Upload
others
View
4
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s 1
THEMA HOOFDSTUK 1
VAN MAMMOET
TOT PLOEG
A VERWERKINGSVRAGEN
1 a Antwoord gebaseerd op meningen.
Geloven is een belangrijk onderdeel van
het gedachtegoed van mensen. Aangezien
hiervan niets op papier is gezet, baseren
we onze kennis hierover op meningen van
archeologen.
b Antwoord gebaseerd op feiten.
Archeologische opgravingen hebben
bewezen dat jagen en verzamelen en
landbouw behoorden tot de middelen van
bestaan.
c Antwoord gebaseerd op meningen. Er zijn
geen kledingstukken gevonden van
mensen uit de Nederlandse prehistorie,
evenmin van skeletten.
2 a Je kunt allerlei soorten vragen bedenken,
bijvoorbeeld:
Waarom zijn jullie overgeschakeld op de
landbouw?
Hoe wisten jullie op welke manier je het
land moest bewerken?
b Eigen antwoord.
3 Eigen antwoord.
4 De landbouw zorgde ervoor dat de
opbrengst van de grond vaak groter was
dan de mensen konden opeten, zodat
men voedselreserves aanlegde. Niet langer
was iedereen nodig om het voedsel te
verzorgen. Vandaar dat er specialisatie in
arbeid en verschil in rijkdom ontstonden.
Mensen met meer bezit zullen
waarschijnlijk ook meer invloed hebben
gehad.
5 Op de bron zie je een stevige boerderij.
Deze stond hier voor langere tijd. Rechts
op de afbeelding is een akker van de boer
zichtbaar. Het verbouwen van gewassen
kost tijd. Een boer moest dan ook langere
tijd op één plek blijven wonen.
6 Een overeenkomst tussen de bronnen is
dat beide potten gemaakt zijn van klei en
versierd zijn met verschillende motieven.
Een verschil is dat de bandkeramieke
beker gebruikt werd om voedsel in op te
slaan en de trechterbeker mee werd
gegeven in het graf. Ook de periode
waarin beide potten zijn gemaakt,
verschillen van elkaar.
7 Jan Evert Musch kan geen gelijk hebben.
Een varkenstrog duidt namelijk op het
bedrijven van landbouw. Landbouw
ontstond in Nederland echter pas rond
4000 v.C. De boot van Pesse is gemaakt
tussen 7800 en 7700 v.C. Toen leefde
men in Nederland alleen nog van jagen,
verzamelen en visserij.
8 Het paar van Weerdinge stierf
waarschijnlijk een onnatuurlijke dood. Dit
maakt men op uit het gat in de borst bij
één van de mannen. Dit kan erop duiden
dat deze mensen zijn geofferd aan de
goden om deze gunstig te stemmen.
9 Trijntje leefde van verzamelen. Ze was
immers een vrouw. Haar man of andere
mannen leefden van de jacht. Dat weten
we, omdat het gebit van Trijntje versleten
was door het eten van ruw voedsel. Hieruit
kun je opmaken dat ze vlees at: de
opbrengst van de jacht. Trijntje moet dan
ook geleefd hebben voordat landbouw het
belangrijkste middel van bestaan werd.
2 Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s
Dat gebeurde in Limburg rond 5500 v.C.
en op andere plaatsen pas rond 4000 v.C.
10 Een oorzaak was dat de bevolking te snel
groeide om de mensen te blijven voeden
met het jagen, verzamelen en vissen. Een
gevolg was dat mensen op één plek
gingen wonen.
11 Hunebedden bestaan uit enorm zware
keien van duizenden kilo’s. In de
zeventiende eeuw dachten mensen dat
deze keien door reuzen (huynen) op hun
plaats moesten zijn gezet. Vandaar de
naam hunebed.
12 F – E – D – C – A - B
B THEMAOPDRACHT
Het leven van de hunebedbouwers
Beschrijving van de bronnen
WB bron 4
De bouw van een hunebed gebeurde door een
kleine groep mannen, waarbij de stenen op
houten rollers werden vervoerd en met
hefbomen op hun plaats werden gezet.
WB bron 5
Bij de bouw van een hunebed werden dieren
ingezet. De bouw begon met het plaatsen van
de draagstenen. Daarvoor werd eerst een
zandheuvel aangelegd. De draagstenen werden
vervolgens in kuilen tegen deze dam geplaatst,
met de vlakke zijde naar binnen. Zoals de
tekening laat zien, zullen hierbij ongetwijfeld
hefbomen en touwen zijn gebruikt. Nadat de
draagstenen waren geplaatst, werd tegen het
hunebed in aanbouw een helling opgeworpen
waarover de zware dekstenen konden worden
getrokken. Daarna werd het zand in de 'kelder'
verwijderd en vulde men de openingen tussen
de stenen met kleinere stopstenen op.
Daarmee was het geraamte van het hunebed
gereed.
WB bron 6
Deze bron laat zien dat de hunebedden zijn
gebouwd door reuzen die de stenen van de
hunebedden makkelijk konden oppakken en
op hun plaats konden zetten. In de
zeventiende eeuw werd deze theorie door de
Nederlandse dominee Johan Pickardt bedacht.
WB bron 7
Op de bron zie je het zij- en bovenaangezicht
van een hunebed. Duidelijk zijn de
verschillende soorten stenen te zien, waaruit
het hunebed bestaat. Kransstenen, dekstenen,
poortstenen en stopstenen zijn daar slechts
enkele voorbeelden van.
WB bron 8
Een schoolplaat van Isings uit 1959 waarop het
dagelijkse leven van de hunebedbouwers is
afgebeeld. Het hunebed staat onopvallend op
de achtergrond tussen de schuur en de
boerderij. Eén van de mannen komt met zijn
zoon terug van de jacht en heeft een wolf
geschoten. De andere draagt een ploeg op zijn
schouder. Ze worden opgewacht door een
oudere man met een in een houten steel
gevatte stenen bijl in zijn hand. De gevelde
bomen op de voorgrond laten het resultaat van
zijn arbeid zien. Eén vrouw spint wol terwijl de
andere bezig is versieringen op een
trechterbeker te graveren. Om haar heen zie je
andere pottenbakkersproducten.
WB bron 9
Op de bron zijn verschillende hunebedbouwers
afgebeeld. Te zien zijn een jongen en een
volwassen man, die beiden een pijl en boog in
hun handen houden en zijn gekleed in
dierenvellen.
Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s 3
WB bron 10
De bron beschrijft de vondst van resten van de
Trechterbekercultuur in Friesland. Op basis van
de aanwezigheid van verschillende
aardewerken potten met hun karakteristieke
vorm, denken archeologen dat hier dezelfde
cultuur als van de hunebedbouwers bestond.
WB bron 11
De bron beschrijft een onderzoek van de
archeologe Anna Brindley. Brindley beweert dat
hunebedden begraafplaatsen waren voor
belangrijke personen. Zij komt tot deze
conclusie na een jarenlange studie van
honderdduizenden scherven van aardewerk.
Mogelijke antwoorden op de vragen
Afgaande op de voorbeeldvragen, kunnen de
volgende antwoorden gegeven worden.
Hoe werden de hunebedden gebouwd?
Sommige wetenschappers denken dat de
hunebedden gebouwd zijn door een kleine
groep mannen die met behulp van rollende
boomstammen de stenen op hun plaats zetten
(WB bron 4). Andere wetenschappers denken
dat de hunebedbouwers daarbij ook geholpen
werden door tamme runderen (WB bron 5). In
de zeventiende eeuw dachten deskundigen dat
de bouw van hunebedden geen mensenwerk
was, maar was gedaan door reuzen (WB bron
6).
Waarvoor dienden de hunebedden?
Hunebedden, zo stellen veel wetenschappers
vast, zijn gebruikt als begraafplaats.
Onduidelijk is echter of iedereen uit de
gemeenschap in een hunebed werd begraven.
De archeologe Anna Brindley is bijvoorbeeld
van mening dat alleen belangrijke personen in
de hunebedden werden begraven. De
hunebedden werden volgens haar slechts één
keer in de tien of vijftien jaar gebruikt (WB
bron 11).
Hoe zagen de hunebedbouwers eruit?
Het is voor ons moeilijk na te gaan hoe de
hunebedbouwers eruit hebben gezien, omdat
er geen restanten van kleding of skeletten zijn
teruggevonden. Archeologen kunnen dan ook
alleen maar gissen. Zoals op de bronnen 8 en 9
te zien is, waren de hunebedbouwers niet echt
groot en droegen ze rendiervellen als kleding.
