17.Wat straft men?
De misdrijven in het algemeenEindversie
Inhoud
Het materieel bestanddeel van een misdrijf Het moreel bestanddeel van een misdrijf Enkele bijzondere modaliteiten
De strafbare pogingDe strafbare deelneming
De strafuitsluitingsgronden
Materieel bestanddeel
Veel gedragingen in loop van tijden altijd strafbaar, andere zeer verschillend
Gedragingen van individuele mensen, niet van dieren of van gemeenschappen
Uiterlijk waarneembare gedragingen Verboden handelen, verboden verzuim en
het veroorzaken van een verboden gevolg door handelen of niet-handelen
Dierenprocessen
Begrip : processen tegen een dier d.w.z. proces waarin een dier een subject (geen object of middel) van strafrecht is
Verklaringen : Demonentheorie Personificatietheorie
Gemeenschappen
In beperkte mate strafbaar in het oud-re-gime
Principieel niet strafbaar in 19de en 20ste
eeuw : Universitas delinquere non potest Sinds 1999 zijn ‘rechtspersonen’ wel straf-
baar voor misdrijven die een intrinsiek verband hebben met hun doel (art. 5 Sw.). Specifieke straffen bepaald in art. 7bis Sw.
Uiterlijk waarneembare gedragingen
Geen gedachtenstrafrecht : Cogitatio-nis poena nemo patitur
Daadstrafrecht, geen zijnsstrafrecht
Indeling van de misdrijven
Commisiedelicten Omissiedelicten Commissiedelicten door omissie
Commissiedelicten
Twee soorten : Veroorzaken van een verboden gevolg
door een handelen Verboden handelen los van een scha-
delijk gevolg
Meeste misdrijven waren in alle tij-den commissiedelicten
Omissiemisdrijven
Niet-handelen wanneer handelen is voor-geschreven (los van een schadelijk ge-volg)
Kwamen veel minder voor Werden steeds minder gestraft
Commissiedelicten door omissie
Begrip Strafbaarheid Bestraffing
Begrip « commissiedelict door omissie »
Veroorzaken van een verboden gevolg door een niet-handelen
Drie soorten : Niet-aangifte van gepland misdrijf Niet-verhinderen van de uitvoering van een misdrijf Niet-verschaffen van hulp aan een persoon die in
gevaar verkeert en daardoor overlijdt of zwaar gekwetst wordt
Strafbaarheid :twee theoriëen
Liberale theorie : niet-handelen slechts strafbaar indien er een uitdrukkelijke rechtsplicht tot handelen bestaat.
Sociale theorie : niet-handelen steeds strafbaar, tenzij men door te handelen zelf in gevaar komt
Bestraffing vancommissiedelicten door omissie
Steeds minder dan indien verboden gevolg werd veroorzaakt door een handelen
De strafrechtelijke schuld
Begrip schuldstrafrecht Bepalen strafrechtelijke schuld Schuldvormen Schuldstrafrecht in de tijd
Begrip schuldstrafrecht : strafrecht met twee beginselen
Geen straf zonder schuldDe hoeveelheid van straf hangt in de
eerste plaats af van de hoeveelheid schuld
Andere soorten strafrecht
Gevolgsaansprakelijkheid Straf of geen straf naargelang er al dan niet een schadelijk
gevolg is Hoe meer schade, hoe meer straf
Beveiligingsstrafrecht Maatregel of geen maatregel naargelang de dader al dan
niet gevaarlijk is voor de maatschappij Hoe meer gevaar, hoe meer maatregel
Ordeningsstrafrecht Mens moet bepaalde sociale rollen spelen Indien hij zich niet conform gedraagt, wordt hij ge-straft
Bepalen strafrechtelijke schuld :antwoord op twee vragen
Was hier een normaal mens werkzaam?
= vraag naar de « toerekenbaarheid » Met welke graad van schuld (schuldvorm)
handelde die mens?
