Upload
others
View
3
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Zoals de Woningwet beoogt?
Praktijkervaringen met de nieuwe cyclus prestatieafspraken
2cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
Inhoud
Voorwoord 3
1 Inleiding 4
2 Lessen uit de praktijk 62.1 Huurdersorganisaties drukken hun stempel 6
2.2 Kwaliteit van samenwerking 8
3 Samenwerking is niet altijd vanzelfsprekend 123.1 Als er geen vertrouwen is 12
3.2 Jaarafspraken met een fuserende corporatie 12
3.3 Geen afspraken met een landelijk werkzame corporatie 13
4 Prestatieafspraken in de praktijk 144.1 Tilburg: zoals de Woningwet het bedoelt 15
4.2 Leeuwarden: groeiende perceptie van het proces 18
4.3 Utrecht: scherp sturen op de redelijke bijdrage 20
4.4 Deurne: Een goede relatie blijven verbeteren 23
4.5 Regionale afspraken Drechtsteden 26
4.6 Harlingen: Elkaar bij de les houden 29
4.7 Regio Haaglanden: Een traditie van elkaar aanspreken 32
4.8 Emmen: groeiende mate van concreetheid 35
Zoals de Woningwet beoogt? / Inhoud
3cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
Op 1 juli 2015 werd een nieuwe Woningwet van kracht. Daarin is vastgelegd
hoe gemeenten, woningcorporaties en huurdersorganisaties overal in het land
samen kunnen komen tot concrete plannen en afspraken. Zij geven dat nu in
de praktijk vorm.
Het begon met een simpel maar cryptisch zinnetje in het regeerakkoord van
het Kabinet Rutte 2 in 2012: ‘Corporaties komen onder directe aansturing van
de gemeente.’ De Commissie Dekker werkte dat in 2013 concreter uit in haar
rapport ‘Gemeenten en corporaties; de vrijblijvendheid voorbij’. De gemeente
neemt het voortouw en formuleert beleid in een woonvisie. Corporaties heb-
ben de opdracht ‘in redelijkheid bij te dragen aan dit volkshuisvestingbeleid.’
Die bijdrage wordt vastgelegd in prestatieafspraken. De Woningwet bepaald dat
die prestatieafspraken tot stand komen in overleg tussen gemeenten, corpora-
ties en huurdersorganisaties. Daarvoor wordt een vaste cyclus gevolgd.
Prestatieafspraken zijn niet nieuw. Veel gemeenten en corporaties maken al
jarenlang afspraken met elkaar over het volkshuisvestelijk beleid en investe-
ringen. Op sommige plekken worden huurders daar ook al bij betrokken. De
Woningwet heeft het proces en de rollen van partijen preciezer vastgelegd. Het
volkshuisvestelijk beleid van de gemeente is leidend. Huurders hebben een
volwaardige positie gekregen, zij mogen meedoen, meedenken en meete-
kenen. Gemeenten en huurders krijgen meer inzicht in de financiën
en investeringscapaciteit van de corporatie.
Dat roept natuurlijk ook vragen op: Wat is in redelijkheid bijdragen? Wat doe
je als de gemeente geen woonvisie heeft? Hoe stem je deze twee zaken goed
op elkaar af? Hoe nemen we huurders mee bij het opstellen van prestatie-
afspraken? Antwoorden op deze vragen moeten vooral uit de praktijk komen.
In een aantal gemeenten is in 2015 al ervaringen opgedaan met Prestatie-
afspraken ‘nieuwe stijl’. Marnix Groenland van Companen heeft de betrokken
gemeenten, huurders en corporaties geïnterviewd en de lessen en ervaringen
opgetekend. Die zijn verzameld in deze publicatie, zodat anderen er hun voor-
deel mee kunnen doen. Hopelijk helpt het velen om lokaal met drie partijen te
komen tot gezamenlijke ambities én concrete plannen voor sociaal wonen.
Anne-Marie FrissenBelangenbehartiger Aedes, woningmarkt en regionale opgave
Annemiek Lucasprojectleider wonen bij Platform31
Voorwoord
Zoals de Woningwet beoogt? / voorwoord
4cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
De Woningwet 2015 schrijft een cyclus van prestatieafspraken voor waarbij
gemeente, corporaties en huurdersorganisaties gelijkwaardig aan tafel zitten.
Dit leidt tot nieuwe verhoudingen op lokaal niveau en roept de nodige vragen
op. Hoe kunnen huurders hun rol vervullen? Hoe krijg je als gemeente inzicht
in de financien van de corporatie en hoe kun je als corporatie een goed bod
uitbrengen? Daarnaast zijn er een aantal praktische uitdagingen. Zo loopt de
begrotingscyclus niet parallel met het proces van prestatieafspraken. Daar-
naast hebben huurders niet (altijd) de gelegenheid om deel te nemen aan alle
themawerkgroepen die overdag plaatsvinden en blijft er weinig tijd over voor
het maken van prestatieafspraken als je deze afspraken ook nog aan het
college, Raad van Commissarissen (RvC) en je achterban voor wilt leggen.
Kortom, in het tripartiet overleg over prestatieafspraken zoeken de partijen
nog naar de manier waarop ze op lokaal niveau invulling kunnen geven aan
de Woningwet 2015. De wet biedt namelijk wel een kader, maar de invulling
op lokaal niveau is maatwerk. Dan is inzicht nodig in gemaakte prestatieaf-
spraken nieuwe stijl en in de succes- en faalfactoren.
Platform31 en Aedes ondersteunen partijen met praktijkkennis over de
manier waarop je prestatieafspraken kunt vormgeven. Aan de hand van tien
praktijkvoorbeelden inventariseerde bureau Companen lessen en tips voor de
cyclus. Deze publicatie bevat acht casussen, waarvan twee over regionale
prestatieafspraken. Twee casussen over valkuilen zijn geanonimiseerd terug
te vinden in een aparte paragraaf (het met naam en toenaam opnemen van
deze voorbeelden helpt de lokale partijen niet in hun samenwerking). Deze
publicatie biedt hiermee een verdiepingsslag op de Handreiking prestatie-
afspraken die Companen voor het ministerie van BZK, Aedes, VNG en Woon-
bond heeft opgesteld.
Uiteraard is er geen gouden formule voor het maken van prestatieafspraken.
De lokale praktijk heeft zoals verwacht een grote invloed op de vormgeving
van de cyclus. Wel kan in de lokale praktijk aandacht gegeven worden aan een
aantal lessen. Deze gaan onder meer over de mogelijkheden om het proces te
verbeteren en versnellen, het effect van huurdersbetrokkenheid te vergroten
of over de structuur waarin prestatieafspraken tot stand kunnen komen.
Bovendien kijken we hoe partijen omgaan met het definieren van de redelijke
bijdrage, naar de mate waarin huurdersorganisaties namens hun achterban
spreken en naar het belang van concrete afspraken.
Als eerste komen de lessen aan bod. Daarna volgen beknopte praktijkvoor-
beelden. De lessen zijn rechtstreeks gekoppeld aan de praktijkvoorbeelden.
1. Inleiding
Zoals de Woningwet beoogt? / 1. Inleiding
5cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
Zoals de Woningwet beoogt?
6cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
De gesprekspartners in dit onderzoek erkennen allemaal het nut van de
cyclus prestatieafspraken zoals de Woningwet 2015 deze voorschrijft. Uiter-
aard vinden zij het sluiten van prestatieafspraken waardevol, anders zouden
zij niet al in de geest van de Woningwet 2015 werken. Er worden uitspraken
gedaan als “prestatieafspraken opschrijven is klokken gelijk stellen”. Maar ook
de belangrijkste vernieuwingen uit de Woningwet 2015 worden waardevol
gevonden, zoals het bod, de sterkere positie van het volkshuisvestingsbeleid
en de huurdersorganisatie. In gemeentes waar de samenwerking stroef
verliep, blijkt de Woningwet 2015 zelfs een instrument om stroefheid op te
lossen. Daar waar de samenwerking goed was, werd minder effect ervaren.
Krap tijdpad Alle partijen geven aan dat het vastgestelde tijdspad in de Woningwet erg straf
is. Het maken van prestatieafspraken kost veel tijd en overleg. Of het vol te
houden is om jaarlijks gedegen de dialoog aan te gaan, is de vraag. Met name
de tijd tussen het uitbrengen van het bod (voor 1 juli) en het moment dat de
prestatieafspraken bij de minister moet liggen (15 december) wordt als krap
ervaren. Om voldoende tijd te hebben voor besluitvorming, moeten afspraken
begin november in concept gereed zijn. Ook geven veel partijen aan dat zij
nog groeien in de nieuwe werkwijze. Vaak hebben corporaties nog een
kennisvoorsprong. De hoop is dat door dit groeien een grotere gelijkwaardig-
heid ontstaat in de cyclus prestatieafspraken.
Rol huurders en kwaliteit samenwerking: belangrijkste lessenUit de eerste ervaringen blijkt dat de belangrijkste lessen zich rond twee
thema’s concentreren: de rol van huurders en de kwaliteit van de samenwer-
king. De inbreng van huurdersorganisaties en de nieuwe, steviger rol die zij nu
krijgen, zorgt voor nieuwe verhoudingen en gesprekken. Door de veranderde
verhoudingen komt ook de kwaliteit van de samenwerking vaak aan de orde.
De nieuwe verhoudingen leiden soms tot spanning op de rolverdeling.
Daarom zijn het creëren van vertrouwen, conflicthantering en concreetheid,
belangrijke onderdelen bij de inrichting van de cyclus prestatieafspraken.
Uit de voorbeelden zie je het verschil tussen Noord en Zuid. In het Zuiden (Tilburg, Deurne) doen ze niet snel aan nestbevuiling. Dat doe je niet naar de buitenwacht. In Utrecht en Leeuwarden zie je meer de Hollandse hard-heid. Even goed de messen slijpen en laten zien wat er allemaal niet deugt.
2.1 Huurdersorganisaties drukken hun stempel
Vooral afspraken over betaalbaarheid en duurzaamheid worden beïnvloedVoor veel huurdersorganisaties is de betrokkenheid bij prestatieafspraken
nieuw. Dit roept de vraag op of zij hun stempel kunnen drukken op de
prestatieafspraken, zoals de wet bedoelt. Het antwoord is ja, met een ‘maar’.
Enerzijds geven gesprekspartners aan dat huurdersorganisaties wel degelijk
invloed hebben. In het bijzonder op de onderdelen betaalbaarheid en duur-
zaamheid weten zij hun standpunten in de prestatieafspraken een plek te
geven. Huurders krijgen het voor elkaar dat de betaalbare voorraad vergroot
wordt. Voor wat betreft duurzaamheidsinvesteringen wordt gegarandeerd dat
woningen betaalbaar blijven. Anderzijds blijkt uit de casussen dat de inbreng
van de huurdersorganisaties inhoudelijk niet op alle fronten van voldoende
niveau is. Vaak moeten huurders in het proces en de inhoud groeien. Maar
2. Lessen uit de praktijk
Zoals de Woningwet beoogt? / 2. Lessen uit de praktijk
7cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
partijen die kritisch over de huurdersinbreng zijn, zien wel meerwaarde in
het tripartiete overleg. Deze verplichting dwingt gemeenten en corporaties
namelijk om na te denken over het belang van de huurders. Partijen zetten
de participatie vooraf goed op, om te voorkomen dat gebrekkige huurders-
inbreng wordt afgestraft bij het maken van prestatieafspraken.
Geen intensieve huurdersbetrokkenheid bij de woonvisie In veel voorbeelden valt op dat huurdersorganisaties maar beperkt betrokken
worden bij het opstellen van de woonvisie. Deels is dat omdat woonvisies al
werden opgesteld voor invoering van de wet. Huurdersorganisaties worden
weliswaar gehoord tijdens bijeenkomsten van meerdere belanghebbenden,
maar zij zijn geen onderdeel van projectgroepen die het opstellen van de
woonvisie intensief begeleiden. Terwijl juist de woonvisie het kader vormt voor
de prestatieafspraken. Gebrekkige huurdersinbreng in deze fase beperkt hun
beïnvloedingsmogelijkheden bij de prestatieafspraken. De casus Leeuwarden
laat zien dat volwaardige huurdersbetrokkenheid aan de voorkant, dus bij de
woonvisie, zorgt voor invloed bij het maken van prestatieafspraken.
Voortbouwen op bestaand vertrouwenDe sterkere positie van huurdersorganisaties leidt in veel gevallen tot nieuwe
verhoudingen, maar zeker niet altijd. Juist als de relatie tussen de huurdersor-
ganisatie en corporatie goed is, bereiken deze partijen al overeenstemming
bij het opstellen van corporatiebeleid. Huurdersorganisaties volgen dan die
overeengekomen beleidslijn in het tripartiete overleg over de prestatieaf-
spraken. En omdat de corporatie bekend is met de wensen van huurdersorga-
nisaties, houden zij hier bij het opstellen van het bod rekening mee. Of dit ook
zo werkt als een koerswijziging nodig is als gevolg van de prestatieafspraken,
is natuurlijk de vraag. Dan zal toch een intensieve dialoog met de huurdersor-
ganisatie en de gemeente volgen.
