103
In opdracht van: In samenwerking met: 2009 Corjan Nolet Menno van der Veen Stofonderzoek Bonaire

Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

  • Upload
    others

  • View
    3

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

In opdracht van:

In samenwerking met:

2009

Corjan Nolet Menno van der Veen

Stofonderzoek Bonaire

Page 2: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

2

Page 3: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

3

Voorwoord Voor u ligt het rapport als resultaat van een drie maanden durend veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire. Het onderzoek is geïnitieerd door, en uitgevoerd in opdracht van Ir. Jan Jaap van Almenkerk en Drs. Maarten Schuit van stichting KibraHacha. De stichting heeft als doel: “Bescherming en verbetering van de natuur en het milieu van Bonaire middels het initiëren en het zelfstandig of in opdracht van derden uitvoeren van projecten op het terrein van natuur, landbouw, gebiedsontwikkeling en milieu.” Het onderzoek is uitgevoerd door Corjan Nolet en Menno van der Veen, twee studenten van Wageningen Universiteit en Research Center in het teken van een stage in de bachelor fase van de opleiding Internationaal land- en Water Management. Drie maanden lang is een sociaal en fysisch veldonderzoek verricht naar de lokale stofproblematiek. Daarnaast is een literatuur onderzoek verricht naar achtergronden van de problemen t.o.v. stof. Het onderzoek is in Nederland begeleid door Dr.Ir. Michel Riksen (Wageningen UR) en Dr. Dirk Goossens (K.U.Leuven / University of Nevada Las Vegas) en op Bonaire door Ing. Jan Jaap van Almenkerk en Drs. Maarten Schuit. De auteurs zijn allen veel dank verschuldigd! Het rapport is opgebouwd in 3 delen

- Literatuuronderzoek - Sociaal onderzoek - Fysisch onderzoek

Door de resultaten van deze onderzoeken met elkaar te combineren wordt een zo compleet mogelijk beeld geschetst van de problematiek rondom stof op Bonaire zodat het mogelijk wordt om aanbevelingen te geven over hoe om te gaan met deze problematiek.

De betrokken instanties bij dit onderzoek zijn:

- Dienst Ruimtelijke Ordening en Beheer (DROB) - Dienst Landbouw Veeteelt en Visserij (LVV) - Stichting Nationale Parken (STINAPA Bonaire)

De auteurs willen iedereen op Bonaire zeer bedanken voor hun inzet en medewerking. Dit rapport heeft niet tot stand kunnen komen zonder het geduld van iedereen tijdens de interviews en veldmetingen. Dank gaat uit naar het instituut Acacia Water voor hun uitgebreide GIS data, het instituut CIEE Bonaire voor het gebruiken van het lab, en Kris Kats van Progressive Environmenmtal Solutions voor het verspreiden van vele enquêtes. Speciale dank gaat uit naar de sponsors voor hun genereuze hulp: IFC-Consolidators, Rocargo, Hertz Car Rental, Total Car Rental, Budget Rent a Car, Curoil, Doelman Hoeve BV, Meyer Moving, en Achie Tours. Allen hartelijk dank!

Page 4: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

4

Page 5: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

5

Inhoud Voorwoord ................................................................................................................................... 3

Summary ..................................................................................................................................... 7

Samenvatting ............................................................................................................................. 11

Inleiding ..................................................................................................................................... 17

Leeswijzer .................................................................................................................................. 18

Schets van Bonaire ..................................................................................................................... 19

Fysische eigenschappen .................................................................................................................... 19

Demografie ........................................................................................................................................ 23

Stof op Bonaire .......................................................................................................................... 24

Bodemstof (of mineraal stof) ............................................................................................................ 24

Fijn stof .............................................................................................................................................. 25

Normering fijn stof ............................................................................................................................ 26

Fijn stof Nederlandse Antillen ........................................................................................................... 27

Literatuuronderzoek ................................................................................................................... 29

Sahara stof in het Caribische gebied ................................................................................................. 30

Stof problematiek Bonaire ................................................................................................................ 31

Agrarisch landgebruik .................................................................................................................... 31

Verkeer en infrastructuur .............................................................................................................. 36

Stof producerende industrie ......................................................................................................... 39

Bouwlocaties ................................................................................................................................. 45

Sociaal stofonderzoek ................................................................................................................ 46

Materialen en methoden .................................................................................................................. 46

Resultaten ......................................................................................................................................... 48

Discussie ............................................................................................................................................ 55

Fysisch stofonderzoek ................................................................................................................ 56

Materialen en methoden – emissie .................................................................................................. 56

Concentratie per volume lucht ...................................................................................................... 60

Materialen en methoden – depositie ............................................................................................... 61

Resultaten – emissie .......................................................................................................................... 64

Concentratie per volume lucht ...................................................................................................... 66

Resultaten – depositie ....................................................................................................................... 71

Discussie ............................................................................................................................................ 74

Page 6: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

6

Conclusie ................................................................................................................................... 79

Aanbevelingen ........................................................................................................................... 81

Stof producerende industrie ............................................................................................................. 81

Agrarisch landgebruik ........................................................................................................................ 83

Verkeer en Infrastructuur .................................................................................................................. 84

Literatuur ................................................................................................................................... 85

Bijlage 1 – Geologie .................................................................................................................... 87

Bijlage 2 – Onderzoeksopzet ....................................................................................................... 88

Bijlage 3 – Bestemmingsplan Bonaire ......................................................................................... 101

Bijlage 4 – Hindervergunning asfaltcentrale Curaçao .................................................................. 102

Bijlage 5 – Stichting KibraHacha ................................................................................................. 103

Page 7: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

7

Summary Introduction The main goal of this research report is to shed light on the problems surrounding dust on Bonaire, and to give recommendations on how to deal with these problems. To reach this goal three types of research are carried out. Firstly a literature research, that intends to draw a clear picture about what factors are of influence when dealing with dust problems on Bonaire. Secondly a field study, where deposition and emission of dust is measured at different sites on the island. And finally a survey in order to find out how residents experience dust as a problem. By combining these results the authors give a clear picture of the situation on Bonaire with respect to dust problems. Below a summary is given of all the components of the study. The type of dust examined in this report is the so-called mineral dust, or soil dust. This dust consists of the smallest particles that can be found within the soil. The soils on Bonaire are mostly a mixture of sand and silt, with a low fraction of clay. The diabase soils from the Washikemba formation contain large quantities of iron oxides, the limestone soils consist mainly of calcium carbonate (CaCO3). Typically about 5% of mineral dust consists of particles with a diameter smaller than 10μm. This particulate matter (or PM10) easily becomes airborne and is seen as air pollution; research has shown that it has an adverse effect on human health. As a rule of thumb; the smaller the particles, the more dangerous they are. When these particles enter the lungs they can cause all kinds of respiratory complaints, ranging from asthma up to lung cancer. Literature research At the basis of dust problems on Bonaire are human activities. The problems are mainly caused by intensive traffic on dirt roads and by dust producing industries like the stone crushers. The largest dust production factor seems to be the dirt roads. A very large proportion of roads on Bonaire are unpaved, even within neighborhoods. For example in Antriol about half of the roads are unpaved. This, in combination with a rapidly growing number of vehicles (about 40% increase in period 2002-2007), contributes to large quantities of dust in the air. A more local source of dust is the stone crushing and asphalt industry. Currently there are three active stone crushers of whom two are situated right next to the residential areas Antriol and Amboïna. Because of the prevailing wind direction these residential areas are covered by large quantities of dust when the crushers are in production. Another factor contributing to dust problems is the overpopulation of livestock on the island. The exceedance of the carrying capacity results in land degradation that in combination with high wind velocities leads to wind erosion. The natural environment on Bonaire has been under pressure since the 17th century when logging and the introduction of goats and sheep led to strong degradation of the landscape and a significant reduction of the biodiversity. The original vegetation has been largely replaced by small bushes and cactuses. Because of this reduction in vegetation, wind and water erosion started to play an increasingly large role on Bonaire. These processes have led to a serious denudation of the

Page 8: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

8

soil that in term has led to a poor water retention capacity. Because of this, precipitation either runs off straight into the ocean or it evaporates. As a consequence the soils on Bonaire tend to be very dry. This dryness of the soil is one of the prerequisites for wind erosion. Nowadays land degradation is mainly caused by (1) a goat population that exceeds the carrying capacity of the island at least by a factor 4 and (2) neglect of the agricultural land. The agricultural sector on Bonaire is becoming more and more marginalized because of the low returns and better job opportunities in other sectors (e.g. tourism). Apart from the local dust Bonaire also experiences an influx of Sahara dust, especially during the hurricane season. This dust contains pollen, microbes, insects and chemicals from herbicides and insecticides that could potentially have an adverse effect on human health and ecosystems like coral reefs. Sahara dust that reaches the Caribbean generally has a high percentage of particulate matter; about 30-50% of the dust that reaches Miami and Barbados has a diameter smaller than 2,5μm. Measurements of fine dust concentrations on Trinidad show a significant increase in times of Sahara dust influx; 130-150 µg/m3 compared to 30-40 µg/m3 on average days. Assuming similar conditions for Bonaire this means that the proposed daily average maximum of PM10 of 50 µg/m3 (<35 days per year) can be exceeded by a factor 3 on days with Sahara dust. Taking into account the frequency of Sahara dust reaching the Caribbean, it is assumable that this maximum is exceeded up to 35 times a year or more. Very little legislation and policy regarding emission of dust and especially particulate matter is in place. In the Dutch Antilles only Curacao has some legislation concerning air quality (immission norms); daily averages of total suspended particles (TSP) levels may not exceed 150 µg/m3. Concerning dust emission there is no legislation at all for the Dutch Antilles; this means that companies that generate dust (mineral or other) are not limited by any norms whatsoever. For emission of dust from heavy industry and power plants (mainly SO2 and NOx) legislation can be implemented that already exists in the Netherlands. This legislation puts a maximum on dust concentration per emitted gas volume within a certain timeframe. This however is not applicable for the stone crushing industry as the type of emission and type of dust are very different. Field survey The field survey has two main goals; (1) to find out what the opinions of people concerning dust in their environment are, and (2) to identify differences in severity of problems in relation to place of residence. The results concerning the first goal are fairly clear cut. More than 70% of the respondents indicate that dust is a problem for them. Many of the complaints can be summarized as housekeeping problems such as constantly dirty floors, windows etc. But more disturbing is the large category (40%) of people who say they experience health problems due to dust in the air. Complaints in this category are, among others: respiratory problems like asthma, allergies and eye infections. Also a somewhat smaller group of people indicate to experience problems with electric appliances due to dust in the air.

Page 9: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

9

When asked about causes of the dust problem, traffic and dirt roads are mentioned most. Almost 80% of the respondents note traffic as the number one dust producing factor. Other mentioned sources are: building sites (29%), natural wind erosion from Kunuku’s (29%) and the stone crushers (13%). It seems that not so many people see the crushers as an important contributor, but this is due to the fact that not all respondents live in close proximity of the stone crusher. Those that do all indicate the stone crusher as the main problem, and have very serious complaints about it. More than 70% of the respondents feel that measures should be taken in order to reduce the dust problem. Kinds of measures mentioned are; paving more roads with asphalt, stricter legislation (concerning stonecrushers, building and traffic), but also education and raising awareness among people. Field study During the field study the dust emission measurements were done with the so called Modified Wilson and Cook dust catchers (MWAC). The MWAC were placed at several sites: two dirt roads, the stone crusher at Antriol and (degraded) agricultural fields. As the MWAC at the agriculture sites did not yield any measurable quantities of dust (assumed to be because of weather conditions), they are not further discussed. The applied method of dust measurement does not give the total emission for a dust source, instead it measures dust transport through a certain surface within a short distance from the source. The measurements are given in the units of kg/2m2/day: this can be seen as the daily amount of dust that is emitted from a source up to a height of two meters (maximum height of a person). To make a comparison with norms about air quality possible, these results are converted into a concentration of dust per air volume (µg/m3), by adding another dimension to the measurement results (m2 m3). This can be done by taking wind speed into account. The result is an impression of the average total suspended particles (TSP) near a source within the measurement period. When we compare our results with the maximum allowed average TSP on Curacao (150 µg/m3), our test sites along dirt roads sometimes exceed this level with a factor 5 and at the stone crusher site even with a factor 11. By calculating the average fractions of particulate matter in the TSP (by a grain size distribution analysis of the source material) it is also possible to estimate particulate matter concentrations PM10 and PM2.5 in the suspended material. Although those norms were not grossly exceeded, it indicates that there is clearly a problem that needs to be addressed. Another part of the field study was to spatially give an indication of dust deposition in residential areas, and to correlate this with factors such as presence of dirt roads and stone crushers. For this we used 30 so called marble dust collectors (MDCO) that give dust deposition as a mass per surface per time unit, in this case g/m2/week. Measurements are taken weekly within a period of 8 weeks in the neighborhoods Antriol and Tera Cora. The results generally show a very high amount of dust deposition throughout both neighborhoods, but Antriol especially stands out. During the whole period Antriol yields on average 2.65 times more dust deposition than Tera Cora. This can be explained by the difference in dirt road density (48% in Antriol against 24% in Tera Cora) and the fact that a stone crusher is situated right next to Antriol. When comparing dust deposition in nature areas with residential areas, it becomes clear that dust deposition in residential areas is 15 times higher than in natural surroundings. This clearly indicates a large human influence.

Page 10: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

10

Recommendations As there is of yet no legislation concerning dust emission (or any pollutants for that matter), new legislation can be fitted into the already existing hinderverordening (hindrance ordinance). This legal framework is designed to counter negative externalities (such as dust emission) by holding a company or person responsible. As stated this legislation already exists, however so called uitvoeringsbesluiten (loose translation; Implementing decisions) need to be designed and approved by the local government before anything can be done. This means indicating certain activities as environmentally polluting. Legislation concerning environmentally polluting activities, on which Bonaire could base its own, is already in place in The Netherlands. The Dutch legislation states that if a company or person is conducting activities that are polluting the environment, steps can and must be taken in order to reduce this to an acceptable level. These steps are (1) adjusting the (production) process in such a way that pollution is reduced. If this is not enough (2) steps must be taken to prevent the pollution from reaching the surrounding area, for instance by protective barriers. Finally if this doesn’t work (3) companies can be shut down and/or relocated to a more suitable location. When addressing problems of erosion from degraded agricultural land, steps must be taken to stop the process of degradation. Land degradation is mainly caused by uncontrolled grazing of a too large population of goats that Bonaire simply cannot sustain. Controlling the goat population can be done in a number of ways but considering the situation on Bonaire the authors see financial incentives as the most suitable. These financial incentives can be both positive or negative. For instance, owners of goats that are not grazing on the owners land can be fined. Or, goat owners who actually keep the goats on their own fields can be rewarded by subsidies for cattle fodder, fences etc. But the problems don’t stop with the goats. Agriculture (and maintenance of land) is simply not profitable anymore. New opportunities need to be created to get people back on the Kunuku’s or otherwise the landscape will keep degrading. Examples for instance are new irrigated agriculture, agro-tourism and environmental schemes where land owners are paid to take care of their land (aimed at biodiversity). Dust emission as a result of traffic can be greatly reduced by simply laying out more asphalt in residential areas. Another measure could be implementing legislation concerning industrial traffic (trucks with building materials etc.). For instance special routes avoiding certain residential areas, better speed control, and covering up of dust sensitive materials like plaster sand and grinded diabase. To conclude this report, it can be said that problems with dust need to be taken very serious as is can be quite hazardous for human health in the quantities sometimes present in the air at Bonaire.

Page 11: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

11

Samenvatting Inleiding Dit rapport heeft tot doel inzicht te krijgen in de stofproblematiek van Bonaire, en te komen tot oplossingen en aanbevelingen om stofoverlast tegen te gaan. Om dit doel te bereiken wordt de stofproblematiek zowel kwalitatief als kwantitatief onderzocht. De stofproblematiek wordt kwalitatief onderzocht door een literatuuronderzoek. Hiermee wordt duidelijk welke verschillende omstandigheden op Bonaire van invloed zijn op de stofoverlast. Ook wordt duidelijk hoe beleid en wetgeving daarop inspeelt. De stofproblematiek wordt kwantitatief onderzocht door de stofoverlast te meten. Aan de hand van een enquête onder de bewoners van Bonaire is allereerst de visie op stofoverlast gepeild. Deze (subjectieve) inventarisatie wordt vervolgens onderbouwd door een veldonderzoek. Door stofemissie en -depositie van verschillende bronnen te meten wordt de stofoverlast objectief gekwantificeerd. Door de resultaten van de verschillende aspecten van het stofonderzoek te combineren, wordt een zo compleet mogelijk beeld geschetst van de stofproblematiek op Bonaire en wordt het mogelijk aanbevelingen te geven over hoe om te gaan met deze problematiek. Het type stof dat in dit rapport is onderzocht, is het zogenaamde bodemstof of mineraalstof. Dit zijn de kleinste bodemdeeltjes waaruit de bodems zijn opgebouwd. De bodems op Bonaire bestaan over het algemeen uit een mix van zand en leem met een lage fractie klei. De diabaasbodems (Washikemba) op Bonaire bevatten over het algemeen veel (ijzer)oxiden; de kalksteenbodems (Klip) bevatten voornamelijk veel calciumcarbonaat (CaCO3). Bodemstof bestaat gemiddeld tot 5 procent uit fijn stof. Fijn stof is een verzamelnaam voor in de lucht zwevende deeltjes met een diameter kleiner dan 10 µm. Fijn stof wordt gezien als luchtvervuiling en is schadelijk voor de gezondheid. Over het algemeen geldt: hoe kleiner de deeltjes, hoe schadelijker. Wanneer ze doordringen in de longen kunnen ze luchtwegklachten, een verminderde longfunctie en hart- en vaatziekten veroorzaken. Sommige deeltjes hebben bovendien kankerverwekkende eigenschappen (bijvoorbeeld asbest). Literatuuronderzoek Bonaire kent een aanvoer van mineraalstof uit de Sahara, vooral tijdens het orkaanseizoen (mei - oktober). Dit stof bevat pollen, microben, insecten en chemische verbindingen (uit pesticiden en herbiciden), die potentieel een negatief effect hebben op de gezondheid van mensen en/of ecosystemen. Denk bijvoorbeeld aan overmatige algengroei op de koraalriffen. Zodra Saharastof het Caribische gebied bereikt, bevat het proportioneel meer deeltjes die kleiner zijn dan 10µm. 30 tot 50 procent van de stof die Barbados en Miami bereikt, heeft zelfs een diameter kleiner dan 2,5 µm. Op Trinidad kan op dagen met Saharastof de concentratie van PM10 in de lucht 130-150 µg/m3 bedragen. Dit in vergelijking tot slechts 30-40 µg/m3 op dagen zonder Saharastof. Van deze gegevens wordt aangenomen dat ze representatief zijn voor Bonaire. Het rapport Milieunormen Nederlandse Antillen (2007) adviseert qua normering van PM10 voor Bonaire een daggemiddelde van maximaal 50 µg/m3 (<35 dagen per jaar overschrijden). Dit betekent dat op dagen met Saharastof de voorgestelde normering tot een factor 3 kan worden overschreden. Gezien de frequente aanvoer van Saharastof is het aannemelijk dat dit vaker dan 35 dagen per jaar gebeurt.

Page 12: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

12

Aan de basis van de stofproblematiek op Bonaire staan menselijke activiteiten. De stofoverlast wordt deels veroorzaakt door geiten, die door overbeweiding landdegradatie en winderosie teweegbrengen, maar de grootste veroorzakers zijn intensief verkeer over onverharde wegen en de stofproducerende industrie – zoals stonecrushing. Weersomstandigheden zijn niet van doorslaggevende invloed op de stofoverlast. Het is echter wel zo dat het toeneemt in de droge maanden april tot juli. Het landschap van Bonaire degradeert al sinds de 17e eeuw. Door systematisch kappen van bosbegroeiingen en door ongecontroleerde beweiding van geiten en schapen is het milieu sterk verarmd, en heeft de oorspronkelijke bosbegroeiing plaatsgemaakt voor schraal (vaak doornig) struikgewas en cactusverwilderingen. Op sommige plaatsen is praktisch alle vegetatie verdwenen. Bovendien hebben wind- en watererosie geleid tot een ernstige denudatie van de bodem, waardoor neerslag niet meer in de bodem doordringt maar verdampt of afvloeit naar zee. Met als gevolg een verdroging van de bodem, die de winderosie en de daarmee samenhangende stofontwikkeling weer bevordert. Tegenwoordig wordt landdegradatie op Bonaire veroorzaakt door (1) het overschrijden van de draagkracht voor geiten met zeker een factor 4 en (2) door verwaarlozing van het agrarisch landschap omdat de Kunuku’s in onbruik raken. De agrarische sector op Bonaire staat als gevolg van de beperkte economische mogelijkheden sociaal en politiek in een laag aanzien. Hierdoor gaat agrarisch grondgebruik en het daarmee samenhangende landmanagement verloren; dit bevordert landdegradatie. De grootste stofproducent op Bonaire is het verkeer over onverharde wegen. Dit komt doordat er, gezien de oppervlakte, veel onverharde wegen zijn en doordat er sprake is van een behoorlijke toename van het aantal voertuigen in vijf jaar tijd (periode 2002-2007). Bonaire heeft in totaal 70 kilometer aan verharde hoofdwegen in het buitengebied, de rest is onverhard. Ook binnen de woonkernen van Bonaire zijn veel wegen onverhard; Rincon en Antriol springen eruit met een percentage van respectievelijk 55 en 48 procent aan onverharde wegen. In 2007 gebruikten 15.000 mensen op Bonaire ongeveer 8000 voertuigen, een toename van 40 procent ten opzichte van 2002. Vooral het aantal zware voertuigen is flink toegenomen. Aangezien een zwaar voertuig meer stof in de lucht suspendeert dan een licht voertuig, is dit extra negatief voor de stofproductie. Op Bonaire zijn twee soorten industrie betrokken bij stofoverlast voor omwonenden: de stonecrushers en de asfaltfabriek. Op drie locaties zijn stonecrushers actief: achter de woonwijk Antriol aan de Kaya Esther, achter de woonwijk Amboina bij Aruba en op Santa Clara als onderdeel van de asfaltfabriek. Over het algemeen heeft Bonaire een goede luchtkwaliteit vanwege de afwezigheid van zware industrie (zoals petrochemie en staal) en vanwege een lage achtergrondbelasting van buurlanden. Dit blijkt uit een onderzoek van het CBS (2006); volgens een enquête onder de bevolking van Bonaire heeft gemiddeld slechts 3 procent van de ondervraagden (per woonwijk) overlast van luchtvervuiling. Dit in contrast met de uitkomst dat gemiddeld 20 procent van de ondervraagden (per woonwijk) overlast heeft van stof. Antriol en Rincon springen eruit met een percentage van respectievelijk 23 en 31 procent.