= vraag naar de « verwijtbaarheid »
Toerekenbaarheid
Toerekenbaarheid wordt niet theoretisch, maar praktisch bepaald door de leer van het “indeterminisme” Wie strafbare gedraging stelt is schuldig,
tenzij hij bewijst dat hij niet-redelijk was of geen vrije wil had
Leer van het determinisme bepaalt ten hoogste de strafmaat
Verwijtbaarheidof de schuldvormen
Opzet (dolus) Onachtzaamheid (culpa) Toeval (casus fortuitus)
Opzet
Begrip : ‘wetens’ en ‘willens’ han-delen of verzuimen Wetens : kennis van rechtsvoorschrift Willens : gerichtheid van de wil op het
materieel bestanddeel van het misdrijf Algemeen en bijzonder opzet Voorbedachte rade
Algemeen en bijzonder opzet
Algemeen opzet : louter willens en louter wetens … los van elk verder motief
Bijzonder opzet : wetens en willens en bijzonder wettelijk motief … los van nog verdere motieven
Algemeen en bijzonder opzet
Algemeen : W + W // verder motief
Bijzonder : W + W + bijzonderWet-telijk motief // verder motief
Algemeen en bijzonder opzet
Onderscheid niet gekend in het oude recht wegens de arbitraire bevoegdheid van de rechter : Le fait juge l’homme
Wel gekend in het moderne recht wegens het legaliteitsbeginsel
Voorbedachte rade
Begrip : bijzondere opzetvorm bij be-paalde misdrijven bestaande uit : Heimelijk karakter (oude recht) Tijdsverloop tussen het vormen en het
uitvoeren van het opzet (moderne recht)
Belang : leidt tot strafverzwaring
Onachtzaamheid
Begrip : gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg
Onderscheid tussen grove, lichte en zeer lichte fout en belang hiervan
Gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg
Gebrek aan voorzichtigheid: gevol-gen werden niet ingeschat
Gebrek aan voorzorg : gevolgen wer-den wel ingeschat, maar men hoopte dat men ze kon vermijden
Belang onderscheid tussen grove, lichte en zeer lichte fout
In het oude strafrechtVoor de strafVoor de procedureVoor het (vorstelijk) genaderecht
In het moderne strafrecht
Toeval
Geen schuld omdat elk redelijk persoon dit zou hebben gedaan of nagelaten Enkele voorbeelden
Onderscheid met onachtzaamheid is de “ver-mijdbaarheid”
Behandeling in loop van de tijden : Oude recht : geval van schuldloosheid Moderne recht : geval van materiële overmacht
Schuldstrafrecht in de loop van de tijden
Gevolgsaansprakelijkheid naast rudimen-tair schuldstrafrecht in de middeleeuwen
Volwaardig schuldstrafrecht met remini-centies van gevolgsaansprakelijkheid van-af de 15de eeuw
Schuldstrafrecht naast beveiligingsstraf-recht vanaf 1880
Schuldstrafrecht naast beveiligings- en ordeningstrafrecht in 20ste eeuw
Modaliteiten van het misdrijf
De strafbare poging De strafbare deelneming Samenloop
Strafbare poging
Begrip strafbare poging (1)
Modaliteit van het misdrijf waarbij er wel opzet, maar geen resultaat is
Verschil met voltooid misdrijf : hier is er opzet enen resultaat
Begrip strafbare poging (2)
“Geen resultaat” Omwille dat niet alle handelingen konden
gesteld worden : gestaakte of onvoltooi-de poging
Omwille van omstandigheden los van wil van dader : voltooide poging, waaronder mislukt misdrijf en onmogelijk misdrijf
Onvoltooide poging
Persoon met misdadig voornemen kan niet alle handelingen stellen nodig voor de voltooiing van het misdrijf onafhankelijk van zijn wil
Voorbeelden :Voorbeelden : Betrapte dief Weggeslagen geweer
Voltooide poging
Mislukt misdrijf : er kon resultaat zijn, maar er is er geen Schieten op een persoon die gemist wordt Fietsendief wordt twee meter verder
