Upload
others
View
6
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Academiejaar 2015-2016
Lesgever: Tina Wullaert | Door: Delfien Vansteelandt
PRACTICA ONTWIKKELINGSGER. PSYCHOTHERAPIE
INHOUD
BELANGRIJK: ALGEMEEN 1
OVERLOPEN BIJ VIB 1
OVERLOPEN BIJ THERAPIEPLAN 1 INTERVENTIES: JONGERE 1
Technieken 2
Werken aan talenten 2
INTERVENTIES: GEZIN 2
INTERVENTIE: OUDERS 2
INTERVENTIE: SCHOOL 2
EVALUATIE 3
POSITIEVE PSYCHOLOGIE 3
STAPPEN INTAKEFASE 5
1. REDEN VAN AANMELDING EN HULPVRAGEN 5
2. KLACHTEN EN POSITIEVE ASPECTEN: INVENTARISATIE 5
3. KLACHTENANAMNESE: OBJECTIVERING 5
4. ATTRIBUTIES 5
5. GENOMEN MAATREGELEN EN GEWENSTE OPLOSSING 5
6. ASPECTEN VAN SCHOOL, GEZIN EN RELEVANTE VOORGESCHIEDENIS 6
7. BIJKOMENDE ANAMNESES/VRAGENLIJSTEN 6
VOORLOPIG INTEGRATIEF BEELD 7
DRIE VRAGEN 7 WAT WETEN WE AL? 7
WAT WILLEN WE NOG WETEN? 7
IS VERDER ONDERZOEK VEREIST? 7
KENMERKEN VAN EEN GOED INTEGRATIEF BEELD 7 WAT TE DOEN 8
THERAPIEPLAN OPMAKEN 9
ALGEMEEN 9 EIGENSCHAPPEN THERAPIEPLAN 9
MET WIE WERKEN? 9
DOELSTELLINGEN 9
INTERVENTIES 10 JONGERE/ADOLESCENT 10
GEZIN 10
OUDERS 10
SCHOOL/OPVOEDERS 10
OMGEVING 10
GEEN INTERVENTIE 10
COMBINATIES 10
ALGEMEEN 11
Voorbeeld depressie 11
EERST TE BEWERKEN PROBLEEM: CRITERIA 11
EXAMENCASUS OGPT 13
ALGEMEEN 13
TEKST OF GVP 13 WELKE THEMA’S HOREN HIERBIJ? 13
Integratief beeld 13
Therapieplan opmaken 14
SESSIE 1 17
PRAKTISCHE INFO 17 EVALUATIE (8/20) 17
KENNISMAKING 17
MODEL VAN HGD 18 HGD: ZES UITGANGSPUNTEN 18
DE VIJF FASEN VAN HGD 19
SESSIE 1 (H3): AANMELDING EN INTAKEFASE 19
Aanmelding 19
Intakefase: 8 stappen 20
OVERZICHT H8: GESPREKSVAARDIGHEDEN 26
Basisaspecten van gespreksvoering 26
Metacommunicatie of gesprek over het gesprek 27
De fasen van een gesprek 27
Omgaan met weerstand 27
Richtlijnen voor een ‘slechtnieuwsgesprek’ 27
HUISWERKOPDRACHT 28
SESSIE 2 29
INTAKEFASE: REDEN VAN AANMELDING, HULPVRAGEN, WENSEN EN VERWACHTINGEN 29 HULPVRAGEN EN DOELEN: NUTTIGE VRAGEN 29
Doelgedrag bevragen 29
Coping bevragen 29
Uitzonderingen bevragen 30
Concretiseren 30
Wondervraag 30
Wensen en verwachtingen 30
INTAKEFASE: PROBLEMEN EN ZORGEN 30
INTAKEFASE: POSITIEVE KENMERKEN 31 OPLOSSINGSANALYSE 31
Beschermende factoren 31
Positieve kenmerken 32
INTAKEFASE: RELEVANTE VOORGESCHIEDENIS, GENOMEN MAATREGELEN EN EFFECTEN 32 VOORBEELDEN 32
Genogram 32
Levenslijn 33
Genogram 33
ASPECTEN VAN SCHOOL, GEZIN EN RELEVANTE VOORGESCHIEDENIS (HGD) 33
Ontwikkelingsanamnese 33
Gezinsanamnese: mogelijke invloeden op het gedrag van een kind (geïnspireerd op
Belsky,1984) 34
Persoonlijke anamnese ouders 35
Ontwikkelingstaken 36
INTAKEFASE: ATTRIBUTIES, DOELEN EN OPLOSSINGEN 37
INTAKEFASE: INSCHATTEN VAN DE VEILIGHEID 38
INTAKEFASE: AFRONDING VAN DE INTAKEFASE: WERKAFSPRAKEN 38
EINDE VAN DE INTAKEFASE 38 DIAGNOSTISCHE VRAAGSTELLING (HGD) 39
OEFENING CASUS EVA: INTAKEGESPREK 39
STRATEGIEFASE 39 STRATEGIEFASE: 4 STAPPEN 40
Algemeen 40
STRATEGIEFASE STAP 1: WAT WETEN WE AL? 40
Clusteren van kindkenmerken 40
Clusteren van omgevingskenmerken 41
VIB: voorlopig integratief beeld 41
STRATEGIEFASE STAP 2: MOETEN WE MEER WETEN OM DE VRAAGSTELLING TE BEANTWOORDEN? 43
STRATEGIEFASE STAP 3: WAT WILLEN WE NOG WETEN EN WAAROM? 43
Stap 3a: formuleren van hypothesen 44
Stap 3b: van hypothese naar onderzoeksvraag: wat willen we nog weten? 44
Stap 3c: selecteren van onderzoeksvragen: waarom willen we dit weten? 44
STRATEGIEFASE STAP 4: COMMUNICATIE MET DE CLIËNTEN 44
OP HET EINDE VAN DE STRATEGIEFASE 44
OEFENING STRATEGIEFASE: CASUS EVA 45 VOORBEELDEN VAN HYPOTHESEN 46
GEBRUIK JE THEORETISCHE ACHTERGROND VOOR HET VIB 46
VIB EVA 47
HUISWERK 48
VOLGENDE SESSIE 48
SESSIE 3 49
FILM EVAN 49 HUISWERK 49
EVAN 50
Nabespreking 50
VIB: GEBRUIK JE THEORETISCHE ACHTERGROND 50
ONDERZOEKSFASE: DE THERAPEUTISCHE WAARDE VAN EEN DIAGNOSTISCH TRAJECT MET METINGEN 52 EEN HANDELINGSGERICHTE ONDERZOEKSFASE 52
ONDERZOEKSFASE: 6 STAPPEN 52
Stap 1: Expliciteren van de begrippen van de onderzoeksvraag 52
Stap 2: Kiezen van onderzoeksmiddelen 53
Stap 3: Formuleren van toetsingscriteria 61
Stap 4: Informeren van cliënten 61
Stap 5: Verzamelen van onderzoeksgegevens 61
Stap 6: interpreteren van de onderzoeksgegevens en beantwoorden van de onderzoeksvraag
62
TOEPASSING ONDERZOEKSFASE OP CASUS EVA 62
Hypothese 62
Onderzoeksvraag 62
Onderzoeksmiddel 63
Toetsingscriterium 63
Onderzoeksgegevens 63
Antwoord 63
Vragenlijsten 63
Naast vragenlijsten 64
HUISWERKOPDRACHT 64
VOLGENDE SESSIE 64
SESSIE 4 65
OEFENING: ROLLENSPEL 65
ONDERZOEKSFASE CASUS EVA 65
INTEGRATIE- EN AANBEVELINGSFASE 66 SYSTEMATIEK EN TRANSPARANTIE: INTEGRATIE EN AANBEVELINGSFASE: 5 FASEN 66
GIB: wat is er aan de hand en hoe komt het? 66
Interventiedoelen: wat willen we en kunnen we veranderen? 68
Van interventiedoelen naar behoeften en gewenste aanbevelingen 69
Argumenten voor en tegen aanbevelingen 70
Aanbeveling 70
EFFECTIEF THERAPIEPLAN 71
Therapieplan 71
HUISWERKOPDRACHT 71
SESSIE 5 73
THERAPIEPLAN 73 CASUS EVA 73
ADVIESFASE 73
Stap 1: Voorbereiden van het adviesgesprek 73
Stap 2: Inleiding van het adviesgesprek 74
Stap 3: Bespreken van het integratief beeld 74
Stap 4: Bespreken van de aanbevelingen 75
Stap 5: Overleg met betrokkenen: welke aanbevelingen kiezen zij? 75
Stap 6: Afronding van de adviesfase 76
EVALUATIE VAN HET DIAGNOSTISCH TRAJECT EN HET ADVIES 76
RICHTLIJNEN VOOR EEN ‘SLECHTNIEUWSGESPREK’ 77
OEFENING SLECHT NIEUWSGESPREK 77
HERHALINGSCASUS: DONDERDAG 17/12/2015 (8U30-12U45) 78
GEKWALIFICEERDE VRAGENLIJSTEN 79
ADHD 79 ADHD-VRAGENLIJST (AVL) 79
BRIEF EXECUTIEVE FUNCTIES GEDRAGSVRAGENLIJST 79
CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 79
CHILDRENS COMMUNICATION CHECKLIST SECOND EDITION - NEDERLANDSE BEWERKING (CCC-2-NL) 79
CONNERS' RATING SCALE-REVISED (CRS-R) 79
GEDRAGSVRAGENLIJST VOOR KLEUTERS (GVK) 79
SOCIAAL COGNITIEVE VAARDIGHEDEN TEST (SCVT) 79
SOCIAAL EMOTIONELE VRAGENLIJST (SEV) 79
TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 80
TEST OF EVERYDAY ATTENTION FOR CHILDREN (TEA-CH) 80
VRAGENLIJST SOCIALE EN PEDAGOGISCHE SITUATIE (VSPS) 80
VRAGENLIJST VOOR GEDRAGSPROBLEMEN BIJ KINDEREN 6-16 JAAR (VVGK 6-16) 80
YOUTH SELF REPORT (YSR) 80
ANGST 80 ANXIETY DISORDERS INTERVIEW SCHEDULE FOR DSM-IV - CHILD VERSION (ADIS-C) 80
CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 80
CHILDREN'S PTSD INVENTORY 80
CHILDREN'S YALE-BROWN OBSESSIVE COMPULSIVE SCALE (CY-BOCS) 80
CONNERS' RATING SCALE-REVISED (CRS-R) 80
INVENTARISATIELIJST OMGAAN MET ANDEREN (IOA) 81
MINNESOTA MULTIPHASIC PERSONALITY INVENTORY, JONGERENVERSIE (MMPI-A) 81
MULTIDIMENSIONAL ANXIETY SCALE FOR CHILDREN (MASC) 81
NEDERLANDSE DIFFERENTIATIE TEST SOCIAAL EMOTIONEEL FUNCTIONEREN (NDTSEF) 81
PRESTATIE MOTIVATIE TEST VOOR KINDEREN (PMT-K-2) 81
SOCIAAL EMOTIONELE VRAGENLIJST (SEV) 81
SOCIALE ANGSTSCHAAL VOOR KINDEREN (SAS-K) 81
SOCIAAL EMOTIONELE VRAGENLIJST (SEV) 81
TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 81
VIERDIMENSIONALE KLACHTENLIJST (4DKL) 81
VRAGENLIJST SOCIALE EN PEDAGOGISCHE SITUATIE (VSPS) 82
VRAGENLIJST VOOR ANGST BIJ KINDEREN (VAK) 82
YOUTH SELF REPORT (YSR) 82
ZELF-BEOORDELINGS VRAGENLIJST (ZBV) 82
ARMOEDE IN GEZINNEN 82 CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 82
FAMILIE RELATIE TEST (FRT) 82
GEHECHTHEIDSBIOGRAFISCH INTERVIEW (GBI) 82
GEZINSKLIMAATSCHAAL-II (GKS-II) 82
GEZINSSYSTEEMTEST (GEST) 82
GEZINSVRAGENLIJST (GVL) 82
NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 83
SCHAAL VOOR OUDERLIJK GEDRAG (SOG) 83
TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 83
YOUTH SELF REPORT (YSR) 83
AUTISME 83 AUTI-R, SCHAAL TEN BEHOEVE VAN DE ONDERKENNING VAN VROEGKINDERLIJK AUTISME. 83
AUTISM DIAGNOSTIC INTERVIEW- REVISED (ADI-R) 83
AUTISM DIAGNOSTIC OBSERVATION SCALE (ADOS-2) 83
AUTISME EN VERWANTE STOORNISSENSCHAAL VOOR ZWAKZINNIGEN - REVISIE (AVZ-R) 83
BRIEF EXECUTIEVE FUNCTIES GEDRAGSVRAGENLIJST 83
CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 84
CHILDRENS COMMUNICATION CHECKLIST SECOND EDITION - NEDERLANDSE BEWERKING (CCC-2-NL) 84
SOCIAAL COGNITIEVE VAARDIGHEDEN TEST (SCVT) 84
SOCIAAL EMOTIONELE VRAGENLIJST (SEV) 84
TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 84
VINELAND-Z 84
