HERIJKING
ONDERHOUDSFONDSEN
OPENBARE RUIMTE
2013-2016
2
3
1. Inleiding
1.1 Waarom een beheer- en beleidsplan openbare ruimte
Het beheer van de openbare ruimte is een belangrijke taak van de gemeente. Om doelgericht
en planmatig te kunnen werken, zijn beleidskaders en –doelen noodzakelijk.
Bewoners en gebruikers van de openbare ruimte ervaren deze als een geheel en niet als een
afzonderlijke optelsom van elementen als verlichting, beplanting, verharding en water. Uit
onderzoek van de Universiteit van Groningen blijkt dat gebreken in de kwaliteit in de
openbare ruimte effect hebben op de manier waarop mensen hun leefomgeving gebruiken
en misbruiken (Keizer, K. e.a., The Spreading of Disorder, Science, december 2008). Daarom
benadert de gemeente Uden het beheer ook op een integrale en samenhangende wijze. Deze
aanpak komt onder andere tot uiting in dit plan, dat het beleid en beheer beschrijft voor
praktisch alle aspecten van de openbare ruimte.
In het coalitieprogramma “Kiezen voor de toekomst van Uden” van 2010 staat een algemeen
doel voor de woon- en leefomgeving. De Gemeente Uden wil een goed onderhouden
openbare ruimte, dit dempt vandalisme want een verloederde omgeving stimuleert het.
In dit programma zijn thema’s benoemd die direct gevolg hebben voor de beheerstrategie
van de openbare ruimte. Dit zijn o.a.:
Burgerparticipatie, bijvoorbeeld in de vorm van iDOP’s en iGOP’s;
Het versterken en uitbouwen van het winkelcentrum, streven naar 150.000 bezoekers
per week;
Het versterken van de toeristische attractiviteit in de Maashorst;
Gezamenlijk werken aan het beheer van de openbare ruimte, bijvoorbeeld innovatief
groen;
Scholen en sportvoorzieningen moeten met veilige fiets- en wandelroutes bereikbaar
zijn;
Koploper in duurzaamheid;
Samen maken we leefbaarheid.
1.2 Doel beheer- en beleidsplan openbare ruimte
Dit beheerplan geeft een samenhangend overzicht van de kaders voor het beheer van de
openbare ruimte. Het vormt de basis voor de meerjarenbegroting. Bovendien presenteert het
een visie op het beheer, waarbij de vastgestelde kwaliteitsniveaus het uitgangspunt vormen.
De openbare ruimte vormt een samenhangend geheel, waarbij slechte kwaliteit van het ene
element het andere direct beïnvloedt. Gebruikers maken daarbij geen onderscheid tussen
disciplines en producten. Integraal beleid en beheer vormen daarom uitgangspunten voor dit
4
plan. Het biedt een basis voor integrale afwegingen. Dit is van belang omdat keuzes over
aparte producten afbreuk doen aan de integrale kwaliteit.
Het beheer- en beleidsplan heeft betrekking op de onderstaande disciplines en producten:
Aspect Blauw Bruin Grijs Groen
Opgenomen
producten in dit
plan
Riolering (conclusies
uit vGRP+)
Wegen
Openbare verlichting
Openbaar groen
Niet opgenomen
producten in dit
plan
Nutsvoorzieningen Reiniging
Afvalinzameling
Technische
installaties
Straatmeubilair
Civiele kunstwerken
Kunstobjecten
Bosbeheer
Begraafplaats
Sportvelden
Een groot aantal van de producten zijn nog niet opgenomen in dit plan. De producten welke
wel zijn meegenomen vormen samen wel het grootste deel van de openbare ruimte. In het
volgende plan willen we de volgende producten toevoegen: reiniging, technische installaties,
straatmeubilair, civiele kunstwerken en bosbeheer. De andere producten behoren niet tot dit
plan omdat een aparte dienstverlening is, bijvoorbeeld afvalinzameling, of omdat het
zelfstandige objecten zijn, bijvoorbeeld begraafplaatsen en sportvelden, die geen integraal
onderdeel uitmaken van de openbare ruimte. Nutsvoorzieningen zijn objecten waarvan het
eigendom niet van de gemeente is maar welke wel liggen in de openbare ruimte, we kunnen
dergelijke voorzieningen niet weigeren in de openbare ruimte. Kunstobjecten zijn nu nog
niet opgenomen in het plan hiervoor zullen we afspraken moet maken met de afdeling
Maatschappelijke Ontwikkeling.
Dit plan heeft betrekking op een groot gedeelte van de openbare ruimte van de gemeente
Uden. Hoofddoel is om gedragen uitgangspunten voor het beheer en de kwaliteit vast te
stellen voor de periode 2013-2016.
Doelen van het integrale beheerplan zijn:
Inzichtelijk maken van de prestatie en het streefniveau van gemeente Uden voor het
beheer van de openbare ruimte,
Presenteren van een overzicht van de beheerkosten voor de openbare ruimte, passend bij
het gewenste beeld en de gewenste kwaliteit,
Aangeven welke ontwikkelingen voor het beheer plaatsvinden,
Overzicht geven van de arealen die beheerd worden,
Maken van een integrale afweging voor het beheer van de producten in de openbare
ruimte.
Na vaststelling dient dit plan als beleidskader voor eventueel verder te ontwikkelen dorp- en
gebiedsplannen.
5
1.3 De plaats van het plan in de beleidscontext
Dit beheerplan vormt een schakel tussen de verschillende beleidsplannen voor de producten
in de openbare ruimte en de meerjaren onderhoudsprogramma’s.
De afdeling Openbare Werken is primaathouder voor de beleidsplannen voor de inrichting
van de openbare ruimte. Deze plannen vormen de basis samen met het coalitieprogramma
en raadsbesluiten voor dit plan.
Figuur beleidscontext Integraal Beheerplan Openbare Ruimte
De gebiedsgerichte aanpak zal tot stand komen in gebiedsplannen. De technische en
financiële uitwerking krijgt vorm in dit integrale beheer- en beleidsplan openbare ruimte.
Als randvoorwaarden voor de plannen gelden programma’s van eisen en verordeningen.
1.4 Uitgangspunten bedrijfsvoering beheer openbare ruimte
Voor het effectief en efficiënt uitvoeren van het beleid is een goede bedrijfsvoering
noodzakelijk. De bedrijfsvoering voor het beheer van de openbare ruimte is servicegericht en
heeft drie belangrijke uitgangspunten: maatschappelijke betrokkenheid, lokale
betrokkenheid en duurzaamheid (milieu). Bij de dienstverlening hanteren we de Udense
werkwijze met de vier G’s: Groen, Gezond, Gastvrij en Gezellig. Deze uitgangspunten en
Udense werkwijze toetsen we continu aan de drie K’s: kennis, kosten en klantgerichtheid. Dit
resulteert voor het beheer in een snelle, flexibele en integrale dienstverlening.
Kennis
Het beheer van de openbare ruimte in Uden wordt deels door eigen personeel en deels door
private partijen uitgevoerd. Dit heeft als voordeel dat de gemeente de vakkennis in huis
Raadsagenda Coalitie-
programma
Integraal beheer-
en beleidsplan
openbare ruimte
Inrichtingsbeleid
(ARGU, GVVP, Nota
Openbare Ruimte)
Technische
eisen
Wet en
regelgeving
Gebieds-
plannen
6
houdt en hiervoor niet afhankelijk is van externe partijen. Bij overheidsinstanties die
gekozen hebben om alleen een regierol te vervullen, blijkt dat de expertise vermindert en
dat zowel de controle functie en de rol van opdrachtgever niet optimaal worden uitgevoerd.
Door een deel van de werkvoorbereiding en het beheer zelf te blijven doen houdt Uden
voldoende kennis in huis om het beheer effectief aan te kunnen sturen.
Kosten
De beheercalculaties in dit integrale beheerplan zijn gemaakt op basis van marktprijzen en
onafhankelijk van wie het uiteindelijke beheer uitvoert. Zo kunnen we de kosten van onze
eigen dienst en die van aannemers aan elkaar spiegelen. Hiermee hebben we een ideale
thermometer voor het efficiënt beheren van de openbare ruimte. Door steeds opnieuw een
afweging te maken tussen zelf doen of uitbesteden kunnen we steeds de financieel
gunstigste keuze(s) maken. Bij het realiseren van milieudoelen maken we altijd een
maatschappelijke afweging van de kosten op de korte en middellange termijn, bijvoorbeeld
bij de keuze voor het wel of niet gebruiken van chemische middelen bij het bestrijden van
onkruid.
Klantgerichtheid
De kracht van onze bedrijfsvoering is kwaliteit en flexibiliteit. Door het gebruik van eigen
personeel bieden we ook buiten reguliere werktijden een hoge service. We spelen in op
onverwachte situaties en calamiteiten. In de huidige maatschappij is klantgericht opereren
steeds belangrijker. Door de combinatie van inzetten van eigen personeel met uitbesteden
aan private partijen bereiken we een optimum in flexibiliteit, benutten we lokale kennis en
hebben we goede mogelijkheden voor het ontwikkelen van lokale betrokkenheid bij het
gebiedsbeheer. In de afdeling Openbare Werken zijn alle disciplines in de buitenruimte
inclusief de handhaving vertegenwoordigd. Deze biedt een integraal pakket van
dienstverlening en zorgt voor een optimale onderlinge afstemming van de werkzaamheden.
Combinatie kennis, kosten en klantgerichtheid
De keuze voor de manier van uitbesteden is elke keer terug te voeren op het vastgestelde
beleid en getoetst aan de drie uitgangspunten. Voor werkzaamheden welke niet passen
binnen onze kernkwaliteiten, kiezen we op basis van kosten voor uitbesteden. Maar uit
oogpunt van klantgerichtheid is er bewust voor gekozen om het reinigen van de wegen in
eigen beheer uit te voeren. De uitvoerende organisatie is afgestemd op het integraal en
klantgericht beheren. We blijven telkens de kosten en kwaliteit toetsen aan de markt en
maken waar nodig gebruik van aanvullende expertise uit de markt. Door deze mix van
uitbesteden en in eigen beheer uitvoeren van de onderhoudsmaatregelen leveren we de
burgers van Uden een hoog kwaliteitsniveau voor een marktconforme prijs.
7
2. Samenvatting
Dit integrale beheer- en beleidsplan heeft betrekking op de producten die de kwaliteit van
de openbare ruimte bepalen: riolering (blauw), wegen en openbare verlichting (grijs) en
openbaar groen (groen). Voor het product riolering is vorig jaar het vGRP+ vastgesteld dit
plan loopt van 2012 tot en met 2015. De andere producten lopen tot en met 2016. Medio
2015 zal gestart worden met het wederom opstellen van het integraal beheer- en
beleidsplan openbare ruimte. Hierin zullen de nu al beschreven producten worden aangevuld
met de volgende producten: reiniging (bruin), technische installaties, straatmeubilair en
civiele kunstwerken (grijs) en bosbeheer (groen).
Hoofddoel van dit beheerplan is om gedragen uitgangspunten voor het beheer en
kwaliteitssysteem vast te stellen. Dit beheerplan laat zien wat de prestaties, kosten en
ontwikkelingen voor deze producten zijn en benoemt belangrijke thema’s voor het beheer
van de openbare ruimte.
Dit beheerplan vormt een schakel tussen de vigerende beleidsplannen en de meerjaren-
onderhoudprogramma’s.
De producten in de openbare ruimte
Voor elk product in de openbare ruimte zijn telkens de prestatie, de beleidsuitgangspunten,
de ontwikkelingen en de kosten beschreven. Op basis hiervan is een conclusie getrokken
voor het beheer en worden er aanbevelingen gedaan.
Aspect Blauw (Riolering)
Conclusie en aanbevelingen
Hieronder zijn de belangrijkste conclusies en aanbevelingen geformuleerd:
Uden bezuinigt door doelmatiger rioolbeheer waarbij sobere oplossingen volstaan.
Hierbij worden bepaalde riolen niet vervangen, maar gerepareerd.
Er vindt vanaf 2012 een taakstellende bezuiniging van € 150.000 plaats. De
rioolheffing is structureel € 8 verlaagd tot € 181.
Jaarlijks rekent de gemeente Uden aan riolering € 60.000 extra kosten toe voor vegen
van wegen.
De gemeente Uden heeft vanaf 1 januari 2012 de intentie tot afkoppelen van verhard
oppervlak (indien mogelijk en doelmatig).
8
Aspect Grijs (Wegen)
Conclusie
De gemeente Uden heeft momenteel 2.864.486 m2 verhardingen centraal in beheer. 46%
van deze verhardingen is asfalt en 50% is elementenverharding.
De kwaliteit van de gemeentelijke asfaltverhardingen is voldoende. Op het gebied van
veiligheid, duurzaamheid, aanzien en comfort wordt goed gescoord. Dit wil niet zeggen
dat er geen onderhoud moet worden uitgevoerd aan de asfaltverhardingen. Het in stand
houden van deze kwaliteit gaat gepaard met budget om de kwaliteit te handhaven.
De kwaliteit van de gemeentelijke elementenverhardingen is tevens voldoende, maar
comfort scoort matig. Dit komt met name door kuilen, verzakkingen en hobbels in de
verharding. Dit probleem wordt deels veroorzaakt door bomen in de verharding en door
het gebruik van de wegen. Veel van de comfort problemen zit in de woonwijken en dus
wegen met wegtype 5 (woonerf, wijkstraat). Hier staan natuurlijk ook veel bomen in de
verharding. Ondanks het regelmatig uitgevoerde klein onderhoud zijn er nog veel
oneffenheden, kuilen en verzakking en hobbels te vinden. Dit betekent dat er meer moet
worden geïnvesteerd in de woonwijken om het comfort te verbeteren.
Uit het wegenbeheerprogramma volgt dat ongeveer 3,5% van het totale oppervlak
gemeentelijke verhardingen in aanmerking komt voor direct onderhoud (achterstallig
onderhoud). Hiermee is een bedrag gemoeid van € 2.440.800. Hierbij kan opgemerkt
worden dat een aantal wegen na de weginspecties van 2012 al zijn aangepakt, omdat ze
al op het onderhoudsprogramma stonden. Daarnaast worden er nu en in 2013
werkzaamheden uitgevoerd aan de verhardingen, waardoor het achterstallig onderhoud
nog verder zal verminderen. De huidige onderhoudsachterstand is voor het grootste deel
het gevolg van onderhoud dat al in de afgelopen beleidsperiode (2008-2012) uitgevoerd
had moeten worden, maar deze werkzaamheden zijn later gestart dan gepland. De groot
onderhoud bestekken moesten nog worden gemaakt om de werkzaamheden uiteindelijk
te kunnen uitvoeren.
Uitvoeren van weginspecties is mensenwerk. De gemeente Uden probeert te variëren in
inspecteurs, dit wil zeggen dat de weginspecties elke twee jaar wordt uitgevoerd door een
ander ingenieursbureau. Dit geeft iedere twee jaar toch een iets ander beeld van de
verhardingen in Uden. Het uitvoeren van de maatregeltoets door de gemeente Uden is dan
ook van zeer groot belang. Dit neemt niet weg dat er minieme verschillen ontstaan in de
hoeveelheid achterstallig onderhoud. Wanneer al het onderhoud in de afgelopen
beleidsperiode was uitgevoerd was er in theorie geen achterstallig onderhoud meer. Dit is
natuurlijk een utopie.
9
Aanbevelingen
In deze paragraaf worden de aanbevelingen en bijbehorende financiële consequenties
samengevat die resulteren uit dit beheer- en beleidsplan wegen. De in deze paragraaf
genoemde bedragen zijn exclusief omzetbelasting (21%).
In de gemeente Uden zijn de afgelopen jaren areaaluitbreidingen gerealiseerd die bijna
allemaal zijn verwerkt in het wegenbeheerprogramma XEIZ. Daarnaast zijn er ook nog andere
wijzigingen opgetreden door bijvoorbeeld grondverkoop of zitten er nog kleine foutjes in
het wegenbeheerprogramma. Aanbevolen wordt bovengenoemde zaken in het
wegenbeheerprogramma aan te passen. De structurele kosten voor het centraal onderhoud
aan de gemeentelijke verhardingen worden in onderstaande tabel aangegeven.
2013 2014 2015 2016
Groot onderhoud € 1.200.000 € 1.221.000 € 1.242.367 € 1.264.108
Klein onderhoud € 120.000 € 122.100 € 124.236 € 126.410
Weginspectie € 6.000 € 6.150 € 6.211 € 6.320
Stortkosten € 62.100 € 63.186 € 64.292 € 65.417
Geluidsreducerend asfalt € 65.900 € 67.053 € 68.226 € 69.420
Half- en onverharde wegen € 15.900 € 16.178 € 16.461 € 16.749
Subtotaal € 1.469.900 € 1.495.667 € 1.521.793 € 1.548.424
Integraliteit met andere fondsen € 123.500 € 125.661 € 127.860 € 130.097
Totaal € 1.346.400 € 1.370.006 € 1.393.933 € 1.418.327
De prognose van de stand van de voorziening per 31 december 2012 is € 221.627. Dit
bedrag is vooral nog nodig voor projecten in 2013, omdat het bestaande budget van
€ 770.400 niet voldoende is om al het benodigde onderhoud te kunnen uitvoeren.
In onderstaande tabel worden de structurele bedragen van de huidige toevoeging aan de
voorziening onderhoud wegen uit de meerjarenbegroting vergeleken met de structurele
benodigde toevoeging resulterend uit dit beheer- en beleidsplan wegen.
2013 2014 2015 2016
Huidige toevoeging € 770.400 € 783.475 € 797.185 € 811.136
Benodigde toevoeging € 1.346.400 € 1.370.006 € 1.393.933 € 1.418.327
Extra benodigd € 576.000 € 586.531 € 596.748 € 607.191
Voorgesteld wordt om in periode 2013 - 2016 de huidige storting te handhaven van
€ 770.400 in de voorziening wegen, dit kijkend naar de economische situatie waar we nu
inzitten. Totaal is er dan in de voorziening wegen € 992.027 voor 2013 aanwezig. Dit
betekent wel dat de kwaliteit van de wegen achter uitgaat.
Voorgesteld wordt om aan te sluiten bij de code Milieu Verantwoord Wegbeheer (MVW) door
ondertekening van deze code. Dit houdt tevens bijvoorbeeld in dat de posten met betrekking
tot het afvoeren en storten van teerhoudend asfalt in onze bestekken moeten worden
aangepast.
10
Voorgesteld wordt om geluidsreducerend toe te passen op gebiedsontsluitingswegen 50
(GG5) waar het ook toegepast kan worden. Dit echter in goed overleg met de andere
afdelingen binnen de gemeente Uden. Omdat er veel nadelen vastzitten aan het aanbrengen
van geluidsreducerend asfalt.
Aspect Grijs (Openbare Verlichting)
Conclusie
Om het huidige verlichtingsareaal in stand te houden dient jaarlijks een bedrag te worden
gereserveerd. Om dit bedrag te berekenen is hierna de huidige vervangingswaarde voor de
verschillende onderdelen aangegeven. Voor de afschrijvingstermijn van lichtmasten is 50
jaar aangehouden, voor armaturen 25 jaar. Lampen worden na einde levensduur vervangen.
Vervangingswaarde lichtmasten
Lichtmast Type Aantal Investeringskosten
incl. arbeid
Vervangingswaarde
Diverse Gevels/zuiltjes 71 240 17.040
<= 4 m Standaard 4.515 280 1.264.200
Speciaal 58 450 26.100
<= 6 m Standaard 1.514 320 484.480
Speciaal 64 520 33.280
Kromstaf 33 540 17.820
<= 8 m Standaard 1.422 580 824.760
Speciaal 120 750 90.000
Kromstaf 164 800 131.200
<= 10 m Standaard 1.079 820 884.780
Speciaal 9 950 8.550
Kromstaf 19 980 18.620
> 10 m Standaard 12 1.200 14.400
Speciaal 3 3.800 11.400
Totaal 9083 € 3.826.630
Vervangingswaarde armaturen
Armatuur Type Aantal Investeringskosten
incl. arbeid
Vervangingswaarde
Diverse Tunnel/zuil/gr.spot 106 360 38.160
<= 4 m Standaard 4.515 260 1.173.900
Speciaal 58 420 24.360
<= 6 m Standaard 1.514 300 454.200
Speciaal 64 450 28.800
Kromstaf 33 1000 33.000
<= 8 m Standaard 1.422 380 540.360
Speciaal 120 480 57.600
Kromstaf 164 1050 172.200
<= 10 m Standaard 1.079 450 485.550
Speciaal 9 520 4.680
Kromstaf 19 1.100 20.900
> 10 m Standaard 12 620 7.440
Speciaal 3 1.500 4.500
Totaal 9118 € 3.045.650
11
Vervangingswaarde lampen
Remplace jaar Aantal Vervangingswaarde
2012 1.855 44.729
2013 391 10.685
2014 1.086 33.389
2015 583 19.062
2016 1.119 33.808
2017 528 15.624
2018 2.293 52.785
2019 1.442 29.047
2020 1.764 45.294
2021 1.225 25.669
Totaal 12.286 310.092
Gem. over 10 jaar 1.229 € 31.009
Het jaarlijks te reserveren bedrag voor vervanging en remplace kan als volgt worden
berekend:
Aantal Bedrag totaal Afschrijvingstermijn Te reserveren bedrag
9.083 masten € 3.826.630 50 jaar 75.532
9.118 armaturen € 3.045.650 25 jaar 121.826
12.286 lampen € 310.092 Gem. over 10 jaar 31.009
Totaal jaarlijks te reserveren voor vervanging € 228.367
Onderstaande grafiek geeft globaal inzicht in de te verwachten vervangingskosten voor de
komende jaren. Het overzicht is gebaseerd op de onder 6.2 genoemde
afschrijvingstermijnen. De grafiek laat zien dat vanaf circa 2023 het aantal afgeschreven
masten en armaturen sterk zal toenemen. Tevens is de vervangingsachterstand te zien.
0
100.000
200.000
300.000
400.000
500.000
600.000
700.000
800.000
Achte
rsta
llig
201
5
201
8
202
1
202
4
202
7
203
0
203
3
203
6
203
9
204
2
204
5
204
8
205
1
205
4
205
7
206
0
Bed
rag in
eu
ro
Jaar
Vervangingsinvestering per jaar
Armaturen
Masten
12
Aanbevelingen
Zoals aangegeven is het uitgangspunt voor de berekening van bovenstaande cijfers dat het
totale verbeteringsplan wordt gerealiseerd binnen een termijn van vier jaar. In het kader van
duurzaamheid en besparing van het energiegebruik op korte termijn is dit zoals gezegd een
ambitieuze optie.
Als alternatief kan worden gekozen voor een minder duurzame oplossing. Uitgangspunt
hierbij is de huidige beschikbare middelen, een jaarlijks bedrag van € 205.651 als
voorziening voor remplace en vervanging. Na aftrek van een reservering van € 31.009 voor
remplace blijft er jaarlijks circa € 175.000 over voor vervanging. Dit bedrag is niet
toereikend voor de berekende jaarlijkse vervanging van masten en armaturen. Onder
paragraaf 6.2 is aangegeven dat hiervoor een bedrag nodig is van € 75.532 + 121.826 =
€ 197.358. Er ontstaat dan een jaarlijks te kort van circa € 22.358 om de OVL in stand te
houden.
In deze situatie is het voorstel om de ergste knelpunten (vervanging van oude HPLN
armaturen) als eerste aan te pakken. De kosten voor vervanging van oude HPLN armaturen
inclusief verbetering zijn eerder voor 137 straten geraamd op circa € 1.500.000. Ervan
uitgaande dat jaarlijks circa € 175.000 beschikbaar is zal de ombouw dus over circa 8,5 jaar
zijn afgerond.
Het is duidelijk dat is deze situatie de termijn voor uitvoering van het voorgestelde
vervangingsplan van de OVL aanzienlijk wordt verlengd. Van een verbetering van de OVL is
voorlopig op bescheiden wijze sprake. Alleen de ergste knelpunten kunnen op deze manier
worden aangepakt terwijl door ontbreken van voldoende financiële middelen de achterstand
in vervanging nog verder zal toenemen. De gemeente zal in deze situatie het streven om
koplopergemeente te zijn in duurzaamheid moeten verlaten.
Onderzocht gaat worden of de besparingen in energieverbruik kunnen worden gebruikt om
toch versneld vervangingen, op het gebied van duurzaamheid, uit te kunnen voeren. Dit zal
te zijner tijd separaat aan het college van B&W worden voorgelegd.
Aspect Groen
Conclusie
Als we kijken naar de periode 2013-2022 komt de gemiddelde jaarlijks benodigde
investering op ruim € 440.000. Het jaarlijkse beschikbare budget is € 398.000 (geplande
storting € 379.000 en € 19.000 aankoop speeltoestellen uit de reguliere onderhouds-
begroting) waardoor een theoretisch tekort van ongeveer € 40.000 op jaarbasis ontstaat. In
de huidige reserve voor Groen is eind 2012 een bedrag van ca. € 510.000 beschikbaar. Door
13
het aanspreken van de genoemde reserve en kleine voordelen bij integrale uitvoering kan
gesteld worden dat het jaarlijks beschikbare budget van € 398.000 voor de komende 10 jaar
voldoet.
In onderstaand overzicht zijn de Groot Onderhoud Projecten voor de komende 4 jaar
indicatief benoemd. Jaarlijks zal een concrete, integrale projectenlijst ter besluitvorming
worden voorgelegd.
Overzicht groot onderhoud groenvoorzieningen ea 2013-2016 (indicatief)
Omschrijving project 2013 2014 2015 2016
Vervanging recreatieve voorzieningen € 90.000 € 90.000 € 90.000 € 90.000
Integrale projecten
*Heinsbergenstraat € 150.000
*Rentmeestershoef/Schoutenhoek € 110.000
Aert Willemstraat € 40.000
Hofstukken € 65.000
Vaarzenhof € 65.000
Bosveld € 65.000
Meerhoek € 65.000
Div. straten wijk Schutveld € 30.000
Hoevenseveld fase 2, totale inrichting € 100.000
Bogerd vijfhuis div. straten totale inrichting € 35.000
Specifiek groot onderhoud groenvoorzieningen ea
*Beschoeiingen vijvers melle en raam 50% van totaal € 150.000 € 150.000
Vervanging bomen Nonneveld € 40.000
Vervanging bomen Hermelijnstraat € 40.000
Vervanging bomen Bloesemplein € 40.000
Grootschalige vervanging bomen € 80.000 € 80.000 € 80.000
Kleinschalige vervanging bomen € 20.000 € 20.000 € 20.000 € 20.000
Groot onderhoud beplantingen € 30.000 € 30.000 € 30.000 € 30.000
Groot onderhoud grasvegetaties € 25.000 € 25.000 € 25.000 € 25.000
Jaarlijkse inspectie en onderhoud beheersysteem € 17.500 € 17.500 € 17.500 € 17.500
Total investering groot onderhoud groenvoorzieningen € 752.500 € 542.500 € 392.500 € 427.500
Totaal 2013 t/m 2016 € 2.115.000
* Betreft achterstallige projecten, totaal € 560.000
Beschikbaar budget € per 31-12-2012 € 510.000
Voeding jaarlijks € 401.000 gedurende 4 jaar € 1.604.000
Totaal beschikbaar € 2.114.000
Aanbevelingen
Fysieke kwaliteit
Voor een gedegen onderbouwing van de jaarlijkse vervangingsinvestering zal op locatie
bekeken moeten worden of vervanging daadwerkelijk noodzakelijk is.
Een mogelijke methode hiervoor is om uit het beheersysteem voor het betreffende planjaar
de theoretische vervanging inzichtelijk te maken met bijvoorbeeld een themakaart waardoor
14
de locaties van de elementen duidelijk zijn en er gericht een schouw kan plaatsvinden op de
fysieke kwaliteit.
Bijhouding areaalgegevens
Om in de toekomst VTL berekeningen te kunnen maken en eventueel bij te stellen is het
noodzakelijk de areaalgegevens in het beheersysteem op peil te houden. Gestreefd zal
moeten worden naar een actualiteit van 90% tot 95%. Het aanlegjaar moet per nieuw op te
voeren element verplicht worden opgevoerd.
Het aanleveren van mutaties door eigen dienst en/of externe partijen speelt hierin natuurlijk
een belangrijke rol maar zal op den duur niet voldoende zijn om een goede actualiteit te
waarborgen. Wij adviseren om jaarlijks een deel van het areaal (bijv. een aantal wijken) te
herinventariseren. Als dit consequent plaatsvind kan in een cyclus van 3-5 jaar het volledige
areaal van de gemeente Uden worden naverkend.
De bijhouding van het bomenbestand kan worden gecombineerd met de uit te voeren VTA-
controle.
Mogelijke bezuinigingen op groot onderhoud/vervangingskosten
Duurzaam inkoopbeleid waardoor levensduur kan worden verlengd;
Hergebruik speeltoestellen op andere locaties’s;
Indien mogelijk reparatie van speeltoestellen i.p.v. vervanging, hierdoor kan de
levensduur van een speeltoestel soms aanzienlijk worden verlengd;
Besparingen kunnen al in de ontwerpfase worden gerealiseerd (keuze plantmateriaal,
bomen, speelterreinen, afrasteringen, etc.)
15
Aspect Grijs (Wegen)
Inhoud
1. Inleiding 23
1.1 Doel rapportage 23
1.2 Bestuurlijk kader 24
2. CROW Methode 25
2.1 Huidige systematiek 25
2.2 Weginspectie 26
2.3 Geautomatiseerd wegenbeheerprogramma 26
2.4 Budgetplanning 27
3. Beleidskader 28
3.1 Areaaluitbreidingen 28
3.2 Werkwijze beheer 29
3.2.1 Visuele inspectie 29
3.2.2 Verwerking inspecties in wegenbeheerprogramma 30
3.2.3 Onderhoudsplan en onderhoudskosten 30
3.2.4 Inhoudelijke analyse en beoordeling 30
3.2.5 Integraliteit met andere disciplines 31
3.2.6 Integraliteit met externen 31
3.3 Afkoppelbeleid 32
3.4 Teerhoudend asfalt 32
3.5 Geluidsreducerend asfalt 33
3.6 Winterschade 34
3.7 Prioritering beleidsthema’s 35
3.8 Communicatie 36
3.8.1 Communicatie met het bestuur 36
3.8.2 Communicatie met de bewoners 36
16
4. Huidig areaal 37
4.1 Oppervlakte verhardingstypen 37
4.2 Oppervlakte wegtypen 37
4.3 Oppervlakte per verhardingstype en per wegtype 38
4.4 Oppervlakte per jaar van aanleg per verhardingstype 38
4.5 Weginspectie 2012 39
4.6 Kwaliteit asfaltverhardingen 39
4.6.1 Kwaliteit asfaltverhardingen beleidsthema aanzien 40
4.6.2 Kwaliteit asfaltverhardingen beleidsthema comfort 40
4.6.3 Kwaliteit asfaltverhardingen beleidsthema duurzaamheid 41
4.6.4 Kwaliteit asfaltverhardingen beleidsthema veiligheid 41
4.7 Kwaliteit elementverhardingen 42
4.7.1 Kwaliteit elementenverharding beleidsthema aanzien 42
4.7.2 Kwaliteit elementenverharding beleidsthema comfort 43
4.7.3 Kwaliteit elementenverharding beleidsthema duurzaamheid 43
4.7.4 Kwaliteit elementenverharding beleidsthema veiligheid 44
4.8 Achterstallig onderhoud 44
5. Kosten 45
5.1 Soorten kosten 45
5.2 Kosten groot onderhoud 46
5.2.1 Basisplanning 46
5.2.2 Gemuteerde basisplanning 47
5.2.3 Budgetplanning 47
5.3 Kosten klein onderhoud 48
5.4 Rehabilitatie 48
5.5 Kosten weginspecties 49
5.6 Kosten wegmarkeringen 49
5.7 Kosten teerhoudend asfalt 49
5.8 Kosten geluidsreducerend asfalt 50
5.9 Kosten half- en onverharde wegen 50
5.10 Structurele kosten onderhoud 2013-2017 50
5.11 Vergelijking met de meerjarenbegroting 51
5.12 Voorziening onderhoud wegen 51
17
5.13 Dekking tekort t.o.v. meerjarenbegroting 52
5.14 Prognose kosten 2017-2020 52
5.15 Eeuwigdurend onderhoud 52
6. Uitgangspunten, conclusies en aanbevelingen 54
6.1 Uitgangspunten 54
6.2 Conclusies 54
6.3 Aanbevelingen 55
Bijlagen
Bijlage 1 Verrekening kostenvoordelen integrale uitvoering riolering en
Wegen 57
Bijlage 2 Eeuwigdurende beheerkosten wegen 70
18
Aspect Grijs (Openbare Verlichting)
Inhoud
1. Inleiding 89
1.1 Noodzaak en nut OVL 89
1.2 Doelen 89
1.3 Aansprakelijkheid 90
1.4 Definitie 90
1.5 Relatie andere plannen 90
1.6 Leeswijzer 91
2. Samenvatting 92
2.1 Het Beleidsplan OVL gemeente Uden 2008-2012 92
2.2 Aanleiding tot de herziening van het Beleidsplan 92
2.3 Herziening Beleidsplan OVL 2012-2015 93
2.4 Conclusie 93
3. Evaluatie Beleidsplan 2008 96
3.1 Doelstelling Beleidsplan 2008 96
3.1.1 Uitgangspunten en randvoorwaarden 96
3.1.2 Buiten de bebouwde kom 96
3.1.3 Binnen de bebouwde kom 97
3.1.4 Onderhoud 97
3.2 Bereikte resultaten 98
3.2.1 Buiten de bebouwde kom 98
3.2.2 Binnen de bebouwde kom 98
3.2.3 Algemeen 99
3.2.4 Onderhoud 99
3.3 Duurzaamheid 100
3.3.1 Duurzame energie 100
3.3.2 Energiebesparing en CO2 100
3.3.3 Duurzaam inkopen 101
3.3.4 Duurzaam ontwerp en onderhoud 101
19
3.4 Interne analyse 102
3.4.1 Organisatie 102
3.4.2 Klachtenmanagement 103
3.4.3 Communicatie 103
3.4.4 Storingsanalyse 103
3.4.5 Rationeel en economisch beheer 103
3.5 Resultaat in kengetallen 104
3.5.1 Ontwikkeling lichtstroomproductie, energieverbruik en
lampsysteemrendement 104
3.5.2 Gegevens energieverbruik 105
3.5.3 Verdeling lampsoorten 106
3.6 Beknopte weergave van het OVL areaal 106
3.6.1 Omvang 106
3.6.2 Toestandsinformatie en ouderdom OVL bestand 107
3.6.3 Diversiteit materialen 108
3.6.4 Aantal lampen 108
3.6.5 Schakel- en dimtijden 108
4. Nieuwe ontwikkelingen 109
4.1 Aandacht voor donkertegebieden 109
4.1.1 Lichtvervuiling 109
4.1.2 Lichthinder 109
4.1.3 Duisternis categorieënkaart 109
4.2 Techniek 110
4.2.1 Dimmen of dynamische verlichting 110
4.2.2 Led-verlichting 112
4.2.3 Zonne-energie 113
4.2.4 Stabiliteitsmetingen 113
4.2.5 Keuze lichtmasten 114
4.3 Ondergronds netwerk 116
4.4 Wetgeving 116
4.4.1 NSVV Normen 116
4.4.2 Criteria Duurzaam inkopen 117
4.4.3 Nieuwe Aanbestedingswet 118
4.4.4 Grondexploitatiewet (GREX) 120
20
4.5 Kengetallen 120
4.6 Energielabels 121
4.7 Uden Nota Openbare Ruimte 123
5. Bijgestelde beleidsuitgangspunten 124
5.1 Buiten de bebouwde kom 124
5.2 Binnen de bebouwde kom 124
5.3 Algemene beleidsuitgangspunten 125
5.4 De belangrijkste verschillen ten opzichte van het
Beleidsplan 2008 127
6. Financiën 129
6.1 Huidige kosten voor beheer en onderhoud OVL 130
6.2 Benodigde middelen voor instandhouding huidig areaal OVL 130
6.3 Financiële consequenties beleidsplan OVL 132
6.3.1 Totale investeringskosten verbeteringsplan 132
6.3.2 Kosten voor beheer en onderhoud na realisatie verbeteringsplan 132
6.4 Duurzaam alternatief: vervanging HPLN + verbetering OVL
korte termijn 133
6.5 Minder duurzaam alternatief: uitgaande van de huidige
beschikbare middelen 133
Bijlagen
Bijlage 1 Klachtenmanagement 135
Bijlage 2 Verlichtingstabellen 139
Bijlage 3 Conclusies & aanbevelingen led oplossingen voor OVL 2010 140
Bijlage 4 Overzicht wegen voor toepassing dynamische verlichting 142
Bijlage 5 Kaart met donkertegebieden 143
Bijlage 6 Kaart met historische route 144
Bijlage 7 Begrippenlijst 145
21
Aspect Groen
Inhoud
1. Samenvatting 146
2. Berekeningen VTL (Vervanging Technische Levensduur) 147
2.1 Inleiding 147
2.2 Openbaar groen 147
2.2.1 Vervangingsinvestering openbaar groen 147
2.3 Recreatieve voorzieningen 147
2.3.1 Vervangingsinvestering recreatieve voorzieningen 148
2.4 Totaal 148
2.4.1 Vervangingsinvesteringen totaal 148
2.5 Tabel technische levensduur per categorie 149
3. Conclusie en aanbevelingen 150
3.1 Conclusies 150
3.1.1 Langjarig gemiddelde (25 jaar) 150
3.2 Beschikbare middelen 150
3.2.1 Gemiddelde investering komende 10 jaar 150
3.3 Aanbevelingen 151
3.3.1 Fysieke kwaliteit 151
3.3.2 Bijhouding areaalgegevens 152
3.3.3 Mogelijke bezuinigingen op groot onderhoud/
vervangingskosten 152
22
23
A. Wegen
1. Inleiding
Wegbeheer is een belangrijkijk onderdeel van het beheer van de openbare ruimte.
