Upload
others
View
1
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
D 409
; .
S
REKREATIE EN NATUURIN DE APPELBERGEN
els loeffjan jacob starn
INHOUDSOPGAV
1 Inleiding
2 Historie
2.1 Geologiese ontstaansgeschiedenis
2.2 Het gebruik van de AppeJ.bergen, van vroeger ot flu
2.3 Ontwikkeling van beheer en beleid1
3 Prohleemstruktureringen 4
3.1 Inleiding 4
3.2 Beschrijving van de probleernstruktureringen i
321 Methode1
3.22 De probleemstruktureringen 16
I .Lefensie
Heidemij
2.SBB afd. Bosbouw
PIN
SBB afd. Natuurbehoud
3.Gemeente Haren
1+.Rekreanten en omwonenden
5.Biologen
3.3 Evaluatie 25
3.4 Onze probleemstrukturering
1+ Onderzoeksresultateri 29
4.1 Inleiding 242 Beschrijving van vegetaties en bodems in de Appelbergen 3
4.2.1 Vegetatieschets van de Appelbergen
4.2.2 Ontwikkeling van cle vegetatie over de laatste 10 Jaa 52
4.2.3 Bodems in de Appelbergen 35
4.3 Invloed van de rekreatie op vegetatie en bodem. Inleiding 42
4.3,1 De invloed van betreding op vegetatie en bodem
4.3.2 Zandplekken en zandpaden
4.3.3 Bodemhardheid van paden L18
4.4 Het rekreatiepatroon 50
Inleiding 50
4.4.2 Methode 5C
4.4.3 Pesultaten4.5 Waterhuishouding en waterkwaliteit
4.5.1 Inleiding 55
4.5.2 Grondwaterverloop
4.5.3 Waterkwalitejt 59
5 Scenariots62
5.1 Inleiding62
5.2 Scenario I6k
5.3 Scenario II66
5Lf Scenario III67
5.5 Scenario IV70
6 Bronnen76
Bijiagen
1 Werkplan en PMplan 1980 Defensie
2a Rekreatie—patroon op zaterdagen, zondagen en weekdagen
2b Verblijfsduur en regelmaat van bezoek
2c Enqueteformu1jere en rondgangformuljer
2d Probleemstrukturering rekreanten en omwonenden
3 Resultaten van betreding op PQ's
k Zandplekken en zandpaden
5a Werking en interpretatie van de penetrograaf
5b Penetrogrammen
6 Analyse watermonsters
—1--
NLLIDINI
Re<reatio en natuurhehoud gingen oan oudsijer goed samer , en lange i d
werd rekreatie als moti'jatie voor natuurhehoud aangevoerdIn hot begin van do zestiger jaren wordt de rokrea i sie mb-Er ontstaat eon groeiend verschii tussen eon toenemende vraag n3reen alnomend aanbod van gebioden met rekroatieie mogelijkheden,Natuur behourl en rekreatie heginnen nit olkaar te groeien ai tweehelangengroepen die hun belangen steeds minder te veronigen zion.Heide groepen ontwikkelen hun eigon \Fisies op de relatie rekreatie-natuur en steen steeds minder open 000r do visies sian de andere groep.
Opoallend is dat hij eon Zn groot verschil in visies er weinig ondorzookis gedaan near de effekten van rekreatie op de natuur en van natuur
op de rekreatie.Dat type onderzoek begint nu op gang te komen.,
Belangrijk hierbij is dat de interpretatie Jan onLerzuekreeu1taten
mooilijk is wanneer do probleemstelling vanuit én gezichtspunt WOrIJi.
gezien.
Ter orintering onderzochten we de verschillende visies op do relatie
rekreatie—natuur en de rol die deze visies en wetenschappelijk onder-.-
zoekers spelen in hot beleid.Dit vooronderzoek gebeurde door m.iddea
van literatuurstudie en interviews met biologon,rekreatiesociologen en
planologen in don lande en mondde uit in een scriptie.
Doze scriptie is niet in dit rapport opgenomen.
Do orinteringsfase vormde do basis voor het onderzoek in do f\ppel
bergen waarvan dit rapport het resultaat is.
Be Ippe1bergen word als onderzoeksgebied gekozen omdat or sprake is onrekreatie en het beschouwd wordt als eon gebiod met eon aantal natnur—we tenschappeli jke waarden.
Op dat moment was or geen sprake van eon openlijk konf'likt tussen do
belangongroopen.Na interviews met do betrokkenen krogen we heL verinood ndat er wel eon belangentegenstelling is.
Dool van het onderzook
Doel van dit onderzoek is om do botrokkon belangengroopen (innlusior
do rekroanten) inzicht to geven in de relatie rekreatie—natuur en do
beleidsvoering rondom do Appelbergen,om do bolangen van do belanne
groepen te inventariseren en om de betrOkkenen ertoe to bewegon
gericht beleid ten aanzien van do Mppolbergon to voerendat. cjoba.dis op eon kombinatio Jan zovoel mogelijk wensen.
—2—
Vraagstellingen
1.Zijn do funkties rekreatie en natuur in de Appelbergen te koppelen?
2.Wordt do relatie rekreatie—natuur in do Appelbergen als konf'likt
ervaren?
3.Zijn de wensen van de verschillende belanqengroepen te koppelen in
de Appelbergen?
4.Welke rol spelen wij hierin als biologen?
Ad l.Een antwoord op doze vraag houdt een beleidsuitspraak in,het hangt
namelijk af' van wat je verstaat onder en wat je wilt met de koppeling
van rekreatie en natuur.
Het is wel mogelijk om na to gaan wat do invloed van natuur op de re—
kreatie is en van rekreatie op de natuur,tenminste voor zover de onder—
zoekstechniese kant dat toelaat.
Het beleid moet beslissen welke invloed gewenst of' toelaatbaar is.
Ad 2.Het antwoord op deze vraag verschilt per belangengroep
Onder "konflikt" vorstaan we ook "belangentegenstelling";het hoeft niet
om een openlijk konf'likt te gaan.Via enquetes en interviews is onder—
zocht hoe de verschillende groepen rekreatie en natuur in de Appelber—
gen Zion en welke belangen olke groep heef't ten aanzien van hot gebied.
Ad 3. De wensen van do v.erschiilende belangengroepen zijn geinventariseerd.
Do one groep kent lang niet altijd de wensen van de andere groepen of
heeft daar een onjuist beeld van. Of do wensen van do verschillende groe—
pen samen kunnen gaan hangt af van het belang dat aan elk van die wensen
wordt gohecht. Hot gaat hior dus weer om eon politieke afweging.
Daarom geven we eon viertal beleidsmodellen (scenario's).In elk scenario
worden weer andere (goepen van) wensen benadrukt.
Ad 4.Onze rol hebben we regelmatig gevalueerd tijdens het onderzoek,
ook tegen do achtergrond van onze studie.Deze evaluaties en orvaringon
beschrijven we elders als artikel.
Onze rol in dit onderzoek is die van bemiddelaar.We presenteren onze
onderzoeksresultaton waarin do kouzemomenten,de subjoktiove afwegingen
en gobrok aan kennis of geschikte methoden zoveel mogelijk expliciet
wordon gemaakt.Daarnaast willen we met dit rapport eon samenwerkirg
tussen de betrokken bolangengroepen proboren to stimuleren.
Defensio,Staatsbosbehoer afd Bosbouw en afd Natuurbehoud,Gemeento Haren,
Rekreanten, Omwonenden,Biologon.
3
HISTORIE
Gg±eseontstaansgehiedenisDe Appelbergen ligt tussen de twee NNWZZO verlopende ruggen van deHondsrugOp de oostelijke rug ligt onder andere het dorp Onneit. oçde westelijke rug Glimmen.
Voox het ontstaan van de Hondsrug is de basis gelegd in het Plei
toceen,het tijdvak van de ijstijdenIn Drente worden in totaal vier
ijstijden onderscheiden.
In deze koudere perioden daalt het zeespiegelnivo en strekt het land
ijs zich meer of minder ver uit over Nederland.Deze koude-perioden
worden afgewisseld door warmere perioden met een soms subtropies
klimaat en een hogere zeespiegel.Deze voortdurende veranderingen .n
temperatuur,uitbreiding en terugtrekking van het landijs en het dalen
en stijgen van de zeespiegel zijn bepalend geweest voor de geologies
opbouw van het gebied van Hondsrug en Appelbergen.
In de tweede ijstijd,het Elsterien, is onder invloed van een lang
aanwezig ijsfront ten noord—oosten van Nederland de formatie van Peelo
afgezet.Die bestaat uit een mengsel van keileem,rolsteentjes en fijne
glimmerrijke bekkenzanden,dit laatste waarschijnlijk nog opgenomen
uit het Tertiair. In de diepe bekkens die op sommige plaatsen viak
voor zo'n ijsfront ontatonden is tot op zeer grote diepte (100—150 m)
potklei afgezet:zeer fijne leemdeeltjes zonder kiezel. In de buurt
van de Appelbergen wordt geen potklei aangetroffen.
Gedurende de derde ijstijd,het Saalien,heeft het landijs Noord Neder-
land bedekt.De bodem van dit landijs vormt met de ondergrond een soort
smeerlaag die is afgezet als keileem (grondmorene)een waterondoor-
laatbare laag bestaande uit stukken zwerfsteen tot zeer fijne deetjes
leem.Uit diepteboringen blijkt dat deze keileemlaag is afgezet direki
over de formatie van Peelo. Fig 1 en fig 2a.
In het Saalien zijn vijf opstuwingsfasen van het ijs te onderscheiden
De eerste loopt tot de lijn Haarlem—Nijmegen en gedurende de volgende
vier fasen trekt het ijsfront zich steeds verder naar henoorden berug.
Ook de richting van het zich terugtrekkende ijs verandert en draait0
1-f5 van noord naar noord—oost.
In de laatste fase heeft het ijs zich teruggetrokken tot de liju :isu
Winschoten—Sellingen.Het smeitwater wordt door het oerstroomdel. van
Saczter —4—
/ z(i"/"/'/'/I / / / / I ' 1 I/ I kek€w10rondmore//////
- 1/, ,,,), 11/VQfl
2
•zd wci; - ?Le acaat -a
A
2..e. ce.tv- ckdaaI- b
177J77777777J7777Z?Z
car' rr Fig.2 Geologies ontstaan vande Appelbergen
Zc Eerv
//////yfrrcise Pee..\o
i. c.
2.
—5—
de Hunze in noordelijke richting afgevoerd.De steile,40 tot 50 m d:iep
oosthelling van de Hondsrug (fig.1 en 2b)ontstond volgens Ter Wee door
de slijpende werking van het smeltwater.Ook zou het mogelijk zijn (Roe—
leveld) dat deze steile rug het gevoig is van de vijfcle opstuwing van
het ijsfront uit noord—oostelijke richting.
Het Eemien tussen de en ke ijstijd is een warmere en drogere periode
met een hoge zeespiegel.Gedurende deze droogte vindt op de Hondsrug
verwering plaats van de aan de oppervlakte liggende keileemlagen.De
leemdeeltjes zakken ult door het keileem en vormen een soort briklaag,
die onder of in de onderste laag van het keileem komt te liggen.
De grovere delen van het zand blijven bovenop liggen.Fig. 2c.
Door de hoge zeespiegel kan de zee het oerstroomdal van de Hunze binnen—
dringen en heeft tot ten zuiden van de Appelbergen dikke pakketten
Eemklei afgezet. Fig. 2c.
Na het Eemien wordt het klimaat weer kouder en breekt de vierde ijstijd
aan: het Weichselien.De eerste fase is nat en is een tijd van sterke
eros±e.In deze tijd worden de drentse beekdalen gevormd,o.a. die van
de Drentse Aa.Fig.2d. De aan de oppervlakte liggende zandlagen van het
keileem worden met water verzadigd en weggespoeld over de gladde brik—
laag,het stroomdal van de Hunze in.Hierdoor liggen op het Drents Pla-
teau veel dunnere lagen keileem (1 tot k m bij de Appelbergen) dan
in Friesland.
In het Weichselien is er geen landijs in Nederland.Er heerst echter wel
een peri—glaciaal klimaat waardoor grote oppervlakten grond gedurende
het hele jaar bevroren zijn. Allen 'szomers ontdooit een dun bovenlaagje.
Op sommige plaatsen konden ijslenzen ontstaan wanneer water onder de
grond bevroor.De bovengrond werd dan omhooggestuwd.Die gleed dan door
solifluctie af naar de zijkanten waardoor een ringwal ontstond.Na het
afsmelten van het ijs houd je dus een gat over met een ringwal erom heen.
De dobben in de Appelbergen zouden dergelijke ttpingo_runestt kunnen zijn.
Maar het gyttja,de neersiag van algen,wieren en kleine dieren waarmee een
pingo vaak w.ordt opgevuld is in deze dobben niet aangetroffen.
Het tweede deel van het Weichselien is warmer en droger.Door de lagere
zeespiegel vallen Noordzee en noordwest Friesland droog en wordt zand
door de noordwestelijke winden meegevoerd.Dit zand en de verwerings—
produkten van het keileem vullen de beekdalen van de Drentse Aa en de
Hunze op en worden als dunne en dikkere lagen dekzand op het Drents
Plateau afgezet.Fig 2e.
Pro
f lel
. B-B
'
Fig.1 Geologiese gelaagdheid
van een oost—west door—
snede ten noorden van
de Appelbergen
81
Har
ende
rmot
efl
Onn
en
App
elbe
rgen
12B
12E
10t1
215ro
mst
at0n
Onn
en
142
12E
76
rops
wol
d e
For
mat
ie v
an H
arde
rwik
9
____
____
___
_
—
For
mot
ie v
an T
wen
te e
n jo
nger
((a.
'iCP
StIi
fl SO
P'
r)
(Fe
mie
n)E
emto
rmct
te
For
mot
ie v
on E
nche
de
For
mot
ie v
an H
atdv
rwijk
(PIo
cev
')
For
mot
ie v
an D
rent
he(n
d__
-
__
-——
——
—F
orm
ct,e
n(E
lseZ
t11)
— —
—-
—7—
Dit dekzand gaat gemakkelijk op de wind.In deze tijd zal de basisvori
van de Appelbergen gelegd zijn:een dal met een grote en een paar kleine
uitgestoven dobben tussen de twee ruggen van de Hondsrug.Fig 2f.
Ta de vierde ijstijd breekt een flog warmere en natte periode aan die to
op heden voortduurt:het Holoceen.De zeespiegel stijgt en in de lagere
delen kunnen zich veenpaketten ontwikkelen.Ook op hogere delen waar
door een keileemlaag de grondwaterstand hoog is vindt veenvorming p1aatE
Drogere delen gaan,vaak onder invloed van menselijke aktiviteiten weer
op de wind,zoals de landduinen in de Appelbergen.Fig.2g.
Een deel van dit stuifzand is weer door de mens vastgelegd door hot
aanplanten van bomen.
De geologiese opbouw rond de Appelbergen,zoals die in dit hoofdstuk
werd geschetst vormt de basis voor de huidige bodemstruktuur en de ge.
bruiksmogelijkheden in dit gebied.
boorputten + nurnmers
50 cm veen50 cm dekzand60 cm grondmorene20 cm Peelo100 cm Aardlaag
Kaart 1. Ligging van het geologiese profiel B—B'
Geologiese gelaagdheid rond de Appelbergen.
- / // // / r —
De orngeving van de App elbergen k'iI
'1 I""' Li /iSchaa1 1:25000 Kaart 2. I ),&-
) 0
/-. ! F.tfand
kç I / \\
.5-
.1
ii!I olI-
—8—:----'. S_F
5SS —-- fn__-_
JVesterbroeh sterma depojder
S
--- _2 --) -k__-
.--S\\\ '-. -0.2—' \ *,V/ v). . ole2 O,in por\
_— \ \ \ — uo.tp Her .SA\\\ \\\\\ \ _5_\ \ \ -)ineii >— \ -- \ \ \ ' — • . —-\-
-S 1- —-\\ ir' ------< —--I- _---\\j-_-1 = - 0_ —— - --.5__0 _ I-_ U 0 ç_0 —
\3Q'os po1-deri
---I
S -
o H er p a 1(1 e02
-tiiiiiT
!er.,e1(zn(teH
ij
/5Koebroek
5... 5-"0
4'
705;;&)
ord1aren\_ \\tin..- ---./
_______
—5--
'.—
—9—
.2 Het gebruik van de Appelbergen,VaflVroeger tot flu
De Appelbergen ligt hoog op de Horidsrug tussen de beekdalen van de HUfl7,E
en de Drente Aa in.Ten zuiden van de Appelbergen ligt dwars op de Honds
rug een met veen dic-htgegroeide laagte het Besloten een.(Kaart 2).
Vanaf 1393 vormden de Appelbergen de zuidelijke grens van het gebied van
de stad Groningen.Ter verdediging bouwden de Groningers de schansen
Blanckeweer en Weerderibras.
De Appelbergen maakten eeuwenlang deel uit van de verkeersweg van Midden—
Nederland naar Groningen.Daar waar de huidige Hoge Heereweg op het Be-
sloten Veen uit komt was dit veen droog genoeg om over te steken.Over
de heide van de Appelbergen waaierden de sporen dan uit om een stuk
noordelijker weer bijeen te komen.Aan het zuidelijk eind van de Hoge
Heereweg zijn nog resten van wallen te vinden die het verkeer op die
plaats de Appelbergen in "stuwden".
In de Napoleontiese tijd werd n van de sporen verbeterd:de loge Heereweg.
De ardere sporen hebben mogelijk bijgedragen tot de vorming van de lang—
gerekte heuvels in het gebied.In deze tijd al werd de Appelbergen als
excercitieterrein gebruikt en ontstond de huidige naam.
De dorpen Glimmen en Onnen liggen op de randen van de beekdalen van de
Drentse Aa en de Hunze.De grens tussen de Marke (gebied) van Onnen en
de Marke van Glimmen wordt gevormd door de sloot door het veen van de
Appelbergen.
Aan weerszijden van de Appelbergen liggen de essen van Glimmen en Onnen.
Meer naar beneden,de beekdalen in, hadden deze dorpen hun natte hooi—
landen.Doordat vruchtbaar sub uit de beken elk jaar op de hooilanden
werd afgezet was de noodzaak niet zo groot om uitgebreide heidevelden
te beweiden met schapen als bemesting (via de potstal) van de essen.
In tegenstelling tot de situatie op het Drents plateau hebben de boer—
derijen van Glimmen geen potstal maar een gewone koestal.
De houtwallen —— waarvan hier en daar nog stukken te vinden zijn in de
Appelbergen -- clienden als veekering. -Door de dikwijls lage grondwater-
stand in de zomer waren sloten daar niet geschikt voor.
De Appelbergen is n van de weinige stukken woeste grond die de dans
van de ontginning die rond 1880 begon ontsprongen is.Een deel van het
gebied werd in 1890 ingeplant met grove dennen.
Rond de eeuwwisseling werd de Appelbergen verdeeld in kavels.Aan de Onner
kant wat bredere kavels waarop de boeren rogge verbouwden en aardappels.
In het huidige veen! Door ontwatering was dit veen zo ver drooggelegd
dat bebouwing mogelijk werd.De hiertoe gegraven sloten bestaan voor een
deel flog.
APPELBERGEN 1:5000Toelichting:hfst 2.2 en 2.3
— 10 —
Kaart 3.
\,\
Onner es
sportterrein"de
paviljoen
Glimmer es
LEGENDA
eigendom gem.Haren
p (huidig parkeerterreinvoormalig zwembad-vroegere sloten
i--houtwal
AA -grove den,ingeplant 1890
-kavels van v66r 1916
XJ p1aats waar verveend is
y)) -door Duitsers opgeworpen ruggen
zandplek door mil.aktiviteiten
bestaande sloot
ge Hereweg
-. 11 —
De Glimmer kant werd verdeeld in zeer smalle en lange kavels om een
eind te maken aan onenigheid over het gebruik van dit terrein.Op de
hogere delen werden heideplaggen gestoken als brandstof,om mee te ro—
ken en dergelijke. In de nattere delen werd af en toe veen gestoken.
In de voor de dorpelingen barre Eerste Wereldoorlog is aan de Onner
kant nogal wat veen gestoken. Nu nog zijn de turfgaten en zetwallen
terug te vinden.Door de Glimmenaren werd veen gegraven in de dobbe (D3)
tot 8 meter diepte. Dit stuk is nu weer zover dichtgegroeid met veen—
mos dat men er kan lopen.
In 1916 kocht de Staat der Nederlanden het gebied om te gebruiken als
militair oefenterrein. Na een aantal jaren raakte de ontwatering in't
slop en werd het veen steeds natter —— tot de toestand waarin het flu
verkeert.De verveende delen groeiden weer dicht met veenmos.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd de Appelbergen door de Duitsers
gebruikt als oefenterrein.Zij wierpen de noord—zuid lopende ruggen in
het droge heide gedeelte op als schietbaan.Aan de noordkant van deze
ruggen werd dwars daarop een wal als kogelvanger opgeworpen.Deze ver—
hogingen zijn duidelijk terug te vinden.
Na de Tweede Wereldoorlog werd er weer door Nederlanders geoefend.
Volgens ooggetuigen werd er met gun—carriers zo ruig door het terrein
gereden dat de huidige grote zandplek ontstond en veel boomopslag in
de droge heide werd weggereden.
In de vijftiger jaren was de Appelbergen erg in trek bij vooral Gro-
fingers als rekreatieterrein.Ook het zwembad trok veel bezoekers uit
Glimmen,Onnen en Haren.Dit zwembad werd een aantal jaren geleden opge-
heven en met zand dichtgeschoven tot speel—en parkeerplaats toen de
gemeente Haren een nieuw zwembad elders bouwde.
De laatste tien jaar is de rekreatie afgenomen,mede doordat de "stadjers"
verder weg zijn gaan rekreeren.
De laatste jaren wordt de Appelbergen gebruikt:
——door ruiters vanuit zeker drie maneges en partikulieren.De Hoge Heere.-
weg als doorgangsroute naar Noord—en Midlaren
——als speel—en wandelterrein voor omwonenden en Groningers
——door omwonenden om de hond uit te laten
—-als cross—terrein voor brommers en fietsers,vooral uit de omgeving
—-als trimterrein
—-om zand te halen van het parkeerterrein
——voor natuurwetenschappelijke excursies
——voor cursussen voor biologen en bodemkundige: studenten.
— 12 —
2.3 Ontwikkeling van beheer en beleid t.a.v. de Appe1ber
De Appelbergen is ongeveer 37 hectare groot.Het grootste deel ervan
(35 ha.) is elgendom van Defensie.Het parkeerterrein op de plaats van
het vroegere zwembad en het aangrenzend stuk bos (2 ha.) is eigendom
van de gemeente Haren,evenals het fietspad langs de Hoge Heereweg.
Het hele gebied ligt in de gemeente Haren.
Defensie is eigenaar en ook beheerder van de Appelbergen.
Hoe het beheer tot stand komt,welke inhoud er aan gegeven wordt en wel-
instanties er mee te maken hebben is de laatste jaren nogal eens ver—
anderd.De struktuur is niet eenvoudig en verschillende mensen zeggen
er verschillende dingen over.De hieronder geschetste struktuur hebben
we geconstrueerd uit diverse gesprekken.
Tot en met 1978 gaf Staatsbosbeheer aan Defensie "Blijvend Techniese
Voorlichting" (BTV) over de Appelbergen in de vorm van een jaarlijks
werkplan.Defensie was vrij om dit plan te gebruiken.Wel was de BTV
nodig als basis voor toewijzing van gelden voor de Appelbergen.
De BTV werd binnen Staatsbosbeheer tot 1977 geheel verzorgd door de
afdeling bosbouw (BB).Daarna is de afdeling natuurbehoud (NB) door
eigen initiatief een inbreng gaan krijgen in de BTV.
Defensie huurt de Heidemij in om de werken in de Appelbergen uit te
voeren.
In april '78 is er overleg geweest tussen Defensie,de afdeling bos—
bouw van SBB,de Heidemij,de direkteur Gerneentewerken van Haren,
de wethouder van Openbare Werken van Haren en de wethouder Milieuzaken
van deze gemeente.
