Upload
others
View
7
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT DIERGENEESKUNDE
Academiejaar 2010-2011
STAGEVERLSLAG STAGE GROTE EN KLEINE HUISDIEREN
door
Jani VAN PELT
Inhoudsopgave 1. Stage gezelschapsdieren .................................................................................................................... 1
1.1 Logboek stage gezelschapsdieren ................................................................................................ 1
1.2. Casuïstiek gezelschapsdieren ...................................................................................................... 5
1.3. Analyse structuur en management praktijk gezelschapsdieren ................................................... 7
2. Stage grote huisdieren ........................................................................................................................ 9
2.1 Logboek Stage grote huisdieren ................................................................................................... 9
2.2. Casuïstiek stage grote huisdieren .............................................................................................. 10
2.3. Analyse structuur en management praktijk grote huisdieren ..................................................... 13
3. Algemene reflectie ............................................................................................................................. 14
1
1. Stage gezelschapsdieren
1.1 Logboek stage gezelschapsdieren Datum Uur Aard consultatie/ huis- /
bedrijfsbezoek Opmerkingen
28/07/2010 8.15 Castratie hond + verwijderen
blijvende melktanden
8.40 Castratie hond
9.30 Vochtophoping thv borst (lymfe) Ruptuur ductus thoracicus
10.30 Hond met kennelhoest (geen
behandeling )
+ vaccinatie tegen hondenziekte,
kattenziekte, rattenziekte
13.00 Hond met spondylose Manken links achter
Negatieve patellareflex
Geen pijn
RX: brugvorming tussen wervels
druk op N. femoralis
(doorverwezen naar neurologie
merelbeke)
14.00 Kat met astma Behandeling met cortisonen
14.30 Kat met luizen Behandeling met Frontline spray
(fipronyl)
15.00 Hond met oorontsteking Microscopisch onderzoek:
Staphylococcen overmatig aanwezig
AB
16.00 Hond met opgezette buik: Gezwel ?
+ ascites
Echo
Morgen laparatomie
18.15 Hond met trauma aan nagel, nagel
deels eruit
Verwijderen nagel + AB
18.30 Vaccinatie hond Kattenziekte
Hondenziekte (parvo)
Rattenziekte (leptospirose)
18.45 Vaccinatie hond Rabies
19.00 Hond met abcesje tussen tenen AB
19.45 Hond met elektrische schok door
knabbelen aan snoer lamp
Erge brandwonden mond
AB, vloeibaar voedsel
29/07/2010 8.20 Laparatomie hond Tumor van darmlymfeknopen
Niet weg te halen: euthanasie
2
9.30 Operatie Cherry eye
10.30 Hond met erge AH problemen RX: vergroot hart (klepinsuffieciëntie)
13.30 Controle hond met likletsel aan
scrotum
14.00 Controle kat met blaasstenen Echografie
14.30 Pyometra hond Echografie: opgezette baarmoeder
Sterilisatie
15.00 Hond met mediale patellaluxatie
Rechts: 3de graad
Links: 1ste graad
18.00 Kat met tandabces en tandlesies Sedatie + uittrekken tanden
18.20 Vacccinatie hond Hondenziekte
Kattenziekte (parvo)
Rattenziekte (leptospirose)
18.40 Vaccinatie hond Idem
19.00 Vaccinatie kat Kattenziekte (parvo)
Kattenniesziekte (herpesvirus en
calicivirus )
19.20 Oorontsteking hond Nemen swab voor labo onderzoek
19.40 Hond met lichte patellaluxatie
30/06/2010 8.15 Operatie: verwijderen mammatumor
hond
9.00 Operatie: inkorten te lang zacht
gehemelte
10.00 Heupdysplasie hond RX: acetabulum niet diep genoeg
graad 3
10.30 Controle hond met keizersnede Had 1 dode pup, werd erg
schijndrachtig
11.00 Vaccinatie kitten Kattenziekte
kattenniesziekte
13.00 Kat met terminale nierinsufficiëntie Euthanasie
13.20 Controle liesbreuk hond
Kat: algemeen slecht, mager, doffe
pels , onverzorgd uiterlijk
Kat: bloedafname
14.00 Fret: knobbeltje op huid, redelijk
mager (afwachten)
15.00 Hond met allergische reactie op
teken
18.15 Vaccinatie hond Hondenziekte
Kattenziekte
3
Rattenziekte
18.30 Vaccinatie kat Kattenziekte
kattenniesziekte
19.00 Vaccinatie kat Kattenziekte
kattenniesziekte
19.30 Kat met neusbloeding door val +
vaccinatie
20.00 Vaccinatie puppy Hondenziekte
Kattenziekte
Rattenziekte
1/07/2010 8.15 Vaccinatie hond idem
8.40 Operatie hond met dubbele liesbreuk
9.20 Operatie hond met patellaluxatie 1) trochleaplastie
2) tuberositastranspositie
3) imbricatie
10.00 Sterilisatie teef
13.15 Ontwormen + vaccinatie kat Kattenziekte
kattenniesziekte
13.40 Vaccinatie hond Hondenziekte
Kattenziekte
Rattenziekte
14.00 Oude hond met pijn vooraan
buikholte
Bloedafname
14.20 Vaccinatie 2 kittens Kattenziekte
kattenniesziekte
+ Leucose
15.00 Oude hond: doorligwonden
15.30 Mankende kat: bijtwonden AB
16.00 Hond met oogproblemen door
trauma
18.00 Vaccinatie 2 katten Kattenziekte
Kattenniesziekte
18.20 Vaccinatie hond Hondenziekte
Kattenziekte
rattenziekte
18.45 Vaccinatie 1 hond + euthanasie
andere hond ( chylothorax)
19.20 Hond met waarschijnlijk
voedingsallergie (jeuk)
4
19.45 Kat: algemeen slecht, gespannen
oog, niet eten en drinken, heeft
tumor 3de ooglid gehad ( oog
verwijderd)
Volgende week euthanasie
2/07/2010 8.15 Drachtige hond, ± d 63 , keizersnede
?
Afwachten
8.40 Vaccinatie hond Hondenziekte
Kattenziekte
Rattenziekte
9.00 Hond met Hot spot (S. aureus) AB
11.00 Hond met hersenbloeding :
nystagmus, kop scheef, moeilijk
staan
13.00 Vaccinatie hond Hondenziekte
Kattenziekte
Rattenziekte
13.30 Kat erg vermagerd, onverzorgde
vacht
Rx: verdikte darmwand
Voorlopig cortisonen + afwachten
14.00 Vaccinatie hond Hondenziekte
Kattenziekte
Rattenziekte
14.15 Aangereden kat: wonde poot RX: fractuur heup (femurhals gebroken),
luxatie staart
Hechten wonde poot
15.00 Vaccinatie hond + oorontsteking
16.00 Hond met neusbloeden,
waarschijnlijk door
darmwand)
18.00 Vaccinantie hond + last van
reisziekte
Hondenziekte
Kattenziekte
Rattenziekte
18.15 Mankende hond, pijn bij duwen op
plexus
Metacam
18.30 Hond met epilepsieaanval
19.00 Mankende kat door vechten
(kattenbeet)
AB
5
1.2. Casuïstiek gezelschapsdieren Patellaluxatie
Voorkomen en oorzaak
Bij een patellaluxatie is de patella uit zijn groeve verplaatst naar lateraal of mediaal. In 75% van de
gevallen is de luxatie naar mediaal. Een mediale patellaluxatie treedt voornamelijk op bij miniatuur
terale luxatie
komt minder frequent voor, maar wanneer het toch voorkomt is dit meestal bij grote honden rassen.
Mogelijke oorzaken:
Ontwikkelingsprobleem:
o Rotatie tibia volgens lengteas
o Coxa vara ( O-benen)
o Buiging distale femur en proximale tibia
o Ondiepe/ afwezige groeve van de trochlea
o Hypoplasie van de mediale femorale condyl
Zeldzaam na trauma
Soms in combinatie met kruisbandruptuur
Kan optreden als complicatie na kruisbandchirurgie
Anamanese:
Een Pinscher teef van 8 maand mankt sinds enkele maanden, voornamelijk links achter. Hierbij
denken we al aan een patellaluxatie aangezien dit een vaak voorkomend probleem is voor miniatuur
hondenrassen. Ook de leeftijd wijst in deze richting. In geval van een ontwikkelingsprobleem treden de
klinische symptomen meestal ongeveer 4 maand na de geboorte op.
klinisch onderzoek:
De klinische symptomen kunnen heel variabel zijn en worden opgedeeld in 3 graden
1ste graad: Hierbij kan de patella manueel verplaatst worden van de trochlea maar neemt daarna
terug de juiste plaats in.
2de graad: De patella luxeert tijdens flexie en komt terug op zijn plaatst tijdens extensie van de
knie. Dit veroorzaakt intermitterend manken.
3de graad: Dit wil zeggen dat de patella het grootste deel van de tijd geluxeerd blijft, maar ze kan
wel manueel gereduceerd worden bij de knie in extensie. Bij beweging van de knie
krijgen we een reluxatie. Hierbij mankt het dier continu.
6
In dit geval hebben we rechts een derde graad mediale patellaluxtie en links was het slechts een
eerste graad luxatie.
Differentiaal diagnose:
Patella luxatie:
o Meest waarschijnlijk, het ras en de leeftijd wijzen al in deze richting. Dit kan bevestigd worden door palpatie.
Ruptuur craniale gekruiste banden:
o Uit te sluiten door de negatieve schuifladetest
Avulsie tuberositas tibia:
o Weinig waarschijnlijk omdat de patella dan naar dorsaal zou moeten verplaatst zijn
Ruptuur patellaband:
o Weinig waarschijnlijk omdat de patella dan naar dorsaal zou moeten verplaatst zijn
Diagnose:
De diagnose werd hier gesteld aan de hand van de anamnese en via palpatie van de knie, hierbij gaat
men de bewegelijkheid van de patella na.
Het is meestal niet noodzakelijk om radiografieën te nemen voor de diagnose. Maar het is wel nuttig
voor de differentiaaldiagnose van andere oorzaken van manken achteraan en om de toestand van het
gewricht in te schatten (artrose).