4 Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s
THEMA HOOFDSTUK 2
CLAUDIUS CIVILIS
A VERWERKINGSVRAGEN
1 C – A – B – D – F – E
2 Oorzaak: De Romeinen wilden een
wereldrijk stichten en hun gebied zo groot
mogelijk maken. Nederland was daar
slechts een onderdeel van.
Gevolg: De Romeinse cultuur werd hier op
allerlei mogelijke manieren
geïntroduceerd en verspreid.
3 Er zijn meer redenen te geven. Een reden
zou kunnen zijn dat Civilis niet een echte
Bataaf was, maar een Romeinse
staatsburger.
4 Het opgegraven altaar van de Germaanse
vruchtbaarheidsgodin Nehalennia toont
aan dat de Germanen hun goden konden
vereren. Verder is er een Romeinse
inscriptie te lezen op het altaar, wat
bovendien duidt op het toestaan van de
verering van Germaanse goden.
5 De Bataven en Cananefaten leefden allebei
in het gebied dat we tegenwoordig
Nederland noemen. Ze leefden ook allebei
van landbouw, veeteelt en visserij. De
Bataven hadden echter voorrechten van de
Romeinen gekregen. Omdat zij hielpen bij
de verdediging van de grenzen, hoefden
ze vaak geen belasting te betalen en
kregen sommigen, waaronder Civilis,
Romeins burgerrecht. Dat hadden de
Cananefaten niet.
6 In de zeventiende eeuw stichtten de
Nederlanders een handelsnederzetting van
de VOC in het huidige Indonesië. Die
noemden ze Batavia, verwijzend naar de
Bataven. Later zou deze handelspost
worden omgevormd tot de hoofdstad van
de Nederlandse kolonie Nederlands-Indië.
Men was trots op de Bataven, anders
vernoem je dit volk niet.
7 Tacitus spreekt over het samenroepen van
de stamleiders in de nacht. Op het
schilderij wordt dit uitgebeeld. De donkere
kleuren van het schilderij laten zien dat de
bijeenkomst ’s nachts was.
8 a Bijvoorbeeld:
Hoe zag jullie dagindeling eruit?
Hoe kwamen jullie in contact met de
mensen die in Nederland woonden?
b Eigen antwoord.
9 a Op de bron wordt er druk handel gedreven
in de Romeinse nederzetting. Er is sprake
van welvaart. Bovendien hebben de
mensen verzorgde kleding aan.
b De vondst van schrijfgerei, badhuizen,
munten wijst op een samenleving die het
bestaansminimum voorbij is.
10 A Romeinen hoort er niet in thuis, omdat
de andere woorden Germaanse stammen
zijn die in Nederland leefden.
B Amsterdam hoort er niet in thuis, omdat
het geen Romeinse stad was en de andere
plaatsen wel.
C Civilis hoort er niet in thuis, omdat de
andere drie in de Bataafse opstand
tegenstanders waren van Civilis.
11 De Bataven werden vaak gezien als een
heldhaftig en moedig volk. Daar wilde
iedereen natuurlijk wel van afstammen.
Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s 5
12 De Romeinen respecteerden de
Germaanse cultuur. Hierdoor hoopten ze
de rust in het Romeinse Rijk te bewaren.
Dat is ze ook eeuwenlang gelukt, dus
heeft deze politiek succes gehad.
B THEMAOPDRACHT
Het leven in een Romeinse stad in
Nederland
Je kunt op basis van de gegeven categorieën
de volgende bronnen gebruiken.
Godsdienst: WB bron 3, 4, 7 en 8, HB bron 5.
Leger: WB bron 9.
Vervoer: WB bron 6.
Een mogelijke vierde categorie kan cultuur
zijn, waarbij dan HB bron 4 en WB bron 5 en 10
kunnen worden geraadpleegd. Uit de tekst
kunnen de categorieën dan worden aangevuld.
Het is handig om per duo de zestien
benodigde (blanco) kaartjes te maken of aan je
docent te vragen.
6 Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s
THEMA HOOFDSTUK 3
DORESTAD EN
UTRECHT
A VERWERKINGSVRAGEN
1 De overgebleven Romeinse
nederzettingen, zoals bij Trecht en het
fort Levefanum, vormden als versterkte
plaatsen de basis voor de ontwikkeling
van Dorestad, waar handel gedreven werd,
en Utrecht, dat een bestuurlijk en
geestelijk centrum werd.
2 Bron 1: handel.
Bron 2: dagelijks leven en handel in
aardewerk.
Bron 3: nijverheid in huis,
ambachtelijkheid.
Bron 4: handel in sarcofagen en iets over
rituelen rond de dood.
3 Dorestad dankte haar succes aan haar
ligging op een kruispunt van rivieren. Ook
zonder Dorestad zou Utrecht nog steeds
slechts aan het zwakke stroompje van de
Kromme Rijn liggen en de voorwaarde
ontberen om tot een handelscentrum uit
te groeien.
4 Het bestaan van Dorestad was
waarschijnlijk de uitzondering die de regel
bevestigde. Het was vrijwel de enige plek
in Nederland waar van handel sprake was.
Ook moet de omvang niet overdreven
worden.
5 In de tekst staat dat de aanvallen niet de
enige oorzaak waren van de ondergang
van de stad. Ook de machtspolitieke
situatie met Utrecht speelde een rol. Het is
dus lang niet zeker dat Dorestad overleeft
zou hebben.
6 In Dorestad waren stad en platteland niet
duidelijk van elkaar gescheiden. Een deel
van Dorestad was ingericht voor de
landbouw en de visserij. Daarnaast werd
er ook handel gedreven en woonden er
gespecialiseerde ambachtslieden.
7 a De vondst wijst op het feit dat Dorestad
een eigen muntmeester had die voor de
stad munten sloeg.
b Historici hebben daaruit de conclusie
getrokken dat Dorestad een belangrijk
handelscentrum was omdat een eigen
munt heel bijzonders was in de 7e eeuw.
8 In luxegoederen. De meeste goederen
waren kostbaar. Lokaal en regionaal werd
in grondstoffen en voedsel gehandeld.
9 Dorestad lag aan een kruispunt van
vaarwegen. Van alle kanten was Dorestad
bereikbaar: Friesland in het noorden,
Duitsland in het oosten en Noord-
Frankrijk in het zuiden.
10 De bron laat zien dat de huizen zo veel
mogelijk zijn ingericht op zelfvoorziening.
Dus de stelling bevat zeker waarheid,
maar de bewoners verbouwden niet al hun
voedsel zelf. Daarin wijkt de stelling af.
Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s 7
11 Voor de inwoners van Dorestad was hun
stad naar alle waarschijnlijkheid een plaats
om trots op te zijn. In de verre omgeving
was haar gelijke niet te vinden in de
negende eeuw. Er was handel lokaal en
interegionaal, er was nijverheid en men
beschikte over luxegoederen. Dat alles
vond je elders niet gemakkelijk.
Vergelijkingsmateriaal hadden alleen de
handelaren die verre reizen maakten naar
handelssteden. Die zagen waarschijnlijk
wel dat de houten huizen van Dorestad
met de koe en de geit op het erf, minder
mooi waren dan steden in Frankrijk en
Duitsland.
12 Utrecht was in die tijd voornamelijk een
wereldlijk en geestelijk centrum met zijn
bisschopzetel. Een monnik voelde zich
waarschijnlijk meer op zijn gemak bij
geestelijken dan bij kooplui.
B THEMAOPDRACHT
Noormannen plunderen Dorestad
Eigen antwoorden.
8 Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s
THEMA HOOFDSTUK 4
HANZESTAD
ZUTPHEN
A VERWERKINGSVRAGEN
1 De reis van Denemarken duurde drie
weken. Om de haringen eetbaar op de
Zutphense markt te brengen, moesten ze
geconserveerd worden. Vanaf 1350 lukte
dat met zout.
2 Door de bewaard gebleven middeleeuwse
stadskern, de vele overgeleverde bronnen
en de bloeiende handelsperiode in 13e en
14e eeuw.
3 Zutphen kende vier jaarmarkten van twee
weken, maar daarnaast waren er
weekmarkten en dagmarkten. Een
Zutphenaar kon dus altijd een markt
bezoeken.
