Upload
others
View
1
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Organiserend vermogen
Pubnummer: 05OI25
Organiserend vermogenSleutelgebieden-aanpak: samen werken aan innovatie op kansrijke gebieden
Onderscheidend Vermogen
Organiserend Vermogen
Colofon
Dit is een uitgave van het Ministerie van Economische Zaken. Op 23 november 2005 heeft de
minister van Economische Zaken het rapport ‘Organiserend Vermogen’ aangeboden aan de leden
van het Innovatieplatform.
November 2005
Redactiedatum: 07-11-2005
Extra exemplaren zijn te bestellen via het Ministerie van Economische Zaken.
Telefoon: 0800-6463951 (binnen Nederland) of +31(0)70-3081986
Internet: www.ez.nl (publicaties)
Publicatienummer: 05OI25
Informatie
Ministerie van Economische Zaken
Directoraat Generaal voor Ondernemen en Innovatie
Directie Innovatie
Postbus 20101
2500 EZ Den Haag
Contactpersonen
Mirco Rossi
070 - 379 6576
Rob van de Laar
070 - 379 7525
Publicatienummer: 05OI25
3Organiserend Vermogen
VoorwoordSinds mijn vorige rapportage over de sleutelgebieden-aanpak (april 2005) volgen de ontwikkelin-gen bij bedrijven, kennisinstellingen en overheden elkaar in hoog tempo op. Ik kan u melden dat de sleutelgebieden-aanpak in toenemende mate een integraal onderdeel van het innovatiebeleid wordt. De Bloembladen van V&W, de Tuinbouwagenda, het TopInstituut Pharma, het Hague Institute for the Internationalisation of Law, het zijn slechts enkele voorbeelden waarbij departementen actief samenwerken aan innovatie.
In het nieuwe beleid van Economische Zaken heb ik de sleutelgebieden een belangrijke plaats gegeven. Dat moge blijken uit de werkwijze, gepresenteerd in mijn brief “Sterke basis voor top-prestaties. Vernieuwde EZ-instrumenten voor ondernemers” (30 mei 2005). Het nieuwe instrumen-tarium kent onder meer een programmatisch pakket om (internationale) topprestaties mogelijk te maken. Samen met bedrijven, kennisinstellingen en andere overheden wil het ministerie van EZ hiervoor innovatieprogramma’s ontwikkelen en uitvoeren. Duurzaamheid speelt hierin een centrale rol.
Er wordt begonnen met drie sleutelgebieden:
• High Tech Systemen & Materialen;• Flowers & Food; • Water.
Voor het sleutelgebied Creatieve industrie start binnenkort de Creative Challenge Call. Bovendien zal ik ook nieuwe thema’s in beschouwing nemen. Bedrijven en kennisinstellingen daag ik uit om daarbij de ‘lead’ te nemen en concrete suggesties voor innovatieprogramma’s te doen. Voor het onlangs door het Innovatieplatform benoemde sleutelgebied Chemie zal een regiegroep een actie-plan formuleren.
Internationale concurrentie dwingt Nederland tot excellentie. De sleutelgebieden vormen bij uitstek terreinen waar we een goede uitgangspositie hebben om tot top van de wereld te gaan behoren. Een voorwaarde daartoe is dat bedrijven, kennisinstellingen en overheden optimaal samenwerken. Alleen wanneer we dat in ons land goed weten te organiseren, bereiken we de excellentie die onze kenniseconomie en concurrentiekracht duurzaam kan versterken.
mr. L.J. BrinkhorstMinister van Economische Zaken
4 Organiserend Vermogen
5Organiserend Vermogen
Inhoudsopgave
1. Inleiding 7
1.1 Sleutelgebieden-aanpak: inspiratie en inbedding in het innovatiebeleid 7
1.2 Integratie in andere beleidsterreinen 8
1.3 Organiserend Vermogen 10
1.4 Leeswijzer 10
2. High Tech Systemen & Materialen 11
2.1 Airplane Systems 11
2.2 Space Systems 13
2.3 Micro en Nano Systems 14
2.4 Medical Systems 15
2.5 Embedded Software 15
2.6 Regionale initiatieven binnen High Tech Systemen & Materialen 15
3. Flowers & Food 17
3.1 Twee stuurgroepen 17
3.2 Handhaving kwekersrecht 18
3.3 Agrologistiek 19
4. Water 21
4.1 Bloemblad Water 21
4.2 Toekomstvisie Water 22
4.3 Waterzuivering en waterbehandeling 24
4.4 Delta-Instituut 26
4.5 De maritieme cluster 26
5. Chemie 29
6. Creatieve Industrie 31
6.1 Onderzoeksprogramma EZ en OCW 31
6.2 Dynamiek en initiatieven 33
6 Organiserend Vermogen
7. Life Sciences en Gezondheid 37
7.1 TopInstituut Pharma 37
7.2 CMM 37
7.3 Wet- en regelgeving 38
7.4 Nationaal Genomics Initiatief 38
7.5 Programmatische aanpak 39
8. Logistiek 41
8.1 Commissie van Laarhoven 41
8.2 Innovatie-afspraken logistiek 42
9. Duurzame Energiehuishouding 45
9.1 Energietransitie 45
9.2 EPN-instrumentarium 45
10. Pensioenen en Sociale Verzekeringen 47
11. The Hague: Residence of Peace and Justice 49
12. Generieke voorstellen 53
Bijlage 1 Verdieping van High Tech Systemen & Materialen 55
7Organiserend Vermogen
1 Inleiding
Op 14 april 2005 heeft de minister van Economische Zaken aan de leden van het
Innovatieplatform het rapport ‘Onderscheidend Vermogen’ aangeboden. Uit deze eerste voort-
gangsrapportage over de sleutelgebieden-aanpak blijkt dat het benoemen van sleutelgebieden
tot veel dynamiek heeft geleid bij bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Betrokken partijen
zijn actief bezig, weten de weg naar EZ en andere departementen goed te vinden en – wat zeer
belangrijk is – hun onderlinge samenwerking wordt steeds beter. In het rapport dat u nu in handen
heeft, ‘Organiserend Vermogen’, is te zien dat deze ontwikkeling zich duidelijk voortzet.
Terwijl Nederland binnen Europa op het gebied van investeringen in innovatie en onderzoek nu
nog in de middenmoot blijft steken, wil het kabinet dat ons land na 2007 tot de top vijf van de EU
doorstoot. Het vernieuwde innovatiebeleid speelt hier op in, zowel met de sleutelgebieden-aanpak
als met de herijking van de EZ-instrumenten. Maar dat is niet het enige. Ook het nieuwe gebieds-
gerichte economische beleid, de internationale samenwerking met Vlaanderen en Noordrijn-
Westfalen alsmede de Nederlandse participatie in het 7de Kaderprogramma en de structuurfond-
sen dragen er toe bij om de ambitie van het kabinet waar te maken. De departementen die bij
innovatie zijn betrokken, werken op al deze gebieden nauw samen.
1.1 Sleutelgebieden-aanpak: inspiratie en inbedding in het innovatiebeleid
De sleutelgebieden-aanpak wordt steeds meer een integraal onderdeel van het innovatiebeleid.
Dat blijkt bijvoorbeeld uit de werkwijze die het ministerie van EZ voorstaat in de brief “Sterke basis
voor topprestaties. Vernieuwde EZ-instrumenten voor ondernemers”1. Naast een basispakket dat
zich vooral op het MKB richt, kent het nieuwe instrumentarium een programmatisch pakket om
internationale topprestaties mogelijk te maken. EZ wil daarmee specifiek investeren in kansrijke
gebieden. Het uitgangspunt bij deze nieuwe aanpak is publiek-private samenwerking (PPS). EZ wil
samen met bedrijven, kennisinstellingen en andere overheden innovatieprogramma’s op kansrijke
gebieden ontwikkelen en uitvoeren, met als doel: belemmeringen voor innovatie wegnemen en
(internationale) kansen verzilveren. Recent is het ministerie gestart met het ontwikkelen van pilot-
programma’s op drie sleutelgebieden van het Innovatieplatform:
• High Tech Systemen & Materialen;
• Flowers & Food;
• Water.
1 Notitie bij Kamerstukken II, 2004/05, 29 800 XIII, nr. 73
8 Organiserend Vermogen
Deze pilots omvatten een pakket van samenhangende meerjarige activiteiten. Voor het sleutelge-
bied ‘Creatieve industrie’ start binnenkort de Creative Challenge Call. Dit is een oproep aan het
Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen om met projectvoorstellen te komen waarbij ken-
nisontwikkeling en –uitwisseling, samenwerking en netwerkvorming centraal staan. Hiervoor is
€ 8 miljoen gereserveerd. Binnen de nieuwe aanpak worden volgend jaar naast de pilots ook
nieuwe programma’s opgezet. Daartoe start EZ met het proces “Themaontwikkeling”, waarbij
bedrijven en kennisinstellingen de ‘lead’ hebben.
De sleutelgebieden-aanpak is ook gebruikt bij de meest recente tender van de Innovatiesubsidie
Samenwerkingsprojecten. 92 volledige aanvragen, waarvoor in totaal € 19 miljoen beschikbaar
is, liggen momenteel ter beoordeling bij de adviescommissie. Uitsluitend projecten op de sleutel-
gebieden High Tech Systemen & Materialen (42), Flowers & Food (33) en Water (17) kwamen in
aanmerking voor subsidie. Een dergelijke selectie creëert dan ook focus en massa op deze sleutel-
gebieden. Eind 2005 zal bekend zijn welke projecten gehonoreerd worden.
Verder heeft de sleutelgebieden-aanpak een belangrijke rol gespeeld bij de invulling van de
€ 500 miljoen uit de FES-impuls voor 2005 (waaronder ondersteuning vanuit de overheid aan het
TopInstituut Pharma en het Holst Centrum met respectievelijk € 130 miljoen en € 40 miljoen).
1.2 Integratie in andere beleidsterreinen
Niet alleen in de uitwerking van de Herijkingsbrief en het vernieuwde innovatiebeleid, maar ook op
andere beleidsterreinen vindt de sleutelgebieden-aanpak zijn weg.
Gebiedsgericht economisch beleid
In juli 2004 kreeg de Tweede Kamer de beleidsnotitie ‘Pieken in de Delta’2 aangeboden. Daarmee
heeft EZ de basis gelegd voor een vernieuwde aanpak van het economische beleid. Een belangrijk
onderdeel van de gebiedsgerichte economische programma’s is het versterken van het innovatie-
klimaat in de regio’s. Deze programma’s houden waar mogelijk verband met nationale prioriteiten
uit het generieke en thematische innovatiebeleid, zodat ze optimaal op elkaar aansluiten. Tijdens
de pilots High Tech Systemen & Materialen, Flowers & Food en Water, maar ook tijdens de start
van de gebiedsgerichte economische programma’s en de herijking van het EZ-instrumentarium
wordt de afstemming tussen beide programma’s verder uitgewerkt.
2 Kamerstukken II, 2003/04, 29 697, nr. 1
9Organiserend Vermogen
Internationale ontwikkelingen
In een zich uitbreidend Europa moeten we onze goede buren niet vergeten. Wat van ver komt
is weliswaar vaak aantrekkelijker, maar vooral het MKB zal het liever dicht bij huis zoeken.
Innovatiesamenwerking met onze buurlandsdelen Vlaanderen en Noordrijn-Westfalen wordt steeds
belangrijker: met hen ontwikkelt Nederland op verschillende terreinen (zoals Embedded Systemen
en Life Sciences) nieuwe netwerken. Zodoende is het makkelijker om kennis te verkrijgen en
nieuwe afzetkanalen te benutten. Gemeenschappelijk gebruik van onderzoeksfaciliteiten zoals het
Holst centrum ligt voor de hand. Het samen beter inzetten van innovatie-instrumenten heeft met
het besteedbaar maken van de kennisvouchers in Vlaanderen en Noordrijn-Westfalen een eerste
invulling gekregen. Samen sterker optrekken, vooral in het Europese Kaderprogramma, biedt de
mogelijkheid om meer gezamenlijk onderzoek te verrichten. Deze ontwikkelingen versterken ook
de vorming van de top technologie regio Eindhoven-Leuven-Aken en helpen bij de invulling van de
Versnellingsagenda Limburg. De gebiedsgerichte programma’s zijn een goed kader om de grens-
overschrijdende samenwerking mede te realiseren.
