15

SBLO Parkschool · 2020. 4. 21. · Geheim op zolder Do van Ranst | Jan Lieff ering CVR_TALENT_LJ3_4,4mm.indd 7 26/10/17 12:52 Schrijf een bijvoeglijk naamwoord in elke zin. Maak

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

  • schrik

    Woorden met schr Spelling

    www.junioreinstein.nl Online oefenen | Leer-en oefenboeken | Werkbladen | Educatief materiaal

    Naam: Groep:

    Gebruik bij het oefenen de uitlegkaart over woorden met schr.

    2 Vul de woorden in de juiste zin in. Je mag een woord maar één keer gebruiken.

    schroef schrijf schrik schrob schreeuw schram

    1 Wat zie je op de plaatjes? Schrijf bij ieder plaatje het woord met schr op.

    3 Maak de woorden af. Vul in schr. Schrijf de woorden op.

    ik oef ob

    ijf eeuw ift

    am oei ok

    ik oef ob ik oef ob

    ijf eeuw ift ijf eeuw ift

    am oei ok

    ik oef ob ik oef ob

    ijf eeuw ift ijf eeuw ift

    am oei ok am oei ok am oei ok am oei ok

    ijf eeuw ift

    ik oef ob ik oef ob

    Wat ga je oefenen?

    woorden die beginnen met schr

    Ik een brief voor mijn oma. jij de vloer nog even?

    De zit in de muur. Ik van de spin op de kast.

    niet zo tegen mij! Doet de op je knie nog pijn?

    Ik een brief voor mijn oma. jij de vloer nog even?

    De zit in de muur. Ik van de spin op de kast.

    niet zo tegen mij! Doet de op je knie nog pijn?

    De zit in de muur. Ik van de spin op de kast.

    niet zo tegen mij! Doet de op je knie nog pijn?

    Ik een brief voor mijn oma. jij de vloer nog even?

  • schrans

    Woorden met schr Spelling

    www.junioreinstein.nl Online oefenen | Leer-en oefenboeken | Werkbladen | Educatief materiaal

    Naam: Groep:

    Gebruik bij het oefenen de uitlegkaart over woorden met schr.

    1 Maak de woorden af. Vul in schr. Schrijf de woorden op.

    obben oeven ammen

    ijfwijze apen ikken

    Bedenk bij elk woord een rijmwoord met schr erin. Schrijf dit op.

    Van die heb ik ook een boek!

    Er staan leuke plaatjes in dit .

    Ik heb een gedichtje voor mijn oma.

    Mijn vader maakt de planken met vast.

    In dat spookhuis ben ik erg .

    Hij zijn eten op.

    Maak van de letters een woord en schrijf het woord op in de zin. De eerste en de laatste letter staan goed.

    2

    schrobben

    Wat ga je oefenen?

    woorden die beginnen met schr

    schr v ij e r

    t d schr ij f i t

    g e schr v e e n

    schr v oe e n

    g e k schr o k e n

    schr n a s t

    Van die heb ik ook een boek!

    Er staan leuke plaatjes in dit .

    Ik heb een gedichtje voor mijn oma.

    Mijn vader maakt de planken met vast.

    In dat spookhuis ben ik erg .

    Hij zijn eten op.

    krans strik kam

    blijf apen slap

    eeuw boef knoei

  • L3 - Thema 3 - H6

    Wat is een bijvoeglijk naamwoord?Een bijvoeglijk naamwoord vertelt hoe iets of iemand is.Bv. een dikke poes, een grote teen ...

    Bespreek de foto.

    Kleur:

    de bijvoeglijke naamwoorden.

    auto

    geel armband dik

    vervelend

    werken

    het

    reusachtig stout

    rustigaap

    dun

    groot

    1

    2

    blauw

  • L3 - Thema 3 - H6

    les 19 - H6

    Kleur in elke zin:

    een bijvoeglijk naamwoord.

    Lonne vindt een bijzonder geheim op zolder.

    Het zit in het kleine nachtkastje van oma.

    Ze vertelt het niet aan haar lieve mama.

    Ze vertelt het aan haar beste vriendin Céline.

    Samen gaan ze naar de oude zolder.

    Dat doen ze als Tobias, Lonnes jonge broer, niet thuis is.

    Opa is naar de kapper voor een leuk kapsel.Meer lezen? Geheim op zolder, Do Van Ranst, Talentbib 3

    Haal meer uit dit boek!Ga snel naar bingel.be. 3

    Geheim op zolder | Do van Ranst

    Lonne doet een ontdekking op zolder.De ontdekking blijkt heel wat met de liefde te maken te hebben. Een verboden liefde! Was oma verliefd op Briek Kopermans? En wat vindt opa daar dan van?Opa denkt alleen maar aan spelletjes. Daar is hij dol op!Gelukkig heeft Lonne Céline. Aan haar kan ze alles aan vertellen.

    Geheim op zolderDo van Ranst | Jan Lieff ering

    CVR_TALENT_LJ3_4,4mm.indd 7 26/10/17 12:52

    Schrijf een bijvoeglijk naamwoord in elke zin. Maak er een gek verhaal van.

    In het midden van de tuin staat een boom.

    Hij heeft een stam en bladeren.

    In de boom hangen appels,

    bananen en sinaasappels.

    Naast de boom zit een vogel.

    Hij heeft een kleur met stippen.

    Er loopt ook een kat door de tuin.

    Ze heeft een staart met strepen.

    3

    blauw

    4

  • L3 - Thema 3 - H6

    a Kleur de hond.

    b Schrijf twee zinnen over de hond. Gebruik in elke zin een bijvoeglijk naamwoord.

    c Kleur in je zinnen:

    de bijvoeglijke naamwoorden.