Aanleiding voor dit overleg was de vermeende aftakeling van het gebied
en de mogelijkheid om met gelden uit de werkgelegenheidspot de Appel—
bergen fors aan te pakken.
Uit dit overleg vloeide een in december '78 opgemaakt beheerspian van
de Heidemij voort.
Doordat de subsidie niet is gekomen is dit plan niet uitgevoerd.
Tegelijkertijd is het brede overleg stil komen te liggen.
In januari '79 veranderde de beheersstruktuur tot z'n huidige vorm.
Defensie stelt nu zeif de werkplannen op die ter goedkeuring aan de
afdeling bosbouw (niet natuurbehoud) van SBB worden toegestuurd en aan
het Ministerie van Defensie.De werken worden weer door de Heidemij
uitgevoerd.
— 13 —
Defensie maakt steeds twee werkplannen: een ureel werkplan dat jar.
lijks ook wordt uitgevoerd.(+ /1200 voor 1980:onderhoud wegen,paden
en watergangen).Daarnaast wordt er jaarlijks een "pro memoriam werk.-
plan" opgesteld.Deze pm werkplannen zijn gebaseerd op het beheerspian
van de Heidemij (-i- /220.000 voor 1980).(zie bijiage ).
Binnen Defensie worden de gelden voor onderhoud van de terreinen als
volgt verdeeld:Het hoofd van de Dienstkring Groningen en Friesland van
het Eerstaanwezendschap verdeeld het geld over de diverse sektoren
(bouwkunde,Cultuur Techniese Dienst etc.) De Cultuurtechnies Ambtenaar
verdeelt het geld over de diverse oefenterreinen (Anloo,Oudemolen en
Appelbergen).Voor deze verdeling bestaat geen vaste verdeelsleutel maar
wordt bepaald door de vaste onkosten,onverwachte "calamiteiten" en
prioriteiten van Defensie.
Momenteel maakt de Heidemij voor Defensie een bedrijfskaart van de
Appelbergen in't kader van de centralisering van het beheer van miii—
taire oefenterreinen.Deze kaart wordt gezien als voorloper voor een be—
heersplan.
De Provinciale Planologiese Dienst (PPD) heeft met de Appelbergen te
maken in het kader van het ISP-landschapsonderhoud en bosaanleg (ISP=
Integraal Struktuurplan Noorden des Lands).In juni 1980 werd de Appel—
bergen hiervoor genventariseerd en werden beheersaanbevelingen opge—
steld. In principe komen rijksobjekten als de Appelbergen niet in aan—
merking voor subsidie uit de ISP—poto
Biologen hebben enkele malen adviezen en beheerspiannen voor het gebied
opgesteld:.
——In 1972 heeft de NJN op eigen initiatief een uitgebreide inventari-
satie van de Appelbergen gemaakt en een beheerspian opgesteld.Dit
plan hebben ze verspreid naar Defensie en SBB.
--De afdeling bosbouw van SBB heeft in 1973 aan het RIN (=Rijksinsti—
tuut voor Natuurbehoud) advies gevraagd over de Appelbergen.Dit ad—
vies,in de vorm van een beheersplan,is voor een deel gebaseerd op
het NJN—rapport.SBB stuurde het door naar Defensie.
--In 1975 stellen een zestal biologiestudenten in een verslag maatregelet
voor.Defensi&vraagt daarover advies aan BB.Die stemmen met deze
maatregelen in.
Zo te zien zijn er dus volop plannen voor de Appelbergen.
— 14 —
3 PROBLEENSTRUKIURERINGEN
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk willen we aangeven hoe de verschillende belangen—
groepen, die iets met de Appelbergen te maken hebben, tegen de rela—
tie rekreatie—natuur in dit gebied aankijken; welke oplossingen zij
zien en hoe ze hun rol en de rol van andere belangengroepen beschouwsn.
Deze visie van een belangengroep op de situatie in Appelbergen noemen
we een probleemstrukturering.
Waarom gebruiken we het begrip probleemstrukturering? In hoofdstuk I
wordt aangegeven dat er in de Appelbergen sprake is van een relatie
tussen rekreatie en natuur. In hoeverre deze relatie als konf'likt (be—
langentegenstelling) ervaren wordt en hoe dit konflikt eruit ziet,
verschilt per belangengroep. Mis men tntln de situatie in do Appelbergen
al van een probleem kan spreken, zal iedere belangengroep aan dit pro—
bleem een eigen inhoud geven. De inhoud wordt bepaald door hun visie
op de relatie rekreatie en natuur en hun positie t.o.v. Mppelbergen.
Hoe een probleem eruit ziet is dus geen objektief' gegeven.Dit geldt
ook voor wetenschappelijke onderzoekers; ook zij hebben een eigen
prob leemstrukturering.
Waarom willen we deze probleemstruktureringen schetsen?
In een situatie waarin meerdere belangengroepen betrokken zijn bij
Sn gebied en het doel is een beleid optezcrtten dat gebaseerd is op
samenwerking tussen de belangen groepen, is het zinvol om de ver—
schillende probleemstruktureringen expliciet te maken en naast elkaar
te zetten. \Joor de verschillende belangengroepen is het verhelderend
om van elkaar te weten hoe ieder tegen de situatie aankijkt.
Wij willen de visies en wensen verzameld in de probleemstrukturertngen
boven—dien gebruiken om op grond hierven een aantal scenario's voor
het beleid en beheer van de Appelbergen op te stellen (zie hfst 5).
— 15 -.
32, floschrijving van de prob1eemsbrukturerjn
3.2.1 Methode
De probleemstruktureringefl van de belangengroepen t.a.v. de Ippe1
bergen zijn gebaseerd op interviews, enquetes, werkplannen, behers.—
plannen en versiagen.
In de interviews is zoveel mogelijk gevraagd naar de probleernstrukture—
ring. Daartoe werden een aental vragen gesteld over hoe de betrokkene
tegen de 1ppe1bergen aankijkt, wat zijn visie is op de relatie rekreatie-
natuur in het gebied, welke opiossingen hij ziet en waardoor die op—
lossingen bemoeilijkt warden.
Daarnaast werden een aental vragen gesteld over de b.eleidsstruktuur;
hoe de betrokkene daarin funktioneert, wet zijn visie is op die beleid-
struktuur en mogelijke verbeteringen. Aan de rekreanten werd gevraaqd;
wet hun beleving is van de Appelbergen, welke na—en—voordelen ze zien
en hun oplossingen en wensen.
Wij hebben zo veel mogelijk geprobeerd per belangengroep de representa—
tieve vertegenwoordigers te interviewen (zie hieronder). In sommige
gevailen is de probleemstrukturing opgemaakt uit rapporten zonder inter-
views (Heidemij en FUN).
Er is geprobeerd de probleemstruktureringen te beschrijven vanuit de
betrokene zeif, zonder oordelen van ons. Men dient te beseff'en dat de
probleemstruktUreringefl, zoals ze beschreven staan, geen letterijke
weergave zijn van wat een belangengroep gezegd heeft, mear zo zorg—
vuldig mogelijk gekonstrueerd is uit uitspraken van mensen die de
belangengroep vertegenwoordigen.
In elke probleemstruktureriflg komen de volgende punten ean de orde:
1— visie op de Appelbergen in het algemeen
2— visie op de relatie rekreatie—natuur in de Appelbergen
3— opiossingen en wensen
4—problemen bij de oplossingen en wensen
5— visie op hun eigen rol in het beleid
6— visie op de rol van andere belangengroepen
— 16 —
Belangengroep Personen/rapporten
1. Defensie hr Yska (kultuur technies ambtenaar)
hr Verbruggen (hfd. dienstkring Groningen en
Friesland v• h. Eerstaanwezendschap)
hr Bosma (dagelijks opzichter van terreinen)
Heidemij rapport voor Defensie '78
2a.SBB aid. Bosbouw hr Schreveln
FUN rapport voor SBB '74
2b. afd. Natuurbehoud hr van Brakel
hr Weymans
3 Gemeente Haren hr Bos (direkteur Gemeentewerken)
4. Rekreanten en omwonenden enquetes via de openbare basisschool te Glimmen
enquetes via de christelijke basisschool
te Glimmen
enquetes in de Appelbergen
5. Biologen rapport NJN '72e.
RUG 1 jaarskusus Bodemkunde '80
RUG 3e.k Plantenoecologie '75
3.2.2 De probleemstruktureringen
E. Defensie
De manier waarop Defensie naar de Appelbergen kijkt is vooral vanuit
de relatie: militair oefenterrein—gebruiksfunkties. Onder die gebruiks—
funkties vallen rekreatie, do waardering van de natuurlijke waarde,
houtteelt etc. Defensie stelt in principe haar terreinen open voor
andere gebruiksfunkties dan allEen militaire.
Hun prob1emstrukturering wordt vooral door twee aspekten bepaald:
P)"Het gebied mag niet te veel kosten" en B)"We bekijken het gebied
vanuit hosbouw—onderhoud gezichtspunt".
ad A) Kosten ontstaan door a. het onderhoud van het bos
b. de gevolgen van de rekreatie; herstel
van vernielingen in het bos, voorzieningen,
onderhoud van wegen en paden etc.
ad B) Het beleid t.a.v. de bosopstande in do Appelbergen lijkt op
dat van eon produktiebos: vrijstellen, inboeten van de grove
den, dood hout ierwijderen, prunus verwijderen etc.
17
Wet hun visie op de relatie rekjeatie—natuur betreft ziet Delensie
goon kunflikt zolang do rekreati niet zoier do natuur aantast, dat
/ppelbergon dear—door ongeschikt wordt als decor voor militeire oefe—
ningen.
Oplossingen en wensen.
a) Ield. \Joor Def'ensie zou subsidie ioor bosonderhoud of rekreatie—
regulering heel welkorn zijn. Mogelike subsidiebronnen zijn of waren
de werkgelegenheidspot, ISP—landschapsonderhoud of de Gemeente Haren.
Probleem hierbij echter is dat de Pppelbergen als rijksobjekt in prin—
cipe buiten de ISP subsidies valt.
b) Rekreatie.
Het tegengaan van do negatieve gevolgen van de rekreatie door de re—
kreanten in beperkte mate en verantwoord te reguleren door:
—hot amoveren van wilde paden.
—ruiters eileen toe te staan in bepaalde delen of bupealdo (ruiter.)—
paden.
—geen prikkeldraadafzettingen en niet to veel bebording.
(zie ouk PM werkplan biji.l )
Daarnaast wil Defensie weten welke groepen van rekreenten wat doen .n
do Appelbergen, urn meer gericht te kunnen reguleren.
Probleem zijn de huge kosten van het reguleren van de rekreatie zoals
Defensie zich dat voorstelt te doen.
Vlisie op hun oigen rol en die van anderen in do Appelbergen.
Defensie vindt zichzelf zolangzamerhand voldoende kapabel urn zeif eon
beheersplan op te stellen (dat daarna nog getoetst wordt door SBB en
Mm. van Defensie).
Def'ensie is bereid t.a.v. het beheer samen te werken met anderen en
rekening te houden met hun wensen, mits:
— hot militair doel niet geschaadt wordt (d.w.z. niet te nat, bosjes
aanwezig, Huge Hereweg berijdbaar).
— bet niet te veel kost.
— do ingediende plannon énduidig zijn.
— men zeif met do plannen aankomt.
Defensie wil de Appelbergen behouden, ten eerste als politiek wissol-
geld voor hot verkrijgen van andere flOTts, en ten tweede om hun rech
ten te beouden;" Als we bet aan CR11 overdoen moeten we srneken urn to
mugen oefenen en dat willen we niet".
— 18 —
it. Flriiloiriij.
Dc I-Ic i dniij is ui tvnrrpnd en Levens adv iserend orr)aIn your Deñriic.In 1978 stelden zij na overleg met Detonsie, Gemeente Haren en 5L3E3 afd.Boshouw, ccii beheerspian op voor de Appelberqen. Deze prohleomntruktu—
rering is qebaseerd op dat plan. Uitgangspunten van 'it plun iijn:
— ehoud van de funktie van ppelbergen voor Defensie.
— behoud en herstel van bos en landschap. -De relatie rekreatie—natuur ziet de Heidemij als konflikt:" Het natuwr—
terrein heeft veel te lijden door aantasting van de vegetatie en ver—
storing van de rust.
Oplossingen hiervoor liggen in hrt technies—regulerend viak; aanleg van
haif—verharde paden, verwijderen van andere paden, routepaaltjes, ver—
bodsborden, afsluiten van de Hoge Hereweg voor doorgaand autoverkeer.
Het bosgebied krijgt ruime aandacht middels het bosonderhoudsplan:
dunnen, vrijstellen en uitslepen, inboeten grove den, prunus verwijderen.
Voor het veengebied onderkennen ze eutrofiBring door instromend voedsel—
rijk water en aantasting van de vegetatie door te lage grondwaterstanden.
P,llean voor het tweede punt geven zij een oplossing, n.1. het plaatsen
van een schuEbalk stuwtje bij duiker y.
Lilt hit plan spreekt geen visie of wensen t.a.v. de beleidsstruktuur.
Zij delen het gebied in in bosterrein (15 ha) en natuurterrein (20 ha).
2a. SBB afd. Bosbouw.
Dc kijk van de afdeling Bosbouw op de Appelbergen verandert de laatste
jaren. Lilt de werkplannen van '76 blijkt nog een "bosbouw—houtteelt"—
visie, de laatste jaren verschuift die naar een acceptatie en misschien
zelfs voorkeur your een meer "natuurlijke
liiat de relatie rekreatie—natuur betreft ziet Bosbouw een duidelijk
konflikt: "De dagrekreatie is te intensief' en m.n. de ruiters veroor—
zaken veel schade aan paden en bos.
Als enige mogelijkheid om onder dit gegeven de natuurwaarden te kombi—
neren met rekreatie, is zwar toezicht. Dit is een duidelijke wens van
de afd. Bosbouw. Voor het gehele gebieci wordt het beheersplan van het
RIN als de ideale oplossing beschouwd (zie proi;leemstrukturering van
het RIN).
Problemen hierbij zijn de huge kosten verbonden aan het plan van het
FUN en hEt toezicht houden en de manier waarop dit toezicht geregeld
moet worden.
19
Bosbouw schotst z'fl eigen rol in do Appolberge( ais:"We zijn slechts
eon ac1iiesorgaafl dat eileen kan prbrren em hepaalde ontwikkeliig
to bevorderen. Geld hiervoor hebben we niet".
Over de ml van Defensie meont t3osbouw:"Defeflsie is een passieve
betieerder, weinig geinLer€sseerd in hot konf'likt rekreatie—natuur.
Pdviezen nernen ze voor kennisqeving aan. Ze doen niet voel in het gebio
hehaive wanneer ze toevallig wet geld Bosbouw vindt dat deze
houding do samenwerking met Def'ensie bemoeilijkt.
PIN
Het PIN rapport schetst dePtppelbergen als eon gebied met grote natuur—
wetenschappelijke waarde. Hun ideeBn komen dan ook vooral vanuit na—
tuurbehouds oogpunt. Zij maken goon indeling in bos—en—natuurterreifl
in de Pppelbergen.
De relatie rekreatie—naLUUr heeft volgens hot rapport hot karakter van
een konflikt. Dii konfiikt omschrijven ze als:
— De rekreatie test de vegetatie aan.
— De rekreatie verstoort in het hele gebied do rust (voor fauna en
avifauna).
— Het ernstigst is de aantasting door ruiters in do natte gedeelten.
— Het meest kwetsbaar voor rekreatie zijn de veengebieden en de natte
heiden.
— Ontsiering door afval van rekreatie.
Pis ender beLangrijk punt noemt hot PIN rapport do eutrofiBring van do
veengebieden door instroom van voedselrijk water van do hoger qelogen
weilanden.
Hun oplossing voor het konflikt rekreatie—natuur is gehaseerd op "do
noodzaak de rneest waardevoile gebieden aftesluiten".
— In eersteinstantie geleiding door paden to sluiten (inpianten met in—
laise eik en berk) en te verwijderen (belegijon met heideplaggen).
— Het plaatser' yen verbodsborden en paaitjes met gekleurde kop.
— Toezicht op rekreatie en ruiters.
— Later is een meer gedetailleerd zoneringsplan nodig.
Pls oplossing yoUr de eutrofiring stelt hot voor:
— Hoog houden van de grondwaterstand in hrt veon.
— Afsluiten van de afwateringssloot die van D2 naar de Leemweg loopL.
— 211 —
\Joor het bosonderhoud stellen ze o.a. hot volgende voor:
— \Jerjonginq van het bos (door oude bomen te vellen).
— Naalc?'out na kap door natuurlijke opslaq te laten vervangen.
— Geen joncj naaldhout planten.
— Zo dragen dat de bodem niet wordt beschadigd.
Op verzoek van Bosbouw maakte hot BIN dit beheersadvies. In het rapport
zijn geen opmerkingen te vinden m.b.t. de beleidsstruktuur rond de
Appelbergen.
2b. SBB afd, Natuurbehoud.
De afd. Natuurbehoud ziet de Appelbergen als eon gebied met grote p0—
tentile en aktuele natuurwetenschappelijke waatden, die oveel moge
lijk in stand gehouden' en veilig gesteld moeten worden•
Zij zien een konflikt in de relatie rekreatie—natuur. De natuurwaarden
worden aangetast door een te grote rekreatiedruk. Dit maken e op uit
hot grote aantal paden en vernielingen.
[en oplossing van dit konflikt zien ze in een regulering van de rekre—
atie door zonering, d.w.z. afsluiten van de meest kwets—bare delen,
m.n. het veengebied en de dobben. Die afsluiting moet dan met natuurlijke
middelen gebeuren i.t.t. afsluiting door prikkeldraad (zullen de om—
wonenden zich weinig van aantrekken). Beter is vorlichting op schglen
en ruanegep in d omgeving. [en oplossing op langere termijn is dat
CRM de Appelbergen aankoopt of op z'n minst het weiland dat afwatert
op de Appelbergen om verdere eutroffdrinq te voorkomen.
Hun eigen rol ervaart Natuurbehoud als problematies. Ze voelen zich
buitengesioten van het beleid, zouel binnen SBB ;als bij het overleg
tussen Def'ensie, Heidemij en do gemeente 'Haren. [en voordeel is echter
dat ze niet aangesproken kunnen worden d.m.v. het voor—wat—hoort—wat
effekt.
NatuurbHhoud onderkent dat elke belangengroep weer eon andere kijk op
de Appelbergen heeft en dat daardonr eon plan waar ieder zich in kan
vinden moeiiijk to maken is. Ze willen niet een te komplexe overleg—
struktuur, waardoor do praktijkuitvoering weer zou kunnen stagneren.
Natuurbehoud heeft moeite met het beleid van Defensie, die de Appel—
bergen ziet als rekreatieterrein en ruiiobjekt. Natuurbehoud zou
grag zien dat Defensie een duidelijke keuze maakt voor een bepaald
heleid in de Appelbergen.
— 21
3. Geneente Haren
De gemeente Haren ziet de Appelbergen als sen rekreatiesteunpuflt van
oudher voor stadjers en in mindere mate veor Harenaren0 Die funktie
most de Appelbergen blijven hehouden, vooral ten behuevu van de om—
wonenden.
De relatie rekreatie—natUUr is volgens de gemeente nauwelijks sen kon—
flikt: "De rekroatie moét samen kunnen gaan met de natuur, waarbij het
gebied in zo'n natuurlijk mogelijke staat most blijven."
Ruiters moeten gereguleerd worden d.m.v. ruiterpaden. Het fietspad langs
de Hogs Hereweg, waar de gemeente zorg voor draagt, most verbeterd
worden. De Hogs Hereweg zeif zou aan twee zijden afgesloten moeten worcie
met sen slaghoom.
Hun rol in het belsid rond de Appelbergen is formeel nihil en er worden
momenteel ook geen aktieve pogingen gedaan tot overleg. Overleg met
andere belangengroepen en Defensie stellen ze wel op prijs, o.a. "omdat
dan meer begrip your elkaars helangen kan worden verkregen."
4. Rekreanten en omwonenden
InleidingUnder rekreanten verstaan wij mensen die gebruik maken van de Appelber—
gen voor hun eigen genoegen; van wandelaars tot motorcrossers. re rekre—
anten vormen Sen heterogere groep die verschilt in leeftijd, woonplaats,
hun wijze van gebruik van de Appelbergen, en de lengte en regelmaat
van bezoek (zie bijiage 2a & H)
Aangezien de rekreanten een helangrijke belangengroep vormen, wilden wii
te neten komen hoe hun beleving van de Appelbergen eruit ziet. Daartoe
stelden we de volgende vragen: (zie ook enqueteformulier, bijlage 2c)
— Hat vindt u fijn aan de Appelbergen?
— Hat vindt u niet fijn aan de Appelbergen?
— Hat zijn uw wensen t.a.v de Appelbergen?
Een vraag cie ontbreekt om op gelijke voet met de andere probleemstruk—
tureringen te komen, is; wat hun visie is op de relatie rekreatie—natuur
in de Appelbergen. Deze enquete is mondeling en schriftelijk zowel aai
rekreanten in het ebied ( 31 enquetes) als omwonenden in de gemeenten
Glimmen en Onnen (237 personen) af;enomen. De schriftelijke enquetes
(zie hijiage 2c)die via de twee basisscholen te Glimmen zijn verspteidt
zijn heantwoOrd door 206 personen, hestaande uit 47 gezinnen.
— 22 —
Er is kans dat. de gezinnen die zich niEt betrokken voelen bij de Appel—
bergen, deze enquete niet incjevuld hebben, waardoor je geen ced beeld
krijgt hoe groot deel van de omwonenden niet in de Appelbergen komt en
wat hun argumenten daarvoor zijn. Do non—respons groep van de scholen
bedraEgt + 30% van de gezinnen.
De antwoorden op do enqtes van de rekreanten en omwonenden zijn weer—
gegeven in een tabel (zie bijiage 2d) en samengevat in deel 11 (zie hier
onder).
Bij het analyseien van antwoorden gegeven door een heterogene çjroep men—
sen is hot zinvol doze qroep op te splitsen en na te gaan welke antwoor—
den korrulleren. In dit geval leek ons het zinvoist om de rekreanten op
te delen naar woonplaats; omwonenden, Goningen en Haren, en verder. En
op to splitsen naar regelmaat van bezoek. Do eerste mogelijkheid is niet
uitgewerkt, aangezien slechts een zeer klein deel van de geenqueteerden
( 0,5%) van verder dan de plaatsen Glimmen of Onnen kwam.
Do geenqueteerden zijn dus opgedeeld naar regelmaat van bezoek: een
groep die vaker dan 1—5 keer per jaar komen, do veelkomers,en een groep
die gelijk of minder vaak dan 1—5 keer perjaar komen, de weinigkomers.
Dii doze twee groepen willen we de genoemde voor—en—nadelen en wensen
uergelijken en nagaan hoe belangrijk ze gevonden worden om wel of niet
te komen. Deze resultaten zijn weergegeven in bijlage , en samengevat
iii deel 8.
A.Aan alle rekreanten en omwonenden is d.m.v. open vragen gevraagd naar
do voor—en—nadelen en suggesties die zij zien in de Appelbergen. Door
open vragen te stellen heoog—den we dat do ;einterviewden antwoorden
geven die voor hun het belanqrijkste zijn, in plaats van sociaal wense—
lijke antwoorden bij hot invullen van een geprecodeerde lijst.
Do voor—en—nadelen en suggesties zijn gegroepeerd in een aantal ru—
briekon, n.1.: verkeer, honden,ruiters, mensen, natuur en voorzieninqen.
De getallen in haakjes geven weer door hoeveel qeenqueteerden dit ante-
woord gegeven is. Het totaai aantal geenqueteerden is 268.
(zie ook bijiage 2d)
De belangrijkste nadelen, die genoemd worden, zijn: de aanwezigheid
van verkeer (so), de drukte, m.n. in het weekend (37), hondepoep (34),
onveiligheid w.b. gluurders en exhibit!onisten (30), de achteruitgang
van do natuur (26), loslopende honclen (26), de rotzooi (25) en de aan—
wezigheid van ruiters (18).
