58
STAND VAN HET LAND 2014-2019 #04 FIRST THINGS FIRST | LENTE 2014

Reflect Maart 2014

  • Upload
    vbo-feb

  • View
    216

  • Download
    0

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Reflect Maart 2014

Citation preview

Page 1: Reflect Maart 2014

STAND VAN HET LAND 2014-2019

#04

ADVERTENTIE

FIRST THINGS FIRST | LENTE 2014

REFLECT cover_NL_03-014.indd 1REFLECT cover_NL_03-014.indd 1 22/04/14 15:4822/04/14 15:48

Page 2: Reflect Maart 2014

België deed het tijdens de crisis niet slecht.

Onze welvaart en tewerkstelling bijvoor-

beeld hielden beter stand dan in veel andere

landen. Maar schijn bedriegt, want onder de

oppervlakte bouwen zich intussen tal van spanningen

op. Zo noteert onze handelsbalans al gedurende zes

jaar in het rood. We verliezen ook sterker marktaande-

len op de internationale exportmarkten dan pakweg

Duitsland en Nederland. De mismatch

op de arbeidsmarkt is groot. En onze

belastingdruk blijft maar stijgen. Het

hoeft dus niet te verwonderen dat die

evoluties almaar sterker beginnen te

wegen op onze economische groei én op de jobcreatie in bedrijven.

Die spanningen komen niet zomaar

uit de lucht vallen. Ze zijn het gevolg

van de megatrends waaraan ook ons

land niet ontsnapt. De globalisering

bijvoorbeeld creëert dan wel een pak kansen voor

onze ondernemingen, ze versterkt tegelijk fors de in-

ternationale concurrentie. De snelle veranderingen op

technologisch, reglementair en maatschappelijk vlak

zetten bovendien continu veel waarde op het spel.

Denk maar aan Nokia en Blackberry, twee gevestigde

bedrijven die in een korte periode heel veel markt-

aandeel verloren. Ten slotte is er nog de vergrijzing,

waardoor niet alleen de krapte op de arbeids-

markt dreigt toe te nemen, ze plaatst ook

ons sociaal model voor een ongekende uitdaging.

Na de verkiezingen van 25 mei hebben we

een unieke kans om een fundamenteel

antwoord te bieden op deze mega-

trends. Voor het eerst sinds lang

kan er immers, zowel op federaal

niveau als op dat van de gewes-

ten en de gemeenschappen,

voor een periode van vijf jaar on-

gestoord worden geregeerd. Dat

biedt de mogelijkheid om tijdens

de eerste jaren van de legislatuur

een aantal moedige sociaaleconomische hervormin-gen door te voeren, waarvan de effecten tegen het

einde van de legislatuur voelbaar zullen worden. Kiest

men voor een dergelijke aanpak, dan zal het vertrou-wen worden hersteld. Gezinnen zullen opnieuw meer

consumeren en bedrijven meer investeren.

Wat die sociaaleconomische hervormingen moeten

inhouden, maken we in deze VBO-REFLECT duide-

lijk aan de hand van een evaluatie van de stand van het land. Op welke parameters scoren we goed in

vergelijking met onze voornaamste handelspartners

en waar moeten we dringend een tandje bijsteken? Uit

onze analyse blijkt dat op drie belangrijke domeinen

knipperlichten branden: de concurrentiekracht van

de ondernemingen, de investeringen in menselijk ka-pitaal en het maximaal ter beschikking stellen daarvan

voor de arbeidsmarkt, en ten derde de performantie van de overheid. Op die drie domeinen zullen we

moeten werken willen we daadwerkelijk het verschil

maken. In een dubbelinterview sta ik samen met onze

nieuwe voorzitter van het VBO, Michèle Sioen, stil bij

de maatregelen die op elk van deze drie domeinen

kunnen worden genomen.

Noch de overheid, noch het bedrijfsleven zijn in staat

om dit toekomstproject op eigen houtje te trekken.

Beide hebben elkaar nodig en moeten elkaar ver-

sterken. De overheid moet in eerste instantie zorgen

voor een aantrekkelijk ondernemingsklimaat voor

de bedrijven. Ondernemingen op hun beurt

moeten doen waar zij goed in zijn: investeren,

innoveren, internationaliseren, jobs creëren…

Als de bouwstenen reeds vroeg na de

verkiezingen van 25 mei kunnen worden

gelegd, dan zal geen enkele uitdaging

te groot zijn.

WOORD VOORAF

DE OVERHEID MOET IN EERSTE INSTANTIE ZORGEN VOOR EEN AANTREKKELIJK ONDERNEMINGSKLIMAAT

VOOR DE BEDRIJVEN

PIETER TIMMERMANSGEDELEGEERD BESTUURDER VBO

© DANIEL RYS

1

REFLECT NL_03-2014.indd 1REFLECT NL_03-2014.indd 1 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 3: Reflect Maart 2014

IN DITNUMMER

STAND VAN HET LAND

04 DE BELGISCHE ECONOMIE. STAND VAN ZAKEN

Op het eerste gezicht hield onze Belgische

economie goed stand tijdens de crisis. Toch

bouwden er zich spanningen op en kwam het

Belgische succesmodel almaar meer onder druk.

Het beleid reageerde, zij het vooral ad hoc en te

weinig visionair, noch voldoende structureel.

WHAT14 MEGATRENDS HERTEKENEN ONZE ECONOMIE EN SAMENLEVING

De Belgische economie wordt geconfronteerd

met een groot aantal megatrends. Vier in het

bijzonder verdienen onze aandacht: (1) de

economische crisis, (2) de globalisering, (3) de

snelle veranderingen rondom ons, en (4) de

vergrijzing. Een groot deel van de spanningen

in ons land vindt uiteindelijk hier zijn oorsprong.

WHY

2 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 2REFLECT NL_03-2014.indd 2 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 4: Reflect Maart 2014

48 THEMA’S Een selectie van dossiers waarop

onze experts vandaag actief zijn.

60 SOCIALE RECHTSPRAAK

62 VBO AGENDA

2014-2019

26 WAT ZIJN ONZE STERKE PUNTEN? WAT ZIJN ONZE ZWAKKE PUNTEN?

Hoe scoort ons land op het vlak van kostencompe-

titiviteit? Investeren we voldoende in het aanwezi-

ge talent en stellen we dat ter beschikking van de

arbeidsmarkt? En hoe performant is onze overheid

wel of niet? Op basis van een analyse van ‘s lands

sterke en zwakke punten kunnen we inschatten

op welke hefbomen we moeten werken om meer

groei en jobs te creëren.

38 “LAAT DE ONDERNEMER ONDERNEMEN”

Eén maand vóór de ‘moeder der verkiezingen’ in

België, werd Michèle Sioen, CEO van de gelijkna-

mige textielgroep, de nieuwe voorzitter van het

VBO. Samen met gedelegeerd bestuurder Pieter

Timmermans vormt ze de nieuwe tandem die

een vuist maakt in het belang van onze welvaart.

REFLECT peilde naar hun visie, denkpistes en aan-

bevelingen voor een betere toekomst van dit land.

HOW

3

REFLECT NL_03-2014.indd 3REFLECT NL_03-2014.indd 3 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 5: Reflect Maart 2014

REFLECT NL_03-2014.indd 4REFLECT NL_03-2014.indd 4 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 6: Reflect Maart 2014

1. HET ‘BELGISCHE MODEL’:

RECEPT VOOR ANDERE

LANDEN?

Sommigen spreken vandaag over ‘het

Belgische model’. Ze menen dat ons land op

sociaaleconomisch vlak een voorbeeld vormt

voor andere landen. Die overtuiging steunt

grotendeels op de manier waarop ons land de

crisis overleefde. Inderdaad, kijken we naar

een aantal macrocijfers, dan stellen we vast

dat België het, in vergelijking met sommige

andere landen, niet zo slecht heeft gedaan.

Ten eerste kende België in 2009 een veel

beperktere krimp in zijn welvaart dan de

meeste andere landen van de eurozone. Ook

het herstel gebeurde er, met uitzondering van

Duitsland, veel sneller en sterker (grafi ek p.6).

Sinds 2011 knopen we zelfs opnieuw aan met

het welvaartsniveau van vóór het uitbreken van

de crisis. Een totaal ander beeld zien we in de

Zuid-Europese landen. In Spanje en Italië ligt

de welvaart nog altijd meer dan 7% onder het

precrisisniveau. Maar ook in andere landen,

zoals Nederland, sloeg de crisis meestal har-

der toe dan bij ons.

Ten tweede presteerde ons land ook op het

vlak van de tewerkstelling niet slecht: de krimp

in 2009 was al bij al bescheiden en vandaag

bevindt de werkgelegenheid zich opnieuw bij-

na 2% boven het precrisisniveau. Dat verklaart

Op het eerste gezicht hield onze Belgische economie goed stand tijdens de crisis. Toch bouwden er zich spanningen op en kwam het Belgische succesmodel almaar meer onder druk. Het beleid reageerde, zij het vooral ad hoc en te weinig visionair, noch voldoende structureel.

DE BELGISCHE ECONOMIE. STAND VAN ZAKEN

BELGIË PRESTEERDE TIJDENS DE CRISIS

NIET SLECHT

WHAT

5

REFLECT NL_03-2014.indd 5REFLECT NL_03-2014.indd 5 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 7: Reflect Maart 2014

WAAROM HIELD BELGIË GOED STAND?Drie fenomenen verklaren grotendeels waar-

om onze welvaart en de werkgelegenheid

tijdens de afgelopen vijf tot zes jaar relatief

goed standhielden. Ten eerste bouwde ons

land – in tegenstelling tot bijvoorbeeld in

Griekenland, Ierland, Spanje en Portugal – veel

minder macro-economische onevenwichten

op in de jaren vóór de crisis. Onder macro-

economische onevenwichten verstaan

we bijvoorbeeld een forse zeepbel op de

woningenmarkt, een sterke stijging van de

schuldgraad bij de gezinnen of de onderne-

mingen. Of nog, een hoog begrotingstekort,

een lopende rekening die sterk negatief is…

Onderzoek van het Internationaal Monetair

Fonds (2008, 2009) toont dat de economi-

sche schok waarmee een land eind 2008/

begin 2009 werd geconfronteerd, recht

evenredig was met de omvang van dergelijke

macro-economische onevenwichten. Met

andere woorden, omdat die onevenwichten

bij ons al bij al beperkt bleven, was ook de

krimp van het bruto binnenlands product

(bbp) in 2008 en 2009 relatief bescheiden.

Hetzelfde geldt trouwens voor de Duitse

locomotief, waaraan we ons eveneens sterk

konden optrekken.

Een tweede verklaring voor de goede

prestaties van ons land is dat er heel veel

jobs werden gered dankzij ons systeem van

tijdelijke werkloosheid. Volgens de Organi-

satie voor Economische Samenwerking en

Ontwikkeling (OESO) (2013a) had dit nergens

anders ter wereld zo’n positieve impact op

de tewerkstelling als in België. Tijdens het

hoogtepunt van de crisis telde het systeem

gemiddeld per maand meer dan 5% van

de werknemers. In Italië en Duitsland, twee

andere landen waar het sterk werd gebruikt,

trouwens ook waarom de werkloosheidsgraad

sinds begin 2008 niet zo sterk steeg (i.e. met

1,3 procentpunten tegenover bijvoorbeeld

4,7 procentpunten voor het gemiddelde van

de eurozone). Opnieuw is er één land dat veel

beter presteerde, met name Duitsland, terwijl

de arbeidsmarkt in de overige eurozonelan-

den rake klappen kreeg.

Ten derde steeg ook de ongelijkheid in België

tijdens de crisis amper. Terwijl de Gini-coëf-

fi ciënt1 of ongelijkheidsgraad in 2007 gelijk

was aan 26,3, bedroeg die in 2012 26,5.

Hiermee blijft ons land tot de meest gelijke

samenlevingen ter wereld behoren. In Spanje

en Frankrijk nam de ongelijkheid daarente-

gen wel aanzienlijk toe. En in tegenstelling

tot wat soms wordt beweerd, verminderde

in Duitsland de ongelijkheid sterk. Terwijl de

Gini-coëffi ciënt er in 2007 nog gelijk was aan

30,4, zakte die in 2012 tot 28,3.

90

92

94

96

98

100

102

104

2008

Q1

2008

Q2

2008

Q3

2008

Q4

2009

Q1

2009

Q2

2009

Q3

2009

Q4

2010

Q1

2010

Q2

2010

Q3

2010

Q4

2011

Q1

2011

Q2

2011

Q3

2011

Q4

2012

Q1

2012

Q2

2012

Q3

2012

Q4

2013

Q1

2013

Q2

2013

Q3

2013

Q4

Verl

oo

p v

an h

et b

bp

(ho

og

tep

unt

vlak

ór

de

cris

is =

100

; B

ron:

Eur

ost

at)

BE DE ES FR IT NL

DE BELGISCHE ECONOMIE HEEFT TIJDENS DE CRISIS GOED STANDGEHOUDEN

1 Deze coëffi ciënt meet de ongelijkheid in een samenleving. Hij ligt tussen 0 en 100, waarbij 0 slaat op perfecte gelijkheid en 100 op maximale ongelijkheid.

WHAT

6 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 6REFLECT NL_03-2014.indd 6 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 8: Reflect Maart 2014

DRIE REDENEN WAAROM BELGIË DE CRISIS GOED DOORSTOND

1. De afwezigheid van grote macro-economische onevenwichten.

2. Het systeem van tijdelijke werkloosheid.

3. Een minder verregaande sanering van de overheids-fi nanciën.

men op die manier zou afwentelen op de

volgende generaties.

2. SPANNINGEN

BOUWEN

ZICH OP

Ons land deed het blijkbaar niet slecht. Maar

wie wat dieper graaft, komt er al snel achter

dat we de goednieuwsshow moeten nuanceren.

Er bouwen zich immers tal van spanningen op.

Met name op het niveau van onze concurren-

tiekracht, arbeidsmarkt en sociale zekerheid.

Hierboven toonden we aan dat we er tot nu

toe relatief goed in geslaagd zijn om de

stabiliteit te vrijwaren. Als we in de nabije

toekomst echter geen actie ondernemen

om die spanningen te verlichten, zal

dat uiteindelijk onze economische

groei en de creatie van jobs hypo-

thekeren.

VERLIES AAN CONCURRENTIEKRACHTVerschillende indicatoren tonen aan

dat ons land de voorbije jaren aan

concurrentiekracht inboette. Zo ver-

liezen we in vergelijking met Duitsland

en Nederland sterker marktaandelen

op de internationale exportmarkten

was dat ongeveer 3%. Dankzij dit systeem

bleef het consumentenvertrouwen in ons

land meer intact, waardoor gezinnen minder

sterk snoeiden in hun consumptie.

Af en toe wordt beweerd dat ons systeem

van automatische indexering van lonen en so-

ciale uitkeringen een belangrijke rol speelde

in onze goede prestaties tijdens de crisis. Dat

is twijfelachtig. In eerste instantie omdat dit,

zonder ons systeem van tijdelijke werkloos-

heid, zou hebben geleid tot een gevoelige

verhoging van de loonkosten. Het is dan ook

meer dan waarschijnlijk dat de automatische

indexering eerder jobs zou hebben gekost

in plaats van gevrijwaard. Vervolgens lekt

binnen onze kleine, open economie relatief

veel van de extra consumptie dankzij de ver-

hoging van de koopkracht, weg naar het bui-

tenland. Volgens cijfers van de OESO (2013b)

vindt maar liefst bijna 40% van de producten

en diensten die gezinnen consumeren, zijn

oorsprong in het buitenland. Ter vergelijking,

in Nederland bedraagt dat minder dan 30%

en in Frankrijk en Duitsland zelfs amper 20%.

Buitenlandse producenten konden dan ook

uitermate sterk mee genieten van onze koop-

krachtverhoging als gevolg van de automati-

sche indexering in België.

Een derde verklaring is dat ons land minder

sterk ingreep om zijn begroting op orde te

krijgen. Tussen 2010 en 2013 verminderde het

begrotingstekort slechts met 1 procentpunt

(i.e. van -3,7% van het bbp naar -2,7%) tegen-

over bijvoorbeeld 3,1 procentpunten voor het

gemiddelde van de eurozone. Omdat er min-

der nieuwe belastingen kwamen of minder in

de overheidsuitgaven werd geknipt, bleef de

binnenlandse vraag beter gevrijwaard. Dat

had op korte termijn een positieve invloed op

onze economische groei. Natuurlijk moet de

overheid de komende jaren het begrotingste-

kort verder wegwerken. Zo niet zal dat tekort

steeds meer op onze groei wegen, om nog

niet te spreken van de aanzienlijke schuld die

7

REFLECT NL_03-2014.indd 7REFLECT NL_03-2014.indd 7 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 9: Reflect Maart 2014

(NBB, 2014), noteert onze handelsbalans (het

verschil tussen onze uitvoer en invoer) al zes

jaar in het rood en staat de toegevoegde

waarde die onze industrie realiseert (i.e. een

sector die sterk aan internationale concurren-

tie blootstaat) nog altijd meer dan 10% onder

het precrisisniveau.

Weet bovendien dat, volgens cijfers van de

OESO (2013b), bijna 50% van de jobs in de

bedrijven (de zgn. marktsector) afhangt van

het buitenland. Het hoeft dan ook niet te ver-

wonderen dat ons verlies aan concurrentie-

kracht steeds meer op de jobcreatie begint

te wegen. Zo kwamen er, volgens berekenin-

gen van de Centrale Raad voor het Bedrijfs-

leven (2013), de afgelopen jaren netto amper

jobs bij in de marktsector. Gelukkig werden in

de dienstensector – en in mindere mate ook

in de bouw – wel extra jobs gecreëerd, maar

dat was net voldoende om het verlies aan

jobs in de industrie te compenseren. Nage-

noeg alle nettojobcreatie de afgelopen jaren

vond dus haar oorsprong in de niet-markt-

sector, met name in de gezondheidszorg en

via het systeem van de dienstencheques.

MISMATCH OP DE ARBEIDSMARKTDe Belgische arbeidsmarkt krijgt boven-

dien nog af te rekenen met tal van andere

problemen. Bijvoorbeeld, in weinig landen

ligt de werkgelegenheidsgraad van laagge-

schoolden zo laag als in België. Dat heeft

trouwens weinig met de crisis te maken, zo

leren de cijfers. In 2003 bedroeg de werkge-

legenheidsgraad 48,4%, in 2007 49,5% en in

2012 47,1%. Ter vergelijking: het gemiddelde

in de eurozone bedroeg in 2012 52,6%. In

Duitsland en Nederland bedroeg hij zelfs res-

pectievelijk 57,7% en 62,6%. Een gelijkaardig

beeld zien we op het vlak van de jongeren-

werkloosheidsgraad. Opnieuw scoort België

niet zo goed. Wat niet gezegd kan worden

van bijvoorbeeld Duitsland en Nederland.

Ondanks het relatief beperkt aantal mensen

dat werkt, zijn er toch sterke indicaties dat de

krapte op de arbeidsmarkt in ons land heel

uitgesproken is. Volgens het Europees sta-

tistisch bureau Eurostat waren bijvoorbeeld

in het derde kwartaal van 2013 2,4% van

de arbeidsplaatsen in België niet ingevuld.

Het gemiddelde van de eurozone bedroeg

‘slechts’ 1,4%. Ook de zogenaamde Beve-

ridge-curve (geeft de relatie weer tussen de

werkloosheidsgraad en het aantal openstaan-

-15

-10

-5

0

5

10

15

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Verl

oo

p v

an d

e ha

ndel

sbal

ans

(in m

iljar

d e

uro

; B

ron:

NB

B)

DE HANDELSBALANS BEVINDT ZICH AL ZES JAAR IN HET ROOD

WHAT(2

004=

100;

Bro

n: E

uro

stat

)

90

95

100

105

110

115

120

2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

BE DE FR NL

TOEGEVOEGDE WAARDE INDUSTRIE NOG STEEDS NIET HERSTELD

8 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 8REFLECT NL_03-2014.indd 8 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 10: Reflect Maart 2014

WHAT

de vacatures) is sinds jaren opwaarts gericht.

Dat betekent dat bij eenzelfde werkloos-

heidsgraad vacatures steeds moeilijker inge-

vuld geraken (Hoge Raad voor de Werkgele-

genheid, 2013). Al die elementen getuigen

van een heel grote mismatch op de Belgische

arbeidsmarkt: aan de ene kant geraken

bepaalde profi elen (bv. laaggeschoolden,

jongeren) maar moeilijk aan het werk, terwijl

aan de andere kant vacatures maar moeizaam

worden ingevuld.