Page 13: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

13

Wetgeving (en beleid) betreffende de normering van fijn stof, is op Bonaire nog niet ver ontwikkeld. Het rapport Milieunormen Nederlandse Antillen (2007) houdt hier rekening mee; voorstellen voor immissie- en emissienormen dienen als leidraad voor normering. Over immissie (luchtkwaliteit) van fijn stof bestaat binnen de Nederlandse Antillen alleen op Curaçao een bindende norm, namelijk die voor total suspended particles (TSP). Om de luchtkwaliteit op leefniveau te waarborgen, mag de concentratie TSP niet boven het daggemiddelde van 150 µg/m3 uitkomen. Geadviseerd wordt om TSP gefaseerd verder te differentiëren tot PM10 en PM2..5. Over emissie (uitstoot of luchtverontreiniging) van fijn stof door industrie bestaan op dit moment binnen de Nederlandse Antillen geen bindende normen. Geadviseerd wordt om emissienormen vast te stellen gebaseerd op het Nederlandse Besluit Emissie Eisen Stookinstallaties (BEES-A). De normen gelden voor zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en fijn stof dat in stookinstallaties in het rookgas vrijkomen. De normering wordt gegeven als een concentratie per rookgasdebiet (volumehoeveelheid rookgas per tijdseenheid) uitgedrukt in mg/m3 per uur. Geadviseerd wordt om vanaf 2010 voor bestaande bedrijven en installaties de uitstoot van stof niet boven 100 mg/m3 per uur uit te laten komen. Voor nieuwe bedrijven en installaties wordt een uitstoot geadviseerd die niet boven 30 mg/m3 per uur uitkomt. Voor Bonaire is dit advies op het ogenblik niet van toepassing vanwege de afwezigheid van stookinstallaties. Dit kan echter veranderen door de komst van de nieuwe elektriciteitscentrale. Sociaal onderzoek Het sociaal onderzoek heeft bestaan uit een korte enquête van zeven vragen onder bewoners van Bonaire, in verschillende wijken. Het doel van deze enquête was tweeledig, namelijk (1) meningen en bewustzijn van bewoners over stof inventariseren en (2) verschillen tussen woonplek en (mate van) stofoverlast identificeren. De resultaten ten opzichte van het eerste onderzoeksdoel zijn behoorlijk eenduidig. Van de ondervraagden geeft 72 procent aan last te hebben van stof. Meest genoemde klachten hebben betrekking op huishoudelijke ongemakken (87%) zoals constant schoonmaken en verstopte airco’s. Ook veel genoemd zijn gezondheidsklachten (40%) zoals luchtwegaandoeningen, allergieën en ontstekingen en irritaties aan ogen en voorhoofdholte. Verder gaf 13 procent van de ondervraagden aan dat elektrische apparatuur (computer, televisie, airco, etc.) door het stof een kortere levensduur heeft. 76 procent van de ondervraagden noemt weg en verkeer als voornaamste stofbron. Binnen deze categorie worden ook andere factoren genoemd, die bijdragen aan stofoverlast: drukke routes (van werkverkeer) door woonkernen, hoge verkeersnelheid en trucks met niet-afgedekte ladingen. 29 procent van de ondervraagden ziet bouwlocaties als een grote stofbron; geklaagd wordt over zand en ander stofgevoelig materiaal dat dagenlang of zelfs wekenlang onafgedekt op locatie blijft liggen. Eenzelfde percentage (29%) wijst het achterland aan als een grote stofbron. Dit wordt als vanzelfsprekend beschouwd, als iets waar weinig aan te doen valt. Opvallend is dat stonecrushing slechts door 13 procent van de ondervraagden als stofbron wordt genoemd. Dit komt vooral doordat slechts een klein gedeelte van de geënquêteerden direct achter een van de stonecrushers woont. Toch geven de mensen die daar wonen aan er zeer veel overlast van te ondervinden. Van de ondervraagden beschouwt 62 procent het stof als een probleem. Een ruime meerderheid hiervan (72%) is van mening dat er iets tegen stofoverlast gedaan moet worden. Meest genoemde maatregelen zijn: asfalteren (63%) en wetgeving en regulatie met betrekking tot

Page 14: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

14

bouw en constructie, vrachtvervoer en werkverkeer en de stofproducerende industrie (45%). Onder de categorie overig (50%) worden maatregelen genoemd zoals meer vegetatie en educatie om het bewustzijn van mensen te verhogen. De resultaten van het tweede onderzoeksdoel zijn minder eenduidig; de enquête heeft geen duidelijk verband kunnen aantonen tussen woonplek en mate van stofoverlast. Dit laatste geeft aanzet tot een kritische noot ten aanzien van de enquête, aangezien uit het fysisch onderzoek met de knikkerbakken duidelijk is gebleken dat er wel degelijk grote verschillen zijn tussen wijken. Een verklaring hiervoor is te vinden in (1) de beperkte omvang van de groep respondenten en (2) de samenstelling van deze groep. De enquête moet gezien worden als beeldvorming en het in context plaatsen van het fysisch onderzoek. In die zin is het een nuttige aanvulling op het onderzoek geweest. Fysisch onderzoek Voor de stofemissiemetingen zijn Modified Wilson And Cook Dust Catchers (MWAC) gebruikt. De MWAC meet niet de absolute emissie van een bron; op korte afstand van de bron wordt het transport van stof door een bepaalde oppervlakte gemeten. Het verkregen stoftransport wordt in dit rapport uitgedrukt in kilogram per 2m2 per dag. Dit staat voor het stoftransport dat vanaf de grond tot aan manshoogte per dag plaatsvindt op korte afstand van een stofbron. Het is een benadering van de werkelijke emissie van een bron, maar het geeft wel een goede indicatie. Metingen van natuurlijke winderosie is tijdens de meetperiode niet mogelijk gebleken. Dit komt omdat de maand februari 2009 veel natter was dan gemiddeld (110,8 mm ten opzichte van 18,3 mm gemiddeld). Hierdoor bleef de bodem veel vochtiger en nam de stuifbaarheid af. Ook bleef hierdoor de mate van bodembedekking hoger en kreeg de bodem de gelegenheid een slempkorst te vormen. Dit heeft actieve winderosie verhinderd. Stofemissiemetingen in de buurt van de stonecrusher en onverharde wegen (op twee locaties) zijn omgerekend naar een concentratie total suspended particles (TSP) uitgedrukt in μg/m³ per meetperiode. Hieruit blijkt dat als voor Bonaire dezelfde immissienorm zou gelden als voor Curaçao (daggemiddelde van 150 µg/m3), deze norm niet wordt gehaald. Voor de onverharde wegen geldt dat (afhankelijk van de verkeersdrukte en het type voertuigen) de norm met een factor 5 kan worden overschreden. Voor de stonecrusher geldt dat (afhankelijk van de mate van productie) de norm met een factor 11 kan worden overschreden. De gemiddelde concentraties fijne stof naast de onverharde wegen en benedenwinds van de stonecrusher zijn niet zo hoog dat de voorgestelde immissienormen ruim worden overschreden. Maar omdat het gemeten stoftransport niet de werkelijke emissie van een stofbron is en de gebruikte fijnstoffracties (uit korrelgrootteanalyse van bodemmonsters) minimumwaarden zijn, is het waarschijnlijk dat de voorgestelde immissienormen voor fracties PM10 en PM2.5 wél ruim worden overschreden. Voor de stofdepositiemetingen zijn Marble Dust Collectors (MDCO) of knikkerbakken gebruikt. De resultaten van stofdepositie zijn gegeven in massa per oppervlakte per tijdseenheid, in dit geval g/m2/week. De resultaten zijn gecorrigeerd met een efficiëntiefactor van 0.15. Stofdepositie is gemeten in twee woonkernen, Antriol en Tera Cora. Het is mogelijk geweest om acht weken lang (van 24/3 t/m 19/5) depositie te meten, wat acht depositiereeksen heeft opgeleverd. In Antriol zijn veertien MDCO geplaatst, in Tera

Page 15: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

15

Cora vijftien. De gemiddelde stofdepositie per week over de gehele meetperiode bedroeg in Antriol 58.4 g/m2 en in Tera Cora 22.4 g/m2. Gemiddeld vond over de gehele meetperiode in Antriol 2.65 meer stofdepositie plaats dan in Tera Cora. Het verschil kan worden verklaard door (1) de verschillende percentages onverharde wegen in beide wijken (48 procent Antriol tegenover 24 procent Tera Cora), (2) het verschil in verkeersdrukte in beide wijken (drukker in Antriol), en (3) de bovenwindse aanwezigheid van een stonecrusher in Antriol. Wanneer de mate van stofdepositie in de woonwijken wordt vergeleken met twee baselines, gemeten in Slagbaai Nationaal Park en een Kunuku, blijkt dat binnen de woonwijken gemiddeld met een factor 15 meer stofdepositie plaatsvindt. Gemiddeld leverden de MDCO Kunuku en Slagbaai een stofdepositie van 2.8 g/m2/week op, terwijl de gemiddelde stofdepositie over de gehele meetperiode voor beide woonwijken 40.4 g/m2/week bedroeg. Stofdepositie in Antriol is ten opzichte van resultaten uit andere studies zeer hoog. Het niveau van Tera Cora lijkt meer aanvaardbaar; het is in dezelfde orde van grootte als de andere waarden. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de resultaten voor stofemissie en -depositie uit andere studies betrekking hebben op gebieden met actieve winderosie, dus onder natuurlijke omstandigheden met de wind als drijvende kracht. De resultaten voor Bonaire hebben betrekking op stofemissie en -depositie onder antropogene omstandigheden, met verkeer en industrie als drijvende kracht. Aanbevelingen Aanbevelingen met betrekking tot het terugdringen van stofoverlast door de stofproducerende industrie op Bonaire kunnen worden gebaseerd op het Nederlandse milieubeleid. Het milieubeleid in Nederland is primair gericht op het bestrijden van milieubelasting aan de bron. Wanneer een bedrijf hinder veroorzaakt voor de omgeving zijn er verschillende maatregelen mogelijk om deze hinder te beperken. Allereerst zijn er (1) maatregelen aan de bron mogelijk die zijn gericht op aanpassingen in de bedrijfsvoering. Als dit niet lukt kunnen (2) maatregelen in de overdracht een oplossing bieden, zoals het plaatsen van afschermende bebouwing rondom de bedrijfsinstallatie. Wanneer geen van deze maatregelen tot een bevredigende oplossing leidt, dan kan (3) sanering van bedrijven of gevoelige functies soelaas bieden. Aanbevelingen hebben alleen kans van slagen zodra een wettelijk kader bestaat waarbinnen maatregelen kunnen worden geëist. Daartoe is het noodzakelijk dat normen en regels voor stofproducerende industrie worden opgenomen in de hinderverordening. Zo kan bijvoorbeeld een uitvoeringsbesluit worden gehanteerd als voorschrift in hindervergunningen. Aanbevelingen met betrekking tot het terugdringen van stofoverlast als gevolg van agrarisch landgebruik, betreffen in feite aanbevelingen die landdegradatie tegengaan als gevolg van het agrarisch landgebruik. Een betere regulatie van de geitenpopulatie heeft kans van slagen zodra er goede alternatieven zijn en de regels strenger worden nageleefd. Door het houden van geiten binnen een omheining te belonen (bijvoorbeeld subsidiëren van veevoeder) en het houden van loslopende geiten te belasten, kan het houden van geiten binnen een omheining aantrekkelijker worden gemaakt. Zolang het laten loslopen van geiten goedkoper blijft, zal er op korte termijn niet veel veranderen aan de bestaande wijze van geitenhouderij. De spiraal van verwaarlozing van het agrarische landschap kan worden doorbroken met nieuwe (economische) impulsen voor de agrarische sector. Dit betekent wel dat afstand moet worden gedaan van de traditionele (regenafhankelijke) landbouw op

Page 16: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

16

Bonaire. In plaats daarvan kunnen andere initiatieven worden ontwikkeld. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld geïrrigeerde landbouw, het stimuleren van agrarisch toerisme (agro-toerisme) en/of agrarisch natuurbeheer. Aanbevelingen met betrekking tot het terugdringen van stofoverlast als gevolg van verkeer over onverharde wegen, betreffen in de eerste plaats maatregelen voor het realiseren van meer asfalt. Vooral het asfalteren van onverharde wegen binnen woonkernen kan veel overlast schelen. Voorwaarde is wel dat de nieuwe verharde wegen (en bermen) goed worden onderhouden. In de tweede plaats zijn maatregelen mogelijk met betrekking tot regulatie van zware voertuigen; dit betreft vooral werkverkeer. Gedacht kan worden aan (1) het verbieden van doorgaand werkverkeer door woonkernen, (2) een snelheidsbeperking voor werkverkeer en (3) het verplicht afdekken van stofgevoelig materiaal. Voorwaarde is dat naleving van de regels wordt gecontroleerd.

Page 17: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

17

Inleiding In een onderzoek uit 2002 (Grievink et al) naar de gezondheid van de bewoners van Bonaire is vastgesteld dat 42% van de bevolking last heeft van stof in en rond het huis. Huisartsen erkennen het probleem en ook toeristen bevestigen last te ondervinden van stof. Aangezien stofontwikkeling vaak een grote samenhang vertoont met landdegradatie (Coblentz 1978) was dit reden voor de natuur & milieu stichting KibraHacha om een onderzoek uit te laten voeren naar stofproblematiek op Bonaire. Dit rapport heeft tot doel inzicht te krijgen in de stofproblematiek van Bonaire, en te komen tot oplossingen en aanbevelingen om stofoverlast tegen te gaan. Om dit doel te bereiken wordt de stofproblematiek zowel kwalitatief als kwantitatief onderzocht. De stofproblematiek wordt kwalitatief onderzocht door een literatuuronderzoek. Hiermee wordt duidelijk welke verschillende omstandigheden op Bonaire van invloed zijn op de stofoverlast. Ook wordt duidelijk hoe beleid en wetgeving daarop inspeelt. De stofproblematiek wordt kwantitatief onderzocht door de stofoverlast te meten. Aan de hand van een enquête onder de bewoners van Bonaire is allereerst de visie op stofoverlast gepeild. Deze (subjectieve) inventarisatie wordt vervolgens onderbouwd door een veldonderzoek. Door stofemissie en -depositie van verschillende bronnen te meten wordt de stofoverlast objectief gekwantificeerd. Door de resultaten van de verschillende aspecten van het stofonderzoek te combineren, wordt een zo compleet mogelijk beeld geschetst van de stofproblematiek op Bonaire en wordt het mogelijk aanbevelingen te geven over hoe om te gaan met deze problematiek. Het rapport begint met een beknopte schets van Bonaire, waarin de fysische en demografische eigenschappen worden beschreven. Ook wordt ingegaan op het bodem- en watergebruik. Daarna wordt een theoretische achtergrond gegeven over het stof dat in dit rapport wordt onderzocht en normering van fijn stof. Samen vormt dit het kader waarbinnen het stofonderzoek plaatsvindt. De verschillende aspecten van het stofonderzoek hebben de volgende (sub)doelen: Literatuur onderzoek

• Analyse stof problematiek per bron Sociaal onderzoek

• Inventariseren meningen en bewustzijn van bewoners ten aanzien van stofoverlast • Identificeren verschillen tussen woonplek en mate van stofoverlast

Fysisch onderzoek

• Kwantificeren stof emissie per bron • Kwantificeren stof depositie in woonwijken

Page 18: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

18

Leeswijzer Het onderstaande schema geeft aan hoe de verschillende aspecten van het stofonderzoek met elkaar samenhangen en het hoofddoel wordt bereikt.

Page 19: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

19

Schets van Bonaire Om een indruk te krijgen van verschillende omstandigheden die op Bonaire van invloed zijn op het onderzoek en de resultaten, wordt in dit hoofdstuk een beknopte schets gegeven van de fysische en demografische eigenschappen van Bonaire met het bijbehorende bodem- en watergebruik.

Fysische eigenschappen Het eilandgebeid Bonaire vormt met de eilandgebieden Curaçao en Aruba een keten van eilandjes in het zuiden van de Caribische Zee. De geografische ligging van het eilandgebied Bonaire is 12.16° N en 68.23° W (zie figuur 1). Het eilandgebied heeft een totale oppervlakte van 288 km2, waarvan het eiland Bonaire ongeveer 281 km2 beslaat en Klein Bonaire 7 km2. Het eiland Bonaire is ongeveer 35 km lang en 11 km breed; het hoogste punt is de Brandaris (241m hoog). De afstand van Bonaire tot het vasteland van Venezuela is ongeveer 80 km en tot Curaçao ongeveer 50 km. De diepten van de scheidende zeearmen zijn resp. 1700 en 1500m.

Figuur 1 locatie Bonaire in het Caribische gebied (Google 2009) Klimatologisch ligt Bonaire samen met de andere Benedenwindse eilanden in de semi-aride gordel, die zich uitstrekt langs de noordkust van Zuid-Amerika van de monding van de rivier de Magdalena (Colombia) tot het eiland La Marguarita (Venezuela) en noordwaarts tot ca. 13° N.B. De zone wordt gekenmerkt door een gelijkmatige temperatuur (op Bonaire gemiddeld 27,5 °C), een vrijwel constante passaatwind van 6 tot 7 m/s uit (noord)oostelijke richting, en een lage regenval gedeeltelijk geconcentreerd in een regentijd van oktober tot december (zie figuur 2). De gemiddelde jaarlijkse regenval op Bonaire bedraagt 463 mm maar kan per jaar sterk variëren. Slechts gemiddeld 5% van de jaarlijkse regenval infiltreert in het grondwater, wat neerkomt op 5 miljoen m3 voor heel Bonaire. Ongeveer 10% van de jaarlijkse neerslag stroomt via rooien af naar de zee en het overgrote deel (85%) verdampt. Ter vergelijking: drinkwatergebruik op Bonaire is 0,8 miljoen m3 per jaar (De Haas en Borst 2005).

Page 20: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

20

Figuur 2 Gemiddelde maandelijkse neerslag Bonaire 1971-2001 (MDNA&A 2009) Bonaire bestaat uit een meer dan 100 miljoen jaar oude kern (5 km dik) van stolling- en afzettingsgesteente (de Washikemba formatie) die is terug te vinden in het heuvellandschap van noordwest- en midden Bonaire. Door opheffing verscheen dit gesteente circa 60 miljoen jaar geleden boven zee waarna het, ten gevolge van het rijzen en dalen van de zeespiegel tijdens de ijstijden, is omgeven door koraal (kalksteen) afzettingen in 3 min of meer duidelijke terrassen. Het laagste terras omvat het gehele zuidpunt van het eiland en delen van de oost- en noordkust. De terrassen zijn vaak van elkaar gescheiden door duidelijke cuestas (steile rotswanden). Ruwweg vindt men op Bonaire twee soorten gesteente (zie figuur 3): - Diabaas stollingsgesteente van de Washikemba formatie - Klip afzettingsgesteente van koraal kalksteen (CaCO3) Een meer uitgebreide uiteenzetting van de geologie van Bonaire wordt gegeven in bijlage 1.

Figuur 3 Schematische geologie van Bonaire (De Palm 1985)

44,4

18,313,2 13,2 14,8 14,4

36,3 35,0 37,0

67,3

95,9

73,6

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

JAN FEB MAR APR MAY JUN JUL AUG SEP OCT NOV DEC

Gemiddelde jaarlijkse neerslag Bonaire 1971-2001

Page 21: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

21

Op de kalksteen terrassen zijn kalkrijke, ondiepe tot vrij diepe (5-6m) rode leem- of geelbruine kleibodems gevormd. Deze hebben soms een hoog zoutgehalte en hebben vaak steen en grind aan de oppervlakte. Op de heuvels van het washikemba landschap zijn kalkarme, ondiepe bodems gevormd. De textuur (zandig tot keileem) en diepte hangen af van de plaats, de helling en de blootstelling aan de elementen. In afstrominggebieden zijn over het algemeen kalkrijke tot kalkarme, zware bodemtypen gevormd met wisselende diepte (4-12m) die vaak zeer zout zijn. De benedenwindse eilanden hebben door hun geringe afmetingen een afwijkende waterhuishouding. Een klein eiland als Bonaire krijgt te maken met problemen als afstroming van regenwater naar zee (meestal ondergronds) en kwel van zout zeewater in de ondergrond. Een andere belangrijke factor is de verzadiging capaciteit van de ondergrond (diabaas en kalksteen). De chemische hardheid van diabaas is relatief zo laag dat het aangetast wordt door zouten en het CO2 in het regenwater. Hierdoor ontstaan spleten en kloven waardoor het regenwater wegzakt. Hoewel de verweerde diabaas een stelsel van capillaire zones bevat, heeft het maar een laag waterbevattend vermogen. Hierdoor is de ondergrondse afstroming van het water dat de bodem indringt vrij groot. Alleen in valleien of achter kunstmatige dammen krijgt de bodem door aanvoer van ander materiaal (zoals zand en klei) een groter waterbevattend vermogen. De kalksteenplateaus zijn zeer poreus en uitstekend geschikt om het water ondergronds vast te houden. Vaak hebben deze plateaus echter een lichte helling naar zee, zodat ook hier vaak water naar zee afstroomt. De topografische ligging van de kalksteenplateaus leent zich goed voor het aanleggen van dammen; het boren van putten is door de hardheid van de kalksteen technisch moeilijker uitvoerbaar. Slechts een klein gedeelte van de neerslag op Bonaire gaat verloren door bovengrondse afstroming omdat zowel de gemiddelde intensiteit van de regenbuien als de run-off coëfficiënt laag zijn. De run-off coëfficiënt is afhankelijk van factoren als mate van begroeiing, aard van het grondgebruik, hellingsgraad enz. Aangezien de gemiddelde evapotranspiratie op de Benedenwindse eilanden ongeveer 5 mm/dag bedraagt, vindt er geen run-off plaats wanneer de intensiteit van de regenbui minder is dan 5 mm/dag is. Dit geldt voor 70% van de regenbuien op Bonaire. Dit betekent dat slechts 30% van het totale regenwater per jaar benut kan worden voor agrarisch gebruik (Grontmij 1968). Door de relatief geringe en variabele regenval heeft de natuurlijke begroeiing van Bonaire een uitgesproken xeromorf karakter. De flora omvat circa 500 soorten waaronder een verscheidenheid aan cactussen en een aantal struiken en lage bomen, die al dan niet gedoornd of bladverliezend zijn. Onder de bomen is de Watapana (Divi-Divi) met zijn door de wind gegeselde kroon een typische verschijning. Andere bekende boomsoorten zijn onder andere Pokhout en Brazilwood (Verfhout); beide zijn vroeger veel gekapt en geëxporteerd. De natuurlijke vegetatie en de landbouwmogelijkheden weerspiegelen de bodemstructuur, de bodemdiepte, de doorlaatbaarheid en het zoutgehalte. Slechts ca. 11% van de totale oppervlakte van het eiland wordt geschikt geacht voor enige vorm van landbouw, ca. 17-20% is geschikt voor beperkte beweiding en/of bosbouw. Bijna 70% van het eiland is qua terrein- of bodemgesteldheid slechts geschikt voor schermbegroeiing of als water opvanggebied. Dit betreft het gehele zuidoostelijke gedeelte, de oost- en noordkust en het sterk versneden noordwestelijke deel (zie tabel 1, Gewald et al. 1971).

Page 22: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

22

Wegens watergebrek is het permanente (bevloeide) landbouwareaal beperkt tot de verbouw van enkele tuinbouwgewassen. De regenafhankelijke landbouw bestaat uit de verbouw van maïsie (Sorghum) en andere veldgewassen tijdens de regenperiode, bedoeld voor menselijke consumptie en als veevoer. Het agrarisch bodemgebruik bestaat vooral uit extensieve veehouderij (20-30.000 geiten en ca. 5000 schapen), waarbij nauwelijks rekening wordt gehouden met bodemgesteldheid en waarbij (over het algemeen) de kuddes qua aantal het draagvermogen van het eigen perceel van de eigenaar ver overtreffen. Geiten foerageren ook buiten de eigen terreinen en dragen daardoor bij aan de denudatie van erosiegevoelige terreinen en aan een suboptimale begroeiing. Zij verhinderen bovendien de natuurlijke verjonging van een aantal bomen en struiken. Aan de overbeweiding wordt bijgedragen door naar schatting 500-1000 wilde ezels. Er bestaat geen bodembestemmingsplan, uitbreiding van de bebouwing vindt gedeeltelijk plaats op potentieel goede landbouwgrond. Het bodemgebruik wordt mede beïnvloed door de eigendomsverhoudingen van de grond. Hierover zijn geen nauwkeurige gegevens beschikbaar. Bonaire kent particulier eigendom, erfpacht en huurpercelen. In de jaren vijftig werd geschat dat circa 3/5 van het eiland privé-eigendom was en 2/5 in bezit van de overheid (Westermann & Zonneveld, 1956). Gronden in privé-eigendom omvatten vooral een aantal grote plantages. Gronden van de overheid worden in gebruik uitgegeven in erfpacht (kleine percelen voor bewoning) of huur. De meeste kleine landbouw percelen (de zogenaamde kunuku’s) zijn huurpercelen die jaar op jaar worden uitgegeven tegen een huur van momenteel circa NAf. 5, - per ha per jaar. Een bescheiden vorm van agrarisch gebruik geeft ongestoorde rechten; alleen langdurig ongebruikte en verlaten percelen kunnen door anderen in huur worden verkregen. Niet uitgegeven overheidsterreinen worden over het algemeen beschouwd en benut als common ground. Tabel 1 Classificatie bodemgeschiktheid (Gewald et al. 1971)

Klasse Bodems geschikt voor Kenmerken Voorkomen Diepte (cm) Helling (%) Verzilting Hectare percentage

I Landbouw (irrigatie) > 40 – 50 cm < 3 % Niet zout 410 1.4 II Landbouw (regenafhankelijk) > 20 – 30 cm < 8 % Niet zout 2770 10.0 III Beweiding > 20 – 30 cm < 12 % Zoutalkali 1720 6.1 IV Beperkte beweiding / bosbouw > 20 – 30 cm <20 % Niet zout 3100 11.0 II / IV Combinatie van landbouw en

beweiding > 20 – 30 cm <20 % Niet zout 110 0.4

V Ongeschikt voor landbouw of beweiding

Zeer ondiep Steile helling Soms zout (salinas)

17810 63.5

III / V Beperkt geschikt voor beweiding Zeer ondiep Steile helling Soms zout (salinas)

1720 6.1

Overig Wegen, bebouwing etc. 1.6

Totaal 28100 100.0

Page 23: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

23

Demografie Bonaire heeft, al naar gelang welke bron men gebruikt, een verschillend aantal inwoners. Het bevolkingsaantal wordt geregistreerd (en gepubliceerd) door de afdeling Bevolking en door het Centaal Bureau voor de Statistiek (CBS). De afdeling Bevolking registreert continue cijfers van geboorte, sterfte, emigratie en immigratie, waaruit ieder jaar het bevolkingsaantal wordt berekend. Dit levert over het algemeen een hoger bevolkingscijfer op dan de census dat het CBS iedere tien jaar uitvoert via een vaste procedure. De laatste census was in 2001, daarvoor in 1992, 1981, en 1972. Figuur 4 laat de ontwikkeling zien van de bevolking van Bonaire vanaf 1806 tot 2008. De gegevens tot aan 1956 zijn overgenomen van Westermann & Zonneveld (1956), daarna is het samengesteld uit verschillende bronnen. Over het algemeen zijn de bronnen tot aan 1992 met elkaar in overeenstemming maar daarna beginnen de tellingen uiteen te lopen. De blauwe lijn stelt de hoogste telling van de bevolking voor, met over het algemeen de afdeling Bevolking als bronvermelding. Via deze telling heeft Bonaire op dit moment ongeveer 15.000 inwoners. De rode lijn stelt de meest conservatieve telling voor van de bevolking. De gegevens komen direct van het CBS of had het CBS als bronvermelding. Via deze telling heeft Bonaire ongeveer 12.000 inwoners. Het werkelijke bevolkingsaantal van Bonaire ligt waarschijnlijk dichter bij de 15.000 aangezien er op elk moment van het jaar ook vele toeristen, studenten, stagelopers, arbeidsmigranten etc. op het eiland verblijven. Ongeveer 1/3 van de bevolking bestaat uit mensen met een nationaliteit anders dan de Nederlandse. Ongeveer 82% van de bevolking is katholiek.