Wegbeheerders hebben vanuit de Wegenwet de zorgplicht voor wegverhardingen. Dit
betekent dat de gemeente als wegbeheerder te allen tijde verantwoordelijk is voor de
kwaliteit (onderhoudstoestand) van de verhardingen die de gemeente in beheer heeft. Deze
zorgplicht moet er voor zorg dragen dat het gebruik van de wegen veilig plaats kan vinden
en schades/ongevallen ten gevolge van gebreken aan de weg zoveel mogelijk worden
voorkomen.
Andere wettelijke kaders waarbinnen wegbeheer dient te worden uitgevoerd zijn het
Burgerlijk Wetboek, de Wet Milieubeheer en de ARBO-wetgeving. Spelers in het proces van
wegbeheer zijn het bestuur, het cluster Civiele Techniek van de afdeling Openbare Werken,
de buitendienst en de gebruikers van het product van wegbeheer, de burgers. Dit complexe
kader vraagt om een duidelijk beheerbeleid.
Het beheer- en beleidsplan wegen 2013-2017 geeft in hoofdlijnen het kwalitatieve en
financiële niveau aan waarop het college haar taak als wegbeheerder dient uit te voeren.
Jaarlijks legt het college aan de gemeenteraad verantwoording af door middel van de
programmarekening (hoofdstuk 2.5 Onderhoud kapitaalgoederen). In de programma-
rekening wordt terug gekeken op het uitgevoerde onderhoud, de staat van onderhanden
werken en wat het dat jaar heeft gekost. Het beheer- en beleidsplan wegen kijkt vooral
vooruit en is bepalend voor het stellen van prioriteiten en de beschikbaar te stellen
budgetten.
1.1 Doel rapportage
Het doel van deze rapportage is objectief inzicht te geven in de kwaliteit van de
verhardingen en de daaruit voortvloeiende maatregelen en financiële consequenties voor de
periode 2013-2016 en een prognose te geven voor de periode 2017-2020.
Verder wordt in deze rapportage:
de CROW-methode (CROW staat voor Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de
Grond-, water en Wegenbouw en Verkeerstechniek) toegelicht;
een beschrijving gegeven van de kwaliteit van de bij de gemeente in beheer zijnde wegen
op basis van de inspecties uitgevoerd in het voorjaar van 2012;
een inschatting gemaakt van de benodigde financiële middelen voor het beheer en
onderhoud van wegen in de komende jaren.
24
1.2 Bestuurlijk kader
Het Beheer- en beleidsplan wegen 2013-2016 is opgesteld binnen het bestuurlijk kader dat
is aangegeven in de programmabegroting. Het Beheer- en beleidsplan wegen 2013-2016 is
in feite een vertaalslag van het geen al door de raad en het college is vastgesteld en is een
vervolg op het Meerjarenonderhoudsplan wegen 2009-2012 uit 2008.
In de Programmabegroting 2012-2015 stelt de raad dat de openbare ruimte, en hiermee dus
ook de wegen, regulier moeten worden onderhouden. Het op een gemiddeld onderhouds-
niveau houden van de wegen wordt bewerkstelligd met behulp van de landelijk aanvaarde
methode van de CROW, door het onderhoud uit te voeren conform het onderhouds-
programma dat is gebaseerd op inspecties volgens de CROW-methodiek. Ook stelt de raad
dat er snel en adequaat moet worden gereageerd op meldingen openbare ruimte en er wordt
onderzocht wat de oorzaak is van vernielingen/vandalisme. Daarnaast moeten de groot-
onderhoudsprojecten worden voorbereid en uitgevoerd welke zijn benoemd in het
onderhoudsprogramma voor onder andere wegen, welke elk jaar wordt opgesteld.
25
2. CROW-methode
Wegbeheer is een belangrijke taak voor Rijkswaterstaat, provincies, gemeenten en
wegbeherende waterschappen. Bij de laatste drie genoemde instanties wordt wegbeheer
uitgevoerd met de CROW methode (CROW staat voor Centrum voor Regelgeving en
Onderzoek in de Grond-, water en Wegenbouw en Verkeerstechniek), waarvan de
oorspronkelijke versie onder de naam ‘Rationeel Wegbeheer’ in de tachtiger jaren is
geïntroduceerd.
2.1 Huidige systematiek
Sinds de introductie van de methode van ‘Rationeel Wegbeheer’ is er het nodige veranderd in
de manier waarop het beheer van het wegennet plaatsvindt. Technische wijzigingen, zoals
de introductie van nieuwe asfaltdeklagen en veranderingen in de bestuurlijke processen rond
het beheer van de openbare ruimte, waren in de negentiger jaren dan ook de aanleiding voor
CROW om de gehele methode van wegbeheer te herzien. De kern van de huidige systematiek
bestaat uit twee delen:
de kwaliteit van de wegen wordt periodiek en op een objectieve wijze vastgelegd;
op basis van de waargenomen kwaliteit wordt bepaald wanneer op bepaalde wegen welke
onderhoudsmaatregelen noodzakelijk zijn en welke kosten dit met zich mee brengt.
Bij toepassing van deze systematiek is op elk moment inzichtelijk wat de kwaliteit van de
wegen in beheer is en welke financiële middelen er de komende jaren nodig zijn om op een
financieel verantwoorde wijze aan de zorgplicht te voldoen. In onderstaand figuur wordt het
proces van wegbeheer schematisch weergegeven.
Figuur 1
Vaste gegevens Variabele gegevens
CROW Richtlijnen
Gedragsmodel
waarschuwingsgrens
Eenheidsprijzen
basisplanning
Integrale afstemming
Gemuteerde basisplanning
Beschikbaar budget
Budgetplanning
Prioritering
26
2.2 Weginspectie
Op basis van een jaarlijkse inspectie (tweejaarlijks in Uden) van de in beheer zijnde
verhardingen wordt een actueel beeld verkregen van de conditie van het wegennet. De
inspectie richt zich op zichtbare schades zoals scheurvorming en oneffenheden.
De kwaliteit van de weg wordt vastgelegd aan de hand van de ernst en omvang van de
waargenomen schades. Dit betekent globaal dat lichte schade over een groot oppervlak een
gelijkwaardig kwaliteitsoordeel krijgt als ernstige schade over een klein oppervlak. Er wordt
onderscheid gemaakt in elementenverhardingen (klinkers, tegels, kinderkopjes enzovoort)
en asfaltverhardingen. Per schadebeeld wordt de kwaliteit vastgelegd in een waardering en
deze wordt vervolgens ingevoerd in het geautomatiseerde wegenbeheerprogramma.
2.3 Geautomatiseerd wegenbeheerprogramma
Voordat het uiteindelijke proces van planning en budgetbepaling met behulp van het
geautomatiseerde wegenbeheerprogramma kan plaatsvinden worden in het pakket
maatregelgroepen, maatregelen, waarschuwingsgrenzen en gedragsmodellen aangegeven.
Deze staan standaard in het pakket en zijn gebaseerd op landelijk erkende ervaringscijfers
van de CROW.
Nadat de inspectiegegevens zijn ingevoerd wordt door het wegenbeheerprogramma, aan de
hand van de buiten geconstateerde schadebeelden en de ouderdom van de constructie per
wegvakonderdeel, het volgende vastgesteld:
wanneer is er een maatregel noodzakelijk?;
welke maatregel is noodzakelijk?;
welke kosten zijn aan deze maatregel verbonden?
Uiteindelijk worden voor de komende vijf jaar, per jaar, de te onderhouden wegvak-
onderdelen geselecteerd, het voor die onderdelen benodigde type onderhoud vastgesteld en
de daarmee gepaard gaande kosten berekend en vastgelegd in de basisplanning. De selectie
van de te onderhouden onderdelen gebeurt op basis van vergelijking van de actuele schade
met landelijk aanvaarde onderhoudsrichtlijnen.
Kosten voor klein onderhoud en reconstructiemaatregelen zijn in het geautomatiseerde
wegenbeheerprogramma niet meegenomen. In de onderstaande grafiek (figuur 2) is het
effect van de verschillende onderhoudsmaatregelen op de onderhoudstoestand van de
verharding. Voor rehabilitatie kan ook reconstructie worden gelezen.
27
Figuur 2
Ook wordt geen rekening gehouden met het beleidskader zoals in hoofdstuk 3,
Beleidskader, van dit rapport is aangegeven. Om hier toch rekening mee te kunnen houden
worden in de basisplanning handmatig mutaties aangebracht zodat bijvoorbeeld kan worden
voldaan aan het beperken van overlast voor de burger. Wanneer de basisplanning aangeeft
dat van bijvoorbeeld straat X in het jaar 2012 alleen de rijbaan moet worden herstraat, wordt
handmatig aangegeven dat in datzelfde jaar in diezelfde straat ook de parkeervakken en
voetpaden moeten worden herstraat. Uiteindelijk wordt de basisplanning op deze wijze
omgezet naar een gemuteerde basisplanning.
2.4 Budgetplanning
Nadat projecten die niet in de gemuteerde basisplanning voorkomen, omdat ze (nog) niet in
het geautomatiseerde wegenbeheerprogramma zijn opgenomen, en projecten waaraan door
het bestuur prioriteit wordt toegekend zijn toegevoegd, resulteert uit het totale proces de
budgetplanning. Dit is de opsomming van het daadwerkelijk uit te voeren onderhoud met de
daarbij behorende kosten en is in eerste instantie de technisch en financieel meest gewenste
strategie op basis van een gemiddelde kwaliteit. Desondanks kan door het bestuur worden
gekozen voor het uitstellen van benodigd onderhoud als gevolg van beperkte budgetten. Dit
heeft echter altijd grote gevolgen voor de kwaliteit van de verhardingen.
Een te laag budget resulteert altijd in onderhoudsachterstand. Bovendien is er sprake van
kapitaalvernietiging. Wanneer asfaltonderhoud niet op het juiste moment wordt uitgevoerd,
wordt de noodzakelijke maatregel zwaarder en dit geeft extra kosten bovenop de reguliere
prijsstijging. Het beschikbaar stellen van een te laag budget leidt onvermijdelijk tot forse
investeringen in de toekomst om achterstallig onderhoud weg te werken.
De budgetplanning is een planning voor gebruik op bestuursniveau. Specifieke details van
het uit te voeren onderhoud, zoals de dikte van asfaltlagen, komen pas in een later stadium
aan de orde. Deze details worden op projectniveau voor de individuele wegen of wegvak-
onderdelen ingevuld en spelen in de communicatie tussen bestuur en beheer geen rol. Zij
zijn dan ook nadrukkelijk buiten de methode gehouden. Daarmee is de CROW-methodiek op
bestuursniveau goed hanteerbaar.
28
3. Beleidskader
De gemeente Uden maakt voor het doorlopen van de CROW-methodiek gebruik van het
geautomatiseerde wegenbeheerprogramma XEIZ van ingenieursbureau Arcadis. Het resultaat
van het doorlopen van de CROW-methodiek met behulp van dit pakket resulteert in eerste
instantie in een lijst van werkzaamheden uitgesplitst naar wegonderdelen (rijbaan,
voetpaden enzovoort). Deze lijst noemt de CROW de basisplanning.
De toepassing van de CROW-methodiek staat echter niet op zichzelf maar vormt één geheel
met het gemeentelijk beleid, waaronder de Programmabegroting en het Beheer- en
beleidsplan wegen. Dit leidt uiteindelijk tot een overzicht van de benodigde financiële
middelen in de periode 2013-2017 (budgetplanning). De factoren die, naast de CROW-
methodiek, van invloed zijn op de (budget)planning worden in dit hoofdstuk besproken.
3.1 Areaaluitbreidingen
In de gemeente Uden vinden regelmatig uitbreidingen plaats in de vorm van woonwijken of
bedrijventerreinen. Dit betekent een uitbreiding van de te beheren hoeveelheid
verhardingen. De benodigde financiële middelen voor de lange termijn zullen hierdoor
toenemen. Aangezien nieuw aangelegde verhardingen na aanleg van goede kwaliteit zijn, zal
dit in de eerste 10 jaar nauwelijks van invloed zijn op de direct benodigde financiële
middelen. Er zal alleen klein onderhoud worden gepleegd. Na ongeveer 10 jaar mag worden
verwacht dat de eerste groot onderhoudsmaatregelen noodzakelijk zijn.
In de gemeente Uden zijn de afgelopen areaaluitbreidingen gerealiseerd die op een klein
deel na zijn verwerkt in het wegenbeheerprogramma XEIZ. Voor de komende periode staan
er ook wat areaaluitbreidingen gepland die leiden tot aanpassing van het budget na de
planperiode 2013-2017, dit zijn echter minder uitbreidingen dan verwacht. Dit heeft te
maken met de zware economische periode waar wij nu inzitten. Er wordt weinig grond
verkocht en er is weinig interesse in nieuwe woningen waardoor er minder woonwijken
ontstaan dan gepland. Dit geldt zeker ook voor de geplande bedrijventerreinen. De
eerstkomende 10 jaar zijn deze uitbreidingen nauwelijks van invloed op de direct benodigde
financiële middelen.
De volgende uitbreidingslocaties zijn de afgelopen jaren gerealiseerd of worden binnen nu
en vier jaar gerealiseerd:
Hoenderbos III
Velmolen Oost
Schepersweg
Volkel west
29
Centrumplan Promenade
Abdijlaan
Parkeerterrein hoek St. Jansstraat/Birgittinessenstraat
Uden Noord (ziekenhuis Bernhoven)
Ontmoetingsplein Bitswijk
Verharding de Bevrijdingshof
Verharding Brede School de Ontmoeting
Retraitehuis
Runmolen
Spechtenlaan fase 2
Bijna alle projecten maken deel uit van het programma ‘Uden bouwt’.
In het vorige plan staat beschreven dat er nog diverse locaties niet zijn opgenomen in het
wegenbeheerprogramma. Deze locaties werden adhoc onderhouden door de buitendienst.
Bijna alle locaties, verharding begraafplaats en verharding scholen, staan in het wegen-
beheerprogramma. Achterpaden bij koopwoningen en verhardingen bij sportvelden staan
nog niet allemaal in het wegenbeheerprogramma, deze worden de komende periode
toegevoegd.
De invloed van de uitbreidingslocaties op de budgetten voor de periode na 2017 is nog niet
in te schatten. Dit zal terug te vinden zijn in de plannen van 2018-2022 en 2023-2027. De
meerkosten die voortkomen uit areaaluitbreidingen worden telkens aan het begin van een
nieuw periode, die gepaard gaat met een nieuw beheer- en beleidsplan, in de terugkerende
bijsturing van de budgetten meegenomen. Overigens wordt jaarlijks bij de begroting
geïnventariseerd wat de areaaluitbreiding is geweest en worden hiervoor aanvullende
onderhoudsbedragen geraamd. De dotatie aan de voorziening kan hierdoor stijgen.
3.2 Werkwijze beheer
Het onderhoud aan wegen omvat meer dan alleen het onderhoud aan de verharding. Ook
bermen, weginrichting (verkeersborden, zitbanken, afvalbakken e.d.) en openbare verlichting
maken onderdeel uit van de weg. Dit beleidsplan is alleen gericht op het technische
onderhoud aan wegverhardingen en de in dit plan bepaalde kosten hebben alleen daarop
betrekking.
3.2.1 Visuele inspectie
Op basis van een regelmatige visuele weginspectie (eens per twee jaar) wordt een actueel
beeld gekregen van de conditie van ons wegennet. Een visuele inspectie wordt uitgevoerd
om de met het oog waarneembare schades aan de bovenzijde van de verharding tijdig vast
te stellen en eenduidig vast te leggen.
30
3.2.2 Verwerking inspecties in wegenbeheerprogramma
Bij een inspectie wordt per schade een cijferwaardering gegeven waarbij de combinatie van
ernst en omvang maatgevend is. Met de verkregen cijferwaardering berekent het
beheerprogramma de restlevensduurperiode en de gemiddelde restlevensduur en kan het
meerjaren onderhoudsplan opgesteld worden. De planningen en begrotingen worden
opgesteld met behulp van de vaste gegevens die in het beheerprogramma zijn opgeslagen
aangevuld met de variabele gegevens uit de visuele weginspectie. Door de
kwaliteitsgegevens aan de CROW-richtlijnen te toetsen stelt het beheerprogramma vast of er
op korte termijn onderhoud noodzakelijk is. Als dit niet het geval is dan wordt met behulp
van voorgeprogrammeerde gedrags-modellen en waarschuwingsgrenzen
(onderhoudsrichtlijnen) de planningstermijn bepaald.
3.2.3 Onderhoudsplan en onderhoudskosten
Na het vaststellen van het planjaar bepaalt het beheerprogramma de onderhouds-
maatregelen en de daarbij behorende kosten. De kosten worden bepaald door het systeem
te laten rekenen met landelijke eenheidsprijzen die jaarlijks worden herzien. Het uit te
voeren onderhoud wordt bepaald door relaties te leggen tussen de aangetroffen
schadebeelden uit de visuele weginspectie en de voorgeprogrammeerde maatregelgroepen
in het beheerprogramma (volgens de CROW-methode). Aan de maatregelgroepen zijn weer
de meest efficiënte onderhoudsmaatregelen gekoppeld.
Het beheerprogramma bepaalt een basisplanning en basisbegroting. Het gaat hierbij om de
technisch noodzakelijke planning en begroting en wordt dus gezien als een eerste concept
uitdraai. Hierbij wordt geen rekening gehouden met prioriteiten, begrotingsbudgetten en
eventuele budgetbeperkingen en is daarmee dus niet direct maatgevend voor het
uiteindelijke uitvoeringsprogramma.
3.2.4 Inhoudelijke analyse en beoordeling
De, in de basisplanning, genoemde wegen inclusief de voorgestelde onderhouds-
maatregelen worden inhoudelijk door de afdeling Openbare Werken beoordeeld. Omdat de
voorgestelde onderhoudsmaatregelen voortvloeien uit de geconstateerde schadebeelden uit
de visuele weginspectie, wordt gekeken of de voorgestelde maatregelen, gelet op de
constructieopbouw van de weg en de draagkracht van de ondergrond voldoende zijn. Het
kan zo zijn dat de zichtbare schade voortkomt uit de ondergrond of uit de fundering. Bij de
uitvoering van de visuele inspectie en de doorberekening in het programma wordt namelijk
alleen rekening gehouden met het verbeteren van de bovenste verhardingslaag. Extra
maatregelen als de aanwezigheid van teer in de constructie en de aanwezigheid c.q. de
noodzakelijkheid van een funderingslaag worden kritisch getoetst. Daarnaast wordt gekeken
of een verhardingsconstructie een versterking nodig heeft of dat gekozen kan worden voor
een alternatief die in de uitvoering goedkoper zal uitvallen, zonder daarbij concessies te
31
doen aan de beoogde kwaliteit. Als laatste wordt beoordeeld of er om budgettaire redenen in
planjaren geschoven dient te worden. Na toetsing van bovenstaande wordt middels een
rekenmodule in het beheerprogramma berekend welke onderhouds-budgetten voor de eerst
komende vijf jaar benodigd zijn. Nadat alle zaken kritisch zijn getoetst volgt het uiteindelijke
definitieve technische onderhoudsprogramma. Het onderhoudsprogramma inclusief de
kostenuitdraai wordt aan het einde van het jaar aan het college ter vaststelling aangeboden.
3.2.5 Integraliteit met andere disciplines
Bij het plannen van het wegonderhoud is een goede afstemming op het riool-onderhoud
essentieel. Daardoor worden aanzienlijke kostenbesparingen bereikt en kan overlast voor de
burger zoveel mogelijk worden beperkt. Ook het groot onderhoud aan bomen kan invloed
hebben op de planning van het onderhoud van wegen. Vaak speelt de problematiek van
boomwortelopgroei in de voetpaden en trottoirs. Zolang het niet mogelijk of wenselijk is om
bomen, die deze problemen veroorzaken, te verwijderen of te vervangen, dient rekening te
worden gehouden met extra (klein) onderhoud om voet- en fietspaden te laten voldoen aan
de gewenste eisen van comfort en veiligheid.
Bij het opstellen van de onderhoudsplannen wordt een goede afstemming gezocht bij de
disciplines riolering, groen en openbare verlichting van de afdeling Openbare Werken.
Daarnaast moet er meer afstemming plaatsvinden met de afdeling Stedelijke Ontwikkeling
over stedenbouwkundige invullingen en bestemmingsplannen.
3.2.6 Integraliteit met externen
In het afdelingsplan van de afdeling Openbare Werken is opgenomen dat de overlast van
wegenonderhoud voor de burger zoveel mogelijk moet worden beperkt en dat
werkzaamheden in de openbare ruimte zoveel mogelijk integraal moeten worden uitgevoerd.
Dit betekent onder andere dat herbestratingen van gevel tot gevel worden uitgevoerd, indien
budgettair mogelijk, inclusief voetpaden en parkeervakken en dat, waar mogelijk, ook in
wijken of buurten tegelijkertijd andere onderhoudsmaatregelen worden uitgevoerd. Tevens
is het streven groot onderhoudsmaatregelen aan verhardingen af te stemmen op de groot
onderhoud planningen van kabelwerkzaamheden van de nuts- en telecombedrijven en
bouwplannen van projectontwikkelaars. De contacten met de nuts- en telecombedrijven zijn
de laatste jaren flink verbeterd. Er worden binnenkort afspraken gemaakt met deze bedrijven
om de lange termijn planningen van elkaar te bespreken.
32
De voordelen van een dergelijke benadering zijn:
Beperkt overlast voor de burger
De overlast voor bewoners wordt beperkt, doordat in wijken of buurten tegelijkertijd
onderhoudsmaatregelen worden uitgevoerd. Hierdoor is er slechts gedurende een
beperkte periode sprake van overlast door een beperkte toegankelijkheid van de wijk en
hinder van de werkzaamheden. Een voorbeeld hiervan is het wijkgericht op pakken van
het kleinschalig onderhoud aan de elementenverharding in de wijken en dorpen.
Besparen kosten
Het integraal uitvoeren van werkzaamheden heeft financiële voordelen doordat door de
grotere omvang van het werk bepaalde kostenposten door de aannemer over het werk
worden verdeeld, zoals het toepassen van verkeersmaatregelen, leveranties, de inzet van
materieel en de plaatsing van containers.
Van de integrale benadering wordt afgeweken als afzonderlijke onderdelen van een weg
zodanig slecht zijn dat de veiligheid in het gedrang komt. Het komt er op neer dat er
incidenteel wegen afzonderlijk worden hersteld. Ook moet er rekening worden gehouden dat
de planning van rioleringswerkzaamheden leidend is. Dit gezien de grote risico’s van uitstel
van onderhoud aan de riolering. Een voorbeeld van het afwijken van de integrale benadering
is het asfaltonderhoud aan de Industrielaan of de omvorming van asfaltwegen naar klinker-
wegen in de Breukrand en de Sieberg.
Tot slot kan de situatie ten aanzien van de verkeersveiligheid zodanig slecht zijn dat op
korte termijn maatregelen noodzakelijk zijn dat op korte termijn maatregelen noodzakelijk
zijn. Deze verkeersveiligheidsmaatregelen hebben invloed op de planning van het
wegonderhoud en dienen zoveel mogelijk gecombineerd te worden met groot onderhoud
aan de wegen. Een voorbeeld hiervan is de in 2011 gerealiseerde, verhoogde VOP
(voetgangers oversteekplaats) in de Wilhelminastraat ter hoogte van de Burenstraat.
3.3 Afkoppelbeleid
Eén van de doelstellingen uit de programmabegroting en het vGRP+ (Verbreed Gemeentelijk
Rioleringsplan inclusief het waterplan, de plus) is dat indien mogelijk het verharde oppervlak
moet worden afgekoppeld en dat deze maatregelen moeten worden genomen in combinatie
met onderhoud aan riolering en/of wegen. Dit betekent dat er jaarlijks diverse vierkante
meters moeten worden afgekoppeld bij voorkeur in combinatie met het onderhoud aan de
wegen.
3.4 Teerhoudend asfalt
Er is in dit beleidsplan geen rekening gehouden met aanvullende kosten ten behoeve van het
afvoeren en storten van teerhoudend asfalt. Exacte hoeveelheden zijn niet bekend en ook in
33
het wegenbeheerprogramma worden hiervoor geen kosten berekend. Daarom zullen extra
kosten voor het verwijderen van teerhoudend asfalt en de verwerking ervan gemaakt worden
als er sprake is van teerhoudend asfalt. Bij het reconstrueren van de wegen zullen de
vrijkomende materialen zoveel mogelijk opnieuw worden gebruikt, zodat bespaard kan
worden op het gebruik van primaire grondstoffen. Teerhoudend asfalt mag echter niet
worden hergebruikt en moet worden aangeboden aan een erkende verwerker. Bij vrijkomend
asfalt zal dus moeten worden vastgesteld of er teer aanwezig is en zo ja, waar dit teer dan
zit. Het asfaltonderzoek wordt uitgevoerd conform CROW publicatie 210 “Omgaan met
vrijkomend asfalt”. Door middel van selectief frezen kan de hoeveelheid teerhoudend asfalt
worden beperkt en kan meer vrijkomend asfalt hoogwaardig (warm) worden hergebruikt.
De laatste jaren hebben diverse partijen, waaronder het Ministerie I&M, Rijkswaterstaat, VNG
en anderen zich ingespannen om teerhoudend asfalt uit de keten te halen. Deze
inspanningen zijn ingezet uit milieuoverwegingen en arbeidsomstandigheden. Bovendien
kan teerhoudend asfalt opnieuw worden hergebruikt als deze thermisch gereinigd wordt,
hiermee worden primaire grondstoffen zoals grind en zand gespaard. Deze partijen hebben
afspraken gemaakt hoe teerhoudend asfalt uit de keten moet worden gehaald. Het bewaken
van deze afspraken vindt plaats in het ‘Overleg Teerhoudend Asfalt’. Het overleg heeft een
code opgesteld om er voor te zorgen dat teerhoudend asfalt duurzaam wordt verwerkt en
dus thermisch wordt gereinigd. Deze code heet Milieu Verantwoord Wegbeheer (MVW).
De gemeente Uden wil mede uit het oogpunt van duurzaamheid aansluiten bij deze code
MVW. Hiervoor zal de gemeente Uden de code MVW moeten ondertekenen. Naast het
ondertekenen van de code zullen er andere zaken moeten worden geregeld om er voor te
zorgen dat teerhoudend asfalt thermisch wordt gereinigd. Eén van deze zaken is het
aanpassen van de besteksposten in de bestekken waarin teerhoudend asfalt vrijkomt.
3.5 Geluidsreducerend asfalt
In de afgelopen decennia zijn vele verschillende typen geluidsreducerende wegdekken
ontwikkeld. Het CROW (kenniscentrum voor verkeer vervoer en infrastructuur) heeft
onderzocht wat de ervaringen zijn met de twee meest bekende geluidsreducerende
wegdektypen; ZOAB en DGD (Dunne Geluidsreducerende Deklagen). Voor beide typen geldt
dat ze alleen kunnen worden toegepast op wegen waar weinig remmende, optrekkende en
wringende (inparkeren) verkeersbewegingen plaatsvinden. Tevens zijn deze materialen
minder goed tegen vorst bestand. Van beide materialen kan ZOAB hier het slechtst tegen.
ZOAB (zeer open asfalt beton)
Het veel genoemde ZOAB blijkt alleen geluidsreducerend te blijven werken als het wordt
toegepast op wegen waar een snelheidslimiet geldt boven de 70km/h. Daarnaast dient
het regelmatig te worden gereinigd. Door vuilophoping in de holle ruimten verliest dit
34
type asfalt namelijk anders zijn geluidsreducerende eigenschappen. In aanleg en
onderhoud is dit type asfalt kostbaar. Hoe ouder de deklagen worden hoe meer de
geluidsreducerende werking afneemt. Daarnaast is de levensduurverwachting gemiddeld
10 jaar korter dan een 'standaard' asfaltverharding.
DGD (Dunne Geluidsreducerende Deklagen)
Deze verharding wordt door het CROW aangemerkt als een beter alternatief ten opzichte
van ZOAB. Dit geld in ieder geval voor de wegen binnen de kom met een maximum
snelheid die lager is dan 70 km/h. Daarnaast gelden dezelfde nadelen als ZOAB
(kostbaar, lager levensduurverwachting).
Samenvattend kan worden gesteld dat het toepassen van geluidsreducerend asfalt een
positieve invloed kan hebben op het geluid, mits deze goed en op de juiste plek worden
aangelegd. DGD hebben de voorkeur boven ZOAB deklagen voor wegen binnen de kom waar
een geluidsreductie wordt nagestreefd.
De nadelen voor dergelijke deklagen zijn:
hoge aanlegkosten;
hoge beheer- en onderhoudskosten;
kortere levensduurverwachting (dan traditionele deklagen);
afnemende geluidsreductie.
Of een geluidsreducerende deklaag kan worden toegepast hangt dus van veel factoren af.
Per project moeten de voor- en nadelen goed worden onderzocht en gecommuniceerd voor
er tot aanleg van dergelijke deklagen wordt overgegaan.
3.6 Winterschade
In de winter is de kans op schade aan de wegen zeer groot. Wisselend weer met vorst,
neerslag en dooi en veel strooizout zorgen voor snelle aantasting van het asfalt. Als
beheerder van de wegen moet de gemeente Uden rekening houden met jaarlijks onvoorziene
kosten voor de reparaties aan asfaltverhardingen ten gevolge van winterschade/vorstschade.
Achter het ontstaan van winterschade schuilen verschillende mechanismen:
bij open deklagen ligt de oorzaak vooral in de veroudering(vermoeiing) van het
bitumen en de “brosheid” van dit product bij lage temperaturen;
bij dichte deklagen ligt de oorzaak van de schade vooral aan de indringing van vocht
in (haar)scheuren. Door het wisselende proces van vriezen en dooien wordt de
deklaag door het verkeer stuk gereden. Hierdoor ontstaan vervolgens gaten en
scheuren in de deklaag;
35
als gevolg van wisselende temperaturen kan een kleine schade door water en
ijszetting uitgroeien tot een grotere en/of diepere schade. Ook dit wordt vorstschade
genoemd.
Bij asfaltverhardingen creëren alle drie de aspecten de kans voor het ontstaan van de
winterschade. De afgelopen 2 jaar is voor winterschade gebruik gemaakt van de aanwezige
voorziening wegen. Als blijkt dat winters extreem blijven, dan moet hiervoor structureel
extra budget worden opgevoerd.
3.7 Prioritering beleidsthema’s
Het prioriteringsbeleid geeft een methode om op een doordachte manier te kunnen
beslissen of bepaalde werkzaamheden (wel of niet) en in welke volgorde (nu of straks)
worden uitgevoerd. Met andere woorden: waar is de nood het hoogst. Bij de prioritering
wordt op vier belangrijke kwaliteitsthema's gelet. Per structuurelement wordt aangegeven
welk thema de nadruk heeft. Kernpunt is dat de veiligheid altijd voorop staat. De vier
thema's die worden onderscheiden zijn:
Veiligheid;
Duurzaamheid (in dit verband: technische levensduur van de weg);
Comfort;
Aanzien.
Onderstaand figuur geeft de prioriteit per groep aan. Kernpunt is dat veiligheid altijd voorop
staat. De andere thema’s wisselen per groep.
Kwaliteitsthema’s Hoofd-
stuctuur
Winkel-
centrum
Rest
centrum
Bijzondere
locaties
Woon-
gebieden
Bedrijven-
terreinen
Buiten-
gebied
Veiligheid
Asfalt
Rijbaan
Veilig
heid
Duurzaamheid Aanzien Aanzien Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzaamheid Fietspad Comfort Comfort Comfort Comfort Comfort Comfort Comfort
Voetpad Aanzien Aanzien Aanzien Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzaamheid Parkeer en overig Aanzien Aanzien Aanzien Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzaamheid
Elementen
Rijbaan Duurzaamheid Aanzien Aanzien Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzaamheid Fietspad Comfort Comfort Comfort Comfort Comfort Comfort Comfort
Voetpad Aanzien Aanzien Aanzien Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzaamheid Parkeer en overig Aanzien Aanzien Aanzien Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzaamheid
Beton Rijbaan Duurzaamheid Aanzien Aanzien Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzaamheid Voetpad Aanzien Aanzien Aanzien Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzaamheid
Figuur 3
Bij de afweging om het ene onderhoudsproject voorrang te geven ten opzichte van het
andere, spelen ook bovenstaande thema’s een rol. Zo zal bij het kiezen voor een
onderhoudsproject in het winkelcentrum meewegen of het aanzien verbetert. Terwijl in het
buitengebied hoofdzakelijk naar de duurzaamheid wordt gekeken.
36
De toedeling van de verschillende kwaliteitsthema’s is als volgt:
Veiligheid: altijd op één (hoogste prioriteit);
Bij fietspaden: comfort op twee;
Bij representatieve gebieden zoals het winkelcentrum: aanzien op twee;
Overige gebieden en zwaar belaste onderdelen: duurzaamheid op twee.
3.8 Communicatie
Non-profit organisaties moeten nadrukkelijker dan voorheen communiceren met haar
bewoners en het bestuur. Zij moeten intern en extern duidelijk maken waar ze voor staan.
Wat hun kwaliteiten zijn als dienstverlener, voor wie ze er zijn en welke ambitie en doelen ze
hebben. Een transparante, relevante en aantrekkelijke communicatie levert daar een
belangrijke bijdrage aan.