“Het is niet zo dat als de prestatieafspraken eraan komen er iets bijzonders aan de hand is.”
HBO de Peel
Meer invloed, meer werk voor huurdersorganisatiesDe cyclus prestatieafspraken kost huurdersorganisaties veel tijd en energie.
Het tripartiet overleg maakt het aantal onderwerpen groter en ingewikkelder,
zeker als er meerdere corporaties zijn. En overleg vindt vaak overdag plaats,
waardoor huurders niet altijd deel kunnen nemen. De groei van de hoeveel-
heid werk blijkt huurders bovendien niet te stimuleren om actief te worden
voor de huurdersorganisatie, ondanks de grotere invloed die zij kunnen uit-
oefenen. Veel huurdersorganisaties kiezen er daarom voor om de focus te
leggen op een beperkt aantal onderwerpen waarin zij iets kunnen betekenen
(Harlingen). Dit zijn vaak onderwerpen die dicht bij de huurders staan, zoals
het beperken van huurverhoging. Zij tekenen dan alleen voor het deel van de
afspraken waar zij bij betrokken zijn.
Representativiteit geen groot issueVeel gesprekpartners geven aan dat representativiteit van de huurdersorgani-
satie nauwelijks een issue is. Partijen accepteren dat de huurdersorganisatie
het vertegenwoordigend orgaan is van de huurders en stellen in veel gevallen
geen eisen aan de wijze waarop zij hun achterban raadplegen. Bovendien
kennen corporaties hun huurders dikwijls goed. Opvallend is dat dit wezenlijk
verschilt van de toon die op fora en discussies rondom de Woningwet 2015 te
horen is. Dit is te verklaren door de grote mate van vertrouwen in huurdersor-
ganisaties, die in de voorbeelden terug komt. Aandachtspunt bij meerdere
huurdersorganisaties is dat mogelijk niet duidelijk is wie de vertegenwoor-
digde organisaties zijn. Dit kan tot conflicten leiden. (Utrecht, Drechtsteden)
De kwaliteit van de inbreng is veel bepalender voor het vertrouwen in de huur-
dersorganisatie dan representativiteit, zo blijkt uit de praktijk. Daarom vinden
partijen (gemeenten, corporaties én huurdersorganisaties) het wenselijk dat
Zoals de Woningwet beoogt? / 2. Lessen uit de praktijk
8cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
huurders ondersteuning krijgen. Daarbij moet wel gewaakt worden voor het
risico dat de ondersteuner het gesprek overneemt als deze namens de huur-
ders het gesprek voert. Men vindt het zeer belangrijk dat huurders zelf aan
tafel zitten en duidelijk maken wat hun ambities en wensen zijn.
Meetekenen: duidelijkheid belangrijkGeven huurdersorganisatie vooraf aan dat zij willen meepraten maar niet
willen meetekenen, dan zijn gemeenten en corporaties daar niet echt blij
mee. Het wordt vaak ervaren als “gebrek aan respect voor het proces, waarbij
huurders op een later moment nee kunnen zeggen tegen afspraken waar zij
nu ja tegen zeggen”. Vrijblijvendheid rond afspraken past in hun ogen niet bij
het verbindende karakter van de prestatieafspraken. Een aantal huurdersor-
ganisaties heeft aangegeven maar op een beperkt aantal onderwerpen deel
te nemen aan de dialoog en alleen daarvoor te tekenen. Zij laten onder-
werpen waar zij onvoldoende inzicht in hebben links liggen. Hier is begrip voor
vanuit de partijen.
2.2 Kwaliteit van samenwerking
Vertrouwen: hoe kweek je dat?Uiteraard staat of valt de kwaliteit van samenwerking met vertrouwen.
Maar hoe is vertrouwen te beïnvloeden? Respondenten geven de volgende
ingrediënten:
– Voer discussies op basis van feiten. Goed cijfermateriaal en vooral goede
monitoring helpen daarbij. En zorg dat je op basis van de feiten, gevolgen
kan voorspellen! Dan weten bestuurders ook waartegen zij ‘ja’ zeggen.
(Haaglanden)
– Vaak blijken partijen verschillende verwachtingen over het proces en het
resultaat te hebben, maar spreken ze dat niet uit. Dit speelt bij de opgaven,
maar ook bij de rolinvulling van de partijen: in welke mate bepalen corpora-
ties en huurdersorganisaties wat de corporatie moet doen (zie ook para-
graaf Perceptie van de cyclus afspraken). Besteed hier al in het begin van
het proces aandacht aan.
– Formuleer ook begrippen en uitgangspunten al in het begin van het proces
expliciet. Dan is duidelijk waarover iedereen het heeft. Containerbegrippen
leiden tot eigen interpretatie later in het proces, waardoor verwachtingen
uiteen gaan lopen. (Leeuwarden)
– Stel een penvoerder aan met strategisch inzicht en bestuurlijke sensitivi-
teit. Zorg dat deze penvoerder vooraf toetst welke bestuurlijke ruimte er is.
Laat de penvoerder de afspraken uitwerken.
– Zorg dat er personen met mandaat, kennis van zaken en onderhandelings-
vaardigheden aan tafel zitten. En dat de bestuurders wanneer nodig
aanschuiven. Zoals een gesprekspartner aangaf: “Soms blijken lastige
onderhandelingspartners bestuurlijk niet gedekt te zijn”.
– Duidelijke spelregels zijn niet altijd nodig als men vertrouwen heeft in de
samenwerking zoals die in het verleden al verliep. Maar zet wel alle
afspraken in de agenda en zorg dat iedereen komt. Dat voorkomt herhaling
van discussies. En lever informatie op tijd aan.
– Vraag alle partijen om concrete uitspraken bij lastige dossiers (bijvoorbeeld
herstructurering die bij bewoners en politiek gevoelig ligt). (Harlingen)
Zo wordt helder wat partijen nu echt willen, ook op langere termijn, en
worden alle partijen ‘medeplichtig’.
– Heb begrip voor en kennis (!) van elkaars belangen, richt je op gezamenlijke
belangen.
Als geven en nemen niet genoeg is De discussie rondom prestatieafspraken is een spel van geven en nemen.
Soms is dit niet genoeg en dreigen prestatieafspraken vast te lopen. Uit de
interviews bleek dat er een aantal strategieën gebruikt worden. Soms wordt
besloten om zaken te parkeren of een compromis te sluiten. Dat is niet
erg, op voorwaarde dat er scherp gemonitord wordt. Blijkt dat er bijvoorbeeld
te weinig betaalbare woningen zijn, dan wordt de discussie opnieuw aange-
Zoals de Woningwet beoogt? / 2. Lessen uit de praktijk
9cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
gaan (Tilburg). Juist omdat de Woningwet voorschrijft dat prestatieafspraken
jaarlijks geactualiseerd moet worden, met bijbehorend frequent overleg, is
snelle bijstelling van de prestatieafspraken mogelijk. Het dwingt partijen om
bij de les te blijven. Ook een ander element uit de wet werkt goed: het geschil. Niet het gebruik ervan, maar de dreiging die ervan uitgaat. Men voelt
dan het belang om er samen uit te komen. Het recht om uit de afspraken te
stappen bij overwegend bezwaar (Leeuwarden), kan dezelfde werking
hebben. En bonje - zonder formeel geschil - is geen probleem, mits men zake-
lijk blijft en niet op de mens speelt. Desondanks kan het goed zijn om een
probleem juist juridisch op te lossen. Dit leidt tot een onafhankelijk oordeel
van anderen, waardoor men niet de strijd ingezogen wordt en later weer kan
samenwerken. (Deurne)
Globale afspraken zijn ook goede afsprakenHoe concreet biedingen en prestatieafspraken zijn, verschilt. Vaak zijn ze voor
2016 tamelijk concreet, maar voor de langere termijn niet. Dit wordt meestal
bewust gedaan. Partijen blijken uitgesproken voor- of juist tegenstander te
zijn van concreetheid. Globale afspraken geven ruimte. Partijen kunnen dan
makkelijker meeveren met de actualiteit. Maar het vraagt ook veel vertrou-
wen. Voorstanders van globale afspraken vinden het samenwerkingsproces
van prestatieafspraken belangrijker dan de afspraken zelf. (Drechtsteden) Concrete afspraken zorgen er juist voor dat partijen aanspreekbaar zijn op hun
voorgenomen prestaties. Het voorkomt gedoe op een later moment. Voor-
waarde is dat concrete afspraken niet louter als afrekenmechanisme dienen,
maar als middel om meer inzicht in elkaars prestaties te krijgen. (Leeuwarden)
Spanning op de rolverdeling: de keuken en het restaurantCorporaties stellen dat gemeenten (van hen) wel mogen bepalen wat zij van
het menu bestellen, maar niet hoe dit in de keuken bereid wordt. Zij streven
een zuivere rollenscheiding na. Zij gaan ermee akkoord dat de gemeente
bepaalt wat er moet gebeuren, maar niet hoe zij dat precies moeten doen.
Hun argument is dat als gemeente ook het ‘hoe’ kan bepalen, zij teveel op de
stoel van de corporatie gaat zitten. Dat is riskant, omdat politieke doelstel-
lingen dominant kunnen worden (bijvoorbeeld: een complex met veel dwarse
huurders ontzien vanuit politieke belangen). De omvang van een gemeente
lijkt hier wel een rol te spelen: het risico is bij een kleine gemeente groter door
de korte afstand tussen ambtenaar en politiek. Zie ook: Perceptie van de
cyclus afspraken
Een tweede aandachtspunt is of de investeringscapaciteit of de opgaven
centraal staan. Staat investeringscapaciteit centraal, dan wordt gekeken hoe
de corporatie zoveel mogelijk opgaven kan aanpakken. Staan de opgaven
centraal, dan wordt gekeken hoe de corporatie deze maximaal kan
aanpakken. Meningen over bovenstaande vraagstukken blijken niet makkelijk
te verenigen.
Bod zorgt voor scherpte, als de woonvisie concreet isHet bod vormt een stimulans om tot prestatieafspraken te komen en prikkelt
corporaties om dit gestructureerder te doen. In een aantal gevallen was het
bod nog een ‘kopie’ uit de begroting. De woonvisie was in die gevallen niet
zozeer een leidend kader. Dit was te wijten aan het korte tijdframe voor het
opstellen van de biedingen. Dat het bod niet parallel loopt met de begrotings-
cyclus van de corporatie speelde ook mee.
De uitdaging is om voor 2017 een concrete financiële paragraaf bij het bod
op te stellen, omdat de begroting voor 2017 in juli nog zeker niet af zal zijn.
Dit staat of valt met een goede kwaliteit van het meerjareninvesterings-
programma. (Emmen)
De kwaliteit van de woonvisie is bepalend voor de kwaliteit van het bod (en
prestatieafspraken). Een concrete woonvisie helpt om het bod concreet te
maken. Ook draagt de keuze voor een beperkt aantal speerpunten bij aan een
zo concreet mogelijk bod (Utrecht). Bij een globale of heel uitgebreide woon-
visie sluit een bod altijd aan en verliest de gemeente haar sturingsinstrument.
Zoals de Woningwet beoogt? / 2. Lessen uit de praktijk
10cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
Gezamenlijk of individueel bod: voordelen en nadelenCorporaties kunnen gezamenlijk of individueel een bod uitbrengen. Voordeel
van een gezamenlijk bod is dat partijen hun inzet kunnen afstemmen en
daarmee goed kunnen aansluiten op de opgave. Voordeel van een individueel
bod is dat partijen hun inzet explicieter maken - passend bij hun mogelijk-
heden - en er enige concurrentie tussen de partijen ontstaat.
Zicht op investeringsruimteBelangrijk onderdeel van de Woningwet 2015 is de redelijkheid van het bod.
Voor een redelijk bod is inzicht nodig in de corporatiefinanciën en dat is niet
altijd vanzelfsprekend. Sommige corporaties zijn bang dat financiële gege-
vens een eigen leven gaan leiden. Om dat te voorkomen helpt het om vooraf
afspraken te maken over de normen bij de prestatieafspraken, zoals de Inte-
rest Coverage Ratio of solvabiliteit. Het bod en de mogelijkheden om inzicht in
financiële cijfers te krijgen, betekenen dat corporaties niet meer weg komen
met opmerkingen als ”we doen de goede dingen, jullie zijn geen toezicht-
houder”. Maar het proces is erbij geholpen als corporaties partijen meenemen
in de financiële (on)mogelijkheden (Haaglanden).
Gemeenten en huurdersorganisaties hebben vaak onvoldoende financiële
kennis om de redelijkheid van het bod te kunnen beoordelen. Zij zijn niet
goed in staat om financiële ruimte en financiële effecten van beleidskeuzes te
bepalen. Dit maakt het de corporaties makkelijk. De meeste gemeenten
geven dan ook aan zich te willen ontwikkelen op dit punt. Aedes heeft om
deze reden de Transparantietool ontwikkeld. De Transparantietool is erop
gericht inzicht te geven in de corporatiefinanciën, en zo het tripartiete overleg
inhoudelijk een impuls te geven. De transparantietool is in het voorjaar van
2016 beschikbaar.