7de EU Kaderprogramma
Het 7de Kaderprogramma (KP7) is een groot fonds van de Europese Unie dat kansen biedt voor
Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. In
KP7 onderscheidt de EC verschillende themavelden waaronder Health, Space & security en Food,
agriculture & biotechnology. Binnen de themavelden is ondersteuning voor transnationale samen-
werking mogelijk via onder andere Joint Technology Initiatives (JTI’s). Een JTI borduurt voort op
het werk van de European Technology Platforms (ETP’s). Op dit moment zijn zes gebieden (ETP’s)
uitgenodigd voor het opzetten van een JTI:
1. Hydrogen and fuel cells for a sustainable energy future
2. Global monitoring for environment and Security
3. Aeronautics and air transport
4. Innovative medicines for the citizens of Europe
5. Towards new nanoelectronics approaches
6. Embedded systems
Het betreft in alle gevallen grootschalige publiek-private samenwerking. Een JTI dient mid-
delen vanuit de private sector en van nationale en Europese overheden samen te brengen
om onderzoek in brede zin te ondersteunen. Het initiatief voor de onderzoeksdoelen ligt bij de
marktpartijen. Publiek-private structuur en ketenaanpak houden nauw verband met de sleutel-
gebieden-aanpak waarbij overheden, bedrijven en kennisinstellingen gezamenlijk optrekken. Veel
10 Organiserend Vermogen
initiatieven uit dit rapport sluiten goed aan bij de onderwerpen van de JTI’s. Aan opzet, vorm en
(financierings)structuur van de JTI’s wordt op dit moment in overleg tussen de lidstaten, Europese
Commissie en de betrokken kennisinstellingen en bedrijven inhoud gegeven.
1.3 Organiserend Vermogen
Bij al deze initiatieven draait het erom dat bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden goed
samenwerken: elk met een eigen rol, maar alle gericht op het gezamenlijke resultaat. Het vermo-
gen om onderling op één lijn te komen staat centraal. Het organiseren van deze samenwerking
vormt dan ook een terugkerend thema in deze rapportage, die de geboekte voortgang op de
(sleutel)gebieden en acties in beeld brengt. De overheid stimuleert het organiserend vermogen
van bedrijven en kennisinstellingen, zodat zij zelf de rol van ‘trekker’ op zich kunnen nemen. Zo
kunnen samenwerkingsverbanden ontstaan die sectoren en netwerken in staat zullen stellen hui-
dige en toekomstige vragen beter op te lossen. Deze ontwikkelingen moeten er aan bijdragen dat
Nederland excelleert door samen te werken aan innovatie op kansrijke gebieden.
1.4 Leeswijzer
Dit rapport gaat in op de stand van zaken rondom de acties die het Innovatieplatform in oktober
2004 formuleerde3. In tegenstelling tot de eerste rapportage ‘Onderscheidend Vermogen’, waarin
alle 51 acties waren opgenomen, gaan de tabellen in dit rapport in op de nog openstaande acties.
Daarnaast is in de lopende tekst aandacht voor andere initiatieven en acties die inmiddels zijn
gestart. Daaruit blijkt dat de sleutelgebieden-aanpak in toenemende mate onderdeel uitmaakt van
innovatiebeleid op verschillende niveaus.
Hoofdstuk 2 beschrijft, in aansluiting op de vorige rapportage ‘Onderscheidend Vermogen’, het
sleutelgebied High Tech Systemen & Materialen. De hoofdstukken daarna besteden aandacht aan
de sleutelgebieden Flowers & Food (3), Water (4), Chemie (5) en de Creatieve Industrie (6). De
clusters Life Sciences & Gezondheid, Logistiek en Duurzame Energiehuishouding komen respectie-
velijk in hoofdstuk 7, 8 en 9 aan de orde. De twee opkomende sleutelgebieden op het gebied van
dienstverlening worden in de hoofdstukken 10 en 11 beschreven. Het laatste hoofdstuk belicht de
openstaande generieke acties die het IP heeft benoemd.
3 Innovatieplatform, “Voorstellen sleutelgebieden-aanpak”, 5 oktober 2004
11Organiserend Vermogen
2 High Tech Systemen & Materialen
Via een bottom-up proces hebben veel bedrijven en kennisinstellingen bij het ministerie van
Economische Zaken aangegeven dat ze het sleutelgebied High Tech Systemen & Materialen graag
nader gepreciseerd en gedefinieerd zouden zien. Concreet wilde men weten: hoe ziet het eruit, wie
kunnen de spelers zijn, wat moeten we verstaan onder ‘mogelijke gezamenlijke acties’?
De vorige voortgangsrapportage gaf op basis van een consultatieronde en een inventarisatie van
EIM een eerste beschrijving van dit sleutelgebied. In de afgelopen periode is daar samen met des-
kundigen van bedrijven en kennisinstellingen een verdiepingsslag aan gegeven (zie Bijlage 1). Dat
heeft geresulteerd in een nadere omschrijving. Op dit moment worden voor het sleutelgebied High
Tech Systemen & Materialen de volgende systemen aangemerkt als High Tech:
1. Airplane Systems
2. Space Systems
3. Micro Systems
4. Nano Systems
5. Medical Systems
Bij High Tech materialen gaat het om die materialen die hun toepassing vinden in deze vijf syste-
men. Omdat Embedded Software een van de sleutels voor succesvolle nieuwe systemen vormt,
is dit voor elk van deze vijf van groot belang. Bovengenoemde systemen en Embedded Software
sluiten bovendien goed aan bij de Europese prioriteiten, zoals de JTI’s.
2.1 Airplane Systems
De Nederlandse luchtvaart is een van de clusters waarin samenwerking binnen de gehele ken-
nisketen en ketenoptimalisering van groot belang is. Dat is ook begrijpelijk, aangezien een sterke
basis in eigen land een voorwaarde is om in Europees verband op kansen en uitdagingen in te
kunnen gaan. De luchtvaart is in Europa duidelijk een prioriteit. Om in staat te zijn bij internationale
programma’s aan te sluiten en de concurrentie aan te kunnen moet Nederland als één keten ope-
ren en zich als cluster richten op zijn gezamenlijke competenties.
Nadere oriëntatie op Europa
Tegen deze achtergrond dient het Memorandum of Understanding (MoU) tussen Airbus en de
Nederlandse luchtvaartcluster te worden gezien, waarin het gaat om een langjarige R&D-samen-
werking voor nieuwe ontwikkelingsprogramma’s van Airbus. Het MoU geeft de thematische gebie-
12 Organiserend Vermogen
den aan waar Nederlandse onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten zich met name op zullen
richten en die, mede in het licht van toekomstige toepassingsmogelijkheden, door Airbus zullen
worden ondersteund. Deze focus van Airbus-zijde is een bevestiging van de competenties van het
Nederlands luchtvaartcluster dat op niche-posities een wereldspeler is.
De ambities van de Europese luchtvaart krijgen onder meer in het werkplan Aeronautics van het
Zesde Kaderprogramma vorm; in de toekomst zal dat het Zevende Kaderprogramma worden, waar
de Europese Commissie nu aan werkt. Om daar adequaat op voorbereid te zijn, zullen samen-
werking en focus binnen de Nederlandse luchtvaart dus goed moeten zijn. De oriëntatie op de
Europese (civiele) vliegtuigindustrie is aanzienlijk versterkt door de strategische keuze die de
cluster daarover heeft gemaakt.
Gasturbines
Op Europees niveau gebeurt ook het nodige op turbinegebied. Zo is gezamenlijk met de Europese
turbine-industrie een strategische visie geformuleerd over de rol van gasturbines bij toekomstige
energiebesparing en bij CO2- en emissiereductie.
De Nederlandse partijen zijn goed aangesloten bij Europese samenwerkingsverbanden en ook
nationaal krijgt de onderlinge samenwerking via verschillende gremia vorm. Een voorbeeld is het
samenwerkingsverband van bedrijven in de maakindustrie, verenigd in het Dutch Aero Engine
Cluster, dat wordt ondersteund door het NLR en het ingenieursbedrijf Nedtech Engineering. Recent
is hier het initiatief gestart voor onderzoek en ontwikkeling van geavanceerde componenten voor
een hogedrukcompressor van een vliegtuigmotor. Het samenwerkingsverband heeft zich ten doel
gesteld de Nederlandse industrie een unieke plaats te laten verwerven in de toelevering en bouw
van vliegtuigmotoren.
Nieuw luchtvaartbeleid
Binnen de Europese luchtvaartindustrie neemt de onderlinge verbondenheid steeds meer toe.
Met het MoU als basis heeft de Nederlandse luchtvaartcluster een goede uitgangspositie om de
integrale kennisketen in Nederland af te stemmen op die van Airbus. Hierbij gaat het Nederland
om kennisinstellingen en de bedrijven, alsmede om het realiseren van maatschappelijke waarde.
De MoU biedt de mogelijkheid om de effectiviteit van de Nederlandse kennisketen (van ken-
nisbasis tot coproductie) te optimaliseren en de maatschappelijke outcome te laten groeien. Het
resultaat wordt door Nederlandse bedrijven op de internationale markt verzilverd. Een belangrijke
conditie hiervoor is het hebben en in stand houden van een ‘level playing field’ in Europa. Zonder
zo’n speelveld is het voor de luchtvaartcluster niet goed mogelijk om effectief te concurreren.
Nederland spant zich in om deze ‘beleidsconcurrentie’ binnen de EU zoveel mogelijk te beperken
dan wel af te bouwen.
13Organiserend Vermogen
Ook consolidatie en versterking van de kennisbasis op het vlak van vliegtuigontwikkeling en
–bouw zijn voor de Nederlandse luchtvaartcluster belangrijke voorwaarden om de verworven
posities op langere termijn te kunnen waarborgen. Essentieel hierbij is een nauwe samenwerking
tussen industrie en kennisinstellingen op het vlak van kennisverwerving en –toepassing. Daarbij
speelt de overheid nadrukkelijk een rol, niet alleen als ‘katalysator’, maar ook als hoeder van de
condities waaronder de kennisbasis en de maakkant van de luchtvaartcluster in een internationale
context kunnen opereren en zo mogelijk excelleren.
In de komende actualisatie van het Regeringsstandpunt met betrekking tot de Nederlandse lucht-
vaartcluster zal dit in detail te lezen zijn. Er wordt in beschreven wat de rol van de overheid is
bij de kennispositie en de industriële dimensie van de luchtvaartcluster. Een belangrijk onderdeel
hierin vormt het Maintenance Valley concept.
Maintenance Valley
De stuurgroep Maintenance Valley (MV), opgezet door Defensie en EZ, heeft met verschillende
werkgroepen aan business cases gewerkt die tezamen het MV concept zijn gaan omvatten. Dit
concept heeft als doel een duurzame verbetering van de concurrentiepositie van Nederland op het
gebied van Maintenance, Repair & Overhaul (MRO). Met name gaat het hier om de samenhang en
integratie van fysieke MRO-activiteiten met onderzoeksfaciliteiten, communicatie-infrastructuur,
mobiele datacommunicatie, logistieke dienstverlening, wettelijke kaders, certificering, opleidingsfa-
ciliteiten, douanefaciliteiten en –procedures, en simulatie.
In november 2005 worden zeven business cases aan de MV stuurgroep gepresenteerd. Dit tijd-
stip was gepland met het oog op de voorziene ondertekening eind 2006 van een Production,
Sustainment & Follow-on Development (PSFD) Memorandum of Understanding tussen de negen
JSF-partners. Parallel hieraan werken het Verenigd Koninkrijk, Italië en Nederland aan het reali-
seren van een blauwdruk voor een Europees ‘sustainment footprint’. De bedoeling hiervan is om
verder inhoud te geven aan Europese samenwerking op defensiegebied.
De business cases worden in november ook in een workshopsessie door de staatssecretarissen
van Defensie en EZ besproken met de CEO’s van de betrokken bedrijven. De planning van het ver-
dere traject komt in die sessie ook aan de orde.
2.2 Space Systems
Nieuwe ambities op het vlak van ruimtevaart en de veranderende internationale omgeving vragen
een Europees antwoord. Aanpak, prioriteiten en organisatie van de Europese ruimtevaartinspan-
ningen zullen in de komende jaren dan ook zonder twijfel gaan veranderen. De Nederlandse
14 Organiserend Vermogen
ruimtevaartsector speelt daar op in. De sector is bijzonder gevarieerd: verschillende ministeries,
kennisinstellingen, intermediairs en een flink aantal grotere en kleinere ondernemingen spelen een
rol. Ook zonder de veranderende Europese omgeving is in de afgelopen periode het besef gegroeid
dat binnen de sector beter moet worden samengewerkt teneinde met de beschikbare mensen en
middelen meer te kunnen bereiken. De Europese dynamiek onderstreept de urgentie daarvan. Op
initiatief van de minister van EZ zijn alle partijen die in Nederland bij ruimtevaart zijn betrokken,
bijeengebracht om een actieplan op te stellen. Dat plan is eind 20044 namens de ministers van EZ,
OCW en V&W aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarbij werd de gezamenlijkheid van het actie-
plan benadrukt: het gaat om acties voor zowel bedrijfsleven, kennisinstellingen, intermediairs als
overheid. Een van die acties, ter versterking van het beleid, de regie en organisatie van de ruimte-
vaart, is het realiseren van een regieorgaan of andere organisatie.