3.8.1 Communicatie met het bestuur
Na vaststelling van het onderhoudsprogramma door ons college, worden de stukken ter
kennisname van de Raad gebracht. De Raad wordt op die manier actief geïnformeerd over de
basisplanning, de gemaakte afwegingen en het uiteindelijke onderhoudsplan, inclusief
kostenoverzicht.
3.8.2 Communicatie met de bewoners
De vastgestelde onderhoudsplannen worden beschikbaar gesteld aan de besturen van de
diverse commissies Dorpsbelangen. Zij worden door de contactambtenaar kern- en
buurtgericht werken, geïnformeerd over de in de betreffende kern(en) in de
onderhoudsplanning opgenomen wegen. In de uitvoeringsfase worden direct aanwonende
met een brief geïnformeerd over de geplande werkzaamheden. In deze brief staat ook
vermeld wie namens de gemeente contactpersoon is en waar men met vragen terecht kan.
Verder worden wegafsluitingen kenbaar gemaakt in het weekblad “de Schakel” en op de
gemeentelijke website. Naast informatie vanuit de gemeente kunnen inwoners zelf via het
meldingensysteem van de gemeente zaken melden. Als dit onderhoud van wegen betreft,
wordt voor de kleinere oppervlakten de buitendienst ingeschakeld en voor de meer
omvattende werkzaamheden aannemers.
37
4. Huidig areaal
Om beter inzicht te krijgen in de achtergronden van de hoeveelheid onderhoud is het in de
eerste plaats belangrijk een indruk te hebben van de omvang van het wegenareaal dat in
beheer is bij de gemeente Uden.
4.1 Oppervlakte verhardingstypen
In onderstaande tabel en grafiek is weergegeven in welke mate de verschillende
verhardingstypen in de gemeente Uden aanwezig zijn. Peildatum is 01-01-2012.
4.2 Oppervlakte wegtypen
In onderstaande tabel en grafiek is weergegeven in welke mate de verschillende wegtypen in
de gemeente Uden aanwezig zijn. Peildatum is 01-01-2012.
Oppervlakte m²0
500.000
1.000.000
1.500.000
Asfaltverhardingen Elementenverhardingen Betonverhardingen Onverhard
Oppervlakte m² 1.317.732 1.442.415 14.179 10.000
Oppervlakte m²
Oppervakte m²0
500.0001.000.0001.500.0002.000.000
2. Hoofdontsluitingsweg 3. Wijkontsluitingsweg 4. Buurtontsluitingsweg 5. Woonerf, wijkstraat 6. Trottoir, winkelerf 7. Fietspaden
Oppervakte m² 85.153 346.464 389.224 1.694.007 37.234 222.244
Oppervlakte m²
38
4.3 Oppervlakte per verhardingstypen en per wegtypen
In onderstaande tabel en grafiek is weergegeven in welke mate de verschillende
verhardingstypen erf per wegtypen in de gemeente Uden aanwezig zijn. Peildatum is 01-01-
2012.
4.4 Oppervlakte per jaar van aanleg per verhardingstype
In onderstaande tabel en grafiek is weergegeven wanneer de verschillende verhardingstypen
in de gemeente Uden aangelegd zijn. Peildatum is 01-01-2012.
0
500.000
1.000.000
1.500.000
2.000.000
wegtype 2 wegtype 3wegtype 4
wegtype 5wegtype 6
wegtype 7
wegtype 2 wegtype 3 wegtype 4 wegtype 5 wegtype 6 wegtype 7
Betonverharding 6.488 829 6.609 31 0 222
Elementenverharding 5.532 117.967 102.850 1.119.593 33.778 62.695
Asfaltverharding 78.665 345.635 156.266 574.383 3.456 159.327
Oppervlakte m²
0
100.000
200.000
300.000
400.000
500.000
600.000
1901 - 19501951 - 1960
1961 - 19701971 - 1980
1981 - 19901991 - 2000
2001 - 2010
1901 - 1950 1951 - 1960 1961 - 1970 1971 - 1980 1981 - 1990 1991 - 2000 2001 - 2010
Betonverharding 12.346 0 0 0 225 67 633
Elementenverharding 163.230 149.035 175.470 313.855 268.231 206.592 164.570
Asfaltverharding 281.260 28.556 26.860 192.987 193.941 297.672 295.903
Oppervlakte m²
39
4.5 Weginspecties
De huidige kwaliteit van de verhardingen in Uden is bepaald door globale visuele inspecties,
conform de CROW-methode, uitgevoerd in het voorjaar van 2012. Doordat in de tijd tussen
het verrichten van de inspecties en het schrijven van deze rapportage onderhoud is
uitgevoerd aan verschillende wegen binnen de gemeente, kan het huidige kwaliteitsbeeld
enigszins afwijken van het hieronder geschetste kwaliteitsbeeld. Het zal dan echter gaan om
marginale verschillen.
De in onderstaande paragrafen genoemde kwaliteitsniveaus goed, matig en onvoldoende
zijn afhankelijk van de mate waarop de landelijk geaccepteerde richtlijnen die door de CROW
worden gebruikt, worden overschreden. Het gaat te ver om dit verder uit te diepen in deze
rapportage op bestuursniveau. Hiervoor wordt verwezen naar de CROW-publicatie 147,
Wegbeheer.
In het algemeen kan worden gesteld dat wanneer bij verhardingen 90% of meer voldoende
wordt gescoord de kwaliteit als ‘voldoende’ kan worden aangemerkt. Wanneer 80% tot 90%
voldoende wordt gescoord kan de kwaliteit worden aangemerkt als ‘matig’. Wanneer minder
dan 80% voldoende wordt gescoord kan de kwaliteit als ‘onvoldoende’ worden aangemerkt.
4.6 Kwaliteit asfaltverhardingen
Uit onderstaande tabel kan worden geconstateerd dat het algemene kwaliteitsbeeld voor de
gemeentelijke asfaltverhardingen voldoende is.
0%20%
40%60%
80%100%
Aanzien
Comfort
Duurzaamheid
Veiligheid
Aanzien Comfort Duurzaamheid Veiligheid
Voldoende 93% 94% 95% 95%
Matig 2% 2% 2% 1%
Onvoldoende 5% 4% 3% 4%
Kwaliteit asfaltverhardingen
40
4.6.1 Kwaliteit asfaltverhardingen beleidsthema aanzien
Het beleidsthema aanzien scoort voldoende. Een aantal asfaltwegen kampt met
textuurproblemen. Dit wil zeggen dat door veroudering steentjes loslaten uit de slijtlaag.
Voor de meeste van deze wegen geldt dat de beste oplossing het conserveren van het
wegdek is. Buiten de bebouwde kom gebeurt dit met een dubbele slijtlaag en binnen de
bebouwde kom met behulp van een dunne deklaag. Deze dunne deklaag kan worden
uitgevoerd met geluidsreductie.
4.6.2 Kwaliteit asfaltverhardingen thema comfort
Het beleidsthema comfort scoort voldoende. Nagenoeg nergens binnen de gemeente zijn er
asfaltwegen met veel gaten, oneffenheden, spoorvorming enzovoort. Uitzondering hierop
zijn de Zeelandsedijk en de Rentmeestershoef, maar beide staat op de planning voor
grootschalige reconstructie.
Oudedijk in Odiliapeel
Zeelandsedijk in Volkel
41
4.6.3 Kwaliteit asfaltverhardingen thema duurzaamheid
Het beleidsthema duurzaamheid scoort voldoende. Problemen met duurzaamheid komen
met name voor bij industriestraten, doordat door de zware aslasten van het vrachtverkeer
schade wordt aangericht aan de materialen en funderingen. In het verleden zijn de
funderingen op een bepaald gewicht ontworpen, maar inmiddels zijn veel funderingen te
licht doordat tegenwoordig vrachtwagens met steeds zwaardere aslasten worden toegepast.
Zie onderstaande foto voor een voorbeeld van funderingsproblemen in de Rentmeestershoef
waar vrachtverkeer de veroorzaker van is.
4.6.4 Kwaliteit asfaltverhardingen beleidsthema veiligheid
Het beleidsthema veiligheid scoort voldoende. Nagenoeg nergens binnen de gemeente zijn
er onveilige asfaltwegen. Uitzondering hierop is de Heinsbergstraat in Uden. De bomen
groeien te dicht bij de asfaltverharding waardoor deze omhoog wordt gedrukt. Plannen om
deze straat op een eenvoudige wijze aan te pakken zijn in de maak.
Rentmeestershoef in Uden
Heinsbergenstraat in Uden
42
4.7 Kwaliteit elementenverhardingen
Uit onderstaande tabel kan worden geconstateerd dat het algemene kwaliteitsbeeld
voor de gemeentelijke elementenverhardingen voldoende is.
4.7.1 Kwaliteit elementenverharding beleidsthema aanzien
Het beleidsthema aanzien scoort voldoende. Bij veel betonstraatstenen is het grind in de
stenen in ernstige mate zichtbaar. Dit probleem zal uiteindelijk leiden tot breuk, waardoor
de stenen moeten worden vervangen. Dit zal de komende jaren tot aanzienlijke meerkosten
leiden. Zie onderstaande foto voor een voorbeeld van slechte (oude) betonstraatstenen.
0%20%
40%60%
80%100%
Aanzien
Comfort
Duurzaamheid
Veiligheid
Aanzien Comfort Duurzaamheid Veiligheid
Voldoende 94% 89% 99% 94%
Matig 4% 5% 1% 4%
Onvoldoende 2% 6% 0% 2%
Kwaliteit elementenverharding
Efferen in Uden
43
4.7.2 Kwaliteit elementenverharding beleidsthema comfort
Het beleidsthema comfort scoort matig. Dit heeft te maken met het feit dat er in diverse
oppervlakten met veel oneffenheden, spoorvorming enzovoort aanwezig zijn. Zolang de
veiligheid hierdoor niet in het gedrang komt, zijn problemen ten aanzien van comfort eerder
vervelend dan verontrustend. Comfort heeft ook te maken met de gebruikte materialen. Zo
zal het gebruik van kinderkopjes in de Stationstraat en de PNEM straat nooit het comfort
kunnen bieden van een asfaltweg. Zie onderstaande foto voor een straat met oneffenheden,
putten en kuilen.
4.7.3 Kwaliteit elementenverharding beleidsthema duurzaamheid
Het beleidsthema duurzaamheid scoort voldoende. Dit betekent dat over het algemeen de
kwaliteit/sterkte van de toegepaste materialen en de kwaliteit van de funderingen van de
wegen tamelijk goed is. Hierbij is geen rekening gehouden met de textuurproblemen van de
betonstraatstenen. Bij veel betonstraatstenen is het grind in de stenen in ernstige mate
zichtbaar. In de toekomst zal dit probleem uiteindelijk leiden tot breuk, waardoor de stenen
moeten worden vervangen. Dit zal de komende jaren tot aanzienlijke meerkosten leiden. Zie
onderstaande foto voor een voorbeeld van beschadigde betonbanden.
Stationstraat in Uden
Rechtestraat in Odiliapeel
44
4.7.4 Kwaliteit elementenverharding beleidsthema veiligheid
Het beleidsthema veiligheid scoort voldoende. Eventuele problemen doen zich vooral voor in
de industriestraten en woonstraten. Schades en ongevallen ten gevolge van gebreken aan de
weg zoveel mogelijk moeten worden voorkomen.
Ondanks het regelmatig uitgevoerde klein onderhoud zijn er nog oneffenheden, putten,
kuilen en sleuven te vinden. Oorzaken hiervan zijn divers, zoals het wegspoelen van de
voegen en het zandbed bij hevige regenval, vandalisme, wortelopdruk, graafwerkzaamheden
door derden, het berijden van en parkeren op voet- en fietspaden met voertuigen en het
kapot rijden van trottoirbanden en kantopsluitingen. Klein onderhoud blijft noodzakelijk om
de wegen op een voldoende kwaliteitsniveau te houden.
4.8 Achterstallig onderhoud
Het algemene kwaliteitsbeeld voor de gemeentelijke wegen is voldoende. Plaatselijk is de
kwaliteit van de gemeentelijke wegen matig. Met het geautomatiseerde wegenbeheer-
programma XEIZ is de omvang van eventueel achterstallig onderhoud te bepalen. Uit het
wegenbeheerprogramma volgt dat 99.111 m2 van de in totaal 2.684.486 m2 in aanmerking
komt voor direct onderhoud. Dit is ongeveer 3,5% van het totale oppervlak. Met dit direct
onderhoud is een bedrag gemoeid van € 2.440.800. Dit onderhoud is weliswaar
achterstallig, maar niet in alle gevallen onuitstelbaar.
In 2008, bij de opstelling van het beheer- en beleidsplan wegen 2009-2012, kwam nog
370.234 m2 van de in totaal 2.783.713 m2 in aanmerking voor direct onderhoud. Dit was
ongeveer 13,3% van het totale oppervlak. Er is dus een forse inhaalslag gemaakt.
Anjerstraat in Uden
45
5. Kosten
In dit hoofdstuk wordt bepaald welk bedrag jaarlijks in de gemeente Uden voor de komende
vier jaar moet worden gereserveerd om de gemeentelijke wegen op een acceptabel
(gemiddeld) kwaliteitsniveau te houden.
5.1 Soorten kosten
Niet alle kosten kunnen door het geautomatiseerde wegenbeheerprogramma XEIZ worden
gegenereerd. De basisplanning uit XEIZ geeft alleen de kosten voor groot onderhoud per
wegvakonderdeel aan. In de gemuteerde basisplanning zijn handmatig mutaties aangebracht
voor reconstructies en om overlast voor de burger zoveel mogelijk te beperken. Naast de
gemuteerde basisplanning zijn bedragen voor weginspecties en wegmarkeringen
opgenomen.
Groot onderhoud
Dit omvat het planmatig onderhoud, zoals dat is bepaald met behulp van het
geautomatiseerde wegenbeheerprogramma XEIZ. Dit type onderhoud is nodig om het
wegennet op een bepaald kwaliteitsniveau te brengen en/of te houden.
Klein onderhoud
Onder klein onderhoud worden maatregelen verstaan om plaatselijke schades aan de
verhardingen te repareren (bijvoorbeeld plaatselijk oneffenheden herstraten). Dit onderhoud
is vooral gericht op het ‘oplappen’ van plaatselijk onaanvaardbare situaties.
Rehabilitatie
Afhankelijk van de ondergrond, type verharding en het gebruik van de weg en de mate van
onderhoud gaat deze normaliter gemiddeld 45 jaar mee. Hierna moet de weg in zijn geheel
worden vervangen c.q. gerehabiliteerd. Uit oogpunt van efficiëntie wordt dit (waar mogelijk)
gecombineerd met andere ontwikkelingen zoals riool werkzaamheden, groenrenovatie, het
treffen van verkeersmaatregelen e.d.. Hierbij zal op basis van onder andere kosten,
duurzaamheidsaspecten (in brede zin) en gebruik van de weg de opbouw, inrichting en te
gebruiken materialen in heroverweging worden genomen.
De noodzaak tot rehabilitatie en of reconstructie wordt bepaald tijdens de maatregeltoets op
basis van de nadere inspectie en afstemming met overige beleidsterreinen.
Weginspecties
Onder weginspecties wordt verstaan de jaarlijkse inspectie van de in beheer zijnde
verhardingen. Aan de hand van deze inspecties wordt een actueel beeld verkregen van de
46
conditie van het wegennet, worden prioriteiten toegekend aan het uit te voeren groot
onderhoud en wordt klein onderhoud uitgevoerd.
Wegmarkeringen
Onder wegmarkeringen wordt verstaan het aanbrengen van markeringen en figuraties van
wegenverf en thermoplastisch materiaal, maar ook het verwijderen van bestaande
wegmarkeringen en figuraties, het sealen van asfalt na verwijderen markering d.m.v. stralen
en het treffen van tijdelijke verkeersmaatregelen t.b.v. deze werkzaamheden.
5.2 Kosten groot onderhoud
Met groot onderhoud wordt het planmatig onderhoud bedoeld, zoals dat is bepaald met
behulp van het geautomatiseerde wegenbeheerprogramma XEIZ. Onderstaand wordt
uitgelegd wat wordt bedoeld met de basisplanning, gemuteerde basisplanning en
budgetplanning.
5.2.1 Basisplanning
De totale kosten voor het groot onderhoud aan wegverhardingen zijn bepaald aan de hand
van de berekeningen verricht door het geautomatiseerde wegenbeheerprogramma Mi2-
wegen wat in eerste instantie resulteert in een zogenaamde basisplanning. Voor deze
basisplanning wordt er vanuit gegaan dat er tot in lengte van dagen alleen maar groot
onderhoud aan verhardingen wordt gepleegd. Reconstructiemaatregelen zijn niet
meegenomen.
De basisplanning geeft aan welke wegvakonderdelen voor groot onderhoud in aanmerking
komen in de periode 2013-2016. Er wordt hierbij geen rekening gehouden met
reconstructies en met het beleidskader zoals in hoofdstuk 3, Beleidskader, van dit rapport is
aangegeven.
€-
€1.000.000
€2.000.000
€3.000.000
€4.000.000
20132014
20152016
2017
2013 2014 2015 2016 2017
Basisplanning €2.440.806 €3.387.025 €646.186 €3.675.518 €463.247
Basisplanning
47
5.2.2 Gemuteerde basisplanning
In de basisplanning worden handmatig mutaties aangebracht zodat bijvoorbeeld kan worden
voldaan aan het beperken van de overlast voor de burger. Er wordt bekeken of er werk met
werk gemaakt kan worden. Wanneer de basisplanning aangeeft dat van bijvoorbeeld straat x
in het jaar 2013 alleen de rijbaan moet worden herstraat, kan handmatig worden
aangegeven dat in datzelfde jaar in diezelfde straat ook de parkeerplaatsen en trottoirs
moeten worden herstraat. Integraal wordt altijd gekeken of riool, of groen en/of openbare
verlichting werkzaamheden heeft in straat x, dit gebeurt in overleg met de andere
disciplines.
Het op deze wijze beoordelen van de twee jaarlijkse inspectie noemt men de maatregeltoets.
Deze dient wel elk jaar te worden uitgevoerd. Tevens wordt tijdens de maatregeltoets
gekeken naar de juistheid van de door XEIZ voorgestelde maatregelen.
5.2.3 Budgetplanning
Tot slot worden de kosten evenredig verdeeld over de komende vijf jaar wat leidt tot een
budgetplanning (zie onderstaande figuur).
De kosten voor groot onderhoud bedragen jaarlijks circa € 1.200.000 exclusief 21%
omzetbelasting en exclusief de jaarlijkse prijsindex. Dit is op basis van de in 2012
uitgevoerde inspecties en is volgens XEIZ het minimaal benodigde bedrag om in de periode
2013-2016 de kwaliteit van de gemeentelijke verhardingen op een gemiddeld/acceptabel
kwaliteitsniveau te houden zonder daarbij rekening te houden met klein onderhoud,
rehabilitatie, weginspecties en wegmarkeringen.
€-
€200.000
€400.000
€600.000
€800.000
€1.000.000
€1.200.000
20132014
20152016
Ben
od
igd b
ud
get
2013 2014 2015 2016
Budgetplanning €1.200.000 €1.200.000 €1.200.000 €1.200.000
Budgetplanning 2013-2016
48
5.3 Kosten klein onderhoud
Dit betreft de keuze voor de centrale aansturing van het klein onderhoud vanuit het cluster
Civiele Techniek van de afdeling Openbare Werken en de financiële dekking plaats te laten
vinden uit de voorziening onderhoud wegen. Hiertoe dient het benodigde budget te worden
bepaald.
Een mogelijkheid voor het bepalen van het budget voor klein onderhoud is het nemen van
een percentage van het bedrag dat nodig is voor het groot onderhoud. Landelijk varieert dit
percentage tussen de 5 en 15%, afhankelijk van de mate waarin er sprake is van achterstallig
onderhoud.
Aangezien er na realisatie van de projecten waarvoor claims zijn opgenomen (zie paragraaf
4.5, Achterstallig onderhoud) nagenoeg geen sprake is van achterstallig onderhoud, is
gekozen voor een percentage van 10% van het budget groot onderhoud. Dit komt neer op
een bedrag van ongeveer € 121.000 per jaar exclusief 21% omzetbelasting en exclusief de
jaarlijkse prijsindex.
5.4 Rehabilitatie
Onder rehabilitatie wordt verstaan het terugbrengen in de oorspronkelijke staat van (in dit
geval) de verharding zodat deze met regulier onderhoud weer eenzelfde cyclus meekan.
De stenen (of het asfalt) zijn aan het einde van hun levensduur; ook de fundering kan dat
zijn. De stenen/asfalt worden volledig vervangen en mogelijk wordt ook de fundering
opnieuw opgebouwd. Aan het dwarsprofiel wordt dus niets veranderd! Ook aan de inrichting
van de weg wordt niets veranderd. Het beeld van de weg blijft hetzelfde. Indien wel een
aanpassing plaatsvindt van het dwarsprofiel en/of er wordt een andere
verhardingsconstructie aangebracht, dan is er sprake van een reconstructie.
In de praktijk wordt vaak door zowel de politiek als veranderende inzichten een weg
gereconstrueerd. Onder reconstructie wordt verstaan het volledig vervangen van de
verharding en de fundering. De weg wordt opnieuw ingericht waarbij er van alles kan
veranderen. Ook kunnen mogelijk kabels en leidingen verlegd worden. Het wegbeeld wordt
aangepast aan de eisen van deze tijd en de openbare verlichting, het wegmeubilair en het
groen komen ook aan bod. Zowel het dwarsprofiel als de plaats van de weg binnen de
wegbestemming kan veranderen. Er kunnen bijvoorbeeld trottoirs, parkeer- en fietsstroken
worden aangelegd. Het beeld van de weg blijft dus niet hetzelfde.
Zoals duidelijk moge zijn is er ook een groot prijsverschil te verklaren tussen beide
werkwijzen. Bij reconstructie dient rekening gehouden te worden met een kostenverhoging
van minimaal 50% boven op de kosten van rehabilitatie. Hierin zijn dan nog niet begrepen de
kosten voor OV, groen, wegmeubilair etc.
49
Rehabilitaties komen in de praktijk zelden voor. Wanneer forse maatregelen aan de
verharding nodig zijn, wordt uit praktisch oogpunt vaak een reconstructie van het hele
wegvak uitgevoerd, bij voorkeur in combinatie met eerder genoemde aspecten als
veranderende inzichten.
5.5 Kosten weginspecties
Om het jaar worden opnieuw prijzen aangevraagd voor het inspecteren van wegen in beheer
van de gemeente Uden, inclusief voet- en fietspaden. De totale kosten voor deze vier jaar
bedragen € 24.000. Dit komt neer op gemiddeld € 6.000 per jaar.
5.6 Kosten wegmarkeringen
De gemeente Uden heeft de laatste jaren voor het aanbrengen van wegmarkeringen gewerkt
met Heijmans Wegenbouw BV. Met ingang van 1 januari 2013 wordt een raamovereenkomst
afgesloten met een ervaren wegmarkeringsbedrijf. De gemeente Uden heeft samen met
andere gemeenten binnen de BIZOB met behulp van een aanbesteding een bedrijf gevonden
welke voor ons de wegmarkeringen kan aanbrengen.
Het aanwezige budget voor deze vier jaar bedraagt ongeveer € 118.000. Dit komt neer op
gemiddeld € 29.500 per jaar. Dit budget wordt jaarlijks gereserveerd in de exploitatie.
5.7 Kosten teerhoudend asfalt
In het verleden werd in plaats van bitumen ook wel teer gebruikt als bindmiddel in
asfaltmengsels. Teer is een kunstmatig product dat verkregen wordt via 'destructieve
distillatie' van steenkool. Vanwege het hoge gehalte aan polycyclische aromatische
koolwaterstoffen (PAK's) mag teer echter sinds 1990 in Europa niet meer worden toegepast
in de wegenbouw. Oude asfaltlagen kunnen echter nog teer bevatten, wat extra
voorzorgsmaatregelen vergt bij de verwijdering van oude asfaltlagen in verband met de
gezondheid van de werknemers. Bovendien mocht in Nederland teerhoudend asfaltgranulaat
als recyclingproduct tot 2001 nog worden toegepast in onderlagen. Sinds 2001 streeft de
Nederlandse overheid echter tot volledige verwijdering van teer uit de asfaltketen.
Aangenomen wordt dat er in 50% van de asfaltwegen teerhoudend asfalt bevindt. Dit op
basis van de ervaringen van de boringen van de laatste jaren. De gemeente Uden heeft
bepaald dat de stortkosten voor teerhoudend asfalt € 35,00 per ton bedraagt. De
stortkosten voor teervrij asfalt bedragen € 10,00 per ton. De komende vijf jaar dient
ongeveer 92.000 m² asfalt vervangen te worden met een gemiddelde dikte van 6 cm. Dit
betekent dat er totaal 13.800 ton asfalt in vijf jaar wordt afgevoerd. Hiervan is 50%
50
teerhoudend. De totale stortkosten voor teerhoudend en teervrij asfalt bedraagt dan
€ 310.500 in vijf jaar. Per jaar genereert dit meerkosten ter hoogte van € 62.100.
5.8 Kosten geluidsreducerend asfalt
In het kader van geluidsoverlast wordt er wederom vanaf 2013 jaarlijks een bedrag
gereserveerd om geluidsreducerend asfalt aan te brengen. Dit alleen op de
gebiedsontsluitingswegen 50 (GG5), omdat hier enige geluidsreductie behaald kan
worden. Het behalen van geluidsreductie op 30 km wegen is te verwaarlozen. Er
wordt dan ook een bedrag gereserveerd van € 65.900 per jaar. Voor de berekening
van het bedrag zie bijlage 2.
5.9 Kosten half- en onverharde wegen
De gemeente Uden heeft buiten de verhardingen ook nog circa 87.000 m2 half- en
onverharde wegen in beheer. De half en onverharde wegen vragen onderhoud in de vorm
van schaven en gaten vullen. Voor het bepalen van de kosten is uitgegaan van normkosten.
Deze normkosten zijn voor onverharde wegen € 0,17 per m2 per jaar en voor half verharde
wegen € 0,33 per m2 per jaar. De totale onderhoudskosten bedragen dan € 15.900 per jaar.
5.10 Structurele kosten onderhoud 2013-2016
In onderstaande grafiek en tabel worden de structurele kosten voor het centraal onderhoud
aan de gemeentelijke verhardingen weergegeven in de periode 2013-2016. Het betreft de
kosten voor groot onderhoud, klein onderhoud, weginspecties, stortkosten,
geluidsreducerend asfalt en half- en onverharde wegen. De kosten zijn exclusief
omzetbelasting (21%) en inclusief de eigen personeelskosten voor voorbereiding,
administratie en toezicht.
De kosten voor groot onderhoud en klein onderhoud in het jaar 2013 zijn geïndexeerd met
1,75% ten opzichte van 2012 en de kosten in de periode 2014, 2015 en 2016 ook telkens
met 1,75% ten opzichte van het voorgaande jaar.
51
2013 2014 2015 2016
Groot onderhoud € 1.200.000 € 1.221.000 € 1.242.367 € 1.264.108
Klein onderhoud € 120.000 € 122.100 € 124.236 € 126.410
Weginspectie € 6.000 € 6.150 € 6.211 € 6.320
Stortkosten € 62.100 € 63.186 € 64.292 € 65.417
Geluidsreducerend asfalt € 65.900 € 67.053 € 68.226 € 69.420
Half- en onverharde wegen € 15.900 € 16.178 € 16.461 € 16.749
Subtotaal € 1.469.900 € 1.495.667 € 1.521.793 € 1.548.424
Integraliteit met andere fondsen,
zie bijlage 1 € 123.500 € 125.661 € 127.860 € 130.097
Totaal € 1.346.400 € 1.370.006 € 1.393.933 € 1.418.327
5.11 Vergelijking met de meerjarenbegroting structurele componenten
In onderstaande tabel worden de structurele bedragen van de huidige toevoeging aan de
voorziening onderhoud wegen uit de meerjarenbegroting vergeleken met de structurele
benodigde toevoeging resulterend uit dit beheer- en beleidsplan wegen.
2013 2014 2015 2016
Huidige toevoeging € 770.400 € 783.475 € 797.185 € 811.136
Benodigde toevoeging € 1.346.400 € 1.370.006 € 1.393.933 € 1.418.327
Extra benodigd € 576.000 € 586.531 € 596.748 € 607.191
5.12 Voorziening onderhoud wegen
Het onderhoud aan de gemeentelijke verhardingen verloopt via de voorziening onderhoud
wegen. Een voorziening heeft als doel fluctuaties in het uitgavenniveau op te vangen. De
voorziening wordt gevuld door het door de raad, op basis van het beleidsplan, beschikbaar
gestelde budget. Een voorziening mag niet negatief staan. De geschatte stand van de
voorziening wegen op 31 december 2012 bedraagt indicatief € 221.627.
€-
€200.000,00
€400.000,00
€600.000,00
€800.000,00
€1.000.000,00
€1.200.000,00
€1.400.000,00
€1.600.000,00
20132014
20152016
Structurele kosten 2013-2016
Half- en onverharde wegen
Geluidsreducerend asfalt
Stortkosten
Weginspectie
Klein onderhoud
Groot Onderhoud
52
5.13 Dekking tekort t.o.v. huidige toevoeging
Resultaat van paragraaf 5.11, Vergelijking met de meerjarenbegroting, is dat er per saldo
een tekort is van ongeveer € 591.717 gemiddeld per jaar (2013, 2014, 2015 en 2016).
Voorgesteld wordt om in de periode 2013 - 2016 de huidige storting te handhaven van
€ 770.400 in de voorziening wegen, dit kijkend naar de economische situatie waar we nu
inzitten. Totaal is er dan in de voorziening wegen € 992.027 voor 2013 aanwezig. Dit
betekent wel dat de kwaliteit van de wegen achter uitgaat.
5.14 Prognose kosten 2017-2020
Het is lastig om voor de jaren na 2016 een nauwkeurige prognose van de kosten voor het
onderhoud aan de gemeentelijke verhardingen te geven. Naar verwachting zullen de kosten
voor groot onderhoud aan het huidige wegenareaal, klein onderhoud, weginspecties etc.
nagenoeg gelijk blijven en zijn deze voor 2017 ca. € 1.444.300. Mocht er minder onderhoud
worden uitgevoerd door het niet aanwezig zijn van voldoende budget, dan zullen de kosten
voor de komende jaren exponentieel gaan stijgen. Dit wordt veroorzaakt door de zwaardere
maatregel die nodig is om de kwaliteit van de verharding op peil te houden.
De areaaluitbreiding zal waarschijnlijk toenemen met € 20.000 gemiddeld per jaar.
Naar verwachting zal voor het jaar 2017 € 1.524.300 nodig zijn om de gemeentelijke
verhardingen op een gemiddeld kwaliteitsniveau te houden.
5.15 Eeuwigdurend onderhoud
Het beheer van de wegen kan worden verdeeld in twee delen. Het eerste deel is het
onderhoud voor de komende vijf jaar welke wordt beschreven in CROW bepaling 147 -
wegbeheer. Hierin dient onder andere het achterstallig onderhoud worden weggewerkt. Het
tweede deel is het onderhoud na deze periode van vijf jaar. Dit is in feite het eeuwigdurend
onderhoud, ervan uitgaande dat er geen achterstallig onderhoud aanwezig is. Dit wordt
beschreven in CROW bepaling 145 – Beheerkosten openbare ruimte.
De eeuwigdurende beheerkosten zijn doorgerekend door Arcadis Nederland BV, zie bijlage
2. De aanbevelingen uit dit rapport staan hieronder beschreven.
De eerste vijf jaar uitgaan van de benodigde budgetten vanuit de meerjarenplanning en -
begroting uit het beheersysteem (CROW 147), waarbij het aanwezige achterstallig
onderhoud kan worden weggewerkt. Daarna kan worden uitgegaan van de in het rapport
genoemde beheerkosten. De beheerkosten worden verdeeld in groot onderhoud €
1.062.000 en klein onderhoud € 148.000 en zijn gebaseerd op de laagste normkosten.
53
Het uitstellen van groot onderhoud door het intensiveren van klein onderhoud moet
worden voorkomen. Klein onderhoud is deels preventief en deels bedoeld om de
verharding in goede staat en voor de gebruiker veilig te houden.
De theoretische planning van rehabilitatiemaatregelen is gebaseerd op een theoretische
onderhoudsplanning en levenscyclus. Voordat rehabilitatiemaatregelen daadwerkelijk
worden ingepland en uitgevoerd, wordt nader onderzoek aangeraden. Om bevestiging te
krijgen voor het uitvoeren van een kostbare maatregel als rehabilitatie is het uitvoeren
van een valgewichtdeflectiemeting gecombineerd met een constructieboring ter bepaling
van de draagkracht en constructieopbouw en inzicht in de restlevensduur van de
betreffende weg aan te bevelen. Op basis van deze gegevens kan tevens een advies op
maat voor de betreffende weg worden opgesteld, inclusief een raming van de kosten.
Voor rehabilitatie van de wegen adviseren wij jaarlijks budget te reserveren en apart te
zien van het budget voor groot en klein onderhoud van de verhardingen.
Het uitvoeren van de asfalteringswerkzaamheden gedurende de periode van april tot en
met september komt de kwaliteit van het asfalt en daardoor de levensduur ten goede.
Bij de berekening van de eeuwigdurende kosten wordt alleen het groot onderhoud, klein
onderhoud en rehabilitatie berekend. De kosten voor weginspectie, stortkosten,
geluidsreducerend asfalt en half- en onverharde wegen zijn niet in de berekening
meegenomen.
54
6. Uitgangspunten, conclusies en aanbevelingen
6.1 Uitgangspunten
Alle gemeentelijke wegen moeten op een gemiddeld kwaliteitsniveau worden gebracht en
gehouden door het onderhoud uit te voeren conform het onderhoudsprogramma dat is
gebaseerd op inspecties volgens de CROW-methodiek.
Het ondertekenen van de code Milieu Verantwoord wegbeheer (MVW) met de nodige
aanpassingen om er voor te zorgen dat teerhoudend asfalt thermisch wordt gereinigd.
Overlast voor de burger als gevolg van wegenonderhoud moet zoveel mogelijk worden
beperkt door onder andere het integreren van weg- en rioolbeheer.
Eén van de doelstellingen uit de programmabegroting en het vGRP+ is dat het verharde
oppervlak moet worden afgekoppeld en dat deze maatregelen moeten worden genomen
in combinatie met onderhoud aan riolering en/of wegen.
Herbestratingen worden zoveel mogelijk van gevel tot gevel uitgevoerd, dus inclusief
voetpaden en parkeervakken. Daar waar mogelijk worden in wijken of buurten
tegelijkertijd onderhoudsmaatregelen uitgevoerd.
Het streven is daar waar mogelijk onderhoudsmaatregelen af te stemmen op de planning
van kabelwerkzaamheden van de nuts- en telecombedrijven en projectontwikkelaars.
Van de integrale benadering van wegenonderhoud wordt afgeweken als afzonderlijke
onderdelen van een weg zodanig slecht zijn dat de veiligheid in het gedrang komt. Ook
moet er rekening mee worden gehouden dat de planning van rioleringswerkzaamheden
leidend is. Dit gezien de grote risico’s van uitstel van onderhoud aan de riolering.
6.2 Conclusies
De gemeente Uden heeft momenteel 2.864.486 m2 verhardingen centraal in beheer. 46%
van deze verhardingen is asfalt en 50% is elementenverharding.
De kwaliteit van de gemeentelijke asfaltverhardingen is voldoende. Op het gebied van
veiligheid, duurzaamheid, aanzien en comfort wordt goed gescoord. Dit wil niet zeggen
dat er geen onderhoud moet worden uitgevoerd aan de asfaltverhardingen. Het in stand
houden van deze kwaliteit gaat gepaard met budget om de kwaliteit te handhaven.
