Upload
toon-schulten
View
478
Download
35
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Prefab in de woningbouw
Citation preview
COLOFON
Deze uitgave is vervaardigd in opdracht van de vereni
gingen BELTON (Vereniging van Fabrikanten van
Bouwelementen voor Betonconstructies) en BEVLON
(Vereniging van Fabrikanten van Elementen voor
Vrijdragende Systeemvloeren). Een groot aantallid-
bedrijven heeft informatie aangedragen. Een redactie-
commissie heeft de activiteiten gecoordineerd.
De leden van de redactie/coordinatie-commissie zijn:
Belton en Bevlon
Zaagmolenlaan 20
Postbus 194
3440 AD Woerden
Tel.: 0348- 410944
W. de Beer
A.A.M. Huijben
A.G.M. van Paassen
G.W.M IJsseldijk
W.J.M. Welling
Uitgever:Redactie:
Vormgeving:Drukwerk:
BEL TON/BEVLON
W.M. Gordijn
Stratics Marketing & Communications
De Croon Van Heerbeek B.V.
ISBN 90-803475-1-5
@ 1997, Belton/Bevlon
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar
gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij electronisch, mechanisch, door fotocopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van copieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel16B Auteurswet 1912 jO
het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daar-
voor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht {Postbus 882, 1180 AW Amstelveen). Voor het overnemen van ge-
deelte{n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken {artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD
1. INLEIDING
ELEMENTOMSCHRIJVING
RENVOOI ARCERINGEN IN DETAILS
2. BOUWBESLUlT EN ANDERE REGELGEVING
3. KWALITEIT
4. PRODUCTIESYSTEMEN 23
27
29
39
41
47
53
61
67
5. PRODUCTEN
5.1. KOLOMMEN
5.2. BINNENSPOUWBLADEN/WANDEN/
TOPPEN
5.3. SYSTEEMVLOEREN
-KANAALPLAATVLOER
-RIBBENVLOER
-BEKISTINGSPLAATVLOER
-COMBINATIEVLOER
-VOLLE-DI KTE-VLOER
5.4. SIERBETONGEVELS
5.5. BALKON- EN GALERIJPLATEN/
LOG G IA' S/PR IV ACYSC H E R M E N/CO N SO LES
5.6. DAKRANDEN
5.7. LATEIEN/KANTPLANKEN/DORPELS/
AFDEKBANDEN/GEVELBANDEN/
VORSTRANDEN
5.8. TRAPPEN EN BORDESSEN
5.9. BERGINGSVLOEREN/BERGINGSDAKEN
5.10. FUNDERINGSBALKEN
5.11. KELDERS
81
97
99
106
112
115
117
6. TOLERANTIES 121
7. MONTAGE 125
8. BESCHERMING 129
9. MILIEU 131
BIJLAGE I
TITELS VAN DOCUMENTEN 134
BIJLAGE II
TOLERANTIES PRODUCTEN 136
BIJLAGE III
REKENVOORBEELD TOLERANTIES 141
BIJLAGE IV
LEDENLIJSTEN 144
VOORWOORD
BELTON en BEVLON stellen zich tot doel het gebruik
van prefab betonnen elementen in de bouw te
bevorderen. Het voorliggende boek beoogt informatie
te verstrekken aan architecten, ingenieursbureau's,
aannemers, installatiebureau's en andere toeleveran-
ciers ten aanzien van detaillering, stabiliteitsvraagstuk-
ken en overige eisen te stellen aan prefab beton.
Tevens is deze uitgave bijzonder geschikt voor het
onderwijs.
Er is gekozen voor het weergeven van producent-
onafhankelijke, algemeen geldende, informatie.
Het betreft een veelheid aan producten:
kolommen, wanden en vloeren, maar ook balkons,
dakranden, lateien, trappen, kelders, etcetera.
De auteurs hopen met deze uitgave een bijdrage te
leveren aan een efficiëntere bouwwijze en een juiste
toepassing van geprefabriceerde, betonnen elementen
Reeds eerder verschenen "Verbindingen in prefab"
(met informatie over prefab draagconstructies in
utiliteitsgebouwen) en "Gevels in prefab"
(over de uitvoering van prefab gevels in sierbeton).
INLEIDING1
De opbouw van het boek is als volgt.
Eerst komen in meer algemene hoofdstukken de
volgende aspecten aan de orde:
-Bouwbesluit en regelgeving
-Kwaliteit
-Productiesystemen
Bouwen in geprefabriceerd beton. Soms een vanzelf-
sprekende keuze. Soms niet. Altijd een bewuste keuze.
Naarmate de bij een bouwproject betrokken partijen
beter op de hoogte zijn van de mogelijkheden en
onmogelijkheden van de toepassing van prefab beton-
producten zal het product meer aan de verwachtingen
voldoen.Het is dan ook belangrijk dat de kennis over deze
producten niet uitsluitend aanwezig is bij de producen-
ten zelve, maar dat ook de andere bouwpartners zich
deze kennis eigen maken.
Vervolgens worden de specifieke producten
uitgebreid besproken.
Tenslotte wordt nog ingegaan op:
-Toleranties
-Montage
-Bescherming
-Milieu
Het bouwen met geprefabriceerde elementen vraagt
om een eigen aanpak. De beslissing om in prefab te
bouwen wordt meestal vroeg in de voorbereidingsfase
genomen. In de eerste plaats betekent een keuze voor
een prefab draagconstructie, dat het ontwerp van een
gebouw wordt beïnvloed. De mate waarin hangt onder
meer af van de seriematigheid: wordt er gekozen voor
elementen die specifiek voor dat ene project zijn ont-
worpen, of wordt er een keuze gemaakt uit standaard-
elementen die op voorraad geproduceerd worden.
Vaak zal de optimale oplossing worden gevonden in
een combinatie van beide, waarbij ook nog een keuze
voor een combinatie met andere materialen mogelijk is.
Met name het hoofdstuk "Producten" vraagt op deze
plaats apart aandacht. Het ligt in de verwachting dat
de gemiddelde lezer niet alle product-hoofdstukken
achter elkaar gaat lezen, doch telkens geïnteresseerd is
in één specifiek product. Daarom zijn voorin een
tweetalopengewerkte, schematisch weergegeven,
woongebouwen opgenomen: een voorbeeld van
stapelbouwen een voorbeeld van eengezinswoning-
bouw (Elementomschrijving; zie pagina 8 t/m 11 ).
Aan de hand van deze opengewerkte tekeningen
wordt de situering van de diverse elementen/
producten verduidelijkt en is het voor de lezer
eenvoudig het gewenste product te selecteren:
de nummers verwijzen vervolgens naar de bijbehorende
tekstpagina's in het boek. Aldus is een handige
"leeswijzer" ontstaan.
Bij het ontwerpen van (de samenstellende delen van)
een gebouw zal niet alleen rekening moeten worden
gehouden met wettelijke regelgeving en de eisen van
de opdrachtgever, maar ook met aspecten als fabricage,
opslag, transport, montage en toleranties.
AI deze aspecten stellen zo hun eigen eisen aan de toe
te passen elementen, waarbij het aspect "fabricage"
ten onrechte vaak vergeten wordt. Het element dient
daarbij dusdanig te zijn vormgegeven en geprofileerd,
dat de specie de bekisting goed vult, het element doel-
matig kan worden verdicht en zonder te worden be-
schadigd uit de mal kan worden genomen. De bouw-
snelheid, die bij toepassing van prefab betonelemen-
ten aanzienlijk kan zijn, mag niet worden gefrustreerd
door falende productie-, transport- of opslaglogistiek,
om van onnodig ingewikkelde of arbeidsintensieve
verbindingen nog maar te zwijgen.
De fabrikanten van bouwelementen voor betoncon-
structies en vrijdragende systeemvloeren, verenigdbinnen BELTON en BEVLON (zie colofon) hebben hun
kennis gebundeld om verdere verspreiding van boven-
genoemde know-how mogelijk te maken. In vervolg
op de eerder uitgegeven boeken "Verbindingen in
prefab" (met informatie over prefab draagconstructies
in utiliteitsgebouwen) en "Gevels in prefab" (over de
uitvoering van prefab gevels in sierbeton) is in dit
boek de kennis over de toepassing van prefab beton in
de woningbouw gebundeld weergegeven.
Er is gekozen voor producent-onafhankelijke
informatie.
7
kolommen v.a. blz. 27
binnenspouwbladen v.a. blz. 29wanden en toppen v.a. blz. 29
systeemvloeren v.a. blz. 39sierbetongevels v.a. blz. 71
balkon-, galerij- en loggiaplaten v.a. blz. 81
consoles v.a. blz. 89
privacyschermen v.a. blz. 93
dakranden. lateien, kantplankenvorstranden en afdekbanden v.a. blz. 97
@ trappen v.a. blz. 106
@ funderingsbalken v.a. blz. 115
~
--@~
'---@
~~~
~ ---
~~~~~
Lo---1n ;;-m@---::
~
~1D'--
~
-w-
8
ElEMENTOMSCHRIJVING
Aan de hand van deze tekening wordt de
situering van de betreffende elementen verduidelijkt
en wordt verwezen naar de pagina's waar deze
prefab betonelementen worden beschreven.
Stapelbouw
9
ELEMENTOMSCHRIJVING
v.o. blz. 29v.o. blz. 29
v.o. blz. 39
binnenspouwblodenwonden en toppen
systeemvloerendokronden, lateien, kontplankenvorstronden en afdekbanden
bergingsvloeren en -doken
funderingsbolkenkelders
v.o. blz. 97
v.o. blz.112
v.o. blz. 115
v.o. blz. 117
-~~
~~
@
~
~
10
ELEMENTOMSCHRIJVING
Aan de hand van deze tekening wordt de
situering van de betreffende elementen verduidelijkt
en wordt verwezen naar de pagina's waar deze
prefab betonelementen worden beschreven.
~
@::::::<~
~~
~ ~@ ~
rn
~---
=-@
@
~
~~
~
Eengezinswoningen
11
RENVOOI
ARCERINGEN IN DETAILS
~PREFAB -BEfON
~PREFAB VLOER
~
IN HET WERK GESTORT BETON
~ GIET -/INJECTIE -/ONOERSABELINGSMORTEL
V\I\/\/\~ ISOlATIE
DWARSDOORSNEDE KANMLPLM1VlOER
~ff~
~
DWARSDOORSNEDE VOLLE-DIKTE -VLOER
~~~~~~M~jJP~~
DWARSDOORSNEDE RIBBENVLOER
~~7~7~7~
~
DWARSDOORSNEDE BEKISTINGSPLAAlVLOER LANGSDOORSNEDE BEKISTINGSPLAATVLOER
~ L~~~DWARSDOORSNEDE COMBINATIEVLOER
I I
I
~
12
BOUWBESLUlT EN ANDERE REGELGEVING2
ALGEMEEN -referentieperiode: de minimale periode waarin de
bouwconstructie moet blijven voldoen aan de
gestelde eisen;-verblijfsruimte: besloten ruimte, bestemd voor het
verblijven van mensen;
-inwendige scheidingsconstructie: constructie die de
scheiding vormt tussen twee voor mensen toeganke-
lijke besloten ruimten van een gebouw;
-uitwendige scheidingsconstructie: constructie die de
scheiding vormt tussen een voor mensen toeganke-
lijke besloten ruimte van een gebouwen de buiten-
lucht, de grond of het water.
VEILIGHEID
Sterkte- van- de- bouwconstructie-
Een bouwconstructie moet in staat zijn om de krachten
die erop worden uitgeoefend te weerstaan. Bovendien
moet rekening worden gehouden met de benodigde
veiligheid en de referentieperiode van het bouwwerk.
De belastingen, de belastingcombinaties en de veilig-
heidsklasse staan in NEN 6702 genoemd.
Voor woningen bedraagt de referentieperiode 50 jaar.
Eengezinswoningen zijn ingedeeld in veiligheidsklasse
2 en woningen in een woongebouw in veiligheidsklas-
se 3. Dit houdt in dat voor eengezinswoningen een
lagere belastingfactor voor de veranderlijke belasting
mag worden aangehouden.
Het Bouwbesluit verwijst naar een NEN-norm (bouw-
technische norm) als het gaat om de methode waar-
mee wordt vastgesteld of aan de gestelde eis wordt
voldaan. In deze NEN-normen is aangegeven hoe de
prestaties uit het Bouwbesluit kunnen worden bepaald,
bijvoorbeeld door een speciale reken- of meetmetho-
de. Ook zijn in de NEN-normen uitgangspunten vast-
gelegd voor belastingen en materiaalgegevens, zoals
sterkten van bouwmaterialen.Alle NEN-normen zijn aan de eisen van het Bouw-
besluit aangepast. Ook zijn in de normen de nieuwste
technieken en recente ontwikkelingen op het gebied
van Europese regelgeving verwerkt-
Wijzigingen en aanvullingen op de regels van het
Bouwbesluit zijn geformuleerd in richtlijnen van het
Ministerie van VROM, de zogenoemde Ministeriële
Richtlijnen. Om vast te stellen welke eisen voor een
bouwwerk of onderdeel hiervan gelden, moeten dus
het Bouwbesluit en de Ministeriële Richtlijnen worden
geraadpleegd.
Om te bepalen of een bouwconstructie sterk genoeg is
voor het weerstaan van bepaalde krachten moet voor
betonconstructies de NEN 6720 (VBC) worden gehan-
teerd. Voor vloeren is een aantal specifieke bepalingen
in NEN 6725 opgenomen.
Bij de sterkteberekening moeten alle sterkte-aspecten
van een bouwwerk worden bekeken. Het bouwwerk
moet als geheel (stabiliteit), maar ook op onderdelen,
zoals wanden, vloeren, balkons en trappen, op sterkte
worden berekend. Ook moeten de bevestiging en
detaillering van de onderdelen worden uitgewerkt.
In dit hoofdstuk worden de relevante prestatie-eisen
voor geprefabriceerd beton vermeld en toegelicht.
Uiteraard kan door het beknopt behandelen van deze
materie niet de volledige en juridisch verfijnde formu-
lering van het Bouwbesluit worden weergegeven.
Hiervoor is het nodig het Bouwbesluit en de bijbeho-
rende Ministeriële Richtlijnen te raadplegen.
Eén van de detailleringseisen heeft betrekking op de
dekking van de wapening. Om gedurende de levens-
duur van de betonconstructie eventuele aantasting
van de wapening door corrosie te voorkomen zijn in
NEN 6720 minimale dekkingen gegeven. Het zijn nomi-
nale waarden; dat wil zeggen dat de dekking op teke-
ning overeen moet komen met deze waarden. De
betondekking die na het storten wordt gemeten, mag
maximaal 5 mm minder zijn dan de nominale waarde.
Sterkte bij brandOm mensen in een gebouw bij uitslaande brand in
staat te stellen zich naar buiten te begeven, moet een
bouwconstructie gedurende een bepaalde tijd over-
eind blijven.
TerminologieIn het Bouwbesluit is een aantal nieuwe termen in de
dagelijkse bouwpraktijk geïntroduceerd. Enkele van de
meest voorkomende termen zijn hieronder nader
toegelicht:-bouwconstructie: elk deel van een bouwwerk dat is
bestemd om een belasting te dragen (bijvoorbeeld:
vloeren, wanden, trappen, lateien etc.);
f"J
De eisen waaraan bouwwerken moeten voldoen, staan
vermeld in de Woningwet van 1991. Onderdeel van de
Woningwet is het Bouwbesluit. Hierin zijn de bouw-
technische eisen opgenomen waaraan bouwwerken of
onderdelen daarvan moeten voldoen.
Deze eisen zijn geformuleerd als zogenaamde
prestatie-eisen. Voor elke prestatie-eis is in concrete
termen het niveau van de prestatie aangegeven en de
wijze waarop het prestatieniveau moet worden bepaald.
De eisen zijn verdeeld in vier categorieën, te weten:
veiligheid;
gezondheid;
OrulKOaarnelO;
energiezuinigheid
BOUWBESLUlT EN ANDERE REGELGEVING 2
Deze tijd, ook wel brandwerendheid genoemd, is af-
hankelijk van de functie van de draagconstructie,
het aantal mensen dat in het gebouw kan
verblijven en de hoogte van het bouwwerk.
waardoor de temperatuurstijging die bij een brand
ontstaat, slechts geleidelijk naar het binnenste van de
betonconstructie wordt doorgegeven. Een hogere
dekking van de wapening zal de temperatuur ter plaat-
se van de wapening minder snel doen toenemen.
Een betonconstructie kan dus op een eenvoudige
wijze een hoge brandwerendheid krijgen.
Of een betonconstructie aan de gestelde eisen voldoet,
kan met drie verschillende methoden worden bepaald,
namelijk:-toetsing aan de detailleringsregels van hoofdstuk 9.3
van NEN 6720 (VBC);
-berekening van de brandwerendheid volgens hoofd-
stuk 5 van NEN 6071;
-beproeving van de bouwconstructie volgens hoofd-
stuk 3 van NEN 6069.
(* kan met 30 min. worden verminderd)
Brandwerendheid met betrekking tot bezwijken vanbouwconstructies
In de praktijk zal een betonconstructie meestal aan de
detailleringsregels van NEN 6720 worden getoetst.
Hiermee kan op een eenvoudige wijze de brand-
werendheid voor wanden, vloeren, kolommen en
balken worden bepaald. De toetsing betreft de controle
van de randvoorwaarden van het constructiedeel en
het toepassen van minimale wapeningsafstanden die
in hoofdstuk 9.3 van NEN 6720 zijn gegeven.
Met wapeningsafstanden wordt de afstand van het
hart van de wapening tot aan de dichtstbijzijnde
buitenzijde van de betonconstructie bedoeld. Ook ter
plaatse van openingen in vloeren en wanden zal aan
de gestelde eis van de wapeningsafstand moeten
worden voldaan. Alleen in speciale gevallen zal de
brandwerendheid worden berekend. In het uiterste
geval zal deze door beproeving worden bepaald.
Wanneer een bouwwerk is samengesteld uit materia-
len die niet of nauwelijks kunnen branden, mag de
hoofddraagconstructie aan lagere brandwerende eisen
voldoen. De brandwerendheid van de hoofddraag-
constructie kan dan met 30 minuten worden vermin-
derd. Dit betekent dat bijvoorbeeld een betonnen
hoofddraagconstructie van een woning of woonge-
bouwaan lagere brandwerende eisen hoeft te voldoen.
Bij gebruik van beton zijn de voorzieningen
hiervoor daarom aanzienlijk minder kostbaar.
Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld houtskeletbouw-
woningen waarvan de hoofddraagconstructie altijd
aan zware brandwerende eisen moet voldoen.
GebruiksveiligheidGevels en borstweringen
Om te voorkomen dat personen van een verdiepings-
vloer kunnen vallen, moet langs de randen een
afscheiding met een hoogte van tenminste 1 m, geme-
ten vanaf de vloer, worden aangebracht. Voor raam-
openingen in gevels moet de hoogte van de borst-
wering minimaal 0,85 m boven het vloerpeilliggen.
Als de vloer hoger ligt dan 13 meter boven een aan-
grenzende vloer of boven het maaiveld, dan moet de
hoogte van de borstwering minstens 1,20 m bedragen.
Onder een hoofddraagconstructie verstaat het Bouw-
besluit een constructiedeel dat bij bezwijking van een
onderdeel tot gevolg heeft dat ook andere constructie-
onderdelen van het betreffende bouwwerk bezwijken;
het draagvermogen van de resterende draagconstruc-
ties is dan onvoldoende om de belasting te kunnen
dragen. Tot hoofddraagconstructies worden gerekend:
kolommen en wanden, stabiliteitsvoorzieningen en
vloeren die mede de stabiliteit verzorgen.
Voldoet de borstwering niet aan deze eisen, dan kan
een extra raamdorpel worden aangebracht. Verder is
het ook mogelijk een sterke ruit te gebruiken.
Deze moet dermate breekvast zijn dat personen er niet
doorheen kunnen vallen. Of de ruit voldoende sterk is,
kan met behulp van de zandzakslingerproef worden
aangetoond.
Door verhitting bij brand zal de sterkte van een bouw-
constructie afnemen. Het bezwijken van een betonnen
constructie wordt veelal veroorzaakt door de afname
van de treksterkte van het betonstaal door verhitting.
Beton bezit een grote warmte(absorberende)capaciteit,
14
2 BOUWBESLUlT EN ANDERE REGELGEVING
moet een scheidingsconstructie, meestal een wand of
een vloer, minimaal 30 minuten weerstand bieden
tegen branddoorslag of brandoverslag, Om de kans te
beperken dat een brand zich over een groot deel van
de woning of woongebouw uitbreidt, moet' de schei-
dingsconstructie tussen brandcompartimenten in staat
zijn de brand minimaal 60 minuten tegen te houden.
TrappenOm te voorkomen dat door bijvoorbeeld een slecht ge-
kozen verhouding tussen op- en aantreden of door een
te geringe breedte of een te geringe hoogte een onvei-
lige situatie voor trapgebruikers zou ontstaan, zijn in
het Bouwbesluit minimale afmetingen voor de diverse
onderdelen van een trap gegeven. In het hoofdstuk
over trappen zijn deze afmetingen gegeven.
Omdat in een kruipruimte niet permanent mensen ver-
blijven, worden aan een begane grondvloer boven een
kruipruimte geen eisen gesteld voor beperking van
uitbreiding van brand.
Voor een spiltrap betekent dit bijvoorbeeld dat deze
niet als ontsluiting (tevens vluchtweg) van een woon.
gebouw mag worden gebruikt, omdat deze trap niet
op een veilige wijze door meer personen tegelijk in
twee richtingen kan worden belopen. Geprefabriceerde betonvloeren en -wanden met een
minimale dikte van 80 mm voldoen aan de gestelde
eis van 60 minuten brandwerendheid. Bij een dikte van
100 of 120 mm bedraagt de brandwerendheid 90,
respectievelijk 120 minuten.
Sparingen in wanden en vloeren, anders dan de ope-
ningen voor kozijnen, zoals bijvoorbeeld sparingen
voor doorvoeringen van leidingen, moeten met het
oog op branddoorslag vakkundig worden gedicht.
BrandveiligheidBeperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke
situatie
Het artikel 'Brandveiligheid' in het Bouwbesluit geeft
maatregelen aan ter voorkoming van het in brand
raken van een woning of woongebouw. Ter plaatse of
in de nabijheid van een stookplaats moet daarom
onbrandbaar materiaal worden gebruikt; de eis van
onbrandbaarheid geldt eveneens voor materiaal aan
de binnenzijde van een schacht, koker of kanaal.
Vluchten bij brand
Om brandoverslag van de ene naar de andere bouw-
laag te vertragen, moet de scheidingsconstructie een
weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van
tenminste 20 minuten bezitten. Voor de kruipruimte
gelden geen eisen ten aanzien van vluchten bij brand.
Het beton in de prefab elementen is onbrandbaar,
maar vaak bestaan de elementen niet alleen uit beton
en zijn ze met isolatiemateriaal bekleed. Het toepas-
sen van niet onbrandbare materialen in geprefabri-
ceerde betonelementen, is alleen toegestaan voor iso-
latiemateriaal dat wordt gebruikt voor begane grond-
vloeren boven kruipruimten en als spouwmuurisolatie
voor binnenspouwbladen en gevelelementen.
Beperking van de ontwikkeling van brand
Om snelle branduitbreiding langs het oppervlak van
constructie-onderdelen te voorkomen! stelt het Bouw-
besluit eisen aan branduitbreiding van de gebruikte
materialen. Als aan deze eisen wordt voldaan, hebben
personen die zich in een woning of woongebouw
bevinden, in geval van brand voldoende tijd het ge-
bouw veilig te verlaten. Ook aan het onderste deel van
de gevels van woongebouwen worden eisen gesteld
met betrekking tot de ontwikkeling van brand;
de eerste 2,5 m boven het maaiveld is namelijk extra
gevoelig voor brandstichting en brandoverslag.
Prefab betonelementen voldoen aan alle eisen die ten
aanzien van de beperking van de ontwikkeling van
brand worden gesteld. Geïsoleerde vloerelementen
mogen uitsluitend als begane grondvloer boven
kruipruimten worden toegepast.
Beperking van rookontwikkeling
Personen die zich tijdens een brand in een woon-
gebouw bevinden, moeten zich ondanks de rookont-
wikkeling die bij de brand ontstaat, kunnen blijven
oriënteren. De mate van rookontwikkeling moet dus
beperkt blijven. Daarom stelt het Bouwbesluit eisen
aan de rookproductie van de toegepaste materialen.
Deze gelden voor materialen die worden gebruikt aan
de naar binnen gekeerde zijde van bijvoorbeeld prefab
wanden of -vloeren. Betonnen elementen voldoen aan
deze eisen. De eisen die gesteld worden aan isolatie-
materialen voor wat betreft de rookontwikkeling,
gelden niet voor het isolatiemateriaal dat gebruikt
wordt voor het aan de onderkant isoleren van begane
grondvloeren boven een kruipruimte. Het kan gebeu-
ren dat tijdens een brand de rook zich door de woning
of het woongebouw verspreidt en de mensen in het
gebouw moeilijk een vluchtweg kunnen vinden.
Daarom moet om tijd te winnen de scheidingsconstruc-
tie van de vluchtweg de rook minimaal 30 minuten kun-
nen tegenhouden. Prefab betonelementen voldoen
aan deze eis. Wel moet tijdens de montage van de
elementen in het werk er op worden toegezien dat de
afdichting van sparingen en van openingen bij aanslui-
tingen vakkundig gebeurt. Voor de verspreiding van
rook gelden voor de kruipruimte onder een begane
grondvloer geen eisen.
Beperking van uitbreiding van brand
Om bij brand de mensen in een gebouw de gelegen-
heid te geven via de vluchtwegen veilig weg te komen,
15
BOUWBESLUlT EN ANDERE REGELGEVING 2
GEZONDHEIDBron -lucht -constructie -lucht
De bron, bijvoorbeeld een trillend voorwerp, brengt de
omringende lucht in trilling, die vervolgens de trilling
overbrengt op de scheidingsconstructie. De schei-
dingsconstructie geeft de trillingen weer door aan de
lucht in het aangrenzende vertrek.
Bescherming tegen geluid van buiten
Om te voorkomen dat te veel geluiden van buiten de
woning binnendringen, moeten volgens het Bouwbe-
sluit buitengevels en daken met betrekking tot geluidsi-
solatie aan bepaalde eisen voldoen. Vooral in gebieden
met een hoog geluidsniveau, zoals in de nabijheid van
verkeerswegen, vliegvelden en industrieterreinen, zijn
goede geluidsisolerende eigenschappen van gevels en
daken belangrijk voor het welzijn van de bewoners.
~
geluid van buitenaf
Ontleend aan: Geluidswering in de Woningbouw
Ontleend aan: Geluidswering in de Woningbouw
Betonnen gevels en daken hebben een dermate hoge
massa dat ze nooit normatief kunnen zijn voor het
vaststellen of aan de gestelde geluidsisolatie-eis is vol.
daan. Het zijn de overige onderdelen van de gevelof
het dak, zoals ramen, deuren en ventilatieopeningen,
die hiervoor bepalend zijn.
Contactgeluid ontstaat door fysiek contact. Een voor-
werp kan bijvoorbeeld een bouwconstructie {wand of
vloer) in trilling brengen. Deze kan op zijn beurt weer
de lucht in trilling brengen; voorbeelden van contact-
geluidbronnen zijn: een boor, voetstappen, slaande
deuren, kranen, liften etc.
Bij contactgeluid is de overdracht te beschrijven als:
Bron -constructie -lucht
De constructie fungeert als klankbord voor de
brontrillingen.Of een constructie voldoet aan de gestelde geluidsiso-
lerende eisen is afhankelijk van de toegepaste materia-
len, de afmetingen ervan en de onderlinge aansluitin-
gen. De kwaliteit van de geluidsisolatie van een ruimte
kan in een zogenoemde geluidsisolatie-index worden
uitgedrukt. Dat kan pas gebeuren wanneer een bouw-
werk gereed is. De hoogte van de index wordt bepaald
door geluidsmetingen volgens de voorschriften van de
NEN 5077. Met een apparaat wordt in een ruimte ge-
luid geproduceerd, dat in een aangrenzende ruimte
wordt opgevangen. Door het verschil tussen het uitge-
zonden geluid en het opgevangen geluid te meten, kan
de waarde van de geluidsisolatie worden vastgesteld.
Geluidswering tussen ruimten
Er zijn twee verschillende soorten van geluidsover-
dracht te onderscheiden, te weten: luchtgeluid en
contactgeluid.
u \lJ
luchtgeluid
Ontleend aan: Geluidswering in de Woningbouw
Of aan de gestelde eis wordt voldaan, kan pas na
realisatie van het bouwwerk worden gecontroleerd.
Vooraf kan wel een inschatting worden gemaakt of een
gebouwaan de gestelde geluidswerende eisen vol-
doet. Dit kan gebeuren door de constructies te
detailleren aan de hand van gegevens vermeld in de
detailleringsregels van NPR 5070. Hierin worden onder
andere de minimale massa's van constructieonder-
delen, zoals wanden en vloeren, gegeven.
Luchtgeluid ontstaat door een bron die lucht in trilling
brengt; voorbeelden van een dergelijke bron zijn: de
stem, een muziekinstrument, een radio etc.
De overdracht van luchtgeluid van de ene ruimte naar
de andere is te beschrijven als:
16
2 BOUWBESLUlT EN ANDERE REGELGEVING
VochtweringVocht van buiten
De constructies van woningen en woongebouwen die
grenzen aan de buitenlucht, moeten onder andere in
staat zijn het vocht van buiten te weren. Betonnen
sandwich-elementen en gevels met een spouwmuur
voldoen aan deze eis. Daken krijgen een waterdichte
bekleding in de vorm van een dakbedekking.
Daken en gevels van bijvoorbeeld een berging, schuur
of garage hoeven niet aan de vochtwerende eisen
voor woningen en woongebouwen te voldoen. Wel
moet de scheidingsconstructie tussen een woning of
woongebouwen een berging, schuur of garage in
staat zijn het vocht van buiten te weren.
Tevens vermeldt de NPR 5070 de richtlijnen voor aan-
sluitingen en doorvoeringen van leidingen. Door haar
grote massa draagt een betonconstructie veel bij aan
de geluidswerende kwaliteit van een woning. Bij twee
naast elkaar gelegen eengezinswoningen zal hoofdza-
kelijk de woningscheidende wand en de detaillering
van de aansluiting met de begane grondvloer bepalen
of aan de geluidswerende eis is voldaan. Voor de mas-
sieve woningscheidende wand is uitsluitend de massa
bepalend. Voor de geluidswerende kwaliteit van een
ankerloze spouwmuur is de massa van het spouwblad
van belang, maar ook de mate waarin de beide spouw-
bladen van elkaar zijn losgekoppeld. De betonnen ver-
diepingsvloer bezit voldoende massa om aan de ge-
stelde eis te voldoen. In een woongebouw bepaalt de
massa van de woningscheidende wand in combinatie
met de massa van de woningscheidende vloer de
geluidswerende kwaliteit.
Een hoger geluidswerend niveau kan worden bereikt
door het toepassen van verende aansluitingen en zwe-
vende dekvloeren.
Belangrijke punten!Om een goede geluidsisolatie te realiseren, moet bij
het bouwkundig ontwerp met de volgende punten
rekening worden gehouden, te weten:
Om te voorkomen dat vochtige lucht uit de kruipruim-
te in de woning doordringt, moeten openingen in de
begane grondvloer goed worden afgedicht. Dit voor-
komt een te hoge relatieve vochtighe'id in de woning.
Een te hoog vochtgehalte in huis kan leiden tot opper-
vlakte-condensatie waardoor schimmelvorming kan
ontstaan.
De voeg- en aansluitdetails van de systeemvloeren,
zoals die zijn opgenomen in het attest-met-productcer'
tificaat, vo)doen aan de gestelde eisen.
Vooral de afdichting van leidingdoorvoeringen en de
oplegging van het kruipluik moet vakkundig gebeuren
Aanwijzingen hiervoor zijn in NPR 2652 opgenomen.
Vocht van binnen
Op vochtige plaatsen in een woning kunnen schim-
mels gedijen en huisstofmijten zich voortplanten.
Schimmels en in het bijzonder huisstofmijten kunnen
bij mensen allergieën veroorzaken. Deze zijn hinderlijk
en kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid.
Vochtophoping door condensatie moet zo beperkt
mogelijk blijven. Condensatie kan worden vermeden
door relatief koude oppervlakten in constructies,
zogenoemde koudebruggen, te voorkomen.
Het vochtgehalte van de lucht aan de binnenzijde van
constructies blijft hierdoor gering, waardoor het
ontstaan van gunstige groeivoorwaarden voor
micro-organismen wordt voorkomen.
een goede woningscheidende constructie geeft een
hoge lucht- en contactgeluidsisolatie;
leidingdoorvoeringen van cv-installaties in schei-
dingswanden en vloeren moeten vakkundig worden
gedicht;omloopgeluid via luchtafvoersystemen moet worden
voorkomen;geen wandcontactdozen aan weerszijden van
(woning)scheidende wanden aanbrengen,
die tegenover elkaar zitten;
geen open haarden met gemeenschappelijke afvoer-
kanalen toepassen;
bij woningscheidende vloeren alleen een parket- of
tegelvloer aanbrengen wanneer deze als zwevende
dekvloer is uitgevoerd;
gemeenschappelijke trappen moeten trillingsvrij
worden opgelegd;
de detaillering van de aansluiting van de gevel met
de woningscheidende wand of vloer moet kritisch
worden beschouwd, zodat omloopgeluid wordt
vermeden.
De temperatuur van het binnenoppervlak van wonin-
gen en woongebouwen mag nergens lager zijn dan
11,7 oC. Dit komt overeen met de in het Bouwbesluit
genoemde factor van de temperatuur van het binnen-
oppervlak (f-factor) van 0,65. Bij een gestandaardiseer-
de binnentemperatuur van 18°C wordt de oppervlakte-
temperatuur (T opp):
Uiteraard moeten de constructies op de bouwplaats
vakkundig worden uitgevoerd.
opp = 0,65 x 18 = 11,7°C.T
De temperatuur van het binnenoppervlak moet wor.
den bepaald aan de hand van een berekening die in
1"7
BOUWBESLUlT EN ANDERE REGELGEVING 2
NEN 2778 staat vermeld. Het vergt een complexe bere-
kening die alleen met behulp van een computer-
programma is uit te voeren. Voor standaarddetails is
het mogelijk om deze berekeningen eenmalig uit te
voeren en de uitkomsten op te nemen in de kwaliteits-
verklaringen. Voor een aantal prefab betonelementen
is dit dan ook gedaan.
In de SBR-200 Details (uitgave Stichting Bouwresearch)
zijn voor veel voorkomende wand- en vloerconstructies
details opgenomen die voldoen aan de gestelde eisen
met betrekking tot de temperatuurfactor.
Met het begrip doorbuiging in eindtoestand, ook wel
zakking genoemd, wordt bedoeld de doorbuiging diena verloop van tijd kan optreden; hierbij wordt uitge-
gaan van een referentieperiode van het bouwwerk van
50 jaar. De doorbuiging is het gevolg van direct optre-
dende en in de tijd toenemende vervorming (kruip),
eventueel verminderd met de zeeg.
De direct optredende vervorming wordt veroorzaakt
door de belastingen die op het constructiedeel werken,
zoals het eigen gewicht van de constructie, de afwer-
king en de veranderlijke belasting. Door kruip van het
beton zal bij een gelijkblijvende belasting in de loop
van de tijd de vervorming toenemen.
Het is mogelijk om voor het aanbrengen van de belas-
tingen constructiedelen een opbolling, in vaktaal zeeg
genoemd, te geven. Voor vloeren en daken bedraagt
de toelaatbare doorbuiging in de eindtoestand
maximaal 0,004 maal de overspanning.
01<I><I>N
I~ ~
Om aan de vereiste temperatuurfactor te voldoen,
moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan.
Gevels, daken en begane grondvloeren moeten daar-
om altijd van een isolatielaag worden voorzien. Het
contact van een constructiedeel met de buitenlucht
moet zoveel mogelijk worden voorkomen.