Zoals de Woningwet beoogt? / 2. Lessen uit de praktijk
11cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
Zoals de Woningwet beoogt?
12cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
Bij dit onderzoek naar prestatieafspraken kwamen we ook voorbeelden tegen
van prestatieafspraken die niet vanzelfsprekend tot stand kwamen. Hieruit
zijn een aantal waardevolle lessen te trekken. Om het lokale proces niet te
frustreren zijn deze voorbeelden niet met naam en toenaam genoemd.
3.1 Als er geen vertrouwen is
Komen prestatieafspraken moeizaam tot stand, dan ligt dat doorgaans aan
een gebrek aan vertrouwen. Juist dan worden er hoge eisen gesteld aan zorg-
vuldigheid in het proces. Als er fouten worden gemaakt, dan gaan verwijten
snel de dialoog beheersen. Een voorbeeld kwam in een interview naar voren.
De gemeente en een huurdersorganisatie hadden gezamenlijk een hoofdstuk
van de woonvisie gewijzigd, zonder medeweten van de corporatie. Deze was
tot dan nauw betrokken bij het proces. Ook al ging het om een betrekkelijk
klein onderdeel, toch ervaarde de corporatie het als “onnodig bruuskeren”.
De huurdersorganisatie op haar beurt, verweet de corporatie dat deze het bod
niet aan hen had voorgelegd voordat het naar de gemeente werd verstuurd.
De corporatie had wel gemeld aan de huurders dat ze het bod niet zouden
voorleggen omdat daar niet voldoende tijd voor was door de korte periode na
de inwerkingtreding van de wet. De huurdersorganisatie geeft echter aan dat
ruim voor inwerkingtreding van de Woningwet bekend was dat er een bod
moest komen. De huurdersorganisatie ervaart dat haar zienswijze is ontno-
men en interpreteert dit als “arrogantie” van de corporatie. Zo waren er meer
incidenten tussen gemeente, huurdersorganisatie en corporatie. Uiteindelijk
resulteerde dit in het stopzetten van het overleg. Vanwege het gebrekkige
vertrouwen schakelde de corporatie een gespreksleider in. Deze moest
achterhalen hoe partijen in het proces zitten en met welke belangen en rand-
voorwaarden, hoe het vervolgtraject eruit zou kunnen zien en hoe de partijen
konden omgaan met het gewijzigde hoofdstuk. De partijen zijn het er nu over
eens dat je een felle discussie kunt hebben zolang deze zakelijk blijft, en er
niet op de man gespeeld wordt.
Perceptie van de cyclus prestatieafspraken De oorzaak van de onmin bleek het feit dat partijen een verschillende
perceptie hadden van de cyclus prestatieafspraken. De Woningwet 2015 heeft
voor andere verhoudingen gezorgd. Dit leidde tot een verschil van inzicht over
de rolverdeling: in welke mate kunnen gemeente en huurdersorganisatie via
het volkshuisvestingsbeleid bepalen hoe de corporatie de volkshuisvestelijke
doelstellingen moet bereiken? Hierin gaat de nieuwe Woonvisie naar mening
van de corporatie te ver. Daarin is omschreven welke maatregelen de corpo-
ratie moet nemen, zoals plaatsing van dubbelglas. De corporatie is van mening
dat de woonvisie kaderstellend mag zijn in wat van hen mag worden verwacht,
maar niet hoe zij dit moet bereiken. Dus hoe duurzaamheidsdoelstellingen
behaald worden, is aan de organisatie zelf. Gaat de gemeente dit bepalen, dan
kan dit leiden tot ongewenste effecten: er kan politiek gescoord worden door
impopulaire maatregelen tegen te gaan. Na een discussie over verwachtingen
en de inrichting van het proces, konden partijen met elkaar verder.
3.2 Jaarafspraken met een fuserende corporatie
Prestatieafspraken sluiten met een corporatie die midden in een fusieproces
zit, blijkt niet eenvoudig te zijn. In dit voorbeeld trok de fusiecorporatie vlak
voor ondertekening haar medewerking in. Dit viel de betrokkenen rauw op
het dak, want het proces was tot dan soepel verlopen. Vooral de wethouder
3. Samenwerking is niet altijd vanzelfsprekend
Zoals de Woningwet beoogt? / 3. Samenwerking is niet altijd vanzelfsprekend
13cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
werd geschaad, want deze had de raad toegezegd dat de prestatieafspraken
binnenkort ondertekend zouden worden. Overige partners zagen hun inzet
geen recht gedaan worden.
Wat was er aan de hand? Vooraf was met de fusiecorporatie afgesproken
onderscheid te maken tussen afspraken voor vijf jaar en afspraken voor het
jaar 2016. De corporatie wilde vanwege de fusie een aantal afspraken alleen
voor 2016 vastleggen. Het was namelijk nog niet te voorzien hoe zaken als het
voorraadbeleid zich zouden ontwikkelen. Dit werd door de gemeente, huur-
dersorganisaties en overige corporaties geaccepteerd. De huurdersorganisa-
ties, gemeente en corporaties stelden in dialoog en binnen het gestelde
kader, concept prestatieafspraken op. Maar toen deze werden besproken door
de raad van commissarissen (RvC), durfde de nieuwe bestuurder zich er niet
hard voor te maken. Hij bleek te weinig in het proces en de inhoud te zijn
meegenomen door de medewerkers. Verder speelde mee dat de RvC haar
verantwoordelijkheden door de nieuwe Woningwet 2015 veel zwaarder voelt.
De RvC wilde niet dat de corporatie zich verbond aan afspraken voor vijf jaar
omdat er afspraken over de ontwikkeling van de woningvoorraad werden
voorgesteld. Het feit dat hun eigen corporatiemedewerkers hadden aan-
gestuurd op de afspraken, werd onvoldoende als waarborg ervaren.
Na enkele overleggen is besloten om voor 2016 prestatieafspraken te maken.
Deze overleggen vonden plaats nadat de RvC een excuusbrief aan de raad
gestuurd waarin zij de gang van zaken betreurt.
3.3 Geen afspraken met een landelijk werkzame corporatie
Teveel gemeenten om prestatieafspraken mee te makenDe Woningwet 2015 roept de nodige vragen op bij corporaties die in veel
gemeenten werkzaam zijn. Een voorbeeld. Partijen in een gemeente hadden
de intentie om gezamenlijk prestatieafspraken te maken. Zij stonden erop dat
de landelijk werkzame corporatie ook deel zou nemen en dus ook bijdraagt
aan de volkshuisvestelijke opgave. Bovendien wilden de overige corporaties
niet dat zij de gevolgen zouden moeten dragen als de landelijk werkzame
corporatie zich zou terugtrekken. Deze ambitie bleek te hoog gegrepen.
Ondanks de eerdere welwillendheid van de landelijke corporatie, bleek dat zij
niet in alle werkgebieden prestatieafspraken willen sluiten. Dit zou erg veel
werk met zich meebrengen. Daarnaast zou de uitvoering complex zijn omdat
de landelijke corporatie in veel gemeenten verschillende afspraken waar moet
maken. Maar bovenal beriep de corporatie zich op het “het verliezen van de
mogelijkheid tot het hanteren van fundamentele vormen van eigen beleid”.
De corporatie vindt het “essentieel dat de corporatie in voldoende mate de
sturingsmogelijkheden behoudt die noodzakelijk zijn om als zelfstandige
organisatie te opereren”. Precies wat de Woningwet 2015 wil veranderen.
Een bod aan de gemeente is niet verschenen.
Wie is de huurdersorganisatie?Ook voor de gemeente roept de Woningwet 2015 vragen op. Het blijkt lastig
om de juiste huurdersorganisatie aan tafel te krijgen. In een bepaalde
gemeente was er een bewonerscommissie die zich zag als de formele huur-
dersorganisatie in die gemeente. Deze positie bleek niet in die mate erkend te
worden door de corporatie. Ook bleek de huurdersorganisatie in de gemeente
erg haar complexbelangen na te streven. De landelijke huurdersorganisatie
zocht nog naar een goede manier om de relatie met alle lokale huurders vorm
te geven. Vanuit de huurders was weinig directe sturing naar de corporatie
mogelijk.
Zoals de Woningwet beoogt? / 3. Samenwerking is niet altijd vanzelfsprekend
14cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
4. Prestatieafspraken in de praktijk
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk
In dit hoofdstuk komen de praktijkvoorbeelden aan bod. We hebben telkens
een vertegenwoordiger van de gemeente, corporatie en huurdersorganisatie
gesproken en zo het proces vanuit drie invalshoeken geschetst.
4.1 Tilburg: zoals de Woningwet het bedoelt 15
4.2 Leeuwarden: groeiende perceptie van het proces 18
4.3 Utrecht: scherp sturen op de redelijke bijdrage 20
4.4 Deurne: Een goede relatie blijven verbeteren 23
4.5 Regionale afspraken Drechtsteden 26
4.6 Harlingen: Elkaar bij de les houden 29
4.7 Regio Haaglanden: Een traditie van elkaar aanspreken 32
4.8 Emmen: groeiende mate van concreetheid 35
4.1
4.8
4.64.2
4.5
4.7 4.3
4.4
15cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
V Geldend volkshuisvestingsbeleid
V Bod uitgebracht
V Financiële paragraaf, op onderdeel vastgoed
V Huurdersorganisatie gelijkwaardig aan tafel
Wat valt op? – In Tilburg werkten de partijen al conform Woningwet 2015. Dit heeft
geleid tot goed onderling vertrouwen en wederzijds begrip voor
(on)mogelijkheden.
– Het bod is een goed middel om de inspanningen van de corporaties
scherp in beeld te krijgen. Corporaties bepalen eerst wat hun gezamen-
lijke inzet moet zijn. Dat voorkomt losse eindjes. En zo kan een samen-
hangend bod worden gedaan aan de stad.
– De gemeente gaat jaarlijks een gesprek voeren met de individuele
corporaties over hun financiële situatie.
– Is concreet altijd wenselijk? Als concrete plannen niet lukken, is er door-
gaans onvoldoende oog voor wat wel goed gaat. Spreek daarom heel
goed af wat je doet met concrete afspraken als de context verandert.
En zoek de juiste indicatoren die het te behalen effect duiden (focus op
outcome in plaats van output).
– Om conflicten te vermijden is het zinvol om zaken te parkeren, mits je
scherp monitort. Want dan komen problemen in beeld en worden er
alsnog afspraken gemaakt. Uitstel is dan geen afstel.
Hoe doen ze het in Tilburg?In Tilburg is de afgelopen twintig jaar gewerkt met het Convenant Wonen.
Dit Convenant (prestatieafspraken) wordt opgesteld voor een periode van vijf
jaar met jaarlijkse monitoring. Koepelorganisatie Stedelijk Bewoners Overleg
(SBO) neemt namens de huurdersorganisaties al vijftien jaar gelijkwaardig
deel aan het overleg over het Convenant. Alle partijen ondertekenen de
afspraken. In 2015 is afgesproken dat het Convenant tevens het bod zou zijn,
omdat het net was vastgesteld toen duidelijk werd dat er een bod moest
worden uitgebracht. Vanaf 2016 zal op basis van de monitoring en het conve-
nant, het bod voor het komende jaar worden opgesteld, met een doorkijk naar
de eerstvolgende vijf jaar. De woonvisie was tijdens het opstellen van het
Convenant nog niet geactualiseerd omdat eerst de regionale woonvisie vast-
gesteld moest zijn.
De afspraken worden jaarlijks gemonitord. Hiervoor wordt een monitor
gebouwd, waarin de plannen naast de realisatie worden gezet. De stuurgroep
overlegt minimaal driemaal per jaar en omvat bestuurders corporaties, de
wethouder wonen en het SBO-bestuur. In het jaar dat het vijfjaarlijkse conve-
nant wordt geactualiseerd, is er meer overleg. De bijeenkomsten worden
voorbereid door een projectgroep waarin alle partners zijn vertegenwoordigd.
SBO wordt ondersteund door een onafhankelijke adviseur die door hen is
geselecteerd.
4.1 Tilburg: Zoals de Woningwet het bedoelt
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Tilburg
16cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
Gezamenlijk overleg over inbrengHet Convenant is een goed middel om de inspanningen van corporaties
scherp in beeld te krijgen (ook tussen corporaties onderling). De corporaties
hebben eerst gezamenlijk gekeken naar hun inzet. Hoe zou de voorraad er
- op basis van hun meerjarenhuurbeleid - nu en over vijf jaar uitzien, onderver-
deeld naar prijsklassen? Deze geplande inzet is vervolgens afgezet tegen de
resultaten van een woonlastenonderzoek dat de convenantpartners lieten
uitvoeren. Het onderzoek leidde ertoe dat corporaties hun inzet moesten
bijstellen (verlagen streefhuren, extra ambitie van 800 betaalbare nieuw-
bouwwoningen). Door het gezamenlijk bepalen van het bod, hebben de
corporaties nu het gevoel dat zij echt een bod aan de stad doen. Bovendien
ontstaan er geen losse lijstjes die een eigen leven gaan leiden. Een ander
voordeel is dat corporaties steeds meer open voor elkaar staan omdat zij de
tijd nemen voor onderling gesprek, en dat zij één geluid aan de gemeente
laten horen. Doen zij dit niet, dan wordt het gesprek met de gemeente
complex. Alle partners vinden het bod op de meeste onderdelen concreet
en scherp.
