Upload
others
View
12
Download
1
Embed Size (px)
Citation preview
Literatuuronderwijs, jongeren en digitale media
Een verkenning
Mirella van der Made | Jeugdliteratuur 1 | studiejaar 2014/2015
1
Literatuuronderwijs,
jongeren en digitale media
Een verkenning
Mirella van der Made (0815226)
Hogeschool Rotterdam Lerarenopleiding Nederlands Jeugdliteratuur 1 Docent drs. B. Bijl Studiejaar 2014/2015
2
Voorwoord, verantwoording
Dit onderzoek zou eigenlijk deel uitmaken van een groepsverslag samen met Maaike
Voorrecht en Anouk Lebeau over de leesvoorkeuren van jongeren. Het is onderdeel van ons
programma voor het vak Jeugdliteratuur 1 voor de lerarenopleiding aan de Hogeschool
Rotterdam. Wij zijn alle drie deeltijdstudenten. Omdat ik nog geen eigen leerlingen heb,
hebben zij het veldonderzoek verricht. Daar waren voor dit gedeelte ook vragen voor, maar
omdat dit nog niet op schrift stond en de tijd te beperkt was, zijn die niet in het veldonderzoek
betrokken. Dit gedeelte is daardoor bij een literatuuronderzoek gebleven.
Uiteindelijk liep mijn planning enorm uit. In de eerste plaats omdat ik teveel tijd heb besteed
aan de keuze van mijn deelvragen, en daaraan heb vastgehouden in plaats van voor iets
makkelijkers te kiezen. En in de tweede plaats, daarna, omdat ik allerlei dingen tegelijkertijd
half aan het doen was in plaats van één ding helemaal af te maken. Dus ook integratie met de
onderzoeken van Maaike en Anouk is er helaas niet meer van gekomen. Het is gelukkig wel
zelfstandig als volledig onderzoek te lezen.
Mirella van der Made, januari 2015
3
Inhoudsopgave
Voorwoord, verantwoording...................................................................................................... 2
Inleiding ...................................................................................................................................... 4
Hypotheses ................................................................................................................................. 4
Onderzoeksvragen...................................................................................................................... 4
Welke middelen worden door docenten gebruikt voor hun literatuurlessen? ......................... 4
Belang van lezen en literatuuronderwijs ................................................................................ 4
Manieren van aandacht besteden aan lezen en literatuur .................................................... 5
Ingezette middelen en bronnen ............................................................................................. 5
Wensen van docenten ............................................................................................................ 6
Brede mediaopvoeding ........................................................................................................... 7
Weblogs .................................................................................................................................. 7
Muziek ..................................................................................................................................... 7
Overige ontwikkelingen .......................................................................................................... 7
Samenvatting .......................................................................................................................... 8
Zijn er effecten van digitale media op het leesgedrag van jongeren tussen 12 en 15 jaar? ..... 8
Ontwikkeling jongeren en effecten op en van mediagebruik ................................................ 8
Digitale media als bedreiging van het lezen en als kans voor het lezen ................................ 9
Digitale media zoals e-readers of tablets ............................................................................... 9
Ontwikkelingen ..................................................................................................................... 10
Samenvatting ........................................................................................................................ 10
Conclusie .................................................................................................................................. 11
Korte samenvatting .................................................................................................................. 11
Bronnen .................................................................................................................................... 12
4
Inleiding
Bij het onderzoek naar leesvoorkeuren van jongeren tussen de 12 en 15 jaar (onze doelgroep,
de onderbouw) vroegen wij ons af hoe lezen door jongeren zich verhoudt tot ontwikkelingen
in de digitale wereld. Hebben verfilmde boeken invloed op het lezen, bijvoorbeeld? Lezen
jongeren meer of minder door concurrerende multimedia zoals video, audio, games, internet
en sociale media? Of lezen ze er anders door? Wat zijn de voor- of nadelen van nieuwe
middelen zoals tablets, e-readers en smartphones? En wat kan het onderwijs hiermee? Zelf
vroeg ik me ook nog af hoe lezen zich verhoudt tot deelname aan andere cultuurvormen door
jongeren.
Omdat dit een te breed en omvangrijk onderzoek zou worden, is gekozen voor twee
verkenningen: naar de middelen die docenten gebruiken voor hun literatuurlessen en naar de
globale effecten van digitale media op het leesgedrag van onze doelgroep.
