3
centrum. Tijdschrift voor Gerontologie en Geri- atrie 2007;38:134-146. 4 Hertogh C. Oud en op is ’uit’: over ouderdom en de ’goede dood’. Tijdschrift voor Gerontolo- gie en Geriatrie 2004;35:170-172. 5 Frieswijk N, Buunk BP, Steverink N, Slaets JPJ. Het effect van sociale vergelijkingsinformatie op de levenssatisfactie van fragiele ouderen. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie 2005;36:100-108. 6 Jopp D, Smith J. Resources and life- management strategies as determinants of suc- cessful aging: on the protective effect of selec- tion, optimization, and compensation. Psycho- logy and Aging 2006;21:253-265. 7 Marcoen A, Van Cotthem K, Billiet K, Beyers W. Dimensies van subjectief welbevinden bij oude- ren. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie 2002;33:156-165. 8 Baltes PB, Baltes MM. Psychological perspecti- ves on successful aging: The model of selective optimization and compensation. In: Baltes PB, Baltes MM, Eds. Succesful aging: Perspectives from the behavioral sciences. New York: Cam- bridge University Press, 1990: 1-34. 9 Kempen GIJM, Ormel J. Het meten van psycho- logisch welbevinden bij ouderen. Tijdschr Ge- rontol Geriatr 1992; 23:225-235. 10 Waterman AS. Two conceptions of happiness: Contrasts of personal expressiveness (eudaimo- nia) and hedonic enjoyment. Journal of Perso- nality and Social Psychology 1993;64:678-691. 11 Marcoen A. Subjectief welbevinden op hogere leeftijd. In: Marcoen A, Grommen R, Van Ranst N, Eds. Als de schaduwen langer worden. Psy- chologische perspectieven op ouder worden en oud zijn.Leuven: Lannoo Campus, 2009:335- 358. 12 Westerhof G, Bohlmeijer E. De psychologie van de levenskunst. Amsterdam: Boom, 2010. Signalementen (Huisartsen)zorg in de laatste levensmaanden Via een representatief huisartsennetwerk zijn gegevens verzameld over plaats van overlijden, aard en doel van de zorg en wensen en proble- men van patiënten van wie het overlijden ver- wacht en niet plotseling was. Epidemioloog, gezondheidswetenschapper en pastor Ebun Abarshi, 45 jr, wijdt er haar promotieonderzoek aan en komt op basis van haar research tot de conclusie dat wenselijke levenseindeuitkomsten waarschijnlijk zouden zijn als huisartsen de ster- vensfase systematisch zouden herkennen. De diagnose kanker, een hoge opleiding en de afwe- zigheid van dementie zijn gerelateerd aan het bespreken van onderwerpen als diagnose, onge- neeslijkheid, levensverwachting, mogelijke com- plicaties en problemen, opties voor palliatieve zorg en ervaren ziektelast. Bij 46% van de patiën- ten is de huisarts zich niet bewust van de ge- wenste plaats van overlijden en deze patiënten werden ook vaker naar het ziekenhuis ver- plaatst. Het tijdig herkennen van de stervensfase is nodig om het aantal verplaatsingen aan het levenseinde zo veel mogelijk te beperken. Bij vergelijking van zorg in de laatste drie maanden tussen Nederland en België blijken in België vaker palliatieve zorgdiensten te worden ingezet en is in Nederland de huisarts vaker zelf actief. Een studie naar levenseindezorg voor vijfentachtigplussers, thuis of in een verzor- gingshuis, wijst uit dat hier minder ziekenhuis- overlijdens plaatsvinden dan in de groep van 65 tot 85 jaar en meer overlijdens in verzorgings- huizen. Leeftijd was niet gerelateerd aan overlij- den op de gewenste plaats. Proefschrift Care in the last months of life. End-of- Life Care registration in the Netherlands by a network of General Practitioners, Vrije Universiteit Amster- dam, 20 april 2011, 140 p, ISBN 978 94 6159 047 3. Promotores waren prof.dr. L.H.J. Deliens en prof.dr. B.D. Onwuteaka-Philipsen. Reactivering en rehabilitatie van kwetsbare ouderen Depressie, angst, achterdocht, agitatie en agres- sie komen vaak voor bij psychogeriatrische pa- tiënten en hebben een negatief effect op het cog- nitief functioneren, de kwaliteit van leven en de overlevingsduur. Bovendien leiden deze multi- pele psychiatrische functiestoornissen tot extra belasting voor mantelzorgers en eerdere opname in het verpleeghuis. Ton Bakker onderzocht de (kosten)effectiviteit van een multidisciplinair revalidatieprogramma IRR (Integratieve Reacti- vering en Rehabilitatie) gericht op zowel patiënt als mantelzorger. IRR bleek vanuit het perspec- tief van de mantelzorger een in relatie tot de re- guliere zorg tot twee keer zo grote gemiddelde reductie van het aantal en de ernst van de psychi- atrische symptomen te bewerkstelligen. Zes maanden na einde behandeling was er feitelijk sprake van een reductie van 61%. Vanuit het per- spectief van het verzorgendenteam waren de effecten niet significant. Verder leidde IRR zes maanden na einde be- handeling tot een vermindering in belasting van de mantelzorgers van maximaal 50%, terwijl de reguliere zorg hier nauwelijks effect op had. De extra kosten van IRR waren Y 53 per dag. Het aantal te behandelen patiënten voor een kli- nisch relevant effect was laag (=4-5) vergeleken met donepezil (=10) en memantine (=3-8). Voorts bleken de gunstige effecten niet te worden beïn- vloed door het type dementie of het niveau van cognitief functioneren. De kwaliteit van het be- wijs en de kracht van de aanbevelingen van deze RCT (Randomized Controlled Trial) kunnen me- Tijdschr Gerontol Geriatr 2011; 42 198

