View
258
Download
0
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Verslag van activiteiten, bevindingen en beoordelingen door de welstands- en monumentencommissie over ontwikkelingen op gebied van architectuur in de stad Maastricht in het jaar 2007.
Citation preview
Welstands-/Monumentencommissie MaastrichtVerslag 2007
0 Inhoud WMC 2007.indd 20 Inhoud WMC 2007.indd 2 29-5-2008 13:17:0929-5-2008 13:17:09
Welstands-/Monumentencommissie Maastricht
Jaarverslag 01|01|2007 - 31|12|2007
0 Inhoud WMC 2007.indd 30 Inhoud WMC 2007.indd 3 29-5-2008 13:17:0929-5-2008 13:17:09
0 Inhoud WMC 2007.indd 40 Inhoud WMC 2007.indd 4 29-5-2008 13:17:1129-5-2008 13:17:11
Leeswijzer
Dit document bevat het verslag van de werkzaamheden van de Welstands-/Monumentencommissie (WMC) van de gemeente
Maastricht over het jaar 2007. In de Woningwet 2003 is bepaald dat de Welstandscommissie jaarlijks een verslag dient uit te
brengen aan de gemeenteraad waarin verantwoording wordt afgelegd van haar werkzaamheden in het verslagjaar. Tevens
zijn in de gemeentelijke verordening op de Welstands-/Monumentencommissie van de gemeente Maastricht bepalingen
opgenomen die aangeven dat WMC verslag doet van haar werkzaamheden.
Daarnaast is, op verzoek van het college, het jaarverslag 2007 opgenomen van het college van Burgemeester en Wethouders
inzake het gevoerde welstands- en monumentenbeleid.
Deel I Verslag van de werkzaamheden van WMCIn dit verslag van WMC wordt ingegaan op de volgende in de gemeentelijke verordening genoemde punten:
• De wijze van toepassing van de welstandscriteria uit de Welstandsnota;
• De werkwijze van de commissie;
• De openbaarheid van vergaderen;
• De beoordeelde plannen;
• De bijzondere projecten;
• De aanbevelingen.
De hoofdstukken 2 t/m 5 bevatten informatie over het advieswerk van de commissie met betrekking tot welstand, reclames,
monumenten, openbare ruimte en stedenbouwkundige plannen.
Hoofdstuk 6 informeert over de werkwijze van de Welstands-/ Monumentencommissie (WMC) en de waardering van de
opdrachtgevers en ontwerpers voor de wijze waarop hun plan in de commissie wordt behandeld.
Hoofdstuk 7 bespreekt projecten die in de verslagperiode speciale aandacht hebben gekregen.
Hoofdstuk 8 gaat in op enkele zaken die door WMC als problematisch worden ervaren. Er wordt vooral gewezen op de hier en
daar gesignaleerde erosie van de aandacht voor ruimtelijke kwaliteit.
Hoofdstuk 9 bevat een reeks van aanbevelingen voor de verdere verbetering van de welstands- en monumentenzorg in Maastricht.
Deel II Bestaande en toekomstige ruimtelijke kwaliteiten van MaastrichtDe commissie heeft gemeend dat het verslag meer dient te zijn dan een zakelijke rapportage van haar werkzaamheden gedu-
rende het jaar 2007. Daarom is aan de leden en adviseurs van de commissie gevraagd om een bijdrage te leveren aan de
discussie over de bestaande en toekomstige ruimtelijke kwaliteiten van Maastricht. Iedereen heeft een onderwerp gekozen
dat naar zijn of haar mening onder de aandacht van een breder publiek dient te worden gebracht. Deze beschouwingen zijn
in deel II van dit verslag te vinden
0 Inhoud WMC 2007.indd 50 Inhoud WMC 2007.indd 5 29-5-2008 13:17:1129-5-2008 13:17:11
Deel III Jaarverslag 2007 van het college van B & W inzake het gevoerde welstands- en monumentenbeleidIngevolge het bepaalde in de Woningwet moeten B en W jaarlijks aan de gemeenteraad een verslag voorleggen waarin zij ten-
minste uiteenzetten:
a. op welke wijze zij zijn omgegaan met de adviezen van de welstandscommissie (WMC);
b. in welke categorieën van gevallen zij de aanvraag voor een lichte bouwvergunning niet aan de WMC hebben voorgelegd en
hoe zij in die gevallen zelf de welstandsnota hebben toegepast;
c. in welke categorieën van gevallen zij uitvoering hebben gegeven aan de excessenregel (dus aanschrijvingen wegens ern-
stige strijd met redelijke eisen van welstand) en zijn overgegaan tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een
last onder dwangsom.
Maastricht, 28 februari 2008.
De voorzitter WMC, Prof. dr. N.J.M. Nelissen
De secretarissen WMC, Ing. A. Houben en Ing. T. Göttgens
0 Inhoud WMC 2007.indd 60 Inhoud WMC 2007.indd 6 29-5-2008 13:17:1129-5-2008 13:17:11
Deel I | Verslag van de werkzaamheden van WMC 1
1. De staat van de (Maastrichtse) ruimte 3
2. Welstand: werken aan ruimtelijke kwaliteit 7
3. Monumenten: behoud en ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit 18
4. Openbare ruimte: ruimte maken voor ruimtelijke kwaliteit 29
5. Stedenbouwkundige plannen: kaders voor ruimtelijke kwaliteit 38
6. Welstands-/Monumentencommissie: bevorderen van ruimtelijke kwaliteit 43
7. Opvallende projecten 65
8. Problematische aspecten 83
9. Aanbevelingen 87
Deel II | Bestaande en toekomstige ruimtelijke kwaliteiten van Maastricht 91
1. Bestaande en toekomstige ruimtelijke kwaliteiten van Maastricht | Prof. dr. Nico Nelissen 93
2. Ruimtelijke kwaliteit vanuit historisch perspectief | Yvonne Janssen-Flos 109
3. De ‘vestingwerken’ als schakel tussen stad en achterland | Ing. Maurice Bastings 115
4. Open(bare) ruimte; over openbare ruimte in Maastricht | Ing. Guy Cleuren, 121
5. Het ‘getransformeerde’ Dominicanerplein | Ir. Jan Kamphuis 127
6. Pierre Cuypers in Maastricht | Ir. Cor Bouwstra 133
7. De wederopbouwwijken van Maastricht: parochiewijken worden prachtwijken | Drs. Servé Minis 141
8. Mosae Forum, Mosae Exto, Mosae Trajectum, Mosae Gusto, Mosae Border | Ir. René Coenegracht 153
Deel III | Jaarverslag 2007 van het college van Burgemeester en Wethouders 157
inzake het gevoerde Welstands- en Monumentenbeleid
Inhoud
0 Inhoud WMC 2007.indd 70 Inhoud WMC 2007.indd 7 29-5-2008 13:17:1229-5-2008 13:17:12
Waterpoortje
0 Inhoud WMC 2007.indd 80 Inhoud WMC 2007.indd 8 29-5-2008 13:17:1229-5-2008 13:17:12
Deel Iell van de werkzaamheden van WMCl I
1 Deel 1-H-1 WMC 2007.indd 11 Deel 1-H-1 WMC 2007.indd 1 29-5-2008 13:18:4129-5-2008 13:18:41
1 Deel 1-H-1 WMC 2007.indd 21 Deel 1-H-1 WMC 2007.indd 2 29-5-2008 13:18:4229-5-2008 13:18:42
1 De staat van de (Maastrichtse) ruimteD
1 Deel 1-H-1 WMC 2007.indd 31 Deel 1-H-1 WMC 2007.indd 3 29-5-2008 13:18:4329-5-2008 13:18:43
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 1
: D
e st
aat
van
de
(Maa
stri
chts
e) r
uim
te
4
Op 26 september 2007 werd het Mosae Forum-project door
Prins Willem Alexander offi cieel geopend. Een groots opge-
zet feest getuigde van de blijdschap van de betrokken par-
tijen dat een complexe binnenstedelijke opgave succesvol
was afgerond. De in een PPS-constructie samenwerkende
private en publieke partijen hebben kans gezien om naast
het oude stadhuis, een complex te realiseren dat behalve
in een nieuwe raadszaal, publieksbalies en een nieuw
onderkomen voor ambtenaren, ook voorziet in een grote
parkeergarage en commerciële ruimtes voor winkels en
horeca. Gecombineerd met de herinrichting van de Markt,
heeft Maastricht in dit deel van de stad een nieuw gezicht
gekregen. Het Mosae Forum-project is overigens illustratief
voor de spanningen die zich in steden kunnen voordoen
tussen de snelheid die private partijen wensen enerzijds en
de (tijd kostende) zorgvuldigheid gericht op de borging van
publieke belangen anderzijds. Gedurende het verslagjaar
is WMC (Welstands-/ Monumentencommissie) geregeld
geconfronteerd met dit spanningsveld. Dat gebeurt op
uiteenlopende manieren, door telkens weer wisselende
partijen met vaak ook uiteenlopende argumenten. Iedereen
meent dat de stad van hem of haar is en dat de stad gebaat
is bij het voorgenomen initiatief. Voor een gemeentebestuur
is het van belang om zich steeds weer opnieuw de vraag
te stellen wat de bijdrage van het initiatief kan zijn (en zal
zijn) voor de stad in haar geheel. Daarbij moeten vaak zeer
uiteenlopende belangen ten opzichte van elkaar worden
gewogen: economische, sociale, culturele, esthetische en
bijvoorbeeld volkshuisvesting- of milieubelangen. Veel
initiatieven impliceren een verandering van de stedelijke
ruimte: soms een heel kleine verandering waar het een
aanpassing van een individueel pand betreft; maar soms
ook een heel grote verandering daar waar nieuwe gebieden
worden ontwikkeld of bestaande gebieden een nieuwe
ruimtelijke invulling en bestemming krijgen.
Zorgvuldig beleid
Maastricht kent een lange traditie op het gebied van de
ruimtelijke kwaliteitszorg. Dat is de stad ook goed aan
te zien. Maastricht wordt geprezen voor haar zorgvuldig
beleid op het gebied van welstand, monumenten, reclame,
stedenbouw en inrichting van de openbare ruimte. Het
resultaat daarvan is niet alleen te vinden in de histori-
sche binnenstad, maar ook aan en rond de singels, in de
naoorlogse wijken en in de stadsdelen en gebouwen die
recent aan de stadsplattegrond zijn toegevoegd. Het fraaie
aanzien, het markante karakter en de gezellige sfeer van
de stad zijn niet los te zien van de inspanningen die sinds
jaar en dag door alle betrokken partijen op het gebied van
ruimte, bouwen, wonen, economie, cultuur en dergelijke
worden verricht. De Welstands-/Monumentencommissie
(WMC) vervult in deze een essentiële, wettelijk vastgelegde
rol, daar zij belast is met de beoordeling van bouw- en res-
tauratieplannen op redelijke eisen van welstand en monu-
mentenzorg. WMC heeft tot taak om het gemeentebestuur
gevraagd en ongevraagd te adviseren over de esthetische
aspecten van initiatieven met ruimtelijke implicaties. De
commissie is zich bewust van de verantwoordelijkheid
die zij in deze heeft en ook van de morele opgave om de
ruimtelijke kwaliteit van het Maastrichtse stadsbeeld te
behoeden en te vergroten. Hoe gering individuele veran-
deringen ook mogen lijken, samen zorgen ze ervoor dat op
lange termijn een ware transformatie van het stadsbeeld
1. De staat van de (Maastrichtse) ruimte
Parapludak Mosae Forum
1 Deel 1-H-1 WMC 2007.indd 41 Deel 1-H-1 WMC 2007.indd 4 29-5-2008 13:18:4429-5-2008 13:18:44
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds- /
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|07|
2005
- 3
1|12
|200
6
//
ho
ofd
stu
k 1
: In
tro
du
ctie
5
optreedt. Een stad met een lange geschiedenis, die altijd
veel waarde aan ruimtelijke kwaliteit heeft gehecht en dat
nog steeds doet, zorgt ervoor dat alle potentiële ingrepen
in de stedelijke ruimte esthetisch verantwoord zijn. Dat
kost op korte termijn moeite (en soms ook wat geld), maar
dat betaalt zich op de langere termijn dubbel en dik terug.
Wettelijke kaders voor de advisering
WMC heeft volgens de Woningwet 2003 de taak om
plannen te beoordelen op redelijke eisen van welstand.
Dit gebeurt op basis van de in de Welstandsnota gefor-
muleerde welstandscriteria. Deze criteria zijn door de
gemeenteraad vastgesteld en dienen als kader voor de
beoordeling van de plannen. Bovendien vervult de com-
missie een belangrijke taak op het gebied van de beoorde-
ling van plannen tot verandering van rijksmonumenten en
van panden gelegen binnen het beschermde stadsgezicht.
Dit laatste gebeurt op basis van de Monumentenwet 1988.
Verder heeft de WMC een taak in het kader van de beoor-
deling van (commerciële) reclames, waarvoor ook door de
raad een kader is vastgesteld dat onderdeel vormt van de
Welstandsnota. Daar komt bij dat de WMC gevraagd en
ongevraagd adviezen uitbrengt ten aanzien van steden-
bouwkundige plannen, bestemmingsplannen en inrich-
tingsplannen voor de publieke ruimte.
De staat van de (Maastrichtse) ruimte
De discussie over de staat van de ruimte beperkt zich niet
tot de stad Maastricht. Eigenlijk vindt op dit ogenblik in
elke gemeente een discussie plaats over hoe met de ruim-
te om te gaan. Het Ruimtelijk Planbureau heeft gedurende
het verslagjaar een rapport uitgebracht onder de titel ‘De
staat van de ruimte’. Daarin wordt gewezen op het feit
dat politici, beleidsmakers en burgers op dit gebied vaak
achterhaalde ideeën en idealen aanhangen. Zo wordt door
het Ruimtelijk Planbureau gesteld dat de scheiding tussen
stad en platteland steeds meer aan het vervagen is, dat
de binnenstad in belangrijke mate haar rol als hart van de
stad verliest door de opkomst van winkels in de wei, dat
de idee van de gemengde buurt eerder fictie dan werkelijk-
heid is, dat de stadsuitbreidingen vooral bekeken worden
vanuit het perspectief van de mooie maquette en dat er
te weinig wordt nagedacht over hoe mensen in die wij-
ken moeten wonen en leven, dat de wegen overvol raken
en dat het bereiken van een stad soms nauwelijks nog
mogelijk is, dat de natuur veel minder ongerept is dan wel
eens wordt aangenomen en dat het idyllische platteland
alleen nog in de literatuur en op oude schilderijen terug te
vinden is. De impliciete boodschap achter dit document
is dat ruimtelijke idealen tussen de vingers doorglippen,
terwijl politici, bestuurders en burgers achteloos toekijken.
Eenieder die de ontwikkelingen in Maastricht gedurende
de laatste decennia heeft gevolgd, zal iets herkennen van
de bevindingen van het Ruimtelijk Planbureau.
Ruimtelijke kwaliteit als onderscheidende factor
Vraag het een willekeurige buitenstaander of vraag het aan
een specialist op het gebied van architectuur en steden-
bouw, steevast zal worden gewezen op de vele ruimtelijke
kwaliteiten die Maastricht bezit. Het zal niemand ontgaan
dat Maastricht beschikt over een bijzondere geografische
ligging, een heldere morfologische opbouw van de stads-
plattegrond, een lange en goed herkenbare geschiedenis,
bijzondere monumentale objecten en ensembles, heden-
daagse architectuur die er mag zijn en een goede verhou-
ding tussen oud en nieuw. Maar ruimtelijke kwaliteiten
moeten steeds weer opnieuw bevochten worden en nieu-
we ruimtelijke kwaliteiten moeten de kans krijgen om zich
te ontplooien. Een stad is nooit af. Maar de Maastrichtse
ruimte is wel beperkt. Binnen de gemeentegrenzen zijn
nog maar weinig uitbreidingsmogelijkheden, vandaar dat
tegenwoordig vooral wordt gemikt op herontwikkeling
van bestaande stadsdelen. Door het herontwikkelen van
voormalige industrie- en handelsterreinen, door het herbe-
nutten van vroegere havens en oevers, maar ook door het
gebruiken van binnenterreinen en ‘vergeten’ plekken, heeft
Maastricht kans gezien om nieuwe ruimtelijke kwaliteiten
aan de stad toe te voegen. Een kans die men gelukkig
niet aan zich voorbij heeft laten gaan. Ook in de toekomst
zal men kansen op dit gebied moeten benutten, immers
ruimtelijke kwaliteit is een zeer bepalende factor in de toe-
komstwaarde van een stad.
1 Deel 1-H-1 WMC 2007.indd 51 Deel 1-H-1 WMC 2007.indd 5 29-5-2008 13:18:5329-5-2008 13:18:53
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//h
oo
fdst
uk
1 :
De
staa
t va
n d
e (M
aast
rich
tse)
ru
imte
6
Maastrichts model
WMC heeft gedurende het verslagjaar (weer) kunnen con-
stateren hoe de wijze waarop in Maastricht met de ruimte-
lijke kwaliteitszorg wordt omgegaan, zowel nationaal als
internationaal veel waardering krijgt. De verantwoordelijke
wethouder wordt geregeld gevraagd om in den lande, en
bij gezelschappen die Maastricht bezoeken, informatie
te verstrekken over de wijze waarop bijvoorbeeld het
reclamebeleid wordt gevoerd en de wijze waarop met het
cultureel erfgoed, vooral de herbestemming van monu-
menten wordt omgegaan. Ook de voorzitter van WMC
wordt herhaaldelijk gevraagd om inleidingen en excursies
te verzorgen waarbij wordt ingegaan op wat in de wandel
heet ‘Het Maastrichtse model’. Dit model is gebaseerd
op de gedachte dat ruimtelijke kwaliteitszorg een hoek-
steen is van het Maastrichtse beleid. Dit impliceert dat
zowel ten aanzien van nieuwbouw, als ten aanzien van
de manier van omgaan met het cultureel erfgoed, hoge
kwaliteitseisen worden gesteld. Dit alles om bestaande
kwaliteiten te borgen en nieuwe kwaliteiten te ontwik-
kelen. Het Maastrichtse model gaat uit van de gedachte
dat alle betrokken partijen in deze een (grote) verant-
woordelijkheid hebben en dat van alle partijen serieuze
inspanningen mogen worden verwacht om de gewenste
ruimtelijke kwaliteit te borgen en verder te ontwikkelen.
Dit betekent een ruimtelijk kwaliteitsbeleid dat door het
college en de gemeentebestuur wordt gedragen, dat als
belangrijk facet wordt meegenomen bij de ontwikkeling
van plannen in Maastricht met ruimtelijke implicaties, dat
de ambtelijke organisatie (meer in het bijzonder de afde-
lingen stedenbouw en cultureel erfgoed) actief meewerken
aan de instandhouding en het bevorderen van ruimtelijke
kwaliteit. WMC handelt volgens dit Maastrichtse model.
‘Us sjoen Mestreech’: feit en uitdaging!
Gedurende het verslagjaar is op rijksniveau de discussie
aangezwengeld over ‘Mooi Nederland’. De gesignaleerde
verrommeling van stad en platteland vormde de concrete
aanleiding om het project ‘Mooi Nederland’ op te zetten.
Voor elke Maastrichtenaar is deze thematiek, toegespitst
op de lokale situatie gesneden koek: ‘Us sjoen Mestreech’
is zowel een feit als een uitdaging! WMC hecht eraan om te
vermelden dat zij haar werk met grote toewijding en inzet
doet. Zij weet dat zij zich daarmee plaatst in een lange
traditie waarin Maastricht werkt aan de bevordering en
instandhouding van ‘us sjoen Mestreech’. Deze eervolle en
verantwoordelijke taak wordt door de commissie uitermate
serieus genomen. Zij is zich daarbij bewust van het feit dat
haar functioneren in belangrijke mate afhankelijk is van de
steun van alle geledingen binnen de gemeente: burgerij,
maatschappelijke groeperingen, ambtelijke organisatie,
bestuur en politiek. De commissie blijft het dan ook als
haar taak zien om het draagvlak voor haar werk te verbre-
den en te verdiepen.
Mestreechter Geis
1 Deel 1-H-1 WMC 2007.indd 61 Deel 1-H-1 WMC 2007.indd 6 29-5-2008 13:18:5329-5-2008 13:18:53
22Welstand: werken aan ruimtelijke kwaliteitW
2 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 72 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 7 29-5-2008 13:19:2229-5-2008 13:19:22
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
8
Vastgestelde WelstandsnotaDe wettelijke basis van de welstandsadvisering is gelegen
in de Woningwet 2003. In deze wet wordt een onderscheid
gemaakt tussen vergunningvrije, licht vergunningplichtige
en regulier vergunningplichtige bouwwerken. Voor de licht
vergunningplichtige en de regulier vergunningplichtige
bouwwerken is onder meer een positief welstandsadvies
nodig alvorens de bouwvergunning wordt verleen. De
beoordeling van de bouwplannen gebeurt op basis van
de criteria zoals deze in de door de gemeenteraad vast-
gestelde Welstandsnota zijn verwoord. De Welstandsnota
vormt dus de basis van het gemeentelijke welstandsbe-
leid: zonder een dergelijke nota kan geen welstandstoets
plaatsvinden. Vanaf 1 juli 2004 beschikt Maastricht over
zo’n Welstandsnota. Het is de taak van de welstands-
commissie om bouwplannen te beoordelen aan de hand
van de in de Welstandsnota geformuleerde algemene en
gebiedsgerichte criteria.
In het verslagjaar 2005-2006 is het voornemen uitgespro-
ken om de bouwinspecteurs lichte bouwaanvragen te laten
toetsen op de criteria uit de Welstandsnota. Hiertoe werd
een cursus gestart om de bouwinspecteurs te trainen. In
het verslagjaar 2006 hebben de bouwinspecteurs onder
begeleiding van het secretariaat de lichte bouwaanvragen
getoetst aan de criteria, zoals genoemd onder de ‘sneltoets-
criteria’ van de Welstandsnota. Dit heeft geleid tot een lichte
afname van het aantal adviezen door de commissie zelf.
Punt van aandacht blijft hierbij de consistentie in de advise-
ring, de eenduidigheid van het advies en het op peil houden
van de kennis van de bouwadviseurs.
WMCDe beoordeling van de bouwplannen gebeurt door WMC,
een commissie waarvan de leden worden benoemd door
de gemeenteraad. Deze commissie heeft tot taak om op
basis van de beleidsregels vervat in de Welstandsnota
bouwplannen te beoordelen en te voorzien van een advies.
De commissieleden worden voor een periode van drie jaar
benoemd en deze termijn mag één keer worden verlengd.
In de commissie mogen ook ‘niet-deskundige’ leden zitting
hebben, zogenaamde burgerleden. De commissie verga-
dert openbaar en legt verantwoording af aan de raad door
middel van een jaarverslag. Het college van B&W, dat een
besluit neemt over de bouwvergunning op grond van het
advies van de commissie, mag gemotiveerd van het advies
afwijken op esthetische gronden, dan wel om maatschap-
pelijke, dan wel economische redenen. Het college van
B&W moet (binnen het kader van het duale stelsel) door
middel van een jaarverslag aan de raad verantwoording
afleggen over hoe het uitvoering heeft gegeven aan het
welstandsbeleid.
WelstandsnotaIn 2004 werd door de gemeenteraad het beleidskader
voor het welstandsbeleid vastgelegd door het goedkeuren
van de Welstandsnota, getiteld ‘Welstand transparant’.
Deze Welstandsnota is in december 2005 gewijzigd op het
onderdeel reclamebeleid. Voor bepaalde gebieden is het
reclamebeleid aangepast.
Doel
Het doel van de Welstandsnota is om WMC een kader te
bieden waarbinnen de beoordeling van plannen plaats-
vindt. Dit kader dient transparant, openbaar en kwali-
teitsbevorderend te zijn. Het dient door de gemeenteraad
worden vastgesteld en fungeert in de praktijk als een
geheel van beleidsregels bij de beoordeling van plannen.
De Welstandsnota dient meerdere functies.
• In de eerste plaats is het voor opdrachtgevers en ont-
werpers vooraf duidelijk wat de criteria zijn waaraan de
plannen worden getoetst.
• In de tweede plaats is de commissie aan de in de nota
geformuleerde criteria gebonden en kan zij slechts gemo-
tiveerd afwijken van de in de nota genoemde criteria.
• Hiermee wordt de transparantie van het werk van de
commissie vergroot.
• Dit laatste wordt mede bereikt door het openbare karak-
ter van de vergaderingen: iedereen mag en kan bij de
behandeling van de plannen aanwezig zijn.
2. Welstand: werken aan ruimtelijke kwaliteit
2 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 82 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 8 29-5-2008 13:19:2429-5-2008 13:19:24
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds- /
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
9
Welstandscriteria
De Welstandsnota van Maastricht bevat meerdere delen.
In de eerste plaats is dat het zogeheten ‘Algemeen deel’.
Vervolgens is er het zogenaamde ‘Gebiedsgerichte deel’
en dan is er nog het deel met de ‘Snelstoetscriteria’. Het is
van belang om te weten dat het Maastrichtse welstands-
beleid nauw samenhangt met, en ook gekoppeld is aan
het monumentenbeleid en het beleid ten aanzien van het
‘Beschermde stadsgezicht’. In de Welstandsnota wordt
verder ook aandacht besteed aan het reclamebeleid.
Algemeen deel
Het Algemeen deel van de Welstandsnota bevat de vol-
gende zaken:
• Een beschrijving van het Maastrichtse welstandsbeleid.
• Een aanduiding van de algemene welstandscriteria.
• Een beschrijving van bebouwingstypen en -gebieden.
• Een beschrijving van de wijze waarop het welstands-
beleid een specifieke inhoud verkrijgt voor bijzondere
gebieden, zoals beschermde stads- en dorpsgezichten,
specifieke objecten en ensembles.
Gebiedsgerichte deel
Het meest omvangrijke deel van de Welstandsnota bestaat
uit het gebiedsgerichte deel met diverse welstandscriteria
per geografisch gebied. Het grondgebied van Maastricht
is daartoe opgedeeld in meerdere gebieden met een min
of meer homogene structuur. Voor ieder van die gebieden
is op basis van eenzelfde systematiek aangegeven hoe
dit past binnen het stadsbeeld, wat de bebouwingstypen
zijn en welke criteria bij de beoordeling van plannen van
toepassing zijn.
Sneltoetscriteria
Voor kleine, veel voorkomende bouwaanvragen, die licht
vergunningplichtig zijn, zijn sneltoetscriteria opgesteld.
Plannen die aan deze criteria beantwoorden, krijgen auto-
matisch een positief welstandsadvies. De sneltoetscriteria
geven ten aanzien van kleine bouwaanvragen namelijk
aan wat als redelijke eisen van welstand kan worden aan-
gemerkt. In het geval een plan daarvan afwijkt, moet het
alsnog aan WMC ter beoordeling en advisering worden
voorgelegd.
Info over Welstandsnota
De Welstandsnota is digitaal oproepbaar via: www.maas-
tricht.nl. Hiervoor dient men te zoeken in de rubriek wetten
en regels. Gedurende het verslagjaar is gewerkt aan het
verbeteren van de toegankelijkheid van de website. De
commissie constateert dat dit project nog niet (helemaal)
is voltooid en dringt aan op een verdere verbetering van
de toegankelijkheid van de Welstandsnota via internet. De
verwachting is dat medio 2008 de Welstandsnota integraal
onderdeel is van ‘Mijn Maastricht’ en volledig digitaal
oproepbaar is
Ervaringen met de Welstandsnota De Welstandsnota is formeel per 1 juli 2004 in werking
getreden en vanaf dat moment wordt door de commissie
geadviseerd op basis van de daarin geformuleerde criteria
(inclusief de aanpassing van december 2005). Na een
gewenningsperiode is het tegenwoordig evident dat de
welstandscriteria daadwerkelijk het uitgangspunt vormen
bij de beoordeling van de plannen.
Transparantie
De Welstandsnota geeft informatie over de criteria die wor-
den gehanteerd bij de beoordeling van bouwplannen. Het
blijft desondanks een taak voor de ambtelijke organisatie
en voor de commissie om steeds weer opnieuw te bena-
drukken dat men - alvorens een plan in te dienen - zorgvul-
dig moet kijken of het plan binnen de voor het betreffende
gebied geldende criteria past.
Beoordeling per geval
Het feit dat er expliciete welstandscriteria zijn, betekent
overigens niet dat beoordeling en advisering rechtstreeks
uit de criteria voortvloeien. De commissie beoordeelt een
bouwplan in zijn context, op basis van een gebiedsge-
richte benadering. Dat vraagt om een verdieping van de
commissie in aard en karakter van het bouwplan en het
gebied. Het feit dat er wetten en regels in Nederland zijn,
2 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 92 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 9 29-5-2008 13:19:2529-5-2008 13:19:25
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
10
betekent niet dat er geen beoordelende instantie meer
nodig is. In tegendeel, juist vanwege het bestaan van
regels, is het nodig dat er een instantie is die de concrete
casus beoordeelt aan de hand van de geformuleerde cri-
teria.
Opbouw van het welstandsadvies
In het verslagjaar is ruim aandacht besteed aan de
opbouw van het welstandsadvies. Er is duidelijker verwe-
zen naar de Welstandsnota. Zo begint het advies altijd
met het noemen van het gebied waarin het betreffende
pand gelegen is en tot welk bebouwingstype het pand
behoort. Vervolgens wordt aangegeven aan welke criteria
getoetst is: de algemene criteria, de gebiedgerichte cri-
teria en de reclamecriteria. Soms wordt ook aangegeven
dat een plan niet voldoet aan de gebiedsgerichte criteria
zoals genoemd in de Welstandsnota, maar dat vanwege
de uitzonderlijke kwaliteit het plan wel voldoet aan de
algemene criteria.
De tien weeskinderen van de architectuurWMC constateert dat bij veel plannen de aandacht primair
gericht is op de grote lijnen. Dat ligt voor de hand en is
begrijpelijk. Van de andere kant wordt toch ook iedere
keer weer opnieuw vastgesteld dat het Franse gezegde
‘N’oubliez pas les détails, ils ne sont pas sans gloire’ niet
zonder betekenis is. De kwaliteit van plannen wordt mede
bepaald door de zorg voor allerlei details, die helaas maar
al te vaak als weeskinderen in de plannen worden behan-
deld. WMC heeft het inmiddels tot haar tweede natuur
gemaakt om bij ieder plan, alvorens dit definitief goed te
keuren, een bevredigend antwoord te krijgen op de vol-
gende zaken:
1. Vormgevende details
2. Materialen
3. Kleuren
4. Schoorsteenopbouwen
5. Dakdoorvoeren
6. Hemelwaterafvoeren
7. Geïntegreerde zonwering
8. Geïntegreerde technische installaties
9. Bellen- en brievenbustableaus
10. Rolluiken
Langs deze weg wordt gepoogd om architectonische kwali-
teit ook ten aanzien van kleine bouwonderdelen te garan-
deren. De aandacht voor deze zaken komt, zo blijkt in de
praktijk, de uiteindelijke architectonische kwaliteit van de
plannen ten goede.
Onderhoud en aanpassing van de WelstandsnotaDe Welstandsnota is geen document met een onbeperkte
houdbaarheid. De wetgever heeft bewust gekozen voor
een dynamisch document, dat wil zeggen een document
dat periodiek wordt aangepast en aangescherpt afhanke-
lijk van de opgedane ervaringen en van de wens om het
beleid aan te passen. Ten aanzien van het onderhoud en
de aanpassing van de Welstandsnota wordt door WMC
aangedrongen op de volgende zaken:
• Er is behoefte aan een ‘structureel’ onderhoud van de
Welstandsnota. Dit geldt zowel voor de kaart, als de
tekst.
• Voortschrijdende inzichten en nieuwe ontwikkelingen
verplichten tot het bijstellen van de nota op gebiedson-
derdelen. Zo kunnen gebieden als gevolg van nieuwe
plannen van ‘kleur’ verschieten.
• Werken met de Welstandsnota noodzaakt tot een com-
municatief duidelijk hanteerbaar document, zowel op
papier, als digitaal.
• Onderwerpen die nu (nog) niet in de Welstandsnota
geregeld zijn, moeten in de bijgestelde nota worden
behandeld (UMTS-beleid, terrassenbeleid, enzovoort).
Pilots
Er is gedurende het verslagjaar aan een extern bureau
opdracht gegeven om in een tweetal proefgebieden, te
weten de historische binnenstad en het gebied Malberg
en Oud-Caberg, na te gaan welke aanpassingen van de
Welstandsnota noodzakelijk, c.q. wenselijk zouden zijn.
Het doel van deze actualisatie is enerzijds het aanpassen
van de nota aan de huidige situatie en anderzijds het ver-
beteren van de begrijpelijkheid en de toegankelijkheid.
2 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 102 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 10 29-5-2008 13:19:2529-5-2008 13:19:25
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds- /
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
11
Er is voor een pilot gekozen om te kunnen vaststellen wat
de omvang van het werk is. Het voornemen is om in 2008
de nota in zijn geheel aan te passen en hieromtrent een
voorstel aan de raad voor te leggen.
Discussie over regeldrukGedurende het verslagjaar is als uitvloeisel van de kabi-
netsafspraken aandacht besteed aan het terugdringen
van de regeldruk. In dit verband is een Interbestuurlijke
Taskforce Regeldruk Gemeenten in het leven geroepen
met als voorzitter Jacq. Wallage. Op 18 september 2007
heeft de Taskforce een brief aan minister Vogelaar (Wonen,
Wijken en Integratie) gestuurd waarin wordt gesteld dat
gemeenten meer vrijheid zouden moeten krijgen bij de
inrichting van hun systeem van welstandsbeoordeling. Aan
de minister wordt voorgesteld om de gemeenten vrij te
laten in de wijze waarop een onderbouwd welstandsoor-
deel tot stand komt. Dit zou kunnen betekenen, aldus de
Taskforce, dat gemeenten gewoon gebruik blijven maken
van de diensten van een adviescommissie, zonder dat
daartoe evenwel een verplichting in de wet moet worden
opgenomen. De VNG zou in een modelverordening meer-
dere varianten van welstandsbeleid kunnen opnemen,
waaruit de gemeenten dan een keuze kunnen maken.
KabinetsstandpuntAan het einde van de verslagperiode was een kabinets-
standpunt in voorbereiding over de herziening van de
welstandsparagraaf in de Woningwet. Dit voorstel is
mede gebaseerd op een evaluatie die door de afdeling
Bestuursrecht van de Radboud Universiteit te Nijmegen
is verricht. De conclusies van de evaluatie tonen aan dat
de gemeenten met enthousiasme de taken op zich heb-
ben genomen om vorm en inhoud te geven aan een vorm
van welstandszorg, zoals die was geformuleerd in de
nota ‘Welstand op een nieuwe leest’. Op een enkele uit-
zondering na hebben alle gemeenten een Welstandsnota
opgesteld, die vervolgens door de gemeenteraad is
goedgekeurd. Sommige gemeenten hebben delen van
hun grondgebied welstandsvrij verklaard. Daarbij gaat
het vooral om industrie- en bedrijventerreinen. De evalu-
atie attendeerde ook op het feit dat in gemeenten allerlei
praktijken bestaan om inhoud te geven aan de functie van
welstandszorg. Grote waarde werd evenwel toegekend aan
onafhankelijke commissies die pluriform zijn samenge-
steld en die in het openbaar vergaderen. Hoe het uiteinde-
lijke kabinetsstandpunt zal luiden, was aan het einde van
2007 nog niet duidelijk.
Standpunt Federatie WelstandWel is door de Federatie Welstand, vooruitlopend op een
mogelijk kabinetsstandpunt waarin de rol van de wel-
standscommissie gerelativeerd wordt, actie ondernomen
in de richting van alle partijen die zich inzetten voor het
behoud en de ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit. De
woordvoerders van de verschillende politieke partijen in
de Tweede Kamer zijn op de hoogte gebracht van de visie
van de Federatie op welstand. In die visie wordt veel waar-
de toegekend aan de beginselen die hebben geleid tot de
stelselwijziging van 2003, namelijk transparantie, demo-
cratische legitimering, burgerparticipatie, openbaarheid
en helderheid in de beoordelingscriteria en de toepassing
ervan in de praktijk.
Welstands-/ Monumentencommissies worden (blijven) ruimtelijke kwaliteitscommissiesWelstands-/Monumentencommissies, zoals die van
Maastricht, verrichten veel meer advieswerk dan de naam
suggereert. Deze commissies houden zich ook bezig met
adviezen over ruimtelijke plannen, stedenbouwkundige
ontwikkelingen, beeldkwaliteitplannen, de inrichting van
de openbare ruimte, reclamebeleid, enzovoort. Dit is in
een aantal gemeenten de reden geweest om de naam
van de commissie aan te passen. Zo wordt in Apeldoorn
bijvoorbeeld gesproken van de Commissie Ruimtelijke
Kwaliteit en hanteert men in Nijmegen de naam Commissie
Beeldkwaliteit. Een en ander heeft een politiek aspect
gekregen toen in de Vaste Kamercommissie deze materie
ter sprake kwam. Er werd aan Jacqueline Cramer, de minis-
ter voor Ruimtelijke Ordening en Milieu gevraagd om aan
te geven hoe zij dacht de door haar gesignaleerde verrom-
meling aan te pakken. In dit verband werd gesuggereerd
2 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 112 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 11 29-5-2008 13:19:2629-5-2008 13:19:26
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//h
oo
fdst
uk
2 :
Wel
stan
d:
wer
ken
aan
ru
imte
lijk
e kw
alit
eit
12
om adviescommissies ruimtelijke kwaliteit in het leven te
roepen, die hun basis zouden moeten vinden in de Wet op
de Ruimtelijke Ordening. Deze adviescommissies zouden
niet alleen de traditionele taak hebben om bouwplannen
te toetsen aan eisen van esthetiek en ruimtelijke kwaliteit,
maar in een heel vroeg stadium met ontwerpers, opdracht-
gevers en gemeenten moeten meedenken over de gewens-
te kwaliteit van bouwplannen en de wijze waarop die het
best gerealiseerd kunnen worden. Dit debat vond plaats in
het kader van de Visie Achitectuur 2008+ van rijksbouw-
meester Mels Crouwel en zijn College van Rijksadviseurs.
De Rijksadviseurs vragen van de regering om de ruimte-
lijke kwaliteit op een betere manier te waarborgen dan nu
gebeurt. In dit verband is het goed om op te merken dat
WMC in Maastricht al jaren lang werkt conform de ideeën
zoals die in de Tweede Kamercommissie naar voren zijn
gebracht. Het Maastrichtse model impliceert een ruimte
taakopvatting van de Welstands-/ Monumentencommissie.
Men zou zelfs kunnen zeggen dat haar succes in belang-
rijke mate stoelt op deze benadering van ruimtelijke
kwaliteit. WMC is de mening toegedaan dat er niets op
tegen is om de rol van kwaliteitscommissies in de Wet op
de Ruimtelijke Ordening op te nemen, maar dat het wel
gewenst is dat het reguliere advieswerk in het kader van
de Woningwet en de Monumentenwet een verankering in
de genoemde wetten behoudt.
ReclamebeleidDe commissie adviseert niet alleen over bouwplan-
nen, maar ook over reclames voor zover geregeld in de
Woningwet en de APV. Zeker in bepaalde gebieden, vooral
de historische binnenstad, is het reclamebeleid een gevoe-
lige thematiek. De commissie constateert dat er bij veel
aanvragen voor reclame sprake is van té veel, té opvallend
en té weinig geïntegreerd in de architectuur. Reclame-uitin-
gen worden vaak autonoom ontwikkeld door bureaus die
weinig affiniteit hebben met ruimtelijke kwaliteit.
Criteria
In de Welstandsnota zijn criteria opgenomen die worden
gehanteerd bij de beoordeling van commerciële reclames.
Deze criteria zijn in overeenstemming met de systema-
tiek van de Welstandsnota gerelateerd aan gebieden
(beschermd stadsgezicht, binnenstad, historische dorps-
gebieden, woongebieden, bedrijvengebieden en groene
gebieden) en aan bebouwingstypen (hoogbouw, winkel-
centra, instituten en autonome bebouwing).
Belangstelling voor het Maastrichtse reclamebeleid
WMC zou nog eens onder de aandacht willen brengen dat
Maastricht in binnen- en buitenland de reputatie geniet
uiterst zorgvuldig met reclame-uitingen om te gaan. Vanuit
allerlei gemeenten komt men naar Maastricht om te zien
hoe hier met reclames wordt omgegaan. Veel gemeen-
ten proberen het Maastrichtse beleid over te nemen.
Maastricht dankt haar ‘beheerste’ stadsbeeld aan een
decennia lang zorgvuldig gevoerd reclamebeleid en men
moet zich wel minstens twee keer bedenken alvorens daar
zodanige veranderingen in aan te brengen, dat daardoor
op termijn een onaanvaardbaar stadsbeeld zou kunnen
ontstaan. De commissie, en ook de verantwoordelijke wet-
houder, wordt geregeld gevraagd om in andere gemeenten
toelichting te geven op de wijze waarop in Maastricht met
reclame-uitingen wordt omgegaan.
Discussiepunten
WMC wordt steeds weer geconfronteerd met (commerciële)
reclame-uitingen die op de rand liggen van wat wel en
niet mag. Het heeft er alle schijn van dat opdrachtgevers
de grenzen van het vigerende reclamebeleid aftasten. Dat
gebeurt op allerlei manieren, waarbij steevast de achter-
liggende gedachte is om meer en opvallender reclame-
uitingen toe te passen. Enkele voorbeelden mogen dit
illustreren.
Banieren en spandoeken
Zo werd het plan ingediend om twee banieren en een
spandoek aan te brengen aan de noord - en zuidzijde van
de Wiebengahal. WMC heeft in deze negatief geadviseerd,
omdat conform de, door de gemeenteraad goedgekeurde,
vigerende Welstandsnota aanduidingen, die bedoeld zijn
als gebruiksaanwijzing voor het gebouw bescheiden die-
2 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 122 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 12 29-5-2008 13:19:2629-5-2008 13:19:26
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds- /
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
13
nen te zijn. De commissie is van mening dat de banieren
en het spandoek door de afmeting, vormgeving en situe-
ring op het gebouw afbreuk doen aan de architectuur van
het monument.
Plaatsen van aluminiumwanden
Voor de Wiebengahal werd door een medegebruiker
van het pand (alsnog) een aanvrage ingediend voor het
plaatsen van aluminiumwanden aan de zijgevel van de
Wiebengahal. Dit in verband met het vragen van aandacht
voor een plaatsvindende tentoonstelling. Ook in deze
heeft de commissie negatief geadviseerd, omdat een
dergelijke uiting door de vormgeving, afmeting, kleurstel-
ling, materialisering en de situering op de openbare weg
op zich zelf en in relatie tot het monument ongewenst is.
De commissie is van mening dat het aangebrachte object
afbreuk doet aan de uiterlijke verschijningsvorm van het
rijksmonument. De commissie heeft geadviseerd om
een toekomstgerichte oplossing te zoeken, eventueel in
samenwerking met Vesteda en het Bonnefantenmuseum,
welke een eigen kwaliteit heeft en passend is bij het
monument en de omgeving.
Aanbrengen van full coulor prints
Ook werd het verzoek voorgelegd om full coulor prints op
de bovenste raampartij van de begane grond van een pand
aan de Avenue Ceramique aan te brengen. De commissie
is echter van oordeel dat het bekleden van de ramen in
strijd is met redelijke eisen van welstand omdat hierdoor
afbreuk wordt gedaan aan het karakteristieke architectuur-
beeld en een te zeer gesloten karakter ontstaat. Ook vindt
de commissie dat door het dichtzetten van de hoge puien
de architectuur wordt aangetast. De commissie heeft dan
ook geadviseerd om de oorspronkelijke vormgeving van de
grote raamopeningen te handhaven en op bescheiden en
terughoudende wijze in een donkere kleurstelling het zicht
op de tussenverdieping te beperken.
TerrassenbeleidGedurende het verslagjaar is er veel te doen geweest over
de Terrassenota. Vanuit de horeca-ondernemers is de
gemeente Maastricht gevraagd een aangepaste beleids-
nota op te stellen. Er hebben enkele gesprekken plaatsge-
vonden tussen gemeente en ondernemers over aanpas-
singen van het beleidskader. Bij de uitwerking van dit
beleidskader door de gemeente Maastricht is uitgebreid
gesproken met een gemandateerd lid van WMC.
Advies over nieuwe Terrassennota
Aan WMC is advies gevraagd over de nieuwe
Terrassennota. Bij de behandeling van de Terrassennota
is nogmaals door WMC gesteld dat de ruimtelijke kwaliteit
van de openbare ruimte naar haar mening hét uitgangs-
punt dient te blijven. WMC heeft in hoofdlijnen ingestemd
met de gepresenteerde planvisie onder de voorwaarde dat
de bij de behandeling gemaakte opmerkingen alsnog in de
nota worden verwerkt. Zo zijn opmerkingen gemaakt bij de
volgende zaken:
• een duidelijke en ook daadwerkelijk te handhaven ter-
mijn waarop er buitenterrassen mogen staan;
• de parasols niet met elkaar te verbinden, maar duidelijk
los van elkaar te situeren;
• de reclamevoering te beperken tot de volanten van de
parasols;
Avenue Céramique
2 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 132 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 13 29-5-2008 13:19:2729-5-2008 13:19:27
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
14
• geen houten vlonders onder de terrassen toe te passen;
• geen electrische of gasverlichting op de terrassen toe te
passen.
Parasols op de Markt
Van de zijde van de horecaondernemers van de Markt
werd aan WMC het verzoek voorgelegd om op het noorde-
lijke deel van de heringerichte Markt een terras te realise-
ren, waarbij parasols van het formaat 4,00 bij 4,00 meter
in gelid werden geplaatst en wel in een tweetal rijen. Van
de zijde van WMC is over een en ander positief geadvi-
seerd tegen de achtergrond van de wijziging van de positie
en het karakter van de heringerichte Markt. De Markt die
tot voor kort ook in belangrijke mate een parkeerfunctie
vervulde, is door de aanleg van een parkeergarage onder
Mosae Forum, maar ook door de herinrichting van het
Marktplein fundamenteel van functie, karakter en uiterlijk
veranderd. De terrassen aan de noordzijde van de Markt
vertonen in toenemende mate gelijkenis met de terrassen
van het Vrijthof. WMC is de mening toegedaan dat door al
deze wijzigingen de voor het Vrijthof geldende uitzonde-
ringspositie ten aanzien van het formaat van de parasols
ook voor de Markt zou mogen gelden. Wel is uitdrukkelijk
opgemerkt dat er voldoende ruimte tussen de parasols
moet blijven bestaan, zodat ook de parcellering van de
erachter liggende panden voelbaar en zichtbaar moet blij-
ven. Voorts is gesteld dat de aanpassing van de gevelter-
rassen grote mate van zorgvuldigheid veronderstelt en dat
daarover nog apart zal worden geadviseerd op het moment
dat daarvoor concrete aanvragen binnenkomen.
Erosie van welstandsethiek?Er zijn indicaties voor het feit dat mensen het niet altijd
even nauw nemen met welstandsregels. Dit vloeit uit
allerlei factoren voort. Soms is het onwetendheid: men
weet niet dat er regels zijn waaraan men zich bij de bouw
Markt noordzijde
2 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 142 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 14 29-5-2008 13:19:3229-5-2008 13:19:32
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds- /
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
15
te houden heeft. Vaker gaat het echter om onverschillig-
heid. Men vindt het belangrijk om te beschikken over een
functionele ruimte; de esthetische kwaliteiten ervan doen
er minder toe. Ook komt het voor dat men onwillig is,
omdat men vindt dat het een eigen zaak is,waar een ander
(en zeker de overheid) niets mee te maken heeft. Deze
beruchte drie o’tjes zorgen in de praktijk voor een erosie
van de welstandsethiek. In de praktijk komt deze erosie
tot uitdrukking in een reeks van houdingen en gedragingen
die geregeld door WMC bij de plantoelichtingen worden
bespeurd. Het gaat dan om onder andere de volgende
benaderingen van bouwopgaven:
• Programma’s die verder reiken dan wat een gebouw aan
kan.
• Uitbreidingen die te volumineus zijn in verhouding tot de
hoofdmassa.
• Ver- en aanbouwen die te weinig respect voor de archi-
tectuur tonen.
• Gebrek aan aandacht voor architectonische details.
• Bouwen zonder of in strijd met de bouwvergunning.
• Een overdaad aan reclames.
• Illegaal aanbrengen van reclames.
• Illegaal plaatsen van verlichting en verwarming op ter-
rassen.
• Het plaatsen van terrasstoelen en -tafels in strijd met de
regels.
AandachtspuntenOp basis van de opgedane ervaringen met het welstands-
beleid vraagt WMC aandacht voor de volgende punten:
• De welstandsbeoordeling vindt plaats op basis van alge-
mene en gebiedsgerichte criteria uit de Welstandsnota.
Ook de in de nota opgenomen sneltoetscriteria spelen
een belangrijke rol bij de beoordeling van kleinere
bouwopgaven. WMC vraagt daarnaast aandacht voor
‘kleine’ onderdelen van bouwplannen (‘De tien weeskin-
deren van de architectuur’) die onvoldoende aandacht
dreigen te krijgen, maar die voor de uiteindelijke ruim-
telijke architectonische kwaliteit van een plan van grote
betekenis zijn.
• Vanwege het esthetische belang van terrassen voor het
stadsbeeld van Maastricht moet in de Terrassennota
expliciet aandacht worden besteed aan de esthetische
aspecten van alles wat met terrassen te maken heeft,
zoals omvang, aard, vorm, kleur en materialen van para-
sols, terrasschotten, terrasstoelen en - tafels, verlichting
onder en aan parasols, verwarming van terrassen enzo-
voort.
• Bij de lichte bouwaanvragen dient extra aandacht te
worden besteed aan een eenduidige en consistente
advisering.
• Er dient gewaakt te worden voor een erosie van de wel-
standsethiek.
2 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 152 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 15 29-5-2008 13:19:4429-5-2008 13:19:44
Plein 1992
2 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 162 Deel 1-H-2 WMC 2007.indd 16 29-5-2008 13:19:4529-5-2008 13:19:45
3Advisering over monumentenA
3 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 173 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 17 29-5-2008 13:20:3429-5-2008 13:20:34
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
18
AchtergrondHet Maastrichtse monumentenbeleid kent een lange tra-
ditie. Al voordat er sprake was van een wettelijke regeling
was Maastricht actief op het gebied van de monumenten-
zorg. Namen als Victor de Stuers en Pierre Cuypers zijn
rechtstreeks verbonden met de zorg voor het cultureel
erfgoed van de laatste 150 jaar. Met de invoering van de
eerste wettelijke regeling in 1961, Monumentenwet 1961,
heeft Maastricht ook in formele zin gewerkt aan een actief
monumentenbeleid. Het toen bestaande monumenten-
beleid was erg centraal van karakter: het Rijk bepaalde
welke monumenten voor bescherming en instandhouding
in aanmerking kwamen. Na het Monumentenjaar 1975,
waarin ook Maastricht actief heeft geparticipeerd, is een
proces op gang gekomen van juridische, bestuurlijke
en financiële decentralisatie van de monumentenzorg.
Een en ander leidde tot een nieuwe monumentenwet,
de Monumentenwet 1988. In die wet werd bepaald dat
gemeenten die beschikken over een monumentenveror-
dening, waarin een commissie is voorzien die adviseert
over veranderingen aan monumenten, zelfstandig kunnen
beslissen over een aanvrage voor een monumentenvergun-
ning. Maastricht heeft voor deze weg gekozen en heeft
sinds vele jaren ervaring met dit stelsel. Al voordat dit
nieuwe stelsel werd ingevoerd, beschikte Maastricht over
een gemengde welstands- en monumentencommissie. Dit
is voor Maastricht voor de hand liggend, omdat veel aan-
vragen voor bouw- en monumentenvergunningen betrek-
king hebben op panden gelegen binnen het door het rijk
beschermde stadsgezicht, dan wel betrekking hebben op
rijksmonumenten gelegen buiten dit gebied. De huidige
WMC is dan ook een commissie die is samengesteld uit
deskundigen op het gebied van de welstandszorg en de
monumentenzorg, aangevuld met een burgerlid.
Het huidige stelselHet Maastrichtse monumentenbeleid is, zoals gesteld,
gebaseerd op de Monumentenwet 1988 en de gemeen-
telijke monumentenverordening. Wet en verordening
zijn gebaseerd op de gedachte dat de gemeente primair
verantwoordelijk is voor de instandhouding van het cul-
turele erfgoed op het eigen grondgebied. De gemeente
Maastricht heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid uit
de Monumentenwet 1988 om de advisering over verande-
ringen van en aan monumenten in eigen handen te nemen.
Dit betekent dat alle aanvragen voor een monumenten-
vergunning door de commissie van een advies moeten
worden voorzien.
Werken binnen het huidige stelselHoe gaat een en ander concreet in zijn werk? Het is
goed om te weten dat voor een verandering aan een
monument zowel een vergunning in het kader van de
Monumentenwet 1988, als in het kader van de Woningwet
2003 nodig is. In principe moeten er dan ook twee advie-
zen worden uitgebracht, te weten een monumentenadvies
en een welstandsadvies. Daar in Maastricht met één
gecombineerde welstands- en monumentencommissie
wordt gewerkt, worden beide (deel)adviezen in een enkel
advies verwoord. In grote lijnen wordt de volgende werk-
wijze gevolgd.