SOCIALE ZEKERHEID ONDER DRUKTen slotte zit er ook spanning op de sociale

zekerheid. België spendeert met 30,4% van

zijn bbp uitermate veel aan sociale bescher-

ming. Bovendien stegen die uitgaven de

afgelopen jaren veel sterker dan de econo-

mische groei. En dat terwijl het effect van de

vergrijzing van de bevolking amper is begon-

nen. De uitgaven voor de sociale zekerheid

moeten natuurlijk gefi nancierd worden. Dat

is een van de verklaringen waarom België

behoort tot de landen met de hoogste

belastingdruk wereldwijd. Met een druk van

45,5% van het bbp moest ons land in 2013

enkel Frankrijk en Denemarken voor laten

gaan. In Duitsland en Nederland bedroeg de

belastingdruk respectievelijk 39,2% en 39,5%

van het bbp.

Ondanks het hoge uitgavenniveau slaagt

de sociale zekerheid er almaar minder in

om haar sociale doelstellingen te realiseren.

Landen zoals Duitsland, Finland, Oosten-

rijk en Zweden bijvoorbeeld scoren met

minder uitgaven duidelijk beter inzake het

aantal mensen in armoede of op het vlak

van sociale exclusie. Ook op het niveau

van de gezondheidszorg moeten Belgi-

sche gezinnen relatief sterk bijdragen in de

factuur in vergelijking met sommige andere

landen (OESO, 2013f). Ten slotte is ook het

verzekeringsprincipe (de idee dat mensen

hun bijdrage aan de sociale zekerheid grosso

modo terugkrijgen) relatief zwak in ons land.

Iemand met een gemiddeld loon ontvangt

een brutopensioen (d.w.z. vóór belastingen

en socialezekerheidsbijdragen die in België

op vervangingsinkomens wel laag zijn) van

slechts 42% van het laatst verdiende loon.

Dat is evenveel als in Duitsland, maar aan-

zienlijk lager dan bijvoorbeeld in Nederland

(88,1%), Denemarken (79,7%) en Oostenrijk

(76,6%) (OESO, 2013c).

Met een competitiviteit onder druk, de

grote mismatch op de arbeidsmarkt en een

belastingdruk die maar blijft stijgen, verbaast

het niet dat de groei van de welvaart per

hoofd van de bevolking de afgelopen tien

jaar neerwaarts gericht was. En dat brengt

vanzelfsprekend allerlei neveneffecten met

zich mee. Niet alleen worden er in een con-

text van lage groei minder jobs gecreëerd,

het zal ook moeilijker zijn om de begroting

terug op orde te krijgen, en ook het sociaal

overleg zal een stuk moeizamer verlopen. Er

valt immers maar weinig nieuwe welvaart te

verdelen, waardoor er vaak moeilijke keuzes

zullen moeten worden gemaakt. De geleide-

lijke daling van de economische groei maakt

de bevolking ongerust. Mensen vragen zich

af of we de huidige sociaaleconomische ver-

10%

90%

markt

niet-markt

VERDELING VAN DE NETTO-JOBCREATIE TUSSEN 2007 EN 2013

Bron: NBB

10 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 10REFLECT NL_03-2014.indd 10 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 11: Reflect Maart 2014

WHAT

wezenlijkingen in de toekomst wel kunnen

handhaven, laat staan uitbreiden. Zullen

toekomstige generaties het inderdaad beter

blijven hebben dan hun ouders en grootou-

ders of zullen ze overladen worden met een

torenhoge schuld net op het moment dat de

economie amper nog groeit?

3. REACTIEF

EN AD-HOCBELEID

REMT

Waarom konden de hierboven beschreven

spanningen zich opbouwen? Omdat de

beleidsmakers de afgelopen 5 tot 10 jaar te

veel reageerden op gebeurtenissen in de

media in plaats van een sociaaleconomische

visie te ontwikkelen over de maatschappelij-

ke uitdagingen en het middellangetermijn-

beleid dat hiervoor nodig is. Zo probeerden

ze een antwoord te formuleren op de rist

herstructureringen en faillissementen tijdens

de crisis. Omdat ze niet aan de index wilden

raken en de budgettaire middelen op korte

termijn beperkt zijn, verkozen ze heel gerich-

te en weinig omvangrijke steunmaatregelen.

De impact daarvan was nauwelijks voelbaar

voor de grote meerderheid van de bedrij-

ven. Laat staan dat dankzij die maatregelen

de concurrentiekracht van onze economie

wezenlijk verbeterde. Omdat het beleid er

via deze maatregelen niet in slaagde om het

verschil te maken, bleef ook de nettojob-

creatie in de marktsector ondermaats. Als

antwoord hierop creëerde de overheid dan

maar meer banen in de niet-marktsector (bv.

in de gezondheidszorg of via het systeem

van de dienstencheques). Het is evident dat

zo’n groei op termijn niet houdbaar is: de

almaar stijgende budgettaire enveloppen

moeten immers gefi nancierd geraken.

Het beleid probeerde ook een antwoord te

formuleren op de stijgende werkloosheid

bij laaggeschoolden en jongeren. Zo koos

het ervoor om de loonkosten voor specifi e-

ke doelgroepen te verminderen. Opnieuw

slaagde het er niet in om het tij te keren.

En dat om verschillende redenen. Er vond

bijvoorbeeld een substitutie-effect plaats

tussen diegenen die respectievelijk wel en

niet deze doelgroepmaatregelen genieten.

Bovendien waren deze maatregelen meestal

slechts tijdelijk (m.a.w. na verloop van tijd

verviel het loonkostenvoordeel) of werden

ze soms zelfs tenietgedaan door andere

initiatieven (denk maar aan de verhoging

van het minimumloon of de toename van

de werkloosheidsval door het opkrikken van

de werkloosheidsuitkeringen). Zelden werd

de kern van het probleem aangepakt, met

name dat deze jongeren en laaggeschool-

den vaak niet over de geschikte vaardighe-

den en competenties beschikken.

Ten slotte probeerde het beleid ook, niette-

genstaande de stagnatie in onze welvaart,

de forse groei van de sociale uitgaven kost

wat kost te vrijwaren. In zijn meest extreme

vorm zijn de tweejaarlijkse budgettaire

enveloppen voor de welvaartsvastheid van

de sociale uitkeringen daar een duidelijk

voorbeeld van. Via dit mechanisme konden 0

10

20

30

40

50

60

70

SE NL PT DK LU DE UK AT FR FI EA-18 IT GR ES BE IE

Wer

kgel

egen

heid

sgra

ad v

an la

agg

esch

oo

lden

in 2

012

(in

%; B

ron:

Eur

ost

at)

TE WEINIG LAAGGESCHOOLDEN AAN HET WERK

12 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 12REFLECT NL_03-2014.indd 12 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 12: Reflect Maart 2014

de uitkeringen de afgelopen jaren sneller

stijgen dan de lonen. Een ander voorbeeld is

de reële groeinorm voor de gezondheidsuit-

gaven. Die werd lange tijd uitermate hoog

gehouden (4,5%). Op het niveau van de so-

ciale zekerheid was hier echter weinig van te

merken omdat de federale overheid via een

fi nanciële transfer verzekerde dat de sociale

zekerheid in evenwicht bleef. Die transfer

moest natuurlijk wel door de federale over-

heid worden gefi nancierd. Dat is deels ook

de verklaring waarom de belastingdruk in

ons land zo sterk is gestegen.

En zo zijn er nog tal van andere voorbeelden.

Het algemeen beeld is duidelijk: het beleid

probeert te reageren op een welbepaalde

gebeurtenis (bv. de sluiting van een grote

onderneming, de werkloosheid die stijgt,

bepaalde doelgroepen die maar moeilijk aan

het werk geraken…), maar uiteindelijk is de

impact van dergelijke ‘quick fi xes’ beperkt

of doen ze zelfs meer kwaad dan goed. In

sommige gevallen is er inderdaad sprake

van een tijdelijk positief effect (2), maar na

verloop van tijd verdwijnt dit of valt de ba-

lans negatief uit. Dat komt omdat dergelijke

maatregelen vaak de ‘sense of urgency’

verminderen om middellangetermijnuitda-

gingen aan te pakken (3). Of erger, dat men

de economische fundamenten aantast waar-

door de overheid haar eigen doelstellingen

ondergraaft (zie schema (4)). Het resultaat

van zo’n reactief beleid blijft in de meeste

gevallen mager, of werkt zelfs contraproduc-

tief. Om echt het verschil te kunnen maken

en resultaten te boeken, moet de overheid

daarentegen een goed inzicht hebben in de

megatrends (1) waarmee we worden gecon-

fronteerd en hiervoor een meerjarenbeleid

ontwikkelen (5).

HET BELEID MOET SCHERP INZICHT HEBBEN IN DE

MEGATRENDS EN EEN MEERJARENBELEID

ONTWIKKELEN

(1)

(2)

(3) (4)

(5)

13

REFLECT NL_03-2014.indd 13REFLECT NL_03-2014.indd 13 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 13: Reflect Maart 2014

MEGATRENDS HERTEKENEN ONZE ECONOMIE EN SAMENLEVING

REFLECT NL_03-2014.indd 14REFLECT NL_03-2014.indd 14 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 14: Reflect Maart 2014

Het is van ontzettend groot belang om

de dynamiek en de impact van de

megatrends en de manier waarop ze

met elkaar interageren, goed te be-

grijpen. Ze vormen immers de motor van heel

wat gebeurtenissen waarmee ons land de ko-

mende legislatuur zal worden geconfronteerd.

Willen we ten gronde dingen veranderen, dan

moet ons land voor deze uitdagingen de juiste

antwoorden formuleren.

1. DE CRISIS IS NOG NIET

VOORBIJ

Na meer dan vijf jaar crisis zien we de eerste

hoopvolle signalen. Meer en meer stemmen

poneren dat de crisis defi nitief voorbij is en dat

het economisch herstel zich in de komende

maanden zal versterken. Sommigen dromen

zelfs van een terugkeer naar de groeicijfers van

vóór het uitbreken van de crisis. Mocht dit het

geval zijn, dan zullen – zo gaat de redenering –

de sanering van de overheidsfi nanciën evenals

het herstel op de arbeidsmarkt nagenoeg

automatisch gebeuren. Jammer genoeg is

deze terugkeer naar ‘business as usual’ weinig

waarschijnlijk. Inderdaad, de kans dat we op

korte termijn opnieuw een recessie krijgen, is

aanzienlijk afgenomen. Toch zal de eurozone

ook in de komende jaren een relatief lage groei

blijven kennen. Vooral om twee redenen.

Eerste reden is dat het begrotingstekort in

veel landen nog relatief hoog blijft. Volgens

de Europese Commissie zal dat bijvoorbeeld

in grote landen als Spanje en Frankrijk in 2014

nog altijd respectievelijk 5,8% en 4% van het

bbp bedragen. Ook in het Verenigd Koninkrijk

bedraagt het tekort nog 5,2% van het bbp. Die

landen moeten dus in de komende jaren de

sanering van hun overheidsfi nanciën onvermin-

derd voortzetten. Met als gevolg lagere over-

heidsuitgaven of hogere belastingen. En die

zullen wegen op de economische groei in die

landen en tegelijk de vraag naar de producten

en diensten van andere landen (inclusief van

België) afremmen.

Een tweede reden is dat in sommige landen

– behalve de overheidsschuld – ook de private

schuldgraad hoog blijft. In de jaren vóór de

crisis deden gezinnen en ondernemingen

een fors beroep op schuldfi nanciering (o.a.

om een woning te kopen, een overname te

fi nancieren…). Zo steeg in Spanje de private

schuldgraad (exclusief de fi nanciële sector) van

106,3% van het bbp in 2000 tot liefst 206,4%

van het bbp in 2008. In Ierland ging het in

dezelfde periode van 154,7% naar 256,6%.

En in het Verenigd Koninkrijk van 141,6% naar

193,2%. Toen de crisis uitbrak en steeds meer

werknemers hun job verloren (of hun loon

zagen krimpen), moesten veel mensen hun

consumptie milderen om hun hoge schulden

te kunnen blijven afl ossen. Dat proces van

De Belgische economie wordt geconfronteerd met een groot aantal megatrends. Vier in het bijzonder verdienen onze aandacht: (1) de economische crisis, (2) de globalisering, (3) de snelle veranderingen rondom ons, en (4) de vergrijzing. Een groot deel van de spanningen in ons land vindt uiteindelijk hier zijn oorsprong.

WHY

15

REFLECT NL_03-2014.indd 15REFLECT NL_03-2014.indd 15 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 15: Reflect Maart 2014

WHY

economische groei van gemiddeld 2% of meer

lijkt weinig waarschijnlijk. Mocht de groei de

volgende legislatuur daarentegen landen op

gemiddeld 1 tot 1,5%, dan mogen we ons al

heel gelukkig prijzen.

2.GLOBALISERING DWINGT

TOT ACTIE

De globalisering biedt ontegensprekelijk heel

veel kansen voor de Belgische ondernemingen.

Terwijl de verwachting is dat de eurozone in

2014 zal groeien met amper 1%, bedraagt de

groei in de Verenigde Staten 2,8% en in de

groeilanden zelfs 5,1% (IMF, 2014). In China

blijft de economie – ondanks de huidige moei-

lijkheden – met 7,5% groeien, in India met 5,4%,

in de ASEAN-51 met 5,1% en in Sub-Sahara

Afrika met 6,1%. Ook op lange termijn zal het

stijgend belang van de groeilanden in de we-

reldeconomie zich voortzetten (OESO, 2012b).

In 2000 waren ze bijvoorbeeld verantwoordelijk

voor ‘slechts’ 20,1% van de totale welvaart in

de wereld. Volgens het IMF zal dit tegen 2018

oplopen tot liefst 41,5%. De geïndustrialiseerde

landen maken met een daling van 79,9% naar

58,5% de omgekeerde beweging. Met andere

woorden, Belgische ondernemingen die ambi-

tieus zijn en willen blijven groeien, kunnen zich

niet op West-Europa alleen blijven richten (hoe

aantrekkelijk die markt ook blijft). Ze moeten

– hoe moeilijk en risicovol soms ook – hun vleu-

gels uitslaan en proberen door te dringen in de

sterk groeiende markten in de rest van de wereld.

In het zog van de globalisering nam ook de

internationale concurrentie fors toe. Dit ge-

beurde in verschillende fases (McKinsey Global

Institute, 2012c). In eerste instantie werden

vooral specifi eke sectoren binnen de industrie

getroffen (bv. textiel en kleding, computers en

‘deleveraging’ versterkte de economische cri-

sis in deze landen. Bovendien is het vandaag

nog niet gedaan (McKinsey Global Institute,

2012d). In landen zoals Ierland, Spanje,

Griekenland en Portugal ligt de private

schuldgraad immers nog altijd aanzienlijk

hoger dan het gemiddelde van de afgelopen

15 jaar. Er wordt dan ook verwacht dat de

consumptie van de gezinnen – en dus ook de

economische groei – in die landen onder-

maats zal blijven.

Zowel op het vlak van het begrotingstekort als

op het niveau van de private schuldgraad doet

België het merkelijk beter dan vele andere

eurozonelanden. Toch zal ook ons land nog

een aanzienlijke inspanning moeten leveren

om de begroting terug in evenwicht te krijgen.

Bovendien zijn we – als kleine, open econo-

mie – niet immuun voor de ontwikkelingen

in andere eurozonelanden. Zo versterken

bijvoorbeeld landen als Ierland, Griekenland,

Spanje en Portugal hun concurrentiepositie

aanzienlijk. Ze verminderen hun loonkosten,

terwijl onze loonkosten per eenheid product

sinds 2008 met liefst 13% zijn gestegen. Met

als gevolg dat sinds het uitbreken van de crisis

de internationale concurrentie alleen maar

sterker is geworden. Alles bij elkaar moeten we

dus niet direct hopen op een nieuwe periode

van hoogconjunctuur de komende 5 jaar. Een

MOCHT DE GROEI DE VOLGENDE LEGISLATUUR LANDEN OP

GEMIDDELD 1 TOT 1,5%, DAN MOGEN WE ONS AL HEEL

GELUKKIG PRIJZEN

1 Meer in het bijzonder Indonesië, Maleisië, de Filipijnen, Thailand en Vietnam.

16 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 16REFLECT NL_03-2014.indd 16 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 16: Reflect Maart 2014

activiteiten steeds gesofi sticeerder te maken.

Kostencompetitiviteit en kwaliteit blijven een

must, maar volstaan vaak niet langer om het

verschil te maken. Om zich van de concurrenten

te onderscheiden, moeten bedrijven meer dan

vroeger in staat zijn om iets extra te bieden

(Deloitte Belgium, 2013a). Daarom gingen

de Belgische bedrijven zich de voorbije jaren

sterker toeleggen op activiteiten met hogere

toegevoegde waarde. Met andere woorden,

vooral de activiteiten vooraan (bv. R&D en

innovatie, product design…) en achteraan (bv.

merkbekendheid, dienstverlening…) in de

waardeketen wonnen aan belang (zie schema)

elektronica…). Want door de integratie van Chi-

na in de wereldeconomie kwamen er plots heel

veel goedkope werknemers beschikbaar voor de

meest arbeidsintensieve fases in het produc-

tieproces (althans voor producten met relatief

beperkte transportkosten in de totale prijs – IMF,

2007). Die activiteiten met de bijbehorende jobs

zijn de voorbije 20 jaar grotendeels verscho-

ven van de geïndustrialiseerde wereld naar de

nieuwe groeilanden. In een tweede fase kwamen

ook andere activiteiten binnen de waardeketen

onder druk. Meestal dienstverlenende activi-

teiten (bv. backoffi ceondersteuning) die via de

nieuwe ICT-ontwikkelingen eveneens gedeloka-

liseerd konden worden naar bijvoorbeeld India.

Verwacht wordt dat die trend zich zal voortzet-

ten en dat in de nabije toekomst meer en meer

activiteiten (incl. hoofdzetels, R&D-centra…) de

internationale concurrentie aan den lijve zullen

ondervinden (OESO, 2011). Binnen enkele jaren

zullen nog maar weinig sectoren resten die volle-

dig afgeschermd zijn van de globalisering.

De Belgische ondernemingen en de bedrijven

in de rest van de geïndustrialiseerde wereld

reageerden op deze ontwikkelingen door hun

STEEDS MEER SECTOREN ONDERVINDEN DE INTERNATIONALE

CONCURRENTIE AAN DEN LIJVE

THE SMILING CURVE

Verdeling van de toegevoegde waarde doorheen de waardeketen

Bron: ‘Interconnected Economies Benefi ting from Global Value Chains’, OECD 2013

Activiteiten binnen de waardeketen

Toegevoegde waarde

Productie

Aankoop

Design

R&D

Logistiek

Marketing

DienstverleningWaardeketen vandaag

Waardeketen in de jaren 70

17

REFLECT NL_03-2014.indd 17REFLECT NL_03-2014.indd 17 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 17: Reflect Maart 2014

WHY

TRANSACTIEJOBS INTERACTIEJOBS

PRODUCTIEJOBS INTERACTIEJOBS

Automatisering

Cognitief

Manueel

IMPACT TECHNOLOGIE OP JOBPROFIEL

Routinematig Niet-routinematig

1990 2000 2010 20 30

tomatiseerbaar) zijn. Dat soort jobs zullen in de

toekomst verder aan belang inboeten, terwijl de

zogenaamde interactiejobs een steeds groter

deel van de totale tewerkstelling voor hun reke-

ning zullen nemen. In deze interactiejobs staan

omgaan met complexe situaties, probleemop-

lossend denken, innovatie en creativiteit, sociale

vaardigheden… centraal, zowel binnen kennis-

intensieve sectoren (bv. managers, ingenieurs,

technici…) als minder kennisintensieve sectoren

(bv. schoonmaak, verzorging…) (zie schema).

DE VOORSPRONG VERDAMPTHet geleidelijk verdwijnen van de productie- en

transactiejobs kan verregaande maatschappe-

lijke gevolgen hebben. Ten eerste moeten de

werknemers die hun job verliezen, geherori-

enteerd worden naar de interactiejobs die aan

belang winnen. Missen ze hiervoor de juiste

competenties of vaardigheden, dan moeten

ze worden bijgeschoold. Als dat niet gebeurt,

bestaat het gevaar dat ze in de werkloos-

heid verzeilen, waar ze nog maar moeilijk uit

geraken. Ten tweede situeren de productie- en

transactiejobs zich qua verloning meestal tussen

de kennisintensieve en minder kennisintensieve

interactiejobs. Door het geleidelijk wegvallen

(OESO, 2013e). Die evolutie veranderde gelei-

delijk aan ook het gezicht van de industrie in

ons land: pure productie bleef belangrijk, maar

de dienstverlening kreeg meer aandacht. Zo

draait volgens cijfers van de OESO (2013b) nu

reeds de helft van de jobs in de industrie rond

diensten, tegenover iets meer dan 40% 10 jaar

geleden. Met als gevolg dat de industrie meer

en meer op zoek moet naar andere, vaak hoger

geschoolde profi elen om deze dienstverlenen-

de jobs in te vullen.