Behandeling:
Voorlopig zal enkel rechts (3de graad) een operatie uitgevoerd worden. Aan de linkerzijde (1ste graad)
is dit nog niet nodig. Dit kan nog wel verergeren zodat deze in de toekomst misschien toch zal moeten
geopereerd worden.
Chirurgie:
Transpositie tuberositas tibia: Hierdoor corrigeren we de slechte uitlijning. De tuberositas
tibia wordt meer naar lateraal verplaatst.
Trochleachondroplastie: We verwijderen eerst het oppervlakking hyalien kraakbeen,
dan nemen we een deel van het onderliggend been weg.
Hierna plaatsen we het hyalien kraakbeen terug. Dit kan enkel
bij jonge honden gedaan worden.
Imbricatie gewrichtskapsel: Opspannen gewrichtskapsel
Na deze ingrepen sluiten we het gewrichtskapsel en hechten we de huidwonde.
7
Resultaat
Na de ingreep bleef de patella mooi in de groeve. De prognose na chirurgie voor patellaluxatie is
normaal goed tot gereserveerd.
Bronnen
Merck veterinary manual
Blackwell 5 minute diagnose
1.3. Analyse structuur en management praktijk gezelschapsdieren Deze groepspraktijk is in 1994 opgestart door 3 dierenartsen, ze hadden toen 2 assistenten in dienst.
In de loop van de tijd zijn er 2 assistentes bijgekomen, twee jaar geleden werd er ook een 4de
dierenarts aangenomen.
De assistentes hebben allemaal een opleiding gevolgd in Nederland. Zij staan in voor het onthaal,
telefoon, afspraken maken, administratie, schoonmaken hokken, en helpen de eigenaars met al hun
vragen. Eén van hen zorgt ook voor de boekhouding.
Af en toe worden er puppycursussen georganiseerd, hierbij is er één van de dierenartsen en één
assistente aanwezig. Er wordt dan informatie gegeven over de verzorging en de omgang met
De klanten kunnen voor allerlei informatie ook terecht op hun website. Hierop kan men ook de datum
van de puppycursussen vinden.
Het computerprogramma waar mee gewerkt wordt heet Pleksus. Dit is een heel handig programma
waarmee je consultatiegegevens kan bijhouden en klanten, medicamenten en materiaal kan beheren.
Ook financiële gegevens worden duidelijk weergegeven.
Een doorsnee dag in deze praktijk ziet er als volgt uit:
van 8-12 uur: Operaties, consultaties op afspraak
van 13-17 uur: Consultaties op afspraak
Van 18-20 uur: dinsdag en donderdag vrije consultatie, de andere dagen op afspraak
Zaterdag: Enkel in voormiddag vrije consultatie
Normaal zijn er 2 of 3 dierenartsen aanwezig, enkel op zaterdag is er slechts 1 dierenarts en 1
assistente aanwezig. Doordat ze met 4 dierenartsen zijn, hoeven ze dus maar 1 keer in de maand op
zaterdag te werken. Ook de wachtdiensten kunnen onder 4 verdeeld worden wat een groot voordeel
is.
Deze praktijk is gegroeid tot een goed draaiende dierenkliniek. Eén van hun troeven zijn hun
specialisaties. Elk van de dierenartsen heeft zich verdiept in een bepaald vakgebied. Zo is er iemand
waarbij je terecht kan voor orthopedie, dermatologie, cardiologie en de laatst bijgekomen dierenarts
8
heeft zich meer toegelegd op knaagdieren. Hierdoor worden er vanuit de omgeving veel patiënten
doorgestuurd naar deze kliniek.
9
2. Stage grote huisdieren
2.1 Logboek Stage grote huisdieren 1/09/2010 voormiddag Controle paard met peesscheur
Euthanasie paard met erge
hoefbevangenheid
Domidine
Ketamine
T61
Identificatieattest paarden +
plaatsen chip
Mankheidsonderzoek paard RX: spat linker sprong.
namiddag Mastitis
Controle keizersnede koe
Behandeling koe tegen fasciola triclabendazole
AB
Controle koe met peritonitis na
keizersnede
Geen koorts meer
AB
Tuberculine test stier
2/09/2010 Voormiddag Identificatie + signalement + chip 2
veulens
Paard met wonde aan hoef Penicilline
Vaccinatie paarden tegen
Rhinopneumonie
Namiddag Behandeling wonde aan achterpoot
rund
Koe met vermoedelijk Fasciola Catosal
Rapidexon
Koe ligt al 3 dagen neer na afkalven
Oorzaak? Heel vet, ook vette lever.
Bloedname koe
Euthanasie koe
Autopsie koe
T61
3/09/2010 Voormiddag Nabehandeling keizersnede koe Penicilline/ streptomycine
Paard met blijn Tetanusvaccinatie
Penicilline
Drachtigheidscontrole merrie (echo) Drachtig
2 paarden met wonde hoef NSAID
Penicilline
Verband
Manke stier Spierscheur
10
Namiddag Paard met tandproblemen Tandpunten afvijlen
Mank paard Geleidingsanaesthesie
1 maand rust
08/02/2011 voormiddag Niet vorderende partus schaap
Slecht ontsloten cervix
Retentio secundinarium rund Nageboortetabletten intra
uterien
Penicilline IM
Stier met gastritis Trimethoprim + sulfamide
Buscopon
namiddag Paard met bloedwormen (kleine
strongyliden)
Moxydectine
Retentio secundinarium rund Nageboortetabletten intra
uterien
penicilline IM
09/02/2011 Voormiddag Controle paard na operatie OCD
Stier met griep AB
NSAID
Paard met jeuk aan hals, staart :
Schurft
Namiddag Paard met ontstoken keel
Controle paard na behandeling
onstoken sesamschede
2.2. Casuïstiek stage grote huisdieren Hoefbevangenheid
Anamnese
Het paard was veel te dik, maar is ondertussen 200 kg afgevallen. In April had er reeds een
dierenarts hoefbevangenheid gediagnosticeerd. Deze dierenarts heeft het paard echter niet adequaat
behandeld. Dit paard kreeg onder andere een veel te lage dosos Fenylbutazone. Wanneer in
september het paard werd onderzocht door een tweede dierenarts was het dier er al zeer ernstig aan
toe.
Voorkomen en etiologie
Hoefbevangenheid of laminitis is een complexe ziekte, waarbij ontsteking van de lederhuid slechts
een onderdeel van het proces is. Er ontstaat loslating van het hoornkapsel ten gevolge van erge
circulatiestoornissen in de wand en kroonlederhuid.
11
Laminitis komt voor in 3 fasen: een preklinische , acute en chronische fase. Chronische laminitis is
het stadium geassocieerd met rotatie of verticale verplaatsing van het hoefbeen ten op zichte van de
hoefwand.
Voor deze aandoening bestaan zeer veel verschillende oorzaken:
Overmaat aan koolhydraten
Endotoxemie
Sepsis
Overgewicht
Langdurig werken op een harde baan
Collaterale hoefbevangenheid (door letsel aan het andere lidmaat)
Ondanks dat dit paard ondertussen veel afgevallen was, vermoeden we dat het overgewicht hier toch
een belangrijke rol speelde.
Pathogenese:
Ten gevolge van erge circulatiestoornissen in de kroon- en wandlederhuid onstaat er oedeem en
vochtuitstorting tussen de dermo-epidermale verbindingen. Hierdoor ontstaat er loslating van
verbinding tussen het hoefbeen en de hoornwand. Deze loslating in combinatie met tractie van de
diepe buiger zorgt voor kanteling van het hoefbeen, waardoor deze niet meer evenwijdig met de
hoornwand loop. De punt van het hoefbeen zal op de zoollederhuid drukken.
Klinische symptomen:
Het paard weigerde te bewegen en plaatste de benen dicht tegen elkaar.
De hoeven voelden warm aan.
Er was pulsatie voelbaar van de digitale arteries, wat normaal niet mag bij een gezond paard.
Bij het uitoefenen van druk op de hoef vertoonde het paard pijnreacties,
Verandering van de vorm van de hoef. De tip van de hoef loopt verder naar voren.
De zoolhoorn is roze gekleurd ten gevolgde van bloeduitstortingen.
Differentiaal diagnose:
Laminitis van de vier ledematen moet gedifferentieerd worden van andere pijnlijke condities (
rhabdomyelise en tetanus). Deze pijnlijke aandoeningen kunnen uitgesloten worden door de
afwezigheid van pulsatie en hyperthermie.
12
Diagnose:
Bij erge laminitis is de diagnose gebaseerd op de voorgeschiedenis, conditie van het paard en de
symptomen. De verhoogde tempteratuur van de hoeven, pulsatie en weigeren te bewegen zijn een
sterke aanwijzing voor hoefbevangenheid.
Om te bepalen hoe ernstig de situaties was, heeft men ook een radiografisch onderzoek van de vier
hoeven uitgevoerd. Hieruit bleek dat de vier hoeven reeds vrij ernstig aangetast waren. De
hoefbeenderen waren sterk gekanteld, voornamelijk bij de voorste poten. Dit kan men zien doordat de
dorsale zijde van het hoefbeen en van de hoornwand niet meer evenwijdig lopen aan elkaar. De
(puntvorming) waarnemen.
Prognose
De prognose is slechter bij zware paarden.
Behandeling
maar ook om de aggregatie van thrombocyten tegen te gaan. Het gebruik van Fenylbutazone is zeer
belangrijk in de behandeling van laminitis. De dierenarts die in april was langsgeweest had het paard
hiermee behandeld maar in een veel te lage dosis. Acepromazine zou men ook kunnen gebruiken. Dit
product heeft een vasodilaterende en een sederende werking, waardoor het dier meer zal gaan
liggen. Ook afkoelen met ijs zou een positief effect hebben. Hierbij wordt het celmetabolisme
onderdrukt en daalt de nood aan zuurstof. De cellen van de lederhuid kunnen hierdoor langere tijd de
ischemie overleven.