    4

    blauw

  • Vul in.

    ________________ ______________ _______________ ______________

    Schrijf op.

    De was is ….oon. ________________ Het boek staat ….uin. ________________

    Zoek het goede woord. Kies uit : scheur, schaal, schor, schoen, schaats. Ik ….. op het ijs. ______________________ In de muur zit een ….. ______________________ In ben een ….. kwijt. ______________________ Mijn stem is een beetje ….. ______________________ Dit is een ….. met fruit. ______________________ Kies de letter. School… ___________ schuu… ___________ schoe… ________ Scheu… ___________ schui… ___________ schaa… ________ Bedenk een rijmwoord met sch. Stip ____________ stuur _____________ groen ____________ Krat ____________ zwaar _____________ step ____________

  • Vul in. ____________ ______________ ______________ Schrijf op. Papa brengt de kinderen naar …… ______________ Op strand liggen veel ….. ______________ Maak de woorden af met sch, ch of cht. …elp ____________ ve… ___________ __ pe... _____________ …erp ____________ di… _____________ to… _____________ …eef ____________ na… ______________ zi… _____________ Bedenk zelf het woord. In die broek zit een …eur. _________________ Ik heb sle… nieuws _________________ De muis vlu… voor de kat. _________________ Ik loop langs de gra… _________________ Zij la… heel hard. _________________

  • Wat een pech! Och wat heeft Jeroen toch een pech! Het is feest en hij is ziek. Hij heeft pijn in zijn kies en voelt zich heel naar. Moeder troost hem en zegt: ‘Ach, morgen is het weer over, dan lach je er om’. Lees het verhaal. Zet een streep onder woordjes met ‘ch’ en schrijf ze nog eens op. _____________ _____________ _______________ _____________ _____________ _______________

    AFSPRAAK! Na a – e – i – o – u volgt cht. Dus je schrijft: acht, recht, dicht, bocht, lucht. Een ………………… Hij staat Hij ………………. in de weg. op ………………… op het doel. Maar pas op: Liggen, leggen, zeggen

    Zij legt. Hij ligt. Hij zegt. Vul in de volgende woorden een korte klank in. z…..cht gr…..cht. d…..cht vr…..cht. r…..cht vl…..cht j…..cht sl…..cht l…..cht r…..cht …..cht v…..cht n…..cht t…..cht k…..cht kl…..cht

    http://www.google.be/imgres?imgurl=http://www.kleurplaten.nl/kleurplaten/klein/8403.gif&imgrefurl=http://www.kleurplaten.nl/pages/allen.asp%3Fsoort%3D%26c%3D%257Bpeuters%257DDieren%26a%3D&usg=__YYV8bnJRNpVPzrncM9BngypNMpA=&h=200&w=150&sz=7&hl=nl&start=1&zoom=1&um=1&itbs=1&tbnid=aCZq7FCAYkAxCM:&tbnh=104&tbnw=78&prev=/search%3Fq%3Dkleurprent%2Bkip%26um%3D1%26hl%3Dnl%26tbm%3Disch&ei=N76yTZ2MOZGaOvnU8IgJ

  • Schrijf het woord op. Hij la….. niet vaak. ____________________ Ze zu….. heel diep. ____________________ Hij li….. op zijn buik. ____________________ Ik woon hier di…..bij. ____________________ Het is e….. waar. ____________________ Schrijf de zinnen goed op. Denk aan hoofdletters en leestekens!

    1) _________________________________________________________ 2) _________________________________________________________

    3) _________________________________________________________

    4) _________________________________________________________

    5) _________________________________________________________

    Vul het goede woord in. Ligt – licht 1) Hij …………………. in bed. Zegt – zacht 2) Zet de radio eens ………………. Mag – macht 3) Hij ………….. geen koekjes pakken. Ligt – licht 4) die lamp geeft veel …………………… Vlug – vlucht 5) de muis ………………….. voor de poes. Legt – slecht 6) Hij ……………… zijn boek weg. Zag – zacht 7) ……………………… jij dat ook? Lag – lach 8) Waar …………………. Jij om?

    Ikdoehettochniet. Achwatishetallaat.

    hijschaamtzichvoordiefout

    Ochwathebiktocheenpijninmijnbuik.

    wateenpechdatjefietsstukis

  • Vul in: ch of g. Schrijf daarna het woord opnieuw op de stippellijn. 1) vru…..t …………………………. 2) zwij….. …………………………. 3) bru….. …………………………. 4) regenboo….. …………………………. 5) re…..t …………………………. 6) na…..t …………………………. 7) bur…..t …………………………. 8) gedi…..t …………………………. 9) ber….. …………………………. 10) va…..t …………………………. Vul in: ch of g.

    1) Doe het li…..t uit! 2) De boer ploe…..t zijn weiland.

    3) Een dwer….. is heel klein.

    4) Ik reed met mijn fiets in de gra…..t.

    5) De spe…..t is een mooie vogel.

    6) De vlie….. zit op het raam.

    7) De kers is een rode vru…..t

    8) Als ik een vraa….. stel, moet je antwoorden.

    9) De vla….. hangt aan de vlaggenmast.

    10) Gisteren ko…..t ik een nieuwe computer.

    Wat een geknoei! Kun je de woorden toch lezen? Vlu strook _______________ li grijs _________________ Li st l _______________ opto t _________________ Vlie tui _______________ onlicht. _________________

    1a308ca1a8af1c6d15201b82f6f2a73f54bfd8f9a464986e2223376fd6d70a03.pdfwoorden_met_sch_schr1a308ca1a8af1c6d15201b82f6f2a73f54bfd8f9a464986e2223376fd6d70a03.pdf