De kwaliteit van de gemeentelijke elementenverhardingen is tevens voldoende, maar
comfort scoort matig. Dit komt met name door kuilen, verzakkingen en hobbels in de
verharding. Dit probleem wordt deels veroorzaakt door bomen in de verharding en door
het gebruik van de wegen. Veel van de comfort problemen zit in de woonwijken en dus
wegen met wegtype 5 (woonerf, wijkstraat). Hier staan natuurlijk ook veel bomen in de
verharding. Ondanks het regelmatig uitgevoerde klein onderhoud zijn er nog veel
oneffenheden, kuilen en verzakking en hobbels te vinden. Dit betekent dat er meer moet
worden geïnvesteerd in de woonwijken om het comfort te verbeteren.
55
Uit het wegenbeheerprogramma volgt dat ongeveer 3,5% van het totale oppervlak
gemeentelijke verhardingen in aanmerking komt voor direct onderhoud (achterstallig
onderhoud). Hiermee is een bedrag gemoeid van € 2.440.800. Hierbij kan opgemerkt
worden dat een aantal wegen na de weginspecties van 2012 al zijn aangepakt, omdat ze
al op het onderhoudsprogramma stonden. Daarnaast worden er nu en in 2013
werkzaamheden uitgevoerd aan de verhardingen, waardoor het achterstallig onderhoud
nog verder zal verminderen. De huidige onderhoudsachterstand is voor het grootste deel
het gevolg van onderhoud dat al in de afgelopen beleidsperiode (2008-2012) uitgevoerd
had moeten worden, maar deze werkzaamheden zijn later gestart dan gepland. De groot
onderhoud bestekken moesten nog worden gemaakt om de werkzaamheden uiteindelijk
te kunnen uitvoeren.
Uitvoeren van weginspecties is mensenwerk. De gemeente Uden probeert te variëren in
inspecteurs, dit wil zeggen dat de weginspecties elke twee jaar wordt uitgevoerd door een
ander ingenieursbureau. Dit geeft iedere twee jaar toch een iets ander beeld van de
verhardingen in Uden. Het uitvoeren van de maatregeltoets door de gemeente Uden is dan
ook van zeer groot belang. Dit neemt niet weg dat er minieme verschillen ontstaan in de
hoeveelheid achterstallig onderhoud. Wanneer al het onderhoud in de afgelopen
beleidsperiode was uitgevoerd was er in theorie geen achterstallig onderhoud meer. Dit is
natuurlijk een utopie.
6.3 Aanbevelingen
In deze paragraaf worden de aanbevelingen en bijbehorende financiële consequenties
samengevat die resulteren uit dit beheer- en beleidsplan wegen. De in deze paragraaf
genoemde bedragen zijn exclusief omzetbelasting (21%).
In de gemeente Uden zijn de afgelopen jaren areaaluitbreidingen gerealiseerd die bijna
allemaal zijn verwerkt in het wegenbeheerprogramma XEIZ. Daarnaast zijn er ook nog andere
wijzigingen opgetreden door bijvoorbeeld grondverkoop of zitten er nog kleine foutjes in
het wegenbeheerprogramma. Aanbevolen wordt bovengenoemde zaken in het
wegenbeheerprogramma aan te passen.
De structurele kosten voor het centraal onderhoud aan de gemeentelijke verhardingen
worden in onderstaande tabel aangegeven.
56
2013 2014 2015 2016
Groot onderhoud € 1.200.000 € 1.221.000 € 1.242.367 € 1.264.108
Klein onderhoud € 120.000 € 122.100 € 124.236 € 126.410
Weginspectie € 6.000 € 6.150 € 6.211 € 6.320
Stortkosten € 62.100 € 63.186 € 64.292 € 65.417
Geluidsreducerend asfalt € 65.900 € 67.053 € 68.226 € 69.420
Half- en onverharde wegen € 15.900 € 16.178 € 16.461 € 16.749
Subtotaal € 1.469.900 € 1.495.667 € 1.521.793 € 1.548.424
Integraliteit met andere fondsen,
zie bijlage 1 € 123.500 € 125.661 € 127.860 € 130.097
Totaal € 1.346.400 € 1.370.006 € 1.393.933 € 1.418.327
De prognose van de stand van de voorziening per 31 december 2012 is € 221.627. Dit
bedrag is vooral nog nodig voor projecten in 2013, omdat het bestaande budget van €
770.000 niet voldoende is om al het benodigde onderhoud te kunnen uitvoeren.
In onderstaande tabel worden de structurele bedragen van de huidige toevoeging aan de
voorziening onderhoud wegen uit de meerjarenbegroting vergeleken met de structurele
benodigde toevoeging resulterend uit dit beheer- en beleidsplan wegen.
2013 2014 2015 2016
Huidige toevoeging € 770.400 € 783.475 € 797.185 € 811.136
Benodigde toevoeging € 1.346.400 € 1.370.006 € 1.393.933 € 1.418.327
Extra benodigd € 576.000 € 586.531 € 596.748 € 607.191
Voorgesteld wordt om in de periode 2013 – 2016 de huidige storting te handhaven van
€ 770.400 in de voorziening wegen, dit kijkend naar de economische situatie waar we nu
inzitten. Totaal is er dan in de voorziening wegen € 992.027 voor 2013 aanwezig. Dit
betekent wel dat de kwaliteit van de wegen achter uitgaat.
Voorgesteld wordt om aan te sluiten bij de code Milieu Verantwoord Wegbeheer (MVW) door
ondertekening van deze code. Dit houdt tevens bijvoorbeeld in dat de posten met betrekking
tot het afvoeren en storten van teerhoudend asfalt in onze bestekken moeten worden
aangepast.
Voorgesteld wordt om geluidsreducerend toe te passen op gebiedsontsluitingswegen 50
(GG5) waar het ook toegepast kan worden. Dit echter in goed overleg met de andere
afdelingen binnen de gemeente Uden. Omdat er veel nadelen vastzitten aan het aanbrengen
van geluidsreducerend asfalt.
57
Bijlagen
BIJLAGE 1 Verrekening kostenvoordelen integrale uitvoering riolering en
wegen
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
Bijlage 2 Eeuwigdurende beheerkosten wegen EEUWIGDURENDE BEHEERKOSTEN WEGEN GEMEENTE UDEN
17 augustus 2012 076563105:A - Definitief, vertrouwelijk
D03051.000910.0100
71
Inhoud 1 Inleiding .............................................................................................................................. .................................... 3
1.1 Aanleiding .......................................................................... ............................................................................... 3
1.2 Vraagstelling ........................................................................................................... ...........................................3
1.3 Doelstelling ............................................................................................................ ........................................... 3
1.4 Afbakening ................................................................. ....................................................................................... 3
1.5 Leeswijzer .............................................................................................................. ............................................ 3
2 Uitgangspunten ............................................................................................................ ......................................... 4
2.1 Algemene uitgangspunten ............................................................................................................................. 4
2.2 Wegtypen .............................................................................................................................. ............................ 4
2.3 Areaalgegevens .............................................................................. .................................................................. 5
2.4 Ondergrondgegevens ...................................................................................................... ................................ 5
2.5 Maatgevende cycli en rehabilitatiemomenten ............................................................................................. 5
2.6 Onderhoudsstrategie ..................................................................................................... ................................... 5
3 Beheerkosten .............................................................................................................. ............................................ 6
3.1 Uitgangspunten ................................................................................................................................................ 6
3.2 Beheerkosten ............................................................................................................ ......................................... 6
3.2.1 Laagste Normkosten (lange termijn) .................................................................................... ............. 7
3.2.2 Minste Verkeershinder (lange termijn) ..............................................................................................7
3.3 Kengetallen ............................................................................................................. ........................................... 7
3.3.1 Laagste Normkosten (lange termijn) ............................................................................................. .... 7
3.3.2 Minste Verkeershinder (lange termijn) ............................................................................ ................. 8
4 Conclusie en aanbevelingen ................................................................................................ ............................... 9
4.1 Conclusies .......................................................................................................................................................... 9
4.2 Aanbevelingen ........................................................................................................... ........................................ 9
Bijlage 1 Areaalgegevens .................................................................................................... .................................. 11
Bijlage 2 Maatgevende cycli en rehabilitatiemomenten ................................................................................ 12
Bijlage 3 Onderhoudsstrategie ............................................................................................... ............................. 13
Bijlage 4 Eenheidsprijzen CROW 145 ............................................................................................................... 14
Bijlage 5 Beheerkosten per wegtype .......................................................................................... ........................ 15
Colofon...................................................................................................................... ................................................ 16
72
1 Inleiding
1.1 AANLEIDING
Zoals elke vier jaar moet de gemeente opnieuw de dotatie aan het onderhoudsfonds wegen gaan bepalen. Als
gevolg van de bezuinigingen is het laatste jaar gekort op de jaarlijkse storting aan het fonds. Binnenkort is
wederom het moment om aan te geven wat benodigd is. Dit wil de gemeente onderbouwd hebben op basis van
de CROW-methodiek.
1.2 VRAAGSTELLING
De gemeente heeft gevraagd om een indicatie te geven van de globale kosten voor het eeuwigdurend onderhoud,
gebruikmakend van de systematiek van CROW 145 - Beheerkosten Openbare Ruimte. Daarbij is sprake van een
verantwoord beheer tegen een minimum aan kosten. Deze methodiek sluit tevens aan op de werkwijze van het
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties bij de toetsing van het minimaal benodigde budget voor
de kapitaalgoederen.
1.3 DOELSTELLING
Inzicht krijgen in de eeuwigdurende minimale jaarlijkse kosten voor klein onderhoud, groot onderhoud en
rehabilitatie, zodat er aan de dotatie aan het onderhoudsfonds een goede onderbouwing ligt.
1.4 AFBAKENING
Alleen het onderhoud aan de verhardingen wordt beschouwd. Reiniging, gladheidsbestrijding, markeringen,
bebording, wegmeubilair en bermonderhoud worden niet meegenomen.
De berekende beheerkosten betreffen de eeuwigdurende jaarlijks gemiddelde minimale kosten, ervan
uitgaande dat er geen achterstallig onderhoud aanwezig is.
1.5 LEESWIJZER
In hoofdstuk 2 staan de algemene uitgangspunten beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op de kosten en in hoofdstuk
4 zijn de conclusies en aanbevelingen opgenomen.
73
2 Uitgangspunten
2.1 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN
CROW 145 - Beheerkosten openbare ruimte, Cd-rom versie 2.0.
Alleen de beheerkosten voor de verhardingstypen asfalt, beton en elementen zijn bepaald. Halfverhardingen
en onverharde paden zijn niet meegenomen in de berekening.
Minimale onderhoudskosten:
− Duurzaam beheer.
− Geen kapitaalvernietiging.
− Beperken van het aantal aansprakelijkheidstellingen en de kosten hiervan.
Bij het bepalen van de kosten is de huidige kwaliteit van het areaal niet meegenomen. Er is van een nulsituatie
uitgegaan, waarbij geen achterstallig onderhoud aanwezig is.
Beleidsprofiel R voor alle wegtypen (conform ook het wegbeheersysteem).
De bedragen zijn berekend op basis van:
− Laagste normkosten: het programma selecteert op basis van een aantal strategieën de strategie met de laagste
normkosten.
− Minste verkeershinder: het programma selecteert op basis van een aantal strategieën de strategie waarbij
minimale verkeershinder wordt veroorzaakt door de beheerwerkzaamheden.
2.2 WEGTYPEN
Ten behoeve van de bepaling van de kosten is het wegennet opgedeeld in een aantal wegtypen. De volgende
tabel toont de wegtypen, die voorkomen binnen de gemeente.
Wegtype CROW-benaming Indicatie gebruiksfunctie
2 Zwaar belaste weg Hoofdontsluitingsweg
3 Gemiddeld belaste weg Wijkontsluitingsweg
4 Licht belaste weg Buurtontsluitingsweg
5 Weg in woongebied Woonerf, wijkstraat
6 Weg in verblijfsgebied Trottoir, winkelerf
7 Fietspaden Fietspaden
Tabel 1 Wegtypen (Bron CROW 145/147)
Binnen de gemeente Uden komt ook wegtype 2 voor. Het betreft de volgende wegen:
Industrielaan.
Noordelijke Randweg (voormalige N265).
74
2.3 AREAALGEGEVENS
De areaalgegevens zijn afkomstig uit het wegbeheersysteem. Echter voor sommige wegtypen is het in de
programmatuur van CROW-publicatie 145 niet mogelijk om deze areaalgegevens 1 op 1 in te voeren. Vandaar dat
er een herverdeling wordt gemaakt van de arealen per wegtype om dit wel mogelijk te maken. In bijlage 1 zijn de
areaalgegevens weergegeven.
2.4 ONDERGRONDGEGEVENS
Om de beheerkosten te kunnen bepalen moet eerst het relevante netwerk worden gedefinieerd. Daarbij moet
rekening worden gehouden met de ondergrondsoort. De verdeling van de ondergrond per wegtype is
aangeleverd door de gemeente. Voor alle wegtypen geldt een 100% zand ondergrond.
2.5 MAATGEVENDE CYCLI EN REHABILITATIEMOMENTEN
Bij de berekening van de kosten bepaald de methodiek van de CROW de maatgevende cycli. Daarnaast zijn de
rehabilitatiemomenten een vast gegeven en varieert per verhardingstype, wegtype en ondergrondsoort. In bijlage
2 zijn de maatgevende cycli en de rehabilitatiemomenten opgenomen.
2.6 ONDERHOUDSSTRATEGIE
In de CROW-systematiek wordt een standaard onderhoudsstrategie gehanteerd voor de varianten: Laagste
Normkosten en Minste Verkeershinder. Bij de variant Laagste Normkosten wordt op een beperkt deel van het
oppervlak een maatregel genomen. Bij de asfaltverhardingen bedraag dit deel 30% en bij de
elementenverhardingen is dat beperkt deel 15%. Voor de gemeente Uden is deze laatste variant niet praktisch.
Als minimale maatregel hanteert de gemeente 50% van het oppervlak als beperkt deel bij de
elementenverhardingen. Aangezien de maatregelen niet kunnen worden gewijzigd in de berekeningsmethodiek,
wordt de prijs voor 15% herstraten en 15% hertegelen aangepast naar de prijs van 50% herstraten en hertegelen,
zodat beter wordt aangesloten op de werkwijze van de gemeente.
Dezelfde benadering is gedaan voor de asfaltmaatregel Oppervlakbehandeling. Binnen de gemeente worden geen
oppervlakbehandelingen toegepast. Als alternatief gebruikt de gemeente Uden het aanbrengen van een dunne
deklaag. Door de eenheidsprijs van de dunne deklaag in te vullen bij de prijs van de oppervlakbehandeling wordt
deze prijs overgenomen in de berekening indien de maatregel oppervlakbehandeling wordt voorgeschreven door
de CROW. Bijlage 3 geeft inzicht in de door de CROW methodiek gehanteerde onderhoudsstrategie.
75
3 Beheerkosten
3.1 UITGANGSPUNTEN
De berekende kosten zijn exclusief:
Btw.
Stort- of verwerkingskosten (zoals bijvoorbeeld teerhoudend asfalt).
De berekende kosten zijn inclusief:
Directe kosten, eenmalige kosten, uitvoeringskosten, winst en risico: 12%.
Onvoorzien: 10%.
Verkeersmaatregelen: 10%.
Voorbereiding, Administratie en Toezicht (VAT): 15%.
Prijspeilcorrectie 2012 ten opzichte van 2001: 30,05% (prijsindexcijfer voor de GWW-sector, onderhoud wegen,
CBS). Het betreft het rekenkundig gemiddelde voor open en gesloten verhardingen.
Discontovoet1: 2,5%.
In bijlage 4 zijn de gehanteerde eenheidsprijzen conform CROW 145 opgenomen. Dit zijn de kostprijzen, exclusief
de opslagpercentages voor directe kosten, eenmalige kosten, uitvoeringskosten, winst en risico, onvoorzien,
verkeersmaatregelen en VAT. Deze opslagpercentages zijn wel verwerkt in de genoemde kosten uit deze memo.
N.B: De eenheidsprijzen zijn door de CROW samengesteld, niet te verwarren met de gemeentelijke
eenheidsprijzen uit het wegbeheersysteem.
3.2 BEHEERKOSTEN
Voor de korte termijn dient gebruik te worden gemaakt van de CROW-systematiek conform CROW publicatie
147 - Wegbeheer en het beheersysteem. Dit betreft een periode van vijf jaar, waarin onder andere het aanwezige
achterstallig onderhoud moet worden weggewerkt. Na deze periode is met behulp van CROW 145 inzicht
gegeven in de totale minimale eeuwigdurende gemiddelde jaarlijkse beheerkosten, ervan uitgaande dat er geen
achterstallig onderhoud aanwezig is.
De kosten voor klein onderhoud zijn berekend als een percentage van de groot onderhoudskosten conform de
percentages, zoals opgenomen in CROW 147 - Wegbeheer 2011.
In bijlage 5 zijn de kosten onderverdeeld per wegtype.
1 Hiermee worden uitgaven in toekomstige jaren netto contant gemaakt. Uitgaven in de toekomst worden dan weergegeven in euro's van nu.
76
De werkwijze in het beheer en onderhoud van de gemeente Uden is gebaseerd op de Laagste Normkosten
strategie. Oftewel onderhoud aan de verhardingen op beperkte delen van het totaal oppervlak.
3.2.1 LAAGSTE NORMKOSTEN (LANGE TERMIJN)
Onderstaande bedragen zijn van toepassing na de planperiode van vijf jaar uit de meerjarenplanning uit de
wegbeheersystematiek, zoals beschreven in CROW 147 - Wegbeheer.
Onderdeel Totaal exclusief VAT VAT 15% Totaal inclusief VAT
Groot Onderhoud € 922.973 € 922.973 € 138.446 € 1.061.419 € 1.061.419
Klein Onderhoud € 148.027 € 148.027 € 148.027 € 148.027
Rehabilitatie € 3.302.000 € 495.300 € 3.797.300
Totaal € 1.071.000 € 4.373.000 € 633.746 € 1.209.446 € 5.006.746
Tabel 2 Beheerkosten Laagste Normkosten (Bron: CROW 145).
3.2.2 MINSTE VERKEERSHINDER (LANGE TERMIJN)
Onderstaande bedragen zijn van toepassing na de planperiode van vijf jaar uit de meerjarenplanning uit de
wegbeheersystematiek, zoals beschreven in CROW 147 - Wegbeheer.
Onderdeel Totaal exclusief VAT VAT (15%) Totaal inclusief VAT
Groot Onderhoud € 1.635.773 € 1.635.773 € 245.366 € 1.881.138 € 1.881.138
Klein Onderhoud € 265.227 € 265.227 € 265.227 € 265.227
Rehabilitatie € 3.131.000 € 469.650 € 3.600.650
Totaal € 1.901.000 € 5.032.000 € 715.016 € 2.146.366 € 5.006.746
Tabel 3 Beheerkosten Minste Verkeershinder (Bron: CROW 145).
3.3 KENGETALLEN
Hieronder zijn de kengetallen weergegeven per verhardingstype en wegtype, uitgedrukt in EUR/m2. Het
betreffen de beheerkosten exclusief VAT en btw.
3.3.1 LAAGSTE NORMKOSTEN (LANGE TERMIJN)
Onderstaande bedragen zijn van toepassing na de planperiode van vijf jaar uit de meerjarenplanning uit de
wegbeheersystematiek, zoals beschreven in CROW 147 - Wegbeheer.
Asfalt WT2 WT3 WT4 WT5 WT6 WT7 Gemiddeld
Groot Onderhoud € 0,45 € 0,52 € 0,37 € 0,35 € 0,26 € 0,28 € 0,40
Klein Onderhoud € 0,04 € 0,06 € 0,04 € 0,05 € 0,04 € 0,04 € 0,05
Rehabilitatie € 2,10 € 1,33 € 1,04 € 1,00 € 0,84 € 0,74 € 1,13
Totaal € 2,58 € 1,92 € 1,46 € 1,40 € 1,14 € 1,06 € 1,57
Tabel 4 Kengetallen Laagste Normkosten Asfalt (Bron: CROW 145), uitgesplitst naar wegtype.
77
Beton WT2 WT3 WT4 WT5 WT6 WT7 Gemiddeld
Groot Onderhoud € 0,40 € 0,40 € 0,03 € 0,03 € 0,03 € 0,03 € 0,22
Klein Onderhoud € 0,02 € 0,02 € 0,00 € 0,00 € 0,00 € 0,00 € 0,01
Rehabilitatie € 2,02 € 2,02 € 1,41 € 1,41 € 1,41 € 1,15 € 1,72
Totaal € 2,46 € 2,45 € 1,44 € 1,44 € 1,44 € 1,17 € 1,95
Tabel 5 Kengetallen Laagste Normkosten Beton (Bron: CROW 145) , uitgesplitst naar wegtype.
Elementen WT2 WT3 WT4 WT5 WT6 WT7 Gemiddeld
Groot Onderhoud N.v.t. N.v.t. € 0,26 € 0,31 € 0,36 € 0,21 € 0,30
Klein Onderhoud N.v.t. N.v.t. € 0,05 € 0,06 € 0,07 € 0,04 € 0,06
Rehabilitatie N.v.t. N.v.t. € 1,03 € 0,83 € 0,96 € 0,97 € 0,87
Totaal N.v.t. N.v.t. € 1,35 € 1,20 € 1,39 € 1,23 € 1,23
Tabel 6 Kengetallen Laagste Normkosten Elementen (Bron: CROW 145) , uitgesplitst naar wegtype.
3.3.2 MINSTE VERKEERSHINDER (LANGE TERMIJN)
Onderstaande bedragen zijn van toepassing na de planperiode van vijf jaar uit de meerjarenplanning uit de
wegbeheersystematiek, zoals beschreven in CROW 147 - Wegbeheer.
Asfalt WT2 WT3 WT4 WT5 WT6 WT7 Gemiddeld
Groot Onderhoud € 0,75 € 0,75 € 0,60 € 0,59 € 0,66 € 0,89 € 0,68
Klein Onderhoud € 0,06 € 0,09 € 0,07 € 0,09 € 0,10 € 0,13 € 0,09
Rehabilitatie € 1,79 € 1,20 € 0,96 € 0,89 € 0,77 € 0,60 € 1,00
Totaal € 2,59 € 2,03 € 1,63 € 1,56 € 1,53 € 1,62 € 1,76
Tabel 7 Kengetallen Minste Verkeershinder Asfalt (Bron: CROW 145) , uitgesplitst naar wegtype.
Beton WT2 WT3 WT4 WT5 WT6 WT7 Gemiddeld
Groot Onderhoud € 0,40 € 0,40 € 0,03 € 0,03 € 0,03 € 0,03 € 0,22
Klein Onderhoud € 0,02 € 0,02 € 0,00 € 0,00 € 0,00 € 0,00 € 0,01
Rehabilitatie € 2,02 € 2,02 € 1,41 € 1,41 € 1,41 € 1,15 € 1,72
Totaal € 2,46 € 2,45 € 1,44 € 1,44 € 1,44 € 1,17 € 1,95
Tabel 8 Kengetallen Minste Verkeershinder Beton (Bron: CROW 145) , uitgesplitst naar wegtype.
Elementen WT2 WT3 WT4 WT5 WT6 WT7 Gemiddeld
Groot Onderhoud N.v.t. N.v.t. € 0,67 € 0,32 € 0,42 € 0,36 € 0,39
Klein Onderhoud N.v.t. N.v.t. € 0,13 € 0,07 € 0,08 € 0,07 € 0,08
Rehabilitatie N.v.t. N.v.t. € 0,99 € 0,99 € 1,24 € 0,94 € 1,00
Totaal N.v.t. N.v.t. € 1,80 € 1,39 € 1,74 € 1,37 € 1,46
Tabel 9 Kengetallen Minste Verkeershinder Elementen (Bron: CROW 145) , uitgesplitst naar wegtype.
78
4 Conclusie en aanbevelingen
4.1 CONCLUSIES
Beheerareaal
- De gemeente Uden beschikt over circa 2,8 miljoen vierkante meter verhardingen. Circa 48% van de
verhardingen bestaat uit asfalt en circa 52% uit elementenverhardingen. Het aandeel beton is niet
noemenswaardig.
- Indien het oppervlak van de verhardingen wordt beschouwd op wegtype-niveau, dan blijkt dat wegtype 5
(woonerf, wijkstraat) daar met 61% het grootste aandeel in heeft. Circa 14% bestaat uit wegtype 4
(buurtontsluitingswegen) en 13% uit wegtype 3 (hoofdontsluitingswegen).
Beheerstrategie
- Het onderhoud aan de wegen wordt uitgevoerd conform de CROW-systematiek beschreven in publicatie 147
‘Wegbeheer’.
- Het onderhoudsniveau is beleidsprofiel R, dat staat voor referentiewaarde en de ondergrens van aanvaardbaar
beheer is.
- De onderhoudsstrategie is momenteel bij de gemeente gebaseerd op de Laagste Normkosten, oftewel geen
profielbrede aanpak op het gehele oppervlak, maar het uitvoeren van onderhoud op een beperkt deel van het
verharde oppervlak.
Beheerkosten
- Op basis van de Laagste normkosten strategie (minimaal onderhoud op beperkt deel van het oppervlak) heeft
de gemeente Uden eeuwigdurend jaarlijks minimaal gemiddeld circa € 1,2 miljoen nodig (inclusief VAT) om de
verhardingen op kwaltiteitsniveau R te beheren (klein en groot onderhoud).
- Indien de onderhoudsstrategie binnen de gemeente wordt aangepast met als doel zo min mogelijk
verkeershinder voor de weggebruiker te veroorzaken (onderhoud op totale oppervlak), dan bedraagt het
eeuwigdurend jaarlijks minimaal benodigd gemiddeld budget € 2,1 miljoen (inclusief VAT).
Rehabilitatie
De kosten voor rehabilitatie zijn op basis van de theoretische berekening bepaald op jaarlijks gemiddeld circa €
3,7 miljoen.
4.2 AANBEVELINGEN
De eerste vijf jaar uitgaan van de benodigde budgetten vanuit de meerjarenplanning en -begroting uit het
beheersysteem (CROW 147), waarbij het aanwezige achterstallig onderhoud kan worden weggewerkt. Daarna
kan worden uitgegaan van de in dit rapport genoemde beheerkosten.
Het uitstellen van groot onderhoud door het intensiveren van klein onderhoud moet worden voorkomen.
Klein onderhoud is deels preventief en deels bedoeld om de verharding in goede staat en voor de gebruiker veilig
te houden.
79
De theoretische planning van rehabilitatiemaatregelen is gebaseerd op een theoretische onderhoudsplanning
en levenscyclus. Voordat rehabilitatiemaatregelen daadwerkelijk worden ingepland en uitgevoerd, wordt
nader onderzoek aangeraden. Om bevestiging te krijgen voor het uitvoeren van een kostbare maatregel als
rehabilitatie is het uitvoeren van een valgewichtdeflectiemeting gecombineerd met een constructieboring ter
bepaling van de draagkracht en constructieopbouw en inzicht in de restlevensduur van de betreffende weg
aan te bevelen. Op basis van deze gegevens kan tevens een advies op maat voor de betreffende weg worden
opgesteld, inclusief een raming van de kosten. Voor rehabilitatie van de wegen adviseren wij jaarlijks budget
te reserveren en apart te zien van het budget voor groot en klein onderhoud van de verhardingen.
Het uitvoeren van de asfalteringswerkzaamheden gedurende de periode van april tot en met september komt
de kwaliteit van het asfalt en daardoor de levensduur ten goede.
80
Bijlage 1 Areaalgegevens
81
Bijlage 2 Maatgevende cycli en
rehabilitatiemomenten
Omschrijving cycli
Rehabilitatie
Afhankelijk van de ondergrondsoort, wegtype en verhardingssoort komt een verharding theoretisch gezien op
een bepaald moment in aanmerking voor gehele vervanging (rehabilitatie). Onder rehabilitatie wordt verstaan
het vervangen van de gehele verharding om de kwaliteit van de verharding weer op het gewenste niveau te
brengen, zonder de inrichting van de weg aan te passen.
De maatregel bij rehabilitatie verschilt per wegtype. Hieronder worden de maatregelen nader toegelicht.
Rehabilitatie van asfalt wegtype 2 en 3
Opnemen inclusief fundering en het afvoeren, aanbrengen minimaal 25 cm asfaltgranulaatcement, aanbrengen 7
+ 4 cm STAB, aanbrengen deklaag, aanbrengen markering, inclusief banden, goten, putranden en kolken.
Rehabilitatie van asfalt wegtype 4, 5 en 7
Opnemen exclusief fundering en het afvoeren, aanbrengen STAB, aanbrengen deklaag, eventueel aanbrengen
markering, inclusief banden, goten, putranden en kolken.
Rehabilitatie van elementen wegtype 3, 4, 5, 6 en 7
Opnemen elementen en het afvoeren, aanbrengen straatzand, aanbrengen elementen, inclusief banden, goten,
putranden en kolken.
Binnen de CROW-systematiek worden de rehabilitatiemomenten als een vast gegeven aangehouden.
Asfalt
Cyclus 1 = Maatregelen met langer(e) levensduur op het gehele oppervlak
Cyclus 2 = Maatregelen met langer(e) levensduur op beperkt deel (30%) v/h oppervlak
Cyclus 3 = Maatregelen met korte levensduur op beperkt deel (30%) v/h oppervlak
Cyclus 4 = Maatregelen met korte levensduur op het gehele oppervlak
Beton
Cyclus 1 = Maatregelen op beperkt deel (30%) v/h oppervlak
Elementen
Cyclus 1 = Maatregelen op het gehele oppervlak
Cyclus 2 = Maatregelen op beperkt deel (30%) v/h oppervlak
Cyclus 3 = Maatregelen op zeer beperkt deel (15%) v/h oppervlak
82
Bijlage 3 Onderhoudsstrategie
83
84
Bijlage 4 Eenheidsprijzen CROW 145
De getoonde eenheidsprijzen zijn exclusief de opslagpercentages en VAT en btw. Deze zijn wel verrekend in de
bedragen die zijn opgenomen in hoofdstuk 3 - Beheerkosten.
85
86
Bijlage 5 Beheerkosten per wegtype
De getoonde prijzen zijn exclusief VAT en btw.
87
Colofon
EEUWIGDURENDE BEHEERKOSTEN WEGEN
OPDRACHTGEVER:
Gemeente Uden
STATUS:
Definitief, vertrouwelijk
AUTEUR:
ing. J.A. Verhoef
GECONTROLEERD DOOR:
ir. P.T. Tjabbes
VRIJGEGEVEN DOOR:
17 augustus 2012
076563105:A
ARCADIS NEDERLAND BV
Het Rietveld 59a
Postbus 882
7301 BC Apeldoorn
Tel 055 581 5930
Fax 055 5815 570
www.arcadis.nl
Handelsregister 9036504
©ARCADIS. Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitzonderingen door de wet gesteld, mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbenden niets uit dit document worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, digitale reproductie of anderszins.
88
89
B. Openbare Verlichting
1. Inleiding
Het vigerende Beleidsplan voor de openbare verlichting in de gemeente Uden is opgesteld
voor de periode 2008-2012. De laatste jaren zijn er veel belangrijke ontwikkelingen geweest
op het gebied van Openbare Verlichting (OVL). Niet alleen technisch, (denk aan led-
verlichting) maar ook maatschappelijk. De opvatting van een tiental jaren geleden dat op
nagenoeg alle plaatsen openbare verlichting aanwezig moest zijn is gewijzigd in “verlichting
op maat”. In de nieuwe richtlijnen voor openbare verlichting (ROVL 2011) is het standaard
verlichten van een situatie als uitgangspunt dan ook verlaten. Er is ook aandacht voor
donkergebieden. Ook de huidige techniek stelt ons in staat meer maatwerk te leveren.
De gemeente Uden wil graag een voortrekkersrol vervullen op het gebied van duurzaamheid.
Ook wil zij zich presenteren als “koplopergemeente”. Het terugdringen van het
energieverbruik is een van de speerpunten. Met name door toepassing van nieuwe
ontwikkelingen in de openbare verlichting is op dit gebied nog een kwaliteitsverbetering en
daarbij een energiebesparing te behalen.
1.1 Noodzaak en nut OVL
De noodzaak van een goede OVL wordt pas duidelijk wanneer deze, om wat voor reden dan
ook, niet goed functioneert. Pas dan blijkt hoe belangrijk de OVL is voor de veiligheid in
onze woonomgeving. Naast het nut wat de OVL voor de gemeenschap heeft is het diezelfde
gemeenschap die er de kosten voor moet dragen. Het kostenaandeel van de OVL op de
gemeentebegroting varieert, volgens de landelijke norm, tussen 10 en 20% van de totale
kosten voor het beheer van de openbare ruimte. Dit wordt betaald uit de algemene
middelen. Het is dan ook de taak van de gemeentelijke overheid om het beleid ten aanzien
van de OVL te blijven actualiseren en voortdurend te toetsen aan nieuwe ontwikkelingen
en/of aanpassingen.
1.2 Doelen
Het doel van de OVL is gebaseerd op de visie dat in een ideale situatie de OVL optimaal
bijdraagt aan de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid. Hierbij het energieverbruik zo
laag mogelijk houden en duurzame oplossingen nastreven.
Het doel van het vaststellen van beleid is om een kader te scheppen waarbinnen de openbare
verlichting effectief, kostenefficiënt en milieubewust in stand wordt gehouden binnen de
daarvoor geldende wettelijke bepalingen en richtlijnen.
90
1.3 Aansprakelijkheid
De gemeente Uden is eigenaar van het publieke domein. De gemeente kan als eigenaar
verantwoordelijk worden gesteld voor geleden schade als de openbare ruimte, inclusief de
openbare verlichting, niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven
omstandigheden mag stellen (art. 6:162 BW en art. 6:174 BW). Hoewel het wettelijk niet is
vastgelegd dat een weg of openbare ruimte verlicht moet worden, kan het ontbreken van
verlichting of onjuiste verlichting wel worden aangemerkt als het plegen van een
onrechtmatige daad, waaruit schadeplichtigheid kan ontstaan.
Aansprakelijkheid kan beperkt worden door:
• Het periodiek en systematisch uitvoeren van inspecties en onderhoud.
• Een systeem van rationeel beheer (meerjaren vervangingsplan, beleidsplan).
• Een goed werkend klachtensysteem.
• Snel handelen bij het verhelpen van schades en storingen.
1.4 Definitie
Het voorliggende beleidsplan is grotendeels opgesteld in overeenstemming met het Model
Beleidsplan Openbare Verlichting (2007) zoals dat is uitgegeven door de Nederlandse
Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV).
De definitie van OVL binnen dit beleidsplan omvat alleen de bovengrondse
verlichtingsmiddelen zoals masten, armaturen en lampen. De ondergrondse infrastructuur is
buiten beschouwing gelaten omdat deze in beheer en eigendom van derden is. Ook
sportveldverlichting is niet opgenomen in dit beleidsplan.
1.5 Relatie andere plannen
Openbare verlichting heeft diverse relaties met andere beleidsplannen in de Openbare
Ruimte binnen de gemeentelijke organisatie. Zo zijn er raakvlakken met o.a. ruimtelijke
ordening, groenplannen, wegenplannen en verkeersplannen. Binnen de OVL kunnen drie
taakclusters worden onderscheiden:
• zorg dragen voor de publieke taak en het beheerssysteem;
• het verzorgen van dagelijks onderhoud (kort cyclisch);
• investeren in nieuwe verlichtingmiddelen (ook wel lang cyclisch onderhoud).
