121
Dit rapport is digitaal gegenereerd en derhalve niet voorzien van een handtekening. De inhoud van de rapportage is aantoonbaar gecontroleerd en vrijgegeven. Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Provincies Limburg, Antwerpen, Vlaams-Brabant, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen Rapportnummer: 20120368/rap01 Status rapport: Definitief Datum rapport: 2-5-2013 Auteur: J. Hop Projectleider: F.T. Vriese Gecontroleerd: F.T. Vriese Opdrachtgever: Agentschap voor Natuur en Bos Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel Contactpersoon: K. Vlietinck

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire ......Kanaal Brussel-Charleroi De bemonstering van kanaal Brussel-Charleroi is voorspoedig verlopen. In het kanaal zijn in totaal

  • Upload
    others

  • View
    34

  • Download
    1

Embed Size (px)

Citation preview

Dit rapport is digitaal gegenereerd en derhalve niet voorzien van een handtekening. De inhoud van de rapportage is aantoonbaar gecontroleerd en vrijgegeven.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Provincies Limburg, Antwerpen, Vlaams-Brabant, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen

Rapportnummer: 20120368/rap01 Status rapport: Definitief Datum rapport: 2-5-2013 Auteur: J. Hop Projectleider: F.T. Vriese Gecontroleerd: F.T. Vriese Opdrachtgever: Agentschap voor Natuur en Bos Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel

Contactpersoon: K. Vlietinck

SAMENVATTING In het Vlaamse Gewest bevinden zich een aantal grote lijnvormige wateren, zoals kanalen en grote rivieren. Deze waterlopen hebben een belangrijke functie voor de openbare visserij. Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) is verantwoordelijk voor het visstandbeheer in deze wateren. Een lacune in de kennis van de visstand is het ontbreken van cijfers over de totale visbiomassa. In het kader van het visstandbeheer wenst het ANB door middel van een visstandonderzoek een beter inzicht te krijgen in de visstand in deze wateren. Het ANB heeft AquaTerra-KuiperBurger B.V. (ATKB) opdracht gegeven voor het uitvoeren van visstandonderzoek op de kanalen Bocholt-Herentals, Brussel-Charleroi, Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme. Deze kanalen zijn gelegen in de provincies Limburg, Antwerpen, Vlaams-Brabant, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen. De uitvoering van de visstandbemonstering is gebaseerd op de Bevist-Oppervlak-Methode (BOM). Deze methode houdt in dat een bepaald oppervlak op gestandaardiseerde wijze wordt bevist met een vangtuig waarvan het vangstrendement bekend is. De bemonstering is uitgevoerd in de periode van 15 oktober tot en met 1 november 2012. Afhankelijk van het water zijn de vangtuigen stortkuil en/of zegen ingezet voor bemonstering van het open water en het elektrovisapparaat voor bemonstering van de oeverzone. Navolgend worden per kanaal de belangrijkste resultaten, conclusies en aanbevelingen van het onderzoek samengevat. Kanaal Bocholt-Herentals De bemonstering van het kanaal Bocholt-Herentals is voorspoedig verlopen. In het kanaal zijn in totaal 20 vissoorten gevangen, waarmee de visstand relatief soortenrijk is. De aangetroffen soorten zijn alver, baars, brasem, blankvoorn, karper, kolblei, Europese meerval, paling, pos, snoekbaars, snoek, rietvoorn, zeelt, kopvoorn, rivierdonderpad, sneep, winde, marmergrondel, roofblei en zonnebaars. De soortensamenstelling komt in grote lijnen overeen met eerder aangetroffen visbestanden. Verschillen worden voornamelijk veroorzaakt door de aan- of afwezigheid van enkele exemplaren van een soort. De exoot marmergrondel is een nieuw aangetroffen soort waarvan het bestand sterk in omvang en verspreiding lijkt toe te nemen (in westelijke richting). De omvang van het visbestand is geschat op 63,3 kg/ha en 2.517 stuks/ha. De visbiomassa bestaat grotendeels uit blankvoorn (32%), baars (24%) en brasem (19%). Op basis van aantallen bestaat 48% van het bestand uit baars. Een andere relatief veel voorkomende soort is de blankvoorn (31%). In de kanaalverbredingen is een visstand aangetroffen die op basis van biomassa ruim tien maal zo groot is dan in de hoofdstroom (336,8 kg/ha versus 33,5 kg/ha). De omvang van het visbestand in het kanaal Bocholt-Herentals is groter dan het geschatte visbestand in de gelijkaardige wateren Zuid-Willemsvaart, kleiner dan het bestand in het kanaal Dessel-Turnhout-Scholten en vergelijkbaar met de omvang van het visbestand in het kanaal Leuven-Dijle. Kenmerkend aan het visbestand is de relatief hoge soortenrijkdom en de kleine omvang van het visbestand. De visstand in het kanaal lijkt de meeste overeenkomsten te hebben met een blankvoorn-brasemvisgemeenschap. Om tot een groter en meer divers visbestand in de oeverzone te komen is het aan te bevelen de mate van structuur te verhogen, waarbij bij voorkeur gestreefd wordt naar een plantenrijke oeverzone. Verder is het interessant de rol van de aangetakte wateren in kaart te brengen met betrekking tot de functie als paai-, opgroei- en/of overwinteringsgebied. Kanaal Brussel-Charleroi De bemonstering van kanaal Brussel-Charleroi is voorspoedig verlopen. In het kanaal zijn in totaal 15 vissoorten gevangen, waarmee er sprake is van een matige soortenrijkdom. Aangetroffen soorten zijn baars, brasem, blankvoorn, driedoornige stekelbaars, giebel, karper, kolblei, paling, pos, snoekbaars, bittervoorn, rietvoorn, zeelt en blauwband. In grote lijnen komt de huidige soortensamenstelling overeen met eerdere onderzoeken. Verschillen berusten voornamelijk op de aan- of afwezigheid van enkele exemplaren van een soort. De exoot blauwband is een nieuw aangetroffen soort. De omvang van het visbestand is geschat op 123,9 kg/ha en 15.329 stuks/ha. Er is sprake van een eenzijdig visbestand. De biomassa bestaat grotendeels uit blankvoorn (48%) en brasem (34%). Op basis van aantallen domineert blankvoorn het visbestand (72%). De vangsten in het bredere deel van het kanaal zijn een factor vijf maal zo hoog ten opzichte van de vangsten in het smallere deel.

De omvang van het visbestand is groter dan in gelijkaardige wateren als kanaal Bossuit-Kortrijk en kanaal Leuven-Dijle. In kanaal Roeselare-Leie en de benedenloop van de Dender is het aanwezige visbestand echter aanzienlijk groter. Het is goed mogelijk dat het visbestand in het kanaal Brussel-Charleroi enigszins onderschat is ten opzichte van het werkelijk aanwezige visbestand. Het visbestand in het kanaal Brussel-Charleroi heeft de meeste overeenkomsten met een blankvoorn-brasemvisgemeenschap. Kenmerkend aan de visstand is de dominantie van vissoorten die onder plantenarme en voedselrijke omstandigheden het beste kunnen overleven. Dit zijn soorten als brasem, blankvoorn en snoekbaars. Als gevolg van de karakteristieken van het kanaal Brussel-Charleroi is de ontwikkeling van een gevarieerdere visstand niet eenvoudig. Met betrekking tot de soortenrijkdom is het aan te bevelen de inspanningen in eerste instantie te richten op de oeverzone van het kanaal. Op dit moment zijn daar relatief weinig soorten en kleine aantallen vis aangetroffen. Indien er sprake zou zijn van een plantenrijke oever met veel structuur, dan is het aannemelijk dat de soortenrijkdom en aantallen vis in dit deelgebied groter zal zijn. Als gevolg van de beperkte waterbreedte en diepte zijn er weinig schuilmogelijkheden voor vis. Idealiter zouden er meer schuilmogelijkheden zijn, bijvoorbeeld in de vorm van verbredingen of aangetakte wateren. Op basis van het aanwezige visbestand en de waargenomen natuurlijke rekrutering wordt aanbevolen voorlopig geen vis uit te zetten in het kanaal. Kanaal Roeselare-Leie De bemonstering van het kanaal Roeselare-Leie is voorspoedig verlopen. In het kanaal Roeselare-Leie zijn in totaal 15 vissoorten aangetroffen, waarmee de soortenrijkdom als matig gekarakteriseerd kan worden. Aangetroffen soorten zijn baars, brasem, blankvoorn, giebel, karper, kolblei, paling, pos, snoekbaars, rietvoorn, zeelt, riviergrondel, winde, blauwband en zilverkarper. De riviergrondel is, ten opzichte van eerdere onderzoeken, een nieuw aangetroffen soort. Deze soort is vooral nabij de Leie gevangen. Over het algemeen berust de afwezigheid van eerder aangetroffen soorten op de vangst van enkele exemplaren. De zilverkarpers zijn vermoedelijk al voor 2004 uitgezet in het kanaal. Met een geschat bestand van 448,4 kg/ha en 15.472 stuks/ha is er sprake van een omvangrijk visbestand. Zowel op basis van biomassa als op basis van aantallen wordt dit visbestand gedomineerd door brasem. Ook blankvoorn heeft een aanzienlijk aandeel in de bestandschatting. Snoekbaars is de meest voorkomende roofvis. Het visbestand in de zwaaikommen is vele malen groter dan in de hoofdstroom (5.724 kg/ha versus 152 kg/ha). Brasem (> 30 cm) en snoekbaars (> 40 cm) lagen sterk geclusterd in de zwaaikom te Ingelmunster. In de zwaaikom te Izegem was een dergelijke clustering niet aanwezig. Ten opzichte van gelijkaardige wateren is er sprake van een omvangrijk doch eenzijdig visbestand. Een dergelijk eenzijdig visbestand is ook in het kanaal Brussel-Charleroi aangetroffen. Op basis van het omvangrijke visbestand, de dominantie van brasem en snoekbaars als belangrijkste roofvis, kan de visstand in het kanaal Roeselare-Leie getypeerd worden als een brasem-snoekbaars visgemeenschap. De matige soortenrijkdom is karakteristiek voor deze visgemeenschap. Bij de soorten brasem en blankvoorn is sprake van natuurlijke voortplanting. Bepotingen van kleine brasems en blankvoorns lijken om die reden dan ook niet langer noodzakelijk. Op basis van de voedselrijke omstandigheden en de aanwezige scheepvaart lijkt de ontwikkeling naar een gevarieerdere visstand niet eenvoudig. Voor biotoopgebonden soorten als snoek en rietvoorn lijken de meeste mogelijkheden in de oeverzone te liggen en dan in de vorm van een hogere bedekking met emerse vegetatie. In het kanaal Roeselare-Leie zijn aanzienlijke hoeveelheden zilverkarpers aanwezig. Het is aan te bevelen deze vissoort niet (meer) uit te zetten en mogelijk zelfs te verwijderen. Kanaal Moervaart-Durme De bemonstering van de Moervaart-Durme is voorspoedig verlopen. Tijdens de bemonstering bleek de vis niet evenredig verdeeld te zijn over de waterloop. Dit kan leiden tot een lagere nauwkeurigheid van de bestandschatting. Door de evenwichtige verspreiding van de trajecten over de waterloop is dit enigszins ondervangen. In de Moervaart-Durme zijn in totaal 15 vissoorten gevangen. De aangetroffen soorten zijn baars, brasem, blankvoorn, driedoornige stekelbaars, giebel, karper, kolblei, paling, pos, snoekbaars, snoek, bittervoorn, rietvoorn, tiendoornige stekelbaars en zwartbekgrondel. Soorten die ontbreken ten opzichte van voorgaande onderzoeken zijn blauwband, vetje, winde, zeelt en zonnebaars. Nieuw aangetroffen soorten zijn bittervoorn en zwartbekgrondel.

Deze laatste soort is een exoot die vanuit het kanaal Gent naar Terneuzen lijkt op te trekken. Tot nu toe is de verspreiding beperkt tot de benedenloop van de Moervaart-Durme. De omvang van het visbestand is geschat op 188,0 kg/ha en 2.348 stuks/ha. De visbiomassa bestaat grotendeels uit brasem (72%), wat eveneens de meest voorkomende vis is (51%). Andere relatief veel voorkomende soorten zijn baars (22%) en blankvoorn (17%). Ten tijde van de bemonstering was er al sprake van clustering van vis. Het omvangrijkste visbestand is aangetroffen in het stedelijk gebied van Lokeren (800 kg/ha en 12.500 stuks/ha). Ten opzichte van de overige sectoren bestond dit visbestand uit relatief veel brasem, blankvoorn en rietvoorns in de lengteklasse van 16 tot 25 cm. Brasems groter dan 40 cm zijn voornamelijk in de sectoren 2 en 3 aangetroffen. Ten opzichte van gelijkaardige wateren, zoals de Dender, is er sprake van een relatief omvangrijk visbestand in de Moervaart-Durme. Kenmerkende soorten in deze vergelijking zijn brasem, blankvoorn en giebel, met daarbij snoek als belangrijkste roofvis. De visstand in de Moervaart-Durme kan getypeerd worden als een combinatie van een snoek-blankvoorn en blankvoorn-brasem visgemeenschap. Kenmerkende soorten zijn brasem, baars en blankvoorn en daarbij snoek als belangrijkste roofvis. De overeenkomsten met het snoek-blankvoorn viswatertype lijken voort te komen uit de relatief grote verhouding tussen oeverlengte en wateroppervlak. Vegetatieontwikkeling is voornamelijk aanwezig in de oeverzone. Met betrekking tot een duurzaam beheer van de visstand is een continue goede waterkwaliteit van groot belang en mogen vervuilingen, met vissterfte als gevolg, niet aan de orde zijn. Gezien de wijze waarop de visstand zich op natuurlijke wijze heeft hersteld na de vissterfte van 2010 lijken herbepotingen niet noodzakelijk. Daarbij geldt eveneens dat het uitzetten van vis in open wateren over het algemeen minder zin heeft dan in afgesloten wateren. Met betrekking tot de biotoopgebonden soorten snoek, zeelt en rietvoorn kan een meer natuurlijk ingerichte oever, met een hogere bedekking van emerse en submerse vegetatie, een geschikt biotoop bieden voor deze vissoorten.

INHOUDSOPGAVE

1 INLEIDING ........................................................................................................................................... 1

1.1 Aanleiding ...................................................................................................................................... 1 1.2 Doel ................................................................................................................................................ 1 1.3 Leeswijzer ...................................................................................................................................... 1

2 MATERIAAL EN METHODE ............................................................................................................... 2

2.1 Onderzoeksgebied ......................................................................................................................... 2 2.1.1 Kanaal Bocholt-Herentals ........................................................................................................ 2 2.1.2 Kanaal Brussel-Charleroi ......................................................................................................... 2 2.1.3 Kanaal Roeselare-Leie ............................................................................................................. 2 2.1.4 Moervaart-Durme ..................................................................................................................... 2

2.2 Vangtuigen en wijze van bemonsteren .......................................................................................... 3 2.3 Bemonsteringsperiode en -inspanning .......................................................................................... 4 2.4 Verwerking van de vangst en veldgegevens ................................................................................. 4

2.4.1 Berekening omvang visbestand ............................................................................................... 4 2.4.2 Conditie .................................................................................................................................... 5 2.4.3 Predator-prooi verhouding ....................................................................................................... 5 2.4.4 Presentatie gegevens............................................................................................................... 5

3 RESULTATEN KANAAL BOCHOLT-HERENTALS ........................................................................... 6

3.1 Algemene opmerkingen ................................................................................................................. 6 3.2 Soortensamenstelling .................................................................................................................... 6 3.3 Omvang van het visbestand .......................................................................................................... 7 3.4 Bestandschattingen deelgebieden ................................................................................................. 8 3.5 Lengtesamenstelling ...................................................................................................................... 9 3.6 Conditie van de meest voorkomende vissoorten ........................................................................... 9 3.7 Predator-prooi verhouding ............................................................................................................. 9 3.8 Hengelvangstgegevens ............................................................................................................... 10

4 RESULTATEN KANAAL BRUSSEL-CHARLEROI .......................................................................... 12

4.1 Algemene opmerkingen ............................................................................................................... 12 4.2 Soortensamenstelling .................................................................................................................. 12 4.3 Omvang van het visbestand ........................................................................................................ 13 4.4 Lengtesamenstelling .................................................................................................................... 14 4.5 Conditie van de meest voorkomende vissoorten ......................................................................... 14 4.6 Predator-prooi verhouding ........................................................................................................... 14 4.7 Hengelvangstgegevens ............................................................................................................... 14

5 RESULTATEN KANAAL ROESELARE-LEIE .................................................................................. 15

5.1 Algemene opmerkingen ............................................................................................................... 15 5.2 Soortensamenstelling .................................................................................................................. 15 5.3 Omvang van het visbestand ........................................................................................................ 16 5.4 Bestandschattingen deelgebieden ............................................................................................... 17 5.5 Lengtesamenstelling .................................................................................................................... 17 5.6 Conditie van de meest voorkomende vissoorten ......................................................................... 18 5.7 Predator-prooi verhouding ........................................................................................................... 18 5.8 Hengelvangstgegevens ............................................................................................................... 19

6 RESULTATEN MOERVAART-DURME ............................................................................................. 20

6.1 Algemene opmerkingen ............................................................................................................... 20 6.2 Soortensamenstelling .................................................................................................................. 20 6.3 Omvang van het visbestand ........................................................................................................ 21 6.4 Bestandschattingen deelgebieden ............................................................................................... 22 6.5 Lengtesamenstelling .................................................................................................................... 23 6.6 Conditie van de meest voorkomende vissoorten ......................................................................... 23

6.7 Predator-prooi verhouding ........................................................................................................... 23 6.8 Hengelvangstgegevens ............................................................................................................... 24

7 DISCUSSIE ........................................................................................................................................ 26

7.1 Uitvoering bemonstering .............................................................................................................. 26 7.2 Kanaal Bocholt-Herentals ............................................................................................................ 26

7.2.1 Soortensamenstelling ............................................................................................................. 26 7.2.2 Omvang visbestand ................................................................................................................ 27 7.2.3 Viswatertypering ..................................................................................................................... 29 7.2.4 Hengelvangstgegevens .......................................................................................................... 30 7.2.5 Predatie, onttrekking en herbepotingen ................................................................................. 30

7.3 Kanaal Brussel-Charleroi ............................................................................................................. 31 7.3.1 Soortensamenstelling ............................................................................................................. 31 7.3.2 Omvang visbestand ................................................................................................................ 32 7.3.3 Viswatertypering ..................................................................................................................... 32 7.3.4 Hengelvangstgegevens .......................................................................................................... 33 7.3.5 Predatie, onttrekking en herbepotingen ................................................................................. 33

7.4 Kanaal Roeselare-Leie ................................................................................................................ 34 7.4.1 Soortensamenstelling ............................................................................................................. 34 7.4.2 Omvang visbestand ................................................................................................................ 34 7.4.3 Viswatertypering ..................................................................................................................... 35 7.4.4 Hengelvangstgegevens .......................................................................................................... 36 7.4.5 Predatie, onttrekking en herbepoting ..................................................................................... 36

7.5 Kanaal Moervaart-Durme ............................................................................................................ 37 7.5.1 Soortensamentelling ............................................................................................................... 37 7.5.2 Omvang visbestand ................................................................................................................ 37 7.5.3 Viswatertypering ..................................................................................................................... 38 7.5.4 Hengelvangstgegevens .......................................................................................................... 39 7.5.5 Predatie, onttrekking en herbepotingen ................................................................................. 39

7.6 Vergelijking gelijkaardige wateren ............................................................................................... 40

8 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .............................................................................................. 42

8.1 Conclusies ................................................................................................................................... 42 8.2 Aanbevelingen ............................................................................................................................. 44

8.2.1 Kanaal Bocholt-Herentals ...................................................................................................... 44 8.2.2 Kanaal Brussel-Charleroi ....................................................................................................... 45 8.2.3 Kanaal Roeselare-Leie ........................................................................................................... 46 8.2.4 Moervaart-Durme ................................................................................................................... 47

9 LITERATUUR ..................................................................................................................................... 49

BIJLAGEN Bijlage 1 Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden Bijlage 2 Coördinaten bemonsterde trajecten en beviste oppervlakten Bijlage 3 Ligging bemonsterde trajecten Bijlage 4 Lengtefrequentieverdelingen Bijlage 5 Conditiediagrammen Bijlage 6 Ruwe vangstgegevens Bijlage 7 Trajectgegevens Bijlage 8 Bestandschattingen deelgebieden

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 1 van 50

1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

In het Vlaamse Gewest bevinden zich een aantal grote lijnvormige wateren, zoals kanalen en grote rivieren. Deze waterlopen hebben een belangrijke functie voor de openbare visserij. Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) is verantwoordelijk voor het visstandbeheer in deze wateren. Een lacune in de kennis van de visstand is het ontbreken van cijfers over de totale visbiomassa. In het kader van het visstandbeheer wenst het ANB door middel van een visstandonderzoek een beter inzicht te krijgen in de visstand in deze wateren. Op basis van het aanwezige visbestand kunnen streefbeelden en prioriteiten opgesteld worden en kunnen eventuele aanbevelingen gegeven worden naar het te voeren visstandbeheer. Het ANB heeft AquaTerra-KuiperBurger B.V. (ATKB) opdracht gegeven voor het uitvoeren van visstandonderzoek op de wateren Kanaal Bocholt-Herentals, Kanaal Brussel-Charleroi, Kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme. Voorliggende rapportage presenteert de resultaten van dit onderzoek.

1.2 Doel

Het doel van het visstandonderzoek is drieledig en bestaat uit: a) schatting maken van de vissoortensamenstelling en van de aanwezige visbiomassa; b) bepaling van het viswatertype op basis van het aanwezige visbestand; c) aanbevelingen naar het beheer, de inrichting en visuitzettingen.

1.3 Leeswijzer

Na deze inleiding volgen in hoofdstuk twee de toegepaste materialen en methoden. Daaropvolgend worden in hoofdstuk drie, vier, vijf en zes de resultaten van het onderzoek weergegeven. In hoofdstuk zeven volgt de discussie met aansluitend in hoofdstuk acht de conclusies en aanbevelingen. Dit hoofdstuk wordt gevolgd door de gebruikte literatuur en bijlagen.

Blz. 2 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

2 MATERIAAL EN METHODE

2.1 Onderzoeksgebied

De grote prioritaire viswateren die binnen het aangewezen onderzoeksgebied vallen, zijn het kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme. In tabel 2.1 zijn de karakteristieken van deze wateren gegeven. De gegevens in de tabel zijn bepaald aan de hand van GIS-kaarten die door het ANB ter beschikking zijn gesteld. Tabel 2.1. Karakteristieken van de onderzochte waterlichamen.

2.1.1 Kanaal Bocholt-Herentals

Het kanaal Bocholt-Herentals is gelegen in de provincie Limburg en Antwerpen. Het kanaal loopt van Bocholt via de plaatsen Neerpelt, Lommel en Geel naar Herentals. Het water van het kanaal wordt aangevoerd vanuit de Zuid-Willemsvaart. Benedenstrooms, bij Herentals, staat het kanaal in verbinding met het Albertkanaal. Het kanaal heeft een lengte van circa 56 kilometer en een gemiddelde breedte van ongeveer 34 meter. In totaal bevinden zich tien sluizen in het kanaal. Het merendeel van deze sluizen bevinden zich op het grondgebied van Antwerpen. In deze provincie is het kanaal smaller en is er minder (beroeps)scheepvaart. Binnen het kanaal bevinden zich enkele verbredingen en kleine zwaaikommen. Daarnaast zijn er enkele buitendijkse paaiplaatsen aanwezig. De oevers zijn grotendeels versterkt met beton of steen. Op enkele trajecten is vooroeverbescherming aangebracht in de vorm van houten palen, die aan de bovenzijde zijn voorzien van een kunststof opzetstuk.

2.1.2 Kanaal Brussel-Charleroi

Het kanaal Brussel-Charleroi bevindt zich in de provincie Vlaams-Brabant en loopt van Lembeek tot aan Brussel. Het kanaal wordt gevoed door de Samber en staat daarnaast in verbinding met het Canal du Centre. Het kanaal heeft een lengte van bijna 14 kilometer en een gemiddelde breedte van circa 31 meter. Noordelijk van Brussel gaat het kanaal over in het kanaal Brussel-Schelde. Op het traject van Charleroi naar Brussel bevinden zich vier sluizen. Binnen het kanaal zijn enkele bredere delen aanwezig en slechts enkele kleine zwaaikommen.

2.1.3 Kanaal Roeselare-Leie

Het kanaal Roeselare-Leie is gelegen in de provincie West-Vlaanderen. Het kanaal verbindt de plaats Roeselare met de Leie (te Ooigem). Te Ooigem bevindt zich een sluizencomplex. Het kanaal heeft een lengte van bijna 17 kilometer en een gemiddelde breedte van ongeveer 48 meter. Te Ingelmunster bevindt zich een grote zwaaikom in het kanaal met een breedte van bijna 100 meter. Richting Roeselare bevinden zich nog twee zwaaikommen (te Izegem en Roeselare). Deze laatste twee zwaaikommen worden ten opzichte van de zwaaikom te Ingelmunster frequenter gebruikt door scheepvaart. De oeverzone van het kanaal is over vrijwel het volledige traject verstevigd met beton.

2.1.4 Moervaart-Durme

Het kanaal Moervaart-Durme loopt van Lokeren naar Gent, alwaar deze uitmondt in het Kanaal Gent-Terneuzen. Het kanaal heeft een totale lengte van ongeveer 26 kilometer en een gemiddelde breedte van circa 20 meter. De Moervaart-Durme is vrij bevaarbaar vanaf het Kanaal Gent-Terneuzen. Binnen het kanaal bevindt zich één zwaaikom met een breedte (straal) van circa 40 meter. De oevers van het kanaal worden gekenmerkt door steile taluds, waarbij houten damwanden, paaltjes, schanskorven en betonnen oevers voorkomen.

Gemiddelde

breedte (m)

Kanaal Bocholt-Herentals 56,3 34 189,0 10

Kanaal Brussel-Charleroi 13,9 31 43,5 4

Kanaal Roeselare-Leie 16,8 48 80,9 1

Kanaal Moervaart-Durme 26,1 20 52,5 geen

Lengte (km)Water Oppervlak (ha) Sluizen (n)

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 3 van 50

2.2 Vangtuigen en wijze van bemonsteren

Basis voor het in beeld brengen van de visstand vormt de werkwijze zoals omschreven in het Handboek Hydrobiologie (ref. 1). De uitvoering van de visstandbemonstering is hierbij gebaseerd op de Bevist-Oppervlak-Methode (BOM). Deze methode houdt in dat een bepaald oppervlak op gestandaardiseerde wijze wordt bevist met een vangtuig waarvan het vangstrendement bekend is. Aan de hand van de vangst, het beviste oppervlak en het vangstrendement wordt een schatting gemaakt van de omvang en de samenstelling van de aanwezige visstand. De wijze van bemonsteren en de gehanteerde vangtuigen verschillen voor de diverse wateren. Globaal is de aanpak voor de onderzochte wateren als volgt samen te vatten: - In de Moervaart-Durme zijn trajecten van 250 meter middels keernetten afgezet. Een traject is

vervolgens eerst met een zegen afgevist. Een zegen is een staand net dat bestaat uit een grote zak met aan beide zijden een lange vleugel. De zegen is aan het begin van een traject over de gehele breedte van de watergang uitgelegd. Vervolgens is de zegen aan weerszijden van het water over de volledige lengte van het traject (250 meter) naar het keernet toegetrokken en daar binnengehaald. Tijdens het voorttrekken en binnenhalen van de zegen wordt de omsloten vis naar de zak van de zegen geleid. De toegepaste zegen had een lengte van 75 meter en een hoogte van 6 meter. Navolgend aan de zegenvisserij is de visstand in beide oevers bemonsterd met een elektrovisapparaat (vanuit een boot). Bij deze vorm van visserij wordt door middel van een aggregaat een elektrisch veld in het water aangebracht. De metalen ring van het schepnet fungeert hierbij als positieve pool (anode), een metalen kabel als negatieve pool (kathode). De vis in de buurt van de positieve pool wordt verdoofd en kan worden opgeschept. Het proefondervindelijk vastgestelde rendement van het elektrovisapparaat is voor de oeverzone vastgesteld op 30% voor snoek en 20% voor de overige vissoorten (ref. 1). Voor een met keernetten afgezet traject dat over de volledige lengte eerst met zegen en daarna met elektrovisapparaat is bevist, wordt voor de zegen met een vangstrendement van 100% gerekend. Aangenomen wordt dat de vis die niet wordt gevangen met de zegen in de oever vlucht en met het elektrovisapparaat wordt bemonsterd. Het rendement voor het elektrovisapparaat blijft in dit geval 30% voor snoek en 20% voor overige vis (ref. 1).

- In het kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi en kanaal Roeselare-Leie is de visstand in het open water bemonsterd met de stortkuil. De stortkuil is een trechtervormig sleepnet dat door twee boten in span wordt voorgetrokken. Dit sleepnet heeft een vissende breedte van 10 meter, een hoogte van 1,5 meter en een maaswijdte van 14 mm hele maas in de zak. De kuil is voortgetrokken met een snelheid van circa 4,5 km/h. Het vangstrendement van de kuil is gesteld op 80% voor vissen met een lengte tot 25 cm en 60% voor vissen groter dan 25 cm. Standaard worden met de stortkuil trajecten met een lengte van 1000 meter bemonsterd.

- In het kanaal Bocholt-Herentals en kanaal Roeselare-Leie is aanvullend op de stortkuilvisserij ook met een zegen gevist. Dit vangtuig is toegepast op enkele verbredingen/zwaaikommen waar niet met de stortkuil gevist kon worden. Op deze locaties is de zegen in een cirkelvorm uitgevaren en vervolgens naar de kant toe binnengehaald. De vis wordt bij het binnenhalen van de zegen omsloten en naar de zak van de zegen geleidt. Het vangstrendement voor deze wijze van vissen is vastgesteld op 80% voor alle vissoorten en lengteklassen. De toegepaste zegen had een lengte van 225 meter en een hoogte van 7 meter.