Bij consoles, balkons en galerijplaten die met de bin-
nenconstructie worden verbonden, zal in het alge-
meen een koudebrugonderbreking moeten worden
aangebracht. Nadere informatie hierover staat ver-
meld in het hoofdstuk over het desbetreffende beton-
element.
Voor begane grondvloeren is voor wat betreft de
f-factor de oplegging bij de gevels het kritische punt.
Dit geldt met name voor de bovenzijde van de begane
grondvloer in de uitwendige hoeken van een gebouw.
In de kwaliteitsverklaringen van de systeemvloeren zijn
hiervoor richtlijnen en details opgenomen, zodat de
begane grondvloer aan de gestelde eis kan voldoen.
Dit wordt gerealiseerd door de oplegging gedeeltelijk
te isoleren of door de spouw te verdiepen, zodat de
spouwmuurisolatie dieper doorloopt. Ook is een
combinatie van beide oplossingen mogelijk.
-0c:o
rnQ)0
-0c:
'Qj
0-c:
.0.
.5
.a'-00
-0doorbuiging
Verder is het belangrijk dat door het gebruik van water
niet te veel vocht in de wanden en vloeren van de toi-
let- of badruimte doordringt. Daarom moeten wanden
en vloeren zijn voorzien van een waterkerende laag,
zoals bijvoorbeeld tegels.
BRUIKBAARHEID
VervormingEen vloer in een woning of een woongebouw mag
door optredende vervorming niet zodanig doorbuigen
dat deze minder goed bruikbaar wordt. Daarom moet
de vloer voldoen aan de eisen die worden gesteld aan
de maximaal toelaatbare vervormingen; deze eisen
staan in NEN 6702 vermeld. Voor belastingen en belas-
tingcombinaties moeten de eisen in NEN 6702 worden
aangehouden. De vervorming moet volgens art. 8.6
van NEN 6720 worden bepaald. Bij de bepaling van de
vervorming is een aantal begrippen van belang. Deze
begrippen worden hieronder nader toegelicht.
De optredende doorbuiging door de veranderlijke
belasting en de kruip van het beton wordt de bijko-
mende doorbuiging genoemd. Deze doorbuiging is
vooral van belang wanneer op de vloer steenachtige
wanden rusten. Na het aanbrengen van deze wanden
moet om scheurvorming in de wanden te voorkomen
de nog optredende doorbuiging beperkt blijven.
De bijkomende doorbuiging is geen eis die wordt
gesteld in het Bouwbesluit. Deze kent alleen een eis
ten aanzien van de doorbuiging in de eindtoestand.
In de kwaliteitsverklaringen van de betonnen systeem-
vloeren is op aandringen van de producenten deze eis
welopgenomen.Voor vloeren bedraagt de toelaatbare bijkomende
doorbuiging maximaal 0,003 maal de overspanning en
voor daken maximaal 0,004 maal de overspanning.
Wanneer steenachtige wanden op de vloer zijn
geplaatst, bedraagt de toelaatbare bijkomende door-
buiging maximaal 0,002 maal de overspanning.
18
2 BOUWBESLU TEN ANDERE REGELGEVING
ENERGIEZUINIGHEID
Isolatie
Het dak, de gevel en de begane grondvloer moeten
een minimale warmteweerstand van ten minste
2,5 m2 K/W bezitten. Daarnaast moet ook worden
voldaan aan de eisen die aan de energie-prestatie van
het totale bouwwerk worden gesteld. Bij de bepaling
van de energie-prestatie worden niet alleen de uitwen-
dige scheidingsconstructies betrokken; ook de warm-
teverliezen door ventilatie, de bezonning en het
rendement van de installaties spelen een rol.
In de kwaliteitsverklaringen van bepaalde prefab
betonelementen, zoals vloeren, wordt de warmteweer-
stand gegeven die bij een bepaalde isolatieafmeting
hoort.
Beperking luchtdoorlatendheid
De constructie van een woning of woongebouw laat
altijd wel enige lucht door. De luchtdoorlatendheid
mag echter niet zo groot zijn, dat door weersomstan.
digheden een te grote luchtstroming in de woning
ontstaat. Hierdoor kunnen onaanvaardbare
warmteverliezen optreden.
Plaatsen in een gevel waar een te grote luchtdoor-
latendheid kan optreden, moeten extra aandacht
krijgen; bijvoorbeeld: aansluitingen van kozijnen.
Prefab betonelementen moeten voldoen aan de eis
voor luchtdoorlatendheid.
Dezelfde eis geldt ook voor de begane grondvloer.
Vooral afdichting van openingen in de begane grond-
vloer vereisen extra zorg. De voeg- en aansluitdetails
van de systeemvloeren, zoals die zijn opgenomen in
het attest-met-productcertificaat, voldoen aan de
gestelde eisen.
In het bijzonder de afdichtingen van leidingdoorvoe-
ringen en de oplegging van het kruipluik moeten zorg-
vuldig gebeuren. Aanwijzingen voor deze afdichtingen
zijn in NPR 2652 opgenomen.
19
3 KWALITEIT
ALGEMEEN kwaliteit van het eindproduct, maar ook die van de
gehele productie: van controle op grondstoffen tot en
met de opslag van het eindproduct. In een KOMO
productcertificaat verklaart de certificatie-instelling dat
de producent in staat is de vermelde producten bij
voortduring volgens de gestelde eisen af te leveren.
KOMO Attest-met-productcertificaat
Het KOMO Attest-met-productcertificaat is een samen-
voeging van een attest en een productcertificaat. Er is
aangetoond dat het product aan bepaalde eisen vol-
doet en bovendien is de kwaliteit van de productie en
die van het product gewaarborgd.
AANTOONBARE KWAliTEIT
In de Woningwet staat dat door middel van een kwali-
teitsverklaring, afgegeven door een keuringsinstituut
dat door de minister is erkend, kan worden aan-
getoond dat een bouwdeel voldoet aan de in het
Bouwbesluit gestelde eisen. Toezichthoudende over-
heidsinstanties zullen een dergelijke kwaliteitsverkla-
ring als voldoende bewijs accepteren. Andere contro-
les kunnen daardoor achterwege blijven. K wa liteitsverkla ringen
Alle bij Belton en Bevlon aangesloten producenten zijn
in het bezit van zo'n kwaliteitsverklaring. De prefab
betonelementen die zij leveren, zijn allemaal voorzien
van een KOMO keurmerk.
KwaliteitsverklaringenVoor prefab betonproducten bestaan de volgende
erkende kwaliteitsverklaringen:
BeoordelingsrichtlijnenDe grondslag voor certificering zijn de beoordelings-
richtlijnen (BAL's). Deze richtlijnen komen tot stand in
overleg met de belanghebbende partijen-
Dit zijn onder andere gemeenten, overheid, afnemers,
onafhankelijk productdeskundigen en producenten.
In de beoordelingsrichtlijnen zijn de relevante prestatie-
eisen uit het Bouwbesluit opgenomen, de product-
eisen en de eisen aan het kwaliteitssysteem.
De controles die de producent dient uit te voeren, zijn
vastgelegd in een schema voor de Interne Kwaliteits-
bewaking (IKB). Hierin is aangegeven wat de produ-
cent moet controleren, op welke wijze en hoe vaak.
KOMO Attest
In een KOMO attest verklaart de certificatie-instelling
dat het ontwerp van een product, een bouwdeel of een
bouwconstructie die door een fabrikant wordt gele-
verd, aan de gestelde eisen voldoet. In het KOMO
attest is omschreven aan welke eisen het ontwerp is
getoetst en aan welke randvoorwaarden moet worden
voldaan. Een goed voorbeeld hiervan zijn de prestatie-
eisen van het Bouwbesluit.
Kwaliteitscontrole
De producent controleert zijn eigen productie op basis
van het IKB-schema. Tijdens een vastgesteld aantal
onaangekondigde bezoeken aan de fabriek oefent de
certificerende instelling controles uit op de interne
kwaliteitsbewaking en beoordeelt zij de productie en
de producten aan de hand van steekproeven.KOMO Productcertificaat
Een productcertificaat waarborgt niet alleen de
21
Doordat het bouwproces steeds complexer wordt, neemt
bij opdrachtgevers de behoefte toe een groter deel van de
realisatie van een bouwwerk aan leveranciersover te laten
Opdrachtgevers willen producten die exact op de toepas-
sing zijn toegesneden en die aan de vereiste kwaliteit
voldoen.
Eén van de speerpunten van het beleid van de bond van
fabrikanten van prefab betonproducten in Nederland
(BFBN) is al vele jaren de kwaliteitszorg en -verbetering.
Op dit gebied is BFBN dan ook zeer actief. Door voorlichting
en cursussen streeft de branche-organisatie ernaar de
kwaliteit van de betonproducten die door de BFBN-bedrijven
worden vervaardigd, op een hoger plan te brengen.
Het resultaat is dat de prefab producten aan steeds hogere
eisen kunnen voldoen. Het kwaliteitsniveau van prefab
betonproducten is in de afgelopen 15 jaar daardoor sterk
verbeterd. Prefab betonfabrikanten kunnen tegenwoordig
dan ook volledig aan de hoge kwaliteitseisen van
afnemers voldoen.
KWALITEIT 3
ORGANISATIES IN DE KWALITEITSZORG
In de bouw zijn vele organisaties op het gebied van
kwaliteitszorg actief. De instanties die zich met
kwaliteitszorg van geprefabriceerde betonproducten
bezighouden zijn:
Raad voor Accreditatie
De Raad voor Accreditatie (RvA) is een organisatie die
erkenningen aan certificatie-instellingen op het gebied
van de bouwafgeeft. Instellingen die door de RvA er-
kend zijn, hebben de bevoegdheid tot het afgeven van
kwaliteitsverklaringen. De RvA bevordert de coordinatie
tussen de erkende certificatie-instellingen en stimu-
leert de harmonisatie van de door de instellingen
gehanteerde beoordelingssystemen.
Stichting Bouwkwaliteit
Stichting Bouwkwaliteit (S BK) voert de coordinerende
en de harmoniserende taken van de RvA uit in de
bouwsector. Daarnaast is SBK beheerder van het
KOMO-keurmerk.
Kiwa N.V.
Kiwa N.V. is een door de Raad voor Accreditatie erken-
de certificatie-instelling die onder andere aan de pro-
ducenten van prefab betonproducten kwaliteits-
verklaringen verstrekt.
22
PRODUCTIESYSTEMEN4
DRIE PRODUCTIEMETHODEN
4 -.c) (4) -'I
(Ï)Ef)1
Ef)1
""" /"'--/
@
IIII
III II.'III IIIIII III
I II II I
Lange-bank-systeem
G) Langebaan (mallen)
@ Rollen met voorspandraad
0 Hydraulische spancilinders
0 Bovenloopkranen
@ Stortmachine
@ Pad voor elemententransport-wagen
0 Transportpositie naar het tasveld
@ Opslag voorspandraad
@) Opslag gereed product
(@) Betonmortelcentrale
@ Opslagruimtes voor materiaal/materieel
23
De fabricage vanprefab betonproducten vindt plaats in
geconditioneerde fabriekshallen. De fabricagetechniek kan
perfabrikant verschillen. Ook is de manier van produceren
afhankelijk van de seriegrootte en het elementtype-
Erzijn drie methoden voor het vervaardigen van prefab
betonelementen, te weten:
-het lange-bank-systeem voor kanaalplaatvloeren,
ribbenvloeren, bekistingsplaatvloeren, combinatievloeren
(liggers) en lateien;
-het carrouselsysteem voor ribbenvloeren, bekistingsplaat
vloeren, volle-dikte-vloeren en elementen ;
-de stationaire opstelling voor elementen.
PRODUCTIESYSTEMEN 4
--
~
~~~
,
~
>-.
~~
- - - - - - -~-~.l.-- @
0-',@ c
""'-'0
~I~II
~m
1'1/@
I
~
ili
Carrouselsysteem
G) Aonlloer prefob wopening lIonuit lIlechterij
C?) Mallenmokerij, opbouwposities, aanbrengen prefab wapeningen instortlloorzieningen. Tellens dwarstransport
0 Prefabricage instortlloarzieningen
0 Stortpositie, storten en lIerdichten lIan beton in mal
@ Afwerken en aanbrengen lIoorzieningen stortzijde {b.lI. spouwankers, isolatie)
@ Dwars- en langstronsport naar liften
0 Uft t.b.lI. lIerhardingskamers / bufferkamers mallen
@ Verhardingskamers / bufferkomers mallen
@ Transportroute naar ontkistingspositie
@ Ontkistingspositie met kanteltafel
CiJ) Transportroute naar positie 2, of lIia lift 7 naar bufferkamer
@ Portaalkraan lIoor transport lIan tussenopslag naar opslagterrein,en het beladen lIan IIrachtwagens
@ Opslagterrein gereed product
([1) Vrachtwagen lIoor transpart naar bouwplaats
@ Aonlloer lIan betonmortel lIan centrale naar stortmachine
@ Voorvultrechter met transportband lIoor grondstoffen naar betonmortelcentrale
@ Betonmortelcentrale
Een belangrijk voordeel van deze productietechniek is
dat in één bekistingscyclus een grote diversiteit aan
elementen kan worden geproduceerd. Om het produc-
tieproces niet te veel te verstoren door het ombouwen
van de mallen, moet de voorkeur worden gegeven aan
series met weinig verschillende vormtypes. Door het
gebruik van droogkamers kan de cyclustijd tot minder
dan één dag worden verkort. De afmetingen van de
stalen bodem zijn maximaal 10 x 5 m2.
Lange-bank-systeemHet lange-bank-systeem is een productietechniek die
vooral wordt toegepast voor elementen met een gelijk-
blijvende dwarsdoorsnede. Men gebruikt hiervoor
stalen mallen of banen met een lengte tot 130 m.
Veelal staan in een productiehal verschillende mallen
of banen naast elkaar opgesteld. Het productieproces
van de elementen is grotendeels gemechaniseerd.
Het kenmerk van het lange-bank-systeem is dat de
machines waarmee de productiehandelingen
worden uitgevoerd, zich over de mal verplaatsen.
Elementen die volgens het lange-bank-systeem
worden vervaardigd, kunnen een traditionele of een
voorspanwapening krijgen. Als de verharding wordt
versneld door de banen te verwarmen, kan de
productietijd 4 á 5 uur worden verkort.
CarrouselsysteemBij het carrouselsysteem bevindt de mal zich op een
soort lopende band. Deze beweegt zich langs de
verschillende bewerkingsstations. Eén van de laatste
handelingen van dit productiesysteem is de plaatsing
van het element in de droogkamer. In het carrousel-
systeem wordt bij voorkeur gewerkt met stalen bodems
die voorzien zijn van stalen of houten zijranden.
Stationaire opstelling
Bij het derde systeem, de stationaire opstelling, heeft
de mal tijdens het uitvoeren van de verschillende
bewerkingen een vaste positie. Alleen vóór het storten
en verdichten kan de mal eventueel worden verplaatst.
De elementen worden bij deze productiemethode niet
in een droogkamer geplaatst. Van de drie genoemde
systemen is deze fabricagetechniek de meest ambach-
telijke. Het productiesysteem wordt vooral toegepast
voor het produceren van series elementen met
verschillende vormvariaties. De fabricage vindt plaats
in één basismal. Meestal gaat het om de productie
van elementen die speciaal voor een project zijn
ontworpen. De cyclustijd bij de vervaardiging van ele-
menten in een stationair systeem is meestal een dag.
24
PRODUCTIESYSTEMEN4
[illJ [ill:J (
[:]:):::J
I~~~""'
~ [::::(D::::]
[::::(D::::]
o;j?:J
o;j?:J
[illJ
[illJ
[iliJ>::.t
@
(2)\ I
CJ~I I
CJr 1: :
(1) Mallen op vaste positie. geplaatst op triltafel
@ Bovenloopkranen
@ Stortmachine
0 Betonmortelcentrale
@ Vrije ruimte voor het neerleggen van malmateriaal e.d.
@ Transportpositie naar het tasveld
0 Opslag gereed product (tasveld)
@ Opslagruimtes voor materiaal/materieel
Stationaire malopstelling
HOUTEN OF STALEN MAL
De mallen kunnen van staal of van hout worden ver-
vaardigd. Voor de kwaliteit van de elementen maakt
het niet uit of een mal van staal of van hout is.
Bij een kleine serie wordt hout toegepast; bij grotere
aantallen geniet staal de voorkeur.
De keuze voor een houten of stalen model wordt mede
bepaald door de vorm en het aantal vormtypes die in
de betreffende mal moeten worden gemaakt.
Het omslagpunt voor gebruik van een stalen of houten
malligt, afhankelijk van de fabricagemethode,
bij ongeveer vijftig elementen.
25
PRODUCTEN
5.1 K O LO M M E N
5
PRODUCTIEALGEMEEN
Prefab kolommen kunnen horizontaal of verticaal
worden gestort.
Horizontale bekisting
Voor het horizontaal storten van kolommen komen in
aanmerking: rechthoekige, meerhoekige en halfronde
kolommen.
De productie van de kolommen vindt plaats in stalen
of in houten mallen. De zichtzijde is bij voorkeur de
malzijde. Komt de stortzijde ook in het zicht, dan wordt
het betonoppervlak aan deze zijde met een spaan
afgewerkt of gerold. Het instorten van hijsankers is
nodig voor het ontkisten van de kolommen.
Deze worden verdiept aangebracht, zodat ze na de
montage kunnen worden weggewerkt.
Verticale bekisting
Alle rechthoekige, meerhoekige, ronde en halfronde
kolommen kunnen in een verticale bekisting worden
gestort. Ook hier vindt de productie plaats in stalen of
houten mallen. Na het ontkisten blijft de sluitnaad
zichtbaar. Het voordeel van deze productiemethode is
dat de stortzijde niet in het zicht komt, omdat deze zich
aan de bovenkant bevindt. Over het algemeen is een
verticaal gestorte kolom duurder dan een horizontaal
gestorte.
""'
27
Een kolom is een balk-, wand- of vloerdragend element
dat de belasting puntvormig naar de onderliggende
constructie overdraagt. De vorm van de kolom wordt
mede bepaald door esthetische overwegingen van de
architect. De afmetingen van de kolom zijn onder
andere afhankelijk van de belasting op de kolom en van
de betonkwaliteit.
Kolommen zijn wat vorm betreft te onderscheiden in:
-rechthoekige kolommen (met of zonder vellingkanten;
-meerhoekige kolommen;
-ronde kolommen;
-ovale kolommen;
-halfronde kolommen.
PRODUCTEN
K O LO M M E N 5.15
INSTORTVOORZIENINGEN CONSTRUCTIEVE ASPECTEN
Brandwerendheid
Om aan de gestelde brandwerendheideisen te vol-
doen, is soms een hogere dekking op de wapening
vereist. Om te voorkomen dat de gaines en de
wapeningsstaven elkaar in de weg zitten, moeten de
gaines meer binnen de kolom worden aangebracht.
Bij ingeklemde kolommen moet hiermee bij de detail-
lering rekening worden gehouden.
AanrijbelastingAfhankelijk van situering hebben sommige kolommen
een verhoogd risico om te worden aangereden.
Bij de berekening van deze kolommen moet hiermee
rekening worden gehouden. Veelal betekent dit dat
deze kolommen zwaarder moeten worden uitgevoerd
of dat aanvullende voorzieningen moeten worden
getroffen om schade aan de kolo~ door aanrijdingen
te voorkomen.
De kolommen worden voor het doorkoppelen voorzien
van stekankers of stekken. Ook krijgen de kolommen
stelvoorzieningen die, evenals de hijsankers, meestal
verdiept worden aangebracht. Deze kunnen tijdens de
afwerking in de bouw gemakkelijk worden wegge-
werkt. Bij een horizontaal gestorte kolom komen er,
behalve een hijsvoorziening aan de bovenkant, ook
hijsvoorzieningen in het stortvlak. Een verticaal gestor-
te kolom heeft alleen een hijsvoorziening aan de
bovenkant. Afhankelijk van de manier waarop de
gaines worden gevuld, kan men twee typen openingen
onderscheiden: aangietopeningen voor kolommen die
in het werk een afwerking krijgen, en ontluchtings-
openingen voor kolommen die in het zicht blijven.
Aangietopeningen zijn minimaal 30 mm in diameter.
Ontluchtingsgaatjes hebben een diameter van circa
15 mm. Bij toepassing van ontluchtingsgaatjes wordt
de kolom vanaf de onderzijde geïnjecteert.
Eventueel kunnen in de kolommen ook voorzieningen
voor elektra worden ingestort. Bij verticaal gestorte
kolommen is het om uitvoeringstechnische redenen
niet mogelijk instortvoorzieningen bij de aansluitnaad
van de kist op te nemen.
Ilniecterenvanaf onderzijde
detaillering kolom
28
PRODUCTEN2 BINNENSPOUWBLAOEN/WANOEN/TOPPEN
5
REGELGEVINGALGEMEEN
Binnenspouwbladen, wanden en toppen worden onder
KOMO keur geleverd; in een enkel geval met een kwali-
teitsverklaring; het KOMO attest-met-productcertificaat.
Dit attest is het bewijs dat aan de eisen van het Bouw-
besluit wordt voldaan. Bij levering onder KOMO keur
moet het ontwerp aan het Bouwbesluit zijn getoetst.
Normen
Onderlinge verbindingen van binnenspouwbladen,
wanden en toppen worden in beton of staal uitgevoerd.
Bij een uitvoering in beton wordt meestal gewerkt met
uitstekende wapening die naderhand wordt aangestort
of een stekwapening die in gaines wordt aangegoten.
Verbindingen in staal worden aangebracht met behulp
van bouten en platen of door gelaste verbindingen
tussen buiten- en binnenblad.
Een gemetseld buitenspouwblad wordt met thermisch
verzinkte of roestvaststalen spouw- en isolatie-ankers
aan het binnenblad gekoppeld. Andere gevelbekledin-
gen kunnen van aluminium, staal of hout zijn.
Metselwerkopleggingen en metselwerkaansluitingen
worden enerzijds bepaald door de architectonische
vormgeving en anderzijds door de eisen die NEN 6790
-Steenconstructies stelt. Vooral het aantal bouwlagen,van het buitenspouwblad en de kozijnen iijn bepalend
voor de plaats van de lateien die zorgen voor het op-
vangen en afdragen van de verticale belasting naar het
binnenspouwblad of vloer. De lateien kunnen zijn:
direct aangestorte bet9filát;ien of lateien v~n prefab
beton of van staal, die in het werk worden aangebracht.
Ook hier behoort de uitvoering volgens NEN!6720 en
NEN 6772 te gebeuren.
Om koudebruggen bij aangestorte betonlateien zo veel
mogelijk te beperken, wordt vaak gewerkt met plaatse-
lijke betonnokken waartussen isolatiemateriaal is aan-
gebracht of kan een koudebrugonderbreking worden
toegepast. Voor de bevestiging van stalen gevellateien
kunnen ankerbussen of ankerrails in de spouwbladen
worden opgenomen.
Betonnen casco met ankerloze dubbele bouwmuur
traditioneel of voorgespannen
traditioneel of voorgespannen
traditioneel dubbel net
traditioneel enkel net
voorgespannentraditioneel of voorgespannen
traditioneel of voorgespannen
70
70
100
90
90
90
2x90
binnenspouwblad niet-dragendgevelvullend element niet-dragend
binnenspouwblad dragend
binnenspouwblad dragend
binnenspouwblad dragenddragende binnenwanden
dragende binnenwanden
(woningscheidend)dragende binnenwanden
(massief woningscheidend)dragende buitenwanden
traditioneel of voorgespannen 220 mm
traditioneel of voorgespannen 90 mm
29
Geprefabriceerde betonnen binnenspouwbladen, wan-
den en toppen worden op ruime schaal in de heden-
daagse woningbouw toegepast. De elementen kunnen
worden verwerkt in combinatie met in het werk gestorte
beton of met andere bouwmaterialen. Ook kan een
compleet prefab betonnen casco met de elementen
worden samengesteld. De prefab betonnen binnen-
spouwbladen zijn te verdelen in dragende en niet-
dragende gevelvullende elementen. Prefab betonnen
wanden en toppen zijn meestal dragend en woning-
scheidend. Zij worden massief (monoliet) of als dubbele
wand uitgevoerd (zie foto). De genoemde elementen
worden vervaardigd van beton van gangbare kwaliteit
of van lichtbeton. In lichtbeton is het grind vervangen
door een licht toeslagmateriaal, zoals Iytag, aardelite of
geëxpandeerde kleikorrels. Het grind in de gebruikelijke
betonmengsels kan eventueel geheel of voor een deel
worden vervangen door een ander grof toeslagmateri-
aal, zoals kalksteen of puingranulaat.
mmmmmmmmmmmmmm
5 .
5PRODUCTENB INNENSPOUWBLADEN/WAN DEN/TOPPEN
AFWERKING
Prefab betonnen binnenspouwbladen, dragende wan-
den en toppen worden meestal op de bouwplaats aan
de woningzijde voorzien van een afwerkingslaag, zoals
bijvoorbeeld stucwerk, behang of tegels. De spouw-
zijde van de elementen wordt meestal niet afgewerkt.
Voor binnenspouwbladen en wanden van zeer grote
afmetingen, die uit meerdere elementen worden sa-
mengesteld, is het aan te bevelen om eventuele maat-
toleranties te camoufleren door de voeg aan de zicht-
zijde niet vlak af te werken, maar te voorzien van een
vellingkant. De afwerking van de elementen is afhan-
kelijk van de criteria die met betrekking tot de opper-
vlakte gelden voor de in het bestek voorgeschreven
klasse. De kwaliteit van het oppervlak aan de binnen-
zijde van het element voldoet, behoudens plaatselijke
kleine reparaties, minstens aan klasse 1 B volgens
tabel 4 van NEN 6722 (VBU). Het oppervlak is echter
niet geschikt voor zichtwerk zonder afwerking, behalve
in secundaire ruimten waar geen hoge oppervlakte-
eisen worden gesteld, zoals in bergruimten, kelders
en dergelijke.
Niveau van afwerking
Het afwerkingsniveau aan de spouwzijde is afhankelijk
van het type buitengevel. Mogelijke typen buiten-
gevels zijn:-buitengevel prefab beton;-buitengevel metselwerk (zachte isolatie);
-buitengevel metselwerk (harde isolatie);
-buitengevel van plaatmateriaal;
-buitengevel bestaande uit isolatiemateriaal en stucwerk.
De productiewijze heeft grote invloed op het te
behalen afwerkingsniveau. Er moet onderscheid
gemaakt worden tussen:
-elementen verticaal gestort, en
-elementen horizontaal gestort.
Elementen verticaal gestort
Toepassingsgebied: alle typen gevels, wanden
en toppen. De kenmerken van dez,e elementen zijn:
-spouwzijde en binnenzijde zijn malzijden,
afwerkingsklasse 18;-oplegvlak vloer is stortzijde, gespaand;
-stelkozijnen kunnen worden meegestort,
mits ze binnen de wanddoorsnede passen;
-onder sparingen ontstaat luchtbelvorming;
-isolatiemateriaal, zowel harde als zachte,
kan later worden aangebracht;
-spouwen isolatieankers worden in het werk geboord;
-door een sponning is een goede aansluiting op
metselwerk te realiseren (zie onderstaand detail).
aansluiting op metselwerk
Binnenspouwblad
30
5 PRODUC'TEN
NN ENSPOUWBLADEN/WAN DEN/TOPPEN2 B
Binnenspouwbladen horizontaal gestort
De kenmerken van deze elementen zijn:
-spouwzijde is stortzijde;
-binnenzijde is malzijde, afwerkingsklasse IA;
-oplegvlak vloer is malzijde en dus glad;
-bij raamsparingen in combinatie met ruwe stortzijde
rondom de sparing ongeveer 150 mm glad spanen;
-bij metselwerkconsoles die later worden gemonteerd,
het element vlak spanen;
-spouw- en isolatieankers kunnen tijdens de
productie worden aangebracht.
De toepassingsgebieden van deze elementen zijn:
-buitengevel is metselwerk in combinatie met zachte
persing isolatie; stortzijde ruw;
-buitengevel is metselwerk in combinatie met harde
persing isolatie; stortzijde gespaand;
-buitengevel van plaatmateriaal;
-buitengevel isolatiemateriaal met stucwerk.
Wanden en toppen horizontaal gestort
Toepassingsgebieden zijn:
-stabiliteitswanden;
-woningscheidende wanden/toppen;
-ankerloze spouwwanden/toppen.
Stabiliteitswanden, woningscheidende
wanden/toppen:
-zowel stort- als malzijde is zichtzijde;
-malzijde is afwerkingsklasse 18;
-stortzijde is gespaand;
-oplegvlak vloer is malzijde.
Ankerloze spouwwanden/toppen:
-binnenzijde is malzijde afwerkingsklasse 18;
-spouwzijde is stortzijde;
-oplegvlak vloer is malzijde, vlak.
31
5 . I
PRODUCTENBINNENSPOUWBLADEN
5WANDEN TOPPEN
ONTWERP
Maximale wandbreedte, hoogte en gewicht
De hoogte en breedte zijn door de mal-afmetingen en
transportmogelijkheden beperkt. Tijdens het uitwerken
van ontwerp tot werktekening moet hiermee rekening
worden gehouden, evenals met de kraancapaciteit op
de fabriek en op de bouwplaats.
-hanteerbaarheid van het element bij productie en
montage;
-plaatsingsmogelijkheden voor hijsvoorzieningen.
Geadviseerd wordt om een minimale penantbreedte
van 300 mm toe te passen.
De gangbare maximale afmetingen zijn ongeveer
10 x 3 m2 of ongeveer 8 x 4,2 m2. Het maximale
elementgewicht ligt veelal tussen 10 en 20 ton.
Isolatie
Vaak zal de gevel bestaan uit een buitenspouwblad in
metselwerk en een spouw voorzien van isolatiemateri-
aal. Het isolatiemateriaal kan op de bouw worden aan-
gebracht, maar ook direct op het element tijdens de
fabricage. Veelvuldig toegepaste isolatiematerialen zijn'
EPS (polystyreen), steenwol en glaswol.
De totale isolatiewaarde van het binnenspouwblad is
niet alleen afhankelijk van het gekozen isolatiemateri-
aal, maar ook van de betonsamenstelling. Lichtbeton
levert, afhankelijk van de soortelijke massa, een hoge-
re isolatiewaarde op dan beton van gangbare kwaliteit.
KozijnenIn binnenspouwbladen kunnen kozijnen of stelkozijnen
al in de fabriek worden aangebracht of ingestort.
Kunststof, aluminium of stalen kozijnen worden op de
bouwplaats gemonteerd. Deze kozijnen worden door
middel van een ingestort houten stelkozijn of met
metalen ankers aan~enspouwblad bevestigd.
De verankeringsmiddelen zijn gegalvaniseerd, verzinkt
of van roestvaststaal, afhankelijk van de controleer-
baarheid en de voorgeschreven milieuklasse.
Stabiliteit
Samen met de overige constructiedelen leveren bin-
nenspouwbladen en dragende wanden in veel geval-
len een bijdrage aan de stabiliteit van een gebouw.
Daarom zijn de samenhang van de verschillende
constructie-onderdelen en de onderlinge verbindingen
belangrijk.
PRODUCTIE
Binnenspouwbladen, wanden en toppen worden per
project ontworpen en geproduceerd. De productie
vindt plaats in een carrouselsysteem of gebeurt in
stationaire mallen. Volgens beide productiemethoden
kunnen ook gebogen elementen worden vervaardigd.
Dikte
De dikte van binnenspouwbladen wordt mede
bepaald door de constructieve eisen, zoals
bijvoorbeeld:-bovenbelasting (vloeren);-excentrische belasting door bijvoorbeeld
gevelafwerking.
De dikte van dragende wanden en toppen wordt mede
door de vereiste geluidswering bepaald. De geluids-
werende kwaliteit kan alleen in samenhang met de
aansluitende constructies en bouwdelen worden
vastgesteld.
Er is weinig verschil in de productie van dragende of
niet-dragende binnenspouwbladen, wanden of top-
pen. Beide typen spouwbladen worden in geconditio-
neerde ruimten vervaardigd. Meestal worden de
elementen in horizontale positie gestort, maar ook
verticaal storten is mogelijk. Dit laatste gebeurt veelal
in batterijmallen.
Penantbreedte en lateihoogte
Penantbreedte en lateihoogte worden mede
bepaald door:
-belasting op het onderdeel;
-wijze van wapenen: traditioneel ofyoorgespannen
32
800
~,
Transport met semi-dieplader
1000
-@@ @~Transport met trailer
Maximale transport afmetingen
PRODUCTENN N E N s p O u w B L A O E N / W A N D E N / T O p p E N
52 B5
InstortvoorzieningenIn de bekistingsfase moeten meestal tal van instort-
voorzieningen in de mal worden opgenomen, zoals
gaines, schroefhulzen, ankerrails of lasplaten.
Ze worden met stalen, houten of kunststof hulpvoor-
zieningen in de kist gefixeerd. Na het ontkisten worden
ter bescherming de schroefhulzen eventueel van vet
voorzien en met een dop afgesloten.
'Jr°
~De stekken voor doorkoppeling of voor het maken van
andere verbindingen kunnen door de zijwanden van
de kist worden gestoken of door middel van een stek-
kenbak of stekanker worden uitgevoerd. De meeste
fabrikanten zullen ter vermijding van beschadiging van
de kostbare bekisting ervoor zorgdragen dat geen
stekken door de malbodem heen worden gevoerd.
Op plaatsen waar dit onvermijdelijk is, kan een
stekkenbak worden ingestort.
opvang van metselwerk d.m.v. prefab latei,
opgehangen aan stalen schoenen
fElektraIn veel gevallen worden in de elementen elektra-voor.
zieningen in de vorm van contactdozen en leidingen
verwerkt. De dozen kunnen zowel aan de kist- als aan
de stortzijde worden ingestort.
Leidingen worden zoveel mogelijk door het hart van
het element gevoerd. Bij voorkeur worden voor
leidingen flexibele buizen gebruikt; ook leidingen van
starre gladde buizen kunnen worden aangewend.
Opleggingen voor metselwerkHet maken van opleggingen voor metselwerk kan op
twee manieren gebeuren. De eerste methode gaat uit
van stalen oplegschoenen of hoekstalen die aan het
spouwblad worden gebout; de tweede methode gaat
uit van aangestorte betonlateien. opvang van metselwerk d.m.v. hoekstaal
Voor de bevestiging van oplegschoenen of hoekstalen
kunnen schroefhulzen of ankerrails worden opgeno-
men. Het aanstorten van betonlateien of -neuzen
gebeurt tijdens de productiegang van het spouwblad.
opvang van metselwerk d.m.aangestorte latei
33
I.
5PRODUCTENBINNENSPOUWBLADEN/WANDEN/TOPPEN 5 2
Spouwisolatie-ankersMeestal worden spouwisolatie-ankers aan de stortzijde
ingestort. Het aanbrengen van spouwisolatie-ankers
gebeurt direct na het storten; de spouwankers worden
met het oog op transport en opslag platgebogen.
+ 100 + 110 + 100 +
Kozi j ndeta i Is/stel kozi j nen
Om de mallen zo economisch mogelijk te gebruiken, is
het wenselijk dat raamsparingen in de elementen zo-
danig zijn gedetailleerd dat de sparingen in de bekis-
ting tijdens het ontkisten op de malbodem kunnen blij-ven zitten. Hiervoor is het noodzakelijk dat de dagkan-
ten zijn afgeschuind: 1 cm per 10 cm dikte (zie boven-
ste figuur pagina 35). Delen van de bekisting die haaks
op de malbodem staan, zijn moeilijk te lossen en
veroorzaken vaak beschadigingen. Het is mogelijk
kozijnen of stelkozijnen direct in te storten. Er moet
dan wel rekening worden gehouden dat deze door
cementwater worden vervuild. Bij het verwerken van
stelkozijnen is het belangrijk voldoende maattolerantie
voor het kozijn aan te houden.
bovenaansluiting' kozijn
P.,V.C. .afdishtingsstripslagschroefanker, \
f~~~~~h;fr~~anke;
~/
v"'
1.-
~
~~
stelkozijn I
zijaansluiting kozijn
onderaansluiting kozijn
34
PRODUCTENWANDEN/TDPPEN
5BINNENSPOUWBLADEN5 .2
WapeningAI bij het berekenen van de wapening moet de wijze
van transport en opslag duidelijk zijn. Deze kunnen in
enkele gevallen maatgevend voor de benodigde hoe-
veelheid wapening zijn. Dit geldt vooral voor dunne
elementen en binnenspouwbladen met smalle
penanten. In veel gevallen kan met een lichte trans-
portwapening worden volstaan.