4 Vanaf het jaar 950 werden er steeds meer
producten verhandeld van groot volume
en gewicht. Dat kon alleen over water. Dus
alleen in steden aan goed bevaarbare
rivieren ontstonden markten.
5 De middeleeuwers hadden geen badkamer
en toilet in huis. Voor een bad ging men
naar het badhuis. Zijn behoeften deed
men in een soort keet op het achtererf of
gewoon buiten.
6 De kerk legde in de Middeleeuwen nogal
wat vastendagen op. Dan was vlees eten
verboden. Men at dan vis of een
eiergerecht.
7 a Men was in de Middeleeuwen niet erg
preuts. In de badhuizen werd er door
mannen en vrouwen gezamenlijk in één
tobbe gebaad. En het bleef waarschijnlijk
niet alleen bij baden.
b Eigen antwoord.
8 a In de Middeleeuwen kende men geen vork
of borden. Men at dus met de handen en
gebruikte een stuk brood of een plankje
als bord. Tegenwoordig is met de handen
eten onfatsoenlijk.
b De Middeleeuwen worden als onfatsoenlijk
en minder beschaafd aangemerkt, terwijl
dat niet het geval hoeft te zijn. Men
maakte immers veel uitbundiger gebruik
van servetten!
9 a Het menu van de middeleeuwer ziet er
niet echt gezond uit. Hij drinkt veel, te
veel. Hij eet of erg eenzijdig (pap en brij)
of als hij het zich kan veroorloven, veel
vlees en weinig groente. Gelukkig waren
er veel vastendagen waarop hij vis moest
eten. Vis is gezond en was er in overvloed.
b Eigen antwoord.
10 De heren van Zutphen verleenden
privileges als een tol en een munt om de
handel te bevorderen. Daar werden ze zelf
rijker van. De landsheren waren er met het
verlenen van stadsrechten en privileges
niet per se op uit hun onderdanen
zelfstandig te maken. Tegen betaling
deden ze het toch. Dit is een aanwijzing
dat ze het geld hard nodig hadden.
11 Zutphense handelaren waren verplicht lid
van het schippersgilde. Dat betekent dat
Godric dat ook geweest zou zijn. Ook
genoot hij verplicht tegen betaling
rechtsbescherming.
Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s 9
12 a Op de belangrijkste markten, de
jaarmarkten, werden grote partijen
goederen verhandeld, die per schip in
Zutphen arriveerden. Die handel liep terug
vanaf 1500 en daarmee ook de bloei en
welvaart van het stadje aan de IJssel. De
dag- en weekmarkten hadden vooral een
regionale en lokale functie. De IJssel was
voor die markten minder belangrijk, maar
deze markten droegen in geringere mate
bij aan de bloei van Zutphen.
b In beide gevallen is er sprake van een
traag, natuurlijk proces dat het menselijk
welzijn van toekomstige generaties
bedreigt. De stijging van de zeespiegel
bedreigt niet alleen de handel, maar
brengt ook mensenlevens in gevaar.
B THEMAOPDRACHT
Stadsleven
Eigen ontwerp van een website.
10 Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s
THEMA HOOFDSTUK 6
DE
BEELDENSTORM
A VERWERKINGSVRAGEN
1 A en F horen er niet bij. A is na de
Beeldenstorm, F heeft ruim voor de
Beeldenstorm plaatsgevonden.
2 a Lid van de hoge adel en aanbieder van het
Smeekschrift aan Margaretha van Parma.
b Landvoogdes van de Nederlanden en
plaatsvervanger van koning Philips II.
c Deelnemer aan het beeldenstormen in
Gent.
d Katholieke adviseur van Margaretha van
Parma, die als eerste het woord ´geux´
gebruikte om de aanbieders van het
Smeekschrift mee aan te duiden.
3 Eigen antwoord.
4 Beelden pasten niet in de protestantse leer
en moesten worden vernietigd. Dat blijkt
hier uit het gezicht van Maria dat is
weggeslagen en het hoofd van Johannes
dat geheel is verdwenen.
5 De hoge adel was door Filips II naar de
achtergrond gedrongen, maar wilde wel
weer zijn aanspraken op het bestuur laten
gelden. Zij waren van mening dat zij veel
beter in staat waren hun gebieden te
besturen dan vanuit Brussel gebeurde. Zij
verzetten zich tegen de voortschrijdende
centralisatie van het bestuur en zagen in
de Beeldenstorm een mogelijkheid hun
oude privileges te herstellen.
6 Uit het feit dat het drieluik de
Beeldenstorm heeft overleefd, kun je
opmaken dat het advies is geweest om de
inboedels op voorhand te verwijderen en
te verbergen.
7 Haar rol als landvoogdes maakte dat zij
midden in de ontwikkelingen in de
Nederlanden stond en veel beter op de
hoogte was en werd gehouden van wat er
gaande was. Filips II ontving in Madrid
altijd pas weken later de berichten uit de
Nederlanden. Margaretha van Parma was
echter met handen en voeten gebonden
aan de instructies van Filips II, die
uitdrukkelijk had verboden toezeggingen
aan ketters te doen.
8 Het lijkt erop dat de Taliban vooral om
religieuze motieven de Boeddhabeelden
heeft opgeblazen, terwijl bij de
Beeldenstorm ook andere, politieke
motieven een rol speelden.
9 Het religieuze element is het sterkst bij
Van Vaernewyck. Daar begint hij mee,
terwijl hij de vernielingen niet ziet als
verspilling ten koste van de armen.
Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s 11
10 De persoonlijke en familiebanden.
11 Margaretha zou in schijn concessies
moeten doen aan de beeldenstormers,
maar zo snel mogelijk met harde hand een
einde maken aan het stormen.
12 In heel Europa was een strijd gaande over
de mate van godsdienstvrijheid, die in
1555 door de Vrede van Augsburg was
vastgelegd, maar die in de Nederlanden
nog niet beslist was. Wat dat betreft, komt
in de Beeldenstorm de voortzetting van
deze strijd om godsdienstvrijheid tot
uiting.
B THEMAOPDRACHT
Wie waren zij?
1 Gelet op de welstand en de leeftijd van de
lieden die in bron 6 en 7 worden
verzameld, lijkt de verklaring van de
Beeldenstorm om economische motieven
niet op te gaan in Amsterdam.
2 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: De strijd om
religieuze vrijheid is een verkapte vorm
van strijd om politieke invloed. Of: In de
Beeldenstorm in Amsterdam waren de
Amsterdammers slechts meelopers en
geen aanstichters.
3 Getuigenverklaringen, scheepsjournalen
van de schepen die Amsterdam aandeden
in die tijd, plakkaten uitgevaardigd door
de burgemeesters.
12 Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s
THEMA HOOFDSTUK 6
OP WEG NAAR DE
OOST
A VERWERKINGSVRAGEN
1 Hij zorgde ervoor dat er een vaste plek
kwam van waaruit de VOC kon opereren
en hij zorgde ervoor dat de VOC het
monopolie op de handel in specerijen
verwierf.
2 1587: geboorte in Hoorn
1600: naar Italië
1602: VOC opgericht
1607: Coen onderkoopman
1612: Coen opperkoopman
1618: Coen gouverneur-generaal
1623 Coen terug naar Republiek; trouwt
met Eva Ment
1627: Coen weer gouverneur-generaal;
beleg Batavia
1629 Coen sterft
3 a De VOC was een bedrijf dat zich als enige
in de Republiek met de handel in
specerijen bezig mocht houden. Het
bedrijf werd gefinancierd door aandelen.
b De bewindvoerders benoemen de Raad
van Indië, het belangrijkste lid daarvan is
de gouverneur-generaal.
De bemanning van de schepen bestaat uit:
schipper, opperkoopman en
onderkoopman.
4 Ziektes door gebrek aan gezond voedsel.
Extreme weersomstandigheden.
Onveilige situaties aan boord (uit de mast
vallen bijvoorbeeld).
Vijandige schepen.
Vijandige bevolkingen van gebieden waar
men wilde aanleggen.
Ruzies onderling.
Strenge straffen.
5 Eigen antwoord. Coen zal zeker het advies
gegeven hebben voortaan voorzichtiger te
zijn om brand te voorkomen en voldoende
limoenen en pruimen mee te nemen. Hij
zal God geprezen hebben vanwege het feit
dat Bontekoe zulke moeilijke
omstandigheden heeft overleefd, maar zal
ook zeggen dat hij voortaan korter aan
land moet blijven als er scheurbuiklijders
zijn.