VRAGENLIJST VOOR INVENTARISATIE VAN SOCIAAL GEDRAG VAN KINDEREN (VISK) 84
YOUTH SELF REPORT (YSR) 84
BREDE SCHOOL EN INTEGRAAL KINDCENTRUM 84 ONTWIKKELINGSVOLGMODEL (OVM) 84
DELINQUENTIE 85 ATTITUDESCHAAL SOCIALE LIMIETEN (ASL) 85
BASIS RAADSONDERZOEK (BARO) 85
PSYCHOPATHIE CHECKLIST - JEUGDVERSIE (PCL:JV) 85
RECHTS EXTREMISME, RACISME EN XENOFOBIE VRAGENLIJST (RERAX) 85
STRUCTURED ASSESSMENT OF VIOLENCE RISK IN YOUTH (SAVRY) 85
VRAGENLIJST SOCIALE EN PEDAGOGISCHE SITUATIE (VSPS) 85
YOUTH LEVEL OF SERVICE / CASE MANAGEMENT INVENTORY (YLS/CMI) 85
DEPRESSIE 85 ANXIETY DISORDERS INTERVIEW SCHEDULE FOR DSM-IV - CHILD VERSION (ADIS-C) 85
BECK DEPRESSION INVENTORY-II (BDI-II-NL) 85
CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 86
CHILDREN´S DEPRESSION INVENTORY (CDI) 86
COMPETENTIEBELEVINGSSCHAAL VOOR KINDEREN (CBSK) 86
CONNERS' RATING SCALE-REVISED (CRS-R) 86
MINNESOTA MULTIPHASIC PERSONALITY INVENTORY, JONGERENVERSIE (MMPI-A) 86
SOCIAAL EMOTIONELE VRAGENLIJST (SEV) 86
TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 86
UTRECHTSE COPING LIJST, VERSIE VOOR ADOLESCENTEN (UCL-A) 86
VIERDIMENSIONALE KLACHTENLIJST (4DKL) 86
VRAGENLIJST SOCIALE EN PEDAGOGISCHE SITUATIE (VSPS) 86
YOUTH SELF REPORT (YSR) 87
EIGEN KRACHT 87 GEZINSVRAGENLIJST (GVL) 87
GEDRAGSPROBLEMEN 87 BUSS-DURKEE HOSTILITY INVENTORY-DUTCH (BDHI-D) 87
CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 87
CONNERS' RATING SCALE-REVISED (CRS-R) 87
GEDRAGSVRAGENLIJST VOOR KLEUTERS (GVK) 87
MINNESOTA MULTIPHASIC PERSONALITY INVENTORY, JONGERENVERSIE (MMPI-A) 87
NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 87
RECHTS EXTREMISME, RACISME EN XENOFOBIE VRAGENLIJST (RERAX) 87
SOCIAAL COGNITIEVE VAARDIGHEDEN TEST (SCVT) 88
SOCIAAL EMOTIONELE VRAGENLIJST (SEV) 88
TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 88
VRAGENLIJST SOCIALE EN PEDAGOGISCHE SITUATIE (VSPS) 88
VRAGENLIJST VOOR GEDRAGSPROBLEMEN BIJ KINDEREN 6-16 JAAR (VVGK 6-16) 88
VRAGENLIJST VOOR INVENTARISATIE VAN SOCIAAL GEDRAG VAN KINDEREN (VISK) 88
YOUTH LEVEL OF SERVICE / CASE MANAGEMENT INVENTORY (YLS/CMI) 88
YOUTH SELF REPORT (YSR) 88
HECHTING EN HECHTINGSPROBLEMEN 88 GEHECHTHEIDSBIOGRAFISCH INTERVIEW (GBI) 88
INFANT/TODDLER SYMPTOM CHECKLIST (ITSCH-NL) 88
JEUGDHULP 89 CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 89
CLIËNTEN-TOETS (C-TOETS) 89
EXPERIMENTELE SCHAAL VOOR DE BEOORDELING VAN HET SOCIAAL EMOTIONELE ONTWIKKELINGSNIVEAU
(ESSEON) 89
LICHT INSTRUMENT RISICOTAXATIE KINDVEILIGHEID 89
YOUTH LEVEL OF SERVICE / CASE MANAGEMENT INVENTORY (YLS/CMI) 89
JONGERENWERK 89 RECHTS EXTREMISME, RACISME EN XENOFOBIE VRAGENLIJST (RERAX) 89
KINDERMISHANDELING 89 ALPHA-NL 89
FAMILIE RELATIE TEST (FRT) 89
GEZINSKLIMAATSCHAAL-II (GKS-II) 90
GEZINSVRAGENLIJST (GVL) 90
LICHT INSTRUMENT RISICOTAXATIE KINDVEILIGHEID 90
NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 90
SCHAAL VOOR OUDERLIJK GEDRAG (SOG) 90
KINDEROPVANG 90 ONTWIKKELINGSVOLGMODEL (OVM) 90
LANGDURIG LICHAMELIJK ZIEKE OUDER 90 CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 90
CHILDREN´S DEPRESSION INVENTORY (CDI) 90
FAMILIE RELATIE TEST (FRT) 90
GEZINSKLIMAATSCHAAL-II (GKS-II) 91
GEZINSSYSTEEMTEST (GEST) 91
GEZINSVRAGENLIJST (GVL) 91
NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 91
SCHAAL VOOR OUDERLIJK GEDRAG (SOG) 91
YOUTH SELF REPORT (YSR) 91
LICHT VERSTANDELIJK BEPERKTE JEUGD 91 AUTI-R, SCHAAL TEN BEHOEVE VAN DE ONDERKENNING VAN VROEGKINDERLIJK AUTISME. 91
AUTISME EN VERWANTE STOORNISSENSCHAAL VOOR ZWAKZINNIGEN - REVISIE (AVZ-R) 91
CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 91
EXPERIMENTELE SCHAAL VOOR DE BEOORDELING VAN HET SOCIAAL EMOTIONELE ONTWIKKELINGSNIVEAU
(ESSEON) 92
SOCIALE INFORMATIE VERWERKINGS TEST (SIVT) 92
SOCIALE REDZAAMHEIDSSCHAAL VOOR ZWAKZINNIGEN (SRZ) 92
STOREND GEDRAGSSCHAAL (SGZ) 92
TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 92
TEMPERAMENTSSCHAAL VOOR ZWAKZINNIGEN (TVZ) 92
VRAGENLIJST VOOR INVENTARISATIE VAN SOCIAAL GEDRAG VAN KINDEREN (VISK) 92
YOUTH SELF REPORT (YSR) 92
MIDDELENMISBRUIK EN VERSLAVING 92 MINNESOTA MULTIPHASIC PERSONALITY INVENTORY, JONGERENVERSIE (MMPI-A) 92
MULTIPROBLEEMGEZINNEN 93 FAMILIE RELATIE TEST (FRT) 93
GEZINSKLIMAATSCHAAL-II (GKS-II) 93
GEZINSSYSTEEMTEST (GEST) 93
GEZINSVRAGENLIJST (GVL) 93
NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 93
OPVOEDINGSONDERSTEUNING 93 ALPHA-NL 93
NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 93
OVERGEWICHT 93 CHILD FEEDING QUESTIONNAIRE (CFQ) 93
OVERLIJDEN KIND 94 CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 94
CHILDREN´S DEPRESSION INVENTORY (CDI) 94
FAMILIE RELATIE TEST (FRT) 94
GEZINSKLIMAATSCHAAL-II (GKS-II) 94
GEZINSVRAGENLIJST (GVL) 94
NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 94
TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 94
YOUTH SELF REPORT (YSR) 94
OVERLIJDEN OUDER 94 CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 94
NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 95
TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 95
YOUTH SELF REPORT (YSR) 95
PLEEGZORG 95 GEHECHTHEIDSBIOGRAFISCH INTERVIEW (GBI) 95
NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 95
RESIDENTIËLE JEUGDHULP 95 CLIËNTEN-TOETS (C-TOETS) 95
SCHEIDING 95 FAMILIE RELATIE TEST (FRT) 95
GEZINSKLIMAATSCHAAL-II (GKS-II) 95
GEZINSSYSTEEMTEST (GEST) 96
GEZINSVRAGENLIJST (GVL) 96
NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 96
SCHAAL VOOR OUDERLIJK GEDRAG (SOG) 96
VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE 96 CHILDRENS COMMUNICATION CHECKLIST SECOND EDITION - NEDERLANDSE BEWERKING (CCC-2-NL) 96
EXPERIMENTELE SCHAAL VOOR DE BEOORDELING VAN HET SOCIAAL EMOTIONELE ONTWIKKELINGSNIVEAU
(ESSEON) 96
MULTICULTURELE CAPACITEITEN TEST - MIDDELBAAR NIVEAU (MCT-M) 96
ONTWIKKELINGSVOLGMODEL (OVM) 96
Be
lan
gri
jk: a
lge
me
en
1
BELANGRIJK: ALGEMEEN
OVERLOPEN BIJ VIB
1. Titel maken
2. Genetische predisposities
3. Kindkenmerken
o Coping
o Gedrag
o Cognities
Zelfbeeld: intern en extern
Meta zelfbeeld
Alterbeeld
o Temperament
o Emoties / emotieregulatievaardigheden
o Sociale vaardigheden
o Schoolse vaardigen
4. Omgeving
o Gezin
o School
o Life event
5. Positieve elementen
OVERLOPEN BIJ THERAPIEPLAN
INTERVENTIES: JONGERE
Psycho-educatie
Trainingen: SOVA, communicatietraining, assertiviteitstraining, …
Cognitieve gedragstherapie
o Processen: zelfcontrole, zelfinstructie, stressinoculatie, probleemoplossings-
vaardigheden
o Inhouden: rolomkering, cognitieve herstructurering, denken aanpakken, schema-
therapie
Psychodrama: script herschrijven, reparenting
Schema focused therapy: socratisch dialoog, gedachtenschema, concentratie, …
Be
lan
gri
jk: a
lge
me
en
2
Gesprektherapie
Experimenten
TECHNIEKEN
Dagboek
Exposure
Responspreventie, gedragsinoefening
Arousalcontrole, emotieregulatie, stimuluscontrole
Contingentiemanagment
Positief herbenoemen
Humor
Metaforen
Neerwaartse pijl
WERKEN AAN TALENTEN
Kernkwadranten
Droomvraag,
Werken met je schaduw
Brief naar de toekomst
Tekeningen
INTERVENTIES: GEZIN
Gezinstherapie/gezinsgesprek
CGT
Psycho-educatie
Motiverende gespreksvoering
Kernkwadranten
INTERVENTIE: OUDERS
Relatietherapie
Individuele gesprekken
Ouderschapsvaardigheden (bv. positive playtime)
Probleemoplossingsvaardigheden
Token economy/contingentiemanagment
Kaderen en herbenoemen van gedrag
INTERVENTIE: SCHOOL
Zie ouders
Probleemoplossingsvaardigheden
Omgeving
o Anderen betrekken: vriend, vriendin
o Politie, bemiddelingscommissie, vertrouwenscentrum inschakelen
Be
lan
gri
jk: a
lge
me
en
3
EVALUATIE
Emotieregulatievaardigheden: FEEL-KJ
Depressie: BDI (Beck Depression Inventory), CDI
Ouders: NOSI (Nijmeegse Ouderlijke Stress Index), SOG
Schema’s: YSQ (Young Schema Questionnaire)
Algemeen: CBCL, YSR, TFR
Gedrag: SIG (Schaal voor Interpersoonlijk gedrag)
Zelfrapportage / rapportage door anderen
Observatie
Vragenlijsten
Experimenten
POSITIEVE PSYCHOLOGIE
Waarderende benadering !! gericht op oplossingen i.p.v. op problemen
Balans tussen negativiteit en positiviteit
Versterken van talenten
o Wondervraag
o Werken met schaduw
o Kernkwadranten (leren omgaan met kritiek)
o Levenskwaliteit: wat maakt leven de moeite waard
o Eerste kleine stap in de goede richting?
