Upload
oost
View
226
Download
4
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel. Jaargang 2/ Februari 2010 / nr 1 WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL
Citation preview
oo
st G
RO
EI E
N K
RIM
P IN
OO
ST-N
ED
ER
LAN
D F
EB
RU
AR
I 2010
JAARGANG 2 / FEBRUARI 2010 / NR. 1 / WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL
tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel
Groei en krimp in Oost-NederlandRock the Kasbah
Stadsdossier: Tiel
Polder Mastenbroek: bevindelijk landschapJaap Dirkmaat & Tammo Beishuizen in tweegesprek
Aanbod
OOST Tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel gaat over de schoonheid van Oost Nederland, uw woon- en werkgebied. Er gebeurt veel. Rivieren worden verbreed, steden breiden uit, nieuwe natuurgebieden worden ingericht, wegen worden aangelegd, defensieterreinen krijgen een andere bestemming, er verrijzen megastallen en bedrij-venterreinen. Aan de andere kant: er is veel belangstelling en zorg voor de cultuur, de kunst en het historisch erfgoed, voor architectuur en voor het behoud van de natuur en milieu.
Bent u ook geïnteresseerd in en betrokken bij uw omgeving? Wilt u ook op de hoogte blijven van de ontwikkelingen? Neem dan nu een abonnement op OOST.
Neem een abonnement!Indien u zich abonneert, ontvangt u voor €49,50 de komende 6 afleveringen OOST (tot eind 2010) thuis. Zo kunt u blijven volgen wat er speelt in Oost Nederland op het gebied van ruimte en cultuur.Bent u student, dan is het abonnement nog gunstiger. U betaalt slechts €24,75 (collegekaart verplicht).
U kunt zich abonneren- via www.tijdschriftoost.nl - door te bellen met (0314) 320632- of door een e-mail te sturen aan [email protected]
Aantrekkelijke kortingen vanaf 10 abonnementenVoor bureaus, bedrijven, overheden, onderwijs-instellingen en bibliotheken gelden aantrekkelijke prijsregelingen. Bent u geïnteresseerd, dan kunt u contact opnemen met de uitgever (zie colofon).
oo
st G
RO
EI E
N K
RIM
P IN
OO
ST-N
ED
ER
LAN
D
JAARGANG 2 / FEBRUARI 2010 / NR. 1 / WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL
tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel
Groei en krimp in Oost-NederlandRock the KasbahStadsdossier: Tiel
Polder Mastenbroek: bevindelijk landschap
Jaap Dirkmaat & Tammo Beishuizen in tweegesprek
OKRA LANDSCHAPSARCHITECTEN BV OUDEGRACHT 23 | 3511 AB UTRECHT
T. +31 (0)30 273 42 49 | F. +31 (0)30 273 51 [email protected] | WWW.OKRA.NL
RUIMTE VOOR DE VECHTMASTERPLAN
IN OPDRACHT VAN:PROVINCIE OVERIJSSEL
GEMEENTE ZWOLLEGEMEENTE DALFSENGEMEENTE OMMEN
GEMEENTE HARDENBERGWATERSCHAP REGGE EN DINKELWATERSCHAP GROOT SALLANDWATERSCHAP VELT EN VECHT
OVERIJSSELS PARTICULIER GRONDBEZITREGIONAAL BUREAU VOOR TOERISME
STAATSBOSBEHEER
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
Bloemen. Aan deze aflevering van Oost is een conclusie verbonden. Nederland
mag weliswaar zo goed als volledig gemaakt zijn, maar die maakbaarheid stuit
op grenzen. Dat komt omdat zelfs de mooiste toekomstmodellen het op de
duur afleggen tegen individuen. Individuen, u en ik, zijn zelfs als massa-artikel
maar beperkt voorspelbaar. We vermeerderen ons niet volgens afspraak, we
verplaatsen ons anders dan verwacht, en we verzetten ons tegen een overmaat
aan regie. Soms zijn het goedbedoelde, redelijke plannen die stranden op de
weerbarstigheid van de realiteit. Een voorbeeld daarvan vinden we in deze af-
levering van OOST in het artikel van Marie-José van Beckhoven. Het gaat over
de kunstenaar Hans Jungerius en het speelt niet in Nederland maar net over
de grens, in Duitsland. Daar, in de voormalige mijnstreek aan de Ruhr, zijn
manhaftige pogingen gedaan om een oud industrielandschap om te toveren tot
een gebied waar moderne bewoners en toeristen zich thuis voelen. Alles is uit
de kast gehaald, zakken vol geld én ideeën om de oude bouwsels een nieuwe
functie te geven. En toch werkt het niet helemaal. Er komen wel mensen kijken,
maar minder dan naar Katwijk aan Zee of Toscane. Bewoners trekken weg, dus
houden ook de ondernemers het een beetje voor gezien. De economische crisis
rolde er overheen, en de naam Zukunftspark boven een terrein vol ongeplande
botanische immigranten werd een uithangbord van menselijke overmoed.
Ook de Nederlandse laden en het Nederlandse landschap zitten vol met visi-
onaire trajecten voor de lange termijn. Overheden zweren erbij en investeren
erin: workshoppende deskundigen op het gebied van de ruimtelijke kwaliteit.
Maar als het puntje bij paaltje komt hebben ambtenaren, net als demografen,
trendvoorspellers en planologen maar beperkt greep op ons gedrag. Er kunnen
regels worden gegeven, infrastructuren ontworpen en grenzen gesteld tot het
er zwart van ziet, maar tussen die regels en grenzen bepalen wij graag zelf hoe
en waar we onze levens inrichten. En zo blijven parkeerplaatsen leeg, groeien
er vlinderstruiken op de rotondes en nemen vandalen en dichtgetimmerde
puien de plaats in van de geplande spontane theatervoorstellingen.
Dat is een beetje treurig en een beetje lachwekkend (al dat geld, al die energie!),
zoals het verhaal van Bernard Hulsman in deze aflevering van oost een beetje
treurig en een beetje lachwekkend is, maar het is ook een voedingsbodem voor
een andere benadering. Woonwijken en wegen kun je niet bouwen zonder oog
voor de toekomst. Maar misschien zou er wel wat méér aan het toeval overgela-
ten kunnen worden.
En misschien biedt de verwachte krimp hier onverwachte mogelijkheden.
Groei vergt regie. Een bevolkingstoename zoals die zich na de oorlog voltrok
vraagt om grootscheepse planning. De visionaire blik zat er als het ware inge-
bouwd. Maar krimp, zeker de variant die zich hier in het oosten voordoet, biedt
mogelijkheden voor een gematigde vorm van laisser faire. De wegen liggen er
al, de huizen staan er, veelal fris in de verf. Ont-ambtelijking, ont-regelgeving
als reactie op de krimp. Organiseer, maar plan met mate: een onderwerp voor
een workshop. De oostelijke provincies profileren zich met recht als omgeving
waar ruimte is voor duurzaamheid. Deze gedachte is hier zelfs geworteld in een
oude traditie: menig Oost-Nederlands kind uit de negentiende eeuw groeide op
met Martinets Kleine katechismus der natuur voor kinderen onder zijn hoofd-
kussen.
Dat biedt een basis voor het meest creatieve antwoord op de krimp, oostelijke
stijl. Stel u voor: terwijl de jongens van de spreadsheets voorbijrazen over de A1
op weg naar de volgende megadeal, ontstaan links en rechts van die snelweg
gebieden waar heel andere wetten gelden. Waar ruimte is voor natuur en creati-
viteit, improvisatie en tijdelijkheid, voor individuen met een goed idee.
Misschien is deze tweedeling de toekomst van Nederland: minutieus dichtge-
plande stedelijke gebieden, beheerst door mensen met dichtgeplande agen-
da’s, omringd door groene gebieden waar het onvoorspelbare en tijdelijke een
kans krijgt.
Oost Nederland: Laat duizend bloemen bloeien. MARIËTTE HAVEMAN
foto Jeroen Stumpel
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
8 60
12
Inhoud
3 Redactioneel DOOR MARIËTTE HAVEMAN
6 Ruimtelijk rumoer
8 Bevindelijk landschap DOOR AD HABETS
De Mastenbroek is samen met het Kampereiland en de omringende
wateren gepromoveerd tot Nationaal Landschap IJsseldelta. Typerend
zijn de openheid, de rationele verkaveling en de huisterpen.
12 Dubbelinterview: Jaap Dirkmaat en Tammo Beishuizen: ‘Red het cultuurlandschap!’
DOOR TRIX BROEKMANS
De directeuren van LTO-Noord en van de Vereniging Nederlands Cultuurland-
schap spreken over behoud en herstel van het cultuurlandschap in Nederland.
‘Iedereen, elk mens, heeft daar een functie in, ook in zijn woonomgeving, ook
in de stad.’
19 Architectuurcentra in Oost-Nederland (3): CASA, Arnhem
DOOR LAMBERTHE DE JONG
20 Vergeten gebouwen (3): Rock the Kasbah DOOR BERNARD HULSMAN
De structuralistische Hengelose jaren zeventig wijk van architect Piet Blom.
Wat was de ontwerpvisie en hoe staat het er nu bij?
48 Stadsdossier (3): Tiel
50 Eén keer schieten voor drie eieren DOOR WILLEM VAN TOORN
Van het Tiel van voor de oorlog is weinig meer over.
Pleidooi voor een herstel van de oude allure.
52 Meer dan een pittoresk Waalstadje DOOR MARTIN PIETERSE
‘Tiel is niet viel’ is een gevleugeld gezegde onder de oerbewoners. ‘Veel te
veel beton’, klagen ze. Toch is Tiel beslist geen hopeloos geval. In de stad
wordt open gesproken over oplossingen en nieuwe kansen.
56 Gezicht op Hattem omstreeks 1900 en 2010 DOOR ESTHER DIELTJES
58 Het dorp (3): Bredevoort DOOR GIJS EIJSINK
60 De geliefde plek (1): Hanz Mirck DOOR TIM PARDIJS
Je leert iemand beter kennen door te weten waar hij of zij van houdt.
Een plek bijvoorbeeld.
62 Agenda 65 Publicaties 66 Colofon
Thema Groei en krimp in Oost-Nederland
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
26
24 Krimp en voorspoed DOOR MARIËTTE HAVEMAN
26 Niet alleen maar narigheid DOOR PAUL SCHNABEL
De bevolking krimpt! Minder mensen betekent voor de gemeente minder
geld, en tegelijk hogere lasten door vergrijzing en dreigende leegstand.
Maar klopt dit beeld? En hoe gaan we ermee om?
28 De realiteit van de tabellen DOOR PAUL BAETEN
Demografische ontwikkelingen in Oost-Nederland: meer drukte in de
stad, meer rust in het buitengebied.
34 ‘We zitten midden in een achterstandswijk!’ DOOR MARTIN PIETERSE
Tussen Arnhem en Nijmegen ligt een van de grote gebieden waar de
bevolking gaat toenemen. Die ontwikkeling moet wel worden gestuurd
en begeleid. Een voorbeeld: de gloednieuwe wijk Schuytgraaf.
36 ‘Moedig voorwaarts!’ Dagtocht naar hetRuhrgebied
DOOR MARIE-JOSÉ VAN BECKHOVEN
Hemelsbreed amper veertig kilometer verwijderd van onze oostgrens ligt
een gebied dat een laboratorium is van zowel groei als krimp: het Ruhr-
gebied. Kunstenaar Hans Jungerius maakte er een langdurig project van.
40 Krimp in Dinkelland, groei in Barneveld DOOR MARK HENDRIKS
In het oosten volgen de demografische ontwikkelingen een eigen
dynamiek. In sommige gebieden krimpt de bevolking, in andere groeit ze.
Ook hebben deze ontwikkelingen hier een eigen, verassend gezicht.
45 Tegenstellingen in de Oude IJsselstreek DOOR TON VERSTEGEN
De een z’n verval is de ander z’n bloei: zo kan het er uitzien in de openbare
ruimte. In Ulft en Terborg hebben historische en culturele verschillen hun
sporen nagelaten. Maar er gloort hoop.
Omslagbeeld: Nomaden hebben hun eigen woon- en werkplek gevonden
in de nieuwe wijk Schuytgraaf, Arnhem. foto Erwin Zijlstra
36
6
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
In de wereld van het design is het al sinds zeker vijftien
jaar een belangrijk onderwerp, in de architectuur lijkt
het pas te beginnen: het gebruik van restmateriaal
voor nieuw bouwen. Voorbeelden van deze vorm van
duurzaamheid zijn schaars en niet alom geliefd. Het
zelfgebouwde houten huis van pionier Jan Husslage in
Steenwijk strandde op vijandige reacties van de buurt.
Het werd afgebroken.
Toch is het fenomeen in opkomst. In de nieuwste
varianten is elke houtje-touwtje-achtigheid verdwenen
achter een chic exterieur en een bijpassend hip jargon.
We hebben het hier over Superuse, zoals het genoemd
is in het boek van Ed van Hinte, Césare Peeren en Jan
Jongert. Ondertitel: Constructing New Architecture by
Shortcutting Material Flows.
‘Superuse is niet alleen een woord voor her-gebruik.
Het zou ook kunnen gaan om de toepassing van
nieuwe producten of onderdelen die nooit gebruikt
zijn maar eenvoudig ten prooi zijn gevallen aan de
grillen van overproductie’, schrijven de auteurs in het
voorwoord. De reden dat architecten zo moeizaam te
bewegen zijn voor deze opwindende vorm van bouwen
is volgens de schrijvers dat architectuur tot op heden
vooral gaat over sociale en esthetische vraagstukken.
Bouwmaterialen vormen daarin een zeer dienende
factor. En er is nog een andere reden, namelijk kosten.
Niet zonder reden lijdt de Nederlandse architectuur
zo ernstig aan het fenomeen prefab. Het zorgvuldig
vergaren en sorteren van de componenten en elemen-
ten die nodig zijn voor een uniek huis vergt een grote
inspanning.
Gezien de kosten is het laten bouwen van zo’n huis
daarom nog voorbehouden aan mensen met niet al-
leen een sterk ideaal, maar ook een stevig vermogen.
Maar de tijd is er rijp voor en het klimaat gunstig.
Onlangs was er weer een in het nieuws: Villa Welpeloo
in Roombeek, gebouwd door bureau 2012, die zich
specialiseren in bouwen uit restmaterialen.
Hier ligt een unieke kans voor Oost-Nederland: orga-
nisatorische steun en subsidies verstrekken om der-
gelijke experimenten een kans te geven. Zo kunnen de
provincies zich met recht profileren als proeftuin voor
een schonere, leefbaardere toekomst. MH
Duurzaam bouwen
Ruimtelijk rumoer VAN DE REDACTIE
Goed nieuws: het station Arnhem Centraal – officieel:
de OV-terminal – kan dankzij gulle giften van onder
anderen minister Jacqueline Cramer volgens het oor-
spronkelijke ontwerp van architect Ben van Berkel wor-
den afgebouwd.
Lang niet iedereen zal het er overigens mee eens zijn
dat dit echt goed nieuws is. Het project van Van Berkel
mag in de (inter)nationale vakpers geprezen zijn, vele
inwoners en bezoekers van Arnhem hadden al snel na
de gereedkoming van de twee markante, lichtgroen en
lichtblauw gekleurde torens hun oordeel klaar: te groot,
te hoog, te groen, te blauw, te modern, te rond en –
vooral – te zichtbaar vanuit Park Sonsbeek en verstorend
voor het zicht vanuit het zuiden op de Veluwezoom.
Aan die laatste bezwaren zal het ontwerp van Van Berkel
nooit tegemoet kunnen komen. Hij had niet alleen de
ruimte, maar ook de opdracht om bij het station ‘de
hoogte’ in te gaan om zo veel mogelijk arbeidsplaatsen
in de nabijheid van het openbaar vervoer te realiseren.
Dat stedenbouwkundig concept staat al overeind vanaf
het eind van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Torens
van 85 meter hoog verstop je niet achter een bosje.
Maar voor de overige bezwaren geldt: gun Van Berkel
de tijd om zijn complete ensemble van hallen, torens,
kantoren, pleinen en hun materialisatie te tonen. Ik
maakte onlangs een rondleiding mee door de nog
onafgebouwde delen van het project. Wandelend door
de nieuwe aanvoerstraten, de imposante perrontunnel
en de bouwput van de toekomstige, schelpvormige
stationshal worden de werkelijke dimensies, de sterke
onderlinge samenhang en het enorme gevoel voor
detaillering in dit project pas echt duidelijk. De aan-
nemer die ons rondleidde mopperde soms over hoge
eisen die Van Berkel tot in het kleinste detail stelt aan de
uitvoering van het werk en de technische moeilijkheden
waarvoor de bouwers zich geplaatst zien. Maar ook hij
moest beamen dat hier een heel bijzonder, buitenge-
woon doordacht en samenhangend geheel ontstaat. De
geschiedenis mag het finale oordeel over Van Berkels
creatie vellen, maar niet voordat het helemaal af is. PB
Arnhem Centraal
Villa Welpeloo, Roombeek, Enschedefoto 2012 Architecten
Station Arnhem, foto Ferdi de Gier
7o
ost F
EB
RU
AR
I 2010
Actie en onrust in vennengebiedHet gebied van de Hatertse en Overasseltse vennen bij Nijmegen is een van de vijftien Gelderse na-
tuurgebieden die ernstig verdroogd zijn geraakt. In 2008 gaf provincie Gelderland opdracht aan het
Waterschap Rivierenland om in samenwerking met Staatbosbeheer een conceptmaatregelenplan te
ontwikkelen. Daar het vennengebied ook deel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur en de Eco-
logische Verbindingszone, wordt de zogenoemde vernatting gecombineerd met natuurherstel. Volgens
planning neemt Gedeputeerde Staten in januari 2010 een definitieve beslissing en moet de uitvoering
door Staatsbosbeheer en de Dienst Landelijk Gebied in 2014 zijn voltooid. Kosten: 16 miljoen.
De twee meest ingrijpende maatregelen uit het in juli 2009 gepresenteerde conceptplan zijn het ver-
hogen van het grondwaterpeil in het gebied door onder meer het kappen van zeventig hectare bos. Op
sommige plekken zal het grondwater met maar liefst twee meter stijgen, hier en daar zelfs tot boven het
maaiveld. Met alle gevolgen van dien voor het gebruik van de velden en weilanden, en voor de kelders en
kruipruimtes van de circa dertig huizen en boerderijen.
De informatiebijeenkomsten hebben de zorgen niet weggenomen. Onteigening van woningen is vol-
gens projectleider Harro Kraal van het Waterschap niet aan de orde. ‘Ook op plaatsen waar nieuwe na-
tuur zou komen, hoeven mensen slechts weg op basis van vrijwilligheid.’ Maar wat betekent dat als je
regelmatig je huis alleen met rubberlaarzen aan kunt bereiken en je grond onbruikbaar is?
De bewoners betwijfelen de noodzaak van beoogd grondwaterpeil. Ook de natuur gaat hen aan het hart.
In de zienswijze van veel bewoners is achterstallig onderhoud door Staatsbosbeheer óók een belangrijke
oorzaak van het verdwijnen van de vennen. Zij pleiten voor een veel behoedzamere en geleidelijkere
aanpak en uitvoering. De bewoners gaan nog van zich laten horen, voordat de bulldozers weer op pad
worden gestuurd. MJvB
Zeven jaar na de oprichting zal eind 2010 het Cen-
trum voor Beeldende Kunst Gelderland (CBKG)
de deuren sluiten. De tentoonstellingsruimtes in
Apeldoorn, Ede, Arnhem, Nijmegen, Zutphen, Doe-
tinchem, Tiel en Ermelo worden opgeheven. Voor de
leden van de kunstuitleen wordt nog een oplossing
gezocht. Maar ook daar zal het einde van het CBKG
gevolgen voor hebben.
Om de reden voor de opheffing van het CBKG uit te
leggen, is een lange en vermoeiende uiteenzetting
nodig over gedwongen fusies, hoge verwachtingen
van de ‘synergie’ van de bundeling van organisaties
en over subsidiestromen die als woest meanderende
rivieren heen en weer schieten tussen rijk, provincie
en gemeentes. Met als treurig eind van het liedje dat
acht vestigingen van waaruit vele exposities werden
geëntameerd door de circa 45 medewerkers eind dit
jaar moeten sluiten, omdat geen van de instanties dit
nog tot zijn verantwoordelijkheid neemt.
Natuurlijk, er viel ook het een en ander af te din-
gen op de opzet en werkwijze van het CBKG. Die
had zowel te maken met de geforceerde start (een
gedwongen fusie tussen de Stichting Beeldende
Kunst Gelderland – SBK – en de projectpoot van de
beroepsvereniging van beeldend kunstenaars GBK)
als met het voortdurende gebrek aan geld. De huidige
directeur Ingrid Rep is echter ook bereid toe te geven
dat het altijd ‘een zekere moeite’ heeft gekost om
‘een krachtig profiel voor de nieuwe organisatie te
vinden’.
Wat nu vooral weer dreigt, is een hoop versnippering
over goedbedoelde lokale initiatieven, een continu
geldgebrek en gezeur over subsidies over de volle
breedte van de beeldende kunst. Grotere steden als
Arnhem en Nijmegen hebben van het rijk een aardig
jaarlijks zakcentje meegekregen voor de bevordering
van beeldende kunst, maar in (de omgeving van)
kleinere steden zal het aanbod mogelijk gaan ver-
schralen. PB
Ze zijn er nog maar ze worden zeldzaam, weg-
splitsingen in de vorm van een V. De meeste zijn
verbouwd tot T-aansluitingen. Het is een van de
vele veranderingen die de afgelopen jaren onder
het motto ‘duurzaam veilig’ op plattelandswegen
zijn doorgevoerd, naast rotondes, drempels, chica-
nes en profielvernauwingen. Ze gaan gepaard met
een opdringerig arsenaal borden, paaltjes en witte
lijnen. Alles bij elkaar hebben ze het wegbeeld
ingrijpend veranderd. Spin in het web van deze mil-
joenenoperatie is het CROW, een kennisplatform
op het gebied van verkeer. Zij levert de handboe-
ken voor de uitvoering van verkeersvoorzieningen.
Die handboeken, in duizendtallen verspreid over
de verkeersdiensten, zijn de geheime bron van de
uniformering van de Nederlandse weg.
De operatie ‘duurzaam veilig’ kreeg van begin af aan
kritiek van landschapsarchitecten, cultuurhistorici
en stedenbouwkundigen. Zij verfoeien niet alleen het
wegbeeld maar ook het mensbeeld dat eruit spreekt:
de maatregelen houden geen rekening met het land-
schap van de weg, de weggebruiker wordt benaderd
als een domme machine. Daartegenover stellen de
critici ingrepen die in het landschap passen en een
weggebruiker die zelf oordeelt. De bekendste onder
hen, Hans Monderman, ontwikkelde als antwoord
op conflictsituaties juist ambigue omgevingen zon-
der borden en markeringen. Gevolg: weggebruikers
worden behoedzaam en zoeken oogcontact met el-
kaar. Verkeer wordt weer sociaal gedrag. Zijn inzich-
ten brachten verschillende gemeentes tot uitbanning
van verkeersborden.
Veel van deze kritische noties vind je terug in de
nieuwe CROW-uitgave Plattelandswegen mooi en veilig,
een beeldenboek. De uitgave van het beeldenboek is een
hoopvol begin, al valt de oogst aan goede voorbeelden
nog tegen. Voor een cultuuromslag onder verkeers-
planologen zijn nodig: enthousiaste bestuurders,
stimulerende ambtelijke koplopers en in de opleidin-
gen docenten die verder kijken dan hun specialisme.
Zij allen zijn gebaat bij de verspreiding van geslaagde
voorbeelden. Het beeldenboek doet dat jammer ge-
noeg niet. Het verleidt met fraai fotowerk, maar laat
je vervolgens in de steek, met stroeve tekstblokken
waarin je vastloopt als in rul zand: Daarvoor is het
noodzakelijk om op basis van kengetallen en ervaringen
elders in een eerder stadium gemaakte globale begroting
te nuanceren (p. 43). Het beeldenboek is een slecht
geschreven schoolboek voor verkeersplanologen met
mooie foto’s. Zo komt de boodschap niet over. Ook
de prijs mag wel wat omlaag: 93 euro voor 144 pa-
gina’s is al te gek. AH
Plattelandswegen mooi en veilig, een beeldenboek,CROW publicatie 259, 2008, isbn 978 90 6628 514 9
Verschraling van hetkunstaanbod
Beklemde wegen
foto CBK Gelderland, Arnhem
8
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
Bevindelijk landschap DOOR AD HABETS
Een zeldzaamheid: oude boerderij op huisterp, polder Mastenbroekfoto Ad Habets
9o
ost F
EB
RU
AR
I 2010
Waar de IJsselvallei de bijbelgordel kruist bevindt zich de Mastenbroek, Nederlands grootste polder uit de veertiende
eeuw. Het rijk heeft de polder samen met het Kampereiland en de omringende wateren gepromoveerd tot Nationaal
Landschap IJsseldelta. Een plaats op de Unesco-werelderfgoedlijst zat er voor de Mastenbroek niet in. Daarop prijkt
wel de Beemster. Die is veel minder door bebouwing aangetast en door de bomenlanen als cultuurlandschap ook
karakteristieker. Als typische eigenschappen van de Mastenbroek worden de openheid, de rationele verkaveling en de
huisterpen genoemd. Ad Habets nam een kijkje. Hem vielen nog andere zaken op.
Het weideland van de polder Mastenbroek is fris
groen, de veengrond daaronder diepzwart. We zijn
in Zwartewaterland, een gelukkige benaming want
zwart is niet alleen het water dat hier uit het veen
sijpelt, het is ook de kleur waarmee de kerkelijke
gezindten die er zo welig tieren worden aangeduid,
de zwartekousenkerken.
Aan de overkant van de IJssel ligt Kampen, over
het Zwarte Water Hasselt en Zwartsluis en waar de
beide stromen elkaar bijna raken Zwolle. De polder
is vanuit de steden gekoloniseerd. De inbezitname
werd ingeleid met hevig wapengekletter. Tot 1362
was dit onland het territorium van krijgsheer Zwe-
der. Hij terroriseerde de streek vanuit zijn kasteel
Voorst bij Westenholte. Er moest een coalitieleger
van de bisschop van Utrecht en de steden Deventer,
Zwolle en Kampen aan te pas komen om de roofrid-
der onschadelijk te maken. Zijn burcht werd met de
grond gelijk gemaakt. De hoogte waar het stond is
tot archeologisch monument verklaard. Kinderen
van de wijk Westenholte voeren er nu oorlogje op
een speelkasteel. Bij het vredesverdrag met Zweder
beloofde de bisschop van Utrecht dat hij het land
binnen tweeënhalf jaar zou droogleggen en in slagen
verdelen. Ieder kreeg zijn afgesproken deel: het bis-
dom, de steden, het kerspel IJsselmuiden en ook de
verliezer, heer Zweder.
Rechte wijze
In één machtig gebaar werd het gebied vanuit drie
weteringen verdeeld in rechthoekige percelen en aan
veeboeren verpacht. Twintigste-eeuwse planologen
wezen er graag op dat de polder Mastenbroek het
eerste Nederlandse voorbeeld is van een poldergrid,
voorbode van de latere Hollandse droogmakerijen.
Zij roemden de grote greep en vonden de rechtlijnig-
heid van het nieuwe land gedurfd. Maar wat is er
eigenlijk zo bijzonder aan een grid? Haast en land-
honger liggen aan de basis van vrijwel alle orthogo-
nale steden en landschappen. Negentig procent van
de groei van derdewereldsteden wordt opgevangen
in een gridstelsel. De Grieken en Romeinen kenden
het al. Het grid is de nulgraad van stedenbouw en
landschapskunst.
Landmeter Stoveke, die in 1364 voor zijn bisschop
de Mastenbroek in rechthoeken verdeelde, stelde
geen cultuurdaad maar zat in tijdnood. Hij negeerde
hobbels, kreken en door de mens nagelaten onef-
fenheden en trok snel en doelmatig zijn lijnen door
het land. Hij had geen keus. Hij nummerde, mat,
groef weteringen en bouwde dijken alleen maar om
zijn opdrachtgever tijdig de gewenste hoeveelheid
uitgeefbare grond ter beschikking te kunnen stel-
len. Zijn werk kwam erop neer dat hij eenvoudige
landmeetkundige technieken toepaste op een groot
gebied.
