WelkomWelkomBiddag voor gewas en arbeidBiddag voor gewas en arbeid
Voorganger: Ds. HuitemaVoorganger: Ds. HuitemaOrganist: Dhr. NijmeijerOrganist: Dhr. Nijmeijer
Zingen voor de dienst:Zingen voor de dienst:Gez. 351: 1,2,3,4Gez. 351: 1,2,3,4
Zie ons heden voor U tredenZie ons heden voor U treden
Zie ons heden voor U treden (LvdK 351) v. A.C. den Besten; m. W.R. Talsma
Zie ons heden voor U treden (LvdK 351) v. A.C. den Besten; m. W.R. Talsma
Zie ons heden voor U treden (LvdK 351) v. A.C. den Besten; m. W.R. Talsma
Zie ons heden voor U treden (LvdK 351) v. A.C. den Besten; m. W.R. Talsma
WelkomWelkomMededelingenMededelingen
Voorganger: Ds. HuitemaVoorganger: Ds. HuitemaOrganist: Dhr. NijmeijerOrganist: Dhr. Nijmeijer
Zingen: Ps. 92:1,2,3Zingen: Ps. 92:1,2,3Waarlijk dit is rechtvaardigWaarlijk dit is rechtvaardig
Psalm 92 (LvdK) t. W. Barnard; m. Genève 1562
Psalm 92 (LvdK) t. W. Barnard; m. Genève 1562
Psalm 92 (LvdK) t. W. Barnard; m. Genève 1562
Psalm 92 (LvdK) t. W. Barnard; m. Genève 1562
Psalm 92 (LvdK) t. W. Barnard; m. Genève 1562
Psalm 92 (LvdK) t. W. Barnard; m. Genève 1562
Votum en groetVotum en groetzingen: Klein gloriazingen: Klein gloria
Ere zij de Vader en de ZoonEn de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,En van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Amen.
Zingen: Elb. 287: 1 vrouwenZingen: Elb. 287: 1 vrouwen 2 mannen 2 mannen refr. Allen refr. Allen
Heilig, heilig, heilig, heilig is de HeerHeilig, heilig, heilig, heilig is de Heer
Heilig, heilig, heilig (EL 287) t. J.P. Neuman; m. F. Schubert
Heilig, heilig, heilig (EL 287) t. J.P. Neuman; m. F. Schubert
Heilig, heilig, heilig (EL 287) t. J.P. Neuman; m. F. Schubert
Heilig, heilig, heilig (EL 287) t. J.P. Neuman; m. F. Schubert
GebedGebed
Schriflezingen: Ruth 2: 1-17 (nbg)Schriflezingen: Ruth 2: 1-17 (nbg) Filippenzen 4: 1-9 Filippenzen 4: 1-9
Ruth ontmoet BoazRuth ontmoet Boaz
1 Noömi nu had een bloedverwant 1 Noömi nu had een bloedverwant van haar mans kant, een zeer van haar mans kant, een zeer
vermogend man uit het geslacht van vermogend man uit het geslacht van Elimelek, Boaz geheten. 2 En Ruth, Elimelek, Boaz geheten. 2 En Ruth,
deMoabitische, zeide tot Noömi: deMoabitische, zeide tot Noömi: Laat mij naar het veld gaan en aren Laat mij naar het veld gaan en aren lezen achter hem, die mij genegen lezen achter hem, die mij genegen
zal zijn. zal zijn.
En zij zeide tot haar: Ga, mijn En zij zeide tot haar: Ga, mijn dochter. 3 Zij ging dan heen en dochter. 3 Zij ging dan heen en
kwam en las op in het veld achter kwam en las op in het veld achter de maaiers; bij geval trof zij het de maaiers; bij geval trof zij het stuk land van Boaz, die uit het stuk land van Boaz, die uit het geslacht van Elimelek was.geslacht van Elimelek was.
4 En zie, Boaz kwam uit 4 En zie, Boaz kwam uit Betlehem en hij zeide tot de Betlehem en hij zeide tot de
maaiers: De Here zij met u! Zij maaiers: De Here zij met u! Zij zeiden tot hem: De Here zegene zeiden tot hem: De Here zegene
u! 5 Toen zeide Boaz tot zijn u! 5 Toen zeide Boaz tot zijn knecht, die over de maaiers knecht, die over de maaiers
gesteld was: Bij wie behoort deze gesteld was: Bij wie behoort deze jonge vrouw? jonge vrouw?
6 De knecht, die over de maaiers 6 De knecht, die over de maaiers gesteld was, antwoordde: Dat is gesteld was, antwoordde: Dat is een jonge vrouw uit Moab, die een jonge vrouw uit Moab, die met Noömi meegekomen is uit met Noömi meegekomen is uit
het veld van Moab;het veld van Moab;
7 zij heeft gezegd: laat mij toch 7 zij heeft gezegd: laat mij toch oplezen en inzamelen bij de oplezen en inzamelen bij de
schoven achter de maaiers. En schoven achter de maaiers. En zo is zij gekomen en zij is bezig zo is zij gekomen en zij is bezig geweest van de morgenstond af geweest van de morgenstond af
tot nu toe; het is iemand, die tot nu toe; het is iemand, die weinig thuis zit.weinig thuis zit.
