Upload
others
View
12
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
nummer 18
Symposium ‘Mind the Body’
Beeld in de tuin
René Frese vertelt zijn verhaal
Een prettig gesprek met Jelte
en meer…
nul
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
-nummer 1802
Nul-nummer 17 augustus 2014
0-nummer is een cliëntgestuurd project van de Cliëntenraad Arkin. Dit magazine is gemaakt voor en door (ex) cliënten van Jellinek/Mentrum Verslavingszorg Amsterdam.
ColofonRedactie & medewerkers:
Kees C. KeuchKees WetermanTello NeckheimA. DoppelgangerJos Oude BosJelte KoopmanYoussefSylvia SuurlingRené FreseTommie ThienpontMaaike RiemersmaToon JehoelHannis Schilperoord
Pre-press en druk:Drukgoed & Paardekooper displayAmsterdam
Redactieadres:Redactie Nul-nummerp/a Cliëntenraad ArkinPostbus 758481070 AV AmsterdamE: [email protected]: www.jellinek.nl/clientenraad
Inhoud:2 Redactioneel3-6 Symposium ‘Mind the Body’7 Het eerste gesprek8-9 Beeld in de tuin10 Paassfeer- Naastbetrokkenen11 Van leefstijltraining tot CGT12 Jos Oude Bos verlaat VNN13-18 René Frese vertelt zijn verhaal19-25 Een prettig gesprek met Jelte26 Wolf Kayser overleden 27 Spiritualiteit
RedactioneelWat wij denken en doen heeft gevolgen voor hoe wij ons lichamelijk voelen.
En omgekeerd kun je psychische klachten krijgen als je buik niet goed func-
tioneert. De buik is in feite ons tweede brein. Nu krijg je van alle ellende
die dagelijks over je wordt uitgestort wel pijn in je buik zou je zo kunnen
zeggen. Maar in dit Nulnummer niet al teveel pessimistische geluiden hoewel
hier wel de neiging toe is want er gebeuren ‘rare dingen’ in de GGz sector.
De Cliëntenraad Arkin organiseerde in december 2014 een symposium met de
titel ‘Mind the Body’ juist om duidelijk te maken dat de somatische kant van
de cliëntpatiënt onder belicht is. Het onderscheid tussen lichaam en geest
moet verdwijnen. Wat we hier onder verstaan kunt u allemaal lezen.
In de Jellinek kliniek kwam ondergetekende een man tegen, toevallig met
dezelfde naam die mij aansprak over het beeld in de tuin van de kliniek.
Daar was niets over bekend. Hij zou dat wel eens even gaan uitzoeken. Dit is
stuff voor het Nulnummer. Dit soort activiteiten kom je niet zo vaak tegen en
moet je stimuleren. En warempel is het deze Kees gelukt. Een genot om te
fotograferen want zoals op de voorkant al te zien besteden we hier uitge-
breid aandacht aan. De volgende stap is dat er nu een naamplaat op moet
worden bevestigd. We zijn benieuwd of de Jellinek directie hier de kosten
voor wil dragen?
Verder een ‘prettig gesprek’ met een inmiddels gepensioneerd Jellinek be-
handelaar, zeker voor degene die een stukje geschiedenis wel op prijs stelt.
Rond de grote foto op de middenpagina het verhaal van René Frese, voor
velen een bekende. Van leefstijl trainingen tot CGT en ook nog over spiritua-
liteit is te lezen als u door het blad bladert. U hebt er alle tijd voor!
KCK.
Op 18 mei is geheel onverwacht Mike Peters overleden. Mike
was voorzitter van de Cliëntenraad van Iriszorg, Nijmegen. Daar-
naast was hij secretaris van Het Zwarte Gat. We zullen hem missen.
Mike was een enthousiast persoon die er weer zin in had. Greep al-
les aan wat er te doen was. Ook voor het Nulnummer wilde hij schrij-
ven. In het vorige nummer hebben we inderdaad een column van zijn
hand gepubliceerd. Daaruit blijkt hoe Mike tegen de zaak aan keek. In
een paar zinnen die ik hieruit selecteer zult u dat met me eens zijn.
Hij beschrijft iets wat zijn oog treft op de Oranjesingel in Nijmegen.
“Villa Lux, the place to be voor cultuur liefhebbende Nijmegenaren
naast de dag- en nachtopvang voor verslaafden. Links stonden mensen
in de rij om naar een lezing te gaan, rechts om een plaats voor de
nacht te bemachtigen. Van communicatie over het hekwerk heen was
geen sprake. Dat men op elkaar neerkeek was duidelijk zichtbaar. Het
hekwerkje tussen de ingangen van beide complexen symboliseert voor
mij de ontzettend dunne scheidslijn tussen dakloos of niet dakloos. En
mensen die nu nog links staan, kunnen over twee jaar aan de rechter-
kant staan. Andersom geldt hetzelfde, al is die weg stukken moeilijker!!
1
V
-nummer 18
p 9 december 2014 organiseerde de Cliëntenraad Arkin in het Polanentheater het symposium ‘Mind the
body’. Tijd voor een thema dat nogal eens het onderspit delft in de GGZ: het lichaam dat bij de geest hoort. ‘Mind the body’ was de boodschap van dit cliënt gestuurde symposium, geïnitieerd door een van de themagroepen van de Cliëntenraad. Het programma was opgebouwd uit
ervaringsverhalen en diverse
sprekers die vanuit verschil-
lende perspectieven de
kansen en dilemma’s van dit
onderwerp belichten. Er vond
een levendige en boeiende
publieksdiscussie plaats en
het bestuurderspanel deed
mooie toezeggingen.
Centraal gegeven bij dit sym-
posium was de veel kortere
levensverwachting, 15 – 20
jaar, van cliënten met ernsti-
ge psychiatrische problema-
tiek (m.n. onder schizofrenie
cliënten is veel onderzoek
gedaan).
Dit hangt samen met een ongezonde leefstijl en medi-catie gebruik. Vooral roken,
maar ook het vroeg ontwik-
kelen van diabetes als gevolg van overgewicht. Overgewicht
dat weer door medicatie en te weinig bewegen wordt ver-
oorzaakt dragen bij aan deze veel kortere levensverwach-
ting. Voor veel cliënten is het een dagelijkse worsteling om
de diverse ongezonde verleidingen te weerstaan. Sleutel-
woord: herstellen doe je zelf maar niet alleen.
Het in 2014 door de CR afgeronde project mondzorg werd
door de voorzitter van de cliëntenraad Arkin aangehaald en
de aanbevelingen uit het stedelijke RET rapport die onver-
kort gerealiseerd zouden moeten worden door Arkin.
(zie pagina 26)
Presentatie van Ronald van Gool, verpleegkundig specialist
en onderzoeker: ‘somatische zorg bij ernstig psychiatrische
aandoeningen’. Dit onderzoek beschrijft o.a. de ernstig
kortere levensverwachtingen, maar ook dat het ‘gat’ aan
het toenemen is bij cliënten met de diagnose schizofrenie
(inmiddels 20 – 25 jaar korter).
Het gaat dus het niet alleen om ‘mind the body’ maar ook
om ‘mind the gap’, aldus de spreker, die daarbij refereerde
aan de boodschap van de dagvoorzitter bij opening van het
programma. Namelijk dat het moeilijk is om de daad bij het
woord te voegen in het veranderen van ongezonde gewoon-
tes. Worstelt niet iedereen daarmee tegenwoordig met alle
verleiding die op de loer liggen. Laat staan als je kwetsbaar
bent, niet goed in de eigen kracht zit of aanleg hebt voor
verslaving. Woorden en daden, theorie en praktijk, daar zijn
spanningsvelden te benoemen.
2/3 van de cliënten met bovengenoemde diagnose overlijdt
aan hart- en vaatziekten waarbij roken de belangrijkste
enkelvoudige risicofactor
is. Somatische aandoe-
ningen: obesitas, diabe-
tes, metabool syndroom,
hart- en vaatziektes,
bewegingsstoornissen en
seksuele functiestoornis-
sen. Belangrijke oorza-
ken: roken, overgewicht
(o.a. door gebruik van
antipsychoticum) weinig
beweging en middelenge-
bruik. Daarnaast vindt er
onderdiagnostiek plaats;
hypertensie, diabetes en
hoog cholesterol.
(Vroeg) signalering, be-
handeling en preventie
van somatische gezond-
heidszorg en bijwerkingen
medicatie is derhalve van groot belang en moet leiden tot
verbeteren van de somatische gezondheidstoestand (richt-
lijn schizofrenie 2012).
Samenvattend: - Hoge somatische comorbiditeit veroorzaakt door leefstijl,
de ziekte, symptomen en de desintegratie GZ;
- De leefstijl wordt gekenmerkt door; weinig bewegen,
ongezond eten, veel roken en middelengebruik;
03
Verslag symposium 5 jaar Cliëntenraad Arkin O
Ronald van Gool en dagvoorzitter Maaike Riemersma
-nummer 1804
- Antipsychotica (SGA) vormen extra risico’s op
overgewicht, glucose-en lipidenverstoringen
- Onderdiagnostiek en onderbehandeling Gevolg: de
levensverwachting is dramatisch slechter dan de
algemene populatie.
Wat staat ons te doen: - Preventie en informatie;
- Regiefunctie systematische screening en risicotaxatie
comorbiditeit en somatische (bemoei)zorg;
- Verbeteren samenwerking met huisarts en POH GGz en
integratie lichaam en geest;
- Scholing GGZ medewerkers;
- Ontwikkelen van effectieve leefstijlinterventies;
- Motiveren van gezondheidsbevorderend gedrag bij
cliënten en medewerkers;
- Voorbeeldfunctie gezond leven.
Ronald wijst ook op het belang van de implementatie van
de aanbevelingen uit het RET rapport; dit is een taak van de
organisatie. Verder heeft het Trimbos instituut richtlijnen
ontwikkeld die in febr. 2015 worden gepresenteerd.
Dan is de vloer voor de Pitches door 5 experts:
Petra Schaftenaar, zorginnovator Inforsa:
‘Wortel i.p.v. Nuts´
structureel meer grip komen op leefstijl.
Danielle Maas, loopgroeptrainer Roads: Beweging geeft
meer balans, werkt preventief en is herstellend. ‘Gun het
jezelf’.
Maria Franken, apotheker, lid geneesmiddelencommissie
beschrijft een medicatie dilemma waarbij de eigen bijdrage
van de cliënt een rol kan spelen en kan leiden tot een
afweging die weer niet leidt tot duurzame zorg. In hoeverre
moet je aandringen als apotheker?
Bani da Lima, manager behandelzaken Minnesota kliniek:
‘Mind the mind’. Investeer in de relatie met de cliënt, de
zgn. ‘therapeutische alliantie’ die leidt tot herstel. Daag
cliënten uit tot eigen verantwoordelijkheid, bv door het
inzetten van ervaringsdeskundigen.
In de boeiende discussie die volgt tussen publiek en panel
Beroerde omstandigheden maken ongezond; klinieken
zijn géén ideale omstandigheden. Geef cliënten een
vriendelijk duwtje in de rug en vooral ‘we doen het samen’!
Rookdiscussie is echt een kwestie voor personeel; cliënten
roken al jaren niet meer binnen! Jaarlijks een gezamenlijke
fit-test doen.
Sonja van Hamersveld, expert gezonde leefstijl: ‘Hoe
maak je het leuker, makkelijker en toegankelijker’. Er moet
Op het prikbord hing een oproep aan medewerkers, om in
hun caseload te kijken of er cliënten zijn die in aanmer-
king kunnen komen om de Liberman cursus ‘Omgaan met
vrije tijd’ te gaan volgen. Een module ontwikkelt om
deelnemers van alle leeftijden te helpen zelfstandiger
en vindingrijker te worden in het besteden van hun vrije
tijd.
Bij de Cliëntenraad wordt gemeld dat diverse projecten
min of meer in afbraak verkeren. Atelier Kunstkop wordt
genoemd. Dat was voorheen het Jellinek paradepaardje,
daar waren we trots op.
Waar gaat het om? Het is een enorme tegenstrijdigheid
dat de politiek landelijk de mond vol heeft over de parti-
cipatiemaatschappij en iedereen actief wil laten deelne-
men aan allerlei activiteiten als door de Gemeenten daar
tegelijk gigantisch gesnoeid wordt in de faciliteiten voor
die activiteiten. Je moet pingpongen maar je krijgt géén
batjes, géén balletjes en de tafel moet je zelf maken.
Dat dus. Grtz. TT 5-5-15
Aan het gezicht te zien kiest ze voor de Nuts
V.l.n.r.: Petra, Sonja, Danielle, Maria en Bani
-nummer 18 05
komen diverse spanningsvelden aan de orde zoals; zelf-beschikking versus zelf verwaarlozing, duurzame zorg versus bezuinigingen.