2.3 Micro en Nano Systems
Tijdens het bezoek dat minister Brinkhorst samen met zijn toenmalige Franse collega Devidjian op
7 april 2005 aan Crolles in Frankrijk bracht, heeft hij de aanwezige Nederlandse CEOs, Van Houten
(Philips Semiconductors), Meurice (ASML) en Del Prado (ASMI), verzocht hem een voorstel te doen
voor de creatie van een Nederlandse “Pôle de Compétitivité” (PdC).
De ambitie van het PdC is om Nederland internationaal (ook op langere termijn) toonaangevend te
laten zijn op de terreinen micro- & nanoelektronica en embedded systemen. Het PdC wil de ver-
eniging waarin Nederlandse spelers samenwerken bij het ontwikkelen van een gezamenlijke visie
en strategie. Zo kunnen de sterke punten waarover ons land op deze terreinen beschikt, verankerd
worden en programmatisch worden uitgebouwd. Uitgangspunt is de bestaande “High Tech cor-
ridor”, de regio gevormd door Nijmegen-Eindhoven(-Leuven). Deze regio heeft zowel de capaciteit
als de intentie om echt een Europese “Pôle de Compétitivité” te worden.
Voor de ontwikkeling van het PdC is het belangrijk dat naast grote spelers als Philips, ASML en
ASMI ook kleinere spelers actief worden betrokken. Hierdoor kan een breed netwerk aan onder-
nemingen en kennisinstellingen ontstaan dat gezamenlijk het PdC concept draagt, vormgeeft en
verder ontwikkelt.
Holst Centre
Belangrijk binnen de PdC is het Holst Centre, opgezet door TNO, IMEC en Philips. Via het open
innovatiemodel zullen bedrijven, MKB en kennisinstellingen hier intensief samenwerken in R&D op
4 Kamerstukken II, 2004/05, 24 446, nr. 27
15Organiserend Vermogen
het terrein van draadloze sensoren en polymeren systemen, die hun toepassing zullen krijgen in
o.a. telecommunicatie, gezondheidszorg, zonnecellen en agrofood-ketens.
Het Holst Centre zal zorgen voor een economische impuls door het creëren van nieuwe werkge-
legenheid, intensivering van de R&D-inspanningen, spin-off technostarters, nauwe samenwerking
met MKB en onder andere 3TU en Dutch Polymer Institute. Bovendien zal het een magneet worden
voor buitenlandse bedrijven die hier gezamenlijk onderzoek en ontwikkeling komen doen zoals dat
bij IMEC in Leuven te zien is.
Minister Brinkhorst heeft op 25 mei 2005 een bijdrage van € 12,5 miljoen toegezegd om het Holst
Centre op te starten. Met de € 40 miljoen die daar uit het Paasakkoord (FES) bij is gekomen krijgt
het Holst Centre een stevige meerjarige impuls om de programma’s met bedrijven op te zetten en
de komende jaren goed van de grond te komen.
2.4 Medical Systems
Initiatieven op het gebied van Medical Systems worden opgepakt in het kader van het aandachts-
gebied “Life Sciences en Gezondheid” (hoofdstuk 7).
2.5 Embedded Software
Het Embedded Systems Institute (ESI) heeft voor de zomer samen met een aantal partijen (weten-
schap, ondernemers en overheid) uit de glastuinbouwsector gewerkt aan een visiedocument onder
de naam “Intelligentie in kas en keten”. De term “kas” moet hierbij ruim worden geïnterpreteerd:
de geschetste innovaties doen zich voor in de volledige breedte van de tuinbouwsector. Als onder-
deel van een bredere strategische notitie over ontwikkelingen in de glastuinbouwsector, wordt het
visiedocument ingediend bij de pilot Flowers & Food. Verschillende marktpartijen en ondernemers
hebben er, met het oog op nieuwe concepten, innovaties en kennisontwikkeling, ideeën voor
ingebracht. Het gaat daarbij om toepassing van kennis (intelligentie) binnen, tussen en over de
verschillende schakels van de keten.
2.6 Regionale initiatieven binnen High Tech Systemen & Materialen
Zoals in de vorige rapportage al aan de orde kwam is de sleutelgebied-aanpak niet opgezet met
de bedoeling zich te concentreren op regio’s. Binnen bepaalde regio’s bevinden zich echter veel
hoog-technologische bedrijven; het gebied Twente/Achterhoek is zo’n regio, evenals het gebied
rondom Eindhoven. Verbindingen tussen de sleutelgebieden-aanpak en initiatieven in deze regio’s
liggen daarom voor de hand. Het gebiedsgericht economisch beleid schenkt specifiek aandacht
16 Organiserend Vermogen
aan mogelijke verbindingen tussen het innovatiebeleid en de versterking van het regionale onder-
nemings- en vestigingsklimaat. Een voorbeeld is de internationale school in Eindhoven.
Internationale school
In opdracht van de Kamer van Koophandel en de gemeente Eindhoven is enkele jaren geleden
onderzoek gedaan naar de positie van de Internationale scholen in Eindhoven (rapport: “Positie van
de Internationale scholen in Eindhoven”). In de conclusies en aanbevelingen wordt o.a. aandacht
gevraagd voor de verhoging van de kwaliteit van het onderwijs gemeten aan internationale stan-
daarden en het vergroten van de herkenbaarheid/uitstraling van het internationaal onderwijs in
Eindhoven De fysieke, onderwijskundige en organisatorische samenvoeging van de internationale
afdelingen tot één campus zou een aantal problemen kunnen oplossen. Het project is na de onder-
tekening van een intentieverklaring in 2003 reeds gestart met een aantal verkennende en voorbe-
reidende activiteiten. De ontwerpfase en de aanvang van de realisatie van de International School
zullen in het najaar van 2005 respectievelijk voorjaar 2006 starten. Ter uitvoering van deze aan-
bevelingen hebben DAF, Philips, de KvK en de gemeente Eindhoven besloten samen met de twee
schoolbesturen een Task Force in te stellen om de problemen nader te analyseren en op te lossen.
DPI en NIMR
Het Dutch Polymer Institute (DPI) en het Netherlands Institute for Metals Research (NIMR) hebben
de intentie om gezamenlijke programma’s en/of projecten te starten om raakvlakken tussen beide
instituten ten volle te benutten. Gedacht wordt aan projecten met betrekking tot flexibele zonnecel-
len, waarbij kennis en expertise van beide instituten benodigd is.
Omschrijving Wie Status
1. Holst Centre - R&D samenwerking op het terrein van draadloze sensoren en polymeren systemen (toepassing in onder andere telecommuni- catie, gezondheidszorg en agrofood-ketens).
TNO, IMEC, Philips, EZ
- 25 mei 2005 aftrap (EZ-bijdrage van € 12,5 miljoen). - Het Rijk stelt verder € 40 miljoen beschikbaar.
2. ESI uitbouwen ten behoeve van MKB- Opstellen strategische notitie over ontwikke- lingen in glastuinbouwsector.
ESI Visiedocument “Intelligentie in kas en keten” gereed: maakt deel uit van de strategische notitie.
3. TNO Automotive naar Eindhoven- Verhuizing van het instituut van Delft naar regio Eindhoven.
TNO Het Rijk heeft € 10,7 miljoen ter beschikking gesteld.
4. Maintenance Valley (MV)- Duurzame verbetering van de concurrentie- positie van Nederland op het gebied van MRO.
Bedrijven, KIS, Defensie, EZ
Werkgroep werkt aan business cases. Deze worden in november met betrokken bewindspersonen en CEO’s besproken.
5. DPI en NIMR dichter bij elkaar- Synergie van instituten beter benutten.
DPI, NIMR Gezamenlijke projecten worden op dit moment opgesteld.
6. Internationale school Eindhoven - Internationale afdelingen tot 1 campus samenvoegen.
Regio Eindhoven
Ontwerpfase najaar 2005 gereed.
17Organiserend Vermogen
3 Flowers & Food
In dit sleutelgebied heerst een opmerkelijke dynamiek. Vele partijen nemen initiatieven en komen
in actie: de ministeries van EZ en LNV hebben afgelopen periode hun beleid voor bedrijven en
kennisinstellingen in Flowers & Food geïntensiveerd en het veld heeft het afgelopen half jaar vele
activiteiten ontplooid. Zo heeft EZ dit sleutelgebied als één van de drie gebieden gekozen waar een
Pilot Innovatieprogramma op wordt uitgevoerd in het kader van de herijking. De spelers in het veld
zijn op hun beurt deze pilot aan het opzetten en vorm aan het geven.
Binnen de pilot Flowers & Food wordt ook onderzocht of en hoe kennisvouchers hier een plaats
kunnen krijgen. Verder worden enkele proeven met kennisvouchers voor specifieke beleids-
trajecten van LNV overwogen op het terrein van de agrologistiek en plattelandsontwikkeling. Bij
het ontwikkelen van deze proeven is het van belang ook de Europese context in ogenschouw
nemen. De Europese Strategie voor Plattelandsontwikkeling biedt al de mogelijkheid voor lidstaten
om het instrument kennisvouchers een plaats te geven. De financiering van vouchers zou deels
met EU-geld en deels met middelen uit de bestaande LNV-begroting kunnen geschieden.
3.1 Twee stuurgroepen
Vorig jaar zijn er twee stuurgroepen opgericht ter versterking van het sleutelgebied Flowers &
Food.
De Stuurgroep om het clusterinitiatief “Food Nutrition Delta” verder uit te werken, heeft op 8 juli
2005 een programmavoorstel ingediend bij EZ. Het plan is breed gedragen door de bedrijven en
kennisinstellingen en omvat als eerste stap in een geïntegreerde voedselwaarde-keten de continu-
ering en opschaling van het Wageningen Centre for Food Sciences (WCFS+). Najaar 2005 worden
de plannen voor de tweede fase met een applicatiecentrum en een agenda voor het MKB opge-
steld. Het plan voor het opschalen van WCFS wordt op dit moment getoetst in verband met een
mogelijke financiële bijdrage van EZ. Er een duidelijk relatie in aangebracht met een door LNV en
VWS opgezet programma Voeding en Gezondheid.
Ook de Stuurgroep Tuinbouwinnovatie (december 2004 ingesteld) is voortvarend aan de slag
gegaan. De tuinbouwsector (bedrijfsleven, kennisinstellingen) heeft in juli 2005 een ambitieuze
Innovatie- en kennisagenda Tuinbouwcluster “Tuinbouw 2020” aangeboden aan de ministers van
LNV en EZ en aan het Innovatieplatform. Deze Tuinbouwagenda wordt met zijn zes speerpunten
ondergebracht in het zojuist genoemde Innovatieprogramma van EZ waarin ook LNV participeert.
Dit proces is in volle gang.
18 Organiserend Vermogen
De activiteiten van de Stuurgroep zullen worden voortgezet, zodat in voortdurende dialoog met de
sector op een vraaggestuurde wijze invulling en uitwerking van de Tuinbouwagenda kan plaats-
vinden.
De speerpunten van de Tuinbouwagenda zijn:
• Greenports, hart van internationale netwerken;
• Markt en consument, gezondheid en welbevinden;
• Intelligente kas in intelligente keten;
• Kas als energiebron en Energiewebs;
• Leren Innoveren;
• TTI Groene Genetica.
3.2 Handhaving kwekersrecht
Handhaving van het kwekersrecht staat regelmatig in de belangstelling. Onlangs zijn twee belang-
rijke seminars georganiseerd.
• Eind september 2005 is in China een seminar gehouden, waar de secretaris van de Raad voor
het Kwekersrecht voor Nederland een presentatie heeft gehouden over handhaving van het
kwekersrecht.
• Op 4 en 5 oktober 2005 werd in Brussel een seminar georganiseerd door het Communautair
Bureau voor Plantenrassen (CPVO). Vanuit Nederland was er een ruime deelname.
De komende bijeenkomsten zullen naar verwachting naast inhoudelijke informatie ook meer
duidelijkheid geven over de rol van het bedrijfsleven en de overheid. Kwekersrecht is van privaat-
rechtelijke aard waarbij in beginsel het bedrijfsleven als eerste aan zet is indien inbreuk op dit
recht wordt gemaakt.
Eind oktober is een dagdeel van de bijeenkomst van de International Union for the Protection of
New Varieties of Plants (UPOV) besteed aan handhaving van het kwekersrecht. Vanuit het bedrijfs-
leven werden presentaties gegeven.
