Upload
vbo-feb
View
216
Download
0
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Reflect Maart 2014
Citation preview
STAND VAN HET LAND 2014-2019
#04
ADVERTENTIE
FIRST THINGS FIRST | LENTE 2014
REFLECT cover_NL_03-014.indd 1REFLECT cover_NL_03-014.indd 1 22/04/14 15:4822/04/14 15:48
België deed het tijdens de crisis niet slecht.
Onze welvaart en tewerkstelling bijvoor-
beeld hielden beter stand dan in veel andere
landen. Maar schijn bedriegt, want onder de
oppervlakte bouwen zich intussen tal van spanningen
op. Zo noteert onze handelsbalans al gedurende zes
jaar in het rood. We verliezen ook sterker marktaande-
len op de internationale exportmarkten dan pakweg
Duitsland en Nederland. De mismatch
op de arbeidsmarkt is groot. En onze
belastingdruk blijft maar stijgen. Het
hoeft dus niet te verwonderen dat die
evoluties almaar sterker beginnen te
wegen op onze economische groei én op de jobcreatie in bedrijven.
Die spanningen komen niet zomaar
uit de lucht vallen. Ze zijn het gevolg
van de megatrends waaraan ook ons
land niet ontsnapt. De globalisering
bijvoorbeeld creëert dan wel een pak kansen voor
onze ondernemingen, ze versterkt tegelijk fors de in-
ternationale concurrentie. De snelle veranderingen op
technologisch, reglementair en maatschappelijk vlak
zetten bovendien continu veel waarde op het spel.
Denk maar aan Nokia en Blackberry, twee gevestigde
bedrijven die in een korte periode heel veel markt-
aandeel verloren. Ten slotte is er nog de vergrijzing,
waardoor niet alleen de krapte op de arbeids-
markt dreigt toe te nemen, ze plaatst ook
ons sociaal model voor een ongekende uitdaging.
Na de verkiezingen van 25 mei hebben we
een unieke kans om een fundamenteel
antwoord te bieden op deze mega-
trends. Voor het eerst sinds lang
kan er immers, zowel op federaal
niveau als op dat van de gewes-
ten en de gemeenschappen,
voor een periode van vijf jaar on-
gestoord worden geregeerd. Dat
biedt de mogelijkheid om tijdens
de eerste jaren van de legislatuur
een aantal moedige sociaaleconomische hervormin-gen door te voeren, waarvan de effecten tegen het
einde van de legislatuur voelbaar zullen worden. Kiest
men voor een dergelijke aanpak, dan zal het vertrou-wen worden hersteld. Gezinnen zullen opnieuw meer
consumeren en bedrijven meer investeren.
Wat die sociaaleconomische hervormingen moeten
inhouden, maken we in deze VBO-REFLECT duide-
lijk aan de hand van een evaluatie van de stand van het land. Op welke parameters scoren we goed in
vergelijking met onze voornaamste handelspartners
en waar moeten we dringend een tandje bijsteken? Uit
onze analyse blijkt dat op drie belangrijke domeinen
knipperlichten branden: de concurrentiekracht van
de ondernemingen, de investeringen in menselijk ka-pitaal en het maximaal ter beschikking stellen daarvan
voor de arbeidsmarkt, en ten derde de performantie van de overheid. Op die drie domeinen zullen we
moeten werken willen we daadwerkelijk het verschil
maken. In een dubbelinterview sta ik samen met onze
nieuwe voorzitter van het VBO, Michèle Sioen, stil bij
de maatregelen die op elk van deze drie domeinen
kunnen worden genomen.
Noch de overheid, noch het bedrijfsleven zijn in staat
om dit toekomstproject op eigen houtje te trekken.
Beide hebben elkaar nodig en moeten elkaar ver-
sterken. De overheid moet in eerste instantie zorgen
voor een aantrekkelijk ondernemingsklimaat voor
de bedrijven. Ondernemingen op hun beurt
moeten doen waar zij goed in zijn: investeren,
innoveren, internationaliseren, jobs creëren…
Als de bouwstenen reeds vroeg na de
verkiezingen van 25 mei kunnen worden
gelegd, dan zal geen enkele uitdaging
te groot zijn.
WOORD VOORAF
DE OVERHEID MOET IN EERSTE INSTANTIE ZORGEN VOOR EEN AANTREKKELIJK ONDERNEMINGSKLIMAAT
VOOR DE BEDRIJVEN
PIETER TIMMERMANSGEDELEGEERD BESTUURDER VBO
© DANIEL RYS
1
REFLECT NL_03-2014.indd 1REFLECT NL_03-2014.indd 1 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
IN DITNUMMER
STAND VAN HET LAND
04 DE BELGISCHE ECONOMIE. STAND VAN ZAKEN
Op het eerste gezicht hield onze Belgische
economie goed stand tijdens de crisis. Toch
bouwden er zich spanningen op en kwam het
Belgische succesmodel almaar meer onder druk.
Het beleid reageerde, zij het vooral ad hoc en te
weinig visionair, noch voldoende structureel.
WHAT14 MEGATRENDS HERTEKENEN ONZE ECONOMIE EN SAMENLEVING
De Belgische economie wordt geconfronteerd
met een groot aantal megatrends. Vier in het
bijzonder verdienen onze aandacht: (1) de
economische crisis, (2) de globalisering, (3) de
snelle veranderingen rondom ons, en (4) de
vergrijzing. Een groot deel van de spanningen
in ons land vindt uiteindelijk hier zijn oorsprong.
WHY
2 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 2REFLECT NL_03-2014.indd 2 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
48 THEMA’S Een selectie van dossiers waarop
onze experts vandaag actief zijn.
60 SOCIALE RECHTSPRAAK
62 VBO AGENDA
2014-2019
26 WAT ZIJN ONZE STERKE PUNTEN? WAT ZIJN ONZE ZWAKKE PUNTEN?
Hoe scoort ons land op het vlak van kostencompe-
titiviteit? Investeren we voldoende in het aanwezi-
ge talent en stellen we dat ter beschikking van de
arbeidsmarkt? En hoe performant is onze overheid
wel of niet? Op basis van een analyse van ‘s lands
sterke en zwakke punten kunnen we inschatten
op welke hefbomen we moeten werken om meer
groei en jobs te creëren.
38 “LAAT DE ONDERNEMER ONDERNEMEN”
Eén maand vóór de ‘moeder der verkiezingen’ in
België, werd Michèle Sioen, CEO van de gelijkna-
mige textielgroep, de nieuwe voorzitter van het
VBO. Samen met gedelegeerd bestuurder Pieter
Timmermans vormt ze de nieuwe tandem die
een vuist maakt in het belang van onze welvaart.
REFLECT peilde naar hun visie, denkpistes en aan-
bevelingen voor een betere toekomst van dit land.
HOW
3
REFLECT NL_03-2014.indd 3REFLECT NL_03-2014.indd 3 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
REFLECT NL_03-2014.indd 4REFLECT NL_03-2014.indd 4 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
1. HET ‘BELGISCHE MODEL’:
RECEPT VOOR ANDERE
LANDEN?
Sommigen spreken vandaag over ‘het
Belgische model’. Ze menen dat ons land op
sociaaleconomisch vlak een voorbeeld vormt
voor andere landen. Die overtuiging steunt
grotendeels op de manier waarop ons land de
crisis overleefde. Inderdaad, kijken we naar
een aantal macrocijfers, dan stellen we vast
dat België het, in vergelijking met sommige
andere landen, niet zo slecht heeft gedaan.
Ten eerste kende België in 2009 een veel
beperktere krimp in zijn welvaart dan de
meeste andere landen van de eurozone. Ook
het herstel gebeurde er, met uitzondering van
Duitsland, veel sneller en sterker (grafi ek p.6).
Sinds 2011 knopen we zelfs opnieuw aan met
het welvaartsniveau van vóór het uitbreken van
de crisis. Een totaal ander beeld zien we in de
Zuid-Europese landen. In Spanje en Italië ligt
de welvaart nog altijd meer dan 7% onder het
precrisisniveau. Maar ook in andere landen,
zoals Nederland, sloeg de crisis meestal har-
der toe dan bij ons.
Ten tweede presteerde ons land ook op het
vlak van de tewerkstelling niet slecht: de krimp
in 2009 was al bij al bescheiden en vandaag
bevindt de werkgelegenheid zich opnieuw bij-
na 2% boven het precrisisniveau. Dat verklaart
Op het eerste gezicht hield onze Belgische economie goed stand tijdens de crisis. Toch bouwden er zich spanningen op en kwam het Belgische succesmodel almaar meer onder druk. Het beleid reageerde, zij het vooral ad hoc en te weinig visionair, noch voldoende structureel.
DE BELGISCHE ECONOMIE. STAND VAN ZAKEN
BELGIË PRESTEERDE TIJDENS DE CRISIS
NIET SLECHT
WHAT
5
REFLECT NL_03-2014.indd 5REFLECT NL_03-2014.indd 5 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
WAAROM HIELD BELGIË GOED STAND?Drie fenomenen verklaren grotendeels waar-
om onze welvaart en de werkgelegenheid
tijdens de afgelopen vijf tot zes jaar relatief
goed standhielden. Ten eerste bouwde ons
land – in tegenstelling tot bijvoorbeeld in
Griekenland, Ierland, Spanje en Portugal – veel
minder macro-economische onevenwichten
op in de jaren vóór de crisis. Onder macro-
economische onevenwichten verstaan
we bijvoorbeeld een forse zeepbel op de
woningenmarkt, een sterke stijging van de
schuldgraad bij de gezinnen of de onderne-
mingen. Of nog, een hoog begrotingstekort,
een lopende rekening die sterk negatief is…
Onderzoek van het Internationaal Monetair
Fonds (2008, 2009) toont dat de economi-
sche schok waarmee een land eind 2008/
begin 2009 werd geconfronteerd, recht
evenredig was met de omvang van dergelijke
macro-economische onevenwichten. Met
andere woorden, omdat die onevenwichten
bij ons al bij al beperkt bleven, was ook de
krimp van het bruto binnenlands product
(bbp) in 2008 en 2009 relatief bescheiden.
Hetzelfde geldt trouwens voor de Duitse
locomotief, waaraan we ons eveneens sterk
konden optrekken.
Een tweede verklaring voor de goede
prestaties van ons land is dat er heel veel
jobs werden gered dankzij ons systeem van
tijdelijke werkloosheid. Volgens de Organi-
satie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO) (2013a) had dit nergens
anders ter wereld zo’n positieve impact op
de tewerkstelling als in België. Tijdens het
hoogtepunt van de crisis telde het systeem
gemiddeld per maand meer dan 5% van
de werknemers. In Italië en Duitsland, twee
andere landen waar het sterk werd gebruikt,
trouwens ook waarom de werkloosheidsgraad
sinds begin 2008 niet zo sterk steeg (i.e. met
1,3 procentpunten tegenover bijvoorbeeld
4,7 procentpunten voor het gemiddelde van
de eurozone). Opnieuw is er één land dat veel
beter presteerde, met name Duitsland, terwijl
de arbeidsmarkt in de overige eurozonelan-
den rake klappen kreeg.
Ten derde steeg ook de ongelijkheid in België
tijdens de crisis amper. Terwijl de Gini-coëf-
fi ciënt1 of ongelijkheidsgraad in 2007 gelijk
was aan 26,3, bedroeg die in 2012 26,5.
Hiermee blijft ons land tot de meest gelijke
samenlevingen ter wereld behoren. In Spanje
en Frankrijk nam de ongelijkheid daarente-
gen wel aanzienlijk toe. En in tegenstelling
tot wat soms wordt beweerd, verminderde
in Duitsland de ongelijkheid sterk. Terwijl de
Gini-coëffi ciënt er in 2007 nog gelijk was aan
30,4, zakte die in 2012 tot 28,3.
90
92
94
96
98
100
102
104
2008
Q1
2008
Q2
2008
Q3
2008
Q4
2009
Q1
2009
Q2
2009
Q3
2009
Q4
2010
Q1
2010
Q2
2010
Q3
2010
Q4
2011
Q1
2011
Q2
2011
Q3
2011
Q4
2012
Q1
2012
Q2
2012
Q3
2012
Q4
2013
Q1
2013
Q2
2013
Q3
2013
Q4
Verl
oo
p v
an h
et b
bp
(ho
og
tep
unt
vlak
vó
ór
de
cris
is =
100
; B
ron:
Eur
ost
at)
BE DE ES FR IT NL
DE BELGISCHE ECONOMIE HEEFT TIJDENS DE CRISIS GOED STANDGEHOUDEN
1 Deze coëffi ciënt meet de ongelijkheid in een samenleving. Hij ligt tussen 0 en 100, waarbij 0 slaat op perfecte gelijkheid en 100 op maximale ongelijkheid.
WHAT
6 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 6REFLECT NL_03-2014.indd 6 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
DRIE REDENEN WAAROM BELGIË DE CRISIS GOED DOORSTOND
1. De afwezigheid van grote macro-economische onevenwichten.
2. Het systeem van tijdelijke werkloosheid.
3. Een minder verregaande sanering van de overheids-fi nanciën.
men op die manier zou afwentelen op de
volgende generaties.
2. SPANNINGEN
BOUWEN
ZICH OP
Ons land deed het blijkbaar niet slecht. Maar
wie wat dieper graaft, komt er al snel achter
dat we de goednieuwsshow moeten nuanceren.
Er bouwen zich immers tal van spanningen op.
Met name op het niveau van onze concurren-
tiekracht, arbeidsmarkt en sociale zekerheid.
Hierboven toonden we aan dat we er tot nu
toe relatief goed in geslaagd zijn om de
stabiliteit te vrijwaren. Als we in de nabije
toekomst echter geen actie ondernemen
om die spanningen te verlichten, zal
dat uiteindelijk onze economische
groei en de creatie van jobs hypo-
thekeren.
VERLIES AAN CONCURRENTIEKRACHTVerschillende indicatoren tonen aan
dat ons land de voorbije jaren aan
concurrentiekracht inboette. Zo ver-
liezen we in vergelijking met Duitsland
en Nederland sterker marktaandelen
op de internationale exportmarkten
was dat ongeveer 3%. Dankzij dit systeem
bleef het consumentenvertrouwen in ons
land meer intact, waardoor gezinnen minder
sterk snoeiden in hun consumptie.
Af en toe wordt beweerd dat ons systeem
van automatische indexering van lonen en so-
ciale uitkeringen een belangrijke rol speelde
in onze goede prestaties tijdens de crisis. Dat
is twijfelachtig. In eerste instantie omdat dit,
zonder ons systeem van tijdelijke werkloos-
heid, zou hebben geleid tot een gevoelige
verhoging van de loonkosten. Het is dan ook
meer dan waarschijnlijk dat de automatische
indexering eerder jobs zou hebben gekost
in plaats van gevrijwaard. Vervolgens lekt
binnen onze kleine, open economie relatief
veel van de extra consumptie dankzij de ver-
hoging van de koopkracht, weg naar het bui-
tenland. Volgens cijfers van de OESO (2013b)
vindt maar liefst bijna 40% van de producten
en diensten die gezinnen consumeren, zijn
oorsprong in het buitenland. Ter vergelijking,
in Nederland bedraagt dat minder dan 30%
en in Frankrijk en Duitsland zelfs amper 20%.
Buitenlandse producenten konden dan ook
uitermate sterk mee genieten van onze koop-
krachtverhoging als gevolg van de automati-
sche indexering in België.
Een derde verklaring is dat ons land minder
sterk ingreep om zijn begroting op orde te
krijgen. Tussen 2010 en 2013 verminderde het
begrotingstekort slechts met 1 procentpunt
(i.e. van -3,7% van het bbp naar -2,7%) tegen-
over bijvoorbeeld 3,1 procentpunten voor het
gemiddelde van de eurozone. Omdat er min-
der nieuwe belastingen kwamen of minder in
de overheidsuitgaven werd geknipt, bleef de
binnenlandse vraag beter gevrijwaard. Dat
had op korte termijn een positieve invloed op
onze economische groei. Natuurlijk moet de
overheid de komende jaren het begrotingste-
kort verder wegwerken. Zo niet zal dat tekort
steeds meer op onze groei wegen, om nog
niet te spreken van de aanzienlijke schuld die
7
REFLECT NL_03-2014.indd 7REFLECT NL_03-2014.indd 7 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
(NBB, 2014), noteert onze handelsbalans (het
verschil tussen onze uitvoer en invoer) al zes
jaar in het rood en staat de toegevoegde
waarde die onze industrie realiseert (i.e. een
sector die sterk aan internationale concurren-
tie blootstaat) nog altijd meer dan 10% onder
het precrisisniveau.
Weet bovendien dat, volgens cijfers van de
OESO (2013b), bijna 50% van de jobs in de
bedrijven (de zgn. marktsector) afhangt van
het buitenland. Het hoeft dan ook niet te ver-
wonderen dat ons verlies aan concurrentie-
kracht steeds meer op de jobcreatie begint
te wegen. Zo kwamen er, volgens berekenin-
gen van de Centrale Raad voor het Bedrijfs-
leven (2013), de afgelopen jaren netto amper
jobs bij in de marktsector. Gelukkig werden in
de dienstensector – en in mindere mate ook
in de bouw – wel extra jobs gecreëerd, maar
dat was net voldoende om het verlies aan
jobs in de industrie te compenseren. Nage-
noeg alle nettojobcreatie de afgelopen jaren
vond dus haar oorsprong in de niet-markt-
sector, met name in de gezondheidszorg en
via het systeem van de dienstencheques.
MISMATCH OP DE ARBEIDSMARKTDe Belgische arbeidsmarkt krijgt boven-
dien nog af te rekenen met tal van andere
problemen. Bijvoorbeeld, in weinig landen
ligt de werkgelegenheidsgraad van laagge-
schoolden zo laag als in België. Dat heeft
trouwens weinig met de crisis te maken, zo
leren de cijfers. In 2003 bedroeg de werkge-
legenheidsgraad 48,4%, in 2007 49,5% en in
2012 47,1%. Ter vergelijking: het gemiddelde
in de eurozone bedroeg in 2012 52,6%. In
Duitsland en Nederland bedroeg hij zelfs res-
pectievelijk 57,7% en 62,6%. Een gelijkaardig
beeld zien we op het vlak van de jongeren-
werkloosheidsgraad. Opnieuw scoort België
niet zo goed. Wat niet gezegd kan worden
van bijvoorbeeld Duitsland en Nederland.
Ondanks het relatief beperkt aantal mensen
dat werkt, zijn er toch sterke indicaties dat de
krapte op de arbeidsmarkt in ons land heel
uitgesproken is. Volgens het Europees sta-
tistisch bureau Eurostat waren bijvoorbeeld
in het derde kwartaal van 2013 2,4% van
de arbeidsplaatsen in België niet ingevuld.
Het gemiddelde van de eurozone bedroeg
‘slechts’ 1,4%. Ook de zogenaamde Beve-
ridge-curve (geeft de relatie weer tussen de
werkloosheidsgraad en het aantal openstaan-
-15
-10
-5
0
5
10
15
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Verl
oo
p v
an d
e ha
ndel
sbal
ans
(in m
iljar
d e
uro
; B
ron:
NB
B)
DE HANDELSBALANS BEVINDT ZICH AL ZES JAAR IN HET ROOD
WHAT(2
004=
100;
Bro
n: E
uro
stat
)
90
95
100
105
110
115
120
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
BE DE FR NL
TOEGEVOEGDE WAARDE INDUSTRIE NOG STEEDS NIET HERSTELD
8 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 8REFLECT NL_03-2014.indd 8 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
WHAT
de vacatures) is sinds jaren opwaarts gericht.
Dat betekent dat bij eenzelfde werkloos-
heidsgraad vacatures steeds moeilijker inge-
vuld geraken (Hoge Raad voor de Werkgele-
genheid, 2013). Al die elementen getuigen
van een heel grote mismatch op de Belgische
arbeidsmarkt: aan de ene kant geraken
bepaalde profi elen (bv. laaggeschoolden,
jongeren) maar moeilijk aan het werk, terwijl
aan de andere kant vacatures maar moeizaam
worden ingevuld.
SOCIALE ZEKERHEID ONDER DRUKTen slotte zit er ook spanning op de sociale
zekerheid. België spendeert met 30,4% van
zijn bbp uitermate veel aan sociale bescher-
ming. Bovendien stegen die uitgaven de
afgelopen jaren veel sterker dan de econo-
mische groei. En dat terwijl het effect van de
vergrijzing van de bevolking amper is begon-
nen. De uitgaven voor de sociale zekerheid
moeten natuurlijk gefi nancierd worden. Dat
is een van de verklaringen waarom België
behoort tot de landen met de hoogste
belastingdruk wereldwijd. Met een druk van
45,5% van het bbp moest ons land in 2013
enkel Frankrijk en Denemarken voor laten
gaan. In Duitsland en Nederland bedroeg de
belastingdruk respectievelijk 39,2% en 39,5%
van het bbp.