Hypotheses
Docenten hebben voldoende middelen om literatuurlessen mee te verrijken.
Digitale media hebben een positief effect op het leesgedrag van jongeren tussen 12 en 15 jaar.
Onderzoeksvragen
Welke middelen worden door docenten gebruikt voor hun literatuurlessen?
Zijn er effecten van digitale media op het leesgedrag van jongeren tussen 12 en 15 jaar?
Welke middelen worden door docenten gebruikt voor hun
literatuurlessen?
Belang van lezen en literatuuronderwijs
Volgens Soetaert (2006) is de school is een belangrijk instrument bij het motiveren van de
jeugd: “De introductie tot het lezen van kwaliteitsvolle teksten en de stimulans tot het
participeren aan cultuur gebeuren het best op die momenten dat de vrije tijd dit nog toelaat,
met name de momenten waarop jongeren gewoontes en interesses opbouwen. Vaak wordt de
leeftijd van veertien tot zestien jaar genoemd als een kritisch moment – de verleiding om voor
andere vormen van vrijetijdsbesteding te kiezen is heel groot; het lezen wordt bedreigd omdat
het aandacht, inspanning, stilte en tijd vraagt.”
Ook Van Grinsven (2010) benadrukt het belang van lezen: “Het gaat verder dan technische vaardigheden. Voor Stichting Lezen betekent lezen: aanvullend op het (technisch) leren lezen een klimaat creëren waarin leerlingen zich uitgedaagd voelen om op eigen titel boeken (fictie en non-fictie) te lezen en daar plezier aan te ontlenen. Dit vanuit het idee dat hun persoonlijke leven daarmee verrijkt kan worden, maar ook dat hun (maatschappelijk belangrijke) leesprestaties zullen toenemen.”
5
DUO (2009) noemt soortgelijke redenen voor het belang van lezen: plezier, algemene
ontwikkeling, taalontwikkeling, begrijpend lezen, ontwikkeling van empathisch vermogen en
van normen en waarden, en het is goed voor reflectie en nadenken over eigen handelen.
Manieren van aandacht besteden aan lezen en literatuur
Piek (1995) stelt dat de middelbare school iets kan doen aan de leesmotivatie van leerlingen.
Ze moeten langzamerhand en gestructureerd worden voorbereid op het kiezen en lezen van
boeken. Gedwongen worden tot lezen is niet altijd negatief, maar het materiaal moet wel
aansluiten bij de belangstelling van de leerlingen. Daarbij heeft men doorgaans twee
verschillende uitgangspunten: de ervaringsgerichte, affectieve aanpak en een meer
leerstofgerichte, cognitieve aanpak. De toename van het aanbod aan vrijetijdsbesteding is een
bedreiging voor het lezen. Maar het is ook een kans: er kan meer aandacht aan lezen worden
besteed door andere media.
Huysmans (2013) merkt op dat de omgang met boeken in het voortgezet onderwijs ‘functioneler’ is: ze worden meer gebruikt voor studie (leeslijst, consulteren van informatieve boeken voor schoolopdrachten) dan genoten.
Volgens de respondenten van het onderzoek van Van Grinsven (2010) kan lezen in het vmbo het beste worden gestimuleerd door leerlingen zelf een boek naar keuze te laten lezen, voor te lezen, een combinatie te maken tussen boek en verfilming en door enthousiasme van de docent of medeleerlingen.
DUO (2009) noemt in volgorde van aflopende toepassing door docenten:
individueel lezen met leesdossier/boekverslagen
het volgen van de methode
anders
individueel lezen met verwerkingsopdrachten
projecten
klassikaal lezen met leesdossier/boekverslagen
boekpresentaties
voorlezen
klassikaal lezen met verwerkingsopdrachten
Ingezette middelen en bronnen
Uit de onderzoeken van Van Grinsven (2010) en DUO (2009) komt de volgende informatie. Gemiddeld besteedt men 2,9 uur per maand per vmbo-klas aan het stimuleren van lezen. De gemiddelde hoeveelheid tijd die een docent Nederlands per week aan het onderdeel jeugdliteratuur in een klas besteedt, is 23 minuten. Dat komt neer op ongeveer 12% van de tijd. Door de bank genomen moeten leerlingen ongeveer 3 boeken per jaar lezen.
