62
1 Onderwijs- en examenregeling 2014-2015 van de Nederlandstalige academische masteropleidingen Algemene sociale wetenschappen Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie Jeugdstudies Multiculturalisme in vergelijkend perspectief Culturele antropologie Multiculturalisme in vergelijkend perspectief Sociologie Vraagstukken van beleid en organisatie Onderwijskunde Onderwijskundig ontwerp en advisering Pedagogische wetenschappen Jeugdstudies Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken Orthopedagogiek Psychologie Arbeids- en organisatiepsychologie Jeugdstudies Kinder- en jeugdpsychologie Klinische en gezondheidspsychologie Neuropsychologie Sociale psychologie Toegepaste cognitieve psychologie binnen de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht

Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

1

Onderwijs- en examenregeling 2014-2015

van de

Nederlandstalige academische

masteropleidingen

Algemene sociale wetenschappen Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie

Jeugdstudies Multiculturalisme in vergelijkend perspectief

Culturele antropologie Multiculturalisme in vergelijkend perspectief

Sociologie Vraagstukken van beleid en organisatie

Onderwijskunde Onderwijskundig ontwerp en advisering

Pedagogische wetenschappen Jeugdstudies

Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken

Orthopedagogiek

Psychologie Arbeids- en organisatiepsychologie

Jeugdstudies Kinder- en jeugdpsychologie

Klinische en gezondheidspsychologie Neuropsychologie

Sociale psychologie Toegepaste cognitieve psychologie

binnen de

Faculteit Sociale Wetenschappen van de

Universiteit Utrecht

Page 2: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

2

In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) zijn de opleidingsspecifieke rechten en plichten

opgenomen van studenten enerzijds en de Universiteit Utrecht anderzijds. In het (algemene

universitaire) Studentenstatuut staan de rechten en plichten die voor alle studenten gelden. Deze regeling is vastgesteld door de decaan van de Faculteit Sociale Wetenschappen op 7 mei 2014 met instemming van de faculteitsraad d.d. 25 april 2014.

Page 3: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

Inhoudsopgave

Deel 1 – regels

Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde:

1 Algemene bepalingen 5

2 Toelating 6

3 Inhoud en inrichting van de opleiding 12

4 Onderwijs 14

5 Toetsing 27

6 Examen 22

7 Studiebegeleiding 24

8 Overgangs- en slotbepalingen 25

Deel 2 – doel van de opleiding

Bladzijde:

Algemene sociale wetenschappen 27

Culturele antropologie 31

Sociologie 33

Onderwijskunde 35

Pedagogische wetenschappen 38

Psychologie 42

Bijlagen

Bijlage: Onderwerp: Bladzijde:

1 Pre-mastertraject 53

2 Opbouw van de programma’s 58

3 Overgangsregelingen 62

Page 4: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

4

Deel 1

REGELS

Page 5: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

5

PARAGRAAF 1 – ALGEMENE BEPALINGEN

art. 1.1 – toepasselijkheid van de regeling

Deze regeling geldt voor het studiejaar 2014-2015 en is van toepassing op het onderwijs, de toetsen en het examen van de academische masteropleidingen Algemene sociale wetenschappen, Culturele antropologie, Sociologie, Onderwijskunde, Pedagogische wetenschappen en Psychologie (hierna te noemen: de opleiding dan wel de opleidingen) van de Universiteit Utrecht en op alle studenten die voor de opleiding staan ingeschreven 1. De opleidingen worden verzorgd door de Graduate School of Social and Behavioural Sciences van de faculteit sociale wetenschappen.

art. 1.2 – begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder:

a. contract onderwijsvoorzieningen: het door de opleiding en de gehandicapte student afgesloten

contract waarin is vastgelegd op welke noodzakelijke en redelijke voorzieningen de student recht heeft;

b. examen: het afsluitend masterexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd als aan alle verplichtingen van de gehele masteropleiding is voldaan;

c. faculteit, de: de faculteit sociale wetenschappen; d. Final Grade Point Average: het gemiddelde cijfer van de resultaten die zijn behaald binnen het

examenprogramma van de opleiding, gewogen naar studiepunten en uitgedrukt op een schaal van 1 tot en met 4 met twee decimalen;

e. gedragscode taal: de op grond van art. 7.2 sub c van de wet door het college van bestuur vastgestelde gedragsregels ten aanzien van het verzorgen van het onderwijs en de examens in een andere taal dan het Nederlands;

f. Graduate School of Social and Behavioural Sciences (GSSBS): de School waarbinnen de

masteropleidingen van de faculteit sociale wetenschappen worden verzorgd; g. Internationaal Diploma Supplement (IDS): de bijlage bij het mastergetuigschrift waarin een

toelichting is opgenomen m.b.t. de aard en de inhoud van de opleiding (mede in internationale context);

h. mastercoördinator: de in art. 13 van het Faculteitsreglement bedoelde coördinator van het

masterprogramma; i. onderdeel: een onderwijseenheid (cursus) van de opleiding, opgenomen in de Universitaire

Onderwijscatalogus; j. opleiding: de masteropleiding genoemd in art. 1.1 van deze regeling. Eén opleiding kan

meerdere masterprogramma’s bevatten; k. programma: een samenhangend geheel van onderwijseenheden binnen een opleiding, zoals

beschreven in bijlage 2 van deze regeling

l. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding;

m. studiepunt (afgekort: stp): eenheid, soms beschreven als ‘EC’, die gelijk staat aan 28 uur studeren;

n. toets: tentamen als bedoeld in art. 7.10 van de wet; o. Universitaire Onderwijscatalogus: het onder verantwoordelijkheid van het college van bestuur

gehouden register van de binnen de universiteit verzorgde cursussen; p. wet, de: de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW). De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.

1De OER wordt jaarlijks vastgesteld en is van toepassing op alle studenten die voor de opleiding staan

ingeschreven. Bij een verandering van de regels gelden de nieuwe regels voor iedereen, tenzij er een overgangsregeling van toepassing is op een bepaalde groep studenten. Voor de overgangsregelingen zie bijlage 3.

Page 6: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

6

PARAGRAAF 2 – TOELATING

art. 2.1 – toelatingseisen opleiding 2.1.1 – Toelaatbaarheid. 2.1.1.1 – ALGEMENE SOCIALE WETENSCHAPPEN: 1. Toelaatbaar tot de opleiding algemene sociale wetenschappen is de bezitter van een

Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over de volgende kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitaire bachelor van één van de sociaal-wetenschappelijke opleidingen: kennis op het gebied van en inzicht in discipline overstijgende sociaal-wetenschappelijke

theorieën, hetzij de mogelijkheden en moeilijkheden van het combineren van sociaal-wetenschappelijke disciplinaire benaderingen;

kennis op het gebied van en inzicht in verschillende wetenschapstheoretische

benaderingen; kennis op het gebied van en inzicht in een sociaal vraagstuk op het terrein van arbeid, zorg

en welzijn, multiculturalisme of jeugd. 2. Voor de onderscheidene programma’s van de opleiding geldt, dat in het kader van het in het

eerste lid bepaalde, aan de volgende toelatingsvoorwaarden moet zijn voldaan: programma Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie:

Men is toelaatbaar tot het programma Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

kennis op het gebied van en inzicht in discipline overstijgende sociaal-wetenschappelijke theorieën;

kennis op het gebied van en inzicht in een sociaal vraagstuk op het terrein van arbeid, zorg en welzijn;

kennis over methoden en technieken van sociaal-wetenschappelijk onderzoek op bachelorniveau;

kennis van en inzicht in sociale beleids- en interventietheorieën; academische en analytische competenties: het kunnen opzetten en uitvoeren van en

mondeling en schriftelijk rapporteren over een analyse. programma Jeugdstudies:

Men is toelaatbaar tot het programma Jeugdstudies indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

Basiskennis over verschillende theorieën op het gebied van jeugd en belangrijke maatschappelijke vraagstukken over jeugd;

In staat zijn om sociaal wetenschappelijk onderzoek op bachelorniveau op te zetten, uit te voeren en hierover schriftelijk te rapporteren;

Kennis over methoden en technieken van sociaal wetenschappelijk onderzoek op

bachelorniveau; Communicatieve vaardigheden en overige sociale competenties die vereist zijn om goed te

kunnen functioneren op een stageplaats in het werkveld. programma Multiculturalisme in vergelijkend perspectief: Men is toelaatbaar tot het programma Multiculturalisme in vergelijkend perspectief indien men

aantoont te beschikken over de volgende competenties: kennis op het gebied van en inzicht in discipline overstijgende sociaal-wetenschappelijke

theorieën, hetzij de mogelijkheden en moeilijkheden van het combineren van sociaal-wetenschappelijke disciplinaire benaderingen;

kennis op het gebied van en inzicht in verschillende wetenschapstheoretische benaderingen;

kennis op het gebied van en inzicht in een sociaal vraagstuk op het terrein van

multiculturalisme, migratie, integratie of verhoudingen tussen etnische groepen. In staat zijn om sociaal wetenschappelijk onderzoek op bachelorniveau op te zetten, uit te

voeren en hierover schriftelijk te rapporteren; Kennis over methoden en technieken van sociaal wetenschappelijk onderzoek op

bachelorniveau.

Page 7: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

7

2.1.1.2 – CULTURELE ANTROPOLOGIE:

Toelaatbaar tot de opleiding culturele antropologie is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over de volgende kennis, inzicht en vaardigheden op universitair bachelor niveau:

kennis van en inzicht in de theorievorming op het gebied van multiculturalisme en/of cultureel pluralisme in vergelijkend perspectief op het niveau van de majors culturele antropologie, algemene sociale wetenschappen, sociologie, politicologie en het University College Utrecht;

verdiepende kennis en inzicht op het thema multiculturalisme en/of cultureel pluralisme in vergelijkend perspectief, die de student in staat stelt maatschappelijke problemen te analyseren aan de hand van de theoretische kennis;

vaardigheid m.b.t. het verrichten van sociaal wetenschappelijk c.q. antropologisch onderzoek op het niveau van de major culturele antropologie, en de opleidingen algemene sociale wetenschappen, sociologie, politicologie en het University College Utrecht. Bijvoorbeeld blijkend uit een thesis over een onderzoek waarbij de gehele empirische cyclus is doorlopen.

2.1.1.3 – SOCIOLOGIE:

Toelaatbaar tot de opleiding sociologie is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over de volgende kennis, inzicht en vaardigheden op universitair bachelorniveau:

kennis van en inzicht in theorievorming op het gebied van één van de sociaal-wetenschappelijke opleidingen;

competenties met betrekking tot het opzetten en uitvoeren van sociaal-wetenschappelijk onderzoek, het analyseren van onderzoeksgegevens en het

rapporteren over onderzoek.

2.1.1.4 – ONDERWIJSKUNDE:

Toelaatbaar tot de opleiding onderwijskunde is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van een universitaire bachelor- of masteropleiding, die aantoont te beschikken over de volgende kennis, inzicht en vaardigheden:

wetenschappelijk opzetten, uitvoeren, statistisch analyseren van en rapporteren over

onderzoek; ontwikkelen van onderwijs en (bedrijfs)opleiding gebaseerd op leertheoretische principes en

ontwerpmodellen; leiding geven aan innovaties en veranderingstrajecten in organisaties; ontwikkelen van theoretisch gefundeerde assessments; academische kennis van onderwijspsychologie.

2.1.1.5 – PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN:

1. Toelaatbaar tot de opleiding pedagogische wetenschappen is de bezitter van een Nederlands of

een buitenlands diploma van een universitaire bachelor- of masteropleiding, die aantoont te beschikken over de volgende competenties (kennis, inzicht, attitude en vaardigheden) op universitair bachelorniveau: onderzoeksmatige competenties: opzetten, uitvoeren, statistisch analyseren van en

rapporteren over onderzoek;

kennis van methoden en technieken van wetenschappelijk onderzoek in de sociale

wetenschappen op bachelorniveau; kennis van en inzicht op het gebied van opvoedings- en ontwikkelingstheorieën, de

handelingsvelden van de pedagogiek, ontwikkelings-, leer-, en gedragsproblemen van kinderen en jeugdigen, en modellen en methoden van diagnostiek en behandeling van deze problemen op universitair bachelorniveau;

competenties op het gebied van het zoeken, selecteren en verwerken van literatuur,

kritische reflectie op kennisbestanden, en mondelinge en schriftelijke weergave van deze reflectie;

Page 8: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

8

sociaal-communicatieve competenties die nodig zijn om de opleiding met succes te kunnen

voltooien. Dit betreft vooral de communicatieve competenties die vereist zijn om goed te

kunnen functioneren op een stageplaats in de masteropleiding. 2. Voor de onderscheidene programma’s van de opleiding geldt, dat in het kader van het in het eerste lid bepaalde, aan de volgende toelatingsvoorwaarden moet zijn voldaan: programma Jeugdstudies Men is toelaatbaar tot het programma Jeugdstudies indien men aantoont te beschikken over de

volgende competenties: kennis en inzichten op het eindniveau van de universitaire bacheloropleiding op het gebied

van de pedagogiek. programma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken Men is toelaatbaar tot het programma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken indien men

aantoont te beschikken over de volgende competenties: kennis en inzichten op het gebied van opvoedings- en ontwikkelingstheorieën,

belangrijke maatschappelijk-pedagogische vraagstukken in de samenleving en de handelingsvelden van de pedagogiek;

kennis over methoden en strategieën van praktijkontwikkeling (‘Praktijkinnovatie’,

‘Research and development’ of ‘Onderzoek en ontwikkeling – O&O’) en van beleidsprocessen op inleidend bachelorniveau;

academische en analytische competenties: het kunnen opzetten en uitvoeren van en mondeling en schriftelijk rapporteren over een analyse van een maatschappelijk-pedagogisch vraagstuk (kernvragen, achtergronden, overwegingen en oplossingsrichtingen) op bachelorniveau;

communicatieve en overige sociale competenties die vereist zijn om goed te kunnen functioneren op een stageplaats in het werkveld.

programma Orthopedagogiek: Men is toelaatbaar tot het programma Orthopedagogiek indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

kennis over methoden en strategieën van onderzoek bij (a)typische populaties; kennis en inzicht op het gebied van orthopedagogische en daaraan gerelateerde theorieën; academische en analytische competenties: het kunnen opzetten en uitvoeren van en

mondeling en schriftelijk rapporteren over een analyse van een orthopedagogisch vraagstuk (kernvragen, achtergronden, overwegingen en oplossingsrichtingen) op

bachelorniveau; een sociale attitude en communicatieve vaardigheden die nodig zijn om de

beroepsopleiding met succes te kunnen voltooien. Dit betreft vooral de communicatieve competenties die vereist zijn om goed te kunnen functioneren binnen een professioneel team en m.b.t. cliëntsystemen in een bepaald werkveld.

2.1.1.6 – PSYCHOLOGIE:

1. Toelaatbaar tot tenminste één programma binnen de opleiding psychologie is de bezitter van

een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over de volgende kennis, inzicht en vaardigheden op universitair bachelorniveau: basiskennis van de belangrijkste deelgebieden van de psychologie, zoals de functieleer, de

ontwikkelingspsychologie, de klinische en gezondheidspsychologie en de sociale- en organisatiepsychologie;

verdiepende kennis en inzicht op het gebied van een programma binnen de

masteropleiding psychologie, die de student in staat stelt complexe psychologische

theorieën te begrijpen en toe te passen op de typerende problematiek in het betreffende deelgebied van de psychologie;

voldoende kennis van en inzicht in methodologie en statistiek om in de psychologie de literatuur op haar merites te kunnen beoordelen;

voldoende oefening in het verrichten van wetenschappelijk onderzoek om onder supervisie kwantitatief onderzoek uit te kunnen voeren op het gebied van het betreffende programma

van de masteropleiding psychologie, bij voorkeur blijkend uit een thesis over een onderzoek waarbij de gehele empirische cyclus is doorlopen;

voldoende kennis, inzicht en vaardigheden om op het gebied van het betreffende programma van de masteropleiding een praktijk- of onderzoeksstage te kunnen volgen.

Page 9: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

9

2. Voor de onderscheidene programma’s van de opleiding geldt, dat in het kader van het in het

eerste lid bepaalde, aan de volgende toelatingsvoorwaarden moet zijn voldaan:

programma Arbeids- en organisatiepsychologie: Men is toelaatbaar tot programma Arbeids- en organisatiepsychologie indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

Kennis en inzicht op het eindniveau van de universitaire bacheloropleiding op het gebied van de arbeids- en organisatiepsychologie;

Kennis en inzicht op het eindniveau van de universitaire bacheloropleiding op het gebied van de personeelspsychologie;

Gespreks- en communicatievaardigheden. programma Jeugdstudies: Men is toelaatbaar tot programma Jeugdstudies indien men aantoont te beschikken over de

volgende competenties: Kennis en inzicht op het eindniveau van de universitaire bacheloropleiding op het gebied

van de adolescentiepsychologie. programma Kinder- en jeugdpsychologie:

Men is toelaatbaar tot programma Kinder- en jeugdpsychologie indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

Kennis en inzicht op het eindniveau van de universitaire bacheloropleiding op het gebied van cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling;

Kennis en inzicht op het eindniveau van de universitaire bacheloropleiding op het gebied van de ontwikkelingspsychopathologie;

Kennis en vaardigheden op het niveau van de universitaire bacheloropleiding psychologie op het gebied van de Diagnostiek bij kinderen en jeugdigen.

programma Klinische en gezondheidspsychologie: Men is toelaatbaar tot programma Klinische en gezondheidspsychologie indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

Kennis en inzicht op het eindniveau van de universitaire bacheloropleiding op het gebied van psychopathologie;

Vaardigheden op het niveau van de universitaire bacheloropleiding psychologie op het

gebied van de Psychodiagnostiek bij volwassenen; Blijk geven van een professionele houding die in overeenstemming is met wat gangbaar is

in het beroepsveld, bij voorkeur blijkend uit gespreks- en communicatievaardigheden op universitair niveau.

programma Neuropsychologie: Men is toelaatbaar tot programma Neuropsychologie indien men aantoont te beschikken over de

volgende competenties: Kennis en inzicht op het eindniveau van de universitaire bacheloropleiding op het gebied

van de klinische neuropsychologie; Vaardigheden op het niveau van de universitaire bacheloropleiding psychologie op het

gebied van de Neuropsychologische diagnostiek; Gespreks- en communicatievaardigheden.

programma Sociale psychologie: Men is toelaatbaar tot programma Sociale psychologie indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

Kennis en inzicht op het eindniveau van de universitaire bacheloropleiding op het gebied van de sociale cognities en attituden;

Kennis en inzicht op het eindniveau van de universitaire bacheloropleiding op het gebied

van interpersoonlijke processen en groepsprocessen. programma Toegepaste cognitieve psychologie: Men is toelaatbaar tot programma Toegepaste cognitieve psychologie indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

Affiniteit met gebieden als cognitie, ergonomie en/of ontwerpen; Vaardigheden op het niveau van de universitaire bacheloropleiding op het gebied van het

meten van menselijk gedrag.