Ondanks het hoge uitgavenniveau slaagt
de sociale zekerheid er almaar minder in
om haar sociale doelstellingen te realiseren.
Landen zoals Duitsland, Finland, Oosten-
rijk en Zweden bijvoorbeeld scoren met
minder uitgaven duidelijk beter inzake het
aantal mensen in armoede of op het vlak
van sociale exclusie. Ook op het niveau
van de gezondheidszorg moeten Belgi-
sche gezinnen relatief sterk bijdragen in de
factuur in vergelijking met sommige andere
landen (OESO, 2013f). Ten slotte is ook het
verzekeringsprincipe (de idee dat mensen
hun bijdrage aan de sociale zekerheid grosso
modo terugkrijgen) relatief zwak in ons land.
Iemand met een gemiddeld loon ontvangt
een brutopensioen (d.w.z. vóór belastingen
en socialezekerheidsbijdragen die in België
op vervangingsinkomens wel laag zijn) van
slechts 42% van het laatst verdiende loon.
Dat is evenveel als in Duitsland, maar aan-
zienlijk lager dan bijvoorbeeld in Nederland
(88,1%), Denemarken (79,7%) en Oostenrijk
(76,6%) (OESO, 2013c).
Met een competitiviteit onder druk, de
grote mismatch op de arbeidsmarkt en een
belastingdruk die maar blijft stijgen, verbaast
het niet dat de groei van de welvaart per
hoofd van de bevolking de afgelopen tien
jaar neerwaarts gericht was. En dat brengt
vanzelfsprekend allerlei neveneffecten met
zich mee. Niet alleen worden er in een con-
text van lage groei minder jobs gecreëerd,
het zal ook moeilijker zijn om de begroting
terug op orde te krijgen, en ook het sociaal
overleg zal een stuk moeizamer verlopen. Er
valt immers maar weinig nieuwe welvaart te
verdelen, waardoor er vaak moeilijke keuzes
zullen moeten worden gemaakt. De geleide-
lijke daling van de economische groei maakt
de bevolking ongerust. Mensen vragen zich
af of we de huidige sociaaleconomische ver-
10%
90%
markt
niet-markt
VERDELING VAN DE NETTO-JOBCREATIE TUSSEN 2007 EN 2013
Bron: NBB
10 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 10REFLECT NL_03-2014.indd 10 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
WHAT
wezenlijkingen in de toekomst wel kunnen
handhaven, laat staan uitbreiden. Zullen
toekomstige generaties het inderdaad beter
blijven hebben dan hun ouders en grootou-
ders of zullen ze overladen worden met een
torenhoge schuld net op het moment dat de
economie amper nog groeit?
3. REACTIEF
EN AD-HOCBELEID
REMT
Waarom konden de hierboven beschreven
spanningen zich opbouwen? Omdat de
beleidsmakers de afgelopen 5 tot 10 jaar te
veel reageerden op gebeurtenissen in de
media in plaats van een sociaaleconomische
visie te ontwikkelen over de maatschappelij-
ke uitdagingen en het middellangetermijn-
beleid dat hiervoor nodig is. Zo probeerden
ze een antwoord te formuleren op de rist
herstructureringen en faillissementen tijdens
de crisis. Omdat ze niet aan de index wilden
raken en de budgettaire middelen op korte
termijn beperkt zijn, verkozen ze heel gerich-
te en weinig omvangrijke steunmaatregelen.
De impact daarvan was nauwelijks voelbaar
voor de grote meerderheid van de bedrij-
ven. Laat staan dat dankzij die maatregelen
de concurrentiekracht van onze economie
wezenlijk verbeterde. Omdat het beleid er
via deze maatregelen niet in slaagde om het
verschil te maken, bleef ook de nettojob-
creatie in de marktsector ondermaats. Als
antwoord hierop creëerde de overheid dan
maar meer banen in de niet-marktsector (bv.
in de gezondheidszorg of via het systeem
van de dienstencheques). Het is evident dat
zo’n groei op termijn niet houdbaar is: de
almaar stijgende budgettaire enveloppen
moeten immers gefi nancierd geraken.
Het beleid probeerde ook een antwoord te
formuleren op de stijgende werkloosheid
bij laaggeschoolden en jongeren. Zo koos
het ervoor om de loonkosten voor specifi e-
ke doelgroepen te verminderen. Opnieuw
slaagde het er niet in om het tij te keren.
En dat om verschillende redenen. Er vond
bijvoorbeeld een substitutie-effect plaats
tussen diegenen die respectievelijk wel en
niet deze doelgroepmaatregelen genieten.
Bovendien waren deze maatregelen meestal
slechts tijdelijk (m.a.w. na verloop van tijd
verviel het loonkostenvoordeel) of werden
ze soms zelfs tenietgedaan door andere
initiatieven (denk maar aan de verhoging
van het minimumloon of de toename van
de werkloosheidsval door het opkrikken van
de werkloosheidsuitkeringen). Zelden werd
de kern van het probleem aangepakt, met
name dat deze jongeren en laaggeschool-
den vaak niet over de geschikte vaardighe-
den en competenties beschikken.
Ten slotte probeerde het beleid ook, niette-
genstaande de stagnatie in onze welvaart,
de forse groei van de sociale uitgaven kost
wat kost te vrijwaren. In zijn meest extreme
vorm zijn de tweejaarlijkse budgettaire
enveloppen voor de welvaartsvastheid van
de sociale uitkeringen daar een duidelijk
voorbeeld van. Via dit mechanisme konden 0
10
20
30
40
50
60
70
SE NL PT DK LU DE UK AT FR FI EA-18 IT GR ES BE IE
Wer
kgel
egen
heid
sgra
ad v
an la
agg
esch
oo
lden
in 2
012
(in
%; B
ron:
Eur
ost
at)
TE WEINIG LAAGGESCHOOLDEN AAN HET WERK
12 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 12REFLECT NL_03-2014.indd 12 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
de uitkeringen de afgelopen jaren sneller
stijgen dan de lonen. Een ander voorbeeld is
de reële groeinorm voor de gezondheidsuit-
gaven. Die werd lange tijd uitermate hoog
gehouden (4,5%). Op het niveau van de so-
ciale zekerheid was hier echter weinig van te
merken omdat de federale overheid via een
fi nanciële transfer verzekerde dat de sociale
zekerheid in evenwicht bleef. Die transfer
moest natuurlijk wel door de federale over-
heid worden gefi nancierd. Dat is deels ook
de verklaring waarom de belastingdruk in
ons land zo sterk is gestegen.
En zo zijn er nog tal van andere voorbeelden.
Het algemeen beeld is duidelijk: het beleid
probeert te reageren op een welbepaalde
gebeurtenis (bv. de sluiting van een grote
onderneming, de werkloosheid die stijgt,
bepaalde doelgroepen die maar moeilijk aan
het werk geraken…), maar uiteindelijk is de
impact van dergelijke ‘quick fi xes’ beperkt
of doen ze zelfs meer kwaad dan goed. In
sommige gevallen is er inderdaad sprake
van een tijdelijk positief effect (2), maar na
verloop van tijd verdwijnt dit of valt de ba-
lans negatief uit. Dat komt omdat dergelijke
maatregelen vaak de ‘sense of urgency’
verminderen om middellangetermijnuitda-
gingen aan te pakken (3). Of erger, dat men
de economische fundamenten aantast waar-
door de overheid haar eigen doelstellingen
ondergraaft (zie schema (4)). Het resultaat
van zo’n reactief beleid blijft in de meeste
gevallen mager, of werkt zelfs contraproduc-
tief. Om echt het verschil te kunnen maken
en resultaten te boeken, moet de overheid
daarentegen een goed inzicht hebben in de
megatrends (1) waarmee we worden gecon-
fronteerd en hiervoor een meerjarenbeleid
ontwikkelen (5).
HET BELEID MOET SCHERP INZICHT HEBBEN IN DE
MEGATRENDS EN EEN MEERJARENBELEID
ONTWIKKELEN
(1)
(2)
(3) (4)
(5)
13
REFLECT NL_03-2014.indd 13REFLECT NL_03-2014.indd 13 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
MEGATRENDS HERTEKENEN ONZE ECONOMIE EN SAMENLEVING
REFLECT NL_03-2014.indd 14REFLECT NL_03-2014.indd 14 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
Het is van ontzettend groot belang om
de dynamiek en de impact van de
megatrends en de manier waarop ze
met elkaar interageren, goed te be-
grijpen. Ze vormen immers de motor van heel
wat gebeurtenissen waarmee ons land de ko-
mende legislatuur zal worden geconfronteerd.
Willen we ten gronde dingen veranderen, dan
moet ons land voor deze uitdagingen de juiste
antwoorden formuleren.
1. DE CRISIS IS NOG NIET
VOORBIJ
Na meer dan vijf jaar crisis zien we de eerste
hoopvolle signalen. Meer en meer stemmen
poneren dat de crisis defi nitief voorbij is en dat
het economisch herstel zich in de komende
maanden zal versterken. Sommigen dromen
zelfs van een terugkeer naar de groeicijfers van
vóór het uitbreken van de crisis. Mocht dit het
geval zijn, dan zullen – zo gaat de redenering –
de sanering van de overheidsfi nanciën evenals
het herstel op de arbeidsmarkt nagenoeg
automatisch gebeuren. Jammer genoeg is
deze terugkeer naar ‘business as usual’ weinig
waarschijnlijk. Inderdaad, de kans dat we op
korte termijn opnieuw een recessie krijgen, is
aanzienlijk afgenomen. Toch zal de eurozone
ook in de komende jaren een relatief lage groei
blijven kennen. Vooral om twee redenen.
Eerste reden is dat het begrotingstekort in
veel landen nog relatief hoog blijft. Volgens
de Europese Commissie zal dat bijvoorbeeld
in grote landen als Spanje en Frankrijk in 2014
nog altijd respectievelijk 5,8% en 4% van het
bbp bedragen. Ook in het Verenigd Koninkrijk
bedraagt het tekort nog 5,2% van het bbp. Die
landen moeten dus in de komende jaren de
sanering van hun overheidsfi nanciën onvermin-
derd voortzetten. Met als gevolg lagere over-
heidsuitgaven of hogere belastingen. En die
zullen wegen op de economische groei in die
landen en tegelijk de vraag naar de producten
en diensten van andere landen (inclusief van
België) afremmen.
Een tweede reden is dat in sommige landen
– behalve de overheidsschuld – ook de private
schuldgraad hoog blijft. In de jaren vóór de
crisis deden gezinnen en ondernemingen
een fors beroep op schuldfi nanciering (o.a.
om een woning te kopen, een overname te
fi nancieren…). Zo steeg in Spanje de private
schuldgraad (exclusief de fi nanciële sector) van
106,3% van het bbp in 2000 tot liefst 206,4%
van het bbp in 2008. In Ierland ging het in
dezelfde periode van 154,7% naar 256,6%.
En in het Verenigd Koninkrijk van 141,6% naar
193,2%. Toen de crisis uitbrak en steeds meer
werknemers hun job verloren (of hun loon
zagen krimpen), moesten veel mensen hun
consumptie milderen om hun hoge schulden
te kunnen blijven afl ossen. Dat proces van
De Belgische economie wordt geconfronteerd met een groot aantal megatrends. Vier in het bijzonder verdienen onze aandacht: (1) de economische crisis, (2) de globalisering, (3) de snelle veranderingen rondom ons, en (4) de vergrijzing. Een groot deel van de spanningen in ons land vindt uiteindelijk hier zijn oorsprong.
WHY
15
REFLECT NL_03-2014.indd 15REFLECT NL_03-2014.indd 15 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
WHY
economische groei van gemiddeld 2% of meer
lijkt weinig waarschijnlijk. Mocht de groei de
volgende legislatuur daarentegen landen op
gemiddeld 1 tot 1,5%, dan mogen we ons al
heel gelukkig prijzen.
2.GLOBALISERING DWINGT
TOT ACTIE
De globalisering biedt ontegensprekelijk heel
veel kansen voor de Belgische ondernemingen.
Terwijl de verwachting is dat de eurozone in
2014 zal groeien met amper 1%, bedraagt de
groei in de Verenigde Staten 2,8% en in de
groeilanden zelfs 5,1% (IMF, 2014). In China
blijft de economie – ondanks de huidige moei-
lijkheden – met 7,5% groeien, in India met 5,4%,
in de ASEAN-51 met 5,1% en in Sub-Sahara
Afrika met 6,1%. Ook op lange termijn zal het
stijgend belang van de groeilanden in de we-
reldeconomie zich voortzetten (OESO, 2012b).
In 2000 waren ze bijvoorbeeld verantwoordelijk
voor ‘slechts’ 20,1% van de totale welvaart in
de wereld. Volgens het IMF zal dit tegen 2018
oplopen tot liefst 41,5%. De geïndustrialiseerde
landen maken met een daling van 79,9% naar
58,5% de omgekeerde beweging. Met andere
woorden, Belgische ondernemingen die ambi-
tieus zijn en willen blijven groeien, kunnen zich
niet op West-Europa alleen blijven richten (hoe
aantrekkelijk die markt ook blijft). Ze moeten
– hoe moeilijk en risicovol soms ook – hun vleu-
gels uitslaan en proberen door te dringen in de
sterk groeiende markten in de rest van de wereld.
In het zog van de globalisering nam ook de
internationale concurrentie fors toe. Dit ge-
beurde in verschillende fases (McKinsey Global
Institute, 2012c). In eerste instantie werden
vooral specifi eke sectoren binnen de industrie
getroffen (bv. textiel en kleding, computers en
‘deleveraging’ versterkte de economische cri-
sis in deze landen. Bovendien is het vandaag
nog niet gedaan (McKinsey Global Institute,
2012d). In landen zoals Ierland, Spanje,
Griekenland en Portugal ligt de private
schuldgraad immers nog altijd aanzienlijk
hoger dan het gemiddelde van de afgelopen
15 jaar. Er wordt dan ook verwacht dat de
consumptie van de gezinnen – en dus ook de
economische groei – in die landen onder-
maats zal blijven.
Zowel op het vlak van het begrotingstekort als
op het niveau van de private schuldgraad doet
België het merkelijk beter dan vele andere
eurozonelanden. Toch zal ook ons land nog
een aanzienlijke inspanning moeten leveren
om de begroting terug in evenwicht te krijgen.
Bovendien zijn we – als kleine, open econo-
mie – niet immuun voor de ontwikkelingen
in andere eurozonelanden. Zo versterken
bijvoorbeeld landen als Ierland, Griekenland,
Spanje en Portugal hun concurrentiepositie
aanzienlijk. Ze verminderen hun loonkosten,
terwijl onze loonkosten per eenheid product
sinds 2008 met liefst 13% zijn gestegen. Met
als gevolg dat sinds het uitbreken van de crisis
de internationale concurrentie alleen maar
sterker is geworden. Alles bij elkaar moeten we
dus niet direct hopen op een nieuwe periode
van hoogconjunctuur de komende 5 jaar. Een
MOCHT DE GROEI DE VOLGENDE LEGISLATUUR LANDEN OP
GEMIDDELD 1 TOT 1,5%, DAN MOGEN WE ONS AL HEEL
GELUKKIG PRIJZEN
1 Meer in het bijzonder Indonesië, Maleisië, de Filipijnen, Thailand en Vietnam.
16 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 16REFLECT NL_03-2014.indd 16 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
activiteiten steeds gesofi sticeerder te maken.
Kostencompetitiviteit en kwaliteit blijven een
must, maar volstaan vaak niet langer om het
verschil te maken. Om zich van de concurrenten
te onderscheiden, moeten bedrijven meer dan
vroeger in staat zijn om iets extra te bieden
(Deloitte Belgium, 2013a). Daarom gingen
de Belgische bedrijven zich de voorbije jaren
sterker toeleggen op activiteiten met hogere
toegevoegde waarde. Met andere woorden,
vooral de activiteiten vooraan (bv. R&D en
innovatie, product design…) en achteraan (bv.
merkbekendheid, dienstverlening…) in de
waardeketen wonnen aan belang (zie schema)
elektronica…). Want door de integratie van Chi-
na in de wereldeconomie kwamen er plots heel
veel goedkope werknemers beschikbaar voor de
meest arbeidsintensieve fases in het produc-
tieproces (althans voor producten met relatief
beperkte transportkosten in de totale prijs – IMF,
2007). Die activiteiten met de bijbehorende jobs
zijn de voorbije 20 jaar grotendeels verscho-
ven van de geïndustrialiseerde wereld naar de
nieuwe groeilanden. In een tweede fase kwamen
ook andere activiteiten binnen de waardeketen
onder druk. Meestal dienstverlenende activi-
teiten (bv. backoffi ceondersteuning) die via de
nieuwe ICT-ontwikkelingen eveneens gedeloka-
liseerd konden worden naar bijvoorbeeld India.
Verwacht wordt dat die trend zich zal voortzet-
ten en dat in de nabije toekomst meer en meer
activiteiten (incl. hoofdzetels, R&D-centra…) de
internationale concurrentie aan den lijve zullen
ondervinden (OESO, 2011). Binnen enkele jaren
zullen nog maar weinig sectoren resten die volle-
dig afgeschermd zijn van de globalisering.
De Belgische ondernemingen en de bedrijven
in de rest van de geïndustrialiseerde wereld
reageerden op deze ontwikkelingen door hun
STEEDS MEER SECTOREN ONDERVINDEN DE INTERNATIONALE
CONCURRENTIE AAN DEN LIJVE
THE SMILING CURVE
Verdeling van de toegevoegde waarde doorheen de waardeketen
Bron: ‘Interconnected Economies Benefi ting from Global Value Chains’, OECD 2013
Activiteiten binnen de waardeketen
Toegevoegde waarde
Productie
Aankoop
Design
R&D
Logistiek
Marketing
DienstverleningWaardeketen vandaag
Waardeketen in de jaren 70
17
REFLECT NL_03-2014.indd 17REFLECT NL_03-2014.indd 17 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
WHY
TRANSACTIEJOBS INTERACTIEJOBS
PRODUCTIEJOBS INTERACTIEJOBS
Automatisering
Cognitief
Manueel
IMPACT TECHNOLOGIE OP JOBPROFIEL
Routinematig Niet-routinematig
1990 2000 2010 20 30
tomatiseerbaar) zijn. Dat soort jobs zullen in de
toekomst verder aan belang inboeten, terwijl de
zogenaamde interactiejobs een steeds groter
deel van de totale tewerkstelling voor hun reke-
ning zullen nemen. In deze interactiejobs staan
omgaan met complexe situaties, probleemop-
lossend denken, innovatie en creativiteit, sociale
vaardigheden… centraal, zowel binnen kennis-
intensieve sectoren (bv. managers, ingenieurs,
technici…) als minder kennisintensieve sectoren
(bv. schoonmaak, verzorging…) (zie schema).
DE VOORSPRONG VERDAMPTHet geleidelijk verdwijnen van de productie- en
transactiejobs kan verregaande maatschappe-
lijke gevolgen hebben. Ten eerste moeten de
werknemers die hun job verliezen, geherori-
enteerd worden naar de interactiejobs die aan
belang winnen. Missen ze hiervoor de juiste
competenties of vaardigheden, dan moeten
ze worden bijgeschoold. Als dat niet gebeurt,
bestaat het gevaar dat ze in de werkloos-
heid verzeilen, waar ze nog maar moeilijk uit
geraken. Ten tweede situeren de productie- en
transactiejobs zich qua verloning meestal tussen
de kennisintensieve en minder kennisintensieve
interactiejobs. Door het geleidelijk wegvallen
(OESO, 2013e). Die evolutie veranderde gelei-
delijk aan ook het gezicht van de industrie in
ons land: pure productie bleef belangrijk, maar
de dienstverlening kreeg meer aandacht. Zo
draait volgens cijfers van de OESO (2013b) nu
reeds de helft van de jobs in de industrie rond
diensten, tegenover iets meer dan 40% 10 jaar
geleden. Met als gevolg dat de industrie meer
en meer op zoek moet naar andere, vaak hoger
geschoolde profi elen om deze dienstverlenen-
de jobs in te vullen.