- De oeverzones (tot circa 1,5 meter uit de oever) van kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi en kanaal Roeselare-Leie zijn bemonsterd door middel van elektrovisserij vanuit een boot. Standaard zijn met het elektrovisapparaat trajecten van 250 meter bemonsterd. Het vangstrendement voor het elektrovisapparaat is in dit geval wederom 30% voor snoek en 20% voor overige vis (ref. 1).

Blz. 4 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

2.3 Bemonsteringsperiode en -inspanning

De visstandbemonstering is uitgevoerd in de periode van 15 oktober tot en met 1 november 2012. De bemonstering met het elektrovisapparaat en de zegen (Moervaart-Durme) is overdag uitgevoerd. De bemonsteringen met stortkuil en zegen op de overige kanalen zijn tijdens de donkerperiode uitgevoerd, met uitzondering van de stortkuilvisserij op het kanaal Brussel-Charleroi. In verband met het toegepaste sluisbeheer (enkel overdag) en het beperkte doorzicht van het water (tot 0,4 meter), is hier overdag gevist. Bij helder water geldt een lager vangstrendement indien er met de stortkuil overdag gevist wordt. Afhankelijk van de dimensies van het waterlichaam dient een minimale onderzoeksinspanning te worden verricht voor het verkrijgen een representatief beeld van de visstand. Volgens het Handboek Hydrobiologie dient de bemonsteringsinspanning bij wateren als de Moervaart-Durme tenminste 7,5% van de lengte van het waterlichaam te bedragen (dit is gelijk aan het oppervlak omdat de gehele breedte wordt bemonsterd). In grote kanalen dient tenminste 3% van het open water te worden bemonsterd met een stortkuil en dient 7,5% van de totale oeverlengte te worden bemonsterd. In bijlage 2 wordt de bemonsteringsinspanning weergegeven.

2.4 Verwerking van de vangst en veldgegevens

De gevangen vissen zijn gesorteerd in soort- en lengtegroepen, gemeten (cm totaallengte met een nauwkeurigheid van ± 0,5 cm) en geteld. Grote vangsten zijn eerst in functionele soort- en lengtegroepen gesorteerd, waarna op basis van gewicht een monster is genomen. De bemonsterde vissen zijn vervolgens gesorteerd, gemeten en geteld. Tijdens de sortering en bemonstering van de vangst is er gelet op eventuele bijzondere of zeldzame vissen. Van maximaal 25 exemplaren van de meest voorkomende vissoorten is per soort het individuele gewicht vastgesteld voor het bepalen van de conditie. Na de verwerking van de vangst zijn de vissen zo snel mogelijk teruggezet op de vangstlocatie.

2.4.1 Berekening omvang visbestand

De vangsten zijn ingevoerd in het databeheerprogramma Piscaria. Piscaria is een programma ontwikkeld voor het beheer en de opslag van gegevens van visstandbemonsteringen. Piscaria bevat standaard lengte-gewicht relaties van alle vissoorten voor het omrekenen van aantallen vissen naar biomassa. De bestanden zijn conform de beschrijving in het Handboek Hydrobiologie op de volgende wijze berekend; 1. Per onderscheiden deel van een water is de vangst van de afzonderlijke trajecten/trekken per

vangtuig gesommeerd; 2. De som per vangtuig is gedeeld door het beviste oppervlak van het betreffende waterdeel; 3. De resultaten verkregen onder stap 2 zijn gedeeld door de rendementen van de betreffende

vangtuigen, wat resulteert in een schatting per waterdeel; 4. Het totale bestand per water is berekend door het naar oppervlak gewogen gemiddelde te nemen

van de schattingen per waterdeel. 5. Bij de lijnvormige wateren die zijn bemonsterd door een traject af te zetten met keernetten en dat

te bevissen met zegen en elektrovisapparaat (Moervaart-Durme), wordt een afwijkende berekeningswijze gehanteerd. Eerst zijn per traject de vangsten met het elektrovisapparaat gecorrigeerd voor het rendement (rendement zegen wordt op 100% gesteld). Vervolgens zijn de vangsten met zegen en elektrovisapparaat per traject gesommeerd. Het gemiddelde van de resultaten per traject geeft het bestand per waterdeel of per water.

Voor het maken van de bestandschattingen zijn de oppervlaktes van de wateren en van de verschillende waterdelen nodig. Deze oppervlaktes zijn bepaald door middel van GIS-bestanden die door het ANB beschikbaar zijn gesteld. Naast bestandschattingen zijn met Piscaria tevens lengtefrequentieverdelingen van de gevangen vissen gegenereerd.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 5 van 50

2.4.2 Conditie

De individuele stuks gewichten van minimaal 25 exemplaren van de meest voorkomende vissoorten zijn gebruikt voor een vergelijking met het standaardgewicht voor de specifieke soort (ref. 3). Getracht is om tenminste drie exemplaren per lengteklasse te wegen. Op deze wijze is een indicatie van de conditie van de vis verkregen. Een conditie van 0,9-1,1 wordt als normaal beschouwd. Een afwijking van 0,1-0,2 geeft een matige (0,8-0,9) of goede (1,1-1,2) conditie aan. Een afwijking van meer dan 0,2 geeft een slechte (< 0,8) of een zeer goede (>1,2) conditie aan.

2.4.3 Predator-prooi verhouding

Op basis van de verkregen bestandschatting is de verhouding roofvis/witvis berekend (predator-prooi verhouding). In een water met een evenwichtig opgebouwde visstand is de productie van planktivore vissen en de consumptie hiervan door roofvissen in evenwicht. De predator-prooi verhouding (op basis van gewicht) geeft aan of er sprake is van een evenwicht. Het blijkt dat er in stilstaand water slechts sprake is van een evenwicht bij een predator-prooi verhouding van 1:1 tot 1:2,5 (gebaseerd op de biomassa van de totale bestanden) (ref. 3). Voor een realistische inschatting van de predatie van prooivis wordt gebruik gemaakt van de predator-prooivis (< 15cm) verhouding. Praktisch alle roofvissen boven de 15 cm voeden zich hoofdzakelijk met vis. Tot de piscivoren worden baars, snoek, snoekbaars, meerval, roofblei (allen > 15 cm) en kwabaal (> 20-40 cm) gerekend (ref. 3).

2.4.4 Presentatie gegevens

Voor het presenteren van de bestandschattingen zijn de gevangen vissoorten ingedeeld in ecologische groepen en gilden. De indeling in ecologische groepen wordt beschreven in het Handboek Hydrobiologie. De ecologische groepen zijn voornamelijk gebaseerd op voedselvoorkeur. Dit hangt samen met de lengte van de vissoorten. Voor snoek wijkt de indeling af van de overige vissoorten, omdat deze uitgaat van de voorkeur van deze soort voor bepaalde habitats. Naast ecologische groepen zijn de vissoorten ingedeeld in de stromingsgilden volgens FAME (zie bijlage 1 en ref. 2). De indeling in stromingsgilden is gebaseerd op de voorkeur van soorten voor stromend dan wel stilstaand water. Er worden drie stromingsgilden onderscheiden: - eurytopen: soorten die geen specifieke voorkeur hebben voor stromend of stilstaand water; - limnofielen: soorten met een voorkeur voor stilstaand water; - rheofielen: soorten met een voorkeur voor stromend water.

Blz. 6 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

3 RESULTATEN KANAAL BOCHOLT-HERENTALS

3.1 Algemene opmerkingen

De bemonstering van het kanaal Bocholt-Herentals is uitgevoerd in de periode van 15 tot en met 24 oktober 2012. De bemonstering kon zonder noemenswaardige problemen uitgevoerd worden. Vanwege het heldere water (doorzicht plaatselijk tot meer dan 3 meter) is de bemonstering met de stortkuil en zegen gedurende de donkerperiode uitgevoerd. De elektrovisserij is overdag uitgevoerd. In figuur 3.1 wordt een impressie gegeven van de bemonsterde trajecten op het kanaal.

Figuur 3.1. Diverse locaties op kanaal Bocholt-Herentals (vlnr. vooroever beschoeiing,

betonnen oevers en damwand).

3.2 Soortensamenstelling

In totaal zijn er in het kanaal 20 verschillende vissoorten aangetroffen, exclusief hybride (een kruising tussen twee karperachtigen). De meeste vissoorten behoren tot het eurytope stromingsgilde, namelijk alver, baars, brasem, blankvoorn, karper, kolblei, Europese meerval, paling, pos, snoekbaars en snoek. Verder zijn er twee limnofiele vissoorten gevangen (rietvoorn en zeelt) en vier rheofiele vissoorten (kopvoorn, rivierdonderpad, sneep en winde). De limnofiele soorten geven normaliter de voorkeur aan stilstaande/stagnante wateren. Rheofiele soorten zijn stroomminnende vissoorten. De laatste drie vissoorten worden gerekend tot de exoten (marmergrondel, roofblei en zonnebaars). Deze vissoorten komen van oorsprong niet voor in de Vlaamse wateren. In het open water, de hoofdstroom en de kanaalverbredingen, hebben de soorten baars, blankvoorn, brasem, pos en snoekbaars de grootste verspreiding. In de oeverzone zijn vooral de soorten baars en pos en in mindere mate paling op het grootste deel van de bemonsterde trajecten aangetroffen. Voor de blankvoorn geldt dat deze soort in het open water op alle bemonsterde trajecten is gevangen. In de oeverzone is deze vissoort vooral gevangen op locaties met vooroeverbeschoeiing of vegetatie. De verspreiding van de exoot marmergrondel is op dit moment beperkt tot het kanaalgedeelte dat bovenstrooms van sluis drie ligt. Vanuit oostelijke richting lijkt deze soort in westelijke richting het kanaal verder te bevolken. Tijdens de bemonstering is waargenomen dat één van de gevangen palingen een marmergrondel uitspuugde. De verspreiding van de exoot zonnebaars lijkt beperkt tot het westelijke deel van het kanaal, al zijn van deze soort slechts enkele exemplaren gevangen.

Figuur 3.2. Baars, kopvoorn en paling, enkele van de aangetroffen soorten.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 7 van 50

3.3 Omvang van het visbestand

In tabel 3.1en tabel 3.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand in kanaal Bocholt-Herentals gegeven in kilogram en aantal per hectare. Tabel 3.1. Raming van het visbestand in het Kanaal Bocholt-Herentals (kg/ha) in 2012.

De omvang van het visbestand in het kanaal Bocholt-Herentals is geschat op 63,3 kg/ha. De visbiomassa wordt grotendeels gevormd door de algemeen voorkomende eurytope soorten blankvoorn (32%), baars (24%) en brasem (19%). Bij blankvoorn en brasem zijn het vooral de grootste lengteklassen die een groot aandeel in de totale biomassa hebben. Bij baars zijn dit vooral vissen met een lengte tot 25 cm. Andere vissoorten die een relevant aandeel in de totale biomassa hebben, zijn paling en snoekbaars. Paling heeft een aandeel van 12%. Deze biomassa bestaat voornamelijk uit exemplaren met een lengte groter dan 40 cm. De snoekbaars heeft een aandeel van 6% in de totale visbiomassa. Ook voor deze soort geldt dat deze biomassa hoofdzakelijk gevormd wordt door exemplaren met een lengte groter dan 40 cm.

Figuur 3.3. Europese meerval.

Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 7,6 - 0,0 0,0 0,2 7,3 Alver 0,0 0,0 0,0 0,0 - - Baars 15,1 6,4 2,1 5,3 1,3 - Blankvoorn 20,1 2,1 3,0 6,0 9,0 - Brasem 11,8 0,9 0,3 1,4 2,6 6,6 Hybride 0,2 - - 0,0 0,2 - Karper 1,4 - - - - 1,4 Kolblei 0,0 - 0,0 - 0,0 - Meerval 0,1 - - 0,0 - 0,1 Pos 1,3 0,7 0,7 - - - Snoekbaars 4,1 0,0 0,0 0,2 0,1 3,9

Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 0,0 - - 0,0 0,0 - Zeelt 0,0 - 0,0 - - -

Rheofiel Kopvoorn 0,6 - - - - 0,6 Rivierdonderpad 0,0 - 0,0 - - - Sneep 0,0 - 0,0 - - - Winde 0,1 - 0,0 - 0,0 0,0

Exoot Marmergrondel 0,0 0,0 0,0 - - - Roofblei 0,0 - - 0,0 0,0 - Zonnebaars 0,1 0,0 0,1 - - - Subtotaal 62,5 10,1 6,2 12,9 13,4 19,9

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 0,8 - 0,3 0,3 0,0 0,2 Totaal 63,3

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen

Blz. 8 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

Tabel 3.2. Raming van het visbestand in het Kanaal Bocholt Herentals (N/ha) in 2012.

Op basis van aantallen is de omvang van het visbestand in het kanaal Bocholt-Herentals geschat op 2.517 stuks/ha. Bijna de helft van dit visbestand bestaat uit baars (48%). Dit zijn vooral exemplaren met een lengte tot 15 cm. Ook blankvoorn heeft een aanzienlijk aandeel in de bestandschatting. Deze vissoort vormt 31% van het visbestand. Net als bij baars zijn dit vooral exemplaren met een lengte tot 15 cm. Andere soorten met een relatief groot aandeel in het visbestand zijn de soorten pos en brasem. Deze vissen hebben een aandeel van respectievelijk 9% en 8%. De klein blijvende exoot marmergrondel vormt 3% van het totaal aantal vissen in het kanaal.

3.4 Bestandschattingen deelgebieden

In bijlage 8 worden de bestandschattingen weergegeven van de onderscheiden deelgebieden. In het kanaal Bocholt-Herentals zijn dit enerzijds de hoofdstroom en anderzijds de kanaalverbredingen en zwaaikommen. De hoofdstroom vormt 87% van de totale oppervlakte van het kanaal, de verbredingen en zwaaikommen minder dan 4%. Zowel in biomassa als in aantallen blijkt het visbestand in de zwaaikommen en verbredingen een factor tien groter dan het visbestand in de hoofdstroom van het kanaal (336,8 kg/ha versus 33,5 kg/ha en 12.490 stuks/ha versus 1.244 stuks/ha). Deze aanzienlijke verschillen worden voor een groot deel veroorzaakt door grote aantallen blankvoorns in de verbredingen. Het bestand van deze vissoort is op basis van biomassa 30 keer zo hoog in de verbredingen, op basis van aantallen is dit zelfs een factor 40. De grootste aantallen blankvoorns zijn gevangen in de verbreding van het kanaal nabij de jachthaven van Herentals. In de overige verbredingen waren de vangsten niet zo extreem. In de verbredingen heeft de jongste jaarklasse van de blankvoorns (éénzomerige exemplaren) een groter aandeel in de bestandschatting dan in de hoofdstroom.

Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 20 - 0 0 3 15 Alver 5 4 0 0 - - Baars 1.199 1.057 68 71 3 - Blankvoorn 783 539 156 65 24 - Brasem 195 141 11 30 7 5 Hybride 1 - - 0 0 - Karper 0 - - - - 0 Kolblei 0 - 0 - 0 - Meerval 1 - - 0 - 0 Pos 220 172 47 - - - Snoekbaars 5 0 0 3 0 2

Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 0 - - 0 0 - Zeelt 0 - 0 - - -

Rheofiel Kopvoorn 0 - - - - 0 Rivierdonderpad 0 - 0 - - - Sneep 0 - 0 - - - Winde 1 - 1 - 0 0

Exoot Marmergrondel 83 60 23 - - - Roofblei 0 - - 0 0 - Zonnebaars 2 0 1 - - - Subtotaal 2.515 1.973 307 169 37 22

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 2 - 1 1 0 0 Totaal 2.517

0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 9 van 50

Het brasembestand is in de verbredingen van het kanaal op basis van aantallen twee keer zo groot als in de hoofdstroom. De opbouw van het bestand verschilt doordat de lengteklasse van 16 tot 40 cm in de verbredingen een groter aandeel in het totale bestand heeft. Bij baars zijn er geen extreme verschillen te zien in de opbouw van het bestand in de hoofdstroom en in de verbredingen. In de hoofdstroom heeft het bestand van éénzomerige baarzen zelfs een iets hoger aandeel. De bestanden liggen op basis van aantallen veelal in dezelfde orde van grootte.

3.5 Lengtesamenstelling

De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn grafisch weergegeven in bijlage 4. De algemeen voorkomende vissoorten baars, blankvoorn, brasem en pos zijn allen over een brede lengterange aangetroffen. De kleinste lengteklassen van de soorten baars en blankvoorn zijn over een brede lengterange aangetroffen. Zowel bij baars, blankvoorn en brasem lijkt er sprake van een goede groei van de éénzomerige vissen. Dat bij brasem en blankvoorn alle lengteklassen aanwezig zijn duidt op een vrij constante reproductie en goede doorgroeimogelijkheden. Blankvoorn bereikt vaak respectabele lengtes indien mosselen aanwezig zijn, waarmee deze soort zich kan voeden (ref. 7). Van de roofvissen snoek en snoekbaars zijn eveneens exemplaren over een brede lengterange aangetroffen. Het snoekbestand bestaat voor een groot deel uit vissen met een lengte van 30 tot 40 cm. Bij voldoende prooivissen kunnen snoekjes deze lengte al tijdens het eerste jaar bereiken, al wordt deze lengteklasse ook uitgezet in het kanaal (med. ANB). De grootste aangetroffen snoek heeft een lengte van bijna 90 cm. De snoekbaarzen blijken tijdens hun eerste zomer een lengte van circa 20 tot 25 cm te bereiken. Snoekbaarzen die niet tijdig op vis weten over te schakelen blijven aanzienlijk kleiner (lengtes van circa 12 cm). Andere soorten die over de volledige lengterange zijn aangetroffen zijn de alver en paling. De alver is beperkt aangetroffen. Deze soort bevindt zich vaak in de bovenste waterlagen van een water. Met de stortkuil wordt deze vissoort dan ook minder efficiënt gevangen. De aangetroffen palingen variëren in lengte van 13 tot meer dan 80 cm. Deels kunnen dit vissen zijn die afkomstig zijn van herbepotingen, al is natuurlijke optrek vanuit het Albertkanaal ook mogelijk. Voor de overige vissoorten geldt dat veelal enkele exemplaren of lengteklassen zijn aangetroffen. Noemenswaardig is de vangst van een meerval van 19 cm. Deze vissoort weet zich klaarblijkelijk voort te planten op het kanaal. Hetzelfde geldt eveneens voor de exoot zonnebaars.

3.6 Conditie van de meest voorkomende vissoorten

De conditiediagrammen van de meest voorkomende soorten zijn grafisch weergegeven in bijlage 5. De soorten blankvoorn, brasem en pos hebben een gemiddelde conditie die als normaal beschouwd kan worden. Dit geldt voor zowel de kleinere als ook grotere lengteklassen. Bij de kleinste lengteklassen is de nauwkeurigheid van de metingen lager als gevolg van de beperkte afmetingen/gewichten van deze visjes. Dit is bijvoorbeeld goed zichtbaar in het conditiediagram van de exoot marmergrondel. De conditie van de aangetroffen palingen in het kanaal Bocholt-Herentals kan als normaal tot goed beschouwd worden. Bij baars is dit niet het geval. De conditie van deze vissoort ligt op de grens van normaal tot slecht.

3.7 Predator-prooi verhouding

De belangrijkste predatoren in het kanaal Bocholt-Herentals zijn de soorten baars en snoekbaars. Andere aangetroffen predatoren zijn snoek, Europese meerval en roofblei. Op basis van de biomassa van deze soorten (> 15 cm) en het totale prooivisbestand (≤ 15 cm) is de predator-prooi verhouding berekend op 1:1,4. Uit deze verhouding blijkt dat predatie door roofvis een rol van betekenis kan spelen bij de regulatie van de dichtheid aan planktivore vis. Er is sprake van een evenwichtige verhouding.

Blz. 10 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

3.8 Hengelvangstgegevens

In figuur 3.4, figuur 3.5 en figuur 3.6 worden de hengelvangstgegevens van het kanaal Bocholt-Herentals weergegeven. Deze gegevens hebben betrekking op de periode 2010 tot en met november 2012. De gegevens zijn verzameld door de Vlaamse Vereniging van Hengelsport Verbonden (VVHV).

Figuur 3.4. Gemiddeld vangstgewicht (g/mhu) hengelvangsten kanaal Bocholt Herentals

(VVHV), vangstgegevens 2012 tot en met november.

Figuur 3.5. Gemiddelde vangstsamenstelling hengelvangsten kanaal Bocholt Herentals

(VVHV), vangstgegevens 2012 tot en met november.

Figuur 3.6. Relatieve lengtesamenstelling hengelvangsten kanaal Bocholt Herentals (VVHV),

2012 (tot en met november).

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 11 van 50

Het gemiddelde vangstgewicht ligt de laatste jaren in de orde van grootte van 400 tot 450 gram per manhengeluur. Op basis van de resultaten lijkt er sprake van een licht stijgende trend in dit vangstgewicht. De vangstsamenstelling wordt alle jaren gedomineerd door voornachtigen. Deze vissen hebben gemiddeld een aandeel van circa 60% in de vangst. Het overige aandeel van de vangst bestaat voornamelijk uit overige vissoorten (waarschijnlijk grotendeels baars en pos), al is een toename van het aandeel brasemachtigen in de vangst zichtbaar. De voornachtigen die in 2012 gevangen zijn vallen grotendeels in de lengteklasse van 10 tot 30 cm. De brasemachtigen zijn onder te verdelen in een relatief groot aantal vissen in de lengteklasse van 5 tot 10 cm en in de lengteklasse van 15 tot 30 cm. Brasemachtigen groter dan 30 cm zijn tijdens de wedstrijden in 2012 vrijwel niet gevangen. De overige vissoorten vallen grotendeels binnen de lengteklasse van 5 tot 20 cm.

Figuur 3.7. De voornachtigen blankvoorn (boven) en rietvoorn (onder).

Blz. 12 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

4 RESULTATEN KANAAL BRUSSEL-CHARLEROI

4.1 Algemene opmerkingen

De bemonstering van de visstand in het kanaal Brussel-Charleroi is uitgevoerd op 29 en 30 oktober 2012. De bemonstering is voorspoedig verlopen, waarbij zowel de elektro- als stortkuilvisserij overdag is uitgevoerd. Stortkuilvisserij wordt normaliter vaak ’s nachts uitgevoerd als gevolg van een lager vangstrendement overdag (in helder water). Door het troebele kanaalwater (doorzicht tot 0,4 meter) kon de bemonstering overdag uitgevoerd worden. Gedurende de nacht was het niet mogelijk de aanwezige sluizen te passeren. De meest zuidelijk gelegen sluis (sluis 6) was gedurende de bemonstering volledig gestremd. Als gevolg hiervan was er minder scheepvaart op het kanaal.

Figuur 4.1. Het kanaal Brussel-Charleroi.

4.2 Soortensamenstelling

In het kanaal Brussel-Charleroi zijn in totaal 15 vissoorten gevangen tijdens de huidige bemonstering (exclusief hybride). Het merendeel van deze vissoorten behoort tot het eurytope stromingsgilde. Dit zijn de soorten baars, brasem, blankvoorn, driedoornige stekelbaars, giebel, karper, kolblei, paling, pos en snoekbaars. De limnofiele soorten die zijn aangetroffen zijn de bittervoorn, rietvoorn en zeelt. De enige stroomminnende soort die is gevangen is de riviergrondel, de enige exoot is de blauwband. In de hoofdstroom van het kanaal zijn op beide trajecten over het algemeen dezelfde vissoorten gevangen. Soorten als giebel, karper, pos, snoekbaars en zeelt zijn enkel in dit deel van het kanaal gevangen. In de oeverzone zijn het de soorten baars, bittervoorn en blankvoorn die op het grootste aantal locaties zijn aangetroffen. De soortenrijkdom in de oeverzone neemt naar het noorden toe (richting Brussel) enigszins af. Op de meest noordelijk gelegen locatie zijn helemaal geen vissen aangetroffen.

Figuur 4.2. Bittervoorn (boven) en blauwband (onder), twee vissoorten die aangetroffen zijn in

de oeverzone van kanaal Brussel-Charleroi.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 13 van 50

4.3 Omvang van het visbestand

In tabel 3.1 en tabel 3.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand in Kanaal Brussel-Charleroi gegeven in kilogram en aantal per hectare. Tabel 4.1. Raming van het visbestand in het Kanaal Brussel-Charleroi (kg/ha) in 2012.

Tabel 4.2. Raming van het visbestand in het Kanaal Brussel-Charleroi (N/ha) in 2012.

Het visbestand in het kanaal Brussel-Charleroi is geschat op 123,9 kg/ha en 15.329 stuks/ha. De totale visbiomassa wordt voor het grootste deel gevormd door de soorten blankvoorn (48%) en brasem (34%). Bij blankvoorn vormen vooral de exemplaren met een lengte tot 15 cm het grootste deel van de biomassa. Bij brasem hebben naast de exemplaren met een lengte tot 15 cm ook de vissen in de lengteklasse groter dan 25 cm een relatief groot aandeel in de biomassa. Op basis van aantallen wordt het visbestand gedomineerd door blankvoorns (72%). Dit zijn vooral vissen met een lengte tot 15 cm. Ook voor brasem geldt dat dat vooral exemplaren binnen deze lengteklasse zijn gevangen.

Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 2,1 - - - - 2,1 Baars 4,6 0,1 1,5 3,1 - - Blankvoorn 59,7 45,0 12,4 1,5 0,8 - Brasem 42,2 26,7 - 0,4 10,6 4,6 Driedoornige stekelbaars 0,0 - 0,0 - - - Giebel 0,3 - - 0,3 - - Hybride 0,4 - 0,4 0,1 - - Karper 3,2 - - - - 3,2 Kolblei 0,3 0,0 0,2 0,1 - - Pos 1,2 - 1,1 0,0 - - Snoekbaars 4,1 - 0,5 0,3 1,5 1,8

Limnofiel Bittervoorn 0,1 - 0,1 - - - Rietvoorn/Ruisvoorn 3,2 - 0,9 2,4 - - Zeelt 2,5 - - - - 2,5

Rheofiel Riviergrondel 0,0 - 0,0 - - - Exoot Blauwband 0,0 0,0 0,0 - - -

Totaal 123,9 71,8 17,1 8,2 12,9 14,2

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen

Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 3 - - - - 3 Baars 97 9 39 50 - - Blankvoorn 11.037 10.055 965 14 2 - Brasem 3.871 3.827 - 3 38 3 Driedoornige stekelbaars 1 - 1 - - - Giebel 2 - - 2 - - Hybride 39 - 38 1 - - Karper 1 - - - - 1 Kolblei 41 1 38 1 - - Pos 39 - 39 1 - - Snoekbaars 36 - 22 4 9 1

Limnofiel Bittervoorn 73 - 73 - - - Rietvoorn/Ruisvoorn 62 - 22 40 - - Zeelt 2 - - - - 2

Rheofiel Riviergrondel 19 - 19 - - - Exoot Blauwband 6 1 4 - - -

Totaal 15.329 13.893 1.260 116 49 10

0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen

Blz. 14 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

Opvallend aan het baarsbestand is dat er een toename in de aantallen zichtbaar is bij de grotere lengteklassen. Dit beeld is tegenovergesteld aan het normale beeld waarbij er een afname zichtbaar is bij toenemende lengteklassen. Voor de trajecten die met de stortkuil bevist zijn geldt dat met het tweede traject (SK2) een breder deel van het kanaal is bevist. De vangsten van zowel blankvoorn als brasem zijn in deze verbreding van het kanaal op basis van aantallen een factor vijf maal zo hoog ten opzichte van het andere bemonsterde traject (op een smaller deel van het kanaal).

4.4 Lengtesamenstelling

De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn grafisch weergegeven in bijlage 4. Van de meest algemene soorten brasem en blankvoorn valt op dat grote aantallen kleine exemplaren zijn gevangen (lengte tot circa 15 cm). Dit zijn waarschijnlijk vooral éénzomerige exemplaren die tijdens de eerste zomer een goede groei hebben doorgemaakt. Bij brasem zijn naast deze kleinere exemplaren eveneens exemplaren aangetroffen in de lengterange van 20 tot 35 cm en exemplaren van circa 50 cm. De lengtesamenstelling van blankvoorn vertoont een enigszins vergelijkbare opbouw. De meeste exemplaren hebben een lengte tot circa 20 à 25 cm. Daarnaast zijn enkele exemplaren gevangen met een lengte van meer dan 30 cm. Het baarsbestand in het kanaal Brussel-Charleroi wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van relatief veel exemplaren in de lengteklasse van 13 tot 20 cm. Grotere en kleinere baarzen zijn slechts spaarzaam gevangen. Het snoekbaarsbestand bestaat grotendeels uit exemplaren met een lengte tot 30 cm. Het is aannemelijk dat dit zowel één- als tweezomerige vissen zijn. De grootste snoekbaars die tijdens het onderzoek is gevangen heeft een lengte van 61 cm. Van de bittervoorn zijn exemplaren van 4 tot en met 8 cm aangetroffen. Bij klein blijvende vissoorten zoals de bittervoorn zijn verschillende lengteklassen vaak niet aan te wijzen (bij de toegepaste meet nauwkeurigheid). Wel kan gesteld worden dat alle lengteklassen aanwezig lijken te zijn. Deze vissoort weet zich zowel voort te planten op het kanaal als door te groeien naar aanzienlijke lengtes (8 cm). De bittervoorn is voor haar voortplanting afhankelijk van de aanwezigheid van zoetwatermossels (symbiose tussen beide organismen). Van de overige vissoorten zijn veelal enkele exemplaren aangetroffen of enkele lengteklassen. Noemenswaardig is de vangst van twee zeelten (41 en 48 cm) in dit relatief kale kanaal.