Preadviezen door Cultureel Erfgoed van de sectie Ruimte
Ten behoeve van de advisering door de commissie wordt
voor veranderingen aan rijksmonumenten een preadvies
uitgebracht door de afdeling Cultureel Erfgoed. De com-
missie maakt dankbaar gebruik van deze goed gefun-
deerde en gedocumenteerde adviezen en in zeer veel
gevallen sluit het eigen advies aan bij het preadvies van
deze afdeling.
Advies ook bij kleine ingrepen
Het is goed om nog eens te benadrukken dat bij monu-
menten elke ingreep vergunningplichtig is in het kader
van zowel de Monumentenwet 1988, als de Woningwet
2003. Dit betekent concreet dat voor kleine ingrepen
waarvoor ‘in normale gevallen’ geen vergunning (en dus
ook geen welstandsadvies) nodig is, dat wel het geval is
voor rijksmonumenten en voor panden gelegen binnen het
beschermde stads- en dorpsgezicht. Per 1 april 2007 is
artikel 43 van de Woningwet gewijzigd. Door deze wijziging
is een onduidelijke situatie ontstaan met betrekking tot de
3. Monumenten: behoud en ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit
3 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 183 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 18 29-5-2008 13:20:3629-5-2008 13:20:36
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
19
bouwvergunningplicht van onderhoud van monumenten in
het beschermd stadsgezicht.
Bouwhistorisch onderzoek
Wanneer de ingreep in of aan een monument meer is dan
puur onderhoud, is het van belang dat WMC beschikt over
een gedegen bouwhistorische rapportage. In de praktijk
blijkt dat sommige opdrachtgevers niet op de hoogte zijn
van, of niet direct het nut inzien van een dergelijke studie.
Voor een correcte beoordeling van de plannen is deze
informatie echter onontbeerlijk. De commissie constateert
verder dat de bouwhistorische analyse wel wordt verricht
door architectenbureaus die tevens aan het restauratie- en
verbouwingsplan werken. Zij vindt dit vanuit een oogpunt
van objectieve analyse en waardestelling geen goede zaak
en dringt dan ook altijd aan op een studie door een onaf-
hankelijk deskundig bureau. Verder blijkt dat sommige
bouwhistorische rapportages niet of in onvoldoende mate
een analyse en waardestelling bevatten, terwijl dit laatste
noodzakelijk is om de ingrepen vanuit een oogpunt van
monumentenzorg te kunnen beoordelen.
Observatie ter plekke
Een verantwoorde beoordeling van plannen veronderstelt
vaak dat de commissie zich ter plekke op de hoogte stelt
van de situatie waarin het monument verkeert. Het aange-
dragen materiaal kan weliswaar compleet en inzichtelijk
zijn, maar kennis van de situatie ter plekke blijkt toch in
veel gevallen noodzakelijk om alle details te kunnen over-
zien en te kunnen beoordelen. In zulke gevallen bezoekt
óf de gehele commissie, óf de monumentendeskundige(n)
uit de commissie samen met een adviseur van de afdeling
Cultureel Erfgoed het monument, veelal in het bijzijn van
de opdrachtgever, de architect en in voorkomende geval-
len de projectleider en de bouwinspecteur.
Adviesbevoegdheid RACM
De RACM gaat in een beperkter aantal gevallen adviseren
over vergunningaanvragen. Er wordt vooral advies gege-
ven over monumentenvergunningen die worden aange-
vraagd vanwege sloop, reconstructie en herbestemming.
Gemeenten krijgen daarmee meer verantwoordelijkheid bij
besluitvorming over aanvragen om een monumentenver-
gunning. Voor overheid en monumenteigenaren betekent
dit een vereenvoudiging van de procedure. Er is een wijzi-
ging van de Monumentenwet 1988 nodig om de door de
RACM uitgevoerde ministeriële adviesplicht te beperken
tot deze aanvragen. Naar verwachting zal de wetswijzi-
ging op 1 januari 2009 van kracht worden. Vooruitlopend
hierop zal de RACM waarschijnlijk vanaf februari 2008 al
in de geest van de nieuwe wet werken. Het advies van de
RACM richt zich vooral op de in het monument aanwezige
waarden. Dit geldt zowel voor het exterieur als het interi-
eur. Hierbij moet worden gedacht aan architectuurhis-
torische waarden aan gevels en interieur, structuren en
constructies maar ook aan interieurafwerking en kleuren
en zelfs aan historische installaties. Het is van het grootste
belang dat het monument met alle veranderingen die het
gedurende de tijd heeft doorstaan, goed geanalyseerd
wordt. Deze analyse maakt het mogelijk te herkennen wat
van waarde is en welke aspecten of onderdelen van het
monument met elkaar in verband staan. Het advies stelt
de gemeente in staat aan te geven wat behouden dient te
worden, èn waar de mogelijkheden tot ontwikkeling lig-
gen. Ook helpt het gemeenten om het cultuurhistorische
belang op een zorgvuldige manier af te wegen ten opzichte
van andere belangen. Op bouwkundig vlak wordt gead-
viseerd over de gepaste mate van onderhoud en herstel
aan het monument, zodat het oorspronkelijke uiterlijk van
het monument met zijn soms waardevolle patina bewaard
blijft.
Monumentencriteria
Binnen WMC wordt gedacht aan het opstellen van een
lijst van criteria voor kleine aanpassingen van monumen-
ten. In overleg met de afdeling Cultureel Erfgoed is een
eerste concept ontwikkeld van, wat naar analogie van de
welstandscriteria, monumentencriteria zouden kunnen
worden genoemd. Het is de bedoeling om dit concept ver-
der in studie te nemen en proefervaringen daarmee op te
doen, om later eventueel regulier in het werk in te passen.
3 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 193 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 19 29-5-2008 13:20:3729-5-2008 13:20:37
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
20
Springlevend VerledenEr is door de gemeente gewerkt aan een nieuwe beleids-
nota cultureel erfgoed voor de periode 2007-2012. Deze
nota is de opvolger van de Monumentennota uit de peri-
ode 1998-2005. Het centrale doel van de nieuwe nota is
om het culturele erfgoed van Maastricht te behouden door
behoedzame ontwikkeling en waar mogelijk het erfgoed
te versterken en te verbeteren door adequaat beheer. In
de besprekingen met WMC is gewezen op het belang van
‘behoud door behoedzame ontwikkeling’.
Advies over de nota Springlevend Verleden
WMC heeft gedurende het verslagjaar meerdere malen
van gedachten gewisseld over de Beleidsnota cultureel
erfgoed Maastricht 2007-2012, getiteld ‘Springlevend
Verleden’. De conclusies van de bespreking heeft de com-
missie onder de aandacht gebracht van het College van
Burgemeester en Wethouders, omdat het een nota betreft
die van groot belang is voor de ruimtelijke kwaliteit van
Maastricht nu en in de toekomst. De commissie heeft
haar vreugde uitgesproken over het feit dat er een nieuwe
beleidsnota is, die als opvolger kan worden gezien van de
beleidsnota monumentenzorg die in de afgelopen jaren
als kader voor het monumentenbeleid in Maastricht heeft
gefungeerd. Hoewel er waardering binnen WMC is voor
een groot aantal aspecten en facetten van hetgeen in de
beleidsnota aan de orde wordt gesteld, zijn er twijfels ten
aanzien van de mogelijkheden om de in de nota geformu-
leerde ambities daadwerkelijk te realiseren. De algemene
conclusie van de zijde van de commissie is helaas, dat
de in de beleidsnota geformuleerde beleidsinstrumenten
ontoereikend zijn om de geformuleerde ambities te effec-
tueren. De tekst van het advies luidde als volgt:
Algemeen
De beleidsnota heeft een sterk inventariserend karak-
ter. Het al bestaande gemeentelijke beleid wordt
samengevat en wordt gerelateerd aan het beleid van
de provincie en van de nationale overheid. Het is een
goede zaak dat men in de nota een kort overzicht heeft
gegeven van de verschillende fasen uit de cultuurge-
schiedenis van Maastricht en geattendeerd heeft op de
relicten uit die perioden welke een bescherming genie-
ten, dan wel het beschermen waard zijn.
Behoud door behoedzame ontwikkeling
Het algemene uitgangspunt voor het beleid inzake het
culturele erfgoed, te weten ‘behoud door behoedzame
ontwikkeling’ wordt door de commissie onderschre-
ven. Het adjectief ‘behoedzaam’ acht de commissie
van essentieel belang, omdat daarmee duidelijk wordt
aangegeven dat niet iedere ontwikkeling als positief
voor het behoud van het culturele erfgoed kan (en
mag) worden gezien.
Effectiviteit beleidsinstrumenten
De commissie heeft twijfels bij de inzet en de moge-
lijke effectiviteit van enkele voorgestelde beleidsin-
strumenten. Dit betreft in het bijzonder de volgende
beleidsinstrumenten:
Maastrichts Erfgoedregime
Het Maastrichts erfgoedregime, het beschermen van
‘gemeentelijke monumenten’ en ‘historische struc-
turen’ door middel van een regeling in het bestem-
mingsplan wordt door de commissie als een interes-
sante gedachte gezien. De commissie heeft zich eerder
positief opgesteld tegenover experimenten gericht op
het toetsen van de effectiviteit van dit beleidsinstru-
ment. Naar de mening van de commissie is nog onvol-
doende helder wat de juridische houdbaarheid van dit
instrument is. Dit baart de commissie zorgen vanwege
het feit dat wanneer de juridische houdbaarheid er
niet, dan wel beperkt zal zijn, daarmee het risico bij-
zonder groot is dat te beschermen waarden niet (of
in onvoldoende mate) worden beschermd. Dit zou op
termijn nefast kunnen zijn voor het Maastrichtse beleid
inzake het cultureel erfgoed. Het lijkt de commissie
verstandig dat goed in beeld wordt gebracht welke
acties er moeten worden ondernomen wanneer een
bescherming via het bestemmingsplan niet mogelijk,
c.q. niet effectief is. In het verlengde hiervan vraagt de
3 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 203 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 20 29-5-2008 13:20:3729-5-2008 13:20:37
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
21
commissie zich onder andere af of de gemeente via het
bestemmingsplan grenzen kan stellen aan het vergun-
ningsvrije bouwen (gelijk aan bijvoorbeeld de situatie
in beschermde stads- en dorpsgezichten), en daarmee
afwijkt van de landelijke, wettelijke regel in deze.
Beschermde stadsgezicht
De gemeente Maastricht heeft in het begin van de
jaren negentig van de vorige eeuw zelf het initiatief
genomen tot het vergroten van het beschermde stads-
en dorpsgezicht. Daarmee werd beoogd belangrijke
delen van de stad, zoals de singelstructuur, het vil-
lapark, de sociale woningbouw uit het begin van de
20ste eeuw en ook de restanten van het aarden verde-
digingsstelsel als gebied wettelijk te beschermen. Er is
in het recente verleden gesproken over het vergroten
van het beschermde stadsgezicht. Het zou goed zijn
wanneer in de beleidsnota een duidelijk standpunt zou
worden geformuleerd ten aanzien van de voornemens
in deze.
Maastricht vestingstad
Maastricht was vele eeuwen een vestingstad. De
sporen daarvan zijn (in tegenstelling tot vele andere
steden) nog altijd goed herkenbaar en beleefbaar. De
gemeente werkt actief mee aan het project Septentrion
om plaatsing op de Lijst van het Werelderfgoed van
Unesco te bewerkstelligen en op die manier de waar-
den verband houdend met de vestingstad veilig te
stellen. Het lijkt goed dat in de beleidsnota standpunt
in deze wordt ingenomen, omdat er belangrijke projec-
ten zijn (waaronder Belvedère) die als een bedreiging
(maar ook als een kans) voor de restanten van de ves-
tingwerken kunnen worden gezien.
Archeologische onderzoeksverplichting
In de beleidsnota worden naar de mening van WMC de
grenzen voor het al dan niet opleggen van een arche-
ologische onderzoeksverplichting in de binnenstad
veel te ruim gesteld. Naar de mening van de commis-
sie dient bij elke bouwplan, waarbij de ondergrond
geroerd wordt, ten minste een archeologische verken-
ning plaats te vinden.
Restauratierichtlijnen
In de beleidsnota wordt melding gemaakt van het
opstellen van restauratierichtlijnen. WMC is van
mening dat voor kleine ingrepen aan monumenten die
een algemeen karakter hebben zulke richtlijnen zeker
betekenisvol kunnen zijn, maar attendeert erop dat elk
monument uniek is en dat er bij elk plan sprake moet
zijn van maatwerk.
Financiële middelen
De financiële instrumenten die worden voorgesteld om
het beleid te effectueren acht WMC volstrekt ontoerei-
kend. Het is de commissie niet (helemaal) duidelijk
of het budget van Euro 200.000 alleen voor rijksmo-
numenten beschikbaar is of ook voor de objecten die
onder het Maastrichts erfgoedregime vallen. Verder
meent WMC uit de beleidsnota te kunnen afleiden dat
het budget van 200.000 Euro kennelijk alleen bedoeld
is voor co-financiering. Dit impliceert dat de gemeente
altijd afhankelijk zal zijn van de bereidheid van andere
partijen om financieel bij te dragen. Ook merkt de
commissie op dat niet duidelijk is gemaakt hoe wordt
voorzien in het beraamde subsidiebedrag van beno-
digde subsidies van 1.300.000 Euro.
Ontbrekende beleidsvoornemens
WMC mist in de beleidsnota enkele beleidsinstru-
menten die zij voor een doelgericht en effectief beleid
inzake het culturele erfgoed van grote betekenis acht.
Daarbij denkt de commissie aan de volgende zaken:
• het stimuleren van inspecties door de
Monumentenwacht;
• het verplichten tot het verrichten van bouwhistorisch
onderzoek met monumentale waardestellingen voor
monumenten;
• het daadwerkelijk reserveren van gelden ten behoe-
ve restauratiebijdragen (later onder te brengen in
een ‘revolving fund’);
3 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 213 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 21 29-5-2008 13:20:3829-5-2008 13:20:38
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//h
oo
fdst
uk
3 :
Mo
nu
men
ten
: b
eho
ud
en
on
twik
keli
ng
van
ru
imte
lijk
e kw
alit
eit
22
• het reserveren van middelen gericht op onderhouds-
bijdragen;
• hoe te werk te gaan in een situatie waar de advies-
plicht van de RACM is omgezet in een adviesbe-
voegdheid.
Conclusie
WMC is enerzijds verheugd over het feit dat er een
nieuwe beleidsnota voor het cultureel erfgoed is, maar
heeft anderzijds grote zorgen over de effectiviteit van
de in de nota opgenomen beleidsinstrumenten gericht
op behoud door behoedzame ontwikkeling van het cul-
turele erfgoed in Maastricht.
Advisering over concrete projectenIn de verslagperiode heeft de commissie veel energie
gestoken in restauratie- en onderhoudsplannen voor
onder andere de volgende monumenten: het Water-
poortje, de St. Lambertuskerk, de timmerfabriek, de
gebouwen op het Sphinxterrein, het Fort Sint Pieter,
het Stationsgebouw, het Urselinencomplex, het voor-
malig pand d’Alsace, het pand Kapoenstraat 2
enzovoort.
Kleurgebruik op gevels van monumentenMaastricht kent van oudsher een gevarieerd kleurenpalet,
dat door de gemeente met een kleurenprogramma wordt
bevorderd. Het kleurenprogramma is niet gericht op een
dogmatisch kleurgebruik: de stad is immers niet het eind-
product van een vastomlijnd plan, waar eeuwenlang naar
toe gewerkt is. Het kleurgebruik verandert voortdurend,
waarbij smaakverschillen en nog vaker praktische over-
wegingen een grote rol spelen. In het kleurenprogramma
wordt een rijkgeschakeerd kader geboden voor het veilig
stellen van stedelijke ensembles, waarbij soms de ste-
denbouwkundige samenhang prevaleert en in andere
gevallen de individuele verschijningsvorm of historische
afwerkingslagen van afzonderlijke gebouwen meer aan-
dacht krijgt. Voor iedere individuele gevel wordt door WMC
beoordeeld of het schilderen van een gevel in een bepaal-
de kleur verantwoord is. Nieuwe kleuren worden op basis
van onderzoek en eventueel door middel van proefvlakken
in hun context getoetst.
Maastrichts coloriet
Maastricht heeft in het historische kleurbeeld veel over-
eenkomst met andere Maassteden in het Luikerland, waar
Onze Lieve Vrouwenwal
3 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 223 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 22 29-5-2008 13:20:3829-5-2008 13:20:38
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
23
het gebruik van hardsteen zeer algemeen is. Het kleurge-
bruik van panden van vóór 1800 kan afgestemd worden
op het coloriet van Maastricht, dat wil zeggen baksteen
in steenrood, oker en parelwit; hardstenen elementen in
leigrijs of ombergrijs; plinten en gootlijsten in een donker-
grijze kleurstelling. Het patroon van straten en pleinen in
de binnenstad bestaat uit gevelvlakken met verschillende
kleurwaarden, die in een zekere harmonie het stadsbeeld
verlevendigen.
Stedenbouwkundige samenhang
Naast de historische aspecten van individuele gevels
wordt er in het kleurenprogramma vooral aandacht
geschonken aan de stedenbouwkundige samenhang van
straten en pleinen. Voor de binnenstad geldt het uitgangs-
punt dat de woonbuurten een rustiger straatbeeld moeten
krijgen en dat in het kernwinkelgebied wat meer variatie in
kleuren kan worden toegestaan. Maar dit laatste is alleen
mogelijk indien het gebruik van andere aandachttrekkende
objecten, zoals vlaggen, luifels, zonwering en verlichting,
in het straatbeeld worden teruggedrongen.
Richtlijnen
Om ‘ver-Ralling’ van gevels van monumenten tegen te
gaan, hanteert WMC, in samenspraak met de afdeling
Cultureel Erfgoed, een aantal richtlijnen ten aanzien van
het kleurgebruik op gevels van monumenten. Deze kunnen
bij de afdeling Cultureel Erfgoed worden opgevraagd.
Doorbreken van (perceelscheidende) murenWMC is meerdere malen geconfronteerd met een verzoek
tot het doorbreken van muren in monumenten. De com-
missie is vanuit monumentenoogpunt zeer terughoudend
om muurdoorbrekingen toe te staan, omdat deze veelal
een aantasting van de monumentale waarden van het
pand impliceren. Zeker waar het perceelscheidende muren
betreft, is het zeer onwenselijk om doorbrekingen door te
voeren, omdat de beleving van de individualiteit van het
monumentale pand verloren gaat. Ook ten aanzien van
het doorbreken van muren die de structuur van het pand
in sterke mate bepalen, is WMC zeer terughoudend. Vaak
staan gebruikersbelangen en cultuurhistorische waarden
tegenover elkaar. Daar het gebruik van een monument
nogal eens wisselt, is het geboden om het historisch
bouwmateriaal zo goed mogelijk te behouden. Dit om te
vermijden dat door een permanente wisseling van het
gebruik met dito veranderingen in het monument, de
monumentwaarden op termijn volstrekt eroderen.
Grote Looiersstraat 8
Illustratief in dit verband is de aanvrage voor een monu-
mentenvergunning inzake een doorbraak van een muur in
het pand aan de Grote Looiersstraat 8. De opdrachtgever
koesterde de wens om op de begane grond een keuken
te realiseren, annex aan een monumentale kamer. WMC
was van oordeel dat dit zeer onwenselijk was, omdat de
insnijding in de monumentale wand een aantasting van
het monument vormt. De commissie stelde vast dat het
om een zeer zorgvuldig uitgewerkt plan ging, maar dat de
monumentwaarde boven de gebruikswaarde diende te pre-
valeren. Een en ander kreeg nog een extra dimensie toen
bleek dat de RACM wel positief over dit plan adviseerde.
WMC heeft zich ter plekke nog op de hoogte gesteld, maar
bleef de mening toegedaan dat de insnijding in de monu-
mentale wand ter plaatse van de nieuwe keuken een aan-
tasting vormt van de monumentale structuur. De architecte
heeft de plannen vervolgens aangepast, die de instem-
ming van WMC konden hebben.
Verdiepen van kelders onder monumentenIn een aantal recente monumenten- en bouwvergunnings-
aanvragen wordt gevraagd om uitbreiding en/of verdieping
van de kelder. Het gebruik van kelders beperkte zich in
het verleden doorgaans tot opslag of een andere secun-
daire functie. In het verleden is in een aantal steden zeker
wel sprake geweest van ander gebruik, bijvoorbeeld de
werfkelders in Utrecht die deels bewoond zijn geweest. De
kelders zijn doorgaans bereikbaar via een secundaire trap
vanaf de begane grond en soms ook vanaf een luikachtige
constructie voor het pand. Regelmatig zijn er luiken in de
plint opgenomen. In enkele gevallen is de kelder toegan-
kelijk vanaf de achterzijde van het pand. Deze buitentoe-
3 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 233 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 23 29-5-2008 13:20:4129-5-2008 13:20:41
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
24
gangen dienden voor het bevoorraden. De economische
druk op de commerciële ruimten in de Maastrichtse bin-
nenstad is groot. Via allerlei wegen wordt er gezocht naar
de mogelijkheid om het ‘verkoopoppervlak’ uit te breiden.
De bovenwoning betrekken bij de commerciële ruimten is
daar een voorbeeld van. Recent zijn er enkele monumen-
ten- en bouwvergunningaanvragen ingediend waarbij het
voornemen is om de kelder bij de begane grond ruimte
te betrekken. Om deze ruimte te kunnen benutten, is het
meestal noodzakelijk een aantal bouwkundige maatrege-
len te treffen. Het uitdiepen van de kelder is de meest in
het oog springende. WMC is van mening dat er een res-
trictief beleid moet worden gevoerd met betrekking tot het
verdiepen en in gebruik nemen van de kelders. Bij aanvra-
gen dienen alle aspecten in ogenschouw te worden geno-
men. Het gevaar is onder andere gelegen in een getrapte
aanvraag. Eerst de kelder verdiepen en daarna het aanpas-
sen van het pand in verband met de gebruiksvergunning
via de politieke weg (economisch belang) om een aanpas-
sing van de bouwvergunning af te dwingen.
La Bonne Femme
In het kader van de problematiek van het uitdiepen van
kelders in monumenten is het goed om de volgende
uitspraak te memoreren. De enkelvoudige kamer voor
bestuursrechtelijke zaken heeft inzake een beroep tegen
het niet verlenen van een vergunning voor het uitdiepen
van de kelder de uitspraak gedaan dat dit beroep onge-
grond is.
Concrete aanvrage
Er komen nog steeds aanvragen binnen om kelders van
monumenten uit te diepen Dit is bijvoorbeeld het geval
bij het pand Rechtstraat 76. Men wil in de kelder toilet-
ten plaatsen. WMC heeft dit voorstel voor het uitdiepen
van de kelder in strijd bevonden met redelijke eisen van
welstand, c.q. monumentenzorg, omdat door het uitdie-
pen van de kelder de historische structuur en beleving
ervan onaanvaardbaar worden aangetast. Conform het
toegepaste beleid is de commissie van mening dat het uit-
diepen van kelders in monumenten in het algemeen zeer
terughoudend dient te worden omgegaan. De commissie
heeft evenwel nadien kennisgenomen van het het feit dat
in het verleden de keldervloer naar alle waarschijnlijkheid
is opgehoogd. Gelet op dit gegeven is de commissie van
mening dat, in afwijking van het gevoerde beleid, het uit-
diepen van de kelder in deze situatie in principe mogelijk
is onder de stringente voorwaarde dat aantasting van de
monumentale waarden voorkomen wordt. Hiertoe heeft de
commissie geadviseerd om eerst een proefveld van circa
1m2 en een drietal proefsleuven tot op het oorspronkelijke
vloerniveau te ontgraven. De bevindingen, alsmede een
plan van aanpak hoe wordt omgegaan met het aangetrof-
fen vloervlak, dient ter beoordeling voorgelegd te worden
aan de commissie. Voorts onder de voorwaarde dat vóór
het uitdiepen van de kelder archeologisch onderzoek
plaatsvindt. Ten aanzien van het ontwerpplan voor de
invulling van de kelder met toiletten en technische voor-
zieningen heeft WMC geadviseerd om in beeld te brengen
welke invloed het toekomstige gebruik heeft op het monu-
ment. Hierbij dient gedacht te worden aan problemen als
gevolg van vocht (luchtvochtigheid en kwelwater), ventila-
tie en technische installaties met leidingen.
Erosie van monumentenethiek?WMC constateert dat de tendens bestaat om aan gebrui-
kersmotieven van monumenteigenaren grote waarde toe
te kennen. Vanuit een oogpunt van monumentenethiek wil
WMC benadrukken dat het goed is om zich steeds weer
opnieuw te bezinnen op wat de geëigende monumentenet-
hiek in een historische stad als Maastricht dient te zijn.
Met enkele (kleine) voorbeelden wil WMC aangeven hoe
monumentwaarden het onderspit kunnen delven als de
gebruikswaarde een (té) groot gewicht krijgt.
School Pastoor Habetsstraat
Het plan was om aan de achterzijde van het onderwijsge-
bouw zonwering aan te brengen. Na uitvoerige discussie
in de commissie heeft WMC gesteld dat het voorstel voor
het aanbrengen van zonweringen op de betonnen luifels
in strijd is met redelijke eisen van welstand omdat de
bijzondere architectuur van dit schoolgebouw daardoor
3 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 243 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 24 29-5-2008 13:20:4229-5-2008 13:20:42
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
25
wordt aangetast. WMC is van mening dat dit gebouw zo
bijzonder van architectuur is, dat het aanbrengen van een
zonwering aan de buitenkant ernstig afbreuk doet aan
deze architectuur. Zij heeft geadviseerd om te zoeken naar
een oplossing aan de binnenzijde.
Grote Staat
De monumentenethiek is ook in het geding daar waar een
programma in een monument wordt ondergebracht dat
in geen verhouding staat tot wat het monument aan kan.
Bij de behandeling van een tweetal panden aan de Grote
Staat constateerde WMC dat door het overladen woonpro-
gramma de authenticiteit en de structuur van beide pan-
den onaanvaardbaar worden aangetast. Hierdoor ontstaat
er een ongewenste ‘verkrotting’ van de binnenruimte. Dit
woonprogramma past binnen de visie van Wonen boven
Winkels, maar overschrijdt naar de mening van WMC de
grenzen van de monumentale panden.
Samenvoegen van de begane grond Grote Staat 34/
Spilstraat 277
Weer een ander illustratief voorbeeld van de spannings-
verhouding tussen gebruikersmotieven en monumentale
waarden is het plan om te komen tot het samenvoegen
van de begane grond van een tweetal panden. WMC heeft
dit plan in strijd bevonden met redelijke eisen van wel-
stand-/c.q. monumentenzorg omdat met deze wijziging
onvoldoende structuurherstellend wordt omgegaan. De
commissie heeft verzocht om nader te onderzoeken hoe
de bereikbaarheid van de verdieping weer kan worden her-
steld en of de huidige toegangsdeur aan de Spilstraat weer
kan worden gebruikt voor het maken van een toegang tot
de bovenverdieping.
Monumentale interieurelementen
De monumentenethiek is ook in het geding als blijkt dat er
nog monumentale interieurelementen aanwezig blijken te
zijn. Dit was bijvoorbeeld het geval aan de Grote Staat 32,
waar het voornemen bestond om het later aangebrachte
verlaagde plafond te slopen. Boven dit verlaagde plafond
bleek echter nog een monumentaal waardevolle stucwerk-
plafond aanwezig te zijn. De commissie heeft met de sloop
van het verlaagde plafond ingestemd onder de voorwaarde
dat het monumentale stucwerkplafond gehandhaafd blijft
en adequaat wordt hersteld. Vervolgens kwam echter een
plan dat voorzag in het aanbrengen van een nieuw ver-
laagd plafond. WMC heeft hierover negatief geadviseerd
omdat daardoor het authentieke en cultuurhistorisch zeer
waardevolle unieke bestaande stucwerkplafond niet meer
herkenbaar is. WMC heeft met nadruk geadviseerd om het
plafond te restaureren en het unieke beeld van de moer-
balken en het stucwerkplafond in het zicht terug te bren-
gen. De bestaande muurpenanten ter plaatse van de ach-
tergevel zouden ook geaccentueerd moeten worden in het
interieur als begrenzing van het monumentale bouwdeel
en als herkenning van deze monumentale structuur. WMC
heeft verder geadviseerd om ter plaatse van de historische
achtergevel een sprong in het plafond te verwerken. De
commissie heeft zich positief opgesteld ten opzichte van
de besproken plannen om het plafond te restaureren en
dit als bijzondere waarde weer in het zicht terug te bren-
gen aan het monument.
Topmonumenten van herrezen NederlandMinister Plasterk heeft 15 oktober 2007 bekendgemaakt
welke topmonumenten van Herrezen Nederland hij wil
voordragen voor wettelijke bescherming. Het betreft
objecten met bijzondere architectuur of nationale herin-
neringswaarde die in aanmerking komen voor de status
van beschermd rijksmonument. De lijst van topmonu-
menten is zorgvuldig voorbereid door de Rijksdienst voor
Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM).
De wederopbouwperiode was een tijd van hard werken,
inventief ontwerpen en een sterke centrale sturing. Het
was een tijd van ongekende schaarste en tegelijkertijd van
optimisme. Ondanks de materiaalschaarste mochten de
stedenbouwkundige resultaten er zijn: goede vormgeving
die innovatief en veelzijdig was met nieuwe bouwtypen,
constructies en materialen. Tevens werden (inter)nationaal
bekende architecten geworven. De overheid gaf bovendien
subsidie om gebouwen te versieren met kunstwerken en er
was veel ruimte voor groenaanleg. Vijftig jaar later vraagt
3 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 253 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 25 29-5-2008 13:20:4229-5-2008 13:20:42
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
26
de nieuwbouw van toen om herwaardering en selectieve
bescherming. Want door gebrek aan kennis en waardering
dreigen monumenten in de wederopbouwwijken voor-
goed te verdwijnen of onherstelbaar te worden verminkt.
De aanwijzing van deze moderne monumenten kan een
bijdrage leveren aan het vergroten van het draagvlak voor
deze architectuur bij een breder publiek.
Tiental thema’s
De monumentenselectie is grondig voorbereid door de
RACM. De leidraad bij die keuzes was een tiental thema’s:
onderdak, verzorgingsstaat, economie, productie, tech-
niek, verkeer, verzuiling, vorming, vrije tijd en herdenking.
De selectie doet recht aan verschillende architectuurstro-
mingen en aan de bijzonderheden van de diverse regio’s.
Toch is het logisch dat in deze voordracht een hoge con-
centratie monumenten uit het door oorlogsgeweld getrof-
fen Rotterdam staan. En bovendien veel kerken, want die
werden destijds met voorrang gebouwd om het culturele
en sociale leven weer te herstellen en de geestelijke
veerkracht te tonen. Voor de zomer 2007 heeft minister
Plasterk aan de Tweede Kamer gemeld dat hij honderd
meest waardevolle monumenten uit de genoemde periode
wil aanwijzen en dat staat als zodanig verwoord in de
Tijdelijke beleidsregel aanwijzing beschermde monumen-
ten 2007. Het gevolg van een aanwijzing tot monument is
dat er voor wijzigingen een vergunningplicht geldt. Daar
tegenover staat dat aanspraak gemaakt kan worden op
financiële voorzieningen voor instandhouding van de cul-
tuurhistorische waarden. Om de status van rijksmonument
A2 tracé
3 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 263 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 26 29-5-2008 13:20:4229-5-2008 13:20:42
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
27
te kunnen krijgen dient een object minstens vijftig jaar
oud te zijn, vandaar het eindjaar 1958. De wederopbouw
startte overigens al direct na de strijd in mei 1940. Enkele
opvallende toppers zijn: het Provinciehuis in Arnhem, de
Hoogovens in IJmuiden, de Adventkerk in Aerdenhout, het
Groothandelsgebouw in Rotterdam, het Monument op de
Dam, de Erebegraafplaats in Bloemendaal, het NS station
van Zutphen en de radiotelescoop in Dwingeloo.
Maastricht en de topmonumenten van herrezen Nederland
Ook Maastrichtse monumenten uit de periode van de
Wederopbouw prijken op de lijst van 100 topmonumenten.
Het gaat om twee objecten, te weten de gemeenteflat van
Dingemans, waarover in 2006 door WMC al is geadviseerd
in het kader van voornemens om deze flat te slopen;
en verder het bejaardencentrum Aldenhof van architect
Huysmans. Deze twee objecten zijn niet meer dan een
indicatie van het belang van de Wederopbouwarchitectuur
voor Maastricht. Zoals bekend, is in deze periode onder
leiding van de toenmalige directeur Openbare Werken J.J.J.
van de Venne een uitbreidingsplan ontwikkeld dat voorzag
in een aantal parochiewijken. Volgens de toen heersende
opvattingen van de ‘neighbourhood unit’ (Perry) en de
tuinstadgedachte (Ebenezer Howard) zijn wijken gerea-
liseerd die qua stedenbouw, landschapsarchitectuur en
architectuur de volle aandacht verdienen. Er is alle reden
om het belang van deze zogenaamde parochiewijken
nog eens onder de aandacht te brengen, omdat het risico
bestaat dat puur vanuit een oogpunt van afschrijving van
woningen en kwantitatieve woningbouwprogramma’s kwa-
Calvariestraat
3 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 273 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 27 29-5-2008 13:20:4729-5-2008 13:20:47
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//h
oo
fdst
uk
3 :
Mo
nu
men
ten
: b
eho
ud
en
on
twik
keli
ng
van
ru
imte
lijk
e kw
alit
eit
28
liteiten verloren gaan waar men grote spijt van kan krijgen.
De parochiewijken moeten opnieuw worden doordacht
vanuit hun ontwerpvisie, hun bestaande kwaliteiten en de
aanpassingsvariatie die deze karakteristieke stadsdelen
hebben.
AandachtspuntenOp basis van de opgedane ervaringen wil WMC de volgen-
de punten onder de aandacht brengen:
• Bij restauratieplannen van enige omvang is het nood-
zakelijk om bouwhistorisch onderzoek te (doen) ver-
richten door een onafhankelijk deskundig bureau, dat
bovendien zorgt voor de waardestelling van onderdelen
van het pand. Informatie uit deze onderzoeken zijn van
wezenlijk belang bij de beoordeling van de restauratie-
plannen.
• Nu de RACM haar adviesplicht inzake restauraties van
rijksmonumenten (wettelijk) zal omzetten in een advies-
bevoegdheid, rust er nog een zwaardere taak op de
gemeente om zorgvuldig en uitgebreid te kijken naar
restauratieplannen. Behalve voor de afdeling Cultureel
Erfgoed van de gemeente, ligt hier ook een belangrijke
taak bij WMC. Haar adviezen zullen nog meer betekenis
krijgen bij de beoordeling van restauratie- en onder-
houdsplannen van monumenten.
• Het nieuwe gemeentelijke monumentenbeleid is vastge-
legd in de beleidsnota ‘Springlevend Verleden’. Naar de
mening van WMC is dit document een goede basis voor
het monumentenbeleid voor de komende jaren. Toch
zullen enkele zaken goed in de gaten moeten worden
gehouden, te weten de interpretatie in de praktijk van
het centrale beginsel uit de nota: ‘behoud door behoed-
zame ontwikkeling’, de functionaliteit en de rechts-
kracht van het zogenaamde Maastrichts Planologisch
Erfgoedregime en de toereikendheid van de financiële
middelen om de ambities uit de nota te realiseren.
• Er dient zeer terughoudend te worden omgegaan met het
doorbreken van (perceelscheidende) muren in monu-
menten. Voordat men het weet, is de structuur van een
pand door allerlei ogenschijnlijk kleine ingrepen aange-
tast.
• Er dient gewaakt te worden voor een erosie van de
monumentenethiek. Het risico bestaat dat gebruiksover-
wegingen een té grote rol gaan spelen bij veranderings-
plannen voor monumenten. Eigenaren zijn zich soms
onvoldoende bewust van de belangrijke monumentale
waarden die bij veranderingen aan monumenten in het
geding zijn.
3 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 283 Deel 1-H-3 WMC 2007.indd 28 29-5-2008 13:20:5429-5-2008 13:20:54
4Openbare ruimte: Ouimte maken voor ruimtelijke kwaliteitr
4 Deel 1-H-4 WMC 2007.indd 294 Deel 1-H-4 WMC 2007.indd 29 29-5-2008 13:21:2029-5-2008 13:21:20
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 4
:O
pen
bar
e ru
imte
: ru
imte
mak
en v
oo
r ru
imte
lijk
e kw
alit
eit
30
4. Openbare ruimte: ruimte maken voor ruimtelijke kwaliteit
AchtergrondDe commissie heeft ook tot taak het adviseren over plan-
nen met betrekking tot de openbare ruimte. Zeker in een
stad als Maastricht met belangrijke historische pleinen
zoals Vrijthof, Markt, OL-Vrouweplein en ook moderne plei-
nen, zoals Miserecordeplein, Herdenkingsplein en Plein
1992, is het van groot belang dat herinrichtingen, aanpas-
singen, meubilering, verlichting, bestrating en dergelijke
met grote zorg worden omkleed. De commissie vindt de
advisering over dit soort plannen van groot belang voor de
bevordering en instandhouding van de ruimtelijke kwalitei-
ten van de stad. Met de ambtelijke organisatie zijn goede
afspraken gemaakt over het moment van bespreking van
de ontwerpplannen en over hoe met de adviezen van de
zijde van de commissie om te gaan.
Herinrichting van de openbare ruimteGedurende de verslagperiode zijn meerdere plannen voor
de herinrichting van de openbare ruimte in Maastricht aan
de commissie ter advisering voorgelegd.
Upgraden dagmarkt
De herinrichting van de Markt is gedurende het verslagjaar
voltooid. De Markt is door het verplaatsen van het parke-
ren, door een andere structurering van de ruimte, door het
vergroten van de terrasruimte en door een nieuwe bestra-
ting en meubilering in toenemende mate een verblijfsplein
geworden, naast de traditionele functie als markt voor
de ambulante handel. De zogenaamde dagmarkt wordt
verzorgd door een aantal semi-permanente uitstallingen.
De gemeente Maastricht heeft aan WMC het plan voorge-
legd om deze dagmarkt te ‘upgraden’. WMC heeft echter
geadviseerd om de karakteristieke openheid van het
stedenbouwkundige patroon en de basisstructuur van het
gebied te respecteren, om het stadhuis als solitair object
op de Markt te blijven beschouwen en een toevoeging van
elementen ten zeerste te ontraden. Bij elke toevoeging
moet namelijk worden voorkomen dat er een concurrentie
ontstaat met het stadhuis. Daarnaast is de ruimtelijke kwa-
liteit van de randzone rond het stadhuis van belang voor
de belevingswaarde, maar ook voor de gebruikswaarde als
stedelijk gebied (zicht op de belangrijke gebouwen en vrije
verkeersruimte). WMC spreekt ten aanzien van de upgra-
ding van de dagmarkt de voorkeur uit voor ‘een geleide
spontaniteit’ van de ontwikkelingen in deze.
Herinrichting Dominicanerplein
De nieuwbouw van de Entre Deux, evenals de restauratie
en herbestemming van de Dominicanerkerk noopten tot
een herinrichting van het Dominicanerplein. Op dit plein
stond een beeld van de kunstenaar Arthur Sproncken.
Er is binnen de commissie meerdere malen over de her-
inrichting van dit pleintje gesproken. De mening van de
commissie was dat zeer terughoudend zou moeten worden
omgegaan met allerlei nieuwe elementen voor dit pleintje,
te meer daar dit pleintje van alle kanten visueel en functio-
neel is verkleind door de spitsvormige entree van de Entre
Deux vanaf de Helmstraat, het terras van Pico Bello en de
geplande uitbouw van de entree van de Dominicanerkerk.
Aanvankelijk was het voornemen om rondom het beeld
van Sproncken een soort zitelement te creëren. Dit was
naar de mening van de commissie te volumineus voor de
beperkte ruimte die op dit plein is overgebleven. Van de
zijde van de ontwerper van de Entre Deux werd gesugge-
reerd om slechts te werken met één enkele monumentale
boom en het pleintje verder ongemoeid te laten. De com-
missie heeft verder ingestemd met de openbare straatver-
lichting aan de gevels.
Herinrichting Kommelplein
WMC werd in eerste instantie gevraagd om, vooruitlo-
pend op de planontwerpen van het Kommelplein, al te
adviseren over de plaatsing van drie bomen, een aantal
lichtmasten en twee terrassen. WMC was echter van
mening dat de voorgestelde gefragmenteerde aanpak
belemmerend zou werken op het nog te maken steden-
bouwkundig ontwerp voor het plein. WMC heeft dan ook
geadviseerd om eerst een stedenbouwkundige visie als
basis voor het ontwerp voor te leggen en dan te bekijken
of de gevraagde voorzieningen uitgevoerd zouden kun-
nen worden. Er zijn vervolgens meerdere varianten aan de
commissie voorgelegd, waarbij overigens opgemerkt moet
4 Deel 1-H-4 WMC 2007.indd 304 Deel 1-H-4 WMC 2007.indd 30 29-5-2008 13:21:2229-5-2008 13:21:22
Dominicanerplein
4 Deel 1-H-4 WMC 2007.indd 314 Deel 1-H-4 WMC 2007.indd 31 29-5-2008 13:21:2729-5-2008 13:21:27
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 4
:O
pen
bar
e ru
imte
: ru
imte
mak
en v
oo
r ru
imte
lijk
e kw
alit
eit
32
worden dat de drie bomen toen al waren geplant. De com-
missie heeft alle alternatieven van commentaar voorzien
en in een later stadium heeft de discussie, toen bleek
dat de realisatie van het plan niet op korte termijn was
te verwachten, zich toegespitst op de plaatsing van een
terras voor het Kruisherenhotel. WMC heeft geadviseerd
om dit terras zeker niet rondom de apsis te plaatsen en
een oplossing te zoeken langs een van de vleugels van
het klooster. In de tussentijd was al een proefopstelling
gemaakt door de uitbater van het Kruisherenhotel, name-
lijk onder de bomen aan de noordzijde van het plein.
WMC is (nog) niet gevraagd om hierover een advies uit te
brengen.
Herinrichting deel Boschstraat
Aan WMC is een plan voorgelegd tot herinrichting van de
zone ter hoogte van Boschstraat 24. Dit in verband met
een herstructurering van de bushalte, de fietsroute en het
parkeren. Naar de mening van WMC was het plan te zeer
gebaseerd op een lineaire structuur van abri’s, van bomen
en van ander straatmeubilair. Er zou meer aandacht moe-
ten zijn voor een bundeling van objecten en het creëren
van meer ‘lege’ ruimte. WMC heeft gevraagd om de situatie
inzichtelijk te maken aan de hand van een maquette. Het
nieuw voorgelegde plan beantwoordde in grote lijnen aan
het commentaar. WMC heeft dan ook met dit plan inge-
stemd.
Waterpoortje
4 Deel 1-H-4 WMC 2007.indd 324 Deel 1-H-4 WMC 2007.indd 32 29-5-2008 13:21:3629-5-2008 13:21:36
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 4
: O
pen
bar
e ru
imte
: ru
imte
mak
en v
oo
r ru
imte
lijk
e kw
alit
eit
33
Waterpoort
Het aanpassen van de Waterpoort en directe omgeving
heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Het oorspronke-
lijke plan om in het Waterpoortje een rotonde te realiseren,
ondervond van de zijde van WMC nogal wat kritiek. Door
een advies dat voor meerdere uitleg vatbaar was, is in
overleg met de bewonersgroep getreden op basis van het
bekritiseerde plan. Op basis van een vruchtbaar gesprek
met de wethouder is een poging ondernomen om samen
met de ontwerpers een aangepast plan op te stellen. Door
medewerking van de RACM was voor dit nieuwe plan geen
nieuwe procedure voor aanvrage van een monumentenver-
gunning nodig, zodat uiteindelijk het bijgestelde plan in
uitvoering kon gaan.
Parkeerterreinen Kennedybrug/Noorderbrug/Cabergerweg
De commissie heeft positief geadviseerd over de herinrich-
ting van parkeerterreinen ter hoogte van de Kennedybrug,
Noorderbrug en Cabergerweg. Ook heeft WMC ten aanzien
van de plannen voor het aanbrengen van additionele voor-
zieningen ten behoeve van de parkeerplaatsen gesteld dat
ze voldoen aan redelijke eisen van welstand.
Graskeien
Onlangs heeft de herbouw plaatsgevonden van een toe-
gangsgebouwtje voor de reinwaterkelders van Sint Pieter.
WMC had deze plannen, samen met de infrastructurele
voorzieningen in dit landschappelijk gevoelige gebied
eerder uitvoerig besproken met de opdrachtgever en de
architect. Helaas heeft WMC ervan kennisgenomen dat
in afwijking van de verleende vergunning een afwijkende
bestrating is aangebracht. WMC vindt het essentieel dat in
dit gevoelige gebied niet met ‘hard’ bestratingsmateriaal
wordt gewerkt, maar dat het materiaal dient te passen
bij de aard van het landschappelijk uiterst waardevolle
gebied. Het toepassen van graskeien is in verband met een
goede inpassing in het landschap een essentieel onder-
deel bij de beoordeling geweest. WMC is van oordeel dat
de reeds illegaal uitgevoerde bestrating in ernstige strijd is
met redelijke eisen van welstand, omdat de inpassing in
het landschap niet adequaat is opgelost en derhalve een
storend element is geworden. De commissie heeft dan ook
verzocht om de graskeien alsnog aan te leggen.
Objecten in de openbare ruimteDe inrichting van de openbare ruimte wordt ook bepaald
door objecten die daarin worden geplaatst.
Fietsenstallingen en wachthuisje
Het gemeentelijke beleid is om het bezoek aan de binnen-
stad per openbaar vervoer, te fiets of te voet te stimuleren.
Dit betekent wel dat er voorzieningen, bijvoorbeeld in de
vorm van fietsenstallingen dienen te zijn. WMC vindt dat er
eisen gesteld moeten worden aan de ruimtelijke kwaliteit
van de fietsvoorzieningen, dat wil zeggen waar mogelijk
ondergronds, waar dit niet mogelijk is bovengronds op
de juiste plekken en met gebruikmaking van verantwoord
meubilair. Sommige troittors zijn te smal om fietsenstal-
lingen te plaatsen en andere lenen zich er minder voor
omdat ze voor te veel obstakels zorgen. WMC adviseert in
deze vooral ten aanzien van de geschiktheid van de loka-
tie vanuit esthetisch oogpunt. Gedurende het verslagjaar
zijn uitbreidingen voor fietsenstallingen voorgesteld in
onder andere de volgende straten: Het Bat, Hondstraat,
Gubbelstraat, Boschstraat en Kesselskade. Met de afdeling
Ruimte is bekeken in hoeverre de voorgestelde plannen
voldeden. Ten aanzien van twee locaties: Hondstraat en
Gubbelstraat is aangedrongen op een alternatief.
Bromfietsstalling
Als gevolg van een raadsbesluit is bepaald dat er op het
terrein vlakbij de stadswal ter hoogte van de Houtmaas
een stalling voor bromfietsen zou moeten komen. De com-
missie heeft erop gewezen dat deze plaats vanuit een
oogpunt van esthetiek (en van beleving van het groen)
zeer ongelukkig is zo vlak bij de entree van de historische
binnenstad. Zeker als men bedenkt dat er op deze plek
ook nog voorzieningen zijn getroffen voor een milieuper-
ron, rijst de vraag of dit terrein wel de kwaliteiten heeft die
wenselijk zijn bij een belangrijke entree van de historische
binnenstad. Het aanvankelijk voorgestelde plan voor het
wachthuisje bij de bromfietsenstalling aan Het Bat werd
4 Deel 1-H-4 WMC 2007.indd 334 Deel 1-H-4 WMC 2007.indd 33 29-5-2008 13:21:4129-5-2008 13:21:41
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//h
oo
fdst
uk
4 :
Ope
nb
are
ruim
te:
ruim
te m
aken
vo
or
ruim
teli
jke
kwal
itei
t
34
afgewezen omdat het te weinig specifiek op de situatie
was afgestemd. Een later plan, dat wel op de situatie zou
zijn afgestemd, vond geen goed onthaal bij de commissie
omdat het een te gesloten karakter heeft en het gekozen
materiaal met deze vormgeving niet passend is binnen het
beschermd stadsgezicht. Gegeven het feit dat deze locatie
aan te toegangsweg naar het stadscentrum een belang-
rijke zichtlocatie is, heeft de commissie verzocht om het
gebouw alzijdig te ontwerpen.
Plaatsen van drie uitstallingen
Het komt voor dat plannen al zijn uitgevoerd alvorens ze
aan WMC worden voorgelegd. In het kader van de handha-
ving is de inspecteur geconfronteerd met een voorziening
waarvoor geen vergunning is. Om alsnog een eventuele
vergunning te verkrijgen wordt het plan dan voorgelegd
aan WMC. Dit is bijvoorbeeld gebeurd aan de Stenenbrug
1-3-5 waar op de openbare weg al opstallen waren
geplaatst. WMC is echter van mening dat het plaatsen
van opstallen in deze karakteristieke en smalle straat een
onacceptabele verrommeling betekent van de openbare
ruimte en ook het beschermd stadsgezicht onaanvaard-
baar aantast.
Theater aan het Vrijthof
In het Theater aan het Vrijthof vinden allerlei uitvoerin-
gen plaats. Bij sommige producties wordt het wenselijk
geacht om voor het gebouw een tijdelijk kunstobject te
plaatsen. WMC is in deze terughoudend, vooral vanwege
de precedentwerking ervan. Maar gelet op de tijdelijk-
heid, de voorgestelde esthetische kwaliteit van het object,
het vrijstaande karakter (los van het monument) en het
ontbreken van reclame-uitingen heeft WMC toch gemeend
dat het voorstel in hoofdopzet aan redelijke eisen van
welstand-/c.q. monumentenzorg voldoet onder voor-
waarde dat voor een definitieve goedkeuring een volledig
uitgewerkt plan ter beoordeling wordt overgelegd. De com-
missie heeft erop gewezen dat de voorgestelde slankheid
van de constructie essentieel is in het ontwerp en ook
daadwerkelijk waargemaakt dient te worden. De commis-
sie heeft ook nog benadrukt dat het object niet mag wor-
den bevestigd aan het monument. Nadere plannen zijn
niet aan WMC voorgelegd. Desondanks is het plan toch
uitgevoerd, hetgeen WMC in strijd acht met de gemaakte
afspraken in deze.
Het plaatsen van een treinwasinstallatie
NedTrain BV heeft het verzoek ingediend om een treinwas-
installatie te mogen bouwen ter hoogte van het voormalige
monumentale Van Gend & Loosgebouw. WMC was alles
behalve gecharmeerd van dit voornemen om allerlei rede-
nen. Van de zijde van NedTrain BV is toen een logistieke
onderbouwing aangeleverd om de locatiekeuze te verant-
woorden. WMC heeft kennisgenomen van deze onderbou-
wing, maar heeft daarin gedurende het verslagjaar geen
aanleiding gezien om haar standpunt te herzien. WMC
vindt de locatie niet geëigend en vindt de installatie ook
een te grote negatieve impact hebben op het stadsbeeld.
Wie met de trein de stad Maastricht nadert, wordt het zicht
ontnomen op het monumentale pand van Van Gend &
Loos. Tevens gaat de installatie een concurrentie aan met
het monumentale seinhuis en het monumentale stations-
gebouw. De entree van de stad, die onderdeel vormt van
het beschermde stadsgezicht wordt op een negatieve wijze
door de bouw van deze installatie beïnvloed.
Het plaatsen van barriers
In verband met de toekomstige electronische voorzie-
ningen in stationsgebouwen is het nodig om barriers en
hekwerken in of vlakbij het stationsgebouw te plaatsen.
Hierover is met ProRail en de architecten van DHV Ruimte
en Mobiliteit BV meerdere malen overleg gevoerd. Het
plan voor het plaatsen van een toegangscontrolesysteem
is aangepast aan de gemaakte opemerkingen van WMC
en voldoet aan redelijke eisen van welstand c.q. monu-
mentenzorg onder voorwaarde dat de tegeltjes ter plaatse
4 Deel 1-H-4 WMC 2007.indd 344 Deel 1-H-4 WMC 2007.indd 34 29-5-2008 13:21:4129-5-2008 13:21:41
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 4
:O
pen
bar
e ru
imte
: ru
imte
mak
en v
oo
r ru
imte
lijk
e kw
alit
eit
35
van de nieuw te maken kruipruimte genummerd worden
en weer herlegd worden. WMC heeft bij deze plannen wel
opgemerkt dat een en ander kan impliceren dat de loop-
route via de passarel in het geding komt.
Dakstraat
Een tamelijk nieuw fenomeen is het oprichten van een
dakstraat ten behoeve van de ontsluiting van woningen
boven winkels. Dit is het geval bij de Bovenmunt tussen
Hoenderstraat, Muntstraat, Mariastraat en Kesselskade.