Figuur 4 Bevolking Bonaire 1806-2008 (CBS 2009, Westermann & Zonneveld 1956) Bonaire heeft zes oorspronkelijk oude woonkernen, te weten Playa, Tera Cora, Nikiboko, Antriol, Nort Salinja en Rincon. De eerste vijf daarvan zijn door bevolkingsgroei en uitbreiding aan elkaar gegroeid tot de hoofdstad Kralendijk. Alleen Rincon, gelegen in de noordelijke helft van het eiland, is een apart dorp gebleven. De benedenwindse ligging van Kralendijk is ongunstig ten opzichte van stofontwikkeling in het achterland.

0

1500

3000

4500

6000

7500

9000

10500

12000

13500

15000

16500

1780 1800 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 2020

Bevolking Bonaire 1806-2008

Page 24: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

24

Stof op Bonaire Om duidelijk te zijn over welke typen stof dit rapport gaat en wat de eigenschappen daarvan zijn, wordt in dit hoofdstuk dieper ingegaan op stof op Bonaire.

Bodemstof (of mineraal stof) Het type stof dat in dit rapport wordt onderzocht is het zogenaamde bodemstof, of mineraal stof. Dit zijn de kleinste bodemdeeltjes waaruit de bodems zijn opgebouwd. Men deelt verschillende types bodemdeeltjes onder andere in op basis van de diameter van het deeltje. Men onderscheidt de volgende types (tabel 4): Tabel 4 Types bodemdeeltjes

Type deeltje Diameter (mm) Klei <0.002 Silt (of leem) 0.002-0.063 Zand 0.063 – 2 De chemische samenstelling van de deeltjes hangt af van het moedermateriaal waaruit het gevormd is, maar het is vaak opgebouwd uit verschillende oxiden (SiO2, FeO, Fe2O3, CaO, MgO) en carbonaten (CaCO3, MgCO3). De diabaas bodems (Washikemba) op Bonaire bevatten over het algemeen veel (ijzer)oxiden, de kalksteen bodems (Klip) bevatten voornamelijk veel calciumcarbonaat (CaCO3). In de onderstaande figuur 6 staan tien karakteristieke monsters van bodems die worden aangetroffen op Bonaire (de monsters zijn verzameld op basis van kleur). De tabel geeft aan in welke mate deze bodemmonsters klei, silt (leem), en zand bevatten. Hieruit blijkt dat bodems op Bonaire over het algemeen bestaan uit een mix van zand en leem, met een lage fractie klei. Figuur 6 Karakteristieke bodems Bonaire met fracties klei, leem en zand

Naast het bodemstof zal op Bonaire een behoorlijke hoeveelheid zeezout (NaCl) in de lucht zitten. Omdat deze zoutdeeltjes, of Sea Spray, goed oplosbaar zijn in water vormt dit type stof over het algemeen geen risico voor mens en omgeving. Verder zal op Bonaire stof uit organisch materiaal aanwezig zijn (afkomstig van mensen en planten, zoals huidschilfers, pollen, meststoffen etc.) en stof ontstaan door verbranding (uitlaatgassen, industrie etc.). Dit type stof wordt ingedeeld onder het zogenaamde fijn stof dat in de volgende paragraaf wordt behandeld.

Fractie (%) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Klei 4.2 5.7 4.1 2.1 1.4 0.9 1.6 1.6 1.2 0.1 Silt 42.4 32.9 32.6 45.9 42.1 28.5 29.6 36.3 28.1 18.4 Zand 53.5 61.5 63.4 52.1 56.5 70.6 68.7 62.2 70.7 81.5

Page 25: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

25

Fijn stof Een type stof dat vooral in stedelijke gebieden in hoge concentraties voorkomt (en voor problemen zorgt) is het zogenaamde fijn stof. Fijn stof is een verzamelnaam voor in de lucht zwevende deeltjes met een diameter kleiner dan 10 µm. Men deelt het nog verder in als PM10, PM2.5, en PM0.1. Dit zijn deeltjes (particulate matter) met 10, 2.5, of 0.1 µm als bovengrens. Men ziet fijn stof als luchtvervuiling. Het heeft voornamelijk een antropogene oorsprong, maar het komt ook van nature voor: bodemstof bestaat gemiddeld tot 5% uit fijn stof. Men onderscheidt twee typen fijn stof, namelijk primair en secundair fijn stof. Primair fijn stof ontstaat door processen als verbranden, malen, wrijven, verdampen etc. en vindt bijvoorbeeld plaats in het verkeer (bijvoorbeeld roet uit de uitlaat, contact banden met wegdek, door schijfremmen), in de (metaal) industrie, en de veehouderij. Secundair fijn stof zijn de zogenaamde aërosolen wat ontstaat wanneer een (primair fijn stof) deeltje zich bindt aan een gas. Het zijn ofwel verzurende stoffen zoals NOx en SO2 (uitlaatgassen) en NH3 (ammoniak uit mest), maar ook vluchtige organische stoffen (koolwaterstof verbindingen) en Ozon (O3). Over het algemeen geldt dat hoe kleiner het deeltje hoe schadelijker het is. Sommige deeltjes hebben kankerverwekkende eigenschappen als extra schadelijke bijkomstigheid (zoals asbest). Omdat de chemische samenstelling en grootte van de fijn stof deeltjes sterk kan verschillen, zijn sommige stofdeeltjes schadelijker voor de gezondheid dan andere. Zo lijkt fijn stof van verkeer schadelijker dan fijne stofdeeltjes uit de bodem. Grote stofdeeltjes zijn minder schadelijk omdat ze door de bovenste luchtwegen worden tegengehouden. De kleinere (< 10 µm) dringen door tot in de longen en kunnen al in relatief lage concentraties klachten veroorzaken. Er is voor fijn stof geen concentratie (drempelwaarde) waarbij geen effecten worden waargenomen (Mathijsen en ten Brink 2007). Wanneer de concentratie van een luchtverontreinigende stof gedurende een korte tijd verhoogd is (piekconcentratie) kunnen er acute gezondheidseffecten optreden zoals hoesten, benauwdheid en afname van de longfunctie. Omdat het ademhalen meer moeite kost kunnen klachten bij mensen met hart- en vaatziekten verergeren. Acute effecten komen vooral voor bij mensen in gevoelige groepen. Chronische effecten treden op na jarenlange blootstelling aan relatief lage concentraties luchtverontreiniging. Doordat er geen herstelperiode is (de blootstelling is namelijk constant), zijn de effecten vaak blijvend. Luchtwegklachten, verminderde longfunctie, en hart- en vaatziekten zijn chronische effecten (WHO 2005). Als chronische effecten worden meegenomen in het aantal vroegtijdige sterfgevallen, dan zouden in Nederland 10.000 tot 15.000 mensen jaarlijks vroegtijdig sterven (Mathijsen en ten Brink 2007). De risico’s van fijn stof voor de gezondheid staan niet ter discussie. Op basis van nieuwe inzichten van de World Health Organization (WHO 2005) is de beleidsaandacht voor luchtkwaliteit in de Europese Unie en de Verenigde Staten met betrekking tot fijn stof verschoven van de grove fractie (PM10) naar de fijnere fractie (PM2.5). Dit niet alleen vanwege het feit dat deze fijnere fractie gevaarlijker is voor de gezondheid; PM2.5 ontstaat vooral door menselijke activiteit en zou dus (in theorie) makkelijker te reguleren moeten zijn.

Page 26: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

26

Normering fijn stof Een nieuwe EU luchtkwaliteitrichtlijn (die ook normen voor PM2.5 vaststelt) bevindt zich in de laatste fasen van besluitvorming en zal waarschijnlijk van kracht worden in 2015. Het moet ook in Nederland gaan gelden al is het nog onduidelijk of de nieuwe PM2.5 normen kunnen worden gehaald. In de VS heeft de Environmental Protection Agency (EPA) al sinds 1971 de Clean Air Act. Het werd in 1987 herzien om rekening te houden met fijn stof van de grove fractie (PM10). Tien jaar later (1997) zijn regels ingevoerd voor fijn stof van de fijnere fractie (PM2.5). In 2006 zijn de normeringen aangepast naar de laatste inzichten. Tabel 6 en 7 geeft de normering zoals die geldt (gaat gelden) in de Europese Unie en de Verenigde Staten. Tabel 8 geeft de normering die het WHO sinds 2005 adviseert. Tabel 6 Normen luchtkwaliteit Europese Unie (luchtkwaliteitrichtlijn)

Type fijn stof Type norm Niveau

(µg/m3/dag)

Status

jaargemiddelde 40 Grenswaarde Grove fractie (PM10) Daggemiddelde 50 Grenswaarde (maximaal 35

dagen per jaar overschrijden) Fijnere fractie (PM2.5) Jaargemiddelde 25 Grenswaarde (vanaf 2015) Jaargemiddelde 25 Streefwaarde (vanaf 2010) Jaargemiddelde 20 Streefwaarde (vanaf 2020)

Tabel 7 Normen luchtkwaliteit Verenigde Staten (EPA)

Type fijn stof Type norm Niveau

(µg/m3/dag)

Status

Grove fractie (PM10) jaargemiddelde - ingetrokken Daggemiddelde 150 Grenswaarde Fijnere fractie (PM2.5) Jaargemiddelde 15 Grenswaarde daggemiddelde 35 Grenswaarde

Tabel 8 Air Quality Guidelines, global update WHO 2005

Type fijn stof Type norm Niveau

(µg/m3/dag)

Status

Grove fractie (PM10) jaargemiddelde 20 Grenswaarde Daggemiddelde 50 Grenswaarde Fijnere fractie (PM2.5) Jaargemiddelde 10 Grenswaarde daggemiddelde 25 Grenswaarde

Het advies voor normering van de World Health Organization is het strengst. De Verenigde Staten heeft besloten om de normering van de fijnere fractie (PM2.5) grotendeels over te nemen, maar heeft de normering van jaarlijkse blootstelling aan de grove fractie (PM10) laten vallen. Er zou geen bevredigend bewijs bestaan tussen gezondheidsproblemen en jaarlijkse blootstelling aan PM10. Binnen de EU gaan voorlopig alleen jaargemiddelden gelden voor de fijnere fractie (PM2.5). Normering voor daggemiddelden zullen in Nederland voorlopig niet gehaald worden.

Page 27: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

27

Fijn stof Nederlandse Antillen Beleid omtrent normering van fijn stof (en de uitvoering daarvan), is op de Nederlandse Antillen over het algemeen nog niet ver ontwikkeld. Zeker in vergelijking met de Verenigde Staten en Europa is er een achterstand. Normen die daar gelden zijn daarom niet zondermeer toepasbaar op de Nederlandse Antillen. Bovendien is de luchtkwaliteit op een groot deel van de Antillen zeer goed, vanwege de afwezigheid op de meeste eilanden van zware industrie (zoals petrochemie, staal e.d.) en een lage achtergrondbelasting van buurlanden. Beleidsnormen moeten voorkomen dat de luchtkwaliteit door nieuwe ontwikkeling teveel kan verslechteren. Het rapport Milieunormen Nederlandse Antillen (2007) heeft een advies uitgebracht voor milieunormen voor lucht, water en afvalwater, en afval. Er wordt een voorstel gedaan voor immissienormen voor luchtkwaliteit, en emissienormen ten aanzien van uitstoot of luchtverontreiniging. Immissienormen geven aan welke kwaliteit de lucht op leefniveau minimaal moet hebben; ze mogen niet overschreden worden en gelden buiten inrichtingen (bedrijven). Emissienormen geven aan tot in welke mate de uitstoot van een luchtverontreiniging voor een bedrijf of bron is toegestaan. Tabel 9 en 10 geven de immissie- en emissie normen aan voor (fijn) stof die worden voorgesteld voor de Nederlandse Antillen. Betreft immissie van fijn stof bestaat binnen de Nederlandse Antillen alleen op Curaçao een bindende norm, namelijk die voor total suspended particles (TSP). Om de luchtkwaliteit op leefniveau te waarborgen mag de concentratie TSP niet boven het daggemiddelde van 150 µg/m3 uitkomen. Geadviseerd wordt om TSP (gefaseerd) verder te differentiëren tot PM10 en PM2..5. Betreft emissie van fijn stof door industrie bestaan op dit moment binnen de Nederlandse Antillen geen bindende normen. Geadviseerd wordt om emissienormen vast te stellen gebaseerd op het Nederlandse Besluit Emissie Eisen Stookinstallaties (BEES-A). De normen gelden voor zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en fijn stof dat bij het verbruik van brandstoffen in stookinstallaties in het rookgas vrijkomen. De normering wordt gegeven als een concentratie per rookgasdebiet (volumehoeveelheid rookgas per tijdseenheid) uitgedrukt in mg/m3 per uur. Geadviseerd wordt om vanaf 2010 voor bestaande bedrijven en installaties de uitstoot van stof niet boven 100 mg/m3 per uur uit te laten komen. Voor nieuwe bedrijven en installaties wordt een uitstoot geadviseerd die niet boven 30 mg/m3 per uur uitkomt. Voor Bonaire is op het ogenblik dit advies niet van toepassing vanwege de afwezigheid van stookinstallaties, maar dit kan veranderen door de komst van de nieuwe elektriciteitscentrale. Er wordt op diverse manieren rekening gehouden met de situatie op de Nederlandse Antillen. Zo zijn de voorgestelde normen voor 2010 (die nog tot 2020 gelden) de minst strenge van een aantal geïnventariseerde normen (WHO, EPA, EU). Verder zal een beperkte selectie van stoffen genormeerd worden en wordt er ruimte gelaten voor maatwerk voor bestaande bedrijven met vergunningen. Dit betekent dat voor deze bedrijven bekeken moet worden binnen welk termijn de normen alsnog gehaald kunnen worden. Milieu-investeringen kunnen bijvoorbeeld plaatsvinden op het moment dat nieuwe apparatuur wordt aangeschaft of groot onderhoud plaatsvindt.

Page 28: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

28

Tabel 9 Voorgestelde immissie normen fijn stof Nederlandse Antillen

Type fijn stof Type norm Bestaande norm (µg/m3)

Norm 2010 (µg/m3)

Norm 2020 (µg/m3)

Total Suspended Particles (TSP) jaargemiddelde 75 75 75 Daggemiddelde 150 150 150 Grove fractie (PM10) jaargemiddelde - 50 20 Daggemiddelde - 150 50 Fijnere fractie (PM2.5) Jaargemiddelde - 35 10 Tabel 10 Voorgestelde emissie normen Nederlandse Antillen

Jaar SO2 (mg/m3) NOx (mg/m3) Stof (mg/m3) Vanaf 2010 (bestaande bedrijven /installaties) 1000 450 100 Vanaf 2008 (nieuwe bedrijven /installaties) 600 225 30 Vanaf 2020 (alle bedrijven / installaties) 600 120 30

Page 29: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

29

Literatuuronderzoek Dit hoofdstuk geeft een analyse van de stofproblematiek op Bonaire op basis van literatuur, beleidstukken en interviews met bewoners, NGO’s en instanties zoals het DROB, LVV en Stinapa. De onderstaande figuur geeft schematische weer hoe de verschillende aspecten bijdragen aan de stofproblematiek op Bonaire. Er wordt onderscheid gemaakt naar lokale en niet-lokale bronnen van stofoverlast, dat een natuurlijke en/of antropogene oorzaak heeft. Daarna volgt een beschrijving van de specifieke stofbronnen voor Bonaire. De oorzaken en gevolgen worden beschreven zodat het duidelijk wordt op welke wijze het overlast geeft en/of milieuschade toebrengt. Ook wordt onderzocht hoe wetgeving en beleid oplossingen kunnen bieden tegen stofoverlast. Het resultaat is inzicht in de stofproblematiek zodat aanbevelingen mogelijk worden.

Page 30: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

30

Sahara stof in het Caribische gebied Er zijn aanwijzingen dat Sahara stof een negatief effect heeft op koraalriffen in het Caribische gebied. Het hoge ijzergehalte van het stof is verantwoordelijk voor een toename in de groei van algen dat het koraal overwoekert. Met het stof worden ook pesticiden en andere verontreinigingen vanuit Afrika naar het Caribische gebied getransporteerd. Het stof is niet een nieuw verschijnsel. Volgens Monteil (2007) is het een belangrijke bron voor vruchtbare bodems in de Cariben, maar door landdegradatie en een toename van pesticiden en herbiciden in de landbouw in Afrika brengt het Sahara stof nu ook problemen richting het Caribische gebied. Het meeste Sahara stof wordt vanuit opgedroogde meer beddingen in de atmosfeer geblazen. De bodéle depressie (voorheen deel van Lake Chad) draagt tot 50% bij aan de totale hoeveelheid stof dat vanuit de Sahara in de atmosfeer wordt geblazen. Geschat wordt dat ieder jaar een miljard ton stof in de atmosfeer wordt getransporteerd vanuit de Sahara en de Sahel richting Noord- en Zuid-Amerika en het Caribische gebied (Prospero 1999). De Sahara stofwolken bestaan vooral uit silicaat en kwarts met een hoge ijzer concentratie. In het stof worden bacteriën en schimmels aangetroffen maar ook botanische en insecten resten. Naast mineraal stof worden dus ook pollen, microben, insecten, en chemische verbindingen vanuit Afrika naar het Caribische gebied getransporteerd. Deze kunnen potentieel een negatief effect hebben op de gezondheid en/of ecosystemen (Rajkumar en Chang 2000). Ontdekt is dat het Sahara stof in het Caribische gebied geassocieerd wordt met de zogenaamde Saharan Air Layer (SAL). Dit is een zeer droge en stoffige luchtlaag dat zich ieder jaar tijdens de zomer (van het noordelijke halfrond) boven de Sahara vormt en door de passaatwinden zich over de Atlantische oceaan verspreidt. De SAL wordt verantwoordelijk gehouden grote hoeveelheden Sahara stof richting het Caribische gebied (en Noord-Amerika) te transporteren. Afrikaanse stofstormen bereiken het gehele jaar door het Caribische gebied maar komen van mei tot oktober in de hoogste concentraties voor. Sahara stof komt dus voornamelijk tijdens het orkaanseizoen voor in het Caribische gebied (Schepanski et al. 2009). Kleine deeltjes kunnen over een grotere afstand worden getransporteerd waardoor Sahara stof, zodra die het Caribische gebied bereikt, proportioneel meer deeltjes kleiner dan 10µm bevat dan voorheen. Ongeveer 30-50 procent van de massa stof dat Barbados en Miami bereikt heeft een diameter kleiner dan 2,5 µg (Prospero 1999). Deeltjes van deze grootte worden gemakkelijk geïnhaleerd en dringen via de luchtpijp diep in het longweefsel door. Op het Caribische eiland Trinidad is gemeten dat op dagen met Sahara stof de concentratie van PM10 in de lucht tussen 136-150 µg/m3 kan bedragen, in vergelijking met 30-40 µg/m3 op dagen zonder Sahara stof (Raikumar and Chang 2000). Omdat Barbados en Trinidad relatief dichtbij Bonaire liggen, wordt aangenomen dat de gegevens representatief zijn voor Bonaire. Het rapport Milieunormen Nederlandse Antillen (2007) adviseert qua normering van PM10 voor Bonaire een daggemiddelde van maximaal 50 µg/m3 (<35 dagen per jaar overschrijden). Dit betekent dat op dagen met Saharastof de voorgestelde normering tot een factor 3 kan worden overschreden. Gezien de frequente aanvoer van Saharastof is het aannemelijk dat dit vaker dan 35 dagen per jaar gebeurt.

Page 31: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

31

Stof problematiek Bonaire Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen die bijdragen aan de stofproblematiek op Bonaire, maar aan de basis van elk probleem staan menselijke activiteiten. Er vindt op Bonaire bijvoorbeeld winderosie plaats door verkeerd landgebruik, met landdegradatie als gevolg. In het geval van Bonaire komt dit voornamelijk door overbeweiding maar ook andere agrarische activiteiten (en ontwikkelingen) dragen daar aan bij. Daarnaast zijn er ook meer duidelijke antropogene oorzaken aan te wijzen. In de eerste plaats is dit het intensieve verkeer over (vooral) onverharde wegen en stofproducerende industrie (en daarmee samenhangende activiteiten). Dit zijn bijvoorbeeld de stonecrushers maar ook de asfaltfabriek, bouwlocaties, en infrastructurele activiteiten geven veel stofoverlast voor de bewoners van Bonaire. Deze paragraaf probeert duidelijk te schetsen welke problemen er spelen, wat de knelpunten zijn, en of de problemen reeds worden aangepakt. Aanbevelingen van de auteurs voor oplossingen tegen stofoverlast worden voorgesteld in het hoofdstuk Aanbevelingen.

Agrarisch landgebruik Over het algemeen (en zeker in Nederland) heeft de agrarische sector een belangrijke verantwoordelijkheid als manager van het buitengebied. Boeren maken investeringen en passen regels toe dat het buitengebied aanzien geeft en leefbaar maakt voor mens en milieu. Een agrarische sector is onmisbaar voor goed management van de natuurlijke hulpbronnen. Op Bonaire ontbreekt de agrarische sector grotendeels, waardoor het buitengebied verwaarloosd wordt, met alle gevolgen van dien. Weinig mensen op Bonaire hebben landbouw als hoofdberoep: er is één grote kippenboerderij en er zijn een aantal kunukero’s die van de geitenhouderij leven. De mogelijkheden van agrarische ontwikkeling zijn in het verleden gematigd positief tot uitgesproken negatief beoordeeld, al naar gelang de beoordeling plaatsvond in een regenrijke of regenarme periode. Als gevolg van de beperkte economische mogelijkheden staat de agrarische sector sociaal en politiek in een laag aanzien: “niemand ziet kunukero als een beroep, maar als vrijetijdsbesteding met economisch nut” (Spanjers 1983). Incidentele teelt van gewassen op het eigen huurperceel en houden van geiten zijn een bijverdienste en een vrijetijdsbesteding van mensen met een baan of een pensioen. Investeringen (waterput, dammen, windmolen, omheining) zijn kosten van de hobby; opbrengsten worden gezien als winst omdat de eigen arbeid nauwelijks wordt gerekend. De trend is dat de Kunuku’s worden verlaten; jongeren associëren het met iets dat geen status heeft en zijn niet geïnteresseerd om het werk van vader (of grootvader) voort te zetten; zeker niet als het niets oplevert. Gevolg is dat bestaande Kunuku’s verwaarloosd raken, wat tot gevolg heeft dat (1) de waterberging niet optimaal is (verwaarlozing dammen, geen grondbewerking, (2) erosieverschijnselen optreden (geen conserverende maatregelen), en (3) dat geiten vrijer toegang krijgen tot landbouwarealen (kapotte omheiningen). Dit alles leidt ertoe dat het agrarisch grondgebruik en de daarmee samenhangende land management verloren gaat.

Page 32: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

32

Figuur 7 Kunuku met sorghum en cactushaag Figuur 8 Karakteristieke waterput met windmolen

Land degradatie Sinds de eerste kolonisten voet aan wal zetten op Bonaire zijn de natuurlijke hulpbronnen uitgeput of verkeerd gebruikt. Sinds de 17e eeuw zijn de bosbegroeiingen op Bonaire systematisch verwaarloosd. Waardevolle soorten werden uitgekapt zoals bijvoorbeeld verfhout (Haematoxylon brasiletto) en pokhout (Guaiacum officinale). Ontbossing vond plaats door kap van brandhout zowel voor de houtskool voorziening als voor het zogenaamde kalkbranden (voor bijv. metselspecie). Voor herplant werd niet gezorgd. Bovendien is door de ongecontroleerde beweiding van geiten en schapen het milieu sterk verarmd omdat het natuurlijk herstel van de vegetatie wordt verhinderd (dat als gevolg van het droge klimaat zeer kwetsbaar is). Hierdoor heeft de oorspronkelijke bosbegroeiing over uitgestrekte gebieden plaats gemaakt voor een schraal (vaak doornig) struikgewas en cactus verwilderingen, en is op sommige plaatsen praktisch alle vegetatie verdwenen. Door wind- en water erosie (en antropogene oorzaken) is er een ernstige denudatie van de bodem ontstaan, wat weer tot gevolg heeft dat (1) de neerslag niet meer in de bodem kan doordringen, (2) de in geringe mate aanwezige geschikte landbouwgrond verder wordt geërodeerd, en (3) teveel van de toch al geringe neerslag afvloeit naar zee (Gewald et al. 1971). Deze verdroging van de bodem bevordert winderosie en de daarmee samenhangende stof ontwikkeling. Uit het rapport van Grontmij (1968) komt naar voren dat duurzame ontwikkeling van landbouw en veeteelt mogelijk is. Het is dan echter noodzakelijk dat een verder verlies van water en bodem wordt tegengegaan. Herbebossing van terreinen waarvan de begroeiing gedegradeerd of zelfs geheel verdwenen is, is een effectieve maatregel om de erosie te bestrijden en afstroming van water tegen te gaan.