Inmiddels is polder een woord met een andere
betekenis. Anno 2010 staat polder voor consen-
susvorming en samenwerking tussen groepen met
tegengestelde belangen. Rechtlijnigheid mag dan
de meest zichtbare eigenschap van een polder zijn,
het is ook de eigenschap die het minst navolging
verdient. Praktisch, zuinig, helder, snel, rekenkundig
controleerbaar, er zijn natuurlijk opdrachtgevers
in de moderne vastgoedwereld die zich nog steeds
in zulke termen herkennen, maar het bijbehorende
ruimtetype, het orthogonale landschap, verveelt snel,
zeker als de derde dimensie vrijwel ontbreekt, zoals
in de Mastenbroek. Innerlijke orde en zinnelijke
armoe zijn twee kanten van dezelfde medaille.
Kerk in het midden
Na de drooglegging stroomde het volk de polder in.
Weteringen werden aangelegd om het gewonnen
land bruikbaar te maken. Veeboeren pachtten de
nieuwe kavels. De nederzettingen Iesselmuun (IJs-
selmuiden) en Gaellemuun (Genemuiden) begon-
nen hun trage groei aan de mondingen van IJssel en
Gelle, de oude naam van het Zwarte Water. De popu-
latie eenmaal afgezet liet niet meer los. Hij groeide
aan. De boeren, vissers, rietsnijders en mattenvlech-
ters vormden een godsvruchtig en vruchtbaar volk.
Tot voor kort werd hier de hoogste huwelijksvrucht-
baarheid van het land genoteerd. IJsselmuiden, de
grootste kern, telt 11.500 inwoners, Genemuiden
10.000.
Toen in Genemuiden de bebouwing van de Lan-
gestraat zeshonderd meter van de grote kerk was
Jachnin en Boaskerk in de as van straat Prikker, Genemuidenfoto Ad Habets
10
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
geraakt, hield men halt. Men dempte een stuk van de wetering naar Zwolle en
opnieuw stroomde het volk de polder binnen, nu in omgekeerde richting. Gene-
muiden groeit nog steeds als kool. De dijken vormen allang geen beletsel meer.
Voor de buitendijkse woonwijken De Greente en Achter ’t Tag werd gewoon een
nieuwe dijk aangelegd. Wat elders in Nederland echt niet meer kan, is hier nor-
maal: een kerk in het midden.
De nieuwe kerk van de Gereformeerde Gemeente heeft de maat van een flinke
schouwburg. Hij is goed voor 1.800 zitplaatsen. Het gebouw beheerst de centrale
groenzone van Achter ’t Tag. De naaldspits van de kerk priemt omhoog aan het
einde van een straat die Prikker heet. Is dit nu bevindelijke stedenbouw, axiale ge-
richtheid op een zendmast naar de Heere, monumentalisme op dorpsschaal? Ach
nee, de straat loopt dood en de kerkdeur zit aan de andere kant. Dit is geen opzet.
De spits is per toeval in de weg-as verzeild geraakt. Een ongelukkig weeffoutje, al
weet je nu wel waar je je bevindt.
Refo-tuin
De geometrie van de wijkplattegrond is herkenbaar maar ingehouden, in het
noordelijk deel zelfs nadrukkelijk afgezwakt. Maar de bewoners van Achter ’t Tag
komen er openlijk vooruit: zij zijn dol op geometrie. Het kan hen niet strak ge-
noeg zijn. Hun voortuintjes zijn strenge meetkundige figuren, vierkante blokken,
cirkels en bollen van buxus. Als ze bomen planten, zijn het bolcatalpa’s en andere
knotbare soorten. Ze staan in twee-, drie- en viertallen, symmetrisch ten opzichte
van de voordeur. De rest van de tuin is egaal verhard met grind of bakstenen. Is
het toeval dat juist rond de kerk deze tuinstijl zo goed gedijt: geometrisch, groen,
geen bloemen, geknotte en geschoren natuur? Deze sobere meetkunde is van een
andere soort dan het grid van de polder. Hij is niet utilitair, maar nadrukkelijk en
gewild, hij spreekt van knotzucht en vormdwang. Deze stijl komt van binnenuit.
Het is cultuur. De refo-tuin is net zo vierkant als het geloof.
De architectuur in de nieuwe wijk is samen te vatten onder de noemer ‘keurig’. In
de sector waar wat te kiezen valt, die van de vrijstaande woning, heerst opvallende
eensgezindheid: het huis is twee lagen hoog, drie of vijf ramen breed, heeft de
deur in het midden en een schilddak met schoorstenen. De tuintjes benadrukken
de symmetrie. De notarette verdringt de boerderette. Men neigt hier niet meer
naar het landelijke, maar dweept met deftigheid.
Tapijten
Zo keurig als de particuliere woningen zich voordoen, zo grof gaat het er aan toe
op de werkvloer. De industrie van Genemuiden produceert niet alleen 60 procent
van de Nederlandse tapijten, hij bedekt ook 60 procent van de bebouwde kom.
Bedrijventerrein Zevenhont is twee kilometer de polder ingerold, ver voorbij het
huizenfront. Plannen worden beraamd om er nog een matje naast te leggen. Me-
talen dozen met grote letters – BETAP, COTAP, DESSO, EDEL, TIMZO – worden
gescheiden door goedkoop hekwerk en verbonden door hectaren betonsteen en
asfalt. Groen is er niet. De ondergrond is volledig uitgewist. Zevenhont is een ab-
stract landschap zonder enige referentie aan de polder.
Bedrijfsterreinen groeien zoals korstmos. Terwijl ze uitdijen, vallen er inwen-
dig gaten. Groei en krimp ineen. De financiële logica van bedrijfsterreinen is
zodanig, dat het meer loont te verhuizen naar nieuwbouw dan het bestaande te
vernieuwen. De vastgoedmarkt van Genemuiden wordt beheerst door OCG, de
Ontwikkelingscombinatie Genemuiden, een kongsi van vier plaatselijke aan-
nemers. OCG bouwt ook Achter ’t Tag. Het meest recente plan uit deze koker,
Genemuider Allee genaamd, maakt korte metten met twee kolken en een stuk
Hasselterdijk, elementen van het rivierlandschap die bij de bouw van bedrijven
aan de Nijverheidsstraat nog waren ontzien.
Tomaten
Niet minder rigoureus gaat het eraan toe aan de andere kant van de polder, bij IJs-
selmuiden en Grafhorst, waar de tuinbouw zijn vleugels uitslaat. Dit gebied, De
Koekoek genaamd, ligt laag, drie meter beneden NAP. Het werd pas in het begin
van de twintigste eeuw drooggelegd, nadat het eerst door turfwinning in een pet-
gatenlandschap was veranderd. Vier vierkante kilometer transformeert nu in rap
tempo van groen in glas. In de kassen wordt tomaat, paprika en witlof gekweekt.
Voor de energievoorziening onderzoekt men de mogelijkheden van aardwarmte.
In de Koekoek treedt eenzelfde bouw- en tuincultuur aan het licht als in Gene-
muiden, maar opzichtiger. Voor de kassen loopt kleinvee, tussen de buxus in de
tuinen is ook wel eens een bloem te zien, en vooral: er wordt heel veel nieuw ge-
bouwd. Tegen een achtergrond van glas trekken de tuinders hun villa’s op. Hun
keuze bestrijkt het hele scala uit de bouwcatalogus. Zij laten het breed hangen.
Melk
De boeren in de polder gelden als de echte Mastenbroekers. Ze houden koeien en
schapen. Ze wonen op terpen. Over het algemeen renderen hun bedrijven goed.
Het Wageningse onderzoeksbureau Alterra noemt de polder een ‘hotspot’, een
plek waar een florerende agrarische sector geconfronteerd wordt met ruimte-
claims voor stedelijke groei, waterberging, recreatie en natuur. Die claims zijn
overigens op de plankaart van het Nationaal Landschap IJsseldelta vrijwel alle-
maal gehonoreerd. De geplande expansie van de bedrijventerreinen van Hasselt
en Genemuiden, van de woonwijken Stadshagen en Achter ’t Tag, de zandwin-
ning achter de Zwolse dijk gaan gewoon door. Alleen bij De Koekoek gaat de
polder op slot. Zo bijzonder is de titel Nationaal Landschap niet. Hier gaat veel
oude wijn in nieuwe zakken. Het is een misvatting dat de polder vooral van bui-
tenaf wordt bedreigd. Hij wordt ook van binnen uitgehold. De boeren vormen
geen harde kern van weerstand. De meesten hebben hun rieten stolpje al inge-
ruild voor een moderne cataloguswoning, hun stal en hooischuur voor een stalen
loods. Ze zijn dan misschien niet van God los, maar wel van hun bouwtraditie.
Een ding moet je ze nageven. Hun koeien grazen nog gewoon in de wei. <
Mooi voorbeeld van een refo-tuin in Mastenbroekfoto Ad Habets
11o
ost F
EB
RU
AR
I 2010
Nieuwe tuindersvilla in De Koekoekfoto Ad Habets
Notarettes in Genemuiden. Notarettes zijn een nieuwe
trend in de catalogusbouwfoto Ad Habets
12
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010 Red hetcultuur land schap!
Dubbelinterview Jaap Dirkmaat en Tammo Beishuizen
DOOR TRIX BROEKMANS
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010 13
Jaap Dirkmaat (links) en Tammo Beishuizenfoto Christiaan Krouwels
De directeuren van LTO-Noord en van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap spreken over behoud en herstel
van het cultuurlandschap in Nederland. ‘Iedereen, elk mens, heeft daar een functie in, ook in zijn woonomgeving, ook
in de stad.’ Dubbelinterview
14
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
Aan de lommerrijke rand van Beek-Ubbergen, waar
het hoofdkwartier van de Vereniging Nederlands Cul-
tuurlandschap is gevestigd, treffen Tammo Beishuizen
en Jaap Dirkmaat elkaar. De eerste is directeur van
LTO-Noord, die negen provincies boven de rivieren
omvat van deze belangenorganisatie voor de land- en
tuinbouw in Nederland. ‘Maar ook voor veehouders,
varkenshouders, pluimveehouders en noem maar op’,
vult Beishuizen aan. Dirkmaat is directeur van Neder-
lands Cultuurlandschap, voorheen de vereniging Das
en Boom, die is opgeheven nadat het doel van de ver-
eniging, de redding van de das, bereikt was.
Dirkmaat: ‘Wij hebben dezelfde achterban, maar
een nieuwe doelstelling: behoud en herstel van het
cultuurlandschap in Nederland, en dat zien we veel
breder dan alleen het agrarische landschap. Ook zand-
verstuivingen en veengebieden zoals de Weerribben
horen daar bij. Vanuit onze visie heeft iedereen, elk
mens, daar een functie in, ook in zijn woonomgeving,
ook in de stad.’
Beishuizen: ‘Stedelingen vinden het landschap buiten
de stad schitterend, maar ze willen ook met de kinde-
ren, met de wandelwagen in de groene longen in de
stad blijven komen.’
Dirkmaat: ‘Absoluut.’
Beishuizen: ‘Men bouwt de steden steeds meer dicht
en maakt dan ergens buiten groene compensatie,
zodat je de auto nodig hebt om daarheen te rijden.
Maar als mensen de auto moeten pakken, rijden ze lie-
ver door naar de Ardennen of het Zwarte Woud.’
Dirkmaat: ‘Mensen hebben vaak geen oog voor het
exotische in hun eigen omgeving. Steden als Deventer,
Hengelo, Arnhem, Nijmegen, die liggen allemaal in
een prachtig groene omgeving. En neem dit dorp, zes-
duizend inwoners met aan de ene kant de Ooijpolder
en aan de andere kant de heuvelrug, de Duivelsberg.
Schitterend. Maar laatst was de vereniging van huis-
vrouwen hier, en tachtig procent was nog nooit deze
bult op geweest. Nota bene, als ze hun raam openen
kijken ze naar deze heuvel. Voor hen is dat niet meer
dan een decor. Onbegrijpelijk. Dat is dus al te ver.
Maar je kunt het ook naar de mensen toebrengen.
Fruitbomen in de stadsplantsoenen planten. Je kunt
iepen planten, maar waarom geen perenbomen?’
Beishuizen: ‘Of notenbomen.’
Dirkmaat: ‘Ze willen hier in Nijmegen een kinderboer-
derij maken met wat geitjes. Wij zeggen: doe niet zo
kneuterig, zet er wat vleeskoeien bij en zorg dat er echt
geboerd wordt. Als een echt bedrijf. Dan is dat een
mooie etalage voor verderop in de Ooijpolder, waar je
allerlei soorten agrarische bedrijven hebt. Ik zou niet
weten waarom daar geen koeien kunnen rondlopen
waar mensen gewoon tussendoor kunnen lopen. In
natuurgebieden doen ze dat ook met allerlei grote gra-
zers en dat vindt iedereen normaal.’
Beishuizen: ‘In dit land is men nog steeds bezig met
het uitvoeren van twintig jaar oude plannen waarbij
grond van boeren wordt aangekocht en dat moet dan
natuur worden. Ons standpunt is: geef het hiervoor
bestemde geld ook aan de boer, zodat hij in zijn on-
dernemerschap de natuur erbij kan doen. Dat kost veel
minder geld en je krijgt veel meer beleving.’
Dirkmaat: ‘Onder minister Braks is destijds voor de
natuur gekozen, met een strikte scheiding van de land-
bouw.’
Wat betekent dat voor de praktijk?
Dirkmaat: ‘Dat betekent dat het boerenland, voorzover
al niet rücksichtslos uitgekleed door de ruilverkave-
ling, de volgende grote uitkleedbeurt kreeg. Hier in de
Ooijpolder kun je dat zien, daar werden langs Waal,
Rijn en IJssel gronden waarop geboerd werd tot na-
tuur omgevormd. Daar moesten de boeren dus uit,
die kregen de rest van de polder. Maar daar was geen
ruimte meer voor een mooi kantje of een knotwilg of
andere leuke dingen, want de boer had om te overle-
ven alle grond nodig. Voor de boeren was het sowieso
onverteerbaar dat er kostelijke landbouwgrond werd
afgegraven om daar toch weer koeien neer te zetten,
maar dan andere, van die grote grazers.’
Beishuizen: ‘Schotse hooglanders hebben niks met
Nederland te maken. Waarom geen oud-Hollandse
rassen gebruiken zoals blaarkoppen en lakenvelders?’
Dirkmaat: ‘Schotse hooglanders lopen in de Schotse
bergen op graniet, maar hier lopen ze op zachte on-
dergrond, dus de hoefjes moeten steeds gekapt wor-
den. En hun vacht hangt vol klitten en andere troep.
Dat heeft niks met natuur te maken. Net zo min als
het laten verkommeren van dieren zoals in de Oost-
vaardersplassen. Daar hoor je clubs als Wakker Dier
en Lekker Dier nooit over. Maar het gebeurt niet alleen
daar, ook bij Kortenoever langs de IJssel een stuk ui-
terwaard van Staatsbosbeheer, een heggenlandschap.
Er staat een bord bij van: hier behouden wij een mid-
deleeuws agrarisch cultuurlandschap, blati blati. Dat
bestrijkt nog geen vijftien hectare. Daar lagen kalveren
dood in de heg, al tot op de huid verteerd. Toen ik een
brief heb geschreven dat het landschap daar kapot
gaat inclusief de dieren, zeiden ze: dan halen we het
bord wel weg, want dan is het geen middeleeuws land-
schap meer.’
Beishuizen: ‘Weet je waar ik pissig over word? Dat
boeren niet goed worden gecompenseerd voor natuur-
plannen als Natura 2000, Ecologische Hoofdstruc-
tuur, Deltanatuur enzovoort. Bij al deze plannen is de
aankoop van gronden sluitpost van de begroting. Wij-
kende boeren kunnen daardoor niet elders hun bedrijf
voortzetten. En doordat de aankoop van boerenbedrij-
ven over jaren wordt uitgesmeerd, zitten momenteel
meer dan 10.000 boerenbedrijven planologisch op
slot.’
Hoe kan dat dan?
Beishuizen: ‘Nou, ze mogen niks meer, want de
overheid zegt: wij gaan over twintig jaar jouw bedrijf
kopen, en daarom krijg je nu geen vergunningen
meer. Dus de boeren kunnen geen kant op. Het gevolg
is dat veel boeren de natuur als hun vijand zien, die
houden ze zo ver mogelijk van zich af.’
Dirkmaat: ‘Nou ja, de boer heeft zelf ook aan de ruil-
verkaveling meegewerkt. Die ging natte stukken en
bulten en dergelijke opruimen, omdat hij dacht: als
het straks getaxeerd wordt, krijg ik er meer voor zon-
der die bulten en heggen.’
Beishuizen: ‘Zoals de consument zijn huis verft voor-
dat-ie zijn huis verkoopt. Zo zijn boeren dus ook bezig
geweest het landschap te verrampeneren. Maar ja, ze
zouden gek zijn als ze het niet deden. Er zijn ook boe-
ren geweest die het landschap intact hebben gelaten.
15o
ost F
EB
RU
AR
I 2010
En die krijgen dus minder voor hun bedrijf als de over-
heid het komt kopen, want er wordt alleen gekeken of
het up-to-date is.’
Dirkmaat: ‘Ze zouden extra geld moeten krijgen
omdat het dankzij hen zo mooi is.’
Beishuizen: ‘Ik ken voorbeelden, net ten noorden van
Overijssel, waar een landschapsorganisatie een gebied
heeft aangekocht omdat het een prachtig cultuurhis-
torisch landschap is. Maar als ze het dan eenmaal heb-
ben, gaan ze er natuur van maken. Terwijl een boer,
als rentmeester, altijd zal zorgen dat hij zijn grond
productproducerend kan overdragen aan de volgende
generatie. Hij zal de grond niet verpesten.’
Dirkmaat: ‘Nou moet ik even ingrijpen, hoor. De helft
van Nederland heeft een te hoog nitraatgehalte omdat
de nitriet van de kunstmest in het grondwater komt,
en dat komt door de intensieve veehouderij. Gevolg:
waterwinning doen we alleen nog in natuurgebieden.
Ik bedoel, we moeten elkaar geen mietje noemen.
De landbouwer heeft zichzelf ook opgezweept ten
koste van zo ontzettend veel, dat mijn moeder, groot
geworden op een melkveebedrijf in Friesland, zei: als
pake uit zijn graf opstaat en die ziet de koeien het hele
jaar op stal staan, dan vervloekt hij zijn zoon. En in de
weilanden groeit nog maar één soort gras, honderden
planten zijn uitgeroeid om het zover te krijgen. Dat
komt door spuiten. Het grondwater werd vergiftigd,
het oppervlaktewater werd vervuild en dieren worden
steeds meer tegen hun aard gehouden. Ik vroeg eens
aan een eendenfokker: missen de eenden het water
niet? En hij zei: nee hoor, ik durf te wedden dat ze gil-
lend wegrennen als u ze naar een vijver brengt. Deugt
dat? Nee, dat deugt niet. Net zo min als het deugt dat
koeien het hele jaar op stal staan. Daardoor krijgen
ze een bepaalde stof niet binnen. Nou, dan voegen
we dat toe. Dan zijn we toch met zijn allen knettergek
geworden?’
Terug naar Overijssel en Gelderland, heren. Gelderland heeft de
meeste Nationale Landschappen van Nederland, en een derde
van alle gebieden die de Natura 2000-status krijgen ligt in
Gelderland en Overijssel samen. Moeten die provincies daar blij
mee zijn of niet?
Beishuizen: ‘Ik vind het belachelijk. Het is weer het
zoveelste plan dat de bedrijfsvoering van de boeren
bemoeilijkt. Ik heb in mijn eigen woonplaats bij Rot-
terdam al met vijf verschillende plannen te maken. Ik
kan als burger dat niet allemaal volgen, laat staan de
boeren.’
Dirkmaat: ‘Je moet je ook afvragen waarom die
provincies nog zoveel moois hebben. Dat is niet de
verdienste van de bestuurders in de provinciehuizen,
hoor. Dat komt omdat gebieden als de Achterhoek
en Twente als achterafgebieden zijn ontsnapt aan de
egale verdwijntruc elders in Nederland. Dus in deze
provincies ligt nog relatief veel aan leuke dingen,
maar er is al veel verrommeld, met bedrijventerreintjes
overal langs op- en afritten.’
Voorbeelden?
Dirkmaat: ‘Winterswijk had vier keer zo klein moeten
blijven, maar nu ligt het als een groot gezwel in een
prachtig landschap. Ze hebben steeds weer gekozen
voor uitbreiding, terwijl ze de steden- en wegenaanleg
hadden moeten bevriezen. Neem van mij aan: een
Nationaal Landschap in Engeland, daar gaat geen
snelweg doorheen en daar mag geen dorp uitbreiden.
Hier mag elk dorp uitbreiden voor mensen die soci-
aal en economisch gebonden zijn. En zo blijft geen
dorpje meer pittoresk. Als in Frankrijk of Engeland
iets beschermd wordt gaat er een stolp overheen. Wat
zeggen wij? Nee hoor, we kunnen de boel toch niet
op slot doen? O nee? Dat is nou juist de keus, of je er
een museum van maakt of niet. In Engeland wordt dat
gekoesterd, en mensen willen graag in een museum
wonen. Kennelijk loont dat.’
Waar gaat het eigenlijk wél goed?
Dirkmaat: ‘Nergens.’
Beishuizen: ‘Het landschap in Nederland wordt
ingericht door potloodventers. Ze hebben vier
kleurpotloden: rood voor woningbouw, paars voor
industrieterreinen, blauw voor water en groen voor
natuur. De rest van Nederland is wit, en dat willen
die potloodventers ook verder inkleuren. Dat witte
gebied, daar zitten de boeren met een gecombineerd
cultuurlandschap. En daar worden constant stukjes
van ingekleurd.’
Dirkmaat: ‘En vergis je niet, dat witte gebied beslaat
zeventig procent van Nederland.’
Maar valt er echt niks goeds over het landschap in Overijssel en
Gelderland te zeggen?
Dirkmaat: ‘Jawel, er gebeuren heus wel goede dingen.
Overijssel doet relatief het meest aan landschapsbe-
houd. Daar zitten een commissaris van de koningin en
een gedeputeerde die daar oog voor hebben. Dat is een
toevalstreffer, net de goeie personen op de goeie plek.
Maar ook zij moeten toegeven dat ze maar veertig pro-
cent kunnen redden, want voor de rest is er gewoon
geen geld.’
Beishuizen: ‘Ik vind Piet Jansen een van de betere
gedeputeerden van Nederland. Hij zegt tegen de re-
gering: je legt mij verplichtingen op, dan moet je me
daar ook extra geld voor geven. De boeren zijn daar
niet altijd gelukkig mee en de natuurorganisaties ook
niet, maar hij heeft wel oog voor het Overijsselse land-
schap.’
Dirkmaat: ‘Ik heb hem voorgesteld om per hectare
bedrijventerrein dat je aanlegt een ton in een fonds te
storten. Dan komen we eindelijk eens een keer met
grote stappen thuis, want dan kun je geld aan een
nationaal landschap besteden. En dan mogen er voor
mij paardenmaneges in Winterswijk komen en een
boomteler voor mijn part. Mits ze het coulisseland-
schap herstellen. En bijvoorbeeld de paardenman een
streekeigen model voor de paardenstal neerzet.’
Er zijn dus nog plekken waar het landschap deugt?
Dirkmaat: Nee, maar waar wel kansen liggen om het
te redden.’
Beishuizen: ‘Als je het niet regelt, is het over een tijd
weg.’
Jullie zeggen dus niet dat het hele land al verramsjt is.
Dirkmaat: ‘Nee, maar er is nog een heel groot gebied
waar geen keuze is gemaakt. Dat witte gebied.’
Beishuizen: ‘Alleen al de witte kleur geeft aan: daar
moeten we nog een kleur aan geven.’
Jaap Dirkmaat: ‘Ze willen hier een kinderboerderij maken met wat geitjes. Wij zeggen: doe niet zo kneuterig, zet er wat vleeskoeien bij.’
16
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
< Jaap Dirkmaat (links) en Tammo Beishuizen foto Christiaan Krouwels
17o
ost F
EB
RU
AR
I 2010
Het platteland dus.
Dirkmaat: ‘Maar dat is een vreselijke benaming.’ Snauwend: ‘Het plátte
laand! Het ís helemaal niet plat. Als ik hier mensen rond rij raken ze hele-
maal in de war, ze zien alleen maar heuvels. Vragen ze: waar is het platte-
land? Zeg ik: in het westen. In Engeland noemen ze het de countrysite. In
Frankrijk la campagne. Hier: het platteland. Bah.’
Beishuizen: ‘We moeten een goeie naam verzinnen.’
Dirkmaat: ‘Het is schandalig dat het wit, dus kleurloos, wordt genoemd
en dat ze het ook nog met een andere kleur willen invullen. Daarom is de
beste manier om die andere kleurtjes buiten de deur te houden: zorgen
dat het witte gebied status en kwaliteit krijgt.’
Beishuizen: ‘Of een nieuwe kleur verzinnen?’
Dirkmaat: ‘Het is nu een vrij speelveld voor die andere krachten. Ze ge-
bruiken allemaal de smoes van: het mag, want nou is het tóch niks.’
Hoe wit zijn Overijssel en Gelderland?
Dirkmaat: ‘Fifty-fifty ongeveer. Wat overigens een stuk beter is dan Bra-
bant. Dat is een rampgebied, echt waar.’
Het Deltaplan dat de Vereniging Cultuurlandschap heeft opgesteld om het land-
schap te redden is ondertekend door nagenoeg alle landschapsorganisaties, na-
tuurorganisaties, maar ook de LTO. Dus het gaat de goede kant op.
Dirkmaat: ‘Ja, daardoor blijven we in gesprek, maar als we willen winnen,
dan moeten we het onderlinge gekrakeel achterwege laten. Dus hij moet
niet meer zeggen: wij zijn de rentmeesters van het landschap, want dat ís
natuurlijk niet zo. En Natuurmonumenten en collega’s moeten niet zeg-
gen dat ze de redders van het landschap zijn, want ook dát is niet zo. Maar
het is zich in de goede richting aan het ontwikkelen. De visie is nu meer:
cultuurlandschap is hot.’
Echt waar? Na het aanhoren van al jullie eerdere klachten...
Dirkmaat: ‘Jajaja, het is echt waar. Alleen, ik wil dat het beklijft. Ik wil
niet nu een tijdje natuur en dan weer cultuur. Ik wil een goeie consistente
inrichting van het land, geen gezwalk meer. Kijk, het Gelders Landschap
hoefden we dat nooit uit te leggen, die waren al voor cultuurlandschap
in plaats van oernatuur, die hadden een pestpokkenhekel aan Schotse
hooglanders en die zijn consequent doorgegaan met het verpachten van
landerijen, zodat dat boerenland is gebleven. Elders, ook in Overijssel, is
er nog genoeg dat gered kan worden, maar het moet hard en zonder con-
cessies. Ook de Natuurschoonwet zou op veel meer gebieden van toepas-
sing moeten zijn. Zoals bij Twickel is gebeurd, en op Middachten. Onze
visie is: laat de Natuurschoonwet ook op de agrarische bedrijfsvoering van
toepassing zijn.’
Beishuizen: ‘Dan is de boer zijn onroerendgoedbelasting kwijt, en dat
scheelt in zijn bedrijfsvoering. Natuurmonumenten hoeft die belasting
ook niet te betalen.’
Dirkmaat: ‘Kijk, en dán schiet het op.’
Tammo Beishuizen: ‘Geef geld aan de boer, zodat hij in zijn ondernemerschap de natuur erbij kan doen.’
Ideaal Nederland
volgens Tammo Beishuizen, directeur van LTO-Noord
Ik zal mij beperken tot de land- en tuinbouw. De boeren en tuinders in Nederland
moeten in deze toekomst de mogelijkheid krijgen om ondernemer te zijn. Dit
betekent een eerlijke concurrentie en een eerlijke prijs voor hun producten. Eerlijke
concurrentie houdt in dat importproducten aan de zelfde kwaliteitseisen moeten
voldoen als de Nederlandse productie, eisen als bijvoorbeeld duurzaamheid en
voedselveiligheid.
Met een eerlijke prijs bedoel ik een eerlijke winstverdeling door de gehele keten
heen.
