Upload
others
View
5
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
1
Maatschappelijke Business Case
Trajectzorg JeugdzorgPlus Groningen Mei 2014 Martje Folkertsma, onderzoeker Corin Potters-Kemp, In voor zorg! coach
2
Inhoudsopgave
1. Inleiding………………………………………………………………………………………….. 3 1.1 Visie op trajectzorg Jeugdzorg Plus……………………………………………………………. 3 1.2 Perspectieven en trajecten……………………………………………………………………… 3 1.3 Wat is een Maatschappelijke Business Case…………………………………………………. 4 1.4 Leeswijzer………………………………………………………………………………………… 4
2. Perspectief van de cliënt (jongeren en hun ouders)……………………………………... 5 2.1 Jongeren in beeld………………………………………………………………………………… 5 2.1.1 Jongere A: Karin………………………………………………………………………… 5 2.1.2 Jongere B: Jasper……………………………………………………………………… 5 2.2 Voor en na het In voor zorg! Traject……………………………………………………………. 6 2.3 Effecten……………………………………………………………………………………………. 9 2.4 Aanbevelingen……………………………………………………………………………………. 9 3. Perspectief van professionals ……………………………………………………………….. 11 3.1 Voor en na het In voor zorg! traject…………………………………………………………….. 11 3.2 Effecten……………………………………………………………………………………………. 14 3.3 Aanbevelingen……………………………………………………………………………………. 14 4. Perspectief van organisaties…………………………………………………………………... 15 4.1 Voor en na het In voor zorg! traject…………………………………………………………….. 15 4.2 Effecten……………………………………………………………………………………………. 17 4.3 Aanbevelingen……………………………………………………………………………………. 17 5. Perspectief van de maatschappij……………………………………………………………… 18 5.1 Kosten en baten van het In voor zorg! traject…………………………………………………. 19 5.2 Voorbeeldcasus kostenbesparing……………………………………………………………… 21 5.2.1 Karin – traject terug naar huis…………………………………………………………. 21 5.2.2 Jasper – traject vervolgvoorziening…………………………………………………... 22 5.3 Aanbevelingen……………………………………………………………………………………. 24 Bijlage 1 Schematische weergave trajecten Bijlage 2 Processchema Bijlage 3 Maatschappelijke prijslijst
3
Inleiding In dit document beschrijven we een aantal onderdelen van de ‘maatschappelijke Business Case’ van trajectzorg voor jongeren met een risico op een indicatie voor Jeugdzorg
Plus en jongeren
die deze indicatie hebben gekregen. Deze trajectzorg is ontwikkeld en getest door Bureau Jeugdzorg Groningen, Wilster (onderdeel van Poortje jeugdinrichtingen) en Elker. Zij zijn hierbij ondersteund door het stimuleringsprogramma In voor zorg! van het ministerie van VWS dat ten doel heeft de langdurende zorg toekomstbestendig te maken. Het In voor zorg! traject is gestart in september 2012 en eindigt in mei 2014. Alle betrokkenen zien trajectzorg als een belangrijk middel om jongeren en hun ouders de zorg te kunnen blijven bieden die zij nodig hebben. Juist in een tijd dat de nadruk steeds meer komt te liggen op kosten, bezuinigingen en herschikking van financiële middelen is inzicht in de baten van belang. Cliëntvragen en maatschappelijke problemen beperken zich namelijk niet tot strikt gescheiden gebieden. Juist de samenhang van problemen en de daarbij te kiezen oplossingen vragen om een integrale en stelseloverstijgende benadering. Alleen dan zijn maatschappelijke baten te boeken en meerkosten te voorkomen. In deze Maatschappelijke Business Case beschrijven we een totaalbeeld van de trajectzorg vanuit de perspectieven van de cliënt, de professionals, de organisatie en de maatschappij. Op basis hiervan brengen we de kosten en baten voor zover mogelijk in beeld. De organisaties gebruiken de uitkomsten om de verdere ontwikkeling van hun beleid op te baseren en om de waarde van trajectzorg te verduidelijken naar samenwerkingspartners en financiers. Een vroegtijdige signalering is van groot belang om zo vroeg mogelijk de juiste en meest effectieve hulp te kunnen bieden. Daarom beperken de uitkomsten van de case zich niet tot de doelgroep Jeugdzorg Plus, maar biedt zij ingrediënten om eerder in het traject tot juiste analyse en zorgaanbod te komen. Hiermee biedt deze analyse, samen met de eindevaluatie In voor zorg! elementen voor inrichting van samenwerking in algemenere zin.
1.1 Visie op trajectzorg Jeugdzorg Plus Trajectzorg is een aansluitend geheel van wonen, behandeling, begeleiding en onderwijs waarin de jongere
onder eenduidige trajectcoördinatie kan toegroeien naar een stabiel niveau van maatschappelijk functioneren. Dit betekent dat:
Ouders/voogd, jongere en ketenpartners het hele traject gezamenlijk verantwoordelijk zijn en een beroep kunnen doen op elkaars expertise Het typeringsmodel jeugdzorgplus en/of Signs of Safety leidend zijn in de bepaling van het perspectief, behandeling en setting
Gestreefd wordt naar maximale continuïteit in het traject met doorlopende procesregie door Bureau Jeugdzorg en inhoudelijke regie door de behandelaars
1.2 Perspectieven en trajecten Zo vroeg mogelijk zetten de ketenpartners samen met de jongere en hun ouders een traject uit van
maximaal 1,5 jaar op basis van de vier perspectieven: Terug naar huis Zelfstandig wonen Vervolgvoorziening
Langer durende zorg Het traject wordt samengesteld op basis van wat jongeren en hun ouders nodig hebben ten aanzien van:
Wonen (thuis of elders)
Behandeling (gedrag/psyche, systeem, netwerk)
Dagbesteding (onderwijs, werk en vrije tijd)
Lokale omgeving/context De voortgang ten aanzien van deze onderdelen wordt op vastgestelde momenten getoetst en eventueel wordt het traject op grond hiervan bijgesteld, echter altijd in overleg met jongere, ouders en elkaar (zie hiervoor het schema in bijlage 1).
4
1.3 Wat is een Maatschappelijke Business Case (MBC)
Een MBC is een gestructureerde kosten-baten afweging waarin het economische én het maatschappelijke nut samenkomen. Deze MBC kijkt naar trajectzorg voor Jeugdzorg plus. Deze trajectzorg is niet statisch maar continu in ontwikkeling. De MBC zet haar kosten af tegen de te verwachten maatschappelijke baten. Zo heeft de maatschappij bijvoorbeeld baat bij vroegtijdige inzet van specialistische expertise om daarmee gesloten behandeling te voorkomen of te verkorten. Of intensivering van begeleiding ten aanzien van de dagbesteding om het schoolverzuim terug te dringen. Deze baten zijn gebaseerd op de maatschappelijke prijslijst (Effectencalculator, 2013), gebruikmakend van de uitkomsten van de pilot en expert opinions. De MBC is opgesteld door een extern onderzoeker in samenwerking met de In voor zorg! coach. Daarnaast heeft een klankbordgroep bestaande uit verschillende interne experts en een onderzoeker en tranchemanager van In voor zorg! kritisch meegelezen. Er is gebruik gemaakt van een door Ernst & Young in andere MBC’s toegepast model. Door een inzicht in de reële kosten van de trajectzorg en hun potentiële waarde in maatschappelijke baten kan een vergelijking gemaakt worden. Op deze wijze krijgen stakeholders en (potentiële) financiers een zo concreet mogelijk inzicht in de waarde van trajectzorg en de maatschappelijke effecten die zij ressorteert. Dit document dient als hulpmiddel voor verdere kwantificering van de processen in de jeugdzorg. Er worden concrete aanbevelingen gedaan om de effecten van In voor zorg! te kunnen meten. De effecten die in deze analyse worden beschreven zijn gedaan op basis van beredeneerde aannames, maar het strekt tot de aanbeveling om op een later moment een analyse met kwantitatieve gegevens te doen.
1.4 Leeswijzer Aan de hand van de volgende zes elementen van het traject dat de jongere doorloopt beschrijven we per perspectief hoe de situatie voor en na de invoering van In voor zorg! eruit ziet:
Analyse en perspectiefbepaling
Sociale systeem
Dagbesteding
Regie
Doorstroom
Traject In Hoofdstuk twee beschrijven we het perspectief van de cliënt. Allereerst door een beeld van enkele cliënten en het verloop van hun ontwikkeling te schetsen. Vervolgens beschrijven we de werkwijze voor en na In voor zorg! en sluiten we hoofdstuk twee af met de effecten van de nieuwe werkwijze en aanbevelingen voor registratie. In hoofdstuk drie brengen we de verschillen en effecten in beeld vanuit het perspectief van de professionals. In hoofdstuk vier doen we dat vanuit het perspectief van de organisaties. Gezamenlijk vormen de effecten de maatschappelijke waarde die we in hoofdstuk vijf samenvatten en zoveel mogelijk vertalen naar de kosten en baten.