Page 33: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

33

Overbeweiding De toestand van de vegetatie op Bonaire wordt in niet geringe mate bepaald door de in grote hoeveelheden geiten die hun voedsel van deze vegetatie betrekken. De betekenis van geiten voor de wereldvoedselvoorziening is groot, juist omdat zij onder extreme omstandigheden efficiënt gebruik kunnen maken van de aanwezige vegetatie. Maar hierdoor worden geiten ook als de meest destructieve dieren beschouwd: zij vreten zowel kruiden en gras als bladeren, bast en twijgen van bomen en struiken. Doordat de bodem en de waterhuishouding nauw met de toestand van de vegetatie gecorreleerd zijn, is het onverstandig de vegetatie te sterk en ongecontroleerd te verstoren (French 1970). Vanaf de 16e eeuw zijn geiten, schapen, en ezels naar Bonaire geïmporteerd. Figuur 9 laat de ontwikkeling zien van het aantal grazers op Bonaire tussen de jaren 1850 en nu. Wat opvalt is dat het aantal geiten vanaf 1850 een hoge stijging laat zien tot een piek in 1950 van 40.000 geiten. Dan neemt de populatie tijdelijk sterk af (door jaren van droogte) waarna de populatie zich stabiliseert naar ongeveer 25.000 - 26.000 geiten nu. Exacte schattingen zijn lastig aangezien de geiten half wild leven en de veehouders zelf nauwelijks weten hoeveel geiten ze precies bezitten. De aantallen grazers op Bonaire zijn gebaseerd op verschillende schattingen (Westermann & Zonneveld 1956; Gewald et al. 1971; Kam en Vink 1991), en op persoonlijke communicatie van Dhr. Eemers, directeur van de dienst Landbouw, Veeteelt, en Visserij (LVV) Bonaire. Geiten zijn van oudsher erg belangrijk voor de bewoners van Bonaire. Omdat het fokken van geiten niet zozeer afhankelijk is van het land maar van de geit zelf, vertegenwoordigen de geiten een interessante investering die per jaar tot wel 100 % ‘rente’ kunnen uitkeren. Bij voldoende regen kunnen geiten tweemaal per jaar jongen werpen, zodat in ieder geval per 100 geiten gemiddeld 100 jongen per jaar overleven. Tijdens droge perioden kan de vruchtbaarheid echter wel met 30% afnemen. Geiten vormen een soort verzekering: in moeilijke tijden kunnen enkele dieren worden verkocht. Een volwassen geit levert gemiddeld ongeveer 50 dollar, of 75 ANG op. Geiten zijn altijd een belangrijk export product geweest naar Curaçao en Aruba, en wordt in talrijke lokale gerechten gebruikt (bijvoorbeeld Stoba). Officieel, naar een politiekeur (wet) uit 1908, is het verboden om geiten te laten grazen buiten het eigen perceel. Werd deze regel vroeger goed nageleefd, tegenwoordig wordt het nauwelijks meer gehandhaafd. In plaats van veevoer te moeten aanschaffen worden geiten tegenwoordig (voornamelijk overdag) losgelaten in de mondi (woeste gronden) zodat ze zelf kunnen foerageren. Dit bespaart geld, en stelt de eigenaar in staat om meer geiten te houden. Resultaat is wel dat de kuddes qua aantal het draagvermogen van het eigen perceel van de eigenaar ver overtreffen. Het foerageren van de geiten buiten de eigen terreinen draagt ook bij aan de denudatie van erosiegevoelige terreinen en aan een suboptimale begroeiing. Zij verhinderen bovendien de natuurlijke verjonging van een aantal bomen en struiken. Omdat vrijwel iedereen op het eiland (althans buiten de stad) wel een paar geiten heeft (en de verschijning zo ingeburgerd is), worden maatregelen ertegen algauw politieke beslissingen, oftewel: every goat is a vote (Blok 1976). Het is echter duidelijk dat de draagkracht voor geiten op het eiland wordt overschreden. Volgens Gewald et al. (1971) is ongeveer slechts 11% van de totale oppervlakte van Bonaire (288 km2) geschikt voor enige vorm van landbouw, en ca. 17-20 % is geschikt voor beperkte beweiding. Dit komt neer op 26.000 geiten op maximaal 58 km2 land, ofwel 4 ½ geit per hectare.

Page 34: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

34

De Dienst LVV Curaçao heeft voor Bonaire een draagkracht bepaald van 14 geiten per hectare in de regentijd en 1 geit per hectare in de droge tijd (het gaat uit van 30.000 geiten totaal op ongeveer 7.000 hectare beschikbare veeteelt grond). Dit betekent een draagkracht van maximaal 7.000 geiten in de droge tijd. Aangezien de droge tijd gemiddeld acht maanden per jaar duurt is dit aantal een goede richtlijn voor de draagkracht in het algemeen. Dit betekent dat de populatie geiten zal moeten afnemen tot ¼ van de huidige populatie (tenzij ze op een intensievere manier worden gehouden).

Figuur 9 Grazers op Bonaire 1850-2009 Volgens Goat problems in the Netherlands Antilles, een studie van B.E. Coblentz (1980), zijn de problemen die geiten veroorzaken talrijk. Over het algemeen zijn volgens hem de volgende problemen aan de orde: Er is sprake van afname van de biodiversiteit van plantensoorten doordat geiten selectief de meest smakelijke soorten opeten. Op eilanden zijn voornamelijk endemische soorten het kwetsbaarst voor overbegrazing omdat deze zich (over een lange periode) hebben ontwikkeld zonder de invloed van grazers. Door intensieve begrazing zijn sommige planten alleen aanwezig in de vorm van volwassen bomen omdat de geiten de zaailingen en de vruchten voortdurend consumeren. In een dergelijke situatie kan een bos zich bijvoorbeeld handhaven zolang de bomen zich binnen hun levensverwachting bevinden; zodra de bomen sterven kan het fysische karakter van een habitat dramatisch veranderen. Geiten hebben indirect een zeer grote invloed op endemische diersoorten. Over het algemeen geldt dat de soorten die zich hebben ontwikkeld in een onaangetaste (climax) vegetatie zullen verzwakken. Soorten die worden versterkt door habitat verandering die de geiten op gang brengen, zijn over het algemeen uitheemse diersoorten. Geiten bevorderen de verspreiding van minder smakelijke, eetbare planten soorten. Deze soorten vullen het gat dat wordt achtergelaten door overbegrazing van de meer gewilde plantensoorten, en zijn vaak karakteristiek voor vroegere stadia van vegetatie dan de climax vegetatie. De afname van plantmateriaal (of plantdichtheid) in combinatie met de vertrappende en snijdende effect van geitenhoeven leidt tevens tot een kale bodem met losse bovenlaag, dat wordt blootgesteld aan erosie.

0

5000

10000

15000

20000

25000

30000

35000

40000

45000

1840 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 2020

nr.Jaar

Grazers op Bonaire Geiten

Schapen

Ezels

Page 35: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

35

Beleid agrarisch landgebruik Volgens het Natuurbeleidsplan Bonaire (BNMP 1999) is bodemerosie één van de grootste bedreigingen voor het milieu op en rondom Bonaire. Het ondersteunt de redenering dat zodra de vegetatie grotendeels of geheel verwijderd is door ontginning of overbegrazing, wind en water vrij greep op de grond krijgen, met als resultaat vergaande afname van de bodemvruchtbaarheid en vernietiging van natuurlijke leefmilieus. Door verstuiving en afspoeling komt het bodemmateriaal uiteindelijk in zee terecht waar het een directe bedreiging vormt voor de koralen. Verantwoord gebruik van de schaarse grond wordt gezien als een gezamenlijk belang voor alle burgers van het eiland. Het Natuurbeleidsplan Bonaire stelt onder andere de volgende maatregelen voor: • Optimale ontwikkeling van de traditionele landbouwgronden (kunuku’s) door het

stimuleren van extensieve gebruiksvormen. • Ontwikkelen van meer intensieve landbouw en het bevorderen van hoogwaardige

veeteelt zoals bijvoorbeeld veevoederproductie als alternatief voor kunukeros van wie het loslopende vee schade aanricht.

• Voorkomen van verdere schade aan gebieden, onder andere via een vergunningstelsel voor kappen van bomen, beperken van periodes van braakligging, ontwikkelen van randvoorwaarden voor het bouwrijp maken van gronden, en instellen van een verbod op verdere ontginningen in alle natuurgebieden (zie figuur 10).

• Starten van herstelprogramma voor de vegetatie in natuurgebieden en kunuku’s met aanplant van inheemse bomen, struiken en bodembedekkers als leguminosen (leveren stikstof aan de bodem), en bevorderen van een verantwoord beheer van grond- en oppervlaktewater, onder andere door de aanleg van kleine en middelgrote opvangbassins en de aanplant van vegetatie om afspoeling van grond tegen te gaan.

Figuur 10 Natuurgebieden (zones) Bonaire naar BNMP 1999

Page 36: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

36

Verkeer en infrastructuur De grootste stofproducent op Bonaire is het verkeer op onverharde wegen. Dit komt vooral omdat er (qua oppervlakte) zoveel onverharde wegen zijn. Bonaire heeft in totaal 70 kilometer aan verharde hoofdwegen in het buitengebied, de rest is onverhard. Vaak worden de onverharde wegen verstevigd met een laag diabaas, dat door de jaren heen volledig wordt verpulverd tot een leemachtig zand. Dit heeft tot gevolg dat er op lange termijn effectief meer stof wordt geproduceerd wanneer het verkeer er over heen passeert.

Figuur 11 korrelgrootte verdeling onverharde wegen Figuur 11 laat de korrelgrootte verdeling (diameter van korrel in mm) zien van drie onverharde wegen. Van de Kaya Esther en Nieuw Amsterdam zijn rechtstreekse bodemmonsters genomen, van de Kaya Uranus (Belnem) is een monster genomen van depositie materiaal als resultaat van het verkeer dat over de weg passeert. Dit geeft een opvallend resultaat. Het monster van de Kaya Uranus heeft een smalle korrelgrootte verdeling: het bestaat voor circa 70% uit korrels met een diameter van 0.067 mm en bevat geen korrels met een diameter groter dan 0.3 mm. De twee andere bodemmonsters hebben een veel bredere korrelgrootte verdeling: korrels tot 1.0 mm in diameter zijn aanwezig in beide monsters. Wat hieruit kan worden opgemaakt is dat het verkeer (in het geval van de Kaya Uranus) materiaal tot een diameter van 0,3 mm kan suspenderen in de lucht. Korrels met een grotere diameter blijven op de weg liggen (of vallen direct terug). Overigens bestaat het monster van Kaya Uranus voor 7,7% uit materiaal kleiner dan PM10, en voor 2,7% uit materiaal kleiner dan PM2.5. Tabel 11 Number of motor vehicles registered on Bonaire (CBS 2009)

2002 2003 2004 2007 Toename (%) Passenger cars 3 702 3 951 4 139 4 847 31 Motor lorries and pick-ups 1 864 1 947 2 115 2 923 57 Motor buses 12 22 24 31 158 Taxis 28 28 27 28 0 Motorcycles, incl. mopeds 363 457 461 401 10 Passenger cars per 1000 inhabitants

372 388 389 400 8

0

10

20

30

40

50

60

70

80

0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1

(%)

(mm)

Korrelgrootte verdeling onverharde wegen

Kaya Uranus

Kaya Esther

Nieuw Amsterdam

Page 37: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

37

In tabel 11 worden de aantallen geregistreerde voertuigen op Bonaire weergegeven voor de periode 2002-2007 (voor de jaren 2005 en 2006 zijn geen gegevens beschikbaar). In vijf jaar tijd is er sprake van een behoorlijke toename van het aantal voertuigen. Het aantal passagier voertuigen is in vijf jaar met 31% toegenomen tot ongeveer 5.000 voertuigen. Hetzelfde geldt voor trucks en pick-ups (toename 57% tot ongeveer 3000 voertuigen) en bussen (toename 158% tot ongeveer 30 voertuigen). In 2007 waren op Bonaire op 15.000 mensen ongeveer 8000 voertuigen aanwezig, een toename van 40% ten opzichte van 2002. Vooral het aantal zware voertuigen is flink toegenomen. Dit heeft extra negatieve gevolgen voor stofproductie op onverharde wegen; een voertuig zal namelijk meer stof in de lucht suspenderen naarmate het zwaarder is. Daar komt bij dat de chauffeurs van dump trucks (figuur 12) die worden gebruikt voor het verplaatsen van los materiaal (zand, klip, diabaas etc.), vaak zelfstandig ondernemer zijn die betaald krijgen voor gereden vracht. Hierdoor zijn ze vaak in een grote haast wat de stof productie op onverharde wegen ook doet toenemen; een voertuig produceert meer stof naarmate het sneller voortbeweegt. Bovendien wordt de lading vrijwel nooit wordt afgedekt zodat de vracht zelf ook bijdraagt aan de stofproductie. In tabel 12 wordt het wegennet per wijk weergegeven, aangepast naar gegevens van het DROB. Omdat de breedte van de weg niet altijd vermeld werd, is er een breedte aangenomen van 5m wanneer dit onbekend was. De lengte van de wegen waren altijd bekend. Onder de categorie onbekend zijn wegen ondergebracht waarvan het niet bekend is of de weg verhard of onverhard is. Helaas is dit vaak noodzakelijk geweest zodat de onderstaande tabel niet de meest betrouwbare weerspiegeling is van de werkelijke verdeling verharde/onverharde wegen op Bonaire. Het geeft echter wel een indicatie. Tabel 12 Oppervlakte verharde / onverharde wegen (DROB 2009)

Verharde wegen (m2)

Onverharde wegen (m2)

Onbekend (m2)

Totaal (m2)

Onverharde wegen (%)

Antriol 86 914 80 628 - 167 541 48% Nikiboko 78 036 29 150 32 056 139 242 21% Tera Cora 29 918 16 950 23 825 70 693 24% Belnem 34 364 8 113 21 815 64 292 13% Noord Salinja 29 070 14 960 47 725 91 755 16% Santa Barbara 35 155 - 35 550 70 705 0% Hato 20 980 1 450 28 550 50 980 3% Playa 112 503 5 425 11 250 129 178 4% Rincon 40 430 48 672 - 89 102 55%

Totaal (m2)

467 370

205 348

200 771

873 489

24%

Wat direct opvalt, is dat vooral in Rincon en Antriol procentueel veel onverharde wegen liggen. Opvallend is ook dat in deze woonkernen het hele wegennet geïnventariseerd is, en dat de cijfers daarom redelijk betrouwbaar zullen zijn. Rincon heeft 55% aan onverharde wegen, Antriol 48%. Veelzeggend detail is dat deze twee woonkernen tevens de armste zijn op Bonaire; in een rijke woonkern als Santa Barbara zijn geen onverharde wegen geïnventariseerd. Het andere studiegebied Tera Cora heeft met 24% bijna de helft minder onverharde wegen dan Antriol. Dit feit wordt weerspiegeld in de resultaten van stof depositie in Antriol en Tera Cora (zie resultaten).

Page 38: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

38

De auteurs vermoeden dat het aandeel onverharde wegen binnen de categorie onbekend vrij groot zal zijn. Hierdoor zullen de percentages onverharde wegen toenemen ten opzichte van de verharde wegen. Reden voor dit vermoeden komt voort uit het feit dat verharding van de wegen meestal achterloopt op de ontwikkeling/uitbreiding van de woonkernen.

Beleid verkeer en infrastructuur In het document Bestuursprogramma 2007-2011, wordt aandacht geschonken aan het wegennet. Men ziet de noodzaak verbeteringen aan te brengen in de infrastructuur van Bonaire. Dit zal ook ten goede komen tegen stofoverlast voor de omwonenden. Het vorige bestuurscollege heeft in de afgelopen vier jaar een aantal projecten uitgevoerd om de wegeninfrastructuur te verbeteren. Deze projecten zijn gefinancierd door het in 2004 opgerichte Stichting Wegenfonds, Reda Sosial en USONA. Het betrof onder andere de projecten voor renovatie van doorgaande wegen, het verbeteren (verharden) van wegen in woonwijken, reparaties aan het wegdek, het vervangen (en aanleg) duikers, en aanbrengen van hemelwaterriolering op diverse plaatsen. De onderhoudstoestand van bestaande verharde (hoofd)wegen is op dit moment zeer slecht. De meeste verharde wegen vertonen ernstige scheurvorming en verzakkingen. Dit is vooral te wijten aan achterstallig onderhoud in combinatie met de jaarlijkse regenval. Om de wegen weer in een redelijk tot goede staat te brengen, dienen volgens het document Bestuursprogramma 2007-2011 de volgende maatregelen te worden uitgevoerd: renovatie van de hoofdwegen, renovatie (en aanleggen) van riolering en waterberging gebieden voor afwatering van hemelwaterafvoer, het verharden van zandwegen in woonwijken om de stofoverlast en onbegaanbare wegen tijdens de regenperiode tegen te gaan, en maatregelen ter bevordering van de verkeersveiligheid. De dienst Ruimtelijke Ordening en Beheer (DROB) afdeling civiele werken meldt dat de USONA een initiatief in het kader van de armoedebestrijding overziet om (met steun van de EU) de onverharde wegen in Rincon en Antriol te verharden. De aanbesteding is bij schrijven van dit rapport van start gegaan.

Figuur 12 Dump truck op onverharde weg

Page 39: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

39

Stof producerende industrie Het CBS heeft gegevens in welke mate de bevolking van Bonaire last heeft van vervuilende industrie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen overlast van stof en overlast van luchtvervuiling (zie tabel 13 en 14). Wat opvalt is dat de bevolking op Bonaire aangeeft nauwelijks last te hebben van luchtvervuiling, maar wel degelijk last heeft van stof. Weliswaar in lagere percentages dan dit rapport aangeeft (zie resultaten sociaal onderzoek), maar er is een duidelijke trend zichtbaar. Antriol en Rincon springen eruit met een percentage van 23% resp. 31% respondenten dat aangeeft overlast te hebben van stof. Tabel 13 Overlast door luchtvervuiling (CBS 2009)

Overlast door luchtvervuiling (aantal mensen)

Overlast door luchtvervuiling (percentage %)

Wijk Totaal Geen last Wel last Geen last Wel last

Rincon 526 511 15 97 3

Nort Salinja 592 572 20 97 3

Antriol 986 949 37 96 4

Nikkiboko 677 651 26 96 4

Playa 435 425 10 98 2

Tera Cora 428 416 12 97 3 Tabel 14 Overlast door stof (CBS 2009)

Overlast door stof (aantal mensen)

Overlast door stof (percentage %)

Wijk Totaal Geen last Wel last Geen last Wel last

Rincon 526 365 161 69 31

Nort Salinja 592 499 93 84 16

Antriol 986 756 230 77 23

Nikkiboko 677 559 118 83 17

Playa 435 384 51 88 12

Tera Cora 428 355 73 83 17 Op Bonaire zijn twee soorten industrie betrokken bij stof overlast voor omwonenden: de stonecrushers en de asfaltfabriek. Voor zover het de auteurs bekend is, zijn op drie locaties stonecrushers actief: (1) achter de woonwijk Antriol aan de Kaya Esther, (2) achter de woonwijk Amboina bij ‘Aruba’, en (3) op ‘Santa Clara’ als onderdeel van de asfaltfabriek. Achter het vliegveld ligt nog een locatie waar in het verleden een stonecrusher actief is geweest; deze is op last van de bewoners van Belnem gesloten.

Page 40: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

40

Stonecrushers leveren grondstof voor bouwmaterialen. Aan de (noord)oostkust van Bonaire worden koraalstenen verzameld (geschraapt) langs de kustlijn en naar de stonecrushers getransporteerd. Hier worden de koraalstenen vermalen tot verschillende fracties van fijnheid, al naar gelang wat nodig is voor het eindproduct. Er vindt vermaling plaats tot kiezels voor tuindecoratie, tot pleisterzand, of tot grondstof voor cement / beton. Tevens kan diabaas worden vermalen zodat het als basis kan dienen voor wegen. Onderstaande foto’s laten duidelijk zien dat stonecrushers veel stof produceren (figuur 13 en 14).

Figure 13 Stonecrusher achter Amboina

Figuur 14 Stonecrusher achter Antriol

Page 41: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

41

Op de asfalt/beton fabriek bij ‘Santa Clara’ (figuur 15) worden de grondstoffen (gedeeltelijk aangeleverd door de stonecrushers) gemengd tot beton en/of asfalt. De overige grondstoffen komen voornamelijk uit Curaçao. De activiteiten en de locatie van de fabriek maken dat hier de overlast minder is. De locatie is aangewezen in het nieuwe bestemmingsplan (zie bijlage 3) als de locatie voor de zware industrie.

Figuur 15 Asfaltfabriek bij ‘Santa Clara’ Drie factoren dragen bij aan een grote mate van stofoverlast door de stonecrushers: • Ontbreken van maatregelen tegen stofoverlast

Het plaatsen van bijvoorbeeld stofkappen en schermen rondom het productieproces kan de mate van stofoverlast sterk terugdringen, net als het besproeien van het vermalen klip / diabaas. Er bestaat voor Bonaire nog geen wetgeving die maatregelen verplichten, maar wetgeving uit Curaçao gemakkelijk worden overgenomen (zie beleid en wetgeving).

• Locatie van de stonecrushers De stonecrushers achter Antriol en Amboina bevinden zich direct bovenwinds van woonwijken: door de constante (noord)oost passaat waait het fijne stof direct en ongehinderd de woonwijken in.

• Aanvoer van klip / diabaas over onverharde wegen Omdat het transport van de koraalstenen en diabaas naar de stonecrushers (gedeeltelijk) over onverharde wegen plaatsvindt, geeft dit extra stof overlast.

Beleid stof producerende industrie Nederlands milieubeleid De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geeft het boekje Bedrijven en milieuzonering uit. Het geeft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen (in Nederland) en biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau op elkaar af te stemmen. Het biedt een handreiking voor het plannen en toetsen van ruimtelijke ontwikkelingen. Vanaf maart 2009 is de geactualiseerde editie verkrijgbaar met aanpassingen aan de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), die is ingegaan per 1 juli 2008.