WMC heeft gesteld dat de plannen voor de toegangsstraat
een nieuw stedelijk element zullen gaan vormen en een
wezenlijk onderdeel gaan uitmaken van het waardevolle
binnenstedelijk dakenlandschap. De commissie heeft
geadviseerd om een totaalvisie te ontwikkelen waarbij zo
mogelijk een hiërarchie in toegangspaden en specifieke
kwaliteit van het verblijfsgebied (variërend in breedte en
hoogte niveau) nagestreefd wordt. Binnen het beschermd
stadsgebied dient een hoogwaardige kwaliteit gereali-
seerd te worden die afgestemd dient te worden op een
benadering van voorkanten van de vernieuwde woonruim-
ten. Door de voorgestelde ontsluiting verandert het gebied
van besloten binnenterrein in een nieuwe vorm van
publiek domein. De commissie heeft bepleit om hier een
specifieke kwaliteit te genereren waarvan het karakter niet
bepaald wordt door een utilitaire inrichting met minimale
dimensionering en materialisering. WMC heeft bijzondere
aandacht gevraagd voor de bescherming van de monu-
mentale gebouwdelen ter plaatse van de constructies. De
totaalvisie is aan de commissie voorgelegd en heeft haar
instemming gekregen. Ook de uitgewerkte plannen voor
een deel van de bovenstraten heeft een positief onthaal
gekregen.
StraatverlichtingIn de gemeente Maastricht is gekozen voor een helder
systeem van straatverlichting. In een aantal historisch
belangrijke straten en pleinen is gekozen voor een his-
torisch (ogende) lichtarmatuur. In andere straten van de
binnenstad is gekozen voor de zogenaamde Vandenhove-
armatuur. Dit is een armatuur opgehangen aan een van
gevel tot gevel gespannen kabel. De commissie pleit
er steeds voor om – zeker in de binnenstad – met een
beperkt aantal kwalitatief hoogwaardige lichtarmaturen de
straten te verlichten. Gedurende de verslagperiode is in
deze onder andere geadviseerd over de straatverlichting
op de Grote Gracht, Helmstraat en Boschstraatkwartier.
Aanstraling stadhuisWMC heeft ingestemd met een ‘gepaste en bescheiden’
aanstraling van het stadhuis. De uitvoering van het goed-
gekeurde plan is voor WMC aanleiding geweest om te stel-
len dat het uiteindelijke resultaat van onvoldoende kwa-
liteit is. Hierdoor vormt de aanstraling geen meerwaarde
voor dit bijzondere monument en levert op onderdelen
zelfs een niet acceptabel storend beeld op. WMC heeft
opgemerkt dat de aanstraling van de toren op zichzelf wel
voldoet aan redelijke eisen van welstand c.q. monumen-
tenzorg, maar dat nader onderzocht moet worden om voor
de volgende onderdelen tot een acceptabel eindbeeld te
komen: de portico, de dakschilden voor en achter, de dak-
schilden aan de zijkanten en het balkon. Er is geadviseerd
om bij de proefopstellingen een vormgever en een licht-
deskundige te betrekken.
Airco’s en koelinstallatiesAirco-installaties dienen inpandig geplaatst te worden of
buiten het pand op het begane grond niveau, geheel uit
het zicht. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, kan de
installatie gesitueerd worden op of aan het gebouw. De
installatie dient dan wat betreft situering, vormgeving,
materialisatie en kleurstelling geïntegreerd te worden in de
architectuur en hier één geheel mee vormen. WMC wordt
vaak geconfronteerd met airco-installaties die zonder
vergunning zijn geplaatst. Te vaak moet achteraf naar een
compromis worden gezocht.
4 Deel 1-H-4 WMC 2007.indd 354 Deel 1-H-4 WMC 2007.indd 35 29-5-2008 13:21:4229-5-2008 13:21:42
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 4
:O
pen
bar
e ru
imte
: ru
imte
mak
en v
oo
r ru
imte
lijk
e kw
alit
eit
36
AandachtspuntenWMC vraagt aandacht voor de volgende punten:
• Voor het beeld van Maastricht is een kwalittief hoog-
waardige openbare ruimte essentieel. Er dient veel aan-
dacht te worden besteed aan de vormgeving, de inrich-
ting, de bestrating, de meubilering en de verlichting van
de openbare ruimte.
• Objecten in de openbare ruimte kunnen de kwaliteit van
het betreffende gebied in sterke mate beïnvloeden. Aan
alle elementen (hoe klein ook) dient aandacht te worden
besteed. Uitstallingen en dergelijke, die als een soort
landjepik door particulieren van de openbare ruimte
kunnen worden gezien, moeten worden tegengegaan.
• Er is steeds meer behoefte aan voorzieningen voor het
parkeren van de fiets en bromfiets. Het verdient over-
weging vanuit esthetisch perspectief om oplossingen
hiervoor te zoeken in de aanwezige parkeergarages voor
auto’s. Indien toch voor voorzieningen op het maaiveld
wordt gekozen, dienen deze het straatbeeld zo min
mogelijk negatief te beïnvloeden. Hetzelfde geldt voor
voorzieningen die annex bij de stallingen behoren.
4 Deel 1-H-4 WMC 2007.indd 364 Deel 1-H-4 WMC 2007.indd 36 29-5-2008 13:21:4229-5-2008 13:21:42
5 tedenbouwkundige plannen:Skaders voor ruimtelijke kwaliteitk
5 Deel 1-H-5 WMC 2007.indd 375 Deel 1-H-5 WMC 2007.indd 37 29-5-2008 13:22:1429-5-2008 13:22:14
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 5
:S
ted
enb
ou
wku
nd
ige
plan
nen
: ka
der
s vo
or
ruim
teli
jke
kwal
itei
t
38
5. Stedenbouwkundige plannen: kaders voor ruimtelijke kwaliteit
AchtergrondHoewel WMC formeel geen taken heeft op het gebied van
stedenbouw, is het in Maastricht (en ook in veel andere
gemeenten) gebruikelijk om de welstandscommissie een
rol te laten spelen bij het becommentariëren van steden-
bouwkundige plannen. De algemene gedachte erachter is
dat bouw- en restauratieplannen niet enkel op zich moeten
en kunnen worden beschouwd, maar altijd in hun context.
Dat is ook de reden waarom er zogenaamde gebieds-
gerichte criteria zijn: plannen moeten wel staan in hun
omgeving. Dit impliceert dat in een slechte (stedenbouw-
kundige) omgeving het moeilijk (zo niet onmogelijk) is om
goede bouwplannen te ontwikkelen. WMC heeft dan ook
met de ambtelijke organisatie afspraken gemaakt over hoe
met stedenbouwkundige plannen om te gaan. Deze komen
op het volgende neer:
• Alle stedenbouwkundige plannen van enige betekenis
worden in principe aan WMC voorgelegd.
• Deze plannen worden in een zo vroeg mogelijk stadium
aan de commissie gepresenteerd, zodat de commissie
niet achteraf voor voldongen feiten wordt geplaatst.
• WMC geeft commentaar op de randvoorwaarden, uit-
gangspunten, doelstellingen en uitwerkingen van de
plannen.
• Van de zijde van de sector Ruimte (waartoe stedenbouw
behoort) wordt serieus geprobeerd om met de commen-
taren van WMC bij de verdere uitwerking van de plannen
zo goed mogelijk rekening te houden.
Op basis van deze algemene beginselen is er een vrucht-
baar klimaat waarin stedenbouw optimaal gebruik maakt
van de in WMC aanwezige expertise. Stedenbouw en WMC
zien elkaar als ‘natuurlijke’ partners bij de bevordering van
de ruimtelijke kwaliteit van de stad.
Kleine stedenbouwkundige plannenVan de zijde van de sector Ruimte worden in het besloten
deel van de vergadering op gezette tijden stedenbouwkun-
dige plannen voorgelegd waarvan stedenbouw vindt dat
het goed is dat WMC hierover een oordeel velt. Het gaat
dan vaak om initiatieven van particulieren waaraan de sec-
tor Ruimte op basis van een binnenplanse procedure, dan
wel een procedure ex art. 19 WRO al dan niet medewerking
wil verlenen. Om te vermijden dat een eventuele medewer-
king in een later stadium geconfronteerd wordt met een
negatief welstandsadvies is het goed dat dit overleg vooraf
plaatsvindt.
Grote stedenbouwkundige plannenVooral grote stedenbouwkundige plannen zijn voor
de toekomst van Maastricht van grote betekenis.
Stedenbouwkundige plannen vormen ook het kader waar-
binnen individuele bouwplannen worden ontwikkeld. Het
oordeel over een bouwplan hangt samen met de steden-
bouwkundige setting, vandaar dat het informeren van
WMC over deze stedenbouwkundige plannen als uiterst
functioneel moet worden gezien. Van de zijde van de
sector Ruimte wordt in alle openheid informatie over die
plannen verstrekt en door WMC worden de plannen van
commentaar en suggesties voorzien. De advisering in deze
wordt intern doorgestuurd aan de afdeling stedenbouw.
Voorbeelden
Gedurende de verslagperiode zijn meerdere stedenbouw-
kundige plannen aan WMC ter (interne) advisering voorge-
legd. De volgende stedenbouwkundige plannen behoeven
een korte toelichting:
Jekerstraat
Het plan om op een binnenterrein van de Jekerstraat
woningen te bouwen en bestaande panden te restaureren
is uitvoerig en meerdere malen in WMC behandeld. Het
eerste voorgelegde plan werd in strijd bevonden met rede-
lijke eisen van welstand omdat onvoldoende rekening was
gehouden met eerder gemaakte opmerkingen toen het plan
intern ter advies aan de commissie was voorgelegd. Vooral
de integratie van de nieuwbouw met de bestaande monu-
mentale bebouwing aan de Jekerstraat was onvoldoende
opgelost. Het inbrengen van een trap in het monument tast-
te de structuur en de herkenbaarheid van het monument
aan. De commissie heeft het verzoek gedaan om, alvorens
over de nieuwbouw een oordeel te vellen, de aansluiting
5 Deel 1-H-5 WMC 2007.indd 385 Deel 1-H-5 WMC 2007.indd 38 29-5-2008 13:22:1729-5-2008 13:22:17
aan de monumentale panden aan de Jekerstraat op te los-
sen. Zij vroeg daarbij ook aandacht voor de entreesituatie
met brievenbussen en bellentableau, de materialisatie van
de binnenhof in relatie tot de entree aan de Jekerstraat,
de waardestelling van het monument en de binnenhof, de
materialisatie van de gedachte nieuwbouw en het archeo-
logische onderzoek. Het plan is aangepast. Met de punten
van kritiek van de commissie werd in de nieuwe plannen
rekening gehouden. De nieuwe plannen werden dan ook
van een positief advies voorzien onder voorwaarde dat nog
een nadere (technische) studie zou worden verricht naar
de leien op de lichthellende dakvlakken. Verder adviseerde
WMC nadrukkelijk om de binnenplaats sober te houden.
Ook zou er nog en voorstel voor de dakdoorvoeren en een
geïntegreerde zonwering wordt overgelegd. Het aangepast
plan is positief beoordeeld.Binnenterrein Jekerstraat
5 Deel 1-H-5 WMC 2007.indd 395 Deel 1-H-5 WMC 2007.indd 39 29-5-2008 13:22:2529-5-2008 13:22:25
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 5
:S
ted
enb
ou
wku
nd
ige
plan
nen
: ka
der
s vo
or
ruim
teli
jke
kwal
itei
t
40
Noormannensingel
De komende jaren zal de A2 worden ondertunneld. De
bestaande weg zal tot stadsboulevard worden getransfor-
meerd. Ter hoogte van de Noormannensingel zal een nieuwe
ontwikkeling plaatsvinden in samenhang met de nieuwe
stadsboulevard. WMC heeft kennisgenomen van het steden-
bouwkundig plan voor dit gebied en heeft haar waardering
voor de heldere presentatie uitgesproken. De commissie
onderschrijft de in het plan vervatte visie en heeft aandacht
gevraagd voor een aantal onderdelen, zoals de verbreding
van de stadstraverse ter hoogte van het ontwikkelingsge-
bied, de oversteken van de stadstraverse, het versterken
van de oost-west verbindingen. Zij heeft vooral willen bena-
drukken dat de verschillende gebiedsdelen een samenhang
moeten vertonen en dat het in ontwerp zijnde gebied niet
als een té zelfstandig gebied gaat fungeren. Het stedelijk
weefsel dient ter plekke opnieuw te worden ‘bezield’.
Heugemerstraat
Aan WMC is een plan voor een stedenbouwkundig (en
bouw)plan voorgelegd voor een binnenterrein aan de
Heugemerstraat. De commissie heeft geconstateerd dat het
plan voor bebouwing op het binnenterrein niet in overeen-
stemming is met de criteria behorende bij het bebouwings-
type H2, Historische bebouwingslinten van de vigerende
Welstandsnota. Gezien de stedenbouwkundige structuur
van de kern Heugem met grootschalige bouwvolumes achter
de historische lintbebouwing van de Heugemerstraat en de
constatering dat het nieuwe bouwblok zich niet vermengt
met het historische lint was de commissie van mening dat
het invullen van het binnenterrein met het voorgestelde
bouwvolume te rechtvaardigen is. Gelet op de bijzondere
architectonische kwaliteit en de stedenbouwkundige visie
was de commissie van mening dat het plan in hoofdopzet
voldoet aan redelijke eisen van welstand onder voorwaarde
dat voorzieningen voor de toe te passen rolluiken en zonwe-
ring geïntegreerd in het ontwerp zouden worden meegeno-
men. Voorts onder de voorwaarde dat rondom de bestaande
percelen een erfafscheiding in de vorm van een haag of
begroeid hekwerk geplaatst zal worden.
BeeldkwaliteitplannenHet is in toenemende mate gebruikelijk om een ste-
denbouwkundig plan nader uit te werken in een BKP
(Beeldkwaliteitplan). In zo’n BKP worden zaken vastgelegd
die te maken hebben met de verkaveling, de inrichting van
de buitenruimte, de massa, de hoogte en de aard van de
bebouwing, de gedachte materialisatie en bijvoorbeeld de
kleuren van de materialen. Op die manier wordt geprobeerd
om een nastrevenswaardig beeld wat meer vast te leggen,
dan via een stedenbouwkundig plan (en een bestem-
mingsplan) gebruikelijk is. BKP’s spelen bij de zorg voor de
ruimtelijke kwaliteit in een gemeente dan ook een steeds
belangrijkere rol. WMC hecht aan een advisering over deze
beeldkwaliteitplannen, omdat deze een belangrijk kader
vormen voor de wijze waarop later door WMC over bouw-
plannen wordt geadviseerd. Beeldkwaliteitplannen worden
door de gemeenteraad vastgesteld en fungeren samen
met de Welstandsnota als kader voor de beoordeling van
de bouwplannen. Gedurende het verslagjaar heeft WMC
over meerdere beeldkwaliteitplannen geadviseerd. De door
WMC gemaakte opmerkingen zijn in veel gevallen aanlei-
ding geweest om de BKP’s bij te stellen.
Sferenplan, bestemmingsplan en
Beeldkwaliteitplan Sphinxterrein
De transformatie van het voormalige Sphinxterrein tot een
binnenstedelijke woon-, werk- en leefomgeving is door
de supervisor Belvedère Frits Palmboom, de stedenbouw-
kundige Peter de Ronde en de projectleider Arie Versluis
uitvoerig aan WMC toegelicht. Daarbij is ook uitvoerig aan-
dacht besteed aan het sferenplan, het bestemmingsplan
en het beeldkwaliteitplan voor dit gebied. De leden van
WMC die in het kwaliteitsteam Belvedère zitting hebben,
hebben WMC geïnformeerd over deze plannen en het oor-
deel dat zij daarover hebben. WMC heeft unaniem met de
inhoud van het sferenplan, het bestemmingsplan en het
BKP ingestemd. Naar de mening van de commissie vormt
het BKP een uitstekend kader om de toekomstige bouw- en
inrichtingsplannen voor dit gebied te kunnen beoordelen.
Wel is nog uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor archeolo-
5 Deel 1-H-5 WMC 2007.indd 405 Deel 1-H-5 WMC 2007.indd 40 29-5-2008 13:22:3529-5-2008 13:22:35
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 5
: S
ted
enb
ou
wku
nd
ige
plan
nen
: ka
der
s vo
or
ruim
teli
jke
kwal
itei
t
41
gische vondsten die mogelijk in het gebied worden gedaan
en die mogelijkerwijs nog een rol zouden kunnen gaan
spelen bij de verdere planuitwerking.
Beeldkwaliteitplan Hazendans
Het voor de Hazendans op onderdelen verder uitgewerkte
BKP heeft een goed onthaal bij WMC gehad. De toenmalige
supervisor voor dit gebied en de stedenbouwkundige van
de gemeente hebben de verfijningen van het BKP bespro-
ken met een gemandateerd commissielid. De commissie
heeft voor de verdere uitwerking van het BKP aandacht
gevraagd voor de criteria uit de Welstandsnota.
Beeldkwaliteitplan Geusselt
Na de vraagtekens die in het jaarverslag van 2005-2006
werden geplaatst bij de publiek-private samenwerking
(PPS) zijn in het verslagjaar positieve ontwikkelingen te
melden. Er is nauwe samenwerking ontstaan tussen de
supervisor landschap en een nieuw aangestelde steden-
bouwkundig supervisor. Samen met de gemeente en de
marktpartij hebben zij het plan Geusseltpark opnieuw
tegen het licht gehouden. Het plangebied werd immers
uitgebreid met een tweede fase, en bij ontwikkelingen
zoals een zwembad en sportaccommodatie bij het stadion,
lagen aanpassingen voor de hand. Daarbij is het steden-
bouwkundig type van bebouwing gerijpt en minder dog-
matisch. Inmiddels wordt het bouwplan voor scheg 2 uit-
gewerkt en is scheg 3 in aanbouw. Vanuit de WMC is een
lid gemandateerd om in het zogenaamde Supervisieteam
de plannen te volgen. Een bron van kritiek op de plannen
betreft overigens nog altijd het ontbreken van een door
de raad vastgesteld beeldkwaliteitplan dat de grondslag
voor de beoordeling van de bouwplannen dient te zijn.
Bij gebrek aan een BKP wordt door WMC over de plan-
nen geoordeeld op basis van de algemene criteria uit de
Welstandsnota. WMC hecht aan een goed doordacht BKP
omdat daarin vooral garanties ingebouwd moeten worden
voor een hoogwaardige inrichting van park en groen, een
passende infrastructuur en ook een behoedzaam omgaan
met het kasteeltje Geusselt als ensemble van kasteel en
landgoed. De ligging van de Geusselt in de zogenaamde
landgoederenzone stelt extra eisen aan de landschapsar-
chitectuur en de kwaliteit van de bebouwing.
Masterplan Parochiewijken
Het masterplan Parochiewijken is gedurende het ver-
slagjaar enkele malen aan de orde geweest. Tijdens een
vergadering is het boekwerkje ‘Parochiewijken Masterplan
stedenbouwkundig ontwerp 2007’ uitgereikt. WMC heeft
samen met de opsteller van dit masterplan een bezoek
aan het betreffende gebied gebracht. WMC heeft toen
geconstateerd dat in het masterplan weinig aandacht aan
de parochiegedachte is besteed, dat onderdelen van het
masterplan weinig van doen hebben met het concept van
de parochiegedachte en dat het plan op onderdelen zelfs
afbreuk doet aan de parochiegedachte.
AandachtspuntenWMC vraagt aandacht voor het volgende punt:
• Er moet vermeden worden dat BKP’s pas worden opge-
steld en geaccordeerd op het moment dat bouwplan-
nen al helemaal uitgewerkt zijn. In die gevallen bestaat
namelijk het risico dat BKP’s als rechtvaardiging achteraf
van bouwplannen worden gezien.
5 Deel 1-H-5 WMC 2007.indd 415 Deel 1-H-5 WMC 2007.indd 41 29-5-2008 13:22:3529-5-2008 13:22:35
Plein 1992
5 Deel 1-H-5 WMC 2007.indd 425 Deel 1-H-5 WMC 2007.indd 42 29-5-2008 13:22:3529-5-2008 13:22:35
6Welstands-/Monumentencommissie: Wevorderen van ruimtelijke kwaliteitb
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 436 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 43 29-5-2008 13:23:2729-5-2008 13:23:27
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
:W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
44
Samenstelling van de commissie
De samenstelling van de commissie was gedurende de ver-
slagperiode als volgt:
Voorzitter: Prof. dr. N.J.M. Nelissen
Leden: Ir. C. Bouwstra (monumentendeskundige)
Ing. G. Cleuren AvB
Ir. R. Coenegracht (plv. voorzitter(( )r
Mevr. Y. Janssen-Flos (burgerlid)d
Ir. J. Kamphuis (monumentendeskundige)
Ing. Th. Kemme AvB
Vertegenwoordiger monumentenzorg provincie Limburg:
Th. Custers
Technisch adviseur: Ir. M. Cornips
Adviseurs Cultureel Erfgoed:
Ing. M. Bastings AvB
Drs. S. Minis
Secretariaat: Ing. A. Houben AvB
Ing. T. Göttgens AvB
Benoemingstermijnen
De benoemingstermijnen van de commissieleden zijn in
onderstaande tabel weergegeven.
De commissieMaastricht kent één geïntegreerde Welstands-/
Monumentencommissie. De samenstelling, bevoegdheden
en werkwijze van de commissie zijn vastgelegd in een ver-
ordening. De commissie bestaat uit een voorzitter en zes
leden, die allemaal door de gemeenteraad op voordracht
van burgemeester en wethouders zijn benoemd voor een
periode van drie jaren, met de mogelijkheid om nog een-
maal voor eenzelfde periode te worden herbenoemd. In de
commissie hebben naast de voorzitter, drie architecten,
twee monumentendeskundigen en een burgerlid zitting.
Geïntegreerde commissie
Het doel van een geïntegreerde commissie is om plannen
vanuit een geïntegreerd perspectief te bekijken. De discus-
sie over plannen vindt plaats binnen één commissie en
dus niet in twee los van elkaar opererende commissies.
De ervaringen met deze constructie zijn positief. Binnen
WMC wordt in goede harmonie samengewerkt. Er vindt
een goede afweging van argumenten plaats op basis van
het vigerende beleid en alle leden spreken op een heldere
wijze hun oordeel over zowel de monumenten-, als over de
welstandsplannen uit.
6. Welstands-/Monumentencommissie: bevorderen van ruimtelijke kwaliteit
Benoemingstermijnen
Commissielid In dienst per Benoemd door Aflopend op Herbenoemd Mogelijkheid tot
raad per herbenoemen
C. Bouwstra 01-09-2001 01-01-2003 01-01-2006 Tot 01-01-2008 -
J. Kamphuis 28-03-2000 01-01-2003 01-01-2006 Tot 01-01-2009 -
N. Nelissen 01-01-2003 01-01-2003 01-01-2006 Tot 01-01-2009 -
T. Kemme 01-05-2005 19-04-2005 01-05-2008 - Tot 2011
R. Coenegracht 01-05-2005 19-04-2005 01-05-2008 - Tot 2011
Y. Janssen-Flos 01-05-2005 19-04-2005 01-05-2008 - Tot 2011
G. Cleuren 01-01-2007 01-01-2007 01-01-2010 - Tot 2013
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 446 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 44 29-5-2008 13:23:3029-5-2008 13:23:30
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
45
Onafhankelijkheid commissie
WMC is een onafhankelijke commissie die het college van
burgemeester en wethouders adviseert over bouwaanvra-
gen in het kader van de Woningwet en de Monumentenwet
1988. De wetgever heeft bewust gekozen voor een onaf-
hankelijke commissie om op die manier te vermijden dat
andere belangen van invloed zijn op het adviesgedrag van
de commissie.
Secretariaat
De commissie wordt ondersteund door twee secretaris-
sen. Deze dragen zorg voor de inhoudelijke en praktische
voorbereiding, evenals de organisatie van de commissie-
vergadering, het agendaoverleg en alle overige aspecten,
betrekking hebbend op de werkzaamheden van de com-
missie, zoals het opstellen van het vergaderrooster, de
financiële administratie, voorbereiding van het jaarverslag,
opstellen rooster van af- en aantreden enzovoort. De secre-
tarissen verzorgen de agendering en de administratieve
afhandeling van de commissievergaderingen, introduceren
de plannen, bewaken de continuïteit en consistentie en
de juridische aspecten van de advisering en redigeren
de definitieve teksten van de adviezen. De secretarissen
onderhouden de contacten binnen de sector Vergunnen,
Toezicht en Handhaven van het domein Stadsontwikkeling,
Economie en Beheer en met het college van B&W. Ze
voeren overleg met de architecten, aanvragers, collega-
ambtenaren evenals overige belanghebbenden over de
adviesaanvragen, de verstrekte adviezen en over het
gemeentelijke welstands- en monumentenbeleid. De
secretarissen doen suggesties ten aanzien van wijzigingen
in de Welstandsnota, de criteria betreffende monumenten-
De leden van de commissie v.l.n.r. T. Kemme, T. Custers, C. Bouwstra, Y. Janssen-Flos, J. Kamphuis, N. Nelissen, G. Cleuren, R. Coenengracht en A. Houben
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 456 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 45 29-5-2008 13:23:3029-5-2008 13:23:30
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
:W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
46
zorg, evenals criteria met betrekking tot het reclamebeleid,
het terrassenbeleid en het beleid op het gebied van de
openbare ruimte. De veel eisende functie van secretaris
wordt naar het oordeel van de commissie op een goede
manier ingevuld. De commissie maakt dan ook uitgebreid
gebruik van deze dienstverlening door de secretarissen en
acht het van groot belang dat het huidige kennisniveau en
de huidige bezetting gewaarborgd blijft.
Algemene beleidsvergaderingen
Buiten de reguliere vergaderingen waarin de bouwplannen
worden behandeld, organiseert WMC ook gemiddeld twee
keer per jaar een algemene beleidsvergadering. Tijdens
deze vergaderingen komen geen bouwplannen aan de
orde, maar wordt ingegaan op beleidszaken die relevant
zijn voor het commissiewerk. Centraal op de agenda staan
algemene ontwikkelingen op het gebied van stedenbouw,
welstandszorg, monumentenzorg en reclamebeleid. De
beleidsvergaderingen worden behalve door de commis-
sieleden, ook bijgewoond door de betrokken wethouders
en vertegenwoordigers van onderdelen van de ambtelijke
organisatie die direct bij het werk van de commissie
betrokken zijn. Tijdens deze vergaderingen wordt ook de
werkwijze van de commissie geëvalueerd, wordt ingegaan
op zaken die spelen bij de politiek en/of het bestuur en
wordt permanent het beleid geëvalueerd. De conclusies
die naar aanleiding van de besprekingen worden getrok-
ken, worden in een verslag ter kennis gesteld aan partijen
die actie moeten ondernemen.
Kwartaaloverleg
Op verzoek van wethouder Wim Hazeu vindt ieder kwartaal
overleg plaats tussen de voorzitter, de secretaris en de
technisch adviseur van WMC enerzijds en de wethouder
en directie SEB van de gemeente anderzijds. In dit overleg
komen lopende zaken aan de orde, als mede kwesties die
in de commissie, dan wel binnen de politiek, het bestuur
of de ambtelijke organisatie spelen en die direct of indirect
met het werk van de commissie te maken hebben.
Locatiebezoek
De commissie heeft zich meerdere malen op locatie op de
hoogte gesteld van in ontwikkeling zijnde en gerealiseerde
plannen. Het doel van deze bezoeken is om na te gaan
in hoeverre de advisering ook tot het gewenste resultaat
heeft geleid. Bij deze wandelingen wordt de commissie
vergezeld door de wethouder en vertegenwoordigers van
stedenbouw en cultureel erfgoed, evenals de secretarissen
van de commissie. De laatst genoemden zorgen tevens
voor de voorbereiding van de bezoeken.
Kunstcommissie
Namens WMC is een lid gemandateerd in de Kunstcom-
missie van de gemeente Maastricht. In deze commissie
worden, naast aanvragen voor subsidies, ook de opdrach-
ten en plaatsingen van kunstwerken in de openbare ruimte
behandeld. In het kader van de reeks KIOR (Kunst in de
openbare ruimte) zijn uitwerkingen voor de projecten in
Heugemerveld en Boschpoort opgedragen en worden
de schetsontwerpen verder uitgewerkt. Voor Malberg is
een opdrachtformulering gereed en zal een selectie van
De commissie op werkbezoek in Caberg
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 466 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 46 29-5-2008 13:23:4029-5-2008 13:23:40
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
47
kunstenaars plaatsvinden. Met betrekking tot het plaat-
sen van kunstwerken in de openbare ruimte is een advies
uitgebracht om de herplaatsing van een kunstwerk van
Arthur Sproncken voor het Dominikanerkerkplein niet uit
te voeren. Ook de plaatsing van gietijzeren vloerelemen-
ten op dit plein van de hand van Desirée Tonnaer heeft de
commissie teveel voor deze locatie gevonden. Verder heeft
de Kunstcommissie kennis genomen van de plaatsing van
hekwerken voor de Entre-Deux locatie. Een eventuele plaat-
sing van een portretbuste voor het pand Noortman aan het
Vrijthof is door de commissie aangehouden.
Excursie
WMC heeft in de verslagperiode een (buitenlandse) excur-
sie georganiseerd. Deze excursie (01 juni 2007) had tot
doel om geïnformeerd te raken over actuele ontwikkelin-
gen op het gebied van monumentenzorg en architectuur
en om contact te hebben met bestuurders en ontwerpers
die achter een vernieuwende aanpak staan. Het reisdoel
was de stad Leuven. De commissie werd in het gotische
stadhuis ontvangen door burgemeester Louis Tobback
(voormalig minister van Binnenlandse Zaken van België
en huidige minister van Staat), die een toelichting gaf op
de wijze waarop in zijn stad gedurende de afgelopen jaren
is gewerkt aan de bevordering van de ruimtelijke kwali-
teit in de stad. Een ambtenaar gaf een toelichting op het
structuurplan voor de stad en hoe in dit kader een beleid
is ingezet op de kwalitatief hoogwaardige ontwikkelingen
van een aantal stadsdelen.
Victor de Stuersprijs
Ieder jaar wordt door de gemeente Maastricht de Victor de
Stuersprijs uitgereikt. De organisatie ervan berust bij het
secretariaat van WMC en bij de afdeling Cultureel Erfgoed.
De commissie is bij deze prijs betrokken via het aandra-
gen van ideeën voor juryleden, het leveren van een jurylid
uit eigen kring en het aandragen van suggesties voor
nominaties. In 2007 heeft het commissielid Cor Bouwstra
deel gevormd van de jury, die verder bestond uit Niek
Bisscheroux en Camile Oostwegel.
In 2007 werd de Victor de Stuersprijs toegekend aan de
opdrachtgever en ontwerper van een project in de sfeer
van de restauratie van een monument. Er waren vier nomi-
naties:
• Bodemsweg 3: restauratie en herinrichting van de hoeve
De Heihof tot woning en atelier van architect Sjo van den
Eerenbeemt.
• Bonnefantenstraat 2: Visitors Centre van de Universiteit
Maastricht: gerestaureerd door Satijn Plus en ingericht
door het bureau Maurer United Architects.
• Brusselsestraat 55: restauratie en herinrichting van het
woonhuis en atelier van ir. René Thijssen.
• Zwingelput: restauratie en herinrichting van het klooster
van de Nieuwenhof door het bureau Architecten-N-N uit
Eindhoven.
De vier genomineerde projecten zijn allemaal verschillend
van aard, omvang en locatie. De jury wees als winnaar aan:
Brusselsestraat 55, de restauratie en herinrichting van het
woonhuis en atelier van ir. René Thijssen.
Lezingen
In januari 2007 is door de gemeente Maastricht, WMC
en het architectuurcentrum TOPOS een tweetal lezingen
georganiseerd over de metamorfose van steden. De bij-
eenkomsten vonden plaats in de Dominikanenkerk. De
De commissie op excursie in Leuven
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 476 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 47 29-5-2008 13:23:4229-5-2008 13:23:42
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//h
oo
fdst
uk
6 :
WM
C:
bev
ord
eren
van
ru
imte
lijk
e kw
alit
eit
48
inleidingen werden verzorgd door de voorzitter van WMC
Nico Nelissen, die een beschouwing wijdde aan de stad
als strijdtoneel en de stedenbouwkundige Ashok Bhalotra
die aandacht vroeg voor de mondiale urbanisatie en de
gedaanteverandering van steden.
Werkwijze van de commissieDe werkwijze van de commissie ten aanzien van het regu-
liere advieswerk inzake welstands- en monumentenplan-
nen kan in het kort als volgt worden omschreven:
Vergaderlocatie
WMC vergadert in de gebouwen van de gemeente en wel
in het stadskantoor Mosae Forum te Maastricht. Zij heeft
daar de beschikking over een vergaderzaal met technische
voorzieningen, zoals projectiemogelijkheid voor power
point presentaties en een ruimtelijk informatiesysteem dat
de mogelijkheid biedt om de aan de orde zijnde locatie
van meerdere perspectieven en op verschillende grootte te
bekijken.
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 486 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 48 29-5-2008 13:23:4429-5-2008 13:23:44
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
:W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
49
Vergaderfrequentie
WMC vergadert een keer per twee weken en wel in de even
weken van het jaar. Er wordt, zoals gezegd, een onder-
scheid gemaakt tussen de zogenaamde ‘kleine’ commissie
en de ‘grote’ commissie. De vergaderingen van de kleine
commissie beginnen om 10.30 uur en die van de grote
commissie om 12.30 uur. De vergaderingen duren meestal
tot 18.00 uur. In die periode worden gemiddeld 25 plan-
nen behandeld, zowel monumenten- als welstandsplannen
Plannen in WMC
In WMC komen allerlei soorten plannen aan de orde:
nieuwbouwplannen, verbouwingsplannen, restauratieplan-
nen, inrichtingsplannen voor de openbare ruimte, reclame-
aanvragen, aanvragen met betrekking tot terrassen enzo-
voort. Bij deze plannen gaat het soms om overleg in het
kader van een bouwinitiatief, maar veelal om een regulier
welstandsadvies. De grondslag van de beoordeling is gele-
gen in de door de raad geaccordeerde Welstandsnota en
Monumentennota. De behandeling vindt ook altijd plaats
tegen de achtergrond van de ruimtelijke plannen die voor
het betreffende gebied gelden. Zeker bij de grote plannen
is het gebruikelijk dat vooraf vanuit stedenbouw toelich-
ting wordt gegeven op het ruimtelijke kader waarbinnen de
planbeoordeling dient plaats te vinden.
Grote en kleine commissie
Om praktische redenen wordt er een onderscheid gemaakt
tussen de ‘grote’ en de ‘kleine’ commissie. Het verschil is
gelegen in de aard van de te behandelen plannen en het
aantal commissieleden dat zich over de plannen buigt.
In de kleine commissie worden de plannen behandeld
van bescheiden omvang. Deze commissie wordt gevormd
door de voorzitter, een monumentendeskundige, een wel-
standsdeskundige, het burgerlid en een vertegenwoordiger
van Cultureel Erfgoed. De grote commissie bestaat uit de
voltallige commissie. In de grote commissie worden grote
stedenbouwkundige plannen, bouwplannen en belangrijke
monumentenplannen behandeld.
Mandaatplannen
Kleine plannen die niet voldoen aan de sneltoetscriteria,
en daarom niet direct door de bouwinspecteurs kunnen
worden afgehandeld, worden voorgelegd aan een geman-
dateerd lid van WMC. Deze beoordeelt of de ingediende
plannen al dan niet voldoen aan de richtlijnen omschreven
in de Welstandsnota. Daarnaast worden in deze mandaat-
commissie ook schetsontwerpen en deelaspecten van een
ontwerp besproken met indieners, architecten en belang-
hebbenden. Een groot deel van deze plannen wordt vervol-
gens door het gemandateerde lid beoordeeld. Gedurende
het verslagjaar heeft het burgerlid van WMC deel uitge-
maakt van deze mandaatcommissie.
Openbaarheid
De commissievergaderingen zijn in beginsel openbaar. Een
uitzondering vormen interne adviezen welke in besloten-
heid plaatsvinden. Van de openbaarheid wordt door bur-
gers maar beperkt gebruik gemaakt. Door middel van een
openbaarmaking van de agenda wordt getracht om meer
burgers naar de commissievergaderingen te trekken. De
vergaderlocatie is nabij de infobalie van het stadskantoor
gelegen, is vrij toegankelijk en is helder bewegwijzerd.
De commissie in vergaderingWethouder Wim Hazeu reikt de Victor de Stuersprijs uit aan R. Thijssen
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 496 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 49 29-5-2008 13:23:5529-5-2008 13:23:55
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
:W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
50
Openbaarmaking agenda
De agenda ligt vanaf de dag, voorafgaande aan de verga-
dering, aan de balie van het Stadskantoor, vanaf 12.00 uur
voor iedereen ter inzage. Ook kan men bij de secretarissen
of de bouwadviseur informeren of het plan op de agenda
staat en voor welk tijdstip de behandeling gepland is. De
commissie vindt het van belang dat de agenda ook via
Internet toegankelijk moet zijn. Er wordt gewerkt aan het
realiseren van deze wens. De plantoelichters worden door
het secretariaat in kennis gesteld van datum en tijdstip
van de planbehandeling.
Studenten De Leeuwenborg
Jaarlijks krijgt WMC bezoek van een docent met studenten
van de MBO-opleiding bouwkunde. Zij wonen een deel van
een reguliere vergadering bij om op die manier een indruk
te geven van hoe de welstands- en monumentenadvisering
in de praktijk verloopt. De voorzitter van WMC maakt van
de gelegenheid gebruik om de studenten iets breder te
informeren over wat WMC is, hoe WMC is samengesteld,
hoe de commissie functioneert en hoe de plannen worden
beoordeeld. De studenten en de docent tonen zich steeds
zeer enthousiast over het feit dat zij op deze manier een
blik in de keuken van het welstands- en monumentenad-
vieswerk kunnen werpen.
Toelichtingen
Opdrachtgever en ontwerper hebben het recht om hun
plan tijdens de behandeling in de commissie toe te lich-
ten. Hiervan wordt in toenemende mate gebruik gemaakt.
Daarnaast kan de commissie zelf het wenselijk achten om
de opdrachtgever en/ of ontwerper voor een toelichting
uit te nodigen. In het kader van de klantgerichte behande-
ling wordt van toelichter en commissie een zekere disci-
pline verwacht om het plan binnen de gereserveerde tijd
te behandelen. Dit stelt eisen aan de presentatie en de
indiening van stukken. De commissie stelt zich tot doel
om iedereen voldoende, maar ook op tijd te woord te kun-
nen staan. Enige wachttijd is niet uit te sluiten, maar dient
uiterst beperkt te worden.
Behandeling door WMC
De commissie behandelt de bezoekers met respect, dat wil
zeggen dat ze op een goede manier in de gelegenheid wor-
den gesteld om hun plan toe te lichten. De voorzitter zorgt
ervoor dat alle commissieleden hun oordeel uitspreken en
stelt de aanvrager (en ontwerper) in de gelegenheid om
te reageren op de gemaakte opmerkingen. In de praktijk
gebeurt dit altijd in alle openheid en vriendelijkheid. Dit
neemt niet weg dat het voorkomt dat de aanvrager (en
ontwerper) andere verwachtingen had ten aanzien van
de uitkomst van het advies. Het is goed om te benadruk-
ken dat klantvriendelijkheid in deze niet betekent dat de
commissie zonder meer akkoord gaat met wat er van die
zijde gevraagd wordt. De commissie is gehouden aan de
Welstandsnota en de Monumentennota. Ook voor de eige-
naar en/ of ontwerper negatieve berichten worden op een
klantvriendelijke manier overgebracht.
Supervisie
In Maastricht wordt ook met supervisors gewerkt. Dit
systeem is al jaren in gebruik. Het meest bekende voor-
beeld van de laatste jaren is de supervisie van Jo Coenen
ten aanzien van het Céramique-terrein. Supervisie kan op
meerdere zaken betrekking hebben: op de stedenbouw, op
de architectuur of op beide. Supervisors kunnen van bin-
De commissie in vergadering
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 506 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 50 29-5-2008 13:23:5829-5-2008 13:23:58
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
51
nen en van buiten WMC komen. WMC heeft goede ervarin-
gen met het systeem van supervisie. De voorkeur gaat uit
naar een architectuursupervisor vanuit de commissie. Op
die manier zijn de beste waarborgen ingebouwd voor peri-
odieke terugkoppeling van de bevindingen van de supervi-
sor in de richting van de commissie. De praktijk bij super-
visie is dat – wanneer de supervisor het ingediende plan
van een positief oordeel heeft voorzien – de commissie
zich in de regel daarbij aansluit. Slechts in uitzonderlijke
gevallen wordt van het oordeel van de supervisor afgewe-
ken. In dat geval wordt getracht om in onderlinge samen-
spraak tot een acceptabele planaanpassing te komen.
Taken supervisor
Onderscheid moet gemaakt worden tussen:
• De taak ‘bijdragen aan de afstemming van plannen in
een complex geheel of groter stedenbouwkundig plan’
waarbij de supervisor vooral zorgt voor afstemming en
communicatie over het totaal met als doel het uiteinde-
lijke resultaat van het ontwikkelingsproces te sturen en
in goede banen te leiden.
• De supervisietaak onder ‘mandaat van de welstands-
commissie’ om het ontwikkelingsproces namens de
commissie intensiever en sneller te laten verlopen
dan behandelingen via de reguliere welstandsverga-
Wie superviseert waar?
Wijk/Gebied Externe steden- Interne steden- Externe Architectuur Kanttekening bouwkundige bouwkundige architectuur supervisor supervisor ontwerper supervisor namens WMC
A2 J. Wiersma
Céramique J. Coenen J. Wiersma J. Coenen
Heugemerveld J. von Brandt J. Wiersma J. von Brandt
Randwyck-noord J. von Brandt J. Wiersma J. von Brandt
Ambyerveld M. Kluiters R. Coenegracht
Beschermd C. Apers C. Bouwstrastadsgezicht P. de Ronde J. Kamphuis
Hazendans C. Apers R. Coenegracht Bedrijventerrein
Malberg F. Ziegler C. Apers F. Ziegler
Caberg/Malpertuis F. Ziegler C. Apers
Randwyck-zuid J. von Brandt J. Wiersma Th. Kemme
Maastricht-Eysden J. Wiersma Th. Kemme
Amby Noord-oost M. Kluiters R. Coenegracht Hagerhof
Geusselt F. Humblé (S) J. Wiersma Th. KemmeB. Olthof (L)
Belvédère F. Palmboom P. de Ronde Th. Kemme J. Kamphuis
Dousberg J. Wiersma
Lanakerveld J. Wiersma R. Coenegracht
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 516 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 51 29-5-2008 13:24:0129-5-2008 13:24:01
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
:W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
52
deringen met als doel dat de uiteindelijke welstands-
behandeling in één keer kan verlopen. De Welstands-
/Monumentencommissie kan een van haar leden het
mandaat geven om namens de commissie de voorbe-
reiding van de plannen zover uit te werken dat de uit-
eindelijke behandeling in de commissie daadwerkelijk
versneld wordt. Hierbij wordt ernaar gestreefd om door
een intensievere behandeling door de supervisor (mee-
denken en rapporteren aan de commissie) de feitelijke
behandeling in de commissie te beperken. Leidend hier-
bij is dat de supervisie gebaseerd is op een uitgewerkt
stedenbouwkundig plan en zo mogelijk een vastgestelde
visie over de beeldkwaliteit.
Supervisie en Beeldkwaliteitplannen
Beeldkwaliteitplannen kunnen heel verschillend van aard
zijn, maar hebben als doel om het beeld te verduidelijken
van een nieuw te realiseren gebied. Een supervisor is in
zijn denken en doen afhankelijk van het stedenbouwkun-
dige plan en de uitwerking van een beeldkwaliteitplan.
In de praktijk is gebleken dat niet elk BKP geschikt is als
basis voor supervisie. Daar waar heldere en eenduidige
BKP’s bestaan, is het voor een gemandateerd lid van de
WMC (en ook voor externe supervisors) gemakkelijker om
de betreffende taak op zich te nemen.
Ervaringen met supervisie
WMC heeft in principe goede ervaringen met het systeem
van supervisie. Desondanks zou de commissie ervoor wil-
len waarschuwen om dit fenomeen niet op té veel gebie-
den van toepassing te verklaren. De consequentie van
een té ver doorvoeren van dit stelsel is dat de commissie
eventueel op een té grote afstand van de adviespraktijk
komt te staan.
Planbegeleiding
In bepaalde situaties wordt er van de zijde van WMC aan
planbegeleiding gedaan. Dit is een extra service die erop
gericht is om de voortgang van plannen te garanderen en
tevens de kwaliteit ervan te verbeteren. De commissie wil
niet als ontwerpbureau fungeren en past deze werkwijze
dan ook slechts toe in gevallen waar dit naar de mening
van de commissie een impasse kan doorbreken of de snel-
heid van een planproces kan bevorderen. De commissie
belast in zulke gevallen één van haar leden om in contact
te treden met de ontwerper/ opdrachtgever om tot een
passende en acceptabele oplossing te komen. De ervarin-
gen met deze werkwijze zijn positief. Wel wil de commissie
opmerken dat deze planbegeleiding niet kan en mag fun-
geren als compensatie voor onvoldoende kwalificatie van
de ontwerper of voor onvoldoende affiniteit van de ontwer-
per met de betreffende opgave.
Adviezen van de commissieZoals voor de hand ligt, draait uiteindelijk alles om de door
WMC uitgebrachte adviezen over bouw- en monumenten-
plannen. Hoe gaat een en ander in zijn werk?
Adviezen
De adviezen worden tijdens de vergadering geformuleerd
en de aanvrager wordt - daar waar hij of zij bij de behande-
ling aanwezig is - van het advies op de hoogte gesteld. De
voorzitter vraagt altijd of het advies voldoende duidelijk is.
De schriftelijke formulering van het advies vindt direct na
afloop van de vergadering plaats en wordt voor eindcon-
trole aan de voorzitter voorgelegd. Wanneer deze laatste
de adviezen heeft goedgekeurd, worden ze in de richting
van de verantwoordelijke wethouder gestuurd. Daarna
worden ze toegestuurd aan de aanvrager (architect c.q.
opdrachtgever).
Eenduidige, consequente en consistente advisering
De commissie streeft na om zeer eenduidig en conse-
quent te adviseren. Dit gebeurt door helder aan te geven,
zowel mondeling als schriftelijk, wat het oordeel van de
commissie over het ingediende plan is. Daarbij dient de
Welstandsnota als beoordelingskader. Er wordt geadvi-
seerd aan de hand van de criteria uit de Welstandsnota.
De beoordeling vindt ook consequent plaats, dat wil
zeggen dat bij een vervolgbehandeling van een plan, het
eerder uitgebrachte advies als grondslag fungeert voor de
nieuwe beoordeling. De vraag daarbij is dan of het plan in
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 526 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 52 29-5-2008 13:24:0129-5-2008 13:24:01
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
53
voldoende mate tegemoet komt aan het eerder uitgebrach-
te advies. Nieuwe elementen worden in principe niet in
de discussie gebracht. De commissie hecht ook sterk aan
consistentie in de advisering, dat wil zeggen rechtsgelijk-
heid voor iedereen. Soms doen zich situaties voor waarbij
architect of opdrachtgever van mening is dat er sprake is
van een identiek geval, terwijl de commissie kan aanto-
nen dat dit niet het geval is. Het gevolg daarvan is dat de
indruk van inconsistentie achterblijft.
Soort adviezen
De commissie doet één van de volgende uitspraken over
een plan:
• Voldoet aan redelijke eisen van welstand en monumen-
tenzorg (plan is positief beoordeeld).
• Voldoet niet aan redelijke eisen van welstand en monu-
mentenzorg (plan wordt negatief beoordeeld).
• Plan wordt aangehouden (plangegevens zijn onvoldoen-
de om tot een oordeel van de commissie te komen).
Juridisch bestendige advisering
De Welstandsnota bevat beleidsregels die door WMC
worden gehanteerd bij de planbeoordeling. Het is zaak
dat in de adviezen een verwijzing plaatsvindt naar de
gebiedsgerichte criteria, de criteria per bebouwingstype en
eventueel algemene criteria die bij de beoordeling van het
plan zijn gehanteerd. Wanneer eventueel bezwaar wordt
aangetekend tegen een weigering van een bouwvergun-
ning op basis van een negatief welstandsadvies dient dit
advies rechtstreeks te zijn gebaseerd op de criteria uit de
Welstandsnota. Bezwaren op grond van welstand, worden
altijd ter heroverweging opnieuw aan WMC voorgelegd.
Indien de commissie afwijkt van de gestelde criteria is het
belangrijk dat zij ook motiveert waarom afwijken gerecht-
vaardigd is.
Statistisch overzicht
Hoeveel plannen worden er nu door de WMC jaarlijks
behandeld?
Het aantal plannen en beoordelingen gedurende de periode 2001 t/m 2007
Verslagjaar 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007r
Totaal aantal beoordelingen 1896 1532 1217 1466 1586 1245 1253
Waarvan welstandsplannen 1293 964 753 914 1012 773 651
Waarvan monumentenplannen 603 568 464 552 551 449 556
Waarvan stedenbouwkundige/interne plannen 0 0 0 0 23 23 46
Totaal aantal beoordelingen 1896 1532 1217 1466 1586 1245 1253
Waarvan in de commissie 953 660 567 592 646 470 577
Waarvan onder mandaat 943 872 650 874 940 775 676
Lichte vergunningen 0 0 0 0 0 0 115(ambtelijk afgehandeld)
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 536 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 53 29-5-2008 13:24:0229-5-2008 13:24:02
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//h
oo
fdst
uk
6 :
WM
C:
bev
ord
eren
van
ru
imte
lijk
e kw
alit
eit
54
In tabellen zijn de statistische gegevens van de verslagperi-
ode bijeengebracht. Er is een vergelijking opgesteld met de
aantallen plannen in voorafgaande jaren en waar mogelijk
worden belangrijke veranderingen nader toegelicht.
De gegevens zijn uitgesplitst in planbehandelingen voor
welstandsplannen, monumentenplannen en stedenbouw-
kundige plannen. Dit biedt een beeld van de diverse advies-
taken van de commissie en de optredende veranderingen.
Een tweede uitsplitsing geeft de verhouding van de plabe-
handelingen in de commissie en onder mandaat weer. De
commissie heeft een deel van haar adviestaak gedelegeerd
aan een gemandateerd lid. Doel hiervan is om in de tweewe-
kelijkse grote vergadering ruimte vrij te maken voor de plan-
nen die door de voltallige commissie behandeld worden.
Daarnaast kunnen de veelal kleinere plannen die onder het
mandaat vallen, sneller van een advies worden voorzien in
overeenstemming met de kortere proceduretermijn.
In 2002 is de AmvB voor vergunningsvrije en lichtvergun-
ningplichtige bouwwerken in werking getreden waardoor er
een daling is opgetreden in het totaal aantal behandelde
plannen. In 2004 is de Welstandsnota in werking getreden.
Dit heeft geleid tot een stijging van de behandelde plannen
tot 2005. In 2005 is een start gemaakt met de registratie
van interne adviezen. Dit zijn stedenbouwkundige plannen
die veelal niet openbaar behandeld worden, maar in infor-
matief overleg besproken worden. In 2006 en 2007 is het
totale aantal behandelde plannen nagenoeg gelijk geble-
ven. Er is overigens sprake van een toename in het aantal
aanvragen voor monumentenplannen. Tot 2007 was de
verhouding welstand/monumentenplannen ongeveer 60-
40%. In 2007 is hierin een lichte verschuiving opgetreden,
namelijk 55-45%.
De verhouding tussen het aantal plannen behandeld in
de commissie en onder mandaat is van 40-60% verscho-
ven naar 45-55% in 2007. De verandering is deels het
gevolg van een afname van het aantal plannen dat onder
mandaat behandeld wordt. Dit vanwege het feit dat er een
ambtelijke afhandeling plaatsvindt van lichtvergunning-
2000
1800
1600
1400
1200
1000
800
600
400
200
02001 2002 2003 2004 2005 2006 2007
totaal aantal plannen welstandsplannen monumentenplannen stedenbouwkundige plannen
Totalen en verhouding tussen welstand/monumentenplannen18
96
1293
603
1532
964
589
1217
753
464
1466
914
552
1586
1012
551
23
1245
773
449
23
1253
651
556
46
0 0 0 0
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 546 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 54 29-5-2008 13:24:0229-5-2008 13:24:02
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
:W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
55
2000
1800
1600
1400
1200
1000
800
600
400
200
02001 2002 2003 2004 2005 2006 2007
totaal aantal plannen plannen behandeld onder mandaat
plannen behandeld in WMC ambtelijk afgehandeld (‘lichte’ vergunning)
Totalen en verhouding tussen behandeling in commissie en plannen onder mandaat18
96
953
943
1532
660
872
1217
567 65
0
1466
592
874
1586
646
940
0
1245
470
775
0
1253
577 67
6
1151
0 0 0 0
plichtige bouwaanvragen.
Het aantal behandelingen van monumentenplannen is
vrij constant en betreft merendeels aanvragen binnen het
beschermd stadsgezicht. Het aantal behandelingen van
welstandsplannen is gedaald. Dit is voor een groot deel te
verklaren uit het feit dat licht vergunningplichtige bouw-
aanvragen niet meer aan de commissie worden voorgelegd.
Vanaf 2002 is het aantal behandelde plannen (reguliere
vergunningaanvragen voor veelvoorkomende kleinere
bouwplannen) dat per mandaat afgedaan wordt groter
dan het aantal planbehandelingen in de commissie. De
toename in het aantal planbehandelingen in de commissie
gedurende het verslagjaar is toe te schrijven aan het gro-
tere aantal behandelingen van monumentenplannen.