We sluiten dit document af met conclusies over de maatschappelijke waarde van trajectzorg en wat nodig is om deze waarde verder te concretiseren.
5
2 Perspectief van de Cliënt In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe de situatie was voor In voor zorg! en hoe de situatie is na In voor zorg!
vanuit het perspectief van de cliënt. Daarna wordt beschreven wat van beide situaties de effecten zijn voor
cliënten en er worden aanbevelingen gedaan om die effecten te kunnen meten.
2.1 Jongeren in beeld
De jongeren die in de In voor zorg!-trajecten terecht komen zijn vaak al met veel verschillende vormen van
jeugdzorg in aanraking gekomen, voordat de optie van JeugdzorgPlus
in zicht komt. Zij zijn gemiddeld 17 jaar
oud, vaak opgegroeid in een eenoudergezin en hebben wisselend contact met de andere ouder. In de
gezinnen spelen vaak psychische problemen of verslaving een rol. De ouders kunnen vaak moeilijk structuur
en sturing bieden aan de jongeren.
De jongeren vertonen vaak agressief en (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. Ze gaan over het algemeen
niet regelmatig naar school, dat wil zeggen dat ze veel spijbelen of verzuimen. Daarnaast speelt
middelengebruik een grote rol in de problematiek van de jongeren; ze blowen en drinken veel.
2.1.1 Karin
Karin is een meisje van 18 jaar. Zij is opgegroeid in een gezin met meerdere kinderen. Haar vader was
verslaafd en met regelmaat gedetineerd en haar moeder had wisselende partners. Karin komt uit een grote
familie, waardoor ze ook wel opgevangen wordt, maar niemand stemt iets met elkaar af. Dit zorgt voor veel
onduidelijkheid en loyaliteitsconflicten bij Karin en de andere kinderen uit het gezin. Karin heeft een IQ van
69, ze heeft een nare seksuele ervaring gehad in haar vroege jeugd en ze vertoont nu seksueel
grensoverschrijdend gedrag. Ze heeft een laag zelfbeeld, automutileert en spijbelt van school. Daarnaast
heeft ze gedragsproblemen en gebruikt ze drugs.
Karin heeft al verschillende soorten hulpverlening gehad. Ze heeft hulp gehad vanuit MEE en GGZ. Er is
opvoedondersteuning geweest, ze is naar een logeerhuis geweest om het gezin te ontlasten en ze heeft bij
haar oma gewoond. Daarna is ze naar een crisisplek gegaan, heeft ze een gesloten plek bij Harreveld gehad
en heeft ze hulp gehad bij een orthopedagogisch behandelcentrum. Op dit moment heeft ze een gesloten
plaatsing bij Wilster.
2.1.2 Jasper
Jasper is een jongen van 18 jaar. Hij woonde bij zijn moeder, stiefvader en halfbroertje en –zusje, maar hij
krijgt thuis weinig sturing en structuur. Hij heeft geen contact met zijn biologische vader. In een eerdere
relatie van zijn moeder was sprake van huiselijk geweld en Jasper was daar getuige van. Jasper heeft een
gedragsstoornis met antisociale trekken. Hij vertoont agressief gedrag op school en op straat en hij heeft
meerdere zware delicten gepleegd, zoals diefstal, mishandeling, overvallen en afpersing.
Jasper heeft verschillende soorten hulpverlening gehad. Eerst heeft hij agressieregulatietraining gehad en is
er gespecialiseerde gezinsondersteuning ingezet. Hij is opgenomen voor observatie en diagnostiek. In een
half jaar tijd heeft Jasper in drie crisisgroepen gezeten. Op dit moment is er thuisbegeleiding en heeft Jasper
een plaatsing en behandeling in Wilster.
6
2.2 Voor en na het In voor zorg! traject
Voor invoering van In voor zorg! Na invoering van In voor zorg!
Analyse en
perspectiefbepaling
- Jongeren en hun ouders werden in wisselende mate
betrokken bij de indicatiestelling
- Ouders werden betrokken bij beslissingen over het
hulpverleningstraject
- Ouders dienden het plan van aanpak te ondertekenen
- Er was onduidelijkheid over de hulpverlening, omdat
ouders contact hadden met verschillende hulpverleners
die vaak verschillende ideeën hadden over vervolghulp
en de inzet van gesloten zorg.
- Tijdens de indicatiestelling vindt een gesprek plaats waarbij
de jongere, ouders en professionals uit alle mogelijk
betrokken organisaties om tafel zitten (netwerkconferentie).
- Er is meer duidelijkheid en vertrouwen omdat alle
problemen, verwachtingen en rollen zijn uitgesproken en
vastgesteld in een plan waarvan alle organisaties op de
hoogte zijn.
- Er is meer aandacht voor elke individuele situatie en er
wordt minder volgens vaste regels gewerkt. Dit zorgt voor
meer goodwill bij de jongere.
Sociale systeem - De mate waarin de ouders bij het traject van de jongere
werden betrokken hing af van de doelen van het traject.
Voor In voor zorg! werd de ouderbegeleiding
vormgegeven vanuit de groep of Wilster (waar de jongere
zich op dat moment bevond).
- Gezinnen werden afhankelijk van de jeugdzorg, omdat ze
niet op eigen benen werden gezet.
- Er was een tegenstrijdigheid in de houding die
hulpverleners hadden ten opzichte van de ouders. Het
probleem van het gezin werd overgenomen door de
hulpverleners, dus de ouders droegen geen zorg voor
hun kind, maar de eindverantwoordelijkheid bij
beslissingen en keuzes werd wel bij de ouders
neergelegd.
- Er waren grote verschillen tussen hulpverleners in de
manier waarop zij aandacht besteedden aan kansen en
belemmeringen in het sociale systeem tijdens de
behandeling.
- Er wordt meer gericht op gezinsbehandeling in de
thuissituatie om uithuisplaatsing te voorkomen.
- Wanneer er sprake is van behandeling op een groep
worden ouders meer verantwoordelijk gemaakt en
betrokken bij beslissingen omtrent de jongere door een
gezinstherapeut die niet vanuit de groep/instelling werkt.
- Er wordt meer vraaggericht gewerkt. Hierbij wordt gericht
op de kracht, mogelijkheden en verantwoordelijkheid van
de ouders en het netwerk van de jongere, in plaats van dat
de problemen worden overgenomen door de instelling.
- Ouderbegeleiding wordt traject-overstijgend aangeboden in
plaats van per instelling. Dit zorgt voor minder onrust in het
gezin en meer vertrouwen in de hulpverleningsrelatie.
- Er wordt meer gericht gewerkt aan relaties met vrienden,
sportvereniging, familie en andere contacten. Hierdoor
worden negatieve en positieve factoren in het sociale
systeem meegenomen tijdens de behandeling. Dit zorgt
ervoor dat de jongere een netwerk heeft wanneer hij uit de
instelling komt.
Dagbesteding - Er was begeleiding bij de dagbesteding vanuit de
instelling waar de jongere werd behandeld. De aanpak
van deze begeleiding verschilde per instelling.
- Tijdens het opstellen van het plan van aanpak is aandacht
voor de dagbesteding. Hierdoor is iedereen in de keten op
de hoogte van de dagbesteding en de afspraken die
7
- De school hing af van de instelling waar de jongere werd
behandeld. Als een jongere in Wilster zat ging hij/zij
meestal naar de interne school; bij Elker of thuis naar de
externe school.
- Er vond bij overgang van Wilster naar een andere
instelling of naar huis ook een wisseling van de interne
naar de externe school plaats.
- Er was wel communicatie tussen instellingen, scholen en
evt. werkgever, maar deze communicatie werd vaak te
laat opgestart. Hierdoor kwam de verantwoordelijkheid
grotendeels bij de jongeren te liggen.
daarover worden gemaakt.
- Er is meer overlap en intensievere voorbereiding bij de
overgang van een interne naar een externe school.
Hierdoor is de jongere beter voorbereid op wat er gaat
veranderen.
- Er is meer afstemming en begrip tussen zorg en onderwijs,
waardoor de jongere vanuit beide kan worden ondersteund.
- Er is meer duidelijkheid voor de jongere omdat er nu vooraf
één aanpak is vastgesteld. Hierdoor zijn er minder
verschillen tussen organisaties, hebben ze meer structuur
en weten jongeren beter waar ze aan toe zijn.
Regie - Er was geen sprake van een doorlopend traject, maar het
was opgeknipt in delen waarbij elke instelling zijn eigen
traject had.
- Het was niet duidelijk wie voor welk deel van de zorg
verantwoordelijk was. Dit zorgde ervoor dat ouders en
jongeren niet wisten bij wie ze met vragen of problemen
terecht konden.
- Er was veel wisseling van hulpverleners en elke keer als
de jongere naar een nieuwe instelling ging werd er
opnieuw een analyse van de jongere gemaakt. Dit zorgde
voor wantrouwen bij de jongere en ouders.
- De ouders worden meer betrokken en hebben meer regie
bij beslissingen ten aanzien van het traject.