8 Hierop zeide Boaz tot Ruth: 8 Hierop zeide Boaz tot Ruth: Hoor eens, mijn dochter, ga niet Hoor eens, mijn dochter, ga niet oplezen in een ander veld en ga oplezen in een ander veld en ga ook niet hiervandaan; sluit u dan ook niet hiervandaan; sluit u dan aan bij mijn arbeidsters, – 9 gij aan bij mijn arbeidsters, – 9 gij
ziet daar het veld vóór u, dat men ziet daar het veld vóór u, dat men bezig is te maaien – en ga achter bezig is te maaien – en ga achter
haar aan. haar aan.
Heb ik de knechten niet verboden u Heb ik de knechten niet verboden u lastig te vallen? Hebt gij dorst, ga lastig te vallen? Hebt gij dorst, ga dan naar de vaten en drink van dan naar de vaten en drink van
hetgeen de knechten hetgeen de knechten scheppen. 10 Toen wierp zij zich op scheppen. 10 Toen wierp zij zich op haar aangezicht, boog zich ter aarde haar aangezicht, boog zich ter aarde en zeide tot hem: Waarom betoont en zeide tot hem: Waarom betoont
gij mij uw gunst, dat gij uw oog slaat gij mij uw gunst, dat gij uw oog slaat op mij, hoewel ik een vreemdelinge op mij, hoewel ik een vreemdelinge
ben? ben?
Boaz antwoordde haar: Mij is Boaz antwoordde haar: Mij is omstandig medegedeeld alles omstandig medegedeeld alles wat gij voor uw schoonmoeder wat gij voor uw schoonmoeder
gedaan hebt na de dood van uw gedaan hebt na de dood van uw man, en hoe gij uw vader en uw man, en hoe gij uw vader en uw
moeder en het land uwer moeder en het land uwer geboorte hebt verlaten en geboorte hebt verlaten en
gegaan zijt naar een volk, dat gij gegaan zijt naar een volk, dat gij tevoren niet kendet. tevoren niet kendet.
12 De Here vergelde u uw daad, 12 De Here vergelde u uw daad, en uw loon valle u onverkort ten en uw loon valle u onverkort ten deel van de Here, de God van deel van de Here, de God van
Israël, onder wiens vleugelen gij Israël, onder wiens vleugelen gij zijt komen schuilen. zijt komen schuilen.
13 Daarop zeide zij: Gij betoont 13 Daarop zeide zij: Gij betoont mij wel uw gunst, mijn heer, want mij wel uw gunst, mijn heer, want gij hebt mij vertroost en naar het gij hebt mij vertroost en naar het
hart van uw dienstmaagd hart van uw dienstmaagd gesproken, hoewel ik niet de gesproken, hoewel ik niet de
gelijke ben van een uwer gelijke ben van een uwer dienstmaagden. dienstmaagden.
14 Toen het nu etenstijd was, 14 Toen het nu etenstijd was, zeide Boaz tot haar: Kom zeide Boaz tot haar: Kom
hierheen en eet van het brood en hierheen en eet van het brood en doop uw bete in de azijn. En zij doop uw bete in de azijn. En zij ging zitten naast de maaiers, en ging zitten naast de maaiers, en hij reikte haar geroost koren toe; hij reikte haar geroost koren toe; zij at en werd verzadigd en hield zij at en werd verzadigd en hield
over.over.
15 Toen zij was opgestaan om 15 Toen zij was opgestaan om op te lezen, beval Boaz zijn op te lezen, beval Boaz zijn
knechten aldus: Ook tussen de knechten aldus: Ook tussen de schoven mag zij oplezen en schoven mag zij oplezen en
maakt haar niet beschaamd; maakt haar niet beschaamd;
16 veeleer moet gij opzettelijk 16 veeleer moet gij opzettelijk iets voor haar uit de bundels iets voor haar uit de bundels
trekken en het laten liggen, opdat trekken en het laten liggen, opdat zij het opleze; vaart niet ruw zij het opleze; vaart niet ruw
tegen haar uit. tegen haar uit.
17 En zij las op in het veld tot de 17 En zij las op in het veld tot de avond; en zij klopte uit wat zij avond; en zij klopte uit wat zij opgelezen had, en het was opgelezen had, en het was
ongeveer een efa gerst.ongeveer een efa gerst.
De brief van Paulus aan de De brief van Paulus aan de FilippenzenFilippenzen
4 1 Daarom, mijn geliefde broeders, naar wie mijn
verlangen uitgaat, mijn blijdschap en kroon, staat alzo vast in de
Here, geliefden!
