Upload
ignace-galle
View
229
Download
7
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Â
Citation preview
www.boerenbond.be – www.landelijkegilden.be
Jaarverslag 2013
Colofon
Productie en teksten: Boerenbond & Landelijke Gilden, afdeling Communicatie
Vormgeving: Boerenbond & Landelijke Gilden, Grafische Producties
Fotografie: Boerenbond, Landelijke Gilden, Toon Coussement, Rien van Rijthoven, Shutterstock, Lemnislighting
V.U. Peter Bruggen, Diestsevest 40, 3000 Leuven
© BoerenBond & LandeLijke GiLden 2014 • d/2014/0728/03
Jaarverslag 2013
2
“Vlaanderen telt 25.000 land- en tuinbouwbedrijven. Door hun familiaal karakter zijn het stuk voor stuk unieke bedrijven, naar de hand van het gezin dat ze uitbaat.
Ze produceren kwaliteitsvol, veilig, lekker en betaalbaar voedsel, biomassa voor allerlei toepassingen en delen de landelijke open ruimte met de recreanten. Ze zorgen
samen voor meer dan 52.000 arbeidsplaatsen en een positieve handelsbalans van 4,7 miljoen euro. Op sociaal vlak spelen ze een cruciale rol op het Vlaamse platteland.”
3
2014 is door de Verenigde Naties uitgeroepen tot het
Internationaal Jaar van de Familiale Landbouw.
Wie familiale landbouw zegt, zegt landbouworganisaties.
Zij zijn opgericht en worden bestuurd door land- en tuin-
bouwers, jongeren en ouderen, mannen en vrouwen,
die leven van en werken op hun eigen land- of tuinbouw-
bedrijf. In Vlaanderen vormen de familiale land- en tuin-
bouwondernemingen de ruggengraat van de agrarische
sector.
De Vlaamse familiale land- en tuinbouwsector vormt de
basis van een zeer competitieve agrovoedingsketen,
die niet alleen zorgt voor de voedselzekerheid, maar ook
voor de lokale tewerkstelling en een positieve handels-
balans. De agrarische sector levert verder blauwe en
groene diensten die de waterhuishouding en het land-
schapsonderhoud van een streek versterken. De sector
zorgt voor groene energie, voor groenvoorziening en voor
recreatie dankzij een toegankelijk platteland. Daarom
verdient land- en tuinbouw bestaanszekerheid en ont-
wikkelingskansen. Daarvoor is een sterk en stabiel
beleid nodig dat voldoende flexibel is en garanties biedt
inzake grondgebruik, vergunningenbeleid, risicobeheer-
sing en inkomenszekerheid. Rekening houden met de
eigenheid van de sector is een teken van waardering
van beleidsmakers en maatschappij. Wij betreuren dan
ook dat het nieuwe Europese Landbouwbeleid onze fami-
liale bedrijven in toenemende mate bloot stelt aan de
volatiliteit van de wereldmarkt. Het familiaal karakter
van onze land- en tuinbouw staat ook garant voor een
duurzame verankering in de plaatselijke leefgemeen-
schappen en voor een belangrijke sociale meerwaarde.
Immers, deze bedrijven vormen het netwerk van een
sterke samenleving op het platteland.
Familiale land- en tuinbouwbedrijven zijn niet per
definitie klein. Ze ontwikkelen en groeien naargelang
het bedrijfsmodel en de beschikbare productiemiddelen
– grond, kapitaal, arbeid – dit toelaten. Er is een zekere
schaalgrootte nodig om efficiënt te kunnen produceren,
maar de familiale boer of tuinder is er zich van bewust
dat groei en omvang niet alleen zaligmakend zijn.
Familiale landbouw is efficiënt, duurzaam, flexibel en
veerkrachtig. Dat blijkt uit de manier waarop familiale
boerenbedrijven, overal ter wereld, omgaan met crisis-
sen: moedig, vindingrijk, vastberaden en met doorzet-
tingsvermogen.
Boerenbond & Landelijke Gilden neemt zich voor om in
2014 bijzondere aandacht te vragen voor de onvervang-
bare rol die de familiale land- en tuinbedrijven vervullen
in samenleving en economie in eigen land en – samen
met zusterorganisaties – in het zuiden. Wij pleiten voor
een familiale landbouw en een leefbaar platteland, maar
ook voor een goed nabuurschap en een vruchtbare wis-
selwerking tussen stad en platteland in ons verstedelijkt
Vlaanderen. De eigenheid en de bestuurskracht van de
plattelandsgemeenten verdient in rekening gebracht te
worden. Steden hebben een centrumfunctie maar het
platteland is geen restgebied. Ook daar gebeurt samen-
levingsopbouw, culturele expressie, maatschappelijke
innovatie; ook daar stellen zich specifieke problemen van
kansarmoede, dienstverlening, vergrijzing… Onze orga-
nisatie reikt de hand naar de steden om te komen tot een
harmonieus samenlevingsmodel tussen stad en platte-
land. Ik ben ervan overtuigd dat we elkaar veel te bieden
hebben.