~""'-r-:::-1
afschuining 10mm/100mm#10
HijsvoorzieningenZowel voor het hijsen in de fabriek als op de bouw-
plaats zijn hijsvoorzieningen nodig. Soms worden
voor het ontkisten en het interne transport extra
ankers aan de stortzijde aangebracht. De hijsankers
worden, als dat noodzakelijk is, in de wandconstructie
omgeven door wapeningsstaal.
Het kantelen van de elementen mag uitsluitend in
overleg met de fabrikant gebeuren.afschuining t.b.v. ontkisten
Voorzieningen voor veiligheidshekken
Voor de bevestiging van veiligheidshekken kunnen
voorzieningen worden ingestort.
IsolatieHet aanbrengen van isolatie aan de stortzijde levert
over het algemeen weinig problemen op.Na het verdichten en eventueel inschuren van het
element wordt het isolatiemateriaal op de nog natte
beton uitgelegd en daarna met paraplu-ankers aan
het beton bevestigd.
.YC'-Q)
~.YC o
E Q) o
.c o
E~0.-0Q)0-{5,N::
..Q).c>
ÓO\.c
.c.-0\
U]~ -.-U]:J Q)
.c>-Q)
8.a'-
.c>u.dU]..;
Afwerking stortzijdeBij binnenspouwbladen is meestal de stortzijde de
spouwzijde van de constructie. Aan de afwerking van
deze zijde wordt veelal geen hoge eisen gesteld.
De vlakheid van de elementen ter plaatse van de
voorzieningen die zijn ingestort, vereist wel aandacht.
Is het oppervlak te ruw, dan kan dat bij het aanbrengen
van bevestigingsmiddelen problemen geven. Dit geldt
ook voor kozijnen die in het werk worden gemonteerd
en vlak tegen het beton moeten aansluiten.
veiligheidshek
Bij elementen met een harde persing isolatie waarop
naderhand een gevelstuc-systeem wordt aangebracht,
moet aan het beperken van diktetoleranties aandacht
worden geschonken. Wanneer de stortzijde van ele-
menten in het zicht komt, is meer aandacht voor de
afwerking nodig. Voor de afwerking van de stortzijde
kan men kiezen voor afspanen, rollen of vlinderen.
Bij rollen ontstaat een oppervlak met een ruwe sinaas-
appelhuidstructuur. Door te spanen kan men een vlak
oppervlak verkrijgen. Wel blijven de spaanslagen in
het oppervlak zichtbaar. Vlinderen betekent dat het
element na het storten met een grote schuurschijf
wordt afgewerkt. Na vlinderen is de wand nagenoeg
gebruiksklaar en kan met behang of spuitwerk worden
afgewerkt. Wanden kunnen ook staand worden
gestort, de zichtkanten zijn dan glad en vlak.
Deze bekistingsmethode is meestal duurder dan het
storten van de wand in horizontale positie.
35
PRODUCTEN
BINN ENSPOUWBLADEN/WAN DEN
5TOPPEN 5 .2
OpslagDe opslag van spouwbladen gebeurt rechtopstaand in
jukken. Ze staan dan op hout, kunststofstroken of
houtwolcementplaten. Als de fabrikant geen voor-
schriften heeft bijgeleverd, kan men als vuistregel aan-
houden dat de elementen op een afstand van eenvijf-
de van hun lengte vanuit de uiteinden moeten worden
onderstopt. Van belang is dat het isolatiemateriaal en
de kozijnen niet kunnen worden beschadigd als ze uit
de jukken worden genomen.
Wanneer de elementen tijdens de opslag tegen elkaar
aanstaan, moet stopmateriaal tussen de elementen
worden aangebracht.
TransportTransport gebeurt meestal met vrachtwagens die met
vaste jukken zijn uitgerust. Per vracht kan maximaal
25 á 35 ton aan gewicht worden vervoerd.
Op de bouwplaats moet een kraan aanwezig zijn,
omdat de vrachtwagens waarmee het vervoer plaats
heeft, niet uitgerust zijn voor het lossen van spouw-
bladen; de elementen worden door een hijskraan
rechtstreeks vanaf de vrachtauto in het werk geplaatst.
36
PRODUCTENN NENSPOUWBlADEN/WANDEN/TOPPEN
55 2 B
+ 100+ 90 + 100+
dubbele bouwmuur prefab beton
aansluiting dubbele bouwmuur begane grond
koppelstrip
,100,110,100,, 310 .1-
37
I
5PRODUCTENBINNENSPOUWBlAOEN/WANDEN/TOPPEN 5 .2
38
PRODUCTEN
5.3 SYSTEEMVLOEREN
5
ALGEMEEN Dit hoofdstuk SysteemVi1Jere11geeftper-viwrtype-
bijzonderheden over ontwerp en detaillering,
productie, opslag, transport en uitvoering.
REGELGEVING~
Alle systeemvloeren die in Nederland worden gepro-
duceerd, zijn voorzien van een kwaliteitsverklaring,
het zogenoemde KOMO attest-met-productcertificaat.
Deze kwaliteitsverklaring, ook wel attest genoemd,
is het bewijs dat aan de eisen van het Bouwbesluit
is voldaan.
Het attest geeft aan, op welke wijze de vloer aan de
eisen van het Bouwbesluit voldoet. Zo wordt bijvoor-
beeld voor elk vloertype de brandwerendheid aan-
gegeven en voor de geïsoleerde vloeren tevens de
warmteweerstand (Rc-waarde).
De details in het attest zijn aan de eisen van het
Bouwbesluit getoetst, zoals die voor het voorkomen
van koudebruggen (f-factor).
Detailinformatie over de vloerelementen en over de
toetsing aan de eisen van het Bouwbesluit is in het
attest-met-productcertificaat van de desbetreffende
producent opgenomen.
In onderstaande tabel staan de vijf typen vermeld.
Aangegeven is de toepassing, het type wapening en
de mogelijkheid van vloerisolatie.
-Kanaalplaatvloer -Begane grondvloer
-Verdiepingsvloer
-Dakvloer
-Geïsoleerde begane
grondvloer-Voorspanwapening
-Rib{cassette)vloer -Begane grondvloer -Betonstaal
-Voorspanwapening
-Geïsoleerde begane
grondvloer
-Bekistingsplaatvloer -Verdiepingsvloer
-Dakvloer
-Betonstaal
-Voorspanwapening
-Combinatievloer -Begane grondvloer -Voorspanwapening -Geïsoleerde begane
grondvloer
-Volle-dikte-vloer -Verdiepingsvloer
-Dakvloer
-Betonstaal
39
In dit boek over geprefabriceerd beton in de woning-
bouw bespreken we vrijdragende systeemvloeren die
fabrieksmatig worden vervaardigd, kortweg systeem-
vloeren genoemd. Het zijn niet-continu ondersteunde
vloeren, die geheel of gedeeltelijk zijn samengesteld uit
geprefabriceerde betonnen vloerelementen, overeen-
komstig NEN 6720 en NEN 6725. Sommige typen
systeemvloeren worden op het werk voorzien van een
constructieve druklaag. De vloerelementen worden per
opdracht volgens specificatie vervaardigd. Alleen de
combinatievloer is een uitzondering. Van dit vloertype
zijn zowel de betonnen liggers als de vulelementen uit
voorraad leverbaar.
In Nederland kennen we vijf typen systeemvloeren: de
kanaalplaatvloer, de ribbenvloer, de bekistingsplaat-
vloer, de combinatievloer en de volle-dikte-vloer.
Sommige typen worden uitsluitend met voorgespannen
wapening geleverd; bij andere systeemvloeren kan men
kiezen uit betonstaal en voorspanwapening. In deze uit-
gave beperken we ons tot de meest gangbare toepas-
singen, uitvoeringen en detailleringen die met betrekking
tot systeemvloeren in de woningbouw voorkomen.
PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN
55 3
PRODUCTIESYSTEMEN
Bij de fabricage van systeemvloeren onderscheiden
we twee verschillende productiemethoden: het zoge-
naamde lange-bank-systeem en het carrouselsysteem,
In hoofdstuk vier zijn beide productiesystemen
nader beschreven.
krimpvoegen met de voegen van de draagvloer samen-
vallen. Dit laatste geldt niet voor dekvloeren die door
een waterdichte (isolatie)laag van de draagvloeren zijn
gescheiden.Bij het verlijmen van tegels op dekvloeren die niet met
een waterdichte laag of een isolatielaag van de draag-
vloer zijn gescheiden, moeten de krimpvoegen samen-
vallen met de dilatatievoegen van de draagvloer.
Bovendien is gebruik van een goede elastische tegel-
lijm noodzakelijk, bij in het zicht blijvende dekvloeren
met eventueel een dunne vloerafwerking.
AFWERKING
BovenzijdeOp elk type systeemvloer kan een afwerklaag worden
aangebracht. Gewoonlijk gebruikt men hiervoor een
cement- of anhydrietgebonden dekvloer. De dikte
ervan varieert meestal tussen 30 en 50 mm. Soms is
een grotere dikte noodzakelijk; dit is onder andere het
geval wanneer krimpwapening of afvoerleidingen in
de dekvloer moeten worden opgenomen. Het kan ook
voorkomen dat een dikkere afwerklaag nodig is om het
vloergewicht te verhogen, zodat aan de vereiste
geluidsisolatie kan worden voldaan.
Om scheurvorming door krimp te voorkomen, is het aan
te bevelen de dekvloer te compartimenteren, zoals dat
bij de tegelvloeren is besproken. De compartimenten
van een vloerveld mogen maximaal 40 m2 bedragen.
De benodigde kwaliteit van de dekvloer is onder meer
afhankelijk van de keuze van de vloerbedekking. Voor-
al in cementgebonden dekvloeren kan scheurvorming
ontstaan. Dit komt voor wanneer de drogingskrimp
van de dekvloermortel groter is dan die van de onder-
liggende draagvloer. Voor een goed resultaat kan men
de volgende maatregelen treffen:
OnderzijdeBegane grondvloeren boven kruipruimten die aan de
onderkant zijn voorzien van isolatiemateriaal, hebben
geen afwerking nodig. Veelal bestaat het isolatiemate-
riaal uit geëxpandeerd polystyreen (EPS). Een afnemer
kan echter in specifieke gevallen ook kiezen voor een
ander type isolatiemateriaal.
De onderzijden van de verdiepingsvloeren en dakvloe-
ren zijn vlak, waardoor deze zeer geschikt zijn voor
afwerking met een spuitpleister. Het is om esthetische
redenen aan te bevelen het oppervlak af te werken.
De naden tussen de platen aan de plafondzijde worden
niet dichtgezet, maar met een V-groef afgewerkt.
De aansluitingen tussen het plafond en de scheidings-
wanden worden meestal flexibel uitgevoerd. Dit heeft te
maken met de bijkomende doorbuiging ten gevolge van
de onvermijdelijke krimp en kruip van betonvloeren.
Door het spuitwerk ter plaatse van de voeg tussen
systeemvloer en scheidingswand 'in te snijden',
voorkomt men dat er door krimp en kruip een
onesthetische scheur in de voeg ontstaat.
Bij niet-dampdichte vloerbedekkingOp een vloer met een dampdoorlatende vloerbedek-
king, zoals tapijt, zijn kleine krimpscheuren in de dek-
vloer niet zichtbaar. Van een vochtophoping in de con-
structie door bijvoorbeeld dampspanningsverschillen
is geen sprake, omdat het vocht in de vloerconstructie
gemakkelijk kan verdampen. Maatregelen treffen is
dus niet nodig.
Bij dampdichte vloerbedekkingEen dampdichte vloerbedekking op een cementgebon-
den of een anhydrietgebonden dekvloer kan bij een
draagvloer die niet voldoende droog is, tot problemen
leiden. Is de draagvloer niet droog, dan is het nuttig
een waterdampdichte laag tussen draag- en dekvloer
aan te brengen.
Bij tegelvloerenBij hechtende dekvloeren is het soms nodig de dek-
vloer, inclusief de tegelvloer, te compartimenteren
door krimpvoegen aan te brengen. Dit is belangrijk bij
draagvloeren waarvan de druklaag niet is voorzien van
verbindings- en steunpuntswapening. Het aantal
krimpvoegen en de plaatsen waar zij moeten worden
aangebracht, zijn afhankelijk van de tegelafwerking-
Voor een goede afwerking is het belangrijk, dat de
40
PRODUCTEN3 SYSTEEMVLOEREN
55
KANAALPLAATVLOER
raveelconstructie t.p.v. trapgat
voorgespannen kanaalplaatvloer
b- raveelijzer met vulplaat
Na montage van de kanaalplaten worden de voegen
met een zand-cementmortel gevuld. Hierna wordt de
vloer meestal voorzien van een afwerklaag. Soms is
het nodig om eerst een constructieve druklaag aan te
brengen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer
de vloeren een rol spelen bij de stabiliteit van het
gebouw of hoge belastingen op de vloer moeten
worden gespreid. De constructieve druklaag heeft een
dikte van 50 a 70 mm of dikker wanneer leidingen
moeten worden weggewerkt.
voegen vullen meteen zand-cement mortel
De kanaalplaatelementen worden overeenkomstig de
eisen en afmetingen van het project vervaardigd.
Voor het ondersteunen van kanaalplaatvloeren bij een
grote sparing, zoals bijvoorbeeld een trapgat, wordt
vaak een raveelconstructie toegepast. Deze bestaat
meestal uit een thermisch verzinkt raveelijzer, ophang-
elementen en eventueel een geprefabriceerde vulplaat. voegprofiel
41
Een kanaalplaatvloer is een vrijdragende systeemvloer
met een rechthoekige doorsnede, die van holle kanalen
is voorzien. De vloer wordt soms ook wel holle vloer-
plaat genoemd. Voor sommige toepassingen, zoals voor
woningscheidende vloeren, is een massieve uitvoering
gewenst. Door de grotere massa van de vloer is de
geluidsisolatie beter. De kanaalplaatvloer wordt in de
meeste gevallen als ongeïsoleerde verdiepings- en
dakvloer in zowel woning- als utiliteitsbouw toegepast.
Kanaalplaten die voor de begane grondvloer worden
gebruikt, zijn aan de onderzijde van thermische
isolatie voorzien.
5PRODUCTEN
SVSTE E MV LO E R E N 5.3
WapeningDe hoofdwapening is een voorspanwapening die tus-
sen de kanalen in het onderste deel van het element
wordt aangebracht. In sommige gevallen is ook aan de
bovenkant van de plaat voorspanwapening nodig.
In dwarsrichting is geen wapening aanwezig.
evt. extra bo~~apening
~~
voorgespannen wapening
""' "positionering wapening
~ 000
AfmetingenBij de vloerhoogte moet een onderscheid worden
gemaakt tussen de constructieve hoogte (exclusief
isolatie), de totale elementhoogte (inclusief isolatie) en
de opleghoogte. De constructieve hoogte is van belang
bij de berekening van de sterkte van het element. ge'(soleerde oplegging
Bij een geïsoleerde oplegging is ongeveer vijftig pro-
cent van de oplegging van isolatie voorzien. De overi-
ge vijftig procent van de oplegging bestaat uit beton-
nen nokken die onder aan het element zitten.
Deze nokken dienen voor de overdracht van de belas-
tingen op de draagconstructie.
De dikte van een vloerelement wordt mede bepaald
door de producent. In de woningbouw varieert de dik-
te van kanaalplaten tussen de 150 en 220 mm.
Aan de koppen hoeven de platen niet altijd haaks te
zijn. Ze kunnen daar worden voorzien van een schuine
zijde. De hoek van de plaat mag niet kleiner zijn dan 45
graden. Schuine langszijden zijn niet mogelijk.
Geisoleerde kopoplegging
Een standaard vloer-element heeft een {werkende)
breedte van 1200 mm. De breedte van de paselemen-
ten {pasplaten) wordt onder andere bepaald door de
volgende factoren: het aantal kanalen, de ligging van
de kanalen, de wapening, de sparingen en productie-
wijze van de producent.
42
5 PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN
vloerelementen met een vrachtwagen naar het werk
getransporteerd. Het aantal elementen dat maximaal
boven elkaar op een vrachtauto kan worden geplaatst,
is uiteraard afhankelijk van de maximale transport-
hoogte en het maximaal toelaatbare laadgewicht van
de vrachtwagen. Onder elke plaat is tijdens opslag en
transport ter plaatse van de koppen stapelhout nood-
zakelijk. Voorts moet er voor worden gezorgd dat er
geen water in de kanalen blijft staan. De kans op
vorst- en vochtschade is anders groot. Water in de
kanalen kan men tegengaan door de kanalen aan de
uiteinden open te houden of door te zorgen dat de
aanwezige ontwateringsgaatjes van de kanalen aande onderzijde van de vloer tijdens de (ruw)bouwfase
open blijven.
pasplaatbreedte +
pasplaat
De lengte van de elementen is afhankelijk van de over-
spanningen in het project. In de woningbouw bedraagt
de maximale lengte van kanaalplaten ongeveer 8 m.
UITVOERINGSparingenSparingen kunnen in overleg met de producent tijdens
de productie worden aangebracht. Het aantal sparin-
gen, alsmede de grootte en ligging van de sparingen
zijn sterk afhankelijk van het gekozen plaattype.
Of sparingen kunnen worden gemaakt, is afhankelijk
van randvoorwaarden ten aanzien van productie,
transport en montage. Centraaldozen voor elektra
kunnen in de vloerplaat ter plaatse van een kanaal
worden opgenomen.
HijswerkGewoonlijk worden de elementen direct vanaf de
vrachtauto in de bouwaangebracht. Voor het hijsen
van de elementen is altijd een bouwkraan nodig.
Ook kunnen de platen met een zelflosser (vrachtwagen
met kraan) op het bouwterrein worden gelost.
Naderhand kan een bouwkraan de vloerplaten dan in
het werk plaatsen.
De fabrikant kan voor het hijsen een vloerenklem
beschikbaar stellen. Volgens de veiligheidseisen
moeten tijdens het hijsen met de vloerenklem onder
het element door kettingen zijn aangebracht.LeidingenLeidingen voor onder andere water, elektra en
verwarming worden in de afwerklaag opgenomen.
PRODUCTIE
De kanaalplaatvloeren worden geproduceerd volgens
het zogeheten lange-bank-systeem. Met deze produc-
tietechniek vervaardigt men in één stortgang een ka-
naalplaatelement met een lengte die kan variëren van
60 tot 130 m. Hiervoor zijn nodig een even lange stalen
bekistingsmal en een stortmachine die het beton daar-
op aanbrengt. Na de verharding worden de vloer-
elementen op lengte gezaagd. Het aanbrengen van
sparingen en elektradozen gebeurt mechanisch of
handmatig direct na het aanbrengen van het beton.
Bij de geïsoleerde vloerplaten is voor de stortgang de
isolatie op de bekisting aangebracht. Het op maat
maken van paselementen gebeurt door met een zaag
of met een mes een langssnede te maken in het verse
beton.
vloerenklem
OpslagNa ontkisting worden de elementen op het fabrieks-
terrein opgeslagen. Dit gebeurt zoveel mogelijk volgens
een leveringsschema dat van te voren met de opdracht-
gever is overeengekomen. Vervolgens worden de
43
5PRODUCTEN
SYSTE E M VLO E R E N 5.3
DETAILLERINGTussenopslagBij tussenopslag is het gebruik van stapelhout nood-
zakelijk. De elementen moeten vrij van de ondergrond
worden gehouden en het stapelhout behoort recht
boven elkaar te worden geplaatst. Verder is het nodig
dat de ondergrond van de losplaats vlak en draag-
krachtig is, zodat de platen niet kunnen verzakken.
De details die in dit hoofdstuk zijn opgenomen, vol-
doen aan het Bouwbesluit. Ze komen ook op de des-
betreffende KOMO attesten-met-productcertificaat
voor. De aangegeven isolatie voldoet aan de minimale
eis van Rc groter of gelijk aan 2,5 m2 K/W voor begane
grondvloeren. Ook beantwoorden de details boven
kruipruimten aan de eisen die aan temperatuurfactor,
vochtdichtheid en luchtdichtheid worden gesteld.
Voor eengezinswoningen heeft de holle kanaalplaat-
vloer in het algemeen genoeg massa om te voldoen
aan de vereiste lucht- en contactgeluidisolatie.
De massa van de woningscheidende wand en de
aansluitdetails van binnenwanden en gevels zullen
veelal bepalend zijn.
MontageDe fabrikant verstrekt de opdrachtgever een legplan
waarop de kanaalplaatelementen staan aangegeven.
Elke plaat is voorzien van een merk. De merken komen
overeen met die op de labels van de vloerplaten.
Door de voorspanning zijn de vloerplaten enigszins
getoogd. Opbuigingsverschillen tussen de platen kun-
nen als dat nodig is vóór het vullen van de voegen in
het werk worden gecorrigeerd.
Dit kan gebeuren door bijvoorbeeld voorbelasten of
door plaatselijke onderstempeling, of eventueel een
combinatie van beide methoden. Hierna kan de voeg-
vulling, bestaande uit een fijn grindbeton of een zand-
cementspecie, worden aangebracht. Een raveelcon-
structie van thermisch verzinkt of geverfd ijzer wordt
gebruikt voor het opvangen van de kanaalplaatvloeren
bij een grote sparing (bijvoorbeeld een trapgat). Even-
tueel kunnen voor het afdichten van een gedeelte van
het trapgat ophangelementen of een prefab trapplaat
worden gebruikt. Ook tijdens de montage is het nodig
tot aan de afwerking van de woning de ontwaterings-
gaatjes open te houden om vorstschade te voorkomen.
Voor woningscheidende vloeren zal de geluidstrans-
missie via de vloer niet doorslaggevend zijn, als het
gewicht van de vloer tenminste 6ÓO kg/m2
bedraagt en de woningscheidende wand op zijn
minst een gewicht van 550 kg/m2 heeft.
In bouwsystemen met op elkaar afgestemde wand- en
vloerconstructies en bijbehorende detaillering kan met
een geringere massa van de wanden en/of van de
vloeren aan de bestaande eisen van geluidswering
worden voldaan. De (uitvoerings-) voorwaarden
kunnen dan in een attest vastgelegd zijn.
Montage
44
PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN
5
?100-~- niv~u O
\/QQjofW 23~
/"
maaiveld
~I
niveau O
afw 2 30 m:c::;=:J.-7~-J
~~'iL
spouwisolatie in dehoek (over 1200 mm)
doorqezet
(vochtbestendig-isolatieschuim)
langsgevel
maaiveld
kopgevel
massieve bouwmuur t.p.v. fundering
45
PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN
5 PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN5 .3
RIBBENVLOER WapeningDe hoofdwapening in de langsribben van de elemen-
ten bestaat uit betonstaal of voorspanstaal.
In de ribben is geen beugelwapening aanwezig, tenzij
deze voor de dwarskracht is vereist. De spiegel, dit is
het vlakke gedeelte tussen de ribben aan de bovenkant
van het element, is van langsrib naar langsrib met
betonstaal gewapend.
AfmetingenBij de vloerhoogte moet onderscheid worden gemaakt
tussen de constructieve hoogte {exclusief isolatie) en
de elementhoogte {inclusief isolatie). De constructieve
hoogte is van belang bij de sterkteberekening van het
element. Wanneer er gesproken wordt over vloerhoog-
te, bedoelt men doorgaans de volledige elementhoog-
te, dus inclusief de thermische isolatie. Zowel de
constructieve als de elementhoogte zijn afhankelijk
van het leveringspakket van de fabrikant. De element-
hoogte varieert van 230 mm tot 350 mm, de construc-
tieve hoogte schommelt tussen 200 en 280 mm, maar
bedraagt meestalongeveer 250 mm.
doorsnede
Ook de breedte van de standaard-elementen is afhan-
kelijk van het leveringspakket van de producent.
De meest gangbare breedten zijn: 1200, 1800, 2000
en 2400 mm.
Paselement
De meeste fabrikanten leveren behalve standaard-
elementen met een vaste breedte ook paselementen.
Ook dit zijn vrijdragende constructieve elementen,
maar met een afwijkende (variabele} breedte.
De breedte van de paselementen variëert per fabri-
kant. De maximale breedte die geproduceerd wordt,
is 800 mm. De lengten van de standaard-elementen en
de paselementen hangen af van de overspanningen in
het project. De maximale overspanning van een ele-
ment bedraagt circa 7 m, maar is afhankelijk van onder
andere vloerbelasting, vloerhoogte, en wapening.
Eventueel kunnen de elementen aan de kopse kanten
tijdens de productie van een schuine kant worden
voorzien.
oplegging
47
Een ribbenvloer is een vrijdragende systeemvloer van
geprefabriceerde vloerelementen die in de lengterich-
ting (overspanningsrichting) van ribben zijn voorzien.Ook zijn er elementen met ribben in de lengte- en in de
breedterichting. Dan wordt gesproken van een
ribcassettevloer. De dwarsribben en ook de betonnen
nokken aan de uiteinden van de plaat zijn geschikt voor
het opnemen van bouwmuurbelastingen.
Ribbenvloeren zijn aan de onderzijde altijd voorzien van
thermisch isolatiemateriaal. Ze worden in woning- en
utiliteitsbouw gebruikt voor begane grondvloeren
boven de kruipruimten.
De vloerelementen worden aan het project aangepast
en vervaardigd overeenkomstig de gegevens van de
opdrachtgever.
De montage van de elementen gebeurt volgens het
legplan van de fabrikant. Wanneer een vloerveld op de
bouwplaats is aangebracht, eventueel voorzien van pas
elementen, kunnen de langsvoegen worden afgestort.
Meestal krijgt de vloer een afwerklaag. In specifieke
gevallen kan ook nog een constructieve druklaag
worden aangebracht.
PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN
55
SparingenBijna alle soorten sparingen kunnen tijdens de produc-
tie van de vloer-elementen worden aangebracht.
Voor kruipluik, meterkast en diverse standleidingen
worden vaak de sparingen schoon opgeleverd.
De sparingen brengt men uitsluitend aan in het
zogenoemde spiegelgedeelte van de elementen.
De fabrikant kan de indeling van het vloerveld zodanig
aanpassen dat de sparingen altijd in het spiegeldeel
van het element komen te zitten.
TransportHet transport van de elementen naar de bouwplaats
gebeurt met een vrachtwagen.
HIJSEN
Gewoonlijk plaatst men de elementen rechtstreeks
vanaf de vrachtauto in het werk; hiervoor is altijd een
bouwkraan nodig. Het hijsen van ribbenvloerelemen-
ten gebeurt of met behulp van een speciale hijsklem
of door middel van een viersprong met hijshaken.
Voor bevestiging van de hijshaken zijn in de elemen-
ten hijsogen aangebracht. De hoek die de kettingen
van een tweesprong maakt, moet ongeveer 60 graden
zijn. Bij gebruik van vier hijskettingen mag de hoek
tussen de diagonaal aangebrachte hijskettingen niet
groter zijn dan 60 graden.
PRODUCTIE
ProductiesysteemDe productie van de ribbenvloeren kan gebeuren vol-
gens het lange-bank-systeem of volgens het carrousel-
systeem. Voorgespannen ribbenvloeren worden altijd
volgens het lange-bank-systeem vervaardigd.
Bij productie volgens het lange-bank-systeem gebruikt
de fabrikant zowel enkelvoudige als meervoudige
bekistingsbanen (twee tot vier elementen breed).
ProductiehandelingenEén van de eerste handelingen in de productiegang is
het uitleggen van het thermisch isolatiemateriaal.
Daarna volgt het aanbrengen van de hoofdwapening,
de spiegelwapening en de contramallen voor sparin-
gen of EPS-sparingen. Eventueel kunnen de elementen
worden voorzien van schuine plaateinden en schuine
langszijden. Afhankelijk van de werkwijze van de fabri-
kant kan dit gebeuren door uitkisten of doorzagen.
In de mal worden kopschotten van kunststof of metaal
aangebracht, zodat de elementen na verharding van
elkaar gescheiden zijn. Bij ribbenvloeren met voor-
spanwapening zaagt men de elementen na verharding
op de vereiste lengte.
Nadat alle wapening, sparingen en dergelijke in de
mal zijn aangebracht, wordt vervolgens het beton op
het isolatiemateriaal gestort en verdicht.
Bij de productie van ribbenvloeren wordt meestal de
verharding van het beton versneld. De productietijd
wordt daardoor korter.
Wanneer de betonsterkte dat toelaat, kunnen de ele-
menten worden ontkist.
OpslagDe elementen kunnen na het ontkisten rechtstreeks
naar de bouwplaats worden vervoerd. Ze bezitten
daarvoor voldoende sterkte. Soms kunnen zij om
logistieke redenen niet worden afgevoerd en moeten
ze tijdelijk op een tasveld worden opgeslagen.
Het gebruik van stapelhout is afhankelijk van de
producent.
48
PRODUCTEN
5.3 SYSTEEMVLOEREN
5
MontageTussenopslagBij opslag op de bouwplaats is een plaats nodig met een
vlakke en voldoende draagkrachtige ondergrond. Als
stapelhout noodzakelijk is, moet het recht boven elkaar
worden geplaatst. Van belang hierbij is dat de instructies
van de producent/leverancier worden nagevolgd.
MontageDe fabrikant verstrekt een legplan waarin met merken
staat aangegeven waar de vloerelementen in het werk
moeten worden gemonteerd. De merken komen over-
een met die van de labels van de elementen.
PasstrokenVoor het volledig dichtmaken van een vloerveld leve-
ren de fabrikanten prefab paselementen. Soms is het
nodig om in het werk passtroken te storten. De mate-
rialen die hiervoor nodig zijn, zoals isolatiemateriaal,
eventuele wapening, afstandhouders en de noodzake-
lijke hulpmiddelen, worden veelal door de producent
of leverancier geleverd.Belangrijke aanwijzingen die nodig zijn voor het mon-
teren en afstorten, staan in de verwerkingsvoorschrif-
ten van de leverancier vermeld.
~~
voorbeeld vloerveld
plaatindeling
49
PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN
55 .3
DETAILLERING
Bouwbesluit
De details die hierbij zijn opgenomen, voldoen aan de
eisen die het Bouwbesluit stelt. Deze details komen
ook voor op de KOMO attest-met-productcertificaat
bladen van de producenten. De hoogte van de vloer-
elementen in de oplegdetails is afhankelijk van de
fabrikant. Het Bouwbesluit stelt eisen aan de nieuw-
bouwen bestaande bouwwerken, waarmee veiligheid,
gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid wor-
den geregeld. De ribbenvloer voldoet aan de minimale
eis van Rc ( 2,5 m2 K/W) voor uitwendige constructies.
Verder beantwoordt de ribbenvloer ook aan de eisen
die aan luchtdichtheid en aan vochtwering
(binnen en buiten) worden gesteld.
Een begane grondvloer fungeert niet als een uitwendige
scheidingsconstructie. Deze hoeft daarom niet tegen
geluidsbelasting van buiten te worden beschermd.
Voor geluidswering tussen woningen is geen een-
duidige uitspraak te doen, omdat men ook afhankelijk
is van de geluidswerende kwaliteiten van onder
andere wanden, gevels en de onderlinge aansluitingen.
De details voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit
aan de geluidswering tussen ruimten stelt. Bij zowel
de ankerloze spouwmuren als bij massieve bouw-
muren is niet altijd een verdiepte spouw of aanleg
nodig. De informatie die bij de individuele details
wordt verstrekt, geeft hierover meer duidelijkheid.
langsgevel verdiept
50
5 PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN5 .3
kopgevel verdieptkopgevel niet verdiept
kopgevel verdiept woningscheidend. ankerloos niet verdiept
woningscheidend, ankerloos verdieptkopgevel niet verdiept
51
PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN
55 3
woningscheidend, massief volledig ontkoppeld
52
PRODUCTEN5.3 SV STE EMVlO E R E N
5
BEKISTINGSPLAATVLOER WapeningDe onderwapening yoor de constructieve vloer is in de
bekistingsplaat opgenomen. De hoofdwapening van
de bekistingsplaatvloer kan met betonstaal of met
voorspanwapening worden uitgevoerd. Dit is afhanke-
lijk van het productiesysteem van de producent.
De verdeel- of dwarswapening in de elementen zijn
altijd in betonstaal uitgevoerd.
De bovenwapening, zoals de steunpuntswapening en
de koppelwapening, die nodig is voor de constructieve
vloer, wordt op de bouwplaats aangebracht. Deze kan
bestaan uit gepuntlaste wapeningsnetten of staven;
een combinatie van beide is gebruikelijk. De tralielig-
gers dienen meestal als ondersteuning van de boven-
wapening.
~~~~
---
~
~~
---
~
--
~~
---
~~~
~~
\y------
OPlegleng~ :E:c
t.b.\I.
opbouw bekistingsplaatvloer
53
De bekistingsplaatvloer, ook wel breedplaatvloer
genoemd, is een vrijdragende systeemvloer. Deze is
samengesteld uit relatief dunne geprefabriceerde vloer-
elementen die bekistingsplaten worden genoemd.
De vloerplaten zijn gemaakt van beton en voorzien van
betonstaal of voorspanwapening. Nadat de platen in het
werk zijn geplaatst en wapening is aangebracht, wordt
op de platen een constructief meewerkende betonlaag
gestort. De betonkwaliteit die men hiervoor gebruikt is
825 of hoger. Op deze manier wordt een betonvloer
verkregen,die vergelijkbaar is met een vrijdragende
betonvloer die geheel in het werk is gestort.
De gewapende bekistingsplaat is voorzien van tralfelig-
gers die over de volledige lengte gedeeltelijk in de
beton zijn gestort. Hieraan ontlenen de elementen hun
sterkte en stijfheid, die voor het transport, het hijsen en
tijdens de bouw nodig zijn. De bekistingsplaten met een
voorspanwapening hebben geen tralieliggers over de
volledige lengte. In deze platen zorgt de voorspanwape-
ning voor de vereiste stijfheid en sterkte.
~-c,
.-l i
onderwapening '---
---~ 1--
Vloerdikt:tl---~~
~ke
Ol)~er~
PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN
55 .3
De tralieligger verzorgt de sterkte en stijfheid van de vloer
tijdens transport, hijsen en tijdens de bouwfasex
De onderstaven kunnen in de sterkteberekening van de
onderwapening worden betrokkenx
De tralieligger mag als afschuifwapening worden toegepast,
zoals bedoeld in art. 8.2.5 van NEN 6720 (VBC)x x
De tralieligger kan als ondersteuning van de bovenwapening
fungeren
x x
TralieliggersZowel bekistingsplaten met betonstaal als die met
voorspanwapening hebben tralieliggers. In bekistings-
platen met een wapening van betonstaal zijn over de
hele lengte van het element tralieliggers ingestort.
De elementen met voorspanwapening hebben alleen
aan de koppen tralieliggers.
AfmetingenDe afmetingen van de elementen zijn afhankelijk van
het project. Voor de lengte is de vloeroverspanning van
belang. De vorm van de elementen wordt onder andere
bepaald door de vorm van het gebouw. De fabricage
gebeurt volgens gegevens van de opdrachtgever.
Tralieliggers zijn drie-dimensionale vakwerkliggers van
betonstaal, die tijdens de prefabricage voor een deel in
de bekistingsplaat worden gestort. De vakwerkliggers
in de bekistingsplaatvloer vervullen meerdere functies.
tralieligger
plattegrond plaatindeling
54
PRODUCTEN
5.3 SYSTE E M V LO ER E N
5
De dikte van de bekistingsplaten variëert tussen 50 en
100 mm en wordt in overleg met de afnemer vastge-
Steld; in de woningbouw zijn dikten van 50, 60 en
70 mm het meest gebruikelijk.
SparingenDe bekistingsplaatvloer kan een groot aantal sparin-
gen in velerlei vormen opnemen. In hoeverre een
bepaalde sparing gerealiseerd kan worden, hangt af
van de grootte van de vorm en van de overwegingen
betreffende de constructie. Voor leidingdoorvoer
worden tijdens de fabricage blokken cellenbeton in de
mallen aangebracht.