6 a Hij lette heel goed op de kosten en
uiteindelijk was het de VOC te doen om
zoveel mogelijk winst.
b Bedoeld gevolg was dat de inkomsten
stegen door doelmatiger organisatie en
het verwerven van de monopoliepositie.
Een onbedoeld gevolg was dat het imago
van de VOC werd aangetast en de relatie
met buitenlandse mogendheden
verslechterde.
7 Coen speelde op zeker. Hij kwam in beide
gevallen (uiteindelijk) met een overmacht
aan mensen en liet de ingenomen
gebieden helemaal met de grond gelijk
maken, zodat hij er de zaken volledig naar
zijn eigen zin kon inrichten.
8 De bron ondersteunt vooral de opvatting
dat Coen een groot staatsman en
krijgsman was, want het gaat uiteindelijk
om de eer van de natie, het volk dus, en
daarvoor moet je je leven willen geven.
Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s 13
9 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Coen
handelt duidelijk vanuit de opdracht die
hij gekregen heeft van de Heren XVII en is
als zodanig een man van zijn tijd. Hij wist
met weinig middelen de Portugese macht
te breken en de VOC vaste voet aan de
grond te geven.
10 Eigen antwoord.
11 a Doortastend, kritisch, geen blad voor de
mond nemend, vol zelfvertrouwen,
beslisvaardig, gericht op winst maken in
internationale handel, strevend naar
monopoliepositie voor een bedrijf, doel
willen bereiken met grove middelen als
geweld en bloedvergieten.
b Eigen antwoord.
12 a Coen koos er uiteindelijk voor Chinezen te
ronselen, zelfs haast te ontvoeren.
b Te denken valt aan slaven, of opleidingen
opzetten voor de inheemse bevolking om
ze op te leiden tot volwaardige
ambachtslieden.
B THEMAOPDRACHT
Coen en China: Gemiste kans of
succesvolle actie?
1 In het hele systeem van inter-Aziatische
handel was China onmisbaar. Er is
kennelijk veel aan gelegen om de
belangrijke Chinese waren te
bemachtigen. Daarnaast moeten de
Portugezen dwarsgezeten worden. Zij
hebben namelijk al een handelspost in
Macao. Als derde reden zijn Chinezen
goede werklieden en die zijn nodig in
Batavia.
2 De Chinezen wilden graag zelf bepalen
met wie en onder welke voorwaarden zij
handelden. Zij vonden de Hollanders
arrogant, brutaal en zelfs gevaarlijk.
Bontekoe denkt dat Chinezen de komst
van de Hollanders al voorspeld hadden,
maar waarschijnlijk is hier de wens de
vader van de gedachte.
3 De Hollanders verloren eerst van de
Portugezen en daarna probeerden ze een
fort te bouwen op een eilandengroep dicht
bij de kust. Zij probeerden met geweld de
Chinezen aan de kust te dwingen tot
handel. Dat vond de keizer niet bepaald
leuk, dus stuurde hij een overmacht aan
schepen en manschappen om de
Hollanders naar Taiwan te verjagen. Daar
mochten ze wel handel drijven. Ze deden
dat met succes, vooral door het slimme
optreden van gouverneur Putmans van
Taiwan.
4 Coen wilde eerst met ‘maght ende
ontsagh’ de Chinezen zijn wil opleggen
om op zijn voorwaarden handel te drijven.
Toen dat mislukte, probeerde hij het
uiteindelijk op een akkoordje te (laten)
gooien met de Chinese overheid. Daarin
slaagde hij min of meer, maar of dat zijn
verdienste was, is de vraag. Hij gaf wel de
opdrachten, maar was niet bij de
uitvoering aanwezig. Het succes van
Taiwan is bijvoorbeeld meer te danken aan
gouverneur Putmans.
14 Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s
THEMA HOOFDSTUK 8
DE ZWARTE
DOMINEE
A VERWERKINGSVRAGEN
1 a Jacobus zou vermoord kunnen zijn door
Afrikanen, omdat hij bij de blanken
hoorde, of door Europeanen die het niet
konden verkroppen dat een Afrikaan bij de
blanken hoorde en een blanke vrouw
trouwde.
b Jacobus zou ongelukkig geweest kunnen
zijn door zijn positie. Hij hoorde niet meer
bij de Afrikanen, maar door zijn
huidskleur ook niet bij de Europeanen.
c Veel Europeanen stierven aan tropische
Afrikaanse ziektes in die tijd.
2 Hoe gezonder de slaven in Amerika
aankwamen, hoe meer de
slavenhandelaren aan hen verdienden.
3 Gomperts en Jacot zien slaven als
koopwaar, niet als mensen. (Ook lijken zij
de slaven zelfs minder belangrijk te
vinden dan het vlees en de saucijsjes. Het
slavenmeisje wordt namelijk in kleinere
letters vermeld.)
4 a Er is sprake van continuïteit omdat de
handelaren meer dan 600 slaven bleven
vervoeren.
b Er is sprake van verandering omdat er een
nieuwe wet over het vervoeren van slaven
is aangenomen.
5 Mogelijke argumenten zijn:
Er waren ook zwarten die slaven in hun
bezit hadden.
De Afrikaan Jacobus Capitein verdedigde
de slavernij.
In Afrika was slavernij een veel
voorkomend verschijnsel.
Het waren Afrikanen die de slaven aan de
Europeanen leverden.
6 Sommige christenen verdedigden de
slavernij aan de hand van een passage uit
de Bijbel waarin de Afrikanen
(nakomelingen van Cham) vervloekt
worden tot slaven.
Andere christenen bekritiseerden de
slavernij door te wijzen op de
naastenliefde, ook voor Afrikanen.
7 Ja, dit was gebruikelijk. Op deze manier
creëerde de slavenhouder verdeeldheid
onder slaven. Dit was voor hem gunstig,
omdat de slaven dan minder snel in
opstand zouden komen.
8 Pas wanneer je de omstandigheden
waaronder Europeanen reisden, vergelijkt
met die waaronder de slaven vervoerd
werden, kun je zien in hoeverre de
slavenhandelaren de slaven slecht
behandelden omdat zij slaven of
Afrikanen waren.
9 Bijvoorbeeld: In hoeverre (of op welke
manier) zijn de nakomelingen van slaven
nu nog bezig met hun slavernijverleden?
10 a Omdat de slaven en plantagesproducten
over de Atlantische Oceaan vervoerd
werden.
b Omdat de handelswegen in de vorm van
een driehoek verlopen. (Vanuit Europa
naar Afrika, vanuit Afrika naar Amerika,
vanuit Amerika terug naar Europa.)
Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s 15
11 Afrika stond al eeuwenlang in contact met
Europa. Hierdoor waren de Afrikanen
bestand tegen Europese ziektes.
De Portugezen hadden in eigen land,
tijdens de islamitische overheersing, al
kennis gemaakt met Afrikaanse slaven. Op
hun koloniën voor de Afrikaanse kust
hadden de Portugezen, naar dit voorbeeld,
Afrikaanse slaven ingezet.
De Afrikanen bleken fysiek goed in staat
in de hete zon de landerijen te bewerken.
12 1492: Columbus ontdekt Amerika
Begin 16e eeuw: eerste slaven naar
Amerika vervoerd
1747: Jacobus Capitein sterft
Eind 18e eeuw: De eerste abolitionisten
worden actief
1804: vrijgevochten slaven roepen het
onafhankelijke Haïti uit
1808: afschaffing slavenhandel door
Engeland
1833: afschaffing slavernij door Engeland
1852: publicatie van De negerhut van
Oom Tom
1863: afschaffing slavernij door Nederland
B THEMAOPDRACHT
Brief aan de Surinaamse nieuwsverteller
De brief moet in je eigen woorden alle
argumenten bevatten die in bron 4, 5, 8 en 10
staan. De argumenten uit WB bron 6, 7 en 9
moet je in de brief weerleggen.
Bron 4 (verdediging)
Sommige slaven verkiezen slavernij boven
vrijheid.
Bron 5 (verdediging)
Mensen hebben geen vrijheid nodig. Wanneer
zij geloven, zijn zij vrij.
Bron 6 (kritiek)
Zwarten zijn ook mensen en broeders van de
blanken.
Bron 7 (kritiek)
Slavernij is niet goed voor mensen. Zij kwijnen
weg, worden ziek en lijden.