Piet VanthemscheVoorzitter Boerenbond & Landelijke Gilden
Geachte lezer
4
Inhoud
05 Een jaar in vogelvlucht
21 Projecten: hefboom voor
toekomstgerichte innovatie
25 Boerenbond en projecten
26 > Boeren met buren
28 > Fish & chips
30 > agro|aanneming
32 > Het agrobeheercentrum Eco²
34 > Bio zoekt boer
36 > Het energieconsulentenproject
39 Landelijke Gilden en projecten
40 > Ehrenamt im ländlichen Raum
42 > Orde van de groene Bel
44 > Boer zoekt ERFgoed
46 > Plattelandseducatief netwerk Kempen & Maasland
48 > PURE Hubs
50 > Meerle, ons dorp
53 Achter de schermen
Een jaar in vogelvluchtDe Werktuigendagen, Agriflanders, de Dag van de Landbouw en het Open tuinenweekend waren hoogtepunten in de werking van Boerenbond & Landelijke Gilden in 2013. Daarnaast was er de permanente zorg voor vorming, belangen verdediging, dienstverlening en vertegenwoordiging.
5
6
Veelzijdig actief
2013 vormde de definitieve start van de nieuwe leden-
structuren. De organisatie werd actief op de nieuwe soci-
ale media. Boerenbond was betrokken in uiteenlopende
lokale syndicale dossiers.
Nieuwe ledenstructuren
Waar in 2012 in de provincies de nieuwe Boerenbond-
structuren vorm kregen, was het in het voorjaar 2013
aan de centrale structuren om met een nieuwe samen-
stelling van wal te steken. De nieuwe Bondsraad bestaat
uit alle leden van de provinciale besturen en de leden van
het Hoofdbestuur. De taak van de Bondsraad is onder
meer de evaluatie van de werking van het Hoofdbestuur
op basis van een zesmaandelijks verslag van de werk-
zaamheden. Tijdens de eerste vergadering van het
Hoofdbestuur in zijn nieuwe samenstelling werd Piet
Vanthemsche als voorzitter herkozen. Als ondervoor-
zitters werden Chris Coenegrachts in opvolging van
Peter Broeckx, wiens mandaat ten einde was, en Sonja
De Becker verkozen.
Piet Vanthemsche legde aan het Hoofdbestuur vijf
aandachtspunten voor: het inkomen van land- en tuin-
bouwers, voldoende landbouwgrond voor actieve boeren,
inspelen op maatschappelijke eisen, extra aandacht
voor bedrijfsopvolging en de plaats van Boerenbond en
de Landelijke Beweging in het maatschappelijk
middenveld.
Lokale belangenverdediging
Veel aandacht was er voor de havenuitbreidingen. Ging
in Antwerpen en Gent de strijd vooral om een eerlijke
natuurcompensatie, dan werden de landbouwers ten
zuiden van de haven van Zeebrugge geconfronteerd met
de discussies rond de aanleg van de AX. Het dossier van
het Schipdonkkanaal belandde in de diepvries maar
elders kregen Oost- en West-Vlaamse landbouwers te
maken met de zoektocht naar 500 ha natuur in het kader
van het rivierherstel Leie. Voor 14 landbouwers in en om
de Zuurbemde, op het grondgebied van Glabbeek en
Kortenaken, was het een donderslag bij heldere hemel
toen ze midden maart een brief in de bus kregen dat zij
vanaf 2013 hun pacht niet meer moeten betalen aan de
barones maar aan het Agentschap Natuur en Bos.
Nooit eerder werd Boerenbond zo duidelijk geconfron-
teerd met de om zich heen grijpende machtswellust van
het onroerend erfgoed. De discussies rond het Geweste-
lijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (GRUP) Ieperboog, in het
gebied van de Groote Oorlog, en de N60, in het zuiden
van Oost-Vlaanderen, zijn hiervan sprekende voorbeel-
den. In Antwerpen botste de organisatie in de streek
rond de Grote en de Kleine Nete op uiteenlopende plan-
nen, met het agrarisch gebied als enig wingebied. Het
gebrek aan ruimte om te ondernemen bleek uit de soms
vergeefse zoektocht naar gronden voor tuinbouwzones in
Hoog straten, Sint-Katelijne-Waver en Beveren en uit het
inperken van de aanspraken op agrarisch gebied in het
ontwerp-GRUP ‘Afbakening regionaalstedelijk gebied
Hasselt-Genk’. In Vlaams-Brabant slaagde Boerenbond
er in 26 gemeenten te engageren voor een ‘Tienpunten-
plan voor de Vlaamse Rand, landbouw de Ring rond’.
Nieuwe website
Op 5 november lanceerde Boerenbond zijn nieuwe web-
site als aanvulling bij de ledenbladen Boer&Tuinder en
Management&Techniek. De website heeft een sterke
zoekfunctie en kan informatie filteren per regio, sector
en thema. Met de vernieuwde website rondt Boerenbond
een traject af van heel wat vernieuwingen in de leden-
communicatie: de ledenbladen werden beter afgestemd
op elkaar en op de behoeften van de leden; e-nieuws-
brieven, meestal sectorgericht, zorgen voor een snelle
nieuwsoverdracht vanuit de diverse sectoren. Ook via
Facebook en Twitter speelt Boerenbond kort op de bal.
7
Voor de leden blijft op de website een gesloten gedeelte
voorbehouden, met meer toegevoegde waarde, dienst-
verlening en ondersteunende ‘tools’ zoals rekenbladen.