Daarnaast moeten de geboden productieomstandigheden de ruimte geven om
het prachtige Nederlandse landschap extra vorm te geven. Onder andere door
fiscale stimulering zal het mogelijk zijn om recreatie en natuur in te passen in de
bedrijfsvoering. Hierdoor zal de overgang tussen stad en platteland vervagen en de
biodiversiteit verder toenemen. Grootschalige aankoop door de overheid voor de
aanleg van nieuwe ‘natuur’ is hierdoor niet meer noodzakelijk. De grote winnaar
is hierbij de consument, de recreant, de natuurliefhebber en natuurlijk de boer en
tuinder.
Ideaal Nederland
volgens Jaap Dirkmaat, directeur van Nederlands Cultuurlandschap
Het is moeilijk om een ideaal beeld te schetsen van een verrommeld Nederland,
nadat zoveel is vernield en verminkt. Toch is het niet te laten om te redden wat er te
redden valt en te helen wat kapot gemaakt is.
Een volwaardige lonende vergoeding voor agrariërs die cultuurhistorisch erfgoed
bezitten, of dit nu gebouwde of groene landschapselementen betreft. Een boer
die met zorg omgaat met zijn monumentale boerderij en bijgebouwen alsmede
landschap, moet financieel beter af zijn dan een boer die daar geen oog voor heeft.
Een prijsvraag voor architectenbureaus om kenmerken te onderscheiden van
streekeigen bouw. Alleen wanneer bij de bouw van huizen en agrarische gebouwen
recht wordt gedaan aan streekeigen bouw en bouwmaterialen, worden de hieruit
voortkomende meerkosten vergoed uit een provinciaal streekfonds. In Nationale
Landschappen zorgt de rijksoverheid voor ten minste 50 procent cofinanciering in
dit streekfonds.
Bank Nederlandse Gemeenten, Waterschapsbank, De Nederlandsche Bank en
Nationaal Groenfonds dragen bij aan de financiering van een nationaal fonds
en twaalf provinciale fondsen. Dit werkt als een streekrekening, waarbij een
percentage van de marktrente over gestald overheidskapitaal wordt geschonken
aan monumenten en landschapsdoelen. Decentrale vermogens worden benut voor
cofinanciering van groen blauwe diensten.
De slappe handelswijze in dit land waardoor eeuwigheidswaarden het altijd afleggen
tegen de waan en winst van alledag, maakt plaats voor een herwaardering van het
huis van Thorbecke. Het rijk komt op voor evidente nationale waarden en belangen.
Provincies beschermen waar het rijk niet aan toe komt of onvoldoende belang aan
hecht en gemeentes beschermen de trots en eigenwaarde van hun landstreek.
Voor Gelderland en Overijssel geldt dat zij samen acht nationale landschappen
hebben, waarvoor zij het rijk meer dan verantwoordelijk moeten houden. Daarnaast
zijn provinciale landschappen nodig om kleinere maar niet minder belangrijke
landschappen veilig te stellen en te financieren. Gemeentes kunnen daarbij
participeren.
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
18
MEER WETEN? VRAAG HET 276 PAGINA’S DIKKE FALCO GROTE BUITENBOEK AAN. BEL (0546) 55 44 44 OF KIJK OP WWW.FALCO.NL
Ultimo; Ontwerp: KVD, Amsterdam. 55 liter(!)
en gecombineerde deur/binnenbak voor snel
legen. Hooggeplaatste en toch uitnodigende
inwerpopening.
Metropolis; Lichtend voorbeeld van een
wereldse uitstraling.
Flow; Go with the flow... Italiaans, sierlijke
serie met natuurlijke uitstraling en eindeloze
combinatiemogelijkheden.
Eenheid zonder te vervelen...Met de eigen gemaakte Triangel-serie van Falco (overkappingen, banken,
afvalbak, aanleunbeugel, stoelen, verlichting) krijgt uw project samenhang,
maar ook spannende variëteit.
Iets unieks voor uw project? Falco
ontwikkelt en produceert in eigen
beheer en maakt het mogelijk
andere ideeën te bespreken.
Voor de ware Urban Delights by Falco.TRIANGELL
19o
ost F
EB
RU
AR
I 2010
In Gelderland en Overijssel zijn acht architectuurcentra actief als plaatselijk platform voor stedenbouw, architectuur en
landschapsarchitectuur. Deze instellingen organiseren tentoonstellingen, discussies, thema-avonden, workshops en
excursies en stimuleren zo het debat over het lokale architectuurbeleid. Architectuurcentra in Oost-Nederland (3)
‘De Gordiaanse Knoop was ons jaarthema in 2009’, zegt
Edwin Verdurmen, sinds 2004 directeur en mede-
oprichter van CASA. ‘Waarom dit thema? In Arnhem
zijn er tegelijkertijd veel grote stedelijke projecten, zoals
Rijnboog, station Arnhem Centraal, Stadsblokken/
Meinerswijk. Aan de andere kant is er een ingewikkelde
regelgeving, bewonersparticipatie en Europese aanbe-
stedingen. Daardoor worden planningen niet gehaald
en budgetten overschreden. Zo krijgt de ruimtelijke
ordening steeds meer het karakter van een Gordiaanse
Knoop.’
Voordat CASA in 2003 startte, draaide er al zeven jaar
een Architectuurcafé. Deze organisatie droeg in 2001 het
werk over aan twee jonge, enthousiaste architecten, een
kunstenaar en een beleidsadviseur. De afkorting ‘CASA’
ofwel ‘huis’ klonk goed en stond in grote letters op de
voormalige Cobercofabriek, waar het centrum in 2004
het ketelhuis betrok. Sinds maart vorig jaar zit CASA in
‘Showroom Arnhem’, samen met de Kunstenaarsstich-
ting G.A.N.G. en Ontwerp Platform Arnhem.
Creatieve formule
Om creatieve oplossingen voor de ontwikkeling van de
stad te scheppen heeft CASA een formule bedacht: een
excursie gevolgd door diverse workshops en verken-
ningen. Dit bijvoorbeeld toegepast in het project ‘De
achtertuin van Arnhem’ in 2008 over de landschappelijke
noordrand van de stad. Want ligt Arnhem eigenlijk wel
aan de Veluwe? Militaire terreinen en snelwegen vormen
grote barrières.
Binnen het jaarthema Gordiaanse Knoop in 2009 nam
het Rijnboogproject een prominente plek in. Voor dit
gebied worden al 25 jaar plannen gemaakt. CASA vroeg
aan een aantal oud-wethouders en andere betrokkenen
waarom de plannen niet tot uitvoering komen en legde
dit vast in een publicatie.
Het Gelders Genootschap heeft vorig jaar het project
Nieuw Gelders Arcadië bij CASA gepresenteerd, over de
tientallen landgoederen tussen Wageningen en Dieren.
CASA nodigde daarbij ook ontwerpers uit die plannen
maken met respect voor de cultuurhistorische waarden
van dit landschap.
In 2010 gaat het jaarthema over de gevolgen van de fi-
nanciële crisis. Edwin Verdurmen: ‘De recessie brengt
de behoefte mee naar alternatieve manieren van ruim-
telijke ordening, architectonisch ontwerpen, opdracht-
geverschap en marktmechanismes. We moeten niet de
schouders laten hangen, maar als het ware “krimpend
voorwaarts!”’
Sociëteit
De financiering van CASA komt voor de helft van be-
drijfssponsoring, daarnaast van de gemeente en het
Stimuleringsfonds voor Architectuur. CASA heeft een
bestuur, een raad van advies, een breed samengestelde
programmaraad én een sociëteit met ruim tweehonderd
leden.
Met diverse instellingen heeft CASA inmiddels vrucht-
bare contacten opgebouwd: de academies voor beeldende
kunst, bouwkunst, muziek, mode. Uiteraard ook met de
gemeentelijke diensten, corporaties, ontwikkelaars en de
culturele instellingen in de stad. Een kenmerk van CASA
zijn de cross-overs naar andere disciplines.
Eind 2009 organiseerde CASA het project ‘De Gedeelde
Stad’. Edwin Verdurmen: ‘Arnhem is een gedeelde stad,
met een afgeschermde noordkant, een oude binnenstad,
een bijna onzichtbare rivier in het midden en nieuwe
wijken in de Betuwe. Ook gedeeld in de zin van arme en
rijke wijken met eigen kenmerken. Daardoor ontstaan er
tegenstellingen in de stad. CASA wil in workshops ver-
bindingen leggen, grenzen doorbreken en nadenken over
eenheid en diversiteit.’
CASA, Postbus 5020, 6802 EA Arnhem, 026 7850442, www.casa-arnhem.nl
DEPARTEMENT TIJDELIJKE ORDENING
Edwin Verdurmen is als ondernemer – samen met Peter Groot – actief in het in 2009 gestarte project Departement Tijdelijke Ordening (DTO). DTO maakt plannen voor tijdelijk ongebruikte terreinen en gebouwen in Arnhem. Vaak verpauperen zulke locaties en dat is niet goed voor de leefbaarheid in een buurt. De regelgeving voor tijdelijke projecten is minder streng en daardoor is er meer mogelijk in een overgangsfase. In de Vinex-wijk Schuytgraaf in Arnhem werd het idee toegepast op twee nog ongebruikte centrale velden, waar units voor creatieve ondernemers kwamen. DTO start in 2010 met een atelierproject om oplossingen te bedenken voor tijdelijke loca-ties. Werkloze bouwkundestudenten, maar ook andere creatieven die tijdelijk zonder baan zitten, kunnen daar aan de slag.
Centrum voor Architectuur en Stedenbouw ArnhemDOOR LAMBERTHE DE JONG
Edwin Verdurmen, directeur van CASAfoto Ewoud van Arkel
20
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
‘Naar de wat?’ vraagt Marleen van Driel verbaasd als ik haar vertel dat ik naar de
Kasbah ga. Van Driel, een dertiger die werkt bij Benthem Crouwel architecten in
Amsterdam, heeft me zojuist rondgeleid door het nieuwe, mede door haar ontwor-
pen popcentrum Metropool in Hengelo. De reactie van Van Driel is typerend. Jonge
architecten, laat staan niet in architectuur geïnteresseerde jongeren, zegt de Kasbah
weinig tot niets meer. Toch was het in de jaren zeventig een beroemde woonwijk,
waar landelijke dagbladen als de Volkskrant paginagrote stukken over publiceerden.
Wat de journalisten toen precies schreven, weet ik niet meer. De artikelen gingen
vermoedelijk over de nieuwe gemeenschap en het bijbehorende nieuwe leven dat in
de Kasbah moest ontstaan.
De Kasbah is een van de belangrijkste uitingen van het structuralisme, de enige
onvervalst Nederlandse bijdrage aan de wereldarchitectuur. Grondlegger van het
structuralisme, een begrip waaraan veel structuralistische architecten zelf een
hekel hadden en dat overigens niets te maken heeft met het structuralisme van de
onlangs overleden Franse antropoloog Claude Lévi-Strauss, is Aldo van Eyck (1918-
1999). Het structuralisme kwam voort uit de kritiek van Van Eyck en andere archi-
tecten zoals Herman Hertzberger op de modernistische architectuur. Die was na de
Tweede Wereldoorlog ontaard, vonden ze. Het modernisme had geleid tot groot-
schalige, technocratische, monotone en daardoor onherbergzame woonwijken.
Van Eyck en de zijnen wilden een architectuur en stedenbouw met een ‘menselijke
maat’, waar de gebruikers zich thuis konden voelen.
Hoewel de structuralisten de opstandige zonen van modernistische pioniers als Le
Corbusier en Walter Gropius waren, bleven ze van hun vaders houden. De liefde en
bewondering voor hun vaders weerhield hen van een bekering tot het traditiona-
lisme van de vijanden van hun vaders. Toch was traditionele architectuur wel een
inspiratiebron voor de structuralisten, maar die moest dan wel van heel ver komen.
Vooral Van Eyck was een bewonderaar van de Afrikaanse Dogon-architectuur,
waaraan hij veel zei te ontlenen voor zijn werk.
Maar het voornaamste kenmerk van het structuralisme, het ‘klein maken’ van ge-
bouwen en woonwijken, is iets dat Van Eyck niet rechtstreeks had ontleend aan de
Dogon-architectuur. Hoe je grote gebouwen klein kon maken liet Van Eyck zien in
zijn beroemde weeshuis in Amsterdam, dat is opgebouwd uit tientallen eenzelfde
elementen met koepeltjes. Het weeshuis bij het Olympisch Stadion staat wel be-
kend als het ‘negerdorp’.
Zoals de naam al zegt, heeft ook de Kasbah, ontworpen door Van Eycks ijverigste
leerling Piet Blom, een verre, traditionele inspiratiebron: de dichtbebouwde wijken
die oude Arabische steden wel kennen. Ook verder is de Kasbah helemaal structu-
ralistisch: Blom ontwierp voor de wijk vijf verschillende types die aaneengeschakeld
werden tot één groot geheel. Met honderd woningen per hectare is dit drie keer zo
dichtbebouwd als de doorsnee Nederlandse buitenwijk.
Noviteit in Bloms ontwerp was dat de woningen niet op de grond kwamen te
staan, maar werden opgetild. Dit idee heeft hij vermoedelijk overgenomen van Le
Corbusier, ‘de architect van de twintigste eeuw’, die vond dat de begane grond niet
geschikt was voor bewoning. Zo vormden de Kasbah-woningen, die grappig ge-
noeg sprekend lijken op Nederlandse rijtjeshuizen, een ‘stedelijk dak’. Hieronder
was niet alleen ruimte voor het parkeren van auto’s, maar ook voor allerlei gemeen-
schappelijke activiteiten van de bewoners. Blom had daar grote verwachtingen
van. Op zijn ontwerptekeningen heeft hij op verschillende plekken in de Kasbah
geschreven wat daar zou kunnen gebeuren: spontane theatervoorstellingen, spelen
uiteraard, buurtfeesten, rommelmarkten enzovoorts.
Toen de gemeente Hengelo Piet Blom in 1970 uitnodigde een woonwijk te ontwer-
pen, was het de bedoeling dat de Kasbah in de binnenstad kwam. Maar dit bleek
uiteindelijk niet mogelijk en dus raakten de 184 woningen van de Kasbah begin
jaren zeventig verzeild aan de rand van een buitenwijk, met aan één kant uitzicht
over een weiland.
Wie nu, 35 jaar na oplevering en na een tocht door een doodnormale buitenwijk,
het opgetilde buurtje bezoekt, staat om verschillende redenen versteld. Eerst bor-
relt er verbazing op over Bloms hooggestemde verwachtingen over de Kasbah. Hoe
heeft hij ooit kunnen denken dat de bewoners zich onder hun woningen zouden
overgeven aan allerlei spontane activiteiten? De meeste ruimtes onder het stedelijk
dak zijn zo laag, duister en bedompt, dat je er niet langer dan strikt noodzakelijk
wilt blijven. En de perkjes in de open, rechthoekige ruimtes tussen de opgetilde
huizen zijn zo beplant, dat je er alleen maar naar kunt kijken.
Het treurigst in de Kasbah is een lange, lage gang langs de achterkanten van
De structuralistische Hengelose jaren zeventig wijk van architect Piet Blom.
Wat was de ontwerpvisie en hoe staat het er nu bij? Vergeten gebouwen (3)
Rock the KasbahDOOR BERNARD HULSMAN
Piet Blom, maquetteontwerp voor Kasbah Hengelo, oktober 1969foto Kasbah Hengelo
21o
ost F
EB
RU
AR
I 2010
winkeltjes en bedrijven. Hier had Blom vermoedelijk een levendig winkelstraatje
bedoeld, maar omdat de winkels hun achterpuien hebben geblindeerd of zelfs
dichtgetimmerd, is het een luguber steegje geworden. Op site van de Kasbah-bewo-
ners (www.kasbah.nu) is dan ook te lezen dat al gauw na de oplevering in 1974 ‘de
ruimte aantrekkelijk bleek voor vandalen en de winkels het er niet lang uithielden.’
Na enig geslenter door de stille Kasbah komt een tweede verbazing op: hoe is het
mogelijk dat het stedelijk dak überhaupt is gebouwd? Als een stedelijk dak al werkt,
dan alleen in een binnenstad waar ook anderen komen dan alleen de bewoners.
In een buitenwijk is een Kasbah volstrekt kansloos. Maar blijkbaar was het legen-
darische enthousiasme van Piet Blom zo groot, dat hij de stadsbestuurders ervan
heeft weten te overtuigen dat ook in een buitenwijk een nieuw, gemeenschappelijk
Kasbah-leven zou ontstaan.
En dan, als je aan de terugweg naar de gewone rijtjeshuizen van de buitenwijk
begint, volgt een derde verbazing. Dan stuit je plotseling toch op een onverwachte
activiteit: tussen de betonnen kolommen waarop hun woning rust hebben bewo-
ners gaas gespannen, waarachter nu kippen rondscharrelen. Vlakbij de spontane
kippenren blijkt een reeks winkeltjes te zitten die cadeaus en tweedehands spullen
verkopen. Het zijn er te weinig om van de Kasbah een levendige buurt te maken,
maar het zijn er genoeg om ten slotte vast te stellen dat Piet Blom toch niet hele-
maal ongelijk had. <
Piet Blom, ontwerptekening Kasbah Hengelo, oktober 1969foto Kasbah Hengelo
Kasbah, Hengelo, 2008foto Erwin Zijlstra
oo
stF
EB
RU
AR
I 2010
22
thema:Groei en krimp in Oost-Nederland
Wandelaars in de buurt van De Paasberg nabij Oldenzaal. De Paasberg, een heuvel van bijna tachtig
meter en daarmee een van de hoogste punten in de provincie Overijssel, is een favoriet recreatiedoelfoto Erwin Zijlstra
23o
ost
FE
BR
UA
RI 2
010
24
oo
stF
EB
RU
AR
I 2010
Krimp envoorspoed
Op oude prentjes kom je hem nog wel tegen: de
levenstrap. Rechts onderaan staat een dreumes, een
trapje hoger staat een kleuter, enzovoorts, tot on-
geveer het vijfendertigste levensjaar. Daarna gaat de
trap weer omlaag. Op de onderste trede staat een oud
besje of baasje, klein en verschrompeld.
Krimp en groei zijn de eb en vloed van het leven.
Alles waar leven in zit, krimpt of groeit. Dit basisprin-
cipe geldt niet alleen voor dieren, mensen, planten en
bomen. Het geldt ook voor bevolkingen.
Maar er is een cruciaal verschil tussen de principes
van groei en krimp bij levende wezens en bij bevol-
kingen. In het eerste geval (levende wezens) gaat het
om een geleidelijke en voorspelbare cyclus die leidt
van de wieg tot het graf. Groei is leven, krimp is ster-
ven. Bij bevolkingen is het principe veel grilliger en
minder eenduidig. Eeuwen van groei kunnen worden
gevolgd door plotselinge periodes van krimp, en die
kunnen weer overgaan in een hernieuwde groeispurt.
Groei is hier ook niet per definitie synoniem met
voorspoed en welvaart. In de achttiende eeuw schreef
de Britse demograaf Thomas Robert Malthus zijn be-
faamde Essay on the Principle of Population. De kern
van dat pamflet was dat bevolkingsgroei een poten-
tieel zelf-vernietigende kracht was. Bevolkingsgroei
loopt per definitie vooruit op die van ons reservoir
aan levensmiddelen. Vroeg of laat zou een keerpunt
worden bereikt dat bekend werd als het ‘Malthusi-
aans plafond’, waarbij de overbevolking zichzelf tot
staan zou brengen door ziekte en hongersnood. Een
betere oplossing volgens Malthus was moral restraint,
morele terughoudendheid. Dezelfde gedachte, anders
geformuleerd is terug te vinden in het eerste Rapport
van de Club van Rome uit 1972. The Limits of Growth:
a Global Challenge. Grenzen aan de Groei, was de
titel van dat rapport.
In een interessante studie van Reinout Rutte in het
tijdschrift Overholland (3, zomer 2006) kun je lezen
hoe de Nederlandse steden tussen 1400 en 1700
een gestage groei doormaakten, die nu nog te trace-
ren valt in de plattegronden. In de achttiende eeuw
kwam daar een tijdelijk eind aan: wijken liepen leeg
en werden gesloopt. Daarna begon er opnieuw een
groei, die tot op heden heeft doorgezet.
In de tijd van Malthus was Oost-Nederland nog een
schaars bewoond stukje van de wereld. Gelderland
had zo’n 300.000 inwoners, Overijssel iets meer dan
de helft. Inmiddels wonen er in Nederland ruim 16
miljoen mensen; drieënhalf miljoen daarvan wonen in
onze twee provincies. De meeste in de steden.
Tijd voor matiging, zou je denken.
Hoewel het woord ‘krimp’ een onheilspellende klank heeft, is het vooral de angst voor een oncontroleer-
bare bevolkingsgroei die tot de meest sombere toekomstvoorspellingen heeft geleid. Het klassieke
voorbeeld daarvan is het Essay on the Principle of Population van de Britse demograaf en anglicaanse
predikant Thomas Malthus (1766-1834). De erfenis van dit invloedrijke essay is bewaard gebleven in de
uitdrukking‘het Malthusiaans plafond’: de maximale omvang die de bevolking kan bereiken in verhouding
tot de beschikbare grond. Anders dan veel utopisten uit zijn tijd, zoals Rousseau en Saint-Simon, geloofde
Malthus niet in sociale hervormingen als middel om de problemen het hoofd te bieden. Het enige dat er
opzat om de catastrofe te voorkomen was morele beheersing. Mensen die geen gezin konden onderhou-
den, dienden ook geen kinderen te krijgen. Malthus vond een twintigste-eeuwse navolger in de persoon
van Paul R. Ehrlich. Zijn in 1967 verschenen boek The Population Bomb vormde een aanleiding tot het
onderzoek van de Club van Rome, dat in 1972 resulteerde in het rapport De grenzen aan de groei.
DOOR MARIETTE HAVEMAN
25o
ost
FE
BR
UA
RI 2
010
Toch is dat niet de toon die je tegemoet komt in de
vele krantenberichten over dit onderwerp de afge-
lopen maanden. Spookdorpen, vergrijzing; dichtge-
timmerde gevels, conflicten tussen buurtgemeentes
en economische malaise zetten de toon. Krimp is
een Probleem, is de boodschap. Wélk probleem, dat
weten we nog niet precies. Zelfs het Trendbureau
durft geen echte voorspellingen te doen. Maar er
komen andere, lees moeilijke tijden.
Deze publicitaire tendens gaat over iets dat al jaren
aan de gang is. Al in 2006 verschenen er rapporten
over de te verwachten bevolkingsafname. Toen had
niemand daar belangstelling voor. Nu ineens wel, en
dat heeft natuurlijk alles te maken met de andere be-
tekenis waarin het woord ons de afgelopen maanden
vertrouwd is geraakt; dat van economische krimp.
Dat die twee, economische en demografische krimp,
niet per definitie hetzelfde betekenen weten we al
lang. Bovendien is de krimp van nu voorlopig eerder
een hergroepering dan een feitelijke bevolkingsaf-
name. De steden gaan groeien, het platteland loopt
leeg, zo luidt de boodschap. Op zichzelf is dat een
neutrale constatering. Het betekent dat het platteland
groener en grijzer wordt en de steden roder en zwar-
ter. Hoe je het ook in wilt kleuren, het gaat in feite
vooral om een logistieke verandering. En het is maar
de vraag wie daar het meest last van of baat bij gaan
hebben, de stedelingen of de plattelanders.
Waarom dan die overwegend negatieve klank, zelfs
bij mensen die erop hebben gestudeerd? ‘Alles wat
jong is en dynamiek zoekt, trekt weg’, verklaarde
prof.dr. Jan Latten, bijzonder hoogleraar demografie
aan de Universiteit van Amsterdam onlangs (geciteerd
in De Stentor, begin november 2009). ‘Wie daar niet
in mee kan, blijft achter. In die gebieden waar de
bevolkingskrimp het sterkst is, wordt het dan armer
en ouder.’
Jong-dynamisch-groei versus arm-ouder-krimp; hier is
de levenstrap nieuw leven ingeblazen.
Het bijzondere aan deze uitspraak is dat hij steunt op
neutrale cijfers (groei van steden, krimp van platteland),
en daar bovenop zo tendentieus is. Als we de professor
mogen geloven, is het heil te vinden in de randen van
de steden, daar waar de groei zich immers het sterkst
zal manifesteren. Hier in de groene buitengebieden
staan we voor een ramp. De vraag is alleen: welke?
Achter welke boom moeten we hem zoeken? Wellicht is
het zo’n ziekte die zich pas in het dodelijke stadium zal
openbaren?
De kernvraag is natuurlijk: hoe vreselijk is het als onze
mooiste natuurgebieden – Dinkelland, Montferland, Sal-
land, de Achterhoek – een bevolkingskrimp doormaken?
Schooltjes gaan dicht, bushaltes verdwijnen, win-
keliers verhuizen. Maar ook dat is al vele decennia
aan de gang. Vervelend voor individuen, maar de
omgeving past zich aan. We doen onze boodschappen
wat verderop, de kinderen fietsen wat verder voor
ze hun school bereiken. De kwijnende dorpswinkel
heeft plaatsgemaakt voor een mosterdmakerij. In mijn
omgeving, de Achterhoek, staan vier scholengemeen-
schappen, allemaal op een half uur fietsen van ons
huis. Al die scholen herbergen rond de 1.400 leerlin-
gen. Te veel! Laten ze alsjeblieft een eindje krimpen!
Het woord krimp, dat is duidelijk, kampt met een
imagoprobleem. De levensladder heeft daar alles
mee te maken: wat krimpt is op sterven na dood, is
de associatie. Maar de werkelijkheid kan een heel
ander gezicht trekken. Soms trekt zij zelfs een lange
neus. Laat professor Latten vooral blijven wonen aan
zijn Amsterdamse gracht, en dan af en toe even wat
ramptoerisme komen beoefenen in onze krimpgebie-
den. De rest van het jaar kunnen wij dan tevreden
om ons heenkijken naar ons groene, betrekkelijk dun
bevolkte landschap met zijn bloeiende oude steden.
Trap des Ouderdoms met boeren en boerinnen, toegeschreven aan Pieter Nolpe, circa 1623 tot 1652foto Rijksmuseum Amsterdam
Thomas Robert Malthus
oo
stF
EB
RU
AR
I 2010
26
Niet alleen maar narigheidHet zoemt rond en gemeentebesturen slaan alarm: de bevolking krimpt! Minder mensen betekent voor de gemeente ook minder geld, hogere lasten door meer ouderen en dreigende leegstand van woningen. Maar er is ook een andere kant. In de landschappelijk aantrekkelijke Achterhoek biedt de bevolkingskrimp mogelijkheden op het gebied van recreatie en de ontwikkeling van ecologische initiatieven.
DOOR PAUL SCHNABEL
Fotobijschrift
foto ---Leegstand centrum Tielfoto Erwin Zijlstra
27o
ost
FE
BR
UA
RI 2
010
Ruim honderd jaar geleden telde Nederland vijf miljoen inwoners, vijftig jaar later
was dat verdubbeld en nog eens vijftig jaar later ruim verdrievoudigd tot meer dan
16 miljoen. Worden dat er nu snel minder? Nee, de bevolking blijft voorlopig nog
groeien. Minder snel dan in het verleden, maar toch met 30. tot 40.000 inwoners
per jaar. Naar schatting zelfs nog tot 2040, wanneer met ruim 17, 5 miljoen inwo-
ners het hoogste punt bereikt zal zijn. Pas daarna wordt echt een daling verwacht.
Dat er nu al over een krimpende bevolking gesproken wordt en dat er al hele
reeksen rapporten over dit fenomeen verschijnen, heeft een andere oorzaak. In
een aantal gemeentes en vooral in de grensgebieden van Zeeland, Groningen en
Limburg loopt het aantal inwoners nu al terug. Delfzijl in het noorden en in het
zuiden Heerlen, Kerkrade en Brunssum zijn gemeentes die al een aantal jaren met
leegloop te kampen hebben. Niet zo erg als op het Franse platteland of in de acht-
tiende eeuw in de steden van Holland, maar voor een belangrijk deel toch wel om
dezelfde reden. Er is te weinig werk voor de jongere generaties.
Bevolkingskrimp is in Nederland voorlopig nog vooral een kwestie van verhuizing
naar gemeentes met meer werk en betere opleidingsmogelijkheden. In Duitsland
is dat ook het geval, maar daar zal in de komende jaren de bevolking ook echt
kleiner worden. Al vele jaren ligt in Duitsland het gemiddelde aantal kinderen
dat een vrouw krijgt meer dan een derde lager dan in Nederland. Het land is ook
al veel meer vergrijsd. Een op de vijf Duitsers is boven de 65 jaar, tegenover een
op de zeven Nederlanders. Pas over ruim tien jaar zijn wij op het punt aangeland
waar de oosterburen nu al zijn.