— 23
In do rubrioken mens2n (102), honden (60) vorkeer (56) cii ntlJur (F)
ujoi'den duo do moeste nadeler genoernd. Het aental personen dat gnnadeion rioemden was 12.
De meeste voordelen cordon genoernd onder hot hoofdje natuLtr (220)7 rn,
do aanu'ezighid van natuur in hot aigemeen (72), do aanweziqe varai
(25), bus (26) en heuveltjes (26). Ook een beiangrijk voordeel is ic
rust rn.n. door do week (51). Dat de Appeibergen dichtbij is (29) en riot
eon fijn wandelgebiod is (21) wordt ook beiangrijk gevonden.
Do wens near voorzieriirigen (66) springt cruit bij de suggesties (totaai
m.n. de iiraag naar speeltuig (16) en cen watorpartij (is). Dit terwiji
de afwezigheid Jan voorzieningen nauweiijks ais nadeel (3%) of de aOn--
wezigheid als voordeel (2%) wordt ervaren. Andere beiangrijke wensen,
die wel in het veriengde van do genoemde nadelen liggen, zijn: hot
verbieden van aile gemotoriseerde vorkeer (26), de Hoge Hereweg afslui—
ten d.m.v. een balk aan weerskariten (14), het onderhouden van wandel—
en—fietspaden (25), reguieren van ruiters b.v. door ruiterpaden (20) en
jets doen aan hot af'val (20).
B. De jeel—korners en ueinig—korners.
De groep rnnsen die veel komen en do groep mensen die weinig komon is
ongevoer even grout: veelknmers 143 en weinigkomers 122.
De aantallen nadelen hij weinig—en—veelkomers liggen in de zeifde orde
van grootte veelkorners noeaen 181 nadelen, weinigkomers 152.
Nadelen die genoemd worden en doorsiaggevend zijn om weinig tot niet
to kornen zijn: hondepoep (21), loslopende honden (18), goon interes—
sent gehied (is) en gevoigen van ruiters (7). Faktorer die ok genoornd
worden on zelden to komen zijn gebek aan tijd (15) en dat hot eigen—
doe van Defensie is (7).ieei
\adelefl de mensen niet verhindoren orn te I<ornen, rnaar die wel irrtatieiwekken zijn: do aanwezigheid van verkeer (42), onveiligheid w.b, gluur
jers etc. (23), de drukte in het weekend (23) en do achteruitgang van
ie natuur (16).
\Joordolon wordon door de veelkomers rneer (246) geroernd don door do weinigkomers (107).
Voordelen die door do vecikorners vack gonoemd worden, zijn: de aanuezie
hoid van natuur (56), rust door do week (37), variatie in de natuur (211)
fijn wandolgebied (19) en aanwezigheid van bos(19) on heuveitjes (17)
— 24 —
Dok suggesties komen het Tieest van de veelkomers: 135 na 77.
Wensen, die m•n• door veelkorners geuit worden, zijn: onderhoud van
wandelpaden (17), plaatsen van afvalbakken (10), meer speeltuig (ii),
en het requleren van ruitors (8).
Samenvattinq
Ijit het aantai voordelen en wensen hlijkt dat veel rekreanten en am—
wonenden rich betrokken voelen hi] de Appelberqen. Appeiherqen bete—
kent voor hun natuur en m.n. de variatie van de natuur en ook een
stuk]e rust door de week.
loch worden veel nadelen qesignaleerd, zoLel hi] veelkomers als LI]
weiniqkomers. De nadelen valien onder de rubrieken: aanweziqheid van
nensen, verkeer en honden, aspekten die te maken hebben met het gebruik
el misbruik van bet qebied. Een konfiikt zou dus voiqens de rekreanten
binnen de rekreatie (c.q. gebruik) zeif' ligqen en niet zozeer tussen
rekreatie en natuur.
5. Biologen
Hoeuel het moeiiijk is orn te spreken van d4 prohieemstrukturerinq
van d bioloqen. menen we toch voldoende overeenkomst in visie te heb—
ben qevonden voor een probleemstrukturerinq.
De meeste bioloqen zien Appeiberqen in eerste instantie mis en natuur—
qebied, waarin zich een aantai kwetsbare delen bevinden. Doordat invloed
en inqrepen buiten die kwetsbare delen vrijwel altijd doorwerken op die
stukken zeif', bekijkon ze Appeibergen mis een qeheel. Alleen al doordat
de Appelberqen zo'n klein qebied is worden de natuurwaarden door invloed
van buitenaf bedreiqd.
De natuurwaarden zijn niet te rijmen met de gevolgen van de huidige hoqe
rekreatin—druk. Natuur en rekreatie kt1nnen hand in hand gaan, mits de
rekreatie gereguleerd wordt door:
— Toezicht houden.
— Afsiuiten van kwetsbare delen met aanplantversperrinq.
— Edukatieve behording.
— Wilde paden verwi]deren.
— \Jerbieden & reguleren van ruiters door ruiterpaden.
— Verbieden van alle qemotoriseerd verkeer.
Daarnaast moet uitdroqinq en eutrofiPring van bet veen voorkomen worden
door bet afslLiten van de uitlaatsLoten en door aankorip van de op Appel—
Lergen afwaterpnde percelen door Gronings Landschap. Dok zou oven
met de eiqenaren kunnen helpen.
—
H OiI)IJE'fl zion ziihie I als d 'skunc igen in hot opsel}en 'Jan na iurheheersplannen op lange termijni. Volgens sommigen is Heidemij niet
deskundig genoeg om behoerspiannen op te stellen
Dolensie joert geen gericht beleid. Zij zouden grag eon gericht beleici
zion dat gent is op hun ideen.
•3. Evaluatie
Na doze schets van de verschillende probleemstruktureringen t.a,v. de
situatie in de Appelbergen, kunnen we onze eigen rol als bioloog op drie
Itlaflierofl invullen:
I... Als objektiel uetenschappelijk onder200ker een analyse maken van
het probleem en deze analyse presenteren als de werkelijke stand
van zakon in en om de Appelbergen.
2— [en keuze maken voor n van de be.Langengroepen als doelgroop, en
op basis van hun probleemstrukturoring en onderzoek opzetten m.b.v.
wetenschappelijke methoden. Do resultaten gebruiken om de probleem—
strukturering to ondersteunen en naar oplossingon binnen die pro—
bleemstrukturering toe te werken.
3— Als het ware eon eigen belangengroep? formeren naast de andere be—
langongrooen en vanuit doze positie een eigen probleeinstrukturering
f ormuleren.
We hobben voor de derde manier gekozen. We menen dat hot niot mogelijk
is on van een probleem waar meerdere belançjengroepen bij betrokken zijn
een objektieve analyse to maken van 'het' probleem. We vinden het be—
Iangrijk dat eon beheerspian gebaseerd wordt op zoveel mogelijk wensen
n do belangengroepen en menen dat hot meer kans van slageri heeft dan
:oheersplan gebaseerd op wensen van n belangengroep.condor volgt onze elgen probleemstrukturering gebaseerd op observe—
tio en gesprekken.
3•4 Elnzo probleemstrukturering.
Wij boleven de Pppelbergen als een rekreatie—en—speelgebied van oudshr-i
met een aantal moole stukken natuur erin, zoals hot grote veen de natty
en droge stukken heide en delen van hot bos. Door variatie in vegetatie,
bodemstruktuur en relif zijn cr velo verschillendo vormen van rokrcati
m o gel ij k .-
— 2& —
Volgens ons kunnen de funkties rekreatie en natuur goed samengaan in de
Appelbergen. De grote variatie maakt de Apnelbergen voor vele rekreanten
een aantrekkelijk rekreatiegebied, met vele verschillende rekreatie—
mogelijkheden. De rekreatie heeft op sommige vegetatietypen een posi—
tieve, stabiliserende of verrijkende invloed en op andere een nega—
tieve invloed.
[chter, de Appelbergen is een klein natuurgebied voor zo'n grote rekre—
atie druk.Gevolg is dat op sommige vegetatietypen, b.v. de drogeheide en
rondom de open plekken in het bos, erge nadelige effekten te zien zijn,
als kaaltrap, grootaanta] paden en afkalving.
Ook voor het rekreatiegebeuren is in Appelbergen de ruiete te beperkt,
i.v.t. de grote aantallen rekreanten. Hierdoor heeft de ene rekreant
hinder van de ander of van een ander type rekreant. tn. het laatste,
dat de verschillende typen rekreotie elkaar in de wegstaan of het el—
kaar onmogelijk maken, is een nadelig punt.
FJaast deze twee problemen, die in het gebied zeif liggen, is er nog eon
derde probleem, n.l. de externe bedreigingen, zoals; instroom van voed—
selrijk water en het lager worden van de grondwaterstand.
Er van uitgaande dat Defensie eigenaar zal blijven, kan dit rekreatie en
natuur konflikt alleen opgelost worden indien: Defensie bereid is een
keuze te maken voor een behei4rs—n—beleidsplan op korte en lange termijn.
Deze keuze expliciet maakt, ook naar de belangengroepen toe en zic.hzelf,
of door anderen verplicht wordt om dit plan uit te voeren.
biij vindeo dat dit beheersplan zoveel mogelijk in samenwerkinil met de
belangengroepen, SBB, gemeenteHaren, rekreanten en omwonenden, tot stand
dient te komen.
Dos voorstel voor beheersmaatregelen zijn:
A. m.b.t. de vegetatie en evt. fauna:
— Waterpeil in het grote veen hooghouden d.m•v. een verhoging van i- 40 cm
van de duiker y. Hierdoor zal de natte heide vegetatie in stand kunnen
blijven (mits ook de iostroom van voedselrijk water voorkomen wordt),
de berkenopslag afnemen en de rekreatie van wandelaars en ruiters ver—
minderen.
— De uitstroomsloot bij de dobbe D2 cfsluiten.
— De berkenopslag in A4enA5 verwijderen.
— Paden door El, m.n. het pad over de zetwalleo, en E3 afsluiten door
inplanten met bramen.
— In c (droge heide) nen aantal paralel lopende paden, zowel in de lengte
27 -
1s dwii's op de zandrichelv, JruJi jd('Em d,ii.'i. oIuplOm)en liii.
15 cm diepte en beleggen met heideplaggen.- Géén ondergroei(meer)verwijderen in ri, F3, 18 en H2 en de houta :i
Bit am de op de grand broEdende vogels en de bodemdieren, die belang
hebben bij een strooiseilaag, meer kansen te geven.
-- De natte stukken heide in Bi, B2, 83 zo nu en dan afp1.aggen eu f;or
am iergrassiflg tegen te gaafl.
B. Maatregelen m.b.t. rekreatie:
— Pleatsen van groene afvalbakken langs de HogeHereweg hi] de ingangen
van de hoofdpaden, weike regelmatig gekontroleerd en geleegd warden,
— Ian weerszijden de Hoge Hereweg af'siuiten d.m.v. een ijzeren slagboorn
met betonnen palen en een hanç.slot, waarvan er oak seutels aan de bo—
mn gegeven kan worden.
— Verbeteren van het fietspad: gaten dichten en overal jerharden, echL:r
niet de HogeHereweg zelf.
— \Joorlichten van en aanwijzingen geven aan de omliggende maneges en
partikuliere ruiters i.v.m. de beperkte mogelijkheden voor het paard—
rijden. Be gebieden [3, D2, hetgrote veen,de kleinere dobben en L,op
n of twee paden na,kunnen beter niet bereden worden.
— In het paviljoen geen piash verpakkingsmateriaai, b.v. voor frite3
meer gebruiken.
— [en ochtend of middag per week ioopt er iemand door het gebied, om
te kij<en eat er qaande is en am eventueel ruiters of crossers to
warschuwen.
r. ilaatreçjelen m.b.t. externe bedreigingen:
— Instroom van voedseirijk water tegengaan door b.v.:
• Schot bij duiker x.
• Graven van ean sloot over de Onneres.
•.Graven van een sloot langs de noord—oost rand van hot grote veen
naar de ppe1bergerweg.
Kontakt op riemen met de boer om geen kunstmest of drijfmest meet
te gebruiken (dit heeft pas op lange termijn, 10 jaar, effekt)
Opkopen van hot (do) aangrenzende weiiand(en) door Defensie of
Groninger Landschap.
De moge1ikheden moeten onderzocht worden op: kosten, effekten op I-e
landschapsbeeld en effektiviteit.
— 28 —
Probiemen die deze oplossingen n6 in de cog etaan zijn:
1. De kosten vprbonden aari dit beheerspian. Dit zuilen vni. eenmaiige
kosten zijn (zie oak scenario iv).
2. Op welke wijze Defensie verpiicht kan worden een beheers—en—beleids—
plan te kiezen Sn uit te voeren. Gezien het geringe belang van de
Appelbergen voor befensie, behaive als 'ruiiobjekt'.
3. Op weike wijze een samenwerkingsverband op gang gebracht ken worden.
Er zijn mm. 5 belangengroepen die in de huidige struktuur weinig
met elkaar te maken hebben.
Wi] zien onze rol ale volgt:
1. De relatie tussen rekreatie en natuur in de Appelbergen onderzoeken,
en de.resultaten kenbaar maken, met de beperkingen, aan de belangen—
roepen.
2. Opzetten en stimuleren van een samenwerkingsverband door:
— voor ieder van de belangengroepen nen probieemstrukturering te
schetsen om op deze wijze inzicht te krijgen in elkaars iden.
— nagaan welke verschillen in ideeén en wensen er zijn tussen de
verschillende belangengroepen en in hoeverre de wensen gekombineerd
kunnen worden.
scenario's samenstellen op grond van de wensen van do belangen—
groepan en de effekten ervan.
— uitdelen van dit versiag eon de belangengroepen en doze uit te
nodigen voor een gezamelijkc bijeenkomst b.v. in verband met de
mogeiijkheid no Appeibergen op te voeren voor ISP subsidie.
— —
OND ER ZO EK SR ESULT AT EN
f.1 Inleiding
De door ons onderzochte aspekten zijn natuurlijk niet willekeurig .
kozen.Die werden bepaald door onderzoeksvragen van de be1angengroeen,
onze elgen ideen en een aantal beperkingen0
A. Beperkingen
1.De vakgebieden Bodemkunde,Wetenschap en Samenleving en een rekreat:o
socioloog als n van de begeleiders0
2.Tijd en mankracht: twee personen,zes maanden tijd.
3.Ons ken-iisgebrek,met name van fauna-onderzoek en lagere p1antn
Deze groepen spelen geen rol in dit rapport,hoewel ze op zich belari-
rijk zijn.
1+.Rekreatieinvloed op het gebied vertaalden we als betreding0Aspeken
als plukken,afval,verstoring etc hebben we niet onderzocht
B.Onderzoeksvragen
De onderzoeksvragen zijn ten dele (indirekt) door de belangengroepen
gesteld (met name defensie en NB),deels door onszelf geformuleerd:
-—Hoe ontwikkelden natuur en rekreatie en hun relatie zich de iaat
jaren?Is het waar dat onder invloed van de rekreatie het gebied
voortdurend achteruit is gegaan en in welke mate dan?(Hfst.1+.2,2)
—-'Wat is de invloed van de natuurwaarden op de rekreatie en wat i,invloed van rekreatie op de natuurwaarden?
Het rekreatiepatroon wordt bepaald door de mogelijkheden en eigcn-
schappen van het gebied.Variatie lijkt daarbij een sleuteirol te
spelen.Daarnaast is een rekreatiepatroon voor vele bezoekers van de
Appelbergen histories gegroeid.Ze komen er al jaren. Ook de aan—
wezigheid van mede—rekreanten heeft z'n invloed.
De rekreant benv1oed het gebied waar hij loppt,speelt of rijdt
Hoe groot die invloed is,welke gevolgen die heeft voor bodem en
vegetatie hangt a±' van de intensiteit van de rekreatie en de eigen
schappen van bodem en vegetatie.
Daarom is een beschrijving gemaakt van de vegetatie zoals die e..
flu is ('+.2.1) en een beschrijving van de verschillende soorten bo—
dems in de Appelbergen met hun ontstaan en reaktie op menseaijke
aktiviteiten (+.2.3).
Wanneer je flu per voorkomend type vegetatie en bodem weet wat de g
volgen zijn van betreding en je ook weet oe de rekreanten zich
— 30 —
over het gebied verspreiden,kun je die gegevens doortrekken en kon—
klusies trekken voor 't hele gebied.
In verschillende vegetatietypen legden we proefvlakken voor vegeta—
tie en bodem en registreerden hoeveel rekreanten over deze proef—
vlakken liepen.(1-i-.k)Aan het eind van het seizoen onderzochten we de
proefvlakken op de effecten van de rekreatie 'k.3.1 ,k.3.2 ,k.3.5).
--Het leek ons dat waterstand en waterkwaliteit ook een belangrijke
rol spelen in de Appelbergen.
De waterstand bepaalt in belangrijke mate hoeveel mensen in de
natte delen komen en heeft uiteraard z'n invloed op de vegetatie.
De waterkwaliteit heeft op langere termijn sterke invloed op de
vegetatie en daardoor ook indirekt op de (on)aantrekkelijkheid van
het gebied voor rekreanten ('+.5).
- 31
4.2 BeschrivinqvanJegetat1e en bodemsindeApo1brqen
4.2.1 Vegetatieschots van de 1ppelbergen.
Doel van dit hoofdstukje is een schets te geven van de veqotaLihet terrein,vooral voor hen die er minder bekend zijn,
De ppelbergen is een erg gevarieerd gebied.\Jarirend van heel drüoytot heel nat,van open naar bebost,met vErschillende typen bodems enmet relief.
Voor een overzicht van de vegetatietypen in dit terrein hanteren we do
indeling zoals die door de NJN werd gemaakt na uitgebreide inientari—
saties in 1966—70. Voor het grootste deel is deze indeling nog geldig.
Veranderingen in de vegetatie over de laatste tien jaar worden apart bm
sproken in het volgende hoofdstuk 4.2.2.
De letteraanduiding van de vegetatietypen hieronder komen overeen met
die op kaart 4 op blz 34
A—\Jeengebieden.Vooral in een grote kom aan de oostzijde van de 1\ppelher—
gen.In het grote veen zijn aspectbepalend: veenmossoorten en pijpe-
strootje.Sommige delen hebben veel berkenopsiag en gagelstruweel.Op
de drogere plekken struikheide.
B—Vochtige heide.Kleinere stukken,verspreid over het terrein in laaçjtes0
Ispectbepa1end zijn dopheide,veenbies,pijpestrootje en blauwe zegge0
[—Droge heide.In 't midden van het. gebied.Op langgerekte heuveltjes.
Struikhei,pijpestrootje,bochtige smele.Opslag van berk en eik.
D—\Jeenberkenbos.Nat.DichtgegrOeid veen op lagere plekken.ispectbepa1end
zijn hier berken en vuilboom;gagel in de struiklaag en in de kruid
laag pijpestrootje en veenrriossoorten.
E—Drassig berkenbos.Langs de randen van de laagten.Naast zachte berk
komen ook den en elk voor.In de struiklaarj naast gagel en vuilbooriook lijsterbes,geoorde wilg en braam.In de kruidlaag naast pijpe.-
strootje ock struikhei,bochtige smele en bosbes.Een vrij soortenr±jke
moslaag.F—Droog bos.Het eikenberkenbos neemt een vrij dominante plaats in het
terrein in.In het noordelijk deel vooral eik en berk (F1),In bet zui
delijk deel met grove den die eind vorige eeiiw werd ingeplant.Daar—
naast treffen we in de ondergroei lijsterbes,kamperf'oelie en hraam aan.,
G—Eiken—kersenbos.Dit gedeelte is in particulier hezit.
H—Aanplant.H1:larix;H2:fijnspar (begin 6Oer jaren);H3:grove den (t75)
I—Poeltjes.I1 en 12 groeien dicht met veeri;13 staat vol wilg en herk.
Houtwallen of' resten daarvan zijn te vinden 1ans de westgrens,langs hot
gebied E3 en lanqs de Pippelbergenweq en de Leemweq.
— 32 —
4.2.2 Ontwikkelinq van de vegetatie over de laatste tien jaar.
Door diverse mensen met verschillende probleemstruktureringen wordt
gesproken van een kualitatieve aftakeling van de natuurwaarden in de
Appelbergen.Om die vermeende aftakeling te meten kunnen vroegere vege—
tatie—inventarisaties vergeleken worden met de stand van zakeri op dit
moment.De NJN—inventarisatie ult '70 zou geschikt zijn als vergelij—
kingsmateriaal.
Iangezien opnieuw inve.ntariseren buiten het bestek en de beschikhare tijd
voor ens onderzoek viel,hebben we tune biologen gevraagd om de vegetatie
ean nu te vergelijken met die uit het NJN.-rapport.
Deze personeri z.ijn Joop Smittenherg,hoofd afd, Ecologic bij de PPD te
Assen,vroeger zeer bekend met de 1ppelbergen alS NJN—Iid(meriewerker aan
het rapport) en als biologiestudent.En Piet van der Knaap,inventarisatie—
ecoloog bij de PPD van Groningen.Hij woont flu viii' jaar bij de Appelber—
gen en komt er zeer regelmatig.
Wij hebben ons in dit versiag beperkt tot de hogere plantensoorten.
Mossen,schimmels,dieren en vogels lieten we buiten beschouwing,hoe—
wel die zeker belangrijk zijn en oak kenmerkend voor de toestand in het
gebieci.
Aiqemeen is het gebied de laatste tien jaar vrij wel hetzelf'de gebleven.
Zowel wet voorkomen van soorten hogere planten betreft als aanzien van
de milieuf'aktoren in het qebied.De gevolgen van rekreatie zijn zeker
niet sterker dan tien jaar geleden.Ook de invloed van ruiters is niet
erger dan teen.
De vroegere gebruiksfunkties begrazing door schapen,plaggen st.eken,
sprokkelen en kap voor brand— en geriefhout brachten een mate van sta-
ring en verschraling (afvoer van voedingszouten) met zich mee.Die
voortdurende maar heperkte storing en verschraling zijn juist de fakto—
ren die sen gebied zijn landschappelijke variatie en soortenrijkdom
ken geven.
Nii deze gebruiksfunkLies na de serste wereldoorlog vrijwel alien verdwe—
nen zijn kan een niet te sterke rekreatie de funktie storing overnemen
\Jerschraling kan echteL' nit door rekreatie bewerksteliigd worden.Het
yeLied wordt dus langzanerhand voedselrijker waardoor oak de soorten—
samenstelling verandert."Voedselarme" landschappen worden steeds zeld—
zamer.
Vergeljjking per vegetatietype l97O-l98O
Voor de letters en nummers zie kaart no 4'.
Vochtige heidegebieden.
-—Bi werd indertijd door ruiters open gereden.Nu is er van eeii pa1
nauwelijks meer iets te zien.De heide is nu sterk vergrast.Afname
van veenbies en verdwijnen van het mos Hypnum imponens.Dit stukje
is duidelijk achteruit gegaan.
.--B2 niet zichtbaar veranderd.
•B3 niet zichtbaar veranderd.
—Bk niet zichtbaar veranderde vegetatie.Minder pad dan tien jaar ge--
leden.Langs de rand toename van kruipwilg en grauwe wilg die zorgen
voor een natuurlijke afsluiting.
-.-B7 niet zichtbaar veranderd.
Het herstellend vermogen van deze gebieden voor padvorming door wan
delaars en ruiters lijkt vrij groot.Blauwe gentiaan komt hier soms veel,
3oms weinig voor.Mede afhankelijk van betreding,maar niet te veel.
Soorten als witte-en bruine snavelbies en zonnedauw vallen op als het
niet al te nat is en de randen van de paden net droogvallen.
Droog bos.
---Fl was vroeger ondoordringbaar bos en is flu erg open geworden door
vrijstelling en verwijderen van de struiklaag.