Doelgericht werken vanuit hulpvraag (droomvraag, toekomstbrief, tekeningen)
o Werken aan gewenst doel
o Actieve cliëntparticipatie
Werken aan motivatie: weerstand zit in de relatie
Complimenteren
Uitzonderingen versterken
Werken op vaardigheidsniveau
Werken met schaaltechnieken
Keuzes van cliënt respecteren
Inspanningsverbintenis i.p.v. resultaatsverbintenis
Relatiedenken vs. contingentiedenken
Goede cliëntrelatie opbouwen
o Vrijblijvende relatie
o Zoekende relatie
o Consulterende relatie
o Expertrelatie
Be
lan
gri
jk: a
lge
me
en
4
Sta
pp
en
inta
kefa
se
5
STAPPEN INTAKEFASE
1. REDEN VAN AANMELDING EN HULPVRAGEN
Wie komt – met wat – net nu – naar hier?
Wensen en verwachtingen
o Expliciet bevragen
o Afstemmen op realiteit en discrepanties wegwerken
2. KLACHTEN EN POSITIEVE ASPECTEN: INVENTARISATIE
Klachtenanalyse perspectief van de cliënt
Inventarisatie positieve aspecten
3. KLACHTENANAMNESE: OBJECTIVERING
Reden van aanmelding
Inhoud van het probleem
Ernst van de klacht
Aanvang/duur/verloop van de klacht
Voorwaarden
Gevolgen van de klacht
Oorzaak
o Wat heeft men reeds ondernomen? (hulpverleningsgeschiedenis)
o Zicht op wat wel goed loopt
o Verwachtingen van jongere en ouders
Mirakelvraag / wondervraag
4. ATTRIBUTIES
Redenen, oorzaken of verklaringen waaraan problemen/uitzonderingen worden toe-
geschreven (bij alle betrokkenen: verschillende perspectieven mogelijk)
o Diagnostisch proces afstemmen op referentiekader cliënt
o Diagnostiek op maat
o Kans op acceptatie van diagnose of advies
5. GENOMEN MAATREGELEN EN GEWENSTE OPLOSSING
Genomen maatregelen en effecten ervan
Gewenste oplossingen
Sta
pp
en
inta
kefa
se
6
6. ASPECTEN VAN SCHOOL, GEZIN EN RELEVANTE VOORGESCHIEDENIS
Ontwikkelingsanamnese
o Mijlpalen in de ontwikkeling bevragen
Bijzonderheden in de ontwikkeling
Schools functioneren
Sociaal functioneren
Gezinsanamnese
o Gezinssamenstelling
Functioneren broers en zussen
Chronische handicaps
Enig kind
o Gezinsinteracties
Cohesie
Aanpassing
Communicatie
o Opvoedingsvaardigheden
Positieve bekrachtiging
Positieve betrokkenheid
Probleemoplossend handelen
Disciplineren + monitoring
Persoonlijke anamnese ouders
o Huidig functioneren ouders
o Persoonlijke voorgeschiedenis
o Inventarisatie van belastende gebeurtenissen – bronnen van stress
7. BIJKOMENDE ANAMNESES/VRAGENLIJSTEN
Eventueel in onderzoeksfase
o Ontwikkelingsanamnese
o Gezinsanamnese
o Persoonlijke anamnese
o CBCL/TRF: gedragsvragenlijst kind
o Belastende gebeurtenissen
Vo
orl
op
ig in
teg
rati
ef
be
eld
7
VOORLOPIG INTEGRATIEF BEELD
DRIE VRAGEN
WAT WETEN WE AL?
Kindkenmerken (gedrag, cognities, temperament, coping,…)
Kenmerken van de omgeving (school en gezin)
Aandacht voor positieve aspecten
WAT WILLEN WE NOG WETEN?
Onderkennend: wat is er aan de hand?
Hebben we voldoende zicht op de aard van de problemen?
Verklarend: hoe is het ontstaan/wordt het in stand gehouden?
Hebben we voldoende inzicht in de verklaring van de problemen?
Indicerend: wat kan er aan gedaan worden?
Kunnen we de hulpverleningsbehoefte van de jongere al formuleren?
IS VERDER ONDERZOEK VEREIST?
Hypothesen formuleren
o Worden in bewerende vorm geformuleerd
o Vanuit wetenschappelijk verantwoorde theorieën
o Per cluster alternatieve hypothesen
o Waarschijnlijke hypothesen
o Toetsbare hypothesen
Omzetten in onderzoeksvragen
o Van bewerende naar vragende vorm
o Van communicatie tussen HV naar communicatie met patiënt
o Selecteer de relevante onderzoeksvragen
Waarom wil ik dat weten?
Selecteren in functie van vraagstelling en advisering
Willen weten om te adviseren
KENMERKEN VAN EEN GOED INTEGRATIEF BEELD
Rechts-hemisferische meerwaarde
Duidelijkheid over ontstaan en in stand houden van gedrag
Circulariteit!!
In cliënt-termen
1 perspectief (in mate van mogelijke)
Vo
orl
op
ig in
teg
rati
ef
be
eld
8
Functioneel identieke aspecten samen zetten (zelfde oorzaken/gevolgen)
Ratio veranderbaar > onveranderbaar
Pijlen nummeren in verschillende circuits
Hypothesen in stippellijn
Concreet & toetsbaar (elk vakje en getekend verband moet je kunnen toetsen)
Integratie positieve aspecten (in verband gebracht met problemen!)
Titel: kern van het probleem tot expressie brengen
WAT TE DOEN
Elementen identificeren (kaders/cirkels – problemen/positieve aspecten)
Relaties leggen tussen elementen: pijlen
o Identiteitsrelaties/clusters
o Causale relaties
Th
era
pie
pla
n o
pm
ake
n
9
THERAPIEPLAN OPMAKEN
ALGEMEEN
EIGENSCHAPPEN THERAPIEPLAN
Concreet
Haalbaar
Centraliteit van geselecteerde problemen
Alle sectoren van functioneren
Alle vlakken van GIB
Motivatie & veranderwens cliënt
MET WIE WERKEN?
Kind/adolescent
Ouders
Gezin
Opvoeders, leerkrachten
Omgeving
DOELSTELLINGEN
Formuleert de doelstelling zo concreet mogelijk
Probeer van globale doelstelling te komen tot meetbare operationalisatie ervan
Voordelen
o Cliënt wordt gedwongen tot realistische, concrete keuzes
o Therapeut dwingt zichzelf tot een beperking, weet precies waar hij naar toe wil,
beschermt zich tegen gevoelens van totale verantwoordelijkheid
o Doelstelling is referentiepunt bij evaluatie
Th
era
pie
pla
n o
pm
ake
n
10
INTERVENTIES
JONGERE/ADOLESCENT
Psycho-educatie: informatie doorgeven (info door therapeut, bibliotherapie, …)
Training (SOVA, assertiviteitstraining, faalangsttraining, zelfinstructie, …)
Cognitieve (gedrags)therapie
Psychodrama, traumaverwerking
Schematherapie
Gesprekstherapie
GEZIN
Gezinstherapie
Gezinsgesprekken
OUDERS
Relatietherapie
Individuele therapie aan één van de ouders
Opvoedingsvaardigheden
Informatie geven zodat gedrag kan herkaderd en herbenoemd worden
SCHOOL/OPVOEDERS
Kaderen en herbenoemen gedrag
Opvoedingsvaardigheden
OMGEVING
Betrekken van vriend of vriendin
Vertrouwenscentrum
Politie
Bemiddelingscommissie
GEEN INTERVENTIE
Bij weinig motivatie
Bij voldoende kracht uit het milieu
COMBINATIES
Vaak het geval
Th
era
pie
pla
n o
pm
ake
n
11
ALGEMEEN
Kan ambulant of residentieel en individueel of in groep
Dit zijn algemene methodes
Verder specifiëren in concrete technieken = belangrijk!!
VOORBEELD DEPRESSIE
PAK AAN: protocolprogramma
o Affectieve educatie
o Problemsolving
o Cognitieve technieken
EERST TE BEWERKEN PROBLEEM: CRITERIA
Waarschijnlijkheidswaarde: hoe meer men overtuigd is van het bestaan van het probleem,
hoe meer het voor selectie in aanmerking komt
Problematische waarde: hoe zwaarder het weegt voor de cliënt en hoe acuter het probleem
is, hoe meer het voor selectie in aanmerking komt
Centraliteit in de causale structuur: hoe meer het probleem andere problemen mee
determineert, hoe meer reden om het te selecteren
Concreetheid: hoe concreter men het kan verwoorden of hoe meer mogelijkheden om het
probleem observeerbaar te maken, hoe meer reden om het te selecteren
Behandelbaarheid: hoe bewerkbaar is het probleem?
o Afhankelijk van de theoretische kans op succes, eigen competentie, en de mate
waarin een probleem bespreekbaar is en als probleem erkend wordt
Acuutheid
o Hoe storender voor cliënt of omgeving
o Hoe gevaarlijker
o Hoe dringender
o Hoe meer risicohoudend (bv. ernstig gevaar voor gezondheid)
o Hoe meer kans op negatieve gevolgen
… Hoe meer reden om te selecteren
Th
era
pie
pla
n o
pm
ake
n
12
Ex
ame
nca
sus
OG
PT
13
EXAMENCASUS OGPT
ALGEMEEN
Voorstellingsprofiel, aanmeldingsproces
Voorlopig integratief beeld opmaken
o Aansluitend: hypothesen, onderzoeksvragen en toetsingscriteria
o Alles in tekst uitschrijven: hoe je het beeld zou brengen naar de cliënt
o Therapieplan opmaken (twee fasen: eerst brainstorming, daarna keuze maken)
TEKST OF GVP
Voorlopig integratief beeld tekenen: hypothesen en onderzoeksvragen
Uitschrijven in cliënttermen
Therapieplan opmaken
Alle thema’s uit practica bespreken
WELKE THEMA’S HOREN HIERBIJ?
Voorlopig integratief beeld
Kernstellingen
Schema’s
Positieve psychologie: droomvraag (kleinste stap in richting van het gewenste)
o Wat brengt u hier en waar wil je naartoe?
INTEGRATIEF BEELD
Examencasus: duidelijk integratief beeld geven, waar geen extra info voor nodig is
o Onveranderbaar: CIRKELS
o Veranderbaar: RECHTHOEKEN
Beperking = onveranderbaar
Probleem = veranderbaar !!
o Startpunt: links plaatsen (kan enkel een organische oorsprong hebben!)
Bv. faalangst kan geen startpunt zijn, ADHD wel
o Titel geven aan voorlopig integratief beeld!