Page 10: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

10

2.1.2 – Selectie.

Selectie van de toelaatbare studenten geschiedt op basis van een oordeel over de volgende kerncompetenties van belangstellenden: a) motivatie en talent;

b) niveau van de relevante kennis en van de beheersing van methoden & technieken uit het

betreffende vakgebied;

c) algemeen academisch denk- en werkniveau;

d) beheersing van de in het programma gehanteerde taal of talen.

art. 2.2 – Taaleis bij buitenlands diploma De bezitter van een buitenlands diploma kan zich pas inschrijven: a. nadat voldaan is aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal door het met

goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma 2 dan wel

het certificaat Nederlands als Vreemde Taal, ‘Profiel Academische Taalvaardigheid’ (PAT) of ‘Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs’ (PTHO) en

b. nadat is aangetoond dat voldaan is aan de eis van voldoende beheersing van de Engelse taal. Deficiënties in de vooropleiding in Engels worden voor aanvang van de opleiding vervuld door het afleggen van één van de volgende toetsen: - IELTS (International English Language Testing System), academic module. De minimum

vereiste IELTS score (overall band) moet zijn: 6,5 met tenminste 6,0 voor het onderdeel ‘writing’;

- TOEFL (Test Of English as a Foreign Language). De minimum vereiste score is 93 (internet-bases test);

- Cambridge EFL (English as a Foreign Language) Examinations, met een van de volgende certificaten: Cambridge Certificate in Advanced English; minimum score: B;

Cambridge Certificate of Proficiency in English, minimum score: C.

art. 2.3 – toelatingsprocedure

1. De toelating tot de opleiding en de onderscheiden programma’s is opgedragen aan de

toelatingscommissie van de opleiding. 2. Met het oog op de toelating tot de opleiding en het programma onderzoekt de

toelatingscommissie:

de in art. 2.1.1 genoemde kennis, het inzicht en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis, inzicht en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit;

de in artikel 2.1.2 genoemde kerncompetenties van de kandidaat; of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de gestelde voorwaarden.

3. Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats. In afwijking hiervan vindt het

toelatingsonderzoek voor de programma’s Algemene sociale wetenschappen: Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie, Algemene sociale wetenschappen: Multiculturalisme in vergelijkend perspectief, Culturele antropologie: Multiculturalisme in vergelijkend perspectief en Sociologie: Vraagstukken van beleid en organisatie één keer per jaar plaats.

4. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding en een bepaald programma wordt voor 1 april (voor alle programma’s) respectievelijk 15 oktober (uitsluitend voor de programma’s die

twee maal per jaar starten) ingediend bij de toelatingscommissie 2. De deadline van 1 april zal,

indien er voldoende capaciteit binnen het masterprogramma is, verlengd worden naar 1 juni. Dit ter beoordeling aan de mastercoördinator.

5. De toelatingscommissie beslist voor 15 mei respectievelijk 1 december op het verzoek. Indien de deadline van 1 april verlengd wordt naar 1 juni, dan besluit de toelatingscommissie voor 15 juli. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in art. 2.1 bedoelde eisen t.a.v. kennis en

vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen.

2 Voor het aantal startmomenten van de programma’s zie art. 3.5.

Page 11: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

11

6. De kandidaat ontvangt een schriftelijk bewijsstuk van de toelatings- c.q. afwijzingsbeslissing

tot de opleiding en een bepaald programma. Hierin wordt gewezen op de beroepsmogelijkheid

bij het College van beroep voor de examens.

art. 2.4 – speciale instroomtrajecten masterprogramma’s Voor de bezitter van een universitair bachelordiploma: Op schriftelijke aanvraag van de bezitter van een bachelordiploma van een Nederlandse universiteit die niet aan de toelatingseisen genoemd in art. 2.1 voldoet, beslist de toelatingscommissie van de masteropleiding of met een op het masterprogramma toegesneden traject aan de toelatingseisen voldaan kan worden.

Voor de bezitter van een HBO-einddiploma: 1. De in de bijlage onder 1 vermelde HBO-einddiploma’s geven toegang tot het daar opgenomen

pre-mastertraject van 30 studiepunten voor HBO-gediplomeerden, mits voorafgaand het bijbehorende selectietraject van 22,5 studiepunten is afgerond.

2. Een verzoek te worden toegelaten tot het pre-mastertraject voor HBO-gediplomeerden wordt voor 31 december ingediend bij de toelatingscommissie.

Geldigheidsduur onderdelen van het selectietraject en het pre-mastertraject: De geldigheid van een onderdeel van het selectietraject en het pre-mastertraject voor HBO-gediplomeerden vervalt, indien selectietraject en pre-mastertraject samen niet binnen twee jaren zijn afgerond. Na het verstrijken van deze periode of bij kwalitatief of kwantitatief onvoldoende

deelname kan de Board of Studies van de Graduate School de student uitsluiten van verdere deelname aan het selectietraject en het pre-mastertraject voor HBO-gediplomeerden.

Afbouw pre-mastertraject van het collegejaar 2012-2013 en eerder: 1. Studenten die het pre-mastertraject ‘oude stijl’ niet hebben afgerond, stappen over naar het

nieuwe programma, dat bestaat uit een selectietraject van 22,5 stp en een pre-mastertraject

van 30 stp. 2. In afwijking van het in het vorige lid bepaalde krijgen studenten die in het collegejaar 2012-

2013 of eerder begonnen zijn met het deeltijd pre-mastertraject Onderwijskunde van 60 stp tot en met het collegejaar 2015-2016 de gelegenheid om dat pre-mastertraject af te ronden. Studenten die op 1 september 2016 het pre-mastertraject deeltijd Onderwijskunde ‘oude stijl’ niet hebben afgerond, stappen over naar het nieuwe programma, dat bestaat uit een

selectietraject van 22,5 stp en een pre-mastertraject van 30 stp.

Page 12: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

12

PARAGRAAF 3 – INHOUD EN INRICHTING VAN DE OPLEIDING

art. 3.1 – doel van de opleiding De doelen van de opleidingen zijn beschreven in deel 2 van deze regeling.

art. 3.2 – vorm van de opleiding De opleidingen Algemene sociale wetenschappen, Culturele antropologie, Sociologie, Pedagogische wetenschappen en Psychologie worden voltijds verzorgd. De opleiding Onderwijskunde wordt zowel voltijds als in deeltijd verzorgd.

art. 3.3 – taal waarin de opleiding wordt verzorgd 1. De opleidingen worden in het Nederlands verzorgd. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kunnen een of meer onderdelen van de

opleidingen in het Engels worden verzorgd. Daarbij is de gedragscode Taal van de Universiteit

Utrecht van toepassing.

art. 3.4 – studielast

De opleidingen hebben een studielast van 60 studiepunten.

art. 3.5 – programma’s en startmomenten 3.5.1 – ALGEMENE SOCIALE WETENSCHAPPEN:

De opleiding Algemene sociale wetenschappen kent de volgende programma’s: a. Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie; b. Jeugdstudies;

c. Multiculturalisme in vergelijkend perspectief. De programma’s Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie en Multiculturalisme in vergelijkend

perspectief starten één maal per jaar per 1 september. Het programma Jeugdstudies start twee keer per jaar: per 1 september en per 1 februari.

3.5.2 – CULTURELE ANTROPOLOGIE:

De opleiding Culturele antropologie kent één programma: Multiculturalisme in vergelijkend perspectief.

Het programma start één maal per jaar per 1 september.

3.5.3 – SOCIOLOGIE:

De opleiding Sociologie kent één programma: Vraagstukken van beleid en organisatie, dat voorbereidt op beroepsuitoefening als beleidsonderzoeker/beleidsadviseur. Het programma start één maal per jaar per 1 september.

3.5.4 – ONDERWIJSKUNDE:

De opleiding Onderwijskunde kent één programma: Onderwijskundig Ontwerp en Advisering dat voorbereidt op de wetenschappelijke beroepsuitoefening als onderwijskundige op het gebied van ontwerp van leermiddelen, onderwijskundig advisering en professionalisering en ontwikkelen en bepalen van competenties. Het programma start twee keer per jaar: per 1 september en per 1 februari.

Page 13: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

13

3.5.5 – PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN:

De opleiding Pedagogische wetenschappen kent de volgende programma’s: a. het programma Jeugdstudies. b. het programma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken dat voorbereidt op de

wetenschappelijke beroepsuitoefening als adviseur, onderzoeker of beleidsmedewerker op het gebied van pedagogisch kwaliteitsbeleid van maatschappelijke voorzieningen en de aanpak van maatschappelijke opvoedingsvraagstukken in de samenleving.

c. het programma Orthopedagogiek dat voorbereidt op de wetenschappelijke beroepsuitoefening als orthopedagoog in de werkvelden jeugdzorg, forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek, leerlingenzorg, of gehandicaptenzorg en kinderrevalidatie, zowel op het gebied van hulpverlening als praktijkontwikkeling en beleid.

De programma’s starten twee keer per jaar: per 1 september en per 1 februari.

3.5.6 – PSYCHOLOGIE:

De opleiding kent de volgende programma’s: a. Arbeids- en organisatiepsychologie;

b. Jeugdstudies; c. Kinder- en jeugdpsychologie 3;

d. Klinische en gezondheidspsychologie; e. Neuropsychologie; f. Sociale psychologie; g. Toegepaste cognitieve psychologie. De programma’s starten twee keer per jaar: per 1 september en per 1 februari 4.

art. 3.6 – samenstelling programma’s 1. De onderscheiden programma’s omvatten de in bijlage 2 vermelde onderdelen met de daarbij

vermelde studielast; 2. In de Universitaire Onderwijscatalogus/cursushandleiding worden de inhoud en de

onderwijsvorm van de onderdelen van de onderscheiden programma’s nader omschreven,

onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met

goed gevolg te kunnen deelnemen.

Met een variant Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek4 De programma’s van de masteropleiding psychologie hebben twee startmomenten. Voor de start in februari geldt dat studenten halverwege het masterprogramma instromen. Het komt er dan meestal op neer dat eerst begonnen wordt met individuele onderdelen en dat het cursorisch onderwijs in het eerste semester van het volgende collegejaar wordt gevolgd.

Page 14: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

14

PARAGRAAF 4 – ONDERWIJS

art. 4.1 – cursus Alle cursussen die deel uit kunnen maken van de opleiding zijn opgenomen in de Universitaire Onderwijscatalogus.

art. 4.2 – voorkennis cursussen In de Universitaire Onderwijscatalogus/cursushandleiding wordt bij elke cursus aangegeven welke voorkennis gewenst is om daaraan met goed gevolg te kunnen deelnemen.

art. 4.3 – ingangseisen cursussen Aan de volgende onderdelen kan pas worden deelgenomen nadat voor de daarbij vermelde cursussen een voldoende is behaald. Op gemotiveerde verzoeken om ontheffing van de

ingangseisen beslist de mastercoördinator.

4.3.1 – ALGEMENE SOCIALE WETENSCHAPPEN: programma Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie − Nieuwe Sociale Risico’s in Europa en Evaluatie van Sociaal Beleid na behalen van één van de

volgende onderdelen: • Van Bescherming naar Sociale Investering of • Onderzoeksstrategieën voor Sociaal Beleid;

− Master Thesis Design na behalen van: • Van Bescherming naar Sociale Investering of Onderzoeksstrategieën voor Sociaal Beleid, en • Nieuwe Sociale Risico’s in Europa of Evaluatie van Sociaal Beleid;

− Master Thesis Arbeid, Zorg en Welzijn na behalen van de volgende onderdelen:

• Van Bescherming naar Sociale Investering of Onderzoeksstrategieën voor Sociaal Beleid, en • Nieuwe Sociale Risico’s in Europa of Evaluatie van Sociaal Beleid, en • Master Thesis Design.

programma Multiculturalisme in vergelijkend perspectief Masterproject Multiculturalisme in vergelijkend perspectief: na behalen van:

Modernisering en mondialisering in historisch perspectief en Politics of multiculturalism: citizenship, state and pluralism in comparative perspective en Etnisch-culturele diversiteit in westerse samenlevingen en Methodologie en onderzoeksopzet.

4.3.2 – CULTURELE ANTROPOLOGIE:

programma Multiculturalisme in vergelijkend perspectief

Masterthesis: onderzoek CA en Masterthesis: rapportage CA: na behalen van: Modernisering en mondialisering in historisch perspectief en

Politics of multiculturalism: citizenship, state and pluralism in comparative perspective en Multiculturalisme en de ‘nieuwe wereldorde’ en

Masterthesis: methodologie en onderzoeksopzet CA.

Page 15: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

15

4.3.3 – SOCIOLOGIE:

programma Vraagstukken van beleid en organisatie

Masterthesis en Masterstage & arbeidsmarktoriëntatie: na het behalen van één van de twee

volgende cursussen: Beleid: van probleem naar onderzoek Organisaties: theorie en onderzoek én twee van de vier hieronder genoemde cursussen:

Beleid en organisaties in de zorg Sociale ongelijkheid en beleid: bedoelde en onbedoelde gevolgen Integratie van etnische minderheden: tussen onderzoek en beleid Buurten: problemen en hun aanpak.

4.3.4 – ONDERWIJSKUNDE:

programma Onderwijskundig ontwerp en advisering

Masterstage: na behalen van: kerncursus Learning in organizations of kerncursus Instructional design and evaluation

Masterthesis: na behalen van: kerncursus Learning in organizations of kerncursus Instructional design and evaluation

Verdiepingsthema’s Assessment: ontwikkelen, valideren en gebruiken, en Pedagogisch-didactische vormgeving van beroepsonderwijs, en Assessment van competenties van docenten, en Implementatie en evaluatie van leerarrangementen, en Management en HRD in het regulier onderwijs, en Leren door discussie en argumentatie, en Ontwerpbenaderingen en tools, en

Ontwikkelen en implementeren van competentiegericht onderwijzen en opleiden, en HRD en lerende organisaties: na behalen van: kerncursus Learning in organizations of kerncursus Instructional design and evaluation.

art. 4.4 – inschrijving voor cursussen Aan een cursus kan pas worden deelgenomen nadat de student zich tijdig daarvoor heeft inschreven 5.

art. 4.5 – aanwezigheids- en inspanningsverplichting

1. Voor elke student is actieve deelname aan de cursus waarvoor hij staat ingeschreven verplicht.

2. Naast de algemene eis dat de student actief participeert in het onderwijs, worden de aanvullende eisen per onderdeel in de Universitaire Onderwijscatalogus/cursushandleiding omschreven.

3. Bij een kwalitatief of kwantitatief onvoldoende deelname kan de cursuscoördinator de student

uitsluiten van verdere deelname aan de cursus of een gedeelte daarvan.

art. 4.6 – deelname aan cursussen

Een onderdeel waarvoor een voldoende is behaald, mag niet opnieuw gevolgd worden.

Alleen van toepassing indien de student niet automatisch voor de cursus wordt ingeschreven.

Page 16: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

16

art. 4.7 - plaatsvinden cursussen

Alle in de Universitaire Onderwijscatalogus vermelde cursussen dienen doorgang te vinden. Bij een inschrijving van minder dan tien studenten kan de cursuscoördinator in overleg met de mastercoördinator en de studenten het onderwijs in een andere werk- en beoordelingsvorm aanbieden, dan wel een vervangende cursus aanbieden.

Page 17: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

17

PARAGRAAF 5 – TOETSING

art. 5.1 – algemeen 1. Tijdens de cursus wordt de student op academische vorming getoetst en wordt getoetst of de

student in voldoende mate de gestelde leerdoelen bereikt. De toetsing van de student is afgerond bij het einde van de cursus.

2. In de Universitaire Onderwijscatalogus/cursushandleiding staat beschreven aan welke

prestaties de student moet voldoen om de cursus met succes af te ronden en wat de criteria zijn waarop de student beoordeeld wordt.

3. In het ‘Reglement examencommissie’ staat de gang van zaken bij toetsing beschreven. 4. Toetsing vindt niet plaats in de maand augustus.

art. 5.2 – examencommissie 1. De decaan stelt voor elke opleiding of groep van opleidingen een examencommissie in en

draagt er zorg voor dat het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie voldoende wordt gewaarborgd.

2. De decaan benoemt de voorzitter en de leden van de examencommissie voor een termijn van

drie jaar op basis van hun deskundigheid op het terrein van de betreffende opleiding(en) of het terrein van toetsing. Herbenoeming is mogelijk. Alvorens tot benoeming over te gaan, hoort de decaan de leden van de desbetreffende examencommissie.

3. Als lid of voorzitter van de examencommissie kan niet benoemd worden diegene die een managementfunctie met financiële verantwoordelijkheid bekleedt of (deel)verantwoordelijkheid voor een onderwijsprogramma heeft. Hieronder worden in ieder geval verstaan: de decaan, vice-decaan, directeur/hoofd/manager van een departement, lid van een departementaal

management/bestuursteam, directeur/hoofd/manager van een afdeling, lid van een afdelings- management/bestuursteam, lid/voorzitter van de board of studies van de Graduate School of Undergraduate School en de onderwijsdirecteur.

4. Het lidmaatschap van de examencommissie eindigt bij het verstrijken van de benoemingstermijn. Voorts wordt aan de voorzitter en de leden door de decaan op eigen verzoek ontslag verleend. De voorzitter en de leden worden door de decaan ontslagen, indien

zij niet meer voldoen aan de vereisten genoemd in lid 2 of lid 3 van dit artikel. Voorts kan de

decaan de voorzitter en de leden ontslaan indien is gebleken dat zij de wettelijke taken onvoldoende uitvoeren.

5. De decaan maakt de samenstelling van de examencommissie(s) aan de studenten en docenten bekend.

art. 5.3 – toetsing stage of onderzoekopdracht 1. De toetsing van een stage wordt verricht door de desbetreffende begeleider en één of meer

andere interne en/of externe deskundigen.

2. De masterthesis/het masteronderzoek wordt door twee docenten beoordeeld.

Page 18: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

18

art. 5.4 – cijfers en alfanumerieke resultaten

1. Cijfers worden gegeven op een schaal van 1 tot en met 10. De eindbeoordeling van een cursus is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager. onvoldoenden t/m 4,99 worden niet afgerond 5,00 t/m 5,49 = 5

voldoenden worden in hele of halve cijfers uitgedrukt.

De afronding geschiedt als volgt.

Onvoldoende:

0,00 - 4,99 wordt niet afgerond 5,00 – 5,49 = 5

Voldoende:

5,50 – 6,24 = 6 6,25 - 6,74 = 6½

6,75 - 7,24 = 7 7,25 - 7,74 = 7½

7,75 - 8,24 = 8 8,25 - 8,74 = 8½ 8,75 - 9,24 = 9 9,25 - 9,74 = 9½ 9,75 - 10 = 10

Als een volgende decimaal op 5 of hoger uitkomt, dan wordt naar boven afgerond; als een volgende decimaal op 4 of lager uitkomt, dan wordt naar beneden afgerond.