De installateur kan hierin gemakkelijk gaten voor lei-
dingen boren. Ook de centraaldozen voor de elektra
worden tijdens de fabricage in de plaat opgenomen.
LeidingenIn de druklaag die in het werk op de bekistingsplaten
wordt aangebracht, kunnen leidingen voor onder
andere elektra, water, mechanische ventilatie en
riolering worden opgenomen.
Slechts in een beperkt aantal gevallen zal dit door de
constructie van de vloer niet of maar gedeeltelijk
mogelijk zijn, bij een hoge concentratie aan leidingen
of bij een te geringe dikte van de druklaag.
standaard elementbreedte (fabrikant afhankelijk)paselement >200mm en <standaard -element
elementdoorsnede
Ook de breedte van het standaard-element is per tabri-
kant verschillend. De standaardbreedte ligt tussen de
1200 en 3000 mm, het is meestal een veelvoud van
300 mm. Gewoonlijk wordt een vloerveld ingedeeld in
een veelvoud van de standaardbreedte. De restmaten
worden met paselementen (ook pasplaten genoemd)
opgevuld. De breedte van het paselement ligt tussen
200 mm en de breedte van het standaardelement.
VloerhoogteDe vloerhoogte van de bekistingsplaatvloer is variabel
en is afhankelijk van de dikte van het in het werk te
storten beton. De gebruikelijke vloerdikte in de
woningbouw ligt tussen de 170 en 230 mm. De totale
constructieve vloerdikte wordt per project bepaald.
Hierbij spelen onder andere een rol: overspanning,
statisch schema, belasting en doorbuigingscriteria.
Ook andere randvoorwaarden kunnen in specifieke
gevallen beslissend zijn voor de vloerhoogte.
Zo kunnen bijvoorbeeld extra eisen aan de geluidswe-
ring van de vloeren worden gesteld. Omdat de vloeren
voor grotere geluidswering meer massa nodig hebben,
worden ze dikker uitgevoerd. Er kan ook een grotere
vloerdikte nodig zijn, indien in de druklaag leidingen
voor mechanische ventilatie of voor riolering worden
verwerkt.
55
PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN
5
PRODUCTIE
ProductiesystemenBekistingsplaatvloeren zonder voorspanwapening
worden geproduceerd volgens het lange-bank-
systeem of volgens het carrouselsysteem.
De productie van voorgespannen bekistingsplaten
gebeurt altijd volgens het lange-bank-systeem.
OpslagNa het ontkisten van de elementen worden deze per
vracht gestapeld. Elke vracht ligt op een bepaalde
volgorde. Deze is afhankelijk van de manier van
verwerking op de bouwplaats.
Tussen de gestapelde platen moeten houten of kunst-
stof blokken worden geplaatst, gewoonlijk vier per
element. Belangrijk is dat deze stapelblokken altijd
recht boven elkaar worden geplaatst. Gebeurt dat niet,
dan bestaat de kans dat sommige bekistingsplaten
door het gewicht van de bovengelegen platen
doorzakken.
TransportDe levering van de elementen gebeurt op afroep direct
na productie of na een tussenopslag op het fabrieks-
terrein. Vrachtauto's zorgen voor het transport naar de
bouwplaats. De maximale transporthoogte van een
vrachtauto en het maximaal toelaatbare laadgewicht
bepalen het aantal elementen datmaximaal op een
vrachtwagen kan worden gestapeld.
ProductiehandelingenVoor de productie van de bekistingsplaten gebruikt
men mallen die voorzien zijn van twee geprofileerde
opstaande randen. De afstand tussen deze randen is
gelijk aan de breedte van een standaardelement.
De profilering van de randen bepaalt de vorm van de
vellingkant.Pasplaten zijn altijd smaller dan een standaardelement
en worden in de mallen van de standaard-elementen
vervaardigd. Voor de juiste afmetingen plaatst men
aan één zijde van de mal een contramal.
Hierdoor heeft een pasplaat altijd één schone zijde met
vellingkant en één vuile zijde zonder vellingkant.
In de bekistingsplaat kunnen tijdens de fabricage een
groot aantal sparingen worden verwerkt-
Ook voor de plaats van de sparing zijn er nauwelijks
beperkingen. Alleen bestaat de mogelijkheid dat om
constructieve of om bekistingstechnische redenen een
bepaalde sparing niet kan worden opgenomen.
Het ontkisten, transporteren en verwerken van het ele-
ment moet namelijk zonder kans op beschadigingen
gebeuren. Tijdens de productie worden de elementen
in de mal aan de kopse kanten van elkaar gescheiden
met een kunststof of metalen balk, koplijst genoemd.
Na het aftekenen van de elementafmetingen in de mal
en het plaatsen van de koplijsten, de contramallen
voor pasplaten en de bouwkundige sparingen, kunnen
de wapening, de cellenbeton-blokken voor leiding-
doorvoer en de centraaldozen worden aangebracht.
Het beton kan daarna in de mal worden gestort en
verdicht.
De manier waarop de elementen worden gewapend is
afhankelijk van de methode die de fabrikant hanteert.
De wapening kan worden samengesteld uit losse
staven of kan bestaan uit een gepuntlast wapeningsnet.
Ook is een combinatie van beide wapeningsmethoden
mogelijk. In voorgespannen bekistingsplaten bestaat
de hoofdwapening uit voorspanwapening en de
verdeelwapening uit betonstaal.
Bij de productie van bekistingsplaatvloeren wordt
meestal de verhardingstijd versneld. Wanneer de
gewenste betonsterkte is bereikt, kunnen de elemen-
ten worden ontkist. Dit gebeurt door ze aan de tralie-
liggers omhoog te hijsen. Bij voorgespannen bekis-
tingsplaten zijn hiervoor speciale hijshaken
ingestort.
56
5 . 3
PRODUCTEN
5.3 SYSTEEMVLOEREN
5
UITVOERING TussenopslagWanneer tussenopslag op de bouwplaats noodzakelijk
is, moet dat gebeuren op een vlak terrein met een vol-
doende draagkrachtige ondergrond. Het stapelhout
tussen de elementen behoort recht boven elkaar te
worden geplaatst.
HijsenHet is gebruikelijk de elementen direct vanaf de vracht-
auto op hun plaats in de bouwaan te brengen. Voor
het hijsen van de bekistingsplaatvloeren is altijd een
bouwkraan nodig. Het hijsen gebeurt bij de niet-
voorgespannen platen gewoonlijk aan de tralieliggers
en bij de voorgespannen platen aan ingestorte hijsha-
ken. Als aan de tralieliggers wordt gehesen, moeten de
hijshaken op ongeveer eenvijfde van de plaatlengte van-
af de uiteinden van het element worden aangebracht.
De tophoek tussen twee diagonaal aangebrachte
hijskettingen mag maximaal 60 graden bedragen.
MontageDe producent verstrekt een legplan waarop de plaats
van de elementen in het vloerveld staat aangegeven.
Alle elementen in het legplan zijn gemerkt. De merken
komen overeen met die op de labels van de elementen.
De elementen worden in de bouw tijdelijk onder-
steund. De ondersteuning bestaat veelal uit stempels
met houten balken. In het midden van de overspan-
ning krijgen de elementen een kleine zeeg die variëert
tussen de 5 en 15 mm.
De afstand tussen de tijdelijke ondersteuningen is af-
hankelijk van het type plaat en het type tralieligger.
Gebruikelijk is een afstand tussen de tijdelijke onder-
steuningen van 1,5 á 2 m. In speciale gevallen kan
deze afstand worden vergroot en zijn zelfs ondersteu-
ningsvrije elementen leverbaar. De traditioneel gewa-
pende bekistingsplaat ontleent zijn sterkte en stijfheid
tijdens de uitvoering vooral aan de sterkte van de door-
gaande tralieligger (vakwerkligger). Bij voorgespannenvloerplaten is het de voorgespannen betondoorsnede
die voor sterkte en stijfheid zorgt.
hijsenMontage
57
5PRODUCTEN
SYSTEEMVLOEREN 5.3
Aanbrengen druklaagLeidingen, wapening en druklaag
Na montage in het werk worden op de bekistingspla-
ten de benodigde voorzieningen aangebracht, zoals
leidingen, sparingen en randkisten. Daarna kunnen
vlechters de vereiste hoeveelheid raveel-, koppel- en
steunpuntswapening aanbrengen. Wanneer het voor
het leidingverloop nodig is om een deel van de tralie-
liggers weg te knippen, dan moet deze verzwakking
gecompenseerd worden door de plaat een extra
ondersteuning te geven. Het storten van de druklaag
gebeurt met behulp van een bouwkraan en een kubel
of meieen betonpomp. Van belang is dat plaatselijke
ophoping van de betonspecie wordt vermeden. Daar-
om moet het beton geleidelijk op de bekistingsplaat
worden gestort en getrild. De afwerking van de boven-
zijde van de vloer gebeurt veelal op de gebruikelijke
wijze met behulp van een trilbalk.
Wanneer de druklaag voldoende is verhard, kan de
tijdelijke ondersteuning worden weggehaald.
Hiervoor gelden dezelfde regels als voor in het werk
gestorte vloeren.
De verwerkingsvoorschriften van de leveranciers
bevatten meer gedetailleerde informatie over dit
onderwerp.
58
5 PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN5 .3
DETAILLERING
Alle details die hierbij zijn opgenomen, voldoen aan
het Bouwbesluit. Ze komen ook voor op de desbe-
treffende KOMO attesten-met-productcertificaat.
De aangegeven isolatie voldoet aan de minimale eis2
van Ac ( 2,5 m K/W) voor beganegrondvloeren boven
een kruipruimte. De details voldoen aan de eisen die
aan temperatuurfactor, vochtdichtheid en luchtdicht-
heid worden gesteld. Voor eengezinswoningen heeft
de bekistingsplaatvloer gewoonlijk genoeg massa om
aan de vereiste lucht- en contactgeluidsisolatie te vol-
doen. Meestal bepaalt de massa van de woningschei-
dende wand en de aansluitdetails van binnenwanden
en gevels of er aan de vereiste luchtgeluidsisolatie en
contactgeluidsisolatie wordt voldaan. Voor woning-
scheidende vloeren is de geluidstransmissie via de
vloer niet doorslaggevend wanneer de woningschei-
dende vloer een massa van tenminste 600 kg/m2 heeft
en de woningscheidende wand een massa van ten-
minste 550 kg/m2 heeft.
59
5PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN 5 .3
60 mm.
600 mm80 80 mm
~ oplegging voldoende vlok uitvoereni. ofwerken. evt. steliukken
+ stelspecie
onderstempeling
detail d (woningscheidende wand)detail d (woningscheidende wand)
detail f (stalen balk in vloer)
60
PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN
5.3
COMBINATIEVLOER
Doorsnede PS-isolatievloer
De sparingen worden op de bouwplaats in de vloer
aangebracht. Het is alleen mogelijk om sparingen ter
plaatse van de vulelementen aan te brengen. De spa-
ring komt tot stand door het EPS weg te zagen en de
leiding of pijp door te voeren of door een blok EPS in
de druklaag op te nemen. Grote sparingen realiseert
men met behulp van een raveelconstructie.
Ra veelconstructie in
het vloerveld
Ra veelconstructiebij de gevelDe maximale overspanning voor combinatievloeren is
afhankelijk van de belasting op het vloersysteem. In de
woningbouw zijn bij normale belastingen overspan-
ningen tot ongeveer 6 m mogelijk. Eventueel kan de
vloerbelasting worden verhoogd door de hart-op-hart
afstanden tussen de liggers te verkleinen of door
toepassing van dubbele liggers.
~
~c
"U..,0.::1"~:J
\0
legplan
61
De combinatievloer bestaat uit geprefabriceerde
betonnen liggers, EPS (geëxpandeerd polystyreen) vul-
elementen en een betonlaag die in het werk wordt aan-
gebracht en die samen met de liggers de constructie-
vloer vormt. Dit type systeemvloer wordt uitsluitend
gebruikt als begane grondvloer boven kruipruimten.
In het werk plaatst men de liggers op de opleggingen.
Tussen de liggers brengt men vulelementen aan.
Deze dienen als isolatie van de vloer, maar ook als
bekisting voor de constructieve druklaag die in het werk
wordt aangebracht. De hart-op-hart afstand van de
liggers bedraagt, afhankelijk van de producent, tussen
500 mm en 635 mm. Eventueel wordt het vloerveld met
passtukken gesloten. De druklaag heeft meestal een
dikte van 40 á 50 mm. Minimaal wordt deze laag van
een krimpwapening (#5-250) voorzien. De constructieve
vloerdikte bedraagt gewoonlijk 200 mm (liggerhoogte
170 mm en druklaag boven de ligger 30 mm).
Zijn de liggers minder hoog, dan kan de vloer dunner
worden. Op de constructieve vloer komt meestal een
afwerkvloer met een dikte variërend van 30 tot 50 mm.
5
5PRODUCTEN
SYSTEEMVLOEREN 5.3
PRODUCTIE
LiggersDe productie van de betonnen liggers gebeurt op
voorraad in de fabriek volgens het lange-bank-systeem
met een horizontale glijbekisting. De totale lengte van
de stalen banen bedraagt ongeveer 100 m. Na verhar-
ding worden de liggers op lengte gezaagd. De beton-
kwaliteit is 845. Alle liggers zijn voorzien van voor-
spanwapening (FeP 1770 en 1860). De standaardhoog-
te van de ligger bedraagt 170 mm. Er zijn ook liggers
met een hoogte van 110 en 140 mm leverbaar; de
hoogtemaat kan per producent verschillen. De lengte
van de elementen loopt met 50 mm op. Het is, afhan-
kelijk van de producent, ook mogelijk om liggers te
produceren, die aan de onderzijde fabrieksmatig van
EPS zijn voorzien. De wapeningspatronen in de liggers
kunnen variëren. Er zijn liggers met één, twee of meer-
dere draden of strengen onderin. In alle liggers zit
bovenin minimaal één draad.
~~
variant bij geïsoleerde ligger
Voor het afstorten van de geïsoleerde vloer kan ook
gebruik worden gemaakt van een EPS randbekisting
die tevens als gevelisolatie funge'ert.
PS-iso!atiev!oer met rand- en kopbekisting
ligger doorsnede
EPS-vulelementen
De productie van de EPS vulelementen gebeurt met
behulp van matrijzen. In deze vormdeelmatrijzen laat
men de EPS korrels expanderen en fuseren. Sommige
fabrikanten snijden de elementen uit EPS blokken.
Het isolatiemateriaal met de betonnen druklaag geven
de combinatievloer een Rc-waarde van minimaal
2,5 m2 K/W. Op aanvraag zijn elementen met een
hogere isolatiewaarde verkrijgbaar. Ook de EPS
vulelementen zijn direct uit voorraad leverbaar.
62
PRODUCTEN
5.3 SYSTEEMVLOEREN
5
Voor het volledig isoleren van het hele vloerveld zijn
na-isoleerstroken van EPS beschikbaar. Hiermee wor-
den onder andere randliggers en dubbele liggers aan
de onderkant geïsoleerd. Het isolatiemateriaal wordt
met beugels bevestigd.
EPS vulelementen
De aanvoer van de EPS vulelementen gebeurt volgens
de specificatie van het legplan met gesloten vracht-
auto's. Door het plaatsen van hekken om de vul-
elementen, voorkomt men het wegwaaien van deze
lichtgewicht elementen op de bouwplaats.
~
UITVOERING~
~
dubbele ligger
GereedschapVoor het aanbrengen van de combinatievloer zijn de
volgende gereedschappen nodig:-een lichte kraan die voor het hijsen van de liggers
moet zijn uitgerust van een tweesprong van
tenminste 6 rn;
-afstandshouten voor de maatvoering tussen de
liggervoeten (per type vulelement twee stuks);
-een grof getande zaag voor het op maat zagen van
de EPS vulelementen;
-een schrobzaag voor het maken van de sparingen in
de EPS vulelementen;
-hoogtelatten en rei voor het op de juiste hoogte
afwerken van de druklaag.
randligger
Transport en opslag
LiggersWanneer de liggers en de vulelementen op de bouw-
plaats moeten worden opgeslagen, is het van belang
om bij het inrichten van het bouwterrein daarmee
rekening te houden. Hiervoor is een goed toegankelij-
ke losplaats met een voldoende harde ondergrond
nodig. Bij aanvoer van de liggers zijn onderslagbalken
van voldoende dikte noodzakelijk; deze moeten er voor
zorgen dat de liggers vrij van de ondergrond blijven.
De onderslagbalken moeten zodanig worden aange-
bracht, dat de gestapelde liggers niet scheef kunnen
zakken. Onderslagbalken en het stapelhout tussen de
liggers moeten recht boven elkaar worden geplaatst.
De levering van de liggers vindt plaats volgens de
gegevens van het legplan. Meestal vervoert een
zelflossende vrachtauto de elementen naar de bouw-
plaats. Deze vrachtwagen kan de liggers op stapel-
plaatsen wegzetten, die maximaal 6 m van de
verharde weg zijn verwijderd.
MontageHet plaatsen van de liggers en het aanbrengen van de
vulelementen gebeuren volgens het legplan. Belang-
rijk is dat de opleggingen vlak zijn. Om afval van de
EPS vulelementen zo veel mogelijk te beperken, is het
wenselijk om elke nieuwe strook met het reststuk van
de voorgaande te beginnen.
Na het aanbrengen van een krimpnet kan de vloer
worden afgestort overeenkomstig de eisen van het
KOMO attest-met-productcertificaat. Voor het afreien
van de druklaag gebruikt men latten en geleiders die
op de vereiste hoogte zijn afgesteld.
Aanbrengen vulelementen
63
PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN
55 .3
Afwerking
Bovenzijde
Op de vloer brengt men meestal een afwerklaag aan
van minimaal 30 mm.
OnderzijdeDe hele vloer moet aan de onderzijde tussen de opleg-
constructies volledig geïsoleerd zijn, inclusief het
kruipluik. Bij het maken van het legplan moet hiermee
rekening worden gehouden.
Verder behoren de aansluitdetails lucht(vocht)dicht te
zijn en te voldoen aan de eisen van koudebruggen
(temperatuurfactor).
Aanbrengen druklaag
64
PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN
5
DETAILLERING
Alle constructiedetails die in dit hoofdstuk zijn opge-
nomen, voldoen aan het Bouwbesluit. Deze details
komen ook voor op de betreffende KOMO attesten-
met-productcertificaat. De isolatie voldoet aan de
minimale eis van Rc ( 2,5 m2 K/W) voor begane grond-
vloeren boven kruipruimten. Ook beantwoorden de
details aan de eisen die aan de temperatuurfactor,
vochtdichtheid en luchtdichtheid worden gesteld.
Het detail van de ankerloze dubbele bouwmuur
voldoet aan de geëiste luchtgeluidsisolatie en contact-
geluidsisolatie. Of de eisen voor lucht- en contact-
geluid ook voor de andere details worden gehaald,
is niet zeker. Het is afhankelijk van de bouwkundige
samenhang met andere bouwdelen, zoals onder
andere wanden en gevels.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
stapelbouw fundering op staalvloer zonder randkist
65
PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN
55
2100
gietbouw/stapelbouw betonnenfundering vloer zonder randkistin combinatie met gemetseldebinnenspouwbladen
66
PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN
55 .3
VOLLE-DIKTE-VLOER
3000
w§§§§§§§~§§§§
dwarsdoorsnede standaardplaat
WapeningDe onder- en (indien noodzakelijk) bovenwapening
worden tijdens de prefabricage in het vloerelement
aangebracht. Ze zijn geheel afhankelijk van de toepas-
sing. De hoofd- en dwarswapening bestaat uit beton-
staal. In de vloer kunnen ook versterkte stroken wor-
den opgenomen. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn bijkozijnopeningen in dragende bouwmuren. In een trap-
gatplaat wordt aan beide zijden van de trapgatsparing
een wapeningskorf ingestort.
AfmetingenDe breedte van een standaardelement bedraagt 3 m.
De lengte van de elementen kan per project variëren,maar bedraagt maximaal 6,2 m. De elementen hebben
een standaarddikte van 202 mm, inclusief een afwerk-
vloer van 5 mm. Pasplaten kunnen variëren in breedte
van 300 tot 2950 mm, oplopend per 10 mm.
Eén van de zijden van de pasplaten is recht, zodat ook
daadwerkelijk op het eind van het element kan worden
gemetseld of gelijmd.
Alle elementen, met uitzondering van de pasplaten,
zijn aan beide zijden voorzien van geprofileerde langs-
kanten, waardoor een goede koppeling van de platen
kan worden gerealiseerd. Ook zijn deze langskanten
noodzakelijk om de diverse koppelingen van bijvoor-
beeld elektra, mechanische ventilatie en mantelbuizen
voor verwarmingsbuizen mogelijk te maken.
detail zijkant
67
De volle-dikte-vloer is een vrijdragende systeemvloer
Waarin de constructieve wapening en de benodigde
1eidingen zijn opgenomen. Dit vloertype wordt hoofd-
zakelijk gebruikt in eengezinswoningen, voor zowel
verdiepings- als zoldervloeren. In het algemeen is een
afwerklaag op deze vloer niet nodig .
De vloeren zijn gereed voor een zachte bedekking.
Alle leidingen voor bijvoorbeeld mechanische ventilatie,
elektra, sanitaire afvoer of buizen voor de centrale
verwarming worden in de vloer opgenomen.
PRODUCTENSYSTEEMVLOEREN
55 3
Elektra
Voor het aansluiten van zak- en stijgleidingen gebruikt
men speciale doorkoppeldozen. Deze worden ook bij
de doorkoppeling van elektra-leidingen toegepast. In
de vloer zijn tevens de centraaldozen opgenomen.
SparingenSparingen kunnen zowel in polystyreen (EPS) als in
cellenbeton worden uitgevoerd. De trapgatsparingen
worden altijd in een standaardelement met een breed-
te van 3 rn aangebracht. Bij het maken van de plaat-
indeling wordt hiermee rekening gehouden.
De trapgatbenen, aan weerszijden van de trapgat-
sparing, mogen in verband met eisen betreffende de
constructie van de woning niet smaller dan 300 mm
zijn. Dit betekent dat de trapgatsparing niet breder dan
2400 mm kan zijn. De zichtzijde van de trapgatsparing
wordt in schoonwerk uitgevoerd, zodat het beton
direct met een spuitlaag kan worden afgewerkt. 1-1 -I ~doorkoppeling
J ~
\\
aansluiting elektra
+RioleringIn de badkamer worden polyethyleen leidingen op af-
schot ingestort. De afvoerleidingen van het sanitair
brengt men samen tot één leidingsysteem met één
centrale zak- en stijgleiding. Een doorkoppeling van de
leidingen van het ene naar het andere element is niet
mogelijk. Koppeling van deze dikwandige leidingen
gebeurt met spiegellassen.
trapgatsparingtrapgatplaat b ~ 300
LeidingenDe leidingen in de vloer worden overeenkomstig de
eisen van het project en in overleg met de opdracht-
gever aangebracht. Het is niet mogelijk om in de vloer
leidingen aan te brengen die elkaar kruisen, met uit-
zondering van elektriciteitsleidingen en mantelbuizen
voor cv-Ieidingen.
Mechanische ventilatie
De kanalen voor de mechanische ventilatie komen in
het hart van de vloer te liggen. Ze kunnen van het ene
element naar het andere worden doorgekoppeld.
De afmetingen bedragen bij rechthoekige kanalen
70x170 mm en bij ronde kanalen 80 mm.
Centrale verwarming
De vloerplaten kunnen in overleg met de installateur
worden voorzien van mantelbuizen voor de doorvoer
van c.v.-Ieidingen. De montage van deze buizen
gebeurt, evenals het aanbrengen van de doorkoppel-
en einddozen, op de stalen mal in de fabriek. Tijdens
de montage van de c.v. hoeft de monteur alleen maar
de leidingen door de mantelbuizen te voeren.
68
5 PRODUCTEN
5.3 SYSTEEMVLOEREN
PRODUCTIE TransportDe aflevering van de elementen gebeurt op afroep
na een tussenopslag op het fabrieksterrein.
De elementen worden per vrachtauto naar de
bouwplaats vervoerd.
ProductiesysteemDe volle-dikte-vloeren worden geproduceerd volgens
het carrouselsysteem.
UITVOERINGProductiehandelingenBij de productie van de volle-dikte-vloer worden stalen
mallen gebruikt, die voorzien zijn van twee geprofileer-
de opstaande randen. De afstand tussen deze randen
vormt de standaard elementbreedte. De element-
breedte van pasplaten is altijd kleiner dan de breedte
van de standaard-elementen. Voor de productie van de
pasplaten gebruikt men dezelfde mallen als die voor
de standaard-elementen. De juiste breedte van het
paselement wordt verkregen door in de mal een con-
tramal te plaatsen. Een pasplaat heeft hierdoor altijd
één schone zijde met profilering en één rechte zijde
zonder profilering.
HijsenDe elementen kunnen met behulp van een bouwkraan
direct vanaf de vrachtauto in het werk worden gehe-
sen. Het hijsen gebeurt met vier hijskettingen die aan
hijsogen worden bevestigd. De hijsogen zijn in het
beton verankerd.
TussenopslagTussenopslag op de bouwplaats moet zoveel mogelijk
worden vermeden. Als opslag op de bouwplaats nood-
zakelijk is, moet dit gebeuren volgens de voorschriften
van de fabrikant.
MontageDe producent verstrekt een legplan met daarop de
plaatsen waar de elementen in het vloerveld moeten
worden aangebracht. Elk element in het legplan is
daarvoor gemerkt. De merken komen overeen met die
op de labels van het elementen.
Productie
Montage
Wanneer de elementafmetingen in de mal zijn afgete-
kend, worden de koplijsten geplaatst en bij de pasele-
menten de contramallen. Vervolgens kan de onderwa-
pening en daarna de leidingen met de doorkoppelin-
gen worden aangebracht. Als ook de eventuele boven-
wapening in de mal zit, kan het beton worden gestort
en verdicht. Direct daarna brengt men 'nat op nat' een
dunne afwerkvloer aan, die met een rei vlak wordt
afgewerkt. De hoofdbestanddelen van deze ongeveer
5 mm dunne vloeivloer bestaan uit een mengsel zand
en cement van kwaliteit 815.
Door toepassing van versnelde verharding wordt de
productietijd korter.
OpslagDe elementen worden na het ontkisten per vracht
gestapeld. Bij de stapeling houdt men rekening met
de volgorde waarin de elementen in het werk op hun
plaats worden gehesen. Met de opdrachtgever wordt
hierover overleg gepleegd, omdat de volgorde van
stapeJin9- ook van de-Iengtfl- en de- vorm van de-
elementen afhankelijk is.
Om de juiste positie van de vloerelementen te bepa-
len, moet vóór de montage de maatvoering op de
bouwmuren worden afgetekend. Het trapgat wordt
daarbij als uitgangspunt genomen. Oplegmateriaal op
de bouwmuren moeten inklemmingsmomenten
voorkomen.
Na plaatsing van de elementen in de bouw kunnen de
elektra-leidingen en de eventuele mechanische ventila-
tie worden doorgekoppeld. Vervolgens kan men begin-
nen met het vullen van de kelkvoegen met spramex of
spacia (R-l!i) tot- QOgR\leP~ 1- mm QOdP~ de- OO\lenzjjde~
van het vloerelement. De kelkvoeg wordt enkele dagen
voor de oplevering met behulp van egaline
na behandeld en vlak afgewerkt.
69
5PRODUCTEN
SYSTEEMVLOEREN 5.3
DETAILLERING
De details die hierbij zijn opgenomen voldoen aan het
Bouwbesluit (voor details a t/m f zie plattegrond
pagina 67). Ze komen ook voor op de desbetreffende
KOMO attesten-met-productcertificaat.
Voor geluidswering is de massa van de volle-dikte-
vloer voor eengezinswoningen in het algemeen hoog
genoeg. Veelal bepalen de massa van de woning-
scheidende wand en de aansluitdetails van de binnen-
wanden en gevels of aan de vereiste luchtgeluids-
isolatie en contactgeluidsisolatie wordt voldaan.
detail d
dAdetail
70
PRODUCTEN5
SIERBETONGEVELS PRODUCTIE EN UITVOERING
Buitenblad
De gevel van een gebouw moet in staat zijn alle weers-
invloeden te weerstaan. Omdat een buitengevel voor
een groot deel het uiterlijk van een gebouw bepaald,
moeten buitenbladen bovendien aan esthetische eisen
voldoen. Veelal hebben buitenbladen geen constructie-
ve functie; ze dragen alleen hun eigen gewicht.
BetonmengselOm betonelementen van gelijke kleur en structuur te
krijgen, is het nodig om bij de samenstelling van de
betonmortel toeslagstoffen uit dezelfde winplaats te
gebruiken. Het is dus wenselijk de totale hoeveelheid
toeslagmateriaal, nodig voor een bepaalde opdracht,
in één keer in te kopen. Kleurverschillen zijn echter
nooit helemaal te voorkomen, omdat het toeslagmate-
riaal een natuurproduct is. Als het uiterlijk van de ele-
menten belangrijk is, is het nuttig om vooraf monster-
tegels te maken. Aan de hand van deze monstertegels
kan voor het uiterlijk van de elementen de voor de par-
tijen acceptabele boven- en ondergrens worden vast-
gesteld. Er moet rekening mee worden gehouden dat
het uiterlijk sterk kan afwijken van dat van een kleine
monsterplaat.
Het buitenblad wordt meestal in sierbeton uitgevoerd.
Sierbeton kan zeer uiteenlopende verschijningsvor-
men hebben. Deze komen tot stand door gebruik te
maken van natuurlijke toeslagmaterialen, zoals ver-
schillende grind- en zandsoorten met ieder hun eigen
kleur. Ook is het mogelijk kleurstoffen aan de beton-
mortel toe te voegen. Er zijn verschillende mogelijk-
heden voor de afwerking van een element, zoals:
-uitgewassen beton;
-gestraald beton;
-geprofileerd beton;
-betegelde elementen;-elementen voorzien van natuursteen;
-elementen voorzien van metselwerk;
-gepolijst beton.
Van de genoemde afwerkingsmogelijkheden zijn ook
combinaties mogelijk, waardoor sierbeton in een groot
aantal verschijningsvormen kan worden uitgevoerd.
BuitenoppervlakHet oppervlak van schoon beton kan glad of met een
profilering worden uitgevoerd in grijs beton of in be-
ton waaraan een kleurstof is toegevoegd. Voor schoon
beton zonder nabehandeling is een zeer zorgvuldige
detaillering en uitvoering van groot belang, omdat be-
schadiging, oneffenheid of kleurverschil direct opvallen.
Verschil in porositeit van de malleidt tot verschillen in
het uiterlijk van de elementen. Verder kan wegvloeiend
cementwater aftekening en verkleuring veroorzaken.
Dit kan worden voorkomen door de naden in de
mallen goed op elkaar te laten aansluiten.
Vóór het storten moet de bekisting zeer goed zijn
schoongemaakt. Het aanbrengen van ontkistingsmid-
del behoort gelijkmatig en zeer dun te gebeuren.
Verder is uiteraard een voldoende dekking op de wa-
pening nodig en dienen de eventuele dekkingsblokjes
op het gewenste uiterlijk van het beton te zijn afge-
stemd. Het betonmengsel moet bij elke productiegang
met uiterste zorg worden samengesteld. De duur en
de frequentie van het verdichten van het beton moe-
ten constant zijn en worden afgestemd op de stijfheid
van de bekisting en op de consistentie en de stabiliteit
van het betonmengsel. Verschillen in verhardingstijd
en temperatuur kunnen de kleur beïnvloeden.
Verder is de manier van opslag (bij voorkeur verticaal)
van belang, omdat ongelijke weersinvloeden kleurver-
schillen veroorzaken. Ook moet corrosie aan uitsteken-
de wapening of hijsvoorzieningen worden voorkomen;
roestvlekken zijn namelijk zeer moeilijk te verwijderen.
71
Sierbetongevels kunnen als enkelvoudige bladen of als
sandwichelementen worden uitgevoerd.
Enkelvoudige bladen worden als afzonderlijk elementen
voor de binnenconstructies gehangen.
Bij betonnen sandwichelementen zijn het buitenblad en
de binnenconstructie gecombineerd in één
element, dat al dan niet dragend wordt uitgevoerd.
Betonnen sandwichelementen bestaan uit een binnen-
blad van beton, een laag isolatiemateriaal met soms
een luchtspouwen een buitenblad van beton.
De koppelrng van het binnen- en buitenblad gebeurt
door roestvaststalen ankers.
De dikte van het binnenblad variëert meestal van 120 tot
250 mm. Het buitenblad heeft veelal een dikte van 80 á
90 mm. De minimale dikten worden bepaald door de
vereiste wapeningsdekking, de productiewijze, de afwer-
king, de eventueel gewenste profileringsdiepte en de
krachten die de elementen moeten kunnen opnemen.
PRODUCTENSIERBETONGEVELS5 .4
PRODUCTENSIERBETONGEVELS
5
De ontwerper moet zich ervan bewust zijn dat beton is
samengesteld uit natuurlijke materialen die hun eigen
kleurschakeringen hebben. Kleurverschillen in beton
zijn daardoor niet te voorkomen.
ProductiewijzeBij de productie moet op de volgende zaken worden
gelet:-het betonmengsel moet homogeen zijn;
-de verdeling en verwerking van het beton moeten
gelijkmatig gebeuren;-het granulaat dat in het betonmengsel wordt
gebruikt, moet weerbestendig zijn;
-het beton moet een hoge dichtheid bezitten;
-bekistingen mogen niet lekken, moeten een vlakke
bodem hebben, een egale oppervlaktestructuur bezit-
ten en een hoge mate van nauwkeurigheid hebben;
-de stortvolgorde moet zodanig zijn gekozen dat het
ombouwen van de mal zoveel mogelijk wordt beperkt
en dat de mallen zo min mogelijk worden bescha-
digd. De resterende elementen kunnen dan zonder
veel aanpassingen en reparaties van de mal worden
geproduceerd.
Gekleurd beton
Om beton te kleuren zijn er tegenwoordig drie gekleur-
de cementen verkrijgbaar: grijs, wit en roodbruin.
Verder kan het beton met pigmenten (kleurstoffen)
worden gekleurd.
Bij de keuze van een pigment moet met grote prijs-
verschillen rekening worden gehouden.
VERSCHIJNINGSVORMEN
Uitgewassen beton
Het uitwassen van het beton gebeurt door het weg-
spuiten of uitborstelen van de cementhuid.
Het uiterlijk van de elementen wordt bepaald door de
grove korrels van het toeslagmateriaal die door de na-
behandeling niet worden beschadigd, zodat de heldere
kleur behouden blijft.
Om een gelijkmatig gevelbeeld te krijgen, moet zoveel
mogelijk dezelfde verhardingstijd van de elementen
worden aangehouden.
Gekleurd beton
Uitgewassen betonVan belang is dat pigmenten bestand zijn tegen een
alkalisch milieu, niet in water oplosbaar zijn, een goede
hechting met de cementhydraten hebben, licht- en
kleurecht zijn en bestand zijn tegen weersinvloeden.
We onderscheiden twee soorten pigmenten:
-anorganische kleurstoffen; het gaat hier om metaal-
oxyden die aan alle bovengenoemde eisen voldoen
en dus een hoge duurzaamheid waarborgen;
-organische kleurstoffen; deze hebben het nadeel dat
ze kunnen afgeven en verbleken onder invloed van
het zonlicht. Dit komt doordat de hechting met de
cementsteen niet volledig is. Ze zijn daarvoor minder
geschikt voor toepassing buiten.
Bij de productie van gekleurd beton zijn een goede
vermenging en een zeer constante dosering essentiëel
voor een goede kleurverdeling over de plaat en voor
een constante kleur van de gevelelementen.
De belangrijkste oorzaak van kleurverschillen tijdens
de verharding is het verschil in vochtgehalte van het
betonmengsel.Daarom is het van belang de elementen in de begin-
fase van de verharding te conditioneren door de
elementen enkele dagen in een fabriekshal op te slaan.
72
PRODUCTENSIERBETONGEVELS
55 .4
Geprofileerd beton
Profileringen kunnen in het beton worden aangebracht
door ze in de mal te verwerken of door middel van ge-
profileerde rubbermatten. Er moet rekening worden
gehouden dat de toleranties van rubber matten in alle
richtingen veelal groot zijn. Het lossen uit de mal dient
met grote zorgvuldigheid te gebeuren. Behalve met
rubbermatten kan de profilering in de malook met lat-
ten worden gerealiseerd. Het toepassen van dekkings-
blokjes kan door het indrukken van de mat aftekening
in de structuur veroorzaken.