Beurzen
Agriflanders. Met 75.000 bezoekers kon Agriflanders in
januari 2013 positief afgesloten worden. De Boerenbond-
stand zette het nieuwe Europese landbouwbeleid cen-
traal. Via een rekenprogramma kon elk lid een raming
maken van zijn verwachte inkomenssteun op basis van
de toenmalige voorstellen van de Europese Commissie.
In december kon op Agribex de test overgedaan worden
op een geactualiseerd programma.
Werktuigendagen: een feestweekend. Met 78.000
bezoekers konden de Werktuigendagen terugblikken op
een meer dan geslaagde editie. De Werktuigendagen
blijven een uniek tweedaags evenement, waarbij de
duizenden bezoekers de machines in de praktijk aan het
werk kunnen zien. De Vlaamse overheid zowel als de
vakorganisaties als KBC zetten veiligheid en preventie in
de kijker. Op de Boerenbondstand liep het storm voor de
-30%-actie voor signalisatiemateriaal. De gloednieuwe
brochure ‘Signalisatie op landbouwvoertuigen’ werd
druk geconsulteerd.
Crisis op veel fronten
2013 werd gekenmerkt door schommelende verkoop-
prijzen, die soms op de meest onverwachte momenten
een duik namen. Verder kreeg vooral de veehouderij af te
rekenen met sterk stijgende productiekosten. Gelukkig
waren er sectoren die het wat beter deden. Zo klom de
melkveehouderij uit een diep dal en liet het kwaliteits-
volle rundsvlees een gemiddelde prijsstijging van 6,9%
noteren. Ook de akkerbouw mocht niet klagen.
Landbouwinkomen ondermaats stabiel
Naar jaarlijkse gewoonte raamde de Studiedienst van
Boerenbond in het najaar het inkomen op de ‘Vlaamse
boerderij’. Aan de hand van opbrengsten en prijzen werd
een omzetstijging van 4,5% en een kostenstijging van
5,4% genoteerd. Dit resulteerde in een inkomensverlies
van 2,8%. Aangezien er in 2013 minder mensen actief
waren in de sector, bleef het inkomen per persoon
stabiel op 23.304 euro per voltijdse arbeidskracht.
Na verrekening van de afschrijvingen, de uitgekeerde
subsidies en de productiegebonden belastingen en reke-
ning houdend met betaalde pachten en met intresten op
het bedrijfskapitaal, zou er volgens de najaarsbereke-
ningen op de Vlaamse boerderij een inkomen overblijven
van 887 miljoen euro. Daarmee ligt het inkomen voor
2013 11,4% onder het niveau van 2010 en zelfs ruim 20%
onder het gemiddelde inkomen van de referentieperiode
2003-2007. Deze berekeningen bleken op het einde van
2013 nauw aan te sluiten bij de resultaten die de over-
heid publiceerde.
Leghennensector in penibele situatie
Als gevolg van de omzetting van de Europese leghennen-
richtlijn raakte de eiermarkt eind maart gedestabiliseerd.
Door het tekort aan eieren en de hoge eierprijzen in 2012
werd alle legcapaciteit in Europa begin 2013 maximaal
benut. Overal in Europa waren er volop eieren met als
gevolg, de prijs stond onder druk. Ook de fokkers van
legrijpe poeljen deelden in de klappen. Boerenbond
hekelde het feit dat Europa zijn eigen legsector dwong
om zware omschakelingsinvesteringen te doen, terwijl
Europa de leghennenhouders aan hun lot overliet en
‘vrije’ import uit bijvoorbeeld Oekraïne toeliet.
Varkenshouderij in nood
In mei luidde de varkenssector de noodklok. Boosdoener
is de groeiende wanverhouding tussen de voederprijs en
de varkensprijs. Terwijl het voeder van 110% tot 180%
duurder is dan midden 2006, bleef de varkensprijs
schommelen tussen 90% en 110% in vergelijking met
diezelfde periode. De situatie woog zwaar op het moreel
van de boer en zijn gezin. Dat bleek meermaals tijdens
de discussieronde die in de eerste helft van mei liep in
de provinciale vakgroepen. Op 1 juli wijzigde de Vlaamse
Biggenprijscommissie de wekelijkse basisprijs met
10 euro per big. Dit was een belangrijke stap dichter bij
de verkoopsrealiteit waarvoor Boerenbond al lang aan-
dacht vraagt. Deze prijsverhoging is een belangrijke
stap, maar ze blijft nog onder het verkoopsniveau.
8
Gemengde gevoelens in groente- en sierteelt
De groentetelers kijken met gemengde gevoelens terug
op 2013. Sommige sectoren maakten een min of meer
normaal jaar mee, anderen met als uitschieters tomaten
en witloof, beleefden een bijzonder slecht jaar.
In combinatie met de gestegen opbrengsten per hectare
voor sommige groenten, was er de volumestijging voor
diepvriesgroenten van ruim 10%. Tegelijk stegen de con-
tractprijzen voor alle producten, met uitzondering van
bloemkolen. De combinatie van gestegen hoeveelheden
en gestegen prijzen leidde tot een globale stijging van de
omzet van diepvriesgroenten met 15% tegenover 2012.
De sierteeltsector kende een bijzonder moeilijk 2013.