2. Alfanumerieke resultaten kunnen in de volgende gevallen worden toegekend: ONV (onvoldoende) of NVD (niet voldaan): de student heeft niet aan alle toetsonderdelen

deelgenomen of voldaan; V (voldaan/voldoende): de student heeft voldaan aan een onderdeel, maar ontvangt

hiervoor geen cijfer; VR (vrijstelling): de student heeft voor een onderdeel een vrijstelling ontvangen; FR (fraude): de examencommissie heeft bij een onderdeel fraude geconstateerd.

art. 5.5 – reparatie: aanvullende of vervangende toets Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen tijdens de cursus heeft voldaan en hem niettemin geen voldoende is toegekend, maar wel het eindcijfer van ten minste een niet afgeronde 4,0, wordt hij eenmaal in de gelegenheid gesteld een aanvullende of een vervangende toets af te

leggen.

art. 5.6 – toetsvorm

1. Toetsing binnen een cursus vindt plaats op de wijze als vermeld in de Universitaire Onderwijscatalogus/cursushandleiding 6.

2. Op verzoek kan de examencommissie toestaan dat een toets op een andere wijze dan krachtens het eerste lid is bepaald, wordt afgelegd.

Toetsing vindt plaats zoals vermeld in de Universitaire Onderwijscatalogus. De beschrijving in de

cursushandleiding kan uitgebreider zijn, maar mag niet in strijd zijn met wat in de Universitaire Onderwijscatalogus vermeld staat.

Page 19: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

19

art. 5.7 – mondelinge toetsen

1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getoetst, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald.

2. Het mondeling afnemen van een toets is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student

daartegen bezwaar heeft gemaakt.

art. 5.8 – toetsvoorziening bijzondere gevallen

1. Indien het niet verlenen van een individuele toetsvoorziening zou leiden tot een ‘bijzonder

geval van onbillijkheid van overwegende aard’ kan de mastercoördinator besluiten een toetsvoorziening toe te kennen.

2. Verzoeken om een bijzondere toetsvoorziening moeten zo snel mogelijk met bewijsstukken worden ingediend bij de mastercoördinator.

art. 5.9 – termijn beoordeling 1. Het resultaat van de mondelinge toets wordt binnen 24 uur bepaald en bekend gemaakt aan de

student. 2. De examinator zorgt dat de uitslag van een schriftelijk of op andere wijze afgenomen toets

binnen 10 werkdagen na de dag waarop deze is afgenomen via OSIRIS-student ter beschikking van de student is gesteld.

3. Daarbij wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in art. 5.11 en op de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens.

art. 5.10 – geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen en vrijstellingen is acht jaar. In afwijking hiervan

kan de examencommissie in geval van bijzondere omstandigheden, op verzoek van de student, voor een onderdeel een verlengde geldigheidsduur bepalen.

2. Deeltoetsen en opdrachten die behaald zijn binnen een onderdeel dat niet met goed gevolg is

afgelegd, vervallen na het studiejaar waarin zij zijn behaald.

3. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde vervalt de geldigheid van een onderdeel van het selectietraject en het pre-mastertraject voor HBO-gediplomeerden, indien selectietraject en pre-mastertraject samen niet binnen twee jaren zijn afgerond. Voor studenten van het selectietraject en het pre-mastertraject deeltijd Onderwijskunde geldt een termijn van vier jaren. Na het verstrijken van deze periode of bij kwalitatief of kwantitatief onvoldoende deelname kan de Board of Studies van de Graduate School de student uitsluiten van verdere

deelname aan het selectietraject en het pre-mastertraject voor HBO-gediplomeerden.

art. 5.11 – inzagerecht 7 1. Gedurende tenminste dertig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijke

toets krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk.

2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van de desbetreffende toets, alsmede zo mogelijk van de normen aan de

hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.

Het recht op nabespreking is geregeld in art. 11 van het Reglement Examencommissie.

Page 20: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

20

art. 5.12 – bewaartermijn toetsen

1. De opgaven, uitwerkingen en het beoordeelde werk van de schriftelijke toetsen worden in papieren of digitale vorm gedurende twee jaar na de beoordeling bewaard.

2. Het afstudeerwerk en de beoordeling daarvan worden in papieren of digitale vorm gedurende zeven jaar na de beoordeling bewaard.

art. 5.13 – vrijstelling De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator,

vrijstelling verlenen van een onderdeel van het programma, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere

beroepsopleiding voorafgaand aan de start van de masteropleiding heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te

beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel.

art. 5.14 – fraude en plagiaat

1. Onder fraude en plagiaat wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor

een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. Onder fraude valt onder meer: - tijdens het tentamen spieken. Degene die gelegenheid biedt tot spieken is medeplichtig aan

fraude; - tijdens het tentamen in het bezit te zijn van hulpmiddelen (voorgeprogrammeerde

rekenmachine, mobiele telefoon, boeken, syllabi, aantekeningen etc), waarvan de

raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan; - door anderen laten maken van (delen van) een studieopdracht; - zich voor de datum of het tijdstip waarop het tentamen zal plaatsvinden, in het bezit te

stellen van de vragen of opgaven van het desbetreffende tentamen; - fingeren van enquête- of interviewantwoorden of onderzoekgegevens; Van plagiaat is sprake bij het in een scriptie of ander werkstuk gegevens of tekstgedeelten

(van anderen) overnemen zonder bronvermelding. Onder plagiaat valt onder meer:

- het knippen en plakken van tekst van digitale bronnen zoals encyclopedieën of digitale tijdschriften zonder aanhalingstekens en verwijzing;

- het knippen en plakken van teksten van het internet zonder aanhalingstekens en verwijzing;

- het overnemen van gedrukt materiaal zoals boeken, tijdschriften of encyclopedieën zonder aanhalingstekens en verwijzing;

- het opnemen van een vertaling van bovengenoemde teksten zonder aanhalingstekens en verwijzing;

- het parafraseren van bovengenoemde teksten zonder (deugdelijke) verwijzing: parafrasen moeten als zodanig gemarkeerd zijn (door de tekst uitdrukkelijk te verbinden met de oorspronkelijke auteur in tekst of noot), zodat niet de indruk wordt gewekt dat het gaat om eigen gedachtegoed van de student;

- het overnemen van beeld-, geluids- of testmateriaal van anderen zonder verwijzing en

zodoende laten doorgaan voor eigen werk; - het zonder bronvermelding opnieuw inleveren van eerder door de student gemaakt eigen

werk en dit laten doorgaan voor in het kader van de cursus vervaardigd oorspronkelijk werk, tenzij dit in de cursus of door de docent uitdrukkelijk is toegestaan;

- het overnemen van werk van andere studenten en dit laten doorgaan voor eigen werk.

Indien dit gebeurt met toestemming van de andere student is de laatste medeplichtig aan

plagiaat; - ook wanneer in een gezamenlijk werkstuk door een van de auteurs plagiaat wordt

gepleegd, zijn de andere auteurs medeplichtig aan plagiaat, indien zij hadden kunnen of moeten weten dat de ander plagiaat pleegde;

- het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling (zoals een internetsite met uittreksels of papers) of die tegen betaling door iemand anders zijn geschreven.

2. a. Wanneer fraude wordt geconstateerd of vermoed, deelt de examinator dit schriftelijk of per emailbericht mee aan de examencommissie.

Page 21: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

21

b. Wanneer de examinator plagiaat constateert of vermoedt deelt hij dit schriftelijk of per

emailbericht mee aan de student en de examencommissie. De examencommissie stelt de

student in de gelegenheid schriftelijk daarop te reageren. c. De examencommissie stelt de examinandus in de gelegenheid te worden gehoord.

3. De examencommissie stelt vast of er sprake is van (medeplichtigheid aan) fraude of plagiaat en deelt de examinandus schriftelijk haar besluit en de sancties conform het bepaalde in het vierde lid mede, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens.

4. Fraude en plagiaat of medeplichtigheid daaraan wordt door de examencommissie als volgt bestraft: a. In ieder geval:

ongeldig verklaren van het ingeleverde werkstuk of tentamen; berisping, die aangetekend wordt in OSIRIS; het niet meer in aanmerking komen voor een positief judicium (cum laude) als bedoeld

in art. 6.2. b. En eventueel voorts, afhankelijk van aard en omvang van de fraude of plagiaat, en van de

studiefase van de examinandus, één of meer van de volgende sancties: verwijderen uit de cursus; uitsluiting van deelname aan tentamens of andere vormen van toetsing die behoren bij

het betreffende onderwijsonderdeel voor het lopende academisch jaar, dan wel voor een periode van 12 maanden;

volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens of andere vormen van toetsing voor een periode van 12 maanden.

c. Indien de student reeds eerder een berisping heeft gekregen: volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens of andere vormen van toetsing voor een periode van 12 maanden en het advies de opleiding te verlaten.

d. Bij zeer ernstige en/of herhaalde fraude kan de examencommissie het college van bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief te beëindigen.

Page 22: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

22

PARAGRAAF 6 – EXAMEN

art. 6.1 – examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast en reikt het getuigschrift als

bedoeld in art. 6.4 uit, zodra de student aan de eisen van het examenprogramma heeft voldaan.

2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen, kan de examencommissie zelf een

onderzoek instellen naar de kennis van de student m.b.t. een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende toetsen haar daartoe aanleiding geven.

3. Beoordeling van het examendossier maakt deel uit van het afsluitend examen. Als datum voor het examen geldt de laatste werkdag van de maand waarin de examencommissie heeft vastgesteld, dat de student aan de eisen van het examenprogramma heeft voldaan.

4. Voor het behalen van het examen geldt als voorwaarde dat voor alle onderdelen een voldoende is behaald.

5. Voor het behalen van het examen en de afgifte van het getuigschrift geldt tevens als voorwaarde dat de student ingeschreven was voor de opleiding in de periode dat de toetsen

zijn afgelegd. Ingeval de student niet aan deze voorwaarde voldoet, kan het college van bestuur een verklaring van geen bezwaar afgeven met betrekking tot het behalen van het examen en de afgifte van het getuigschrift nadat de student de verschuldigde collegegelden en

administratiekosten voor de 'ontbrekende' perioden heeft betaald. 6. Degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd en aanspraak heeft op uitreiking van

een getuigschrift, kan de examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan. Dit verzoek moet worden ingediend binnen twee weken nadat de student op de hoogte is gebracht van de uitslag van het examen. Bij dit verzoek geeft de student aan wanneer hij het getuigschrift wil ontvangen. De examencommissie willigt het verzoek in het studiejaar 2014-2015 in ieder geval in wanneer de student:

een bestuursfunctie gaat vervullen waarvoor een bestuursbeurs van de Universiteit Utrecht

beschikbaar is;

een stage of onderdeel in het buitenland gaat volgen.

De examencommissie kan het verzoek tevens inwilligen indien het niet inwilligen van het

verzoek zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard vanwege de omstandigheid dat

betrokkene in de studieplanning geen rekening heeft kunnen houden met het automatisch

afstuderen.

art. 6.2 – judicium cum laude Aan de uitslag van het masterexamen kan het predicaat “cum laude” worden verbonden indien de

student heeft voldaan aan de volgende eisen: een gewogen gemiddelde van ten minste een niet afgeronde 8,0 waarbij de weging geschiedt

op basis van studiepunten; het gewogen gemiddelde wordt berekend over de eindcijfers van de onderdelen; geen enkel onderdeel mag beoordeeld zijn met minder dan 7,0 in de OSIRIS-registratie; de masterthesis 8 dient in één keer met ten minste 8,0 beoordeeld te zijn;

de stage, indien van toepassing, dient in één keer met ten minste 8,0 beoordeeld te zijn; het masterexamen is binnen één jaar behaald. Studenten van de deeltijdopleiding

onderwijskunde moeten het examen binnen twee jaar behaald hebben. Vrijstellingen tellen niet mee. Indien de student onderdelen heeft voltooid bij andere opleidingen, waaronder buitenlandse, dan tellen deze mee bij de bepaling van een cum laude, mits deze onderdelen van tevoren zijn

goedgekeurd door de examencommissie.

De student van wie door de examencommissie is vastgesteld dat hij fraude heeft gepleegd, komt niet in aanmerking voor het judicium cum laude. In die gevallen waarin de regeling niet voorziet beslist de examencommissie.

Als de masterthesis uit meerdere onderwijsonderdelen bestaat, dan moet het gewogen gemiddelde van al

deze onderwijsonderdelen minimaal een niet afgeronde 8,0 zijn. De weging geschiedt op basis van studiepunten.

Page 23: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

23

art. 6.3 – graad

1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Science” verleend.

2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.

art. 6.4 – getuigschrift 1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd wordt door de examencommissie een

getuigschrift uitgereikt. Per opleiding wordt één getuigschrift uitgereikt, ook al rondt een student meerdere programma’s af.

2. De examencommissie voegt aan dit getuigschrift het Internationaal Diploma Supplement (IDS) toe, waarmee (internationaal) inzicht wordt verschaft in de aard en inhoud van de afgeronde opleiding.

art. 6.5 – final Grade Point Average (final GPA)

1. Voor studenten die per september 2007 of later hun masteropleiding zijn aangevangen is op het Internationaal Diploma Supplement het final Grade Point Average vermeld om de academische prestaties van een student weer te geven.

2. Het final GPA is het gemiddelde cijfer van de cursusresultaten die zijn behaald binnen het examenprogramma van de opleiding, gewogen naar studiepunten en uitgedrukt op een schaal

van 1 tot en met 4 met twee decimalen. 3. De berekening van het final GPA gaat als volgt:

alle geldende cursusresultaten behaald in het examenprogramma van de masteropleiding worden omgerekend naar quality points;

quality points zijn het geldend cursusresultaat x aantal studiepunten van het betreffende onderdeel;

het totaal aantal behaalde quality points gedeeld door het totaal aantal behaalde

studiepunten geeft het gemiddeld cursusresultaat; het gemiddeld cursusresultaat wordt omgezet in het final GPA.

Page 24: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

24

PARAGRAAF 7 – STUDIEBEGELEIDING

art. 7.1 – studievoortgangsadministratie De faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten en stelt deze via

Osiris-student ter beschikking. Bij het Studiepunt van de faculteit kan een gewaarmerkt studievoortgangsdossier worden

verkregen.

art. 7.2 – studiebegeleiding 1. De faculteit draagt zorg voor de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn

ingeschreven.

2. De studiebegeleiding omvat: toewijzing van een tutor; het bieden van verwijzing en hulp bij door studenten ervaren moeilijkheden tijdens de studie.

art. 7.3 – handicap Aan de student met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden het onderwijs te volgen en de toetsen af te leggen op de wijze zoals vastgelegd in zijn Contract onderwijsvoorzieningen. Verzoeken om een studiecontract af te sluiten worden ingediend bij de studieadviseur.

Page 25: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

25

PARAGRAAF 8 – OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

art. 8.1 – vangnetregeling In die gevallen waarin deze Onderwijs- en examenregeling niet voorziet, niet duidelijk voorziet of tot kennelijke onredelijke uitkomsten leidt, wordt door of namens de decaan beslist, na de examencommissie te hebben gehoord.

art. 8.2 – overgangsregelingen De overgangsregelingen zijn opgenomen in bijlage 3.

art. 8.3 – wijziging

1. Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan, gehoord de opleidingscommissie en na overleg met de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld.

2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.

3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige andere beslissing, die krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student.

art. 8.4 – bekendmaking De decaan draagt zorg voor bekendmaking van deze regeling, alsmede van elke wijziging via internet.

art. 8.5 – inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2014.

Page 26: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

26

Deel 2

DOEL VAN DE OPLEIDING

Page 27: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

27

ALGEMENE SOCIALE WETENSCHAPPEN:

programma Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie

Met het programma wordt beoogd: Het programma heeft als doel het opleiden van deskundigen die: kennis hebben van de mogelijkheden van interventies in en beleid ten aanzien van arbeid, zorg

en welzijn vanuit een interdisciplinair sociaal-wetenschappelijk perspectief;

praktijk- en beleidsgericht onderzoek naar vraagstukken van arbeid,zorg en welzijn kunnen verrichten en beoordelen. Zij beschikken daartoe over de wetenschappelijke en professionele vaardigheden om beleids- en interventieprocessen te onderzoeken, te implementeren, te sturen, te evalueren en daarover met deskundigen en een groot publiek te communiceren.

Het programma beoogt dat studenten: beschikken over inhoudelijke en domeinspecifieke kennis op de domeinen arbeid, welzijn, zorg,

gezin en hulpverlening alsmede inzichten en vaardigheid ten behoeve van beleids- en interventieonderzoek en de implementatie van interventie en beleid;

zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze hedendaagse sociale vraagstukken en sociale beleids- en interventiepraktijken leren analyseren en evalueren en daarover leren rapporteren. Dit vanuit aan verschillende disciplines ontleende theorieën en elkaar aanvullende

onderzoeksstrategieën; voorbereid zijn op de beroepsuitoefening als deskundige die praktijk- en beleidsgericht

onderzoek naar sociale vraagstukken kan verrichten en beoordelen en die over de wetenschappelijke en professionele vaardigheden beschikt om beleids- en interventieprocessen te onderzoeken, implementeren, te sturen en te evalueren

Vertaling van de doelstelling in eindtermen: Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: de actuele ontwikkelingen die zich voordoen in de institutionele context van de

verzorgingsstaat, met name op het terrein van arbeid, zorg en welzijn;

de theorievorming waarop sociale interventies worden gebaseerd; de theorievorming over de organisatorische context van beleid en interventies; de interdisciplinaire theorieën en modellen die toegepast worden bij het bestuderen van

verschillende sociale vraagstukken. Dit sluit aan bij de opgedane kennis in de bachelorfase en overtreft en verdiept het eindniveau van de bachelor;

de onderzoeksmethoden en strategieën welke toegepast worden in de bestudering van sociale

vraagstukken en in evaluatieonderzoek op het terrein van interventies en beleid.

Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: complexe sociale vraagstukken vanuit interdisciplinaire theoretische perspectieven te

analyseren en deze te relateren aan concepten die een rol spelen bij de studie van beleid en interventie in de domeinen arbeid, zorg, welzijn en gezinsleven;

zelfstandig onderzoek te doen en conclusies, zowel schriftelijk als mondeling, helder en

ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. En daarbij ook aan te geven welke kennis, motieven en overwegingen hieraan ten grondslag liggen;

zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze begrippen en theorieën over de relatie tussen individu en samenleving, over sociale vraagstukken en over beleid en interventiepraktijken te analyseren, te integreren en te evalueren;

in de analyse, evaluatie en implementatie van beleidsmatige en interventie- praktijken de

relatie tussen beleid, management en uitvoeringsniveau te betrekken. Oordeelsvorming De afgestudeerde kan:

kritisch reflecteren op bestaande beleids- en interventiepraktijken, vanuit theoretische, analytische, methodologische, beleidsmatige en interventiestrategische overwegingen;

in complexe en/of relatief onbekende situaties van het werkveld komen tot een

wetenschappelijk verantwoord oordeel.