- Doordat de rollen zijn vastgelegd is het duidelijk wat de
jongere en ouders van wie kunnen verwachten.
- Jongeren krijgen meer individuele aandacht doordat ze een
vast aanspreekpunt vanuit BJZ hebben gedurende het
gehele traject.
- Er is meer grip op het traject omdat één persoon het
overzicht heeft.
Doorstroom - Op basis van fasen (Wilster) of niveaukaarten (Elker)
werd bepaald of een jongere kon doorstromen in het
traject. Als een jongere alle fasen had doorlopen in de
ene instelling, begon hij/zij weer ‘onderaan’ bij de
volgende instelling. Dit was frustrerend voor jongeren.
- Er was geen tijdsplanning voorafgaand aan het traject. Dit
zorgt voor veel onduidelijkheid voor de jongeren.
- Tijdens de overgangen lag de nadruk op de
randvoorwaarden (financiering, machtiging,
beschikbaarheid en acceptatie voor de
vervolgbehandeling). Hierdoor was er minder aandacht
voor de inhoud en de emotionele impact die de
overgangen op de jongeren hadden.
- Er wordt meer gericht op de interne motivatie van de
jongeren. Bij Wilster wordt nog gebruik gemaakt van de
fasen omdat in het begin van het traject de interne
motivatie nog ontbreekt. Elker laat de niveaus meer los en
richt zich meer op de individuele situatie en afspraken die
eerder (bijvoorbeeld in Wilster) met de jongere zijn
gemaakt.
- Voor de doorstroom betekent dit dat de jongere niet meer
aan alle voorwaarden die Elker stelt hoeft te voldoen, maar
dat er meer wordt gekeken naar waar de jongere aan toe is
op basis van de individuele situatie en afspraken.
- Er wordt meer aandacht besteed aan de emotionele impact
van de overgangen op de jongeren. Bijvoorbeeld een
8
- Jongeren kregen na overgang naar Elker opeens meer
verantwoordelijkheden dan ze bij Wilster hadden. Veel
jongeren konden deze verantwoordelijkheden niet aan.
- Er was weinig begrip voor en ruimte om terug te vallen in
oud gedrag. De veronderstelling heerste dat als een
jongere werd behandeld, hij het oude gedrag niet meer
mocht laten zien.
verhuizing gebeurt niet meer even tussendoor, maar er
wordt meer aandacht besteed aan dat het een bijzondere
gebeurtenis is voor de jongere.
- Terugval in het oude gedrag wordt gezien als iets wat bij
het leerproces hoort. Er wordt minder paniekerig op
gereageerd en de jongere kan vaker blijven in de
zorgsituatie waar hij in zit, zonder terug te gaan naar
gesloten zorg of naar een groep.
Traject - Er werd gestreefd naar een perfecte situatie, waarbij de
jongere aan voorwaarden moest voldoen om verder te
kunnen in het zorgtraject.
- Er waren grote verschillen in de mate van
verantwoordelijkheid die bij de jongere komt te liggen
tussen de verschillende organisaties.
- Er wordt niet meer gestreefd naar een perfecte situatie,
maar gezocht naar oplossingen om tot een werkbare
situatie te komen. Hierbij is het uitgangspunt dat een
situatie die onacceptabel is naar een acceptabel niveau
moet.
- In voor zorg! helpt in het proces van problematiseren naar
normaliseren. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar wat
wel en niet werkt, maar naar wat er nodig is. Hulpverleners
laten hierdoor ouders meer in hun waarde en ze zorgen dat
ouders de kans krijgen om te laten zien wat ze kunnen.
Iedereen wordt meer in zijn kracht gezet.
- Veel ouders weten niet wat normaal (puber)gedrag is, en
wat onder probleemgedrag valt. Gedragswetenschappers
geven aan dat de focus hier nog meer op zou mogen
liggen.
- De jongeren konden de verantwoordelijkheid die kwam
kijken bij de overstappen niet goed aan, maar er werd pas
gehandeld als het al misging. Nu wordt er meer gekeken
hoe problemen voorkomen kunnen worden.
9
2.3 Effecten
Effecten voor
- Hulpverleners durfden de zorg en verantwoordelijkheid niet over te laten aan de ouders of het
netwerk van de jongere. Dat leidde ertoe dat jongeren langer in zorg bleven, omdat gezinnen
afhankelijk werden van de hulpverlening.
- Bij overgang van Wilster naar Elker moest de jongere verhuizen, overstappen naar een externe
school en nieuwe vrijetijdsbesteding zoeken (bijvoorbeeld een nieuwe sportclub). Het streven was
wel om dit dakpansgewijs, dus niet alle overstappen in een keer, te laten verlopen, maar dat lukte
nog te weinig. Dit zorgde vaak voor uitval van school of terugval in oud gedrag.
- Organisaties dachten en handelden vanuit hun eigen kader (aanbodgericht) wat ertoe leidde dat
jongeren geen doorlopend traject hadden. De onduidelijkheid over een vervolgplek/-behandeling en
of er überhaupt wel een vervolgplek mogelijk was zorgde voor spanning en demotivatie bij jongeren.
Effecten na
- Ouders worden actiever betrokken en krijgen meer de regie en verantwoordelijkheid over het traject
dat de jongere aflegt. Wanneer de hulpverleners ouders meer regie en verantwoordelijkheid durven
te geven, krijgen ouders de kans om te leren de zorg voor de jongere op te pakken. Het
ondersteunen van gezinnen, in plaats van het over nemen van het probleem door de instantie, zorgt
ervoor dat ouders sneller in hun eigen kracht komen te staan en dat gezinnen minder afhankelijk zijn
van de hulpverlening. Uiteindelijk leidt dit tot minder lange zorgtrajecten.
- De overgangen voor jongeren zijn minder rigoureus, waardoor een jongere kan wennen aan de
nieuwe situatie. Een jongere hoeft nu bij de overgang van Wilster naar Elker niet per sé over te
stappen naar een externe school, dit verschilt per situatie. Dit leidt ertoe dat de jongere kan wennen
aan de nieuwe situatie en dat er minder schooluitval plaatsvindt.
- Door meer te richten op gezinsbehandeling in de thuissituatie is er meer ambulante zorg en minder
residentiële zorg. Meer jongeren kunnen thuis blijven wonen of weer thuis wonen.
- Er zijn minder en minder lange gesloten jeugdzorgopnames.
- Er is meer duidelijkheid en continuïteit in het traject. Dit zorgt ervoor dat de motivatie en het
zelfvertrouwen van de jongeren groter wordt.
2.4 Aanbevelingen
De aanbevelingen die in dit rapport worden gedaan zijn gericht op registratie van processen. Hiermee wordt
beoogd dat meetbaarheid van deze processen kan dienen als basis voor beleidsdoeleinden en onderzoek.
- De afspraken die in de netwerkconferentie1 worden gemaakt dienen te worden bijgehouden. Hieraan
valt te zien in hoeverre de verantwoordelijkheid en regie bij de ouders en eventueel andere personen
in het sociale netwerk ligt. Hiermee kun je de mate van betrokkenheid van de ouders bij de zorg van
de jongere meten in verhouding tot die van de hulpverleners. Deze betrokkenheid blijkt bijvoorbeeld
in de mate van betrokkenheid bij de zorg voor de jongere, de mate van deelname aan de
behandeling (gezinstherapie oid), of de jongere thuis of in een instelling verblijft, etc.
- Om te kunnen meten of door het ondersteunen van ouders de zorgtrajecten minder lang duren of dat
goedkopere zorg kan worden ingezet, moet er een voor en na meting komen van de mate van steun
1 De netwerkconferentie is het eerste gesprek om de hulpvraag van de jongere vast te stellen. Dit gesprek wordt
georganiseerd door een medewerker van BJZ. Bij het netwerkgesprek zijn de jongere, ouders en hulpverleners uit
alle mogelijk bij het traject betrokken organisaties aanwezig.
10
aan de ouders en de behandelduur en intensiteit van de jongeren. De steun valt bijvoorbeeld vast te
leggen door te kijken naar de duur en intensiteit van de betrokkenheid van een gezinsbegeleider, of
andere ondersteuning die het gezin kan ontvangen.
- Om het effect van de behandeling van de jongere te meten is het goed om een aantal zaken die
wijzen op een stabiel leven te monitoren. Het is daarbij goed om te kijken naar de schoolsituatie, ook
na het verlaten van de instelling (en zelfs na afloop van het traject), en bijvoorbeeld de stabiliteit van
de woonplek en eventueel andere dagbesteding.
- Om de mate van schooluitval door de overgangen in hulpverlening te meten moet naast de
schoolsituatie worden bijgehouden hoe wisselingen in de zorg verlopen voor de jongere. Er zou
bijvoorbeeld moeten worden geregistreerd hoe een jongere omgaat met deze wisselingen. Er zou
bijvoorbeeld gevraagd kunnen worden aan de jongeren hoe zij deze overgangen ervaren en wat de
invloed van de overgangen op hun dagelijks leven (schoolsituatie) is.