Volgens de voorlopige cijfers zou de globale omzet van
de sector met zo’n 6% dalen tegenover 2012. De globale
omzet van sierplanten zou in 2013 ruim 5% lager uitval-
len dan in 2012; in de boomkwekerijsector zou de omzet-
daling oplopen tot 10%, met uitschieters tot 20%.
Fruitteelt met twee gezichten
Het hardfruitseizoen 2012-2013 werd in België en in de
rest van Europa gekenmerkt door een zeer kleine appel-
en perenoogst. Dit resulteerde in een gunstige prijs-
vorming. De prijsvorming voor het seizoen 2013-2014
ziet er minder rooskleurig uit. Vooral in oktober, novem-
ber en december werd er verkocht tegen kostprijs, als
gevolg van de grote oogst.
De middenprijs van de aardbeien lag een goede 15%
hoger dan in 2012. Deze prijs verbergt twee zeer
verschillende periodes. Het voorjaar kende een goed tot
zeer goed prijsverloop, vanaf half juli ging de prijs-
vorming stelselmatig achteruit. De bedrijven met een
traditionele mei- en junipluk kenden daardoor een goed
jaar. Substraatbedrijven met een jaarrondproductie
hadden een heel wat minder positief jaar.
Fiscale gunstmaatregelen verlengd
Bij de begrotingsopmaak besliste de federale regering om
de fiscale gunstmaatregelen met twee jaar te verlengen.
Deze fiscale gunstmaatregelen bestaan uit een drieluik:
een verlaging van het belastingtarief van 16,5% naar
12,5% op de zoogkoeienpremies en gewone toeslag-
rechten; een vrijstelling van belasting op de verkregen
investeringssteun (kapitaals- en rentesubsidie) in de
personenbelasting en ten slotte een verlaging van de
belasting op investeringssteun tot 5% in de vennoot-
schapsbelasting. De federale overheid heeft duidelijk
begrip getoond voor de argumentatie van Boerenbond
om via de fiscaliteit de financiële druk op de landbou-
wers te verlichten.
Vervroegde uitbetaling inkomenssteun
Midden september keurden de EU-lidstaten het voorstel
van de Europese Commissie goed om ook dit jaar de
toeslagrechten (50%) en zoogkoeienpremie (80%)
gedeeltelijk vervroegd uit te betalen. In tegenstelling tot
Nederland heeft Vlaanderen in het verleden zulke uit-
zonderingsmaatregelen steeds benut. Boerenbond drong
erop aan om dit ook in 2013 te doen. Minister-president
Kris Peeters is op de vraag ingegaan.
Een nieuw landbouwbeleid
2013 vormde een kanteljaar voor het Europese landbouw-
beleid. De toekomst van elk Europees landbouwbedrijf
lag mee in de weegschaal van een voortschrijdend Euro-
pees vergroeningsbeleid.
9
Europees budget
Midden februari bereikten de Europese staatshoofden en
regeringsleiders een politiek akkoord over het Europees
meerjarig financieel kader. Dit legt de maximale uitgaven
en inkomsten vast voor de komende zeven jaar. Het
schept duidelijkheid over de middelen voor het Gemeen-
schappelijk Landbouwbeleid vanaf 2014. Voor het eerst
in de Europese geschiedenis geeft de Europese Unie de
komende jaren minder geld uit. Het Agrofront (ABS,
Boerenbond en FWA) ging voor de aanvang van de bij-
eenkomst van de Europese Raad bij premier Elio Di Rupo
pleiten om voor ons land voldoende geld voor het land-
bouwbeleid, binnen te halen. Uiteindelijk had de Euro-
pese Raad, na meer dan vierentwintig uur onderhande-
len, oor voor de verzuchtingen van de Belgische
landbouw.
Grondig bijgeschaafd
Op 17 december liet het Litouwse EU-voorzitterschap
weten dat de hervorming van het Europees Landbouw-
beleid en de overgangsmaatregelen voor 2014 formeel
waren goedgekeurd op de Raad van landbouwministers.
Copa, de Europese koepel van landbouworganisaties,
wees erop dat het uiteindelijk resultaat er meer realis-
tisch en haalbaar uit ziet dan de oorspronkelijke voor-
stellen. De landbouwers zullen door de vergroening
echter meer inspanningen moeten leveren zonder dat
daar een aanvaardbare vergoeding tegenover staat. Eind
2013 was het wachten op de vele uitvoeringsbesluiten
van de Europese Commissie. Pas dan kunnen de lidsta-
ten definitief hun keuzes ter goedkeuring aan Europa
voorleggen. Het nieuwe beleid met de nieuwe toeslag-
rechten gaat in vanaf 2015.
Open ruimte kleurt steeds groener
2013 zal de geschiedenis ingaan als een scharnierjaar
voor het natuur- en bosbeheer in Vlaanderen. In de eerste
plaats was er de beslissing van de Vlaamse regering met
betrekking tot de gebiedsgerichte instandhoudings-
doelstellingen, die een zware claim zullen leggen op de
land- en tuinbouw in de omgeving. Daarnaast werd de
sector geconfronteerd met discussies rond belangrijke
aanpassingen aan het Natuur- en Bos decreet. Het nieuw
decreet Onroerend Erfgoed werd in het Vlaams parle-
ment gestemd.