4.5 Conditie van de meest voorkomende vissoorten

De conditiediagrammen van de meest voorkomende soorten zijn grafisch weergegeven in bijlage 5. Voor de soorten baars, brasem en rietvoorn geldt dat de conditie waarin deze vissen verkeren als normaal beschouwd kan worden. Dit geldt voor alle voorkomende lengteklassen. De conditie van de aangetroffen blankvoorns ligt op de grens van normaal tot goed. Vooral bij de grotere lengteklassen is dit duidelijk zichtbaar. Bij de kleinste lengteklasse is er sprake van een grote spreiding in de conditie. Dit is waarschijnlijk het resultaat van een lagere nauwkeurigheid als gevolg van de beperkte afmetingen/gewichten van deze vissen.

4.6 Predator-prooi verhouding

De belangrijkste predatoren in het kanaal Brussel-Charleroi zijn baars en snoekbaars. Op basis van de biomassa van deze soorten (> 15 cm) en het totale prooivisbestand (≤ 15 cm) is de predator-prooi verhouding berekend op 1:13,3. Uit deze verhouding blijkt dat predatie door roofvis waarschijnlijk geen rol van betekenis speelt bij de regulatie van de dichtheid aan planktivore vis.

4.7 Hengelvangstgegevens

Van het kanaal Brussel-Charleroi zijn alleen de vangstgegevens van 2010 beschikbaar (verzameld door de Vlaamse Vereniging van Hengelsport Verbonden). Het gemiddelde vangstgewicht gedurende dit jaar bedraagt 399 gram per manhengeluur. De vangsten bestaan in ieder geval uit blankvoorn, brasem, rietvoorn en baars.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 15 van 50

5 RESULTATEN KANAAL ROESELARE-LEIE

5.1 Algemene opmerkingen

De bemonstering van het kanaal Roeselare-Leie is uitgevoerd op 31 oktober en 1 november 2012. De bemonstering van de oeverzone (elektrovisserij) is overdag uitgevoerd. De bemonstering met stortkuil en zegen is ’s nachts uitgevoerd. Na 22.00 uur is er over het algemeen sprake van een afname in het aantal scheepvaartbewegingen op het kanaal. De bemonstering kon voorspoedig uitgevoerd worden. Tijdens de bemonstering werd opgemerkt dat een deel van de visstand enigszins geclusterd aanwezig was. In figuur 5.1 wordt een impressie gegeven van het kanaal Roeselare-Leie.

Figuur 5.1. Een impressie van het Kanaal Roeselare-Leie met daarbij de voorkomende

stortstenen en kale betonnen oevers.

5.2 Soortensamenstelling

Tijdens de bemonstering zijn er in totaal 15 vissoorten aangetroffen (exclusief hybride). Het merendeel van deze vissoorten zijn algemeen voorkomende eurytope vissoorten zonder specifieke stromingsvoorkeur. Dit zijn de soorten baars, brasem, blankvoorn, giebel, karper, kolblei, paling, pos en snoekbaars. De overige soorten behoren tot het limnofiele stromingsgilde (rietvoorn en zeelt), zijn stroomminnende soorten (riviergrondel en winde), of komen van oorsprong niet voor in deze wateren (exoten, namelijk blauwband en zilverkarper). De soorten blankvoorn, brasem, pos en snoekbaars zijn op alle trajecten in het open water (hoofdstroom en verbredingen) gevangen. De soorten paling, baars en blankvoorn zijn op relatief veel trajecten in de oeverzone aangetroffen.

Figuur 5.2. Zilverkarper, één van de aangetroffen exoten in het kanaal Roeselare-Leie.

Blz. 16 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

5.3 Omvang van het visbestand

In tabel 3.1en tabel 3.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand in Kanaal Roeselare-Leie gegeven in kilogram en aantal per hectare. Tabel 5.1. Raming van het visbestand in het Kanaal Roeselare-Leie (kg/ha) in 2012.

Tabel 5.2. Raming van het visbestand in het Kanaal Roeselare-Leie (N/ha) in 2012.

Het visbestand in het kanaal Roeselare-Leie is geschat op 448,4 kg/ha en 15.472 stuks/ha. De visbiomassa wordt voor een groot deel gevormd door brasem (61%) en de exoot zilverkarper (24%). Het grootste deel van deze biomassa bestaat uit vissen in de lengteklasse van 40 cm of groter. De soorten blankvoorn en snoekbaars hebben beiden een aandeel van bijna 5% in de bestandschatting.

Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 6,2 - - 0,0 0,3 5,9 Baars 4,1 0,2 0,1 2,7 1,2 - Blankvoorn 21,2 4,4 6,0 8,7 1,9 0,1 Brasem 275,6 72,0 - 13,9 13,3 176,4 Giebel 3,3 - - - 0,5 2,8 Hybride 1,2 - 0,1 0,0 0,3 0,8 Karper 0,0 0,0 - - - - Kolblei 0,2 - 0,2 0,0 0,0 - Pos 4,0 0,9 3,0 0,1 - - Snoekbaars 21,5 0,0 0,0 0,2 3,2 18,1

Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 0,8 0,0 0,1 0,7 - - Zeelt 0,1 - - - - 0,1

Rheofiel Riviergrondel 0,1 - 0,1 - - - Winde 1,1 - - - 0,7 0,4

Exoot Blauwband 0,1 0,0 0,1 - - - Zilverkarper 108,9 - - - - 108,9 Totaal 448,4 77,5 9,7 26,3 21,4 313,5

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen

Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 18 - - 1 3 14 Baars 51 14 2 32 4 - Blankvoorn 1.263 949 223 85 5 0 Brasem 13.779 13.426 - 183 40 129 Giebel 2 - - - 1 2 Hybride 10 - 8 1 1 1 Karper 1 1 - - - - Kolblei 18 - 18 0 0 - Pos 229 113 115 1 - - Snoekbaars 38 8 0 2 13 15

Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 19 4 6 9 - - Zeelt 0 - - - - 0

Rheofiel Riviergrondel 17 - 17 - - - Winde 1 - - - 1 0

Exoot Blauwband 13 3 10 - - - Zilverkarper 13 - - - - 13 Totaal 15.472 14.518 399 314 68 174

0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 17 van 50

Op basis van aantallen wordt het visbestand gedomineerd door brasem (89%). Hoewel vooral exemplaren met een lengte tot 15 cm veelvuldig voorkomen, zijn ook de grotere lengteklassen relatief goed vertegenwoordigd. Een soortgelijke verdeling is te zien bij blankvoorn. Deze vissoort heeft een aandeel van 8%.

5.4 Bestandschattingen deelgebieden

In bijlage 8 worden de bestandschattingen weergegeven van de onderscheiden deelgebieden. In het kanaal Roeselare-Leie zijn dit enerzijds de hoofdstroom en anderzijds de kanaalverbredingen/ zwaaikommen. De hoofdstroom vormt 88% van het totale oppervlakte van het kanaal, de verbredingen en zwaaikommen minder dan 6%. De overige 6% wordt gevormd door de oeverzone. Wanneer de visbestanden in de kanaalverbredingen (zwaaikommen) vergeleken worden met het bestand in de hoofdstroom dan blijkt deze op basis van biomassa een factor 35 keer zo hoog (5.724 kg/ha versus 152 kg/ha) en op basis van aantallen bijna twee maal zo hoog (26.239 stuks/ha versus 15.571 stuks/ha). Wanneer de opbouw van de visbestanden van de soorten blankvoorn, brasem en snoekbaars van de hoofdstroom en verbredingen met elkaar vergeleken worden dan valt op dat de verschillen beperkt zijn. Voor blankvoorn geldt dat in de hoofdstroom het relatieve aandeel van de vissen groter dan 15 cm iets groter is dan in de verbredingen. Bij brasem valt juist op dat de grootste lengteklassen (> 25 cm) een hoger aandeel hebben in de visbestanden in de verbredingen. Hetzelfde geldt voor de grootste lengteklasse van snoekbaars (> 40 cm). De vangsten in de twee verbredingen verschillen ook onderling sterk van elkaar. In de zwaaikom te Izegem zijn vooral de kleinere lengteklassen van brasem en blankvoorn gevangen. Vissen groter dan 40 cm zijn in deze zwaaikom vrijwel niet gevangen. In de zwaaikom te Ingelmunster is dit beeld totaal anders. In deze zwaaikom zijn zeer grote aantallen brasem (> 30 cm) gevangen en zijn eveneens bijna 200 zilverkarpers gevangen. Vissen kleiner dan 15 cm zijn in deze zwaaikom zeer beperkt gevangen.

5.5 Lengtesamenstelling

De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn grafisch weergegeven in bijlage 4. Van de meest algemene vissoort brasem zijn vooral exemplaren met een lengte tot circa 10 cm gevangen. Dit zijn voornamelijk éénzomerige vissen, die onder voedselrijke omstandigheden goed weten door te groeien gedurende de eerste zomer. Naast deze meest abundante lengteklassen zijn eveneens exemplaren met een lengte tot 35 cm en met een lengte van 35 tot 55 cm aangetroffen. Naast dat de brasem zich succesvol weet voor te planten op het kanaal weten deze vissen ook door te groeien tot de grootste lengteklasse. De lengtesamenstelling van blankvoorn is in grote lijnen in overeenstemming met met die van brasem. Het grootste deel van het bestand bestaat uit vissen met een lengte tot 15 cm. Dit zijn waarschijnlijk vooral één-, maar eveneens tweezomerige exemplaren. De overige blankvoorns vallen grotendeels binnen de lengteklasse tot 30 cm. Er zijn echter blankvoorns die weten door te groeien naar lengtes tot 42 cm. Zoals eerder vermeld weten blankvoorns deze lengtes te bereiken indien het juiste voedsel (zoals grote macrofauna) beschikbaar is. Bij baars valt op dat de éénzomerige exemplaren goed doorgroeien en eind oktober al lengtes tot 13 cm bereikt lijken te hebben. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het absolute aantal gevangen exemplaren beperkt is. De meeste baarzen vallen in de lengteklasse tot 25 cm. De grootste baars had een lengte van 37 cm. Een andere roofvis waarvan exemplaren over de volledige lengterange zijn aangetroffen, is de snoekbaars. Op basis van de verschillende lengteklassen lijken de volgende jaarklassen voor te komen. De lengteklasse van 10 tot 20 cm bestaat waarschijnlijk uit éénzomerige exemplaren. Deze vissen zijn van 2012, waarbij de grootste exemplaren vroegtijdig op een dieet van vis zijn overgestapt. De tweezomerige snoekbaarzen lijken een lengte van 25 tot 35 cm te hebben bereikt tijdens de tweede zomer. Vanaf 40 cm is er een overlap tussen verschillende jaarklassen. Op basis van deze lengteopbouw lijkt snoekbaars een snelle groei door te maken op het kanaal. De klein blijvende soorten pos en blauwband zijn net als bovenstaande soorten over een brede lengterange aangetroffen. Alle jaarklassen lijken hiermee voor te komen, duidend op een succesvolle rekrutering en doorgroeimogelijkheden.

Blz. 18 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

Voor de overige vissoorten geldt dat veelal lagere aantallen of een beperkt aantal lengteklassen zijn aangetroffen. Bij paling valt op dat wel exemplaren over een brede lengterange zijn gevangen. Een andere soort die zijn aanwezigheid dankt aan bepotingen is de zilverkarper. Van deze vissoort zijn exemplaren met een lengte van circa 60 tot 85 cm aangetroffen.

5.6 Conditie van de meest voorkomende vissoorten

De conditiediagrammen van de meest voorkomende soorten zijn grafisch weergegeven in bijlage 5. Voor de soorten baars, blankvoorn, brasem en rietvoorn geldt dat de aangetroffen exemplaren in een normale tot goede conditie verkeerden. Dit lijkt zowel bij kleine als grote lengteklassen het geval te zijn. De gevangen palingen verkeerden in een normale conditie, met één uitschieter naar beneden (reden onbekend). De zilverkarpers verkeren allen in een slechte tot zeer slechte conditie. Dit kan enerzijds veroorzaakt worden door een tekort aan voedsel na afloop van de productieve zomermaanden. Anderzijds is het goed mogelijk dat de referentie waaraan getoetst is niet geheel correct is. Dit wordt vaker waargenomen bij (normaliter sporadisch) voorkomende exoten. Op basis van de waarnemingen tijdens de bevissingen is niet opgemerkt dat de gevangen zilverkarpers in een slechte tot zeer slechte conditie verkeerden.

5.7 Predator-prooi verhouding

De belangrijkste predator in het kanaal Roeselare-Leie is de snoekbaars. Een andere predator, met een kleiner aandeel in de visbiomassa, is de baars. Op basis van de biomassa van deze soorten (> 15 cm) en het totale prooivisbestand (≤ 15 cm) is de predator-prooi verhouding berekend op 1:3,4. Op basis van deze verhouding is het niet waarschijnlijk dat predatie door roofvis een grote invloed heeft op de dichtheid van planktivore vis.

Figuur 5.3. Snoekbaars, de belangrijkste roofvis in het kanaal.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 19 van 50

5.8 Hengelvangstgegevens

In figuur 5.4 en figuur 5.5 worden de hengelvangstgegevens van het kanaal Roeselare-Leie weergegeven. Deze gegevens hebben betrekking op de periode 2010 tot en met 2012. De gegevens zijn verzameld door de Vlaamse Vereniging van Hengelsport Verbonden (VVHV).

Figuur 5.4. Gemiddeld vangstgewicht (g/mhu) hengelvangsten kanaal Roeselare-Leie (VVHV).

Figuur 5.5. Gemiddelde vangstsamenstelling hengelvangsten kanaal Roeselare-Leie (VVHV).

De gemiddelde vangst per manhengeluur heeft in 2010 een omvang van circa 470 gram. In de daarop volgende jaren is de vangst respectievelijk circa 600 en 400 gram per manhengeluur. De vangstsamenstelling vertoont geen sterke verschuivingen over de jaren. Alle jaren wordt de vangst gedomineerd door voornachtigen (circa 70 tot 80%). Wel is er (ten opzichte van 2010) sprake van enige toename in het vangstaandeel van voornachtigen.

Blz. 20 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

6 RESULTATEN MOERVAART-DURME

6.1 Algemene opmerkingen

De bemonstering van de Moervaart-Durme heeft plaatsgevonden op 29 en 30 oktober 2012. De bemonstering kon voorspoedig worden uitgevoerd. Op één traject was het niet mogelijk een lijnvormig traject van 250 meter met de zegen te bevissen (centrum Lokeren). Op dit traject is uitgeweken naar het rondvissen van de zegen (twee rondgooien). Tijdens de bemonstering was er sprake van clustering van vis. De vangsten van de verschillende trekken vertonen mede hierdoor sterke verschillen in omvang.

Figuur 6.1. Enkele bemonsterde trajecten binnen de Moervaart-Durme.

6.2 Soortensamenstelling

In de Moervaart-Durme zijn tijdens de huidige bemonstering 15 vissoorten gevangen (exclusief hybride). Het merendeel van de aangetroffen soorten behoort tot het eurytope stromingsgilde. Dit zijn de soorten baars, brasem, blankvoorn, driedoornige stekelbaars, giebel, karper, kolblei, paling, pos, snoekbaars en snoek. Voorkomende limnofiele soorten zijn bittervoorn, rietvoorn en tiendoornige stekelbaars. Deze vissoorten geven de voorkeur aan stilstaande wateren. Stroomminnende vissoorten zijn niet gevangen. Wel is een exoot aangetroffen, de zwartbekgrondel. De soorten baars en brasem zijn op alle bemonsterde locaties/sectoren aangetroffen. Een andere soort met een vrij hoge verspreiding over het kanaal is de pos. De verspreiding van de exoot zwartbekgrondel is op dit moment nog beperkt tot het benedenstroomse deel van de Moervaart-Durme. In de eerste sector zijn twee exemplaren gevangen.

Figuur 6.2. Pos, één van de soorten met een hoge verspreiding over de lengte van het kanaal.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 21 van 50

6.3 Omvang van het visbestand

In tabel 3.1 en tabel 3.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand in Kanaal Moervaart-Durme gegeven in kilogram en aantal per hectare. Tabel 6.1. Raming van het visbestand in het Kanaal Moervaart-Durme (kg/ha) in 2012.

Tabel 6.2. Raming van het visbestand in het Kanaal Moervaart-Durme (N/ha) in 2012.

Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 2,1 - - - 0,3 1,9 Baars 8,1 1,6 4,4 2,2 0,0 - Blankvoorn 9,6 0,1 3,3 5,7 0,5 - Brasem 134,6 0,0 9,9 51,6 23,9 49,2 Driedoornige stekelbaars 0,0 0,0 0,0 - - - Giebel 16,0 - - 0,6 15,5 - Hybride 0,7 - - - 0,7 - Karper 1,1 - - - - 1,1 Kolblei 1,3 - - 1,3 - - Pos 0,5 0,1 0,5 - - - Snoekbaars 0,0 0,0 - - - -

Limnofiel Bittervoorn 0,0 - 0,0 - - - Rietvoorn/Ruisvoorn 8,0 0,0 1,7 5,9 0,4 - Tiendoornige stekelbaars 0,0 0,0 0,0 - - -

Exoot Zwartbekgrondel 0,0 - 0,0 - - - Subtotaal 182,0 1,8 19,8 67,3 41,3 52,2

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 6,0 - 1,0 0,5 - 4,6 Totaal 188,0

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen

Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 10 - - - 3 6 Baars 527 298 199 29 0 - Blankvoorn 398 94 207 95 1 - Brasem 1.198 8 416 654 76 44 Driedoornige stekelbaars 6 1 5 - - - Giebel 18 - - 3 14 - Hybride 1 - - - 1 - Karper 0 - - - - 0 Kolblei 12 - - 12 - - Pos 49 18 32 - - - Snoekbaars 1 1 - - - -

Limnofiel Bittervoorn 1 - 1 - - - Rietvoorn/Ruisvoorn 105 3 49 52 1 - Tiendoornige stekelbaars 12 10 2 - - -

Exoot Zwartbekgrondel 1 - 1 - - - Subtotaal 2.339 433 912 845 96 50

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 9 - 8 1 - 1 Totaal 2.348

0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen

Blz. 22 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

Het visbestand in de Moervaart-Durme is geschat op 188,0 kg/ha en 2.348 stuks/ha. De visbiomassa bestaat voor het grootste deel uit brasem (72%). Deze biomassa wordt voor een aanzienlijk deel gevormd door vissen met een lengte groter dan 15 cm. De soorten baars, blankvoorn en rietvoorn hebben een bestand dat vergelijkbaar is van omvang (circa 8 tot 10 kg/ha). Het bestand van giebels is iets omvangrijker in biomassa, wat veroorzaakt wordt door grotere en daarmee zwaardere exemplaren in de lengteklasse van 26 tot 40 cm. Ook op basis van aantallen domineert brasem de bestandschatting met een aandeel van 51%. Het bestand van éénzomerige exemplaren is hierbij zeer beperkt van omvang. De meeste brasems vallen in de lengteklasse tot 25 cm. Andere soorten die een relatief groot aandeel in de bestandschatting hebben, zijn baars (22%) en blankvoorn (17%). De plantminnende soort rietvoorn heeft een aandeel van 4% in het visbestand.

6.4 Bestandschattingen deelgebieden

In bijlage 8 worden de bestandschattingen weergegeven van de onderscheiden deelgebieden. In het kanaal Moervaart-Durme zijn dit de verschillende onderscheiden sectoren. Deze sectoren staan in open verbinding met elkaar en vormen daarom één leefgebied. In de bestandschattingen en figuren van de verschillende sectoren is duidelijk zichtbaar dat de verspreiding van vissoorten en lengteklassen niet homogeen over de waterloop verdeeld is. In de sectoren 1, 4 en 5 is sprake van een lage visbiomassa (tot circa 30 kg/ha). In de sectoren 2 en 3 ligt de visbiomassa tussen de 100 en 200 kg/ha. Deze biomassa bestaat voornamelijk uit brasems uit de grootste lengteklasse (> 40 cm). Het omvangrijkste visbestand (zowel op basis van biomassa als op basis van aantallen) is aangetroffen in sector 6, in stedelijk gebied. In deze sector is het visbestand geschat op meer dan 800 kg/ha en circa 12.500 stuks/ha. Deze biomassa bestaat wederom grotendeels uit brasem. In tegenstelling tot de overige sectoren zijn in deze sector relatief veel brasems aangetroffen in de lengteklasse van 16 tot 25 cm. Dit is ook het geval bij blankvoorn en is eveneens zichtbaar bij rietvoorn. Het baarsbestand daarentegen heeft in de verschillende sectoren een lengteopbouw die vrijwel gelijk is. Wel zijn de grootste aantallen in sector 6 gevangen.

Figuur 6.3. Plaatselijk zijn grote aantallen brasems gevangen.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 23 van 50

6.5 Lengtesamenstelling

De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn grafisch weergegeven in bijlage 4. Van de meest algemeen voorkomende vissoort brasem zijn exemplaren over een brede lengterange gevangen. Hoewel verschillende jaarklassen enigszins zichtbaar zijn, is de lengtesamenstelling in grote lijnen te verdelen in exemplaren met een lengte van 10 tot 25 cm en exemplaren met een lengte van 35 tot 55 cm. In de lengteklasse van 25 tot 35 cm zijn wel brasems aangetroffen, maar lagere aantallen. Opvallend aan de lengtesamenstelling van brasem is dat éénzomerige vissen vrijwel ontbreken. Ook bij blankvoorn is deze jaarklasse slechts beperkt aangetroffen. Het is goed mogelijk dat deze jongste jaarklasse als gevolg van clustering buiten de bemonsteringsresultaten is gebleven. Op basis van de oudere jaarklassen lijkt er normaliter sprake te zijn van een succesvolle rekrutering en goede doorgroeimogelijkheden. Zoals vermeld zijn van de soort blankvoorn relatief gezien meer éénzomerige exemplaren gevangen (lengte tot circa 7 cm). Het merendeel van de blankvoorns valt echter in de lengteklasse tot 20 cm. Slechts een enkel exemplaar weet door te groeien naar grotere lengtes. Dit is een beeld dat vaker wordt waargenomen in wateren met de dimensies van de Moervaart-Durme. Een vergelijkbare lengteopbouw is zichtbaar bij de limnofiele soort rietvoorn. Het baarsbestand bestaat, net als het blankvoornbestand, voornamelijk uit vissen met een lengte tot 20 cm. In tegenstelling tot de soorten blankvoorn en brasem hebben de éénzomerige exemplaren het grootste aandeel in de vangst. Deze baarzen lijken tijdens de eerste zomer een lengte van circa 8 tot 9 cm te bereiken. Van de andere roofvis, de snoek, bestaat het bestand grotendeels uit exemplaren met een lengte tussen de 20 en 35 cm. Waarschijnlijk zijn dit voornamelijk éénzomerige snoeken, al is dit niet met zekerheid te zeggen. Op basis van de vangstgegevens blijken de snoeken in de Moervaart-Durme door te groeien tot respectabele lengtes. De grootste aangetroffen snoek had een lengte van bijna 90 cm. Van de klein blijvende vissoort pos zijn exemplaren van 5 tot en met 12 cm gevangen. De éénzomerige possen hebben tijdens de eerste zomer een lengte van circa 7 cm bereikt. In de daarop volgende lengteklasse is er sprake van een overlap tussen verschillende jaarklassen. Van de overige vissoorten zijn veelal enkele exemplaren of een beperkt aantal lengteklassen aangetroffen.

6.6 Conditie van de meest voorkomende vissoorten

De conditiediagrammen van de meest voorkomende soorten zijn grafisch weergegeven in bijlage 5. Voor al deze soorten geldt dat de conditie van de aangetroffen exemplaren normaal tot goed is. In grote lijnen geldt dit voor alle voorkomende lengteklassen. Bij baars lijkt er sprake te zijn van een enigszins neergaande trend in de conditie naarmate de exemplaren groter zijn. Bij de kleinste exemplaren van pos is de nauwkeurigheid waarschijnlijk lager als gevolg van de kleine afmetingen/gewichten van deze visjes.

6.7 Predator-prooi verhouding

De belangrijkste predator in de Moervaart-Durme is de snoek, gevolgd door de baars. Op basis van de biomassa van deze soorten (> 15 cm) en het totale prooivisbestand (≤ 15 cm) is de predator-prooi verhouding berekend op 1:2,6. Op basis van deze verhouding is er mogelijk een zwak regulerend effect van roofvis op de regulatie van de dichtheid aan planktivore vis. Deze verhouding houdt echter geen rekening met een mogelijke onderschatting van het bestand van éénzomerige brasems.

Blz. 24 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

6.8 Hengelvangstgegevens

In figuur 6.4, figuur 6.5 en figuur 6.6 zijn de hengelvangstgegevens van de Moervaart-Durme weergegeven. Deze gegevens hebben betrekking op de periode 2010 tot en met november 2012. De gegevens zijn verzameld door de Vlaamse Vereniging van Hengelsport Verbonden (VVHV).

Figuur 6.4. Gemiddeld vangstgewicht (g/mhu) hengelvangsten kanaal Moervaart-Durme

(VVHV), vangstgegevens 2012.

Figuur 6.5. Gemiddelde vangstsamenstelling hengelvangsten kanaal Moervaart-Durme (VVHV),

vangstgegevens 2012.

Figuur 6.6. Relatieve lengtesamenstelling hengelvangsten kanaal Moervaart-Durme (VVHV),

2012.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 25 van 50

In 2010 en 2011 ligt het gemiddelde vangstgewicht tussen 1.000 en 1.250 gram per manhengeluur. In 2012 is deze vangst aanzienlijk lager en ligt in de orde van grootte van 800 gram per manhengeluur. Een dergelijke vangst wordt altijd nog als (zeer) goed beschouwd. De vangstsamenstelling is vrij constant over de jaren. Tijdens alle jaren wordt de vangst gedomineerd door voornachtigen die circa 70 tot 80% van de vangst omvatten. De brasemachtigen zijn goed voor circa 20% van de vangst. De relatieve lengtesamenstelling van de hengelvangsten van 2012 laat zien dat de voornachtigen grotendeels in de lengteklasse tot 20 cm vallen. Hetzelfde wordt ook waargenomen bij de brasemachtigen en overige vissoorten. Slechts een klein deel van de brasemachtigen is groter dan 30 cm.

Blz. 26 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

7 DISCUSSIE

7.1 Uitvoering bemonstering

De bemonstering van het kanaal Bocholt-Herentals is met alle toegepaste vangtuigen voorspoedig verlopen. Met de stortkuil is 4,2% van het open water bemonsterd en met de zegen 25% van de verbredingen en zwaaikommen. Met het elektrovisapparaat is 5,4% van de oeverzone bemonsterd. Deze laatste inspanning ligt beneden de door het Handboek Hydrobiologie voorgeschreven bemonsteringsinspanning van 7,5% (ref. 1). Op basis van eerdere bemonsteringen in de Zuid-Willemsvaart bleek een inspanning van 5% echter voldoende om een representatief beeld van de omvang van het visbestand te krijgen. Met de stortkuil en zegen is een aanzienlijk oppervlak bemonsterd, wat ruimschoots boven de minimale bemonsteringsinspanning van 3% van het open water ligt (bij bemonstering met de stortkuil). Ook de bemonstering van het kanaal Brussel-Charleroi kon voorspoedig uitgevoerd worden. Hoewel de bemonstering overdag is uitgevoerd mag, vanwege het lage doorzicht (0,4 meter), verondersteld worden dat dit geen effect heeft gehad op het vangstrendement. Met de stortkuil is 4,5% van het open water bemonsterd, met het elektrovisapparaat 8,1% van de oeverzone. De bemonstering van het kanaal Roeselare-Leie is voorspoedig verlopen. Met de stortkuil is 4% van het open water bemonsterd. Met de zegen is 22% van het oppervlak van de zwaaikommen bemonsterd. Met het elektrovisapparaat is 7,5% van de oeverzone bevist. Tijdens de bemonstering met de zegen bleek een groot deel van de grote vis geclusterd te zijn in de luwe plekken van het kanaal. In de Moervaart-Durme is middels zegen- en elektrovisserij 7,9% van het totale oppervlak bemonsterd. Tijdens de bemonstering bleek de vis niet evenredig verdeeld te zijn over de waterloop. Dit kan leiden tot een lagere nauwkeurigheid van de bestandschatting. Door de evenwichtige verspreiding van de trajecten over de waterloop is dit enigszins ondervangen.

7.2 Kanaal Bocholt-Herentals

7.2.1 Soortensamenstelling

Met een totaal van 20 vissoorten is de soortensamenstelling van de visstand in het kanaal Bocholt-Herentals relatief soortenrijk. Meer dan de helft van deze soorten zijn eurytope soorten, waarvan de soorten baars, blankvoorn, brasem, pos en snoekbaars kenmerkend zijn voor scheepvaartkanalen. Ook in de nabijgelegen Zuid-Willemsvaart (ref. 4) en het Albertkanaal (ref. 19) hebben de eurytope soorten de overhand in de soortensamenstelling. De aanwezigheid van de Europese meerval is het gevolg van illegale visuitzettingen. In het verleden is deze vissoort uitgezet in een aangetakt water, benedenstrooms van sluis 6. De vissoort weet zich blijkbaar goed te handhaven op het kanaal en de aanwezigheid van een klein exemplaar (lengte 19 cm) duidt eveneens op een reproducerende populatie. De gevangen stroomminnende vissoorten zijn kopvoorn, rivierdonderpad, sneep en winde. In kanalen met enige afvoer (en daardoor stroming) worden vaker stroomminnende soorten waargenomen. Dit is vooral het geval bij een soort als winde. De oorsprong van de soorten kopvoorn en sneep ligt waarschijnlijk in de Maas. Het is aannemelijk dat deze soorten met het inlaten van Maaswater via de Zuid-Willemsvaart of het Albertkanaal het kanaal Bocholt-Herentals wisten te bereiken. De dichtheden waarin de stroomminnende soorten voorkomen is beperkt. De marmergrondel is de meest voorkomende vissoort die tot de exoten wordt gerekend. Op basis van de verspreiding van de vissoort is duidelijk zichtbaar dat deze soort vanaf de Zuid-Willemsvaart optrekt en zich verder naar het westen verspreidt. Het lijkt een kwestie van tijd voordat deze soort over de volledige lengte van het kanaal wordt aangetroffen. In de Zuid-Willemsvaart wist deze soort zich binnen enkele jaren over de volledige lengte van het kanaal te verspreiden (ref. 4). Tijdens het huidige onderzoek spuugde een gevangen paling overigens een marmergrondel uit. De exoot lijkt hiermee een voedselbron voor een inheemse soort als de paling.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 27 van 50

De marmergrondel is een soort die voor het eerst is waargenomen in het kanaal Bocholt-Herentals. Deze vissoort komt oorspronkelijk uit het gebied rond de Kaspische- en Zwarte Zee. Door de aanleg van het Main-Donaukanaal heeft deze soort het stroomgebied van de Rijn kunnen bereiken (ref. 24). In 2011 werden tijdens visstandonderzoek in de Zuid-Willemsvaart 221 marmergrondels gevangen (ref. 4), verspreid over vrijwel de gehele Zuid-Willemsvaart. In 2010 werden slechts een tiental marmergrondels gevangen (ref. 25). De soort lijkt snel in aantallen en spreiding toe te nemen.