- Om te meten of er sprake is van meer ambulante zorg en minder residentiële zorg, moet een voor
en na meting van de mate en duur van residentiële zorg en ambulante zorg plaatsvinden.
- Om te meten of er een afname van gesloten jeugdzorg en een afname van de duur van gesloten
jeugdzorg heeft plaatsgevonden moet een voor en na meting van de percentages van inzet en
gemiddelde duur van gesloten jeugdzorg plaatsvinden.
11
3 Perspectief van de Professional
In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe de situatie was voor In voor zorg! en hoe de situatie is na In voor zorg! vanuit het perspectief van de professional. Daarna wordt
beschreven wat van beide situaties de effecten zijn voor professionals en er worden aanbevelingen gedaan om die effecten te kunnen meten.
3.1 Voor en na het In voor zorg! traject
Voor invoering van In voor zorg! Na invoering van In voor zorg!
Analyse en
perspectiefbepaling
- De indicatie werd gedaan door een hulpverlener en
gedragswetenschapper van BJZ, na de indicatie ging een
hulpverlener van de instelling waar de jongere zorg kreeg
verder met de case.
- Er was geen gevoel van gezamenlijke
verantwoordelijkheid bij de professionals, omdat er weinig
samenwerking was.
- Er wordt soms gesloten jeugdzorg ingezet vanuit
handelsverlegenheid of het niet zien van een andere
oplossing binnen de open jeugdzorg.
- Professionals van alle mogelijk betrokken organisaties
nemen deel aan een netwerkconferentie samen met de
ouders en de jongere.
- Er is meer gezamenlijke verantwoordelijkheid, openheid en
betrokkenheid bij het hulpverleningsplan, omdat iedereen
ervan op de hoogte is en heeft meegewerkt aan het
opstellen van het plan.
- Er wordt minder snel gekeken naar gesloten jeugdzorg als
oplossing, door de intensievere samenwerking en het
grotere gevoel van verantwoordelijkheid vanaf het begin.
- Er is meer duidelijkheid over het traject dat de jongere zal
afleggen. De professionals weten met wie ze te maken
hebben/krijgen, dit zorgt voor minder verrassingen.
- De rol en de taken die iedere professional heeft tijdens het
traject van de jongere is duidelijk besproken en vastgelegd.
- De netwerkconferentie zorgt ervoor dat er voor de
professional eerder, al voor plaatsing, duidelijkheid is. Ze
weten welke jongere er komt en kunnen zich hierop
voorbereiden.
Sociale systeem - Hulpverleners waren beschermend naar de jongeren en
namen veel verantwoordelijkheid op zich. Ze waren bang
om foute beslissingen te maken en om de
verantwoordelijkheid bij het sociale systeem neer te
leggen. Hierdoor bleven jongeren langer in zorg.
- Elke instelling maakte opnieuw een analyse van het
sociale systeem, daarbij werd gekeken naar de
mogelijkheid om positieve factoren in het netwerk te
- Hulpverleners durven meer verantwoordelijkheid bij het
sociale systeem neer te leggen. Er is minder
handelsverlegenheid, doordat de verantwoordelijkheid met
het hele team van professionals wordt gedeeld.
- Er wordt een hulpverlener gekoppeld aan het gezin. Dit
zorgt ervoor dat er meer consistentie is in de zorg.
- Hulpverleners redeneren meer vanuit het gezin in plaats
van uit de regels van de organisatie. De hulpverlening
12
ondersteunen.
- BJZ betrok de ouders weinig bij de indicatiestelling en
had de neiging om het probleem van de ouders over te
nemen en op te willen lossen.
- Er waren grote verschillen tussen de professionals in de
verschillende instellingen in de manier waarop zij het
hulpverleningsplan interpreteerden en omgingen met de
hulpverlening, dit zorgde ervoor dat ouders minder
vertrouwen hadden in de hulpverlening.
wordt nu meer als ondersteuning van het gezin gezien.
- Er wordt meer gedacht vanuit het systeem, waardoor
iedereen in de omgeving meer betrokken wordt bij de
hulpverlening van de jongere.
- Doordat alles is besproken in het hele betrokken team van
professionals, wordt er één lijn van hulpverlening
nagestreefd. Dit zorgt ervoor dat de professionals
betrouwbaarder overkomen richting de ouders.
Dagbesteding - De samenwerking tussen de school en de instelling was
sterk afhankelijk van de personen die betrokken waren.
Hierbij speelde een grote rol in welke mate de mentor van
school en de begeleider vanuit de instelling initiatief
toonden.
- Het is de bedoeling dat de mentor van school door In voor
Zorg meer betrokken wordt bij het hulpverleningstraject. De
mentor zou bijvoorbeeld aanwezig moeten zijn bij
netwerkgesprekken en moeten overleggen met de
begeleider vanuit de instelling of de loopbaancoach.
Regie - De professional van BJZ nam niet altijd de regie op zich,
ook al was vastgelegd dat de regie bij hem zou moeten
liggen.
- Als een jongere naar Wilster ging, nam de
gedragswetenschapper van Wilster de regie op zich.
- Binnen Elker nam de mentor van de jongere de regie op
zich.
- Doordat elke instelling de regie op zich nam als de
jongere bij hen kwam, ontbrak de overstijgende regie van
BJZ over de trajecten.
- De regie ligt bij BJZ, BJZ neemt deze verantwoordelijkheid
nu ook duidelijker op zich, omdat het is besproken en
vastgelegd.
- Door de samenwerking is het proces van de jongere
makkelijker te managen. Er is bijvoorbeeld minder paniek
als iets even niet helemaal volgens plan gaat, maar
gezamenlijk wordt weer gewerkt naar de oorspronkelijke lijn
van het plan.
Doorstroom - Als een jongere overging naar een andere instelling kreeg
hij daar nieuwe begeleiders, contactpersonen en
hulpverleners. Dit werd per instelling geregeld en niet per
traject.
- Professionals waren erop gericht dat de jongere aan
voorwaarden moesten voldoen om door te kunnen
stromen in de zorg.
- Doordat professionals al vanaf het begin betrokken zijn bij
het traject, kan er ook een plan worden gemaakt voor de
overgangen in de zorg waar de jongere mee te maken
krijgt. Dit zorgt ervoor dat de overgang minder groot is en
dat jongeren minder uitvallen uit het traject.
- Wanneer een professional betrokken is bij het gezin of de
jongere, wordt gekeken of deze gedurende het hele traject
betrokken kan blijven, ook bij overgang naar een andere
instelling.
- Professionals hebben meer aandacht voor de individuele
situatie van de jongere. De jongeren hoeven niet meer aan
13
vastgestelde eisen van de instelling te voldoen, maar er
wordt per situatie bekeken wat de jongere aankan en of hij
toe is aan de volgende fase van zorg.
Traject - Er was veel onbegrip tussen medewerkers van
verschillende organisaties over de werkwijze en iedereen
had verschillende ideeën over wat nodig was, daardoor
ontstond verwarring over het traject en was er weinig
samenwerking.
- Er was veel frustratie onder medewerkers omdat niet
duidelijk was wie welke rol vervulde en wie waarvoor
verantwoordelijk was.
- Door de netwerkconferentie zijn de verwachtingen over de
werkwijze en verantwoordelijkheden uitgesproken. Dit zorgt
voor minder verwarring en irritaties tussen de professionals.
- Doordat er meer ruimte is voor samenwerking en doordat er
meer aandacht is voor de individuele jongere, geven
professionals aan zich meer betrokken te voelen. Dit zorgt
ervoor dat ze ook meer initiatief tonen en bereid zijn om
zich voor de jongere in te zetten.
14
3.2 Effecten
Effecten voor
- Door onduidelijkheid en weinig samenwerking tussen professionals uit verschillende organisaties
was er frustratie over elkaars werkwijze. Dit bemoeilijkte de samenwerking.
- Door grote verschillen tussen professionals kregen ouders minder vertrouwen in de hulpverlening.
Dit zorgde ervoor dat ouders minder makkelijk meewerken met de professional en dat de
samenwerking lastiger verloopt.
- Professionals waren meer tijd kwijt aan crisismanagement, er was meer stress en minder in te
plannen zorg door slechte voorbereiding van de overgangen en ad hoc werken. Professionals lieten
zich meer leiden door crises en werkten minder trajectmatig.
Effecten na
- Het van begin af aan betrokken zijn bij een jongere heeft geleid tot een meer gezamenlijk
commitment van alle partijen en een betere samenwerking tussen partijen.
- Door de netwerkconferentie met alle betrokken partijen is er meer openheid en duidelijkheid over het
traject en ieders rol hierin. Daarnaast zijn er door de openheid minder frustraties en verwijten tussen
professionals. Dit zorgt voor een betere samenwerking.
- Door de netwerkconferentie hoeven professionals niet steeds weer een nieuwe analyse te maken
als een jongere naar een nieuwe instelling gaat. Iedereen is op de hoogte van de analyse die in het
begin van het traject is gemaakt. Dit bespaart tijd op het zorgtraject van de jongere.