Deze trend naar meer kennis zal zich de ko-
mende jaren onverminderd voortzetten. Door
nieuwe technologische ontwikkelingen, zoals
artifi ciële intelligentie, ‘big data’ en meer ge-
avanceerde robotsystemen kunnen verschil-
lende jobs in de toekomst veel productiever
worden uitgevoerd – lees: er zullen hiervoor
minder werknemers nodig zijn. Sommige taken
zullen zelfs volledig geautomatiseerd kunnen
worden. Volgens het McKinsey Global Institute
(2012b) zijn vooral de zogenaamde productie-
en transactiejobs (bv. kassiersters, loketbedien-
den...) het meest kwetsbaar. Het zijn meestal
jobs waarvan de specifi eke taken heel duidelijk
omschreven (en dus programmeerbaar en au-
18 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 18REFLECT NL_03-2014.indd 18 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
inzake milieutechnologie blijven Europa, Japan
en de VS domineren, met een aandeel van res-
pectievelijk 34%, 26% en 21% (OESO, 2013b).
China ligt met een aandeel van amper 4% ver
achterop. Maar als we weten dat de komende
20 jaar de elektriciteitsproductie in China uit her-
nieuwbare energie even sterk zal groeien als in
heel Europa, de VS en Japan samen, dan besef-
fen we hoe snel deze voorsprong kan verdam-
pen (IEA, 2013). Bovendien bestaat het gevaar
dat China ook de technologische standaarden
gaat defi niëren omdat de productie in de toe-
komst meer en meer in dat land zal gebeuren.
In dat geval dreigen ook onze meer kennisinten-
sieve activiteiten naar ginder te verhuizen. Of
dreigen de Europese en Amerikaanse bedrijven
te worden voorbijgestoken door bedrijven uit de
groeilanden. Met andere woorden, ook op het
vlak van de verdere uitbouw van de kenniseco-
nomie beschikken we over geen enkele marge
om op onze lauweren te rusten.
3. DE SNELHEID
VAN VERANDERING
NEEMT ALMAAR TOE
De enige zekerheid die vandaag bestaat, is de
onzekerheid. Op hooguit enkele jaren of zelfs
maanden tijd kan een
bedrijf zijn concurrenti-
eel voordeel verliezen.
Zo snel vinden de veran-
deringen vandaag rond-
om ons plaats. Wie had
enkele jaren geleden
bijvoorbeeld voorspeld
dat Nokia of
Blackberry
van dit middensegment verhoogt het risico op
een dualisering van de arbeidsmarkt. Ten derde
is de kans reëel dat personen die vroeger een
productie- of een transactiejob uitvoerden, snel-
ler zullen terechtkomen in een minder kennisin-
tensieve dan wel in een kennisintensieve interac-
tiejob (OESO, 2013j). Dat, gecombineerd met
de kans dat de minder kennisintensieve jobs
trager zullen groeien dan de kennisintensieve
jobs, kan tot gevolg hebben dat de concurrentie
voor de minder kennisintensieve interactiejobs
heel sterk zal zijn. Mocht binnen deze context
ons onderwijssysteem de verkeerde profi elen
blijven afl everen, dan is het niet uitgesloten
dat er te weinig jobs voor deze jongeren zullen
zijn (McKinsey Global Institute, 2012e). Het
bovenstaande maakt duidelijk dat het risico
reëel is dat de ongelijkheid in onze samenleving
kan toenemen onder druk van de globalisering
en de technologische ontwikkelingen. Het
antwoord hierop? Het heeft weinig zin om te
proberen de megatrends te stoppen of om nog
meer progressiviteit in ons belastingsysteem
in te bouwen (dat is opnieuw een ‘quick fi x’).
We moeten integendeel zwaar inzetten op de
scholing, de continue vorming en de activering
van jongeren, werknemers en werklozen.
Ten slotte moeten we goed beseffen dat het
groeiend belang van kennis niet het prerogatief
van de geïndustrialiseerde wereld zal blijven. Ve-
len mogen dan wel de groeilanden nog altijd
als de ‘Fabriek van de Wereld’ beschouwen,
de situatie verandert razendsnel. Buitenlandse
investeerders zien landen als China en India al-
maar meer als een interessante locatie om
aan R&D en innovatie te doen (Unctad,
2013). In China studeren bijvoorbeeld
jaarlijks zo’n 175.000 ingenieurs en
wetenschappers af (OESO, 2012a).
In de VS bedraagt dit ‘slechts’ iets
meer dan 100.000. Vandaag genie-
ten Europa en de VS nog een com-
fortabele voorsprong op het vlak
van de kenniseconomie (EC, 2013b).
Bijvoorbeeld, voor het aantal patenten
19
REFLECT NL_03-2014.indd 19REFLECT NL_03-2014.indd 19 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
WHY
currenten steeds enkele stappen vóór moeten
proberen blijven, dat ze continu met verschil-
lende opties moeten experimenteren en dat
ze snel van richting moeten kunnen verande-
ren in functie van de omstandigheden.
Behalve uit de snelle technologische ont-
wikkelingen vloeit de onzekerheid voor de
ondernemingen ook voort uit de voortduren-
de wijzigingen die de wetgever doorvoert.
Het beste voorbeeld vormt misschien wel
het antwoord dat hij probeert te formuleren
in de strijd tegen de klimaatverandering.
Denk aan de rist normen waaraan men moet
voldoen (bv. inzake nieuwe voertuigen of
nieuwe gebouwen), de doelstellingen die
men moet realiseren (bv. inzake broeikasgas-
emissies voor de energie-intensieve industrie
of het aandeel van hernieuwbare energie in
het totale energieverbruik), de extra kosten
waarmee men wordt geconfronteerd (bv. de
aankoop van emissierechten),… Om opnieuw
niet hopeloos achterop te geraken, is het aan
de ondernemingen om hierop te anticiperen.
Gemakkelijker gezegd dan gedaan. In som-
mige gevallen zijn de nieuwe regels immers
niet duidelijk of veranderen ze voortdurend.
Bovendien maken andere delen van de wereld
vaak andere strategische keuzes (denk maar
aan de ontwikkeling van het schaliegas in de
VS), wat de complexiteit verhoogt of, in het
ergste geval, onze ondernemingen met een
bijkomende concurrentiehandicap opzadelt.
Net als voor de technologische disrupties
staat ook hier veel waarde op het spel.
Ten slotte wordt ook de consument veel-
eisender. De tijd dat Henry Ford nog kon
beweren dat “elke klant de kleur van zijn
wagen kon kiezen, zolang het maar zwart is”,
ligt inderdaad ver achter ons. Standaardpro-
ducten krijgen het vandaag steeds moeilijker.
Maatwerk is de nieuwe norm. Het zijn vooral
op zo’n korte termijn zouden moeten vechten
voor hun voortbestaan? Hun hoge marktaan-
deel verdween in een mum van enkele jaren
als sneeuw voor de zon.
Drie ontwikkelingen liggen aan de basis van
deze snelle veranderingen. Ten eerste zijn er
de vele technologische disrupties. Tot voor
kort was men eerder pessimistisch gestemd
over de innovatiekracht van de westerse
economieën. Er mochten dan wel heel veel
gadgets worden ontwikkeld (bv. mp3-speler,
Facebook, Twitter…), ze droegen niet echt bij
tot een hogere economische groei (Cowen,
2011; Gordon, 2012). Inderdaad, kijken we
naar de groei in onze productiviteit, dan zien
we dat hij al jaren neerwaarts gericht is. Tot
voor kort luidde de stelling dan ook dat de
écht belangrijke technologische doorbraken
(bv. stoommachine, elektriciteit, automobiel…)
die onze economie en samenleving fundamen-
teel transformeerden, al ver achter ons liggen.
Recent begon men deze analyse echter bij te
sturen. Onderzoek van het McKinsey Global
Institute (2013) berekende bijvoorbeeld wat
de mogelijke impact kan zijn van 12 potentieel
disruptieve technologieën (de 5 belangrijkste
zijn mobiel internet, de automatisering van
kenniswerk, het internet van de dingen, cloud
technologie en geavanceerde robotica) op
het consumptiegedrag van de gezinnen en de
productiemethoden van bedrijven. Zo zou er
in de komende 10 jaar maar liefst zo’n 16.700
miljard dollar aan waarde op het spel staan2.
Het is evident dat bedrijven die de juiste
trein missen – zelfs al hebben die bedrijven
momenteel een ijzersterke positie – hopeloos
achterop zullen geraken en de weg van Nokia
en Blackberry dreigen op te gaan. Vandaag
is het echter onmogelijk te voorspellen welke
technologie of welk ontwerp het uiteindelijk
zal halen. Dat betekent dat bedrijven hun con-
DE KOMENDE 10 JAAR STAAT ER MAAR LIEFST ZO’N 16.700 MILJARD
DOLLAR AAN WAARDE OP HET SPEL
2 Dat is in het minimalistische scenario. In het maximalistische scenario bedraagt het zelfs 40.400 miljard dollar.
20 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 20REFLECT NL_03-2014.indd 20 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
WHY
2030 (en
86 jaar voor
vrouwen) en
85,4 jaar in 2050 (en 88,1 jaar voor vrouwen).
Ten derde worden er net iets te weinig kinde-
ren geboren (i.e. gemiddeld 1,8 per vrouw) om
een voldoende sterke groei van de bevolking
op arbeidsleeftijd in de toekomst te verzeke-
ren. Het resultaat van al die fenomenen is dat
de arbeidsrijpe groep vanaf 2024 zal beginnen
dalen (tot ongeveer 2038) en dat het aandeel
van de 65-plussers in de totale bevolking zal
stijgen van 17,9% vandaag naar 25,3% in 2050
(het aandeel van de 85-plussers neemt even-
eens toe van 2,5% naar 5,7%).
De vergrijzing kan de sociale uitgaven fors de
hoogte injagen. Zo verwacht de Studiecommis-
sie voor de Vergrijzing (2013) dat – bij ongewij-
zigd beleid – de pensioenuitgaven zullen stijgen
van 10,2% van het bbp in 2012 naar 13,6% in
2030 en 14,7% in 2060. Eenzelfde beeld zien
we op het vlak van de gezondheidsuitgaven.
Verwacht wordt dat ze zullen stijgen van 8,1%
van het bbp in 2012 naar 9% in 2030 en 10,7%
in 2060. Ook de Europese Commissie (2012)
bracht de vergrijzingsuitgaven voor ons land,
evenals voor de andere Europese landen, in
kaart. Omdat ze van minder optimistische
veronderstellingen uitgaat dan de Studiecom-
missie, vallen haar kosten van de vergrijzing
zelfs nog hoger uit. Zo verwacht ze dat de pen-
sioenuitgaven tussen 2010 en 2060 met liefst
5,6% van het bbp zullen stijgen. Ook voor de
gezondheidsuitgaven (zowel de ‘acute’ als de
langdurige zorg) gaat ze uit van een toename
met 3,1% van het bbp in de periode 2010-2060.
Wat de cijfers ook mogen zijn, het is essentieel
dat men beseft dat de vergrijzing van de be-
volking een enorme uitdaging vormt voor onze
economie en samenleving, dat de problemen
niet vanzelf zullen verdwijnen en dat hiervoor
dus een meerjarenbeleid nodig is. Op basis van
een typologie die de Belgische economist An-
dré Sapir (2005) zo’n 10 jaar geleden beschreef,
de ondernemingen die erin slagen om hun
producten en diensten af te stemmen op de
specifi eke behoeften van de klant, die succes-
vol zullen zijn. Niet alleen zal de vraag naar
hun producten en diensten groeien, ze zullen
er meestal ook in slagen een hogere marge
te krijgen. Vermoedelijk zal de 3D-printtech-
nologie – die maakt het mogelijk om sterk
geïndividualiseerde producten op grote
schaal te produceren – die trend nog verster-
ken. Daarnaast hechten consumenten ook
meer en meer waarde aan maatschappelijk
verantwoord ondernemen (bv. de ecologische
voetafdruk van het product of het respect
van de mensenrechten en de internationale
arbeidsvoorwaarden in het Zuiden). Ook hier
zullen bedrijven alles op alles moeten zetten
om deze nieuwe maatschappelijke tendensen
altijd maar opnieuw een stap voor te blijven.
4. VERGRIJZING STELT
SOCIAAL MODEL OP
DE PROEF
De vergrijzing van de bevolking is een laatste
belangrijke megatrend waarmee we worden
geconfronteerd. Volgens het Federaal Planbu-
reau zal het aantal personen op arbeidsleeftijd
voor elke 65-plusser zakken van 3,64 vandaag
naar 3,32 in 2020, 2,71 in 2030 en 2,31 in
2050. Drie redenen worden hiervoor aan-
gehaald. Ten eerste bereiken meer en meer
personen van de zogenaamde ‘babyboom-
generatie’ de pensioengerechtigde leeftijd.
Met als gevolg dat een grote cohorte (vlak na
WO II was er immers een sterke toename van
het aantal geboorten) plots overgaat van de
bevolkingsgroep op arbeidsleeftijd naar de
groep van de 65-plussers. Ten tweede leven
gepensioneerden almaar langer (gelukkig
maar): terwijl de levensverwachting voor
mannen vandaag 79 jaar bedraagt (en voor
vrouwen 83,9 jaar), verwacht het Federaal
Planbureau dat dit zal stijgen naar 80,2 jaar in
2020 (en 84,8 jaar voor vrouwen), 82,1 jaar in
ENKEL HET ANGEL-SAKSISCHE EN HET SCANDINAVISCHE
SOCIAAL MODEL ZIJN BESTAND TEGEN DE SCHOK
VAN DE VERGRIJZING
22 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 22REFLECT NL_03-2014.indd 22 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
van het continentale model niet wijzigen, staat
ons onvermijdelijk één van de volgende zaken
te gebeuren: ofwel zal de overheidsschuld sterk oplopen
(in het geval dat de belastingdruk de sterk
stijgende sociale uitgaven niet zou volgen)
waardoor we op een bepaald ogenblik in
het vizier van de fi nanciële markten terecht
zullen komen; ofwel stijgt de belastingdruk aanzienlijk.
Maar dat zal onze economische groei fnuiken
met het gevaar dat men uiteindelijk niet
meer, maar juist minder inkomsten zal ge-
nereren. In een dergelijk scenario zal ook de
overheidsschuld na verloop van tijd opnieuw
stijgen; een derde mogelijkheid is dat fors wordt
geknipt in de pensioen- en gezondheidsuit-
gaven, waardoor ofwel de armoede sterk zal
stijgen ofwel het draagvlak voor de sociale
zekerheid geleidelijk zal verminderen (bv.
omdat het verzekeringskarakter volledig
wordt uitgehold).
Willen we dergelijke ongewenste ontwikke-
lingen in de toekomst vermijden, dan moeten
we ons sociaal model hervormen. Omdat we
als samenleving veel belang hechten aan een
kunnen de sociale modellen in West-Europa
grosso modo in 4 categorieën worden onder-
verdeeld (zie schema):
1. het Angelsaksische model, dat gekenmerkt
wordt door een hoge werkgelegenheids-
graad, maar eveneens door een relatief lage
belastingdruk en een beperkte herverdeling.
Daardoor is er een vrij hoge ongelijkheid;
2. het Scandinavische model, waar een hoge
werkgelegenheidsgraad gepaard gaat met
een lage ongelijkheid, onder andere doordat
de herverdeling er belangrijk is;
3. het mediterrane model, waarin een lage
werkgelegenheidsgraad en een hoge onge-
lijkheid centraal staan;
4. het continentale model, waartoe ook België
behoort en waar een lage werkgelegen-
heidsgraad wordt gecombineerd met een
relatief lage ongelijkheid. Gegeven het
beperkt aantal mensen dat aan het werk is, is
die lage ongelijkheid enkel mogelijk omdat
de breedste schouders zware lasten dragen
en het verzekeringskarakter van de sociale
zekerheid relatief zwak is.
Volgens Sapir zijn enkel het Angelsaksische en
het Scandinavische model bestand tegen de
schok van de vergrijzing. Als de modaliteiten
MEDITERRAAN ANGELSAKSISCH
CONTINENTAAL SCANDINAVISCH
Ongelijkheid
Hoog
Laag
MODELLEN SOCIALE ZEKERHEID IN WEST-EUROPA
Laag HoogWerkgelegenheid
23
REFLECT NL_03-2014.indd 23REFLECT NL_03-2014.indd 23 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
WHY
er in onze ondernemingen meer middelen
over om te investeren in innovatie, betere
dienstverlening en internationalisering. Dat
moet ze toelaten om zich continu aan de snel
veranderende wereld aan te passen;
2. ten tweede moeten we blijven investeren
in de skills van onze jongeren, werkzoeken-
den en werknemers en moeten we via een
sterker activeringsbeleid zorgen dat die
investeringen ook voldoende renderen. Dat
zal er voor zorgen dat onze economische
groei – wegens een gebrek aan geschikte
arbeidskrachten – niet stilvalt, maar ook dat
iedereen alle kansen zal blijven krijgen om
zijn of haar talenten volledig te ontplooien.
Op die manier vermijden we dat we in een
duale samenleving van ‘haves’ en ‘have nots’
terechtkomen;
3. ten derde
hebben we
nood aan
een perfor-
mante overheid.
Die moet in de eerste plaats voor de nodige
stabiliteit en voorspelbaarheid zorgen.
Ondernemingen opereren al in een bijzonder
complexe en snel veranderende omge-
ving. De overheid moet hier geen schepje
bovenop doen met onduidelijke regels of
door de regels om de haverklap te veran-
deren. Bovendien moet ze – om verspilling
van middelen te vermijden – zo effi ciënt mo-
gelijk werken. Dat wil zeggen een optimale
dienstverlening leveren tegen een zo laag
mogelijke kost.
In het volgende hoofdstuk evalueren we hoe
ons land op elk van deze 3 dimensies scoort.
Wat zijn respectievelijk onze sterke en zwakke
punten? Op basis hiervan kunnen we inschat-
ten op welke hefbomen we moeten werken om
meer groei en jobs te creëren.
lage ongelijkheid, zullen we onze inspiratie
hiervoor vooral in het Scandinavische mo-
del moeten zoeken. Dat betekent concreet
dat concepten, zoals fl exicurity, activering,
levenslang leren… een meer centrale plaats in
ons arbeidsrecht en sociale zekerheid moeten
krijgen. Die recepten zullen toelaten om meer
mensen langer aan het werk te houden om
zo de kosten van de vergrijzing op te vangen.
Omdat vandaag de kloof tussen het Scandi-
navische en het continentale model zo groot
is, is het weinig waarschijnlijk dat ze op korte
termijn kan worden overbrugd. Wat zijn dan
wel de eerste stappen die we kunnen zetten?
De arbeidsmarkthervormingen die Duitsland in
het midden van de jaren 2000 doorvoerde en
waarvan het nu de vruchten plukt, komen dan
voor de geest. Dat betekent niet per se dat ons
land letterlijk moet toepassen wat Duitsland
deed, maar het is niet ondenkbaar dat de weg
naar het Scandinavische model uiteindelijk via
het Duitse model zal lopen.
5. BESLUIT
Zoals we konden zien, is een beleid dat geen
rekening houdt met de megatrends op termijn
gedoemd te mislukken. Wanneer men enkel
op de symptomen reageert, zonder de kern
van het probleem aan te pakken, zal men er
niet in slagen om het tij te keren. Wie daad-
werkelijk het verschil wil maken, moet rond de
volgende 3 domeinen een ambitieus meerja-
renbeleid ontwikkelen:
1. ten eerste moeten we dringend de kosten-
competitiviteit (in de brede betekenis van
het woord) van onze bedrijven herstellen.
Met de internationale concurrentie die
almaar intenser wordt, kunnen we het ons
niet langer veroorloven om onze bedrijven
met belangrijke kostenhandicaps op te
zadelen. Als we hier in slagen, dan blijven
24 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 24REFLECT NL_03-2014.indd 24 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
REFLECT NL_03-2014.indd 25REFLECT NL_03-2014.indd 25 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
WAT ZIJN ONZE STERKE PUNTEN? WAT ZIJN ONZE ZWAKKE PUNTEN?
REFLECT NL_03-2014.indd 26REFLECT NL_03-2014.indd 26 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
1. BELGISCHE ONDERNEMINGEN
KAMPEN MET ZWARE
KOSTENHANDICAPS
Concurrentiekracht is een breed begrip. Het
gaat niet alleen over hoe hoog onze loonkos-
ten zijn in vergelijking met onze voornaamste
handelspartners, maar ook over hoe we scoren
op het vlak van energieprijzen, vennootschaps-
belasting, mobiliteit… Hierna houden we de
verschillende dimensies van onze concurrentie-
kracht tegen het licht.