Page 28: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

28

Communicatie

De afgestudeerde is in staat om:

op adequate wijze te functioneren als sociale wetenschapper; zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig te communiceren met een publiek

van specialisten en niet-specialisten De afgestudeerde het masterprogramma toont: een eerlijke en kritische houding met betrekking tot onderzoeksplannen en resultaten; een respectvolle en verantwoordelijke houding t.o.v. studenten, collega’s, respondenten,

cliënten, enz.; een zakelijke en klantgerichte houding t.o.v. studenten, collega’s, respondenten, cliënten,

opdrachtgevers, enz. Leervaardigheden De afgestudeerde is in staat om:

zich werkveldspecifieke vaardigheden eigen te maken die betrekking kunnen hebben op het onderzoeken, implementeren en evalueren van beleids- en interventiepraktijken, en deze op een wetenschappelijk verantwoorde wijze toe te passen;

resultaten van een wetenschappelijke analyse op verantwoorde wijze te beschrijven of in andere vorm te presenteren;

interdisciplinaire theorieën en concepten te operationaliseren ten behoeve van een uitvoerbaar onderzoeksvoorstel;

in teamverband wetenschappelijk onderzoek te verrichten; het wetenschappelijk werk van collega’s te beoordelen en op wetenschappelijk verantwoorde

wijze van constructief commentaar te voorzien; in een complexe organisatorische context beleids- en interventievoorstellen te ontwikkelen en

te implementeren en daarbij rekening te houden met de specifieke karakteristieken van de betrokken actoren.

programma Jeugdstudies Met het programma wordt beoogd: Het programma beoogt studenten kennis, analytische vermogens en vaardigheden bij te brengen ten aanzien van vraagstukken van Jeugd in de hedendaagse samenleving. Het programma leidt studenten op tot academische professionals die:

onderzoek kunnen uitvoeren; beleid kunnen analyseren en ontwikkelen op basis van de stand van zaken van

wetenschappelijke kennis; steun kunnen bieden bij de ontwikkeling en uitvoering van concrete interventies (wat is bekend

over wat werkt en waarom, hoe kunnen op basis van deze kennis nieuwe interventies en/of nieuw beleid ontwikkeld worden);

kunnen onderzoeken wat de effectiviteit van bepaalde interventies is met behulp van gedegen

wetenschappelijk effectonderzoek (RCT’s); kunnen helpen bij de implementatie van effectief gebleken interventies. Studenten die het masterprogramma Jeugdstudies hebben afgerond zijn in staat om: zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze maatschappelijke vraagstukken van

jeugdigen te analyseren, evalueren en daarover mondeling en schriftelijk te communiceren; daarbij verschillende concepten en theorieën, waarmee de genoemde verschijnselen worden

beschreven en verklaard (in het bijzonder de combinatie van psychologische en maatschappijwetenschappelijke perspectieven), te hanteren, kritisch te beoordelen en toe te passen op concrete vraagstukken van Jeugdigen in de hedendaagse samenleving;

zelfstandig bij te dragen aan beleidsontwikkeling- en interventies gericht op het voorkomen of bijsturen van problemen van jeugdigen.

Vertaling van de doelstelling in eindtermen: Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: de actuele ontwikkelingen die zich voordoen in moderne samenlevingen in de leefwereld van

jeugdigen; de (inter)disciplinaire theorieën en modellen die toegepast kunnen worden bij het bestuderen

van vraagstukken van jeugdigen;

de onderzoeksmethoden en strategieën welke toegepast worden in een verantwoorde bestudering van deze vraagstukken;

Page 29: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

29

de basisprincipes van verschillende disciplinaire perspectieven (ihb psychologie en

maatschappijwetenschappen), en geleerd om deze in de analyse van bepaalde problemen te

combineren.

Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: complexe sociale vraagstukken rondom jeugdigen vanuit verschillende theoretische

perspectieven te analyseren en deze te relateren aan concepten die een rol spelen bij de studie

van jeugdigen in verschillende maatschappelijke en institutionele contexten; de basisprincipes van de verschillende disciplinaire perspectieven te combineren in een

interdisciplinaire benadering en toe te passen in de analyse van bepaalde jeugdvraagstukken; zelfstandig onderzoek te doen en conclusies, zowel schriftelijk als mondeling, helder en

ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. En daarbij ook aan te geven welke kennis, motieven en overwegingen hieraan ten grondslag liggen.

Oordeelsvorming De afgestudeerde: kan kritisch reflecteren op bestaande maatschappelijke verhoudingen en beleids- en

interventiepraktijken, vanuit theoretische, analytische en methodologische overwegingen;

kan kritisch reflecteren op het eigen handelen als professional ten opzichte van cliënten, participanten in onderzoek, interventies en beleid;

kan in complexe en/of relatief onbekende maatschappelijke situaties komen tot een wetenschappelijk verantwoord oordeel;

heeft oog voor de ethische aspecten van de toepassing van wetenschappelijke kennis in het betreffende beroepsveld.

Communicatie De afgestudeerde is in staat om:

op adequate wijze te functioneren als sociale wetenschapper, i.h.b. in staat om cliënten en/of participanten in onderzoek en collega’s te benaderen, een werkrelatie aan te gaan, en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden;

zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig te communiceren met een publiek van specialisten en niet-specialisten, en daarbij de resultaten van wetenschappelijk empirisch onderzoek te rapporteren.

De afgestudeerde van het masterprogramma toont: een eerlijke en kritische houding met betrekking tot onderzoeksplannen en resultaten;

een respectvolle en verantwoordelijke houding t.o.v. studenten, collega’s, respondenten, cliënten, enz.

Leervaardigheden De afgestudeerde is in staat om:

resultaten van een wetenschappelijke analyse op verantwoorde wijze te beschrijven of in andere vorm te presenteren;

sociaal-wetenschappelijke theorieën en concepten te operationaliseren ten behoeve van een uitvoerbaar onderzoeksvoorstel;

te kunnen leren van literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen academische en beroepsactiviteiten;

in teamverband wetenschappelijk onderzoek te verrichten;

het wetenschappelijk werk van collega’s te beoordelen en op wetenschappelijk verantwoorde wijze van constructief commentaar te voorzien.

programma Multiculturalisme in vergelijkend perspectief

Met het programma wordt beoogd:

Het programma is erop gericht studenten kennis, analytische vermogens en vaardigheden bij te brengen op het terrein van de studie van multiculturalisme om als academische professional een werkkring te vinden in de sfeer van beleid, onderzoek, advisering e.d. Studenten die het programma Multiculturalisme in vergelijkend perspectief hebben afgerond zijn in staat om: zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze maatschappelijke verschijnselen en

processen van migratie, etnisch-cultureel conflict en in- en uitsluiting, politiek en burgerschap in multiculturele samenlevingen vanuit een vergelijkend en/of interdisciplinair perspectief te

analyseren, evalueren en daarover mondeling en schriftelijk te communiceren;

Page 30: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

30

daarbij verschillende concepten en theorieën, waarmee de genoemde verschijnselen worden

beschreven en verklaard, te hanteren, kritisch te beoordelen en toe te passen op concrete

uitingsvormen van etnisch-culturele diversiteit en multiculturalisme; zelfstandig bij te dragen aan beleidsontwikkeling- en interventies op het terrein van

multiculturaliteit/multiculturalisme. Vertaling van de doelstelling in eindtermen: Kennis en inzicht

De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: de actuele ontwikkelingen die zich voordoen in moderne samenlevingen op het terrein van

multiculturalisme en het organiseren van culturele diversiteit; de interdisciplinaire theorieën en modellen die toegepast worden bij het bestuderen van

vraagstukken van multiculturalisme en integratie. Dit sluit aan bij de opgedane kennis in de bachelorfase en overtreft en verdiept het eindniveau van de bachelor;

de onderzoeksmethoden en -strategieën welke toegepast worden in de verantwoorde bestudering van deze vraagstukken.

Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om:

complexe sociale vraagstukken vanuit (interdisciplinair/vergelijkend) theoretisch perspectief te analyseren en deze te relateren aan concepten die een rol spelen bij de studie van

multiculturalisme en integratie in verschillende maatschappelijke en institutionele contexten; zelfstandig onderzoek te doen en conclusies, zowel schriftelijk als mondeling, helder en

ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. En daarbij ook aan te geven welke kennis, motieven en overwegingen hieraan ten grondslag liggen.

Oordeelsvorming De afgestudeerde kan:

kritisch reflecteren op bestaande maatschappelijke verhoudingen en beleids- en interventiepraktijken, vanuit theoretische, analytische en methodologische overwegingen;

in complexe en/of relatief onbekende maatschappelijke situaties komen tot een wetenschappelijk verantwoord oordeel.

Communicatie

De afgestudeerde is in staat om: op adequate wijze te functioneren als sociale wetenschapper;

zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig te communiceren met een publiek van specialisten en niet-specialisten.

De afgestudeerde van het masterprogramma toont: een eerlijke en kritische houding met betrekking tot onderzoeksplannen en resultaten; een respectvolle en verantwoordelijke houding t.o.v. studenten, collega’s, respondenten,

cliënten, enz. een zakelijke en klantgerichte houding t.o.v. studenten, collega’s, respondenten, cliënten,

opdrachtgevers, enz. Leervaardigheden De afgestudeerde is in staat om: resultaten van een wetenschappelijke analyse op verantwoorde wijze te beschrijven of in

andere vorm te presenteren; interdisciplinaire theorieën en concepten te operationaliseren ten behoeve van een uitvoerbaar

onderzoeksvoorstel; in teamverband wetenschappelijk onderzoek te verrichten; het wetenschappelijk werk van collega’s te beoordelen en op wetenschappelijk verantwoorde

wijze van constructief commentaar te voorzien.

Page 31: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

31

CULTURELE ANTROPOLOGIE:

programma Multiculturalisme in vergelijkend perspectief Met de opleiding wordt beoogd: De opleiding is erop gericht studenten kennis, vaardigheden en inzichten bij te brengen op het terrein van multiculturalisme om als professional een werkkring te vinden in de sfeer van beleid, onderzoek en advisering bij zowel overheid als bij non-gouvernementele organisaties in binnen- en

buitenland. Studenten die het programma Multiculturalisme in vergelijkend perspectief hebben afgerond zijn in staat om: zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze maatschappelijke verschijnselen en

processen van migratie, ethnisch-cultureel conflict en in- en uitsluiting, politiek en burgerschap in multiculturele samenlevingen en vanuit een vergelijkend en/of interdisciplinair perspectief te analyseren, evalueren en daarover mondeling en schriftelijk te communiceren;

daarbij verschillende concepten en theorieën, waarmee de genoemde verschijnselen worden beschreven en verklaard, te hanteren, kritisch te beoordelen en toe te passen op concrete uitingsvormen van etnisch-culturele diversiteit en multiculturalisme.

Vertaling van de doelstelling in eindtermen:

Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in:

de belangrijkste actuele ontwikkelingen die zich voordoen op het thema van de master; de belangrijkste theorieën en modellen die toegepast worden bij het bestuderen van

vraagstukken van multiculturalisme. Dit sluit aan bij de opgedane kennis in de bachelorfase en overtreft en verdiept het eindniveau van de bachelor;

de onderzoeksmethoden en –strategieën welke toegepast worden in de verantwoorde bestudering van het thema van de master.

Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: complexe vraagstellingen vanuit (interdisciplinair/vergelijkend) theoretisch perspectief te

analyseren en deze te relateren aan wetenschappelijke en maatschappelijke debatten; zelfstandig onderzoek te doen, daaruit conclusies te trekken en die zowel schriftelijk als

mondeling, helder en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-

specialisten.

Oordeelsvorming De afgestudeerde kan:

reflecteren op ontwikkelingen en discussies in wetenschap en samenleving inzake multiculturalisme, op grond van gefundeerde theoretische, analytische en methodologische overwegingen;

kritisch reflecteren op zelf verzamelde gegevens over kernthema’s betreffende multiculturele samenlevingen op grond van theoretische, methodologische en maatschappelijke overwegingen;

kritisch na denken over de beroepsethiek van antropologen binnen een brede maatschappelijke context.

Communicatie

De afgestudeerde is in staat om: wetenschappelijke kennis en inzichten op het terrein van multiculturalisme over te brengen aan

collega-academici door het schriftelijk rapporteren in artikelen en papers en het mondeling verwoorden van wetenschappelijke debatten en van eigen onderzoekresultaten;

wetenschappelijke discussies te vertalen naar een breder publiek door het trekken van (beleids)conclusies uit eigen onderzoek naar een concreet onderwerp op het terrein van

multiculturalisme; een eerlijke en kritische houding aan te nemen met betrekking tot onderzoeksplannen en

onderzoeksresultaten. Leervaardigheden De afgestudeerde is in staat om: resultaten van een wetenschappelijke analyse op verantwoorde wijze te beschrijven of in een

andere vorm te presenteren;

Page 32: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

32

zelfstandig theoretische en methodologische inzichten te operationaliseren in een uitvoerbaar

onderzoeksvoorstel;

individueel of in teamverband wetenschappelijk onderzoek te verrichten; het wetenschappelijk werk van collega’s te beoordelen en op wetenschappelijk verantwoorde

wijze van constructief commentaar te voorzien.

Page 33: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

33

SOCIOLOGIE:

programma Vraagstukken van beleid en organisatie Met de opleiding wordt beoogd: gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van: analyse van

maatschappelijke problemen en beleidsprocessen, beleids- en organisatieonderzoek, beleidsadvisering, sociaalwetenschappelijke theorieën over beleidsprocessen en de toepassing

van deze processen op concrete maatschappelijke velden en organisaties; voor te bereiden op de beroepsuitoefening als beleidsonderzoeker/beleidsadviseur. Vertaling van de doelstelling in eindtermen: Kennis en inzicht Afgestudeerden hebben kennis en inzicht in vraagstukken van beleid en organisatie en voor beleid

en organisatie. Afgestudeerden hebben kennis van en inzicht in: de belangrijkste theoretische benaderingen van beleid en organisatie; sectoraal en internationaal vergelijkend beleidsonderzoek en organisatieonderzoek; de vertaling van (eerder opgedane) sociaalwetenschappelijke kennis naar vraagstukken van

beleid en organisatie; wetenschappelijke en veldinhoudelijke ontwikkelingen binnen een maatschappelijke sector of

organisatie.

Toepassen van kennis en inzicht

Afgestudeerden zijn getraind om hun kennis en inzicht toe te passen op originele wetenschappelijke vraagstellingen op het gebied van beleid en organisatie en op actuele maatschappelijke problemen. Afgestudeerden kunnen: kritisch reflecteren op de belangrijkste theoretische benaderingen van beleid en organisatie en

deze benaderingen kritisch bespreken; de verworven kennis van en inzicht in theoretische benaderingen van beleid en organisatie

toepassen op actuele maatschappelijke problemen, organisatievraagstukken en beleidsmaatregelen;

vanuit de theoretische en praktische reflectie onderzoeksvragen formuleren; maatschappelijke randvoorwaarden van beleidsmaatregelen op heldere wijze analyseren; zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze een beleidsonderzoek of

organisatieonderzoek verrichten en daarbij veldinhoudelijke kennis toepassen;

op wetenschappelijk verantwoorde wijze een bestaand beleidsonderzoek of

organisatieonderzoek kritisch bepreken; een verantwoord beleids- of organisatieadvies uitbrengen aan een opdrachtgever. Oordeelsvorming Afgestudeerden kunnen zich een oordeel vormen over de wetenschappelijke kwaliteit en aanvaardbaarheid van beleidsmaatregelen of voorstellen voor organisatieverandering binnen de (complexe) randvoorwaarden die worden gesteld vanuit politiek, organisatie, bestuur, of

maatschappij. Afgestudeerden kunnen: maatschappelijke randvoorwaarden van beleidsmaatregelen of organisatieadviezen op heldere

wijze analyseren; op grond van de eigen theoretische analyse een beredeneerde inschatting maken van de

acceptatie van voorgestelde beleidsmaatregelen of van organisatieadviezen, alsmede

voorstellen doen ter verbetering van de acceptatie; een verantwoorde afweging maken tussen de wetenschappelijke kwaliteit van voorgestelde

maatregelen en de organisationele, politiek-bestuurlijke en maatschappelijke context waarin het beleids- of organisatieadvies wordt geformuleerd.

Page 34: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

34

Communicatie

Afgestudeerden kunnen zelfstandig mondeling en schriftelijk op een wetenschappelijk

verantwoorde wijze verslag doen van hun werkzaamheden en een helder advies presenteren aan belanghebbenden. Daarnaast hebben ze vaardigheden op het gebied van communicatie met collega’s en vakgenoten in de toekomstige beroepspraktijk. Afgestudeerden kunnen: op heldere en gestructureerde wijze schriftelijk rapporteren over de resultaten van eigen

beleidsonderzoek, organisatieonderzoek of advies aan opdrachtgever(s) of vakgenoten;

op heldere en gestructureerde wijze mondeling rapporteren over de resultaten van eigen beleidsonderzoek, organisatieonderzoek of advies aan opdrachtgever(s) en vakgenoten;

op constructieve wijze commentaar en kritiek leveren op de rapportage van medestudenten, vakgenoten, collega’s en opdrachtgever(s).

Leervaardigheden Afgestudeerden kunnen zelfstandig beleidsonderzoek of organisatieonderzoek uitvoeren en zelfstandig functioneren in de toekomstige beroepspraktijk. Afgestudeerden kunnen: zich toegang verwerven tot een organisatie en daar zelfstandig gegevens verzamelen; zelfstandig een beleids- of organisatieonderzoek op wetenschappelijk verantwoorde wijze

verrichten;

zelfstandig een beleidsadvies uitbrengen aan een opdrachtgever dat afgewogen en verantwoord is;

samenwerken met medestudenten, collega’s, vakgenoten en belanghebbenden binnen een beleidsveld of organisatie

Page 35: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

35

ONDERWIJSKUNDE:

programma Onderwijskundig ontwerp en advisering Met de opleiding wordt beoogd: studenten op te leiden tot een onderwijskundig professional die als expert op het gebied van leren wetenschappelijke kennis actief kan toepassen in de praktijk en bij kan dragen aan de ontwikkeling van het beroep. Naast de ontwikkeling van academische expertise beoogt de opleiding ontwikkeling

van vakspecifieke expertise op drie onderwijskundige gebieden, te weten (1) ontwikkeling en assessment van competenties, (2) ontwerpen van leeromgevingen, educatief materiaal en leerarrangementen, en (3) professionalisering en consultancy in (onderwijs)organisaties (regulier onderwijs, beroepsonderwijs & volwasseneneducatie, en bedrijfsopleidingen). Vertaling van de doelstelling in eindtermen:

Kennis en inzicht Bij kennis en inzicht gaat het om kennis en inzicht met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek en kennis en inzicht op het specifieke inhoudelijke domein van onderwijskundig ontwerp, assessment en professionalisering in organisaties. Daarnaast speelt kennis van en inzicht in actuele onderwijskundige vraagstukken een belangrijke rol.