--F8 is erg open geworden door bosonderhoud.Braam,kamperfoelie en gewo-
ne brem nemen plaatselijk toe.Ook de houtwal lang de bosrand is f'link
opengekapt.——F7.Toenarne van braam in de ondergroei.Verder weinig veranderd.
In het algemeen is het voor bepaalde zangvogels beter om wat onder-
groei te laten staan.
-—H2 sparaanplant.Ondergroei is weggekapt.
V e en.
——Al is vrijwel 'tzelfde gebleven.De berken zijn wat opgegroeid en de
gagel is jets toegenomen.Alle kenmerkende soorten van het Erica—
verbond zijn nog aanwezig.
——A1-t heeft duidelijk meer berkenopsiag.
-—A5 niet veel veranderd.
Het veen zelf ziet er goed uit en is in z'n algemeenheid diet kwaLta-
tief' achteruitgegaan de laatste tien jaar.Aan de noord—oostrand st-at
meerarig wollegras,kenmerk van instromend voedselrijk water.De pib.
rus langs de watertoevoerende sloten is toegenomen dank zij eutrofiring.
——D2 niet veranderd.
legenda:
veen
vochtige heide
______
th'oge heide
t veenberkenbos! draseig berkenboe
: d.roog eiken-berkenboe,• . houtwallen en" dennenbos
X K eiken—kereenboa
______
aanplantpoe]tje
• • wilgenbroekx k kruisingen
J.6.
— 34 —
R.ONDGANG ROUTE KAART
1 : 5000
NJN 1970
App1-bergen—weg
Hereweg
grasplek in Cproefvlak (pq)
meetpunt hardheid paden
proefvlak afkalving, zanduitloop
— 35 —
——D3 Veen in dobbe.!ds geheel achteruit gegaan.V6r 1918 werd uit
deze dobbe tot 8 m diep veen weggehaald.Momenteel is het gat weer
overgroeid met veenmos.Tien jaar geleden was dit een open veen met
dicht bos eromheen.Nu is het dichtgegroeid veen met berkenopsiag
en open bos eromheen.
Droge heide
——C De droge heide is met opsiag wat verder dichtgegroeid en wat meer
vergrast met Agrostis tenuis.Campanula rotundifolia komt hier flu
veel voor.Wolverlei en kruipbrem zijn echter waarschijnhijk verdwe—
nen en de Guldenroede is afgenomen.
Poeltje 12 is weing veranderd. en nog steeds goed vochtig.
1f.2.3 Bodems in de Appelbergen.
In de Appelbergen komen een aantal verschillende typen bodems voor.
Met bodem bedoelen we de bovenste laag van de aardkorst,voor zover
die door planten beworteld is of kan worden,of voorzover deze door
bodemvormende processen is veranderd.
De bodems in de Appelbergen zijn ontstaan door invloeden van vegeta—
tie,klimaat en menselijke aktiviteiten op het geologies moedermateri—
aal.Ook de faktor tijd speelt daarin een rol.Zo moet men voor het ont—
staan van een podzolgrond een paar honderd jaar rekenen.
De aard van de bodem bepaalt voor een groot deel de mogelijkheden voor
de plantengroei door de faktoren vochtgehalte,porinvo1ume,doOrdring
baarheid voor wortels en vocht ,voedingsmogelijkheden(humUS,aflOrgafliese
zouten,zuurgraad).
Menselijke invloeden als betreding,plaggen steken,houtteelt,bemesting
en dergelijke hebben hun invloed op de bodem en vegetatie.
In dit hoofdstuk bespreken we de in de Appelbergen voorkomende bodems.
Daarvoor hebben we een aantal boringen tot 1.20 m diep verricht en is
materiaal van vroeger biologies onderzoek gebruikt.
Bij elke bodem staan we bij een aantal punten stil:
—-Het ontstaan,omdat bergrip daarvan aanwijzingen kan geven voor een
te voeren beheer.
——De struktuur van de bodem.
——De vegetatiemogelijkheden
——De gevolgen van enkele menselijke invloeden.
——De plaats in de Appelbergen waar we de bodem aantreffen.Zie kaartS
— 36 —
De overgangen van de ene bodem naar de andere zijn meestal geleidelijk,
en plaatselijk treden verschillen en afwijkingen op.Op verschillende
plaatsen ligt een zanddek op het bodemprofiel.Dat kan ontstaan zijn
door verstuiving of door mensenhanden.De dikte in de Appelbergen varieert
van enkele centimeters tot een halve meter.
Het moedermateriaal (C—laag) bestaat boven liet keileem uit fijn zand
(M50 van 75_159J.).
A Podzolgronden
Ontstaan en enkelo bodemkundige termen.
Podzolgronden ontstaan in het algemeen op de volgende wijze.Op het moe—
dermateriaal (b.v. dekzanden) ontwikkelt zich een begroeing.Er ontstaat
op de grond een strooiseliaag van plantenresten.In bodemkundige termen
wordt dit de AO—laag genoemd.Door bodemdieren en cherniese processen wordt
dit dode plantenmateriaal omgezet in humus die in eerste instantie in de
bovenste bodemlaag terecht komt:de A1—laag,zwart van kleur.
Door neerslag wordt een deel van die humus omlaag de grond in gevoerd
tot een plaats waar ze stagneert.Deze humusinspoelingslaag is bruin tot
zwart van kleur en wordt de B—laag in het bodemprofiel genoemd.
De laag daarboven,waar de humus wegspoelde is vaak grijs van kleur:A2—laag.
Onder de B—laag vinden we het onaangetaste moedermateriaal:C—laag.
Door variatie in vegetatie,aktiviteit I
van hodemd±eren en grondwaterbeweging strooisellaag• • humeuze bovengrondin de bodem ontstaande verschillende
uitspoelingslaagpodzolgronden.
B inspoelingslaag
C moedermaterjaal
Fig 3. Schema van een podzolgrond (zand)
1)Holtpodzol.ook wel bekend als bruine bosgrond.
Ontstaan:De oorspronkelijke begroeing is bos (=holt).Kleine bodemdieren
verteren de plantenresten die ze uitscheiden als moderbolletjes.
Tegelijkertijd homogeniseren ze de bovengrond.Het weer heeft
door het bladerdek niet zo'n direkte invloed op de bodem.Er is
dan ook geen sterke uitspoeling.De bodem bestaat dus ult een
± 11.0 cm. dikke humeuze homogene laag met een geleidelijke over-
gang naar het moedermateriaal daaronder.
AoAl
A2
— 37 —
VegetaLie Een rijke kruid,struik en boomlaag is mogelijk.Goed doordring—mogelijk—heden
bare bodem met goede voedingsmogelijkheden.
Betreding:Weinig inklinking of wegtrappen door een vaste konsistentie
van de bodem.Vrij grote herstelmogelijkheden doordat bodem—
dieren de grond weer los woelen.
Houtteelt:Bij verschraling en ontbossing overgang naar haarpodzol of
veldpodzol.
Spitten: Oxidatie en afbraak van de humus in de moderbolletjes.
Plaats: H1,F3,F8,F9.
Wanneer het bos verdwijnt heeft het klimaat een veel sterkere
invloed op de bodem.De bodemdieren verdwijnen waardoor de dode
plantenresten veel langer op de grond blijven liggen.Er ont-.
staat een strooisellaag.Er worden geen moderbolletjes gevormd,
de humus valt uiteen tot amorfe,colloidale deeltjes die met het
regenwater makkelijk omlaagspoelen naar een B—laag.Daar gaat
de humus in huidjes rond zandkorrels zitten.Er ontstaat een 10
tot 20 cm dikke humusarme uitspoelingslaag.
Haarpodzolgronden liggen buiten het bereik van het grondwater.
Onder en in de B.-laag vinden we ijzerbandjes:niet—gereduceerd
ijzer (Fe3+) die een harde,verkitte laag vormt met humusdelen.
De ijzerbandjes kunnen water en wortels tegenhouden.
Vegetatie Arme kruidlaag doordat de wortels weinig voeding vinden in demogelijk— . .
heden: uitspoelingslaag.Rijke struik— en boomlaag.
Betreding:De strooisellaag kan snel weggetreden worden en verdwijnen,
waardoor de A1—laag bloot komt te liggen.Die wordt makkelijk
aangestampt en droogt uit.Er is geen bodemfauna orn dit weer te
herstellen.
Wind: Wanneer de A1-laag verdwenen is kan de humusarme A2—laag mak-
kelijk verstuiven tot op de hardere B—laag.
Plaats: F7,F1+ en in het algemeen op de drogere gronden.
3 )VeldpodzolOntstaan: Verschilt van haarpodzol door meer invloed van het grondwater.
Door wisselende grondwaterstanden reduceert het ijzer tot Fe2+
waardoor het samen met de humus nog verder omlaag kan spoelen.
Er is een minder duidelijke B-laag die geleidelijk over gaat in
een C.-laag.
2)Haarpodzol
Ontstaan:
— 38 —
Vegetatie :Een armere kruid—en struiklaag door diepere inspoelingmogelijk— -van humus en voedingszouten.Misschien een rijke boomlaag.heden:
Betreding:De strooisellaag is snel weg waardoor de Al bloot komt te hg—
gen.Uitdroging van onderhiggende lagen.Als de Al vertreden
wordt kan de A2 rnakkelijk omgewoeld of weggetrapt worden,spe'-
ciaal bij rehif.
Wind:Doordat de veldpodzol vochtiger is dan de haarpodzol zal de
A2 minder snel op de wind gaan.
Spitten: Zie haarpodzol.
Plaats: C,F5,F6,Fl.
k)Moerpodzol:een podzol met een moerige (=venige)bovenlaag.
Ontstaan: In vochtige gebieden onder invloed van een wisselende grond—
waterstand,'s winters tot aan het maaiveld,'s zomers lager.
De vegetatie bestaat vaak uit veenmos en pijpestrootje dat in
bulten opgroeit.Wanneer in de winter het terrein onder water
staat kunnen de plantenresten niet verteren in deze geredu—
ceerde omstandigheden waardoor de moerige laag ontstaat.
In de zomer worden de plantenresten bij lagere waterstanden
tot humus omgezet.Deze humus gaat via wortelkanaaltjes van o.a.
pijpestrootje omlaag.Er ontstaat een brede zwart—bruine B—laag.
Vegetatie De vegetatie moet aan het waterregiem kunnen voldoen,dus ookmogelijk— .onder zuurstofloze omstandigheden in leven bhijven.heden
Betreding:Betreding kan de bovenhiggende moerige haag met de kr.üdlaag
makkehijk verkneden of verwijderen.Maar door de hardere Al en
A2 daaronder heeft betreding minder vergaande invloed dan bij
vhierveengronden.Een geringe mate van betreding en open trappen
geeft de storing en open plekjes voor een bijzondere vegetatie;
by klokjesgentiaan en zonnedauw in de Appelbergen.
Ontwate— Om deze bodem met z'n eigen plantengroei voort te laten bestaanr1ng.. een hoge en varirendewaterstandnodg —
Plaats: A1+,E3,A5,D2
B Veengronden.Deveengronden in de Appelbergen zijn
5)Vlierveengronden:nog niet vergraven (turf) en niet veraarde veengronden.
Ontstaari: Als veenmosveen (afgestorven veenmos) op plaatsen met een Derma-
nent hoge waterstand onder voeciselarme omstandigheden (ohigo-
troof).De hoge waterstand is gewaarborgd door een keileemlaag.
De voedselarme situatie wordt bereikt wanneer de watertoevoer
ahleen of vrijwel alleen van regenwater is.In de Appelbergen
— 39 —
is deze situatie van nature vrij goed mogelijk.De veenlaag
in het veen is tot 1 meter dik.De bovenkant is net génoeg
gerijpt om licht betreden te kunnen worden.
Vegetatie De vegetatiemogeliikheden worden beperkt door de hoge water—
inogelijk— stand en de voedselsarme situatie.heden
BetredingDOOrdat de bodem en de kruidlaag snel worden opengetrapt zijn
de zichtbare gevolgen van betreding vrij groot.Een spoor
blijft een seizoen lang staan.In een volgend seizoen kan zich
dat bij voldoende hoge waterstand herstellen.
Bij ontwatering stopt de veenvorming.Er komt lucht in de bodem.
Er komen schimmels en bacterin die samen met chemiese proces—
sen zorgen voor een afbraak van het organies materiaal waar—
door humus ontstaat:het veen gaat veraarden.Belangrijk gevoig
is het vrijkomen van voedingszouten.Het veen wordt dan veel
beter begaanbaar en er komen mogelijkheden voor boomopsiag en
een begroeiing die de "voedselarme" soorten verdringt.
Een veraardingsproces is erg moeilijk terug te draaien.
Bij eutrofiring worden soorten die zich handhaven in voedsel—
arm milieu verdrongen door andere soorten.Pitrus is daar een
duidelijk voorbeeld van.
Plaats: A3,A2,D3.
C Vaaggronden.De in de Appelbergen voorkomende vaaggronden zijn:
6)Duinvaaggronden
Ontstaan: Doordat de begroeiing door menselijke aktiviteiten van de
podzol verdwijnt krijgt de wind vat op het profiel en kunnen
er duinen ontstaan uit vele lagen zand.
Een deel van de heuvels in het gebied is zo ontstaan.Soms is
in het profiel een omgekeerde podzol waar te nemen doordat
de bovenste lagen van de oorspronkelijke,elders verwaaide
podzol nu onder liggen.De duinvaaggronden zijn zo jong dat
er nog weinig bodemvormende processen hebben plaatsgevonden.
Meestal arm aan voedingsstoffen maar goed bewortelbare,1OS—
se grond zonder ijzerbanden.
Vegetatiemogelijk—heden:
Betreding:De vrij losse bodem is makkelijk open te trappen door ontbre—
ken van een humeuze A1—laag die wat stevigheid zou kunnen
geven.
Plaats: C,F+
Ontwate—ring:
Eutrof 1—ering
— 1o —
D Eerdgronden.Op de es van Glimmen en Onnen liggen:
7)Bruine enkeerdgronden
Ontstaan: Het zijn oude bouwlanden met een dik ( 50 cm) mestdek van
honderden jaren op het moedermateriaal.Met de mest werd
steeds ook zand aangevoerd.Door bewerking en bodemdieren is
de zo ontstane eerdlaag homogeen geworden.
Vegetatie Afhankelijk van bemesting en gebruik.mogelijk—heden:
Ploegen: Door ploegen in de lengterichting van de helling is op de
Onneres aan de rand van de Appelbergen 50 cm eerdlaag omlaag—
gewerkt.Het oorspronkelijke re1if verminderde hierdoor met
1 meter.
Plaats: Glimmer es en Onner es.
Fig. 4. Rugqen en paden in de droge heide.
(gebied IV en V, hoodstuk 4.3.2)
APPELBERGEN 1:5000— 41 —
KAART 5 BODEMS
Be
\ /\.1\
Be
VERKLAR ING
Ho.-holtpodzol
Ha—haarpodzol
Ve—veldpodzol
Mo—moerpodzol
Vi—vilerveen
Du—duinvaggrond
Be—bruine enkeerdgrond
— 42 —
k.3 Invloed van rekreatie (betreding) op vegetatie en bodem.
Inleiding.
Betreding heeft invloed op de bodem,de bodemfauna en de vegetatie.
Bodem.
Door betreding kan de bodem worden losgetrapt of juist verdicht.
Lostrappen komt voor op zandgronden met weinig humus in de bovengrond
en bij re1if.Bij voldoende draagvermogen treedt verdichting en verhar—
ding op en afname van het porinvo1ume.Het vochtgehalte neemt in natte
bodems af en in droge toe.Bij o.a. podzols kan de bovenlaag worden los-
getrapt en de onderlaag worden verdicht.
Bodemfauna.
Direkte invloed van betreding op bodemfauna gebeurt door dôodtrappen.
Indirekt via open trappen of verdichting door uitdroging,sterkere
temperatuursfluktuaties,verdwijnen van voedsel (strooisellaag en planten).
Dit viel buiten het bestek van dit onderzoek.
Vegetatie.
De invloed van betreding kan direkt werken door vertrappen van planten.
Indirekt door verandering van de bodemgesteldheid:porinvolume,vocht—
gehalte en indringingsweerstand voor wortels.
Op grond van literatuur (Littel,Blom,v.d.Pol) zijn de volgende parameters
belangrijk als maat voor de invloed van betreding op de vegetatie:
maximale en gemiddelde hoogte,totaal bedekkingspercentage en bloeischade.
Wijziging in soortensamenstelling is niet in een jaar aantoonbaar.
In +.3.1 wordt de gemeten invloed beschreven van betreding op vegeta—
tie op verschillende plaatsen in de Appelbergen.Daarbij zijn ook een
aantal bodemfaktoren onderzocht.
In 43.2 wordt aandacht besteed aan de afkalving van steile randjes
en het uitlopen van paden op hellend terrein en sian de zandplekken.
In k0303 gaan we in op de verharding van paden op verschillende bodems
en bij verschillende betredingsintensiteit.
— 43 —
4.3.1 De invloed van betreding op vegetatie en bodem.
Onze opzet was om in ieder van de aanwezige vegetatietypen een proef—
viak (verder pq genaamd) te leggen om een indruk te krijgen:
——welke invloed de betredingsintensiteit heef't op vegetatie en bodem
——hoe dit per vegetatietype en per bodem verschilt.
De pqt bestaan alien uit een strook van een halve meter breed en enkele
meters lang,loodrecht op een pad. Bernonsterd in april en september.
We hebben aangenomen dat de betreding afneemt naarmate je verder van heL
pad af komt.Of dat regelmatig of' sprongsgewijs gebeurt weten we niet.
Door op verschillende afstanden van het pad de vegetatie en bodem te
bekijken kun je een indruk krijgen van de iriod van betreding bij ver—
schillende betredingsinteflsiteit.
Door de pq's onderlinfi te vergelijken koni je jets te weten over de ver—
schilien in betredingsinJlOed up JersLhil1ende bodems en vegetatie.
Dan moet wel bekend zijn hoeveel elk pq betreden wordt.Daartoe liggen
alle pq's langs de rondgangroute en was de rekreatieinteflsiteit meetbaar.
Deze in theorie rnooie opzet bleek in praktijk een aantal haken en ogen te
hebben die interpretatie van gegevens moeilijk maken.De meting van rekrea—
tieintensiteit is bijvoorbeeld veel te grof' om af te stemmen op de
kleine proefvlakjes.De konklusies zijn dan ook vrij globaal.
De resultaten zijn per pq weergegeven in een aantal diagrammen als bij—
lage3.. Per pq zijn vermeld:
—totaal bedekkings% per halve meter1
s-in april en sept—gem. en max. veg. hoogte per m. j
—bloeischade aan grassen
—globaal bodemprofiel
_bodemindriflgiflgSWeerstand
. op verschillende af'standen tot het pad_porienvolume3. van 0—7 cm zon—
I der strooisellaag_vochtgehalte)
De ligging van de pq's is aangegeven op kaart no4.
Resultaten en konklusies
Pq 2,6 en B liggen op een veengrond of moerpodzol.Door de hoge waterstand
dit jaar weinig betreden.Voorgaande jaren was die betreding veel groter.
De paden on pq 2 en 6 zijn dit jaar meer dichtgegroeid.
De indringingsweerstanden op het pad en in de vegetatie verschillen
vrij weinig.De bodem is zacht en los.Ook het poriBnvoiume is vrij kon—
— 44 —
stant op 't pad en in do vegetatie.Dat wijst oveneens op een geringe
betredingsinvIood.Pq 2 wijkt hierin af.Waarschijnlijk komt dat omdat
do bodem wan hot pad al' winder veniq wordt..Het porinvolume is steeds
hoog,veonqrond eigen.
De qemiddelde on maximale hoogte en de bedokkingsgraad wan do vegeta—
tie nemen van het pad af' enigszins toe.Bloeischade is niet aanwijsbaar.
Uitgaande van het feit dat de betreding hier vorig jaar intensiever
was lijkt noch do bodem,noch de vegetatio hier een jaar later erg
van geloden te hebben on zich goed te kunnen herstellen.
Pq 3,4 en 5 liggen in do droge heide.Pq 3 dwars op een laag pad tussen
twee ruggen op een veldpodzol.Pq 4 dwars op een pad boven op eon rug,
op een duinvaggrond.Pq 5 op eon open vergraste plek,ook op een duin—
waagqrond.
De droge heido wordt weinig betrodon,hoewel do aanblik (wed paden)
anders doet jermoeden.
Op bet pad zell' is do .indrinçingsweerstand steeds Lijzonder hoog,lang—
zaam afnernend "an hot pad af'.Tot eon motor vanaf do rand wan hot pad
is do bodem door betreding verdicht.Behalun b.ij pq 4 is het porin—
volume op he pad en in do vegetatie weinig verschillend,De padranden
hebben eer kloiner porinwolurne dan hot pad zelf.Dat kan doordat daarnog enig humeus ma.eriaa1 aanwezig is.
Do govolgert own bet.roding op do vogEtal:.ie is in af'nemertde mate merk—
baar tot 14 2 in ,anaf hot pad.4lleen Lij pq 5 werd eon bloeischade
in deze zone gemeten.ozien de lage betredingsintensiteit. zijrt do hodems in do droge heide
rg qevoeLLg vcor verdichting door tred.De invloed is van blijvendeaard met weinig herstolmogelijkheden.De gemeten invloed op c'e vege—
tatie zall met die bodemvordichting te oaken hehben.De soortensamen—
stelling lange do parlen verandert:rncor gras i.p.w. hoide en opkomsL
van planter' die heter aan een di.rb'.cru hodem zijrl aangcpast.
Pq 1 or. 7 liggen in bus p eon veldpodzol.De betredinsitit.ensitoits or hoog,znkor vier meal zo hoog als ut do droo heide.De bodem
op hot pad is ieer stork werhard met een leag pciringeha1tE.
Naast. het. pci is de indringincjswoerstand wool lager,he.t. pornvo1umehoger.D Lpi1Fd op do br'dettt strek. zich in het bos iee1 minder tier
uit rtaast hot pad dan in de drogo heide.Door eon onregelmatiqo,plLJkSgewiJZo veqetatie zijn do vegotatiegege—
vens moeilijk to interpreteren.De invlneri lijkt tot cell meter vanhot pad af te gaan,tezien briokkiiiq en hoogte.Over hlooischade ken
— 45 —
niets gekonklideord worden.
R1 pq 1 was ulak naast hot pad het porinvo1ume hoog en de indringings—
weErstanci 1iaj.De betredintj np die plek is vrij groot zoals blijkt. uit
de clirekte itivlocd op de vegetatie en observaties.
De intakte en begroeide bosbodem kan dus veel heter betreding verdragen
den bijvoorbeeld de droge heide.
.3.2 Zandplekken en zandpaden;Uitbreiding,afka1Jin9 en uitloop van zand.
Uit gesprokken bleek men het er niet over eens te zijn Sf en in welke
mate do zandplekken in de 1\ppelbergen zich uitbreiden.
Urn dit te onderzoeken hebben we op de "grote stuif'plek" en larigs paden
in de droge heide vijf gebiedjes uitgekozen van 10—20 rn2.Zie kaart
leder gebiedje werd vastgelegd rn.b.v. ondergrondse paaltjes die met een
metaaldetektor werden teruggevonden.
Van elk gebiedje maakten we begin mei en september nauwkeurige kaartjes
waarop de staande vegetatie werd ingetekend.De hoogte word langs raaien
elke 25 cm gemeten.In mei werd tevens de bodemhardheid gemeten.
Vergeliiking van de kaartjes en hoogtemetingen van voor en na het zomer—
seizoen toont de veranderingen.GedUreflde de zome: hebben we geen wind—
of watereroslo gekonstateerd.Daarom schrijven we de gemeten veranderingen
toe aan rekreatie.ts Winters treedt er wel watererosie op op hellende
vlakken.
Onze qeplande obs4vaties bij deze gebiedjes naar rekreatieifltenSiteit
en gebruik hebben we laten varen orndat het te arbeidsintensief was om
betrouu'bare gegevens op te leveren.Por gebiedje geven we een indruk
van heL rekroatief gebruik zoals ons tijdens de rondgangen opviel.