Met het oog op efficiency en kwaliteit is het van belang dat deze drie taakclusters een
organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie vormen.
91
1.6 Leeswijzer
Bestuurders kunnen de belangrijkste beleidsvoorstellen en conclusie vinden in de
samenvatting. Onder hoofdstuk 6 Financiën zijn de financiële consequenties weergegeven
van het voorgestelde beleid.
Voor een verdere verdieping in de materie Openbare Verlichting (OVL) en dit beleidsplan in
het bijzonder is het raadzaam eerst hoofdstuk 4 Nieuwe ontwikkelingen en bijlage 3
Conclusies & aanbevelingen led oplossingen voor OVL 2010 te lezen. Hiermee krijgt u meer
inzicht in het belang van deze onderwerpen voor het beleidsplan OVL. Daarna kan de inhoud
vanaf hoofdstuk 3 en verder worden doorgenomen. In bijlage 1 is nog een nadere uitleg van
klachtenmanagement opgenomen.
92
2. Samenvatting
Het vigerende Beleidsplan voor de openbare verlichting in de gemeente Uden is opgesteld in
2008. In deze Herziening Beleidsplan OVL 2012-2016 is het vigerende beleidsplan tegen het
licht gehouden, geëvalueerd en aan de hand van nieuwe ontwikkelingen en wensen
bijgesteld. Tevens is het uitvoeringsprogramma voor de komende jaren geactualiseerd. Het
nieuwe beleidsplan omvat twee delen. In deel 1 is het bijgestelde beleid opgenomen, deel 2
bevat het uitvoeringsprogramma, het financieel gedeelte en het plan van aanpak.
2.1 Het Beleidsplan OVL gemeente Uden 2008-2012
In 2008 heeft de gemeente in eigen beheer een Beleidsplan Openbare Verlichting opgesteld.
In dit plan staat een veelheid aan uitgangspunten beschreven die bepalend zijn voor de
vormgeving en kwaliteit van de openbare verlichting. Op basis van de uitgangspunten is het
beleid opgesteld ten aanzien van ¬enerzijds ¬¬het doel, de functie en de normen van de
openbare verlichting en anderzijds de technische zaken, zoals type lampen en armaturen.
Ook de gevolgen van het voorgestelde beleid ten aanzien van het milieu zijn opgenomen.
Tevens zijn de financiële gevolgen van het voorgestelde beleid in beeld gebracht.
2.2 Aanleiding tot de herziening van het Beleidsplan
Bij de vaststelling van het Beleidsplan voor de Openbare Verlichting in december 2008 is
vastgelegd dat dit plan tegen het einde van de looptijd zal worden geëvalueerd en bijgesteld.
De afgelopen jaren zijn op diverse fronten nieuwe ontwikkelingen gaande op het gebied van
OVL. Vooral op het gebied van milieu en daarmee verband houdende aspecten zoals
lichthinder, donkertegebieden en energiebesparing. Vanwege nieuwe inzichten en
ontwikkelingen die gaande zijn valt energie te besparen op het gebied van dimmen en
dynamische verlichting. Wijzigingen in de verkeersfunctie van wegen, veranderende
opvattingen met betrekking tot sociale- en verkeersveiligheid en verbeteringen in technieken
met betrekking tot lichtmasten en armaturen vragen tevens om een voortdurende
actualisering van het beleid.
Daarbij komt dat toepassing van moderne energiezuinige producten enerzijds zorgt voor
minder CO2 uitstoot waardoor het klimaat minder wordt belast en anderzijds voor lagere
energiekosten waardoor de post straatverlichting minder op de gemeentebegroting drukt.
Verder ziet de huidige coalitie het als belangrijkste taak om samen met de inwoners de
kernen maatschappelijk en ruimtelijk leefbaar te houden. Omdat OVL een belangrijke
bijdrage biedt voor het verkrijgen van een veilige en leefbare omgeving is inzicht in het
functioneren daarvan en de mogelijkheid tot bijsturen van het beleid van groot belang.
93
2.3 Herziening Beleidsplan OVL 2012-2016
In samenwerking met afdeling Openbare Werken door Nobra Technisch Adviesbureau BV.
deze herziening van het Beleidsplan OVL voor de periode 2012-2016 opgesteld. Als
uitgangspunt is het ‘Model Beleidsplan’ van de ‘Nederlandse Stichting Voor
Verlichtingskunde (NSVV)’ genomen wat verder is uitgewerkt op de situatie in de gemeente
Uden.
Het beleidsplan omvat de volgende onderdelen:
Deel 1 (in dit plan)
Herziening Beleidsnotitie Openbare Verlichting, waarin aan de hand van een evaluatie van
het vigerende Beleidsplan OVL (2008-2012) en nieuwe ontwikkelingen bijgestelde
beleidsuitgangspunten worden geformuleerd. Tevens zijn de financiële gevolgen inzichtelijk
gemaakt.
Deel 2 (ter inzage bij de afdeling OW)
Bijlage 1: Uitvoeringsprogramma met daarin op mastniveau een kwaliteitsbeoordeling van
het verlichtingsniveau, de lichtmast en het armatuur. De beoordeling is gebaseerd
op de in deel 1 beschreven en toegewezen functies van wegen. Tevens bevat dit
een voorstel per straat voor verbetering.
Bijlage 2: Financieel overzicht.
Bijlage 3: Plan van aanpak, waarin de straten zijn opgenomen die nog moeten worden
herverlicht. Op basis van beschikbare financiële middelen zijn deelplannen per jaar
voorgesteld, geselecteerd op afloop van hoogste naar laagste prioriteit.
2.4 Conclusie
Zoals in dit Beleidsplan is aangegeven zijn er sinds de vaststelling van het vorige beleidsplan
in 2008 de nodige ontwikkelingen gaande op het gebied van openbare verlichting. In het
bijzonder op het gebied milieu en daarmee verband houdende zaken zoals de ontwikkeling
van nieuwe energiezuinige lampen en schakelingen is een sprong voorwaarts geboekt. Deze
nieuwe materialen vinden nu algemeen toepassing. Ook het voorkomen van lichthinder,
aandacht voor donkergebieden en de relatie met de groenvoorziening zijn aspecten die
aandacht verdienen. Verder is de term duurzaamheid en duurzaam inkopen een vast
onderdeel geworden in de gemeentelijke beleidsplannen.
De gemeente Uden heeft de afgelopen beleidsperiode flink geïnvesteerd in het vervangen
van oude armaturen door moderne, voorzien van energiezuinige en dimbare lampen.
Toepassing van nieuwe duurzame materialen en verminderen van het energieverbruik zijn
daarbij speerpunten geweest. Oude HPLN lampen met een hoog energieverbruik zijn
vervangen door energiezuinige led-verlichting. Het aandeel hogedruk kwiklampen (HPLN) is
sinds 2008 gehalveerd. Het verlichtingsniveau is over het algemeen redelijk ten opzichte van
94
de geldende normen. Wat getalswaarde betreft voldoet 80 % van de openbare verlichting aan
de NSVV richtlijnen. Voor het restant van de OVL is een opwaardering naar het minimale
niveau volgens de hiervoor genoemde richtlijnen en normen wenselijk. De gemeente is zich
bewust dat, gezien het vele aanwezige groen niet altijd kan worden voldaan aan de gewenste
verlichtingsnormen. De normen gelden echter wel als uitgangspunt.
Aan de hand van verkregen kengetallen blijkt dat het lampsysteemrendement¹ van de gehele
openbare verlichtinginstallatie sinds het vorige beleidsplan (2008) sterk is toegenomen
terwijl het energieverbruik is gedaald. De komende jaren zal verder ingezet worden in het
vervangen van verouderde armaturen door moderne energiezuinige armaturen voorzien van
dimbare lampen. Door deze vervanging zal het lampsysteemrendement de komende jaren
verder toenemen en het energieverbruik nog verder dalen.
De onderhoudstoestand van de installatie is over het algemeen goed te noemen. Hier voldoet
circa 80% aan de gestelde minimale normen voor vervanging bij einde levensduur. Er is wel
een lichte onderhoudsachterstand geconstateerd welke is veroorzaakt door niet voldoende
beschikbare budgetten. De beschikbare budgetten voor onderhoud zijn de afgelopen
beleidsperiode voor een groot gedeelte ingezet om niet geplande kosten voor aanrijdingen
te dekken. Dit is inmiddels hersteld omdat kosten van aanrijdingen voortaan op de
veroorzaker worden verhaald of worden geclaimd bij het Waarborgfonds. In gebieden zoals
Volkel is het verlichtingsareaal sterk verouderd. Voorstel is om deze gebieden dan ook als
eerste aan te pakken voor verbetering. Ook wordt in het kader van duurzaamheid aansluiting
gezocht met andere reconstructieplannen en/of onderhoudsplannen voor straten de
komende jaren nog moeten worden aangepakt. Hierbij zal gelijktijdig ook de openbare
verlichting worden verbeterd.
De komende beleidsperiode zal in het teken staan van verdere vermindering van het
energieverbruik en standaardisatie van toe te passen materialen. Verder wordt ingezet op
het verbeteren van het verlichtingsniveau volgens de nieuwe NSVV normen. Hiervoor worden
oude armaturen met HPLN lampen vervangen en ook armaturen met SOX lampen in de
bebouwde kom zullen plaats maken voor nieuwe energiezuinige verlichting. Ter bevordering
van herkenning en uniformiteit wordt SOX en CDO-TT verlichting op hoofdwegen vervangen
naar CPO verlichting. Wat de woongebieden betreft is het beleid om op het moment dat de
OVL is afgeschreven over te stappen op nieuwe energiezuinige verlichting zoals op dit
moment led.
¹ Verhouding tussen de totale hoeveelheid licht die het openbare verlichtingssysteem kan produceren en de totale
energieopname van het systeem. (Lumen/Watt). Geeft de mate van energie-efficiëntie van het OVL-systeem weer.
95
Onder hoofdstuk 3 is in enkele grafieken het bereikte resultaat van de inspanningen tot nu
toe in kengetallen weergegeven. Onder hoofdstuk 5 is een opsomming weergegeven van de
algemene beleidsuitgangspunten, en een samenvatting van de bijgestelde
beleidsuitgangspunten voor zowel buiten als binnen de bebouwde kom.
Aan de hand van de in dit Beleidsplan beschreven bevindingen en al uitgevoerde plannen is
het bestaande deel 2, het Herverlichtingsplan van het ‘Beleidsplan Openbare Verlichting’ uit
2008 herzien. Het totale herverlichtingsplan is per straat geactualiseerd, gebaseerd op de
bijgestelde beleidsuitgangspunten. Er zijn wijzigingen in de toepassing van materialen
doorgevoerd inclusief de daarbij behorende financiële consequenties. Bijvoorbeeld het
toepassen van dimbare en led-verlichting.
In deel 2, bijlage 3 is het voorgestelde Plan van Aanpak tot 2016 opgenomen. Voor
realisering van de uitvoeringsplannen is in het kader van duurzaamheid en de wens om het
energieverbruik versneld terug te dringen een termijn van vier jaar voorgesteld. Hierbij
worden versneld oude energie onzuinige lampen en armaturen vervangen. Als alternatief is
een minder duurzaam voorstel gemaakt uitgaande van de huidige beschikbare middelen.
96
3. Evaluatie beleidsplan 2008
Voor bijstelling van het huidige beleid is het nodig om het Beleidsplan uit 2008 te evalueren.
Knelpunten worden hiermee gesignaleerd en kunnen worden meegenomen in het nieuw vast
te stellen beleid. Allereerst vindt u hier een opsomming van de doelstellingen uit 2008
gevolgd door de bereikte resultaten tot nu toe. Aan de hand van de nieuwe ontwikkelingen
op het gebied van de Openbare Verlichting (hoofdstuk 4) zijn in hoofdstuk 5 de bijgestelde
beleidsuitgangspunten geformuleerd.
3.1 Doelstelling Beleidsplan 2008
Onderstaand zijn –in beknopte vorm- de uitgangspunten en doelstellingen uit het
‘Beleidsplan Openbare Verlichting’ 2008-2012 opgesomd.
3.1.1 Uitgangspunten en randvoorwaarden
De openbare verlichting dient minimaal te voldoen aan de Richtlijnen van de NSVV de
NPR 13201-1. Het verlichtingsniveau afhankelijk stellen van de functie van de weg welke
is vastgelegd in het Verkeer- en Vervoerplan Uden.
De risicoaansprakelijkheid van de gemeente minimaliseren door toepassen van rationeel
beheer van de OVL.
Verlichtingsmiddelen dienen te voldoen aan de Europese richtlijnen.
Streven naar Duurzaam Inkopen.
Terugdringing van de CO2 uitstoot door vermindering van het energieverbruik.
Coalitieprogramma 2006-2010, ambitie 14 voelbaar veiliger. De intentie om donkere
wegen beter te verlichten.
Toepassing van het Politiekeurmerk Veilig Wonen in woonwijken is geen vereiste.
Klachten op het gebied van OV afhandelen binnen 10 werkdagen, spoed klachten
oplossen binnen een termijn van maximaal 24 uur.
Rekening houden met gebiedsgericht beleid door toepassing van kwaliteitsprofielen.
Lichthinder is hierbij een aandachtspunt.
Het verkrijgen van een actuele database van de verlichtingsmiddelen.
Toewerken naar standaardisatie van verlichtingsmiddelen door beperking van soorten
masten en armaturen.
3.1.2 Buiten de bebouwde kom
Verlichting aanbrengen in overeenstemming met de Richtlijnen van de NSVV de NPR
13201-1. Het verlichtingsniveau afhankelijk stellen van de functie van de weg welke is
vastgelegd in het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan Uden (GVVP).
Langs gebiedsontsluitingswegen oranje/geel licht toepassen. In alle overige
buitengebieden wit licht.
97
Geen avond/nacht schakeling meer toepassen. Alle verlichting uitvoeren als
nachtbranders. In het buitengebied en wegen met de functie verkeer de verlichting ’s
nachts dimmen. Op belangrijke verkeerspunten de verlichting niet dimmen.
3.1.3 Binnen de bebouwde kom
Verlichting aanbrengen in overeenstemming met de Richtlijnen van de NSVV de NPR
13201-1, het Politie Keurmerk Veilig Wonen en het Senior label. Het verlichtingsniveau
afhankelijk stellen van de functie van de weg welke is vastgelegd in het Gemeentelijk
Verkeer- en Vervoerplan Uden (GVVP).
In woonwijken en bedrijventerreinen toepassing van wit licht.
Geen avond/nacht schakeling meer toepassen. Alle verlichting uitvoeren als
nachtbranders voorzien van dimschakeling. Op belangrijke verkeerspunten en
bedrijventerreinen de verlichting ’s nachts niet dimmen.
Fietspaden voorzien van verlichting in overeenstemming met de richtlijnen van de NSVV.
Alle verlichting uitvoeren als nachtbranders.
3.1.4 Onderhoud
De levensduur en daarmee de vervangingstermijn voor lichtmasten vast te stellen op
125% van de theoretische levensduur van 40 jaar.
De levensduur en daarmee de vervangingstermijn voor armaturen vast te stellen op 125%
van de theoretische levensduur van 25 jaar.
In de ‘oude delen’ van Uden bij vervanging voorkeur voor ‘nostalgische’ masten.
Materiaalkeuze altijd volgens de nota openbare ruimte (2008). Om toe te werken naar
standaardisatie het aantal soorten armaturen beperken. Voor paaltoppers het armatuur
CPS200 toepassen, aan kromstafmasten het type Hellux028 en voor gebieden met
verkeersfunctie de type SGS253, SGS252 of Aurora 265.
Over het algemeen alleen de masten in het centrum schilderen (RAL kleur 7021). Overig
uitvoering thermisch verzinkt.
De termijn voor schilderen van lichtmasten vast te stellen op 8 jaar.
Voldoende budget beschikbaar stellen om het achterstallig onderhoud voor 2015 weg te
werken.
Streven naar structureel onderhoud.
Het aantal lampstoringen terugdringen door toepassing van groepsremplace.
Energiebesparing bereiken door toepassing van energiezuinige lampen. Alle HPLN
lampen vervangen door energiezuinige exemplaren. Andere bestaande lampen zoals
SON-T, SOX en PLL voorzien van een dimunit.
Standaard bij nieuwe verlichting dimverlichting toepassen.
Bij vervanging van armaturen kiezen voor armaturen met een Elektronisch
voorschakelapparaat (EVSA).
98
Om altijd over een actuele database OVL te beschikken een beheerssysteem in gebruik
nemen.
Het dagelijks onderhoud aan de OVL zoals vervangen van lampen en oplossen van
storingen onderbrengen bij derden.
De grenzen van het minimale verantwoorde onderhoudsniveau dient in negatieve zin niet
te worden overschreden.
3.2 Bereikte resultaten
In december 2008 heeft de gemeenteraad het beleidsplan en het bijhorende uitvoeringsplan
(genoemd: Beleidsplan Openbare Verlichting 2008-2012) vastgesteld. Hiermee zijn de
normen en richtlijnen voor de OVL vastgelegd. Vanaf 2010 is het aanpassen van de
Openbare Verlichting voortvarend aangepakt. Vooral is geïnvesteerd in het vervangen van
oude HPLN lampen met een hoog energieverbruik door lampen met een laag
energieverbruik. In het buitengebied is een begin gemaakt met het plaatsen van
energiezuinige led-verlichting. De tot nu bereikte resultaten kunnen als volgt worden
beschreven.
3.2.1 Buiten de bebouwde kom
Een groot deel van de verlichting buiten de bebouwde kom voldoet aan de gestelde normen.
Gezien de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van aandacht voor donkergebieden en het
voorkomen van lichthinder en lichtvervuiling is al enkele jaren een pas op de plaats gemaakt
met het uitbreiden van de OVL in het buitengebied. De aandacht beperkt zich tot het
vervangen en in stand houden van de verlichting. In 2011 heeft een grootschalige
vervanging plaats gevonden van oude HPLN lampen (400 stuks) door moderne led-
verlichting. Het aandeel HPLN lampen is hiermee terug gebracht van 26 naar 13%. Dit heeft
voor een aanzienlijke energiebesparing gezorgd. Bij vervanging van armaturen worden
uitsluitend typen toegepast die weinig tot geen lichthinder veroorzaken.
Bij openbare verlichting in het buitengebied wordt aansluiting gezocht en overlegd over de
situatie in de buurgemeenten.
3.2.2 Binnen de bebouwde kom
De gemeente Uden heeft tot op heden evenals veel andere gemeenten tot circa 2008
avond/nacht schakeling toegepast. In deze schakeling wordt in de nachtelijke uren om en
om een lamp gedoofd. Nadeel van dit systeem is dat de gelijkmatigheid geweld wordt
aangedaan en de lichtopbrengst niet voldoet aan de richtlijnen. Het dimmen van de
installatie als alternatief voor avond/nacht schakeling vindt in de gemeente sinds 2009
standaard toepassing.
99
Nieuwe plannen voor de OVL worden opgesteld in overeenstemming met de gestelde
normen, zoals NPR 13201-1 en het Politie Keurmerk Veilig Wonen. Alle nieuwe verlichting
wordt uitgevoerd als nachtbranders en voorzien van dimschakeling. In 2011 is begonnen
met het vervangen van oude HPLN lampen (165 stuks) door energiezuinige PLL-verlichting.
Bij vervanging van armaturen worden uitsluitend energiezuinige typen toegepast die weinig
tot geen lichthinder veroorzaken. Vooral in de kern Volkel staan nog een flink aantal oude
masten die in slechte staat verkeren.
3.2.3 Algemeen
Sinds 1 maart 2009 is de eigen storingsdienst van de gemeente opgeheven. Vanaf die datum
is het onderhoud uitbesteed aan een aannemer. Verder is vanaf 1 november 2009 het
dagelijks administratief beheer ondergebracht bij derden. De gemeente heeft hiermee op
ieder moment toegang tot de actuele database en inzicht in de toestand van de OVL.
Storingen aan de OVL kunnen door burgers rechtstreeks bij de beheerder of via de website
van de gemeente worden gemeld. Er vindt terugkoppeling naar de melder plaats en deze
heeft inzicht in de afhandeling van de storing.
De gemeente heeft de ambitie om “koplopergemeente” te zijn. Duurzaamheid staat hoog in
het vaandel. Zo is er aandacht voor toepassing van energiezuinige led-verlichting. Verder is
een begin gemaakt met toepassing van dynamische verlichting op de hoofdwegen. De
armaturen worden hierbij voorzien van een zogenaamde RF (radiofrequentie) schakeling. Met
deze schakeling is monitoren van de verlichting op afstand mogelijk. Middels een sms kan
de OVL worden in- of uitgeschakeld. Ook dimmen van de installatie en constatering van
lampstoringen is mogelijk.
Er is samenwerking gezocht met buurgemeente Veghel. Dit heeft in 2012 geresulteerd in het
gezamenlijk aanbesteden van het onderhoud aan de OVL. De trend is om in de toekomst met
meer gemeenten samenwerking te zoeken.
3.2.4 Onderhoud
Er is de afgelopen jaren naar standaardisatie toegewerkt door beperking van de toe te
passen soorten masten en armaturen. De afgelopen drie jaar is € 80.000 extra beschikbaar
gesteld om achterstallig onderhoud tot 2011 weg te werken. Dit is niet voldoende gebleken
om onderhoud tot het gewenste niveau te plegen. Het in 2008 geconstateerde achterstallig
onderhoud is nog steeds aanwezig. De extra middelen zijn nodig geweest voor vervanging
van HPLN lampen en groepsremplace. Verder zijn grote bedragen nodig gebleken voor
herstelkosten van aanrijdingen. Deze kosten werden tot voor kort niet volledig verhaald op
de veroorzaker of bij het Waarborgfonds. Vanaf 2010 worden kosten van aanrijdingen wel
verhaald op de veroorzaker en indien deze niet bekend is, geclaimd bij het waarborgfonds.
Ongeveer 20% van de OVL-installatie heeft een onderhoudsachterstand.
100
Sinds 2009 wordt groepsremplace toegepast. 2012 is het laatste jaar voor de inhaalslag van
de groepsremplace, vanaf 2013 vindt reguliere groepsremplace plaats. Bij de
groepsremplace worden oude HPLN lampen niet vervangen, deze wachten op de ombouw. Er
zijn nog circa 1.180 stuks oude HPLN lampen aanwezig.
De afgelopen beleidsperiode is geen schilderwerk uitgevoerd aan de lichtmasten in het
centrum. Reden hiervoor is het (nog) niet voorhanden zijn van een schilderplan. De
beschikbare budgetten zijn ingezet voor vervanging van HPLN lampen waaraan de eerste
prioriteit is gegeven.
Bij het vervangen en aanbrengen van nieuwe verlichting is er voortdurend aandacht voor
toepassing van nieuwe ontwikkelingen, energiebesparing en het gebruik van energie-
efficiënte lampen.
3.3 Duurzaamheid
In 2008 heeft de gemeente Uden samen met de gemeente Veghel een integraal
duurzaamheidbeleidsplan opgesteld. De ambities die de gemeente zichzelf heeft gesteld is
dat zij in haar beleid wil aansluiten bij het Klimaatakkoord 2007-2011, dat het kabinet en de
VNG in 2007 hebben ondertekend. Op sommige punten wil de gemeente zelfs verder gaan.
De gemeente Uden wil actief zijn op het gebied van energie. De ambities zijn beschreven in
de prestatiekaart lokaal klimaatbeleid van de gemeente.
3.3.1 Duurzame energie
Uden heeft al enkele jaren 100% groene stroom voor al haar elektriciteitsverbruik
(gebouwen, openbare verlichting, etc.). In het duurzaamheidbeleidsplan 2008 is tevens
opgenomen dat er wordt onderzocht wat de mogelijkheden van kleinschalige windturbines
in de bebouwde omgeving zijn. Op dit moment wordt in samenwerking met buurgemeenten
bekeken of er op kleine schaal energie kan worden opgewekt uit biomassa.
3.3.2 Energiebesparing en CO2
In Europees verband is afgesproken dat in 2020 de CO2-uitstoot binnen de Europese Unie
20% onder het niveau van 1990 zal liggen. Het coalitieakkoord van de regering geeft aan dat
het streven is; energiebesparing van 2% per jaar, een verhoging van het aandeel duurzame
energie tot 20% in 2020 en een vermindering van de uitstoot van broeikas gassen van 30% in
2020 ten opzichte van 1990.
De afgelopen beleidsperiode is er aandacht geweest voor het besparen van energie op het
gebied van de OVL. Dit is terug te vinden in het ontwerp van nieuwe verlichtingsplannen
waarbij energie wordt bespaard door:
101
het toepassen van energiezuinige lampen;
het toepassen van armaturen met een hoog lichttechnisch rendement;
het toepassen van energiezuinige hoogfrequent voorschakelapparatuur;
het toepassen van dimapparatuur.
Bij het onderhoud van de OVL installatie wordt besparing van energie bereikt door:
het zoveel als mogelijk uitvoeren van de onderhoudsmogelijkheden in combinatie
met andere werkzaamheden zoals het gebruik maken van wegafzettingen bij het
onderhoud van wegen;
het, op basis van kosten, baten en kwaliteit, planmatig en groepsgewijs vervangen
van verlichtingsmiddelen op het meest economische moment.
Verder is Uden een van de 25 gemeenten die proeven hebben uitgevoerd met led-lampen.
Dit heeft geresulteerd in grootschalige vervanging van oude lampen door led verlichting.
3.3.3 Duurzaam inkopen
De gemeente Uden heeft in haar milieubeleidsverklaring aandacht besteed aan duurzaam
inkopen. Het inkoop- en aanbestedingsbeleid is in 2008 geactualiseerd. Ook is de
intentieverklaring duurzaam inkopen ondertekend. De doelstelling van de gemeente is om in
2015 voor 100% duurzaam in te kopen.
3.3.4 Duurzaam ontwerp en onderhoud
Ook bij het ontwerp en onderhoud van de OVL installatie is er aandacht voor duurzaamheid.
Enkele aandachtspunten bij het ontwerp zijn:
het toepassen van materialen, die het milieu het minst belasten bij zowel de
productie als het gebruik. Een goed voorbeeld daarvan is de thermisch verzinkte
lichtmast. Indien deze niet door middel van een verflaag (poedercoating) wordt
behandeld zullen de zinkzouten (zinkemissie) bij elke regenbui in het milieu
terechtkomen;
de levensduur en recyclingmogelijkheden te betrekken bij de keuze van de
materialen;
het toepassen van oppervlakte bescherming- en/of behandelingsproducten, die het
milieu het minst belasten;
het toepassen van armaturen met een dusdanige lichttechnisch rendement dat de
gewenste hoeveelheid licht op de juiste plek terechtkomt en lichtvervuiling en
lichthinder wordt voorkomen;
het toepassen van lampen met een lange levensduur en een lage milieubelasting;
zo min mogelijk materiaal toe te passen.
102
Er is aandacht voor duurzaamheid bij onderhoud van de OVL installatie door:
het toepassen van milieuvriendelijke geproduceerde materialen;
het kiezen van kwalitatief duurzame masten, armaturen en materialen;
het toepassen van milieuvriendelijke oppervlaktebescherming en/of
oppervlaktebehandeling van de masten en armaturen;
het schilderen van lichtmasten en armaturen met milieuvriendelijke materialen;
het zoveel als mogelijk hergebruiken van de vrijkomende materialen;
defecte gasontladingslampen af te voeren naar een erkende verwerker;
het afvoeren van de vrijkomende materialen via gekwalificeerde inzamelaars.
Ook producenten van verlichtingsmaterialen hebben het begrip duurzaamheid goed
opgepakt. De hoeveelheid kwikhoudend materiaal in bijvoorbeeld de PLL lampen is
teruggebracht tot maximaal 4 mg. Het gebruik van de HPLN lampen is in de afgelopen jaren
door de ontwikkeling van goede alternatieven geheel afgenomen. Ook Uden is op grote
schaal bezig deze lampen te vervangen door energiezuinige alternatieven. Er is aandacht
voor ontwikkeling en toepassing van armaturen die volledig recyclebaar zijn. Te denken valt
aan hergebruik van aluminium en polycarbonaat. De ontwikkeling en toepassing van de
energiezuinige led-lampen in armaturen is gemeengoed geworden.
3.4 Interne analyse
3.4.1 Organisatie
Intern
De gemeente is eigenaar van het bovengrondse deel van de openbare verlichting en als
zodanig verantwoordelijk voor het te voeren beleid. De verantwoordelijkheid voor de
voorbereiding en uitvoering van het dagelijks beheer en onderhoud, de regierol, ligt bij de
afdeling Openbare Werken. Zij hebben een coördinerende rol voor de organisatie van de
OVL. Dit geldt zowel op het gebied van beheer en onderhoud evenals de aanleg van nieuwe
installaties. Werkzaamheden zoals het dagelijkse beheer (melden van storingen en
aanrijdingen) en het herstel daarvan zijn sinds 2009 uitbesteed.
Afdeling Stedelijke Ontwikkeling, welke zorg draagt voor de ontwerpen van (her-)
inrichtingsplannen ziet er op toe dat de openbare verlichting een integraal onderdeel
uitmaakt van de planvorming. Dit betekent dus bijvoorbeeld ook, dat het afdeling Openbare
Werken in een vroegtijdig stadium wordt betrokken bij uitbreidingen en wijzigingen van
categorie-indeling van straten van reeds vastgestelde verkeersplannen.
Extern
De gemeente maakt voor het beheer van de OVL gebruik van een beheersysteem bij derden.
Het beheer van de database is ondergebracht bij een adviesbureau welke gebruik maakt van
103
het beheersysteem LiteWeb. Middels deze applicatie hebben medewerkers van de gemeente
inzicht in de alle actuele beheergegevens van de openbare verlichting. Verder is het mogelijk
vanuit dit systeem direct uit onderhoudsrapporten en financiële gegevens te destilleren.
Naast het beheersysteem LiteWeb zijn er tekeningen aanwezig waarop de posities van de
lichtpunten zijn aangegeven.
3.4.2 Klachtenmanagement
De gemeente beschikt over een klachtenmanagement zoals aangegeven in bijlage 3.
Klachten worden hierbij geregistreerd en geanalyseerd. De uitkomst van de analyse wordt
gebruikt voor bijstelling van het beleid. Burgers kunnen storingen en klachten betreffende
de OVL zowel telefonisch als schriftelijk melden bij de gemeente. Ingekomen meldingen
worden omgezet naar noodzakelijke herstel- en verbeteringsacties.
3.4.3 Communicatie
Zoals gezegd kunnen burgers storingen en klachten telefonisch en schriftelijk melden bij de
gemeente. Sinds het dagelijks administratief beheer is uitbesteed is het mogelijk dat burgers
storingen en klachten aan de OVL melden via de gemeentelijke website. Voordeel van deze
werkwijze is dat de melder de afhandeling van zijn storingsmelding kan volgen. Hiermee
ontstaat een actieve communicatie met de burger.
Verder wordt op de gemeentepagina’s in het Udens Weekblad met enige regelmaat melding
gemaakt van de mogelijkheid om storingen aan de OVL te melden volgens boven gemelde
procedure. Voor herverlichtingsplannen gebeurt dit ook.
3.4.4 Storingsanalyse
De gemeente heeft sinds 1 oktober 2009 het beheerssysteem LiteWeb in gebruik. Dit
systeem biedt de mogelijkheid storingsmeldingen en klachten volledig te registreren en te
analyseren. Vanuit LiteWeb is een tabel gegenereerd (zie bijlage). De periode waarover
storingen worden geregistreerd is echter nog te kort om een volledige analyse op los te
laten. Een voorzichtige eerste conclusie kan zijn dat het aantal storingen wat is verminderd.
Mogelijk is dit een gevolg van de sinds 2009 uitgevoerde groepsremplace.
3.4.5 Rationeel en economisch beheer
Er is in de gemeente Uden op het gebied van de OVL sprake van rationeel economisch
beheer. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat over een meerjarige periode (4 jaar) de
investering- en onderhoudskosten zo laag mogelijk zijn onder gelijkblijvende
randvoorwaarden en doelen. Onderhoud en vervanging worden sinds 2009 planmatig
aangepakt terwijl een grote nadruk ligt op preventief onderhoud. Er worden normen
gehanteerd voor vervangingstermijnen van masten en armaturen. Ook zijn er
vervangingsinvesteringen op de meerjarenbegroting opgenomen. Correctief onderhoud is
per definitie niet planmatig. Op economisch gebied is er aandacht voor besparing op
104
energiekosten. Verder is er oog voor toepassing van duurzame materialen en worden
materialen waar mogelijk hergebruikt.
3.5 Resultaat in kengetallen
Zoals gezegd is vanaf 2010-2011 grootschalig onderhoud gepleegd. Daarnaast is in de
diverse reconstructieplannen het verlichtingsniveau op het gewenste niveau gebracht. Er zijn
lampsoorten vervangen door lampen met een hoger rendement en armaturen toegepast met
een dimfunctie. De resultaten van deze inspanningen kunnen zichtbaar worden gemaakt
door het gebruik van kengetallen, (zie uitgave NSVV Kengetallen Openbare Verlichting 2003).
Toelichting term lichtstroomproductie
De maat voor de productie van de OVL in een gemeente wordt aangegeven als de
lichtstroomproductie. Deze lichtstroomproductie wordt uitgedrukt in “mega lumen per uur
(MLh)” en levert het totaal aantal lumenuur op dat daadwerkelijk theoretisch door de OVL in
een jaar wordt geproduceerd. Dit kengetal kan in samenhang met de exploitatiekosten
worden gebruikt om de OVL te sturen en tevens worden ingezet voor benchmarking.
De mate van energie-efficiëntie van de installatie wordt weergegeven door het kengetal
lampsysteemrendement.
De nu (theoretisch berekende) beschikbare kengetallen voor 2008, 2010 en 2011 zijn:
Kengetallen 2008 2010 2011 Verschil t.o.v.
2008
Energieverbruik in kWh 2.172.264 2.187.134 1.935.856 - 10,8%
Lampsysteemrendement 74,94 75,74 83,06 + 10,8%
Lichtstroomproductie Mlh 161.561 164.404 159.531 - 1,3%
Geïnstalleerd vermogen Kw 600 614 550 - 9,2 %
Aantal lampen 8.609 8.879 9.190 + 6,7%
De hierboven aangegeven kengetallen zijn hierna in grafiekvorm weergegeven. De
lichtstroomproductie is weergegeven in relatie tot het lampsysteemrendement en het totale
berekende energieverbruik.
Uit de gegevens kan worden geconcludeerd dat als gevolg van de al uitgevoerde grootschalig
vervanging van oude HPLN armaturen het lampsysteemrendement is gestegen terwijl het
energieverbruik is gedaald. In totaliteit is het rendement van de gehele openbare
verlichtingsinstallatie dus toegenomen. In de grafiek is tevens de verwachting voor 2016, na
uitvoering van vervanging van het restant van oude armaturen, weergegeven.
3.5.1 Ontwikkeling lichtstroomproductie, energieverbruik en lampsysteemrendement
Onderstaande grafiek geeft de ontwikkeling weer tussen het lampsysteemrendement, het
energieverbruik en de lichtstroomproductie in de periode 2008-2012. Tevens zijn de
105
berekende cijfers weergegeven voor 2016 (optie 1, paragraaf 6.3) wanneer naar verwachting
alle oude armaturen en lampen zijn vervangen.
Zoals in onderstaande figuur is te zien is de lichtstroomproductie van de gehele installatie
de afgelopen beleidsperiode gedaald. Dit is veroorzaakt door onder andere toepassing van
dimverlichting.
3.5.2 Gegevens energieverbruik
Het energieverbruik en besparing door dimmen is zichtbaar gemaakt in onderstaande
grafiek. Het berekende energieverbruik voor de OVL installatie is in 2008 2.172.264 kWh.