Bron 8 (verdediging)
Afrikanen hebben als slaaf een beter leven dan
in Afrika.
Door de slavernij wordt Afrika van haar
misdadigers verlost (slaven zijn toch maar
misdadigers).
De slavernij is erg voordelig voor de koloniën.
Bron 9 (kritiek)
Slavernij gaat gepaard met onmenselijke
straffen voor de slaven.
Bron 10 (verdediging)
Afrikanen hebben een harde hand nodig,
anders zijn ze niets waard (tot niets in staat).
16 Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s
THEMA HOOFDSTUK 10
WILLEM I,
DE KOOPMAN-
KONING
A VERWERKINGSVRAGEN
1 Willems ambitie was: koning worden van
alle Nederlanden, net als zijn voorvader
Willem de Zwijger. Hij maakte deze waar
door contacten te onderhouden met
mensen op het Congres van Wenen, waar
over landsgrenzen en vorsten werd
beslist.
2 a Ook al was de uitspraak niet positief,
hij zal zich wel herkend hebben in de
rusteloosheid en het streven naar machts-
uitbreiding.
b De rusteloosheid is bijvoorbeeld terug te
vinden in zijn bemoeienis met de NHM na
het verlies van België: hij stelde een
invoerverbod in op Belgische katoentjes
en stampte de Twentse textielindustrie uit
de grond. Willems verlangen naar eerste-
rangs macht is terug te vinden in de
manier waarop hij ervoor zorgde alle
Nederlanden te besturen en in zijn
bestuur via Koninklijke Besluiten.
3 Waarschijnlijk niet, want Willem I was een
stugge, gesloten man. Hij zat het liefst
alleen in zijn werkkamer stukken door te
lezen. Hij hield niet van pracht en praal en
al helemaal niet van grote mensen-
menigtes.
4 Voor het gewone volk: de roep om een
Oranje als leider na een tijd van Franse
bezetting.
Voor de elite: Willem I zorgde ervoor dat
de elite haar macht kon houden door in te
stemmen met zekere vrijheden als een
constitutie.
5 Willem I wilde gekroond zijn vóór alles
misschien vergeefs was omdat Napoleon
weer optrok. Hij nam daarmee een voor-
schot op de besluiten van het Congres van
Wenen.
6 Voor: via Koninklijke Besluiten kon
Willem I lange trajecten in het parlement
omzeilen en snel besluiten nemen.
Tegen: met een goed functionerend
parlement was dit ongetwijfeld ook
mogelijk geweest. Het paste veel meer bij
de aard van Willem I om op deze manier te
regeren.
7 Willem I wilde scoren als koning.
Het muntrecht was van oudsher het recht
van de landsheer of koning. Willems
voorvader, stadhouder-koning Willem III,
had hiermee goede resultaten bereikt in
Engeland. In dat opzicht was het dus
trotse Oranje-symboliek.
8 Het koningschap van Willem I was een
verlicht absolutisme, hij regeerde vooral
per Koninklijk Besluit. Willem gebruikte
zijn macht vooral om de economie te
ontwikkelen. Hij was de motor achter het
graven van kanalen en het aanleggen van
wegen. Ook de NHM is door hem in gang
gezet. Andere vorsten lieten economische
en handelsbelangen over aan hun
ministers. Willem nam juist het voortouw.
Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s 17
9 Eerst het leggen van een solide basis door
de Nederlandsche Bank en de Nederlandse
munt in te stellen. Vervolgens het
aanleggen van een goede infrastructuur
(kanalen, wegen en spoorwegen om het
land te ontsluiten). Daarna – bijvoorbeeld
via de NHM – het stimuleren van de
industriële ontwikkeling en de handel.
Kort samengevat: onderaan beginnen en
dan stapje voor stapje uitbouwen.
10 a De Belgische opstand, augustus 1830.
b In augustus 1830 kwamen de Belgen in
opstand tegen Willem I. Vanwege het
aarzelend optreden van leger en politie
(en dus van Willem I) richtten de Belgen
burgermilities op om hun eigen veilig-
heid te garanderen. Daarmee was de
onafhankelijkheidsstrijd een feit.
11 De Noord-Nederlandse textielindustrie
moest het wegvallen van de Belgische
textielproducten opvangen. De NHM
stimuleerde daarvoor de textielindustrie in
Twente. In Nederlands-Indië werd het
cultuurstelsel ingevoerd, waardoor de
NHM veel winst kon maken op producten
die op de wereldmarkt goed te verkopen
waren.
12 B – D – C – A – F – E
B THEMAOPDRACHT
BRON KONING KOOPMAN EIGENBELANG OF ALGEMEEN BELANG?
A WB bron 3 X Algemeen belang want hij is gevraagd terug te
komen.
B WB bron 1 X Eigenbelang want zo is zijn karakter.
C WB bron 4 X Ook eigenbelang want Willem trekt de macht naar
zichzelf toe.
D WB bron 5 X Voornamelijk eigenbelang want Willem was de
grootste aandeelhouder in de fabriek.
E WB bron 6 X X Voornamelijk eigenbelang, want Willem benoemde
en ontsloeg de bewindhebbers.
F WB bron 7 X Eigenbelang want Willem trok zich terug toen het
verliesgevend bleek.
Je moet goed beargumenteerd kunnen aangeven waarom de bijnaam koopman-koning (g)een
goede typering is voor Willem I.
18 Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s
THEMA HOOFDSTUK 11
DE BELGEN
KOMEN!
A VERWERKINGSVRAGEN
1 a De Duitsers wilden de Franse hoofdstad
omsingelen vanuit het noorden en het
oosten. Zij vielen België binnen om zo
vanuit het noorden Frankrijk aan te vallen.
b De Duitse opmars vanuit het noorden had
ook via Nederlands grondgebied kunnen
plaatsvinden.
2 Tijdens de Eerste Wereldoorlog ging de
overheid zich actief bemoeien met de
voedseldistributie, door de grote
schaarste. Zij beëindigde hiermee haar
passieve houding en daarmee de
nachtwakerstaat.
3 Door de oorlog was er grote voedsel-
schaarste. Tijdens de oorlog zou de
overheid daarom niet zoveel tegen de
armoede (de sociale kwestie) kunnen
doen.
4 H – E – L – G – A – J – K – C – D – B – F – I
5 Veel mannen waren van huis door de
mobilisatie. Zij waren niet in staat mee te
helpen met de voedselverbouwing.
De handel was vrijwel stil komen te liggen
door de onveilige situatie op zee en
doordat de buurlanden in oorlog waren.
Nederland had overeenkomsten gesloten
met buurlanden. Zij leverden steenkolen,
Nederland leverde voedsel.
6 a De overheid kocht voedingsmiddelen in en
verkocht deze aan de burgers voor een
lagere prijs. Er werd een bonnensysteem
ingevoerd om ervoor te zorgen dat
iedereen evenveel kon kopen.
b Om het schaarse voedsel zo eerlijk
mogelijk te verdelen.
7 a Positief: via smokkel konden schaarse
producten toch in Nederland verkocht
worden.
Negatief: via smokkel konden schaarse
producten Nederland verlaten. Hierdoor
werden de prijzen nog hoger.
b Jullie eigen antwoord.
8 a Zowel tijdens de Eerste Wereldoorlog als
tegenwoordig worden er vluchtelingen-
kampen (asielzoekerscentra) opgericht.
b Voorbeelden van verschillen:
– tegenwoordig wordt de opvang van
vluchtelingen vrijwel niet meer door
particulieren georganiseerd. Tijdens de
Eerste Wereldoorlog was dit wel het geval.
– wanneer een land ‘veilig’ bevonden
wordt, worden vluchtelingen verplicht om
te vertrekken.
9 a Treub stond negatief tegenover de koop-
lieden die de smokkel leidden. Hij stond
minder negatief tegenover de smokkelaars
zelf.
b Persoonlijke reden: hij vond het oneerlijk
dat de leiders geen gevaar liepen en de
dragers van de smokkelwaar wel. Het
frustreerde hem dat hij daarom weinig
tegen smokkel kon uitrichten.
Maatschappelijke reden: de voedselvoor-
ziening van Nederland werd in gevaar
gebracht.
Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s 19
10 a Nederlandse mannen dienen zich op te
geven als vrijwilliger bij de landmacht.
b De manier waarop de mannen zijn
afgebeeld moet de boodschap meer kracht
bijzetten. De rechter figuur wordt ‘slap’
afgebeeld, met een sok en breinaalden in
de hand, door zijn knieën gezakt en bij de
kachel. De linker figuur wordt ‘sterk’
afgebeeld, met een uniform aan, een
rechte houding, de Nederlandse vlag op
de achtergrond en het geweer.