3.3 Aanbevelingen
De aanbevelingen die in dit rapport worden gedaan zijn gericht op registratie van processen. Hiermee wordt
beoogd dat meetbaarheid van deze processen kan dienen als basis voor beleidsdoeleinden en onderzoek.
- De trajectcoördinator kan na afloop een digitale evaluatie schrijven over de samenwerking tussen de
ketenpartners. Hierin moeten bijvoorbeeld de samenwerking, betrokkenheid, de mate waarin
iedereen zich aan afspraken houdt, vorm van contact/afstemming voor handelen in crises etc. aan
de orde komen.
- De trajectcoördinator kan na afloop met de ouders en de jongere een evaluatieformulier van het
hulpverleningstraject invullen om de zorg en samenwerking te bespreken.
- Om te kunnen vaststellen dat de netwerkconferentie later in het traject tijd bespaart, moet worden
gemeten hoeveel tijd er nu aan de analyses wordt besteed en hoe veel tijd het kost om iedereen bij
elkaar te krijgen voor een netwerkconferentie.
15
4 Perspectief van de Organisaties
In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe de situatie was voor In voor zorg! en hoe de situatie is na In voor zorg! vanuit het perspectief van de organisaties in de keten.
Daarna wordt beschreven wat van beide situaties de effecten zijn voor organisaties en er worden aanbevelingen gedaan om die effecten te kunnen meten.
4.1 Voor en na het In voor zorg! traject
Voor invoering van In voor zorg! Na invoering van In voor zorg!
Analyse en
perspectiefbepaling
- BJZ deed de analyse en stelde een hulpverleningsplan
op voor de jongere.
- Elker en Wilster hadden een adviserende rol bij het
opstellen van het hulpverleningsplan, maar waren niet
actief betrokken.
- Er waren verschillen in visie (bijvoorbeeld over wanneer
gesloten jeugdzorg moest worden ingezet).
- De organisaties voelden geen gezamenlijke
verantwoordelijkheid voor het hulpverleningsplan.
- Alle organisaties zijn vanaf de indicatie actief betrokken in
de vorm van een netwerkgesprek met de ouders en
jongeren.
- Er wordt gezamenlijk gekeken welke organisatie welke
hulp kan bieden. Hierdoor worden de krachten van de
organisaties gebundeld in het hulpverleningstraject en is
er minder herhaling in het traject van de jongere. Dit zorgt
voor minder frustraties en onbegrip.
- Door de samenwerking en het overleg is er een meer
gezamenlijke visie van waaruit de organisaties werken.
Sociale systeem - Er was bij organisaties weinig aandacht voor de
gevolgen van de wisselingen van hulpverlening voor de
jongeren, hun ouders en andere betrokkenen. Dit leidde
ertoe dat er meer verschillende hulpverleners betrokken
waren bij de zorg en dat ouders minder vertrouwen
hadden in de hulpverleningsorganisaties.
- De houding van organisaties is meer gericht op het
sociale systeem van de jongere. Organisatiebelang staat
niet meer voorop, maar de focus ligt meer op de
betrokken mensen. Dit kan ervoor zorgen dat meerdere
organisaties op een zelfde moment zorg verlenen aan het
gezin om wisseling van hulpverleners te voorkomen.
Dagbesteding - De begeleiding bij de dagbesteding was niet
doorlopend, maar per instelling geregeld. Dit zorgde
ervoor dat er geen overstijgende begeleiding bij de
dagbesteding was gedurende het hele traject van de
jongere.
- Er was contact tussen school en de instellingen, maar
dit contact kwam vaak pas op gang als het
hulpverleningstraject als gestart was. Dit zorgde ervoor
dat niet alle problemen werden ondervangen tijdens de
indicatiestelling.
- Scholen en instellingen hadden vaak verschillende
- Er is nu meer doorlopende dagbesteding gedurende het
traject. Het is de bedoeling dat wanneer een jongere van
instelling wisselt, de begeleiding zo veel mogelijk gelijk
kan blijven.
- School is nu vanaf de indicatiestelling betrokken. Dit zorgt
ervoor dat de school mee kan denken over wat de jongere
nodig heeft. Door vroeg in het traject betrokken te worden
heeft de school een meer flexibele houding. Dit zorgt
ervoor dat een jongere vaker op zijn/haar school kan
blijven ingeschreven, ook wanneer hij/zij zorg krijgt in een
instelling.
16
belangen. Instellingen wilden graag dat de jongere naar
school ging en een dagbesteding hadden, maar scholen
worden afgerekend op hun slagingspercentages. Het
was daarom voor een school niet aantrekkelijk om een
jongere die van Portalis kwam aan te nemen.
- Wanneer de jongere op een externe school kan blijven
voorkomt dit later problemen met zoeken naar een school
en plaatsing.
- Portalis is op zoek naar samenwerking met externe
scholen zodat de overgang soepel kan verlopen.
Regie - Op papier lag de regie bij BJZ, maar deze overstijgende
regie ontbrak vaak. Daardoor nam elke organisatie de
regie over zijn eigen deel van de zorg in het traject.
- Er was onenigheid tussen organisaties over het verschil
in de werkwijzen. Dit zorgde ervoor dat de communicatie
tussen organisaties vaak in de verwijtende sfeer verliep.
- Vanaf het begin trekt BJZ de regie naar zich toe. BJZ
regelt en faciliteert de overleggen waarbij alle organisaties
aanwezig zijn, bewaakt de lijn van het hulpverleningsplan
en is vast aanspreekpunt voor de jongere en ouders.
Omdat op papier staat vastgelegd dat BJZ deze regie
heeft, wordt dit ook geaccepteerd.
- In de netwerkoverleggen wordt vastgesteld wie waarvoor
verantwoordelijk is. Dit zorgt voor duidelijkheid en
openheid in de communicatie tussen organisaties.
Doorstroom - Als een jongere naar een nieuwe instelling ging, trok de
oude instelling zijn handen van de zorg af. Dit zorgde
voor plotselinge overgangen die vaak te veel
verantwoordelijkheid voor de jongere met zich
meebrachten.
- Er waren grote verschillen tussen de organisaties in de
mate van verantwoordelijkheid die zij bij de jongeren
neerlegden.
- Wilster en Elker gebruikten fasen die de jongeren
doorliepen. Dit zorgde ervoor dat als een jongere bij
Wilster alle fasen had doorlopen hij bij Elker weer
opnieuw moest beginnen in een fase 1. Dit leverde veel
frustratie op.
- Er is meer samenwerking en voorbereiding tussen
organisaties bij de overgangen van zorg. Als en jongere
overgaat naar een andere instelling is de vervolginstelling
vooraf al betrokken bij de zorg van de jongere. Dit zorgt
voor meer overleg en duidelijkheid en een minder grote
stap voor de jongere.
- Elker laat de niveaus die de jongeren moesten doorlopen
meer los. Dit voorkomt frustraties bij de jongere.
Traject - Veel scheiding tussen de organisaties. Iedere instelling
nam zijn deel van de behandeling voor zich, maar er
was weinig overleg tussen de instellingen.
- Instellingen zijn vanaf het begin betrokken bij het traject
dat de jongere aflegt.
- Er heeft een fusie plaatsgevonden tussen Het Poortje en
Elker met het doel meer samen te werken door een
bundeling van kennis om zo de effectiviteit en kwaliteit
van zorg te verbeteren.
- Instellingen kijken meer mee met elkaar in plaats van dat
ze alleen naar hun eigen stukje van het traject kijken.
17
4.2 Effecten
Effecten voor
- Doordat organisaties met name naar hun eigen stuk zorg in de keten keken was er weinig
samenwerking en openheid tussen organisaties.
- Denken in het belang van de organisatie stond soms voorop en dat stond het belang van de jongere
en ouders in de weg.
Effecten na
- Er is meer contact tussen de hulpverleningsinstellingen en de school van de jongere. Dit leidt er
vaker toe dat een jongere op de school kan blijven waar hij op het moment van starten van de zorg
zit.
- Er is meer samenwerking tussen organisaties en een fusie tussen Het Poortje en Elker. Organisaties
zijn zich meer bewust van dat zij onderdeel zijn van een keten en dat samenwerking daarbij een
noodzakelijkheid is.
- Cliëntperspectief is meer leidend geworden en daardoor stappen organisaties over hun eigen
grenzen heen in het belang van de jongere en zijn/haar ouders.
4.3 Aanbevelingen
De aanbevelingen die in dit rapport worden gedaan zijn gericht op registratie van processen. Hiermee wordt
beoogd dat meetbaarheid van deze processen kan dienen als basis voor beleidsdoeleinden en onderzoek.
- Om te meten of een jongere minder vaak van school wisselt is het nodig om te monitoren hoe de
schoolsituatie van de jongeren is op verschillende momenten in en na het zorgtraject.
18
5 Maatschappelijk perspectief
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de kosten en de baten van In voor zorg! zijn. Eerst wordt er in een
overzicht weergegeven waar de precieze kosten en baten in zitten en vervolgens wordt aan de hand van
twee voorbeelden getoond hoe de trajecten van een jongere in de oude en de nieuwe situatie van elkaar
kunnen verschillen.