Je kunt cliënten wel aanzetten tot sporten maar vaak is er
geen geld voor de sportschool, dat geldt ook voor goede
voeding waar cliënten niet heel veel geld aan kunnen beste-
den omdat ze het gewoon niet hebben.
Er wordt ook geconcludeerd dat de diverse dilemma’s niet
los van elkaar gezien moeten worden, het gaat om een inte-
graal geheel en bestaat niet uit losse elementen. Maar waar
het vooral omgaat is om het ‘samen doen’ (visie Inforsa).
Dit sluit ook aan bij de alliantie gedachte van de Minnesota
kliniek, die overigens niet ophoudt na de behandeling. Een
revolutionaire gedachte wordt tussen publiek en panel
gedeeld m.b.t. de rol van de medewerkers in dit opzicht:
moet roken tijdens werktijd niet verboden worden en een
gezonde leefstijl op die manier ook door de medewerkers
worden beleden. Er gaan vele stemmen op in het publiek en
panel die hiervan voorstander zijn.
Een vraag om concretisering komt ook langs. Hoe SMART
werkt Arkin in dit opzicht: wordt het in het behandelplan
opgenomen bijvoorbeeld en wordt het uitgevraagd bij de
intake? Er worden door het panel een aantal good practi-
ces genoemd die om navolging vragen zoals het VIP (Vroege
Interventie Psychose) team waar men werkt met een SMART
actieplan op het onderdeel gezonde leefstijl.
Gezien het dilemma van de apotheker vraagt het publiek zich
af in hoeverre de arts (Arkin) autonoom is in het voorschrij-
ven van medicatie, of laat deze zich leiden door de ‘goedko-
pe’ eisen van de zorgverzekeraar? Uit ervaring weten cliënten
‘Paspoort’ voor medicijnen Antidepressiva, pijnstillers en andere geneesmiddelen werken niet bij iedereen even goed. Genetische verschillen maken dat patiënten verschillend op geneesmiddelen reageren. Met de resultaten van een DNA-onderzoek is de apotheker in staat om op maat advies te geven over de keuze van het medicijn of het aanpassen van de dosering. Bijwerkingen zijn een groot medisch probleem. DNA-onderzoek kan laten zien voor welke medicijnen iemand overgevoelig is. Onderzoekers van het Erasmus MC willen nu dat er een DNA-paspoort voor meer patiënten beschikbaar komt.
dat medicatie gewijzigd wordt naar een goedkoper middel,
hetgeen soms heel vervelend kan zijn.
Als cliënten niet willen overstappen naar een zgn. generiek
middel dan kan de arts dit specifiek vermelden op het recept;
cliënten moeten hier dan wel om vragen. Dus in principe is
Een SMART-doelstelling is richtinggevend: het geeft aan
wat je wilt bereiken. Door een doelstelling SMART te
formuleren is de kans groter dat er in de praktijk iets van
terecht komt.
de arts autonoom in het voorschrijven is het antwoord van
apotheker Maria Franken.
Het laatste onderdeel van het symposium is het
bestuurderspanel, waarin bestuurders bij Arkin naar hun
mening gevraagd wordt op dit onderwerp en verleidt worden tot
toezeggingen dan wel aanbevelingen voor volgend jaar.
v.l.n.r.: Dick, Gabe, Wencke en Erik
Ronald Bergkamp, directeur Arkin Service Centre, is o.a.
verantwoordelijk voor alle voeding binnen Arkin, meldt nog geen
maaltijd geproefd te hebben binnen klinieken van Arkin. Hij is
op de hoogte van de klachten van de Cliëntenraad ten aanzien
Maaltijd‘Regenereren van de maaltijd is zo belangrijk, het kan het product maken of breken’. Het productie-proces afstemmen op het regeneratieproces. Vroeger deed je de kast aan en werd alles op één tempera-tuur geregenereerd. Nu kun je, bijvoorbeeld in de maaltijdwagens, de temperatuur bijna per plateau instellen. Een goed advies op de verpakking kan veel ellende voorkomen. Maar dit vraagt inzicht. Een ‘gebakken’ vis vraagt om even met deksel en later zonder deksel te regenereren. Voeding moet als on-losmakelijk onderdeel van het herstel van de cliënt worden gezien. (citaat F.H.)
-nummer 1806
van de kwaliteit van de geleverde maaltijden. Hij is voorstander
van samen koken; dilemma is dat dit veel duurder is. (Dat is nog
maar helemaal de vraag of het duurder is? Red.)
Erik Beijaert, plv geneesheer-directeur vindt een ‘goede
omgeving’ van belang, sleutelwoord ‘samen’. Rookdiscussie met
medewerkers blijkt lastig.
Wencke de Wildt, directeur behandelzaken Jellinek; het roken
heeft binnen Jellinek een enorme ontwikkeling meegemaakt
en wordt inmiddels als een verslavingsprobleem gezien
(behandeldoel). Positieve ervaringen zijn er met het laten
kennismaken met sporten.
Gabe de Vries, manager I, I&T Roads; er wordt door Roads veel
gedaan aan werken, dagbesteding, maar ook sport en voeding.
‘Lichte drang moet kunnen’
Naomi de Rooij, voorzitter Cliëntenraad constateert veel grote
verschillen binnen Arkin, er gebeurt veel. Belangrijk is integrale
aandacht en aanpak, samen nadenken over wat werkt. Het
gaat om de mens als geheel, waarbij het proces van herstel
vaak een langdurig proces is. Naomi pleit hierbij voor een
aandachtsfunctionaris somatiek binnen Arkin.
Dick Veluwenkamp, lid Raad van Bestuur hoopt dat er binnen
Arkin veel uitgewisseld gaat worden op het vlak van good
practices, er zijn veel goede ideeën; als uitwisselingsplatform
zou het (digitale) portaal kunnen fungeren dat in januari van
start gaat. Verder is de Cliëntenraad belangrijk voor de Raad
van Bestuur, om aan te geven waar er vooral niet op bezuinigd
moet worden, zoals ervaringsdeskundigheid.
Op een vraag vanuit het publiek dat er geld moet zijn om
als ervaringsdeskundige met een cliënt naar het zwembad
te gaan of samen te koken geeft Dick aan dat je hier niet op
moet bezuinigen. Verder brengt hij het belang van een goede
samenwerking met de huisartsen onder de aandacht in het
kader van somatiek en de toegenomen ambulantisering, er moet
veel meer worden samengewerkt.
Hoe en wat gaan we aanpakken in 2015: vraag aan het panel.
Ronald Bergkamp: afschaf van automaten gaat te ver, maar
misschien de diversiteit aanpassen. Hij denkt voor volgend
jaar aan het gezonder maken van het aanbod in de automaten.
Inpandig roken kan niet meer en het Valleiconcept doorvoeren.
Erik Beijaert: intern toezicht kan verbeteren, bv na een in-
cident. Richtlijnen somatiek nagaan, aanpassen en advies aan
Raad van Bestuur.
Wencke de Wildt: aanbod ontwikkelen stoppen met roken,
drinken en blowen. Praktijk voorbeelden nagaan.
Gabe de Vries: inloopvoorzieningen Roads betaalbaar houden,
leefstijl trainingen ook elders aanbieden.
Dick Veluwenkamp: kennis delen en stimuleren, wacht advies
somatiek van bureau geneesheer directeur af en met behulp
van de aanbevelingen RET rapport visie en gemeenschappelijk
beleid ontwikkelen.
Naomi de Rooij sluit af met de woorden: RET aanbevelingen
gaan Arkin scherp houden, een aandachtsfunctionaris
somatiek is van groot belang, een goede communicatie tussen
behandelaars onderling (b.v. huisartsen) en tot slot Arkin als een
SMART functionerende lerende organisatie!
Tot slot wordt het nieuwe logo van de Cliëntenraad gepresenteerd, twee ineen geslagen handen.
Verslag opgetekend door Maaike Riemersma, bewerkt door Kees C. Keuch. Foto’s: Hannis Schilperoord, Toon Jehoel
Tweede kamer roept regering opom voeding structureel te
verankeren in de zorg
Op 25 november 2014 is een motieaangenomen omtrent voeding en zorg
Uit onderzoek blijkt dat met goede voedinggezondheidswinst en besparing op zorgkosten
te realiseren is
Het draagt bij aan de kwaliteit van verblijf en gaattegelijk verspilling van voedsel tegen
v.l.n.r.: Ronald, Naomi en Dick
-nummer 18 07
Het eerste gesprek‘Toen ik Kees van de redactie sprak over een bijdrage aan dit mooie blad beloofde ik iets te schrijven over mijn proces van aanmelding tot detox naar ambulante zorg naar uiteindelijk de dagbehandeling en al gravende in mijn hoofd kwam ik erachter dat ik niet precies meer wist hoe lang ik nou eigenlijk al nuchter ben’. Ik kan u vertellen: Dat is een mooi kerstkado voor een verslaafde. Ik ben de tel kwijt! Maar dat terzijde. Ik ben maar eens door mijn mailbox gegaan om nou eens te kijken wanneer het begon en hoe het een beetje gelopen is: Het begint met een mail-tje waarin mijn hulpverlener mij aanraad om toch te ko-men. Surprise! Wie dat niet herkent...Dat eerste gesprek. Ik maakte mijn borst al nat toen ik na een week nuchter blijven mijn opwachting maakte. Esther, mijn eerste hulpverlener, had mij een jaar terug doorverwezen naar iemand met specifieke ervaring met mijn soort proble-men. Dus ik bereide me voor op iemand die geschikt is voor het zwaardere werk. Schoorvoetend ga ik de wachtkamer in en beeld me een huilbui in, een tirade, hemeltergende gebaren, een discussie over geld, een opengesneden familieruzie, anything. Ellende...aaargh. Ik ga zitten en stel me netjes voor en begin over mijn problemen te redeneren zo goed mogelijk alles op een gouden weegschaaltje wegend, want je zou eens verkeerd begrepen kunnen worden... Ineens onder-breekt hij me en wijst achter mij het raam uit: Kijk! Zie je dat? Ik zag niks. ‘Daar, buiten op die boom,” Ik zie nog steeds niks. Bomen en kutweer. ‘Nee op die boom, daar, een boomklimmertje!’ Enigszins verdwaast en afgeleid speur ik naar buiten. “Daar gaat ie! Zie je em?” Dan zie ik wippend een heel klein vogeltje stap voor stap de boombast waarop hij zit afspeuren op zoek
naar insecten. Steeds wip wip smul smul wipt hij van onder, naar boven stap voor stap huppend tot hij aan de top van de boom komt en in een sierlijke duikvlucht naar beneden hetzelfde proces bij de boom ernaast herhaalt tot het kleine junkje na een paar bomen uit zicht verdwijnt. In eerste instantie denk ik bij mezelf: Hé, dit gaat van mijn behandeltijd af, we moeten het over problemen hebben, spijkers met koppen a.u.b.! Na een maand of drie abstinentie weet ik beter. En
geloof me, als je iemand een beetje leert kennen en je kent versla-ving goed dan is dat kicken. Net zoals het ook best wel lekker is om, als je doorge-snoven zit te tweaken en te liegen, eerlijk in your face te horen krijgt dat je gewoon overkomt als een gebruiker: Glashard. La-ten we elkaar geen mietje
noemen. Dan weet je weer precies waar je staat en is daar toch ook een zijwind in je leven, een scherpe misschien maar wel een die effect heeft. Gewoon die waarheid, de werkende sturende waarheid, iets om op te varen. Meteen komt er bij die zijwind het besef dat jezelf niet een professionele steunzool hoeft te worden om hier bovenop te komen. En ook meteen dat ‘soi’ ge-voel dat je de ernst van het geheel, die spanning, eraf voelt gaan, die tijgerklauwen en die angst, die diep snijdende allesverwoestende paranoia van coke, pillen, speed, en drank en gewoon die zelfhaat, dat disrespect naar je eigen spiegelbeeld. Soi. Verder. Dat is ervaring en kennis, daar is geen pil voor en dat is (geacht poli-tiek Den Haag) niet uit te drukken in centen. Nu weet ik dat ik een half jaar geleden ‘daar’ was en nu ‘’hier’ ben. A small tiny step for humanity but the hugest fuc-king migration in the world of a junky.
A. Doppelganger, december 2014
-nummer 1808
Foto
’s:
Kees
C.