11a De hulp die Nederland biedt, bijvoorbeeld
aan de Belgen, zorgt voor de schaarste
van voedsel in Nederland.
b Mobilisatie van het Nederlandse leger,
waardoor de voedselproductie stagneer-
de, en de leveringscontracten aan leger en
buitenland.
12 De mobilisatie zorgt in Nederland voor
honger. De minister van Oorlog zal pas
besluiten tot een demobilisatie wanneer
het Nederlandse volk gestorven is aan de
honger.
B THEMAOPDRACHT
2 WB bron 4
a Ooggetuige, een kind. Haar eigen familie
deed niet mee, vader wilde dat niet.
b Het oproer werd uitgevoerd door
onschuldige vrouwen, die niet anders
konden. De gewone politie wilde niet
ingrijpen. De marechaussee trad hard op
en schoot zelfs op de dokter.
c Er was honger onder de bevolking. De
vrouwen moesten wel in actie komen om
hun kinderen te kunnen voeden.
WB bron 5
a De bron is uitgegeven door de hoofd-
commissaris van de politie. De politie had
als taak het oproer te stoppen.
b Het oproer werd veroorzaakt door jonge-
ren. Zij gooiden met stenen.
c De kinderen zijn baldadig en willen een
tegenreactie uitlokken bij de politie.
WB bron 6
a Een ooggetuige, een kind. Haar vader
hielp een neergeschoten vrouw.
b Mensen kwamen in opstand omdat ze
honger hadden. De bereden politie trad
hard op en schoot daarbij zelfs een oude,
onschuldige vrouw dood.
c De mensen werden door honger gedreven.
WB bron 7
a Hij was wethouder in Amsterdam en ver-
antwoordelijk voor de voedselvoorziening.
b Vrouwen roofden aardappelen. De politie
heeft geen geweld gebruikt.
c De reden voor het uitbreken van de
opstand wordt niet beschreven, maar er
zou geen sprake zijn van honger.
WB bron 8
b De tekenaar wil laten zien dat de Amster-
dammers buitensporig veel geweld
hebben gebruikt, terwijl ze de aardappe-
len zo zouden hebben kunnen krijgen.
c Het lijkt erop dat de Amsterdammers
graag geweld gebruiken. Het geweld was
niet nodig geweest. Honger was er
volgens de tekenaar niet, dat kan dus niet
de oorzaak van het oproer zijn.
HB bron 9
b Er is te zien dat vrouwen aardappelen
hebben geroofd. Ze kijken hierbij vrolijk
en strijdlustig (met de armen omhoog).
c De oorzaak wordt niet duidelijk.
20 Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s
3 Je eigen antwoord. Redenen voor je keuze
kunnen zijn: ooggetuigen, objectief of
feitelijk verslag, verslag met details die te
controleren zijn, standplaatsgebonden-
heid van auteur of tekenaar.
4 Je eigen antwoord, met onderbouwing.
5 Je eigen antwoord, met onderbouwing.
6 Je eigen antwoord.
Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s 21
THEMA HOOFDSTUK 12
DAGBOEKEN IN
BEZETTINGSTIJD
A VERWERKINGSVRAGEN
1 a Vanwege verzetsactiviteiten.
b Vanwege hun kinderen.
c Je eigen antwoord.
2 a De Haarlemse scholier geeft weer hoe het
weer was, dat er te weinig voedsel in de
stad was en dat mensen dat gingen halen
op het platteland. Dat ze daarbij vaak heel
ver weg moesten (‘de Noord’), welk
voedsel er nog beschikbaar was. Dat zijn
feiten, weergegeven door een ooggetuige.
Zijn mededeling over de opmars van de
Russen en vooral dat er nu wel snel een
einde aan de oorlog zal komen, berust
misschien op feiten, maar zijn vooral een
verwachting en mening.
b De foto (HB bron 1) geeft weer hoe
kinderen actief waren om houtblokjes
tussen de tramrails vandaan te halen. De
foto vertelt dus ook over het gebrek aan
brandstof toen. Kennelijk was het heel
gewoon, want op het trottoir lopen de
volwassenen gewoon door. Je zou nog
kunnen zeggen dat ook de kleding, de
fietsen enzovoort feitelijkheden zijn die je
uit de foto kunt halen.
c Lastig. Aan de ene kant is het gewoon een
foto, op straat genomen en aan de
voorbijgangers kun je zien dat het een
‘normaal’ beeld was toen. Aan de andere
kant kun je ook zeggen dat de fotograaf
dit juist heeft willen vastleggen om zijn
opvatting over de Hongerwinter en over
hoe kinderen het toen hadden, vast te
leggen.
3 a Feiten zijn hoe het kennelijk toeging, zo’n
serie executies van joden in Rusland.
En ook dat de SS-Standartenführer was
doodgeschoten. Meningen zijn de koele
manier waarop de moord op de ‘partiza-
nen’ wordt beschreven (dat doet hem
kennelijk niets), dat joden als tegenstan-
ders van de Duitsers werden gezien die
verzet pleegden, het verdriet over de dood
van de SS’er en dat deze ‘als soldaat’
gestorven was.
b Van de dood van de SS-officier.
c Hij is als vrijwilliger aan het Oostfront,
dus een verklaard medestander van de
Duitsers en een aanhanger van de nazi-
ideologie.
d Je krijgt een indringend beeld van hoe het
toeging, maar ook van de opvattingen van
deze ‘foute’ Nederlander toen. Ook geeft
het weer dat een al te glorieus beeld van
Nederland massaal in verzet behoorlijk
getemperd moet worden.
4 Het belang van de egodocumenten in
bezettingstijd is dat je tot in details en op
heel lokaal niveau kunt meeleven met de
mensen die deze tijd meemaakten. Ook
hun eigen ervaringen, indrukken en
meningen komen er duidelijk uit naar
voren.
5 a Je kunt zeggen dat veel Nederlanders toen
zich niet erg druk maakten over wat er
gebeurde met de joden uit hun midden.
Ook nu zie je onverschilligheid ten
opzichte van mensen met een apart geloof
of uiterlijk. Maar je kunt het ook wat
nuchterder bekijken en aangeven dat
iedereen nu eenmaal geneigd is om in de
eerste plaats voor zichzelf te zorgen, te
‘overleven’ en pas daarna iets voor een
ander overheeft. In de bezettingstijd
pasten velen zich aan (accommodatie).
22 Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s
b Anne Frank was geen vreemdelinge in ons
land vanwege haar joodse achtergrond,
maar haar ouders waren wel uit Duitsland
gevlucht in de jaren dertig. In die zin zou
je kunnen zeggen dat ze een kind is van
‘vreemdelingen’.
6 Voor: inderdaad geven de dagboeken veel
informatie die je anders niet aan de
openbaarheid prijs zou geven. Dus je
moet er erg op letten wat je wel en wat je
niet publiceert.
Tegen: je kunt redeneren dat het weten-
schappelijk belang, juist vanwege de grote
waarde van dit soort bronnen, boven dat
van de individuen gaat.
7 a Mogelijke onderzoeksvragen zijn:
– waarom stuurden de ouders van deze
kinderen hun kroost naar dergelijke
vakanties? Was dat uit naïviteit of wisten
ze wel beter?
– hoe vonden de kinderen het, die
vakanties, en hoe kijken ze er achteraf op
terug?
– op welke manieren wilden de Duitsers
de Nederlanders voor zich winnen? (Deze
vakantie is dan een van die manieren.)
b Je ziet iemand met een gele ster (links op
de foto). Misschien is dit een registratie
(gezien de typemachine op de tafel tussen
de drie mensen achter de tafel en ‘het
publiek’ van joden).
De foto past in deze serie bronnen, omdat
eruit blijkt hoe het leven voor joden
tijdens de bezetting in Amsterdam was.
8 Dat zou door de Duitsers verboden
worden gezien de censuur en het thema.
Onderduik zou erdoor aangemoedigd
worden en het boek zou medeleven
opwekken met het lot van de joden.