Typische plantminnende soorten die tijdens het onderzoek zijn gevangen zijn de rietvoorn, zeelt en juveniele snoek. De vangstaantallen van deze soorten zijn beperkt, waardoor dit niet eenvoudig te relateren is aan de omstandigheden ter plaatse. Het lijkt er op dat een soort als snoek vaker voorkomt in de meer westelijk gelegen sluispanden. In dit deel van het kanaal zijn minder scheepvaartbewegingen, is er sprake van een hoger doorzicht en is daarnaast meer vegetatieontwikkeling. In 2002 is een eerder visstandonderzoek uitgevoerd op het kanaal Bocholt-Herentals (ref. 5). In grote lijnen komt de soortensamenstelling van het aangetroffen visbestand overeen met de huidige soortensamenstelling. Verschillen worden voornamelijk veroorzaakt door de aan- of afwezigheid van enkele exemplaren van een soort. Ontbrekende soorten ten opzichte van 2002 zijn de riviergrondel en bruine Amerikaanse dwergmeerval (exoot). Nieuw aangetroffen soorten zijn de Europese meerval, rivierdonderpad, sneep, marmergrondel en roofblei. Zoals vermeld lijkt de marmergrondel bezig aan een opmars in het kanaal. De exoot zonnebaars is tijdens het huidige onderzoek slechts op drie monsterpunten aangetroffen tegenover 17 van de 23 monsterpunten in 1996-1997 en 5 van de 13 monsterpunten in 2002. De zonnebaars lijkt zich hiermee beperkt te handhaven op het kanaal. Ook tijdens eerdere onderzoeken was de verspreiding van deze soort beperkt tot het traject van Herentals tot Mol. Tot voor enkele jaren terug werd er warm water geloosd via de kanaalarm tussen sas 6 en 7. Hier werden in het verleden ook de hoogste dichtheden aan zonnebaars aangetroffen.

7.2.2 Omvang visbestand

Met een geschatte biomassa van 63,3 kg/ha is de omvang van het visbestand in het kanaal Bocholt-Herentals beperkt van omvang. Ten opzichte van de bovenstrooms gelegen Zuid-Willemsvaart (zie paragraaf 7.6) is de omvang van het visbestand echter groter. Ten opzichte van het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten is de biomassa relatief laag te noemen, terwijl het bestand in het kanaal Leuven-Dijle in dezelfde orde van grootte ligt. Op basis van aantallen is de omvang van het visbestand vrij normaal, namelijk 2.517 stuks/ha. In de hoofdstroom (exclusief de oeverzone) heeft het visbestand een omvang van 33,5 kg/ha en 1.244 stuks/ha, in de kanaalverbredingen/zwaaikommen is deze 336,8 kg/ha en 12.490 stuks/ha. Zowel in de hoofdstroom als in de zwaaikommen zijn het de soorten blankvoorn, brasem, baars en snoekbaars die een relatief groot aandeel in de bestandschatting hebben. In kanalen is het een normaal beeld dat soorten als blankvoorn, brasem en baars dominant zijn (ref. 6). De snoekbaars is hierbij vaak de belangrijkste roofvis. Bij toenemende plantenrijkdom kunnen ook plantminnende soorten als snoek, rietvoorn en zeelt hogere abundanties bereiken. Zoals vermeld komen deze soorten wel voor in het kanaal, maar zijn de dichtheden laag. De reden voor het aanzienlijk grotere visbestand in de kanaalverbredingen en zwaaikommen is de kleinere invloed die de aanwezige scheepvaart heeft in deze delen van het kanaal. Vissen kunnen op dergelijke luwe plekken meer beschutting vinden, zeker wanneer ook onderwater vegetatie tot ontwikkeling kan komen. Tijdens de bemonstering bleek er echter grote verschillen te zitten tussen de vangsten van de verschillende zwaaikommen, maar ook tussen de vangsten in de hoofdstroom.

Blz. 28 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

De grootste verschillen ten opzichte van de hoofdstroom worden veroorzaakt door een aanzienlijk hoger blankvoornbestand in de verbredingen. Deze vissen zijn voornamelijk in de verbreding nabij de jachthaven te Herentals gevangen. Uit de resultaten blijkt dat de kleinste blankvoorns een aanzienlijk groter aandeel in de bestandschatting van deze verbredingen hebben dan in de hoofdstroom. Het is goed mogelijk dat de kanaalverbredingen en de aanwezige luwe zones met een hogere vegetatiebedekking een belangrijk habitat vormen voor de kleinste lengteklassen. De hogere abundantie van de kleinste blankvoorns in de kanaalverbredingen kan ook deels het resultaat zijn van winterclustering. De soorten blankvoorn en brasem blijken goed door te groeien tot de grotere lengteklassen. Vrijwel alle lengteklassen van deze vissoorten zijn aanwezig. De grootste blankvoorns weten lengtes van meer dan 40 cm te bereiken. Een dergelijke groei wordt vaak waargenomen in grotere wateren waar mosselen of slakken als voedselbron aanwezig zijn (ref. 7). In 2011 is in het kanaal Bocholt-Herentals in totaal 600 kg blankvoorn uitgezet met een lengte van 6 tot 12 cm (herbepotingsdatabank ANB). Op basis van de huidige resultaten blijkt er echter ook sprake te zijn van natuurlijke rekrutering en goede doorgroeimogelijkheden naar de grotere lengteklassen. De aangetakte zijwateren kunnen hierin een belangrijke functie vervullen. Bijna jaarlijks worden paaiende vissen waargenomen op diverse locaties, meestal in luwere zones zoals zwaaikommen of in jachthavens (med. ANB). Van de soort brasem is een relatief klein aantal éénzomerige vissen gevangen. De brasem is een vissoort die ten opzichte van soorten als baars en in mindere mate blankvoorn, in grotere mate afhankelijk is van vegetatie ten behoeve van de paai. De aanwezigheid van brasems in alle lengteklassen en het uitblijven van bepotingen van deze soort, wijst er op dat er over het algemeen sprake is van een succesvolle rekrutering. Ook de soorten baars en pos hebben een zichzelf in stand houdende populatie op het kanaal. De meeste baarzen hebben een lengte kleiner dan 20 cm. Dit is een veel voorkomend beeld. De grootste baarzen in het kanaal weten echter door te groeien naar lengtes tot 40 cm. Dergelijke lengtes worden bereikt indien baarzen de mogelijkheid hebben over te schakelen op een dieet van vis. In het kanaal is de baars (> 15 cm) de meest voorkomende roofvis (zowel op basis van biomassa als op basis van aantallen). Andere belangrijke roofvissen zijn snoekbaars, snoek en plaatselijk Europese meerval. Bij al deze roofvissen lijkt er sprake van een zichzelf in stand houdende populatie, al is dit bij snoek niet met zekerheid vast te stellen. De aangetroffen exemplaren in de lengteklasse van 30 tot 40 cm kunnen snoeken zijn die in het najaar van 2011 zijn uitgezet. Van snoek en snoekbaars zijn exemplaren over een brede lengterange aangetroffen. Voor juveniele snoeken geldt dat deze tijdens hun eerste levensstadia sterk gebonden zijn aan beschutting in de vorm van vegetatie. De enige snoeken die in de oeverzone zijn gevangen (elektrovisserij) zijn gevangen op de trajecten EL14, EL16 en EL24. Dit zijn de trajecten waar de hoogste bedekking met submerse vegetatie aanwezig was. Bij een lengte van ongeveer een halve meter zijn snoeken minder gebonden aan waterplanten en trekken ze naar het open water. De visstand in de oeverzone van het kanaal wordt gekenmerkt door de soorten baars, pos en in het bovenstroomse deel van het kanaal eveneens marmergrondel. Over het algemeen geldt dat de vangstaantallen hoger zijn indien er meer structuur aanwezig is in de oeverzone. Meer structuur betekent meer schuilmogelijkheden voor vis. Vooral in helder water zoals op het kanaal Bocholt-Herentals is tijdens de elektrovisserij in de oeverzone exact te zien waar de vis gevangen wordt. Op vrij kale oevers (met zand en kleine steentjes) blijken vissen vaak gevangen te worden op locaties waar net iets grotere stenen (stortstenen) liggen of waar enige begroeiing aanwezig is. Bij de bemonstering van de Zuid-Willemsvaart in 2011 (ref. 4) bleek ook dat de vangsten hoger waren op locaties met meer structuur. Bovenstrooms van sluis 1 verdienen de trajecten EL4 en EL9 in het bijzonder aandacht. Op deze trajecten is een natuurvriendelijke oever aangelegd in de vorm van houten palen met een kunststof opzetstuk (vooroeververdediging). Op traject EL4 bevinden zich achter deze kunststof buizen eveneens nog oude houten paaltjes. Op deze trajecten is sprake van een hogere bedekking met emerse vegetatie. Het afwijkend habitat ten opzichte van de veelal kale kanaaloever komt terug in de vangsten van blankvoorn. Bovenstrooms van sluis 1 is deze vissoort alleen aangetroffen op de trajecten met een natuurvriendelijke oever.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 29 van 50

Bij traject EL4 bleken grotere blankvoorns zich in de beperkte ruimte tussen de kunststof en houten paaltjes te bevinden. De vooroever verdediging creëert een luwe zone waar vegetatie beter tot ontwikkeling komt en vis betere schuilmogelijkheden heeft. In de Zuid-Willemsvaart (2011, ref. 4) bleken soorten als rietvoorn, zeelt, snoek en zonnebaars vaker voor te komen op locaties met houten paaltjes of emerse begroeiing.

7.2.3 Viswatertypering

Kenmerkend voor scheepvaartkanalen is een slechte ontwikkeling van waterplanten. Dit komt enerzijds door een veelal smalle oeverzone en anderzijds door opwerveling van slib door scheepvaart (ref. 17). In dergelijke wateren bevindt zich vaak een eenzijdig visbestand met een lage soortenrijkdom. Kenmerkende soorten zijn brasem en snoekbaars met begeleidende soorten als blankvoorn, pos en kolblei. De draagkracht van dergelijke wateren is afhankelijk van de samenstelling van de waterbodem en kan oplopen tot 800 kilogram per hectare (ref. 16). Hoewel het kanaal Bocholt-Herentals een typisch scheepvaartkanaal is, wordt het visbestand gekenmerkt door een relatief hoge soortenrijkdom en een klein visbestand. Een belangrijke factor is het heldere (voedselarme) Maaswater waarmee het kanaal wordt gevoed en de voedselarme zandgronden van de Kempen. De laatste jaren is de helderheid van het water, ondanks de toenemende scheepvaart, opvallend toegenomen (med. ANB). Het heldere water lijkt er de oorzaak van te zijn dat de bestanden van blankvoorn en baars relatief hoog zijn. Deze vissoorten zijn in staat om in helder water doelgericht voedseldeeltjes op te nemen (ref. 16). Het visbestand in het kanaal Bocholt-Herentals lijkt de meeste overeenkomsten te hebben met een blankvoorn-brasem visgemeenschap (zie onderstaande tabel). Kenmerkend voor de vissoorten in deze wateren is dat deze bij plantenarme omstandigheden goed kunnen overleven. Tabel 7.1. Viswatertypering Kanaal Bocholt-Herentals (lichtblauw zijn aanwezige soorten en

heersende omstandigheden, donkerblauw zijn dominante vissoorten).

Viswatertype Baars-Blankvoorn Rietvoorn-Snoek Snoek-Blankvoorn Blankvoorn-Brasem Brasem-Snoekbaars

Emerse vegetatie matig redelijk redelijk redelijk weinig

Drijvende vegetatie weinig veel redelijk matig weinig

Submerse vegetatie redelijk veel matig weinig geen

Bedekking vegetatie (%) 10-60 60-100 20-60 10-20 0-10

Vissoorten

Kwabaal + - - - --

Rivierdonderpad + - - - --

Tiendoornige stekelbaars + ++ ++ - --

Driedoornige stekelbaars + ++ ++ - --

Bittervoorn + ++ ++ - --

Kleine modderkruiper + ++ ++ - --

Zeelt - ++ + - --

Grote Modderkruiper - ++ + - --

Kroeskarper - ++ + - --

Rietvoorn - ++ ++ - --

Karper -- ++ ++ - --

Snoek -- ++ ++ + -

Riviergrondel + + + + -

Vetje + + + + -

Paling + + + + +

Kolblei - - ++ + +

Baars + - ++ + +

Blankvoorn + - ++ ++ +

Meerval -- - ++ ++ -

Pos - - + ++ ++

Brasem - - + ++ ++

Snoekbaars -- -- - ++ ++

Maximale draagkracht (kg/ha) 10-100 100-350 300-500 350-600 450-800

Voedselrijkdom Voedselarm Zeer voedselrijk

Fosfaatgehalte (mg/l P) < 0,01 > 0,1

Blz. 30 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

7.2.4 Hengelvangstgegevens

Het kanaal Bocholt-Herentals is één van de bekendste hengelwateren in de provincie Antwerpen en Limburg. Het type visserij is onder te verdelen in wedstrijd-, karper-, roofvis-, en recreatieve visserij. Het kanaal is internationaal bekend vanwege de vangsten van grote karpers. De visserij op roofvis is primair gericht op snoekbaars en in mindere mate op snoek. De laatste jaren is het gericht vissen op meerval in opmars, voornamelijk in de omgeving van Geel en Mol. Recreatieve visserij is voornamelijk gericht op blankvoorn en brasem (med. ANB). De hengelvangstgegevens (wedstrijdvisserij) van het kanaal Bocholt-Herentals hebben de laatste jaren een omvang van circa 400 tot 450 gram per manhengeluur, waarbij er sprake lijkt van een licht stijgende trend in de vangsten. Uit de vangstsamenstelling blijkt dat de vangsten voor circa 60% bestaan uit voornachtigen. Dit aandeel is vrij constant over de laatste jaren. Het aandeel van brasemachtigen in de vangst neemt de laatste jaren toe, terwijl er bij de overige vissoorten sprake is van een afname. In verhouding tot het aanwezige visbestand zijn de vangsten in het kanaal relatief hoog. In de overige kanalen, waar beduidend meer vis aanwezig is, zijn de hengelvangsten niet veel hoger of zelfs aanzienlijk lager. De oorzaken voor deze verschillen zijn niet bekend. Niet uit te sluiten is dat bijvoorbeeld een lage voedselrijkheid (met lage visbestanden als gevolg) resulteert in een hogere vangbaarheid met de hengel. En omgekeerd ook, een groot bestand (als gevolg van een rijke voedselsituatie) laat zich relatief moeilijk vangen aan de hengel (mondelinge mededeling F.T. Vriese, vanuit de 2e lijnsvoorlichting van de toenmalige OVB). Wel is het waarschijnlijk dat het vangstgewicht per individuele vis in het kanaal Bocholt-Herentals hoger is. Gezien de opmerkelijke verschillen tussen de hengelvangsten op de verschillende kanalen kan de vraag gesteld worden in hoeverre deze geschikt zijn om visbestanden op te volgen. De voornachtigen die tijdens de wedstrijden zijn gevangen vallen grotendeels in de lengteklasse van 10 tot 30 cm. De meeste brasemachtigen vallen binnen de lengteklasse van 5 tot 30 cm. Vissen binnen deze lengterange zijn het meest abundant in het kanaal. Uit de kleinste lengteklasse van voornachtigen en de grootste lengteklasse van brasemachtigen zijn relatief weinig exemplaren gevangen tijdens de wedstrijden. Dit kan veroorzaakt worden door de locaties alwaar de hengelwedstrijden plaatsvinden, deze vissen bevinden zich immers in hogere dichtheden in de kanaalverbredingen en zwaaikommen.

7.2.5 Predatie, onttrekking en herbepotingen

Op basis van het aangetroffen bestand van roofvissen en het bestand van prooivissen mag aangenomen worden dat er sprake is van een evenwicht tussen predator en prooi. Het roofvisbestand heeft hierbij een regulerend effect op het prooivisbestand. Zoals vermeld zijn baars en snoekbaars de belangrijkste roofvissen. In de winter worden grote aantallen aalscholvers waargenomen rondom en in het kanaal. Vooral tussen de sassen in de regio Mol-Geel (sas 6, 7, 8 en 9) is dit het geval (med. ANB). Ook tussen Bocholt en Lommel worden aalscholvers waargenomen (med. ANB). In hoeverre predatie door aalscholvers een effect heeft op het visbestand is op basis van de huidige gegevens niet met zekerheid vast te stellen. Het ontbreken van complete lengteklassen is bij soorten als blankvoorn en brasem in ieder geval niet waargenomen in het huidige onderzoek. In helder water, met relatief weinig schuilmogelijkheden en grote aantallen aalscholvers in de winterperiode, is een effect echter niet uit te sluiten. Overigens kunnen verdwenen lengteklassen ook ontstaan door slechte rekrutering tijdens bijvoorbeeld een heel koud voorjaar. Onttrekking door hengelaars is waarschijnlijk gering (med. ANB). De consumptie van vissen uit het kanaal wordt sterk afgeraden vanwege PCB’s en zware metalen in de waterbodem (historische vervuiling). Er is sporadisch sprake van vissterfte in het kanaal, maar zelden op grote schaal. In het najaar van 2012 was er sprake van lage zuurstofgehaltes in de haven van Lommel (2 mg/l), waardoor de samengeschoolde vis aan het wateroppervlak naar adem hapte. Daarnaast is er de voorbije jaren enkele malen sprake geweest van karpersterfte met onduidelijke oorzaak. De waterkwaliteit is doorgaans voldoende (med. ANB).

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 31 van 50

In het verleden zijn er vooral herbepotingen van de soorten blankvoorn, paling en snoek uitgevoerd (herbepotingsdatabank ANB). In 2011 is nog 600 kilogram blankvoorn uitgezet (lengte 6-12 cm), 3 kilogram glasaal en meer dan 400 snoeken met een lengte van 20 tot 40 cm. In een verder verleden zijn eveneens de soorten karper, winde en giebel uitgezet. Uit het visstandonderzoek is gebleken dat er bij blankvoorn sprake is van natuurlijke rekrutering. Gezien deze natuurlijke rekrutering is herbepoting van deze vissoort niet strikt noodzakelijk. Ook herbepotingen van een soort als snoek hebben vaak weinig effect indien het aanwezige habitat niet geschikt is voor de soort. Snoeken in de lengteklasse van 20 tot 40 cm hebben de voorkeur voor een plantenrijk habitat, dat slechts beperkt aanwezig is op het kanaal. Door de beperkte aanwezigheid van vegetatie vallen de uitgezette snoeken vaak ten prooi aan grotere soortgenoten.

Figuur 7.1. Snoek.

7.3 Kanaal Brussel-Charleroi

7.3.1 Soortensamenstelling

Met een totaal van 15 vissoorten is de soortensamenstelling in het kanaal Brussel-Charleroi matig soortenrijk. Kenmerkend aan de soortensamenstelling is het grote aantal eurytope soorten. Dit is een normaal beeld in kanalen. De soortensamenstelling van de visstand komt in grote lijnen overeen met de soortensamenstelling van de visstand in het kanaal Roeselare-Leie. Met betrekking tot de soortensamenstelling valt op dat in de oeverzone weinig soorten zijn aangetroffen, waarbij de soortenrijkdom sterk afneemt in de richting van Brussel. De oorzaak van deze afname is niet bekend. De lage soortenrijkdom in de oeverzone lijkt veroorzaakt te worden door het eenzijdige habitat, waarbij vegetatie ontbreekt. De oevers van het kanaal Brussel-Charleroi zijn beschoeid middels schanskorven, beton en damwand. Opmerkelijk is wel de aanwezigheid van de soort bittervoorn. Deze vissoort leeft in symbiose met de zoetwatermossel en is voor de voortplanting hiervan afhankelijk. In het kanaal Bocholt-Herentals en Roeselare-Leie is deze vissoort niet aangetroffen. De huidige soortensamenstelling komt in grote lijnen overeen met de soorten zoals die tijdens eerdere onderzoeken zijn aangetroffen (ref. 9). Ontbrekende soorten zijn serpeling, winde en zonnebaars. In 2007 zijn één tot drie exemplaren van deze soorten aangetroffen, waarmee de populatieomvang beperkt was. De serpeling is overigens een stroomminnende vissoort waarvoor een dergelijk kanaal geen geschikt habitat is. De winde wordt met grotere regelmaat in kanalen aangetroffen, zeker indien er sprake is van enige stroming. Bij de zonnebaars lijkt er sprake van een afname van het aanwezige bestand, al is dit gezien de beperkte vangsten in het verleden niet met zekerheid vast te stellen. Ook in het kanaal Bocholt-Herentals lijkt er sprake van een afname van de zonnebaarspopulatie. Een nieuw aangetroffen vissoort is de exoot blauwband.

Blz. 32 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

Deze vissoort is van oorsprong afkomstig uit zuidoost Azië en wordt vrij regelmatig gevangen in Vlaanderen. In 1992 is deze vissoort voor het eerst in de Belgische wateren aangetroffen (ref. 18).

7.3.2 Omvang visbestand

De omvang van het visbestand in het kanaal Brussel-Charleroi is geschat op 123,9 kg/ha en 15.329 stuks/ha. Op basis van aantallen is dit een omvangrijk visbestand, op basis van biomassa valt dit enigszins mee. Kenmerkend aan het visbestand zijn de grote aantallen blankvoorns en brasems (met lengtes kleiner dan 15 cm). De omvang van het planktivore bestand is aanzienlijk groter dan het bestand aan benthivore vis. Er is sprake van een eenzijdig visbestand. De grote aantallen blankvoorns en brasems in het kanaal zijn voornamelijk éénzomerige exemplaren. Blijkbaar is er in 2012 sprake geweest van een succesvolle paai van deze soorten. De voedselrijkdom en het relatief kleine roofvisbestand maken het mogelijk dat een dergelijk omvangrijk planktivoor bestand zich tijdens de eerste zomer kan handhaven. De omvang van het planktivore bestand is overigens vergelijkbaar met het bestand dat op het kanaal Roeselare-Leie is aangetroffen. In dat kanaal is brasem veruit de meest voorkomende vissoort. Dat éénzomerige baarzen bijna niet zijn gevangen kan betekenen dat de paai van deze soort weinig succesvol is geweest, mogelijk door de relatief koude maand april. Baarzen paaien iets eerder in het jaar dan de soorten blankvoorn en brasem en kunnen en groeiachterstand oplopen. Daarnaast is het waarschijnlijk dat voedselconcurrentie met de talrijke blankvoorns een verklaring is voor het kleine baarsbestand. Ook in het kanaal Roeselare-Leie zijn weinig baarzen aangetroffen. In de grotere lengteklassen van de soorten blankvoorn en brasem zijn relatief weinig vissen aangetroffen. Bij brasem zijn daarnaast weinig vissen aangetroffen in de lengteklasse van 15 tot 25 cm en in de lengteklasse van 35 tot 45 cm. Het ontbreken van deze lengteklassen kan duiden op een onregelmatig succesvolle rekrutering of predatie door bijvoorbeeld aalscholvers. Het ontbreken van de grootste lengteklassen (en daarmee oudste vissen) kan duiden op een calamiteit (vissterfte) in het verleden of het ontbreken van deze lengteklasse in de vangst als gevolg van clustering van deze lengteklassen in de rustigste delen van het kanaal. Omdat er geen gevallen van vissterfte bekend zijn, lijkt deze laatste oorzaak het meest waarschijnlijk. De bestandschatting is hiermee, vooral op basis van biomassa, een onderschatting van het werkelijk aanwezige visbestand. Bij de bemonstering van het kanaal Roeselare-Leie bleken brasems in de lengteklasse groter dan 40 cm overigens sterk geclusterd voor te komen. De belangrijkste roofvissen in het kanaal Brussel-Charleroi zijn de soorten baars en snoekbaars. Het roofvisbestand is echter klein van omvang. Bij baars is er, zoals eerder vermeld, sprake van een slechte rekrutering. Het snoekbaarsbestand wordt gekenmerkt door exemplaren met een lengte tot circa 30 cm. Waarschijnlijk zijn dit voornamelijk tweezomerige snoekbaarzen. Slechts een enkele snoekbaars heeft een lengte groter dan 30 cm. De visbestanden in de oeverzone van het kanaal Brussel-Charleroi bestaan grotendeels uit de soorten baars, blankvoorn en bittervoorn. De totaal vangsten variëren van geen enkele vis tot 54 exemplaren per 100 meter oeverlengte. De gemiddelde vangst bedraagt circa 15 exemplaren per 100 meter oeverlengte. Tijdens de voorgaande bemonstering (ref. 9) bedroegen de vangsten circa 37 exemplaren per 100 meter oeverlengte, waarbij vooral de soorten baars en blankvoorn relatief veel zijn gevangen. Deze bemonsteringen werden eveneens eind oktober uitgevoerd.

7.3.3 Viswatertypering

De visstand in het kanaal Brussel-Charleroi kan getypeerd worden als een blankvoorn-brasem visgemeenschap (ref. 17). Deze visgemeenschap komt grotendeels overeen met de brasem-snoekbaars visgemeenschap. Kenmerkend aan de visstand is de dominantie van vissoorten die onder plantenarme en voedselrijke omstandigheden het beste kunnen overleven (ref. 17). Dit zijn brasem, blankvoorn en snoekbaars. Begeleidende vissoorten zijn veelal beperkt aanwezig als gevolg van de matige groei van waterplanten en daarmee eveneens weinig habitatdiversiteit. In het kanaal Brussel-Charleroi zijn praktisch geen waterplanten aanwezig als gevolg het lage doorzicht en de oeverinrichting (schanskorven, damwand en beton). De matige groei van waterplanten is een kenmerk voor wateren met een blankvoorn-brasem visgemeenschap (ref. 17).

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 33 van 50

Tabel 7.2. Viswatertypering Kanaal Brussel-Charleroi (lichtblauw zijn aanwezige soorten en heersende omstandigheden, donkerblauw zijn dominante vissoorten).

7.3.4 Hengelvangstgegevens

Van het kanaal Brussel-Charleroi zijn slechts enkele hengelvangstgegevens beschikbaar. Met een vangst van bijna 400 gram per manhengeluur ligt de vangst in dezelfde orde van grootte als de vangsten op het kanaal Bocholt-Herentals. Op basis van de bestandschatting is het aannemelijk dat het gemiddelde vangstgewicht per vis aanzienlijk lager is in het kanaal Brussel-Charleroi.

7.3.5 Predatie, onttrekking en herbepotingen

Op basis van het aangetroffen bestand van roofvissen en prooivissen mag aangenomen worden dat de roofvissen vrijwel geen rol van betekenis spelen bij de regulatie van de dichtheid aan planktivore vis. De omvang van dit visbestand is eerder voedselgestuurd. In hoeverre er sprake is van predatie door aalscholvers in het troebele water is niet bekend. Bij brasem ontbreken enkele lengteklassen, al is niet te zeggen dat dit veroorzaakt wordt door predatie door aalscholvers. Het is niet bekend in hoeverre er sprake is van onttrekking door hengelaars. Gezien de beperkte onttrekking op de overige kanalen is onttrekking waarschijnlijk miniem. De herbepotingen op het kanaal hebben vooral betrekking op uitzettingen van blankvoorn. In 2011 is meer dan 1.500 kilogram blankvoorns uitgezet (visjes met een lengte van 6 tot 17 cm), namelijk in januari en december van dat jaar. De uitzettingen in januari behoorden eigenlijk tot de uitzettingen van 2010. In 2011 is hiermee 36 kg/ha vis uitgezet, overeenkomend met circa 18 kg/ha voor 2010 en 18 kg/ha voor 2011. In beperkte aantallen zijn hierbij ook de soorten winde, brasem, pos, baars, rietvoorn en vetje uitgezet. In hoeverre de herbepotingen van blankvoorn noodzakelijk zijn voor het visbestand is de vraag. Uit de resultaten blijkt dat er in 2012 grote aantallen kleine blankvoorns aanwezig zijn, resulterend uit natuurlijke rekrutering. In 2011 zijn eveneens enkele zeelten uitgezet in het kanaal (in totaal 50 kilogram, exemplaren met een lengte van 10 tot 20 cm).