Signalementen

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Signalementen

centrum.Tijdschrift voor Gerontologie en Geri-atrie 2007;38:134-146.

4 Hertogh C. Oud en op is ’uit’: over ouderdomen de ’goede dood’. Tijdschrift voor Gerontolo-gie en Geriatrie 2004;35:170-172.

5 Frieswijk N, Buunk BP, Steverink N, Slaets JPJ.Het effect van sociale vergelijkingsinformatieop de levenssatisfactie van fragiele ouderen.Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie2005;36:100-108.

6 Jopp D, Smith J. Resources and life-management strategies as determinants of suc-cessful aging: on the protective effect of selec-tion, optimization, and compensation. Psycho-logy and Aging 2006;21:253-265.

7 Marcoen A, Van Cotthem K, Billiet K, BeyersW.Dimensies van subjectief welbevinden bij oude-ren. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie2002;33:156-165.

8 Baltes PB, Baltes MM. Psychological perspecti-ves on successful aging: Themodel of selectiveoptimization and compensation. In: Baltes PB,Baltes MM, Eds. Succesful aging: Perspectivesfrom the behavioral sciences. NewYork: Cam-bridge University Press, 1990: 1-34.

9 Kempen GIJM, Ormel J. Het meten van psycho-logisch welbevinden bij ouderen. Tijdschr Ge-rontol Geriatr 1992; 23:225-235.

10 Waterman AS. Two conceptions of happiness:Contrasts of personal expressiveness (eudaimo-nia) and hedonic enjoyment. Journal of Perso-nality and Social Psychology 1993;64:678-691.

11 Marcoen A. Subjectief welbevinden op hogereleeftijd. In: Marcoen A, Grommen R, Van RanstN, Eds. Als de schaduwen langer worden. Psy-chologische perspectieven op ouder worden enoud zijn.Leuven: Lannoo Campus, 2009:335-358.