Keuc
h
-nummer 18 09
60 stappen vanaf het begin in de tuin van de Jellinek staat een boeiend bronzen beeld, levensgroot, op een prominente plek. Dat maakt mij nieuwsgierig. Het is een vrouwfiguur, een torso met een hoofd. Links een gaaf gelaat als een Vene-tiaans masker. De hersenpan is behoorlijk toegetakeld en ook de rechter borstpartij en rug moest het ontgelden. Ledema-ten zijn er slechts gedeelte-lijk. Op de achterkant van de rechterdij zit een vreemd, ook verwrongen uitstulpsel. Het roept - als alle kunst - vragen op. Wie heeft het gemaakt? Heeft het een titel? Wanneer was het af? Hoe lang staat het hier? Is het gemaakt in op-dracht of eigen werk? Niemand van de medewerkers wist ant-woord tot ik het vroeg aan re-ceptioniste Erna van Sambeek. Zij bezorgde mij de naam. Lia van Vugt is de beeldhouwer. Dan kun je gaan googelen. Diverse sites waaronder 1 van haar zelf. Het beeld heet “Geschonden schoonheid” en is gemaakt vóór 1983. De volgende dag heb ik haar gebeld. Toen bleek dat ze zo-veel beelden heeft gemaakt, dat ze niet meer precies mijn vragen - die haar pats-boem gesteld worden - kan beantwoorden. Eén gietsel staat in Uithoorn en één hier in de tuin. Er bleven vragen onbeantwoord. Vanuit de redactie kwam de suggestie een afspraak met Lia te maken in haar atelier.
In hartje Jordaan doet Lia de deur open van haar ate-lier. We komen in een ruimte eivol met beelden, groot en klein, tot aan het plafond. Daarachter nog een ruim-te ook bomvol beelden, gereedschappen, materialen. Ze kocht het pand zo’n 25 jaar geleden. Oorspronkelijk was er een school gehuisvest, volgens de overlevering een school voor IJs en Patat met, zeer aanwezig, een Dames en Heren toilet.
Lia vindt dat een beeld zelf het verhaal moet vertel-len, zij is niet van de “boodschappen”. It is in the eye of the beholder. Het beeld stond eerder in de tuin van een psychiatrische instelling, waar het sommige men-
sen angst aanjoeg en behandelaars het beter vonden om het te verwijderen. Dit kwam ter oren van wijlen Dees Postma, oud-cliënt en later toenmalig directeur van de Jellinek die voorstelde om het beeld in de tuin
te plaatsen bij de nieuwe kli-niek aan de Obrechtstraat. Van dichtbij bekeken vraag je je af wat er gebeurd is. Waarom is het geschonden? Als je inzoomt op het gelaat is dat puntgaaf en is de hals nog intact, maar de rest van de schedel, hersenen, haren? zijn zwaar geschonden. Het beeld is eigen werk en niet in opdracht gemaakt. Geheel ontsproten aan de geest en handen van de kunstenaar. Lia vertelt dat ze maandenlang gepuzzeld heeft over hoe de rechterschouder er uit moest komen te zien, ze vond wat ze op dat moment had te slap. In een droom kreeg ze de oplos-sing voor die rechterschouder aangereikt.
Al ruim dertig jaar voor een ieder te zien in de binnentuin van de kliniek. U maakt zelf
uit wat u er van vindt. Ik vind het intrigerend, zo’n ontmoeting met een beeld dat boeit. Duizenden mensen hebben het in de loop der jaren gezien, al dan niet op afstand, zonder enige informa-tie. Nu de basale gegevens bekend zijn wordt het tijd voor een plaquette op de sokkel!
Kees Weterman
Ter info:
Lia maakt echt van alles. In brons, keramiek, glas, afval,
gevonden spullen, gemengde technieken, collages, van al-
les en nog wat. Ze heeft een eigen site <www.liavanvugt.
nl> en er is een boek verschenen met prachtige foto’s. Uit
dat boek maak ik op dat “Geschonden schoonheid” dateert
van 1981 (blz. 61 onder Opdrachten en aankopen). De
monografie Lia van Vugt is een uitgave van Stichting Het
Depot, Wanders Uitgevers, 2003,
ISBN 90 40036090. Het beeld in Uithoorn staat op blad-
zijde 42 en 43.
Beeld in de tuin van de Jacob Obrechtstraat 92
-nummer 1810
Van leefstijltraining tot CGT
De alom bekende leefstijltraining is niet
meer. Binnen de Jellinek maar ook daarbuiten
werden leefstijltrainingen gegeven om mensen
te ondersteunen in het veranderen van hun
middelengebruik of gokgedrag. Binnen de
poliklinische curatieve verslavingszorg (wat een zin)
werden individuele en leefstijltrainingen in groepen
gegeven. Binnen de klinische setting ook, maar dan
in een iets andere groepsvorm. Maar ze bestaan niet
meer.
Wat is er gebeurd? De leefstijltrainingen zijn
ontwikkelt met
als doel ze up to
date te houden.
Wat we daarmee
bedoelen is dat
de trainingen wel
moeten voldoen
aan bepaalde eisen
oftewel, zij moeten
wel werken. Daar
is wetenschappelijk
onderzoek voor
nodig en dat had
plaatsgevonden.
Nu bleek dat er
een aantal punten in de bestaande trainingen geen
of weinig effect hadden voor de cliënten. Dat het
beoogde resultaat te pover was. Daarom hebben een
aantal knappe koppen de trainingen aangepast en
daarbij ook de naam veranderd, namelijk CGT.
CGT staat voor cognitieve gedragstherapie.
Die term kenden we natuurlijk al en binnen de
leefstijltrainingen werden ook CGT onderdelen
gebruikt. Het handige van de naamsverandering is
dat er nu een duidelijk onderscheid gemaakt kan
worden tussen de twee vormen van behandelingen
binnen de Jellinek, namelijk Minnesota (12 stappen
model)en CGT (cognitieve gedragstherapie) dus.
Maar wat is er nu veranderd? Niet zo heel veel.
Maar wel van belang om te weten. Als je als
cliënt een herhaling wil krijg je opeens een heel
ander werkboekje. Het nieuwe werkboekje van
de voormalige individuele leefstijltraining (LST
2 of LST 1) is wel veel mooier geworden qua
inhoudt. Er staat veel meer info in wat makkelijk
leest. Het 10 gesprekken model (LST2) is nu 12
gesprekken geworden en het is de bedoeling dat je
elke week een gesprek krijgt en niet meer alleen
in het begin wekelijks en daarna om de week. De
balans is aangepast en de functieanalyse krijgt
een dominantere rol. Veranderen van gedachten
is toegevoegd aan de nieuwe LST2, die nu dus CGT
2 heet. Ook
zijn er diverse
keuze sessies
toegevoegd
waaruit cliënten
kunnen kiezen om
te bespreken. Al
met al lijkt het
een verbetering
voor de cliënten.
Als behandelaar
denk ik dat het
inderdaad een
verbetering
betreft en mijn
korte ervaring tot nu toe stemt hoopvol. Voorlopig
zijn de nieuwe “leefstijltrainingen” alleen nog maar
voor middelen (alcohol en drugs) en gokken, hopelijk
zal het ook gaan gelden voor mensen, die voor
game-, internet- of seksverslaving komen.
Alle veranderingen en protocollen staan beschreven
in het lijfboek Handboek cognitieve gedragstherapie
bij middelengebruik en gokken (Schippers, G, M.
Smeerdijk & M. Merx (redactie), 2014), ondersteund
door Kenniscentrum Resultaten Scoren en uitgegeven
door Perspectief.
Tello Neckheim
Jellinek, curatieve zorg, Team poliklinische behandeling. 8-4-2015.
-nummer 18 11
Beste mensen
Dit berichtje van de Naastbetrokkenenraad Arkin is
niet speciaal voor uzelf bedoeld maar vooral voor uw
familie, vrienden en/of uw contactpersoon.
Wij, de mensen van de Naastbetrokkenenraad,
behartigen de belangen van naastbetrokkenen van
mensen die in zorg zijn bij Arkin.
De raad streeft naar samenwerking tussen cliënt,
hulpverlener en naastbetrokkene om een zo goed
mogelijk behandelresultaat te bereiken. Dit heet
een triadebehandeling.
In de Naastbetrokkenenraad is veel werk te
verzetten zoals bureauwerk, vergaderen, overleggen
of informeren.
We zijn op het moment op zoek naar nieuwe leden.
Uw ervaring is belangrijk voor ons! Mensen die wat
tijd, energie en zin hebben om zich in te zetten voor
het betrekken van naasten zijn welkom. In overleg
kan het aantal uren besproken worden.
Hebt u interesse of vragen dan kunt u mailen naar:
Of op donderdagmiddag tussen 13 en 16uur bellen
naar ons kantoor: telefoon 020-5904095
Het forum op de Jellinek site is weer actief!
PaassfeerDe cliënten opgenomen in de kliniek van de
Obrechtstraat zijn met de Paasdagen verrast met
een fraaie Paasboom in de eetzaal en nog meer
dat de tafels in de Paassfeer waren gedekt, ge-
reed voor het Paasontbijt. Het geheel aangekleed
door ex-cliënte Sylvia (zie Nulnummer 17). Enkele
cliënten hebben geholpen met het beschilderen
van de eieren. Eventjes leek het er op dat de
‘creatieve therapie’ uit de kast was gekomen. “Wordt wel relaxed van dat schilderen” hoorde ik
iemand zeggen.
-nummer 1812
Van de Redactie,Een fusie in 2004 tussen de drie noordelijke
verslavingszorg instellingen leidde tot 1 grote
verslavingszorginstelling die onder de naam VNN verder
ging. Van 2004 tot 2005 was hij voorzitter van de
cliëntenraad van VNN. In 2005 bedacht hij het eerste
cliënt gestuurde project ´Help mijn buurman (ver)zuipt’.
Hiermee kwam hij als projectleider in dienst van VNN.
Jos bleef echter actief in de cliëntenbeweging en zorgde
er in 2006 voor dat cliënten aansluiting kregen met
professionals via ‘Resultaten Scoren’ van GGZ Nederland
met het projectplan ´Empowerment in de Verslavingszorg.
Oude Bos, wijlen Gerrit Zwart en Gert de Haan werden
toegelaten in de Raad van Bekwaamheidsontwikkeling.
Tijdens het tien jarig jubileum van de samenwerking
cliëntenraden in de verslavingszorg, richtte Oude Bos
samen met wijlen Gerrit Zwart en Reinier Schippers,
Stichting het Zwarte Gat op. Het ‘Handvest van
Maastricht´ werd opgesteld en aangeboden aan de
bestuurders van de diverse VZ instellingen die bij dit
jubileum waren uitgenodigd. Het duurde tot 2010 voor
er een definitieve handtekening onder het convenant
kwam te staan, getekend namens de directies van de
VZ instellingen door voorzitter Ruud Rutten en door
voorzitter van het Zwarte Gat, Jos Oude Bos. Dit onder
toeziend oog van de voorzitter van GGZ Nederland en
vele belangstellenden. Een mijlpaal in de geschiedenis
van de cliëntbeweging. In januari van 2010 werd Oude
Bos beleidsmedewerker cliënt gestuurde projecten bij
VNN. Hiermee was hij de eerste ervaringsdeskundige
beleidsmedewerker in de verslavingszorg geworden. Oude
Bos heeft zich in de loop der jaren, samen met andere
prominenten uit de cliëntbeweging VZ, hard gemaakt
om het medisch model dat heersend is in de sector om
te buigen naar Herstel Ondersteunde Zorg, HOZ. De
zorg moet meer vraaggestuurd worden, dat cliënten
meer zeggenschap krijgen over hun eigen behandeling/
begeleiding. De regie moet naar de cliënt. Herstel
is leidend en maatschappelijk herstel het doel. De
zelfredzaamheid van cliënten vergroten/versterken.
In november 2013 trad Oude Bos na vijf jaar af als
voorzitter van het Zwarte Gat en droeg het stokje over
aan Marcel van Nattem. Oude Bos maakte een nieuwe
stap en sloot zich aan bij de Coöperatieve Herstelgroep
Nederland (HGN) die in 2014 is opgericht door oud
medewerkers uit de VZ, die al jaren sympathiseren met de
cliëntbeweging uit de VZ.
De doelstellingen zijn het zelfde gebleven maar heeft
zich verbreed naar het sociale domein met de komst
van de transities en de komst van de Participatie Wet.
Er ontstonden nieuwe ideeën om mensen met o.a.
verslavingsproblematiek de mogelijkheid te bieden om
vooruit te komen in onze samenleving. Dit door het
opzetten van zogeheten herstelacademies of centra voor
zelfregie en participatie.