Deze trend naar meer kennis zal zich de ko-

mende jaren onverminderd voortzetten. Door

nieuwe technologische ontwikkelingen, zoals

artifi ciële intelligentie, ‘big data’ en meer ge-

avanceerde robotsystemen kunnen verschil-

lende jobs in de toekomst veel productiever

worden uitgevoerd – lees: er zullen hiervoor

minder werknemers nodig zijn. Sommige taken

zullen zelfs volledig geautomatiseerd kunnen

worden. Volgens het McKinsey Global Institute

(2012b) zijn vooral de zogenaamde productie-

en transactiejobs (bv. kassiersters, loketbedien-

den...) het meest kwetsbaar. Het zijn meestal

jobs waarvan de specifi eke taken heel duidelijk

omschreven (en dus programmeerbaar en au-

18 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 18REFLECT NL_03-2014.indd 18 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 18: Reflect Maart 2014

inzake milieutechnologie blijven Europa, Japan

en de VS domineren, met een aandeel van res-

pectievelijk 34%, 26% en 21% (OESO, 2013b).

China ligt met een aandeel van amper 4% ver

achterop. Maar als we weten dat de komende

20 jaar de elektriciteitsproductie in China uit her-

nieuwbare energie even sterk zal groeien als in

heel Europa, de VS en Japan samen, dan besef-

fen we hoe snel deze voorsprong kan verdam-

pen (IEA, 2013). Bovendien bestaat het gevaar

dat China ook de technologische standaarden

gaat defi niëren omdat de productie in de toe-

komst meer en meer in dat land zal gebeuren.

In dat geval dreigen ook onze meer kennisinten-

sieve activiteiten naar ginder te verhuizen. Of

dreigen de Europese en Amerikaanse bedrijven

te worden voorbijgestoken door bedrijven uit de

groeilanden. Met andere woorden, ook op het

vlak van de verdere uitbouw van de kenniseco-

nomie beschikken we over geen enkele marge

om op onze lauweren te rusten.

3. DE SNELHEID

VAN VERANDERING

NEEMT ALMAAR TOE

De enige zekerheid die vandaag bestaat, is de

onzekerheid. Op hooguit enkele jaren of zelfs

maanden tijd kan een

bedrijf zijn concurrenti-

eel voordeel verliezen.

Zo snel vinden de veran-

deringen vandaag rond-

om ons plaats. Wie had

enkele jaren geleden

bijvoorbeeld voorspeld

dat Nokia of

Blackberry

van dit middensegment verhoogt het risico op

een dualisering van de arbeidsmarkt. Ten derde

is de kans reëel dat personen die vroeger een

productie- of een transactiejob uitvoerden, snel-

ler zullen terechtkomen in een minder kennisin-

tensieve dan wel in een kennisintensieve interac-

tiejob (OESO, 2013j). Dat, gecombineerd met

de kans dat de minder kennisintensieve jobs

trager zullen groeien dan de kennisintensieve

jobs, kan tot gevolg hebben dat de concurrentie

voor de minder kennisintensieve interactiejobs

heel sterk zal zijn. Mocht binnen deze context

ons onderwijssysteem de verkeerde profi elen

blijven afl everen, dan is het niet uitgesloten

dat er te weinig jobs voor deze jongeren zullen

zijn (McKinsey Global Institute, 2012e). Het

bovenstaande maakt duidelijk dat het risico

reëel is dat de ongelijkheid in onze samenleving

kan toenemen onder druk van de globalisering

en de technologische ontwikkelingen. Het

antwoord hierop? Het heeft weinig zin om te

proberen de megatrends te stoppen of om nog

meer progressiviteit in ons belastingsysteem

in te bouwen (dat is opnieuw een ‘quick fi x’).

We moeten integendeel zwaar inzetten op de

scholing, de continue vorming en de activering

van jongeren, werknemers en werklozen.

Ten slotte moeten we goed beseffen dat het

groeiend belang van kennis niet het prerogatief

van de geïndustrialiseerde wereld zal blijven. Ve-

len mogen dan wel de groeilanden nog altijd

als de ‘Fabriek van de Wereld’ beschouwen,

de situatie verandert razendsnel. Buitenlandse

investeerders zien landen als China en India al-

maar meer als een interessante locatie om

aan R&D en innovatie te doen (Unctad,

2013). In China studeren bijvoorbeeld

jaarlijks zo’n 175.000 ingenieurs en

wetenschappers af (OESO, 2012a).

In de VS bedraagt dit ‘slechts’ iets

meer dan 100.000. Vandaag genie-

ten Europa en de VS nog een com-

fortabele voorsprong op het vlak

van de kenniseconomie (EC, 2013b).

Bijvoorbeeld, voor het aantal patenten

19

REFLECT NL_03-2014.indd 19REFLECT NL_03-2014.indd 19 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 19: Reflect Maart 2014

WHY

currenten steeds enkele stappen vóór moeten

proberen blijven, dat ze continu met verschil-

lende opties moeten experimenteren en dat

ze snel van richting moeten kunnen verande-

ren in functie van de omstandigheden.

Behalve uit de snelle technologische ont-

wikkelingen vloeit de onzekerheid voor de

ondernemingen ook voort uit de voortduren-

de wijzigingen die de wetgever doorvoert.

Het beste voorbeeld vormt misschien wel

het antwoord dat hij probeert te formuleren

in de strijd tegen de klimaatverandering.

Denk aan de rist normen waaraan men moet

voldoen (bv. inzake nieuwe voertuigen of

nieuwe gebouwen), de doelstellingen die

men moet realiseren (bv. inzake broeikasgas-

emissies voor de energie-intensieve industrie

of het aandeel van hernieuwbare energie in

het totale energieverbruik), de extra kosten

waarmee men wordt geconfronteerd (bv. de

aankoop van emissierechten),… Om opnieuw

niet hopeloos achterop te geraken, is het aan

de ondernemingen om hierop te anticiperen.

Gemakkelijker gezegd dan gedaan. In som-

mige gevallen zijn de nieuwe regels immers

niet duidelijk of veranderen ze voortdurend.

Bovendien maken andere delen van de wereld

vaak andere strategische keuzes (denk maar

aan de ontwikkeling van het schaliegas in de

VS), wat de complexiteit verhoogt of, in het

ergste geval, onze ondernemingen met een

bijkomende concurrentiehandicap opzadelt.

Net als voor de technologische disrupties

staat ook hier veel waarde op het spel.

Ten slotte wordt ook de consument veel-

eisender. De tijd dat Henry Ford nog kon

beweren dat “elke klant de kleur van zijn

wagen kon kiezen, zolang het maar zwart is”,

ligt inderdaad ver achter ons. Standaardpro-

ducten krijgen het vandaag steeds moeilijker.

Maatwerk is de nieuwe norm. Het zijn vooral

op zo’n korte termijn zouden moeten vechten

voor hun voortbestaan? Hun hoge marktaan-

deel verdween in een mum van enkele jaren

als sneeuw voor de zon.

Drie ontwikkelingen liggen aan de basis van

deze snelle veranderingen. Ten eerste zijn er

de vele technologische disrupties. Tot voor

kort was men eerder pessimistisch gestemd

over de innovatiekracht van de westerse

economieën. Er mochten dan wel heel veel

gadgets worden ontwikkeld (bv. mp3-speler,

Facebook, Twitter…), ze droegen niet echt bij

tot een hogere economische groei (Cowen,

2011; Gordon, 2012). Inderdaad, kijken we

naar de groei in onze productiviteit, dan zien

we dat hij al jaren neerwaarts gericht is. Tot

voor kort luidde de stelling dan ook dat de

écht belangrijke technologische doorbraken

(bv. stoommachine, elektriciteit, automobiel…)

die onze economie en samenleving fundamen-

teel transformeerden, al ver achter ons liggen.

Recent begon men deze analyse echter bij te

sturen. Onderzoek van het McKinsey Global

Institute (2013) berekende bijvoorbeeld wat

de mogelijke impact kan zijn van 12 potentieel

disruptieve technologieën (de 5 belangrijkste

zijn mobiel internet, de automatisering van

kenniswerk, het internet van de dingen, cloud

technologie en geavanceerde robotica) op

het consumptiegedrag van de gezinnen en de

productiemethoden van bedrijven. Zo zou er

in de komende 10 jaar maar liefst zo’n 16.700

miljard dollar aan waarde op het spel staan2.

Het is evident dat bedrijven die de juiste

trein missen – zelfs al hebben die bedrijven

momenteel een ijzersterke positie – hopeloos

achterop zullen geraken en de weg van Nokia

en Blackberry dreigen op te gaan. Vandaag

is het echter onmogelijk te voorspellen welke

technologie of welk ontwerp het uiteindelijk

zal halen. Dat betekent dat bedrijven hun con-

DE KOMENDE 10 JAAR STAAT ER MAAR LIEFST ZO’N 16.700 MILJARD

DOLLAR AAN WAARDE OP HET SPEL

2 Dat is in het minimalistische scenario. In het maximalistische scenario bedraagt het zelfs 40.400 miljard dollar.

20 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 20REFLECT NL_03-2014.indd 20 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 20: Reflect Maart 2014

WHY

2030 (en

86 jaar voor

vrouwen) en

85,4 jaar in 2050 (en 88,1 jaar voor vrouwen).

Ten derde worden er net iets te weinig kinde-

ren geboren (i.e. gemiddeld 1,8 per vrouw) om

een voldoende sterke groei van de bevolking

op arbeidsleeftijd in de toekomst te verzeke-

ren. Het resultaat van al die fenomenen is dat

de arbeidsrijpe groep vanaf 2024 zal beginnen

dalen (tot ongeveer 2038) en dat het aandeel

van de 65-plussers in de totale bevolking zal

stijgen van 17,9% vandaag naar 25,3% in 2050

(het aandeel van de 85-plussers neemt even-

eens toe van 2,5% naar 5,7%).

De vergrijzing kan de sociale uitgaven fors de

hoogte injagen. Zo verwacht de Studiecommis-

sie voor de Vergrijzing (2013) dat – bij ongewij-

zigd beleid – de pensioenuitgaven zullen stijgen

van 10,2% van het bbp in 2012 naar 13,6% in

2030 en 14,7% in 2060. Eenzelfde beeld zien

we op het vlak van de gezondheidsuitgaven.

Verwacht wordt dat ze zullen stijgen van 8,1%

van het bbp in 2012 naar 9% in 2030 en 10,7%

in 2060. Ook de Europese Commissie (2012)

bracht de vergrijzingsuitgaven voor ons land,

evenals voor de andere Europese landen, in

kaart. Omdat ze van minder optimistische

veronderstellingen uitgaat dan de Studiecom-

missie, vallen haar kosten van de vergrijzing

zelfs nog hoger uit. Zo verwacht ze dat de pen-

sioenuitgaven tussen 2010 en 2060 met liefst

5,6% van het bbp zullen stijgen. Ook voor de

gezondheidsuitgaven (zowel de ‘acute’ als de

langdurige zorg) gaat ze uit van een toename

met 3,1% van het bbp in de periode 2010-2060.

Wat de cijfers ook mogen zijn, het is essentieel

dat men beseft dat de vergrijzing van de be-

volking een enorme uitdaging vormt voor onze

economie en samenleving, dat de problemen

niet vanzelf zullen verdwijnen en dat hiervoor

dus een meerjarenbeleid nodig is. Op basis van

een typologie die de Belgische economist An-

dré Sapir (2005) zo’n 10 jaar geleden beschreef,

de ondernemingen die erin slagen om hun

producten en diensten af te stemmen op de

specifi eke behoeften van de klant, die succes-

vol zullen zijn. Niet alleen zal de vraag naar

hun producten en diensten groeien, ze zullen

er meestal ook in slagen een hogere marge

te krijgen. Vermoedelijk zal de 3D-printtech-

nologie – die maakt het mogelijk om sterk

geïndividualiseerde producten op grote

schaal te produceren – die trend nog verster-

ken. Daarnaast hechten consumenten ook

meer en meer waarde aan maatschappelijk

verantwoord ondernemen (bv. de ecologische

voetafdruk van het product of het respect

van de mensenrechten en de internationale

arbeidsvoorwaarden in het Zuiden). Ook hier

zullen bedrijven alles op alles moeten zetten

om deze nieuwe maatschappelijke tendensen

altijd maar opnieuw een stap voor te blijven.

4. VERGRIJZING STELT

SOCIAAL MODEL OP

DE PROEF

De vergrijzing van de bevolking is een laatste

belangrijke megatrend waarmee we worden

geconfronteerd. Volgens het Federaal Planbu-

reau zal het aantal personen op arbeidsleeftijd

voor elke 65-plusser zakken van 3,64 vandaag

naar 3,32 in 2020, 2,71 in 2030 en 2,31 in

2050. Drie redenen worden hiervoor aan-

gehaald. Ten eerste bereiken meer en meer

personen van de zogenaamde ‘babyboom-

generatie’ de pensioengerechtigde leeftijd.

Met als gevolg dat een grote cohorte (vlak na

WO II was er immers een sterke toename van

het aantal geboorten) plots overgaat van de

bevolkingsgroep op arbeidsleeftijd naar de

groep van de 65-plussers. Ten tweede leven

gepensioneerden almaar langer (gelukkig

maar): terwijl de levensverwachting voor

mannen vandaag 79 jaar bedraagt (en voor

vrouwen 83,9 jaar), verwacht het Federaal

Planbureau dat dit zal stijgen naar 80,2 jaar in

2020 (en 84,8 jaar voor vrouwen), 82,1 jaar in

ENKEL HET ANGEL-SAKSISCHE EN HET SCANDINAVISCHE

SOCIAAL MODEL ZIJN BESTAND TEGEN DE SCHOK

VAN DE VERGRIJZING

22 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 22REFLECT NL_03-2014.indd 22 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 21: Reflect Maart 2014

van het continentale model niet wijzigen, staat

ons onvermijdelijk één van de volgende zaken

te gebeuren: ofwel zal de overheidsschuld sterk oplopen

(in het geval dat de belastingdruk de sterk

stijgende sociale uitgaven niet zou volgen)

waardoor we op een bepaald ogenblik in

het vizier van de fi nanciële markten terecht

zullen komen; ofwel stijgt de belastingdruk aanzienlijk.

Maar dat zal onze economische groei fnuiken

met het gevaar dat men uiteindelijk niet

meer, maar juist minder inkomsten zal ge-

nereren. In een dergelijk scenario zal ook de

overheidsschuld na verloop van tijd opnieuw

stijgen; een derde mogelijkheid is dat fors wordt

geknipt in de pensioen- en gezondheidsuit-

gaven, waardoor ofwel de armoede sterk zal

stijgen ofwel het draagvlak voor de sociale

zekerheid geleidelijk zal verminderen (bv.

omdat het verzekeringskarakter volledig

wordt uitgehold).

Willen we dergelijke ongewenste ontwikke-

lingen in de toekomst vermijden, dan moeten

we ons sociaal model hervormen. Omdat we

als samenleving veel belang hechten aan een

kunnen de sociale modellen in West-Europa

grosso modo in 4 categorieën worden onder-

verdeeld (zie schema):

1. het Angelsaksische model, dat gekenmerkt

wordt door een hoge werkgelegenheids-

graad, maar eveneens door een relatief lage

belastingdruk en een beperkte herverdeling.

Daardoor is er een vrij hoge ongelijkheid;

2. het Scandinavische model, waar een hoge

werkgelegenheidsgraad gepaard gaat met

een lage ongelijkheid, onder andere doordat

de herverdeling er belangrijk is;

3. het mediterrane model, waarin een lage

werkgelegenheidsgraad en een hoge onge-

lijkheid centraal staan;

4. het continentale model, waartoe ook België

behoort en waar een lage werkgelegen-

heidsgraad wordt gecombineerd met een

relatief lage ongelijkheid. Gegeven het

beperkt aantal mensen dat aan het werk is, is

die lage ongelijkheid enkel mogelijk omdat

de breedste schouders zware lasten dragen

en het verzekeringskarakter van de sociale

zekerheid relatief zwak is.

Volgens Sapir zijn enkel het Angelsaksische en

het Scandinavische model bestand tegen de

schok van de vergrijzing. Als de modaliteiten

MEDITERRAAN ANGELSAKSISCH

CONTINENTAAL SCANDINAVISCH

Ongelijkheid

Hoog

Laag

MODELLEN SOCIALE ZEKERHEID IN WEST-EUROPA

Laag HoogWerkgelegenheid

23

REFLECT NL_03-2014.indd 23REFLECT NL_03-2014.indd 23 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 22: Reflect Maart 2014

WHY

er in onze ondernemingen meer middelen

over om te investeren in innovatie, betere

dienstverlening en internationalisering. Dat

moet ze toelaten om zich continu aan de snel

veranderende wereld aan te passen;

2. ten tweede moeten we blijven investeren

in de skills van onze jongeren, werkzoeken-

den en werknemers en moeten we via een

sterker activeringsbeleid zorgen dat die

investeringen ook voldoende renderen. Dat

zal er voor zorgen dat onze economische

groei – wegens een gebrek aan geschikte

arbeidskrachten – niet stilvalt, maar ook dat

iedereen alle kansen zal blijven krijgen om

zijn of haar talenten volledig te ontplooien.

Op die manier vermijden we dat we in een

duale samenleving van ‘haves’ en ‘have nots’

terechtkomen;

3. ten derde

hebben we

nood aan

een perfor-

mante overheid.

Die moet in de eerste plaats voor de nodige

stabiliteit en voorspelbaarheid zorgen.

Ondernemingen opereren al in een bijzonder

complexe en snel veranderende omge-

ving. De overheid moet hier geen schepje

bovenop doen met onduidelijke regels of

door de regels om de haverklap te veran-

deren. Bovendien moet ze – om verspilling

van middelen te vermijden – zo effi ciënt mo-

gelijk werken. Dat wil zeggen een optimale

dienstverlening leveren tegen een zo laag

mogelijke kost.

In het volgende hoofdstuk evalueren we hoe

ons land op elk van deze 3 dimensies scoort.

Wat zijn respectievelijk onze sterke en zwakke

punten? Op basis hiervan kunnen we inschat-

ten op welke hefbomen we moeten werken om

meer groei en jobs te creëren.

lage ongelijkheid, zullen we onze inspiratie

hiervoor vooral in het Scandinavische mo-

del moeten zoeken. Dat betekent concreet

dat concepten, zoals fl exicurity, activering,

levenslang leren… een meer centrale plaats in

ons arbeidsrecht en sociale zekerheid moeten

krijgen. Die recepten zullen toelaten om meer

mensen langer aan het werk te houden om

zo de kosten van de vergrijzing op te vangen.

Omdat vandaag de kloof tussen het Scandi-

navische en het continentale model zo groot

is, is het weinig waarschijnlijk dat ze op korte

termijn kan worden overbrugd. Wat zijn dan

wel de eerste stappen die we kunnen zetten?

De arbeidsmarkthervormingen die Duitsland in

het midden van de jaren 2000 doorvoerde en

waarvan het nu de vruchten plukt, komen dan

voor de geest. Dat betekent niet per se dat ons

land letterlijk moet toepassen wat Duitsland

deed, maar het is niet ondenkbaar dat de weg

naar het Scandinavische model uiteindelijk via

het Duitse model zal lopen.

5. BESLUIT

Zoals we konden zien, is een beleid dat geen

rekening houdt met de megatrends op termijn

gedoemd te mislukken. Wanneer men enkel

op de symptomen reageert, zonder de kern

van het probleem aan te pakken, zal men er

niet in slagen om het tij te keren. Wie daad-

werkelijk het verschil wil maken, moet rond de

volgende 3 domeinen een ambitieus meerja-

renbeleid ontwikkelen:

1. ten eerste moeten we dringend de kosten-

competitiviteit (in de brede betekenis van

het woord) van onze bedrijven herstellen.

Met de internationale concurrentie die

almaar intenser wordt, kunnen we het ons

niet langer veroorloven om onze bedrijven

met belangrijke kostenhandicaps op te

zadelen. Als we hier in slagen, dan blijven

24 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 24REFLECT NL_03-2014.indd 24 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 23: Reflect Maart 2014

REFLECT NL_03-2014.indd 25REFLECT NL_03-2014.indd 25 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 24: Reflect Maart 2014

WAT ZIJN ONZE STERKE PUNTEN? WAT ZIJN ONZE ZWAKKE PUNTEN?

REFLECT NL_03-2014.indd 26REFLECT NL_03-2014.indd 26 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 25: Reflect Maart 2014

1. BELGISCHE ONDERNEMINGEN

KAMPEN MET ZWARE

KOSTENHANDICAPS

Concurrentiekracht is een breed begrip. Het

gaat niet alleen over hoe hoog onze loonkos-

ten zijn in vergelijking met onze voornaamste

handelspartners, maar ook over hoe we scoren

op het vlak van energieprijzen, vennootschaps-

belasting, mobiliteit… Hierna houden we de

verschillende dimensies van onze concurrentie-

kracht tegen het licht.