HOGE LOONKOSTENHet is geen geheim dat ons land een zware
loonkostenhandicap torst. Niet alleen ten
opzichte van Oost-Europa of de BRIC-landen,
maar ook in vergelijking met redelijk gelijk-
aardige landen, zoals Duitsland, Frankrijk en
Nederland. Vorig jaar berekende een groep van
experts (bestaande uit vertegenwoordigers van
het Federaal Planbureau, de Nationale Bank
van België, de Centrale Raad voor het Bedrijfs-
leven en de FOD Economie) op vraag van de
federale regering hoeveel de uurloonkosten
in respectievelijk België en onze drie buurlan-
den bedragen. De conclusie was dat ons land
gemiddeld liefst 16,5% duurder is (39,6 euro
per uur in België tegenover 34 euro in onze
buurlanden). Bovendien is deze loonkosten-
handicap in nagenoeg alle sectoren groot. Dan
beweren dat onze economie vooral nood heeft
aan gerichte maatregelen omdat slechts een
beperkt aantal sectoren met een competitivi-
teitsprobleem zou kampen, stemt helemaal niet
overeen met de werkelijke cijfers.
De loonkosten voor de werkgever mogen dan
wel hoog zijn, dat is niet noodzakelijk het geval
voor het nettoloon van de werknemer. Nage-
noeg nergens anders ter wereld liggen de lasten
op arbeid zo hoog als bij ons. Volgens cijfers van
de Europese Commissie (2013a) bedragen die
lasten 42,8% van de loonkosten in België tegen-
over gemiddeld 37,7% in onze drie buurlanden.
Als we via een vermindering van de patronale
bijdragen deze kloof met de buurlanden zouden
kunnen dichten, dan kan onze loonkostenhandi-
cap al met 5,1 procentpunten verminderen.
Hoe scoort ons land op het vlak van kostencompetitiviteit? Investeren we vol-doende in het aanwezige talent en stellen we dat ter beschikking van de ar-beidsmarkt? En hoe performant is onze overheid wel of niet? Op basis van een analyse van ‘s lands sterke en zwakke punten kunnen we inschatten op welke hefbomen we moeten werken om meer groei en jobs te creëren.
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
BE IT AT FI SE FR EA-17 NL DE DK ES LU EL IE UK PT
Imp
licie
te b
elas
ting
voet
op
arb
eid
in 2
011
(in %
van
de
loo
nko
sten
; bro
n: E
C)
NERGENS LIGGEN DE LASTEN OP ARBEID ZO HOOG ALS IN BELGIË
WHY
27
REFLECT NL_03-2014.indd 27REFLECT NL_03-2014.indd 27 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
partners, zelfs als ze gemeenschappelijk nog
andere bekommernissen zouden hebben (bv.
rond vorming, de tweede pensioenpijler…).
HOGE ENERGIEKOSTEN, TANENDE BEVOORRADINGSZEKERHEIDNaast de loonkosten vormt de energieprijs een
tweede belangrijk fundament voor onze com-
petitiviteit. Gegeven het gewicht van de ener-
gie-intensieve industrie (bv. chemie, petroleum,
staal, bepaalde subsectoren in de voedingsin-
dustrie…) in onze economie, is de energieprijs
voor België nog van groter belang dan voor
veel andere landen. Volgens cijfers van Eurostat
is de Belgische energie-intensieve industrie
immers verantwoordelijk voor liefst 35% van de
totale toegevoegde waarde gecreëerd door
de industrie. In nagenoeg alle andere Europese
landen is dat lager (bv. in Nederland bedraagt
het 30%, in Frankrijk 25% en in Duitsland 22%).
Kijken we naar de hoogte van de elektrici-
teitsprijs, dan stellen we vast dat België in een
Europese rangschikking middelmatig scoort. Al-
gemeen doen we het slechter dan Frankrijk en
Nederland, maar beter dan Duitsland1 (CREG,
2014). In het afgelopen jaar lijkt de situatie voor
Nog kenmerkend aan ons loonvormingssysteem
is zijn rigiditeit. Dat is het gevolg van de talrijke
automatismen die we kennen, zoals de
automatische indexering of de anciën-
niteitsgebonden loonsverhogingen.
Twee jaar geleden toonde een stu-
die van de Nationale Bank aan dat
ons indexsysteem allerlei perverse
effecten genereert. Zo heeft het de
neiging om het effect van externe
prijsschokken (bv. een forse stijging
van de olieprijs) te versterken, waardoor
de loonkosten in België sneller en sterker
stijgen dan bij onze voornaamste han-
delspartners. Bovendien laat het niet
toe om een performant HR-beleid te
voeren: als iedereen nagenoeg even-
veel extra krijgt (namelijk de index),
is het bijna onmogelijk om tussen werknemers
te differentiëren (bv. om sterker rekening te
houden met de toegevoegde waarde die elke
werknemer aan de onderneming levert). Ten
slotte bemoeilijkt de automatische indexering
het sociaal overleg. Omdat de index nage-
noeg de volledige marge (of zelfs meer) voor
loonsverhogingen opsoupeert, is er nauwelijks
nog onderhandelingsruimte voor de sociale
€ 0
€ 2.000
€ 4.000
€ 6.000
€ 8.000
€ 10.000
€ 12.000
€ 14.000
DE BE UK NL FR
Gem
idd
eld
e ja
arfa
ctuu
r el
ektr
icit
eit
voo
r p
rofe
ssio
nele
kl
ant
(50.
000
kWh/
jaar
; bro
n: C
RE
G)
ENERGIEPRIJZEN BLIJVEN RELATIEF HOOG
WHY
28 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 28REFLECT NL_03-2014.indd 28 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
‘black-out’, zelfs van korte duur, veel schade aan
onze economie berokkent.
Ten tweede blijft het bang afwachten wat de
impact van het stijgend belang van hernieuw-
bare energie op onze bevoorradingszekerheid
zal zijn. Vandaag komt immers meer dan 50%
van onze elektriciteitsproductie van nucleai-
re centrales. Dat is – althans op het vlak van
de bevoorradingszekerheid – een redelijk
betrouwbare en voorspelbare energiebron.
Hernieuwbare energie daarentegen kent een
meer intermitterend karakter. Dat betekent dat
er enkel elektriciteit kan worden geproduceerd
bij voldoende wind (om de windturbines te
laten draaien) of voldoende sterke zon (om de
zonnepanelen te activeren). De verwachting
is dan ook – tenzij we in staat zouden zijn om
nieuwe opslagcapaciteit te ontwikkelen – dat
een hoger aandeel van hernieuwbare energie
onze elektriciteitsproductie en -bevoorrading
onzekerder zal maken.
HOGE VENNOOTSCHAPSBELASTINGEen derde belangrijk fundament voor onze
competitiviteit is de vennootschapsbelasting.
Dankzij een lage vennootschapsbelasting
blijven er immers meer middelen over voor
de bedrijven om te investeren in de onderne-
ming. Ons land kent met 34% een uiterst hoog
nominaal tarief: het Europese gemiddelde be-
draagt slechts 23,2%. Gelukkig hebben we de
notionele interestaftrek waardoor de effectieve
belastingdruk meestal lager uitvalt dan het
nominaal tarief. Volgens cijfers van de Europe-
se Commissie (2013a) slagen we er dankzij de
notionele interestaftrek in om de kloof met het
Europese gemiddelde ietwat te dichten. Zo
bedroeg in 2012 de effectieve belastingdruk
op niet-fi nanciële vennootschappen in België
26,3% tegenover 20,9% voor het Europese
gemiddelde.
de energie-intensieve industrie ietwat verbe-
terd. Problematisch blijven evenwel de talrijke
federale en regionale overheidsheffi ngen (o.a.
ter ondersteuning van hernieuwbare energie,
voor het voeren van een sociaal beleid…) die de
elektriciteitsprijs de hoogte injagen. Zoals vorig
jaar in een studie van Deloitte Belgium (2013b)
werd becijferd, liggen deze heffi ngen vaak veel
hoger in België dan in onze buurlanden.
Inzake de aardgasprijs scoort België in het
algemeen iets beter in de Europese benchmar-
king. Maar de internationale concurrentie vanuit
de VS weegt heel zwaar. Dankzij de schaliegas-
revolutie kost aardgas er vandaag ongeveer
drie keer minder dan in Europa. Volgens het
Internationaal Energieagentschap (IEA 2013) zal
hierin – bij ongewijzigd beleid – niet snel veran-
dering komen. In 2020 zou, volgens het IEA, de
aardgasprijs in Europa nog altijd meer dan het
dubbele bedragen als in de VS. Als men er niet
in slaagt om hiervoor de nodige oplossingen uit
te werken, dan worden op termijn verschillende
segmenten binnen onze energie-intensieve
industrie met sluiting bedreigd.
Naast de elektriciteitsprijs is ook de bevoorra-
dingszekerheid van ontzettend groot belang
voor onze economie. Ook hier knipperen er ver-
schillende lichten. Ten eerste werd in het verle-
den te weinig in nieuwe capaciteit geïnvesteerd
(o.a. als gevolg van de sterke ondersteuning
van hernieuwbare energie waardoor conventio-
nele centrales minder rendabel zijn geworden).
Hierdoor werden we meer en meer afhankelijk
van de invoer van elektriciteit uit het buitenland.
Met als gevolg dat op bepaalde tijdstippen
van het jaar (bv. wanneer het heel koud is en
tegelijk door windstilte de offshore-windmolens
niet draaien) het risico op een ‘black-out’ sterk
is toegenomen. Recente berekeningen van het
Federaal Planbureau (2014a) tonen aan dat zo’n
1 De hoge Duitse elektriciteitsprijzen, voor een groot stuk een gevolg van de Energiewende die er plaatsvindt, moeten wel ietwat genuanceerd worden, omdat de meest energie-intensieve bedrijven in Duitsland belangrijke kortingen genieten.
29
REFLECT NL_03-2014.indd 29REFLECT NL_03-2014.indd 29 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
Voor deze specifi eke activiteiten ligt de belas-
tingdruk inderdaad vaak fors lager dan 26,3%
(zie hierboven), maar het zou onjuist zijn om
te beweren dat dit ‘een gat in de begroting
slaat’. Want zonder de notionele interestaftrek
hadden deze activiteiten nooit bestaan in Bel-
gië. De overheid zou in dat geval zelfs minder,
zeker niet meer, belastinginkomsten hebben
geïnd. Dat wordt bevestigd door de cijfers:
nagenoeg nergens anders in Europa liggen de
inkomsten uit vennootschapsbelasting immers
zo hoog als in België. Bij ons bedroegen ze
in 2012 3,1% van het bbp tegenover 2,7% in
Duitsland, 2,3% in Frankrijk en 2,1% in Neder-
land. Het gemiddelde van de eurozone stond
op 2,4%.
VERSTIKKENDE MOBILITEITVergeten we ten slotte de mobiliteit niet als
vierde fundament voor onze competitiviteit.
Volgens cijfers van verkeerswatcher INRIX
(OESO, 2013h) behoren Brussel en Antwer-
pen bijvoorbeeld tot de meest congestievolle
steden ter wereld. De Europese Commissie
schat dat op een kost van ongeveer 2% van het
bbp (o.a. omwille van het massale tijdverlies).
Zonder nieuwe maatregelen zal die situatie, als
gevolg van de continue groei in het personen-
en goederenvervoer, in de toekomst verder
verslechteren. Volgens het Federaal Planbu-
reau (2012) dreigt in dat geval de gemiddel-
de snelheid op de weg de komende 15 jaar
met respectievelijk 29% te dalen tijdens de
spitsuren en met 16% tijdens de dalperiode.
Dat betekent concreet dat een automobilist die
tijdens de spitsperiode
50 kilometer wil afl eg-
gen, gemiddeld niet
1u19 nodig zou hebben,
maar wel 1u51 (!). Dat is
een horrorscenario voor
de mobiliteit van mensen
en het transport van goede-
ren. Om nog niet te spreken
van de stress op het werk, de
luchtkwaliteit…
Daarnaast kent de notionele interestaftrek nog
tal van andere voordelen, zowel voor kmo’s als
voor grote bedrijven. Zo zorgde het mecha-
nisme er mee voor dat, althans in een eerste
fase, veel ondernemingen de crisis beter
konden weerstaan. Dankzij
de aftrek konden ze in de jaren
vóór de crisis hun eigen vermogen
fl ink opkrikken en beschikten ze over een
grotere buffer op het moment dat de
crisis toesloeg. Bovendien konden via
de notionele interestaftrek verschil-
lende activiteiten van internationale
groepen in België worden verankerd.
0
5
10
15
20
25
30
35
FR ES DE PT BE UK IT LU FI NL SE AT DK EU-27 GR IE
Eff
ecti
ef t
arie
f ve
nno
ots
chap
sbel
asti
ng o
p n
iet-
finan
ciël
e o
nder
nem
ing
en in
201
2 (in
%; b
ron:
EC
)
DE VENNOOTSCHAPSBELASTING LIGT HOOG
VIA DE NOTIONELE INTERESTAFTREK KONDEN
VERSCHILLENDE ACTIVITEITEN VAN INTERNATIONALE
GROEPEN IN BELGIË WORDEN VERANKERD
WHY
30 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 30REFLECT NL_03-2014.indd 30 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
nog maar moeilijk ingehaald en riskeren voor
de rest van hun leven met problemen op de
arbeidsmarkt te kampen.
Een tweede lek doet zich voor wanneer werk-
nemers stoppen om zich continu bij te scholen.
Zoals al gezegd, voltrekken de veranderingen
zich steeds sneller rondom ons. Met als gevolg
dat de houdbaarheidsdatum van de specifi eke
kennis die we hebben almaar korter wordt. Zon-
der levenslang leren zullen de vaardigheden en
de competenties van de werknemers geleidelijk
eroderen en zullen ze minder en minder aan de
2. NOG MEER
TALENT AANBOREN
Uit de beschrijving van de voornaamste me-
gatrends blijkt dat kennis steeds belangrijker
wordt in onze economie en samenleving. In-
vesteren in hoogwaardig menselijk kapitaal en
dit maximaal ter beschikking stellen van de ar-
beidsmarkt is daarom van ontzettend groot be-
lang. Vanaf de schoolbanken tot het pensioen
doen zich echter tal van lekken voor waardoor
dit potentieel aan talent in de praktijk niet ten
volle wordt benut (zie schema) (OESO, 2012c).
Zo is het goed mogelijk dat ons onderwijs
niet alle talenten tot ontwikkeling laat komen
of dat veel jongeren de verkeerde vaardig-
heden en competenties krijgen aangeleerd
(namelijk die met een beperkte vraag uit het
bedrijfsleven). Het verlies voor onze economie
en samenleving is gigantisch. Internationaal
onderzoek toont aan dat de potentiële return
van onderwijs vooral in de eerste 10 tot 15 jaar
het sterkst is (Heckman, 2008). Daarna blijft
verdere verbetering natuurlijk mogelijk, maar
gebeurt het trager en moeizamer. Met andere
woorden, jongeren die op een vroege leeftijd
een achterstand oplopen, krijgen die daarna
0
10
20
30
40
50
60
BE NL DE FR LU UK CH IT AT IE ES HU PT
GEMIDDELD AANTAL VERSPILDE UREN IN DE FILE PER AUTOMOBILIST IN 2013
Bro
n: In
rix
Potentieel aan menselijk kapitaal Onderwijs
Lek 1: onvoldoende kwaliteit, inclusie en afstemming op arbeidsmarkt
Lek 2: erosie kwalifi caties
Lek 3: te weinig activering, te veel vroeg uittreden
Levenslang leren Arbeidsmarkt
HOE KAN EEN LAND ZIJN MENSELIJK KAPITAAL MAXIMALISEREN?
31
REFLECT NL_03-2014.indd 31REFLECT NL_03-2014.indd 31 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
(5,8%) en Duitsland (4,4%) liggen de onderwijs-
budgetten lager dan in ons land. Toch vertaalt
die hogere investering zich niet altijd in veel
betere resultaten. Kijken we bijvoorbeeld naar
de gemiddelde PISA-score (Programme for
International Student Assessment) op lezen,
wiskunde en wetenschap, dan scoren we met
509,7 inderdaad beter dan het OESO-gemid-
delde (497,2), maar slechter dan Nederland
(518,8) en Duitsland (515,1)2 (OESO, 2013i).
Bovendien ging onze positie er in de afgelo-
pen 5 tot 10 jaar op achteruit. Op een andere
belangrijke indicator, meer in het bijzonder het
aantal 30-34-jarigen met een diploma hoger
onderwijs van het lange type, doen we het dan
wel weer goed. In België beschikt 43,9% van
de 30-34-jarigen over zo’n diploma tegenover
34,6% voor het gemiddelde van de eurozone,
43,6% in Frankrijk, 42,2% in Nederland en 32%
in Duitsland. Kortom, gemiddeld doet België
het ten opzichte van andere landen zo slecht
nog niet, maar met ons heel hoge onderwijs-
budget mochten we toch iets betere resultaten
verwachten.
Niettegenstaande de relatief goede gemiddel-
de score slaagt ons onderwijssysteem er niet in
om alle talenten te ontplooien. Bijvoorbeeld,
in 2012 verliet maar liefst 12% van de jongeren
tussen 18 en 24 jaar de schoolbanken zonder
een diploma middelbaar onderwijs op zak. Het
gemiddelde van de eurozone lag met 13,9%
wel hoger, maar Nederland (8,8%), Duitsland
(10,6%) en Frankrijk (11,6%) haalden opvallend
sterkere cijfers. Ook het aantal studenten dat in
het lager of middelbaar onderwijs minstens één
jaar moest overdoen, ligt met 36,1% uitermate
hoog in België (tegenover 20,3% in Duitsland,
27,6% in Nederland en 28,4% in Frankrijk)
(OESO, 2013g). Ten slotte is de verhouding tus-
sen de gemiddelde PISA-score van respectieve-
lijk de 5% beste en de 5% slechtste leerlingen
vereisten van de arbeidsmarkt voldoen. Op ter-
mijn zal hun productiviteit aanzienlijk afnemen
of – wat meer waarschijnlijk is – verhoogt de
kans dat ze terechtkomen in de werkloosheid.
Een derde lek vindt zijn oorzaak in de werking
van onze arbeidsmarkt. Vandaag gaat nog altijd
veel menselijk kapitaal verloren omdat het veel
te snel wordt afgeschreven (bv. in het geval
van het brugpensioen), of omdat het onvol-
doende wordt geactiveerd (bv. in het geval van
werkloosheid). Hierna gaan we dieper in op de
impact van elk van die lekken in België en ver-
gelijken we onze situatie met andere Europese
landen.
ONDERWIJSINVESTERINGEN NIET IN VERHOUDING TOT RESULTAATBelgië investeert met 6,2% van het bbp (of
meer dan 23 miljard euro) heel veel in on-
derwijs. Het gemiddelde van de eurozone
bedraagt bijvoorbeeld slechts 5,1% van het
bbp en ook in Frankrijk (6,1%), Nederland
2 Er bestaat wel een belangrijk onderscheid tussen de prestaties van de verschillende gemeenschappen. Zo scoort Vlaanderen in het algemeen aanzienlijk beter dan het nationaal gemiddelde en de Franse gemeenschap slechter.
420
440
460
480
500
520
540
FI NL IE DE BE UK AT FR DK OECD LU ES IT PT SE GR
Gem
idd
eld
e P
ISA
-sco
re o
p le
zen,
wis
kund
e en
wet
ensc
hap
in
201
2 (B
ron:
OE
SO)
OP ONDERWIJS DOEN WE HET NIET SLECHT
WHY
32 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 32REFLECT NL_03-2014.indd 32 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
ondernemingen op dit vlak, dan doen we het
binnen een Europese context heel goed. Vol-
gens de recentste Europese enquête ter zake
(i.e. de zogenaamde CVTS3-enquête) inves-
teerden de Belgische bedrijven liefst 2,4% van
de totale loonmassa in vorming. Hiermee laten
we enkel Frankrijk (2,5%) voor ons. Alle andere
Europese landen scoren slechter. Eenzelfde
positief rapport krijgen we voor zowel onze
participatiegraad (het relatief aantal werkne-
mers waarvoor jaarlijks een vorming wordt
georganiseerd) als voor het gemiddeld aantal
uren vorming dat bedrijven per werknemer
voorzien. In België bedraagt de participatie-
graad 52%, dat is 14 procentpunten hoger dan
het Europese gemiddelde (38%) en signifi cant
beter dan Frankrijk (45%), Duitsland (39%)
nagenoeg nergens hoger dan in België (enkel
Frankrijk en Luxemburg doen nog slechter)
(OESO, 2013h). Binnen een internationale
context heeft ons land dus een grote groep
leerlingen die heel goed presteren, maar ook
een even grote groep leerlingen met heel po-
vere resultaten. Internationaal onderzoek toont
aan dat een niet onbelangrijk deel hiervan kan
verklaard worden door de sociaaleconomische
en culturele achtergrond van deze jongeren
(bv. de hoogste opleiding en het beroep van
de ouders) (OESO, 2013i). Kortom, ondanks de
spectaculaire verbeteringen van de afgelopen
decennia vormen gelijke kansen nog altijd geen
realiteit in ons onderwijs.