De kosten van de In voor zorg! werkwijze liggen met name in een netwerkberaad, de vroegtijdige inzet van
specialistische expertise, intensieve behandeling van de thuissituatie en de intensivering van begeleiding
van de overgangsmomenten, waarvoor een tijdsinvestering van de instellingen en professionals nodig is.
Op basis van de ervaringen in de pilot is het aannemelijk ervan uit te gaan dat bovengenoemde
investeringen leiden tot goedkopere en meer succesvolle trajecten.
In dit hoofdstuk maken we zoveel mogelijk inzichtelijk waar de kosten en besparingen vallen. Nadat we de
investeringen en opbrengsten inhoudelijk op een rij hebben gezet werken we aan de hand van twee
voorbeelden uit wat dit kwantitatief kan betekenen.
Uit dit hoofdstuk blijkt ook hoe lastig het is om de opbrengsten kwantitatief inzichtelijk te maken. Daarom
sluiten we het af met een aantal aanbevelingen die een vervolg kunnen geven aan de basis die met deze
business case is gelegd.
19
5.1 Kosten en baten van het In voor zorg! traject Kosten Baten
Netwerkconferentie
Bundeling van
expertise
Begeleiding van de
overgangen in zorg
Er vindt een intensivering van de samenwerking
plaats. Doordat alle organisaties waarmee de jongere
in aanraking kan komen vanaf het begin betrokken
zijn, zijn ze ook voor langere tijd betrokken bij de
jongeren. Dit van begin af aan betrokken zijn bij het
traject vergt daarom een tijdsinvestering van de
organisaties en professionals. Deze kosten kunnen
variëren en zijn afhankelijk van welke professionals
aanwezig zijn. De inzet van een maatschappelijk
werker kost bijvoorbeeld gemiddeld 65 euro per uur*,
een psycholoog kost gemiddeld 80 euro per uur*.
Doordat er wordt gekeken welke organisatie welke
expertise toe kan voegen in het traject van de
jongere, kan het zijn dat organisaties op
verschillende momenten in het traject betrokken
worden. Professionals gaan meer tijd investeren in
overleggen met elkaar om de samenwerking goed te
laten verlopen.
Bij bijvoorbeeld een overgang van Wilster naar Elker
worden beide organisaties meer betrokken om de
overgang soepeler te laten verlopen. Elker is al voor
de overgang betrokken, bijvoorbeeld doordat een
begeleider komt kennismaken of doordat een jongere
kan meelopen op de groep. Wilster kan betrokken
blijven doordat een begeleider van Wilster ook tijdens
behandeling op Elker actief blijft. Dit zorgt ervoor dat
professionals meer moeten overleggen en meer tijd
moeten investeren in het traject van de jongere.
Meer jongeren
blijven thuis
wonen
Voorkomen
residentiële
jeugdzorg
Verkorten
residentiële
jeugdzorg
Voorkomen
gesloten
jeugdzorg
Verkorten
gesloten
jeugdzorg
Er wordt met In voor zorg! meer gericht op behandeling
in de thuissituatie. Hiermee wordt voorkomen dat
jongeren uit huis geplaatst worden. De kosten van
intensievere behandeling in de thuissituatie stijgen
hiermee (met 7500 euro per interventie*), maar de
kosten van een uithuisplaatsing (40.000 euro*) en een
plek in een jeugdinrichting (500 euro per dag*) worden
voorkomen.
Door het voorkomen van residentiële zorg worden de
kosten voor uithuisplaatsing (40.000 euro*), de kosten
voor een jeugdinrichting (500 euro per dag*) en de
kosten voor een residentiële opvangplaats (65.000 euro
per jaar*) voorkomen.
Door het verkorten van de residentiële jeugdzorg
worden kosten voor een jeugdinrichting (500 euro per
dag*) bespaard en de kosten van de residentiële
opvangplaats (65.000 euro per jaar*) worden ingeperkt.
Door het voorkomen van gesloten jeugdzorg worden de
kosten van een plek in een gesloten jeugdzorginstelling
(10.200 euro per maand) voorkomen. In plaats daarvan
zou een jongere bijvoorbeeld naar een residentiële
opvangplaats bij Elker kunnen (65.000 euro per jaar*).
Door het verkorten van gesloten jeugdzorg worden de
kosten van een plek in een gesloten jeugdzorginstelling
(10.200 euro per maand) ingeperkt.
20
Intensievere
begeleiding in de
thuissituatie
Intensievere
begeleiding school
Investering
onderlinge
uitwisseling en
opleiding
Er wordt langduriger en intensiever begeleiding
geboden in de thuissituatie, om uithuisplaatsing te
voorkomen. Deze intensivering van zorg brengt extra
kosten voor ambulant begeleiders met zich mee. Per
interventie zijn de kosten gemiddeld 7500 euro*. De
kosten stijgen dus met (7500 euro x het aantal extra
interventies*).
Er is meer begeleiding bij de dagbesteding en
intensievere samenwerking tussen de school van de
jongere en de instelling. Dit vergt van de mentor van
de school en de professionals uit de instelling een
tijdsinvestering.
Doordat de organisaties meer samenwerken, moeten
ze ook meer op de hoogte zijn van elkaars
werkwijzen en mogelijkheden. Daarnaast gaan
organisaties meer specialistische zorg aanbieden om
zich te onderscheiden. Dit vraagt investeringen van
de organisaties voor bijvoorbeeld trainingen en
opleiding.
Afname van
jongeren die uit
beeld raken
Minder
crisismanagement
Minder
schooluitval
Meer succesvolle
trajecten
Doordat jongeren minder uit beeld raken worden de
kosten van delicten in de openbare ruimte lager
(variërend van vernieling gemiddeld 730 euro per delict*
tot mishandeling 5.500 euro per delict*), de
reclasseringskosten worden voorkomen (bijvoorbeeld
bureau Halt 250 euro per gezin per jaar*) en er is
gebleken dat bij uit beeld raken het effect van een
eerdere behandeling vaak teniet gedaan wordt. Deze
kosten worden ook bespaard.
Doordat minder jongeren terugvallen of uitvallen uit de
trajecten is er minder crisismanagement nodig. Hiermee
worden de kosten van de behandelaars, begeleiders en
eventueel in te zetten interventies bespaard.
Doordat er minder schooluitval is worden kosten voor
uitvallers bespaard (10.000 euro per uitvaller*).
Trajecten worden vaker afgemaakt en afgesloten met
een stabiele woonsituatie en dagbesteding.
*Uit: Effectencalculator (2013) Maatschappelijke prijslijst (zie bijlage 3).
21
5.2 Voorbeeldcasus kostenbesparing
Onderstaand zijn twee voorbeelden uitgewerkt van de kosten van de zorg die Karin en Jasper ontvangen. Er
wordt een overzicht geschetst van de zorgkosten voor In voor zorg! en de zorgkosten na In voor zorg!. Na In
voor zorg! zijn met name de kosten van de hulpverleners gestegen, omdat iedereen vanaf het begin van het
traject betrokken is. Het eerder inzetten van de expertise van de verschillende hulpverleners heeft ertoe
geleid dat gesloten jeugdzorg in Wilster of uithuisplaatsing vaker kan worden voorkomen. De kosten van
langdurige opvang en hulpverlening buiten de thuissituatie zijn dus lager, waardoor de loonkostenstijging
wordt opgevangen. Onze aanname is dat door te investeren op bepaalde punten in het traject het
uiteindelijke traject minder kost. Er moet dan geïnvesteerd worden in de netwerkconferentie, bundeling van
expertise (ureninzet), intensievere begeleiding van overgangen in het zorgtraject (ureninzet), intensievere
begeleiding in de thuissituatie, intensievere begeleiding van dagbesteding (school) en door investering in
onderlinge kennisuitwisseling en opleiding (tussen experts/organisaties). Dit levert het volgende op: meer
jongeren blijven thuis wonen, residentiële jeugdzorg wordt voorkomen en verkort, gesloten jeugdzorg wordt
voorkomen en verkort, er raken minder jongeren uit beeld die vervolgens problemen in de wijk kunnen
veroorzaken en opnieuw behandeld moeten worden, er is minder crisismanagement nodig, er is minder
schooluitval en er zijn meer succesvolle trajecten die worden afgesloten met een stabiele woonsituatie en
dagbesteding.
Hierbij willen we opmerken dat dit in een aantal situaties zo kan uitpakken als hieronder is beschreven, en
dat baseren we op de uitkomsten van de pilot, maar dat de trajecten van deze doelgroep niet zo
voorspelbaar zijn dat dit in 90% van de jongeren zo zal verlopen. Om deze reden, en omdat de kwantitatieve
gegevens zo lastig boven tafel te krijgen zijn, is het van belang de registraties op de behoefte aan
sturingsinformatie aan te passen. Met deze case zetten we een stap om de opbrengsten kwantitatief te
maken, maar om deze business case te voltooien en aannames te kunnen doen ten aanzien van
percentages etc. is nodig om op basis van registratie bijvoorbeeld over een jaar deze trajectzorg verder te
kwantificeren. Daarom sluiten we dit hoofdstuk af met een aantal aanbevelingen.