aangehouden Onmogelijk misdrijf of ondeugdelijke poging : er
kon geen resultaat zijn omwille van een Natuurlijke onmogelijkheid Juridische onmogelijkheid
Houdingen tegenover de poging
Romeinen en Germanen : geen begrip Italiaanse rechtsleer : begrip, maar
casuï-stisch opgelost 19de-eeuwse codificaties: eenheid van
criterium voor strafbaarheid en bestraf-fing … mits enkele uitzonderingen
Onvoltooide poging
Begrip : deze modaliteit van het misdrijf die erin bestaat dat het misdadig voornemen geen resultaat heeft omwille van het feit dat niet alle handelingen konden gesteld worden
Strafbaarheid = van wanneer bestraft ? De ‘iter criminis’ moet hiervoor worden nage-
gaan Bestraffing
Strafbaarheid : ‘iter criminis’
Louteregedachte
Voltooiing
I II III
Uitwendigehandeling
Strafbaarheid : ‘iter criminis’
Louteregedachte
Voltooiing
I II III
Uitwendigehandeling
Probleem van de poging
vrijwilligestaking
Strafbaarheid van de onvoltooide poging
De loutere gedachte of het loutere voornemen
De uitwendige handeling De vrijwillige staking
Loutere gedachtein beginsel niet strafbaar
Louteregedachte
Voltooiing
I II III
Uitwendigehandeling
Loutere gedachte, (zelfs geuit in woorden)
In beginsel niet strafbaar Geen schadeMoeilijk bewijsPrijs voor inkeer
Uitzondering : bepaalde woorden
Soorten woorden
Mededelingen (faze 1) Woorden die in feite handelingen zijn (faze
2) Bedreigingen (faze 3)
Uitwendige handelingstrafbaar in het oude recht
Louteregedachte
Voltooiing
I II IIIUitwendigehandeling
Uitwendige handelingin het oude recht
Onderscheid tussen acti verbi en acti facti
in de middeleeuwen Onderscheid tussen verwijderde en nabije
handelingen in de nieuwe tijd Twee opvattingen
Iter criminis in middeleeuwen :acti verbi en acti facti
Louteregedachte
Acti verbi Acti facti
Voltooiing
I II IIIUitwendigehandeling
Acti verbi
Handelingen die hoofdzakelijk uit woorden bestaan
Enkele voorbeelden … Te onderscheiden van :
Mondelinge mededelingen van criminele gedach-ten
Bedreigingen
Acti facti
Handelingen die hoofdzakelijk uit daden bestaan
Enkele voorbeelden … Te onderscheiden van de voltooiingsda-
den
Iter criminis in nieuwe tijd:verwijderde en nabije handelingen
Louteregedachte
Verwijderdehandelingen
Voltooïing
I II IIIUitwendigehandelingen
Nabijehandelingen
Verwijderd en nabij :twee opvattingen
Criterium van de tijd : Bartolus Criterium van de materiële delicts-
omschrijving : Baldus
Uitwendige handeling in het moderne recht
Onderscheid tussen (straffeloze) voor-bereidingshandelingen en (strafbare) uitvoeringshandelingen
Twee opvattingen
Iter criminis vanaf 1810 :voorbereidend en uitvoerend
Louteregedachte
Voorbereidendehandelingen
Voltooïing
I II IIIUitwendigehandelingen
Uitvoerendehandelingen
1867
1810
Voorbereidend en uitvoerend?twee opvattingen
Twee opvattingen
Objectieve theorie : Criterium : gevaarlijkheid voor het slachtoffer Elke handeling die behoort tot het wezen van het
misdrijf is een uitvoeringshandeling
Subjectieve theorie : Criterium : gevaarlijkheid van de dader Elke handeling die de gevaarlijkheid van de dader
aantoont is een uitvoeringshandeling
Uitvoeringshandeling nu
Objectieve theorie en… alle handelingen onmiddellijk
voorafgaand aan de voltooiing van het misdrijf (= toegift aan de subjectieve theorie) Cfr ontwerp Legros
Vrijwillige staking
Louteregedachte
Voltooïing
I II IIIUitwendigehandeling