Viswatertype Baars-Blankvoorn Rietvoorn-Snoek Snoek-Blankvoorn Blankvoorn-Brasem Brasem-Snoekbaars

Emerse vegetatie matig redelijk redelijk redelijk weinig

Drijvende vegetatie weinig veel redelijk matig weinig

Submerse vegetatie redelijk veel matig weinig geen

Bedekking vegetatie (%) 10-60 60-100 20-60 10-20 0-10

Vissoorten

Kwabaal + - - - --

Rivierdonderpad + - - - --

Tiendoornige stekelbaars + ++ ++ - --

Driedoornige stekelbaars + ++ ++ - --

Bittervoorn + ++ ++ - --

Kleine modderkruiper + ++ ++ - --

Zeelt - ++ + - --

Grote Modderkruiper - ++ + - --

Kroeskarper - ++ + - --

Rietvoorn - ++ ++ - --

Karper -- ++ ++ - --

Snoek -- ++ ++ + -

Riviergrondel + + + + -

Vetje + + + + -

Paling + + + + +

Kolblei - - ++ + +

Baars + - ++ + +

Blankvoorn + - ++ ++ +

Meerval -- - ++ ++ -

Pos - - + ++ ++

Brasem - - + ++ ++

Snoekbaars -- -- - ++ ++

Maximale draagkracht (kg/ha) 10-100 100-350 300-500 350-600 450-800

Voedselrijkdom Voedselarm Zeer voedselrijk

Fosfaatgehalte (mg/l P) < 0,01 > 0,1

Blz. 34 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

7.4 Kanaal Roeselare-Leie

7.4.1 Soortensamenstelling

Met een totaal van 15 aangetroffen vissoorten is de soortensamenstelling in het kanaal Roeselare-Leie matig soortenrijk. In grote lijnen komt de soortensamenstelling overeen met de soorten die in het kanaal Brussel-Charleroi zijn aangetroffen. De soortensamenstelling in het kanaal Roeselare-Leie is typerend voor kanalen met scheepvaart. Kenmerkend zijn de eurytope soorten als brasem en blankvoorn. In dergelijke kanalen is de snoekbaars vaak de meest dominante roofvis, zoals ook in dit kanaal het geval is. De snoekbaars is een roofvis die, ten opzichte van snoek, kenmerkend is voor diepere en troebele wateren. De snoek is in veel grotere mate afhankelijk van vegetatieontwikkeling en helder water. Naast de typische eurytope vissoorten zijn eveneens limnofiele, rheofiele en exoten aangetroffen. Limnofiele soorten, zoals de rietvoorn en zeelt, worden in kanalen vaak aangetroffen in de luwe delen met meer beschutting en vegetatieontwikkeling. Deze locaties kunnen zich in de oeverzone bevinden of in bredere delen van het kanaal, alwaar de invloed van de scheepvaart minder is. Rheofiele soorten als riviergrondel, maar vooral winde worden vaker aangetroffen op kanalen. Vaak wijst de aanwezigheid van deze soorten op enigszins stromende condities (ref. 6). De exoten die in het kanaal zijn aangetroffen zijn de soorten blauwband en zilverkarper. De aanwezigheid van deze vissoorten is waarschijnlijk het gevolg van uitzettingen, al dan niet meegekomen bij reguliere uitzettingen. De blauwband is een soort die zich kan voortplanten in de Vlaamse wateren, de zilverkarper kan dit niet. Op basis van eerdere bemonsteringen (ref. 10) bestaat het vermoeden dat de bepotingen van de zilverkarpers van voor 2004 zijn. In 2010, 2004 en 1998 heeft een eerdere visbestandsopname plaatsgevonden op het kanaal Roeselare-Leie (ref. 10). Soorten als paling, baars, blankvoorn, brasem, giebel, kolblei, pos, snoekbaars, rietvoorn, zeelt, winde en blauwband zijn zowel tijdens de huidige bemonstering als tijdens de bemonstering in 2010 aangetroffen. De soorten karper en zilverkarper zijn in een verder verleden aangetroffen in het kanaal. Een nieuw aangetroffen vissoort op het kanaal is de riviergrondel. Deze vissoort is vooral in de richting van de Leie gevangen. Deze soort kan het kanaal via de sluizen zijn opgetrokken. Soorten die ontbreken ten opzichte van eerdere bemonsteringen zijn de driedoornige stekelbaars, kopvoorn, tiendoornige stekelbaars, zonnebaars en bittervoorn. Over het algemeen zijn deze soorten tijdens eerdere bemonsteringen in kleine aantallen aangetroffen, waarbij het wel of niet aantreffen kan berusten op toeval. De zonnebaars is in het voorjaar van 2012 overigens wel in de paaiplaats te Ingelmunster aangetroffen (ref. 11). Bij de bemonstering van deze paaiplaats is ook een snoek gevangen.

7.4.2 Omvang visbestand

Met een geschat bestand van 448,4 kg/ha en 15.472 stuks/ha is er sprake van een omvangrijk visbestand in het kanaal Roeselare-Leie. Zowel op basis van biomassa als op basis van aantallen wordt dit visbestand gedomineerd door de eurytope vissoort brasem. Ook blankvoorn heeft een aanzienlijk aandeel in de bestandschatting. De meest voorkomende roofvis is de snoekbaars. Het visbestand in de hoofdstroom van het kanaal is geschat op 152 kg/ha en 15.571 stuks/ha, het visbestand in de zwaaikommen is geschat op 5.724 kg/ha en 26.239 stuks/ha. Opmerkelijk is het grote verschil in vangsten tussen de verschillende zwaaikommen die bemonsterd zijn. In de zwaaikom te Izegem zijn vooral de kleinere lengteklassen van brasem en blankvoorn gevangen. Deze vangsten zijn vergelijkbaar met de vangsten in de hoofdstroom. In de zwaaikom te Ingelmunster is een sterke clustering van brasem (> 30 cm) en zilverkarpers aangetroffen. Ook snoekbaarzen uit de grootste lengteklasse (> 40 cm) zijn relatief vaak in deze zwaaikom gevangen. Het is een normaal beeld dat vissen van een soort uit eenzelfde lengteklasse in het najaar clusteren. Dat deze clustering in de zwaaikom te Ingelmunster plaatsvindt wordt vermoedelijk veroorzaakt doordat deze zwaaikom praktisch niet door scheepvaart gebruikt wordt, waardoor er vrijwel geen verstoring is. Bij de zwaaikom te Izegem is dit wel het geval.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 35 van 50

Wanneer de opbouw van het visbestand in detail bekeken wordt, dan valt op dat van de soorten blankvoorn en brasem een omvangrijk bestand van éénzomerige exemplaren aanwezig is. In het kanaal Brussel-Charleroi is dit ook waargenomen. Aangezien er in 2012 geen vissen zijn uitgezet kan worden aangenomen dat deze vissen afkomstig zijn van natuurlijke rekrutering. Ondanks dat er sprake is van succesvolle natuurlijke rekrutering indiceert het relatief grote aantal hybriden tussen karperachtigen dat het aantal paailocaties beperkt is. De meeste blankvoorns op het kanaal hebben een lengte tot circa 30 cm. Een dergelijke lengteopbouw wordt vaker waargenomen en is ook op het kanaal Brussel-Charleroi zichtbaar. In tegenstelling tot dit kanaal zijn ook grotere exemplaren aangetroffen met lengtes van meer dan 40 cm. De vissen weten hiermee de maximale lengte van de soort te benaderen, duidend op goede omstandigheden voor deze vissoort. Dit blijkt ook uit de conditie van de aangetroffen blankvoorns. Kenmerkend aan de opbouw van brasem is het relatief omvangrijke bestand van brasems groter dan 40 cm. De daaronder liggende lengteklassen zijn minder goed vertegenwoordigd, maar grotendeels wel aangetroffen. De lagere abundantie van deze kleinere lengteklassen kan voortkomen uit een drukkend effect van het bestand van grote brasems (> 40 cm). Dit kan vooral het geval zijn indien de vissen van een relatief klein leefgebied gebruik wensen te maken (de zwaaikommen en verbredingen). Doordat de bemonstering relatief laat in het jaar is uitgevoerd is overigens niet uit te sluiten dat de kleinere lengteklassen elders in grotere dichtheden voorkomen. Een soort waarvan alle lengteklassen aanwezig zijn is de roofvis snoekbaars. In de lengtefrequentieverdeling zijn duidelijk verschillende jaarklassen zichtbaar, duidend op een jaarlijks succesvolle rekrutering. Hoewel alle lengteklassen voorkomen is het bestand van snoekbaarzen kleiner dan 25 cm beperkt van omvang. Bij de éénzomerige vissen is te zien dat deze in lengte variëren van minder dan 10 cm tot 20 cm. Een deel van deze vissen lijkt niet tijdig de overstap te kunnen maken naar een dieet bestaand uit vis. Op basis van de bestandschatting is er voldoende prooivis aanwezig. De grotere snoekbaarzen weten dan ook door te groeien tot lengtes van minimaal 80 cm. Het bestand van de exoot zilverkarpers bestaat uit exemplaren met lengtes van circa 60 tot 90 cm. Voor zover bekend zijn deze vissen voor 2004 uitgezet in het kanaal. De zilverkarper voedt zich overwegend met fytoplankton, maar ook met detritus of met klein zoöplankton. Door middel van de kieuwbogen filteren deze vissoorten voornamelijk partikels tussen de 10 en 100 μm uit het water. Introductie van deze soort om algenbloei te beperken heeft wisselende effecten gehad (ref. 12). De zilverkarper is nauw verwant aan de grootkopkarper. Het belangrijkste verschil tussen grootkopkarper en zilverkarper is de kiel onder de buik. De grootkopkarper heeft een korte kiel, die loopt vanaf de voorkant van de anaalvin tot de inplant van de buikvinnen. Bij de zilverkarper reikt de kiel vanaf de voorkant van de anaalvin tot voor de inplant van de borstvinnen. Het lichaam van de grootkopkarper heeft meestal een duidelijk gemarmerde tekening, het lichaam van de zilverkarper is meestal zilverkleurig tot grijs. De visbestanden in de oeverzone van het kanaal Roeselare-Leie zijn beperkt van omvang, waarbij eveneens de soortendiversiteit gering is. De vangsten op de trajecten EL5, EL6, EL9 en EL10 zijn hoger dan op de overige locaties, waarbij ook de soortendiversiteit groter is. Op deze locaties is enige emerse vegetatie aanwezig (riet), wat op de overige trajecten ontbreekt.

7.4.3 Viswatertypering

De visstand in het kanaal Roeselare-Leie kan getypeerd worden als een brasem-snoekbaars visgemeenschap, voornamelijk door de dominantie van brasem, de snoekbaars als toppredator en het omvangrijke visbestand. Deze visgemeenschap wordt aangetroffen in wateren waarin waterplanten zich niet goed kunnen ontwikkelen en is kenmerkend voor scheepvaartkanalen (ref. 17). Het kanaal Roeselare-Leie komt met het ontbreken van submerse vegetatie, een beperkte oevervegetatie, troebel water en de aanwezigheid van (beroeps)scheepvaart overeen met de karakteristieken van het brasem-snoekbaars viswatertype. De brasem-snoekbaars visgemeenschap is het minst soortenrijk van de verschillende viswatertypen (ref. 17).

Blz. 36 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

Tabel 7.3. Viswatertypering Kanaal Roeselare-Leie (lichtblauw zijn aanwezige soorten en heersende omstandigheden, donkerblauw zijn dominante vissoorten).

7.4.4 Hengelvangstgegevens

Langs het kanaal Roeselare-Leie worden met grote regelmaat hengelwedstrijden gehouden. De hengelvangstgegevens van het kanaal Roeselare-Leie hebben een omvang van circa 400 tot 600 g/mhu. De vangsten worden gedomineerd door voornachtigen, waarbij er de laatste jaren sprake is van een lichte stijging van het aandeel van deze vissen. De hengelvangsten verschillen sterk met de resultaten van het onderzoek. Uit de bestandschatting blijkt dat de visstand zowel op basis van biomassa als op basis van aantallen gedomineerd wordt door brasems. De hengelvangsten liggen in dezelfde orde van grootte als de vangsten van het kanaal Bocholt-Herentals en kanaal Brussel-Charleroi. De vangsten in de Moervaart-Durme zijn hoger.

7.4.5 Predatie, onttrekking en herbepoting

Op basis van de verhouding tussen roof- en prooivissen is het niet waarschijnlijk dat predatie door roofvissen een regulerend effect heeft op de dichtheid van planktivore vis. De omvang van het bestand aan prooivissen is eerder voedselgestuurd. Onttrekking van vis door hengelaars is zoals eerder vermeld waarschijnlijk miniem. Ook zijn er de laatste drie jaar geen vissterftes gekend (med. ANB). In 2012 hebben er geen herbepotingen van vis plaatsgevonden. In 2011 zijn nog wel vissen uitgezet, namelijk 400 kg blankvoorn (6-17 cm), 100 kg brasem (10-17 cm) en 100 kg rietvoorn (10-17 cm) (herbepotingsdatabank ANB). In hoeverre deze herbepotingen terugkomen in de huidige bestandschattingen is niet vast te stellen. Bij al deze soorten is er sprake van natuurlijke rekrutering.

Viswatertype Baars-Blankvoorn Rietvoorn-Snoek Snoek-Blankvoorn Blankvoorn-Brasem Brasem-Snoekbaars

Emerse vegetatie matig redelijk redelijk redelijk weinig

Drijvende vegetatie weinig veel redelijk matig weinig

Submerse vegetatie redelijk veel matig weinig geen

Bedekking vegetatie (%) 10-60 60-100 20-60 10-20 0-10

Vissoorten

Kwabaal + - - - --

Rivierdonderpad + - - - --

Tiendoornige stekelbaars + ++ ++ - --

Driedoornige stekelbaars + ++ ++ - --

Bittervoorn + ++ ++ - --

Kleine modderkruiper + ++ ++ - --

Zeelt - ++ + - --

Grote Modderkruiper - ++ + - --

Kroeskarper - ++ + - --

Rietvoorn - ++ ++ - --

Karper -- ++ ++ - --

Snoek -- ++ ++ + -

Riviergrondel + + + + -

Vetje + + + + -

Paling + + + + +

Kolblei - - ++ + +

Baars + - ++ + +

Blankvoorn + - ++ ++ +

Meerval -- - ++ ++ -

Pos - - + ++ ++

Brasem - - + ++ ++

Snoekbaars -- -- - ++ ++

Maximale draagkracht (kg/ha) 10-100 100-350 300-500 350-600 450-800

Voedselrijkdom Voedselarm Zeer voedselrijk

Fosfaatgehalte (mg/l P) < 0,01 > 0,1

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 37 van 50

7.5 Kanaal Moervaart-Durme

7.5.1 Soortensamentelling

In de Moervaart-Durme zijn tijdens het huidige onderzoek 15 vissoorten aangetroffen. De soortenrijkdom is hiermee matig en vergelijkbaar met de kanalen Roeselare-Leie en Brussel-Charleroi. De meeste soorten behoren tot het eurytope stromingsgilde. Op kanalen is dit een normaal beeld. Het aantal limnofiele soorten is beperkt tot drie. Dit zijn de soorten bittervoorn, rietvoorn en tiendoornige stekelbaars. Deze soorten worden over het algemeen aangetroffen in meer plantenrijke wateren. De zwartbekgrondel is de enige aangetroffen vissoort die tot de exoten wordt gerekend. Deze vissoort is alleen op het meest benedenstrooms bemonsterde traject aangetroffen. In 2010 is deze exoot, die oorspronkelijk uit het Ponto-Kaspische gebied komt, voor het eerst in Vlaanderen aangetroffen, namelijk in de Schelde bij Liefkenshoek (ref. 13). In 2010 is deze vissoort ook al in de havens van Gent aangetroffen en in het kanaal van Gent naar Terneuzen (ref. 14). Het bestand van zwartbekgrondels kan in een relatief korte tijd sterk in omvang toenemen. In enkele van de Nederlandse Rijkswateren is de zwartbekgrondel op dit moment een van de meest voorkomende vissoorten (ref. 15). Het is waarschijnlijk dat de aantallen zwartbekgrondels de komende jaren toenemen in de Moervaart-Durme en dan vooral op locaties met (stort)stenen oevers (voorkeurshabitat van deze soort). Het grootste deel van de vissoorten die tijdens het huidige onderzoek zijn gevangen zijn ook tijdens voorgaande onderzoeken op het kanaal Moervaart-Durme aangetroffen (ref. 16). Vooral soorten als baars, blankvoorn, brasem, kolblei, paling, pos en rietvoorn zijn met grote regelmaat aangetroffen. Soorten die tijdens de huidige bemonstering ontbreken in de vangst, maar in het verleden wel zijn aangetroffen, zijn blauwband, vetje, winde, zeelt en zonnebaars. Nieuw aangetroffen soorten zijn de bittervoorn en zwartbekgrondel. De vangstaantallen van deze soorten zijn beperkt waardoor wel of geen vangst kan berusten op toeval.

7.5.2 Omvang visbestand

Met een omvang van 188,0 kg/ha en 2.348 stuks/ha is een redelijk omvangrijk visbestand aangetroffen in de Moervaart-Durme. Op basis van biomassa is er sprake van een eenzijdig visbestand dat gedomineerd wordt door de eurytope soort brasem. Deze biomassa bestaat voornamelijk uit grote brasems, waarbij de lengteklasse van 16 tot 40 cm een aanzienlijke omvang heeft. Op basis van aantallen zijn het de soorten brasem, baars en blankvoorn die het grootste aandeel in de bestandschatting hebben. Dit is een normaal beeld in kanalen en/of gekanaliseerde wateren. Ook in 2009 was er sprake was van een eenzijdig visbestand dat gedomineerd werd door eurytope soorten (baars en blankvoorn, ref. 16). Dat de plantminnende soort rietvoorn een relatief groot aandeel in de bestandschatting heeft, duidt op de aanwezigheid van zones met vegetatie. Tijdens de bemonstering was deze vegetatie voornamelijk aanwezig in de oeverzone (riet, liesgras, grote egelskop en zegge). De visbestanden in de verschillende sectoren verschillen sterk van omvang. De reden hiervoor is waarschijnlijk de bemonsteringsperiode, die vrij laat in het jaar ligt (eind oktober). Rond deze tijd clusteren vissen samen in winterconcentraties, waarbij vissoorten van dezelfde lengteklassen vaak samenscholen. Als gevolg van deze clustering is het mogelijk dat bepaalde lengteklassen of jaarklassen niet tijdens de bemonstering worden aangetroffen. Dit lijkt het geval bij brasem, waarvan bijna geen éénzomerige exemplaren zijn gevangen. Het visbestand dat in de eerste sector is aangetroffen is vooral op basis van biomassa zeer beperkt van omvang (15,2 kg/ha). Met uitzondering van enkele palingen en baarzen zijn geen vissen gevangen met een lengte groter dan 15 cm. Mogelijk is het lage bestand in de eerste sector het resultaat van clustering van vis aan de monding van de Moervaart, alwaar warmer koelwater geloosd wordt. De visbiomassa in de twee volgende sectoren (sector 2 en 3) is aanzienlijk groter. In deze sectoren zijn bestanden van respectievelijk 202 kg/ha en 108 kg/ha gevangen. Deze biomassa wordt grotendeels gevormd door brasems uit de grootste lengteklasse (> 40 cm). Tot en met sector 5 hebben brasems uit deze lengteklasse een relatief groot aandeel in de visbiomassa. Wel is er sprake van een sterke afname in de absolute omvang van deze lengteklasse naarmate de sectoren verder bovenstrooms liggen.

Blz. 38 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

Het omvangrijkste visbestand binnen de Moervaart-Durme is aangetroffen in sector 6. Naast de waarneming dat dit bestand aanzienlijk van omvang is (824,7 kg/ha en 12.525 stuks/ha) valt ook op dat de opbouw van het bestand compleet anders is dan van de bestanden van de benedenstrooms gelegen sectoren. Vooral bij de soorten brasem en in het bijzonder blankvoorn is dit goed zichtbaar. Van deze vissoorten zijn relatief veel meerzomerige exemplaren met een lengte tot 25 cm gevangen. Dit geldt ook voor de soort rietvoorn. De reden voor dit hoge visbestand komt zoals eerder vermeld, voort uit het tijdstip van bemonsteren en de karakteristieken van sector 6. Sector 6 van de Moervaart-Durme is grotendeels gelegen in het stedelijk gebied van Lokeren. Het is een normaal beeld dat vissen in deze lengteklasse aan het eind van het najaar migreren naar locaties bij bebouwing of naar haventjes. Factoren als watertemperatuur, beschutting en kunstmatig licht kunnen hier op van invloed zijn. Als gevolg van deze clustering van vis is er in de wintermaanden sprake van relatief veel visserij in het park te Lokeren (med. PVC). In tegenstelling tot blankvoorn en brasem is bij baars geen duidelijke clustering van lengteklassen zichtbaar. Over de verschillende sectoren zijn de bestanden redelijk gelijk van opbouw, al is het aandeel van de éénzomerige vissen in de sectoren 2, 3 en 4 iets lager dan geheel benedenstrooms en geheel bovenstrooms. Op basis van de bestandschattingen blijkt echter wel dat het grootste baarsbestand zich in sector 6 bevind. De visbestanden in de oeverzone van het kanaal Moervaart-Durme zijn beperkt van omvang. De vangsten variëren per locatie tussen de 15 en 177 gevangen vissen en bedragen gemiddeld iets meer dan 14 exemplaren per 100 meter. In 2009 werden er gemiddeld 34 vissen per 100 meter oeverlengte gevangen. Destijds waren vooral de soorten baars en blankvoorn dominant in de oeverzone, waarbij opgemerkt dient te worden dat er destijds in een andere periode bemonsterd is (begin april). De meest voorkomende vissoorten in de oeverzone zijn baars en pos. Soorten als paling, bittervoorn, driedoornige stekelbaars, giebel, tiendoornige stekelbaars en zwartbekgrondel zijn alleen in de oeverzone gevangen.

Figuur 7.2. De exoot zwartbekgrondel.

7.5.3 Viswatertypering

De visstand in de Moervaart-Durme kan getypeerd worden als een combinatie van een snoek-blankvoorn en blankvoorn-brasem visgemeenschap (ref. 17). Kenmerkende vissoorten zijn brasem, baars en blankvoorn. Daarnaast is de belangrijkste roofvis de snoek en heeft de rietvoorn een relatief groot aandeel in de bestandschatting. De overeenkomsten met het snoek-blankvoorn viswatertype lijken voor te komen uit de relatief grote verhouding tussen oeverlengte en wateroppervlak, zoals in dergelijke (smalle) lijnvormige wateren het geval is.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 39 van 50

Vegetatieontwikkeling is voornamelijk aanwezig in deze oeverzone. Vooral voor typische plantminnende soorten als de rietvoorn, maar ook juveniele snoek, is deze vegetatie van essentieel belang. Tabel 7.4. Viswatertypering Kanaal Moervaart-Durme (lichtblauw zijn aanwezige soorten en

heersende omstandigheden, donkerblauw zijn dominante vissoorten).

7.5.4 Hengelvangstgegevens

De hengelvangsten in de Moervaart-Durme hebben de laatste jaren een omvang van circa 800 tot 1.250 gram per manhengeluur. In 2012 zijn de vangsten lager dan in voorgaande jaren. Dit kan de nawerking zijn van de verschillende verontreinigingspieken in 2010 en 2011. In alle jaren wordt de vangst gedomineerd door voornachtigen. De vangsten van brasemachtigen zijn lager, terwijl deze soort wel een groot aandeel in de bestandschatting heeft. De voornachtigen die in het kanaal gevangen worden, vallen veelal binnen de lengterange tot 20 cm. Dit is in overeenstemming met de bestandschatting en lengtefrequentieverdeling van blankvoorn (de meest abundante voornachtige in het kanaal). De meeste brasemachtigen die worden gevangen zijn kleiner dan 15 cm. Uit de bestandschatting blijkt dat ook de grotere lengteklassen van de brasemachtigen een aanzienlijk aandeel hebben in het visbestand. In 2012 zijn de hengelvangsten in het traject Moervaart (Eksaarde-Medonk, circa 500 g/mhu) overigens circa de helft van de vangstwaarden ten opzichte van het traject in de Durme (Daknam-Lokeren, circa 800-1.000 g/mhu).

7.5.5 Predatie, onttrekking en herbepotingen

Op basis van de aangetroffen predator-prooi verhouding in de Moervaart-Durme is er waarschijnlijk sprake van een licht regulerend effect van de dichtheid van planktivore vis door het roofvisbestand (voornamelijk snoek). In het park te Lokeren zijn dagelijks aalscholvers aanwezig, variërend van enkele exemplaren tot een maximum (geteld) van 24 exemplaren (med. PVC).

Viswatertype Baars-Blankvoorn Rietvoorn-Snoek Snoek-Blankvoorn Blankvoorn-Brasem Brasem-Snoekbaars

Emerse vegetatie matig redelijk redelijk redelijk weinig

Drijvende vegetatie weinig veel redelijk matig weinig

Submerse vegetatie redelijk veel matig weinig geen

Bedekking vegetatie (%) 10-60 60-100 20-60 10-20 0-10

Vissoorten

Kwabaal + - - - --

Rivierdonderpad + - - - --

Tiendoornige stekelbaars + ++ ++ - --

Driedoornige stekelbaars + ++ ++ - --

Bittervoorn + ++ ++ - --

Kleine modderkruiper + ++ ++ - --

Zeelt - ++ + - --

Grote Modderkruiper - ++ + - --

Kroeskarper - ++ + - --

Rietvoorn - ++ ++ - --

Karper -- ++ ++ - --

Snoek -- ++ ++ + -

Riviergrondel + + + + -

Vetje + + + + -

Paling + + + + +

Kolblei - - ++ + +

Baars + - ++ + +

Blankvoorn + - ++ ++ +

Meerval -- - ++ ++ -

Pos - - + ++ ++

Brasem - - + ++ ++

Snoekbaars -- -- - ++ ++

Maximale draagkracht (kg/ha) 10-100 100-350 300-500 350-600 450-800

Voedselrijkdom Voedselarm Zeer voedselrijk

Fosfaatgehalte (mg/l P) < 0,01 > 0,1

Blz. 40 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

Zoals uit de resultaten blijkt is er op dit traject sprake van clustering van specifieke lengteklassen van brasem, blankvoorn en rietvoorn, waaruit deze aalscholvers hun prooien onttrekken. Invloed van aalscholver op het visbestand is niet uit te sluiten, maar op basis van de bestandschatting zijn er geen indicaties voor een omvangrijke onttrekking van vis door aalscholvers. Dat blankvoorns veelal niet groter worden dan 20 cm is overigens een normaal beeld in dit type wateren. Brasems uit de grotere lengteklassen (> 15 cm) komen in verhouding tot de kleinere lengteklassen veelvuldig voor. Onttrekking door hengelaars vindt waarschijnlijk zeer beperkt plaats (med. PVC). Onttrekking als gevolg van vissterfte heeft in het verleden wel plaatsgevonden in de Moervaart-Durme. Regelmatig is er vervuiling door riolering en daarbij een te laag gehalte aan zuurstof, in combinatie met een relatief hoge watertemperatuur (med. PVC). In januari 2010 is geschat dat minimaal 1.000 kg vis verloren is gegaan als gevolg van vissterfte (ref. 30). Vooral karper, brasem, blankvoorn en baars hadden een groot aandeel in het totaal aantal dode vissen (15-30%). De laatste jaren, sinds 2008, is er geen vis meer uitgezet in de Moervaart-Durme, behalve glasaal (2011, 2 kg). De reden dat de visuitzettingen zijn stop gezet zijn de periodieke incidenten met afvalwater dat in de Moervaart-Durme terechtkwam (stadscentrum Lokeren). Op basis van de bestandschatting en de hoeveelheid vis die in 2010 verloren is gegaan als gevolg van vissterfte, kan gesteld worden dat het visbestand zich al vrij goed hersteld heeft. Waarschijnlijk is dit deels het resultaat van de afwezigheid van migratie barrières.

7.6 Vergelijking gelijkaardige wateren

In figuur 7.3 worden bestanden weergegeven (kg/ha) van de onderzochte kanalen en gelijkaardige kanalen.

Figuur 7.3. Vergelijking gelijkaardige wateren (ref. 4, 19, 20, 21, 22 en 23). Het kanaal Bocholt-Herentals is vergelijkbaar met de Zuid-Willemsvaart en het kanaal Leuven-Dijle. Het visbestand in deze wateren is beperkt van omvang. In de bovenstrooms gelegen Zuid-Willemsvaart is in het verleden een bestand van 35 kg/ha aangetroffen (ref. 4), in het kanaal Leuven-Dijle een bestand van 73 kg/ha (ref. 22). Het relatief lage visbestand in het kanaal Bocholt-Herentals (ten opzichte van andere scheepvaartkanalen in Vlaanderen) is waarschijnlijk het resultaat van het relatief voedselarme en heldere Maaswater. De visbiomassa in vergelijkbare kanalen bestaat grotendeels uit soorten als blankvoorn, brasem, baars, pos en/of paling. Dit is in overeenstemming met het visbestand in het kanaal Bocholt-Herentals.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 41 van 50

Het kanaal Brussel-Charleroi en het kanaal Roeselare-Leie zijn qua karakteristieken vergelijkbaar. Het kanaal Brussel-Charleroi is wel minder diep en breed dan het kanaal Roeselare-Leie. Ten opzichte van het kanaal Bossuit-Kortrijk (ref. 21) en het kanaal Leuven-Dijle (ref. 22) zijn de visbestanden in deze kanalen omvangrijker. Een ander gelijkaardig water is de benedenloop van de Dender. In de benedenloop van dit riviertje is sprake van kanalisatie, waarbij de karakteristieken vergelijkbaar zijn met het kanaal Roeselare-Leie. In de uiterste benedenloop van de Dender is in 2011 een visbestand van 484,7 kg/ha aangetroffen, dat op basis van biomassa gedomineerd wordt door brasem en op basis van aantallen door blankvoorn (ref. 23). Een dergelijk eenzijdig bestand is ook in het kanaal Brussel-Charleroi en Roeselare-Leie aangetroffen. In het kanaal Bossuit-Kortrijk en het kanaal Leuven-Dijle is een dergelijk eenzijdig bestand minder aan de orde. Het visbestand in de Moervaart-Durme is ten opzichte van de overige wateren relatief omvangrijk. Ten opzichte van de Dender (door het gekanaliseerde karakter vergelijkbaar met de Dender) is er sprake van een omvangrijker visbestand. Dit wordt veroorzaakt door een omvangrijker brasembestand. Andere soorten met een relatief groot aandeel in de biomassa zijn blankvoorn en giebel. In beide water is de snoek de belangrijkste roofvis. In de Moervaart-Durme bestaat het visbestand op basis van aantallen voornamelijk uit brasem, in de Dender is de blankvoorn de meest voorkomende vissoort.