Gestraald beton
Een prefab betonelement kan een fraai uiterlijk krijgen
door het stralen van het oppervlak. Met grit wordt dan
de cementhuid verwijderd, waardoor de toeslagmate-
rialen in het beton aan het oppervlak zichtbaar wor-
den. De korrel van het toeslagmateriaal wordt door
deze bewerking enigszins afgeslepen en het element
krijgt een dof uiterlijk.
Het stralen gebeurt handmatig waarbij een ronddraai-
ende beweging wordt gemaakt. Sommige plekken van
het oppervlak worden meer dan eenmaal gestraald,
zodat de straaldiepte niet overal hetzelfde is.
Het krijgen van een egale kleur en structuur is gemak-
kelijker naarmate dieper wordt gestraald.
Grof gestraalde monsters zijn meestal egaler van uiter-
lijk dan fijn gestraalde. Bij monsters die licht van kleur
zijn, valt eventueel uittredende vrije kalk minder op.
Gestraald beton
Geprofileerd beton
73
PRODUCTENSIERBETONGEVELS
55 .
In geval van twijfel moet eerst nader onderzoek wor-
den gedaan. Het buitenblad kan van grijze beton zijn
gemaakt, maar het kan ook zijn vervaardigd van ge-
kleurd beton waarmee fraaie effecten zijn te verkrijgen.
Betegelde elementen
Betonelementen kunnen aan de buitenzijde een afwer-
king met gebakken of keramische tegels krijgen. De te-
gels worden vóór het storten vacuum tegen de bodem
van de rubbermat vastgezogen. Het plaatsen van de
tegels in de mal gebeurt met behulp van een raster;
hierdoor worden afwijkingen in de voegen beperkt.
Bij brede voegen worden deze afwijkingen minder
opvallend en bovendien wordt een regelmatiger beeld
van de voegen verkregen dan bij zeer smalle voegen.
Van belang is dat de tegels binnen de gestelde
maattoleranties vallen en vlak zijn.
De hechting van de tegels aan het beton is een belang-
rijk aandachtspunt. Verder moet bij het zijprofiel gelet
worden op het goed vollopen van de voegen en op
een strakke afronding van de tegels langs de rand.
Rondom het element moet een passe-partout van
minimaal 25 mm worden aangebracht. Bij het ombou-
wen van de mal moet met het gekozen tegelstramien
rekening worden houden, omdat aanpassingen in de
rubbermat en het daaronder liggende vacuumsysteem
erg kostbaar zijn. Niet iedere tegel is geschikt voor ver-
werking in een vacuummal.
Natuursteen
Betonelementen kunnen ook met natuursteenplaten
worden afgewerkt. De afmeting van natuursteenplaten
varieert tussen de 0,8 m2 en 1,25 m2. De dikte van de
platen bedraagt 30 á 40 mm. Met speciale roestvast-
stalen verankeringen worden de platen aan het bin-
nenblad gekoppeld. Tussen de natuursteenplaat en het
binnenblad kan een luchtspouw worden gecreëerd ofkan een isolatiemateriaal met een dampremmende
laag worden aangebracht. Een combinatie van lucht-
spouwen isolatie is gebruikelijk.
Bij de productie worden eerst de natuursteenplaten in
de mal gelegd. Daarna worden speciale kunststofpla-
ten aangebracht, waarmee in de cl?nstructie een lucht-
spouw wordt gecreëerd. Daarop wordt de isolatie met
de dampremmende folie gelegd. Door deze lagen
heen steken de roestvaststalen verankeringen die de
natuursteenplaten met het beton verbinden. Nadat de
wapening van het binnenblad is aangebracht en de
nodige controles zijn uitgevoerd, kan het beton
worden gestort.
Betegelde elementen
Afwerking met metselwerk
Geprefabriceerde gevelelementen die aan de buiten-kant van metselwerk worden voorzien, kunnen enkel-
schalig of als een sandwich-constructie worden uitge-
voerd. Bij enkelschalige elementen bestaat het metsel-
werk vaak uit ingestorte steenstrips; in sandwich-
elementen is het gebruikelijk om hele bakstenen te
verwerken.
Een andere mogelijkheid is het beton op geprofileerde
rubbermatten met een metselwerkstructuur te storten.
Door aan het betonmengsel een kleurstof toe te voe-
gen en naderhand het verharde beton af te voegen,
wordt het uiterlijk van metselwerk dicht benaderd.
74
5 .4
PRODUCTEN
5.4 SIERBETONGEVELS
5
Afwerking met metselwerkMetselwerk opnemen in de prefab elementen heeft
een aantal voordelen:
-de uitvoering is minder afhankelijk van de
weersomstandigheden;-geen steigers vereist;-kortere bouwtijd.
Gepolijst beton
Gepolijst beton of beter gezegd geslepen beton heeft
een uiterlijk dat gepolijste natuursteen sterk benadert.
Het slijpen van het beton gebeurt in verschillende
fases, namelijk:-het ruwen van het betonoppervlak met een slijpsteen;
-het schuren van het oppervlak, waardoor groeven
verdwijnen, maar niet de holle ruimten;
-het vullen van de holle ruimten met een mortel op
kleur en met harstoevoeging, zodat het oppervlak
gladder wordt;-het zoeten van het oppervlak met een slijpsteen,
waardoor het oppervlak meer glans krijgt;
-het fijn slijpen van het oppervlak, zodat een hogere
glans wordt verkregen;
-tenslotte om een nog hogere kwaliteit glans te krij-
gen: het slijpen van het oppervlak met een vilt.
Bij detaillering van de prefab elementen moet reke-
ning worden gehouden met de mogelijkheden van de
slijpmachine. Zo moeten de elementen bijvoorbeeld
tijdens de bewerking soms worden gedraaid, hetgeen
niet altijd een eenvoudige handeling is.
De fabricage van de elementen vereist vooraf een
goede voorbereiding. Daarbij moet niet alleen met
kleine maatafwijkingen rekening worden gehouden,
maar ook met het verschil in uitzettingscoëfficiënt van
baksteen en beton.
De bakstenen worden in de fabriek op traditionele wij-
ze gemetseld op stalen of betonnen metselwerklateien
die aan het binnenblad zijn bevestigd. Ook kan het
metselwerk al in de mal worden opgenomen, zoals dat
bij de productie van prefab gevelelementen met een
afwerking van natuursteen gebeurt-
Wanneer de steenstrippen of de bakstenen in de mal
worden opgenomen, wordt op de steenstrippen een
laag beton en op de bakstenen een laag vloeispecie
aangebracht. Hierop worden de isolatie en de folie
geplaatst en vervolgens het beton van het binnenblad
gestort.De verankering van het metselwerk gebeurt, net zoals
bij een normaal gemetselde gevel, met spouwankers.
Eventueel kunnen de voegen in kleur worden
uitgevoerd.
75
PRODUCTENSIERBETONGEVELS
55
Het boek 'Schoon Beton VNC 1990' kan hiervoor als
leidraad dienen. De producent moet erop toezien dat
de kleurvariaties binnen de vastgelegde grenzen
blijven.
Onvolkomenheden
Onvolkomenheden bij sierbetonelementen worden als
zeer storend ervaren. Reparaties aan betonelementen
zijn zeer kostbaar; bovendien blijven de aangebrachte
reparaties meestal zichtbaar. Veel problemen kunnen
worden voorkomen in de ontwerpfase en bij het ma-
ken van de mallen.
WapeningVooral bij schoon beton moet het aanbrengen van de
wapening zeer zorgvuldig gebeuren. Los liggende
binddraadjes of te weinig dekking leiden onherroepe-
lijk tot roestplekken. De dekkingsblokjes moeten op het
uiterlijk van het beton zijn afgestemd.
AIs dat niet mogelijk is, moet de dekking op een
andere wijze worden gerealiseerd door bijvoorbeeld
het ophangen van de wapening.
OPSLAG EN TRANSPORT
Productievolgorde sandwich-elementen
Een sandwich-element wordt veelal op de volgende
manier geproduceerd:
-storten buitenblad op een horizontale maltafel;
-aanbrengen van isolatie op het buitenblad; de isolatie
wordt over de roestvaststalen ankers geschoven,
die uit het buitenblad steken; een luchtspouw tussen
buitenblad en isolatie wordt verkregen door eerst
kunststof beluchtingsplaten aan te brengen;
-storten van het binnenblad op de isolatie die al dan
niet van een dampremmende laag is voorzien.
De omstandigheden tijdens de verharding moeten bij
alle sierbetonelementen voor een bepaald project zo
veel mogelijk gelijk zijn. Verschille,n in condities tijdens
de verharding vergroten de kans op kleurverschillen.
Ook bij verkeerd gebruik van het onderstoppings-
materiaal kunnen kleurverschillen ontstaan.
Dit kan gebeuren wanneer:
-vochttransport uit het beton wordt belemmerd; de
vlekken die hierdoor ontstaan zullen op termijn ver-
minderen en slechts langzaam verdwijnen;
-stoffen uit het opslagmateriaal in het beton dringen;
hierbij valt te denken aan zuren uit stophout en vlek-
ken door plastic folie.
Binnenblad
Het binnenblad is het dragende deel van een sand-
wich-element. Het is gebruikelijk het binnenblad als
laatste te storten.
Dit betekent dat de stortzijde naar binnen is gericht.
Bij het bepalen van de afwerking van de wand moet
daarmee rekening worden gehouden. AI is het opper-
vlak van de wand nog zo vlak en strak, het beton-
oppervlak van de stortzijde krijgt nooit de vlakheid
van een malvlak.Tijdens opslag kunnen beschadigingen worden voor-
komen door de elementen te onderstoppen.
Het onderstoppingsmateriaal mag niet onder het
sierbeton worden aangebracht. Het risico dat van de
elementen hoeken afbreken, wordt hierdoor beperkt.Afwerking stortzijdeDe stortzijde kan op verschillende wijzen worden
afgewerkt. Het meest toegepast zijn de vlak gespaande
en de gerolde afwerking. Voor het transport worden vaak speciale vrachtwagens
ingezet, die de elementen eventueelonder een hoek
kunnen vervoeren. Dit is nodig bij elementen die de
maximale toelaatbare vervoershoogte overschrijden.
Elementen met een hoogte tot 4 m kunnen dan toch in
één stuk worden vervoerd.
Bij de gerolde afwerking wordt het gespaande opper-
vlak met een roller nabehandeld, zodat de slagen die
bij een afwerking met een spaan zichtbaar blijven,
verdwijnen. Door het rollen ontstaat een betonopper-
vlak met een zogenoemde sinaasappelstructuur.
Het rollen maakt het oppervlak niet vlakker en kan
beter achterwege blijven als de binnenwand wordt
gestuct of met spuitwerk wordt afgewerkt.
Kwaliteitscontrole
De kwaliteitscontrole gebeurt overeenkomstig de
afspraken die met het certificatie-instituut en de
fabrikant zijn gemaakt. Verder moet worden gecontro-
leerd of de afspraken die met de klant zijn gemaakt,
zijn nagekomen. Bij sierbeton zijn dat voornamelijk
esthetische aspecten. Voor zowelopdrachtgever als
producent is het wenselijk door middel van monsters
de grenzen van de esthetische kwaliteit vast te leggen.
76
PRODUCTENSIERBETONGEVELS5 .4
5
ONTWERP EN DETAILLERING
@~-GevelopeningenIn prefab gevelelementen kunnen gemakkelijk gevel-
openingen voor ramen en deuren worden opgenomen.
De raam- en deurkozijnen kunnen worden vastgezet
aan stelkozijnen die in de elementen zijn opgenomen of
kunnen worden vastgeschroefd aan schroefblokjes die
in de randen zijn opgenomen. Ook is het mogelijk in
bepaalde gevallen hele kozijnen in te storten.stelkozijn
dampremmende-laagd~p:~~. f~ii~.~. .~~ .~~~ I
1
3~2
horizontale kozijndetails
Belangrijk is dat rondom de openingen voldoende
betonafmeting overblijft. Met de leverancier moet over
deze aspecten al in een vroeg stadium overleg plaats-
vinden. Speciale aandacht is nodig voor de waterhuis-
houding van de gevel. zowel aan de buitenzijde als in
het element zelf.
Een waterhol aan de bovenzijde van een gevelopening
en een waterslag aan de onderzijde hiervan kan nodig
zijn. Ook moet aan de afdichting tussen het kozijn en
het beton en tussen de elementen onderling veel zorg
worden besteed.
Afwerking ,Door de verontreinigingen in de buitenlucht zal na
verloop van tijd de gevel vervuilen. De mate van
vervuiling hangt af van:
De hierbij afgebeelde details geven hiervoor goede
oplossingen. Ook het boek 'Gevels in prefab', uitgege-
ven door Belton, kan hierbij van nut zijn.
soort oppervlak
Een ruwen poreus oppervlak houdt het vuil vast en
wordt door de regen onvoldoende schoon gespoeld.
Ook kan er algengroei optreden, omdat het oppervlak
lang vochtig blijft. Een glad en hard oppervlak is ge-
makkelijker te reinigen dan een ruwen poreus opper-
vlak; voegen tussen ingestorte tegels vervuilen bij-
voorbeeld sterker dan de tegels zelf.
detailleringDe detaillering bepaalt de mate waarop de vervuiling
over de gevel wordt verdeeld. Kritische punten zijn
bijvoorbeeld onderdorpels bij ramen of consoles die
uit de gevel steken.
Goede informatie hierover biedt het boek 'Schoon
Beton', uitgegeven door de Nederlandse Vereniging
Cementindustrie (VNC) in 1990.
UitdrogingskrimpBij een gelijkmatige droging over de hele doorsnede
zal een betonnen gevelelement meestal korter worden.
Als het buitenblad meer krimpt dan het binnenblad,
zullen bij een star bevestigingssysteem spanningen in
de elementen optreden. Door een flexibele ophanging
kunnen echter de elementen in alle richtingen vrij uit-
zetten en krimpen. Het buitenblad zal ten opzichte van
het binnenblad vervormen, omdat:
-het element in de gevel bloot staat aan een
wisselende luchtvochtigheid en temperatuur;
-de inwendige verhardingsomstandigheden
verschillend zijn, zoals de betonsamenstelling,
de hydratatiewarmte, de dikte enz.
verticale kozijndetails
77
PRODUCTENSIERBETONGEVELS5 .4
PRODUCTENSIERBETONGEVELS
55 .4
TemperatuurDoor temperatuurwisseling zal het buitenblad ten
opzichte van het binnenblad verkorten en verlengen.
Omdat de temperaturen aan de voor- en achterkant
van het buitenblad verschillen, zal het element krom
willen trekken. Ook door verschil in krimp tussen
voor- en achterkant kan een kromming optreden.
buitenblad binnenblad
vervormingsrichtingplaatanker
plaatanker
binnenblad
Koppeling binnen- en buitenblad
De koppelingen van het buitenblad met het binnen-
blad moeten de genoemde vervormingen kunnen
ondergaan, zodat in het buitenblad geen spanningen
ontstaan, die aanleiding kunnen zijn voor scheur-
vorming.
enkele haarspeld
Meestal bestaan de verbindingsmiddelen uit roestvast-
stalen ankers. De koudebruggen die door de ankers
worden gecreëerd, zijn vanwege hun kleine doorsnede
minimaal.
= plaatanker
= haarspelden
= beweging
Bij het dimensioneren van de verbindingsmiddelen
moet met de volgende punten rekening worden
gehouden:-verticale belasting door eigen gewicht buitenblad;
-winddruk en windzuiging;
-temperatuur- en vochtverschillen tussen binnen- en
buitenblad;-spanningen in het buitenblad door verhinderde
kromming;-krachten tijdens ontkisten. transport en montage.
Leveranciers van deze bevestigingsmiddelen geven in
hun documentatie hiervoor handzame rekenregels. verankering binnen- en buitenblad
78
PRODUCTENSIERBETONGEVELS
5
Ook is het moeilijk om het vocht wat eventueel tussen
het binnen- en buitenblad zit naar buiten af te voeren.
Voor de verankering wordt meestal gebruik
gemaakt van twee soorten ankers:
-haarspelden; deze hebben dezelfde functie als
spouwankers bij spouwmuren;-ankers die in één richting star zijn en in de andere
richting flexibel.
Wand- en vloeraansluitingen
Vooral bij woningscheidende vloeren en wanden is
een goede detaillering van belang. Voorbeelden van
manieren om geluidslekken bij woningscheidende
wanden en vloeren te voorkomen, zijn in de
afgebeelde details weergegeven.
De laatstgenoemde ankers nemen de belasting op,
die door het eigen gewicht van de buitenschil wordt
veroorzaakt. Voor elk element worden er tenminste
twee van deze ankers in één horizontale lijn aange-
bracht. Deze ankers zorgen ervoor dat het buitenblad
in horizontale richting kan bewegen, zodat lengtever-
anderingen vrij kunnen optreden, en dat het element
in verticale richting star is gefixeerd.
Door een goede verdeling van zowel de haarspelden
als de ankers over het gehele oppervlak van het bui-
tenblad kunnen er geen spanningen in het beton door
kromming van het element optreden en is er dus geen
gevaar voor scheurvorming.
vloeraansluiting
De kans op scheurvorming in de elementen wordt zo
veel mogelijk vermeden door:
-beperking van de krimp van het beton door het toe-
passen van een betonmortel met een hoge sterkte-
klasse en vooral een lage water/cementfactor;
-het buitenblad dun uit te voeren, praktische dikte is
80 á 90 mm;
-beperking lengte van het buitenblad in het algemeen
tot +/- 6 m.
dampremmende folie
voorgecomprimeerdbanó of kit
I schuimband
I I sandwich-element
Bij het detailleren moet op de volgende punten
worden gelet:
-bij de kozijnaansluitingen mag het uitzetten en krim-
pen van het buitenblad niet worden verhinderd; het
kozijn wordt daarom alleen aan het binnenblad vast-
gezet en blijft vrij van het buitenblad;
-een luchtspouw toepassen bij omlopende hoeken
van de buitenbladen voor het uitzetten en krimpen
van het buitenblad of een zachte isolatie toepassen;
-eventueel met behulp van kunststof beluchtings-
platen een luchtspouw creëren.
" /1
~ ~
aansluiting t.p.v tussenwandKozijnaansluitingenIn de details op pagina 77 wordt aangegeven hoe de
stelkozijnen kunnen worden aangebracht. Om het
buitenblad vrij te kunnen laten vervormen, moeten
stelkozijnen ongeveer 5 mm vrijblijven van het buiten.
blad.
Voor een goede afdichting tijdens het fabricageproces
is het van belang de dagmaat van het stelkozijn circa
10 mm kleiner te houden dan de dagmaat van de
raamopening in het element.
Plaatsing van het kozijn in het buitenblad levert afdich
tingsproblemen en vaak ook koudebruggen op.
79
PRODUCTENSIERBETONGEVELS5 .4
5PRODUCTENSIERBETONGEVELS
BOUWFYSISCHE ASPECTEN Geluid
Voor wat betreft het geluid zijn de volgende punten
van belang:
-geluidswering tussen woningen;
-bescherming tegen geluidsoverlast van buiten.
Geluidswering tussen woningen kan worden bevor-
derd door zowel de woningscheidende wanden als de
vloeren tot aan de isolatie van de sandwichelementen
door te laten lopen en de naden van vloeren en de
elementen goed af te dichten (zie details pagina 79).
De relatief hoge massa van betonnen gevels heeft een
gunstig effect op de geluidswerende eigenschappen
van de gevel. Een betonnen gevelelement is daarom in
de meeste gevallen niet maatgevend voor de geluids-
wering van de gevel. Wel is voor de geluidswering een
goede naad- en kierdichting van de gevel belangrijk.
Thermische isolatie
De thermische isolatie wordt tussen binnen- en buiten-
blad aangebracht. Het isolatiemateriaal bestaat meest-
al uit minerale wol of EPS (geëxtrudeerd of geëxpan-
deerd). De vereiste Rc-waarde is voor gevelelementen
2,5 m2 K/W. De dikte van het binnen- en buitenblad
heeft nauwelijks invloed op de isolatiewaarde.
Elementen met een grote massa, zoals bijvoorbeeld
sandwich-elementen, hebben een hoog accumulerend
vermogen. De temperatuurswisselingen buiten heb-
ben pas na geruime tijd invloed op het binnenklimaat.
VEILIGHEID
O ppervla ktecondensati e
Oppervlaktecondensatie wordt voorkomen door de
gevelelementen van voldoende thermische isolatie te
voorzien. De binnenoppervlaktetemperatuur wordt
hierdoor hoger dan het dauwpunt, zodat condensatie
niet optreedt. Wel moet bij koudebruggen op opper-
vlaktecondensatie worden gecontroleerd.
Bij prefab sandwich-elementen zijn plaatselijke beton-
nen verbindingen tussen binnen- en buitenblad vaak
niet toelaatbaar. Verankering van de binnen- en buiten-
spouwbladen door middel van roestvaststalen veranke-
ringssystemen voorkomt problemen met koudebrug-
gen. Ook bij enkelvoudige gevelbladen kunnen roest-
vaststalen gevelophangsystemen een goede oplossing
bieden.
Om te voorkomen dat bewoners door raamopeningen
in gevels kunnen vallen, moeten de hoogten van de
borstweringen aan bepaalde eisen voldoen. Voor vaste
ramen geldt de eis dat de bovenkant van de onder-
dorpel op 85 cm boven vloerpeil moet liggen.
Bij niet-vaste ramen is een onderdorpel op 1 m boven
het vloerpeil verplicht. Ligt de vloer hoger dan 13 m
boven het maaiveld, dan eisen de bouwvoorschriften
een borstwering of onderdorpel op 1,20 m boven
vloerpeil. Als de borstwering niet zo hoog is, kan
alsnog aan deze eis worden voldaan door een extra
raamdorpel of door aan te tonen dat de ruit voldoende
sterkte bezit (zandzakslingerproef).
Inwendige condensatie
Inwendige condensatie in een gevel treedt op als
vochtige lucht door de constructie stroomt en tegen
een 'koud' vlak in de gevel condenseert.
In prefab sandwich-gevelelementen zonder spouw kan
schade door inwendige condensatie worden voorko-
men door dampremmende laag tussen het binnenblad
en de isolatie op te nemen.
Is het sandwich-gevelelement voorzien van een lucht-
spouw tussen buitenblad en isolatie, dan kan de
dampremmende laag achterwege blijven. De hoeveel-
heid condensvocht in de spouw is gering en kan ge-
makkelijk door spouwventilatie worden afgevoerd.
Door slecht uitgevoerde aansluitdetails kan behalve
door condensatie ook door dampdiffusie vocht in het
element ontstaan.
Vocht dat tijdens opslag en montage in de isolatiezone
dringt, verdwijnt maar heel geleidelijk. Door het afdek-
ken van de elementen tijdens de opslag kan indringing
van dit zogenoemde bouwvocht zo veel mogelijk
worden beperkt. In het element moet het binnenblad
aan de binnenzijde overal goed luchtdicht worden af-
gesloten. Voorkomen moet worden dat het water door
onderdruk naar binnen wordt gezogen.
80
5 . 4
5 PRODUCTEN5.5 BALKON- EN GALERIJPLATEN, LOGGIA'S, PRIVACYSCHERMEN EN CONSOLES
BALKON- EN GALERIJPLATEN, LOGGIA'S
Balkonplaat
Galerijplaat
81
Balkonplaten en platen voor galerijen en loggia's worden
voornamelijk in de gestapelde bouw toegepast.
Galerijplaten zijn elementen die veelal een verkeers-
functie in een gebouw vervullen. Ze vormen de verbin-
ding tussen trappenhuizen, liften en woningen.
De belangrijkste functie van een balkon en een loggia is
het verschaffen van een buitenruimte. De balkonplaten
zijn woninggebonden elementen; ze kragen uit de
woning en zijn meestal uitsluitend vanuit de woning te
bereiken. Elementen voor loggia's zijn ook woning-
gebonden, maar ze zijn geheel of gedeeltelijk inpandig
gelegen. De loopvlakken van balkon- en galerijplaten
zijn strak en glad. Bij toepassing van deze platen in de
buitenlucht kan bijvoorbeeld door neerslag het opper-
vlak zodanig glad worden dat personen die er over heen
lopen, uit zouden kunnen glijden. Om veiligheidsrede-
nen wordt daarom vaak een anti-slip profilering in het
loopvlak aangebracht. Bij een grove profilering is de
kans op vervuiling groot. Beter is daarom een anti-slip
profilering te gebruiken met een fijne structuur.
5PRODUCTEN
BALKON- EN GALERIJPLATEN La G G IA' s PRIVACYSCHERMEN EN CONSOLES 5.5
AfwerkingAls de stortzijde van de platen in het zicht blijft, is een
afwerking gewenst. Een gerolde afwerking is het
meest gebruikelijk, maar ook een vlakke afwerking met
een spaan is mogelijk. Een gerolde afwerking geeft
een ruwe oppervlaktestructuur, te vergelijken met een
sinaasappelschil. Profilering aan de stortzijde van de
elementen maakt de afwerking moeilijker. De bekis-
tingsdelen kunnen pas worden verwijderd als de
verharding van het beton is ingezet. Dit kan een nega-
tieve invloed op de kwaliteit van de afwerking hebben.
moeilijk af te werkenmoeilijk af te werken spaanglad/ gerold
malzijde glad(laopzijde = bovenzijde balkon)
malzijde glad(loopzijde = bovenzijde balkon)
aandachtspunten afwerking
ZeegVoorallange balkon- en galerijplaten worden vaak met
een zeeg uitgevoerd.
De zeeg in de platen wordt zodanig bepaald dat de pla-
ten na montage in het werk vlak komen te liggen. Door
overleg met de producent kan het beoogde resultaat,
een vlakke plaat, zo veel mogelijk worden benaderd.
82
0
a = benodigde zeeg. rekenkundig bepaald.
b = op ervaring verwachte eindsituatie.
c = rekenkundig verwachte eindfase.
PRODUCTEN
LOGGIA'S. PRIVACYSCHERMEN EN CONSOLES
55.5 BALKO N EN GALERIJPLATEN
Afschot
Platen voor balkons, loggia's en galerijen waarop neer-
slag kan voorkomen, hebben een afschot in het loop-
vlak nodig. Het afschot kan op twee manieren in de
plaat worden verwerkt: diagonaal gericht naar de af-
voer of haaks op een al of niet onder afschot liggende
goot evenwijdig aan de gevel. Bij een diagonaal af-
schot is het niet mogelijk getekende of gespiegelde
platen in dezelfde mal te vervaardigen.
Plaats hemelwaterafvoer
De plaats van de hemelwaterafvoer is afhankelijk van
het ontwerp van het gebouw.
verloop hemelwater afvoer
diagonaal afschot
eenzijdig afschot + afschot in de goot
De meeste balkon- en galerijplaten hebben een afschot
haaks op de voorzijde en zijn voorzien van een goot
die wel of geen afschot kan hebben. Wanneer bij de
productie dezelfde malook voor de gespiegelde ele-
menten wordt gebruikt, is een vlakke goot wenselijk.
De mallen hoeven dan minder te worden omgebouwd,
waardoor een betere kwaliteit tegen minder kosten
wordt verkregen.
Als bij balkon- en galerijplaten een blijvende toog
overblijft, kan bij een hemelwaterafvoer in het midden
aan de uiteinden water in de goot blijven staan. plaatsing hemelwaterafvoer
De afstand van de gevel tot het hart van de afvoer is
mede afhankelijk van het gekozen type hemelwateraf-
voer. Verder is het nodig rekening te houden met on-
derliggende constructies, zoals bijvoorbeeld consoles.
83
5PRODUCTEN
BALKON- EN GALERIJPLATEN LOG GIA'S PRIVACYSCHERMEN EN CONSOLES 5.5
INSTORTVOORZIENINGEN
Veel voorkomende instortvoorzieningen zijn:
-voorzieningen voor het aanbrengen van hekwerken;
-hijsvoorzieningen voor het ontkisten en montage in
het werk;
-hemelwaterafvoeren;
-voorzieningen voor elektra.
~
Voorzieningen voor hekwerken
Voor de montage van hekwerken is het gebruikelijk om
schroefhulzen in te storten. Ze worden aan de buiten-
zijde van het element aan de zijkant of aan de boven-
kant aangebracht. De dimensionering is afgestemd op
de eisen die in de T.G.B. 1990 (NEN 6702) zijn gesteld.
Eventueel kunnen deze voorzieningen in het werk wor-
den geboord. Meestal zijn de schroefhulzen van roest-
vaststaal of van verzinkt staal.Betonsoort
Prefab balkon- en galerijplaten voor de woningbouw
worden voornamelijk van grindbeton in naturel grijze
kleur toegepast. Afhankelijk van de fabrikant kunnen
de elementen worden voorzien van gekleurd cement
of bijzondere toeslagstoffen.
OppervlaktebehandelingEventueel kunnen de zichtzijden van de elementen
worden uitgewassen of gestraald. In overleg met de
fabrikant zijn ook andere behandelingen mogelijk,
zoals bijvoorbeeld polijsten.
WapeningDe wapening van de balkon-, loggia- en galerijplaten is
meestal traditioneel. Voorspanwapening (VlA-systeem)
in combinatie met een minimale transportwapening is
ook mogelijk.
Voorzieningen voor ontkisten
Bij voorkeur worden hijsvoorzieningen niet in het
loopvlak aangebracht. Men plaatst ze op een afstand
van ongeveer eenvijfde van de plaatlengte vanaf de
uiteinden. De afmetingen van de ankers zijn afhanke-
lijk van de hijshoek, de manier van hijsen en van de
randafstanden. Het is gebruikelijk om zowel de hijs-
voorzieningen als de voorzieningen voor het ontkisten
2 a 3 cm verdiept aan te brengen. Ze kunnen nader-
hand met een krimparme mortel worden afgewerkt,
waarbij een voldoende dekking blijft gewaardborgd.
Als hijsvoorziening komen in aanmerking schroef-
hulzen, plaatankers en kogelkopankers.
Als bevestigingsmiddelen aan de randen noodzakelijk
zijn, is het aan te bevelen extra wapening rond de an-
kers op te nemen. Dit geldt ook als het gaat om alleen
axiale trekkracht. Een goede oplossing hiervoor is om
schroefhulzen toe te passen met gat en extra veranke-
ringsbeugel. Ook kunnen transport- of constructie-
ankers met betonstaal worden gebruikt om de veran-
kering onder een hoek in het beton over te brengen.
Een trekkracht onder een hoek (afschuifkracht) moet
bij een geringe randafstand beslist worden vermeden.
84
haarsgeld
r:'
L
ankerbus met bijlegwapening
PRODUCTEN
PRIVACYSCHERMEN EN CONSOLES
5
5.5 BALKON EN GALERIJPLATEN, LOGG IA'S
PRODUCTIE
Instortvoorzieningen worden met hulpvoorzieningen
in de kist gefixeerd. Dit bevordert maatvast werk. Het
vastzetten van schroefhulzen gebeurt door middel van
bouten, spijkerflenzen of breekpennen (kistzijde).
Na het ontkisten worden de schroefhulzen voorzien
van vet en een afsluitdop. Stekken die nodig zijn voor
de verankering met bijvoorbeeld de achterliggende
vloer kunnen door de achterlijst worden gestoken.
Om eventuele beschadigingen aan de achterlijst te
voorkomen, kunnen in plaats van stekken ook
stekankers worden gebruikt.
MontageDe montage van galerijplaten, balkons en loggia's
gebeurt bij voorkeur rechtstreeks vanaf de vrachtauto
met behulp van hijskettingen of -banden.
85
PRODUCTEN
BALKON- EN GALERIJPLATEN
5
PRIVACYSCHERMEN EN CONSOLES 5.5LOGGIA'S
DETAILLERING Oplossingen voor wanneer de achterliggende
constructie bestaat uit een in het werk gestorte
vloer of breedplaatvloer:Voor een overzicht van de details zie plattegrond op
pagina 85.
Oplossingen voor wanneer de achterliggendeconstructie bestaat uit prefab vloeren of vloerendie in werk gestort zijn:
Bevestiging door middel van nokken aan achter-
liggende constructie
Door bevestiging met nokken aan de achterliggende
constructie kan zowel een momentverbinding (uitkra-
gende elementen) als een dwarskrachtverbinding
(oplegging elementen) worden gemaakt. De nokken
worden gemaakt door plaatselijk de isolatie, die in de
kist wordt meegenomen, weg te laten. De hart op hart
afstand van de nokken bedraagt ongeveer 1 m; de
breedte van de nokken ongeveer eenvijfde van de hart
op hart afstand. De maximale nokbreedte is 200 mm.
De zwaarte van de uitstekende wapening wordt aan
de hand van een statische berekening bepaald.
Hierbij moet rekening worden gehouden met de
nuttige hoogte ter plaatse van de ~oot.
Oplegging op consoles
De platen worden op consoles opgelegd, die veelal in
de woningscheidende wanden worden aangestort of
ingeklemd (zie ook hoofdstuk Consoles). De galerij- en
balkonplaten liggen op staalvilt om schuifspanningen
op te vangen. Om randspanningen te voorkomen
wordt het staalvilt ten opzichte van de rand van de
console teruggehouden. Het afdichten van de stelnaad
tussen de galerijplaten en de balkonplaten gebeurt
met een flexibele kit die van een rugvulling is voorzien.
Oplegging op hoeklijnenTer plaatse van sprongen in de gevel en voor de opleg-
ging van bijvoorbeeld loggia's kunnen hoeklijnen wor-
den toegepast. De hoeklijnen worden met ankers aan
de achterliggende wand of vloer bevestigd.
k ~ ~~.~~ ~, ,~~/ ""/ "": ~
LBOVENAANZICHT NOKKEN
b -oplegging d.m.v. betonnokken
o -oplegging op hoekstool c.q. metselwerk
Oplegging op metselwerk
Bij een oplegging op metselwerk wordt de belasting
uit het prefab element via het metselwerk naar de
onderliggende constructie afgevoerd.
Wanneer meer dan twee verdiepingen worden door-
gestapeld, is deze methode niet toepasbaar.
Door de belasting uit de bovenliggende verdiepingen
wordt de vrije werking van het element tegengegaan,
waardoor scheurvorming door temperatuur, kruip en
krimp kan ontstaan.
86
PRODUCTEN
PRIVACYSCHERMEN EN CONSOLES
5
5.5 BALKON EN GALERIJPLATEN LOGGIA'S
Voor- en zijrand
Speciale aandacht bij de detaillering vergt de bevesti-
ging van de balusters. Voor een goede verankering
van de balustrade op het element is een opstaande
rand van minimaal 120 mm breed nodig (zie onder-
staande details). Als de balusters aan de voorzijde van
de plaat worden bevestigd, kan een praktische breedte
van de opstand worden gekozen. Belangrijk: de rand
aan de buitenzijde van het element behoort lager te
zijn dan de rand aan de gevelkant; dit voorkomt
lekkage bij een eventuele verstopping van de hemel-
waterafvoer.
Q
-
c -momentverbinding
ca -dwarskrachtverbinding
+60+minimaal
d -voorrand
0
I ~ hekwerl
1 ,1~[1:inimOOI
Bevestiging met koudebrugonderbreking
Indien de vereiste f-waarde van 0,65 (zie ook hoofdstuk
Consoles) niet gehaald wordt, is de bevestiging met
koudebrugonderbreking een alternatief voor een
verbinding met nokken. De koudebrugonderbreking
wordt ter plaatse van de isolatie in roestvaststaal
uitgevoerd.Hiermee kan zowel een moment- als dwarskrachtver-
binding worden vervaardigd. Het type koudebrugon-
derbreking wordt aan de hand van een statische bere-
kening bepaald. Hierbij moet rekening worden gehou-
den met de nuttige hoogte ter plaatse van de goot.
Zowel bij de bevestiging met nokken als bij de bevesti-
ging met een koudebrugonderbreking moeten de
prefab elementen tijdens de ruwbouw worden
aangebracht.minimaa~60+
CONSOLE
e -zijrand bij console oplegging
87
PRODUCTEN
BALKON- EN GALERIJPLATEN
5LOGGIA'S PRIVACYSCHERMEN EN CONSOLES 5.5
~~zw
~
Achterrand
Punten van bijzondere aandacht:
-de hoogte van de totale achterrand bij voorkeur
dimensioneren op lagenmaat;
-de goot naast de achterrand bij voorkeur niet op
afschot leggen in verband met de eenheid in de mal
(gespiegelde elementen kunnen dan bijvoorbeeld be-
trekkelijk eenvoudig in dezelfde mal worden gestort);
-in verband met de blijvende toog de hemelwateraf-
voer niet in het midden van het element aanbrengen;
-de toog zodanig berekenen, dat na plaatsing van de
plaat in de bouw het element vlak ligt; er kan bouw-
schade ontstaan als in de plaat een toog achterblijft:
deuren kunnen bijvoorbeeld tegen de opstand
vastlopen; eventueel moeten tijdens de bouw bak-
stenen worden gezaagd om weer op de lagenmaat
uit te komen;
-ter plaatse van een deurkozijn moet een smallere
achterrand worden aangebracht (zie details f en g);
-breedte opstaande achterrand moet bij voorkeur niet
kleiner zijn dan 120 mm, behoudens specifieke
oplossingen voor rolstoelvriendelijke entree's.
g -gevelaansluiting t.p.v. deurkozijn
f -gevelaansluiting t.p.v. metselwerk
88
5 PRODUCTEN5.5 BALKON- EN GALERIJPLATEN, LOGGIA'S, PRIVACVSCH ERMEN EN CONSOLES
CONSOLES
Consale
89
Een console is een balkvormig element dat als uitkra-
gende ondersteuningsconstructie voor een balkon- of
galerijplaat dient. Afhankelijk van de achterliggende
constructie wordt onderscheid gemaakt tussen: aange-
storte consoles en ingeklemde consoles. De breedte van
aangestorte consoles en die van ingestorte consoles
komen gewoonlijk overeen met de dikte van de aan-
sluitende woningscheidende wand. Om aan de geluids-
eisen te voldoen zijn de in het werk gestorte wanden
minimaal 230 mm dik. Voor prefab-beton is de minimale
dikte 220 mm en voor kalkzandsteen is dat minimaal
300 mm. Ter plaatse van de kopgevels varieert de
breedte van de consoles van 150 tot 180 mm.
5
PRIVACYSCHERMEN EN CONSOLES 5.5
PRODUCTEN
BALKON- eN GALeRIJPLATeN LOGGIA'S
F-waarde
In het ontwerpstadium is het van belang rekening te
houden met de f-waarde; dit is de temperatuurfactor
van het binnenoppervlak. Het Bouwbesluit eist voor
woongebouwen een f-waarde groter dan 0,65. De
mogelijkheden om de vereiste f-waarde te halen zijn:
-in de neutrale zone een isolatiestrook van bijvoor-
beeld EPS aanbrengen; een goede aansluiting van EPS
op spouwmuurisolatie is noodzakelijk (zie detail a);
-de console insnoeren over de volle hoogte; de in-
snoering van de console behoort met de dikte van de
spouwmuurisolatie overeen te komen (zie detail b);
-de verbinding met het bouwskelet volledig met
geïsoleerde roestvaststalen stekken onderbreken
(zie detail c); deze oplossing die relatief kostbaar is,
wordt pas interessant als de hiervoor genoemde
oplossingen niet toereikend zijn.
a -koudebrugonderbreking
d.m.v. boven- en ondernok
b -koudebrugonderbreking
d.m.v. insnoering console
90
-koudebrugonderbrekingd.m.v. roestvaststalen
stekverbinding en isolatie
PRODUCTEN
PRIVACYSCHERMEN EN CONSOLES
55.5 BALKON EN GALERIJPLATEN LO G G IA' S
Aangestorte consoles
Aangestorte consoles kunnen worden toegepast als
de wanden in het werk worden gestort.
Van belang is dat:
-de vrije hoogte onder de console minimaal
2100 mm bedraagt;
-onderkant van console op lagenmaat ligt;
-de breedte van de console afhankelijk is van de
achterliggende constructie;-de bovenzijde van de consoles een watergoot heeft
voor de afvoer van eventueellekwater;
-bij de dimensionering rekening wordt gehouden met
de diepte van de afwateringsgoot en de
eventuele insnoering ter plaatse van de spouw voor
de koudebrugbeperking;
-het monteren van de consoles gebeurt met behulp
van banden of ingestorte hijsvoorzieningen;
-de eventuele hijsvoorzieningen verdiept worden
aangebracht, zodat ze bij de afwerking met
voldoende dekking worden dichtgezet;
-de consoles minimaal 30 mm in de wand worden
opgelegd in verband met dwarskrachten. (Voor een
overzicht van de details zie plattegrond op pagina 85).h -aangestorte console
BOVENMNZICHT
VOORAANZICHT
-detaillering console
91
PRODUCTEN
BALKON- EN GALERIJPLATEN
5
PRIVACYSCHERMEN EN CONSOLES 5.5LOGG IA'S
Ingeklemde consoles
Ingeklemde consoles worden toegepast bij gemetsel-
de wanden. Punten van bijzondere aandacht:
-de lengte van de inklemming is afhankelijk van de
uitkraging en de belasting; een globale regel is dat de
lengte van de inklemming gelijk is aan de lengte van
het overstek;
-de stortzijde is de bovenzijde van de console.
Voor de overige aandachtspunten zie aangestorte
consoles.
k -ingeklemde console
92
5 PRODUCTEN5.5 BALKON- EN GALERIJPLATEN. LOGGIA'S. PRIVACYSCHERMEN EN CONSOLES
PRIVACYSCHERMEN
Dragende privacyschermenEr zijn dragende privacyschermen die op de fundering
staan. Deze dragende schermen worden doorgesta-
peld. Dragende privacyschermen kunnen ook uit de
achterliggende wandkragen (zie figuur pagina 94).
a -doorkoppeling privacyschermen onderling
Privacyschermen
b -koppeling privacyschermen
t.p.v. gevel
dragende privacyschermen
93
Een privacyscherm is een woningscheidend element op
plaatsen waar balkons van de ene woning naar de
ándere woning doorlopen.
Bij privacyschermen onderscheiden we de dragende en
de niet-dragende privacyschermen.
5PRODUCTEN
BALKON- EN GALERIJPLATEN LOGGIA'S PRIVACYSCHERMEN EN CONSOLES 5.5
plaatsing privacyschermen staand gestort
~ ~ rn~rn ~ ~
litkragende privacyschermen plaatsing privacyschermen liggend gestort
Niet-dragende privacyschermenDe niet-dragende privacyschermen dragen hun belas-
ting af op de onderliggende balkon- of galerijplaat.
Andere ondersteuningsconstructies
Behalve consoles en dragende privacyschermen zijn
ook andere ondersteuningsconstructies mogelijk.
PRODUCTIEMETHODENDeze zijn onder meer:
-de oplegging op kolommen in combinatie met de
oplegging op de vloer (zie details a+b op pagina 95);
-een combinatie van een kolom met aangestorte
console (galgen) (zie details c+d op pagina 96).
De privacyschermen worden staand of liggend gestort.
De bovenzijde van de staand gestorte privacyscher-
men is de stortzijde. Deze productiewijze is door de
staande bekisting kostbaar, maar de schermen zijn
mooier dan de schermen die liggend zijn gestort. De
malzijde krijgt meestal geen afwerking.
De liggend gestorte privacyschermen worden aan de
stortzijde gespaand of gerold. Ze zijn gemakkelijker te
produceren, maar zijn esthetisch minder mooi door
het zichtbare verschil tussen mal- en stortzijde. Bij het
aanbrengen van deze schermen in het werk is het
wenselijk om of de stortzijden of de malzijden naar el-
kaar toe te keren. Het verschil tussen mal- en stortzijde
valt hierdoor minder op.
De hijsankers en de stelvoorzieningen moeten verdiept
worden aangebracht, zodat de afwerking met giet-
mortel een voldoende dekking oplevert.
94
U
5 PRODUCTEN5.5 BALKON- EN GALERIJPLATEN. LOGGIA'S. PRIVACYSCHERMEN EN CONSOLES
5PRODUCTEN
BALKON- EN GALERIJPLATEN LOGGIA'S, PRIVACYSCHERMEN EN CONSOLES 5.5
c -koppeling t.p.v. kolom
d -koppeling t.p.v. gevel
De aandachtspunten, zoals genoemd bij consoles,
gelden ook voor deze ondersteuningsconstructies.
De elementen worden liggend of staand gestort
(ronde kolom). De stortzijde wordt gespaand of
gerold afgewerkt.
Alternatieve ondersteuning
96
PRODUCTEN
5.6 DAKRANDEN
5
DAKRANDEN Prefab betonnen dakranden kunnen tijdens de ruw-
bouw of na de ruwbouw worden gemonteerd.
Bij hoeken kan men kiezen voor dakranden met ver-
stekhoeken of voor dakranden met omlopende hoeken.
De mallen voor dakranden met verstekhoeken zijn een-
voudiger van constructie en daardoor veel goedkoper.
De stortzijde van de dakranden is afhankelijk van de
vorm en de afwerking van de bovenzijde. Als de
bovenzijde onder de dakbedekking valt, kan de boven-
kant als stortzijde worden gekozen. Komt de boven-
kant in het zicht, dan wordt vaak de achterzijde als
stortzijde gekozen.
Om watertoevoer naar de gevel te voorkomen, is in
het uitkragende deel van het element een waterhol
opgenomen. Vervuiling aan de onderzijde van het
element en van het geveloppervlak wordt hierdoor
verminderd.
In de bovenzijde van de elementen worden twee of
drie hijsankers ingestort. De plaats van de hijsankers is
zodanig gekozen, dat het element tijdens het hijsen in
de juiste positie hangt. De hijsankers worden verdiept
aangebracht, zodat ze later met krimparme mortel
kunnen worden weggewerkt.
InstortvoorzieningenDe instortvoorzieningen kunnen zijn:
-schroefhulzen voor bevestiging van de dakrand aan de
achterliggende constructie, maar ook voor balusters
bij een beloopbaar dak en voor een eventuele glazen-
wasinstallatie. De schroefhulzen moeten voldoende
randafstand hebben, minimaal 5 maal de diameter.
Verder behoort de wapening bij de schroefhuls
voldoende betondekking te hebben;
-isolatiemateriaal ter voorkoming van koudebruggen;
-spijkerklossen voor de bevestiging van een daktrim;
-knelprofiel en/of sponning in de beton voor een
waterdichte aansluiting met de dakbedekking;
-spuwers voor het afvoeren van hemelwater bij een
verstopte hemelwaterafvoer.
Kleur
Wanneer de elementen in het werk niet worden afge-
werkt, is het van belang om onderlinge kleurverschil-
len te beperken. Dit kan gebeuren door het mengsel en
de omstandigheden tijdens de productie constant te
houden.Meestal kiest men voor grijs beton, maar
gekleurd beton behoort ook tot de mogelijkheden.
Er zijn verder nog afwerkingen mogelijk, zoals
uitwassen, stralen en polijsten.
Dakranden
97
De functie van een dakrand is het afdekken van de
gevelconstructie. Tevens vormt een dakrand-element de
overgang tussen gevel en dak. De vorm van een dak-
rand wordt mede bepaald door esthetische overwegin-
gen van de architect. Enkele voorbeelden van veel voor-
komende typen dakranden zijn hieronder weergegeven.
PRODUCTEN
D AK RA N D E N 5.
5
MONTAGE
Montage tijdens de ruwbouw
Als de montage tijdens de ruwbouw gebeurt, wordt
het element meestal met behulp van stekwapening
aan de achterliggende constructie vastgestort. De stek-
wapening wordt in een aantal nokken geconcentreerd.
Deze nokken, die een breedte van ongeveer 200 mm
hebben, worden bij voorkeur op eenvijfde van de
elementlengte vanuit de uiteinden geplaatst. Tussen
de betonnokken wordt isolatiemateriaal aangebracht.
Meestal zijn de elementen al in de fabriek van isolatie-
materiaal voorzien.
Montage na de ruwbouw
Er zijn velerlei manieren om dakrand-elementen na de
ruwbouwfase te bevestigen. Meestal gebeurt dit met
behulp van hoekstalen, dookverbindingen of een
combinatie van beide. Het is van belang is om met de
toleranties rekening te houden. Waar dat mogelijk is,
moeten slobgatverbindingen wordenaangebracht.
Dakranden zijn gevoelig voor temperatuurspanningen.
Dit geldt vooral voor dakrand-elementen zonder isola-
tiemateriaal aan de bovenzijde. Lengteveranderingen
schroefhuls t.b.v. stellen
s~aring voor draadein~
,sJSJktrim
drukbout
koudebrugonderbrekingd.m.v. isokorl
montage na de ruwbouw
montage tijdens de ruwbouwdoor temperatuurverschillen kunnen worden opgevan-
gen door beweging in de lengterichting mogelijk te
maken, bijvoorbeeld door toepassing van sleufgaten
in het bevestigingsmateriaal.
In gevallen dat betonnokken bouwfysisch niet vol-
doen, kan een koudebrugonderbreking in de vorm van
isolatiemateriaal met een roestvaststalen wapening
worden toegepast.
Belangrijk!Montage van dakrand-elementen met een doorsnede
zoals in detail a, wordt veel gemakkelijker (en goed-
koper) als het zwaartepunt van het element binnen het
dakvlak valt. Doordat het overstekende gedeelte van
het element niet zwaarder is dan het deel binnen het
dakvlak, zal de dakrand tijdens de montage geen
neiging tot dompen vertonen.
Belangrijk!Bij toepassing van koudebrugwapening in combinatie
met uitkragende dakranden moet tijdens de uitvoering
met een zakking van de voorrand rekening worden ge-
houden. De zakking treedt op na het verwijderen van
de tijdelijke ondersteuning die nodig is voor het stellen
van de dakrand, en ontstaat door het belasten van de
koudebrugwapening. In de staven ontstaat enige rek,
waardoor bij de verankering een hoekverdraaiing
plaatsvindt. Dit heeft het zakken van de voorrand tot
gevolg. Het stellen van hoekelementen die vaak in de
lengterichting van een overstek zijn voorzien, moet
daarom met veel zorg gebeuren.
98
PRODUCTEN55 .7
LATEIEN
zelfdragende lateien
Afmetingen ,Lateien zijn in vele hoogte- en breedtematen verkrijg-
baar. Deze afmetingen zijn meestal op gangbare steen-
formaten afgestemd. De constructieve hoogte van
lateien is afhankelijk van de overspanning en de
belasting.
WapeningLateien kunnen met voorspan- of met traditionele
wapening worden uitgevoerd.
Samenwerkende lateien zijn altijd voorgespannen.
Lateien met grote doorsneden en lateien met niet-
standaard doorsneden worden veelal traditioneel
gewapend.
R1~ 3R2
R1 =hor. ontbondende opgenomen doorde voorgespannen latei
R2 =resultante-drukkracht geleverd doorhet metselwerk
R3 =ver. ontbondende opgenomen doorde oplegging
InstortvoorzieningenMogelijkheden voor het aanbrengen van instortvoor-
zieningen en sparingen zijn afhankelijk van de door-
snede van de latei. Bij kleine doorsneden zijn de
mogelijkheden voor instortvoorzieningen gering.
In overleg met de constructeur en de fabrikant kunnen
de voorzieningen en eventuele alternatieven worden
vastgesteld.
principe werking samenwerkende latei
OpslagBij een tijdelijke opslag op de bouwplaats is een goed
aangebrachte ondersteuning van belang, waardoor
breuk kan worden voorkomen. Gebruikelijk is om de
ondersteuning op eenvijfde van de latei-lengte vanuit
de koppen aan te brengen.
99
Lateien zijn balkvormige prefab elementen voor het dra-
gen van metselwerk boven raam- en deuropeningen.
Zij zijn onder te verdelen in samenwerkende- en zelf-
dragende lateien. Samenwerkende lateien zijn slanke,
voorgespannen elementen waarbij de betonbalk en het
bovenliggende metselwerk gezamenlijk de constructie
vormen. Zelfdragende lateien kunnen de berekende
belasting direct en volledig opnemen. Het is gebruikelijk
om voor binnen- en buitenspouwbladen aparte lateien
toe te passen. Alleen in constructies waar bouwfysi-
sche aspecten geen rol spelen, gebruikt men nog wel
eens spouwmuurverbindende lateien.
LATE I E N/KA N TP LA N K E N/D O R P E LS/A F D E K B A N D E N/G E V E L B A N D E N / V O R S T R A N D E N
5PRODUCTENAFDEKBANDEN 5 7
MontageDoor uitzettingsverschillen tussen beton en {bak)steen
kunnen spanningen in het metselwerk ontstaan. Om
de uitzettingsverschillen op te vangen moeten lateien
bij de opleggingen glijdend {koud op de steen of op
glijvilt) worden aangebracht. De wijze waarop de
lateien moeten worden opgelegd, alsmede de eventu-
ele ondersteuningsafstanden zijn in verwerkings-
voorschriften aangegeven. Hierin staat ook waar
stootvoegen moeten worden opengehouden om uit-
zetting mogelijk te maken. De verwerkingsvoorschrif-
ten worden door de leverancier verstrekt.
latei-oplegging op buitenspouwblad
100
L AT E I E N I K A N T p L A N K E N I D O R p E L SG E V E L B A N D E N I V O R S T R A N D E N
PRODUCTEN55 .7
KANTPLANKEN
kantplank
AfmetingenKantplanken worden in standaard-afmetingen gepro-
duceerd, maar zijn ook op maat verkrijgbaar.
WapeningConstructieve eisen worden niet aan kantplanken
gesteld. Ze zijn daarom alleen voorzien van een
transportwapening.
InstortvoorzieningenIn kantplanken kunnen ventilatieroosters en
schroefblokjes worden opgenomen.
Opslag en montageGelet op de afmetingen en de geringe wapening in de
kantplanken is een zorgvuldige opslag vereist.
Bijzondere voorschriften zijn niet van toepassing.
101
Kantplanken worden onder raam- en deurkozijnen ter
hoogte van het maaiveld toegepast. om vochtoptrek-
king tegen te gaan. Onder deurkozijnen ontstaat een
kantelaaf die voetruimte biedt voor het betreden van
het pand.
L AT E I E N I K A N T p L A N K E N I D D R p E L S I A F D E K B A N D E N IG E V E L B A N D E N I V D R S T R A N D E N
PRODUCTEN 5
DORPELS
AfmetingenVoor gevels zijn standaarddorpels in veel verschillende
doorsneden verkrijgbaar. Dorpels in afwijkende maten
zijn zowel voor rechte als voor gebogen gevels lever-
baar. Voor ronde kozijnen kunnen spuwers, dorpels en
complete omrandingen worden geproduceerd.
WapeningDe dorpels zijn van een transportwapening voorzien.
Instortvoorzieningen
Sparingen, schroefblokjes, schroefhulzen.
Opslag en montage
Zie hoofdstuk Kantplanken.
102
LATEIEN/KANTPLANKEN/DDRPELS/AFDEKBANDEN/5.7G E V E L B A N D E N / V O R S T R A N D E N
PRODUCTEN55 .7 L A T E
AFDEKBANDEN AfmetingenAfdekbanden zijn voor diverse spouwmuurbreedten in
verschillende standaardmodellen en -afmetingen
verkrijgbaar. In maatwerk zijn zeer veeloplossingen
mogelijk.
Wapening, voorzieningen, opslag, montageZie hoofdstuk Dorpels.
afdekband (hoekoplossing)
afdekband (hoekoplossing)
103
Afdekbanden worden gebruikt als afwerking op metsel-
werk. De banden beschermen het metselwerk tegen
vochtbelasting waardoor vervuiling en beschadiging
beperkt wordt. Het wel of niet verankeren van de afdek-
banden in het metselwerk is afhankelijk van de plaats
waar ze worden toegepast. Als bijvoorbeeld een hek-
werk op of aan afdekbanden wordt gemonteerd, is een
verankering van de banden noodzakelijk. In veel andere
toepassingen kan met een elastische mortel voldoende
aanhechting worden verkregen.
E N I K A N T p l A N K E N I D O R p E l S I A F D E K B A N D E N IG E V E L B A N D E N I V O R S T R A N D E N
5PRODUCTEN
GEVELBANDEN
gevelband bevestigd d.m.v. stalen consoles
AfmetingenVorm en afmetingen van gevelbanden worden be-
paald door de opdrachtgever. Gevelbanden zijn echter
ook verkrijgbaar in standaard afmetingen.
gevelband
104
LATE I E NIKA NTP LA N K E NID D R P ELSIA FD EKBA N D E NI 5.7G E V E L B A N D E N I V D R S T R A N D E N
5 PRODUCTEN5 .7 L A T E
VORSTRANDEN AfmetingenDe vorstranden zijn in standaardafmetingen van
70 x 600 mm en 70 x 700 mm leverbaar, maar ze
kunnen ook op maat worden vervaardigd.
De maximale lengte bedraagt circa 6000 mm.
InstortvoorzieningenDe instortvoorzieningen kunnen zijn:
-hijsvoorzieningen voor de montage in de bouw;
-schroefhulzen en sparingen voor hoekverbindingen
of doorkoppelingen;
-sparingen voor grondkabels, hemelwaterafvoer en
dergelijke.
vorstrand
105
E N / K A N T p L A N K E N / D O R p E L S / A F D E K B A N D E N /G E V E L B A N D E N / V O R S T R A N D E N
5PRODUCTEN
TRAPPEN EN BORDESSEN 5.8
TRAPPEN EN BORDESSEN INSTORTVOORZIENINGEN
Trappen zijn voor wat toepassing betreft te
onderscheiden in:
Voor de bevestiging van hekwerken gebruikt men
gewoonlijk schroefhulzen of ankerbussen. Deze worden
in de zijkant van de trap aangebracht. Voor wat de bor-
dessen betreft komen deze bevestigingsvoorzieningen
in de zijkant of in de bovenkant; de huls moet op een
afstand van minimaal vijf maal de diameter uit de
zijkant zijn verwijderd.Wanneer de maatgegevens voor de balusters niet
beschikbaar zijn, kunnen de voorzieningen eventueel
in het werk worden geboord.
Het hijsen van de trappen gebeurt meestal met behulp
van hijsankers die in de bovenzijde van de aantrede of
in de zijkant van de trap worden ingestort. Een voor-
waarde is dat voldoende ruimte voor verwijdering van
de hijsvoorziening aanwezig is.
Voor het hijsen van bordessen worden in de elemen-
ten hijsankers aangebracht.
De hijsvoorzieningen worden verdiept aangebracht,
zodat ze later met krimparme mortel kunnen worden
afgewerkt.
Toepassingsgebied A
-in een woning met een gebruiksoppervlakte van
minder dan 500 m2;
-hoofdtrap voor woningen met een gezamenlijk
gebruiksoppervlakte van ten hoogste 270 m2;
-noodtrappen en brandtrappen in woongebouwen.
PRODUCTIE
Om voldoende maatvast te kunnen werken worden de
instortvoorzieningen met behulp van bouten of breek-
pennen in de kist vastgezet. De ingestorte hulzen kun-
nen na het ontkisten een vetbescherming krijgen en
met een dop worden afgesloten.
Toepassingsgebied B
-in een woning met een gebruiksoppervlakte van
meer dan 500 m2;
-hoofdtrap in woongebouw.
De afmetingen van de trappen moeten, afhankelijk van
de toepassing, aan de eisen voldoen die in kolom A of
B van tabel II van het Bouwbesluit zijn gesteld.
InstorbfJJorzieningenDe stalen schroefhulzen en ankerbussen zijn standaard
elektrolytisch verzinkt. Bij toepassing in gebieden waar
staal kan worden aangetast en op plaatsen waar na-
controle niet mogelijk is, worden veelal hulzen van
roestvaststaal gebruikt.
De som van een aantrede en tweemaal een optrede
mag niet hoger dan 0,7 rn en niet lager dan 0,57 rn zijn.
106
Een trap in een gebouw heeft als functie het overbruggen
van hoogteverschillen. De voordelen van betonnen trappen
zijn: de geringe geluidsoverdracht, de uitstekende brand-
werendheid en het geringe onderhoud.
Ook hebben prefab trappen in het werk geen verdere
afwerking nodig.De volgende typen trappen zijn te onderscheiden:
-trappen met en zonder bomen;
-spiltrappen;-trappen die uit stapelbare elementen zijn
opgebouwd;
-andersoortige trappen.
PRODUCTEN
EN BORDESSEN
55.8 TRAPPEN
AFWERKING DETAILLERING
De trappen en bordessen komen gewoonlijk glad uit
de mal. De afwerking van de onderzijde kan met een
rol of een spaan gebeuren. Het is mogelijk het opper-
vlak van de trappen en bordessen in een gestraalde of
gewassen structuur uit te voeren. Eventueel kan op het
loopvlak van een wafelstructuur worden voorzien. Dit
gebeurt door een structuurmat in de mal op te nemen.
Kleur
In plaats van grijze cement kan ook witte cement wor-
den gebruikt. Aan het mengsel kan ook een kleurstof
wordentoegevoegd.
Trappen met en zonder trapbomen
In ogenschouw dient te worden genomen dat:
-de minimale breedte van een trapboom 60 mm is;
-de binnenzijde van de trapboom in verband met het
ontkisten van de trap voldoende lossend moet zijn;
-in de bovenkant van de trapboom geen hulzen voor
het hekwerk mogen worden geplaatst;
-bij trappen zonder bomen de schildikte afhankelijk is
van de overspanning van de trap;
-de oplegneuzen van de trappen volledig door
oplegvilt moeten zijn ondersteund;
-de trappen een hijsvoorziening moeten hebben, die
door de Arbeidsinspectie is goedgekeurd;
-de aansluiting van de onderzijde van de trap aan het
bordes afhankelijk is van de afmetingen van de trap.
Als de trap en het bordes in één lijn moet liggen, zal
de dikte van het bordes hieraan moeten worden
aangepast.
ExplosieverankeringWanneer explosieverankering wordt geëist, kunnen in
de oplegneuzen voor de verankering twee sparingen
of ribbuizen met een diameter van 30 of 40 mm wor-
den opgenomen. In de bordessen worden ter plaatse
van deze sparingen in de opleggingen schroefhulzen
M12 opgenomen. Voor de verankering gebruikt men
bouten of draadeinden. De sparingen worden met
krimparme mortel afgewerkt.r=40
grondvloer2 gaines ,
200 mm vanaf zijkant trap "" .xA
~
aansluiting begane grond~
~
explosieverankering
Rechte steektrap
107
PRODUCTEN
TRAPPEN EN BORDESSEN
55 .8
1-88-
PRODUCTEN
EN BORDESSEN
55 8 TRAPPEN
Detaillering bordessen
Van belang is dat:
-de opleggingen van bordessen volledig voorzien zijn
van oplegvilt;-de randhoogte van het bordes wordt aangepast aan
de randhoogte van de trap;-de minimale stelruimte bij de oplegging van een
bordes op hoekstaal en bij de oplegging van een trap
op een bordes 10 mm bedraagt;
-een bordes aan een trap kan worden gestort; de trap-
pen kunnen zijn voorzien van een aangestort boven-
bordes, een aangestort onderbordes of een boven-
en een onderbordes.
hoekstaaloplegging
metselwerk oplegging
109
PRODUCTEN
TRAPPEN EN BORDESSEN
55 .8
SpiltrappenEen spiltrap is opgebouwd uit losse elementen die in
het werk worden gemonteerd. In de holle kern van
de spil wordt na het stellen een korfwapening aan-
gebracht. Nadat de spil aan de verdiepingsvloer is
verankerd, wordt de kern met betonmortel volge-
stort. De verankering van de trap aan het gebouw
kan ook gebeuren door middel van een verdiepings-
bordes met een aangestorte ring. In een dergelijk
bordes zijn sparingen voor de verankering op het
hoekstaal of oplegneus opgenomen.
wenteltrapmet aangestort bordes
KwarttrapEen kwarttrap kan met een onder- of bovenkwart wor-
den uitgevoerd. De verankering van een kwarttrap ge-
beurt door ankers aan de vloer vast te bouten. Als de
buitenhoek van de kwarttrap wordt ondersteund, kan
de kwarttrap met oplegneuzen, zoals bij steektrappen,
worden uitgevoerd.
Spiltrap
kwarttrap met onderkwart
WenteltrapEen wenteltrap is een ronde trap zonder spil, ook wel
Engelse trap genoemd. Het model is als een rechte
steektrap, maar dan met een verdraaiing.
Bij een kleine verdraaiing kan de trap worden voorzien
van oplegneuzen, zoals bij steektrappen.
Bezit de trap een grote verdraaiing dan moet de trap
door middel van stekken of ankers aan de vloeren
worden gekoppeld.
110
PRODUCTEN
EN BORDESSEN
55 8 TRAPPEN
StapeltredenStapeltreden zijn losse elementen die stapelbaar zijn.
De treden kunnen in blokvorm of met een schuine
onderk~nt worden uitgevoerd. De oplegging kan zijn:
metselwerk, stalen liggers of een betonnen helling-
baan.
FietstrapEen fietstrap wordt meestal gebruikt als toegangstrap
naar een kelder. Aan weerszijden van de treden zit een
betonnen baan, eventueel voorzien van een goot. Deze
trappen hebben als kenmerk een kleine optrede en een
grote aantrede.
Fietstrap Trap uit stapeltreden
111
PRODUCTEN
B ER G I NGSVLO EREN/BERG I N G S OAKE N5
5 .9
BERGINGSVLOEREN ToepassingenPrefab bergingsvloeren worden gebruikt in vrijstaande
bergingen en in bergingen die aan woningen zijn ge-
koppeld. Beide typen bergingen kunnen op geheide
funderingspalen of op poeren staan. Voor de vrijstaan-
de bergingen gelden de details a, b en d en voor de
aan de woning gekoppelde bergingen is de aansluiting
op de fundering in detail c weergegeven. De vloeren
van bergingen die aansluiten op een woning kunnen
met één kopzijde op de funderingsbalk van de woning
worden opgelegd.
De prefab betonvloer voor een berging met een houtenopbouwen een houten dakconstructie heeft een funde-ringsbalk met vorstrand zonder steensponning (detail a).
a -vorstrand houten opbouw
Een prefab betonvloer voor een berging met een gemet-selde opbouwen met een prefab betonnen dakvloer heefteen fundering met vorstrand en steensponning (detail b). b -vorstrand met steensponning
t.b.v. gemetselde opbouw
111
Geprefabriceerde betonnen bergingsvloeren zijn in twee
hoofdgroepen onder te verdelen: bergingsvloeren voor een
houten opbouwen een houten dakconstructie, en bergings-
vloeren vqor een gemetselde opbouw met een prefab
betonnen dakvloer.
5 PRODUCTEN
N G SVLO EREN/B ERG N GSDAKENB E R G
PRODUCTIE
Bergingsvloeren worden in verstelbare stalen mallen
vervaardigd. Om gewicht te besparen kunnen even-
tueel de vorstranden in Iytag met een soortelijke
massa van 2000 kg/m3 worden uitgevoerd.
Voor de vloer gebruikt men in verband met de afwer-
king een gangbare betonsoort (B45). De bovenkant
van de vloer wordt met een stalen spaan afgewerkt.
InstortvoorzieningenVoor het ontkisten en het monteren in het werk wor-
den de platen met hijsvoorzieningen uitgerust. Verder
worden aangietopeningen aangebracht voor de
verbinding met de heipalen of met de poeren.
Eventueel kan in de vloer een doorvoer voor de
hemelwaterafvoer worden opgenomen.
.200 .
c -kopoplegging op
fundering woning
AfmetingenPrefab bergingsvloeren worden in ee'n traploos ver-
stelbare mal geproduceerd, waardoor diversiteit aan
afmetingen mogelijk is. De kleinste afmeting bedraagt
2200 x 2600 mm en de grootste 3200 x 8500 mm.
CONSTRUCTIEVE ASPECTEN
Bergingen worden gewoonlijk op drie punten opge-
legd. Daarom is het belangrijk dat de constructie van
de berging in evenwicht is, zodat het gewicht van de
opbouw zo veel mogelijk gelijkmatig over de vloer-
plaat wordt verspreid. Dit voorkomt wringing in de
ribben. Evenwicht in de constructie betekent dat muur-
openingen voor een raam en een deur tegenover
elkaar moeten worden gesitueerd. Een raam- en een
deuropening in een lange zijde is dus niet gewenst.
d -oplegging op poeren
Bij een bergingsvloer die langer dan 7 rn is, wordt de
vloer op vier punten opgelegd; onder elke langsrib
komen twee palen. De wringing in de ribben zou
anders te groot worden.
UITVOERING
Voordat de bergingsvloeren kunnen worden gemon-
teerd, moeten een aantal voorbereidende werkzaam
heden worden verrit:ht. Zie hiervoor het hoofdstuk
Funderingsbalken.
De bergingsvloer kan rechtstreeks vanaf de vrachtauto
in het werk worden aangebracht.
113
I
PRODUCTENBERGINGSVLOEREN/BERG
5NGSDAKEN 5 .9
BERGINGSDAKEN
afschat
ToepassingenDe bergingsdaken worden gebruikt voor vrijstaande
bergingen, bergingen die aan een woningen zijn ge-
koppeld en voor garages. L
AfmetingenDe afmetingen van bergingsdaken variëren tot
maximaal 3400 x 8700 mm. I~HWA II
bergingsdakplaat
PRODUCTIE
Bergingsdaken worden in stalen of houten mallen
vervaardigd. De onderzijde van het bergingsdak is de
stortzijde. Deze wordt met een stalen spaan of met een
rol afgewerkt.
Voor het ontkisten en monteren wordt het dak voor-
zien van hijsvoorzieningen. Het prefab dak krijgt
tevens een sparing voor de hemelwaterafvoer.
UITVOERING EN MONTAGE
De bergingsdaken worden plaatselijk op stukken staal-
vilt gelegd. Door tussen het vilt de voeg open te
houden, is ventilatie mogelijk (zie detail a).
a -oplegging bergingsdak
Het aanbrengen van de daken gebeurt meestal recht-
streeks van de vrachtauto. De fabrikant stelt voor het
hijswerk eventueel materiaal ter beschikking.
114
5 PRODUCTENFUNDERINGSBALKEN5 .1 O
FUNDERINGSBALKEN
a -hoekoplossing
Montageb -verlenging t.p.v. knooppunt
~." " " " 'j
d
~~ " Ge " 11
~~ ,,11
a
" = ONDERSTEUNING DOOR PAAL OF POER c -balkoplegging t.p.v. doorgaande langsbalk
legplan funderingsbalken
115
PRODUCTENFUNDERINGSBALKEN
55
Verder worden bij de aansluitingen sparingen ten be-
hoeve van gietopeningen aangebracht. Voor de onder-
linge verbinding van de balken worden de uiteinden
van inkassingen voorzien.
UITVOERING EN MONTAGE
d -oplegging gevelbalk
PRODUCTIE
De fabricage van de balken gebeurt in stalen mallen.
De bovenzijde van de balk is gewoonlijk de stortzijde,
maar eventueel kan men ook de zijkant als stortzijde
kiezen. De afwerking van het beton (845) gebeurt aan
de stortzijde met een spaan.
De funderingspalen worden tot ongeveer 4 cm onder
de onderkant van de toekomstige fundering geheid.
Het uitgraven van de bouwput gebeurt tot circa 4 cm
onder de paalkoppen. In de paalkop wordt daarna een
diep gat geboord. In het gat wordt een stekeind gelijmd,
Het aangieten tot onderkant funderingsbalk gebeurt
met behulp van een kartonnen manchet. Hier gebruikt
men gewoonlijk een krimparme gietmortel voor.
Krimparme gietmortel wordt ook voor het uitvullen
gebruikt. Een uitvlaklaag van 5 mm dikte op de opleg-
ging is voldoende, zodat een spanningsloze aanslui-
ting tussen balk en paal wordt verkregen. Om te voor-
komen dat de gietmortel wegvloeit, brengt men rond-
om elke paalkop compriband aan.
De balken worden vervolgens gemonteerd, waarna de
montage-openingen met een krimparme gietmortel
(845) wordt aangegoten (zie onderstaand detail).InstortvoorzieningenBij de fabricage van de funderingsbalken wordt reke-
ning gehouden met hijsvoorzieningen voor ontkisten
en monteren in het werk. De balken krijgen stekankers
voor de onderlinge verbindingen.
I ~~~~:::~~e~~i kr
~~~~impar~e ~tmorte
e -uitvoeringsprincipe prefab fundering
116
PRODUCTEN
5.11 KELDERS
5
KELDERS De maximale maatvoering {breedte en hoogte) en het
maximale gewicht zijn hiervan afhankelijk.
De afmetingen variëren van 2 x 2 m vloerplaat via
diverse stappen tot 6 x 2,5 m. De hoogte van een
huiskelder bedraagt 200 of 230 cm.
Kelders kunnen voor wat betreft de constructie
worden onderverdeeld in twee hoofdtypen:
-kelders met wanden, vloeren en dekken van 12 cm
dikte; de wanden zijn met een enkel net gewapend
waardoor de toelaatbare belasting beperkt is;
-kelders met wanden van 16 cm dikte en vloeren en
dekken van 20 cm dikte; door de wanden dubbel te
wapenen kan veel belasting via de kelders worden
afgedragen.
LEVERING
Prefab kelders worden meestal inclusief transport en
plaatsing aangeboden. Daarbij is uiteraard van belang
de bereikbaarheid van de bouwlocatie en de plek waar
de kelder in het werk moet worden geplaatst.
CONSTRUCTIE
WapeningPrefab kelders worden met betrekking tot constructieve
kwaliteiten volgens de standaardspecificaties van de
fabrikant geleverd. De maximale belasting die een
standaardkelder kan opnemen, kan worden verhoogd
door de wapening aan te passen. Dit gebeurt in over-
leg met fabrikant en constructeur. Als kelders door
bijvoorbeeld voertuigen zeer zwaar worden belast,
zijn kelderwanden met een dikte van 16 cm leverbaar,
waarvan de wapening eventueel is aangepast
{dubbele netten).
Kelder als bergruimteBouwbesluit
De kelder wordt in het Bouwbesluit in het algemeen
als bergruimte aangeduid. Alleen een kelder met een
inwendige hoogte van 230 cm of meer kan als woon-
ruimte in aanmerking komen. Er moet ook aan andere
eisen worden voldaan, zoals bijvoorbeeld aan de eisen
ten aanzien van lichttoetreding. Meestal zalook voor
een kelder met een hoge inwendige maat in de geest
van het Bouwbesluit worden gehandeld.
InstortvoorzieningenIn de wanden, vloeren en dekken van prefab kelders
kunnen materialen worden ingestort. Voorwaarde is
wel dat de materialen niet dikker zijn dan de wanddikte
(12 of 16 cm). Het materiaal van het object dat wordt
ingestort, maakt niet uit; een voorwaarde is wel dat
het vormvast is.
AFMETINGEN SparingenSparingen kunnen veelal naar eigen inzicht worden
bepaald. De meest voorkomende sparingen zijn de
sparing voor de toegang (trapgat) en sparingen voor
kabel- en leidingdoorvoeringen en ventilatievoor-
zieningen. Sparingen die onder het grondwaterpeil
komen, moeten waterdicht worden afgesloten.
Prefab betonnen kelders zijn in verschillende afmetin-
gen verkrijgbaar. Doordat de (stalen) mallen voor de
productie van de kelders maar op een betrekkelijk ge-
ring aantal maten instelbaar zijn, is het aantal kelders
met verschillende afmetingen niet uitzonderlijk groot.
De maten van prefab kelders zijn ook beperkt, omdat
de kelders in hun geheel geladen, getransporteerd en
in het werk gehesen moeten kunnen worden.
117
De kelder is gedurende vele eeuwen de enige mogelijk-
heid geweest om goederen in enigszins constante en
koele omstandigheden op te slaan. Met de komst van
de koelkast en de diepvriezer, gelijktijdig met de facilitei-
ten van winkels (dagelijks inkopen) is de toegevoegde
waarde van de kelder als opslagruimte minder gewor-
den. Vanuit de gedachte dat een kelder een ruimte is die
voor vele doeleinden benut kan worden, bijvoorbeeld
voor hobby-, speel-, opslag- en voorraadruimte, is de
laatste jaren een toenemende behoefte ontstaan aan
kelders onder nieuw te bouwen woningen. Door de in-
voering van prefab kelders is het realiseren van een kel-
derruimte onder een nieuwbouwwoning betrekkelijk
eenvoudig geworden.~-
PRODUCTEN
KELDERS 5.11
5
OPSLAG EN MONTAGE
De prefab kelders zijn voorzien van hijsvoorzieningen.
Na plaatsing kunnen deze worden verwijderd door ze
af te slijpen of af te zagen. Het hijsen moet gebeuren
met kettingen van voldoende lengte (minimaal 6
meter). De kans bestaat anders dat de hoek waaronder
de hijsvoorzieningen en daarmee de wanden worden
belast, te klein wordt. doorsnede
Montage kelder opgehangen aanstekken onder de fundatiebalkTussenopslag
Wanneer een kelder als gevolg van onvoorziene om-
standigheden, zoals bijvoorbeeld hoge grondwater-
stand, niet direct gemonteerd kan worden, is tussen-
opslag noodzakelijk. Ook tijdens de tussenopslag zal
ervoor gezorgd moeten worden dat de kelder gelijk-
matig over de gehele vloer wordt belast. Een goede
oplossing is een tijdelijke ondersteuning onder uitslui-
tend de kopwanden. Voorkomen moet worden dat op
de vloer van de kelder puntlasten worden uitgeoefend.
doorsnede
kelder opgehangen aan
stekkenbak tegen de fundatiebalk
MontageMeestal worden de kelders aan de fundering veran-
kerd. Het is echter ook mogelijk de kelder los van de
fundering te plaatsen. Belangrijk is dan dat een deel
van het gewicht van de bovenbouw op de kelder af-
steunt. Er is dan wel het risico van ongelijke zetting.
De zetting van de kelder kan namelijk afwijken van de
zetting van de fundering onder de woning. De belas-
ting op de kelder en de mogelijke optredende zetting
moeten daarom goed worden berekend. Het koppelen
van de kelder aan de fundering kan op drie manieren
gebeuren:-de kelder wordt door nokken op de funderingsbalken
gelegd;-de kelder wordt tussen de funderingsbalken geplaatst
en door uitstekende wapening aangestort;
-de kelder (met stekwapening aan de bovenkant van
de wanden} wordt tussen de heipalen geplaatst,
waarna boven de kelderwanden de funderingsbalken
worden gestort.
Het is altijd van belang de kelder op een egale onder-
grond te stellen, bij voorkeur in een speciebed met een
dikte van 5 cm (zie bijgaande details}.
118
5 PRODUC.TEN
5.11 KELDERS
~
doorsnede
~ ++
+ +
" + +
ondergrond egaalevt. speciebed dik 50 mm.
kelder met oplegnokkenopgelegd op de fundatiebalk
kelder gefundeerd op staal
~
IXXXXXXX>i
Ventilatie
Om een kelder goed te gebruiken, is voldoende afvoer
van vochtige lucht belangrijk. Een goede oplossing is
om de kelder te ventileren met buitenlucht.
Deze ventilatie kan tot stand komen door gebruik te
maken van natuurlijke luchtstromen. Als dat niet
voldoende is, kan een geforceerde ventilatie in de
kelder worden aangebracht.
Mochten er toch nog condensatieproblemen blijven
bestaan, dan kunnen deze worden opgelost door een
luchtdroger te plaatsen. In de meeste gevallen zal dit
niet nodig zijn.~'\:+:+:+:+:+:+:+:+:+:++ + + + + + + + +
++++++++++++++++++++
+++++++++++++++++++
+aestabiliseerd+i/+++++++
+++++++++++++++++
+++++++++++++++
+++++++++++++++
+++++++++++++
+++++++++++
++++++ + + +
+ + + ++ + +
+ + +
ondergrond egaal ::.:""evt. speciebed dik 50 mm.
kelder gefundeerd op staal
119
TOLERANTIES6
AlGEMEEN
Bij toepassing van prefab bouwproducten wordt voor
wat betreft de maatvoering onderscheid gemaakt
tussen de volgende deelprocessen:
Dit kan gebeuren door:
-het werken met meetinstrumenten waarvan de
schalen en de nauwkeurigheden niet verschillen;
de keuze van het meetgereedschap en de meet-
methode verdienen dus de nodige aandacht;
-het goed instrueren van de mensen die de metingen
uitvoeren kan problemen voorkomen (zi~ hiervoor
NEN 3682 Maatcontrole in de bouw, algemene
regels en aanwijzingen);
-het werken met goed gereedschap en werktuigen die
afgestemd zijn op de plaatsing en montage van zware
betonelementen of andere onderdelen in het werk;
-betere werk- en meetmethoden voor bepaalde
'maatgevoelige' bewerkingen;-het bepalen van de juiste volgorde van 'maat-
gevoelige' bewerkingen tijdens het assembleren;
-het samen met de architect vaststellen van details
waarin rekening is gehouden met zowel fabricage-,
uitzet-, als steltoleranties;-goed voorbereid te zijn op eventuele- moeilijke en
wisselende weersomstandigheden op de bouwplaats;
-het afstemmen van het type van de bekisting op de
vereiste nauwkeurigheid;
-ervoor te zorgen dat bij (tussen)opslag op de bouw-
plaats geen beschadigingen of vervormingen van de
elementen kunnen optreden.
-het uitzetten van meetpunten en meetlijnen op de
bouwplaats;
-de fabricage van bouwproducten;
-het stellen op de bouwplaats (montage en/of
assemblage).
Minder kosten door beheersing van maatafwijkingen Ervaring heeft geleerd dat onvoorziene maatafwijkin-
gen vaak leiden tot (veel) extra werk (reparaties), waar-
mee uiteraard kosten zijn gemoeid. Het is van belang
dat binnen elk van de genoemde processen gestreefd
wordt naar een optimale maatbeheersing binnen de
technische en economische mogelijkheden.
I
-
zz
x~y
y
x
J-t===CB7 1'17 i
, TMaten afhankelijk van toleranties
121
Opdrachtgevers, aannemers, architecten en construc-
teurs moeten duidelijke afspraken maken over afmetin-
gen en maattoleranties van het eindproduct (woning) en
de deelproducten. In de norm NEN 2886 worden maxi-
maal toelaatbare maatafwijkingen voor gebouwen
geformuleerd. De norm geeft onder andere de maxi-
maal toelaatbare maatafwijkingen voor ruimtematen.
Hieronder wordt verstaan: de afstanden tussen wanden,
de vrije hoogten tussen vloeren en de diepte van de
woning. Aan de samenstellende onderdelen worden
afgeleide maattoleranties gesteld, alsmede aan de
montage.
Door voldoende rekening te houden met de diverse
deelprocessen kunnen veel extra kosten worden
vermeden.
TOLERANTIES 6
DRIE DISCIPLINES
In het werk moet dus rekening worden gehouden met
maatafwijkingen die kunnen ontstaan bij: het uitzetten,
het fabriceren van de (beton)producten en bij het
monteren. De afwijkingen in de maatvoering is de
resultante van de drie genoemde disciplines. Voor een
samenhang van toleranties en maximaal toelaatbare
maatafwijkingen zie onderstaande figuur.
maximaal
toelaatbare maat-
afwijkingenvoor:
tolerantie voor
Te=VT~ +1;2 12S
1- 1-maximaaltoelaatbare maat-
afwijkingenvoor:
A= y,y T~l + T~2 +8
NEN 2886 MaximaalloeiaalbaremaalafwijkIngen voor gebouwen
A in mm
I in m.
2T'
~
122
6 TOLERANTIES
Verhoging van de nauwkeurigheid bij het bouwen is al
leen mogelijk indien bij alle drie disciplines "uitzetten,
fabriceren en stellen" gestreefd wordt naar een (gelij-
ke) vermindering van de optredende maatafwijkingen.
gen zouden moeten worden genomen, dienen dan ook
te zijn gericht op het alsnog verkrijgen van aansluit-
constructies die aan de gestelde eisen voldoen".
Voor elk van de genoemde disciplines zijn
NEN-normen ontwikkeld:
Zoals reeds eerder vermeld geven de NEN-normen
tolerantiegrenzen die algemeen geldend zijn en
realiseerbaar bij goed vakmanschap.
Fabrikanten kunnen individueel of collectief kleinere
tolerantiegrenzen opgeven dan in bedoelde norm.
Voorbeelden van dit laatste zijn bijvoorbeeld te vinden
in de Belton-publikaties 'Verbindingen in prefab' en
'Gevels in prefab'. Voor diverse producten zijn in
Bijlage II de tolerantie-grenzen aangegeven.
NEN 2887 : voor het 'uitzetten' op de bouwplaats;
NEN 2888: voor het 'stellen' op de bouwplaats;
NEN 2889 : voor het 'fabriceren' van betonelementen.
In deze normen zijn de maximaal toelaatbare maat-
afwijkingen genoemd, die bij 'goed vakmanschap'
kunnen ontstaan.
Er kunnen zich situaties voordoen waarin een zeer
hoge mate van nauwkeurigheid is gewenst of nood-
zakelijk is. Deze nauwkeurigheid kan alleen worden
bereikt als in de drie genoemde disciplines
maatafwijkingen tot het minimum beperkt blijven.
Blijkt bijvoorbeeld dat in één van de disciplines grote
maatafwijkingen voorkomen, dan zullen deze de maat-
nauwkeurigheid in de twee andere disciplines teniet
doen. Het elementair verkleinen van (proces-)toleran-
ties gaat doorgaans gepaard met aanzienlijke kosten-
verhogingen. Een zorgvuldige afweging van de kosten
en de baten is hierbij op zijn plaats.
TOLERANTIETABEL
Waarom statistische (98 procent)-grenzen ?
De 98 procent-grenzen zijn nodig om met maatafwij-
kingen te kunnen rekenen. Als namelijk producten op
een aselecte wijze bijeengebracht worden, is het van
belang te weten hoe groot de optredende maatafwij-
kingen in de 'samengestelde' constructie zullen zijn
(voegen tussen gevelelementen, werkelijke opleglengte
in het werk etc.).
De totale maatafwijking wordt niet verkregen door de
maximale maatafwijkingen van producten en hande-
lingen eenvoudigweg bij elkaar op te tellen. Het kan
alleen maar worden verkregen door het op statistische
wijze optellen van toevallig verdeelde maatafwijkin-
gen. Hiervoor is het noodzakelijk dat de maximale
toelaatbare maatafwijkingen (terug)herleid worden tot
standaardafwijkingen van de onderliggende 'normale
verdelingen'. De voorwaarden hiervoor zijn dat:
-de verdelingen van de maatafwijkingen
'normaal verdeeld' zijn;
-het bijeenbrengen van producten/handelingen op
toevallige wijze gebeurt;-de maatafwijkingen van de drie disciplines
onafhankelijk van elkaar zijn.
Veel waarnemingsuitkomsten uit de natuur, maar ook
uit tal van industriële processen, vertonen bij statis-
tische verwerking het beeld van een zogenaamde
'normale verdeling', ook wel Gauss-kromme
genoemd. Uit vele praktijkmetingen blijkt dat ook in
het bouwproces en bij het produceren van betonele-
menten, de maatafwijkingen een dergelijke 'normale
verdeling' laten zien. De tolerantietabellen, zoals weer-
gegeven in de NEN-normen, zijn hierop gebaseerd
(zie tabel op pagina 124).
Als voldaan wordt aan deze voorwaarden kunnen de
standaardafwijkingen kwadratisch worden opgeteld
tot één 'totale' variant. Hieruit kan dan de 'totale'
standaardafwijking worden berekend. Aan de hand
hiervan kan de te verwachten optredende voegbreedte,
opleglengte etc. worden vastgesteld. In Bijlage III van
dit boek treft men hiervan een rekenvoorbeeld aan.
De maximale toelaatbare maatafwijkingen (+ en -) in
deze tabellen zijn gebaseerd op de 98 procent-grenzen
van de normale verdeling.
In de dagelijkse praktijk worden de tabelwaarden
gehanteerd als 100 procent waarden, dus als
afkeurgrenzen. Overschrijding van de tolerantiegren-
zen betekent in eerste instantie voorlopige afkeuring
van het betreffende bouwproduct. Partijen zijn echter
in principe wel verplicht om naar maatregelen te zoe-
ken die erop gericht zijn om alsnog voor dat geval een
aanvaardbare oplossing te vinden. In NEN 2889 staat
hierover in de inleiding:
"De maatregelen die met het oog op eventuele over-
schrijding van de maximaal toelaatbare maatafwijkin-
123
TOLERANTIES 6
Maximaal toelaatbare maatafwijkingen uit NEN 2889
Maatcontrole
Bij het verifiëren van de bereikte maatnauwkeurigheid
dient NEN 3682 te worden toegepast.
Opmerking:In NEN 3682 zijn de algemene regels voor de maatcon
trole opgenomen, alsmede informatieve
bijlagen met aanwijzingen voor:
-de plaats van meetpunten;
-de registratie van controlemetingen;
-de controle van meetgerei;
-meetmethoden;
-aanduidingen van afmetingen.
1) Zie illustraties in de bijlage C bij NEN 3682.
2) Bijvoorbeeld een opening c.q. sparing is eenling.
Maatafwijkingen bij een voorzieningengroep zijn
maatafwijkingen in de onderlinge posities van een-
lingen binnen een groep.
3) Voor de lengte van balken als onderdelen van sys-
teemvloeren gelden dezelfde maximaal toelaatbare
maatafwijkingen als bij vloerplaten zijn vermeld.
4) Bedoeld worden alle diagonalen.
5) Buiging ten opzichte van berekende doorbuiging of
opbuiging.6) NVS: niet voorgespannen.
7) VS: voorgespannen.
8) Vloerplaten TT: dubbel T vloerplaten.
124
grootte 11 vorm 1) voorzieningen 2)
'lengte3) i breedte dikte hoogte Idiagonaal4) ! kromte I buiging5) Ischeluwte haaksheid
Droduct kop- opleg- eenling
eind vlak
mm mm mm
groep
mm/m I mm/mmm mm mm mm I mm mm mm
kolommen 7 7 11 1,4 5 10 6 11 5
balken:
~10 rn NVS6)
~10 rn VS7!
>10 rn VS7!
11
17
21
7
7
8
11
11
11
8
10
14
1,4
2,0
2,0
1,4
2,8
2,0
10
14
16
6
6
8
11
14
14
5
5
5
spantvormige
elementen
11 7 7 11 2,0 10 101,4 6 11 5
vloerplaten NVS6)
vloerplaten VS7)
vloerplaten ~)
28
28
21
12
12
1
12
12
1
28
28
21
2,0
1,0
2,0
1,6
2,0
2,8
8
8
10
20
20
20
50
50
286 57
wanden 11 7 8 11 1,4 8 10 11 5
gevelelementen -
binnenspouwbladen
7 5 7 9 2,0 8 10 11 5
14 11 11 2,0 8 10trapelementen 11 5
7 7 5 9 1,4 2,0 8 10 11 5balkonelementen
MONTAGE7
ALGEMEEN bepaalde maatregelen worden verhoogd.
Zo valt onder andere te denken aan het ontwerpen
van eenvoudige verbindingen en aan het zoveel
mogelijk beperken van het aantal verbindingen.
De kraan- en mancapaciteit die voor het monteren
wordt gebruikt, moet uiteraard zodanig zijn gekozen dat
de montage binnen de geplande tijd kan plaatsvinden.
Het is van belang om al in een vroeg stadium hierover
met de hoofdaannemer overleg te voeren. Voor een
vlotte voortgang van de montage moeten de werk-
zaamheden niet door andere activiteiten op de bouw-
plaats worden gestremd. Door alle werkzaamheden
die verband houden met de montage, in een gedetail-
leerde tijdsplanning vast te leggen en in de uitvoe-
ringsplanning van het bouwwerk te integreren, kan
hierover zekerheid worden verkregen. De volgorde die
tijdens de montage wordt aangehouden, is een
belangrijk onderdeel van de logistieke planning.
De stabiliteit van het bouwwerk of de stabiliteit van
onderdelen van het gebouw spelen tijdens de
uitvoering hierbij ook een belangrijke rol.
De betrokkenheid van vele partijen, waaronder de aan-
nemer, de directie op het werk, de constructeur, de
fabrikant(en), het montagebedrijf, het transportbedrijf
en het bouwtoezicht, maakt de montage extra gecom-
pliceerd. Een goed samenspel tussen de betrokken
partijen is een absolute voorwaarde voor een vlot ver-
loop van de montage en vakkundige uitvoering.
Alleen wanneer alle partijen de gemaakte afsprakenvolgens planning nakomen, kan een realisatie in
prefab beton op een economisch verantwoorde wijze
worden uitgevoerd. Aan de organisatie van de
logistiek moet daarom bij prefab beton zeer veel
aandachtworden besteed.
KranenVoor montage van prefab betonelementen komen de
volgende kranen in aanmerking:
-mobiele hijskranen (op rupsen of wielen);
-torenkranen met loopkat (stationair opgesteld of
verrijdbaar op rails).
Prefab elementen kunnen op de bouwplaats tijdelijkworden opgeslagen of direct vanaf de vrachtwagen in
het werk worden gemonteerd. Deze laatste vorm van
montage berust op het 'just-in-time' principe, waarbij
de aanvoer van de elementen op afroep plaatsvindt.
Mobiele kraan
MontagesnelheidDe snelheid van het monteren op het werk wordt gro-
tendeels bepaald door de aanwezige kraancapaciteit.
Daarbij speelt niet alleen het aantal kranen een rol,
maar ook de hijsduur is van belang. Bij hoge gebou-
wen kan het op hun plaats hijsen van de elementen
veel tijd in beslag nemen. Maar slechte weersomstan-
digheden kunnen de montage-snelheid eveneens
negatief beinvloeden. De wind kan voor het hijsen te
krachtig zijn; meestal wordt bij windkracht 6 al niet
meer gehesen, waardoor de montage stil komt te lig-
gen. Ook bij vorst wordt vaak niet meer gemonteerd,
omdat bij dergelijke lage temperaturen geen hoog-waardige mortelverbindingen meer mogelijk zijn.
Bij droge montage, dat wil zeggen montage zonder
mortelverbindingen, kan het monteren van de beton-
elementen ook bij vorst door blijven gaan.
De snelheid van het monteren kan door het treffen van
125-
Het monteren van prefab betonelementen in het werk
omvat het aanbrengen en fixeren van elementen met
het doel een stabiele en duurzame constructie tot stand
te brengen. Het maken van een plan voor de montage
en de aanvoer van de elementen is vooral bij omvangrij-
ke bouwwerken een ingewikkelde aangelegenheid.
Dit komt omdat met een groot aantal factoren
rekening moet worden gehouden, zoals:
-rijtijden van de vrachtwagens;
-het aantal in te zetten vrachtwagens;
-de stabiliteit tijdens de montage;
-de kraancapaciteit en de kraaninzet;
-de positie van de kranen op de bouwplaats.
MONTAGE 7
De keuze van het kraantype is van de volgende facto-
ren afhankelijk:
-de afmetingen van het bouwwerk, zowel horizontaal
als verticaal;
-de ruimte op de bouwplaats;
-het gewicht van de prefab elementen.
Bij grote bouwwerken, vooral bij hoogbouw, gebruiktmen meestal torenkranen. Bij kleinere projecten en bij
bouwwerken tot 4 á 5 bouwlagen kunnen mobiele
kranen worden aangewend. Uiteraard is ook een com-
binatie van mobiele kranen en torenkranen mogelijk.
Kranen worden veelal aan de buitenzijde van een
bouwwerk geplaatst. De montage gebeurt dan laags-
gewijs. Als er aan de buitenzijde te weinig ruimte voor
een kraan is, kan een {mobiele) kraan ook binnen een
bouwwerk worden geplaatst.
Tijdens het monteren staat de veiligheid altijd voorop.
Zowel de kraan als de hijsmiddelen moeten voldoen
aan de wettelijke veiligheidseisen; het montagebedrijf
moet dit kunnen aantonen. Verder behoort het
montage-personeel met persoonlijke veiligheidsmid-
delen, zoals valbeveiliging en helmen, te zijn uitgerust.
Rondom vloeren en sparingen moeten veiligheids-
voorzieningen worden geplaatst.
Montage-documentenBij woningen die bestaan uit verschillende prefab
componenten, bijvoorbeeld cascobouw, zal meestal defabrikant de gehele montage voorbereiden en uitvoe-
ren. Deze voorbereiding wordt in een aantal documen-
ten vastgelegd. De documenten zijn:
-legplannen: dit zijn de plattegronden met daarop
aangegeven de plaats van de diverse elementen;
-eventueel aanvullende tekeningen met doorsneden;
-verbindingsdetails: dit zijn detailtekeningen van de
onderlinge aansluitingen van de elementen;
-montagedraaiboek waarin diverse zaken zijn vastge-
legd, zoals de volgorde van de montage, de stabiliteit
tijdens de uitvoering, de kwaliteiten en de samenstel-
lingen van mortels die op de bouwplaats moeten
worden gebruikt en de plaats van de kranen;
-de aanvoerschema's van de vrachtwagens.
In het algemeen is de stelregel dat de partij die de
elementen in het werk monteert, zorgdraagt voor het
opstellen van de montage-documenten.
Dit gebeurt in overleg met de producent(en) van de
prefab betonproducten.
Torenkraan
126
MONTAGE7
Opslag op bouwplaatsAls de elementen niet meteen vanaf de vrachtwagen
in het werk kunnen worden geplaatst, is tijdelijk opslag
op de bouwplaats noodzakelijk.
De opslag van wandvormige elementen, zoals wan-
den, spouwbladen en toppen, gebeurt rechtopstaand
in jukken. Om beschadiging te voorkomen en voor
onderstopping staan ze op hout, kunststofstroken of
houtwolcementplaten. Als de fabrikant geen speciale
voorschriften voor de opslag bijlevert, kan als vuistre-
gel worden aangehouden dat het onderstoppen van
de elementen moet gebeuren op eenvijfde van de ele-
mentlengte gemeten vanuit de uiteinden. De elemen-
ten moeten zodanig in de jukken worden opgeslagen,
dat de isolatie en de kozijnen niet beschadigd kunnen
worden. Voordat de wandelementen in de jukken wor-
den geplaatst, is het daarom belangrijk dat spouw- en
isolatieankers zijn platgebogen.
Als de elementen in de jukken tegen elkaar moeten
staan, is het nodig om tussen de elementen stopmate-
riaal aan te brengen. Bij schoonwerk-elementen mag
het stopmateriaal geen aftekening aan de zichtzijde
veroorzaken. Plaatvormige elementen, zoals vloeren,
balkonplaten, galerijplaten etc., worden na het ontkis-
ten eventueel per vracht gestapeld. De volgorde van
de vracht is afhankelijk van de manier van verwerking
op de bouwplaats. Het maximum aantal elementen dat
op een vrachtauto kan worden gestapeld, hangt af van
de maximale transporthoogte en het maximale toe-
laatbare laadgewicht van de vrachtauto.
Tussenopslag kanaalplaatvloeren op de bouwplaats
Productie en montage
Volgens de ARBO-regelgeving moet zowel in het pro-
ductiebedrijf als op de bouwplaats een veiligheidsplan
aanwezig zijn, waarin het productie- en lof montage-
proces met de bijbehorende risico's zijn vastgelegd.
Ook staat in het veiligheidsplan omschreven hoe de
veiligheidsaanpak bij niet-standaardtoepassingenmoet zijn.
HijsenHijsankers die in de prefab betonelementen worden
ingestort, en de hijsmiddelen die op de fabriek en op
de bouwplaats worden gebruikt, moeten aan de voor-
schriften van de arbeidsinspectie voldoen. Dit houdt
onder andere in dat op de hijsankers en op de hijsmid-
delen de maximale toegestane belasting moet zijn ver-
meld. Bovendien moeten de hijsmiddelen gekeurd
zijn. Dit behoort in een keuringscertificaat te zijn vast-
gelegd, tenzij het productcertificaat anders aangeeft-
Het keuringscertificaat moet bij het hijsmiddel
aanwezig zijn.
Tussen de gestapelde platen moeten houten of kunst-
stof blokken of latten worden geplaatst.
Het stapelhout of de stapelblokken behoren altijd recht
boven elkaar te worden aangebracht. Hierdoor wordt
voorkomen dat.de platen onregelmatig worden belast,
waardoor scheurvorming zou kunnen ontstaan. Ook
bij gestapelde elementen mag het stopmateriaal tus-
sen de elementen geen aftekening aan de zichtzijde
veroorzaken.
De opslagplaats moet een vlakke en stevige onder-
grond hebben en bereikbaar zijn voor vrachtauto's met
een totaal gewicht van 40 ton.
Veil ig heidsvoorzien ing e n
lïjdens de bouw moeten rondom verdiepingsvloeren
veiligheidsvoorzieningen worden geplaatst, totdat de
gevelinvulling is aangebracht.
Als bij het plaatsen van de gevels, zoals prefab gevel-
elementen en/of binnenspouwbladen, niet voldoende
veiligheidsvoorzieningen kunnen worden getroffen ,
moeten andere maatregelen worden genomen, zoals
het werken met aangelijnde veiligheidsgordels.
127
8 BESCHERMING
AlGEMEEN
schema betonoppervlak bijimpregneren/hydrofoberen
Bescherming tegen graffitiOp het gebied van anti-graffiti coatin'ó1 zijn twee
systemen te onderscheiden:
-een 'zelfopofferende' coating;
-een permanente coating.
'Zelfopofferende' coatingDe 'zelfopofferende' coating verdwijnt bij het schoon-
maken van het beton tegelijk met de graffiti en andere
vervuilingen. Na elke schoonmaakbeurt is het nood-
zakelijk om een nieuwe laag aan te brengen.
Er zijn transparante en gekleurde coatings.
VervuilingHemelwater langs een betonoppervlak veroorzaakt
meestal vervuiling. Vooral op plaatsen waar hemel-
water geconcentreerd langs een gevel stroomt, valt
vervuiling waar te nemen. Door een goede detaillering
kan dit worden voorkomen. Uit de gevel stekende
delen van een prefab element moeten daarom aan de
onderzijde van een waterhol zijn voorzien. Het water
dat langs de voorrand loopt, kan dan bij het waterhol
naar beneden druipen. Wanneer dit hemelwater door
de wind tegen de gevel wordt geblazen, gebeurt dat
heel gespreid. De vervuiling die de neerslag veroor-
zaakt, is minder opvallend doordat het vuil zich
gelijkmatig op de gevel afzet.
Op plaatsen waar het water geconcentreerd weg-
stroomt en streepvormige vervuiling niet is te voor-
komen, kan door een juiste profilering het vuil worden
gecamoufleerd. Dit geldt niet alleen voor beton, maar
voor bijna alle bouwmaterialen.
Bij het bepalen van de keuze voor een zelfopofferend
systeem is het volgende van belang:
-de coating dient bestand te zijn tegen de hoge
alkaliteit van jong beton;
-de coating moet voldoende dampdoorlatend zijn,
omdat hij anders door de dampdruk van het beton
er af wordt gedrukt;
-de coating moet bestand zijn tegen U.V.-straling; de
kans is anders groot dat vergeling of verbleking
optreedt, waardoor bij een plaatselijke schoonmaak-
beurt kleurverschil zou kunnen optreden.
Terugdringing vervuiling en uittredende stoffen
Agressieve stoffen in de atmosfeer kunnen reageren
met het beton. Hierdoor kunnen uit het beton stoffen
treden die schadelijk kunnen zijn voor andere bouwma-
terialen, zoals bijvoorbeeld glas, aluminium en rubber.
Als extra bescherming hiertegen kunnen de beton-
elementen waterafstotend worden gemaakt
(hydrofoberen). Door het aanbrengen van een hydro-
fobeermiddel wordt de wand van de poriën in het
betonoppervlak waterafstotend. De poriën van het
beton blijven hierbij open, zodat toch watertransport
uit het beton naar buiten kan plaatsvinden.
Over het algemeen zijn hydrofobeermiddelen niet of
nauwelijks zichtbaar. Hydrofobeermiddelen kunnen
zijn silanen of oligomere siloxanen. De levensduur van
deze middelen bedraagt 10 á 15 jaar.
129
Beton is in het algemeen goed bestand tegen aantasting
door agressieve stoffen in de atmosfeer. Daarom kan
het onbeschermd buiten worden toegepast. Toch kan er
aanleiding zijn een beschermingsmiddel te gebruiken
om bijvoorbeeld de esthetische kwaliteit van het beton
te verhogen. Dit kan gebeuren door een beschermings-
middel aan te brengen, dat:
-vervuiling tegengaat en uittredende stoffen
terugdringt;-bescherming biedt tegen graffiti en sterke vervuiling.
BESCHERMING 8
Milieuvriendelijke beschermingsmiddelen worden
vervaardigd op basis van koolhydraten of wassen.
Andere systemen zijn op basis van acrylaten vervaar.
digd. De levensduur van verwijderbare systemen is
ongeveer 5 jaar.
schema betonoppervlak
afgedekt met een beschermlaag
Permanente coating
De permanente coatings kunnen transparant of ge-
kleurd zijn. Deze systemen worden meestal uit meer
lagen opgebouwd. Doordat dergelijke coatings niet
bestand zijn tegen de hoge alkaliteit van jong beton en
bovendien niet dampdoorlatend zijn, kunnen de
systemen meestal niet in de betonfabriek worden
aangebracht. Vaak gebeurt dat aanbrengen op de
bouwplaats nadat de elementen zijn gemonteerd.
Bij het aanbrengen gelden de volgende
aandachtspunten:-het vochtgehalte van het beton behoort overeen te
komen met de specificaties van de leverancier;
-het betondient gereinigd te zijn; alle verontreinigin-
gen zijn na het aanbrengen van de coating versterkt
zichtbaar;-om onregelmatige zuiging van het beton tijdens het
aanbrengen te voorkomen, is het meestal nood-
zakelijk van tevoren een primer te gebruiken.
In vergelijking met de 'zelfopofferende' systemen zijn
de permanente coatings relatief duur. De levensduur is
mede afhankelijk van de mate van vervuiling en het
aantal schoonmaakbeurten. De permanente coatings
gaan tussen de 5 en 10 jaar mee.
130
MILIEU9
ALGEMEEN StralingBijna alle materialen hebben een natuurlijke radio-
actieve straling die grotendeels door het edelgas
radon wordt veroorzaakt. Vaak wordt ook gesproken
over radium- of radongas. Ook bouwmaterialen geven
radongas af; daar is weinig aan te doen.
Het radongas in woningen komt zowel uit bouw-
materialen als uit de bodem. Het komt via de kruip-
ruimte en de kieren in de begane grondvloer in de
woning terecht. De hoeveelheid radongas in woningen
is afhankelijk van de gebruikte materialen en van de
bodemgesteldheid. In vergelijking met de omringende
landen is de natuurlijke straling vrij gering.
De grondstoffen die in beton zijn verwerkt, bezitten
ook een radioactieve straling. De intensiteit van de
straling is wisselend en afhankelijk van de gebruikte
materialen. Door geen of onvoldoende ventilatie kan
in een woning een verhoogde concentratie van radon-
gas ontstaan. Een goede woningventilatie helpt de
concentratie radongas te verminderen.
Winning grondstoffen
UitputtingBeton bestaat uit zand, grove toeslagmaterialen (grind,gebroken kalksteen etc.) cement en staal. Het zand en
de grove toeslagmaterialen zijn natuurlijke oppervlak-tedelfstoffen. De voorraden zand en grind zijn nog zeer
groot. De voorraad van mergel, grondstof voor de
bereiding van cement, is in Nederland beperkter
(St. Pietersberg en Margraten). Grind, kalksteen en
cement worden ook vanuit het buitenland aangevoerd.
De hoeveelheid staal in beton is voor wat betreft de
massa veel geringer dan de steenachtige fracties.
Bovendien zijn wereldwijd grote voorraden ijzererts
voorhanden. De productie van staal kost echter veel fos-
siele energie en er komen veel afvalstoffen bij vrij.
Voor prefab betonproducten in de woningbouw ge-
bruiken betonwarenfabrikanten veelal portlandcement
als bindmiddel. Op minder grote schaal gebruikt men
ook portlandvliegas- en hoogovencement. De toepas-
sing van een cementsoort is afhankelijk van de eisen
die aan het beton worden gesteld; elke cementsoort
heeft specifieke eigenschappen die bepalend zijn voor
de kwaliteit, de gekozen productiemethode en de
uiterlijke kenmerken.