Do resultaten (kaartjes en grafieken) vormen bijiage 4.
Gebied I ligt aen de rand van de grote stuifplek,meet 3 bij 6 meter
en heeft een hoogteverschil van 1.20 m.Het bestaat vrijwel
qeheel uit zand met enkelo resten graspollen.Bovenaan wordt
het vlak en gaat over in vergraste heide.Dit heuveltje
wordt vaak door kinderen gebruikt om van af to hollen en donr
ruiLers als startpunt voor een galopje over do stuifplek.
verande— De graspollen zijn verder losgetrapt en verdwenen.De rand
ring: zand—heide school' gemiddeld 5 cm terug.Op het hellend stuk
is gemiddeld 2 cm zand verdweiien en omlaag gewerkt.Bovenaan
is geen zand verdwenen.Dat komt door een harde bodemlaag
(B—laag) die hier aen de oppervlakte komt.
Hoewol hot zand or rul uit ziet is de bovenste 10 cm veel har-
der dan onder do hei.Het is zoer de vraag of het zand hier
uitzichzelf weor dicht kan groeien als de betredirg zou stop—
pen.
idas
" flf
pic!
1Q
J6U
DD
UbU
/vpj
J
c-i. H Cl) jJ
W)
S'E
WW
tS
uiiio
\U)
5WW
T
das
£UIA
1D)1
V
0
WJP
IUJW
T
aboo
h w
H CD
Ui)
C I1 -0i.
paq
aLpd
?inz
3
Bijlage 5a
De Penetrograaf.Werking en interpretatie van resultaten.
De penetrograaf is een draagbaar toestel waarmee de indringsweerstand van
de bodem op verschillende diepte wordt gemeten en grafies vastgelegd op
papier.
Men drukt een conus met een tophoek van 600 en (in ons geval) een opperviak
van 1 cm2 met regelmatige snelheid de grond in tot een diepte van maximaal
80 cm.De benodigde kracht op elke diepte wordt door een schrijver weerge—
geven op papier.
Hoewel de indringingsweerstand een betere maat is voor de bewortelbaarheid
dan het porinvolume kent de penetrograaf enkele methodiese haken en ogen.
—De indringingsweerstand varieert met de bodemvochtigheid.
—Het is vrij moeilijk om een regelmatige druk uit te oefenen,hoewel de resul—
taten in het algemeen redelijk overeenkomen op hetzelfde proefvlakje.
—Doordat er nog betrekkelijk weinig onderzoek met deze methode is gedaan
en dan nog vooral op graslanden zijn de interpretaties van de resultaten
aan discussie onderhevig.Volgens Houben en de Haan kan een plant een rnaxi—
male druk van 15 kgl'/cm2 uitoefenen;dit is echter nog niet afdoende bewezen.
B±j de R±jksdienst voor de IJsselmeerpolders wordt—met de nodige voorzich—
tigheid- een getal van 25 kgF/cm2 aangehouden als maximale bewortelbaarheid.
Per plant—en bodemsoort zullen deze getallen nog variren.Wij houden het
getal van de RIJP voorlopig aan.
I-J.
CJ. I—
,
CD
dek
I'J
o
(ras
pekt
n bo
s)\k
tntc
3 be
o pa
n
Cbt
ed A
(dr
oe b
etd
Vee
LbQ
lope
net
nbd
open
ndrin
9ins
)rsa
.nd.
k3f
/cm
o20
2 L
O50
)
onde
r rn
ckai
v&.d
..
I\C 1-31
O
Geb
Ted
B\/e
eL b
eLop
en
ndrs
ersE
ont
kf,€
m0
tO20
39
IO 5
0
IC 20 L.O so
crn
onde
r m
oaw
eld.
ar I—2o
A.
a C
C.
0_iS
'4.
bode
m p
rof.e
L m
eEes
cha
hurr
w.s
70bo
dem
prof
tel m
elec
}tc.
E k
umus
t
C
I-i.
c-I. H C
D N°L
5n1?
flti D
9DR
W1o
dupo
c—
1J3
pu0
tv p_S
.tvp
0 le3 ft
Ole
-c
01I
I0
dzat
w.3
'j. p
us.a
msu
:SuL
Apu
It
uado
a1A
.uad
o1ac
biu
n(O
Apu
a)J
pa
AN
AL
YSE
VA
N D
E W
AT
M0N
STE
RS
[BIJ
LA
GE
61
——De getallen geven mg/liter monster
tenzij anders vermeld
——Voor de plaats van de monsters,zie
kaart no
—-Monsterdata:A 22—3
C28
—6
—-"
Nie
t gem
onst
erdt
' is
een
stre
epje
NH
3N
03ST I
K ST 0
FA
BC
D
FOSF
AA
T2°5
2,36
2,22
1,71
+0,
82I
,o1+
1,12
1,07
I,0
42,
971,
351,
41
i,46
K A
L I
UM
BC
D
0 0 0 0,22
0 0,22
0,20
0,28
0,19
0,22
0,13
0,19
Mon
ster
Veen
1 2 3 4 5 6 7 8 910 13 i4 D2
11 12 17 '3
15 -16
NH
3N
03N
113
N03
NH
3
—dr
oog-
.—
droo
g—6,
535,
83 0
,27
05,55
——
0,11
3,20
4,09
00,
222,
69—
1,68
0,10
1,77
0,28
1,32
01,
380,
271,26
01,
07
—1,
77
BC
D
6,67
6,22
2,05
1,91+
2,69
1,68
I,6
33,
00
1,52 0,1+8
1,80
0,1
21,
80 0
,44
2,22
0
A 3,18
1,90
o,ik
0,19
0,25
0,04
0,07
0 0,04
0,07
0 0,32
N03
0 0 0 0,30
0,31
0,11
0,33
0 0,28
0,16
0 0,22
0,13
2,27
1,04
0,29
0,07
0 0
2,59
0,09
0,32
0 0,09
0 0 0
A 12,3
8,2
Lf,
53,
i3,
02,8
2,9
2,2
2,4
2,6
2,0
4,7
3,95
07,
1+5
0
7,0
4,8
3,7
2,8
3,3
2,8
5,04
4,68
2,16
0,47
0,1+
30,1+3
0 0 0 0 0,68
0,11
0,04
4,88
05,
2+ 0
—17
,86,0
17,6
2,0
5,5
1,6
3,5
—2,
31,
1+2,
62,
81,
60,
51,
20,
28 0
,51,
91,
3
—2,
7
6,22
3,08
5,60
0,11
o,i4
0
2,83
1,38
00
0,09
00
0—
—3,
31
——
——
10,2
00,
10—
——
—7,
840,
34—
——
8,10
——
—4,
86
3,7
3,2
2,0
2,5
7,0
4,9
0,5
1,6
——
3,2
—
——
7,9
——
5,7
B 6
—5
C15—8—1980
aang
egev
enmet
-4w4)U)
1 ci)0 ci) c- N IN 4- IN '.0 N- CO O' 0 IN 4-
NC c- N N-INH IN '.0
c c c- c- c-c- c- c-
cCO . O--:I-
'-.OCO00000000 10IN4-
001 4-N
0
N4-INNO 1000001 I
c-000 I I
IN001 i cY\.14-101000001 I 00 I I I
X
COCO 4-
ooooooooocTcN
00 ,
'.0CO4-N4-4-4-c-O'O 0 N'.0 G's4-
0 CO '.0 CO '.0 '.0 '.0 c- N N I N-c- NNNNNNNN IN
CO N- INc- N GNc-CO '.0 '.0 '.0 0\ IN O '.0 '.0 N- 4-
0 I IN N- 4- 14- N CO N 4- I Ic-c-N NC'JNNN N-c- O'c-INc- I I
N004- N- O c- c- 0
— a a — .. aI0'Ic- INc-c-N IIIc-IN NC\JNN
N- COI. —c-LNI
INc-II
IN CO N- N '.0 c- (7' c- 4- 4- CO 0 c- O\
<XN IN c- IN N- 4- N 4- O\ G' CO 0'.c-c-ININc-c-Nc-c-c- N
c- N INN I I
CO 0 IN IN N- N N 0 c- '.0 (7' 4- c- c- N
JH
0
0'. 0 CO '.0 '.0 N- CO 4- (7' IN I COc-
t'-.'.OIf\ ONN-c7'4-I' ....aa
I 0'. '.0 0 I 0 (7' CO 0'. 0'. I Ic- c-
'.0 IN I
'.0'..ON-,. a
'.0 IN 0c-
'.0 IN
I I
E-
Z
IN 4- N IN '.0 CO
I N- 10 I 0'. 0'. CO 0 I I Ic- c- c-
IN N-4- c- '.0 '.0 N- N N-4- 0'. INaa,...ae.....aa0'. CO 0 CO '.0 '.0 CO '.0 CO CO 4- N-
c- c-
IN 0'.0'. CO I
IN N-a
N- '.0 I
I I
I I
:=)
COCOCO'.0'.ON-'.OINININ N-ae,...aaaaa ..c-OOOOOOOO 10'.OIN
..00 I4-IN
a a00H 0 IN c- CO N-C'. 0" N- IN N- c-U) 0 Ic-Dc- 1000001 I 00c- I I
r,ZC!)
U)
N 0 COCON-'.0a a a .. a aIc-Ic- 100001 I I
O'.INa a001 I I
c- 4- IN 0'. '.0 '.0 0 IN IN 0'. N IN CO N-
Z Nc-c-00C\Jc-0000c- 001 I I
CO 0 CO CO 00'. N- 4- '.0 IN 0 CO IN 4- c-ININc-0c-00000 Ic- 001 c-c-
z)I—I
00'. IN 4- 0'. CO N c- N-
.. a a ..a..aIc-Dc- I00c-c-0 I I
IN 00'.a a a0c-0 I I
0,-1 U)
O'.4-OCOCO'.0IN Ic- I c-000 I I I
c-INc-0 I I I.
0 '.0 CO N (\.I '.0 '.0 c- N- IN c- IN N-a a a .. aaaaaaaa\.0INNc-00c-00c-0c-
IN 0a ac-c-I I I
CHLOOR
m. equivalent/i.
jJLA
GE
6(Vervo1g)
Monster
Veen
1234567891013
-14D
211
12
1713
15
16
AB
0,55 —0,46
0,82
0,79 —
0,530,69
0,55 —
0,870,59
0,52 0,63
0,4-i0,61
0,56
0,720,48 —
0,36—
0,83—
0,470,65
0,3+ 0,55
CD
—0,51
0,63
0,540,32
0,490,68 0,37—
0,/+0
0,67 0,42
0,56
0,440,55
0,23
0,66 0,53
0,50 0,3/+
—o,66
0,32 0,39
0,21 0,21
0,52
—
GE
LE
IDB
AA
RH
EID
,U.m
ho/cm.
TDIj
200
AB
CD
145
——
-17611
156
127160
160
—104
87
136i44
13180
89
——
87128
116124
90
115
113
103
93
88104
1508
98118
11995
110—
10870
58—
——
198—
—137
126
132
iok
170
169
106106
64
--
143
——
121—
—92
——
—0,46
——
—0,50
— 47 —
Gabled II meet 2 bij 11 m en ligt dwars over een breed hol pad dat van
de stuifplek oostwaarts voert•De zijkanten van het pad lopen
30 cm steil omhoog en gaan dan over in viak gras.
Hat pad wordt veel belopen en gebruikt door ruiters.
verande— Pieksgewijs zijn de randen verder afgekalfd.Meestal zo'n 10 cmring: tegeiijk.Gemiddeld over de hale lenyte van h?t pad 2 a 3 cm.
Dit zand komt terecht in het midden van het pad.De bodem—
hardheid is ook hier groot en aan weerszijden op het gras
veel kleiner.
Gebied III is vrij vlak,iigt midden in de grote stuifplek en bestaat
voor jets meer dan de heift uit çras.3x6m groot.Geen hoogte—
metingen omdatdaar geen veranderingen te verwachten waren.
Mensen gaan hier vaak op het gras zit'ten terwiji de kinderen
in het zand spelen.Het ilgt niet erg in de loop—of rijroute.
verande— Op enkele plaatsen verdwenen stukjes gras van 10x20 cm.ring. Maar op veal meer piaatsen had hat gras (Agrostis stolonifera)
zich uitgebreid vanaf de oorsprorikelijke grasrand.De aanwas
is hier groter dan de afslag.Ook hier is de bodem onder het
gras beter doordringbaar dan onder het zand.
Gebied IV meet 3x4 m en ligt op bet kruispunt van twee paden op n vande ruggen in de droge heide.Een 30 cm hoge rand vormt de over—
gang tussen pad en heide.7Het is een weinig belopen pad,wordt
wel door ruiters gebruikt.
veranda— Op 3 piaatsen werd de 4 m lange rand ondergraven waardoorring: steeds een stukje heide van 15x25 cm omlaaq schoof en vertrapt
werd.De bodem onder de heide is erg zcht en kan ook makkeiijk
ondergraven worden.Vlak langs de rand is de grond nog redeiijk
zacht.Midden op het pad buitengewoon hard.
Gebied V is een 12 m lange raai over een pad dat iwars op de ruggen in
de droge heide loopt met een hoogteverschil van 1.20 m.Hier
ward de oogte tussen twee "toppen" van het pad gemeten en de
indringirigsweerstand.Het is een weinig helopen pad,wordt wel
door ruiters gebruikt.
verande— Op de hailing verdween 2 cm zand.Beneden kwam dat in een 3 cm
ring: dikke laag terocht.Het pad toont rul,maar is veal harder dan
de grond viak naast bet pad.
Dit onderzoekje gebeurde om uitspraken te kun— 2
nen doen over de mogelijkheid of' af'geslotenpaden ult zichzelf weer dicht zouden groeien.
De volledige resultaten staan in bijiage Sb.
Voor de plaats van de onderzochte paden A,B en
C,zie kaart L1
— 48 —
Sanenvattend ken men dus zeggen dat het re1if onder invloed van betreding
op plaatsen waar geen hodembedekking is genivelleerd wordt me een snel—
heid van enkele centimeters per jaar.De erosie door water in de winter i'
dnar niet. bij neegerekend.Dit gebeurt ondanks eon zeer harde bodem.
Do steile randen die langs paden voorkonieri kalven met enku'le centiriietersper jaar af. Of' doordat ze ondergraven worden door er steeds langs telopen,$f doordat ze van boven af' omleag cietrapt worden.
Een grasplek in de zandvlakte die viak ligt en waarschijnlijk niet veelbetreden wordt breidt zich ult.
Do bovenste 10 cm van de bodem zijn overal onder het zand veel harden dan
wanneer er vegetatie op staat.Hoewel de bovenlaag vack rul is doordat bijelke voetsta hot zand bovenop wordt losgemaakt is de grond dearonder vastaangestampt,te hard om wit zichzelf weer snel to begroeien.Als het boven—laagje ierdwijnt wordt het volgendo laagje 1ogewerkt.Dp sommige plaatsen
is het bodemprofiel aan de oppervlakte door z'n struktuur zeif al hard.
Dear wordt het iand niet verder omlaag gelopen.
Over het aendeel an ruiters en wandelaars is uit onze resultaten (heleas)
weinig te konkluderen.
3.3 Bodemhardheid van paden.
Met een indringingsweerstandsmeter (penetrograaf') zijn penetrogrammen ge—
maakt op veel en weinig belopen paden in eon drie—tal vegetatietypen.
Begonnen word op 0,15 en 25 cm diepte.Als voorbeeld dient fig 6
Hierna bedoelen we met een tthardett bodem een in—
dringingsweerstand van meer dan 30 kgF/cm2.De
bodem is dan niet bewortelbaar meer.In bijlage5a
wordt do werking van de penetrograaf' en enkele
interpretetiemoeilijkheden besproken.De mate van
betreding is bepaald wit hot rekreatiepatroon,
rondgangobsevaties en de toestand van hot pad 1
(breedte,strooisel).Van elk pad werd het bodem-.
profiel tot 1 m diep bepaald.
7gF/cm
I ndringinosweerstand-+jJ 30 U 5fl
4
cm ondermaaiveld
Fig 6. Veel belopen pad.
— 49 —
A Oroge heide.De bodem is hier men 10 cm humus—arm zanddek op een veld—
podzol.Het weinig belopen pad heeft een zachte bovengrond,het zanddek
(25—30 kgF).Op 25 cm diepte wordt de grond harder dan 50 kgr door een
hardere laag in het profiel.\Jan het veelbelopen pad is de bodem op 0,
15 en 25 cm diepte harder dan 50 kgF.
B Grasige plek in droog eiken—herkenbos.Eefl 10—15 cm dik zanddek op
een veidpodzol.Weiflig verschil in hardheid tussen een veel—en weinig
belopen pacl.Het zanddek is goed bewortelbaar.Van 10 tot 20 30 cm
zit een harde laag.Daaronder op het weinig belopen pad een zachtere
laag (20—25 kgr),op het veelbelopen pad is die hard (30—35k91).
C Under bomen in vochtig eiken—berkenbos langs het veen.
Ln 45 cm dik zanddek mot enn beginnende bodemvorming op een moerpodzol.
Het weirig belopen pad heeft een zachte bovengrond,die na 20 cm men
harde tussenlaag heef't.Vafl het veel belopen pad is de hele bovenste
40 cm hard.Dan io1gt een zachtere,humusrijke laag.
Samenvattend—ook gezien de meetresiiltate.fl bij de pq's— blijkt de in—
vloed van betreding zich tot 15—20 cm diepte uit te strekken.
INVLOED JAN HETREDING ZOALS AANG[TR0FFEN IN DE APPELBERGEN
Globaal overzicht.
Gebied Relatievemate vanbetredinrj
Inv1oei op bodem Invloed op vegetatie
Droog bos 100 —holt/veldpodzol—worrjt niet opengetrapt—weinig verdichting—herstel door bodemfauna
—alleen beschadiging,af'hankelijk van rekrea—tie intensiteit
Droge heide, 20 —duinvaaçcjrond/veldpodz. —1gere vegetatiebEgroeid —verdichting al bij ge—
ringe betreding—verdichting L:lijvend
—lager bedekkingspercentagi—verardering van soorten—samenstelling;meer gras
Droge heide, 90 —bovenste laagje losge— —niet aanwezig -
kale plekken woeld en erosiegevoelig—daaronder sterke ver-di c h tin g
veen/"ochtige 5 —vlierveen/moerpodzol —door lostrappen bodem
heide —bovenste 5—10 cm los—getrapt en verkneed
—daaronder weinig ver—dichLing
sterke direkte eantasting—herstel van spcren nan jaar
—mogelijkheden voor én—jarige soortcn op open—getrapte plekjes.
— 50 —
/i./i }It. kt'njI. itiiI.roun -
4.4.1 minding.'Jan het rekreatiepatroon wilden. we te weten komen:
1. Het aental rekreanten gemiddeld per dag.
2. De typen rekreanten.
3. Hun leeftijdsopbouw, grote en samenstelling van de groepen.
4. De handelingen van de rekreanten en; is ditgebonden aan een vegetatietype
5. De gemiddelde verblijfsduur.
. Of rekreanten een vaste route of naar sen vaste plaats gaan.
Van punt 1 t/m 4 wilden we weten of dit verschilde voor dagen door de
week en zaterdagen en zondagen.
4.4.2 Methode.
Op Sen aantal willekeurig gekozen rekreatie—meetcJagen worden vier rond—
gangen door het gebied gelopen, de ene keer linksom, de andere keer
rechtsom. De rondgang is zo samengesteld dat deze langs de onderscheiden
vegetatietypen en langs de proefvlakken loopt (zie kaart 4. ). [en rond—
gang duurt ongeveer 45 minuten. Per rondgang noteren we op een rend—
gangf'ormulier (zie bijiage 2c) per vegetatietype: het type rekreant (
wandelaar, fietser, ruiter, trimmer, brommerrijder), de handeling op
dat moment (lopen, zitten, spelen, trimmen, rijden (fiets of brommer),
paardrijden) en de samenstelling van de groep (grootte, geslacht en
leeftijdsklasse, aantal honden, extra spullen b.v. bal, kinderwagen etc.)
Met behuip van .e enquetes (zie bijiage 2c) en de tellingen op de twee
'totael—teldagent (zie verderop), is de gemiddelde verblijfsduur bere—
kend en de vaste routes of vests plaatsen bepaald.
Urn een indruk te krijgen welk percentage van alle op dat moment aan—
wezige rekreanten in het gebied, we tegenkomen op onze rondgangen,
hebben we twee totaal—teldagen gehouden. Op deze dagen is gedurende de
hele dag bij de vier hoofdingangen de eantallen in—en—uitgaande rekre—
anten genoteerd. Tegelijkertijd zin de normale rondgangen gelopen.
Ook hebben we dit gebruikt om een schatting te maken van het totaal
aantal rekreanten op sen dag.
4.4.3 Resultaten
De resultaten zijn verzameld in de bijlage.2a.
In totaal zijn er gedurende 9 rekreatie—meetdagen en 35 rondgangen
— 51 —
731 rokroantor goteld. Op ér roridgang kom je 76% van de rekreanton
togen die op dat moment aanwezig zijn. De resultaten van de rcndgang—
en geven due een vrij goed beeld van het rekreatiepatroon in de Appel—
t) e i q e n
Do qeiiiddelde vorb1isduur is Sen uur, 75% van de rekreanten blijven
tussen eon en l uur lang.
Gedurende vier rondgangon van indor 45 minuton kom jo due ongeveer 25%
van hEt totaal aantal rekroanten togon van die dag. Oat betekent dat in
het zomerseizOefl gomiddeld 334 rekreanten per dag in do Appelbergen komen.
Pls we aannemen dat buiten bet zomerseizoen, d.w.z. vsn half okt.ober tot
half april, de heift van dit aantal rokreanten komt, dan ontvangt de
Appelborgefl per jaar zo'n 27.000 rekrEanten
Do verdeling van do vorschillendo typon rokroanten is:
79,5% wandolaars, waarvan 23% hun hond(en) uitlaat (slechts 4% was
hiervan aangelijnd).
9 % fietsers (dS6r bet qebied).
9 % ruiters.1,6% trimmers
0,1% brornmerrijders.
De samenstoll-ing van de rekreanten is uitgewerkt naar do grootto van e
groep. Hot offokt van betreding is verschillend als er lOOxi rekroant.
o,erheenkemt of ixiOD rekroanten. Dit laatste heeft meer invloed.
De groepon zijn opgedoeld in groepon van volwasser'en met of zonder
kinderen on groepen besteande uit alleen kinderen.( tot 18 jaar).
Voiwassenon, alleen '7,3%
\Jolwassenen met of zonder kinderen, in groepen van 2 22,4%
\Jolwassonen met of zondor kindoren, in groepen groter dan 2 63 %
Kinderen, alleon 1,4%
Kinderen, in groepen van 2 1,2%
Kinderon, in groepon groter dan 2 4,6%
De gemiddelde groepsgrootte is 5 personen.
De ,andelingen van do rokreanton die gesignaleerd zijn tijdens dE rond—
gangen, zijfl
53,2% lopen
20 % spelen, m.n. balspelefl
10 % zitten9,2% paardrijden
6 % rijden (fiets/brommer)
1 % trimnien
— 52 —
81] bet 'erge1ijker van de handelingen en samenstelling van de rekre—
anten voor dagen door de week en zaterdagen en zoncaQen valt op dat;
door de week m.n. voiwassenen, alleen en veak met hond worden aangetroffen
In het weekend kom je de meeste groepen kinderen tegen.
Tegen de verwachtingen in is bet percentage rGkreante, dat zondags
loopt (70%) hoger dan zaterdag (42%) of door de week (47,5%) en door de
week is het percentage rekreanten dat zit (17%) of speelt (21,5%) hoger
dan op zondagen (7 en 12% resp.).
Dc "erJeling van de typen rekreanten is voor dagen door de week en zater-
dagen en zondagen vrijwel gelijk, alleen trimmen lijkt m.n. in het week-
end te gebeuren.