Grensgebieden van Nederland hebben uiteraard ook grensgebieden als buren.
Vooral in het noorden en het oosten van Nederland zijn dat meestal ook dunbe-
volkte en economisch niet zo sterke regio’s. In het zuiden speelt dat wat minder,
maar het westelijk deel van Zeeuws-Vlaanderen lijdt onder de slechte verbinding
met de rest van Nederland en in de oude mijnsteden is men meer dan dertig
jaar later het verlies van de economische activiteit, die bijna een eeuw lang juist
mensen daar naar toe trok, nog niet te boven gekomen. Overal is bovendien het
effect zichtbaar van de best of two worlds. In België en Duitsland zijn de huizen
goedkoper dan in Nederland en sinds 2001 is de zeer genereuze Nederlandse
hypotheekrente-aftrek ook van toepassing op wie over de grens gaat wonen. Als
de krant meldt dat de emigratie weer zo is toegenomen, staat daar meestal niet bij
dat het vooral om verhuizingen vijf tot tien kilometer over de grens gaat. Werken,
winkelen en schoolgaan worden gewoon in Nederland gedaan en daar zijn de
buren dan weer niet zo blij mee.
Als vooral jongeren wegtrekken, dan is vergrijzing het eerste dat opvalt in de
krimpgemeentes. De gemiddelde leeftijd neemt toe en vooral het aandeel ouderen.
Voorlopig neemt ook niet het aantal huishoudens, en dus het aantal benodigde
woningen af, maar wel het aantal mensen per huishouden. Inmiddels heeft in de
krimpgemeentes al twee van de vijf huizen nog maar één bewoner. Dat is heel
uitzonderlijk voor kleinere gemeentes en zeker ook voor steden zonder studenten.
Die ene bewoner van dat huis is vaak een weduwe, die als ze echt oud is een
beroep zal moeten doen op zorg en misschien zelfs verpleging. De gemeente is
verantwoordelijk voor de thuishulp en dat kost niet alleen geld, maar daar zijn ook
mensen voor nodig. Jonge mensen en juist die zijn er dan te weinig.
Minder jongeren betekent ook minder behoefte aan scholen. Dat begint bij de
basisscholen en zal tussen nu en 2020 ook merkbaar worden in het voortgezet
onderwijs. Minder jongeren maakt het ook voor bedrijven minder aantrekkelijk
zich in gebieden met bevolkingskrimp te vestigen. De kosten zijn wel lager, maar
hoe kom je aan goed personeel in een tijd waarin bijna altijd man en vrouw al-
lebei een baan hebben. Twee leuke banen hebben krimpregio’s meestal niet
tegelijkertijd te bieden. Dat er in deze regio’s voor een prettige prijs een mooi huis
beschikbaar is, weegt daar niet tegenop. Eerst werk, dan wonen en dat dan weer
liefst in een omgeving waar ook sportief, sociaal en cultureel van alles met en voor
leeftijdgenoten beschikbaar is.
Moeilijk, maar het is gelukkig niet alleen maar narigheid die uit de krimp voort-
komt. In oostelijk Zuid-Limburg, waar de gemeentes zich gezamenlijk als ‘Park-
stad’ presenteren (‘Heuvelstad’ was logischer en juister geweest), is men druk
bezig met verbetering van het woon- en leefklimaat. In het westen van Zeeuws-
Vlaanderen zijn aan de kust nog mogelijk heden voor toerisme, die ook weer meer
werk gelegenheid met zich meebrengen. In de Achterhoek, waar tussen nu en
2025 een krimp in de bevolking van ongeveer 10% verwacht wordt, liggen er ook
op het gebied van toerisme en recreatie voor een vooral nationaal publiek nog in-
teressante ontwikkelings mogelijkheden.
De Achterhoek is een landschappelijk rijk en afwisselend gebied, dat heel aan-
trekkelijk is voor de juist bij wat ouderen steeds populairder wordende fiets- en
wandelvakanties in Nederland. Daar horen goede hotels en restaurants bij. Dat
maakt het gebied ook weer aantrekkelijk voor wie een tweede woning zoekt. Ten
dele in samenhang daarmee en met het toenemende ‘groene’ bewustzijn zou men
zich in de regio ook meer kunnen richten op de biologisch en ecologisch verant-
woorde landbouw. De beste Nederlandse wijnen komen inmiddels al niet meer uit
Zuid-Limburg, maar uit de Achterhoek en Twente. De kwaliteit van de omgeving
en de vergeleken met Oost-Groningen of Zeeuws-Vlaanderen veel gemakkelijkere
bereikbaarheid bieden de Achterhoek een bijzondere kans om de voordelen van
een niet meer groeiende en zelfs wat krimpende bevolking te benutten. Dat vraagt
wel intensieve samenwerking tussen de gemeentes en landschapsbeheer, gericht
op leefbaarheid en belevings waarde. <
28
oo
stF
EB
RU
AR
I 2010
De realiteit van de tabellen
Demografische ontwikkelingen in Oost-Nederland: meer drukte in de stad, meer rust in het buitengebied.
DOOR PAUL BAETEN
Nieuwbouwwijk Schuytgraaffoto Erwin Zijlstra
29o
ost
FE
BR
UA
RI 2
010
De discussie over de krimp, respectievelijk de af-
vlakking van de groei van de bevolking, is al lang
geen academisch onderonsje meer voor demografen
en planologen. In vele gemeentes leidt de glazen
bol van de bevolkingsprognose tot levendige dis-
cussies over heel concrete zaken als de toekomst
van de polder Mastenbroek bij Zwolle, de noodzaak
voor woningbouw in de IJsselsprong bij Zutphen, de
wenselijkheid om Weerselo (gemeente Dinkelland)
te laten uitgroeien tot een ‘vitale dorpskern’ met
4.000 inwoners, het nut van de verbetering van de
Twenteroute (A18/N18) of de verstedelijking van
het gebied tussen Arnhem en Nijmegen.
Voor- en tegenstanders van dergelijke ontwikke-
lingen slaan elkaar om de oren met de aantallen
inwoners die ‘volgens prognose’ over tien, vijftien
of zelfs dertig jaar de gewraakte gebieden zullen
bevolken. Voorspellingen die aan moeten tonen dat
de geplande bouw van woningen of de aanleg van
bedrijventerreinen en wegen gerechtvaardigd zijn,
of juist niet. En het aardige is: de prognoses kunnen
vaak door zowel de voor- als tegenstanders worden
omarmd. Is de afnemende groei van de bevolking
voor de één reden om duchtig het mes te zetten in
het ambitieuze woningbouwprogramma, een ander
ziet er juist een aansporing in te gaan investeren
in ‘wervende woonmilieus’, om zo de leefbaarheid
en het voorzieningenniveau op peil te houden. Des-
noods ten koste van de buren.
Het CBS voorspelt dat zeker een kwart van alle
Nederlandse gemeentes in de periode tot 2040 in-
derdaad zal krimpen met gemiddeld 2,5 procent. De
cijfers voor Oost-Nederland geven nog een veront-
rustender beeld (of veelbelovender, al naar gelang
’s lezers opvatting). Van de 81 gemeentes in Gelder-
land en Overijssel krijgt volgens de tabellen van het
CBS ruim de helft (48 gemeentes) al in de komende
vijf jaar met een krimp van het aantal inwoners te
maken. Door allerlei bijsturingen – uitvoering van
woningbouwprogramma’s bijvoorbeeld – neemt het
aantal krimpgemeentes in het Oosten af tot 41 in
2025 en 36 in 2040. Maar dat zou nog steeds be-
tekenen dat in ruim 44 procent van alle gemeentes
ernstig rekening gehouden zou moeten worden met
minder inwoners. Dus minder aanmeldingen van
leerlingen voor de basisschool, minder klanten voor
de plaatselijke bakker, lagere uitkeringen uit het
gemeentefonds en een krimpend arbeidspotentieel.
Krimp in het oosten? Hoezo? De bevolking groeit
voorlopig toch nog? Het CBS geeft immers óók te
kennen dat Nederland de komende jaren eerst nog
STERKSTE KRIMPERS
tot 2015 tot 2025 tot 2040
gemeenteaantal
inwoners nu krimp gemeenteaantal
inwoners nu krimp gemeenteaantal
inwoners nu krimp
1 Montferland 34.285 -1451 -4,2% Berkelland 44.943 -2.886 -6,4% Berkelland 44.943 -7.281 -16,2%
2 Voorst 23.282 -809 -3,5% Montferland 34.285 -2.008 -5,9% Oost Gelre 29.684 -3.811 -12,8%
3 Beuningen 25.039 -770 -3,1% Dinkelland 25.617 -1.708 -6,7% Dinkelland 25.617 -3.195 -12,5%
4 Heerde 18.139 -747 -4,1% Oost Gelre 29.684 -1.686 -5,7% Doetinchem 56.341 -2.991 -5,3%
5 Elburg 21.948 -713 -3,2% Heerde 18.139 -1.614 -8,9% Aalten 27.522 -2.657 -9,7%
6 Oude IJsselstreek 39.488 -683 -1,7% Zwartewaterland 21.787 -1.516 -7,0% Montferland 34.285 -2.501 -7,3%
7 Neder-Betuwe 22.033 -662 -3,0% Hof van Twente 35.177 -1.430 -4,1% Bronckhorst 37.599 -2.480 -6,6%
8 Dinkelland 25.617 -640 -2,5% Beuningen 25.039 -1.406 -5,6% Hof van Twente 35.177 -2.414 -6,9%
9 Berkelland 44.943 -610 -1,4% Doetinchem 56.341 -1.253 -2,2% Zwartewaterland 21.787 -2.235 -10,3%
10 Zwartewaterland 21.787 -576 -2,6% Oude IJsselstreek 39.488 -1.239 -3,1% Twenterand 32.815 -2.164 -6,6%
STERKSTE GROEIERS
tot 2015 tot 2025 tot 2040
gemeenteaantal
inwoners nu groei gemeenteaantal
inwoners nu groei gemeenteaantal
inwoners nu groei
1 Nijmegen 163.762 7.233 4,4% Nijmegen 163.762 21.595 13,2% Nijmegen 163.762 27.770 17,0%
2 Zwolle 118.591 7.089 6,0% Zwolle 118.591 17.138 14,5% Zwolle 118.591 21.008 17,7%
3 Arnhem 146.161 3.756 2,6% Arnhem 146.161 6.941 4,7% Overbetuwe 45.358 8.596 19,0%
4 Overbetuwe 45.358 2.549 5,6% Overbetuwe 45.358 5.934 13,1% Barneveld 51.109 8.112 15,9%
5 Hengelo (O.) 82.439 2.390 2,9% Apeldoorn 155.311 5.452 3,5% Harderwijk 43.587 6.794 15,6%
6 Apeldoorn 155.311 2.031 1,3% Barneveld 51.109 5.379 10,5% Ede 107.584 6.503 6,0%
7 Deventer 98.471 2.028 2,1% Harderwijk 43.587 5.149 11,8% Deventer 98.471 6.148 6,2%
8 Almelo 72.820 1.969 2,7% Hengelo (O.) 82.439 5.114 6,2% Hengelo (O.) 82.439 5.953 7,2%
9 Harderwijk 43.587 1.896 4,3% Deventer 98.471 4.715 4,8% Arnhem 146.161 4.936 3,4%
10 Enschede 157.265 1.701 1,1% Ede 107.584 3.823 3,6% Kampen 49.827 4.210 8,4%
kaarten Regionale bevolkings- en huishoudensprognose van het Planbureau voor
Leefomgeving (PBL) en Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Bevolkingsgroei per gemeente 2008 - 2025
Bevolkingsgroei per gemeente 2008 - 2040
30
oo
stF
EB
RU
AR
I 2010
een – forse – bevolkingsgroei zal doormaken van
ruim een miljoen inwoners tot een totaal van 17,5
miljoen in 2040. Misschien dat er in uithoeken van
het land als Zuid-Limburg of Noordoost-Groningen
wat ontvolking optreedt. Maar in de dynamische
technology valley van Twente? In het welvarende
Gelderland of het aantrekkelijke Overijssel?
De voorspelling dat ook het oosten te maken zal
krijgen met afvlakkende groei en opkruipende krimp
bevreemdt temeer daar Gelderland en Overijssel
historisch gezien altijd goed konden meezeilen op
de groei van de landelijke bevolking. Het ‘markt-
aandeel’ van Gelderland en Overijssel rond 1900,
toen Nederland nog maar 5,1 miljoen inwoners
telde, lag op 900.000 inwoners. Relatief dus véél.
De grens van 1 miljoen inwoners werd al in 1910
gepasseerd en verdubbelde nog eens na 1960. In
2008 telde het oosten van het land ruim 3,4 miljoen
inwoners op een totaal van 16,4 miljoen en woonde
ruim een op de vijf Nederlanders in Oost-Nederland,
waarvan ruim tweederde in Gelderland.
Oorlogen of economische crises ten spijt; de bevol-
kingsontwikkeling in het oosten volgde decennia-
lang keurig de landelijke trend, net als bijvoorbeeld
Noord-Brabant, en anders dan de noordelijke
provincies, die in de periode 1900-2000 hun aan-
deel zagen zakken van 15 naar 10 procent van het
totaal.
En als in de prognoses de totale bevolking van Ne-
derland nog met ruim één miljoen zal groeien, zou
vanuit een historisch perspectief te verwachten zijn
dat ook Gelderland en Overijssel hierin hun evenre-
dig aandeel nemen.
Maar niets is minder waar, aldus het CBS, het Plan-
bureau voor de Leefomgeving en andere onderzoe-
kers. De groei van de bevolking die ons land nog
te wachten staat, wordt vooral veroorzaakt door
de komst van buitenlandse migranten. En die heb-
ben aantoonbaar een voorkeur voor vestiging in de
Randstad, waar meer werk is te vinden en al vele
voormalige landgenoten wonen.
De verwachting (of hoop) dat op den duur burgers
en bedrijven de overvolle Randstad zullen verlaten
om alsnog te kiezen voor de rust en de ruimte, of
het arbeidsethos in Achterhoek of Veluwe, biedt ook
al geen redding. Van een overloop vanuit de Rand-
stad naar de perifere gebieden, zo hebben verschei-
dene onderzoeken aangetoond, is mondjesmaat
– en zeer lokaal – sprake. De verhuisbereidheid van
de Nederlander is niet groot; een drastische veran-
dering van woongebied wordt vooral gestuurd door
werk, studie of liefde. Bedrijven zijn al even honk-
vast. Wanneer een bedrijf verhuist, is dat in ruim 85
procent binnen de eigen gemeente. Maar liefst 90
procent van de verhuizende bedrijven blijft hoe dan
ook in de eigen arbeidsmarktregio.
Gebieden die te maken krijgen met een bevolkings-
afname hoeven zich niet te verwijten dat ze minder
populair zijn dan andere regio’s, maar krijgen te
maken met de onontkoombare gevolgen van ster-
kere vergrijzing en dalende geboorteoverschotten.
Leg dat maar eens uit aan de plaatselijke bakker die
steeds minder broden verkoopt.
Groei in de steden
Niet dat de groei in het oosten abrupt tot stilstand
komt. Volgens de jongste cijfers van het CBS zal
Oost-Nederland de komende dertig jaar nog groeien
met een kleine 3 procent, wat betekent dat er de
komende decennia voor ruim 92.000 nieuwe inwo-
ners ruimte gezocht moet worden. Een stijgings-
percentage van zo’n 3 procent lijkt heel redelijk
en 92.000 nieuwe inwoners huisvesten, voeden,
scholen en aan werk helpen is geen simpel klusje.
Ook al zinkt het in het niet bij de historische bevol-
kingsgroei die het oosten van het land bijvoorbeeld
in de periode 1950-1980 moest opvangen, in een
Aanpassing en herbestemming bestaande boerderijfoto Erwin Zijlstra
Braakliggend terrein centrum Terborgfoto Erwin Zijlstra
31o
ost
FE
BR
UA
RI 2
010
periode van dertig jaar waarin het aantal inwoners
van Gelderland en Overijssel met 969.000 ofwel
35,7 procent toenam.
En met hoeveel onzekerheid de prognoses ook zijn
omgeven, de statistici zijn het erover eens dat de
bevolkingsgroei die de komende jaren nog opge-
vangen moet worden vooral, terecht, zal neerda-
len op de steden. Anders dan in de periode van
suburbanisatie in de jaren zeventig en tachtig – de
tijd waarin de grote nieuwbouwlocaties werden
ontwikkeld in de dorpen rond de steden – wijzen
de demografische ontwikkelingen vooral op een
versterking van de positie van de stad.
Analyse van de CBS-cijfers leert dat het leeuwen-
deel van de groei die het oosten nog zal doormaken
opgevangen zal worden in de twaalf gemeentes in
Gelderland en Overijssel die nu al meer dan 50.000
inwoners tellen. Uitschieters daarbij zijn diensten-
stad Zwolle (+ 17,7 procent in 2040) en univer-
siteitsstad Nijmegen (+ 17 procent in 2040), die
volgens de statistiek ieder meer dan 20.000 extra
inwoners mogen verwelkomen.
Geografisch zal de bevolkingsgroei zich vooral con-
centreren in de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, waar
behalve beide naamgevende steden vooral ook het
tussengebied (Overbetuwe en Lingewaard) een be-
langrijke opvangtaak krijgt voor ruim 8.000 nieuwe
inwoners. Met ruim 780.000 inwoners (nu 733.000)
blijft Arnhem-Nijmegen ook in de toekomst veruit de
meest verstedelijkte regio van Oost-Nederland.
Een ander, en relatief onverwacht groeigebied is de
netwerkstad Zwolle-Kampen, die met een groei van
ruim 20.000 uit zal groeien tot een stedelijke con-
centratie met een kleine 200.000 inwoners. Beide
steden worden hierbij ‘geholpen’ door de nu al
voelbare effecten van de verbeterde ligging van het
gebied door de aanleg van de Hanzespoorweg, die
niet alleen de bereikbaarheid vanuit het noorden,
maar ook vanuit de Randstad sterk verbetert.
De drie kernen van de Stedendriehoek, Apeldoorn,
Deventer en Zutphen, staan zowel absoluut als rela-
tief voor een iets minder sterke groeitaak, maar krij-
gen evengoed te maken met een gestage aanwas
van in totaal een kleine 13.000 inwoners tot 2040,
vooral in Apeldoorn. In Twente lijken Almelo (+ 4,2
procent in 040) en Hengelo (+ 7,2 procent in 2040)
naar een maximale omvang uit te groeien van circa
75.000 respectievelijk een kleine 90.000 inwoners.
Voor Enschede wordt een groei voorspeld tot aan
2025, waarna een lichte daling van het inwonertal
kan optreden.
Krimp in Achterhoek en Twente, tenzij…
Demografische krimp lijkt zich vooral te gaan voor-
doen in de Achterhoek en Twente. In de absolute
top tien van sterkste dalers staan niet minder dan
zes Achterhoekse gemeentes die tegen 2040 bijna
10 procent – ruim 21.000 inwoners – krimpen.
Dinkelland, Hof van Twente en Twenterand vormen
het Twentse smaldeel in deze krimptop en raken
volgens de voorspelingen met ruim 7.800 minder
inwoners ruim 8 procent van hun populatie kwijt.
De Achterhoek is ook het gebied waar de krimp zich
als eerste zal manifesteren en reeds in 2015 krijgen
daar drie gemeentes – Montferland, Oude IJssel-
streek en Berkelland – volgens de kille cijfertjes te
maken met een dalende bevolking.
Tenzij. Alle berichten die de afgelopen jaren zijn
verschenen over de demografische ontwikkeling
van Nederland en de gevolgen daarvan voor bij-
voorbeeld de woningbouw, lijken beleidsmakers
vooral te inspireren tot het inzetten van de tegen-
aanval.
Krimp? Maar dan toch niet bij ons! Nog aantrekkelij-
ker bouwen, riant wonen in het groen. Kom Genie-
ten van Denekamp en Haal je Hart op in Heerde!
De formule ‘vraaggericht bouwen voor specifieke
doelgroepen’ lijkt inderdaad soms het tij te kunnen
Nieuwbouwprojecten in Ootmarsumfoto Erwin Zijlstra
32
oo
stF
EB
RU
AR
I 2010
keren. Neem Montferland, de circa 35.000 inwoners tellende ge-
meente ten zuiden van Doetinchem met kernen als Didam, Zeddam
en ’s Heerenberg. In alle krimplijstjes – absoluut en relatief – staat
Montferland hoog genoteerd en wordt een krimp voorspeld die kan
oplopen tot ruim 2.500 minder inwoners tegen 2040. In de periode
2005-2007 was deze ‘negatieve trend’ ook duidelijk waarneembaar
in de gemeente en daalde het aantal inwoners zelfs al licht onder
de 35.000.
Maar zie; het wonder geschiedt. In 2008 waren er weliswaar meer
sterfgevallen dan geboortes, maar steeg voor het eerst sinds jaren
het binnenlands vestigingsoverschot waardoor de bevolking toch
groeide. Er ‘lijkt een verband te bestaan met de nieuwbouwwo-
ningen die in dit jaar gereedkwamen’, concludeert de gemeente in
een geactualiseerd woningmarktonderzoek, ‘waardoor de negatieve
trend is doorbroken.’ Krimp bestrijden lijkt wel degelijk mogelijk.
Het tij valt te keren.
Montferland eist nu dan ook zijn plaats op onder de zon, die vooral
lijkt te schijnen in het aangrenzende gebied van Arnhem-Nijmegen.
‘Wij vinden dat de toekomstige groei van de Stadsregio Arnhem-
Nijmegen voor een deel moet worden opgevangen in Montferland.
Het kan niet zo zijn dat de hele regio groeit en dat er gemeentes
zijn die door een dalende bevolking in kernen en dorpen problemen
krijgen met de leefbaarheid en het draagvlak voor de voorzienin-
gen’, luidt het standpunt van de gemeente.
Interessant is dan te zien waar de onverwachte groei van de bevol-
king in deze Gelderse gemeente uiteindelijk aan te danken was. En
wat meteen duidelijk wordt zodra we de cijfers bekijken, is dat er
vooral sprake is van een omvangrijke uitwisseling binnen de regio:
mensen die de omliggende steden Doetinchem, Arnhem en Nijme-
gen graag verruilen voor een woning in dit wandel- en fietspara-
dijs, versus degenen die Montferland juist verlaten om zich in een
van deze steden te vestigen. De steden trekken daarbij overigens
per saldo aan het langste eindje.
Het positieve vestigingsoverschot heeft Montferland uitsluitend te
danken aan mensen afkomstig uit de gemeente Duiven, Rijnwaar-
den, Bronkhorst en Rheden. En laten deze gemeentes nu ook alle
vier te boek staan als toekomstige krimpgemeentes. Met andere
woorden; het probleem van de krimp is niet afgewend maar afge-
schoven naar de buren.
Dit is precies waar de provincie Gelderland begin dit jaar in een
notitie over krimp en groei voor waarschuwde. ‘Het is een mis-
verstand te denken dat door de bouw van meer woningen minder
jongeren weg zullen trekken, meer mensen van buitenaf zullen
worden aangetrokken en dat zodoende de bevolkingskrimp kan
worden voorkomen.’ Dit leidt volgens de provincie tot ‘contrapro-
ductieve concurrentie waarbij er alleen maar verliezers zijn.’ Het is
maar zeer de vraag of dergelijke waarschuwingen veel effect zul-
len hebben. De vooruitzichten van de statistiek moedigen voorlopig
vooral aan tot meer woningbouw, en alles wat daarbij hoort in de
termen van de regionale marketing: de ontwikkeling van ‘wervende
woonmilieus’, ‘creatieve steden met een kosmopolitisch karakter’,
’vernieuwende woon- en werkconcepten’ of ‘verbetering van de
toeristische en recreatieve aantrekkingskracht van de regio’.
Krimp in het oosten? Het oosten geeft nog geen krimp. <
Recreatie in historisch centrum Ootmarsum, bij H.H. Simon en Judaskerkfoto Erwin Zijlstra
Landschap Overijssel beheert en ontwikkelt natuur&landschap in heel Overijssel. Niet alleen in onze eigen natuurterreinen, maar ook bij particuliere eigenaren en agrariërs in het landelijk gebied. Zo adviseren wij in de hele provincie gemeenten en particulieren over natuurbeheer en groene diensten, zoals het herstel en onderhoud van houtwallen, lanen, boomgaarden en streekeigen erven. Wij communiceren over de waarde en schoonheid van natuur&landschap en begeleiden duizenden vrijwilligers die in dit veld actief zijn. Landschap Overijssel is een van de partners van Atelier Overijssel en wij zijn actief in de concretisering van ruimtelijke kwaliteit in de groene ruimte. Kortom, wij werken aan alles wat onze achtertuin zo waardevol maakt.
De kwaliteit van het landschapEen belangrijke kenmerk en kwaliteit van Overijssel is het gevarieerde natuurlandschap en agrarisch cultuurlandschap. Van rivierlandschap, open poldergebieden, veenontginningen en natuurgebieden tot en met het kleinschalige cultuur-landschap. Dit landschap wordt door de bewoners en bezoekers van Overijssel hoog gewaardeerd. Bewoners verbinden de identiteit van Overijssel nadrukkelijk aan het landschap. Deze kwaliteiten zijn in onze kenniseconomie een belangrijke vestigingsfactor.
De kosten en baten van het landschapDe kwaliteit van het landschap wordt al tientallen jaren aangetast. De duidelijke oorzaken zijn de oprukkende bebouwing voor wonen en bedrijven, de aanleg van infrastructuur en de vele uitgevoerde ruilverkavelingen. Maar ook het gebrek aan onderhoud van kenmerkende landschapselementen die het landschap vormen, is een belangrijke factor. De landschapselementen zijn in de loop der tijd gevormd, omdat ze een nutsfunctie hadden voor de agrariërs en andere buitenlui. In de huidige tijd hebben ze evenwel niet meer een bedrijfseconomische functie en kosten ze de individuele grondeigenaar vooral geld. Landschapselementen moeten onderhouden worden en dat brengt onderhoudskosten met zich mee. Ook nemen
landschapselementen ruimte in beslag en ze bepalen maat en schaal van de productieverkavelingen, waardoor productieverlies wordt geleden.Het landschap heeft echter ook veel baten, maar de opbrengst daarvan komen niet ten goede van het landschap maar aan anderen (ozb, recreatiebedrijven) of is niet beprijsd (gratis kunnen wandelen en fietsen in het landschap). Het landschap is kortom een collectief goed.
Groene en blauwe dienstenIn Overijssel wordt sterk ingezet op behoud, herstel en ontwikkeling van het landschap. Hiervoor is door de provincie het systeem van Groene en Blauwe Diensten ontwikkeld. Eigenaren van landschapselementen ontvangen voor onderhoud en herstel een vergoeding. Zij leveren immers een maatschappelijke dienst door het collectieve goed ‘mooi landschap’ te onderhouden. Landschap Overijssel voert, samen met Natuurlijk Platteland Oost, het werk van de stichting Groene en Blauwe Diensten Overijssel uit.
Vitaal landschap in een tijd van bevolkingskrimp Krimpende bevolking betekent voor natuur&landschap meer ruimte of minder aantasting. Maar de spagaat is dat het landschap, als collectief goed, financieel afhankelijk is van ruimtelijke ontwikkelingen of inwoneraantallen, zeker nu wij in een fase zitten dat de structurele collectieve financiering nog in ontwikkeling is. Daarnaast neemt de druk op de landschapselementen niet af, want het agrarisch grondgebruik wordt niet minder. Om ons landschap blijvend vitaal te houden, kan in de toekomst niet verwacht worden dat de relatief dunbevolkte plattelandsgemeenten alleen het onderhoud van het landschap financieren. Ook de dichtbevolkte gebieden zullen moeten gaan bijdragen, omdat ook die bevolking geniet van het mooie en waardevolle Overijsselse landschap. Landschap Overijssel voelt zich verantwoordelijk voor zowel het praktische onderhoud en herstel van het landschap als voor het ontwikkelen van beleid voor de nieuwe uitdagingen waarvoor wij komen te staan.