In 2007 is het verschil tussen het aantal planbehandelin-
gen in de commissie en onder mandaat kleiner geworden
als gevolg van de wijziging van de gemeentelijk bouw-
verordening. De lichtvergunningplichtige bouwaanvragen
worden namelijk niet meer aan de commissie voorgelegd.
Deze plannen worden getoetst aan de Welstandsnota en
ambtelijk afgehandeld. (Het getal voor 2007 zou eigen-
lijk nog uitgebreid moeten worden met 115 plannen die
ambtelijk zijn afgehandeld. Ze zijn niet in de grafiek opge-
nomen.) Deze plannen, opgeteld bij de mandaatplannen
leveren een totaal op dat nagenoeg gelijk is aan 2006.
Resultaten planbehandeling in WMCIn bijgevoegde tabellen zijn de resultaten van de behan-
delde plannen te vinden. De gegevens zijn weergegeven in
absolute aantallen en in procenten. Tevens worden ze ver-
geleken met het jaar 2006. De gegevens zijn uitgesplitst
voor de behandeling in de commissie en de behandeling
onder mandaat.
Adviezen commissievergadering Meer dan de helft van alle aanvragen worden bij de eerste
behandeling akkoord bevonden. Dit is nagenoeg gelijk aan
het cijfer van de voorgaande jaren. Bij monumentaanvra-
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 556 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 55 29-5-2008 13:24:0329-5-2008 13:24:03
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
:W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
56
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0v2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007
plannen behandeld in WMC plannen begandeld onder mandaat ambtelijk afgehandeld (‘lichte’ vergunning)
Totalen en verhouding tussen behandeling in commissie en plannen onder mandaat
953 660
872
567
650
592
874
646
940
470
775
577
943 676
115
Resultaten van van de uitgebrachte adviezen in de WMC 2006/2007
Akkoord Strijdig Aanhouden Totaal
Welstandsplannen 2007 105 56% 50 27% 33 17% 188 100%
2006 110 60% 37 26% 21 14% 279 100%
Monumentenplannen 2007 205 53% 116 30% 68 17% 389 100%
2006 144 52% 95 35% 40 13% 168 100%
Totaal 2007 310 51% 166 27% 101 17% 577 100%
2006 254 57% 132 28% 61 12% 447 100%
Stedenbouwkundige plannen 2007 46
2006 23
Aantal vergaderingen 26
Andere aanvragen in commissie behandeld 80
Bezwaar; heroverweging eerder advies 19
Second opinion welstand 1
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 566 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 56 29-5-2008 13:24:0429-5-2008 13:24:04
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
57
gen is sprake van een afname van 5% van negatieve advie-
zen (strijdig met redelijke eisen van welstand, cq monu-
mentenzorg). Mogelijk is dit toe te schrijven aan de bege-
leiding van monumentenplannen door Cultureel Erfgoed.
Het aantal aangehouden plannen, zowel bij welstand als
bij monumenten, is toegenomen. Dit betekent dat plannen
vaker voor advies in de commissie komen. De reden daar-
voor is dat de commissie onvoldoende van oordeel is dat
onvoldoende gegevens ter beschikking staan om tot een
afgewogen oordeel te komen. Bij welstandsplannen hangt
het aanhouden vaak samen met het ontbreken van een
toereikend beeld over de kwaliteit van het planontwerp.
Soms adviseert de commissie dan om bouwplanoverleg
met een gemandateerd lid te voeren of zij verzoekt het
plan met een presentatie door de architect in de volgende
vergadering te behandelen. Bij monumentplannen is het
aanhouden van plannen veelal toe te schrijven aan het
feit dat de commissie het gewenst acht om een bezoek
ter plaatse te brengen, om zodoende meer zicht te krijgen
op de monumentale kwaliteiten van het pand. Dit hangt
op zijn beurt weer samen met het feit dat sommige monu-
mentenplannen de monumentale kwaliteiten van het pand
summier beschreven zijn en er ook een waardestelling op
basis van een bouwhistorisch rapport ontbreekt.
In het verslagjaar zijn in totaal 577 plannen behandeld
in WMC. Dit is toe te schrijven aan een toename van het
aantal behandelingen van monumentenplannen. Per ver-
gadering komt dat neer op gemiddeld 22 plannen. Het
aantal behandelingen varieerde van 7 tot 36 tijdens een
vergadering.
Adviezen WMC samenhangend met bezwarenIn 2007 is gestart met de registratie van planbehandelin-
gen die een gevolg zijn van bezwaren, of verzoeken tot
heroverweging, op een uitgebracht advies van WMC. In het
verslagjaar betrof dit 19 behandelingen. Hoewel het aantal
1,5% van het totaal bedraagt, is toch sprake van een lichte
stijging ten opzichte van vorige jaren. Er is een toename
te bespeuren van de mondigheid van burgers, van een
kritische houding ten aanzien van het beleid en van het
kritisch kijken naar de opgestelde adviezen.
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%akkoord strijdig aanhouden
welstand 2006 welstand 2007 monumenten 2006 monumenten 2007
Verhouding uitgebrachte adviezen in commissie
56%53%52%
27%26%30%
35%
17%14% 13%
17%
60%
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 576 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 57 29-5-2008 13:24:0529-5-2008 13:24:05
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
:W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
58
Second opinionIn 2007 is één maal een second opinion aan WMC voor-
gelegd. De gemeente Margraten verzocht om een tweede
oordeel over een advies dat in eerste instantie door haar
eigen commissie was opgesteld. De behandeling heeft
plaatsgevonden in overeenstemming met de handleiding
voor tweede adviezen welstand van de Federatie Welstand.
Het advies is aan de aanvrager, deelnemende partijen en
de Federatie Welstand toegestuurd.
Andere adviezen WMCNaast reguliere aanvragen voor welstands- en monumen-
tenplannen worden diverse andere plannen door WMC van
een advies voorzien. Het betreft vooral plannen van de
gemeente zelf in de vorm van stedenbouwkundige plan-
nen of plannen voor de inrichting openbaar ruimte. De 41
interne plannen werden gemiddeld twee keer behandeld.
Deze plannen worden geagendeerd als interne plannen en
worden niet openbaar behandeld.
Bezoekers en plantoelichtingen in WMCIn 2007 hebben 348 bezoekers de WMC vergadering bijge-
woond. Hoofdzakelijk waren dit architecten die hun plan
kwamen toelichten en enkele keren ook de opdrachtgever.
Jaarlijks bezoekt een groep van circa 30 MBO studenten
de commissievergadering. In de 26 vergaderingen waren
gemiddeld 13 bezoekers te gast voor toelichtingen van
plannen. In een vergadering varieerde het aantal bezoe-
kers van 0 tot 31.
Welstandsnota digitaalDe Welstandsnota is sinds 6 juli 2004 on-line beschikbaar
en sindsdien zijn er ook digitale bezoekers geregistreerd
op de gemeentelijke website voor welstand. In 2007 is
sprake van een lichte daling van het aantal bezoekers en
het aantal bezochte pagina’s. De verklaring daarvoor is
niet duidelijk. De informatiebezoeken voor de gebieds-
gerichte delen zijn sterk toegenomen. Opvallend is de
afname bij de zoektocht naar de reclamecriteria.
Leesbaarheid en gebruiksvriendelijkheidNaar aanleiding van de aanbeveling over 2006 is in
2007 gestart met het verbeteren van de leesbaarheid en
gebruiksvriendelijkheid van de huidige digitale nota. Dit
loopt parallel met het bijwerken aan de huidige situatie
van de vigerende Welstandsnota en sluit aan op een ver-
dergaande digitale toegankelijkheid van de gemeentelijke
diensten en informatie. Beide projecten zullen in 2008
afgerond worden.
MandaatbehandelingMeer dan 65% van alle aanvragen wordt bij eerste behan-
deling akkoord bevonden. Dit wijkt af van het percentage
in de voorgaande jaren. De afwijking van circa 10% van
Gegevens digitale welstandnota en gebruik van de gemeentelijke site
Verslagjaar 2004 2005 2006 2007
Totaal aantal
Bezoekers (internet adres) 1095 3156 3123 2765
Hits op de site 1566 4186 4322 3982
Aantal hits per categorie per hoofdstuk Welstandsnota
Algemeen deel 271 774 701 926
Gebiedsgericht deel 539 1731 1841 2584
Sneltoetscriteria 101 455 555 680
Reclamecriteria 118 447 523 380
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 586 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 58 29-5-2008 13:24:0529-5-2008 13:24:05
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
59
welstandsplannen is deels toe te schrijven aan het feit dat
de lichtvergunningplichtige bouwaanvragen niet meer per
mandaat afgehandeld worden. Deze categorie veelvoor-
komende kleine bouwplannen is eenvoudig te beoordelen
aan de hand van de sneltoetscriteria en voldoen hier
veelal aan. Het gevolg is dat er absoluut gezien minder
welstandsplannen worden behandeld in vergelijking met
2006. Dit heeft wel tot consequentie dat het aantal een-
voudig te beoordelen plannen met doorgaans positieve
adviezen afneemt. Een tweede consequentie is dat er
sprake is van een toename van plannen waar een negatief
advies over afgegeven wordt. Het aantal aanhoudingen ligt
beduidend lager dan in de commissie, omdat de mandaat-
plannen merendeels minder complex zijn.
Bij de welstandsplannen is de toename van het aantal de
negatieve adviezen toe te schrijven aan het aantal aanvra-
gen dat niet in overeenstemming is met de sneltoetscriteria
of plannen betreft van onvoldoende kwaliteit. Opvallend is
het aantal aanvragen voor reclame, waarvan 90% in strijd is
met redelijke eisen van welstand en niet overeenkomen met
de vigerende reclamecriteria. Bij een vervolgbehandeling
blijkt vaak dat de aanvraag wel conform de criteria is. Bij de
monumentenplannen die per mandaat worden behandeld,
is bijna altijd sprake van welstandsplannen die binnen het
beschermd stadsgezicht gelegen zijn of van reclames aan
monumenten. Ook 90% van deze aanvragen is in strijd met
de vigerende criteria. In een vervolgbehandeling worden
deze monumentenplannen alsnog volgens de criteria aan-
gevraagd en wanneer ze daaraan voldoen, van een positief
advies voorzien. De resultaten van adviezen onder mandaat
zijn nagenoeg gelijk aan die van 2006.
In 2007 zijn 676 plannen behandeld onder mandaat. Dit is
een afname ten opzichte van 2006. Per vergadering komt
dit neer op 14 plannen. Het aantal varieerde van 5 tot 26
per vergadering.
Van de licht vergunningplichtige bouwaanvragen zijn nog
8 plannen onder mandaat afgehandeld. De geregistreerde
ambtelijk afgehandelde plannen (115) vormen ongeveer
15% van het totaal van de mandaatplannen.
Resultaten van van de uitgebrachte adviezen onder mandaat 2006/2007
Akkoord Strijdig Aanhouden Totaal
Welstandsplannen 2007 318 67% 129 27% 30 6% 477 100%
2006 469 77% 115 20% 18 3% 605 100%
Monumentenplannen 2007 126 63% 60 30% 13 7% 199 100%
2006 113 67% 47 27% 9 5% 170 100%
Gemiddeld totalen 2007 444 66% 189 28% 43 6% 676 100%
2006 582 75% 162 21% 27 4% 775 100%
Toelichter en/of bouwplanoverleg (gemiddeld 3 toelichters per vergadering(( ) 143
Aantal vergaderingen 49
‘Lichte’ vergunningen (ambtelijk afgehandeld, waarvan 8 onder mandaat) 109tt
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 596 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 59 29-5-2008 13:24:0629-5-2008 13:24:06
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
:W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
60
Andere taken tijdens mandaatbehandelingTijdens de mandaatbehandeling wordt veelvuldig gebruik
gemaakt van bouwplanoverleg (BPO). Het betreft vaak
plannen die in de commissievergadering behandeld of
aangehouden zijn. In incidentele gevallen waarbij een
ingediend plan duidelijk onvoldoende kwaliteit bezit,
adviseert de commissie om in overleg met architect en/of
opdrachtgever aan te sturen op een verbetering van de
plankwaliteit zoals dit in de gebiedsbeschrijving geformu-
leerd is. Niet zelden is dit bedoeld om duidelijk te maken
in welke richting de verbetering gezocht moet worden. In
de verslagperiode is 27 keer gebruik gemaakt van bouw-
planoverleg.
BezoekersBij de 49 vergaderingen onder mandaat zijn 143 bezoekers
geweest, gemiddeld 3 per vergadering. In een vergadering
varieerde het aantal bezoekers van 0 tot 10.
De excessenregeling Volgens artikel 19 Woningwet 2003 kunnen burgemeester
en wethouders de eigenaar (of degene die uit andere hoof-
de bevoegd is) van een bestaand bouwwerk of standplaats
dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van
welstand’ aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. De
excessenregeling is niet bedoeld om de plaatsing van een
bouwvergunningplichtig bouwwerk of een bouwvergun-
ningplichtig standplaats tegen te gaan, het betreft alleen
het uiterlijk van een bouwwerk of standplaats. Voor de
gemeente Maastricht geldt het criterium (daarbij aanslui-
tend op wat in den lande gebruikelijk is) dat er bij ernstige
strijdigheid met redelijke eisen van welstand sprake moet
zijn van een exces, dat wil zeggen een buitensporigheid
in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is
en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een
gebied. Het gaat om het uiterlijk van een bouwvergunning-
plichtig bouwwerk of een bouwvergunningplichtige stand-
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0% akkoord strijdig aanhouden
welstand 2006 welstand 2007 monumenten 2006 monumenten 2007
Verhouding uitgebrachte adviezev onder mandaatbehandeling 2006/2007
67%63%
67%
27%
20%
30%27%
7%3%5%6%
77%
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 606 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 60 29-5-2008 13:24:0629-5-2008 13:24:06
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
61
plaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving
of de te verwachten ontwikkeling daarvan. Het gaat hierbij
dus om zaken waaraan een groot deel van de mensen zich
ergert. Vaak heeft dit betrekking op:
• het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor
zijn omgeving;
• ernstig verval van bouwwerken;
• het ontkennen of vernietigen van architectonische bij-
zonderheden bij aanpassing van een bouwwerk;
• armoedig materiaalgebruik;
• toepassing van felle of contrasterende kleuren;
• te opdringerige reclames;
• een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk
is, zie daarvoor de in de Welstandsnota opgenomen
gebiedsgerichte criteria, sneltoetscriteria en de objectge-
richte criteria.
De excessenregeling geldt ook voor nieuwe en bestaande
vergunningsvrije bouwwerken. Vergunningsvrije bouwwer-
ken die voldoen aan de sneltoetscriteria zijn in elk geval
niet in strijd met redelijke eisen van welstand. Bij afwijking
daarvan zullen burgemeester en wethouders desgevraagd
beoordelen of het bouwwerk in ernstige mate met die crite-
ria in strijd is.
Oordeel over commissiewerkWMC is uiteraard ook kritisch ten aanzien van haar eigen
werkzaamheden. Om na te gaan hoe bezoekers van de
vergaderingen over het werk van de commissie oordelen,
wordt ieder jaar door WMC een ‘klantvriendelijkheidon-
derzoek’ ingesteld. Voor 2007 was gepland gedurende
twee perioden te enquêteren, te weten van april tot juli en
van september tot december. Deze twee periodes zouden
samen een representatief beeld geven voor het hele jaar.
Door de verhuizing van de gemeentelijke organisatie heeft
de enquêtering in de eerste periode niet plaatsgevonden.
Mede om die reden is de tweede periode uitgebreid van
augustus tot en met december.
Klantvriendelijkheidonderzoek
Op initiatief van de commissie zelf wordt permanent
onderzoek gedaan naar de mate van tevredenheid met de
behandeling van bouwplannen door WMC. De enquête in
2006 was gebaseerd op een eenvoudig formulier van de
Federatie Welstand. In dit formulier werden vragen eendui-
dig positief gesteld en was er weinig ruimte voor mogelijke
negatieve commentaren. De vraagstelling was niet of
nauwelijks gericht op de verwachtingen van de bezoekers.
Evenmin bood de vraagstelling ruimte voor het bepalen
van scores die veranderingen in het werk van de commis-
sie over een langere periode zouden kunnen aangeven.
In het nieuwe vragenformulier zijn vragen opgenomen
die tegemoet komen aan de genoemde tekortkomingen.
Daarnaast zijn nog vragen opgenomen die betrekking heb-
ben op de ambtelijke begeleiding. Immers de bezoekers
van de commissievergaderingen hebben merendeels ook
contact met een ambtenaar die de vergunning behandelt.
Er is een enquêteformulier opgesteld om inzicht te krijgen
in de mate van tevredenheid van bezoekers over de wijze
waarop WMC hun plan heeft behandeld. In het formulier
wordt gevraagd naar de mate van tevredenheid met aspec-
ten als de wijze van ontvangst, de gelegenheid krijgen om
een toelichting te geven, de helderheid van de reacties
van de commissieleden, de helderheid van het advies
enzovoort. Bij de vragen is onderscheid gemaakt tussen
algemene zaken van de aanvraag en specifieke aspecten
van welstand en monumentenzorg. De bezoekers konden
persoonsgegevens invullen, maar konden ook anoniem
reageren. De meeste bezoekers vullen de persoonsgege-
vens gewoon in. Gegevens over het bouwplan geven een
indicatie over het werkveld van welstand of monumen-
tenzorg. Gegevens van de toelichter bieden zicht op wie
de klanten zijn. De persoonlijke indrukken met eventuele
suggesties bieden ruimte aan bezoekers om hun opvat-
tingen over welstandszorg en monumentenzorg naar voren
te brengen. De specifieke vragen bieden inzicht in het
gebruik van en de bekendheid met de Welstandsnota.
Onder deze categorie vragen behoren ook de waardering
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 616 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 61 29-5-2008 13:24:0729-5-2008 13:24:07
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
:W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
62
van de bezoekers over de adviestaak en het verwachtings-
patroon van de bezoekers. Hiertoe behoren ook vragen
inzake de procedurele aspecten. Vragen over het bezoek
aan WMC geven informatie over de werkwijze van WMC en
de vergadertechniek, als ook een indicatie over drempels
die worden ervaren. Dan zijn er nog vragen over de planbe-
handeling en over de beleving van de toelichter / bezoeker
van de planbehandeling. De antwoorden op de vragen zijn
vervat in een zogenaamde vijfpuntsschaal. Aan de hand
van deze scores kunnen vergelijkingen in de tijd worden
gemaakt. In de conclusies is de vijfpuntsschaal omgezet in
rapportcijfers 1-10.
Aan bezoekers van de vergaderingen van de commissie
is ook gedurende het verslagjaar weer gevraagd om het
enquêteformulier in te vullen en na afloop in te leveren,
dan wel het ingevulde formulier later aan het secretariaat
van de commissie toe te sturen. Er is besloten om dit
onderzoek jaarlijks te houden gedurende een paar maan-
den van het jaar om bezoekers niet steeds met de invul-
ling van een dergelijk formulier te belasten. De ervaring is
dat bijna iedereen aan dit onderzoek deelneemt. Op die
manier is het mogelijk om permanent een representatief
beeld te hebben van de oordelen over de wijze waarop
WMC met plannen en de behandeling ervan omgaat.
Respons
In de WMC- vergadering en de mandaatvergadering wor-
den de toelichters / bezoekers direct benaderd met een
vragenformulier. Van de 85 personen die werden benaderd
hebben 52 het formulier ingevuld. Van deze reacties ble-
ken er 35 bruikbaar te zijn ingevuld. Van de 35 respon-
denten waren er 12 uit het mandaatoverleg en 23 uit de
commissie. 23 personen waren architect. De overige aan-
wezigen waren opdrachtgevers of eigenaren. Er is ook een
groep studenten op bezoek geweest. 12 daarvan hebben
het formulier ingeleverd. Er waren 2 personen die louter uit
interesse bij de vergadering aanwezig waren.
Resultaten
Er zijn weinig verschillen te bespeuren tussen de uitkom-
sten van de enquête in de vorige en de huidige verslagpe-
riode. De ingevulde vragenformulieren hebben voor 90%
betrekking op bouwplannen. In 29% komt men voor een
vooroverleg of voor de bespreking van een initiatiefplan.
In 40% komt men voor een tweede planbehandeling als
gevolg van een aanhouding of een negatief advies bij de
eerste welstandsbehandeling. Ook bij een negatief advies
zijn de klanten merendeels positief over de behandeling
van hun plan in de vergadering. De bekendheid met de
Welstandsnota scoort hoog tussen 7 en 8. Door 83% van
de bezoekers is aangegeven dat er in de Welstandsnota
voldoende info te vinden is.
De bezoekers hechten aan het welstandstoezicht: ze geven
hiervoor een score tussen 8,7 en 9. Dit was ook het geval
in 2006. Het oordeel over het welstandsadvies scoort tus-
sen 7 en 7,7. De indruk over de ambtelijke begeleiding is
positief en de mate waarin men denkt dat dit het plan ten
goede komt, is relatief hoog. Het meest kritisch is men
over de doorlooptijd. De bezoekers ervaren de planbehan-
deling als positief; ze geven een score tussen 7,8 en 8,5.
De toegankelijkheid en openbaarheid scoren ook erg hoog.
De controlevraag over de toegankelijkheid (het wachten
om aan de beurt te komen) scoort iets lager. Enkele bezoe-
kers bleven op de gang wachten tot ze geroepen werden,
terwijl aangegeven staat dat er vrije toegang tot de verga-
dering is. De planbehandeling krijgt een gemiddelde score
van 8. Vooral de sfeer tijdens de planbehandeling wordt
hoog gewaardeerd (8,7), ook indien het advies negatief
was. Dit geldt ook voor de mate waarin men serieus geno-
men denkt te worden.
Suggesties
In de vragenlijst is ruimte gelaten voor de bezoekers
aan de commissievergaderingen om suggesties te doen
ten aanzien van de verbetering van de werkwijze van de
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 626 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 62 29-5-2008 13:24:0729-5-2008 13:24:07
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds- /
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
63
commissie. Opvallend is dat dit verzoek tot suggesties
voornamelijk reacties oplevert in termen van ‘geen sugges-
ties’, ‘alles duidelijk’, ‘ga zo door’, ‘plezierige en zakelijke
discussie’ en ‘prima’. Een enkele keer wordt opgemerkt
dat er bij de behandeling van een plan wel erg veel men-
sen aanwezig zijn. Daarbij moet men zich realiseren, dat
er behalve de commissieleden, ook adviseurs vanuit de
ambtelijke organisatie aanwezig zijn en soms ook meer-
dere partijen die bij het plan betrokken zijn. Wanneer,
vervolgens ook iedereen aan het woord komt, of wenst te
komen, dan kan de behandeling een tijdje duren en kan
het overzicht hier en daar in het geding komen.
Enkele architecten geven aan onvoldoende geïnformeerd
te zijn geweest over de agenda en tijdstip van vergaderen.
Dit bevreemdt enigszins omdat de architectenc.q. de aan-
vragers persoonlijke uitgenodigd worden door het secreta-
riaat voorafgaand aan de vergadering.
Conclusie
Afgaande op het oordeel dat de bezoekers aan de verga-
deringen van WMC hebben, kan worden geconcludeerd,
dan dat de ontwerpers en opdrachtgevers tevreden tot zeer
tevreden zijn over de manier waarop WMC met haar ‘klan-
ten’ omgaat. Ook nu weer moet worden geconstateerd hoe
schril deze bevinding afsteekt ten opzichte van de opmer-
kingen die wel in de wandelgangen worden gemaakt door
mensen die nooit bij een commissievergadering aanwezig
zijn geweest en hun oordeel slechts vellen op ‘wat ze heb-
ben van horen zeggen’.
Tot slot zal de vraagstelling en de indeling van de enquete-
formulieren nogmaals kritisch worden bekeken omdat
deze op enkele punten nog voor verbetering vatbaar zijn.
Second opinionVan de zijde van de gemeente Margraten is aan de com-
missie gevraagd om een ‘second opinion’ uit te brengen
over een (illegaal) geplaatste antennemast in Cadier en
Keer. Tijdens haar vergadering van 18 september 2007
heeft de commissie haar advies uitgebracht. De commis-
sie was op basis van alle beschikbare gegevens en een
bezoek ter plaatse door enkele commissieleden het oor-
deel toegedaan dat de geplaatste antenneast niet in strijd
was met redelijke eisen van welstand. Wel heeft de com-
missie aanbevolen om de mast grijs te schilderen, de hek-
ken aan de basis van de mast te doen begroeien en geen
verdere antennes aan de mast toe te voegen.
AandachtspuntenDe commissie wil de volgende punten onder de aandacht
brengen:
• WMC moet lering trekken uit de suggesties die door
bezoekers over de vergaderingen en de behandeling van
de plannen worden gemaakt. Informatie hierover wordt
verkregen uit periodieke peilingen van de klantvriende-
lijkheid van de commissie.
• De commissie wil periodiek overleg hebben met de
(externe) supervisors voor bepaalde gebiedsdelen van
Maastricht.
• Het aantal plannen dat wordt aangehouden in de verga-
dering dient waar mogelijk te worden teruggebracht om
het proces te versnellen.
• WMC wil haar algemene beleidsvergaderingen verbreden
in de richting van een maatschappelijk en intellectueel
debat over de perfectionering van de ruimtelijke kwali-
teitszorg.
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 636 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 63 29-5-2008 13:24:0829-5-2008 13:24:08
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 6
:W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
64
6 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 646 Deel 1-H-6 WMC 2007.indd 64 29-5-2008 13:24:0829-5-2008 13:24:08
7Opvallende projectenO
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 657 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 65 29-5-2008 13:24:4329-5-2008 13:24:43
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 7
:O
pval
len
de
pro
ject
en
66
WMC behandelt jaarlijks ongeveer 1.000 bouw- en res-
tauratieplannen. Daaronder bevinden zich veel kleinere
projecten, maar ook projecten die het toekomstige beeld
en karakter van de gemeente in belangrijke mate zullen
bepalen. Zo behandelde de commissie gedurende de ver-
slagperiode onder andere de volgende grote projecten.
BinnenstadDe binnenstad is een gebied waar zeer veel activiteiten, en
dus ook bouwactiviteiten plaatsvinden. Het is het stadsge-
bied waar de meeste druk op ligt, zowel wat betreft bezoe-
kersaantallen, als wat betreft sociale, culturele en economi-
sche activiteiten. Dat valt ook af te leiden uit de vele aanvra-
gen die jaarlijks binnenkomen voor bouw- en monumenten-
vergunningen in dit stadsdeel. De Maastrichtse binnenstad
is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Dit impliceert
dat alle bouwactiviteiten hier vergunningplichtig zijn, ook
die welke in andere gebieden vergunningvrij zouden zijn.
Het algemene vraagstuk in de binnenstad is hoe enerzijds
de cultuurhistorische kwaliteiten in stand te houden en te
versterken en anderzijds deze te combineren met de wens
van ondernemers, middenstanders en bewoners om hun
panden optimaal te gebruiken. Een kernpunt in de discussie
is vrijwel altijd dat particulieren te veel en andere dingen
willen, dan wat een monument of een gebouw gelegen bin-
nen het beschermde stadsgezicht aan kan. Er zijn dan ook
de nodige aanvragen waarin veranderingen van de structuur
van een monument worden aangevraagd, doorbraken van
bouwhistorisch waardevolle wanden en vloeren worden
geopperd of bijvoorbeeld ingrepen worden voorgesteld die
een verlies van de historische bouwsubstantie veronder-
stellen. Gebouwen zijn niet zonder reden tot beschermd
monument aangewezen. Bij voorstellen tot wijziging van een
monument dienen de cultuurhistorische waarden (zo veel
mogelijk) bewaard te blijven. Dit impliceert niet dat er met
een monument niets mag gebeuren. De voorgestelde ingre-
pen moeten echter wel de monumentwaarden respecteren
en het gebruik moet zich voegen naar de historisch waarde-
volle en door het Rijk beschermde monument. Uit de vele
behandelde bouwplannen, selecteren wij er enkele die een
toelichting behoeven.
Herinrichting Markt
De herinrichting van de Markt is gedurende het verslagjaar
voltooid. Het resultaat is een wijziging in de vorm, de func-
tie en de inrichting van dit voor Maastricht zo markante
plein. De vorm is veranderd door een ovaal rondom het
stadhuis qua bestrating te veranderen in een rechthoek.
Hierdoor is er meer ruimte gekomen voor een verblijfs-
ruimte aan de noordzijde van de Markt, een gebied waar
de terrassen zijn uitgebreid en is ook de Boschstraat visu-
eel dichter bij de Markt getrokken door de verplaatsing van
Minckeleers en enkele andere inrichtingselementen. De
functie van het marktplein is ook veranderd. Het parkeren
is van het plein verdwenen en onder het Mosae Forum
ondergebracht en verder zijn de verkeersstromen op het
plein aanzienlijk gereduceerd. Alleen bus en taxi’s maken
gebruik van een route die langs de Gubbelstraat loopt.
Voor de veiligheid van voetgangers zijn langs deze route
op een aantal punten paaltjes geplaatst. De inrichting van
de Markt is verder aangepast door aan de westzijde een rij
bomen te plaatsen, een nieuwe pleinverlichting en licht-
masten aan te brengen en een groot gedeelte van het plein
van een nieuwe bestrating te voorzien. Mede als gevolg
van de herinrichting van de Markt is gedacht over moge-
lijkheden om het Stadhuis in de avonduren wat prominen-
ter in het stadsbeeld te brengen. Er heeft een ‘lichtstudie’
plaatsgevonden waarin mogelijkheden zijn bekeken om
het gebouw ook ‘s avonds meer zichtbaar te maken. De
commissie is van oordeel dat gebouwen van binnenuit
verlicht moeten worden: het gaat om levende gebouwen
waarin het dagelijkse levensritme afleesbaar is uit het
gebruik van de binnenverlichting. Desondanks is de com-
missie van mening dat in dit bijzondere geval een stukje
ondersteuning van het beeld van het gebouw in de avond-
uren mogelijk moet zijn. De commissie heeft in deze gead-
viseerd om de plint van het gebouw zacht aan te stralen
met een in de marktvloer opgenomen verlichtingselement
en om verder alleen de bekroning van het gebouw, dat wil
zeggen het dakvlak, de toren met lantaarn en windvaan
zacht aan te stralen waardoor men de contouren van het
gebouw ook in de avonduren kan beleven. Na beoordelin-
gen van enkele proefopstellingen is met dit plan akkoord
7. Opvallende projecten
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 667 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 66 29-5-2008 13:24:4529-5-2008 13:24:45
Markt
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 677 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 67 29-5-2008 13:24:5029-5-2008 13:24:50
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 7
:O
pval
len
de
pro
ject
en
68
Markt en aan het Maasfront. Zowel in stedenbouwkundig,
in architectonisch als in procesmatig opzicht gaat het om
een zeer complexe opgave. Dit komt niet alleen door het
programma van eisen, maar ook door de opsplitsing in ver-
schillende gebouwonderdelen: het zuidgebouw, het noord-
gebouw, de bebouwing ter plaatse van de parkeergarage
aan de Gubbelstraat en de oude panden aan de Markt en
de Hoenderstraat. Daarnaast zijn er verschillende architec-
ten ingeschakeld onder supervisie van bureau Jo Coenen
en Co. Het is een project dat gedurende de verslagperiode
nagenoeg gereed is gekomen. Het plan is vele male ter
advisering voorgelegd aan WMC. De discussie heeft zich
vanaf het begin afgespeeld over de vraag hoe het project
moet worden gezien: is het een winkel- en kantoorcentrum
dat zich volledig oriënteert op het binnenterrein ter plekke
gegaan, onder voorwaarde dat de leidingen van de verlich-
ting zoveel mogelijk inpandig worden aangebracht.
Mosae Forum
Zoals gezegd, heeft op 26 september 2007 de officiële
opening van Mosae Form plaatsgevonden. Het is één van
de grootste ingrepen in de binnenstad van na de Tweede
Wereldoorlog. Het gaat om nieuwbouw binnen het histo-
rische stadscentrum, bestaande uit 16.500 m2 kantoor-
ruimte (omvattende onder andere een nieuwe raadszaal),
18.500 m2 winkelruimte, horecagelegenheden, een onder-
grondse parkeergarage in 4 lagen en 18 luxe appartemen-
ten. De inpassing van deze bouwmassa is een bijzondere
opgave geweest. Het gaat hier immers om een zeer cen-
trale en in het oog springende plek, direct gelegen aan de
Mosae Forum
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 687 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 68 29-5-2008 13:25:1029-5-2008 13:25:10
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
69
van de vroegere brugoprit of is het een uitbreiding van het
centrumdomein waarbij vooral de buitenkanten een spel
aangaan met het bestaande stedelijke weefsel? Naar de
mening van de commissie prevaleert in het plan de eer-
ste gedachte en komt de tweede visie te weinig tot haar
recht. Deze vrees wordt in de werkelijkheid bewaarheid,
nu blijkt dat bijvoorbeeld aan de Gubbelstraat de etalages
slechts voorzien zijn van grote beeldschotten en weinig
inviterend zijn om daar te gaan wandelen. De bouw van
het onderdeel ‘Gubbelstraat’ van het project Mosae Forum
heeft geleid tot enige discussie daar waar het de wijziging
van het materiaal van de gevels betreft. Aanvankelijk
was geopteerd voor natuursteen. Een wijzigingsvoorstel
is aan de commissie voorgelegd om baksteen in plaats
van natuursteen te mogen toepassen. Over de kleur, de
menging, de voeg en de metselwerkverbanden van de bak-
steen is herhaaldelijk met het architectenbureau overlegd.
Kapoenstraat
De Universiteit Maastricht beschikt over een impo-
sant gebouw aan de Kapoenstraat 2 bestemd voor de
Maastrichtse Graduate School of Governance. Dit van een
binnencour voorziene complex vervult voor de universiteit
een belangrijke ontmoetingsfunctie. In dat verband zijn
restauratie en aanpassingen van de bestaande bebouwing
gewenst. Bovendien was er de behoefte om de binnencour
met een glazen kap te overdekken. Het architectenbureau
Inex heeft voor restauratie, aanpassing en overkapping
een uitgebreide studie verricht. Vooral de glazen overkap-
ping is meerdere malen in de commissie besproken. Bij de
Kapoenstraat 2
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 697 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 69 29-5-2008 13:25:3029-5-2008 13:25:30
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//h
oo
fdst
uk
7 :
Opv
alle
nd
e pr
oje
cten
70
behandeling kon gebruik worden gemaakt van een door
het bureau verrichte studie naar glazen overkappingen in
soortgelijke situaties elders in den lande. De voorgestelde
oplossing had de instemming van de commissie. Daarbij
is bijzondere aandacht gevraagd voor de wijze waarop
de overkapping op de verschillende gevels van de cour
aansluit. Veel aandacht is besteed aan de kleuren van de
gevels. In overleg met het architectenbureau heeft een
kleurenonderzoek plaatsgevonden en zijn allerlei kleuren-
voorstellen zorgvuldig uitgewerkt. Er zijn proeven in situ
uitgezet en op basis daarvan is een keuze gemaakt die
recht doet aan de kwaliteiten van het gebouw.
Stationsplein 29
Het monumentale stationsgebouw is maar gedeeltelijk in
gebruik. Onder de kap van het gebouw zijn ruimten niet
of nauwelijks in gebruik. Aan de commissie is het plan
voorgelegd om onder de kap een restaurant te realiseren.
WMC is een grote voorstander van het hergebruik van
de kapruimte. Gelet op het programma van eisen was de
commissie evenwel van mening dat deze opgave breder
uitgewerkt dient te worden. Het voorgelegde plan voldeed
niet aan redelijke eisen van welstand c.q. monumentzorg
omdat de gekozen oplossing onvoldoende was afgestemd
op de hoogwaardige architectuur van het gebouw en te
zeer als een incident wordt ervaren. WMC heeft geadvi-
seerd om nadere studies te overleggen van de mogelijkhe-
den om de verdieping te ontsluiten en alle bouwkundige
voorzieningen, welke vereist zijn bij de herbestemming van
de verdieping uit te werken.
Maastrichter Brugstraat 30-32
Een illustratief voorbeeld voor de discussie over winkel-
puien betreft het plan Maastrichter Brugstraat 30-32. Hier
‘botsten’ op elkaar de opvatting van een winkel keten in
designprodukten en die van WMC. De Welstandsnota stelt
concrete eisen aan winkelpuien binnen het beschermde
stadsgezicht. De firma iitala en haar ontwerper willen de
begane grondruimte van de twee panden gebruiken voor
verkoopruimte. Deze ruimten waren bij eerder gebruik
al bij elkaar getrokken. Vanuit de Welstandsnota wordt
gesteld dat beide panden van een deur moeten zijn voor-
zien om de individuele herkenbaarheid van de panden te
garanderen. Vanuit overwegingen van de gebruiker zouden
twee deuren ongewenst zijn. In overleg met de commissie
is vastgesteld dat de voorstellen steeds niet voldeden aan
het basisprincipe dat ieder pand een toegang, c.q. een
verwijzing naar een toegang, dient te hebben. Om uit de
impasse te geraken, is separaat bouwplanoverleg met een
commissielid gevoerd, hetgeen heeft geresulteerd in een
oplossing die aan de wensen van beide partijen tegemoet
komt.
Toeristische stadstreintjes
Tijdens de algemene beleidsvergadering van 15 oktober
2007 heeft wethouder Hazeu aan WMC gevraagd om
advies te geven over esthetische aspecten van toeristische
stadstreintjes in Maastricht. WMC heeft meerdere malen
daarover in de commissie gesproken. Ze heeft een inventa-
risatie gemaakt van de wijze waarop in andere historische
binnensteden aan dit soort treintjes vorm is gegeven. WMC
is van mening dat er wel degelijk esthetische eisen aan dit
soort treintjes en de erbij horende infrastructurele voor-
zieningen dienen te worden gesteld. Daarbij moet gedacht
worden aan zaken als passend in het stadsbeeld, vormge-
ving, lengte en bijvoorbeeld kleur. WMC vraagt aandacht
voor het feit dat dit soort voorzieningen vaak tot extra
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 707 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 70 29-5-2008 13:25:4329-5-2008 13:25:43
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 7
:O
pval
len
de
pro
ject
en
71
belasting leiden van de publieke ruimte in de vorm van
halteplaatsen, abri’s, afvalbakken en dergelijke.
Binnenstedelijke randzoneIn de directe omgeving van de historische binnenstad
bevindt zich een zone waar vroeger de aarden verdedi-
gingswerken met schootsvelden gelegen waren. Na de
opheffing van de vestingstatus in 1867 is dit gebied in een
reeks van decennia bebouwd geraakt. Enkele markante
delen van de voormalige fronten en forten zijn gelukkig
behouden gebleven. Het is het gebied aan en rondom
de singels dat tegenwoordig het beeld van de stad mede
in sterke mate bepaalt. Ook deze zone verkeert in een
constant proces van transformatie, waarbij in een aantal
gevallen de historische relicten bedreigd worden en in
andere gevallen herstel van die relicten in een nieuwe con-
text wenselijk is.
Fort Sint Pieter
Het plan Fort Sint Pieter heeft betrekking op restauratie- en
consolidatiewerkzaamheden van dit markante verdedi-
gingselement uit het vroegere verdedigingsstelsel. De
gedachte is om het fort zo veel mogelijk terug te brengen
naar de oorspronkelijke situatie. Door middel van het
terugbrengen c.q. accentueren van specifieke vestingwerk-
technische onderdelen, zoals het zichtbaar maken van
de voormalige plattegrond van de oostelijk gesitueerde
kanonbatterijen op het verhoogde terreplein, zal het
monument een belangrijke toegevoegde educatieve func-
tie krijgen. Het restauratie- en consolidatieplan van het
architectenbureau Hamers, Voorvelt en Nijssen is in nauwe
samenwerking met de afdeling Cultureel Erfgoed ontwik-
keld. De commissie heeft haar waardering uitgesproken
voor de gedetailleerde analyse van het vraagstuk en de
zorgvuldige planontwikkeling. Dit plan is in uitvoering.
Een volgende fase bestaat uit de reconstructie van een
caponnière die in het verleden verdwenen is. Wil de vol-
ledige structuur van het fort zichtbaar zijn, dan dient deze
caponnière te worden gereconstrueerd. De commissie is
van mening dat dit vanuit esthetisch en educatief oogpunt
te rechtvaardigen is en heeft in deze dan ook positief
geadviseerd. Een voorstel in deze, samen met de ophoging
van de kanongalerij is door de commissie van een positief
advies voorzien. Een discussiepunt daarbij is geweest de
vraag of de B.B.-uitkijkpost gereconstrueerd zou moeten
worden. De commissie heeft kennis genomen van het feit
dat deze reconstructie in de door de gemeente met het
architectenbureau besproken plannen niet was voorzien
en derhalve ook niet ter beoordeling aan de commissie
voorlag.
St. Lambertuskerk
In het kader van de zogenaamde ‘kanjerregeling’ zijn in
principe gelden gereserveerd voor de restauratie van de
markante St. Lambertuskerk aan het Emmaplein. Samen
met de RACM, de afdeling Cultureel Erfgoed en een verte-
genwoordiger van WMC is en wordt uitvoerig gesproken
over zowel de restauratie van de fundamenten, de restau-
ratie van de gevels, het interieur en de herbestemming van
het pand. Het betreft hier een zeer complexe materie met
een gecompliceerde procesgang. WMC heeft na uitvoe-
rige discussie gesteld dat het door het architectenbureau
Boosten-Rats opgestelde restauratieplan voldoet aan rede-
lijke eisen van welstand-/c.q. monumentenzorg. Ten aan-
zien van het inbouwpakket heeft WMC in principe positief
geadviseerd. Zij heeft gemeend dat voor een definitieve
beoordeling nog een nadere uitwerking gewenst is. Daarbij
Fort St. Pieter
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 717 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 71 29-5-2008 13:25:4429-5-2008 13:25:44
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 7
:O
pval
len
de
pro
ject
en
72
heeft de commissie bijzondere aandacht gevraagd voor de
beoogde ruimtelijke werking van het inbouwpakket in rela-
tie tot de bestaande monumentale en ruimtelijke kwalitei-
ten, de nieuwe geveldoorbrekingen, de vloerafwerking, de
wand- en gewelfschilderingen, de materialisering en detail-
lering, het belang van het monumentale glas-in-lood in
relatie tot de gewenste daglichttoetreding van het inbouw-
pakket en de aanwezige vaste en losse interieurstukken in
relatie tot het toekomstige gebruik en het gebruik van de
stedenbouwkundige ruimte.
Brouwersweg
WMC heeft lange tijd van gedachten gewisseld met het
bureau Satijn Plus over het plan Brouwersweg. Het betreft
een plan voor de realisatie van woningen met een par-
keerkelder. In eerste instantie richtte de aandacht zich op
de monumentale kelder. WMC was de mening toegedaan
dat de waarde van deze kelder niet zodanig hoog was dat
dit tot frustratie van het bouwinitiatief zou moeten leiden.
Wel is gevraagd om iets van deze ijskelder in het plan
‘zichtbaar’ te maken. Verder was het voor WMC van groot
belang dat de karakteristieke industriële gevels aan de
Brouwersweg beeldbepalend zouden moeten blijven. De
discussie heeft zich dan ook steeds afgespeeld rondom
de vraag hoeveel en welke inbreuken in deze gevels moge-
lijk en wenselijk zouden zijn. De aanvankelijke plannen
respecteerden de oude gevels naar de mening van WMC
in onvoldoende mate, reden waarom is aangedrongen op
intensief overleg om uit de impasse te geraken. De latere
plannen ademden meer de geest van behoud van en res-
pect voor de markante industriële gevels. WMC heeft dan
ook geconstateerd dat het meerdere malen gewijzigde
plan een aanmerkelijke vooruitgang vertoont. In het over-
leg heeft WMC aangedrongen op een evenwichtiger en rus-
tiger gevelbeeld, een vereenvoudiging van de doorbreking
van de gevel Brouwersweg ter plaatse van de ‘aanraking’
met de glazen opbouw, het handhaven van de bestaande
stalen ramen met roedenverdeling, het handhaven van de
bestaande gietijzeren kolommen, een slanke detaillering
van de kozijnen, de detaillering van de gevelperforaties en
de bovendakse uitmondingen.
Dorpskernen (‘stadsdorpen’)De vroeger zelfstandige gemeenten die in de afgelo-
pen honderd jaar bij het grondgebied van de gemeente
Maastricht zijn gevoegd, hebben voor een deel hun mar-
kant dorpskarakter behouden. Van de andere kant moet
men stellen dat de oude dorpskernen, meer in het bijzon-
der de historische linten, toch worden geconfronteerd met
initiatieven die ertoe leiden dat de huidige dorpen steeds
St. Lambertuskerk Brouwersweg
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 727 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 72 29-5-2008 13:25:4629-5-2008 13:25:46
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
73
meer als ‘stadsdorpen’ zijn te beschouwen. De oude agra-
rische functie is nagenoeg uit die dorpen verdwenen en
daarvoor in de plaats hebben ze in toenemende mate een
woonfunctie gekregen. Dat geldt voor de dorpen Caberg,
Wolder, Sint Pieter en Limmel, maar ook in toenemende
mate voor Heer, Scharn en Amby. De commissie sluit bij
haar beoordeling van de plannen aan bij wat daarover in
de Welstandsnota wordt gesteld. Vooral de daar aangewe-
zen historische stadslinten worden soms door bouwiniti-
atieven bedreigd. Het risico is namelijk dat bij de planvor-
ming te weinig rekening wordt gehouden met karakter en
beeld van deze linten. Ter discussie staat vaak de té grote
bouwmassa, het onvoldoende rekening houden met de
bestaande karakteristieken en de keuze van de bouwmate-
rialen en kleuren.
Medisch centrum Wethouder van Caldenborghlaan
Een speciale kwestie heeft zich voorgedaan bij het ver-
bouwen van kantoor naar kantoor/medisch centrum aan
de Wethouder van Caldenborghlaan 45. De commissie
heeft daar geconstateerd dat zonder vergunning onher-
stelbare schade is toegebracht aan het rijksmonument.
De commissie heeft erop aangedrongen dat het gebouw
volledig hersteld wordt in de oorspronkelijke toestand.
Daarbij dient aangetoond te worden hoe de reconstructie
en herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd. De com-
missie verwacht hiertoe een uitgewerkt en gedetailleerd
plan ter beoordeling middels detailtekeningen en gevel-
tekeningen schaal 1:20. WMC heeft aandacht gevraagd
voor de uitvoering van het metselwerk, het voegwerk en de
bijzondere elementen in de gevels De commissie heeft als
eis meegegeven dat het nieuwe metselwerk en de beno-
digde constructies vrij dienen te blijven van de bestaande
en authentieke gevels. Bijzondere aandacht is voorts
gevraagd voor de uitvoering van het metselwerk, de moer-
balken en balklagen, de dakconstructie en dakafwerking.
Ten aanzien van de eventuele uitgraving van een kelder
heeft WMC opgemerkt dat middels een deskundig rap-
port van een constructeur aangetoond dient te worden dat
het monumentale gebouw beschermd wordt, cq dat geen
beschadiging (zettingschade) op zal treden. In het geval
van het uitdiepen van een kelder dient de bouwplaats als
archeologisch onderzoeksgebied te worden ingericht om
het oudheidkundig bodemarchief te kunnen onderzoeken,
onder voorwaarden zoals aangegeven in het verdrag van
Valletta. De opdrachtgever heeft vervolgens aan een ander
architectenbureau opdracht gegeven om een plan voor het
medisch centrum te ontwikkelen. De commissie heeft toen
nogmaals benadrukt dat ze in hoge mate de sloop van een
gedeelte van het rijksmonument betreurt. Met deze sloop
zijn belangrijke structuren en authentiek materiaal verdwe-
nen. De commissie heeft in een eerder schrijven geadvi-
seerd de oorspronkelijke structuur met de oorspronkelijke
vormgeving terug te brengen. WMC heeft het herstelplan
in strijd bevonden met redelijke eisen van welstand- c.q.
monumentenzorg omdat onvoldoende tegemoet is geko-
men aan de voorgaande advisering. Met name is de com-
missie van mening dat de nieuwe indeling onvoldoende in
samenhang is ontworpen met de gevels en onvoldoende
de bestaande structuren respecteert. De commissie heeft
geadviseerd om een nieuwe indeling te maken met respect
voor de bestaande structuren en ook als zodanig maximaal
herkenbaar te maken. Ten aanzien van de kapconstructie
was de commissie van mening dat de huidige construc-
tie, inclusief de latere aanpassingen zo veel als mogelijk
behouden dienen te blijven en geen aanvullende nieuwe
constructieve invullingen ingebracht dienen te worden. Tot
slot was de commissie van mening dat de kelder geheel
binnen de bouwmuren van de begane grond dient te wor-
den gesitueerd.
Boerderij Castermans Wolder
Op verzoek van de raadscommissie Stadsontwikkeling
heeft WMC advies uitgebracht over de plannen kort aange-
duid als Castermans I en Castermans II. De inhoud van dit
advies luidde als volgt:
‘In de eerste plaats willen wij in herinnering roepen
dat het plan Castermans I betrekking heeft op de plek
waar momenteel een boerenhoeve aanwezig is, waar-
voor destijds initiatieven zijn genomen om deze op de
rijkslijst van monumenten te plaatsen. De toenmalige
RDMZ (momenteel RACM) heeft op dit verzoek negatief
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 737 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 73 29-5-2008 13:25:4829-5-2008 13:25:48
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 7
:O
pval
len
de
pro
ject
en
74
geadviseerd. Het complex is door de gemeente wel
geselecteerd om eventueel te plaatsen op de gemeen-
telijke lijst van monumenten. Zoals bekend, heeft de
gemeente Maastricht ervoor gekozen om objecten en
structureren die van cultuurhistorische waarde zijn
(en niet al op de rijkslijst zijn opgenomen) te bescher-
men en in stand te houden via het regime van het
Maastrichts Planologisch Erfgoed. De daadwerkelijke
effectuering van bescherming en instandhouding zou-
den dan worden gerealiseerd via bestemmingsplan-
nen waarin de betreffende waarden worden onder-
kend, benoemd en aangewezen. Het is u ook bekend
dat de gemeente het ensemble van Castermans I heeft
willen beschermen en instandhouden via het bestem-
mingsplan Biesland, Campagne, Wolder, maar dat
door administratieve onzorgvuldigheid, de hoeve wel
is opgenomen om te beschermen in de bij het bestem-
mingsplan behorende toelichting, maar dat dit niet tot
uitdrukking komt in de bestemmingsplankaart, welke
een voor de burgers bindende rechtskracht heeft. Los
van dit gegeven, is het van belang om onder uw aan-
dacht te brengen dat onze commissie zich eerder in de
volgende zin over dit complex naar aanleiding van het
verzoek tot plaatsing op de rijksmonumentenlijst heeft
uitgelaten (advies van 11 mei 2004): Het Castermans
I-complex is in oorsprong 17de tot 18de eeuws. Vooral
de schuur en de twee uit latere tijd stammende poor-
ten moeten vanwege hun ouderdom als cultuurhisto-
risch waardevol worden beschouwd. Vanwege de hoge
authenticiteit van het materiaal, de voorkomende bak-
en natuursteen en de houtconstructie is het een object
met hoge monumentale waarde.
Ten aanzien van de carrévorm liggen de kaarten
iets anders: dit gedeelte is met gebruikmaking van
oudere delen grotendeels in de 19de eeuw ontstaan
en heeft als zodanig, gerelateerd aan de normen die
landelijk door de RDMZ worden toegepast, vanwege
het frequenter voorkomen van dit soort gebouwen
in Zuid-Limburg, geen hoge, maar wel een positieve
monumentwaarde. De zorgvuldig ontworpen binnen-
plaatsgevel van het woonhuis verdient aparte vermel-
ding, maar ook deze heeft een te geringe uniciteit om
zonder meer in aanmerking te komen voor de status
van rijksmonument. De tot woonhuizen verbouwde
bedrijfsgebouwen aan de zuidzijde hebben een indif-
ferente (eigenlijk geen) monumentale waarde.
De bouwkundige materie van de carrévorm mag dan
‘slechts’ een positieve monumentwaarde hebben,
ten aanzien van de stedenbouwkundige ligging mag
gesproken worden van een hoge monumentale waar-
de, vanwege het volgende:
• de carrévorm (en de blinde muren) vervullen qua
schaal en maat een belangrijke rol als schakel tus-
sen de massa van de kerk en het achterliggende dal
met weilanden;
• de blinde muur aan de Pletzersstraat geeft met de
drie overige karakteristieke boerderijen aan deze
straat cultuurhistorische identiteit aan het dorp
Wolder;
• qua straatbeeld speelt de hoeve Castermans een
cruciale rol als laatste (enigszins schuin in de rooi-
lijn gelegen) boerderij van het lint, geplaatst bij een
kruising;
• ook de blinde gevel aan de holle weg ten noorden
van de boerderij moet, in combinatie met de holle
weg, als zeer karakteristiek worden aangemerkt.
Resumerend:
• de schuur heeft vanwege hoge authenticiteit en
ouderdom een hoge monumentwaarde;
• de blinde gevels van de carrévorm zijn uiterst cru-
ciaal vanwege het straatbeeld (gesloten gevels van
vier boerderijen) in de Pletzersstraat;
• de overgang die de boerderij Castermans vervult
tussen de massa van de kerk en het achterliggende
weiland in het dal en
• de hoeve fungeert als cultuurhistorische identiteit-
drager van het dorp Wolder.