19Organiserend Vermogen
3.3 Agrologistiek
In de vorige sleutelgebieden-rapportage stond dat gewerkt werd aan de implementatie van elf pilot
projecten die door het Platform Agrologistiek5 werden gefaciliteerd. Deze projecten zijn inmiddels
opgestart; ze worden getrokken door het bedrijfsleven. Het betreft innovatieve projecten waarin
de doelstelling van de Visie Agrologistiek (clusteren, verbinden en regisseren) is uitgewerkt. Het
faciliteren van het Platform heeft twee oogmerken. Ten eerste dienen de projecten als voorbeeld
en inspiratie en ten tweede als proef om te bezien tegen welke problemen men aanloopt. Elk
probleem moet worden verholpen middels een structurele oplossing, die het probleem bij de kern
aangrijpt. De problemen die opduiken, zijn grofweg in drie soorten te verdelen:
• onbekendheid met mogelijke oplossingen;
• gebrek aan middelen;
• gebrek aan mogelijkheden (bijvoorbeeld op het gebied van wet- en regelgeving).
Op alle drie zet het Platform in. Vooral bij het creëren van mogelijkheden is interdepartementale
samenwerking, maar ook samenwerking met provincie en gemeenten, een noodzaak. Hierbij wordt
aangesloten bij het gedachtegoed van de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit (o.a. Greenports).
Omschrijving Wie Status
1. Erkennen kracht Flowers & Food-cluster
- Uitwerking Food & Nutrition.
EZ, LNV Plan Food & Nutrition Delta
(WCFS+) gereed.
2. Flowers & Food kennisvouchers introduceren
- Proeven met kennisvouchers voor specifieke
beleidstrajecten van LNV.
LNV Besluitvorming in najaar
2005.
3. Handhaving Kwekersrecht
- Tweede Kamer wet in januari 2005 aangenomen.
- Via privaatrecht dienen partijen een inbreuk op
hun rechten kenbaar te maken.
Bedrijven, LNV,
OM
Wet is begin 2005 aange-
nomen.
4. Agrologistiek in EU verband aanpakken
- Implementatie van 11 pilot projecten.
LNV, V&W,
VROM, EZ
Projecten zijn medio 2005
opgestart.
5 Het Platform Agrologistiek bestaat uit bedrijfsleven (agro en logistiek) en overheid (LNV, V&W, VROM en EZ).
20 Organiserend Vermogen
21Organiserend Vermogen
4 Water
Het sleutelgebied Water bestaat uit de sectoren waterzuivering en waterbehandeling, waterbouw
en waterbeheer, en de maritieme cluster. Het belang en de kansen van innovatie in de watersector
zijn groot. In overleg tussen betrokken partijen en door bundeling van krachten wordt invulling
gegeven aan een groot aantal initiatieven. Hieronder lichten we een aantal deze acties toe.
4.1 Bloemblad Water
In de vorige rapportage ‘Onderscheidend Vermogen’ is bij de introductie van de vijf Bloembladen
van V&W specifiek aandacht geschonken aan het Bloemblad Water. Dat richt zich op innovatieve
initiatieven die (onder beleidsverantwoordelijkheid van V&W) bijdragen aan de oplossing van maat-
schappelijke problemen en die economisch van belang zijn. Na de workshop in april 2005 heeft
het Bloemblad Water zich gericht op twee parallelle sporen.
• Spoor 1: Het identificeren van belangrijke watergerelateerde, maatschappelijke vraagstukken
en stimuleren dat rondom deze vraagstukken innovatieve projecten worden opgestart.
• Spoor 2: Het verbeteren van het innovatieklimaat door een andere rolverdeling tussen actoren
(overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen).
In een innovatieagenda werden deze twee sporen uitgewerkt. Er zijn concrete acties en uitwer-
klijnen benoemd voor een selectie van vier watergerelateerde maatschappelijke vraagstukken.
Daarnaast is voorgesteld om het innovatieklimaat te verbeteren en tot nieuwe verhoudingen te
komen tussen overheid, markt en kennisinstellingen. De vier watergerelateerde maatschappelijke
vraagstukken luiden als volgt.
1. Leven in een verstedelijkte Delta: business case ‘Waterproblematiek in de regio Haaglanden’
2. Europese Kaderrichtlijn Water
3. Ruimte voor de Rivier
4. Waterbeheer met behulp van ICT-toepassingen
De innovatieagenda maakt inzichtelijk welk perspectief de samenwerkende partijen in het
Bloemblad Water hebben op het innovatieklimaat in de sector water en welke acties ze onderne-
men om dat klimaat te verbeteren.
Op dit moment benaderen leden van het Bloemblad private partijen die in de toekomst een bijdra-
ge kunnen leveren aan het doorbreken van huidige verhoudingen en werkwijzen - een rode draad
22 Organiserend Vermogen
door alle thema’s. Daarbij streven ze naar duurzame oplossingen tegen maatschappelijk aanvaard-
bare kosten. Bij sommige thema’s heeft dit reeds geleid tot consortia die gezamenlijk toewerken
naar concrete projecten, zoals bij de business case “Waterproblematiek in de regio Haaglanden’.
Andere thema’s bevinden zich nog in de ideeën- en ontwikkelfase. Daarnaast is een aantal uitvoe-
ringsprojecten van het innovatieprogramma van RWS, WaterInnovatiebron (WINN), opgenomen in
de innovatieagenda.
Op 1 november vond in Maarssen de innovatie-manifestatie ‘Club van Maarssen’ plaats: een dag
waarop de vijf sectoren van het V&W-Beraad Kennis en Innovatie hun agenda presenteerden aan
de minister en staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Ook de voorzitter van het Bloemblad
Water deed dat. Op deze dag hebben overheden, marktpartijen en kennisinstellingen gediscus-
sieerd en afspraken gemaakt over innovatiemogelijkheden in de vijf sectoren van V&W. De verbe-
tering van het innovatieklimaat in de watersector stond daarbij centraal: wat staat de verschillende
partijen te doen om (1) een nieuwe verdienlijn in de sector water te creëren, (2) de maatschap-
pelijke watervraagstukken op te lossen en (3) Nederland een internationaal gerenommeerd ken-
nisland te laten blijven? Bij de discussie werd gebruik gemaakt van de Toekomstvisie Water van
het NWP (zie ook 4.2). Na de manifestatie van 1 november zijn de leden van het Bloemblad Water
samen met de verschillende projectgroepen verdergegaan met het uitwerken en uitvoeren van de
vier geselecteerde watervraagstukken. Ook houdt een aantal leden zicht op de ervaringen in de
vier projectgroepen, die bij gelegenheid gebruikt zullen worden om nieuwe initiatieven rond dit
thema op te zetten.
In het Bloemblad zijn ook de clusters van private partijen zoals het maritiem cluster en het
Netherlands Water Partnership (zie 4.2) betrokken. Daarnaast zijn er raakvlakken met het pilot
innovatieprogramma dat EZ samen met bedrijven en kennisinstellingen in het kader van de her-
ijking ontwikkelt.
4.2 Toekomstvisie Water
Het Netherlands Water Partnership (NWP) werkt actief aan de (internationale) innovatie-agenda
van de Nederlandse watersector. In dit kader hebben het NWP en de CUR in september het rap-
port ‘Een wereld om water’6 aangeboden aan de minister van EZ en de staatssecretaris van V&W.
Het rapport presenteert een duurzaam toekomstbeeld van de Nederlandse watersector, met twee
doelen: economische groei en maatschappelijke meerwaarde. Hiermee kan de sector strategische
keuzen maken.
6 “Een wereld om water”, NWP en CUR, 2005
23Organiserend Vermogen
Om dit toekomstbeeld werkelijkheid te laten worden is een transitiepad ontwikkeld dat start bij
de huidige situatie. Daartoe zijn problemen en knelpunten, alsmede kansrijke en veelbelovende
clusters in beeld gebracht. Per cluster is de concurrentiekracht van het nationale aanbod en de
aantrekkelijkheid van de internationale markt weergegeven. Innovatie is essentieel in de strategie
om het toekomstbeeld te bereiken. Op veel punten liggen expliciet raakvlakken met de ideeën van
het Bloemblad Water.
Aanbevelingen uit de Toekomstvisie
In de Toekomstvisie komen twee zwakten naar voren:
1. De watersector kan excellent zijn in wetenschappelijk onderzoek, maar economisch toch onder-
maats presteren.
2. De watersector kan excellent zijn in het ontwikkelen en maken van technische producten, maar
economisch eveneens ondermaats presteren.
‘Een wereld om water’ geeft een aantal aanbevelingen, waaronder de volgende.
• Maak een eind aan de bestaande cultuur van versnippering door in veel grotere samenwer-
kingsverbanden te opereren.
• Vereenvoudig de organisatie van de watersector.
• Richt een Innovatie Top Instituut (ITI) op, waarin voor water strategische kennis over technologie
en maatschappelijke vraag samen worden ontwikkeld; laat het bedrijfsleven hieraan meefinan-
cieren en stem het onderzoek af op de toekomstige marktvraag.
• Creëer ruimte voor innovatieve aanbestedingsvormen van complexe geïntegreerde projecten
met een hoge maatschappelijke en economische meerwaarde.
• Maak R&D een integraal onderdeel van het totale innovatietraject door sectorbreed gebruik te
maken van eenzelfde raamwerk voor de open innovatieprocessen in strategische samenwer-
kingsverbanden.
Het Toekomstbeeld 2010 voor de Nederlandse watersector
• Realisatie van een groei die minimaal gelijk is aan de mondiale groei (exportverdubbeling)
• In brede samenhang opereren (de actoren spelen elkaar de bal toe)
• Ervoor zorgen dat maatschappelijke en economische doelstellingen elkaar versterken
• De Nederlandse watersector kent vijf innovatieve clusters die tot de mondiale top behoren
Op lange termijn wil de sector de Nederlandse positie en het marktaandeel vergroten.
24 Organiserend Vermogen
Behalve nationaal kunnen ook in Europees verband veel kansen worden benut en knelpunten
worden aangepakt. Zo is er een strategie op te stellen over de wijze waarop de Nederlandse
watersector met de thuismarkt Europa moet omgaan en hoe Nederland de Kader Richtlijn Water
aan kan grijpen om innovatie te versnellen. Ook het zoeken naar alternatieven om de belemmering
weg te nemen die in de publieke structuur van de sector zit, is van belang. Individuele organisa-
ties moeten gestimuleerd worden om de Europese en internationale markt op te gaan zonder het
publieke karakter voor de Nederlandse consument aan te tasten. Voorts liggen er tal van moge-
lijkheden om op Europees niveau beter samen te werken. Een van de initiatieven op Europees
niveau is het ‘European Water Supply and Sanitation Technology Platform’ (WSSTP). Een van de
taken van dit platform is het verbeteren van de samenwerking tussen overheden, ontwikkelaars
en gebruikers van waterbehandelingstechnologieën. Het platform heeft een ‘Strategic Research
Agenda’ (SRA) opgesteld voor innovatieve waterbehandelingstechnologieën en de invulling van
het onderzoeksprogramma voor het 7e Kaderprogramma. Momenteel wordt nagedacht voor het
Zevende Kader Programma. Momenteel wordt nagedacht over een voortzetting van dit platform
om de implementatie van het onderzoek te begeleiden en de initiatieven op dit gebied blijvend te
coördineren.
4.3 Waterzuivering en waterbehandeling
Taskforce Waterzuiveringstechnologie
De vorige rapportage over de sleutelgebieden ging kort in op een verkenning naar de werking van
het innovatiesysteem binnen de Nederlandse waterzuiveringssector, waarmee EZ in de loop van
2004 was begonnen. Als vervolg op deze verkennende studie is EZ een verdiepingstraject begon-
nen. Onderdeel daarvan was een stakeholdersconferentie op 7 april 2005, waar ruim 125 profes-
sionals uit de waterzuiveringssector met elkaar discussieerden over kansen en belemmeringen
voor gezamenlijke innovatie. Tijdens die conferentie moest blijken in hoeverre de belanghebbenden
nut en noodzaak zouden zien van een gezamenlijk innovatietraject om de kansen op de wereld-
markt te grijpen.
Het resultaat van de conferentie, een voorlopige innovatieagenda, is door een taskforce aanslui-
tend in een positioning paper vertaald. In dit paper is de afweging gemaakt op welke onderwerpen
het Nederlandse cluster zich zou moeten concentreren. Waar liggen de marktkansen en waarin is
het Nederlandse innovatiesysteem sterk? Uiteindelijk werden drie clusters gekozen:
1. decentrale waterzuivering en sensortechnologie;
2. optimalisatie van de procesketen en hergebruik van (industrieel) afvalwater;
3. stikstof-/koolstofcyclus.
25Organiserend Vermogen
Verder geeft het paper aan dat drie belemmeringen moeten worden weggewerkt die de ontwikke-
ling van een excellent Nederlands cluster in de weg staan:
1. het ontbreken van referentieprojecten;
2. het tekort aan praktisch toepasbaar onderzoek;
3. de onderbenutting van kennis.