De sterke schouders
Op 14 februari overhandigde het Agentschap voor Natuur
en Bos (ANB), na een intensief overlegproces met de
betrokken actoren, een uitgebreid pakket Instandhou-
dingsbesluiten aan het kabinet van Vlaams minister voor
Natuur en Leefmilieu, Joke Schauvliege. Dit pakket bevat
– naast de instandhoudingsbesluiten, die per speciale
beschermingszone de doelen vastleggen – onder meer
een implementatienota die aangeeft hoe Vlaanderen de
doelen op het terrein wil realiseren. De belangrijkste
bedenkingen bij die implementatienota van de sociaal-
economische actoren (VOKA, Unizo, ABS en Boerenbond)
werden via een standpuntennota overgemaakt aan de
Vlaamse regering. De volgende standpunten kwamen
aan bod:
•Lokaliseer de doelen doordacht.
•Trek voldoende middelen uit.
•Laat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.
•Behoud ruimte voor economische ontwikkeling.
Voor Boerenbond moet zo’n aanpak het mogelijk maken
om de natuurdoelstellingen te realiseren, maar tegelijk
een duurzame economische ontwikkeling toe te laten.
In de laatste regeringsvergadering voor het zomerreces
volgde de tweede principiële beslissing rond de gebieds-
gerichte instandhoudingsdoelstellingen. Om de delicate
balans tussen economie en ecologie in deze gebieden in
evenwicht te houden, werden politieke afspraken
gemaakt. Zij moeten leiden tot een meer gericht natuur-
beleid, een rechtszeker vergunningenbeleid en een billijk
flankerend beleid. Boerenbond zal er sterk over waken
dat de gemaakte afspraken correct uitgevoerd worden.
Omdat er in het instandhoudingsoverleg veel onduide-
lijkheid bleef bestaan over de mogelijke gevolgen van het
vergunningenbeleid, gaf Boerenbond aan het VITO een
studieopdracht die betrekking had op de problematiek
van verzurende deposities. Uit de studie bleek dat heel
wat landbouwbedrijven gelegen zijn in de buurt van
speciale beschermingszones, en dat de gevolgen voor
landbouw zeer zwaar kunnen doorwegen. De onthut-
sende resultaten werden uitvoerig besproken in het
Hoofdbestuur en voorgelegd aan de betrokken ministers
en hun administraties. Zij schrokken van de potentieel
10
zeer zware impact van het instandhoudingsbeleid op de
vergunningen van de land- en tuinbouwbedrijven die in
of nabij de speciale beschermingszones liggen. De over-
heid zoekt nu naar een uitweg via een programmatische
aanpak.
Wijziging Natuur- en Bosdecreet
Op 8 november keurde de Vlaamse regering enkele voor-
name wijzigingen aan het Natuur- en Bosdecreet goed.
Een belangrijk onderdeel heeft te maken met de omka-
dering van het instandhoudingsdoelstellingenbeleid. Bij
de principiële goedkeuring van de gebiedsgerichte doel-
stellingen in juli werd overeengekomen dat het aankoop-
beleid van het Agentschap voor Natuur en Bos en van de
terreinbeherende verenigingen gefocust moest worden
op de Europese natuurdoelstellingen. Ook werden het
principe van ‘Sterkste schouders, zwaarste lasten’, het
vermijden van een vergunningenstop en de ontwikkeling
van een programmatische aanpak voor stikstof vast-
gelegd. Voor Boerenbond was en is essentieel dat deze
afspraken verankerd worden in wetgeving. Het vooront-
werp van wijzigingsdecreet zet een aantal van de poli-
tieke afspraken om in regelgeving. Het wijzigingsdecreet
bevat een aantal moeilijke punten. Zo zal bewaakt
moeten worden dat de focus van het Vlaamse natuur-
beleid wel degelijk ligt op de realisatie van de Europese
doelstellingen.
Zonevreemde bossen
Het kappen van het zonevreemde maar waardevolle
Ferrarisbos in Wilrijk plaatste de problematiek van de
zonevreemde bossen op de politieke agenda. Het blijkt
dat 63.273 ha bos niet in bos-, bosuit breidings-, natuur-,
buffer-, groen- of parkgebied ligt. Ongeveer 30.000 ha
‘zonevreemd’ bos ligt in een gebied met een agrarische
bestemming. Er komt een plan van aanpak om de
zonevreemde bossen beter te beschermen. Een deel van
de oplossing zou erin kunnen bestaan om waardevolle
zonevreemde bossen een gepaste groene bestemming
te geven, zodat er meer zekerheid komt over hun voort-
bestaan. Boerenbond kan een doordacht plano logisch
initiatief ondersteunen, maar vraagt dat te koppelen
aan een planologische ruil operatie met zonevreemde
landbouw.
