Upload
others
View
14
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen Zelforganisatie in gemeenschappen, onverwachte energie-oplossingen en een strategie in wording
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
2
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
3
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen Zelforganisatie in gemeenschappen, onverwachte energie-oplossingen en een strategie in wording
‘People don’t resist change, they resist being changed’
Peter Senge
Auteurs
Martin Bakker
Stijn van Liefland
Koen Antonis
Jurgen van der Heijden
Van innovatie, informatie, inspiratie en irritatie voorzien door de kenniskring Slimme Stad en Ommeland
De WaardenMakers
’s-Hertogenbosch
Januari 2020
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
4
Inhoudsopgave Inleiding ............................................................................................... 2
DEEL I. Provinciale Energieagenda onderdeel Sustainable Energy
Farming ............................................................................................... 4
DEEL II. Wat speelt er? Urgentie en de vraagstelling ............................. 5
DEEL III. Energieprogramma, pilots en kenniskringen ........................... 7
DEEL IV. Voorstel uit de literatuur en praktijkervaringen .....................10
DEEL V. Een nieuw concept Slimme Stad en Ommeland ......................11
DEEL VI. Analyse en verrijking van de pilots .........................................27
A. Een energieneutrale wijk ............................................................27
B. Een koe in je stopcontact ............................................................30
C. De dorpsmolen ............................................................................32
D. De dorpsaccu ..............................................................................36
E. De Waterdraak van ’s-Hertogenbosch ......................................... 37
F. De Naad van Brabant .................................................................. 40
G. Waterkracht ............................................................................... 42
H. Waterzuivering als energie- en grondstoffenfabriek ................... 42
I. Algen en bioraffinage................................................................... 45
J. Bomen ........................................................................................ 46
K. De koele dekking van Brabant ..................................................... 47
L. Een blik buiten de eigen casussen ............................................... 48
Deel VII. Conclusies en aanbevelingen voor vervolg ............................ 51
Bijlage I. Kenniskring ledenlijst ........................................................... 53
Bijlage II. Overzicht invulling kenniskringbijeenkomsten .................... 55
Bijlage III. Toelichting Mutual Gains Approach (MGA) ......................... 57
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
2
Inleiding
De energietransitie is voor onze samenleving zonder meer een van de grootste uitdagingen voor de komende jaren. Van een energiesysteem dat
vrijwel volledig gebruik maakt van fossiele en eindige bronnen gaan we naar een systeem dat uitsluitend gebruik maakt van duurzame stromen. In
deze publicatie gaat het over de vraag hoe de agrarische sector hieraan kan bijdragen door meer en beter samen te werken in ketens, gebieden en
netwerken. Wat zijn de mogelijkheden en kansen als wij onze krachten bundelen op een regionale schaal?
In het bestuursakkoord van de provincie Noord-Brabant streeft het provinciale bestuur naar een energieneutrale en circulaire samenleving. Zij
schrijft: ‘Een energietransitie als een gedeelde opgave waarvoor draagvlak en draagkracht van groot belang is. Brabant in beweging brengen om te
handelen vanuit de kansen voor de energietransitie’. De provincie wil, wederom uit het bestuursakkoord, ‘best practices opschalen, partijen
verbinden en complexe projecten initiëren’. Bij acht concrete casussen hebben wij vanuit de kenniskring Slimme Stad en Ommeland onze ideeën
toegepast. Onze leerervaringen vertalen wij in deze publicatie naar het concept ‘Slimme Stad en Ommeland’, waarmee je praktijken zo kunt
verrijken dat iedereen erbij wint.
Figuur 1. Opbouw van de publicatie in zeven delen
Deze publicatie is in zeven korte delen opgesplitst (zie figuur 1.)
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
3
In deel I gaan we in op de aanleiding en formuleren wij onze hoofdvraag.
In deel II beschrijven wij wat er speelt in de context en wordt de urgentie om aan de slag te gaan benoemd.
Deel III en IV handelen over de eerste leerervaringen die in de praktijk zijn opgedaan met het provinciale programma Sustainable Energy Farming (SEF).
Daarnaast introduceren we enkele lessen van Peter Senge1 en van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) over veranderingen2.
In deel V introduceren we het concept of denkbeeld ‘Slimme Stad en Ommeland’ en werken we dit verder uit in zes principes. Het concept biedt
mogelijkheden voor een begaanbare route voor de stad en de groene sector in de omgeving om lokaal de energietransitie adequaat in te vullen.
In de laatste twee delen bespreken wij meerdere concrete casussen en hoe het toepassen van de principes deze casussen kunnen verrijken, zodat alle
belanghebbenden winnen. Wij sluiten af met conclusies, aanbevelingen en vervolg.
1 De Amerikaan Peter Senge (MIT) is vooral bekend geworden door zijn boek De vijfde discipline, waarin hij de lerende organisatie presenteert. Zijn denken over transitie naar een duurzame samenleving, waar wij
aan refereren, komt uit zijn boek The necessary revolution. 2 In de publicatie Reinventing Multifunctionality, ruimtelijkeadaptatie.nl/publish/pages/114682/reinventing_multifunctionality.pdf, november 2019.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
4
DEEL I. Provinciale Energieagenda onderdeel Sustainable Energy Farming
Sinds 2014 onderscheidt de provincie Noord-Brabant in haar uitvoeringsprogramma Energie vijf themavelden op weg naar 2050:
1. Energie neutrale industrie
2. Sustainable Energy Farming (SEF)
3. Gebouwde omgeving
4. Smart en green mobility
5. Energieke landschappen
De provincie voert daarbij de regie en ‘zet alles op alles om onze toekomstdroom te realiseren, door: in te zetten op duurzame energie én energiebesparing;
het aanjagen van technische en sociale innovatie én uitrol daarvan; ons te focussen op overheden, bedrijven en energieke burgers’ (bron: www.brabant.nl).
De provincie richtte zich in haar vorige bestuursakkoord tot de samenleving met de volgende oproep: ‘Er zijn impactvolle veranderingen nodig. Ware
gamechangers die de samenleving op zijn kop zetten en zorgen dat de energietransitie in een stroomversnelling komt. We sturen aan op deze doorbraken
vanwege de enorme potentie… Wat is uw idee voor een impactvolle verandering?’ (bron: www.brabant.nl). In de nieuwe provinciale Energieagenda 2019 -
2023 zet de provincie in op drie pijlers als het gaat om het realiseren van doorbraken: het stimuleren van koplopers, mobiliseren en integraal combineren.
Deze oproepen van het oude en het nieuwe bestuursakkoord zijn volledig in lijn met de inzet van het programma Sustainable Energy Farming en van de
kenniskring Slimme Stad en Ommeland die zich in deze publicatie richt op het vinden en uitwerken van concrete (uitdagende) voorstellen die, zoals de
provincie stelt, ‘een impactvolle verandering’ kunnen bewerkstelligen.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
5
DEEL II. Wat speelt er? Urgentie en de vraagstelling
De ruimte in Brabant laat zich verdelen in het (meer) stedelijke gebied, bedrijventerreinen en het platteland. Tussen het stedelijke gebied en het platteland
is sprake van een kloof of breuklijn. De laatste is een term die vooral in Vlaanderen in de sociologie wordt gebruikt om een verdeeldheid in de samenleving
aan te duiden3. Wikipedia hierover: ‘Breuklijnen komen voort uit conflicten. Deze conflicten kunnen al jaren achter ons liggen en in sommige gevallen zelfs al
opgelost zijn, toch blijft een breuklijn bestaan en kan deze de samenleving opdelen (verzuiling) en leiden tot het ontstaan van ideologieën en politieke
partijen. Bekende breuklijnen zijn de tegenstelling tussen arm en rijk, tussen links en rechts en tussen gelovigen en ongelovigen. Andere zijn stad tegen
platteland en centrum tegen periferie’ (zie figuur 2. Verbeelding van de breuklijn of kloof tussen stad en platteland).
Figuur 2. Verbeelding van de breuklijn of kloof tussen stad en platteland
Het platteland wordt voor een groot deel beheerd door de agrarische sector. Tussen aan de ene kant het platteland en aan de andere kant
de steden bestaat, ondanks voedselleveranties en recreatiemogelijkheden, een breuklijn; een zekere anonimiteit en zelfs ook wantrouwen over en weer. De
agrarische productie in Brabant vraagt de nodige energie. Veel directe fossiele energie als aardgas in de glastuinbouw, diesel voor diverse
productiehandelingen en natuurlijk (gratis) energie van de zon voor groei van gewassen. Maar ook indirecte energie met de inzet van kunstmest,
bestrijdingsmiddelen en krachtvoer die elders geproduceerd zijn. Uiteindelijk vergt de hele keten van zaad tot gewas en van transport en opslag in
bijvoorbeeld koelcellen de nodige hoeveelheid aan fossiele brandstoffen. De land- en tuinbouw kennen een voortdurend proces van intensivering en
schaalvergroting, waarbij het grootste deel van de productie bedoeld is voor de export4.
3 Onder meer Luc Huyse socioloog en emeritus-hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven werkte dit begrip in Breuklijnen in de Belgische samenleving uit.
4 Luister naar de uitzending van dr. Kelder en Co waarin hij emeritus hoogleraar Jan Douwe van der Ploeg interviewt over hoe de sector er volgens hem voorstaat: www.nporadio1.nl/dr-kelder-en-
co/onderwerpen/515468-boeren-burgers-en-buitenlui (ook te beluisteren als podcast), november 2019.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
6
Ook op energiegebied vinden veranderingen plaats. Een deel van de bedrijven houdt zich bezig met het produceren van energie door de inzet van
windmolens en zonnecellen op daken. 35% van de agrarische bedrijven produceert ondertussen een of andere vorm van hernieuwbare energie. Maar ook
de waterschappen, Rijkswaterstaat, gemeenten, natuurbeherende organisaties en particulieren beschikken over aanzienlijke terreinen en maken daarmee
onderdeel uit van het platteland. Als het gaat over de energietransitie kunnen al deze organisaties, en niet alleen de agrarische sector, op een duurzame
wijze energie oogsten. Niet alleen windmolens en zonneweiden, maar ook watergangen, plassen en rivieren zijn inzetbaar om thermische energie uit te
winnen. Als we het over de mogelijkheden hebben om energie te oogsten, kan dat door al deze partijen die we de groene sector noemen.
De stad is, enigszins vergelijkbaar met het platteland, met zichzelf bezig. Een veelheid aan problemen, zoals criminaliteit, aantasting van de
leefbaarheid en woningtekort, vraagt voortdurend de aandacht. Daardoor worden andere aspecten, zoals voedsel en duurzame energie die het platteland
levert, als vanzelfsprekend ervaren5. De energietransitie en klimaatverandering zijn enorme uitdagingen voor de steden, waarbij als het gaat over
oplossingen er niet echt wordt samengewerkt met het platteland.
De geschetste kloof tussen aan de ene kant het platteland en aan de andere kant de stad vormt een stevige belemmering om tot lokale doorbraken te
komen, waarna stad en platteland (de groene sector) wel kunnen gaan samenwerken. Denk dan aan de financieringskracht van de stad, de daar aanwezige
(innovatieve) kennis en de grote vraag naar duurzame energie. En bij het platteland aan een aanbod aan duurzame energie en aan een behoefte aan
financiële middelen en klanten. Biedt samenwerking tussen steden en het platteland een kans om de energietransitie in te vullen?
De bovenstaande analyse vertaalde de kenniskring in twee vragen, waar zij met elkaar een antwoord op gaan vinden:
1. Hoe is het mogelijk om bij het veranderen van het energiesysteem weer terug te grijpen naar de directe omgeving van onze steden?
Net als wij dat deden met turf-, steenkool- en aardgaswinning. Terug in de tijd, maar dan slimmer, duurzamer en met behoud (of versterking) van
bestaande waarden.
2. Hoe kunnen stedelijke gemeenschappen en de groene sector in het ommeland hun gezamenlijke duurzame energiesysteem zodanig lokaal zelf
(gaan) organiseren, dat iedereen wint?
5 Lees bijvoorbeeld het boek De hongerige stad van Carolyn Steel die een diepgaande studie maakte van het voedselgebruik van steden.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
7
DEEL III. Energieprogramma, pilots en kenniskringen
Wij doen deze bijdrage vanuit het programma Sustainable Energy Farming (SEF), onderdeel van de Energieagenda van de provincie Noord-Brabant. SEF
staat daarbij voor het duurzaam oogsten, verwerken, opslaan, gebruiken en monitoren van energie uit de groene sector. Duurzaam betekent voor ons dat
dit niet ten koste gaat van de ontwikkeling van de drie P’s: People, Profit en Planet. En dat de oplossingen niet leiden tot een verschuiving van problemen
tussen de compartimenten bodem, water en lucht.
Figuur 3. De drie lijnen van het SEF-programma uit ‘De kern van energie’
De kern van het SEF-programma is het vinden van disruptieve oplossingsrichtingen om ‘duurzaam energie te oogsten’. Dit oogsten doen we samen met de
groene sector, zo veel mogelijk lokaal langs drie lijnen:
1. Inbrengen van expertise vanuit andere innovatieve sectoren, zoals ICT of de maakindustrie.
2. Met behulp van een integrale benadering en op zoek naar kansrijke combinaties.
3. En op zoek naar energiestromen in plaats van uitputbare bronnen.
Er zijn acht pilots gestart en twee kenniskringen. In de eerste kenniskring zijn de mogelijkheden en onmogelijkheden van de rol van waterstof in de
energietransitie diepgaand onderzocht en zijn zes uitdagingen voor Brabant geformuleerd (zie publicatie over waterstof: www.dewaardenmakers.nl).
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
8
Sinds 2017 werken De WaardenMakers (voorheen Werkplaats De Gruyter) vanuit SEF met een diversiteit aan organisaties gericht op innovaties en
‘impactvolle verandering’ in meerdere pilots en twee kenniskringen samen. Tevens brengt Jurgen van der Heijden zijn kennis en ervaringen in. Hij is een van
de auteurs van het door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) uitgegeven rapport Reinventing multifunctionality over praktijken in
Nederland6. Een beschrijving en pleidooi, aan de hand van tientallen casussen, over het verbinden van meerdere functies aan één casus.
Figuur 4. Deelnemers kenniskring Slimme Stad en Ommeland gaan samen op reis
De tweede kenniskring heeft als onderwerp ‘Slimme Stad en Ommeland’ en kent een vergelijkbare opzet (zie lijst van betrokken deelnemers en
hun organisaties in bijlage 1). De resultaten van de kenniskring zijn na vijf ontmoetingen vastgelegd en op 7 oktober 2019 in de conferentie ‘Slimme Stad en
Ommeland & duurzame energie’ breder gedeeld. Op 4 november kwam de kenniskring voor de laatste keer bijeen voor de definitieve rapportage.