HOGE LOONKOSTENHet is geen geheim dat ons land een zware

loonkostenhandicap torst. Niet alleen ten

opzichte van Oost-Europa of de BRIC-landen,

maar ook in vergelijking met redelijk gelijk-

aardige landen, zoals Duitsland, Frankrijk en

Nederland. Vorig jaar berekende een groep van

experts (bestaande uit vertegenwoordigers van

het Federaal Planbureau, de Nationale Bank

van België, de Centrale Raad voor het Bedrijfs-

leven en de FOD Economie) op vraag van de

federale regering hoeveel de uurloonkosten

in respectievelijk België en onze drie buurlan-

den bedragen. De conclusie was dat ons land

gemiddeld liefst 16,5% duurder is (39,6 euro

per uur in België tegenover 34 euro in onze

buurlanden). Bovendien is deze loonkosten-

handicap in nagenoeg alle sectoren groot. Dan

beweren dat onze economie vooral nood heeft

aan gerichte maatregelen omdat slechts een

beperkt aantal sectoren met een competitivi-

teitsprobleem zou kampen, stemt helemaal niet

overeen met de werkelijke cijfers.

De loonkosten voor de werkgever mogen dan

wel hoog zijn, dat is niet noodzakelijk het geval

voor het nettoloon van de werknemer. Nage-

noeg nergens anders ter wereld liggen de lasten

op arbeid zo hoog als bij ons. Volgens cijfers van

de Europese Commissie (2013a) bedragen die

lasten 42,8% van de loonkosten in België tegen-

over gemiddeld 37,7% in onze drie buurlanden.

Als we via een vermindering van de patronale

bijdragen deze kloof met de buurlanden zouden

kunnen dichten, dan kan onze loonkostenhandi-

cap al met 5,1 procentpunten verminderen.

Hoe scoort ons land op het vlak van kostencompetitiviteit? Investeren we vol-doende in het aanwezige talent en stellen we dat ter beschikking van de ar-beidsmarkt? En hoe performant is onze overheid wel of niet? Op basis van een analyse van ‘s lands sterke en zwakke punten kunnen we inschatten op welke hefbomen we moeten werken om meer groei en jobs te creëren.

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

BE IT AT FI SE FR EA-17 NL DE DK ES LU EL IE UK PT

Imp

licie

te b

elas

ting

voet

op

arb

eid

in 2

011

(in %

van

de

loo

nko

sten

; bro

n: E

C)

NERGENS LIGGEN DE LASTEN OP ARBEID ZO HOOG ALS IN BELGIË

WHY

27

REFLECT NL_03-2014.indd 27REFLECT NL_03-2014.indd 27 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 26: Reflect Maart 2014

partners, zelfs als ze gemeenschappelijk nog

andere bekommernissen zouden hebben (bv.

rond vorming, de tweede pensioenpijler…).

HOGE ENERGIEKOSTEN, TANENDE BEVOORRADINGSZEKERHEIDNaast de loonkosten vormt de energieprijs een

tweede belangrijk fundament voor onze com-

petitiviteit. Gegeven het gewicht van de ener-

gie-intensieve industrie (bv. chemie, petroleum,

staal, bepaalde subsectoren in de voedingsin-

dustrie…) in onze economie, is de energieprijs

voor België nog van groter belang dan voor

veel andere landen. Volgens cijfers van Eurostat

is de Belgische energie-intensieve industrie

immers verantwoordelijk voor liefst 35% van de

totale toegevoegde waarde gecreëerd door

de industrie. In nagenoeg alle andere Europese

landen is dat lager (bv. in Nederland bedraagt

het 30%, in Frankrijk 25% en in Duitsland 22%).

Kijken we naar de hoogte van de elektrici-

teitsprijs, dan stellen we vast dat België in een

Europese rangschikking middelmatig scoort. Al-

gemeen doen we het slechter dan Frankrijk en

Nederland, maar beter dan Duitsland1 (CREG,

2014). In het afgelopen jaar lijkt de situatie voor

Nog kenmerkend aan ons loonvormingssysteem

is zijn rigiditeit. Dat is het gevolg van de talrijke

automatismen die we kennen, zoals de

automatische indexering of de anciën-

niteitsgebonden loonsverhogingen.

Twee jaar geleden toonde een stu-

die van de Nationale Bank aan dat

ons indexsysteem allerlei perverse

effecten genereert. Zo heeft het de

neiging om het effect van externe

prijsschokken (bv. een forse stijging

van de olieprijs) te versterken, waardoor

de loonkosten in België sneller en sterker

stijgen dan bij onze voornaamste han-

delspartners. Bovendien laat het niet

toe om een performant HR-beleid te

voeren: als iedereen nagenoeg even-

veel extra krijgt (namelijk de index),

is het bijna onmogelijk om tussen werknemers

te differentiëren (bv. om sterker rekening te

houden met de toegevoegde waarde die elke

werknemer aan de onderneming levert). Ten

slotte bemoeilijkt de automatische indexering

het sociaal overleg. Omdat de index nage-

noeg de volledige marge (of zelfs meer) voor

loonsverhogingen opsoupeert, is er nauwelijks

nog onderhandelingsruimte voor de sociale

€ 0

€ 2.000

€ 4.000

€ 6.000

€ 8.000

€ 10.000

€ 12.000

€ 14.000

DE BE UK NL FR

Gem

idd

eld

e ja

arfa

ctuu

r el

ektr

icit

eit

voo

r p

rofe

ssio

nele

kl

ant

(50.

000

kWh/

jaar

; bro

n: C

RE

G)

ENERGIEPRIJZEN BLIJVEN RELATIEF HOOG

WHY

28 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 28REFLECT NL_03-2014.indd 28 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 27: Reflect Maart 2014

‘black-out’, zelfs van korte duur, veel schade aan

onze economie berokkent.

Ten tweede blijft het bang afwachten wat de

impact van het stijgend belang van hernieuw-

bare energie op onze bevoorradingszekerheid

zal zijn. Vandaag komt immers meer dan 50%

van onze elektriciteitsproductie van nucleai-

re centrales. Dat is – althans op het vlak van

de bevoorradingszekerheid – een redelijk

betrouwbare en voorspelbare energiebron.

Hernieuwbare energie daarentegen kent een

meer intermitterend karakter. Dat betekent dat

er enkel elektriciteit kan worden geproduceerd

bij voldoende wind (om de windturbines te

laten draaien) of voldoende sterke zon (om de

zonnepanelen te activeren). De verwachting

is dan ook – tenzij we in staat zouden zijn om

nieuwe opslagcapaciteit te ontwikkelen – dat

een hoger aandeel van hernieuwbare energie

onze elektriciteitsproductie en -bevoorrading

onzekerder zal maken.

HOGE VENNOOTSCHAPSBELASTINGEen derde belangrijk fundament voor onze

competitiviteit is de vennootschapsbelasting.

Dankzij een lage vennootschapsbelasting

blijven er immers meer middelen over voor

de bedrijven om te investeren in de onderne-

ming. Ons land kent met 34% een uiterst hoog

nominaal tarief: het Europese gemiddelde be-

draagt slechts 23,2%. Gelukkig hebben we de

notionele interestaftrek waardoor de effectieve

belastingdruk meestal lager uitvalt dan het

nominaal tarief. Volgens cijfers van de Europe-

se Commissie (2013a) slagen we er dankzij de

notionele interestaftrek in om de kloof met het

Europese gemiddelde ietwat te dichten. Zo

bedroeg in 2012 de effectieve belastingdruk

op niet-fi nanciële vennootschappen in België

26,3% tegenover 20,9% voor het Europese

gemiddelde.

de energie-intensieve industrie ietwat verbe-

terd. Problematisch blijven evenwel de talrijke

federale en regionale overheidsheffi ngen (o.a.

ter ondersteuning van hernieuwbare energie,

voor het voeren van een sociaal beleid…) die de

elektriciteitsprijs de hoogte injagen. Zoals vorig

jaar in een studie van Deloitte Belgium (2013b)

werd becijferd, liggen deze heffi ngen vaak veel

hoger in België dan in onze buurlanden.

Inzake de aardgasprijs scoort België in het

algemeen iets beter in de Europese benchmar-

king. Maar de internationale concurrentie vanuit

de VS weegt heel zwaar. Dankzij de schaliegas-

revolutie kost aardgas er vandaag ongeveer

drie keer minder dan in Europa. Volgens het

Internationaal Energieagentschap (IEA 2013) zal

hierin – bij ongewijzigd beleid – niet snel veran-

dering komen. In 2020 zou, volgens het IEA, de

aardgasprijs in Europa nog altijd meer dan het

dubbele bedragen als in de VS. Als men er niet

in slaagt om hiervoor de nodige oplossingen uit

te werken, dan worden op termijn verschillende

segmenten binnen onze energie-intensieve

industrie met sluiting bedreigd.

Naast de elektriciteitsprijs is ook de bevoorra-

dingszekerheid van ontzettend groot belang

voor onze economie. Ook hier knipperen er ver-

schillende lichten. Ten eerste werd in het verle-

den te weinig in nieuwe capaciteit geïnvesteerd

(o.a. als gevolg van de sterke ondersteuning

van hernieuwbare energie waardoor conventio-

nele centrales minder rendabel zijn geworden).

Hierdoor werden we meer en meer afhankelijk

van de invoer van elektriciteit uit het buitenland.

Met als gevolg dat op bepaalde tijdstippen

van het jaar (bv. wanneer het heel koud is en

tegelijk door windstilte de offshore-windmolens

niet draaien) het risico op een ‘black-out’ sterk

is toegenomen. Recente berekeningen van het

Federaal Planbureau (2014a) tonen aan dat zo’n

1 De hoge Duitse elektriciteitsprijzen, voor een groot stuk een gevolg van de Energiewende die er plaatsvindt, moeten wel ietwat genuanceerd worden, omdat de meest energie-intensieve bedrijven in Duitsland belangrijke kortingen genieten.

29

REFLECT NL_03-2014.indd 29REFLECT NL_03-2014.indd 29 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 28: Reflect Maart 2014

Voor deze specifi eke activiteiten ligt de belas-

tingdruk inderdaad vaak fors lager dan 26,3%

(zie hierboven), maar het zou onjuist zijn om

te beweren dat dit ‘een gat in de begroting

slaat’. Want zonder de notionele interestaftrek

hadden deze activiteiten nooit bestaan in Bel-

gië. De overheid zou in dat geval zelfs minder,

zeker niet meer, belastinginkomsten hebben

geïnd. Dat wordt bevestigd door de cijfers:

nagenoeg nergens anders in Europa liggen de

inkomsten uit vennootschapsbelasting immers

zo hoog als in België. Bij ons bedroegen ze

in 2012 3,1% van het bbp tegenover 2,7% in

Duitsland, 2,3% in Frankrijk en 2,1% in Neder-

land. Het gemiddelde van de eurozone stond

op 2,4%.

VERSTIKKENDE MOBILITEITVergeten we ten slotte de mobiliteit niet als

vierde fundament voor onze competitiviteit.

Volgens cijfers van verkeerswatcher INRIX

(OESO, 2013h) behoren Brussel en Antwer-

pen bijvoorbeeld tot de meest congestievolle

steden ter wereld. De Europese Commissie

schat dat op een kost van ongeveer 2% van het

bbp (o.a. omwille van het massale tijdverlies).

Zonder nieuwe maatregelen zal die situatie, als

gevolg van de continue groei in het personen-

en goederenvervoer, in de toekomst verder

verslechteren. Volgens het Federaal Planbu-

reau (2012) dreigt in dat geval de gemiddel-

de snelheid op de weg de komende 15 jaar

met respectievelijk 29% te dalen tijdens de

spitsuren en met 16% tijdens de dalperiode.

Dat betekent concreet dat een automobilist die

tijdens de spitsperiode

50 kilometer wil afl eg-

gen, gemiddeld niet

1u19 nodig zou hebben,

maar wel 1u51 (!). Dat is

een horrorscenario voor

de mobiliteit van mensen

en het transport van goede-

ren. Om nog niet te spreken

van de stress op het werk, de

luchtkwaliteit…

Daarnaast kent de notionele interestaftrek nog

tal van andere voordelen, zowel voor kmo’s als

voor grote bedrijven. Zo zorgde het mecha-

nisme er mee voor dat, althans in een eerste

fase, veel ondernemingen de crisis beter

konden weerstaan. Dankzij

de aftrek konden ze in de jaren

vóór de crisis hun eigen vermogen

fl ink opkrikken en beschikten ze over een

grotere buffer op het moment dat de

crisis toesloeg. Bovendien konden via

de notionele interestaftrek verschil-

lende activiteiten van internationale

groepen in België worden verankerd.

0

5

10

15

20

25

30

35

FR ES DE PT BE UK IT LU FI NL SE AT DK EU-27 GR IE

Eff

ecti

ef t

arie

f ve

nno

ots

chap

sbel

asti

ng o

p n

iet-

finan

ciël

e o

nder

nem

ing

en in

201

2 (in

%; b

ron:

EC

)

DE VENNOOTSCHAPSBELASTING LIGT HOOG

VIA DE NOTIONELE INTERESTAFTREK KONDEN

VERSCHILLENDE ACTIVITEITEN VAN INTERNATIONALE

GROEPEN IN BELGIË WORDEN VERANKERD

WHY

30 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 30REFLECT NL_03-2014.indd 30 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 29: Reflect Maart 2014

nog maar moeilijk ingehaald en riskeren voor

de rest van hun leven met problemen op de

arbeidsmarkt te kampen.

Een tweede lek doet zich voor wanneer werk-

nemers stoppen om zich continu bij te scholen.

Zoals al gezegd, voltrekken de veranderingen

zich steeds sneller rondom ons. Met als gevolg

dat de houdbaarheidsdatum van de specifi eke

kennis die we hebben almaar korter wordt. Zon-

der levenslang leren zullen de vaardigheden en

de competenties van de werknemers geleidelijk

eroderen en zullen ze minder en minder aan de

2. NOG MEER

TALENT AANBOREN

Uit de beschrijving van de voornaamste me-

gatrends blijkt dat kennis steeds belangrijker

wordt in onze economie en samenleving. In-

vesteren in hoogwaardig menselijk kapitaal en

dit maximaal ter beschikking stellen van de ar-

beidsmarkt is daarom van ontzettend groot be-

lang. Vanaf de schoolbanken tot het pensioen

doen zich echter tal van lekken voor waardoor

dit potentieel aan talent in de praktijk niet ten

volle wordt benut (zie schema) (OESO, 2012c).

Zo is het goed mogelijk dat ons onderwijs

niet alle talenten tot ontwikkeling laat komen

of dat veel jongeren de verkeerde vaardig-

heden en competenties krijgen aangeleerd

(namelijk die met een beperkte vraag uit het

bedrijfsleven). Het verlies voor onze economie

en samenleving is gigantisch. Internationaal

onderzoek toont aan dat de potentiële return

van onderwijs vooral in de eerste 10 tot 15 jaar

het sterkst is (Heckman, 2008). Daarna blijft

verdere verbetering natuurlijk mogelijk, maar

gebeurt het trager en moeizamer. Met andere

woorden, jongeren die op een vroege leeftijd

een achterstand oplopen, krijgen die daarna

0

10

20

30

40

50

60

BE NL DE FR LU UK CH IT AT IE ES HU PT

GEMIDDELD AANTAL VERSPILDE UREN IN DE FILE PER AUTOMOBILIST IN 2013

Bro

n: In

rix

Potentieel aan menselijk kapitaal Onderwijs

Lek 1: onvoldoende kwaliteit, inclusie en afstemming op arbeidsmarkt

Lek 2: erosie kwalifi caties

Lek 3: te weinig activering, te veel vroeg uittreden

Levenslang leren Arbeidsmarkt

HOE KAN EEN LAND ZIJN MENSELIJK KAPITAAL MAXIMALISEREN?

31

REFLECT NL_03-2014.indd 31REFLECT NL_03-2014.indd 31 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 30: Reflect Maart 2014

(5,8%) en Duitsland (4,4%) liggen de onderwijs-

budgetten lager dan in ons land. Toch vertaalt

die hogere investering zich niet altijd in veel

betere resultaten. Kijken we bijvoorbeeld naar

de gemiddelde PISA-score (Programme for

International Student Assessment) op lezen,

wiskunde en wetenschap, dan scoren we met

509,7 inderdaad beter dan het OESO-gemid-

delde (497,2), maar slechter dan Nederland

(518,8) en Duitsland (515,1)2 (OESO, 2013i).

Bovendien ging onze positie er in de afgelo-

pen 5 tot 10 jaar op achteruit. Op een andere

belangrijke indicator, meer in het bijzonder het

aantal 30-34-jarigen met een diploma hoger

onderwijs van het lange type, doen we het dan

wel weer goed. In België beschikt 43,9% van

de 30-34-jarigen over zo’n diploma tegenover

34,6% voor het gemiddelde van de eurozone,

43,6% in Frankrijk, 42,2% in Nederland en 32%

in Duitsland. Kortom, gemiddeld doet België

het ten opzichte van andere landen zo slecht

nog niet, maar met ons heel hoge onderwijs-

budget mochten we toch iets betere resultaten

verwachten.

Niettegenstaande de relatief goede gemiddel-

de score slaagt ons onderwijssysteem er niet in

om alle talenten te ontplooien. Bijvoorbeeld,

in 2012 verliet maar liefst 12% van de jongeren

tussen 18 en 24 jaar de schoolbanken zonder

een diploma middelbaar onderwijs op zak. Het

gemiddelde van de eurozone lag met 13,9%

wel hoger, maar Nederland (8,8%), Duitsland

(10,6%) en Frankrijk (11,6%) haalden opvallend

sterkere cijfers. Ook het aantal studenten dat in

het lager of middelbaar onderwijs minstens één

jaar moest overdoen, ligt met 36,1% uitermate

hoog in België (tegenover 20,3% in Duitsland,

27,6% in Nederland en 28,4% in Frankrijk)

(OESO, 2013g). Ten slotte is de verhouding tus-

sen de gemiddelde PISA-score van respectieve-

lijk de 5% beste en de 5% slechtste leerlingen

vereisten van de arbeidsmarkt voldoen. Op ter-

mijn zal hun productiviteit aanzienlijk afnemen

of – wat meer waarschijnlijk is – verhoogt de

kans dat ze terechtkomen in de werkloosheid.

Een derde lek vindt zijn oorzaak in de werking

van onze arbeidsmarkt. Vandaag gaat nog altijd

veel menselijk kapitaal verloren omdat het veel

te snel wordt afgeschreven (bv. in het geval

van het brugpensioen), of omdat het onvol-

doende wordt geactiveerd (bv. in het geval van

werkloosheid). Hierna gaan we dieper in op de

impact van elk van die lekken in België en ver-

gelijken we onze situatie met andere Europese

landen.

ONDERWIJSINVESTERINGEN NIET IN VERHOUDING TOT RESULTAATBelgië investeert met 6,2% van het bbp (of

meer dan 23 miljard euro) heel veel in on-

derwijs. Het gemiddelde van de eurozone

bedraagt bijvoorbeeld slechts 5,1% van het

bbp en ook in Frankrijk (6,1%), Nederland

2 Er bestaat wel een belangrijk onderscheid tussen de prestaties van de verschillende gemeenschappen. Zo scoort Vlaanderen in het algemeen aanzienlijk beter dan het nationaal gemiddelde en de Franse gemeenschap slechter.

420

440

460

480

500

520

540

FI NL IE DE BE UK AT FR DK OECD LU ES IT PT SE GR

Gem

idd

eld

e P

ISA

-sco

re o

p le

zen,

wis

kund

e en

wet

ensc

hap

in

201

2 (B

ron:

OE

SO)

OP ONDERWIJS DOEN WE HET NIET SLECHT

WHY

32 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 32REFLECT NL_03-2014.indd 32 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 31: Reflect Maart 2014

ondernemingen op dit vlak, dan doen we het

binnen een Europese context heel goed. Vol-

gens de recentste Europese enquête ter zake

(i.e. de zogenaamde CVTS3-enquête) inves-

teerden de Belgische bedrijven liefst 2,4% van

de totale loonmassa in vorming. Hiermee laten

we enkel Frankrijk (2,5%) voor ons. Alle andere

Europese landen scoren slechter. Eenzelfde

positief rapport krijgen we voor zowel onze

participatiegraad (het relatief aantal werkne-

mers waarvoor jaarlijks een vorming wordt

georganiseerd) als voor het gemiddeld aantal

uren vorming dat bedrijven per werknemer

voorzien. In België bedraagt de participatie-

graad 52%, dat is 14 procentpunten hoger dan

het Europese gemiddelde (38%) en signifi cant

beter dan Frankrijk (45%), Duitsland (39%)

nagenoeg nergens hoger dan in België (enkel

Frankrijk en Luxemburg doen nog slechter)

(OESO, 2013h). Binnen een internationale

context heeft ons land dus een grote groep

leerlingen die heel goed presteren, maar ook

een even grote groep leerlingen met heel po-

vere resultaten. Internationaal onderzoek toont

aan dat een niet onbelangrijk deel hiervan kan

verklaard worden door de sociaaleconomische

en culturele achtergrond van deze jongeren

(bv. de hoogste opleiding en het beroep van

de ouders) (OESO, 2013i). Kortom, ondanks de

spectaculaire verbeteringen van de afgelopen

decennia vormen gelijke kansen nog altijd geen

realiteit in ons onderwijs.