12 Westerhof G, Bohlmeijer E. De psychologie vande levenskunst. Amsterdam: Boom, 2010.

Signalementen

(Huisartsen)zorg in de laatstelevensmaanden

Via een representatief huisartsennetwerk zijngegevens verzameld over plaats van overlijden,aard en doel van de zorg en wensen en proble-men van patiënten van wie het overlijden ver-wacht en niet plotseling was. Epidemioloog,gezondheidswetenschapper en pastor EbunAbarshi, 45 jr, wijdt er haar promotieonderzoekaan en komt op basis van haar research tot deconclusie dat wenselijke levenseindeuitkomstenwaarschijnlijk zouden zijn als huisartsen de ster-vensfase systematisch zouden herkennen. Dediagnose kanker, een hoge opleiding en de afwe-zigheid van dementie zijn gerelateerd aan hetbespreken van onderwerpen als diagnose, onge-

neeslijkheid, levensverwachting,mogelijke com-plicaties en problemen, opties voor palliatievezorg en ervaren ziektelast. Bij 46% van de patiën-ten is de huisarts zich niet bewust van de ge-wenste plaats van overlijden en deze patiëntenwerden ook vaker naar het ziekenhuis ver-plaatst. Het tijdig herkennen van de stervensfaseis nodig om het aantal verplaatsingen aan hetlevenseinde zo veel mogelijk te beperken. Bijvergelijking van zorg in de laatste drie maandentussen Nederland en België blijken in Belgiëvaker palliatieve zorgdiensten te worden ingezeten is in Nederland de huisarts vaker zelf actief.Een studie naar levenseindezorg voorvijfentachtigplussers, thuis of in een verzor-gingshuis, wijst uit dat hier minder ziekenhuis-overlijdens plaatsvinden dan in de groep van 65tot 85 jaar enmeer overlijdens in verzorgings-huizen. Leeftijd was niet gerelateerd aan overlij-den op de gewenste plaats.Proefschrift Care in the last months of life. End-of-

Life Care registration in the Netherlands by a network ofGeneral Practitioners, Vrije Universiteit Amster-dam, 20 april 2011, 140 p, ISBN 978 94 6159 047 3.Promotores waren prof.dr. L.H.J. Deliens enprof.dr. B.D. Onwuteaka-Philipsen.

Reactivering en rehabilitatie van kwetsbareouderen

Depressie, angst, achterdocht, agitatie en agres-sie komen vaak voor bij psychogeriatrische pa-tiënten en hebben een negatief effect op het cog-nitief functioneren, de kwaliteit van leven en deoverlevingsduur. Bovendien leiden deze multi-pele psychiatrische functiestoornissen tot extrabelasting voor mantelzorgers en eerdere opnamein het verpleeghuis. Ton Bakker onderzocht de(kosten)effectiviteit van eenmultidisciplinairrevalidatieprogramma IRR (Integratieve Reacti-vering en Rehabilitatie) gericht op zowel patiëntals mantelzorger. IRR bleek vanuit het perspec-tief van demantelzorger een in relatie tot de re-guliere zorg tot twee keer zo grote gemiddeldereductie van het aantal en de ernst van de psychi-atrische symptomen te bewerkstelligen. Zesmaanden na einde behandeling was er feitelijksprake van een reductie van 61%. Vanuit het per-spectief van het verzorgendenteamwaren deeffecten niet significant.Verder leidde IRR zes maanden na einde be-

handeling tot een vermindering in belasting vandemantelzorgers vanmaximaal 50%, terwijl dereguliere zorg hier nauwelijks effect op had.De extra kosten van IRRwaren Y 53 per dag.