MISMATCH ONDERWIJS-ARBEIDSMARKTVeel potentieel talent gaat ook verloren
vanwege de mismatch tussen onderwijs en
arbeidsmarkt. Slechts 16,7% van de studenten
hoger onderwijs in België is ingeschreven in
een STEM-richting (i.e. science, technology, en-
gineering en mathematics). Dat is iets meer dan
in Nederland (14%), maar aanzienlijk minder
dan het eurozonegemiddelde (27,2%), Frankrijk
(25,8%) en Duitsland (32,1%). Nochtans zijn
deze profi elen sterk gegeerd op de arbeids-
markt en zijn ze van cruciaal belang om de
transitie naar een kenniseconomie succesvol te
maken. Een ander voorbeeld van de mismatch
tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt is de
zwakke ontwikkeling van alternerend leren in
ons land. Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk en
Nederland gebruiken dit systeem veelvuldig
waardoor die landen dan ook een veel lagere
jongerenwerkloosheid kennen dan België.
Ten slotte legt ons onderwijs volgens een
onderzoek van de OESO (2013d) nog veel te
weinig nadruk op het belang van initiatiefzin en
ondernemerschap.
Opdat het beschikbare menselijke kapitaal op
de arbeidsmarkt zijn hoge kwaliteit kan hand-
haven, is het belangrijk dat werknemers (en
werkzoekenden) zich continu blijven bijscho-
len. Kijken we naar de inspanningen van de 0
5
10
15
20
25
30
35
FI GR DE PT IE ES EA-15 IT SE FR AT UK LU DK BE NL
Aan
tal s
tud
ente
n ho
ger
ond
erw
ijs in
STE
M-r
icht
ing
en in
201
1
(in %
; bro
n: E
uro
stat
)
TE WEINIG STUDENTEN VOLGEN EEN STEM-RICHTING
33
REFLECT NL_03-2014.indd 33REFLECT NL_03-2014.indd 33 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
Ten slotte is het weinig zinvol om te inves-
teren in menselijk kapitaal als dat opgeleide
kapitaal uiteindelijk nooit de arbeidsmarkt be-
reikt of die te vroeg verlaat. Aan de overheid
om er via haar sociale en fi scale wetgeving
voor te zorgen dat dat talent wel ter beschik-
king komt van de arbeidsmarkt. En toch zijn er
ook hier weer tal van lekken. Kijk bijvoorbeeld
naar de werkloosheid. België scoort binnen
een Europese context met een werkloos-
heidsgraad van 8,4% in 2013 middelmatig.
Het gemiddelde van de eurozone mag dan
wel met 12,1% een stuk hoger liggen, zowel
Duitsland (5,3%) als Nederland (6,7%) doen
aanzienlijk beter. Bijna de helft van onze werk-
lozen (44,7%) zit bovendien al langer dan een
jaar zonder werk. Dat bewijst nogmaals dat
we in de toekomst nog meer moeten inzetten
op activering van werkzoekenden.
Een ander uiterst belangrijk lek zijn de rist ver-
vroegde uittredingssystemen in ons land (bv.
brugpensioen, tijdskrediet en loopbaanonder-
breking, ongeschiktheid...). Volgens de OESO
(2013c) bedraagt de effectieve pensioenleef-
tijd in België slechts 59,6 jaar bij mannen en
58,7 jaar bij vrouwen. Hiermee zijn we, samen
met Luxemburg, de slechtste leerling van de
klas. Als gevolg hiervan is amper 39,5% van
de 55-plussers in ons land nog daadwerkelijk
aan het werk tegenover bijvoorbeeld 44,5%
in Frankrijk, 58,6% in Nederland en maar
liefst 61,5% in Duitsland. Op het moment dat
we het draagvlak van onze sociale zekerheid
moeten versterken (o.a. ter fi nanciering van
de kosten van de vergrijzing) en de bedrijven
schreeuwen om geschikte arbeidskrachten, is
zo’n zware verspilling van menselijk kapitaal
niet te verantwoorden.
en Nederland (39%). Onthouden we wel dat
investeren in levenslang leren een gedeelde
verantwoordelijkheid vormt van de onder-
nemingen én de werknemers. Die laatsten
moeten zich immers regelmatig afvragen hoe
ze hun ‘employability’ of inzetbaarheid (en
dus hun jobkansen) in de toekomst continu
kunnen blijven verbeteren.
0
1
1
2
2
3
3
FR BE NL LU PT DK SE EU-28 ES DE AT FI IT UK GR
Inve
ster
ing
en v
an d
e o
nder
nem
ing
en in
co
ntin
ue v
orm
ing
(in
% v
an d
e lo
onk
ost
en; b
ron:
Eur
ost
at)
DE BELGISCHE ONDERNEMINGEN INVESTEREN VEEL IN VORMING
3 CVTS staat voor Continuing Vocational Training Survey.
52
54
56
58
60
62
64
66
68
70
PT SE IE OECD UK NL DK ES DE GR AT FI IT FR BE LU
Eff
ecti
eve
pen
sio
enle
efti
jd v
oo
r m
anne
n in
de
per
iod
e 20
07-2
012
(in ja
ren;
bro
n: O
ESO
)
OUDERE WERKNEMERS TREDEN TE SNEL UIT DE ARBEIDSMARKT
WHY
34 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 34REFLECT NL_03-2014.indd 34 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
landen, Zwitserland en Nederland die het
voortouw nemen, maar in tegenstelling tot
de kwaliteit van de dienstverlening situeert
België zich nu in de staart van het peloton.
Hetzelfde geldt voor een derde dimensie,
met name de mate waarin de wetgeving
door de burgers wordt gerespecteerd en,
wanneer dat niet het geval is, ze door politie
en justitie kan worden afgedwongen.
3. NOOD AAN EEN MEER
PERFORMANTE OVERHEID
Bedrijven moeten vandaag in een almaar
moeilijkere omgeving opereren. Elke bijko-
mende complexiteit vanwege de overheid
kunnen ze missen als kiespijn. De overheid
moet daarentegen voor de nodige stabiliteit
en voorspelbaarheid zorgen. Verschillende
indicatoren tonen aan dat België op dat vlak
niet bij de beste leerlingen van de klas hoort.
Zo staan we slechts op de 36ste plaats in de
meest recente ‘Doing Business’-rangschik-
king. Deze jaarlijkse publicatie van de Wereld-
bank (2013) peilt het algemeen onderne-
mingsklimaat in 189 landen. Parameters die in
rekening worden gebracht zijn bijvoorbeeld
de snelheid en de kosten om vergunnin-
gen te krijgen, om een onderneming op te
richten, om werknemers aan te werven, om
producten en diensten over de grenzen heen
te verhandelen... In de top 5 staan Singapo-
re, Hongkong, Nieuw-Zeeland, de VS en
Denemarken. Ook onze buurlanden Duitsland
(21) en Nederland (28) – in tegenstelling tot
Frankrijk (38) – presteren beter dan België.
Daarnaast licht de Wereldbank de verschil-
lende overheden elk jaar nog op tal van
andere indicatoren door. Eén dimensie slaat
bijvoorbeeld op de kwaliteit van de dienst-
verlening en van het ambtenarenapparaat.
Het zijn vooral de Scandinavische landen,
Zwitserland en Nederland die hier goed op
scoren. België bevindt zich, net als Duitsland,
in het midden van het klassement. Frank-
rijk scoort opnieuw slechter. Een andere
dimensie heeft betrekking op de capaciteit
van de overheid om duidelijke regels uit te
vaardigen, die bovendien gemakkelijk op het
terrein kunnen worden toegepast en die de
ontwikkeling van de economie niet beknot-
ten. Opnieuw zijn het de Scandinavische
0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
effectiviteit overheid kwaliteit regelgeving ‘rule of law’
BE FR DE NL Scandinavische landen
KWALITEIT VAN DE OVERHEIDB
ron:
Wer
eld
ban
k
0
1
2
3
4
5
6
7
2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012
Tota
le k
ost
en v
an d
e ad
min
istr
atie
ve la
sten
(in
milj
ard
eur
o; b
ron:
FP
B)
DE ADMINISTRATIEVE LASTEN BLIJVEN HOOG
35
REFLECT NL_03-2014.indd 35REFLECT NL_03-2014.indd 35 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
de administratieve lasten. Nochtans enga-
geerde de federale regering zich eind 2011 in
het regeerakkoord om die lasten met 30% te
verminderen. De cijfers van het Federaal Plan-
bureau én die van de Dienst Administratieve
Vereenvoudiging voorspellen dat die doelstel-
ling helemaal niet zal worden bereikt.
Ten slotte is het belangrijk dat de regelgeving
zich maximaal in een internationaal perspectief
inschrijft. Zeker voor een kleine, open econo-
mie zoals België die steunt op de internationale
handel, is dat van strategisch belang. Al te vaak
zien we echter dat de wetgever hiermee geen
rekening houdt. Moet er bijvoorbeeld een Eu-
ropese richtlijn in Belgische wetgeving worden
omgezet, dan gebeurt het dat onze wetgevers
de richtlijn niet integraal overnemen, maar aan-
vullen met extra beperkingen of verplichtingen
(het zogenaamde ‘gold plating’). Dat zadelt
niet alleen de Belgische ondernemingen met
extra kosten op, het verzwakt bovendien de
Europese interne markt – als landen hun eigen
gang gaan, werkt dat de versnippering in de
hand. En dat terwijl onze welvaart juist zo sterk
afhankelijk is van die interne markt. Ons land
zou daarom de grootste pleitbezorger van een
snelle en integrale omzetting moeten zijn. Om-
gekeerd wacht België een Europees initiatief
soms niet af, maar poneert het zelf een eigen
wetgeving. Een recent voorbeeld hiervan is het
Belgische register voor nanomaterialen. Met
als resultaat dat de Belgische ondernemingen
opnieuw worden benadeeld ten opzichte van
hun concurrenten in het buitenland.
Het bovenstaande maakt duidelijk dat de
overheid dringend de kwaliteit van haar output
moet verbeteren. Dat is echter niet de enige
uitdaging waar ze voor staat. Tegelijkertijd
moet ze ook de effi ciëntie van haar werking
aanzienlijk opkrikken. In vergelijking met onze
buurlanden hebben onze verschillende
overheden heel hoge werkingskosten (VBO,
2014). Mochten ze even effi ciënt werken als in
De kwaliteit van onze regelgeving laat dus vaak
te wensen over. Bovendien worden de Belgi-
sche ondernemingen nog altijd geconfronteerd
met ingrijpende administratieve lasten. In zijn
laatste doorlichting schat het Federaal Planbu-
reau (2014b) dat die lasten in 2012 nog altijd
meer dan 5 miljard euro vertegenwoordigden.
Dat is zelfs iets hoger dan het niveau in 2010.
Meer dan de helft hiervan komt ten laste van
de kleine ondernemingen. Vooral de fi scale
(55,1% van het totaal) en sociale wetgeving
(36,8%) zijn verantwoordelijk voor het gros van
0
10
20
30
40
50
60
GR FI FR DK BE SE AT IT EA-18 NL PT UK ES DE LU IE
Tota
le o
verh
eid
suit
gav
en in
201
3 (in
% b
bp
; bro
n: E
C)
DE OVERHEIDSUITGAVEN BEVINDEN ZICH OP EEN HISTORISCH HOOG NIVEAU
0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
3,5
4,0
LU IE ES NL SE FR PT GR FI EA IT DK UK BE DE AT
Pub
lieke
inve
ster
ing
en (g
emid
del
de
ove
r d
e af
gel
op
en
tien
jaar
; in
% b
bp
; bro
n: E
uro
stat
)
DE OVERHEID INVESTEERT TE WEINIG
WHY
36 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 36REFLECT NL_03-2014.indd 36 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
spoor, binnenvaart...). Momenteel scoort de
Belgische infrastructuur nog relatief goed,
maar jaren van onderinvestering kunnen tot
gevolg hebben dat ze minder betrouwbaar
wordt waardoor ze op termijn veeleer een
handicap dan een troef zal worden bij het aan-
trekken van buitenlandse investeringen.
4. BESLUIT
Om een fundamenteel antwoord te bieden
op de verschillende megatrends waarmee
we worden geconfronteerd, moeten we de
kostencompetitiviteit van onze bedrijven
herstellen, investeren in menselijk kapitaal
(en er tegelijk voor zorgen dat dit maximaal
wordt geactiveerd) en de effi ciëntie en de
performantie van de overheid sterk verbete-
ren. Dat zal niet alleen onze ondernemingen
weerbaarder maken in de internationale
concurrentiestrijd en meer jobs creëren, het
zal ook alle talenten alle kansen geven om
zich te ontplooien en ervoor zorgen dat onze
sociale zekerheid niet bezwijkt onder het
gewicht van de vergrijzing. In het dubbelinter-
view op de pagina’s hierna staan de nieuwe
voorzitter van het VBO, Michèle Sioen, en
gedelegeerd bestuurder Pieter Timmermans
stil bij de maatregelen die op elk van deze drie
domeinen kunnen worden genomen. Daarbij
rekening houdend met de resultaten van de
sterkte-zwakteanalyse zoals in dit hoofdstuk
beschreven.
onze buurlanden, dan kan er gedurende de
volgende legislatuur zo’n 4 miljard euro
worden bespaard. Dat besparingspotentieel
zit niet enkel bij de federale overheid. De
regio’s en de gemeenten moeten immers
minstens twee derden van de inspanning voor
hun rekening nemen.
Niettegenstaande het historisch hoge niveau
van de overheidsuitgaven (51,1% van het bbp,
exclusief de rentelasten) blijven de publieke
investeringen uitermate laag. De voorbije
10 jaar bedroegen de publieke investerin-
gen in België gemiddeld 1,7% van het bbp.
Daarmee scoren we heel slecht in de Europese
rangschikking: het Europese gemiddelde lag
met 2,5% van het bbp bijna een vol procent-
punt hoger. In Nederland waren de publieke
investeringen goed voor 3,4%, in Frankrijk
voor 3,2% en in Duitsland voor 1,6%. Onze
verschillende overheden moeten dus niet
alleen het totale overheidsbeslag terugdrin-
gen, ze moeten ook de samenstelling van hun
uitgaven grondig herschikken. Dit betekent
relatief minder besteden aan lopende uitga-
ven (bv. werkingskosten en sociale uitkerin-
gen) en meer investeren. Het is van cruciaal
belang dat ons land die omslag maakt. Als
kleine, open economie in het centrum van
West-Europa zijn we immers sterk afhankelijk
van een performante infrastructuur (bv. we-
gen, havens, pijpleidingen, telecommunicatie,
DE BELGISCHE ONDERNEMINGEN WORDEN NOG ALTIJD GECONFRON-TEERD MET INGRIJPENDE ADMINISTRATIEVE LASTEN
37
REFLECT NL_03-2014.indd 37REFLECT NL_03-2014.indd 37 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
© D
AN
IEL
RY
S
“LAAT DE ONDERNEMER ONDERNEMEN” …IN EEN RECHTSZEKERE, STABIELE EN ECONOMISCH WERKBARE OMGEVING
REFLECT NL_03-2014.indd 38REFLECT NL_03-2014.indd 38 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
Eén maand vóór de ‘moeder der verkiezingen’ in België, werd Michèle Sioen, CEO van de gelijknamige textielgroep, de nieuwe voorzitter van het VBO. Samen met gedelegeerd bestuurder Pieter Timmermans vormt ze de nieuwe tandem die een vuist maakt in het belang van onze welvaart. Op tafel liggen de concurrentiekracht, de legendarisch hoge lasten in België, de index, de mismatch op de arbeidsmarkt, de kwaliteit van het onderwijs, de vergrijzing… REFLECT peilde naar hun visie, denkpistes en aanbevelingen voor een betere toekomst van dit land.
IOp 25 mei vallen de federale verkiezingen samen met die voor de regio’s. Een unieke opportuniteit?
Michèle Sioen (MSI): “Voor het eerst
sinds lang kan er – hopelijk – vijf on-
onderbroken jaar worden geregeerd.
Een uitgelezen kans om op alle
niveaus grondige socio-economische
hervormingen door te voeren met
een structurele, positieve impact
voor de toekomst van ons land anno
2020-2025.”
Pieter Timmermans (PT): “Bovendien
krijgen de federale en regionale over-
heden de kans om samen een project
uit te tekenen waarmee ze de ‘grens-
overschrijdende’ megatrends kunnen
tackelen die op ons afkomen.”
IMeer groei en meer jobs creëren is de grote uitdaging. Hoe doe je dat binnen een kleine, open economie als België?
PT: “Belgische bedrijven die exporte-
ren, creëren welvaart. Voor sommige
kmo’s betekent dat nog meer inzet-
ten op de Europese interne markt en
hun aandeel op andere geïndustria-
liseerde markten vergroten. Andere
bedrijven moeten vooral mikken op
de nieuwe, beloftevolle groeilan-
den.”
MSI: “De omzetcijfers van Sioen In-
dustries volgen de conjunctuur. Om
onze positie te versterken, focussen
we sterk op internationalisatie – de
groep exporteert tot 90% van zijn
textielproducten – en innovatie.
Differentiatie is daarbij van levensbe-
lang en een belangrijk wapen in de
concurrentiestrijd. Op voorwaarde
evenwel dat je met gelijke wapens
kunt strijden. Ik denk concreet aan
de loon- en energiekosten om maar
die twee te noemen.”
PT: “Onze handelsbalans staat al zes
jaar in het rood. Er schort dus iets.
Aan de werkgevers om die dalende
curve om te buigen, maar geef ze
dan ten minste ook het kader – een
level playing fi eld – om krachtig te
kunnen ondernemen.”
IGeen daadkracht zonder concurrentiekracht?
MSI: “Als onze loonkosten meer dan
16% hoger liggen dan in onze buur-
landen, start je al met een handicap.
En dan spreek ik nog niet over onze
positie tegenover landen verder in
de wereld. Een gelijk speelveld met
de ons omringende landen is een
minimum om te kunnen onderne-
men. Als ik de politieke partijen
hoor, dan stel ik met genoegen vast
dat ze het allemaal eens zijn dat het
dringend is dat we de concurrentie-
kracht van onze bedrijven moeten
verbeteren.”
PT: “Over de analyse bestaat inder-
daad – eindelijk zou ik zeggen – een
grote consensus. Nu nog over het
hoe.”
I Hoe?MSI: “Het faciaal tarief van de
patronale bijdragen moet naar 25%.
Dat is een lineaire, eenvoudige
maatregel die rechtstreeks ten goe-
de komt van alle bedrijven, zonder
HOW
39
REFLECT NL_03-2014.indd 39REFLECT NL_03-2014.indd 39 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
onderscheid. Om te verzekeren dat
die lastenverlaging daadwerkelijk zal
worden gebruikt om de concurrentie-
kracht van de bedrijven te versterken,
en dat ze zich niet vertaalt in bij-
voorbeeld hogere brutolonen, moet
tegelijk de wet van ’96 betreffende
het concurrentievermogen worden
hervormd. Versta ons niet verkeerd,
de werknemers moeten niet minder
verdienen, maar het verschil tussen
hun nettoloon en de kosten voor de
werkgever is te groot.”
PT: “Het is een haalbare kaart om
onze loonkostenhandicap, die
volgens de experts van de Nationale
Bank, het Federaal Planbureau en de
Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
op 16,5% wordt geraamd, tegen het
einde van de legislatuur met minstens
10 procentpunten te verminderen.
Om dat te fi nancieren, moeten de
overheden – federaal, regionaal en
lokaal – eerst en vooral maximaal be-
onaliseren en zichzelf voortdurend
opnieuw uitvinden, inspelen op de
veranderde vraag van de markt en
innoveren. Dat is op zich al een grote
opgave, maar essentieel om de acti-
viteiten in België te verankeren.”