5.2.1 Karin – Traject terug naar huis
Onderstaand worden de trajecten van Karin besproken zoals ze eruit zouden kunnen zien voor invoering van
In voor zorg! en na invoering van In voor zorg!.
Voor In voor zorg!
Bij Bureau Jeugdzorg vindt de indicatiestelling plaats. De indicatiestelling duurt gemiddeld 6 weken. Een
medewerker van BJZ doet de indicatiestelling en een gedragswetenschapper van BJZ en hulpverleners van
Wilster en Elker spelen hierbij een adviserende rol. De kosten van de indicatiestelling en plaatsing komen op
ongeveer 1250 euro. Daar zitten de kosten van de uren die de medewerker van BJZ in de indicatiestelling
heeft gestoken (ongeveer 65 euro per uur) en de kosten van de betrokken gedragswetenschapper
(ongeveer 80 euro per uur) en de kosten van de hulpverleners van Wilster en Elker (ongeveer 65 euro per
uur) bij in. Na de indicatiestelling wordt Karin opgenomen in Wilster voor 9 maanden. Een opname in Wilster
kost 10.200 euro per maand, dus voor 9 maanden komen de kosten neer op 91.800 euro. Na de
behandeling in Wilster krijgt Karin een klinische GGZ behandeling bij Elker. Deze behandeling kost 14.000
euro per maand. Karin wordt 3 maanden klinisch behandeld, dus de kosten voor deze behandeling komen
neer op 42.000 euro. Om er voor te zorgen dat Karin thuis kan wonen wordt er ambulante
gezinshulpverlening ingezet (gemiddeld 2000 euro per maand). Deze hulpverlening loopt 3 maanden door
en kost ongeveer 6000 euro. Karin heeft twee keer een terugval, waardoor een crisisinterventie moet worden
gepleegd (7500 euro per interventie), zodat ze thuis kan blijven wonen. Bij de overgang van Wilster naar
Elker is Karin naar een externe school gegaan, om daar haar laatste jaar school af te maken. Karin heeft
veel moeite met deze overgang en ze wil niet meer naar school. Vanuit Elker krijgt Karin begeleiding bij
school, maar deze begeleiding komt te laat op gang na de overgang van Wilster naar Elker, waardoor Karin
niet meer naar school gaat (10.000 euro per uitvaller). De kosten van deze begeleiding komen neer op
ongeveer 80 euro per uur. Karin krijgt twee uren begeleiding per week gedurende 3 maanden (2080 euro).
22
Na In voor zorg!
Een medewerker vanuit BJZ organiseert de netwerkconferentie om gezamenlijk tot de indicatiestelling te
komen. Hierbij zijn de jongere, ouders en een persoon uit alle mogelijk bij de hulpverlening betrokken
organisaties aanwezig. Het organiseren van deze netwerkconferentie kost de medewerker van BJZ
ongeveer 5 uren extra tijd (80 euro x 5 uren). De andere hulpverleners die bij het traject betrokken zijn,
investeren twee uren in het gesprek. In het geval er een hulpverlener vanuit Elker en een hulpverlener vanuit
Wilster aanwezig zijn, liggen deze kosten op (65 euro per uur x 2 uren x 2 = 260 euro). Deze kosten van de
extra tijdsinvestering worden opgeteld bij de kosten van indicatiestelling en plaatsing (1250 euro). Na de
indicatiestelling wordt Karin opgenomen in Wilster voor 3 maanden. De kosten voor een opname van een
maand bij Wilster zijn 10.200 euro, dus voor 3 maanden komen deze kosten neer op 30.600 euro. De
kortere opnameperiode in Wilster heeft te maken met dat de zorg vanuit Wilster al direct vanaf het begin van
het traject van Karin kon worden opgestart. Voor In voor zorg! moest Karin wachten tot ze geplaatst was op
de groep, maar nu is Wilster direct vanaf het begin betrokken. Na Wilster gaat Karin naar huis, waar
intensieve gezinsbegeleiding als is opgestart. Deze begeleiding loopt 6 maanden door (ongeveer 2000 euro
per maand). Omdat Karin bijna haar diploma heeft gehaald kan ze haar school afmaken binnen de Wilster bij
Portalis. Ze houdt ook nog voor deze 4 maanden dezelfde loopbaanbegeleider die ze had toen ze bij Wilster
zat (2 uren per week, 80 euro per uur).
Voor In voor Zorg! Na In voor Zorg!
Indicatiestelling bij BJZ +
plaatsing
1.250 euro Indicatiestelling bij BJZ in
netwerkconferentie + plaatsing
1.910 euro
Opname in Wilster
(9 maanden)
91.800 euro Opname in Wilster
(3 maanden)
30.600 euro
Klinische GGZ
(3 maanden)
42.000 euro Intensieve gezinsbehandeling
(6 maanden)
12.000 euro
Ambulante zorg in het
gezin vanuit Elker (3
maanden)
6.000 euro Loopbaanbegeleiding
(4 maanden)
2.720 euro
Interventie bij terugval 15.000 euro
Begeleiding bij school
(extern) vanuit Elker (3
maanden)
2.080 euro
Schooluitval 10.000 euro
Totale kosten traject 168.130 euro Totale kosten traject 47.230 euro
De kosten in dit overzicht zijn gebaseerd op de maatschappelijke prijslijst (Effectencalculator, 2013) (zie bijlage 3).
5.2.2 Jasper – Traject zelfstandigheid
Onderstaand worden de trajecten van Jasper besproken zoals ze eruit zouden kunnen zien voor invoering
van In voor zorg! en na invoering van In voor zorg!.
Voor In voor zorg!
Bij Bureau Jeugdzorg vindt de indicatiestelling plaats. De indicatiestelling duurt gemiddeld 6 weken. Een
medewerker van BJZ doet de indicatiestelling en een gedragswetenschapper van BJZ en hulpverleners van
Wilster en Elker spelen hierbij een adviserende rol. De kosten van de indicatiestelling en plaatsing komen op
ongeveer 1250 euro. Daar zitten de kosten van de uren die de medewerker van BJZ in de indicatiestelling
heeft gestoken (ongeveer 65 euro per uur) en de kosten van de betrokken gedragswetenschapper
(ongeveer 80 euro per uur) en de kosten van de hulpverleners van Wilster en Elker (ongeveer 65 euro per
uur) bij in. Na de indicatiestelling duurt het een paar weken voordat Jasper geplaatst kan worden bij Wilster.
Na twee weken is er een crisis waarbij Jasper zich thuis erg agressief gedraagt, en hij wordt opgenomen in
Wilster voor 3 maanden. Een opname in Wilster kost 10.200 euro per maand, dus voor 3 maanden komen
de kosten neer op 30.600 euro. Na de behandeling in Wilster is het de bedoeling dat Jasper 3 maanden
behandeld wordt op een 24-uur zorg groep bij Elker (6150 euro per maand) en dat hij naar een externe
school overstapt. Al snel na de overgang gaat Jasper niet meer naar school (10.000 euro per uitvaller) en na
23
vier weken in Elker wil Jasper niet meer meewerken aan de hulpverlening en hij verlaat het traject. Hij gaat
met zijn oude vrienden op straat hangen en uit verveling steken ze twee keer een prullenbak in brand en
vernielen ze een bushokje (gemiddeld 730 euro per delict). ’s Nachts na het uitgaan krijgen Jasper en zijn
vrienden regelmatig ruzie met andere jongens en één keer loopt het zo uit de hand dat Jasper een jongen in
elkaar slaat (5500 euro). Hij wordt hiervoor opgepakt en zit een dag in detentie (230 euro). Reclassering
Nederland wordt ingezet (750 euro per jaar) en uiteindelijk wordt Jasper opnieuw geplaatst in Wilster voor 3
maanden (30.600 euro). Na Wilster gaat Jasper terug naar de 24-uur zorg bij Elker, waar hij ditmaal 3
maanden behandeld wordt (6150 euro per maand). Het uitvallen uit de zorg heeft ervoor gezorgd dat Jasper
het hele traject opnieuw moet doorlopen, omdat het effect van de eerdere behandeling weg is. Het doel van
Jasper is om zelfstandig te kunnen wonen, dus na de behandeling op de groep kan Jasper naar de
woonbegeleiding, waar hij in een jaar tijd leert om zelfstandig op kamers te wonen (2000 euro per maand).
Ondertussen zoekt Jasper met zijn begeleider naar een school en als hij naar school gaat blijft hij
begeleiding houden (80 euro per uur, 2 uren per week).
Na In voor zorg!