Hoe de hane1ingen van de rekreanten gekorreleerd zijn met een bepaald
vegetatie type, is weergegeven in de onderstaande tabel (in aentallen):
PLPATS LOPEN SPELEIN ZITTEN RIJDEN PI\ARDRIJDEN T0T/AL
Parkeerplaats 95 34 14 8 1 152
Bos F 1 113 0 2 3 8 126
kruising 10 C 0 0 4 14
osF2 8 0 0 2 0 10
Crete veen 5 0 0 0 0 5
Rand veen F 4 60 0 2 0 18 80
Bos F 7 57 4 0 9 2 72
Open ,lek(ken) 10 5 8 2 0 25
in bet bos
Natbe heide B' 5 0 0 0 0 5
Omgeving 72 10 10 4 5 101
pa iil joe
Crasplek in C 11 15 2 0 10 38
Ijroge heide C 16 3 0 1 0 20
gr. Stuifplek 13 45 28 2 5 93
(zie ook kaart 6,rekreatiedichtheid)+ kruising is bet punt wear rekreanten heen of terugkomen van een route
die ten oosten om het grote veen heenloopt. Hier is telkens 5 minuten
gewacht om ook deze rekreanten mee te kunnen tellen.
Lopende rekreanten tref je m.n. aan in het droog eiken—berken en dennen
bos (r 1 en F?), de omgeving van bet paviljoen en de zuid—west strook
langs bet grote veen (E4). De geliefde plekken om te spelen en te zit—
ten (vaak gekombineerd) zijn: de grote stuifplek, de parkeerplaats (bet
APPELBERGEN 1:5000— —
KAART 6
xx x'C X CC X
— Sc x x x x x
X x'x CC X CC CC x CC
x x )ç,# x x x x x x
A X CC CC CC CC CC CC
, x x ji x CC CC CC x CCCC
x r x x x x x CC )C CC CCd'CCx/ ,,xxx CCCC# CCCC/ x
x CC X X X X CCCC CC
X x CC X CC CC CC CC CC XC, ,, xx CC xCC X CC CC CC CC
x x CC CC CC xCC CC XCC CC
CC'C CyCC"CC CC CC CC x 4
CC CCPCC CC CC X CC/CC x
xxx x CC xx CC x CC
x 'C X CC CC X CC CC,CC CC CC CC
X x x CCx CC CC CC 40CC CC * X CC
CC CC x CCSCC CC CC CC CC % x X CC CC CC CC
xix CC XX x'%x CC CCCC )I'CC x x x CC CC
jx x CC x CC CC CC CC x x x x x x x x
xix x x x CC'\x x x x x x x x x
x CC x x Xx x x x CC CC x x CC x
xix CC x x xx x xx xx x xx CC
Jc x CC CCX CCCC x CC x x x x x CC CC
xlx CC CC x x CC CC C¼x x CC CC CC CC CC CC CC
jx CC x x x CC CC CC t X CC x X CC CC CC x x
4 xx x CC xCC x x C¼x CC x x CC x xxix CC x x x x x x x x CC CC x x x CC
4x x xx xxx x x x x x x x CC x x
x xx xx x x x x x x CC x x
x x x x x x xx x CC xx x x
CC xx CCx x x x x x"P4 x x x xx
CC CC x x x xx x x it x x x CC
x x x CC x x x x x x'% x x x
x CC y CC CC x x x CC x x xxx x x x x x x x x x_x x x
x CC x x x x x x x x'%x CC
xx
xx Cxxx
100
51-100
11— 20
10
Gebieden die met de rondgangenniet zijn ge�nventariseerd
x
x
x
REKREATIEDICHTHEIDTotaal aantal rekrean—ten,waargenomen tijdens
39 rondgangen.
21— 50
— 54 —
voormaliqe zwembad) en do kleine stuifplek tegenoier het paviljoen.
Gef'ietst of' qecrossed wordt or vnl. in F7 en op de parkeerplaats. Ruiters
tref je aan in do zuid—rest rand lanris hot qrot.e veen 4 en op de kleine
stuilpiek.
Er worden weinig rekreanten aangetroffen in bet grote veen, in de natte
heide (B4) en in de noord—west rand langs het grote veen (F2).
De droge heide (c) is minder intrek bij de rekreanten dan we vrwachtten.
De totale rekreatiedichtheid varieert per vegetatie—eenheid. De onder—
scheiden eenheden verschillen in oppetvikte. Vergelijking van de opper—
vlakten jersterkt echter hot idee dat de rekreatie in 1ppe1bergen
gekonsentreerd is op eon aental piekken: de Parkeerpiaats en het eiken—
berkenboo gedeelte F 1, de grate stuif'plek en de kleine stuif'plek tegen—
over het paviljoen.
— 55 —
1.5 Waterhuishouding en waterkwaliteit
4.5.1 Inleiding.
Water is n van de belangrijke abiotiese faktoren die de vegetatie in
de Appelbergen bepalen.Dat geldt zowel voor de hoeveelheid water als de
samenstelling van het water.
De Appelbergen heeft droge en natte delen.De natte gedeelten hebben een
schijngrondwaterspiegel,VerOOrZaakt door een keileemlaag.
In het grote yen en in twee kleinere dobbes zijn grondwaterbuizen ge—
plaatst om te onderzoeken:—hoe het water zich verdeelt over het gebied.
—waar grote fluktuatieverschillen optreden t.g.v.
regen en droogte
—of er verband bestaat tussen grondwaterstand
en recreatleintensiteit in de natte delen.
—vergelijken met de waterstanden van vorige jaren.
Naast de grondwaterstand is de kwaliteit van het water van belang in
verband met mogelijke eutrofiring. Het grote yen grenst aan de noord—
en oostzijde aan weilanden die hoger liggen dan de Appelbergen.Via
duiker X v±ndt er instroom plaats vanaf n van die weilanden.De sloot
loopt door het ven.Bij duiker Y stroomt overtollig water het yen uit.
De keinere dobben D2 en 13 hebben geen direkte instroom via een sloot.
Er zijn geen aanwijzingen dat er in de Appelbergen ergens kwel optreedt.
In de loop van 1980 hebben we vier maal watermonsters genomen op ver—
schillende plaatsen in het grote yen en in dobben D2 en 13.Zie kaart 7
Ll.5.2 Grondwaterverloop
In de Appelbergen is sprake van een schijngrondwaterspiegel.Deze wordt
in stand gehouden door een voor water ondoordringbare keileemlaag die
zich onder de dobben bevindt.Sinds 19 wordt er door de WAPPOG (Water-
leidingbedrijf van de Provincie Groningen) in de Onnerpolder grondwater
opgepompt van onder slibhoudende lagen tussen 50 en 100 meter diepte.
Zie kaart 1.
Er is discussie over de invloed van deze wateronttrekking op de Onner—
polder zeif en op de hoger gelegen Hondsrug.
Volgens de WAPROG heeft de wateronttrekking weinig invloed,en zeker niet
op de Hondsrug.Hun waterstandsgegevens van een meetput in de Appelber-
gen zijn over de laatste acht jaar stabiel.
Volgens het waterschap Onnen klinkt de veenbodem van de Onnerpolder
door de wateronttrekking op sommige plaatsen in.Die komt daardoor lager
APPELBERGEN 1:5000— 56 —
Kaart no 7
Plaats van grondwater—buizen en watermonsters
Cijfers :watermonstersLetters: waterbuizen
\ ,
V E E
40
30
2—4 30—4 28-5 2-f? 30-7 1—10 1980
— 57
EN
G
buisFig.? A
Relatieve grond—waterstanden enneersiag in '80
0cm.
10
20
30•
neersiag 60in rnm/ 0
week
HI
— —
te liggen,waardoor wateroverlast ontstaat.
Volgens een ISP—rapport (Meijering) gaf de ontwatering een grondwater—
daling van anderhalve meter in de polder.Zij houden rekening met in—
vloeden op grotere afstand en een grondwaterdaling in de Appelbergen
ten gevolge van afstroom naar de polder.
Eventuele grondwaterstandsdaling onder de Appelbergen zou de keileemiaag
van onder af doen uitdrogen en Larsten waardoor de natte gedeelten on—
herstelbaar zouden leeglopen.
De grondwaterbuizen die in de Appelbergen geplaatst zijn zullen alleen
de schijngrondwaterspiegel meten.In de loop van het zomerhalfjaar zijn
regelmatig de waterstanden in deze buizen gerneten en weergegeven in
figuur 7. In '79 hee±'t de NJN ook grondwaterstanden gemeten in vrijwel
dezelfde gebieden.De regengegevens van het zomerhalfjaar in '79 en '80
zijn weergegeven in figuur 7.
De waterstanden in de kleinere dobben(B2,B3,B4+D2) fluctueren veel ster—
ker dan die van het grote veen.De oorzaak hiervan zal zijn dat het grote
veen een aantal stukken open water heeft en de kleine dobben vrijwel
niet.Doordat deze buffer bij de kleine dobben ontbreekt drogen ze snel—
ler uit bij droogte en stijgt de grondwaterstand er sneller in regen—
perioden.
Zowel de dobben als het veen reageren snel op neersiag en droogte.Dit
du±dt op weinig of geen invloed van grondwater of instroom op de schijn—
grondwaterstand.
Sommige meetpunten in het grote veen liggen in open water,andere in een
zandige bodem met een veenmoslaagje er boven op.De fluctuatie in water—
standen in het grote veen loopt op de verschillende meetpunten erg gelijk
op.Het lijkt daarom aannemelijk om het hele veen als n systeem te
beschouwen,in ieder geval bij hogere waterstanden.
Uit onze meetbuisgegevens kunnen we niets zeggen over richting en inten—
siteit van waterstroming in het veen.
In de winter,in april en in de natte periode in juli was er af en toe
een klein stroompje naar het veen toe bij duiker X.In juli was er ook
bij duiker Y een geringe uitstroom.Deze duiker zit vrijwel geheel ver—
stopt.
Hoewel we maar een gering aantal waarnemingen hebben lijkt een hoge
waterstand de mensen uit de dobben en het grote veen te houden. In de
herfst van '79 was het er erg droog en liepen er mensen met honden en
ruiters door.Er waren ook veel sporen en paadjes.Tijdens het gehele
— 59 —
natte seizoen in '80 hebben we op onze rondgangen en daarbuiten niet
meer dan tien mensen in het veen gezien,en dan nog alien in de drogere
periode tijdens de eerste twee weken van juni.
Konklusies
De waterstanden in de Appelbergen worden voornamelijk bepaald door
regenwater en een klein heetje door instroom van de omringende weilanden
aan de noord.-oostrand van het grote veen.
Deze schijngrondwaterspiegei wordt in stand gehouden door een wateron—
doordringbare keiieemlaag die onder de dobben en het veen aanwezig is.
De natte gedeelten kunnen niet gevoed worden met grondwater,aangezien dat
zich onder de keileemlaag bevindt en de grondwaterstand diep is:+Ll..25 m
onder maaiveld.Het is onwaarschijnlijk dat het grondwater omhoog kan
dringen.Ook de aanwezige vegetatie in veen en dobben,zoais het Erica—
verbond met veenbes,zonnedauw en lavendeiheide en het veenmos duidt op
een bodem die gevoed wordt met regenwater.
De wateronttrekking in de Onnerpolder door de WAPROG heeft op dit moment
geen invloed op de Appeibergen.
De kielnere dobben zijn door een ondiepere keileemlaag en minder open
water gevoeliger voor de natte en droge perioden dan het grote ven;de
waterstandsfluctuaties zijn in de dobben veel sterker.
De mate van rekreatie in de natte delen wordt sterk be3nvloed door de
waterstand.
5,3 WaterkwaliteitIn de loop van het zomerseizoen 1980 zijn vier maai op verschiliende
plaabsen in de natte delen watermonsters genomen van het oppervlakte—
water.Zie kaart 7
Aan deze watermonsters is het volgende bepaald:geieidbaarheid,de gehal—— 1+ + + — 2+
cen aan anorganies stikstof,N03 ,NH'+ ,othofosfaat,K ,Na ,Cl ,Ca ,
Mg2 en HC03.
De bepalingen zijn uitgevoerd volgens de methoden van de Rijksdienst
voor de IJsseimeerpolders op het plaratenoecologies laboratorium van het
Biologies Centrum be Haren. Be resultaten zijn verzameld in bijiage 6.
De waterkwaliteit is gemeten om een antwoord te kunnen geven op de vragen:
1) Vindt er instroom van landbouwafvalprodukten als K,P,N en (in mindere
mate) Ca,Mg,Na en Cl plaats en hoever verspreiden deze ionen zich
in het gebied?
2) Wat is de mate van eutrofiring van het oppervlaktewater volgens
de tahel van van Wirdum?
— 60 —
Vraag 1.
De geleidbaarheid en de ionenbepalingen zijn weergegeven in bijiage
De hoogste koncentraties van anorg.N,K en P205 worden gevonden biduiker X,instroompunt van een landbouwsloot.Naarmate je verder langs
de sloot het veen in gaat (monsters 3 tot 6) nemen deze koncentraties
af tot soms een kwart van die bij de duiker. In de monsters (no 1k) bij
de noord—oostrand van het veen worden ook hoge koncentraties van deze
ionen gevonden.
De ionen Ca,Mg,Na en HCO3 vertonen eenzelfde verloop:hoge waarden bij
duiker X en punt i+, af emend al naar gelang je verder langs de sloot het
veen in komt.
Bij de punten die niet langs de sloot door het veen lig.en en in dobbe
D2 worden lage koncentraties van alle ionen gemeten met name bij punt
8,9 en 13.Ook de geleidbaarheid,een maat voor de hoeveelheid opgeloste
lonen heeft hier de laagste waarden.Deze ionensamenstelling en geleid—
baarheid zijn vrijwel gelijk aan die van regenwater zoals gevonden in
Drente (R.I.D '78).Dit wordt weerspiegeld door de vegetatie die op deze
plaatsen uit een Erica met veenmosverbond bestaat.
De ionen Ca en Mg komen in de sloot bij duikr X terecht,deels meege—
voerd met het regenwater dat langs de oppervlakte afstroomt naar de sloot
en deels meegevoerd met het grondwater waarin deze ionen zijn uitgespoeld
u±t de bodem.
Anorg.N,K en P205 zullen voornamelijk door oppervlakkig afstromend regen—
water terecht gekomen zijn in de landbouwsloot.Hoge koncentraties Na en ook
Cl vinden een oorsprong in drijfmest.
Bij veel regen zal er dus meer van deze ionen in de sloot terecht komen
en na verloop van tijd in de Appelbergen.Hiermee worden ook de hogere
waarden verklaard die op 15 augustus werden gevonden na een zeer natte
maand juli.
In 13,een nat stuk dat grotendeels omringd is door weilaaden worden ook
hoge waarden van K,P,N,Na,Mg,Ca aangetroffen.
vraag 2).Mate van eutrofiring.
Bij vergelijking met de samenstelling van regenwater blijkt dat de aan—
wezigheid van de ionen P205 en N03+NHk en HCO3 een aanwijzing vormen dat
*samenstelling regenwater in mg/liter monster:Ca—1,1 Mg—0,8 Na—5 K—I
Cl—3,5 P205—niets/zeer weinig HCO3,N03 en NHk—niets.Geleidbaarheid
56 rnikromho/cm.
— —
het oppervlaktewater in de Appelbergen op sommige plaatsen niet meer
uit zuiver regenwater bestaat.
Van Wirdum gebruikt de concentraties fosfaat en anorganies stikstof
(N03en NH+) als maat voor de eutrofiring.Hij heeft de volgende tabel
samengesteld:
Trofie—graad mg fosfaat/liter mg anorg N/liter monster
ultra-oligotroof 0,005 0,2
oligo—mesotroof 0,005—0,01 0,2-0,+
meso—eutroof 0,01 —0,03 0,3—0,65
eu-polytroof 0,03 —0,1 0,5—1,5
polytroof 0,1 1,5
Op grond van deze tabel wordt sterk polytroof water gevonden bij de
instroom—duiker X en punt 1+ in het grate veen.De trofiegraad neemt af'
langs de sloot door het veen tot eutroof bij duiker Y. Bij de rest van de
meetpunten in het veen,ver van de sloot verwijderd en in dobbe D2 yin—
den we een lagere trofiegraad,varirend van eutroof tot oligotroof.
De laagste waarden worden gevonden bij meetpunt 8,aan de oostrand van
het veen en meetpunt 12,hoogveentje in dobbe D2.
In dobbe 13 is het water sterk polytroof.
Langs de sloot door het veen en op sominige plaatsen langs de noord—oost
grens van het veen groelen pitrus en meerjarig wollegras.Deze soorten
duiden op eutrofiring.
Konklusies
Op grond van de ionensamenstelling van het water bij de verschillende
meetpunten,de tabel van van Wirdum en de vegetatiesamenstelling is er
sprake van vervuiling van oppervlaktewater in de Appelbergen.De belang-
rijkste vervuilingsbron is de instroom van landbouwafvalprodukten
direkt via duiker X en indirekt doordat water over het opperviak of door
de bodem van de hager gelegen landbouwgronden in het veen en dobbe 13
stroomt.Ook zijn in het verleden overtollige landbouwprodukten aan de
noord—oostrand van het yen gedumpt.
Tot flu toe is de vegetatie,niet direkt gelegen aan de afwateringssloot
in staat geweest het overschot van ionen op te nemen.Dat de vegetatie
reeds veranderd is op sommige plaatsen van een typies regenwater—af—
hankelijke vegetatie naar een type vegetatie die is aangepast aan een
voedselrijke omgeving,duidt er op dat deze situatie nog verder zal ver—
anderen.Als men dat niet wil is een ingreep tot het weren van eutroof
water noodzakelijk.
— 62 —
5 SCENARIO'S
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden een aantal scenario's voor de Appelbergen
uitgewerkt.
Een scenario schetst een bepaald beleid voor een gebied en de effek—
ten van dat beleid op dat gebied en op de belangen en wensen van de
betrokken belangengroepen.
Elk scenario bestaat dus uit twee delan. Ten eerste een beleidsschets
met bijbehorende beheersmaatregelen. Het tweede deel bestaat uit voor—
spellingen van de eirekter van het beleid op het gebied en op de be—
langen en wensen van de verschillende betrokkenen.
Om dit tweede deel op te kunnen stellen is het nodig om de wensen
en de belangen van de betrokkenen te kennen (probleemstruktureringen).
Bovendien worden de voorspelde effekten opgesteld m.b.v. gegevens uit
wetenschappelijk onderzoek. Het is belangrijk om aan te geven waar
voorspellingen onmogelijk zijn door gebrek aan gegevens of kennis.
Op sommige punten worden korte termijn (0—5 jaar) en lange termijn
(5—20 •Jaar) effekten onderscheiden.
Het doel van scenario's is om beleidsvoerders uit te nodigen beleids—
keuzen te maken en die expliciet te maken. De in de scenario's voor—
spelde effekten op de andere belanghebbenden kunnen helpen bij het
afwegen van de keuzen. Ze dienen ook ls blikveldverruimers.
Meestal worden meerdere scenario's gemaakt: een 0—scenario, d.w.z.
een scenario met een ongewijzigd beleid en de effekten daarvan, en
enkele scenario's, waarin n of meerdere funkties variren.
Wij hebben gekozen voor de volgende vier scenario's: I) een scenario
dat uitgaat van het huidige beleid, II) een 'niets—doen' scenario,
III) een natuurbehoudsscenario en IV) een scenario dat gebaseerd is
op zoveel tnogelijk wensen van de belangengroepen.
ad I) Het 'kontinuering van het huidige beleid'-scenario.
Dit scenario gaat uit van aen kontinuering van het beleid zoals
Defensje het nu voert. De inhoud van dit beleid wordt kort geschetst.
De effekten worden vrij uitgebreid geschetst omdat deze argumentenkunnen geven voor beleidsveranderingen.
- 63 —
ad II)Het nietsdoen—scenarjo.
Dit scenario gaat ervan uit d4t er van nu afaan niets meer wordt
uitgevoerd in de Appelbergen en er ook geen beleid meer wordt gevoerd.
Het effekt van dit scenario op het gebied en op de belangengroepen
wordt in grote trekken geschetst.
ad III) Het natuurbehouds—scenario.
Dit scenario vormt een tegenhanger van scenario II. Het is gebaseerd
op de wensen en probleemstrukturering van Natuurbehoud van SBB en een
beheerspian zoals het door het PIN is voorgesteld.
De inhoud en effekten van dit scenario worden in grote trekken ge—
schetst.
ad IV) Het 'op grond van zoveel mogelijk wensen'—scenario0
In dit scenario is het beleidsplan gebaseerd op zoveel mogelijk wensen
van de veschi11ende belangengroepen. Aangezien niet alle wensen van
alle belangengroepen samenkunnen gaan, heeft er een afweging plaats—
gevonden. Bij die afweging speelden onderzoeksresultaten en wat wij
zien als het meest haalbaar een belangrijke ro1 Zo geven we voorkeur
aan kosten die eenmalig zijn en effekt hebben op het doel rekeatie
en natuur te laten samengaan.
De inh;ud van het be1eidsshets met de beheersmaatregelen en de afwe-
ging van de wensen en effekten worden uitgebreid weergegeven.
— 6'+ —
5.2 Scenario I
Beleid: kontinuering van het huidige beleid d.w.z.:
—Per jaar enkele onderhoudswerkzaamhedefl aan wegen, paden en
watergangen van de rele begroting (bilage I ).-Als er geld over is wordt er een punt van de PM-begroting
uitgevoerd. De laatste jaren (vanaf '75) is de inhoud van
deze PM-begrotingen konstant gebleven en is nog geen enkel
punt uitgevoerd.
-Voor 1980 is een extra krediet verleend van f5225,— voor het
het afbakenen van de stuifplekken met palen en afsluiten met
beplanting (d.d. 1'+2.l.81 nog niet uitgevoerd).
-Regelmatig bosonderhoud bestaande uit vrijstellen, dunnen en
uitsleperi.
—Zeer incidenteel toezicht of kontrole.
—Het verwerken van aanvullingen en veranderingen van andere
belangengroepen, mits die zeif het initiatief nemen en het
voorstel binnen de ideen van Defensie zeif passen.
Te verwachten effekten:
1)Effekten op de funktie natuur:
-Het veen zal langzaam eutrofiren en dichtgroeien met andere soorten
kruiden, struiken en bomen dan die er nu staan. Het veenmos zal ver—
drongen worden. De natuurwetenschappelijke waarde van het veen zal
langzaam maar zeker achteruitgaan.
—De stuifplekken breiden uit vooral daar waar relif ist.g.v. be—
treding.
—Door dichtgroeien van de droge (en natte) heide zal de visuele Va—
ri atie afnemen.
-Er zal geen natuurlijke bos ontwikkeling plaatsvinden. Wat dit voor
effekt heeft op de aanwezigheid van grondbroedvogels of bodemfauna
kunnen we niet zeggen.
2)Effekten op de funktie rekreatie:
—Het rekreatie—patroon '.al OJ) kortc' Lermijri nicL veranderen. Djt
patroon is waarschijnhijk de laaLute jaren vrij stabiel geweest.
Op lange termijn zouden er andere type rekreanten kunnen komen door
de verwaarlozing van heL natuuraupekt en de nu nog aanwezige varia-
tie in de vegetatie in de Appelbergen. Voorspellinen erc-,r
zijn moeilijk te doen.
—De Hoge 1-lereweg blijft doorgangsweg voor auto's.
— 65 —
3)Effekten op de wensen van de rekreanten:
—Voor de rekreanten zal dit beleid geen verandering brengen.
Van hun wensen: reguleren van ruiters en honden, plaatsen van
speeltuig, schoonhouden van het gebied, onderhouden van paden en
afsluiten van de Hoge Hereweg wordt niets uitgevoerd.
-De door de rekreanten gewaardeerde variatie zal op lange t.ermijn
afnemen. De betrokkenheid bij de Appelbergen zal achteruitgaan.
—De Hoge Hereweg wordt wel onderhauden.
4)Effekten op de wensen van SBB afd. Bosbouw:
—Door de huidige bosonderhoudswerkzaamheden is er geen ruimte voor
natuurlijke bosoitwikkeling.