Integratief beeld
o Pijlen nummeren voor het verhaal
o Functioneel identieke zaken samen zetten (zelfde effect)
o Gericht op uniciteit van cliënt
o Bovenaan: TITEL maken (duidt op uniciteit, zou door PT gemaakt kunnen zijn)
o Slechts vanuit één perspectief: vanuit de cliënt!
o Argumentatie in cliënttermen: bevattelijk en concreet
o Bevat ook positieve elementen !! (sterktes en talenten) plus bijzetten!!
Ex
ame
nca
sus
OG
PT
14
Alle pijlen zijn versterkende pijlen, indien ze milderen en dus protectief zijn
moet je er een PLUS bijzetten
o Alle hypothesen moeten in de VIB zitten: diagnostisch onderzoek sturen
Accentueren kan: bv. arceren, kleuren
Zaken verduidelijken van de VIB a.d.h.v. voorbeelden uit de tekst !!!
o Ovalen en stippenlijnen gebruiken !
o Rechts = gedrag en symptomen
o Links = gezin
o Centraal = bewerkbaar
Interne logica van gedrag van patiënt proberen te vatten
GVP: getoetste voorstelling profiel (encyclopedisch samenvatten van profiel)
o Aanmeldingsklacht
o Erfelijkheid
o Gezinsvariabelen
o Communicatieve vaardigheden/sociaal
o Emotieregulatie: stressoren
o School
o Copingvaardigheden
o Identiteit en persoonlijkheid
Casus: er moeten positieve elementen in DE probleemsamenhang zitten !
o Minimaal noodzakelijke vs. maximaal haalbare
Voorlopig integratief beeld opstellen a.d.h.v. hypothesen (omzetten in OZ-vragen)
o Onderkennend: bv. iemand heeft ADHD (hokjes)
o Verklarend: bv. als … dan … (pijltjes)
o Indicerend: bv. passieve faalangst – groepsbehandeling niet aangewezen
THERAPIEPLAN OPMAKEN
Twee fasen: brainstorming + keuze maken
o Vanuit perspectief van de therapeut, niet vanuit de beleving van de patiënt
o Proberen te zoeken naar onderliggende factoren
PROBLEEM DOEL INTERVENTIE EVALUATIE VALKUIL
Jongere
Gezin
Ouders
School
Relatie
Vrije tijd
Ex
ame
nca
sus
OG
PT
15
o Doel: gericht op de cliënt, in cliënttermen (zo concreet mogelijk, gedragstermen)
o Evaluatie: bv. via nieuwe vragenlijst
o Valkuil: bv. medewerking ontbreekt, moeder blokkeert zaken, winst weegt niet
op tegenover vroegere situatie
Daarna: tweede tabel opmaken met definitieve selectie
o Volgorde aangeven en motiveren !!
Ex
ame
nca
sus
OG
PT
16
Se
ssie
1
17
SESSIE 1
Praktische info
Kennismaking
Model van HGD
Aanmelding
Intakegesprek: gesprekstechnisch
Motiverende gespreksvoering
PRAKTISCHE INFO
5 sessies – (bij afwezigheid (melden!): zie ook Minerva ‘vervangtaak’ – hiervoor contactname
met [email protected])
Groep 10: woensdag 4/11, 18/11, 25/11, 2/12, 9/12: 8u30 – 12u45
Examencasus: donderdag 17 december 2015
EVALUATIE (8/20)
Permanente evaluatie (2/20)
o Aanwezigheid en individuele en groepsmedewerking
o Bij afwezigheid: zie ook Minerva (vervangtaak: Julie Vandewalle)
o Inzet
o Huiswerkopdrachten (telkens 1 lees- en 1 doe-opdracht)
Evaluatie tijdens integratieoefening (17/12/2015) (6/20): NIET open boek! toepassingscasus:
handelingsgericht model toepassen op de casus
KENNISMAKING
Korte kennismaking met iemand die je niet kent
Vraag:
o Wat zou je hier in deze practica willen leren en hoe wil je dit bereiken?
Stephanie
Leidster KSA: tijd
Graag later met kinderen + stage 4-7 jaar
Practica: gespreksvaardigheden, praktische zaken leren kennen
Veel oefenen, veel voorbeelden
o Waarom jongeren?
Stel je buur kort voor
Se
ssie
1
18
MODEL VAN HGD
HGD: ZES UITGANGSPUNTEN
1. HGD is doelgericht (geen diagnostiek om de diagnostiek; het is gericht op advisering, op een
vooruitzicht geven: bruikbare, haalbare adviezen)
2. HGD richt zich op de behoeften van kind en opvoeders (oplossingsgericht: wat heeft men
nodig opdat de problemen minder voorkomen?)
3. HGD hanteert een transactioneel referentiekader (het gaat om de jongere in zijn context: de
jongere heeft een invloed op zijn omgeving, en de omgeving heeft een invloed op de jongere
ouders hebben een belangrijke rol)
4. HGD acht samenwerken met cliënten cruciaal (we gaan het samen doen met de cliënt: alles
gebeurt in samenspraak + zeker als je met jongere werkt, ga je moeten zeggen wat je doet en
waarom; je moet ze meehebben in je verhaal)
5. HGD besteedt aandacht aan positieve en beschermende factoren (ook zicht krijgen op wat
wel goed gaat, waar men goed in is, … hoopgevend)
6. HGD verloopt systematisch en transparant (belangrijk om dat kader in je hoofd te hebben,
zodat je er ook kan van afwijken)
een jongere is iemand in een kader, in een maatschappij, en hij/zij staat daar niet los van
Se
ssie
1
19
DE VIJF FASEN VAN HGD
SESSIE 1 (H3): AANMELDING EN INTAKEFASE
Hoe stemmen we ons diagnostisch traject af op dit unieke cliëntsysteem?
AANMELDING
Brainstorm:
o Wat noteer je bij de aanmelding?
o Hoe zou je zelf willen benaderd worden?
Is de jongere zelf op de hoogte?
Geen verborgen agenda: eerlijk en open kaarten op tafel leggen + laten
zeggen wat ze er zelf van vinden
Wees jezelf!
Afstand – nabijheid (geen vriend worden, maar ook geen tweede ouder)
(Telefonische) aanmelding
o Wie belt: is dit een hulpvrager, verwijzer, vraag om informatie?
o Wat is de vraag: begeleiding, informatie, een luisterend oor? Wat zijn de
aanmeldingsklachten?
Kort en krachtig
Aanmelding is nog geen intake
o Waarom belt de persoon nu: een crisis, na een televisie-uitzending of artikel?
o Waarom belt de persoon naar u: wie is de verwijzer, wie heeft over jullie dienst
verteld en hoe?
Aanmelding:
o Wie komt ?
o Met wat ?
o Net nu ?
o Naar hier?
o Verwachtingen?
o ! Praktische vragen: gegevens kind, school, naam beller (telefoonnummer om te
kunnen terugbellen!), naam doorverwijzer
o ! Procedure centrum uitleggen (wachtlijst, betaling, ...)
Se
ssie
1
20
Oefening: casus Fien: nabespreking
o Inhoudelijk
o Attitude
VRAAG: Is de casus hier op de juiste plaats + kan deze naar de intakefase?
4 voorwaarden:
o Hulpvraag is inhoudelijk op juiste plek (bv. diagnose ASS kan niet door een CLB,
begeleiding wel)
o Diagnostisch traject is nodig om hulpvraag te beantwoorden
o Hulpverlener is voldoende gekwalificeerd
o Posities van betrokkenen zijn conform de beroepsethiek
INTAKEFASE: 8 STAPPEN
1. Voorbereiden van het intakegesprek
2. Reden van aanmelding, hulpvragen, wensen en verwachtingen
3. Problemen en zorgen
4. Positieve kenmerken
5. Relevante voorgeschiedenis, genomen maatregelen en effecten
6. Attributies, doelen en oplossingen
7. Inschatten van de veiligheid
8. Afronding van de intakefase: werkafspraken
Stap 1: Voorbereiden van het intakegesprek
Bestuderen van reeds beschikbare informatie:
o Dossier aanwezig? (je kunt bewust kiezen om het voordien wél of niet te lezen)
o Invullen screeningslijsten (sommige diensten werken met screeningslijsten die
opgestuurd worden, bv. kinder- en jeugdpsychiatrie UZ Gent is niet altijd
evident voor ouders, moeilijk)
Met wie uit cliëntsysteem samenwerken:
o Wie stelt HV en op wie heeft HV betrekking
o Verschilt per aanmelding
Participatie van het kind:
o Zoveel mogelijk actief betrekken
o Beslissingsrecht afhankelijk van leeftijd
Brainstorm: wie uitnodigen: samen of apart?
o Vertrouwen van jongere is belangrijk!
o Maar: niet alle jongeren willen of durven alleen komen (bv. angstige of
depressieve jongeren)
o Het kan ook interessant zijn om de jongere en ouder(s) samen te zien: dan zie je
het gebeuren, zie je de interacties
o Gescheiden ouders: relatie bevragen en inschatten wat mogelijk is
Se
ssie
1
21
Beroepsethische aspecten
o Juridisch standpunt
Decreet rechtspositie minderjarigen!
Tot 12 jaar geven ouders toestemming
Vanaf 12 jaar wordt toestemming jongere nagestreefd
Vanaf 16 jaar geen toestemming van ouders nodig
o Klinisch standpunt
Kwaliteit van hulpverleningsproces hangt vaak af van medewerking van
alle betrokkenen in het gezin
o Gescheiden ouders
Ouderlijk gezag bij beide ouders: beiden geven toestemming
Wenselijk dat elke ouder een actieve bijdrage levert aan het
hulpverleningsproces: in principe beide ouders gezamenlijk uitnodigen
o Overdracht van informatie
Slechts met goedkeuring van betrokkene (+ wat mag je wel en niet
vertellen?)
Uitzondering in ‘gevaarlijke’ situaties
Bij aanvang melden dat overdracht van informatie wenselijk (blijven
vermelden dat dit wel belangrijk is) is maar wel onderhandelen over
inhoud, over wie wat vertelt
Vaak willen jongeren dit samen, zodat ze kunnen controleren wat
er verteld is
Of: psycholoog alleen laten starten, en dan nadien erbij komen
o Noteren
Toestemming vragen om aantekeningen te maken
Benadrukken dat het voor persoonlijk gebruik is
Aandacht voor wat je in het dossier vermeldt: vooral concrete
gebeurtenissen en gedragingen (gedachten, oordelen, … beter niet, want
de jongere kan het dossier inkijken)
Intakefase: gesprekstechnisch: verbaal
o Oefening:
Introductie: praatje maken (per 2)
Jezelf voorstellen
Gaan zitten
Toestemming om te noteren
o Exploreren:
Open vragen: geeft bredere informatie, nodigen uit tot vertellen
Exploratorisch:
o “Hoe gaan de zaken over het algemeen?”
o “Hoe voel je je sinds de diagnose?”
Concretiserend:
o “Wat precies bedoel je met …?”
o “Kan je me daar een voorbeeld van geven?”
Verdiepend:
o “Hoe voelt dat voor jou?”
o “Wat vooral boezemt je angst in?”
Gesloten vragen: vragen naar specifieke informatie, lokken korte
antwoorden uit:
Se
ssie
1
22
“Heb je pijn?”
“Hoeveel kinderen heb je?”
Wissel af tussen open en gesloten vragen!
o Attenderen: kleine aanmoedigingen om te spreken:
Ja…hm hm, O?, En toen?, Ga verder…, Zoals?
= Letterlijk herhalen van een woord op vragende toon
Hebben belangrijke stimulerende invloed
Moeten authentiek zijn
Te veel kan dominerend of controlerend overkomen
o Parafraseren
= in eigen woorden de essentie teruggeven wat je gehoord en begrepen
hebt
Korter dan samenvattingen
Voorbeeld:
C: “Het was een verschrikkelijke week! Op school waren er
verschillende collega’s ziek en ik moest extra uren toezicht houden.
De directeur vindt dit evident, hij gaat er van uit dat ik mij maar
aanpas! Of het nu past of niet voor mij, dat zal hem een zorg wezen!