Page 42: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

42

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroten van de leefkwaliteit. Voor de hieraan ten grondslag liggende milieunormen is kenmerkend dat zij een ruimtelijke dimensie hebben. Het gaat om in afstanden uit te drukken aspecten als geluid, stank, stof, en gevaar. Met het toenemen van de afstand tot de bron neemt de belasting af. Gebruikelijk bij milieuzonering is om uit te gaan van alle belastende milieuaspecten, waarbij het milieuaspect met het grootste effect uiteindelijk maatgevend is (dus de afstand bepaalt). Bedrijven en milieuzonering onderscheid 6 milieucategorieën: van heel licht (milieucategorie 1) tot heel zwaar (milieucategorie 6). Per categorie geldt een bepaalde minimale richtafstand van de ruimtelijke scheiding (zie tabel 15). Tabel 15 Milieucategorieën volgens Bedrijven en milieuzonering Milieucategorie 1 2 3 4 5 6 Richtafstand (m) 0-10 30 50-100 200-300 500-1000 1500 Het milieubeleid in Nederland is primair gericht op het bestrijden van milieubelasting aan de bron. In woon- en leefgebieden zijn vooral bedrijven en verkeer belastende bronnen. Wanneer een bedrijf hinder veroorzaakt voor de omgeving zijn er verschillende maatregelen mogelijk om deze hinder te beperken. Allereerst zijn er (1) maatregelen aan de bron mogelijk, gericht op aanpassingen in de bedrijfsvoering. Als dit niet lukt, kan worden omgezien naar (2) maatregelen in de overdracht zoals het plaatsen van afschermende bebouwing rondom de bedrijfsinstallatie. Wanneer geen van deze maatregelen tot een bevredigende oplossing leidt, dan kan (3) sanering van bedrijven of de gevoelige functies soelaas bieden. Milieuzonering heeft uit milieuoogpunt een tweeslachtig karakter. Het is niet brongericht, maar werkt toch preventief omdat toekomstige milieuproblemen kunnen worden voorkomen. Één van de belangrijkste toepassing van het boekje Bedrijven en milieuzonering is het gebruik bij het opstellen van een bestemmingsplan met bedrijfsbestemmingen. Op 27 februari 2009 heeft het Bestuurscollege van eilandgebied Bonaire een voorbereidingsbesluit genomen (op grond van artikel 33) voor een Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Bonaire (ROB). Het ruimtelijk ontwikkelingsplan zal bestaan uit 3 onderdelen die op elkaar ingrijpen, namelijk een strategische milieubeoordeling, een bestemmingsplan voor het stedelijk gebied en een bestemmingsplan voor het buitengebied. Bijlage 3 geeft de plankaart van het voorbereidingsbesluit weer. De op de plankaart met zware bedrijvigheid aangewezen gronden zijn bestemd voor handhaving van thans gevestigde industriële bedrijvigheid en voor het ontwikkelen van terreinen ten behoeve van industriële activiteiten die ergens anders zijn gevestigd op het eiland. Onder de term zware bedrijvigheid worden bedrijven verstaan met grote hindercirkels, gedefinieerd als bedrijven die vallen onder de categorieën 4 en 5 op grond van de richtlijnen uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). In de publicatie Bedrijven en milieuzonering wordt steenbreken aangemerkt als bedrijvigheid met milieucategorie 5 en een richtafstand van 700 meter. Dit betekent dat wordt geadviseerd om bij de ruimtelijke inpassing van deze bedrijven tenminste op 700 meter afstand van milieugevoelige functies te blijven zoals woningen, scholen etc. (zie tabel 16):

Page 43: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

43

Tabel 16 winning van zand, grind, klei, zout e.d. volgens Bedrijven en milieuzonering

Omschrijving Afstanden (m Hinder verkeer

Richt afstand

Milieu categorie

geur Stof geluid gevaar (1 t/m 3) (grootste) (1 t/m 6) Steen-, grit- en krijtmalerijen (open lucht): - algemeen 10 100 200 10 2 200

4

- steenbreken 10 200 700 10 2 700 5 Zoutwinningbedrijven 50 10 100 30 2 100 3 Mergel- en overige delfstoffenwinningbedrijven 10 200 500 50 3 500

5

Aanbevelingen met betrekking tot stof producerende industrie op Bonaire kunnen worden gebaseerd op het Nederlandse milieubeleid. Maar om aanbevelingen voor stof producerende industrie mogelijk te maken is een wettelijk kader nodig waarbinnen maatregelen kunnen worden geëist. Voor Bonaire is daartoe een hinderverordening nodig zodat normen en maatregelen gehanteerd kunnen worden als voorschriften in hindervergunningen. De hinderverordening Bonaire (12 december 1994, No.3) is een algemene bepaling dat regels stelt ter voorkoming en beperking van gevaar, schade of hinder aan het milieu door milieubelastende activiteiten. De aanwijzing van (bedrijfsmatige) activiteiten en/of handelingen die het milieu kunnen belasten, worden vastgelegd in een uitvoeringsbesluit. Hierin worden ook de normen en maatregelen vastgelegd waaraan milieubelastende bedrijven en inrichtingen zich moeten houden. Aan de hand van deze bindende voorschriften kunnen hindervergunningen aan bedrijven en inrichtingen worden verleend. Milieubeleid Bonaire Het Natuurbeleidsplan Bonaire (1999) stelt dat de gevolgen van ongerichte winning van oppervlaktedelfstoffen (aarde, zand, diabaas, kalksteen), vergelijkbaar zijn met de gevolgen van overexploitatie door landbouw en veeteelt. Leefmilieus van soorten worden vernietigd en wind en water krijgen vrij spel met erosie als gevolg. Winning van zand in de buurt van koralen kan leiden tot fysieke schade aan het koraal, ondermijning van het rif en vertroebeling van het zeewater. De winning van delfstoffen zal daarom worden verboden op land binnen de op bijgaande kaart aangeduide natuurgebieden (zie figuur 10, zones Bonaire naar BNMP 1999), en op zee binnen een straal van 500 meter vanaf een koraalrif. Voor kleinschalige winning zal een meldingsplicht vooraf worden ingevoerd, op basis waarvan het bestuur het recht voorbehoud de winning op basis van natuur- en milieubescherming motieven te verbieden. Voor alle winningen geldt de verplichting na afloop de vegetatie te herstellen door heraanplant van inheemse bomen en struiken en watersystemen in de oorspronkelijk staat terug te brengen. Op dit moment verloopt zandwinning op Bonaire via vergunningen die zeer restrictief worden uitgegeven. Voor diabaas afgravingen zijn geen vergunningen nodig, het staat eigenaren van percelen vrij om het af te graven. Dit heeft tot een gatenkaas in het landschap geleidt (zie figuur 16).

Page 44: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

44

Figuur 16 Diabaaswinning

Wetgeving stof producerende industrie In de regelgeving die nodig is voor uitvoering van milieubeleid is de hindervergunning het belangrijkste beleidsinstrument om aantasting van het milieu door bedrijfsmatige activiteiten tegen te gaan. Hindervergunningen richten zich op alle gevaar, hinder of schade als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. Voordat een vergunning aan bedrijven wordt verstrekt moet in principe voldaan worden aan alle geldende milieuaspecten, met bijzondere aandacht voor de ontwikkelde normen. Om hindervergunningen te kunnen verlenen is een hinderverordening nodig. Dit is de juridische basis voor de vergunningverlening. Bonaire heeft een hinderverordening, maar heeft nog geen bedrijfsmatige activiteiten aangewezen waar de verordening voor geldt. Dit dient nog te gebeuren door een uitvoeringsbesluit. Wanneer er gekeken wordt naar categorieën van bedrijven die in aanmerking komen voor vergunningverlening, kan prioriteit worden gelegd bij bedrijven die relatief een zware milieubelasting veroorzaken door luchtvervuiling in de vorm van rook, stof of stank of door geluidhinder, vervuiling door lozing van afvalwater of door de productie van gevaarlijk afval (eindrapport Milieunormen 2007). Voor een asfaltcentrale op Curaçao is reeds een hindervergunning van kracht die stof productie moet tegen gaan (A.B. 1994 no. 40). Dit geldt voor zowel het productieproces als de opslag en het vervoer van de grondstoffen. De maatregelen die moeten worden uitgevoerd (bijlage 4) kunnen als leidraad dienen voor de stonecrushers op Bonaire.

Page 45: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

45

Bouwlocaties Een meer geïsoleerde (maar niet minder vervelende) bron van stofoverlast zijn de verscheidene bouwlocaties op Bonaire. Omdat bouwactiviteiten bij uitstek plaatsvinden in woongebieden, kan er al snel sprake zijn van overlast. Met name twee factoren zijn aan te wijzen voor het stofoverlast (zie ook figuur 17): - Het is gebruikelijk dat een nieuwe bouwlocatie wordt ontdaan van alle vegetatie. Hierbij

verdwijnt de bodembedekking en wordt de grond omgewoeld, zodat de wind er vat op kan krijgen.

- Voorraden pleisterzand en cementzand worden gewoonlijk onbeschermd op de bouwlocatie bewaard zodat de wind er gemakkelijk vat op krijgt.

Figuur 17 voorbeeld van een ‘foute’ bouwlocatie

Figuur 18 voorbeeld van een ‘goede’ bouwlocatie Figuur 18 geeft een voorbeeld van een goede bouwlocatie. Door het plaatsen van schermen rondom de bouwlocatie kan het meeste stofoverlast al voldoende worden teruggedrongen. Het afdekken van het pleister- en cementzand zal ook veel overlast schelen. Er bestaan geen bouwvoorschriften voor het terugdringen van stofoverlast. Het is aan de aannemer (of eigenaar) zelf of er maatregelen worden getroffen. Het betreft dan een maatregel uit beleefdheid tegenover de omwonenden.

Page 46: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

46

Sociaal stofonderzoek Het sociale aspect van het stofonderzoek heeft bestaan uit een enquête onder bewoners van verschillende wijken van Bonaire. Hieronder wordt eerst de opzet van het onderzoek beschreven, daarna volgen de resultaten en discussie over de resultaten.

Materialen en methoden Het sociale onderzoek heeft twee onderzoeksdoelen: 1. Meningen en bewustzijn van bewoners over stof inventariseren 2. Verschillen tussen woonplek en (mate van) stofoverlast identificeren Na verschillende soorten enquêtes (en interviews) te hebben uitgeprobeerd hebben we uiteindelijk besloten een korte enquête te maken met een aantal relatief simpele en kort te beantwoorden vragen. Dit hebben we gedaan om zoveel mogelijk mensen te bereiken, wat een grote verscheidenheid aan geënquêteerden tot gevolg had. Het was daarbij moeilijk om geheel neutrale vragen te stellen, we hebben bewust iets meer sturende vragen gebruikt vanwege de duidelijkheid. De enquête die we uiteindelijk gebruikt hebben bestaat uit twee delen. Het eerste deel is algemeen van aard en is bedoeld als inleiding en om een beeld te krijgen hoe mensen hun woonomgeving waarderen. Het tweede deel van de enquête richt zich specifiek op stof. Van de zes gestelde vragen waren er vier meerkeuze waar men met ja/nee/neutraal kon antwoorden. Dit zorgt ervoor dat de informatie zeer duidelijk weer te geven is. Verder is er ruimte overgelaten voor persoonlijke toevoegingen. Onderzoeksdoel 1

- Meningen en bewustzijn van bewoners over stof inventariseren Om het eerste onderzoeksdoel te bereiken moeten eerst de begrippen meningen en bewustzijn onderzocht worden. Voor elk van deze begrippen hebben we in de enquête dan ook een stel vragen bedacht. Bewustzijn Het Van Dale woordenboek zegt over bewustzijn: het beseffen en kennen van het bestaan van iets of van zichzelf. In dit geval is dus stof, of stofoverlast. De onderzoeksvraag hierbij is dan: In hoeverre hebben mensen besef van stof in hun woonomgeving? Om hier achter te komen zijn de volgende de vragen gesteld in de enquête:

• Heeft u last van stof? • Op wat voor manier heeft u er last van?

Page 47: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

47

Mening Wanneer we het over meningen hebben is er noodzakelijkerwijs al sprake van bewustzijn. We willen dan achterhalen, indien er sprake is van bewustzijn, hoe mensen over een bepaalde zaak denken. De onderzoeksvraag hierbij is dan: Hoe denken mensen over stof(overlast)? Om hier achter te komen zijn de volgende de vragen gesteld in de enquête:

• Waar komt het stof (overlast) vandaan? • Is het een probleem voor u? • Moet er iets aan gedaan worden? Zo ja, wat?

Onderzoeksdoel 2 - Verschillen tussen woonplek en (mate van) stofoverlast identificeren Voor het tweede onderzoeksdoel zijn twee vragen gesteld, namelijk waar de mensen wonen en of het een prettige plek is om te wonen. De verschillende enquêtes worden met elkaar vergeleken en aan de hand van de antwoorden op de verschillende vragen moet duidelijk worden in hoeverre woonplek en -situatie invloed hebben op het bewustzijn en de meningen van bewoners. De onderzoeksvraag hierbij is dan: In hoeverre heeft woonplek en –situatie invloed op het bewustzijn en de meningen van bewoners over stof?

Om hier achter te komen is de volgende de vraag gesteld in de enquête:

• Waar woont u? • Is het een prettige plek om te wonen?

Samenvattend zijn dus volgende vragen gesteld in de enquête:

• Waar woont u? • Is het een prettige plek om te wonen? • Heeft u last van stof? • Op wat voor manier heeft u er last van? • Waar komt het stof (overlast) vandaan? • Is het een probleem voor u? • Moet er iets aan gedaan worden? Zo ja, wat?

Page 48: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

48

Resultaten Het uiteindelijke enquêteren hebben we, om in korte tijd zoveel mogelijk mensen te bereiken, op twee manieren gedaan. Ten eerste hebben we geprobeerd zoveel mogelijk mensen te interviewen/enquêteren in de wijken waar we ons fysisch onderzoek hebben uitgevoerd (Antriol en Tera Cora), ten tweede hebben we een digitale versie met een korte uitleg verstuurd naar een aantal contact personen die het naar hun eigen netwerk door hebben gestuurd. Het resultaat hiervan is dat we een in plaats van de beoogde 30 enquêtes er maar liefst 53 hebben binnengekregen. Bijkomend effect van deze werkwijze is dat er vooral in drie wijken is geënquêteerd: Tera Cora, Antriol en Belnem (zie ook figuur 43). Een geheel goede spreiding over het eiland hebben we dus niet bereikt, toch zijn dit wel wijken die behoorlijk van elkaar verschillen op zowel geografisch als sociaaleconomisch gebied. In de gebruikte enquête hebben we (zoals al besproken) zes vragen gesteld. Enerzijds waren het meerkeuzevragen die gemakkelijk zijn te analyseren en presenteren. Anderzijds waren er ook open vragen, die lastiger te analyseren zijn. Toch werd als snel duidelijk dat er tussen veel van de antwoorden overeenkomsten te vinden zijn. Daarom hebben we ervoor gekozen om deze antwoorden in categorieën te verdelen. Hierbij is het wel noodzakelijk gebleken enigszins te generaliseren.

figuur 43 Woonplek geënquêteerden Zoals uitgelegd in het gedeelte materiaal en methode heeft de enquête twee onderzoeksdoelen. Het eerste onderzoeksdoel, Meningen en bewustzijn van bewoners over stof inventariseren, hebben we onderverdeeld in twee gedeeltes, namelijk bewustzijn en meningen. Bewustzijn • Heeft u last van stof? Uit de gehouden enquête blijkt dat 72% van de ondervraagden last heeft van stof. 17% geeft aan geen last te hebben van stof, 11% reageert neutraal (zie figuur 44).

19%

24%

23%

9%

6%

4%

4%

2% 2%7%

Woonplek geënquêteerden

Tera Kora

Antriol

Belnem

Republiek

Sabadeco

Nikiboko

Bara di Karta

Hato

Nort Salina

Anders

Page 49: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

49

figuur 44 Heeft u last van stof?

• Op wat voor manier heeft u er last van? Wanneer wordt gevraagd op welke manier stof voor overlast zorgt (zie figuur 45), staat voor bijna 87% van de ondervraagden huishoudelijke ergernissen bovenaan. Veel genoemde klachten in deze categorie zijn: − Constante stoflaag in huis, niet schoon te houden. − Horren en airco`s (apparaten met een filter) zitten constant verstopt. − Kleding zijn moeilijk schoon te krijgen, kunnen niet zomaar te drogen worden gehangen. Verontrustender is dat bijna 40% van de ondervraagden (die last hebben van stof) aangeven dat ze er lichamelijke klachten door krijgen. Vaak genoemde gezondheidsklachten zijn: - Luchtweg aandoeningen (astma, opgezette klieren) - Allerlei soorten allergieën - Irritaties aan de ogen - Voorhoofdsholte ontsteking Verder geeft 13% aan klachten te hebben met betrekking tot elektrische apparatuur, dat snel kapot gaat door stof. Het gaat dan vooral om: - Tv`s - Computers - Spelconsoles - Airco`s

Tenslotte valt 8% van de ondervraagden onder de categorie overig, hier vallen o.a. de mensen onder die wel hebben aangegeven dat ze last hebben van stof, maar geen specifieke overlast noemen.

72%

17%

11%

Heeft u last van stof?

Ja

Nee

Neutraal

Page 50: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

50

figuur 45 Type overlast Meningen • Waar komt het stof vandaan? Wanneer mensen wordt gevraagd naar hun mening over de oorsprong van het stof in hun omgeving, wordt al snel duidelijk dat de wegen (vooral de onverharde wegen) een grote bijdrage leveren. 76% van de ondervraagden noemt weg en verkeer als voornaamste stofbron. Binnen deze categorie worden ook de volgende factoren genoemd die volgens de bewoners een bijdrage leveren aan stofoverlast: - Drukke doorgaande wegen door woonwijken - Veel werkverkeer door woonwijken - Hoge verkeersnelheid - Trucks met niet afgedekte ladingen zand en puin

Door 29% van de ondervraagden worden bouwlocaties als een grote stofbron aangewezen. Mensen klagen vooral over hopen zand en ander stofgevoelig bouwmateriaal dat dagenlang (of zelfs wekenlang) niet afgedekt op locatie ligt. Aangezien dit vaak in woonwijken gebeurt, levert het voor omwonenden behoorlijk veel overlast op. Hetzelfde aantal mensen (29%) wijst het achterland aan als een grote stofbron: “Het (stof) komt met de wind mee”. Hiermee bedoelen de mensen vooral de mondi en de kunuku (resp. wildernis en landbouw grond). Het gaat hierbij om (natuurlijke) winderosie. Opvallend hierbij is wel dat mensen het als iets vanzelfsprekends lijken te beschouwen: ze zijn er vaak heel erg kort over en weten er niet veel over te vertellen. Wel zegt een aantal geënquêteerden de achterliggende oorzaak te zoeken bij overbegrazing door geiten en (in mindere mate) ezels.

86,8

39,5

13,2

7,9

0 20 40 60 80 100

Huishoudelijk

Gezondheid

Apparatuur

Anders

Percentage (%)

Type overlast

Page 51: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

51

Opvallend is dat stonecrushers slechts door 13% van de mensen als stofbron wordt genoemd. Dit komt wellicht doordat slechts een klein gedeelte van de geënquêteerden vlak naast of achter deze terreinen woont. Desalniettemin geven de mensen die daar wonen wel aan er zeer veel overlast van te ondervinden. Tenslotte valt 18% van de ondervraagden onder de categorie overig. Deze categorie bestaat uit nog een aantal andere stofbronnen waaronder: - Sahara stof - Tuinen van mensen (weinig tot geen begroeiing) - Verwaarloosde terreinen - Illegale afvalverbranding

Van deze vier bronnen worden vooral Sahara stof en ‘kale’ tuinen als grote boosdoeners gezien. Uit de interviews/enquêtes en gesprekken die we met mensen hebben gehad, blijkt dat het een lokaal gebruik is om de tuin geheel ‘schoon’ te houden. Met schoon wordt in dit geval bedoelt vrij van vegetatie.

figuur 46 Genoemde stofbronnen

76,3

28,9

28,9

13,2

18,4

0 20 40 60 80 100

Weg & Verkeer

Bouwlocaties

Achterland

Stonecrusher

Overig

Percentage (%)

Genoemde stof bronnen

Page 52: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

52

• Is het een probleem voor u? Bij de vraag of mensen stof als een probleem beschouwen, antwoordt een ruime meerderheid van 62% bevestigend. Van de ondervraagden geeft 21% aan stof niet als een probleem te beschouwen, 17% staat er neutraal tegenover (zie figuur 47).

figuur 47 Is het een probleem voor u? • Moet er iets aan gedaan worden? zo ja, wat? Tenslotte is er dan nog de vraag of er maatregelen genomen moeten worden, plus natuurlijk wat voor maatregelen. Wederom is een ruime meerderheid (72%) van de ondervraagden van mening dat er iets aan stofoverlast gedaan moet worden. 11% is van mening dat er niets aan gedaan moet (of kan) worden, 17% staat er neutraal tegenover (zie figuur 48).

Figuur48 Moet er iets aan gedaan worden?

62%21%

17%

Is het een probleem voor u?

Ja

Nee

Neutraal

72%

11%

17%

Moet er iets aan gedaan worden?

Ja

Nee

Neutraal

Page 53: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

53

Velen hebben ideeën over wat voor soort maatregelen getroffen dienen te worden. De antwoorden op deze laatste vraag waren zo uiteenlopend, dat ze gegroepeerd zijn in drie algemene categorieën (figuur 49). Maar liefst 63% van de ondervraagden noemt asfalteren als eerste oplossing. 45% van de ondervraagden noemt wetgeving en regulatie als noodzakelijk bij de oplossing van het probleem. Vooral wetgeving en regulatie met betrekking tot de volgende zaken: • Bouw/constructie

- Afdekken van stofgevoelige materialen - Het terrein niet helemaal clearen

• Vrachtvervoer van zand en andere bouwmaterialen - Afdekken van trucks - Verbod op routes door drukke woonwijken - Meer controle op snelheid (i.v.m. weg slijtage)

• Verwerkende industrieën zoals stonecrusher en asfaltfabriek - Niet in de buurt (bovenwinds) van woonwijken - Afschermen van stofproducerende activiteiten - Nathouden van voorraden (sproeien).

Onder overige maatregelen (50%) worden o.a. de volgende factoren genoemd: − Bedekt houden van de eigen tuin − Meer bomen en struikgewas langs de wegen − Educatie om het bewustzijn van mensen te verhogen

figuur 49 Genoemde maatregelen

63,2

44,7

50,0

0 20 40 60 80 100

Asfalteren

Wetgeving & Regulatie

Overig

Percentage (%)

Genoemde maatregelen

Page 54: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

54

Het tweede onderzoeksdoel heeft betrekking tot het identificeren van verschillen tussen woonplek en (mate van) stofoverlast. Zoals gezegd zijn vooral enquêtes binnengekomen uit de wijken Tera Cora, Antriol en Belnem. 18 van de in totaal 53 enquêtes kwamen uit andere wijken. Hiervan is de groep andere wijken gemaakt, als in niet behorende tot Tera Cora, Antriol of Belnem. Zo ontstaan 4 groepen: - Antriol - Tera Cora - Belnem - Andere wijken Wanneer de antwoorden van de enquêtes worden gesorteerd per woonwijk, valt op dat tussen de 4 groepen geen grote verschillen zijn in de mate van stofoverlast. Dit betekent dat, ondanks in het fysische onderzoek aangetoonde verschil in de mate van stofoverlast, dit niet tot uitdrukking komt in de enquête. De enige wijk die er lichtelijk bovenuitsteekt is Belnem waar momenteel veel gebouwd wordt. Het tweede onderzoeksdoel kan dus niet worden aangetoond door middel van de hier gebruikte enquêtes. Dit heeft te maken met (1) het beperkte aantal enquêtes en (2) de ongelijke (geografische) spreiding van de ondervraagden. Opsteker is dat, ondanks de stofoverlast en andere ongemakken, 94% van de ondervraagden aangeeft Bonaire te ervaren als een prettige woonplek (figuur 50).

Figuur 50 Is het een prettige plek om te wonen?

94%

2%4%

Is het een prettige plek om te wonen?

Ja

Nee

Neutraal

Page 55: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

55

Discussie Wil een enquête representatief zijn voor een gehele populatie, dan mag geen van de groepen binnen die populatie over- dan wel ondervertegenwoordigd zijn. Met andere woorden, er moet in het geval van onze enquête een evenredige spreiding zijn van respondenten over de verschillende wijken en gebieden van Bonaire. Aangezien dit niet het geval is en omdat 53 respondenten op een populatie van 15.000 mensen aan de magere kant is, kan onze enquête dan ook niet als representatief gezien worden voor de gehele bevolking van Bonaire. Wat verder nog mee speelt is dat niet al de respondenten binnen de wijken willekeurig gekozen zijn. Vooral degenen die bereikt zijn via email behoorden al tot een bepaalde sociale kring en kunnen daardoor dus niet gezien worden als willekeurig gekozen respondenten. Toch is de enquête erg nuttig geweest. Hoewel het slechts een kleine steekproef onder de bevolking betreft en slechts een moment opname van de situatie geeft, geven de resultaten van de enquête (1) een beeld van de stofproblematiek zoals die leeft onder de bevolking en (2) inzicht in de oorzaken (stofbronnen) van de stofoverlast volgens de bevolking. De enquête is dus vooral nuttig voor beeldvorming omtrent stofoverlast, maar het levert ook (subjectief) bewijs dat er een probleem is. In het volgende hoofdstuk (fysisch onderzoek) wordt nagegaan in hoeverre de stofbronnen werkelijk bijdragen aan de stof overlast.

Page 56: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

56

Fysisch stofonderzoek Het fysische stof onderzoek bestaat uit twee onderdelen, namelijk onderzoek naar stof emissie en onderzoek naar stof depositie. In het komende hoofdstuk worden ze daarom ook apart behandeld worden. Hieronder wordt eerst de opzet van beide onderzoeken beschreven (materialen en methoden), daarna volgen de resultaten en de interpretatie (discussie) ervan.

Materialen en methoden – emissie Het fysische onderzoek naar stof emissie heeft het volgende doel, onderverdeeld in twee onderzoeksvragen: Onderzoeksdoel

- Kwantificeren stof emissie per bron

Onderzoeksvragen - Wat zijn de belangrijkste stofbronnen op Bonaire? - Hoeveel stof leveren deze bronnen op?

Voor de emissie metingen zijn Modified Wilson And Cook Dust Catchers (MWAC) gebruikt (zie figuur 19). Hierbij dient vermeld te worden dat de gebruikte term emissie strikt gezien niet de correcte term is. Op korte afstand van de bron wordt namelijk het transport van stof door een bepaalde oppervlakte gemeten, en niet zozeer de absolute emissie van een bron. Het is mogelijk emissiewaarden te berekenen uitgaande van metingen van stoftransport zodra de stofbron dicht tegen de meetplaats ligt. Het hier gemeten stoftransport zal eerder een benadering van de emissie zijn, maar het geeft wel een goede indicatie. Het originele ontwerp voor de MWAC is van Wilson en Cook uit 1980. De stofvanger bestaat uit meerdere plastic flesjes (minimaal 4) met glazen in en uitlaat pijpjes. Deze flesjes zijn op verschillende hoogtes (meest tussen 0-1m) bevestigd aan een mast. Deze mast is draaibaar en voorzien van een klein zeil waardoor de inlaat van de flesjes altijd in de wind is gericht.