De reorganisaties binnen VNN gaven Oude Bos de kans
zich boventallig te laten verklaren. Hij neemt daarom na
vijftien jaar afscheid van VNN, om zich nu te richten op
zijn nieuwste uitdaging met de HGN. Dit met de zelfde
toewijding als al die jaren hiervoor, wil hij de zorg
verbeterd zien voor de cliënten die er gebruik van maken.
Het Zwarte Gat en de HGN delen hun kennis op een aantal
gebieden. Zo is het Zwarte Gat primair verbonden aan de
Cliëntenraden VZ en is de HGN is zelfstandige groep. Het
motto in het ‘Handvest’ was het Maatschappelijk Herstel,
de belangrijkste pilaar aansluitend op de behandeling.
Door de huidige decentralisaties is dit deel van de zorg
bij de gemeentes komen te liggen (WMO). Verslavingszorg
hoort thuis bij de VZ instellingen en Maatschappelijk
Herstel komt in het ‘sociaal domein’. Het is een lange weg
te gaan, zeker nu ook met alle veranderingen in de zorg,
opgelegd door de politiek.
Na vijftien jaar verlaat Jos Oude Bos VNN (Verslavingszorg Noord Nederland). Jos startte in 1999 zijn carrière in de verslavingszorg (VZ) als lid van de cliëntenraad. (CR)
Jos Oude Bos (L) en Jean Vulpen. Deelnemers vanaf het eerste uur.
Ondertekening ‘Handvest van Maastricht’ 2010V.l.n.r.: Marleen Barth (voorzitter GGZ Nederland), Ruud Rut-ten (directie Tactus VZ tekent namens netwerk VZ instellin-gen), Jos Oude Bos en Reinier Schippers (bestuur Zwarte Gat)
-nummer 18 13
René Frese vertelt zijn verhaalen Kees heeft het opgeschreven
10 mei 1946 geboren in Amsterdam. Vader was
alcoholist. Mijn broer werd later ook alcoholist. Die is
tien jaar ouder dan ik. Komt uit een middenstandsgezin
maar ook een problematisch gezin.
Een vader en een broer die erg leden onder hun huids-
kleur, een donkere Indische huidskleur. In die tijd voelde
ze zich toch wel gediscri-
mineerd en minderwaardig.
Mijn Joodse moeder heeft
geleden onder de tweede
wereldoorlog doordat de
familie weggehaald is en het
gedrag van mijn vader. Een
vrouw die totaal geen liefde
meer kon geven. Ik kom uit
een gezin waar manipulatie
troef was, een gezin wat in
tweeën gedeeld was. Mijn
broer met mijn moeder en
mijn vader met mij.
Een vader die mij aan alle
kanten verwende. Van heel
jongs af aan heb ik gewe-
ten dat ik aan de drugs zou
gaan. Mijn broer zat heel
erg in de jazz scene dus ik
ben er mee opgegroeid. Toen
ik een jaar of negen was
overleed Charlie Parker aan
drugs, dat kwam allemaal
bij me binnen. Het boeide
me. Het interesseerde me.
Ben al heel jong begonnen met zuipen. Als ik nu hoor van
kids die comadrinken komt me dat heel bekend voor.
Want?
Ik zoop door tot ik niet meer kon, toen was ik 14-15 jaar.
Het kwam wel voor dat ik helemaal van de kaart was.
Ook op latere leeftijd toch wel regelmatig op straat
gevonden en wakker geworden in een politiecel. Toen ik
een jaar of 19-20 was ben ik bewust met drugs begonnen.
Mijn toenmalige vriendin had van die vermageringspillen
uit Spanje, dat was gewoon speed. Een nichtje van mij,
waar ik veel kwam, spoot al opium, zover was ik voor
mijzelf nog niet. Op mijn 24ste (ben nu 68) ben ik voluit
aan de drugs gegaan. Van blowen tot speed spuiten en
door blijven zuipen. Op mijn 26ste ben ik met de coke
en heroïne in aanraking gekomen. Heroïne is mijn drug of
choise. In 1986 woonde ik in Harlem New York waar ik met
crack in aanraking kwam.
Waarom? De keuze tussen speed of heroïne is een we-
reld van verschil.
Dat ga ik je nu uitleggen. Mijn
narcisme heeft mij gered van
de heroïne, omdat ik altijd de
drang heb gehad het te gaan
maken op de een of andere
manier. Ik ben altijd onderweg
geweest om het te maken maar
mijn verslaving heeft er altijd
een eind aan gemaakt. Omdat
ik dingen niet kon afmaken en
dingen totaal verkankerde in
mijn leven.
Heroïne gaf mij de rust waar ik
naar op zoek was. Op het mo-
ment dat ik zag dat ik tot niks
meer kwam, stopte ik daarmee.
En dan had ik weer de speed,
coke en de alcohol nodig om me-
zelf voorbij te gaan rennen. En
het weer proberen het te gaan
maken. Tot ik zag dat het niet
lukte en dan ging ik weer aan
de heroïne tot ik voor mezelf
het gevoel had dat ik de Zeedijk
afgleed en dan stopte ik weer.
Ging dat niet gepaard met onthoudingsverschijnselen?
Afkicken of…
Afkicken was voor mij geen probleem want er kwam altijd
iets anders voor in de plaats.
Nou ik bedoel eigenlijk dat als je van alcohol afkickt
je vaak toch met ernstige onthoudingsverschijnselen
te maken krijgt. Dat los je niet op door speed te gaan
gebruiken. Het leidt wel een beetje af maar…
Het leidt af, maar laat ik het anders zeggen ‘ik kon met
mijn onthoudingsverschijnselen wel leven’, dan blowde ik
of er was iets anders. In de laatste 45 jaar was ik of aan
de wiet en de hasj, of aan de drank en de speed, of ik
was aan de heroïne. Uiteindelijk aan alles tegelijk. Niks
werkte meer dus ik moest alles door elkaar gebruiken.
Zelfportret
-nummer 1814
Foto’s: Kees C. KeuchFoto: Kees C. Keuch
-nummer 18 15
-nummer 1816
‘the sharp end of the needle can never ease the pain, because the needle is the pain’
Multi gebruiker. Op zoek naar kick of roes of zoiets, wat
natuurlijk ook best wel zo zijn aardige kanten heeft.
Ik vond drank niet lekker! Laatst had ik het er met iemand
over dat als ik dronk, ik dronk niet maar ik pakte mijn glas
en klokte het in één keer naar binnen, ik wilde die rush,
die flash hebben, heerlijk.
Maar met alcohol duurt het toch wat langer voordat het
in je bloed zit.
Ja maar je probeert het wel en voor mij was alcohol altijd
zo van ‘dan zat ik nog in de samenleving’. Dan had ik
het gevoel dat ik nog bij de wereld hoorde. Later ben ik
erachter gekomen dat ik zo veel zoop om van de heroïne
af te blijven.
Hoe ging dat met werken, je moet toch geld genereren?
Ik heb met schilderijen gevent in Duitsland.
Vertegenwoordiger geweest, manager van popgroepen,
barkeeper. Heb allerlei banen gehad, uitkeringen gehad, ik
heb alles gedaan. Alles wat ik begon, dat begon goed maar
werd door mijn gebruik afgebroken.
Een jaar lang heb ik thuis in de Bijlmer opgesloten
gezeten met een concentratiekampsyndroom. Elke dag was
ik er mee bezig. Dat komt vaker voor bij tweede generatie
oorlogsslachtoffers. Ik wilde een nummer in mijn arm
laten tatoeëren maar in plaats daarvan een Davidster
laten zetten. Later heb ik die eruit laten snijden want ik
ging naar Irak en dat was net na de Golfoorlog.
Waarom had je een Davidster in je arm laten graveren?
Dat was onderdeel van mijn ziekte op dat moment.
Het was een identificatie met m’n grootmoeder. Mijn
echtgenote hield dat niet vol en ging bij een vriendin
slapen. Ze ging gewoon naar haar werk en kwam dan s
’avonds om een uur of zes thuis, maakte eten en vertrok
weer.
Op een gegeven moment kreeg ik van een vriendje een
boek van Charles Bukowski getiteld ‘het postkantoor’,
De laatste zin uit dat boek was: ‘en toen ben ik gaan
schrijven’. Toen riep ik eureka, ben mijn huis uitgegaan
en heb een versterker en een basgitaar gekocht. Toen
mijn vrouw thuis kwam zei ze ‘wat ga je doen’? Ik wordt
muzikant. Ze zei ‘je bent niet goed bij je hoofd, jij op
je ouwe dag. Toen zei ik ‘bevalt het je niet’? Nee. Ik
heb mijn spullen gepakt, ben weggegaan en in bandjes
gaan spelen. Dat is eigenlijk het begin geweest van mijn
artistieke carrière als muzikant, kunstschilder, fotograaf
en schrijver.
Je hebt het nu over een vrouw?
Ik heb drie huwelijken achter de rug. Met mijn derde
vrouw ben ik zo’n vijftien jaar getrouwd geweest. Dat
heb ik zo lang vol gehouden omdat ze heel rijk was. Veel
gereisd en in het buiteland gewoond. Totdat ik in 2002 in
Milaan een Italiaanse leerde kennen en van mijn derde
vrouw ben afgegaan. Met die Italiaanse heb ik in Milaan
een jaar mee samen gewoond. Toen kreeg ik het aan mijn
ogen en zijn we in 2004 terug naar Amsterdam gegaan.
Ik wilde het maken in Milaan. Had ook alle kansen. Een
goede relatie van een tijdschrift zei tegen me: ‘René, als
jij nu eens aan fotografie ging denken en niet aan drank,
dan heb jij een kans om het hier te maken met jouw
talent. Dat is ook wel gebleken want ik heb voor goeie
bladen gewerkt. Alleen de alcohol verpestte een heleboel.
Laatst zit ik naar een film te kijken en zie iemand die
een shot zet, close opgenomen en ik denk oh wat lekker.
Totdat ie zijn mond open doet en daar een braaksel van
woorden uit komt. Toen zei ik ‘dat wil ik niet’. Ik wil de
consequentie niet van dat gebruik. Toen heb ik ambulant
Het is genetisch bepaald in mijn familie. Vandaar dat ik
vrij jong was toen ik begon. Ben heel bewust gaan spuiten
en bewust gaan drinken. Niet zo van dat ga ik ook eens
proberen. Nee doen! Heb een vriendje die spoot gebeld
en gevraagd of hij mij wilde leren hoe een shot te zetten.
Heb spuiten gekocht, had speed en toen heeft ie het mij
laten zien.
Dat spuiten heb ik nooit zien zitten om allerlei redenen.
Woonde met onze drummer samen in een afbraakpand in
de van der Heijdenstraat. Alle muizen uit de hele straat
woonde bij ons. Kon mijn lepel niet meer vasthouden dus
hij moest die vasthouden zodat ik m’n spuit kon vullen
(trekken). Toen was ik aan de speed omdat ik geen geld
had voor heroïne.
het Minnesota programma gedaan maar wilde eigenlijk
helemaal niet clean worden. Er waren omstandigheden
waardoor het beter was om naar de kliniek te gaan. En ik
had ook nog de ijdelheid om te zeggen ‘ik geef de kliniek
de kans om mij clean te krijgen’. Ik moest een gebruikers
geschiedenis maken en toen ik dat schreef en terug las
dacht ik ‘die man wil ik niet zijn’. Twee weken later, we
zaten op de vijfde etage in de Overschiestraat, liep ik
over de etage om te kijken of er beton beneden lag want
ik wilde uit het raam springen.
Dat ging niet makkelijk want de ramen konden daar
-nummer 18 17
niet open.
Men had dat door en ben onmiddellijk weggehaald. Onmid-
dellijk moest ik bij de psycholoog komen. We hebben een
uur zitten praten. Terug in de groep moesten we allemaal
wat vertellen. Een jongen was aan de beurt en die zei: ’ik
heb vannacht van René gedroomd. We zaten in de groep
en René stond op, pakte een tafel en smeet die door het
raam en sprong er achter-
aan’. Er was dus iemand
die dat aanvoelde.
Heb je daarvoor ooit
iets van een behandeling
gehad?
In 1973/74 heb ik me
onder behandeling ge-
steld bij de Jellinek op
de Parkweg voor heroïne.
Maar dat was belasting
technisch.
Toen ik bij de Belasting-
dienst moest komen en ze
vroegen wat ik met het
geld had gedaan zei ik ‘in
m’n arm’. Toen kreeg ik
kwijtschelding omdat ik
me heb laten behande-
len. Dat kon toentertijd
nog. Ben er tien dagen
geweest.
En toen je eruit kwam
was je clean?
Nee, ik was tien dagen clean. Ben thuis weer gelijk begon-
nen, waarmee weet ik niet meer.