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 747 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 74 29-5-2008 13:25:4929-5-2008 13:25:49
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
75
Ten tweede wil de Welstands-/Monumentencommissie
concreet antwoorden op uw verzoek om ‘een advies af
te geven t.a.v. de op 12 september 2006 aan de raads-
commissie Stadsontwikkeling gepresenteerde bouw-
plannen. Het gevraagde advies dient in te gaan op
hoe de WMC denkt over de bouwplannen vanuit ste-
denbouwkundig, landschappelijk en cultuurhistorisch
oogpunt.’ In haar vergadering van 12 juni 2007 heeft
WMC de plannen besproken zoals boven bedoeld. De
commissie brengt naar aanleiding van de bestudering
van de plannen voor Castermans I en II de volgende
zaken onder uw aandacht:
De commissie merkt op dat zij bij de beoordeling van
de plannen constateert dat deze niet voldoen aan de
in de Welstandsnota geformuleerde gebiedsgerichte
criteria voor het historische bebouwingslint (H2).
WMC heeft vervolgens gemeend de plannen te moeten
beoordelen aan de algemene criteria zoals deze in de
nota zijn geformuleerd. Dit geeft aanleiding tot het vol-
gende commentaar:
Landschappelijk
• De plannen zijn gesitueerd vlakbij (en ten dele in)
het voor dit gebied kenmerkende droogdal, welke
fraai met groen is omzoomd.
• Vanaf de belendende wegen is er een mooi zicht op
dit landschappelijk waardevolle droogdal.
• De bebouwing rondom het droogdal is momenteel
bescheiden van omvang en zou dit naar de mening
van de commissie ook moeten blijven. De huidige
plannen leggen een grote druk op de randen van het
droogdal, waardoor het zeer gespannen overkomt.
• De verhouding tussen de bestaande bebouwing en
het landschap wordt door Castermans I en II in ern-
stige mate verstoord.
• Aan de Castermanshoeve zijn vele objecten in de
loop der jaren aangebouwd, die de kwaliteit van
het complex niet ten goede komen en die ook tot op
zekere hoogte het droogdal hebben aangetast. Nu
bestaat de mogelijkheid om dit te herstellen.
• Het droogdal dreigt door de plannen Castermans I
en II ‘vol’ te lopen.
Stedenbouwkundig
• Het plan dringt het droogdal in. Hierdoor ontstaan
er grote stedelijke wanden.
• De karakteristiek van het gebied wordt aangetast,
door de massale, lineaire bebouwing met sterke
horizontale aspecten van Castermans I en II.
• Het plan past niet in het dorpsmilieu.
• Bestaande differentiatie is in deze plannen afwezig
(verticale aspecten en kappen).
• Er worden twee carrés aan elkaar gekoppeld
(Castermans I) waardoor een grote massaliteit ont-
staat.
• Het karakteristieke straatbeeld wordt aangetast.
• Er ontstaat ook een discontinuïteit in het straat-
beeld.
Cultuurhistorisch
• Het huidige gebouw (carré hoeve) bezit een hoge
monumentale waarde. De hoeve is in de gemeentelij-
ke monumentenlijst als volgt omschreven: ‘Gesloten
hoevecomplex, gelegen binnen de bebouwde kom en
buiten het beschermd stadsgezicht van Maastricht.
De kern dateert oorspronkelijk van rond 1600. Het
poortgebouw dateert van 1857. Boerderijencomplex
rond een rechthoekige binnenplaats, opgebouwd uit
een bouwlaag onder een zadeldak dat gedekt is met
grijze muldenpannen. Het woongedeelte bevindt
zich aan de binnenplaats en is opgebouwd uit een
bouwlaag. In het midden bevindt zich een deur, die
geflankeerde wordt door twee vensters. De venster-
openingen hebben een segmentboog vorm en de
houten kozijnen zijn gevuld met T-ramen met glas in
lood bovenlichten. De vensters hebben sluitstenen
met consoles en hardstenen dorpels. Aan het dak
bevindt zich een bakgoot met geprofileerde houten
gootlijst met kleine consoles en een gootfries van
metselwerk met muizentandmotief. Rechts van het
pand bevindt zich een grote poortomlijsting met
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 757 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 75 29-5-2008 13:25:4929-5-2008 13:25:49
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//h
oo
fdst
uk
7 :
Opv
alle
nd
e pr
oje
cten
76
hardstenen sluit- en schoudersteen. De voorgevel
is opgemetseld met bakstenen. Geveldecoratie met
horizontale gepleisterde band.’
• De bebouwing aan de Winterslag vormt een ernstige
aantasting van het gebied.
Ten derde wil de commissie een advies uitbrengen
over een aanvullende vraag die aan haar gesteld is,
die als volgt luidde: ‘de op 11-5-2007 ontvangen plan-
nen voor Castermans I en II dienen als vastgesteld
gezien te worden. Dit is bestuurlijk en door de direc-
tie SEB bepaald. Aan wmc wordt gevraagd om een
advies te geven hoe te komen tot een acceptabel en
inpasbaar plan. De advisering dient dan betrekking te
hebben op bijvoorbeeld materialisering en het gebruik
van ronde daken en dergelijke.’
Architectonisch
• De oostelijke en westelijke vleugels zijn te hoog in
het landschap: hierdoor wordt het een stedelijke
wand binnen het landschappelijke gebied.
• Het Wolder’s karakter moet behouden blijven, daar
passen geen tondaken in.
• Het plan is in strijd met de gebiedsgerichte criteria
uit de Welstandsnota. Bij de herontwikkeling kan
eventueel wel worden afgeweken, maar dan moet
het plan een bijzondere kwaliteit bezitten.
• De voorgestelde uniforme gevelindeling is in ern-
stige mate in strijd met het landelijke karakter van
de dorpskern.
Slotconclusie
Op basis van al hetgeen hierboven is gesteld, is de
mening van de commissie dat de plannen Castermans
I en II vanuit landschappelijk, stedenbouwkundig, cul-
tuurhistorisch en architectonisch perspectief als niet
acceptabel moeten worden beschouwd.’
Nieuw plan voor Castermans Wolder
De commissie heeft in december 2007 kennisgenomen
van de opnieuw opgestelde planvisie die sterk afwijkt van
de eerder besproken plannen. Zij heeft haar waardering
uitgesproken voor het overleg in dit vroege stadium van de
planontwikkeling. De commissie heeft gesteld dat ze kan
instemmen met de gepresenteerde planvisie die qua kor-
relgrootte goed aansluit op de structuur van de omgeving
en het dorp Wolder. De stedenbouwkundige structuur van
binnenhoven en aaneen gebouwde volumes met verschil-
lende nokrichting sluit aan op de typologie in het dorp.
WMC heeft wel aandacht gevraagd voor de landschappe-
lijke inpassing in het terrein met de bestaande hoogtever-
schillen (Castermans II) en droogdal (Castermans I). WMC
heeft geadviseerd om een studiemaquette te maken, waar-
mee duidelijkheid wordt verkregen over de terreinhoogten.
De commissie heeft haar vertrouwen uitgesproken dat,
binnen dit stedenbouwkundig kader, een hoogwaardige
architectuur ontworpen kan worden met een eigen palet
aan materiaal- en kleurgebruik. De invulling van de archi-
tectuur in materiaal en in gevelopbouw dient afgestemd te
zijn op de aanwezige typologie van vormen en bouwmas-
sa’s.
Naoorlogse nieuwbouwwijkenIn de jaren vijftig is door de toenmalige directeur van
Openbare Werken, samen met de stadsarchitect, een
concept ontwikkeld voor de uitbreiding van de stad. Dit
plan is gebaseerd op de zogenaamde parochiegedachte.
De stadsuitbreiding zou moeten plaatsvinden in een
aantal overzichtelijke buurten, waar de kerk, kerkplein,
een klein winkelcentrum en buurtvoorzieningen centraal
zouden worden gesitueerd. Op deze manier zijn bijvoor-
beeld Caberg, Pottenberg, Malpertuis en Malberg tot stand
gekomen. Deze buurten bestaan inmiddels zo’n vijftig
jaar en de woningen zijn aan renovatie of vervanging toe.
De vraag is echter hoe met deze buurten om te gaan.
De parochiegedachte is door de tijd achterhaald, maar
de vraag is hoe deze voormalige gedachte, die zo goed
afleesbaar is uit de stedenbouwkundige structuur en de
architectuur, zo ‘levend’ mogelijk kan worden gehouden.
Er heeft een cultuurhistorische analyse en inventarisatie
van Malberg plaatsgevonden, mede om te kijken hoe bij
reconstructie van deze gebieden de stedenbouwkundige
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 767 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 76 29-5-2008 13:25:5029-5-2008 13:25:50
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 7
:O
pval
len
de
pro
ject
en
77
en architectonische waarden behouden, dan wel ver-
nieuwd zouden kunnen worden. Voor het gebied Malberg
is door de gemeente een supervisor aangesteld, Frans
Ziegler, zowel voor de stedenbouw als voor de architec-
tuur. Voor het gebied Caberg/Malpertuis is een supervisor
voor de stedenbouw aangesteld, ook hier Frans Ziegler.
De commissie is alert ten aanzien van het behoud van de
‘Wederopbouwkwaliteiten’ in de nieuwe plannen. WMC
heeft een bezoek aan deze gebieden gebracht en heeft
kennis kunnen nemen van plannen op huisvestingsgebied
aldaar. Een en ander is reden geweest om zich zorgen te
maken voor de mate waarin de waardevolle stedenbouw-
kundige structuur en ook de aanwezige landschappelijke
en architectonische kwaliteiten in de plannen voldoende
geborgd zijn. Deze gebieden zouden als lakmoesproef
moeten fungeren voor de daadwerkelijke effectiviteit van
het Maastrichts Planologisch Regime; de vraag is echter of
de betrokken partijen voldoende doordrongen zijn van de
bedoelingen en implicaties van dit regime.
BelvedèreEén van de grote opgaven waarvoor Maastricht de
komende jaren staat, is de herstructurering en invulling
van het gebied Belvedère, gelegen tussen het Bassin,
de Statensingel, de Brusselseweg en de Maas ter hoogte
van het Bosscherveld. Er heeft een cultuurhistorische
inventarisatie van dit gebied plaatsgevonden, waarin de
cultuurwaarden vanaf de eerste tekenen van bewoning,
de werken verband houdend met de stadsverdediging,
de infrastructurele voorzieningen uit de 19de eeuw, de
industrialisatie uit de 19de en 20ste eeuw, als ook de
landschappelijke waarden ter hoogte van de Lage Fronten
Clavecymbelstraat
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 777 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 77 29-5-2008 13:25:5129-5-2008 13:25:51
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 7
:O
pval
len
de
pro
ject
en
78
Sphinxterrein
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 787 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 78 29-5-2008 13:25:5629-5-2008 13:25:56
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
79
op kaart en in beeld zijn gebracht. Het bureau Palmboom
heeft, mede op basis van deze gegevens, een masterplan
voor dit gebied opgesteld, dat de basis vormt voor een
PPS-constructie tussen de gemeente Maastricht en particu-
liere beleggers en ontwikkelaars. De commissie heeft zich
over het masterplan laten voorlichten en heeft kantteke-
ningen geplaatst bij de ‘zwaarte’ van het programma, voor-
al ter hoogte van de Lage Fronten, de wijze van omgaan
met de aanwezige landschappelijke elementen en de
verbinding tussen de Hoge en Lage Fronten. In een overleg
is gesproken over de wijze waarop de komende jaren de
advisering over plannen in dit gebied zal plaatsvinden. Er
is een kwaliteitsteam in het leven geroepen en er zullen
concrete afspraken worden gemaakt over de manier waar-
op de commissie met dit team gaat samenwerken.
Sphinxterrein
Het Sphinxterrein is per 01-01-2007 leeg komen te staan.
De commissie heeft kennis genomen van een eerste ste-
denbouwkundig idee voor invulling van dit gebied. Door
de commissie is geattendeerd op een nauwkeurige ana-
lyse van de bouwhistorie van dit ensemble, als ook van
de waardstelling van de historisch belangrijke industriële
gebouwen. Het spreekt voor zich dat hier een geweldige
kans voor de stad ligt om het gebied ten noorden van de
Markt een nieuwe inhoud en een nieuw karakter te geven,
waarbij dit gebied moet fungeren als een betekenisvolle
overgang tussen de binnenstad en het Belvedèregebied.
In de vergadering van 29 mei 2007 heeft WMC uitvoerig
gesproken over de aanvraag tot sloop van een aantal hal-
len op het voormalige Sphinxterrein. Zoals bekend, wordt
de laatste jaren steeds meer aandacht besteed aan het
behoud en de instandhouding van het cultureel erfgoed,
meer in het bijzonder met het industrieel erfgoed. Zeker in
een stad als Maastricht is het van groot belang om zorg-
vuldig om te gaan met dit industrieel erfgoed, omdat deze
stad als een van de oudste, meest gedifferentieerde en
omvangrijkste centra van industriële activiteit in Nederland
(en West Europa) kan worden gezien. In Maastricht zijn,
ondanks het feit dat veel waardevolle gebouwen uit deze
tijd verloren zijn gegaan, toch nog vele specimen van deze
periode bewaard gebleven. Daarbij gaat het niet alleen
om de waarde van één enkel pand, maar ook en vooral
om het complexmatige geheel dat als een industrieel
ensemble kan worden gezien. In Maastricht is gedurende
de afgelopen jaren gebleken dat voormalige industrieter-
reinen via een gericht beleid her in te richten zijn. Het
gebied Çeramique is daarvoor illustratief. Toch geven de
daar opgedane ervaringen aanleiding om er lessen uit te
trekken voor de toekomst. Zoals bekend, is het aantal
behouden historische relicten op zowel industrieel als ste-
denbouwkundig gebied op het Çeramiqueterrien beperkt
geweest (hetgeen begrijpelijk is tegen de achtergrond
van de toen heersende opvattingen en toen geldende
doelstellingen). Op het Sphinxterrein dienen zich nieuwe
kansen aan die optimaal benut moeten worden. Op het
Sphinxterrein zijn veel waardevolle historische gebouwen
aanwezig, hetgeen ook af te leiden is uit de rapportage
opgesteld door het bureau BAAC. Het is van belang, zoals
ook door het kwaliteitsteam wordt benadrukt, om uiterst
zorgvuldig daarmee om te gaan. Daarbij gaat het niet
alleen om het behoud van de individuele panden, maar
ook om het behoud van het industrieel ensemble en de
‘geest van de plek’.
Kwaliteitsteam en WMC
WMC heeft moeten constateren dat de aanvankelijk
gedachte communicatievorm tussen het Kwaliteitsteam
Belvedère en WMC niet echt functioneel bleek. Op basis
van de opgedane ervaringen is gekozen voor een formule
die meer garanties biedt tot een positief en constructief
overleg tussen het kwaliteitsteam en WMC. Deze formule
houdt in dat enerzijds twee leden van WMC participeren in
het kwaliteitsteam en dat anderzijds op cruciale momen-
ten een overleg tussen WMC en het kwaliteitsteam plaats-
vindt. De tot nog toe opgedane ervaringen steunen de
gedachte dat hier tot een goede procesgang is gekomen.
Sloop gebouwen op Sphinxterrein
WMC heeft ingestemd met de sloop van een groot aantal
industriële loodsen die architectonisch en stedenbouw-
kundig geen betekenis hebben en tevens een belemme-
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 797 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 79 29-5-2008 13:26:0229-5-2008 13:26:02
ring zijn voor de ontwikkeling van dit gebied. Wel is over
de mogelijke sloop van enkele panden apart gediscus-
sieerd. Dat is bijvoorbeeld het geval geweest ten aanzien
van het pand nummer 7. Na uitvoerige discussie en zorg-
vuldige afweging heeft WMC geadviseerd dat, gelet op de
minimale historische waarde van het betreffende pand en
de stedenbouwkundige visie van het gebied, het gebouw
nummer 7 toch gesloopt mag worden. Wel heeft de de
commissie verzocht om het gehele pand te documenteren
en nader in studie te nemen of gebouwonderdelen als
reminiscentie hergebruikt kunnen worden.
Timmerfabriek
Eén van de eerste objecten in het Belvedèregebied is de
zogenaamde timmerfabriek, een vroeger onderdeel van het
industriële complex van de Sphinx. De commissie heeft
geadviseerd over een cascorestauratie, waarbij zij gepleit
heeft voor behoud van enkele karakteristieke elementen,
zoals het ‘bazenhok’ dat typerend is voor een bepaalde
fase van toezicht op de arbeiders. Voorts is aandacht
besteed aan de vernieuwing van de lichtstraten en de con-
sequenties daarvan voor de constructie.
RandwyckHet ooit voor de universiteit gedachte gebied Randwyck
is, als gevolg van het onderbrengen van enkele facul-
teiten in historische panden van de binnenstad, op een
andere manier ingevuld als ooit was gedacht. De medische
faculteit is in Randwyck terecht gekomen. Ooit was ook
de gedachte om in dit gebied studentenhuisvesting en
Timmerfabriek
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 807 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 80 29-5-2008 13:26:0229-5-2008 13:26:02
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
81
sportaccommodatie te realiseren. Plannen in deze hebben
lang op zich laten wachten. Recent is de commissie op de
hoogte gesteld van plannen van het bureau Calatrava om
in dit gebied, schuin tegenover het AZM, studentenhuis-
vesting en een sporthal te realiseren. Dit grote, strakke en
opvallende plan is door de commissie van commentaar
voorzien. De commissie kan in hoofdlijnen met het plan
instemmen, maar heeft bij de inrichting van de buiten-
ruimte en het kleurgebruik kanttekeningen geplaatst. De
verdere uitwerking van het plan is in 2007 in WMC bespro-
ken. Daarbij zijn kwesties aan de orde gekomen die eerder
tot opmerkingen van de commissie hadden geleid, zoals
de gelijkwaardige gevels, de infrastructurele voorzieningen
(groen, verkeer, additionele voorzieningen), de transparan-
tie van de sporthal, de kleurstelling van het koperpaneel
(monster is getoond) en de hoogte van het zuidgebouw.
WMC was de mening toegedaan dat dit uitgewerkte plan
op de genoemde onderdelen naar tevredenheid is aange-
past. De supervisor van Randwyck was van mening dat het
plan op detailniveau nog enige aanpassing behoeft, dan-
wel nog nader dient te worden uitgewerkt. De commissie
was ten slotte van mening dat de kwaliteit, welke met dit
plan wordt voorgesteld, in de verdere uitwerking ook aan-
getoond dient te worden met een volledige detaillering.
Woon- en bedrijventerreinenEen stad kent niet alleen historisch waardevolle gebieden
en grote woongebieden, maar ook zones waar primair
bedrijven gevestigd zijn, soms in combinatie met wonen.
Ook deze locaties zijn voor een stad van belang. Zeker
daar waar werken en wonen worden gecombineerd, is het
goed om zorgvuldig om te gaan met de situering, de ver-
schijningsvorming en de inrichting van deze gebieden. In
de verslagperiode hebben twee gebieden bijzondere aan-
dacht van de commissie gehad.
Bedrijventerrein Maastricht-Eijsden
Bij het bedrijventerrein Maastricht-Eijsden heeft WMC op
verzoek van de gemeente een lid afgevaardigd om alle
lopende bouwinitiatieven als ‘supervisor’ te begeleiden.
Men poogt daarmee de welstandsadvisering en daarmee
de voortgang van de bouwvoorbereiding te bespoedigen.
Als toetsingskader functioneert het door de Raad goed-
gekeurde Beeldkwaliteitplan en de algemene criteria van
de Welstandsnota. Deze aanpak biedt geen garantie voor
ruimtelijke kwaliteit, omdat functionele ‘blikken’ bedrijfs-
hallen nu eenmaal snel banaal ogen langs de prachtige
Maasoever. Hopelijk is deze vorm van stadsuitbreiding de
laatste, en zal voortaan worden ingezet op hergebruik en
verdichting van oude bedrijfsterreinen.
Vinkenslag alias De Karosseer
Het om allerlei redenen bekende Vinkenslaggebied in
Maastricht (inmiddels omgedoopt tot De Karosseer)
is in samenspraak met de bewoners verplaatst en
opnieuw vormgegeven. Met behulp van een bescheiden
Beeldkwaliteitplan is geprobeerd om een goede verhou-
ding te vinden tussen gereguleerd werken en wonen ener-
zijds, en oog voor de aard van de handel en bedrijvigheid
anderzijds. Het gebied is stedenbouwkundig helder gemar-
keerd. Het wordt afgebakend door spoorlijn en autoweg en
is aan de randen voorzien van groen. Binnen het gebied
is gekozen voor een eenvoudige, doch heldere verkeers-
structuur en voor een zonering van woon- en werkfunctie.
Door middel van eenvoudige elementen als steenkorven
is geprobeerd om dit relatief vrije gebied toch enigszins te
beheersen vanuit een oogpunt van ruimtelijke kwaliteit.
Kapel op De Karosseer
Er werd een plan ingediend om langs de hoofdroute een
kapel te bouwen. Het plan behelsde een eenvoudige archi-
tectuur met een duidelijke referentie naar een wegkapel.
WMC heeft geadviseerd om zowel de vormgeving, als de
materialisatie van de kapel meer af te stemmen op de dra-
gende structuur van de steenkorven. Het plan is in die zin
aangepast en heeft de instemming van WMC verkregen.
Centrumgebouw
Als tijdelijke voorziening voor het centrumgebouw werd de
kiosk geplaatst die een tijd dienst deed als ticket-office
voor Van Stiphout boottochten. Dit markante houten
gebouw blijkt in de praktijk toch niet goed te gebruiken
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 817 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 81 29-5-2008 13:26:1329-5-2008 13:26:13
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 7
:O
pval
len
de
pro
ject
en
82
voor de bedoelde functie, reden om een plan voor te leg-
gen voor een nieuw centrumgebouw. WMC heeft het eerste
plan kritisch beoordeeld en heeft opmerkingen gemaakt
bij de voetprint van het gebouw, de uiterlijke vormgeving,
de architectonische betekenis van de luifel, de materia-
lisatie van het gebouw en de wenselijkheid om ook dit
gebouw meer in het teken te plaatsen van de dragende
structuur van de steenkorven in het gebied.
Woonboten
Omdat woonboten volgens de Woningwet niet onder de
categorie woningen vallen, maar de ligplaats weer wel,
heeft de totstandkoming van een werkbaar toetsingskader
veel tijd gekost. Bij het door een extern ingenieursbureau
gemaakte concept plaatste de WMC eind 2006 vraag-
tekens ‘of het niet te regelzuchtig is’. Referenties met
scheepsbouw laten ook een zekere rommeligheid toe.
De oeverbebouwing daarentegen vraagt om regulering,
omdat dit openbare paden in het Belvedère-gebied zijn.
Inmiddels wordt gewerkt met het document en hoeft de
WMC meestal niet geraadpleegd te worden. Wel wordt met
een ontsnappingsclausule gewerkt. In geval van afwijking
ten gunste van een bovengemiddeld ontwerp wat door
een deskundig ontwerper is ingediend, kan de gemeente
advies vragen aan WMC.
LandschapMaastricht is gelegen in een gebied met een hoge land-
schappelijke waarde. Zeker aan de randen van de stad is
het landschap uitermate bepalend en ook gevoelig voor
ruimtelijke ingrepen. Een paar voorbeelden van plannen
die in 2007 aan de commissie zijn voorgelegd, mogen als
illustratie dienen.
Het uitbreiden van buitengoed Slavante
Aan WMC zijn plannen voorgelegd om aan het buitengoed
Slavante een wintertuin toe te voegen. De locatiekeuze
speelde daarbij een uitermate belangrijke rol, gegeven de
karaktische structuur van het gebouw en ook de aanwezig-
heid van monumentale bomen. WMC heeft uit de voorge-
legde alternatieven een voorkeurkeuze gemakt en deze
keuze is verder tot volle tevredenheid van de commissie
uitgewerkt. Later bleek evenwel dat de RACM een nega-
tief advies had uitgebracht over dit plan. Dit is voor WMC
aanleiding geweest om een en ander nog eens kritisch te
bekijken. Voor de commissie waren in het advies van de
RACM geen argumenten te vinden die een afwijking van
het eerder uitgebrachte advies zouden kunnen rechtvaardi-
gen. De commissie blijft van mening dat de wintertuin qua
massa zorgvuldig en bescheiden in relatie tot het rijksmo-
nument is ingepast, op een subtiele manier is vormgege-
ven en geen afbreuk doet aan de verschijningsvorm van
het monument.
Ondergronds zwembad aan de Ursulinenweg
WMC heeft meerdere malen gesproken over het voorne-
men om tot de bouw van een ondergronds zwembad te
komen in een landschappelijk uitermate gevoelig gebied,
namelijk aan de voet van de Sint-Pietersberg. Het aanvan-
kelijk ingediende plan bevatte naar de mening van WMC
onvoldoende informatie om tot een afgewogen oordeel te
komen. Er is aangedrongen op de noodzaak van aanvul-
lend onderzoek naar allerlei relevante aspecten, zoals
de waarde van het landschap en de aanwezige flora, met
name de bomen, de consequenties van de ingreep voor
het waterbeheer en de mogelijke implicaties voor de bouw-
kundige toestand van het direct erbij gelegen monumenta-
le woonhuis. WMC heeft bovendien aan de architect voor-
gesteld om de situering van het zwembad nader in studie
te nemen en ook de insnede in het landschap ter hoogte
van de entree van het zwembad zorgvuldig te bekijken. Na
studies door allerlei instanties en aanvullende informatie
van de afdeling stedenbouw en de architect, is een nieuw
plan aan de commissie voorgelegd. De commissie heeft
van de diverse rapporten die mede de uitgangspunten
vormden voor het huidige ontwerp, kennis genomen. WMC
is met het laatst ingediende plan akkoord gegaan, maar
wel onder voorwaarde dat ter plaatse van boom 3 meer
ruimte wordt gecreëerd ten gunste van het wortelstel-
sel, het grondpakket op het dak (ter plaatse van de pui)
vergroot wordt en het boeiboord in een donker materiaal
wordt uitgevoerd.
7 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 827 Deel 1-H-7 WMC 2007.indd 82 29-5-2008 13:26:1429-5-2008 13:26:14
8roblematische aspectenP
8 Deel 1-H-8 WMC 2007.indd 838 Deel 1-H-8 WMC 2007.indd 83 29-5-2008 13:26:4929-5-2008 13:26:49
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 8
:Pr
ob
lem
atis
che
aspe
cten
84
AchtergrondWMC opereert binnen de bredere context van door de
gemeente opgestelde ruimtelijke plannen en bouwpro-
gramma’s. De commissie bespeurt wel eens dat er bij de
behandeling van concrete plannen opmerkingen worden
gemaakt door opdrachtgevers, ontwerpers en vertegen-
woordigers van de ambtelijke organisatie die met die ruim-
telijke plannen en bouwprogramma’s te maken hebben.
De strekking van de opmerkingen is in een aantal gevallen
dat er al eerder afspraken met partijen zijn gemaakt, dat
bepaalde beslissingen al zijn genomen en dat het niet
aan de commissie is om daarop terug te komen. Met deze
opmerkingen in de marge van de planbehandeling heeft
WMC als zodanig geen moeite wanneer dat maar niet ten
koste gaat van de onafhankelijke wettelijke taak die de
commissie heeft. De reden om stil te staan bij de gemaak-
te opmerkingen in de marge van de planbehandeling is dat
deze symptomatisch zijn voor een breder fenomeen dat de
commissie als problematisch ervaart, namelijk het risico
van een erosie van ruimtelijke kwaliteitsethiek
In dit verband is het overigens een heuglijk feit dat er zel-
den of nooit van de adviezen van WMC door het college
van burgemeester en wethouders wordt afgeweken. In de
verslagperiode is slechts in één enkel geval van het advies
van de commissie afgeweken (zie het jaarverslag van het
college van burgemeester en wethouders).
Burgerlijke ongehoorzaamheidOp het gebied van (ver)bouwen en restaureren gelden tal-
rijke regels. Zoals bekend, wordt iedereen geacht de wet te
kennen. En dat niet alleen, iedereen wordt ook geacht zich
aan de wet te houden. In de maatschappij worden op aller-
lei gebieden regels overtreden. Soms kleine overtredingen,
maar ook wel grote vergrijpen. In een rechtsstaat bestaan
talrijke manieren om het handelen in strijd met wetten en
regels te sanctioneren. Er worden boetes uitgedeeld, er
vindt bestuursdwang plaats, er wordt hechtenis of gevan-
genisstraf uitgedeeld. Ook wetten en regels op het gebied
van (ver)bouw en restauratie worden overtreden. Ook hier
worden sancties toegepast. De meest voorkomende manie-
ren om op te treden tegen (dreigende) overtreding van
bouwregels is het toezicht door de lokale overheid op het
bouwen. Toezichthouders controleren of de bouw plaats-
vindt conform de verleende vergunning. Wanneer zonder
of in strijd met de verleende vergunning wordt gebouwd,
kan het werk stil worden gelegd. In voorkomende gevallen
moet de bouw in overeenstemming worden gebracht met
de verleende vergunning. Wanneer men niet over een ver-
gunning beschikt, kan alsnog een procedure tot aanvrage
van de vergunning plaatsvinden. Bij licht vergunningplich-
tige bouwwerken en regulier vergunningplichtige bouwwer-
ken impliceert dit tevens een toets op redelijke eisen van
welstand, c.q. monumentenzorg. Dit kan dan resulteren
in het alsnog verlenen van een vergunning. Wanneer de
(ver)bouw niet wordt vergund, kan een proces van hand-
having beginnen. De lokale overheid hanteert in deze vaak
een beleid, soms een stringent, maar ook wel een passief
beleid. In een aantal gevallen kan een en ander leiden tot
een langdurige rechtsgang langs meerdere rechterlijke
instanties.
Praktijk
WMC wordt geregeld geconfronteerd met handelen dat
niet in overeenstemming is met de wet- en regelgeving
op het gebied van (ver)bouw en restauratie. Het gaat in
een aantal gevallen om het willens en wetens handelen in
strijd met de wet- en regelgeving op dit gebied, met andere
woorden om burgerlijke ongehoorzaamheid. De meest
voorkomende gevallen zijn de volgende:
• men handelt zonder vergunning.
• men handelt in strijd met de vergunning.
Wanneer de betrokken partij daarop wordt aangesproken,
worden vaak twijfelachtige argumenten aangevoerd, zoals
de uitspraak dat men niet wist dat er een vergunning
voor nodig was, of dat men meende conform de vergun-
ningsvoorwaarden te werken, omdat men de voorwaarden
anders had geïnterpreteerd. Het resultaat van een en ander
is dat er nog al wat situaties zijn waar bouw is gerealiseerd
8. Problematische aspecten
8 Deel 1-H-8 WMC 2007.indd 848 Deel 1-H-8 WMC 2007.indd 84 29-5-2008 13:26:5229-5-2008 13:26:52
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 8
: Pr
ob
lem
atis
che
aspe
cten
85
zonder of in strijd met de vergunning. Mensen die voor-
nemens zijn te (ver)bouwen of te restaureren, kijken vaak
rond naar soortgelijke situaties. Daarbij denken ze vaak
dat alles wat gebouwd is, ook daadwerkelijk vergund is. Ze
menen met hun (ver)bouwplan niets anders en niets meer
te doen dan wat anderen al hebben gedaan. WMC wordt
van tijd tot tijd met rechtsonzekerheid geconfronteerd
wanneer ze bij de planbehandeling kennis neemt van
verwijzingen naar (niet vergunde en niet gehandhaafde)
situaties. Een effectief welstands- en monumentenbeleid
impliceert dat er grote aandacht is voor het toezicht, voor
de handhaving en voor de erbij horende sanctionering.
Wanneer deze logische stap in de cirkel van bouwre-
glementering niet of onvoldoende wordt gezet, dan kan
rechtsonzekerheid en zelfs rechtsongelijkheid ontstaan.
Pretexten in de argumentatieBehalve bovengenoemde burgerlijke ongehoorzaamheid,
is er nog een ander problematisch aspect waar WMC op
wil attenderen. Het gaat om argumenten die door initia-
tiefnemer en ontwerper worden gehanteerd bij de verde-
diging van een plan. Een deel van de argumenten kan als
pretext (voorwendsel) worden aangemerkt. Deze pretexten
suggereren een rechtvaardiging van het plan, maar zijn
gebaseerd op een logica die niet die van WMC is. WMC
beoordeelt plannen vanuit het perspectief van redelijke
eisen van welstand, c.q. monumentenzorg. Andere argu-
menten, zoals economische, commerciële, functionele of
bijvoorbeeld sociale argumenten spelen voor haar geen
(beslissende) rol.
Voorbeelden van pretexten
Welke pretexten worden dan vaak tijdens commissiever-
gaderingen gedelibereerd? Dat zijn onder andere de vol-
gende:
• Mijn opdrachtgever wil dat.
• Het kan niet anders, want het moet morgen klaar zijn.
• Het kan technisch niet anders, zo zegt onze technisch
adviseur.
• Daarover is elders al beslist, bijvoorbeeld door de raad
of het college.
• Dat is geen zaak van welstand.
• Ik ben toch de eigenaar van het pand en ik mag ermee
doen wat ik wil.
• Dat is een gepasseerd station; eerder is daarover al een
besluit genomen.
• Mag ik dan zelf ook nog wat beslissen?
Differentiële discoursen Burgerlijke ongehoorzaamheid en het hanteren van pre-
texten in de argumentatie zijn indicaties voor het feit dat
er op dit vlak sprake is van uiteenlopende argumentatie-
reeksen die steunen op differentiële en zelfs antagonisti-
sche discoursen. Het uiteenlopen van de discoursen heeft
te maken met verschillende belangen en verschillende
waarden- en normenstelsels. Een belangrijk scheidend
aspect in de discoursen is de mate waarin het discours
vertrekt vanuit het eigen particuliere belang, of vanuit het
algemeen belang. Wie vanuit het eigen particuliere belang
vertrekt, meent dat wat goed voor hem is, ook goed is voor
de samenleving.
Particulier versus algemeen belang
Het is niet altijd duidelijk waar precies de grenzen liggen
van het particuliere en het algemene belang. In extreme
gevallen is dat wel duidelijk, maar er zijn vaak ook grens-
gevallen. Door de toenemende individualisering en door
het calculerend gedrag van burgers en instanties wordt
het algemeen belang wel eens uit het oog verloren. Men
is zo gefixeerd op het eigen belang, dan men er zelfs niet
meer toe komt om het eigen denken en handelen te rela-
teren aan de collectieve zaak. Niet zonder reden dat wordt
aangedrongen op herstel van de gemeenschapszin, op
het voelen en willen dragen van verantwoordelijkheid die
het eigen belang overstijgt. Men kan de esthetiek zien als
een collectief goed, als iets dat nastrevenswaard is en dat
appelleert aan de ethiek om zich voor ‘het schone’ in te
zetten. De Maastrichtse traditie veronderstelt het behoud
en de (her)ontwikkeling van de gemeenschapszin voor het
culturele erfgoed en esthetische kwaliteit.
8 Deel 1-H-8 WMC 2007.indd 858 Deel 1-H-8 WMC 2007.indd 85 29-5-2008 13:26:5329-5-2008 13:26:53
Erosie van ruimtelijke kwaliteitsethiekIn de vorige hoofdstukken is gewezen op de erosie van
de welstandsethiek en de monumentenethiek. De vrees
lijkt gerechtvaardigd dat verdere erosie van de ruimtelijke
kwaliteitsethiek op termijn de bijzondere kwaliteiten van
Maastricht, waardoor de stad zich onderscheidt van ande-
re steden, kan aantasten.
BeschavingsoffensiefEr is behoefte aan een beschavingsoffensief in deze. Er
mag (en moet zelfs) breed en diepgaand worden gediscus-
sieerd over hoe we in Maastricht met de ruimtelijke kwa-
liteit nu en in de toekomst omgaan. Dit is niet alleen een
taak en opgave voor WMC, maar voor alle partijen die op
de een of andere manier direct of indirect met de ruimtelij-
ke kwaliteit van de stad te maken hebben: politiek, lokaal
bestuur, winkeliers, ondernemers, horeca, belangenorgani-
saties, organisatoren van evenementen. Er moet namelijk
worden vermeden dat het bekende sprookje van de ‘kip
met de gouden eieren’ werkelijkheid wordt.
AandachtspuntenWMC wil de volgende punten onder de aandacht brengen:
• Het fenomeen van burgerlijke ongehoorzaamheid op het
gebied van welstand en monumentenzorg dient kritisch
te worden gevolgd.
• Er dient een duidelijk onderscheid te worden gemaakt
tussen ter zake doende argumenten en pretexten op het
gebied van welstands- en monumentenzorg.
• Een discussie over een dreigende erosie van ruimtelijke
kwaliteitsethiek dient plaats te vinden met alle betrok-
ken partijen. Maastricht dient vast te houden aan de
hoge kwaliteitsstandaarden op ruimtelijk gebied om zich
blijvend in positieve zin te onderscheiden van andere
gemeenten.
• WMC kan en wil een bijdrage leveren aan een bescha-
vingsoffensief op dit gebied.
8 Deel 1-H-8 WMC 2007.indd 868 Deel 1-H-8 WMC 2007.indd 86 29-5-2008 13:26:5329-5-2008 13:26:53
9AanbevelingenA
9 Deel 1-H-9 WMC 2007.indd 879 Deel 1-H-9 WMC 2007.indd 87 29-5-2008 13:27:4129-5-2008 13:27:41
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 9
:A
anb
evel
ing
en
88
AchtergrondWMC heeft in haar verslag van 2004, 2005 en 2006 een
aantal aanbevelingen gedaan. Deze hadden betrekking
op meerdere zaken, te weten het welstandsbeleid, het
monumentenbeleid, het reclamebeleid, de werkwijze van
de commissie, de rol van bepaalde partijen in het advies-
proces, de supervisie, het toezicht en handhaving en de
communicatie met de burgerij, de politiek, het bestuur en
de ambtelijke organisatie.
Nieuwe aanbevelingenWMC wil voor de komende periode enkele nieuwe aanbe-
velingen doen. Een deel ervan is een aanscherping of uit-
breiding van eerder gedane aanbevelingen; een ander deel
kan als nieuw worden gekwalificeerd.
Welstand
• De welstandsbeoordeling vindt plaats op basis van alge-
mene en gebiedsgerichte criteria uit de Welstandsnota.
Ook de in de nota opgenomen sneltoetscriteria spelen
een belangrijke rol bij de beoordeling van kleinere
bouwopgaven. WMC vraagt daarnaast aandacht voor
‘kleine’ onderdelen van bouwplannen (‘De tien weeskin-
deren van de architectuur’) die onvoldoende aandacht
dreigen te krijgen, maar die voor de uiteindelijke ruim-
telijke architectonische kwaliteit van een plan van grote
betekenis zijn.
• Vanwege het esthetische belang van terrassen voor het
stadsbeeld van Maastricht moet in de Terrassennota
expliciet aandacht worden besteed aan de esthetische
aspecten van alles wat met terrassen te maken heeft,
zoals omvang, aard, vorm, kleur en materialen van para-
sols, terrasschotten, terrasstoelen en – tafels, verlich-
ting onder en aan parasols, verwarming van terrassen
enzovoort.
• Bij de lichte bouwaanvragen dient extra aandacht te
worden besteed aan een eenduidige en consistente
advisering.
• Er dient gewaakt te worden voor een erosie van de wel-
standsethiek.
Monumenten
• Bij restauratieplannen van enige omvang is het nood-
zakelijk om bouwhistorisch onderzoek te (doen) ver-
richten door een onafhankelijk deskundig bureau, dat
bovendien zorgt voor de waardestelling van onderdelen
van het pand. Informatie uit deze onderzoeken zijn van
wezenlijk belang bij de beoordeling van de restauratie-
plannen
• Nu de RACM haar adviesplicht inzake restauraties van
rijksmonumenten (wettelijk) zal omzetten in een advies-
bevoegdheid, rust er nog een zwaardere taak op de
gemeente om zorgvuldig en uitgebreid te kijken naar
restauratieplannen. Behalve voor de afdeling Cultureel
Erfgoed van de gemeente, ligt hier ook een belangrijke
taak bij WMC. Haar adviezen zullen nog meer betekenis
krijgen bij de beoordeling van restauratie- en onder-
houdsplannen van monumenten.
• Het nieuwe gemeentelijke monumentenbeleid is vastge-
legd in de beleidsnota ‘Springlevend Verleden’. Naar de
mening van WMC is dit document een goede basis voor
het monumentenbeleid voor de komende jaren. Toch
zullen enkele zaken goed in de gaten moeten worden
gehouden, te weten de interpretatie in de praktijk van
het centrale beginsel uit de nota: ‘behoud door behoed-
zame ontwikkeling’, de functionaliteit en de rechts-
kracht van het zogenaamde Maastrichts Planologisch
Erfgoedregime en de toereikendheid van de financiële
middelen om de ambities uit de nota te realiseren.
• Er dient zeer terughoudend te worden omgegaan met het
doorbreken van (perceelscheidende) muren in monu-
menten. Voordat men het weet, is de structuur van een
pand door allerlei ogenschijnlijk kleine ingrepen aange-
tast.
• Er dient gewaakt te worden voor een erosie van de
monumentenethiek. Het risico bestaat dat gebruiksover-
wegingen een té grote rol gaan spelen bij veranderings-
plannen van monumenten. Eigenaren zijn zich soms
onvoldoende bewust van de belangrijke monumentale
waarden die bij veranderingen aan monumenten in het
geding zijn.
9. Aanbevelingen
9 Deel 1-H-9 WMC 2007.indd 889 Deel 1-H-9 WMC 2007.indd 88 29-5-2008 13:27:4329-5-2008 13:27:43
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 9
: A
anb
evel
ing
e n
89
Openbare ruimte
• De tendens bestaat om pleinen steeds meer te benut-
ten voor evenementen. Men moet zich realiseren dat de
kwaliteit van een plein vaak gelegen is in de ‘georgani-
seerde’ leegte, dat wil zeggen in het feit dat een plein
voor openheid zorgt in een toch al erg verdichte stad.
Daar waar pleinen worden gebruikt voor evenementen
en dergelijke dienen esthetische eisen aan de inrichting
te worden gesteld.
• Objecten in de openbare ruimte kunnen de kwaliteit van
het betreffende gebied in sterke beïnvloeden. Aan alle
elementen (hoe klein ook) dient aandacht te worden
besteed. Uitstallingen en dergelijke, die als een soort
landjepik door particulieren van de openbare ruimte
kunnen worden gezien, moeten worden tegengegaan.
• Er is steeds meer behoefte aan voorzieningen voor het
parkeren van de fiets en bromfiets. Het verdient over-
weging vanuit esthetisch perspectief om oplossingen
hiervoor te zoeken in de aanwezige parkeergarages voor
auto’s. Indien toch voor voorzieningen op het maaiveld
wordt gekozen, dienen deze het straatbeeld zo min
mogelijk negatief te beïnvloeden. Hetzelfde geldt voor
voorzieningen die annex bij de stallingen behoren.
Stedenbouwkundige plannen
• Er moet vermeden worden dat BKP’s pas worden opge-
steld en geaccordeerd op het moment dat bouwplan-
nen al helemaal uitgewerkt zijn. In die gevallen bestaat
namelijk het risico dat BKP’s als rechtvaardiging achteraf
van bouwplannen worden gezien.
Werkwijze
• De commissie moet lering trekken uit de (kritische) kant-
tekeningen die door bezoekers over de vergaderingen
en de behandeling van de plannen worden gemaakt.
Informatie hierover wordt verkregen uit periodieke pei-
lingen van de klantvriendelijkheid van de commissie.
• De commissie wil periodiek overleg hebben met de
(externe) supervisors voor bepaalde gebiedsdelen van
Maastricht.
• Het aantal plannen dat wordt aangehouden in de verga-
dering dient waar mogelijk te worden teruggebracht om
het proces te versnellen.
• WMC wil haar algemene beleidsvergaderingen verbreden
in de richting van een maatschappelijk en intellectueel
debat over de perfectionering van de ruimtelijke kwali-
teitszorg.
Algemeen
• Het fenomeen van burgerlijke ongehoorzaamheid op het
gebied van welstand en monumentenzorg dient kritisch
te worden gevolgd.
• Er dient een duidelijk onderscheid te worden gemaakt
tussen ter zake doende argumenten en pretexten op het
gebied van welstands- en monumentenzorg.
• Een discussie over een dreigende erosie van ruimtelijke
kwaliteitsethiek dient plaats te vinden met alle betrok-
ken partijen. Maastricht dient vast te houden aan de
hoge kwaliteitsstandaarden op ruimtelijk gebied om zich
blijvend in positieve zin te onderscheiden van andere
gemeenten.
• WMC kan en wil een bijdrage leveren aan een bescha-
vingsoffensief op dit gebied.
9 Deel 1-H-9 WMC 2007.indd 899 Deel 1-H-9 WMC 2007.indd 89 29-5-2008 13:27:4429-5-2008 13:27:44
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
ho
ofd
stu
k 9
:A
anb
evel
ing
en
90
9 Deel 1-H-9 WMC 2007.indd 909 Deel 1-H-9 WMC 2007.indd 90 29-5-2008 13:27:4429-5-2008 13:27:44
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
91
Deel IIell n toekomstige ruimtelijke kwaliteitenl II
10 Deel 2 WMC 2007.indd 9110 Deel 2 WMC 2007.indd 91 29-5-2008 13:28:5129-5-2008 13:28:51
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
92
Hierna volgen bijdragen van de leden van de Welstands-/Monumenten-
commissie en van adviseurs van de commissie. Dit jaar is als centraal
thema gekozen: ‘Bestaande en toekomstige ruimtelijke kwaliteiten van
Maastricht’. Ieder commissielid en adviseur mocht een onderwerp selec-
teren dat zij of haar bijzondere belangstelling heeft en dit onderwerp dan
belichten vanuit het perspectief van de bestaande en toekomstige ruimte-
lijke kwaliteiten van Maastricht.
DoelHet doel van deze bijdragen is om de lezer te inviteren om mee te den-
ken over de volgens de commissie belangrijke thematiek van bestaande
en toekomstige ruimtelijke kwaliteiten van onze stad. De bijdragen zijn
primair bedoeld als stimulans voor de discussie. Dit houdt in dat de com-
missieleden en adviseurs niet per definitie elk onderdeel van een betoog
van een collega onderschrijven. Het gaat om een bijdrage tot de discussie
en de oordeelsvorming.
Mosae Forum
10 Deel 2 WMC 2007.indd 9210 Deel 2 WMC 2007.indd 92 29-5-2008 13:28:5329-5-2008 13:28:53
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
93
Dat Maastricht ruimtelijke kwaliteiten, ja zelfs zeer veel ruimtelijke kwa-
liteiten bezit, is een open deur. Iedereen die in Maastricht geboren is,
er opgegroeid is of er een deel van zijn leven heeft doorgebracht, zal
dat beamen. Maar ook de mensen die Maastricht maar een enkele keer
hebben bezocht, hetzij voor zakelijke, dan wel voor recreatieve doelen,
beweren spontaan dat Maastricht zo’n mooie en gezellige stad is. Waar
ligt dat aan? Aan de mensen die er wonen? Aan de ‘Mestreechter Geis’?
Aan de mooie pleinen en gebouwen? Aan de terrasjes en de winkelstraten?
Aan de cafés en restaurants? Aan de vlaai en de rommedoe? Het heeft er
allemaal mee te maken, maar hangt toch vooral samen met de ruimtelijke
kwaliteiten die Maastricht bezit: op het gebied van het landschap, de
historie, de stedenbouw en de architectuur. Van generatie op generatie is
gewerkt aan de ruimtelijke kwaliteit van de stad, vaak meer onbewust, dan
bewust, vaak meer via kleine individuele initiatieven, dan via grote col-
lectieve acties. Het resultaat mag er zijn! De stad is het levend bewijs voor
het feit dat al eeuwen lang met succes wordt gewerkt aan een passend
antwoord op nieuwe opgaven, aan een behoedzame manier van omgaan
met nieuwe stedenbouwkundige en bouwkundige opgaven, en dat dit
alles gebeurt op basis van een in de genen verankerd cultuurhistorisch
besef waarbij een ingetogen vernieuwingsdrang gerechtvaardigd is, mits
die getuigt van een hartverwarmende betrokkenheid bij het wel en wee
van de stad. Is dit een al te optimistische ode aan een stad die in het ver-
leden toch ook op een roekeloze manier is omgegaan met stadsmuren en
stadswallen, die belangrijke kerken en kloosters heeft laten verloederen,
die verkeersdoorbraken heeft gepleegd en kanalen heeft gedempt, die
ruimte laat voor activiteiten op plekken die zich daarvoor niet lenen en die
zo nu en dan door de waan van de dag het spoor bijster raakt? Ondanks
alle vroegere aantastingen van de ruimtelijke kwaliteiten en ook die nu nog
plaatsvinden, is de uiteindelijke balans toch (zeer) positief. De stad bezit
nog altijd zoveel ruimtelijke kwaliteiten en ook zo veel potentiële ruimte-
lijke kwaliteiten, dat veel andere steden daar jaloers op zijn. Niet zonder
reden komen bestuurders van andere steden naar Maastricht om te kijken
naar de geheimen van het ‘Maastrichtse model’. Ruimtelijke kwaliteiten
komen niet zo maar op je af, ze moeten bevochten worden: ieder moment
van de dag, op elke plek en ieder keer weer opnieuw. Krachten die het met
de ruimtelijke kwaliteit niet zo nauw nemen (als gevolg van de bekende
o’s: onwetendheid, onverschilligheid en onvoorzichtigheid) bedreigen
iedere dag en op iedere plek de ruimtelijke kwaliteit, ook in Maastricht.
De remedie daartegen is een robuust ruimtelijk kwaliteitsbeleid dat door
het plaatselijk bestuur en politiek, door maatschappelijke organisaties en
door burgers wordt gedragen.
Bestaande en toekomstige ruimtelijke kwaliteitenvan Maastricht
Prof. Dr. Nico Nelissen | Voorzitter WMC Maastricht
10 Deel 2 WMC 2007.indd 9310 Deel 2 WMC 2007.indd 93 29-5-2008 13:29:0129-5-2008 13:29:01
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
94
Ruimtelijke kwaliteiten in veelvoudLaten we de bestaande ruimtelijke kwaliteiten van Maastricht eens op een
rijtje zetten. Wat mij opvalt, zijn de volgende zaken.
Geomorfologie
In de eerste plaats zijn dat de geomorfologische omstandigheden, dat wil
zeggen de ligging van de stad aan de (niet al te brede) Maas. Deze rivier
heeft zich een weg gebaand door de hoger gelegen plateaus. Het Maasdal
is een karakteristieke insnijding die landschappelijk een boeiende begren-
zing krijgt door de steile randen van de plateaus. Vanuit de stad zijn de
omringende plateaus zichtbaar en tastbaar. De Sint-Pietersberg biedt nog
altijd een fantastische blik op de in het Maasdal gelegen stad. Aan de
andere kant van de rivier ligt het middenplateau met daarop een keten van
de dorpskernen: Heer, Scharn en Amby. De Limburgse plateaus beginnen
bij Bemelen en Cadier en Keer en zijn ook in de richting van Rothem en
Meerssen ervaarbaar. De stad wordt gekenmerkt door een boeiend reliëf:
lage ligging aan de Maasoevers en hoge ligging op de plateaus. Vanuit
het centrum is het dan ook klimmen naar de hoger gelegen woonwijken
en voormalige dorpskernen: de Cabergerweg, de Brusselsestraat en
Brusselseweg, de Tongersestraat en Tongerseweg, en de Luikerweg. De
Maas deelt de stad in tweeën, zij het dat nog altijd goed herkenbaar is dat
de westelijke oever meer eenheid vertoont dan de oostelijke oever waar
gemeentegrenzen de ruimtelijke ontwikkelingen danig hebben beïnvloed.
Dan is er ook nog het riviertje de Jeker, dat meanderend door het Jekerdal
stroomt. Alvorens de Jeker in de Maas stroomt, heeft hij zich vertakt,
waardoor hij op meerdere plekken in het stadsbeeld te zien is, maar zich
hier en daar wel door overkluizing aan het oog onttrekt. Het groen van het
omliggende omgeving penetreert in het stadsgebied tot aan de historische
binnenstad. Vanuit de buitenwijken bereikt men op veel plaatsen de bin-
nenstad langs groene zones.
Urbane morfologie
Een tweede buitengewoon belangrijke ruimtelijke kwaliteit van Maastricht
is haar eenduidige urbane morfologie: de stad kent een stedenbouwkun-
dige structuur die buitengewoon helder is. Zoals gezegd, verdeelt de Maas
de stad in tweeën: een linkeroever en een rechteroever. De linkeroever is
de plek waar in de tijd van de Romeinen een castrum werd gesticht. Een
houten brug zorgde in die periode voor een oeververbinding met het stads-
deel Wyck, gelegen aan de rechteroever. Als gevolg van systematische
uitbreidingen van de stad hebben zich concentrische cirkels ontwikkeld
Pater Vinktoren
10 Deel 2 WMC 2007.indd 9410 Deel 2 WMC 2007.indd 94 29-5-2008 13:29:0129-5-2008 13:29:01
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
95
die tot op vandaag de dag nog altijd de stedenbouwkundige structuur
bepalen. Het stratenpatroon van het Romeinse castrum en van de werven-
structuur (een hoofdweg parallel aan de rivier met dwars daarop naar de
rivier toelopende langgerekte percelen) uit de vroege Middeleeuwen, is in
het Stokstraatkwartier, Kleine Staat en Muntstraat nog altijd inzichtelijk.