Het aantal te behandelen patiënten voor een kli-nisch relevant effect was laag (=4-5) vergelekenmet donepezil (=10) enmemantine (=3-8). Voortsbleken de gunstige effecten niet te worden beïn-vloed door het type dementie of het niveau vancognitief functioneren. De kwaliteit van het be-wijs en de kracht van de aanbevelingen van dezeRCT (Randomized Controlled Trial) kunnenme-

Tijdschr Gerontol Geriatr 2011; 42198

Page 2: Signalementen

thodologisch getoetst als gematigd sterk wordenbeschouwd. Omdat 80 % van de psychogeriatri-sche patiënten last heeft vanmultipele psychia-trische symptomen en 70 tot 80% van demantel-zorgers matig tot zwaar overbelast is, kan imple-mentatie van IRR tot gunstige resultaten leiden.Proefschrift Integrative reactivation and rehabilita-tion to reduce multiple psychiatric symptoms of psycho-geriatric patients and caregiver burden, Vrije Univer-siteit Amsterdam, 10 december 2010, 256 p. Pro-motores waren prof.dr.M.W. Ribbe en prof.dr.A.T.F. Beekman.

Intensief sporten houdt het brein scherp

Onze cognitieve capaciteiten verminderen bijhet ouder worden en daarmee onze kwaliteit vanleven, waarbij het gebruik van gezondheidszorgtoeneemt. Hoe kunnen wij dit proces positiefbeïnvloeden? Reeds enige tijd is bekend dat eenfysiek actieve leefstijl en cognitie geassocieerdzijn in die zin dat fysiek actieve mensen ofwel opeen hoger niveau gaan functioneren ofwel eenverminderd risico op dementie lopen. In hetpromotieonderzoek van gezondheidsweten-schapper Maaike Angevaren, 36 jr, wordt onder-zocht of cardiorespiratoire fitheid mogelijk demediator is in deze associatie. De belangrijksteconclusie is dat dit inderdaad deels een verkla-ring kan zijn voor de positieve associatie. Tevensblijkt dat de fysieke activiteit van voldoende in-tensiteit moet zijn en dat alleen de cognitievesnelheid wordt beïnvloed en niet het geheugen,de mentale flexibiliteit of de globale cognitievefunctie. Het feit dat variatie in bewegen en li-chaamsgewicht en BMI ook van invloed blijken,geeft aan dat associaties tussen fysieke activiteiten cognitie via meerdere routes tot stand kun-nen komen. Behalve respiratoire fitheid lijkt ookduidelijk dat elke vorm vanmentale stimulatiehet cognitief functioneren ten goede komt. Enhet is immers aannemelijk dat iedere vorm vanfysieke activiteit automatisch leidt tot stimulatievan het brein.Proefschrift Physical activity, cardiorespiratory fit-

ness and cognition, Katholieke Universiteit Leuven,29 april 2011, 186 p. Promotor was prof.dr. L. Van-hees.

Bewegen én afvallen is een goedecombinatie in de strijd tegen diabetes

Wie voldoende lichaamsbeweging krijgt, heeftminder kans op diabetes type 2 en ook wie afvaltvermindert zijn risico.Maar het is met name decombinatie van bewegen en afvallen die het gun-stigste effect heeft. Gezondheidswetenschapperen epidemioloog Li Qin, 28 jr, concludeert dit uithaar promotieonderzoek naar het samenspeltussen deze beide variabelen enmaakt darbijgebruik van diverse internationale epidemiolo-gische studies. Haar onderzoek laat zien dat

overgewicht een belangrijker risicofactor is dangebrek aan lichaamsbeweging,maar ook dat detwee variabelen elkaar versterken. Extra aanwij-zingen hiervoor vond Li Qin in de databank vaneen groot Chinees bevolkingsonderzoek en in deresultaten van een Fins onderzoek naar diabetes-preventie door gedragsverandering. Een ge-wichtsafname van ongeveer vijf procent wordtalgemeen beschouwd als een klinisch zinvol ver-schil. Een dieet kan leiden tot gewichtsverlies bijde meeste mensen,maar degenen die lichamelijkactief zijn kunnen dit gewichtsverlies beter vast-houden. Zowel matig-tot-sterke lichamelijkeactiviteit als wandelen zijn nuttig vanuitvolksgezondheidperspectief. De additieve inter-actie tussen lichamelijke activiteit en overge-wicht is belangrijk voor de preventie van diabe-tes.Proefschrift Physical activity and obesity-related

metabolic impairments. Estimating interaction from anadditive model, Rijksuniversiteit Groningen, 11mei 2011, 161 p, ISBN 978 90 3674 763 9. Promo-tor was prof.dr. R.P. Stolk, co-promotor dr.ir. E.Corpeleijn.