Uw achtertuin is
groter dan u denkt
34
oo
stF
EB
RU
AR
I 2010
‘ We zitten midden in een achter-stands wijk!’In het oosten is de bevolkingsontwikkeling er meer een van herschikking dan van absolute krimp. Groene gebieden worden groener, rode gebieden roder. Tussen Arnhem en Nijmegen ligt een van de grote gebieden waar de bevolking gaat toenemen. Maar die ontwikkeling moet wel worden gestuurd en begeleid. Groei is goed, maar ongecontroleerde groei leidt tot woekering. Een voorbeeld is de gloednieuwe Arnhemse wijk Schuytgraaf. Over de bouwrijpe kavels scharrelen alweer patrijzen en fazanten tussen het onkruid.
DOOR MARTIN PIETERSE
Nieuwbouwwijk Schuytgraaffoto Erwin Zijlstra
35o
ost
FE
BR
UA
RI 2
010
Misschien bestaan ze toch: die kleine groene man-
netjes, die in hun vliegende schotels rond de aarde
vliegen, op zoek naar een plaats om te landen? Het
zou zomaar kunnen dat ze hun begerige blikken op
de Arnhemse nieuwbouwwijk Schuytgraaf laten val-
len. Vanuit het heelal gezien is Schuytgraaf immers
een prima plek om je UFO te parkeren: het terrein is
keurig vlak gemaakt, maar er staan amper huizen.
Ruimte zat!
Iedereen die op Google Maps de satellietfoto van
de wijk aanklikt, krijgt een idee hoe Schuytgraaf
er momenteel bijligt. Hoewel de foto op Google al
wat ouder is, en dus achterhaald, geeft hij een tref-
fend sfeerbeeld van een lege wijk die maar niet wil
groeien, en die daardoor in feite verschrompelt nog
voordat hij goed en wel wortel heeft geschoten.
Ooit, eind vorige eeuw, besloot de gemeente Arn-
hem om uit te breiden op een stuk boerenland
tussen het Betuwse dorp Driel en de spoorlijn van
Arnhem naar Nijmegen. Maagdelijke grond, waar
alles mogelijk scheen. ‘Schuytgraaf’ moest deze bij-
zondere woonplek gaan heten. De plannen waren
spectaculair. ‘Wonen’ was een te simpel begrip voor
de belevenis die de aanstaande burgers van Schuyt-
graaf te wachten stond.
De buurtjes van Schuytgraaf zouden verschillende
thema’s krijgen, met bijpassende architectuurstijlen
en sfeer. Zelfs de postmoderne straatnamen sug-
gereerden een urbane totaalbeleving van een niet
eerder vertoonde soort. Schuytgraaf zou een steden-
bouwkundig en architectonisch schouw toneel wor-
den, waarop de hippe stedeling van de toekomst
zijn spannende leven zou leven. Voor eens en voor
altijd zou Arnhem laten zien dat het in staat was om
vorm te geven aan de stad van de eenentwintigste
eeuw.
Er zou door de hele wijk een gracht worden aan-
gelegd, niet slechts om het regenwater af te voe-
ren, maar nadrukkelijk ook om er ’s winters op
te schaatsen. Bij elke bocht in de gracht zou de
schaatser verrast worden door spannende vista’s en
romantische doorkijkjes. De leuke koek-en-zopie-
tentjes wilde de gemeente er eventueel zelf wel bij
bedenken.
En natuurlijk: kunst! Kunst in de wijk, als visite-
kaartje en als markeringspunt. En dan geen bronzen
beelden in het onderhoudsarm gemeentestruweel,
maar bijzondere kunst: geluidsfragmenten die via
transponders op de autoradio’s van voorbijrijdende
auto’s zouden worden uitgezonden. Zoiets. Totaal
anders, alles was immers mogelijk in Schuytgraaf.
Armetierige perkjes
Onlangs is de hele Arnhemse kunstcommissie op-
gestapt, mede omdat de kunst in Schuytgraaf na
tien jaar soebatten maar niet van de grond wilde
komen. Er kwam wel meer niet van de grond in
Schuytgraaf, vanaf het prille begin. Gemeente en
projectontwikkelaars bleken al snel hun huiswerk
niet te hebben gemaakt. Het ontbrak aan regie. De
lijst met klachten begon, zodra de eerste bewoners
de sleutel in hun nieuwe voordeur staken.
De smalle ontsluitingsweg kon het verkeer niet aan,
bus- en treinverbindingen ontbraken of waren on-
voldoende. Er waren nauwelijks winkels en andere
voorzieningen. Op de artist impression in de folder
stond veel meer groen getekend dan de armetierige
perkjes die de gemeente daadwerkelijk aanlegde.
Zelfs de te schel brandende straatlantarens verpest-
ten de sfeer in de smalle straatjes van Schuytgraaf,
dat zo zijn best deed om op een knus Betuws dorp
te lijken.
Bijna elke week stonden er verhalen in de krant
van bewoners die meer van Schuytgraaf hadden
verwacht. In 2008 konden de Schuytgravers hun
klachten zelfs kwijt op een speciale internetsite met
de omineuze titel www.spuigraaf.nl. Hoorzittingen
met boze bewoners eindigden steevast in cynisch
gegrom. Dat was geen goede reclame voor Schuyt-
graaf. De aanvankelijke groeispurt doofde snel uit.
Projectontwikkelaars begonnen hun eisen naar
beneden bij te stellen. Woningcorporaties raakten
de dure koophuizen aan de straatstenen niet kwijt,
waarna het onverkochte gedeelte werd omgelabeld
tot ‘sociale huurwoningen’. Mensen die voor veel
geld een exclusieve woning op een toplocatie dach-
ten te hebben gekocht, kregen ineens te maken met
luidruchtige gribusburen en vernielzuchtige hang-
jongeren. ‘We zitten midden in een achterstands-
wijk!’, verzuchtte een koper op een bijeenkomst van
teleurgestelde bewoners.
Nu de kredietcrisis aan zijn tweede jaar is begon-
nen en de woningmarkt is ingestort, wordt alles
alleen maar erger. Om toch nog huizenkopers naar
Schuytgraaf te lokken, geven de woningcorporaties
sinds kort zelfs garanties dat de oude woningen die
de mensen elders achterlaten worden aangekocht.
Veel projecten zijn voor onbepaalde tijd in de ijskast
gezet.
Als Schuytgraaf iets laat zien, is het wel dat een
groeiwijk een strakke regie behoeft. Je kunt als ge-
meente niet zomaar een stuk land verkavelen, ach-
ter een bureau sprookjesachtige plannen bedenken,
en het echte werk vervolgens ruimhartig overlaten
aan calculerende projectontwikkelaars. Het is naïef
van bestuurders om te denken dat alles wel goed
komt. Groeien is goed, maar ongecontroleerde groei
leidt tot woekering. Intussen kijken veel Schuytgra-
vers uit over bouwkavels die langzamerhand wor-
den overwoekerd door brandnetels en struikgewas,
waartussen patrijzen en fazanten rondscharrelen.
Ook mooi, die ongerepte natuur. <
Nomaden hebben hun eigen woon- en werkplek gevonden in de
nieuwe wijk Schuytgraaffoto Erwin Zijlstra
DOOR MARIE-JOSÉ VAN BECKHOVEN
36
oo
stF
EB
RU
AR
I 2010
‘Moedig voorwaarts!’Dagtocht naar het Ruhrgebied
Uitzicht op het Landschapspark in het Rurhgebied vanaf gasometer Oberhausenfoto Fotografie 21Lux
37o
ost
FE
BR
UA
RI 2
010
In Oost-Nederland zijn groei en krimp relatieve begrippen. Maar hemelsbreed amper veertig kilometer verwijderd van onze oostgrens bevindt zich een gebied dat mag gelden als een laboratorium van zowel groei als krimp: het Ruhrgebied. De Arnhemse kunstenaar Hans Jungerius maakte er een langdurig project van.
Veelzeggend is het feit dat zijn eigen verzameling
nauwelijks foto’s bevat van de onbetwiste hoogte-
punten van het industrieel erfgoed – des te meer
van het typische, door industrie uitgeputte land-
schap van de Ruhrstreek. Beeldend kunstenaar Hans
Jungerius zwerft al twintig jaar door dit gebied.
Sinds kort woont hij niet alleen in Arnhem maar ook
in Oberhausen. Hij houdt van plekken die toeristen
doorgaans mijden, maar zijn werk getuigt van een
missie om daar verandering in te brengen. Althans:
om onze aandacht te vestigen op een gebied met
een interessante biografie, waarvan de sporen goed
zichtbaar zijn gebleven. Het is een fascinatie die
hij deelt met Rob Groot Zevert met wie hij Stich-
ting G.A.N.G. runt, ‘platform voor beeldende kunst’,
standplaats Arnhem. En met zijn kompanen van het
aan G.A.N.G. gekoppelde RUHRBURO: Boris Sieverts
(beeldend kunstenaar, Keulen), Mustafa Tazeoglu
(film- en televisiemaker, Essen) en Dirk Haas (geo-
graaf en stedenbouwkundige, Essen). Belangrijkste
doelstelling vormt hun streven de bekendheid van
het Ruhrgebied in Nederland te vergroten. En om
culturele vormen van samenwerking en uitwisse-
ling in de grensregio tot stand te brengen. Eén van
hun vele plannen is project Bootschaft: de aankoop
van een duwbak die voorzien van een tentoonstel-
lingsruimte en auditorium het Ruhrgebied binnen
zal varen. Een drijvende ambassade op tournee die
en passant reclame maakt voor de kandidaatstel-
ling van stadsregio Arnhem-Nijmegen als culturele
hoofdstad 2018. Een andere manier om de Ruhr-
streek onder de aandacht te brengen, vormen de
dagtrips.
Het zwarte goud
Na een inleiding van Hans Jungerius in de rol van
reisleider, afgesloten met de woorden ‘Moedig voor-
waarts!’, kruipt de bus een van de hoogste afvalber-
gen in de regio op. Even later staan we, de Kaffee
und Kuchen moeten worden verdiend, koukleumend
op de skipiste van het Alpinecentrum in Bottrop.
Met 640 meter de langste indoor-skihelling ter
wereld. Per dag kunnen hier 2.000 mensen terecht
om te skiën en te sleeën, óók als de mussen van het
dak vallen. Het hooggelegen terras van de in Alpen-
Hans Jongerius foto Marie-José van Beckhoven
Hans Jongerius leidt de excursiegroep rond foto Anne ten Ham
38
oo
stF
EB
RU
AR
I 2010
hutstijl ingerichte horecagelegenheid biedt uitzicht
op het landschap. De zon schijnt en uit de grootste
kolenvergasser van Europa ontsnappen schilderach-
tige bloemkoolwolken.
Het Ruhrgebied, in deelstaat Nordrhein-Westfalen,
vormt een zeer markant voorbeeld van wat over-
haaste groei en krimp in een gebied kunnen be-
werkstelligen. Het gaat om grofweg zo’n 80 bij 50
kilometer, in het zuiden begrensd door het riviertje
de Ruhr en in het noorden door de Lippe. Westgrens
vormt de Rijn tussen Duisburg en Dinslaken en de
steden Hamm en Hagen markeren de oostrand.
Midden in dit gebied tussen de laatste heuvels
van het Rheinische Schiefergebirge stroomt de
Emscher. Ruim 150 jaar geleden was dit nog een
dunbevolkte en armzalige, agrarische streek met
heidevelden en zandgronden. Toen rond 1830 de
diepere steenkoollagen toegankelijk werden, brak
de Industriële Revolutie aan. De vette steenkool
die bij de Emscher werd bovengehaald was zeer
geschikt voor de productie van cokes, de brand-
stof voor de ijzerwinning. Aldus voegde zich bij de
mijnbouw de staalindustrie. Deze beide takken van
zware industrie, met later nog de elektrotechnische
en chemische industrie erbij, zouden karakter en
aanzien van het gebied drastisch wijzigen. Zo ver-
anderde het landelijke gebied in rap tempo in de
grootste industriemetropool van Europa. Chaotisch
groeiend klonterden dorpjes en stadjes samen tot
één agglomeratie, waar op het hoogtepunt zes mil-
joen mensen woonden. Ruw geschat zo’n 1.150 in-
woners per km2, bijna tweeënhalf keer zoveel als in
het dichtbevolkte Nederland! Rond de jaren zestig
keerde het tij en kwam de klad in de zware indus-
trie. De vraag naar steenkool kelderde. Bovendien
werd het simpelweg veel goedkoper om het zwarte
goud, dat in steeds diepere aardlagen verborgen
zat, per schip aan te voeren. Van de 600 mijnen
zijn er nu nog maar enkele in bedrijf en die zullen
naar verwachting uiterlijk 2018 dicht gaan. Ook
de meeste hoogovencomplexen sloten de poorten.
Fabrieken raakten in verval en fabrieksterreinen
kwamen braak te liggen. De werkloosheid groeide
schrikbarend en de mensen begonnen weg te trek-
ken. Over die teloorgang rollen vergrijzing en de
huidige, wereldwijde recessie.
Over krimp gesproken: inmiddels is het bevolkings-
aantal met bijna één miljoen gedaald. In Oberhau-
sen, zonder hogescholen of universiteit, verlaten
vandaag nog naar schatting 5 tot 8.000 mensen per
jaar de stad. Alle steden zijn failliet en staan onder
curatele van Düsseldorf, vertelde Jungerius ons. Zijn
‘Moedig voorwaarts!’, begon een andere klank te
krijgen.
Surrealistisch decor
Maar niet alleen demografische krimp en econo-
mische teruggang kenschetsen de recente historie
van het Ruhrgebied. Met een zeldzame stoutmoe-
digheid heeft men die ontwikkelingen het hoofd
geboden en oplossingen gevonden in ‘herbestem-
ming’ en ‘herstructurering’. In deze grootschalige
metamorfose speelde de Internationale Bauausstel-
lung (IBA) Emscherpark 1989-1999 een cruciale
rol. De IBA vormde de schakel in de fondswerving
en zorgde voor de noodzakelijke regionale plan-
ning en samenhang tussen de talloze projecten in
een gebied van 800 km2, met zeventien steden en
twee miljoen inwoners. Opzienbarend in dit hele
proces is de omgang met de industriële erfenis. In
het Emscher Landschaftspark, echt een nieuw type
park, is die overal zichtbaar en feitelijk bepalend
voor sfeer en beeld. Voormalige industriegebouwen
verdwijnen hier niet rücksichtslos onder de sloop-
hamer, zoals in Nederland op heel veel plekken is
gebeurd. Een groot aantal kreeg inmiddels de sta-
tus van beschermd monument. Zeche Zollverein in
Essen (Zeche = mijn), ook bezoekerscentrum van de
toeristische Route der Industriekultur, staat zelfs op
de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Andere ge-
bouwen kregen een tweede leven als wetenschaps-
centrum of bedrijfsonderkomen, zoals het prachtige
hoofdgebouw van mijncomplex Zeche Nordstern in
Gelsenkirchen. En veel nieuwe bestemmingen wor-
den gevonden in de kunst- en cultuursector, of in de
sport en recreatie. Zo werd de voormalige gashou-
der in Landschaftspark Duisburg-Nord gevuld met
water. Dat verklaarde ook de plotselinge aanwezig-
heid op de parkeerplaats van mannen met duik-
pakken en gasflessen onder de arm. De plek van
de ertsbunkers heet er nu Klettergarten (klimtuin).
In een surrealistisch decor van massief betonnen,
metershoge wanden bungelen bergbeklimmers aan
hun touwen. Zo werd de Ruhr een landschappelijk
monument voor het aanpassingsvermogen van de
mens aan zijn omgeving – en vice versa.
Adembenemende onderneming
Jungerius’ voorliefde voor de esthetiek van ste-
delijke ruis, voor de contrasten en de ‘achterkant’
van de publieke ruimte tekent de route. We krijgen
niet alleen de vriendelijke arbeidershuisjes van
Gartenstadt Weltheim uit het begin van de twin-
tigste eeuw te zien. De bus rijdt er ook langs het
dorpspleintje met de metershoge Luftschutzbunker,
Verlaten fabriek Landschaftspark Duisburgfoto Anne ten Ham
Alpenblokhut onder de skihelling van Alpinezentrum, Halde Bottrop foto Hans Jongerius
39o
ost
FE
BR
UA
RI 2
010
gebouwd ter bescherming van een nabijgelegen
terrein waar de nazi’s kolen tot benzine vergasten.
We bezoeken niet alleen de industriële monumen-
ten. Hans Jugerius wijst ons even enthousiast op
de karakteristieke drankkioskjes, de bovenmatig
vele bouwmarkten en tuincentra en op de Aldi’s
en Lidl’s met onafzienbare parkeerplaatsen. Soms
houdt de bus halt op plekken waar ‘niks’ te zien is.
Zoals het braakliggend terrein bij Oberhausen, dat
tot het faillissement eigendom was van de Gutehoff-
nungshütte (Hütte = hoogoven). Daarna kreeg het
de veelbelovende naam Zukunftspark en werden er
voortvarend wegen en rotondes aangelegd, maar de
werkelijkheid hield geen rekening met groeiprog-
noses. In plaats van bedrijven bloeien er nu vlinder-
struiken en berken, de pioniers van het plantenrijk
die niet malen om sintels, beton en zwaar vervuilde
grond. Ook wortelden er allerlei exoten, meegevoerd
met de ijzererts uit Brazilië. We struinen dwars
door deze Industrienatur richting CentrO, het me-
gawinkelcentrum dat als een luchtspiegeling boven
de dorre planten zweeft. Dwars door het winke-
lend publiek bereiken we, via de achteruitgang
(!), de uitgaansstrip met talloze cafés, restaurants,
een bioscoopcomplex, muziektheater en pretpark.
Vlak daarachter bevindt zich de 120 meter hoge
Gasometer Oberhausen, in gebruik als tentoonstel-
lingsruimte. Een glazen lift voert naar het 120 meter
hoge dak. Het laatste stuk moet op spierkracht: voor
de medemens met hoogtevrees een adembene-
mende onderneming, vandaag des te meer dankzij
de wind die giert rond het open trappenhuis. Maar
het uitzicht is spectaculair. De groen- en oranjekleu-
rige gifluchten opgeslagen in mijn jeugdherinnerin-
gen zijn onvindbaar, maar de forse rookpluimen her
en der doen de benaming Ruhrpott toch eer aan.
Onvermoeibaar wijst onze gids ons op het dichte
netwerk van verkeers-, spoor- en vaarwegen. Op
de koeltorens en industriecomplexen, de oude
mijnschachten en de dominant in het landschap
aanwezige Halden (= stortbergen van de mijnen).
We verbazen ons erover dat dit zo dichtbevolkte,
verstedelijkte industrielandschap zo onwaarschijn-
lijk groen is. Een paar decennia geleden was dat
nog heel anders, maar nu maakt zelfs natuurschoon
behoedzaam zijn rentree. <
www.ruhrburo.nl
Route der Industriekultur: www.rvr-online.de
www.iba.nrw.de
Verlaten terrein bij voormalige Zeche Bismarck, Landschaftspark Duisburgfoto Hans Jongerius
Gasometer in Landschaftspark Duisburg-Nordfoto Hans Jongerius
Excursiegroep tijdens bezoek aan Ruhrgebiedfoto Anne ten Ham
40
oo
stF
EB
RU
AR
I 2010
Krimp in Dinkelland,groei in Barneveld
In het oosten volgen de demografische ontwikkelingen een eigen dynamiek. In sommige gebieden krimpt de bevolking, in andere groeit ze. Ook hebben deze ontwikkelingen hier een heel eigen, verassend gezicht.
DOOR MARK HENDRIKS
Pittoresk straatbeeld met vakwerkhuizen, Ootmarsumfoto Erwin Zijlstra
41o
ost
FE
BR
UA
RI 2
010
Krimp in Dinkelland
De provinciale weg naar Denekamp leidt door het glooiende Twentse land. Tus-
sen de herfstkleurige bossen strekken grazige essen zich uit. In de verte een
kerktoren, dichtbij het rode dak van een markante boerderij.
In het dorp Denekamp is het gezellig druk. De wekelijkse markt is neergestre-
ken op het plein voor de dertiende-eeuwse zandstenen kerk. Oudere echtparen,
enkele toeristen en moeders met kinderen struinen langs de kramen met vis,
brood, groente en vleeswaren. Het historische hart van het dorp heeft deze
koude woensdagochtend een frisse aanblik. Het plein is schoon en verzorgd. De
traditionalistische nieuwbouw van het gemeentehuis huisvest een restaurant en
feestzaal en aan de overkant herbergt een gloednieuw gebouw het postkantoor,
een makelaarsbureau en een grand café. In de wel onderhouden panden aan de
Grotestraat zitten kledingzaken, interieurwinkels en beautysalons.
Niets in dit kleine dorp, gelegen in het uiterste noordoosten van Twente op
slechts elf kilometer van het Duitse Nordhorn, biedt aanknopingspunten voor de
werkelijke reden van het bezoek: een zoektocht naar de eerste verschijnselen
van bevolkingskrimp. Want dat is wat de cijfers voorspiegelen. In de gemeente
Dinkelland – waartoe Denekamp behoort – daalt de bevolking volgens de bere-
keningen van het Kenniscentrum voor Bevolkingsdaling en Beleid de komende
zes jaar met 2,5 procent. Het totale aandeel jongeren neemt tot 2019 af met
meer dan 24 procent, terwijl het percentage ouderen blijft groeien.
De vrijpostige koopman van vishandel Wekking reageert argeloos wanneer
hij geconfronteerd wordt met de harde getallen: ‘U moet weten, ik sta hier al
heel wat jaren op de markt. Ik heb nooit iets gemerkt van minder mensen of
aanloop.’ Ook de etalage van de plaatselijke makelaar doet niet vermoeden dat
bevolkingskrimp aanstaande is. De aangeboden woningen staan allemaal in het
naburige Duitsland, op een vrijstaand huis van bijna drie ton in Noord-Deurnin-
gen na. Wie Dinkelland bezoekt, hoeft niet te rekenen op typische krimpver-
schijnselen als dichtgetimmerde ramen of tal van bordjes met ‘Te koop’ in de
voortuinen. Zelfs de gehuchten in de buurt ogen levendig met luxe kledingzaken
(Tiggelte), een villawijk en basisschool (Noord-Deurningen) en een vlijtig bedrij-
venterrein (Rossum).
Wandelend en rondrijdend ontstaat de overtuiging dat bevolkingsdaling de
kracht van Dinkelland – wonen, recreëren en leven in een magnifiek landschap
– juist kan versterken. Zoals onderzoeker en krimpkenner Wim Derks in het re-
gionale dagblad Tubantia zei: ‘Krimp is mooi, want drukte vinden we niet leuk.’
Enkele constateringen onderweg bevestigen dit. Langs de zuidelijke ‘ringweg’
(N342) van Denekamp hebben bewoners van een pas gebouwd wijkje uitzicht
over het Twentse land van boerderijen, weiden en essen, bossen en houtwallen.
Op weg naar het in de bossen verscholen Beuningen valt op hoe de stedelijke
ruis van bedrijvendozen, tankstations, opgedirkte boerderettes, uitspanningen
en billboards vrijwel overal ontbreekt. De smalle Paasbergweg richting het
buurtschap Echeria passeert sprookjesachtige boerderijen tegen een achtergrond
van bosranden en weidse vergezichten. Wandelaars maken zich in een bleek
zonnetje gereed voor een weldadige wandeling over paden en lanen. Tijdens
de lunch valt in het lokale krantje te lezen dat de inwoners van Dinkelland trots
mogen zijn: na zonsondergang is hun gemeente de donkerste van Nederland.
De invloed van krimp heeft raakvlakken met actueel beleid. Dinkelland ligt in
Nationaal Landschap Noordoost-Twente, wat onder meer inhoudt dat het migra-
tiesaldo nul moet zijn. Dit betekent simpelweg dat de instroom van bewoners
van buiten de gemeente niet groter mag zijn dan de uitstroom. Geen probleem
voor Dinkelland, waar het migratiesaldo -0,39 is. Verder presenteerde de ge-
meente onlangs een woonvisie voor de periode tot 2020. Hierin is speciale
aandacht voor de huisvesting van ouderen en het behoud van jonge starters.
Denekamp, Ootmarsum en Weerselo zijn terecht aangewezen als verzorgingsker-
nen, terwijl de kleinere plaatsen zich volgens de visie ‘moeten ontwikkelen tot
aantrekkelijke woonkernen in het groen’. Tot slot wil de gemeente meer inves-
Karakteristiek beeld met boerderijen op het platteland gemeente Dinkellandfoto Erwin Zijlstra
Verlaten winkelpand in de winkelstraat Grotestraat in
Ootmarsum, waar eerder de ambachtelijke slager zatfoto Erwin Zijlstra
42
oo
stF
EB
RU
AR
I 2010
krimpgroeiDe groei en krimp van Denekamp
In 1855 was Denekamp een klein dorp rondom de kerken en de brink.
Inmiddels is Denekamp uitgegroeid tot een dorp met circa 8.800 inwoners.
In het komende decenia zal Denekamp te maken krijgen met krimp.
© MUST stedenbouw Bronnen: Grote Historische Atlas van Nederland, Oost-Nederland 1830-1855.
Wolters-Noordhoff Atlasproducties (1990) Diverse websites
1855Klooster Zusters FranciscanessenR.K. Sint. NicolaaskerkNed. Hervormde kerkHavezathe Huis SingravenHet Sterrebos, park op het landgoed SingravenWatermolens van Singraven1925 1953 1984 1998 2010
prognose tot 2015: bevolkingsdaling -2,5%prognose tot 2025: bevolkingsdaling - 6,7%prognose tot 2040: bevolkingsdaling - 12,5
43o
ost
FE
BR
UA
RI 2
010
teren in recreatie om toekomstige financiële lacunes – krimp kost immers geld
– op te vullen. Daar is afgezien van een handjevol boerencampings nog weinig
van te zien, al worden her en der evenementen aangekondigd, zoals een woon-
beurs, de Twentse herfstfair, een antiekmarkt en een Schlagerfest.
Aan het einde van de tocht lijkt de krimp zowaar zichtbaar. In het pittoreske
Ootmarsum – de toeristische trekpleister van de regio getuige de grote parkeer-
plaats en lichtkrant bij binnenkomst – staat op de hoek van de hoofdwinkel-
straat het verlaten winkelpand van de lokale slager. Is hij vertrokken vanwege
te weinig klandizie of verhuisd naar een beter en moderner onderkomen?
Groei in Barneveld
Bruusk staan ze in het strenge landschap van de Gelderse Vallei, de twee
splinternieuwe kerkgebouwen aan de rand van Barneveld. Het ene pand –
roodbruine steen, crèmekleurige pilaren, kopergroene toren – is van de Ge-
reformeerde Gemeente in Nederland en biedt plaats aan 2.500 kerkgangers,
de ander is wat kleiner en behoort tot de Gereformeerde Gemeente. De twee
gemeentes waren een, totdat de Gereformeerde Gemeente in Nederland zich in
1953 afsplitste.
De nieuwe gebedshuizen zijn gebouwd omdat de bestaande kerken in het
centrum van Barneveld te klein werden, vertelt koster Wout Hazeleger van de
Gereformeerde Gemeente in Nederland. De zonnige woensdagmiddag gebruiken
hij en zijn zoon om op het uitgestrekte parkeerterrein de witte touringcar van de
kerk in de was te zetten. ‘Het oude gebouw kon de groei van onze kerkgemeen-
schap niet meer aan. De zalen waren overvol en het parkeerterrein te klein.
Daarom besloten we een nieuw gebouw te betrekken aan de rand van het dorp.
De oude kerk wordt in de toekomst gesloopt voor woningbouw.’ Volgens Haze-
leger is de groei van de kerk symbolisch voor de ontwikkeling van Barneveld
in het algemeen. ‘Je ziet dat de toename van het aantal reformatorische Barne-
velders (de rechterflank van het protestantisme, MH) gelijke tred houdt met de
algehele bevolkingstoename. Er zijn voorspellingen dat de bevolking toeneemt
tot 60.000 inwoners. Je kunt dus gerust zeggen dat wij van krimp geen last
hebben.’
Terwijl het grootste deel van Nederland ontkerkelijkt, zijn hier dus op nog geen
honderd meter van elkaar, midden in het landelijk gebied, twee reusachtige
kerkgebouwen verrezen. De boerderijen aan weerszijden verbleken bij zoveel
religieus vertoon.