In de chronische fase is correctie van de hoeven heel belangrijk. Men probeert om de dorsale zijde
van het hoefbeen evenwijdig te laten lopen met het hoornkapsel door de dorsale zijde van de hoef af
te raspen. De hielen gaat men inkorten zodat de onderzijde van het hoefbeen evenwijdig loopt met de
zoolvlakte. Aangezien het paard al in een zeer ver gevorderd stadium zat, en heel veel pijn lijdde heeft
men geen correctie van de hoeven meer uitgevoerd. Men heeft besloten om dit paard te
euthanaseren.
Bronnen
Pille F. : Bijzondere heelkunde van de grote huisdieren: orthopedie
Merck veterinary manual
13
2.3. Analyse structuur en management praktijk grote huisdieren
De dierenarts dat nu vooral paard en rund doet is in 1996 begonnen met deze praktijk, toen deed hij
een combinatie van grote en kleine huisdieren. Toen deze praktijk te groot werd om alleen te kunnen
verder doen, kwam er iemand bij voor kleine huisdieren. Sinds 2 jaar is er ook nog een dierenarts voor
runderen, schapen en geiten bijgekomen en binnenkort start ook een extra paardendierenarts.
De dierenarts van paard en rund woont aan de praktijk, terwijl de andere bijna 100 km verder woont.
In de drukke periodes en wanneer ze weekenddienst heeft verblijft ze in een Bed and Breakfast in de
altijd voor de dierenarts die ter plaatse woont. Voor de andere is het natuurlijk heel voordelig dat
wanneer ze naar huis gaat, ze ook echt gedaan heeft en niet meer kan opgeroepen worden. Dit is ook
een van de redenen waarom er iemand extra zal bijkomen uit de buurt. In de regeling van wie
weekenddienst heeft zit niet echt een systeem, dit is iets wat ze elke keer onderling afspreken. In het
algemeen werkt de dierenarts van enkel rund heel wat minder. Deze heeft echt heel veel geluk om
hier te kunnen werken, ze heeft veel meer vrije tijd en veel minder nachten dan een gemiddelde
veearts.
Veel van hun klanten zijn kleinere familiebedrijfjes, die vaak niet professioneel gerund worden. De
jongste dierenarts probeert zoveel mogelijk om ook hier steeds meer aan bedrijfsbegeleiding te doen.
Eén van de zwakke punten van deze praktijk is dat er niet altijd een even goede communicatie
gebeurd tussen de 2 dierenartsen. Ze hebben ook elk een andere manier van werken. De jonge
dierenarts volgt de nieuwste behandelingsmethodes, terwijl de andere meestal blijft bij zijn
(ver)ouder(d)e methodes.
14
3. Algemene reflectie Voor dat ik deze stages gelopen had, had ik nog niet meegelopen met een dierenarts. Ik was dus heel
nieuwsgierig naar deze stages, en begon er vol verwachting aan.
Kleine huisdierenstage
Van de stage bij kleine huisdieren had ik misschien iets te veel verwacht. Ik had toch gehoopt dat ik
iets meer zou mogen doen. Ik vond het jammer dat ze mij niet af en toe mee lieten nadenken over
iets, er werd mij bijvoorbeeld nooit gevraagd wat ik dacht dat iets kon zijn. Ik kreeg wel heel veel uitleg
als ik iets vroeg. Kennis heb ik dus zeker wel opgedaan maar vaardigheden echter heel weinig. Buiten
fixeren en een zeldzame keer ausculteren of palperen heb ik niet veel gedaan. Misschien had ik hier
op voorhand betere afspraken over moeten maken. Toch heb ik hier een heel boeiende week gehad,
ik heb veel operaties gezien zoals sterilisatie, castratie, cherry eye, patellaluxatie, laparotomie
ook de gewone consultaties voor bijvoorbeeld vaccinatie en ontworming waren voor mij al heel
interessant. Op deze manier leer je snel de meest voorkomende problemen en vaccinaties, iets wat in
de cursussen soms verloren gaat tussen de details.
Iedereen was hier heel vriendelijk en er heerst een leuke sfeer tussen de dierenartsen en de
assistenten. De vele operaties die hier gedaan worden trekken mij wel aan. Het voordeel aan een
toe te leggen op een bepaald vakgebied dat je interessant vindt. In deze praktijk hebben ze zich
verder verdiept in cardiologie, dermatologie en orthopedie. Hierdoor behandelen ze ook veel
tweedelijns gevallen. In dit soort praktijk zou ik eigenlijk heel graag werken.
Grote huisdierenstage
Bij de stage van grote huisdieren mocht ik dan weer wel heel veel doen: injecties, bloedafname,
op een korte tijd. De omgang met de boeren is natuurlijk heel anders dan de eigenaars in een kleine
huisdierenpraktijk. De boeren hebben meestal een vrij goede kennis van zaken.
Door deze stages heb ik ook een beter beeld gekregen van de werking van een grote
huisdierenpraktijk. Ik heb mijn stage grotendeels tijdens de zomervakantie gedaan wanneer het
helemaal niet druk was. Ook weekend of nachtdiensten heb ik niet gedaan, waardoor ik natuurlijk een
beetje een vertekend beeld heb gekregen.
Een van de spijtige zaken in deze regio is de sterke concurrentie tussen verschillende praktijken. Dit is
echter niet alleen hier een probleem. Sommige dierenartsen verpesten het voor anderen door te
werken aan veel te lage tarieven. Het gebeurt ook jammer genoeg dat ze elkaar bij de boeren zwart
maken.
15
Zelfreflectie, keuze en toekomstvisie
Tijdens mijn stage heb ik ook gemerkt hoe belangrijk een goede communicatie met de eigenaars is.
Het luisteren naar en omgaan met eigenaars is minstens even belangrijk als een goede
diergeneeskunde vaardigheden en kennis. Dit is een van de punten waar ik nog wat in moet
verbeteren, maar ik merkte zelf dat dit na een aantal dagen stage al veel vlotter ging. Natuurlijk moet
ik ook nog heel veel praktische vaardigheden leren, tijdens mijn stage van kleine huisdieren heb ik
jammer genoeg maar weinig vaardigheden opgedaan.
Ik heb lang getwijfeld over mijn keuze voor kleine huisdieren of grote huisdieren. Ondertussen had ik
al wel gekozen voor kleine huisdieren, maar door deze stages ben ik nu wel zeker dat ik de juiste
keuze heb gemaakt. Hoewel ik de stage van grote huisdieren heel leuk vond waren er wel een aantal
dingen waar ik mezelf niet toe in staat achtte. Het leven van een dierenarts van grote huisdieren is in
bepaalde periodes echt heel zwaar. Voornamelijk in een kleine praktijk lijken mij de onregelmatige
uren, soms lange dagen en nachten als vrouw bijna onmogelijk te combineren met kinderen. Bij een
kleine huisdieren praktijk zijn er veel regelmatigere uren en wanneer men in een groepspraktijk zit kan
men ook de weekenddiensten verdelen.
Deze stages hebben mij heel erg gemotiveerd om in de toekomst meer met een dierenarts mee te
lopen. Ondertussen ga ik regelmatig naar een andere dierenarts van kleine huisdieren. Dit bevalt mij
veel beter dan mijn stageweek zelf. Ik had hier op één dag al meer gedaan dan op de hele week van
mijn stage. Deze dierenarts betrekt mij ook heel erg in hoe een probleem aangepakt moet worden, en
vraagt zelfs advies aan mij.
Ik heb gemerkt dat ik tijdens de stages veel meer leer dan tijdens de klinieken op school. Ten eerste
zijn de kliniek op school voornamelijk tweedelijns en niet echt representatief met het werk dat de
meeste onder ons later zullen uitvoeren. Ook staan we op de kliniek met veel te veel studenten terwijl
je bij de stages heel individueel begeleid wordt. Het is jammer dat er in het laatste jaar maar weinig tot
geen stage in een dierenartsenpraktijk in het studietraject zit.
Wat mij onder ander aantrekt in de baan van een kleine huisdieren dierenarts is de sociale factor. Het
contact met verschillende soorten mensen, waar elk op een andere manier mee moet omgegaan
worden vind ik zeer leuk. Natuurlijk ook de omgang met verschillende dieren spreekt mij erg aan. Er
zijn natuurlijk heel veel standaard consultaties zoals bijvoorbeeld de vaccinaties. Maar je komt ook
veel problemen tegen waarvan je de oorzaak niet meteen weet, deze moet je soms echt oplossen
zoals een vraagstuk. De verschillende soorten operaties vind ik ook heel interessant. Wat ik hiervan
geleerd heb, is dat veel van deze operaties niet zo heel moeilijk zijn. Als je het durft kan je meer dan je
denkt. Met je basiskennis en wat extra opzoekwerk kan je vaak al heel veel oplossen.
Als ik afgestudeerd ben is het natuurlijk onmogelijk om meteen op je eigen te beginnen als dierenarts.
Ik zou het liefst beginnen te werken in een groepspraktijk. Dit is voornamelijk als beginnende
aan dierenartsen in België zou ik graag eerst een jaar naar Engeland gaan. Hier vind je veel sneller
16
werk, krijg je meteen een goed salaris en kan je op een jaar enorm veel leren. Ik denk ook dat je na zo
een jaar veel meer kans maakt tijdens een sollicitatie om werk te vinden hier in België of in Nederland.
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT DIERGENEESKUNDE
Academiejaar 2010-2011
HET BELANG EN VOORKOMEN VAN ECHINOCOCCUS SPP. IN AFRIKA
door
Jani VAN PELT
Promotor: Prof. Dr. P. Dorny Literatuurstudie in het kader
van de Masterproef
De auteur en de promotor(en) geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar te stellen en
beschikbaar te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het
bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze
studie. Het auteursrecht betreffende de gegevens vermeld in deze literatuurstudie berust bij de promotor(en).
Het auteursrecht beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft benaderd en
neergeschreven. De auteur respecteert daarbij het oorspronkelijke auteursrecht van de individueel geciteerde studies en
eventueel bijhorende documentatie, zoals tabellen en figuren.