Een redelijke bijdrage?Het Convenant bevat een financiële paragraaf. Het SBO heeft niet veel kennis
van corporatiefinanciën en vertrouwt erop dat de gemeente een oordeel over
de redelijkheid van het bod kan vormen. De gemeente geeft aan dat zij zich
ontwikkelt op financieel terrein. Financiële transparantie was er tot voor kort
niet en daarmee ook geen ervaring waarmee de redelijkheid van het bod
bepaald kon worden. Sinds vorig jaar vinden gesprekken plaats met de indivi-
duele corporaties over hun financiële situatie, en dat leidt al tot beter inzicht.
Alle corporaties rekenen de afspraken van het convenant in de begroting in,
met wat ruimte voor tegenvallers.
Overleg prestatieafspraken Door de convenanten is de relatie tussen gemeente, corporaties en SBO beter
geworden en is er meer wederzijds begrip ontstaan. Zo begrijpen partijen
duidelijker welke inspanningen nodig zijn om goedkopere woningen te
bouwen. Een oproep daartoe wordt beter doordacht gemaakt. Partijen zoeken
samen naar oplossingen. Ook de gemeente kijkt welke bijdrage zij kan leveren.
Partijen prioriteren gezamenlijk . Dit gaat in goed overleg, met natuurlijk ook
de nodige discussies. Maar ook buiten de dialoog rondom het Convenant
komen partijen tot onderlinge afstemming. Zo deelt Tiwos haar plannen met
de stad (alle belanghebbenden). SBO onderhoudt contact met haar achterban
(huurders en huurdersorganisaties van de corporaties). Dit doet zij door mini-
maal viermaal per jaar een symposium te organiseren, waarbij ook zaken uit
het woonconvenant worden besproken en waarbij vertegenwoordigers van
gemeente en corporaties aanwezig zijn. Dit betekent overigens niet dat SBO
altijd op één lijn zit met de individuele huurdersorganisaties.
De huurders krijgen veel voor elkaar in Tilburg. Zo komen er meer toewijzingen
onder de aftoppingsgrenzen en worden er meer nul-op-de-meter-woningen
gerealiseerd. De huurdersorganisatie doet goed mee in discussies, al is de
ondersteuning door de professionele adviseur welkom. Hij neemt samen met
de huurders deel aan de projectgroep en adviseert over voorstellen uit de
stuurgroep. Het is merkbaar dat hij samen met de huurders optrekt en goed
weet wat hun wensen zijn. Zou hij zijn rol niet goed vervullen, dan zouden
huurders hem erop afrekenen, verwachten corporaties en gemeente.
Concrete afspraken De afspraken zijn concreet, maar niet op alle onderwerpen. Concreetheid is
wenselijk maar heeft ook nadelen. Worden afspraken bijvoorbeeld niet
gehaald, dan is er doorgaans alleen oog voor wat niet goed gaat. Spreek
daarom heel goed af wat je doet met die concrete afspraken als de context
verandert. En zoek de juiste indicatoren waarmee je kan meten of afspraken
behaald worden. Dus niet bijvoorbeeld meten op nieuwbouwaantallen, maar
op de slaagkansen van doelgroepen. Tiwos geeft aan dat zij het liefst
afspraken maken over het te bereiken effect. Zo houden zij zelf de vrijheid
hoe zij dit bereiken.
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Tilburg
17cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
Dialoog is ‘key’In dialoog komen partijen er altijd wel uit. Sleutelwoorden zijn begrip voor
elkaars positie, je flexibel opstellen, zoeken naar gezamenlijke belangen en
geven en nemen wanneer belangen elkaar niet raken. Blijkt iets niet mogelijk,
dan moet dit heel goed gemotiveerd worden, maar dan volgt er ook begrip.
Problemen worden in behapbare brokken verdeeld. Voor goede dialoog zijn
gelijkwaardige spelers nodig met inhoudelijke kennis en politiek gevoel.
Vertrouwen en transparantie zijn ook een randvoorwaarde. Waar nodig wordt
bestuurlijk opgeschaald. De mogelijkheid van een geschil houdt partijen
scherp, al zou iedereen het gebruik ervan als een zwaktebod zien.
Soms wordt besloten om zaken voorlopig te parkeren. Bijvoorbeeld door een
lagere ambitie in het Convenant vast te leggen dan een van de partijen zou
willen. Dat werkt goed: zo kunnen partijen verder zonder dat er schade wordt
opgelopen. Door scherpe monitoring komen eventuele problemen sowieso in
beeld en worden er alsnog afspraken gemaakt. Zo is de afspraak om minimaal
800 woningen extra betaalbaar te houden een compromis. Zijn er te weinig
betaalbare woningen, dan wordt de discussie opnieuw aangegaan.
Het vervolg: convenant wordt belangrijkerDoor de jaarlijkse actualisatie die wordt gevraagd in de Woningwet en het
bijbehorende frequente overleg, kunnen prestatieafspraken zo nodig bijge-
steld worden. Het dwingt partijen om bij de les te blijven. Partijen geven aan
dat de Woningwet meer stokken achter de deur biedt. Het convenant wordt
belangrijker in relatie tot het eigen beleid van de corporaties. Partijen moeten
in hun afwegingen echt het Convenant meenemen. Het strategisch voorraad-
beleid van de corporaties haakt ook beter op het convenant in.
“Het zou de gemeente niet moeten uitmaken hoe corporaties het gaan doen, als we het maar doen.”
Chris Faro, Tiwos
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Tilburg
18cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
X Geldend volkshuisvestingsbeleid (onderdeel van proces)
V Bod uitgebracht
V Financiële paragraaf, op onderdeel vastgoed
V Huurdersorganisatie gelijkwaardig aan tafel
Wat valt op – Een concrete ‘uitspraak’ van de gemeente over wat zij van de corpora-
ties verwacht, helpt corporaties hun biedingen scherper te maken.
Precieze definities zijn belangrijk; containerbegrippen leiden tot eigen
interpretaties en discussies later in het proces.
– Corporaties moeten eraan wennen dat de gemeente transparante
corporatiefinanciën vraagt.
– Drie elementen waren belangrijk voor de groei van vertrouwen: bereid
zijn je in andermans belangen te verplaatsen; argumenten in de dialoog
‘afpellen’ en het recht om af te haken om zo de discussies tot een goed
einde te brengen.
– Huurdersorganisaties geven aan dat hun invloed niet wezenlijk veran-
dert door de Woningwet 2015. Omdat de biedingen een vertaling zijn
van vastgesteld beleid (met name het strategisch voorraadbeleid),
hebben zij hun invloed al bij het opstellen van dat beleid kunnen uit-
oefenen.
Hoe doen ze het in Leeuwarden?Bij het opstellen van prestatieafspraken in Leeuwarden speelt vertrouwen een
sleutelrol. Er is veel energie gestoken in de relaties. Gemeente en corporaties
hadden voorafgaand aan de Woningwet 2015 al de intentie om samen met
huurdersorganisaties prestatieafspraken te sluiten. Niet iedere huurdersorga-
nisatie wilde er destijds bij zitten, omdat zij vrij wilden blijven om te kunnen
reageren. Door de herziene Woningwet zijn toch alle huurdersorganisaties
aangeschoven en de gemeente en corporaties zijn hier blij mee. In de loop
van het proces zijn de verschillende percepties over het sluiten van prestatie-
afspraken gelijk getrokken en lukte het de partijen om concrete afspraken te
maken. Vlak voor de deadline van 15 december zijn de prestatieafspraken
afgerond. Deze zijn op veel vlakken concreet.
Voorbereiding van het bodOpvallend is dat er geen geldend volkshuisvestelijk beleid was waarop de
biedingen werden uitgebracht. De volkshuisvestingsvisie was in concept
bekend, maar er ontbrak een concrete ‘uitspraak’ van de gemeente over wat
zij van de corporaties verwachtten. Corporaties geven aan dat de volkshuis-
vestingsvisie wel het kader bood voor de prestatieafspraken, maar niet zo
specifiek was dat zij hun begroting moesten aanpassen. Bovendien lagen
begrotingen al vast op het moment van uitbrengen van het bod. De huurders-
organisaties vonden dit geen probleem. De maatschappelijke opgaven
stonden centraal in het bod.
4.2 Leeuwarden: Groeiende perceptie van het proces
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Leeuwarden
19cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
De biedingen gingen gepaard met een financiële paragraaf. De gemeente zag
dit vooral als een vingeroefening en vond het niet erg dat de biedingen niet
allemaal even concreet waren. Tegelijk zijn de corporaties terughoudend als
het gaat om inzicht bieden in hun financiën. Partijen moeten nog groeien in
de nieuwe rolverdeling (vertrouwen versus openheid) en gaandeweg ont-
dekken hoe de wetgever de taakverdeling bedoeld heeft.
In een van de biedingen is opgenomen dat de rentedekkingsgraad de komende jaren extra ruimte biedt. Daardoor heeft de corporatie besloten in het bod meer investeringen op te voeren dan oorspronkelijk begroot. Het bod heeft deze maatregel ‘uitgelokt’.
Groeiend vertrouwenDe verschillende opvattingen over de mate van concreetheid maakten
duidelijk dat het vertrouwen broos was. Sommige deelnemers gaven aan dat
partijen niet direct volledige openheid gaven, vooral over de onderwerpen
betaalbaarheid, beschikbaarheid en kwaliteit. Het is nog zoeken naar hoe
intensief partijen moeten en willen samenwerken. Soms lijkt er angst te
bestaan dat partijen elkaar afrekenen. “Er ontbreekt een samenwerking
waarbij partijen elkaar helpen als iemand de doelstellingen niet realiseert”,
was een van de opvattingen. Overigens vindt niet iedereen het erg dat
afspraken niet altijd concreet zijn. Als je niet weet waar je uit gaat komen,
kan een procesafspraak waarin je leert samenwerken juist ook waardevol zijn.
Bovendien is concreetheid politiek niet altijd haalbaar.
Desondanks is een aanzienlijk deel van de afspraken alsnog concreet
geworden. Soms vielen harde woorden. De bereidheid om in de schoenen van
de ander te staan was in het begin niet groot. Gedurende het proces verbe-
terde dit. Partijen hebben dilemma’s ontleed en elkaar overtuigd op basis van
argumenten. Soms is zichtbaar gemaakt waarop politiek te scoren viel.
Overleg over prestatieafspraken Vooraf kwamen partijen overeen dat iedere partij vrij is af te haken wanneer
hun belangen niet voldoende tot hun recht komen. Dit recht heeft een
belangrijke rol gespeeld in het onderhandelingsproces. Het leidt tot een
impliciet commitment: we willen er samen uitkomen. Het dwingt partijen
om serieus na te denken over argumenten van andere partijen. Huurders-
organisaties hebben hierdoor hun belang beter kunnen waarborgen. Deze
regel draagt bij aan de gelijkwaardige positie van partijen.
De huurdersorganisaties kiezen ervoor zich te focussen op betaalbaarheid en
kwaliteit. Zij geven aan dat zij niet op alle onderwerpen expertise en mens-
kracht kunnen bieden, ondanks de ondersteuning die zij krijgen. Op het
onderwerp betaalbaarheid hebben huurdersorganisaties veel inbreng gehad
en aanpassingen in de prestatieafspraken voor elkaar gekregen. De basis hier-
voor werd al gelegd bij het opstellen van de volkshuisvestingsvisie. De huur-
dersorganisaties namen deel aan de stuur- en werkgroep en waren zo nauw
betrokken bij het proces.
Een opmerkelijke uitspraak van een van de huurdersorganisaties is dat hun
invloed niet wezenlijk verandert door de Woningwet 2015. De biedingen zijn
een vertaling van vastgesteld beleid, met name het strategisch voorraadbe-
leid, en zij hebben hun invloed al kunnen uitoefenen bij het opstellen van dat
beleid. Op die momenten kwam ook de verdeling van de investeringsruimte
aan bod. Tijdens het maken van prestatieafspraken volgen zij daarom de lijn
van de corporatie. Het maken van prestatieafspraken wordt niet gezien als
kans om beleid alsnog te doen veranderen.
Het vervolg: nog gerichter afspraken makenPartijen hebben elkaar in dit proces beter leren kennen en hun samenwerking
verdiept. Dit biedt ruimte voor een vervolg, waarbij partijen een stap verder
gaan en nog gerichter afspraken maken. Hierbij zal er aandacht zijn voor
begripsbepalingen. Begrippen waren nu niet precies genoeg geformuleerd.
Daardoor ontstond ruimte voor eigen interpretatie en liepen verwachtingen
uiteen. Want wat valt er nu eigenlijk onder woningverbetering?