I Pleiten jullie voor een afschaffi ng of hervorming van de index?
MSI: “Als bedrijfsleider bepleit ik
natuurlijk de afschaffi ng als econo-
misch meest verstandige oplossing.
De lonen zullen de infl atie blijven
volgen, maar het loonoverleg zal
beter rekening kunnen houden met
de stand van de conjunctuur, de
toestand van het bedrijf, de perfor-
mantie van de werknemer… bij het
bepalen van mogelijke loonsverho-
gingen. Die afschaffi ng is trouwens
ook wat internationale instellingen,
zoals de OESO en het IMF, al jaren
aanbevelen.
PT: “De beste oplossing is inderdaad
afschaffen. Maar rekening houdend
met de Belgische realiteit schuiven
we alvast twee aanpassingen naar
voor als ‘second best’. Ten eerste
moet het systeem minder gevoelig
worden voor externe prijsschokken.
Als de olieprijs fors stijgt, nemen
de loonkosten in België sterker en
sneller toe dan bij onze voornaamste
handelspartners. Dat verzwakt onze
concurrentiepositie. Om dat effect te
verminderen, kan men alle energie-
producten uit de gezondheidsindex
weren of de lonen voortaan indexe-
ren op basis van de langetermijninfl a-
tie, de zgn. kerninfl atie. Ten tweede
vinden we dat de indexmassa voort-
aan binnen het sociaal overleg moet
worden gevaloriseerd. We stellen de
sparen op de uitgaven. Vooraleer ze
nieuwe lasten opleggen aan burgers
en ondernemingen, moeten ze eerst
voor de eigen deur vegen. Volgens
onze cijfers zijn er nog tot 4 miljard
euro effi ciëntiewinsten mogelijk als
alle verschillende overheden op alle
niveaus even effi ciënt zouden werken
als in onze drie buurlanden. Ook in
de sociale zekerheid is een vergelijk-
bare oefening mogelijk. De sociale
partners, waaronder het VBO, be-
heren er samen met de vakbonden
zo’n 60 tot 70 miljard. Bovendien
moet men rekening houden met de
positieve terugverdieneffecten
op het vlak van meer groei en jobs
die een lastenverlaging zullen
genereren.”
I En de bedrijven?MSI: “Die moeten ondernemen. Dat
is hun corebusiness. Geef ze dan ook
het vertrouwen. Zij zullen internati-
HOW
“WE MOETEN VANDAAG FLEXIBEL KUNNEN VERANDEREN OM MORGEN
EN OVERMORGEN TE KUNNEN GROEIEN” PIETER TIMMERMANS
40 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 40REFLECT NL_03-2014.indd 40 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
indexmassa op zich dus niet in vraag,
maar leggen de bal in het kamp van
de sociale partners om overeen te
komen wat ermee zal worden ge-
daan. Werknemers moeten beseffen
dat de loonindexering geen verwor-
ven recht is. Ze moet betaald worden
door de extra omzet of extra toege-
voegde waarde die de onderneming
creëert, want er staat niet ergens
blokkering kan het sociaal overleg
op die manier zijn rol blijven spelen.
Die fl exibiliteit in het systeem missen
we vandaag.”
MSI: “Als bedrijfsleider stel ik het
belang van de relatie tussen koop-
kracht en lonen niet in vraag. Maar
geef ons de mogelijkheid om fl exi-
bel in te spelen op de economische
realiteit. Het stringente automatisme
van vandaag laat niet toe om bij
hoogconjunctuur meer te doen of
minder wanneer het slechter gaat.
Die conjunctuurgolf is trouwens voor
elk bedrijf weer anders.”
IEen ander pijnpunt voor onze concurrentiekracht is de mobiliteit. Congestie kost ons land 2% van het bbp.
MSI: “Het feit dat onze wegen
toeslibben, kunnen zowel de
werkgever als de werknemer
missen als kiespijn. De kosten voor
de bedrijven zijn aanzienlijk en de
druk die het op de werknemers zet,
is voor niemand gezond. Ik ben
ervan overtuigd dat een effi ciënt
georganiseerd openbaar vervoer
waar de verschillende modi elkaar
versterken zijn nut zal bewijzen en
de congestiedruk kan milderen.
Zowel voor het personen- als het
vrachtvervoer.”
I Is meer Europa een goede zaak?
MSI: “Op heel wat domeinen
ongetwijfeld wel. Opnieuw als
ondernemer vind ik de steun aan
innovatie en de buitenlandse
handelsverdragen van bijzonder
groot belang. Al spreekt Europa
mijns inziens onvoldoende met één
zomaar een zak geld klaar. Vandaag
heeft de index geen waarde binnen
het sociaal overleg. Vandaar ons
voorstel: geef het waarde zodat je de
index kunt gebruiken om in overleg
verschillende doelstellingen te
realiseren, bijvoorbeeld meer koop-
kracht, het versterken van de tweede
pensioenpijler, meer opleiding…
Zelfs in een periode van reële loon-
HOW
“ALS EEN GOEDE HUISVADER STREVEN BEDRIJVEN, HUISGEZINNEN, ORGANISATIES… NAAR EFFICIËNTIEWINSTEN.
DUS OOK DE OVERHEDEN. TOCH?”
42 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 42REFLECT NL_03-2014.indd 42 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
aanpak tussen het federale en
regionale niveau. Wat voor zin heeft
het om op federaal niveau de ener-
gieprijzen onder controle te houden
terwijl de regionale taksen de pan
uit swingen? Ondernemingen
hebben inderdaad dringend nood
aan een stabiel energieprijs- en
bevoorradingszekerheidsbeleid.”
IDe mismatch op de arbeidsmarkt wordt nog te vaak onderschat?
MSI: “Het is contradictorisch. Aan
de ene kant heeft Sioen Industries
constant vacatures openstaan.
Vooral de technische profi elen
raken moeilijk ingevuld, door man-
nen, noch vrouwen. En zo hoor ik
veel CEO’s klagen. Aan de andere
kant kampt ons land met een veel
te hoge jeugdwerkloosheid en
geraken laaggeschoolde profi elen
nauwelijks aan de slag. Om die
spanningen weg te werken, moeten
de banden tussen het onderwijs
stem om meer gewicht in de schaal
te kunnen leggen ten aanzien van
andere wereldblokken. Vaak onder-
mijnen nog te veel tegenstrijdige
nationale belangen de Europese
onderhandelingspositie. Ook op het
vlak van innovatie – waarvoor al heel
wat initiatieven lopen – dreigen we
terrein te verliezen. Bij het veranke-
ren van technologische standaarden
bijvoorbeeld bieden we onvoldoen-
de tegengewicht tegen de VS en
China. Wanneer die standaarden
niet door Europese bedrijven
worden bepaald, lopen we het risico
dat Europa belangrijke R&D- en
innovatieactiviteiten verliest.”
PT: “Vergeet ook het effect van
‘gold plating’ (landen die nationaal
beter willen doen dan wat Europa
voorschrijft) niet. Mochten alle
lidstaten zo reageren, dan onder-
graven we het Europees project,
beknotten we de interne markt en
zadelen we de bedrijven op met
extra – lees onnodige – kosten.”
MSI: “Het is trouwens ook de taak
van Europa om op alle niveaus
deloyale concurrentie te vermijden.
Tussen de landen onderling, maar
ook binnen sectoren. Als alle landen
de wetgeving op eenzelfde manier
toepassen, worden sociale dum-
pingpraktijken, zoals in de bouw- en
transportsector, onmogelijk.”
IU vindt het huidige onsamenhangende energiebeleid in Europa levensbedreigend voor de ondernemingen?
MSI: “Elk land heeft een verschil-
lende strategie. Als CEO van
Sioen Industries, actief in zo’n 15
landen, weet ik waarover ik praat.
Oplossingen voor onze bevoorra-
dingszekerheid en voor de hoge
energieprijzen kunnen niet enkel op
nationaal niveau worden uitge-
werkt. Sommige landen hebben
meer potentieel om goedkope (her-
nieuwbare) energie te produceren
dan België. Andere landen hebben
dan weer schaliegasbronnen. Een
energietekort in land x moet beter
worden opgevangen met over-
schotten in landen y en z. Kortom,
we hebben nood aan een eenge-
maakte Europese energiemarkt
om de kans op een ‘black-out’
te minimaliseren en de Europese
prijzen te laten convergeren. Naar
beneden toe welteverstaan om zo
mee onze concurrentiekracht veilig
te stellen en aantrekkelijk te blijven
voor buitenlandse investeerders.”
PT: “België in het bijzonder ont-
breekt het aan een gecoördineerde
“DE BEDRIJVEN HEBBEN MEER DAN OOIT NOOD AAN
EEN EENGEMAAKT EUROPEES EN
GECOÖRDINEERD BELGISCH
ENERGIEBELEID” MICHÈLE SIOEN
43
REFLECT NL_03-2014.indd 43REFLECT NL_03-2014.indd 43 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
en het bedrijfsleven sterker. Landen
waaronder Duitsland tonen aan dat
alternerend leren (waarbij jongeren
deels een opleiding volgen in een
bedrijf) een belangrijke bijdrage kan
leveren in het terugdringen van de
jeugdwerkloosheid. Jongeren be-
seffen trouwens nog veel te weinig
hoe het er echt in een bedrijf aan
toe gaat. Laat staan dat ze goesting
kweken om bijvoorbeeld in de indus-
trie te gaan werken. Technische be-
roepen zijn lang niet minderwaardig
of hoofdzakelijk mannelijk. Integen-
deel. Bovendien vervaagt het onder-
scheid tussen ‘blue collars’ en ‘white
collars’. Een nieuw type van talent
maakt zijn opmars: de ‘grey collar’
die de beste talenten van blauw
en wit combineert. Onze arbeiders
moeten vandaag even zo goed met
computers overweg kunnen als
bedienden kennis moeten hebben
van het productieproces. Voor mij is
de mismatch en de maximale ont-
plooiing van gekwalifi ceerd talent
van primordiaal belang. Ik sta open
voor alle voorstellen en vormen van
samenwerking en partnerships om
tot oplossingen te komen.”
PT: “Om de band met de bedrijven
te versterken, stelt het VBO voor dat
elke school haar eigen bedrijfsbuddy
(of buddy’s) uit de omgeving krijgt.
Dat versterkt de informatiestroming
tussen het onderwijs en het bedrijfs-
leven. De school in kwestie kan tege-
lijk met haar bedrijfsbuddy tal van
leerprojecten opzetten. Leerlingen
moeten bovendien beter geïnfor-
meerd worden over de impact van
hun studiekeuzes. Meer sensibilise-
ring voor de technische richtingen is
één zaak, de jongeren moeten ook
tend voeling houden met de markt.
Alleen zo kunnen we stand houden
en een voorsprong uitbouwen door
in te spelen op de meest recente
tendensen.”
PT: “In het belang van de toekomst
van het bedrijf. Die veiligstellen
is de job van de bedrijfsleider. Hij
zou zich niet moeten bekommeren
over de optimale randvoorwaarden.
Neen, de ondernemer moet onder-
nemen.”
MSI: “Dertig jaar geleden kreeg
onze confectieafdeling harde klap-
duidelijk weten welke studierichtin-
gen de grootste jobkansen bieden
en welke minder.”
IDe omgeving waarbinnen bedrijven moeten opereren, verandert in een razendsnel tempo. Hoe speel je daar als bedrijf op in?
MSI: “Wie durfde 5 jaar geleden
voorspellen dat een succesbedrijf als
Blackberry op zo’n korte termijn zou
moeten vechten voor zijn voortbe-
staan? We leven in een gegloba-
liseerde wereld en moeten uiterst
creatief en wendbaar zijn en onafl a-
HOW
“CREATIEVE DESTRUCTIE BEHOORT TOT DE NATUUR VAN ONDERNEMEN, HET IS EEN
KENMERK VAN EEN TOEKOMSTGERICHTE ECONOMIE” PIETER TIMMERMANS
44 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 44REFLECT NL_03-2014.indd 44 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
een soepel en betaalbaar systeem
van vergunningen. Fiscale regels die
niet om de haverklap veranderen
– denk aan de notionele interestaf-
trek, de bedrijfswagens… – en soms
zelfs met terugwerkende kracht
worden ingevoerd.”
PT: “En hou de administratie
eenvoudig. U kunt zich de berg ad-
ministratie niet voorstellen waar een
startende ondernemer zich vandaag
de dag doorheen moet worstelen.
Of die de lancering van een nieuw
project bemoeilijkt, vertraagt…
Dan spreek ik nog niet over de
bijbehorende kosten. Ondanks
de al geleverde inspanningen,
bedragen de administratieve lasten
nog altijd meer dan 5 miljard euro.
Trouwens, het gaat niet alleen om
het verminderen van de bestaan-
de administratieve lasten, maar
ook om het vermijden van nieuwe
lasten. Hier zou een voorafgaande
effectbeoordeling eigenlijk wel haar
nut bewijzen.”
MSI: “De komende 5 jaar moet er
signifi cante vooruitgang worden
geboekt op 5 domeinen: 1. de
concurrentiekracht van de bedrijven
herstellen; 2. een betaalbaar ener-
giebeleid; 3. een beleid dat met
respect ondernemen ondersteunt
en stimuleert; 4. een rechtszeker
en voorspelbaar werkkader dat het
vertrouwen herstelt, en 5. een admi-
nistratieve vereenvoudiging die de
ondernemers betere kansen biedt
om te ondernemen. Op die manier
krijgt de bedrijfswereld nieuwe
zuurstof en energie om de welvaart
van ons land te borgen.”
pen en moesten we de productie
delokaliseren om ze leefbaar te
houden. Dankzij die operatie wer-
ken vandaag opnieuw 300 mensen
in onze confectieafdeling in België.
Het was dat of verdwijnen. Met dat
verschil dat we toen aan 50 km/u
moesten veranderen, vandaag is
dat aan 200 km/u. Ondernemers
moeten dus nog fi tter, nog leaner-
and-meaner en nog attentiever en
spitsvondiger zijn.”
PT: “Creatieve destructie behoort
tot de natuur van ondernemen, het
is een kenmerk van een toekomst-
gerichte economie. We moeten
niet proberen om de veranderingen
tegen te werken of tegen te hou-
den, maar alles op alles zetten om
een maximaal aantal mensen aan
het werk te houden en de welvaart
te behouden. Anders gezegd, we
moeten nog meer de principes van
fl exicurity (combineer de nodige
fl exibiliteit voor de werkgever
met de nodige zekerheid voor de
werknemer) inbouwen in ons ar-
beidsrecht en sociale zekerheid. We
moeten evolueren van jobzekerheid
(jobs koste wat kost redden) naar
werkzekerheid.”
IActiveren betekent ook langer werken. Een must om de kosten van de vergrijzing op te vangen?
MSI: “We leven langer, gezonder
en zijn op 60 jaar een stuk fi tter dan
pakweg drie decennia terug. En
wie langer leeft, krijgt meer jaren
een pensioen. Daardoor lopen
ook de pensioenkosten op. Om
die voor de maatschappij betaal-
baar te houden, zit er maar één
ding op: langer werken. En moet
de pensioenleeftijd of het aantal
loopbaanjaren mee evolueren met
de levensverwachting. Net zoals we
ook het loon van de werknemers
moeten herbekijken in functie van
het nieuwe leeftijdsmodel. Omdat
het loon automatisch aan de anciën-
niteit gekoppeld wordt, prijzen
veel oudere werknemers zichzelf
uit de markt. Hun lonen stijgen
vaak sterker dan hun productiviteit,
waardoor ze voor veel bedrijven te
duur worden. Dergelijke automa-
tismen in de loonvorming zijn niet
meer van deze tijd.”
PT: “Ook de bedrijven moeten hun
steentje bijdragen en bijvoorbeeld
een aangepast HR-beleid voeren
om oudere werknemers langer aan
de slag te houden. De technologie
biedt heel wat mogelijkheden om
oudere werknemers op het einde
van hun carrière nog een ande-
re (hoogstwaarschijnlijk minder
veeleisende) job in het bedrijf aan
te bieden. Tegelijk valoriseren we
waardevol menselijk kapitaal en
verkleinen we de mismatch op de
arbeidsmarkt.”
IOm af te ronden: België zakt langzaam maar zeker dieper weg in de internationale rankings. Hoe stuiten we die sluipende verzwakking?
MSI: “Een meer effi ciënt overheids-
apparaat is van wezenlijk belang.
Maar nog kritieker zijn rechtsze-
kerheid en voorspelbaarheid. Ze
bieden stabiliteit aan onze eigen
ondernemingen en maken ons land
aantrekkelijk voor buitenlandse be-
drijven. Dat betekent bijvoorbeeld
45
REFLECT NL_03-2014.indd 45REFLECT NL_03-2014.indd 45 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
COWEN, T (2011). ‘The Great Stagnation:
How America Ate All the Low-Hanging
Fruit of Modern History, Got Sick, and
Will (Eventually) Feel Better’ CRB (2013). ‘Technisch verslag van het
secretariaat over de maximale beschikbare
marges voor de loonkostenontwikkeling’ CREG (2014). ‘Overzicht en evolutie van
de elektriciteits- en aardgasprijzen voor
residentiële klanten en kmo’s’ DELOITTE BELGIUM (2013a). ‘Decoding
the formula for superior performance’ DELOITTE BELGIUM (2013b).
‘Benchmarking study of electricity prices
between Belgium and neighboring
countries’ EC (2012). ‘The 2012 Ageing Report:
Economic and budgetary projections for
the 27 EU Member States (2010-2060)’ EC (2013a). ‘Taxation trends in the
European Union’
REFERENTIES EC (2013b). ‘Innovation Union Scoreboard
2013’ EXPERTSGROEP ‘CONCURRENTIE-
VERMOGEN EN WERKGELEGENHEID’ (2013). ‘Arbeidskosten, loonsubsidies,
arbeidsproductiviteit en opleidingsinspan-
ningen van ondernemingen’ FEDERAAL PLANBUREAU (2012).
‘Bestemming 2030: chaos op de autowe-
gen of alternatieve trajecten?’ FEDERAAL PLANBUREAU (2014a).
‘Belgische black-outs berekend – Een
kwantitatieve evaluatie van stroompannes
in België’ FEDERAAL PLANBUREAU (2014b).
‘Administratieve lasten in België voor het
jaar 2012’ GORDON, R (2012). ‘Is US Economic
Growth Over?’ HECKMAN, J. (2008). ‘Schools, Skills and
Synapses’
HOGE RAAD VOOR DE WERKGELE-GENHEID (2013). ‘Verslag 2013’
IMF (2007). ‘The globalization of labour’ IMF (2008). ‘What Happens During
Recessions, Crunches and Busts?’ IMF (2009). ‘Financial Stress, Downturns,
and Recoveries’ IMF (2014). ‘World Economic Outlook
Update: Is the Tide Rising?’ IEA (2013). ‘World Energy Outlook 2013’ MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE
(2012a). ‘Manufacturing the future:
The next era for global growth and
innovation’ MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE
(2012b). ‘Help wanted: The future of
work in advanced economies’ MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE
(2012c). ‘Trading myths: Addressing
misconceptions about trade, jobs, and
competitiveness’
DE BELGISCHE ECONOMIE. STAND VAN ZAKEN
MEGATRENDS HERTEKENEN ONZE ECONOMIE EN SAMENLEVING
WAT ZIJN ONZE STERKE PUNTEN? WAT ZIJN ONZE ZWAKKE PUNTEN?
46 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 46REFLECT NL_03-2014.indd 46 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE (2012d). ‘Debt and deleveraging:
Uneven progress on the path to growth’ MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE
(2012e). ‘The world at work: jobs, pay
and skills for 3,5 billion people’ MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE (2013).