Figuur 7.4. Brasem.

Blz. 42 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

8 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

8.1 Conclusies

Kanaal Bocholt-Herentals

- In het kanaal Bocholt-Herentals zijn in totaal 20 vissoorten gevangen, waarmee de visstand relatief soortenrijk is. De aangetroffen soorten zijn alver, baars, brasem, blankvoorn, karper, kolblei, Europese meerval, paling, pos, snoekbaars, snoek, rietvoorn, zeelt, kopvoorn, rivierdonderpad, sneep, winde, marmergrondel, roofblei en zonnebaars. De soortensamenstelling komt in grote lijnen overeen met eerder aangetroffen visbestanden. Verschillen worden voornamelijk veroorzaakt door de aan- of afwezigheid van enkele exemplaren van een soort. De exoot marmergrondel is een nieuw aangetroffen soort waarvan het bestand sterk in omvang en verspreiding lijkt toe te nemen.

- De omvang van het visbestand is geschat op 63,3 kg/ha en 2.517 stuks/ha. De visbiomassa bestaat grotendeels uit blankvoorn (32%), baars (24%) en brasem (19%). Op basis van aantallen bestaat 48% van het bestand uit baars. Een andere relatief veel voorkomende soort is de blankvoorn (31%). In de kanaalverbredingen is een visstand aangetroffen die op basis van biomassa ruim tien maal zo groot is dan in de hoofdstroom (336,8 kg/ha versus 33,5 kg/ha). De omvang van het visbestand in het kanaal Bocholt-Herentals is groter dan de geschatte visbestand in het gelijkaardige water Zuid-Willemsvaart (39 kg/ha) en vergelijkbaar met de omvang van het visbestand in het kanaal Leuven-Dijle (73 kg/ha), maar nog wel aan de lage kant als gekeken wordt naar de absolute verhoudingen en vergeleken met wat op grond van de visstand typering verwacht mag worden.

- Hoewel het kanaal Bocholt-Herentals een typisch scheepvaartkanaal is, wordt de visstand gekenmerkt door een relatief hoge soortenrijkdom en een kleine omvang van het visbestand. De visstand in het kanaal lijkt de meeste overeenkomsten te hebben met een blankvoorn-brasemvisgemeenschap.

Kanaal Brussel-Charleroi

- In het kanaal Brussel-Charleroi zijn in totaal 15 vissoorten gevangen, waarmee er sprake is van een matige soortenrijkdom. Aangetroffen soorten zijn baars, brasem, blankvoorn, driedoornige stekelbaars, giebel, karper, kolblei, paling, pos, snoekbaars, bittervoorn, rietvoorn, zeelt en blauwband. In grote lijnen komt de huidige soortensamenstelling overeen met eerdere onderzoeken. Verschillen berusten voornamelijk op de aan- of afwezigheid van enkele exemplaren van een soort. De exoot blauwband is een nieuw aangetroffen soort. In Noordelijk richting lijkt de visdichtheid enigszins af te nemen (vooral in de oever). Aanwijsbare redenen hiervoor zijn niet gevonden.

- De omvang van het visbestand is geschat op 123,9 kg/ha en 15.329 stuks/ha. Er is sprake van een eenzijdig visbestand. De biomassa bestaat grotendeels uit blankvoorn (48%) en brasem (34%). Op basis van aantallen domineert blankvoorn het visbestand (72%). De vangsten in het bredere deel van het kanaal zijn een factor vijf maal zo hoog ten opzichte van de vangsten in het smallere deel. De omvang van het visbestand is groter dan in gelijkaardige wateren als kanaal Bossuit-Kortrijk en kanaal Leuven-Dijle. In kanaal Roeselare-Leie en de benedenloop van de Dender is het aanwezige visbestand echter aanzienlijk groter. Het is goed mogelijk dat het visbestand in het kanaal Brussel-Charleroi enigszins onderschat is ten opzichte van het werkelijk aanwezige visbestand. Bij voorkeur wordt bij een volgende bemonstering een groter deel van het open water bemonsterd.

- Het visbestand in het kanaal Brussel-Charleroi heeft de meeste overeenkomsten met een blankvoorn-brasemvisgemeenschap. Kenmerkend aan de visstand is de dominantie van vissoorten die onder plantenrijke en voedselrijke omstandigheden het beste kunnen overleven. Dit zijn soorten als brasem, blankvoorn en snoekbaars.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 43 van 50

Kanaal Roeselare-Leie

- In het kanaal Roeselare-Leie zijn in totaal 15 vissoorten aangetroffen, waarmee de soortenrijkdom als matig gekarakteriseerd kan worden. Aangetroffen soorten zijn baars, brasem, blankvoorn, giebel, karper, kolblei, paling, pos, snoekbaars, rietvoorn, zeelt, riviergrondel, winde, blauwband en zilverkarper. De riviergrondel is, ten opzichte van eerdere onderzoeken, een nieuw aangetroffen soort. Deze soort is vooral nabij de Leie gevangen. Over het algemeen berust de afwezigheid van eerder aangetroffen soorten op de vangst van enkele exemplaren. De zilverkarpers zijn vermoedelijk al voor 2004 uitgezet in het kanaal.

- Met een geschat bestand van 448,4 kg/ha en 15.472 stuks/ha is er sprake van een omvangrijk visbestand. Zowel op basis van biomassa als op basis van aantallen wordt dit visbestand gedomineerd door brasem. Ook blankvoorn heeft een aanzienlijk aandeel in de bestandschatting. Snoekbaars is de meest voorkomende roofvis. Het visbestand in de zwaaikommen is vele malen groter dan in de hoofdstroom (5.724 kg/ha versus 152 kg/ha). Brasem (> 30 cm) en snoekbaars (> 40 cm) lagen sterk geclusterd in de zwaaikom te Ingelmunster. In de zwaaikom te Izegem was een dergelijke clustering niet aanwezig. Ten opzichte van gelijkaardige wateren is er sprake van een omvangrijk doch eenzijdig visbestand. Een dergelijk eenzijdig visbestand is ook in het kanaal Brussel-Charleroi aangetroffen.

- Op basis van het omvangrijke visbestand, de dominantie van brasem en snoekbaars als belangrijkste roofvis, kan de visstand in het kanaal Roeselare-Leie getypeerd worden als een brasem-snoekbaars visgemeenschap. De matige soortenrijkdom is karakteristiek voor deze visgemeenschap.

Kanaal Moervaart-Durme

- In de Moervaart-Durme zijn in totaal 15 vissoorten gevangen. De aangetroffen soorten zijn baars, brasem, blankvoorn, driedoornige stekelbaars, giebel, karper, kolblei, paling, pos, snoekbaars, snoek, bittervoorn, rietvoorn, tiendoornige stekelbaars en zwartbekgrondel. Soorten die ontbreken ten opzichte van voorgaande onderzoeken zijn blauwband, vetje, winde, zeelt en zonnebaars. Nieuw aangetroffen soorten zijn bittervoorn en zwartbekgrondel. Deze laatste soort is een exoot die vanuit het kanaal Gent naar Terneuzen lijkt op te trekken. Tot nu toe is de verspreiding beperkt tot de benedenloop van de Moervaart-Durme.

- De omvang van het visbestand is geschat op 188,0 kg/ha en 2.348 stuks/ha. De visbiomassa

bestaat grotendeels uit brasem (72%), wat eveneens de meest voorkomende vis is (51%). Andere relatief veel voorkomende soorten zijn baars (22%) en blankvoorn (17%). Ten tijde van de bemonstering was er al sprake van clustering van vis. Het omvangrijkste visbestand is aangetroffen in het stedelijk gebied van Lokeren (800 kg/ha en 12.500 stuks/ha). Ten opzichte van de overige sectoren bestond dit visbestand uit relatief veel brasem, blankvoorn en rietvoorns in de lengteklasse van 16 tot 25 cm. Brasems groter dan 40 cm zijn voornamelijk in de sectoren 2 en 3 aangetroffen. Ten opzichte van gelijkaardige wateren, zoals de Dender, is er sprake van een relatief omvangrijk visbestand in de Moervaart-Durme. Kenmerkende soorten zin deze vergelijking zijn brasem, blankvoorn en giebel, met daarbij snoek als belangrijkste roofvis.

- De visstand in de Moervaart-Durme kan getypeerd worden als een combinatie van een snoek-blankvoorn en blankvoorn-brasem visgemeenschap. Kenmerkende soorten zijn brasem, baars en blankvoorn. De overeenkomsten met het snoek-blankvoorn viswatertype lijken voort te komen uit de relatief grote verhouding tussen oeverlengte en wateroppervlak. Vegetatieontwikkeling is voornamelijk aanwezig in de oeverzone.

Blz. 44 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

8.2 Aanbevelingen

8.2.1 Kanaal Bocholt-Herentals

- Het huidige visstandonderzoek is het eerste onderzoek op het kanaal Bocholt-Herentals waarbij door middel van actieve vangtuigen (stortkuil, zegen en elektrovisapparaat) een bestandschatting is verkregen van het kanaal. Het is aan te bevelen het huidige onderzoek eens in de drie tot zes jaar te herhalen om zodoende trends te kunnen vaststellen. Aanbevolen wordt de bemonsteringsmethode en -inspanning gelijk te houden. Bij voorkeur wordt de bemonstering iets eerder in het jaar uitgevoerd.

- De belangrijkste factoren met betrekking tot de visstand in het kanaal Bocholt-Herentals zijn

waarschijnlijk het heldere water (vooral in de weekenden), de aanwezige beroepsscheepvaart (vooral bovenstrooms) en de beperkte mate van beschutting/schuilmogelijkheden voor vis (onder andere slecht ontwikkelde oeverzone). Ten opzichte van normale scheepvaartkanalen is vooral het heldere (voedselarme) Maaswater uniek voor de kanalen in deze regio. Met betrekking tot het beheer van de visstand wordt er dan ook gestreefd naar een visstand die richting het blankvoorn-baars viswatertype evolueert (med. ANB). Hierbij zijn de forse blankvoorns karakteristiek.

- De oevers van het kanaal zijn grotendeels versterkt met beton of steen. Deze oevers bieden

weinig habitat voor veel vissoorten. Om tot een groter en meer divers visbestand in de oeverzone te komen is het aan te bevelen de mate van structuur te verhogen, waarbij bij voorkeur gestreefd wordt naar een plantenrijke oeverzone. Het aanbrengen van structuur biedt meer schuilmogelijkheden en zal leiden tot een hoger visbestand in de oeverzone. Dit verschil is bijvoorbeeld al zichtbaar bij oevers van beton of van stortsteen. Idealiter zouden de oevers van het kanaal echter begroeid zijn met submerse en emerse vegetatie als riet. Begroeide oevers kunnen functies vervullen als paai- en opgroeihabitat en bieden schuilmogelijkheden voor vis. Daarnaast zal de soortendiversiteit in de oeverzone toenemen. In het verleden waren rietkragen nog wel aanwezig in het kanaal (40 tot 50 jaar geleden), maar deze zijn nu verdwenen (med. ANB). In het kanaal is op enkele punten en vooroeverbescherming aangebracht in de vorm van kunststof en houten palen. Op deze wijze wordt getracht de submerse en emerse begroeiing terug te krijgen. Deze plasbermen lijken effectief. Op deze locaties zijn grotere aantallen vis en/of andere soorten gevangen ten opzichte van nabijgelegen trajecten. Een belangrijk punt van aandacht is echter wel de ontwikkeling van de vegetatie achter deze vooroevers. Vaak is de ontwikkeling van deze vegetatie niet optimaal, zoals in 2011 ook in de Zuid-Willemsvaart het geval was (ref. 4). De reden hiervoor is niet bekend, mogelijk is er toch nog sprake van invloed van scheepvaart (golfslagdynamiek). Bij voorkeur zijn de plasbermen begroeid met submerse vegetatie en emerse vegetatie zoals riet, waarbij er voldoende water in de plasberm staat. Indien golfslagdynamiek de reden voor de matige vegetatieontwikkeling is, dan zou gezocht kunnen worden naar locaties waar deze minder aanwezig is. Tijdens de bemonstering bleek op sommige locaties, nabij de sluizen, sprake van een hogere bedekking met submerse vegetatie. Op deze locaties is de zuigende werking van de schepen minder door de lage vaarsnelheid in verband met de schuttingen. Bij de aanleg van vooroeverbeschoeiingen kan gesteld worden dat deze een geschikt habitat vormen voor diverse vissoorten, maar het is (nog) niet vast te stellen of deze oevers een significant effect hebben op de visstand in het kanaal. Op dit moment bedekken de natuurvriendelijk ingerichte oevers nog slechts een klein deel van het wateroppervlak/oeverlengte. De buitendijkse paaiplaatsen, aangetakte wateren en luwe plantenrijke plekken zijn mogelijk van groter belang, temeer omdat in deze wateren/locaties de invloed van scheepvaart afwezig of gering is. Het kan interessant zijn de rol van deze aangetakte wateren in kaart te brengen met betrekking tot de functie als paai-, opgroei en/of overwinteringsgebied, door het gericht bemonsteren van het visbestand in specifiek perioden.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 45 van 50

- In 2011 is er in totaal 600 kg blankvoorn uitgezet in het kanaal Bocholt-Herentals. Op basis van de huidige bestandschatting kan gesteld worden dat er eveneens sprake is van natuurlijke rekrutering, waarbij er relatief goede doorgroeimogelijkheden zijn naar grotere lengteklassen. In principe is het uitzetten van jonge, ondermaatse pootvis niet noodzakelijk. Indien er sprake dient te zijn van een verhoging van de dichtheid van de visstand ter bevordering van de hengelvangsten wordt normaal gesproken bij voorkeur grotere, bovenmaatse pootvis uitgezet (ref. 27). In hoeverre dergelijke uitzettingen succesvol zijn, is echter de vraag. In het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten bleek het uitzetten van maatse blankvoorn weinig bij te dragen tot de visstand en de hengelvangst (ref. 29). Het uitzetten van jonge ondermaatse blankvoorn kan leiden tot een hogere dichtheid van éénzomerige vis. In principe zijn er relatief goede doorgroeimogelijkheden voor deze vissen. In hoeverre deze uitzettingen effectief zijn is afhankelijk van de aantallen vis die de eerste winter overleven. De effecten van de uitzettingen kunnen hierdoor beperkt zijn. Overigens dient opgemerkt te worden dat het uitzetten van vis in open wateren over het algemeen minder zin heeft dan het uitzetten van vis in afgesloten wateren (ref. 27). Het herbepoten van snoek (lengteklasse 20-40 cm) is normaliter weinig succesvol, al is het niet uit te sluiten dat de aangetroffen snoeken in deze lengteklasse het resultaat zijn van de herbepotingen. Snoeken in deze lengteklassen hebben nog de voorkeur voor plantenrijk habitat, dat slechts in beperkte mate aanwezig is. Voor deze vissoort geldt dat het aanwezige habitat bepalend is voor de ontwikkelingsmogelijkheden. Op dit moment lijken de beste ontwikkelingsmogelijkheden voor snoek in het benedenstroomse deel van het kanaal te liggen. Het doorzicht en de vegetatiebedekking zijn hier hoger.

8.2.2 Kanaal Brussel-Charleroi

- Het huidige visstandonderzoek is het eerste onderzoek op het kanaal Brussel-Charleroi waarbij door middel van actieve vangtuigen (stortkuil en elektrovisapparaat) een bestandschatting is verkregen van het kanaal. Het is aan te bevelen het huidige onderzoek eens in de drie tot zes jaar te herhalen om zodoende trends te kunnen vaststellen. Aanbevolen wordt de bemonsteringsmethode gelijk te houden, maar de inspanning met de stortkuil te verhogen tot minimaal één trek per stuwpand. Bij voorkeur wordt de bemonstering iets eerder in het jaar uitgevoerd.

- Het huidige visbestand in het kanaal Brussel-Charleroi kan getypeerd worden als een

eenzijdig visbestand met een beperkte soortenrijkdom. De huidige visgemeenschap is te typeren als een blankvoorn-brasem(-snoekbaars) visgemeenschap. Op basis van de voedselrijke omstandigheden en de aanwezige (beroeps)scheepvaart lijkt de ontwikkeling naar een gevarieerdere visstand niet eenvoudig, al zijn er wel mogelijkheden. Op basis van de bevindingen wordt in eerste instantie aanbevolen het visstandbeheer te richten op de ontwikkeling van een duurzame en gezonde vispopulatie, waarbij van de algemene soorten alle lengteklassen voorkomen. Aandachtspunten hierbij zijn geschikt paai-, opgroei- en overwinteringshabitat en daarnaast een goede waterkwaliteit.

- Zoals vermeld lijkt de ontwikkeling naar een gevarieerdere visstand niet eenvoudig. Met betrekking tot de soortenrijkdom is het aan te bevelen de inspanningen in eerste instantie te richten op de oevers van het kanaal. Op dit moment zijn daar relatief weinig soorten en eveneens kleine aantallen vis aangetroffen. Door het creëren van een gevarieerder habitat is het mogelijk de soortenrijkdom in de oeverzone te verhogen, maar eveneens de omvang van het visbestand in dit specifieke habitat. Op dit moment zijn de oevers grotendeels beschoeid met schanskorven, damwand en beton en worden hier slechts kleine aantallen vis gevangen. Bij voorkeur zouden de oevers begroeid zijn met emerse en submerse vegetatie. Te denken valt aan de aanleg van plasbermen. Soorten die hier van kunnen profiteren zijn bittervoorn, rietvoorn, zeelt, maar ook een soort als snoek of tiendoornige stekelbaars. Deze eerste drie soorten zijn al aangetroffen in het kanaal. Om de ontwikkeling van vegetatie optimaal te laten verlopen, dient de invloed van scheepvaart zoveel mogelijk beperkt te worden. Bij voorkeur worden dergelijke plantenrijke oevers op luwe/rustige plekken aangelegd. In het kanaal Bocholt-Herentals is waargenomen dat op enkele locaties nabij de sluizen sprake was van een hogere bedekking met submerse vegetatie.

Blz. 46 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

Een goed ontwikkelde oeverzone kan dienst doen als paai-, opgroei- en overwinteringshabitat. In hoeverre dit echter een daadwerkelijk effect heeft op de visstand in het kanaal is sterk afhankelijk van de omvang van dit habitat. Bij voorkeur heeft het areaal emergente vegetatie een bedekking van meer dan 5% van het wateroppervlak (ref. 26).

- Kenmerkend aan het kanaal Brussel-Charleroi is de enigszins beperkte waterbreedte en diepte. Dit is vergelijkbaar met kanalen als de Zuid-Willemsvaart en het kanaal Bocholt-Herentals. Als gevolg van deze beperkte dimensies leidt de aanwezige (beroeps)scheepvaart voor veel verstoring in de watergang. De waterdiepte bedraagt 2,7 meter en de toegestane diepgang van het scheepvaartverkeer bedraagt 2,5 meter. Idealiter zouden er meer schuilmogelijkheden voor vis mogen zijn. Bij voorkeur zijn dit verbredingen of aangetakte wateren. Op dergelijke locaties is de invloed van scheepvaart lager en zijn er waarschijnlijk eveneens meer ontwikkelingsmogelijkheden voor (emerse) vegetatie. Indien dergelijke verbredingen of aangetakte wateren niet aanwezig zijn, of er is geen ruimte voor, dan valt te denken aan diepere zones in het kanaal. Bij de bemonstering van de Zuid-Willemsvaart in 2010 (ref. 4) bleken de vangsten in een dieper deel van het kanaal (diepte vijf meter) een factor vier tot zes maal hoger dan in de ondiepere delen (diepte drie meter). Alvorens dergelijke maatregelen genomen worden is het aan te bevelen eerst het aanwezige habitat verder te inventariseren.

- De herbepotingen op het kanaal hebben vooral betrekking op uitzettingen van blankvoorn

(lengte 6-17 cm). Gezien de grote aantallen juveniele blankvoorn en brasem die al aanwezig zijn (natuurlijke paai) is het uitzetten van juveniele blankvoorns niet noodzakelijk. Aanbevolen wordt dan ook deze uitzettingen stop te zetten. Indien er sprake dient te zijn van een verhoging van de dichtheid van de visstand ter bevordering van de hengelvangsten worden er normaliter vooral, bovenmaatse pootvis uitgezet (ref. 27). Het uitzetten van vis in open water is, zoals eerder vermeld, over het algemeen minder succesvol dan het uitzetten van vis in afgesloten wateren (ref. 27). Aanbevolen wordt de uitzettingen tijdelijk voorlopig stop te zetten en bij een volgende bestandschatting vast te stellen in hoeverre het visbestand zich op natuurlijke wijze in stand weet te houden. Voor een sterk biotoopgebonden vissoort als zeelt geldt dat de ontwikkeling van de populatie sterk afhankelijk is van de leefomgeving (ref. 27). Deze (plantenrijke) leefomgeving ontbreekt op dit moment in het kanaal. Het uitzetten van deze vissoort zal op termijn waarschijnlijk ook niet leiden tot een duurzame populatie. Het is dan ook aan te bevelen de uitzettingen van deze vissoort vanuit biologisch perspectief stop te zetten.

8.2.3 Kanaal Roeselare-Leie

- Het huidige visstandonderzoek is het eerste onderzoek op het kanaal Roeselare-Leie waarbij door middel van actieve vangtuigen (stortkuil, zegen en elektrovisapparaat) een bestandschatting is verkregen van het kanaal. Het is aan te bevelen het huidige onderzoek eens in de drie tot zes jaar te herhalen om zodoende trends te kunnen vaststellen. Aanbevolen wordt de bemonsteringsmethode en -inspanning gelijk te houden. Bij voorkeur wordt de bemonstering iets eerder in het jaar uitgevoerd.

- Net als in het kanaal Brussel-Charleroi kan de visstand in het kanaal Roeselare-Leie

getypeerd worden als een eenzijdig visbestand met een beperkte soortenrijkdom. Er wordt gestreefd naar een minder eenzijdig visbestand (blankvoorn-brasem viswatertypering), waarbij er sprake is van een evenwichtiger samenstelling, waarbij ook biotoopgebonden soorten als snoek en rietvoorn een plek weten te vinden (med. ANB). Eveneens wordt er gestreefd naar een hogere structuurvariatie en meer natuurlijke elementen in de vorm van natuurvriendelijke oevers en/of paaigelegenheden. Op basis van de voedselrijke omstandigheden en de aanwezige (beroeps)scheepvaart lijkt de ontwikkeling naar een gevarieerdere visstand niet eenvoudig, al zijn er wel mogelijkheden. Op basis van de bevindingen wordt in eerste instantie aanbevolen het visstandbeheer te richten op de ontwikkeling van een duurzame en gezonde vispopulatie, waarbij van de algemene soorten alle lengteklassen voorkomen.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 47 van 50

Op dit moment lijkt dit al grotendeels aan de orde. Aandachtspunten hierbij zijn geschikt paai-, opgroei- en overwinteringshabitat en daarnaast een goede waterkwaliteit.

- Op basis van het aanzienlijke bestand van éénzomerige brasems en blankvoorns kan gesteld worden dat er voor deze soorten sprake is van een succesvolle voortplanting. Bepotingen van kleine brasems en blankvoorns lijken om die reden dan ook niet noodzakelijk. Aangezien brasems in het voorjaar van 2012 niet is aangetroffen in de paaiplaats te Ingelmunster (ref. 11), betekend dit dat de voortplanting waarschijnlijk op het kanaal heeft plaatsgevonden, wat ook bij blankvoorn voor een groot deel het geval kan zijn. Beide soorten hebben wel voorkeuren voor bepaald paaihabitat, maar stellen geen stringente eisen.

- Met betrekking tot de doelstelling dat ook biotoopgebonden soorten als snoek en rietvoorn

een plek dienen te vinden in het kanaal is de meeste winst te behalen in de oeverzone. Een soort als snoek is bijvoorbeeld niet aangetroffen in het kanaal, maar in het voorjaar van 2012 wel in de paaiplaats te Ingelmunster (ref. 11). Ook tijdens de huidige bemonstering bleek dat de vangsten en soortendiversiteit in de oeverzone het grootst is op de locaties waar enige emerse vegetatie aanwezig was. Een dergelijk habitat kan ook dienst doen voor soorten als tiendoornige stekelbaars en bittervoorn, soorten die in het verleden al eens zijn aangetroffen in het kanaal. Bij de zwaaikom te Ingelmunster lijken er mogelijkheden te zijn om tot een hogere bedekking van emerse vegetatie te komen. Onder de heersende omstandigheden met voedselrijk water en de aanwezige scheepvaart is het overigens niet waarschijnlijk dat er snel een shift zal plaatsvinden naar een meer gevarieerdere visstand op basis van biomassa.

- Tijdens de bemonstering bleken er aanzienlijke hoeveelheden zilverkarpers in het kanaal

aanwezig te zijn. Hoewel deze soort zich, voor zover bekend, nog niet weet voort te planten in West Europa, wordt aanbevolen deze vissoort niet langer uit te zetten en (indien er sprake is van waterrecreatie) mogelijk zelfs te verwijderen. In Noord Amerika weet deze vissoort zich wel voort te planten. Bij verstoring heeft deze vissoort de neiging uit het water te springen. Gezien de grote afmetingen die deze vis kan bereiken is hierbij sprake van een potentieel risico voor waterrecreatie. In de benedenloop van de Mississippi zijn er meldingen van waterrecreanten die in botsing zijn gekomen met springende zilverkarpers (ref. 28).

8.2.4 Moervaart-Durme

- Het huidige visstandonderzoek is het eerste onderzoek op de Moervaart-Durme waarbij door middel van actieve vangtuigen (zegen en elektrovisapparaat) een bestandschatting van de watergang is verkregen. Het is aan te bevelen het huidige onderzoek eens in de drie tot zes jaar te herhalen om zodoende trends te kunnen vaststellen. Aanbevolen wordt de bemonsteringsmethode en -inspanning gelijk te houden. Bij voorkeur wordt de bemonstering iets eerder in het jaar uitgevoerd.

- Op dit moment kan het visbestand in de Moervaart-Durme getypeerd worden als een combinatie van een snoek-blankvoorn en blankvoorn-brasem visgemeenschap. Het snoek-blankvoorn viswatertype is het meest soortenrijk van alle viswatertypen (ref. 17). Dit als gevolg van de habitatdiversiteit in dit viswatertype. Indien een hogere mate van biodiversiteit een doelstelling is met betrekking tot de visstand, dan lijkt een snoek-blankvoorn visgemeenschap te passen als streefbeeld.

- Op dit moment is er nog regelmatig sprake van vervuiling door riolering met daarbij een te laag zuurstofgehalte in combinatie met hoge watertemperaturen (med. PVC). Met betrekking tot een duurzaam beheer van de visstand is een constant goede waterkwaliteit van groot belang en mogen dergelijke vervuilingen niet aan de orde zijn. De precieze omvang van deze vervuilingen zijn overigens niet bekend.

- In de benedenloop van de Moervaart-Durme zijn voor het eerst zwartbekgrondels aangetroffen. In een groot aantal Nederlandse rivieren heeft het bestand van deze soort zich de afgelopen jaren explosief weten te ontwikkelen, zowel in aantallen als in spreiding.

Blz. 48 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

Op dit moment is de zwartbekgrondel samen met blankvoorn, brasem en baars zelfs de meest voorkomende vissoort (ref. 15). De zwartbekgrondel heeft een voorkeur voor stenig substraat. Binnen de Moervaart-Durme zal deze vissoort dan ook vooral een geschikt habitat vinden in de met stortstenen en schanskorven beschoeide oevers. Een meer natuurlijke oeverinrichting kan mogelijk de dichtheden van zwartbekgrondels enigszins beperken, al is dit niet met zekerheid te zeggen.

- Sinds de vissterfte in 2010 is het visbestand in de Moervaart-Durme al vrij goed hersteld. Dit zonder dat er sindsdien uitzettingen van vis zijn geweest. Zoals uit de bestandschattingen blijkt, is er sprake van natuurlijke rekrutering. Het aandeel van éénzomerige vissen in de bestandschattingen is echter beperkt. Waarschijnlijk is dit niet zo zeer het gevolg van problemen met de voortplanting, maar eerder het gevolg van winterclustering en het grotendeels missen van deze jaarklasse in de vangst. Op basis van het aangetroffen visbestand en de wijze waarop deze op natuurlijke wijze is hersteld na de vissterfte in 2010, wordt aanbevolen het niet uitzetten van vis voorlopig te handhaven. Daarbij dient opgemerkt te worden dat het uitzetten van vis in open wateren over het algemeen minder zin heeft dan in afgesloten wateren (ref. 27). Voor biotoopgebonden soorten als zeelt, rietvoorn en snoek, geldt dat de ontwikkeling van de populaties sterker afhankelijk is van de inrichting van een water dan van uitzettingen. Met betrekking tot deze soorten, maar ook voor de visstand over het algemeen, is de meeste winst in de oeverzone te behalen. Een meer natuurlijke inrichting met emerse en mogelijk ook submerse vegetatie, biedt een geschikt biotoop voor deze soorten. Het uitzetten van glasaal kan wel effectief zijn in de Moervaart-Durme, daar er geen migratie barrières in de waterloop aanwezig zijn. Belangrijk blijft, zoals eerder vermeld, dat de waterkwaliteit continue goed is.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012 Kenmerk: projectnummer/rap01, definitief, 2-5-2013

Blz. 49 van 50

9 LITERATUUR

1) Handboek hydrobiologie. Biologisch onderzoek voor de beoordeling van Nederlandse zoete en

brakke oppervlaktewateren. STOWA, Utrecht.