Door toepassing van energiezuinige lampen en dimschakeling is het energieverbruik in 2011
1.935.856 kWh (is bijna 10,9% minder dan in 2008). Naar verwachting zal omstreeks 2016
(optie 1, paragraaf 6.3) het energieverbruik verminderen tot circa 1.435.000 kWh (is 33%
minder dan in 2008).
0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
2008 2010 2012 2016
Pro
centu
eel
Ontwikkeling lichtstroomproductie,
Energieverbruik en lampsysteemrendement
2008-2016 OVL gemeente Uden
lichtstroomproductie Energieverbruik Lampsysteemrendement
0
500.000
1.000.000
1.500.000
2.000.000
2.500.000
2008 2010 2011 2016
Verbruik werkelijk 2.172.264 2.187.134 1.935.856 1.434.415
Reductie (dim) 0 49.829 78.516 234.665
Berekend totaal 2.172.264 2.236.963 2.014.372 1.669.080
Energ
ie in k
Wh
Gegevens energieverbruik OVL gemeente Uden
106
3.5.3 Verdeling lampsoorten
De afgelopen beleidsperiode is sterk ingezet om oude energie onzuinige lampen zoals HPLN
te vervangen door moderne lampen met een lager wattage zoals PLL en led. De verschuiving
binnen de toegepaste soorten is zichtbaar in onderstaande grafieken. Hierin is duidelijk te
zien dat de uitbreiding heeft plaatsgevonden door een toename van het aandeel PLL en led
lampen ten koste van de HPLN lampen.
Tevens is de verwachting voor 2016 weergegeven.
3.6 Beknopte weergave van het OVL areaal
3.6.1 Omvang
De omvang aan verlichtingsmiddelen is als volgt samengesteld (per 1 januari 2012):
Aantal lichtmasten 9.136 stuks
Aantal armaturen 9.369 stuks
Aantal lampen 9.537 stuks (2008, circa 8.600 stuks)
13%
26%
3% 5%
53%
0%
Lampsoorten 2008
Hogedruk gasontlading (cpo)
Hogedruk kwik (hpln)
Lage druk natrium (sox)
Hoge druk natrium (son-t)
Lagedruk kwik (pll-tld)
Led
13%
25%
3% 7%
52%
0%
Lampsoorten 2010
Hogedruk gasontlading (cpo)
Hogedruk kwik (hpln)
Lage druk natrium (sox)
Hoge druk natrium (son-t)
Lagedruk kwik (pll-tld)
Led
12%
13%
4%
7%
59%
5%
Lampsoorten 2012
Hogedruk gasontlading (cpo)
Hogedruk kwik (hpln)
Lage druk natrium (sox)
Hoge druk natrium (son-t)
Lagedruk kwik (pll-tld)
Led
4% 0% 21%
1%
63% 11%
Lampsoorten 2016
Hogedruk gasontlading (cpo)
Hogedruk kwik (hpln)
Lage druk natrium (sox)
Hoge druk natrium (son-t)
Lagedruk kwik (pll-tld)
Led
107
Genoemde aantallen zijn inclusief abri’s, reclamebakken, ANWB masten en
plattegrondborden.
De openbare verlichtingsinstallatie bestaat uit een ondergronds deel (het kabelnet van
netbeheerder Enexis) en een bovengronds deel (de lichtmasten in eigendom van de
gemeente). Onderhoud en beheer van het ondergrondse deel is voor rekening van de
netbeheerder Enexis. Zij verzorgen ook het oplossen van netwerkstoringen.
3.6.2 Toestandsinformatie en ouderdom OVL bestand
Uit de inventarisatie blijkt dat de onderhoudstoestand van de verlichtingsinstallatie over het
algemeen als goed kan worden beoordeeld. Er is wel achterstallig onderhoud geconstateerd.
Hieronder wordt verstaan materialen die hun levensduur hebben overschreden en daardoor
voor onveilige situaties kunnen zorgen.
De vervangingswaarde van de gehele OVL installatie kan voor de circa 9.100 lichtobjecten in
Uden becijferd worden op ruim € 6,8 miljoen.
De gemiddelde leeftijd van de armaturen is circa 15 jaar terwijl dat voor de masten 20 jaar
is. In onderstaande figuur is het aantal masten en hun plaatsingsjaar weergegeven.
0
200
400
600
800
n.b
.
19
53
19
57
19
61
19
65
19
69
19
73
19
77
19
81
19
85
19
89
19
93
19
97
20
01
20
05
20
09
Aanta
l m
aste
n
Jaar van plaatsing
Aantal masten met jaar van plaatsing
0
200
400
600
800
1.000
n.b
.
195
7
196
0
196
3
196
6
196
9
197
2
197
5
197
8
198
1
198
4
198
7
199
0
199
3
199
6
199
9
200
2
200
5
200
8
201
1
Aanta
l arm
atu
ren
Jaar van plaatsing
Aantal armaturen met jaar van plaatsing
108
3.6.3 Diversiteit materialen
Vanwege het ontbreken van vast beleid in het verleden met betrekking tot het aanbrengen
van nieuwe openbare verlichting is binnen de gemeente een grote differentiatie aanwezig
van lichtmasten, armaturen, randapparatuur en lampen. Voor een betere beheersbaarheid is
het wenselijk in de toekomst de toe te passen materialen te beperken en te standaardiseren.
In de Nota openbare ruimte (2008) is aanbevolen om per functioneel gebied een
beeldencatalogus op te stellen om stijl en eenheid te handhaven. Deze beeldencatalogus is
(nog) niet gereed. Wel is de afgelopen jaren toegewerkt naar toepassing van
standaardmasten en armaturen om te komen tot standaardisatie.
3.6.4 Aantal lampen
Als gevolg van areaaluitbreiding in nieuwe wijken is het aantal lampen sinds 2008 met 8%
toegenomen.
3.6.5 Schakel- en dimtijden
De gemeente Uden heeft tot 2009 evenals veel andere gemeenten avond/nacht schakeling
toegepast. Hierbij wordt in de nachtelijke uren om en om een lamp gedoofd. Nadeel van dit
systeem is dat de gelijkmatigheid geweld wordt aangedaan en de OVL installatie niet voldoet
aan de richtlijnen. Op dit moment is het gebruikelijk om de avond/nacht schakeling te
vervangen door armaturen met dimschakeling. Voordeel hiervan is dat de gelijkmatigheid
blijft behouden wat van groot belang is voor de veiligheidsaspecten. In nieuwe plannen
blijven alle lampen s ‘nachts branden en wordt dimschakeling toegepast.
De gemeente Uden kent voor al haar kernen dezelfde schakeltijden. Hierbij wordt de
verlichting astronomisch geschakeld waarbij de nachtverlichting inschakelt om 24.00 uur.
Ook de statische dimunits schakelen gelijktijdig in met de nachtverlichting. De branduren
per lampsoort zijn voor een avondbrander 1698 uur, een nachtbrander 4154 uur en
dimverlichting 2926 uur.
8.000
8.500
9.000
9.500
20082010
20122016
Aantal lampen
Lampen
109
4. Nieuwe ontwikkelingen
4.1 Aandacht voor donkergebieden
4.1.1 Lichtvervuiling
De afgelopen jaren is er vanuit de Overheid en Milieugroeperingen steeds meer aandacht
voor het ‘onnodig’ plaatsen van OVL en het voorkomen van lichtvervuiling. Lichtvervuiling is
het “gloeien” van de hemel door omhoog stralende verlichting dat weerkaatst in de deeltjes
die in de lucht aanwezig zijn. Vooral bij steden is dat effect goed merkbaar. Met campagnes
als “Laat het Donker Donker” en de organisatie van de “Nacht van de nacht” wordt aandacht
gevraagd voor de schoonheid van de duisternis en de bedreiging daarvan door de
toenemende verlichting in Nederland. Nederland is ’s nachts een van meest verlichte landen
in Europa. Dit wordt niet alleen veroorzaakt door kassen, sportvelden, lichtreclames en
tuinverlichting maar ook door de openbare verlichting. Dat dit niet alleen hinderlijk is voor
mens en dier zal duidelijk zijn maar het kost ook “onnodige” energie. Minder verlichting
draagt ook bij terugdringing van het energieverbruik en daarmee de CO2 uitstoot.
Overheden kunnen rekening houden met de effecten van lichtvervuiling op de natuur en met
het verspillen van licht. In dit kader worden in natuurgebieden de mogelijkheden van
terugdimmen, oriëntatieverlichting en geleideverlichting met behulp van led-armaturen in
overweging genomen. In dit beleidsplan is met bovenstaande rekening gehouden door het
voorschrijven van uitsluitend energiezuinige efficiënte lampen en het toepassen van
dimverlichting. Hierbij zullen de ‘Richtlijnen Openbare Verlichting Natuurgebieden’ van de
NSVV een leidende rol hebben.
4.1.2 Lichthinder
Onder lichthinder wordt verstaan: de instraling in woningen en verblinding van
weggebruikers en dieren. Fabrikanten houden bij de ontwikkelingen van nieuwe armaturen
in toenemende mate rekening met het voorkomen van lichthinder. Ook bij de plaatsbepaling
van de mast en de keuze van armatuur wordt met het voorkomen van lichthinder rekening
gehouden. Bij het opstellen van een verlichtingsplan wordt de verblindingsfactor zo laag
mogelijk gehouden. In een gemeentelijk ontwikkelingsplan kan de gemeente lichthinder
expliciet opnemen, zodat structureel aan het voorkomen en beperken ervan aandacht wordt
gegeven. Eventueel kan de uitwerking hiervan vastgelegd worden in een gemeentelijk
‘lichthinderplan’.
4.1.3 Duisternis categorieënkaart
Provincie Noord-Brabant heeft in samenwerking met de Brabantse Milieu Federatie een
Duisternis categorieënkaart uitgebracht. Op deze kaart zijn Natuurgebieden en
110
Landschappelijk/natuurlijk waardevol buitengebied aangegeven. De op deze kaart
aangegeven Natuurgebieden zijn beperkt tot de gemeenten gelegen in het Groenewoud.
Hoewel de gemeente Uden geen onderdeel uitmaakt van het gebied Groenewoud kan ze
natuurlijk wel zelf donkertegebieden aanwijzen. Voorstel is om een kaart op te stellen met
daarop aangegeven natuurgebieden die aangewezen worden als donkertegebieden. Voor
deze gebieden geldt dan dat voor de aanleg van verlichting de ‘Richtlijn Openbare
Verlichting Natuurgebieden’ van de NSVV van toepassing is. In deze gebieden geldt het
principe van “geen verlichting tenzij”. Indien om verkeers- en/of sociale veiligheid toch
verlichting gewenst is zal gebruik worden gemaakt van zogenaamde “groene” led-
verlichting.
4.2 Techniek
4.2.1 Dimmen of dynamische verlichting
Het besparen van energie is in grote mate mogelijk door daarvoor geschikte lampen op een
lager niveau te laten branden ofwel te dimmen. Dit dimmen zorgt bij een dimniveau van 50%
voor ongeveer 40% energie besparing, uitgaande van gasontladingslampen. Dimmen kan
zowel statisch als dynamisch gebeuren. Statisch dimmen betreft het op een vast tijdstip
terugschakelen van de verlichting in brandniveau, bijvoorbeeld om 22:00 uur. Tegenwoordig
zijn ook zogenaamde lokale dimmers in staat om hierin wat meer variatie te brengen door in
meerdere stappen te gaan dimmen.
Met telemanagementsystemen kan het dimmen ook op afstand aangestuurd worden. Dit
heeft als voordeel dat ingespeeld kan worden op calamiteiten, weersomstandigheden en
verkeersintensiteiten. De verlichting wordt dan dynamisch aangestuurd.
De in- en uitschakeltijd voor de verlichting wordt geregeld door het Netwerkbedrijf. De OVL
in de gemeente schakelt astronomisch. Dat wil zeggen dat de verlichting met een vast
programma ‘variabel’ schakelt. In de zomer zijn er minder branduren dan in de wintertijd.
Daarbij heeft de gemeente gekozen om de avondverlichting om 24.00 uur uit te schakelen.
Ook de aanwezige statische dimmers treden in werking om 24.00 uur. Een dynamisch
dimsysteem heeft haar eigen programmeerbare schakeltijden. Het is mogelijk energie te
besparen door de avondverlichting een uur eerder te laten uitschakelen van 24.00 uur naar
23.00 uur.
Dimmen
De meeste armaturen voor de OVL met lampen PLL 36 Watt, PLL 55 Watt en de SON of SONT
lampen 70 tot en met 400 Watt zijn leverbaar in dimuitvoering. Dit wil zeggen dat in het
armatuur een component wordt ingebouwd dat na ontvangst van een signaal de lichtoutput
van de lamp kan terugdimmen naar circa 50 % van de oorspronkelijke lichtopbrengst. Hierbij
111
wordt het stroomverbruik van het armatuur en de componenten teruggebracht naar circa 60
% van het totaal geïnstalleerde vermogen.
Het dimmen vindt plaats nadat het Netwerkbedrijf, de eigenaar van het ondergrondse
kabelnet, op een vooraf ingestelde tijd een signaal uitstuurt dat de verschillende dimmers in
werking zet. Deze tijden vallen samen met de verschillende uitschakeltijden van de
avondverlichting en de inschakeltijden van de ochtendverlichting. Er valt daarbij te kiezen uit
de tijden s’ avonds uit om 22.30, 23.00, 23.30 en 24.00 uur en de tijden s’ morgens in om
6.00, 6.30 en 7.00 uur.
Het technische voordeel van deze keuze is dat ondanks de besparing op de energiekosten en
de onderhoudskosten door een langere uitwisseltermijn, door het dimmen de
gelijkmatigheid van de verlichting is gegarandeerd. Alle lichtmasten blijven “branden”. Er is
geen expliciete vraag naar nachtbranders.
Het om en om uitschakelen van masten is, omdat het een buitensporige afname van de
gelijkmatigheid van de verlichting veroorzaakt, sterk af te raden. Beter is, om bij het
vernieuwen van armaturen met een gelijkblijvend energieverbruik de aanbevolen en
gewenste gelijkmatigheid te verkrijgen.
In de bijgestelde beleidsuitgangspunten wordt - met voortzetting van het huidige beleid op
dit moment - uitgegaan van het toepassen van wit licht of wel het gebruik van PLL lampen
met elektronische apparatuur in de verblijfsgebieden. Belangrijk is om de technische
ontwikkelingen te volgen om in de toekomst de toepassing ervan te toetsen op
bruikbaarheid ook op andere locaties. In de al uitgevoerde herverlichtingsplannen en
reconstructies met toepassing van armaturen voorzien van lampen PLL 36 en 55 W en de
SON, SONT, CDMT en CDOTT worden de lampen gedimd. De gemeente wil zodra het
technisch en economisch verantwoord is in woongebieden led-verlichting toepassen in
plaats van de nu gangbare PLL lampen.
Dynamische Verlichting
In Nederland zijn momenteel een aantal projecten uitgevoerd of in uitvoering waarin de
verkeersintensiteit gekoppeld wordt aan de OVL. Is er weinig verkeer dan mag het licht uit of
op een laag niveau branden. Bij veel verkeer gaat het lichtniveau omhoog.
Het markeren van het wegverloop van verkeerswegen in buitengebieden is een echte trend
aan het worden. Een aantal projecten is hiermee al uitgevoerd (Noord-Holland, Houten, Ede,
Boxtel en Uden) Hiervoor worden in de weg-as of aan de wegkanten led-armaturen
aangebracht. Dit komt ten goede aan de verkeersveiligheid vanwege de zichtbaarheid van
het wegverloop, de natuur is erbij gebaat en er wordt een grote bezuiniging op het
energieverbruik bereikt. De vraag is echter of de gebruiker dezelfde voordelen ervaart als bij
de traditionele wijze van verlichten.
112
De gemeente Bernheze heeft in 2010 – als pilot - een project voor de ombouw van
traditionele verlichting naar dynamische verlichting afgerond. Dit project – een belangrijk
fietspad in het buitengebied - is bedoeld om ervaring op te doen op het gebied van
dynamische verlichting. Een andere doelstelling is om te bezien of dynamische verlichting
een bijdrage kan leveren aan het terug dringen van het energieverbruik en daarmee de CO2
uitstoot. Uit eerste lichtmetingen blijkt dat het niveau van de openbare verlichting wat
betreft de gelijkmatigheid, ook bij dynamische verlichting voldoet aan de gestelde normen
van de Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR) uitgegeven door de Nederlandse Stichting Voor
Verlichtingskunde (NSVV). Op tijden dat er minder of geen gebruik van het fietspad wordt
gemaakt schakelt de verlichting terug tot 20% van het normale niveau. Op deze tijden is het
energieverbruik dus belangrijk lager dan in normaal bedrijf.
Wat gebruikservaringen betreft kan worden gesteld dat het dimmen van de openbare
verlichting een bijdrage levert tot wijziging van het algemene beeld wat leeft onder de
burgers met betrekking tot het onnodig laten branden van de openbare verlichting. De
gemeente laat zien serieus werk te maken met het terugdringen van lichtvervuiling en
lichthinder.
Berekeningen geven aan dat het uit financieel oogpunt vooralsnog niet interessant is om op
dit moment op grote schaal over te stappen op dynamische verlichting. De kosten van
aanleg zijn zo hoog dat nauwelijks van een terugverdientermijn kan worden gesproken. De
voordelen moeten worden gevonden in het gebruiksgemak, het terugdringen van
lichtvervuiling en lichthinder en natuurlijk in het verminderen van het energieverbruik. Zoals
gezegd is het grootste voordeel van dynamische verlichting het verminderen van het
energieverbruik en daarmee de CO2 uitstoot. In dit project is een vermindering van de CO2
uitstoot bereikt van ruim 36%.
Bij dit beleidsplan is een bijlage opgenomen met wegen die in aanmerking kunnen komen
voor toepassing van dynamische verlichting.
4.2.2 Led-verlichting
Led-armaturen zijn in Nederland tot 2008 voornamelijk toegepast als markering.
In september 2010 heeft het Agentschap NL in opdracht van de Taskforce Verlichting een
publicatie uitgebracht over de stand van zaken betreffende toepassing van led-verlichting.
Bij dit beleidsplan is een bijlage met een samenvatting van dit rapport opgenomen. Op basis
van de evaluatie van een 40-tal pilots in 2008 en 2009 worden de volgende aanbevelingen
gedaan:
Doe ervaring op met led-verlichting door het opzetten van (proef)projecten. Het is goed
om daarbij eisen te stellen aan de producten. Vraag naar alle productgegevens en
producten levensduur garanties.
113
Wees kritisch richting leverancier. Niet met alle aanbieders van led-verlichting zijn goede
ervaringen opgedaan. Vraag naar de ervaring van de aanbieder met openbare verlichting
en vraag openbare verlichting beheerders (van andere gemeenten) of ze tevreden zijn.
Laat als onderdeel van het (proef)project een nieuw lichtontwerp maken. Zorg er als
opdrachtgever voor dat de lichttechnische eisen vooraf goed zijn overwogen en
nauwkeurig zijn gedefinieerd. Het gaat daarbij onder anders om eisen op het gebied van
‘lichtkleur’, lichtniveau en hoeveelheid gewenst strooilicht.
De belangrijkste conclusie: het is inmiddels goed mogelijk led-verlichting toe te passen in
openbare verlichtingssystemen en het milieu is er bij gebaat als gemeenten aan de slag gaan
met led.
De gemeente Uden heeft als ‘koplopergemeente’ de afgelopen jaren op grote schaal led-
verlichting toegepast.
4.2.3 Zonne-energie
Voor wat betreft technieken met lichtmasten voorzien van zonnepanelen zijn op dit moment
de ervaringen negatief. In gemeenten die als proef een aantal lichtmasten met zonnepanelen
hebben geplaatst op locaties in het buitengebied is de ervaring dat het systeem heel
storingsgevoelig is. Vooral het ondergrondse gedeelte met accu’s heeft een korte
levensduur. Vervanging van accu’s is een behoorlijke kostenpost. Toepassing vindt –op
bescheiden schaal- plaats op plekken waar anders voor veel geld, kabel, wegboringen en
boomboringen gemaakt zouden moeten worden. Vooralsnog kan worden geconcludeerd dat
het systeem kostbaar is in aanschaf, een kortere brandtijd met lagere vermogens heeft, een
beperking van de lampkeuze en hoge onderhoudskosten.
4.2.4 Stabiliteitsmetingen
In het kader van de openbare veiligheid en daarmee de wettelijke aansprakelijkheid en het
verlengen van de technische levensduur van lichtmasten staat de laatste jaren het uitvoeren
van stabiliteitsmetingen in de belangstelling. Gemeenten staan hierbij voor de keuze om wel
of niet metingen uit te voeren aan de stabiliteit van lichtmasten. Om een weloverwogen
keuze te maken is het nodig de voor- en nadelen op een rij te zetten.
Als argumenten om wel metingen uit te voeren kunnen worden aangemerkt:
per lichtmast wordt na meting een restlevensduur van vijf jaar gegarandeerd;
de ‘garantie’ kan voor de wegbeheerder gunstig zijn bij een eventuele claim vanwege
bijvoorbeeld een omgevallen lichtmast of onderdelen;
op basis van verkregen metingen kan de restlevensduur van de soort gemeten
masten worden verlengd, wat een financieel voordeel kan opleveren;
er wordt voorkomen dat een technisch nog goede mast wordt vervangen.
114
Natuurlijk kunnen er ook vraagtekens worden geplaatst bij het nut van stabiliteitsmetingen:
de meting geeft slechts een beeld van de gemeten mast en zegt weinig of niets over
de kwaliteit van andere soortgelijke masten;
in het onderhoudsbestek van de gemeente is als preventief onderhoud tijdens de
remplace controle van de lichtmast opgenomen. Dat wil zeggen dat bij iedere
remplace (om de 4 tot 10 jaar) de mast wordt gecontroleerd op eventuele zichtbare
gebreken;
indien er een schilderplan aanwezig is worden de masten om de 12 jaar geschilderd.
Hierbij wordt de gehele mast onder handen genomen en visueel geïnspecteerd.
Eventuele gebreken zoals corrosie, loshangende delen of scheefstand wordt gemeld
en indien nodig hersteld;
er is geen wettelijke verplichting om stabiliteitsmetingen aan lichtmasten te
verrichten. Een goed beheerplan is van nut om eventuele claims bij schade te
voorkomen;
op basis van ervaring is de maximale levensduur van masten in de gemeente
vastgesteld op 40 jaar. De praktijk heeft uitgewezen dat de maximale levensduur
slechts op weinig plaatsen wordt bereikt omdat door reconstructies of herindelingen
van wegen de mast vaak voor het einde van zijn levensduur wordt vervangen of bij
een goede kwaliteit wordt hergebruikt;
er zijn over de afgelopen 30 jaar geen gevallen bekend waarbij een lichtmast is
omgevallen door een niet zichtbaar gebrek, zoals corrosie.
Op basis van de voor- en tegenargumenten lijkt het niet gewenst om alle masten van
bijvoorbeeld ouder dan 25 of 30 jaar te onderwerpen aan een stabiliteitsmeting. Uit
verkregen cijfers van andere gemeenten blijkt dat circa 2% van de gemeten masten niet meer
aan de strenge eisen voldeed. Dat wil niet zeggen dat deze masten omwille van de veiligheid
ook daadwerkelijk meteen vervangen moet worden. Bij herverlichtingsplannen en
reconstructies waarbij bestaande lichtmasten op dezelfde plaats worden gehandhaafd en
waarbij de masten ouder zijn dan 30 jaar kan het zinvol zijn om per mast een
stabiliteitsmeting uit te voeren. Hiermee wordt voorkomen dat onstabiele masten voor een
langere periode blijven staan. Zoals gezegd is een goed beheerplan met daarin opgenomen
een periodieke inspectie van belang om wettelijke aansprakelijkheid bij schade veroorzaakt
door de OVL te voorkomen.
4.2.5 Keuze lichtmasten
Stalen of aluminium masten
Een steeds terug kerende discussie is de keuze voor stalen of aluminium lichtmasten. Beide
fabrikanten voeren argumenten waarom hun product duurzaam is. In de volgende tabel
worden, zonder volledig te zijn enkele aspecten van staal en aluminium tegenover elkaar
gezet.
115
Vergelijking aluminium lichtmasten vs. stalen lichtmasten
Duurzaamheid en milieuvriendelijkheid Aluminium Staal
Recyclebaar 100% 100%
Energiebehoefte bij productie tot 4,5 hoger dan staal
Energiebehoefte bij recycling 100% 55%
Percentage gerecycled materiaal bij fabricage nieuwe masten 51% 45%
Minder energie bij materiaal uit schroot 95% 45%
Uitloging materiaal nee Nee, met coating
Aanschafprijs lichtmast lph. 4 meter € 325 € 250
Onderhoudsvrije levensduur in jaren 40 incl. deugdelijke
maaiveldbeschermer
40
Onderhoud
Oppervlakte behandeling nodig nee nee
Veiligheid
Gewicht 60% lichter dan staal
Kwetsbaarheid t.o.v. gemiddeld Lage score Hoge score
Energie absorptie bij aanrijding 50% meer dan staal
Het blijkt in de praktijk dat Rijks- en Provinciale overheden bij verkeerswegen kiezen voor
aluminium lichtmasten. Argument hiervoor is dat bij aanrijdingen met hoge snelheid de
letsels over het algemeen minder ernstig zullen zijn dan bij toepassing van stalen masten.
Ook het aspect onderhoud (geen schilderwerk en dus geen verkeersmaatregelen) speelt
daarbij een rol. Bij gemeenten spelen deze argumenten minder omdat de snelheden van het
verkeer over het algemeen lager zijn en er geringere verkeersstromen zijn. Hierdoor zijn er
minder of helemaal geen verkeersmaatregelen nodig bij onderhoud. In gemeenten waar van
oudsher stalen masten zijn toegepast worden deze keuze meestal voortgezet terwijl dit
andersom ook het geval is.
Thermisch verzinkt of poedercoating
De gemeente Uden past vanuit esthetisch oogpunt tot voor kort thermisch verzinkte
lichtmasten zonder oppervlaktebescherming toe. Vraag is of dit vanuit het aspect
duurzaamheid een juiste keuze is. Stalen thermisch verzinkte masten hebben een
onderhoudsvrije levensduur van 40 jaar. Indien masten voor plaatsing worden voorzien van
een duplexsysteem (thermisch verzinken en coating) is de levensduur volgens de fabrikant
veelal oneindig. De gemeente hanteert een afschrijvingstermijn van 40 jaar voor stalen
lichtmasten. In die termijn dient de lichtmast ten minste eenmaal te worden geconserveerd.
Uit esthetisch oogpunt wordt een onbehandelde mast echter na circa 12 jaar voorzien van
een beschermende laag. De meerkosten voor uitvoering van een gecoate mast ten opzichte
van een onbehandelde mast bedragen circa € 50,00 afhankelijk van de grootte van de mast.
Een schilderbeurt voor een gemiddelde lichtmast vergt ongeveer hetzelfde bedrag. Alles in
overweging nemende is het vanuit duurzaamheid niet perse noodzakelijk om thermisch
verzinkte masten te voorzien van een coating. Bekeken vanuit verlengde levensduur in
116
combinatie met het esthetische oogpunt is het wel wenselijk om nieuwe lichtmasten te
voorzien van een coating. Daarmee kan de afschrijvingstermijn worden verlengd van 40 naar
50 jaar, hetgeen een aanzienlijke kostenbesparing oplevert.
4.3 Ondergronds netwerk
Storingen in het kabelnet worden gerepareerd door Enexis B.V., omdat zij eigenaar is van het
voedingsnet en de aansluitkabels waarop de lichtmasten zijn aangesloten. Uden heeft net als
de meeste gemeenten de ondergrondse eigendommen, zoals aansluitkabel en aansluitmof
en de ontstekingspunten, enkele jaren geleden ‘om niet’ overgedragen aan Enexis B.V.
Tegen een vaste vergoeding per lichtmast per jaar onderhoudt Enexis B.V. het complete
ondergrondse netwerk voor de openbare verlichting. Als de gemeente haar installatie wil
uitbreiden betaalt ze een vast bedrag per aansluitpunt (lichtmast). Voor dit bedrag verzorgt
Enexis B.V. de aansluiting in de lichtmast inclusief aansluitmof, aansluitkabel, aansluitblok,
grondwerk en straatwerk. De kosten voor de lichtmast zijn als vanzelf voor rekening van de
gemeente. In renovatie- of herverlichtingsprojecten mogen bestaande aansluitingen worden
verlengd. Ook deze kosten zijn voor rekening van de eigenaar van de installatie.
Het overnamepunt van de installatie is het aansluitblok in de mast. Het aansluitblok was tot
2007 in eigendom en beheer van de gemeente. Sinds dat jaar is het aansluitblok
overgedragen aan het netwerkbedrijf welke tevens de aanleg en onderhoud ervan verzorgt.
De kosten van het aansluitblok zijn ondergebracht in het vaste bedrag wat het
netwerkbedrijf in rekening brengt per aansluitpunt.
De tarieven voor de ondergrondse werkzaamheden zijn in het verleden meerdere malen
verhoogd en/of aangepast. Deze tarieven worden bepaald door de Directie Toezicht Energie
(DTe).
4.4 Wetgeving
4.4.1 NSVV Normen
De Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (NSVV) heeft samen met het Nederlands
Normalisatie Instituut (NNI) in 2002 de Nederlandse Praktijkrichtlijnen voor Openbare
Verlichting (NPR 13201-1) opgesteld. Deze richtlijn - gebaseerd op Europese normen - is in
veel gemeenten, ook in Uden als leidraad bij de invulling van de OVL gehanteerd. De richtlijn
heeft geen juridische status, omdat de Europese normen (nog) niet gemandateerd zijn. In
deze richtlijn is getracht de verschillende verlichtingseisen op elkaar af te stemmen door
onderscheid te maken in: openbare ruimten met een verkeersfunctie, openbare
verblijfsruimten en ruimten, die beide functies kunnen vervullen. Aan de hand van de functie
en de kenmerken van de openbare ruimte (te weten bebouwing, functie van de weg,
infrastructuur, verkeer, verkeersintensiteit of moeilijkheidsgraad) worden verlichtingsklassen
opgesteld. De verlichtingsklassen geven aan, aan welke kwaliteitscriteria de OVL moet
117
voldoen. Deze kwaliteitscriteria hebben betrekking op de verlichtingssterkte en de
gelijkmatigheid van de verlichting. Deze richtlijnen zijn de afgelopen beleidsperiode in Uden
leidraad geweest bij het opstellen van verlichtingsplannen.
In 2011 heeft de NSVV op verzoek van de Taskforce Verlichting ondersteund door
Agentschap NL de bestaande NPR 13201-1 herschreven en een nieuwe aanbeveling de
Richtlijn voor Openbare Verlichting 2011 (ROVL 2011) uitgegeven. Belangrijk verschil met de
vorige richtlijn is dat het standaard verlichten van een situatie als uitgangspunt is verlaten.
Dit onderdeel is nieuw ten opzichte van de NPR 13201-1.
In veel situaties kan, om verschillende redenen, gekozen worden voor alternatieve
verlichtingsvormen of zelfs niet verlichten. Als uit de afweging de keuze 'verlichten' gemaakt
wordt, dan wordt vervolgens aanbevolen de in deze richtlijn beschreven systematiek te
hanteren om te komen tot een verlichtingsinstallatie, die voldoet aan de gevonden
lichttechnische kwaliteitscriteria. Nieuw is de gewijzigde terminologie van de gewenste
verlichtingsklasse. In de volgende tabel is het verschil in terminologie van beide richtlijnen
weergegeven:
NPR 13:201-1-1 ROVL 2011
Verkeerswegen ME-klasse M-klasse
Conflictgebieden CE-klasse C-klasse
Verblijfsgebieden S-klasse P-klasse
4.4.2 Criteria Duurzaam inkopen
In februari 2010 is in opdracht van VROM door Agentschap NL (SenterNovem) de nota
Criteria voor duurzaam inkopen voor inkopen van OVL gepubliceerd. Deze criteria worden
periodiek bijgesteld en kenbaar gemaakt aan de gemeenten via PIANOo Expertisecentrum
voor aanbesteden (www.pianoo.nl). De nota biedt de mogelijkheid een
energiebesparingdoelstelling en een ontwerp- en inkooprichtlijn te definiëren.
Voor de productgroep openbare verlichting betreft het hier in hoofdzaak:
Een minimum eis voor de energieprestatie van de OVL installatie aan label D van de
Handleiding Energielabeling Openbare Verlichting;
Bij nieuwbouw van een OVL installatie, of bij complete vervanging van lampen en
armaturen van een openbare verlichtingsinstallatie, dient de installatie technisch
geschikt te zijn om gedimd te worden;
Voorschriften aan het gestelde vermogenvoor lichtmastreclame;
Grenswaarden aan het vluchtige aandeel organische stoffen bij conserveringswerken.
In opdracht van het Ministerie van VROM zijn de minimumeisen uit de criteriadocumenten
vertaald naar teksten voor gebruik in RAW-bestekken (zie www.crow.nl/duurzaaminkopen).
118
Deze teksten zijn 29 oktober 2010 gepubliceerd en kunnen vanaf die datum in bestekken
worden opgenomen.
4.4.3 Nieuwe Aanbestedingswet
Een nieuwe Nederlandse Aanbestedingswet zal samen met onderliggende regelgeving
(AMvB's)- naar verwachting per 1 januari 2013 in werking treden. Op 14 februari 2012 is de
Aanbestedingswet aangenomen in de Tweede Kamer. Met de nieuwe Aanbestedingswet wil
het kabinet een modern wettelijk kader voor het aanbesteden maken. Aanleiding hiervoor is
vooral het onderzoek van de Parlementaire enquêtecommissie Bouwnijverheid. De nieuwe
wet schept de mogelijkheid om op nationaal niveau nadere regels te stellen ter aanvulling of
verduidelijking van de Europese aanbestedingsrichtlijnen.
Door heldere regels bij het aanbesteden, krijgen ook kleinere ondernemers een goede en
eerlijke kans op overheidsopdrachten. De eisen die bij aanbestedingen aan het bedrijfsleven
worden gesteld, moeten redelijk zijn. Het wetsvoorstel zorgt ervoor dat eisen die aan
opdrachten worden gesteld in redelijke verhouding moeten staan tot de opdracht. Zo kan
bijvoorbeeld een aanbestedende dienst met 120 vestigingen in heel Nederland de
schoonmaak in één opdracht aanbesteden. Dat betekent dat een kleine onderneming hierop
niet kan inschrijven. Met de nieuwe wet moet de aanbestedende dienst een dergelijke
opdracht in principe zo opstellen, dat MKB'ers kunnen inschrijven op de locaties in hun eigen
regio.
De eisen aan de jaaromzet van de ondernemer moeten in redelijke verhouding staan tot de
opdracht. Daarmee wordt voorkomen dat aan een architectenbureau een eis wordt gesteld
van een jaaromzet van bijvoorbeeld drie miljoen euro waardoor een groot deel van de
architectenbureaus afvallen. Een dergelijke eis is vaak onredelijk en mag niet meer.
Daarnaast komt er een einde aan de verschillende formulieren die aanbestedende diensten
gebruiken. De ondernemer hoeft nog maar één formulier in te vullen. Pas als de ondernemer
de opdracht krijgt, moet hij de officiële documenten inleveren. Tenderned publiceert alle
opdrachten voor aanbestedingen zodat ondernemers alle aanbestedingen op één plaats
kunnen vinden.