Figuur 19 Schema van een MWAC (Goossens en Offer 1999; Sterk en Raats 1996)

Page 57: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

57

Stof wordt in de flesjes gevangen door een verschil in luchtdruk dat ontstaat door het verschil in diameter van het inlaat pijpje en het flesje zelf. Lucht met daarin stof gaat dus via het inlaat pijpje het flesje in, waarna het stof neerslaat en de ‘schone’ lucht vervolgens via het uitlaat pijpje weer het flesje uitgaat (Goossens en Offer, 1999). Het resultaat is dat per tijdseenheid op een aantal hoogtes verschillende hoeveelheden stof wordt verzameld (uitgedrukt in massa). Deze massa`s worden bepaald door eerst de flesjes vol (dus inclusief stof) en daarna leeg te wegen. Door deze massa`s te relateren aan het oppervlak van het inlaat pijpje kan een massa flux worden verkregen (in kg/m2/s) op een bepaalde hoogte. Door hoogte tegenover massa flux uit te zetten en vervolgens een trendlijn te berekenen wordt een grafiek verkregen. Het totale stoftransport door een bepaalde oppervlakte kan vervolgens berekend worden middels een integraal functie. Het rode vlak onder de grafiek in figuur 20 is het resultaat van zo`n integraal, in dit geval van 0 tot 2 meter. Het verkregen stoftransport wordt in dit rapport uitgedrukt in kilogram per 2m2 per dag. Dit staat voor het stoftransport dat vanaf de grond tot aan manshoogte per dag plaatsvindt op bepaalde plekken op Bonaire dichtbij een stofbron. De transportwaarden zullen wat lager zijn dan de emissiewaarden, maar wel evenredig. Relatieve verschillen (in tijd of tussen locaties) gemeten met behulp van transport zullen in het algemeen gelijkaardig verlopen als verschillen in de emissie. Het algemeen beeld van de emissiekenmerken zal dus gelijklopend zijn als dat van de transportmetingen, al zijn de numerieke waarden (en de gebruikte eenheden) verschillend.

Figuur 20 Trendlijn door meetpunten verkregen via MWAC (rood is geïntegreerd gebied; 0-2m) Er zijn verschillende studies uitgevoerd naar de efficiëntie van de MWAC. De efficiëntie van de MWAC ligt dicht tegen de 100% voor uiteenlopende korrelgroottes en binnen een redelijk breed windsnelheidsinterval (Goossens en Offer, 1999). Er is daarom voor gekozen om de metingen niet te corrigeren met een efficiëntie factor. De resultaten zullen daarom enigszins afwijken van de werkelijkheid, maar toch zijn ze relatief gezien (en ten opzichte van elkaar) wel betrouwbaar.

Page 58: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

58

Figuur 21 Overzicht onderzoeksgebied (Google 2009) In totaal waren voor het onderzoek 13 MWAC`s tot beschikbaar. 8 daarvan zijn opgesteld op verschillende locaties achter Kralendijk, verdeeld over 2 (potentiële) emissie gebieden. Figuur 21 geeft een overzicht van het gehele onderzoeksgebied. Emissie metingen vonden plaats rondom de Seru Grandi en rondom Nieuw Amsterdam. Deze gebieden liggen bovenwinds van de woonwijken Antriol en Tera Cora, onze depositiegebieden (zie hoofdstuk depositie). De gebieden zijn zo gekozen om eventueel een link te kunnen leggen tussen emissie van verschillende bronnen in dat gebied en de depositie in de woonwijken. De emissie bronnen op Bonaire hebben we ingedeeld in twee categorieën, namelijk natuurlijke en menselijke (antropogene) bronnen. Binnen deze twee categorieën hebben we de bronnen vervolgens weer onderverdeeld in:

Natuurlijke bronnen (één MWAC per veld) - landbouw velden (Kunuku`s) die verschillen in:

- Bodemtype - Landgebruik - Bodembedekking

- Verwilderde stukken land (Mondi)

Antropogene bronnen - Stonecrusher (twee MWAC) - Onverharde wegen (maximaal 5 MWAC aan weerszijden van de weg)

Figuur 22 en 23 laten de uiteindelijke proefopstelling zien. Voor de wegen zijn zelfgemaakte MWAC’s gebruikt. Het enige verschil hierin zat dat ze niet draaibaar waren. Voor de volledige proefopstelling (in foto’s) zie bijlage 2.

Page 59: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

59

Emissie gebied achter Tera Cora (rondom Nieuw Amsterdam)

Figuur 22 Emissie Tera Cora

Emissie gebied achter Antriol (rondom Seru Grandi)

Figuur 23 Emissie Antriol

N.B. Metingen aan de onverharde weg voor ‘gewoon’ verkeer (nr.1) in het emissie gebied achter Antriol, zijn na twee weken gestaakt vanwege onvoldoende activiteit. Dit was te wijten aan te weinig verkeer en een beschutte ligging van de weg. Onverharde weg nr.2 is de Kaya Esther, die veel zwaar verkeer te verduren krijgt vanwege de stonecrusher en als doorvoerweg naar de vuilstortplaats.

Page 60: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

60

Concentratie per volume lucht De resultaten van de stofmetingen worden gegeven in een massa per oppervlakte per tijdseenheid. Door de resultaten weer te geven als een concentratie per volume lucht per tijdseenheid kunnen de resultaten (potentieel) worden vergeleken met de luchtkwaliteit normeringen die (gaan) gelden binnen de Europese Unie en de Nederlandse Antillen. Met de windsnelheid op de verschillende hoogtes van de flesjes van de MWAC kunnen de resultaten worden omgezet in een concentratie per volume lucht.

Ux = Ur (Zx / Zr)α (1)

De windsnelheden kunnen worden benaderd door middel van formule 1. In de formule is Ux

de gewenste windsnelheid (m/s) op hoogte Zx (in m). Ur en Zr zijn bekend en worden als referentie snelheid en hoogte gebruikt. De α in de formule is een empirisch afgeleide exponent die afhankelijk is van atmosferische omstandigheden. Voor relatief vlak en open terrein geldt α= 1/7

C = G/(S.t.U). 106 (2) Vervolgens wordt formule 2 gebruikt om de stofconcentraties uit te rekenen. Hier is C de concentratie (in μg/m³), G is de massa (kg) van het stof in een flesje op een bepaalde hoogte (Zx in formule 1), S de opening van het flesje (in m²), t de tijd (s) hoelang de MWAC heeft gestaan, en U de windsnelheid in m/s (Ux in formule 1). Tenslotte wordt het geheel vermenigvuldigd met een factor 106 om aan microgram te komen.

Page 61: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

61

Materialen en methoden – depositie Het fysische onderzoek naar stof depositie heeft het volgende doel, onderverdeeld in twee onderzoeksvragen: Onderzoeksdoel:

- Kwantificeren stof depositie in woonwijken

Onderzoeksvragen: - Hoeveel stof is er te vinden in woonwijken op Bonaire? - Wat zijn de hoofdoorzaken van deze stofdepositie?

De depositie metingen zijn uitgevoerd met een zogenaamde Marble Dust Collector (MDCO). Dit zijn plastic bakken met een deksel (filter) van knikkers (zie figuur 24), waardoor de MDCO ook wel knikkerbak wordt genoemd. Het gebruikte type MDCO heeft de volgende afmetingen: 52,5 x 31,5 x 10,0 cm. Het principe is dat het stof tussen de knikkers blijft zitten, waarna het met water de bak in gespoeld kan worden. Onderin deze bak zit een opening met kurk waardoor het stof inclusief water er gemakkelijk uit kan. Om stofdepositie te meten in woonwijken zijn 8 weken lang (van 24/3 t/m 19/5) in totaal 29 MDCO geplaatst bij mensen in de tuin, rekening houdend met: hoogte van plaatsing (>1m hoog), oriëntatie van de MDCO (parallel aan windrichting), en mate van beschutting (liefst onbeschut). Bijlage 2 laat een impressie zien van de uiteindelijke proefopzet.

Figuur 24 Marble Dust Collector (MDCO) De MDCO werden elke week geleegd, het stof werd verzameld in afsluitbare plastic emmers (zie figuur 25 en 26). Door het stof in deze emmers vervolgens een dag te laten bezinken was het mogelijk het meeste water af te gieten. Hierna werd met behulp van spuitflesjes het stof in ovenbestendige maatbekers over gegoten, deze werden daarna in een oven gedroogd. De massa van de aldus verkregen stofmonster werd bepaald door de maatbekers eerst vol en vervolgens leeg te wegen.

Page 62: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

62

Figuur 25 en 26 Legen van de MDCO Waar de MWAC een horizontale flux opleveren, leveren de MDCO een verticale flux (de depositie). In dit geval is deze flux de massa stof dat per week op het oppervlakte (0.17 m2) terecht komt. De efficiëntie van de bakken wordt gegeven door formule 3. In deze formule is E de efficiëntie, H de oriëntatie (t.o.v. de wind) van de bak in radialen. De coëfficiënten p, q en r zijn afhankelijk van korrelgrootte en windsnelheid (Sow et al. 2006).

E=p[cos(2H) + qcos(4H)] + r (3) De in totaal 29 MDCO zijn verdeeld over de woonwijken Antriol (14 stuks) en Tera Cora (15 stuks). Het doel bij het plaatsen van de bakken was om ze op 200 m van elkaar af te zetten, zodat er een verloop te zien zou zijn van stof depositie vanaf de emissiegebieden (zie hoofdstuk emissie). Doordat we afhankelijk geweest zijn van medewerking van bewoners, zijn de bakken in werkelijkheid meer kris kras door de wijken komen te staan (zie figuur 27 en 28). De opstelling is gedurende 5 weken ongewijzigd gelaten, daarna hebben zijn twee bakken weg gehaald om gebruikt te worden voor ‘achtergrond’ stof metingen, om te meten hoeveel stof er continue op het eiland Bonaire aanwezig is. Door deze resultaten te vergelijken met de resultaten van de knikkerbakken in de wijken, kan een beeld worden gevormd van de menselijke factor in de stofoverlast. Dit werd gedaan op de volgende locaties en data: - Vanaf 29/04/09 t/m 20/05/09 in het natuur park Washington- Slagbaai. Deze locatie

werd gekozen vanwege de geringe menselijke invloed op de omgeving. - Vanaf 5/05/09 t/m 19/05/09 in een kunuku ten oosten van het eiland. Hiermee werd een

MWAC vervangen die er daarvoor stond opgesteld.

Page 63: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

63

Figuur 27 Gerealiseerd depositiegebied Antriol

Figuur 28 Gerealiseerd depositiegebied Tera Cora

Page 64: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

64

Resultaten – emissie Gedurende het onderzoek merkten we dat de MWAC`s die waren opgesteld in de natuurlijke omgeving (kunuku en mondi) weinig (of eigenlijk geen bruikbaar) resultaat opleverden. Vijf weken lang plaatsing in het veld leverde geen meetbare hoeveelheden stof op. We hebben er daarom ook voor gekozen ze vroeger weg te halen dan het plan was. Voor een uitgebreide analyse hiervan wordt verwezen naar hoofdstuk discussie. De antropogene bronnen (onverharde wegen en stonecrusher) hebben wel degelijk resultaat opgeleverd. Dit betekent wel dat slechts drie meetlocaties zijn overgebleven, namelijk: - Onverharde weg bij Nieuw Amsterdam - Onverharde weg Kaya Esther (naast stonecrusher) - Stonecrusher achter Antriol In figuur 29, 30 en 31 zijn de resultaten van deze locaties weergegeven in staaf diagrammen. Op de X-as staan de verschillende MWAC, waarbij de verschillende kleuren staven verschillende periodes voorstellen. Deze periodes lopen vanaf het moment dat de flesjes in de MWAC zijn gehangen totdat ze vervangen of weggehaald werden. Op de Y-as staat het stoftransport in kilogrammen per dag tussen 0 en 2 meter, per meter breedte. Het gaat hier dus om een massa flux: massa per tijdseenheid per oppervlak. Er is hierbij geen rekening gehouden met efficiëntie, dit omdat de benodigde gegevens voor een correcte efficiëntie bepaling (vooral lokale windsnelheid en korrelgrootteverdeling) niet voorhanden waren. De cijferwaarden in de figuren zullen dus enigszins afwijken van de werkelijkheid, maar toch zijn ze relatief gezien (t.o.v. van elkaar) wel betrouwbaar.

Figuur 29 Stoftransport dirtroad Nieuw Amsterdam (MWAC – DNA 1 t/m 5)

0,350,30 0,28

0,00 0,00

0,58 0,58

1,03

0,47

0,25

0,100,14 0,14

0,29

0,07

0

0,1

0,2

0,3

0,4

0,5

0,6

0,7

0,8

0,9

1

1,1

DNA- 1 DNA- 2 DNA- 3 DNA- 4 DNA- 5

Stof Transport(kg/dag/2m2) Dirtroad Nieuw Amsterdam (DNA)

6-4 tm 16-4

16-4 tm 23-4

23-4 tm 9-5

Page 65: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

65

Figuur 30 Stoftransport dirtroad Kaya Esther (MWAC – KE 1 t/m 5)

Figuur 31 Stoftransport stonecrusher Antriol (MWAC – H en G)

0,360,30

0,54

0,00 0,00

0,60

0,86

1,011,06

0,62

0,380,41

0,570,51

0,24

0

0,1

0,2

0,3

0,4

0,5

0,6

0,7

0,8

0,9

1

1,1

1,2

KE- 1 KE- 2 KE- 3 KE- 4 KE- 5

Stof Transport(kg/dag/2m2) Dirtroad Kaya Esther (KE)

6-4 tm 16-4

16-4 tm 27-4

27-4 tm 9-5

0,33

0,630,63

1,61

0,80

1,20

0

0,1

0,2

0,3

0,4

0,5

0,6

0,7

0,8

0,9

1

1,1

1,2

1,3

1,4

1,5

1,6

1,7

H G

Stof Transport(kg/dag/2m2) Stonecrusher Antriol

30-3 tm 16-4

16-4 tm 23-4

23-4 tm 9-5

Page 66: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

66

Uit figuur 29 (stoftransport Nieuw Amsterdam) blijkt dat gemiddeld per meetperiode de volgende waarden zijn gemeten: • Periode 6-4 t/m 16/4 0.31 kg stof per dag • Periode 16-4 t/m 23-4 0.58 kg stof per dag • periode 23/4 t/m 9/5 0.15 kg stof per dag Uit figuur 30 (stoftransport Kaya Esther) blijkt dat gemiddeld per meetperiode de volgende waarden zijn gemeten: • periode 6-4 t/m 16-4 0.40 kg stof per dag • periode 16-4 t/m 27-4 0.83 kg stof per dag • periode 27-4 t/m 9-5 0.42 kg stof per dag Uit figuur 31 (stoftransport stonecrusher Antriol) blijkt dat gemiddeld per meetperiode de volgende waarden zijn gemeten: • periode 30-3 t/m 16-4 0.48 kg stof per dag • periode 16-4 t/m 23-4 1.12 kg stof per dag • periode 27-4 t/m 9-5 1.0 kg stof per dag

Concentratie per volume lucht Deze manier van resultaten presenteren is vooral nuttig wanneer het gaat om luchtkwaliteitsnormen. Er is echter één belangrijke beperking: de luchtkwaliteitsnormen worden gegeven in een concentratie per volume per dag, terwijl de meetresultaten alleen kunnen worden weergegeven in een concentratie per volume per meetreeks. Een meetreeks omvat meerdere dagen, de meetresultaten betreffen een gemiddelde concentratie per MWAC per meetreeks. Het is niet mogelijk om het meetresultaat te delen door het aantal dagen van de meetreeks omdat de variabiliteit van de stofconcentratie door de tijd heen niet te bepalen valt. Deze aanpak geeft dus slechts een indicatie over de gehele meetperiode. De gebruikte apparatuur voor de stofmetingen zijn niet bedoeld voor stofconcentratie metingen voor luchtkwaliteitsnormen, daarvoor wordt andere apparatuur gebruikt. In figuur 32, 33 en 34 staan de gemiddelde stofconcentratie van de total suspended particles TSP (in μg/m³) per MWAC per meetreeks weergegeven voor de drie meetlocaties (onverharde wegen Nieuw Amsterdam en Kaya Esther, stonecrusher Antriol). Per meetlocatie zijn meerdere MWAC gebruikt; maximaal vijf per onverharde weg en twee voor de stonecrusher. Op de X-as staan de verschillende MWAC die zijn gebruikt. De verschillende kleuren staven stellen drie afzonderlijke meetreeksen voor, de legenda vermeld over welke periode dit was. Voor de Nederlandse Antillen geldt een maximale concentratie van 150 (μg/m³) per dag voor TSP (zie hoofdstuk normering fijnstof).

Page 67: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

67

Figuur 32 Gemiddelde concentratie TSP (in μg/m³) per MWAC per meetreeks

Figuur 33 Gemiddelde concentratie TSP (in μg/m³) per MWAC per meetreeks

280

202221

494

439

527

323

175

103

149 147

266

51

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

500

550

600

DNA- 1 DNA- 2 DNA- 3 DNA- 4 DNA- 5

Concentratie (µg/m3)

Total Suspended Particles (TSP) Nieuw Amsterdam

6-4 tm 16-4

16-4 tm 23-4

23-4 tm 9-5

238 234

338

539

629

801

1.049

764

286 309

426457

213

0

100

200

300

400

500

600

700

800

900

1000

1100

1200

KE- 1 KE- 2 KE- 3 KE- 4 KE- 5

Concentratie (µg/m3)

Total Suspended Particles (TSP) Kaya Esther

6-4 tm 16-4

16-4 tm 27-4

27-4 tm 9-5

Page 68: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

68

Figuur 34 Gemiddelde concentratie TSP (in μg/m³) per MWAC per meetreeks Uit figuur 32 (TSP Nieuw Amsterdam) blijkt dat gemiddeld per meetperiode de volgende waarden zijn gemeten: • periode 30-3 t/m 16-4 234 μg TSP • periode 16-4 t/m 23-4 392 μg TSP • periode 27-4 t/m 9-5 143 μg TSP Uit figuur 33 (TSP Kaya Esther) blijkt dat gemiddeld per meetperiode de volgende waarden zijn gemeten: • periode 6-4 t/m 16-4 270 μg TSP • periode 16-4 t/m 27-4 757 μg TSP • periode 27-4 t/m 9-5 338 μg TSP Uit figuur 34 (TSP stonecrusher Antriol) blijkt dat gemiddeld per meetperiode de volgende waarden zijn gemeten: • periode 30-3 t/m 16-4 310 μg TSP • periode 16-4 t/m 23-4 1686 μg TSP • periode 27-4 t/m 9-5 689 μg TSP

185

434

887

2.485

549

828

0

250

500

750

1000

1250

1500

1750

2000

2250

2500

2750

H G

Concentratie (µg/m3)

Total Suspended Particles (TSP) Stonecrusher

30-3 tm 16-4

16-4 tm 23 -4

23-4 tm 9-5

Page 69: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

69

Uit bovenstaande resultaten blijkt dat als op Bonaire dezelfde immissie norm zou gelden als voor Curaçao, namelijk die van maximaal 150 μg/m³ per dag voor total suspended particles (TSP), kan worden aangenomen dat naast onverharde wegen en rondom de stonecrusher deze norm niet wordt gehaald. Gemeten wordt dat, afhankelijk van de verkeersdrukte en type voertuigen op de onverharde wegen, de norm met een factor 5 kan worden overschreden. Afhankelijk van de mate van productie van de stonecrusher, kan de norm met een factor 11 worden overschreden. In tabel 17, 18 en 19 staan de gemiddelde stofconcentratie (in μg/m³) per MWAC per meetreeks weergegeven voor fracties kleiner dan 10 μm en 2,5 μm (PM10 en PM2.5). De fracties PM10 en PM2.5 zijn gebaseerd op resultaten van een korrelgrootte analyse van grondmonsters die zijn genomen van het bron materiaal. Omdat de fracties gebaseerd zijn op het bronmateriaal in plaats van het daadwerkelijk opgevangen materiaal, zullen de waardes in tabel 14 t/m 16 minimum waardes voorstellen. Dit komt omdat winderosie een selectief proces is waarbij vaak meer fijne deeltjes worden gesuspendeerd. Hierdoor is het aannemelijk dat het opgevangen materiaal percentueel meer fijne deeltjes zal bevatten dan het bronmateriaal. Uit tabel 17, 18 en 19 blijkt dat de gemiddelde fijn stofconcentratie (in μg/m³) per MWAC per meetreeks voor zowel de onverharde wegen als voor de stonecrusher niet zo hoog zijn dat de voorgestelde immissie normen ruim worden overschreden (jaargemiddelde PM10 <50 μg/m³ en PM2.5 <35 μg/m³). Men moet hierbij wel rekening houden dat (1) het gemeten stoftransport niet de werkelijke emissie voorstelt van een stofbron en dat (2) de fijn stof fracties minimum waarden zijn. Met deze gegevens in het achterhoofd is het waarschijnlijk dat de voorgestelde immissie normen voor fracties PM10 en PM2.5 wél ruim worden overschreden in de buurt van de stonecrusher en naast onverharde wegen.

Page 70: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

70

Tabel 17 Stofconcentratie (in μg/m³) per MWAC per meetreeks in fracties PM10 en PM2.5

MWAC 6-4 tm 16-4 16-4 tm 23-4 23-4 tm 9-5 PM10 PM2.5 PM10 PM2.5 PM10 PM2.5 DNA- 1 10.2 2.6 18.0 4.6 3.8 1.0 DNA- 2 7.4 1.9 16.0 4.1 5.4 1.4 DNA- 3 8.1 2.0 19.2 4.9 5.3 1.4 DNA- 4 - - 11.8 3.0 9.7 2.5 DNA- 5 - - 6.4 1.6 1.8 0.5 Gem. 8.6 2.2 14.3 3.6 5.2 1.4 Tabel 18 Stofconcentratie (in μg/m³) per MWAC per meetreeks in fracties PM10 en PM2.5

MWAC 6-4 tm 16-4 16-4 tm 27-4 27-4 tm 9-5 PM10 PM2.5 PM10 PM2.5 PM10 PM2.5 KE- 1 15.0 5.0 34.0 11.4 18.1 6.1 KE- 2 14.8 5.0 39.7 13.3 19.5 6.5 KE- 3 21.3 7.2 50.5 17.0 26.9 9.0 KE- 4 - - 66.2 22.2 28.8 9.7 KE- 5 - - 48.2 16.2 13.4 4.5 Gem. 17.0 5.7 47.8 16.0 21.3 7.2 Tabel 19 Stofconcentratie (in μg/m³) per MWAC per meetreeks in fracties PM10 en PM2.5

MWAC 30-3 tm 16-4 16-4 tm 23 -4 23-4 tm 9-5 PM10 PM2.5 PM10 PM2.5 PM10 PM2.5 H 11.7 4.8 56.2 22.9 34.8 14.1 G 27.5 11.2 57.6 64.1 52.5 21.4 Gem. 19.6 8.0 59.9 43.5 43.7 17.8

Page 71: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

71

Resultaten – depositie Tijdens het verblijf op Bonaire is het is mogelijk geweest om 8 weken lang (van 24/3 t/m 19/5) depositie te meten, wat 8 depositie reeksen heeft opgeleverd. In Antriol gebeurde dit met 14 knikkerbakken, in Tera Cora met 15 knikkerbakken. Later werden nog 2 knikkerbakken gebruikt voor baseline metingen om te bepalen in welke mate er voortdurend stof zit in de lucht boven Bonaire. De resultaten van stof depositie worden gegeven in massa per oppervlakte per tijdseenheid, in dit geval g/m2/week. Figuur 35 geeft de gemiddelde stofdepositie per week weer voor de wijk Antriol. Dit is dus de gemiddelde stofdepositie per week van de 14 knikkerbakken. Hetzelfde is gedaan voor de wijk Tera Cora (15 knikkerbakken) in figuur 36. In figuren 37 en 38 zijn de resultaten weergegeven van de verschillende MDCO per wijk door de weken heen, voor resp. Antriol en Tera Cora. In de vier figuren zijn ook de twee baselines weergegeven, dit zijn de lijnen kunuku en Slagbaai. De baseline is niet gedurende de gehele 8 weken gemeten; het zijn twee enkele metingen genomen over een aantal weken. Het geeft een groot verschil aan tussen natuurlijke stof depositie en stof depositie beïnvloed door menselijke activiteiten (zoals verkeer, constructie etc.). Gemiddeld leverden de MDCO kunuku en slagbaai een stof depositie van 2.8 g/m2/week op. De gemiddelde stof depositie over de gehele meetperiode voor beide woonwijken komt neer op 40.4 g/m2/week. Hieruit kan worden opgemaakt dat binnen de woonwijken gemiddeld met een factor 15 meer stofdepositie plaatsvindt. De hier weergegeven resultaten zijn gecorrigeerd met efficiëntie factor van 0.15. In andere woorden, de MDCO heeft een dusdanige efficiëntie dat het 15% van het stof vangt dat op een bepaald tijdstip aanwezig is in de lucht. Het cijfer 0.15 is behoorlijk betrouwbaar: zodra de gemiddelde windsnelheid ter hoogte van de bovenkant van de MDCO in de orde van 2 tot 3 m/s ligt (en dat zal voor de meeste knikkerbakken zeker het geval zijn), dan ligt de efficiëntie van de MDCO (voor een gemiddelde oriëntatie ten opzichte van de windrichting) dicht bij 0.15 (pers. communicatie Dr. Dirk Goossens). Zie hiervoor ook fig. 5 in Sow et al. (2006). De gemiddelde stof depositie per week in Antriol over de gehele meetperiode bedroeg 58.4 g/m2. De minste stof depositie werd gemeten in week 2 (35.4 g/m2), het meest in week 5 (87.2 g/m2). De gemiddelde stof depositie per week in Tera Cora over de gehele meetperiode bedroeg 22.4 g/m2. De minste stofdepositie werd gemeten in week 2 (16.1 g/m2), het meest in week 4 (30.9 g/m2). Gemiddeld vond over de gehele meetperiode in Antriol 2.65 meer stofdepositie plaats dan in Tera Cora. Het verschil in stofdepositie tussen Antriol en Tera Cora kan worden verklaard door (1) de verschillende percentages onverharde wegen in beide wijken (48% Antriol tegenover 24% Tera Cora), door (2) het verschil in verkeersdrukte in beide wijken (drukker in Antriol), en (3) doordat bovenwinds van Antriol een stonecrusher ligt. Ook het verschil van opzet van de wijk (Antriol is krapper) heeft een grote invloed op de stofontwikkeling in beide wijken (zie ook Discussie). Het verloop van de stof depositie door de weken heen is opmerkelijk. De stijgende lijn die te zien is wordt veroorzaakt door aanhoudende droogheid. Dit gaat door tot week 5 waarna het weer gaat regenen. Zoals te zien is in figuren 37 en 38 zijn er ook zeer veel lokale verschillen: het maximum is te vinden in week 5 op plaats A11 met 211.5 g/m2, het minimum is in week 6 (na regen) op plaats T10 met 1.28 g/m2.

