17

Preview Een kwestie van zelfbehoud

Embed Size (px)

DESCRIPTION

 

Citation preview

Page 1: Preview Een kwestie van zelfbehoud
Page 2: Preview Een kwestie van zelfbehoud

Henk Hanssen

Een kwestie van zelfbehoudRoman

2013de bezige bijamsterdam

Page 3: Preview Een kwestie van zelfbehoud

Voor Jo

Copyright © 2013 Henk HanssenOmslagontwerp Studio Jan de Boer

Omslagillustratie Marika Hotel , Beiroet, 1991, foto Raymond Depardon (Magnum)

Foto auteur Keke KeukelaarVormgeving binnenwerk Adriaan de Jonge

Druk Bariet, Steenwijkisbn 978 90 234 7412 8

nur 301

www.debezigebij.nlwww.hanssen.nl

Page 4: Preview Een kwestie van zelfbehoud

deel een‘Ik ben een ander Beiroet, waar niemand om treurt.’Bahai Mahmud Awad

Page 5: Preview Een kwestie van zelfbehoud

1

Waarom heb ik hem niet eerder doorzien? Het strooien metcitaten, de sigaartjes, de kostuums, die hele attitude van eenbohemien met een hang naar de klassieken. Ik had welbe-schouwd weinig met Sybrand gemeen, behalve een aeervan gebaande paden en de neiging elke autoriteit te wantrou-wen, maar we deelden genoeg om een vriendschap te latenontvlammen, een vriendschap waarin mijn enige ideaal ver-schrompelde, die mijn beeld van de wereld verschroeide. Ofschuif ik hem nu schuld toe die alleen mijzelf tre? Amor fati,die spreuk van hem heb ik onthouden.

Wat als ik in mijn razernij de trekker had overgehaald? Watals majoor Salah op het beslissende moment niet was ge-loofd? Grote kans dat ik ginds nog ergens in een kot lag te cre-peren, kleine kans dat ik dit verhaal had kunnen opschrijven.

Was het wel vriendschap? Koos ik niet voor hem omdat ikme voelde aangetrokken tot zijn excentriciteit, tot de eigen-zinnige houding die hem een exclusief paspoort naar een an-dere wereld leek te verschaffen, een wereld waarnaar ik hun-kerde? Sybrand was drie jaar ouder dan ik en misschien door-zag ik hem ook niet omdat ik zelf druk bezig was de schijn opte houden.

Op een koele nazomermiddag, een paar weken na het be-gin van ons eerste schooljaar, raakte ik met hem aan de praat,stomtoevallig, leek het. Hij was me al eerder opgevallen, zoalshij bij iedereen in het oog viel. Door de misprijzende blik die

9

Page 6: Preview Een kwestie van zelfbehoud

de boycot handel bleven drijven met Zuid-Afrika. Nee, hijwas een undercoverjournalist van De Telegraaf, bezig aan eenverhaal over de wantoestanden op de school.

Ik wist niet wat ik van hem moest vinden. Wat hij ookmocht uitspoken, ik geloof dat ik hem vooral als een aanstel-ler zag. Een interessant figuur, zeker, maar toch een kwast,een mislukte corpsbal die ’s avonds tot leven kwam in rokeri-ge sociëteiten waar hij lullepotten hield over onbenullige on-derwerpen.

Die middag trof ik mijn fiets met een slappe voorband in hetfietsenrek aan. Bij de conciërge vroeg ik om een fietspomp.

‘Is al in gebruik,’ bromde hij en met een weids gebaar diri-geerde hij me in de richting van het schoolplein. Ik kwam uitbij een student die voorovergebogen bij het achterwiel van eenracefiets zat. Onder zijn knieën lagen twee witte zakdoekenuitgespreid, kennelijk om zijn broek te beschermen. Naasthem stond een schoudertas van geruwd kalfsleer. Hij perstehet tuitje van de pomp op het ventiel, stond op en drukte hethandvat een paar keer naar beneden, tot hij hoorde dat delucht langs het ventiel siste.

‘Godverdomme,’ zei hij, ‘handig hoor, zo’n racefiets.’Hij keek naar me omhoog. Van dichtbij zag hij er ouder uit

dan hij moest zijn. Zijn gezicht was getekend als een portretin houtskool: scherpe lijnen op een albasten huid. Zijn blau-we ogen keken me als twee brandende puntjes aan.

‘Dat kun je vergeten,’ zei ik. ‘Dat zijn wielrenbanden, tubeszonder binnenband. Je hebt een verloopstukje nodig. Ik hebzelf ook zo’n fiets gehad.’

Hij kwam overeind en klopte op zijn antracietgrijze trench-coat als had hij een stoffige klus geklaard. Met een snelle

11

in zijn kop stond gebeiteld, een blik waaruit een nauwelijksverholen minachting sprak, alsof hij zich in een omgeving be-vond die hij amper duldde. Door zijn lange, blonde haar, datin krullen tot op zijn frêle schouders viel, en vooral door dekostuums waar hij zich als enige van de schoolbevolking intooide. Donkere pakken, meestal zwart of een nauwelijks vanzwart te onderscheiden kleur blauw, met wijdvallende jasjesvan een soepele stof die langs zijn magere lijf gleden, en daar-onder altijd een wit overhemd en een das in een felle kleur.Onder de nauwe broekspijpen staken steevast klassiek ogen-de, puntige leren schoenen met een hoge vetersluiting en eenbrutaal naar voren wijzende punt. Met zijn outfit deed hij medenken aan David Sylvian, de elegante leadzanger van Japan,maar toen ik hem daar eens op wees ontkende hij in alle toon-aarden aan wie dan ook een voorbeeld te nemen.

Fier rechtop wandelde hij door de met graffiti en kretologiebekladde gangen, met zijn lengte net iets uitstekend boven deandere studenten, die zich vrijwel zonder uitzondering hul-den in schipperstruien, tuinbroeken en manchester werk-mansjasjes. Zijn onberispelijke pakken werkten als een har-nas dat anderen op een geduchte afstand hield: Sybrand hadgenoeg aan zijn eigen gezelschap. Hij dronk alleen koffie, zatalleen te lezen in de kantine – in een boek, pas later een krant– en liep in zijn eentje de school uit.