Onroerend erfgoed
Eind januari 2013 besliste de Vlaamse regering definitief
over het decreet ‘Onroerend erfgoed’. Een van de hete
hangijzers bij de bespreking was de – voor de agrarische
sector – vrij nieuwe discussie rond archeologie. Europese
richtlijnen moesten vertaald worden in Vlaamse regel-
geving. Volgens de eerste ontwerpteksten wordt zowat
elk agrarisch bouwproject in de toekomst onderworpen
aan een archeologisch onderzoek. De oppervlakte-
normen die in de voorstellen ingeschreven waren, bleken
in de praktijk onrealistisch. Verder zou de initiatiefnemer
de kosten moeten dragen, waardoor de financiële risico’s
en onzekerheden bij dergelijke projecten enorm groot
zijn. Op basis van deze argumenten besliste de Vlaamse
regering om sommige elementen bij te sturen. Op dit
ogenblik staan een aantal uitvoeringsbesluiten ter
discussie. Telkens weer pleit Boerenbond voor een realis-
tische aanpak zodat bedrijven die geconfronteerd worden
met beschermingsinitiatieven en erfgoedinventarisaties
meer rechtszekerheid geboden krijgen.
Werken aan een duurzame groei
Eind 2011 startte Boerenbond met een nieuw intern
denkproces. Er werd een strategische visie uitgewerkt
op de toekomst van de Vlaamse land- en tuinbouw in een
Europees en mondiaal perspectief. Daarbij wordt ingezet
op duurzame groei.
Duurzaam produceren binnen Vegaplan
Vanuit de distributiesector komt druk om meer duur-
zaamheidseisen te integreren binnen de Vegaplancertifi-
catie (Integraal Ketenkwaliteitsbeheersysteem - IKKB).
11
Generieke duurzaamheidseisen in het lastenboek ver-
hogen de geloofwaardigheid van de certificatie en
vermijden dat afnemers op zoek gaan naar andere pro-
ducenten. Op vraag van Fevia en Boerenbond onderzocht
UGent – op basis van enkele tientallen lastenboeken van
verwerkers en retailers – welke veel gevraagde duur-
zaamheidsindicatoren ontbraken in het IKKB-lasten-
boek. Op 12 december 2013 werd de Vegaplancertificatie
voorgesteld die met bijkomende generieke duurzaam-
heidsindicatoren was aangevuld.
Verduurzaming melkveehouderij
In overleg met alle betrokken partijen, melkveehouders
en zuivelindustrie, werd als een (verplicht in te vullen)
appendix van de IKM-certificering een duurzaamheids-
monitor opgesteld. Deze inventaris omvat 35 mogelijke
initiatieven die op een melkveebedrijf genomen kunnen
worden. De melkveehouder kan op basis van dit lijstje
zelf zijn duurzaamheidsaanpak opstellen. De inventaris
van de genomen maatregelen brengt beter in beeld wat
de sector realiseert inzake duurzaamheid.
Bestendig sojaschroot vermindert soja-import
De Sectorvakgroep Melkvee gaf aan ILVO de opdracht om
na te gaan of de melkveehouderij haar afhankelijkheid
van de onder druk staande soja-import kan verminderen.
In een samenwerkingsverband tussen ILVO, de Hooi-
beekhoeve, Inagro en het PVL in Bocholt werden allerlei
rantsoenproeven opgezet. Voor de vakgroep kunnen de
resultaten een bijdrage leveren aan een duurzame melk-
veehouderij. Het is ook belangrijk dat Vlaamse onder-
zoeksinstellingen voldoende praktijkgericht onderzoek
uitvoeren. Het consortium van ILVO en de verschillende
praktijkbedrijven kunnen dit gepast invullen.
Visienota varkenshouderij
Onder de vorm van de ‘Strategische visie varkenssector
2013-2018’ formuleerde de Sectorvakgroep Varkens zijn
prioriteiten. Uiteenlopende thema’s die nauw aansluiten
bij een van de dimensies van duurzaamheid – zoals
markt en marktmonitoring, onderzoek en neutrale voor-
lichting, sanitaire aspecten, starters en financiering en
wetgeving en maatschappij – komen in de visienota aan
bod. De nota biedt een basis om verder aan de slag te
gaan op alle betrokken beleids- en bestuursniveaus.
Antibiotica bewust gebruiken
Midden mei meldde de pers dat heel wat vlees in de
supermarkten besmet is met de gevaarlijke antibioticum-
resistente ESBL-bacterie. De boodschap van Boeren-
bond was dat antibiotica een zeer waardevol genees-
middel is, ook in de veehouderij, en dat de sector er alle
belang bij heeft om ze correct in te zetten. De sector
erkent dat dit niet altijd gebeurt. Daarom werkt Boeren-
bond binnen Amcra heel actief mee aan het opstellen
van maatregelen om het antibioticumgebruik in de vee-
houderij op een verantwoorde manier te verminderen.
Dit kan door het inbouwen van beperkende maatregelen
in de bestaande kwaliteitssystemen. Aan de overheden
(FOD Volksgezondheid, FAGG, FAVV), die elkaar soms
moeilijk blijken te vinden, werden concrete voorstellen
gedaan, onder andere op het vlak van het gebruik van
zinkoxide en het uitbouwen van een registratiesysteem.
Al is de melkveehouderij inzake antibiotica geen groot-
verbruiker, de sector wil zijn kop niet in het zand steken.
Op vraag van de Sectorvakgroep Melkvee werkte het
M-team van de faculteit Diergeneeskunde van UGent
een project uit om een beter inzicht te krijgen in het anti-
bioticumgebruik op melkveebedrijven.
Leren uit resultaten
Begin 2011 heeft Boerenbond het project REDab (reduc-
tie van antibioticumgebruik) opgezet. De doelstelling is
om bedrijven en hun bedrijfsdierenarts actief te begelei-
den bij het verminderen van het antibioticumgebruik.