‘Disruptive technologies: Advances that
will transform life, business and the
global economy’ NBB (2012). ‘Indexering in België:
omvang, aard en gevolgen voor de
economie en mogelijke alternatieven’ NBB (2014). ‘Jaarverslag 2013’ OESO (2011). ‘Attractiveness for inno-
vation: location factors for international
investment’ OESO (2012a). ‘International migration
outlook 2012’ OESO (2012b). ‘Looking to 2060: long-
term global growth prospects’
OESO (2012c). ‘Better skills, better
jobs, better lives: a strategic approach
to skills policies’ OESO (2013a). ‘Enhancing the inclusive-
ness of the labour market in Belgium’ OESO (2013b). ‘Science, technology
and industry scoreboard 2013’ OESO (2013c). ‘Pensions at a glance 2013’ OESO (2013d). ‘Entrepreneurship at a
glance 2013’ OESO (2013e). ‘Interconnected econo-
mies: benefi ting from global value chains’ OESO (2013f). ‘Health at a glance 2013’ OESO (2013g). ‘What students know
and can do: student performance in
mathematics, reading and science –
Volume I’ OESO (2013h). ‘Economic Survey of
Belgium 2013’ OESO (2013i). ‘Education at a glance
2013’
OESO (2013j). ‘OECD skills outlook
2013: fi rst results from the survey of
adult skills’ OESO (2013k). ‘What makes schools
successful? Resources, policies and
practices – Volume IV’ SAPIR, ANDRÉ (2005). ‘Globalisation
and the reform of European social models’ STUDIECOMMISSIE VOOR DE
VERGRIJZING (2013). ‘Jaarlijks verslag’ UNCTAD (2013). ‘World Investment
Report 2013’ VBO (2014). ‘Effi ciëntie van de overheid:
aanzienlijke winst mogelijk’ WERELDBANK (2013). ‘2014 Doing
Business Report’
47
REFLECT NL_03-2014.indd 47REFLECT NL_03-2014.indd 47 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
THEMA’S50 VERLONING VOOR EEN HOUDBAAR LOONMODEL
51 FISCALITEIT TERUG NAAR EEN KLIMAAT VAN WEDERZIJDS
VERTROUWEN
52 ELEKTRICITEIT WAT KOST EEN BLACK-OUT?
53 EUROPA NAAR EEN MEER BEDRIJFSVRIENDELIJK KLIMAAT
54 ARBEIDSMARKT POSITIEVE HERVORMINGEN, MAAR…
56 44-TONNERS WANNEER VOLLE VRACHTWAGENS IN DE
EUROPESE UNIE?
58 BRUGPENSIOEN REGELGEVING AANGEPAST VOOR ONDERNEMINGEN
IN HERSTRUCTURERING
REFLECT NL_03-2014.indd 48REFLECT NL_03-2014.indd 48 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
Graag houden we voor u in REFLECT ook de vinger aan de pols van de actualiteit. In elke uitgave krijgt u een overzicht van voor het bedrijfsleven belangrijke thema’s die onze experts nauw en secuur aansturen, onderhandelen en opvolgen op zowel economische, sociale, juridische als fi scale domeinen.
In de nu volgende bladzijden van REFLECT vindt u een selectie van dossiers waarop onze experts vandaag actief zijn om de belangen van onze lidfederaties en de aangesloten bedrijven maximaal te behartigen, dit zowel op federaal, Europees als internationaal niveau.
Per thema krijgt u een status van het dossier, de positionering van het VBO en lichten we ook de ‘next steps’ toe. Op die manier hebt u een 360°-kijk op dossiers met een mogelijke belangrijke impact op uw business. Per thema vindt u eveneens de contactcoördinaten van de respectieve VBO-medewerker en verwijzingen naar andere relevante informatiebronnen.
Een totaaloverzicht van alle dossiers en thema’s die onze experts opvolgen, vindt u op www.vbo.be (Actiedomeinen).
VBO RADAR - Nu ook over fi scaliteit en sociale zekerheid
Houdt u graag de vinger aan de pols van de recentste socio-econo-mische evoluties van ons land? Krijgt u graag snel toegang tot de up-to-date analyses van de VBO-experts? Het VBO breidde zijn druk bevraagde app VBO RADAR uit met een luik ‘Fiscaliteit’ en met kerncijfers over de sociale zekerheid. www.vboradar.be
BESTE LEZER
49
REFLECT NL_03-2014.indd 49REFLECT NL_03-2014.indd 49 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
THEMA1
CONTACT
Bart BuysseDirecteur-generaal
‘‘Een goede verloning moet billijk
zijn en rechtvaardig aanvoelen.”
Met deze slagzin zette SD WORX
onlangs de toon op het ‘Grote
Loondebat’. Het VBO nam deel en poneerde
tijdens het debat zijn belangrijkste stellingen voor
een realistisch en effi ciënt loonmodel. Wij
zetten ze voor u op een rijtje.
1) Voor meer groei, jobs en het behoud
van welvaart moet onze competitivi-
teit sterker. De hoge loonkosten in
België zitten grotendeels in de hoge
lasten op arbeid. Die moeten naar
beneden. Daarvoor moeten we
marge creëren door de over-
heidsuitgaven te verminde-
ren via effi ciëntiewinsten en
besparingen en door de terug-
verdieneffecten in aanmerking
te nemen (meer jobs betekent
minder uitkeringen, enz.).
2) Die lastenverlaging moet zo
eenvoudig, zichtbaar en lineair
mogelijk gebeuren. Het VBO
wil het faciaal tarief van de
werkgeversbijdragen verlagen
naar 25%, naast de bestaande
bijdrageverminderingen, die
bij voorkeur ook meer lineair en
eenvoudiger worden gemaakt.
Dat is een haalbare piste mits
over een periode van 5 jaar voldoende bud-
get (7 tot 8 miljard euro) wordt vrijgemaakt.
3) De werkgevers pleiten al jaren voor een her-
ziening van de automatische loonindexering,
waarvan de Nationale Bank, maar ook inter-
nationale instellingen (OESO, IMF, Europese
Commissie) de rigiditeit aan de kaak stellen
omdat het een gezond loonbeleid in de weg
staat. Andere landen kennen betere systemen
om competitiviteit en koopkracht te verzoenen.
Verschillende alternatieven, zoals een valorise-
ring van de index, werden reeds door het VBO
op tafel gelegd.
4) Het VBO is van mening dat we komaf moeten
maken met het systeem van anciënniteitsbare-
ma’s voor de loonberekening. We beweren niet
dat werknemers vanaf een bepaalde leeftijd
per defi nitie minder productief zijn. Wel zijn
we ervan overtuigd dat ons land op het vlak
van de loonkosten en de competitiviteit
vooruitgang zou boeken indien we
de huidige automatismen (index en
barema’s) afbouwen en vervangen
door systemen die de loonkos-
ten meer in lijn brengen met
de productiviteit. Zo bie-
den we ook meer kansen
voor jong en oud en creë-
ren we meer ruimte
voor een fl exibel loonbeleid
op maat van de onderneming
en de werknemer.
5) De werkgevers vragen om
vereenvoudiging van de lap-
pendeken aan loonvoordelen
die elk hun eigen statuut en
voorwaarden kennen. Die zor-
gen voor kostenverlichting en
maken een individualisering
van het loonpakket mogelijk. Maar zij brengen
extra complexiteit en administratieve lasten met
zich mee en kunnen doorgaans enkel worden
toegekend ‘bovenop’ de collectieve regelingen,
gebetonneerde loonafspraken en verworven rech-
ten waaraan de vakbonden vasthouden. Eenvoud,
meer maatwerk en fl exibiliteit moeten hier voorop
staan. Er is dus nog werk aan de winkel!
VERLONING VOOR EEN HOUDBAAR
LOONMODEL
LOONSTRATEGIE | INDEX | BAREMA’S
ONZE CONCUR-RENTIEKRACHT
ZOU WINNEN BIJ DE AFBOUW VAN
DE HUIDIGE AUTOMATISMEN
© D
AN
IEL
RY
S
50 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 50REFLECT NL_03-2014.indd 50 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
THEMA2
De opeenvolgende crisissen hebben de
perceptie van de fi scaliteit en de toe-
passing ervan op de ondernemingen
grondig gewijzigd. Nieuwe vereisten
zagen het licht, met name op het vlak van
transparantie, rapportering, versterkte
samenwerking met de autoriteiten, enz.
Tegelijkertijd worden de ondernemingen
nog al te vaak gestigmatiseerd en hebben
ze te lijden van een ongerechtvaardigde
negatieve perceptie bij het grote
publiek.
Binnen die context hebben
de Organisatie voor Econo-
mische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO) en de
Europese Commissie allebei
grootscheepse program-
ma’s op touw gezet om op
internationale schaal de be-
lastingontwijking en de scha-
delijke belastingconcurrentie
te bestrijden.
De acties waarin ze voor-
zien tackelen de kwestie
vanuit alle mogelijke in-
valshoeken: uitwisseling
van informatie, internati-
onale fi scale samenwer-
king, verscherpte contro-
les, hogere eisen inzake
rapportering en documentatie, bestrijding van scha-
delijke belastingconcurrentie tussen Staten, enz.
DE ONDERNEMINGEN DRAGEN AANZIENLIJK BIJOver deze acties wordt druk overleg gepleegd
op het niveau van de Europese Unie en van de
OESO. Het VBO werkt daar actief aan mee en
FISCALITEIT TERUG NAAR EEN KLIMAAT
VAN WEDERZIJDS VERTROUWEN
BESTRIJDING ONTWIJKING | WANTROUWEN | NIEUWE CULTUUR
volgt zoals altijd de gedragslijn die het steevast
verdedigt voor de ondernemingen, namelijk het
streven naar een correcte toepassing van de regels
in het kader van een gezonde fi scale concurren-
tie (waarvan onze notionele interest, die
absoluut niet opnieuw ter discussie wordt
gesteld, deel uitmaakt).
In tegenstelling tot de meningen die de
ronde doen, dragen de ondernemingen
sterk bij aan de fi scale ontvangsten van de
Staat (alle beleidsniveaus bij elkaar). Bo-
vendien hebben ze vaak in ruime mate,
in een positieve geest, geanticipeerd
op de opportuniteiten die de nieuwe
maatschappelijke evoluties bieden.
Het VBO pleit dan ook voor een
nieuwe belastingcultuur waarin de
rechten en de plichten van de on-
dernemingen en van de belasting-
administraties duidelijk worden
vastgelegd, om terug te keren
naar een klimaat van respect en
wederzijds vertrouwen.
Het toekennen van meer
verantwoordelijkheden
moet gepaard gaan met
een serener fi scaal klimaat
om te ondernemen. En de
ondernemingen die loyaal
de spelregels in acht
nemen, moeten worden beloond.
Daarom stellen wij voor (lees ons Memorandum
met het oog op de verkiezingen) dat de regels die
in een bepaald jaar van toepassing zijn, voortaan
uiterlijk op 31 december van het voorgaande jaar
moeten zijn aangenomen, zoals reeds het geval is
in de meeste buurlanden.
CONTACT
Philippe LambrechtBestuurder-secretaris-
generaal
www.vbo.be
Wat doen we > Waar gaat
het echt over op 25 mei >
VBO Memorandum
HET TOEKENNEN VAN MEER VERANTWOORDELIJKHEDEN
MOET GEPAARD GAAN MET EEN SERENER FISCAAL KLIMAAT
© D
AN
IEL
RY
S
51
REFLECT NL_03-2014.indd 51REFLECT NL_03-2014.indd 51 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
THEMA3
CONTACT
Olivier Van der MarenCompetentiecentrum
Duurzame Ontwikkeling &
Mobiliteit
www.vbo.be
Actiedomeinen > Energie,
Mobiliteit & Milieu > Energie
> Wat kost een black-out?
Het Federaal Planbureau (FPB) pu-
bliceerde recent een update van
zijn studie over de kosten van een
black-out op ons grondgebied.
Daarvoor werkte het hoofdzakelijk samen
met de universiteit van Linz in Oostenrijk.
Het VBO waardeert dat het FPB zich
buigt over de kosten van een black-out
in België. Het is niet omdat onze bevoor-
radingszekerheid één van de hoogste
van Europa is, dat we dit als
voor altijd verworven mo-
gen beschouwen. Door
nogmaals te wijzen op de
kosten van een black-out
en de gevolgen ervan
voor de ondernemin-
gen, roept men op tot
waakzaamheid om dat
niveau te behouden.
“Een stroompanne
op Belgisch grond-
gebied van één uur
tijdens een werk-
dag op een tijdstip
dat alle Belgische
bedri jven actief
zijn, zou een totale
maatschappelijke economische schade ver-
oorzaken van ongeveer 120 miljoen euro”,
concludeert het FPB. Meer dan 75% van deze
kosten houdt verband met de ondernemingen
en de zelfstandigen/vrije beroepen, 15% is toe
te schrijven aan de publieke sector en 5% aan
de gezinnen.
Het vraagstuk van de bevoorradingszeker-
heid is vandaag, meer nog dan gisteren, aan
de orde. De productieovercapaciteit van het
begin van de liberalisering is er niet meer, en
het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare,
intermitterende bronnen neemt toe. Deze
laatste hebben dan weer een aanzienlij-
ke weerslag op de economische
rentabiliteit van de gascentrales,
waarvan onzeker is of ze actief
zullen worden gehouden. Ze
draaien immers minder en
minder… maar men rekent er
wel op wanneer er weinig of geen
hernieuwbare energie geprodu-
ceerd wordt.
Naast een grotere fl exibili-
sering van de vraag en een
optimalisering en verster-
king van de interconnec-
ties, moet in dit verband
bijzondere aandacht gaan
naar de klassieke
productie-eenheden,
waarvan de uitdienst-
neming niet zonder
gevolgen zou zijn voor
de bevoorradings-
zekerheid.
Kortom, de volgende
regering zal ernaar
moeten streven dat onze elektriciteitsbron-
nen beter naast elkaar kunnen bestaan. Hier-
voor zal onder meer een herziening nodig
zijn van de voorrangsregels voor de toegang
tot de netwerken, van de stimulansen voor
fl exibiliteit (hernieuwbare energie en andere)
en van de mate waarin en in welke vorm sub-
sidies moeten worden toegekend. Er dringt
zich dus een verstandige en globale herzie-
ning van de organisatie van de markt op.
ELEKTRICITEIT WAT KOST EEN BLACK-OUT?
BEVOORRADINGSZEKERHEID | KOSTEN STROOMUITVAL | ENERGIEMIX
DE VOLGENDE REGERING ZAL ERNAAR MOETEN STREVEN DAT ONZE
ELEKTRICITEITSBRONNEN BETER NAAST ELKAAR
KUNNEN BESTAAN
52 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 52REFLECT NL_03-2014.indd 52 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
THEMA4
CONTACT Olivier Joris
Competentiecentrum
Europa & Internationaal
www.vbo.be
Actiedomeinen >
Wat doen we > Waar
gaat het echt over op
25 mei? > Europese
prioriteiten van het VBO
Zomer 1988: tijdens een bevlogen
speech in het Europees Parlement
voorspelt Jacques Delors, toen
voorzitter van de Europese Com-
missie, dat binnen tien jaar de EU liefst
80% van de nationale wetgeving zou
bepalen. Het precieze percentage
is van minder belang, dan wel dat
Europa een enorme invloed had
en nog meer invloed zal krijgen.
Het VBO hecht belang aan de
voortzetting van het Europese
integratieproces. De oprichting
van de interne markt – een ge-
bied zonder binnengren-
zen waar het vrij verkeer
van goederen, diensten,
personen en kapitaal ge-
waarborgd is – heeft im-
mers positieve gevolgen
gehad voor onze onder-
nemingen.
VOOR WELK EUROPA KIEZEN WE?Europa moet een groot deel van het antwoord
blijven op de vele uitdagingen waar we voor staan
en die niet op nationaal niveau kunnen worden
aangepakt. Deze principiële steun voor ‘meer
Europa’ neemt echter niet weg dat we ons tegelijk
waakzaam willen opstellen wat betreft de relevan-
tie en de kwaliteit van de Europese initiatieven en
regelgeving. Onze aandacht gaat eveneens sterk
uit naar de kwaliteit en de controle op de daad-
werkelijke en uniforme tenuitvoerlegging van de
Europese regelgeving op nationaal niveau.
De Europese Unie kan en moet niet alles regelen.
Wel beschikt ze over tal van hefbomen die, mits
verstandig gebruik, mee het concurrentievermogen
van de industrie, de bouw en de diensten kunnen
versterken en op die manier de groei
en de werkgelegenheid ondersteunen.
Om deze ambitieuze doelstelling van
een sterker concurrentievermogen te
bereiken, moet de EU tijdens de
volgende Europese legislatuur
(2014-2019) bewijzen dat
ze afdoende resultaten kan
boeken. En volgens het VBO
meer in het bijzonder op
8 prioritaire domeinen:
I. Overkoepelende en trans-
versale prioriteit: een coherente
strategie uitwerken en voeren om
de concurrentiekracht
van de ondernemingen
te versterken.
II. De goede werking
van de interne markt
garanderen.
III. De kwaliteit van het
regelgevend kader
verbeteren en de administratieve lasten vermin-
deren.
IV. Een echte Europese arbeidsmarkt tot stand
brengen.
V. Een ambitieuze, maar realistische strategie inza-
ke energie en klimaat voeren.
VI. De nieuwe governance van de euro afwerken en
de convergentie van het nationale beleid binnen
de eurozone opvoeren.
VII. Werken aan de verdere openstelling van de
internationale markten en de bevoorradingsze-
kerheid van energie en grondstoffen.
VIII. De Europese integratie op fl exibele, maar niet
versnipperde wijze voortzetten.
Het VBO heeft de invulling van deze 8 prioritaire
domeinen vertaald naar 15 concrete aanbevelingen.
EUROPA NAAR EEN MEER
BEDRIJFSVRIENDELIJK KLIMAAT
INTERNE MARKT | STERKER CONCURRENTIEVERMOGEN | PRIORITEITEN
DE OPRICHTING VAN DE INTERNE MARKT HEEFT
POSITIEVE GEVOLGEN VOOR ONZE ONDERNEMINGEN
53
REFLECT NL_03-2014.indd 53REFLECT NL_03-2014.indd 53 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
THEMA5
CONTACT
Alice Defauw
Competentiecentrum Werk
& Sociale Zekerheid
www.vbo.be
Actiedomeinen > Arbeidsmarkt
& Werkgelegenheid >
Arbeidsmarkt &
Werkgelegenheid > Positieve
hervormingen, maar werkloos-
heid nog sterk aanwezig
www.vboradar.be
De hervormingen van de regering
inzake werkloosheid, brugpensi-
oen en verloven doen zich stilaan
voelen. Het aantal werklozen met
bedrijfstoeslag (de vroegere ‘bruggepensio-
neerden’) daalde met 3,2% (3.695 personen).
En het aantal begunstigden van verloven
daalde voor het eerst sinds 1995 met zowat
2.500 personen (-0,9%). Deze daling is te dan-
ken aan de strengere voorwaarden
voor toegang tot de stelsels van
tijdskrediet en loopbaanonder-
breking. Het aantal begunstig-
den daalde met respectievelijk
4,6% en 2,7%.
De zwakke groei van België
in de voorbije 2 jaar
spaart de werkloosheid
niet, die sterk aanwe-
zig blijft. Hoewel een
internationale vergelijking
uitwijst dat België de crisis
beter heeft doorstaan dan
de Europese Unie wat de
stijging van de werkloos-
heidsgraad betreft, blijft
de werkloosheidsgraad
hoog (8,5%).
Bij de werkzoekenden en
de niet-werkzoekenden
ging die tussen 2012 en
2013 met 0,8% omhoog. De hoogste stijging
wordt opgetekend bij de werkzoekende
uitkeringsgerechtigde volledig werklozen
(+3,7%), wat te verklaren valt door de wijzi-
ging in de regelgeving waardoor de leeftijd
om te worden vrijgesteld van inschrijving als
werkzoekende werd verhoogd (van 58 tot
60 jaar).
Het aantal dagen tijdelijke werkloosheid, van
zijn kant, steeg met 4,8% ten opzichte van
2012. Deze stijging is echter hoofdzakelijk
toe te schrijven aan ‘tijdelijke werkloosheid
wegens slecht weer’ (en niet aan ‘tijdelijke
werkloosheid wegens economische redenen’,
die met 4,2% terugliep).
INSPANNINGEN VOORTZETTEN Wat zijn de vooruitzichten? Volgens de
jongste schattingen van het Federaal
Planbureau zou het bbp in 2014 met
1,4% aangroeien. Dit zou een positie-
ve evolutie van de werkgelegenheid
mogelijk maken (+13.000 arbeidsplaat-
sen), maar zou niet volstaan om de
werkloosheid te doen slinken (die
met 9.700 personen zou blijven
aangroeien).
Om de toenemende krap-
te op de arbeidsmarkt
en de vergrijzing het
hoofd te kunnen bieden,
moeten de hervormin-
gen absoluut worden
voortgezet. We moeten
meer mensen aan het
werk krijgen en langer
aan het werk houden
via verdergaande maat-
regelen om vervroegde
uittrede af te bouwen,
de beschikbare arbeidsreserve in uitkerings-
stelsels te activeren en een verstandig en
responsabiliserend verlovenbeleid te voeren.