Een kenniskring brengt een diversiteit aan organisaties bij elkaar; mensen afkomstig vanuit de overheid, het bedrijfsleven, de samenleving en
kennisinstellingen. Innoveren, samen aan de slag, vanuit verschillende disciplines en culturen, een onderwerp met urgentie, een zekere onwetendheid over
wat het inhoudt of wat de mogelijkheden zijn. En dan doet de kring een beroep op wat Pieter Winsemius omschrijft als drie kwaliteiten: De will, de skill en
de thrill om een specifieke uitdaging daadwerkelijk aan te pakken7. Zonder de will pakken we de uitdaging op ons pad niet aan en doen we ook het huiswerk
niet dat vereist is voor het bestuderen van de opties.
6 Reinventing multifunctionality, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, pdf via internet, Jurgen van der Heijden. 7 Uit: Je hoeft niet gek te zijn om wereldkampioen te worden, maar het helpt wel, Pieter Winsemius, 2017.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
9
Succes en falen beïnvloeden de will: te veel mislukkingen achter elkaar ontnemen de lust tot verdere inspanning zoals ook te veel succes ‘lui’ maakt. Zonder
de skill – de vaardigheden op de vereiste terreinen – hebben we geen toegang tot de noodzakelijke raamwerken en zijn we bovendien beperkt in onze
mogelijkheden om tijdens de overdenkingsstap verschillende raamwerken te verbinden. Vernieuwers wisselen ook vaak van raamwerk en ze genieten
daarvan.
Een deel van de vereiste skill is ongetwijfeld aangeboren. Niet iedereen beschikt over de specifieke fysieke of geestelijke talenten die op een
bepaald terrein wenselijk zijn. Is de will echter aanwezig, dan zijn vaak veel van de vaardigheden door oefening aan te leren.
Zonder de thrill – de vonk van inspiratie – bedenken we geen spannende opties en kunnen we de overtuiging en het optimisme niet opbrengen die vereist
zijn voor het zetten van de stap naar uitvoering. Vernieuwers zijn met een natte vinger uit te dagen; de onmogelijke droom is voor hen een adrenalinestoot.
Het zijn vogels van sterk uiteenlopende pluimage. Maar als de will aanwezig is, kan iedereen, door het kiezen van een geschikte leeromgeving met
inspirerende leermeesters en geïnspireerde collega’s, zich ontwikkelen. Ook oefening baart kunst: succes kweekt succes.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
10
DEEL IV. Voorstel uit de literatuur en praktijkervaringen
De praktijk met acht SEF-pilots en de casussen uit Reinventing Multifunctionality (RVO) leiden tot de volgende leerervaringen:
• In het ommeland en in de stad is een diversiteit aan duurzame energiebronnen beschikbaar.
• Een afpelstrategie van bronnen maakt mensen bewust van de mogelijkheden en vooral ook de onmogelijkheden.
• Het verdienmodel is belangrijk; er moet voldoende waarde worden gecreëerd, waarbij het niet alleen om financiële waarden gaat.
• Lokaal oplossen met de eigen gemeenschap lijkt mogelijk, maar vraagt om draagvlak en vergt een behoorlijke vasthoudendheid.
• Kansrijke combinaties zijn te vinden.
• Veranderingen zijn meer dan technologie; ook participatie, financiering en organisatie zijn van belang.
De literatuur die wij willen inbrengen is van de Amerikaan Peter Senge (MIT), bekend vanwege zijn werk over lerende organisaties. Senge deed
onderzoek naar en schreef uitvoerig over transities in zijn boek Necessary Revolution. Voor het bereiken van een duurzamere toekomst acht hij drie
onderdelen noodzakelijk (het vierde punt is gebaseerd op het eerdergenoemde RVO-rapport):
1. Er is alleen een haalbaar pad te vinden als je rekening houdt met de behoeften van toekomstige generaties.
2. Instellingen of organisaties doen ertoe.
3. Alle echte verandering is gegrond op nieuwe manieren van denken en waarnemen.
4. Het opnieuw uitvinden en toepassen van multidisciplinariteit.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
11
DEEL V. Een nieuw concept Slimme Stad en Ommeland
A. Op zoek naar kansen voor de groene sector en de stad
Ons verhaal begint met de constatering dat steeds meer mensen – tot 2030 zijn dat er meer dan 1 miljard – richting de steden trekken. Wereldwijd
woont op dit moment al meer dan de helft van de wereldbevolking in steden. Deze ontwikkeling draagt zowel positieve als negatieve aspecten in zich.
Positief is dat zich in steden concentraties aan talent, kennis, kunde, ervaring, innovatiekracht en middelen bevinden om te innoveren. Maar meer mensen
betekent ook meer auto’s, meer behoefte aan woningen, aan energie, water, veiligheid, voedsel en meer afval, emissies, et cetera.
Geoffrey West stelt in zijn boek Schaal dat steden steeds meer en sneller opeenvolgend problemen op zich af zien komen8. In onderstaand figuur spreekt
Geoffrey over een noodzaak om dit aan te pakken. Maar dit leidt volgens hem tot wat hij bestempelt als ‘versnellende innovatiecycli of
paradigmawisselingen’. De stippellijn in de figuur is een grens waar een stad tegenaan loopt als er niets wordt gedaan. Om dit te voorkomen, start
(onbewust) een nieuwe innovatiecyclus. Het gaat om een steeds snellere opvolging van innovaties. West voorziet dat deze terugkerende versnellingen op
de lange termijn onhoudbaar zijn. Steden zullen uiteindelijk gaan vastlopen.
8 De Brit Geoffrey West is een theoretische natuurkundige, hoogleraar aan het Santa Fe Instituut (SFI): ‘a collaborative research community that nurtures creative, transdisciplinary thought in pursuit of key insights
about the complex systems that matter most for science and society. The Institute rejects compartmentalized thought common in academia. Instead, SFI scientists transcend boundaries between fields, freely synthesizing ideas spanning many disciplines – from math, physics and biology to the social sciences and the humanities – in pursuit of creative insights that advance our scientific frontiers’, www.santafe.edu, juni 2019. Zie ook bijlage 2 over energie van de hand van Geoffrey West.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
12
Figuur 5. Versnellende innovatiecycli of paradigmawisselingen, uit Schaal van Geoffrey West
Een van de grote opgave voor Brabantse steden is zorgen voor betrouwbare, betaalbare en schone energiesystemen. Op dit moment komt energie van ver;
via schepen, pijpleidingen en kabels legt energie enorme afstanden af. Het betreft een geglobaliseerd systeem van bron tot gebruiker. Van oudsher kwam
onze energie echter uit bronnen in de directe omgeving van steden. Hout, turf, bruinkool, steenkool, beperkt olie en aardgas zijn elkaar als energiebronnen
in Nederland in de tijd opgevolgd. Nu was onze vraag of het mogelijk is om bij het veranderen van het energiesysteem weer terug te grijpen naar de directe
omgeving van onze steden. Terug in de tijd, maar dan slimmer, duurzamer en met behoud (of versterking) van bestaande waarden. Een logische vraag,
dichtbij heeft immers veel voordelen. Een van de belangrijkste is dat het ons minder afhankelijk maakt van landen waar we soms een moeizame relatie mee
hebben. Daarnaast zijn wij zelf eigenaar, waardoor het geld dat we uitgeven aan energie in de eigen omgeving kan circuleren. Dichtbij betekent tot slot dat
transportafstanden kort zijn, wat ook weer legio voordelen heeft.
Steden zijn er in allerlei vormen en maten. De steden in Brabant zijn relatief bescheiden van omvang. Eindhoven, de grootste stad van Brabant, heeft zo’n
230.000 inwoners, op wereldschaal een kleine stad. Het woord stad heeft dan ook niet zozeer betrekking op de stad zoals die vaak wordt gezien, heel groot
en met veel hoogbouw. Het gaat ons meer om het stedelijk gebied, de concentratie aan woningen, bedrijven en kantoren. De plekken waar alles
samenkomt. Dat zijn de bekende Brabantse steden, maar ook grote dorpen horen hierbij.
Tijd
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
13
Als de stad de bebouwde kom is, dan is het ommeland automatisch alles wat overblijft. Het ommeland omvat die gebieden waar de
bebouwingsdichtheid laag is en de natuur, de landbouwgronden en water de overhand hebben. Daar gebeurt uiteraard van alles; er zijn (agrarische)
bedrijven, er wordt water gezuiverd, mest verwerkt, er stroomt water, de zon schijnt en het waait. Het zijn juist deze activiteiten en stromen die
aanknopingspunten bieden voor de energietransitie. Rest nog de vraag waar het ommeland ophoudt. We trekken hier geen duidelijke grens. Wij geloven in
de kracht van participatie, relaties en dus in de gemeenschap. Oplossingen zoeken we daarom graag dichtbij, zodat deze zichtbaar en voelbaar zijn en
mensen zich betrokken voelen. Op zondagmiddag even langs de energieoplossing kunnen fietsen is wat dat betreft een mooi criterium. Dan kom je op
afstanden van 10 tot maximaal 20 kilometer. Maar dit is natuurlijk geen wet van Meden en Perzen. Als een kansrijke oplossing met veel potentieel verder
weg ligt, zou je gek zijn deze niet te benutten.
B. Hoe zien wij de relatie?
Wij kunnen soms met verbazing kijken naar de relatie tussen de stad en het ommeland. Het lijkt vooral een relatie van klant en leverancier. Het
ommeland levert producten en diensten voor de stad (voedsel, wol, recreatie, natuur, drinkwater, et cetera), de stadsbewoners nemen deze af. Andersom
heeft de stad het ommeland ook veel te bieden. De mensen uit het ommeland zoeken de stad op voor cultuur en om te shoppen, en ze maken gebruik van
diensten en producten die in een stad geproduceerd worden (goederen, geld, kennis, ICT).
Hoe fragiel de relatie is, blijkt als er windmolens in het ommeland komen. Dat leidt altijd tot verzet en wordt vaak gezien als de stad die haar problemen
afwentelt op het ommeland. Terwijl daar ook in het ommeland van geprofiteerd wordt. Omdat het protest vaak vanuit een kleine groep komt, werkt dit in
het ommeland eerder als splijtzwam dan als verbinding9. Dat moet toch anders kunnen? De gemeenschappen uit de stad en het ommeland kunnen niet
zonder elkaar en moeten elkaar helpen en versterken. En daarbij moet het niet alleen gaan om de relatie klant - leverancier, maar ook om partnerschap. Wij
zijn ervan overtuigd dat het ommeland een rol kan spelen bij de energietransitie, waarbij tegelijkertijd de waarde van het ommeland verbetert.
9 Daar zijn aardige uitdrukkingen voor: Not in my backyard (NIMBY), Build absolutely nothing anywhere near anybody (BANANA), Not on planet earth (NOPE).
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
14
Figuur 6. Groene sector in ketens. Netwerken laten de verbindingen zien die meerwaarde kunnen opleveren (uit Kern van energie)
Situatie 1. Samenwerking tussen
groene bedrijven
Situatie 2. Samenwerken bedrijven en
samenleving
Situatie 3. Samenwerken in de
keten
Situatie 4. Anders vervoeren in de
keten
C. Waar liggen de oplossingen?
Onze gedachte is dat oplossingen vaak dichterbij liggen dan we zelf vermoeden. Door het gemak waarmee goedkope energie onze provincie
binnenstroomt, zijn we vergeten in onze eigen omgeving te kijken. Wind, zon, stromend water, lucht, aardwarmte, restwarmte van de industrie en
glastuinbouw zijn mogelijke kansrijke opties in de buurt. In de omgeving van de stad bevinden zich van oudsher de leveranciers van water, voedsel,
bouwmaterialen en energie. Een plek waar menig leverancier zijn heil vindt, maar waar ook de natuur zelf zich niet onbetuigd laat.
Er is altijd al een enorme wisselwerking tussen de stad en haar ommeland geweest. Een wisselwerking die voor beiden veel voordelen oplevert. Toch is er
over en weer ook sprake van een zekere anonimiteit, wantrouwen en kritiek. Het gaat dan bijvoorbeeld over voedselkwaliteit, dierenwelzijn, te lage prijzen
voor agrarische producten en energie. Per thema zijn er uiteenlopende ontwikkelingen die spelen. Op het gebied van energie gaat het bijvoorbeeld om
(soms zeer felle) discussies over de locaties van windmolens en zonneweiden.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
15
In figuur 7 hebben wij de energiebehoefte vertaald naar molens en zonnecellen. Zo’n 4.000 molens zijn er dan nodig in Brabant, waarbij nog geen
rekening is gehouden met verliezen doordat vraag en aanbod in de tijd niet met elkaar in balans zijn. Het goede nieuws: 4.000 molens passen in Brabant.
Nog beter nieuws is dat niemand dat wil. Maar wat zijn dan wel mogelijke oplossingen?
Figuur 7. Het oppervlak aan molens of zonnecellen benodigd voor dekking van de energiebehoefte in Brabant
Ruimte voor 4.600 windmolens, rekening houdend
met vliegvelden en laagvliegen. Stedelijk gebied en
landschappelijke inpassing niet meegenomen.
100 Zonneparken van 3 x 3 km en 37 km2 op daken.
Geen rekening gehouden met landschappelijke
inpassing.
Conclusie: Het past, maar is niet wenselijk, andere oplossingen noodzakelijk
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
16
Binnen het thema water laten stad en ommeland zien dat zij uitstekend kunnen samenwerken en dat het ook loont om dit te doen. Al eeuwenlang
worstelen wij in Nederland met bedreigingen van opkomend water. Door de geschiedenis heen zijn wij door veel waterrampen getroffen.
Veiligheid is een kernopgave geworden, waarmee wij elkaar hebben gevonden. De stad en het ommeland organiseerden zich vanaf halverwege 1200 in
waterschappen en lieten zien dat zij veiligheid efficiënt en effectief konden aanpakken. Veel later hebben deze organisaties ook het zuiveren van water
opgepakt en net zo goed georganiseerd. Is dit ook mogelijk voor duurzame energie? Bijvoorbeeld met een energie- of klimaatschap als vorm, waarin we
naar analogie van een waterschap onszelf kunnen organiseren. In figuur 8 staat de verbinding tussen stad en platteland visueel weergegeven. De breuklijnen
zijn met het organiseren in waterschappen overbrugd.