En een dank u wel is ook teveel gevraagd. En mijn moeder, daar is
het precies hetzelfde. Ze heeft zogezegd flebitis, een beetje een rood
been en het doet veel pijn, zegt ze. En dan kent zij maar één adres.
Elke dag twee tot drie telefoons: dan heeft ze geen brood meer in
huis, dan zijn haar medicijnen op, dan heeft haar kat geen eten
meer… ’t is altijd iets, en het is evident voor haar dat ik onmiddellijk
alles laat vallen en het ga halen. En als ik dan dolgedraaid thuiskom,
krijg ik nog op mijn kop van mijn man. Hij vindt dat ik maar moet
weigeren, dat ik het mijzelf aandoe! Alsof dat allemaal zomaar gaat,
weigeren! Bij hem op het werk, ja, daar…”
T: “Wacht even, je zegt veel, en ik wil zien of ik jou wel goed versta.
Het was blijkbaar een verschrikkelijke week. Zowel vanuit de school
als van je moeder komen er heel wat vragen en verwachtingen op je
af. En met een evidentie, alsof het niet meer dan normaal is, en dit
maakt weigeren haast onmogelijk voor jou. En je man begrijpt dit
niet, integendeel krijg je van hem nog op je kop”
o Samenvatten
Je somt de gedachten, acties en gevoelens van de cliënt op
Ook belangrijk: op het einde van het gesprek een samenvatting vragen
(‘wat ga jij nu onthouden of meenemen uit dit gesprek?’) eventueel zelf
aanvullen als er nog iets belangrijks ontbreekt
o Empathiseren
Het verhaal van de cliënt aanvoelen of erdoor geraakt worden
Bv. een doos met kleenexjes op je bureau zetten (‘het is normaal dat er
hier geweend wordt’)
o Confronteren: niet in eerste gesprek (het eerste gesprek moet een heel open en
ontvankelijk gesprek zijn, waarin men beluisterd wordt)
o Interpreteren: niet in eerste gesprek
Se
ssie
1
23
Intakefase gesprekstechnisch: non-verbaal
o Ouders gaan zich heel erg storen aan het non-verbaal gedrag van de jongere (bv.
prutsen, …) kaderen dat dat niet erg is (eventueel benoemen: ‘ben je een
beetje zenuwachtig?’)
o Lichaamshouding: open houding, neerzitten, niet recht t.o.v. elkaar, spiegelen
o Stemvolume: zacht en rustig
o Oogcontact: doseren
In gesprek gaan met jongeren
o Op gemak stellen: aardig zijn (‘ik verwacht je en ben blij dat ik je zie’), info geven
(wat je doet, gaat doen, … je hoeft niet per se te zeggen dat je psycholoog bent)
o Oprechte belangstelling: meelevend en belangstellend (vragen naar details is
belangrijk in je contactname: interesse tonen in hun leefwereld, … probeer die
details goed te onthouden!)
o Gelijkwaardigheid: tot overeenkomst komen
o Laat de jongere vertellen (niet evident: bij sommige jongeren is dat echt trekken
en sleuren) (maar: stiltes zijn oke; wij stellen heel vaak moeilijke vragen niet
evident) (ook op vlak van verwachtingen: niet evident, een ‘menu van
mogelijkheden’ aanbieden, en dan vragen wat die sessies voor hem/haar kunnen
betekenen)
o Doorvragen
o Waardering uiten (want: het is niet vanzelfsprekend dat iemand komt
bedanken dat men er is, het een kans geeft, …)
o Metacommunicatie
o Naam!
Motiverende gespreksvoering
Wat bepaalt verandering? (outcome-onderzoek, Lambert & Barley, 2002)
o 40% niet-specifieke factoren (verliefd, job vinden, sociale ondersteuning)
o 15% placebo-effect: verwachting, hoop, geloof in verandering
o 15%: specifieke behandelvormen en technieken
o 30% manier van contact (empathie, betrokkenheid, aanvaarding cliënt)
flowchart
Se
ssie
1
24
Probleem of beperking?
o Probleem: oplosbaar
o Beperking: niet op te lossen (wel de gevolgen ervan): bv. IQ, scheiding, …
Vrijblijvende werkrelatie
o Heel veel jongeren worden gestuurd vrijblijvende relatie
o Er is geen probleem maar iemand anders vindt (kennelijk) van wel
« Mijn leraar heeft gezegd dat ik met u moet praten omdat hij vindt dat ik
mezelf niet genoeg inzet voor school »
« De directeur vindt dat ik van school moet veranderen, maar ik doe niks
verkeerd »
o Er is wel een probleem ,maar daar is onze hulp niet bij nodig
« Het is vergeefse moeite. Er hebben al zoveel mensen geprobeerd maar het
lukt niet. Ik ben gewoon zo. »
o Risico tot afwijzing
« Prima, ik val je dan niet meer lastig »
« Als jij dat meent, dan heb ik ook niks te zeggen »
o Mogelijke interventies
Dring geen hulp op
Toon waardering (voor overtuiging ander)
Geef informatie
Geef positieve boodschappen over de verwijzende partij
o Alternatieve hulpvraag
Wat zou er hier moeten veranderen of gebeuren, zodat jij niet meer bij mij
moet komen, zodat anderen zich geen zorgen meer moeten maken om
jou?
o Gevolgen van de niet-hulpvraag
School zal weten dat je weigert… ‘manipulatie’, maar vaak start het zo
en krijg je ze toch mee
o Vrijblijvende werkrelatie: kinderen/adolescenten
Jongeren zijn vaak onvrijwillige cliënten
Vaak al gefrustreerd door vele negatieve boodschappen, goedbedoelde
adviezen,…
Belangrijk om zicht te krijgen op de zienswijze van de jongere
Gebruik relatievragen
« Wat zou je moeder mij vertellen waar jij best in bent op school? »
« Wat zou ze aan jou moeten merken opdat ze weet dat je hier niet
meer hoeft te komen? »
Vermijd ‘waarom’ vragen
Heel bekritiserend
Vraag eerder: « hoe komt het dat? »
Reageer op « ik weet het niet »
« Ik besef dat ik moeilijke vragen stel»
« Wat zou je beste vriend zeggen? »
Veronderstel competentie
Luister naar aanwijzingen voor uitzonderingen
Stilte zien als positief kenmerk
Complimenteren
Se
ssie
1
25
Uitvergroten van vaardigheid/competentie: kwaliteiten = krachten:
Voorbeelden: veerkracht, humor, gezond verstand, capaciteit om
hard te werken, vermogen dingen vanuit andere hoek te zien,
bereidheid naar anderen te luisteren, interesse om te leren
Direct vs indirect
o Voorbeelden: directe complimenten
« Knap dat je ondanks al je problemen, toch op de
afspraak bent! »
« Je lijkt iemand te zijn die grondig nadenkt voor hij
beslissingen neemt! »
« Het is goed niet zomaar in een programma in te
stappen, zonder te weten waaraan je begint! »
o Voorbeelden: indirect bekrachtigen = zichzelf
complimenteren
« Hoe legt u het aan boord om dit alles vol te
houden? »
« Je moet er erg onder afzien, hoe leg je het aan
boord om te overleven? »
« Wie heeft er u geholpen om het in deze moeilijke
situatie toch zolang vol te houden? »
« Hoe kan je het opbrengen om elke dag zo te blijven
vechten? »
Op werkelijkheid gebaseerd (niet om aardig te zijn)
Zoekende werkrelatie
o Ik ben het niet, het zijn de anderen
« Zolang ze me blijven pesten, kan ik mij niet concentreren in de les »
o Vage en onduidelijke doelen
« Als ik het antwoord wist, zou ik niet bij u komen »
o Teveel doelen ineens
o Tegelijk met het stellen van de hulpvraag wordt de oplossing geblokkeerd
« Wat ik ook probeer, het helpt toch niet »
« Ik ben zo geboren »
o Mogelijke interventies
Positieve ondersteuning
Eigen verantwoordelijkheid stimuleren
Aandacht voor wat goed gaat
Continueringsvraag/opdracht
Concretiseren, differentiëren, prioriteiten
Zoeken naar uitzonderingen
Zijn er momenten dat het probleem zich niet of minder erg voordoet?
Consulterende werkrelatie
o Cliënt heeft krachtbronnen maar gebruikte ze niet op adequate wijze
« Ik heb een paar dagen geprobeerd om mijn werk beter te plannen maar het
lukt niet »
o Mogelijke interventies
Ga na wat de ander al geprobeerd heeft te doen
Kijk naar kleine succesfactoren
Geef advies in de vorm van een vraag
Se
ssie
1
26
Wat zou je ervan vinden om … ?
Als we nu eens …?
Enig idee of … helpt?
Co-expertrelatie
o Men is in staat eigen krachtbronnen te gebruiken
o Vooral aanmoediging: stap opzij zetten, applaudisseer en moedig aan om meer
van hetzelfde te doen wat werkt
Soort cliëntrelatie: samenvatting
o Vrijblijvende relatie: geen hulpvraag – complimenten geven en uitlokken van
probleemspraakgeen opdrachten
o Zoekende relatie: vage hulpvraag – complimenten, van probleemspraak naar
doelen in concrete en positieve termen – observatieopdracht
o Consulterende relatie: werkbare hulpvraag – complimenteren, concretiseren van
uitzonderingen – observatie- of doe-opdracht
o Co-expertrelatie: werkbare hulpvraag en gepaste resources – bestendigen van
Nut flowchart
o Juiste positiebepaling
Bv. cliënt in vrijblijvende werkrelatie geen adviezen geven of directe hulp
aanpraten
o Voorzichtigheidsregel
Hulpmiddel om uit te vinden waar je de mist in gaat
Bij twijfel: ga terug naar interventies die passen bij een stap terug in de
flowchart
o Wees niet meer cliënt dan je cliënt
o Verwacht niet te snel dat mensen snel veranderen
o Geef autonomie aan de cliënt
Oefening: de gestuurde jongere
o Belangrijk: bevestigen, aanmoedigen, complimenten geven
o Wat kan helpen: ‘Eigenlijk ben jij mijn baas, bepaal jij wat we vandaag gaan
bespreken)
o Per 3: Jongere, hulpverlener, observator
o Nabespreking
OVERZICHT H8: GESPREKSVAARDIGHEDEN
BASISASPECTEN VAN GESPREKSVOERING
Attitude: authenticiteit, respect, openheid
o Collega = professional
o Ouder= ervaringsdeskundige
o Kind = primaire cliënt
Vertrouwensrelatie: van samenwerkingspartner naar expertrol
Gespreksvorm: hoe zitten in de ruimte, duur en tempo van gesprek, taalgebruik
Gesprekskader: doelen verwoorden; gespreksregels afspreken (geen goede of foute
antwoorden, doorvertellen, loyaliteit kind t.a.v. ouders)
Se
ssie
1
27
METACOMMUNICATIE OF GESPREK OVER HET GESPREK
Wat doe je en waarom? Bedoeling van een vraag of van informatie toelichten
Extra belangrijk
o In gesprek met een kind
o In een moeizaam of emotioneel gesprek
om waardering te uiten
DE FASEN VAN EEN GESPREK
Voorbereiding
o Welk beeld heb je zelf van cliënt en context o.b.v. voorafgaande informatie
o Cliënt uitnodigen voor gesprek en voorbereiden (praktisch en inhoudelijk)
Inleiding van het gesprek
o Contact leggen en vertrouwen winnen
o Gesprek kaderen
o Aanzet tot gespreksonderwerp
Kern van het gesprek
o Uitdiepen van gespreksonderwerpen
o Open en gesloten vragen
o Toekomstgerichte vragen (wondervraag) om nieuwe oplossingen uit te lokken
Afronding van het gesprek
o Wie doet wat, hoe, wanneer en waarom
o Evaluatie van het gesprek
o Aandacht voor emoties bij cliënten
OMGAAN MET WEERSTAND
Bezwaren van cliënten bevragen, ernstig nemen en bespreken
Meebewegen met de weerstand (wisselwerking tussen hulpverlener en cliënt) leidt tot
coöperatie
Waardering uitspreken t.a.v. cliënt
Flexibiliteit in gesprek en aanpak
RICHTLIJNEN VOOR EEN ‘SLECHTNIEUWSGESPREK’
Algemene richtlijn: directe aanpak met aandacht voor emoties bij de cliënten
Specifieke richtlijn: rekening houden met culturele gevoeligheden
Goede voorbereiding (wie aanwezig, welke informatie)
Meedelen van slechte nieuws (duidelijke en korte boodschap)
Ruimte voor emoties en stoom afblazen (actieve luisterhouding)
Uitwerking van de boodschap, toelichting en argumentatie (respect, begrip en medeleven)
Uitzicht op de toekomst en zoeken naar oplossingen (raadgevend, stimulerend en
uitnodigend)
Se
ssie
1
28
HUISWERKOPDRACHT
Jezelf observeren in een gesprek. Observeer welke gesprekstechnieken (verbaal/non-verbaal)
je hebt gehanteerd
Specifiek aandacht voor complementeren
Een verslag: korte inhoudelijke weergave van het gesprek (maskeer !) en toelichting van je
interventies die je bij jezelf waarnam + reflectie: hoe heb je dit ervaren: wat ging vanzelf, wat
vond je moeilijk
Mail verslag voor volgende les met vermelding taak na sessie 1
Lees tegen volgende keer hoofdstuk 3 en 4 van boek: Intake en strategiefase
Se
ssie
2
29
SESSIE 2
Bespreking huiswerk
Intakefase
Strategiefase
VIB
INTAKEFASE: REDEN VAN AANMELDING, HULPVRAGEN, WENSEN EN
VERWACHTINGEN
Expliciet peilen naar verwachtingen: wat wil je met deze aanmelding bereiken?