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Leeuwarden
20cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
V Geldend volkshuisvestingsbeleid
V Bod uitgebracht op woonvisie
V Financiële paragraaf
V Huurdersorganisatie gelijkwaardig aan tafel
Wat valt op – Utrecht legt de nadruk op individuele biedingen en prestatieafspraken.
Voordeel is dat dit het debat scherper maakt en het proces per corpo-
ratie eenvoudiger. Het vraagt wel meer van de gemeente omdat zij
onderhandelt aan zes verschillende tafels.
– Met individuele afspraken wordt voorkomen dat de gemene deler uit het
bod komt: grenzen van wat mogelijk is worden niet opgezocht. Nadeel is
dat de samenhang tussen de biedingen niet voor iedereen inzichtelijk is.
– De gemeente heeft met hulp van een onafhankelijk adviseur de
biedingen laten doorrekenen. Hiermee kon de redelijkheid van de
bijdrage goed in kaart gebracht worden.
– Portaal heeft een alternatieve participatievorm gekozen bij de prestatie-
afspraken.
Hoe doen ze het in Utrecht?De gemeente Utrecht heeft - na het collegebesluit over de woonvisie - iedere
corporatie gevraagd individueel een bod uit te brengen op de voorlopige visie.
Daarnaast is Stichting Utrechtse Wooncorporaties (STUW) gevraagd een bod
uit te brengen op de stedelijke onderwerpen. De afzonderlijke corporaties
hebben hun bod met de eigen huurdersorganisatie afgestemd. STUW stemde
af met de stedelijke huurdersorganisatie De Bundeling (koepelorganisatie van
de huurdersorganisaties). Vervolgens zijn er afspraken gemaakt op twee
niveaus: corporatie en stad. De meeste afspraken zijn gemaakt met de corpo-
raties en hun eigen huurdersorganisatie. Op stedelijk niveau zijn over een
beperkt aantal gemeenschappelijke zaken afspraken gemaakt, zoals het
bouwprogramma en duurzaamheid. Deze afspraken zijn gemaakt met STUW
en De Bundeling. De Commissie Prestatieafspraken Portaal Utrecht schoof
aan omdat zij geen lid is van De Bundeling.
Individueel bodDe gemeente wilde echt scherpe biedingen krijgen van de corporaties. De
basis lag in de woonvisie. Hierin werden concrete en goed onderbouwde prio-
ritaire onderwerpen aangegeven (betaalbaarheid, beschikbaarheid, kwaliteit/
duurzaamheid). Er was draagvlak omdat corporaties hun inbreng hadden in de
woonvisie via deelname aan ambtelijke en bestuurlijke overleggen en via het
‘stadsgesprek’ (waaraan ook andere belanghebbenden deelnamen).
Waar vaak gekozen wordt voor gemeenschappelijke afspraken, koos de
gemeente Utrecht voor individuele biedingen en prestatieafspraken. Het
argument was dat de corporaties verschillende investeringsmogelijkheden
hebben en daarom verschillende keuzes maken. Het voordeel van een
individueel bod was, zo gaf Utrecht aan, dat de concurrentie kon worden
4.3 Utrecht: Scherp sturen op de redelijke bijdrage
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Utrecht
21cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
opgevoerd: Utrecht wees corporaties erop dat andere corporaties bepaalde
activiteiten wél konden oppakken. Waarom zouden zij dat dus niet kunnen?
Bovendien biedt een individueel bod ruimte voor maatwerk, waar gezamen-
lijke afspraken zouden kunnen leiden tot middelmaat.
De biedingen sloten niet altijd goed aan op de woonvisie. De gemeente beoor-
deelde de biedingen aan de hand van een lijst die op de woonvisie is geba-
seerd. De beoordelingslijst bevat een stoplicht per onderwerp. Bij het eerste
bod werd nog veel rood gescoord. De gemeente telde zelf de afzonderlijke
biedingen bij elkaar op. Het totaal van de investeringen was niet bij ieder
onderwerp voldoende om de doelstellingen te kunnen bereiken. De biedingen
werden door een onafhankelijk expert beoordeeld. Bovendien werden ambte-
naren geschoold in corporatiefinanciën. Zo kon de gemeente beoordelen of
de inzet van de corporaties in verhouding stond tot de investeringscapaciteit
of de continuïteitsvereisten. De gemeente ging vervolgens het gesprek aan
met de corporaties. Centraal stond de vraag of de corporaties (financieel) niet
méér konden doen dan zij voorstelden. Dit leidde niet tot onderhandelen, wel
tot een aangepaste inzet van de corporaties op basis van de eerder overeen-
gekomen doelstellingen. De gemeenten vroeg de corporaties niet om tot de
financiële grenzen te gaan. In een geval werd een corporatie gevraagd of zij
zoveel wel wilden bieden.
De gemeente kreeg niet zonder meer Inzicht in de corporatiefinanciën. Sommigen waren bang dat financiële gegevens een eigen leven zouden gaan leiden. Bij de start van het proces berekende de gemeente de investe-ringsruimte daarom zelf op basis van de Interest Coverage Ratio (ICR) uit de prospectieve informatie (dPi): hoeveel extra leningen kan de corporatie aantrekken zonder dat de ICR onder een bepaalde norm uitkomt? De rege-ling voor passend toewijzen en de andere rekenwijze van WSW vroegen om aanpassingen. Uiteindelijk boden corporaties wel financieel inzicht.
Inbreng huurders: stedelijk of individueel?De huurdersorganisaties kregen verschillende mogelijkheden hun invloed uit
te oefenen. Zowel tijdens het opstellen van de woonvisie als bij het maken van
prestatieafspraken. De gemeente heeft gezocht naar de beste manier waarop
huurdersorganisaties bij de prestatieafspraken betrokken konden worden (en
ook de rol van corporaties hierbij). Omdat de gemeente het grootste deel van
de prestatieafspraken sloot met individuele corporaties, wilde zij voornamelijk
met de individuele huurdersorganisaties overleggen. Dat zorgde voor een
verschil van inzicht tussen de gemeente en De Bundeling. De Bundeling werd
tegen haar zin alleen bij de stedelijke onderwerpen in de prestatieafspraken
betrokken en kreeg geen inzicht in de individuele biedingen. De gemeente
vond het de verantwoordelijkheid van De Bundeling om de individuele
biedingen zelf op te vragen bij de huurdersorganisaties, en hen desgewenst te
ondersteunen. Dit kwam nauwelijks van de grond, ook omdat niet iedere
huurdersorganisatie behoefte had aan inzicht in de individuele biedingen.
Ook waren de individuele huurdersorganisaties niet unaniem in hun oordeel
dat De Bundeling een sterkere rol zou moeten spelen.
Nadeel van deze aanpak was dat huurdersorganisaties geen overzicht kregen
in de gezamenlijke inzet van de corporaties. Leren van elkaar en onderlinge
afstemming tussen corporaties bleef beperkt. Daarnaast hadden huurders
geen zeggenschap over het totaalaanbod. De gemeente heeft geprobeerd
het overleg op stedelijk niveau te stimuleren via drie klankbordbijeenkomsten
met huurdersorganisaties en corporaties. Dit leidde niet tot een sterke
dialoog. De samenhang tussen de onderwerpen en inzet van de eigen organi-
satie vroeg al veel van huurdersorganisaties, laat staan de gezamenlijke inzet.
Bovendien verschilde het niveau van de huurdersorganisaties. De mate waarin
zij hun stempel wisten te drukken op bod en prestatieafspraken, verschilde
per corporatie en huurdersorganisatie.
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Utrecht
22cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
Huurdersadviescommissie Bij Portaal leidden de prestatieafspraken tot het versneld oprichten van een
nieuwe huurdersorganisatie. De oude was ter ziele, maar met de komst van de
prestatieafspraken was er wel een nodig. Portaal heeft een huurdersadvies-
commissie geworven die via werkgroepen en met mandaat aan de slag ging
met prestatieafspraken. De vijftien huurders die zich hadden aangemeld,
hebben het proces prestatieafspraken goed doorlopen. Portaal heeft nu een
grotere huurdersorganisatie ingericht, waarbinnen zich adviescommissies
kunnen vormen.
Het vervolg: processen beter structurerenPartijen geven aan dat het nuttig is een overzicht te krijgen van wat andere
corporaties leveren. Dat wil niet zeggen dat iedereen een gezamenlijk bod en
prestatieafspraken nodig vindt. Daarnaast kan het proces strakker ingericht
worden, met duidelijker spelregels voor de stappen, voor wie wanneer
waarover meepraat en voor het beter en tijdig versturen van informatie en
agenda’s. Het telkens heen en weer sturen van teksten en het reageren
daarop, kostte veel tijd. Dat werd versterkt omdat er ondanks de focus op
prioriteiten, uiteindelijk vrij veel onderwerpen in de prestatieafspraken
terecht kwamen. Sommige partijen maken liever alleen over de prioriteiten
goede afspraken. Overige zaken kunnen daarbuiten geregeld worden.
Corporaties kunnen de interne beleidscyclus nog beter structureren rond
de cyclus prestatieafspraken.
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Utrecht
23cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
X Geldend volkshuisvestingsbeleid
V Bod uitgebracht op woonvisie
V Financiële paragraaf
V Huurdersorganisatie gelijkwaardig aan tafel
Wat valt op – De cyclus prestatieafspraken wordt als wenselijke aanscherping van de
samenwerking gezien.
– Geschillen worden zakelijk opgelost, met behoud van een goede relatie.
– Door nauwe betrokkenheid van de huurdersorganisatie op andere
momenten (beleidsvorming), kennen partijen de opvattingen van de
huurdersorganisatie en leidt hun rol in het tripartiete overleg niet tot
extra belasting van het proces.
Hoe doen ze het in Deurne?In 2015 zijn de prestatieafspraken geactualiseerd voor vier jaar. De afspraken
zullen jaarlijks herijkt worden. Er is een bod uit gebracht dat aansloot op de
bestaande prestatieafspraken. Dit zal ook gebeuren voor de jaarlijkse actuali-
satie van 2016. De partijen hebben nadrukkelijk afgesproken om in februari de
afspraken te evalueren op basis van een rapportage van woningcorporatie
Bergopwaarts. De woonvisie is pas vastgesteld na de prestatieafspraken. De
basis voor de afspraken werd gevormd door de oude woonvisie, de tussentijds
vastgestelde beleidswijzigingen, het voorraadbeleid van Bergopwaarts en een
notitie over (met name) de gewenste aanpassing van de woningvoorraad/
transformatie. Deze notitie werd opgesteld door gemeente en Bergopwaarts
en besproken met Huurdersbelangenorganisatie de Peel (HBO de Peel).
Deze notitie had geen status en was alleen een basis voor actualisatie van de
prestatieafspraken en de gemeentelijke woonvisie. Er is niet gewacht met de
prestatieafspraken op de woonvisie (vastgesteld raad november 2015), omdat
het gewenst was de afspraken in samenhang met de overdracht van locaties
en aantal langlopende kwesties vast te leggen. Huurdersorganisatie HBO de
Peel is zowel bij de woonvisie als bij de prestatieafspraken betrokken en heeft
4.4 Deurne: Een goede relatie blijven verbeteren
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Deurne
24cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
in 2015 de afspraken voor het eerst mee ondertekend. Tussentijds werden
stukken toegezonden en werd om hun reactie gevraagd. HBO de Peel gaf aan
dat er geen aanleiding was voor verder overleg (wat wel mogelijk was). Feitelijk
werkten de partijen in Deurne al in de geest van de Woningwet, al vond actua-
lisatie niet altijd op tijd plaats. Dat de Woningwet dwingender is op dat gebied,
is welkom.
Harmonieuze samenwerkingOpvallend is dat partijen al jaren goed samenwerken, elkaar zeer waarderen
en tevreden zijn over de gang van zaken. Partijen noemden een aantal voor-
waarden voor deze goede relatie:
– Goede mensen, die respect voor elkaar hebben;
– Regelmatig overleggen, en verslagen gewoon zakelijk en objectief houden;
– Los een geschil juridisch (of via mediation) op. Bewust externen inhuren
zorgt ervoor dat de relatie niet kapot gaat. Met behulp van derden kan de
materie nuchter benaderd worden. Hierdoor kon het geschil rond de over-
dracht van een aantal locaties op een eerlijke manier worden opgelost en
de relatie goed blijven;
– Spelregels zijn in deze relatie niet nodig;
– Bergopwaarts biedt transparantie. Zij presenteert ieder jaar haar jaarver-
slag aan het college van B&W, met als onderdeel de balans en de continuï-
teit. Daardoor is het college op de hoogte van de investeringsruimte.
De corporatie is niet bang dat de raad zich rijk rekent. Dit is in het verleden
ook niet gebeurd. Deze cultuur is ontstaan omdat er altijd een grote bouw-
opgave was, en altijd duidelijk werd gemaakt wat er mogelijk was.