Het niveau van kennis en inzicht kent zowel een verbredend als verdiepend aspect. Voor het functioneren in de beroepspraktijk is een brede basis nodig om onderwijskundige projecten

adequaat te kunnen plannen, managen en coördineren. Het gaat om een multidisciplinair overzicht van het gehele domein van onderwijskundig ontwerp, assessment en professionalisering. De afgestudeerde van het masterprogramma Onderwijskundig Ontwerp en Advisering heeft kennis van en inzicht in: Educatief design en implementatie: methodologie en theorievorming omtrent educatief design en implementatie; de nieuwste ontwikkelingen en actuele problemen in educatief design en implementatie;

Ontwikkeling en assessment van competenties: het concept competentie en daaraan gerelateerde begrippen zoals competentieontwikkeling,

competentiegericht onderwijs en competentiebeoordeling; actuele problemen en ontwikkelingen rondom competentiegericht ontwikkelen, opleiden en

beoordelen; Professionalisering en consultancy:

theoretische benaderingen met betrekking tot professionalisering, kwaliteitsverbetering en organisatieverandering;

vraagstukken, die urgent en actueel zijn binnen deze drie gebieden. Toepassen van kennis en inzicht Toepassen van kennis en inzicht vraagt van de onderwijskundige academische en onderwijskundige vaardigheden.

Studenten die de masteropleiding hebben afgerond zijn in staat om: a) complexe vraagstukken op het gebied van onderwijskundig ontwerp, assessment en

professionalisering in organisaties vanuit meervoudige theoretische perspectieven te analyseren en deze te relateren aan wetenschappelijke en maatschappelijke debatten;

b) resultaten van bestaand onderzoek te interpreteren en toe te passen in de beroepspraktijk op academisch niveau;

c) specialisatiespecifieke vaardigheden op het gebied van ontwerpmethodologie, toetsing en

evaluatie, en ontwikkeling van professionaliseringstrajecten op een wetenschappelijk verantwoorde wijze in te zetten;

d) zelfstandig onderzoek te doen op het gebied van onderwijskundig ontwerp, assessment en professionalisering in organisaties, en daarbij methoden te kiezen geschikt voor complexe casussen en realistische praktijksituaties;

e) onderwijskundige projecten te plannen, managen en coördineren, en innovaties te

implementeren.

Page 36: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

36

Educatief design en implementatie:

geschikte ontwikkelmethoden voor verschillende praktijksituaties te selecteren en toe te

passen; educatieve problemen op systematische wijze te analyseren, naar doelen, doelgroep en kennis-

of taakdomein en op basis daarvan relevante leerarrangementen te ontwikkelen; omtrent de implementatie van leerarrangementen te adviseren op grond van uitgevoerd

evaluatieonderzoek; Ontwikkeling en assessment van competenties:

te werken met het concept competentie en daaraan gerelateerde begrippen zoals competentieontwikkeling, competentiegericht onderwijs en competentiebeoordeling;

ontwerpen en invoeringsplannen voor competentiegericht onderwijs te beoordelen en daarover te adviseren;

beleid, instrumenten en procedures voor toetsing en beoordeling (assessment) te ontwikkelen en te evalueren;

Professionalisering en consultancy: professionaliserings-, kwaliteits- en organisatieproblemen te analyseren en onderzoeken vanuit

een wetenschappelijke en waar mogelijk empirisch onderbouwde invalshoek; leer- en ontwikkeltrajecten van individuele onderwijsprofessionals en -managers

(professionalisering) te kunnen vormgeven en uit te voeren;

verbeteringstrajecten in onderwijsorganisaties (kwaliteitsverbetering) en veranderingstrajecten van organisaties (organisatieverandering) vorm te geven en te begeleiden.

Oordeelsvorming Afgewogen oordeelsvorming en daarbij rekening houden met maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, is een integraal onderdeel van het functioneren als onderwijskundige. In het contact met verschillende belanghebbenden (opdrachtgever, lerenden, onderzochten, andere betrokkenen) moeten verschillende, soms tegenstrijdige belangen zorgvuldig worden afgewogen. Studenten die de masteropleiding hebben afgerond zijn in staat om:

a) verantwoordelijk te handelen als professional en gevolgen van eigen handelen ten opzichte van andere betrokkenen kritisch-reflectief te beschouwen;

b) kritisch te reflecteren op zelf verzamelde gegevens op grond van theoretische, methodologische en maatschappelijke overwegingen;

c) kritisch te reflecteren op ontwikkelingen en discussies in wetenschap en samenleving op het gebied van actuele vraagstukken met betrekking tot onderwijskundig ontwerp

assessment en professionalisering in organisaties op grond van gefundeerde theoretische en door onderzoek onderbouwde overwegingen, en eigen opvattingen en inzichten kritisch

te toetsen aan recente ontwikkelingen; d) kritisch na te denken over de beroepsethiek van academici in de wijdere maatschappelijke

context van kennisvergaring en –toepassing. Communicatie

In de uitoefening van het beroep van onderwijskundige is effectieve en heldere communicatie van het ontwerp, oordeel of advies naar opdrachtgever, andere professionals en andere betrokkenen van essentieel belang. Professionele rapportage (mondeling of schriftelijk) impliceert een duidelijke structuur, explicitering van bronnen, theoretische en methodische onderbouwing, systematische afweging van argumenten en transparantie in conclusie of advies. Studenten die de masteropleiding hebben afgerond zijn in staat om:

a) samen te werken met andere onderwijskundigen, docenten, vakdeskundigen, opdrachtgevers, en andere betrokkenen;

b) wetenschappelijke kennis en inzichten op het terrein van onderwijskundig ontwerp, assessment en professionalisering in organisaties over te brengen aan collega-onderwijskundigen, studenten binnen het hoger onderwijs, opdrachtgevers, en andere betrokkenen, door het schriftelijk rapporteren in artikelen en papers en het mondeling

verwoorden van wetenschappelijke kennis, inzichten, debatten en eigen onderzoeksresultaten;

c) wetenschappelijke discussies, publicaties van wetenschappelijk onderzoek en resultaten van eigen onderzoek te vertalen in termen van concrete activiteiten of beleidsconclusies.

Page 37: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

37

Leervaardigheden

Voor een professionele beroepsbeoefenaar is een kritische en reflectieve academische houding met

betrekking tot eigen expertiseontwikkeling en professionaliteit, en het herkennen van de eigen leerbehoeften en deze actief te vervullen noodzakelijk voor het blijvend wetenschappelijk en ethisch verantwoord uitoefenen van het beroep. Studenten die de masteropleiding hebben afgerond zijn in staat om:

a) zelfstandig op de hoogte te blijven (onder andere met inzet van ICT) van de wetenschappelijke literatuur en ontwikkelingen op het gebied van onderwijskundig

ontwerp, assessment en professionalisering in organisaties; b) te leren van persoonlijke communicatie en feedback; c) de eigen loopbaanontwikkeling vorm te geven door de bereidheid en het vermogen om de

eigen competenties verder te ontwikkelen en bij te dragen aan (de ontwikkeling van) het vakgebied.

Page 38: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

38

PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN:

programma Jeugdstudies

Met het programma wordt beoogd:

Het masterprogramma Jeugdstudies wil studenten opleiden tot pedagogische professionals, die beschikken over de kennis, competenties en methodische vaardigheden die hen geschikt maken voor een breed scala aan academische functies in het brede veld van de zorg voor jeugdigen (jeugdbeleid, onderwijs, jeugd(gezondheids)zorg. Studenten moeten daartoe leren om onderzoek uit te voeren, beleid te analyseren en ontwikkelen, op basis van de stand van zaken van wetenschappelijke kennis steun te bieden bij de ontwikkeling en uitvoering van concrete interventies (wat is bekend over wat werkt en waarom, hoe kunnen op basis van deze

kennis nieuwe interventies en/of nieuw beleid ontwikkeld worden), kunnen onderzoeken wat de effectiviteit van bepaalde interventies is met behulp van gedegen wetenschappelijk effectonderzoek (Randomized Controlled Trials [RCT]) en kunnen helpen bij de implementatie van effectief gebleken interventies.

Het programma leidt studenten op tot pedagogische academici die geschikt zijn voor functies als stafmedewerker, manager, beleidsmedewerker of onderzoeker op het terrein van de zorg voor jeugd. Daarbij kan het gaan om functies bij de (landelijke, provinciale of gemeentelijke)

overheid, maar ook om functies in de jeugd(gezondheids)zorg de jeugdhulpverlening, of functies in landelijke gespecialiseerde instituten gericht op onderzoek, kennisontwikkeling, kennistoepassing en implementatie van wetenschappelijk gefundeerde kennis van vraagstukken over jeugd. De laatste jaren staat de kwaliteitsverhoging van het professionele werken in dit veld volop in de belangstelling. De uitvoering van meer toegepast, maar ook meer fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, naar jeugdvraagstukken maakt hier een belangrijk

onderdeel van uit. De master sluit goed aan bij deze ontwikkelingen en beoogt studenten op te leiden voor functies in dit proces.

Vertaling van de doelstelling in eindtermen: Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies heeft kennis van en inzicht in:

de recente ontwikkeling en actuele stand van zaken met betrekking tot de kennis op het gebied van Jeugdstudies;

het beroepsveld (of de beroepsvelden) waarbinnen de kennis van dat gebied van de pedagogiek wordt toegepast;

interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze strategieën ten grondslag liggen;

gebruikelijke methoden van onderzoek op het gebied van Jeugdstudies.

Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies is in staat: op gevorderd niveau inzicht te laten zien in de toepassingen van pedagogische kennis binnen

Jeugdstudies; kennis op het gebied van de Jeugdstudies te gebruiken om pedagogische vraagstukken in het

betreffende vakgebied adequaat te analyseren; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd op basisniveau uit te voeren; wetenschappelijk onderzoek op het betreffende gebied op te zetten, uit te voeren en te

rapporteren. Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies is in staat:

gevolgen van eigen handelen als professional ten opzichte van respectievelijk cliënten en

participanten in onderzoek en hun directe omgeving, en interventies en beleid kritisch-reflectief te beschouwen;

oog te hebben voor ethische aspecten van de toepassing van Jeugdstudies met inbegrip van het onderzoek;

inzicht te tonen in het besef van beperkte kennis en vaardigheden en hier naar te handelen; kritisch te zijn ten aanzien van pedagogische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht

van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering.

Page 39: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

39

Communicatie

De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies is in staat:

cliënten en/of participanten in onderzoek en collega's te benaderen, een werkrelatie aan te gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden;

kennis uit het vak over te dragen aan collega's en aan mensen buiten het vak, in het bijzonder met betrekking tot onderwerpen op het gekozen beroepsveld;

empirisch onderzoek te rapporteren.

Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies is in staat: te leren van literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen

academische en beroepsactiviteiten; te leren op zelfsturend en autonoom niveau.

programma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken Met het programma wordt beoogd: gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van maatschappelijke

opvoedingsvraagstukken te verwerven. De vakspecifieke bekwaamheden betreffen:

het analyseren van maatschappelijke opvoedingsvraagstukken aan de hand van wetenschappelijke inzichten;

het uitvoeren en evalueren van wetenschappelijk onderzoek; het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van beleid en interventies gericht op

maatschappelijke opvoedingsvraagstukken. voor te bereiden op de wetenschappelijke beroepsuitoefening als pedagoog op het gebied van

maatschappelijke opvoedingsvraagstukken. Vertaling van de doelstelling in eindtermen voor het programma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken: Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken heeft kennis van en inzicht in:

de belangrijkste actuele maatschappelijk-pedagogische vraagstellingen binnen het betreffende thema waarin de student gedurende het masterjaar praktijkervaring opdoet. Objecten zijn collectief gedrag (gedrag van jeugdigen, opvoeders, professionals), pedagogische infrastructuur (systemen van opvang, onderwijs, zorg, sport, vrijetijd), beleid en regelgeving (beleid inzake

jeugd, onderwijs, integratie, publieke opinie); de belangrijkste empirische theorieën en modellen welke toegepast worden in het betreffende

thema, waarbij deze kennis voortborduurt op de opgedane kennis in bachelorfase en het

eindniveau van de bachelor overtreft/verdiept. Het betreft hier kennis van theorieën over collectief gedrag en effectieve strategieën van collectieve gedragsverandering; kennis van theorieën over organisaties en effectieve strategieën van innovatie van organisaties; kennis van theorieën over beleid, beleidsontwikkeling en effectieve strategieën van beleidsverandering;

de wijze waarop interventies, programma’s en beleid ten aanzien van maatschappelijk-

pedagogische vraagstellingen ontworpen, geëvalueerd en geanalyseerd worden. Toepassen van kennis en inzicht

De afgestudeerde van het masterprogramma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken is in staat om:

maatschappelijke opvoedingsvragen als samenspel van verschillende sociaal-ecologische systemen theoretisch en empirisch te analyseren;

(de pedagogische grondslagen van) beleidsnota’s, wet- en regelgeving, en publieke debatten

rond maatschappelijke opvoedingsvragen te analyseren; pedagogische en onderwijskundige interventies volgens de regulatieve cyclus, op project-,

systeem- en beleidsniveau te ontwerpen, uit te voeren en te evalueren; organisaties en netwerken van organisaties te sturen, en professionals te coördineren;

te rapporteren over analyse, interventie en evaluatie voor wetenschappelijk, professioneel en bestuurlijk-politiek publiek;

maatschappelijke opvoedingsvraagstukken aan de hand van wetenschappelijke inzichten te analyseren;

wetenschappelijk onderzoek uit te voeren en te evalueren;

Page 40: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

40

beleid en interventies gericht op maatschappelijke opvoedingsvraagstukken te ontwerpen, uit

te voeren en te evalueren.

Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken is in staat om: kritisch-reflectief bij te dragen aan publieke debatten over maatschappelijke

opvoedingsvraagstukken in populaire media;

in complexe en/of relatief onbekende situaties van het werkveld te komen tot een wetenschappelijk verantwoord oordeel.

Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken toont: een eerlijke en kritische houding met betrekking tot onderzoeksplannen en resultaten;

een respectvolle, zakelijke en verantwoordelijke houding t.o.v. collega’s, opdrachtgevers en het algemeen publiek.

Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken heeft:

de bereidheid om tijdens de verdere loopbaan te blijven leren, zichzelf verder te ontwikkelen, en bij te dragen aan het vakgebied;

inzicht in en kan reflecteren op het eigen leerproces en studieloopbaanontwikkeling en kan daaraan consequenties verbinden door het aanvullen van de eigen competenties.

programma Orthopedagogiek Met het programma wordt beoogd: gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van opvoeding en ontwikkeling,

onderwijs of jeugdzorg zowel op het gebied van hulpverlening als op het gebied van praktijkontwikkeling en beleid bij te brengen. De vakspecifieke bekwaamheden betreffen, afhankelijk van het gekozen profiel:

het uitvoeren en evalueren van wetenschappelijk onderzoek; het hanteren van diagnostische modellen en technieken; het uitvoeren en/of evalueren van pedagogische interventies;

het analyseren van bestaande praktijkproblemen; en het formuleren en evalueren van praktijkinnovaties.

voor te bereiden op de wetenschappelijke beroepsuitoefening als orthopedagoog op het gebied van hulpverlening of beleid in de werkvelden jeugdzorg, forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek, leerlingenzorg of gehandicaptenzorg en kinderrevalidatie.

Vertaling van de doelstelling in eindtermen voor het programma Orthopedagogiek:

Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Orthopedagogiek heeft kennis van en inzicht in: de belangrijkste actuele orthopedagogische vraagstellingen die er binnen het betreffende

werkveld zijn waarin de student gedurende het masterprogramma praktijkervaring opdoet; de belangrijkste theorieën en modellen welke toegepast worden in het betreffende werkveld,

waarbij deze kennis voortbouwt op de opgedane kennis in de bachelorfase en het eindniveau van de bachelor overtreft en verdiept;

de wijze waarop methoden en programma’s voor zorg- en hulpverlening geëvalueerd worden. Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Orthopedagogiek is in staat om: complexe orthopedagogische vraagstellingen vanuit meervoudige theoretische perspectieven te

analyseren en deze te relateren aan concepten die een rol spelen bij de studie van het

(ortho)pedagogisch handelen in de werkvelden van de orthopedagogiek; zelfstandig onderzoek te doen en conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die

hieraan ten grondslag liggen, zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten;

zich werkveldspecifieke vaardigheden eigen te maken die betrekking kunnen hebben op diagnostiek, behandeling, behandelingscoördinatie, beleid en preventie, en deze op een wetenschappelijk verantwoorde wijze toe te passen.

Page 41: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

41

Oordeelsvorming

De afgestudeerde van het masterprogramma Orthopedagogiek is in staat om:

kritisch te reflecteren op bestaande (ortho)pedagogische interventiepraktijken, vanuit theoretische, analytische, methodologische, diagnostische en interventiestrategische overwegingen;

in complexe en/of relatief onbekende situaties van het werkveld te komen tot een wetenschappelijk verantwoord oordeel.

Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Orthopedagogiek is in staat om: op adequate wijze te functioneren als orthopedagoog binnen de kaders van de beroepscodes

van het betreffende werkveld; De afgestudeerde van het masterprogramma orthopedagogiek toont: een eerlijke en kritische houding met betrekking tot onderzoeksplannen en resultaten;

een respectvolle en verantwoordelijke houding t.o.v. studenten, collega’s, respondenten, cliënten, enz.;

een zakelijke en klantgerichte houding t.o.v. studenten, collega’s, respondenten, cliënten, opdrachtgevers, enz.

Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Orthopedagogiek heeft:

de bereidheid om tijdens de verdere loopbaan te blijven leren, zichzelf verder te ontwikkelen, en bij te dragen aan het vakgebied;

inzicht in en kan reflecteren op het eigen leerproces en studieloopbaanontwikkeling en kan daaraan consequenties verbinden door het aanvullen van de eigen competenties.