Doordat je in contact bent gekomen met AA en NA ben
je zo richting Minnesota kliniek gesluisd. Waarom
specifiek de Minnesota behandeling?
Via de AA en NA werd ik geconfronteerd met de Twaalf
Stappen. Iemand vertelde me dat er in Amsterdam sinds
kort een twaalf stappen kliniek is geopend. Daar ben ik
heen gegaan. Voor mijzelf had ik gesteld: drie maanden ga
ik dit volhouden, wat er ook gebeurd. Ik wist gewoon dat
door de twaalf stappen en de AA-NA meetings dat dat een
verandering teweeg zou brengen in mijn hoofd.
Je bent fanatiek met de NA, tenminste ik hoor je daar
veel over. Hoe vaak ga je daar heen?
Ik ben ook voorzitter van NA regio Nederland. Ik ging naar
negen verschillende NA meetings; nu nog maar één keer
naar een vaste groep en wel elke zaterdagavond in de
Jellinek Minnesotakliniek in Amstelveen. Eens in de drie
maanden geef ik daar een lezing en ben ook vaak spreker
op meetings over Herstel.
Je vrienden en kennis-
senkring is veranderd,
mag ik aannemen?
Ik heb een aantal kennis-
sen en vrienden maar dat
zijn geen echte gebrui-
kers. En er zijn een aan-
tal mensen waar ik niets
meer mee te maken
wil hebben. Maar dat
is niet erg want daar
zijn anderen voor in de
plaats gekomen. Heb
mezelf ontdekt en mezelf
geaccepteerd voor wat
ik ben, ik ben niet meer
eenzaam. Dat is voor mij
de grote ontdekking ge-
weest met het clean zijn
geworden, nu tweeën-
eenhalf jaar geleden, ik
ben niet meer eenzaam.
Ik zat hier op een zon-
dagmiddag, luisterde naar het voetbal op de radio, tien
over halfvijf waren de voetbalwedstrijden afgelopen, en ik
zit daar en zeg zo tegen mezelf ‘ik heb vandaag helemaal
niemand gesproken, ben helemaal alleen geweest van-
daag’ en toen begonnen mijn ogen te twinkelen en zei ik
‘maar ik ben niet eenzaam’.
Heel belangrijk bij het clean zijn is de impact die het
heeft op andere mensen, ik zie dus gewoon hoe mijn
familie ontzettend blij met mij zijn, wat ze vroeger
niet waren.
HerstelHerstel is een ruim begrip omdat je verschillende ma-
nieren van herstel hebt.
Belangrijkste is het geestelijk herstel, althans voor mij-
zelf. De manier hoe ik met het leven omga, hoe ik tegen
het leven aankijk. Het vertrouwen wat ik heb, dat is voor
mij heel essentieel. En hoe ik totale verandering heb
ondergaan en met mezelf heb leren leven en naar de bui-
tenwereld toe. Maar één ding, dat zei ik laatst nog op een
meeting, ‘ik ben nog net zo’n grote klootzak als vroeger,
René Frese: ‘dancing on the edge’
-nummer 1818
ik hoef het me alleen niet meer aan te trekken. Ik doe
mijn best dat niet meer te zijn. Ik geloof niet dat al mijn
persoonlijkheidsstoornissen weg zijn, die zijn namelijk
helemaal niet weg. Ik probeer alleen niet meer op die
manier te leven. Hoe daar mee om te gaan heb ik geleerd
binnen de NA. Hoe ik tegenover andere mensen gaan
staan, accepteren van dingen zoals ze zijn, maar ook mij-
zelf accepteren voor wat ik ben. Voor mijzelf is het puur
het Twaalf Stappen programma, ik heb me dat helemaal
toegeëigend als een manier van leven. En deze manier van
leven bevalt me uitstekend.
Je hebt zicht op versla-
vingszorg zoals we die hier
in Amsterdam hebben. Je zit
notabene in de Cliëntenraad
van Arkin-Jellinek. Als we
praten over Herstel gaat
het ook over Dagbesteding.
Na de behandeling moet je
iets om handen hebben en
niet thuis in de stoel blijven
zitten zo van ‘kijk mij eens
lekker clean hier te zijn’.
Hoe kijk jij hier tegenaan?
Kijk, het moet uit je zelf
komen. Ik heb het geluk dat
ik kunstenaar ben. Ik schrijf
nog steeds, ik werk aan een
aantal projecten, ben een
toneelstuk aan het regisseren
en ik ben met mijn ogen weer
aan het fotograferen. Welis-
waar krijg ik wat technische
assistentie die ik nodig heb.
Met mijn activiteiten voor de NA en Arkin erbij heb ik het
hartstikke druk met mijn dagbesteding.
Als ik in de klinieken kijk en op de meetings denk ik ‘van
al die mensen die nu in behandeling zijn redt tien procent
het misschien’. Je ziet ook veel mensen terugkomen voor
de tweede of derde keer. Het heeft allemaal met je zelf
te maken, met je eigen karakter, wat wil ik, hoe kan ik
met dingen omgaan. Vandaar dat ik het ook allemaal heel
klein hou, alles is bij mij alleen voor vandaag. Ik heb geen
enkele illusie dus ook waar ik geen desillusies van krijg.
Dus ik verheug me nergens op; ik verheug me op het mo-
ment. Kijk ook alleen maar naar de positieve kanten van
dingen die gebeuren. Als ik bijvoorbeeld ergens naar toe
zou gaan en dat gaat niet door, dan gebeuren er andere
dingen die ik ga doen. Dan moet ik niet denken ‘getver-
derrie het is niet door gegaan’. Nee, dan heb andere din-
gen gedaan, net zo fijn, net zo prettig. Het is het accep-
teren van dingen zoals ze zijn. Als ik mensen hoor zeggen
‘nu heb ik wel een borreltje verdiend’, dan denk ik ‘een
borrel verdiend’? Zodemieter op, ik had zeven redenen om
te gebruiken, van maandag tot en met zondag. De rest is
bullshit. Ik was blij als mijn vrouw ruzie maakte want dan
ging ik naar de kroeg, begrijp je.
Nu na tien jaar fotografeer ik weer. Ik heb een gigantisch
probleem met mijn ogen, ik zie bijna niets. En het lukt
me, het werk ziet er goed uit maar ik hoef er niets mee.
Als er wat mee gebeurt is
het goed maar als er niks
mee gebeurd is het ook
goed. Maar ik fotografeer
weer en ik denk dat dat
Herstel is. Doe de dingen die
je moet doen maar heb er
geen verwachtingen van. Als
er wat van komt is het mee-
genomen en als er niks van
komt is het ook goed. Maar
je bent gewoon goed bezig
voor jezelf.
Hoe doe je dat met het
fotograferen als je bijna
niets ziet? (René heeft
maculadegeneratie. Dat is
een oogaandoening waarbij
gezichtsscherpte afneemt.)
Met een digitale camera
fotografeer ik via het lcd
scherm waar ik een vergro-
tende loep op heb zitten. Met autofocus en die zegt piep
als het goed is. Er is wel iemand die mij assisteert. Via
m’n computerscherm kan ik het beeld ‘kroppen’ en verder
bewerken.
Laatst in de keuken liet ik bijna iets vallen en schreeuw
‘verdomme, zak dat je bent’. Toen dacht ik bij mijzelf
‘waar ben je nou mee bezig’? Er is niets aan de hand,
niets is gevallen. Dat is een andere manier van denken. En
niet zo van bijna dit, bijna dat. Zoals waar mensen mee
bezig zijn, ‘als me dit overkomt en als me dat overkomt
en als me dit en als… Ik was vroeger ook zo. Weet je, ik
word nu wakker en denk van wauw weer een dag. Ik ben
vijfenveertig jaar lang wakker geworden met van oh god,
nee niet weer een dag, hoe kom ik hier nu weer doorheen.
Die tijd is voorbij!
René Frese: ‘waiting in silence’
-nummer 18 19
Een prettig gesprekMet Jelte Koopman, behandelaar. Genoteerd door Kees C. Keuch, ex-cliënt.
Op de pont van Amsterdam Noord naar het Centraal
Station kom ik Jelte Koopman tegen. Hij vertelt mij
binnenkort met pensioen te gaan. Jelte heeft 35
jaar bij de ambulante hulpverlening van de Jellinek
gewerkt. Ondergetekende stapte rond diezelfde tijd
ook bij de Jellinek over de drempel, alleen met een
ander doel. Als redacteur van het Nulnummer zie ik
hier direct een artikel in over 35 jaar geschiedenis
verslavingszorg.
In 1975 ben ik begonnen als derdejaars van de Sociale Academie
met een stage bij het MCB, dat stond voor Medisch Consulatie
Bureau voor Alcohol. Dat was op de Keizersgracht 674. Aan de
voorkant zat de kliniek en er achter grenzend aan de Kerkstraat
stond het Koetshuis waar het Maatschappelijk Werk (MW) huis-
de. Het werd ook gebruikt als sportzaaltje, er stond tenminste
een tafeltennistafel.
Je moest door de tuin om de cliënt op te halen. Kliniek en MW
zaten dus dicht bij elkaar. Dat vormde een soort eenheid, men
kende elkaar en wist wat je van elkaar kon verwachten. Nou
was ik daar wel in de nadagen van de oude Krauweel*, samen
met de coryfeeën uit die tijd. Zuster Timmer* natuurlijk, Ria
Houben en Dees Postma*. Dees was toen nog maar net direc-
teur.
Mijn stage doorlopen en een jaar later diploma behaald. Toen ik
wegging dacht ik ‘nou maar weer iets anders’. Maar het was nog
niet zo eenvoudig om werk te vinden. Na verloop van tijd zag ik
een advertentie staan ‘Maatschappelijk Werkers gezocht’, vier
stuks notabene, bij de Jellinek. Omdat ze mij kenden hebben ze
me makkelijk kunnen aannemen.
In 1977-78 is het MW verhuist naar de Sarphatistraat. Het team
was inmiddels veel groter geworden. De naam werd toen CAD,
Consultatie bureau Alcohol en Drugs. Wat er aan cliënten bin-
nenkwam werd wel gescheiden. Want alcohol en drugscliënten
moest je niet in dezelfde wachtkamer hebben, dat boterde niet
zo. De drugscliënten vonden de alcoholcliënten niks en omge-
keerd, plus dat drugscliënten veelal jonger waren. In de tachti-
ger jaren waren dat veel Surinaamse mensen, dat was toch een
heel ander circuit. Als mensen belden voor inlichtingen werd
al gelijk gevraagd ‘gaat het om alcohol of drugs’. Dan kwamen
ze op het spreekuur want afspraken werden er aanvankelijk
niet gemaakt. Dan werd met hun een vragenlijst afgewerkt, de
anamnese. Om de zoveel tijd moest die vragenlijst weer ver-
anderd worden. Niet direct ingegeven door nieuw wetenschap-
pelijk onderzoek maar meer omdat iemand vond dat we één &
ander meer moesten ‘uitvragen’. Bijvoorbeeld of er nog andere
problemen zijn zoals depressie, angsten of andere psychische
problemen.
Dat betekende wel dat je toen al bezig was met het begrip,
wat we nu noemen ‘de co-morbiditeit of dubbel-diagnose’.
Ja, wel heel zware woorden die nu heel gewoon zijn. Als dat
naar voren kwam, dan werd er wel wat mee gedaan. Hoever wij
daar mee konden komen hing veel meer af van de vaardigheden
van de hulpverlener zelf. De één had meer met angsten en de
ander met bijvoorbeeld depressie. En als het complex werd dan
konden we nog wel eens de psychiater raadplegen. De psychi-
ater was toen nog, als je het hebt over hiërarchie, toch wel de
koning van de hulpverlening.
-nummer 1820
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
Vroeger was de persoonlijkheid van de hulpverlener eigenlijk
veel belangrijker dan nu. Dat had ook te maken met de oplei-
ding die wij op de academie genoten. We kregen natuurlijk wel
het vak psychologie maar dat stond relatief nog in de kinder-
schoenen. Veel meer aandacht in de opleiding werd besteed aan
persoonlijke vorming want je moest wel over je emoties kunnen
praten. De mate waarin je jezelf kende en had ontwikkeld was
maatgevend van wat je met cliënten kon doen. We werden ook
wel degelijk geschoold. Dat ging via de FZA, de Federatie van
instellingen voor de Zorg voor Alcoholisten. En ook intern, prak-
tische kennis van de mensen van wie je werkbegeleiding kreeg.
Daarnaast werd je natuurlijk gevormd door ervaringen die je in
het vak zelf opdeed. Bij de cliëntbesprekingen en natuurlijk van
wie ik in mijn hele werkzame leven het meest geleerd heb, van
mijn cliënten.