Een medewerker vanuit BJZ organiseert de netwerkconferentie om gezamenlijk tot de indicatiestelling te
komen. Hierbij zijn de jongere, ouders en een persoon uit alle mogelijk bij de hulpverlening betrokken
organisaties aanwezig. Het organiseren van deze netwerkconferentie kost de medewerker van BJZ 5 uren
extra tijd (80 euro x 5 uren). De andere hulpverleners die bij het traject betrokken zijn, investeren twee uren
in het gesprek. In het geval er een hulpverlener vanuit Elker en een hulpverlener vanuit Wilster aanwezig
zijn, liggen deze kosten op (65 euro per uur x 2 uren x 2 = 260 euro). Deze kosten van de extra
tijdsinvestering worden opgeteld bij de kosten van indicatiestelling en plaatsing (1250 euro). Na de
indicatiestelling wordt Jasper opgenomen op een 24-uur zorg groep bij Elker voor 6 maanden (6150 per
maand). Jasper hoeft niet naar Wilster omdat de expertise van de hulpverleners van Wilster al eerder kan
worden ingezet in het traject. Hierdoor wordt voorkomen dat de spanningen te hoog oplopen en komt het
niet tot de gevaarlijke crisissituatie. In Elker krijgt Jasper direct vanaf het begin begeleiding bij zijn school,
waardoor hij weer naar school gaat en niet stopt, maar zijn diploma haalt (80 euro per uur, 2 uren per week).
Na de 24-uur zorg op de groep gaat Jasper naar de woonbegeleiding, waar hij in een jaar tijd leert om
zelfstandig op kamers te wonen (2000 euro per maand).
Voor In voor Zorg! Na In voor Zorg!
Indicatiestelling bij BJZ 1.250 euro Indicatiestelling bij BJZ in
netwerkconferentie+plaatsing
1.910 euro
Opname in Wilster na crisis
(3 maanden)
30.600 euro Opname op 24-uur zorg groep Elker
(6 maanden)
36.900 euro
Opname op groep in Elker
(1 maand)
6.150 euro Begeleiding bij de dagbesteding
(9 maanden)
6.240 euro
Schooluitval 10.000 euro Woonbegeleiding (1 jaar) 24.000 euro
Vernielingen op straat 2.190 euro
Mishandeling 5.500 euro
Een dag detentie 230 euro
Inzet Reclassering Nederland 750 euro (p.j.)
Opname in Wilster
(3 maanden)
30.600 euro
Opname op 24-uur zorg groep
Elker
(3 maanden)
18.450 euro
Woonbegeleiding
(1 jaar)
24.000 euro
Begeleiding bij de
dagbesteding
(6 maanden)
4.160 euro
Totale kosten traject 133.880 euro Totale kosten traject 69.050 euro
De kosten in dit overzicht zijn gebaseerd op de maatschappelijke prijslijst (Effectencalculator, 2013) (zie bijlage 3).
24
5.3 Aanbevelingen
Om te bepalen of de In voor zorg! werkwijze de gewenste baten heeft dienen de kosten en baten tegen
elkaar te worden afgewogen. Op basis van de kwalitatieve analyse hebben we gepoogd aannemelijk te
maken op welke elementen extra kosten gemaakt worden en waar de besparingen verwacht kunnen
worden.
In deze rapportage hebben we aannemelijk gemaakt dat de beschreven werkwijze extra investering vraagt
op de onderdelen die vermeld staan onder de hieronder vermelde “te registreren kosten” en kosten bespaart
op de onderdelen die vermeld staan onder “te registreren baten”.
Op dit moment is deze informatie lastig te achterhalen omdat de organisaties hier (nog) niet op registreren
en deze werkwijze langer en structureel ingevoerd dient te zijn. Om de opbrengsten te kunnen kwantificeren
is onze aanbeveling om deze rapportage (toegespitst op kosten en baten) te toetsen aan de
informatiebehoefte van gemeenten over kwantitatieve opbrengsten en daar vervolgens de registratie van de
drie organisaties op aan te passen en over één à twee jaar deze kosten- en baten analyse te voltooien met
een kwantitatieve onderbouwing.
Te registeren kosten:
- Netwerkconferentie
Wie er betrokken zijn, met welke expertise en hoeveel uren zij betrokken zijn.
- Bundeling van expertise
Wie er op welk moment betrokken is bij het traject, met welke expertise en voor hoeveel uren.
- Begeleiding van de overgangen in zorg
Een beschrijving van de begeleiding bij de overgangen in de zorg,
De mate en intensiteit van de begeleiding (uren),
Het moment waarop de begeleiding is opgestart,
Welke persoon/expertise uit welke organisatie betrokken is bij deze begeleiding.
- Intensievere begeleiding in de thuissituatie
Een beschrijving van de begeleiding in de thuissituatie,
De mate en intensiteit van de begeleiding (uren),
Welke persoon/expertise uit welke organisatie betrokken is bij deze begeleiding.
- Intensievere begeleiding school
Een beschrijving van de begeleiding bij de begeleiding bij school,
De mate en intensiteit van de begeleiding (uren),
Het moment waarop de begeleiding is opgestart,
Welke persoon/expertise uit welke organisatie betrokken is bij deze begeleiding,
Op welke manier de school (mentor) bijdraagt aan de begeleiding.
- Investering onderlinge uitwisseling en opleiding
Welke expertise er wordt uitgewisseld,
Wie worden betrokken bij deze uitwisseling van expertise,
Hoeveel uren er wordt besteed aan de uitwisseling,
Welke opleiding er wordt aangeboden,
Aan welke personen deze wordt geboden,
Hoeveel uren opleiding er wordt geboden.
25
Te registreren baten en daarmee besparingen:
- Meer jongeren blijven thuis wonen
- Voorkomen residentiële jeugdzorg
- Verkorten residentiële jeugdzorg
- Voorkomen gesloten jeugdzorg
- Verkorten gesloten jeugdzorg Bij de indicatiestelling dient te worden geregistreerd wat voor zorg een jongere krijgt en waarom voor
deze zorg gekozen wordt, om een eventueel effect vast te kunnen stellen. Naast dat er meer jongeren
thuis blijven wonen, of minder jongeren gesloten worden geplaatst, zou er bijvoorbeeld ook zichtbaar
moeten zijn dat er intensiever in de thuissituatie behandeld wordt.
- Afname van jongeren die uit beeld raken (en dan problemen in de wijk kunnen veroorzaken, effect
behandeling verdwenen etc).
- Minder crisismanagement - Minder schooluitval (registreren op schoolsituatie)
- Meer succesvolle trajecten met stabiele dagbesteding en woonvoorziening De aanname is dat doordat jongeren eerder begeleiding krijgen en intensiever begeleid worden, ze meer
kans hebben om niet uit de trajecten te vallen/ van school uit te vallen. Om dit effect vast te kunnen
stellen dient er gemeten te worden wanneer precies de begeleiding is ingezet en hoe deze begeleiding
er uitziet (uren, expertise) en of er sprake van minder uitval uit de trajecten en op school is.
Wenselijk zou zijn om bij binnenkomst bij BJZ een digitale monitor op te starten waar alle professionals die
met de jongere werken toegang tot hebben. Hierin dienen alle bovenstaande gegevens gemonitord te
worden. Zo creëer je een tijdlijn per jongere, met informatie over de beslismomenten. In de Wilster wordt al
gebruik gemaakt van de monitor JeugdzorgPlus
. Hiermee wordt de omvang en samenstelling van de
doelgroep, de aard en duur van de behandeling en het resultaat van de behandeling gemeten. Het is
wenselijk om deze monitor trajectbreed in te zetten, omdat dan ook van de jongeren die niet in Wilster
komen de gegevens worden verzameld. Dit leidt tot een zo volledig mogelijk beeld.
Wanneer bovenstaande punten gemeten worden, heeft dit verschillende voordelen voor de organisaties en
cliënten. Zo kun je als organisatie verantwoording afleggen voor de beslissingen die gemaakt zijn tijdens de
behandeling. Voor de cliënt levert het op dat zijn situatie helder wordt bijgehouden. Het is direct duidelijk
welke zorg er is ingezet gedurende het traject en waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt. Dit zorgt ervoor
dat de cliënt niet bij elke hulpverlener een nieuwe start maakt, maar dat het traject doorlopend is.
We moeten het doel niet uit het oog verliezen. De geschreven plannen zoals die nu opgesteld worden zijn
belangrijk, omdat hierin de afspraken met de jongeren en de ouders over het hulpverleningstraject worden
vastgelegd. De registratie is belangrijk omdat hiermee inzichtelijk wordt gemaakt wat we precies doen en
waarom bepaalde keuzes/wisselingen van zorg/school gemaakt worden. Door de registratie te
standaardiseren en door verder door te vragen wordt de informatiewaarde van de monitor hoger. Dit geeft
inzicht in de werkwijze van de organisatie en mogelijkheden voor onderzoeks- en beleidsdoeleinden.
26
Bijlage 1 Schematische weergave trajecten
27
Bijlage 2 Processchema
28
Bijlage 3 Maatschappelijke prijslijst Effectencalculator (2013) Maatschappelijke prijslijst. [Online]
http://effectencalculator.nl/maatschappelijke-prijslijst/
29