MISMATCH ONDERWIJS-ARBEIDSMARKTVeel potentieel talent gaat ook verloren

vanwege de mismatch tussen onderwijs en

arbeidsmarkt. Slechts 16,7% van de studenten

hoger onderwijs in België is ingeschreven in

een STEM-richting (i.e. science, technology, en-

gineering en mathematics). Dat is iets meer dan

in Nederland (14%), maar aanzienlijk minder

dan het eurozonegemiddelde (27,2%), Frankrijk

(25,8%) en Duitsland (32,1%). Nochtans zijn

deze profi elen sterk gegeerd op de arbeids-

markt en zijn ze van cruciaal belang om de

transitie naar een kenniseconomie succesvol te

maken. Een ander voorbeeld van de mismatch

tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt is de

zwakke ontwikkeling van alternerend leren in

ons land. Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk en

Nederland gebruiken dit systeem veelvuldig

waardoor die landen dan ook een veel lagere

jongerenwerkloosheid kennen dan België.

Ten slotte legt ons onderwijs volgens een

onderzoek van de OESO (2013d) nog veel te

weinig nadruk op het belang van initiatiefzin en

ondernemerschap.

Opdat het beschikbare menselijke kapitaal op

de arbeidsmarkt zijn hoge kwaliteit kan hand-

haven, is het belangrijk dat werknemers (en

werkzoekenden) zich continu blijven bijscho-

len. Kijken we naar de inspanningen van de 0

5

10

15

20

25

30

35

FI GR DE PT IE ES EA-15 IT SE FR AT UK LU DK BE NL

Aan

tal s

tud

ente

n ho

ger

ond

erw

ijs in

STE

M-r

icht

ing

en in

201

1

(in %

; bro

n: E

uro

stat

)

TE WEINIG STUDENTEN VOLGEN EEN STEM-RICHTING

33

REFLECT NL_03-2014.indd 33REFLECT NL_03-2014.indd 33 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 32: Reflect Maart 2014

Ten slotte is het weinig zinvol om te inves-

teren in menselijk kapitaal als dat opgeleide

kapitaal uiteindelijk nooit de arbeidsmarkt be-

reikt of die te vroeg verlaat. Aan de overheid

om er via haar sociale en fi scale wetgeving

voor te zorgen dat dat talent wel ter beschik-

king komt van de arbeidsmarkt. En toch zijn er

ook hier weer tal van lekken. Kijk bijvoorbeeld

naar de werkloosheid. België scoort binnen

een Europese context met een werkloos-

heidsgraad van 8,4% in 2013 middelmatig.

Het gemiddelde van de eurozone mag dan

wel met 12,1% een stuk hoger liggen, zowel

Duitsland (5,3%) als Nederland (6,7%) doen

aanzienlijk beter. Bijna de helft van onze werk-

lozen (44,7%) zit bovendien al langer dan een

jaar zonder werk. Dat bewijst nogmaals dat

we in de toekomst nog meer moeten inzetten

op activering van werkzoekenden.

Een ander uiterst belangrijk lek zijn de rist ver-

vroegde uittredingssystemen in ons land (bv.

brugpensioen, tijdskrediet en loopbaanonder-

breking, ongeschiktheid...). Volgens de OESO

(2013c) bedraagt de effectieve pensioenleef-

tijd in België slechts 59,6 jaar bij mannen en

58,7 jaar bij vrouwen. Hiermee zijn we, samen

met Luxemburg, de slechtste leerling van de

klas. Als gevolg hiervan is amper 39,5% van

de 55-plussers in ons land nog daadwerkelijk

aan het werk tegenover bijvoorbeeld 44,5%

in Frankrijk, 58,6% in Nederland en maar

liefst 61,5% in Duitsland. Op het moment dat

we het draagvlak van onze sociale zekerheid

moeten versterken (o.a. ter fi nanciering van

de kosten van de vergrijzing) en de bedrijven

schreeuwen om geschikte arbeidskrachten, is

zo’n zware verspilling van menselijk kapitaal

niet te verantwoorden.

en Nederland (39%). Onthouden we wel dat

investeren in levenslang leren een gedeelde

verantwoordelijkheid vormt van de onder-

nemingen én de werknemers. Die laatsten

moeten zich immers regelmatig afvragen hoe

ze hun ‘employability’ of inzetbaarheid (en

dus hun jobkansen) in de toekomst continu

kunnen blijven verbeteren.

0

1

1

2

2

3

3

FR BE NL LU PT DK SE EU-28 ES DE AT FI IT UK GR

Inve

ster

ing

en v

an d

e o

nder

nem

ing

en in

co

ntin

ue v

orm

ing

(in

% v

an d

e lo

onk

ost

en; b

ron:

Eur

ost

at)

DE BELGISCHE ONDERNEMINGEN INVESTEREN VEEL IN VORMING

3 CVTS staat voor Continuing Vocational Training Survey.

52

54

56

58

60

62

64

66

68

70

PT SE IE OECD UK NL DK ES DE GR AT FI IT FR BE LU

Eff

ecti

eve

pen

sio

enle

efti

jd v

oo

r m

anne

n in

de

per

iod

e 20

07-2

012

(in ja

ren;

bro

n: O

ESO

)

OUDERE WERKNEMERS TREDEN TE SNEL UIT DE ARBEIDSMARKT

WHY

34 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 34REFLECT NL_03-2014.indd 34 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 33: Reflect Maart 2014

landen, Zwitserland en Nederland die het

voortouw nemen, maar in tegenstelling tot

de kwaliteit van de dienstverlening situeert

België zich nu in de staart van het peloton.

Hetzelfde geldt voor een derde dimensie,

met name de mate waarin de wetgeving

door de burgers wordt gerespecteerd en,

wanneer dat niet het geval is, ze door politie

en justitie kan worden afgedwongen.

3. NOOD AAN EEN MEER

PERFORMANTE OVERHEID

Bedrijven moeten vandaag in een almaar

moeilijkere omgeving opereren. Elke bijko-

mende complexiteit vanwege de overheid

kunnen ze missen als kiespijn. De overheid

moet daarentegen voor de nodige stabiliteit

en voorspelbaarheid zorgen. Verschillende

indicatoren tonen aan dat België op dat vlak

niet bij de beste leerlingen van de klas hoort.

Zo staan we slechts op de 36ste plaats in de

meest recente ‘Doing Business’-rangschik-

king. Deze jaarlijkse publicatie van de Wereld-

bank (2013) peilt het algemeen onderne-

mingsklimaat in 189 landen. Parameters die in

rekening worden gebracht zijn bijvoorbeeld

de snelheid en de kosten om vergunnin-

gen te krijgen, om een onderneming op te

richten, om werknemers aan te werven, om

producten en diensten over de grenzen heen

te verhandelen... In de top 5 staan Singapo-

re, Hongkong, Nieuw-Zeeland, de VS en

Denemarken. Ook onze buurlanden Duitsland

(21) en Nederland (28) – in tegenstelling tot

Frankrijk (38) – presteren beter dan België.

Daarnaast licht de Wereldbank de verschil-

lende overheden elk jaar nog op tal van

andere indicatoren door. Eén dimensie slaat

bijvoorbeeld op de kwaliteit van de dienst-

verlening en van het ambtenarenapparaat.

Het zijn vooral de Scandinavische landen,

Zwitserland en Nederland die hier goed op

scoren. België bevindt zich, net als Duitsland,

in het midden van het klassement. Frank-

rijk scoort opnieuw slechter. Een andere

dimensie heeft betrekking op de capaciteit

van de overheid om duidelijke regels uit te

vaardigen, die bovendien gemakkelijk op het

terrein kunnen worden toegepast en die de

ontwikkeling van de economie niet beknot-

ten. Opnieuw zijn het de Scandinavische

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

effectiviteit overheid kwaliteit regelgeving ‘rule of law’

BE FR DE NL Scandinavische landen

KWALITEIT VAN DE OVERHEIDB

ron:

Wer

eld

ban

k

0

1

2

3

4

5

6

7

2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012

Tota

le k

ost

en v

an d

e ad

min

istr

atie

ve la

sten

(in

milj

ard

eur

o; b

ron:

FP

B)

DE ADMINISTRATIEVE LASTEN BLIJVEN HOOG

35

REFLECT NL_03-2014.indd 35REFLECT NL_03-2014.indd 35 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 34: Reflect Maart 2014

de administratieve lasten. Nochtans enga-

geerde de federale regering zich eind 2011 in

het regeerakkoord om die lasten met 30% te

verminderen. De cijfers van het Federaal Plan-

bureau én die van de Dienst Administratieve

Vereenvoudiging voorspellen dat die doelstel-

ling helemaal niet zal worden bereikt.

Ten slotte is het belangrijk dat de regelgeving

zich maximaal in een internationaal perspectief

inschrijft. Zeker voor een kleine, open econo-

mie zoals België die steunt op de internationale

handel, is dat van strategisch belang. Al te vaak

zien we echter dat de wetgever hiermee geen

rekening houdt. Moet er bijvoorbeeld een Eu-

ropese richtlijn in Belgische wetgeving worden

omgezet, dan gebeurt het dat onze wetgevers

de richtlijn niet integraal overnemen, maar aan-

vullen met extra beperkingen of verplichtingen

(het zogenaamde ‘gold plating’). Dat zadelt

niet alleen de Belgische ondernemingen met

extra kosten op, het verzwakt bovendien de

Europese interne markt – als landen hun eigen

gang gaan, werkt dat de versnippering in de

hand. En dat terwijl onze welvaart juist zo sterk

afhankelijk is van die interne markt. Ons land

zou daarom de grootste pleitbezorger van een

snelle en integrale omzetting moeten zijn. Om-

gekeerd wacht België een Europees initiatief

soms niet af, maar poneert het zelf een eigen

wetgeving. Een recent voorbeeld hiervan is het

Belgische register voor nanomaterialen. Met

als resultaat dat de Belgische ondernemingen

opnieuw worden benadeeld ten opzichte van

hun concurrenten in het buitenland.

Het bovenstaande maakt duidelijk dat de

overheid dringend de kwaliteit van haar output

moet verbeteren. Dat is echter niet de enige

uitdaging waar ze voor staat. Tegelijkertijd

moet ze ook de effi ciëntie van haar werking

aanzienlijk opkrikken. In vergelijking met onze

buurlanden hebben onze verschillende

overheden heel hoge werkingskosten (VBO,

2014). Mochten ze even effi ciënt werken als in

De kwaliteit van onze regelgeving laat dus vaak

te wensen over. Bovendien worden de Belgi-

sche ondernemingen nog altijd geconfronteerd

met ingrijpende administratieve lasten. In zijn

laatste doorlichting schat het Federaal Planbu-

reau (2014b) dat die lasten in 2012 nog altijd

meer dan 5 miljard euro vertegenwoordigden.

Dat is zelfs iets hoger dan het niveau in 2010.

Meer dan de helft hiervan komt ten laste van

de kleine ondernemingen. Vooral de fi scale

(55,1% van het totaal) en sociale wetgeving

(36,8%) zijn verantwoordelijk voor het gros van

0

10

20

30

40

50

60

GR FI FR DK BE SE AT IT EA-18 NL PT UK ES DE LU IE

Tota

le o

verh

eid

suit

gav

en in

201

3 (in

% b

bp

; bro

n: E

C)

DE OVERHEIDSUITGAVEN BEVINDEN ZICH OP EEN HISTORISCH HOOG NIVEAU

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

3,5

4,0

LU IE ES NL SE FR PT GR FI EA IT DK UK BE DE AT

Pub

lieke

inve

ster

ing

en (g

emid

del

de

ove

r d

e af

gel

op

en

tien

jaar

; in

% b

bp

; bro

n: E

uro

stat

)

DE OVERHEID INVESTEERT TE WEINIG

WHY

36 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 36REFLECT NL_03-2014.indd 36 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 35: Reflect Maart 2014

spoor, binnenvaart...). Momenteel scoort de

Belgische infrastructuur nog relatief goed,

maar jaren van onderinvestering kunnen tot

gevolg hebben dat ze minder betrouwbaar

wordt waardoor ze op termijn veeleer een

handicap dan een troef zal worden bij het aan-

trekken van buitenlandse investeringen.

4. BESLUIT

Om een fundamenteel antwoord te bieden

op de verschillende megatrends waarmee

we worden geconfronteerd, moeten we de

kostencompetitiviteit van onze bedrijven

herstellen, investeren in menselijk kapitaal

(en er tegelijk voor zorgen dat dit maximaal

wordt geactiveerd) en de effi ciëntie en de

performantie van de overheid sterk verbete-

ren. Dat zal niet alleen onze ondernemingen

weerbaarder maken in de internationale

concurrentiestrijd en meer jobs creëren, het

zal ook alle talenten alle kansen geven om

zich te ontplooien en ervoor zorgen dat onze

sociale zekerheid niet bezwijkt onder het

gewicht van de vergrijzing. In het dubbelinter-

view op de pagina’s hierna staan de nieuwe

voorzitter van het VBO, Michèle Sioen, en

gedelegeerd bestuurder Pieter Timmermans

stil bij de maatregelen die op elk van deze drie

domeinen kunnen worden genomen. Daarbij

rekening houdend met de resultaten van de

sterkte-zwakteanalyse zoals in dit hoofdstuk

beschreven.

onze buurlanden, dan kan er gedurende de

volgende legislatuur zo’n 4 miljard euro

worden bespaard. Dat besparingspotentieel

zit niet enkel bij de federale overheid. De

regio’s en de gemeenten moeten immers

minstens twee derden van de inspanning voor

hun rekening nemen.

Niettegenstaande het historisch hoge niveau

van de overheidsuitgaven (51,1% van het bbp,

exclusief de rentelasten) blijven de publieke

investeringen uitermate laag. De voorbije

10 jaar bedroegen de publieke investerin-

gen in België gemiddeld 1,7% van het bbp.

Daarmee scoren we heel slecht in de Europese

rangschikking: het Europese gemiddelde lag

met 2,5% van het bbp bijna een vol procent-

punt hoger. In Nederland waren de publieke

investeringen goed voor 3,4%, in Frankrijk

voor 3,2% en in Duitsland voor 1,6%. Onze

verschillende overheden moeten dus niet

alleen het totale overheidsbeslag terugdrin-

gen, ze moeten ook de samenstelling van hun

uitgaven grondig herschikken. Dit betekent

relatief minder besteden aan lopende uitga-

ven (bv. werkingskosten en sociale uitkerin-

gen) en meer investeren. Het is van cruciaal

belang dat ons land die omslag maakt. Als

kleine, open economie in het centrum van

West-Europa zijn we immers sterk afhankelijk

van een performante infrastructuur (bv. we-

gen, havens, pijpleidingen, telecommunicatie,

DE BELGISCHE ONDERNEMINGEN WORDEN NOG ALTIJD GECONFRON-TEERD MET INGRIJPENDE ADMINISTRATIEVE LASTEN

37

REFLECT NL_03-2014.indd 37REFLECT NL_03-2014.indd 37 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 36: Reflect Maart 2014

© D

AN

IEL

RY

S

“LAAT DE ONDERNEMER ONDERNEMEN” …IN EEN RECHTSZEKERE, STABIELE EN ECONOMISCH WERKBARE OMGEVING

REFLECT NL_03-2014.indd 38REFLECT NL_03-2014.indd 38 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 37: Reflect Maart 2014

Eén maand vóór de ‘moeder der verkiezingen’ in België, werd Michèle Sioen, CEO van de gelijknamige textielgroep, de nieuwe voorzitter van het VBO. Samen met gedelegeerd bestuurder Pieter Timmermans vormt ze de nieuwe tandem die een vuist maakt in het belang van onze welvaart. Op tafel liggen de concurrentiekracht, de legendarisch hoge lasten in België, de index, de mismatch op de arbeidsmarkt, de kwaliteit van het onderwijs, de vergrijzing… REFLECT peilde naar hun visie, denkpistes en aanbevelingen voor een betere toekomst van dit land.

IOp 25 mei vallen de federale verkiezingen samen met die voor de regio’s. Een unieke opportuniteit?

Michèle Sioen (MSI): “Voor het eerst

sinds lang kan er – hopelijk – vijf on-

onderbroken jaar worden geregeerd.

Een uitgelezen kans om op alle

niveaus grondige socio-economische

hervormingen door te voeren met

een structurele, positieve impact

voor de toekomst van ons land anno

2020-2025.”

Pieter Timmermans (PT): “Bovendien

krijgen de federale en regionale over-

heden de kans om samen een project

uit te tekenen waarmee ze de ‘grens-

overschrijdende’ megatrends kunnen

tackelen die op ons afkomen.”

IMeer groei en meer jobs creëren is de grote uitdaging. Hoe doe je dat binnen een kleine, open economie als België?

PT: “Belgische bedrijven die exporte-

ren, creëren welvaart. Voor sommige

kmo’s betekent dat nog meer inzet-

ten op de Europese interne markt en

hun aandeel op andere geïndustria-

liseerde markten vergroten. Andere

bedrijven moeten vooral mikken op

de nieuwe, beloftevolle groeilan-

den.”

MSI: “De omzetcijfers van Sioen In-

dustries volgen de conjunctuur. Om

onze positie te versterken, focussen

we sterk op internationalisatie – de

groep exporteert tot 90% van zijn

textielproducten – en innovatie.

Differentiatie is daarbij van levensbe-

lang en een belangrijk wapen in de

concurrentiestrijd. Op voorwaarde

evenwel dat je met gelijke wapens

kunt strijden. Ik denk concreet aan

de loon- en energiekosten om maar

die twee te noemen.”

PT: “Onze handelsbalans staat al zes

jaar in het rood. Er schort dus iets.

Aan de werkgevers om die dalende

curve om te buigen, maar geef ze

dan ten minste ook het kader – een

level playing fi eld – om krachtig te

kunnen ondernemen.”

IGeen daadkracht zonder concurrentiekracht?

MSI: “Als onze loonkosten meer dan

16% hoger liggen dan in onze buur-

landen, start je al met een handicap.

En dan spreek ik nog niet over onze

positie tegenover landen verder in

de wereld. Een gelijk speelveld met

de ons omringende landen is een

minimum om te kunnen onderne-

men. Als ik de politieke partijen

hoor, dan stel ik met genoegen vast

dat ze het allemaal eens zijn dat het

dringend is dat we de concurrentie-

kracht van onze bedrijven moeten

verbeteren.”

PT: “Over de analyse bestaat inder-

daad – eindelijk zou ik zeggen – een

grote consensus. Nu nog over het

hoe.”

I Hoe?MSI: “Het faciaal tarief van de

patronale bijdragen moet naar 25%.

Dat is een lineaire, eenvoudige

maatregel die rechtstreeks ten goe-

de komt van alle bedrijven, zonder

HOW

39

REFLECT NL_03-2014.indd 39REFLECT NL_03-2014.indd 39 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 38: Reflect Maart 2014

onderscheid. Om te verzekeren dat

die lastenverlaging daadwerkelijk zal

worden gebruikt om de concurrentie-

kracht van de bedrijven te versterken,

en dat ze zich niet vertaalt in bij-

voorbeeld hogere brutolonen, moet

tegelijk de wet van ’96 betreffende

het concurrentievermogen worden

hervormd. Versta ons niet verkeerd,

de werknemers moeten niet minder

verdienen, maar het verschil tussen

hun nettoloon en de kosten voor de

werkgever is te groot.”

PT: “Het is een haalbare kaart om

onze loonkostenhandicap, die

volgens de experts van de Nationale

Bank, het Federaal Planbureau en de

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

op 16,5% wordt geraamd, tegen het

einde van de legislatuur met minstens

10 procentpunten te verminderen.

Om dat te fi nancieren, moeten de

overheden – federaal, regionaal en

lokaal – eerst en vooral maximaal be-

onaliseren en zichzelf voortdurend

opnieuw uitvinden, inspelen op de

veranderde vraag van de markt en

innoveren. Dat is op zich al een grote

opgave, maar essentieel om de acti-

viteiten in België te verankeren.”