De nieuwe aanbestedingswet geldt voor alle overheidsopdrachten (onder en boven de
Europese grens). De grens voor het Europees aanbesteden voor bijvoorbeeld
bouwopdrachten ligt op € 4,8 miljoen. Voor leveringen (bijvoorbeeld inkoop
kantoorartikelen) en diensten (bijvoorbeeld inhuren van een onderzoeksbureau) liggen de
grenzen voor het Rijk bij € 130.000 en voor andere overheden en diensten zoals het
onderhoud en beheer van de OVL op € 200.000. (bedragen voor 2012/2013).
119
De belangrijkste wijzigingen in de nieuwe Aanbestedingswet zijn:
Voor alle opdrachten (onder en boven de drempel) geldt:
Een aanbestedende dienst moet op objectieve gronden bij een opdracht kiezen welk
type aanbestedingsprocedure hij gebruikt.
Een aanbestedende dienst moet op verzoek van ondernemer zijn keuze schriftelijk
motiveren en handelt transparant.
Eisen, voorwaarden en criteria aan inschrijvers en inschrijvingen moeten in redelijke
verhouding staan tot de opdracht.
Opdrachten mogen niet onnodig worden samengevoegd.
Als opdrachten worden samengevoegd moet de aanbestedende dienst dit in de
aanbestedingsstukken motiveren.
Een opdracht moet worden opgedeeld in meerdere percelen. Als dit niet passend is,
moet de aanbestedende dienst in de aanbestedingsstukken motiveren.
Aanbestedende diensten moeten administratieve lasten zoveel mogelijk beperken.
Aanbestedingsstukken dienen kosteloos ter beschikking worden gesteld.
Bij aanbestedingen onder de drempel dient de ARW 2012 te worden toegepast.
Bij nationale aanbestedingen:
Een aanbestedende dienst behandelt ondernemers op gelijke wijze.
Een aanbestedende dienst handelt transparant.
Bij meervoudige onderhandse procedure:
Een aanbestedende dienst behandelt ondernemers op gelijke wijze.
Een aanbestedende dienst deelt aan alle inschrijvers de gunningbeslissing met de
relevante redenen mee.
Bij aanbestedingen boven de drempel:
(Voor)aankondigingen moeten plaatsvinden via het elektronisch systeem voor
aanbestedingen (bedoeld wordt TenderNed). De minister draagt zorg voor het
systeem.
Geschiktheideisen mogen geen betrekking hebben op de omzet, tenzij een
aanbestedende dienst dit met zwaarwegende argumenten motiveert in de
aanbestedingsstukken. Als toch eisen gesteld worden, dan niet meer dan drie maal
de opdrachtwaarde.
Verplicht gunnen op criterium EMVI. Laagste prijs alleen toepassen als
aanbestedende dienst in de aanbestedingsstukken motiveert waarom.
Verlengde Alcatel-termijn. Aanbestedende dienst neemt opschortende termijn van
tenminste twintig kalenderdagen in acht voor sluiten van overeenkomst.
Proces verbaal. Aanbestedende dienst moet over de gunning een proces-verbaal
opstellen. Dit proces-verbaal omvat onder meer namen van uitgekozen gegadigden
met motivering, namen en motivering van afgewezen gegadigden, namen en
120
motivering van afgewezen inschrijvingen, motivering voor keus winnaar,
omstandigheden bij toepassing bijz. procedure, reden van eventueel niet-gunnen.
(bron: www.pianoo.nl)
4.4.4 Grondexploitatiewet (GREX)
Voorheen maakten publieke partijen individuele afspraken met private ontwikkelaars over de
financiering van publieke voorzieningen, zoals de aanleg van groen, riolering, wegen,
verlichting en parkeerplaatsen. Juridisch kon de overheid echter niets afdwingen. Hierdoor
dreigde onrendabele, maar maatschappelijk wenselijke delen van bouwlocaties, zoals sociale
woningbouw en groen, niet gerealiseerd te worden. Om gemeenten meer houvast te geven is
de grondexploitatiewet (GREX) opgesteld. Deze wet is op 1 juli 2008 in werking getreden. Op
basis van deze wet zijn er nu meer wettelijke mogelijkheden voor kostenverhaal voor de
aanleg van openbare voorzieningen wanneer private ontwikkelaars een plan ontwikkelen en
uitvoeren.
4.5 Kengetallen
In 2003 heeft de NSVV de aanbeveling Kengetallen Openbare Verlichting uitgebracht. Doel
van de aanbeveling was het praktische gebruik van kengetallen in de sector openbare
verlichting te bevorderen. In 2011 is de uitgave geheel herzien en is in samenwerking met
Agentschap NL naast de reguliere versie ook een nieuwe Lite versie uitgebracht. Kengetallen
beginnen langzamerhand in te burgeren in de OVL. Steeds meer gemeenten maken er
gebruik van. Op de ‘Dag van de Openbare Ruimte’ is telkens een dagdeel ingeruimd waarop
diverse gemeenten hun kengetallen delen met anderen.
Met de publicatie 'Kengetallen in de Openbare Verlichting' hebben gemeenten een tool
waarmee op eenduidige wijze kengetallen voor het werkveld OVL kunnen worden opgesteld.
Deze kengetallen stellen gemeenten in staat om de effecten van hun beleidsmaatregelen te
monitoren en waar nodig bij te stellen. Ook het zogenaamde 'benchmarken', het vergelijken
van de eigen situatie met die van een andere gemeente, behoort tot de mogelijkheden.
Zoals gezegd is na een periode van 6 jaar ervaring opgedaan te hebben met
kengetallensystematiek nu - met ondersteuning van Agentschap NL - ook een Lite versie van
deze systematiek uitgebracht. Met de publicatie van deze Lite versie is het voor met name
kleine gemeenten mogelijk om in een korte tijd kengetallen op te stellen. De nieuwe lichte
versie bevat een verwijzing naar het Macrolabel OVL en het rekenmodel Zicht op Licht,
waarvan de gegevens in de kengetallensystematiek worden toegepast.
121
In dit beleidsplan is ter ondersteuning van de evaluatie van de afgelopen beleidsperiode
gebruik gemaakt van de proversie van kengetallen. De resultaten zijn onder paragraaf 3.5
opgenomen.
Voorstel is om jaarlijks kengetallen in te voeren in de door Agentschap beschikbaar gestelde
tool. Met deze kengetallen heeft de gemeente inzicht in de gevolgen van het gevoerde beleid
op het gebied van de OVL. Tevens kunnen de kengetallen worden gebruikt voor
benchmarking met andere gemeenten.
4.6 Energielabels
Eén van de belangrijke onderdelen van de Duurzaam Inkopen criteria voor openbare
verlichting is de invoering van het energielabel. Een energielabel is een maatstaf voor de
afnemer van het product om te zien hoe zuinig, milieuvriendelijk en/of energiebesparend
het aangekochte product is. De ‘Handleiding Energielabeling Openbare Verlichting’ in 2010
uitgegeven door NSVV en Agentschap NL is bedoeld om een energielabel voor een nieuwe
openbare verlichtingsinstallatie vast te kunnen stellen. Deze handleiding ondersteunt het
project Duurzaam Inkopen van het Ministerie van VROM. De minimumeis volgens de Criteria
voor duurzaam inkopen is energielabel D.
Om duurzaam in te kopen bij een OVL-installatie kan de gemeente dus in samenwerking
met de beheerder of lichtontwerper een label opgeven. Als het hierbij blijft zal de meest
energiezuinige installatie geleverd worden. De gemeente kan dan voorbij gaan aan
additionele eisen ten aanzien van prijs, gemeentelijk verlichtingsbeleid ten aanzien van
lichthinder, lichtkleuren, kleurherkenning, etc. Het is daarom belangrijk om extra eisen te
vermelden. De volgende uitgangspunten dienen bij het gewenste label vermeld te worden:
de installatie moet voldoen aan de NPR13201-1;
een opgave van de gewenste verlichtingsklasse;
een opgave van de gewenste kleurherkenning en lichtkleur;
een beschrijving van de gewenste afscherming in relatie tot lichthinder;
eventueel een opgave van de gewenste semicilindrische verlichtingssterkte of
verticale verlichtingssterkte.
Een betere kleurherkenning betekent dat geen gebruik gemaakt kan worden van de lagedruk
natrium lampen. Sommige installaties met lagedruk natrium lampen voor zeer brede
profielen in verblijfsgebieden (S-klasse), krijgen bij de berekening een A-label. Dit komt
door de efficiëntie van de lagedruk natrium lamp. Dit zou pleiten voor het veelvuldig gebruik
van lagedruk natrium armaturen in woongebieden. Doordat met lagedruk natrium geen
kleurherkenning mogelijk is worden deze lampen in de praktijk bij nieuwbouw niet meer in
woongebieden gebruikt. Lagedruk natrium lampen zijn niet dimbaar waardoor deze lamp bij
een wens tot dimmen niet toepasbaar is.
122
Labelkeuze in relatie tot ambitie gemeente
Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar welke labels onder de term ambitieus geschaard
kunnen worden. De volgende conclusies zijn daaruit te trekken:
De labels A en B kunnen alleen met lagedruk natrium armaturen worden ingevuld en
dan alleen bij brede profielen en hoge verlichtingsklassen;
Labels C en D zijn toepasbaar op alle profielen en hebben dan meer keuze in
toepasbare lamptypen en fabrikanten. Label C is beperkt invulbaar en kan ook niet bij
alle profielen geëist worden;
Een bepaald label kan bij nieuwbouw wat eenvoudiger gehaald worden, maar door
(lokaal) dimmen is dat ook bij renovaties mogelijk;
Bij brede profielen en hogere verlichtingsklassen kan eenvoudiger een beter label
behaald worden.
Volgens de Handleiding Energielabeling OVL (2010) is een zeer ambitieuze algemeen
toepasbare keuze label C. Het is afhankelijk van het te realiseren profiel of label C wel
haalbaar is. Label C is voor enkele profielen alleen maar direct in te vullen met lagedruk
natrium armaturen. Aanvullende eisen zijn dan ook erg belangrijk. Prijstechnisch maakt het
niet veel uit ten opzichte van label D. Een algemeen toepasbaar label is label D (situatie
2008). Zolang de keuze uit lamptypen, armaturen en fabrikanten waarmee label C bereikt
kan worden erg beperkt is, is label D ambitieus genoeg en veilig. Is het te verlichten profiel
bekend dan kan een zeer ambitieuze keuze voor label C en bij brede profielen met grotere
lichtpunthoogten wellicht voor label B gemaakt worden. Uitgangspunt bij deze keuze is dat
er niet gedimd wordt.
Macro-energielabel
In vervolg op de Energielabeling voor nieuwe installaties is in 2011 door Agentschap NL in
opdracht van Taskforce verlichting een handleiding uitgegeven voor het berekenen van een
zogenaamd Macro-energielabel Openbare Verlichting. Doel van deze tool is het op
eenvoudige wijze bepalen van het energielabel van een grote groep armaturen, zoals de
installatie van een hele gemeente. De tool geeft weer welke delen van die openbare
verlichtingsinstallatie efficiënt of minder efficiënt zijn. De uitkomst van de tool is een
indicatie van de werkelijkheid. Het is echter niet de bedoeling van de tool om gemeenten 1
op 1 met elkaar te gaan benchmarken. Dit laatste dient te gebeuren aan de hand van
kengetallen. Verschillen in beleid zorgen voor verschillende keuzes in de toegepaste
materialen in de openbare verlichting van een gemeente. Hogere eisen aan de kwaliteit van
verlichting kan zorgen voor een hoger energieverbruik hetgeen niet direct betekent dat een
gemeente minder efficiënt is.
123
Zoals gezegd is het macrolabel een globaal systeem. Het geeft een impressie van de energie
kwaliteit en kan worden gezien als een “nulmeting”.
4.7 Uden Nota Openbare Ruimte
In 2008 is de Nota Openbare Ruimte vastgesteld. De nota biedt handvatten voor de
ontwerper en beheerder om de kwaliteit en identiteit van de buitenruimte te bewaren en te
verbeteren. In de nota zijn diverse openbare ruimten beschreven. Een daarvan is de
zogenaamde historische route. Vanuit de markt en het kerkplein lopen talrijke historische
routes naar het buitengebied. Voorgesteld wordt om de historische routes te gebruiken als
toeristische kwaliteit en door eenduidige inrichting herkenbaar te maken. Ook de OVL is
daarvan onderdeel.
Het betreft de volgende straten: Bitswijk, Vijfhuizerweg, Ringbaan Noord, Bosschebaan, MGR.
Bosstraat, Kapelstraat, Kerkstraat, Helenastraat, Oud Moleneind, Sint Jansstraat, Vostenburg,
Veghelsedijk, Marktstraat, Prior van Milstraat, Julianastraat, Dries Zoggel, Millsebaan,
Boekelsedijk, Oude Maasstraat, Volkelseweg, Antoniusstraat, Rudigerstraat, Schoolstraat,
Kloosterstraat, Piusplein Heinsbergenstraat, Klantstraat, Artillierstraat en Orgellaan.
Odiliapeel: Oude dijk, Beukenlaan tot aan tot aan Rogstraat.
Voorstel is om in deze straten in principe zogenaamde kromstaf masten te plaatsen.
Hiermee wordt het historische karakter en herkenbaarheid benadrukt.
124
5. Bijgestelde beleidsuitgangspunten
Aan de hand van de evaluatie van het Beleidsplan 2008 en de beschreven ontwikkelingen in
hoofdstuk 4 zijn de beleidsuitgangspunten bijgesteld. Hieronder vindt u in beknopte vorm
de beleidsuitgangspunten voor de komende beleidsperiode.
5.1 Buiten de bebouwde kom
a) Algemeen:
De openbare verlichting dient te voldoen aan de Richtlijnen NSVV de ROVL 2011.
De functie van de weg zoals vast gelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan
Uden (GVVP) dient als aanknopingspunt voor het vast te stellen verlichtingsniveau.
Alle verlichting uitvoeren als nachtbranders indien mogelijk voorzien van dimschakeling.
In natuurgebieden en aangewezen donkertegebieden geldt een terughoudend beleid ten
aanzien van uitbreidingen. Indien tot plaatsing van verlichting wordt overgegaan dan
uitsluitend ‘groene’ led-verlichting toepassen.
Om onnodige verlichting te voorkomen wordt bekeken of er lichtmasten kunnen worden
verwijderd en vervangen door alternatieven zoals markeringen en/of retroflecterende
materialen voor geleiding van gebruikers van de weg.
Ter bevordering van standaardisatie alle verlichting op hoofdwegen voorzien van led
verlichting voorzien van dynamische schakeling.
b) Vrijliggende fietspaden, gevaarlijke kruispunten, bochten en bushaltes:
Verlichten in overeenstemming met de Richtlijnen NSVV de ROVL 2011.
Hoofdfietsroutenet in het buitengebied voorzien van openbare verlichting.
Fietspaden met uitsluitend recreatief karakter niet verlichten.
5.2 Binnen de bebouwde kom
a) Algemeen:
Verlichten in overeenstemming met de Richtlijnen NSVV de ROVL 2011.
De functie van de weg zoals vast gelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan
Uden (GVVP) dient als aanknopingspunt voor het vast te stellen verlichtingsniveau.
Alle verlichting uit te voeren als nachtbranders en/of dimbare verlichting.
Bestaande SOX verlichting op hoofdwegen vervangen door CPO verlichting voorzien van
een dynamische schakeling (RF).
Alle verlichting uitvoeren in wit licht.
Het keuzemoment voor toepassing van moderne verlichting (led) gelijk stellen aan het
tijdstip dat de verlichting is afgeschreven. Bij nieuwe plannen binnen de bebouwde kom
direct led-verlichting toepassen.
125
b) Openbare achterpaden, brandgangen en parkeerterreinen in eigendom bij de gemeente:
Voorzien van openbare verlichting en indien dit niet mogelijk is de lichtmasten in de
aangrenzende straten zodanig plaatsen dat de paden worden mee verlicht.
Verlichtingsniveau conform richtlijnen Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW).
De verlichting uitvoeren als nachtbranders en/of dimbare verlichting.
c) Openbare achterpaden, brandgangen en parkeerterreinen in eigendom bij Stichtingen,
corporaties en of andere stichtingen zonder winstoogmerk:
De gemeente stimuleert de aanleg van verlichting door toestemming te verlenen voor
aansluiting op het OVL net.
De minimale voorwaarden waaronder toestemming wordt verleend zijn:
o Aanleg van verlichting geschiedt door en voor rekening van de eigenaar.
o De eigenaar is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de installatie en
verlichtingsniveau.
o De elektriciteit- en onderhoudskosten worden verrekend met de eigenaar.
d) Hangplekken, JOP’s, speelvelden en speelterreintjes en honden-uitlaatroutes:
Ontmoetingsplaatsen, speelterreinen, speelvelden en honden-uitlaatroutes niet
verlichten. Dit om schijnveiligheid te voorkomen.
e) Bedrijventerreinen:
Op bedrijventerreinen wit licht toepassen.
Geen avond- nachtschakeling meer toepassen. Alle verlichting uitvoeren als
nachtbranders zonder dimschakeling. Eventueel onderzoeken of toepassing van
‘omgekeerd’ dimmen gewenst is.
f) Historische routes:
Om de herkenbaarheid van de in de Nota Openbare Ruimte beschreven historische routes
te bevorderen op deze wegen in principe kromstafmasten plaatsen.
5.3 Algemene beleidsuitgangspunten
a) Algemeen:
In de kernen dient de verlichting gelijktijdig in- en uitgeschakeld te worden. De
uitschakeltijd van de avondverlichting en/of inschakeltijd voor de dimschakeling is op
dit moment 24.00 uur. Om energie te besparen kan worden gekeken of het wenselijk en
zinvol is de avondverlichting eerder uit te schakelen naar bijvoorbeeld 23.00 uur.
De verschillende verlichtingsniveaus per functie van de weg zoals aangegeven in tabel 2
vast te stellen. Op basis van ervaringen een afwijking van 15 % ten opzichte van in tabel
2 genoemde criteria als acceptabel te aanvaarden.
Toepassing van materialen per wegcategorie volgens tabel 3.
126
Toepassing van onderhoudsarme en vandalismebestendige armaturen met de minst
mogelijke lichthinder. Aandacht voor duurzaamheid is een vanzelfsprekendheid.
Nieuwe ontwikkelingen (zoals led, zonne-energie en ‘slimme’’ verlichting) nauwgezet
volgen en als ‘koplopergemeente’ verantwoord toepassen.
Nieuwe stalen lichtmasten uitsluitend toepassen met vanuit de fabriek aangebrachte
poedercoating.
Alle onbehandelde thermische verzinkte lichtmasten schilderen. De termijn voor de
eerste schilderbeurt van bestaande onbehandelde lichtmasten vast te stellen op 12 jaar.
Geschilderde lichtmasten behandelen om de 12 jaar.
Uitsluitend milieuvriendelijke energie-efficiënte lampen toepassen.
De installatie dient te voldoen aan de voorschiften zoals gesteld in de NEN 1010 en NEN
3140.
Onderzoeken of het nuttig en noodzakelijk is om bij calamiteiten de OVL in de kernen en
op nader aan te duiden plaatsen - op afstand - op een hoger verlichtingsniveau te
schakelen.
Een kaart met donkertegebieden vaststellen. Hierbij komen in eerste instantie de
aanwezige natuurgebieden voor in aanmerking. In deze donkertegebieden geldt het
principe van “geen verlichting tenzij”. Indien om verkeers- en/of sociale veiligheid toch
verlichting gewenst is zal gebruik worden gemaakt van zogenaamde “groene” led-
verlichting.
Het jaarlijks gebruik van kengetallen invoeren en deelnemen aan de bijeenkomsten die
het Inter Gemeentelijk Overleg (IGOV) hiertoe organiseert. Verder benchmarking op het
gebied van OVL met andere gemeenten overwegen.
Onderzoeken welke wegen geschikt zijn voor toepassing van dynamische verlichting.
De gestelde ROVL normen voor het verlichtingsniveau gelden bij normaal in bedrijf
zijnde verlichting. Gedimde verlichting voldoet om die reden niet aan de gestelde
normen. Dit is een bewuste keuze.
Kosten van andere energiegebruikers zoals de Woningstichting, abri’s en reclamebakken
inzichtelijk maken door uitsplitsing van de energierekening. Onderzoeken of
energiekosten kunnen worden toegeschreven aan andere gebruikers en eventueel
kunnen worden doorberekend.
b) Onderhoud:
Ter bevordering van standaardisatie gelden de Algemene Randvoorwaarden Gemeente
Uden (ARGU) met daarin aangegeven de standaard toe te passen materialen. De in dit
stuk beschreven standaardmaterialen tevens voorschrijven voor plannen die worden
gerealiseerd door projectontwikkelaars.
Het restant bestaande lampen met hoog vermogen (HPLN en TL) op korte termijn
vervangen door energie-efficiënte led-verlichting.
127
De afschrijvingstermijn voor lichtmasten handhaven op 125% van de technische
levensduur van 40 jaar.
De afschrijvingstermijn voor armaturen handhaven op 100% van de technische
levensduur van 25 jaar.
Voortzetting van de in 2009 in gang gezette groepsremplace.
De grenzen van het minimale verantwoorde onderhoudsniveau dient in negatieve zin niet
te worden overschreden.
5.4 De belangrijkste verschillen ten opzichte van het Beleidsplan 2008
Hierna zijn de belangrijkste verschillen van de bijgestelde uitgangspunten ten opzichte van
het Beleidsplan 2008 weergegeven:
Buiten de bebouwde kom Bestaand
beleid
Nieuw
beleid
Buiten de bebouwde kom, en in het bijzonder in natuurgebieden geldt een terughoudend
beleid ten aanzien van uitbreiding van verlichting.
x
Er worden gebieden in de gemeente aangewezen als donkertegebied. In deze (natuur)
gebieden geldt het principe van “geen verlichting tenzij”. Indien om verkeers- en/of sociale
veiligheid toch verlichting gewenst is zal gebruik worden gemaakt van zogenaamde
“groene” led-verlichting.
x
Bij vervanging in eerste instantie bepalen of verlichting nodig is, anders armaturen
toepassen met de minst mogelijke lichthinder.
x
Om onnodige verlichting te voorkomen wordt bekeken of er lichtmasten kunnen worden
verwijderd en vervangen door alternatieven zoals markeringen en/of retroflecterende
materialen voor geleiding van gebruikers van de weg.
x
Hoofdwegen vanwege standaardisatie op termijn voorzien van led verlichting. x
Het hoofdfietsroutenet in het buitengebied te voorzien van openbare verlichting. x
Fietspaden met uitsluitend recreatief karakter niet verlichten. x
Binnen de bebouwde kom
Bestaand
beleid
Nieuw
beleid
In nieuwe plannen uitsluitend onderhoudsarme en vandalismebestendige armaturen met de
minst mogelijke lichthinder toepassen.
x
Wat de lampen betreft uitsluitend milieuvriendelijke energie-efficiënte lampen toepassen.
Voorkeur voor toepassing van led-verlichting.
x
Alle bestaande dubbellamps armaturen en lampen met hoog vermogen (HPLN en TL)
vervangen door enkellamps armaturen op korte termijn voorzien van energie-efficiënte
led-lampen.
x
De verlichting op hoofdwegen op termijn voorzien van CPO verlichting met een dynamische
schakeling (RF). Tot het tijdstip waarop alle hoofdwegen zijn voorzien van RF schakeling
twee keer per jaar deze wegen schouwen.
x
SOX verlichting op hoofdwegen vanwege de kleurherkenning op termijn vervangen door
CPO verlichting.
x
Ontmoetingsplaatsen, speelterreinen, speelvelden en honden-uitlaatroutes niet verlichten
om schijnveiligheid te voorkomen.
x
Bij einde levensduur OVL vervanging door op dat moment meest duurzame verlichting (op
dit moment led).
x
Op bedrijventerreinen geen avond/nacht schakeling meer toepassen. Onderzoeken of
‘omgekeerd’ dimmen gewenst is.
128
Algemeen
Bestaand
beleid
Nieuw
beleid
Verlichten in overeenstemming met de Richtlijnen NSVV de ROVL 2011 en het
Politiekeurmerk Veilig Wonen.
x
Nieuwe plannen dienen te voldoen aan energielabel C. Indien dit label vanwege wegprofiel
en/of lampkeuze niet bereikbaar is geldt label D.
x
Nieuwe ontwikkelingen (zoals led, zonne-energie en ‘slimme’ verlichting) nauwgezet
volgen en indien economisch verantwoord, toepassen.
x
Ter bevordering van standaardisatie gelden de Algemene Randvoorwaarde
Gemeente Uden (ARGU) met daarin aangegeven de standaard toe te passen
materialen. De in dit stuk beschreven standaardmaterialen tevens voorschrijven voor
plannen die worden gerealiseerd door projectontwikkelaars.
x
Nieuwe stalen lichtmasten uitsluitend toepassen met vanuit de fabriek aangebrachte
poedercoating.
x
Alle onbehandelde thermische verzinkte lichtmasten schilderen. De termijn voor de eerste
schilderbeurt van bestaande onbehandelde lichtmasten vast te stellen op 12 jaar.
Geschilderde lichtmasten behandelen om de 12 jaar.
x x
Onderzoeken of er draagvlak is om de uitschakeltijd van de avondverlichting een uur te
vervroegen naar 23.00 uur. Hiermee brandt de verlichting korter en wordt dus energie
bespaard.
x
Terugdringen van materiaalgebruik (bv. geen portaalopstelling masten of toepassing van
alternatieven)
x
Het jaarlijks opstellen van kengetallen en hierover kennis uitwisselen op de bijeenkomsten
van het IGOV.
x
Onderzoeken welke wegen geschikt zijn voor toepassing van dynamische verlichting. x
Verlengen afschrijvingstermijnen voor lichtmasten naar 50 jaar, armaturen 25 handhaven
op jaar.
x
129
6. Financiën
Een goed inzicht in de kosten van de OVL-installatie is voor het vaststellen en uitvoeren van
het beleid van groot belang. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de kosten voor het
in stand houden van de kwaliteit van de OVL evenals de kosten die gemaakt moeten worden
om de kwaliteit van de installatie op het gewenste niveau te krijgen.
Het beleidsplan dient één keer in de vier jaar te worden geëvalueerd, getoetst en eventueel
te worden herzien. Het is wenselijk de in het beleidsplan genoemde bedragen jaarlijks bij te
stellen.
In het Uitvoeringsplan is deels rekening gehouden met het hergebruik van de goede nog
bruikbare vrijkomende materialen. Wat dat betreft kan een goede planning en meeliften met
andere reconstructieplannen nog een geringe besparing in kosten opleveren.
In de kostenramingen zijn alle kosten begrepen die het mogelijk maken het verbeteringsplan
bedrijfsklaar op te leveren.
Hierin zijn begrepen:
de kosten voor de benodigde materialen;
de kosten voor montage van deze materialen;
de kosten voor de netwerkbeheerder;
kosten onvoorzien;
kosten voor voorbereiding en toezicht.
Voor het verkrijgen van subsidies of bijdragen in de investeringskosten bestaan er op dit
moment geen mogelijkheden. Bij de realisering van het uitvoeringsprogramma zal er elk jaar
opnieuw gekeken moeten worden naar mogelijke veranderingen. Alle in de rapporten
genoemde bedragen zijn, tenzij anders vermeld, exclusief B.T.W.
Onder 6.1 zijn de huidige kosten voor beheer en onderhoud zoals deze zijn opgenomen in
de gemeentelijke begroting weergegeven. Vervolgens is in paragraaf 6.2 een berekening
opgenomen van de jaarlijks te reserveren bedragen voor vervanging en in standhouding van
het huidige OVL areaal. Paragraaf 6.3 geeft een overzicht van de te verwachten kosten voor
beheer en onderhoud voor de komende jaren. Uitgangspunt hierbij is realisering van het
verbeteringsplan in vier jaar. Hierbij dient bovenop het jaarlijks gereserveerde bedrag voor
beheer en onderhoud een extra budget voor verbetering beschikbaar te worden gesteld.
Onder 6.4 is een nog duurzamer alternatief aangegeven waarbij vervanging van oude energie
onzuinige lampen en armaturen versneld (eerste jaar) wordt uitgevoerd. Onder 6.4 is een
minder duurzaam alternatief uitgerekend waarbij vervanging van oude energie onzuinige
lampen en armaturen uitgevoerd wordt over een tijdsbestek van tien jaar.
130
6.1 Huidige kosten voor beheer en onderhoud OVL
Beheer en onderhoud
De in onderstaande tabel genoemde bedrag voor beheer en onderhoud OVL is overgenomen
uit de begroting van de gemeente voor 2012.
Kosten van OVL Begroting 2012
Fcl Omschrijving lasten In Euro’s
79102005 VZ openbare verlichting (= voorziening voor remplace
en vervanging)
€ 205.651
6.2 Benodigde middelen voor instandhouding huidig areaal OVL
Om het huidige verlichtingsareaal in stand te houden dient jaarlijks een bedrag te worden
gereserveerd. Om dit bedrag te berekenen is hierna de huidige vervangingswaarde voor de
verschillende onderdelen aangegeven. Voor de afschrijvingstermijn van lichtmasten is 50
jaar aangehouden, voor armaturen 25 jaar. Lampen worden na einde levensduur vervangen.
Vervangingswaarde lichtmasten
Lichtmast Type Aantal Investeringskosten
incl. arbeid
Vervangingswaarde
Diverse Gevels/zuiltjes 71 240 17.040
<= 4 m Standaard 4.515 280 1.264.200
Speciaal 58 450 26.100
<= 6 m Standaard 1.514 320 484.480
Speciaal 64 520 33.280
Kromstaf 33 540 17.820
<= 8 m Standaard 1.422 580 824.760
Speciaal 120 750 90.000
Kromstaf 164 800 131.200
<= 10 m Standaard 1.079 820 884.780
Speciaal 9 950 8.550
Kromstaf 19 980 18.620
> 10 m Standaard 12 1200 14.400
Speciaal 3 3800 11.400
Totaal 9.083 € 3.826.630
Vervangingswaarde armaturen
Armatuur Type Aantal Investeringskosten
incl. arbeid
Vervangingswaarde
Diverse Tunnel/zuil/gr.spot 106 360 38.160
<= 4 m Standaard 4.515 260 1.173.900
Speciaal 58 420 24.360
<= 6 m Standaard 1.514 300 454.200
Speciaal 64 450 28.800
Kromstaf 33 1.000 33.000
<= 8 m Standaard 1.422 380 540.360
Speciaal 120 480 57.600
Kromstaf 164 1.050 172.200
<= 10 m Standaard 1.079 450 485.550
Speciaal 9 520 4.680
Kromstaf 19 1.100 20.900
> 10 m Standaard 12 620 7.440
Speciaal 3 1.500 4.500
Totaal 9.118 € 3.045.650
131
Vervangingswaarde lampen
Remplace jaar Aantal Vervangingswaarde
2012 1.855 44.729
2013 391 10.685
2014 1.086 33.389
2015 583 19.062
2016 1.119 33.808
2017 528 15.624
2018 2.293 52.785
2019 1.442 29.047
2020 1.764 45.294
2021 1.225 25.669
Totaal 12.286 310.092
Gem. over 10 jaar 1.229 € 31.009
Het jaarlijks te reserveren bedrag voor vervanging en remplace kan als volgt worden
berekend:
Aantal Bedrag totaal Afschrijvingstermijn Te reserveren bedrag
9.083 masten € 3.826.630 50 jaar 75.532
9.118 armaturen € 3.045.650 25 jaar 121.826
12.286 lampen € 310.092 Gem. over 10 jaar 31.009
Totaal jaarlijks te reserveren voor vervanging € 228.367
Onderstaande grafiek geeft globaal inzicht in de te verwachten vervangingskosten voor de
komende jaren. Het overzicht is gebaseerd op de onder 6.2 genoemde
afschrijvingstermijnen. De grafiek laat zien dat vanaf circa 2023 het aantal afgeschreven
masten en armaturen sterk zal toenemen. Tevens is de vervangingsachterstand te zien.
0
100.000
200.000
300.000
400.000
500.000
600.000
700.000
800.000
Achte
rsta
llig
201
5
201
8
202
1
202
4
202
7
203
0
203
3
203
6
203
9
204
2
204
5
204
8
205
1
205
4
205
7
206
0
Bed
rag in
eu
ro
Jaar
Vervangingsinvestering per jaar
Armaturen
Masten
132
6.3 Financiële consequenties beleidsplan OVL (optie 1)
Op basis van de beschreven beleidsuitgangspunten en de daaruit voorgestelde verbeteringen
is onderstaand een overzicht gegeven van de benodigde bedragen en investeringen. Als
gevolg van de uitbreidingen en de verbeteringen zullen ook de exploitatiekosten
(energiekosten en onderhoudskosten) een wijziging ondergaan. Omdat de gemeente graag
koplopergemeente wil zijn en duurzaamheid daarbij een belangrijke rol speelt is als
uitgangspunt genomen dat het totale Plan van aanpak wordt gerealiseerd binnen een termijn
van vier jaar.
6.3.1 Totale investeringskosten verbeteringsplan
Onderstaand is een overzicht weergegeven van de totale investering die nodig is om alle
voorgestelde verbeteringen binnen de beleidsperiode uit te voeren.
De totale kosten van € 2.941.000 kunnen worden gesplitst in € 2.469.000 voor vervanging
(onderhoud) en € 472.000 voor uitvoering van het verbeteringsplan. Voor een specificatie
van de aantallen en bedragen wordt verwezen naar deel 2, bijlage 3 het Plan van aanpak.
Genoemde investeringsbedragen, exclusief BTW, inclusief planvoorbereiding en
toezichtkosten zijn berekend op het prijspeil van 2012.
6.3.2 Kosten voor beheer en onderhoud na realisatie verbeteringsplan
De beheerkosten voor de OVL kunnen als volgt worden gespecificeerd. Uitgangspunt is
gefaseerde uitvoering van de verbeteringsplannen en vervanging en wegwerken van het
achterstallig onderhoud over een periode van vier jaar.
De jaarlijkse investeringskosten zijn dan voor vervanging € 2.469.000 / 4 = € 617.250.
Voor uitvoering van het verbeteringsplan in vier jaar € 472.000 / 4 = € 118.000.
Het overzicht van de kosten voor beheer en onderhoud ziet er dan als volgt uit:
Kostenraming van OVL Raming 2012 Raming 2016
Fcl Omschrijving lasten In Euro’s In Euro’s
79102005 VZ openbare verlichting (= voorziening voor
remplace en vervanging) 205.651 228.000
Het overzicht is exclusief kapitaallasten. Alle bedragen zijn berekend op basis van de nu
geldende tarieven (januari 2012).
Aantal lampen voor
verbeteringsplan exclusief abri’s,
reclamebakken, ANWB masten en
plattegrondborden
Aantal lampen na verbeteringsplan
exclusief abri’s, reclamebakken,
ANWB masten en
plattegrondborden
Totale investering
bedrag (in Euro)
9.125 stuks
9.315 stuks
€ 2.941.000
133
6.4 Duurzaam alternatief: vervanging HPLN + verbetering OVL korte termijn
(optie 2)
De becijferde beheerskosten zoals weergegeven onder 6.3 zijn gebaseerd op uitvoering van
het totale verbeteringsplan in een termijn van vier jaar. Dit kan als behoorlijk ambitieus
worden bestempeld. Een nog duurzamer alternatief is om in het eerste jaar alle energie
onzuinige lampen (HPLN) te vervangen. Opmerking hierbij is dat in de meeste gevallen niet
voldoende is om alleen de armaturen uit te wisselen. Om aan het gewenste
verlichtingsniveau te voldoen dienen in de meeste situaties masten te worden bijgeplaatst.
De totale kosten van vervanging van HPLN lampen inclusief verbetering worden voor 137
straten geraamd op circa € 1.500.000. De jaarlijkse besparing op exploitatiekosten worden
in deze situatie becijferd op circa € 50.000. Onder exploitatiekosten wordt verstaan het
energieverbruik en remplace.
