7
Kenmerk 12 Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur Les 2: De Geestelijken

Kenmerk 12 Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur Les 2: De Geestelijken

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Kenmerk 12 Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur Les 2: De Geestelijken. Seculiere geestelijken Zij stonden tussen de mensen Van dorppriesters tot de Paus Reguliere geestelijken Leefden in afzondering Nonnen en Monniken. Seculiere en Reguliere Geestelijken. - PowerPoint PPT Presentation

Citation preview

Kenmerk 12Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuurLes 2: De Geestelijken

Seculiere en Reguliere Geestelijken

• Seculiere geestelijken– Zij stonden tussen de

mensen– Van dorppriesters tot

de Paus

• Reguliere geestelijken– Leefden in afzondering– Nonnen en Monniken

500

600

700

800

900

1000

1100

1200

1300

1400

Monikken/Nonnen en Ordes

• Aan het hoofd van een abdij– Stond de abt (of abdis)– De abdij viel onder een bepaalde orde

• Oudste: die van Benedictus, de Benedictijnen (529)• Strikte regels binnen zo’n orde/abdij

– Naast het zich weiden aan God verrichtte men binnen/om het klooster ook veel werk• Kon zeer uiteenlopend zijn

– Vertalen geschriften; aanleggen dijken; herberg zijn; vee houden; bier bouwen; zorgen voor de armen in de buurt; enz.

– Hierdoor belangrijke economische functie in de samenleving

500

600

700

800

900

1000

1100

1200

1300

1400

Een klooster in de Middeleeuwen bestond uit een aantal onderdelen, namelijk een bibliotheek, een school, een kerk, een schijfzaal, begraafplaats en een aantal akkers.

Geestelijkheid als essentieel onderdeel van de maatschappij

1. Het werk van/voor God • Dopen, bidden, vergeven, preken, huwelijken sluiten

2. Zij waren voor de lokale gemeenschap de link naar de rest van de wereld

3. Onmisbaar voor het bestuur (lezen/schrijven)

4. Konden ook leenheer/leenman zijn ►

500

600

700

800

900

1000

1100

1200

1300

1400

Voorbeelden van hun invloed

• Een Paus kon koningen in de ban doen– Hetgeen ook zo nu en dan gebeurde

• De Kerk bezat enorm veel land en rijkdom uit inkomsten van dat land en allerlei kerkelijke belastingen en giften

• De Kerk had grote invloed op de kunst– Zij liet veel bouwen, houwen en schilderen– Zij bepaalde veelal waarover geschreven werd

• De Kerk controleerde heel lang de wetenschap– Geestelijken bestudeerden meestal alleen maar wat voor de

Kerk zinnig was

Medio 13e eeuw was de Kerk op de top van haar macht

500

600

700

800

900

1000

1100

1200

1300

1400