De restanten van de eerste ommuring uit het begin van de dertiende eeuw
zijn nog op meerdere plaatsen zichtbaar. Daar waar de muren en poorten
gesloopt zijn, resteert een stratenpatroon dat ons nog over de ligging van
de eerste ommuring informeert. De resten van de tweede grote ommuring
uit de vijftiende eeuw zijn eveneens nog hier en daar te zien. Ook deze
vestinggordel is grotendeels verloren gegaan, maar er zijn nog voldoende
relicten om het beloop ervan te ervaren. De aanleg van aarden verdedi-
gingswerken in de vorm van bastions, grachten, ravelijnen, hoornwerken
en kroonwerken heeft de stedenbouwkundige structuur van de stad ingrij-
pend bepaald. Het slechten van een groot deel van deze werken heeft de
stad van een heel karakteristieke ruimtelijke structuur beroofd. Door het
behoud van enkele delen, bijvoorbeeld de Lage en de Hoge Fronten, is toch
nog iets voelbaar van de toenmalige structuur. De aanleg van forten (Sint-
Pieter en Willem) en het behoud ervan zorgen voor aanvullende elementen
die een reminiscentie aan de vroegere vestingstad oproepen. De sloop van
de aarden fortificaties rondom de stad bood kansen om in stedenbouw-
kundige zin nieuwe kwaliteiten aan de stad toe te voegen. Dat is ná 1867
gebeurd toen op de plek van de vroegere bastions, grachten en voorwer-
ken een geheel van singels, parken en rond-points werd aangelegd. Deze
gordel van wegen (vroeger rijk begroeid met hoogopgaand geboomte)
vormt nu een grote ringweg tussen de historische binnenstad en de uitbrei-
dingen gedurende de twintigste eeuw. Behalve de concentrische ringen
zijn ook de radialen vanuit de binnenstad belangrijke morfologische karak-
teristieken: Boschstraat, Brusselsestraat, Calvariestraat, Tongersestraat,
Sint-Pietersstraat, Heerderweg en bijvoorbeeld Scharnerweg. De infra-
structurele voorzieningen die in de 19de en 20ste eeuw zijn aangebracht,
bepalen ook nog sterk de huidige morfologie van de stad: spoorlijnen,
spoorbrug, Bassin, singels, Zuid-Willemsvaart, A2, Noorder- en Zuiderbrug.
Van betekenis is ook de Ring van Arcadië rondom de oude vesting (bui-
tenplaatsen en landgoederen), als ook de ligging van vroeger zelfstandige
gemeenten op enige afstand van de stad. Deze vroegere dorpen zijn nog
goed herkenbaar: ze hebben hun eigen historische lintstructuur. Door de
oprukkende stad nemen ze echter steeds meer het karakter aan van wat
men ‘stadsdorpen’ zou kunnen noemen.Maasboulevard
10 Deel 2 WMC 2007.indd 9510 Deel 2 WMC 2007.indd 95 29-5-2008 13:29:1429-5-2008 13:29:14
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
96
Historiciteit
Een derde belangrijke ruimtelijke kwaliteit van Maastricht is de historiciteit,
dat wil zeggen dat uit de verschillende perioden van de cultuurgeschiede-
nis niet alleen de stedenbouwkundige, maar ook bouwkundige elementen
bewaard zijn gebleven. Er zijn bouwkundige resten uit de Romeinse periode
(thermen, wegen, brug), uit de periode van de Middeleeuwen (Romaanse
en gotische architectuur), de Renaissance, de Nieuwe Tijd, de periode van
de vroege industrialisatie, en (uiteraard) ook de relicten uit de negentiende
en twintigste eeuw. Er is permanent aan en in de stad gebouwd. Waarvoor
en de manier waarop verschillen per tijdsperiode. Wie een overzicht wil
hebben van de verschillende perioden en stromingen uit de westerse
architectuurgeschiedenis moet naar Maastricht gaan en kan daar kennis
nemen van een levende (en levendige) encyclopedie van de bouwkunst.
Uiteraard varieert de omvang van de nalatenschap: van de vroegste peri-
oden is tamelijk weinig overgebleven en van de meer recente perioden is
uiteraard veel meer te vinden. De historiciteit van de bebouwing is zowel
in functie als in stijl waarneembaar. De Middeleeuwen bijvoorbeeld heb-
ben zowel voor sacrale architectuur (kerken, kloosters, kloosterkerken,
kapellen en dergelijke), als ook voor profane architectuur (stadhuis,
Dinghuis, stadspoorten, stadsmuren, weertorens, markten en dergelijke)
gezorgd. De negentiende eeuw, om een ander voorbeeld te noemen, heeft
gezorgd voor fabrieken, werkplaatsen, directeurswoningen, landgoede-
Historische kaart
Zicht op Bassin - Ph. van Gulpen
10 Deel 2 WMC 2007.indd 9610 Deel 2 WMC 2007.indd 96 29-5-2008 13:29:2129-5-2008 13:29:21
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
97
ren, arbeiderswoningen, versteende wegen, spoorlijnen, binnenhavens
en bijvoorbeeld kanalen. Er werden in de loop van de geschiedenis niet
alleen nieuwe typen gebouwen en voorzieningen gecreëerd, ze kregen ook
de architectonische expressie die bij de betreffende tijdsperiode paste
(Romaans, gotiek, Renaissance, Classicisme, Art Nouveau, Eclecticisme,
Nieuwe Bouwen, enzovoort). Het resultaat is een breed palet van in de tijd
tot stand gekomen typen gebouwen met hun eigen stijlkenmerken die zich
op een ‘natuurlijke’ manier in het stedelijk weefsel van Maastricht hebben
genesteld. Opvallend daarbij is dat de historische fragmenten niet als een
willekeurige lappendeken werken, maar juist als een boeiende collage van
wat in verschillende tijdsperioden tot stand is gekomen.
Publiek domein
Een volgende ruimtelijke kwaliteit van Maastricht is het karakter en het
niveau van inrichting van het publiek domein, vooral de pleinen en de
straatverbredingen. De stadsplattegrond van Maastricht wordt van oudsher
gedomineerd door een drietal pleinen: het OL-Vrouweplein, het Vrijthof en
de Markt. Ieder van die pleinen heeft een eigen vorm en een eigen karakter.
Het OL-Vrouweplein is een besloten ‘parvis’, een voorplein van de basiliek
met een intiem karakter. De meeste maanden van het jaar wordt het plein
bedekt met terrasjes van de aangrenzende horecabedrijven. Het Vrijthof
is het eigenlijke centrale plein van Maastricht dat wordt gebruikt voor
talrijke feesten en evenementen. De intensiteit en de aard van benutting
van dit plein vinden bij de bevolking in toenemende mate weerstand. De
Markt heeft onlangs een volledig nieuwe inrichting gekregen. De vorm van
het plein is van een ovaal omgevormd naar een vierkant. De parkerende
auto is van het plein verdwenen en moet nu plaatsnemen in de overdekte
parkeergarage onder het nieuwe project Mosae Forum. Weliswaar rijden
nog altijd bussen over de Markt, maar het voornemen is om de bussen
in de toekomst om te leiden. Aan de noordzijde van de Markt is een ter-
rasgebied gemaakt waarvan gretig gebruik wordt gemaakt. Bestrating,
verlichting en straatmeubilair zijn aangepast. De nieuwe Markt heeft door
dit alles een nieuwe positie in de Maastrichtse binnenstad gekregen.
Naast deze drie pleinen zijn er de laatste decennia enkele nieuwe pleinen
in Maastricht bijgekomen, die ieder op hun eigen manier bijdragen aan
het publieke domein. Dat geldt bijvoorbeeld voor het Old Hickoryplein als
prachtig voorbeeld van Wederopbouwstedenbouw, het Miserecordeplein
dat het gebied tussen Capucijnenstraat en Bogaardenstraat structureert,
het Herdenkingsplein dat minimalistisch is ingericht en voor het Plein
1992 dat als verblijfsplein was gedacht, maar door de realisatie van de
Hoegbrök meer een wandel- en fietstraverse is geworden. Ook kleine
Plein 1992
10 Deel 2 WMC 2007.indd 9710 Deel 2 WMC 2007.indd 97 29-5-2008 13:29:2629-5-2008 13:29:26
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
98
pleintjes, zoals het Amorsplein, Op de Thermen, Henric van Veldekeplein,
de Kanunnikencour en het plein aan de Patersbaan dragen aan de kwaliteit
van het publieke domein bij. Hetzelfde geldt voor de onlangs heringerichte
Maasboulevard en de nieuwe ruimte die op het binnenterrein van Mosae
Forum is ontstaan. Vroegere niet-openbare terreinen, zoals vestingwerken,
binnenterreinen landschap worden in toenemende mate publiek domein.
Het gebruik en de inrichting van die terreinen impliceert vaak dat publiek
gebied particulier gebied wordt. Vooral in die gebieden is het van belang
om voldoende publieke ruimte te waarborgen. De vorming van (nieuwe)
enclaves moet worden vermeden.
Monumentale iconen
De verspreid over de plattegrond van Maastricht voorkomende grote
monumentale gebouwen bepalen in zeer belangrijke mate de ruimte-
lijke kwaliteit van de stad. Maastricht is rijk aan monumentale iconen.
Daarbij moet men denken aan de Servaasbrug, OL-Vrouwebasiliek, de
Sint-Servaasbasiliek en Sint-Janskerk, het stadhuis, het Dinghuis, de
Hoofdwacht, de Sint-Mathiaskerk, de Helpoort, de Wycker Waterpoort,
het Pater-Vincktorentje, de rondelen Haet ende Nyt en De Vijf Koppen,
het Fort Sint-Pieter en het Waldeckbastion. Maastricht telt bijna 2.000
rijksmonumenten, waaronder behalve grote monumenten, ook veel woon-
huizen. Niet alleen de ‘oude’ monumenten zijn rijk vertegenwoordigd;
ook de zogenaamde ‘jongere’ monumenten. Als voorbeelden noem ik
de Tapijnkazerne, het Gouvernementsgebouw, het PTT-hoofdkantoor, de
Sint-Martinuskerk, het seinhuisje van Van Ravensteijn, de Heilig Hartkerk,
de Sint-Lambertuskerk, de Kweekschool van de Zusters Ursulinen, de
Suringarschool, het Eiffelgebouw en stadsbrouwerij De Ridder. Hoewel
Maastricht officieel geen lijst van gemeentelijke monumenten heeft, is er
wel een regime dat belangrijke gebouwen die niet op de rijkslijst staan,
kan beschermen. Dit wordt het Maastrichts Planologisch Erfgoedregime
genoemd. Alle getuigenissen uit het verleden geven de stad een charmant
patroon van met elkaar verbonden historische relicten dat de herinnering
aan het verleden levend houdt.
Uniek stedelijk weefsel
Misschien nog wel meer dan de prominente monumentale iconen is voor
de ruimtelijke kwaliteit van Maastricht bepalend dat er in de loop der eeu-
wen een verfijnd stedelijk weefsel is ontstaan dat als een waardevol moza-
iek kan worden beschouwd. In hun verschijningsvorm tamelijk autonome
gebieden gaan een boeiende associatie met elkaar aan en vergroten hun
schaal door samenhang op een hoger niveau. Ogenschijnlijk zeer diverse
Oud monument
Jong monument
10 Deel 2 WMC 2007.indd 9810 Deel 2 WMC 2007.indd 98 29-5-2008 13:29:3229-5-2008 13:29:32
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
99
buurten hebben op een hoger abstractieniveau meer overeenkomst dan
men op het eerste oog zou denken. Neem bijvoorbeeld Wyck met een
tamelijk autonome verschijning van de Rechtstraat, de Hoogbrugstraat en
bijvoorbeeld de Wilhelminasingel. Dit gebied wordt op een hoger schaal-
niveau toch gekenmerkt door gemeenschappelijkheid in hoogte van de
gebouwen, de aard van de parcellering, de plasticiteit en coloriet van de
gebouwen. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld de manier waarop het nieuwe
Ceramiqueterrein aan het oude Wyck gehecht is. Een laat-twintigste eeuw-
se invulling sluit vrijwel naadloos op de historische structuur aan, ondanks
de verschillen op het niveau van de individuele gebouwen. Of, om een
ander voorbeeld te noemen. Neem de singels (Statensingel, Hertogsingel,
Prins Bisschopssingel) en de direct daaraan grenzende bebouwing, zoals
die van de Herbenusstraat, de Nicolaas- en Jekerstraat, het Blauwe Dorp,
de Elisabeth Strouvenlaan en dergelijke. Deze straten hebben een bebou-
wing van een ander karakter dan dat van de singels, maar toch lopen ze
redelijk harmonisch in elkaar over. Het lijkt erop dat het weefsel toch keu-
rig met naald en draad gemaakt is en dat er niet al te storende cesuren in
de bebouwing optreden.
Continuïteit en discontinuïteit
Een andere ruimtelijke karakteristiek van Maastricht is de spanningsvolle
relatie tussen continuïteit en discontinuïteit van de stedelijke ontwikke-
ling. Perioden van snelle en vrij omvangrijke expansie worden afgewisseld
door perioden waar de stadsplattegrond weinig ontwikkeling doormaakt.
De stichting van het Romeinse castrum was een duidelijke daad die voor
een nieuwe situatie zorgde. Een paar eeuwen verandert in deze structuur
niet zo heel erg veel. De bouw van een eerste stadmuur met stadspoor-
ten en weertorens is een tweede duidelijke discontinue interventie. Een
tweetal eeuwen kan de stad op een tamelijk continue manier binnen
deze contouren leven. Daar komt weer verandering in door een nieuwe
discontinue daad, namelijk de bouw van een tweede stadsmuur met
bijbehorende elementen. Er ontstaat dan een stedelijke ruimte die tot
aan de periode van de industrialisatie in belangrijke mate soulaas biedt
om nieuwe functies op te vangen. Natuurlijk vinden binnen die structuur
allerlei ontwikkelingen plaats die tot ver- en herkaveling van de ruimte
leiden, maar dit alles speelt zich af binnen de dan aanwezige ceintuur. Na
de ontmanteling worden de randen van de stad heringericht met singels
en parken. De stad gaat dan buiten de voormalige vesting groeien, eerst
aarzelend, maar na de Tweede Wereldoorlog in een hoog tempo en op een
grootschalige manier. De parochiewijken worden gebouwd en later wordt
een proces gestart van herwaardering van historische stadsdelen, zoals
10 Deel 2 WMC 2007.indd 9910 Deel 2 WMC 2007.indd 99 29-5-2008 13:29:4629-5-2008 13:29:46
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
100
Stokstraatgebied, Boschstraatgebied en weer later worden voormalige
industrieterreinen, zoals Ceramique en Sphinx aangepakt. Het lijkt wel of
de laatste jaren alleen maar sprake is van stedelijke discontinuïteit, maar
bij nader inzien blijkt toch steeds weer dat de vernieuwingen plaatsvinden
binnen een traditie van respectvol omgaan met de karakteristieken van de
plek. Daardoor worden de discontinuïteiten misschien minder ervaren en
wordt zelfs de indruk gewekt alsof er van continue stedelijke ontwikkeling
sprake is. Misschien zit in deze paradox wel de meest bijzondere ruimte-
lijke kwaliteit van Maastricht.
Staarlokatie
10 Deel 2 WMC 2007.indd 10010 Deel 2 WMC 2007.indd 100 29-5-2008 13:29:4729-5-2008 13:29:47
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
101
Adaptief vermogen
Een laatste belangrijke ruimtelijke karakteristiek van Maastricht die ik zou
willen noemen, is dat de stad beschikt over een imposant adaptief vermo-
gen. In iedere periode van de geschiedenis is het mogelijk gebleken om
nieuwe ontwikkelingen op een min of meer natuurlijke manier in te passen
in de hoofdstructuur van de stad. Dat geldt voor kleine, maar ook voor
grote interventies. Ik wil een drietal relatief recente voorbeelden noemen.
In de eerste plaats de inlijving van voormalige agrarische gemeenten als
Wolder, Caberg, Limmel en Sint Pieter in de jaren twintig van de twintigste
eeuw. De ruimtelijke karakteristiek van deze kernen is voor een groot
deel behouden gebleven, maar tegelijkertijd zijn deze kernen een inte-
graal onderdeel geworden van de totale morfologie van de stad: ze zijn
herkenbaar in de zin van accenten in een grotere context. Dat geldt ook,
maar misschien op een wat minder subtiele manier voor de kernen Amby,
Scharn en Heer die in 1970 door Maastricht werden geannexeerd. Deze
kernen zijn steeds meer ‘stadsdorpen’ geworden. De agrarische inbedding
is door een tamelijk intensieve nieuwbouw grotendeels verloren gegaan.
Grootschalige invullingen in de centrale delen van deze kernen zijn hier
en daar disproportioneel, maar desondanks zijn deze kernen toch tamelijk
natuurlijk in het grotere stadslichaam opgegaan. Dit ondanks het feit dat
de nieuwbouw in deze dorpen vaak weinig specifiek voor de locatie is.
Een derde voorbeeld is de komst van de universiteit in de jaren zeventig
van de twintigste eeuw. De aanvankelijke plannen tot de vorming van een
grote campus in Randwyck is maar gedeeltelijk doorgevoerd. Veel facul-
teiten zijn uiteindelijk in de binnenstad terechtgekomen, dankzij het feit
dat men zo verstandig is geweest om leegkomende monumentale panden
opnieuw te bestemmen. Zo konden gebouwen die voor een andere functie
in het leven waren geroepen, aan een tweede, derde en soms wel tiende
leven beginnen door er een universitaire functie in onder te brengen. Men
moet zich eens voorstellen wat er met gebouwen als het Gouvernement,
het Jezuïetenklooster, het Hof van Tilly, het Bonnefantenklooster, het
Nieuwenhofklooster en de Tweede Minderbroederskerk zou zijn gebeurd
als de universiteit er niet haar domicilie zou hebben gekregen. Recente
interventies, zoals Mosae Forum, de herinrichting van de Maasboulevard,
het Kruisherencomplex, de Entre Deux en de Dominikanerkerk zijn ook
tastbare bewijzen van het feit dat de stad een fascinerend adaptief ver-
mogen heeft. Met behoud van de hoofdstructuur is er een hedendaagse
invulling aan gegeven, zowel in functionele als in architectonische zin, die
zich wonderlijk voegt in de omgeving.
Kruisherenhotel
10 Deel 2 WMC 2007.indd 10110 Deel 2 WMC 2007.indd 101 29-5-2008 13:30:0029-5-2008 13:30:00
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
102
Toekomstige ruimtelijke kwaliteitenMaar, zoals iedereen weet, een stad is nooit af. Iedere dag opnieuw wor-
den er aanspraken gedaan op haar ruimte en op haar verschijningsvorm.
Ook Maastricht staat de komende decennia weer voor nieuwe imposante
opgaven. Het grondgebied is gelimiteerd, de druk op de ruimte is enorm
groot en het aantal spelers op de ‘stadsmarkt’ is omvangrijk en gevarieerd.
Allemaal kijken ze vanuit hun eigen actielogica naar de stad: wat kan, waar
en op welke manier? De komende tijd krijgt Maastricht met opgaven te
maken die zeer veel kansen bieden om nieuwe bijdragen aan de ruimte-
lijke kwaliteit van de stad te leveren. Welke projecten dienen zich op korte
termijn aan? Op welke manier kunnen bestaande ruimtelijke kwaliteiten
worden benut, geïntensiveerd en eventueel zelfs worden uitgebreid? Ik
denk dat het kernwoord van de toekomstige opgaven van Maastricht is het
herontwerpen van bestaande stedelijke ruimten. De echte uitbreidingsmo-
gelijkheden van de stad zijn beperkt. De enige uitzondering daarop vormt
het Belvedèregebied.
Respecteren geomorfologie
Om bestaande kwaliteiten op het gebied van de geomorfologie te bescher-
men, is het goed om de demarcatielijn van het natuurgebied aan de rand
van de kernen Amby, Scharn, Heer en Vroendaal te behouden. Er zijn nog
maar weinig plekken waar stad en landschap elkaar zo scherp en boeiend
ontmoeten als op deze plek. Men kijkt vanuit de stad op een prachtig
glooiend terrein met op de achterrond de heuvels van Bemelen en Cadier
en Keer. Vanaf de heuvels kijkt men in een Maasdal met een compacte
urbane bebouwing en een geweldig stadssilhouet. Ongetwijfeld zullen er
initiatieven komen om deze strakke lijn aan te tasten onder het mom van
een enkele kleine doorbreking kan toch geen kwaad. Het is verstandig om
hier heel consequent te zijn en deze lijn echt als morfologische grens van
de stad te blijven zien. Indien dit niet gebeurt, dan moet gevreesd worden
voor het dichtslibben van een landschappelijke zone die als buitengewoon
waardevol voor Maastricht moet worden aangemerkt.
De waarde van de ‘Ring van Arcadië’
Een tweede uitdaging voor de komende jaren is het behoud en de heront-
wikkeling van de ‘Ring van Arcadië’ rondom Maastricht. Ik denk dan aan
de vele kastelen, buitenplaatsen en landgoederen zoals we die vinden ter
hoogte van Limmel, Rothem en De Geusselt, maar ook langs de Kanaaldijk
en de Cannerweg. Om een paar voorbeelden te noemen: Kasteel Betlehem,
Kasteel Hoogenweert, Huize de Torentjes, Kasteel Neercanne, de Burght
van Heer, het Kasteel Geusselt, het Huis Severen te Amby, Kasteel
10 Deel 2 WMC 2007.indd 10210 Deel 2 WMC 2007.indd 102 29-5-2008 13:30:0529-5-2008 13:30:05
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
103
Mariënwaard, Kasteel Jerusalem en Kasteel Borgharen. Het gaat om ruim-
telijke kwaliteiten die de herinnering aan een periode van kasteelheren
en fabrieksbaronnen levend houden. Deze complexen worden op allerlei
manieren bedreigd: door leegstand, door nieuw gebruik, door aanpassin-
gen en verbouwingen en door het opsouperen van de omliggende groene
ruimtes. Ook hier is het geboden om de bestaande kwaliteiten te respec-
teren. Nieuwe bestemmingen, mits passend, kunnen hier een oplossing
bieden. Ook kunnen nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd door heden-
daagse architectuur die zich goed verhoudt tot de bestaande bebouwing,
zoals bijvoorbeeld in Kasteel Vaeshartelt en bij Mariënwaard het geval is.
Parochiewijken in nieuw perspectief
Een derde opgave is gelegen in het behoud van de stedenbouwkundige
hoofdstructuur van de als parochiewijken geconcipieerde stadsdelen,
zowel op de linker- als op de rechter Maasoever. Door J.J.J. van de Venne
en Dingemans is in de jaren vijftig van de twintigste eeuw een patroon van
nieuwbouwwijken ontworpen dat tot op vandaag de dag respect afdwingt.
De toenmalige parochiegedachte is niet meer (helemaal) van deze tijd, het-
geen blijkt uit het moeizaam functioneren van de centrale voorzieningen
op wijkniveau, maar van de andere kant is het een zodanig heldere ste-
denbouwkundige structuur, dat men uitermate voorzichtig moet zijn met
ingrepen die het hoofdpatroon ontkennen, dan wel aantasten. Hier wordt
veel inspanning en toewijding verlangd van de (her)ontwerpers om de
stedenbouwkundige en architectonische karakteristieken te respecteren.
Er moet vermeden worden dat een afschrijvingsprogramma van woningen
bepalend wordt voor wat er precies met deze buurten gaat gebeuren.
De ruime stedenbouwkundige opzet, de situering van de woonblokken,
het stratenpatroon, de relatie open en gesloten, de straatprofielen, de
markante architectonische details, de ‘aardsheid’ van de bebouwing en
dergelijke dienen als bestaande waarden gerespecteerd te worden bij het
herontwerp. Ongetwijfeld kunnen nieuwe ruimtelijke kwaliteiten worden
toegevoegd, waarbij met name kan worden gedacht aan de herontwik-
keling van de voormalige centrale delen van de wijken en een gepaste
herbestemming van de nog overgebleven parochiekerken.
Bezielde herontwikkeling
Per 1 januari 2007 heeft het bedrijf de Sphinx het complex Boschstraat 24
verlaten. Daarmee is een einde gekomen aan een lange industriële traditie
geëntameerd door de welbekende Petrus Regout. De industriële enclave
vraagt om herontwikkeling. Daartoe hebben lokale overheid en beleggers
de handen in elkaar geslagen via een PPS-constructie. Een kwaliteitsteam
10 Deel 2 WMC 2007.indd 10310 Deel 2 WMC 2007.indd 103 29-5-2008 13:30:0529-5-2008 13:30:05
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
104
is bezig met het ontwikkelen van plannen voor de gebieden die vrij zijn
gekomen door de sloop van betekenisloze loodsen en voor de herbestem-
ming van waardevol industrieel erfgoed, waaronder de mouleurs en het
Eiffelgebouw. Het ligt voor de hand dat hier sprake is van een enorme kans
voor de stad. Na de herontwikkeling van het Ceramiqueterrein is hier een
tweede gelegenheid om te laten zien hoe men op een intelligente manier
met de ontwerpopgave kan omgaan. Men kan leren van de ervaringen van
het Ceramiqueterrein. Misschien zijn daar wel te veel relicten uit het indus-
triële verleden verloren gegaan en zijn de oude restanten slechts herinne-
ringsplekken in een overigens volledig nieuwe wereld. Het moet mogelijk
Westgevel Eifelgebouw
10 Deel 2 WMC 2007.indd 10410 Deel 2 WMC 2007.indd 104 29-5-2008 13:30:0629-5-2008 13:30:06
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
105
zijn om de historiciteit en de geest van de plek op het Sphinxterrein beter
te garanderen. Dat heeft niet alleen betrekking op behoud van industrieel
erfgoed, maar ook op behoud van andere onderdelen die voor het karakter
van het gebied bepalend zijn geweest. Essentieel is dat de ‘ziel’ van de
industriële enclave gerespecteerd wordt en dat deze zelfs extra accenten
krijgt door op daarvoor geschikte plekken de ziel extra reliëf te geven. Met
de herontwikkeling van dit terrein wordt een begin gemaakt met een veel
grotere opgave, bekend onder de naam Belvedère. De nieuwbouwlocatie
tegen de wand van de Caberg biedt een unieke gelegenheid om de aan-
wezige ruimtelijke kwaliteiten te benutten. Waar is een gebied te vinden
dat zo kansrijk is met een prachtig uitzicht op de historische binnenstad?
Dat hier op basis van een origineel concept invulling kan worden gegeven
aan een uniek stukje Maastricht ligt voor de hand, maar ook hier geldt dat
alle partijen zich bewust moeten zijn van de ruimtelijk kwalitatieve kansen
die hier liggen, welke moeten prevaleren boven korte termijn gewin. De
ontwikkelingen in dit gebied worden extra ‘belast’ door de verbetering
van de infrastructuur bij de aanlanding van het Noorderbrugtracé op de
linkeroever. Dit zal tot een belasting leiden waarvan de negatieve gevol-
gen voor het leefmilieu en het landschap binnen aanvaardbare grenzen
moeten blijven.
Vermijden van tunnelvisie
Dan is er misschien wel de grootste uitdaging voor de komende jaren, te
weten de ondertunneling van de A2. Destijds is deze wegverbinding aange-
legd op een plek die toen logisch leek, maar al gauw door de toename van
het verkeer tot onhoudbare situaties heeft geleid. Het besluit is gevallen
om het tracé over een lengte van enkele kilometers te ondertunnelen. Dit
heeft enorme consequenties voor de knooppunten in het noorden en het
zuiden van het tracé, maar ook voor de bestaande route en voor de bebou-
wing aan en bij deze route. Zo staat bijvoorbeeld de Gemeenteflat van
Dingemans op het spel, ondanks het feit dat dit object door de minister
van OCenW op de voorlopige lijst van rijksmonumenten uit de periode van
de Wederopbouw is geplaatst. Maar dat niet alleen, het hele gebied aan
weerszijden van de President Rooseveltlaan zal een metamorfose onder-
gaan. In het Wittevrouwenveld is dit al zichtbaar, daar ontstaat rondom
de Voltastraat een nieuw stadsdeel dat in vorm en karakter anticipeert
op hetgeen hier allemaal te gebeuren staat. Zeker dit in belangrijke mate
gefragmenteerd gebied vraagt om een duidelijke herstructurering. Ook hier
kunnen weer nieuwe ruimtelijke kwaliteiten worden ontwikkeld door het
gebied te transformeren van een relatief besloten buurt aan de rand van de
stad in de richting van een stadsdeelgebied met grotere urbaniteit.
10 Deel 2 WMC 2007.indd 10510 Deel 2 WMC 2007.indd 105 29-5-2008 13:30:1929-5-2008 13:30:19
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
106
Van sportpark naar integrale ruimteontwikkeling
Nog voor de annexatie van Amby en Heer werd aan de toenmalige rand
van Maastricht een modern sportpark aangelegd, de Geusselt. Het bevatte
behalve het behoud van het Kasteel Geusselt, ook de bouw van een
voetbalstadion voor MVV, de aanleg van sportterreinen voor meerdere
verenigingen, de bouw van een sporthal en de aanleg van een parkachtig
wandelgebied met vijver. Na de annexatie en de uitbreiding van de kernen
Amby en Scharn is de absolute en relatieve positie van het Geusseltpark
aanzienlijk gewijzigd. Het ovale stadion met haar imposante tribuneover-
kapping werd omgevormd tot een rechthoekige voetbalaccommodatie met
bedrijfsruimten. Langs de vijver werden kantoren en een hotel gebouwd
en op andere plaatsen in het park was voelbaar dat de formule van des-
tijds zijn langste leven had gehad. Dit gebied is nu in herontwikkeling.
Het besluit is genomen om er een groot (overdekt) zwembad te bouwen
en om in meerdere fasen woningbouw in de vorm van appartementen te
realiseren. Ook hier gaat het om kansen voor open goal (om in de meta-
foor van het gebied te blijven). Worden deze ook benut? Wordt er gedacht
over een integrale ruimteontwikkeling van de zone tussen de voormalige
dorpskernen van Amby en Scharn en de bebouwing die vroeger de rand
van Maastricht vormde?
Halt aan verrommeling
Industrieterreinen behoren niet tot de fraaiste delen van een stad. De
kritiek op de verrommeling van stad en land wordt vaak onderbouwd
met voorbeelden van langs de grote weg gelegen nietszeggende dozen,
met rommelige industrieterreinen in historische binnensteden en aange-
legde bedrijventerreinen die de schoonheidsprijs geenszins verdienen.
Maastricht kende van oudsher enkele industrieterreinen in de binnen-
stad, bijvoorbeeld rondom het Bassin, aan de Boschstraat en langs de
Maasoever ter hoogte van de huidige wijk Ceramique. Door de ligging
langs het water en door de ommuring van complexen was de inwendige
structuur van die gebieden voor de stadsbewoner niet echt zichtbaar. Met
de uitbreiding van industriële en handelsactiviteiten nam Maastricht het
besluit om een eerste door de overheid geplande bedrijventerrein aan te
leggen ter hoogte van het Bosscherveld. Na de Tweede Wereldoorlog bleek
dit niet toereikend om de expanderende bedrijvigheid onder te brengen.
Toen werd besloten tot de aanleg van het bedrijventerrein Beatrixhaven,
een langs het Julianakanaal gelegen omvangrijke strook grond. Hierdoor
zijn veel industrieel ogende gebouwen en loodsen daar bij elkaar gebracht.
Toch zijn deze gebieden enorme ruimteconsumenten gebleken. Bovendien
Geusseltpark
10 Deel 2 WMC 2007.indd 10610 Deel 2 WMC 2007.indd 106 29-5-2008 13:30:1929-5-2008 13:30:19
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
107
worden aan deze terreinen, ook vanuit een oogpunt van exploitatie en
beheer, nieuwe eisen gesteld. Dit alles biedt de mogelijkheid tot opwaar-
dering van dit gebied. Een extra kans wordt geboden doordat in de toe-
komst een aftakking van de A2 zal worden gemaakt om de Beatrixhaven
beter en directer toegankelijk te maken. Dit biedt de gelegenheid om het
hele concept opnieuw tegen het licht te houden. Het is niet eenvoudig om
in dit soort gebieden ruimtelijke kwaliteiten te genereren. De strategie kan
erop zijn gericht om via stedenbouwkundige verheldering en een bijpas-
send groen- en landschapsplan de ‘hardheid’ van het gebied te verzach-
ten. Behalve de verrommeling van bepaalde gebieden, is er ook sprake
van mini-verrommeling van de stedelijke ruimte als gevolg van té weinig
aandacht of respect voor allerlei kleine zaken, zoals straatvuil, uitstal-
lingen, mobiele reclameborden, geveluitstallingen, commerciële vlaggen,
verwaarloosde plekken, graffiti, enzovoort.
Het ‘Maastrichtse model’ als strategisch instrumentUit het bovenstaande kan en mag men afleiden dat Maastricht beschikt
over zeer veel ruimtelijke kwaliteiten. Bij nieuwe ontwikkelingen is de
opgave om bestaande kwaliteiten op te pakken en zo mogelijk te benut-
ten in het (her)ontwerp. Maar er liggen ook kansen om nieuwe kwaliteiten
toe te voegen. De plekken in Maastricht die de komende jaren te maken
krijgen met (aanzienlijke) interventies moeten het bewijs leveren voor het
feit dat ruimtelijke kwaliteit in Maastricht hoog in het vaandel staat. In de
afgelopen jaren is een traditie gegroeid op het gebied van de zorg voor de
ruimtelijke kwaliteit, die elders wel wordt aangeduid als het ‘Maastrichtse
model’. Wat zijn de kenmerken van dit model? In grote lijnen kan men
stellen dat de volgende aspecten karakteristiek zijn voor het ‘Maastrichtse
model’:
• Het respecteren van de kwaliteiten van de geomorfologie van het
gebied.
• Het denken in termen van de hoofdkarakteristieken van de urbane mor-
fologie.
• Het erkennen en benutten van de rijke historiciteit van de stad.
• Het zorgvuldig vormgeven en inrichten van het publieke domein.
• Het in stand houden van monumentale iconen.
• Het aan- en inbreiden in een uniek stedelijk weefsel.
• Het zorgen voor stedelijke continuïteit in discontinuïteit.
• Het bevorderen van het adaptief vermogen van de stad.
• Het bezield herontwikkelen van de stedelijke ruimte.
• Het tegengaan van verrommeling in de brede zin van het woord.
Markt
10 Deel 2 WMC 2007.indd 10710 Deel 2 WMC 2007.indd 107 29-5-2008 13:30:2429-5-2008 13:30:24
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
108
Kortom, het ‘Maastrichtse model’ wordt gekenmerkt door een benaderings-
wijze van ruimtelijke opgaven die past binnen een traditie gekenmerkt
door behoedzaamheid, verantwoordelijkheidsgevoel, bekommernis om
het collectieve en het openbare, het borgen van bestaande (historische)
kwaliteiten, het gebruiken van bestaande kwaliteiten als vertrekpunt voor
de toevoeging van nieuwe kwaliteiten.
Procesgang
Het ‘Maastrichtse model’ kent ook een bijzondere karakteristiek wat
betreft de procesgang. Immers, het werken volgens de bovengenoemde
uitgangspunten veronderstelt consensus tussen de betrokken partijen
over de waarde van deze aanpak. Politiek, bestuur, ambtelijke organisatie,
particuliere organisaties, bedrijfsleven enzovoort moeten de inhoud van
het ‘Maastrichtse model’ ondersteunen. In ieder geval vormt dit model
de filosofie voor het werk van de Welstands-/ Monumentencommissie
van de gemeente Maastricht. De door de gemeenteraad vastgestelde
Welstandsnota en de nota ‘Springlevend verleden’ vormen het kader
voor de beoordeling van plannen inzake bouw van nieuwe panden en de
verbouw van monumenten. Het gaat echter niet alleen om de letterlijke
tekst van deze documenten, maar vooral ook om de ‘Mestreechter Geis’
waarbinnen de plannen worden beoordeeld. Die geest is geënt op wat we
hier het ‘Maastrichtse model’ hebben genoemd, een model dat respectvol
omgaat met bestaande ruimtelijke kwaliteiten en dat verlangend uitziet
naar nieuwe te ontwikkelen ruimtelijke kwaliteiten. De commissie ervaart
dat ook het lokale bestuur, de lokale politiek, de relevante afdelingen van
de gemeentelijke organisatie vanuit de geest van dit ‘Maastrichtse model’
werken. Daarmee is misschien wel de beste basis gelegd voor behoud en
ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteiten van Maastricht!
10 Deel 2 WMC 2007.indd 10810 Deel 2 WMC 2007.indd 108 29-5-2008 13:30:2929-5-2008 13:30:29
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
109
Ruimtelijke kwaliteit vanuit historisch perspectief
Yvonne Janssen-Flos | Lid WMC
Ruimtelijke kwaliteitenDe eerste vraag die bij bovenstaande titel gesteld moet worden is: heeft
Maastricht vanuit historisch perspectief wel ruimtelijke kwaliteiten te
bieden? Ik kan u met mijn jarenlange ervaring als stadsgids verzekeren
dat in elk geval de vele bezoekers die ik heb rondgeleid verrukt zijn van
Maastricht. Het kenmerkende Middeleeuwse stratenpatroon, waarin lange
zichtlijnen ontbreken, biedt de bezoeker steeds weer een verrassende blik
op straten, steegjes en pleinen. Ook de kleinschaligheid en de diversiteit
van de gevels houden de blik gevangen. Het is nooit saai. Elke plek heeft
daarbij ook nog zijn eigen bijzonderheden. Voeg daarbij een stuk histori-
sche achtergrond en het zal duidelijk zijn waarom de bezoekers zo geboeid
worden door deze stad. En niet alleen de bezoekers van buiten, maar ook
de Maastrichtenaar zelf staat vaak nog versteld van wat zijn eigen stad te
bieden heeft. Overigens moet worden opgemerkt dat niet alleen de histo-
rische ruimtelijke kwaliteit Maastricht zo aantrekkelijk maakt. De invloed
van de vele winkels en de horeca mag niet worden onderschat. Voor de
leefbaarheid van de stad zijn ook deze economische factoren van groot
belang. Niemand is erbij gebaat om van Maastricht een openluchtmuseum
te maken.
Beleid of geluk?Is de huidige ruimtelijke kwaliteit van de stad de verdienste van een
eeuwenlang zorgvuldig beleid of heeft Maastricht door omstandigheden
geluk gehad? Het besef dat je met historische bebouwing zorgvuldig moet
omspringen dateert pas uit het midden uit de 19de eeuw. Een pleitbe-
zorger voor het historisch besef was de Maastrichtenaar Victor de Stuers
(1843-1916). Hij is de grondlegger van de hedendaagse monumentenzorg.
Voor die tijd werd er natuurlijk ook al gesloopt, maar je kunt echter stellen
dat wat er voor in de plaats kwam merkwaardigerwijs goed paste in zijn
toen al historische omgeving. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw
begonnen zich allerlei eigenzinnige, opvallende architectuurstromingen
te ontwikkelen. Te noemen zijn onder andere: Eclecticisme, Art Nouveau,
Amsterdamse school en Het Nieuwe Bouwen. Deze stijlen hebben allemaal
hun eigen charme, maar wijken wel sterk af van wat er in de eeuwen ervoor
werd gebouwd. De ontwikkeling van nieuwe stijlen heeft zich tot op heden
voortgezet. Bedenk daarbij dat de grootschaligheid van de bouw in die
periode ook enorm toenam en het zal duidelijk zijn dat zonder beleid de
historische stad vanaf het midden van de 19de eeuw zwaar werd bedreigd.
Gelukkig ging men beseffen dat er iets catastrofaals dreigde te gebeuren.
Immers toen in 1867 de vestingstad Maastricht werd opgeheven, vond op
grote schaal sloop plaats. Vooral de vestingwerken moesten het ontgelden.
Maquette ± 1750
10 Deel 2 WMC 2007.indd 10910 Deel 2 WMC 2007.indd 109 29-5-2008 13:30:2929-5-2008 13:30:29
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
110
Alles moest plaats maken voor de, overigens broodnodige stadsuitbrei-
ding. De een zal zeggen ‘Er is toen veel verdwenen’; de ander zal zeggen
‘Er is nog veel behouden’. Natuurlijk is er ook in Maastricht vanaf het mid-
den van de 19de eeuw veel historische bebouwing verdwenen. Achteraf
beschouwd, was dat vaak niet nodig. Nu zouden we bijvoorbeeld waar
mogelijk de gevels van monumentale panden sparen om er vervolgens
nieuwe winkels achter te bouwen in plaats van totale afbraak. Dit geldt ook
voor de oude stadspoorten, stadsmuren en andere verdedigingswerken.
Men zou het nu heel anders aanpakken. Maar er is ook veel behouden
en zelfs verbeterd. Ook historische panden moeten worden onderhouden
en aan de huidige maatstaven van woon- en leefcomfort kunnen voldoen.
Maastricht is immers zoals gezegd geen openluchtmuseum.
Toename historisch besefNaar mijn menig kun je stellen dat tot het midden van de 19de eeuw het
toeval bepalend is geweest. Er was nauwelijks sprake van historisch besef.
Daarna neemt het historisch besef toe, maar zijn de persoonlijke inzichten
en invloeden van notabelen nog sterk te voelen. Deze notabelen kwamen
uit de bekende toenmalige drie-eenheid: staat, kerk en ondernemers. Te
noemen zijn bijvoorbeeld de sloop van de kruittoren in Wyck op aandrin-
gen van de pastoor, het slopen van de waterpoort door de directeur van
de Société Céramique en de afbraak van de oostelijke marktwand door
het stadsbestuur. Gelukkig zijn de tijden veranderd en komt de sloop van
monumenten steeds minder voor. Wel zie je op architectonisch gebied
soms nog bedenkelijke ontwikkelingen in een historische omgeving. Te
noemen zijn uit de zestiger jaren het oude Entre Deux-complex en de voor-
malige gemeentegebouwen langs de Wilhelminabrug.
Spanningsveld tussen historie en economieEr wordt steeds zorgvuldiger omgesprongen met ons historisch erfgoed.
Dat komt niet alleen door de invoering van de sloopvergunning. Op vele
gebieden zijn er voorschriften. Belangrijke toetsingskaders daarbij zijn de
Welstandsnota en de Monumentenwet 1988. Deze voorschriften zijn voor
de gebouwen en de openbare ruimte, zeker in een historische omgeving
als Maastricht, echt nodig. Er is immers in Maastricht een spanningsveld
tussen historie en economie. Beide zijn hier tot elkaar veroordeeld. In deze
stad is er, globaal gesproken, zonder historie geen economie en zonder
economie geen behoud van historie. Op beide gebieden wordt vanuit ver-
schillende invalshoeken geopereerd. Vanuit economisch perspectief zijn
er allerlei initiatieven, plannen, wensen en voorstellen. Vanuit de historie
wordt behoedzaam geopereerd. Vanuit historisch perspectief zit men dus
10 Deel 2 WMC 2007.indd 11010 Deel 2 WMC 2007.indd 110 29-5-2008 13:30:3229-5-2008 13:30:32
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds- /
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
111
van nature in de verdediging; men vindt dat vanuit economisch perspectief
soms maar lastig en vervelend. Het is de kunst om hier een goed evenwicht
te vinden. Dit is niet altijd even gemakkelijk. In dit spanningsveld opereert
de Welstands-/ Monumentencommissie. Dat het resultaat gezien mag
worden, wil ik kort illustreren aan de hand van een aantal praktijkvoor-
beelden.
De Stokstraat
Onlangs liep ik ’s avonds door de Stokstraat en ik dacht ‘Wat is dit mooi.’
Maar waarom is het mooi? Het is mooi omdat het klopt. Links en rechts
de monumentale gevels en plaveisel van muur tot muur. Geen grote
uithangborden, geen rolluiken. Je zou je kunnen voorstellen, dat je door
de Stokstraat loopt ten tijde van de 17de en de 18de eeuw. Je ziet koets-
poorten, kruisvensters, gevelstenen en mooie dakkapellen. Men is er in
geslaagd het monumentale karakter van deze straat te behouden, terwijl
dit toch inmiddels een landelijk bekende, voorname winkelstraat is.
Stokstraat
10 Deel 2 WMC 2007.indd 11110 Deel 2 WMC 2007.indd 111 29-5-2008 13:30:3229-5-2008 13:30:32
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
112
Op de Thermen
Een mooi verstild plein midden in de drukke stad. Bij de restauratie van
het Stokstraatkwartier heeft men gelukkig gekozen voor een open ruimte.
Het plein, letterlijk ‘Op de Thermen’, heeft een geheel eigen karakter. Het
straalt rust uit. Je ziet in het plaveisel de omtrekken van het Romeinse
badhuis. De mooie bomen completeren het beeld van serene rust. De
plaquette aan de muur vertelt het verhaal. Het begon met een brug over
de Maas. In de 2de eeuw kwamen de Thermen en het Heiligdom. In de
4de eeuw kwam het Castrum. Dit is een plek van 2000 jaar bewoning met
zijn bijbehorende geschiedenis. Er liggen zes meter woonresten onder de
grond. Dit is een plek van bezinning. Hier is Maastricht ontstaan. Laten we
hopen dat dit plein in de toekomst blijft zoals het is, een ruimte van leegte
en rust te midden van de drukke binnenstad.
De Markt met Mosae Forum
Na de bouwput van enkele jaren is ook dit gedeelte van de stad gereno-
veerd. Het nieuwe Mosae Forum naast de Markt. Het stadhuis staat weer
te pronken midden op het marktplein. In 1632 veroverde Frederic Hendrik
Maastricht op de Spanjaarden. Maastricht werd Hollands en het stadhuis
werd door een Hollandse architect, Pieter Post, ontworpen. Zo zien we
hier in het diepe zuiden een voorbeeld van Hollands Classicisme, dat zijn
weerga niet kent. Het Stadhuis is nu weer van alle kanten te bewonderen,
dankzij het ondergrondse parkeren. Door goed beleid liggen de terrassen
er fantastisch bij. De wand van Mosae Forum sluit mooi aan bij de histori-
sche gevelwanden. Zelfs de bomen zijn teruggekomen. De Markt heeft zijn
statigheid van weleer hervonden.
Het Henric van Veldekeplein
Dit is een zeer bijzondere plek. De gebouwen spreken voor zich. De Sint
Servaaskerk: de geschiedenis is letterlijk af te lezen aan de verschillende
bouwstijlen waarin de kerk gebouwd is. Wat ooit begon als houten kapel-
letje, is door de eeuwen heen uitgegroeid tot de huidige prachtige Sint
Servaas Basiliek. Er is vaak kritiek geuit op de architect Pierre Cuypers, die
deze kerk in het laatste kwart van 19de heeft gerestaureerd. Maar ik denk
dat wij dankzij Cuypers nu nog van deze prachtige kerk kunnen genieten.
Daarnaast staat de Sint Janskerk. Deze is vanaf 1632 protestants. Het
gebouw wordt echter niet alleen als kerk gebruikt, maar ook voor concer-
ten, lezingen, uitreiken van diploma’s enzovoort. Een goede combinatie
van activiteiten. Rondom het plein de statige kanunnikenhuizen met in
het midden het standbeeld van Henric van Veldeke, de grondlegger van
het Nederlandse proza. Op de plek van het oude Staargebouw, verrees in
10 Deel 2 WMC 2007.indd 11210 Deel 2 WMC 2007.indd 112 29-5-2008 13:30:3629-5-2008 13:30:36
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds- /
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
113
de jaren negentig, zeer goed ingepast in de omgeving, een statig apparte-
mentencomplex, met de toepasselijke naam Kanunnikencour. Ik vind het
Henric van Veldeke Plein een goed voorbeeld van hoe verleden en heden
in mooie harmonie naast elkaar bestaan, zowel wat betreft gebouwen als
functies.
Henric van Veldekeplein
10 Deel 2 WMC 2007.indd 11310 Deel 2 WMC 2007.indd 113 29-5-2008 13:30:3629-5-2008 13:30:36
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
114
Het Céramiqueterrein en het Sphinxterrein
Een geheel nieuwe stadswijk. De ontwerper van het plan, architect/ ste-
denbouwkundige Jo Coenen, heeft gekozen voor sierlijk monumentalisme,
dat in veel Europese steden gedurende de 19de eeuw werd toegepast.
Men heeft gezocht naar eenheid in hoogte, vorm en gebruikte materialen.
De doorgangen, de zogenaamde poorten, vormen een belangrijk onder-
deel van de gebouwencomplexen. Alle binnentuinen zijn openbaar. Er is
aansluiting gezocht bij de ruimtelijke indeling van de binnenstad. Een
afwisseling van smalle en brede straten met daartussen pleinen. Er is veel
aandacht besteed aan de groenvoorziening. De kruinen van de Chinese
Hemelbomen op de Avenue Céramique vormen straks, samen met de
bomen van de binnentuinen, een grote groene wig tussen de monumentale
gebouwen. Verder heeft men linken gelegd met de oude aardewerkindu-
strie. Op deze plek werd immers vanaf 1851 tot 1963 aardewerk gepro-
duceerd. Deze linken bestaan uit de vele keramische materialen die zijn
gebruikt. Verder zijn de Bordenhal en de Wiebengahal behouden geble-
ven. Dit zijn oude fabriekshallen met geheel nieuwe functies. Men ziet
zelfs resten van de oude verdedigingswerken. De Avenue Ceramique sluit
naadloos aan op de Wilhelminasingel en de Limburglaan. Zo is een totaal
nieuwe wijk ontstaan, die zich voegt naar zijn omgeving en geen vreemde
eend in de bijt is. Nieuwe kansen liggen er bij het toekomstige Belvedère.
Men is al begonnen met het Sphinxterrein. Het belooft een nieuwe wijk te
worden, waarin het verleden, in dit geval het industrieverleden, nog duide-
lijk voelbaar zal zijn. Men zal proberen het gesloten karakter van het oude
Sphinxterrein te behouden. Er zullen enkele markante gebouwen blijven
staan, die representatief zijn voor de aardewerkindustrie. Ook hier wonen
en werken in zowel oude als nieuwe panden, die in harmonie naast elkaar
zullen blijven voortbestaan.
10 Deel 2 WMC 2007.indd 11410 Deel 2 WMC 2007.indd 114 29-5-2008 13:30:5029-5-2008 13:30:50
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
115
De ‘vestingwerken’ als schakel tussen stad enachterland
Ing. Maurice Bastings | Adviseur WMC
InleidingVerdedigingswerken hebben in de geschiedenis van de mens altijd een
belangrijke rol gespeeld. Zij boden bescherming tegen de aanwezige
vijand. Het eerste doel was om een deel van het eigen gebied zo efficiënt
mogelijk in eigen handen te houden. Het bouwen van verdedigingswerken
betekent schepping (creëren): graven, opwerpen, timmeren, metselen,
smeden, beton draaien, fraisen enzovoort. Weten en kunnen, norm en stijl
bepaalden het resultaat. Verdedigingselementen worden dan ook terecht
gezien als cultuurobjecten en staan meestal op de lijst van beschermde
monumenten. Het tijdperk van de aanleg van grote verdedigingswerken
ligt achter ons, maar de overblijfselen ervan vertegenwoordigen grote cul-
tuur-, stedenbouwkundige en architectonische waarden. De oude ‘dode’
weermiddelen hebben vaak een grote verwevenheid met de cultuur en
natuur van de streek. Dat geldt zeker voor de Maastrichtse vestingwerken.
De stad kreeg niet voor niets de bijnamen als: ‘Bolwerk der Nederlanden’,
‘Sleutel van de Republiek’ en ‘IJzeren stad’. De stad werd keer op keer bele-
gerd door diverse legers en de verdedigingswerken moesten voortdurend
opgelapt en verbeterd worden, hetgeen overigens veel werk opleverde. De
keerzijde was wel dat het militaire karakter van de stad een belemmering
vormde voor de doorgaande wegenstructuur, de verbindingen met het ach-
terland en de uitbreiding van de stad. In 1867 werd besloten om de vesting
rond Maastricht op te heffen en deze te ontmantelen. Sinds die tijd zijn
vele vestingwerken verdwenen, maar er zijn ook nog enkele structuren en
beeldbepalende elementen behouden gebleven. Deze bepalen in sterke
mate de huidige kwaliteiten van de stad, maar hebben ook de potentie in
zich om toekomstige kwaliteiten te genereren. Daarom is het van belang
om in nabije toekomst zorgvuldig om te gaan met deze unieke historische
structuren en objecten, zowel boven- als ondergronds. Het moet als een
uitdaging worden gezien om ze ook voor het nageslacht te behouden en
zichtbaar te maken.
De ‘Vestingstad Maastricht’ op weg naar de 21ste eeuwMaastricht staat, zowel in binnen- als buitenland, bekend als een stad met
een monumentaal karakter. Wie de stad bezoekt, loopt bewonderend door
de straten en pleinen en geniet van het bewaarde cultuurgoed. Maastricht
is met haar circa 1650 monumenten, de tweede monumentenstad van
Nederland (na Amsterdam). Een belangrijke bijdrage aan het monumentale
karakter van de stad wordt geleverd door de resten van de verdedigingswer-
ken. Met de aanleg van de ommuring is men al in de 13de eeuw begonnen.