6.5 Minder duurzaam alternatief: uitgaande van de huidige beschikbare middelen
(optie 3)
Zoals aangegeven is het uitgangspunt voor de berekening v an bovenstaande cijfers dat het
totale verbeteringsplan wordt gerealiseerd binnen een termijn van vier jaar. In het kader van
duurzaamheid en besparing van het energiegebruik op korte termijn is dit zoals gezegd een
ambitieuze optie.
Als alternatief kan worden gekozen voor een minder duurzame oplossing. Uitgangspunt
hierbij is de huidige beschikbare middelen, een jaarlijks bedrag van € 205.651 als
voorziening voor remplace en vervanging. Na aftrek van een reservering van € 31.009 voor
remplace blijft er jaarlijks circa € 175.000 over voor vervanging. Dit bedrag is niet
toereikend voor de berekende jaarlijkse vervanging van masten en armaturen. Onder
paragraaf 6.2 is aangegeven dat hiervoor een bedrag nodig is van € 75.532 + 121.826 =
€ 197.358. Er ontstaat dan een jaarlijks te kort van circa € 22.358 om de OVL in stand te
houden.
In deze situatie is het voorstel om de ergste knelpunten (vervanging van oude HPLN
armaturen) als eerste aan te pakken. De kosten voor vervanging van oude HPLN armaturen
inclusief verbetering zijn eerder voor 137 straten geraamd op circa € 1.500.000. Ervan
uitgaande dat jaarlijks circa € 175.000 beschikbaar is zal de ombouw dus over circa 8,5 jaar
zijn afgerond.
Voorgesteld wordt om dit alternatief (optie 3) toe te passen de komende periode. Het is
duidelijk dat in deze situatie de termijn voor uitvoering van het voorgestelde
vervangingsplan van de OVL aanzienlijk wordt verlengd. Van een verbetering van de OVL is
voorlopig op bescheiden wijze sprake. Alleen de ergste knelpunten kunnen op deze manier
134
worden aangepakt terwijl door ontbreken van voldoende financiële middelen de achterstand
in vervanging nog verder zal toenemen. De gemeente zal in deze situatie het streven om
koplopergemeente te zijn in duurzaamheid moeten verlaten.
Onderzocht gaat worden of de besparingen in energieverbruik kunnen worden gebruikt om
toch versneld vervangingen, op het gebied van duurzaamheid, uit te kunnen voeren. Dit zal
te zijner tijd separaat aan het college van B&W worden voorgelegd.
135
Bijlagen
BIJLAGE 1 Klachtenmanagement
Klachtenmanagement omvat meer dan alleen klachtafhandeling. Het omvat het geheel van
maatregelen om meldingen van burgers en bedrijven over het niet goed functioneren van de
Openbare Verlichting om te zetten naar noodzakelijke herstel- en verbeteringsacties. Zo
dient iedere storingsmelding te worden gezien als een klacht. Daarnaast zijn er allerlei
andere klachten zonder het karakter van een storingsmelding zoals de melding van een te
hoog of te laag lichtniveau op een bepaalde plek.
Achtergrondinformatie
Door de volgende oorzaken is klachtenmanagement bij de gemeenten in de belangstelling
komen te staan:
Als gevolg van de Wet Dualisering is er bij gemeenten toenemende aandacht voor
verantwoording en controle. Klachtenmanagement is dan ook een instrument dat
bijdraagt aan de controlerende functie van de gemeenteraad ten aanzien van de
dienstverlening en de interne organisatie. De gemeenteraad moet periodiek op de hoogte
worden gesteld van de gemelde klachten, zodat in algemene zin invloed kan worden
uitgeoefend op de diensten en op de wijze van dienstverlening. In de verhouding
burgerbestuur heeft de burgemeester een zorgplicht voor de kwaliteit van procedures,
de afhandeling van bezwaarschriften en klachten. Hij/zij moet hier ook een
burgerjaarverslag over uitbrengen.
Goed klachtenmanagement is een voorwaarde om claims te vorkomen. Klachten van
vandaag zijn immers de claims van morgen. Een goed ingericht klachtenproces kan een
gemeente veel geld besparen.
Bij een moderne en dynamische organisatie hoort een goed contact met de afnemers en
klanten. Door communicatie met de dienstenontvangers (burgers en bedrijven) kan de
gemeente haar diensten beter afstemmen op de behoefte van deze afnemers. Een manier
om dit contact te bevorderen is een goede inrichting van het proces van
klachtenregistratie en afhandeling. Dit kan bijvoorbeeld via een gecoördineerd meldpunt.
Een burger kan altijd een klacht indienen. Hij kan bijvoorbeeld klagen over de
dienstverlening van de gemeente; een late of trage afhandeling van brieven of vragen;
het krijgen van weinig, onjuiste of misleidende informatie en de wijze van persoonlijke
behandeling door ambtenaren of bestuurders. Volgens de Algemene Wet bestuurrecht
(Wwb) kan een klacht via de officiële weg afgehandeld worden. Het gaat hierbij
voornamelijk om klachten waarbij de gedupeerde (grote) schade heeft geleden. Als
gevolg van de Awb kan men ook een klacht indienen tegen het functioneren van een
overheidsmedewerker. De wet zegt niets over de wijze waarop de gemeente met
136
klachtafhandeling omgaat of de gevolgen voor de organisatie daarvan. Dit bepaald echter
wel de tevredenheid van de burger.
Er zijn een aantal aspecten welke een rol spelen bij klachtenmanagement. Deze zijn in
onderstaande figuur weergegeven en worden daarna nader toegelicht.
Figuur 4: Klachtenmanagement
Beleid ten aanzien van klachten
Steeds meer gemeenten komen tot het inzicht dat klachtenmanagement vraagt om beleid.
Het gaat daarbij vooral om de manier waarop de gemeente de feedback op haar
dienstverlening organiseert. De volgende vragen komen hierbij aan de orde: Is het helder
welke informatie de gemeente eigenlijk wil ontvangen van burgers en bedrijven als zij een
klacht melden? Wat doet de gemeente vervolgens met deze informatie?
Communicatie
Zoals gezegd is het van belang om effectief aan klachtenmanagement te doen dat het
duidelijk is voor de burgers waar en hoe ze een klacht moeten indienen en wat er vervolgens
met hun klacht gebeurd. De communicatie van de gemeente over de klachtenprocedure
speelt hierin een grote rol. De bewoners kunnen op de hoogte worden gebracht van de
mogelijkheden die er zijn om een klacht in te dienen via advertenties in een huis aan huis
blad, of via de gemeentelijke website. Bij de gemeente is voor het beheer van de Openbare
Verlichting het Nobra LiteWeb beheerssysteem in gebruik. Dit systeem biedt de mogelijkheid
voor een actieve communicatie met de burgers. Via een link op de gemeentelijke website kan
de burger (op internet) direct een storingsmelding in het beheersysteem invoeren. Daarna
kan de melder de afhandeling van zijn storingsmelding volgen. Op deze manier is een
actieve communicatie met de burger mogelijk. Natuurlijk blijft het mogelijk om een klacht
over de OVL telefonisch of mondeling bij de gemeente te melden.
Beleid
Communicatie
Klachten
Procedures Klachtafhandeling Klachtenanalyse
Burgerjaarverslag
137
Klachtenprocedure
Heldere procedures rondom klachten zorgen ervoor dat snel duidelijk is waar de klacht over
gaat. Hierdoor kan de klachtenafhandeling sneller en gerichter plaatsvinden. Een goede
procedure helpt klachten juister te classificeren en zorgt dat de verkregen gegevens
betrouwbaar zijn. Hierdoor kan de analyse van de klachten beter en nauwkeuriger gedaan
worden. In de figuur 3.2 is het stroomschema ten behoeve van de klachtenafhandeling voor
de OVL voor de gemeente weergegeven.
Figuur 5: Stroomschema klachtenafhandeling Openbare Verlichting
Analyse van klachten
Het analyseren van de klachten is van belang om in kaart te brengen welk type klachten en
meldingen er binnenkomen. De uitkomst van de analyse vormt de input voor het beleid en
voor het Burgerjaarverslag van de gemeente. Zoals gezegd is bij de gemeente sinds 1
oktober 2009 het beheerssysteem Nobra LiteWeb in gebruik. Dit systeem biedt de
mogelijkheid storingsmeldingen en klachten volledig te registreren en te analyseren. Vanuit
LiteWeb is de tabel hieronder gegenereerd. Hierin is aangegeven het aantal storingen op
oorzaak van de afgelopen periode. De periode waarover storingen worden geregistreerd is
nog te kort om een volledige analyse op los te laten. Een voorzichtige eerste conclusie kan
Melding
storing/klacht
Te weinig licht Te veel licht
Lichtniveau te
laag
Donkere
plekken
Veroorzaakt
lichthinder
Licht-
vervuiling
Lamp stuk
Enkele lamp Meerdere
lampen
Mastnummer en
locatie
Herstel binnen 2
weken
Input realisatie
Melding
Netwerkbedrijf
Herstel binnen
10 werkdagen
Locatie
Input realisatie
Wordt jaarlijks
meegenomen in
bijstelling beleid
Bijstelling beleid
Acuut en locatie
Acuut
Niet acuut Bijstelling jaarlijks
beleid
Input beleid
Klacht herstel
binnen 2 weken
Input beleid
138
zijn dat het aantal storingen wat is verminderd. Mogelijk is dit een gevolg van de sinds 2009
uitgevoerde groepsremplace.
Tabel 1 Storingen openbare verlichting
Oorzaak
2008 2009 2010
2011
A B A B
Armatuur vernield 38 0
Aanrijding 84 76
Constructiefout Avond 1 0
Constructiefout dim 2 0
Constructiefout Nacht 0 0
Geen spanning 131 0
Kleine handeling 585 514
Loos alarm 94 0
Lamp branduren Avond 56 6
Lamp branduren Nacht 235 48
Los contact boven 2 15
Los contact onder 1 0
Lamp vernield Avond 1 0
Lamp vernield Nacht 2 3
Mast rot 0 0
Omzetten op nacht 6 56
Starter vervangen 12 0
Vandalisme 19 0
Voorschakelapparaat 15 0
Zekering vervangen 14 0
A. Storingen tengevolge van staat
van onderhoud van de openbare
verlichtingsinstallatie
1.017 583
B. Overige storingen zoals
aanrijdingen en/of vandalisme
281 135
139
BIJLAGE 2 Verlichtingstabellen
Tabel 2 Verlichtingsniveau
Functie Verlichtingsniveau Gelijkmatigheid Verblindingsfactor
Buiten de kom
Gebiedsontsluitingsweg 10 - 12 lux 30 % Ti 20
Erftoegangsweg Oriëntatie
Binnen de kom
Gebiedsontsluitingsweg 8 – 10 lux 30 % Ti 20
Erftoegangsweg type 1 3 – 5 lux 30 – 20 % Ti 20
Erftoegangsweg type 2 2 – 3 lux 30 – 20 % Ti 20
Industrie- en Bedrijventerrein 7 lux 20 % Ti 20
Winkelgebied / centrum 8 lux 20 % Ti 20
Semi-openbare ruimten n.t.b. / 3 – 5 lux 30 – 20 % Ti 20
(Brom)- fiets/voetpaden 2 – 3 lux 12 - 15 % Ti 30
Opm. Op basis van ervaringen wordt een afwijking van 15 % ten opzichte van de in tabel 2 genoemde criteria
acceptabel geacht.
Tabel 3 Toe te passen materialen per wegcategorie
Functie l.p.h.
lichtmast
type armatuur type lamp
Buiten de kom
Gebiedsontsluitingsweg 8 – 10 m Philips SGS 253 Led 29/43W
Erftoegangsweg 6 m Innolumis Moonlight Led 16W
Binnen de kom
Gebiedsontsluitingsweg 8 m Philips SGS 253 CPO 60/45W
Erftoegangsweg type 1 8 m Philips SGS 253 CPO 45W
Erftoegangsweg type 2 6 m
4 m
Philips FGS 224
Philips HPS100
Industria 2000CDN
PLL 36
PLL 36
PLL 36
Industrie- en Bedrijventerrein 8 m Philips SGS 253 CPO / CDOTT
Winkelgebied n.t.b. n.t.b. SON / CDMT
Semi-openbare ruimten 4 m Philips HPS100
Industria 2000CDN
PLL 36
PLL 36
(Brom)- fiets/voetpaden 5 m Innolumis Moonlight Led 16W
Donkertegebied 6 m Innolumis Golden green Led 14W
Tabel 4 lampgegevens per soort en type
Lamp Specifieke lichtstroom
(lumen per watt)
Lichtkleur Kleurweergave
Lagedrukkwik (PLL e.d.) 45 - 100 warm-wit of wit hoog
Hogedruknatrium (SON) 66 - 120 goudgeel matig
Lagedruknatrium (SOX) 100 - 200 oranje geen
Metaalhalogeen (CDMT) 80 - 90 wit hoog
Metaalhalogeen (CDO-TT) 62 - 115 wit hoog
Metaalhalogeen (CPO-TW) 110 warmwit hoog
Led 75 diverse hoog
140
BIJLAGE 3 Conclusies & aanbevelingen led oplossingen voor OVL 2010
Conclusies en aanbevelingen overgenomen uit de brochure uitgebracht door Agentschap NL
in opdracht van de Taskforce Verlichting, september 2010.
Hoe verhoudt het lichtbeeld van led-verlichting zich tot conventionele verlichting?
Wanneer led-verlichting wordt toegepast is er – in situaties waarin de behoefte aan sociale
veiligheid een rol speelt – speciale aandacht nodig voor het lichtontwerp om voldoende
strooilicht te waarborgen. Hoewel de openbare verlichting-kwaliteitsrichtlijnen (NPR) geen
minimale hoeveelheid strooilicht voorschrijven, moet hier bij led-installaties in sommige
situaties toch rekening mee worden gehouden.
Hoe verhouden de elektrotechnische eigenschappen van led zich tot conventionele verlichting?
De aansturing van leds vindt plaats langs elektronische weg. Goed ontworpen drivers kunnen
netvervuiling (piekbelastingen op het stroomnet) binnen de perken houden.
Aandachtspunten zijn de levensduur en de kwaliteit van de drivers.
Hoe ervaren gebruikers de nieuwe verlichting ten opzichte van de oude verlichting?
De ervaringen met led-verlichting wisselen sterk, afhankelijk van het toegepaste type. Uit de
pilots blijkt dat de gebruikers van de openbare ruimte de overgang naar led-verlichting
doorgaans goed accepteren. Zij beoordelen de led-verlichting gemiddeld beter dan de
conventionele verlichting.
Is de grootschalige invoering van led-verlichting haalbaar en zinvol op korte termijn?
Ja, technisch gesproken (zowel als het gaat om licht- en elektrotechnische aspecten als
belevingsaspecten) zijn er geen belemmeringen om led-systemen toe te passen binnen de
openbare verlichting. De kosten voor het gebruik van led-verlichting zijn laag. Wel is er (nog)
sprake van hogere investeringskosten dan bij toepassing van
conventionele systemen. Deze investeringskosten verdienen zich in circa 10 jaar terug door
lagere energie- en onderhoudskosten. Deze terugverdientijd is echter ook afhankelijk van de
energietarieven die per gemeente verschillen. De led-technologie is nog volop in
ontwikkeling en dat vraagt om de afweging of het zinvol is nu over te gaan tot het toepassen
van leds of te wachten tot de techniek is doorontwikkeld. Nu al biedt led echter in
uiteenlopende situaties substantiële voordelen. Bovendien kan de toepassing van modulair
opgebouwde armaturen uitkomst bieden. Bij toekomstige betere ‘led-prestaties’ is het dan
mogelijk met beperkte extra kosten het armatuur up-to-date te brengen.
141
Aanbevelingen
Op basis van de evaluatie van de pilots worden de volgende aanbevelingen gedaan:
Doe ervaring op met led-verlichting door het opzetten van (proef)projecten. Het is
goed om daarbij eisen te stellen aan de producten. Vraag naar alle productgegevens
en producten levensduur garanties.
Wees kritisch richting leverancier. Niet met alle aanbieders van led-verlichting zijn
goede ervaringen opgedaan. Vraag naar de ervaring van de aanbieder met openbare
verlichting en vraag openbare verlichting-beheerders (van andere gemeenten) of ze
tevreden zijn.
Laat als onderdeel van het (proef)project een nieuw lichtontwerp maken. Zorg er als
opdrachtgever voor dat de lichttechnische eisen vooraf goed zijn overwogen en
nauwkeurig zijn gedefinieerd. Het gaat daarbij ondermeer om eisen op het gebied
van ‘lichtkleur’, lichtniveau en hoeveelheid gewenst strooilicht.
Led technologie is niet alleen voor de toekomst veelbelovend, maar in veel situaties ook
vandaag al. In onderstaande tabel zijn de voordelen en verwachte ontwikkeling te zien.
142
BIJLAGE 4 Overzicht wegen voor toepassing dynamische verlichting
143
BIJLAGE 5 Kaart met donkertegebieden
144
BIJLAGE 6 Kaart met historische route
145
BIJLAGE 7 Begrippenlijst
Dynamische verlichting Afhankelijk van actuele en/of lokale omstandigheden, zoals weer, verkeer
en tijdstip, wordt de intensiteit van de verlichting aangepast.
Economisch Beheer Economisch beheer ondersteunt de meerjarige kostenoptimalisatie van
rationeel beheer. Economisch beheer betrekt ook het energieverbruik in
de kostenoptimalisatie. Verder wordt er in de aanpak van beheer ruimte
geboden voor innovatie en wordt met een bredere blik naar
maatschappelijke kosten gekeken dan in alleen rationeel beheer.
Kengetal De omschrijving van ‘ingedikte’ informatie, die zich leent om de gevolgen
van het gemeentelijk beleid op het gebied van openbare verlichting
inzichtelijk te maken voor management en bestuur. De belangrijkste
vormen van toepassing zijn monitoring en Benchmarking.
Led Light Emitting Diode (led). Moderne elektronische lichtbron met laag
energieverbruik en lange levensduur.
Lichthinder De last die mens, dier en natuur ondervinden van het licht van de
openbare verlichting.
Lichtvervuiling Licht dat op plaatsen schijnt waar het niet de bedoeling is.
Lichtstroomproductie Is de hoeveel licht uitgedrukt in Lumen, die op jaarbasis wordt
geproduceerd in een gemeente. Wordt gehanteerd als product van de
openbare verlichting in relatie tot de kosten.
Lampsysteemrendement Verhouding tussen de totale hoeveelheid licht die het openbare
verlichtingssysteem kan produceren en de totale energieopname van het
systeem. (Lumen/Watt). Geeft de mate van energie-efficiëntie van het
OVL-systeem weer.
OVL Afkorting voor Openbare Verlichting
RA waarde Kleurweergave van een lichtbron uitgedrukt in een index (Ra). Dit is een
gestandaardiseerde schaal met 100 als hoogste waarde. Kleuren worden
het beste weergegeven bij een lichtbron met de hoogste kleurweergave
index.
Ra tussen 90 en 100. Zeer goede kleurweergave-eigenschappen.
Ra tussen 80 en 90. Goede kleurweergave-eigenschappen.
Ra minder dan 80. Matige tot slechte kleurweergave-eigenschappen.
Programma van Eisen Document met daarin beschreven de standaard toe te passen materialen
zoals masten, armaturen en lichtbronnen in diverse situaties.
Rationeel beheer Rationeel beheer legt er de nadruk op dat over een meerjarige periode (10
jaar) de kapitalisatie van investeringen, restwaarden en onderhoudskosten
zo laag mogelijk is onder gelijkblijvende randvoorwaarden en doelen.
Rationeel vereist een planmatige aanpak van onderhoud en vervanging, dit
betekent dat er een grote nadruk ligt op preventief onderhoud. De
budgetbewaking is meerjarig van karakter.
Lampsoorten
CDMT
CDOTT
CPO
Hogedruk Metaalhalogeenlamp. Lamp met een witte lichtkleur, een hoge
lichtopbrengst en goede kleurherkenning. Wordt toegepast in winkel- en
stadscentra.
HPLN Hogedruk kwikdamplamp
SOX Lagedruk Natriumlamp. Heeft een zeer hoge lichtopbrengst, is oranje geel
van lichtkleur met een slechte kleurherkenning. Kan overal worden
toegepast waar de leefbaarheid geen hoge prioriteit heeft.
SON (T) Hogedruk Natriumlamp. Lichtkleur geel, heeft een hoge lichtopbrengst en
een redelijke kleurherkenning. Wordt toegepast in winkel- en stadscentra.
PLL Lagedruk Kwikdamplamp. Lamp met een wit/warmwitte lichtkleur, een
hoge lichtopbrengst, lange levensduur en een goede kleurherkenning.
Wordt toegepast in verblijfsgebieden.
Led Lamp leverbaar in verschillende lichtkleuren. Over het algemeen een
goede kleurherkenning. Heeft een lange levensduur en nu nog een hoge
aanschafprijs. Wordt toegepast in het buitengebied en verblijfsgebieden.
146
C. Groen- en recreatieve voorzieningen
1. Samenvatting
De gemeente draagt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de openbare buitenruimte
waaronder die van het openbaar groen en de recreatieve elementen.
Het inrichten, beheren en onderhouden van de groene ruimte is tamelijk ingewikkeld en
voortdurend onderhevig aan veranderingen. Maatschappelijk zijn opvattingen over aanleg,
beheer en gebruik van groenvoorzieningen de laatste jaren sterk veranderd. Zo is er meer
aandacht voor aspecten als natuur, milieu, gebruik en veiligheid.
Kwaliteit heeft te maken met belevingswaarde (gevoel), ecologische waarde (natuur),
milieuwaarde (bijv. stofvang) en technisch beheer (locatie, levensduur, vitaliteit, etc.).
Groen- en recreatieve elementen hebben niet het eeuwige leven of een constante kwaliteit.
Het ligt dus voor de hand om af te schrijven op Openbaar Groen en de Recreatieve
elementen. De berekeningen in dit rapport zijn gebaseerd op vervanging op basis van de
technische levensduur (VTL).
Daarnaast worden enkele aanbevelingen gedaan waardoor wellicht bezuinigingen in de
vervangingskosten kunnen worden gerealiseerd.
147
2. Berekening VTL
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de kosten voor het groot onderhoud berekend en nader toegelicht.
Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen Openbaar Groen en de Recreatieve Voorzieningen
in de gemeente Uden.
2.2 Openbaar groen
In het overzicht 2.2.1 zijn de investeringen voor het groot onderhoud weergegeven voor de
periode 2013 t/m 2037.
Tabel 2.2.1 is gericht op het openbaar groen met een onderverdeling naar de
beheercategorieën Bomen, Bosplantsoen, Heesters, Bodembedekkkers, Hagen, Gras/Gazon
en Diversen. In de post Diversen zijn de Afrasteringen, Beschoeiingen, Plantenbakken en
Halfverhardingen opgenomen.
De jaarlijkse investering voor het groot onderhoud groenvoorzieningen voor de komende 25
jaar bedraagt € 8.273.412 / 25 = € 330.936
2.2.1 Vervangingsinvestering openbaar groen
Overzicht vervangingsinvesteringen ‘Openbaar Groen’, periode 2013-2037
Openbaar Groen Periode Totaal
2013-2017 2018-2022 2023-2027 2028-2032 2033-2037 25 jaar
Beheercategorie
Bomen € 232.800 € 192.800 € 408.000 € 1.255.600 € 1.028.000 € 3.117.200
Bosplantsoen - € 109.135 € 108.615 € 128.550 € 173.000 € 519.300
Heesters € 175.375 € 264.565 € 191.970 € 275.510 € 667.326 € 1.574.746
Bodembedekkers € 272.650 € 352.000 € 198.275 € 150.720 € 393.471 € 1.367.116
Hagen € 22.275 € 67.280 € 13.435 € 84.500 € 66.340 € 253.830
Gras € 74.700 € 242.865 € 122.700 € 166.460 € 137.540 € 744.265
Diversen* € 60.750 € 201.250 € 95.200 € 197.080 € 142.675 € 696.955
Totaal € 838.550 € 1.429.895 € 1.138.195 € 2.258.420 € 2.608.352 € 8.273.412
Dit komt overeen met een jaarlijkse investering van: € 330.936
* de post diversen bestaat o.a. uit: afrasteringen, perkoenen, plantenbakken en (half)verhardingen
2.3 Recreatieve voorzieningen
In het overzicht 2.3.1 zijn de investeringen voor het groot onderhoud weergegeven voor de
periode 2013 t/m 2037.
Tabel 2.3.1 is gericht op de recreatieve voorzieningen met een onderverdeling naar de
beheercategorieën Banken, Goals, Papierbakken, Speeltoestellen, Schorsondergrond en
Zandbakken.
148
De jaarlijkse investering voor het groot onderhoud recreatieve voorzieningen voor de
komende 25 jaar bedraagt € 5.151.215 / 25 = € 206.048
2.3.1 Vervangingsinvestering recreatieve voorzieningen
Overzicht vervangingsinvesteringen ‘Recreatieve Voorzieningen’, periode 2013-2037
Recreatieve
Voorzieningen
Periode Totaal
2013-2017 2018-2022 2023-2027 2028-2032 2033-2037 25 jaar
Beheercategorie
Banken € 102.200 € 89.585 € 95.140 € 98.925 € 81.135 € 466.985
Goals € 5.250 € 19.500 € 30.750 € 12.750 € 5.250 € 73.500
Papierbakken € 22.000 € 47.140 € 32.440 € 47.040 € 19.300 € 167.920
Speeltoestellen € 563.500 € 1.046.500 € 640.500 € 910.000 € 724.000 € 3.884.500
Schorsondergrond € 100 € 300 € 250 € 600 € 100 € 1.350
Zandbakken € 121.160 € 107.480 € 52.760 € 126.200 € 149.360 € 556.960
Totaal € 814.210 € 1.310.505 € 851.840 € 1.195.515 € 979.145 € 5.151.215
Dit komt overeen met een jaarlijkse investering van: € 206.048
2.4 Totaal
In overzicht 2.4.1 zijn de vervangingsinvesteringen van het openbaar groen en de recreatieve
voorzieningen samengevoegd waardoor de totale kosten voor de komende 25 jaar
inzichtelijk worden gemaakt.
2.4.1 vervangingsinvesteringen totaal
Overzicht vervangingsinvesteringen ‘Totaal Openbaar Groen + Recr. Voorzieningen’, periode
2013-2037
Periode Totaal
2013-2017 2018-2022 2023-2027 2028-2032 2033-2037 25 jaar
Beheercategorie
Openbaar Groen € 838.550 € 1.429.895 € 1.138.195 € 2.258.420 € 2.608.352 € 8.273.412
Recreatieve
Voorzieningen
€ 814.210 € 1.310.505 € 851.840 € 1.195.515 € 979.145 € 5.151.215
Totaal € 1.652.760 € 2.740.400 € 1.990.035 € 3.453.935 € 3.587.497 € 13.424.627
Dit komt overeen met een jaarlijkse investering van: € 536.985
Alle bedragen zijn exclusief BTW.
De berekeningen zijn gebaseerd op de beschikbare areaalgegevens in XEIZ, augustus 2012.
Er is geen indexering toegepast op de bedragen in de genoemde periodes of op het totaal.
149
2.5 Tabel technische levensduur per categorie
Technische levensduur Groen- en Recreatieve Voorzieningen in de gemeente Uden
Categorie/Elementsoort Afschrijvings-
termijn in jaren
Vervangings-
investering in %
Eenheid
Bomen
Bomen in beplanting (10.000 st) 50 1.000,00 st.
Bomen in verharding (2.000st) 70 500,00 st.
Bomen in gras (25.000 st) 80 300,00 st.
Gewogen gemiddelde 70 400,00 st.
Bosplantsoen
Bosplantsoen 40 5,25 m²
Heesters
Heesters 30 7,50 m²
Solitaire heesters 30 5,00 st.
Bodembedekkers 30 10,60 m²
Hagen
Hagen loofhout 30 8,70 m
Hagen naaldhout 30 19,10 m
Overige beplanting
Vaste planten/kruidachtigen 20 11,15 m²
Water- en oeverplanten - - -
Plantenbakken 10 500,00 st.
Gras
Gazon 30 1,25 m²
Trapvelden 25 1,25 m²
Matig intensief gazon 40 1,25 m²
Bermen/extensief gras 60 1,25 m²
Afscheidingen
Afscheidingen 20 15,00 m
Gaas 20 15,00 m
Hekwerk 30 24,50 m
Muur 30 300,00 m
Overig (slagbomen, rondhout) 10 90,00 m
Perkoen beton 30 73,00 m
Perkoen hout 20 37,70 m
Diversen
Halfverhardingen 30 15,00 m²
Bruggen 60 7.500,00 st.
Stuwen 60 7.500,00 st.
Duikers 60 2.000,00 st.
Recreatieve voorzieningen
Bank hout 12 335,00 st.
Picknick set 12 750,00 st.
Papierbak hout 12 100,00 st.
Bank metaal 20 1.000,00 st.
Papierbak metaal 20 220,00 st.
Speeltoestellen 12 3.500,00 st.
Zandbakken/speelplekken 20 40,00 m²
Baskets 20 1.000,00 st.
Goals (metaal) 20 750,00 st.
150
3. Conclusies en aanbevelingen
3.1 Conclusie
3.1.1 Langjarig gemiddelde (25 jaar)
Zoals al is aangegeven zijn de berekeningen gebaseerd op aanlegjaar/plantjaar,
levensduurverwachting en vervangingsprijs voor de periode 2013 t/m 2037.
De genoemde jaarlijkse investering van ruim € 536.000,- is dus gebaseerd op een langjarig
gemiddelde.
Per periode/jaar kunnen de genoemde benodigde bedragen afwijken door een aantal
oorzaken, bijv.:
Fysieke kwaliteit kan afwijken van de theoretische levensduur;
Aanlegjaar/plantjaar niet of onjuist gevuld;
Toekomstige wijzigingen op het inkoopbeleid;
Toekomstige regel- en wetgeving;
Areaalwijzigingen (uitbreiding, renovaties en omvormingen);
Ziektes zoals bijv. eikenprocessierups, waardoor ingrijpen eerder noodzakelijk is;
Calamiteitenbeheer (storm, overstroming, etc.)
Door bovengenoemde factoren kan het zijn dat een geplande vervanging niet nodig blijkt te
zijn of juist eerder c.q. later in de tijd moet plaatsvinden.
Gemiddeld genomen over de periode van 25 jaar zal de jaarlijks benodigde investering
echter wel realistisch zijn. Eventuele areaaluitbreidingen zullen alleen invloed hebben op de
lange termijn v.w.b. groot onderhoud c.q. vervanging. Het cyclisch onderhoud op
areaaluitbreidingen is per direct van toepassing.
3.2 Beschikbare middelen
3.2.1 Gemiddelde investering komende 10 jaar
Als we kijken naar de periode 2013-2022 komt de gemiddelde jaarlijks benodigde
investering op ruim € 440.000. Het jaarlijkse beschikbare budget is € 398.000 (geplande
storting € 379.000 en € 19.000 aankoop speeltoestellen uit de reguliere onderhouds-
begroting) waardoor een theoretisch tekort van ongeveer € 40.000 op jaarbasis ontstaat. In
de huidige reserve voor Groen is eind 2012 een bedrag van ca. € 510.000 beschikbaar. Door
het aanspreken van de genoemde reserve en kleine voordelen bij integrale uitvoering kan
gesteld worden dat het jaarlijks beschikbare budget van € 398.000 voor de komende 10 jaar
voldoet.
151
In onderstaand overzicht zijn de Groot Onderhoud Projecten voor de komende 4 jaar
indicatief benoemd. Jaarlijks zal een concrete, integrale projectenlijst ter besluitvorming
worden voorgelegd.
Overzicht groot onderhoud groenvoorzieningen ea 2013-2016 (indicatief)
Omschrijving project 2013 2014 2015 2016
Vervanging recreatieve voorzieningen € 90.000 € 90.000 € 90.000 € 90.000
Integrale projecten
*Heinsbergenstraat € 150.000
*Rentmeestershoef/Schoutenhoek € 110.000
Aert Willemstraat € 40.000
Hofstukken € 65.000
Vaarzenhof € 65.000
Bosveld € 65.000
Meerhoek € 65.000
Div. straten wijk Schutveld € 30.000
Hoevenseveld fase 2, totale inrichting € 100.000
Bogerd vijfhuis div. straten totale inrichting € 35.000
Specifiek groot onderhoud groenvoorzieningen ea
*Beschoeiingen vijvers melle en raam 50% van totaal € 150.000 € 150.000
Vervanging bomen Nonneveld € 40.000
Vervanging bomen Hermelijnstraat € 40.000
Vervanging bomen Bloesemplein € 40.000
Grootschalige vervanging bomen € 80.000 € 80.000 € 80.000
Kleinschalige vervanging bomen € 20.000 € 20.000 € 20.000 € 20.000
Groot onderhoud beplantingen € 30.000 € 30.000 € 30.000 € 30.000
Groot onderhoud grasvegetaties € 25.000 € 25.000 € 25.000 € 25.000
Jaarlijkse inspectie en onderhoud beheersysteem € 17.500 € 17.500 € 17.500 € 17.500
Total investering groot onderhoud groenvoorzieningen € 752.500 € 542.500 € 392.500 € 427.500
Totaal 2013 t/m 2016 € 2.115.000
* Betreft achterstallige projecten, totaal € 560.000
Beschikbaar budget € per 31-12-2012 € 510.000
Voeding jaarlijks € 401.000 gedurende 4 jaar € 1.604.000
Totaal beschikbaar € 2.114.000
3.3 Aanbevelingen
3.3.1 Fysieke kwaliteit
Voor een gedegen onderbouwing van de jaarlijkse vervangingsinvestering zal op locatie
bekeken moeten worden of vervanging daadwerkelijk noodzakelijk is.
Een mogelijke methode hiervoor is om uit het beheersysteem voor het betreffende planjaar
de theoretische vervanging inzichtelijk te maken met bijvoorbeeld een themakaart waardoor
de locaties van de elementen duidelijk zijn en er gericht een schouw kan plaatsvinden op de
fysieke kwaliteit.
152
3.3.2 Bijhouding areaalgegevens
Om in de toekomst VTL berekeningen te kunnen maken en eventueel bij te stellen is het
noodzakelijk de areaalgegevens in het beheersysteem op peil te houden. Gestreefd zal
moeten worden naar een actualiteit van 90% tot 95%. Het aanlegjaar moet per nieuw op te
voeren element verplicht worden opgevoerd.
Het aanleveren van mutaties door eigen dienst en/of externe partijen speelt hierin natuurlijk
een belangrijke rol maar zal op den duur niet voldoende zijn om een goede actualiteit te
waarborgen. Wij adviseren om jaarlijks een deel van het areaal (bijv. een aantal wijken) te
herinventariseren. Als dit consequent plaatsvind kan in een cyclus van 3-5 jaar het volledige
areaal van de gemeente Uden worden naverkend.
De bijhouding van het bomenbestand kan worden gecombineerd met de uit te voeren VTA-
controle.
3.3.3 Mogelijke bezuinigingen op groot onderhoud/vervangingskosten
Duurzaam inkoopbeleid waardoor levensduur kan worden verlengd;
Hergebruik speeltoestellen op andere locaties’s;
Indien mogelijk reparatie van speeltoestellen i.p.v. vervanging, hierdoor kan de
levensduur van een speeltoestel soms aanzienlijk worden verlengd;
Besparingen kunnen al in de ontwerpfase worden gerealiseerd (keuze plantmateriaal,
bomen, speelterreinen, afrasteringen, etc.)