Boerenbond werkt daarvoor samen met UGent. Het
begin verliep moeizaam, maar de tijd heeft zijn werk
gedaan. Beetje bij beetje groeiden het inzicht en het ver-
trouwen. Vandaag laten 64 varkensbedrijven zich bege-
leiden. De resultaten van de eerste 33 bedrijven zijn heel
bemoedigend. Gemiddeld vermindert het gebruik van
antibiotica met 73% bij zeugen en met 28% bij vleesvar-
kens. Erg belangrijk is natuurlijk dat de productiviteit op
de betrokken bedrijven niet gedaald is. Integendeel, het
productiegetal is gestegen, de voederconversie is verbe-
terd en het sterftecijfer gedaald. Dat betekent dat er heel
12
wat ruimte is voor vooruitgang en dat een hoog antibioti-
cumgebruik eigenlijk vermeden kan worden door een
goed veterinair management.
Milieu, een voortschrijdend verhaal
In 2013 stond op milieuvlak één vraag centraal: “Hoe
slagen wij erin om de afspraken die met Europa gemaakt
waren in het kader van het Mestactieplan, zo dicht
mogelijk te benaderen?”. De doelstelling om maximaal
16% slechte meetpunten in het oppervlaktewater te sco-
ren in 2014 blijft een enorme uitdaging.
Mestactieplan 5
Begin 2013 werd de sector geconfronteerd met nieuwig-
heden in de mestwetgeving, waaronder een daling van
de fosfaatbemestingsnormen voor sommige teelten en
een beperking van de opslag van vaste dierlijke mest op
het veld. Daarnaast was er het verplichte bemestingsad-
vies voor sommige groenten. De Vlaamse aanpak van de
mestverwerking geldt als voorbeeld in verschillende lid-
staten. Op korte termijn werd aan de overheid gevraagd
om zo snel mogelijk over te schakelen naar effectieve
terreincontroles, gebaseerd op een grondige risico-
analyse. Boerenbond nam de taak op zich om mee te
sensibiliseren rond gevoelige punten.
Voor de langere termijn (MAP 5) werkte de organisatie
een coherente visie uit, die uitgaat van een gebiedsge-
richte én bedrijfsgerichte benadering. Ook hier is de
filosofie gebaseerd op de stelling dat wie goed werkt,
beloond moet worden. Meerdere onderdelen van het
mestbeleid werden kritisch tegen het licht gehouden.
Het handhavingsbeleid, moet gebaseerd zijn op een
risicogedreven controlebeleid. Geen administratieve
boetemolen, de echte fraude moet aangepakt worden.
De organisatie is klaar om de discussie aan te gaan met
de andere landbouworganisaties, de milieubeweging en
de overheid.
Omgevingsvergunning
Het ontstaan van een omgevingsvergunning, een samen-
smelting van de huidige stedenbouwkundige vergunning
en de milieuvergunning, was één van de belangrijke
milieudossiers van 2013. In principe stemt Boerenbond
hiermee in want de integrale afweging en beoordeling
door de verschillende overheden en overheidsdiensten
zou moeten leiden tot een betere en meer coherente
besluitvorming. Toch bleef de organisatie de ontwikke-
lingen in het dossier kritisch opvolgen. Na bespreking in
de vakgroepen werd een toetsingskader opgesteld waar-
mee nagegaan kan worden of de realisatie van de omge-
vingsvergunning effectief een verbetering inhoudt voor
de land- en tuinbouwbedrijven. Samen met VOKA en
13
Unizo heeft Boerenbond eind februari zijn standpunt
krachtig geformuleerd naar de Vlaamse regering.
Op 19 april hakte de Vlaamse regering de knoop door.
Het Vlaams parlement moet het dossier nog verder
bespreken.
Silobandenproject
In overleg met minister Schauvliege, OVAM, Recytyre en
de landbouworganisaties startte een inzamelproject voor
silobanden. Eerst konden alleen landbouwers die hun
activiteiten stopgezet of afgebouwd hadden van de rege-
ling gebruik maken, vanaf 1 november werd het project
opengesteld voor actieve landbouwers. In 2013 werden
meer dan 500 aanvragen ingediend, waarvan de meeste
positief beoordeeld werden. Meer dan 200 ophalingen
werden al uitgevoerd en (gedeeltelijk)
terugbetaald. Het budget dat
OVAM en Recytyre bij de aanvang
van dit project vrijmaakten laat
toe om jaarlijks minstens 1500
ophalingen finan-cieel te
ondersteunen.
Fytolicentie
Eind april werd het Koninklijk Besluit over het duurzame
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoe-
gingsstoffen gepubliceerd in het Belgisch staatsblad.
Dit KB voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de
Europese richtlijn voor het duurzaam gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen. Een van de verplichtingen
is het invoeren van een systeem van certificaten voor
professionele gebruikers, distributeurs en voorlichters.
Voor deze certificaten moet een basisopleiding en een
systeem van permanente vorming opgezet worden.
In België zal dat gebeuren door de invoering van een
fytolicentie. Sinds 1 september kan men zo’n fytolicentie
aanvragen. Voor alle gebruikers, verkopers en voorlich-
ters van professionele gewasbeschermingsmiddelen zal
de licentie verplicht zijn vanaf 25 november 2015.
