Novalis - De Christenheid of Europa

  • Upload
    naxus24

  • View
    92

  • Download
    1

Embed Size (px)

Citation preview

D E C HR IS TEN H E I D O F EU R O P A

Het waren schone, schitterende tijden, toen Europa een christelijk land was, toen een enkele Christenheid dit naar menselijke aard ingericht werelddeel bewoonde; n groot gemeenschappelijk belang verbond de meest afgelegen provincies van dat uitge strekt geestelijk rijk. Zonder over grote wereldlijke bezittingen te beschikken, leidde n Opperhoofd de grote politieke machten en bracht ze eendrachtig samen. Een talrijk gilde waarbij iedereen werd toe gelaten, was rechtstreeks aan zijn gezag on derworpen, gaf gehoor aan zijn wenken en streefde er met ijver naar om zijn weldoen de macht te versterken. leder lid van dit gilde werd alom geerd en als de gewone stervelingen bij zo iemand troost of raad, hulp of bescherming zochten en in ruil daarvoor, ruimschoots voorzagen in ZlJn 13

talloze behoeften, dan vond hij van zijn kant bescherming, aanzien en gehoor bij hen die nog- machtiger waren, en allen waren vol toewijding voor deze met won derbare krachten toegeruste mannen, als kinderen des hemels, wier aanwezigheid en genegenheid een menigvoudige zegen ver breidde. Een kinderljk vertrouwen bond de mensen aan wat zij verkondigden. Hoe opgeruimd kon ieder zijn aardse dagtaak vervullen wijl hem door deze heilige men sen een veilige toekomst werd voorbereid en ieder misstap door hen werd vergeven, iedere vlek van het leven door hen werd uitgewist en opgehelderd. Zij waren de er varen stuurlui op de grote, onbekende zee; onder hun hoede mocht men alle stormen gering achten en mocht men vol vertrou wen rekenen op een veilig aanlanden op de kust van het ware vaderland. De meest woeste, de meest vraatzuchtige neigingen moesten wijken voor de eerbied en de gehoorzaamheid, aan hun woorden verschuldigd. Zij predikten niets dan liefl4

de tot de heilige, wonderschone Vrouw der Ohristenheid, die, met goddelijke krachten uitgerust, bereid was om ieder gelovige uit de vreselijkste gevaren te redden. Zij ver haalden over mensen die sedert lang waren gestorven en nu zalig in de hemel, en die door hun aanhankeljkheid en trouw aan die zalige Moeder en haar hemels, minzaam Kind, aan de bekoringen der aarde weer stand hadden geboden, tot goddelijke eer waren .gekomen en nu tot beschermende en weldoende Machten waren geworden over hun levende broeders, bereidwillige hel pers in de nood, verdedigers van de men selijke zwakheden en jverige vrienden van de mensheid bij de Hemelse Troon. Met welk een opgewektheid verliet men de schone vergaderingen in de geheimnisvolle kerken, die met stichtende beelden waren versierd, met zoete roken vervuld, en opge luisterd met gewijde, verheffende muziek. In die kerken bewaarde men vol dankbaar heid, in kostbare schrijnen, de overblijfse len van godvrezende personen, die vroeger lb

hadden geleefd. En aan die overblijfselen openbaarde zich de goddelijke goedheid en almogendheid, de machtige gunst der ge lukzaligen, door heerlijke wonderen en tekenen. Zo ook bewaren liefhebbende zie len haarlokken of regels schrift van hun gestorven geliefden en voeden daarmee hun zoete hartstocht tot bij hun dood, die hen weer verenigt. Met innige toewijding werd overal verzameld wat aan die geliefde zielen had toebehoord en ieder die een zo vertroostende relikwie kon verwerven, of zelfs maar aanraken, prees zichzelf geluk kig. Nu en dan gebeurde het dat de hemel se genade bij voorkeur op een of ander beeld, of op een grafheuvel leek te zijn neergedaald. Mensen uit alle streken stroomden daar heen met schone geschen ken en brachten hemelse tegengeschenken: vrede der ziel en gezondheid des lichaams er van terug. Dit machtig en vredelievend gild trachtte alle mensen aan dit schoon geloof deelachtig te maken en zond zijn leden uit naar alle delen van de wereld, 16

om overal het evangelie des levens te ver kondigen en het hemelrijk tot het enig rijk te maken op deze aarde. Met recht verzette het wijze Opperhoofd der Kerk zich tegen iedere vermetele ontwikkeling van de men selijke aanleg ten koste van de verheven geest, en eveneens tegen alle hinderlijke en gevaarlijke ontdekkingen op het terrein van de wetenschap. Aldus verbood hij de koene denkers in het openbaar met de bewering voor de dag te komen dat de aarde een onbeduidende planeet zou zijn, want hij wist dat de mensen samen met het verlies van de achting voor hun woonplaats eo hun aards vaderland, ook de achting zou den verliezen voor hun hemelse verbljf plaats en hun eigen geslacht, dat zij de voorkeur zouden geven aan de beperkte kennis boven het onbeperkte geloof en de gewoonte zouden aannemen om al wat groot is en bewondering waard, te minach ten als zijnde het dood gevolg van een wet. Aan het Hof van het Opperhoofd der Kerk verzamelden zich al de wijze en eerbied17