I Pleiten jullie voor een afschaffi ng of hervorming van de index?

MSI: “Als bedrijfsleider bepleit ik

natuurlijk de afschaffi ng als econo-

misch meest verstandige oplossing.

De lonen zullen de infl atie blijven

volgen, maar het loonoverleg zal

beter rekening kunnen houden met

de stand van de conjunctuur, de

toestand van het bedrijf, de perfor-

mantie van de werknemer… bij het

bepalen van mogelijke loonsverho-

gingen. Die afschaffi ng is trouwens

ook wat internationale instellingen,

zoals de OESO en het IMF, al jaren

aanbevelen.

PT: “De beste oplossing is inderdaad

afschaffen. Maar rekening houdend

met de Belgische realiteit schuiven

we alvast twee aanpassingen naar

voor als ‘second best’. Ten eerste

moet het systeem minder gevoelig

worden voor externe prijsschokken.

Als de olieprijs fors stijgt, nemen

de loonkosten in België sterker en

sneller toe dan bij onze voornaamste

handelspartners. Dat verzwakt onze

concurrentiepositie. Om dat effect te

verminderen, kan men alle energie-

producten uit de gezondheidsindex

weren of de lonen voortaan indexe-

ren op basis van de langetermijninfl a-

tie, de zgn. kerninfl atie. Ten tweede

vinden we dat de indexmassa voort-

aan binnen het sociaal overleg moet

worden gevaloriseerd. We stellen de

sparen op de uitgaven. Vooraleer ze

nieuwe lasten opleggen aan burgers

en ondernemingen, moeten ze eerst

voor de eigen deur vegen. Volgens

onze cijfers zijn er nog tot 4 miljard

euro effi ciëntiewinsten mogelijk als

alle verschillende overheden op alle

niveaus even effi ciënt zouden werken

als in onze drie buurlanden. Ook in

de sociale zekerheid is een vergelijk-

bare oefening mogelijk. De sociale

partners, waaronder het VBO, be-

heren er samen met de vakbonden

zo’n 60 tot 70 miljard. Bovendien

moet men rekening houden met de

positieve terugverdieneffecten

op het vlak van meer groei en jobs

die een lastenverlaging zullen

genereren.”

I En de bedrijven?MSI: “Die moeten ondernemen. Dat

is hun corebusiness. Geef ze dan ook

het vertrouwen. Zij zullen internati-

HOW

“WE MOETEN VANDAAG FLEXIBEL KUNNEN VERANDEREN OM MORGEN

EN OVERMORGEN TE KUNNEN GROEIEN” PIETER TIMMERMANS

40 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 40REFLECT NL_03-2014.indd 40 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 39: Reflect Maart 2014

indexmassa op zich dus niet in vraag,

maar leggen de bal in het kamp van

de sociale partners om overeen te

komen wat ermee zal worden ge-

daan. Werknemers moeten beseffen

dat de loonindexering geen verwor-

ven recht is. Ze moet betaald worden

door de extra omzet of extra toege-

voegde waarde die de onderneming

creëert, want er staat niet ergens

blokkering kan het sociaal overleg

op die manier zijn rol blijven spelen.

Die fl exibiliteit in het systeem missen

we vandaag.”

MSI: “Als bedrijfsleider stel ik het

belang van de relatie tussen koop-

kracht en lonen niet in vraag. Maar

geef ons de mogelijkheid om fl exi-

bel in te spelen op de economische

realiteit. Het stringente automatisme

van vandaag laat niet toe om bij

hoogconjunctuur meer te doen of

minder wanneer het slechter gaat.

Die conjunctuurgolf is trouwens voor

elk bedrijf weer anders.”

IEen ander pijnpunt voor onze concurrentiekracht is de mobiliteit. Congestie kost ons land 2% van het bbp.

MSI: “Het feit dat onze wegen

toeslibben, kunnen zowel de

werkgever als de werknemer

missen als kiespijn. De kosten voor

de bedrijven zijn aanzienlijk en de

druk die het op de werknemers zet,

is voor niemand gezond. Ik ben

ervan overtuigd dat een effi ciënt

georganiseerd openbaar vervoer

waar de verschillende modi elkaar

versterken zijn nut zal bewijzen en

de congestiedruk kan milderen.

Zowel voor het personen- als het

vrachtvervoer.”

I Is meer Europa een goede zaak?

MSI: “Op heel wat domeinen

ongetwijfeld wel. Opnieuw als

ondernemer vind ik de steun aan

innovatie en de buitenlandse

handelsverdragen van bijzonder

groot belang. Al spreekt Europa

mijns inziens onvoldoende met één

zomaar een zak geld klaar. Vandaag

heeft de index geen waarde binnen

het sociaal overleg. Vandaar ons

voorstel: geef het waarde zodat je de

index kunt gebruiken om in overleg

verschillende doelstellingen te

realiseren, bijvoorbeeld meer koop-

kracht, het versterken van de tweede

pensioenpijler, meer opleiding…

Zelfs in een periode van reële loon-

HOW

“ALS EEN GOEDE HUISVADER STREVEN BEDRIJVEN, HUISGEZINNEN, ORGANISATIES… NAAR EFFICIËNTIEWINSTEN.

DUS OOK DE OVERHEDEN. TOCH?”

42 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 42REFLECT NL_03-2014.indd 42 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 40: Reflect Maart 2014

aanpak tussen het federale en

regionale niveau. Wat voor zin heeft

het om op federaal niveau de ener-

gieprijzen onder controle te houden

terwijl de regionale taksen de pan

uit swingen? Ondernemingen

hebben inderdaad dringend nood

aan een stabiel energieprijs- en

bevoorradingszekerheidsbeleid.”

IDe mismatch op de arbeidsmarkt wordt nog te vaak onderschat?

MSI: “Het is contradictorisch. Aan

de ene kant heeft Sioen Industries

constant vacatures openstaan.

Vooral de technische profi elen

raken moeilijk ingevuld, door man-

nen, noch vrouwen. En zo hoor ik

veel CEO’s klagen. Aan de andere

kant kampt ons land met een veel

te hoge jeugdwerkloosheid en

geraken laaggeschoolde profi elen

nauwelijks aan de slag. Om die

spanningen weg te werken, moeten

de banden tussen het onderwijs

stem om meer gewicht in de schaal

te kunnen leggen ten aanzien van

andere wereldblokken. Vaak onder-

mijnen nog te veel tegenstrijdige

nationale belangen de Europese

onderhandelingspositie. Ook op het

vlak van innovatie – waarvoor al heel

wat initiatieven lopen – dreigen we

terrein te verliezen. Bij het veranke-

ren van technologische standaarden

bijvoorbeeld bieden we onvoldoen-

de tegengewicht tegen de VS en

China. Wanneer die standaarden

niet door Europese bedrijven

worden bepaald, lopen we het risico

dat Europa belangrijke R&D- en

innovatieactiviteiten verliest.”

PT: “Vergeet ook het effect van

‘gold plating’ (landen die nationaal

beter willen doen dan wat Europa

voorschrijft) niet. Mochten alle

lidstaten zo reageren, dan onder-

graven we het Europees project,

beknotten we de interne markt en

zadelen we de bedrijven op met

extra – lees onnodige – kosten.”

MSI: “Het is trouwens ook de taak

van Europa om op alle niveaus

deloyale concurrentie te vermijden.

Tussen de landen onderling, maar

ook binnen sectoren. Als alle landen

de wetgeving op eenzelfde manier

toepassen, worden sociale dum-

pingpraktijken, zoals in de bouw- en

transportsector, onmogelijk.”

IU vindt het huidige onsamenhangende energiebeleid in Europa levensbedreigend voor de ondernemingen?

MSI: “Elk land heeft een verschil-

lende strategie. Als CEO van

Sioen Industries, actief in zo’n 15

landen, weet ik waarover ik praat.

Oplossingen voor onze bevoorra-

dingszekerheid en voor de hoge

energieprijzen kunnen niet enkel op

nationaal niveau worden uitge-

werkt. Sommige landen hebben

meer potentieel om goedkope (her-

nieuwbare) energie te produceren

dan België. Andere landen hebben

dan weer schaliegasbronnen. Een

energietekort in land x moet beter

worden opgevangen met over-

schotten in landen y en z. Kortom,

we hebben nood aan een eenge-

maakte Europese energiemarkt

om de kans op een ‘black-out’

te minimaliseren en de Europese

prijzen te laten convergeren. Naar

beneden toe welteverstaan om zo

mee onze concurrentiekracht veilig

te stellen en aantrekkelijk te blijven

voor buitenlandse investeerders.”

PT: “België in het bijzonder ont-

breekt het aan een gecoördineerde

“DE BEDRIJVEN HEBBEN MEER DAN OOIT NOOD AAN

EEN EENGEMAAKT EUROPEES EN

GECOÖRDINEERD BELGISCH

ENERGIEBELEID” MICHÈLE SIOEN

43

REFLECT NL_03-2014.indd 43REFLECT NL_03-2014.indd 43 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 41: Reflect Maart 2014

en het bedrijfsleven sterker. Landen

waaronder Duitsland tonen aan dat

alternerend leren (waarbij jongeren

deels een opleiding volgen in een

bedrijf) een belangrijke bijdrage kan

leveren in het terugdringen van de

jeugdwerkloosheid. Jongeren be-

seffen trouwens nog veel te weinig

hoe het er echt in een bedrijf aan

toe gaat. Laat staan dat ze goesting

kweken om bijvoorbeeld in de indus-

trie te gaan werken. Technische be-

roepen zijn lang niet minderwaardig

of hoofdzakelijk mannelijk. Integen-

deel. Bovendien vervaagt het onder-

scheid tussen ‘blue collars’ en ‘white

collars’. Een nieuw type van talent

maakt zijn opmars: de ‘grey collar’

die de beste talenten van blauw

en wit combineert. Onze arbeiders

moeten vandaag even zo goed met

computers overweg kunnen als

bedienden kennis moeten hebben

van het productieproces. Voor mij is

de mismatch en de maximale ont-

plooiing van gekwalifi ceerd talent

van primordiaal belang. Ik sta open

voor alle voorstellen en vormen van

samenwerking en partnerships om

tot oplossingen te komen.”

PT: “Om de band met de bedrijven

te versterken, stelt het VBO voor dat

elke school haar eigen bedrijfsbuddy

(of buddy’s) uit de omgeving krijgt.

Dat versterkt de informatiestroming

tussen het onderwijs en het bedrijfs-

leven. De school in kwestie kan tege-

lijk met haar bedrijfsbuddy tal van

leerprojecten opzetten. Leerlingen

moeten bovendien beter geïnfor-

meerd worden over de impact van

hun studiekeuzes. Meer sensibilise-

ring voor de technische richtingen is

één zaak, de jongeren moeten ook

tend voeling houden met de markt.

Alleen zo kunnen we stand houden

en een voorsprong uitbouwen door

in te spelen op de meest recente

tendensen.”

PT: “In het belang van de toekomst

van het bedrijf. Die veiligstellen

is de job van de bedrijfsleider. Hij

zou zich niet moeten bekommeren

over de optimale randvoorwaarden.

Neen, de ondernemer moet onder-

nemen.”

MSI: “Dertig jaar geleden kreeg

onze confectieafdeling harde klap-

duidelijk weten welke studierichtin-

gen de grootste jobkansen bieden

en welke minder.”

IDe omgeving waarbinnen bedrijven moeten opereren, verandert in een razendsnel tempo. Hoe speel je daar als bedrijf op in?

MSI: “Wie durfde 5 jaar geleden

voorspellen dat een succesbedrijf als

Blackberry op zo’n korte termijn zou

moeten vechten voor zijn voortbe-

staan? We leven in een gegloba-

liseerde wereld en moeten uiterst

creatief en wendbaar zijn en onafl a-

HOW

“CREATIEVE DESTRUCTIE BEHOORT TOT DE NATUUR VAN ONDERNEMEN, HET IS EEN

KENMERK VAN EEN TOEKOMSTGERICHTE ECONOMIE” PIETER TIMMERMANS

44 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 44REFLECT NL_03-2014.indd 44 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 42: Reflect Maart 2014

een soepel en betaalbaar systeem

van vergunningen. Fiscale regels die

niet om de haverklap veranderen

– denk aan de notionele interestaf-

trek, de bedrijfswagens… – en soms

zelfs met terugwerkende kracht

worden ingevoerd.”

PT: “En hou de administratie

eenvoudig. U kunt zich de berg ad-

ministratie niet voorstellen waar een

startende ondernemer zich vandaag

de dag doorheen moet worstelen.

Of die de lancering van een nieuw

project bemoeilijkt, vertraagt…

Dan spreek ik nog niet over de

bijbehorende kosten. Ondanks

de al geleverde inspanningen,

bedragen de administratieve lasten

nog altijd meer dan 5 miljard euro.

Trouwens, het gaat niet alleen om

het verminderen van de bestaan-

de administratieve lasten, maar

ook om het vermijden van nieuwe

lasten. Hier zou een voorafgaande

effectbeoordeling eigenlijk wel haar

nut bewijzen.”

MSI: “De komende 5 jaar moet er

signifi cante vooruitgang worden

geboekt op 5 domeinen: 1. de

concurrentiekracht van de bedrijven

herstellen; 2. een betaalbaar ener-

giebeleid; 3. een beleid dat met

respect ondernemen ondersteunt

en stimuleert; 4. een rechtszeker

en voorspelbaar werkkader dat het

vertrouwen herstelt, en 5. een admi-

nistratieve vereenvoudiging die de

ondernemers betere kansen biedt

om te ondernemen. Op die manier

krijgt de bedrijfswereld nieuwe

zuurstof en energie om de welvaart

van ons land te borgen.”

pen en moesten we de productie

delokaliseren om ze leefbaar te

houden. Dankzij die operatie wer-

ken vandaag opnieuw 300 mensen

in onze confectieafdeling in België.

Het was dat of verdwijnen. Met dat

verschil dat we toen aan 50 km/u

moesten veranderen, vandaag is

dat aan 200 km/u. Ondernemers

moeten dus nog fi tter, nog leaner-

and-meaner en nog attentiever en

spitsvondiger zijn.”

PT: “Creatieve destructie behoort

tot de natuur van ondernemen, het

is een kenmerk van een toekomst-

gerichte economie. We moeten

niet proberen om de veranderingen

tegen te werken of tegen te hou-

den, maar alles op alles zetten om

een maximaal aantal mensen aan

het werk te houden en de welvaart

te behouden. Anders gezegd, we

moeten nog meer de principes van

fl exicurity (combineer de nodige

fl exibiliteit voor de werkgever

met de nodige zekerheid voor de

werknemer) inbouwen in ons ar-

beidsrecht en sociale zekerheid. We

moeten evolueren van jobzekerheid

(jobs koste wat kost redden) naar

werkzekerheid.”

IActiveren betekent ook langer werken. Een must om de kosten van de vergrijzing op te vangen?

MSI: “We leven langer, gezonder

en zijn op 60 jaar een stuk fi tter dan

pakweg drie decennia terug. En

wie langer leeft, krijgt meer jaren

een pensioen. Daardoor lopen

ook de pensioenkosten op. Om

die voor de maatschappij betaal-

baar te houden, zit er maar één

ding op: langer werken. En moet

de pensioenleeftijd of het aantal

loopbaanjaren mee evolueren met

de levensverwachting. Net zoals we

ook het loon van de werknemers

moeten herbekijken in functie van

het nieuwe leeftijdsmodel. Omdat

het loon automatisch aan de anciën-

niteit gekoppeld wordt, prijzen

veel oudere werknemers zichzelf

uit de markt. Hun lonen stijgen

vaak sterker dan hun productiviteit,

waardoor ze voor veel bedrijven te

duur worden. Dergelijke automa-

tismen in de loonvorming zijn niet

meer van deze tijd.”

PT: “Ook de bedrijven moeten hun

steentje bijdragen en bijvoorbeeld

een aangepast HR-beleid voeren

om oudere werknemers langer aan

de slag te houden. De technologie

biedt heel wat mogelijkheden om

oudere werknemers op het einde

van hun carrière nog een ande-

re (hoogstwaarschijnlijk minder

veeleisende) job in het bedrijf aan

te bieden. Tegelijk valoriseren we

waardevol menselijk kapitaal en

verkleinen we de mismatch op de

arbeidsmarkt.”

IOm af te ronden: België zakt langzaam maar zeker dieper weg in de internationale rankings. Hoe stuiten we die sluipende verzwakking?

MSI: “Een meer effi ciënt overheids-

apparaat is van wezenlijk belang.

Maar nog kritieker zijn rechtsze-

kerheid en voorspelbaarheid. Ze

bieden stabiliteit aan onze eigen

ondernemingen en maken ons land

aantrekkelijk voor buitenlandse be-

drijven. Dat betekent bijvoorbeeld

45

REFLECT NL_03-2014.indd 45REFLECT NL_03-2014.indd 45 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 43: Reflect Maart 2014

COWEN, T (2011). ‘The Great Stagnation:

How America Ate All the Low-Hanging

Fruit of Modern History, Got Sick, and

Will (Eventually) Feel Better’ CRB (2013). ‘Technisch verslag van het

secretariaat over de maximale beschikbare

marges voor de loonkostenontwikkeling’ CREG (2014). ‘Overzicht en evolutie van

de elektriciteits- en aardgasprijzen voor

residentiële klanten en kmo’s’ DELOITTE BELGIUM (2013a). ‘Decoding

the formula for superior performance’ DELOITTE BELGIUM (2013b).

‘Benchmarking study of electricity prices

between Belgium and neighboring

countries’ EC (2012). ‘The 2012 Ageing Report:

Economic and budgetary projections for

the 27 EU Member States (2010-2060)’ EC (2013a). ‘Taxation trends in the

European Union’

REFERENTIES EC (2013b). ‘Innovation Union Scoreboard

2013’ EXPERTSGROEP ‘CONCURRENTIE-

VERMOGEN EN WERKGELEGENHEID’ (2013). ‘Arbeidskosten, loonsubsidies,

arbeidsproductiviteit en opleidingsinspan-

ningen van ondernemingen’ FEDERAAL PLANBUREAU (2012).

‘Bestemming 2030: chaos op de autowe-

gen of alternatieve trajecten?’ FEDERAAL PLANBUREAU (2014a).

‘Belgische black-outs berekend – Een

kwantitatieve evaluatie van stroompannes

in België’ FEDERAAL PLANBUREAU (2014b).

‘Administratieve lasten in België voor het

jaar 2012’ GORDON, R (2012). ‘Is US Economic

Growth Over?’ HECKMAN, J. (2008). ‘Schools, Skills and

Synapses’

HOGE RAAD VOOR DE WERKGELE-GENHEID (2013). ‘Verslag 2013’

IMF (2007). ‘The globalization of labour’ IMF (2008). ‘What Happens During

Recessions, Crunches and Busts?’ IMF (2009). ‘Financial Stress, Downturns,

and Recoveries’ IMF (2014). ‘World Economic Outlook

Update: Is the Tide Rising?’ IEA (2013). ‘World Energy Outlook 2013’ MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE

(2012a). ‘Manufacturing the future:

The next era for global growth and

innovation’ MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE

(2012b). ‘Help wanted: The future of

work in advanced economies’ MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE

(2012c). ‘Trading myths: Addressing

misconceptions about trade, jobs, and

competitiveness’

DE BELGISCHE ECONOMIE. STAND VAN ZAKEN

MEGATRENDS HERTEKENEN ONZE ECONOMIE EN SAMENLEVING

WAT ZIJN ONZE STERKE PUNTEN? WAT ZIJN ONZE ZWAKKE PUNTEN?

46 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 46REFLECT NL_03-2014.indd 46 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 44: Reflect Maart 2014

MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE (2012d). ‘Debt and deleveraging:

Uneven progress on the path to growth’ MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE

(2012e). ‘The world at work: jobs, pay

and skills for 3,5 billion people’ MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE (2013).

‘Disruptive technologies: Advances that

will transform life, business and the

global economy’ NBB (2012). ‘Indexering in België:

omvang, aard en gevolgen voor de

economie en mogelijke alternatieven’ NBB (2014). ‘Jaarverslag 2013’ OESO (2011). ‘Attractiveness for inno-

vation: location factors for international

investment’ OESO (2012a). ‘International migration

outlook 2012’ OESO (2012b). ‘Looking to 2060: long-

term global growth prospects’

OESO (2012c). ‘Better skills, better

jobs, better lives: a strategic approach

to skills policies’ OESO (2013a). ‘Enhancing the inclusive-

ness of the labour market in Belgium’ OESO (2013b). ‘Science, technology

and industry scoreboard 2013’ OESO (2013c). ‘Pensions at a glance 2013’ OESO (2013d). ‘Entrepreneurship at a

glance 2013’ OESO (2013e). ‘Interconnected econo-

mies: benefi ting from global value chains’ OESO (2013f). ‘Health at a glance 2013’ OESO (2013g). ‘What students know

and can do: student performance in

mathematics, reading and science –

Volume I’ OESO (2013h). ‘Economic Survey of

Belgium 2013’ OESO (2013i). ‘Education at a glance

2013’

OESO (2013j). ‘OECD skills outlook

2013: fi rst results from the survey of

adult skills’ OESO (2013k). ‘What makes schools

successful? Resources, policies and

practices – Volume IV’ SAPIR, ANDRÉ (2005). ‘Globalisation

and the reform of European social models’ STUDIECOMMISSIE VOOR DE

VERGRIJZING (2013). ‘Jaarlijks verslag’ UNCTAD (2013). ‘World Investment

Report 2013’ VBO (2014). ‘Effi ciëntie van de overheid:

aanzienlijke winst mogelijk’ WERELDBANK (2013). ‘2014 Doing

Business Report’

47

REFLECT NL_03-2014.indd 47REFLECT NL_03-2014.indd 47 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 45: Reflect Maart 2014

THEMA’S50 VERLONING VOOR EEN HOUDBAAR LOONMODEL

51 FISCALITEIT TERUG NAAR EEN KLIMAAT VAN WEDERZIJDS

VERTROUWEN

52 ELEKTRICITEIT WAT KOST EEN BLACK-OUT?

53 EUROPA NAAR EEN MEER BEDRIJFSVRIENDELIJK KLIMAAT

54 ARBEIDSMARKT POSITIEVE HERVORMINGEN, MAAR…

56 44-TONNERS WANNEER VOLLE VRACHTWAGENS IN DE

EUROPESE UNIE?

58 BRUGPENSIOEN REGELGEVING AANGEPAST VOOR ONDERNEMINGEN

IN HERSTRUCTURERING

REFLECT NL_03-2014.indd 48REFLECT NL_03-2014.indd 48 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 46: Reflect Maart 2014

Graag houden we voor u in REFLECT ook de vinger aan de pols van de actualiteit. In elke uitgave krijgt u een overzicht van voor het bedrijfsleven belangrijke thema’s die onze experts nauw en secuur aansturen, onderhandelen en opvolgen op zowel economische, sociale, juridische als fi scale domeinen.

In de nu volgende bladzijden van REFLECT vindt u een selectie van dossiers waarop onze experts vandaag actief zijn om de belangen van onze lidfederaties en de aangesloten bedrijven maximaal te behartigen, dit zowel op federaal, Europees als internationaal niveau.

Per thema krijgt u een status van het dossier, de positionering van het VBO en lichten we ook de ‘next steps’ toe. Op die manier hebt u een 360°-kijk op dossiers met een mogelijke belangrijke impact op uw business. Per thema vindt u eveneens de contactcoördinaten van de respectieve VBO-medewerker en verwijzingen naar andere relevante informatiebronnen.

Een totaaloverzicht van alle dossiers en thema’s die onze experts opvolgen, vindt u op www.vbo.be (Actiedomeinen).

VBO RADAR - Nu ook over fi scaliteit en sociale zekerheid

Houdt u graag de vinger aan de pols van de recentste socio-econo-mische evoluties van ons land? Krijgt u graag snel toegang tot de up-to-date analyses van de VBO-experts? Het VBO breidde zijn druk bevraagde app VBO RADAR uit met een luik ‘Fiscaliteit’ en met kerncijfers over de sociale zekerheid. www.vboradar.be

BESTE LEZER

49

REFLECT NL_03-2014.indd 49REFLECT NL_03-2014.indd 49 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 47: Reflect Maart 2014

THEMA1

CONTACT

Bart BuysseDirecteur-generaal

[email protected]

‘‘Een goede verloning moet billijk

zijn en rechtvaardig aanvoelen.”

Met deze slagzin zette SD WORX

onlangs de toon op het ‘Grote

Loondebat’. Het VBO nam deel en poneerde

tijdens het debat zijn belangrijkste stellingen voor

een realistisch en effi ciënt loonmodel. Wij

zetten ze voor u op een rijtje.

1) Voor meer groei, jobs en het behoud

van welvaart moet onze competitivi-

teit sterker. De hoge loonkosten in

België zitten grotendeels in de hoge

lasten op arbeid. Die moeten naar

beneden. Daarvoor moeten we

marge creëren door de over-

heidsuitgaven te verminde-

ren via effi ciëntiewinsten en

besparingen en door de terug-

verdieneffecten in aanmerking

te nemen (meer jobs betekent

minder uitkeringen, enz.).

2) Die lastenverlaging moet zo

eenvoudig, zichtbaar en lineair

mogelijk gebeuren. Het VBO

wil het faciaal tarief van de

werkgeversbijdragen verlagen

naar 25%, naast de bestaande

bijdrageverminderingen, die

bij voorkeur ook meer lineair en

eenvoudiger worden gemaakt.

Dat is een haalbare piste mits

over een periode van 5 jaar voldoende bud-

get (7 tot 8 miljard euro) wordt vrijgemaakt.

3) De werkgevers pleiten al jaren voor een her-

ziening van de automatische loonindexering,

waarvan de Nationale Bank, maar ook inter-

nationale instellingen (OESO, IMF, Europese

Commissie) de rigiditeit aan de kaak stellen

omdat het een gezond loonbeleid in de weg

staat. Andere landen kennen betere systemen

om competitiviteit en koopkracht te verzoenen.

Verschillende alternatieven, zoals een valorise-

ring van de index, werden reeds door het VBO

op tafel gelegd.

4) Het VBO is van mening dat we komaf moeten

maken met het systeem van anciënniteitsbare-

ma’s voor de loonberekening. We beweren niet

dat werknemers vanaf een bepaalde leeftijd

per defi nitie minder productief zijn. Wel zijn

we ervan overtuigd dat ons land op het vlak

van de loonkosten en de competitiviteit

vooruitgang zou boeken indien we

de huidige automatismen (index en

barema’s) afbouwen en vervangen

door systemen die de loonkos-

ten meer in lijn brengen met

de productiviteit. Zo bie-

den we ook meer kansen

voor jong en oud en creë-

ren we meer ruimte

voor een fl exibel loonbeleid

op maat van de onderneming

en de werknemer.

5) De werkgevers vragen om

vereenvoudiging van de lap-

pendeken aan loonvoordelen

die elk hun eigen statuut en

voorwaarden kennen. Die zor-

gen voor kostenverlichting en

maken een individualisering

van het loonpakket mogelijk. Maar zij brengen

extra complexiteit en administratieve lasten met

zich mee en kunnen doorgaans enkel worden

toegekend ‘bovenop’ de collectieve regelingen,

gebetonneerde loonafspraken en verworven rech-

ten waaraan de vakbonden vasthouden. Eenvoud,

meer maatwerk en fl exibiliteit moeten hier voorop

staan. Er is dus nog werk aan de winkel!

VERLONING VOOR EEN HOUDBAAR

LOONMODEL

LOONSTRATEGIE | INDEX | BAREMA’S

ONZE CONCUR-RENTIEKRACHT

ZOU WINNEN BIJ DE AFBOUW VAN

DE HUIDIGE AUTOMATISMEN

© D

AN

IEL

RY

S

50 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 50REFLECT NL_03-2014.indd 50 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 48: Reflect Maart 2014

THEMA2

De opeenvolgende crisissen hebben de

perceptie van de fi scaliteit en de toe-

passing ervan op de ondernemingen

grondig gewijzigd. Nieuwe vereisten

zagen het licht, met name op het vlak van

transparantie, rapportering, versterkte

samenwerking met de autoriteiten, enz.

Tegelijkertijd worden de ondernemingen

nog al te vaak gestigmatiseerd en hebben

ze te lijden van een ongerechtvaardigde

negatieve perceptie bij het grote

publiek.

Binnen die context hebben

de Organisatie voor Econo-

mische Samenwerking en

Ontwikkeling (OESO) en de

Europese Commissie allebei

grootscheepse program-

ma’s op touw gezet om op

internationale schaal de be-

lastingontwijking en de scha-

delijke belastingconcurrentie

te bestrijden.

De acties waarin ze voor-

zien tackelen de kwestie

vanuit alle mogelijke in-

valshoeken: uitwisseling

van informatie, internati-

onale fi scale samenwer-

king, verscherpte contro-

les, hogere eisen inzake

rapportering en documentatie, bestrijding van scha-

delijke belastingconcurrentie tussen Staten, enz.

DE ONDERNEMINGEN DRAGEN AANZIENLIJK BIJOver deze acties wordt druk overleg gepleegd

op het niveau van de Europese Unie en van de

OESO. Het VBO werkt daar actief aan mee en

FISCALITEIT TERUG NAAR EEN KLIMAAT

VAN WEDERZIJDS VERTROUWEN

BESTRIJDING ONTWIJKING | WANTROUWEN | NIEUWE CULTUUR

volgt zoals altijd de gedragslijn die het steevast

verdedigt voor de ondernemingen, namelijk het

streven naar een correcte toepassing van de regels

in het kader van een gezonde fi scale concurren-

tie (waarvan onze notionele interest, die

absoluut niet opnieuw ter discussie wordt

gesteld, deel uitmaakt).

In tegenstelling tot de meningen die de

ronde doen, dragen de ondernemingen

sterk bij aan de fi scale ontvangsten van de

Staat (alle beleidsniveaus bij elkaar). Bo-

vendien hebben ze vaak in ruime mate,

in een positieve geest, geanticipeerd

op de opportuniteiten die de nieuwe

maatschappelijke evoluties bieden.

Het VBO pleit dan ook voor een

nieuwe belastingcultuur waarin de

rechten en de plichten van de on-

dernemingen en van de belasting-

administraties duidelijk worden

vastgelegd, om terug te keren

naar een klimaat van respect en

wederzijds vertrouwen.

Het toekennen van meer

verantwoordelijkheden

moet gepaard gaan met

een serener fi scaal klimaat

om te ondernemen. En de

ondernemingen die loyaal

de spelregels in acht

nemen, moeten worden beloond.

Daarom stellen wij voor (lees ons Memorandum

met het oog op de verkiezingen) dat de regels die

in een bepaald jaar van toepassing zijn, voortaan

uiterlijk op 31 december van het voorgaande jaar

moeten zijn aangenomen, zoals reeds het geval is

in de meeste buurlanden.

CONTACT

Philippe LambrechtBestuurder-secretaris-

generaal

[email protected]

www.vbo.be

Wat doen we > Waar gaat

het echt over op 25 mei >

VBO Memorandum

HET TOEKENNEN VAN MEER VERANTWOORDELIJKHEDEN

MOET GEPAARD GAAN MET EEN SERENER FISCAAL KLIMAAT

© D

AN

IEL

RY

S

51

REFLECT NL_03-2014.indd 51REFLECT NL_03-2014.indd 51 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 49: Reflect Maart 2014

THEMA3

CONTACT

Olivier Van der MarenCompetentiecentrum

Duurzame Ontwikkeling &

Mobiliteit

[email protected]

www.vbo.be

Actiedomeinen > Energie,

Mobiliteit & Milieu > Energie

> Wat kost een black-out?

Het Federaal Planbureau (FPB) pu-

bliceerde recent een update van

zijn studie over de kosten van een

black-out op ons grondgebied.

Daarvoor werkte het hoofdzakelijk samen

met de universiteit van Linz in Oostenrijk.

Het VBO waardeert dat het FPB zich

buigt over de kosten van een black-out

in België. Het is niet omdat onze bevoor-

radingszekerheid één van de hoogste

van Europa is, dat we dit als

voor altijd verworven mo-

gen beschouwen. Door

nogmaals te wijzen op de

kosten van een black-out

en de gevolgen ervan

voor de ondernemin-

gen, roept men op tot

waakzaamheid om dat

niveau te behouden.

“Een stroompanne

op Belgisch grond-

gebied van één uur

tijdens een werk-

dag op een tijdstip

dat alle Belgische

bedri jven actief

zijn, zou een totale

maatschappelijke economische schade ver-

oorzaken van ongeveer 120 miljoen euro”,

concludeert het FPB. Meer dan 75% van deze

kosten houdt verband met de ondernemingen

en de zelfstandigen/vrije beroepen, 15% is toe

te schrijven aan de publieke sector en 5% aan

de gezinnen.

Het vraagstuk van de bevoorradingszeker-

heid is vandaag, meer nog dan gisteren, aan

de orde. De productieovercapaciteit van het

begin van de liberalisering is er niet meer, en

het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare,

intermitterende bronnen neemt toe. Deze

laatste hebben dan weer een aanzienlij-

ke weerslag op de economische

rentabiliteit van de gascentrales,

waarvan onzeker is of ze actief

zullen worden gehouden. Ze

draaien immers minder en

minder… maar men rekent er

wel op wanneer er weinig of geen

hernieuwbare energie geprodu-

ceerd wordt.

Naast een grotere fl exibili-

sering van de vraag en een

optimalisering en verster-

king van de interconnec-

ties, moet in dit verband

bijzondere aandacht gaan

naar de klassieke

productie-eenheden,

waarvan de uitdienst-

neming niet zonder

gevolgen zou zijn voor

de bevoorradings-

zekerheid.

Kortom, de volgende

regering zal ernaar

moeten streven dat onze elektriciteitsbron-

nen beter naast elkaar kunnen bestaan. Hier-

voor zal onder meer een herziening nodig

zijn van de voorrangsregels voor de toegang

tot de netwerken, van de stimulansen voor

fl exibiliteit (hernieuwbare energie en andere)

en van de mate waarin en in welke vorm sub-

sidies moeten worden toegekend. Er dringt

zich dus een verstandige en globale herzie-

ning van de organisatie van de markt op.

ELEKTRICITEIT WAT KOST EEN BLACK-OUT?

BEVOORRADINGSZEKERHEID | KOSTEN STROOMUITVAL | ENERGIEMIX

DE VOLGENDE REGERING ZAL ERNAAR MOETEN STREVEN DAT ONZE

ELEKTRICITEITSBRONNEN BETER NAAST ELKAAR

KUNNEN BESTAAN

52 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 52REFLECT NL_03-2014.indd 52 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 50: Reflect Maart 2014

THEMA4

CONTACT Olivier Joris

Competentiecentrum

Europa & Internationaal

[email protected]

www.vbo.be

Actiedomeinen >

Wat doen we > Waar

gaat het echt over op

25 mei? > Europese

prioriteiten van het VBO

Zomer 1988: tijdens een bevlogen

speech in het Europees Parlement

voorspelt Jacques Delors, toen

voorzitter van de Europese Com-

missie, dat binnen tien jaar de EU liefst

80% van de nationale wetgeving zou

bepalen. Het precieze percentage

is van minder belang, dan wel dat

Europa een enorme invloed had

en nog meer invloed zal krijgen.

Het VBO hecht belang aan de

voortzetting van het Europese

integratieproces. De oprichting

van de interne markt – een ge-

bied zonder binnengren-

zen waar het vrij verkeer

van goederen, diensten,

personen en kapitaal ge-

waarborgd is – heeft im-

mers positieve gevolgen

gehad voor onze onder-

nemingen.

VOOR WELK EUROPA KIEZEN WE?Europa moet een groot deel van het antwoord

blijven op de vele uitdagingen waar we voor staan

en die niet op nationaal niveau kunnen worden

aangepakt. Deze principiële steun voor ‘meer

Europa’ neemt echter niet weg dat we ons tegelijk

waakzaam willen opstellen wat betreft de relevan-

tie en de kwaliteit van de Europese initiatieven en

regelgeving. Onze aandacht gaat eveneens sterk

uit naar de kwaliteit en de controle op de daad-

werkelijke en uniforme tenuitvoerlegging van de

Europese regelgeving op nationaal niveau.

De Europese Unie kan en moet niet alles regelen.

Wel beschikt ze over tal van hefbomen die, mits

verstandig gebruik, mee het concurrentievermogen

van de industrie, de bouw en de diensten kunnen

versterken en op die manier de groei

en de werkgelegenheid ondersteunen.

Om deze ambitieuze doelstelling van

een sterker concurrentievermogen te

bereiken, moet de EU tijdens de

volgende Europese legislatuur

(2014-2019) bewijzen dat

ze afdoende resultaten kan

boeken. En volgens het VBO

meer in het bijzonder op

8 prioritaire domeinen:

I. Overkoepelende en trans-

versale prioriteit: een coherente

strategie uitwerken en voeren om

de concurrentiekracht

van de ondernemingen

te versterken.

II. De goede werking

van de interne markt

garanderen.

III. De kwaliteit van het

regelgevend kader

verbeteren en de administratieve lasten vermin-

deren.

IV. Een echte Europese arbeidsmarkt tot stand

brengen.

V. Een ambitieuze, maar realistische strategie inza-

ke energie en klimaat voeren.

VI. De nieuwe governance van de euro afwerken en

de convergentie van het nationale beleid binnen

de eurozone opvoeren.

VII. Werken aan de verdere openstelling van de

internationale markten en de bevoorradingsze-

kerheid van energie en grondstoffen.

VIII. De Europese integratie op fl exibele, maar niet

versnipperde wijze voortzetten.

Het VBO heeft de invulling van deze 8 prioritaire

domeinen vertaald naar 15 concrete aanbevelingen.

EUROPA NAAR EEN MEER

BEDRIJFSVRIENDELIJK KLIMAAT

INTERNE MARKT | STERKER CONCURRENTIEVERMOGEN | PRIORITEITEN

DE OPRICHTING VAN DE INTERNE MARKT HEEFT

POSITIEVE GEVOLGEN VOOR ONZE ONDERNEMINGEN

53

REFLECT NL_03-2014.indd 53REFLECT NL_03-2014.indd 53 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 51: Reflect Maart 2014

THEMA5

CONTACT

Alice Defauw

Competentiecentrum Werk

& Sociale Zekerheid

[email protected]

www.vbo.be

Actiedomeinen > Arbeidsmarkt

& Werkgelegenheid >

Arbeidsmarkt &

Werkgelegenheid > Positieve

hervormingen, maar werkloos-

heid nog sterk aanwezig

www.vboradar.be

De hervormingen van de regering

inzake werkloosheid, brugpensi-

oen en verloven doen zich stilaan

voelen. Het aantal werklozen met

bedrijfstoeslag (de vroegere ‘bruggepensio-

neerden’) daalde met 3,2% (3.695 personen).

En het aantal begunstigden van verloven

daalde voor het eerst sinds 1995 met zowat

2.500 personen (-0,9%). Deze daling is te dan-

ken aan de strengere voorwaarden

voor toegang tot de stelsels van

tijdskrediet en loopbaanonder-

breking. Het aantal begunstig-

den daalde met respectievelijk

4,6% en 2,7%.

De zwakke groei van België

in de voorbije 2 jaar

spaart de werkloosheid

niet, die sterk aanwe-

zig blijft. Hoewel een

internationale vergelijking

uitwijst dat België de crisis

beter heeft doorstaan dan

de Europese Unie wat de

stijging van de werkloos-

heidsgraad betreft, blijft

de werkloosheidsgraad

hoog (8,5%).

Bij de werkzoekenden en

de niet-werkzoekenden

ging die tussen 2012 en

2013 met 0,8% omhoog. De hoogste stijging

wordt opgetekend bij de werkzoekende

uitkeringsgerechtigde volledig werklozen

(+3,7%), wat te verklaren valt door de wijzi-

ging in de regelgeving waardoor de leeftijd

om te worden vrijgesteld van inschrijving als

werkzoekende werd verhoogd (van 58 tot

60 jaar).

Het aantal dagen tijdelijke werkloosheid, van

zijn kant, steeg met 4,8% ten opzichte van

2012. Deze stijging is echter hoofdzakelijk

toe te schrijven aan ‘tijdelijke werkloosheid

wegens slecht weer’ (en niet aan ‘tijdelijke

werkloosheid wegens economische redenen’,

die met 4,2% terugliep).

INSPANNINGEN VOORTZETTEN Wat zijn de vooruitzichten? Volgens de

jongste schattingen van het Federaal

Planbureau zou het bbp in 2014 met

1,4% aangroeien. Dit zou een positie-

ve evolutie van de werkgelegenheid

mogelijk maken (+13.000 arbeidsplaat-

sen), maar zou niet volstaan om de

werkloosheid te doen slinken (die

met 9.700 personen zou blijven

aangroeien).

Om de toenemende krap-

te op de arbeidsmarkt

en de vergrijzing het

hoofd te kunnen bieden,

moeten de hervormin-

gen absoluut worden

voortgezet. We moeten

meer mensen aan het

werk krijgen en langer

aan het werk houden

via verdergaande maat-

regelen om vervroegde

uittrede af te bouwen,

de beschikbare arbeidsreserve in uitkerings-

stelsels te activeren en een verstandig en

responsabiliserend verlovenbeleid te voeren.