Bergopwaarts is actief in Asten en Deurne. De verdeling van de investe-
ringscapaciteit is geen issue. Bouwaantallen en contingenten in de
gemeenten worden altijd duidelijk vermeld. Er is begrip voor plannen in
beide gemeenten, en dat dan weer de ene gemeente meer geld krijgt, en
dan weer de andere. Investeringen buiten het reguliere werkgebied worden
minder gewaardeerd. Er bestaat angst dat de corporatie gaat investeren in
Helmond en opgaven in het huidige werkgebied blijven liggen;
– Wethouders vinden de manier waarop de huurdersorganisatie betrokken is
echt belangrijk.
De relatie tussen gemeenten en corporatie met HBO de Peel is goed. Voor-
waarden hiervoor zijn: een goed inlevingsvermogen en niet de huurdersorga-
nisatie betrekken vanuit de gedachte ‘het moet volgens de wet’. Zij moeten
merken dat ze serieus genomen worden. Er wordt daarom transparantie
geboden en er is regelmatig overleg: de HBO wordt al bij het formuleren van
corporatie- en gemeentelijk woonbeleid betrokken bij zaken die voor hun van
belang zijn. Omdat de corporatie en gemeente weten wat HBO de Peel
belangrijk vindt, houden zij bij opstellen van het beleid al rekening gehouden
met de opvattingen van HBO de Peel. Bijstelling van de woonvisie en presta-
tieafspraken bleek na overleg met de Peel niet nodig te zijn. Zijn er toch
verschillen van inzicht, dan is overleg altijd mogelijk. De manager wonen van
Bergopwaarts en de ambtenaar wonen zijn altijd beschikbaar voor overleg
met HBO de Peel.
Ondanks de harmonieuze samenwerking, zien partijen een meerwaarde in
het tripartiete overleg: het is een stok achter de deur om periodiek te over-
leggen. Corporaties en gemeente worden zo nog meer gedwongen om te
denken aan het belang van de huurders.
“Prestatieafspraken opschrijven is klokken gelijk stellen.”
Karin Duimelinks, Deurne
Scherpe discussies, maar niet over financiënDe vraag dringt zich op of de partijen wel kritisch genoeg zijn. Er zijn signalen
dat er meer ambitie mogelijk is. Het separate bod was een directe vertaling
van de gemaakte prestatieafspraken (hierin wijkt Bergopwaarts niet af, in
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Deurne
25cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
2015 waren veel biedingen in het land vrij directe vertalingen van het
bestaande beleid). Er is geen financiële paragraaf opgesteld. Financiën zijn
nooit een kwestie geweest, enerzijds omdat transparantie geboden werd,
anderzijds omdat de gemeente niet wist hoe hier goed inzicht in te
verschaffen. De gemeente wil hierop in toekomst meer gaan letten. Ook HBO
de Peel geeft aan zich niet te verdiepen in de investeringscapaciteit. Partijen
geven tot slot aan dat de uitvraag van de gemeente scherper had gekund.
Ondanks de wat lage ambities rond financiën, wordt de discussie scherp
gevoerd en moet de andere partij niet zelden echt worden overtuigd. Ook zijn
de prestatieafspraken op onderdelen behoorlijk concreet. Juist op het onder-
deel waar de gemeente en huurdersorganisatie zich hard hebben gemaakt,
namelijk het realiseren van sociale huurwoningen. Maar door over lastige
onderwerpen alleen maar procesafspraken te maken, hebben partijen
hebben het zich niet makkelijk gemaakt. Toch is dit een veelgebruikte uitweg,
ook buiten Deurne.
Het vervolg: afspraken en huurders meer ‘naar voren’ Er zijn geen duidelijke spelregels nodig, partijen zijn vertrouwd met de huidige
gang van zaken. Wel is het belangrijk om aan het begin van het jaar alle
afspraken in de agenda vast te leggen en daar zeer streng de regie op te
voeren. De gemeente wil zich strenger richten op de data in de woningwet,
en HBO de Peel beter aan de voorkant van het proces betrekken.
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Deurne
26cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
X Geldend volkshuisvestelijk beleid
X Bod uitgebracht op woonvisie
V Financiële paragraaf
V Huurdersorganisatie gelijkwaardig aan tafel
Wat valt op – De prestatieafspraken zijn niet zozeer concreet, maar geven een
richting aan. Via monitoring wordt bijgestuurd.
– Regionaal worden kaderafspraken gemaakt voor de (middel)lange
termijn. Lokaal worden deze jaarlijks geconcretiseerd.
– Er zijn huurdersorganisaties die sterk lokaal ingestoken zijn met een
eigen rolopvatting, waardoor samenwerking in een koepelorganisatie
niet mogelijk was. Dan zijn heldere spelregels van groot belang.
– Termijnen van de Woningwet 2015 zijn bij regionale afspraken te krap.
Hoe doen ze het in de Drechtsteden?In de Drechtsteden wordt al jaren gewerkt met een regionale woonvisie en
prestatieafspraken. In 2010 is de woonvisie voor 2010-2020 vastgesteld,
waarbij de corporaties nauw betrokken waren. Op basis van de regionale
woonvisie hebben het Drechtstedenbestuur en de Vereniging van Woning-
corporaties Zuid-Holland-Zuid prestatieafspraken vastgesteld voor dezelfde
periode (PrestatieAfspraken Lange Termijn, PALT). Ze spraken af om de woon-
visie en de prestatieafspraken na vijf jaar te actualiseren. De woonvisie is in
2014 geconcretiseerd in de Woonstrategie, op basis daarvan worden de
prestatieafspraken lange termijn (PALT) geactualiseerd. Deze zijn opnieuw
voor tien jaar geldig (2016-2025). Hiermee is in 2014 gestart, ondertekening
zal in 2016 plaatsvinden.
De meeste gemeenten in de Drechtsteden hebben geen lokale uitwerking
van de regionale woonvisie. Wel worden er jaarlijks lokale prestatieafspraken
gesloten, binnen de kaders van PALT. Deze afspraken zijn uiteraard concreter
dan de regionale afspraken. De corporaties hebben in 2015 per gemeente een
bod uitgebracht voor de lokale afspraken.
Bij het opstellen van de PALT 2016-2025 zijn de huurdersorganisaties voor het
eerst nauw betrokken. Begonnen is met de overkoepelende huurdersorgani-
satie GOHD (gemeenschappelijk overleg huurders Drechtsteden), maar na
conflicten tussen de huurdersraden worden prestatieafspraken nu gesloten
met de individuele huurdersorganisaties van de corporaties.
De coördinatie voor de prestatieafspraken ligt in handen van het Drechtste-
denbestuur.
De prestatieafspraken zelf zijn een verantwoordelijkheid van de lokale
colleges. De werkzaamheden worden uitgevoerd door de bestuurlijke en
ambtelijke werkgroepen PALT. De bestuurlijke werkgroep bestaat uit een
afvaardiging van twee gemeenten, twee corporaties en de regionaal porte-
feuillehouder Wonen. In de werkgroep worden zowel de gemeenten als de
4.5 Regionale afspraken Drechtsteden
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Drechtsteden
27cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
corporaties vertegenwoordigd door een afvaardiging van drie. Indien nodig
sluit van elke partij ook een vertegenwoordiger aan.
Redelijkheid van het bod op basis van vertrouwenEind 2015 werd voor het eerst gewerkt met biedingen. Deze hadden betrek-
king op de lokale afspraken die gemaakt gingen worden als uitwerking van de
regionale afspraken. De biedingen verschilden van kwaliteit, maar zagen er
voldragen uit gezien de korte tijd die ervoor beschikbaar was. Wel kwam het
voor dat er thema’s ontbraken. Na overleg zijn deze aangevuld. De biedingen
zijn afgestemd met de eigen huurdersorganisaties. Ze gingen gepaard met
een financiële paragraaf, waarbij corporaties per thema aangaven wat de
investeringen zijn. De gemeenten hebben nog niet op basis van deze finan-
ciële paragraaf bepaald of corporaties echt hun nek uitstaken of op safe
speelden. Prestatieafspraken worden op basis van vertrouwen gemaakt.
Partijen zitten regelmatig met elkaar om tafel en resultaten worden gemoni-
tord. Daaruit blijkt dat corporaties een forse inzet plegen. Tegelijkertijd
werken gemeenten en corporaties wel samen aan vergroten van het inzicht in
de financiële (investerings-)mogelijkheden van de corporaties, conform de
nieuwe woningwet.
Huurdersorganisaties centraal of decentraal betrekken?Het traject rond de PAKT was al gestart voordat duidelijk werd dat huurders-
organisaties vanuit de Woningwet 2015 een gelijkwaardige rol zouden krijgen.
De huurdersorganisaties zijn vooruitlopend hierop wel enkele keren uitgeno-
digd om deel te nemen aan de dialoog. De gedachte was dat de overkoepe-
lende huurdersorganisatie, het Gemeenschappelijk Overleg Huurdersraden
Drechtsteden (GOHD), aan zou schuiven bij de prestatieafspraken. Dit is
vanwege onderling wantrouwen binnen GOHD niet gelukt, en bestuursleden
van GOHD zijn opgestapt. De kiem hiervoor lag in het vertrouwen in het
GOHD; niet iedere huurdersorganisatie voelde zich hierdoor vertegenwoor-
digd. Daarnaast bleek dat de verschillende huurdersorganisaties een eigen
rolopvatting, stijl en agenda hebben en daarmee het overleg met gemeentes
anders in te willen kleden. Door deze gebeurtenissen is ervoor gekozen om
individuele huurdersorganisaties bij de afspraken te betrekken. Bij de lokale
uitwerking was dit al het geval. Het leidt soms tot wrevel, omdat sommige
huurdersorganisaties nogal eens terug op eerdere beslissingen, en dat leidt
soms ook tot wrevel. Lessen zijn dat vooraf beter moet worden vastgesteld
wie er aan tafel zit, dat de betrokkenheid tijdig geregeld moet worden en dat
de spelregels vastgesteld worden. In de dialoog is focus op goede onderbou-
wing nodig.
De invloed van huurdersorganisaties is merkbaar. Zij kunnen meeschrijven
aan de prestatieafspraken en de concepten worden met hen besproken. Hun
inbreng is van goed niveau. Doordat corporaties en gemeenten gedwongen
worden om na te denken over de inbreng van huurdersorganisaties, wordt de
relatie beter.
Gesprek belangrijker dan afsprakenDe sturingsfilosofie wijkt in de Drechtsteden wat af van elders. Het proces
wordt belangrijker gevonden dan de afspraken zelf. De regionale prestatie-
afspraken zijn niet zozeer concreet, maar geven een richting aan. De lokale
uitwerking is wel concreet. Door jaarlijks een gesprek over realisatie te voeren
met goede onderbouwing, wordt duidelijk of doelstellingen bereikt worden en
kan waar nodig worden bijgestuurd. Dit sluit beter aan op de planning om vijf-
en tienjaarsafspraken te maken. Bovendien vindt men dat harde, langjarige
kaders over de ontwikkeling van de voorraad niet passen bij deze tijd, gezien
de vele onzekerheden over de omvang van de doelgroep (o.a. statushouders,
extramuralisering).
Partijen voeren overleg in goede dialoog, gebaseerd op jarenlange samenwer-
king. Zijn er tegenstellingen en komen partijen er niet uit, dan wordt dat tijdig
geconstateerd en wordt bestuurlijk opgeschaald. Korte lijnen tussen bestuur-
ders en een gedeelde visie maken dat partijen eruit komen. Bovendien speelt
monitoring ook hier een belangrijke rol.
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Drechtsteden
28cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
Tot slot: hoge druk Partijen vinden het proces met jaarafspraken erg intensief, terwijl niet
iedereen er de tijd voor heeft. Zeker voor huurders vormt het proces een
zware belasting qua tijd en benodigde kennis, ondanks de ondersteuning die
zij ontvangen. Dit schrikt af. Maar ook corporaties is kunnen niet altijd snel
leveren, omdat zij het met minder personeel moeten doen dan voorheen.
Ook vinden de partijen het tempo die van de termijnen in de Woningwet 2015
uitgaat te hoog. Zo vindt kort na het vaststellen van prestatieafspraken weer
overleg over realisatie plaats. Partijen zouden graag meer ruimte hebben om
lokaal invulling te geven aan het proces. Voordeel van de Woningwet 2015 is
dat corporaties duidelijker gevraagd wordt wat zij leveren.
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Drechtsteden
29cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
V Geldend volkshuisvestingseleid
V Bod uitgebracht op woonvisie
V Financiële paragraaf
V Huurdersorganisatie gelijkwaardig aan tafel
Wat valt op – Prestatieafspraken leiden tot concrete uitspraken van alle partijen over
wat zij nu echt willen bij lastige dossiers.
– Partijen lijken elkaar beter te begrijpen, al is er behoefte aan meer finan-
ciële transparantie bij de gemeente en wederkerigheid bij de corporatie.
– Partijen stelden vooraf een samenwerkingsovereenkomst op.