Gegevens uit dit paper zijn tevens gebruikt bij het opstellen van de Toekomstvisie Water. Met de
totstandkoming van het positioning paper en de Toekomstvisie Water is nu duidelijk waar de sector
kansen ziet en welke belemmeringen moeten worden weggenomen.
Technologisch Topinstituut Watertechnologie
De Toekomstvisie Water laat zien dat de mondiale watermarkt beduidend sneller groeit dan de
export van de nationale watersector. Een belangrijk knelpunt voor Nederland is de afstemming
tussen de vraag vanuit de markt en de kennis die wordt ontwikkeld. Daarnaast speelt het feit dat
onze kennisinfrastructuur versnipperd is, een rol: kennis wordt op uiteenlopende plaatsen ontwik-
keld (universiteiten, bedrijven, kennisinstellingen). Alleen door bundeling van krachten kan ons
land de hoogwaardige kennispositie in watertechnologie behouden en uitbouwen, zodat we op de
toekomstige behoefte voorbereid blijven. Door verdere uitbouw van Wetsus (aanbevolen door het
Innovatieplatform) in een Technologisch Topinstituut Watertechnologie (TTI Watertechnologie) zal de
samenwerking toenemen en de impact verder groeien.
Inmiddels is een initiatiefgroep gestart met vijf deelnemers (TNO, Kiwa, Unesco-IHE, TUD en
Wetsus). Aan elk van deze partijen is een groot aantal andere instellingen en bedrijven verbonden,
in het geval van Wetsus specifiek met het doel om gezamenlijk een TTI te vormen. Het overleg in
de initiatiefgroep is in volle gang. Tegelijkertijd ontwikkelt de groep het businessplan en het onder-
zoeksprogramma. Uitgangspunt daarbij is excellentie en multidisciplinariteit. Nu al zijn een kleine
twintig leerstoelen bij het initiatief betrokken.
De overtuiging is dat vraaggestuurde bundeling van al deze kennis snel tot technologische
doorbraken zal leiden. De betrokkenheid van het bedrijfsleven leidt tot goede aansluiting op de
internationale markt en tot snelle opschaling en commercialisering. Verschillende organisaties in
de watersector hebben hun interesse uitgesproken en de bereidheid aangegeven om in een TTI
Watertechnologie te investeren. In de traditioneel sterk gevarieerde watersector is het verder een
belangrijk gegeven dat partijen van diverse pluimage (publiek/privaat, drinkwater/industriewa-
ter/afvalwater) elkaar hebben gevonden en ook bereid zijn samen te werken op het gebied van de
ontwikkeling van nieuwe technologie. Dit moet de innovatieve slagkracht en daarmee de interna-
tionale impact van de Nederlandse watersector versterken.
26 Organiserend Vermogen
4.4 Delta-Instituut
In de voortgangsrapportage van april is het proces beschreven om te komen tot een business plan
met verschillende opties voor het Delta-Instituut. Dit instituut moet duurzame oplossingen en inno-
vatieve concepten aanreiken voor de belangrijkste deltavraagstukken voor Nederland. Het bundelt
kennis en kunde van water en (slappe) bodem met betrekking tot veiligheid, bouw, beheer, water-
kwaliteit en daaraan gerelateerd bodemkwaliteit en ruimtegebruik. Daarmee levert het tevens een
wezenlijke bijdrage aan de vernieuwing van de publieke kennisinfrastructuur. Het Delta-Instituut
moet een instituut van wereldfaam worden dat in Nederland en daarbuiten topkwaliteit levert;
daarmee speelt het ook een belangrijke rol in het vergroten van de concurrentiekracht van de
Nederlandse watersector. Op dit moment werkt de Stuurgroep waarin de betrokken instituten en
de ministeries van V&W, OCW en EZ participeren, aan het advies voor de minister van V&W. De
Stuurgroep is geadviseerd door een externe commissie die een aantal opties voor de vorming van
het Delta-Instituut heeft uitgewerkt. Eind 2005 wordt het kabinetsbesluit verwacht over het Delta-
Instituut.
4.5 De maritieme cluster
Op 27 april 2005 organiseerde het NML (Nederland Maritiem Land) de tweede Rondetafel
Conferentie Maritiem Cluster. Werden tijdens de eerste Rondetafel vooral kansrijke onderwerpen
en gebieden geïnventariseerd, tijdens de tweede Rondetafel stonden waren onderwerpen en voor-
stellen geagendeerd die ter besluitvorming aan de drie aanwezig bewindslieden (Peijs, Wijn en Van
Gennip) zijn voor gelegd. Zo hadden de zeevaartsector en de jachtbouw onderzoek laten uitvoeren
naar het fiscale regime in Nederland en andere Europese landen, waarop staatssecretaris Wijn
toezegde om een van de elementen (de tonnageregeling) uit te breiden met scheepsmanage-
ment. Staatssecretaris Van Gennip reageerde positief op het initiatief van de maritieme sector om
de zogenaamde Dutch Maritime Trade Board op te richten. Zij gaf aan, een dergelijk initiatief te
ondersteunen en zegde toe om een koppeling te maken tussen de algemene Dutch Trade Board
en deze nieuwe Maritime Trade Board. Verder is samen met branches en bedrijfsleven een model
ontwikkeld om de innovatieimpuls voor de zeescheepvaartsector (€ 10 miljoen) op een effectieve
manier te structureren. Deze impuls had minister Peijs op de eerste Rondetafel aangekondigd. Ten
slotte is ook een aantal Europese initiatieven op maritiem terrein aan de orde geweest.
27Organiserend Vermogen
Omschrijving Wie Status
1. Ontwikkeling Delta Instituut
- Bundeling en versterking van
bestaande kennis op gebied van
hoogwaterbescherming, water-
beheer en daarmee samenhan-
gend grondgebruik in één
instituut.
GeoDelft, WL, TNO, V&W, EZ,
OCW
In november 2005 wordt
het advies van de stuur-
groep aan de minister en
staatssecretaris van V&W
afgerond.
2. Wetsus verder ontwikkelen
- Het gezamenlijk laten investeren
van diverse partijen op het gebied
van multidisciplinair, risicovol
onderzoek naar watertechnologie.
Wetsus, overige deelnemers
consortium, EZ
Breed consortium werkt
aan businessplan en onder-
zoeksprogramma voor een
Technologisch Topinstituut
Watertechnologie.
28 Organiserend Vermogen
29Organiserend Vermogen
5 Chemie
Op 7 september 2005 heeft het Innovatieplatform een nieuw sleutelgebied benoemd: Chemie.
Het IP onderschrijft daarmee het belang van chemie voor Nederland. Er wordt onder leiding van
Jacques Joosten (DSM) een regiegroep geformeerd om een actieplan op te stellen. Dit actieplan
moet een eigenstandige visie en ambitie bevatten; het is de bedoeling dat het naast reeds lopende
initiatieven van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden (zoals Genomics en de publiek-pri-
vate samenwerkingsverbanden Scheidingstechnologie en Witte Biotechnologie) levensvatbaar is.
Duurzaamheid wordt een centraal thema binnen de voorstellen voor dit sleutelgebied.
Omschrijving Wie Status
1. Het formeren van een regiegroep
- De regiegroep stelt een actieplan op.
Bedrijven,
kennisinstellingen
Regiegroep wordt op dit
moment samengesteld.
30 Organiserend Vermogen
31Organiserend Vermogen
6 Creatieve Industrie
De IP-werkgroep Creatieve Industrie heeft onlangs het advies “Creativiteit: de gewichtloze brand-
stof van de economie” gepresenteerd, met als doel om de bijdrage van de creatieve industrie aan
de Nederlandse kenniseconomie te versterken. De werkgroep roept de sector op zichzelf zo te
organiseren dat de basis gelegd kan worden voor een nationaal programma om een extra impuls
te geven aan de creatieve industrie.
De minister en de staatssecretaris van EZ hebben samen met de staatssecretaris van Cultuur
& Media op 14 oktober 2005 in hun brief Cultuur en Economie, “Ons creatieve vermogen”, de
Tweede Kamer geïnformeerd over hun beleidsvoornemens. Het gaat erom, de kansen die de cre-
atieve industrie biedt, beter te benutten en de economische effecten van cultuur en creativiteit te
versterken. In de brief stellen de bewindslieden een “programma voor de creatieve industrie” voor,
waarvoor een bedrag van € 15,4 miljoen wordt uitgetrokken in de periode 2005-2008. De meest
omvangrijke post betreft een reservering van € 8 miljoen voor de Creative Challenge Call.
De Creative Challenge Call is een oproep aan Nederlandse kennisinstellingen en het bedrijfsleven
(zowel uit de creatieve industrie als daarbuiten) om projectvoorstellen te doen die kennisontwik-
keling en –uitwisseling, samenwerking en netwerkvorming centraal stellen. De Creative Challenge
Call zet in op een platformfunctie, gestimuleerd door de ondersteuning van projecten waar netwer-
ken worden gestart en versterkt. Het appèl is bedoeld als eerste aanzet om de door het kabinet
gewenste verbindingen en dynamiek tussen cultuur en economie tot stand te brengen.
6.1 Onderzoeksprogramma EZ en OCW
EZ en OCW hebben recent uitgebreid onderzoek laten uitvoeren naar samenstelling en omvang van
de creatieve industrie. Eind juni zijn de resultaten7 besproken met zo’n 300 vertegenwoordigers uit
de sector op de conferentie Cultuur en Economie in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag.
Uitgangspunt Creatieve industrie
De creatieve industrie omvat een verzameling bedrijfstakken waar een groot deel van de productie
plaatsvindt. Bij het operationaliseren van het begrip ‘creatieve bedrijfstakken’ worden drie cate-
gorieën afgebakend: (1) kunsten, (2) media & entertainment en (3) creatieve zakelijke dienstver-
lening. Het onderzoek gebruikte twee definities van creatieve industrie: een beperkte definitie die
kan worden beschouwd als ‘creatie’ en een ruime definitie ‘creatie en vermarkting’.
7 Zie ook www.cultuureneconomie.nl
32 Organiserend Vermogen
Omvang van de creatieve industrie8
In 2004 bedroeg de werkgelegenheid binnen de creatieve industrie tussen de 2% (beperkte
definitie) en 3,2% (ruime definitie) van het totaal. Het aantal banen is tussen 1996 en 2004 in de
beperkte definitie met 34% toegenomen. Inclusief materiële productie, distributie en retail was
die toename iets minder uitgesproken, namelijk 25%. De werkgelegenheid in de initiële creatie
is sterker gegroeid dan de verdere productie en distributie hiervan. De creatieve sector blijkt het
grootst te zijn in de Randstad. Daar is ook de grootste groei te vinden (op de tweede plaats staat
het noorden van het land).
Omzet en export
Doordat gegevens slechts beperkt beschikbaar zijn, is het niet eenvoudig algemene uitspraken te
doen over de omzet die creatieve bedrijfstakken genereren. De toegevoegde waarde in de crea-
tieve industrie bedroeg in 2004 ongeveer € 8,4 miljard. De relatieve bijdrage ervan aan de totale
omzet van het Nederlandse bedrijfsleven blijkt de laatste jaren te stijgen. Ook de export neemt
flink toe, hoewel het aandeel van deze industrie in de totale Nederlandse export nog gering is.
Deze gegevens hebben vooral betrekking op de architectuur, de reclamebranche en de media-
sector. Dit zijn ook precies de Nederlandse creatieve sectoren die internationaal gezien de laatste
jaren aanzien hebben verworven.
Kansen en knelpunten
De Nederlandse creatieve industrie heeft een goede uitgangspositie en kent enkele sterke punten.
Zo is er voldoende aanbod van menselijk kapitaal, bestaan er gerenommeerde opleidingen en
zijn delen van de Nederlandse creatieve industrie internationaal zeer goed zichtbaar. Verder kent
Nederland een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor deze industrie. De groei van de sector wordt
echter belemmerd door een aantal knelpunten, zoals:
• onvoldoende aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt;
• beperkte samenwerking, zowel binnen creatieve bedrijfstakken zelf als met andere bedrijfs-
takken;
• lage prioriteit van promotie en export van de creatieve industrie;
• moeizame toegang tot risicokapitaal.
De nota Cultuur en Economie gaat in op de wijze waarop deze knelpunten zullen worden aange-
pakt.
8 Creativiteit in kaart gebracht. Mapping document creatieve bedrijvigheid in Nederland, 28 juni 2005, ministeries van EZ
en OCW.