Dit vergt een coherent beleid over uitke-

ringsstelsels heen, die vaak communicerende

vaten zijn. Een belangrijke uitdaging voor de

volgende regering.

ARBEIDSMARKT POSITIEVE HERVORMINGEN, MAAR…

WERKLOOSHEID | HERVORMINGEN | COHERENT BELEID

DE HERVORMINGEN MOETEN ABSOLUUT

WORDEN VOORTGEZET

54 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 54REFLECT NL_03-2014.indd 54 23/04/14 15:0423/04/14 15:04

Page 52: Reflect Maart 2014

CONTACT

Sofi e BrutsaertCompetentiecentrum

Duurzame Ontwikkeling

& Mobiliteit

[email protected]

www.vbo.be

Actiedomeinen > Energie,

Mobiliteit & Milieu >

Mobiliteit > Waarom geen

volle vrachtwagens in de

Europese Unie?

THEMA6

De Transportcommissie van het

Europees Parlement miste een kans

om een absurde situatie recht te

zetten: vrachtwagens van

44 ton mogen in de Benelux rijden, zijn

ook standaard in Frankrijk en Italië,

maar mogen de grens tussen die

landen niet oversteken!

De oorzaak? Een richtlijn die uit-

gaat van een maximumgewicht

van 40 ton. De lidstaten kun-

nen weliswaar van deze norm

afwijken op hun grondge-

bied, maar bilaterale ak-

koorden zijn verboden. Dat

betekent dat 44-tonners de

grens tussen twee 44-tonzo-

nes niet mogen oversteken!

Het gevolg is dat tien-

duizenden vrachtwagens

vandaag in internationaal

verkeer één derde leeg

rijden. Dat maakt de fi -

les langer, verhoogt de

onveiligheid op de weg

en is nefast voor het mi-

lieu door het nutteloze

brandstofverbruik. Onze

bedrijven ervaren bovendien concurrentiepro-

blemen als de klant aan de andere kant van de

grens is gevestigd. Een bescheiden en niet we-

tenschappelijke rondvraag leverde onmiddellijk

15 getuigenissen op van Belgische bedrijven

die grote hinder ondervinden van deze absurde

situatie. Bedrijven getuigen dat ze, mocht die

grensovergang voor 44 ton worden geregeld, in

één klap bijna 25.000 vrachtwagens per jaar van

onze wegen halen.

De Europese Commissie, onder druk van

de spoorwegsector en enkele ngo’s, durfde

dit probleem van de 44-tonners niet

aan te pakken. Ook het Europees

Parlement liet de kans liggen om

deze absurde situatie recht te

trekken. Voor het VBO is dit

onbegrijpelijk. Het roept nu

de Belgische regering op om

tijdens de Raad Transport,

Telecommunicatie en Ener-

gie alsnog het grensover-

schrijdend verkeer mogelijk

te maken tussen lidstaten

die 44 ton toelaten op hun

grondgebied.

Het VBO had trouwens als

trekker van een consortium

met de werkgeversorga-

nisaties van onze buurlan-

den (VNO-NCW, Medef

en Fedil) en de regionale

werkgeversorganisaties

(VOKA, UWE en BECI)

een amendement gefor-

muleerd om de tekst via

de parlementaire weg te

wijzigen.

Vrachtwagens moeten niet alleen veiliger en

properder worden, zoals de aanpassing van

de richtlijn beoogt, ze moeten in de eerste

plaats beter gevuld geraken! De huidige

situatie is compleet absurd vanuit het oogpunt

van de eerlijke concurrentie, het milieu en de

mobiliteit. Geen enkel zinnig argument kan

een status quo van de huidige situatie verant-

woorden!

44-TONNERS WANNEER VOLLE VRACHTWAGENS

IN DE EUROPESE UNIE?

MOBILITEIT | GRENZEN | 1/3 LEEG

VRACHTWAGENS MOETEN IN DE EERSTE PLAATS BETER GEVULD

GERAKEN!

56 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 56REFLECT NL_03-2014.indd 56 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 53: Reflect Maart 2014

REFLECT NL_03-2014.indd 57REFLECT NL_03-2014.indd 57 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 54: Reflect Maart 2014

CONTACT

Marie-Noëlle VanderhovenCompetentiecentrum Werk

& Sociale Zekerheid

[email protected]

www.vbo.be Actiedomeinen > Sociaal overleg > Herstructurering ondernemingen > Aanpassingen regelgeving stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag voor onder-nemingen in herstructurering

THEMA7

Op 4 april 2014 heeft de Ministerraad

een ontwerp van koninklijk besluit

goedgekeurd (*) dat het stelsel van

werkloosheid met bedrijfstoeslag

(SWT) – voorheen ‘brugpensioen’ – in het kader

van een erkenning als onderneming in moeilijkheden

of in herstructurering moet aanpassen. Er

komen twee aanpassingen. In de eerste

plaats wordt de mogelijkheid om de

opzeggingstermijnen te verkorten

voor de werknemers die worden

ontslagen door een onderneming die

erkend is als onderneming in moei-

lijkheden of in herstructurering

uitgebreid tot de arbeiders als het

ontslag plaatsheeft met het oog

op een SWT. Het ontwerp bepaalt

dat de aldus verkorte

opzeggingstermijn niet

korter mag zijn dan

26 weken voor de ar-

beiders en de bedien-

den, terwijl de regel-

geving thans toestaat

dat de opzeggingster-

mijn wordt verkort tot

3 maanden voor de be-

dienden met minder dan 5 jaar anciënniteit en tot

6 maanden voor de overige bedienden. De pro-

cedure is dezelfde als die waarin thans is voor-

zien voor de bedienden. De tweede aanpassing

betreft de mogelijkheid voor de werkgevers in

herstructurering om aan de RVA de gedeeltelijke

terugbetaling van de inschakelingsvergoeding te

vragen wanneer het bedrag van deze vergoeding

groter is dan het bedrag van de compenserende

opzeggingsvergoeding waar de werknemer recht

op heeft. Deze mogelijkheid, die enkel bestond

voor de arbeiders, wordt voortaan uitgebreid tot de

bedienden.

Deze beslissingen waren al aangekondigd door de

minister van Werk in het kader van de goedkeuring

van de wet van 26 december 2013 betreffende

het eenheidsstatuut. Ten gevolge van de

verlenging van de opzeggingstermijnen

van de werklieden kan namelijk een

verkorting van de termijn noodzake-

lijk blijken om ervoor te zorgen dat de

arbeidsovereenkomst nog daadwerkelijk

eindigt tijdens de periode van erkenning

als onderneming in moeilijkheden of in

herstructurering (wat een voorwaarde

is voor de toepassing van de specifi e-

ke SWT-regeling). Het VBO

betreurt dat de verkorting

van de opzeggingster-

mijnen beperkt wordt

tot enkel de werknemers

die in aanmerking komen

voor brugpensioen, terwijl

de ondernemingen in

herstructurering, van-

wege de verlenging van

de opzeggingstermijnen, te maken krijgen met

grote meerkosten voor al hun werknemers. Deze

bijkomende kosten brengen het welslagen van vele

reorganisaties in gevaar. Bovendien pleit het VBO

ervoor dat de RVA direct de betaling van het ge-

deelte van de inschakelingsvergoeding op zich zou

nemen. Een tegemoetkoming in de vorm van een

terugbetaling miskent de fi nanciële moeilijkheden

waarmee vele ondernemingen die gedwongen zijn

zich te herstructureren geconfronteerd worden.

BRUGPENSIOEN REGELGEVING AANGEPAST VOOR

ONDERNEMINGEN IN HERSTRUCTURERING

HERSTRUCTURERING | SWT | TERMIJNEN | VERGOEDINGEN

HET VBO BETREURT DAT DE VERKORTING VAN DE OPZEG-GINGSTERMIJNEN BEPERKT

WORDT TOT ENKEL DE WERKNE-MERS DIE IN AANMERKING

KOMEN VOOR BRUGPENSIOEN

(*) Bij het ter perse gaan van deze REFLECT was dit KB nog niet bekendgemaakt.

58 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 58REFLECT NL_03-2014.indd 58 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 55: Reflect Maart 2014

THE BUSINESS AGENDA 2014 - 2019 :

REBUILDING A COMPETITIVE EUROPE

Brussels, 14 – 15 May 2014

The European Business Summit (EBS) is the annual networking and lobbying forum for business leaders and policymakers in Europe. This is the ultimate meeting place where international business and European politics shape the future and set the agenda.

The EBS attracts 1,500 leaders from 60 countries and across all sectors; CEOs, industrialists, the European Commission & Parliament, Heads of State, international financing institutions and 200 journalists. This is all hosted at the prestigious Palais d’Egmont in Brussels.

Brussels

14 &15

May 2014

EDITION

An initiative of Supported byStrategic Partner

Programme, online registration and further information at : www.ebsummit.eu

Mario Monti > Former Prime Minister

of Italy

Herman Van RompuyPresident of the European Council

Carlos BritoCEO AB InBev

Vagit AlekperovCEO of Lukoil

< José Manuel BarrosoPresident of the European Commission

Neelie Kroes > Vice-President of the

European Commission

To register for EBS 2014, please visit : www.ebsummit.eu. For more information, contact : Anne-Laurence Cock I [email protected] I +32 2 645 34 84

REGISTRATIONS NOW OPEN

H.M. King Philippe of the Belgians

William Kennard,

Former Ambassador of the USA to the EU

Pascal Lamy,

Former Director-General of the WTO

Dominique Reiniche,

Former Chairwoman of Coca-Cola Europe

Lakshmi Mittal,

CEO of Arcelor-Mittal

Christian Morales,

Vice-President of Intel

Richard Pelly,

Former Chief Executive of the European Investment Fund

Niklas Zennstrom,

Co-founder of Skype

Peter Voser,

Former CEO of Royal Dutch Shell

Anders Dahlvig,

President of IKEA

Jürgen Thumann,

Former President of BUSINESSEUROPE

Catherine Ashton,

High Representative of the EU for Foreign Affairs

Wilhelm Molterer,

Vice-President of the European Investment Bank

Peter Praet,

Board Member of European Central Bank

Malcolm Harbour,

Member of the European Parliament

Harry van Dorenmalen,

Chairman of IBM Europe

Natarajan Chandrasekaran,

CEO of Tata Consultancy Services

Leif Johansson,

Chairman of Ericsson & Chairman of the ERTConnie Hedegaard,

European Commissioner for Climate Action(Speakers at previous editions)

REFLECT NL_03-2014.indd 59REFLECT NL_03-2014.indd 59 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 56: Reflect Maart 2014

OPEENVOLGENDE OVEREENKOMSTEN VOOR EEN BEPAALDE TIJDOnderbreking van de overeenkomsten die niet kan worden toegeschreven aan de werknemer – Herkwalifi cering van de overeenkomsten als overeenkomst voor een onbepaalde tijd – Niet-hernieuwing van de laatste overeenkomst voor een bepaalde tijd – Onregelmatige verbreking – Opzeggingsver-goedingIn het geval van opeenvolgende overeenkomsten voor een

bepaalde tijd waarvan de laatste geherkwalifi ceerd werd als

overeenkomst voor een onbepaalde tijd geldt de niet-hernieu-

wing van de laatste overeenkomst voor een bepaalde tijd als een

onregelmatige verbreking die aanleiding geeft tot de betaling

van een opzeggingsvergoeding.

Hof van Cassatie, 30 september 2013, JTT, 2013, p. 492

SOCIALE VERKIEZINGENUitzendkrachten – Worden niet in aanmerking genomen voor de verdeling van de mandaten onder de verschillende catego-rieën van werknemers van de ondernemingDe ter beschikking van een gebruikende onderneming gestelde

uitzendkrachten worden niet in aanmerking genomen voor de

verdeling van de mandaten onder de verschillende categorieën

van werknemers in de onderneming (jeugdige werknemers,

arbeiders, bedienden en kaderleden).

Hof van Cassatie, 15 april 2013, JTT, 2013, p. 435

CONCURRENTIEBEDINGGeschrift – Bestaansvoorwaarde – Loongrens – Bepaling van dwingend recht ten voordele van werknemer – Uitwer-king – Einde door overmachtEen concurrentiebeding is op regelmatige wijze schriftelijk

vastgesteld wanneer het is opgenomen in het arbeidsregle-

ment en wanneer de werknemer in de individuele arbeids-

overeenkomst verklaart de bepalingen van dat reglement

te hebben aanvaard.

Alleen de werknemer kan beweren dat het concurrentie-

beding niet bestond omdat de jaarloondrempel op het

ogenblik dat de overeenkomst eindigde niet overschre-

den was.

Een concurrentiebeding is van toepassing wanneer de

SOCIALE RECHTSPRAAK

NADINE BEAUFILSADVOCAAT-VENNOOT

TAQUET, CLESSE & VAN EECKHOUTTE

[email protected]

SELECTIE VAN UITGEGEVEN EN NIET-UITGEGEVEN

RECHTSPRAAK VAN ARBEIDSGERECHTEN EN

-HOVEN

60 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 60REFLECT NL_03-2014.indd 60 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 57: Reflect Maart 2014

arbeidsovereenkomst eindigt wegens een geval van medische

overmacht dat de werknemer treft.

Arbeidshof Gent, 8 april 2013, JTT, 2013, p. 333

EINDE VAN DE OVEREENKOMSTOvermacht – Arbeidsongeschiktheid – Geen verhaal tegen de beslissing van de geneesheer-preventieadviseur die de defi ni-tieve ongeschiktheid van de werknemer vaststelt – GevolgDe blijvende arbeidsongeschiktheid die de werknemer defi nitief

verhindert de overeengekomen arbeid te hervatten, is een geval

van overmacht die van aard is de verbreking van de arbeidsover-

eenkomst tot gevolg te hebben. Die ongeschiktheid moet wor-

den beoordeeld met betrekking tot de overeengekomen arbeid.

Het feit dat de werknemer geen verhaal, zoals bepaald in artikel

64 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003, heeft ingediend

tegen de beslissing van de geneesheer-preventieadviseur die

zijn defi nitieve ongeschiktheid vaststelt, belet hem niet later de

vaststelling van zijn defi nitieve ongeschiktheid te betwisten voor

de arbeidsgerechten.

Arbeidshof Brussel, 16 juli 2013, JTT, 2013, p. 459

EENZIJDIGE WIJZIGINGAfschaffi ng van een loonvoordeel – Verdere uitvoering van de overeenkomst – Latere vraag tot herstel van het afgeschafte voordeel – Algemeen rechtsbeginsel van de verzaking van een recht – Toepassing van de artikelen 1134 en 1184 B.W.Dat de werknemer geen verbreking van de arbeidsovereen-

komst inroept na een eenzijdige wijziging van de arbeidsvoor-

waarden ontneemt hem niet het recht naderhand de uitvoering

te vorderen van de overeenkomst zoals zij gesloten werd.

Uit het algemeen rechtsbeginsel volgens welke de verzaking van

een recht niet wordt vermoed en slechts kan worden afgeleid

uit feiten of handelingen die niet vatbaar zijn voor een andere

interpretatie vloeit, omgekeerd, niet voort dat de verzaking van

een recht moet worden afgeleid uit feiten of handelingen die

niet vatbaar zijn voor een andere interpretatie.

Hof van Cassatie, 26 juni 2013, JTT, 2013, p. 494

ONTSLAG OM DRINGENDE REDENPrivacy – Facebook – Wering bewijs – Rechtspraak AntigoonDe werknemer in een beursgenoteerd bedrijf die sceptische

en kritische commentaar over het beleid van de onderneming

post op het openbare gedeelte van zijn Facebook-pagina, werd

terecht ontslagen om dringende reden. De werknemer kon niet

redelijkerwijze verwachten dat niet-vrienden van deze gege-

vens geen kennis kunnen nemen. Hoewel de werkgever de Wet

Elektronische Communicatie heeft geschonden door kennis te

nemen van gegevens die niet persoonlijk voor hem bestemd

waren, kunnen zij toch gebruikt worden als bewijs, aangezien

de betrouwbaarheid van het bewijs en het recht op een eerlijk

proces niet zijn aangetast en er geen op straffe van nietigheid

voorgeschreven vormvereisten werden miskend.

Arbeidshof Brussel, 3 september 2013, JTT, 2013, p. 497

OPZEGGINGKennisgeving – Gewone brief – Nietigheid – Redelijke termijn overschreden – Afstand – Nieuwe beëindigingDe opzegging door de werkgever per gewone brief is nietig.

De werknemer die zich niet binnen een redelijke termijn na de

absolute nietige opzegging op het ontslag beroept, verliest het

recht om later de onmiddellijke beëindiging in te roepen. In dat

geval duurt de arbeidsovereenkomst voort tot er een nieuwe

beëindigingshandeling plaatsvindt.

Arbeidshof Brussel, 24 juni 2013, JTT, 2013, p. 498

HANDELSVERTEGENWOORDIGINGActiviteit – Zaken sluiten – Immobiliënagentschap – Uitwin-ningsvergoeding – Aanbreng van cliënteel – Begrip – Geen binding van de klanten aan de ondernemingVoor een immobiliënagentschap beperkt het sluiten van zaken

zich niet tot de verkoop van onroerende goederen: het gaat

er tevens om vooraf mandaten te bekomen van kandidaat-ver-

kopers.

Het begrip cliënteel behelst de verwezenlijking van potentiële

nog te komen bestellingen, wat hier niet het geval is.

Wanneer er omwille van de aard van de producten of diensten

geen binding van cliënten aan de onderneming aanwezig is,

is de uitsluiting van het recht op een uitwinningsvergoeding

gerechtvaardigd.

Arbeidshof Bergen, 11 april 2013, JTT, 2013, p. 331

61

REFLECT NL_03-2014.indd 61REFLECT NL_03-2014.indd 61 22/04/14 15:4522/04/14 15:45

Page 58: Reflect Maart 2014

COLOFON REDACTIE Nadine Beaufi ls, Sofi e Brutsaert, Bart Buysse, Alice Defauw, Olivier Joris, Philippe Lambrecht, Geert Vancronenburg, Marie-Noëlle Vanderhoven, Olivier Van der Maren, Johan Van Praet EINDREDACTIE Linda Janssens, Anne Michiels VERTALING Vertaaldienst VBO PUBLICATIEVERANTWOORDELIJKE

Stefan Maes OPMAAK Vanessa Solymosi (Landmarks) CONCEPT Stapel Magazinemakers FOTOGRAFIE Daniel Rys ILLUSTRATIES Peter Willems, Vec-star DRUK Graphius VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Stefan Maes, Ravenstein-straat 4, 1000 Brussel RECLAMEREGIE ADeMar, Graaf de Fienneslaan 21, 2650 Edegem (Antwerpen) Contact: Nele Brauers, Tel. 03 448 07 57, [email protected]

Ce magazine est également disponible en français.Dit magazine kunt u ook lezen op www.vbo.be > Publicaties > Publicaties - gratis

VBO AGENDA MEER INFO: WWW.VBO.BE > EVENTS

Ravensteinstraat 4, 1000 Brussel Tel. 02 515 08 11 - Fax 02 515 09 [email protected] - www.vbo.be

TOT DECEMBER 2014 CYCLUS ‘MIDDAGEN VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM’ Nog drie lunchconferenties: ‘Recente ontwikkelingen in het octrooi-

recht’ (26 juni); ‘Merken en namaak – Hoe ageren tegen namaak aan de grens?’ (14 oktober); ‘Van droom tot realiteit: het unitair octrooi en het eengemaakt octrooigerecht’ (8 december).

PLAATS: VBO, BRUSSEL INFO: WWW.VBO.BE, [email protected], T 02 515 08 91

2013 - 2014 VBO SOCIAL ACADEMY Investeren in evenwichtige arbeidsverhoudingen, in motivatie en

vertrouwen van uw mensen rendeert en laat u toe op korte termijn de vruchten te plukken. Optimaliseer het sociaal klimaat in uw onderne-ming met behulp van de kennis en het advies van de social academy.

PLAATS: VBO, BRUSSEL INFO: WWW.SOCIALACADEMY.BE, [email protected], T 02 515 08 36

26TH SEPTEMBER 2014 BRUSSELS SCHOOL OF COMPETITION UNTIL 26TH JUNE 2015 The BSC aims at fostering education, compliance and research in the

fi eld of Competition law and Economics. As a part of its educational purpose, BSC organises a high-profi le Specialized Programme in EU Competition Law and Economics (taught entirely in English). With an outstanding line-up of professors, the BSC will continue to provide its high quality training in EU Competition Law and Economics for the new academic year.

VENUE: FEB, BRUSSELS INFO: VISIT OUR WEBSITE WWW.BRUSSELSSCHOOLOFCOMPETITION.EU, [email protected], T 02 515 09 83

62 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 62REFLECT NL_03-2014.indd 62 22/04/14 15:4522/04/14 15:45