Wat zou straks – in adviesfase – goed en slecht nieuws zijn?
Inspelen op irreële verwachtingen ( voorkomen conflicten tijdens volgende fasen)
HULPVRAGEN EN DOELEN: NUTTIGE VRAGEN
Introductievragen (°veilige sfeer)
Vragen naar eerste verandering (bv. ook tussen aanmelding en nu)
Copingvragen
Creëren van hoop en onderhandelen over objectieven (doelen formuleren)
Zoeken naar uitzonderingen
Techniek «mirakelvraag»: concretiseren van doelen
DOELGEDRAG BEVRAGEN
Wat is er tussen aanmelding en nu eerste gesprek al veranderd?
Het is al een tijdje geleden dat wij elkaar gesproken hebben via de telefoon. Hoe is het hiertussen
gegaan?
Wat zou op het eind van de hulpverlening anders moeten zijn? Hoe zou de cliënt en/of het
cliëntsysteem zich anders gedragen op het eind van de hulpverlening?
In concrete, observeerbare gedragstermen (gedrag van de cliënt)!
Hulpvraag achter de hulpvraag: ben ik een goede ouder? Hoe moet ik dat thuis aanpakken? Hoe
moet ik daarmee omgaan thuis? … dit zeggen mensen meestal niet
o Wat betekent dat voor jou?
o Hoe ga jij daar mee om?
COPING BEVRAGEN
Hoe legt u het aan boord om dit alles vol te houden?
Je moet er erg onder afzien, hoe leg je het aan boord om te overleven?
Waar vind jij je steun?
Se
ssie
2
30
o Belangrijk: waar vinden mensen buiten de hulpverlening steun? Wat is hun
netwerk?
Wie heeft er u geholpen om het in deze moeilijke situatie toch zolang vol te houden?
Ik bewonder u voor de manier waarop u deze moeilijke situatie zolang gedragen hebt
Hoe kan je het opbrengen om elke dag zo te blijven vechten?
UITZONDERINGEN BEVRAGEN
In welke situaties lukt het?
Wat doe je dan (anders)?
Concretiseren van moeilijke situaties + hoe krijg je het gestopt?
Belangrijk informatie voor latere aanpak: wat werkt wel?
CONCRETISEREN
De uitzondering/klacht in concreet observeerbare termen kunnen beschrijven
Hulpmiddelen: een filmisch verloop, een dagverloop, een ABC-schema, een 5G’s-schema (zie
later: onderzoeksfase)
o Filmisch verloop: “Ik was er niet bij in die situatie, en ik hoor allerlei verhalen. Stel nu
dat we dat gefilmd hebben, wat zou je dan zien?” cameraperspectief
o ABC-schema: antecedents – behavior – consequences
WONDERVRAAG
‘Laten we veronderstellen dat mirakels bestaan en dat zich op een nacht (de volgende nacht)
zo’n mirakel voordoet, dat maakt dat de problemen waarvoor je naar hier kwam, voldoende
opgelost zijn. Je weet nergens van want je sliep. Hoe zal je dat vaststellen de volgende morgen en
de dagen daarop? Hoe zullen uw man, kinderen, ouders, vrienden, collega’s…dat opmerken?’
WENSEN EN VERWACHTINGEN
Expliciet bevragen
o Wat wil je met aanmelding bereiken?
o Wat zou straks goed/slecht nieuws zijn? Wat wil je wel/niet horen?
Afstemmen op realiteit en discrepanties wegwerken
INTAKEFASE: PROBLEMEN EN ZORGEN
Inventariseer en concretiseer!
Mogelijke vragen:
o Wie ervaart welke problemen en wanneer?
o Wanneer, in welke situaties zijn deze er en wanneer juist niet?
o Frequentie en intensiteit van de problemen? (vb. schaalvraag)
o Een recent voorbeeld van het gedrag stap voor stap beschrijven?
o Zijn de verschillende betrokkenen het met elkaar eens?
Se
ssie
2
31
o Hoe gaan ze om met de problemen? Welke emoties roepen deze bij hen op?
o Belemmeringen in hun rol van opvoeder?
o Welke impact hebben de problemen en zorgen voor hen?
Concrete voorbeelden, observeerbare gedragingen, letterlijke uitspraken
Objectief beeld krijgen van problematiek, MAAR ook peilen naar emoties (Wat doet dat met
je?)
INTAKEFASE: POSITIEVE KENMERKEN
= Nodig om volledig beeld van situatie te krijgen
Kansen en krachten van de betrokkenen: talenten, kwaliteiten, interesses, steunbronnen,
succesvolle aanpakken
Situaties waarin het probleemgedrag zich niet (of minder) voordoet: uitzonderingen
(Wanneer lukt het wel? Wanneer zien we gewenst gedrag?)
Terug bewust worden van krachten en hulpbronnen
Bevordert sfeer en samenwerking
OPLOSSINGSANALYSE
Wat lukt er?
Wanneer en waar lukt het wel?
Hoe heb je dat gerealiseerd?
Wat moet er zeker niet veranderen? Wat mag behouden blijven? (is soms makkelijker dan de
vraag wat wel goed loopt)
Zoeken naar de uitzondering (altijd-nooit)
Schaalvragen en inschalen
Wondervraag
BESCHERMENDE FACTOREN
Belangrijk om deze te bevragen!
Kindfactoren
o Intelligentie
o Temperament
o Competentie: schoolse (o.a. taal) competentie, probleemoplossingsvaardigheden,
sociale vaardigheden
o Ongewone of uitzonderlijke talenten
o Een positief zelfbeeld of zelfwaardegevoel
Gezinsfactoren (want: altijd jongere in zijn context!)
o Een hoge gezinscohesie
o Een goede relatie met één (of beide) ouder(s), of een andere belangrijke
volwassene
o Opvoedingsvaardigheden (cf. Patterson): steunen, stimuleren en sturen
o Hechting
Se
ssie
2
32
Omgevingsfactoren
o Beschikken over sociale steun, een sociaal netwerk
o Prosociale vriendjes
POSITIEVE KENMERKEN
Kenmerken en krachten van het kind
Kenmerken en krachten van de opvoedingsfiguren
Hulpbronnen in de sociale omgeving
Uitzonderingen
INTAKEFASE: RELEVANTE VOORGESCHIEDENIS, GENOMEN MAATREGELEN EN
EFFECTEN
Ontstaansgeschiedenis, hoelang duurt probleem al? inschatten mate van ernst
o Kan eventueel gerelateerd zijn aan de puberteit
Specifieke, ingrijpende gebeurtenis (stressoren) uit verleden als mogelijke verklaring?
Info omtrent bijzonderheden in de ontwikkeling?
Wat werkte in het verleden?
Belangrijk: HGD = doelgericht werken! (dus: geen standaard ontwikkelingsanamnese)
o Bv. i.p.v. vragen naar hoe de bevalling ging en hoe iemand als baby was, kun je
ook gewoon naar opvallendheden vragen
o Onderzoek afhankelijk van de hypothesen en problemen
Enkel die info uit voorgeschiedenis verzamelen die nodig is voor het beantwoorden van een
vraag of nemen van een beslissing
VOORBEELDEN
GENOGRAM
Heel bruikbaar iets! (zeker in het werken met jongeren: transparantie, veel informatie, …)
Se
ssie
2
33
LEVENSLIJN
GENOGRAM
ASPECTEN VAN SCHOOL, GEZIN EN RELEVANTE VOORGESCHIEDENIS (HGD)
Bijzonderheden in de ontwikkeling van het kind
Ingrijpende gebeurtenissen in het gezin, op school, … het is heel belangrijk om de context
daarbij te betrekken!
Gezinsanamnese en opvoedingssituatie
ONTWIKKELINGSANAMNESE
SAMENVATTEND: mijlpalen in de ontwikkeling bevragen
Zwangerschap
o Specifieke problemen tijdens de zwangerschap?
o Ziekte tijdens zwangerschap?
o Medicatie tijdens zwangerschap?
o Alcohol/druggebruik tijdens zwangerschap?
Geboorte
o Hoe verliep geboorte/specifieke voorvallen?
o Op hoeveel weken geboren (couveuse)?
o Hulpmiddelen gebruikt?
o Apgarscore en ev. zuurstoftoediening achteraf?
Se
ssie
2
34
Eerste levensmaanden « Hoe was je kind als baby? »
o Huilen
o Eten
o Slapen
o Motorische ontwikkeling
o Oogcontact en communicatie
o Hechtingseparatie (9 maanden)
o Spelen
Peuter, kleuterleeftijd, lagere school: « Hoe was uw kind als …? »
o Huilen?
o Eten?
o Slapen?
o Motorische ontwikkeling: stappen, fietsen, lopen, springen?
o Koppigheidsfase?
o Spraak en taal?
o Spelen? (waarmee, wat leuk vinden)
o Zindelijkheidstraining?
o Hechting/separatie? (crèche, opvangouder, grootouder…)
o Sociale vaardigheden
o Contact met broers, zussen en peers
GEZINSANAMNESE: MOGELIJKE INVLOEDEN OP HET GEDRAG VAN EEN KIND (GEÏNSPIREERD OP
BELSKY,1984)
Het opvoedkundig handelen van ouders wordt ook bepaald door hun eigen persoonlijkheid
en de eigen ontwikkelingsgeschiedenis, de omgeving (relatie, werk, sociale netwerk, …)
Se
ssie
2
35
Gezinssamenstelling
o Functioneren broers en zussen
o Chronische handicaps
o Enig kind
Gezinsinteracties
o Cohesie
o Aanpassing
o Communicatie
Opvoedingsvaardigheden (Patterson)
o Positieve betrokkenheid
o Positieve bekrachtiging
o Probleemoplossend handelen
o Disciplineren
o Monitoring
Je kunt dingen soms begrijpen als je de context van het gezin kent
PERSOONLIJKE ANAMNESE OUDERS
Huidig functioneren ouders
o Algemeen psychisch en lichamelijk welbevinden
o Mate van sociale integratie
o Gevoel van zelfwaarde
o Aanpassingsvermogen
o Opvoedingsstijl
o Kindgerichtheid
Draagkracht ouders is ook belangrijk!