Het vak ‘werken in de verslavingszorg’, dat leer je alleen
maar in de praktijk. Daarom bleven mensen lange tijd in
de verslavingszorg werken want voor dat je het dus in de
vingers had was je enkele jaren verder. Wat ik wel een beetje
zorgelijk vind is dat men steeds korter blijft werken in de
verslavingshulpverlening. Dat betekent dus dat die ervaring
in mindere mate wordt opgebouwd maar ook sneller weer
verdwijnt. Dat het wel zo lijkt dat de ervaring er nu niet meer
zo toe doet. Als je maar geprotocolleerd kunt werken, dan is
dat voldoende. Lijkt soms op toepassen van ‘trucjes’.
Wat bedoel je met trucjes?
De trucjes, ik bedoel het niet denigrerend maar als je
geprotocolleerd weet te behandelen, dan kun je het. Kennis is
nog geen kunde.
Motivatie?
We weten nu dat is aan te leren maar toch moet je een beetje
fingerspitzengefühl hebben dat de ene verslaafde niet is als de
andere. Je kunt niet alle protocollen op iedereen op dezelfde
manier loslaten. Je moet dat een beetje aanvoelen en dan
is het volgens mij toch wel ervaring. En wat is ervaring? Dat
zijn verhalen van jou en van de ander van wat heb je allemaal
meegemaakt en heb je daar van geleerd. Ik vond dat altijd heel
boeiend. Dat is ook een van de redenen dat ik zo lang gebleven
ben. Want ik weet nog dat ik zei: ‘vijf jaar en dan moet je
weer iets anders gaan doen’. Toen kwamen we in die beroerde
tachtiger jaren, slechte werkgelegenheid en dan kwam je
erachter dat je financieel toch wel goed zat. We werden toen
betaald volgens de cao van Justitie en dat was in verhouding tot
de Welzijn cao heel goede overeenkomsten.
Ook in het ambulante circuit gaat het natuurlijk niet altijd
goed. Mensen vallen terug en kloppen op een gegeven
moment weer aan. Je leert mensen over een langere periode
kennen en probeert steeds een stukje verder te komen. Je
komt ook steeds meer in iemands privé leven.
Het is bekend dat als mensen elkaar vaker spreken, dat het
persoonlijker wordt. Dat gebeurde in de behandeling dus ook.
Dus als behandelaar kom je meer te weten. Daar zullen on-
getwijfeld ook heel veel maatschappelijke problemen een rol
in hebben meegespeeld.
Absoluut. Kijk, ik ben natuurlijk maatschappelijk werker, dat is
mijn professie. Dat betekende dat ik weet hoe mensen gesocia-
liseerd zijn op gebied van geld, ziekte, werk en hun opvoeding.
Welke zaken waren in dat gezin belangrijk? Speelde godsdienst
een rol?
Trauma’s waren er natuurlijk ook in die tijd. Het publiek is
nu een stuk jonger maar dat was toen gemiddeld rond de
vijftig.
Heel interessant, vroeger en tot in de tachtiger jaren bestond
het begrip PTSS* helemaal niet. Als je nagaat dat ik eind zeven-
tiger jaren begon met werken, dan zitten we dichter nog bij
het einde van de tweede wereldoorlog, ik heb wel mensen uit
de kampen gehad. Oorlogstrauma’s werden toen pas erkend en
herkend.
Het was lange tijd heel gewoon om bij cliënten op huisbezoek
te gaan om eens te kijken ‘hoe ziet het er daar eigenlijk uit’.
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
-nummer 18 21
Het was vaak ook persoonlijker want mensen waren in hun eigen
omgeving. De partner, kinderen, oma, de hond, je zag nog eens
wat. Dat kon de behandeling ten goede komen. Dat is gaande de
tijd helemaal verdwenen.
Absolute abstinentieFinanciën, huisuitzetting. Kon je ook aan maatschappelijke
problemen iets doen?
We hadden bijvoorbeeld bij de Gemeentelijke Woningdienst
speciale contact personen. Die kende ons en kon je nog wel
eens een woning regelen. Bij de Sociale Dienst hetzelfde en
zo kon je cliënten concreet helpen. Voor dat soort onderlinge
hulpverleners contacten was toen nog sprake en dat was erg
dankbaar werk als je weer eens wat had weten te regelen.
Zijn mensen van nu eerder geneigd hun alcoholprobleem
onder ogen te zien dan vroeger?
Zelf denk ik dat om jezelf onder behandeling te stellen die
drempel lager geworden is door het internet. Je kunt anoniem
een internet behandeling doen. Om te beginnen bijvoorbeeld
het testje ‘Hoeveel drink ik’? Internet geeft wel veel extra zelf-
werkmogelijkheden aan cliënten. Vroeger was het zo dat als je
naar de Jellinek ging, dan was er echt wel wat mis. En als je bij
de Jellinek kwam wist je wat er ging gebeuren. Dan was altijd
voor altijd stoppen met drinken en kreeg je medicatie. Absolute
abstinentie.
De informatie is veel ruimer geworden. In de zeventiger
jaren was er niets. Mijn huisarts had absoluut niet door dat
ik gewoon teveel dronk, terwijl ik daar met een kegel op het
spreekuur kwam met vage maagklachten. Die arts moet dat
hebben geroken maar prikte daar niet doorheen.
Ik denk dat het nog niet eens zo heel lang geleden is dat het
meer in de taboesfeer lag. Bij artsen heb ik altijd het idee dat
ze wel degelijk de kennis hebben maar dat artsen gewoon de
gesprekstechniek missen om het aan te kaarten. Maar dat is nu
gelukkig wel aan het veranderen. Zij zijn altijd onze grootste
verwijzers geweest.
Veel gespreksgroepen in de tachtiger jaren.
Zelf heb ik die groepen vroeger ook wel gedaan. Nu ik
het er over heb, ik zie een heel blauwe zaal, er werd nog
gewoon gerookt. Je had toen o.a. psychodrama, dat was een
behandelmethode overgewaaid uit Amerika, want dat was ons
voorbeeld. Kijk, je moet niet vergeten dat het hoofd van de
behandelingen was het hoofd van het Maatschappelijk Werk. Wij
waren toen allemaal maatschappelijk werkers.
Hoe heet dat nu? Case manager?
Nu heet dat ‘eerste behandel verantwoordelijke’. Dat zijn
meestal psychologen. Begin jaren negentig kwam het eerste
hoofd behandelingen en dat was een psychologe. Die wist niet
wat ze moest doen want ja, die functie bestond helemaal niet.
Toen kregen we ook de eerste SPV’ers, sociaal psychiatrisch
verpleegkundige, dat was helemaal nieuw in die tijd. Dat
waren nuttige aanvullingen. Totdat het percentage psychologen
toenam en het aantal Maatschappelijk Werkers is afgenomen.
Dan krijg je toch een andere manier van denken.
Maar we zitten nog in de jaren medio tachtig negentig, het
tijdperk van Jan Walburg (directeur Jellinek). Hij was in die tijd
altijd bezig met ‘kwaliteit’. Het was in ieder geval een poging
om de inhoudelijke kant van het werk te verbeteren. Op een
gegeven moment zat de verslavingszorg in Nederland in zwaar
weer. We werden door het ministerie aangepakt zo van ‘wat
doen jullie nu eigenlijk’?
Dat was toen wel een terechte opmerking.
Dat kan ik niet beoordelen maar het heeft wel veel effect
gehad. In den lande was het werk heel verschillend en
ondoorzichtig georganiseerd en was er weinig bekend over het
resultaat dat met cliënten werd behaald.
Dat bedoel ik, iedereen was aan het freewheelen.
Iedereen deed ontzettend zijn best op ieders eigen manier.
-nummer 1822
Dat staat buiten kijf maar ik bedoel, het was op geen enkele
wijze wetenschappelijk onderbouwd.
Weinig. Consultatie en Refusal. Het waren korte tot eindeloze
behandelperiodes.
In de kliniek waren er de gesprekgroepen, wisselende thera-
pie vormpjes, psychodrama, bio-energetica, creatief e.d.
Ja dat hing sterk af van een behandelaar die iets wilde toevoe-
gen aan het standaard behandel programma. Als iemand een
Yogagroep wilde doen dan mocht dat. Zo kreeg je een ‘wild-
groei’ aan behandelvormen die gekoppeld waren aan individuele
hobby’s, hoe serieus bedoeld. Je had ook ‘Gestalt-therapie’*, de
‘Rogeriaanse therapie’* en uiteindelijk ook nog de ‘Gedragsthe-
rapie’.*
In die tijd werd de kennis over alcohol uit de geschriften van
de oude Prof. E.M. Jellinek* gevolgd.
Het begrip Alfa of Delta alcoholisme, nooit gehoord. Van de visie
van Jellinek heb ik, voor zover ik mij dat kan herinneren, niet
veel meegekregen. Als beginnende hulpverlener kreeg je twee
boekjes: Het compendium van de verslaving van Van Epen en
een wat actueler boek van Bob van Amerongen over verschil-
lende behandelvormen. Dat was jaren lang de enige standaard
literatuur.16 Nou ik wel, in de kliniek werd het onderwezen.
(zie beknopte uitleg onderaan artikel)
Dat zal dan in de kliniek geweest zijn. In het ambulante speelde
dat naar mijn herinnering geen rol.
Dat was de uitleg waarom je maar bleef doordrinken en over
die tolerantie ontwikkeling.
Het was het model hé, dat is natuurlijk wel de verdienste van
Jellinek geweest. Dat was echt wel een doorbraak. Vroeger zijn
er de gekste dingen bedacht als behandeling, te lezen in het
proefschrift van Jaap van der Stel. In de vorige eeuw was vooral
de morele norm de basis van de behandeling. Moreel niet goed,
niet christelijk, het is heel normatief (wat aangeeft hoe het
hoort). En hij (Jellinek) heeft dat uit het normatieve gehaald.
Hij benoemde het als een ziekte.
Ja, het ziektebegrip komt van hem af, begin zestiger jaren.
Refusal uit de pot. Vroeger, als mensen weer eens langs kwamen met ‘ja, m’n
Refusal is op’, dan kreeg je gewoon uit de pot een handje
Refusal tabletten. Dat is nu niet meer voor te stellen. Nadat er
iemand een keer een zelden voorkomende allergische reactie
heeft gekregen moet er nu eerst bloedonderzoek gedaan worden
voordat je het krijgt. Dat is het verhaal hè.
Nou, vroeger in de kliniek was dat wel zo. Dat was een
verplichting voor iedereen. Dan stonden er veertig bekertjes
op tafel en dan onder controle opletten dat ze het wel
doorslikte. Tenzij je iets aan je hart of ernstige lever
afwijkingen had, dan kreeg je het niet.
Ik heb ook nog meegemaakt dat het geïmplanteerd werd. In
de buikwand werd een snee gemaakt en daaronder werden
de Esperal tabletten (Refusal) geplaatst en daarna weer
dichtgenaaid. Esperal veteranen werden ze genoemd. Die
hadden allemaal van die sneetjes onder elkaar liggen van
wanneer ze weer een implantaat hadden gehad. Er waren
natuurlijk diehards die het er weer uit peuterden, zelfchirurgie
met scheermesjes met alle gevolgen van dien. Later is van
de ene op de andere dag die behandeling stop gezet onder
het mom van het is niet effectief maar eigenlijk doordat de
farmaceutische industrie het van de markt haalde. Vroeger
hadden we dus letterlijk wat te geven. Die medicatie
verstrekten wij zelf. Mensen kwamen het soms ook dagelijks bij
de kliniek ophalen en maakte dan een praatje bij zuster Genia.
Dat was ook onderdeel van de behandeling, even contact, een
praatje, hoe gaat het met je?
Voorheen kwamen mensen altijd op het spreekuur. Een belang-
rijke verandering is op een gegeven moment geweest de Cen-
trale Aanmelding. Vanuit dat punt werden de cliënten verdeeld.
De cliënt die bij jou op het spreekuur kwam was gelijk jouw
cliënt. Dat vonden de cliënten wel prettig. Als ze hun verhaal
hadden verteld, dan wist je als cliënt, dat blijft mijn behande-
-nummer 18 23
laar. Nu zien ze wel drie of vier verschillende gezichten om hun
verhaal te doen.