waardige mannen uit gans Europa. Al de sdhatten stroomden er heen, het verwoest Jerusalem had zich gewroken en Rome zelf was Jerusalem geworden, de heilige resi dentie van de goddelijke regering op aarde. Vorsten legden hun geschillen voor aan de Vader der Christenheid, legden hun kroon en hun heerschappij vrijwillig aan zijn voe ten neer, terwijl zij als leden van dat verhe ven gild, het als een eer beschouwden hun leVlensavond in goddelijke betrachtingen, tussen eenzame kloostermuren te besluiten. Hoe heilzaam, hoe zeer met de innerlijke natuur van de mens strokend, deze rege ring, deze inrichting was, wordt aange toond door de geweldige vlucht die al de andere menselijke vermogens toen namen, en door de harmonische ontwikkeling van al de talenten; door het hoge peil dat enkele mensen wisten te bereiken in al de vakken der wetenschap en de gebieden van het le ven en de kunst en door de allerwegen bloeiende handel in geestelijke en mate18

rile goederen, alom in Europa en tot in het verre Indi. Dat waren de schone, essentile trekken van de echt-katholieke of echt-christelijke tijden. Nog was. de mensheid niet rijp, niet voldoende ontwikkeld voor dit heerlijk rijk. Een eerste liefde was het, die zacht j es weg stierf onder de druk van het bedrijfsleven , een liefde wier heugenis door baatzuchtige zorgen werd verdrongen en wier band later als waan en bedrog werd gescholden en naar latere ervaringen beoordeeld, voor immer door een groot deel der Europeanen werd stukgescheurd. Deze grote, innerlijke tweespalt, die door vernielende oorlogen werd begeleid, was een merkwaardig be wijs van de nadeligheid der beschaving voor de geest van het onzichtbare, of ten minste, van een tijdelijke nadeligheid voor een bepaalde trap van beschaving. Ver nietigd kan die onsterfelijke geest niet worden maar wel beneveld, verlamd en door andere geesten verdrongen. Een lang durige gemeenschap van de mensen onder.,. 19

ling doet de genegenheid verminderen en het geloof in hun eigen geslacht afnemen; zij maakt er de mensen gewoon aan om hun hele denken en streven enkel te richten op de middelen tot het verwerven van wel stand; de behoeften en tevens de kunst om die te bevredigen, worden steeds ingewik kelder; de hebzuchtige mens heeft zoveel tijd nodig om die te leren kennen en er vaardigheid in te verwerven, dat er geen gelegenheid overblijft voor de stille inkeer in het gemoed, voor de aandachtige be schouwing van de innerlijke wereld. Doen er zich conflicten voor, dan lijkt het belang van het ogenblik hem het nauwst aan het hart te liggen en aldus valt de schone bloei zijner jeugd: geloof en liefde af, om plaats te maken voor de ruwer vruchten: kennis en bezit. In het late najaar denkt men aan de lente als aan een kinderachtige droom, en met kinderachtige onnozelheid hoopt men dat de volle voorraadzolders eeuwig zullen duren. Voor het gedijen van de hoge re neigingen schijnt er een zekere eenzaam20

heid nodig te wezen en bijgevolg moet een te uitgebreide omgang van de mensen onder elkaar, heel wat heilige kiemen doen stik ken en de goden, die de woelige drukte schuwen van verstrooiing zoekende gezel schappen en het behandelen van beuzela rijen, zonder meer op afstand hoJiden. We hebben bovendien te doen met tijdperken en periodes en is daarbij niet essentieel het over en weer slingeren, het met elkaar af wisselen van tegenovergestelde bewegin gen? Is daarbij niet kenmerkend een be perkte duur, en ligt groei en verval niet in hun aard? Maar kan van hen ook niet met zekerheid een verjonging worden verwacht, in nieuwe krachtige gestalte? Voortgaande en steeds groter wordende evoluties vormen de stof der Geschiedenis. Wat thans niet de volmaaktheid bereikt, zal ze bij een toe komstige poging, of bij een nogmaals her haalde, bereiken; niets is vergankelijk van wat de Geschiedenis heeft aangeroerd, uit talloze gedaanteverwisselingen treedt het in steeds volmaakter gestalte weer opnieuw 21

aan het licht. Het Christendom had zich eens in volle macht en ma jesteit geopen baard en zijn verval is blijven voortduren, de dode letter van zijn leer is blijven voort bestaan in steeds toenemende onmacht en bespotting, tot er eindelijk een nieuwe wereldbezieling begon te heersen. Een ein deloze traagheid was zwaar gaan wegen op het gild der geestelijken, die geen zorgen meer kenden. Zij waren verstard in het ge voel van hun