Dit vergt een coherent beleid over uitke-
ringsstelsels heen, die vaak communicerende
vaten zijn. Een belangrijke uitdaging voor de
volgende regering.
ARBEIDSMARKT POSITIEVE HERVORMINGEN, MAAR…
WERKLOOSHEID | HERVORMINGEN | COHERENT BELEID
DE HERVORMINGEN MOETEN ABSOLUUT
WORDEN VOORTGEZET
54 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 54REFLECT NL_03-2014.indd 54 23/04/14 15:0423/04/14 15:04
CONTACT
Sofi e BrutsaertCompetentiecentrum
Duurzame Ontwikkeling
& Mobiliteit
www.vbo.be
Actiedomeinen > Energie,
Mobiliteit & Milieu >
Mobiliteit > Waarom geen
volle vrachtwagens in de
Europese Unie?
THEMA6
De Transportcommissie van het
Europees Parlement miste een kans
om een absurde situatie recht te
zetten: vrachtwagens van
44 ton mogen in de Benelux rijden, zijn
ook standaard in Frankrijk en Italië,
maar mogen de grens tussen die
landen niet oversteken!
De oorzaak? Een richtlijn die uit-
gaat van een maximumgewicht
van 40 ton. De lidstaten kun-
nen weliswaar van deze norm
afwijken op hun grondge-
bied, maar bilaterale ak-
koorden zijn verboden. Dat
betekent dat 44-tonners de
grens tussen twee 44-tonzo-
nes niet mogen oversteken!
Het gevolg is dat tien-
duizenden vrachtwagens
vandaag in internationaal
verkeer één derde leeg
rijden. Dat maakt de fi -
les langer, verhoogt de
onveiligheid op de weg
en is nefast voor het mi-
lieu door het nutteloze
brandstofverbruik. Onze
bedrijven ervaren bovendien concurrentiepro-
blemen als de klant aan de andere kant van de
grens is gevestigd. Een bescheiden en niet we-
tenschappelijke rondvraag leverde onmiddellijk
15 getuigenissen op van Belgische bedrijven
die grote hinder ondervinden van deze absurde
situatie. Bedrijven getuigen dat ze, mocht die
grensovergang voor 44 ton worden geregeld, in
één klap bijna 25.000 vrachtwagens per jaar van
onze wegen halen.
De Europese Commissie, onder druk van
de spoorwegsector en enkele ngo’s, durfde
dit probleem van de 44-tonners niet
aan te pakken. Ook het Europees
Parlement liet de kans liggen om
deze absurde situatie recht te
trekken. Voor het VBO is dit
onbegrijpelijk. Het roept nu
de Belgische regering op om
tijdens de Raad Transport,
Telecommunicatie en Ener-
gie alsnog het grensover-
schrijdend verkeer mogelijk
te maken tussen lidstaten
die 44 ton toelaten op hun
grondgebied.
Het VBO had trouwens als
trekker van een consortium
met de werkgeversorga-
nisaties van onze buurlan-
den (VNO-NCW, Medef
en Fedil) en de regionale
werkgeversorganisaties
(VOKA, UWE en BECI)
een amendement gefor-
muleerd om de tekst via
de parlementaire weg te
wijzigen.
Vrachtwagens moeten niet alleen veiliger en
properder worden, zoals de aanpassing van
de richtlijn beoogt, ze moeten in de eerste
plaats beter gevuld geraken! De huidige
situatie is compleet absurd vanuit het oogpunt
van de eerlijke concurrentie, het milieu en de
mobiliteit. Geen enkel zinnig argument kan
een status quo van de huidige situatie verant-
woorden!
44-TONNERS WANNEER VOLLE VRACHTWAGENS
IN DE EUROPESE UNIE?
MOBILITEIT | GRENZEN | 1/3 LEEG
VRACHTWAGENS MOETEN IN DE EERSTE PLAATS BETER GEVULD
GERAKEN!
56 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 56REFLECT NL_03-2014.indd 56 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
REFLECT NL_03-2014.indd 57REFLECT NL_03-2014.indd 57 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
CONTACT
Marie-Noëlle VanderhovenCompetentiecentrum Werk
& Sociale Zekerheid
www.vbo.be Actiedomeinen > Sociaal overleg > Herstructurering ondernemingen > Aanpassingen regelgeving stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag voor onder-nemingen in herstructurering
THEMA7
Op 4 april 2014 heeft de Ministerraad
een ontwerp van koninklijk besluit
goedgekeurd (*) dat het stelsel van
werkloosheid met bedrijfstoeslag
(SWT) – voorheen ‘brugpensioen’ – in het kader
van een erkenning als onderneming in moeilijkheden
of in herstructurering moet aanpassen. Er
komen twee aanpassingen. In de eerste
plaats wordt de mogelijkheid om de
opzeggingstermijnen te verkorten
voor de werknemers die worden
ontslagen door een onderneming die
erkend is als onderneming in moei-
lijkheden of in herstructurering
uitgebreid tot de arbeiders als het
ontslag plaatsheeft met het oog
op een SWT. Het ontwerp bepaalt
dat de aldus verkorte
opzeggingstermijn niet
korter mag zijn dan
26 weken voor de ar-
beiders en de bedien-
den, terwijl de regel-
geving thans toestaat
dat de opzeggingster-
mijn wordt verkort tot
3 maanden voor de be-
dienden met minder dan 5 jaar anciënniteit en tot
6 maanden voor de overige bedienden. De pro-
cedure is dezelfde als die waarin thans is voor-
zien voor de bedienden. De tweede aanpassing
betreft de mogelijkheid voor de werkgevers in
herstructurering om aan de RVA de gedeeltelijke
terugbetaling van de inschakelingsvergoeding te
vragen wanneer het bedrag van deze vergoeding
groter is dan het bedrag van de compenserende
opzeggingsvergoeding waar de werknemer recht
op heeft. Deze mogelijkheid, die enkel bestond
voor de arbeiders, wordt voortaan uitgebreid tot de
bedienden.
Deze beslissingen waren al aangekondigd door de
minister van Werk in het kader van de goedkeuring
van de wet van 26 december 2013 betreffende
het eenheidsstatuut. Ten gevolge van de
verlenging van de opzeggingstermijnen
van de werklieden kan namelijk een
verkorting van de termijn noodzake-
lijk blijken om ervoor te zorgen dat de
arbeidsovereenkomst nog daadwerkelijk
eindigt tijdens de periode van erkenning
als onderneming in moeilijkheden of in
herstructurering (wat een voorwaarde
is voor de toepassing van de specifi e-
ke SWT-regeling). Het VBO
betreurt dat de verkorting
van de opzeggingster-
mijnen beperkt wordt
tot enkel de werknemers
die in aanmerking komen
voor brugpensioen, terwijl
de ondernemingen in
herstructurering, van-
wege de verlenging van
de opzeggingstermijnen, te maken krijgen met
grote meerkosten voor al hun werknemers. Deze
bijkomende kosten brengen het welslagen van vele
reorganisaties in gevaar. Bovendien pleit het VBO
ervoor dat de RVA direct de betaling van het ge-
deelte van de inschakelingsvergoeding op zich zou
nemen. Een tegemoetkoming in de vorm van een
terugbetaling miskent de fi nanciële moeilijkheden
waarmee vele ondernemingen die gedwongen zijn
zich te herstructureren geconfronteerd worden.
BRUGPENSIOEN REGELGEVING AANGEPAST VOOR
ONDERNEMINGEN IN HERSTRUCTURERING
HERSTRUCTURERING | SWT | TERMIJNEN | VERGOEDINGEN
HET VBO BETREURT DAT DE VERKORTING VAN DE OPZEG-GINGSTERMIJNEN BEPERKT
WORDT TOT ENKEL DE WERKNE-MERS DIE IN AANMERKING
KOMEN VOOR BRUGPENSIOEN
(*) Bij het ter perse gaan van deze REFLECT was dit KB nog niet bekendgemaakt.
58 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 58REFLECT NL_03-2014.indd 58 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
THE BUSINESS AGENDA 2014 - 2019 :
REBUILDING A COMPETITIVE EUROPE
Brussels, 14 – 15 May 2014
The European Business Summit (EBS) is the annual networking and lobbying forum for business leaders and policymakers in Europe. This is the ultimate meeting place where international business and European politics shape the future and set the agenda.
The EBS attracts 1,500 leaders from 60 countries and across all sectors; CEOs, industrialists, the European Commission & Parliament, Heads of State, international financing institutions and 200 journalists. This is all hosted at the prestigious Palais d’Egmont in Brussels.
Brussels
14 &15
May 2014
EDITION
An initiative of Supported byStrategic Partner
Programme, online registration and further information at : www.ebsummit.eu
Mario Monti > Former Prime Minister
of Italy
Herman Van RompuyPresident of the European Council
Carlos BritoCEO AB InBev
Vagit AlekperovCEO of Lukoil
< José Manuel BarrosoPresident of the European Commission
Neelie Kroes > Vice-President of the
European Commission
To register for EBS 2014, please visit : www.ebsummit.eu. For more information, contact : Anne-Laurence Cock I [email protected] I +32 2 645 34 84
REGISTRATIONS NOW OPEN
H.M. King Philippe of the Belgians
William Kennard,
Former Ambassador of the USA to the EU
Pascal Lamy,
Former Director-General of the WTO
Dominique Reiniche,
Former Chairwoman of Coca-Cola Europe
Lakshmi Mittal,
CEO of Arcelor-Mittal
Christian Morales,
Vice-President of Intel
Richard Pelly,
Former Chief Executive of the European Investment Fund
Niklas Zennstrom,
Co-founder of Skype
Peter Voser,
Former CEO of Royal Dutch Shell
Anders Dahlvig,
President of IKEA
Jürgen Thumann,
Former President of BUSINESSEUROPE
Catherine Ashton,
High Representative of the EU for Foreign Affairs
Wilhelm Molterer,
Vice-President of the European Investment Bank
Peter Praet,
Board Member of European Central Bank
Malcolm Harbour,
Member of the European Parliament
Harry van Dorenmalen,
Chairman of IBM Europe
Natarajan Chandrasekaran,
CEO of Tata Consultancy Services
Leif Johansson,
Chairman of Ericsson & Chairman of the ERTConnie Hedegaard,
European Commissioner for Climate Action(Speakers at previous editions)
REFLECT NL_03-2014.indd 59REFLECT NL_03-2014.indd 59 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
OPEENVOLGENDE OVEREENKOMSTEN VOOR EEN BEPAALDE TIJDOnderbreking van de overeenkomsten die niet kan worden toegeschreven aan de werknemer – Herkwalifi cering van de overeenkomsten als overeenkomst voor een onbepaalde tijd – Niet-hernieuwing van de laatste overeenkomst voor een bepaalde tijd – Onregelmatige verbreking – Opzeggingsver-goedingIn het geval van opeenvolgende overeenkomsten voor een
bepaalde tijd waarvan de laatste geherkwalifi ceerd werd als
overeenkomst voor een onbepaalde tijd geldt de niet-hernieu-
wing van de laatste overeenkomst voor een bepaalde tijd als een
onregelmatige verbreking die aanleiding geeft tot de betaling
van een opzeggingsvergoeding.
Hof van Cassatie, 30 september 2013, JTT, 2013, p. 492
SOCIALE VERKIEZINGENUitzendkrachten – Worden niet in aanmerking genomen voor de verdeling van de mandaten onder de verschillende catego-rieën van werknemers van de ondernemingDe ter beschikking van een gebruikende onderneming gestelde
uitzendkrachten worden niet in aanmerking genomen voor de
verdeling van de mandaten onder de verschillende categorieën
van werknemers in de onderneming (jeugdige werknemers,
arbeiders, bedienden en kaderleden).
Hof van Cassatie, 15 april 2013, JTT, 2013, p. 435
CONCURRENTIEBEDINGGeschrift – Bestaansvoorwaarde – Loongrens – Bepaling van dwingend recht ten voordele van werknemer – Uitwer-king – Einde door overmachtEen concurrentiebeding is op regelmatige wijze schriftelijk
vastgesteld wanneer het is opgenomen in het arbeidsregle-
ment en wanneer de werknemer in de individuele arbeids-
overeenkomst verklaart de bepalingen van dat reglement
te hebben aanvaard.
Alleen de werknemer kan beweren dat het concurrentie-
beding niet bestond omdat de jaarloondrempel op het
ogenblik dat de overeenkomst eindigde niet overschre-
den was.
Een concurrentiebeding is van toepassing wanneer de
SOCIALE RECHTSPRAAK
NADINE BEAUFILSADVOCAAT-VENNOOT
TAQUET, CLESSE & VAN EECKHOUTTE
SELECTIE VAN UITGEGEVEN EN NIET-UITGEGEVEN
RECHTSPRAAK VAN ARBEIDSGERECHTEN EN
-HOVEN
60 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 60REFLECT NL_03-2014.indd 60 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
arbeidsovereenkomst eindigt wegens een geval van medische
overmacht dat de werknemer treft.
Arbeidshof Gent, 8 april 2013, JTT, 2013, p. 333
EINDE VAN DE OVEREENKOMSTOvermacht – Arbeidsongeschiktheid – Geen verhaal tegen de beslissing van de geneesheer-preventieadviseur die de defi ni-tieve ongeschiktheid van de werknemer vaststelt – GevolgDe blijvende arbeidsongeschiktheid die de werknemer defi nitief
verhindert de overeengekomen arbeid te hervatten, is een geval
van overmacht die van aard is de verbreking van de arbeidsover-
eenkomst tot gevolg te hebben. Die ongeschiktheid moet wor-
den beoordeeld met betrekking tot de overeengekomen arbeid.
Het feit dat de werknemer geen verhaal, zoals bepaald in artikel
64 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003, heeft ingediend
tegen de beslissing van de geneesheer-preventieadviseur die
zijn defi nitieve ongeschiktheid vaststelt, belet hem niet later de
vaststelling van zijn defi nitieve ongeschiktheid te betwisten voor
de arbeidsgerechten.
Arbeidshof Brussel, 16 juli 2013, JTT, 2013, p. 459
EENZIJDIGE WIJZIGINGAfschaffi ng van een loonvoordeel – Verdere uitvoering van de overeenkomst – Latere vraag tot herstel van het afgeschafte voordeel – Algemeen rechtsbeginsel van de verzaking van een recht – Toepassing van de artikelen 1134 en 1184 B.W.Dat de werknemer geen verbreking van de arbeidsovereen-
komst inroept na een eenzijdige wijziging van de arbeidsvoor-
waarden ontneemt hem niet het recht naderhand de uitvoering
te vorderen van de overeenkomst zoals zij gesloten werd.
Uit het algemeen rechtsbeginsel volgens welke de verzaking van
een recht niet wordt vermoed en slechts kan worden afgeleid
uit feiten of handelingen die niet vatbaar zijn voor een andere
interpretatie vloeit, omgekeerd, niet voort dat de verzaking van
een recht moet worden afgeleid uit feiten of handelingen die
niet vatbaar zijn voor een andere interpretatie.
Hof van Cassatie, 26 juni 2013, JTT, 2013, p. 494
ONTSLAG OM DRINGENDE REDENPrivacy – Facebook – Wering bewijs – Rechtspraak AntigoonDe werknemer in een beursgenoteerd bedrijf die sceptische
en kritische commentaar over het beleid van de onderneming
post op het openbare gedeelte van zijn Facebook-pagina, werd
terecht ontslagen om dringende reden. De werknemer kon niet
redelijkerwijze verwachten dat niet-vrienden van deze gege-
vens geen kennis kunnen nemen. Hoewel de werkgever de Wet
Elektronische Communicatie heeft geschonden door kennis te
nemen van gegevens die niet persoonlijk voor hem bestemd
waren, kunnen zij toch gebruikt worden als bewijs, aangezien
de betrouwbaarheid van het bewijs en het recht op een eerlijk
proces niet zijn aangetast en er geen op straffe van nietigheid
voorgeschreven vormvereisten werden miskend.
Arbeidshof Brussel, 3 september 2013, JTT, 2013, p. 497
OPZEGGINGKennisgeving – Gewone brief – Nietigheid – Redelijke termijn overschreden – Afstand – Nieuwe beëindigingDe opzegging door de werkgever per gewone brief is nietig.
De werknemer die zich niet binnen een redelijke termijn na de
absolute nietige opzegging op het ontslag beroept, verliest het
recht om later de onmiddellijke beëindiging in te roepen. In dat
geval duurt de arbeidsovereenkomst voort tot er een nieuwe
beëindigingshandeling plaatsvindt.
Arbeidshof Brussel, 24 juni 2013, JTT, 2013, p. 498
HANDELSVERTEGENWOORDIGINGActiviteit – Zaken sluiten – Immobiliënagentschap – Uitwin-ningsvergoeding – Aanbreng van cliënteel – Begrip – Geen binding van de klanten aan de ondernemingVoor een immobiliënagentschap beperkt het sluiten van zaken
zich niet tot de verkoop van onroerende goederen: het gaat
er tevens om vooraf mandaten te bekomen van kandidaat-ver-
kopers.
Het begrip cliënteel behelst de verwezenlijking van potentiële
nog te komen bestellingen, wat hier niet het geval is.
Wanneer er omwille van de aard van de producten of diensten
geen binding van cliënten aan de onderneming aanwezig is,
is de uitsluiting van het recht op een uitwinningsvergoeding
gerechtvaardigd.
Arbeidshof Bergen, 11 april 2013, JTT, 2013, p. 331
61
REFLECT NL_03-2014.indd 61REFLECT NL_03-2014.indd 61 22/04/14 15:4522/04/14 15:45
COLOFON REDACTIE Nadine Beaufi ls, Sofi e Brutsaert, Bart Buysse, Alice Defauw, Olivier Joris, Philippe Lambrecht, Geert Vancronenburg, Marie-Noëlle Vanderhoven, Olivier Van der Maren, Johan Van Praet EINDREDACTIE Linda Janssens, Anne Michiels VERTALING Vertaaldienst VBO PUBLICATIEVERANTWOORDELIJKE
Stefan Maes OPMAAK Vanessa Solymosi (Landmarks) CONCEPT Stapel Magazinemakers FOTOGRAFIE Daniel Rys ILLUSTRATIES Peter Willems, Vec-star DRUK Graphius VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Stefan Maes, Ravenstein-straat 4, 1000 Brussel RECLAMEREGIE ADeMar, Graaf de Fienneslaan 21, 2650 Edegem (Antwerpen) Contact: Nele Brauers, Tel. 03 448 07 57, [email protected]
Ce magazine est également disponible en français.Dit magazine kunt u ook lezen op www.vbo.be > Publicaties > Publicaties - gratis
VBO AGENDA MEER INFO: WWW.VBO.BE > EVENTS
Ravensteinstraat 4, 1000 Brussel Tel. 02 515 08 11 - Fax 02 515 09 [email protected] - www.vbo.be
TOT DECEMBER 2014 CYCLUS ‘MIDDAGEN VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM’ Nog drie lunchconferenties: ‘Recente ontwikkelingen in het octrooi-
recht’ (26 juni); ‘Merken en namaak – Hoe ageren tegen namaak aan de grens?’ (14 oktober); ‘Van droom tot realiteit: het unitair octrooi en het eengemaakt octrooigerecht’ (8 december).
PLAATS: VBO, BRUSSEL INFO: WWW.VBO.BE, [email protected], T 02 515 08 91
2013 - 2014 VBO SOCIAL ACADEMY Investeren in evenwichtige arbeidsverhoudingen, in motivatie en
vertrouwen van uw mensen rendeert en laat u toe op korte termijn de vruchten te plukken. Optimaliseer het sociaal klimaat in uw onderne-ming met behulp van de kennis en het advies van de social academy.
PLAATS: VBO, BRUSSEL INFO: WWW.SOCIALACADEMY.BE, [email protected], T 02 515 08 36
26TH SEPTEMBER 2014 BRUSSELS SCHOOL OF COMPETITION UNTIL 26TH JUNE 2015 The BSC aims at fostering education, compliance and research in the
fi eld of Competition law and Economics. As a part of its educational purpose, BSC organises a high-profi le Specialized Programme in EU Competition Law and Economics (taught entirely in English). With an outstanding line-up of professors, the BSC will continue to provide its high quality training in EU Competition Law and Economics for the new academic year.
VENUE: FEB, BRUSSELS INFO: VISIT OUR WEBSITE WWW.BRUSSELSSCHOOLOFCOMPETITION.EU, [email protected], T 02 515 09 83
62 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019
REFLECT NL_03-2014.indd 62REFLECT NL_03-2014.indd 62 22/04/14 15:4522/04/14 15:45