9 a Heel lastig. Je kunt met je antwoord twee
kanten op. De ene kant is: ze kijken erg
vrolijk en genieten kennelijk van het Duit-
se gezelschap. De andere is: ze waren ook
op het strand en moesten noodgedwon-
gen poseren. Je kunt niet iedereen die
samen met de bezetter op een foto staat
zomaar als ‘fout’ kwalificeren.
b Mensen die zich aanpasten, die accom-
modeerden, de grote meerderheid van de
Nederlanders. Deze vrouwen zou je daar
onder kunnen laten vallen.
10 Omdat ze graag wilden laten vastleggen
hoe de oorlog was geweest.
Om hun omgekomen man, vrouw of kind
te eren.
Uit ijdelheid of omdat het zo interessant
stond?
11 a De geallieerden hadden al een behoorlijk
deel van Nederland heroverd en waren ook
al in Duitsland doorgedrongen.
b Die luchtoorlog was onderdeel van de
bevrijding van Nederland.
c Nog enkele weken.
12 a Palen waaraan elektriciteitsdraden hingen
die het dorp energie gaven. Dus een
bovengronds leidingnet voor elektra.
b Hij scheurt NSB-affiches af, die op de
palen zijn geplakt.
Het eerste zinnetje zou ook erop kunnen
duiden dat de schrijver de ‘NSB-plakate’
zelf aanplakt. Uit de rest van de tekst kun
je echter afleiden dat dit niet het geval is.
c Als een soort verzetsdaad.
d Een verzetsdaad.
Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s 23
B THEMAOPDRACHT
1 Dagboekfragmenten en foto’s geven veel
informatie over de bezetting op lokaal
niveau. Dus ook over de geschiedenis van
de bezetting in je eigen plaats of streek.
2, 3 en 4 Je eigen invulling.
24 Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s
THEMA HOOFDSTUK 13
MOLUKKERS
TUSSEN BATAVIA
EN DEN HAAG
A VERWERKINGSVRAGEN
1 a Uit de bron valt op te maken dat de
Molukkers in kampen woonden. Ook valt
op te maken dat ze niet in Nederland
willen blijven en de wens hebben om een
onafhankelijke Molukse staat te vestigen
(wapperen van de RMS-vlag).
b De Molukkers waren ondergeschikt aan
een Nederlandse kampbeheerder. Er was
geen sprake van zelfstandig wonen.
2 a Deze bron geeft duidelijk aan dat de
Molukkers geen zin hadden om naar
Nederland te vertrekken en dat ze zich
verraden en bedrogen voelden.
b Hieruit kan een historicus opmerken dat
het er blijkbaar in Indonesië erg ‘warm’
aan toeging en dat er sprake was van
strijdende partijen die voor een poos uit
elkaar gehaald dienden te worden.
3 Je eigen antwoord.
4 a Gebeurtenis IV (Nederlandse soldaten
raken op de Molukken in gevecht met ex-
KNIL-militairen).
b V – III – VI – I – II – VII.
5 a Ze voelden zich in de steek gelaten en
leden psychisch onder de Nederlandse
afwijzing van hun verdiensten voor
Nederland.
b Ze spanden een proces aan om op juridi-
sche gronden genoegdoening te krijgen.
c De tweede generatie Molukkers werd door
deze als oneerlijk ervaren behandeling
gemotiveerd tot de radicale acties
halverwege de jaren zeventig.
6 a In Nederland heerste woningnood.
De Molukkers mochten niet in ‘gewone’
huizen tussen de Nederlanders wonen,
vanwege de kans op contact. Dat was
ongewenst.
De Molukkers hadden een voorkeur voor
de kampen. Die leken op hun vroegere
behuizing in Indonesië en lagen ver van de
bewoonde (Nederlandse) wereld.
b Vanaf 1959 vond de regering dat er iets
gedaan moest worden aan de nood-
opvang in de kampen. Het was duidelijk
dat de Molukkers niet meer zouden
vertrekken. Daarom moesten zij in betere
huizen tussen de Nederlanders gehuisvest
worden.
7 De Nederlandse overheid is niet schuldig
maar had de acties misschien kunnen
voorkomen door meer aandacht aan de
Molukse jongeren te schenken. Jarenlang
werden de jongeren verwaarloosd; zo
werden ze tot een sociaaleconomisch
kansarme groep, die kon radicaliseren.
8 Deze uitspraak was de mening van de
Nederlandse regering en de minister.
Het was de enige oplossing vanuit
Nederlands perspectief, niet vanuit Moluks
perspectief. De Molukkers meenden dat
het best mogelijk was naar de Molukken
te reizen en daar te demobiliseren.
Nederland moest rekening houden met de
internationale politiek en de opstelling van
Indonesië.
Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s 25
9 Je eigen antwoord. In je overwegingen
moet je ingaan op de vergelijking tussen
de omstandigheden waaronder Neder-
landers en Molukkers leefden in de jaren
vijftig. Verder kun je in je beschouwing
opmerkingen opnemen over de rol van de
Nederlandse overheid die de Molukkers
naar Nederland heeft gehaald.
10 Bij de herovering van haar voormalige
kolonie werd Nederland teruggefloten
door de internationale politiek, met name
door de Amerikanen. Bovendien moest het
onder druk van de internationale politiek
een oplossing vinden voor de Molukse
KNIL-militairen.
11 a De Molukkers zaten met veel mensen in
de kampen de hele dag met de handen
over elkaar. Het is niet raar dat dat tot
spanningen en gewelddadigheden
onderling leidde en dat de politie op
moest treden.
b Door te werken zouden de Molukkers in
contact komen met de Nederlanders en de
Nederlandse samenleving leren kennen.
Door het isolement en het gebrek aan
bezigheden kon de droom van een eigen
land ver weg gemakkelijk levend worden
gehouden.
12 a Je eigen antwoord, waarin je ingaat op de
specifieke verantwoordelijkheid van de
Nederlandse regering voor de Molukse
gemeenschap.
b Je eigen antwoord, waarin je een afweging
kunt maken tussen het gelijkheidsbeginsel
en de tijdelijke bevoorrechting van
achtergestelde groepen.
B THEMAOPDRACHT
Je eigen voorstel. Voorwaarden waaraan dit
voorstel moet voldoen:
– je hebt een kort verslag van de trein-
kapingen en de gebeurtenissen in de school
van Bovensmilde opgenomen;
– je hebt aandacht besteed aan de drie
benaderingen (journalistiek, gegijzelden,
Molukse samenleving);
– je hebt een gemotiveerde aanbeveling
gedaan voor de benadering die jouw voorkeur
heeft.
26 Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s
THEMA HOOFDSTUK 13
SURINAMERS
TUSSEN
PARAMARIBO
EN AMSTERDAM
A VERWERKINGSVRAGEN
1 Hij vindt dat Nederland Suriname te lang
aan het handje heeft gehouden. Suriname
baalt hiervan. Het is tijd om Suriname echt
onafhankelijk te laten worden.
2 a Dat zal economisch voordeliger zijn (of je
eigen antwoord).
b Curaçaoënaars zullen zich een eigen volk
voelen en zullen daarom ook helemaal
onafhankelijk willen zijn.
3 a In dit geval zou Curaçao tegenover de
andere Antilliaanse eilanden een grote
mate van zelfstandigheid verwerven
binnen het verband van het koninkrijk.
b Met keuze C zou Curaçao zich moeten
schikken naar de beslissingen die binnen
het koninkrijk over de Antillen worden
genomen en dus veel minder zelfstandig-
heid hebben.
4 a De Kom wordt als onbeschaafd afgebeeld,
hij is bijna naakt. Sommige Surinamers
vinden dat zij te weinig inspraak hebben
gehad over het beeld.
b Je eigen antwoord. Een voorbeeld: Anton
de Kom streed voor afschaffing van het
kolonialisme en de onderdrukking van
Surinamers. Hij is daarom een belangrijke
persoon voor Surinamers.
5 a Bijvoorbeeld: binnen een kapitalistische
samenleving streeft men naar zoveel
mogelijk rijkdom. Een belangrijke drijfveer
voor kolonialisme is verrijking.
b Bijvoorbeeld: het kolonialisme op het
Amerikaanse continent ontstond in de 16e
eeuw. In die eeuw was er in Europa nog
geen sprake van kolonialisme.
6 a Surinamers spreken goed Nederlands en
hebben kennis van de Nederlandse
cultuur.
b Men gaat er blijkbaar vanuit dat de lange
geschiedenis van contact met Nederland
in taal, onderwijs en wet- en regelgeving
het onnodig maakt de immigranten uit de
ex-koloniën te onderwerpen aan het
inburgeringsbeleid.
c Nog steeds emigreren er Surinamers naar
Nederland. Voor hen is dit nieuws van
belang.