In eerste instantie kwam er een stenen stadsmuur rondom de belangrijkste
woonkernen van de stad. Door de sterke groei van de stad bleek al snel
10 Deel 2 WMC 2007.indd 11510 Deel 2 WMC 2007.indd 115 29-5-2008 13:30:5029-5-2008 13:30:50
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
116
dat een grotere, tweede ommuring nodig was. De Maastrichtenaren bleven
werken aan de uitbreiding van hun verdedigingsstelsel. De stad groeide uit
tot een vestingstad van formaat. Na het opheffen van de vesting in 1867
zijn de vestingwerken voor een groot deel geslecht. Soms terecht omdat
de stad moest uitbreiden en ook de wegen moesten worden aangepast,
maar soms ook ten onrechte omdat er te weinig over werd nagedacht en al
gesloopt was voordat men de waarde ervan had ontdekt. Victor de Stuers
heeft nog kans gezien om een deel van de vestingwerken van ondergang
te redden!
Beknopte ontstaansgeschiedenis van de ommuringen van MaastrichtDe eerste stedelijke bewoning van Maastricht was het gevolg van de
Romeinse activiteiten in Noordwest Europa rond 50 vóór Christus. Sterk
bepalend voor de ontwikkeling is de brug die door de Romeinen over de
Maas wordt aangelegd. Ze is op dat moment de enige oeververbinding
op de weg van Gallië naar het Rijnland. Vanaf het midden van de 1ste
eeuw ontwikkelt Maastricht zich tot een welvarend centrum voor regi-
onale handel. Er zijn restanten in het Stokstraatgebied gevonden van
een Romeinse ommuring uit de 4de eeuw. Een deel is zichtbaar voor het
publiek gemaakt. Het Romeinse castrum bestond uit een zware ringmuur
voorzien van ronde torens en een droge gracht. Na de val van het Romeinse
rijk omstreeks 400 ná christus duurt het ruim 800 jaar voordat men aan de
eerste Middeleeuwse ommuring gaat bouwen. Dat gebeurt in 1229. Men
bouwt een muur met een lengte van ca 2.400 meter. De muur begon aan
de Maasoever ter hoogte van de O.L.Vrouwewal en liep via de Helpoort
naar het Lang Grachtje. Vervolgens liep de muur langs het Klein Grachtje,
over de Jeker en via het Sint Servaasklooster en de Tweebergerpoort door
naar de Grote Gracht. Via de Kleine Gracht liep de muur langs de Maas
terug. Van deze stadsmuur zijn nog enkele delen bewaard gebleven. Het
verloop van de muur is aan de hand van historische kaarten goed te vol-
gen. Van de negen poorten die deel vormden van de ommuring is alleen
de Helpoort bewaard gebleven. Het is de oudste vestingpoort van het
land! Rond 1300 ná Christus werd de tweede ommuring gebouwd. De stad
groeide gestaag, maar de eerste ring was nagenoeg volgebouwd. De eerste
ommuring bleef wel nog als reservestelling fungeren. De nieuwe tweede
ommuring kende enkele belangrijke poorten die gelegen waren op de
in- en uitvalswegen van Maastricht. De poorten zijn in de tweede helft van
de 19de eeuw geslecht, maar de namen als Brusselsepoort, Boschpoort
en Pieterspoort herinneren er nog aan. Van de tweede ommuring zijn in
het zuidelijk deel van de stad (stadspark en in de nabijheid van de Jeker)
Helpoort
10 Deel 2 WMC 2007.indd 11610 Deel 2 WMC 2007.indd 116 29-5-2008 13:30:5029-5-2008 13:30:50
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
117
bijzondere fragmenten behouden gebleven. Na het gereed komen van de
tweede ommuring omstreeks 1350 bleek dat een belangrijk deel van de
stad toch nog slecht beschermd was. Dit was het terrein gelegen voor de
Helpoort. In 1456 werd besloten om ook hier een ommuring aan te leg-
gen. Dit deel kreeg de naam ‘Nieuwstad’, ook wel genoemd het ’Nieuwe
Bolwerk’. De huidige rondelen met de namen ‘De Vijf Koppen’ en ‘Haet en
de Nyt’ herinneren hier nog aan. In de 17de, 18de en het eerste kwart van
de 19de eeuw groeide het strategisch belang van de stad voor de republiek
der Nederlanden. Maastricht had een strategisch zeer belangrijke ligging.
De aanwezige vesting werd versterkt en uitgebreid. De stadsmuren werden
versterkt en geschikt gemaakt voor het plaatsen van zwaar geschut. Maar
niet alleen de muren werden onder handen genomen. Ook buiten de muren
werd een gigantisch stelsel van bastions en buitenwerken aangelegd.
Deze hadden ten doel de vijand op afstand te houden. De buitenwerken
zijn voor Nederland uniek! Een aantal belangrijke en strategisch gelegen
onderdelen zijn behouden gebleven, zoals het Fort Sint Pieter en het Fort
Willem I, een groot deel van de Hoge Fronten en een klein deel van de Lage
Fronten, als ook het Waldeckbastion. De vestingwerken omsloten een
oppervlakte van 255 hectaren. Het grondgebied van Maastricht is sinds de
tweede ommuring van 1350 eeuwenlang niet vergroot.Vestingwerken
10 Deel 2 WMC 2007.indd 11710 Deel 2 WMC 2007.indd 117 29-5-2008 13:30:5629-5-2008 13:30:56
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
118
Veranderingen binnen en buiten de vesting omstreeks 1830Tijdens de Franse bezetting wordt in 1812 het Kadaster ingevoerd. Het
eerste kadastrale minuutplan uit 1827 toont de eerste infrastructurele
ingrepen die van rijksoverheidswege worden opgelegd. De stad wil zelf ook
uitbreiden, omdat de ruimte binnen de vesting ontoereikend is. Omstreeks
1850 gaan kloosters, kerken en ook vestingterreinen meer en meer plaats
maken voor de industrie en alles wat daarmee te maken heeft. In 1867
wordt de vestingstatus opgeheven. Vrijwel direct daarna worden de stads-
poorten afgebroken. In 1881 worden door het gemeentebestuur alle gron-
den en wateren die deel uitmaakten van de vestingwerken aangekocht.
Men begint dan met het slechten van een aantal (aarden) verdedigingswer-
ken. Victor de Stuers zet zich vanaf dat moment sterk in voor het behoud
van een aantal nog niet geslechte vestingwerken. Zonder zijn inzet zou er
nog meer zijn gesloopt en zou Maastricht een behoorlijk stuk armer zijn
geweest aan cultureel erfgoed. Dankzij hem zijn bijvoorbeeld de volgende
objecten voor sloop behoed: Sint Servaasbrug, Spaans Gouvernement,
Waterpoortje en Maaspunttoren. Verder heeft hij bijvoorbeeld gezorgd
voor de restauratie van de Helpoort.
Natuur(wetenschappelijke) waardenDe grootse en unieke vestingwerken van Maastricht vervullen tegenwoor-
dig, naast bijzondere cultuurwaarden, ook belangrijke natuur(wetenschap-
pelijke) waarden. Ze vormen namelijk een ‘toevluchtsoord’ voor species
in de natuur. Vele bijzondere en met uitsterven bedreigde planten -en
diersoorten hebben hier hun habitat gevonden. De vestingwerken zorgen
door de ligging, ondergrond, opbouw en materialisatie voor een zeer bij-
zonder microklimaat waarin bepaalde soorten goed kunnen gedijen. Ze
profiteren van dit bijzondere milieu waarin diverse bijzondere grondsoor-
ten voorkomen en de temperatuursverschillen op een dag enorm kunnen
variëren, maar op andere plekken ook wonderwel constant kunnen blijven.
In dit gebied wordt niet bemest en ook niet met herbiciden of pesticiden
gewerkt. Illustratief is de muurhagedis die inmiddels op verscheidene
plekken van de vestingwerken in Maastricht voorkomt. Het is het meest
noordelijk gelegen leefgebied in Europa van deze beschermde diersoort.
De leefgebieden van de bijzondere dier- en plantensoorten worden
beheerd door landelijke en plaatselijke natuurorganisaties. Gegeven de
natuur(wetenschappelijke waarden van de restanten van de vestinggordel,
moet terughoudend, zorgvuldig en doordacht worden omgegaan met het
behoud en herstel van de vestingwerken. Zo is het van groot belang dat
eerst een goede beheersvisie en een beheersplan worden gemaakt voor de
totale, nog aanwezige vestinggordel rond de stad. Zo’n visie en plan zijn
10 Deel 2 WMC 2007.indd 11810 Deel 2 WMC 2007.indd 118 29-5-2008 13:31:1329-5-2008 13:31:13
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
119
belangrijk voor zowel de overlevingskansen van het cultuurmonument als
voor het behoud van de natuurwaarden.
De toekomst van de resterende ‘vestinggordel’ MaastrichtHet garnizoen in de vesting was eeuwenlang de grootste werkgever voor de
stad. De vestingfunctie heeft uiteraard veel gebouwen en infrastructuren
voortgebracht. Na het opheffen van de vestingstatus in 1867 zijn delen
van het verdedigingsstelsel afgebroken. Er zijn ook militaire gebouwen
verdwenen of deze hebben een andere bestemming gekregen. Vele tot de
vesting behorende onderdelen zijn gesloopt omdat de vestingstructuur de
ontwikkeling in de weg stond of omdat er op dat moment geen geschikte
bestemming voor was. Nu, ruim een eeuw later, zou men over deze ingre-
pen waarschijnlijk anders denken. De druk op de verdedigingswerken gaat
nog steeds door, nu als gevolg van de wens om de stad verder te laten
groeien, de verkeerssituatie aan te passen en de recreatiemogelijkheden
uit te breiden. In één gebied is de actieve militaire functie nog aanwezig, te
weten in het gebied van de ‘Tapijnkazerne’. Maar deze functie zal ook hier
binnen afzienbare tijd verdwijnen. Weliswaar zijn verspreid over de gehele
stad nog heel wat objecten die verwijzen naar het militaire verleden, maar
deze zijn inmiddels uit hun onderlinge verband gerukt. Ze zijn voor de
doorsnee burger niet meer afleesbaar. Ook dit benadrukt de noodzaak
van een visie en plan om de gehele vestingstructuur en de verspreide
militaire objecten weer in onderlinge samenhang te kunnen beleven. Hier
liggen fantastische kansen voor toekomstige ruimtelijke kwaliteiten van
Maastricht: een unieke vestinggordel met belangrijke cultuur- en natuur-
waarden en bovendien een fantastische potentiële belevingswaarde. Er is
Hoge Fronten
10 Deel 2 WMC 2007.indd 11910 Deel 2 WMC 2007.indd 119 29-5-2008 13:31:1629-5-2008 13:31:16
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
120
in het verleden veel verloren gegaan door het nemen van toen juiste, maar
nu als foutief te kwalificeren beslissingen. Gelukkig zijn er nog voldoende
objecten en structuren aanwezig om een goed beeld te krijgen van het
unieke verdedigingsstelsel dat Maastricht ooit had. De vestingwerken
met haar cultuur- en natuurwaarden dienen de schakel te worden tussen
de binnenstad en het buitengebied. En dat niet alleen, ze kunnen als een
schakel worden gezien in het behoud van de bestaande en de bevordering
van toekomstige ruimtelijke kwaliteiten van Maastricht. De potenties van
de vestinggordel zijn talrijk: ze kunnen fungeren als bufferzone, als visuele
link tussen verleden en toekomst, als zichtbare gelaagdheid van de stad,
als natuurgebied, als (passief) recreatiegebied, als levend museum van
natuur- en cultuurwaarden en bovenal als imposante schakel van mens,
stad en natuur.
Detailfoto’s van de Hoge en Lage Fronten
10 Deel 2 WMC 2007.indd 12010 Deel 2 WMC 2007.indd 120 29-5-2008 13:31:2029-5-2008 13:31:20
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
121
Veiligheid en behaaglijkheidDe belangrijkste sleutelwoorden bij het ontwerpen van openbare ruim-
ten zijn: veiligheid en behaaglijkheid. Veiligheid heeft te maken met het
tegengaan van confrontaties door het mengen van verschillende vormen
van gebruik (bijvoorbeeld verblijven en verkeer) en van de confrontatie
tussen gebruikers (bijvoorbeeld geweld). Ondanks het feit dat veiligheid
vooral een technische aangelegenheid is (dat we hierna niet verder zullen
bespreken), moeten we ons wel realiseren dat het maken van overzicht,
helderheid en openheid van de openbare ruimte de veiligheid kan bevor-
deren. Om veiligheid te bereiken, is een open openbare ruimte het beste.
Behaaglijkheid heeft te maken met schaal, differentiatie, rust, ruimtelijke
ervaring, ruimtelijke samenhang, evenwicht en vooral (ook weer) met hel-
derheid en overzichtelijkheid. Dus ook voor behaaglijkheid is een open
openbare ruimte het beste. Daarbij kan worden opgemerkt dat een veilig-
heidsgevoel ook een vorm van behaaglijkheid is.
Een open openbare ruimteStedelijke ruimten worden bepaald door structuur, ontsluiting, functies,
gebruik, bouwkundige massa en ruimte. De esthetische beoordeling
hiervan zal meestal aan de hand van de bouwkundige massa gebeuren
(gebouwen en elementen). Het grondvlak van de ruimte, de vloer, wordt
meestal functioneel ingericht. Toch is de vloer een universele horizontale
gevel die een belangrijke bijdrage levert aan de open ruimte en de ruim-
telijke ervaring. Deze ‘vijfde gevel’ kan neutraal en flexibel zijn. Hij kan
samen met de gebouwen en elementen een compositie vormen, zowel in
materiaalgebruik als in kleur. Mijn stelling is dat een open openbare ruimte
voor veiligheid en behaaglijkheid noodzakelijk is.
Open(bare) ruimte
Ing. Guy Cleuren | Lid WMC
Kommel
10 Deel 2 WMC 2007.indd 12110 Deel 2 WMC 2007.indd 121 29-5-2008 13:31:2529-5-2008 13:31:25
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
122
Belangrijke aspectenNaar mijn mening zijn bij het vormen van een open openbare ruimte in
Maastricht de volgende aspecten van belang:
Zichtbaar openbaar
Het publieke karakter van de openbare ruimte moet zichtbaar zijn. De ruim-
te moet voelbaar toegankelijk zijn. Ze moet bruikbaar zijn voor iedereen en
zich lenen voor verschillende gebruiken. Toegankelijkheid slaat niet alleen
op het toegang verlenen, maar ook op het doorgang verlenen. Een stede-
lijke ruimte moet optimaal doorwaadbaar zijn. Dit is bevorderlijk voor de
veiligheids- en behaaglijkheidservaring. Deze kwaliteit is bijvoorbeeld te
vinden op het Herdenkingsplein. Het gaat om een inbreidingsproject van in
de jaren negentig, dat voor een nieuwe stedelijke sfeer heeft gezorgd, voor
extra woongelegenheid maar vooral ook een aanvullende ‘beadering’ van
een binnenstadsdeel. Aandacht voor dit aspect moet zeker aan de orde
komen in het in ontwikkeling zijnde Sphinx-terrein. Het juiste evenwicht
tussen het oude fabrieksterrein als nieuwe woonenclave en de binnenstad
kan door het juiste gevoel van doorwaadbaarheid verkregen worden.
Gemengd gebruik van de openbare ruimte
De openbare ruimte heeft vaak vooral een verkeersfunctie; dus een een-
zijdig gebruik. In verband met de gebruikswaarde is het nastrevenswaar-
dig om een veelzijdig gebruik van de openbare ruimte na te streven. De
gebruikswaarde neemt toe als er verschillende gebruikersgroepen gebruik
van maken. Dat kan gelijkertijd (Markt) of achtereenvolgens (Vrijthof). In
tegenstelling tot gebouwen moeten openbare ruimten ook spontane en
onvoorziene gebruiken toelaten en daartoe ook de mogelijkheid bieden.
Deze kwaliteit is zichtbaar op de Markt. De Markt is voorzien van een tapijt
van gevel tot gevel. Dit tapijt is uniform en geeft op die manier aan dat er
een menging van gebruik (georganiseerd) kan plaatsvinden. De functies
zijn niet meer, zoals weleer, afgebakend met stoepbanden, talloze mate-
rialen enzovoort. Dit aspect mag niet vergeten worden bij de ontwikkeling
van de Tapijnkazerne. Een mogelijk uitgangspunt voor deze site is een
tapijt voor universeel gebruik onder de bestaande (en eventueel nieuwe)
gebouwen te schuiven.
Per etmaal
Het succes van een openbare ruimte hangt ook af van het regelmatig
gebruik of de permanente aanwezigheid van mensen. Dat wil zeggen dat
er een aantrekkingskracht van de ruimte moet uitgaan. Het uitlokken van
permanent gebruik van een openbare ruimte is mijns inziens van groot
10 Deel 2 WMC 2007.indd 12210 Deel 2 WMC 2007.indd 122 29-5-2008 13:31:3329-5-2008 13:31:33
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds- /
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
123
belang. Om dit te kunnen verwezenlijken, is het belangrijk dat over een vol-
ledig etmaal functies actief zijn in de gebouwen rondom of in de openbare
ruimte zelf. Dit kan alleen door het mengen van functies. Een illustratief
voorbeeld in deze is Plein 1992. Daar is een differentiatie van functies
in de gebouwen. De openbare ruimte biedt verblijfsmogelijkheden die
velerlei vormen van gebruik uitlokken. Het heeft ook een verkeersfunctie
als doorgangsgebied van Ceramique via de voetgangersbrug naar de oude
binnenstad. Met dit aspect moet rekening worden gehouden bij de nieuwe
ontwikkeling van de Tapijnkazerne. Het zou jammer zijn als deze site van
te eenzijdige functies wordt voorzien.
Cultuurhistorie
De ruimtelijke structuur van een stad wordt sterk bepaald door de histori-
sche ontwikkeling. Dit zal altijd bepalend zijn, dan wel dienen te zijn voor
een verdere stedenbouwkundige ontwikkeling. Maar bij de inrichting van
de openbare ruimte is dit overigens niet zo vanzelfsprekend. Als het al
aanwezig is, is behoud ervan vanzelfsprekend. Wanneer de historie wegge-
vaagd is, dan rijst de vraag in hoeverre er nog historische sporen over zijn
en in hoeverre deze alsnog benut kunnen worden. Historische gebouwen
blijven vaak honderden jaren overeind en verkrijgen daardoor ook een
waardigheid. Een openbare ruimte daarentegen is erg onderhevig aan ver-Lage kade Maasboulevard
10 Deel 2 WMC 2007.indd 12310 Deel 2 WMC 2007.indd 123 29-5-2008 13:31:3729-5-2008 13:31:37
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
124
anderingen, afhankelijk van wijzigingen in het gebruik. Het is mijns inziens
raadzaam om verdwenen laan- en dreefstructuren in de stad terug te bren-
gen, waardoor de ruimtelijke samenhang wordt hersteld, c.q. vergroot.
Een illustratief voorbeeld in deze is de Boschstraat. Hierbij is een oude
radiaal naar de binnenstad als belangrijke structuurlijn ondersteund door
een laanbeplanting. Ook het Griendpark is een goed voorbeeld hoe een
historisch gegeven, opnieuw kan bijdragen aan de ruimtelijke beleving. De
aandacht voor dit aspect kan benut worden bij de nieuwe ontwikkelingen
van het A2-tracé en de erbij horende omgeving. Hierbij kunnen oude lijnen,
zoals oost-west-verbindingen de huidige barrière mee helpen opheffen.
Beeldkwaliteit
Een inrichting van de openbare ruimte is geen doel op zich. Het draagt
bij, samen met de verticale elementen (gebouwen, bomen, en dergelijke)
tot een totaalcompositie van de ruimte. De beeldkwaliteit moet vooral lig-
Boschstraat, gezien vanaf de Markt
10 Deel 2 WMC 2007.indd 12410 Deel 2 WMC 2007.indd 124 29-5-2008 13:31:4329-5-2008 13:31:43
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds- /
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
125
gen in de helderheid, herkenbaarheid en het gevoel voor hiërarchie, met
andere woorden in de leesbaarheid en beleving van de ruimte. De open-
bare ruimte en de inrichting ervan ondersteunt, respectievelijk zou moeten
ondersteunen, de ruimtelijke structuur van de stad. Het is mijns inziens
goed als het beeld zo open mogelijk wordt gehouden, respectievelijk
gemaakt. Dat wil zeggen dat alle overtollige elementen vermeden, dan wel
verwijderd moeten worden. Als voorbeeld nomen ik nog eens de Markt. De
ruimte van dit plein wordt vrijwel uitsluitend door de bebouwing bepaald.
Er zijn geen overtollige elementen aanwezig, alleen maar minimale aandui-
dingen om georganiseerde gebruiken aan te duiden. Dit aspect zou bij het
nieuwe Geuseltpark expliciet meegenomen kunnen worden. Dit park kan
uitstralen wanneer het enkel de landschappelijke continuïteit garandeert.
Men moet voorzichtig zijn als het gaat om het opladen van het gebied met
allerhande gebouwtjes, speeltoestellen, enzovoort.
Ontwerpschalen
Bij de openbare ruimte heeft men te maken met verschillende ontwerp-
schalen: van macro, meso tot micro. Dit kan betekenen dat zo’n ruimte
twee tot drie ontwerpuitgangspunten moet dienen. Hierbij bestaat het
gevaar van te grote complexiteit en overtolligheid; het tegenovergestelde
van de eerder geprezen helderheid. Continuïteit van een ruimte en een
plaatselijke ruimtelijke nuancering moeten kunnen samengaan. Dit erva-
ren we bijvoorbeeld bij de Maasoevers. Deze zijn vanuit de stad opnieuw
toegankelijk gemaakt, maar ze zijn vooral lineair en ook erg continu. Veel
obstakels zijn weggehaald om op die manier een continubeweging moge-
lijk te maken. Het is een aaneenschakeling geworden van kleinschalige
plekken, zones en pleinen, met steeds de Maas als grootschalige con-
stante. Aandacht voor dit aspect zal belangrijk zijn bij de ontwikkeling van
Hoge en Lage fronten. Dit gebied wordt in eerste instantie als grootschalig
gebied ervaren. Om de behaaglijkheid te bevorderen zal kleinschaligheid
wenselijk zijn.
Duurzaamheid
Tegenwoordig wordt veel waarde toegekend aan het aspect duurzaam-
heid. Maar, zoals gezegd, is een openbare ruimte erg onderhevig aan ver-
andering: verkeersontwikkeling, herzien van verkeersafwikkelingen, snel
evoluerende behoeften, enzovoort. Een blijvende inrichting voor een verre
toekomst zou ideaal zijn, maar we moeten aanvaarden dat de stedelijke
vloerbekleding maar tijdelijk van dienst kan zijn. Het streven in dit verband
moet erop gericht zijn om sober en met zo min mogelijk (herbruikbare)
materialen te werken. Als illustratie kan in dit verband de binnenstad
10 Deel 2 WMC 2007.indd 12510 Deel 2 WMC 2007.indd 125 29-5-2008 13:31:4729-5-2008 13:31:47
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
126
worden genoemd. Bij toekomstige ontwikkelingen is aandacht voor de
duurzaamheid een belangrijk gegeven.
Groen
Het gebruik van groen in de openbare ruimte lijkt vanzelfsprekend. Vanuit
de optiek van de open openbare ruimte zijn heesters en plantbakken onge-
wenst, omdat ze de ruimte te weinig structureren. Wel zijn bomen van groot
belang. Deze zijn wel ruimtebepalend, althans bij de juiste standplaats-,
maat- en silhouetkeuze. Zij respecteren de openheid en het doorzicht
van een ruimte. Bomen kunnen bijdragen aan een spel van dichte ruim-
tevorming (behaaglijkheid) en transparantie; en toch ook de gelegenheid
bieden om de volledige (open) ruimte te kunnen lezen (veiligheid). Bomen
kunnen een stedelijke structuur ondersteunen of een hiërarchie leesbaar
maken. Bomen kunnen verder continuïteit in de ruimte garanderen, maar
ook een schaalcorrectie betekenen. Bomen kunnen ook landschappelijke
structuren verstevigen; ze kunnen landschap- en parkcoulissen vormen.
Maar bomen kunnen ook overbodig zijn als zij geen bijdrage leveren tot
wat hierboven werd gesteld. Groen moet niet te pas en vooral ook niet te
onpas gebruikt worden. Als voorbeeld wil ik hier wijzen op de wederop-
bouwwijken in het westen van Maastricht. De bomen zijn daar de dragers
van de structuur, maar zorgen ook voor de afbakening van kleinschalige
verblijfsplekken. Dit aspect verdient aandacht bij het nieuwe Geuseltpark.
Bomen kunnen daar de structuur versterken, en ook bijdragen tot behaag-
lijke en veilige verblijfsplekken.
Charles Eyckpark
10 Deel 2 WMC 2007.indd 12610 Deel 2 WMC 2007.indd 126 29-5-2008 13:31:4729-5-2008 13:31:47
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds- /
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
127
Het ‘getransformeerde’ Dominicanerplein
Ir. Jan Kamphuis | Lid WMC
Pleinen als ruimtelijke kwaliteitMaastricht is bekend vanwege de kwaliteit van de openbare ruimten.
Pleinen, zoals het Vrijthof, het OLV-Plein en de Markt dragen van oudsher
bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de stad. Bij binnenstedelijke ingrepen
ondergaan openbare ruimten soms een wijziging in functie en vorm. Dat is
bijvoorbeeld ook het geval bij het Dominicanerplein. Interessant is, dat de
wijziging van dit plein eerder een gevecht om de ruimte lijkt te zijn, dan het
resultaat van een uitgebalanceerd ontwerp.
Transformatie van het DominicanerpleinBij de transformatie van het ‘oude’ Entre-Deux-complex, een ontwerp
van het Architectenbureau Van den Broek en Bakema, tot het ‘nieuwe’
Entre-Deux-complex van Architectenbureau Arno Meijs (projectarchitect
Ger Rosier) was de handhaving van de route van Markt naar het Vrijthof
uitgangspunt. Het complex kreeg immers niet voor niets de naam ‘Entre-
Deux’. In het ontwerp voor het ‘nieuwe’ Entre-Deux-complex is de entree
aan de Spilstraatzijde tot het complex gevormd door twee symmetri-
sche gebouwen. Aan de zijde van de Helmstraat ‘hervormde’ zich het
Dominicanerplein als gevolg van de diagonale entree tot het complex tot
een veelhoekig pleintje. Het ‘omgevormde’ relatief kleine plein is essen-
tieel om vanuit het Vrijthof visueel contact te houden met de Entre-Deux.
Daarom is door de architect van het complex zeer veel aandacht besteed
aan de juiste hoek van de bebouwing aan de Helmstraat en de vormgeving
van de gevels in het complex overkapt door een transparante luifel.
Beeld of boom?Tijdens het ontwerpproces bleek dat dit pleintje door allerlei goed
bedoelde initiatieven steeds meer opgedeeld dreigde te geraken, zodat
de ruimtelijke werking ervan gereduceerd werd tot een soort smalle straat.
In de vroegere situatie stond er bijvoorbeeld een kunstwerk op een sokkel
van Arthur Sproncken in het midden van het Dominicanerplein. Het lag
voor de hand om dit beeld hier terug te plaatsen. Echter, na enig gehar-
rewar over de sokkel van het beeld werd gesuggereerd dat het plein ook
opgesierd zou kunnen worden met een boom. Kennelijk is de laatste jaren
de gedachte gerijpt, dat op elk plein (denk bijvoorbeeld aan de noordzijde
van de Markt) bomen moeten staan. Dat een plein een stedelijke omgeving
is, waar wellicht niet direct één of meerdere bomen hoeven te staan, lijkt
thans geen uitgangspunt meer voor de inrichters van de openbare ruimte.
Omdat de boom vergezeld zou worden van een zogenaamde ‘leugenbank’
ontstond de discussie of het allemaal niet te veel van het goede zou wor-
den en het pleintje zijn ruimtelijkheid zou verliezen. Er waren twee objec-
10 Deel 2 WMC 2007.indd 12710 Deel 2 WMC 2007.indd 127 29-5-2008 13:31:5629-5-2008 13:31:56
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
128
Dominicanerplein
10 Deel 2 WMC 2007.indd 12810 Deel 2 WMC 2007.indd 128 29-5-2008 13:31:5729-5-2008 13:31:57
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
129
10 Deel 2 WMC 2007.indd 12910 Deel 2 WMC 2007.indd 129 29-5-2008 13:32:0829-5-2008 13:32:08
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
130
ten die om de centrale plaats op het plein ‘vochten’: het beeld en de boom.
Omdat het plein naar de mening van de commissie te klein was voor beide
objecten, en groen de voorkeur op deze plek zou verdienen, is het beeld
niet teruggeplaatst.
Kerk en pleinEen tweede, bijna logische aantasting van het Dominicanerplein is de
entree tot de Dominicanerkerk. Deze kerk heeft een spraakmakende trans-
formatie doorgemaakt van fietsenstalling tot hoogwaardige boekhandel.
Het lijkt logisch om in de entree tot het gebouw deze functiewijziging tot
uitdrukking te brengen. Om volgens de gangbare inzichten in de monu-
mentenzorg reversibel te werk te gaan, is geopteerd voor een entreeportaal
vóór de kerk. Op deze wijze is het plein aan de oostzijde visueel een vijftal
meter ingekort.
Plein en grafzerkenEen andere vorm van naar hedendaagse inzichten bewust met monumen-
ten om te gaan, is het begraven van ‘overtollige’ grafzerken. Tijdens de
werkzaamheden aan de kerk bleek dat een aantal zerken vanwege breuk
of incompleetheid naar hedendaagse maatstaven van esthetiek, comfort/
veiligheid en niet te vergeten installatietechniek, eigenlijk niet meer in de
vloer was op te nemen. In plaats van de zerken af te voeren, zijn zij vóór
de westmuur onder het plaveisel begraven. De ervaring leert immers dat
het afvoeren van bouwfragmenten naar de ‘gemeentewerf’ of een muse-
umdepot het voorportaal is van ‘vergeten’ en vervolgens afvoeren naar
de stort. Daarom is gekozen voor het op een zodanige wijze opslaan op
locatie, dat toekomstige generaties alsnog over de zerken kunnen beschik-
ken, hetzij voor hergebruik als plaveisel, dan wel als wetenschappelijke
documentatie.
Horeca en pleinVerrassend is dat de horecagelegenheid aan de noordzijde van het plein
een terras kreeg dat ongeveer een derde deel van het oppervlak van het
plein inneemt. Zeker nu terrassen in Maastricht bijna ‘winterhard’ zijn,
betekent dit dat 9 à 10 maanden van het jaar een substantieel deel van
deze openbare ruimte wordt ingenomen door horeca.
Terughoudendheid als toekomstige kwaliteitOm ruimtelijk toch nog een plein te suggereren, hebben commissie
en architect naar een terughoudend plein, met een enkele boom, een
rustige bestrating en zo weinig mogelijk straatmeubilair gestreefd.
10 Deel 2 WMC 2007.indd 13010 Deel 2 WMC 2007.indd 130 29-5-2008 13:32:2129-5-2008 13:32:21
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds- /
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
131
Terughoudendheid is voor de openbare ruimte een kwaliteit die niet alleen
vandaag de dag, maar ook in de toekomst van betekenis zal blijken te zijn.
De hoop is dat het plein niet verder wordt opgevuld met verkeersborden,
zitjes, prullenbakken, of zelfs milieuparken in de vorm van ondergrondse
vuilnisbergingen.
De entree vanuit de Helmstraat met links de nieuwe vleugel van archi-
tect Ger Rosier. Midden op de foto de horecagelegenheid en rechts de
Dominicanerkerk.
Overzicht van het Dominicanerplein met centraal de boom. De entree tot
van het plein vanaf de Helmstraat heeft het profiel van een relatief smalle
straat.
Het plein gezien naar het noord-oosten. Rondom het middelste gebouw
is een terrasstrook voorzien, die met parasols een behoorlijke aantasting
van de ruimtelijke beleving vormt. Hoewel het plan indertijd strijdig was
met de toenmalige Terassennota, heeft de Commissie positief geadviseerd
(moeten adviseren) om aansluiting te houden met de in gang gezette actu-
alisering van de Terassennota.
10 Deel 2 WMC 2007.indd 13110 Deel 2 WMC 2007.indd 131 29-5-2008 13:32:2229-5-2008 13:32:22
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
132
De entree tot het Entre-Deux-complex wordt door het terras van de hore-
cagelegenheid visueel weggedrukt. De bestrating is eenvoudig en rustig
gehouden. Objecten zoals prullenbakken en zitbanken zijn weggelaten.
De kunstuiting die in de winkelgalerij zichtbaar is (metalen tegels) is niet
toegepast op het plein.
De entree tot de voormalige Dominicanerkerk, nu boekhandel Selexyz,
wordt voorzien van een portaal in cortenstaal. Tijdelijk is met behulp van
een steigerconstructie en spandoeken de reclame en naamsaanduiding
gerealiseerd.
In de vroegere situatie stond er het beeld van Arthur Sproncken.
In de huidige situatie
staat er een boom.
10 Deel 2 WMC 2007.indd 13210 Deel 2 WMC 2007.indd 132 29-5-2008 13:32:4529-5-2008 13:32:45
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
133
CuypersjaarAan de opmerkelijke architect Pierre Cuypers is in 2007 veel aandacht
besteed. Het NAI dat 2007 tot Cuypersjaar had uitgeroepen, heeft twee
tentoonstellingen georganiseerd, één in Rotterdam en één in Maastricht.
De tentoonstelling in Maastricht was gewijd aan het kasteel de Haar
in Haarzuylen, vlak bij Utrecht. Eigenlijk was deze tentoonstelling in
Maastricht gewijd aan Cuypers als restauratiearchitect. De tentoonstelling
in het NAI te Rotterdam had ook de activiteiten van Cuypers in Maastricht
tot onderwerp kunnen hebben. Immers, samen met Victor de Stuers heeft
hij het beeld dat we nu hebben van de Maastrichtse monumenten mede
bepaald. De ruimtelijke kwaliteit van de binnenstad wordt bepaald door
de grote monumenten die de pleinen en het stadsbeeld domineren, zoals
de OLV-kerk, de St. Servaaskerk en de Mathiaskerk. Dit stadsbeeld was
anders voor de restauratieactiviteiten van Cuypers. Aan de zuidzijde van
de stad wordt de binnenstad scherp begrensd door de stadsmuur, de
Helpoort, de poort Waerachtig en het Pater Vinktorentje. Dit beeld, dat
nu voor de bezoeker van de stad het beeld van de stadsgrens bepaalt,
is pas ontstaan na de bouw- en restauratieactiviteiten onder leiding van
Pierre Cuypers en Victor de Stuers. In een, door de ontmanteling van de
vesting, zich snel ontwikkelend beeld van de opkomende industriële stad
hebben zij gezorgd voor de aandacht die nodig was om de monumenten
te behouden.
Loopbaan van CuypersEen korte beschrijving van de loopbaan van Cuypers geeft het perspectief
waartegen we zijn Maastrichtse activiteiten kunnen plaatsen. Cuypers
wordt geboren in Roermond in 1827. Als tijdens zijn middelbare school
periode blijkt dat hij zeer talentvol is, krijgt hij een beurs van de gemeente
Roermond en gaat studeren in Antwerpen. De studie rond hij in 1849 af met
de Prix d’excellence. Hij solliciteert dan naar de functie van stadsarchitect
in Maastricht, maar wordt niet aangenomen. In de gemeente Roermond
wordt hij in 1850 wel aangesteld als stadsarchitect. Een baan die slechts
een karig salaris oplevert. Wel mag hij daarnaast als zelfstandig architect
opdrachten aannemen. Cuypers is sociaal zeer vaardig en weet in een korte
tijd veel contacten op te bouwen o.a. bij de geestelijkheid. Contacten die
hem te pas komen bij het verwerven van opdrachten. Doordat hij zich tij-
dens zijn studie al had toegelegd op de gotiek kreeg hij na het herstel van
de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 de wind in de zeilen. In 1852 had
Cuypers samen met Stolzenberg en Georges de firma Georges, Cuypers en
Stolzenberg opgericht die zich bezig hield met de inrichting van kerken. In
het atelier werden beelden, altaren, kerkbanken en overige zaken vervaar-
Pierre Cuypers in Maastricht
Ir. Cor Bouwstra | Lid WMC|
10 Deel 2 WMC 2007.indd 13310 Deel 2 WMC 2007.indd 133 29-5-2008 13:33:1429-5-2008 13:33:14
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
134
digd. Het streven van Cuypers was om naar het middeleeuwse voorbeeld
een kring van ambachtslieden en kunstenaars om zich heen te verzamelen
die een totaalproject konden bouwen en inrichten. De opdracht voor de
herinrichting van het koor van de Munsterkerk in Roermond was de eer-
ste belangrijke restauratieopdracht. Pierre Cuypers zal zich in zijn lange
loopbaan bezig houden met nieuwbouw, maar zal ook een omvangrijke
restauratiepraktijk opbouwen. In 1854 ontmoet Cuypers Jozef Alberdinck
Thijm, een zeer invloedrijke Amsterdamse zakenman en intellectueel, die
zich bezig houdt met cultuur en vooral het katholieke erfgoed. De beide
mannen ontwikkelen een hechte vriendschap die zich verdiept als Pierre
na de voortijdige dood van zijn vrouw in 1859 hertrouwt met de zus van
Alberdinck Thijm. Op zijn aandringen verhuizen Pierre en Nanny Alberdinck
Thijm in 1865 naar Amsterdam. Een verdere carrière is vandaar uit beter op
te bouwen, maar ook de mogelijkheid om aan het sociale leven (met Josef
Alberdinck Thijm) deel te nemen speelt een rol. Een tweede beslissende
figuur is Victor de Stuers. Deze was na zijn vlugschrift tegen het gebrek van
zorg voor de monumenten ‘Holland op zijn smalst’ in 1875 aangesteld als
referendaris bij Binnenlandse Zaken, afdeling kunsten en wetenschappen,
en belast met de zorg voor monumenten. Cuypers wordt in datzelfde jaar lid
van het College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis
en Kunst en daarna krijgt hij ook nog een benoeming tot Architect der
Rijksmuseumgebouwen. Hierbij heeft hij intensief contact met Victor de
Stuers. Er ontstaat een driemanschap: Victor de Stuers, Alberdinck Thijm
en Pierre Cuypers, dat elkaar steunt bij het bereiken van de gezamenlijke
doelstelling: een architectuur bevorderen die is geworteld in de historie en
het bewaren van monumenten die getuigen van dat verleden. Historische
gebouwen worden vanaf dat moment niet vanzelfsprekend gesloopt, maar
kunnen hersteld worden met een subsidie van de rijksoverheid. Het spreekt
vanzelf dat wie betaalt, ook bepaalt. Voor de invloed van Cuypers en de
Stuers op Maastricht was dit zeer belangrijk. Adviezen over de belangrijke
monumenten in de stad werden niet genegeerd. Het niet opvolgen van de
adviezen stond gelijk aan het verspelen van subsidie voor het herstel. De
restauratieplannen moesten de volgende elementen bevatten:
• foto’s van de oude toestand
• tekeningen met de aanduiding van het bestaande en het nieuwe werk.
Cuypers hield zich aan die regels zoals duidelijk geconstateerd kan wor-
den aan de tekeningen in het omvangrijke archief dat hij nagelaten heeft.
Het uitgangspunt dat gehanteerd moest worden, was dat zoveel mogelijk
authentiek materiaal behouden diende te blijven. Het driemanschap had
ook zitting in vele commissies die beslisten over belangrijke rijksop-
10 Deel 2 WMC 2007.indd 13410 Deel 2 WMC 2007.indd 134 29-5-2008 13:33:1529-5-2008 13:33:15
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds- /
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
135
drachten waarvan de grootste was het bouwen van het Rijksmuseum in
Amsterdam. De opdracht voor dit gebouw kwam via handig manoeuvreren
bij Cuypers terecht. Het is dan ook niet voor niets dat het driemanschap
bij de opening van het Rijksmuseum op een spotprent knielend voor het
Rijksmuseum, de roomse tempel, wordt afgebeeld. In het Rijksmuseum
komt alle zorg voor het vaderlandse erfgoed tot uitdrukking. Tot in alle
uithoeken van het gebouw getuigt het door de gekozen iconografie van de
nationale identiteit. Het is dan ook niet verwonderlijk dat voor de opening
een Nederlandse cantate door Daniël de Lange werd gecomponeerd en
dat alle aanwezigen uit volle borst ‘Wie Neerlands Bloed’ zongen. Zoals
het Rijksmuseum het hoogtepunt was van het scheppend vermogen van
Pierre Cuypers was Kasteel de Haar het hoogtepunt van zijn opvatting
over restaureren. Het kasteel werd zorgvuldig opgemeten, gerestaureerd
en aangevuld met nieuwe elementen alsof het kasteel tot de dag van van-
daag bewoond is gebleven, schrijft hij later in 1910 in het boek dat aan
de Haar wordt gewijd. De restauratieopvattingen van Pierre Cuypers raken
omstreden in het begin van de twintigste eeuw. Niet het gebouw afmaken
in de vormentaal die het gehad zou kunnen hebben, maar een duidelijk
onderscheid tussen de oude en de nieuwe elementen is dan het criterium.
Wel is duidelijk als we terugkijken naar de twintigste eeuw, dat nog lang
in de geest van Cuypers is gerestaureerd. Niet alleen in Nederland, maar
ook daarbuiten had Cuypers invloed. Zo werd hij onder andere benoemd
tot Dombaumeister in Mainz.
Na anderhalve eeuw kijkt Pierre
Cuypers vanuit de gewelven nog
altijd streng naar de erven van
het kerkbestuur dat hem zijn
honorarium node gunde.
10 Deel 2 WMC 2007.indd 13510 Deel 2 WMC 2007.indd 135 29-5-2008 13:33:1529-5-2008 13:33:15
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
136
Cuypers en MaastrichtIn Maastricht heeft Cuypers zijn eerste grote kerk met stenen gewelven
gebouwd: de Martinuskerk in Wyck. Deze kerk kwam op de plaats van een
oudere voorganger. Er was daarbij een discussie over het architectenhono-
rarium. Het kerkbestuur vond de 5% honorarium te veel. Een architect had
immers alleen maar een potlood en papier nodig. Dit maakte een zodanige
indruk op de jonge architect dat hij dat nog aanhaalt in het gedenkboek
dat ter ere van zijn negentigste verjaardag werd gemaakt. In deze kerk
werden stenen gewelven toegepast. De techniek om stenen gewelven te
maken, was verdwenen en werd in deze kerk opnieuw geïntroduceerd.
Wyck en Maastricht ondergingen rond de jaren 1850 een grote verandering
toen de vestingwerken werden gesloopt. Maastricht was tot het begin van
de jaren twintig bezig met een grote metamorfose. De vestingwerken wer-
den gesloopt en de stad breidde uit op de daardoor vrijgekomen gronden.
Als Rijksadviseur heeft Cuypers veel invloed uitgeoefend op het herstel
van de verdedigingselementen die werden behouden, zoals het herstel
van de Helpoort en de aanliggende stadsmuur. Het behoud te midden
van de ontmanteling van de vestingwerken was overigens slechts een
voetnoot bij de grootscheepse ontmanteling en sloop van de vesting aan
de zuid- en noordzijde van de stad. Als adviseur heeft Cuypers ook een
belangrijke rol gespeeld bij het herstel van andere belangrijke monumen-
ten in Maastricht, zoals de Janstoren, de OLV-kerk, waarbij de restauratie
in feite onder leiding stond van Pierre Cuypers en zijn zoon Joseph, de
Dominikanerkerk enzovoort. De architecten die belast waren met het
uitvoeren van de restauraties in Maastricht, waarover Pierre Cuypers advi-
seerde, waren door hem opgeleid. Sprenger, Van Lokhorst en Pierre’s zoon
Joseph waren bekwame architecten die de adviezen perfect in de geest
van Pierre konden uitvoeren. Victor de Stuers had ideeën over restaureren
die in samenspraak met Pierre werden vormgegeven. Cuypers zorgde voor
de adviezen, De Stuers zorgde voor de bestuurlijke steun uit Den Haag.
De invloed van Cuypers en De Steurs op de manier van restaureren in
Maastricht is dan ook erg groot geweest. Het belangrijkste restauratiewerk
dat hij in Maastricht onder handen had, was de St. Servaaskerk. Aan dit
gebouw heeft hij gewerkt tot ca 1900. De eerste restauratie had vooral
betrekking op het herstel van de interieurdecoratie. De decoratie werd
hersteld naar aanleiding van een gevonden historische beschildering. Na
1873 worden de grote gebreken hersteld en wordt de kerk een nationaal
monument. Cuypers en De Stuers houden zich bezig met het onderzoek
naar de oorspronkelijke toestand. De muren, daken en torens worden her-
steld en de kerk wordt opnieuw gedecoreerd. Het is deze decoratie die bij
10 Deel 2 WMC 2007.indd 13610 Deel 2 WMC 2007.indd 136 29-5-2008 13:33:1829-5-2008 13:33:18
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
137
de restauratie in de jaren zeventig van de twintigste eeuw het speerpunt is
van de discussie. Jammer genoeg is de decoratie verdwenen. De Cuypers-
decoratie zal dichter bij het origineel komen dan de huidige ‘protestante’
uitmonstering. In de OLV-kerk is de Cuypers-decoratie nog wel aanwezig;
laten we daar zuinig op zijn. Van de hand van Cuypers zou de preekstoel
van de St. Servaaskerk nog in de opslag staan. Het zou een aardige geste
zijn deze opnieuw op te stellen in deze bijzondere kerk.
De prachtig bewerkte opmeettekeningen werden vanuit het ministerie
waar Victor de Stuers aan verbonden was, gemaakt door het bureau dat
de voorganger was van de huidige RACM. Een groot aantal van deze teke-
ningen is opgenomen in de Geïllustreerde Beschrijving. Deze beschrijving
is in een aantal delen tot midden jaren vijftig uitgegeven.
Over het totaal van nieuwbouwwerken, restauraties en adviezen door
Pierre Cuypers voor Maastricht verschillen de bronnen enigszins. Door de
verschillende bronnen op een rij te zetten, ontstaat het volgende beeld:
10 Deel 2 WMC 2007.indd 13710 Deel 2 WMC 2007.indd 137 29-5-2008 13:33:1829-5-2008 13:33:18
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
138
Lijst van werken
gebouw datering advies/ontwerp inhoud vermelding
(1) (2) (3)
1855 Martinuskerk te Wyck 1853 - 1859 nieuwbouw, eerste kerk met gemetselde gewelven van leeuwen NAI
decoratie
1858 St Servaeskerk 1858 - 1908 restauratie restauratie in twee fasen. De eerste fase van leeuwen NAI minis
beperkt zich tot het interieur. De tweede
fase (de kerk is dan een nationaal
monument) is uitgebreider met Rijkssteun
1876 Janskerk 1876 - 1885, advies Sprenger onder leiding van Pierre Cuypers van leeuwen NAI
1890,
1909 - 1913 uitvoering 1909 - 1913 NAI
1877 Helpoort, stadsmuur 1877 - 1881 advies, restauratie restauratieadvies en nieuwbouw, van leeuwen NAI
en ontwerp uitvoering mergelstenen en spits naar
ontwerp van P.C. minis
1886 - 1888 restauratie J. van Lokhorst; reconstructie NAI
1905 - 1906 Pater Vinktoren door W. Sprenger NAI minis
1881 Franciscanerkerk 1881 - advies advies tijdens restauratie door van leeuwen
J. van Lokhorst
1881 Minderbroederkerk 1881 - advies tijdens de restauratie door Cuypers? van leeuwen minis
of J. van Lokhorst 1887 - 1889
1887 O.L.V.- kerk 1887 - 1889 restauratieplan restauratie samen met (zoon) van leeuwen NAI
Joseph Cuypers
(het interieur is nog aanwezig) van leeuwen
uitvoering restauratie door W. Sprenger NAI
1887 Poort Waerachtig 1887 - nieuwbouw stadspoort naar villapark in samenwerking
met Victor de Stuers gerealiseerd van leeuwen minis
1860 St Matthias 1857 - 1858 restauratierplan restauratie, decoratie, ontwerp voor aanbouw NAI minis
1869 St Servaeskerk 1869 restauratieplan herstel pastorie van leeuwen
10 Deel 2 WMC 2007.indd 13810 Deel 2 WMC 2007.indd 138 29-5-2008 13:33:2029-5-2008 13:33:20
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
139
1889 St Matthias 1889 - restauratieplan ontwerp voor restauratie en verhoging van van leeuwen NAI
de toren met een ijzeren spits, onuitgevoerd
1895 Borgharen kasteel 1895 - nieuwbouw poortgebouw van leeuwen minis
1901 Stichting Ridder 1901 - 1904 nieuwbouw een in Baksteen opgetrokken volkshuis - van leeuwen NAI minis
Emile de Stuers patronaat ter herinnering aan de overleden
broer van Victor de Stuers
m.m.v. Joseph Cuypers NAI
1903 Kruisherenkerk, 1902 - 1903 advies advies over de restauratie van leeuwen
-klooster en 1917 uitvoering restauratie door D.E.C. Knuttel NAI
1904 Sokkel monument 1904 - nieuwbouw sokkel voor bronzen standbeeld NAI
Minckelers
1905 Helpoort 1905 - 1906 advies advies m.b.t. vrijlegging en herstel stadsmuur van leeuwen
1907 Dominicanerkerk 1907, 1912, advies waardestelling en advies bij herstel door van leeuwen
1914 en 1916 Sprenger tussen 1912 - 1917
1907 Dinghuis 1907 - advies advies m.b.t. de houtconstructie van leeuwen NAI
ontwerp schouw, ongedateerd
1912 St Servatiusschool 1912 - nieuwbouw toegeschreven aan P. Cuypers minis
1914 Wachthuisje bij 1914 - advies advies over behoud van leeuwen NAI
O.L.V. kerk
? R.K. zusterschool Ambi ongedateerd nieuwbouw Eenlaags schoolgebouw met kapel NAI
? Winkelhuizen ongedateerd nieuwbouw gevels in trant Hollandse renaissance, waar? NAI
gebouw datering advies/ontwerp inhoud vermelding
10 Deel 2 WMC 2007.indd 13910 Deel 2 WMC 2007.indd 139 29-5-2008 13:33:2129-5-2008 13:33:21
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
140
Voor een beeld van de ontwikkeling van Maastricht in de negentiende
eeuw wordt een beeld geschetst in: ‘Opkomst van de moderne stad’ door
Marijke Martin. Een andere bron waaruit veel informatie te halen is over de
restauraties in de tweede helft van de negentiende eeuw en het begin van
de twintigste eeuw is de geïllustreerde beschrijving die is uitgegeven door
de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg in een aantal delen tussen
1918 en ca 1955. Voor de beschrijvingen is geput uit het materiaal dat
beschikbaar was bij het rijk over de restauraties en omvatten vaak een
beknopt verslag van de uitgevoerde restauraties. Deze beschrijving actu-
aliseren en aanvullen zou een zeer waardevolle bijdrage kunnen leveren
aan de kennis over de Maastrichtse monumenten. Gemeentebestuur wat
denkt u daarvan?
1. Leeuwen, A.J.C., De maakbaarheid van het verleden; P.J.H. Cuypers alsrestauratiearchitect, Zeist/Zwolle, 1995.
2. Leeuwen, A.J.C., Pierre Cuypers architect 1827-1921, Zeist/Zwolle, 2007.
3. Berens, H., (redaktie), P.J.H. Cuypers; het complete werk, Rotterdam,2007.
4. Boogard, van den, J. & S. Minis, Monumentengids Maastricht,Maastricht/Leiden, 2001.
Uit deze, in het boek van Wies van Leeuwen, opgenomen tekening aan de hand van Victor de Stuers blijkt zijn invloed op het stadsbeeld rond de Helpoort. Het duo dat hij vormde met Cuypers heeft veel invloed gehad op de belangrijke Maastrichtsemonumenten.
10 Deel 2 WMC 2007.indd 14010 Deel 2 WMC 2007.indd 140 29-5-2008 13:33:2129-5-2008 13:33:21
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
141
De waardering voor de Wederopbouw De monumenten van de Wederopbouw staan al enkele jaren volop in
de belangstelling, vooral sinds de Raad voor Cultuur in 2003 bij de
Staatssecretaris OCW aan de alarmbel trok: ‘De herstructurering van de
naoorlogse wijken verloopt gestaag. In bredere kring van bestuurders, pro-
fessionals en bewoners leven echter grote zorgen ten aanzien van tempo
en kwaliteit van die operatie. Veelal staat een volkshuisvestelijke benade-
ring centraal en worden sloop en nieuwbouw als enig betaal- en werkbaar
alternatief gezien. Een reële vraag is of deze geestdriftige, vaak eenzijdige
benadering ook bevorderlijk is voor kwaliteit op langere termijn.’ De toene-
mende druk op de naoorlogse wijken is aan het einde van de 20ste eeuw in
alle grote steden merkbaar. Veel functies verdwijnen uit de centra van de
kleine wijken: zoals scholen, winkels, kerken en buurthuizen, maar ook de
woningen staan onder zware druk omdat men de woonkwaliteit ervan wil
verbeteren. Bovendien worden in sommige wijken woningen van corpora-
ties verkocht, waardoor beheer en toezicht op kwaliteit en uniformiteit ver-
troebelen. Tegelijkertijd neemt ook de waardering voor de wederopbouw-
wijken sterk toe. De Rijksdienst voor Monumentenzorg (nu Rijksdienst
voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten) start een landelijke
inventarisatie van de wederopbouwperiode (1940-1965) en ontwikkelt
beleid voor onderzoek en bescherming van de wederopbouwwijken. Bij de
RACM wordt een projectteam Wederopbouw geformeerd met vijf onderzoe-
kers. Er verschijnen landelijke publicaties over de bedreiging van markante
gebouwen en stedenbouwkundige complexen. Op 15 oktober 2007 heeft
minister Plasterk honderd topmonumenten uit de Wederopbouwperiode
benoemd. Het zijn vooral bouwwerken met nationale herinneringswaarde
die in aanmerking komen voor de status van beschermd rijksmonu-
ment. In Maastricht staan twee bouwwerken op de top100-lijst: de
Gemeenteflat aan de President Rooseveltlaan (Frans Dingemans, 1949) en
de Bejaardenflat Aldenhof aan de Calvariestraat (Jean Huysmans, 1952).