Hoe doen ze het in Harlingen?Al voor ingang van de Woningwet 2015 waren gemeente, corporatie en huur-
dersorganisatie met elkaar in overleg over het lokale woonakkoord. In april
2015 werd het eerste deel van het woonakkoord afgestemd: de gezamenlijke
ambitie voor Harlingen en samenwerkingsafspraken over de inrichting van de
cyclus prestatieafspraken. De woonvisie is in 2013 geactualiseerd met het oog
op de Woningwet 2015. Belanghebbenden, waaronder woningcorporatie De
Bouwvereniging, werden geconsulteerd.
Voor 1 juli diende De Bouwvereniging een bod in en startte het overleg over
prestatieafspraken. Het bod sloot goed aan op het meerjarenplan in de woon-
visie en is afgestemd met de Huurdersraad. Het bod was niet op alle punten
concreet, al streefde de corporatie dit wel na. Wel concreet was het ten
aanzien van onder meer planmatig onderhoud en inzet in energie. Bij
projecten ging het bod meer over processen en samenwerking, omdat nog
niet altijd duidelijk was wanneer de corporatie kon leveren. Soms ontbrak
achtergrondinformatie, zoals inzicht in urgentiebeleid. Het bod bevatte geen
financiële paragraaf, maar er is wel gesproken over financiën. Er kwam geen
reactie van de gemeente op het bod als geheel, wel op onderdelen.
Het bod is in vijf bijeenkomsten bijgeschaafd tot prestatieafspraken en onder-
tekend door de drie partijen. Dit ging in een open sfeer. Soms was er toelich-
ting nodig om vertrouwen te creëren, bijvoorbeeld bij zaken die uit de
prestatieafspraken waren gehaald maar nog wel in de begroting stonden. In
de praktijk werden de samenwerkingsafspraken niet helemaal nageleefd. De
huurdersorganisatie was bij de start van het overleg over het lokale woonak-
koord nog niet bij de prestatieafspraken betrokken omdat het nieuwe bestuur
nog niet actief was.
Openheid over financiën De Bouwevereniging heeft geen financiële paragraaf bij het bod meegestuurd,
maar heeft wel overleg met de gemeente en huurders gevoerd over haar
financiën. De corporatie probeert bij haar partners begrip te kweken over de
werking van corporatiefinanciën aan de hand van thema’s, zoals het effect van
waarderen op marktwaarde of WSW-achtervang. Dit doet De Bouwvereniging
ook omdat zij bezorgd is dat cijfers, zoals het maximumbedrag voor leefbaar-
4.6 Harlingen: Elkaar bij de les houden
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Harlingen
30cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
heid (geen normbedrag, maar een maximum) of de indicatieve investerings-
ruimte, een eigen leven gaan leiden. Overleg over financiën blijkt nodig,
omdat tijdens het interview met de gemeente bleek dat zij het leefbaarheids-
bedrag (126,25 euro) als norm hanteert. Het smalle takenpakket van corpora-
ties dat in de Woningwet 2015 is vastgelegd, biedt De Bouwvereniging hierbij
steun.
De gemeente ervaart desondanks enige gereserveerdheid van De Bouw-
vereniging. Harlingen ervaart niet veel ruimte om aan de hand van een inves-
teringsagenda en continuïteitscijfers over de inzet van De Bouwvereniging
te praten. De gemeente vroeg meermaals om een doorrekening van de
prestatieafspraken, maar ontving deze erg laat. Daardoor was de begroting al
vastgesteld en kon de gemeente hier geen invloed meer op uitoefenen. De
gemeente legt het bod voor aan de afdeling financiën van de gemeente voor
een oordeel over de redelijkheid van het bod.
Bij de gemeente speelt ook een financieel vraagstuk. Zij moeten hun eigen
begroting in juli aanleveren terwijl het overleg over de prestatieafspraken dan
net start. Dit dwingt de gemeente om deels vanuit de begroting te werken
maar ook om tussentijds de raad om geld te vragen. Dit laatste is tijdrovend.
Met het evaluatiemoment in het voorjaar kan hierop ingespeeld worden,
omdat dan de prioriteiten voor het komende jaar duidelijk worden.
Prestatieafspraken leiden tot duidelijke uitspraken van alle partijenPartijen zien de prestatieafspraken als een groot voordeel. Zo wordt bijvoor-
beeld concreet wat De Bouwvereniging gaat doen aan de herstructurering
van Plan Zuid, een gevoelig dossier in Harlingen. De Bouwvereniging hecht er
veel waarde aan dat ook de gemeente en Huurdersraad gedwongen worden
concreet aan te geven waar zij voor staan. Zo ontstaat helder inzicht in wat
partijen nu echt willen en zijn hun plannen gewaarborgd voor langere termijn.
Daarnaast worden de gemeente en Huurdersraad ‘medeplichtig’. De presta-
tieafspraken maken ieders rol en positie helder. Ze leveren de gemeente meer
informatie, en bieden de mogelijkheid tot monitoring en meepraten over
onderwerpen waar de gemeente vroeger niet over meesprak. De prestatie-
afspraken zijn nu geen kopie meer van het meerjarenplan van De Bouwvereni-
ging. De corporatie geeft aan dat dit wel om een omschakeling vroeg vanuit
de eigen organisatie. De positie van belanghebbenden bij beleidsherziening is
nu veel sterker. Dit proces wordt hierdoor wel trager en moeilijker.
Groeiende huurdersinbrengDe nieuwe Huurdersraad was bij de start van het proces nog niet aangehaakt
omdat een nieuw bestuur werd geformeerd. Dit nieuwe bestuur vond het
lastig om meteen goed deel te nemen aan de inhoudelijke dialoog. Zij moest
er in groeien en richtte zich daarom op een beperkt aantal speerpunten. Daar-
door kwam beperkt aantal onderwerpen namens de Huurdersraad terecht in
de prestatieafspraken. De raad geeft wel aan dat problemen bij de twee
herstructureringslocaties te weinig in de prestatieafspraken terug te vinden
zijn. De oorzaak daarvan is de afspraak met De Bouwvereniging om de
plannen niet teveel in de wielen te rijden. De Huurdersraad vindt dit een
precaire afspraak, maar heeft er vertrouwen in dat De Bouwvereniging haar
plannen daar doorzet. Inspraak rond die plannen is buiten de prestatieaf-
spraken mogelijk.
De partijen zetten erop in dat de huurdersorganisatie volgend jaar een steviger
rol kan spelen. De Huurdersraad groeit er goed in en wordt ondersteund door
een extern adviseur. Huurders zitten wel zelf aan tafel. Alle partijen vinden de
kwaliteit van de ondersteuner van belang. Hij moet echt de belangen van de
huurders boven tafel krijgen en de discussie niet overnemen.
De leden en het bestuur van de Huurdersraad vergaderen gezamenlijk over de
prestatieafspraken. Conceptafspraken werden punt voor punt behandeld. Na
dit overleg werd door de Huurdersraad de inbreng in de prestatieafspraken
besproken met de gemeente en corporatie.
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Harlingen
31cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
Tot slot: duidelijker afsprakenDe perceptie van wat er te bereiken is met prestatieafspraken, verschilt per
partij. Dat geven zowel de gemeente als de corporatie aan. Hiervoor is dus
aandacht nodig. De gemeente wil de interne bedrijfsprocedures van de corpo-
ratie beter doorgronden. De Bouwvereniging hoopt op wat meer wederkerig-
heid in de afspraken. Zij ervaart dat de gemeente veel vraagt en weinig biedt.
De gemeente heeft behoefte aan meer regie, duidelijke afspraken en betere
sturing op het behalen van doelen. De Huurdersraad ontwikkelt zich, waar-
door hun inbreng steviger zal zijn. De partijen hopen eerder de speerpunten
van de Huurdersraad te vernemen, zodat De Bouwvereniging haar bod ook
daarop kan afstemmen.
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Harlingen
32cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
X Geldend volkshuisvestingsbeleid
X Bod uitgebracht op woonvisie
V Financiële paragraaf
V Huurdersorganisatie gelijkwaardig aan tafel
Wat valt op – De investeringscapaciteit van alle corporaties is in beeld gebracht.
– Het kunnen voorspellen van gevolgen op basis van feiten was een sleutel
tot succes.
– Afspraken worden nagekomen en lukt dat niet, dan kunnen partijen
elkaar daarop aanspreken.
Hoe doen ze het in de Regio Haaglanden?In Haaglanden hebben negen regionale gemeenten en vijftien corporaties
afspraken gemaakt met een advies van hun huurdersorganisaties. De regio-
nale afspraken gelden als kader, daarbinnen hebben gemeente de ruimte om
lokale afspraken te sluiten.
Gemeenten en corporaties hebben een preambule opgesteld in plaats van
een regionale woonvisie. De preambule bevat twee doelen voor de regionale
prestatieafspraken: een ongedeelde regio en voldoende betaalbaar woning-
aanbod. De regionale woonvisie was te abstract en te verouderd om als basis
voor prestatieafspraken te kunnen dienen. Op basis van de preambule zijn
gemeenten en corporaties met elkaar in overleg gegaan. Eerst bepaalden zij
de belangrijkste thema’s. Deze werden uitgewerkt in concrete prestatieaf-
spraken. Er is geen bod neergelegd, maar wel een overzicht van de investe-
ringsruimte op basis van de voorgenomen activiteiten van de gezamenlijke
corporaties. Dit model hielp de discussie, omdat zo duidelijk werd wat de
corporaties wilden leveren en wat het effect van keuzes op de corporatie-
financiën zou zijn. Zo werd bijvoorbeeld meteen duidelijk dat het verlagen
van de huurprijs niet te combineren is met vergaande duurzaamheids-
investeringen.
Voor het opstellen van de prestatieafspraken zijn werkgroepen ingericht.
De bestuurlijke werkgroep onderhandelde en zorgde voor besluitvorming.
Zij legde vooraf ook de bestuurlijke hoofdlijn neer waarbinnen de ambtelijke
werkgroepen konden werken. De ambtelijke werkgroepen met vertegenwoor-
digers van corporaties en gemeenten, bereidden de afspraken voor op basis
van inhoudelijke discussie. Zij werden onderverdeeld naar thema: beschik-
baarheid, betaalbaarheid, duurzaamheid en sociaal domein. Een penvoerder
werkte vervolgens de afspraken uit. Dit moest iemand zijn met strategisch
inzicht en bestuurlijke sensitiviteit.
De corporaties bepaalden telkens in eigen werkgroepen vooraf hun inzet. Zij
verkregen bestuurlijke goedkeuring voordat zij in overleg met de gemeente
en huurdersorganisaties gingen.
4.7 Regio Haaglanden: Een traditie van elkaar aanspreken
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Haaglanden
33cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
De huurdersorganisaties waren nog niet betrokken bij de preambule, maar
pas bij de invulling van de thema’s dat daarop volgde. Zij zijn op aparte
momenten geconsulteerd en geïnformeerd op de volgende onderdelen:
– Welke thema’s vinden huurders belangrijk; aan de hand van een ambitie-
document met de doelstellingen van de prestatieafspraken werd gevraagd
welke thema’s zij belangrijk vonden.
– Presentatie van de procesbegeleider met de hoofdlijnen van de prestatie-
afspraken, waarin duidelijk werd gemaakt wat er met de inbreng van de
huurdersorganisaties was gedaan.
De prestatieafspraken worden jaarlijks geëvalueerd, met iedere twee jaar een
zwaardere evaluatie en eventuele bijstelling.
Invloed huurdersorganisatiesGemiddeld werden achttien huurdersorganisaties uitgenodigd. Vanuit elke
organisatie mochten ze met twee mensen komen. De huurdersorganisaties
vonden het prima dat zij pas bij de invulling van de thema’s waren betrokken,
omdat het daar concreter en relevanter werd. In een van de bijeenkomsten is
een interactief spel gespeeld met speelgeld, op basis waarvan prioriteiten
werden gesteld. Dit werkte goed. De inbreng van huurdersorganisaties is goed
merkbaar geweest, al was het verschil in kennisniveau erg groot. De huurders
hebben het nodige gedaan gekregen, zoals het waarborgen dat de betaalbare
woningvoorraad behouden blijft.
Partijen menen wel dat er meer ruimte zou mogen zijn voor alternatieve
vormen van huurdersparticipatie. Niet iedere huurdersorganisatie kon goed
deelnemen aan het debat, terwijl vanuit de wet hun positie in het proces
geregeld is.
“Hoe kun je voor 9 gemeenten en 15 corporaties een worst maken die door iedereen geslikt wordt?”
Maarten Vos, Vidomes
Hoe werk je samen met zoveel partijen? Het is opvallend dat er met zoveel verschillende partijen prestatieafspraken
gemaakt zijn. Zeker omdat de belangen van de verschillende gemeenten
behoorlijk uiteen kunnen lopen. Zo was er discussie over de mate waarin rand-
gemeenten lage inkomens uit de grote steden dienden op te vangen, een
belangrijk onderhandelingspunt.