2) Noble, R & I. Cowx, 2002. FAME Work Package 1 - Development of a River-type classification system (D1) & Compilation and harmonisation of fish species classification (D2). Final report. University of Hull, United Kingdom.

3) Klinge, M., Hensens, G., Brenninkmeijer, A., Nagelkerke, L., 2003. Handboek

Visstandbemonstering. Voorbereiding, bemonstering, beoordeling. STOWA, Utrecht

4) Hop, J., 2012. Onderzoek naar het visbestand in enkele grote prioritaire viswateren in het Vlaamse Gewest, Zuid-Willemsvaart. ATKB, Geldermalsen. Rapportnr. 20110500/001. In opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos.

5) Thuyne, G. van, 2003. Visbestanden op het kanaal Bocholt-Herentals (oktober 2002). Instituut

voor Bosbouw en Wildbeheer. IBW.Wb.V.IR.2003.155.

6) Evers, C.H.M. & Knoben, R.A.E. (red.), 2007. Omschrijving MEP en maatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water. Rapportnr. 2007-32b. STOWA, Utrecht 2007.

7) Laak, G.A.J. de, 2010. Kennisdocument blankvoorn Rutilus rutilus (Linnaeus, 1758).

Kennisdocument 32. Sportvisserij Nederland, Bilthoven.

8) Emmerik, W.A.M. van & Nie, H.W. de, 2006. De zoetwatervissen van Nederland. Ecologisch bekeken. Vereniging Sportvisserij Nederland, Bilthoven.

9) Thuyne, G. van, 2008. Visbestandsopnames op het Kanaal Charleroi-Brussel-Schelde (2007).

INBO.IR.2008.25. Instituut voor Natuur0 en Bosonderzoek, Groenendaal.

10) Galle, L., & Thuyne, G. van, 2011. Visbestandopnames op het Kanaal van Roeselare naar de )Leie (2010). INBO.IR.2011.18. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Groenendaal.

11) Meulebrouck, K., 2012. Afvissing van de paaiplaats te Ingelmunster, Kanaal Roeselare-Leie

(2012). Rapport van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB, cel beleidsuitvoering). 15pp.

12) Vocht, A. de, 2003. Visstandsonderzoek in de Coupure van Waarmaarde en de Bekaertcoupure in het kader van het natuurinrichtingsproject ‘De West Vlaamse Scheldemeersen’. Centrum voor Milieukunde & Limburgs Universitair Centrum.

13) INBO, nieuwsbrief van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. 13de jaargang, juli 2010.

14) Bosveld, J. & Kroes, M., 2011. Onderzoek visstand Haven van Gent en het Kanaal Gent-

Terneuzen. R001-4739512QJB-kml-V03-NL. Tauw bv, Utrecht.

15) Kessel, N. van, Spikmans, F., Hoogerwerf, G. & Kranenbarg, J., 2011. Jaarrapportage Actieve Vismonitoring Zoete Rijkswateren. Samenstelling van de visstand in de grote rivieren gedurende het winterhalfjaar 2010-2011. Natuurbalans – Limes Divergens BV & Stichting RAVON, Nijmegen.

16) Galle, L. & Thuyne, G. van, 2010. Visbestandopnames op de Moervaart, de Bovendurme en het

Kanaal van Stekene (2009). INBO.IR.2010.22. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Groenendaal.

17) Zoetemeyer, R.B. & Lucas, B.J., 2001. Basisboek Visstandbeheer. ISBN: 978-90-810295-3-7.

Uitgave Sportvisserij Nederland, Bilthoven.

Blz. 50 van 50

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012

Kenmerk: 20120368/rap01, definitief, 2-5-2013

18) Peeters, M. & Branquart, E. (red.), 2007. Biodiversiteit in België. De opmars van exoten. Een uitgave van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Brussel.

19) Kemper, J.H., 2010. Onderzoek naar het visbestand in het Albertkanaal in het Vlaamse Gewest.

VisAdvies BV & Visserijservice Nederland, Nieuwegein. Projectnummer VA2009_47, 29 pag.

20) Kemper, J.H. & Vis, H., 2010. Sonaronderzoek naar het visbestand in het Netekanaal in het Vlaamse Gewest, zomer 2010. VisAdvies BV, Nieuwegein. Projectnummer VA2010_22, 7 pag.

21) Spierts, I.L.Y. & Vis, H., 2012. Onderzoek naar het visbestand in kanaal Bossuit-Kortrijk, najaar

2011. VisAdvies BV, Nieuwegein. Projectnummer VA2011_17, 33 pag.

22) Spierts, I.L.Y. & Vis, H., 2012. Onderzoek naar het visbestand in kanaal Leuven-Dijle, najaar 2011. VisAdvies BV, Nieuwegein. Projectnummer VA2011_17, 34 pag.

23) Hop, J., 2012. Onderzoek naar het visbestand in enkele grote prioritaire viswateren in het

Vlaamse Gewest, Dender. ATKB, Geldermalsen. Rapportnr. 20110500/002. In opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos.

24) www.ravon.nl.

25) Galle, L. & Thuyne, G. Van, 2011. Visbestandopnames op de Zuid-Willemsvaart (2010). Instituut

voor Natuur- en Bosonderzoek. INBO.IR.2011.19.

26) Jaarsma, N., Klinge, M. & Lamers, L., 2008. Van helder naar troebel… en weer terug. Rapportnr. 2008-04. ISBN 978.90.5773.386.4. Uitgave Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer STOWA, Utrecht.

27) Beekman, J. & Beers, M., 2003. Herbepotingsstrategie Openbare Hengelwateren Antwerpen.

Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij. I.o.v. Provinciale Visserijcommissie Antwerpen.

28) http://www.fao.org/fishery/culturedspecies/Hypophthalmichthys_molitrix/en

29) Yseboodt, R., Coeck, J. & Verheyen, R.F., 1991. Onderzoek naar de bijdrage van herbepotingen tot de visstand van het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten + hengelvangstregistratie van gemerkte pootvoorn in 1994 en 1995.

30) Dillen, A., 2010. Vissterfte op de Durme januari 2010. Agentschap voor Natuur en Bos.

BIJLAGE 1

Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden

Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Stromingsgilde

Aal Anguilla anguilla EURY Alver Alburnus alburnus EURY Baars Perca fluviatilis EURY Barbeel Barbus barbus RH Beekforel Salmo trutta fario RH Beekprik Lampetra planeri RH Bermpje Barbatula barbatula RH Bittervoorn Rhodeus sericeus LI Blankvoorn Rutilus rutilus EURY Bot Platichthys flesus LI Brasem Abramis brama EURY Driedoornige stekelbaars Gasterosteus aculeatus EURY Elft Alosa alosa RH Elrits Phoxinus phoxinus RH Fint Alosa fallax RH Gestippelde alver Alburnoides bipunctatus RH Giebel Carassius gibelio EURY Grote marene Coregonus lavaretus EURY Grote modderkruiper Misgurnus fossilis LI Houting Coregonus oxyrinchus LI Karper Cyprinus carpio EURY Kleine modderkruiper Cobitis taenia EURY Kolblei Blicca bjoerkna EURY Kopvoorn Leuciscus cephalus RH Kroeskarper Carassius carassius LI Kwabaal Lota lota EURY Meerval Silurus glanis EURY Pos Gymnocephalus cernuus EURY Rivierdonderpad Cottus gobio RH Riviergrondel Gobio gobio RH Rivierprik Lampetra fluviatilis RH Roofblei (exoot) Aspius aspius EURY Rietvoorn Scardinius erythrophthalmus LI Serpeling Leuciscus leuciscus RH Sneep Chondrostoma nasus RH Snoek Esox lucius EURY Snoekbaars Sander lucioperca EURY Spiering Osmerus eperlanus LI Steur Acipenser sturio RH Tiendoornige stekelbaars Pungitius pungitius LI Vetje Leucaspius delineatus LI Vlagzalm Thymallus thymallus RH Winde Leuciscus idus RH Zalm Salmo salar RH Zeeforel Salmo trutta trutta RH Zeelt Tinca tinca LI Zeeprik Petromyzon marinus RH

Toelichting bij de tabel De bovenstaande indeling is afgeleid voor het FAME-project. De afkorting FAME staat voor Fish-based Assessment Method for the Ecological status of European rivers. De soorten in de tabel zijn voor stagnante en stromende Nederlandse zoete wateren geselecteerde soorten uit de totale FAME-lijst. Alleen de indeling naar stromingsgilde is voor het onderhavige project relevant en is daarom in de tabel opgenomen. Onderstaand worden de gilden kort toegelicht. Voor de volledige indeling en een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar ref. 2. Stromingsgilde LI Limnofiel; voorkeur voor stilstaand water RH Rheofiel; voorkeur voor stromend water EURY Eurytoop; zonder voorkeur voor stilstaand of stromend water

BIJLAGE 2

Coördinaten bemonsterde trajecten en beviste oppervlakten Kanaal Bocholt-Herentals

Kanaal Brussel-Charleroi

Water Deelgebied T ra ject X begin Y begin X eind Y eind Bevist oppervlak (ha) Inspanning (%)

Kanaal Bocholt-Herentals Open water SK1 185290 208040 186249 208337 1,0000SK2 191845 210008 192802 210285 1,0000SK3 197807 211787 198663 212043 0,9000SK4 205665 214119 206638 214414 1,0200SK5 211002 215168 211932 215565 1,0000SK6 219498 215204 218540 215506 1,0000SK7 226735 214011 225695 214132 1,0000

6,9200 4%

Verbredingen/zwaaikommen ZE1 184336 207774 - - 0,5401ZE2 199377 212250 - - 0,3801ZE3 205533 214074 - - 0,4285ZE4 220351 214879 - - 0,4433

1,7920 25%

Oeverzone EL1 226786 213975 227078 213936 0,0375EL2 230758 212267 230920 212078 0,0375EL3 232067 210727 231909 210922 0,0375EL4 229418 213690 229165 213704 0,0750EL5 223994 214357 223743 214391 0,0375EL6 220652 214827 220901 214750 0,0375EL7 217950 215693 217712 215774 0,0375EL8 215516 216432 215761 216354 0,0375EL9 212669 215908 212905 216004 0,0500EL10 209886 214698 210145 214775 0,0375EL11 209147 214556 208892 214606 0,0375EL12 208210 214675 208475 214626 0,0405EL13 206504 214415 206262 214342 0,0375EL14 205413 214061 205170 213999 0,0375EL15 203377 213452 203622 213504 0,0375EL16 200656 212837 200430 212718 0,0375EL17 198630 212061 198376 212000 0,0375EL18 194952 210931 195194 211001 0,0375EL19 193648 210570 193402 210497 0,0375EL20 191762 209977 192006 210031 0,0375EL21 184538 207800 184770 207888 0,0375EL22 189883 208679 189634 208640 0,0375EL23 187292 208672 187049 208609 0,0375

0,9155 5%

Water Deelgebied Traject X begin Y begin X eind Y eind Bevist oppervlak (ha) Inspanning (%)

Kanaal Brussel-Charlerois Open water SK1 143499 162239 144023 163224 1,1000SK2 139818 155543 140266 155910 0,6600

1,7600 4%

Oeverzone EL1 143984 163147 143862 162916 0,0375EL2 143962 163169 143838 162937 0,0375EL3 144700 164469 144763 164716 0,0375EL4 144739 164728 144673 164481 0,0375EL5 141089 159014 141246 159211 0,0375EL6 141228 159239 141069 159045 0,0375EL7 140728 157905 140532 157748 0,0375EL8 139741 155503 139992 155521 0,0375EL9 140031 155611 139792 155596 0,0375

0,3375 8%

Kanaal Roeselare-Leie

Kanaal Moervaart-Durme

Water Deelgebied Traject X begin Y begin X eind Y eind Bevist oppervlak (ha) Bemonsteringsinspanning (%)

Kanaal Roeselare-Leie Open water SK1 77738 177020 77082 177792 1,0000SK2 73572 178658 72812 178833 0,8600SK3 67914 180163 66976 180505 1,0000

2,8600 4%

Verbredingen/zwaaikommen ZE1 67041 180526 - - 0,3561ZE2 72119 179106 - - 0,6525

1,0086 22%

Oeverzone EL1 65888 181366 65690 181518 0,0375EL2 66134 181121 66331 180963 0,0375EL3 67620 180210 67863 180132 0,0375EL4 66760 180685 66557 180839 0,0375EL5 69066 179768 69307 179687 0,0375EL6 71325 179174 71068 179245 0,0375EL7 73197 178707 73446 178648 0,0375EL8 75372 178196 75620 178137 0,0375EL9 77640 177179 77479 177373 0,0375EL10 76594 177953 76347 178013 0,0375

0,3750 7%

Water

ZE EL ZE EL

Kanaal Moervaart-Durme Sector 1 ZE1/EL1 112240 204549 112467 204650 0,550 0,075Sector 2 ZE2/EL2 114935 206417 115188 206485 0,560 0,075

ZE3/EL3 116507 206416 116758 206419 0,350 0,075Sector 3 ZE4/EL4 119071 206890 119320 206916 0,375 0,075

ZE5/EL5 121170 207110 121421 207118 0,325 0,075Sector 4 ZE6/EL6 123647 206596 123711 206355 0,375 0,075

ZE7/EL7 122972 203985 123042 203737 0,375 0,075Sector 5 ZE8/EL8 122598 201626 122674 201483 0,384 0,048Sector 6 ZE9a 123338 199527 - - 0,105 -

ZE9b 122998 199488 - - 0,105 -EL9 123056 199491 122862 199641 - 0,075

3,504 0,648 8% 8%

Bemonsteringsinspanning (%)Deelgebied Traject X begin Y begin X eind Y eind

Bevist oppervlak (ha)

BIJLAGE 3

Ligging bemonsterde trajecten

Legenda

- Elektrotrajecten

- stortkuiltrajecten

• Zegen

0 500 .000 2.000 - m

N

A

Bemonsterde trajecten Kanaal Bocholt-Herentals (1)

Legenda - Eiektrotrajecten

- stortkuittrajecten

• Zegen

0 500 .000 2.000 - m

~

fisctwV<aart 1/50.000, raster, NGI, C Nationaal Geografisch Instituut

N

A

Bemonsterde trajecten Kanaal Bocholt-Herentals (2)

Legenda

- Eiektrotrajecten

- Stortku iltrajecten

• Zegen

0 500 .000 2.000 - m

N

A

Bemonsterde trajecten Kanaal Bocholt-Herentals (J)

Legenda

- Elektrotrajecten

- Stortkulltrajecten

0 500 1.000 2.000 --=::::::11--•m N

A

Bemonsterde trajecten Kanaal Brussei-Charlerois

Legenda

- Eiektrotrajecten

- stort kuiltrajecten

• Zegen

N

o 5001 .000 2.000 A •--==--•m

Bemonsterde trajecten Kanaal Roeselare-Leie

Legenda

Zegen+ elektro

- Eiektrotrajecten

• Zegen

0 1.000 2.000

Toi><>?rafische l<i>art j}oo;ooo . " • . • ,-· raster, NGI. (g Nationaal-Ge · ; ografisch Instituut

~emonsterde trajecten anaal Moervaart-Durme

BIJLAGE 4

Lengtefrequentieverdeling Kanaal Bocholt-Herentals

0

2

4

6

8

10

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Alver

0

400

800

1200

1600

2000

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Baars

0

100

200

300

400

500

600

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Brasem

0

1000

2000

3000

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Blankvoorn7852

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Hybride

0

1

2

3

4

5

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Karper

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Kolblei

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Kopvoorn

0

20

40

60

80

100

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Marmergrondel

0

1

2

3

4

5

0 20 40 60 80 100 120 140

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Meerval

0

2

4

6

8

10

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24

Aanta

llen

Lengte (cm)

Alver

0

400

800

1200

1600

2000

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aanta

llen

Lengte (cm)

Baars

0

100

200

300

400

500

600

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60

Aanta

llen

Lengte (cm)

Brasem

0

1000

2000

3000

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aanta

llen

Lengte (cm)

Blankvoorn7852

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aanta

llen

Lengte (cm)

Hybride

0

1

2

3

4

5

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aanta

llen

Lengte (cm)

Karper

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aanta

llen

Lengte (cm)

Kolblei

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50

Aanta

llen

Lengte (cm)

Kopvoorn

0

20

40

60

80

100

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Aanta

llen

Lengte (cm)

Marmergrondel

0

1

2

3

4

5

0 20 40 60 80 100 120 140

Aanta

llen

Lengte (cm)

Meerval

Lengtefrequentieverdeling Kanaal Bocholt-Herentals

0

1

2

3

4

5

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aanta

llen

Lengte (cm)

Aal/paling

0

50

100

150

200

250

300

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Aanta

llen

Lengte (cm)

Pos

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70

Aanta

llen

Lengte (cm)

Roofblei

0

1

2

3

4

5

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15

Aanta

llen

Lengte (cm)

Rivierdonderpad

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aanta

llen

Lengte (cm)

Rietvoorn/ruisvoorn

0

10

20

30

40

50

60

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aanta

llen

Lengte (cm)

Snoekbaars

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aanta

llen

Lengte (cm)

Sneep

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60

Aanta

llen

Lengte (cm)

Winde

0

1

2

3

4

5

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Aanta

llen

Lengte (cm)

Zonnebaars

0

1

2

3

4

5

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aanta

llen

Lengte (cm)

Aal/paling

0

50

100

150

200

250

300

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Aanta

llen

Lengte (cm)

Pos

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70

Aanta

llen

Lengte (cm)

Roofblei

0

1

2

3

4

5

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15

Aanta

llen

Lengte (cm)

Rivierdonderpad

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aanta

llen

Lengte (cm)

Rietvoorn/ruisvoorn

0

10

20

30

40

50

60

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aanta

llen

Lengte (cm)

Snoekbaars

0

1

2

3

4

5

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aanta

llen

Lengte (cm)

Snoek

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aanta

llen

Lengte (cm)

Sneep

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60

Aanta

llen

Lengte (cm)

Winde

0

1

2

3

4

5

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Aanta

llen

Lengte (cm)

Zonnebaars

Lengtefrequentieverdeling Kanaal Bocholt-Herentals

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60

Aanta

llen

Lengte (cm)

Zeelt

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60

Aanta

llen

Lengte (cm)

Zeelt

Lengtefrequentieverdeling Kanaal Brussel-Charlerois

0

5

10

15

20

25

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Baars

0

5

10

15

20

25

30

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Bittervoorn

0

500

1000

1500

2000

2500

3000

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Brasem

0

1000

2000

3000

4000

5000

6000

7000

8000

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Blankvoorn

0

1

2

3

4

5

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Driedoornige stekelbaars

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Giebel

0

10

20

30

40

50

60

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Hybride

0

1

2

3

4

5

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Karper

0

10

20

30

40

50

60

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Kolblei

0

1

2

3

4

5

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Aanta

llen

Lengte (cm)

Blauwband

Lengtefrequentieverdeling Kanaal Brussel-Charlerois

0

1

2

3

4

5

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aanta

llen

Lengte (cm)

Aal/paling

0

10

20

30

40

50

60

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Aanta

llen

Lengte (cm)

Pos

0

2

4

6

8

10

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Aanta

llen

Lengte (cm)

Riviergrondel

0

10

20

30

40

50

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aanta

llen

Lengte (cm)

Rietvoorn/ruisvoorn

0

10

20

30

40

50

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aanta

llen

Lengte (cm)

Snoekbaars

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60

Aanta

llen

Lengte (cm)

Zeelt

Lengtefrequentieverdeling Kanaal Roeselare-Leie

0

2

4

6

8

10

12

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Baars

0

1

2

3

4

5

6

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Blauwband

0

5000

10000

15000

20000

25000

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Brasem

0

400

800

1200

1600

2000

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Blankvoorn

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Giebel

0

5

10

15

20

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Hybride

0

1

2

3

4

5

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Karper

0

10

20

30

40

50

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Kolblei

0

5

10

15

20

25

30

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Zilverkarper

0

1

2

3

4

5

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Aal/paling

Lengtefrequentieverdeling Kanaal Roeselare-Leie

0

40

80

120

160

200

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Pos

0

2

4

6

8

10

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Aanta

llen

Lengte (cm)

Riviergrondel

0

1

2

3

4

5

6

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aanta

llen

Lengte (cm)

Rietvoorn/ruisvoorn

0

5

10

15

20

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aanta

llen

Lengte (cm)

Snoekbaars

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60

Aanta

llen

Lengte (cm)

Winde

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60

Aanta

llen

Lengte (cm)

Zeelt

Lengtefrequentieverdeling Kanaal Moervaart-Durme

0

25

50

75

100

125

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Baars

0

1

2

3

4

5

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Bittervoorn

0

50

100

150

200

250

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Brasem

0

25

50

75

100

125

150

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Blankvoorn

0

1

2

3

4

5

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Driedoornige stekelbaars

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Giebel

0

1

2

3

4

5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Hybride

0

1

2

3

4

5

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Karper

0

5

10

15

20

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Kolblei

0

1

2

3

4

5

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Aal/paling

Lengtefrequentieverdeling Kanaal Moervaart-Durme

0

5

10

15

20

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Aa

nta

llen

Lengte (cm)

Pos

0

10

20

30

40

50

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Aanta

llen

Lengte (cm)

Rietvoorn/ruisvoorn

0

1

2

3

4

5

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aanta

llen

Lengte (cm)

Snoekbaars

0

1

2

3

4

5

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Aanta

llen

Lengte (cm)

Snoek

0

2

4

6

8

10

0 1 2 3 4 5 6 7

Aanta

llen

Lengte (cm)

Tiendoornige stekelbaars

0

1

2

3

4

5

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15

Aanta

llen

Lengte (cm)

Zwartbekgrondel

BIJLAGE 5

Conditiediagram Kanaal Bocholt-Herentals

0,5

1

1,5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

conditie

totaallengte cm

Baars

0,5

1

1,5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

conditie

totaallengte cm

Blankvoorn

0,5

1

1,5

0 10 20 30 40 50 60 70

conditie

totaallengte cm

Brasem

0,5

1

1,5

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

conditie

totaallengte cm

Paling

0,5

1

1,5

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

conditie

totaallengte cm

Pos

0,5

1

1,5

0 2 4 6 8 10

conditie

totaallengte cm

Marmergrondel

Conditiediagram Kanaal Brussel-Charlerois

0,5

1

1,5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

conditie

totaallengte cm

Baars

0,5

1

1,5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

conditie

totaallengte cm

Blankvoorn

0,5

1

1,5

0 10 20 30 40 50 60 70

conditie

totaallengte cm

Brasem

0,5

1

1,5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

conditie

totaallengte cm

Ruisvoorn

Conditiediagram Kanaal Roeselare-Leie

0,5

1

1,5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

conditie

totaallengte cm

Baars

0,5

1

1,5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

conditie

totaallengte cm

Blankvoorn

0,5

1

1,5

0 10 20 30 40 50 60 70

conditie

totaallengte cm

Brasem

0,5

1

1,5

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

conditie

totaallengte cm

Paling

0,5

1

1,5

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

conditie

totaallengte cm

Zilverkarper

0,5

1

1,5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

conditie

totaallengte cm

Ruisvoorn

Conditiediagram Kanaal Moervaart-Durme

0,5

1

1,5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

conditie

totaallengte cm

Baars

0,5

1

1,5

0 5 10 15 20 25 30 35 40

conditie

totaallengte cm

Blankvoorn

0,5

1

1,5

0 10 20 30 40 50 60 70

conditie

totaallengte cm

Brasem

0,5

1

1,5

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

conditie

totaallengte cm

Pos

BIJLAGE 6

Ruwe vangstgegevens In navolgende tabellen zijn de ruwe vangstgegevens weergegeven als gevangen aantallen en biomassa (op basis van standaard lengte-gewicht relatie) per bemonsterd traject.

Kanaal Bocholt-Herentals

Va

ng

st (

aa

nta

llen

)

109

74

107

41

97

54

32

Vis

soo

rt \

tra

ject

SK1

SK2

SK3

SK4

SK5

SK6

SK7

ZE1

ZE2

ZE3

ZE4

EL21

EL23

EL22

EL20

EL19

EL18

EL17

EL16

EL15

EL14

EL13

EL12

EL11

EL10

EL9

EL8

EL7

EL6

EL5

EL1

EL4

EL2

EL3

Tota

al

Aal

/Pal

ing

41

31

13

53

34

11

22

61

43

149

Alv

er

514

23

24

Baa

rs76

41

2120

4222

269

8367

654

277

2843

217

7119

2216

378

105

1711

87

7641

4216

138

647

822

3125

856

02

Bla

nkv

oo

rn25

996

211

3519

1440

1558

612

493

4329

167

9623

1791

4

Bra

sem

37

310

5839

62

6743

277

116

95

Hyb

rid

e1

11

3

Kar

pe

r1

1

Ko

lble

i3

3

Ko

pvo

orn

11

Mar

me

rgro

nd

el

106

1274

166

13

91

327

1318

1

Me

erv

al1

12

Po

s31

150

494

149

111

557

323

1314

98

49

1810

39

117

254

31

35

11

1137

Rie

tvo

orn

/Ru

isvo

orn

12

3

Riv

ierd

on

de

rpad

11

Ro

ofb

lei

33

Sne

ep

11

Sno

ek

21

55

31

118

Sno

ekb

aars

11

17

42

32

614

86

Win

de

21

32

8

Zee

lt1

1

Zon

ne

baa

rs1

21

4

Tota

al10

6510

730

4750

183

451

261

1639

482

1267

189

6123

984

2726

176

9911

822

160

918

014

166

264

478

5417

2858

5321

2673

7

Va

ng

st (

bio

ma

ssa

gra

m)

109

74

107

41

97

54

32

Vis

soo

rt \

tra

ject

SK1

SK2

SK3

SK4

SK5

SK6

SK7

ZE1

ZE2

ZE3

ZE4

EL21

EL23

EL22

EL20

EL19

EL18

EL17

EL16

EL15

EL14

EL13

EL12

EL11

EL10

EL9

EL8

EL7

EL6

EL5

EL1

EL4

EL2

EL3

Tota

al

Aal

/Pal

ing

2080

,333

9,2

1016

,319

5,6

358,

716

34,2

1111

,634

1,0

196,

032

83,5

717,

244

4,1

397,

429

6,5

2423

,349

1,7

1617

,617

14,6

783,

019

441,

5

Alv

er

10,5

85,6

20,4

7,9

124,

4

Baa

rs84

79,8

39,9

450,

512

778,

757

2,0

2396

,011

19,7

1096

8,2

1169

,817

76,7

2365

,387

7,5

2034

,475

0,5

891,

445

9,0

1286

,459

3,4

1303

,944

3,7

768,

631

,175

8,5

278,

314

74,7

2094

,255

1,4

528,

510

67,5

352,

616

07,6

1629

,113

63,0

445,

363

706,

8

Bla

nkv

oo

rn10

185,

721

707,

323

9,5

7794

,562

2,1

551,

313

57,7

3699

42,2

497,

339

05,5

6091

,296

,41,

688

4,0

1667

,821

41,5

4276

85,7

Bra

sem

3590

,152

51,7

461,

322

297,

120

686,

292

8,3

16,4

1012

8,2

2578

3,4

1448

3,2

0,4

1036

26,3

Hyb

rid

e38

8,3

476,

654

,291

9,1

Kar

pe

r65

89,4

6589

,4

Ko

lble

i59

6,8

596,

8

Ko

pvo

orn

1218

,012

18,0

Mar

me

rgro

nd

el

20,2

4,2

23,1

85,6

24,1

15,0

2,1

3,0

15,4

2,1

8,3

33,4

12,7

249,

1

Me

erv

al20

94,5

47,1

2141

,6

Po

s28

9,4

2,6

2115

,129

5,3

904,

569

8,4

234,

564

,87,

315

3,5

167,

119

4,6

75,6

58,9

45,7

141,

511

5,9

88,5

8,4

30,2

1,5

128,

889

,245

,612

,76,

417

,149

,917

,16,

460

66,7

Rie

tvo

orn

/Ru

isvo

orn

59,0

958,

510

17,5

Riv

ierd

on

de

rpad

2,8

2,8

Ro

ofb

lei

592,

259

2,2

Sne

ep

20,2

20,2

Sno

ek

403,

351

1,2

7439

,437

03,1

648,

121

9,5

374,

213

298,

9

Sno

ekb

aars

614,

244

4,6

2274

,540

99,5

5051

,251

42,4

241,

583

,226

67,8

1327

4,7

3389

3,5

Win

de

1214

,832

3,8

678,

529

,722

46,9

Zee

lt20

,320

,3

Zon

ne

baa

rs0,

464

,571

,413

6,3

Tota

al26

031,

034

509,

537

68,0

5061

2,4

2723

7,3

1013

8,3

3597

,840

0006

,779

36,5

3449

9,3

4082

8,1

2156

,332

82,6

1093

,595

0,3

504,

747

11,4

1476

,332

74,1

849,

515

66,3

34,3

4247

,694

4,8

3161

,955

04,7

579,

253

7,0

1870

,636

8,0

1659

,637

95,9

1402

,845

8,0

6835

94,0

Bo

ven

stro

om

s va

n s

luis

>

Ho

ofd

stro

om

Ver

bre

din

gen

Oev

erzo

ne

110

86

1

Ho

ofd

stro

om

Ver

bre

din

gen

Oev

erzo

ne

Bo

ven

stro

om

s va

n s

luis

>1

108

61

Kanaal Brussel-Charleroi

Vangst (aantallen)

6 8

Vissoort \ traject SK2 SK1 EL9 EL8 EL7 EL6 EL5 EL2 EL1 EL4 EL3 Totaal

Aal/Paling 1 1 2

Baars 2 1 3 16 10 9 15 6 8 70

Bittervoorn 33 4 1 6 3 1 3 51

Blankvoorn 12257 4485 38 70 12 33 26 2 19 3 16945

Blauwband 3 1 4

Brasem 4431 1581 1 6013

Driedoornige Stekelbaars 1 1

Giebel 2 1 3

Hybride 59 1 60

Karper 1 1

Kolblei 59 2 1 62

Pos 60 1 61

Rietvoorn/Ruisvoorn 12 76 1 2 1 92

Riviergrondel 2 11 13

Snoekbaars 11 41 52

Zeelt 1 1 2

Totaal 16895 6190 44 135 28 46 48 12 28 6 0 23432

Vangst (biomassa gram)