In 1999 is ‘Resultaten Scoren’* in het leven geroepen. De Over-
heid zei: ‘Wat doen jullie eigenlijk’? Dat freewheelen is wel
aardig maar zet geen zoden aan de dijk. Toen is wetenschap-
pelijk onderzoek opgestart en dan komen de heren Schippers
en van den Brink in beeld, beide hoogleraar op gebied van
verslavingsproblematiek. Daarbij aangetekend dat die Gerard
Schippers reeds in 1981 een proefschrift produceerde over
de werking van alcohol maar dan meer vanuit psychologische
onderbouwing. En die heeft toen al gezegd dat als je goed
wilt kunnen inspelen op
iemand met een alcohol-
probleem, dat je dan ook
naar de maatschappelij-
ke situatie moet kijken.
Bijvoorbeeld of iemand
wel een dak boven zijn
hoofd heeft want anders
heeft het niet zoveel zin
om iemand te gaan be-
handelen. Middels ‘Het
Zwarte Gat’* zijn we
daar nu nog mee bezig!
Een aantal essentiële
zaken moet op orde zijn
wil de behandeling een
kans van slagen heb-
ben. Dat is nu nog zo. In
Nulnummer 16 staat een interview met Ria Lochtenberg waarin
zij zegt: “Zorgen voor een dak boven hun hoofd hebben ze al
verknald door de Klinische Nazorg te sluiten, wat erg verve-
lend is. Heb nu een paar mensen in de Nazorg die geen dak bo-
ven hun hoofd hebben. Die eigenlijk van de ene vriend, vriendin
naar de andere verkassen. Clean blijven gaat veel met vallen en
opstaan en de vraag is hoelang hou je dat vol”?
De laatste jaren maar zelden nog mogen meemaken dat ik voor
iemand een woning heb kunnen regelen. De eisen van de Dienst
Bijzondere Huisvesting werden steeds hoger van waar iemand
aan moest voldoen. Een andere vorm van maatschappelijke
hulpverlening, maar dat is meer medisch, is als ik mensen kon
motiveren iets aan hun gebit te laten doen. We hadden en
hebben natuurlijk onze eigen Jellinek
tandarts, fantastisch! Gelukkig dat we tandheelkunde nog
binnen boord (Jellinek) hebben gehouden hoewel het even
onder Mentrum was ingedeeld. Het enige wat jammer is dat
de kliniek op de Vlaardingenlaan geen Jellinek meer is. Ik vind
eigenlijk dat die weer terug moet komen bij het Jellinek circuit.
Daar wordt aan gewerkt.
Dat Resultaten Scoren (RS) is natuurlijk wel het begin van het
geprotocolleerd werken. Niet alleen landelijk maar ook bij de
Jellinek heeft dit tot grote verandering geleid. We zijn toen
allemaal geschoold in het geprotocolleerd werken, de leef-
stijltrainingen. Later gevolgd door cursussen CGT (Cognitieve
Gedrags Therapie). De Jellinek liep ook voorop met het weten-
schappelijk bureau AIAR* aan haar zijde. Maar langzamerhand
zag je wel dat door Resultaten Scoren en de basis daarvan, de
CGT en het ‘evidence based’ werken, een beetje tot norm werd
verheven en de maatschappelijke benaderingen zoals in de tra-
ditie waarin wij leerden werken, steeds minder aandacht kreeg.
Bedoel je daar mee de persoonlijke touch? Vanuit RS is een
module ontwikkeld,
een soort gebruiks-
aanwijzing en dat
gaan we toepassen
op iedereen ongeacht
wie dat is, terwijl het
misschien niet voor
iedereen geschikt is.
Klopt. Wij waren
eerder geneigd meer
‘maatwerk’ te leveren
vanuit de persoonlijke
situatie en ook wel
dat wat de mensen
zelf wilde. Met de
invloed van RS is ook
een andere behandel
cultuur gaan ontstaan
die ontegenzeggelijk hoort bij psychologie; bij mensen die de
studie psychologie gedaan hebben. Dat is een wetenschappe-
lijke studie terwijl wij als MW, wij werden meer gevormd door
onze op de praktijk en maatschappelijke situatie gerichte stu-
die, althans in de jaren dat ik die opleiding deed. En wij kregen
zicht op socialisatie processen, op factoren die het maatschap-
pelijk functioneren duiden en dus ook van invloed waren op het
middelen gebruik. Dat die daarbij een rol speelde, dat wij die
konden onderkennen en er ook wat mee doen.
Heb je het idee dat dit nu een beetje weg is? Of is dat alleen
nog bij de oudere werknemers aanwezig?
Voor mijn gevoel ligt nu te veel het (weer normatieve) accent
op dat de cliënt persoonlijk verantwoordelijk is voor zijn leven
en de keuzes die hij kan maken. Lijkt wel waar maar er is in
het leven nu eenmaal ook ongevraagde en maatschappelijke
ellende die teveel is om te verdragen of waar je je niet goed
mee kan verhouden. Kortom hoe ga je om met machteloosheid.
Cognitieve aanpak kan helpen maar een wat meer praktisch
maatschappelijke en filosofische benadering heeft zeker ook zijn
aanvullende waarde.
-nummer 1824
Op een gegeven moment werd het idee opgevat van het
middel onafhankelijk behandelen. Verslaving wordt één
begrip, we gooien alles bij elkaar, alcohol, drugs, etc.
Ik weet het nog goed. Ik dacht shit, ik ben natuurlijk gewend
aan het behandelen van voornamelijk alcohol cliënten. Ik was
blij dat ik bij het alcohol team zat. Dus ik dacht, ‘ik zie mij al
met heroïne verslaafden’. Het leek mij moeilijk om daar mee te
moeten werken. Van die vreselijk manipulerende cliënten, daar
moest ik niks van hebben. Nou viel dat uiteindelijk wel mee.
Maar op een of andere manier heb ik eigenlijk maar zelden
een 100% drugscliënt behandeld. Toen wij als alcoholteam
drugsverslaafden gingen helpen speelde heroïne verslaving al
veel minder een rol. De cocaïne kwam op. Er werden natuurlijk
ook volop andere middelen gebruikt maar die zijn niet zo
verslavend. Wat overbleef was coke verslaving en blowers. Coke
kende je al, mensen met een alcohol verslaving gebruikte dat
ook. Heb nogal wat mensen uit de bankwereld gehad waar dat
na het werk of in het weekend heel gewoon was.
Tot in 2003 de kliniek aan de Vlaardingenlaan geopend werd
was drugs en alcohol min of meer gescheiden. Eigenlijk is die
mix van alcohol en drugs in de praktijk vrij geruisloos gegaan,
het ging vanzelf. Wat misschien wat merkwaardig was dat
we allerlei soorten verslavingen leken te gaan behandelen
bijvoorbeeld seksverslaving, dat begrip valt de laatste jaren
steeds vaker. ‘Ja dat is ook verslaving, maakt niet uit’; ik denk
dat seksverslaving toch een heel vak apart is, daar moet je
gewoon niet aan beginnen. Voor de buitenwereld geeft dat
verwarring en verwarring is nooit goed.
Een geijkte vraag, hoe staat het met je eigen alcoholge-
bruik?
Af en toe krijg ik de vraag van cliënten of ik zelf een versla-
vingsprobleem heb gehad of hoe gaat u met alcohol om. Het
hangt er van af wie het vroeg en hoe die het vroeg want achter
die vraag kan natuurlijk ook de vraag zitten van ‘wie denkt u
wel dat u mij kunt helpen’? Ik gaf dan een antwoord van ik drink
heel matig alcohol en heb daar geen probleem mee en ook nooit
gehad. Maar ik zeg wel van ‘toen ik bij de Jellinek kwam werken
heb ik wel gekeken naar mijn eigen alcoholgebruik’. Dat heb ik
toen wel wat veranderd.
Dubbel DiagnoseDe volgende stap is natuurlijk het fusie gebeuren vanaf 2006
tussen Jellinek en Mentrum psychiatrie. Hoe heb je daar
tegenaan gekeken?
Nou, ik ben altijd een voorstander geweest van kleinschaligheid
dus ik zag eigenlijk die fusie niet zo zitten. Het was wel een
kans zeggen we dan maar, dat nu psychiatrie en verslaving, dat
die dus nu cliënten zouden kunnen behandelen die voorheen bij
de één en bij de ander net altijd buiten de boot viel.
De Dubbel Diagnosegroep dus.
Juist. Maar denk dan ‘moet je daar nu voor fuseren’?
Precies hetzelfde heb ik toen ook gezegd.
Ik zat toen ook in de Ondernemingsraad (OR). Een forse klus
voor de Jellinek OR want wij waren klein en zij waren groot,
met grote gevolgen.
Ook dat was bij
ons, de Cliën-
tenraad Jellinek
hetzelfde.
En ik weet nog heel
goed dat wij toen
de conclusie had-
den van ‘misschien
moeten we eigenlijk
eerst helemaal niet
fuseren, moeten
we eerst maar eens
zoeken op welke
gebieden we willen
samen werken,
daar een termijn
voor afspreken en
iets regelen dat die
samenwerking beter
zal lopen. En dan
zou je kunnen kijken
of een fusie alsnog
iets zal opleveren
of dat dit voldoende
was. Het is nooit ge-
beurd. Uiteindelijk
heb ik mij onthouden van stemming want ik geloof nog steeds in
kleinschaligheid. Onder het mom van nu kan de psychiatrie bij
de verslaving en de verslaving bij de psychiatrie beter behan-
deld worden, dat was de vlag waaronder het verkocht werd. Je
zag in heel Nederland dat vrijwel alle instellingen groter werden
en nog groter uit de angst ‘anders blijven wij te klein’.
Natuurlijk is er ook nog het maatschappelijk gegeven dat de
hele Zorgverzekeringswet vernieuwd is. De markt werd vrij
gegeven en de private klinieken schoten de grond uit.
Dat speelde bij onze overwegingen niet zo’n rol. Wij bekeken
het vanuit ‘is het voor het werk verstandig om te gaan fuseren’?
Hadden wij een fusie nodig om als Jellinek te overleven?
Dat vond de directie natuurlijk van wel.
-nummer 18 25
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
Ja dat begrijp ik. Maar wij als OR zagen daar niet allemaal de
noodzaak van. Wat mij vooral bijstaat is dat er twee OR-en èn
verschillende ‘culturen’ waren. Daar hebben we toen ook expli-
ciet aandacht voor gevraagd. Udo Nabitz heeft dat toen in kaart
gebracht en wat je daarmee kon doen. Maar uiteindelijk is het
gewoon allemaal wel een beetje zo weggezakt omdat de instel-
lingen gewoon toch op hun eigen eilandjes bleven zitten. Van
dat samenvoegen of samen dingen doen kwam weinig terecht.
Niet lang daarna kwam AMC psychiatrie er nog bij. Toen hadden
we een OR van meer dan dertig mensen. Een massaal gedoe,
terwijl ik uit de OR Jellinek kwam, dat was ons kent ons, korte
lijntjes, je wist waar je wezen moest.
Wij waren met de CR Jellinek met zen vijven, met Elisabeth
als ondersteuner. Wij verhuisden toen naar de Westermarkt
waar de CR Mentrum een vorstelijk herenhuis ter beschikking
had. Alleen al de CR Mentrum was toen al meer dan twintig
man.
Hoe kwam het dat jullie zo klein waren? Zijn er geen mensen
die dat willen doen?
Nou ik denk dat uit de populatie van cliënten in de versla-
vingszorg er niet zoveel trek in hebben.
Inmiddels zijn we weer terug bij het Merkenbeleid.
Nog uit mijn stageperiode bestudeerde ik een boek waar ik als
uitslag vond op de vraag ‘wat helpt nou op den duur eigenlijk’,
het antwoord was: ‘langdurige zorg, laagdrempelig en heel
mixed in de zin van klinisch dan wel ambulant gedragstherapeu-
tisch en een heel leven lang’. Ik vind ook dat wij onze cliënten
dit moeten aanbieden, ze kunnen zelf altijd nee zeggen, ‘U
komt hier in behandeling maar wij volgen onze cliënten’. Heeft
u er bezwaar tegen dat wij u over elk half jaar contact met u
opnemen om te vragen hoe het met u gaat? En mocht het nodig
zijn, dan kunnen wij u snel weer even een kort contact aanbie-
den. Kijk, dat geeft vertrouwen, je geeft wel aan, de behande-
ling is goed maar de verslaving gevoeligheid neemt u mee.
Maar wij bieden u een heel makkelijke instap aan en wij komen
naar u toe want wij weten hoe lastig het is om van u naar ons
toe te komen, zeker een volgende keer. Nogmaals de Jelli-
nek heeft een naam omdat ze een nationaal maatschappelijk
bekend centrum geworden is en die naam moet je hoog houden.
De ‘goodwill’ die je daar mee krijgt is enorm, denk ik.