-Voor het beheerspian van het RIN, dat zich richt op natuurlijke
bosontwikkeling en sterke geleiding van de rekreatie m.n. ruiters,
is geen geld.
-Het geeiste zware toezich op de rekreatie vindt niet plaats.
5)Effekten op de wensen van SBB afd. Natuurbehoud:
—Er komt geen natuurlijke bosontwikkeling en een effektief beheer
om het veen te vrijwaren van rekreatie, uitdroging en eutrofiring
is er niet.
-Ook :omt de gewenste voorlichting aan scholen en maneges in de
buurt niet aan de orde.
-De door Natuurbehoud n Bosbouw gewenste samenwerking hangt af van
kontakten in de toekomst en hun eigen initiatief.
6)Effekten op de wensen van Defensie:
-De meeste wensen van Defensie zullen gehandhaafd blijven: funtie als
oefenterrein, bosonderhoud, onderhoud van wegen, paden en watergan—
gen, niet te veel bebording en geen prikkeldraad.
—Voor de door hun gewenste zonering van ruiters, inzicht in het re—
kreatie-patroon en de gevolgen en de punten die op het PM-werk—
plan staan zal geld vrijgemaakt moeten worden.
7)Effekten op de wensen van de gemeente Haren:
.-Het terrein zal nog een aantal jaren als rekreatie steunpunt dienst
doen. Maar de door de gemeente nuttig geachte regulatie van de
ruiters en afsluiting van de Hoge Hereweg zal niet plaats vinden.
—Het fietspad kan de gemeente, als eigenaar, zeif verbeteren.
—De gewenste samenwerking met de andere belangengroepen hangt af
van koritakten in de toekomst en van het eigen iniatief van de
gemeente0
— 66 —
8)Effekten op de wensen van de Biologen:
—Zowel hun wensen m.b.t. natuur en rekreatie als van beleid komen
niet tot hun recht bij ongewijzigd beleid. In hun ogen blijft het
gebied achteruitgaan. Het stoppen van invloeden van buitenaf ( flu
de landbouw) gebeurt niet. Van het inwendig beheer; het afsluiten
van kwetsbare delen, valt ook weinig te verwachten.
Wat betreft rekreatie—regulatie zal misschien alleen het amoveren
van wilde paden verwezenlijkt worden, hoewel dit weinig effekt heeft
bij eenmalige uitvoering.
-Defensie staat open voor hun deskundigheid.
Samenvattend komt dit beleid slechts op een aantal marginale aspekten
(goed begaanbare Hoge Hereweg, op enkele plekken dichtplanten van paden
en bosonderhoud) tegemoet aan de wensen van de belangengroepen.
Zowel de rekreatieve funktie als de natuurfunktie worden verwaarloosd.
Echter door de aanwezige verscheidenheid aan vegetatietypen en de vele
overgangen dartussen, zal zich dit pas op langere termijn (5—1 5 jaar)uiten in een achteruitgang van de komplexiteit en daarmee de draagkracht
van de aanwezige natuur en in een wijziging van het rekreatie—patroon.
5.3 Scenario II
Beleid: Er wordt voor gekozen dat er in het vervoig niets meer in de
Appelbergen zal gebeuren. Er hoeven dus verder ook geen plannen
meer te worden gemaakt.
Te verwachten effekten:
1)Effekten op de natuur:
—De effekten zijn hetzelfde als beschreven in scenario I, behalve
dat in de bosdelen Fl, F3, F7 en de houtwallen een ondergroei zal
ontwikkelen uit natuurlijke opsiag. Dode en omgewaaide bomen blijven
liggen en vormen op die manier een habitat voor grondbroedvogels en
kleine zoogdieren.
2)Effekten op de rekreatie:
—Zie scenario I.
-Ecter de loge Hereweg zal door gebrek aan onderhoud op korte ter-
mijn veranderen in een onbegaanbare weg.
3)Effekten op de wensen van de rekreanten:
— 67 —
—Net als in scenario I worden de wensen van de rekreanten niet uitgevoerd.
—Ook vindt flu geen onderhoud aan de Hoge Hereweg plaats.
)& 5)Effekten op de wensen van SBB afd. Bosbouw en afd. Natuurbehoud:
—Zie scenario I.
—Er is flu echter wel ruimte voor een natuurlijke bosontwikkeling.
—De door beide afdelingen gewenste samenwerking bij het opstellen
van een beheerspian is nu niet meer ter zake doende.
6) Effekten op de wensen van Defensie:
—Een voordeel voor Defensie is dat het gebied nu. helemaal niets
meer zal kosten. Organisatories hoeven er geen werkplannen meer
gemaakt te worden, geen overleg meer gevoerd en geen pogingen
meer gedaan te worden om geldbronnen aan te boren.
-Het.terrein zal nog heel lang niet achteruitgaan in z'n bruik-
baarheid als oefenterreintje. De onderhoudswerken aan het bos
en een aantal wensen inzake regulering van ruiters en rekreanten en
het amoveren van paden blijven achterwege.
7)Effekten op de wensen van de gemeente Haren
—Zie scenario I.
—De gewenste samenwerking met de andere belangengroepen is niet meer
van toepassing.
8)Effekten op de wensen van de Biologen:
—Zie scenario I.
Samenvattend verschillen de effekten van dit scenario weinig met die van
scenario I. Dit wordt met name veroorzaakt doordat Defensie veel wil
maar weinig doet of expliciet kiest.
.4 Scenario III
Beleid: De Appelbergen wordt aangekocht door CRM.
Het gebied krijgt de prioriteit: natuur. Het beleid is erop gericht
om de aktuele en potenti1e natuurwetenschappelijke waarden te be—
schermen. Pegulering, zonering en terugdringing van de rekreatie,
zodat de natuurwaarden gewaarborgd zijn, en met middelendie even—
mm deze natuur schaden.
Konkreet komt dit neer op:
—Met beplanting afsluiten van het grote veen en de dobben voor publiek.
-Hooghouden van de waterspiegel door de afwateringssloot bij duiker y
af te sluiten.
—Eutrofiring wordt voorkomen door afsluiting bij duiker y en/of aankoop
van afwaterende gronden.
— 68 —
—Honden moeten aangelijnd tegen verstoring van het wild en ruiters
niogon iiiet. rneer ongehinderd door lieL r;ebied draven. Een middel om
dit te bereiken is voorlichting op maneges en scholen in de buurt.
-Het bosbeheer richt zich op natuurlijke bosontwikkeling, waarin meer
vogels en dieren hun habitat vinden.
—Er komt regelmatig toezicht op de rekreanten.
—Zowel voor de funktie natuur als de funktie rekreatie wordt een
zoneringsplan voor lange termijn opgesteld (nog niet ingevuld).
Te verwachten effekten:
1)Effekten op de natuur:
...De natuurwetenschappelijke waarde zal op korte en lange termijn
in stand blijven. Een steeds bijgesteld beleid zal echter nodig zijn.
Het plotseling veranderen in een gebied dat lange tijd een stabiele
beinvloeding, b.v. betreding, heeft gekend is op zich een sterke storing.
De veranderingen moeten daarom geleidelijk worden ingevoerd.
Het is de vraag of de natuurlijke waarden op lange termijn gehand—
haafd kunnen worden. De Appelbergen is een erg klein eilandje te midden
van landbouwgronden. Bij kleine gebieden is de invloed van buitenaf
groot en onontkoombaar. Gevolgen van waterontrekking door de Waprog
op lange termijn zijn niet te voorspellen. Het van onderaf uitdrogen
van c keileemlaag kan die doen scheuren, waardoor de natte delen van
de Appelbergen ieegstroment. Gebrek aan kennis hierover maakt lange
termijn vooruitzichten spekulatief.
2)Effekten voor de rekreatie:
—Het rekreatie—patroon zal verschuiven naar meer wandelaars gericht op
natuurbeleving. De ruiters, fietsers, crossers en honduitlaters worden
in hun bewegingen beperkt of geweerd. Absoluut gezien neemt de totale
ter beschikking staande oppervlakte voor de wandelaar af, maar deze flu
afgesloten gebieden werden tech al weinig bezocht.
3)Effekten op de wensen van de rekreanten:
—De door veel omwonenden genoemde oflvejljgheidI wordt waarschijnlijk
minder sterk gevoeld bij intensieve kontrole.
—Aan de wensen: reguleren van ruiters en honden wordt voldaan.
—Er komen geen voorzieningen.
+)Effektenop de wensen van SBB afd. Bosbouw:
—Aan de op natuurbehoud gerichte wensen, weergegeven in het rapport van
het RIN, wordt voldaan, echter minder streng doorgevoerd dan het RIN
voorstelt (verbodsborden, aangegeven wandeiroutes etc.)
- 69 —
-Ook de wensen w. b. natuurlijke bosontwikkeling worden uitgevoerd.
—Na aankoop door CPF4 blijft de mogelijkheid tot samenwerking tussen
Bosbouw en Natuurbehoud gehandhaafd.
5)Effekten op de wensen van SBB afd. Natuurbehoud:
—De wensen van Natuurbehoud worden uitgevoerd.
-Het beleid kom flu in handen van een kleine groep, zodat de energie
flu seer op het gebied gericht kan worden dan op onderhandelen.
6)Effekten op de wensen van Defensie:
-Door aankoop van CRM zal Defensie toestemming voor oefeningen moeten
vragen. De kans dat Defensie dan nog daar wil blijven oefenen is klein.
y)Effekten op de wensen van de gemeente Haren:
—Alleen de rekreatievor:nen wandelen en spelen gaan nu samen met de funktie
natuur. Het gebied blijft in zo'n natuurlijk mogelijke staat.
8)Effekten op de wensen van de Biologen:
—Het grootst deel van de wensen van de Biologen stemmen overeen met
die van Natuurbehoud. Het gbied zal echter niet afgesloten worden
voor alle gemotoriseerd verkeer.
Aan de op natuurbehoud gerichte wensen van de belangengroepen: afd.Na-
tuurbehoud, de Biologen en deels die van Bosbouw wordt in dit ccenario
tegemoet gekomen. De wensen van de rekreanten en de gemeente worden minder
gehoord en het is de vraag of ze in de setting van scenario in de
toekomst ooit nog, gehoord wordi.
De funktie natuur is gewaarborgd, de rekreatiefunkties zijn beperkt of
uitgesloten.
Een moeilijk punt is of Defensie bereid is de Appelbergen te verkopen,
dit zal mede afhangen van wat ze er voor in de plaats krijgen.
- 70 -
5.5 scenario IV
Beleid
a)beleidsstruktuur
—Het gebied blijft eigendom van Defensie die uiteindelijk ook het
beheer uitvoert of laat uitvoeren.C.R.M. is er in het algemeen
niet op uit cm het beheer van militaire oefenterreinen over te
nemen (Prillevits, C.F.M.)
—Defensie voert een beleid waarvan ze de keuzen en achtergronden
expliciet maken. Het heleid is vastgesteld op grond van en/of in
overleg met de verschiilende belangengroepen.In het begin zal
dit tegen de wens van afd. NB van SBB een grote vergadering zijn
totdat een keuze is gemaakt.
—Het beleid wordt regelmatig gevalueerd.In overleg met de belan-
gengroepen.
—Defensie voert de Appelbergen op als apart projekt bij het ISP—
landschapsonderhoud veer een nmalige subsidie.
b)beheersmaatregelen en effekten daarvan op de natuur:
Motivering:De vochtige en natte delen hebben grote natuurwetenschap—
pelijke waarde.Ze worden tech al niet veel betreden. Voor het behoud
zijn ze gebaat bij een aantal —meest nmalige— ingrepen.
—De waterstand in het grote veen wordt hoog gehouden door de uit—
stromende duiker X ongeveer ko cm hoger te leggen.Door een hogere
waterstand zal de berkenopsiag in het veen niet hoog worden maar
afsterven.Hier en daar is dat al te konstateren. Afgestorven
opsiag verwijderen zonder de bodem te beschadigen.
-Er wordt een sloot gegraven om voedselrijk instromend water te
weren.Deze sleet kan of langs de rand van de Appelbergen lopen
of over de Onner es.(zie kaart)In het eerste geval kan de ge-
konstateerde inspoeling vanaf de Onner es ook worden voorkomen.
Het Watecschap Onnen geeft aan deze sleet voorkeur omdat dan geen
landbouwgrond hoeft te worden aangekocht.Er meet echter zeer goed
gekeken worden of deze sloot,zo dicht langs het veen dit niet
juist zal gaan ontwateren.In dat geval meet de sloot over de
Onner es werden gegraven. Het geld hierveor zeu uit de ISP—
pot kunnen komen..
Onze kennis veer een kostenraming of afweging tussen de beide
sloten schiet te kort.
—De afwaterende sloot van D2 werdt zo nodig nog meer gedicht em
een hoeg waterpeil hier te waarborgen.
-In D3 (veen,dichtgegroeid) berkenopslag verwijderen en afvoeren.
- 71 -
VEGETATIEKAART APPELBERUEN1:5000NJN 1970
i -\-h'\ k-( . : -—-i E3 = - -\\- Dl
;2
A
* Jeenberkenbo6 A
A'
droogeiken-berkenbos,\8h<A Al dennenbos
oge HerewegI' eiken—kersenboa )f LII aanplantOJ pooltje
. wilgenbroek
bestaande sloot
- te graven sloot
- 72 —
—De natte gebieden hoeven verder niet voor rekreanten te worden
afgesloten.Ze komen er toch al weinig en de huidige betred±ng
werkt warschijnhijk verrijkend.
—Geen dunnen en vrijstellen van de bosdelen.Als produktiebos
is het onrendabel.Om de potentile natuurwaarden hier tot uiting
te laten komen wordt bij de Werkgroep Krities Bosbeheer advies
ingewonnen.
—Bi (natte heide) wordt gedeeltelijk en stukje bij beetje afgeplagd
en afgevoerd in opeenvolgende jaren.Hierdoor kan de heide terug—
komen.
—In de droge heide wordt de berkenopslag deels gekapt en afge—
voerd.
c)beheersmaatregelen ten aanzien van rekreanten.
1 .Puiters.
Motivering:Zittende en spelende rekranten hebben last van ruiters.
De paden in ELf worden door paarden in modderpoelen veranderd waar—
door ze steeds breder worden.In het veen is de invloed op de bodem
en verstoring door ruiters groter dan door wandelaars. Hoewel het
aandeel van de ruiters op erosie en afkalving in de droge heide niet
met onze metoden kon worden vastgesteld leveren ze daar zeker wel een
bijdrage toe. Voor ruiters is de Appelbergen vanuit de omringende ma—
neges dichtbij en door zijn relif een ideaal gebied.
-Ruiters worden beperkt tot vooral de bosgebieden Fl en F7,
enkele grotere paden, en rond het grote veen..Het veen moet vrij
blijven van ruiters.Door de droge heide zou n pad als ruiter—
pad kunnen worden aangegeven,niet over de zandvlakte voerend.
Om hen zo ver te krijgen lijkt overleg in de nianeges en partiku—
here ruiterverenigingen op basis van "begrip voor de situatiett
het meest effekt te hebben.Bebording wordt niet gezien of ge—
negeerd.Intensief toezicht is erg duur.Incidentele,maar regel—
matige kontrôle is voldoende.
2.Wandelaars n spelers.
Motivering:In het algemeen komen rekreanten niet veel in de kwetsbare
gedeelten.In en rond de droge heide zijn erg veel paden.Alle belan—
gengroepen vinden dat er te veel paden zijn.Rekreanten komen al jaren
in het gebied;hun rekreatiepatroon is moeihijk te veranderen.
Defensie,biologen,NB,rekreanten en gemeente Haren vinden dat de Appel—
bergen geen parkachtig aanzien moet krijgen.
—Veen:geen afsluiting door beplanting of bebording indien een hoge
— -
waterstand verzorgd wordt;goed herstel na betreding in een droge
zomer.
-Wilde paden worden verwijderd in C(droge heide),E1-f en F2 (rand
veen) en F7 (bos).De keuze valt dan op paden die weinig belopen
worden.De bodem is daar nog zacht en rekreanten worden het minst
gestoord in hun wandelpatroon.
Methode:In C omploegen of losmaken van het pad tot een deci-
meter aan weerszijden tot 25 cm diepte.Beleggen met heidestrooi—
sel geeft een icans dat heide weer terug komt.Eventueel daarover
heen beleggen met takken.
In het bos:omploegen/loswerken en heleggen met takken.Bij inpiant
alleen inlandse soorten gebruiken.
—Omwonenden vinden het gebied onveilig (gluurders,exhibitionisten)
Volgens de Gemeentepolitie van Haren is het gebied niet onveilig.
Het gevoel van onveiligheid wordt opgeroepen door de aanstoot die
men neemt aan exhibitionisme.Exhibitionisten zijn vrijwel nooit
gevarlijk.Zwaar toezicht in het gebied om deze reden is overbodig.
—Geen verharding van paden,aangeven van wandeiroutes of veel rul—
terpaden.Dat geeft het gebied te veel een parkachtig karakter.
—Geen speeltuig.Hoewel dit punt als wens werd geuit wordt het ont—
breken ervan niet als gemis ervaren.
3 .Honden.Motivering:De Appelbergen staat bekend als een plek waar je je hond uit
kunt laten, zowel bij omwonenden als mensen die van verder komen.Ze we—
ten dat de hond moet worden aangelijnd,hetgeen ook op bordjes staat aan-
gegeven.Vrijwel alle belangengroepen hebben last van hondepoep of de aan-
wezigheid van honden zelf.Loslopende honden verstoren het nog aanwezige
wild. Een oplossing voor deze situatie lijct erg moeilijk. Er zou met
van de volgende mogelijkheden gexperimenteerd kunnen worden:
—Een honden w.c. bij de parkeerplaats waar honden,zodra ze uit de
auto komen hun behoefte kunnen doen.Juist in het zand van de par—
keerplaats spelen veel mensen en daar ligt ook veel hondepoepb
—Een stuk waar honden wl los mogen wordt duidelijk aangegeven
(by F1,F7,H1).
—Een circulaire naar de omwonenden,waarin de huidige onbevredigen—
de situatie wordt uitgelegd en een app1 wordt gedaan op hun mede—
verantwoordelijkheid.
—Intensieve contrôle.
— 74 -
1-f.Crossers (bromrners).
Motivering:Door rekreanten worden crossers weinig genoemd als bron van
overlast. Ook tijdens rondgangen bleek dat er maar weinig gecrossed
wordt.Maar ls er gecrossed wordt veroorzaakt dat veel hinder. De cros-
sers zeif weten dat het niet mag.
—Incidentele contrôle,door de week op middagen.
5.De Hoge Heereweg.
MotiveringOmwonenden en rekreanten willen erg graag dat de Hoge Heereweg
afgesloten wordt voor auto's. Ook andere belangengroepen hebben die wens
geuit.De houten balk bij het paviljoen wordt regelmatig stukgereden.
Van de bezoekers van het paviljoen (als dat open is) parkeert maar een
klein deel de auto daar voor. De weg verandert in natte perioden in een
vrijwel onbegaanbare modderpoel.
—Aan weerszijden wordt de Hoge Heereweg met een stevige metalen
slagboom afgesloten.Dat kan na overleg met de gemeente Haren
en de Provincie Groningen.De weg hoeft daarvoor niet uit de
openbaarheid gehaald te worden. Met de boeren die recht van over-
pad hebben over de Appelbergenweg en de loge Heereweg wordt
een regeling (met sleutels van de slagbomen) getroffen.
6.Afval.
-Er worden afvalbakken geplaatst langs de Hoge Heereweg bij de
ingangen in de Appelbergen;regelmatig geleegd door de gemeen-
te Haren.
—Bij het paviljoen wordt de frites e.d. niet meer in plastic
bakjes verkocht,maar in papieren zakjes.
7.Fietspad.
-Het fietspad langs de Hoge Heereweg wordt door de Gemeente Haren
verbeterd en hier en daar verbreed.
Te verwachten effekten.
—In het scenario zelf is al een deel van de beoogde en te verwachten ef—
fekten op de wensen van de verschillende belangengroepen verwerkt.
Aan veel wensen wordt tegemoet gekomen. Daar waar dat niet het geval is
is een afweging gegeven.
—Een punt voor de evaluatie van het beleid is het nagaan of de beoogde
effekten ook bereikt worden.Vervolg—onderzoek zou daarop gericht kunnen
zijn.
- 75 -
—Hoewel we daartoe niet deskundig z±jn hebben we een globale kostenraming
gemaakt van scenario IV, vergeleken met het huidige beleid (scenario I
reel werkplan en pm werkplan 1980). Zie de tabel hier onder.
De nmalige kosten bedragen een kwart van die van scenario I.Daarbij
is uitgegaan van de veronderstelling dat het ISP een &nma1ige subsidie
verleent voor het in stand houden van de natte delen d.m.v. een korrektie
op de waterhuishouding.
Het verschil zit vooral in de post uopslag verwijderen in natte heide en
veengebieden".Volgens scenario IV is dat maar op enkele plaatsen nodig.
Een hoge waterstand doet de rest.Een ander —hoewel financieel gezien klei-
ner — verschil zit in de lagere post voor bosonderhoud bij scenario IV.
De jaarlijkse kosten liggen hoger dan hij scenario I door:
——1 dagdeel/week kontrôle (de huidige kosten van kontrSle door de mare-
chaussee zijn ons onbekend)
—-jaarlijks onderhoud aan bos,verwijderde paden en afplaggen van heide.
BEGROTING SCENARIO I EN IV
nr huidige omschrijving kouten volgens kosten volgens toelichtingpm plan scenario I scenario IV
3.1.1 eikenspaartelgenbos dunnen 8.000 niet opgenomen nmalig (=minder dan 1 x/9 jaar)
3.1.2 berkenbos dunnen en uitslepen 2.500 2.500 nmalig
3.1.3 gernongd bos,kwijnende bomen vellen 6.800 n.o. 1 x
3.1.4 jonge grove den vrijstellen 550 n.o. 1 x/5 jaar
3.1.5 douglas dunnen en uitslepen 1.325 1.325 1 x75 jaar
3.1.6 lanka durinen en uitslepen 1.325 1.325 1 xIS jaar
3.1.6 prunus bestrijden 2.750 n.o. nmalig
3.1.7 overhangende takken afzagen 3.300 n.o. nma1ig
3.2.1 opslag verwijderen natte delen 134.000 20.000 &&nmalig
3.2.2 opslag verwijderen droge heide 19.500 5.000 nmalig
3.2.3 heide rsaaien 5.700 n.o. nmalig
3.2.4 amoveren paden 27.700 27.700 6nmalig
— — — bijhouden verwijderde paden n.o. 2.000 jaarlijks
3.2.5 zandvlakten afbakenen en sluiten 5.000 n.o. nmalig
3.2.6 openbare zandweg schaven 3.600 n.o. 7
3.1 onderhoud wegen,paden,watergangen 1.220 1.220 jaarlijks
— — — duiker Y omhoog brengen i.o. 3.000 nmalig. Uit ISP pot
— — — afwateringssloot vanaf duiker X n.o. veel ninalig. Hit ISP pot
— — — schotbalk afiateringasloot 02 n.o. 1.000 &&nrnalig. Hit ISP pot
— — — afplagen natte heide,afvoeren n.o. 1.000 jaarlijks
- - — paaltjes ruiterroute n.o. 500 nmalig— — — kontrôle ruiters,crossers ldd/week onbekend 5.000 jaarlijks
— — — slagbomen Hoge Heereweg n.e 5.000 nmalig— — — fietapad verbeteren n.o. veel door gemeente Haren
jaarlijkse kosten scenario I 1.860 (exci. kontrole)
jaarlijkse kosten scenario IV: 9.750
nmalige kosten scenario I :215.150
nmalige kosten scenario IV : 53.200 (excl.ISP subsidie)
— 76 —
6 R0NNEN
H. 2.1 —Gesprek Rijks Geologische Dienst Oosterwolde
—ISP deelrapport 14,Meijering
-0.D.205 Ontwerp struktuurplan gemeente Haren
-Ir.B v Heuveln.Afdeling Bodemkunde R.U.Groningen
H 2.2 —0.D.205.Struktuurplan Haren
—Haren,van vroeger tot nu;terkgroep Harener Historie 1980
—R.Siekmans, 650 jaar °nnen
Gesprekken met F.Eisses,waterschap Onnen en F.Vroom,waterschap
limmen.