vrijwilligestaking
Vrijwillige staking
Begrip : staking op initiatief van de dader
Aanpak : Niet gestraft (twee perioden) Minder gestraft
Mogelijke houdingen t.o.v. bestraffing van de poging
Poging wordt niet bestraft (nadruk op geen scha-de)
Poging wordt even zwaar bestraft als het vol-tooid misdrijf (nadruk op criminele intentie)
Poging wordt minder bestraft dan het voltooid misdrijf en dat minder wordt bepaald door : Het schadelijke gevolg De rechter De wetgever
‘Bestraffing’ onvoltooide poging
Glossatoren : onderscheid tussen poging tot lichte en zware misdrijven
Postglossatoren : onderscheid tussen verwij-derde en nabije handelingen binnen de zware misdrijven
Commentatoren : beginsel van de lichtere bestraffing bepaald door de rechter, met uit-zonderingen
‘Code pénal’ van 1810 : wettelijk even zwaar Huidige strafwetboek : wettelijk minder zwaar
Voltooide poging
Begrip Mislukte misdrijf Onmogelijke misdrijf
Mislukte misdrijf
Begrip Strafbaarheid Bestraffing
Even zwaar Minder
Oude recht : resultaat, rechter Moderne recht : wetgever
Onmogelijke misdrijf
Begrip Strafbaarheid : objectieve en subjectieve
theorie Bestraffing
Even zwaar : oude recht Minder :
Oude recht : resultaat, rechter Moderne recht : wetgever
Onmogelijke misdrijf objectieve theorie
Absolute onmogelijkheid : niet straf-baar
Relatieve onmogelijkheid : wel straf-baar
Onmogelijke misdrijfsubjectieve theorie
Altijd strafbaar, behalve indien uit daad het onverstand van de dader blijkt
?
?
Strafbare deelneming
Begrip : modaliteit van het misdrijf waarbij meerdere personen betrokken zijn bij het plegen van het misdrijf
Soorten : Materiële en morele deelneming Voor, tijdens en na het misdrijf Hoofdzakelijk of bijkomstig (dubbel criterium)
Invoering : late middeleeuwen
Strafbare deelneming in het strafwetboek van 1867
Onderscheid tussen (mede)daders en medeplichtigen (art. 66 en 67 S.w.)
Medeplichtigen worden minder gestraft dan de mededaders (art. 69 S.w.)
(Mede)daders (art. 66 Sw.)
Uitvoerders en rechtstreekse mede-werkers (materieel)
Noodzakelijke helpers (materieel) Levert grondslag voor het onderscheidings-
criterium met medeplichtigheid Individuele uitlokkers (moreel) Collectieve uitlokkers (moreel)
Medeplichtigen (art. 67-68 Sw.)
Onderrichters (moreel) Leveranciers van wapens, werktuigen of
andere middelen (materieel) Niet noodzakelijke helpers (materieel)
Levert grondslag voor onderscheidingscrite-rium met het (mede)daderschap
(Bepaalde helers van personen (materieel)
Criterium van onderscheid in het strafwetboek van 1867
Al dan niet noodzakelijke hulp “Kon” het misdrijf zonder die hulp
gepleegd zijn Tast de materiële mogelijkheid voor het
plegen van het misdrijf af
Criterium in het oude recht
De al dan niet rechtstreekse oorzaak “Zou” het misdrijf zonder die deelne-
ming gepleegd zijn Tast de beslissende invloed af op het
misdadig voornemen van de materiële uitvoerder van het misdrijf
Soorten deelnemingin de loop van de tijden
Door het geven van toestemming Door het geven van raad Door het geven van een mandaat Door het geven van een bevel
----------------------------------------------------------- Door het verschaffen van hulp
Moreel
Materieel
Basisvoorwaardevoor strafbaarheid
Deelneming moet « wetens en willens » geschieden
Kan niet uit « onachtzaamheid »
Twee soorten behandeling
Als een deelnemingsvorm : straf is gerela-teerd aan het hoofdmisdrijf Even zwaar bestraft (mededaderschap) Minder zwaar bestraft (medeplichtigheid)
Als een zelfstandig misdrijf : straf staat los van het hoofdmisdrijf
Deelneming door toestemming
Begrip : elke uitdrukkelijke of stilzwijgende goedkeuring van een misdrijf voor, tijdens of na het misdrijf
Strafbaarheid en bestraffing : In het oude strafrecht : strafbaar, maar bestraf-
fing naargelang de toestemming een beslissende invloed had op criminele intentie van materiële uitvoerder van het misdrijf
Vanaf de Franse revolutie : niet meer strafbaar
Deelneming door raad
Begrip en voorwaarden Strafbaarheid en bestraffing
Begrip raad
Zachtste vorm van uitlokken van een mis-drijf waaronder het suggereren, aanzet-ten, aanmoedigen of aanstoken tot een misdrijf en het geven van instructies
Onderscheid met « mandaat en bevel » : bij raad wordt geen eigen voordeel nage-streefd
Strafbaarheid en bestraffing van raad in het oude strafrecht
Strafbaarheid : elke raadgeving strafbaar Bestraffing : volgens het criterium van de al
dan niet rechtstreekse oorzaak Rechtstreekse oorzaak : even zwaar be-
straft als de materiële uitvoering van het misdrijf
Geen rechtstreekse oorzaak : minder bestraft als de materiële uitvoering van het misdrijf
Minder bepaald door de rechter
Strafbaarheid en bestraffing van raadin de « Code pénal » van 1791
Strafbaarheid : alleen collectieve uitlok-king strafbaar, d.w.z. uitlokking door 1° woorden of door 2° geschriften in het openbaar
Bestraffing : vorm van strafbare deel-neming die even zwaar wordt bestraft als de mate-riële uitvoering van het misdrijf
Strafbaarheid en bestraffing van raad in de « Code pénal » van 1810
Beide vormen van collectieve uitlokking waren nu ‘sui generis’ misdrijven met een eigen straf
Twee nieuwe vormen van strafbare deelneming (1° misdadige kuiperijen of arglistigheden en 2° instructies om een misdrijf te plegen), die even zwaar bestraft worden als de materiële uitvoering van het misdrijf
“Eenvoudig aanzetten” in beginsel niet strafbaar Uitzondering : soms in een uitdrukkelijke wet
Strafbaarheid en bestraffing van raad
in het strafwetboek van 1867 Eenvoudig aanzetten niet strafbaar, tenzij
in een uitdrukkelijke wet Uitlokking door arglistigheden of misda-
dige kuiperijen : mededader Collectieve uitlokking : mededader Uitlokking door het geven van instructies :
medeplichtige
Strafbaarheid en bestraffing van raad
in de latere wetgeving
Wet van 1875 : elk aanbod of voorstel om een zware misdaad te plegen werd strafbaar als een misdrijf sui generis
Wet van 1891 : als misdrijven sui gene-ris werden ook strafbaar : Het aanbod of voorstel om een “misdaad” te
plegen of eraan deel te nemen Het aanzetten tot dienstweigering door het
voeren van systematische propaganda
Deelneming door het geven van een mandaat
Begrip : opdracht van een niet-hiërarchisch hogere … tegen betaling
Bestraffing : altijd even zwaar als de mate-riële uitvoering van het hoofdmisdrijf
Bijzondere problemen : Quid wanneer opdracht wordt verminderd of over-
schreden? Quid wanneer de mandaatgever zijn mandaat
introk voor het misdrijf
Deelneming door het geven van een bevel
Begrip : opdracht door hiërarchisch hogere
Bestraffing : altijd even zwaar als de materiële uitvoering
Deelneming door het verschaffen van hulp
Begrip : alle materiële hulp voor, tijdens en na het misdrijf
Bestraffing : twee theorieën AAbsolute ontlening bsolute ontlening
RRelatieve ontleningelatieve ontlening
Absolute ontlening
Alle deelnemers (hoe klein of be-langrijk ook hun aandeel) worden even zwaar gestraft
Van toepassing : In (bepaalde) oude rechtsleer In de ‘Code pénal’ van 1810
Relatieve ontlening :onderscheid tussen
Medeplegers : misdrijf geheel of gedeel-telijk uitgevoerd Allen even zwaar gestraft als de materiële
uitvoering Helpers : alle andere materiële hulpverle-
ners Soms even zwaar gestraft als de mede-
plegers (dus als mededaders) Soms minder zwaar gestraft als de mede-
plegers (dus als medeplichtigen)
Materiële hulp in het oude recht
Soms absolute, soms relatieve ontlening Indien relatieve theorie werden helpers
even zwaar of minder gestraft naargelang zij al dan niet rechtstreekse oorzaak waren van het misdrijf : zouzou het misdrijf zonder de hulp gepleegd zijn ? (soms opgelost door de vraag naar een voorafgaande overeenkomst)
Veel aandacht voor heling van personen, goederen en lijk, die alle drie vormen van materiële deelneming na het misdrijf
Materiële hulp in de « Code pénal » van 1791
Absolute ontlening (mededaderschap) voor drie vormen van strafbare deelneming : Het leveren van wapens en werktuigen voor
het misdrijf Hulp verschaft tijdens de voorbereiding of
de uitvoering van het misdrijf Heling van goederen na een diefstal
Sui generis straf : helen van een lijk
Materiële hulp in de « Code pénal » van 1810
Absolute ontlening (mededaderschap) voor : Het leveren van wapens en werktuigen voor het
misdrijf (idem) Hulp verschaft tijdens de voorbereiding of de
uitvoering van het misdrijf (idem) Verbergen van goederen na gelijk welk misdrijf
Verbergen van zware misdadigers (ca idem) Sui generis straffen voor : 1° heling van
gewone misdadigers en 2° heling van een lijk
Materiële hulp in 1867
(Mede)daders : noodzakelijke helpers Medeplichtigen : 1° leveren van wapens of
werktuigen, 2° niet noodzakelijke helpers en 3° verbergen van gewoontemisdadigers,
Sui generis : 1° heling van gewone misda-digers, 2° heling van goederen en 3° heling van een lijk
Heling(herhaling)
Begrip : verbergen van personen, goe-deren of een lijk na een misdrijf
Mogelijke aanpak : Deelnemingsvorm na het misdrijf : straf
hangt in dit geval af van het hoofdmisdrijf Zelfstandig misdrijf : heeft in dit geval
een eigen straf los van het hoofdmisdrijf
Strafuitsluitingsgrond(en)
Begrip : omstandigheid waardoor iemand die het materieel (en soms ook het moreel) bestanddeel van het misdrijf pleegde, toch niet wordt gestraft
Soorten : Rechtvaardigingsgronden Schuldopheffingsgronden Verschonningsgronden
Soorten strafuitsluitingsgronden Rechtvaardigingsgronden : hogere rechts-
regel heft de onrechtmatigheid van de lage-re rechtsregel op (= objectieve strafuitsluitings-grond)
Schuldopheffingsgronden : heffen de schuld op (= subjectieve strafuitsluitingsgrond)
Verschoningsgronden : heffen de strafwaar-digheid op
Behandeling van de strafuitsluitingsgronden
Moderne strafrecht : van elkaar onder-scheiden … maar met zeer veel moei-lijkheden
Oude strafrecht : door elkaar omdat zij soms dubbele bodem hebben
Wettelijk voorschrift en overheidsbevel
Wettelijk voorschrift (of toelating) Begrip : algemeen, abstract overheidsbevel, dat
niet is uitgeput door zijn toepassing Gelijk welke wetgever?
Overheidsbevel Begrip : individueel bevel van concrete overheid
dat is uitgeput door zijn toepassing Gelijk welke overheid en gelijk welk bevel?
Rechtvaardigings- of schuldopheffingsgrond?
Noodweer
Begrip ‘noodweer’ : recht om in bepaalde uitzonderlijke omstandigheden een weder-rechtelijke aanslag op bepaalde rechtsgoe-deren met fysiek geweld af te slaan
Voorwaarden van de noodweer Grondslag(en) Sanctie
Voorwaarden van de noodweer
1° Ter rechtvaardiging van fysiek geweld 2° Ter bescherming van bepaalde rechten 3° Onrechtmatigheid van de aanval 4° Ogenblikkelijke noodzakelijkheid van het
verweer 5° Evenredigheid tussen aanval en verweer
Ter rechtvaardiging van fysiek geweld
Specifieke strafuitsluitingsgrond ter recht-vaardiging van doodslag, verwondingen en slagen
Geen rechtvaardigingsgrond voor diefstal, oplichting, verkrachting enz.
Ter bescherming van ‘bepaalde’ rechtsgoederen
Oude recht : Lijf : 1° leven, 2° lichamelijke integriteit, 3°
bewegings-vrijheid Eer : 4° goede naam en faam en 5° eerbaarheid Goed : 6° materiële goederen (niet immateriële)
Moderne recht : ‘persoon’ van zichzelf of van een ander (art. 416 Sw.) 1° Leven, 2° lichamelijke integriteit, 3° bewegings-
vrijheid en 4° eerbaarheid Niet meer goede naam en faamgoede naam en faam Niet meer goedgoed
Onrechtmatigheid van de aanval
Geen noodweer tegen rechtmatig geweld Bijv. niet tegen een aanhouding of beslag op
bevel van een bevoegde rechter Geen noodweer tegen noodweer
Ogenblikkelijke noodzakelijkheid
Noodzakelijkheid Ogenblikkelijkheid
Noodzakelijkheid
Begrip : er was geen andere uitweg mogelijk
Bewijs : Noodzakelijkheid moet in de regel worden
bewezen door wie noodweer inroept Twee uitzonderingen waarin een
vermoeden van de noodzakelijkheid geldt (zie art. 417 Sw.)
Vermoeden is een omkering van de bewijs-last Dit vermoeden was aanvankelijk onweerlegbaar,
nu weerlegbaar
Ogenblikkelijkheid
Begrip : aanval en verweer moeten actueel zijn
Twee elementen : Verweer moet onmiddellijk volgen (= sub-
jectieve grondslag) Aanval moet actueel zijn : beginnende
maar ook dreigende handeling (= objec-tieve grondslag)
Evenredigheid tussen aanval en verweer
Beschermd belang moet in evenwicht zijn met uitgeoefend geweld
Evenwicht tussen aanvals- en verweer-wapens
Grondslag(en) noodweer
Natuurlijk recht op verdediging wan-neer de overheid niet kan ingrijpen (= rechtvaardigingsgrond)
Schuldopheffingsgrond : situatie van verontwaardiging, woede, vrees, angst, die de controle over de wil doet verliezen
Sanctie noodweer
Alle voorwaarden vervuld : straffeloosheid Eén van voorwaarden niet vervuld : nood-
weeroverschrijding Leidt tot bestraffing van dader Omwille van emotie door aanval : straf
altijd lager dan bij opzettelijke doodslag, verwondingen of slagen
Noodtoestand
Begrip : omstandigheid waarbij iemand een inbreuk maakt op een (in de strafwet beschermd) rechtsbelang ter vrijwaring van ander hoger rechtsbelang
Enkele voorbeelden … Verschil met noodweer : conflict tussen
twee rechtsbelangen i.p.v. recht tegen onrecht
Noodtoestand in de loop van de tijden
Noodtoestand in de loop van de tijden
Noodtoestand in de ME en de NT : werd casuïstisch aangepakt Verschillende verantwoordingen
Noodtoestand in de 19de-eeuw : in principe uitgesloten : “Geen nood breekt wet”
Noodtoestand in het moderne strafrecht ingevoerd als een algemeen rechtsbeginsel
Rechtvaardigings- of schuldopheffingsgrond?