Aantasting landschapVoor de winning van de benodigde grondstoffen in
Nederland zijn met de overheid gedetailleerde meerja-
rige afspraken gemaakt. Gebieden die hiervoor zijn ge-
bruikt, worden veelal als natuur- of recreatiegebied
heringericht. De productie van cement kost de nodige energie door
het sinterproces en het fijnmalen van de cement. Port-
landcement wordt verkregen door het vermalen van
portlandcementklinker. Bij hoogovencement wordt een
deel (35 á 65 procent) van de cementklinker vervangen
door het secundaire materiaal hoogovenslak.
Portlandvliegascement bestaat uit een mengsel van
poederkoolvliegas, afkomstig uit rookgasontzwave-
lingsinstallaties van kolengestookte elektriciteits-
centrales, en gemalen portlandcementklinker.
De gedeeltelijke vervanging van portlandcement door
vliegas of hoogovenslak heeft een aantal belangrijke
milieuvoordelen. Zo wordt bijvoorbeeld door het
gebruik van vliegas en hoogovenslak een bijdrage
geleverd aan een nuttige verwerking van deze indus-
triële reststoffen. Tevens wordt het milieu gespaard,
omdat door het gebruik van reststoffen minder mergel
hoeft te worden gewonnen.
Voorbeeld herinrichting
131
Beton is in de woningbouw het meest gebruikte bouw-
materiaal, zowel in hoeveelheid als in massa. Het mate-
riaal wordt in veel uiteenlopende bouwproducten toege-
past. Doordat het op grote schaal wordt verwerkt, zijn
de gevolgen van het gebruik van beton voor het milieu
van belang. Deze gevolgen zijn in een levenscyclus-
analyse (LCA) goed zichtbaar te maken. Uit de LCA van
beton blijkt onder andere dat, mede door de mogeliJk-
heden van hergebruik, beton een duurzaam materiaal is.
MILIEU 9
Interne recycling
Veel betonfabrieken zijn voorzien van recyling-installa-
ties die volledig in het productieproces zijn geïnte-
greerd. Betonfabrieken produceren daardoor steeds
minder afval.
Productie betonproducten
De prefabricage van betonproducten in een gecondi-
tioneerde omgeving heeft een aantal milieutechnische
voordelen. In de fabriek kan de productiegang beter in
de hand worden gehouden dan die voor in het werk
gestort beton; de kwaliteit van het prefab betonpro-
duct is dan ook hoger. Ook de kwaliteitsborging speelt
daarbij een belangrijke rol. Doordat het betonproduct
hoogwaardiger is, kunnen constructies slanker worden
geconstrueerd; daar komt bij dat de levensduur langer
is en het onderhoud minder. Veelal gebruiken fabrikan-
ten voor de productie van de elementen stalen mallen,
die vele malen worden hergebruikt en dus een duur-
zaam karakter hebben.
De betonfabrieken die voor het productieproces veel
warmte-energie vereisen, zijn vaak uitgerust met een
warmtekrachtkoppelingsinstallatie. Een warmtekracht-
koppelingsinstallatie is een kleine elektriciteitscentrale,
waarbij zowel de opgewekte stroom als de vrijgeko-
men warmte effectief worden benut: de warmte voor
gebruik in de fabriek en de elektriciteit voor terugleve-
ring aan het elektriciteitsnet. Het totale rendement van
deze warmtekrachtkoppelings-installaties ligt mini-
maal op 85 procent. Door vergaande ARBO- en milieu-
wetgeving worden stofhinder en geluidshinder in en
rond de fabrieken tot een aanvaardbaar niveau
beperkt.
132
9 MILIEU
Onverhard beton en spoelwater
Onverhard beton en spoelwater afkomstig van het
schoonspuiten van onder andere machines en beton-
molen,worden in een opvangbak verzameld. Uit het
water wordt eerst het zand en grind gezeefd, waarna
de fijne delen in een speciale bak kunnen bezinken.
Het water boven het bezinksel wordt na verloop van
tijd relatief schoon en kan onder andere weer als
spoelwater worden gebruikt. Het ingedikte cementslib
wordt meestal als fijne toeslag aan het mengsel in de
betonmolen toegevoegd.
Verhard beton
Door bijvoorbeeld breuk en misproductie ontstaat bij
betonwarenfabrieken ook een hoeveelheid verhard
beton. Dit beton wordt gedurende enige tijd verzameld.
Als een voldoende voorraad is ontstaan, wordt een
brekerinstallatie ingezet, die het beton tot granulaat
breekt. Het granulaat wordt vaak bij de betonproductie
gebruikt als vervanger van het grove toeslagmateriaal.
Volgens de voorschriften mag een betonmengsel tot
maximaal 20 volumeprocenten uit dit granulaat
bestaan.
Transport en montage
Verplaatsing van materialen vergt energie. Dit geldt
zowel voor het transport van grondstoffen naar de
fabriek als voor het vervoer van betonproducten en
andere materialen naar de bouwplaats. De energie die
nodig is voor vervoer, vormt een deel van de totale
energiehoeveelheid vereist voor productie en montage
van een bouwproduct.
Bouwen met prefab (beton)producten betekent ook
minder afval op de bouwplaats. Het is immers een
kant-en-klaar product waarvoor veelal alleen een
hijskraan nodig is om het in het werk te plaatsen.
Het gebruik van prefab producten vergt dus minder
ruimtebeslag dan bij een traditionele bouw.
Bovendien kan met prefab een snelle bouwtijd worden
gerealiseerd. Prefab betonproducten zijn dan ook bij
uitstek geschikt voor bouwlocaties waar weinig ruimte
voor de uitvoering aanwezig is.
Staal
Het staal in het gebroken beton wordt met een mag-
neet uit de brekerinstallatie gehaald, waarna het voor
hergebruik naar de hoogovens wordt afgevoerd.
Alleen het afval van onder andere bepaalde isolatie-
materialen en oliën kunnen niet intern worden ver-
werkt en opnieuw worden gebruikt.
Sloop en hergebruik
Een gebouw dat uit prefab betonelementen is opge-
bouwd, kan betrekkelijk gemakkelijk selectief worden
gesloopt. Elk prefab onderdeel is meestal in zijn
geheel apart te verwijderen. Hiervan kan een aantal
producten primair worden hergebruikt. Of dit in de
toekomst vaak zal plaatsvinden, is niet zeker.
De logistiek en de organisatie die primair hergebruik
met zich meebrengt, zijn nogalomvangrijk.
Selectief slopen maakt het mogelijk de betonnen
onderdelen ook naar kwaliteit te scheiden. Het beton
hoeft dan na het breken niet in een product met een
laagwaardiger toepassing te worden gebruikt.MenggranulaatBehalve het granulaat afkomstig van eigen productie,
zal het gebruik van menggranulaten steeds meer toe-
nemen. Menggranulaten bestaan gedeeltelijk uit met-
selwerkgranulaat (maximaal 50 procent) en beton-
granulaat. In de menggranulaten mogen slechts een
bepaalde minimum hoeveelheid verontreinigingen
voorkomen. Door een toenemend gebruik van meng-
granulaten zal een aanzienlijke hoeveelheid secundaire
grondstof, zoals gesloopt metselwerk, hoogwaardig in
het prefab beton kunnen worden verwerkt.
133
BIJLAGE TITELS VAN DOCUMENTEN
Publicaties
-Verbindingen in Prefab; uitgave Belton
-Gevels in Prefab; uitgave Belton
-Schoon Beton; uitgave VNC
EnergiezuinigheidNEN 1068 Thermische isolatie van gebouwen
SBR 200 Publicatie nr. 200, Bouwtechnische
details voor energie-efficiënte
woningbouw; uitgave StichtingBouwresearch.Bouwbesluit
Het Bouwbesluit zoals gepubliceerd in het Staatsblad
in combinatie met de op dit ogenblik geldende
Ministeriële Regelingen zoals gepubliceerd in het
Staatsblad.
Gezondheid
NPR 2652
Beton
NEN 6720 NEN 2686
NEN 2690
NEN 6722
NEN 6725
NEN 2778
NEN 5950
Technische grondslagen voor bouw-
constructies. Voorschriften beton.
Constructieve eisen en rekenmethoden
(VBC).Voorschriften Beton -Uitvoering (VBU).
(ontwerp) Vrijdragende systeemvloerenvan vooraf vervaardigd beton.
Voorschriften Beton- Technologie (VBT).
N PR 2877
Vochtwering in gebouwen -Wering van
vocht van binnen -Wering van vocht
van buiten -Voorbeelden van
bouwkundige constructies.
Luchtdoorlatendheid van gebouwen.
Meetmethoden.
Luchtdoorlatendheid van gebouwen.
Meetmethoden voor de specifieke
volumestroom tussen de kruipruimte
en de woning.
Vochtwering in gebouwen.
Bepalingsmethoden.
Beproevingsmethoden voor water-
dichtheid van scheidingsconstructies.
Uitwendige scheidingsconstructies van
gebouwen. Vereenvoudigde
berekeningsmethode voor de binnen-
o ppe rvl a kte-tem pe ratu u rfacto r.
Belastingen
NEN 6700 Technische grondslagen voor bouw-
constructies. Algemene basiseisen.
Technische grondslagen voor bouw-
constructies. Belastingen en vervor-
mingen.
N PR 2878
NEN 6702
GeluidBrand
NEN 1775
NEN6061
SBR 146
NEN 6062
NEN 6064 NPR 5070
NEN 6065
NPR 507
NEN 6066
NEN 6068 NEN 5077
NEN 6069
NEN6071
NEN 5078
Geluidwering in de woningbouw,
P.E. Braat-Eggen en
L.C.J. van Luxemburg, S MD,
Leiden, 1972.
Publicatie nr. 146, geluidwering voor
buitenlawaai, uitgaveStichting Bouw Research.
Geluidwering in gebouwen.
Voorbeelden van wand- en
vloerconstructies.
Geluidwering in gebouwen.
Voorbeelden van maatregelen tegen
galm, lawaai door slaande deuren en
dergelijke in gemeenschappelijke
ruimten, afgestemd op NEN 1070.
Geluidwering in gebouwen.
Bepalingsmethoden voor de groot-
heden voor de luchtgeluidsisolatie,
contactgeluidsisolatie, geluidweringvan scheidingsconstructies en geluids-
niveaus veroorzaakt door installaties.
Geluidwering in gebouwen.
Rekenmethodes voor de bepaling van
de geluidabsorptie in ruimten.NEN6075
NEN 6082
NEN 6090
Bepaling van de bijdrage tot brand-
voortplanting van vloeren.
Bepaling van de weerstand tegen het
ontstaan van brand bij stookplaatsen.
Bepaling van de brandveiligheid van
rookvoorzieningen.Bepaling van de onbrandbaarheid van
bouwmaterialen.
Bepaling van de bijdrage tot brand-
voortplanting van bouwmateriaal(com-
binaties).Bepaling van de rookproductie bij
brand van bouwmateriaal(combina-
ties).Bepaling van de weerstand tegen
branddoorslag en brandoverslag tus-
sen ruimten.
Experimentele bepaling van de brand-
werendheid van bouwdelen.
Rekenkundige bepaling van de brand-
werendheid van bouwdelen.
Betonconstructies.
Bepaling van de weerstand tegen rook-
doorgang tussen ruimten.
Brandveiligheid van gebouwen.
Woningen en woongebouwen.
Prestatie-eisen.
Bepaling van de vuurbelasting.
134
TITELS VAN DOCUMENTEN B IJ LAG E I
MaatvoeringNEN2881
NEN 2886
NEN 2881
NEN 2888
Maattoleranties voor de bouw. Begrips-
omschrijvingen en algemene regels
Maximaal toelaatbare maatafwijkingen
voor gebouwen. Steenachtige draag-
constructies.
Maximaal toelaatbare maatafwijkingen
voor het uitzetten op de bouwplaats.
Maximaal toelaatbare maatafwijkingen
voor het stellen van draagconstructies
van gebouwen.
Betonelementen. Maximaal toelaatbare
maatafwijkingen.Maatcontrole in de bouw.
Algemene regels en aanwijzingen.
NEN 2889
NEN 3682
KwaliteitKIWA Beoordelingsrichtlijnen voor:
-vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd
contructief beton;
-bouwelementen van beton;
-bouwsystemen met een draagconstructie van
constructief beton;
-dragende binnen- en buitenwanden;
-niet-dragende binnenspouwbladen en
gevelvullende elementen;
-niet-dragende binnenwanden;-montage van betonnen casco's conform
geattesteerd bouwsysteem;-wapeningsconstructies en buig- en vlechtwerk
bij wapeningscentrales.
Criteria nr. 73
Eisen te stellen aan het kwaliteitssysteem voor een
productcertificaat voor elementen van vooraf
vervaardigd constructief beton.
KwaliteitssystemenNEN-EN-9001 Kwaliteitssystemen. Model voor de
kwaliteitsborging bij het ontwerpen, het ontwikkelen,
het vervaardigen, het installeren en de nazorg.
NEN-EN-9002 Kwaliteitssystemen. Model voor de
kwaliteitsborging bij het vervaardigen, het installeren
en de nazorg.
135
BIJLAGE II T-OLERANTIES PRODUCTEN
MaatafwijkingenVoor diverse productgroepen worden de toleranties van de elementen opgegeven. De genoemde opgegeven maai
afwijkingen betreffen het 98% -gebied. De toelaatbare maatafwijkingen zijn van toepassing op de zogenaamde kriti.
sche maten (NEN 2889) en meetmethode (NEN 3682).
..+--Afwerking (NEN 6722)Voor de oppervlaktebeoordeling voor de zichtzijde van
de elementen kan artikel 8.6 uit NEN 6722 gebruikt
worden. Per productgroep wordt aangegeven in
welke oppervlakte beoordelingsklasse de zichtzijde kan
worden beoordeeld.
f)
+ = + = + MMTAFWIJKIN(
+ 98% + TOLERANTIE
Oppervlakte-beoordelingsklasse l
A) Beton met een glad oppervlak zonder nabewerking
B) Beton met een glad oppervlak zonder nabewerking
C) Beton met een glad oppervlak met nabewerking
OpmerkingHet verschil tussen oppervlakte-beoordelingsklasse IA en IB komt voort uit de bijzondere waardering die de op-
drachtgever hecht aan specifieke betonoppervlakken in klasse IA en de normale waardering in kiasse IB.
Bij de keuze van de bekisting zal hiermee rekening worden gehouden.
Oppervlakte-beoordelingsklasse II
A) Beton met een ruwoppervlak zonder nabewerking
B) Beton met een ruwoppervlak met nabewerking
C) Beton met een oppervlak met vooraf vastgestelde structuur
D) Beton zonder oppervlakte-eisen
ToelichtingVoor de oppervlakte-beoordelingsklasse IIC zijn geen eisen in onderstaande tabelopgenomen. Wel kan worden aan-
bevolen de eis voor plaatselijke oneffenheden en afwijkingen indien mogelijk op 2 mm te stellen en geen luchtbellen
toe te staan. Voor oppervlakte-beoordelingsklasse IID zijn geen eisen gesteld. Wel dient uiteraard met maat- en
dekkingstoleranties rekening te worden gehouden.
Oppervla kte-beoordel i ngscriteri a Uit: NEN 6722
op pe rv I a kte- beoo rde I i ngskl asse
IIte beschouwen aspecten
A B c A B
nee nee Ja nee ja
.;;2 .;;3 ~2,;;;4 :;:;4
.;;2
.;;3
.;; 1,5
10
.;;2
.;;5
.;; 2,5
15
.;;3
.;;7
.;; 3,5
25
,;;2
,;;5
,;; 2,5
15
~4~7
~3.5
25
~ 22 .;; 43, .;; 43: ~ 43 .;; 4;).
aftekening structuur bekistingsmateriaaltoegestaan
~~~~ ~
plaatselijke oneffenheden en afwijkingendoor bekistingsmateriaal (o.a.plaatbeschadigingen, bramen enbekistingsnaden) in mm
afwijkingen van de vlakheid van geheleoppervlakken in mm-onder 0,4 rn lange rei-onder 2 rn lange rei 1)-bij grotere onderdelen per m1
(gemeten met de draad}-met een maximum over het totale
oppervlak van~ ~~~--~~-
maatafwijkingen bij hoeknaden (o.a.
hoeken van kolommen en balken) in mm~ ~-~-~
luchtbellen toegestaan 4} Ja Ja n.v.t n.v.tja
136
BIJLAGE IITOLERANT ES PRODUCTEN
2
1) De 2 rn lange rei is uitgevoerd met stelpootjes en een meetklokje.
2) Uitvoering zodanig dat geen nadere bewerkingen van de profilering nodig zijn.
3) Plaatselijke afwijkingen van de profilering bijwerken.4) Gedeelten van meer dan 1000 mm2/m2 zijn niet toelaatbaar. Gedeelten van meer dan 3000 mm2 per 10 rn
zijn niet toelaatbaar. Eventuele beschadigingen bijwerken.
(Uit: NEN 6722)
Dekking op wapeningDekking op de buitenste wapening + 10/-5, tenzij anders op tekening staat aangegeven.
De eisen ten aanzien van de scheurvorming zijn geregeld in het KIWA document "criteria 73/04'
MAXIMAAL TOELAATBARE MAATAFWIJKINGEN VAN FUNDERINGEN EN BALKEN
Maximaal toelaatbare maatafwijkingen
111
~
volgensBelton
10 mm
7 mm
8 mm
Onderdeel pos.nr.
1
2
4
Grootte lengte
breedte
hoogte13
~!= ~ -I ~i
~'
#"'t 8 "'I+4
~
Vorm 6
7
8
9
11
1,3 mm/m
1 mm/m
6 mm
8 mm/m
1 mm/m
kromte
opbuiging
scheluwte
* haaksheid E
haaksheid D
~
D 1+4{X)t.'.
Voorzieningen
plaats/eenling
afmeting/groep* In twee richtingen
malzijde
6mm
5mm
stortzijde
B mm
7mm
pos.nr.
12
13
Afwerking (NEN 6722)
indien zichtzijde geldt:
oppervlakte beoordelingsklasse 1 B
MAXIMAAL TOELAATBARE MAATAFWIJKINGEN VAN KOLOMMEN
Maximaal toelaatbare maatafwijkingen
Onderdeel volgensBelton
7 mm
7 mm
8 mm
pos.nr.
Grootte breedtedikte
hoogte
2
3
4
Vorm kromte
scheluwte* haaksheid E
* haaksheid O
haaksheid D
6
8
9
10
11
1,3 mm/m
5 mm
8 mm/m
6 mm/m
1 mm/m
rotg1malzijde
6mm
5mm
stortzijde
8mm
7mm
Voorzieningen pos.nr.plaats/eenling 12
afmeting/groep 13* In twee richtingen
Afwerking (NEN 6722)
indien zichtzijde geldt:
oppervlakte beoordelingsklasse 18
137
BIJLAGE II TOLERANTIES PRODUCTEN
MAXIMAAL TOELAATBARE MAATAFWIJKIGEN VAN WANOEN, SPOUWBLADEN EN TOPPEN
Maximaal toelaatbare maatafwijkingen
Onderdeel volgensBelton
9 mm
7 mm
7 mm
11 mm
pos.nr.
~2
3
4
5
Grootte lengte
dikte
hoogte
diagonaal
+6
8
9
kromte
scheluwte
* haaksheid E
1,4 mm/m8 mm8 mm/m
flVoorzieningen
plaats/eenling
afmeting/groep* In twee richtingen
malzijde
9mm
5mm
stortzijde
11 mm
8mm
pos.nr.
12
13
Afwerking (NEN 6722)
indien zichtzijde geldt:
oppervlakte beoordelingsklasse IC
MAXIMAAL TOELAATBARE MAATAFWIJKIGEN~'AN SVSJEEMVLOEREN
Maximaal toelaatbare maatafwijkingen voor niet voorgespannen
vloerelementen (NVS) en voorgespannen vloerelementen (VS).
Maximaal toelaatbare maatafwijkingen
12+Onderdeel volgens
Bevlon
+/- 25 mm
+ 5/- 10 mm
+/- 10 mm
+/- 28 mm
pos.nr.--N+~~ -~-
".'~ ~I--;;-13~,
<0
1
1
2
3
5
Grootte lengte
breedte
dikte
diagonaal
kromte NVS
kromte VS
*opbuiging NVS
*opbuiging VS
scheluwte
haaksheid
(kopseind)
6
6
7
7
8
9
2,0 mmlm1,0 mm
1,6 mmlm
2,0 mmlm+1- 8 mm
20 mm
II{1. 2 1.
.9(*) Buiging t.o.v. berekende doorbuiging of opbuiging
Voorzieningen
plaats/eenling
afmeting/groep
stortzijde+1- 50 mm
+1- 25 mm
pos.nr.
12
13
afwerking (NEN 6722)
Indien zichtzijde geldt:
oppervlakte beoordelingsklasse IC
1-33
TOLERANTIES PRODUCTEN BIJLAGE II
MAXIMAAL TOELAATBARE MAATAFWIJKINGEN VAN GEVELEL-EMENTEN
Maximaal toelaatbare maatafwijkingen
Onderdeel volgensBelton
7 mm
5 mm
7 mm
9 mm
pos.nr.
Grootte breedte
dikte
hoogte
diagonaal
2
3
4
5
-;+!i
"'
kromte
scheluwte
* haaksheid E
6
8
9
1 ,4 mm/m
8 mm
7 mm/m
Voorzieningen
plaats/eenling
afmeting/groep* In twee richtingen
malzijde
8mm
5mm
stortzijde
13mm
8mm
pos.nr.
12
13
#+ 12 +
+ 13 +
Afwerking (NEN 6722)indien zichtzijde geldt:
oppervlakte beoordelingsklasse 18 of IIC
IIC: beton met een oppervlak met vooraf vastgestelde
structuur
MAXIMAAL TOELAATBARE MAATAFWIJKIN-G-EN VAN tRAPPEN
Maximaal toelaatbare maatafwijkingen
Onderdeel volgensBelton
10 mm
9 mm
7 mm
7 mm
11 mm
pos.nr.
Grootte lengte
breedte
dikte
hoogte
diagonaal
1
2
3
4
5
kromte
scheluwte
* haaksheid E
haaksheid D
6
8
9
11
2 mm/m
7 mm
8 mm/m
7 mm/m
Voorzieningen
plaats/eenling
afmeting/groep* In twee richtingen
malziide
9mm
5mm
stortzijdepos.nr.
12
13
~II
Afwerking (NEN 6122)
indien zichtzijde geldt:
oppervlakte beoordelingsklasse 18
139
11 mm
8mm
BIJLAGE II T-OLERANTIES PRODUCTEN
MAXIMAAL TOELAATBARE MAATAFWIJKINGEN VANMALPRODUCTEN ZOALS BALKONPLATEN.
GALERIJPLATEN. LOGGIAPLATEN. STOEPPLATEN. PRIVACYSCHERMEN .BORDESSEN. BERGINGSDAKEN.
BERGINGSVLOEREN
Maximaal toelaatbare maatafwijkingen
111
~
Onderdeel volgensBelton
15 mm
9 mm
7 mm
11 mm
pos.nr.
1
2
3
5
Grootte lengte
breedte
dikte
diagonaal
6
7
8
9
2,0 mm/m1,3 mm/m
7 mm20 mm/m
kromte
opbuiging* scheluwte
haaksheid
~O t+4 rot "~
#
vt8~ 2+--=--+-ffi4.Voorzieningen
plaats/eenling
afmeting/groep* In twee richtingen
malzijde stortzijdepos.nr.
12
13
afwerking (NEN 6722)
Indien zichtzijde geldt:
oppervlakte beoordelingsklasse IC
9 mm 13 mm
7 mm 10 mm
REKENVOORBEELDTOLERANTIES B I J LA G'E III
Rekenvoorbeeld toleranties
In deze bijlage wordt een rekenvoorbeeld uitgewerkt met betrekking tot betonnen vloerplaten die gesteld moeten
worden op gemetselde poeren:
plaatlengte = 5200 (:t28) mm
dagmaat tussen de poeren = 5000 (:t20) mm
poerbreedte = 210 (:t0) mm
opleglengte = 100 mm
voegmaat = 10 mm
(De gegeven toleranties zijn op basis van een 98%-spreidingsgebied). Zie onderstaande figuur.
'12
V1
opleglengte als afgeleide van en a
01 = 02 (geen stelafwijking)
01 = 02 = 1/2.e -1/2a
01 + 02 = .e -a
Gevraagd wordt:
A. wat is de in de praktijk optredende maximale variatie in de opleglengte wanneer de vloerplaat bij het monteren
exact gecentreerd wordt (er is dus geen stelafwijking)?
B. wat zijn de eventuele consequenties voor de voegmaat resp. voor de poerbreedte?
Antwoord op vraag A.
In theorie bestaan er twee uiterste combinaties, ni.
kortste plaatlengte (5172 mm) met wijdste dagmaat (5020 mm)
en langste plaatlengte (5228 mm) met smalste dagmaat (4980 mm)
waaruit volgt dat de opleglengte in theorie kan variëren van
(5172-5020) : 2 = 76 mm tot (5228-4980) : 2 = 124 mm
141
BIJLAGE III REKENVOORBEELDTOLERANTIES
Deze uiterste combinaties zullen echter zelden voorkomen. We moeten dan ook de maximale variatie in de opleg-
lengte berekenen voor het 98% -tolerantiegebied en maken hierbij gebruik van de formule:
0"0 = ~ (1/20",)2 + (O"V2 + (1/20"3)2, waarin:
0"0 = standaardafwijking voor de opleglengte
0"1 = standaardafwijking van het uitzetten (in dit geval dagmaat tussen de poeren)
0"2 = standaardafwijking van het stellen
0"3 = standaardafwijking van de fabricage (plaatlengte)
De standaardafwijkingen worden herleid uit de opgegeven 98% -tolerantiegrenzen met behulp van een tabel voor de
standaardnormale verdeling de rechter-overschrijdingskansen, door de formule:
(x -11 waarin:u=o-
u = excentriciteitsfactor uit voornoemde tabel voor de normale verdeling
X = (grens)waarde van normaal verdeelde variabele
Jl = gemiddelde
(X -Jl ) = 1/2 tolerantiegebied, in dit geval het halve 98%-tolerantiegebied
0- = standaardafwijking
In het geval van een 98%-gebied (éénzijdige overschrijdingskans van 1%) wordt in de tabel voor u de waarde 2,33
gevonden. Hieruit volgt voor de standaardafwijkingen van:
dagmaat (uitzetten) 20
a1=~= 8,6 mm en
fabricage (plaatlengte) 280" 3 = 2:33 = 12,0 mm
Verder is in dit voorbeeld gegeven dat de tolerantie voor het stellen (0"2) O mm bedraagt (tolerantieloos monteren,
met andere woorden volledig centreren).
Voor de standaardafwijking van de opleglengte wordt nu dus gevonden
0"0 = ~ (1/2 x 8,6)2 + (1/2 x 12,of= 7 ,4 mm
De opleglengte (98%-gebied) zal nu dus variëren van:100 :t 2,33 x 7 ,4 = 100 :t17 mm,
dus minimale oplegging 83 mm en maximale oplegging 117 mm
Antwoord op vraag B:
De variatie in de voegmaat is afhankelijk van de variatie in de opleglengte. Aangezien de voegmaat wordt beïnvloed
door twee opleglengten, volgt de standaardafwijking voor de voegbreedte uit:
Het 98%-gebied van de voegmaat wordt dus: 10 :t 2,33 x 10,4 = 10 :t 24 mm,
Met andere woorden een voegbreedte van -14 mm tot +34 mm.
Het zal duidelijk zijn dat een negatieve voegmaat tot grote problemen leidt en dus onacceptabel is.
142
REKENVOORBEELDTOLERANTIES BIJLAGE III
De vraag welke vervolgens gesteld kan worden is:
hoe vaak zal het voorkomen dat de voeg kleiner dan O mm is?
Het antwoord hierop wordt gevonden met de eerder genoemde tabel voor
overschrijdingskansen voor de normale verdeling:
0-10 -10
10,4
(x -.11 ofwel = -0,962u=0- 0-
In de tabel voor overschrijdingskansen vinden we bij deze waarde dat in 16,8% van de gevallen de voeg kleiner dan
O mm zal zijn.
Op de vraag hoe dit op te lossen zijn meerdere antwoorden mogelijk:
a. verminderen van de tolerantie op de plaatlengte en gelijktijdig verminderen van de tolerantie op de dagmaat.
b. vergroting van de poerbreedte (en dus verkleinen van de dagmaat tussen de poeren bij een gelijkblijvende
hart-op-hart maat).c. verminderen van de nominale opleglengte.
d. combinatie van bovenvermelde mogelijkheden a en/of b en/of c.
ad a. Wat zal het resultaat zijn indien de tolerantie van de plaatlengte tot + of -20 mm,
en de tolerantie op de dagmaat tot + of -10 mm teruggebracht zou kunnen worden?
Indien we de eerder gevoerde berekeningen herhalen met deze nieuwe toleranties voor plaatlengte
en dagmaat, dan volgt hieruit dat:
-de opleglengte varieert van minimaal 89 mm naar maximaal"' mm
-de voegmaat varieert van minimaal -6 mm tot maximaal 26 mm
-in ca. 7% van de gevallen zalleiden tot voegen kleiner dan O mm
Het zal duidelijk zijn dat deze oplossing nog onvoldoende is en te vaak tot onacceptabele passingsproblemen
zalleiden. Verdere verlaging van de toleranties van plaatlengte en dagmaten wordt niet erg realistisch geacht.
ad b. Vergroting van de poerbreedte van 210 naar 230 mm en verkleining van de tolerantie op de plaatlengte
van + of -28 mm naar + of -20 mm levert het volgende resultaat op:
uitgangspunten: .plaatlengte 5170 mm:!: 20 mm
.dagmaat 4970 mm:!: 20 mm
.opleglengte nominaal 100 mm
.voegbreedte nominaal 30 mm
.steltolerantie 0 mm (100% centreren)
Resultaten van berekeningen:
-de opleglengte varieert van minimaal 86 mm naar maximaal 114 mm
-de voegmaat varieert van 30 ~ 20 mm dus van 10 mm tot 50 mm
In deze situatie zal er dus naast een relatief kleine spreiding in de opleglengte altijd een reële voegmaat resteren van
minimaal 10 mm.
De gekozen oplossing voldoet dus in alle gevallen.
ad c. Indien de verbreding van de poermaat van 210 naar 230 mm niet gewenst wordt kan de oplossing gezocht wor.
den door verkleining van de nominale opleglengte al dan niet in combinatie met verlaging van de oorspronke-
lijke toleranties op de plaatlengte en/of dagmaat.
Wel dient men zich hierbij af te vragen wat de consequenties zijn van de vermindering van de nominale
opleglengte in constructieve/voorschrifttechnische zin.
Berekeningen van opleglengte en voegbreedte verlopen op hierboven geschetste statistische wijze,
143
BIJLAGE IV LEDENLIJST
8100 AB Raalte8102 HJ Raalte0572 -3526440572- 358818
Oudenallen Betonindustrie B. V.Postbus 186 3440 AD WoerdenLange Meentweg 40 3652 LB Woerdense VerlaatTelefoon 0172 -406140Fax 0172 -406161
Prefab Beton Vebo B. V.Postbus 8Rontgenweg 3TelefoonFax
Romein Beton B.V.Postbus 11Dalwagen 55TelefoonFax
Schokbeton B. V.Postbus 28Lindtsedijk 14TelefoonFax
Spanbeton B.V.Postbus 5Hoogewaard 209TelefoonFax
Steenhuis Beton B. V.Postbus 22Kaapweg 12TelefoonFax
Betonindustrie "De Veluwe" B.V.Aalscholverweg 5 7332 AG ApeldoornTelefoon 055 -5334335Fax 055-5334985
Voorbij Prefab Beton B. V.Postbus 228 1420 AE UithoornAmsterdamseweg 19 1422 AC UithoornTelefoon 0297- 513444Fax 0297-513499
Westo Prefab Beton Systemen B.V.Postbus 182 7740 AD CoevordenEinsteinweg 10 7741 KP CoevordenTelefoon 0524- 513499Fax 0524-516830
5690 AA Son5692 CJ Son0499-4864860499-486666
3750 GA Bunschoten3752 LJ Bunschoten033 -2992600033- 2992610
3370 AA Hardinxveld/ Giessendam3371 KD Hardinxveld/ Giessendam0184-6139220184-618908
6669 ZG Dodewaard6669 CB Dodewaard0488-4171110488-412117
3600 B G Maarssen3606 AV Maarssen0346-5589990346-558900
3330 AA Zwijndrecht3336 LE Zwijndrecht078-6128466078-6120143
6000 AD Weert6002 sr Weert0495-5355160495-540335
5500 AE Veldhoven5504 RP Veldhoven040-2533012040-2545835
9982 ZG Uithuizermeeden9982 EG Uithuizermeeden0595- 4136250595- 415021
5004 EA lilburg5048 AD lilburg013- 4651651013- 4651638
3350 AA Papendrecht3356 AA Papendrecht078- 6152310078- 6155264
9250 AA Bergurn9262 ND Suarneer0511-4617150511 -465020
LEDEN VAN BELTON
Van den Berg's Betonbedrijf B. V.Postbus 81Heesweg 14TelefoonFax
Beton Son B.V.Postbus 5Ekkersrijt 3301TelefoonFax
Van Dijk Beton Hardinxveld B.V.Postbus 21Wiedhaak 6TelefoonFax
Haitsrna Beton B. V.Postbus 1263Computerweg 5TelefoonFax
Hoco Beton B. V.Postbus 168Trancheeweg 16-18TelefoonFax
Hurks Beton B.V.Postbus 221Locht 126TelefoonFax
Kernper Keerwanden B. V.Postbus 5016Ledeboerstraat 40TelefoonFax
Lingen Beton B. V.Postbus 4Nanengat11TelefoonFax
Noppen Beton B. V.Postbus 34Solcamastraat 16TelefoonFax
Oosthoek/Kernper B. V.Postbus 5026Ledeboerstraat 38TelefoonFax
7833 ZG Nw. Amsterdam7844 TC Veenoord0591 -5517630591 -552120
De Hoop Betonwaren B.V.Postbus 19 4530 AA TerneuzenDuitslandweg 2 4538 BK TerneuzenTelefoon 0115- 680911Fax 614159
Monoliet Beton Breda B.V.Postbus 3272 4800 DG BredaHekven 6 4824 AE BredaTelefoon 076 -5482200Fax 076-5425950
Omnia Plaatvloer B.V.Postbus 4Monierweg 16TelefoonFax
Orion Beton B. V.Postbus 1205Kanaalstraat 195TelefoonFax
Prefab Beton Veghel B:V.Postbus 296 5460 AG VeghelKennedylaan 18 5466 AA VeghelTelefoon 0413- 380600Fax 0413-343586
V BI Verenigde Bouwprodukten Industrie B.V.Postbus 31 6850 AA HuissenLooveerweg 1 6851 AJ HuissenTelefoon 026- 3797979Fax 026-3797900
5690 AA Son5692 CJ Son0499-4869110499- 477565
4900 AD Oosterhout4906 CH Oosterhout0162- 4774770162- 477499
7740 AA Coevorden7741 KT Coevorden0524-5158510524-514561
3900 AV Veenendaal3903 LR Veenendaal0318- 5250550318-541215
7500 BE Enschede7547 AR Enschede053-4321133053 -4357669
6060 AA Posterholt6061 EE Posterholt0475-4014200475- 403025
LEDEN VAN BEVLON
Alvon Bouwsystemen B. V.Postbus 22Boerdijk 30TelefoonTelefax
Beton Son B. V.Postbus 5Ekkersrijt 3301TelefoonFax
Dycore Verwo Systems B. V.Postbus 197Ambachtsweg 16TelefoonFax
E.B.M. Beton VeenendaalPostbus 840De Smalle Zijde 78TelefoonFax
Geelen Beton B. V.Postbus 8008Heerbaan 58TelefoonFax
Heembeton B. V.Postbus 1201Eusebiusplein 1aTelefoonFax
6801 BE Arnhem6811 JB Arnhem026-3715151026-3513985
144