33Organiserend Vermogen
6.2 Dynamiek en initiatieven
Tegenover bovengenoemde knelpunten staan echter ook veel initiatieven, zowel binnen de sector
als bij regionale overheden. Zo is er in de Noordvleugel van de Randstad en in Zuidoost-Nederland
steeds meer aandacht voor de economische betekenis van de creatieve industrie. Op enkele initia-
tieven gaan we hieronder kort in.
Regio Amsterdam
Het Amsterdam New Media instituut heeft de Quick Scan van de relevante kennisinfrastructuur op
het gebied van ICT en nieuwe media afgerond.
Bedrijven (KPN, Endemol, LogicaCMG e.a.), instituten (WaagSociety, Virtueel Platform en Nederland
Kennisland) en kennisinstellingen (UvA, VU, Hogeschool van Amsterdam en ANMI) hebben zich ver-
enigd rond de ambitie om van de regio Amsterdam dé Europese vestigingsplaats te maken voor de
content-industrie (zowel voor entertainment als social software). Om hier een impuls aan te geven
wordt in 2006 de Cross Media Week in Amsterdam georganiseerd. De Gemeente Amsterdam heeft
ontwikkelsubsidie toegezegd en de eerste bedrijven hebben aangegeven zich driejarig te willen
verbinden. De officiële kick-off staat voor eind 2005 gepland.
Regio Eindhoven
Ook Zuid-Nederland kent diverse initiatieven gericht op het versterken van de creatieve industrie,
bijvoorbeeld in Tilburg, Eindhoven en Breda. Door verbinding met de maakindustrie in Zuid-
Nederland bestaan er op design-gebied kansen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de ambitie om Eindhoven
een internationaal vooraanstaande design stad te laten zijn. In oktober 2005 was de stad het
podium van de Dutch Design Week met nationale en internationale presentaties.
Regio Delflanden
De Faculteit Industrieel Ontwerpen van de TU Delft werkt met een brede groep bedrijven, kennis-
instellingen en belangenorganisaties aan de oprichting van een ‘Netherlands Institute for Product
Design’ (NIPD). Het doel van het NIPD is het creëren van een platform om de samenwerking tus-
sen Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen op het gebied van integrale productontwikkeling
te intensiveren.
De constatering dat de verschillende regio’s met elkaar samenwerken stemt tot voldoening. Zo
werkt het cluster ICT & nieuwe Media in de regio Amsterdam samen met het cluster Design &
Technologie in de regio Eindhoven aan een gezamenlijk programma ter versterking van beide clus-
ters.
34 Organiserend Vermogen
Wet- en regelgeving
De minister van Justitie stuurt binnenkort de nieuwe gedragscode op het gebied van promotionele
kansspelen naar de Tweede Kamer. De gedragscode, opgesteld na overleg met vertegenwoordi-
gers van onder andere mediaproductiebedrijven, telecomproviders, VNO-NCW, MKB Nederland, het
Nederlands Uitgevers Verbond en de kansspelvergunninghouders, treedt vermoedelijk dit jaar nog
in werking.
Daarnaast is een ronde tafel over auteursrechten voor de creatieve industrie georganiseerd door
Syntens en het Virtueel Platform. Tijdens deze bijeenkomst kwamen twee knelpunten naar voren:
het gebrek aan tarieftransparantie op de rechtenmarkt en de wens om flexibel te kunnen inspe-
len op ontwikkelingen binnen de creatieve industrie (bijvoorbeeld nieuwe businessmodellen). Het
ministerie van Justitie is samen met EZ en OCW verantwoordelijk voor de auteursrechten. Of de
wetgeving voor auteurscontractenrecht voor verbetering vatbaar is, wordt (met input uit het veld)
momenteel door Justitie bezien. OCW ondersteunt de Nederlandse Creative Commons-licentie (een
alternatief model voor auteursrechten).
De eerste projecten binnen het Innovatiegerichte Onderzoek Programma Integrale ProductCreatie
en Realisatie (IOP IPCR) van EZ zijn inmiddels van start gegaan. Het IOP IPCR stimuleert de ontwik-
keling van generieke methoden en hulpmiddelen ter ondersteuning van ontwerpers in de maakin-
dustrie.
Creatieve starters
In september 2005 is het rapport ‘Creatieve Starters’ verschenen. Dit rapport gaat in op de vraag
in hoeverre een regeling naar voorbeeld van het Britse NESTA-initiatief nodig is om creatief onder-
nemerschap en innovatie te stimuleren. Stichting Kennisland heeft voor EZ een analyse gemaakt
van regionale en internationale initiatieven om startende ondernemers in de creatieve industrie
te stimuleren. Via enkele interviews zijn de knelpunten in kaart gebracht die ‘creatieve starters’
ervaren. Daarnaast is bekeken welke mogelijkheden ze binnen het bestaande Technopartner-
programma van EZ en OCW hebben. De onderzoekers concluderen dat een integrale aanpak van
de knelpunten bij financiering, netwerken, ondernemersvaardigheden en intellectueel eigendom
vereist is om het klimaat voor startende ondernemers in de creatieve industrie te verbeteren; dit
zouden elementen moeten zijn van een breder programma om de veelkleurige creatieve industrie
verder helpen te ontwikkelen. In de nota Cultuur & Economie kondigen EZ en OCW de beleidsac-
ties aan waarmee zij het klimaat voor startende ondernemers in de creatieve bedrijfstakken verder
willen verbeteren.
7 Creativiteit in kaart gebracht. Mapping document creatieve bedrijvigheid in Nederland, 28 juni 2005, ministeries van EZ
en OCW.
35Organiserend Vermogen
Omschrijving Wie Status
1. Analyse KIS en plan van actie voor ver-
sterking
- Aansluiting onderwijs en kennisinstel-
lingen op het bedrijfsleven bevorderen.
ANMI, bedrijven,
kennisinstellingen,
EZ
Quick scan van de
kennisinfrastructuur op
gebied van ICT en nieuwe
media door ANMI gereed.
2. Oog voor innovatie bij toepassing wet-
en regelgeving
- Opstellen gedragcode op gebied van
promotionele kansspelen.
Justitie, EZ, OCW,
bedrijven
Deze gedragscode wordt
op korte termijn aan de
Tweede Kamer aangebo-
den.
3. Creatieve starters
- Stimulering ondernemerschap en
innovatie bij creatieve starters.
EZ, OCW, bedrij-
ven, kennisinstel-
lingen
September 2005 rapport
“creatieve starters” ver-
schenen; vervolg in nota
“Cultuur en Economie”.
4. Jaarlijkse mondiale “content”-beurs
- Organiseren van een internationale
“content”-beurs in najaar 2006.
Bedrijven,
kennisinstellingen,
lokale overheid
September 2005 officiële
kick-off plaatsgevonden.
36 Organiserend Vermogen
37Organiserend Vermogen
7 Life Sciences en Gezondheid
7.1 TopInstituut Pharma
Het TopInstituut Pharma (TI Pharma) legt een sterke basis voor een nieuw kenniscluster op het
gebied van de medische life sciences. Op initiatief van FIGON9 is een omvangrijk project gefor-
muleerd, met als doel onderzoek van en ontwikkeling naar nieuwe geneesmiddelen en gerichte
behandelwijzen op de prioritaire medische aandachtsgebieden. Het kabinet heeft een bijdrage uit
het Fonds Economische Structuurversterking beschikbaar gesteld. Het TI Pharma krijgt de vorm
van een Technologisch Topinstituut, waar betrokken bedrijven samenwerken met relevante, excel-
lente vakgroepen en kennisinstellingen op dit gebied. Naast de grote farmabedrijven participeert
een groeiend aantal innovatieve jonge life sciences bedrijven in TI Pharma. Het instituut zal een
open structuur kennen: in een later stadium kunnen ook nieuwe bedrijven meedoen. Het is voorts
de uitdrukkelijke intentie om het TI Pharma te laten uitgroeien tot een platform dat substantieel
deel uitmaakt van het Europese netwerk op dit terrein, zoals dat in ontwikkeling is in het kader
van de vormgeving van een JTI Innovative Medicines.
7.2 CMM
Het Center for Molecular Medicine (CMM) beoogt technologische doorbraken te realiseren in
geneeskunde die gebaseerd is op fundamentele biochemische kennis. Men spreekt hier ook wel
van ‘Molecular Medicine’. Het CMM wil deze doorbraken vertalen naar klinisch relevante toepas-
singen. Philips Research heeft met als partners Technische Universiteit Eindhoven en Universiteit
& Academisch Ziekenhuis Maastricht het initiatief genomen tot de oprichting; hoofdzetel van het
CMM is de High Tech Campus Eindhoven. Naast bestaande bedrijven als FEI, ASML, Océ, DSM en
Akzo Nobel, gaat het hier om een terrein waarop ook start-ups en spin-offs een goede kans heb-
ben om tot wasdom te komen.
Samenwerking
Het is de intentie het samenwerkingsverband uit te breiden met andere partners, zowel in het pri-
vate als in het publieke domein. Doel is de volledige keten van fundamenteel medisch-biologisch
onderzoek en geavanceerde technologische R&D tot klinische applicatie af te dekken voor alle
belangrijke ziektebeelden. Er bestaat bijvoorbeeld een hoge mate van synergie tussen het CMM
en het Privilege initiatief. Elementen uit het Privilege programma zullen dan ook samen met het
8 Federatie voor Innovatief Geneesmiddel Onderzoek Nederland.
38 Organiserend Vermogen
CMM worden uitgewerkt. Daarnaast vertoont het CMM op een aantal punten synergie met het
TopInstituut Pharma. Het LUMC werkt aan een initiatief rond medical & molecular bio-imaging.
Mogelijke samenwerking met het CMM wordt momenteel door betrokken partijen bezien.
Het CMM werkt op dit moment plannen en business cases uit en is voorts doende om de benodig-
de infrastructuur voor geïntegreerd onderzoek op het gebied van Molecular Medicine te realiseren.
Het CMM start begin 2006.
7.3 Wet- en regelgeving
De beheerslast en uitvoerbaarheid die voortvloeit uit wet- en regelgeving op het gebied van de
biotechnologie kan belemmeringen opwerpen voor bedrijven en kennisinstellingen die onderzoek
(willen) verrichten op dit gebied. Het kabinet heeft daarover in oktober 200410 een notitie aan de
Tweede Kamer gestuurd. Daarin wordt ingegaan op initiatieven die ervoor moeten zorgen dat de
administratieve lastendruk afneemt. Zonder dat er sprake is van wetswijziging, komen concrete
procedurele maatregelen en afspraken aan de orde, in eerste instantie over het terugdringen van
de termijnen voor vergunningverlening. Het Europese gemiddelde als maximumtermijn is daarbij
het uitgangspunt.
De effectiviteit van de initiatieven, opgenomen in de kabinetsnotitie van oktober 2004, wordt toe-
gelicht in de tweede notitie die eind 2005 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Daarin wordt
ook ingegaan op het terugdringen en vereenvoudigen van de wetgeving zelf, door middel van
wetswijzigingen. Voor de vereenvoudiging van de vergunningverlening wordt gebruik gemaakt van
de methodiek die is ontwikkeld door de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen11.
7.4 Nationaal Genomics Initiatief
Het Regieorgaan Genomics werkt aan een Visiedocument voor een tweede fase na 2007. De actie
dient gebaseerd te zijn op een onafhankelijke assessment door internationale experts. Op deze
manier wordt bepaald wat de excellente niches voor Nederland zijn. Het Regieorgaan voert deze
assessment in 2006 uit. Dit jaar heeft de Mid-term review van het Nationaal Genomics Initiatief
plaatsgevonden. De uitkomsten daarvan worden gebruikt bij het opstellen van het Visiedocument.
10 Kamerstukken II, 2004/05, 27 428, nr. 55.
11 Kamerstukken II, 2004/05, 29 515, nr. 84 en nr. 93.
39Organiserend Vermogen
7.5 Programmatische aanpak
In een beginfase bevinden zich op dit biomedische gebied initiatieven op het gebied van de bio-
medische materialen en van de moleculaire diagnostiek. Het voornemen is om op korte termijn
te onderzoeken of zich hier in samenhang met het terrein van de nieuwe geneesmiddelen een
interessant nieuw thema aandient voor de in de herijkingsbrief aangekondigde programmatische
aanpak.
Omschrijving Wie Status
1. Verkennen mogelijkheden TI Pharma
- Onderzoek en de ontwikkeling naar
nieuwe geneesmiddelen en gerichte
behandelwijzen op de prioritaire medische
aandachtsgebieden.
Kennisinstellingen,
bedrijven, EZ, VWS
Het Rijk heeft € 130 miljoen
ter beschikking gesteld.
2. Opbouwen instituut Molecular Medicine
(CMM)
- Beoogt technologische doorbraken te
realiseren op het gebied ‘Molecular
Medicine’ en deze doorbraken te vertalen
naar klinisch relevante toepassingen.