6 8

Vissoort \ traject SK2 SK1 EL9 EL8 EL7 EL6 EL5 EL2 EL1 EL4 EL3 Totaal

Aal/Paling 965,5 516,7 1482,3

Baars 81,1 213,7 114,5 733,4 578,7 336,2 769,9 306,1 288,9 3422,6

Bittervoorn 49,3 5,1 0,4 7,2 4,2 1,6 4,2 72,0

Blankvoorn 46175,0 43435,7 157,9 310,0 65,6 215,6 421,7 10,7 116,9 25,9 90935,1

Blauwband 18,0 7,0 25,0

Brasem 37093,8 22783,2 2,5 59879,5

Driedoornige Stekelbaars 0,9 0,9

Giebel 340,0 170,0 510,0

Hybride 565,3 126,1 691,4

Karper 3781,6 3781,6

Kolblei 267,1 168,7 1,0 436,7

Pos 1743,1 65,2 1808,3

Rietvoorn/Ruisvoorn 790,7 3602,0 59,0 143,0 85,7 4680,4

Riviergrondel 3,1 17,3 20,4

Snoekbaars 1355,4 3725,1 5080,5

Zeelt 1793,4 1110,1 2903,4

Totaal 90204,9 79181,5 276,5 2094,6 1225,1 697,7 1284,5 328,0 407,4 30,1 0,0 175730,3

Benedenstrooms van sluis >

Open water Oeverzone

6 7 8 9

Benedenstrooms van sluis >

OeverzoneOpen water

6 7 8 9

Kanaal Roeselare-Leie

Va

ng

st (

aa

nta

llen

)

Vis

soo

rt \

tra

ject

SK3

SK2

SK1

ZE1

ZE2

EL1

EL2

EL4

EL3

EL5

EL6

EL7

EL8

EL10

EL9

Tota

al

Aal

/Pal

ing

15

96

122

Baa

rs1

16

13

421

112

1969

Bla

nkv

oo

rn21

1718

319

622

5812

137

175

1029

3649

39

Bla

uw

ban

d1

111

215

Bra

sem

1774

745

3710

079

1658

520

693

151

021

Gie

be

l1

21

4

Hyb

rid

e2

201

1336

Kar

pe

r1

1

Ko

lble

i44

31

48

Po

s31

417

991

122

361

0

Rie

tvo

orn

/Ru

isvo

orn

111

111

24

Riv

ierg

ron

de

l5

114

20

Sno

ekb

aars

130

4310

4512

9

Win

de

13

15

Zee

lt1

1

Zilv

erk

arp

er

118

318

4

Tota

al20

183

4949

1045

718

865

2353

180

161

134

341

047

7157

128

Va

ng

st (

bio

ma

ssa

gra

m)

Vis

soo

rt \

tra

ject

SK3

SK2

SK1

ZE1

ZE2

EL1

EL2

EL4

EL3

EL5

EL6

EL7

EL8

EL10

EL9

Tota

al

Aal

/Pal

ing

109,

017

81,0

3608

,914

93,7

516,

775

09,3

Baa

rs72

,672

,611

53,6

774,

813

8,6

249,

919

42,1

894,

143

0,7

1116

,968

45,9

Bla

nkv

oo

rn34

835,

725

37,7

3709

,122

632,

570

91,6

86,0

185,

86,

422

17,3

65,1

433,

763

9,5

7444

0,7

Bla

uw

ban

d1,

583

,80,

79,

795

,8

Bra

sem

1210

37,3

3580

4,7

7745

9,0

1179

88,8

2472

808,

616

,92,

528

2511

7,8

Gie

be

l14

20,7

2592

,815

33,6

5547

,1

Hyb

rid

e48

5,0

188,

443

0,9

1256

4,9

1366

9,2

Kar

pe

r7,

17,

1

Ko

lble

i41

5,0

737,

12,

911

55,0

Po

s63

17,3

2613

,313

55,0

77,8

224,

153

,910

641,

4

Rie

tvo

orn

/Ru

isvo

orn

38,8

596,

81,

841

9,4

1056

,8

Riv

ierg

ron

de

l17

,550

,910

,879

,2

Sno

ekb

aars

47,4

4378

,228

880,

265

73,6

5762

5,3

9750

4,6

Win

de

256,

859

28,9

852,

170

37,7

Zee

lt14

73,6

1473

,6

Zilv

erk

arp

er

8996

,615

4739

7,9

1556

394,

5

Tota

al16

4216

,145

522,

311

4483

,815

8149

,341

0662

6,9

335,

10,

022

16,8

6,4

9371

,724

73,6

516,

724

63,3

2193

,746

0857

5,7

Oev

erzo

ne

Ver

bre

din

gen

Ho

ofd

stro

om

Ho

ofd

stro

om

Ver

bre

din

gen

Oev

erzo

ne

Kanaal Moervaart-Durme

Va

ng

st (

aa

nta

llen

)

Vis

soo

rt \

tra

ject

ZE1

EL1

ZE2

EL2

ZE3

EL3

ZE4

EL4

ZE5

EL5

ZE6

EL6

ZE7

EL7

ZE8

EL8

ZE9a

ZE9b

EL9

Tota

al

Aal

/Pal

ing

41

11

29

Baa

rs79

273

211

147

737

281

241

191

101

470

Bit

terv

oo

rn1

1

Bla

nkv

oo

rn1

26

25

406

458

484

Bra

sem

121

71

319

493

132

115

2721

418

61

Dri

ed

oo

rnig

e S

teke

lbaa

rs2

12

5

Gie

be

l2

1012

Hyb

rid

e2

2

Kar

pe

r1

1

Ko

lble

i16

16

Po

s21

14

11

29

41

12

1663

Rie

tvo

orn

/Ru

isvo

orn

32

113

313

9

Sno

ek

22

21

22

12

14

Sno

ekb

aars

11

Tie

nd

oo

rnig

e S

teke

lbaa

rs1

12

59

Zwar

tbe

kgro

nd

el

22

Tota

al1

107

222

815

1523

5050

8721

3115

353

3821

0027

177

3088

Va

ng

st (

bio

ma

ssa

gra

m)

Vis

soo

rt \

tra

ject

ZE1

EL1

ZE2

EL2

ZE3

EL3

ZE4

EL4

ZE5

EL5

ZE6

EL6

ZE7

EL7

ZE8

EL8

ZE9a

ZE9b

EL9

Tota

al

Aal

/Pal

ing

513,

210

0,5

53,3

378,

870

2,3

1748

,2

Baa

rs12

22,5

51,0

1268

,724

8,2

179,

05,

199

0,7

1471

,996

,042

8,3

31,8

277,

13,

344

3,1

72,6

802,

675

91,8

Bit

terv

oo

rn0,

40,

4

Bla

nkv

oo

rn9,

14,

452

,84,

46,

012

277,

536

,339

5,4

1278

5,9

Bra

sem

2,5

2029

55,2

0,4

3134

,920

255,

448

775,

126

97,8

1648

9,8

2442

,70,

898

840,

378

54,9

5,5

4034

55,1

Dri

ed

oo

rnig

e S

teke

lbaa

rs0,

70,

50,

92,

1

Gie

be

l36

3,9

1068

7,1

1105

1,1

Hyb

rid

e10

08,9

1008

,9

Kar

pe

r41

78,3

4178

,3

Ko

lble

i17

42,3

1742

,3

Po

s15

0,2

12,7

28,2

12,7

4,2

5,8

69,3

33,5

6,4

17,1

19,7

362,

472

2,2

Rie

tvo

orn

/Ru

isvo

orn

244,

81,

418

,310

482,

110

746,

7

Sno

ek

378,

734

50,2

270,

121

9,5

580,

522

0,2

5037

,829

5,3

1045

2,3

Sno

ekb

aars

17,7

17,7

Tie

nd

oo

rnig

e S

teke

lbaa

rs0,

50,

50,

92,

84,

7

Zwar

tbe

kgro

nd

el

28,9

28,9

Tota

al2,

519

23,8

2033

97,5

1302

,233

83,1

192,

923

714,

810

97,0

5295

3,4

2056

,130

99,6

439,

116

538,

793

4,0

2446

,014

35,0

1288

32,7

8900

,212

888,

246

5536

,7

Sect

or

6Se

cto

r 1

Sect

or

2Se

cto

r 3

Sect

or

4Se

cto

r 5

Sect

or

1Se

cto

r 2

Sect

or

3Se

cto

r 4

Sect

or

6Se

cto

r 5

BIJLAGE 7

Trajectgegevens In de navolgende tabellen worden afkortingen gebruikt. Deze afkortingen zijn hieronder weergegeven. Vegetatie

Beschoeiing

smalle waterpest sw

grof hoornblad gh

bronmos bm

gekroesd fonteinkruid gf

doorgroeid fonteinkruid df

pijlkruid pk

kranswier sp. kw

waterspons ws

riet ri

gele plomp gp

gele lis gl

pitrus pi

zwart tandzaad (in water hangend) zt

aarvederkruid av

zegge sp. ze

Sterrekroos sk

liesgras lg

egelskop ek

grote lisdodde gl

houten paaltjes hp

plastic paaltjes pp

stenen st

beton be

damwand dw

puin pu

stortsteen ss

Kanaal Bocholt-Herentals

Traject SK1 SK2 SK3 SK4 SK5 SK6 SK7 ZE1 ZE2 ZE3 ZE4

Vegetatie

Emers (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Submers (%) 5 1 - 0 0 0 1 30 5 0 0

Drijfblad (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Kroos (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Flab (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Draadwier (%) 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Beschoeiing (%) nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt

Type beschoeiing nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt

Waterdiepte (m) 3,4 3-3,5 3,5 3,5 3,5 3,5 3,5 1-3 3-3,5 3,3 3,5

Zichtdiepte (m) bodem bodem bodem 3 0,5 0,5 0,5 bodem 3 3 0,5

Onderwater talud steil steil steil steil steil steil steil steil steil steil steil

Substraat zand klei/zand zand leem/klei leem/klei leem/klei leem/klei zand zand leem/klei leem/klei

Dikte sliblaag (m) 0,01 0 0,01 0,1 0,05 0,05 0,05 0 0,01 0,1 0,01

Gevlekte Am. Rivierkreeft (n) 5 1 2 0 2 18 7 1 0 0 0

Chinese Wolhandkrab (n) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Soorten emerse vegetatie - - - - - - - - - - -

Soorten submerse vegetatie sw/gh/bmsw/gh/bm sw - - - - gf/df/swpk/sw/kw/ws - -

Soorten drijvende vegetatie - - - - - - - - - - -

Traject EL1 EL2 EL3 EL4 EL5 EL6 EL7 EL8 EL9 EL10 EL11

Vegetatie

Emers (%) 0 0 0 15 0 5 0 0 25 0 0

Submers (%) <1 <1 <1 <1 0 2 0 <1 - <1 0

Drijfblad (%) 0 0 0 <1 0 0 0 0 0 0 0

Kroos (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Flab (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Draadwier (%) 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Beschoeiing (%) 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100

Type beschoeiing hp/st be/st be/dw be/hp/pp be be/st/hp dw/hp hp st/pp be/st hp

Waterdiepte (m) 0,4-0,8 0,4-2,0 0,8-1,5 0,3-0,6 tot 1,0 0,2-0,8 0,8-1,0 0,5-1,5 0,2-1,0 0,5-1,5 0,4-1,2

Zichtdiepte (m) bodem bodem bodem bodem bodem 0,3 bodem bodem bodem bodem bodem

Onderwater talud steil steil steil steil steilsteil/flauw steil steil flauw steil steil

Substraat stenen stenenzand/stenenzand/stenenzand/stenenzand/stenenzand/stenenzand/stenenzand/stenenzand/stenenzand/stenen

Dikte sliblaag (m) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Gevlekte Am. Rivierkreeft (n) 1 0 0 0 0 0 1 1 0 1 2

Chinese Wolhandkrab (n) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Soorten emerse vegetatie - - - ri - gl/pi/ri - - gl/zt - -

Soorten submerse vegetatie bm bm bm/gh gh - bm - bm - bm -

Soorten drijvende vegetatie - - - gp - - - - - - -

Traject EL12 EL13 EL14 EL15 EL16 EL17 EL18 EL19 EL20 EL21 EL22 EL23

Vegetatie

Emers (%) 5 0 0 0 0 0 0 0 0 5 0 0

Submers (%) 2 1 20 <1 10 2 5 5 <1 1 1 40

Drijfblad (%) <1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Kroos (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 <5 <1 0 <1

Flab (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Draadwier (%) 0 0 5 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Beschoeiing (%) 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100

Type beschoeiing st/hp be be hp/dw st/pu hp hp dw/be hp/dw be/ssbe/pu/ss/hp hp

Waterdiepte (m) 0,3-1,0 0,5-1,2 0,5-1,2 0,8-1,4 0,8 0,4-1,2 0,8-1,4 0,2-1,0 0,8-1,2 tot 1,5 1,0-2,5 1,0-1,3

Zichtdiepte (m) bodem bodem bodem bodem bodem bodem bodem bodem bodem bodem bodem bodem

Onderwater talud steil steil steil steil steil steil steil steil steil steil steil steil

Substraat zandzand/stenenzand/stenenzand/stenenzand/stenenzand/stenenzand/stenenzand/stenenzand/stenenzand/stenenzand/stenenzand/stenen

Dikte sliblaag (m) 0 0 0 geen geen geen geen geen geen geen geen geen

Gevlekte Am. Rivierkreeft (n) 2 0 2 0 2 0 0 1 1 1 0 1

Chinese Wolhandkrab (n) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Soorten emerse vegetatie ri - - - - - - - - ri/ze - -

Soorten submerse vegetatie bm av/gfav/df/pk/gp/sw bm av av bm/gp gf/sw/bm bm df df/bm/gh gh/df/sw

Soorten drijvende vegetatie gp - - - - - - - - - - -

Kanaal Brussel-Charleroi

Kanaal Roeselare-Leie

Traject SK1 SK2 EL1 EL2 EL3 EL4 EL5 EL6 EL7 EL8 EL9

Vegetatie

Emers (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Submers (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Drijfblad (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Kroos (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Flab (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Draadwier (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Beschoeiing (%) nvt nvt 100 100 100 100 100 100 100 100 100

Type beschoeiing nvt nvt sk sk/dw sk/be sk/be sk/be sk/be sk/be sk/dw sk/dw

Waterdiepte (m) 3,5 3,5 0,7 0,7 0,6 0,7 0,8 0,8 0,6-2 0,5-1,5 0,5-1

Zichtdiepte (m) 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4

Onderwater talud steil steil steil steil steil steil steil steil steil steil steil

Substraat zand zandzand/steenzand/stortsteenzand/stortsteenzand/stortsteenzand/stortsteenzand/stortsteenzand/stortsteenzand/stortsteenzand/stortsteen

Dikte sliblaag (m) 0,01 0 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0 0,05 0,01

Gevlekte Am. Rivierkreeft (n) 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Chinese Wolhandkrab (n) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Soorten emerse vegetatie - - - - - - - - - - -

Soorten submerse vegetatie - - - - - - - - - - -

Soorten drijvende vegetatie - - - - - - - - - - -

Traject SK1 SK2 SK3 ZE1 ZE2 EL1 EL2 EL3 EL4 EL5 EL6 EL7 EL8 EL9 EL10

Vegetatie

Emers (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 30 2 0 0 10 10

Submers (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Drijfblad (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Kroos (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Flab (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Draadwier (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Beschoeiing (%) nvt nvt nvt nvt nvt 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100

Type beschoeiing nvt nvt nvt nvt nvt ss be/dw be/dw ss ss ss be/dw be/dw ss ss

Waterdiepte (m) 3,8 3,8-4 3,8-4,2 1,5-3,9 4,2 1 2 1,5-2 1,5 1,5 0,8 1,8 2 1 1

Zichtdiepte (m) 0,4-0,5 0,4-0,5 0,4-0,5 0,4-0,5 0,4 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5

Onderwater talud nvt nvt nvt steil steil steil steil steil steil steil steil steil steil steil steil

Substraat klei klei klei klei klei zand/ss zand/ss zand/ss zand/ss zand/ss ss zand/ss zand/ss ss ss

Dikte sliblaag (m) geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen

Gevlekte Am. Rivierkreeft (n) 0 0 0 4 0 1 0 0 0 1 0 0 0 0 0

Chinese Wolhandkrab (n) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Soorten emerse vegetatie - - - - - - - - - - - - - - -

Soorten submerse vegetatie - - - - - - - - - - - - - - -

Soorten drijvende vegetatie - - - - - - - - - - - - - - -

Kanaal Moervaart-Durme

Traject ZE/EL1 ZE/EL2 ZE/EL3 ZE/EL4 ZE/EL5 ZE/EL6 ZE/EL7 ZE/EL8 ZE/EL9

Vegetatie

Emers (%) 0 0 40 50 0 50 40 40 5

Submers (%) 5 0 1 1 1 1 1 0

Drijfblad (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Kroos (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Flab (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Draadwier (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Beschoeiing (%) 100 100 50 100 100 100 100 5 100

Type beschoeiing ss/sk ss/sk hp ss/sk ss/sk hp/sk ss/sk ss ss/sk

Natte breedte watergang (m) 25 25,4 17 18 16 18 18 27 -

Waterdiepte (m) 0,5-2,3 2,3 2,3 0,3-0,8 0,3-2,2 0,2-2,1 0,3-2,2 0,3-2,1 0,3-2,0

Zichtdiepte (m) 1,3 1,0 1,0 0,8 0,8 1,5 0,9 0,8 1,0

Onderwater talud matig flauw flauw steil - matig matig flauw matig

Substraat zand zand/ss zand/ss zand/ss - klei/zand klei/zand klei klei

Dikte sliblaag (m) geen geen geen geen geen 0,2 geen geen geen

Gevlekte Am. Rivierkreeft (n) 0 0 0 0 0 4 0 1 0

Chinese Wolhandkrab (n) 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Soorten emerse vegetatie - - lg ri/ze - ri/ek ri/gl ri -

Soorten submerse vegetatie gp - sk sk sk sk sk - -

Soorten drijvende vegetatie - - - - - - - - -

BIJLAGE 8

Bestandschattingen Deelgebieden Kanaal Bocholt-Herentals hoofdstroom

Biomassa in kg/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 0,9 - - - 0,0 0,9 Alver 0,0 0,0 0,0 0,0 - - Baars 4,7 3,2 0,4 1,0 0,1 - Blankvoorn 8,8 1,0 1,1 2,3 4,4 - Brasem 12,0 1,0 0,3 1,2 2,6 6,9 Hybride 0,2 - - 0,0 0,2 - Karper 1,6 - - - - 1,6 Pos 0,8 0,5 0,3 - - - Snoekbaars 4,3 0,0 0,0 0,1 0,1 4,0

Limnofiel Zeelt 0,0 - 0,0 - - - Exoot Marmergrondel 0,0 0,0 0,0 - - -

Zonnebaars 0,0 0,0 - - - - Subtotaal 33,3 5,7 2,1 4,6 7,4 13,4

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 0,2 - 0,1 0,1 - - Totaal 33,5

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen

Aantal/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 2 - - - 0 2 Alver 3 3 0 0 - - Baars 578 550 12 16 0 - Blankvoorn 286 179 68 26 12 - Brasem 205 153 11 28 7 6 Hybride 1 - - 0 0 - Karper 0 - - - - 0 Pos 161 135 25 - - - Snoekbaars 4 0 0 2 0 2

Limnofiel Zeelt 0 - 0 - - - Exoot Marmergrondel 3 2 1 - - -

Zonnebaars 0 0 - - - - Subtotaal 1.243 1.022 117 72 19 10

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 1 - 0 0 - - Totaal 1.244

0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen

Kanaal Bocholt-Herentals zwaaikommen

Biomassa in kg/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 1,4 - - - - 1,4 Alver 0,0 - 0,0 - - - Baars 11,4 4,2 2,3 2,0 2,8 - Blankvoorn 265,1 28,0 26,9 78,1 132,2 - Brasem 35,1 1,3 1,1 8,5 8,6 15,6 Kolblei 0,4 - 0,0 - 0,4 - Meerval 1,5 - - - - 1,5 Pos 0,3 0,2 0,1 - - - Snoekbaars 11,2 - - 2,0 - 9,2

Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 0,7 - - 0,0 0,7 - Rheofiel Winde 1,5 - 0,0 - 0,9 0,6

Roofblei 0,4 - - 0,1 0,3 - Subtotaal 329,0 33,7 30,4 90,7 145,9 28,3

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 7,8 - 0,7 0,2 0,5 6,3 Totaal 336,8

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen

Aantal/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 3 - - - - 3 Alver 1 - 1 - - - Baars 721 616 82 17 6 - Blankvoorn 11.238 9.083 1.035 791 329 - Brasem 401 186 37 134 33 11 Kolblei 2 - 1 - 1 - Meerval 1 - - - - 1 Pos 61 54 7 - - - Snoekbaars 47 - - 45 - 1

Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 2 - - 1 1 - Rheofiel Winde 4 - 1 - 3 1

Roofblei 2 - - 1 1 - Subtotaal 12.483 9.939 1.164 989 374 17

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 7 - 3 1 1 2 Totaal 12.490

0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen

Figuren kanaal Bocholt-Herentals

Kanaal Roeselare-Leie hoofdstroom

Biomassa in kg/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Baars 0,1 - - 0,1 - - Blankvoorn 18,3 3,6 5,2 8,2 1,2 - Brasem 107,0 73,8 - 13,7 9,1 10,5 Giebel 2,3 - - - 0,5 1,8 Hybride 0,4 - 0,1 0,0 0,3 - Kolblei 0,2 - 0,2 - - - Pos 4,5 1,0 3,4 0,1 - - Snoekbaars 19,3 0,0 0,0 0,2 3,5 15,6 Totaal 152,1 78,4 8,9 22,3 14,6 27,9

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen

Aantal/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Baars 1 - - 1 - - Blankvoorn 1.092 830 182 76 5 - Brasem 14.153 13.929 - 184 31 9 Giebel 2 - - - 1 1 Hybride 10 - 9 0 1 - Kolblei 19 - 19 - - - Pos 255 126 129 1 - - Snoekbaars 39 9 0 2 14 14 Totaal 15.571 14.894 339 264 52 24

0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen

Kanaal Roeselare-Leie zwaaikommen

Biomassa in kg/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Baars 2,4 - - 0,7 1,7 - Blankvoorn 36,8 11,9 11,8 4,4 6,0 2,6 Brasem 3.203,6 123,7 - 32,9 93,8 2.953,2 Hybride 16,1 - - 0,5 2,3 13,3 Kolblei 0,9 - - 0,2 0,7 - Pos 0,4 0,2 0,1 0,1 - - Snoekbaars 79,4 0,1 0,0 0,2 2,0 77,1

Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 0,0 - 0,0 - - - Zeelt 1,8 - - - - 1,8

Rheofiel Winde 7,6 - - - 0,3 7,3 Exoot Zilverkarper 1.924,7 - - - - 1.924,7

Totaal 5.273,7 135,9 11,9 39,0 106,8 4.980,0

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen

Aantal/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Baars 9 - - 5 4 - Blankvoorn 2.808 2.157 599 40 10 2 Brasem 23.068 20.313 - 374 233 2.149 Hybride 18 - - 4 4 10 Kolblei 4 - - 1 2 - Pos 29 24 3 1 - - Snoekbaars 68 10 1 4 7 45

Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 1 - 1 - - - Zeelt 1 - - - - 1

Rheofiel Winde 5 - - - 1 4 Exoot Zilverkarper 228 - - - - 228

Totaal 26.239 22.504 604 429 261 2.439

0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen

Kanaal Roeselare-Leie figuren

Kanaal Moervaart-Durme Sector 1

Biomassa in kg/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 4,1 - - - 0,7 3,4 Baars 9,8 2,7 4,5 2,6 - - Blankvoorn 0,1 - 0,1 - - - Brasem 0,0 0,0 - - - - Pos 1,2 0,4 0,8 - - -

Exoot Zwartbekgrondel 0,0 - 0,0 - - - Totaal 15,2 3,1 5,4 2,6 0,7 3,4

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen

Aantal/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 32 - - - 8 24 Baars 632 441 159 32 - - Blankvoorn 8 - 8 - - - Brasem 2 2 - - - - Pos 168 96 72 - - -

Exoot Zwartbekgrondel 16 - 16 - - - Totaal 858 539 255 32 8 24

0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen

Kanaal Moervaart-Durme Sector 2

Biomassa in kg/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Baars 7,1 1,6 2,3 3,1 0,2 - Blankvoorn 0,0 0,0 - - - - Brasem 194,4 0,0 - - 34,5 160,0 Driedoornige stekelbaars 0,0 0,0 0,0 - - - Pos 0,2 0,1 0,2 - - -

Limnofiel Tiendoornige stekelbaars 0,0 0,0 - - - - Subtotaal 201,7 1,7 2,5 3,1 34,7 160,0

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 0,4 - 0,4 - - - Totaal 202,1

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen

Aantal/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Baars 400 269 88 42 1 - Blankvoorn 9 9 - - - - Brasem 212 5 - - 63 144 Driedoornige stekelbaars 9 5 5 - - -

Limnofiel Pos 25 14 10 - - - Tiendoornige stekelbaars 9 9 - - - - Subtotaal 664 311 103 42 64 144

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 2 - 2 - - - Totaal 666

0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen

Kanaal Moervaart-Durme Sector 3

Biomassa in kg/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 0,6 - - - 0,6 - Baars 14,5 1,8 8,8 3,9 - - Brasem 81,2 - - - 9,2 72,0 Karper 4,9 - - - - 4,9 Pos 0,4 0,1 0,4 - - -

Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 1,4 - - 1,4 - - Subtotaal 103,0 1,9 9,2 5,3 9,8 76,9

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 5,1 - 1,2 - - 3,9 Totaal 108,1

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen

Aantal/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 6 - - - 6 - Baars 707 301 353 53 - - Brasem 80 - - - 15 65 Karper 1 - - - - 1 Pos 66 25 41 - - -

Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 18 - - 18 - - Subtotaal 878 326 394 71 21 66

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 10 - 9 - - 1 Totaal 888

0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen

Kanaal Moervaart-Durme Sector 4

Biomassa in kg/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 0,3 - - - 0,3 - Baars 4,1 0,8 2,7 0,5 - - Blankvoorn 0,1 0,0 0,1 - - - Brasem 21,3 - 0,0 - 0,6 20,7 Driedoornige stekelbaars 0,0 - 0,0 - - - Pos 0,2 0,0 0,2 - - -

Limnofiel Bittervoorn 0,0 - 0,0 - - - Rietvoorn/Ruisvoorn 0,0 0,0 - - - - Tiendoornige stekelbaars 0,0 0,0 - - - - Subtotaal 26,0 0,8 3,0 0,5 0,9 20,7

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 2,4 - 0,5 1,9 - - Totaal 28,4

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen

Aantal/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 6 - - - 6 - Baars 298 147 140 11 - - Blankvoorn 18 16 2 - - - Brasem 18 - 1 - 1 16 Driedoornige stekelbaars 6 - 6 - - - Pos 22 9 13 - - -

Limnofiel Bittervoorn 6 - 6 - - - Rietvoorn/Ruisvoorn 11 11 - - - - Tiendoornige stekelbaars 11 11 - - - - Subtotaal 396 194 168 11 7 16

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 9 - 5 4 - - Totaal 405

0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen

Kanaal Moervaart-Durme Sector 5

Biomassa in kg/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 4,4 - - - - 4,4 Baars 5,1 0,6 2,1 2,5 - - Blankvoorn 0,1 0,1 - - - - Brasem 5,7 0,0 - - - 5,7 Driedoornige stekelbaars 0,0 - 0,0 - - - Giebel 4,2 - - 4,2 - -

Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 0,2 - 0,2 - - - Tiendoornige stekelbaars 0,0 0,0 0,0 - - - Subtotaal 19,7 0,7 2,3 6,7 - 10,1

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 1,7 - 1,7 - - - Totaal 21,4

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen

Aantal/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 12 - - - - 12 Baars 222 118 81 23 - - Blankvoorn 58 58 - - - - Brasem 16 12 - - - 5 Driedoornige stekelbaars 23 - 23 - - - Giebel 23 - - 23 - -

Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 12 - 12 - - - Tiendoornige stekelbaars 58 46 12 - - - Subtotaal 424 234 128 46 - 17

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 15 - 15 - - - Totaal 439

0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen

Kanaal Moervaart-Durme Sector 6

Biomassa in kg/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 7,0 - - - - 7,0 Baars 8,4 2,7 4,9 0,9 - - Blankvoorn 66,3 0,7 22,7 39,7 3,2 - Brasem 539,7 0,1 68,2 357,0 110,3 4,1 Giebel 107,0 - - - 107,0 - Hybride 5,1 - - - 5,1 - Kolblei 8,8 - - 8,8 - - Pos 1,8 - 1,8 - - - Snoekbaars 0,1 0,1 - - - -

Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 53,0 - 11,4 38,8 2,8 - Subtotaal 797,2 3,6 109,0 445,2 228,4 11,1

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 27,5 - 2,0 - - 25,5 Totaal 824,7

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen

Aantal/haGilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40

Eurytoop Aal/Paling 20 - - - - 20 Baars 1.016 681 320 15 - - Blankvoorn 2.653 561 1.426 657 10 - Brasem 7.868 40 2.873 4.520 430 5 Giebel 100 - - - 100 - Hybride 10 - - - 10 - Kolblei 82 - - 82 - - Pos 82 - 82 - - - Snoekbaars 5 5 - - - -

Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 671 - 328 332 10 - Subtotaal 12.507 1.287 5.029 5.606 560 25

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 18 - 13 - - 5 Totaal 12.525

0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen

Figuren Moervaart-Durme