Diabetergestemd.nl: online hulp voordiabetespatiënten met depressieveklachten

Veel mensenmet diabetes hebben last van de-pressieve klachten en dat beïnvloedt hun kwali-teit van leven en de ziekteuitkomsten. Klinischpsycholoog Kim van Bastelaar, 29 jr, onderzochtde effectiviteit van cognitieve gedragstherapie(CGT) via internet voor deze patiëntengroep.Daartoe werd de reeds bekende online cursus ‘Inde put, uit de put’ aangepast met diabetes-specifieke onderwerpen als: piekeren overdiabetescomplicaties, omgaanmet reacties uit jeomgeving op diabetes en communicerenmethulpverleners. De interventie, genaamd Diabe-tergestemd.nl, bestaat uit een zelfhulpcursusmet acht lessen enmet minimale begeleidingvan een coach. Het blijkt dat de cursus effectief isin het doen reduceren van depressieve klachtenen diabetesspecifieke emotionele klachten involwassenenmet diabetes type 1 of 2, zowel bijernstige als bij minder ernstige psychischeklachten. Er werd geen effect van de interventiegevonden op de glykemische controle met alsmogelijke verklaring dat de deelnemers op base-line relatief goed waren ingesteld.ProefschriftWeb-based diabetes-specific cognitive

behaviour therapy for depression in adults with Type 1or Type 2 diabetes, Vrije Universiteit Amsterdam, 21april 2011, 107 p, ISBN 978 90 9025 975 8. Pro-motores waren prof.dr. F.J. Snoek en prof.dr.W.J.M.J. Cuijpers.

Signalementen 199

Page 3: Signalementen

Matig alcoholgebruik verlaagt de kans opsuikerziekte

Het is al langere tijd bekend dat er een relatie istussenmatige alcoholconsumptie en een gerin-gere kans op diabetes type 2, in vergelijkingmetgeheelonthouding of overmatige alcohol-consumptie. Onduidelijk is of dit verbandmoge-lijk kon worden verklaard door andere factorenrondommatig alcoholgebruik en wat matig al-coholgebruik in het lichaam eigenlijk preciesdoet. Voeding en GezondheidswetenschapperMichel Joosten, 29 jr, wijdt er zijn promotie-onderzoek aan en toont aan dat toename inalcoholconsumptie tot eenmatig niveau (tweetot drie glazen per dag) leidt tot een daaropvol-gende verlaging in het risico op ouderdoms-suikerziekte en dat dit verband ook geldt voormensen die door hun leefstijl al een verlaagdekans op ouderdomssuiker hebben. Nader onder-zoek laat zien dat na een periode van alcohol-consumptie verschillende processen op het ge-bied van ontsteking en vetmetabolisme zijn ver-anderd. Deze veranderingen geven inzicht in demanier waarop alcohol mogelijk de kans op dia-betes type 2 verlaagt evenals de bevinding datmatig alcoholgebruik leidt tot een toegenomengehalte van het hormoon adiponectine in hetbloed en een daarmee samenhangende toegeno-men insulinegevoeligheid. Natuurlijk blijftalcoholconsumptie een gevoelig onderwerp.ProefschriftModerate alcohol consumption, adiponec-tin, inflammation and type 2 diabetes risk. Prospectivecohort studies and randomized crossover trials, Univer-siteit Wageningen, 12 januari 2011, 192 p, ISBN978 90 8585 825 6. Promotor was prof.dr. R.F.Witkamp, co-promotor dr. H.F.J. Hendriks, TNOQuality of Life, Zeist.