Internet neemt volgens DUO (2009) een belangrijke plaats in bij de voorbereiding en tijdens
de lessen.
Deze tabel uit DUO (2009) laat zien welke materialen tijdens de lessen jeugdliteratuur door de
docenten het meest worden gebruikt:
6
Websites die vooral worden genoemd zijn: boekenzoeker.org, leesplein.nl, bazarweb.nl, jongejury.nl, digischool.nl, kennisnet.nl, nieuwsbegrip.nl en lezen.nl (Stichting Lezen), digischool.nl, fictiedossiervmbo.nl, plint.nl en de websites van uitgeverijen. Daarnaast noemt men de website van de plaatselijke openbare bibliotheek, bol.com en google.com.
Wensen van docenten
In het onderzoek van Van Grinsven (2010) geven docenten aan dat er behoefte is aan actuele
verwerkingsopdrachten, concreet materiaal en een actueel overzicht van het aanbod. De helft
van de ondervraagden wil graag een jaarlijks symposium. De helft van de docenten zou bij
voorkeur door digitale nieuwsbrieven op de hoogte willen worden gehouden van het aanbod
van jeugdliteratuur. Ook op de wensenlijst: bezoek van schrijvers, ontwikkelen van projecten
en lespakketten.
Ruim 36% van de docenten in het onderzoek van DUO (2009) geeft aan dat ze bepaalde dingen
in hun literatuurlessen anders zouden willen doen: leerlingen meer boeken laten lezen (tijdens
de les), meer over boeken praten, meer tijd aan jeugdliteratuur besteden en meer voorlezen.
Ook is er behoefte aan een goede centrale website: “Voor de ideale les is er een site waar van
alles over boeken te vinden is: trailers, interviews, fragmenten, al dan niet voorgelezen, met
video of alleen audio. Een site waar docenten leuke opdrachten en inspirerende ideeën vinden
die voorbereidingstijd schelen. Die website biedt een actueel aanbod met uitgebreide
informatie. Ook moet de site interactief zijn, een middel om boeken en lezen echt te verkopen
aan leerlingen. Er moeten filmpjes op staan voor leerlingen, door leerlingen, voor docenten,
door docenten, van schrijvers die vertellen over hun werk en van fragmenten van boeken.”
7
Brede mediaopvoeding
Soetaert (2006) meent dat het in het onderwijs essentieel is een vaardigheid als mediageletterdheid (het kritisch lezen van de mediataal) te combineren met culturele geletterdheid. Net als lezen hebben ook andere (deels) talige kunstvormen en activiteiten zoals film, games, internet en televisie een band met reflectie, verdieping en ontwikkeling. De elektronische media zijn essentiële zingevers van onze tijd geworden.
Leesbevordering zou een onderdeel moeten zijn van een bredere mediaopvoeding. Literatuuronderwijs, met zijn nadruk op verhaal- en vormanalyse, kan een bijdrage leveren aan deze mediaopvoeding: “Zo moet in de scholen toegelicht worden dat ‘literatuur’ geen vastomlijnd fenomeen is, maar een veranderlijk begrip dat zichzelf steeds opnieuw uitvindt. Precies om dit proces van vernieuwing te laten plaatsvinden, moeten jongeren zich ook bewust zijn van de traditie, en dus kennis maken met de geschiedenis en de mechanismen die aan canonvorming ten grondslag liggen. Dit veronderstelt ook enig inzicht in de scheiding tussen ‘elitaire’ en ‘populaire’ cultuur die dwars door alle media heen loopt – er zijn A-films en B-films, er is pulpfictie en goede fictie. Het is goed dat we ons realiseren dat de literaire cultuur voor een deel ook tot de populaire cultuur behoort.” “Dat gegeven is een stimulans voor en een voorwaarde tot de vitaliteit van literatuur, eerder dan een bedreiging.”
Weblogs
Soetaert (2006) wijst ook op de trend van weblogs. De stroom van weblogs laat volgens hem in elk geval zien dat de literaire verbeelding niet verdwenen is. “We blijven vertellers van verhalen waarin we op zoek gaan naar ordening en betekenis.” Daarnaast kunnen weblogs gelezen worden als een manier van participatie aan cultuur en kunst, literatuur in het bijzonder: “Deelnemen is selecteren, informeren, interpreteren, evalueren en discussiëren over en rond het lezen van literatuur.” Leesbevordering en literatuuronderwijs kunnen inspelen op deze trend.
Muziek
In de laatste maar volgens hem zeker niet de minste plaats stelt Soetaert (2006): “een medium dat een centrale rol speelt in het culturele leven maar vreemd genoeg weinig of niet aan bod komt in het onderwijs: muziek. Popmuziek is immers van groot belang bij het construeren van en onderhandelen over een identiteit.”
Overige ontwikkelingen
Over recente digitale toepassingen in de klas, zoals digibord, laptops, tablets en smartphones inclusief (educatieve) apps en sociale media, staat in de door mij geraadpleegde bronnen nog geen informatie. Hetzelfde geldt voor het gebruik van luisterboeken. Dat zijn nog te onderzoeken onderwerpen.
Het lijkt mij interessant om te zien wat de mogelijkheden voor het onderwijs zijn van ‘sociaal lezen’. Daarbij denk ik aan gebruik maken van sociale contacten, sociale media zoals Twitter en Facebook, Snapchat en Instagram, maar ook bijvoorbeeld aan leesclubs.
Ook internationalisering is met de digitalisering een trend. Wereldliteratuur is daardoor wellicht ook weer actueler, net als samenwerking met andere talen of andere schoolvakken.
8
Verder ben ik benieuwd naar de ontwikkelingen met betrekking tot interactie met andere media. Bijvoorbeeld het zelf filmpjes en websites maken over literatuur en actief meedoen aan (online) discussies of onderzoek. En bijvoorbeeld literatuurprojecten gecombineerd met kunst, film of muziek. Of met sport, om maar een zijstraat te noemen. Bij dat laatste bestaat overigens ook veel populaire non-fictie.
Tot slot voegt Valkenburg (2014) nog toe dat in het onderwijs gepersonaliseerd leren, door de ontwikkelingen in ICT, een nieuwe impuls krijgt.
Samenvatting
Over het belang van lezen voor de ontwikkeling van jongeren zijn alle onderzoeken het eens. Ook bevestigen ze dat de rol van het onderwijs hierbij belangrijk is. Voor de manier waarop het onderwijs deze rol vervult zijn verschillende benaderingswijzen, maar in de praktijk doen de meeste docenten hetzelfde. Leerlingen individueel laten lezen en een leesdossier of boekverslagen laten maken staat bovenaan bij de manieren waarop literatuurlessen worden ingevuld. Internet neemt een belangrijke plaats in tijdens de lessen en bij de lesvoorbereiding. Er is een korte lijst met vaak gebruikte websites. Er is consensus over wensen om het literatuuronderwijs nog beter te maken. Veel docenten hebben behoefte aan actuele informatie over het literatuuraanbod en aan actueel lesmateriaal. Een centrale, complete, actuele en interactieve website zou ideaal zijn als ondersteuning. Soetaert (2006) pleit voor het combineren van mediageletterdheid met culturele geletterdheid. Aan deze brede mediaopvoeding kan literatuuronderwijs een bijdrage leveren. Literatuuronderwijs kan ook inspelen op de trend van weblogs. Hij verbaast zich overigens dat muziek, een belangrijk cultureel medium, weinig tot niet aan bod komt in het onderwijs. Er zijn veel ontwikkelingen gaande, met name in de ICT. Ik kijk er naar uit om die te volgen, en te zien wat dit kan betekenen voor het literatuuronderwijs.
Zijn er effecten van digitale media op het leesgedrag van jongeren
tussen 12 en 15 jaar?
Ontwikkeling jongeren en effecten op en van mediagebruik
Uit het onderzoek van Valkenburg (2014) blijkt dat jongeren gemiddeld drie uur per dag aan
sociale media besteden en nog eens drie uur aan gamen, films en televisie. Vrijwel alle
Nederlandse jongeren (94%) hebben een smartphone.
Twee andere bruikbare bevindingen uit dit onderzoek gaan over de ontwikkeling van jongeren
en hoe die hun mediagebruik beïnvloedt, of andersom (1), en over de moeilijkheid van
onderzoek naar dit verband (2).
(1) De cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van jonge adolescenten heeft een
functie bij het bepalen van gedrag en voorkeuren met betrekking tot hun mediagebruik. Eén
van drie genoemde ontwikkelingen is die van een eigen identiteit. Deze willen jongeren
valideren aan leeftijdgenoten en idolen in entertainmentmedia. Ze leren er sociale lessen door
en ontwikkelen hun gevoel voor humor. Gamen kan bevorderlijk zijn voor deze ontwikkeling
van jongeren. Het levert figurale creativiteit, een groter werkgeheugen,
9
doorzettingsvermogen, geduld, patroonherkenning, doorzien van complexe problemen en het
vinden van oplossingen op.
(2) Mediagebruik is een steeds indringender verschijnsel geworden in onze maatschappij. De
informatiestroom geproduceerd door massacommunicatie is eindeloos. Kennis wordt
geproduceerd door iedereen en is toegankelijk voor iedereen. Onderzoek naar jeugd en media
is moeilijk omdat mediagebruik en communicatietechnologie ‘moving targets’ zijn: continue
aan verandering onderhevig. Mediagebruik kan kinderen op verschillende, soms zelfs
tegenovergestelde manieren beïnvloeden. Dat verschilt per persoon.
Digitale media als bedreiging van het lezen en als kans voor het lezen
Huysmans (2013) stelt dat het te kort door de bocht is om te stellen dat mobiele en digitale
mediavormen ‘in het algemeen’ het lezen terugdringen. “Digitale en mobiele communicatie,
met andere woorden: het met anderen in voortdurend contact staan, is in deze leeftijd
belangrijker en gebeurt dus frequenter dan het meer solistische lezen. Het is dus wel juist te
zeggen dat met het klimmen der leeftijd de mobiele en digitale mediavormen het lezen van
boeken terugdringen.”
“Nieuwe media zijn een geduchte concurrent van het vrijetijdslezen geworden; het lezen van
boeken neemt gevoelig af rond de leeftijd waarop het gebruik van nieuwe media sterk
toeneemt. In dit onderzoek is gebleken dat, als we inzoomen op de 15-jarigen, er geen
negatieve samenhangen in gebruik aan het licht komen. Dus concurrentie: ja, maar voor een
beperkt deel van de populatie.”
“Nieuwe media bieden ook mogelijkheden om het leesgedrag van jongeren, en vooral het
leesgedrag van jongeren met een hoog mediagebruik, te stimuleren. Velen, onder wie
leesbevorderaars, hebben daarbij al gewezen op de positieve kanten van digitale media voor
het lezen. Veel websites zijn primair tekstgeoriënteerd. En ook op Facebook worden woorden
van betekenis voorzien, al dan niet in combinatie met smileys, foto’s, films, muziek en wat dies
meer zij. Anderen plaatsen bij deze positieve visie weer kanttekeningen: webteksten wemelen
niet zelden van de spel- en grammaticale fouten en blinken bovendien allerminst uit in logische
consistentie.”
Digitale media zoals e-readers of tablets
Van Coillie (2014) en Raedts voegen toe: “Frequente gebruikers van nieuwe media houden
minder van boeken en besteden er gemiddeld ook minder tijd aan. Gezien de impact die het
lezen van literatuur kan hebben op de cognitieve en emotionele ontwikkeling blijft het
belangrijk ook deze ‘digifans’ in contact te brengen met literatuur. Dat kan wellicht het
efficiëntst gebeuren via digitale media zoals e-readers of tablets.”
“E-boeken [hebben] de kracht om de kloof tussen gedrukte en andere media te overbruggen.”
Hun onderzoek breekt daarmee een lans voor het belang van digitaal lezen. Zij stellen dat e-
readers en e-boeken drempelverlagend werken, vooral wanneer het gaat om dikke boeken.
“Digitale boeken worden attractiever gevonden en beschouwd als een modern alternatief voor
10
het oubollige gedrukte boek.” Dit wordt ook gestimuleerd door de extra mogelijkheden zoals
woordenboeken, bewegende beelden en de text-to-speech opties. Digitale boeken zorgen er
dus voor dat kinderen meer zin krijgen in lezen.
Uit hun onderzoek blijkt dat kinderen met een hoog mediagebruik vaker bereid zijn om meer boeken te lezen als die in digitale vorm beschikbaar zouden zijn. Het is dan ook cruciaal digitale media niet als concurrent te zien van gedrukte media, maar als een alternatief of aanvulling. Dit onderzoek ging over kinderen tussen 9 en 12 maar zou ook voor de groep jongeren tussen 12 en 15 kunnen gelden.
Ontwikkelingen
De Vries (2007) concludeerde al dat er nog heel wat valt te onderzoeken over de relatie tussen
nieuwe media en lezen en leesgedrag. Gezien alle gevonden onderzoeken tot nu toe, of juist
de niet gevonden onderzoeken, lijkt dat nog steeds op te gaan. In de diepte betekent dat, dat
bestaande verbanden en effecten beter worden onderzocht. Op die manier kan duidelijk
wordt hoe alles precies werkt, voor zover dat mogelijk is (gezien de snelle ontwikkelingen). En
in de breedte betekent dat, dat er nog veel meer verbanden kunnen worden onderzocht.
Persoonlijk zou ik bijvoorbeeld meer willen weten over verbanden tussen subculturen onder
jongeren met digitale media en lezen van literatuur. Ik denk daarbij aan liefhebbers van
fantasy, maar ook bijvoorbeeld aan stripfans, manga- en animeliefhebbers inclusief
cosplayers, gamers, muziekfans en aan jongeren uit verschillende achtergronden of met
verschillende geloofsovertuigingen. Met het onderzoek van Soetaert (2006) over brede
mediaopvoeding in gedachte, kunnen de idolen in entertainmentmedia zoals genoemd door
Valkenburg (2014) wellicht ook schrijvers zijn of (hoofd)personen uit de literatuur.
Samenvatting
Jongeren tussen 12 en 15 jaar besteden veel tijd aan digitale media. Hun cognitieve en sociaal-
emotionele ontwikkeling bestaat onder meer uit de vorming van een eigen identiteit. Deze
ontwikkeling bepaalt hun gedrag en voorkeuren met betrekking tot mediagebruik. Andersom
kan het mediagebruik zelf ook bijdragen aan hun ontwikkeling. Gamen heeft bijvoorbeeld een
aantal (genoemde) voordelen. Onderzoek is moeilijk omdat media een snel veranderend
onderzoeksgebied is. Wat wel is gebleken, is dat mediagebruik kinderen op verschillende,
soms zelfs tegenovergestelde manieren kan beïnvloeden. Dat verschilt per persoon. Nieuwe
media zijn een concurrent van het vrijetijdslezen. Onderzoek inzoomend op 15-jarigen wijst
erop dat een negatieve samenhang tussen lezen en het gebruik van nieuwe media maar voor
enkelen geldt en niet in het algemeen gesteld kan worden. Digitale media kunnen ook
positieve kanten hebben voor het lezen. E-readers bijvoorbeeld kunnen worden ingezet als
een tussenvorm tussen gedrukte en andere media. Dit werkt naar verwachting vooral goed bij
kinderen met een hoog mediagebruik. Digitale media moeten niet als concurrent van gedrukte
media worden gezien, maar als een alternatief of aanvulling. Er is op dit gebied nog veel te
onderzoeken.
11
Conclusie
De vraag welke middelen door docenten worden gebruikt voor hun literatuurlessen is
beantwoord. Leerlingen individueel laten lezen en een leesdossier of boekverslagen laten
maken staat bovenaan bij de manieren waarop literatuurlessen worden ingevuld. Er zijn
verschillende andere manieren. Internet neemt een belangrijke plaats in tijdens de lessen en
bij de lesvoorbereiding. Er is een korte lijst met vaak gebruikte websites. Uit onderzoeken
blijkt dat er nog wel ruimte is voor verbetering, onder meer door actuele informatie en
materiaal. Ook wordt in een artikel gewezen op verschillende punten waaraan nog meer
aandacht zou kunnen worden besteed, zoals een brede mediaopvoeding, weblogs en muziek.
Ik durf de hypothese ‘docenten hebben voldoende middelen om literatuurlessen mee te
verrijken’ hiermee te bekrachtigen, met de kanttekening dat het nog wel beter kan.
De vraag of er effecten van digitale media zijn op het leesgedrag van jongeren tussen 12 en
15 jaar is ook bevestigend beantwoord. Wat die effecten zijn is niet zo makkelijk te zeggen,
mede omdat uit onderzoek blijkt dat het verschilt per persoon. Daarnaast is onderzoek
moeilijk omdat media een snel veranderend onderzoeksgebied is. Wat wel blijkt, is dat voor
sommige kinderen digitale media positief effect op hun leesgedrag hebben. De inzet van e-
readers is in die gevallen een succes. De hypothese ‘digitale media hebben een positief effect
op het leesgedrag van jongeren tussen 12 en 15 jaar’ kan ik op basis van alle gevonden
informatie niet in zijn algemeenheid bekrachtigen, maar het geldt zeker voor een deel van
hen. Ik sluit me aan bij de stelling dat digitale media niet als concurrent van gedrukte media
moeten worden gezien, maar als een alternatief of aanvulling. Er is op dit gebied nog veel te
onderzoeken.
Korte samenvatting
Dit onderzoek is een verkenning van enerzijds de invulling van literatuurlessen aan jongeren
tussen de 12 en 15 jaar en anderzijds de effecten van digitale media op hun leesgedrag. Uit
acht bestaande onderzoeken heb ik zoveel mogelijk relevante informatie verzameld voor
beide onderwerpen. Daaruit ontstond een overzicht met een min of meer logische opbouw
en samenhang. Het totale plaatje leidt tot de conclusie dat er vrij veel bekend is over hoe
literatuurlessen doorgaans ingevuld worden, en dat er nog veel te onderzoeken is over
jongeren en de digitale media. De tussenstand is positief: docenten hebben nog genoeg
praktische wensen en jongeren kunnen profijt hebben van de digitale media.
12
Bronnen
Ik heb gekozen voor een weergave van de gebruikte bronnen van nieuw naar oud, omdat zo
meteen duidelijk wordt welke onderzoeken het meest actueel zijn.
Van Coillie (2014) Jan van Coillie en Mariet Raedts (2014). Zijn digikids nog
boekenbeesten? Onderzoek naar de leesattitude, het (digitale)
leesgedrag en de vrijetijdsbesteding van Vlaamse jongeren tussen 9 en
12. http://www.lezen.nl/sites/default/files/Digikids.pdf
Valkenburg (2014) Patti Valkenburg (2014). Schermgaande jeugd. Over jeugd en media.
http://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=dkoFBgAAQBAJ&oi=fnd&p
g=PT6&dq=jeugdliteratuur&ots=9VBMSsEVcX&sig=iZfkX7MgNO-
ExY9NgVViSHxbWGU#v=onepage&q=jeugdliteratuur&f=false
(gedeeltelijke voorbeeldweergave)
Huysmans (2013) Frank Huysmans (2013). Van woordjes naar wereldliteratuur. De
leeswereld van kinderen van 7-15 jaar.
http://lezen.nl/sites/default/files/vanwoordjesnaarwereldliteratuur_0.
Van Grinsven (2010) Vincent van Grinsven, Liesbeth van der Woud, Lenie van den Bulk,
Menno Kouveld (2010). Wie leest, heeft de wereld binnen handbereik.
Behoefteonderzoek onder vmbo-docenten Nederlands over het
bevorderen van lezen.
http://lezen.nl/sites/default/files/Wie%20leest_0.pdf
DUO (2009) DUO Market Research (2009). Positie jeugdliteratuur in het voortgezet
onderwijs.
http://lezen.nl/sites/default/files/Positie%20jeugdliteratuur%20in%20
het%20voortgezet%20onderwijs.pdf
De Vries (2007) Nienke de Vries (2007). Lezen we nog? Een inventarisatie van
onderzoek op het gebied van lezen en leesbevordering.
http://lezen.nl/publicaties/lezen-we-nog
Soetaert (2006) Ronald Soetaert, met bijdragen van Dick Schram, André Mottart en
Kris Rutten en Jan Hendrik Bakker (2006). De cultuur van het lezen.
http://taalunieversum.org/sites/tuv/files/downloads/Cultuurvanhetlez
en.pdf
Piek (1995) Karlijn Piek (1995). Zoveel lezen wij (niet)
http://lezen.nl/sites/default/files/Zoveel%20lezen%20we%20niet.pdf