Iedereen had een mening over hem. Hij was een zieligewees, een contactgestoorde kostschooljongen met een te gro-te erfenis. Nee, hij was een bvd-infiltrant die de relaties tus-sen de School voor de Journalistiek en het actiewezen inkaart bracht – het gerucht ging dat verschillende studentenpr-klusjes verrichtten voor ondergrondse groeperingen diezich met bomaanslagen keerden tegen bedrijven die ondanks

10

Page 7: Preview Een kwestie van zelfbehoud

neelgezelschap, de fanfare, de drumband, een carnavalsge-nootschap en de padvinders – vierden er hun hoogtijdagenmet een mis. Als ik de kerk in mijn herinnering voor me zie,drij er altijd een ring van nevels omheen. Mijn ouders kre-gen waar voor hun geld: er lag permanent een deken vanmestgeur over het dorp gespreid.

‘Als het je lukt, bied ik je een dinertje aan. Sigaartje?’ Sy-brand presenteerde een zilverkleurig foedraal waaruit vijfdunne sigaren staken.

‘Nee, dank je.’Hij streek een lucifer af, nam een paar trekjes en stootte een

rookwolk uit die als een ballon wegzweefde boven het plein.In een laatje bij de conciërge had ik een verloopstuk gevon-

den, dat ik op het ventiel schroefde. Na een paar keer pompenwas de band hard. Sybrand kneep goedkeurend in het rubber.Nadat ik ook mijn band had opgepompt, fietsten we over deBiltstraat naar het Janskerkhof. Het was halfzes. Bollewijn, demensa van het corps, was net open. In een hoek zat een groep-je studenten aan twee tegen elkaar geschoven tafels met haasti-ge bewegingen borden nasi naar binnen te lepelen, vermoede-lijk een corveeploeg die straks aan de slag moest in de keuken.

‘Hier?’Zonder op een antwoord te wachten, legde Sybrand zijn

trenchcoat over de leuning van een stoel en ging zitten. Ach-ter hem zwiepte een deur open, uit de keuken waaide een golfmuziek het restaurant in. Luidkeels meezingend met Queens‘Another one bites the dust’ stapte een student naar binnenmet een dienblad vol rode kaarsenhouders waar theelichtjesin flakkerden. Hij zette ze een voor een op de formicatafeltjes,schakelde de tl-verlichting uit en verdween dansend door dedeur. De zaal baadde in het rode schijnsel van de tientallenkaarsjes.

13

hoofdbeweging wierp hij zijn haar naar achteren en stak zijnhand uit.

‘Sybrand Sax.’‘Koen Donkersloot.’‘Aangenaam.’Hij keek naar zijn fiets alsof het een stuk oudroest was.‘Dus ik zit me hier voor niks vies te maken? Wat weet ik er

ook van. Ik gebruik dit vehikel nog maar net.’‘Waar moet je naartoe?’ vroeg ik.‘Naar Vleuten, godbetert. Maar ik geef het op, ik neem wel

de bus.’Hij trok zijn schoudertas aan de riem omhoog en wilde

weglopen.‘Misschien kan ik je helpen. Ik ga bij de conciërge wel op

zoek naar het verloopstukje dat je nodig hebt. Dat hee hijvast.’

‘Dat is bijzonder grootmoedig van je. Ik wacht wel even.’Hij schraapte de g uit zijn keel alsof er een druivenpit in zijn

luchtpijp zat. Nu valt het me niet meer op, maar in die tijd washet eerste kenmerk dat ik van mensen opsloeg de manierwaarop ze de g uitspraken, een obsessieve observatie die wor-telt in het Brabantse dorp waar ik ben opgegroeid. Ik was ze-ven jaar toen mijn ouders besloten dat hun zoon beter zou ge-dijen in een omgeving met plattelandslucht. Van een Eindho-vense nieuwbouwwijk verhuisden we vijien kilometer zuid-oostwaarts naar Moorsel, een dorp van dik duizend zielen datin de schaduw van een absurd grote koepelkerk lag te soezen.De schulp van het godshuis verbond alles met iedereen. Bijgeboortes kwam men er samen aan de doopvont, bij huwelij-ken voor het altaar, bij sterfgevallen rond de baar, en de talrij-ke verenigingen – sportclubs, zangkoren, het gilde, een to-

12

Page 8: Preview Een kwestie van zelfbehoud

De ober maakte een pirouette en danste richting keuken.‘Alleen oppervlakkige mensen hechten geen belang aan de

buitenkant,’ zei Sybrand.‘Wat een pummel.’ Hij peuterde een sigaartje uit de koker.

‘En waar kom jij vandaan?’ vroeg hij. Hij moest allang ge-hoord hebben dat ik uit het zuiden kwam.

‘Uit een boerengat, uit Moorsel.’‘Ha, welk een ontboezeming. Moorsel?’‘Een dorp met een paar geasfalteerde karrensporen, in de

buurt van Helmond. Regionaal beroemd om zijn snackbarmet puike frikadellen-speciaal én een joekel van een kerk,waarvoor de boeren eeuwenlang krom hebben gelegen.’

‘Geen verhaal om hier veel vrienden mee te maken.’‘Ik heb wel overwogen lid te worden van het corps. Nadat ik

Soldaat van Oranje had gezien, dacht ik: dat wil ik ook! Voor-al die scène waarin Rutger Hauer een soepterrine op zijnhoofd krijgt. Volledig uit de hand gierende schranspartijen,dat leek me wel wat.’

‘Het boertje wilde weleens wat anders?’‘Ja, maar toen ik in Utrecht aankwam en al die blazertjes als

een kudde schapen door de stad zag schuifelen, bedacht ikme. Om toch wat studentenjolijt mee te maken, ben ik lid ge-worden van Veritas.’

‘Veritas! Veritas vos liberabit!’‘Pardon?’‘Oewel de waarheid zal jullie bevrijden. Dat is de lijfspreuk

van een groep kruisridders waaraan mijn leraar geschiedeniseens een les wijdde. Een mooie kreet, die heb ik gelijk in mijnaforismenboekje genoteerd. Hoe is het bij Veritas?’

‘Het scheelde niet veel of ik had op haueriaanse wijze eenschaal naar mijn hoofd gekregen.’

1

‘Het is hier net een hoerenkast,’ zei Sybrand geërgerd.‘Gadverdamme!’ Een tel nadat hij was gaan zitten, vloog hij

overeind. Hij haalde een zakdoek uit zijn broekzak en wreefhet tafeltje schoon. ‘De vetlaag van gisteravond zit er nog op.Die corpsballen mogen dan allemaal een blauw blazertje dra-gen, het zijn stuk voor stuk varkens.’

Met een hoofdknikje gebaarde hij dat de tafel gereed wasvoor gebruik.

‘Toch had jij naadloos in dit gezelschap gepast,’ zei ik nadatik tegenover hem plaats had genomen.

‘Ik? Waar zie je me voor aan?’‘Qua klederdracht, bedoel ik.’ Ik liet mijn ogen dwalen over

de krijtstrepen van zijn colbert.‘Schijn bedriegt, vriend. Of zie jij het verschil niet tussen

een varkensvodje en een Italiaans maatkostuum?’‘Niet echt, vrees ik.’‘Dan zal ik je onderwijzen. Dit pak is gemaakt door signo-

re...’‘Dat geloof ik wel,’ onderbrak ik hem. ‘Maar qua naam dan,

qua naam had je hier zéker geen gek figuur geslagen. Ik be-doel, Sybrand? Ik wed dat al die knapen hier, én de ballen-meisjes niet te vergeten, in katzwijm vallen als jij je aan henzou voorstellen.’

‘Die potsierlijke voornaam heb ik aan mijn attente moederte danken. Zij stamt af van een adellijke Friese familie.’

De keukendeur sloeg weer open. De zingende ober huppel-de op ons af.

‘Heren, wat mag het zijn?’Zijn pokdalige hoofd stak als een stuk chorizo uit de kraag

van een blauw jasje dat nauw om zijn lijf sloot. Ik bestelde eenspaghetti bolognese en een glas bier. ‘Voor mij hetzelfde,’ zeiSybrand. ‘Met een glas rode wijn.’

14

Page 9: Preview Een kwestie van zelfbehoud

lange stilte, onderbroken door uitroepen: ‘Is dit het nieuwejaar?’ ‘Klootzak!’

Ik voelde een stekende pijn in mijn onderrug: ik was op demicrofoonstandaard terechtgekomen.

‘Ben je nog steeds lid?’ vroeg Sybrand grinnikend. Hij draaideeen knoedel deegslierten op zijn lepel. Bollewijn was inmid-dels volgelopen. Blazers en parelkettinkjes waren in de meer-derheid, maar ik ontwaarde ook een stel geitenwollen sokken,en vlak naast ons een groepje rasta’s met bontgekleurde mut-sen waar bossen dreadlocks uit groeiden.

‘Na die nacht ben ik er nog een paar keer geweest, maar ikkwam steeds mensen tegen die begonnen te zeuren over mijnoptreden, soms werden ze zelfs agressief. “Wat kom je hiernog doen, rotte Johnny?” Dat soort opmerkingen, geduw engetrek. Ik snap niet dat ze er de humor niet van in kunnenzien. Als nuldejaars moet je juist de tradities van de oudere-jaars aanvallen, je visitekaartje afgeven. Het is toch geweldigals zo’n tamme avond ontaardt in een bende? Chaos is tocheen bron van nieuwe energie?’

Sybrand legde zijn vork op de rand van het bord.‘Je neemt die teksten toch niet serieus?’Ik liet een slok bier bruisen in mijn mond. Hoe legde ik dit

uit? Natuurlijk waren de Sex Pistols niet meer dan een eruptievan onbekookte woede, als een stel beeldenstormers haddenze alle heilige huisjes omvergekegeld, en toch had ik sympa-thie voor hun schijt-aan-alles-mentaliteit. Toen ze een paarjaar geleden in Eindhoven optraden, hadden mijn ouders degrootste moeite gehad mij van een brommerrit af te houden.Nee, we staan niet toe dat je daarheen gaat! Het kon immers al-leen maar slecht aflopen wanneer hun zestienjarige zoontje

17

Samen met tweehonderd andere eerstejaars was ik eenweek lang ontgroend. Nou ja, ontgroend, voor iemand diedroomt van zwieren aan kroonluchters en door de lucht sui-zend servieswerk was de week uitgemond in een teleurstel-ling. Het Veritas-noviciaat bestond uit eindeloze kennis -makingsspelletjes, een toneelstukje over studentenleed, eenspeurtocht en een traditionele bonte avond waarop de nulde-jaars stukjes moesten opvoeren voor de ouderejaars. Om deboel te stangen, bedacht ik een brute act. Ik weet niet waar ikde moed vandaan haalde, waarschijnlijk uit de glazen jus metpisang-ambon die ik in hoog tempo naar binnen goot, maarin de loop van de avond hoorde ik mezelf tegen mijn jaarge-noten vertellen dat ik als Johnny Rotten zou gaan optreden.Ik zou ‘Anarchy in the UK’ wel even ten gehore brengen, meteen klein verschil. Ik verving de U uit de refreintitel door deM: ik zou niet oproepen tot anarchie in het Verenigd Konink-rijk maar tot chaos in de MK. De MK, een aorting van Meis-jes Kamer omdat er vroeger alleen dames werden toegelaten,was de sociëteit van Veritas, waar de dagelijkse borrel plaats-vond. Om twee uur ’s nachts denderde ik het podium op, eenverscheurd T-shirt om mijn lijf. Op de snerpende gitaarak-koorden van e Sex Pistols spuugde ik ‘Anarchy in de mk!’in de microfoon. De zaal staarde me verbijsterd aan, sommi-ge ouderejaars stonden op en hieven een gebalde vuist, maarik schreeuwde aan één stuk door, verblind en verdoofd, stui-terend door een storm van lawaai: ‘I am an antichrist, I am ananarchist! Destroy!’ Terwijl de laatste tonen wegstierven,smeet ik de microfoon in een hoek, wankelde naar achterenen liet me, plotseling uitgeput, ruggelings op de grond vallen.Zoals afgesproken stoof een stel nuldejaarsmeiden gillend debühne op, waarna het doek viel. Geen applaus. Slechts een

1

Page 10: Preview Een kwestie van zelfbehoud

een tang omgebogen, voordat ik hem in mijn mond stak.Maar het zag er echt uit.’

‘Goh, een punker. Dat had ik niet achter jou gezocht. Je stu-dentenkloffie is eigenlijk een vermomming?’

Sybrand stak zijn hand over de tafel en trok losjes aan dezwarte vezels van mijn schipperstrui.

‘Dit moet eigenlijk een vaal motorjack zijn waaruit stalenpunten steken?’

‘Ik was meer een dorpspunkertje. Leren jasje, laarzen metspitse neuzen, dat werk.’

‘Je bent gewoon slachtoffer van de tijdgeest, of van je hor-monen,’ concludeerde Sybrand op scherpe toon. ‘Hoe oudben je?’

‘Achttien. Net geworden.’‘Zie je, op die leeijd komt iedereen in opstand, als een

kree werp je het beschermende schild van je jeugd af. Daar-na ben je kwetsbaar, bevattelijk voor allerlei stromingen. Hetis de kunst je eigen koers te bepalen en je niet te laten meevoe-ren met inhoudsloze modegrillen zoals punk of rasta.’

Hij wierp een aeurende blik op onze buren, bukte zich enhaalde een boek uit zijn tas.

‘Ik heb iets voor je. Lees dit maar eens.’Aldus sprak Zarathoestra. Een boek voor allen en voor nie-

mand stond op het omslag.‘Friedrich Nietzsche. Weleens van gehoord?’‘Dat wel, maar niet gelezen.’‘Een van de grootste filosofen. Dit is zijn meest toegankelij-

ke boek. Hij kruipt in de huid van Zarathoestra, een Perzi-sche wijze die zich tien jaar lang als een kluizenaar in de ber-gen terugtrekt. Ten slotte keert hij terug onder de mensen omzijn wijsheden te verkondigen. Zijn boodschap sluit perfect

19

een voorstelling van de opstandige punkband zou bezoeken.Achteraf gezien jammer, het zou een van de weinige Neder-landse optredens van de band blijken te zijn. Ik ben vergetenwaarom ik mijn kont niet tegen de krib gooide. Mijn kredietwas op, dat speelde een rol, ik was een week daarvoor doorschool geschorst. ‘Carolditz’, zo noemde ik mijn middelbareschool, het Helmondse Carolus Borromeus College, naar detv-serie Colditz, die handelde over een kasteel waar de nazi’sEngelse krijgsgevangenen vasthielden. Nadat ik ettelijke ke-ren de klas was uit gezet wegens onbenulligheden die te onbe-nullig zijn om over uit te weiden, concludeerde ik dat de lera-ren en conrectoren míjn nazi’s waren, een mening die ik in deaanloop naar de kerstdagen illustreerde door met sneeuw -spray hakenkruisen en SS-tekens op auto’s en kamerdeurenvan docenten en conrectoren te spuiten. De rector was not be-paald amused, hij stuurde een boze brief naar mijn ouders enverbande me drie dagen van school. Mijn onbezonnen actiegaf een hoop gedoe: verzekeringsgeregel en excuusbrieesschrijven. En van mijn vader moest ik voor straf De negentientreinen naar Sobibor lezen, dat boek over een concentratie-kamp waar 34 000 Nederlandse Joden werden vergast zou mewel afleren ooit nog ergens nazisymbolen op te kladden.

‘Don’t know what I want but I know how to get it, dat is tocheen cryptische zin om even over na te denken? Nee, natuur-lijk neem ik niet alles letterlijk, maar het gevoel daarachter be-grijp ik wel. Het idee van: haal alles maar neer, we beginnenopnieuw.’

Ik aarzelde even en voegde eraan toe: ‘Ik heb ook een paarweken met zo’n veiligheidsspeld door mijn wang gelopen.’

‘Je meent het. Zelfmutilatie!’‘Ik had de punt van de speld wel afgevijld natuurlijk, en met

18

Page 11: Preview Een kwestie van zelfbehoud

2

Sybrand leek onze kennismaking snel te zijn vergeten. In demaanden na onze ontmoeting scheerde hij in de gang aan mevoorbij, als een werveling van zijde en sigarenrook. Somsgunde hij me een hautain knikje van herkenning en dat wasdat. Misschien vergde zijn zorgvuldig gecultiveerde uiterlijkal zijn aandacht. Het geborstelde haar, het kreukloze pak, zijngabardine trenchcoat of, nu het kouder werd, zijn donker-blauwe mantel van zacht kasjmier, die hij over zijn arm dra-peerde wanneer hij van lokaal wisselde, waarschijnlijk be-ducht hem op te hangen aan een openbare kapstok.

Misschien school er toch enige waarheid in de verhalen dieover hem de ronde deden. Het waren andere tijden, rare tij-den. Al merkte je er niets van, er was een oorlog gaande, erstonden honderden atoomraketten op ons land gericht. Defrontlijn van de Koude Oorlog lag weliswaar ver weg, in An -gola, Korea, Cuba en langs het IJzeren Gordijn, maar de havi-ken in het Kremlin en het Witte Huis verschenen maandelijksop tv met de verzekering dat ze, in het uiterste geval, bereidwaren de atoomoorlog in West-Europa te laten ontbranden –schokkend simpel, met één druk op de knop van een roodkoffertje. Voor een jongen met spionagetalent, en daar zag ikhem wel voor aan, was er werk genoeg. Mengde hij zich voorde Russen onder communistenvreters of volgde hij voor decia de opinieleiders van onze school? Als ik hem goed hadbegrepen, zou de politieke richting van zijn opdrachtgever

21

aan bij je punkliedje. Vernietig alle heersende waarden en be-gin opnieuw, stelt hij.’

‘Pittige kost,’ zei ik, een sigaret rollend.‘Zarathoestra is juist heel lichtvoetig geschreven. Het boek

staat stijf van aforismen die de essentie raken.’Ik stak de sigaret in het theelichtje en vulde mijn longen

met rook.‘Nietzsche is toch de uitvinder van de übermensch?’‘Niet helemaal, die term werd al door anderen gebruikt,

Nietzsche hee het begrip gepopulariseerd. De übermenschis vooral een idee, een concept van een mens, de mens zoalsdie volgens Nietzsche moet zijn.’

‘En hoe ziet die übermensch eruit?’‘Als iemand die in staat is zelfstandig zijn leven te definië-

ren, iemand die door rotsen van idealen, religies en anderehem omringende waandenkbeelden zijn eigen pad hakt.Boeiende stof voor een met anarchie flirtend punkertje.’

20

Page 12: Preview Een kwestie van zelfbehoud

maakte kennis met Dionysus, de Griekse god van de natuur,van de vruchtbaarheid en de groeikracht, van de voorspellingen de reiniging. Schopenhauer presenteerde zich met zijntheorie over de oerwil, de drijvende kracht die ons leven zoubepalen door boven het menselijk streven uit te stijgen. EnHeraclitus de Duistere stelde zich aan me voor, de Griekse fi-losoof die Nietzsche inspireerde met zijn aeer van de massaen met zijn voorstelling van de wereld als één groot slagveld:‘Alle dingen ontstaan uit strijd, de oorlog is de vader van allemensen en goden.’

Friedrich Nietzsche was de Johnny Rotten van de filosofie,dat werd me wel duidelijk. Moed, daar draaide het allemaalom bij hem, de moed om de bijl te leggen aan de ketenen vanovertuigingen waarmee het christendom onze samenlevingknevelde. Hij beschreef hoe normen als eer, trots en kracht,de pijlers onder het Grieks-Romeinse waardestelsel, in deloop der eeuwen waren afgebladderd en ten slotte verruildvoor weke waarden als medelijden, naastenliefde, gelijkheiden verdraagzaamheid. Hij schetste hoe instincten als wellust,avontuurzucht en bloeddorst waren getemd door nederig-heid, respect en het dictaat dat de aardse mens een devoot le-ven moest leiden in afwachting van het oordeel Gods.

Waarom liep Sybrand rond met dit boek uit de negentiendeeeuw? Ik dacht aan mijn vader: wat zou hij vinden van Nietz-sche? Een maand geleden had ik hem een brief gestuurd. Een-envijig was hij nu, de vermaarde psychotherapeut uit Moor-sel. Van heinde en verre reisden cliënten naar hem toe omzich door hem van verslavingen en fobieën te laten verlossen.‘Ik zoek geen genezing en ik lijd niet aan een kwaal,’ schreef ikhem, ‘maar toch zoek ik je op, omdat ik met je van gedachtenwil wisselen over deze vragen: hoe heb jij je gedurende je ado-

23

hem niet veel uitmaken. Ik nam aan dat ook hij zijn eigen wegaanlegde, al moest hij er graniet voor opblazen. Waarom liethij me links liggen? Wilde hij me tijd geven om het boek zijnwerk te laten doen, zoals een arts een afspraak uitstelt tot hetmedicijn aanslaat? Als dit zijn intentie was, schoot hij in deroos. Zarathoestra was tot mijn vaste gezelschap gaan beho-ren. Wanneer ik kon, las ik korte passages uit het boek – na eenles, bij het eten en tijdens de avonden die ik eindeloos oprekteom de onvermijdelijke fietstocht naar Zeist uit te stellen. Mijnouders hadden erop gestaan dat ik in het villadorp op kamerszou gaan bij een oudere weduwe, vermoedelijk omdat ze dekans dat ik aan het woelige studentenleven ten prooi zou val-len wilden verkleinen. Omdat ik er niet aan twijfelde dat wasafgesproken dat de hospita mijn ouders af en toe zou inlichtenover mijn handel en wandel, gaf ik haar weinig stof voor eengoed gesprek met pa en ma. Tot een uur of elf bleef ik rondhan-gen in de stad. Nadat ik me bij Veritas niet meer kon vertonen,bracht ik, mede door geldnood gedwongen, de avonden dooronder de kastanjebomen van het Hogelandse Park of, toen hetkouder en donkerder werd, aan de leestafel van studenten-cafés in de binnenstad, waar ik anderhalf uur aan één pilsjesabbelde. Ik zat altijd achter tijdschrien en boeken verscho-len, Vrij Nederland, hp, de ontstaansgeschiedenis van eNew York Times, de biografie van krantenmagnaat WilliamRandolph Hearst, maar ik eindigde steevast met Zarathoestra:‘Het wordt tijd dat de mens zijn doel kiest. Het wordt tijd datde mens de kiem van zijn hoogste verwachting plant.’

Sybrand mocht het boek Nietzsches meest laagdrempeligewerk noemen, de tekst wemelde van de woorden, namen enbegrippen die ik moest opzoeken in een encyclopedie. Ik

22

Page 13: Preview Een kwestie van zelfbehoud

bij een boekhoudkantoor op en ging het huishouden bestie-ren, pa bleef kostwinner en ging in de avonduren weer stude-ren. Dit keer voor een nieuwe roeping die hij in zichzelf hadbeluisterd, het vak van psychotherapeut. Hij verslond metersboeken over de manieren waarop het onderbewuste kon wor-den beïnvloed via allerlei ontspanningstechnieken, waarinhij zich wist te bekwamen. Geleidelijk verwierf hij zoveel be-kendheid dat hij zijn leraarschap kon opgeven.

Wat me fascineerde was dat hij altijd gelovig was gebleven,althans dat beweerde hij. ‘Hoe kun jij, met al je levenservaring,je eruditie en je vertrouwdheid met de verraderlijke spelon-ken van het onderbewuste, een God trouw blijven?’ schreef ikhem. Mijn vader had niet op de brief gereageerd, en ook deweekenden waarin ik thuiskwam, zoals ik in het begin vanmijn studie nog gewoon was, bleef hij zwijgen wanneer ik er-naar vroeg.

Pas tijdens het schoolfeest op de avond voor het begin van dekerstvakantie, raakte ik weer in gesprek met Sybrand, notabene door mijn onhandigheid. Met een glas in de hand draai-de ik me weg van de bar en botste tegen hem op, bier morsendop zijn overhemd.

‘Ook goedenavond,’ zei hij, terwijl hij een servet van de barpakte en zich droog depte. Hij droeg een zwart pak en eenokerkleurige das met paisleydessin.

‘Excuses,’ zei ik.Met een luchtig gebaar wuifde hij mijn verontschuldiging

weg.‘Niets, behalve wat uit het hart vloeit, kan uiterlijke verschij-

ningsvormen beschadigen. Je kunt beter met bier knoeiendan met moraal, nietwaar?’

2

lescentie ontwikkeld? Was de kerk je enige leidraad, of schiepje ruimte om je eigen weg te kiezen? Tot welke mensen uit jeomgeving voelde jij je aangetrokken? Welke boeken hebbenje denken beïnvloed?’

Natuurlijk, hij had een heel andere jeugd gekend dan ik,zijn zorgeloze zoon. Tot aan zijn dertigste waren zijn jaren ge-tekend door tegenslagen van het bitterste soort. Hij was tij-dens de Tweede Wereldoorlog opgegroeid in een Helmondsevolksbuurt, als middelste van een wagenmakersgezin met ne-gen kinderen. Meneer pastoor was content met deze verme-nigvuldiging, maar bij mijn vader thuis hadden ze geen rooiecent. Zelfs als hij jarig was, kreeg hij geen cadeau, enkel hand-drukken, zoenen en een kop warme chocolademelk: ‘Met eendik vel erop!’ Na de Philips Bedrijfsschool was hij op zijn zes-tiende als elektricien gaan werken, in de avonduren blokkendom zijn eigenlijke ambitie te realiseren: voor de klas staan.Hij slaagde voor zijn aktes en ging – na een verplicht inter-mezzo van ruim twee jaar militaire dienst in Indonesië – opeen Eindhovense hts aan de slag als docent elektrotechniek.Trouwde met Emma, zijn eerste vrouw, die hem al snel eenzoon schonk, Dick, mijn halroer, die ik nooit heb gekend.Eén jaar na zijn geboorte stierf Emma aan borstkanker en zesmaanden later overleed ook Dick, aan kinkhoest. Mijn vaderwilde weg, weg uit dit land dat louter ellende voor hem in pet-to leek te hebben, hij zon op emigratie naar Australië of Cana-da. Op een handbalclub ontmoette hij mijn moeder, Mieke,een knappe, vrolijke blondine, acht jaar jonger dan hij. Doorhaar onbevangenheid liet hij zich ertoe verleiden opnieuw tebeginnen, in Nederland, maar hij had haast. Zes maanden na-dat ze elkaar voor het eerst hadden ontmoet, trouwden ze. Enweer kwam er een zoon. Mijn moeder gaf haar parttimebaan

24

Page 14: Preview Een kwestie van zelfbehoud

men moest kiezen zodat hij mij zonder geldzorgen kon latenstuderen.’ Sybrand werd geacht verder te gaan op de weg diezijn vader had moeten areken. Hij moedigde zijn zoon aande kunstacademie in Leeuwarden te volgen, maar langer danvijf maanden had die het daar niet uitgehouden: ‘Ik kneed be-ter met mijn geest dan met mijn handen.’ Hij was op het ideegekomen om minstens journalist te worden, romanschrijverwas zijn hogere doel. Zijn vader vond alles best, zolang hijmaar niet te vroeg trouwde en geen copywriter werd.

‘Of er in mij een groot schrijalent schuilt, is nog allerminstbewezen,’ zei hij. ‘De mening van mijn leraar Nederlands, diealtijd de lorompet stak over mijn opstellen, verliest buitende grenzen van Friesland toch snel aan waarde. En jij? Gaatjouw pen de wereld verleiden?’

‘Mijn leraar Nederlands was ook een fan,’ zei ik. ‘Hij lasmijn opstellen altijd klassikaal voor, waarschijnlijk omdat ikmijn hoofdpersonen uitrustte met herkenbare eigenschap-pen van klasgenoten en docenten. En hij nodigde me uit lid teworden van de schoolkrantredactie, daar heb ik een paar jaareen column voor geschreven. Verder heb ik met mijn wed-strijdverslagen de harten veroverd van een stel Brabantsevoetbalfans.’

‘Met bier, brood en spelen krijg je de massa’s aan je voeten.Treurig maar waar.’

Ik vertelde hoe ik mijn eerste schreden in de journalistiekhad gezet door in het Helmonds Dagblad de wedstrijden vanMoorsel 1 te verslaan. Hoewel de berichten over de verrichtin-gen van het clubje uit de vierde klasse van de amateurafdelingniet langer mochten zijn dan vijien regels – er was één kran-tenpagina ingeruimd voor de verslagen van zeven wedstrij-den uit de regio – slaagde ik er regelmatig in om de r.k.s.v.

27

Hij lachte luid om zijn eigen woorden en nam me monste-rend op, alsof hij me nu pas herkende.

‘Koen, was het toch?’‘Goed onthouden. Nieuw bier?’‘Volgaarne.’De g klonk raspend hard. Ik draaide me om naar de bar. Ik

weet dat ik onwetend ben en soms is dat een wetenschap opzich, las ik op een muur.

‘Waar kom jij ook alweer vandaan?’ vroeg ik.‘Uit Friesland. Dat had ik je toch al verteld?’‘Dorp of stad?’‘Uit een oord met een onuitsprekelijke naam.’Een paar tellen later begreep ik waarom hij huiverig was

meer los te laten over zijn achtergrond, hoewel hij die redenzelf nooit zou noemen. Hij vertelde dat hij als enig kindwas opgegroeid in Menaldumadeel, een dorpje even buitenLeeuwarden, de geboortegrond van zijn moeder. De state diehaar voorvaderen hadden bewoond, stond er nog altijd, maarhaar blauwe bloed was al lang geleden weggespoeld in demaalstroom van de Friese historie. ‘Ook mijn moeder is ge-schiedenis,’ voegde hij eraan toe, ‘ze is een paar jaar geledenoverleden.’

Ik zweeg. Ik wist niet hoe ik moest reageren, niet op het ster-ven van een figuur met een voor mij zo vanzelfsprekende aan-wezigheid en niet op de achteloosheid van zijn mededeling.Hij nam een slok bier en vertelde dat zijn vader op een Gro-nings reclamebureau werkte. ‘Als artdirector, maar eigenlijkis hij kunstschilder. Mijn moeder had een goede baan alshoofdverpleegkundige, maar omdat haar inkomen groten-deels wegviel, zag mijn vader zich gedwongen zijn vrije be-staan op te geven. Triest. Hij vond dat hij voor een vast inko-

2

Page 15: Preview Een kwestie van zelfbehoud

Hoewel hij al ver in de vijig moest zijn, zag Claude er nogjongensachtig uit. Hij had een slank lijf waar een zwartlerenjack omheen zwabberde. Plotseling lichtte de rand van zijnhaardos op als een aureool. Op een paar meter afstand van dedocent schakelde een kalende ouderejaars een filmprojectoraan. We stapten een paar meter naar voren en zagen op hetwitte vlak van een poster met de kreet Namibië Vrij: Steunswapo het waterige filmbeeld van een stal verschijnen. Tweevrouwen lagen naakt in het hooi en probeerden de pik vaneen geit te grijpen. De rimpels in Claudes gelooide gelaatplooiden zich tot een glimlach, terwijl hij zijn hand op de dij-en van de studente legde en haar iets in het oor fluisterde.

‘Zou hij hier nog een literaire draai aan weten te geven?’‘Ik vraag me af of ik op deze school ga ontdekken wat publi-

ceren is,’ bromde Sybrand.‘Je zult in elk geval niet leren hoe je moet schrijven voor de

populaire pers. Wist je dat ze hier in de bibliotheek niet eenseen abonnement hebben op De Telegraaf ? De school is ge-abonneerd op alle landelijke dagbladen, behalve op de meestgelezen krant van Nederland. “Dat lees je maar thuis,” zei debibliothecaresse toen ik vroeg waar ik De Telegraaf kon vin-den. De naam van de krant kreeg ze niet eens over haar lip-pen.’

‘Pffff,’ schamperde Sybrand.Een lange blondine begon met wilde protestgebaren voor

de swapo-poster te dansen, de geit steigerde op haar wittebroek. ‘Dat is Jolien Jansen, van de Naaimachine.’

‘De naaimachine?’‘Tegen menstruatiepijn en mannengewauwel. Ken je dat

niet? Het feministisch blaadje dat hier op school door eenpaar meiden wordt gemaakt.’

29

Moorsel uit de anonimiteit te tillen. Waar mijn voorganger,de secretaris van de club, zijn artikelen beperkte tot een reeksverwijten aan de scheidsrechter onder de vaste kop ‘Onver-diend verlies Moorsel’, schreef ik verhalen over de rechtsbui-ten die zijn bril verloor en toch een beslissend doelpunt wistte scoren, over de gierlucht die de tegenstander de adem be-nam, en over ons trainingsveld dat grensde aan een slootwaar nabijgelegen boerderijen hun uitwerpselen op loosden.Met een stok hengelden we de naast het net geschoten ballenop uit het mouterige water en na een paar vegen over het graswerd de bal weer in het spel gebracht. ‘Nie mauwe, skiete!’luidde de kop boven het artikel. Binnen een paar maandenwerd ik ontheven van mijn taak. ‘Skonne verhoale, moar gaizet Morsul te kakken,’ meende de secretaris, die zelf de penweer ter hand nam.

Sybrand zei: ‘Nog niet aan het echte, landelijke werk begon-nen? Al eens iets opgestuurd?’

‘Opgestuurd wel, maar tot op heden alleen beleefde afwij-zingen geoogst.’

‘Je weet wat de beroemde schrijver Knut Hamsun zei? “Ikben net begonnen als journalist. De eerste maand kon ikmaar vier artikelen verkopen: mijn jas, mijn hoed en mijntwee broeken.” ’

Vanuit een hoek van de kantine namen we het feestgewoel inons op.

‘Zie je Claude daar zitten?’Ik wees op de docent literair schrijven, die achter het swin-

gende gewemel op een doorgezakte autofauteuil zat. Een stu-dente uit ons jaar was bij hem op schoot gekropen.

‘Zou hij op dit uur nog bijles geven?’ lachte ik.

28

Page 16: Preview Een kwestie van zelfbehoud

woeste gebruiken, vooral de vrouwen van Delphi waren be-rucht. Ze zwierven ’s nachts rond over de besneeuwde bergenen verscheurden bij het licht van de sterren elk levend wezendat ze tegenkwamen, bokken, geiten, reeën, ze deden allesom maar te laten zien dat ze in leven waren, dat ze nog be-vrucht konden worden.’

‘Die jongens daar zijn ook lekker Grieks bezig.’Ik wees op twee studenten die op het provisorische dans-

vloertje hongerig aan elkaars lijf pulkten. Op hun T-shirtsdreven leliebladeren van zweet.

‘Ik hoorde dat de directiekamer vanavond als darkroom ingebruik is genomen.’

Claude meldde zich op de dansvloer. Met een gelukzaligegrijns vlijde hij zijn hoofd tegen de borsten van zijn verove-ring. Omdat de docent een kop kleiner was dan het meisje,schuurde hij met zijn kruin tegen haar kin, waardoor het leekalsof zij een zwarte baard droeg.

Plotseling verhief Sybrand zijn stem en begon, alsof hij wasaangeraakt door iets wat groter was dan hijzelf, te oreren alseen profeet.

‘Luister,’ riep hij boven de muziek uit. ‘We zouden de inten-ties van onze opleiding verloochenen als we al dit prachtigemateriaal dat zich hier, nu, op dít gedenkwaardige momentvoor onze ogen en oren manifesteert, niet zouden omzettenin sappige verhalen. Ook wij beginnen een eigen tijdschri.De Telegraaf verboden? Alsof wij zelf niet in staat zijn te kie-zen. Laten we de dogmatici aanvallen met het wapen waar-voor ze het meest beducht zijn. Vrijdenken, libertijns denken,in de gedaante van een moraalloos blad, een pulpblad voormijn part, een blad waarmee we de bezem door dit stofnestvan de jaren zestig kunnen halen! Kijk om je heen, onze eer-

31

‘Ik volg niet alles.’‘Jolien hee laatst een officiële klacht ingediend bij de direc-

tie.’‘Tegen wie?’‘Tegen Lieuwe Ros, ook een eerstejaars, hij doet vooral ra-

dio. Volgens Jolien hee hij op de muur naast de trap geschre-ven: “Hee Jolien Jansen eigenlijk wel een kut?” ’

‘Pathetisch zeg, om zo je frustratie te uiten,’ zei Sybrand.‘Wedden dat hij bij haar een blauwtje hee gelopen?’

Het groepje dat zich rond de filmprojector had geschaardviel uiteen in koppels die aan elkaar plukkend begonnen tedansen.

‘Dionysisch feestje, niet?’ zei ik.Sybrand hief zijn glas naar me op.‘Heb je Zarathoestra gelezen?’‘Ik ben eraan begonnen, maar het is geen romannetje dat je

vlug wegleest.’‘Je kunt beter één boek goed lezen dan honderd boeken

half. Je moet Zarathoestra savoureren, de woorden langzaamtot je nemen, tot de betekenis zich aan je openbaart.’

Hij nipte van zijn bier alsof het een kostbare bordeaux was.‘Dit, een dionysisch feestje?’ Alsof hij zich een grappig voor-

val herinnerde, schoot hij in de lach.‘Daar is wel wat meer voor nodig. Als hier nu een echte geit

zou verschijnen die door uitzinnige vrouwen wordt geslachten rauw verslonden, dan zou het erop lijken. Qua tijdstip zouhet kunnen, de Dionysusfeesten werden ook rond het mid-den van de winter gevierd, een moment waarop de natuur stilleek te staan. De oude Grieken waren bang dat alles zou ster-ven: de druif, hun heilige plant, de goden en zijzelf. In hetzicht van dat angstvisioen gaven ze zich over aan allerlei

30

Page 17: Preview Een kwestie van zelfbehoud

3

Het schoolfeest contrasteerde scherp met de festiviteiten dieme tijdens de kerstdagen ten deel vielen. Op de een of anderemanier had ik geen zin om te figureren in de geijkte familie -rituelen: de kerkdienst en de worstenbroodjes, de bloedworstmet gebakken goudrenetten bij het ontbijt, samen luisterennaar de Messiah, samen kijken naar Billy Smarts kerstcircusen bij het knapperend haardvuur terugblikken op het jaar datachter ons lag. Mijn ouders vonden me veranderd. Verma-gerd, shag en weten-wij-veel-wat-nog-meer rokend, slordiggekleed en dwars. Hoewel hun in kritische blikken en ter-loopse opmerkingen verpakte verwijten me destijds irriteer-den, moet ik hun achteraf gelijk geven. Met de verhuizingnaar de grote stad waren de laatste restjes gezeglijkheid ver -dwenen. Ik was nog wel vrolijk, maar niet op de manier diethuis gewenst was: ik maakte me vooral vrolijk over mijn ou-ders. Vrolijk is niet het juiste woord, ik voelde me opgelaten,geladen, geëlektriseerd met spotlust. Moeder babbelde overde lotgevallen van de dorpelingen, vader over smetvrees,pleinvrees en de andere geestelijke aandoeningen die hij mid-dels regressietherapie trachtte in te dammen. Er vielen onge-makkelijke stiltes, gesprekken doofden voor ze goed en welop gang waren.

‘Was het een mooi sprookje?’ vroeg ik toen ze op eerstekerstdag terugkeerden van de hoogmis. Terwijl mijn moederin de keuken koffiezette en haar zelfgebakken worstenbrood-

33

ste voorpagina kan al naar de zetter: Slagen cum Claude:een tien met een griffel en een hand in je bloes.’

‘Ik vrees dat er toch een grootse copywriter in je schuilt,’lachte ik.

‘Geitenpik tergt Naaimachine-redactie... Heng-stenbal onder schrijftafel directeur...’

Op een stroom krantenkoppen zeilde hij naar de horizondie hij in het duister achter de sneeuwgerande kozijnen zagoplichten.

‘De Fakkel,’ mompelde hij. ‘Zo gaat het heten, De Fakkel.Wist je dat sterren volgens sommige Griekse filosofen niet zo-maar hemellichamen waren, maar flikkeringen van het on-eindige levensvuur dat brandt aan de andere kant van het he-melgewelf? De Fakkel, voorwaar, een vermetel plan. Wat zegik? Een dionysisch idee!’

32