Figuur 8. Een verbinding tussen de stad en het ommeland gericht op veiligheid en waterzuivering
leidde in 1278 tot de oprichting van waterschappen
D. Het concept van Slimme Stad en Ommeland uitgeschreven
In deze paragraaf formuleren wij in een aantal stappen ons kader, denkbeeld of concept als antwoord op de twee gestelde vragen: (1) Hoe is het mogelijk
om bij het veranderen van het energiesysteem weer terug te grijpen naar de directe omgeving van onze steden? En: (2) Hoe kunnen stedelijke
gemeenschappen en de groene sector in het ommeland hun gezamenlijke duurzame energiesysteem zodanig lokaal zelf (gaan) organiseren dat iedereen
wint?
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
17
Figuur 9. De energieverbinding stad en ommeland en de verbinding klimaat-energie-water
(1) De eerste stap is afscheid nemen van uitputbare bronnen waaruit wij energie winnen en ervoor kiezen om energie af te tappen van
‘oneindige’ bronnen. Zonne-energie, wind en water kunnen een veelvoud meer aan energie leveren dan wij nodig hebben. In figuur 9 wordt
dit verbeeld door de rondgaande oranje lus.
(2) De tweede stap is om bij de uitvoering te kiezen voor een diversiteit aan stromen. Uitsluitend windmolens of zonneparken plaatsen vergt te
veel ruimte, zoals uit figuur 7 blijkt. Na berekeningen van de benodigde hoeveelheid energie en hoeveel windmolens kun je alternatieven
inbrengen en combineren: warmte uit riolering, inzet WKO-installaties, waterkracht, et cetera.
(3) De derde stap (zie figuur 9 tweede plaatje) is zoeken naar mogelijkheden om te combineren. Waar zijn kansrijke combinaties tussen andere
urgente en/of wezenlijke vraagstukken als water, klimaat en groen? Er doen zich voortdurend kansen voor als je door een combinatie-bril
naar een probleem kijkt. Dit leidt tot lagere investeringen, nieuwe verdienmodellen en verhoging van de esthetische kwaliteit. Kortom: een
meerwaardecreatie.
(4) De vierde stap is die van het aangaan van verbindingen. Wie zijn de belanghebbenden? Waar zijn de experts die informatie kunnen
verschaffen? Welke voorbeelden inspireren? De verbinding begint met ontmoeten, vaak zijn dat al direct verrassende of onverwachte
ontmoetingen. Met de dialoog aangaan over de urgentie, het probleem, de feiten die je deelt, de belangen die partijen hebben. Op zoek
naar ‘common ground’, andere oplossingen en draagvlak. Met het aangaan van beklijvende verbindingen, door te starten met alle
belanghebbenden aan tafel en een dialoog gericht op ‘allemaal winnen’. Hiervoor zetten de WaardenMakers de Mutual Gains Approach
(MGA) in10. Voor een beschrijving van de MGA door Rudy van Stratum die al meer dan 10 jaar deze benadering inzet: zie bijlage II.
10 Getting to Yes, Harvard Negotiation method, Ury Fisher e.o., 2011 biedt een prima MGA-introductie.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
18
In figuur 10 staan alle stappen van het concept weergegeven. De stromen om energie uit af te tappen, de kansrijke combinaties in kleuren, groen (natuur),
blauw (water) en rood (energie). En de verbinding in gang gezet en gehouden door het wiel van ‘allemaal winnen'. En ook dat het uiteindelijk gaat om
mensen die met elkaar aan tafel zitten. Om mensen die een proces ingaan, waar zij durven te dromen, anders te denken en tenslotte te doen.
Figuur 10. Het beeld, kader of concept van Slimme Stad en Ommeland
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
19
E. Het ‘Allemaal Winnen’-wiel nader toegelicht
Om de procesbenadering, met behulp van het ‘Allemaal Winnen’-wiel, nader toe te lichten, grijpen we terug op de eerdergenoemde vier punten:
(1) Er is alleen een haalbaar pad te vinden als je rekening houdt met de behoeften van toekomstige generaties. (2) Instellingen of organisaties doen ertoe.
(3) Alle echte verandering is gegrond op nieuwe manieren van denken en waarnemen. (4) Het opnieuw uitvinden en toepassen van multidisciplinariteit.
Zonder jeugd geen toekomst
De volgende criteria om te beoordelen of een bepaalde ontwikkeling duurzaam (letterlijk: ‘voortdurend’) is of niet, ontlenen wij aan onze eigen
ervaring en inzichten:
• Een gedeelde ambitie, c.q. een gezamenlijk doel.
• Een breed draagvlak. Dat wil zeggen: commitment van en participatie door zo veel mogelijk belanghebbenden bij een ontwikkeling, een
vraagstuk of een probleem betrekken (niet alleen het management, maar ook de werkvloer, arm en rijk, links en rechts, oud en jong, natuur
en cultuur).
• Rekening houden met de belangen van alle betrokkenen, zodat de oppositie tegen plannen en maatregelen op voorhand zo klein mogelijk is.
• Gelijktijdig ontwikkelen van de drie P’s (People, Planet, Profit), voor nu en voor de lange termijn, hier en daar, zodat er sprake is van een
evenwichtige ontwikkeling.
• Geen afwenteling, niet op anderen en niet op de toekomst.
• Bij twijfel niet doen; toepassing van het voorzorgprincipe op innovaties.
• Geen incidentele, maar een structurele tendens richting duurzame ontwikkeling.
In de jaren 80 van de vorige eeuw kwam het besef dat de milieuproblemen in de wereld echt heel groot waren. In Europa hadden we onder meer de zure
regen, de vervuiling van rivieren en bodemverontreiniging. In andere delen van de wereld ging het bijvoorbeeld om de vernietiging van het tropisch
regenwoud en watertekort. In de hele wereld speelde het probleem van de aantasting van de ozonlaag.
Meer en meer kwam het besef dat deze problemen niet op zichzelf staan maar met elkaar samenhangen. En dat deze problemen ook samenhangen met
bijvoorbeeld armoede. Kijk bijvoorbeeld naar het mestprobleem, dat eigenlijk een verstoring is van de mineralenbalans. We importeren veevoer voor
varkens en koeien, het vlees en de melk eten we op en exporteren we voor een deel. Maar de hele berg mest die hierbij ontstaat, blijft achter in Brabant.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
20
Geen wonder dat het grondwater vervuild raakte. Tegelijkertijd wordt aan de andere kant van de wereld het regenwoud gekapt om veevoer voor Nederland
te telen. Hierdoor ontstaat erosie en raakt de bodem uitgeput, wat weer allerlei negatieve gevolgen heeft voor de lokale bevolking.
In 1987 werd door de Verenigde Naties het rapport Our Common Future uitgebracht. Hierin werd het begrip duurzame ontwikkeling geïntroduceerd:
‘Sustainable development is development that meets the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own
needs’. De definitie gaat dus uit van voorzien in behoeften. Eigenlijk kun je zeggen, dat je alles mag doen zolang dat anderen maar niet belemmert in het
voorzien in hun behoeften. En die anderen dat zijn dan niet alleen jouw eigen kinderen, maar iedereen die op aarde rondloopt of daar ooit nog rond gaat
lopen. Voor innovaties in het kader van Slimme Stad en Ommeland hebben we dit vertaald in de volgende twee principes:
(1) Geen afwenteling. De innovatie leidt niet tot het afwentelen van problemen naar een andere locatie, ander compartiment of de toekomst.
Eventuele negatieve effecten worden hier en nu opgelost en zijn onderdeel van de businesscase en het principe van allemaal winnen.
(2) Financieel duurzaam. Een innovatie is alleen duurzaam als deze financieel rendabel is. Dit klinkt vervelend, maar een innovatie die tot in
lengte der dagen geld kost, gaat niet werken. Er moet dus zicht zijn op voldoende financieel rendement. Dat hoeft overigens niet alleen uit de verkoop van
energie te komen, maar kan ook voortkomen uit de creatie van andere waarden.
Organisaties doen ertoe
De innovaties die nodig zijn, komen er niet vanzelf. Ze vragen om samenwerking, elkaar informeren en raadplegen, om het gezamenlijk zoeken
naar oplossingen die voor iedereen wat opleveren en om wederzijds vertrouwen. Samenwerken is hierbij dus cruciaal. Dat is niet eenvoudig als er
nauwelijks een verleden is van samenwerken, als er verschillende doelen zijn en er mogelijk zelfs sprake is van wantrouwen en tegenstellingen tussen
uiteenlopende partijen. Om te kunnen samenwerken zijn drie zaken belangrijk: bijeenroepen van alle belanghebbenden, naar elkaar luisteren en koesteren
van de gedeelde betrokkenheid.
Het inzetten op lokale energie-oplossingen is een kansrijke route voor een nieuw duurzaam energiesysteem. Een dergelijke zoektocht, het vinden van een
route om het praktisch in te vullen, vergt een enorme inspanning; inzet van kennis en kapitaal. Wij denken dat dit aanwezig is als alle betrokken partijen in
een gebied daar hun schouders onder zetten in een vorm van zelforganisatie.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
21
De Stichting Moerdijk heeft vanuit de onderhandelingen die zij voerde met overheden en bedrijfsleven een bruikbaar denkkader geschetst (zie figuur 11.).
Zelforganisatie betekent voor de stichting inbreng van overheden, van de markt en van de gemeenschap (samenleving). De samenleving organiseert zich en
is daarmee een krachtige partij, waar zowel kennis als financiële middelen aanwezig zijn. Door de digitalisering kan de samenleving zich steeds beter
organiseren en als partij meepraten en zelf mee investeren. Goede oplossingen beginnen bij participatie van alle belanghebbenden, waarbij gezamenlijk
wordt gewerkt aan technologie, financiering en organisatie van het vraagstuk, bijvoorbeeld in de vorm van een coöperatie, vereniging of stichting. Deze
manier van elkaars krachten benutten staat echt in de kinderschoenen, waarbij het voorbeeld van windmolens langs de A16 laat zien dat dit een kansrijke
richting is.
Figuur 11. Nieuwe verhoudingen tussen gemeenschap, overheden en markt geformuleerd door de gemeenschap Moerdijk
(bron: NSOB, 2014)
Voor Slimme Stad en Ommeland hebben we dit vertaald in het principe van het versterken van de organisatiekracht (3). Wij geloven in de kracht
van de samenleving en initiatieven van onderaf. We zien echter ook vaak dat zowel in de stad als het ommeland de structuren ontbreken om initiatieven
vorm te kunnen geven. Daarom zoeken we innovaties die de organisatiekracht in stad en/of ommeland versterken.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
22
Nieuwe manieren van denken en waarnemen
Slimme Stad en Ommeland heeft mogelijkheden om in verwevenheid aan gezamenlijke oplossingen te werken. De arena waar deze oplossingen tot stand
komen, noemen wij ‘het energielandschap’. Van oorsprong levert het landschap ons de energiebronnen turf, kolen en olie. Het energielandschap is er in die
zin altijd al geweest. Sterker nog, de energiewinning bepaalde voor een groot deel hoe het landschap eruitzag en er nog steeds uitziet. De uitdaging is om
het landschap opnieuw, maar dan op duurzame wijze te benutten. De WaardenMakers maakten een film over het energielandschap. Deze film laat de
Brabantse energietransities zien door de historie heen en is een pleidooi voor een andere kijk op het landschap. De filmproductie is te vinden op
https://dewaardenmakers.nl/duurzame-energie/premiere-energie-en-landschap-brabant-opnieuw-bekeken/
Een nieuwe interessante manier van denken is vervat in het begrip ‘industrieel ecosysteem’. Het laat zich omschrijven als een regionale gemeenschap of
netwerk van bedrijven en andere organisaties die ervoor kiezen om samen te werken met het uitwisselen van bijproducten of energie op een zodanige
manier dat het een van de volgende voordelen oplevert:
1. Minder gebruik van nieuwe materialen als grondstof.
2. Minder vervuiling (emissies of broeikasgassen).
3. Toename van de energie-efficiëntie waardoor het systeem als geheel minder energie gebruikt.
4. Minder afval dat naar de stort gaat.
Een inspirerend voorbeeld is het bedrijventerrein Kalundborg in Denemarken. Al decennia werken organisaties hier samen in een netwerk met veel
financieel voordeel voor alle betrokkenen en met een stevige vermindering van de milieubelasting. Sinds de start in de vorige eeuw zijn er bij uitbreidingen
in de loop van de jaren ook bedrijven en woonwijken bijgekomen die passen bij stromen van materialen of energie die nog ‘over’ waren.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
23
Figuur 12. Het industriële ecosysteem van Kalundborg in Denemarken11
Dit nieuwe denken en waarnemen is vertaald in de volgende drie principes:
(4) Het principe van lokale oplossingen. Oplossingen in het kader van Slimme Stad en Ommeland zoeken we dichtbij. Hiervoor kijken we goed
naar de kwaliteiten van de directe omgeving, de lokale stromen en natuurlijk de lokale partijen. Zo verbinden we de gebruiker van energie met een
duurzame bron. Bovendien vermindert dit de transportafstanden en voorkomen we verlies van energie.
11 https://www.researchgate.net/figure/The-several-components-of-the-industrial-eco-system-at-Kalundborg-Denmark-and-its_fig3_234016076
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
24
Het opnieuw uitvinden en toepassen van multifunctionaliteit
Historisch is multifunctionaliteit niet echt een issue. Meest in het oog springen onze dijken, die tegelijkertijd gebruikt worden voor wegen. Zo worden twee
zaken gecombineerd: een goede bescherming tegen water biedt tevens een goede en stevige basis voor een weg. Een weg waarvan je ook nog eens zeker
weet dat deze niet onder water zal lopen. Interessant is natuurlijk ook dat je de budgetten voor de dijk en de weg samen kunt voegen en daardoor
goedkoper uit bent of meer kwaliteit kunt realiseren (bijvoorbeeld een hogere dijk of een bredere weg).
In een complexe samenleving met veel tegengestelde belangen en een gebrek aan ruimte wordt multifunctionaliteit steeds belangrijker. Niet alleen omdat
zo budgetten samengevoegd kunnen worden, maar ook simpelweg omdat we zo ‘meer waarden’ en meerwaarde kunnen realiseren. Daarbij gaat het niet
alleen om financiële waarden, maar ook om sociaal rendement. Om dit te bereiken is samenwerking belangrijk. Goede oplossingen voor stad en ommeland
versterken dan ook de relaties tussen verschillende partijen, zodat vervolginitiatieven gemakkelijker opgepakt worden.
(5) Het principe van meervoudige waardencreatie. De beste oplossingen zijn die oplossingen die niet alleen een deel van het energieprobleem
oplossen, maar tegelijkertijd zorgen voor een betere waterkwaliteit, meer natuur, een mooiere omgeving, et cetera. Een belangrijke vraag is welke waarde
er (naast het opwekken van duurzame energie) nog meer gecreëerd worden.
(6) Het versterken van relaties. Een goede innovatie zorgt ervoor dat stad en ommeland figuurlijk dichter bij elkaar komen. Mensen en organisaties
uit zowel stad als ommeland zijn betrokken bij de innovatie en trekken samen op.