De lijst van Plasterk beperkt zich tot gebouwen uit de periode 1940-1958,
omdat de Monumentenwet een ouderdomsgrens van 50 jaar aanhoudt.
Bovendien staan op de lijst alleen markante gebouwen met een hoge her-
inneringswaarde, terwijl de Wederopbouw juist vooral door stedenbouw-
kundige ingrepen wordt gekenmerkt. In 2007 is ook de nota ‘Cultuurimpuls
voor stedelijke vernieuwing’ opgesteld in opdracht van het ministerie van
OCW. Het kabinet Balkenende-Bos wil de wijken met de grootste ach-
terstanden en problemen een extra impuls geven. Om de besteding van
middelen voor cultuur en stedelijke vernieuwing te stimuleren, is door de
ministeries van VROM en OCW een denkboek samengesteld. Daarin wordt
ervoor gepleit om meer aandacht in de planvorming te geven aan de zoge-
Wederopbouwwijken van Maastricht: parochiewijken worden prachtwijken
Drs. Servé Minis | adviseur WMC
10 Deel 2 WMC 2007.indd 14110 Deel 2 WMC 2007.indd 141 29-5-2008 13:33:2229-5-2008 13:33:22
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
142
naamde culturele planologie: archeologie, cultuurhistorie, waardevolle
architectuur en stedenbouw. Inmiddels heeft minister Vogelaar van het
nieuwe departement voor Wonen, Wijken en Integratie 56 wijken benoemd
voor een fysieke, sociale en economische transformatie. In Maastricht zijn
vier wijken aan weerszijden van de A2-stadstraverse opgenomen in het
nieuwe ISV-programma. De cultuurwaarden van deze vier wijken (Limmel,
Nazareth, Wyckerpoort en Wittevrouwenveld) zijn door het bureau Urban
Fabric in beeld gebracht. Daarnaast heeft de gemeente Maastricht zelf
een nieuw beschermingsregime ontwikkeld om de stedenbouwkundige
kwaliteit in de naoorlogse wijken overeind te houden. Via het Maastrichts
Planologisch Erfgoedregime (MPE) kunnen cultuurwaarden rechtstreeks
in bestemmingsplannen verankerd worden. Inmiddels is het MPE al van
kracht in Malberg, terwijl de wijken Amby-Geusselt en de parochiewijken
van Maastricht-West in de voorbereidende fase verkeren.
Malpertuis en Pottenberg. luchtfoto ca. 1958
Pottenberg: Terracottaplein, bebouwing naar ontwerp van J. Kurvers, 1961
Het programma van de WederopbouwIn 1956 wordt in Nederland een Algemene Woningtelling gehouden en
daarin komt naar voren dat Maastricht een woningtekort heeft van 5.411
woningen. De gemeente Maastricht heeft volgens deze telling samen met
Vaals het grootste woningtekort in Limburg, maar deze provincie heeft op
haar beurt weer de grootste achterstand ten opzichte van alle andere pro-
vincies. Dankzij de woningbouwprogramma’s voor de wederopbouw wor-
den er in korte tijd nieuwe woonwijken uit de grond gestampt. In 1956 wordt
de nieuwbouwwijk Caberg gerealiseerd met 800 nieuwe woningen en aan
het einde van datzelfde jaar geeft de gemeenteraad groen licht voor de vol-
10 Deel 2 WMC 2007.indd 14210 Deel 2 WMC 2007.indd 142 29-5-2008 13:33:2329-5-2008 13:33:23
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
143
gende wijk. Deze nieuwe wijk heet dan nog West 1, maar in het begin van
1957 wordt de wijk vernoemd naar Malpertuis, het ondergrondse kasteel
van Reynaert de Vos. In de eerste helft van de 20ste eeuw zijn er verschil-
lende uitbreidingsplannen opgesteld om de stedenbouwkundige uitleg
van nieuwe stadsdelen te reguleren. Pas in 1941 is er een Uitbreidingsplan
in Hoofdzaken door de raad vastgesteld. Dit plan werd door de steden-
bouwkundige Jos Klijnen ontwikkeld om de sociale en economische
ontwikkelingsmogelijkheden van de stad te relateren aan ruimtelijke
ordeningsprincipes. Het plan van Klijnen vormt de basis van de naoorlogse
stadsontwikkeling. Zijn plannen zijn na de Tweede Wereldoorlog in gewij-
zigde vorm op de westelijke Maasoever gerealiseerd. Door een gebrek aan
statistische onderbouwing -zoals Klijnen ook zelf erkende- waren de plan-
nen al snel achterhaald. Na de Tweede Wereldoorlog is de woningnood
nog nijpender. De in 1943 aangestelde architect-stedenbouwkundige F.
Dingemans voert de plannen van Klijnen in gedeeltelijk gewijzigde vorm
uit. Met het oog op een betere statistische onderbouwing van de uitvoering
van de beoogde stadsuitbreiding, laat het stadsbestuur een sociaal-econo-
mische analyse opstellen door de socioloog Jos Viegen. De resultaten zijn
gepubliceerd in het rapport: ‘Inleidende studies tot de uitbreidingsplannen
in hoofdzaak voor de gemeenten Maastricht, Heer en Amby’, waarmee de
toekomstige functionele en ruimtelijke uitbreidingsplannen voor het eerst
in een breder perspectief worden gebracht. In het onderzoek van Viegen
worden op basis van sociaal-demografische gegevens voorspellingen
gedaan over de bevolkingsaanwas en daaruit afgeleid over de woning-
behoefte, bouwprogramma’s, woningdifferentiatie en de spreiding van
sociale klassen. Bij het vaststellen van de gewenste woningdifferentiatie
spelen de gezinsgrootte en de sociale gelaagdheid een belangrijke rol. Er
worden ook berekeningen gemaakt voor de onderwijsvoorzieningen, de
vestiging van nieuwe industrieterreinen, sportaccommodaties, recreatieve
voorzieningen en begraafplaatsen. Een belangrijk aandeel van deze studie
handelt over de verkeersmaatregelen om het westelijk stadsdeel op een
adequate wijze met de wijken op de oostelijke oever te verbinden.
Bestemmingsplan in Hoofdzaken uit 1954
10 Deel 2 WMC 2007.indd 14310 Deel 2 WMC 2007.indd 143 29-5-2008 13:33:2529-5-2008 13:33:25
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
144
Luchtfoto van de wijk Nazareth vlak na de voltooiing in 1953: ontwerp
Swinkels & Salemans
Nazareth: de flatgebouwen van Swinkels & Salemans aan de Kasteel
Hillenraadweg rond 1955
Ieder gezin een eigen woningIn het voorjaar van 1956 werd het ‘Woon- en Wijkcentrum tot Opheffing der
Onmaatschappelijkheid’ geopend. De bestrijding van de onmaatschap-
pelijkheid beheerste de eerste twee decennia na de oorlog in belangrijke
mate de stedelijke ontwikkelingen. Een grootschalige uitbreiding van de
stad was een eerste vereiste voor de opvang van de ‘zwak socialen’ uit
de achterstandswijken van de binnenstad. In de tweede helft van de jaren
vijftig waren dat vooral de bewoners van het Stokstraatkwartier en in de
periode na 1960 volgden de bewoners van het Boschstraatkwartier. Voor
het Stokstraatkwartier was al vóór 1940 tot krotopruiming besloten en
toen was er een plan ontwikkeld om alle panden te slopen, waarna er een
nieuwe wijk met brede straten zou worden aangelegd. Door de Tweede
Wereldoorlog kon dit plan gelukkig niet gerealiseerd worden. Tijdens de
10 Deel 2 WMC 2007.indd 14410 Deel 2 WMC 2007.indd 144 29-5-2008 13:33:2629-5-2008 13:33:26
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds- /
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
145
oorlog pleitte de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg nog voor een
rehabilitatie van deze wijk en de restauratie van de historische bebouwing,
want daarmee zou ook de bevolking op een hoger peil gebracht worden.
In 1949 woonden er in het te saneren gedeelte van het Stokstraatkwartier
989 bewoners, die behoorden tot 291 gezinnen. 70% van deze huishou-
dens leefden in een onbewoonbaar verklaarde woning en 15% leefden
met meer dan drie personen in één enkel vertrek. Volgens Viegen had de
Stokstraat door haar ligging en door de vele fraaie historische gevels de
potentie om uit te groeien tot een aantrekkelijke winkelstraat: ‘en zal de
rustige sfeer van het gesaneerde, monumentale Stokstraatgebied, waar de
toerist, de congressist, de zakenman op doorreis evenals voor de naar ´t
romantische neigende Maastrichtenaar een grote aantrekkelijkheid heb-
ben en de behoefte oproepen aan stijlvolle gelegenheid tot verpozing, con-
sumptie en sociaal verkeer.’ Deze transformatie van het gebied zou alleen
kunnen slagen als er voor de bewoners van de Stokstraat nieuwe woningen
beschikbaar zouden worden gesteld en dat zou bij voorkeur in het weste-
lijk stadsdeel moeten zijn. Maar eerst werden de gezinnen op de nieuwe
leefsituatie voorbereid in de woonschool van de Ravelijn, die in 1956
door minister Marga Klompé tijdens de Caritasweek werd geopend: ‘op
de eerste dag van de lente sprak hare Excellentie Dr. Klompé, de Minister
van Maatschappelijk Werk (wier voorletters M.A.M. in het Maastrichts
veelbetekenend zijn). Dr. Klompé legde er nadruk op dat maatschappelijk
werk in onze tijd en in ons land zelden materiële ellende geldt. Er is vooral
geestelijke nood en eenzaamheid’, memoreerde het Limburgs Dagblad. De
woonschool Ravelijn werd in 1953 ontworpen door architect Jos Muré op
een hooggelegen locatie, waar de verpauperde gezinnen ook letterlijk zijn
‘verheven’ boven de grauwe industriestad. Het stedenbouwkundig concept
ging uit van een relatief isolement, zonder doorgaande routes en met een
intieme rangschikking van de woningen rond een langgerekt plein, waar
het centrale wijkgebouw was gepland. De ruimtelijke karakteristiek vormt
een weerspiegeling van de sociale gedachte die achter het resocialisatie-
proces lag: de naar binnen gekeerde krans met woningen rond het centrale
plein was bestemd voor gezinnen die nog niet voldoende ‘woonbescha-
ving’ hadden en de buitenste krans was gereserveerd voor gezinnen waar-
van verwacht werd dat een herintegratie in de samenleving wel kans van
slagen had. Het centraal wijkcentrum bevatte een lagere school, kapel,
bibliotheek, feestzaal en werklokalen voor het maatschappelijk werk. De
104 woningen waren verdeeld over vier woontypen, die verschillenden in
het aantal slaapkamers en het al of niet gecombineerd zijn van de woon-
kamer met de keuken. De woonschool ravelijn is van bijzondere betekenis
vanwege de cultuurhistorische waarde en de ruimtelijke karakteristiek,
10 Deel 2 WMC 2007.indd 14510 Deel 2 WMC 2007.indd 145 29-5-2008 13:33:2829-5-2008 13:33:28
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
146
maar ook vanwege de sociaalhistorische betekenis, de ruimtelijke samen-
hang, de uniciteit en de gaafheid. Behoud ervan is dan ook zeker gerecht-
vaardigd. De Ravelijn vormde in Nederland een uniek experiment voor
de resocialisering van gezinnen. In andere steden werd de maatschap-
pelijke zorg gericht op de gezinssituatie, de opvoeding, het onderwijs, de
beroepsethiek, de hygiëne, de gezondheid en op huishoudelijke taken.
In de Ravelijn richtte de maatschappelijke zorg zich ook op de relatie tus-
sen gezin en woonomgeving, waarbij het centraal gelegen wijkcentrum
als katalysator voor de samenhorigheid van de gehele wijk fungeerde. De
centraal gecoördineerde buurtactiviteiten, zoals een uitleenbibliotheek,
cabaret-, toneel- en feestavonden, recreatie- en sportactiviteiten, als ook
religieuze vieringen waren een uniek middel om de saamhorigheid binnen
de wijk te bevorderen en de gemeenschapszin en culturele participatie
te stimuleren. De gemeenschapszin werd bovendien noodzakelijk geacht
voor de gezinnen die na de ‘heropvoedingscampagne’ zouden verhuizen
naar de nieuwe parochiewijken, die in de jaren vijftig en zestig aan de
westzijde van Maastricht werden gebouwd.
Luchtfoto van de Ravelijn ca. 1958
10 Deel 2 WMC 2007.indd 14610 Deel 2 WMC 2007.indd 146 29-5-2008 13:33:2829-5-2008 13:33:28
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
147
De woonschool van de Ravelijn werd in 1956
door Minister Klompé geopend
Parochiewijken‘Volkomen verdiend waren de prijzende woorden die mgr. P. Moors, de
bisschop van Roermond, tot de hele Maastrichtse gemeenschap sprak,
toen hij op zaterdag 5 maart naar onze stad kwam. Want hier kon de
bisschop de eerste steen leggen voor de nieuwe kerk van Nazareth van
architect Van Groenendael en voor de door architect Boosten ontworpen
parochiekerk van de H. Familie op het Old Hickorieplein in Wijkerveld,
terwijl hij daarna op dezelfde middag nog de eerste schop in de grond
kon steken voor de bouw van de nieuwe parochiekerk, ontworpen door ir.
A. Swinkels, in de nagenoeg voltooide nieuwe wijk Caberg.’, schreef het
Limburgs Dagblad. In zijn aanbevelingen stelde Viegen voor om de nieuwe
wijken een herkenbare, besloten identiteit te verlenen, waarbij de parochie
als bindende factor wordt gezien, want de bevolking is toch overwegend
Rooms-Katholiek en de parochies hebben meestal een beperkte omvang
van 5.000 zielen, terwijl de landelijke wijknorm op 10.000 is gesteld. De
kleinere parochiewijken zouden automatisch leiden tot een harmonische
samenleving met de kerk als oriëntatiepunt in de wijk, net zoals de kathe-
dralen in de Middeleeuwen het symbool van de maatschappelijke eenheid
vormden. De parochie is een sociale eenheid die haar oorsprong vindt in
de kerkelijke gemeenschap en bestaat uit circa 5.000 tot 6.000 zielen, een
maatschappelijke geleding van arbeiders-, middenstanders- en kadergroe-
peringen, met huishoudens in verschillende groeifasen en met verschil-
lende sociale status. Zo’n parochie moet ook een eigen centrum hebben
met winkelvoorzieningen, een eigen verenigingsleven en scholen, alsmede
recreatieve voorzieningen zoals speelplaatsen en sportvelden. De stad is
één leefgemeenschap, parochies kennen een eigen identiteit, maar zijn
10 Deel 2 WMC 2007.indd 14710 Deel 2 WMC 2007.indd 147 29-5-2008 13:33:2929-5-2008 13:33:29
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
148
geen ‘dorpen in de stad’. In het westen van de stad worden deze uitgangs-
punten door Dingemans in een ruimtelijk plan omgezet: een concentrische
interparochiële weg die de verschillende parochies aan elkaar koppelt.
Voor de parochiewijken is de wijkgedachte richtinggevend: er komen over-
zichtelijke woonbuurten met een duidelijke begrenzing en een herkenbare
identiteit, die vooral in de centrale voorzieningen tot uitdrukking komt.
De kerk, scholen, winkels en buurthuis vormen het centrum van de paro-
chiewijk. Daarnaast heeft iedere parochiewijk een eigen verkeerssysteem
met woonstraten, rijwielpaden, wandelpaden en parkeervoorzieningen,
die allemaal aanhaken op de interparochiële ringweg. De woningen zijn
gedifferentieerd naar sociale klasse, zodat er een evenredige verdeling
ontstaat voor arbeidersgezinnen, middenstanders en de hoger opgeleiden.
Daarnaast bestaat er ook een differentiatie naar gezinsgrootte: er worden
naast eengezinshuizen, ook patiowoningen en portiekflats gebouwd.
Gemiddeld telt de parochiewijk 70% eengezinswoningen en 30% etage-
woningen. In alle plannen is rekening gehouden met de huisvesting van
sociaal zwakkere gezinnen. Willekeurige huisvesting daarvan zou uit een
oogpunt van sociale differentiatie en heropvoeding problemen opleveren.
In alle parochiewijken zijn veel sportvelden en andere recreatieve voorzie-
ningen gerealiseerd. Meestal liggen de sportcomplexen in de groene wig-
gen die doelbewust als open overgangsgebieden tussen de wijken waren
geprojecteerd.
Pottenberg: Potterieplein, Kerk van Christus Hemelvaart van architect A.
Brenninkmeyer
10 Deel 2 WMC 2007.indd 14810 Deel 2 WMC 2007.indd 148 29-5-2008 13:33:3029-5-2008 13:33:30
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds- /
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
149
Malpertuis: Kerk O.L.Vrouw van Goede Raad, ontwerp van J. Huysmans
1955
Annexatie‘Hartelijk welkom in Maastricht op de dag, dat de stad U tot haar burgers
mag rekenen. U zult er nog aan moeten wennen Maastrichtenaar te zijn.
Het streven van het Stadsbestuur zal erop gericht zijn te bereiken, dat U
zich als burger van Maastricht nimmer minder gelukkig zult voelen dan U
als inwoner van Uw vroegere gemeente zoudt zijn.’ Deze belofte maakt
burgemeester Baeten op 1 juli 1970 in een brief aan alle gezinshoofden
in de geannexeerde gemeenten Amby, Heer, Borgharen en Itteren. De
stad Maastricht groeit dankzij deze gebiedsuitbreiding van 3.552 ha naar
5.896 ha en het inwonertal stijgt op deze bewuste eerste juli van 94.000
naar 112.480 burgers. De eerste plannen tot annexatie van de buurge-
meenten aan de oostzijde van Maastricht dateren al uit het begin van de
jaren vijftig. In 1952 schrijft Jos Viegen de ‘Inleidende Studie voor Groot
Maastricht’, waarin doelbewust wordt gestreefd naar een sociaal-econo-
mische eenheid tussen de drie gemeenten Amby, Heer en Maastricht. De
buurgemeenten Heer en Amby waren op sociaal en cultureel gebied in
10 Deel 2 WMC 2007.indd 14910 Deel 2 WMC 2007.indd 149 29-5-2008 13:33:3229-5-2008 13:33:32
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
150
belangrijke mate op Maastricht georiënteerd, zodat een duidelijke ruimte-
lijke relatie met de stad wenselijk leek. Deze ruimtelijke samenhang wordt
al in een vroeg stadium gerealiseerd door Frans Dingemans, die voor de
drie gemeenten nieuwe plannen ontwikkelt. Voor Groot-Maastricht wordt
de ideale verdeling vastgesteld op: 65% arbeiderswoningen, 20% wonin-
gen voor geschoolde arbeiders en kleine middenstand, en 15% voor de
beter gesitueerden. Hoewel er zowel voor Heer als Amby in de jaren vijftig
voorbeeldige uitbreidingsplannen zijn ontwikkeld, blijven de gemeentebe-
sturen van Heer en Amby bevreesd voor de overheersing van de grote buur-
gemeente. Maar volgens de gemeente Maastricht hadden deze plannen
alleen maar oog voor lokale belangen, terwijl de randgemeenten voor de
centrale voorzieningen toch steeds meer op de grote stad leunen. In 1962
heeft de gemeente Maastricht toch nog binnen het bestaande grondgebied
een nieuw uitbreidingsplan opgesteld, waarin Malberg werd gepland. Voor
Malberg werden de stedenbouwkundige uitgangspunten van de parochie-
wijken in grote lijnen overgenomen, maar door het complexere bouwpro-
gramma is er op veel punten ook van afgeweken. Malberg is een clustering
van vier kleinere wijken, die ieder met een eigen bouwteam en een eigen
architect-supervisor zijn ontwikkeld. In totaal zijn er 2.296 woningen gere-
aliseerd in 10 autonome bouwstromen. In 1970 werden de gemeenten
Heer en Amby, alsook de Maasdorpen Itteren en Borgharen bij Maastricht
gevoegd. Door deze annexatie werd de oppervlakte van Maastricht bijna
verdubbeld en werd het inwoneraantal met 19.000 verhoogd tot 112.500.
Na de annexatie van Amby en Heer verschuift de stadsuitbreiding van de
westelijke naar de oostelijke Maasoever. Het westelijke stadsdeel is dan
immers nagenoeg volgebouwd.
Amby: Westrand en Severenplein. Luchtfoto ca. 1955
10 Deel 2 WMC 2007.indd 15010 Deel 2 WMC 2007.indd 150 29-5-2008 13:33:3529-5-2008 13:33:35
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
151
Amby: Van Slijpestraat: stedenbouwkundig ontwerp F. Dingemans, archi-
tectuur van Sandhövell en Van Strien; 1954
Adoreren of amoveren?De stedelijke vernieuwing heeft zich de laatste decennia steeds verder
van het centrum verlegd. Momenteel is de periferie van de stad aan ver-
nieuwing toe: in Maastricht West worden plannen ontwikkeld voor de
revitalisering van de parochiewijken Caberg, Malpertuis en Pottenberg.
In Maastricht Oost worden stadsvernieuwingsplannen ontwikkeld voor de
wijken Limmel, Nazareth, Wyckerpoort en Wittevrouwenveld. De perifere
ligging en het gering aantal opzienbarende bouwwerken kunnen al snel lei-
den tot een geringschattend oordeel over de kwaliteiten van de naoorlogse
wijken. Maar de kwaliteit van deze wijken zit juist in de samenhang van het
sociale programma en het stedenbouwkundige ontwerp. De toekomstige
vernieuwing kan die samenhang ernstig verstoren indien er onvoldoende
rekening wordt gehouden met de structurering en programmering van de
wederopbouwwijken. In Maastricht verliezen veel naoorlogse wijken een
belangrijk deel van hun centrumfuncties, maar het clusteren van centrum-
functies mag niet leiden tot nieuwe voorzieningen tussen de bestaande
wijken, omdat daarmee de samenhang en structuur van de wijken worden
ontkracht. Het vernieuwen van bouwblokken moet binnen het stramien
van het oorspronkelijke stedenbouwkundige ontwerp gerealiseerd wor-
den. De bestaande relaties tussen de bebouwde kavels en de openbare
ruimte moeten gerespecteerd worden. Ook de karakteristieke randen, de
open groene wiggen, de logische verkeerscirculatie en de zonering van
functies dragen bij tot heldere, harmonische stadswijken. Een onverant-
woord ingrijpen in deze evenwichtige structuur kan de bestaande steden-
bouwkundige kwaliteiten van de wederopbouwwijken teniet doen. Slopen
doe je uiteindelijk maar één keer.
10 Deel 2 WMC 2007.indd 15110 Deel 2 WMC 2007.indd 151 29-5-2008 13:33:3629-5-2008 13:33:36
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
152
Onbewoonbaar verklaarde woning in Boschpoort 2007
Gesloopte woningen van Alphons Boosten in Wittevrouwenveld 2004
Literatuur
Viegen, J., Inleidende studies tot de uitbreidingsplannen in hoofdzaak voor de gemeenten Maastricht, Heer en Amby, Dienst StadsontwikkelingMaastricht, 1952.
Kuipers, M., Toonbeelden van de Wederopbouw; architectuur, steden-bouw en landinrichting van herrijzend Nederland, Waanders, Zwolle,2002.
Back, de, A., Coenen, J., Kuipers, M. & W. Röling, Gesloopt, Gered, Bedreigd: omgaan met naoorlogse bouwkunst, Episode Publishers,Rotterdam, 2004.
Tellinga, J., De grote verbouwing, Verandering van naoorlogse woonwij-ken, Rotterdam 2004.
Blom, A., Cultuurhistorisch waardering van het naoorlogs bouwen, in ‘Handboek Stedelijk Management’, Rotterdam, 2005.
Websites
http://www.racm.nl/content/xml_racm%5Conge wederopbouw.xml.asp
http://www.cultuurformatie.nl/download/Cultuurimpulsstedelijke.pdf
10 Deel 2 WMC 2007.indd 15210 Deel 2 WMC 2007.indd 152 29-5-2008 13:33:3729-5-2008 13:33:37
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
153
VraagWelke van deze begrippen hoort niet in het rijtje van de titel van deze
bijdrage thuis? Het eerste is de naam van een groot winkelcentrum, het
tweede een dienstverlenend bedrijf en het laatste is de naam van een
hondenkennel. Vraag is op welke criteria wil je het onderscheid maken?
Op vestigingsplaats, functie of grootte. Er zijn natuurlijk nog vele andere
mogelijkheden te bedenken. Zeker is dat ze allemaal de naam Mosae voe-
ren waardoor ze een relatie aangaan met de Maas. Zo is het derde begrip
de Romeinse benoeming van Maastricht, de oversteekplaats van de Maas.
Gedurende vele eeuwen is deze verbinding tussen de beide Maasoevers
van essentieel belang geweest voor deze stad. Aan beide zijden van de
rivier ontstonden gefortificeerde bruggenhoofden die samen uitgroeiden
tot een welvarende Middeleeuwse stad. Dat deze oeververbinding van
militair belang was, getuigt het 11de couplet van het Wilhelmus, waar
Maastricht met name wordt genoemd. De opkomst van de industrialisatie
had tot gevolg dat een aantal kanalen en waterbouwkundige werken wer-
den gerealiseerd. Een deel hiervan is niet meer in gebruik. Het kanaal van
Luik naar Maastricht werd gedempt, maar onlangs zijn enkele elementen in
oude luister hersteld. De nieuw gemaakte tunneltraverse bij Mosae Forum
maakt gebruik van het oud kanaaltracé.
Beginnen bij het beginEr zijn natuurlijk nieuwe perspectieven voor Maastricht, maar het is raad-
zaam om eerst een inventarisatie te maken van de bestaande situatie,
alvorens nieuwe mogelijkheden te bespreken. Ondanks de vele polemie-
ken over diverse actuele zaken staat de bestaande ruimtelijke kwaliteit
van Maastricht niet ter discussie. Het onderwerp is veelal het gebruik van
de openbare ruimte en de effecten hiervan voor de betrokkenen. Laten we
beginnen bij het begin.
Bedreiging van het unieke karakterOp historische prenten van Maastricht, veelal vastgelegd in oude gravures,
is de stad afgebeeld als een compacte stad. Dit beeld van de stad, een
omwalling gevuld met historische bebouwing en bekroond met diverse
kerktorens, wordt nog steeds gebruikt om bezoekers naar Maastricht
te lokken. Dit beeldmerk wordt echter in toenemende mate uitgehold.
Momenteel zijn er veel veranderingen in de stad die niet direct zichtbaar
zijn, maar wel een behoorlijke impact hebben op de totaalstructuur. De
veranderingen van woonbebouwing in hotel en logiesfuncties maken dat
de binnenstad meer een centrum wordt voor bezoekers en minder voor
bewoners. Ook het toevoegen van twee grote binnenstedelijke winkel-
Mosae Forum, Mosae Exto, Mosae Trajectum,Mosae Gusto, Mosae Border
Ir. René Coenegracht | lid WMC
Vrijthof
10 Deel 2 WMC 2007.indd 15310 Deel 2 WMC 2007.indd 153 29-5-2008 13:33:4129-5-2008 13:33:41
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
154
centra heeft nog niet gezorgd voor een betere spreiding van de winkel-
activiteiten. De te hoge huurprijzen maken het voor aspirant-winkeliers
moeilijk een nieuwe bestaansvorm op te bouwen. Het gedifferentieerde
winkelarsenaal van kleine speciaalzaken wordt langzamerhand vervangen
door filialen van grote ketens. Hierdoor dreigt het unieke karakter van de
Maastrichtse binnenstad langzaam te verdwijnen.
Verloederend stadsbeeldOok worden de pleinen te vaak opgeofferd aan grote en langdurige evene-
menten waardoor de karakteristiek van deze openbare ruimtes niet meer
wordt ervaren. De commerciële uitbating van terrassen middels grote ver-
warmde overkappingen maakt dat de openbare ruimte meer en meer een
verblijfsruimte wordt. Ook het aanbieden van fastfood-artikelen ter con-
sumptie op straat, het plaatsen van geldautomaten in raamopeningen van
monumentale gebouwen en de schreeuwerige reclames op etalageramen
dragen bij aan het verloederende Maastrichtse stadsbeeld.
PerspectievenWelke nieuwe perspectieven kunnen zorgen voor een verlichting van deze
problematiek?
Goed gedoseerde activiteitenkalender
In de eerste plaats is dat een goed gedoseerde activiteitenkalender met
naast de verplichte koopzondagen, ook activiteiten op cultureel en maat-
schappelijk gebied waarbij de rest van de binnenstad gevrijwaard wordt
van commerciële winkelactiviteiten. Een beurs als bijvoorbeeld de TEFAF
behoeft toch niet te betekenen dat dan ook de winkels worden openge-
steld, evenmin dat het uitroepen van prins Carnaval tot winkelopenstel-
lingen moet leiden.
Goed regionaal vervoerssysteem
Maar er is meer aan de hand. De genoemde functieveranderingen brengen
ook een grotere mobiliteit met zich mee die het van oorsprong middel-
eeuwse karakter van de binnenstad niet kan verwerken. De zoektochten
van bezoekers naar parkeerplekken en de daarbij ontstane hinder heeft
ook hier een negatieve invloed op het woonmilieu. Het toepassen van
doseerlichten, het inzetten van verkeersregelaars en het ontbreken van
voldoende goed gelegen parkeervoorzieningen moeten de bestuurders te
denken geven dat het oplossen en reguleren van vervoerssystemen voor
de stad geregeld moet worden. Een goed regionaal openbaar vervoers-
systeem voor Maastricht en omstreken is van essentieel belang voor het
Muntstraat
Nieuwstraat
10 Deel 2 WMC 2007.indd 15410 Deel 2 WMC 2007.indd 154 29-5-2008 13:33:5029-5-2008 13:33:50
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l II
:B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
155
instandhouden van de leefbaarheid in de stad. Allereerst een openbaar
vervoer waarbij de binnenstad zelf gevrijwaard moet blijven van busver-
voer. De Maasboulevard, vroeger nog bezongen in een carnavalskraker,
kan een goede openbare vervoersas worden voor een noordzuid-verbin-
ding. Naast de opwaardering van de noordknoop nabij de Noorderbrug kan
een opwaardering aan de zuidzijde van de stad ook verlichting brengen.
Door Euregionaal te denken kan een grote ringweg rondom Maastricht via
het Belgische achterland worden gemaakt.
Ontwikkeling van Maas en haar oevers
Echter de beste perspectieven voor Maastricht zijn de ontwikkeling van
de Maas en haar oevers. Deze rivier is al eeuwenlang de levensader voor
Maastricht. Door de rivier en haar oevers op een goede manier te ontwikke-
len, dienen zich interessante perspectieven aan. Limmel kan dan echt een
woonbuurt aan de Maas worden door de bebouwing over het Zinkwitterrein
richting Maas te ontwikkelen. Ook het Griendpark krijgt eindelijk een uit-
breiding door de parkzone via het voormalige Rijkswaterstaatgebouw door
te trekken en een verbinding te maken met de landgoederenzone aan de
noordzijde van de stad. De binnenstad kan lucht en ruimte krijgen door
aan de Maas drijvende terrassen en fietsenstallingen te maken. Ook het
ENCI-terrein in het zuiden kan worden meegenomen in zo’n totaalvisie.
De Maas zelf kan een drager worden voor een openbaar vervoerssysteem
per boot of watertaxi, dat aansluit op parkeervoorzieningen aan de noord-
en zuidzijde voor bezoekers aan de stad. De aan deze rivier gelegen
Fr. Romanusweg
Fr. Romanusweg
10 Deel 2 WMC 2007.indd 15510 Deel 2 WMC 2007.indd 155 29-5-2008 13:34:0929-5-2008 13:34:09
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
II :
Bes
taan
de
en t
oek
om
stig
e ru
imte
lijk
e kw
alit
eite
n
156
landschappelijke elementen kunnen worden ingericht voor recreatieve
doeleinden. Het genoemde ENCI-terrein, waar mergelgrotten, groeves en
hellingbossen zorgen voor een unieke natuurlijke entourage, kan een
recreatieve en educatieve bezoekersstroom bevorderen. De opwaardering
van dit afgravinggebied, het benoemen en inrichten van natuurhistorische
zones (de geboorteplaats van de Mosasaurus) en het maken van een
verbinding via het Jekerdal met de bestaande parkengordel kan een grote
recreatieve zone opleveren die direct bereikbaar is voor de bewoners van
deze stad. Ook aan de noordzijde, waar nu diverse watersportclubs de
Zuid-Willemsvaart gebruiken als roeibaan, kan verder worden ontwikkeld
tot een nautisch centrum met de oude Maasarm voor wildwatersporten en
het achterland als recreatieve fiets- en wandelzone. Door het maken van
een verbinding met Borgharen en Itteren wordt deze zone een integraal
landschapspark voor de noordzijde van Maastricht. Samen met de recon-
structie van de landgoederenzone aan deze zijde die een verbinding gaat
vormen met het Geusseltpark en het achterliggende plateaulandschap,
kan Maastricht weer die groene omgrenzingen krijgen die noodzakelijk
zijn. Deze groene oases vormen een duidelijke tegenhanger voor het ste-
delijke centrum waar het goed wonen en werken is. Maastricht is het meest
gebaat bij voorzieningen voor haar eigen bewoners. De bezoekers mogen
geen te grote invloed uitoefenen op het leefmilieu in en rondom de stad!
Maasoever Fr. Romanusweg
10 Deel 2 WMC 2007.indd 15610 Deel 2 WMC 2007.indd 156 29-5-2008 13:34:2429-5-2008 13:34:24
Deel IIIell van het college vanl IIIwethouders inzake hetl III gevoerde welstands- en monumentenbeleidl III
11 Deel 3 WMC 2007.indd 15711 Deel 3 WMC 2007.indd 157 29-5-2008 13:35:1729-5-2008 13:35:17
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l III
: ja
arve
rsla
g 2
007
van
het
co
lleg
e va
n b
urg
emee
ster
en
wet
ho
ud
ers
158
11 Deel 3 WMC 2007.indd 15811 Deel 3 WMC 2007.indd 158 29-5-2008 13:35:1929-5-2008 13:35:19
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l III
: ja
arve
rsla
g 2
007
van
het
co
lleg
e va
n b
urg
emee
ster
en
wet
ho
ud
ers
159
InleidingVoor U ligt het verslag van het College van Burgemeester
en Wethouders inzake het gevoerde welstandsbeleid in
het kalenderjaar 2007. De Woningwet heeft gemeenten
met ingang van 1 juli 2004 verplicht om hun welstandsbe-
leid uit te voeren op basis van een door de gemeenteraad
vastgesteld toetsingskader, de zogenoemde welstandsno-
ta, en om van het aldus gevoerde welstandsbeleid jaarlijks
verantwoording aan de Raad af te leggen.
De welstandstoets geldt als een van de vijf centrale
toetsmomenten in het proces van de beoordeling van
bouwaanvragen. Op het onderdeel “welstandstoets” wordt
het College geadviseerd door de gemeentelijke Welstands-
/MonumentenCommissie (WMC). De WMC is gehouden
zich bij zijn advisering inzake welstandsplannen te base-
ren op de gemeentelijke welstandsnota. Terzake van zijn
advisering brengt de WMC jaarlijks zelf separaat verslag
uit. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat monumenten-
plannen beoordeeld worden op basis van het gemeentelijk
monumentenbeleid. Een uitgewerkt operationeel toet-
singskader op het gebied van monumentenplannen, verge-
lijkbaar met de welstandsnota ontbreekt vooralsnog.
De Woningwet schrijft de minimale vereisten voor, waaraan
het jaarverslag van het College dient te voldoen. Aan deze
vereisten wordt in hoofdstuk 2 voldaan. Het voorgaande
jaarverslag van het College mondde uit in een aantal actie-
punten ter verdere verbetering van de welstandstoets. In
hoofdstuk 3 wordt onderstaand verslag gedaan van de
voortgang in deze. Hoofdstuk 4 tenslotte gaat in op sepa-
raat door de WMC opgestelde jaarverslag en meer in het
bijzonder de in dit verslag opgenomen aanbevelingen.
Feitelijke verslagleggingOp basis van het bepaalde in de Woningwet dient het
B&W-verslag tenminste antwoord te geven op de volgende
vragen:
op welke wijze is omgegaan met de adviezen van de ge-
meentelijke welstandscommissie en meer in het bijzon-
der, in welke gevallen is van deze adviezen afgeweken?
in welke categorieën van gevallen zijn aanvragen voor
een lichte bouwvergunning niet aan de welstandscom-
missie voorgelegd en op welke wijze is in deze gevallen
de welstandsnota toegepast ?
in welke categorieën van gevallen is toepassing gegeven
aan de zogenoemde “excessenregel” (aanschrijving in
geval van ernstige strijd met welstand bij bestaande
bouwwerken, bestaande standplaatsen of bouwvergun-
ningvrije bouwwerken) ?
Afwijking van WMC-advisering
Het besluit op een aanvraag om bouwvergunning dient te
worden genomen met inachtneming van het terzake uitge-
brachte advies van de gemeentelijke welstandscommis-
sie. Woningwet en gemeentelijke verordening maken het
mogelijk om een bouwvergunning te verlenen in afwijking
van een afwijzend, c.q. negatief advies van de welstands-
commissie.
Afwijking van WMC-advisering is mogelijk, hetzij op wel-
standsgronden (in dat geval is overigens een advies van
een derde-deskundige voorgeschreven), hetzij op andere
dan welstandsgronden. Gedacht kan hierbij worden aan
belangen van volkshuisvesting en stedenbouwkundige ver-
nieuwingen. Ook valt te denken aan zwaarwegende econo-
mische, milieuhygiënische of maatschappelijke belangen.
Het besluit op een bouwvergunning is zomede het resul-
taat van een bredere afweging, waarbij het welstandsad-
vies een, overigens zwaarwegende, factor is.
Zoals moge blijken uit het separaat voorgelegde jaarver-
slag van de WMC zelf, werd door de WMC in het verslag-
jaar een groot aantal adviezen voorgelegd. Tijdens het
verslagjaar 2007 is slechts in één situatie door ons College
van het voorgelegde WMC-advies afgeweken. Het betreft
onderstaand bouwplan.
Wyckerbrugstraat 48
Het vernieuwen van de winkelpui werd door WMC in strijd
bevonden met redelijke eisen van welstand mede gelet
op de in de welstandsnota geformuleerde criteria voor
het gebied “beschermd stadsgezicht”. Conform door de
11 Deel 3 WMC 2007.indd 15911 Deel 3 WMC 2007.indd 159 29-5-2008 13:35:2029-5-2008 13:35:20
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l III
: ja
arve
rsla
g 2
007
van
het
co
lleg
e va
n b
urg
emee
ster
en
wet
ho
ud
ers
160
gemeenteraad vastgesteld beleid zijn grote puiopeningen
ongewenst omdat ze het typisch gesloten karakter van
de Maastrichtse straatwand aantasten. Tot afwijking werd
besloten om op grond van veiligheidsoverwegingen een
grotere puiopening toe te staan met een max. van 1.70
meter. Het betrof meer in het bijzonder de verkeersveilig-
heid op deze specifieke locatie in verband met laden en
lossen van de pallets. Door de ruimere puiopening kunnen
de goederen meteen inpandig worden opgeslagen.
Behandeling lichte bouwaanvragen
Lichte bouwaanvragen hoeven wettelijk niet aan de WMC
te worden voorgelegd. Om deze reden is in het verslagjaar
2007 de “omslag” gemaakt naar ambtelijke afdoening van
lichte bouwaanvragen door de bouwinspecteur. In nauw
overleg met de WMC zijn trainingen en instructies verzorgd
voor de bouwinspecteurs met als doel hen in de loop van
2007 in staat te stellen om lichte bouwaanvragen zelfstan-
dig aan de vigerende welstandscriteria/sneltoetscriteria
te toetsen. Dit opleidingstraject is per 1 november 2007
afgerond. Evaluatie van deze nieuwe werkwijze is voorzien
in 2008.
De nieuwe werkwijze laat onverlet de mogelijkheid om in
geval van twijfel het betreffende plan ter beoordeling voor
te leggen aan de WMC. In 2007 is in 8 gevallen hiervan
gebruik gemaakt. Verder blijft aan het WMCsecretariaat de
taak voorbehouden om naast de advisering door de WMC
ook bij de lichte bouwaanvragen aandacht te blijven hou-
den voor eenduidigheid en consistentie ter zake de ambte-
lijke afdoening bij lichte bouwaanvragen.
Excessenregel
In het verslagjaar 2007 hebben geen aanschrijvingen
plaats gevonden, gericht op het opheffen van geconsta-
teerde ernstige strijd met redelijke eisen van welstand
ten aanzien van bestaande bouwwerken, bestaande
standplaatsen of bouwvergunningvrije bouwwerken. De
in eerder jaarverslag uitgesproken wens om te komen tot
formulering van toetscriteria inzake toepassing van deze
regeling is momenteel nog niet uitgevoerd. Afhankelijk van
de te maken keuzes in de nog aan te bieden handhavings-
nota in 2008 aan uw raad zal nut en noodzaak van der-
gelijke toetscriteria worden afgewogen. Dit laatste hangt
samen met het landelijke gegeven dat formulering van
dergelijke specifieke en zeer casuïstisch gerichte criteria in
de praktijk moeilijk zoniet onwerkbaar blijken te zijn.
Voortgang actieprogramma 2007 e.v.In de voorgaande jaarverslagen zijn wij uitgebreid inge-
gaan op de toen bij herhaling gehoorde vraag naar zin en
draagvlak van welstands- en monumentenbeleid. Wij heb-
ben toen vastgesteld dat het voeren van een overwogen en
transparant welstandsbeleid niet ter discussie mag staan.
Deze stelling wordt hier ten principale opnieuw bevestigd
en voorts onderstreept met het opnieuw in het sectorplan
Vergunnen, Toezicht en Handhaven (VTH) 2008 tot speer-
punt van gemeentelijk bouwbeleid benoemen van het
thema “architectonische en monumentale kwaliteit”.
Bij de behandeling van de vraag naar zin en draagvlak van
welstandsbeleid werd tevens vastgesteld dat een verdere
verbetering van transparantie en openbaarheid van de
welstandstoets, zowel naar inhoud, als naar procesgang,
zeker wenselijk is. E.e.a. leidde tot een actieprogramma
terzake, waarvan onderstand de voortgang wordt gemeld.
Thema Welstandsnota
Onderhoud en aanpassing van de Welstandsnota
Acties ter voorbereiding van een integrale actualisering
van de nota zijn inmiddels in gang gezet. In 2007 is een
pilot afgerond in een tweetal proefgebieden, te weten de
historische binnenstad en het gebied Malberg en Oud-
Caberg. Genoemde pilot is uitgevoerd om na te gaan welke
aanpassingen van de Welstandsnota noodzakelijk c.q.
wenselijk zijn en om te kunnen vaststellen wat de omvang
van het werk is. Voor 2008 is integrale actualisering van
de Welstandsnota aan de huidige situatie ingepland.
Daarnaast zal in een structureel onderhoudsprogramma
worden voorzien.
Naast deze voornamelijk inhoudelijk/technische aanpas-
sing wordt tevens parallel gewerkt aan de verbetering van
opzet, overzichtelijkheid, leesbaarheid en begrijpelijkheid
van de nota. In de huidige tijd spreekt het voor zich dat
11 Deel 3 WMC 2007.indd 16011 Deel 3 WMC 2007.indd 160 29-5-2008 13:35:2029-5-2008 13:35:20
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//
Dee
l III
: ja
arve
rsla
g 2
007
van
het
co
lleg
e va
n b
urg
emee
ster
en
wet
ho
ud
ers
161
daarbij ook in een verdere verbetering van de digitale toe-
gankelijkheid en toepasbaarheid van de Welstandsnota
wordt voorzien. In 2008 zal het mogelijk zijn om via de
website op perceelsniveau de relevante bepalingen uit de
welstandsnota op te roepen. Deze mogelijkheid zal een
enorme bijdrage leveren aan de toegankelijkheid van de
nota.
Evaluatie sneltoetscriteria
Zoals hiervoor reeds aangehaald is per 1 november 2007
de (interne) opleiding voor de bouwinspecteurs afgerond
om zelfstandig te komen tot ambtelijke afdoening van lich-
te bouwaanvragen. Een eerste evaluatie van de sneltoets-
criteria van onze Welstandsnota is voorzien zodra door de
bouwinspecteurs enige ervaring hiermee is opgedaan. Dit
moment is voorzien in de eerste helft van 2008.
Integrale evaluatie en herijking reclamebeleid
Reeds eerder werd een wijziging voorgesteld en doorge-
voerd van het in de Welstandsnota vervatte reclamebeleid.
Bouwvergunningplichtige reclamevoering kent aldus een
actueel en adequaat toetsingskader. Met de vorming van
één geïntegreerd ambtelijk dienstonderdeel voor gemeen-
telijke vergunningverlening, toezicht en handhaving is ook
de organisatorische voorwaarde voor een samenhangend
en breed reclamebeleid, verdergaand dan reclamevoe-
ring op en bij gebouwen, vervuld. Voorbereiding van dit
brede reclamebeleid is weliswaar ingang gezet doch heeft
om prioritaire redenen niet tot resultaat geleid in 2007.
Afronding wordt in 2008 verwacht .
Thema Monumentenbeleid
Nota Monumentenbeleid
Het nieuwe gemeentelijke monumentenbeleid is vastge-
legd in de beleidsnota “Springlevend Verleden” en inmid-
dels door uw raad vastgesteld.
Ontwikkeling criteria beoordeling (kleinere) monumenten-
plannen
De beleidsnota “Springlevend Verleden” dient vertaald
te worden in een operationeel toetsingskader voor monu-
mentenplannen. Nadrukkelijk wordt hier de parallel
gezocht met de welstandsnota. Het dient de indieners
van monumentenplannen (a) op voorhand en (b) zo con-
creet mogelijk duidelijk te zijn waar hun plannen aan
worden getoetst. Veel van de hier bedoelde toetsings-
criteria bestaan al en zijn het resultaat van een in de
praktijk gehanteerde consistente beoordelingslijn door
de WMC van monumentenplannen. Met de nieuwe Nota
Monumentenbeleid enerzijds en de dagelijkse WMC-prak-
tijk van beoordeling van monumentenplannen anderzijds
ligt een belangrijke basis om in 2008 te komen tot het
gevraagde toetsingskader onder de werktitel “monumen-
tenzorg transparant”.
Thema communicatie
Communicatieplannen
Operationeel communicatieplan welstands- en monumen-
tenbeleid: gepland na afronding van vorenbedoeld project
“monumentenzorg transparant”.
Operationeel communicatieplan procesgang bouwaanvra-
gen: voorshands aangehouden in afwachting van voorbe-
reiding WABO/omgevingsvergunning.
Thema WMC
Transparantie en openbaarheid
In het verslagjaar is verder gewerkt aan verbetering van
transparantie en openbaarheid van het werk van de WMC.
Zo is het voorafgaand aan de vergadering inmiddels moge-
lijk de stukken betreffende de vergadering te raadplegen
bij het Gemeenteloket. In ontwikkeling en deels gereed is
inzage van deze stukken via de website. Zo wordt het ook
mogelijk om via de website achteraf de verslagen van de
betreffende vergadering te raadplegen. Verdere operatio-
nalisering zal in 2008 worden afgerond.
Daarnaast is er voortdurend aandacht voor de openbaar-
heid van vergaderen door de WMC. Zo is de toegankelijk-
heid mede door de locatiekeuze binnen Mosae Forum
sterk verbeterd ten opzichte van Randwyck, de ontvangst
voor bezoekers beter gefaciliteerd wordt en bij de planbe-
handeling indien noodzakelijk afgestemd wordt op moge-
lijk aanwezige bezoekers/plantoelichters.
11 Deel 3 WMC 2007.indd 16111 Deel 3 WMC 2007.indd 161 29-5-2008 13:35:2129-5-2008 13:35:21
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2007
- 3
1|12
|200
7
//D
eel
III :
jaar
vers
lag
200
7 va
n h
et c
oll
ege
van
bu
rgem
eest
er e
n w
eth
ou
der
s
162
Tenslotte is de website aangepast waarin naast de
Welstandsnota ook meer informatie omtrent de WMC en
haar werkzaamheden ter beschikking is gekomen. Met de
aangekondigde upgrading van de website in zijn geheel
zal ook het WMC informatie in de toekomst verder worden
geoptimaliseerd.
Thema overige actiepunten
Bouwkundig toezicht bij monumentenplannen
De recente intensieve bouwactiviteiten in de monumentale
binnenstad hebben geleerd dat het toezicht op monumen-
ten in ieder geval dient te worden geïntensiveerd en ook
moet worden uitgeoefend bij projecten van minder dan
€ 100.000 om te voorkomen dat zowel monumenten als
monumentale materialen verloren gaan. Voor monumenten
en de monumentale materialen geldt nu eenmaal dat wat
verloren is gegaan niet herstelbaar is.
Het intensiveren van het toezicht bij monumenten kan wor-
den gerealiseerd door:
- het beschikbaar stellen van meer toezichturen t.b.v.
monumenten;
- het opwaarderen van de deskundigheid van de toezicht-
houder t.a.v. monumenten;
- signaleren aan de voorkant (preventief toezicht).
Het beschikbaar stellen van meer toezichturen t.b.v.
monumenten wordt gekwantificeerd op structureel 1 fte ( €
90.000,-) op jaarbasis. Echter gebleken is dat hiervoor bin-
nen de bestaande formatie geen ruimte is. Gezocht wordt
nog naar een mogelijkheid voor structurele financiering.
Voortgang bouwaanvraag via internet
Voortgang behandeling bouwaanvraag via internet inzich-
telijk voor aanvrager: bedoelde actie is geplaatst binnen
de uitwerking van de gemeentebrede I-visie.
Het WMC-jaarverslagBij wet is vastgelegd dat de gemeentelijke welstandscom-
missie en het College van Burgemeester en Wethouders
jaarlijks separaat verslag doen van de wijze waarop zij
vanuit hun adviserende, resp. besluitvormende verant-
woordelijkheid zijn omgegaan met de eveneens bij wet
voorgeschreven welstandstoets. Bij wet en gemeentelijke
verordening geldt de WMC als een onafhankelijke advies-
commissie. De inhoud van het aan uw raad separaat
voorgelegde WMC-jaarverslag komt derhalve volledig voor
rekening en verantwoordelijkheid van de commissie.
In deel I, hoofdstuk 9 van het verslag komt de WMC op
grond van zijn ervaringen in de dagelijkse advisering tot
een aantal aanbevelingen. Deze aandachtspunten zullen
onderwerp van periodiek overleg zijn tussen de WMC en
ons college. Meer in het bijzonder wordt gedacht aan de
aanbevelingen met betrekking tot de operationalisering
van de monumentennota “Springlevend Verleden”, de
druk op het gebruik van de openbare ruimte o.a. evene-
menten, uitstallingen, voorzieningen ten behoeve van par-
keren fietsen/bromfietsen etc. en zeker niet in de laatste
plaats de ontwikkelingen op landelijk niveau en de beteke-
nis daarvan voor Maastricht met betrekking tot de taak,
rol en bevoegdheid van het advieswerk van de WMC in de
toekomst.
Maastricht, 19 maart 2008
11 Deel 3 WMC 2007.indd 16211 Deel 3 WMC 2007.indd 162 29-5-2008 13:35:2229-5-2008 13:35:22
11 Deel 3 WMC 2007.indd 16311 Deel 3 WMC 2007.indd 163 29-5-2008 13:35:2229-5-2008 13:35:22
Colofon Uitgave Gemeente Maastricht
Domein Stadsontwikkeling, Economie en Beheer
Tekst Nico Nelissen en Arthur Houben (verslag)
Fotografie Paul Rutten
Dion Gelders
Jef Fouraschen
Nico Nelissen
Richard Hanssen
Vormgeving Jef Fouraschen
Dion Gelders
Drukwerk Bykorf Graphic Servicesk
© Gemeente Maastricht 2008
11 Deel 3 WMC 2007.indd 16411 Deel 3 WMC 2007.indd 164 29-5-2008 13:35:2229-5-2008 13:35:22
11 Deel 3 WMC 2007.indd 16511 Deel 3 WMC 2007.indd 165 29-5-2008 13:35:2329-5-2008 13:35:23