Zonder verklaringen te zoeken in recente ruimtelijke ontwikkelingen, de soci-
aal-economische situatie of het actuele beleid van de gemeentepolitiek, mag
de christelijke signatuur van de Gelderse gemeente als een motor achter de
voortgaande bevolkingstoename – 15 procent volgens het Kenniscentrum voor
Bevolkingsdaling en Beleid – worden gezien. Volgens koster Hazeleger over-
stijgt de natuurlijke aanwas de komst van mensen van buiten ruimschoots. Een
tendens die te verklaren is door de forse omvang van de meeste Barneveldse
huishoudens.
Er zijn meer signalen voor de groei van Barneveld – dat vooral bekendheid
geniet om zijn pluimvee en computerfirma Baan. Wie vanaf de A1 de afslag
richting het dorp neemt, belandt op het gigantische bedrijventerrein Harselaar,
ooit een lieflijk buurtschap, nu het domein van loodsen, hallen en kantoren. De
stedelijke ruis die vanmorgen in Dinkelland ontbrak, is hier volop aanwezig. Op-
vallend zijn enkele dichtgetimmerde woonhuizen langs de Stationsweg, wegge-
stopt tussen billboards, benzinestation, transferium, silo’s van mengvoergigant
Rijnvallei, bowlingcentrum, gezondheidspraktijk en sporthal. Richting Lunteren
De nieuwe kerk Gereformeerde Gemeente, de Adullamkerk, Barneveldfoto Erwin Zijlstra
De nieuwe kerk Gereformeerde Gemeente in Nederland, de Hoeksteen, Barneveldfoto Erwin Zijlstra
In het zuidoosten van Barneveld is de nieuwe woonwijk Veller in aanbouwfoto Erwin Zijlstra
44
oo
stF
EB
RU
AR
I 2010
in het zuiden wordt gebouwd aan de 450 woningen van de nieuwe
wijk Veller. Het gemeentelijk beleid is erop gericht hier eerst jonge
Barnevelders te huisvesten, voordat mensen van buitenaf een kans
maken.
Steeds meer mensen geloven dat de oostelijke grens van de Rand-
stad inmiddels bij Barneveld ligt. In de vorig jaar verschenen Struc-
tuurvisie Randstad 2040 belijdt het kabinet deze zienswijze door het
gebied rondom Barneveld aan te wijzen als mogelijke woningbouw-
locatie voor Randstedelingen uit Almere en elders.
Rijdend door de Gelderse gemeente – in oppervlak een van de
grootste gemeentes van het land – valt op hoe groot het contrast is
met het vanochtend bezochte, schilderachtige Dinkelland. Komend
vanuit het oosten is Barneveld inderdaad de poort naar de Randstad,
compleet met de uitwassen die bij een dergelijke status horen. Agra-
rische enclaves als Stroe en Kootwijkerbroek zijn onderhevig aan
catalogusbouw, anonieme bedrijventerreinen, zielloze winkelcentra
en kitscherige villa’s aan de rand. Zelfs de veestallen zijn uniform en
hebben niets van wat deze streek zou moeten typeren. Bevolkings-
groei mag dan economisch meer opleveren – meer geld in het ge-
meentefonds, werkgelegenheid enzovoort – garantie voor ruimtelijke
en landschappelijke kwaliteit is het geenszins.
Pas tegen de avond is ten oosten van Barneveld in het buurtschap
Essen op een driesprong van wegen een plekje gevonden: zo ver-
stild, zo mooi, met aan de horizon van het vergeelde maïsveld de
contouren van het Veluwemassief. Het doet de bezoeker beseffen
dat niet alleen de Randstad dichtbij is, maar ook de uitgestrekte
wouden van ’s lands grootste natuurgebied. <
Boerderijen in agrarische enclave Kootwijkerbroek zijn onderhevig aan catalogusbouwfoto Erwin Zijlstra
45o
ost
FE
BR
UA
RI 2
010
De een z’n verval is de ander z’n bloei: zo kan het er uitzien in de openbare ruimte. Dat geldt des te sterker wanneer buurgemeentes van oudsher niet zoveel gemeen hebben. Ulft, Silvolde en Terborg liggen rond een grote groene ruimte met de Oude IJssel als verbindend element: het groene midden van Oude IJsselstreek. Historische en culturele verschillen hebben hun sporen nagelaten, waardoor Terborg kon vervallen en Ulft bloeide. Maar er gloort hoop.
Tegenstellingenin deOude IJsselstreekDOOR TON VERSTEGEN
Voormalige DRU-fabriekscomplex, Ulft. Het complex is herontwikkeld
en heeft nieuwe woon-, werk en culturele bestemmingen gekregen foto Erwin Zijlstra
46
oo
stF
EB
RU
AR
I 2010
Ulft
Als alles even hard zou krimpen is er niets aan de hand. Niemand merkt er wat
van, de krimp wordt evenredig verdeeld. Krimp is echter een relatief verschijn-
sel, net als groei overigens. Groei op de ene plaats gaat vaak gepaard met krimp
elders, of minder groei, wat ook een vorm van krimp genoemd kan worden. Re-
latief houdt verband met relatie, vandaar ook dat de gedachte kan opkomen dat
de lust en last van groei en krimp gezamenlijk gedeeld zouden moeten worden,
regionaal bijvoorbeeld. Dat is lastig wanneer regio’s geen bestuurlijke eenhe-
den zijn. Maar door gemeentelijke herindeling is menige regio of streek tot zo’n
eenheid gepromoveerd. De solidariteit wordt opgelegd, ofschoon onderhuids
oude gevoeligheden kunnen blijven bestaan. Dit zien we bijvoorbeeld bij de
twee kernen Terborg en Ulft, die in 2005 opgingen in de gemeente Oude IJs-
selstreek. Ulft hoorde bij de gemeente Gendringen, Terborg samen met Silvolde
en Varsseveld bij de gemeente Wisch. Ulft en Terborg danken hun geschiedenis
en welvaren voor een belangrijk deel aan de ijzerindustrie langs de Oude IJssel.
Vulcaansoord in Terborg werd echter al in de jaren tachtig van de vorige eeuw
opgeheven, terwijl de DRU-fabrieken in Ulft in 2003 dichtgingen. Dat tijdsverschil
is belangrijk. In Terborg werd het fabriekscomplex langs de Oude IJssel gesloopt
en opgevuld met rommelige bedrijvigheid. In Ulft wordt het bedrijventerrein en
directe omgeving als één project herontwikkeld met als belangrijkste partijen de
gemeente Oude IJsselstreek, Klaassen Vastgoed Ontwikkeling, woningcorporatie
Wonion en stichting BOEi ( Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en
Exploitatie van Industrieel Erfgoed). Aan de rand van het terrein komen nieuwe
woonwijkjes, het monumentale centrumgebied (de Cité Industrielle) blijft behou-
den. Zeven fabrieksgebouwen die zijn bestempeld tot industrieel erfgoed krijgen
op de gerestaureerde watertoren na, nieuwe bestemmingen. Het Portierscomplex
is inmiddels grondig verbouwd en werd eind oktober 2009 geopend. In ruimtes
waar zich vroeger de portiersruimte bevond of het schaftlokaal, zijn nu een biblio-
theek, een poppodium, een theaterzaal, een conferentiezaal annex raadszaal, een
Turkse culturele stichting en een grand café ondergebracht. In andere gebouwen
wordt druk getimmerd. BOEi is bezig in de Badkuipenfabriek riante woonwerklofts
te realiseren. Woningbouwvereniging Wonion verbouwt de zuidvleugel van de
vroegere emailleerfabriek – naar de architect het Beltmancomplex genoemd – tot
grondgebonden woningen in drie lagen. In de noordvleugel vestigt zich Wonion
zelf met zijn zestig medewerkers. In de Afbramerij waar de tentoonstelling ‘IJzer
in de regio’ staat opgesteld, inclusief DRU-producten zoals de beroemde oranje
braadpannen, komt het Nederlands IJzermuseum.
Nog voor de opening is het hippe Schaftlokaal, ingericht door M+R interieurar-
chitecten uit Eindhoven, op een doordeweekse dag tijdens lunchtijd al redelijk
vol. De nieuwe cultuurfabriek lijkt een succes te worden en een regionale trekker
van belang. Maar er is ook nog een nauwe band met Ulft. Peter van Toor, lid van
de oudheidkundige vereniging die ons rondleidt over het terrein, vertelt dat het
bezoek aan de gemeentelijke bibliotheek die uit het centrum van Ulft naar het ver-
bouwde portierscomplex is verplaatst, met twintig procent is toegenomen.
Terborg
Ulft, Silvolde en Terborg liggen rond een grote groene ruimte met de Oude IJssel
als verbindend element. Het is het groene midden van Oude IJsselstreek. In Ter-
borg loop je vanuit de Hoofdstraat langs kasteel Wisch, dat beperkt voor publiek
toegankelijk is. Het beeld op de kop van de Hoofdstraat is onthullend: deftige
maar vervallen panden tegen het machtige groene decor van Paasberg en kasteel
Wisch. DRU-fabriek versus kasteel-voor-de-stad, het zegt ook iets over de ver-
houdingen in het verleden. Terborg met 4.500 inwoners heeft als enige kern van
de gemeente Oude IJsselstreek stadsrechten en een eigen wapen. Hier is nog iets
voelbaar van wat men Achterhoeks Chic noemt. De binding met de ijzerindustrie
was ook zwakker dan in Ulft. Peter van Toor: ‘Heel Ulft werkte bij de DRU, maar de
arbeiders bij Vulcaansoord kwamen uit Gaanderen.’
Maar elders in het stadje is het met de chic gedaan. ‘In Terborg weten ze van
armoe geen raod, want daar hebben ze maar een straot’, zei men in de streek. Die
straat, de Hoofdstraat, ooit een levendige winkelstraat, ligt er nu troosteloos bij. De
klanten vertrokken naar Doetinchem, de Terborgse ondernemers zagen het gela-
ten aan. Pas met de opkomst van Ulft lijkt men wakker te worden. Ondernemings-
vereniging Terborg Centraal verweet de gemeente Oude IJsselstreek alleen maar
aandacht en geld te besteden aan Ulft en in het bijzonder aan de DRU-fabriek. De
ondernemers klaagden opnieuw toen bleek dat Rijkswaterstaat op de verkeers-
borden langs de A18 bij Doetinchem de naam Terborg had vervangen door die
van Ulft. Ulft is groter, reageerde Rijkswaterstaat laconiek.
Niet iedereen had begrip voor de klachten. ‘Alsof het verloederen van het cen-
De gebouwen zijn vanaf 1850 geleidelijk in de plaats gekomen van de am-
bachtelijke gieterij de Olde Hut uit 1754. Ze zijn ontworpen door Gerrit en
(zoon) Arend Beltman, die naam hebben gemaakt met ontwerpen voor de
Twentse textielindustrie, maar ook voor Philips in Eindhoven. De oudste delen
van het Portierscomplex en de Watertoren zijn in verwante stijl gebouwd,
met dezelfde decoraties in gele steen. In de latere toevoegingen overheerst
de zakelijkheid, zoals in het met sheddaken overdekte binnenterrein van het
Beltmancomplex (1913). Arend Beltman specialiseerde zich in het ontwerpen
van fabrieken met verschillende verdiepingen en met een skelet van gewapend
beton. De hele Cité is in dubbele zin een monument: niet alleen als specimen
van industriële architectuur maar ook door de toepassing van DRU-producten,
zoals fraaie gietijzeren kozijnen, muurankers en kolommen, die nu met liefde
worden gerestaureerd.Toren voormalige DRU-fabriekscomplex, Ulftfoto Ad Habets
Interieur fabriekshal voormalige DRU- fabriekscomplex, Ulftfoto Ton Verstegen
47o
ost
FE
BR
UA
RI 2
010
trum van Terborg niet juist aan de ondernemers ligt’, was een van de reacties. Elly
Dings, oud-CDA-wethouder en voorzitter van winkeliersvereniging Terborg Cen-
traal trok het zich aan. Tegen het dagblad Trouw zei ze: ‘De eigenaren hebben veel
panden laten verkrotten, daar geneer ik me voor. Maar het heeft geen zin om terug
te kijken en schuldigen aan te wijzen, we gaan er wat aan doen.’ In 2008 werd
de Stichting Stadsherstel in het leven geroepen waarin de gemeente Oude IJssel-
streek, de woningcorporatie Wonion, vastgoedeigenaren en ondernemers samen-
werken. Wonion neemt een bijzondere positie in. De corporatie is in 2008 ontstaan
uit een fusie van de corporaties Parès uit Ulft en WischWonen uit Terborg. Wonion
gaat zich vestigen in de DRU-fabriek, maar is alleen al door zijn afkomst verplicht
zich nadrukkelijk te vertonen in Terborg. Ze is betrokken bij de meeste bouwplan-
nen die in het centrum zijn uitgevoerd of op stapel staan. De gemeenschappelijke
noemer van de plannen is zoals Wonion-manager Harm Kuiper zegt, de leefbaar-
heid. Nu kun je leefbaarheid nog op verschillende manieren opvatten. Het heeft te
maken met bevolkingsaantallen, nodig om de gewenste voorzieningen op de been
te houden. Maar het heeft ook met kwaliteit te maken, met sfeer, een zekere trots
en verbondenheid met een plaats. Het kan niet anders dan dat de achteruitgang
dit gevoel bij veel Terborgenaren, jong en oud, heeft aangetast.
Onlangs is door het CBS becijferd dat de Achterhoek de komende dertig jaar zo
snel vergrijst dat de bevolking krimpt met 30.000 personen, een afname van vijf
procent. De gemeente Oude IJsselstreek wil echter dwars ertegenin de komende
decennia groeien van 41.000 naar 50.000 inwoners. Dan moet er gebouwd
worden, vooral voor starters en senioren. Voor Terborg wordt dit programma ge-
koppeld aan de poging iets van Achterhoeks Chic terug te brengen. In het beeld-
kwaliteitsplan voor het centrum (2008) is de term Achterhoeks of Terborgs Chic
zelfs tot beleid verheven. Wethouder Gerard van Balveren, Terborgenaar en met
in zijn portefeuille zowel centrumplan Ulft als Terborg, denkt aan de architectuur
van een vestingstadje: forse panden, tikje monumentaal, maar wel afzonderlijk
herkenbaar.
Iets daarvan zien we al in het plan Nij’e Borch dat in 2008 werd opgeleverd. De
straatwand met poort aan de Walstraat is volgens het pandje-pandjeprincipe op-
gebouwd uit meerdere aaneengeschakelde herenhuizen, elk met een eigen vorm,
gevel en kleur. Dit keert terug in het op stapel staande plan Walstaete op de kop
van de Hoofdstraat. Hier worden op een braakliggend terrein diverse soorten ap-
partementen gebouwd in combinatie met een supermarkt en een parkeerterrein.
De supermarkt zal straks schuilgaan achter individuele geveltjes, waarbij de pand-
breedte van zes meter wordt aangehouden.
Maar de echte testlocatie voor de Terborgse heropleving ligt pal hiernaast, tus-
sen de rooms-katholieke en Nederlands-hervormde kerk, waar verval en chic
heftig botsen. Hier moet alles bij elkaar komen. Oude kwesties, deels oorzaak
van het verval, moeten worden bijgelegd. Eigenaar Kaak Vastgoed gaat het voor-
name maar vervallen pand Deurvorst restaureren en op de plaats van het lelijke
Trinitypand – voormalige discotheek – een zorgcomplex bouwen dat volgens de
instructies aan de architect (Friso Woudstra Architecten) iets van een klooster mag
hebben. De bewoners kijken straks uit op het landgoed; de kerkgebouwen komen
weer tot hun recht en langs het Gravenpad dat is vernieuwd en opengesteld kan
de Terborgse burger weer zijn ommetje maken. Op de grens van het eitje, zoals
men het centrum liefkozend noemt, en het kasteelpark is het straks aangenaam
flaneren zoals vroeger op de geslechte stadswal. Dit plan moet niet alleen de par-
tijen samenbrengen, het kan er ook toe bijdragen dat Terborg straks stijlvol zijn
plek kan innemen rond het groene midden van Oude IJsselstreek. <
Interieur Cultuurfabriek DRU-fabriek in voormalig DRU-fabriekscomplex, Ulft. De DRU-fabriek her-
bergt meerdere functies als theater, filmhuis, bibliotheek, muziekschool, restaurant, café en poppodiumfoto Erwin Zijlstra
De Hoofdstraat in Terborg, ooit een levendige winkelstraat, had tot voor kort lege etalages,
verkrotte panden en braakliggend terrein. Herstel- en nieuwbouwplannen zijn in uitvoeringfoto Erwin Zijlstra
Vervallen monumentaal pand in de Hoofdstraat, nabij de toegangspoort van Kasteel Wisch. Voor het
historische centrum is in 2008 een beeldkwaliteitsplan opgesteldfoto Erwin Zijlstra
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
48
De provincies Gelderland en Overijssel hebben een bevolking van zo’n drie miljoen
mensen, en een groot deel van hen woont in de steden. Deze steden vormen
van oudsher een markant onderdeel van de ruimtelijke inrichting, met een eigen
schoonheid, traditie, en stedenbouwkundige problematiek. Wat onderscheidt de
steden van het oosten? Welke oplossingen worden gevonden voor de problemen
die zich voordoen, en in hoeverre zijn goede bedoelingen terug te vinden in het
resultaat? Stadsdossier (3)
49o
ost F
EB
RU
AR
I 2010
Tiel
Tiel aan het water, met op de achtergrond het gerechtsgebouw Bellevue en de Maartenskerkfoto Erwin Zijlstra
50
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
Veel groen, oude huizen met bomen erom heen; zo was Tiel voor de oorlog.
Van dat Tiel is weinig meer over. Pleidooi voor een herstel van de oude allure.
Bij ons thuis in Amsterdam hing in mijn kindertijd op de schoorsteen
een ets van de Grote Kerk te Tiel, in een fraaie smalle lijst waarvan de
donkerbruine kleur terugkwam in de lijnen op het papier. Je kon als
kind fantaseren dat je door een raam in de schoorsteenmantel een
andere, oudere wereld inkeek waar die kerk stond. Kleinere vensters
werden dan gevormd door twee prentjes, ook in mooie lijstjes maar
daarbinnen nog gevat in zwarte, rode en gouden lijntjes op de snede
van de passe-partout, die op de wand tegenover de schoorsteen
hingen. Door die raampjes keek je van de overkant van de rivier op
de stad zoals die twee eeuwen geleden was. Later erfde ik er van een
tante nog twee bij. Toen wist ik dat het gravures waren, achttiende-
eeuws en zorgvuldig met de hand ingekleurd. Op de ene zag je piep-
klein de wallen met de Waterpoort, rode daakjes waar de kerk hoog
bovenuit stak, in de verte een schip met volle zeilen. Op de andere
zag je (zie ik nu weer) links op de voorgrond twee heren met hoeden
op het hoofd; ze staan op een smal dijkje met aan beide kanten water.
Achter hen twee mannen in een bootje, daarachter de wallen van
Tiel met geduchte torens en steunberen en vooral weer een mooie
poort. Op de wallen staan hoge bomen. Onder de afbeelding de tekst:
‘Westluidensche Poort te Tiel. 1737.’
Het Tiel dat ik door die gefantaseerde ramen kon zien, kende ik beter
dan het echte. Ik had de ets en de gravuretjes eindeloos nagetekend
in mijn tekenboek, en soms geprobeerd mij voor te stellen waar de
huizen van alle ooms en tantes stonden achter de wallen. Naar het
echte Tiel konden we niet meer toe, omdat het oorlog was. En vóór de
oorlog was ik te klein, mijn herinneringen aan die tijd waren vaag en
onbetrouwbaar. Ik wist niet meer wat ik echt gezien en gehoord had
en wat ik uit verhalen kende. Ik wist dat de huisarts van mijn groot-
moeder dokter Ter Braak heette, omdat mijn vader graag vertelde dat
hij met zijn koetsje op visites kwam en altijd een sigaret tussen zijn
lippen had. Ik wist dat een beroemde mevrouw Mary Dresselhuys
heette omdat mijn moeder over haar praatte. Verder had ik herinne-
ringen aan veel groen, oude huizen met hoge bomen eromheen, een
plotseling helder beeld van mijn grootmoeder met bloemen en plan-
ten op de markt – maar dat was het wel zo’n beetje.
Toen we na de oorlog konden gaan kijken, was er van dat oude Tiel
Eén keer schieten voor drie eierenDOOR WILLEM VAN TOORN
Resten van de oude stadswallen met in de achtergrond de toren van de Maartenskerk, Tielfoto Erwin Zijlstra
Westluidense Poort, Tiel, 1737foto Stichting Hertogenwijk
51o
ost F
EB
RU
AR
I 2010
maar weinig meer over. We liepen van het station af door straten
waar geen huizen meer aan stonden, maar waarlangs het puin van die
huizen keurig op hopen was geschoven. De Waterpoort was weg, op
de kwekerij liepen we over knarsende velden van glasscherven waar
de kassen hadden gestaan, de geallieerden hadden van de overkant af
net zo lang op een vermeende Duitse uitkijkpost op de kerktoren ge-
schoten, dat er van kerk en omgeving weinig meer over was. Een oom
beweerde stellig dat boerenjongens aan de overkant voor drie eieren
één keer een schot op de stad hadden mogen afvuren.
Wie nu met een kritisch oog door het oude deel van Tiel loopt, ziet
waar de snelle wederopbouw tot revolutiebouw heeft geleid, tot goed-
bedoelde maar droevig stemmende invullingen uit de jaren veertig en
vijftig en op nogal wat plaatsen tot verkrotting. Een van de treurigste
gebieden van de stad is het immense parkeerterrein dat tussen de res-
ten van de oude wallen met de gerestaureerde Waterpoort en de rivier
ligt. Ik ken geloof ik geen andere stad die zo totaal fantasieloos om-
springt met haar zicht op de rivier: in plaats van een promenade, die
de stad grote aantrekkingskracht zou kunnen geven, is wat vroeger
‘de kaai’ heette een zandvlakte met rommelige rijen auto’s geworden.
Maar wat kun je verwachten van een stad waar ten tijde van de dijkver-
zwaringen het gemeentebestuur hoopte achter een nieuwe, zware dijk
op diezelfde plek een nieuwbouwwijk te bouwen. De rechtgetrokken
dijk is niet doorgegaan, maar tot een visie op de Waalkade heeft dat
niet mogen leiden.
Ik vind dat steden als Tiel, die het zo zwaar te verduren hebben
gehad, nog altijd recht hebben op ons aller steun bij de stadsvernieu-
wing. We kunnen de boerenjongens die indertijd voor drie eieren
een granaat mochten afvuren niet meer aansprakelijk stellen – als ze
überhaupt nog in leven zijn – maar omdat ze in zekere zin ons allen
vertegenwoordigen, vind ik dat Tiel een grote financiële bijdrage van
ons, van de rijksoverheid dus, hoort te krijgen om de dode plekken in
de oude stad weer tot leven te brengen. En dat natuurlijk niet met nos-
talgische retroarchitectuur, maar met bijdragen van de beste moderne
architecten die er in Nederland te vinden zijn. Ik zie op de website van
een cultureel adviesbureau een plan voor een bioscoopcomplex in de
Westluidense Poort. Bouwen, zou ik zeggen, maar dan ook met al-
lure, zodat er weer iets van het magische Tiel uit de kijkdoos van mijn
herinnering kan terugkeren. <
Stadsgezicht Tielfoto Nederlands Scheepvaartmuseum
Groot parkeerterrein tussen de resten van de oude stadswallen en de rivier, Tielfoto Erwin Zijlstra
De Tielse nieuwbouwwijk Passewaaij ligt welbe-
schouwd een beetje buiten Tiel, van de stad afge-
schermd door het Inundatiekanaal, omgeven door
boerenland, boomgaarden en de wetlands aan de
Waal. Passewaaij is een stadje op zich, midden in
het groen. In Passewaaij lijkt Tiel zich als het ware
opnieuw te hebben uitgevonden. Passewaaij is zoals
het hedendaagse Tiel zou willen zijn: een vriendelijk,
overzichtelijk stadje aan de Waal, waar de hectische
eenentwintigste eeuw nog even op een afstand blijft.
Zelfs de plattegrond van Passewaaij doet denken aan
een middeleeuwse stad: in het midden een winkel-
centrum, scholen en andere voorzieningen, quasi als
een oude stadskern, met daaromheen een web van
straten dat het grondpatroon van oude grachten en
stadswallen lijkt te volgen. Heel overzichtelijk en fiets-
vriendelijk. Wie het beeldkwaliteitplan leest voor buurt
7, de nieuwste uitbreiding van Passewaaij, constateert
duidelijk een voorkeur voor bruine bakstenen, pan-
nendaken, ligusterhagen en straatklinkers. De illus-
traties voor het plan hebben het karakter van een mood
board, waarop beeldend een landelijke idylle onder de
kastanjebomen wordt geschetst.
Natuurlijk is Passewaaij geen middeleeuws stadje,
maar een eigentijdse woonwijk. Desondanks lijkt de
hele wijk één grote goedmaker voor alle dingen die
in de recente geschiedenis misgingen met het oor-
spronkelijke Tiel. Vóór de Tweede Wereldoorlog was
Tiel immers een echt pittoresk Waalstadje, spontaan
in de loop der eeuwen gegroeid, zomaar in het wild.
Meer dan een pittoresk WaalstadjeDOOR MARTIN PIETERSE
In Tiel houden ze van meesmuilen. ‘Tiel is niet viel’ is een gevleugeld gezegde onder de oerbewoners. ‘Veel te veel
beton’, klagen ze, en treuren al jaren over elke verdwenen kloostermop. Desondanks is Tiel beslist geen hopeloos
geval. In de stad wordt open gesproken over oplossingen en nieuwe kansen.
52
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
Nieuwbouwwijk Passewaaij, Tielfoto Erwin Zijlstra
Och, wat zouden de huidige Tielenaren ervoor over
hebben om dat oude Tiel terug te krijgen! Wat zouden
ze de middeleeuwse panden mooi opknappen, en wat
zouden er een boel toeristen op afkomen, op die parel
aan de Waal!
Helaas lag Tiel in de laatste maanden van de oorlog in
de frontlinie, en werd grondig verwoest. Na de oorlog
waren er op korte termijn tienduizenden nieuwe wo-
ningen nodig, die vervolgens in recordtijd uit de grond
werden gestampt. Tiel herrees uit zijn eigen as, maar
die titanische bouwproductie in een zeer korte tijd
wierp wel zijn schaduw vooruit, tot in onze tijd.
Nu, een halve eeuw na de wederopbouw, beginnen de
frisse doorzonwijkjes van weleer de nodige slijtplek-
ken te vertonen. Omdat de naoorlogse wijken vrijwel
gelijktijdig werden gebouwd, begint de slijtage boven-
dien overal op hetzelfde moment. En dan zijn er nog
de problemen met de brede gordel van zeer middel-
matige woonwijken, die in de jaren zestig, zeventig en
tachtig achteloos om het centrum is opgetrokken. De
onafzienbare rijen flats en fantasieloze eengezinswo-
ninkjes zien er inmiddels groezelig een uitgeleefd uit.
Net als in andere steden in ons land zijn afbladderende
verf en kruimelend beton in Tiel de coulissen voor al-
lerlei sociale problemen.
Gezien de grote hoeveelheid oude en versleten buur-
ten, en daarmee de schaal van de problemen, komen
er grote uitdagingen af op het bestuur en de bevolking
van Tiel. Het is duidelijk: Tiel staat de komende jaren
voor ingrijpende keuzes.
Alles op zijn beloop laten is geen optie. Om klaar te
zijn voor de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw,
zijn er flinke aanpassingen nodig. Het oude nieuwe
Tiel van na de oorlog, op sommige plekken lelijk
misschien, maar ook vertrouwd, zal flink worden
opgeschud. Dat zal pijn doen. Wie de discussie op de
53o
ost F
EB
RU
AR
I 2010
Waalkade Tiel, met voor de resten van de oude stadswallen een groot parkeerterreinfoto Erwin Zijlstra
Flats uit wederopbouwperiode Tielfoto Erwin Zijlstra
diverse fora volgt, voelt nu al de weerzin van veel Tie-
lenaren tegen de veranderingen die hun levens op de
kop gaan zetten.
Stadsbeeld Tiel
Gelukkig is Tiel niet de enige stad in ons land, die na
de oorlog in korte tijd geheel vernieuwd is, en nu in
snel tempo versleten raakt. Tiel is niet de enige stad
die moeilijke keuzes moet maken. Inmiddels lijken er
scenario’s te ontstaan, hoe je veranderingsprocessen
zo pijnloos mogelijk kunt laten verlopen. Kernpunt
in die scenario’s is steeds: het direct betrekken van de
bevolking bij de besluitvorming. Laat mensen mee-
praten, en laat ze actief meegroeien met de verande-
ringen. Tiel heeft in ieder geval vol ingezet op een zo
publiek mogelijke besluitvorming.