Alle zes genoemde principes staan niet op zichzelf maar vormen één geheel en hangen met elkaar samen. Een aantal kan ook best samengevoegd worden.
We hebben dat bewust niet gedaan, omdat we ze allemaal afzonderlijk te belangrijk vinden om onder een algemene noemer te scharen.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
25
Figuur 13. Zes principes en de aandrijving ‘Allemaal Winnen’ in het midden
Allemaal Winnen als aandrijving van het wiel
‘Allemaal winnen’ is de aandrijving dat het wiel in gang zet (en houdt). Dit vraagt om een multi-stakeholder dialoog waarbij alle
belanghebbenden aansluiten. En zover zij dat niet kunnen: bij het belang van de natuur nemen de overige aanwezigen daarvoor de verantwoordelijkheid op
zich. Samen, onder leiding van een facilitator, gaan ze aan de slag. Als eerste stap (1) zit iedereen aan tafel; wat zijn de feiten in het vraagstuk waar wij het
over eens zijn? De zogenaamde gedeelde feiten (2): wat is onze ambitie en hoe kunnen wij die vergroten zonder ieders belang uit het oog te verliezen? En
(3): hoe ziet de uitvoering eruit?
In het Amerikaans wordt voor een dergelijke dialoog de term Mutual Gains Approach (MGA) gebruikt. Al in 1998 experimenteerden bestuur en ambtenaren
van de provincie Noord-Brabant met deze aanpak. In de loop van de jaren zijn er meer dan 150 ambtenaren getraind in het gebruik van deze werkwijze. In
een brede diversiteit aan provinciale vraagstukken is MGA succesvol toegepast (zie ook bijlage II MGA nader toegelicht).
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
26
F. Reflectie op Slimme Stad en Ommeland
Het wiel van Slimme Stad en Ommeland is niet alleen het aandrijfwiel van een strategie in wording, maar ook het aandrijfwiel van een dialoog. Indien een
auteur zichzelf autoriteit toedicht, neigt dit naar eenzijdig interpretatie-geloof. Dit willen wij niet. Het zijn de lezers zelf die betekenissen aan de tekst geven
en zelf nieuwe betekenissen vinden. Wij nodigen daarom iedereen van harte uit om nieuwe betekenissen te introduceren, op ons werk voort te bouwen of
zichzelf ertegen af te zetten. Critici geen kans geven en enkel je eigen bijdrage op het voetstuk zetten, is niet de juiste manier. De publicatie ‘Slimme Stad en
Ommeland’ is geschreven vanuit de energietransitie met bijzondere aandacht voor de agrarische sector. Er zijn daarentegen veel meer perspectieven
mogelijk. Ter verrijking van de dialoog tref je daarom een reflectie op ons verhaal aan. Laat het je informeren, irriteren en inspireren. Samen op zoek naar
wederzijdse versterking. Het kader op de volgende pagina biedt hiervoor een eerste aanzet.
Slimme Stad en Ommeland en de kleine kern – Michael Daamen, Initiatiefnemer en bestuurslid Energiek Moerdijk Ik vind het rapport vanuit het perspectief van de ommelanden (platteland) een gemiste kans. Er wordt vanuit de stad naar de ommelanden gekeken met een accent op de agrarische sector Het woord ommelanden is een specifiek stadse term. Er wordt voorbijgegaan aan de bredere plattelandsproblematiek (kleine kernenproblematiek), krimp, onder druk staande voorzieningen en verder gaande aantasting van de leefomgeving van de inwoners. De kleine kernenproblematiek was juist de aanleiding om over zoiets als een dorpsmolen na te denken (kernwaarden Energiek Moerdijk). Wanneer in rapport “stad en ommelanden” aan dergelijke analyse voorbij gegaan wordt dan wordt de dorpsmolen daarmee in een verkeerd perspectief geplaatst en is het juist geen slimme verbinding. In Moerdijk kwamen wij tot de conclusie dat we barsten van de infrastructuur en extra werkgelegenheid en toch krimp en druk op leefbaarheid kleine kernen hebben. De lokale gemeenschap profiteert niet mee. Wij wilden juist niet zoals in het verleden opnieuw geëxploiteerd worden door de steden (afgraven van turf door Vlaanderen met de Elizabethvloed tot gevolg) en nu opnieuw door Rotterdam, Antwerpen en Breda geëxploiteerd met snelwegen, industrieterreinen kassen, etc. De dorpsmolen is juist bedoeld om de kleine kernen in hun kracht te zetten om vanuit de kracht van de dorpsgemeenschappen de verbinding met steden aan te gaan. Deze manier van denken is door Waterpoort opgepakt en op de provinciale agenda gezet. Vervolgens is het idee ondersteunt door het provinciale programma Sociale innovatie (sociale veerkracht). Martijn Messing en Michael Daamen hebben het rapport Revival van de dorpsmolen opgesteld. De kleine kernen problematiek was het vertrekpunt voor het ontwikkelen van het concept van de dorpsmolen. Ons vertrekpunt was niet eens duurzame energie en ook niet de agrarische sector. Centraal stond en staat de vraag op welke wijze de infrastructuur in het landelijk gebied (waaronder windmolens, industrieterreinen, dozen etc.) ons gebied niet “leegzuigt”, maar juist kan bijdragen aan een brede vitale lokale samenleving (lokale betekenis economie). Vandaar dat we door de provincie zijn “opgeraapt” in het kader van het programma sociale veerkracht. Het concept is gebaseerd op lokale sociaaleconomische veerkracht en identiteit, lokaal Waarden maken dus. Het kan een universele manier van denken en werken zijn die ook op andere terreinen kan worden en wordt toegepast. Wat ik in de praktijk vaak zie is dat er op een verkeerde manier van ons concept gebruik wordt gemaakt. Dat is naar mijn mening hier ook het geval. Dat vind ik jammer. Als het daarentegen goed gebeurt, kunnen we elkaar juist versterken. Lijkt me een uitdaging.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
27
DEEL VI. Analyse en verrijking van de pilots
Door het uitvoeren van diverse pilots, hebben wij geleerd. Ofwel: ‘learning bij doing’. Buckminster Fueller sprak in dergelijke gevallen van ‘door trial and
error, error, error’. Casussen maken het mogelijk om het concept Slimme Stad en Ommeland verder te verdiepen. Toepassen van het concept ondersteunt
naar ons idee niet alleen de energietransitie, maar biedt ook meekoppelkansen, waardoor realisatie mogelijk of zelfs versneld kan worden. In de kenniskring
zijn meerdere casussen (koeien, waterstof en dorpsmolen) diepgaand besproken. Hierna doen wij niet alleen verslag, maar kijken we ook of het concept de
casussen nog verrijkt. Ook sommen wij enkele pilots op die ons intrigeren en inspireren en die mogelijk in vervolgen een rol kunnen gaan spelen.
A. Een energieneutrale wijk
Het energieconcept
Het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad is een enorme uitdaging, vanwege het grote aantal woningen, de
kosten, de mogelijk in te zetten technieken en materialen en vermoedelijk een tekort aan vakpersoneel. Een deel van de voorraad is in
handen van woningcorporaties die vaak al langer bezig zijn met het isoleren van de woningvoorraad. Het zijn vooral de particuliere
eigenaren die voor de grootste opgave staan en tegen de kosten aanhikken.
Een aparte categorie vormen monumentale panden in Brabantse vestingsteden, zoals Willemstad, Grave, Woudrichem, Bergen op
Zoom,
‘s-Hertogenbosch, Geertruidenberg en Heusden. In vrijwel elke stad of dorp is er een concentratie van dergelijke woningen te vinden. Het verduurzamen
van deze woningen met behoud van cultuurhistorische waarden is een technisch lastig vraagstuk, waarbij ook navenant hogere kosten horen. Gangbare
ingrepen als isolatie en het plaatsen van zonnepanelen is daar niet wenselijk of niet mogelijk. Een andere oplossing is deze woningen te voorzien van
duurzame warmte. Dat kan bijvoorbeeld door de aanleg van een warmtenet dat aangesloten is op een duurzame bron. Dit vraagt hoge investeringen en
loont vaak alleen in gebieden met woningen in hoge dichtheden. Een duidelijke oplossing voor dit soort historische wijken ontbreekt op dit moment.
In het kader van SEF is een zoektocht naar alternatieven gestart. Daarbij is nadrukkelijk gekeken naar de mogelijkheden in het ommeland. Hierbij kwamen
verschillende potentiële energiebronnen in beeld: een windmolen die waterstof produceert, rioolwaterzuiveringsinstallaties, thermische energie uit
watergangen of de riolering, en mest vanuit de intensieve veehouderij. Thermische energie is in deze situatie niet bruikbaar. De woningen hebben een
verwarming die uitgaat van hoge temperatuur. Thermische energie uit oppervlaktewater gaat uit van een lage temperatuur; die is pas bruikbaar na een
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
28
grondige isolatie van de woningen, wat in dit geval niet mogelijk is. Bij de vergisting van mest en in rioolwaterzuiveringen ontstaat gas dat opgewerkt kan
worden tot groengas of waterstof en via het bestaande aardgasnet naar woningen getransporteerd kan worden.
Waterschappen en agrariërs kunnen hier dus de nieuwe energieleveranciers worden. Een ander alternatief is het plaatsen van zonnecellen op
terreinen in de omgeving. De zonne-energie is ook om te zetten naar waterstof.
Voor Heusden Vesting lijkt de mogelijkheid om waterstof in te zetten voor verwarming een kansrijke optie. Hiervoor hoeft in de woning alleen de cv-ketel
aangepast te worden (o.a. pilot in wijk Nijstad-Oost, gemeente Hoogeveen). De bestaande gasleidingen kunnen worden gebruikt voor de distributie van
waterstof. Investeringen in de infrastructuur zijn daardoor vaak niet nodig (bestaande gasleiding in Zeeuws-Vlaanderen, Gasunie vervoert H2). Het voordeel
van waterstof boven groengas is dat die ook eenvoudig op een andere manier geproduceerd kan worden, bijvoorbeeld met windmolens of zonneparken in
de nabije omgeving (idee van de bedrijven Lagerwey en Hygro). Zo ontstaat een flexibele en toekomstgerichte oplossing.
Figuur 14. Energievormen in bebouwde omgeving, waaronder toepassing waterstof in oudbouw
Participeren, organiseren en financieren
Technisch lijken er voldoende mogelijkheden te zijn om historische panden van duurzame energie te voorzien. De financiering kan wel een probleem zijn en
vraagt om een andere benadering. De 1.310 inwoners van Heusden Vesting besteden gezamenlijk € 3,9 miljoen per jaar aan energie.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
29
Dit geld gaat nu naar (inter)nationale energiebedrijven. In principe is dit het budget dat jaarlijks beschikbaar is voor een lokale duurzame energieoplossing.
Daarvan moeten dan de investering (afschrijving, rente en aflossing) en de lopende kosten worden betaald. Voordeel is dat een groot deel van de uitgaven
aan energie in de directe omgeving neerslaat en de lokale economie versterkt. En de bewoners krijgen recht op een aandeel in het te ontwikkelen
energienet.
Dit van de grond krijgen vraagt veel organisatie. De gemeente kan namens alle belanghebbenden hiervoor een financieringsaanvraag indienen
bij het BNG-duurzaamheidsfonds. Een andere mogelijkheid is een Energy Service Company (ESCO) in de arm nemen. In de ideale situatie neemt een
energiecoöperatie dit op zich. Op dit moment is zowel de organisatiekracht als de financiële basis van de energiecoöperatie waarschijnlijk nog onvoldoende.
Dit project kan wel als vliegwiel worden gebruikt om de energiecoöperatie te laten groeien, zodat bij een vervolgproject de energiecoöperatie de kar kan
trekken. Het mooie in Heusden is dat de energiecoöperatie, enkele bewonersverbanden, het bedrijfsleven en de gemeente al samen optrekken bij het
vormgeven van de energietransitie.
Lessen uit deze pilot
Les 1: Energie in overvloed. Uit een eerste scan blijkt, dat er in de omgeving van Heusden voldoende duurzame energie beschikbaar is. Er is ruimte voor zon
en wind, er kan warmte uit de Maas worden gewonnen, er ligt een nieuwe rioolwaterzuivering Treurenburg van waterschap Aa en Maas in de nabijheid en
er zijn verschillende veehouderijen, maar wel verspreid, met een mestoverschot. Door het gebied loopt de Naad van Brabant, een naad waar continu water
van een constante 12 graden doorloopt. Mogelijk kan er nog gebruik worden gemaakt van restwarmte afkomstig van bedrijven of de glastuinbouw. Hoewel
niet alle bronnen bruikbaar zijn voor de historische kern, biedt dit wel mogelijkheden voor andere wijken.
Les 2: Participeren en organiseren loont. In Heusden zijn veel partijen actief aan de slag gegaan met de energietransitie. Dit varieert van ondernemers,
dorpsverenigingen, energiecoöperaties en uiteraard de gemeente. De resultaten van deze samenwerking – feiten, ambities, een strategie en een
uitvoeringsagenda – zijn voorgelegd aan en vastgesteld door de gemeenteraad. Met als belangrijke keuzes om vooral lokaal naar oplossingen te zoeken en
innovatie niet te schromen. Diverse lokale gemeenschappen, waaronder Hedikhuizen en de Heusden Vesting, hebben initiatieven genomen om dit verder
uit te zoeken. Het lijkt van belang om een eerste stap te durven gaan zetten. Als die slaagt, kan een zwaan-kleef-aan-effect gaan optreden.
Les 3: Hou opties open voor de toekomst. Een belangrijke conclusie van het traject ‘ambitie en uitvoeringsagenda’ is, dat we niet alle problemen binnen 10
jaar hoeven op te lossen. Betrokkenen hebben met elkaar afgesproken dat het doel is om 60% van het energiegebruik te verduurzamen door besparing,
lokale opwekking en nieuwe projecten op het gebied van warmte. Voor de overige 40% wordt op termijn een oplossing gezocht. De verwachting is dat door
innovaties weer nieuwe kansen ontstaan. Ook de import van duurzame energie wordt als mogelijkheid opengehouden.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
30
B. Een koe in je stopcontact
Het energieconcept
Mest wordt op dit moment vooral gezien als een afvalprobleem. Bij de verwerking van mest komt energie vrij, maar een echt
duurzame oplossing is dit niet. De huidige mestverwerking leidt tot veel transport en stankoverlast. Daarbij is het energetisch
rendement vrij laag. Uitgangspunt bij deze casus is dat we meer met mest kunnen doen, maar dat dit wel om een integrale aanpak van
de problematiek vraagt. Daarom gaan we eerst een paar stappen terug naar de plek waar mest ontstaat.