Verantwoordingenin het oude strafrecht
Morele dwang Gerechtvaardigde dwaling Terugkeer naar de natuurtoestand
Toestemming slachtoffer Begrip : toelating van het slachtoffer om een bepaald
misdrijf te plegen Strafuitsluitingsgrond ? Voor de schending van welke rechtsbelangen is een
toelating van het slachtoffer mogelijk ? Voor goederen In beginsel niet voor het leven (recente, beperkte
uitzondering voor bepaalde vormen van eutha-nasie)
In beginsel niet voor lichamelijke integriteit, tenzij voor “sociaal aanvaardbare doeleinden”
Voor seksuele integriteit vanaf bepaalde leeftijd
Krankzinnigheid
Begrip : uitschakeling van verstand en wil (= schuldopheffingsgrond)
Behandeling in de loop van de tijd Tot 1930 : een subjectieve
strafuitsluitingsgrond of strafverminderingsgrond
Vanaf 1930 : vormt ook een grondslag voor een beveiligingsaatregel
Aanverwante toestanden
Slaapwandelen Intoxicatie
Onder invloed van drugs Onder invloed van medicamenten Onder invloed van alcoholische drank
Dronkenschap Juridisch probleem van de dronkenschap
Ontoerekenbaarheid tijdens feiten Werkt criminogeen
Dronkenschap in de ME en NT Wettelijke aanpak : altijd strafverzwaring Rechterlijke aanpak : gedifferentieerd
Dronkenschap in het moderne recht
Dronkenschap in de oude rechtspraak
Vrijwillige dronkenschap (en zeker dron-kenschap met voorbedachten rade) leiden zonder meer tot strafverzwaring
Onvrijwillige dronkenschap : Ebriositas (alcholieker) : strafverzwaring Ebrietas (toevallig dronken) : strafvermindering
naarge-lang de wil was aangetast, maar toch straf wegens een ‘culpa praecedens’
Totaal onvrijwillig : straffeloos
Dronkenschap in het moderne recht
Dronkenschap met voorbedachte rade : vol-ledige aansprakelijkheid en strafverzwaring
Vrijwillige dronkenschap niet met het doel om een misdrijf te plegen of dronkenschap uit onvoorzichtigheid : volledig verant-woordelijk : ‘actio libera in causa’
Schuldloze dronkenschap : strafuitsluiting Ziekte : internering
Dwang of overmacht
Begrip : vrije wil uitgeschakeld (= schuld-opheffingsgrond)
Soorten : Materiële overmacht (= toeval of casus) Morele of psychische overmacht
Overmacht in de loop van de tijden
Overmacht in de loop van de tijden
Materiële overmacht : altijd strafuitsluiting Morele overmacht :
Oude recht : meestal slechts een strafver-minderings-grond : ‘Coacta voluntas, volun-tas est’
Moderne recht : kan ook strafuitsluitend zijn (art. 71 Sw.)
Dwaling
Begrip : dader vergist zich omtrent de strafbaarheid of de feitelijke omstandig-heden van het misdrijf
Schuldopheffingsgrond : dader ‘weet’ het niet
Soorten dwaling Dwaling in de loop van de tijden
Soorten dwaling
Rechtsdwaling : dader weet heel goed wat hij doet of nalaat, maar niet dat dit strafbaar is
Feitelijke dwaling : dader weet heel goed wat strafbaar is, maar niet dat hij zich hieraan schuldig aan maakt
Rechtsdwaling in de loop van de tijden
Rechtsdwaling : in de regel geen strafuit-sluitingsgrond : “Iedereen wordt geacht het recht te kennen
Uitzonderingen : De ‘rusticus’ in het oude strafrecht De onoverwinbare dwaling in het moderne
strafrecht
Feitelijke dwaling in de loop van de tijden
Omtrent een essentieel bestanddeel : ja Omtrent de identiteit van het slachtoffer :
neen (zie art. 392 Sw.) Omtrent het voorwerp van het misdrijf :
neen Omtrent de gevolgen van het misdrijf :
neen
Jeugdige leeftijd
Tot 1912 : een strafuitsluitings- of strafverminderingsgrond
Na 1912 : jeugdige leeftijd ook grond-slag voor een beveiligingsmaatregel
Verschoningsgronden
Immuniteiten Bloedverwantschap Medewerking met gerecht
Verklikking van drugverdelersVerklikking van hormonenverdelers
Recommended