Bedrijven, kennis-
instellingen
Start begin 2006.
3. Focus op excellente niches aanbrengen
- Onafhankelijke assessment door interna-
tionale experts om te bepalen wat de
excellente niches voor Nederland zijn.
Regieorgaan
Genomics, ken-
nis-instellingen,
bedrijven
- De mid-term review is dit
jaar afgerond.
- Assessment in 2006.
4. Heldere en eenvoudige wetgeving rondom
biotechnologie
- Terugdringen (van de beheerlast) van
wet- en regelgeving op het gebied van de
biotechnologie.
Justitie, VROM, LNV,
VWS, OCW, EZ
Najaar 2005 wordt notitie
aan Tweede Kamer aange-
boden.
40 Organiserend Vermogen
41Organiserend Vermogen
8 Logistiek
8.1 Commissie van Laarhoven
Over innovatie in de logistiek wordt V&W geadviseerd door de Commissie van Laarhoven
(Bloemblad Logistiek), die op 1 november 2005 tijdens de bijeenkomst van de Club van Maarssen
haar tussentijdse bevindingen heeft gepresenteerd. In de Commissie zijn verladers, dienstverle-
ners, universiteiten en V&W vertegenwoordigd. Daarnaast wordt nauw samengewerkt met
EVO, TLN en NDL en andere belangenorganisaties (verenigd in de Logistieke Alliantie), en met het
Innovatieprogramma Transumo.
Logistiek is volgens de Commissie van Laarhoven in brede zin een sterke sector binnen de
Nederlandse economie. Het is tevens een sector waarin ons land internationaal een belangrijke
positie heeft verworven. Uitgangspunt van de Commissie is om deze positie verder te versterken
door intensivering van logistieke bedrijvigheid. Daarvoor is om de volgende redenen innovatie
nodig.
1. De logistieke ketens zijn veel complexer geworden, waardoor innovaties een steeds belangrijker
rol gaan spelen bij logistieke afwegingen van bedrijven.
2. De omvang van het goederenvervoer zal naar verwachting de komende jaren blijven groeien.
Innovatie is bij uitstek het middel om het dilemma op te lossen dat meer logistieke bedrijvig-
heid tot nu toe altijd tot meer vracht leidt en dus tot meer congestie, meer onveiligheid en meer
uitstoot. Innovaties in logistiek zijn noodzakelijk om de omslag naar grotere bedrijvigheid zonder
extra vracht te realiseren.
3. Door de verschuiving van productie naar Oost-Europa en Azië ontstaat dichter bij de markt
meer behoefte aan eindassemblage en het klantspecifiek maken van producten. Innovaties
spelen een cruciale rol om juist dit soort ‘activiteiten met toegevoegde waarde’ – die niet tot
meer congestie, onveiligheid of uitstoot hoeven te leiden - naar Nederland te halen.
Nederland heeft op logistiek gebied weliswaar een sterke positie, maar toch staat deze onder
druk. De in de jaren opgebouwde kennis moet goed worden benut, verrijkt en uitgebouwd.
Samenwerking, vooral tussen kleinere verladers en vervoerders, is hierbij belangrijk. In een sector
met lage marges, hoge concurrentie, medewerkers met een laag opleidingsniveau en een sterke
gerichtheid op de korte termijn is dit een hele opgave.
42 Organiserend Vermogen
De Commissie van Laarhoven heeft op grond van haar analyse enkele thema’s geselecteerd die ze
de komende maanden als eerste uit zal werken:
• kennis, zowel het aanbieden van een internationaal aansprekende universitaire opleiding in
logistiek als verhoging van het kennisniveau van de bedrijven;
• logistiek en ICT;
• samenwerking tussen verladers en dienstverleners, maar ook tussen verladers en dienstverle-
ners onderling.
8.2 Innovatie-afspraken logistiek
Parallel aan het werk van de Commissie van Laarhoven zijn er de afgelopen maanden op het
gebied van logistiek drie innovatie-afspraken tot stand gekomen die op 1 november 2005 zijn
ondertekend:
• de Intentieverklaring Ketenbeveiliging;
• de Intentieverklaring Verbetering van de lokale luchtkwaliteit door efficiënt goederenvervoer;
• het Kennisakkoord Logistiek.
De Intentieverklaring Ketenbeveiliging richt zich op verbetering van de security van logistieke
ketens. Het project ligt in het verlengde van het Transumo-project Protect. Deelnemende partijen
zijn: BCI, de douane, Erasmus Universiteit Rotterdam, EVO, Havenbedrijf Rotterdam, NDL, TLN, TNO
en V&W.
De intentieverklaring Luchtkwaliteit betreft een initiatief van EVO, TLN en V&W om met een afge-
wogen pakket aan maatregelen de lokale luchtkwaliteit op en rond bedrijfsterreinen te verbeteren.
De effecten daarvan zijn zowel economisch efficiënt als milieueffectief. De komende periode wor-
den vier bedrijfsterreinen geselecteerd ten behoeve van een pilot.
Het Kennisakkoord richt zich op verbetering van de kennisuitwisseling tussen hogescholen met
een logistieke specialisatie en bedrijven voor wie logistiek van belang is. Het akkoord kent drie
doelen:
• meer mensen beter opleiden voor functies in de logistiek;
• verhoging van het algemene kennisniveau bij bedrijven;
• jongeren enthousiasmeren voor het vak en het beroep.
De activiteiten richten zich erop beter gebruik te maken van stages en afstudeeropdrachten,
verhoging van het aantal docentenstages en gastdocentschappen, (op supply chains) toegepast
43Organiserend Vermogen
onderzoek en advies, en de ontwikkeling van een kennismakingsproject voor middelbare
scholieren. Het akkoord vloeit voort uit het AWT-advies ‘Samen Slimmer In Ketens’. Deelnemende
partijen zijn: EVO, TLN, KNV, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Hogeschool van Amsterdam,
Hogeschool Rotterdam, Christelijke Hogeschool Windesheim en Fontys Hogescholen.
Omschrijving Wie Status
1. Visie, ambitie en acties Logistiek
- Nadere uitwerking prioritaire thema’s logistieke
innovatie.
Commissie van
Laarhoven
Begin 2006 is
de uitwerking
gereed.
44 Organiserend Vermogen
45Organiserend Vermogen
9 Duurzame Energiehuishouding
9.1 Energietransitie
In de vorige rapportage is de stand van zaken betreffende de Energietransitie aangegeven. Mede
op grond van de aanbeveling van het Innovatieplatform in november 2004 werd de Taskforce
Energietransitie ingesteld. De Taskforce geeft vanuit een helikopterview impulsen aan de energie-
transitie. Voorzien is dat begin 2006 een plan van aanpak gereed is.
Een cruciaal onderdeel van de aanpak bij Energietransitie bestaat uit het werken met platforms
voor kansrijke thema’s voor systeeminnovaties op lange termijn. Voor elk thema is het platform het
gezicht van en naar de markt: de voorzitter is altijd iemand uit het veld.
De platforms zijn verder samengesteld uit vertegenwoordigers van alle bij een thema betrokken
groeperingen: bedrijven, onderzoeksinstellingen, maatschappelijke organisaties etc. Ze hebben drie
hoofdtaken:
1. het ontwikkelen van visies voor het thema en de daarbij behorende transitiepaden;
2. het ‘aanjagen’ van de markt via ondermeer experimenten en coalities;
3. het signaleren van barrières voor systeeminnovaties en het aandragen van oplossingen
(beleidscondities).
Voor de Energietransitie zijn (of worden) platforms opgericht voor de volgende thema’s: Nieuw Gas,
Duurzame mobiliteit, Groene grondstoffen, Ketenefficiency en Duurzame elektriciteit (met als taak-
groep Wind op Zee). De reeds opgerichte platforms zijn inmiddels met hun werkzaamheden gestart,
maar waarschijnlijk blijft het hier niet bij: er wordt gedacht aan uitbreiding van deze aanpak op
enkele domeinen, te weten Gebouwde Omgeving, Biobased Economy en Duurzame Chemie (deze
worden ondergebracht bij het platform Groene Grondstoffen), Glastuinbouw en Schoon Fossiel.
Daarnaast wordt voorzien in een interdepartementale programmadirectie Energietransitie, die de
transitieactiviteiten van de overheid zal bundelen waar Energietransitie leidend is. Deze directie zal
de taak van de platforms naar marktpartijen toe faciliteren en voorts de dossiers bij de verschil-
lende overheidsdepartementen transitiebevorderend inrichten.
9.2 EPN-instrumentarium
De Energie Prestatie Norm (EPN) is een instrument om tot een integrale beoordeling van de ener-
giezuinigheid te komen van een woning of utiliteitsgebouw. Tijdens het opstellen van de vorige
46 Organiserend Vermogen
rapportage was overleg gaande over het toevoegen van een CO2-module aan de gehanteerde
methodiek. Zowel in de meest recente NEN 2916:2004 (EPN-Utiliteitsgebouwen) als de NEN
5128:2004 (EPN-woningen/woongebouwen) is heden ten dage in een informatieve bijlage een
CO2-emissieberekening opgenomen. Hiermee kan de relatie tussen energieprestatie-coëfficient
(EPC) en CO2-reductie inzichtelijk worden gemaakt.
Voor de utiliteitsbouw vindt thans onderzoek plaats in hoeverre de minimale energieprestatie-
eisen aangescherpt zouden kunnen worden. Op basis van de eindresultaten van deze studie zal
de begeleidingscommissie in oktober een advies opstellen. Daarin zal de commissie een uitspraak
doen over het al dan niet aanscherpen van de eisen. Via het OverlegPlatform Bouwregelgeving
(OPB) zal dit vervolgens tot een advies aan de minister van VROM leiden.
Omschrijving Wie Status
1. Energietransitie koppelen aan opbouwen van
industrie
- Oppakken van kansrijke thema’s voor
lange termijn systeeminnovaties via
‘platforms’.
EZ, bedrijven,
kennisinstellingen
Verscheidene platforms zijn
opgericht:
- Nieuw Gas;
- Duurzame mobiliteit;
- Groene grondstoffen;
- Ketenefficiency;
- Duurzame elektriciteit.
2. Energie Prestatie Norm verlagen
- Onderzoek voor de utiliteitsbouw over
aanscherping van de energieprestatie-
eisen.
VROM, EZ Op basis van de eindresul-
taten van dit onderzoek zal
de begeleidingscommissie in
oktober een advies opstellen.
47Organiserend Vermogen
10 Pensioenen en Sociale Verzekeringen
Sinds de officiële start op 30 maart 2005 geeft Netspar, Network for Studies on Pensions, Aging
and Retirement, op voortvarende wijze invulling aan de onderzoeksagenda. Daarbij vindt samen-
werking plaats tussen de onderzoekers (inner ring) en de partners (outer ring). De uitdagingen voor
onderzoek en beleid zijn tijdens de elkaar opvolgende Pension Days en Pension Workshops ver-
woord door internationaal vermaarde toponderzoekers op het terrein van pensioenen en
vergrijzing. Op de Pension Workshops komen ook discussies met de politiek aan bod. Na de bij-
drage van de minister-president op de startbijeenkomst, heeft de fractieleider van de PvdA zijn
visie gegeven op de Pension Workshop op 7-8 juni 2005. Aan de komende workshop op 18-19
januari 2006 zal de minister van Financiën deelnemen. De uitgewisselde informatie is via de web-
site www.netspar.nl openbaar.
De ambitie om door te groeien naar een Maatschappelijk Topinstituut (MTI) komt voorts tot uit-
drukking in de master opleiding ‘Economics and Finance of Ageing’. Vooruitlopend op de officiële
accreditatie is dit programma in september 2005 van start gegaan.
48 Organiserend Vermogen
49Organiserend Vermogen
11 The Hague: Residence of Peace and Justice
Het IP heeft in zijn rapport van oktober 2004 The Hague: Residence of Peace and Justice
benoemd tot een van de twee opkomende sleutelgebieden op het gebied van dienstverlening.
De profilering van Den Haag als internationale stad van recht en bestuur sprak het IP aan.
Het Innovatieplatform adviseerde ook om de ambities van Internationaal recht te verbreden
tot ‘Internationaal recht, Internationale betrekkingen en Veiligheid’. Cruciaal daarin noemt het
Innovatieplatform de aanwezigheid van een excellent kennisnetwerk. Veel partijen, waaronder
de gemeente Den Haag, de partners in de Hague Academic Coalition (HAC) en verder het Hague
Institute for the Internationalisation of Law werken actief samen aan de verbreding van het con-
cept The Hague: Residence of Peace and Justice.