In de reguliere rundveehouderij valt alle ontlasting (vast en vloeibaar) op de grond en vandaar in de mestput. Dit is geen optimaal
systeem. Doordat de koe in haar eigen ontlasting loopt, is ze vaak ziek. Daardoor vermindert de opbrengst en zijn veel medicijnen nodig. Uit het mengsel
van feces en urine ontstaat ammoniak dat schadelijk is voor de boer, de koe en de natuur. Tot slot is dit mengsel lastig te verwerken. Een simpel idee is de
urine en feces apart op te vangen en te verwerken. Zo ontstaan nieuwe kansen op het gebied van energie, dierenwelzijn en het verdienmodel van de boer.
Hoewel het idee in de basis heel simpel is, blijkt de uitvoering behoorlijk complex.
Koeien worden voorzien van een systeem (soort luier), waardoor urine en vaste ontlasting apart worden opgevangen. Bij het melken en/of voeren van de
koe worden de meststoffen uit de ‘luier’ gezogen en gescheiden afgevoerd. De urine is zeer geschikt om te verwerken tot meststoffen; hierin bevinden zich
veel stikstof en fosfaat. De vaste ontlasting kan worden vergist voor energieproductie. Deze aanpak verbetert de hygiëne in een stal, het antibioticagebruik
kan verminderen en een koe leeft langer. Hierdoor stijgt de opbrengst per koe, wat weer voordelig is voor de boer. Energetisch is het systeem interessant,
omdat het scheiden van de feces betere mogelijkheden geeft voor vergisting en zo meer energie oplevert.
De feces wordt op de boerderij aangeboden via een speciaal mestriool. Aan het begin wordt de samenstelling bepaald, op basis hiervan wordt berekend
hoeveel energie er uit gewonnen kan worden. Dit bepaalt de vergoeding die de boer voor de mest krijgt. In de pijpleiding worden de juiste bacteriën
toegevoegd, zodat de fermentatie direct kan beginnen. Zo ontstaat azijnzuur dat bij de ontvangstinstallatie omgezet kan worden naar biogas of waterstof.
Deze benadering vraagt om een test in de praktijk. Projecten lopen al voor het gescheiden opvangen van mest en urine. Het concept van fermenteren en
omzetting naar azijnzuur in pijpleidingen is een nieuwe vinding en moet verder worden uitgewerkt in samenwerking met de TU/e en Wageningen University
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
31
& Research. Het inzetten van een pijpleiding in plaats van tankwagens voorkomt transportbewegingen. Door de verblijftijd in de leidingen te benutten voor
het omzetten naar azijnzuur zijn grootschalige mestverwerkingsinstallaties niet nodig. Dit biedt mogelijk kans op een groter draagvlak vanuit alle
betrokkenen. Gezien de urgentie, de kansen en de kracht van deze benadering ligt een pilot voor de hand. Er worden met meerdere partijen gesprekken
gevoerd om dit tot uitvoer te brengen. De volgende stap is om alle schakels achter elkaar te zetten en te testen hoe het werkt.
Organiseren en financieren
Deze casus is technisch vergevorderd. Organisatorisch moet er nog veel worden verkend.
• De boeren die deelnemen vormen gezamenlijk een coöperatie waarbij dierenwelzijn een belangrijk criterium voor deelname is. Nu leeft een koe 4
tot maximaal 6 jaar. Dit zou op basis van de nieuwe benadering zo’n 15 jaar kunnen worden.
• Een belangrijk vraagstuk is de participatie vanuit de betrokken woonwijken. Op welke manier kunnen zij betrokken raken? Krijgen zij ruimte om mee
te investeren? Is er een duidelijke relatie tussen de energieproducent en de eindgebruiker mogelijk? De bewoners zouden bovendien zeggenschap
kunnen krijgen over de koers van de organisatie. Er zijn bij ons geen voorbeelden bekend waar deze benadering is toegepast.
Principes Stad en Ommeland
De integrale benadering van deze oplossing draagt bij aan een evenwichtige ontwikkeling. Zowel people-, planet- als profitaspecten zijn meegenomen,
inclusief de gezondheid en het welzijn van de veestapel. Het voorstel richt zich op koeien, maar lijkt ook aantrekkelijk voor varkens. Een bijzonder
aandachtspunt is wellicht het rebound-effect. Wanneer er een goede oplossing is voor het mestprobleem, kan dat weer aanleiding zijn de veestapel te
vergroten.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
32
Lessen uit deze pilot
Les 1: Meervoudige waardencreatie werkt, maar is spannend. Deze casus laat heel mooi zien hoe dierenwelzijn, het produceren van duurzame energie en
het verdienmodel van de boer samen op kunnen gaan. Daarmee is het een prachtig voorbeeld van meervoudige waardencreatie; iedereen kan hierbij
winnen. Spannend is het ook. Een goede duurzame verwerking van mest kan ook een stimulans zijn voor groei van de intensieve veehouderij. Ook is het
mogelijk het hele systeem te introduceren, zonder oog te hebben voor dierenwelzijn.
Les 2: De potentie is groot. Het uitgangspunt is dat één koe voldoende energie levert voor één huishouden. In Brabant zijn 672.932 koeien aanwezig en
1.134.720 huishoudens. In theorie kan de helft van alle huishoudens hiermee van energie worden voorzien. Wij zijn wat voorzichtig; de stelling dat één koe
voldoende is, moet nog bewezen worden en niet elke veehouderij is geschikt om over te gaan op dit systeem. Wij gaan daarom uit van een voorzichtige 10%
van de huishoudens. Dit kan een flinke bijdrage leveren aan het bereiken van de doelstelling.
Les 3: Veehouderij is een enorme kans. In potentie zijn er meer potentiële bronnen van energie, zoals het benutten van mest uit de varkens- en
pluimveehouderij. De varkens, kippen en koeien in alleen al de gemeente Boekel produceren genoeg energie voor een stad met 80.000 inwoners.
C. De dorpsmolen
Het energieconcept
De bouw van windmolenparken en grootschalige zonneweiden zijn bij uitstek activiteiten die in het ommeland plaatsvinden. Daar
is voldoende ruimte en de grond betaalbaar. Dit soort projecten kan steevast rekenen op veel weerstand uit de omgeving. Logisch, want
de opbrengsten gaan naar de investeerders en de grondeigenaren, de rest van de bevolking blijft met lege handen achter en ervaart
alleen de overlast. In Moerdijk speelde dit aanvankelijk ook, maar dankzij een jarenlange inzet van actieve burgers is het hier anders
gelopen. Dat heeft geleid tot een model dat kansen biedt voor de rest van Brabant.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
33
In Moerdijk heeft de coöperatieve vereniging Energiek Moerdijk de handschoen opgepakt en zich actief ingezet om de nog te bouwen windmolens langs de
A16 vorm te geven vanuit het concept van de dorpsmolen. Het begon met het voornemen van plaatsing van grote windmolens door het bedrijfsleven.
Tegenstanders maakten zich zorgen over slagschaduw, geluidsoverlast, natuuraantasting, horizonvervuiling en het stigma van de subsidietrekkers.
Tegelijkertijd staan deze tegenstanders achter de energietransitie en weten ook zij dat windmolens hierin een belangrijke rol spelen. In Moerdijk hebben
vasthoudende bewoners daarom voortdurend het gesprek gezocht met de gemeente en het bedrijfsleven. Zij wilden mee beslissen en delen in de opbrengst
van dit initiatief. Het succes van deze gesprekken plaveit de weg voor andere locaties en betrokkenen om hetzelfde te gaan doen.
In totaal gaat het om 28 molens langs de A16, waarvan 8 molens in de gemeente Moerdijk. De andere windmolens komen in de gemeenten Drimmelen,
Zundert en Breda. Bewoners hebben zich verenigd in de Stichting Energietransitie Moerdijk (STEM), die 25% mee investeert en 25% van de opbrengsten
krijgt uitgekeerd (zie ook www.energiea16.nl). Deze opbrengsten worden ingezet om een energieneutraal Moerdijk te realiseren, bijvoorbeeld door de
renovatie van woningen en het plaatsen van zonnepanelen. Bewoners zijn erin geslaagd aan tafel te komen en in de opbrengsten te participeren, waardoor
de lusten en lasten van de molens eerlijk worden verdeeld. Er is uiteindelijk een energieagenda opgesteld en een convenant getekend om dit proces goed te
regelen. Zo leidt de participatie tot een extra verduurzamingsslag, namelijk investeren in een energieneutraal Moerdijk (meer informatie over convenant:
www.energiea16.nl).
Figuur 15. Overzicht van het initiatief Windmolens langs de A16
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
34
Organiseren en financieren
De eerder getoonde figuur (zie figuur 11) is de leidraad voor STEM. De stichting pleit voor nieuwe verhoudingen en een nieuw
samenwerkingsmodel. Naast de gebruikelijke markt met bedrijfsleven, overheden en consumenten voegt zij de gemeenschap toe. Langs de A16 zijn er voor
de gemeenten Moerdijk, Zundert en Drimmelen stichtingen en in Breda wordt er samengewerkt met dorps- en wijkraden. Gemeenschappen, die vanuit
actief burgerschap en op eigen kracht eisen stellen aan de markt (het bedrijfsleven) en de overheden en vanuit het recht op betrokkenheid zorgdragen voor
een eerlijke verdeling van lusten en lasten. Belangrijk hierbij is dat het waarden voor de gemeenschap oplevert, zoals meer sociale cohesie, een verbetering
van het landschap en een extra impuls aan de energietransitie in de dorpen.
De dorpsmolen is naast een concreet project ook een metafoor voor het omsluiten van lokale waarden en biedt een lokaal organisatiemodel dat kan
worden gebruikt om de verbinding tussen stad en ommeland verder uit te werken. Het model kan ook worden gehanteerd bij energie uit oppervlaktewater,
energie uit mest en zonneweiden.
Bij het initiatief ‘Windmolens A16’ worden de principes van de dorpsmolen gehanteerd. De gemeenschap is voor 25% eigenaar van de windmolens
en gebruikt de opbrengsten die hieruit voortvloeien voor andere duurzame initiatieven. Ondertussen zijn er vergelijkbare initiatieven gestart, waarbij de
gemeenschap hoger inzet. Zij gaan voor een percentage van 50% van de opbrengsten in plaats van 25%.
Namens de gemeenschap beheert het participatiefonds de aandelen van de gemeenschap in de dorpsmolen. Niet de gemeenschap zelf, maar de
verschillende rechtspersonen die door de gemeenschappen zijn opgericht, zouden dit fonds kunnen aansturen. Met andere partners, zoals de gemeente,
kunnen daarnaast afspraken over procesgeld worden gemaakt. Dit, zodat de opbrengst ook daadwerkelijk naar de gemeenschap gaat.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
35
Lessen uit de pilot
Les 1: De gemeenschap kan een verandering in gang zetten. Het voorbeeld in Moerdijk laat zien dat de gemeenschap echt het verschil kan maken.
Voorwaarde hiervoor is een aantal actieve voortrekkers en het betrekken en informeren van alle andere belanghebbenden.
Les 2: Allemaal winnen kan. In eerste instantie kende dit project winnaars (energiebedrijven en investeerders) en verliezers (omwonenden). Uiteindelijk
leidt dit ertoe dat ook de winnaars verliezers worden. De grote weerstand vanuit de bevolking is niet goed voor het imago en is een risico voor het hele
project. Op dit moment winnen alle partijen. Hierbij moet wel worden opgemerkt, dat de winst voor de oorspronkelijke initiatiefnemers lager uit zal vallen;
de gemeenschap deelt nu immers ook in de opbrengsten. Daar staat tegenover dat ze nu een project hebben met veel draagvlak.
Les 3: Individuen zijn belangrijk. Hoewel het hier gaat om de gemeenschap en de samenwerking tussen overheid, markt en gemeenschap, gaat het ook om
individuele mensen. De groep vanuit de bevolking die het project trok en het echte werk verzette, was relatief klein. Steun was er voldoende, maar er zijn
ook mensen nodig die het werk verzetten, met de ideeën komen en de coalities smeden. Dit was slechts een kleine groep.
De potentie: de molens uit dit project leveren voldoende elektriciteit voor 70.000 huishoudens. Wij denken dat er in Brabant ruimte is voor nog minimaal 4
van dit soort projecten. Daarmee kunnen (inclusief deze casus) 350.000 huishoudens van elektriciteit worden voorzien.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
36
D. De dorpsaccu
Tijdens de transitie naar een duurzame energievoorziening wordt ook de opslag van energie steeds belangrijker, bijvoorbeeld
in accu’s. De huidige accu’s kennen nogal wat nadelen. Ze zijn ingewikkeld om te produceren, worden gemaakt van schaarse materialen
en bij de productie ontstaat veel milieuvervuiling. Daarnaast zijn ze duur. Het belangrijkste voordeel is dat ze relatief veel energie
kunnen opslaan. Een alternatief voor de huidige accu’s is de zeezoutaccu. Deze is in vrijwel alle opzichten het tegengestelde van de
gangbare accu’s. De belangrijkste ingrediënten voor de zeezoutaccu zijn water en zeezout. Goedkope grondstoffen, die in overvloed
aanwezig zijn en geen belasting vormen voor het milieu.
De opslagcapaciteit van de zeezoutaccu is lager dan bij de gangbare, maar doordat deze zo goedkoop is, is dat geen probleem. Hierdoor wordt de
accu al snel behoorlijk groot. Om de energie voor één huishouden op te slaan, is een batterij van 4m3 nodig. Dit lijkt een probleem, maar als we kijken naar
het landschap in Brabant zijn er voldoende kansen voor deze accu. Een interessante optie is het opslaan van zout in Vrijkomende Agrarische
Bedrijfsgebouwen (VAB’s). Er komen steeds meer stallen vrij waarvoor geen bestemming meer is. De stallen staan in het landschap verspreid. Het is
interessant te kijken welke VAB gunstig ligt ten opzichte van bronnen van duurzame elektriciteit en afnemers daarvan ten opzichte van het
elektriciteitsnetwerk. De VAB kan dan een buffer vormen tussen aanbod en vraag. Kansen voor stad en ommeland liggen er vooral door een zeezoutaccu
gezamenlijk te ontwikkelen.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
37
E. De Waterdraak van ’s-Hertogenbosch
Wie kent niet de gouden draak die voor het station van ’s-Hertogenbosch staat? Weinigen weten dat dit de waterdraak van de
stad is, het geheime wapen als onderdeel van de Hollandse waterlinie. In oorlogen kon ’s-Hertogenbosch de draak water laten spuwen en
als verdedigingstechniek gebruiken. Het water werd vastgehouden in het achterland en als de vijand genoeg dichtbij was, gingen de
sluizen open en stroomden de laaggelegen delen voor de vestingmuren onder water. Het aanvallende leger zat als ratten in de val. Het
verhaal van de waterdraak staat symbool voor diverse Brabantse waterpraktijken die energie kunnen opleveren. Eén daarvan is het
winnen van energie uit oppervlaktewater. In de volgende paragrafen behandelen we nog enkele mogelijkheden die het water in Brabant
biedt.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
38
Afbeelding 16. Een hoogtekaart van ’s-Hertogenbosch onthult de waterdraak van de stad (bron: Thomas Jansen)
Het oppervlaktewater in de provincie biedt mogelijkheden voor het winnen van energie. Sloten, beken, kanalen en rivieren warmen op in de zomer. Een
deel van deze warmte kan worden gewonnen en tijdelijk in de bodem worden opgeslagen. In de winter kan de warmte worden gebruikt en met behulp van
een warmtepomp op de juiste temperatuur worden gebracht. Het principe is inmiddels in een aantal projecten toegepast.
Het voordeel van het gebruik van de warmte uit oppervlaktewater is dat dit een stuk warmer is dan grondwater. Daardoor neemt het rendement van een
warmtepomp flink toe. Zo helpt het oppervlaktewater bij het verbeteren van het rendement van bodemwarmtesystemen.
Een verkennend onderzoek van CE-Delft en IF-Technology laat het volgende zien:
● Technisch is er in Nederland meer warmte uit het oppervlaktewater te halen dan we nodig hebben.
● In de praktijk moeten vraag en aanbod binnen 5 km van elkaar liggen, dan is er voldoende voor 40% van de warmtevraag.
● Warmte kan eenvoudig in de bodem worden opgeslagen voor de winter.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
39
Door Brabant loopt een aantal grote rivieren dat hiervoor gebruikt kan worden. Ook de vele kanalen en beken bieden mogelijkheden. Wat deze oplossing
extra interessant maakt, is dat het ook mogelijkheden biedt om de waterkwaliteit te verbeteren. Door het water op een slimme manier te onttrekken en
weer terug te voeren, kan de doorstroming van het water verbeteren. Daarnaast zal het water in de zomer, door het onttrekken van warmte, wat koeler
zijn. Koeler water bevat meer zuurstof. De afkoeling en de betere doorstroming zorgen zo voor een betere waterkwaliteit en daardoor voor meer
ecologische kwaliteiten.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
40
F. De Naad van Brabant
In heel Nederland worden bodem-warmtesystemen toegepast. Op een diepte van 50 tot 200 meter worden open of
gesloten systemen geplaatst, waarmee warmte naar boven wordt gehaald. Normaal gesproken is de temperatuur van dit water niet
heel hoog (10 tot 12 oC), maar desondanks is het geschikt om met behulp van een warmtepomp woningen mee te verwarmen. In
Brabant loopt een interessante structuur waar het grondwater relatief warm is. Deze zogenaamde ‘Naad van Brabant’ ligt op het
snijvlak van verschillende aardlagen. De Romeinen gebruikten deze naad al voor het verwarmen van badhuizen. Het zijn uiteraard
geen warme geisers, zoals we die op IJsland kennen. Maar het rendement van een warmtepomp gaat flink omhoog als het water een
paar graden warmer is. Daardoor is dit toch een interessante oplossing.
Vooral op locaties waar de Naad van Brabant in de nabijheid van grotere steden en dorpen loopt, liggen er kansen. Op dit moment zijn die kansen nog
onvoldoende verkend. Tijdens de kenniskring kwam de Naad van Brabant naar voren als mogelijke optie. Heel concreet is het interessant een volgende stap
te zetten en nader onderzoek te doen naar de potentie van de Naad van Brabant en de relatie met andere waarden in het gebied. Hebben we hier een
oplossing voor een deel van de warmtevraag? Gaat dit niet ten koste van andere waarden in dit gebied? Liggen er kansen om extra waarden te creëren?
De Naad van Brabant staat ook symbool voor alle andere warmtebronnen in Brabant die we nog onvoldoende in beeld hebben. Denk hierbij aan de warmte
die uit rioolwater en drinkwater kan worden gewonnen.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
41
Figuur 17. Naad van Brabant en inwonersaantallen per gemeente in blokjes weergegeven
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
42
G. Waterkracht
Als onze fossiele bronnen niet meer ingezet kunnen worden, biedt water mogelijk een goed alternatief. Een alternatief waarover nog te weinig wordt
nagedacht. Waterkracht speelt in bijvoorbeeld Noorwegen een grote rol in de energievoorziening. Hoe dat in Brabant zit, hebben wij door HKV Consultants
laten onderzoeken. Dit onderzoek geeft aan, dat toepassing van waterkracht in de beken in Brabant in theorie zo’n 16.000 huishoudens van energie kan
voorzien. Omdat er ook bij waterkracht tal van restricties zijn en rekening gehouden moet worden met bereikbaarheid van de plek, natuurwaarden, et
cetera, gaan we ervan uit dat het werkelijke potentieel een stuk lager ligt. Als we uitgaan van het benutten van ⅓ van het potentieel is dit voldoende voor
ruim 5.000 huishoudens. Op de schaal van Brabant is dit niet veel, maar wel de moeite waard. Het gaat hier om een stroom aan energie die continu
beschikbaar is (in tegenstelling tot zon en wind). De kleine schaal van deze installaties maakt ze waarschijnlijk minder interessant voor de grote
energiebedrijven, maar juist wel voor energiecoöperaties. Waterkracht kan zo een rol spelen bij het versterken van lokale netwerken rondom energie.
Binnen het onderzoek van HKV Consultants is niet gekeken naar de grote rivieren, de Maas, Waal en Merwede. Ook hier is mogelijk energie te winnen. De
stuwen in de Maas komen daarbij als eerste in beeld. Maar ook innovatieve oplossingen waarbij geen dammen of stuwen nodig zijn, zijn het onderzoeken
waard. Tot slot kan in het westen van Brabant mogelijk nog gekeken worden naar getijde-energie.
H. Waterzuivering als energie- en grondstoffenfabriek
Sinds 2017 laat waterschap Aa en Maas zijn rioolwaterzuiveringsinstallatie RWZI Treurenburg in ’s-Hertogenbosch functioneren als
energiefabriek. Hier wordt meer energie geproduceerd dan de zuivering nodig heeft. De installatie levert, via een pijpleiding, biogas
aan de Heinekenfabriek in de stad en het vrachtwagenpark van de gemeente. De rioolwaterzuivering als energiefabriek smaakt naar
meer. Vandaar dat onderzocht is wat er nog meer kan worden geleverd.
Figuur 18. RWZI Treurenburg, waterschap Aa en Maas, ’s-Hertogenbosch
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
43
• Cellulose: van het toiletpapier dat gebruikers door de wc spoelen, wordt in Aarle-Rixtel 10 ton per dag aan cellulose teruggewonnen.
Landelijk hebben de waterschappen de potentie om 140.000 ton cellulose per dag te winnen. Hierdoor hoeven er minder bomen gekapt te
worden en is er minder energie nodig om cellulose te produceren.
• Fosfaat: een stof die in de kunstmestindustrie wordt toegepast. In ’s-Hertogenbosch wordt vanaf de zomer ongeveer 1.000 ton per jaar aan
fosfaat geproduceerd.
• Alginaat: een polymeermateriaal dat gebruikt kan worden als verdikkingsmiddel of coating.
• Bioplastics: door specifieke bacteriën uit het afvalwater monomeren te laten produceren en deze weer af te vangen, kan bioplastic worden
gewonnen.
• CO2: het biogas bestaat voor 65% uit methaan en voor het overige deel vooral uit CO2. Door deze CO2 terug te winnen kan dit weer gebruikt
worden in industriële processen of de tuinbouw.
• Water: met droogte in het vooruitzicht, mag water als belangrijke grondstof niet worden vergeten. Op deze stof moet de energiefabriek
wellicht het meest zuinig zijn. Strikt genomen richt het waterschap zich niet op drinkwater, maar de organisatie vraagt zich wel af op welke
schaal zij dit eventueel kan leveren. Kan de kringloop volledig worden gesloten?
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
44
Een belangrijke vraag die tijdens de kenniskring is besproken, is de rol van de waterschappen. Van oudsher richten ze zich op waterveiligheid, het
voorkomen van wateroverlast en het zuiveren van afvalwater. Met de energiefabriek en iets later ook de grondstoffenfabriek liggen er kansen buiten de
traditionele waterschapstaken. In Brabant zijn zo’n 25 rioolwaterzuiveringsinstallaties aanwezig. Als deze allemaal worden omgebouwd tot energiefabriek,
kunnen ze een belangrijke bijdrage leveren aan de transitie. Ook ligt er een kans om de waterschappen langzaam te transformeren naar klimaatschappen,
zoals meerdere mensen in de media voorstelden.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
45
I. Algen en bioraffinage
Algen zijn van essentieel belang voor het leven op aarde. Een groot deel van de zuurstof die wij gebruiken, is geproduceerd
door algen. Algen doen hierbij hetzelfde als bomen: CO2 opnemen en vervolgens met behulp van zonlicht suikers aanmaken. Hierbij
komt zuurstof vrij, eigenlijk een afvalproduct van de alg. Algen deden dit al veel eerder dan bomen; in de evolutie is de alg eigenlijk
de voorloper van de boom. Bij de juiste omstandigheden (stress voor de alg) zet de alg een deel van de suikers om in vet. Doordat
algen CO2 opnemen en omzetten in suikers en vetten, zijn ze ook interessant voor de productie van energie. In het boek De dikke alg
wordt beschreven hoe van algen brandstof wordt gemaakt die vervolgens wordt gebruikt in een zelfgebouwde motor.
Een van de grote voordelen van energie uit algen is dat het niet concurreert met landbouw en natuur. Algen kunnen zowel in zoet
als in zout water worden gekweekt. Daarnaast is het ook mogelijk om algen in ‘reactoren’ te kweken. Een van de vormen is een
transparant buizenstelsel, waardoor water met algen stroomt en waar de algen door middel van zonlicht groeien.
Tot op heden blijkt het winnen van energie (olie) uit algen niet eenvoudig. Het is vooral heel lastig om de olie uit die kleine alg te krijgen. Hierdoor zijn de
kosten voor brandstof uit algen erg hoog. Interessant is echter dat algen ook voor hele andere toepassingen gebruikt (kunnen) worden. Zo kunnen we er
voedingsmiddelen van produceren (onder andere omega 3 en 5 vetzuren), produceren ze kleurstoffen en zijn ze rijk aan eiwit. Hier ligt ook de kans voor de
productie van energie. Zo lang het te duur is om energie uit algen te produceren, is het wellicht wel interessant om energie te winnen uit de reststoffen die
overblijven bij andere toepassingen.
Naar aanleiding van het verhaal over algen zien we twee lijnen:
• Onderzoek blijven uitvoeren naar de alg als energieproducent. Alleen door verder onderzoek en experimenteren ontstaan er kansen voor
deze techniek. De belangrijke vraag daarbij is of brandstof uit algen kan concurreren met andere vormen van duurzame energie, zoals de
productie van waterstof met duurzame elektriciteit.
• Zoeken naar slimme combinaties waarbij producten met een hogere toegevoegde waarde (voeding, cosmetica, et cetera) de financiële
drager zijn van het systeem en energie een bijproduct.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
46
J. Bomen
Binnen SEF zoeken we naar bronnen van duurzame energie. We moeten hierbij echter niet vergeten wat het hogere
doel is: het tegengaan van verdere klimaatverandering. Verminderen van de uitstoot van CO2 door duurzame bronnen te benutten,
is hierbij het belangrijkste spoor. Het afvangen van CO2 en opslaan daarvan is een andere mogelijkheid. Zo komen we op het
vergroenen van stad en ommeland. In de periode dat de kenniskring werd georganiseerd, kwam het belang van bomen regelmatig
in het nieuws.
Om de CO2-uitstoot van een gemiddeld huishouden in Nederland te compenseren, moeten er jaarlijks 103 bomen worden geplant.
We hebben ook uitgerekend wat er nodig is voor Brabant. Een bos in een gematigd klimaat legt jaarlijks een kleine 100 ton CO2
vast. Om de CO2-uitstoot van heel Brabant te compenseren is 218.000 ha bos nodig, 43% van het oppervlak van Brabant. We kunnen er wel vanuit gaan dat
het niet mogelijk is om zo’n groot deel van de provincie te transformeren in een bos. Toch laat deze snelle berekening zien dat bomen wel degelijk een
bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van het klimaatprobleem. 5% van Brabant vol zetten met bomen, compenseert ruim 10% van onze CO2-uitstoot.
Er is veel geschreven over het belang van bomen. De winst die het aanplanten van bomen levert, kan nog veel groter uitpakken door slim te combineren.
Door het hout uit bossen te gebruiken voor duurzame producten (bijvoorbeeld meubels en gebouwen), blijft de CO2 veel langer gebonden dan in een bos
waar bomen afsterven en de CO2 na vele jaren weer vrijkomt. Daarnaast is voor de toepassing van hout (en andere natuurlijke materialen) veel minder
energie nodig in vergelijking met bijvoorbeeld beton en staal. Bossen aanplanten en het hout benutten in de bouw, leidt zo ook tot energiebesparing. Tot
slot zorgen bomen voor verkoeling van steden in de zomer, waardoor er minder energie nodig is voor de koeling van gebouwen (zie volgende oplossing).
Meer onderzoek is nodig naar de kansen die bomen bieden voor Brabant. Vragen zijn bijvoorbeeld: kunnen we door een slimme keuze van bomen in het
stedelijk gebied voor verkoeling zorgen? Kunnen deze bomen vervolgens worden verwerkt tot bouwmaterialen of andere nuttige producten? Zijn er andere
gewassen die in de stad CO2 langdurig vast kunnen leggen en vervolgens een nuttige toepassing krijgen in technische processen?
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
47
K. De koele dekking van Brabant
Steden ervaren als eerste de effecten van klimaatverandering. Drie effecten zijn in het bijzonder van belang:
1. Als eerste gaat het om extreme hitte in de zomer. Die is vooral in steden extra merkbaar, doordat zonnestraling hier door
gebouwen en wegen wordt geabsorbeerd en weer wordt teruggegeven aan de lucht. De temperatuur in steden is daardoor
een stuk hoger dan in het ommeland. Dat geldt al helemaal voor de avonden en nachten.
2. Een tweede effect is droogte in de zomer. De zomer van 2018 was wat dat betreft een schokkend voorbeeld. Het probleem
van droogte speelt overigens net zo erg in het ommeland.