Page 72: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

72

Figuur 35 Gemiddelde stof depositie per week in Antriol

Figuur 36 Gemiddelde stof depositie per week in Tera Cora

40,2335,38

50,07

62,95

87,17

54,62

71,1165,82

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

week 1 week 2 week 3 week 4 week 5 week 6 Week 7 Week 8

massa (g/m2/week)

Gemiddelde AntriolKnikkerbakken wijk

kunuku

slagbaai

19,38

16,14

21,48

30,92

27,96

19,35

25,87

18,23

0

5

10

15

20

25

30

35

week 1 week 2 week 3 week 4 week 5 week 6 Week 7 Week 8

Massa (g/m2/week)

Gemiddelde Tera Cora

Knikkerbakken wijk

Kunuku

Slagbaai

Page 73: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

73

Figuur 37 Stof depositie per MDCO per week in Antriol

Figuur 38 Stof depositie per MDCO per week in Tera Cora

0

15

30

45

60

75

90

105

120

135

150

165

180

195

210

A1 A2 A3 A4 A5 A6 A8 A9 A10 A11 A12 A13 A14 A15

Massa (g/m2/week) Stof depositie Antriol week 1

week 2

week 3

week 4

week 5

week 6

Week 7

Week 8

Kunuku

Slagbaai

05

101520253035404550556065707580859095

100105

T1 T2 T3 T4 T5 T6 T7 T8 T9 T10 T11 T12 T13 T14 T15

Massa (g/m2/week) Stof depositie Tera Cora Week 1

Week 2

Week 3

Week 4

Week 5

Week 6

Week 7

Week 8

Kunuku

Slagbaai

Page 74: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

74

Discussie Kwantificeren van winderosie In de periode dat de metingen hebben plaatsgevonden hebben we geen natuurlijke winderosie gemeten (en ook niet waargenomen). Aangezien de knikkerbakken wel een lage achtergrond stof depositie hebben gemeten is het ook aannemelijk dat er natuurlijke winderosie heeft plaatsgevonden. Maar dit werd waarschijnlijk dermate verdund door de wind dat de apparatuur het niet kon meten. Bovendien hebben de MWAC actieve emissie bronnen nodig om te werken, en daar heeft het tijdens de meetperiode aan ontbroken. Dit heeft volgens ons de volgende redenen: − Weersomstandigheden

Figuur 39 Neerslag januari – mei (MDNA&A 2009)

Figuur 40 Winsnelheid januari – mei (MDNA&A 2009)

40,0

110,8

12,03,7

9,9

44,4

18,313,2 13,2 14,8

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

110

120

jan feb maart april mei

neerslag (mm) Neerslag januari - mei 2009gem. 1971-2000

11,111,8 12,0

13,0

14,6

6,4 6,7 6,8 7,0 7,3

0

2

4

6

8

10

12

14

16

januari februari maart april mei

Windsnelheid (m/s) Windsnelheid januari-mei 2009gem. 1971-2000

Page 75: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

75

De meetperiode vond plaats in de droogste periode van het jaar, de maanden maart t/m april. Het idee hierachter was dat als winderosie plaats zou vinden, het in deze periode maximaal zou zijn. Het was dit jaar alleen in de maand februari veel natter dan gemiddeld. Dit jaar viel er 110,8 mm neerslag op Bonaire in februari, terwijl 18,3 mm het gemiddelde is (figuur 39). Het vermoeden is dat hierdoor de bodem veel vochtiger bleef tijdens de meetperiode en de mate van stuifbaarheid afnam. De kracht van de wind tijdens de meetperiode was groot (figuur 40): gemiddeld werden haast dubbele windsnelheden (uit noordoostelijke richting) gemeten. Het ontbreken van winderosie op Bonaire heeft dan ook niet aan de windsnelheid gelegen. − Bodembedekking Door de hogere vochtigheid dan gemiddeld bleef de bodembedekking hoger dan gewoonlijk het geval is tijdens de droge periode. Bij een bodembedekking boven 70% wordt over het algemeen geen erosie verwacht, tussen 40 en 70% is er een kleine kans op erosie en beneden de 40% neemt het risico exponentieel toe (pers. communicatie Dr. Ir Michel Riksen). Observaties aan de meetlocaties toonden aan dat de bodembedekking in veel gevallen >50% bedroeg. − Slempkorst De bodems hebben een hoog gehalte aan (met name) silt en klei, waardoor na regenval (en vooral bij plasvorming) de bodem opdroogt met een slempkorst. Als een grond verslempt is er sprake van te weinig binding tussen de bodemdeeltjes. Door de inslag van regendruppels treedt schifting op, waarbij de fijnere klei- en siltdeeltjes de poriën in de bodem verstoppen. Zo ontstaat een papperig slemplaagje dat na drogen een slempkorst vormt (zie figuur 41). Vooral lichte kleigronden en lössgronden zijn gevoelig voor slemp.

Figuur 41 Slempkorst die na opdroging gescheurd is geraakt

Page 76: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

76

Link tussen stof emissie en –depositie Één van de oorspronkelijke doelstellingen van het onderzoek was het aantonen van een link tussen stofemissie en – depositie. De hypothese was dat door winderosie, veroorzaakt door landdegradatie, stof vanuit de Kunuku en de Mondi de woonwijken in wordt geblazen. Op basis van deze hypothese zijn twee potentiële emissie gebieden gekozen bovenwinds van de woonwijken Antriol en Tera Cora en is getracht om langs een transect een depositie gradiënt vast te stellen van de stofemissie. Daartoe zijn de MDCO (grofweg) langs lijnen parallel aan de windrichting verdeeld over de woonwijken. De opzet van het onderzoek is dus voor een groot gedeelte bepaald door deze hypothese. Maar zodra het duidelijk werd dat de hypothese niet kon worden aangetoond, betekende dit ook dat een eventuele link tussen stof emissie en stof depositie moeilijk is te leggen. Stof depositie in de woonwijken wordt vooral veroorzaakt door verkeer over de onverharde wegen binnen de woonwijken zelf, en door de stonecrusher (in Antriol) door zijn ongunstige ligging. De focus van het onderzoek is daarom verschoven van natuurlijke stofemissie naar antropogene stofemissie. De opzet van het onderzoek is wel grotendeels gelijk gebleven, maar de onverharde wegen en de stonecrusher zijn intensiever gemeten. Verschil in stofdepositie Antriol en Tera Cora Het verschil in de hoeveelheid stofdepositie tussen Antriol en Tera Cora is opvallend, in Antriol vindt gemiddeld per week 2.65 keer meer stof depositie plaats dan in Tera Cora. Waarschijnlijk spelen de volgende factoren een rol: − Percentage onverharde wegen In Antriol zijn 48% van de wegen onverhard, in Tera Cora geldt dit voor 24% van de wegen. Het lijkt niet toevallig dat een verdubbeling van het percentage onverharde wegen tot (meer dan) een verdubbeling leidt van de hoeveelheid stof depositie per week. De onverharde wegen op Bonaire zijn stofproducent nummer 1, vooral omdat er (qua oppervlakte) zoveel zijn. Opgemerkt moet wel worden dat de genoemde percentages betrekking hebben tot de verhouding verharde/onverharde wegen binnen wijken; hoe de totale oppervlakte onverharde wegen zich verhoudt met de oppervlakte van de wijken is niet bekend omdat de oppervlakte van de wijken niet bekend is. − Verkeersdrukte Antriol is een echte volkswijk die wordt gekenmerkt door een hoge economische activiteit. Er wordt gewoond en gewerkt, zowel in de secundaire sector (industrie) als in de tertiaire sector (commerciële dienstverlening). Deze nijverheid gaat gepaard met veel transport (van goederen en mensen) over de weg. Antriol wordt bovendien doorsneden door dé doorgaande weg voor het eiland, de Kaya Corona. Hierdoor krijgt Antriol niet alleen te maken met bestemmingsverkeer maar ook met doorgaand verkeer. Als vervolgens rekening wordt gehouden met het feit dat in Antriol ook nog eens zo’n 4000 mensen wonen terwijl het een behoorlijk krap opgezette wijk is, dan is het niet moeilijk voor te stellen dat de verkeersdrukte hoog zal zijn. Tera Cora is vrijwel het tegenovergestelde van Antriol: het is bij uitstek een woonwijk dat met name bestemmingsverkeer kent. Economische activiteit in de wijk is laag waardoor bedrijfsverkeer ook laag is. Verder is de wijk ruim opgezet en het inwonertal laag (zo’n 1600 mensen). Het straatbeeld in Tera Cora is hierdoor dus veel rustiger, terwijl het in Antriol gonst van de activiteit.

Page 77: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

77

− Stof productie bovenwinds van de woonwijken Hoewel stof depositie in de woonwijken vooral het gevolg is van stof emissie binnen de woonwijken zelf, zal stof emissie bovenwinds van de woonwijken ongetwijfeld van invloed zijn op de hoeveelheid depositie in de woonwijken. Vooral de stonecrusher bovenwinds van Antriol zal een behoorlijke invloed hebben op de hoeveelheid stof depositie in Antriol. Bovendien bevindt zich in de Kunuku achter Antriol nog (relatief) veel bewoning en agrarische activiteit plaats, dit in tegenstelling tot de kunuku achter Tera Cora. Resultaten andere studies Om de resultaten van stof emissie en stof depositie op Bonaire in perspectief te plaatsen wordt kort ingegaan op resultaten die zijn behaald met de meetapparatuur in andere gebieden in de wereld. Onderstaande gegevens zijn gebaseerd op een email van Dr. Dirk Goossens. Voor de MWAC zijn gegevens beschikbaar voor een proefveld in Duitsland. Er zijn daar 2 perioden met winderosie opgemeten (in 1999 en 2000). Voor de eerste periode vingen de flesjes gemiddeld 0.13 gram op, voor de tweede periode 0.04 gram. Alle meetperioden duurden 7 dagen. Op Bonaire wordt een gemiddelde waarde van 0.07, 0.16 en 0.08 gram gemeten, wat dus gelijklopend is met de Duitse gegevens. Je kunt dus zeggen dat tijdens de perioden waarin gemeten is, de omstandigheden (wat stoftransport betreft) vergelijkbaar zijn met een periode waarin minstens één winderosie-event plaatsheeft in een winderosiegevoelig gebied in Noordwest-Europa. Voor de MDCO zijn gegevens beschikbaar uit Duitsland, Niger en Israel. Voor Duitsland is een goed jaargemiddelde 0.14 g/m2/dag. Voor Israel is een goed jaargemiddelde 0.56 g/m2/dag. Voor Niger is slechts gedurende enkele (heel) korte perioden gemeten. Dat was in het tussenseizoen, wanneer het niet echt stofrijk maar ook niet het echt stofarm is. De gemiddelde waarde was daar 0.41 g/m2/dag. Let wel, al die waarden zijn de ruwe basiswaarden, dus niet gecorrigeerd voor de efficiëntie van de knikkerbakken. Er zijn in de literatuur nog meer gegevens gepubliceerd over stofneerslag gemeten met knikkerbakken, maar de vorm en grootte van die bakken wijkt sterk af van het type bak dat op Bonaire is gebruikt en de gegevens zijn dus niet vergelijkbaar. Figuur 42 laat de niet-gecorrigeerde stofdepositie voor Antriol en Tera Cora zien (de wekelijkse depositie is omgerekend naar een dagelijkse). Dit bevestigt dat stofdepositie in Antriol ook t.o.v. de resultaten uit andere gebieden zeer hoog is. het niveau van Tera Cora lijkt meer aanvaardbaar; het is in dezelfde orde van grootte als de andere waarden. Opgemerkt moet worden dat (op Antriol na) de resultaten voor stofemissie en –depositie op Bonaire weliswaar vergelijkbaar zijn met andere studies, maar er een belangrijk onderscheid is. De resultaten uit de andere studies hebben betrekking tot gebieden met actieve winderosie, dus onder natuurlijke omstandigheden met de wind als drijvende kracht. De resultaten voor Bonaire hebben betrekking tot stofemissie en depositie onder antropogene omstandigheden, met verkeer en industrie als drijvende kracht.

Page 78: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

78

Figuur 42 Dagelijkse (niet-gecorrigeerde) stofdepositie Antriol & Tera Cora

0,860,76

1,07

1,35

1,87

1,17

1,521,41

0,42 0,35 0,46

0,660,56

0,390,48

0,34

0,0

0,2

0,4

0,6

0,8

1,0

1,2

1,4

1,6

1,8

2,0

week 1 week 2 week 3 week 4 week 5 week 6 week 7 week 8

Massa (g/m2/dag) Dagelijkse stofdepositie Antriol & Tera Cora (ongecorrigeerd)

Antriol

Tera Cora

Duitsland

Israel

Niger

Baseline

Page 79: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

79

Conclusie Het type stof dat op Bonaire overlast veroorzaakt, is het zogenaamde bodemstof (of mineraalstof). Dit stoftype bestaat tot ongeveer 5 procent uit fijn stof, dat luchtvervuilend en schadelijk is voor de gezondheid van mens en ecosystemen. Wetgeving en beleid op het gebied van dit fijne stof zijn op Bonaire nog niet ver ontwikkeld, zeker niet in vergelijking tot de Verenigde Staten en Europa. De normen die daar gelden zijn ook niet zonder meer toepasbaar op Bonaire. Dat komt doordat de luchtkwaliteit op Bonaire, ondanks de stofoverlast, over het algemeen goed is. Het rapport Milieunormen Nederlandse Antillen (2007), dat een voorstel doet voor de normering van de luchtkwaliteit op Bonaire, houdt hier rekening mee. De immissie- en emissienormen in dit rapport dienen enkel als leidraad; het initiatief voor de daadwerkelijke normering ligt bij de gezaghebber en het bestuurscollege van Bonaire. Aan de basis van de stofproblematiek op Bonaire staan menselijke activiteiten. De stofoverlast wordt deels veroorzaakt door geiten en schapen, die door overbeweiding landdegradatie en winderosie teweegbrengen, maar de grootste veroorzakers zijn intensief verkeer over onverharde wegen en de stofproducerende industrie – zoals stonecrushing. In dit rapport is onderzocht in welke mate de bovenstaande factoren bijdragen aan de stofproblematiek, en welke aanbevelingen leiden tot oplossingen van stofoverlast. Daartoe zijn van maart t/m april 2009 stofemissie en –depositiemetingen uitgevoerd. Stofemissiemetingen vonden plaats langs onverharde wegen, bij de stonecrusher achter Antriol, en op kunuku’s en Mondi. Stofdepositiemetingen vonden plaats in de woonwijken Antriol en Tera Cora. Ook zijn enquêtes gehouden onder de bewoners van Bonaire om hun visie op de stofoverlast te peilen. Samen vormen de resultaten een compleet beeld van de stofproblematiek op Bonaire. Tijdens de meetperiode bleek het onmogelijk om winderosiemetingen uit te voeren. De maand februari 2009 was namelijk veel natter dan gemiddeld: 110,8 mm neerslag versus het gemiddelde van 18,3 mm. Hierdoor bleef de bodem vochtiger dan gewoonlijk en was de graad van bodembedekking hoger: dit heeft actieve winderosie verhinderd. Wel zijn stofemissiemetingen uitgevoerd in de buurt van de stonecrusher en onverharde wegen. De resultaten zijn omgerekend naar een concentratie total suspended particles (TSP). Hieruit blijkt dat als voor Bonaire dezelfde immissienorm zou gelden als voor Curaçao (daggemiddelde < 150 µg/m3), deze norm niet wordt gehaald. Vlakbij onverharde wegen wordt de norm soms zelfs met een factor 5 overschreden, in de buurt van de stonecrusher met een factor 11. Gelet op de fractie fijn stof en de totale emissie van TSP op Bonaire, is het aannemelijk dat de normen voor de fracties PM10 en PM2.5 ruim worden overschreden. Tel hierbij de aanvoer van Saharastof naar het Caribische gebied op, en Bonaire blijkt woonwijken met een gezondheidsrisico te hebben. Stofdepositiemetingen hebben acht depositiereeksen opgeleverd. Over de gehele meetperiode vond in Antriol met een factor 2.65 meer stofdepositie plaats dan in Tera Cora. Resultaten uit andere studies bevestigen het beeld dat stofdepositie in Antriol zeer hoog is. Het is aan te raden om naar het gemiddelde niveau van Tera Cora toe te werken, dat meer aanvaardbaar is. Zodra de stofdepositie in de woonwijken wordt vergeleken met twee baselinemetingen, dan blijkt dat binnen de woonwijken met een factor 15 meer

Page 80: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

80

stofdepositie plaatsvindt dan daarbuiten. Dit toont aan dat stofoverlast op Bonaire het gevolg is van menselijke activiteiten. Het betekent ook dat de stofoverlast in theorie goed te reguleren is. 72 procent van de ondervraagden geeft aan last te hebben van stof. Hieruit blijkt dat de mensen op Bonaire zich bewust zijn van stof in hun woonomgeving. Dat vervolgens een ruime meerderheid stof ook echt als een probleem ziet en vindt dat er iets aan gedaan moet worden, toont aan dat de stofoverlast zeer serieus genomen dient te worden. Een verontrustend hoog percentage van bijna 40 procent van de ondervraagden, geeft aan gezondheidsklachten te ondervinden door stof in hun woonomgeving. De klachten die mensen noemen lopen uiteen van oogirritaties en allergieën tot verschillende soorten luchtwegaandoeningen. Deze genoemde klachten komen overeen met klachten die worden geassocieerd met (langdurige) blootstelling aan fijn stof en kunnen op de lange termijn vroegtijdige sterfte tot gevolg hebben. Uit de metingen en enquêtes blijkt dat maatregelen gericht op het terugdringen van stofoverlast zeer gewenst zijn. Veel mensen achten de maatregelen ook nodig: maar liefst 72 procent van de ondervraagden vindt dat er iets moet worden gedaan aan stofoverlast. Een goede start in de bestrijding van stofoverlast, is het asfalteren van onverharde wegen. Zeker gezien de toenemende verkeersdrukte van de afgelopen jaren. Behalve meer asfalt is het ook belangrijk om werkverkeer te reguleren. Het zijn vooral de grote trucks die stofoverlast veroorzaken. Bij deze regulatie kan worden gedacht aan de volgende zaken: doorgaand werkverkeer verbieden binnen woonwijken, verplichte afdekking van stofvormende ladingen en strenge controle op snelheid van werkverkeer. Een ander belangrijk punt dat naar voren is gekomen: hoe kan men op Bonaire het best omgaan met de stofoverlast van industrieën zoals stonecrushing? Met het oog op het aankomende bestemmingsplan is het de meest gunstige oplossing voor alle partijen om een plek te vinden waar stonecrushers gegroepeerd kunnen worden. Als deze groepering plaatsvindt in combinatie met maatregelen om stofproductie terug te dringen, zal de stofoverlast voor de bewoners sterk verminderen. Dat is met relatief simpele maatregelen al mogelijk. Een heel simpele doch effectieve maatregel is het afdekken van stofgevoelige materialen wanneer deze niet worden gebruikt, net als het plaatsen van schermen en kappen rondom het productieproces. Met het oog op de komende staatkundige veranderingen op Bonaire en de ambitie een inwonersaantal van 25.000 te bereiken, is het wenselijk goed na te denken over hoe (binnen de bestaande wetgeving) beleid en normering omtrent stofoverlast vorm kunnen krijgen. Ook om te kunnen anticiperen op de vaak strenge Nederlandse en Europese normeringen die moeilijk toepasbaar zijn op het eiland. De auteurs van het onderzoek pleiten ervoor dat hierover in overleg met verschillende partijen (bedrijven, overheid en burgers) een consensus bereikt wordt. Behalve beleid en wetgeving is bewustzijn onder de mensen ook zeer belangrijk. Het gaat dan niet zozeer om bewustzijn van het feit dat er stofoverlast is, maar meer om het bewustzijn omtrent de eigen bijdrage aan het probleem. Als mensen zich meer bewust worden van de effecten op de leefomgeving van eigen acties en die van anderen, zal er meer draagvlak ontstaan voor maatregelen in de zin van controlerende wetgeving.

Page 81: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

81

Aanbevelingen

Stof producerende industrie Aanbevelingen met betrekking tot stof producerende industrie op Bonaire kunnen worden gebaseerd op het Nederlandse milieubeleid. Om aanbevelingen voor stof producerende industrie mogelijk te maken is een wettelijk kader nodig waarbinnen maatregelen kunnen worden geëist. Voor Bonaire is daartoe een hinderverordening nodig zodat normen en maatregelen gehanteerd kunnen worden als voorschriften in hindervergunningen. De hinderverordening Bonaire (12 december 1994, No.3) is een algemene bepaling dat regels stelt ter voorkoming en beperking van gevaar, schade of hinder aan het milieu door milieubelastende activiteiten. De aanwijzing van (bedrijfsmatige) activiteiten en/of handelingen die het milieu kunnen belasten, worden vastgelegd in een uitvoeringsbesluit. Hierin worden ook de normen en maatregelen vastgelegd waaraan milieubelastende bedrijven en inrichtingen zich moeten houden. Aan de hand van deze bindende voorschriften kunnen hindervergunningen aan bedrijven en inrichtingen worden verleend. Maatregelen tegen stofoverlast aan de bron Betreft emissie (uitstoot / luchtverontreiniging) van fijn stof door industrie bestaan op dit moment binnen de Nederlandse Antillen geen bindende normen. Het rapport Milieunormen Nederlandse Antillen (2007) adviseert om vanaf 2010 voor bestaande bedrijven en installaties de uitstoot van stof niet boven het daggemiddelde van 100 mg/m3 uit te laten komen. Voor nieuwe bedrijven en installaties wordt een uitstoot geadviseerd die niet boven het daggemiddelde van 30 mg/m3 uit komt. Voor Bonaire is op het ogenblik dit advies niet van toepassing vanwege de afwezigheid van stookinstallaties, maar dit kan veranderen door de komst van de nieuwe elektriciteitscentrale. Op dit moment ontbreekt een wettelijk kader op Bonaire voor verplichte maatregelen tegen stofoverlast, gericht op de bedrijfsvoering. In de hindervergunning die is afgegeven voor een asfaltcentrale op Curaçao (A.B. 1994 no. 40) zijn maatregelen vastgelegd m.b.t. de installatie van de bedrijfsvoering, transport van materialen, en opslag van materialen (zie paragraaf stof producerende industrie). Deze hindervergunning kan als leidraad dienen voor verplichte maatregelen tegen stofoverlast voor bedrijven op Bonaire. Aanbevelingen • Het overnemen van het advies voor emissienormen voor fijn stof van het rapport

Milieunormen Nederlandse Antillen (2007) en te implementeren in de hinderverordening Bonaire, als voorbereiding op toekomstige veranderingen op Bonaire.

• Verplichte maatregelen tegen stofoverlast gericht op de bedrijfsvoering opnemen in de hinderverordening Bonaire.

Maatregelen tegen de overdracht van stof Betreft de luchtkwaliteitsnormen bestaat binnen de Nederlandse Antillen alleen op Curaçao een bindende norm voor total suspended particles (TSP). Om de luchtkwaliteit op leefniveau te waarborgen mag de concentratie TSP niet boven het daggemiddelde van 150 µg/m3 uitkomen. Het rapport Milieunormen Nederlandse Antillen (2007) adviseert om TSP (gefaseerd) verder te differentiëren tot PM10 en PM2.5 (zie paragraaf fijn stof normering Nederlandse Antillen).

Page 82: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

82

Op dit moment ontbreekt een wettelijk kader op Bonaire voor verplichte maatregelen tegen stofoverlast voor bedrijven, gericht op de overdracht van stof. Wanneer maatregelen aan de bron niet voldoende blijken te zijn, kan dit de volgende stap zijn om stofoverlast te beperken. Deze voorwaarde en invulling ervan kan worden opgenomen in de hinderverordening. Een voorbeeld van een maatregel kan het plaatsen van schermen rondom het bedrijfsterrein zijn. Aanbevelingen • Het overnemen van de luchtkwaliteitsnorm voor total suspended particles (150 µg/m3)

voor Curaçao en opnemen in de hinderverordening Bonaire. Deze maatregel dient ertoe om de luchtkwaliteit op leefniveau te waarborgen voor mensen die vlakbij een bedrijfsinrichting wonen.

• Verplichte maatregelen gericht op de overdracht van stof opnemen in de hinderverordening Bonaire. Deze maatregelen dienen uitgevoerd te worden zodra maatregelen aan de bron niet afdoende genomen zijn (of mogelijk zijn) om de uistoot van stof te beperken.