De regio Haaglanden kent een cultuur van samenwerken. Daar ging een disci-
plinerende werking van uit: sommige gemeenten en corporaties hebben flink
moeten zweten om eerdere prestatieafspraken te halen. Afspraken worden
nagekomen en als dat niet lukt, kunnen partijen elkaar erop aanspreken. Dit is
mogelijk omdat er bestuurlijk vertrouwen is in elkaar en partijen bereid zijn
concessies te doen. De opgaven zijn helder en vooraf wordt vastgesteld dat
deze opgaven bestuurlijk gedragen worden. Belangentegenstellingen tussen
grote en kleine gemeenten en corporaties worden openlijk besproken. De
projectleider heeft voortduren bestuurlijk verkend wat haalbaar was. Daar-
door zijn niet alle afspraken even ambitieus. Ontstonden bij het definiëren van
afspraken meningsverschillen, dan kwam men er in de ambtelijke werkgroep
wel uit. Een deel van de besluiten werd opgeschaald naar de bestuurlijke
werkgroep. De projectleider had een sterke regierol en lette goed op het
nakomen van afspraken. Ook lette deze erop dat er vanuit de werkgroepen
één duidelijke boodschap bij de bestuurders terecht kwam. Soms was stille
diplomatie nodig om verschillen van mening op te lossen, waarbij een
bestuurder niet zelden flexibeler bleek dan een werkgroeplid.
De belangrijkste sleutel is het bieden van feiten en het kunnen voorspellen
van gevolgen. Discussies zijn altijd gebaseerd op feiten, waarbij de regio
het voordeel heeft dat zij over zeer veel cijfermateriaal beschikt en er goed
gemonitord wordt. Partijen voeren in gezamenlijke opdracht analyses uit.
Afspraken worden vervolgens SMART afgesproken, waarbij partijen vóóraf
goed uitzoeken of de afspraken realistisch zijn. Zo weten bestuurders ook
of zij akkoord kunnen gaan met een afspraak. Soms bleek het nodig om
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Haaglanden
34cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
afspraken wat abstracter of net iets slimmer te formuleren. Dit betekent
feitelijk uitstel van de discussie.
Financiële transparantieIn plaats van een bod stelden de corporaties een gezamenlijke analyse van
hun investeringscapaciteit op. Dit gebeurde op basis van hun plannen voor de
komende jaren. Dit model hielp goed bij de discussie: het (financiële) effect
van keuzes werd zichtbaar, waardoor deze goed tegen elkaar konden worden
afgewogen. Zo werd zichtbaar dat bij voortzetting van de plannen, de omvang
van de voorraad te klein zou worden om de doelgroep te huisvesten. Omdat
een onafhankelijke partij een oordeel gaf over de prestaties van corporaties
en hun financiële ruimte, ontstond vertrouwen bij alle partijen. Nadeel is dat
de gehanteerde financiële cijfers uit de Prospectieve informatie (dPi) van 2013
kwamen. Deze cijfers bevatten een erg somber scenario, waardoor de ambi-
ties uiteindelijk hoger hadden kunnen zijn.
Het heeft wat voeten in aarde gehad voordat alle corporatiebestuurders
akkoord gingen met het werken met dit financiële model. Zij waren niet
gewend openheid over financiën te bieden. Vanwege de sterke roep om trans-
parantie vanuit de politiek en samenleving, gingen zij uiteindelijk akkoord.
De verdeling van de investeringscapaciteit van corporaties over verschillende
gemeenten was geen issue, omdat de afspraken op hoofdlijnen zijn.
Tot slot: de praktijk en de cyclusHet sluiten van regionale prestatieafspraken is een intensief proces van
anderhalf jaar, en niet iedere gemeente heeft voldoende ambtelijke capaci-
teit. Een jaarlijkse cyclus op regionale schaal is niet haalbaar. Ook is het maken
van prestatieafspraken tijdens verkiezingen met wisselende wethouders niet
handig. Niet iedere wethouder was bovendien goed ingesproken door zijn
ambtenaar, hoewel dit niet altijd vanzelfsprekend is omdat wethouders door-
gaans meerdere portefeuilles hebben. Ook dienen ambtenaren gemanda-
teerd te zijn.
Een deel van de partijen, maar niet alle, heeft behoefte aan inzicht per corpo-
ratie in de investeringsruimte en de bijdrage die geleverd gaat worden. Dan
kan ook een goede discussie gevoerd worden over waar in de regio de inves-
teringen het hardste nodig zijn. De werkgroepen waarin corporaties eerst hun
eigen standpunt bepalen, werken openheid niet in de hand.
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Haaglanden
35cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
V Geldend volkshuisvestingsbeleid
V Bod uitgebracht op woonvisie
X Financiële paragraaf
V Huurdersorganisatie gelijkwaardig aan tafel
Wat valt op – Het bod is bijgesteld toen de begroting definitief werd.
– Corporaties hebben nu nog veel invloed op de verdeling van investe-
ringscapaciteit over verschillende gemeenten.
– Huurders zijn laat betrokken maar hebben goede plek in proces
bemachtigd.
Hoe doen ze het in Emmen?In Emmen is in het najaar 2015 het Nieuw Lokaal Akkoord (NLA) getekend
voor 2016-2020. Dit akkoord is op hoofdlijnen en biedt het kader voor
concrete jaarafspraken. Het Akkoord is zo kwantitatief mogelijk gemaakt en
bevat ook enkele procesafspraken. Het vorige Akkoord dateert van 2010. Het
aantal thema’s is teruggebracht van negen globale thema’s tot vier concreter
uitgewerkte thema’s, die echt aandacht vragen.
In Emmen is een getrapte structuur opgetuigd. Het bestuurlijk overleg beslist
over de thema’s die in het NLA terecht komen. De huurdersfederatie Zuid-
oost-Drenthe neemt namens alle huurders deel aan dit overleg. Een regie-
groep bereidt het bestuurlijk overleg voor en bewaakt de voortgang. Werk-
groepen werken de thema’s verder uit tot concrete uitvoeringsprogramma’s.
De meeste werkgroepen hebben een regiegroeplid die de kar trekt.
Van samenwerking naar stappen conform Woningwet 2015 Gemeente en corporaties werkten al langer samen op het gebied van presta-
tieafspraken en bij het opstellen van het woonbeleid, in de geest van de
Woningwet 2015. In 2014 werd gestart met het NLA, omdat de afspraken in
het bestaande Lokaal Akkoord tot 1 januari 2015 liepen. De woonvisie was
toen nog niet geactualiseerd. De huurdersorganisaties zijn pas begin 2015
gevraagd deel te nemen aan het proces, toen duidelijk werd dat zij een gelijk-
waardige positie zouden krijgen. De corporaties hebben in het najaar van
2015 een bod voor 2016 uitgebracht in het verlengde van het NLA. Het NLA
zelf is niet tot stand gekomen op basis van biedingen, maar in gezamenlijk
overleg en op basis van de gemeentelijke woonvisie voor de periode 2012-
2017. De biedingen voor 2016 zijn conform de Overlegwet eerst afgestemd
met de eigen huurdersorganisaties.
Het bod van de corporaties is gelijktijdig naar de gemeente en de huurders-
organisaties verzonden. De periode van zes weken was zeer kort. Daardoor
was een uitvoerige discussie met de huurdersorganisatie over de inhoud van
het bod niet haalbaar. De uiteindelijke prestatieafspraken moesten immers
voor 15 december bij minister worden ingeleverd.
4.8 Emmen: Groeiende mate van concreetheid
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Emmen
36cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
De partijen hebben moeten wennen aan het nieuwe regime, maar zijn wel
tot elkaar gekomen. Vanaf 2016 is er meer tijd om het proces van bod naar
prestatieafspraken op een zorgvuldige manier te doorlopen.
Bod loopt niet parallel met begrotingscyclusOp basis van het NLA brachten corporaties in het najaar 2015 een bod uit.
Corporatie Lefier geeft aan dat hun bod sterk is geënt op de bestaande begro-
ting. Omdat de begroting 2016 nog niet was afgestemd op het bod, zijn in
december op basis van de definitieve begroting een aantal aanpassingen
aangebracht. Zo is besloten het verkoopprogramma naar beneden bij te
stellen en de huurverhoging voor 2016 op 0% zetten. Voor 2016 is het de
uitdaging om een concrete financiële paragraaf bij het bod op te stellen,
omdat de begroting voor 2017 in juli nog zeker niet af is. Dit staat of valt met
een goede kwaliteit van het portefeuilleplan en het meerjareninvesterings-
programma. Ook terugkijken naar de realisatie van de prestatieafspraken zal
lastig zijn. De jaarrekening is pas in mei gereed.
Verdelen van de investeringscapaciteitHet verdelen van de investeringscapaciteit over verschillende gemeenten is
een vraagstuk. Alle corporaties in Emmen zijn in meerdere gemeenten actief.
Het beleid van de corporatie is behoorlijk bepalend, omdat zij afwegingen
maken tussen de opgave in verschillende gemeenten. Gemeenten worden
hierin wel meegenomen, maar de gemeente Emmen geeft aan dat dit bij hen
nog weinig aandacht heeft gekregen. Corporaties en de gemeente duiden nu
op basis van inhoudelijke argumenten waar investeringen nodig zijn. Zo
komen ze eruit.
Invloed huurders groeit, maar planningen zijn aandachtspuntOmdat de huurdersorganisaties pas later aan tafel kwamen, was al besloten
over welke thema’s in het NLA afspraken gemaakt zouden worden. Partijen
kwamen er desondanks uit: de relatie tussen de corporaties en huurdersorga-
nisaties was goed en huurdersorganisatie waren wel waren geconsulteerd
over de thema’s. Wel was het nodig om enige spanning uit de lucht te halen.
Dat gebeurde door open te spreken over zaken die in de samenwerking niet
goed gingen, zoals het tijdig verzenden van informatie. De huurdersorganisa-
ties hebben meegetekend, met verwijzing naar ‘de rijdende trein’ waar zij
ingestapt zijn. Aandachtspunt is dat de huurdersorganisaties een informatie-
achterstand hebben. In de cyclus prestatieafspraken zal rekening gehouden
moeten worden met de achterbanraadpleging van de huurdersorganisaties.
Dit betekent dat de toch al strakke planning nog meer onder druk komt te
staan.
De inbreng van de huurdersorganisaties verschilt. De Huurdersfederatie staat
sterk omdat zij over parttime professionals beschikt. Bewonersraad Domesta
heeft inhoudelijke ondersteuning ingehuurd omdat het met de komst van de
prestatieafspraken over veel meer onderwerpen gaat dan voorheen. Daar-
naast zetten de huurdersorganisaties in Emmen meer in op onderlinge
(lokale/regionale) samenwerking en versterking. Een van de redenen is het
grote aantal bijeenkomsten van verschillende werkgroepen, die bovendien
meestal overdag worden gehouden. Dat is voor huurdersorganisaties niet
altijd goed op te brengen. Inhoudelijk hebben de huurdersorganisatie het
nodige voor elkaar gekregen. Zo hebben zij corporaties meer inzicht verschaft
in betaalbaarheidsproblematiek van huurders, en deze problematiek hoog op
de agenda gekregen. Het resultaat is een periodiek woonlastenonderzoek en
een hoger tempo in het energiezuiniger maken van woningen.
Samen leren werkenDe samenwerking tussen de gemeente en huurdersorganisaties was nieuw,
net als de samenwerking met zoveel partijen. Er is een vertrouwensrelatie
ontstaan door bewust aandacht te besteden aan elkaar kennen en respec-
teren, aan het samenwerkingsproces en door altijd te onderzoeken waar
partijen elkaar kunnen vinden. Daar waar de samenwerking niet goed gaat,
gaan partijen open het gesprek aan. In het proces zijn er dan ook geen
ontsnappingsroutes nodig geweest. Als ambities in de toekomst omhoog
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Emmen
37cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
gaan en jaarafspraken steeds concreter worden en worden uitgevoerd, zal
blijken of het vertrouwen dat er lijkt te zijn, terecht is.
Tot slot: tijdsinvestering is nodigEen belangrijke les is de grote tijdsinvestering die nodig is om prestatieaf-
spraken te maken. Met name huurders hebben beperkte mogelijkheden om
overdag deel te nemen aan werkgroepen. Ook gaat het tempo door verschil in
kennisniveau omlaag. Gemeente en corporaties zien door het belang van de
prestatieafspraken in dat de tijdsinvestering nu eenmaal nodig is. Sommige
partijen geven aan juist meer tijd en energie erin te willen steken, om de
voortgang erin te houden. Terwijl ze het nu al tijdrovend vinden.
Zoals de Woningwet beoogt? / 4. Prestatieafspraken in de praktijk / Emmen
38cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
Zoals de Woningwet beoogt?
39cover inhoud 1. Inleiding 2. Praktijklessen 3. Samenwerking 4. De praktijk
Zoals de Woningwet beoogt? / Colofon
Colofon
Deze publicatie is een samenwerking van:
Platform31 Aedes Companen
Uitgave
Platform31
Den Haag, april 2016
Auteurs: Marnix Groenland (Companen),
i.s.m. Annemiek Lucas (Platform31) en
Anne-Marie Frissen (Aedes)
Redactie: Platform31
Beeldmateriaal: via Aedes en HBO de Peel
Opmaak: Gé grafische vormgeving
Postbus 30833, 2500 GV Den Haag
www.platform31.nl