3. Een derde effect is extreme regen die tot wateroverlast leidt. Dit is vooral in het stedelijk gebied merkbaar, omdat water daar
nauwelijks de kans krijgt in de bodem te zakken.
Interessant is het om te kijken of we de effecten van klimaatverandering kunnen aanpakken en tegelijkertijd energie kunnen opwekken of besparen. De
bomen die in de vorige oplossing werden genoemd, zijn een eerste voorbeeld. Ze zorgen voor schaduw en verdamping van water, die beide tot verkoeling
leiden. Maar er zijn meer mogelijkheden. Dakgroen, gevelgroen, bomen, maar ook stromend water zorgen voor verkoeling in het stedelijk gebied. Door het
groen te koppelen aan andere functies (gebouwen, parkeergarages, et cetera.) zit het groen niemand in de weg. Naast verkoeling leidt het groen tot andere
waarden: verhoging van de biodiversiteit, verbetering van leefkwaliteit door afvang van fijnstof, een betere gezondheid door uitzicht op groen, een
aantrekkelijke vestigingsfactor voor bedrijven, et cetera. Voor groene daken geldt dat deze goed te combineren zijn met zonnepanelen. Een groendak is
koeler in de zomer, wat positief is voor het rendement van de zonnepanelen.
De energie van de zon kan ook worden benut voor het opwarmen van water. Dit gebeurt bijvoorbeeld in het Paleiskwartier in ’s-Hertogenbosch, waar het
waterbassin op het dak van de parkeergarage als zonnecollector werkt. Door deze warmte vervolgens in de bodem op te slaan en koud water op het dak te
brengen, ontstaat een koeling van het stedelijk gebied. Er is nog een aantal belangrijke vragen te beantwoorden als het gaat om het groen in en aan
gebouwen. Voor een deel zijn deze ‘technisch’ van aard: welke soorten passen op welke plek? En welke kwaliteiten leveren die op? Dit zijn vragen waar de
kennis van de groene sector uit het ommeland goed van pas komt. Andere vragen gaan over financierings- en beheersmodellen, zodat de kwaliteit van het
groen voor de lange termijn is geborgd.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
48
L. Een blik buiten de eigen casussen
De kenniskring Slimme Stad en Ommeland is niet de enige plek waar wordt gezocht naar slimme combinaties. Ook anderen zijn ervan overtuigd dat, door
samen te werken, kennis te bundelen en vraagstukken te verbreden meer mogelijk is. De publicatie Reinventing multifunctionality van RVO geeft zo’n 40
oplossingen, waarbij verschillende vraagstukken met elkaar worden verbonden12. Deze bestrijken een breed veld en gaan lang niet allemaal over de thema’s
die de kenniskring heeft besproken. We gaan heel kort in op zes casussen. De publicatie (met nog veel meer casussen) is te vinden op Internet.
Energieproducerende weg. In Koggenland (Noord-Holland) worden zorgwoningen verwarmd en gekoeld met behulp van asfalt. Hiervoor
zijn leidingen aangebracht in een nabijgelegen asfaltweg. In de zomer wordt de weg gekoeld. Het warme water dat daarbij ontstaat,
wordt ondergronds opgeslagen voor de winter. In de winter wordt de weg verwarmd en wordt koud water opgeslagen. De woningen
maken gebruik van deze warmte en koude. Hierdoor ontstaan comfortabele woningen, die goed te verwarmen en te koelen zijn.
Bijkomend voordeel is dat de weg in de winter ijsvrij is; hier hoeft niet te worden gestrooid. Door de koeling in de zomer gaat het asfalt
langer mee. 8 m2 weg is voldoende om één huishouden van warmte en koude te voorzien. In Brabant ligt 160 km2. Als we daarvan 1%
kunnen benutten, is dat voldoende voor 200.000 huishoudens.
Wet farming in veengebieden. De landbouw is gebaat bij een lage grondwaterstand. Hierdoor kan vee eerder de wei in en kunnen zware
machines het land bewerken. In veengebieden heeft een lage grondwaterstand echter als gevolg dat veen oxideert. Hierdoor ontstaat CO2
en daalt de bodem. Een oplossing is ervoor te zorgen dat de grondwaterspiegel stijgt. De voordelen daarvan zijn groot: minder CO2-
uitstoot, verhoging van de biodiversiteit en voorkomen van bodemdaling. Als we er in slagen het veen weer te laten groeien, wordt zelfs
CO2 permanent vastgelegd in de bodem. Het Noord-Hollands Landschap voert onderzoek uit naar vormen van landbouw die in zo’n natte
omgeving kunnen worden uitgevoerd. Er wordt onder andere gekeken naar nieuwe gewassen.
12 english.rvo.nl/sites/default/files/2016/03/Reinventing%20Multifunctionality.pdf, november 2019
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
49
Decentrale sanitatie. In Sneek zijn bij een sloop-/nieuwbouwproject 207 woningen gebouwd. Bij deze woningen is gekozen voor
decentrale zuivering van het afvalwater en het opwekken van eigen energie. In de woningen wordt onderscheid gemaakt tussen ‘grijs’
water (afkomstig van wasmachine, douche, et cetera) en ‘zwart’ water (afkomstig van het toilet). Daarnaast zijn er voedselvermalers in
de keuken aangebracht, waar al het gft-afval in wordt vermalen. Deze stroom gaat met het ‘zwarte’ water mee. In plaats van een
normaal toilet wordt gebruik gemaakt van een vacuümtoilet, waardoor weinig water nodig is voor het doortrekken. Het ‘zwarte’ water
wordt in de wijk vergist; hierbij ontstaat gas dat wordt gebruikt om de woningen te verwarmen. Van het restant na vergisting worden
meststoffen gemaakt voor de agrarische sector. Het water dat overblijft, is schoon genoeg om te lozen op het oppervlaktewater. Voor de
bewoners heeft het systeem vele voordelen: lagere kosten voor water en energie en een flexibele indeling van de woning. Een vacuümtoilet kan namelijk
gemakkelijk overal worden geplaatst. Doordat het gft-afval ter plekke wordt verwerkt, is er minder afvaltransport nodig en staan er geen stinkende gft-
bakken in of bij de woning.
Mijnwater. In Heerlen worden oude mijnen gebruikt voor de opslag van water, waarmee (via een warmtepomp) woningen verwarmd en gekoeld kunnen
worden. Een mooi voorbeeld van gebruiken wat er in de omgeving te vinden is. De oude mijnen zijn er al en worden niet meer gebruikt. Nu hebben ze een
nieuwe functie. De oplossing leidt uiteraard tot besparing van energie. Daarnaast krijgen bewoners een comfortabele woning, die in de zomer gekoeld kan
worden.
Waterhouderij. Grondeigenaar stelt land beschikbaar voor het bergen van water en maakt dit water beschikbaar voor allerlei doeleinden. Het beschikbaar
hebben van water voor de landbouw voor droge perioden is uiteraard een van de mogelijkheden. De waterhouderij zou ervoor kunnen zorgen dat
wateroverlast voorkomen wordt (zowel in de stad als het ommeland) en dat water beschikbaar komt in tijden van droogte.
Multifunctionele daken. We kennen allemaal de daken met zonnepanelen en de groene daken. Multifunctionele daken hebben beide.
Dit heeft als voordeel dat de temperatuur van het dak lager is. Dat is prettig voor de mensen in een gebouw en verhoogt het rendement
van de zonnepanelen. Maar er is meer mogelijk: naast het groen kan een dak ook gebruikt worden voor waterberging. Dit leidt tot nog
meer verkoeling. Bij een dak met alleen zonnepanelen kan de temperatuur oplopen tot 80 0C, met groen is dit nog maar 50 0C. Bij een
combinatie van water en groen daalt de temperatuur naar 25 0C. Een aandachtspunt is de draagkracht van een dak. Deze is berekend op
sneeuwval in de winter. Door een slimme regeling kan ervoor worden gezorgd dat er in de zomer water op het dak staat (verkoeling),
dat aan het begin van de winter wegstroomt. Zo is het dak weer klaar om het gewicht van een flink pak sneeuw op te vangen.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
50
Van dit soort casussen is altijd veel te leren. Ze laten vooral zien hoe slim combineren tot nieuwe modellen leidt. Voor ons is de belangrijkste les dat het
essentieel is om goed in de eigen omgeving te kijken. Welke stromen lopen er door de stad en het ommeland? Kijk daarbij op elk schaalniveau, van het
gebouw tot het hele gebied. En: welke elementen en structuren zijn aanwezig die je kunt benutten? Ook hier geldt dat dit op elk schaalniveau moet worden
onderzocht en dat daarbij ook de derde dimensie (ondergrond) niet moet worden vergeten.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
51
Deel VII. Conclusies en aanbevelingen voor vervolg
De twee vragen van Slimme Stad en Ommeland zijn:
(1) Hoe is het mogelijk om bij het veranderen van het energiesysteem weer terug te grijpen naar de directe omgeving van onze steden? Net als wij
dat deden met turf-, steenkool- en aardgaswinning. Terug in de tijd, maar dan slimmer, duurzamer en met behoud (of versterking) van
bestaande waarden.
(2) Hoe kunnen stedelijke gemeenschappen en de groene sector in ommeland hun gezamenlijke duurzame energiesysteem zodanig lokaal zelf
(gaan) organiseren, dat iedereen wint?
Het ontwikkelde concept laat zich vangen in de al eerder beschreven figuur. Het is opgebouwd uit twee delen: (1) een fysiek deel dat bestaat uit het
benutten van lokale energiestromen en het in combinatie aanpakken van de wateropgave, klimaatverandering en energietransitie, en (2) een procesdeel,
waarbij stad en ommeland zodanig samenwerken, dat iedereen wint.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
52
Met dan uiteindelijk drie belangrijke lessen:
1. De oplossing ligt in de directe omgeving
Energie is er voldoende. De kunst is om deze (samen) te oogsten.
Het begint bij een analyse van:
• Stromen. Dit zijn de nieuwe energiebronnen van stad en ommeland. Alle schaalniveaus zijn hierbij van belang: van de afvalstromen door een woning
en woonwijk tot de wind en rivieren door de provincie. Welke energie kunnen we hier duurzaam uit aftappen?
• Elementen en structuren. Alles is van belang: ondergrond, bebouwing, groen, wegen, et cetera. Hoe kunnen deze helpen bij het oogsten en opslaan
van energie uit stromen?
De belangrijkste stromen in Brabant zijn naast zon en wind vooral: mest, afvalwater, oppervlaktewater, biomassa, restwarmte uit afvalwater, (ondiepe)
aardwarmte.
2. Organisatie noodzakelijk
Een gedeeld concept zorgt voor focus, draagvlak en vertrouwen in een transitieproces. Het concept Slimme Stad en Ommeland roept op om de
energietransitie zelf te organiseren. Via coöperaties en klimaatschappen kunnen gemeenschappen zich laten zien. Het gaat om herkenning en erkenning van
de gemeenschap. Hiermee maakt de gemeenschap aanspraak op een officiële positie bij onderhandelingen. Experts kunnen daarbij helpen.
De rolverdeling (overheid, bedrijfsleven en consument/burger) is aan vernieuwing toe. Als nieuwe speler kan de gemeenschap deze vernieuwing realiseren.
Daarbij moet plek zijn voor partijen die het belang van natuur en dierenwelzijn willen behartigen en jongeren betrekken bij de opgaven.
3. Nieuw instrumentarium nodig
Een lokaal duurzaam energiesysteem vraagt om participatie, organisatie, financiering en technologie op maat. Voor deze onderwerpen zijn wij op zoek naar
vernieuwing, anders denken en doen. Het is belangrijk alle stakeholders in het ommeland bij de opgave te betrekken bij het delen van feiten, het
formuleren van een gezamenlijke ambitie en het in beeld brengen van kansen. Essentieel is dat wordt gezocht naar winst voor alle partijen, onder het motto
‘Allemaal winnen’. Het wiel met de zes principes is in te zetten voor het uitwerken van casussen. Inhoudelijke instrumenten als een stroomanalyse en een
maatschappelijke businesscase kunnen invulling geven aan specifieke spaken van het wiel.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
53
Bijlage I. Kenniskring ledenlijst
Naam Organisatie Functie
1. Wim van Ginkel Koninklijke Ginkel Groep Directeur
2. Ernst Jan van Haaften Stichting Het Brabants Landschap Adjunct-directeur
3. Carel Nobbe Waterschap Aa en Maas Strategisch projectleider
4. Hennie Roorda Waterschap Rivierenland Dagelijks bestuur waterschap
5. Marius Tielemans Gemeente Boekel Wethouder
6. Jan van der Meer Expert afvalverwerking Voormalig directeur Suez
7. Evelien Verbauwen Provincie Noord-Brabant Energiestrateeg
8. Friso van Abbema Friso van Abbema Advies Procesmanager RES'en
9. Dick Maaskant Duurzaam Energiebedrijf Roosendaal Directeur
10. Thijs Rodenburg Biopolymers Oosterhout Directeur
11. Jesse Mommersteeg Avans Young Professional
12. Kasper Melis BUas (voorheen NHTV) Young Professional
13. Jan Piet van der Meer Consultant Financieel expert, waterstofexpert
14. Stijn van Liefland zzp'er Gemeenteambtenaar, milieukundige
15. Rudy van Stratum zzp'er Organisatie en economisch expert
16. Koen Antonis De WaardenMakers Onderzoeker/secretaris kenniskring
17. Martin Bakker Provincie Noord-Brabant Projectleider SEF
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
54
18. Paulien Feimann De WaardenMakers Zakelijk leider
19. Pieter van Hulten zzp'er Expert energietransitie en video
20. Arie Meulepas Provincie Noord-Brabant Programmamanager Agrofood
21. Jettie Rattink Stichting Markdal duurzaam en vitaal Voorzitter
22. Geert Wilms Stuurgroep Landbouw Innovatie Brabant Secretaris/projectleider
23. Huibert van der Ven Van der Ven BV Directeur
24. Gert-Jan Roefs zzp'er Agrarisch adviseur
25. Dimph Rubbens Stichting Energietransitie Moerdijk Voorzitter
26. Alwin Groen BrabantAdvies Secretaris SER Brabant
27. Thomas Jansen zzp'er Expert gebiedsinnovatie
28. Peter Hendriks Agrisuits Innovator
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
55
Bijlage II. Overzicht invulling kenniskringbijeenkomsten
Inhoudsoverzicht kenniskring Slimme Stad en Ommeland
Er hebben zeven bijeenkomsten en één conferentie in het kader van de kenniskring Slimme Stad en Ommeland plaatsgevonden. Per bijeenkomst zijn diverse activiteiten uitgevoerd. 18 februari 2019: Introductie van De WaardenMakers en het boek Tovenaar en Profeet van Charles de Mann. Belangrijk volgens De Mann zijn de afwijkende schaalpercepties van tovenaars en profeten. Zij tonen twee duurzaamheidsvisies die het kader voor de kenniskring Slimme Stad en Ommeland vormen. Verder werd gedurende deze bijeenkomst de oplossing ‘koeienadaptor’ gepresenteerd en in dialoog verrijkt. De aanwezigen vroegen om een businesscase en deze is toegezegd. 11 maart 2019: Het duurzaam energielandschap is als gedachtegoed gepresenteerd. Verder is de urgentie van de kenniskring uitgewerkt op basis van een afpelstrategie. Zon en wind blijken onvoldoende toereikend en dus zijn er andere energie-oplossingen nodig. Tijdens deze bijeenkomst zijn diverse oplossingen rondom wateraggregatie ingebracht en verrijkt. Denk bijvoorbeeld aan de Waterdraak van ‘s-Hertogenbosch. 1 april 2019: Een terugkoppeling over de ‘koeienadaptor’ in de vorm van een businesscase. Na de terugkoppeling volgde een dialoog met waterschap Aa en Maas over het oprichten van een klimaatschap. Dit aan de hand van de grondstoffen- en energiefabrieken die het waterschap bezit en ontwikkelt. Kan dit bijvoorbeeld worden verrijkt via waterstof? 6 mei 2019: De kenniskring bestaat uit vertegenwoordigers van organisaties die zelf ook casushouder zijn. Tijdens deze bijeenkomst was er geen externe spreker, maar pitchten de kenniskringdeelnemers hun casussen aan elkaar. Onder andere innovatief groen en algen kwamen aan de orde. 24 juni 2019: De kracht van de gemeenschap stond in deze bijeenkomst centraal. De dorpsmolen en de warmtenetten in Denemarken dienen als praktijkcasus. Zo maak je de stap naar een dorpsverwarming. 2 september 2019: Een bedrijfsbezoek waarbij de kring Rodenburg Biopolymers aan deed. Wat ooit begon als een schillenboer, is nu een bedrijf dat diverse waarden en toepassingen haalt uit bijproducten van de aardappelverwerking. Denk aan energie of een mosselkrat van afbreekbaar plastic.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
56
7 oktober 2019: Conferentie Slimme Stad en Ommeland in het Koning Willem I College in ’s-Hertogenbosch. Er werden diverse workshops gehouden
rondom: 1) innovatief groen, 2) multifunctionaliteit om investeringen te laden, 3) klimaatplein Heusden, 4) waterstof & de zoutaccu en 5) de dorpsmolen.