—Provinciaal Archief Groningen.
—Gesprek met hr Sweegman WAPROG Groningen.
H 2.3 —Gesprek met hr Yska en v.Bruggen,Defensie,Eerstaanwezendschap
Gr o ni ngen
—Gesprek met W.Weijmans,G v Brakel, M Schrevel ,SBB Groningen
.-Gesprek met P vd Knaap,PPD te Groningen
H 3 —Zie bronvermelding onder H 3.2.1
H 4.2 —N.J.N.—rapport Appelbergen,inventarisatie en beheer 1972
-Gesprekken en veidwerk met P vd Knaap,PPD Groningen en J Smit-
tenberg,PPD Drente,B v Heuveln,Bodemkunde R U Groningen
—Cursus Bodemkunde,deel 1,11 enlIl, Consulentschap voor bodemaan—
gelegenheden.
H 4.3 —vSoesbergen en Vos:Een penetrograaf voor toegepast bodemkundig
onderzoek.Cultuurtechnies Tijdschrift 1972 (12)
—Ir de Glopper,RIJP,Lelystad,pers.meded.
-C J Schothorst, Weinig draagkrachtig grasland I en II.Landbouw-
voorlichting, 1965
—Appelbergen,vegetatie en beheer, 3ejaars cursus plantenoecologie "
—P OptHof,inv1oed van de recreatie op vegetatie en milieu op de
heideterreinen van de zuid.-oost Veluwezoom,RIN Leersum 197+
—A Littel,Betredingsexperimenten in een duinvallei, VU—publikatie
45 Amsterdam '74
-Bates The vegetation of footpath.J of Ecol (23)1935
—S vd Werff,Becreatie-invloeder, in Meijendel,rneded.LH Wageningen
1970—17.
—Blom,Effects of trampling and soil compaction on t1e occurrence of
some Plantago species.Ecol.Plant 1977.
- 77 -
H —Bot,Jaimen,Noordewier,Fyiese on cheni±ese carnenst€lling vim
oppervlakt c- on grondwater Noorden de; Landc, 1978
—NJN—rapport Appe1bergen,inventari-atie en beheer 1972—Meijer±ng,ISP ãeelrapport 11+.-Regionaal (eohydro1ogies onderzoek. Drente ,regenwatersarnenstellirg
1975
—Metereologies Station te Eelde,neerslaggegevens 1980
H .5 —zie bronvermelding onder H 3.2.1—Gesprek Gemeentepoitie Haren,hr de Jong.
—gs
rickt
to
d. in
itend
houd
iflg
van
hot
bo,en n.tuurterreifl
eknnaa.rte1.geflbOk
dufl
000
en U
it.lfp
onbe
rbce
flbO
l dun
non
enut
tSlo
pen
1..e
ndbo
akvjjnende
an d
o
dobouen
velle
n!' uitalepe
sik en.. be.rkv.
rji.te
!jonegrOVi
dsvr
t t.1
1,n
.dougLil
du00
0n e
n .u
ta1i
pOfl
1..a
xika
.duf
lnSf
l..ef
lui
t.si*
pefl
prun
uøbe
r.JJ
defl
. 4..
v.ro
oton
en
afze
ttOfl
btU
tefl
rand
en .o
vrh*
ngef
lde
takk
efl
a1ag
efl
on y
srep
rtde
n.
nstte hoide en v.er.gebiedofl
opila
g ve
rvtjd
.r.n
on*f
'vo
eren
droO
gheideterrein
opa
lag
Y1Ø
'rbehoudefll
.nke
l
ioUtara..
,jen
en
b'er
cen
heid
s. .*
ai.Z
t..ef
l LL
tt3pr
eidO
fl
,.ove
r,n
pedC
n
z.fl
dvl*
kt,r
Isf
bike
nefl
en
gad.
afilu
ttert
.st b
eple
n4t
lng
open
bere
zsnd
weg
icha
ven
5,25
0..
•oor
zug
paar
d
pair
d.o
torz
.eg
eoto
rIta
g.P
aar
bo,.a
aier
.oto
rIa.
I•pe
erd
.oto
rzla
gpa
&rd
-
.oto
rzaa
g
•oto
rza&
g
boan
.Ser
.fr
ontu
asie
rf
roes
gres
isad
pale
n
boep
lant
eOef
l
vege
chai
f
300.
—
175,
——
300,—'
275.
—
250,
--
PM-W
ER
KPL
AN
198
0
3. .
0ef.n
errs
iflA
,ppt
.3,3
j3n3Lsrreio. .diert
berg
en.p
ar.C
&iC
O.
WX
PLA
7d E
N T
!cH
NS
Oi!
SP
8CIP
7CA
TT
I
Vs
an s
fd.
VO
LG
NA
AB
U/A
end
0..c
b.b.
tsg
..t1t
RR
1I$
begr
oeiin
gs-
.Isk
ta
NR
.ty
pe
A6B
EID
SI,O
NE
N 4
-A
enko
oe d
j6nt
on a
erd.
Vsn
uurt
srie
f f
25-.
)4o.
.Md
-.I
b.4d
TO
TA
Aj.
+ee
nh.
sa.u
e.j
koat
.e.r
h. t
oaa1
.u
——
•re
p
•1
1
1Ø4•
••_
—t—
—,
15.0
0
20.0
0ha
165 our
45 our
20 our
85
our
100
our
40 u
ur..
5 ou
r
I1Q 65 20
0 20 40 40
100
10,-
-35
.—
35,—
—
10.—
10.-
-35
.
10.-
-
1. 6
50,
1.57
5.—
—
700.
--65
0.—
—
1.00
0.—
1.40
0,"
2.12
5. —
5.00
0, —
500.
-
1.00
0.—
1..—
2,50
0,—
so o
ur10,—-
40 .3
10.3
5 .3
5.3
3.1
2
3.1
4
3.1
5.
.
3,.
...
.
3...1
8
.3&
tautsr.re,iLt.d1Vor3e
parc
aisO
3.2.
i.
.
3.2.
3
3.Z
33.241
f
3.Oefenterreln ApplbergOfl
;i
..i
.I
0.--
0.--
.5 U
01
30ou
r,S
our
25
our
so o
ur
400
our
120
3.000.
4800
i20. 000.
.35,
.——
10..-
10.-'
10. -,
10.—
oter
zea;
.oto
rIsa
g
1 .200.——
300.-—
600.
--
150.——
150.
——
14.0
00,
750.
—-
400,
300.
—-
75 our
l0.
40uu
rl0
,20
uur
I5,'
RE
EL
WE
RK
PIA
Ni'8
o
18. 750,
—
5. .
—
25.0
00,—
3.87
5,—
193.
000.
—
500
—flS
s.fl&
c
750
12001
1000 15
5
20
1.50
0.1.
20D
.65
0.—
'
600,
—.
100
our
15.—
150
kg8,
—
100
at6,
5
0,6
2.1
1200
.1
(120
0 .1
Ond
erbo
ud v
egen
..padefl
•0vs
terg
aflg
enW.gschaaf
12
I-EK-EATIE-PATROON OP ZATERDAGEN
JBIJLAGE 2aj
Groepsgrootte en samensteiling:
lv —voiwassene (ouder dan 18
jaar
)aileen
2v —2 voiwassene(n) met of zonder kind
2v—volwassenen met of zonder kinderen in groepen
groter dan 2
1k —kind, aileen
2k —2 kinderen
ho-met hond
hi—hond aangeiijnd
2k.
kc1
rn -
in r
nnn
'rotr
dan 2
TYPE REKREANT
wa
fi
br
ru
tr
lo
i6
10
11
9
22
00
12
oo
02
00
22
00
02
o0
00
00
Lf
07
01
90
00
9
22
00
00
PLAATS
Parke erplaats
Bos F
1
Kruisingen
Bos F 2
Grote veen
Rand veen E
)f
Bos
F 7
Open
piek(ken)
in het bos
Natte heide B
Omgeving pavil—
joe
n
Graspiek in C
Droge heide C
gr. Stuifpiek
TOTAAL:
HANDELING
zi
ri,j
sp
Lf
12
O3
0
O0
0
O2
0
O0
0
O0
0
O0
0
O2
2
O0
0
O0
0
O0
10
O0
3
22
8
610
25
O0
O0
O0
0
O0
14.
0 Lf
10
6
13
GROEPSGROOTTE EN SANENSTELLING
lv
2v
2v
1k
2k
2k
ho
hi
52
10
11
51
11
10
00
10
O1
00
00
00
O2
00
00
10
O0
00
00
00
21
10
00
11
O1
20
00
20
02
00
00
10
O0
00
00
00
02
00
00
20
O1
10
00
00
11
00
01
20
O1
20
11
10
915
80
23
162
20
00
2
00
00
3
20
30
6
TOTAAL
18 5 2 Lf 0
11 9 14 0 i
-f
12
6 18 93
811
013
21-fl
Afkortingen.
Type rekreant:
wa—wandeiaar
fl—f ietser
br—brommerrij der
ru—ruit er
tr-trimmer
Hand eling:
lo—lopen
zi—zitten
rij—rijden
sp—speien
REKREATIE-PATROON OP DAGEN DOOR DE WEEK
tBIJL
AG
E 2a1
PLAATS
Parkeerpiaats
Bos F I
Kruisingen
Bos F 2
Grote veen
Rand veen E 4
Bos F 7
Open
piek(ken)
in het bos
Natte heide B1+
Omgeving pa-
viljoen
Graspiek in C
Droge heide C
gr. Stuifpiek
TY
PE R
EK
RE
AN
T
wa
fi
br
ru
tr
30
00
O0
00
O0
00
O0
00
O0
00
O0
00
20
00
O0
00
O0
00
70
00
O0
10
0
O0
00
O0
00
90
12
010
HANDELING
lo
zi
nj
sp
22
6o
18
70
00
O0
00
00
00
O0
00
10
00
20
20
20
00
O0
00
17
53
0
00
00
20
00
O8
05
053
195
23
lv8I0001300
00
00
34
31
0
00
10
0
20
00
0
O1
20
0
O0
0
O11
0
00
0
02
1
01
0
TO
TA
AL
487000II-f
2
Afkortingen (zie rekreatie—patroon OP zaterdagen).
457000122002
13
GROEPSGROOTTE E SAMENSTELLING
2v
2v
1k
2k
2k
ho
hi
85
00
80
O1
01
02
0
O0
00
00
0
00
00
00
0
O0
00
00
0
00
00
01
0
O0
10
02
0
10
00
02
0
TOTAAL:
0
25102
13
112
18
-14
12
61
028
1
REKREATIE-PATROON OP ZONDAGEN
IBIJLAGE 2a1
PLAATS
Parkeerplaats
Bos F 1
Kruisingen
Bos F 2
Grote veen
Rand veen E
i-i-
Bos
F 7
Open
plek(ken)
in het bos
Natte heide Bk
Om
gev
ing
pa—
viljo
enG
rasp
iek
in .0
Dro
ge h
eide
Cgr
.Stu
ifpl
ek
TO
TA
AL
:
TYPE REKREANT
wa
fibr
rutr
lo
81
05
105
O0
810
66
O0
20
10
O0
00
6
O0
00
5
20
110
55
61
22
'+8
60
00
8
O0
00
5
10
50
52
20
00
9
30
01
11
00
21
9
f68
282
3019
389
HA
ND
EL
ING
zinj
sp
16
18
20
0
00
0
O0
0
O0
0
20
0
07
1+
80
Lf
O0
0
61
10
20
5
O1
0
i80
32
'+2
1573
Afk
ortin
gen
(zie
rek
reat
ie—
patr
oon
op z
ater
agen
)
19 10
6 5 55 50 11+ 5
68 11+ 8 56
GROEPSGROOTTE EN SAMENSTELLING
lv
2v
2v
1k
2k
2k
ho
hi
512
22+
01
020
0
O10
131
00
70
01
20
00
10
11
10
00
11
00
10
00
10
27
60
02
111
i-i
87
00
13
0
O1
00
01
0
O0
10
00
00
811
00
110
0
12
20
00
10
23
10
00
10
O2
70
01
60
28
5580
11
563
2
TOTAAL
133 76 12
6 5
68 6-i
20
5 y2 16 12 59
5'+
8
VERBLIJFSDUIJR
O-
uur
-1-
uur
1--u
ur—
--d
ag
-1
dag
REGELMAAT VAN BEZOEK
SINDS.
27
158 30 3
[icJL
AU
. 2b1
SEIZOENSGEBONDENHEID
2 x
per
dag
Ix
per
dag
1-3
x pe
r w
eek
1—1-
f x
per
maa
nd
1—5
x pe
r ja
arto
eval
nooi
t
13 38 82 71
0 -
1ja
arI
-3
jaar
3 -1
0 ja
ar10
jaar
10 13 50 51 99 3 16
nee ja
170
- 1
Rondgangformuli erWeetxA røydqae riQ rchk.&q
jBIJLAGE 2c1
yQcxt4L +p hordQt. qwk -kt'1rkQrplua5 .
-dmô eL-brk
I
knA6 r.1z
duQh.
'Jen.ix rdke'.
I
ETcvnd uQ'nci3 Bt&Q.bos
—-____
(H OO
02tooveri
?aujoeAt
C
kAfrkk
NQUETE IN DE APPELBERGEN IBIJLAGE 2cj
nquete no:
latum: type: handeling: samenstelling: schoeisel:
;ijd: weer:
)laat s:
.. iVan welke plaats?2 Soort vervoer?3 VJelke ingang?
(vragen Bi en B2)4 Vaste route?5 Vaste plek?6 Hoelang bent U hier? 0 O-+uur 0 --1uur 0 1uur---dag 0 ;-he1e dag
. 1 Hoe vaak kornt U hier 0 2x per dago lx per dago lx —enkole nialen per weeko paar ma.1 per jaaro toeval
2 Is dat seizoensgebonden?3 Hoeveel jaar kout U hier al?
. 1 Wat zoekt U in de Appelbergen?
2 Wat vindt U fijn aan do AB?
3 VIat vindt U niet fijn aan de AB?
4 Heeft U 'iensen t.a.v. do AB?
5 Gaat U ook naar andere natuurgebieden?
Opmerkingen:
Voor rondgangformulier. JBIJLAGE 2cj
recan Ui
b b-ornrvw
krnmQv
o ornckkduil-
-
mars vouxtsv.vc,JOSL".
i1' -d --i6 oo.,t..
k o-r- hqy\c
U) kwcavt.(.1
CL
— at2v.
ENUETE ONGUVING APPLIBRGEN JBIJLAGE 2c1
plaats tijcl enqueteur
Komt u wel eens in de Appelbergen?
Hoevaak? 0 2x per dag 0 lx per dag 0 1— lx per week 0 paar maal per jaar
0 toeval
Seizoensebomden?
Hoe lang komt u hier al?
Wat zoekt u in de Appelbergen?
Wat vindt u fijn in de MB.?
\Jat vindt u niet fijn in de AB,?
Heeft u wensen m.b.te de AOB.?
Gaat u ook wel eens ergens anders wandelen?
nee
Jaarom niet?
.iat vindt u niet fijn aan de ,J3?
Wanneer zou u wel gaan? (verbeteringen)
Gaat u wel eens ergens anders wandelen?
RIJKSUNIVERSITEITGRONINGEN
BIOLOGISCH CENTRUM
Aan de ouders of verzorgers van de leerlingen
van de Christelijke basisschool te Glimmen.
[BIJLAGE 2cjHAREN(Gr.) ,1—9—' 80KERKLAAN 30, POSTBUS 14
TEL. O0-lI659S
Wij vragen Uw rnedewerking bij een onderzoek naar rekreatie in de App1—
bergen.Dit onderzoek wordt uitgevoerd door enkele studenten van de afdelingen
Biologie en Bociologie van de Rijksuniversiteit Groningen.
Indien U bereid bent mee te werken verzoeken we U de onderstaande en—
quete in te vullen voor (door) liefst alle gezinsleden en de ingevulde en—
quete uiterlijk vrijdag 5 september door Uw zoon/dochter op school te laten
inleveren.
Bet is voor ons belangrijk zo veel mogelijk ingevulde enquetes terug te
ontvangen om een juiste indruk te krijgen.
Bij voorbaat dank,namens de co'drdinatoren
E..H.Loeff
J.J.Stam
leeftij sgroep (aankruisen in de deshetreffende kolom)
0—5iaar 6—1?laar 1R—2'iaar 26—4Oiaar dni 40 ii'- — — -. -- — — -
t* - .
2
34
56
7*Wilt U deze nummering in de rest van de enquete aanhouden?
3.Voor ieder gezinslid onderstaande tabel invullen.
nummergezinslid
Hoe vaak komt U in deAppelbergen?2xper dag;lx/dag;1—3x/week1—kx/maand;1—5x/jaar;nooit
Is dat ge—bonden aaneen bepaaldseizoen?
Hoeveel jaarkomt U al inde Appelber-gen?
Hoe lang verblijft Udaar meestal?0-4uur;i-1+uur;1uur—--dag;he1e dag.
2
3
4
5
6
7
zie omrnezijcle
nummer
1. Adres: Woonplaats:
2. Samenstelling van het gezin
man/v r ouw
I
BIJLAGE 2cI
Alb u uooit o weinig iu do App1bergefl komt,kunt u daar eon reden
zriid voor aanFOVOfl?
_______
WatdoetU8e8tal ue2ina1id
7
y1rLdt u fijnjaantrekkeliik in ppgen?z i r lid
I
6
r'.'riier wat viz'dt B niet fijn/or&aangeAam in dø Appe1bergor.?ir.1id
3
.1
Welke wenen/8ggest1 heft:.Aiid voor4*niflger ia cle Appe1brge?
.
.
ercr1, I
—law aai
—aanweigheid vanv r k e er
—crossen
—loslopende honden
—hondepoep
—honden moetenaangelijnd zijn
—aanwezigheidvan ruitera
—gevolgen vanruiters
—te druk (weekend)
—rotzooi
— v r ni el inge n
—onveiligheid
—muggen
—modderig
—slecht onder—houden paden
—te veel paden—acnteruitgang van
de natuur
—kleinschalig
318 2
1 1
18 8
21 13
323 10
7 1
1k 23
9 13
1 0
7 23
3 10
1 0
3k0 1
10 26
2 0
L4 3
0 1
05
k 0
401 7
—rustzônes
-afvalbakken
—schoonmaken
—verbieden alleen—wandelende mannen
—paden onderhouden
—geen verharde wegen
—bebossing bijhouden—wjldstand verbeteren
—geen onkruid—bestrijding
—geen gier inhet veen
751 5
2 0
3k061 k
5 11
321 1
1 k
60Ok
—afwezigheid v. auto'sin het bos
—ruimte en vrijheid
—aanwezigheid natuur
—var i atie
—geur
—windvrij
—bad
—veen
—heide
—zand
—heuvels
—flora en fauna
—goede en velepaden
—speeltuin
—speelmogeli jkheden
—fijn wandelgbied
—aanwezigheidpaviljoen
1k 370k
1 12
15 56
5 20
240 2
7 19
3953k ii9 17
ii 6
820 2
k 3
2 19
0 2
PP0BLEEMSTRUKTUERING REKEANTEN
Nadelen w V
EN ONWONENDEN (W=weinigkomers V=veelkomers)
Suggest ies
[BIJLAGE 2d]
w V Voordelen w V
—HHweg afsluiten—verbieden vanalle verkeer
—fietapad door AB
—honden ad. lijn—honden verbieden
—honden mogen los
—ruitera verbieden
—ruiters reguleren
—ruiterpaden
1 1
1—homden 'mogen' los
—rust (door de week)
—gezelligheid
5911 1k
o i
66031 0
0 1
38265 1
0 10
6k2 1
2 17
0 2
2 2
2 0
o 1
0 1
honden
rui—tera
mensen
natuur
voor—zienin-gen
ext ern.
fakto—r en
zwembad weg
geen apeelwater
aanwezigheidpaviljoen
•te jong
.mogen niet overbet spoor.eigendorn van defensie
.weinig tijd
-gun nadelen
—zwembad terug
—waterparij
—paviljoen open
—w • C • 'S
—banken
—crossbaan
—ape aLtu i g
—RHweg verbeteren
—balk eg
—balk terug
-fietspad verbeteren
—niet te veel borden
-uit handen vandefensie
—geen onverwachtelegeroefeningen
—ondergrondsgeachut wag
15 0
10 2
0 1
0 2
0 1
—dichtbij
-gun voordelen—g&n suggesties 20 3
12 17
30Totaal 157 196 97 10 107 2k?
(I)
-1
—- - -
profe1.L
b
0/0P
Q1
pd5
C. ry
3
//
E&
r.acl.2O
pErcE
rtLQcjE
L0
2.0
mclxLrnok
€r crrid-d€hoce.
0rirvoucne
S6m
.pocn- - rno_x
'il/f
'2.0rnox
—I-v
lot
rOrlrL
vournC
Ao
20
t-0Io
mv. -10
A.
AC
1.0
60
P0a
apriL.spt.
murm
jdden
ProT
€.
nd rin3IstQnci.
AAC
soC
-
60C
— ss
C
70
00 20
pQ3 op
ril.
-s6p
:.
-
b€.d
ekkr
iqs-
mQ
xrno
IE fl
qem
tddd
deco
3e
pcrn
voLu
5 n.
vQpo
dmdd
ri
-m
ox.
/\_
I
max
.
'CO
LGO
I.
mcL
'(lrn
alE
.Sn
q6m
d.-
d&.&
hoo3
-J.
C—
I. H 0:l
CD N
I oc 8O
:P
Q4
boI
1OI
2C
padm
idc1
er
6o
It—
.-..
- -
—_-
rnG
>c
LO,,'
20
Pro
V,\A
C R
ON
i
C -o C 0 N
50 c,o
o
poum
20 40 6o 8o
1 nd
rin n
s .j€
€rsE
cn&
idrn
nee
rsE
Qnd
.
'puo
Aoo
A
Wnp
.IU3U
0d¶
puos
Ac'
lsG
u tu
upU
t
at
PU
093c
UU
!IPU
!
lvoJ
.o
1
0
0%
It
01
t'io'
7
/
0% Ct
3oo
-plu
T3)
U3
31W
)(O
W
ptxU
9
01 o-z oi
?W9b
U3
au ix
Ow
--
1 IJ
dD QO
d
p-oc
'•7 O
Os
09
1ud
o SO
d
PQ
B—
Q p
ciL
sepL
porn
vour
n14
5
Ic ie
60
.oLo
o L
pcce
ritce
rr)o
(l rr
'ale
en q
emid
-
koci
e
oEao
lb€
dEkk
r3s
-
40 20 30 70
23
70C
m
50 140
30
max
t mol
€.G
ilqr
nid-
7S
S
'-. m
ox.
so
H or CD 4:
-
F
140
i0
2o
II 81
PQ
y
_s€p
t.%
_.I
2m
voc
id4€
vm
von
o po
d rm
dden
1?II
I),
I.S
'I S.
- rI
\cs,
ç
mvO
____
____
___
— -i0—
2ove
vin
veen
—.
20 S e
rk v
€pn
— S
OvE
.e n
Pro
iet..
nd r
i'ne.
rsbo
nd.
— 7
0
es11
0
10
porië
n vo
lum
e
irrnn
9S-
WrS
tQ
5L7O
lo
rofiL
1U9
UaU
arp-
4af'
uzua
pat
;as
- -
- -
lUdD
uV
T°>
3V
(t
3 3 (A) 3
S
c-i. H CD
CD
v•p
S._c
m—
o-
D. rrr
3
I n•1
•
I
zud.
ap r
Afk
a{vr
n eb
iedE-se
pL.
imm
Icm
3
lrfl
m=
35C
m
910
51
H CD 4:
-
z ui
d
70.
bo 50
roor
d.
12.
Hoo
eG
ebLe
du_o
.priL
s€pl
ernb
er