2 Euodia vermaan ik en Syntyche 2 Euodia vermaan ik en Syntyche vermaan ik, eensgezind te zijn in de vermaan ik, eensgezind te zijn in de
Here. Here. 3 Ja, ik vraag ook u, mijn trouwe 3 Ja, ik vraag ook u, mijn trouwe
metgezel: wees haar behulpzaam. metgezel: wees haar behulpzaam. Want zij hebben tezamen met mij in Want zij hebben tezamen met mij in
de prediking van het evangelie de prediking van het evangelie gestreden, naast Clemens en mijn gestreden, naast Clemens en mijn
overige medearbeiders, wier namen overige medearbeiders, wier namen staan in het boek des levens.staan in het boek des levens.
4 Verblijdt u in de Here te allen 4 Verblijdt u in de Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: tijde! Wederom zal ik zeggen:
Verblijdt u! Verblijdt u!
5 Uw vriendelijkheid zij alle 5 Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend. De Here is mensen bekend. De Here is
nabij.nabij.
6 Weest in geen ding bezorgd, 6 Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen maar laten bij alles uw wensen
door gebed en smeking met door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij dankzegging bekend worden bij
God. God. 7 En de vrede Gods, die alle 7 En de vrede Gods, die alle
verstand te boven gaat, zal uw verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten harten en uw gedachten
behoeden in Christus Jezus.behoeden in Christus Jezus.
8 Voorts, broeders, al wat waar, 8 Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat al wat waardig, al wat
rechtvaardig is, al wat rein, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, al wat deugd heet en lof verdient,
bedenkt dat; bedenkt dat;
9 wat u geleerd en overgeleverd 9 wat u geleerd en overgeleverd is, wat gij van mij gehoord en is, wat gij van mij gehoord en
gezien hebt, breng dat in gezien hebt, breng dat in toepassing en de God des toepassing en de God des
vredes zal met u zijn.vredes zal met u zijn.
Zingen: Ps. 67: 2 en 3Zingen: Ps. 67: 2 en 3De volken zullen U belijdenDe volken zullen U belijden
Psalm 67 (LvdK) t. M. Nijhoff; m. 1543 / Genève 1551
Psalm 67 (LvdK) t. M. Nijhoff; m. 1543 / Genève 1551
Psalm 67 (LvdK) t. M. Nijhoff; m. 1543 / Genève 1551
Psalm 67 (LvdK) t. M. Nijhoff; m. 1543 / Genève 1551
Psalm 67 (LvdK) t. M. Nijhoff; m. 1543 / Genève 1551
Psalm 67 (LvdK) t. M. Nijhoff; m. 1543 / Genève 1551
PreekPreekRuth 2:1Ruth 2:1
2 1 Noömi nu had een bloedverwant van haar 2 1 Noömi nu had een bloedverwant van haar mans kant, een zeer vermogend man uit het mans kant, een zeer vermogend man uit het
geslacht van Elimelek, Boaz gehetengeslacht van Elimelek, Boaz geheten. .
Zingen Elb 343: 1,2,3,4Zingen Elb 343: 1,2,3,4Heer, onze God, hoe heerlijk is uw Heer, onze God, hoe heerlijk is uw
NaamNaam
Heer, onze God, hoe heerlijk is uw naam (EL 343)
t. J. Visser; m. F.C. Atkinson
Heer, onze God, hoe heerlijk is uw naam (EL 343)
t. J. Visser; m. F.C. Atkinson
Heer, onze God, hoe heerlijk is uw naam (EL 343)
t. J. Visser; m. F.C. Atkinson
Heer, onze God, hoe heerlijk is uw naam (EL 343)
t. J. Visser; m. F.C. Atkinson
Lezen: de apostolische Lezen: de apostolische geloofsbelijdenisgeloofsbelijdenis
Zingen: Gez. 259: 1,2Zingen: Gez. 259: 1,2Halleluja! Lof zij het LamHalleluja! Lof zij het Lam
Halleluja! Lof zij het Lam (LvdK 259) t. I. da Costa; m. anoniem 1806
Halleluja! Lof zij het Lam (LvdK 259) t. I. da Costa; m. anoniem 1806
Halleluja! Lof zij het Lam (LvdK 259) t. I. da Costa; m. anoniem 1806
Halleluja! Lof zij het Lam (LvdK 259) t. I. da Costa; m. anoniem 1806
Dankzegging en gebedenDankzegging en gebeden
Inzameling van de gaven:Inzameling van de gaven:1. Diaconie1. Diaconie
2. Kerk2. Kerk
Zingen: Gez. 392: 1,2,3Zingen: Gez. 392: 1,2,3Blijf mij nabijBlijf mij nabij
Blijf mij nabij, wanneer het duister daalt (LvdK 392) t. H.F. Lyte; m. J.W. Monk v. W. Barnard, A.C. den Besten, W.J. van der Molen
Blijf mij nabij, wanneer het duister daalt (LvdK 392) t. H.F. Lyte; m. J.W. Monk v. W. Barnard, A.C. den Besten, W.J. van der Molen
Blijf mij nabij, wanneer het duister daalt (LvdK 392) t. H.F. Lyte; m. J.W. Monk v. W. Barnard, A.C. den Besten, W.J. van der Molen
ZegenZegen3 x Amen3 x Amen