Het wordt aanbevolen het advies voor fijn stof normering voor de fracties PM10 en PM2.5 uit het rapport Milieunormen Nederlandse Antillen (2007) voorlopig niet over te nemen. Door industrie geproduceerd fijn stof ontbreekt op Bonaire en (ondanks een toename) kent Bonaire een relatief lage verkeersdrukte. Fijn stof normering noodzaakt bovendien tot het monitoren daarvan en die infrastructuur ontbreekt op Bonaire. Sanering van de stof producerende industrie Wanneer emissie- en immissienormen structureel worden overschreden, en maatregelen zowel aan de bron als tegen de overdracht van stof geen bevredigend resultaat oplevert, kan worden overgegaan tot sanering van een bedrijf of inrichting. Stof producerende industrie kan worden geclassificeerd tot zware bedrijvigheid, en het als zodanig inpassen binnen het nieuw te implementeren bestemmingsplan voor Bonaire. Voorwaarde is dat de aanvoerweg naar de zone voor zware bedrijvigheid zodanig wordt verhard dat het de zware trucks aankan die worden geassocieerd met deze bedrijvigheid. Aanbevelingen • Classificatie stof producerende industrie tot zware bedrijvigheid en als zodanig inpassen

binnen het nieuw te implementeren bestemmingsplan. Deze maatregel is alleen nodig zodra alle andere opties tot onvoldoende resultaat leiden.

Gezien de staatkundige ontwikkelingen die voor de Nederlandse Antillen voorzien zijn en ook gezien het feit dat milieubeleid primair de verantwoordelijkheid is van de eilandgebieden, ligt de hoofdrol bij de eilanden van de Nederlandse Antillen. Bovenstaande aanbevelingen hebben echter alleen kans van slagen zodra er een wettelijk kader bestaat waarbinnen maatregelen kunnen worden geëist. Daartoe is het noodzakelijk dat normen en regels voor stof producerende industrie worden opgenomen in de hinderverordening d.m.v. een uitvoeringsbesluit, en gehanteerd kunnen worden als voorschriften in hindervergunningen. De hindervergunningen dienen uiteraard ook verleend en gecontroleerd te worden.

Page 83: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

83

Agrarisch landgebruik Aanbevelingen met betrekking tot het terugdringen van stofoverlast als gevolg van agrarisch landgebruik betreffen in feite aanbevelingen die landdegradatie tegengaan als gevolg van het agrarisch landgebruik. Landdegradatie op Bonaire wordt vooral veroorzaakt omdat (1) de draagkracht voor geiten op het eiland met zeker een factor 4 wordt overschreden, en omdat (2) verwaarlozing van het agrarisch landschap optreedt omdat de kunuku’s meer in onbruik raken. Maatregelen hebben het grootste effect wanneer op deze twee aspecten wordt geconcentreerd. Geitenhouderij Een politiekeur (wet) uit 1908 verbiedt het grazen van geiten buiten het eigen perceel van de eigenaar, maar deze regel wordt tegenwoordig nauwelijks meer nageleefd. In plaats van veevoer te moeten aanschaffen worden geiten (voornamelijk overdag) losgelaten in de mondi (woeste gronden) zodat ze zelf kunnen foerageren. Dit bespaart weliswaar geld en stelt de eigenaar in staat om meer geiten te houden, het resultaat is wel dat de kuddes qua aantal het draagvermogen van het eigen perceel ver overtreffen. Een betere regulatie van de geitenpopulatie heeft kans van slagen zodra er goede alternatieven zijn en de regels strenger worden nageleefd. Door bijvoorbeeld het houden van geiten binnen een omheining te belonen, en het houden van loslopende geiten te belasten, kan het houden van geiten binnen een omheining aantrekkelijker worden gemaakt. Zolang het laten loslopen van geiten goedkoper blijft zal er op korte termijn niet veel veranderen aan de bestaande wijze van geitenhouderij. Aanbevelingen • Regulatie van de geitenhouderij door middel van een positieve financiële prikkel. Als het

houden van geiten binnen een omheining aantrekkelijker wordt gemaakt door bijvoorbeeld het subsidiëren van veevoeder en/of omheining, kan een goed alternatief worden geboden. Een voorwaarde is wel dat er een maximum aantal geiten per hectare wordt ingesteld om de subsidieregeling betaalbaar te houden en erosie en/of overlast tegen te gaan.

• Regulatie van de geitenhouderij door middel van een negatieve financiële prikkel. Als de bestaande regels strenger worden nageleefd en overtreding wordt beboet, dan wordt het minder aantrekkelijk om geiten los te laten lopen. Het uitgangspunt blijft de bestaande politiekeur dat verplicht dat geiten in eigendom altijd binnen omheining moet worden gehouden. Een voorwaarde is wel het verplicht oormerken van geiten in eigendom.

• Ruimen van verwilderde geiten. Als gevolg van de bestaande geitenhouderij zijn een groot aantal geiten niet identificeerbaar als eigendom en verwilderd. Deze groep geiten zal uit de omgeving verwijderd moeten worden om regeneratie van natuur mogelijk te maken.

Verwaarlozing kunuku’s Als gevolg van de beperkte economische mogelijkheden staat de agrarische sector op Bonaire sociaal en politiek in een laag aanzien. De trend is dat de Kunuku’s worden verlaten en verwaarloosd raken. Dit heeft tot gevolg heeft dat (1) de waterberging niet optimaal is, (2) erosieverschijnselen optreden en, (3) dat geiten vrijer toegang krijgen tot de kunuku’s (door

Page 84: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

84

kapotte omheiningen). Dit alles leidt ertoe dat de het agrarisch grondgebruik en het daarmee samenhangende land management verloren gaat. De auteurs zijn van mening dat de bovenstaande spiraal van verwaarlozing kan worden doorbroken met nieuwe (economische) impulsen voor agrarische sector. Dit betekent wel dat afstand moet worden gedaan van de traditionele (regenafhankelijke) landbouw op Bonaire. In plaats daarvan kunnen andere initiatieven worden ontwikkeld. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld geïrrigeerde landbouw, het stimuleren van agrarisch toerisme (agro-toerisme), en/of agrarisch natuurbeheer. Aanbevelingen • geïrrigeerde landbouw mogelijk maken door (toekomstig) beschikbaar irrigatiewater te

benutten. Met de totstandkoming van de nieuw te bouwen waterzuiveringsinstallatie komt op termijn een grote hoeveelheid gezuiverd afvalwater tot beschikking voor landbouwdoeleinden.

• Agrarisch toerisme (agro-toerisme) bevorderen. Traditionele landbouw op Bonaire is bijzonder en uniek, en kan toeristische mogelijkheden bieden.

• Agrarisch natuurbeheer bevorderen door subsidiering van natuurversterkende maatregelen. Hier kunnen ook conserverende maatregelen onder kunnen vallen om bijvoorbeeld erosieverschijnselen tegen te gaan, of maatregelen ter bevordering van de waterberging.

Verkeer en Infrastructuur De grootste stofproducent op Bonaire is het verkeer op onverharde wegen. Dit komt vooral omdat er (1) qua oppervlakte zoveel onverharde wegen zijn, en (2) omdat in vijf jaar tijd (periode 2002-2007) het totaal aantal voertuigen behoorlijk is toegenomen. In 2007 waren op Bonaire op 15.000 mensen ongeveer 8000 voertuigen aanwezig, een toename van 40% ten opzichte van 2002. De toename van vooral het aantal zware voertuigen heeft extra negatieve gevolgen voor stofproductie op onverharde wegen. Een voertuig zal namelijk meer stof in de lucht suspenderen naarmate het zwaarder is. Het eilandsbestuur van Bonaire heeft de ambitie uitgesproken om door te groeien tot maximaal 25.000 mensen; dit zal ook weerslag hebben op het aantal voertuigen op Bonaire. Aanbevelingen • De meest voor de hand liggende aanbeveling met betrekking tot stofoverlast als gevolg

van verkeer over onverharde wegen, is natuurlijk meer asfalt. Vooral het asfalteren van onverharde wegen binnen woonkernen zal veel overlast schelen. Voorwaarde is wel dat de nieuwe verharde wegen (en bermen) goed worden onderhouden.

• Er zijn ook aanbevelingen mogelijk met betrekking tot regulatie van zware voertuigen: dit betreft vooral werkverkeer. Gedacht kan worden aan (1) het verbieden van doorgaand werkverkeer door woonkernen, (2) een snelheidsbeperking voor werkverkeer instellen, en (3) afdekken van stofgevoelig materiaal verplichten. Voorwaarde is wel dat naleving van de regels wordt gecontroleerd.

Page 85: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

85

Literatuur Bedrijven en milieuzonering (2001). Milieureeks Vereniging van Nederlandse Gemeenten. VNG uitgeverij, Den Haag. 140p Bestuursprogramma 2007-2011, een nieuw fundament voor Bonaire (2007). Eilandgebied Bonaire: 46p. Blok, J. (1976) Inrichtingsplan voor het Nationaal park Washington/Slagbaai. Bosbouw en Cultuurtechnische School (Velp) : 88p Coblentz, B.E. (1978) The effects of feral goats (Capra Hircus) on island ecosystems. Biol. Conserv. 13:279-286. Coblentz, B.E. (1980) Goat problems in the national parks of the Netherlands Antilles. Stinapa & Carmabi (Curacao): 16p De Buisonje, P.H. (1974) Neocene and quaternary geology of Aruba, Curaçao and Bonaire (Netherlands Antilles). Universiteit Utrecht: 293pp De Haas, S.A. en Borst, L. (2005) Hydrological Research Bonaire, A hydro geological investigation of Bonaire’s water system. Acacia Institute (Gouda): 36p De Kam, M. en Vink, A.T. (1990) Het afsterven van Caesalpina coriaria (Watapana) op Bonaire en de mogelijkheden voor herbeplanting. Dorschkamp instituut voor bosbouw en groenbeheer (Wageningen): 68p Eindrapport Milieunormen Nederlandse Antillen; Lucht en Geluid, Water en Afvalwater, Afval. (2007) Department of Environment (Curacao): 98p Gewald, N. et al. (1971) Bosbouwplan voor Aruba, Bonaire en Curaçao. Landbouwhogeschool Wageningen, afd. Tropische Houtteelt: 118p Goossens, D. and Offer, Z.Y. (1999) Wind tunnel and field calibration of six aeolian dust samplers. Atmospheric Environment 34 (2000) 1043-1057. Grontmij & Sogreah (1968) Water and Land Resources Development Plan for the islands of Aruba, Bonaire and Curacao, volume A-F. Report Grontmij (de Bilt/Grenoble): 133p Marsham, J. (2005) The Saharan Boundary Layer and dust uplift. University of Leeds: 31p Matthijsen J. and ten Brink, H.M. (2007) PM2.5 in the Netherlands. Consequences of the new European air quality standards. Netherlands Environmental Assessment Agency (Bilthoven): 78p Milieubeleidsplan Bonaire 2003-2007 (2003) Eilandgebied Bonaire: 71p Monteil, M.A. (2007) Saharan dust clouds and human health in the English-speaking Caribbean: what we know and don’t know. Environ Geochem Health (2008) 30:339–343.

Page 86: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

86

Prospero, J.M. (1999) Long-range transport of mineral dust in the global atmosphere: Impact of African dust on the environment of the southeastern United States. Colloquium Paper, Proc. Natl. Acad. Sci. USA. Vol. 96, pp. 3396–3403. Prospero, J.M. Blades, E. Naidu, R. Mathison, G. Thani, H. Lavoie, M.C. (2008) Relationship between African dust carried in the Atlantic trade winds and surges in pediatric asthma attendances in the Caribbean. Int J Biometeorol (2008) 52:823–832. Rajkumar, W.S. and Chang, A.S. (2000) Suspended particulate matter concentrations along the East-West Corridor, Trinidad, West Indies. Atmospheric Environment 34 (2000) 1181-1187. Schepanski, K. Tegen, I. Macke, A. (2009) Saharan dust transport and deposition towards the tropical northern Atlantic. Atmos. Chem. Phys., 9, 1173–1189. Seru Mahuma z/n (2009) Annual Climatological report 2008. The Meteorological Service of the Netherlands Antilles and Aruba (Curacao): 37p Simal, F. (2005) Management plan Washington Slagbaai National Park. Stinapa (Bonaire): 45p Sow, M. Goossens, D. Rajot, J.L. (2006). Calibration of the MDCO dust collector and of four versions of the inverted Frisbee dust deposition sampler. Geomorphology 82 (2006) 360–375. Spanjers, J.M. (1983) Awa dushi, landbouwmogelijkheden op Curaçao. Stoffers, A.L. (1956) The vegetation of the Netherlands Antilles. The Bonaire Economic Note 2007 (2008). Department of economic and labour affairs (Bonaire): 95p Westermann, J.H. and Zonneveld, J.I.S. (1956) photo-geological observations and land capability & land use survey of the island of Bonaire. Royal Tropical Institute (Amsterdam): 101p World Health Organization (2006) Air quality guidelines for particulate matter, ozone, nitrogen dioxide and sulfur dioxide. Global update 2005, Summary of risk assessment. Websites Centrale Overheid Nederlandse Antillen www.gov.an

- Eilandgebied Bonaire www.bonairegov.an - Afdeling milieu & natuur www.mina.vomil.an - Afdeling economic & labour affairs www.bonaireeconomy.org

Meteorologische dienst Nederlandse Antillen www.weather.an CBS Nederlandse Antillen www.CBS.an

Page 87: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

87

Bijlage 1 – Geologie De oudste formatie op Bonaire is grotendeels van submariene vulkanische afkomst. Vooral diabazen (lavas en tuffen) met hier en daar kiezelleien, jaspis, radiolarieën, hoornsteen, en soms kalkbankjes. Afwisselend werden lavamassa’s (vulkanisch) en submariene tuffen en hoornsteenlagen afgezet. De lava-inpersingen worden nu als porphyritisch en diabasisch gesteente terug gevonden, terwijl de lavadekken hoofdzakelijk porphyritisch zijn. De Washikemba formatie dateert uit het Boven-Krijt en is op sommige plaatsen 5 km dik ten gevolge van geosynclinale ontwikkeling. De formatie is goed bestand tegen erosie, vooral de porphyrieten. Deze komen bijvoorbeeld op de onregelmatige steenachtige heuveltoppen aan de oppervlakte, en zijn in het heuvelachtige landschap van noordwest Bonaire en op de meer geïsoleerde heuvels van oostelijk Bonaire zeer karakteristiek. In de omgeving van het Gotomeer, Slagbaai, en ten oosten van de Ceru Grandi, heeft het terrein een golvend karakter met heuvels en steenmassa’s, die hoofdzakelijk uit diabazen en tuffen bestaan. Na de Washikemba formatie werden in een ondiepe zee maximaal 200 m dikke lagen van koraalkalksteen en conglomeraten afgezet, rijk aan fossielen. Het is de zogenaamde Rincon formatie, genoemd naar het dorpje Rincon waar de afzettingen zijn gevonden. De ouderdom dateert uit het Boven-Krijt. Opmerkelijk is dat, gezien de vondsten van (voor Bonaire) vreemde fossielen, Bonaire in deze tijd met het vasteland verbonden moet zijn geweest. De Soebi Blanco formatie, die hierna volgt komt tussen Soebi Blanco en Tera Hundu aan de oppervlakte. Het zijn grindlagen gemengd met andere elementen en een dikte hebben van maximaal 400 meter. De ouderdom van Soebi Blanco formatie gaat van het Bovenste Krijt tot in het Onderste Tertiair. In het Boven Eoceen vindt een transgressie plaats waarbij het hele eiland (zij het ondiep) ondergedompeld wordt. De afgezette kalkstenen worden over het hele eiland gevonden. Vreemde elementen worden tussen deze afzettingen niet aangetroffen zodat wordt aangenomen dat Bonaire in deze tijd door diepere zeebekkens van het vasteland gescheiden was. Vanaf het Tertiair tot op heden vindt er tijdens een transgressie een afzetting van rifkoralen plaats en deze afzettingen bedekken veruit het grootste gedeelte van Bonaire (uitgezonderd de toppen van west Bonaire) en heel Klein-Bonaire. In het Jong Quartair worden tijden regressies en transgressies (tijdens een ijstijd en erna) dalstelsels gevormd die later veranderden in binnenbaaien, zoals het Gotomeer. Deze dalstelsels ontstonden doordat plaatselijk kalklagen en de daaronder gelegen ‘zachte’ diabaas lagen werden geërodeerd. Deze erosie vond plaats tijdens een zeespiegeldaling. De gevormde dalen kwamen door latere zeespiegelstijgingen onder water te staan en zo ontstonden handvormige binnenbaaien met een open verbinding naar zee. De meestal smalle doorgang groeide vervolgens dicht door koraalpuin dat tijdens stormen werd gedeponeerd. De binnenbaaien (salinas) raakten op deze manier afgesloten van de zee. Samenvatting uit: Blok, J. (1976) Inrichtingsplan voor het Nationaal park Washington/Slagbaai. Bosbouw en Cultuurtechnische School (Velp) : 88p

Page 88: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

88

Bijlage 2 – Onderzoeksopzet

MWAC Tera Cora Kunuku geiten geploegd

Page 89: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

89

Kunuku mais geploegd

Page 90: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

90

Mondi braakliggend (vrij toegankelijk voor geiten en ezels)

Page 91: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

91

Dirtroad Nieuw Amsterdam (drie zelfgemaakte, loodrecht op windrichting)

Page 92: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

92

MWAC Antriol Kunuku gedegradeerd (vrij toegankelijk voor geiten en ezels)

Page 93: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

93

Kunuku braakliggend (niet toegankelijk, direct bovenwinds van stonecrusher)

Page 94: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

94

Kunuku geiten geploegd

Page 95: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

95

Dirtroad Kaya Esther (drie zelfgemaakte, op windrichting)

Page 96: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

96

Stonecrusher Antriol (twee stuks, verhoogd met 11 inlet flesjes)

Page 97: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

97

Weerstation (terrein LVV)

Page 98: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

98

Impressie MDCO

Page 99: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

99

Page 100: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

100

Page 101: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

101

Bijlage 3 – Bestemmingsplan Bonaire

Page 102: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

102

Bijlage 4 – Hindervergunning asfaltcentrale Curaçao

Eilandgebied Curaçao HET BESTUURSCOLLEGE VAN HET EILANDGEBIED CURAÇAO

____________________ BESLUIT: Ingevolge de Hinderverordening Curaçao (A.B. 1994 no. 40) aan de vennootschap onder firma "Asfaltcentrale Curaçao V.O.F." vergunning te verlenen voor het hebben van een asfaltcentrale te Malpais z/n. Echter onder de voorwaarden zoals bijgaand gesteld, Transport - Het vervoer van fijne materialen (zand) dient op stofvrije wijze te geschieden om stofoverlast voor de

omgeving te beperken, bij voorkeur in gesloten containers of geheel afgedekt door dekzeilen. - Het terrein van de inrichting moet zijn verhard wanneer het wordt gebruikt voor transport en verkeer. Om

verspreiding van stof buiten de inrichting te voorkomen moet minimaal eens per week het deel van de inrichting waarop transport en verkeer plaatsvindt door een veegmachine worden schoongeveegd.

- Op tenminste 10 meter voor elke uitrit voor vrachtauto's moet een rooster zodanig zijn aangebracht dat volle auto's uitsluitend over deze roosters het terrein kunnen verlaten. Deze roosters moeten een zodanige oneffenheid hebben dat alle overtollige lading ter plaatse van de vrachtauto's wordt afgeschud. Voor een goede werking van het rooster moet de afgeschudde lading worden verwijderd zo vaak dat noodzakelijk is.

- Voor elke uitrit voor vrachtauto's moet een wielreiniger zijn aangebracht waarmee het aan de wielen klevende slib en modder wordt verwijderd. De wielreiniger moet zo zijn opgesteld en ingericht dat vrachtauto's slechts via deze wielreinigers de inrichting met gereinigde wielen kunnen verlaten. Zo vaak als voor de goede werking van de wielreiniger noodzakelijk is, moet het van de wielen afkomstige materiaal worden verwijderd.

Installatie - Ter vermindering van stofverspreiding binnen de inrichting dienen breek-, zeef- en zandbelt installaties

zoveel mogelijk te zijn ingekapseld. - De stortkoker moet inwendig zijn bekleed met een aaneengesloten rubberen bekleding. De samenstelling,

dikte, en hardheid moeten zodanig zijn gekozen dat de bekleding bestand is tegen erop vallend materiaal. - In de stortkoker moeten voorzieningen zijn aangebracht die de valsnelheid van het stortgoed zoveel

mogelijk beperken. - De stortpunt(en) moet(en) aan tenminste 3 zijden zijn afgeschermd door een doelmatig windscherm welke

op deugdelijke wijze is bevestigd in of aan een draagconstructie. De doorlatendheid van het rooster moet tussen 40% en 60% liggen.

- De storthoogte van materiaal in containers, in transportmiddelen, in brekers, op voorraadhopen en apparatuur moet zo gering mogelijk zijn en mag in geen geval meer bedragen dan 0,5 meter. Hiertoe moet(en) de afstortpunten van materiaal zijn voorzien van een flexibele stofdichte slang of koker.

Opslag - De opslag van materiaal in de open lucht moet geschieden in vakken met een hoogte van tenminste 15

meter. De vakken moeten aan tenminste drie zijden zijn omgeven door gesloten wanden. Het hoogste punt van de opgeslagen stoffen mag niet hoger liggen dan de bovenkant van de laagste wand.

- Het gereed product dient zoveel mogelijk overdekt te worden opgeslagen in bunkers, silo’s, of in vakken voorzien van keerschotten en overkappingen.

- Opwaaien van stof moet worden voorkomen door het vochtig houden / het afdekken van het materiaal (wanneer de toestand van het weer en van het materiaal dat nodig maken).

- Voor het vochtig houden van fijnkorrelige opgeslagen stoffen moet bij de opslagplaats een sproei-installatie zijn aangebracht bestaande uit permanent op een vaste plaats opgestelde sproeiers aangesloten op de watervoorziening.

Page 103: Voorwoord - banboneirubek.com · Voorwoord . Voor u ligt het rapport als resultaat een drie maanden durendvan veldonderzoek (maart – april 2009) naar stofproblematiek op Bonaire

Stofonderzoek Bonaire

103

Bijlage 5 – Stichting KibraHacha

Stichting KibraHacha Missie Bescherming en verbetering van de natuur en het milieu van Bonaire middels het initiëren en het zelfstandig of in opdracht van derden uitvoeren van projecten op het terrein van natuur, landbouw, gebiedsontwikkeling en milieu. Hierbij zijn het natuurbeleidsplan en het milieubeleidsplan van Bonaire uitgangspunt. Projecten De activiteiten van stichting KibraHacha zijn adviserend, onderzoeksmatig, beleidsvormend en uitvoerend van aard. Stichting KibraHacha is op dit moment bezig met het voorbereiden en uitvoeren van een aantal samenhangende projecten: Gerealiseerd project • Praktijk onderzoek voor de tuinbouw voor Bon Bini Hydroponics Farm LLC,2008 – 2009.

Project in uitvoering • Analyse van de Stofproblematiek op Bonaire: Van januari tot augustus 2009 wordt een stofonderzoek

uitgevoerd i.s.m. DROB, LVV en de universiteit Wageningen. Het project beoogt de oorzaak van stofoverlast vast te stellen en te kwantificeren en de impact van stof op gezondheid, milieu en economie te analyseren en oplossingen voor te stellen.

• Beplantingsplan voor het cultuurpark Mangazina di rei. • Jongeren op de Kunuku – een werkervaringsproject. Dit project investeert in jongeren, door hen

instrumenten en een werkervaringplek aan te bieden om hun affiniteit en capaciteit binnen het werken op de kunuku te ontdekken en zelfwerkzaam te worden.

• Projectleiding tijdelijke afvalwaterzuiveringsinstallatie Bonaire. Projectleiding in opdracht van DROB. Projecten in voorbereiding • Naar een duurzame landbouw op Bonaire. Onderzoeksproject i.s.m. DROB en LVV aangaande duurzame

landbouw op Bonaire. Onderzoek naar de mogelijkheid van verduurzaming van landbouw en de geitenhouderij ten behoeve van zowel de kunukeros als de bescherming van de natuur en milieu.

• Gezuiverd water voor de landbouw. Project in samenwerking met LVV over het gebruik van het gezuiverde water van de toekomstige afvalwaterzuiveringsinstallatie ten behoeve van zelfvoorzienende landbouw en veeteelt. Uitvoering vanaf april 2010.

Medewerkers en bestuursleden van KibraHacha zijn lid van o.a.: • Lid van de Werkgroep Landbouw ter ondersteuning van het ROB. • Lid van de Commissie Natuurbeheer; • Lid van de Vereniging Salba Nos Lora, o.a. project met aanplant van inheemse vruchtbomen waar de

bedreigde papagaai van kan eten in de droge tijd. Expertise binnen KibraHacha Meer dan 25 jaar ervaring met het initiëren, uitvoeren en evalueren van landbouw- en natuurontwikkelingsprojecten in Suriname, Nederland, Nicaragua en op Bonaire.

Postbus 414 Kralendijk Bonaire (+599) 700 9630 [email protected]