Page 42: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

42

PSYCHOLOGIE:

programma Arbeids- en organisatiepsychologie Met het programma wordt beoogd: Gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de Arbeids- en

organisatiepsychologie bij te brengen, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het

tweede lid; Het masterprogramma Arbeids- en organisatiepsychologie richt zich op menselijk gedrag in

relatie tot arbeid en (arbeids)organisaties. Het gaat hierbij niet alleen om individueel gedrag, maar juist ook om het functioneren van teams en de organisatie als geheel. De A&O-psychologie heeft tot doel meer inzicht te krijgen in gedrag in organisaties en om uiteindelijk de ‘fit’ tussen mensen en hun werkomgeving te kunnen optimaliseren. A&O-psychologie is derhalve een toegepaste wetenschap, waarin fundamenteel onderzoek en praktische toepassing

gecombineerd worden. Het Utrechtse masterprogramma Arbeids- en organisatiepsychologie kenmerkt zich door de

evenredige aandacht voor zowel inhoudelijke kennis als diagnose- en interventievaardigheden op het gebied van de arbeidspsychologie, organisatiepsychologie en personeelspsychologie.

Het programma biedt afgestudeerden goede beroepsperspectieven en sluit goed aan bij

verdere postmaster-opleidingen en registraties op het gebied van organisatieadvies,

groepstraining en –begeleiding, human resource management en beroepskeuze- en loopbaanbegeleiding.

Voorbereiding op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van de psychologie in het algemeen, en de Arbeids- en organisatiepsychologie in het bijzonder.

Vertaling van de doelstelling in eindtermen van het programma Arbeids- en organisatiepsychologie:

Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Arbeids- en organisatiepsychologie heeft kennis van en inzicht in: de recente ontwikkeling en actuele stand van zaken met betrekking tot de kennis op het gebied

van de Arbeids- en organisatiepsychologie; het beroepsveld (of de beroepsvelden) waarbinnen de kennis van dat gebied van de

psychologie wordt toegepast;

assessments die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze assessments ten grondslag liggen;

interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze strategieën ten grondslag liggen;

gebruikelijke methoden van onderzoek op het gebied van de Arbeids- en organisatiepsychologie.

Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Arbeids- en organisatiepsychologie is in staat om: op gevorderd niveau inzicht te laten zien in de toepassingen van psychologische kennis binnen

de Arbeids- en organisatiepsychologie; kennis op het gebied van de Arbeids- en organisatiepsychologie te gebruiken om

psychologische vraagstukken in het betreffende vakgebied adequaat te analyseren;

assessments in het betreffende beroepsgebied op basisniveau uit te voeren; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd op basisniveau uit te voeren; eenvoudig wetenschappelijk onderzoek op het betreffende gebied op te zetten, uit te voeren en

te rapporteren. Oordeelsvorming

De afgestudeerde van het masterprogramma Arbeids- en organisatiepsychologie is in staat:

gevolgen van eigen handelen als professional ten opzichte van respectievelijk patiënten, cliënten en participanten in onderzoek en hun directe omgeving kritisch-reflectief te beschouwen;

heeft oog voor ethische aspecten van de toepassing van de Arbeids- en organisatiepsychologie met inbegrip van het onderzoek;

inzicht te tonen in het besef van beperkte kennis en vaardigheden en hier naar te handelen;

kritisch te zijn ten aanzien van psychologische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering.

Page 43: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

43

Communicatie

De afgestudeerde van het masterprogramma Arbeids- en organisatiepsychologie is in staat:

patiënten, cliënten en/of participanten in onderzoek en collega's te benaderen, een werkrelatie aan te gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden;

kennis uit het vak over te dragen aan collega's en aan mensen buiten het vak, in het bijzonder met betrekking tot onderwerpen op het gekozen beroepsveld;

empirisch onderzoek te rapporteren.

Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Arbeids- en organisatiepsychologie is in staat: te leren van literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen

academische en beroepsactiviteiten; te leren op zelfsturend en autonoom niveau.

programma Jeugdstudies Met het programma wordt beoogd: Gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de Jeugdstudies bij te

brengen, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid;

Het masterprogramma Jeugdstudies wil studenten opleiden tot psychologische professionals, die beschikken over de kennis, competenties en methodische vaardigheden die hen geschikt maken voor een breed scala aan academische functies in het brede veld van van de zorg voor jeugdigen (jeugdbeleid, onderwijs, jeugd(gezondheids)zorg. Studenten moeten daartoe leren om onderzoek uit te voeren, beleid te analyseren en ontwikkelen, op basis van de stand van zaken van wetenschappelijke kennis steun te bieden bij de ontwikkeling en uitvoering van concrete interventies (wat is bekend over wat werkt en waarom, hoe kunnen op basis van deze

kennis nieuwe interventies en/of nieuw beleid ontwikkeld worden), kunnen onderzoeken wat de effectiviteit van bepaalde interventies is met behulp van gedegen wetenschappelijk effectonderzoek (Randomized controlled trials) en kunnen helpen bij de implementatie van effectief gebleken interventies.

Het programma leidt studenten op tot psychologische academici die geschikt zijn voor functies als stafmedewerker, manager, beleidsmedewerker of onderzoeker op het terrein van de zorg voor jeugd. Daarbij kan het gaan om functies bij de (landelijke, provinciale of gemeentelijke)

overheid, maar ook om functies in de jeugd(gezondheids)zorg de jeugdhulpverlening, of functies in landelijke gespecialiseerde instituten gericht op onderzoek, kennisontwikkeling,

kennistoepassing en implementatie van wetenschappelijk gefundeerde kennis van vraagstukken over jeugd. De laatste jaren staat de kwaliteitsverhoging van het professionele werken in dit veld volop in de belangstelling. De uitvoering van meer toegepast, maar ook meer fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, naar jeugdvraagstukken maakt hier een belangrijk

onderdeel van uit. De master sluit goed aan bij deze ontwikkelingen en beoogt studenten op te leiden voor functies in dit proces. Internationaal sluit de master aan bij onderzoek en beleid dat internationaal vergelijkend is opgezet. Studenten kunnen elders in Europa toegang zoeken tot meer gespecialiseerde opleidingen en tot functies in landenoverstijgende onderzoeksinstellingen (zoals het EMCDDA, het European Monitoring Centre for Drug and Drug Addiction, de WHO). Ten behoeve van deze internationalisering zal expliciet gezocht worden naar de mogelijkheid om stages in het buitenland te lopen in het kader van de master.

Voorbereiding op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van de psychologie in het algemeen, en de Jeugdstudies in het bijzonder.

Vertaling van de doelstelling in eindtermen van het programma Jeugdstudies: Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies heeft kennis van en inzicht in:

de recente ontwikkeling en actuele stand van zaken met betrekking tot de kennis op het gebied

van de Jeugdstudies; het beroepsveld (of de beroepsvelden) waarbinnen de kennis van dat gebied van de

psychologie wordt toegepast; assessments die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze

assessments ten grondslag liggen; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze

strategieën ten grondslag liggen; gebruikelijke methoden van onderzoek op het gebied van de Jeugdstudies.

Page 44: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

44

Toepassen van kennis en inzicht

De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies is in staat:

op gevorderd niveau inzicht te laten zien in de toepassingen van psychologische kennis binnen de Jeugdstudies;

kennis op het gebied van de Jeugdstudies te gebruiken om psychologische vraagstukken in het betreffende vakgebied adequaat te analyseren;

assessments in het betreffende beroepsgebied op basisniveau uit te voeren; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd op basisniveau uit te voeren;

wetenschappelijk onderzoek op het betreffende gebied op te zetten, uit te voeren en te rapporteren.

Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies is in staat: gevolgen van eigen handelen als professional ten opzichte van respectievelijk cliënten en

participanten in onderzoek en hun directe omgeving, en interventies en beleid kritisch-reflectief te beschouwen;

oog te hebben voor ethische aspecten van de toepassing van de Jeugdstudies met inbegrip van het onderzoek;

inzicht te tonen in het besef van beperkte kennis en vaardigheden en hier naar te handelen;

kritisch te zijn ten aanzien van psychologische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering.

Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies is in staat: cliënten en/of participanten in onderzoek en collega's te benaderen, een werkrelatie aan te

gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden; kennis uit het vak over te dragen aan collega's en aan mensen buiten het vak, in het bijzonder

met betrekking tot onderwerpen op het gekozen beroepsveld;

empirisch onderzoek te rapporteren.

Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies is in staat: te leren van literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen

academische en beroepsactiviteiten;

te leren op zelfsturend en autonoom niveau.

programma Kinder- en jeugdpsychologie

Met het programma wordt beoogd: Gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de Kinder- en

jeugdpsychologie bij te brengen, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid;

In de ontwikkelingspsychologie worden veranderingen in gedragingen en belevingen met verloop van leeftijd bestudeerd. Ontwikkelingspsychologisch onderzoek is gericht op

beschrijving en theorievorming die de menselijke ontwikkeling gedurende (een deel van) de levensloop in kaart brengen. Centraal staan systematische veranderingen in de levensloop van het individu, de ontwikkelingsprocessen die hieraan ten grondslag liggen en de sociale context van ontwikkelingsveranderingen. In het masterprogramma Kinder- en jeugdpsychologie ligt de nadruk op een deel van het gehele levensloopproces, nl. de kinder- en jeugdperiode. Het programma is gericht op het aanbrengen van kennis en vaardigheden op het terrein van de

psychologische diagnostiek en de interventie (en preventie) van ontwikkeling van kinderlijke en jeugdige gedragingen en mentale processen. De nadruk ligt hierbij op de optimalisering van normale ontwikkeling en de bijsturing van problematische ontwikkeling en de bijdrage die beleid en organisaties daar aan kunnen leveren.

Ontwikkelingspsychologen vinden emplooi in vele sectoren van de samenleving. Functies, taken en werkzaamheden zijn divers. Vervolgperspectieven nationaal zijn: instroom in de postacademische opleiding tot Gezondheidszorgpsycholoog (mits in de bachelorfase voldaan is

aan de eisen) voor degenen die een carrière in de gezondheidszorg ambiëren bijvoorbeeld (in de Psychiatrie, de Gehandicaptenzorg, in de RIAGG’s en in justitiële instellingen). Men heeft toegang tot het registratietraject tot Kinder & Jeugdpsycholoog van de beroepsvereniging NIP, tot de postacademische opleiding Schoolpsycholoog of men kan zich vestigen of gaan werken (na post-master opleiding) als eerstelijns psycholoog. Dit omvat zowel de begeleiding van de jongeren zelf als de begeleiding van de ouders of verzorgers. Afgestudeerden gaan ook werken

Page 45: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

45

in schoolbegeleidingsdiensten en speciaal onderwijs of in landelijke, provinciale, of

gemeentelijke instellingen. De werkzaamheden omvatten hulpverlening en begeleiding, maar

ook beleidsontwikkeling en methodiekontwikkeling en evaluatie van beleid en toegepast onderzoek. Vervolgperspectief internationaal: (klinische) ontwikkelingspsychologie is een internationaal erkend vak dat ook in andere landen kan worden bedreven. De regelgeving die het mogelijk maakt dat men zich kan vestigen als psycholoog is per land verschillend.

Voorbereiding op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van de psychologie in het algemeen, en de Kinder- en jeugdpsychologie in het bijzonder.

Binnen de masteropleiding Kinder- en jeugdpsychologie is het mogelijk

een differentiatie Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek te volgen. Voor deze opleiding gelden dezelfde eindtermen als voor de reguliere opleiding Kinder- en jeugdpsychologie, met dien verstande dat de doelen worden behaald binnen dit specifieke werkveld.

Vertaling van de doelstelling in eindtermen van het programma Kinder- en jeugdpsychologie: Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Kinder- en jeugdpsychologie heeft kennis van en

inzicht in: de recente ontwikkeling en actuele stand van zaken met betrekking tot de kennis op het gebied

van de Kinder- en jeugdpsychologie; het beroepsveld (of de beroepsvelden) waarbinnen de kennis van dat gebied van de

psychologie wordt toegepast; diagnostiek zoals die in het beroepsveld wordt uitgevoerd en de theorieën die hieraan ten

grondslag liggen; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze

strategieën ten grondslag liggen;

gebruikelijke methoden van onderzoek op het gebied van de Kinder- en jeugdpsychologie.

Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Kinder- en jeugdpsychologie is in staat: op gevorderd niveau inzicht te laten zien in de toepassingen van psychologische kennis binnen

de Kinder- en jeugdpsychologie;

kennis op het gebied van de Kinder- en jeugdpsychologie te gebruiken om psychologische vraagstukken in het betreffende vakgebied adequaat te analyseren;

diagnostiek in het betreffende beroepsgebied op basisniveau uit te voeren; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd op basisniveau uit te voeren; eenvoudig wetenschappelijk onderzoek op het betreffende gebied op te zetten, uit te voeren en

te rapporteren.

Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Kinder- en jeugdpsychologie is in staat: gevolgen van eigen handelen als professional ten opzichte van respectievelijk cliënten

betrokkenen, en participanten in onderzoek en hun directe omgeving kritisch-reflectief te beschouwen;

oog te hebben voor ethische aspecten van de toepassing van de Kinder- en jeugdpsychologie met inbegrip van het onderzoek;

inzicht te tonen in het besef van beperkte kennis en vaardigheden en hier naar te handelen; kritisch te zijn ten aanzien van psychologische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht

van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering.

Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Kinder- en jeugdpsychologie is in staat:

cliënten, betrokkenen en/of participanten in onderzoek en collega's te benaderen, een werkrelatie aan te gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden;

kennis uit het vak over te dragen aan collega's en aan mensen buiten het vak, in het bijzonder met betrekking tot onderwerpen op het gekozen beroepsveld;

empirisch onderzoek te rapporteren.

Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Kinder- en jeugdpsychologie is in staat:

Page 46: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

46

te leren van literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen

academische en beroepsactiviteiten;

te leren op zelfsturend en autonoom niveau. programma Klinische & Gezondheidspsychologie

Met het programma wordt beoogd: Gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de Klinische en

gezondheidspsychologie bij te brengen, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid;

Het masterprogramma Klinische en gezondheidspsychologie bereidt voor op het uitoefenen van een functie als hulpverlener, onderzoeker of beleidsontwikkelaar op academisch niveau. Naast grondige psychologische kennis van problemen op het gebied van de geestelijke dan wel lichamelijke gezondheid, worden psychotherapeutische basiskennis en vaardigheden verworven en wordt de student verder gevormd op het gebied van de psychodiagnostiek. De student verdiept zich voorts in de gedragstherapie en cognitieve therapie. Speciale aandacht in het programma gaat uit naar gevolgen van en interventies na ingrijpende gebeurtenissen (trauma

en rouw); angststoornissen; lichamelijke chronische aandoeningen; en zelfregulatie van gezondheid. Het programma legt een sterk accent op de verwerving van zowel professionele

vaardigheden relevant voor de uitoefening van het beroep in een praktische setting als academische vaardigheden nodig voor het begrijpen, ontwikkelen en toepassen van wetenschappelijke inzichten. Praktijkstage en empirisch onderzoek vormen dan ook voorname onderdelen van het masterprogramma.

Afgestudeerden kunnen, na selectie, doorstromen in verschillende post-masters opleidingen,

mits ook in de bachelorfase voldaan is aan eisen die gesteld worden. In Nederland zijn dat met name de opleiding tot GZ-psycholoog (die na voltooiing en selectie gevolgd kan worden door de opleiding tot specialist-Klinisch Psycholoog of de opleiding tot Psychotherapeut) en de opleiding tot lid van een specialistische psychotherapievereniging. Het masterprogramma klinische en gezondheidspsychologie kan, afhankelijk van de gekozen stageplaats en na goedkeuring van het betreffende verslag, voldoen aan de eisen van de NIP-aantekening psychodiagnostiek.

Afgestudeerden worden gevraagd voor diagnostische en begeleidings- en interventie-werkzaamheden in praktijkfuncties in ziekenhuizen, gezondheidscentra, verzorgings- en verpleegtehuizen. Anderen worden gevraagd in onderzoek- of onderwijsfuncties in het hoger onderwijs of in particuliere (onderzoek)bureaus. Voorlichting, training en staf/beleidsfuncties in de somatische en geestelijke gezondheidszorg zijn ook functies waarin afgestudeerden aan de slag gaan. Klinische psychologie en gezondheidspsychologie zijn erkende beroepen die ook in

andere landen kunnen worden beoefend. De regelgeving die het mogelijk maakt dat men zich

kan vestigen in een ander land of in het buitenland een postmaster beroepsopleiding kan volgen is per land verschillend.

Voorbereiding op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van de psychologie in het algemeen, en de Klinische en gezondheidspsychologie in het bijzonder.

Vertaling van de doelstelling in eindtermen van het programma Klinische en gezondheidspsychologie:

Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Klinische en gezondheidspsychologie heeft kennis van en inzicht in: de recente ontwikkeling en actuele stand van zaken met betrekking tot de kennis op het gebied

van de Klinische en gezondheidspsychologie; het beroepsveld (of de beroepsvelden) waarbinnen de kennis van dat gebied van de

psychologie wordt toegepast; assessments die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze

assessments ten grondslag liggen; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze

strategieën ten grondslag liggen; gebruikelijke methoden van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de Klinische en

gezondheidspsychologie.

Page 47: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

47

Toepassen van kennis en inzicht

De afgestudeerde van het masterprogramma Klinische en gezondheidspsychologie is in staat: op gevorderd niveau inzicht te laten zien in de toepassingen van psychologische kennis binnen

de Klinische en gezondheidspsychologie; kennis op het gebied van de Klinische en gezondheidspsychologie te gebruiken om

psychologische vraagstukken in het betreffende vakgebied adequaat te analyseren; assessments in het betreffende beroepsgebied op basisniveau uit te voeren;

interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd op basisniveau uit te voeren; eenvoudig wetenschappelijk onderzoek op het betreffende gebied op te zetten, uit te voeren en

erover te rapporteren. Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Klinische en gezondheidspsychologie is in staat:

gevolgen van eigen handelen als professional ten opzichte van respectievelijk patiënten, cliënten en onderzoeksparticipanten en hun directe omgeving kritisch-reflectief te beschouwen;

heeft oog voor ethische aspecten van de toepassing van de Klinische en gezondheidspsychologie met inbegrip van het onderzoek;

inzicht te tonen in het besef van beperkte kennis en vaardigheden en hier naar te handelen;

kritisch te zijn ten aanzien van psychologische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering.

Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Klinische en gezondheidspsychologie is in staat: patiënten, cliënten en/of participanten in onderzoek en collega's te benaderen, een werkrelatie

aan te gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden;

kennis uit het vak over te dragen aan collega's en aan mensen buiten het vak, in het bijzonder

met betrekking tot onderwerpen op het gekozen beroepsveld; over empirisch onderzoek te rapporteren.

Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Klinische en gezondheidspsychologie is in staat: te leren van wetenschappelijke literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van

feedback op eigen academische en beroepsactiviteiten; te leren op zelfsturend en autonoom niveau.

programma Neuropsychologie Met het programma wordt beoogd: Gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de Neuropsychologie bij te

brengen, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid; De neuropsychologie onderzoekt de relatie tussen hersenen en gedrag. Het gaat hier om

verschillende psychologische functies zoals perceptie, geheugen, denken, taakverwerking, aandacht, motivatie en emotie. Het gebied bestudeert hoe deze functies door de hersenen worden uitgevoerd, maar ook wat de gevolgen zijn van beschadigingen aan de hersenen en hoe stoornissen behandeld kunnen worden. Dergelijke stoornissen kunnen o.a. ontstaan door een ongeval, een beroerte, overmatig drankgebruik of degeneratie in de hersenen (bijvoorbeeld bij

de ziekte van Alzheimer). Het doel van het masterprogramma Neuropsychologie is tweeledig. In de eerste plaats gaat het om het overbrengen van inhoudelijke kennis en praktische

vaardigheden op het terrein van de klinische neuropsychologie, waarmee voldaan kan worden aan de eisen van de NIP diagnostiekaantekening en de afgestudeerde zich op de arbeidsmarkt kan begeven.

Ten tweede biedt een afgeronde masteropleiding Neuropsychologie toegang tot de

beroepsopleiding voor GZ-psycholoog (cf. wet BIG). Dit is mede afhankelijk van de gekozen vakken tijdens de bachelorfase.

De afgestudeerden kunnen, indien zij dat willen en een plaats kunnen krijgen, de GZ-opleiding in Nederland of een vergelijkbare postdoctorale opleiding in het buitenland gaan volgen. De opleiding biedt aan afgestudeerde neuropsychologen de mogelijkheid om als neuropsycholoog (NIP-diagnosticus) diagnostische werkzaamheden in de gezondheidszorg (ziekenhuizen, psychiatrische klinieken en instellingen voor revalidatie en bejaardenzorg) te verrichten. Ook

onderzoekfuncties in instellingen die werkzaam zijn op het gebied van de gezondheidszorg, variërend van psychiatrische ziekenhuizen tot de farmaceutische industrie, behoren tot de beroepsmogelijkheden.

Page 48: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

48

Studenten die naar het buitenland willen kunnen zich voorbereiden op een PhD traject. De

regelgeving die het mogelijk maakt dat men zich kan vestigen in een ander land of een

postmaster beroepsopleiding kan gaan volgen, zijn per land verschillend. Voorbereiding op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van de psychologie in het

algemeen, en de Neuropsychologie in het bijzonder. Vertaling van de doelstelling in eindtermen van het programma Neuropsychologie: Kennis en inzicht

De afgestudeerde van het masterprogramma Neuropsychologie heeft kennis van en inzicht in: de recente ontwikkeling en actuele stand van zaken met betrekking tot de kennis op het gebied

van de Neuropsychologie; het beroepsveld (of de beroepsvelden) waarbinnen de kennis van dat gebied van de

psychologie wordt toegepast; assessments die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze

assessments ten grondslag liggen; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze

strategieën ten grondslag liggen; gebruikelijke methoden van onderzoek op het gebied van de Neuropsychologie.

Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Neuropsychologie is in staat:

op gevorderd niveau inzicht te laten zien in de toepassingen van psychologische kennis binnen de Neuropsychologie;

kennis op het gebied van de Neuropsychologie te gebruiken om psychologische vraagstukken in het betreffende vakgebied adequaat te analyseren;

assessments in het betreffende beroepsgebied op basisniveau uit te voeren; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd op basisniveau uit te voeren; eenvoudig wetenschappelijk onderzoek op het betreffende gebied op te zetten, uit te voeren en

te rapporteren. Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Neuropsychologie is in staat: gevolgen van eigen handelen als professional ten opzichte van respectievelijk patiënten,

cliënten en participanten in onderzoek en hun directe omgeving kritisch-reflectief te

beschouwen; heeft oog voor ethische aspecten van de toepassing van de Neuropsychologie met inbegrip van

het onderzoek; inzicht te tonen in het besef van beperkte kennis en vaardigheden en hier naar te handelen; kritisch te zijn ten aanzien van psychologische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht

van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering.

Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Neuropsychologie is in staat: patiënten, cliënten en/of participanten in onderzoek en collega's te benaderen, een werkrelatie

aan te gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden;

kennis uit het vak over te dragen aan collega's en aan mensen buiten het vak, in het bijzonder met betrekking tot onderwerpen op het gekozen beroepsveld;

empirisch onderzoek te rapporteren.

Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Neuropsychologie is in staat: te leren van literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen

academische en beroepsactiviteiten;

te leren op zelfsturend en autonoom niveau. programma Sociale psychologie Met het programma wordt beoogd: Gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de Sociale psychologie bij te

brengen, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid;

Het programma biedt verdieping in de kerngebieden van de sociale psychologie, inclusief centrale toepassingsvelden. In het bijzonder omvat het masterprogramma de domeinen van sociaal-psychologische processen op het gebied van sociale beïnvloeding en het toepassen van

Page 49: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

49

sociaal-psychologische theorieën op sociale problemen. Studenten specialiseren zich op een

concreet inhoudelijk en professioneel terrein in hun stage en afstudeerproject. Centraal staat

het vergroten van kennis en vaardigheden met betrekking tot sociaal-psychologische theorieën, onderzoek en toepassingen op de niveaus van: het individu, sociale relaties en groepen.

Het masterprogramma bereidt voor op professionele functies op het gebied van de Sociale psychologie, met name onderzoek in niet-universitaire instellingen, alsmede voor praktijk- en beleidsfuncties op het gebied van de toegepaste Sociale psychologie. Daarnaast sluit het programma goed aan bij nationale en internationale research masters op het gebied van de

Sociale Psychologie. Voorbereiding op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van de psychologie in het

algemeen, en de Sociale psychologie in het bijzonder. Vertaling van de doelstelling in eindtermen van het programma Sociale psychologie: Kennis en inzicht

De afgestudeerde van het masterprogramma Sociale psychologie heeft kennis van en inzicht in: de recente ontwikkeling en actuele stand van zaken met betrekking tot de kennis op het gebied

van de Sociale psychologie; het beroepsveld (of de beroepsvelden) waarbinnen de kennis van dat gebied van de

psychologie wordt toegepast;

assessments die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze assessments ten grondslag liggen;

interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze strategieën ten grondslag liggen;

gebruikelijke methoden van onderzoek op het gebied van de Sociale psychologie.

Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Sociale psychologie is in staat: op gevorderd niveau inzicht te laten zien in de toepassingen van psychologische kennis binnen

de Sociale psychologie; kennis op het gebied van de Sociale psychologie te gebruiken om psychologische vraagstukken

in het betreffende vakgebied adequaat te analyseren; assessments in het betreffende beroepsgebied op basisniveau uit te voeren; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd op basisniveau uit te voeren; eenvoudig wetenschappelijk onderzoek op het betreffende gebied op te zetten, uit te voeren en

te rapporteren.

Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Sociale psychologie is in staat: gevolgen van eigen handelen als professional ten opzichte van respectievelijk patiënten,

cliënten en participanten in onderzoek en hun directe omgeving kritisch-reflectief te beschouwen;

heeft oog voor ethische aspecten van de toepassing van de Sociale psychologie met inbegrip van het onderzoek;

inzicht te tonen in het besef van beperkte kennis en vaardigheden en hier naar te handelen; kritisch te zijn ten aanzien van psychologische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht

van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering.

Communicatie

De afgestudeerde van het masterprogramma Sociale psychologie is in staat: patiënten, cliënten en/of participanten in onderzoek en collega's te benaderen, een werkrelatie

aan te gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden;

kennis uit het vak over te dragen aan collega's en aan mensen buiten het vak, in het bijzonder met betrekking tot onderwerpen op het gekozen beroepsveld;

empirisch onderzoek te rapporteren.

Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Sociale psychologie is in staat: te leren van literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen

academische en beroepsactiviteiten; te leren op zelfsturend en autonoom niveau.

Page 50: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

50

programma Toegepaste Cognitieve Psychologie

Met het programma wordt beoogd:

Gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de Toegepaste Cognitieve Psychologie bij te brengen, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid;

Het gaat in dit masterprogramma onder andere om: kennis van informatieverwerkingsprocessen in het menselijke brein en welke invloed

bijvoorbeeld omgeving en cognitieve belasting hierop kunnen hebben; kennis van het adviseren over optimaliseren van informatieoverdracht gebaseerd op

bovenstaande kennis; ontwerpen van ergonomisch verantwoorde interfaces;

De student zal na het volgen het programma getraind zijn in het toepassen en vertalen van fundamentele kennis naar praktijksituaties: cognitieve ergonomie (bijvoorbeeld onderzoek naar gebruikersgemak, veiligheid, mens-

computerinteractie en mens-omgevinginteractie); communicatiedesign en advisering over optimalisering informatie overdracht (bijvoorbeeld:

begeleiding van campagnes: voorlichting, marketing, reclame etc.). De markt voor afgestudeerden ligt in de designindustrie, onderwijsresearch, gezondheidszorg,

de ICT-sector en de marketing- en reclamesector, als adviseur of als toegepast onderzoeker. Zij die zich meer ergonomisch hebben georiënteerd kunnen een werkkring vinden bij spoorwegbedrijven, telecommunicatie, luchthavensector/ruimtevaart of productontwikkeling in de industrie. Omdat het om een internationaal erkende specialisatie gaat, kan men ook in andere landen gemakkelijk zijn of haar beroep uitoefenen.

Voorbereiding op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van de psychologie in het algemeen, en de Toegepaste Cognitieve Psychologie in het bijzonder.

Vertaling van de doelstelling in eindtermen van het programma Toegepaste Cognitieve Psychologie: Kennis en inzicht

De afgestudeerde van het masterprogramma Toegepaste Cognitieve Psychologie heeft kennis van en inzicht in: de recente ontwikkeling en actuele stand van zaken met betrekking tot de kennis op het gebied

van de Toegepaste Cognitieve Psychologie; het beroepsveld (of de beroepsvelden) waarbinnen de kennis van dat gebied van de

psychologie wordt toegepast;

assessments die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze

assessments ten grondslag liggen; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze

strategieën ten grondslag liggen; gebruikelijke methoden van onderzoek op het gebied van de Toegepaste Cognitieve

Psychologie.

Toepassen van kennis en inzicht

De afgestudeerde van het masterprogramma Toegepaste Cognitieve Psychologie is in staat: op gevorderd niveau inzicht te laten zien in de toepassingen van psychologische kennis binnen

de Toegepaste Cognitieve Psychologie; kennis op het gebied van de Toegepaste Cognitieve Psychologie te gebruiken om

psychologische vraagstukken in het betreffende vakgebied adequaat te analyseren; assessments in het betreffende beroepsgebied op basisniveau uit te voeren;

interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd op basisniveau uit te voeren; eenvoudig wetenschappelijk onderzoek op het betreffende gebied op te zetten, uit te voeren en

te rapporteren.

Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Toegepaste Cognitieve Psychologie is in staat: gevolgen van eigen handelen als professional ten opzichte van respectievelijk patiënten,

cliënten en participanten in onderzoek en hun directe omgeving kritisch-reflectief te beschouwen;

heeft oog voor ethische aspecten van de toepassing van de Toegepaste Cognitieve Psychologie met inbegrip van het onderzoek;

inzicht te tonen in het besef van beperkte kennis en vaardigheden en hier naar te handelen;

Page 51: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

51

kritisch te zijn ten aanzien van psychologische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht

van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering.

Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Toegepaste Cognitieve Psychologie is in staat: patiënten, cliënten en/of participanten in onderzoek en collega's te benaderen, een werkrelatie

aan te gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden;

kennis uit het vak over te dragen aan collega's en aan mensen buiten het vak, in het bijzonder met betrekking tot onderwerpen op het gekozen beroepsveld;

empirisch onderzoek te rapporteren.

Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Toegepaste Cognitieve Psychologie is in staat:

te leren van literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen academische en beroepsactiviteiten;

te leren op zelfsturend en autonoom niveau.

Page 52: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

52

BIJLAGE

Page 53: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

53

Bijlage 1. Pre-mastertraject (art. 2.4) 9

Bijlage 1.1 – ALGEMENE SOCIALE WETENSCHAPPEN:

Bijlage 1.1.1 - Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie. Toelating tot het pre-mastertraject ASW: Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie:

De bezitter van één van de hieronder vermelde einddiploma’s van een HBO-opleiding met een omvang van 240 stp krijgt toegang tot het pre-mastertraject ASW: Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie onder de voorwaarde dat voorafgaand het bijbehorende selectietraject van 22,5 stp is afgerond.

CROHO-categorie10 11 Opleiding

Onderwijs Lerarenopleiding Basisonderwijs Lerarenopleiding Aardrijkskunde Lerarenopleiding Geschiedenis Lerarenopleiding Maatschappijleer

Gedrag en maatschappij Alle richtingen

Gezondheidszorg Verpleegkunde (HBO-V) Psychomotorische therapie Ergotherapie Sport, gezondheid, management

Leefstijl, arbeid en gezondheid Sociale gerontologie

Economie Alle richtingen

Inhoud bijbehorende selectietraject ASW: Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie (22,5 stp):

De sociale stand van Nederland: sociale vraagstukken en sociaal beleid (7,5 stp) M&T: methoden en technieken van sociaal wetenschappelijk onderzoek (7,5 stp) Academische vaardigheden Algemene sociale wetenschappen (2,5 stp) Pre-master Kwantitatieve data-analyse (5 stp). Inhoud pre-mastertraject ASW: Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie (30 stp):

Introductie maatschappijwetenschappen: de moderne samenleving (7,5 stp) Geavanceerde kwantitatieve en kwalitatieve analysemethoden (7,5 stp)

Solidariteit tussen jong en oud in arbeid, zorg en welzijn (7,5 stp) Pre-masterthesis ASW (7,5 stp).

9 Het pre-mastertraject start op 1 februari en heeft een omvang van 30 stp. Een verzoek te worden toegelaten tot het pre-mastertraject moet voor 31 december worden ingediend bij de toelatingscommissie. Op 31 december moet het HBO-einddiploma zijn behaald en het aan het pre-mastertraject voorafgaande selectietraject zijn afgerond. De cursussen van het selectietraject worden niet als regulier onderwijs aangeboden, maar als contractonderwijs. Op de cursussen van het selectietraject zijn de OER-regels m.b.t. de aanwezigheids- en inspanningsverplichtingen (art. 4.5), cijfers en alphanumerieke beoordelingen (art. 5.4), reparatie: aanvullende of vervangende toetsen (art. 5.5), toetsvoorziening bijzondere gevallen (art. 5.8) en fraude en plagiaat (art. 5.14) van toepassing. 10 CROHO = Centraal Register Opleidingen in het Hoger Onderwijs. 11 Studenten van opleidingen uit de sectoren Onderwijs en Gezondheid die niet specifiek genoemd worden maar die wel menen dat het door hen genoten onderwijs aansluit bij de thema’s van het masterprogramma Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie, kunnen de toelatingscommissie vragen om toelating tot het pre-mastertraject. Zij dienen in een motivatiebrief aan te geven, welke aansluiting zij tussen hun HBO-opleiding en deze (pre-)master zien.

Page 54: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

54

Bijlage 1.1.2 - Jeugdstudies

Toelating tot het pre-mastertraject ASW: Jeugdstudies: De bezitter van één van de hieronder vermelde einddiploma’s van een HBO-opleiding met een omvang van 240 stp krijgt toegang tot het pre-mastertraject ASW: Jeugdstudies onder de voorwaarde dat voorafgaand het bijbehorende selectietraject van 22,5 stp is afgerond.

CROHO-categorie Opleiding

Onderwijs Alle richtingen

Gedrag en maatschappij Alle richtingen

Inhoud bijbehorende selectietraject ASW: Jeugdstudies (22,5 stp): Risicogedrag en verslaving in de adolescentie (7,5 stp) M&T: methoden en technieken van sociaal wetenschappelijk onderzoek (7,5 stp) Academische vaardigheden Algemene sociale wetenschappen (2,5 stp) Pre-master Kwantitatieve data-analyse (5 stp).

Inhoud pre-mastertraject ASW: Jeugdstudies (30 stp): Adolescent development (7,5 stp)

Jongeren en seksualiteit (7,5 stp) Geavanceerde kwantitatieve en kwalitatieve analysemethoden (7,5 stp) Pre-masterthesis ASW (7,5 stp).

Bijlage 1.1.3 - Multiculturalisme in vergelijkend perspectief. Toelating tot het pre-mastertraject ASW: Multiculturalisme in vergelijkend perspectief: De bezitter van één van de hieronder vermelde einddiploma’s van een HBO-opleiding met een

omvang van 240 stp krijgt toegang tot het pre-mastertraject ASW: Multiculturalisme in vergelijkend perspectief onder de voorwaarde dat voorafgaand het bijbehorende selectietraject van 22,5 stp is afgerond.

CROHO-categorie Opleiding

Onderwijs Alle richtingen

Gedrag en maatschappij Alle richtingen

Gezondheidszorg Verpleegkunde (HBO-V) Psychomotorische therapie

Ergotherapie Sport, gezondheid, management Leefstijl, arbeid en gezondheid Sociale gerontologie

Economie Alle richtingen

Inhoud bijbehorende selectietraject ASW: Multiculturalisme in vergelijkend perspectief (22,5 stp): Weerstand tegen minderheden: een interdisciplinair perspectief op intergroepsrelaties (7,5 stp) M&T: methoden en technieken van sociaal wetenschappelijk onderzoek (7,5 stp) Academische vaardigheden Algemene sociale wetenschappen (2,5 stp) Pre-master Kwantitatieve data-analyse (5 stp).

Inhoud pre-mastertraject ASW: Multiculturalisme in vergelijkend perspectief (30 stp): Migranten en integratie (7,5 stp) Geavanceerde kwantitatieve en kwalitatieve analysemethoden (7,5 stp) Etniciteit en nationalisme (7,5 stp) Pre-masterthesis ASW (7,5 stp).

Page 55: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

55

Bijlage 1.2 – CULTURELE ANTROPOLOGIE:

Toelating tot het pre-mastertraject: De bezitter van één van de hieronder vermelde einddiploma’s van een HBO-opleiding met een omvang van 240 stp krijgt toegang tot het pre-mastertraject Culturele antropologie: Multiculturalisme in vergelijkend perspectief onder de voorwaarde dat voorafgaand het bijbehorende selectietraject van 22,5 stp is afgerond.

CROHO-categorie Opleiding

Onderwijs Alle richtingen

Gedrag en maatschappij Alle richtingen

Gezondheidszorg Alleen Verpleegkunde (HBO-V)

Economie Alle richtingen

Inhoud bijbehorende selectietraject CA: Multiculturalisme in vergelijkend perspectief (22,5 stp): Culturele antropologie 1: inleiding in de culturele antropologie (7,5 stp) Methoden en technieken 1 voor HBO-instroom (7,5 stp) Wetenschappelijk schrijven: HBO-instroom (7,5 stp).