7 a Je eigen antwoord.
b Je eigen antwoord.
8 In Suriname leven veel verschillende
bevolkingsgroepen en culturen naast
elkaar, maar dat wil nog niet zeggen dat
er geen etnische of religieuze spanningen
zijn binnen de Surinaamse gemeenschap.
Het is meer een salad bowl dan een
melting pot.
9 a Ja, hij heeft op grond van het ras van de
Surinamer een negatieve verwachting van
zijn gedrag.
b Je kunt de term ‘racisme’ toepassen op
het oordeel van de journalist, omdat het
juist de stereotypering van de Surinamer
laat zien.
Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s 27
10 a Motief van Surinamers: de wens van zelf-
bestuur.
Motieven van de Nederlandse regering:
het indammen van de massale migratie
vanuit Suriname. Dekolonisatie was ‘in de
mode’ en Nederland wilde haar voortrek-
kersrol als moreel geweten handhaven.
b Er werden demonstraties gehouden en
comités opgericht tegen de naderende
onafhankelijkheid.
11 a De massale emigratie van hoogopgelei-
den.
b Vooral hoogopgeleiden trokken vanuit
Suriname naar Nederland om te studeren
en bleven er vaak wonen. Ook de coup van
Bouterse droeg hieraan bij.
c Wanneer veel hoogopgeleiden vertrekken
heeft dit nadelige gevolgen voor de
economie en ontwikkeling van een land.
12 a De journalist beredeneert dat er veel geld
en pakketten naar Suriname gestuurd
worden, maar dat dit niet zorgt voor een
betere economische situatie. Dit wordt
ondersteund door het feit dat het
momenteel nog niet goed gaat met de
Surinaamse economie.
b De hulp wordt niet in structurele
ontwikkeling gestoken.
B THEMAOPDRACHT
2a Bron 7: om medische redenen.
Bron 8: geen vertrouwen in Suriname na
de onafhankelijkheid.
Bron 9: uit nieuwsgierigheid en vanwege
betere perspectieven.
Bron 10: daar geeft de bron geen
antwoord op.
Bron 11: door de coup was de verhouding
tussen Suriname en Nederland niet meer
goed. Als militair moest zijn vader naar
Nederland terugkeren.
b Bron 7: Polanen was liever in Suriname
gebleven. Hij houdt niet van het woord
‘allochtoon’. Hij vindt het prettig dat er
veel andere Surinamers in Amsterdam
wonen.
Bron 8: mevrouw Dwarka moet zich
aanpassen, maar dat lukt. Het leven is
duur.
Bron 9: hij houdt niet van het individu-
alisme dat in Nederland heerst.
Bron 10: het culturele leven in Nederland
biedt veel mogelijkheden. Ze is erg
gelukkig in Nederland.
Bron 11: in het begin vond hij het moeilijk
om zich aan de Nederlandse cultuur aan te
passen. Later ging dat beter, toen hij veel
Nederlandse jongeren leerde kennen. Hij
is teruggekeerd naar Suriname.
3 De bronnen zijn ooggetuigenverslagen.
De mensen hebben het zelf meegemaakt.
Dat maakt de bronnen voor dit onderzoek
redelijk betrouwbaar.
4 Je eigen antwoord. Voorbeeld: de resul-
taten van een onderzoek onder een grote
groep Surinamers naar hun redenen voor
vertrek en hun welbevinden in Nederland.
28 Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s
THEMA HOOFDSTUK 14
EUROPA,
IDEAAL EN
WERKELIJKHEID
A VERWERKINGSVRAGEN
1 a De Verenigde Staten vormen samen een
politieke en economische eenheid en zijn
samen één land. De Europese Unie is
voornamelijk een economische eenheid en
daar blijft het voorlopig bij.
b De meeste Europese landen zaten tot de
val van de Muur in 1989 achter het
‘ijzeren gordijn’. Tegenwoordig zouden
alle staten zich kunnen verenigen, als ze
dat willen.
2 a De afzonderlijke Europese landen speel-
den na de Tweede Wereldoorlog geen rol
van betekenis meer in de internationale
politiek. De twee machtsblokken, de
Verenigde Staten en de Sovjet-Unie,
beheersten de wereldpolitiek. Alleen door
een samenwerking zouden landen nog een
vuist kunnen maken.
b De oprichting van de EDG mislukte, maar
op economisch gebied (EGKS, EEG) was de
samenwerking meer dan succesvol.
Europa kreeg gezamenlijke economische
grenzen voor de buitenmarkt en een vrije
binnenmarkt.
3 Je eigen antwoord. Voorbeeldargumenten
vóór: we hebben het dankzij Europa en de
Europese samenleving nog nooit zo goed
gehad in Nederland. Als klein landje is het
juist prima om samen te werken in een
groter geheel, ook op het wereldtoneel.
Tegen: we betalen ons blauw aan ‘Brussel’
en zien er bitter weinig voor terug. Er blijft
veel te veel geld aan de bureaucratische
strijkstok hangen. De regelgeving is zo
ingewikkeld, dat dat allemaal extra tijd en
moeite kost. De invoering van de euro
heeft het leven in Nederland extra duur
gemaakt, dat zie je aan de prijs van het
bier: twee euro, zeg maar vier en een
halve gulden, terwijl ik me de tijd nog
goed kan heugen waarin een pilsje een
daalder kostte!
4 Zonder grondwet wordt een politieke
samenwerking waarschijnlijk nog
moeilijker dan die al is. Als ieder land
bovendien het vetorecht behoudt op alle
beslissingen in Europees verband, zal
nooit iets veranderen want er is altijd wel
een dwarsligger.
5 Ten eerste deelde Engeland niet in de
economische voorspoed waarmee de
oprichting van de EGKS en de EEG gepaard
ging.
Ten tweede: toen Engeland wel mee wilde
doen, bleef de deur nog lang gesloten
door de tegenwerking van De Gaulle.
6 Je eigen antwoord, waarin je aan elk
onderdeel aandacht besteedt.
7 EGKS – 1951
EDG – 1952
EEG – 1957
EG – eind jaren ’70
EU – 1992
EURO – 2002
Memo bovenbouw havo antwoorden thema’s 29
8 Voor: de oprichting van de EGKS is
voornamelijk een Frans initiatief geweest
met Schuman en Monet. De krachtige
Franse Jacques Delors blies de EU nieuw
leven in vanaf halverwege de jaren tachtig.
Tegen: de Franse De Gaulle heeft jaren-
lang een uitbreiding van de lidstaten
tegengehouden en de Fransen stemden
tegen de grondwet in 2005.
9 Een organisatie van samenwerkende
landen is een organisatie waarin de
vertegenwoordigers van bijvoorbeeld een
regering samenwerken. Er zijn veel van dit
soort samenwerkingsverbanden. Bij een
supranationale organisatie is er sprake
van een hogere autoriteit, die boven de
nationale regeringen staat en de macht
heeft plichten op te leggen aan de
aangesloten nationale staten. Zo’n
organisatie is de EU.
10 Vanaf haar ontstaan is elke vernieuwing
binnen Europa met vallen en opstaan
bereikt. Telkens zijn er wel uitvallers
(Engeland), dwarsliggers (Frankrijk) of
landen die op de rem trappen bij
vernieuwingen (Nederland en Frankrijk in
2005). Engeland en Denemarken doen
bijvoorbeeld weer niet mee met de euro.
11 a Meer dan 85% van het Europese budget
ging in 1970 naar de landbouw.
b Waarschijnlijk niet in grote mate. De
Nederlandse economie kreeg vooral een
sterke impuls door het wegvallen van de
tariefmuren, omdat Nederland van
oudsher een doorvoer- en exportland is.
12 a Feit: Brussel is verre van een gemakke-
lijke werkplek. Mening: de benodigde
eigenschappen en vaardigheden om daar
te slagen zijn nauwelijks positief te
noemen.
b Je eigen antwoord, bijvoorbeeld: het is een
wereld van diplomaten, waarin dit soort
optreden soms noodzakelijk is.
B THEMAOPDRACHT
Je eigen antwoord, waarin je:
– in steekwoorden je eigen visie op Europa en
de Europese samenwerking hebt weergegeven;
– een beeldmerk of affiche hebt ontworpen
waarin die visie tot uiting komt.