Onder de titel Stadsbeeld Tiel is de gemeente dit jaar
begonnen met het uithoren van de Tielenaren. Hoe
beleven ze hun stad? Wat vinden ze belangrijk om te
behouden? Wat kan er met een gerust hart worden af-
gebroken? Wat moet er verbeterd worden? In juli 2009
is de Tielse bevolking voor het eerst ondervraagd,
middels een vragenformulier op internet. Aan de hand
van de reacties is onder andere een heuse top tien van
mooie en lelijke plekken en gebouwen samengesteld.
In september volgde een tweede bevraging, die uitein-
delijk nog in 2009 tot een doortimmerde Nota Stads-
beeld moet leiden, over het nieuwe welstandsbeleid in
de stad.
De top tien van de mooiste en lelijkste plekken de-
monstreert overduidelijk wat de doorsnee Tielenaar
graag aan de buitenwereld laat zien: de Waalkade met
de Waterpoort en Bellevue, het Gerechtsgebouw, de
fraaie Lingedijk, de kloeke Bernardsluizen en uiteraard
de middeleeuwse Sint Maartenskerk aan het Kerk-
plein. Het andere, lelijke Tiel bestaat uit ellenlange
geluidsschermen, reclamezuilen, industrieterreinen
en kale gribusplekken zoals de parkeerplaats aan de
achterzijde van de Agnietenhof.
Naar aanleiding van de eerste peiling zijn vier ‘gezich-
ten van Tiel’ samengesteld, waarover de Tielenaren
in de tweede ronde vragen krijgen voorgelegd. Welk
toekomstig stadsbeeld past het beste bij Tiel?, vraagt
de enquête. Is dat het stadsbeeld van de ‘historische
stad aan de Waal’, met een zichtbare historische struc-
tuur als getuige van een roemrucht verleden, en veel
verstilde, autoluwe plekjes? Of is er een voorkeur voor
Tiel als ‘voorzieningenstad voor de regio’, met ruime
wegen en voldoende parkeerplaatsen, met faciliteiten
voor activiteiten, evenementen en openbare functies?
Wie voor dit stadsbeeld kiest, moet niet afkerig zijn
van een hoge flat hier en daar, als dat functioneel is.
Het derde profiel is dat van een ‘moderne werkstad
nabij transportassen’. In deze opzet moet de ontwik-
keling van transport en logistiek zorgen voor nieuwe
bedrijvigheid, gepresenteerd in een moderne, zake-
lijke vormgeving. Het vierde stadsbeeld is dat van
‘de groene woonstad in het rivierenlandschap’. In
dit stadsbeeld spelen duurzaamheid en ecologie een
belangrijke rol: een groen landschap met laagbouw,
waar ruimte is voor rust en recreatie.
Voldongen feiten
De Tielenaren mogen kiezen! Dat klinkt natuurlijk
leuk, en heel democratisch, maar het is de vraag of
Tiel echt wat te kiezen heeft. Elke stad is immers ook
steeds een verzameling voldongen feiten. Tiel is wat
het in de loop van de afgelopen decennia is gewor-
den. Ondanks de verwoesting van de oorlog zal Tiel
54
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
Middeleeuwse Sint Maartenskerk, Tielfoto Erwin Zijlstra
altijd een historische stad aan de Waal blijven. Er is
veel gered en opgeknapt. Het is terecht dat de Tielse
bevolking trots is op haar verleden, en dat ze tot nu
toe haar overweldigende steun aan het historische Tiel
uitspreekt.
Maar de kalme vriendelijkheid van een oud stadje aan
de Waal is slechts één zijde van de medaille. Tiel heeft
inmiddels vele gezichten, waar geen gemeentebestuur
of bevolking veel aan kan veranderen. Door de urbani-
satie van het gebied is Tiel inmiddels ook een voorzie-
ningenstad voor de regio geworden, helemaal vanzelf.
Door de toegenomen bedrijvigheid is het al lang een
moderne werkstad in een web van transportassen,
en op sommige plekken is Tiel zeker ook een groene
woonstad in het rivierenlandschap. Tiel is alles tege-
lijk, simpelweg omdat de tijd niet heeft stilgestaan, en
elke stad in de eenentwintigste eeuw, ook Tiel, veel ka-
rakters in zich verbindt. Dat is niet mooi overzichtelijk
en eenduidig, eerder complex en verwarrend, maar het
is wel de werkelijkheid van dit moment.
Al die elementen van de stad samenbinden tot één
geheel, zodanig dat de meeste bewoners tevreden zijn,
zal nog een grote jongleertoer worden. Dat kan alleen
slagen, als er in de discussie een stukje idealisme blijft
meespreken. Ontwikkelingen elders in het land geven
aan dat het bij vernieuwingsplannen vaak mis gaat
als de belanghebbenden in een vroeg stadium in hun
loopgraven duiken, en er een uitputtingsslag uitbreekt
over elke vierkante meter en elke te besteden euro.
De bevraging van de Tielse bevolking is in ieder geval
een hoopvolle aanzet. Bewoners dromen graag over
hun stad, en die dromen moeten een plaats krijgen.
Maar die dromen gaan verder dan het herformuleren
van welstandseisen. Dromen zijn van vluchtig spul ge-
maakt, dat in de politieke spelletjes in de raad en in de
commissies snel verdampt. Een visie op de toekomst
is meer dan het aanwijzen van lapjes bouwgrond door
een ambtelijk apparaat.
In die zin zijn de eerste discussies in Tiel over het toe-
komstige stadsbeeld weinig hoopgevend. Er spreekt
veel achterdocht uit, en angst voor verandering. Er
wordt veel gefocust op details, en te weinig op het bre-
dere plaatje. Veel zal in de toekomst afhangen van de
samenwerking tussen de gemeente en de projectont-
wikkelaars. Bij de ontwikkelaars gaat het immers altijd
over geld en vierkante meters: het moet wel worden
verkocht. Of iedereen het mooi vindt, lijkt soms min-
der belangrijk. In deze economisch moeilijke tijden
winnen de vierkante meters en de euro’s het vaak van
de dromen. Dan kunnen dromen ontaarden in nacht-
merries. <
55o
ost F
EB
RU
AR
I 2010
Gerestaureerde Waterpoort in de oude stadswal, Tielfoto Erwin Zijlstra
De lange en gesloten geluidswal langs de snelwegen rond Tielfoto Erwin Zijlstra
Stadsgezicht Hattem aan de IJsselfoto Erwin Zijlstra
56
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
Hollandse kunstenaars hebben van oudsher graag hun schetsboeken meegenomen om de steden in het verre
Gelderland en Overijssel vast te leggen. Van de overzijde van de rivier tekende de contour van de stad zich het mooist
af tegen het Oost-Nederlandse zwerk. Deze schilderijen behoren tot de parels van het Nederlandse kunstbezit. In elke
aflevering van OOST beschrijft Esther Dieltjes zo’n parel. Hoe was het vroeger en hoe is het nu? Gezicht op
DOOR ESTHER DIELTJES
vanaf de Geldersedijk omstreeks 1900 en 2010
Hattem
57o
ost F
EB
RU
AR
I 2010
Op een natuurlijke zandrug, die enkele meters boven de omgeving van de noorde-
lijke Veluwe uitsteekt, ligt het mooie Hattem. Dit plaatsje stond al in de negende
eeuw vermeld in de archieven als Hatheim en kreeg in 1299 stadsrechten. On-
danks de destijds piepkleine doorsnede werd het wegens de strategische ligging
op een kruispunt van wegen en aan de rivier de IJssel van stevige stadsmuren en
poorten voorzien.
Nadat Hattem zich in de Middeleeuwen had aangesloten bij de Hanze, brak een
periode van groei en bloei aan. Buiten de muren verrezen het fraterhuis Hulsber-
gen en het klooster Claarwater, die echter verwoest zijn tijdens de Tachtigjarige
Oorlog. Binnen de muren, in de Hoenwaard, mocht men koeien laten grazen en
stenen bakken. Deze stenen werden verkocht tot ver in het land. In Hattem zelf
konden grote stenen bouwwerken worden opgericht, zoals de burcht Sint Lucia,
een klein hertogelijk kasteel met de dikste muren van Nederland, die in de volks-
mond Dikke Tinne werd genoemd. In 1626 werd deze deels afgebroken en opge-
nomen in de nieuwe stadsmuur.
Het begin van de zeventiende eeuw betekende voor de Hanzestad een bloeiperi-
ode. Veel van de grote monumentale panden, evenals het carillon en het meubi-
lair in de Grote Kerk, dateren van toen. Destijds kwam ook de papiermakerij op,
Hattem telde drie door waterkracht aangedreven papiermolens. De malaise in de
landbouw, pestepidemie en bezettingen die volgden, maakten echter een einde
aan het welvaren van de stad. Sindsdien had het niet meer die uitstraling van wel-
eer. Er werd in de achttiende en negentiende eeuw meer moois afgebroken dan
opgebouwd. Zo besloot het gemeentebestuur in 1778 tot het slopen van wat restte
van de Dikke Tinne om de stenen te verkopen.
Desondanks werd Hattem in de loop van de negentiende eeuw door enkele
westerse kunstenaars ontdekt als aantrekkelijk schilderkunstig motief. Johan-
nes Bosboom (1817-1891) schilderde al in 1861 het interieur van de Grote Kerk
en rond 1887 werkten er onder meer Piet Meiners (1857-1903), Willem Witsen
(1860-1923) en Richard Roland Holst (1868-1938). Echtgenote van laatstge-
noemde schreef: ‘De stad was in hoge mate schilderachtig en dan de unieke lig-
ging! Van de wallen af had men uitzicht over de haast onafzienbare meent, die
zich tot aan de IJssel uitstrekte en waar honderden koeien graasden. Ja, Voerman
wist wel wat hij deed, toen hij daar heen toog.’
Deze Jan Voerman (1857-1941) werd verliefd op Hattem, waar hij zich in 1889
vanuit Amsterdam vestigde. In talloze tekeningen, aquarellen en schilderijen
heeft hij dit pittoreske plaatsje weergegeven. Soms speelt het daarin de hoofdrol,
maar vaak ook is slechts de omtrek ervan te zien in de verte, als een vanzelfspre-
kende en immer aanwezige. Aanvankelijk woonde Voerman met zijn gezin in de
Kerkstraat, maar in 1896 verhuisde hij naar een zelfgebouwd huis aan de Gel-
dersedijk. Het atelier aan de voorzijde bood uitzicht over de brede uiterwaarden
op Hattem, met daarachter – niet zichtbaar – de IJssel. Het silhouet van de stad
werd van links naar rechts bepaald door de Dijkpoort, de Grote Kerk, de Gerefor-
meerde kerk en molen ‘De Fortuin’ op de Noordwal.
Vooral in de aquarellen die Voerman rond 1900 maakte, is de omtrek van de stad
duidelijk zichtbaar, vaak gelegen onder volumineuze stapelwolken tegen een
blauwe hemel. Deze werken in aquarelverf en dekverf op papier zijn opgebouwd
uit egale en omlijnde decoratieve vlakken waartegen de koeien, paarden en vege-
tatie als een soort appliqué afsteken. Voerman wilde op deze manier de rust en
stilte van de natuurlijke omgeving uitdrukken. Hij had zich destijds afgekeerd
van het impressionisme en ging onder invloed van de Franse Nabis – onder wie
Paul Sérusier (1863-1927) – op zoek naar een vastere vormgeving in meer zuivere,
maar veelal onnatuurlijke kleuren.
In veel van Voermans olieverfschilderijen van Hattem speelt de lucht de hoofd-
rol: een groot spektakel boven een kleine stad dat zich dromerig spiegelt in de
watervlakte ervoor. Ingeklemd tussen lucht en water krijgt het stadje iets van een
luchtreflectie, alsof het elk moment zou kunnen oplossen in het omringende
natuurgeweld. Het meest herkenbaar is de Grote- of Andreaskerk, genoemd naar
de beschermheilige van de stad en te herkennen aan het speelse opengewerkte
carillon in de toren. Niet afgebeeld is molen ‘De Fortuin’, waarvoor de basis in
1816 werd gelegd. In 1852 kreeg hij een onderbouw en tot op de dag van vandaag
is deze grote korenmolen niet alleen maalvaardig, maar ook samen met de Dijk-
poort en Grote Kerk beeldbepalend voor het mooie Hattem, dat sinds 1972 geheel
terecht een beschermd stadsgezicht heeft. <
Jan Voerman sr. (Kampen 1857- Hattem 1941), De IJssel
bij Hattem, z.j.Herkomst Particuliere collectie, voorheen collectie Simonis & Buunk, Ede
58
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
Een tamelijk oude man scharrelt wat rond bij de ingang
van de Sint Joriskerk. We bevinden ons op het meer
dan schattige marktpleintje in Bredevoort. Ik vraag de
man of de kerk van rooms-katholieke signatuur is of
van protestantse. ‘Nederlands-hervormd. Hier staat
het.’ Met zijn wandelstok wijst hij naar een bordje met
wat gegevens over de kerk. De fundamenten dateren al
uit 1316, zo staat er onder meer te lezen.
Als je meer wilt weten over het aangename boeken-
stadje Bredevoort, hoef je niet per se het internet te
bezoeken of de plaatselijke VVV. Als je geluk hebt, stuit
je op een vriendelijke bewoner of een geïnformeerde
toerist. Tot de laatste categorie behoort de man die met
veel plezier een gratis minicollege geeft over de be-
scheiden pracht en praal van Bredevoort. ‘Ik ben in de
jaren dertig geboren en getogen in Amsterdam. Vanaf
mijn dertigste woon ik in Bern’, vertelt hij. ‘Elk jaar ga
ik twee keer twee weken terug naar Nederland en doe
dan steevast een middagje Bredevoort.’ Hij zegt het met
een stem die overduidelijk genegenheid uitstraalt. ‘Bre-
devoort? Ja. Ik heb nergens in Nederland een mooier
dorp gezien. Nee, stadje moet ik zeggen. Bredevoort is
al sinds 1388 een stad, ook al heeft het maar 1.500 in-
woners. Ga rond en overtuig je. Zelf ga ik nu met mijn
vriend de boekwinkels in. Als voormalig huisarts ben ik
namelijk steeds weer op zoek naar oude boeken over de
geneeskunde.’
Hij vertelt nog over de talloze fraaie panden die in de
jaren vijftig-zestig de slopershamer ontliepen. In het
naburige Aalten zijn destijds tientallen karakteristieke
huizen en gebouwen afgebroken. Toen Bredevoort –
dat tot de gemeente Aalten behoort – aan de beurt was,
was de belangstelling voor historische panden inmid-
dels gegroeid. Zo ontstonden er plannen om de panden
op te knappen in plaats van ze te slopen, met de Stich-
ting Monumentenzorg als voorname compagnon. ‘Ja’,
doceert hij, ‘Bredevoort heeft geboft. Alles is hier in
stijl opgeknapt.’ Hij attendeert ons met zijn wandelstok
op een oude fabriekspijp van zo’n twintig meter hoog.
We lopen erlangs. De pijp staat er een beetje eenzaam
tussen uitgebloeide hortensia’s en lavendel. De boter-
fabriek die erbij hoorde en eveneens de knopenfabriek
Dutch Button Works die verderop stond, zijn weg. ‘Wel
jammer’, zegt mijn gelegenheidsgids, ‘vooral de kno-
penfabriek was een prachtig pand.’
Als zijn metgezel terug is van een blokje om, scheiden
onze wandelingen. Het is op deze herfstmiddag niet
druk in het boekenstadje. De exploitant van ‘Anti-
quariaat Boek en Zo’ spreekt even later dan ook liever
niet over klanten, maar over boektoeristen. Liefheb-
bers komen er snuffelen en kopen zelden een stapel
boeken. ‘Ze komen hier ook om te wandelen door de
mooie straatjes of over het terrein tussen de gracht en
Sint Bernardus, het gebouw dat er in de achttiende
eeuw neergezet is voor de rentmeester van Prins Wil-
lem V. Het is nu een bejaardencentrum. Daar moet je
zeker nog even naar toe gaan. Als kind moest ik daar de
hond al uitlaten’, lacht de boekverkoper die vervolgens
midden op de middag zijn zaak sluit en in het portiek
voor de ingang een kast met boeken plaatst met op een
plank in hanenpoten de meer dan heldere tekst: ‘Ge-
lieve per uitverkocht boek vijftig cent in de brievenbus
te werpen.’ Door het raam ernaast zien we de chaos
aan boeken voor, op, in en onder kasten van allerhande
vorm en grootte.
’t Zand heet het mooi bestrate plein dat vol ligt met de
bladeren die de Amerikaanse eiken hier hebben laten
vallen. Een jonge moeder komt haastig aanlopen. Ze
roept haar peuter die een belendend straatje in rent. Hij
moet voor hun huis blijven spelen, zo commandeert ze
met strenge stem. Je zou haast vergeten dat in het his-
torische stadje ook nog mensen wonen.
De blikvangers op ’t Zand zijn het herenhuis met de
naam Zandlust, een voormalig schoolgebouw ge-
naamd Boek op ’t Zand en bejaardencentrum Sint
Bernardus. Dit opvallende, witte gebouw met diverse
aanbouwen was dus 250 jaar geleden de woning van
de rentmeester en daarna van de burgemeester, toen
Bredevoort voor de Franse tijd nog het bestuurscen-
trum van de regio was. Vanaf 1902 deed het een tijdlang
dienst als sanatorium voor tbc-patiënten. Er tegenover
staat op een bescheiden sokkeltje het standbeeld van
Hendrikje Stoffels, die in 1626 in Bredevoort geboren
werd en later naar Amsterdam verhuisde. Daar zou ze
bekendheid krijgen als huisvrouw en geliefde van Rem-
brandt van Rijn zelf.
Bredevoort is boeken, bouwkunst, historie, schit-
terende eenvoud. En dan moeten we de tip nog na-
komen om het bosperceeltje en de tuinen achter Sint
Bernardus te bezoeken. Het blijkt een bonus te zijn die
zijn. Zie de eenvoudige groene, houten huisjes waar
honderd jaar geleden de patiënten van het sanatorium
zich bij mooi weer wat mochten vermaken. Zie het
bijgebouw waar de zusters woonden en het theehuisje
aan de gracht. En, al een jaar lang staan langs de paden
eenvoudige ijzeren stellages die een grote kunstzinnige
kleurenfoto omklemmen met daaronder een gedicht
van een Tachtiger. Willem Kloos opent de serie. Fre-
derik van Eeden, Albert Verwey en – meerdere keren –
Jacques Perk volgen. Steeds vormen poëzie en foto een
eenheid. Herman Gorter sluit de rij met ‘De stille weg’.
Als twee eksters ergens anders ruzie gemaakt zouden
hebben, als het geluid van de verre autoweg door de
wind de andere kant opgestuurd was, dan was dit
gedicht op dit vredige moment ten volle op zijn plaats
geweest. De boomen de zoo stil oudgeworden boomen… Daar,
in Bredevoort achter Sint Bernardus, op ’t Zand en
verderop, overal staan ze. Het water het zachtbespannen
tevreë water. Dat is de stadsgracht van het hemelse stadje
Bredevoort. Terug naar Kloos – ter afsluiting – als de
avond al gaat vallen. Alle geluid, dat nog van verre sprak,
verstierf – de wind, de wolken, alles gaat al zacht en zachter. <
BredevoortDOOR GIJS EIJSINK
Iedereen die wel eens de fiets pakt weet hoe essentieel de dorpen zijn voor het landschap en de ruimte in het oosten.
In de dorpen wonen de herinneringen aan hoe het vroeger was, en daar zijn de sporen van vernieuwing het meest direct
zichtbaar. Gijs Eijsink bezoekt in elke aflevering van OOST een dorp, en praat met de bewoners. Het dorp (3)
59o
ost F
EB
RU
AR
I 2010
Sint Bernardus, ‘t Zand, Bredevoortfoto Smily
Boekwinkel Bredevoortfoto Smily
Boekenmarkt in Bredevoortfoto Geoff Coupe
Typisch straatbeeld met zicht op Sint Joriskerk, Bredevoortfoto Erwin Zijlstra
60
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
Hanz Mirck heeft een lichte maar doelbewuste tred. Zijn halflange haar veert mee
met elke stap. Ineens, halverwege een pad, wijst hij naar links, naar een steile bult
met houten balken als traptreden. ‘Laten we tussendoor even proberen. Misschien is
het korter.’ Zegt het iets over hem? Met een grote stap neemt hij de eerste tree.
We lopen in het Arnhemse Park Sonsbeek van zijn ene favoriete schrijfplek, de Telle-
genbank, naar de andere, de Apostelberg. Vanuit zijn appartement om de hoek komt
hij hier een keer in de week om te schrijven. In een klein zwart notitieboekje maakt
hij aantekeningen voor zijn gedichten, zijn proza, maar ook andere, dagboekachtige
notities. ’s Zomers vaker en langer, ’s winters vooral om te wandelen. Een rondje
duurt een uur. De onbekende route die wij nu nemen is steil. Voorzichtig lopen we
achter elkaar omhoog. Zegt het iets over hem? Glimlachend kijkt hij opzij, als we
boven weer naast elkaar lopen. ‘Dat denk ik wel. Het gaat om het experiment. De
rest is al bekend.’
Als het al erg zou zijn, verdwalen is moeilijk in Park Sonsbeek. ‘De paden maken
het gestructureerd. Het is meer bos dan je bij een park zou verwachten, en meer
park dan je bij een bos zou verwachten’, beschrijft Mirck. ‘Ik voel me er thuis. Ik zou
wel in een bos kunnen overleven, denk ik. Het moment in mijn jeugd waarop ik dat
ontdekte, kan ik me nog goed herinneren. Met scouting deden we een spel in het
bos waarbij iedereen zich moest verstoppen. Ik zat onder een struik. Twee mannen
liepen met lantaarns om mij heen, maar ze zagen me niet. Het heeft te maken met
opgaan in je omgeving, en geduld.’ De schrijver is gelukkig in zijn groene streek.
‘Als ik in Amsterdam loop, bekruipt me vaak de vraag wat ik bij te dragen heb. Hier
kan je gewoon zijn wie je bent.’
Dieper in het park is het stil. De jonge stelletjes en gezinnen blijven deze middag lie-
ver vooraan het park, waar ze uitkijkend over de glooiende weilanden zich nog even
in de zon kunnen warmen. Wij zitten bovenop de Apostelberg. Onder ons ruisen
de auto’s op de Apeldoornseweg, boven ons de bladeren. Naast elkaar op de hard-
stenen bank valt op hoe licht Mircks stem is, met een zachte, haast hese ondertoon.
‘Het is een heel romantisch beeld: een dichter in een park. Maar het klopt niet. Ik
voel me heel anders dan een recreant. Ik kan hier niet slenteren. Ik ben op weg, en zo
loop ik ook. Ik kom hier om te werken, en om mijn faalangst te overwinnen. Thuis
probeer ik eraan te ontsnappen. Eerst de vaatwasser uitruimen, nog even stofzuigen.
Als ik het park in loop, komt het wél. Ik snap niet hoe het kan, maar dat vind ik ook
wel mooi. Dat maakt het een wondertje. Ik moet er op vertrouwen. Ik zoek steun bij
het park. Als ik de deur achter me dicht trek, betekent het dat ik op weg ga naar een
gedicht.’ <
Het dorp voorbij
Ik schrijf met het zwartwaarvan nacht is gemaakt weet van het bos sinds de tak door mijn hand - voor mijn oog - is geraakt
Wij vermoedden een pad in de stiltemaar vielen omlaag naar dit donkere diepeverblind door het blaffen van honden, ketting-gerinkel, woedende wolven
Dagen later zie ik mijn roepenvingers van schrik, beet in mijn armNiets in dit bos loopt of staat, keert
op zijn tellen terugzonder het woord dat deze plek verlicht
Hans Mirck, Wegsleepregeling van kracht, Prometheus 2006
DOOR TIM PARDIJS
De openbare ruimte wordt soms voorgesteld als een anonieme omgeving, waarop woorden als ‘infrastructuur’ en
‘herindeling’ van toepassing zijn. Maar iedereen heeft wel een plek, een plein of een park waar hij of zij zich mee
verbonden voelt. In elke aflevering van OOST voert Tim Pardijs een gesprek met zo iemand: een markante oosterling,
op een markante plek van zijn of haar keuze. De geliefde plek (1)
Hanz Mirck
61o
ost F
EB
RU
AR
I 2010
Hanz Mirck op de Tellegenbank in Park Sonsbeek, Arnhemfoto Rein Lammers
62
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
Arnhem, Historisch Museum‘Ik heb een steen verlegd…’
De IJssel van Arnhem tot Zutphen
De tentoonstelling neemt de bezoeker mee van Arn-
hem tot Zutphen en laat de veranderingen op en langs
de IJssel in de loop van de eeuwen zien aan de hand van
cultuurhistorische, economische en toeristische the-
ma’s. Arnhem wordt altijd direct in verband gebracht
met de Rijn, en minder met die andere rivier: de IJssel.
Slechts vier kilometer van Arnhem splitst de Rijn zich
in de Neder-Rijn en de IJssel. Dit is het begin van de
bijna 125 kilometer lange rivier die via Zutphen, Deven-
ter en Kampen uitmondt in het Ketelmeer, respectieve-
lijk IJsselmeer. De titel is afgeleid van het lied De Steen
van Bram Vermeulen: ‘Ik heb een steen verlegd in een
rivier op aarde, het water
gaat er anders dan voor-
heen (...)’. In de expositie
wordt gebruikgemaakt
van schilderijen, prenten
en tekeningen, foto’s,
ansichtkaarten, films, in-
terviews en citaten uit ge-
dichten en reisverhalen.
24 APRIL 2009 - 4 APRIL 2010
WWW.HMARNHEM.NL
Arnhem, Museum voor Moderne Kunst Arnhem Edgar Fernhout modernist. ‘De sprong is nu gemaakt’
De overzichtstentoonstelling brengt aan de hand van
een honderdtal werken Fernhouts sprong van realisme
naar abstractie in beeld. Deze tentoonstelling is een
vervolg op de tentoonstelling ‘Edgar Fernhout neo-
realist’ (2002-2003, Museum voor Moderne Kunst
Arnhem). Hierin werd het jeugdwerk van het wonder-
kind Eddy belicht. ‘Edgar Fernhout modernist’ laat nu
zien hoe Fernhout zich geleidelijk ontwikkelde van een
schilder die de zichtbare werkelijkheid weergaf tot een
schilder die zijn eigen werkelijkheid zichtbaar maakte;
van een schilder die licht schilderde in een ruimte tot
een schilder van ruimtescheppend licht.
14 NOVEMBER 2009 - 14 FEBRUARI 2010
Het Nieuwe Versieren -
Nederlandse sieraden van 1965 tot nu
Rond 1965 vond in Nederland een ware revolutie
plaats op sieradengebied. Jonge edelsmeden als
Gijs Bakker en Emmy van Leersum gingen sieraden
maken waarbij het concept het uitgangspunt werd
voor de vormgeving en materiaalkeuze. Er werd
geëxperimenteerd met het gebruik van niet-edele
materialen als textiel, aluminium en perspex. In de
jaren tachtig ging het meer om de mens en met name
om het sieraad in relatie tot het menselijke lichaam.
De sieraden uit die tijd zijn vaak sterk verhalend,
figuratief en symbolisch. In de laatste twee decennia
zijn er geen eenduidige stijlen waar te nemen. Het
hedendaagse werk is individualistisch en heeft een
conceptuele inslag. Werk van onder anderen: Gijs
Bakker, Emmy van Leersum, Nicolaas van Beek, LAM
de Wolf, Nel Linssen, Ruudt Peters, Herman Herm-
sen, Maria Hees, Felieke van der Leest en Ted Noten.