De auteur en de promotor zijn niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele doseringen die in deze studie
geciteerd en beschreven zijn.
Inhoudsopgave
SAMENVATTING .................................................................................................................................... 1
1. INLEIDING ....................................................................................................................................... 2
2. LITERATUURSTUDIE ..................................................................................................................... 3
2.1. ALGEMEEN ............................................................................................................................................. 3 2.1.2. Levenscyclus ............................................................................................................... 3 2.1.2. Pathogenese en pathologie ......................................................................................... 4 2.1.2.1. Eindgastheer ................................................................................................................ 4 2.1.2.2. Tussengastheer ........................................................................................................... 4
2.2. SPECIES EN GEOGRAFISCHE VERSPREIDING ........................................................................................ 5 2.2.1. Wereldwijd ................................................................................................................... 5 2.2.2. Afrika ............................................................................................................................ 6
2.3. DIAGNOSE .............................................................................................................................................. 7 2.3.1 Mens ............................................................................................................................ 7 2.3.2. Tussengastheer ........................................................................................................... 8 2.3.3. Eindgastheer ................................................................................................................ 9
2.4. EPIDEMIOLOGIE ..................................................................................................................................... 9 2.4.1. Mens ............................................................................................................................ 9 2.4.2. Dier ............................................................................................................................ 10
2.5. SOCIO- ECONOMISCH BELANG ............................................................................................................ 11 2.4.1. Socio-economische gevolgen bij de mens ................................................................ 11 2.4.2 Economische gevolgen voor de veeteelt ................................................................... 11
2.5. PREVENTIE EN CONTROLE .................................................................................................................. 12 2.6. BEHANDELING ...................................................................................................................................... 14
3. BESPREKING ............................................................................................................................... 16
4. LITERATUURLIJST ....................................................................................................................... 17
1
Samenvatting Echinococcus granulosus is een parasiet die wereldwijd heel wat problemen veroorzaakt. Hydatidose
of cystische echinococcose (CE) is een van de belangrijkste zoönotische ziekten met 2-3 miljoen
humane gevallen per jaar. De financiële verliezen worden geschat op 4,1 biljoen dollar per jaar (WHO,
2010). Ondanks de grote socio-economische impact en het belang voor de volksgezondheid is
cystische echinococcose een verwaarloosde tropische ziekte. Dit komt doordat deze ziekte
voornamelijk voorkomt in onderontwikkelde regio's (CFSPH, 2009).
E. granulosus komt voor in alle continenten. Hoge prevalenties werden waargenomen in delen van
Europa, Azië, Afrika, Australië en Zuid-Amerika (Eckert et al., 2001). Er zijn ook een aantal eilanden
waar E. granulosus werd geëradiceerd (IJsland Nieuw-Zeeland, Tasmanië, Cyprus en de
Falklandeilanden). CE is hoog endemisch in Noord- en Oost -Afrikaanse landen. In deze gebieden
komt CE voornamelijk voor bij nomadische stammen. Tot nu toe kon men hier zes van de tien
genotypen van E. granulosus identificeren. Van vier van deze genotypen is bewezen dat ze infectieus
zijn voor de mens. De meest voorkomende stammen zijn de schapenstam (G1) en de kamelenstam
(G6) (Torgerson en Budke, 2003;Economides et al., 1998).
van vleesafval aan honden een belangrijke rol in de epidemiologie. Vleescontrole en educatie van het
volk zijn dus belangrijke maatregelen om de transmissie van E. granulosus te voorkomen. Ook
ontwormen van honden en reductie van de populatie zwerfhonden zijn van belang bij de controle van
deze ziekte (Eckert en Deplazes, 2004; Getaw et al., 2010).
Om de financiële gevolgen van deze zoönose te evalueren moet rekening gehouden worden met de
impact op de volksgezondheid en de veeteelt. CE bij schapen, geiten en runderen kan zorgen voor
grote economische verliezen ten gevolge van afgekeurde organen en door daling van de
productiviteit. Het bepalen van deze economische gevolgen is van groot belang voor de controle van
deze parasiet. Deze kennis kan namelijk gebruikt worden voor het verkrijgen van financiering van
2003)
2
1. Inleiding Hydatidose is een infectie veroorzaakt door Echinococcus spp. met grote economische gevolgen en
van groot belang voor de volksgezondheid. Het is wereldwijd een van de belangrijkste zoönotische
ziekten. Een van de problemen is dat er in de meeste regio's nog maar weinig onderzoek is geweest,
waardoor er een gelimiteerd aanbod aan informatie is (Inangolet et al., 2010).
De infectie bij de mens wordt veroorzaakt door het larvale stadium van de hondenlintworm E. granulosus. Honden (eindgastheer) worden besmet door het eten van geïnfecteerde organen van
herkauwers (tussengastheer). De mens is een accidentele tussengastheer en wordt besmet door
opname van eieren door direct contact met de eindgastheer of door consumptie van gecontamineerde
groenten en water met hondenfaeces. De larven die vrijkomen uit de eieren vormen cysten in de
organen. De cysten groeien langzaam, de locatie en grootte bepalen het verloop van deze ziekte.
Deze infectie kan asymptomatisch, ernstig tot zelfs fataal verlopen (Moro en Schantz,2009; Eckert en
Deplazes,2004).
E. granulosus
met honden en intensieve schapenteelt is. In de meeste Afrikaanse landen is deze ziekte hoog
endemisch, met de hoogste incidentie bij mens en dier in de Noord- en Oost Afrikaanse landen. In
deze landen is er nog maar een beperkt aanbod aan informatie. Toch heeft men via verschillende
studies in onder andere Ethiopië, Kenia, Uganda, Nigeria en Tanzania kunnen aantonen dat deze
parasiet hier van groot belang is. Ondanks de grote impact van deze ziekte bestaan er in de meeste
voor preventie en controle te kunnen toepassen (Bekele en Butako, 2011;Magambo et al., 2006;
Torgerson en Budke, 2003; Nonga en Karimuribo,2009).
In deze literatuurstudie gaan we de huidige situatie na van deze parasiet in Afrika. Hierbij staan we stil
bij het belang voor de volksgezondheid en de economische gevolgen. Ook wordt er nagegaan hoe
hydatidose in de toekomst aangepakt kan worden.
3
2. Literatuurstudie
2.1. Algemeen
2.1.2. Levenscyclus
Er zijn verschillende mogelijke tussengastheren en definitieve gastheren binnen het genus
Echinococcus, wat lijdt tot diverse levenscycli. Tot nu toe zijn er zes species bekend (zie tabel 1) met
elk een specifieke levenscyclus: Echinococcus granulosus, E. multilocularis, E. vogeli, E. oligarthus,
E. shiquicus en E. felidis. Enkel de eerste vier zijn van belang voor de volksgezondheid.
Tabel 1: Definitieve gastheren en tussengastheren van de verschillende species Species Mens Definitieve gastheer Tussengastheer
E. granulosus Cystische echinococcose Honden, wilde carnivoren
Gedomesticeerde en wilde ungulaten
E. multilocularis Alveolaire echinococcose Vossen, honden, katten, coyotes, wolven
Knaagdieren
E. vogeli Polycystische echinococcose
Boshonden, wilde carnivoren
Knaagdieren
E. oligarthus Polycystische echinococcose
Wilde katachtigen
Knaagdieren
E. shiquicus - Kleine zoogdieren (Tibetaans plateau)
-
E. felidis - Afrikaanse leeuwen -
De adulte Echinococcus spp. verblijft in de dunne darm van de definitieve gastheer (honden en
andere carnivoren). Rijpe proglottiden zetten eieren vrij die via de faeces worden uitgescheiden en
onmiddellijk infectieus zijn. De eieren worden door een tussengastheer (gedomesticeerde en wilde
ungulaten, knaagdieren) of door de mens als accidentele tussengastheer opgenomen. In de dunne
darm van de tussengastheer wordt een oncosfeer vrijgezet uit het ei, deze penetreert de darmwand
en komt zo terecht in het circulatoir systeem. Via het bloed migreert de oncosfeer naar verschillende
organen (voornamelijk lever en long) waar hij ontwikkelt tot een cyste die protoscolices en
dochtercysten vormt. Wanneer geïnfecteerde tussengastheren of hun organen worden opgenomen
door een carnivoor evagineren de protoscolices. Deze hechten aan de dunne darm en groeien uit tot
adulte lintwormen ( Moro en Schantz, 2009; Eckert en Deplazes, 2004)).
Figuur 1: Levenscyclus van Echinococcus granulosus (Uit Craig et al., 2007)
4
2.1.2. Pathogenese en pathologie
2.1.2.1. Eindgastheer
E. granulosus penetreert diep tussen de villi in de krypten van Lieberkühn van de definitieve gastheer.
Toch veroorzaakt zelfs een zeer zware infectie geen pathogene effecten bij deze dieren. Honden en
andere carnivoren zijn dus asymptomatische dragers van de parasiet (Eckert en Deplazes, 2004;
Torgerson en Budke, 2003).
2.1.2.2. Tussengastheer
De mens als accidentele tussengastheer:
Het verloop van de ziekte en zijn prognose zijn afhankelijk van het geïnfecteerde orgaan, de grootte,
het aantal en de pathogeniteit van de cyste. De lever (60-70 %) is de meest voorkomende locatie voor
de cysten, gevolgd door de longen (25%). De cysten komen ook, maar minder frequent, voor in de
milt, nieren, hart, beenderen en het centraal zenuwstelsel (CFSPH, 2009).
Figuur 2: (A) Jongen met abdominale distentie ten gevolge van cystische echinococcose in de lever. (B) Ultrasonografisch beeld van cysten in de lever (Uit Moro en Schantz, 2009).
De aanwezigheid van de cysten in de lever zorgt voor de volgende symptomen: vergroting van de
lever, abdominale pijn, portale hypertensie en ascites. Door ruptuur van de cysten in de buikholte
kunnen anafylaxie of secundaire cystische Echinococcose ontstaan. In geval van ruptuur in de
galgangen kunnen cholestase en cholangitis ontstaan. Chronische hoest, dyspnee, hemoptisis,
pleuritis en pijn aan de thorax zijn mogelijke symptomen van aanwezigheid van cysten in de longen
(CFSPH, 2009; Moro en Schantz, 2009).
De meeste primaire infecties bij de mens bestaan uit een enkele cyste, toch komen er bij 20 tot 40%
van de geïnfecteerde mensen multipele cysten of aantasting van meerdere organen voor (Moro en
Schantz, 2009). Cystische hydatidose blijft meestal gedurende vele jaren of altijd asymptomatisch tot
dat de langzaam groeiende cysten door hun grootte dysfuncties veroorzaken. Een incubatieperiode
A B
5
van 20 tot 30 jaar is mogelijk wanneer de cysten zich op een niet vitale locatie bevinden. Cysten die in
de ogen of hersenen gelokaliseerd zijn kunnen al veel sneller symptomen veroorzaken, hierdoor
worden de meeste gevallen van intracerebellaire echinococcose gediagnosticeerd bij kinderen (Eckert
en Deplazes,2004; Moro en Schantz, 2009).
Dieren als tussengastheer:
Over natuurlijke infecties bij gedomesticeerde huisdieren bestaat weinig informatie. De cysten groeien
traag en zijn meestal asymptomatisch aangezien de dieren geslacht worden vooraleer de cysten groot
genoeg zijn om klinische symptomen te veroorzaken. Wanneer toch symptomen worden gezien, zijn
deze afhankelijk van het aangetaste orgaan. De lever en de long zijn net zoals bij de mens de meest
voorkomende lokalisaties van de cysten (CFSHP, 2009).
2.2. Species en geografische verspreiding
2.2.1. Wereldwijd Echinococcus spp. is verspreid over de hele wereld, maar sommige species hebben wel een
gelimiteerde geografische distributie. E. granulosus, die cystische echinococcose veroorzaakt, is het
meest verspreide species. Deze parasiet komt bijna over de hele wereld voor, met uitzondering van
parasiet geëradiceerd is, maar is het meest endemisch in de volgende
-Europa ( zoals Bulgarije), Centraal-Azie, ten zuiden
van Zuid-Amerika en in delen van Afrika (Torgerson en Budke, 2003; Moro en Schantz, 2009).
Figuur 3: Verspreiding van Echinococcus granulosus
6
E. multilocularis komt voornamelijk voor in het Noordelijk halfrond, maar zijn geografische verspreiding
is aan het toenemen. Deze species is sterk verspreid in Noord- en Centraal-Europa en Azië. In
Noord-Amerika komt E. multilocularis voornamelijk voor in Canada, Alaska en in het Noorden van de
Verenigde Staten. E. vogeli en E. oligarthus veroorzaken polycystische Echinococcose en komen
enkel voor in Centraal-en Zuid-Amerika. E. shiquicus werd tot nu toe enkel geïdentificeerd op het
Tibetaans plateau in China (CFSHP, 2009).
In deze literatuurstudie zal voornamelijk het voorkomen en de problematiek in Afrika worden
behandeld. In Afrika werd tot nu toe enkel E. granulosus geïdentificeerd zodat verder voornamelijk dit
species besproken zal worden.
E. granulosus
Binnen E. granulosus werden door analyses van mitochondriaal en nucleair DNA 10 verschillende
genotypen geïdentificeerd (G1 - G10). Deze genotypen verschillen in morfologie,
ontwikkelingssnelheid, gastheer, pathogeniciteit en geografische spreiding. De schapenstam (G1) en
de Tasmaanse schapenstam (G2) gebruiken voornamelijk schapen als tussengastheer, maar komen
ook voor bij heel wat andere diersoorten. De Buffelstam (G3) wordt samen met de G1 en G2 stam
Echinococcus granulosus sensu strictu komt enkel voor bij paardachtigen en
wordt E. equinus genoemd. E. ortleppi is de runderstam (G5), dit is een vorm van Echinococcus die
zich aangepast heeft aan runderen als tussengastheer. De kamelenstam (G6), de varkensstam (G7),
2 stammen bij hertachtigen (G8 en G10) en G9 worden beschouwd als E. canadensis. Over de G9
stam is nog maar weinig bekend, deze is enkel nog maar waargenomen bij humane gevallen in Polen.
In Afrika werd ook een leeuwenstam geïdentificeerd, deze stam gebruikt voornamelijk katachtigen als
definitieve gastheer en wordt E. felidis genoemd (CFSPH, 2009; Eckert en Deplazes, 2004;
Thompson, 2008).
2.2.2. Afrika Ondanks dat er de laatste jaren al meer onderzoek wordt gedaan naar Echinococcus in Afrika, is er
toch nog een groot gebrek aan informatie. Voornamelijk in West-, Centraal- en Zuid-Afrika is nog maar
weinig onderzoek verricht. Hierdoor kunnen we de situatie in deze gebieden voorlopig nog moeilijk
inschatten (Magambo et al., 2006).
Cystische Echinococcose is bij mens en dier endemisch in de meeste Afrikaanse landen. Gebieden
met de hoogste prevalenties komen voornamelijk voor in streken geassocieerd met schapenteelt. Dit
zijn voornamelijk de Noord- en Oost-Afrikaanse landen zoals Tunesië, Marokko, Libië, Algerije, Sudan,
Ethiopië, Kenia en Uganda (Magambo et al., 2006; Torgerson en Budke, 2003). Onderstaande tabel
(tabel2) geeft prevalenties weer bij de mens en bij verschillende diersoorten gebaseerd op studies in
deze hoog endemische landen.
7
Tabel 2. Prevalenties (%) E. granulosus in enkele Noord- en Oost-Afrikaanse landen
Honden Runderen Schapen Geiten Kamelen Mens Bron Sudan - 6 11 2 59 0.3-
3.5 Omer et al., 2010; Magambo et al., 1998
Tanzania (Ngorongoro)
- 48.7 63.8 34.7 - Ernest et al., 2009
Kenya (Turkana)
33 19.4
3.6 4.5 61.4 2.5 Njoroge et al., 2002; Buishi et al., 2006
Ethiopië 16.7-22 15.4-46.8 10.6-29.3 6.7-16 - Erbeto et al., 2010 Marokko - 23 10.6 1.9 12 Azlaf en Dakkak.,
2006 Algerije - 13.9 - - 24.8 Bardonnet et al.,
2003 Libië (Tripoli) 21.6-25.8
- - - - Buishi et al., 2005
In Afrika werden er tot nu toe 6 stammen van E. granulosus geïdentificeerd: G1, G2, G4, G5, G6 en
een leeuwenstam. Enkel van 4 van deze stammen is bewezen dat ze ook infectieus zijn voor de
mens. De schapenstam is de meest voorkomende stam bij de mens in Afrika. De kamelenstam komt
frequent voor bij runderen en honden, maar werd slechts in enkele gevallen bij de mens aangetroffen.
Over het voorkomen van Echinococcus bij de Afrikaanse wilde diersoorten is nog niet veel gekend. In
Uganda werd cystische echinococcose al aangetoond bij buffels en boshonden (Magambo et al., 2006 n stam kunnen identificeren. Er is nog veel
onderzoek nodig om onder andere aan te tonen of deze stammen infectieus zijn voor
gedomesticeerde dieren en de mens (Jenkins et al., 2005).
2.3. Diagnose
De diagnose staat centraal in populatiestudies naar Echinococcose, het vormt de basis waarop
2.3.1 Mens
Bij de mens wordt echinococcose voornamelijk gedetecteerd via medische beeldvormingtechnieken
zoals ultrasonografie, radiologie, MRI of CT en wordt bevestigd door serologie. ELISA, indirecte
immunofluorescentie, indirecte hemagglutinatie, immuno-electroforese en immunoblotting zijn
voorbeelden van mogelijke serologische testen (Eckert en Deplazes, 2004).
Ultrasonografie is momenteel de meest gebruikte diagnostische techniek voor hydatidose bij de mens,
men kan hiermee het aantal, lokalisatie, afmetingen en vitaliteit (actief, overgangsvorm of inactief: zie
figuur 4) van de cysten in de buikholte bepalen.
8
Draagbare toestellen werden tot nu toe met veel succes gebruikt (bijvoorbeeld in Kenia ) voor het
uitvoeren van massascreeningen. De voordelen van deze techniek zijn de directe resultaten en de
relatief lage kostprijs in vergelijking met serologie. De onderzochte individuen worden ook bewust van
het probleem van hydatidose doordat ze direct kunnen zien hoe erg hun families aangetast zijn. Dit
speelt een belangrijke rol in de preventie van deze ziekte (Macpherson et al., 1987).
Eén van de problemen bij ultrasonografie is het niet of moeilijk kunnen waarnemen van cysten die
ultrasonografie is dat het geen onderscheid kan maken tussen cysten van E. granulosus en andere
hand van serologisch onderzoek of via fijne naald aspiratie met controle van de inhoud op
protoscolexen, rostellaire haken, Echinococcus antigenen of DNA. Bij de punctie bestaat er een risico
op lekken of scheuren van de cyste waardoor er secundaire Echinococcose kan ontstaan. Daarom
moet er na een punctie of chirurgische behandeling een maand lang met Albendazole worden
behandeld (Moro en Schantz,2009; Eckert en Deplazes, 2004).
2.3.2. Tussengastheer
De diagnose van Echinococcose bij schapen wordt meestal post mortem gesteld. Studies in het
slachthuis kunnen echter zorgen voor een aanzienlijk onderschatting van de ware prevalentie doordat
de meeste schapen op jonge leeftijd geslacht worden, deze hebben een lagere prevalentie dan de
oudere dieren. Het zijn ook meestal de dieren met de beste conditie, dus met een kleinere kans dat ze
geïnfecteerd zijn, die geslacht worden (Torgerson et al., 2003; Torgerson en Deplazes, 2009; Sage et
al., 1998).
Figuur 4: WHO classificatie voor bevindingen bij ultrasound. De cysten worden ingedeeld als actief ( in
ontwikkeling, fertiel), overgangsvorm ( beginnende degeneratie van cysten, nog levende protoscoleces aanwezig)
of inactief (gedegenereerde gecalcifieerde cysten, niet fertiel) (Uit WHO Informal Working Group, 2003)
9
Bij de kleine herkauwers kunnen hydatide cysten ook vastgesteld worden door ultrasonografie. Sage
et al. (1998) toonden echter aan dat deze diagnostische test bij schapen en geiten slecht een lage
sensitiviteit (54%) heeft.
2.3.3. Eindgastheer
Men kan bij de hond geen diagnose stellen aan de hand van microscopisch onderzoek van de faeces.
Dit komt doordat de eieren van alle Echinococcus en Taenia species niet van elkaar te onderscheiden
zijn en de typische segmenten niet steeds aanwezig zijn of gemakkelijk worden gemist (Eckert et al,
2001). Purgatie en autopsie zijn de meest gebruikte diagnostische technieken bij de hond.
Bij purgatie kan men de adulte parasiet aantonen in de vrijgekomen darminhoud 30 tot 60 minuten na
orale toediening van arecoline hydrobromide (Torgerson en Deplazes, 2009). Purgatie wordt veel
gebruikt voor ante-mortem screening in endemische gebieden. Autopsie met onderzoek van dunne
darminhoud is de gouden standaard (100% sensitiviteit en specificiteit) voor de diagnose van
Echinococcus bij de hond. Maar deze zijn beide tijdrovende technieken die niet geschikt zijn voor
massa-screening en een risico inhouden voor de onderzoekers (Lahmar et al.,2007).
Lahmar et al. (2007) toonden aan dat het coproantigeen ELISA de meest effectieve techniek is voor
de diagnose van E. granulosus
techniek is minder tijdrovend, goedkoper en kan op grote schaal worden toegepast bij levende en
dode honden. Een nadeel van deze techniek is de mogelijke kruisreactie met antigenen van Taenia
species waardoor deze minder geschikt is voor individuele diagnoses (Torgerson en Deplazes, 2009;
Craig et al., 2007).
2.4. Epidemiologie 2.4.1. Mens
Hydatidose is een zeer belangrijk probleem in Afrika. In Oost- Afrika is deze parasiet hoog endemisch
bij de nomadische stammen, maar zeldzaam bij de gesettelde stammen die afhankelijk zijn van
landbouw. Nomaden zijn volkeren die zich bevinden in de laagste socio-economische klasse in de
wereld op vlak van educatie, inkomen en levensstandaard. In combinatie met nauw contact met
dieren, gebrek aan leidingwater, gebrek aan slachthuizen en slechte hygiënische omstandigheden
vormt dit de ideale conditie voor parasitaire ziekten zoals hydatidose (Eckert et al., 2001). De
transmissie van E. granulosus is afhankelijk van vele factoren zoals de prevalentie bij honden, gedrag
van de mens ten op zichte van honden, heterogeniteit van de parasiet en de vatbaarheid voor infectie
van de mens (Magambo et al., 2006).
De Turkana (een volk in het noordwesten van Kenia) trokken in 1982 al de aandacht door de
abnormaal hoge prevalentie bij de mens (176-220 gevallen/100 000). De gedomesticeerde hond werd
hier beschouwd als de belangrijkste definitieve gastheer. Macpherson et al. diagnosticeerden in 1985
bij meer dan 50 % van de honden de aanwezigheid van E. granulosus. Verschillende studies (French
en Macpherson, 1983; Watson-Jones en Macpherson, 1988) onderzochten de risicofactoren die
zorgen voor de hoge incidentie bij de mens. Hieruit volgde het belang van honden, nauw contact
10
tussen mens en hond, antropologische risicofactoren (onder andere het gebruik van honden om
deze regio komt de mens ook voor als tussengastheer, wat uniek is in de wereld. Dit is het gevolg van
hun religieuze gewoonten om dode mensen niet of met een heel dun laagje grond te begraven
waardoor honden en jakhalzen toegang hebben tot de lijken (Macpherson,1983).
Het belang van de hond als definitieve gastheer blijkt onder andere uit het verschil in prevalentie bij
mannen en vrouwen. Hydatidose komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen wat het gevolg is van
een verhoogde kans op infectie gedurende vele jaren. Moeders met kinderen hebben meestal één of
meerdere honden in hun buurt. De kinderen hebben het nauwste contact met de honden en hebben
hierdoor een grotere kans om geïnfecteerd te worden. De honden worden onder andere gebruikt voor
en meisjes ongeveer een even grote kans om besmet te worden. Wanneer de kinderen iets ouder
worden zullen de jongens in de omgeving schapen en geiten hoeden terwijl de meisjes ter plaatse
blijven om de moeders te helpen. Vanaf dit moment hebben de meisjes meer contact met de honden
dan de jongens (Macpherson, 1983; Buishi et al.,2006).
De in vroeger onderzoek vastgestelde gewoontes in Turkana zoals het binnenshuis slapen van
arbij
nauw contact met honden optrad werd geassocieerd met een verhoogd risico op humane CE (French
et al., 1982). Dit kon echter niet bevestigd worden door Buishi et al. (2006), waarschijnlijk omdat deze
gewoonten geen invloed hadden op de mogelijkheid van honden om rauw vleesafval of karkassen van
vee te consumeren.
Naast de hond is ook water besmet met eieren van E. granulosus een mogelijke, maar minder
belangrijke bron van infectie. Craig et al. (1988) vonden eieren van E. granulosus terug in waterputten
gebruikt door het volk en hun vee, maar ook in het grondwater in en rond hutten.
2.4.2. Dier
In 2001 startten Buishi et al. ook met het onderzoeken van de risicofactoren voor caniene
echinococcosis. Hieruit bleek het belang van opsluiten van honden, thuisslachting, voederen van rauw
vleesafval aan honden, gebruik van anthelmintica en gebrek aan kennis over CE. Uit verschillende
studies bleek dat het voederen van rauw vleesafval aan honden de belangrijkste oorzaak van infectie
is (Watchira et al., 1990. Buishi et al., 2006). Dit verklaart ook het verschil in prevalentie tussen
zwerfhonden en gedomesticeerde honden wat het gevolg is van het buiten slachten van vee.
Vleesafval dat ongeschikt is voor menselijke consumptie wordt in de velden achtergelaten, waardoor
de zwerfhonden hier gemakkelijk toegang tot hebben (Inangolet et al., 2010).
Volgens Getaw et al. (2010) bestaat er ook een significant verschil in de prevalentie van hydatidose
tussen runderen en kleine herkauwers. Dit verschil kan verklaard worden doordat runderen op latere
leeftijd worden geslacht (meestal > 7 jaar), terwijl kleine herkauwers meestal op jongere leeftijd
worden geslacht ( meestal < 3 jaar). Hierdoor zijn runderen langer blootgesteld aan de eieren van E.
11
granulosus. Er werd ook aangetoond dat schapen frequenter geïnfecteerd werden dan geiten. Hun
verschillende manier van grazen zou hiervan de oorzaak kunnen zijn, geiten zijn "browsers" terwijl
schapen "grazers" zijn. Dit wil zeggen dat geiten minder geïnfecteerd gras opnemen omdat deze zich
voeden met bladeren en twijgjes in tegenstelling tot schapen die voornamelijk gras eten.
2.5. Socio- economisch belang
Echinococcose zorgt voor aan aanzienlijke mortaliteit, morbiditeit en economische verliezen in
humane en dierlijke populaties. Ondanks de grote socio-economische impact, is CE eigenlijk een
"verwaarloosde tropische ziekte". Er wordt maar weinig aandacht aan besteed aangezien deze ziekte
voornamelijk endemisch is in arme populaties en regio's. Over deze gebieden bestaat er ook nog
maar weinig informatie waardoor schattingen van de economische gevolgen moeilijk zijn (Carabin et
al., 2005; Batelli, 2009).
2.4.1. Socio-economische gevolgen bij de mens
De socio-economische gevolgen kunnen opgedeeld worden in directe financiële kosten en indirecte
kosten. Kosten van de diagnose, hospitalisatie, chirurgische behandeling, therapie en nazorg zijn de
directe financiële kosten. De meeste van deze kosten werden op nog maar weinig plaatsen geschat.
De kosten van bijvoorbeeld chirurgische behandeling werden onder andere in Jordanië ( 701,50 USD)
en in de VS (13 600,30 USD) bepaald. Het verschil tussen beiden is het gevolg van een groot verschil
in rijkdom en in de waarde van goederen en diensten (Carabin et al., 2005; Batelli, 2009). Indirecte
kosten omvatten mortaliteit, lijden, sociale gevolgen en niet of minder kunnen werken (Batelli, 2009).
In 2001 toonden Torgerson en Dowling aan dat op lange termijn de levenskwaliteit van patiënten
behandeld voor CE permanent aangetast was. Dit had als gevolg dat deze personen minder goed
presteerden op de werkvloer, waardoor ze minder goed betaald werk moesten uitvoeren. Ook de
kosten van fatale gevallen moeten in rekening gebracht worden. Hierbij speelt voornamelijk het
potentieel verlies van een inkomen een rol.
- et WHO het meest gebruikt om de
van een bepaalde ziekte geeft een schatting van het aantal verloren jaren ten gevolge van vroegtijdig
sterven en verminderde levenskwaliteit. De globale humane gevolgen van hydatidose werden geschat
ongeveer gelijkaardig zijn aan bepaalde zeer belangrijke tropische ziektes zoals Dengue, Chagas en
Afrikaanse trypanosomiasis (WHO, 2010).
2.4.2 Economische gevolgen voor de veeteelt
Hydatidose bij dieren veroorzaakt kosten ten gevolge van het afkeuren van organen, maar nog
belangrijker zijn de indirecte kosten. CE heeft namelijk een significant effect op de productiviteit van
het vee: CE zorgt voor een verminderde hoeveelheid en kwaliteit van melk en wol, waarde van de
huid, vruchtbaarheid en gewichtsaanzet (Torgerson, 2003; Batelli, 2009). Bij schapen werden
12
verliezen gerapporteerd van 7-10% van de melkopbrengst, 5-20 % van het gewicht van het totale
karkas en 10-40% van de wolproductie (Carabin et al., 2005).
In veel minder ontwikkelde landen zorgen parasitaire zoönosen (zoals CE) voor aanzienlijke verliezen
in de veeteelt (Eddi et al.,2006). Zo is bijvoorbeeld Ethiopië het land met de grootste veestapel in
Afrika, maar de bijdrage hiervan tot het nationaal inkomen is bedroevend klein. Parasitaire ziektes zijn
hier de belangrijkste oorzaak van. Deze zorgen voor significante productieverliezen (Bekele en
Butako, 2011). Om de economische impact van hydatiose in Ethiopië te bepalen werden de jaarlijkse
financiële verliezen in verschillende slachthuizen geschat ( zie tabel 3). Het verschil in
achthuizen is het gevolg van variaties in de prevalentie
van de ziekte, aantal jaarlijks geslachte dieren en marktprijs van de organen. Deze resultaten tonen
aan dat er nog grondig onderzoek en een goede controlestrategie nodig is voor het reduceren van
deze economische verliezen (Getaw et al., 2010).
Tabel 3: Jaarlijkse financiële verliezen
ETB ( Ethiopian Birr) USD Bron
Tigray regio 25608 2807 Kebede et al., 2009
Hawassa municipal abbatoir 1791625 131737 Regassa et al., 2010
Debre markos abbatoir 51883 Kebede et al., 2009
Adama municipal abbatoir 52828 5869 getaw et al., 2010
2.5. Preventie en Controle
de populatie zwerfhonden, post mortem controles in het slachthuis, afkeuren en destructie van
geïnfecteerde organen en educatie van het volk zouden onder optimale omstandigheden succesvol
kunnen zijn binnen de 15 jaar. Onder suboptimale omstandigheden (o.a. financiële beperkingen) kan
dit echter veel langer duren (Eckert en Deplazes, 2004; Torgerson en Budke, 2003). Aangezien E. granulosus een prepatente periode heeft van ongeveer 6 weken, zou het ideaal zijn om de honden om
de 6 weken te behandelen met Praziquantel. Dit is echter niet haalbaar in ontwikkelingslanden.
Verschillende studies (Torgerson, 2003; Cabrera et al., 2002) toonden aan dat het verlengen van het
interval tussen de behandelingen tot 3 maand ook nog zorgt voor een sterke vermindering in
prevalentie bij honden. Problematisch voor de parasitaire behandeling is de grote populatie
zwerfhonden in de endemische gebieden die ontsnappen aan behandeling. Het verminderen van de
populatie zwerfhonden is dus ook een belangrijke controlemaatregel (Torgerson en Budke, 2003).
Er bestaat een groot gebrek aan gegevens in verband met de controle van hydatidose in de meeste
gebieden van het sub- Saharisch Afrika. Dit deel van Afrika is een van de armste gebieden in de
wereld. De bijdrage van de nomadische stammen aan het Bruto Binnenlands Product van hun land is
13
zeer laag, waardoor er door de overheid ook een lage prioriteit aan gegeven wordt (Magambo et al.,
2006). Het district Turkana (Kenia) is een van de weinige regio's waar er wel informatie over bestaat.
In Turkana loopt sinds 1983 een controle programma onder leiding van de "African Medical and
Research Foundation" (AMREF). In dit controle programma worden de drie belangrijkste
componenten aangepakt, namelijk humane behandeling (chirurgie, PAIR techniek en chemotherapie),
controle van de honden populatie (doden van zwerfhonden, sterilisatie van vrouwelijke honden en
ontwormen van honden) en educatie van het volk (Buishi et al., 2006). De educatie van het volk had
tot doel om het gedrag van voornamelijk de nomadische stammen in Turkana te veranderen. Dit hield
in dat ze moesten ophouden met het voederen van geïnfecteerd vlees en het contact met honden
moesten verminderen. In 1993 werd de situatie gereëvalueerd door Kenny en McCabe, waaruit de
teleurstellende resultaten kwamen dat het controle programma nog niet veel effect had gehad op de
culturele en sociale gewoonten van de Turkana stammen. Dit programma verminderde de prevalentie
bij de mens slechts van 7% tot 2.5% en bij de honden van 65% tot 28% (Magambo et al.,2006). Hieruit
bleek dat de populatie en hun vee nog steeds ernstig blootgesteld zijn aan E. granulosus.
De ideale optie voor controle van E. granulosus zou bestaan uit vaccinatie van schapen in combinatie
met ontworming van honden. Dergelijk vaccin is echter nog niet commercieel beschikbaar. Het
voordeel van vaccinatie van schapen is dat deze 100 % bescherming biedt en dus de transmissie van
schapen naar honden voorkomt. Het nadeel is echter dat het geen direct effect heeft aangezien het
enkel beschermt tegen nieuwe infecties. Het zou dus jaren duren vooraleer de eerder geïnfecteerde
schapen uit de populatie verdwenen zijn. Daarom is het belangrijk om vaccinatie te combineren met
profylactische behandeling van honden. Zo wordt directe transmissie van de hond naar de mens
vermindert (Torgerson en Budke, 2003; Eckert en Deplazes, 2004).
IJsland, Cyprus, Tasmanië, Nieuw-Zeeland en de Falklandeilanden zijn eilanden waar E. granulosus
reeds succesvol geëradiceerd is.
behandeling van geïnfecteerde honden en verwijderen van geïnfecteerde organen van geslachte
dieren (Economides and Christofi, 1998; Craig et al., 2007).
Figuur 5: Vergelijking van de prevalentie van Echinococcus granulosus bij schapen in Nieuw-Zeeland,
Tasmanië, de Falklandeilanden en Cyprus (Uit Economides and Christofi, 2000)
14
Van de continentale controle waren er slechts enkele succesvol (Regio XII in Chili en
succes.
De gebrekkige financiering en controle door de overheid (Turkana), onvoldoende medische en
diergeneeskundige faciliteiten, slechte communicatie zijn enkele van de mogelijke oorzaken. Ook
inadequate controle van zwerfhonden (Sardinië) en politieke opschudding (terrorisme in Peru) zorgden
et al., 2007).
2.6. Behandeling
Er bestaan verschillende opties voor de behandeling van hydatidose bij de mens: chirurgische
verwijdering van de cysten, PAIR- -and- methode. De keuze
van behandeling is afhankelijk van verschillende factoren. In onderstaande tabel staan de
verschillende indicaties en contra-indicaties van elke behandelingsmethode vermeldt (Eckert en
Deplazes, 2004; Moro en Schantz, 2009).
Tabel 4: Indicaties en contra-indicaties van de verschillende behandelingsopties voor Echinococcus granulosus ( Torgerson en Budke, 2003; Moro en Schantz, 2009; Eckert en Deplazes, 2004)
Indicaties Contra-indicaties
Chirurgie Cysten beperkt in aantal
Grote levercysten (> 10 cm) met
multipele dochtercysten
Cysten in verbinding met galgangen
Cysten in hersenen, long, nieren en
beenderen
Multipele cysten op moeilijk bereikbare
lokalisaties
Patiënten met een hoog chirurgisch risico
Zwangere patiënten
Inadequate omstandigheden voor chirurgie
PAIR- techniek Univesiculaire hepatische cysten > 5 cm
Cysten met dochtercysten
Multipele bereikbare cysten
Cysten in verbinding met galgangen
Cysten met risicovolle of onbereikbare locaties
in de lever
Vrije cysten in buikholte
Cysten in longen, hart, hersenen, ruggenmerg
Chemotherapie (Benzimidazole)
Inoperabele CE
Multipele cysten in 2 of meer organen
Kleine cysten met dunne wand
Grote cysten
Inactieve, gecalcificeerde cysten
Zwangere patiënten
Wait-and-see Asymptomatische individuen
Gecalcificeerde cysten
Chirurgische verwijdering van de cysten is, indien mogelijk, de beste optie met 90% kans op succes.
Voor verschillende patiënten zal men eerder opteren voor chemotherapie met een benzimidazole.
Ongeveer een derde van deze patiënten zal volledig vrij zijn van cysten na de behandeling en bij 30%
tot 50% zal men een significante regressie van de grootte van de cysten kunnen waarnemen. Een
derde optie is de PAIR-techniek ( percutane aspiratie, injectie, reaspiratie). Hierbij wordt de cyste eerst
percutaan gepuncteerd onder ultrasonografische begeleiding en wordt de vloeibare inhoud
15
geaspireerd. Hierna wordt er een anthelminthische stof geïnjecteerd welke na 15 minuten wordt
gereaspireerd. Bij gecalcificeerde, inactieve cysten kan men beter een afwachtende houding
aannemen (wait-and-see) aangezien deze cysten mogelijk verder zullen regresseren (Moro en
Schants, 2009; Kern, 2003; Eckert et al., 2001).
16
3. Bespreking
De grote financiële verliezen in de veeteelt zijn voornamelijk het gevolg van het afkeuren van organen.
Grondige vleeskeuring in de slachthuizen met feedback aan de individuele veehouders is van groot
belang in de preventie van hydatidose. Hierbij zijn goed uitgeruste slachthuizen, informeren van de
bevolking en controle van straathonden van doorslaggevend belang (Getaw et al., 2010).
beter in kaart te brengen. In verschillende studies kon men reeds hoge prevalenties bij schapen,
geiten en runderen vaststellen. Er bestaat echter nog geen informatie over de rol van andere
gedomesticeerde tussengastheren zoals kamelen, varkens, paarden en ezels. Ook gegevens over
wilde carnivoren die belangrijk kunnen zijn in de epidemiologie van E. granulosus zijn nog
onbestaande. Gegevens over humane CE en de geassocieerde risicofactoren zijn ook nog heel
beperkt. Uit de weinige studies die reeds gedaan zijn, kan men toch duidelijk concluderen dat E. granulosus een belangrijk probleem voor de volksgezondheid is. Verder onderzoek is dus van groot
belang. Een betere weergave van de economische verliezen voor de volksgezondheid en de veeteelt
zullen hopelijk de verschillende landen en internationale organisaties aanmoedigen tot verder
onderzoek.
17
4. Literatuurlijst
Azlaf R, Dakkak A. (2006). Epidemiological study of the cystic echinococcosis in Morocco. Vet
Parasitol. 137, 83-93.
Bardonnet K, Benchikh-Elfegoun MC, Bart JM, Harraga S, Hannache N, Haddad S, Dumon H, Vuitton
DA, Piarroux R. (2003). Cystic echinococcosis in Algeria: cattle act as reservoirs of a sheep strain and
may contribute to human contamination. Vet Parasitol. 116, 35-44.
Battelli G. (2009). Echinococcosis: costs, losses and social consequences of a neglected zoonosis.
Vet Res Commun 33, 47-52.
Bekele J, Butako B. (2011). Occurrence and financial loss assessment of cystic echinococcosis
(hydatidosis) in cattle slaughtered at Wolayita Sodo municipal abattoir, Southern Ethiopia. Trop Anim
Health Prod 43, 221-8..
Buishi I, Njoroge E, Zeyhle E, Rogan MT, Craig PS. (2006). Canine echinococcosis in Turkana (north-
western Kenya): a coproantigen survey in the previous hydatid-control area and an analysis of risk
factors. Ann Trop Med Parasitol 100, 601-10.
Cabrera PA, Lloyd S, Haran G, Pineyro L, Parietti S, Gemmell MA, Correa O, Morana A, Valledor S.
(2002). Control of Echinococcus granulosus in Uruguay: evaluation of different treatment intervals for
dogs. Vet Parasitol 103, 333-40.
Carabin H, Budke CM, Cowan LD, Willingham AL 3rd, Torgerson PR. (2005). Methods for assessing
the burden of parasitic zoonoses: echinococcosis and cysticercosis. Trends Parasitol 21, 327-33.
The Center for Food Security and Public Health (2009). Echinococcosis. Internetreferentie:
http://www.cfsph.iastate.edu/Factsheets/pdfs/echinococcosis.pdf (geconsulteerd op 22 april 2011)
Craig PS, Macpherson CN, Watson-Jones DL, Nelson GS. (1988). Immunodetection of Echinococcus
eggs from naturally infected dogs and from environmental contamination sites in settlements in
Turkana, Kenya. Trans R Soc Trop Med Hyg 82, 268-74.
Craig PS, McManus DP, Lightowlers MW, Chabalgoity JA, Garcia HH, Gavidia CM, Gilman RH,
Gonzalez AE, Lorca M, Naquira C, Nieto A, Schantz PM. (2007). Prevention and control of cystic
echinococcosis. Lancet Infect Dis 7 , 85-94.
Eckert J et al, eds. (2001). WHO/OIE manual on echinococcosis in humans and animals: a public
health problem of global concern. Geneva, World Health Organization and World Organisation for
Animal Health.
18
Eckert J, Deplazes P. (2004). Biological, epidemiological, and clinical aspects of echinococcosis, a
zoonosis of increasing concern. Clin Microbiol Rev 17 ,107-35.
Economides P, Christofi G, Gemmell MA. (1998). Control of Echinococcus granulosus in Cyprus and
comparison with other island models. Vet Parasitol 79, 151-63.
Economides P, Christofi G. (2000). Evaluation of control programmes for echinococcosis/hydatidosis
in Cyprus. Rev Sci Tech 19, 784-92.
Eddi C, Katalin de B, Juan L, William A, Andrew S, Daniela B, Joseph D. (2006). Veterinary public
health activities at FAO: cysticercosis and echinococcosis. Parasitol Int 55, 305-8.
Erbeto K, Zewde G, Kumsa B. (2010). Hydatidosis of sheep and goats slaughtered at Addis Ababa
Abattoir: prevalence and risk factors. Trop Anim Health Prod. 42, 803-5.
Ernest E, Nonga HE, Kassuku AA, Kazwala RR. (2009) Hydatidosis of slaughtered animals in
Ngorongoro district of Arusha region, Tanzania. Trop Anim Health Prod. 41, 1179-85.
French CM, Nelson GS, Wood M. (1982). Hydatid disease in the Turkana District of Kenya I The
background to the problem with hypotheses to account for the remarkably high prevalence of the
disease in man. Ann Trop Med Parasitol 76, 425-37.
French, CM and Macpherson, CNL (1983). The man/dog relationship in the culture of the Turkana and
its significance in the transmission of human hydatid disease. Current Public-health Research in the
Tropics. 121-126
Getaw A, Beyene D, Ayana D, Megersa B, Abunna F. (2010). Hydatidosis: prevalence and its
economic importance in ruminants slaughtered at Adama municipal abattoir, Central Oromia, Ethiopia.
Acta Trop 113, 221-5.
Inangolet FO, Biffa D, Opuda-Asibo J, Oloya J, Skjerve E. (2010). Distribution and intensity of
Echinococcus granulosus infections in dogs in Moroto District, Uganda. Trop Anim Health Prod 42,
1451-7.
Jenkins DJ, Romig T, Thompson RC. (2005). Emergence/re-emergence of Echinococcus spp--a
global update. Int J Parasitol. 35, 1205-19.
Kebede N, Mitiku A, Tilahun G. (2009). Hydatidosis of slaughtered animals in Bahir Dar Abattoir,
Northwestern Ethiopia. Trop Anim Health Prod 41, 43-50.
Kebede W, Hagos A, Girma Z, Lobago F. (2009). Echinococcosis/hydatidosis: its prevalence,
economic and public health significance in Tigray region, North Ethiopia. Trop Anim Health Prod 41,
865-71.
19
Kenny JV, MacCabe RJ. (1993). Sero-epidemiology of hydatid disease in the non-intervention area of
north-east Turkana. Ann Trop Med Parasitol 87, 451-7.
Kern P. (2003). Echinococcus granulosus infection: clinical presentation, medical treatment and
outcome. Langenbecks Arch Surg 388, 413-20.
Lahmar S, Boufana B, Bradshaw H, Craig PS. (2007). Screening for Echinococcus granulosus in
dogs: Comparison between arecoline purgation, coproELISA and coproPCR with necropsy in pre-
patent infections. Vet Parasitol 144, 287-92.
Macpherson CN. (1983). An active intermediate host role for man in the life cycle of Echinococcus granulosus in Turkana, Kenya. Am J Trop Med Hyg 32, 397-404.
Macpherson CN, French CM, Stevenson P, Karstad L, Arundel JH. (1985). Hydatid disease in the
Turkana District of Kenya, IV The prevalence of Echinococcus granulosus infections in dogs, and
observations on the role of the dog in the lifestyle of the Turkana. Ann Trop Med Parasitol 79, 51-61.
MacPherson CN, Romig T, Zeyhle E, Rees PH, Were JB. (1987). Portable ultrasound scanner versus
serology in screening for hydatid cysts in a nomadic population. Lancet 2, 259-61.
Magambo JK, Zeyhle E, Wachira T. (1998). Hydatid disease in Toposaland, Southern Sudan. Afr J
Health Sci 5, 129-32.
Magambo J, Njoroge E, Zeyhle E. (2006). Epidemiology and control of echinococcosis in sub-Saharan
Africa. Parasitol Int 55, 193-5.
Moro P, Schantz PM. (2009). Echinococcosis: a review. Int J Infect Dis 13, 125-33.
Njoroge EM, Mbithi PM, Gathuma JM, Wachira TM, Gathura PB, Magambo JK, Zeyhle E. (2002). A
study of cystic echinococcosis in slaughter animals in three selected areas of northern Turkana,
Kenya. Vet Parasitol 104, 85-91.
Nonga HE, Karimuribo ED. (2009). A retrospective survey of hydatidosis in livestock in Arusha,
Tanzania, based on abattoir data during 2005-2007. Trop Anim Health Prod 41, 1253-7.
Omer RA, Dinkel A, Romig T, Mackenstedt U, Elnahas AA, Aradaib IE, Ahmed ME, Elmalik KH, Adam
A. (2010). A molecular survey of cystic echinococcosis in Sudan. Vet Parasitol 169, 340-6.
Regassa F, Molla A, Bekele J. (2010). Study on the prevalence of cystic hydatidosis and its economic
significance in cattle slaughtered at Hawassa Municipal abattoir, Ethiopia. Trop Anim Health Prod 42,
977-84.
20
Sage AM, Wachira TM, Zeyhle EE, Weber EP, Njoroge E, Smith G. (1998). Evaluation of diagnostic
ultrasound as a mass screening technique for the detection of hydatid cysts in the liver and lung of
sheep and goats. Int J Parasitol 28, 349-53.
Thompson RC. (2008). The taxonomy, phylogeny and transmission of Echinococcus. Exp Parasitol.
119, 439-46.
Torgerson PR. (2003). Economic effects of echinococcosis. Acta Trop 85, 113-8.
Torgerson PR, Budke CM. (2003). Echinococcosis--an international public health challenge. Res Vet
Sci 74, 191-202.
Torgerson PR, Deplazes P. (2009). Echinococcosis: diagnosis and diagnostic interpretation in
population studies. Trends Parasitol 25, 164-70.
Torgerson PR, Dowling PM. (2001). Estimating the economic effects of cystic echinococcosis Part 2:
an endemic region in the United Kingdom, a wealthy, industrialized economy. Ann Trop Med Parasitol
95, 177-85.
Wachira TM, Macpherson CN, Gathuma JM. (1990). Hydatid disease in the Turkana District of Kenya,
VII: analysis of the infection pressure between definitive and intermediate hosts of Echinococcus granulosus, 1979-1988. Ann Trop Med Parasitol 84, 361-8.
Watson-Jones DL, Macpherson CN. (1988). Hydatid disease in the Turkana district of Kenya VI
Man:dog contact and its role in the transmission and control of hydatidosis amongst the Turkana. Ann
Trop Med Parasitol 82, 343-56.
WHO Informal Working Group. (2003). International classification of ultrasound images in cystic
echinococcosis for application in clinical and field epidemiological settings. Acta Trop 85, 253-61.
World Health Organization (2010). Working to overcome the global impact of neglected tropical
diseases: first WHO report on neglected tropical diseases, Geneva.