Broedsucces bij koolmezen neemt snel af bijveroudering

Hoewel koolmezen zo ongeveer negen jaar oudkunnen worden, blijkt hun broedsucces vanafhet tweede levensjaar al flink af te nemen. Evolu-tionair bioloog Sandra Bouwhuis, 31 jaar, consta-teert in haar proefschrift dat de nakomelingenvan oudere koolmeesvrouwtjes veel minder suc-cesvol zijn dan die van jongere moeders. Vooralin de latere fases van hun opvoeding gaat hetmis. Eigenlijk moeten de koolmeesvrouwtjesdirect in hun eerste levensjaren zo veel mogelijkinvesteren in nageslacht. Er is bewijs voor drieaspecten van veroudering bij koolmezen: (1) eentoename in de kans op het overslaan van eenbroedseizoen of het vroegtijdig falen van eenbroedpoging, (2) een afname in het producerenvan jongen die recruteren als broedvogel doorafnames in uitkomstsucces van eieren, afname insucces in het opvoeden van jongen en in het

overleven van jongen na uitvliegen, en (3) eenafname in overlevingskans van broedvogels. Ge-zamenlijk leidt dit verouderingsproces tot eenafname van 87 % in succes tussen de leeftijd van 1en 9 jaar.Mannelijke koolmezen zijn moeilijkerte volgen tijdens het broedseizoen en kunnenook jongen hebben bij meerdere partners tege-lijk.ProefschriftGreat tits growing old. Patterns and

processes of ageing in a wild bird population, Rijksuni-versiteit Groningen, 18 maart 2011, 161 p, ISBN978 90 3674 813 1. Promotores waren prof.dr. S.Verhulst, prof.dr. B.C. Sheldon, prof.dr.M.E.Visser en prof.dr. A.G.G. Groothuis.

Hoe lang kan/mag/wil ik nog werken? Dekracht van senioriteit

Ontgroening en vergrijzing van de beroepsbe-volkingmaken het noodzakelijk om gericht aan-dacht te besteden aan duurzaam inzetbaarheids-beleid als onderdeel van Strategisch Human Re-source Management. De nieuwe (2010) hoogle-raar Business Administration aan de RadboudUniversiteit Nijmegen Beatrice I. J.M. van der Heij-den (1967) formuleert de noodzaak tot meerarbeidsparticipatie van ouderen liever positiefvanuit de stellingname dat bij goed personeels-beleid ouderen een grote toegevoegde waardehebben op de arbeidsmarkt. In haar inauguralerede Als het getij verloopt, verzet men de bakensRUNijmegen, 18 maart 2011, 47 p, ISBN 978 90 9026053 2, wordt vanuit een positief psychologischebenadering ingegaan op demogelijkheden vanwerknemers en arbeidsorganisaties ommensentot hun pensioengerechtigde leeftijd of zelfsdaarna op een gezonde, welvarende, aantrekke-lijke, uitdagende en productieve manier hunloopbaan te laten invullen. Dit benadrukt dekracht van senioriteit. Gezien de enorme diversi-teit in percepties vanmensen aangaande levens-en loopbaansucces wordt een niet-normatiefraamwerk gehanteerd. Niemand is in staat omvoor anderen te beslissen wat successen in hetleven en in het werk inhouden, en hoe en wan-neer –dus op welke leeftijd- die successen be-reikt zoudenmoeten zijn.Mensen hebben heelverschillende antwoorden op loopbaan-gerelateerde vragen zoals: hoe lang moet ik nogdoorwerken; hoe lang kan ik nog doorwerken;hoe lang mag ik nog doorwerken; en hoe lang wilik nog doorwerken. Aan het eind van de oratiewordt de (toekomstige) Nijmeegse onderzoeks-agenda gepresenteerd onder het kopje ‘Hoe langheb ik nog?’.Prof.dr. Beatrice I.J.M. van der Heijden is sinds

2003 tevens voorzitter van de vakgroep OB/HRM bij deMaastricht School of Managementen sinds 2004 hoogleraar Strategisch HRM aande Open Universiteit Nederland.

Tijdschr Gerontol Geriatr 2011; 42200