4 DECEMBER 2009 - 28 FEBRUARI 2010
WWW.MMKARNHEM.NL
Apeldoorn, CODADe aard van het beest - Dieren als spiegel van de ziel
Een overzicht van Nederlandse beeldend kunstenaars
die dieren in hun beelden hebben verwerkt en gebruik
maken van een grote verscheidenheid aan materialen
en technieken. Samengesteld door gastcurator en
beeldend kunstenaar Jos van Doorn. Werk van o.a. Jos
van Doorn, Guido Geelen, Marjolein Mandersloot,
Peter Zwaan, Sylvia Evers, Ralph Lamberts, Idiots geeft
een visie van de kunstenaar op de rol die het dier speelt
als metafoor voor menselijke drijfveren. Lezingen en
debatten over de hedendaagse beeldende kunst, de
symboliek en ethiek van het dier: zie website.
7 NOVEMBER 2009 - 7 FEBRUARI 2010
Woudreuzen en Fluisterheggen
De geschiedenis van Apeldoorners wordt verteld door
mensen die er in de loop van de jaren kwamen wonen,
op zoek naar werk, rust, natuur en veiligheid. Die
menselijke zoektocht weerspiegelt zich in de vorm
van de tentoonstelling: een modern doolhof waar de
bezoeker kan dwalen om zijn eigen route te kiezen.
‘Woudreuzen’ verwijst naar het oorspronkelijke on-
ontgonnen landschap, naar het ‘wild en byster land’
dat de Veluwe lange tijd was, en natuurlijk ook naar
het laatste oerbos van Nederland: het Beekberger
Woud. ‘Fluisterheggen’ duidt op de mensen die hun
eigen weg zochten in dit landschap, het in cultuur
brachten, er boerderijen en kastelen bouwden, een
dorp stichtten, een stad, met lanen, parken en tuinen.
DOORLOPENDE TENTOONSTELLING
WWW.CODA-APELDOORN.NL
Deventer, Architectuurcentrum Rondeel In Deventer - architectuur vanaf 1950
In de afgelopen zestig jaar is de stad Deventer meer
dan verdubbeld. De expositie in het onlangs geopende
nieuwe architectuurcentrum aan de Stromarkt laat
zowel de stedenbouwkundige als de architectonische
Agenda MARIANNE LAHR
Q.M.R. Verhuell, De IJssel bij Rhederoord,
collectie Gelders Archief
Edgar Fernhout, In Chinese Jas, 1950
63o
ost F
EB
RU
AR
I 2010
ontwikkelingen in Deventer zien. Vanaf 1950 kregen
alle ‘nieuwe’ wijken zoals de wederopbouwwijken
Zandweerd, Borgele, Keizerslanden en de Rivieren-
buurt, maar ook de latere uitbreidingen Colmschate
en de Vijfhoek, stuk voor stuk een eigen identiteit.
Ook is er aandacht voor de stadsvernieuwingsprojec-
ten in de historische binnenstad, voor de architectuur
langs de As Binnenstad-Colmschate, en voor inciden-
tele utiliteitsprojecten op bedrijventerreinen.
19 NOVEMBER 2009 - 24 JANUARI 2010
WWW.RONDEELDEVENTER.NL
Enschede, TwentseWelleDDR, impressies van een verdwenen republiek
Twintig jaar na het einde van de DDR besteedt
TwentseWelle aandacht aan dat verdwenen land en aan
het leven dat de burger daar leidde tijdens de veertig
jaar dat de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands
(SED) het land in zijn greep hield. De mens en het da-
gelijkse leven in de voormalige DDR zijn het uitgangs-
punt. Van het puin tot de Plattenbau, van Stalinallee tot
Sandmänchen, van Trabant tot Teletips, marcherende
jongeren en paraderende militairen. In totaal zullen er
meer dan duizend bruiklenen worden tentoongesteld,
onder meer uit het Deutsch Historisches Museum in
Berlijn, de Berlinische Galerie, de Stiftung Haus der
Geschichte (Bonn en Leipzig). Ook een negen meter
hoog standbeeld van Vladimir Iljitsj Lenin is naar En-
schede vervoerd met speciaal transport.
2 OKTOBER 2009 - 28 FEBRUARI 2010
WWW.TWENTSEWELLE.NL
Enschede, Rijksmuseum TwentheRed Storm
Werken van tien jonge Chinese kunstenaars komen uit
een omvangrijke particuliere collectie die het museum
onlangs in bruikleen kreeg. De tentoonstelling toont
circa dertig schilderijen
van onder andere Li
Songsong, Guo Jin, Luo
Fahui, Liu Xiqodong,
Shen Xiaotong en Zhao
Nengzhi, die meestal
nog niet eerder in een
Nederlands museum
te zien zijn geweest.
Verschillende aspecten
van de jongste Chinese
hedendaagse kunst worden getoond, die pas vanaf de
jaren negentig tot ontwikkeling kon komen. Gaven
kunstenaars aanvankelijk op een ingetogen wijze hun
visie op de samenleving, de huidige generatie kunste-
naars geeft op veel expressievere manier uiting aan
gevoelens en schuwt niet om volop gebruik te maken
van kleur, dynamiek en confronterende beelden.
5 SEPTEMBER 2009 - 14 FEBRUARI 2010
Gedroomd papier, tekeningen en prenten 1850-1935
Met tweehonderd werken uit eigen collectie geeft
deze expositie een beeld van de teken- en prentkunst
uit de periode 1850-1935. Er zijn tekeningen, etsen,
litho’s en houtsnedes te zien van o.a. Matthijs Maris,
George Hendrik Breitner, Jan Toorop, Piet Mondri-
aan, Jan Sluijters, Leo Gestel, Charley Toorop, Jan
Mankes, Dick Ket, Herman Kruyder, Samuel Jesserun
de Mesquita en Carel Willink. Gedroomd papier
geeft niet alleen inzicht in de ontwikkeling van de
teken- en prentkunst tussen 1850 en 1935, maar legt
ook talloze verbanden bloot, tussen kunstwerken en
ook tussen hun makers. Verbanden die soms vanzelf-
sprekend zijn maar vaak ook verrassend.
6 FEBRUARI T/M 12 SEPTEMBER 2010
WWW.RIJKSMUSEUMTWENTHE.NL
Heino/Wijhe Museum De Fundatie, Kasteel het NijenhuisJeroen Krabbé – Unknown Horizons
Presentatie van een vijftigtal nieuwe werken van
Krabbé, die hij maakte op zijn reizen door Zuid-
Afrika (Transkei), Réunion, Mauritius en Argentinië.
Op locatie maakt hij schetsen, werkt die op zijn ho-
telkamer uit tot aquarellen, en vervaardigt terug in
Nederland zijn schilderijen. Deze verschillende fases
zijn te zien op de tentoonstelling, waardoor inzicht
in de werkwijze van de kunstenaar geboden wordt.
29 NOVEMBER 2009- 14 MAART 2010
Nijmegen, Architectuur CentrumCees Pouderoyen (1912-1993), architect en
stedenbouwkundige in dienst van de wederopbouw
Een expositie over het werk van Cees Pouderoyen (1912-
1993), architect en stedenbouwkundige die veel heeft
betekend voor de wederopbouw van diverse steden. Hij
werkte in de oorlogsjaren aan de Noordoostpolder en
verwierf landelijke bekendheid met wederopbouwplan-
nen voor onder meer Rhenen, Groningen en Hengelo.
In 1948 kwam Pouderoyen naar Nijmegen waar hij
zich associeerde met George Deur. In het centrum van
Nijmegen verrezen onder meer het klooster aan de Dod-
dendaal (deels gesloopt), de bekende winkelpanden
Van de Werff en Van Haaren, de Apotheek Burchtstraat
en – samen met Deur – de Raad van Arbeid aan het
Keizer Karel plein. Ter afsluiting van de expositie houdt
Dick Pouderoyen op zondag 24 januari om 15.00 uur
een lezing rond het thema architectuur en muziek in het
ACN. Toegang gratis, aanmelden via website.
3 DECEMBER T/M 24 JANUARI 2010
WWW.ARCHITECTUURCENTRUMNIJMEGEN.NL
Otterlo, Kröller-Müller MuseumEen stoet van beelden - tien Nederlandse beeldhouwers
Gastconservatoren Rudi Fuchs en Maarten Bertheux
hebben een keuze gemaakt uit werk van tien Neder-
landse (of in Nederland werkende) beeldhouwers van
de generatie die in en rondom de Tweede Wereldoorlog
is geboren. Het gaat om figuratieve, abstracte en vooral
recente werken van Adam Colton, Jeroen Henneman,
Michael Jacklin, Jos Kruit, Jan Maaskant, Avery Prees-
man, Shinkichi Tajiri, Piet Tuytel, Peer Veneman en Leo
Vroegindeweij.
Fuchs en Bertheux plaatsen sculpturen naast en tegen-
over elkaar in een zorgvuldige mise-en-scène, die de
bezoeker uitnodigt tot vergelijken. Al rondwandelend
door de tentoonstellingszalen waant de bezoeker zich
in een paradijselijke binnentuin gevuld met beelden,
reliëfs en tekeningen.
11 SEPTEMBER 2009 - 14 MAART 2010
Club Mama Gemütlich
Een overzichtstentoonstelling van de Nederlandse kun-
stenaar Christiaan Bastiaans (Amsterdam, 1951) volgt
het architectonische ontwerp van het klassieke Japanse
Noh Theater, waarin op symbolische wijze vorm gege-
ven wordt aan de relatie tussen de wereld van de doden
en die van de levenden. Langs dertien plekken wordt de
bezoeker naar het hoofdtoneel geleid, waar de film Club
Mama Gemütlich te zien is. De film speelt in de fictieve
Club Mama Gemütlich: deels lazaret, deels zendings-
post en deels nachtclubpodium, waar door toedoen van
de hoofdrolspeelster in de film, vertolkt door Jeanne Mo-
reau, hoop, troost en warmte nog steeds aanwezig zijn.
30 OKTOBER 2009 – 21 FEBRUARI 2010
Jeroen Krabbé, Hell-Bourg cascade, Réunion 2008, Foto Henni van Beek
Li Songsong, Conversation, 2008
64
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
Expose, de allermooiste werken op papier
Via een digitale selectie uit het museumdepot hebben
bezoekers zelf deze tentoonstelling samengesteld: de
vijftig meest gekozen werken worden geëxposeerd.
Het museum heeft een bijzonder deel van zijn col-
lectie tekeningen en etsen hiervoor ter beschikking
gesteld, die vanwege hun kwetsbaarheid zelden ge-
toond worden.
7 FEBRUARI – 14 APRIL 2010
WWW.KMM.NL
WWW.HOGEVELUWE.NL
Otterloo, Nederlands TegelmuseumHollandse schaatswinters
Een winterexpositie met behalve tegels en tableaus
een bijzondere collectie antieke sledes, schaatsen
en prenten uit een particuliere collectie. De prenten
tonen net als de tegeltableaus, tal van winterland-
schappen met schaatsers.
19 DECEMBER 2009 T/M 28 FEBRUARI 2010
WWW.NEDERLANDSTEGELMUSEUM.NL
Zutphen, Museum Henriette PolakArie Kater - de Kater komt later
Nova van Dijk, kleindochter van Arie Kater, heeft
in opdracht van de NPS een film gemaakt over Arie
Kater. De film is aanleiding voor deze tentoonstel-
ling. Om de mens en de kunstenaar Kater te ontdek-
ken, interviewt zij haar moeder en vijf kunstenaars
die Arie Kater persoonlijk hebben gekend. Katers
carrière verloopt in eerste instantie voorspoedig. In
de jaren zestig heeft hij zitting in diverse in diverse
kunstadviescommissies en geniet hij aanzien als por-
trettist. In 1971 wordt hij benoemd tot hoogleraar aan
de Rijksakademie van Beeldende Kunsten. Het artis-
tieke en maatschappelijke succes geeft Kater echter
geen blijvende voldoening, hetgeen hij ook niet vond
in zijn intense relaties met vrouwen en in de drank.
‘De kater komt later’ is dan ook meer dan een woord-
speling. Als kunstenaar bracht Arie Kater trefzeker
de worsteling in beeld van mensen om overeind te
blijven in relaties en de maatschappij. De film is in
verkorte vorm te zien in het museum gedurende de
looptijd van de tentoonstelling.
10 OKTOBER 2009 TOT EN MET 7 FEBRUARI 2010
WWW.MUSEUMHENRIETTEPOLAK.NL
Zwolle, Stedelijk MuseumMieke Vahl keramiek
Mieke Vahl toont platen, kannen en vazen in flinke
formaten. Het gaat steeds om aardewerk voorzien
van een dekkende glazuur en vervolgens betekend/
beschilderd met een donkere opglazuur. Hoewel
zij vroeger wel kleur gebruikte, is het recente werk
voornamelijk sober zwart op wit, de vormen expres-
sief en krachtig. De geometrische grondvormen,
vierkant, driehoek en cirkel spelen steeds een rol. De
beschildering is intiem van karakter. Simpele bijna
archaïsche vormen van mens, vogel, huis en hond
duiken op tussen abstracte lijnen, stippen, vierkanten
en rondjes. Dit alles in de broze lijnen van haar per-
soonlijk handschrift.
13 DECEMBER 2009 - 6 FEBRUARI 2010
WWW.STEDELIJKMUSEUMZWOLLE.NL
Zwolle, Museum De Fundatie - Paleis a/d BlijmarktMarte Röling – Portretten van een Liefde
Vijftig portretten van bijna twee bij twee meter van
Henk Jurriaans vormen het middelpunt van deze
tentoonstelling. Henk Jurriaans en Marte Röling
waren 36 jaar samen toen Jurriaans in 2005 overleed.
Marte Röling schilderde zijn portretten in de jaren
daarna, als haar persoonlijke relaas van een grote
liefde, in felle kleuren en verschillende poses. Het
verlies van Jurriaans sloeg een grote wond. Door tel-
kens weer zijn portret te schilderen ‘kan ik me lekker
op hem concentreren’ merkte Röling in De Groene
Amsterdammer op. De tentoonstelling omvat naast
de portrettenreeks
van kunstenaar en
psycholoog Henk
Jurriaans een uit-
gebreide keuze van
recente schilderijen.
Het is de eerste keer
sinds lange tijd dat
Marte Röling in een
museum haar werk
tentoonstelt.
19 JANUARI T/M 23 MEI 2010
WWW.MUSEUMDEFUNDATIE.NL
VARIA
Sporen door Twente
De NS is een van Nederlands grootste grootgrondbe-
zitters en heeft daarmee natuurlijk veel invloed op de
inrichting van de ruimte. Het Architectuurcentrum
Twente wil per trein een rit door Twente maken om
zo aan het meereizende publiek tekst en uitleg te
geven over de inrichting van de omgeving van het
spoor; niet alleen de stations maar ook de gebouwen
die langs deze nieuwe A-locaties zijn verrezen. Af-
hankelijk van mogelijke afspraken met de NS, zal ge-
kozen worden voor het definitieve traject, de omvang
van beschikbare capaciteit en de dienstregeling. Voor
nadere informatie, zie website van Architectuurcen-
trum Twente.
4 FEBRUARI 2010
WWW.ARCHITECTUURCENTRUMTWENTE.NL.
> Agenda
Henk Jurriaans
65o
ost F
EB
RU
AR
I 2010
Cultuurhistorische Atlas WinterswijkJan Neefjes, Nico Willemse
Deze Atlas is het
resultaat van vernieu-
wend landschapshis-
torisch onderzoek.
De bureaus Overland
(landschapshis-
torie) en RAAP (archeologie) hebben consequent
alle bekende informatie over bodem, archeologie,
monumenten en geologie bij elkaar gevoegd in een
geografisch informatiesysteem. Daarnaast werd een
kaart gemaakt van historische landschapstypen en
-elementen.
De atlas vertelt met vele kaarten en foto’s het verhaal
achter het landschap. Gedetailleerde kaarten geven
de historische kenmerken van het Winterswijkse
grondgebied weer. Allerlei nieuwe, historische
elementen kwamen aan het licht. Bijvoorbeeld de
wallen, die ooit dienst deden als veekering rond de
akkers, maar ook als landweer in de militaire verde-
diging tegen de bisschop van Münster. Uit de atlas
blijkt ook dat zelfs de meest natuurlijke landschap-
pen in Winterswijk door de mens zijn aangeraakt. De
slingerende beken in het bos zijn ooit als weteringen
gegraven en juist in de verlaten veenmoerassen ver-
raden vegetatiepatronen de graafwerkzaamheden van
vroegere veendelvers.
200 p., isbn 978-90-5372-115-5, 49,50
Gemeente Winterswijk
Ons boerenlandJan Bieleman e.a. (red.)
In de afgelopen
anderhalve eeuw
veranderde het Ne-
derlandse boeren-
bedrijf ingrijpend.
Kleine bedrijven
maakten plaats voor
grootschalige on-
dernemingen, GPS-
gestuurde trekkers
verschenen en Ne-
derlandse zwart- en
roodbonte koeien stonden aan de wieg van de inter-
nationale fokkerij. Niet dat die veranderingen pas in
de laatste jaren werden ingezet. De Nederlandse boer
volgde de innovaties al eeuwenlang nauwgezet. Ons
boerenland schetst in begrijpelijke bewoordingen de
belangrijkste boerenthema’s: veehouderij, mechani-
satie, tuinbouw, bestuur, zuivel et cetera. Prachtige
illustraties uit de belangrijkste archieven complete-
ren het beeld van een dynamische sector.
400 p., isbn 978 90 400 8656 4, 39,95
Waanders Uitgevers
De nieuwe traditie - The New TraditionHans Ibelings, Vincent van Rossem
Beschrijving van de geschiedenis van de traditie in
architectuur en stedenbouw in Nederland. Deze
ontwikkeling is in de Nederlandse architectuur en
stedenbouw vrijwel altijd bewust en onbewust ont-
kend. Het Modernisme is lang het ideaalbeeld voor
de ontwikkeling van de Nederlandse woonomgeving
geweest: staalconstructies, beton, socialistische
woningbouw en avant-garde architectuur. Tegen-
woordig vinden we woonwijken als Bijlmer, Bos en
Lommer en Alexanderpolder saai en eendimensio-
naal. De auteurs bieden een nieuwe visie op de archi-
tectuur van de negentiende en de twintigste eeuw,
en bespreken in dit boek niet alleen werk van heden-
daagse ‘traditionele’ architectenbureaus zoals Soe-
ters & Van Eldonk, Scala, Molenaar & Van Winden,
Krier & Kohl en Mulleners
& Mulleners, maak ook
architecten die minder in
de spotlights staan zoals
Diederik Six, Friso Woud-
stra, Peter Verschuren en
Pim Hienkens.
288 p., isbn 9789085066927,
34,50
SUN Architecture
Atlas Nieuwe Hollandse WaterlinieRita Brons, Bernard Colenbrander (red.)
De Nieuwe Hollandse Waterlinie is cartografisch uit-
gewerkt aan de hand van vier thema’s: de ligging van
het landschap, het inundatiesysteem, het strategische
stelsel en recente ontwikkelingen. De linie openbaart
zich als een wijdvertakt militair verdedigingssysteem
van forten, groepsschuilplaatsen en bij oorlogsdrei-
ging te inunderen polders. De kaarten tonen de sa-
menhang van de linie als strategisch-landschappelijk
bouwwerk. Ze laten de topografische opbouw van
dit bouwwerk zien in lagen en onderdelen. De meer
gedetailleerde kaarten van de forten etaleren de
rijkdom aan historische plekken, landschappelijke
inpassingen en inrichtingselementen. De atlas biedt
bestuurders houvast en
ontwerpers vrijheid. Een
goed vertrekpunt voor
het opnieuw op de kaart
zetten van dit unieke
nationale landschap. Es-
says plaatsen de Nieuwe
Hollandse Waterlinie
in een historisch per-
spectief. Vormgever
Joost Grootens kreeg de
Rotterdam Designprijs
2009 voor vier atlassen die hij tussen 2003 en 2008
ontwierp: over het Knooppunt Arnhem-Nijmegen, de
Limes, Vinexwijken en de Metropolitan World Atlas.208 p., isbn 978 90 6450 608 6, 45,00
010 Uitgevers
De avontuurlijke architectuur van coutingMartine Bakker, Cathelijne Nuijsink
Honderd jaar geleden waren scoutinggroepen al blij
met een dak boven het hoofd, maar het avontuurlijke
allegaartje van blokhutten, afgedankte directie¬keten
en in onbruik geraakte forten wordt langzaam maar
zeker aan¬gevuld met onder architectuur vervaar-
digde voorzieningen. Deze nieuwe scoutinggebou-
wen geven de filosofie van het vrije spelen een heel
eigen gezicht. Ze bewijzen ook dat een klein budget
wel degelijk ambitie en vernieuwing toelaat. Scouting
realiseert zijn onder¬komens wars van trends. De
clubhuizen zijn afgestemd
op de belevingswereld van
kinderen en staan in di-
recte relatie met de buiten-
ruimte. Architecten krijgen
alle ruimte voor ongebrui-
kelijke plattegronden en
gevels.
160 p., isbn 987-90-75271-35-5,
26,50
Uitgeverij Blauwdruk
Handreiking ruimtelijke kwaliteit voor de Waal, Rijn en IJsselTerra Incognita, Bureau Stroming, SAB, Alterra/Bosch
Slabbers
In opdracht van provincie Gelderland en ministeries
van V&W en VROM wordt getoond wat de kwalitei-
ten van de ruimte rond Waal, Rijn en IJssel zijn, als
hulpmiddel voor discussie over de voorstellen tot
inrichting van
het rivierenland-
schap. De hoge
waterstanden
van 1993 en
1995 leidden tot
een drastische
heroverweging
van het tot dan toe gevoerde beleid: Ruimte voor de
Rivier. Voor hoogwaterveiligheid, natuurontwikke-
ling, bedrijvigheid, bereikbaarheid, cultuurhistorie
en recreatie zijn integrale oplossingen nodig. Publi-
caties bieden praktische ondersteuning voor plan-
nenmakers, projectleiders, beleidsmede¬werkers en
bestuurders.
138/121 p., IJssel:http://provincie.overijssel.nl/contents/
pages/96357/handreidingruimtelijkekwaliteitijssel.pdf
Publicaties
66
oo
st FE
BR
UA
RI 2
010
HOOFDREDACTIE Mariëtte HavemanEINDREDACTIE Marianne LahrBEELDREDACTIE Ingrid OosterheerdREDACTIE ALGEMEEN Paul Baeten Marie-José van Beckhoven Ad Habets Harry Harsema
AAN DIT NUMMER Trix Broekmans, Esther Dieltjes, Gijs Eijsink, Mark Hendriks, Bernard Hulsman,WERKTEN VERDER MEE Pieter Jannink, Lamberthe de Jong, Tim Pardijs, Martin Pieterse, Paul Schnabel,
Willem van Toorn, Ton Verstegen
FOTOGRAFIE 2012 Architecten, Ewoud van Arkel, Marie-José van Beckhoven, Geoff Coupe,Ferdi de Gier, Fotografie 21Lux, Ad Habets, Anne ten Ham, Harry Harsema, Hans Jongerius, Christiaan Krouwels, Rein Lammers, Smily, Jeroen Stumpel, Ton Verstegen, Erwin Zijlstra
VORMGEVING designGenerator, Arnhem
UITGEVER Ewoud van Arkel
MARKETING Ellen Spaltman
REDACTIE e [email protected]
UITGEVER t 06 53170798 / e [email protected]
ALGEMEEN POSTADRES Hakkertsweg 27, 7451 LR Holten
ADVERTENTIEWERVING Acquire Media, Zwolle Michiel Noordzij, Raymond le Fevre / t 038 4606384 / e [email protected]; [email protected] / Advertentiemateriaal te sturen aan [email protected]
DRUK Thieme MediaCenter, Zwolle
ABONNEMENTEN Jaarabonnement (6 afleveringen): € 49,50 (incl. btw, incl. verzendkosten) Jaarabonnement voor studenten: € 24,75 (incl. btw, incl. verzendkosten; collegekaart verplicht) Losse aflevering: € 9,50 (incl. btw, excl. verzendkosten) Abonnementen kunnen op elk gewenst moment ingaan voor de duur van minimaal
één jaar, te rekenen vanaf het moment van de maand van de gewenste eerste aflevering. Abonnementen worden vóóraf gefactureerd voor de volledige abonnements-
periode, tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen. Opzegging van een betaald abonnement dient schriftelijk te gebeuren, minimaal vier weken vóór de aanvang van de nieuwe abonnementsperiode. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met één jaar verlengd.
ABONNEMENTEN- EN PinBizz, DoetinchemBESTELADMINISTRATIE Vragen over abonnementen en bestellingen kunt u richten aan
de afdeling klantenservice. Dagelijks telefonisch bereikbaar van 8.30 uur tot 17.00 uur
t 0314 320632 / f 0314 320639 / e [email protected] Tijdschrift OOST, Postbus 359, 7000 AJ Doetinchem
Colofon
OOST wordt uitgeven door de stichting Oost.
OOST is een initiatief van Gelders Genootschap en Het Oversticht. Uitgave is financieel mede mogelijk gemaakt door bijdragen van de provincies
Gelderland en Overijssel, het Stimuleringsfonds voor Architectuur / Regeling Projectsubsidies Belvedere, Landschap Overijssel en Must stedebouw
© 2009 – Stichting Oost Voor het overnemen van bijdragen uit deze uitgave dient men contact op te nemen met de uitgever. Voor zover het
maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. het Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijke vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht, Postbus 3051, 2130 KB te Hoofddorp. Auteurs van artikelen geven toestemming voor verveelvoudiging en openbaar- making van hun artikelen via het maandblad en via elektronische weg, tenzij anders vermeld.
ISSN 1877-8763
Aanbod
OOST Tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel gaat over de schoonheid van Oost Nederland, uw woon- en werkgebied. Er gebeurt veel. Rivieren worden verbreed, steden breiden uit, nieuwe natuurgebieden worden ingericht, wegen worden aangelegd, defensieterreinen krijgen een andere bestemming, er verrijzen megastallen en bedrij-venterreinen. Aan de andere kant: er is veel belangstelling en zorg voor de cultuur, de kunst en het historisch erfgoed, voor architectuur en voor het behoud van de natuur en milieu.
Bent u ook geïnteresseerd in en betrokken bij uw omgeving? Wilt u ook op de hoogte blijven van de ontwikkelingen? Neem dan nu een abonnement op OOST.
Neem een abonnement!Indien u zich abonneert, ontvangt u voor €49,50 de komende 6 afleveringen OOST (tot eind 2010) thuis. Zo kunt u blijven volgen wat er speelt in Oost Nederland op het gebied van ruimte en cultuur.Bent u student, dan is het abonnement nog gunstiger. U betaalt slechts €24,75 (collegekaart verplicht).
U kunt zich abonneren- via www.tijdschriftoost.nl - door te bellen met (0314) 320632- of door een e-mail te sturen aan [email protected]
Aantrekkelijke kortingen vanaf 10 abonnementenVoor bureaus, bedrijven, overheden, onderwijs-instellingen en bibliotheken gelden aantrekkelijke prijsregelingen. Bent u geïnteresseerd, dan kunt u contact opnemen met de uitgever (zie colofon).
oo
st G
RO
EI E
N K
RIM
P IN
OO
ST-N
ED
ER
LAN
D
JAARGANG 2 / FEBRUARI 2010 / NR. 1 / WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL
tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel
Groei en krimp in Oost-NederlandRock the KasbahStadsdossier: Tiel
Polder Mastenbroek: bevindelijk landschap
Jaap Dirkmaat & Tammo Beishuizen in tweegesprek
OKRA LANDSCHAPSARCHITECTEN BV OUDEGRACHT 23 | 3511 AB UTRECHT
T. +31 (0)30 273 42 49 | F. +31 (0)30 273 51 [email protected] | WWW.OKRA.NL
RUIMTE VOOR DE VECHTMASTERPLAN
IN OPDRACHT VAN:PROVINCIE OVERIJSSEL
GEMEENTE ZWOLLEGEMEENTE DALFSENGEMEENTE OMMEN
GEMEENTE HARDENBERGWATERSCHAP REGGE EN DINKELWATERSCHAP GROOT SALLANDWATERSCHAP VELT EN VECHT
OVERIJSSELS PARTICULIER GRONDBEZITREGIONAAL BUREAU VOOR TOERISME
STAATSBOSBEHEER
oo
st G
RO
EI E
N K
RIM
P IN
OO
ST-N
ED
ER
LAN
D F
EB
RU
AR
I 2010
JAARGANG 2 / FEBRUARI 2010 / NR. 1 / WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL
tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel
Groei en krimp in Oost-NederlandRock the Kasbah
Stadsdossier: Tiel
Polder Mastenbroek: bevindelijk landschapJaap Dirkmaat & Tammo Beishuizen in tweegesprek