Kwaliteit van huwelijksrelatie
o Tevredenheid rond relatie en rolverdeling binnen gezin
Se
ssie
2
36
o Ernst van onderlinge conflicten
o (V)echtscheiding
Persoonlijke voorgeschiedenis
o Opvoedingsklimaat gezin van herkomst
o Kwaliteit relatie tot ouders, broers en zussen
o Schoolverloop
o Integratie in peergroep
o Verloop adolescentie
o Werk – carrière
+ Inventarisatie van belastende gebeurtenissen – bronnen van stress
ONTWIKKELINGSTAKEN
Se
ssie
2
37
INTAKEFASE: ATTRIBUTIES, DOELEN EN OPLOSSINGEN
Attributies/verklaringen van kind, ouders en hulpverlener belangrijk om dit te kennen!
(neem ouders serieus: zij zijn de deskundigen van hun kind)
Externe versus interne attributies (heel vaak: externe attributies)
Bij ouders soms herformuleren/bijsturen van attributies: ombuigen van externe naar interne
attributie
Verandering in probleembesef
‘Therapeutisch diagnosticeren’
Hulpvraag achter de hulpvraag?
Wat willen cliënten bereiken (doelen) en hoe (oplossingen)?
Se
ssie
2
38
Ouders = ervaringsdeskundigen, beschikken over waardevolle informatie
Hun verklaringen kunnen omgezet worden in onderzoeksvragen
Hun oplossingen kunnen omgezet worden in aanbevelingen
INTAKEFASE: INSCHATTEN VAN DE VEILIGHEID
Veiligheid en geborgenheid = voorwaarde om goed te kunnen ontwikkelen
Mogelijke signalen dat veiligheid van kind onvoldoende gewaarborgd kan worden:
o Ouders ontkennen de problemen (bv. thuis is er ‘geen enkel probleem’)
o Externe of vijandige attributies
o Ontbreken van sociaal netwerk of andere beschermende factoren
o Ouders hebben in verleden geen enkele andere vorm van hulp aanvaard (kun je in
het dossier zien: eerdere adviezen)
Samen met ouders hierover reflecteren (open houding, niet veroordelend)
Verdere stappen ondernemen?
INTAKEFASE: AFRONDING VAN DE INTAKEFASE: WERKAFSPRAKEN
Informatie voor strategiefase is verzameld
Constructieve samenwerking is gestart
Werkafspraken:
o Uit welke fasen bestaat het diagnostisch traject (doel, procedures, tijdspad)
o Wie gaat wat doen, hoe, wanneer en waarom
EINDE VAN DE INTAKEFASE
Aanmeldingsvraag → hulpvragen
Hulpvragen (intakefase: beeld van de persoon vormen) → diagnostische vraagstellingen
Type vraagstelling
o Onderkennend: “wat is er aan de hand?”
o Verklarend: “hoe is het ontstaan? en/of wordt het in stand gehouden?”
o Indicerend: “wat kan eraan gedaan worden?”
Werkafspraken maken (bv. “ik ga nu alle gegevens samen leggen en ga je bellen met de
volgende stappen”) mensen moeten heel goed weten wat er nu verder gebeurt met hun
hulpvraag
Se
ssie
2
39
DIAGNOSTISCHE VRAAGSTELLING (HGD)
Onderkennend
o Beschrijven: “ Waaruit bestaan de concentratieproblemen van Thomas precies?”
o Classificeren: “Is er sprake van een gedragsstoornis bij Tibert?”
Verklarend
o Open: “Waarom vertoont Tibert storend gedrag?”
o Gesloten: “Zijn de concentratieproblemen van Thomas het gevolg van de
echtscheiding tussen zijn ouders?”
Indicerend
o Open: “Hoe kunnen we best omgaan met de driftbuien en het agressieve gedrag
van Inge?”
o Gesloten: “Voldoet Toby aan de criteria voor het bijzonder onderwijs type III?”
OEFENING CASUS EVA: INTAKEGESPREK
Gesprek per 4 studenten: moeder, therapeuten, 1 observator
Nabespreking
Intakefase:
o Voorbereiding intake
o Reden van aanmelding, hulpvragen, wensen en verwachtingen
o Problemen en zorgen
o Positieve kenmerken
o Relevante voorgeschiedenis, genomen maatregelen en effecten
o Attributies, doelen en oplossingen
o Inschatten van de veiligheid
o Afronding: werkafspraken
STRATEGIEFASE
= Reflectie van de diagnost/hulpverlener (vanuit het eigen denkkader nadenken over de casus)
Wat weten we al, wat moeten we nog weten, en waarom?
Se
ssie
2
40
STRATEGIEFASE: 4 STAPPEN
1. Wat weten we al? Inventariseer de relevante informatie (+ & -)
2. Wat willen we nog weten om de diagnostische vraagstelling te beantwoorden? Is verder
onderzoek vereist of kunnen we door naar de integratiefase? Indien onderzoek nodig is:
o Formuleer hypotheses (taal diagnost)
o Zet deze om in onderzoeksvragen (taal cliënt)
o Selecteer de relevante onderzoeksvragen
3. Waarom willen we dat weten? (selectie onderzoeksvragen) bedoeling dat we er nadien iets
mee kunnen doen
4. Communicatie met de cliënt!
ALGEMEEN
Clusteren van kindkenmerken
Inventariseren van kenmerken van omgeving (school en gezin)
Keuze diagnostisch traject: is er voldoende inzicht in de factoren van kind, school en gezin om
de vraagstelling te beantwoorden
o Zo nee: welke onderzoeksvragen selecteren we? De casus gaat naar de
onderzoeksfase
o Zo ja: de vraagstelling is te beantwoorden; onderzoek is niet nodig: de casus gaat
naar de indiceringsfase
Afronden: controleren of het diagnostisch traject nog afgestemd is op de hulpvragen en
informeren van de cliënt
STRATEGIEFASE STAP 1: WAT WETEN WE AL?
Clusteren van de gekende informatie
1. Kindkenmerken
2. Kenmerken van omgeving (school en gezin en ev. vrije tijd/sociaal)
3. Aandacht voor positieve aspecten
VOORLOPIG INTEGRATIEF BEELD (VIB)
CLUSTEREN VAN KINDKENMERKEN
Objectiveren van het klachtgedrag: is een klacht ook echt een probleem (inschatten ernst)
o Leeftijdsadequaat
o Duur van het probleemgedrag
o Omstandigheden
o Socioculturele setting
o Hoeveelheid en frequentie van problemen
o Type problemen en mate van voorkomen
o Intensiteit van problemen
o Verandering in het gedrag
o Situatiegebondenheid
Se
ssie
2
41
Lijst van probleemgedragingen en risicofactoren ordenen
o Weet hebben van normale ontwikkelingstaken
Ook positieve kenmerken clusteren
Nut van clusteren met classificatiesysteem
CLUSTEREN VAN OMGEVINGSKENMERKEN
Onderwijsleersituatie
Gezinssituatie
o Opvoedingsstijl/kwaliteit van de opvoeding
o Ouderkind relatie/ broer-zus
o Opvoedingssituatie
o Functioneren van ouders
o Familie en netwerk
o Vrije tijd
VIB: VOORLOPIG INTEGRATIEF BEELD
Inventariseer alle elementen/problemen/positieve zaken
Orden deze in clusters. Let ook op de klachten/oplossingen die dezelfde functie hebben!
Leg relaties tussen de verschillende clusters
Maak een schematische tekening met de probleem- en oplossingsgebieden en onderlinge
relaties
Uniciteit (in termen van de) cliënt: titel het moet uniek zijn voor de specifieke cliënt!
o Bv. ‘ik ben niets waard’ i.p.v. ‘negatieve gedachten’
o We geven het VIB ook een titel: iets dat echt past bij die persoon (bv. ‘de
zondebok van de familie’)
Kan doorheen het diagnostisch proces verder aangevuld worden
o Het is een werkdocument
o Stippellijnen = vermoede verbanden hypothesen, onderzoeksvragen
o Volle lijnen = verbanden waarvan we zeker zijn
Se
ssie
2
42
Belangrijk om na te gaan: is dit van belang voor de problematiek in het hier en nu? Welke
elementen spelen nu een rol in die problematiek?
Se
ssie
2
43
Naast een schematische voorstelling, zorg je best ook voor een uitgeschreven tekst (kan
soms helpen om duidelijker te krijgen hoe je iets best in een schema zet)
Rechthoeken = veranderbaar, ovalen = onveranderbaar
Enkel hetgeen nu nog een invloed heeft, hoort in de VIB
Denk na over verklaringsmodellen (bv. depressie: diathesis-stress model) en of je zaken
daarvan in de casus terug ziet komen
STRATEGIEFASE STAP 2: MOETEN WE MEER WETEN OM DE VRAAGSTELLING TE
BEANTWOORDEN?
Bij een onderkennende vraag: hebben we voldoende zicht op de aard van de problemen?
Bij een verklarende vraag: hebben we voldoende inzicht in de verklaring van de problemen?
Bij een indicerende vraag: kunnen we de pedagogisch-didactische of opvoedingsbehoeften
van het kind al formuleren?
STRATEGIEFASE STAP 3: WAT WILLEN WE NOG WETEN EN WAAROM?
Onderzoek is nodig!
Formuleer hypothesen (bv. ‘er is sprake van ADHD’)
Zet ze om in onderzoeksvragen (bv. ‘is er sprake van ADHD?’)
Belangrijk (taalkundig) onderscheid (verwar dat niet in je stageverslag!)
Selecteer de relevante onderzoeksvragen: waarom willen ze dat weten?
Se
ssie
2
44
STAP 3A: FORMULEREN VAN HYPOTHESEN
Formuleer:
o Hypothesen zoveel mogelijk op basis van gevalideerde theorieën
o Alternatieve hypothesen
o Waarschijnlijke hypothesen
o Toetsbare hypothesen
o Hypothesen vanuit een transactioneel referentiekader
o Een gepast aantal hypothesen
o Hypothesen die van invloed zijn op de diagnostische besluitvorming: als… dan…
principe
STAP 3B: VAN HYPOTHESE NAAR ONDERZOEKSVRAAG: WAT WILLEN WE NOG WETEN?
Van bewerende vorm (we vermoeden dat …) naar vragende vorm (is het mogelijk dat …?)
Voorbeeld:
o Onderkennende hypothese: er is bij Jan sprake van een separatieangststoornis
volgens de DSM5
o Onderkennende onderzoeksvraag: is er bij Jan sprake van een separatie-
angststoornis volgens de DSM5?
o Verklarende hypothese: het negatieve zelfbeeld van Stella hangt waarschijnlijk
samen met de vijandige bejegening van stiefvader.
o Verklarende onderzoeksvraag: in hoeverre hangt het negatieve zelfbeeld van Stella
samen met de vijandige bejegening van stiefvader?
STAP 3C: SELECTEREN VAN ONDERZOEKSVRAGEN: WAAROM WILLEN WE DIT WETEN?
Niet meten om te weten, maar meten om te adviseren
De als-dan-redenering
o Als ik weet dat …, wat zou dat dan veranderen aan mijn advies?
STRATEGIEFASE STAP 4: COMMUNICATIE MET DE CLIËNTEN
Wie gaat wat doen, hoe, wanneer en waarom?
Belang van communicatie voorafgaand aan onderzoek: consensus en acceptatie
OP HET EINDE VAN DE STRATEGIEFASE
Intakegegevens zijn bekend
Hypotheses zijn geformuleerd
Onderzoeksvragen zijn afgeleid
VIB
Se
ssie
2
45
Volgende stap:
o Hoe onderzoeksvragen onderzoeken? Welke middelen?
o Welke disciplines worden betrokken?