De workshops leverden dialogen op over bijvoorbeeld coöperatief groen binnen een gedeelde systeemintegratie.
4 november 2019: De kring toonde de casus ‘Warmtenet Roosendaal’ en liet als slotexercitie zien hoe complex het is om Slimme Stad en Ommeland in de praktijk te ontwikkelen. Een multi-stakeholders dialoog is de kern. Gezamenlijk de voorliggende dillema’s bespreken en vooral aan de voorkant helder hebben wie welk risico neemt en welke actie onderneemt. Dit, omdat de startposities en onderhandelingskracht vaak ongelijk zijn. Samen kom je verder dan het een-op-een-gesprek. Geen kaarten tegen de borst houden. Een gesprek over wat maatschappelijke verantwoordelijkheid is, hoort hier ook bij. Synchroon aan de bijeenkomsten is uit de praktijken en literatuur het concept ‘Slimme Stad en Ommeland’ ontwikkeld, zodat ook anderen het kunnen toepassen.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
57
Bijlage III. Toelichting Mutual Gains Approach (MGA)
Door Rudy van Stratum, organisatieadviseur en als procesbegeleider betrokken bij De WaardenMakers
MGA veel gestelde vragen (2009)
Waar is MGA voor bedoeld?
MGA is een gestructureerde aanpak bij complexere problematieken waarbij meerdere partijen betrokken zijn. ‘Gestructureerd’, omdat er een aantal te
nemen stappen gedefinieerd is en het gedachtegoed ook uitvoerig is gedocumenteerd en in de praktijk is toegepast. ‘Complexere problematieken’, omdat
de aanpak juist geschikt is als er meerdere partijen bij betrokken zijn met mogelijk conflicterende belangen, en dat vaak al jarenlang.
Wat is de kern van MGA?
De kern van de Mutual Gains Approach (allemaal winnen, wederzijdse voordeel methodiek, consensus building approach) bestaat uit twee principes:
1. Redeneer niet vanuit posities, maar vanuit belangen.
2. Een intrinsieke optimaliseringsslag die is ingebouwd door iedereen voortdurend uit te nodigen een beter idee te formuleren dat recht doet aan
zijn belang zonder dat van anderen te schaden.
Toelichting:
Een positie is de einduitkomst van allerlei afwegingen, het einde van een beslissingsboom die is doorlopen. Een positie zegt: ‘Ik ben voor of ik ben tegen’.
Het probleem met een positie is, dat die snel botst met een andere positie en weinig ruimte meer biedt voor onderlinge afstemming. Als een positie
eenmaal is ingenomen, is ze lastig te verlaten; mensen bijten zich vaak in hun positie vast. De truc van MGA is nu, dat we de gevolgde beslissingsboom gaan
afpellen, steeds een stapje terug redeneren. Uiteindelijk kom je dan terecht bij de zaken waar het echt om gaat, bij de achterliggende drives of belangen van
een individu of een organisatie. Het mooie van een belang is, dat die puur is en ononderhandelbaar. Maar het mooie is ook, dat als je vanuit de grotere
belangen redeneert, je bij veel meer posities kunt uitkomen die allemaal hetzelfde belang dienen. Wat je in feite doet, is de mogelijke zoekruimte vergroten.
Als we allemaal onze posities verlaten, maar onze belangen blijven behartigen, dan ontstaat een grotere zoekruimte die, zoveel als mogelijk is,
tegemoetkomt aan al onze belangen, maar nog vele eindposities openhoudt. MGA is feitelijk een zoektocht naar de mogelijke eindposities die zo veel
mogelijk recht doen aan de set van achterliggende belangen.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
58
Dan de optimaliseringsslag. MGA is een voortdurende ronde van bevragingen in een open en transparant proces. Wie ziet er nog een mogelijkheid waar we
niet aan gedacht hebben en die tegemoetkomt aan een belang zonder dat het andere belangen schaadt? Als econoom trek ik de parallel met het
zogenaamde Pareto-optimum in de welvaartstheorie. Een verdeling van welvaart is optimaal als er geen mogelijkheid meer bestaat van een herverdeling
van die welvaart, waarbij iemand er beter van wordt zonder dat anderen er slechter van worden. Deze vraag moet in een MGA-traject dus voortdurend
rondzingen: wie heeft er nog een beter idee? En nogmaals en nogmaals. Maar wel een beter idee onder randvoorwaarden! En omdat het proces
transparant is en iedereen in principe is uitgenodigd deel te nemen, is het niet vrijblijvend; je committeert je door je deelname, ook aan de einduitkomst van
het proces.
Waarom is het cruciale MGA-woord ‘consensus’ misleidend?
Consensus is waarschijnlijk het woord dat je het meest zult tegenkomen in MGA-teksten. Consensus moet worden onderscheiden van compromis. Een
compromis is een halfslachtige tussenoplossing, waar uiteindelijk niemand echt blij mee is. Jammer aan consensus is dat het suggereert dat iedereen er blij
mee is, dat het een wat zijig begrip is. Maar dat is helaas niet zo. Consensus betekent hier: iedereen is het ermee eens dat er geen oplossing voorhanden is
die nog meer tegemoetkomt aan alle belangen zonder andere belangen te schaden. Dat kan natuurlijk een situatie opleveren waar je van baalt: ik baal ervan
dat ik niet krijg wat ik had gehoopt, maar ik zie dat elke andere optie me uiteindelijk minder oplevert.
Want dat heb ik nog niet genoemd: je moet voor een goede afweging helder hebben wat je alternatieven zijn. Iemand met een fantastisch alternatief achter
de hand zal zich nooit committeren aan de uitkomst van een MGA-traject. Een MGA-traject wordt doorlopen met partijen die op de een of andere manier
tot elkaar zijn veroordeeld, die hoe dan ook met elkaar te maken (blijven) krijgen. En gelukkig is dat meestal het geval. Iemand die makkelijk zegt ‘dan ga ik
mijn eigen weg, bekijk het maar met zijn allen’ zal, als hij zijn redenering netjes afmaakt, zien dat hij via de achterdeur toch last zal krijgen van onbedoelde
bijeffecten. Vaak doet dat zo’n partij alsnog besluiten zich bij de discussie aan te melden. Inmiddels zal ook duidelijk zijn dat een goede feitenanalyse vooraf,
het verzamelen van alle relevante informatie, cruciaal is.
Wanneer kun je het wel en wanneer niet toepassen?
MGA is vooral efficiënt bij wat complexere beslissingstrajecten, wat langer slepende discussies waar meerdere partijen bij betrokken zijn. Het vergt nu
eenmaal investeringen in tijd en geld om een MGA-traject goed te doorlopen. Uiteindelijk, zo is de stelling, verdient die geïnvesteerde tijd zichzelf weer
terug. Toch zit hier wel een paradox: iedereen is geneigd de echt benodigde tijd om tot een oplossing te komen, zwaar te onderschatten. Gevolg is dat men
het toch maar weer op de gewone wijze probeert te ritselen en na jaren noodgedwongen alsnog tot een MGA-keuze komt. Misschien moet dat wel een
praktijkadvies worden: ga maar gewoon je gang, als het niet lukt dan hebben we opnieuw een gesprek. Maar toch doen we MGA hiermee tekort.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
59
De filosofie die achter MGA steekt kun je ook op kleinere problemen loslaten. Je kunt zelfs in een bilateraal gesprek dezelfde uitgangspunten hanteren en
zien dat je tot een beter gespreksresultaat komt.
Welke lessen heb je zelf getrokken door de aanpak in de praktijk te gebruiken?
1. Een succesvol MGA-traject moet een primaire probleemeigenaar hebben, iemand die het hele spul aanzwengelt en op dat moment het
meest gebaat is bij een oplossing. Zonder duidelijke trekker (iemand die er wakker van ligt als er te weinig voortgang wordt geboekt) is een
MGA-traject gedoemd te mislukken.
2. Aan de kant van de primaire probleemeigenaar ligt vaak ook een fikse organisatie- en regelopgave. Er moeten data worden geprikt, agenda’s
gemaakt, mensen uitgenodigd, geschikte locaties worden gezocht, informatie worden toegezonden, et cetera. Aan de kant van de primaire
probleemeigenaar moet een projectleider met het juiste profiel beschikbaar zijn, die al deze zaken borgt.
3. Ondanks alle waarschuwingen vooraf, wordt de benodigde tijd bij de deelnemers niet of onvoldoende ingeboekt. Altijd wordt onderschat
hoeveel tijd het nu eenmaal kost. Niet alleen de gesprekken en bijeenkomsten zelf, vooral ook de tussentijdse overleggen, het inwinnen en
analyseren van informatie en het vertellen en uitleggen aan je achterban, kosten tijd. Mijn les is dat het voortraject daarom maar wat langer
moet duren. Het voortraject, waarin je de spelregels bespreekt en de geesten rijp maakt. Explicieter een go/no-go moment inbouwen,
waarop je met elkaar afspreekt om door te gaan of niet.
4. Dit is een rare. Iedereen praat altijd over de bijeenkomsten en over de discussies daar en hoe creativiteit kan worden ingebracht. In mijn
ervaring gebeurt het echte werk voor en na de bijeenkomsten in individuele gesprekken, de ene persoon die spontaan de andere belt,
iemand krijgt een idee en werkt het samen met een paar anderen uit. Als dit ‘voorwerk’ goed wordt gecoördineerd en de procesbegeleider
een gevoel heeft welke kant het uit kan gaan, dan zijn de bijeenkomsten ‘slechts’ rituelen die een gemeenschappelijk moment markeren,
maar waarvan de uitkomsten vooraf al grotendeels vaststonden. Ook heb ik zelden meegemaakt, dat geniale ideeën volstrekt out of the blue
tijdens zo’n bijeenkomst ontstonden. Vaak gaat het om goed voorbereide en doordachte acties, die vooraf al bij een aantal partijen getoetst
zijn op hun houdbaarheid. Misschien wekt dit het idee van achterkamertjespolitiek, maar zo is het niet bedoeld. De praktijk wijst nu eenmaal
uit, dat grote ideeën en brede consensus niet onvoorbereid aan een grote tafel met veel partijen in een paar uurtjes tijd ontstaan. Als dat in
uw optiek wel het geval is, dan vergeet u het vele goede werk dat aan de bijeenkomst is voorafgegaan.
Slimme Stad en Ommeland: Allemaal winnen
60
5. Het is mooi dat MGA gestructureerd is. Maar ik ben zelf meer van de pragmatische lijn (en ik vind het ook prima als echte MGA-deskundigen
tegen me zeggen: “Maar wat jij daar doet, dat is geen MGA”). Als iets niet werkt, dan werkt het niet en er zijn meerdere wegen naar Rome.
In mijn ogen laten de principes van MGA vermenging met allerlei andere werkvormen en afspraken toe en moet flexibiliteit en originaliteit
mogelijk blijven. Een voorbeeld: met collega-adviseurs doe ik aan intervisie. Daar pluizen we volgens een stappenplan een door een van ons
ingebrachte casus uit. Wat in de praktijk het allerbest blijkt te werken, is het inbouwen van een extra niet-rationele stap: een roddelrondje.
De casusinbrenger mag alleen luisteren, de anderen mogen er vrolijk op los roddelen. In no time brengt iedereen dezelfde beelden en
‘waarheden’ boven tafel. Vaak wordt hier de kern van hele discussies samengevat, onze intuïties zijn vaak zo slecht nog niet. Wel dient de
casusinbrenger vooraf te worden gewaarschuwd: het is niet altijd leuk de waarheid te horen.
6. Tenslotte: in mijn ogen is MGA een wat technocratische, formele aanpak (in geschrift, maar ook in de praktijk). En ook dat is raar. In wezen
gaat het om het in kaart brengen van de diepste drives en overtuigingen van personen en het verkennen van de speelruimte. De kunst van
het vragenstellen, dieper en onconventioneler dan anders, staat daarbij centraal. De psychologie, maar ook niet-rationele of
onconventionele aanpakken (zoals het hierboven genoemde roddelen), zouden dus een veel grotere rol moeten spelen. Gelukkig staat
nergens dat dergelijke toevoegingen en uitbreidingen op ‘standaard-MGA’ niet mogen.
‘People don’t resist change, they resist being changed’
Peter Senge
www.dewaardenmakers.nl