Inhoud pre-mastertraject CA: Multiculturalisme in vergelijkend perspectief (30 stp): Tutorials pre-masters MUCM (7,5 stp) Cultural anthropology 3: globalization and social cultural complexity (7,5 stp) Etniciteit en nationalisme (7,5 stp) Position paper pre-masters MUCM (7,5 stp).

Bijlage 1.3 – SOCIOLOGIE:

Toelating tot het pre-mastertraject: De bezitter van één van de hieronder vermelde einddiploma’s van een HBO-opleiding met een omvang van 240 stp krijgt toegang tot het pre-mastertraject Sociologie: Vraagstukken van beleid en organisatie onder de voorwaarde dat voorafgaand het bijbehorende selectietraject van 22,5 stp

is afgerond.

CROHO-categorie Opleiding

Onderwijs Alle richtingen

Gedrag en maatschappij Alle richtingen

Gezondheidszorg Alle richtingen

Economie Alle richtingen

Inhoud bijbehorende selectietraject Vraagstukken van beleid en organisatie (22,5 stp): Sociale problemen (7,5 stp) Inleiding sociologie (3,75 stp) Methoden en statistiek van sociaal wetenschappelijk onderzoek 1 (7,5 stp) Methoden en statistiek van sociaal wetenschappelijk onderzoek 2 (3,75 stp).

Inhoud pre-mastertraject Vraagstukken van beleid en organisatie (30 stp): Sociology of organisations (7,5 stp) wordt in het Engels aangeboden Leeronderzoek oriëntatiefase: probleemverkenning en vragenlijstconstructie (7,5 stp) Leeronderzoek sociale stratificatie en gezinssociologie (7,5 stp) Sociale sturing van Nederland (7,5 stp)

Page 56: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

56

Bijlage 1.4 – ONDERWIJSKUNDE:

Toelating tot het pre-mastertraject: De bezitter van één van de hieronder vermelde einddiploma’s van een HBO-opleiding met een omvang van 240 stp krijgt toegang tot het pre-mastertraject Onderwijskunde onder de voorwaarde dat voorafgaand het bijbehorende selectietraject van 22,5 stp is afgerond.

CROHO-categorie Opleiding

Onderwijs Alle richtingen

Gedrag en maatschappij Alle richtingen

Gezondheidszorg Alle richtingen

Inhoud bijbehorende selectietraject Onderwijskunde (22,5 stp): Onderwijspsychologie en academisch schrijven (10 stp) Methoden en statistiek van sociaal wetenschappelijk onderzoek 1 (7,5 stp)

Methoden en statistiek van onderwijskundig onderzoek (5 stp). Inhoud pre-mastertraject Onderwijskunde (30 stp): Assessment en evaluatie in onderwijs en opleiding (7,5 stp)

Onderwijskundige veranderingsinterventies (7,5 stp) Ontwerpen van leersituaties (7,5 stp)

Onderzoeksvaardigheden/Leeronderzoek (7,5 stp). Bijlage 1.5 – PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN: Bijlage 1.5.1 - Jeugdstudies.

Toelating tot het pre-mastertraject: De bezitter van één van de hieronder vermelde einddiploma’s van een HBO-opleiding met een omvang van 240 stp krijgt toegang tot het pre-mastertraject Jeugdstudies onder de voorwaarde dat voorafgaand het bijbehorende selectietraject van 22,5 stp is afgerond.

CROHO-categorie Opleiding

Onderwijs Alle richtingen

Gedrag en maatschappij Alle richtingen

Gezondheidszorg Alle richtingen

Inhoud bijbehorende selectietraject Jeugdstudies (22,5 stp): Studenten volgen het selectietraject Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken of het selectietraject Orthopedagogiek zoals hieronder beschreven.

Inhoud pre-mastertraject Jeugdstudies (30 stp): Studenten volgen het pre-mastertraject Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken of het Premastertraject Orthopedagogiek zoals hieronder beschreven. Bijlage 1.5.2 – Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken Toelating tot het pre-mastertraject:

De bezitter van één van de hieronder vermelde einddiploma’s van een HBO-opleiding met een omvang van 240 stp krijgt toegang tot het pre-mastertraject Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken onder de voorwaarde dat voorafgaand het bijbehorende selectietraject van 22,5 stp is afgerond.

CROHO-categorie Opleiding

Onderwijs Alle richtingen

Gedrag en maatschappij Alle richtingen

Gezondheidszorg Alle richtingen

Inhoud bijbehorende selectietraject Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken (22,5 stp): Culturele diversiteit in opvoeding, onderwijs en jeugdhulpverlening (7,5 stp) Ontwikkeling en opvoeding van kinderen en jeugdigen met een beperking (3,75 stp) Methoden en statistiek van sociaal wetenschappelijk onderzoek 1 (7,5 stp)

Page 57: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

57

Methoden en statistiek van sociaal wetenschappelijk onderzoek 2 (3,75 stp).

Inhoud pre-mastertraject Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken (30 stp): Opvoeding en ontwikkeling 2 (7,5 stp) Praktijkontwikkeling, onderzoek en beleid (7,5 stp) Thesis (15 stp). Bijlage 1.5.3 – Orthopedagogiek

Toelating tot het pre-mastertraject: De bezitter van één van de hieronder vermelde einddiploma’s van een HBO-opleiding met een omvang van 240 stp krijgt toegang tot het pre-mastertraject Orthopedagogiek onder de voorwaarde dat voorafgaand het bijbehorende selectietraject van 22,5 stp is afgerond.

CROHO-categorie Opleiding

Onderwijs Alle richtingen

Gedrag en maatschappij Alle richtingen

Gezondheidszorg Alle richtingen

Inhoud bijbehorende selectietraject Orthopedagogiek (22,5 stp): Emotional and behavioral disturbances (7,5 stp) Ontwikkeling en opvoeding van kinderen en jeugdigen met een beperking (3,75 stp)

Methoden en statistiek van sociaal wetenschappelijk onderzoek 1 (7,5 stp) Methoden en statistiek van sociaal wetenschappelijk onderzoek 2 (3,75 stp). Inhoud pre-mastertraject Orthopedagogiek (30 stp): Diagnostiek (7,5 stp) Behandeling (7,5 stp) Thesis (15 stp).

Page 58: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

58

Bijlage 2. Opbouw van de programma’s (art. 3.6) Alle programma’s hebben een omvang van 60 stp.

Bijlage 2.1 – ALGEMENE SOCIALE WETENSCHAPPEN: Bijlage 2.1.1 - programma Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie

onderwijsonderdelen studielast

Van bescherming naar sociale investering (mogelijk wordt deze cursus voor een deel van de studenten in het Engels aangeboden)

7,5 stp

Onderzoeksstrategieën voor sociaal beleid (mogelijk wordt deze cursus voor een deel van de studenten in het Engels aangeboden)

7,5 stp

Nieuwe sociale risico’s in Europa (mogelijk wordt deze cursus voor een deel van de studenten in het Engels aangeboden)

7,5 stp

Evaluatie van sociaal beleid (mogelijk wordt deze cursus voor een deel van de studenten in het Engels aangeboden)

7,5 stp

Master Thesis Design (er kan ook voor een Engelstalige variant worden gekozen)

5 stp

Master Thesis arbeid, zorg en welzijn (er kan ook voor een Engelstalige variant worden gekozen)

25 stp

Bijlage 2.1.2 - programma Jeugdstudies

onderwijsonderdelen studielast

Jeugd in een veranderende jeugdwereld 7,5 stp

Methodologische en statistische aspecten van sociaalwetenschappelijk onderzoek 7,5 stp

Praktijkoriëntatie jeugdstudies 7,5 stp

Masterstage Jeugdstudies 15 stp

Thesis Jeugdstudies: Schrijven van een onderzoeksplan

Data-analyse en verslag van resultaten Schrijven van een wetenschappelijk artikel

22,5 stp

Bijlage 2.1.3 - programma Multiculturalisme in vergelijkend perspectief

onderwijsonderdelen studielast

Modernisering en mondialisering in historisch perspectief 7,5 stp

Politics of Multiculturalism (aangeboden in het Engels)

7,5 stp

Etnisch-culturele diversiteit in westerse samenlevingen 7,5 stp

Methodologie en onderzoeksopzet 7,5 stp

Masterproject multiculturalisme in vergelijkend perspectief 30 stp

Bijlage 2.2 – CULTURELE ANTROPOLOGIE: programma Multiculturalisme in vergelijkend perspectief

onderwijsonderdelen studielast

Modernisering en mondialisering in historisch perspectief 7,5 stp

Politics of Multiculturalism (aangeboden in het Engels)

7,5 stp

Multiculturalisme en de ‘nieuwe wereldorde’ 7,5 stp

Masterthesis: methodologie en onderzoeksopzet CA 7,5 stp

Masterthesis: onderzoek CA 22,5 stp

Masterthesis: rapportage CA 7,5 stp

Page 59: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

59

Bijlage 2.3 – SOCIOLOGIE:

programma Vraagstukken van beleid en organisatie

onderwijsonderdelen studielast

Beleid: van probleem naar onderzoek 7,5 stp

Beleid en organisaties in de zorg 3,75 stp

Sociale ongelijkheid en beleid: bedoelde en onbedoelde gevolgen 3,75 stp

Organisaties: theorie en onderzoek 7,5 stp

Integratie van etnische minderheden: tussen onderzoek en beleid 3,75 stp

Buurten: problemen en hun aanpak 3,75 stp

Masterstage en arbeidsmarktoriëntatie 7,5 stp

Masterthesis 22,5 stp

Bijlage 2.4 – ONDERWIJSKUNDE:

programma Onderwijskundig ontwerp en advisering

onderwijsonderdelen studielast

Integratiecursus master Onderwijskundig ontwerp en advisering (kan in het Engels gevolgd worden)

3 stp

Kerncursus Learning in organizations 7,5 stp

Kerncursus Instructional design and evaluation 7,5 stp

Keuze van twee verdiepingsthema’s (2 x 3 stp) uit: Assessment: ontwikkelen, valideren en gebruiken (3 stp)

Pedagogisch-didactische vormgeving van beroepsonderwijs (3 stp) Assessment van competenties van docenten (3 stp) Implementatie en evaluatie van leerarrangementen (3 stp) Management en HRD in het regulier onderwijs (3 stp) Leren door discussie en argumentatie (3 stp) Ontwerpbenaderingen en tools (3 stp) Ontwikkelen en implementeren van competentiegericht onderwijzen en opleiden

(3 stp) HRD en lerende organisaties (3 stp) (alle verdiepingsthema’s kunnen in het Engels gevolgd worden)

6 stp

Stage Onderwijskundig ontwerp en advisering (kan in het Engels gevolgd worden)

18 stp

Masterthesis Onderwijskundig ontwerp en advisering (kan in het Engels gevolgd worden)

18 stp

Bijlage 2.5 – PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN: Bijlage 2.5.1 - programma Jeugdstudies

onderwijsonderdelen studielast

Jeugd in een veranderende jeugdwereld 7,5 stp

Methodologische en statistische aspecten van sociaalwetenschappelijk onderzoek 7,5 stp

Praktijkoriëntatie Jeugdstudies 7,5 stp

Stage Jeugdstudies 15 stp

Thesis Jeugdstudies 22,5 stp

Page 60: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

60

Bijlage 2.5.2 - programma Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken

onderwijsonderdelen studielast

Inleidende cursus Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken 7,5 stp

Jeugdbeleid en preventie 5 stp

Internationale pedagogische vraagstukken 5 stp

Praktijkanalyse Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken 3,75 stp

Jeugdrecht 1,25 stp

Masterthesis Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken (kan in het Engels gevolgd worden)

22,5 stp

Masterstage Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken 15 stp

Bijlage 2.5.3 - programma Orthopedagogiek

onderwijsonderdelen studielast

Keuze uit: Werkveldcursus Gehandicaptenzorg (5 stp) Werkveldcursus Jeugdzorg (5 stp)

Werkveldcursus Leerlingenzorg (5 stp)

5 stp

Jeugdrecht 1,25 stp

Effectieve interventies 1,25 stp

Een keuze van drie (3 x 2,5 stp) van de volgende vier cursussen: Neuropsychologische diagnostiek en behandeling (2,5 stp) Systemische ouderbegeleiding (2,5 stp) Schoolverzuim (2,5 stp)

Hulpverlening aan delinquente jongeren vanuit orthopedagogisch perspectief (2,5 stp)

7,5 stp

Masterstage orthopedagogiek 22,5 stp

Masterthesis orthopedagogiek (kan in het Engels gevolgd worden)

22,5 stp

Voor studenten die het interdisciplinaire programma Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek kiezen:

onderwijsonderdelen studielast

Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek 1: theoretische achtergronden

7,5 stp

Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek 2: preventie, behandeling en begeleiding

7,5 stp

Masterstage orthopedagogiek 22,5 stp

Masterthesis orthopedagogiek (kan in het Engels gevolgd worden)

22,5 stp

Bijlage 2.6 – PSYCHOLOGIE:

Bijlage 2.6.1 - programma Arbeids- en organisatiepsychologie

onderwijsonderdelen studielast

Occupational Health and Performance 5 stp

Organization Devolopment 5 stp

Strategic Human Resource Management 5 stp

Stage Arbeids- en organisatiepsychologie 22,5 stp

Thesis Arbeids- en organisatiepsychologie 22,5 stp

Bijlage 2.6.2 - programma Jeugdstudies

onderwijsonderdelen studielast

Jeugd in een veranderende jeugdwereld 7,5 stp

Praktijkoriëntatie Jeugdstudies 7,5 stp

Stage Jeugdstudies 15 stp

Page 61: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

61

Thesis Jeugdstudies 30 stp

Bijlage 2.6.3 - programma Kinder- en jeugdpsychologie

onderwijsonderdelen studielast

Ontwikkelingspsychopathologie II 7,5 stp

Preventie en interventie in de kinder- en jeugdpsychologische praktijk 7,5 stp

Stage Kinder- en jeugdpsychologie 22,5 stp

Thesis Kinder- en jeugdpsychologie 22,5 stp

Indien men binnen het masterprogramma Kinder- en jeugdpsychologie kiest voor de variant Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek:

onderwijsonderdelen studielast

Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek 1: analyse en theoretische achtergronden

7,5 stp

Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek 2: preventie, behandeling en begeleiding

7,5 stp

Stage Kinder- en jeugdpsychologie 22,5 stp

Thesis Kinder- en jeugdpsychologie 22,5 stp

Bijlage 2.6.4 - programma Klinische en gezondheidspsychologie

onderwijsonderdelen studielast

Gedragstherapie en cognitieve therapie 7,5 stp

Keuze van één cursus uit:

Verlies en psychotrauma Angststoornissen

7,5 stp

Stage Klinische en gezondheidspsychologie 20 - 25 stp

Thesis Klinische en gezondheidspsychologie 20 - 25 stp

Bijlage 2.6.5 - programma Neuropsychologie

onderwijsonderdelen studielast

Ontwikkelingsneuropsychologie 5 stp

Cognitieve neuropsychiatrie 5 stp

Neuropsychologische revalidatie 5 stp

Stage Neuropsychologie 22,5 - 30 stp

Thesis Neuropsychologie 15 - 22,5 stp

Bijlage 2.6.6 - programma Sociale psychologie

onderwijsonderdelen studielast

Toegepaste sociale psychologie: van theorie tot interventie 7,5 stp

Sociale beïnvloeding, voorlichting en reclame 7,5 stp

Stage Sociale psychologie 7,5 - 15 stp

Thesis Sociale psychologie 30 - 37,5 stp

Bijlage 2.6.7 - programma Toegepaste cognitieve psychologie

onderwijsonderdelen studielast

Toegepaste cognitieve psychologie II 15 stp

Stage Toegepaste cognitieve psychologie 15 - 30 stp

Thesis Toegepaste cognitieve psychologie 15 - 30 stp

Page 62: Onderwijs- en examenregeling 2014-2015...Inhoudsopgave Deel 1 – regels Paragraaf: Onderwerp: Bladzijde: 1 Algemene bepalingen 5 2 Toelating 6 3 Inhoud en inrichting van de opleiding

62

Bijlage 3. Overgangsregelingen

Voor de studenten die ingestroomd zijn in een eerder curriculum geldt, tenzij zij overstappen naar het nieuwe curriculum, het ‘oude’ curriculum met de volgende overgangsregelingen.

Bijlage 3.1 – Psychologie: Masterprogramma Neuropsychologie

Niet behaald Te doen in 2014-2015

Cognitieve en neuropsychologische aspecten van psychische stoornissen (5 stp)

Cognitieve neuropsychiatrie (5 stp)

Bijlage 3.2 – Pedagogische wetenschappen

Masterprogramma Jeugdstudies

Niet behaald Te doen in 2014-2015

Thesis Jeugdstudies (30 stp) Methodologische en statistische aspecten

van sociaalwetenschappelijk onderzoek (7,5 stp) + Thesis Jeugdstudies (22,5 sp)

Bijlage 3.3 – Pre-mastertrajecten: Afbouw pre-mastertrajecten oude stijl: 1. Studenten die het pre-mastertraject ‘oude stijl’ niet hebben afgerond, stappen over naar het

nieuwe programma, dat bestaat uit een selectietraject van 22,5 stp en een pre-mastertraject van 30 stp.

2. In afwijking van het in het vorige lid bepaalde krijgen studenten die in het collegejaar 2012-

2013 of eerder begonnen zijn met het deeltijd pre-mastertraject Onderwijskunde van 60 stp tot en met het collegejaar 2015-2016 de gelegenheid om dat pre-mastertraject af te ronden. Studenten die op 1 september 2016 het pre-mastertraject deeltijd Onderwijskunde ‘oude stijl’ niet hebben afgerond, stappen over naar het nieuwe programma, dat bestaat uit een selectietraject van 22,5 stp en een pre-mastertraject van 30 stp.

Bijlage 3.3.1 – Pre-mastertraject Algemene sociale wetenschappen:

Niet behaald Te doen in 2014-2015 Opmerking

Kwalitatieve data-analyse (2,5 stp)

Deeltoets Kwalitatieve data-analyse uit Geavanceerde kwantitatieve en kwalitatieve analysemethoden (2,5 stp)

Aftekenen voor 2,5 stp onder de oude cursuscode: 201300023

Pre-masterthesis ASW (5 stp) Pre-masterthesis in overleg met

de cursuscoördinator (5 stp)

Aftekenen voor 5 stp onder de

oude cursuscode: 201300036

Bijlage 3.3.2 – Selectietraject en pre-mastertraject Sociologie:

Niet behaald Te doen in 2014-2015

Beleid en evaluatieonderzoek (3,75 stp) Inleiding sociologie (3,75 stp)

Inleiding sociale wetenschappen (7,5 stp) Sociology of organisations (7,5 stp)