OEFENING STRATEGIEFASE: CASUS EVA
Subgroepjes:
o Casusmateriaal Eva intakefase
o Clusteren van informatie (zie p. 223)
Kindkenmerken:
Emotioneel functioneren (internaliserend gedrag)
o Durft niet
Gedragsmatig functioneren (externaliserend gedrag)
o Perfectionistisch
o Wil niet alleen op kamer slapen
Sociaal functioneren
o Heeft vrienden
o Gestopt met de scouts
Ontwikkelings- en cognitief niveau
o Intelligent
Schoolse vaardigheden
o Doet het goed op school
Werkhouding en motivatie
o Werkt hard voor school
Lichamelijk functioneren
o Normaal?
o Vermoeidheid
o Tekort aan slaap
o Luie darm gehad
o Veel ziek de laatste tijd
Gezinskenmerken:
Opvoedingsvaardigheden
o Constructieve communicatie
o Verschillende oplossingen geprobeerd
Functioneren ouders
o Perfectionistische papa
o Angstige/bezorgde mama
o Professionele zorgen omtrent werk papa
o Kanker mama
Ouder-kindrelatie
o Steunende relatie met ouders
Kenmerken van de sociale context
Positief
Negatief
o Recent overlijden opa en oma in rusthuis
o Diagnostische vraagstellingen (cf. hypothesen)
Verlatingsangst/separatie-angst? in stand gehouden door moeder?
Depressieve episode?
Se
ssie
2
46
Angststoornis?
Onverwerkt overlijden van opa? M.b.t. kanker mama?
Welke invloed hebben stresserende gebeurtenissen op Eva haar angst?
Hard werken als manier van coping? Is er sprake van inadequate
emotieregulerende vaardigheden/coping?
Zijn er gebeurtenissen op school die haar verdrietig maken?
o VIB (integreer hier je theoretische kennis)
Met telkens terugkoppeling in grote groep
VOORBEELDEN VAN HYPOTHESEN
Depressie
Angst
Persoonlijkheid: perfectionisme, gesloten/introvert, angstig
Laag zelfbeeld
Vermijdingsgedrag
Psychosomatische klachten
Slaapproblemen
Inadequate reactie ouders
Stressfactoren in context
Persoonlijkheid ouders
GEBRUIK JE THEORETISCHE ACHTERGROND VOOR HET VIB
Strategiefase: wat heb ik nodig om een antwoord te kunnen geven op de hulpvraag?
Einde intakefase: informatie samenvatten en clusteren beter zicht op waar de problemen
zich bevinden
Vanuit de clusters kun je gaan kijken: als ik mijn VIB maak, wat moet er daar zeker in?
Je begint te kijken naar wat er zeker in moet
o Bij Eva bv. moeten die slaapproblemen er in: aanmeldingsklacht + hulpvraag van
de ouders
o Welke problemen zijn er nog?
Psychosomatiek
Internaliserende problemen (eventueel hypothese: depressieve
symptomen)
…
Vakjes invullen, en dan kijken hoe je dat in verband ziet met elkaar pijlen tekenen
o Ook nadenken vanuit de verklaringsmodellen: wat met die problemen gelinkt is
(bv. piekeren, angst, … bij slaapproblemen) vind ik dat al terug, of moet ik dat
nog onderzoeken?
o Dan begin je de hypothesen er ook tussen te plaatsen om dan je pijlen te kunnen
plaatsen
Se
ssie
2
47
VIB: “zo begrijp ik dat probleem beter, en van daaruit weet ik ook hoe ik het moet
onderzoeken”
Stippelijnen/hypothesen worden onderzoeksvragen
Bij elke pijl moet je een nummer zetten schematische tekening + beschrijving van de
problemen (je moet elke pijl kunnen verklaren waarom die er staat: waarom er een verband is
tussen twee factoren)
o Als je een pijl niet in woorden kan uitleggen, betekent dat waarschijnlijk dat die pijl
er niet moet staan
Wij beslissen als hulpverlener of we voldoende weten om iets als een vaststaand feit te
beschouwen, of als het nodig is om het nog te onderzoeken
VIB EVA
Het gemakkelijkst is om te beginnen met klachten/zaken waarvan je denkt ‘dat moet er zeker
in’
o Schuchter en stil
o Hoge intelligentie school + perfectionisme
o Opvoedingsstijl ouders
o Gebeurtenissen op school (hypothese)
o Angst
o Opvoedingsstijl ouders angst, perfectionisme, slaapproblemen ()
o Problemen tussen ouders stress
o Problemen op werk stress
o Niet alleen willen zijn angst blijft bestaan
o Hoe ze omgaat met emoties
o Je kan stresserende gebeurtenissen clusteren
Duidelijke link aan gevoelens, gedachten, cognities
Voorval op bosklassen of nachtmerrie?
Aanleg: angstige mama / perfectionistische (+ dwang) papa
Eerste denkpiste als mogelijke verklaring voor slaapproblemen: angst
o Door voorval?
o Door aanleg mama en papa
o Cognitie: ‘het is niet veilig alleen’
Ook cognitie ‘ik moet perfect zijn’ stress innerlijke onrust slaapproblemen
Gesloten persoon onvermogen emoties te uiten (hypothese)/beperkte emotieregulatie
angst, onrust, psychosomatiek, piekeren
Piekeren psychosomatiek, slaapproblemen
Gesloten persoon weinig vrienden ongelukkige zijn depressieve symptomen
(allemaal hypotheses)
Slaapproblemen moe depressieve symptomen (weinig energie, weinig optimisme,
weinig geloof in eigen mogelijkheden)
Niet alleen durven zijn schaamte isolatie
Inadequate coping ouders versterkt de slaapproblemen en niet alleen naar boven durven
Pubertijd, ouders verwachten teveel autonomie moeite met teveel autonomie angstige
hechting: mama dichtbij willen
Gebrek aan vrienden ‘zich eenzaam voelen’ angstige hechting
Se
ssie
2
48
Erg intelligent perfectionisme
Geen angstige persoonlijkheid (hypothese, beschermende factor) angst verminderen
Als je verklaringen gaat zoeken: hier baseren ze zich een stuk op wat geweten is
(wetenschappelijke verklaringsmodellen)
o Stress en angstige aanleg zijn wetenschappelijk gelinkt aan slaapproblemen
o Ook ouders die niet adequaat reageren: risicofactor om slaapproblemen te
verhogen
Als je een positieve factor hebt die je aan niks kan relateren, mag je die gewoon ergens links
zetten (zo vergeet je hem niet, maar je zet beter geen pijl als je die niet kan verklaren)
VIB: titel + naam en leeftijd
HUISWERK
To Do:
o Zelf invullen vragenlijsten (achtergrondinformatie Minerva)
o Notities Casus Eva bijhouden en meebrengen!
To Read: H5 Onderzoeksfase
VOLGENDE SESSIE
Film Evan
Onderzoeksfase
o Soorten onderzoeksmethoden
o Casus Eva: onderzoeksfase
Se
ssie
3
49
SESSIE 3
VIB Eva
Film Evan + aanzet VIB
Reflectie op huiswerkopdracht
Onderzoeksfase
o Onderzoeksmethoden
o Toepassing op casus Eva
FILM EVAN
Signs of safety: oplossingsgericht werken in situaties van kindermishandeling
o Hebben een heel specifieke methodiek ontwikkeld voor hoe je met ouders gaat
werken als er sprake is van verontrustende situaties, mishandeling of
verwaarlozing, …
o Samen met de ouders een veiligheidsplan opstellen: dit zijn de zaken waar wij ons
zorgen overmaken, waar jullie je zorgen over maken, wat de krachten/sterktes zijn
binnen het gezin, en dan gaan ze bepalen wat de doelen zijn binnen het gezin
(wat moeten we veranderen zodat het hier terug veilig zou zijn?)
Bv. waar kan het kind naartoe, wie wordt er gebeld?
Het netwerk van het gezin wordt betrokken
o Men werkt niet beschuldigend en veroordelen, maar men vertrekt vanuit de
krachten van het gezin, …
o Dit is een zeer goede manier om met dergelijke gezinnen te werken
o (Veilig opgroeien (A; Turnell, S. Edwards), Als er niets aan de hand is (A. Turnell, S.
Essex) )
Geen klemtoon op vaststellen van de feiten
Veiligheid staat centraal. Concretiseren in veiligheidsplan met ondersteuning en actief
toezicht door een netwerk.
Erken dat in elk gezin signalen van veiligheid aanwezig zijn.
Doelgericht = focus op gewenste situatie
Focus op krachten van het gezin
Client is iemand om “mee” te werken en niet “aan” te werken
Framework of Drie-kolommen-model: Waar zijn we bezorgd over? (zorgen),Wat gaat er goed?
(krachten), Wat moet er gebeuren? (doelen)
HUISWERK
Casus rond gedragsproblemen
Inoefenen van opstellen van (V)IB
Gebruik je theoretische kennis (Handboek Klinische Ontwikkelingspsychologie, Prins en
Braet)
Se
ssie
3
50
EVAN
NABESPREKING
Het is een interactieproblematiek!
De ouders hebben ook hun bagage bepaalt mee hoe ze zijn, hoe ze reageren
Gedrag is een ontwikkeling en wordt door heel veel zaken beïnvloed
Als je met jongeren werkt, is het ook belangrijk om te weten waar je allemaal beroep op kan
doen
Als je zo’n jongere krijgt:
o Jongere overtuigen om een gesprek te mogen hebben met de ouders
o Iets doen = een teambeslissing (terugkoppelen naar het team waarin je werkt)
o Je hebt ook jongeren die zeggen: “ik ga vanavond niet naar huis”
Contact met ouders nodig
Kijken wie de jongere nog in de omgeving heeft
Wat er ook bestaat: ‘Crisisnetwerk’ gaat meestal aan huis om te kijken
wat voor hulp er nodig is
Heel vaak is het uit onmacht dat er geweld is thuis vaak (niet altijd) hebben ouders ook wel
een hulpvraag
Crisishulp, thuisbegeleiding, … is allemaal rechtstreeks toegankelijk geworden (voor
toegangspoort)
OOOC = na toegangspoort
Verontrustende situatie (voor jongere of de ouders) met ouders besproken, maar geen
medewerking M-document (‘document maatschappelijke noodzaak’): doorgestuurd naar
dienst ondersteuningscel jeugd (?) beslissing: observerend dossier of interveniërend
dossier (sociaal onderzoek: ‘wat is er aan de hand?’ advies m.b.t. welk soort hulp er nodig
is)
o Als de ondersteuningscel jeugd ook geen vrijwillige hulpverlening kan opstellen
jeugdrechtbank
Uithuisplaatsing als allerallerlaatste optie (meestal willen kinderen/jongeren zelf dit ook niet
willen dat de situatie verandert, maar willen niet weg uit huis)
Je moet ervoor opletten dat je ingrijpen niet nog een bijkomend trauma wordt!
Onveilige hechting meenemen in VIB Evan! + opvoedingsstijl heeft ook directe link met
emotieregulatie
VIB: GEBRUIK JE THEORETISCHE ACHTERGROND
Reactieve versus proactieve agressie
Samenspel meerder factoren:
o Kindkenmerken: behoefte aan spanning, verminderde gevoeligheid straf,
negatieve emotionaliteit, geringe emotieregulatie
o Wisselwerking met omgeving:
Dwingende interacties (Patterson)
Observationeel leren (gezin, leeftijdsgenoten)
Afwijzing
Se
ssie
3
51
Sociaal informatieverwerkingsmodel:
o Selectieve aandacht voor bedreiging (reactieve agressie)
o Beperkter repertoire van sociale reacties (proactieve agressie)
Pathways van Loeber
Transactioneel model van Patterson
Wisselwerking: het een versterkt het ander
Se
ssie
3
52
ONDERZOEKSFASE: DE THERAPEUTISCHE WAARDE VAN EEN DIAGNOSTISCH
TRAJECT MET METINGEN
EEN HANDELINGSGERICHTE ONDERZOEKSFASE
Doel: het toetsen van hypotheses en het beantwoorden van de onderzoeksvragen
Eindproduct: een verslag waarin de onderzoeksvragen één voor één zijn beantwoord
Onderzoek: vragenlijsten, tests, maar ook extra gesprekken, diagnostische interviews,
gerichte observaties, observatie-opdrachten
verschillende inf