Kijk, we zien nu wel de ontwikkeling dat geld steeds meer de
behandeling gaat bepalen maar dat vind ik dan wel een heel
slechte ontwikkeling. In het verleden stond kwaliteit inhoudelijk
op de voorgrond. Nu zien we dat dit steeds meer onder druk
komt te staan en financiële factoren de behandeling kunnen
bepalen.
Bedoel je dan ook de hele administratieve rompslomp er
omheen?
Ja, nu hebben ze het wel een beetje door dat dit zo niet langer
kan, dat ze daar echt wat aan willen doen.
Volgens Jeroen Muller (RvB) kost die hele administratieve
rompslomp in Nederland jaarlijks 1 miljard.
Ook als je ziet wat voor leger aan controleurs er op zitten. Het
maakt in ieder geval de zorg duurder. Uiteindelijk zijn dit poli-
tieke kwesties.
Ik zat nog even te denken ‘wat is nu eigenlijk de invloed van
cliënten op het werk’? Er is wel een CR, maar ik heb altijd het
beeld dat de CR zich vooral bezig houdt met de klinische behan-
delingen en minder met de ambulante voorzieningen. Want ook
deze groep heeft echt wel zen kritische opmerkingen.
Punt is dat die hele ambulante groep voor ons, de CR moei-
lijk te bereiken is. De cliënten van de Dagbehandeling zien
we wel maar al die mensen die solo komen zijn moeilijk
traceerbaar.
In ieder geval kijk ik terug op een heel zinvol beroepsleven. Het
is bijzonder om gedurende een bepaalde periode in iemands
leven support te mogen en kunnen geven. Het contact met
cliënten heeft mij gevormd en verrijkt. Ik geloof dat ik na al
die 35 jaar nu pas door heb waar het werkelijk om gaat in de
hulpverlening. De Jellinek heeft mij veel gegeven.
-nummer 1826
Vervolg van pagina25
*Krauweel- directeur Jellinek 1946-1976*Zr. Timmer- adjunct directrice 1948-1980*Dees Postma- ex-cliënt en directeur Jellinek 1976-1984 *Refusal en Antabus zorgen ervoor dat iemand niet goed meer tegen alcohol kan. Iemand wordt ziek als hij toch drinkt. Dit soort middelen worden wel aversiemiddelen genoemd.*PTSS- Post Traumatische Stress Stoornis*Gestalttherapie is een psychotherapeutische stroming die ontstaan is in de jaren 40 van de twintigste eeuw. *Rogeriaanse therapie- vorm van psychotherapie waarin het inzicht van de patiënt in zichzelf centraal staat (-gericht). *Gedragstherapie is theoretisch gezien een therapeutische werkwijze om gedrag en gedragsverandering via therapie te begrijpen en is praktisch bezien een techniek om op een opbouwende wijze gedrag te veranderen.*Prof. E.M. Jellinek- Elvin Morton Jellinek (1890-1963) arts die veel onderzoek heeft gedaan naar alcoholisme. In Nederland is hij vooral bekend door de naar hem genoemde Jellinek-kliniek. Dr. Jellinek ontwikkelde classificatie van alcoholisten in vier categorieën.*Jellineks types van alcoholisme:Het alfa-alcoholisme, Het bèta-alcoholisme, Het gamma-alco-holisme, Het delta-alcoholisme
Professionalisering van de verslavingszorg* Resultaten Scoren is opgericht in 1999 als project van GGZ Nederland door de sector verslavingszorg en verzelfstandigd als stichting in 2011. Bestuurders, professionals en wetenschappers werken sinds de oprichting samen aan de professionalisering van de verslavingszorg. Zij hebben gezorgd voor de totstandkoming van een gereedschapskist voor de zorg aan verslaafden die regelmatig wordt aangevuld met nieuwe producten. Over de gehele periode zijn er meer dan 50 protocollen, richtlijnen en handleidingen ontwikkeld die veelal landelijk zijn geïmplementeerd.
*Het Zwarte Gat- Koepel Cliëntenraden Verslavingszorg instellingen in Nederland.*AIAR- Amsterdam Institute of Addiction Research
Het RET rapport
RET staat voor: Regionale Expert Teams. De leden van het RET zijn afkomstig uit verschillende regionale GGz Cliëntenraden en familie- en cliëntenorganisaties. Vanuit het perspectief van de cliënt doen deze onderzoek en rapporteren over, in dit geval de somatische zorg. In het rapport wordt geconstateerd dat de laatste jaren veel GGz instellingen bezig zijn de lichamelijke gezondheidstoestand van GGz cliënten te verbeteren. En toch is er nog geen systematische aandacht voor de somatische zorg in de Geestelijke Gezondheidszorg. In het rappoort worden een aantal basis voorwaarden gesteld waaraan de zorgverlener maar ook de patiëntcliënt moet voldoen. Het gaat om de bijwerking van medicijnen, risicoscreening en mondzorg. Daar tegenover staat voor de cliënt zaken als een gezonde leefstijl, gezonde voeding en bijvoorbeeld het zelf leren koken.
Op 1 april is Wolf Kayser in de leeftijd van 71 jaar overleden.
Mensen die na hun behandeling in de Verslavingszorg
tijd en energie steken in het cliëntenraadswerk zijn
bijzonder en helaas ook schaars gezaaid. Tijd en ener-
gie steken in onbetaald vrijwilligerswerk betekent een
grote betrokkenheid tonen. Tijd en energie steken in
het verbeteren van die zorg vanuit het perspectief van
de cliënt.
Zo’n ‘projectontwikkelaar’ was Wolf Kayser. Vanaf het
begin in de samenwerking met de koepel van Cliënten-
raden Verslavingszorg in Nederland, waar later stichting
‘het Zwarte Gat’ uit is voortgekomen, was Wolf een
graag geziene man bij de halfjaarlijkse bijeenkomsten
van de Cliëntenraden. Wolf vertegenwoordigde GGz
instelling ‘Meerkanten’ uit Ermelo. Later werd dat ‘GGz
Centraal’. Wolf zei niet veel, het was niet het type dat
voordringt bij de microfoon, maar als hij wat zei kon je
daar op bouwen. Dat sluit mooi aan bij het beroep van
Wolf namelijk bouwkundige.
Weet me nog te herinneren dat een aantal jaren te-
rug wij vanuit de cliëntenraad Jellinek/Mentrum Wolf
hebben geraadpleegd over de bouwtekeningen voor de
kliniek aan de Vlaardingenlaan. Dat resulteerde o.a. in
dat hij op de tekening met een viltstift zonder pardon
de vierkante meters van de verpleegposten drastisch
verminderde. Hij zei: ‘kijk het is heel simpel, gewoon
het muurtje verplaatsen. Bovendien moet het personeel
zich meer op de afdeling vertonen. Wat niet vaak ge-
beurt maar dit werd wel bij de bouw overgenomen. Na-
mens velen mag ik wel zeggen plezierige herinneringen
aan Wolf te hebben overgehouden. KCK. 1
V
-nummer 18 27
Spiritualiteit, een band met mijzelf
Nadat ik me ging isoleren raakte ik al vrij snel aan de
drank en daardoor ging ik me weer verder isoleren,
raakte me vriendin kwijt, mijn baan en raakte rock-
bodem zoals ze dat wel eens zeggen. Alles wat ik had
opgebouwd raakte ik weer kwijt. Het contact met mijn
familie kwam op een laag pitje, ze hadden de hoop al
opgegeven.
Mijn naam is Youssef, 40 jaar oud en ik worstel al de
helft van mijn leven met een ziekte die verslaving heet.
Doordat de kennis hierover mij ontbrak lag daardoor de
lat te hoog om hulp te zoeken. Zo bleef ik jaren lang
verstoken van de broodnodige zorg die ik nodig had.
Naar mijn mening staat de behandeling voor verslaving
nog in de kinderschoenen. Desondanks is er hulp
voor degene die zich er echt toe zetten.
De laatste twee jaar heb ik zowel
verschillende behandelingen als be-
handelmethodes gehad. CGT (cogni-
tieve gedragstherapie) heb ik gehad
met leefstijltraining wat zeker waar-
devol was, maar toch miste ik iets.
Begreep wel hoe alles in elkaar zat
maar voelde me afgesneden van de
maatschappij en ging me al vrij snel
weer isoleren. De CGT kan prima
werken bij personen die genoeg steun
en begrip in hun omgeving hebben. Voor mij gold dat
dus niet. In mijn omgeving ervoer ik zowel over mijn
verslaving als de behandeling, mede door onwetend-
heid, weinig steun. Ik miste steun van mensen die me
begrepen. Gelukkig had ik nog contact met iemand
van de Regenbooggroep* die mij coachte. Die zag dat
het steeds slechter met mij ging en stelde me voor om
mee te gaan naar meetings bij Zelfhulpgroepen. Daar
klapte ik dicht en kreeg geen woord uit mijn mond.
Omdat ik zo angstig, vereenzaamd en gesloten was
stelde hij voor dat een klinische behandeling beter zou
zijn. Achteraf bezien is dat de beste beslissing van mijn
leven geweest tot nu toe. Bij Jellinek Minnesota kwam
ik in contact met het Twaalf Stappen programma. In het
begin dacht ik: ‘laat het maar over me heen komen, het
kan toch geen kwaad en ik ben onder de mensen’.
Zelfs na de detox was ik de eerste weken gewoon in
de war, moest ik echt nog landen in de realiteit en me
volledige bewustzijn terugkrijgen. Vol angst en bij het
minste geringste vluchtte ik naar mijn kamer om me
weer te isoleren. Het is een groepsbehandeling en we
moesten elkaar aanspreken op gedrag, elkaar helpen
want we doorzagen en begrepen elkaar. Natuurlijk had
ik een pakket strategieën om te vluchten van mijn
angst maar iedereen doorzag dit. De verpleging had dit
ook door maar stelde me gerust en stuurde me terug
naar de groep voor mijn eigen bestwil. Dat ging zo
een tijdje door en natuurlijk had ik de hele tijd gelijk
in mijn overtuiging, maar ver van de werkelijkheid.
Langzaam maar zeker begon ik in te zien dat ik met
mijn gedrag mijn eigen inspanningen en behandeling
saboteerde. Ik heb een mentale ziekte en heb iets van
buiten mezelf nodig om mij te helpen hoe
om ermee om te gaan. Geleidelijk werd
mij duidelijk dat ik machteloos sta tegen-
over bepaalde dingen. Door onderdrukte
angst wordt mijn verslaving gevoed en
dat door de manier hoe ik ermee
omging mijn leven onhanteerbaar
was geworden. Langzaam begon
ik mijn maskers af te zetten en
mijn strategieën hoe ik met die
angst omging op te geven, mijn
angst gewoon te laten zijn. Ego en ongezonde
eigen wil zijn ook een onderdeel van de
ziekte.
Het Twaalf Stappen programma is een spiritueel
programma en niet een religieus programma. Hierover
is veel onduidelijkheid. Iemand die religieus is (als het
goed is) spiritueel, maar iemand die spiritueel is hoeft
niet religieus te zijn. Spiritualiteit gaat over de band
met jezelf, je spirit wat geest betekent. Deze band
was bij mij in ieder geval behoorlijk verstoord. Het
programma helpt mij om een betere band met mezelf
te krijgen en helpt me ook hoe om te gaan met mijn be-
perkingen. Inmiddels heb ik mijn behandeling met suc-
ces beëindigd. Ben nu bij het schrijven van dit artikel
zes maanden vrij van middelengebruik inclusief roken.
Ik ben ervan overtuigd dat ik met het gereedschap dat
ik door de Twaalf Stappen krijg en dit op een goede ma-
nier gebruik, ik goed weet hoe met mijn ziekte om te
gaan, ik mijn ziekte in toom kan houden. Mijn groeps-
genoten ben ik zeer dankbaar voor de hulp. En ook het
behandelteam voor hun compassie en geduld.
* De Regenboog Groep zet zich in voor mensen met
sociale problemen, voor dak- en thuislozen, verslaaf-
den en voor mensen met psychiatrische klachten.
Alle uitgaven van het Nulnummer zijn in pdf te bekijken.Klik: www.jellinek.nl/clientenraad
Helemaal bovenin op de Jellinek site het tabblad ‘over Jellinek’ aanklikken,
onder cliëntenraad klik op Nulnummer magazineof Google gewoon Nulnummer.
nummer nul
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
Jellinek kliniek verbouwd‘Healing Environment’
het fysiek,mentaal en sociaal welbevinden
EX
TR
AE
XT
RA
nummer 17
De toekomstvan de
verslavingszorg
nul
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
nummer 18
Symposium ‘Mind the Body’
Beeld in de tuin
René Frese vertelt zijn verhaal
Een prettig gesprek met Jelte
en meer…
nul
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch