Upload
tineke-schoot
View
214
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
ARTIKELEN
Leren balanceren: omgaan met spanningsvelden bij clientgecentreerde
zorg
Tineke Schoot
Abstract Weten wat clientgecentreerde zorg is en wat het
inhoudt, wil nog niet zeggen dat je het - als verpleeg-
kundige of verzorgende - ook kont, of sterker nog: dat
je het wılt. Een onderzoek naar de ervaringen van zorg-
verleners met clientgecentreerde zorgmaakt duidelijk dat
zorgverleners spanningsvelden ervaren tussen enerzijds
het tegemoet komen aan wat de client wil, en anderzijds
andere rollen en verantwoordelijkheden die van hen ver-
wacht worden.
Inleiding
Als zorgverlener wil je de client centraal stellen maar
tegelijkertijd heb je een professionele verantwoordelijk-
heid en zijn er regels van de instelling waaraan je je dient
te houden. Je wilt het beste resultaat van je werk en je weet
hoe je dat moet bereiken, maar past dat ook bij wat de
client wil? Clientgecentreerde zorg bieden komt naar
voren als balanceren tussen conflicterende rollen en ver-
antwoordelijkheden, en dat vereist specifieke competen-
ties van zorgverleners. Deze competenties, zo wijst het
onderzoek van Schoot, Proot, Legius, Ter Meulen en De
Witte (2006) uit, zijn niet altijd aanwezig. Na een korte
inleiding op clientgecentreerde zorg en het hier beschreven
onderzoek wordt in dit artikel ingegaan op de volgende
vragen: Welke spanningsvelden ervaren zorgverleners die
clientgecentreerde zorg willen geven in de dagelijkse situ-
atie? En hoe gaan zorgverleners daarmee om? Het artikel
wordt afgesloten met enkele aanbevelingen.
Clientgecentreerde zorg
Tegenwoordig wordt van verplegenden en verzorgenden
verwacht dat zij clientgecentreerde zorg bieden. Benade-
ringen als aanbodgestuurde en diagnosegestuurde zorg
beoordeelt de client als betuttelend en paternalistisch.
Vooral de individualisering van de maatschappij en toe-
genomen mondigheid van de client dragen hieraan bij.
Daarnaast wordt de aanbodgestuurde benadering
beschouwd als duur, inefficient en bureaucratisch. Rede-
nen te over waarom in de visie op zorg - van de samen-
leving, overheid en zorgverleners - meer en meer de client
centraal wordt gesteld.
Andere benamingen voor clientgecentreerde zorg zijn
bijvoorbeeld ‘vraaggerichte zorg’, ‘behoeftegestuurde
zorg’, of ‘vraaggestuurde zorg’. Deze vormen van zorg
hebben de volgende kenmerken gemeenschappelijk: niet
de zorgverlener bepaalt het beschikbare aanbod, of de
gestelde diagnose bepaalt rechtstreeks wat er precies bin-
nen de zorg gedaan wordt, maar er wordt vooral gekeken
naar wat de client in zijn situatie en met zijn mogelijk-
heden nodig heeft. De term ‘clientgecentreerd’ drukt iets
preciezer uit wat bedoeld wordt: de persoon van de client
staat centraal, niet de zorgverlener, niet het zorgaanbod,
niet de zorginstelling, maar ook niet alleen de zorgvraag
of -behoefte. Het begrip ‘clientgecentreerde zorg’ is een
overkoepelend begrip van alle vormen van zorg, waarin
de individuele client mee vorm geeft aan zijn eigen zorg
(Schoot, 2006).
Met name mensen met een chronische ziekte hechten
waarde aan clientgecentreerde zorg, omdat velen van hen
voor lange tijd, zo niet tot het einde van hun leven,
afhankelijk zijn van professionele zorg. Van zorgverle-
ners in de thuiszorg wordt verwacht dat zij clientgecen-
treerde zorg bieden. Tegelijkertijd worden zij echter
Tineke Schoot (*)Dr. Tineke Schoot is senior docent en themaleider‘Vraaggerichte Zorg’ van de kenniskring ‘Autonomie &Participatie’ aan de Hogeschool Zuyd.
Onderwijs en gezondheidszorg (2007) 31:82–87
DOI 10.1007/BF03071679
13
geconfronteerd met andere verwachtingen ten aanzien
van de te verlenen zorg. Zo moet bijvoorbeeld zorg van
een verantwoord kwalitatief goed niveau zijn, verder
effectief en efficient zijn (Kwaliteitswet Zorginstellingen,
BIG-Wet, WGBO).
Onderzoek
Op basis van een kwalitatief onderzoek volgens de gefun-
deerde theoriebenadering (Strauss & Corbin 1998) zijn de
ervaringen van verpleegkundigen en verzorgendenmet cli-
entgecentreerde zorg in de dagelijkse praktijk onderzocht
(Schoot, Proot, Legius, Ter Meulen, & De Witte, 2006).
Het onderzoek vond plaats in drie thuiszorgorganisaties in
het zuiden van Nederland. Hiertoe ging onderzoeker
Schoot met verpleegkundigen en verzorgenden mee de
praktijk in. Aansluitend op de participerende observaties
werden interviews met betrokken zorgverleners gehouden.
Resultaten: spanningsvelden
Het blijkt niet zo eenvoudig om tegemoet te komen aan
wat de client wil. Zorgverleners ervaren namelijk diverse
andere rollen en verantwoordelijkheden die hiermee bot-
sen. Je bent bijvoorbeeld een kritische professional en
wilt evidence-based zorg verlenen; je wilt eenvoudigweg
het beste bieden dat voorhanden is. Of je voelt je verant-
woordelijk voor het bevorderen van de participatie van
de client, het bevorderen van zijn onafhankelijkheid. Je
wilt clienten stimuleren die niet gemotiveerd zijn voor
zorg. Ook ben je werknemer van een zorgorganisatie en
teamlid en wil je efficient werken, je steentje bijdragen
aan de ‘productie’ en loyaal zijn. Figuur 1 biedt een
overzicht van de in deze studie gevonden botsende ver-
antwoordelijkheden. Het betreft vier categorieen van
verantwoordelijkheden die botsen met het tegemoet
komen aan de wens van de client.
Deze categorieen worden achtereenvolgens besproken.
Spanningen met de rol als kritische professional
Mevrouw D. vraagt die avond de verpleegkundige
haar hielen eens goed te wrijven. Dat lijkt jou gezien
je evidence-based kennis over beınvloedende facto-
ren bij decubitus geen goed idee…
Spanningen tussen wat de client wil en de rol als
kritische professional deden zich voor indien het respec-
teren van de autonomie van de client botste met de
keuze voor evidencebased interventies. Andere span-
ningsvelden in deze categorie betreffen korte termijn
keuzes van clienten betreffende hun leefsituatie en de
intentie van de zorgverlener om te anticiperen op te
verwachten problemen in de toekomst. Het volgende
voorbeeld maakt dit duidelijk.
Twee hoogbejaarde zussen met diverse functionele
beperkingen die op een geısoleerde boerderij
wonen, lopen in de ogen van de zorgverlener serieus
gevaar voor verwonding. De zorgverlener maakt
zich serieus zorgen over deze situatie. De zussen
geven aan in hun boerderij te willen blijven wonen.
In deze categorie vielen ook wensen van de client die in
de ogen van de zorgverlener niet tot haar professionele
verantwoordelijkheid vielen, zoals de vuilnis buiten zet-
ten, de badkamer reinigen na gebruik, de was naar de
wasserij brengen etc.
Als de zorgverlener Mw. B. heeft geholpen met het
klaarzetten van de medicatie voor komende week,
blijkt dat de voorraad medicatie nodig aangevuld
dient te worden. Mw. B. verzoekt de verpleegkun-
dige even voor haar naar de apotheek te rijden. De
zorgverlener vindt dat dit soort werkzaamheden
niet binnen haar functieomschrijving vallen.
Spanningen met het bevorderen van clientparticipatie
‘Mevrouw C., 54 jaar, heeft door een recent CVA
functieverlies aan haar rechter arm en been. Ze
heeft haar aandoening nog niet geaccepteerd. De
zorgverlener stelt voor een ommetje te maken met
de driepoot, maar ze wil daar niets van weten: ‘Ik ga
toch niet met zo’n ding lopen!’
Spanningen tussen het tegemoet komen aan de wens
van de client en het bevorderen van clientparticipatie
Figuur 1 Spanningsvelden
Onderwijs en gezondheidszorg (2007) 31:82–87 83
13
deden zichmet name voor bij clienten die nog geen vraag
om zorg stelden, terwijl er in de ogen van de zorgverlener
wel degelijk wat aan de hand was. Dit was hetzij omdat de
clienten zich niet bewust waren van een zorgvraag doordat
zij bijvoorbeeld nog midden in een verwerkingsproces van
hun aandoening zaten ofwel door verminderde cognitieve
competenties. Deze categorie omvat ook spanningen tus-
sen het zelf uitvoeren van zorg door de client en het over-
nemen door de zorgverlener.
‘Sommige clienten zijn best in staat om een deel van
de zorg over te nemen. Maar soms is dat zo moei-
lijk. Het lijkt alsof zij weigeren te begrijpen waarom
wij denken dat het belangrijk voor hen is om zoveel
mogelijk te blijven doen.’
Spanningen met individuele grenzen
Spanningen tussen wat de client wil enerzijds en ander-
zijds individuele grenzen deden zich m.n. voor rond de
privacy van de zorgverlener.
‘… je moet opppassen dat zaken niet uit de hand
lopen. Zowas er een client die mijn vader kende. Hij
moest naar het ziekenhuis en hij belde mij ‘s nachts
thuis op…’
Deze categorie omvat ook spanningen tussen het ver-
langen van de client om zijn leefsituatie ongewijzigd te
laten en de aanschaf van adequate middelen (verhoogd
bed, tillift) ter voorkoming van rugklachten van de zorg-
verlener. Tot slot bevat deze categorie spanningen rond
verschillen in waarden van de client en de zorgverlener m.
b.t. hygiene en leefwijze.
Als verpleegkundige V. aan het eind van de ochtend
bij dhr. N. aanbelt voor verzorging van de wond,
blijkt deze nog in bed te liggen. Hij verzoekt V. om
’s middags terug te komen. V. is zelf al vanaf 06.30
op en heeft moeite met het leefritme van dhr. N.
Spanningen met werknemer zijn
Na de wekelijkse douchebeurt van dhr. V. barst hij
in huilen uit. Een gesprek lijkt hoognodig, maar
zorgverlener S heeft een strak schema. Op haar
werkschema staan nog vijf mensen die verzorgd
moeten worden….
Spanningen in deze categorie betreffen conflicten tus-
sen de belangen van de organisatie en die van de client. De
belangen van de organisatie betreffen met name ‘het pro-
duceren van declareerbare zorguren’, efficiency, het bin-
nen de grenzen blijven van geındiceerde zorguren door het
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).Deze belangen con-
flicteerden met het ‘er zijn’ voor de client en met de
individuele behoefte van de client. Het moeten declareren
van gemaakte uren en de eigen bijdrage van de client
stonden op gespannen voet met ‘zorg’ voor de client.
’Bijvoorbeeld een bezoek aan de rouwende partner
van een vrouw die ik heb verzorgd. Vanaf een
bepaald moment worden de kosten niet langer ver-
goed, en moet de client betalen voor deze bezoeken.
Ik vind dat erg moeilijk, het lijkt alsof je jezelf moet
verkopen…’
Resultaten: Strategieen
Duidelijk is dat zorgverleners moeten balanceren tussen
deze botsende verantwoordelijkheden. Zij bleken dat te
doen op verschillende manieren:
1. Pleasen (behagen): de client supercentraal stellen en
doen wat hij vraagt; hiermee worden botsende verant-
woordelijkheden vermeden of genegeerd. Een voor-
beeld hiervan is geen nee kunnen zeggen tegen de
client en in je vrije tijd vaak nog terug gaan. De zorg-
verleners die deze strategie lieten zien, vertelden zich
schuldig te voelen indien zij niet tegemoet kwamen aan
de wens van de client.
2. Zich distantieren: zich puur richten op de uitvoering
van de taken die opgedragen zijn en die moeten gebeu-
ren; bij deze strategie is er weinig oog voor de wensen
van de client. In de situaties waarin zorgverleners deze
strategie lieten zien, verschuilden zij zich achter de
regels en gewoonten van de organisatie.
3. Sturen: dominant handelen door de zorgverlener; bij
deze strategie neemt de zorgverlener wel verantwoor-
delijkheid voor haar keuze, maar heeft hierbij weinig
oog voor de wensen van de client. Een voorbeeld
hiervan is het dwingen van de client om bepaalde
handelingen zelf te doen. De zorgverleners die deze
strategie lieten zien waren ervan overtuigd dat zij de
juiste weg kozen. Zij zochten bevestiging bij collega’s.
4. Dialoog: Zorgverleners zijn zich bewust van al hun
verantwoordelijkheden enkiezen voor het actief oppak-
kenvanbotsendeverantwoordelijkheden inoverlegmet
de client. Zorgverleners die in dialoog gingen met de
client rapporteerden tevredenheid over de wijze waarop
zij met een spanningsveld waren omgegaan, maar stel-
den zich tegelijkertijd open voor feedback.
Condities en gevolgen
De gevonden strategieen konden gekarakteriseerd wor-
den op grond van de aan-/afwezigheid van de volgende
condities: bewustzijn van de diverse conflicterende ver-
antwoordelijkheden, het verantwoordelijkheid nemen
84 Onderwijs en gezondheidszorg (2007) 31:82–87
13
voor de diverse verantwoordelijkheden en betrokkenheid
bij de wens van de client (zie figuur 2).
Ook konden de strategieen gekarakteriseerd worden
op grond van gevoelens van de betreffende zorgverlener.
Deze varieerden van arbeidstevredenheid tot schuldig
voelen en morele stress. Alhoewel zorgverleners meer
dan een strategie demonstreerden, bleek iedere zorgver-
lener in zijn handelen te kiezen voor een bepaalde domi-
nante strategie. Twee van de geıdentificeerde strategieen
bleken met name gebruikt te worden als tweede keus, dat
wil zeggen dat de betreffende strategie doorgaans niet de
voorkeur had van de betreffende zorgverlener.
1. Sturen als tweede keus. In dit geval is een zorgverlener
zich wel degelijk bewust van wat de client wil, maar
kiest zij doelbewust toch voor sturen. Dit gebeurt vaak
in situaties waarin de client niet over de vereiste compe-
tenties beschikt om weldoordachte keuzes te maken.
Zorgverleners die deze strategie lieten zien, toonden
zelfvertrouwen en stelden hun gedrag ter discussie.
2. Zich distantieren als tweede keus. Zorgverleners die
deze strategie lieten zien hadden veel oog voor de
wensen van de client, maar waren zich ook bewust
van hiermee conflicterende verantwoordelijkheden.
Deze zorgverleners rapporteerden frustraties en
morele stress. Zij gaven aan wat de beste koers zou
zijn voor deze clienten, maar ervaarden barrieres in
de organisatie om deze koers uit te voeren.
Conclusie
Clientgecentreerde zorg kwam uit deze studie naar voren
als een complex proces gericht op het effectief balanceren
tussen de diverse verantwoordelijkheden die botsen met
het tegemoet komen aan wat de client wil. De dialoog
kwam naar voren als een effectieve strategie waarin alle
drie de genoemde condities (bewustzijn, verantwoorde-
lijkheid en betrokkenheid) aanwezig waren en bovendien
de verpleegkundige tevredenheid ervaarde. Ook sturen
als tweede keus, een strategie die omschreven kanworden
als gematigd paternalisme ten gevolge van verminderde
competenties van de client, kwam naar voren als een
effectieve strategie. Bij deze laatste was er sprake van
bewustzijn van de botsende belangen en nam de zorgver-
lener verantwoordelijkheid.
Clientgecentreerd werken betekent dus niet je beper-
ken tot de uitvoering van de taak (distantieren), noch
klakkeloos doen wat de client vraagt (pleasen), daarente-
gen wel goed luisteren, je professionele mening geven en
als het nodig is zelfs durven tegen spreken. Clientgecen-
treerde zorg betekent evenmin het op dominante wijze
sturen van zorg door de zorgverlener.
Aanbevelingen
Deze studie geeft meer inzicht in individuele leerbehoef-
ten van zorgverleners bij het leren balanceren tussen
conflicterende verantwoordelijkheden. Het blijkt van
belang dat zorgverleners (leren) kritisch (te) reflecteren
op de zorg die zij clienten bieden, op de zorgrelatie met de
client en op de morele waarden die aan de zorgrelatie ten
grondslag liggen. Het voeren van ‘moreel beraad’ (zie
kader) draagt hieraan bij. Het leerproces richt zich dan
op de bewustwording van zowel hetgeen de client wil, als
van strijdige rollen en taken en op verantwoording van
keuzes en gedrag.
Figuur 2 Strategieen van zorgverleners bij het omgaan met botsende verantwoordelijkheden, en geıdentificeerde condities
Onderwijs en gezondheidszorg (2007) 31:82–87 85
13
De ontwikkeling van assertiviteit lijkt met name
gewenst bij de zorgverleners die regelmatig de strategie
‘pleasen’ laten zien. Het leerproces zal zich in dit geval
richten op het nemen van verantwoordelijkheid voor
keuzes.
Ondersteuning van de professionele autonomie van de
zorgverlener lijkt van belang, met name bij zorgverleners
die regelmatig de strategie ‘zich distantieren als tweede
keus ‘laten zien. Zorgverleners zouden ondersteund die-
nen te worden in het zoeken van creatieve en gedurfde
nieuwe oplossingen. In dit geval betreft het niet alleen
een leerproces van de individuele zorgverlener, maar
ook van de betrokken managers en de totale organisa-
tie. Aandacht voor de professionele autonomie van de
verpleegkundige beroepsgroep op politiek niveau wordt
aanbevolen. De verpleegkundige beroepsgroep dient
daar garanties voor verantwoorde keuzes tegenover te
stellen.
Het volledige onderzoek waarop dit artikel is geba-
seerd, is te lezen in Schoot et al. (2006). Sterke kant van
het hier beschreven onderzoek is het gekozen design dat
leidt tot de ontwikkeling van inzichten die passen in de
praktijk. De gerichte verzameling van data met behulp
van diverse methoden en de betrokkenheid van meerdere
onderzoekers bij de analyse dragen bij aan de betrouw-
baarheid en validiteit van dit onderzoek. Ondanks dat er
sprake is van een relatief kleine steekproef, draagt deze
studie bij aan inzichten over clientgecentreerde zorg van-
uit het perspectief van zorgverleners (Nichols, 2006).
Verder onderzoek naar de beschreven thematiek, ook in
andere zorgsettings, wordt aanbevolen.
Moreel beraad De in dit onderzoek beschreven
spanningsvelden betreffen voor een deel ethische
dilemma’s samenhangend met clientgecentreerde
zorg. Ethische dilemma’s zijn spanningsvelden
waarbij iemand verschillende keuzen tot goed han-
delen heeft. Voor beide handelingsopties is wat te
zeggen en de persoon in kwestie zal tot een eigen
overweging en gedragsbepaling dienen te komen.
Moreel beraad is een ethische overlegvorm die
geen kant en klare oplossing biedt, maar de reflectie
op en verantwoording van het verpleegkundig
gedrag ondersteunt (Manschot & van Dartel, 2003).
De werkwijze bij moreel beraad wordt ingekleurd
door de ethische stroming die wordt voorgestaan.
Veel gehanteerde stromingen in de verpleegkunde
zijn: de principe-ethiek, zorgethiek, fenomenologi-
sche benadering en verpleegkundige ethiek.
In de principe-ethiek staan de principes van
‘weldoen’, ‘niet schaden’, ‘respect voor autono-
mie’ en ‘rechtvaardigheid’ centraal. Deze benade-
ring beoogt vanaf een afstand te kijken naar een
situatie en een onafhankelijk oordeel over wat zou
moeten gebeuren vanuit ethisch perspectief. Auto-
nomie wordt volgens deze benadering opgevat als
negatieve vrijheid, dat wil zeggen, vrijheid van
inmenging door derden. Volgens deze benadering is
het verpleegkundigen niet toegestaan te intervenie-
ren indien de client dit niet wil (Widdershoven,
2000). Volgens de fenomenologische benadering
wordt autonomie benaderd als positieve vrijheid,
gekenmerkt door autonomie als identificatie. Vol-
gens deze benadering is respect voor autonomie
niet beperkt tot non-interventie, maar wordt beoogd
de identiteit van de client te ontwikkelen bij het
nemen van betekenisvolle beslissingen, in plaats
van hem over te laten aan zichzelf. Met name bij
clienten met (tijdelijk) verminderde competenties
legitimeert deze benadering een wat meer directieve,
zacht paternalistische benadering door de verpleeg-
kundige (Agich, 2003). Zacht paternalisme wil zeg-
gen dat besluiten, genomen door de zorgverlener,
worden gerechtvaardigd door het welzijn van de
client en door de verminderde competenties van de
client (ten Have, ter Meulen, & van Leeuwen, 2003).
De principe-ethiek en de fenomenologische
benadering vullen elkaar aan. Beide benaderingen
bieden inzicht en ondersteuning bij het helpen van
de client om zijn/haar autonomie te realiseren. De
fenomenologische benadering is onmisbaar waar
het gaat om begrip voor het complexe en dynamisch
karakter van de behoeften van de individuele client
in zijn/haar context.
De zorgethiek beoogt een meer persoonlijke
benadering van een concrete situatie. De nadruk
ligt op een relatie van wederzijdse betrokkenheid,
respect en vertrouwen (Gastmans & Vanlaere,
2003). Verpleegethiek wordt beschouwd als een te
onderscheiden gebied binnen de zorgethiek. Zorge-
thiek besteedt aandacht aan ethische dilemma’s die
zich voor kunnen doen in alledaagse zorgsituaties.
Zorgethiek en verpleegkundige ethiek zijn met
name waardevol bij het nadenken over de gewenste
zorgrelatie met de client in de context van de dage-
lijkse zorg. Deze benaderingen bieden meer inzicht
in het wederkerige karakter van dagelijkse zorg.
Moreel beraad stelt vanzelfsprekendheden aan de
orde, draagt bij aan bewustwording van de vraag
van de client en van het eigen gedrag, en motiveert
zorgverleners om verantwoordelijkheid te nemen.
Literatuur
Agich, G. J. (2003). Dependence and Autonomy in Old Age: Anethical framework for long-term care. Cambridge: CambridgeUniversity.
86 Onderwijs en gezondheidszorg (2007) 31:82–87
13
Gastmans, C., & Vanlaere, L. (2003). Verpleegkundige ethiek: Eenonderscheiden domein binnen de ethiek van de gezondheids-zorg. Tijdschrift voor Gezondheid en Ethiek, 13(3), 66-70.
Have, H. A. M. J., ten, Meulen, R. H. J., ter, & Van Leeuwen, E.(2003). Medische ethiek. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Manschot, H., & van Dartel, H. (Eds.). (2003). In gesprek overgoede zorg: Overlegmethoden voor ethiek in de praktijk.Amsterdam: Boom.
Nichols, E. G. (2006). Commentary by Nichols. Clinical NursingResearch, 14(4), 255-257
Schoot, T. (2006). Client-centred care: Balancing between perspec-tives of clients and nurses in home care. Dissertation. Maa-stricht: Universitaire Pers.
Schoot, T., Proot, I., Legius, M., ter Meulen, R., & de Witte, L.(2006). Client-centred home care: Balancing between compe-ting responsibilities. Clinical Nursing Research, 15(4), 1-24.
Strauss, A. L., & Corbin, J. (1998). Basics of Qualitative Research.Techniques and Procedures for Developing Grounded The-ory. Thousand Oaks: Sage Publications.
Widdershoven, G. (2000). Ethiek in de kliniek. Amsterdam: Boom.
Onderwijs en gezondheidszorg (2007) 31:82–87 87
13