De gemeente Den Haag presenteerde in mei 2005 het rapport “Werken aan de Wereld in Den
Haag”. Daarin verwoordt de gemeente haar ambitie om de positie van Den Haag als internationale
stad van recht en bestuur de komende decennia te versterken. Met zijn talrijke internationaal juri-
dische instellingen, internationale gerechtshoven, kennisinstellingen en NGO’s op mondiaal niveau
profileert Den Haag zich als stad van recht, vrede en veiligheid, waarmee het tot de top-vier van
VN-steden behoort. Bovendien zijn in de regio belangrijke technische instellingen aanwezig met
expertise op het gebied van Veiligheid. Ontwikkeling en koppeling van juridische en technische
kennis is van belang voor de positionering van regio en stad Den Haag. Deze kennis kan boven-
dien zeer divers worden ingezet, waardoor zowel het maatschappelijk als economisch rendement
toeneemt. Een basisvoorwaarde voor optimalisering van kennisontwikkeling en toepassing ligt in
het verstevigen van de samenwerking tussen overheid, kennisinstellingen en het bedrijfsleven.
In dit kader is cijfermatig inzicht in de economische betekenis van het internationaal cluster van
groot belang. Daarom laat de gemeente momenteel een onderzoek uitvoeren naar de economische
effecten van internationale organisaties in Den Haag en omstreken. De uitkomsten van deze studie
worden eind 2005 verwacht.
50 Organiserend Vermogen
Binnen de ambitie van de gemeente is een wezenlijke rol weggelegd voor het kenniscluster inter-
nationaal recht en bestuur. Hierbij kan de Hague Academic Coalition (HAC) een belangrijke rol
spelen. De HAC is een geformaliseerd samenwerkingsverband tussen vijf instellingen in Den Haag:
• Campus Den Haag / Universiteit Leiden;
• Carnegie Foundation (Vredespaleis);
• Institute for Social Studies;
• Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen ‘Clingendael’;
• T.M.C. Asser Instituut.
De HAC wil actief bijdragen aan de verwezenlijking van de ambities van de gemeente Den Haag.
Daarbij is de HAC van mening dat het kennisgebied door zijn maatschappelijke waarde en groei-
potentie steeds meer van belang is voor de lokale, regionale en landelijke kenniseconomie.
Het kenniscluster verkeert nog in een opbouwfase. De betrokken partijen willen zich niet alleen
inzetten voor verbreding van het kennisinvesteringsgebied. Ook uitbreiding naar de bestaande
domeinen van Internationale betrekkingen en Veiligheid is opportuun en noodzakelijk, zowel gezien
de ambities van de stad Den Haag als in het licht van internationale politieke en economische
ontwikkelingen. Deze uitbreiding betekent dat het aantal samenwerkende organisaties zal toe-
nemen.
Het Innovatieplatform gaf destijds ook aan dat een nieuw instituut op het gebied van de internati-
onalisering van het recht versnippering moet voorkomen. Op 13 september 2005 is het internatio-
nale onderzoeksinstituut Hague Institute for the Internationalisation of Law (HIIL) officieel geopend.
Het HIIL onderzoekt het functioneren van nationale rechtsordes in een steeds verder internatio-
naliserende wereld en betrekt daar naast juridische ook gedrags- en sociaal-wetenschappelijke
en sociaal-economische inzichten bij. Dit heeft te maken met de constatering, zoals ook door de
minister van Justitie bij de opening van HIIL gedaan, dat om internationalisering van het recht
te onderzoeken, minstens zo belangrijk is dat er kennis beschikbaar komt over de werking van
ándere dan ‘legal orderings’ mechanismen (zoals sociaal kapitaal, en waarden en normen). Een
centraal thema in het HIIL onderzoek is het fenomeen rechtstatelijkheid, iets dat nauw aansluit bij
de zich internationaal sterk ontwikkelende gedachte dat de rule of law op nationaal niveau van
centraal belang is voor stabiliteit en economische ontwikkeling. Deze gedachte komt niet alleen
terug in nationaal ontwikkelingsbeleid, maar komt ook centraal te staan in het werk van de VN
en haar instellingen. Het HIIL treedt in november 2005 toe tot de Hague Academic Coalition. Waar
het HIIL zich richt op het functioneren van nationale rechtsordes, beslaat het werkterrein van de
HAC het bredere veld van het internationaal recht. Tezamen kunnen deze instellingen een wijd en
complementair terrein beslaan. De overheid, het bedrijfsleven en meer specifiek de dienstensector,
waaronder advocatenkantoren en adviesbureaus, hechten hier grote waarde aan.
51Organiserend Vermogen
Omschrijving Wie Status
1. Verbreden Residence of Peace and Justice-
concept
- Verbreding naar Internationaal recht,
Internationale betrekkingen en Veiligheid.
Diverse partijen, o.a.
gemeente Den Haag
en HAC
De HAC heeft een voorstel
voor de verbreding van het
concept gereed.
2. Inzetten op versterking van deze positie
- Opzetten Hague Institute for the
Internationalisation of Law (HIIL).
Overheden en direct
betrokkenen
Het HIIL is op 13 september
2005 officieel geopend.
52 Organiserend Vermogen
53Organiserend Vermogen
12 Generieke voorstellen
Het IP formuleerde in 2004 elf generieke acties. Deze acties hebben betrekking op meerdere sec-
toren en terreinen. Daardoor kunnen ze voor zowel de sleutelgebieden als voor de andere gebie-
den ondersteunend zijn.
Kenniswerkers
Sinds het eerste IP-advies van november 2003 over kennismigratie zijn resultaten geboekt inzake
een Kennismigrantenregeling: het gaat hier om extra maatregelen voor studenten en onderzoe-
kers en (per augustus 2005) om een oplossing voor de Gedetacheerden.
• De Kennismigrantenregeling maakt het, in feite sinds begin 2005, voor werknemers in loon-
dienst uit derde landen boven een bepaalde loongrens makkelijker om toegang te krijgen tot
ons land (alléén een verblijfsvergunning verleend binnen 2 weken; 1 x legesbetaling voor 5 jaar
ineens).
• Speciaal voor onderzoekers in loondienst is deze loongrens lager gesteld. De beloning voor bij-
voorbeeld promovendi ligt immers lager dan voor werknemers in het bedrijfsleven.
• Voor studenten (hoewel geen kennismigranten, aangezien ze niet werken en geen werknemer
zijn) is een maatregel ter verbetering genomen. Ze hebben de kans om na afronding van de
studie 3 maanden te solliciteren naar een baan als kennismigrant. Voorheen moest de student
direct ná afstuderen Nederland verlaten.
• Ook voor gedetacheerden (eveneens geen kennismigranten, aangezien ze niet in dienst zijn van
een Nederlands bedrijf) is een maatregel ter verbetering genomen. Voor deze groep is de ver-
plichte toets op het prioriteitsgenietend aanbod per augustus van dit jaar vervallen verklaard.
54 Organiserend Vermogen
Omschrijving Wie Status
1. Kenniswerkers volledig geïmplementeerd
- Vereenvoudiging kennismigratie.
IND - Kennismigrantenregeling
vanaf begin 2005 in
werking;
- Regeling voor gedetacheer
den per augustus 2005 in
werking.
2. Co-makership door grote bedrijven. Grote bedrijven Co-makership en de aan-
dacht voor betrokkenheid van
het MKB bij innovatie vormt
een integraal onderdeel van
de programmatische aanpak
die in de herijkingsbrief is
aangekondigd.
3. Regionale netwerken rond beroepsonderwijs
vormen (HBO en MBO)
- In 2006 een nieuw bekostigingsregeling
en evaluatie van RAAK.
- 2007 implementatie van wet hoger
onderwijs.
OCW, HBO Raad, BVE
Raad
- 2006 nieuw bekostigings-
besluit;
- 2007 nieuwe wet gereed.
4. Bevorder toegang en gebruik van data-
bestanden.
- Kabinetsnota Onderzoek en Informatie.
OCW 2006 nota gereed.
55Organiserend Vermogen
Bijlage 1 Verdieping van High Tech Systemen & Materialen
Zoals in hoofdstuk 2 werd vermeld, was het veel bedrijven en kennisinstellingen onvoldoende
duidelijk hoe het sleutelgebied High Tech Systemen & Materialen er uit zag. Het beantwoorden
van de vraag “Wat is High Tech?”, zo bleek telkens weer, is niet eenvoudig. Veel studies en publi-
caties geven geen definitie of operationalisering van de term. Vaak wordt een al te eenzijdige kijk
op High Tech gehanteerd: R&D uitgaven zijn dan de enige maatstaf. Dat heeft te maken met de
algemeen geaccepteerde definitie van technologie: “het toepassen van wetenschappelijke en toe-
gepaste kennis op praktische taken”. In dit verband is het begrijpelijk dat R&D uitgaven of aantal
kenniswerkers vaak als indicatoren worden gebruikt voor de definitie van High Tech. Deze is dan
gebaseerd op de verhouding R&D’ers ten opzichte van het totaal aantal werknemers en de verhou-
ding R&D-uitgaven ten opzichte van de omvang van de organisatie (gemeten omzet bijvoorbeeld of
toegevoegde waarde (D. M. Gardner et al., A contingency approach to marketing high technology
products, European Journal of Marketing, 34 (910), 2000).
Deze benadering kan een handvat zijn voor een database-analyse of ‘sector’-benchmark: eerst
criteria vaststellen en de daarbij behorende bedrijven, technologieën en of sectoren achterhalen.
In de producerende maakindustrie heeft men veelal een omgekeerde benadering van High Tech:
eerst bezien welke trends en dimensies tot High Tech gerekend kunnen worden, de sectoren en
technologieën destilleren, en daaruit overeenkomsten, verschillen, algemene kenmerken of criteria
achterhalen. Bij de verdieping van High Tech zijn beide benaderingen gebruikt. Het EIM-onder-
zoek volgde de eerste benadering. Daarnaast zijn de technologieën en systemen bekeken uit de
voorstellen die bij het Innovatieplatform zijn ingediend. Verder is recente literatuur op gebied van
High Tech geanalyseerd. Ten slotte zijn veel gesprekken met bedrijven en kennisinstellingen op het
gebied van High Tech gevoerd om inzicht te krijgen in de betekenis die zij aan High Tech geven. Op
basis hiervan kunnen op dit moment de volgende systemen worden aangemerkt als High Tech:
1. Airplane Systems;
2. Space Systems;
3. Micro Systems;
4. Nano Systems;
5. Medical Systems.
56 Organiserend Vermogen
Bij High Tech materialen gaat het om die materialen die hun toepassing vinden in deze vijf syste-
men. Omdat Embedded Software een van de sleutels voor succesvolle nieuwe systemen vormt, is
dit voor elk van deze vijf systemen van groot belang.
Achtergrond
Het rapport ‘Onderscheidend Vermogen’ gaf op basis van een consultatieronde en een inventarisa-
tie van EIM een eerste beschrijving van het gebied High Tech Systemen & Materialen. De conclusie
luidde dat technologieën binnen het sleutelgebied High Tech voornamelijk worden gebruikt of ver-
vaardigd in de producerende maakindustrie. De sectoren binnen dit gebied moeten in kunnen spe-
len op twee belangrijke ontwikkelingen: verkorting van de levenscyclus en ontwikkelingstijd van
producten. Dat betekent dat de kennisketen (van fundamenteel onderzoek tot markttoepassing)
sneller doorlopen moet worden. Flexibiliteit en dynamiek zijn dan ook vereist. Om de keten zo kort
mogelijk te maken is het stimuleren van samenwerking en toegepast onderzoek van essentieel
belang om snel nieuwe generaties van producten op de markt te brengen. Dit stelt Nederlandse
ondernemers in staat om de concurrentieslag te winnen op de (toekomstige) dynamische en flexi-
bele wereldmarkt.
In de nieuwe generatie van een product zit nieuwe technologie (of een combinatie van oude en
nieuwe technologie) verwerkt. Vaak zal dit bij een ‘High Tech product’ gepaard gaan met nieuwe
technologie in het productieproces. Nieuwe technologie in het productieproces hoeft echter niet
altijd samen te gaan met nieuwe technologie in het product zelf. De toepassing van een nieuwe
productietechnologie is namelijk vaak een manier om de prijs van een product te reduceren (of
ingegeven door slimmere en betere productieprocessen), niet om het product ingrijpend aan te
passen.
High Tech producten of High Tech processen zijn altijd gericht op iets nieuws. Nieuwe producten
moeten voldoen aan wensen en eisen uit de markt. In bestaande markten, maar het liefst ook in
nieuwe markten. Kortom, wil er sprake zijn van High Tech, dan moet naast de twee trends (levens-
cycli van producten worden korter en volgen elkaar sneller op) ook worden gekeken naar nieuw-
heid voor de klant en nieuwheid van de technologie(ën) en toepassingen daarvan.
Organiserend vermogen
Pubnummer: 05OI25