Boerenbond organiseerde al heel wat voorlichtingsver-
gaderingen met betrekking tot de fytolicentie waarbij de
consulenten de leden helpen bij het aanvragen van de
licentie.
Vlaams Klimaatplan
Op 28 juni gaf de Vlaamse regering haar definitieve goed-
keuring aan het Vlaams Klimaatbeleidsplan 2013-2020.
Het plan bestaat uit twee luiken: een Vlaams mitigatie-
plan (om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen)
en een Vlaams adaptatieplan (om de effecten van de
klimaatverandering in Vlaanderen op te vangen).
Het klimaatplan zet hoofdzakelijk in op bijkomende
sensibilisering en voorlichting met betrekking tot goede
landbouwpraktijken. Via goede landbouwpraktijken – een
efficiënt gebruik van grondstoffen, aangepaste teelttech-
nieken, aandacht voor de bodemkwaliteit en het gebruik
van duurzame en hernieuwbare energie – kan de
Vlaamse land- en tuinbouw een significante bijdrage
leveren aan het klimaat, zonder op economisch vlak veel
te moeten inleveren.
Vlaremtrein
Op 7 juni keurde de Vlaamse regering een nieuw pakket
milieumaatregelen (de zogenaamde Vlaremtrein) goed.
Via de Vlaremtrein worden een aantal Europese richt-
lijnen omgezet in Vlaamse wetgeving. De omzetting van
de richtlijn ‘Industriële Emissies’ en de richtlijn voor een
werden al uitgevoerd en (gedeeltelijk)
terugbetaald. Het budget dat
OVAM en Recytyre bij de aanvang
van dit project vrijmaakten laat
toe om jaarlijks minstens 1500
Gewasbescherming
Begin 2013 bracht het Europees Voedselagentschap
(EFSA) een rapport uit dat vaststelde dat sommige neo-
nicotinoïden een risico vormen voor bijen. Op basis hier-
van stelde de Europese Commissie voor om het gebruik
van neonicotinoïden te verbieden in gewassen die bijen
aantrekken. Het toepassen van het Commissievoorstel
zou het gebruik van heel wat middelen in België onmo-
gelijk maken. Voor sommige gewassen zijn immers geen
alternatieven beschikbaar voor de strijd tegen bepaalde
schadelijke insecten. In teelten waar wel alternatieven
voorhanden zijn, zullen meer behandelingen nodig zijn
waardoor het risico op resistentie toeneemt. Eind
november besliste het beroepscomité van de Europese
Commissie om het gebruik van drie neonicotinoïden nog
in beperkte mate toe te laten. Zo kunnen neonicotinoïden
dus nog een rol blijven spelen in een duurzame gewas-
bescherming van sommige gewassen.
14
duurzaam gebruik van pesticiden leidden tot belangrijke
wijzigingen. Daarnaast werd ook het hoofdstuk stookin-
stallaties grondig bijgestuurd.
brengen. In ruil daarvoor krijgen ze toegang tot de trans-
actielijst, waardoor ze de markt nog beter zullen kunnen
inschatten.
Generiek lastenboek garandeert rundvlees-kwaliteit. Op 1 juli was het generieke lastenboek voor
rundvlees een feit. Een jaar onderhandelingen over de
voorwaarden en de inhoud resulteerde uiteindelijk in een
uniforme aanpak en een kostenbesparing in de rund-
vleesketen. Door gecertificeerd te zijn voor het generiek
lastenboek verzekert de vleesveehouder zich van een
potentiële afzet bij alle supermarktketens en slagerijen
die het lastenboek erkennen. Midden juli bevestigden
Colruyt, Delhaize, de Beenhouwersbond en de deel-
nemers aan het BBQS-systeem (Carrefour, Mestdagh-
Champion, Detry, GHL Groupe en Cora) al hun deelname
aan dit systeem.
Nieuwe producentenorganisatie
Begin maart beslisten de melkveehouders die melk
leveren aan Danone Hombourg Recolte (DHR) – die voor
haar fabriek in Rotselaar melk ophaalt bij 213 melkvee-
houders in de provincies Antwerpen, Limburg en
Vlaams-Brabant – op een algemene vergadering in Geel
om een producentenorganisatie op te richten. De eerste
producentenorganisatie bij een private koper was hier-
mee een feit. Zo’n producentenorganisatie wordt geen
eigenaar van de melk, maar onderhandelt namens de
leden over de leveringsvoorwaarden. Men stond meteen
al voor grote uitdagingen, want enkele maanden later
besliste DHR tot een herstructurering van de melkaan-
voer, waardoor een aantal leveraars moest opstappen.
Kwaliteit witblauw rundvlees beter onderscheiden
Op 15 juli werd in Gembloux de eerste stap gezet voor de
aanvraag van een Europese Beschermde Geografische
Aanduiding voor Belgisch witblauw rundvlees. Dit Euro-
pese oorsprongslabel geeft de consument die witblauw
kwaliteitsrundvlees zoekt, extra garanties. Alleen dieren
die geregistreerd zijn als behorend tot het witblauwe ras
en die voldoende raszuiver zijn, komen in aanmerking
voor dit label. Verder zijn er voorwaarden gesteld aan de
voeding, moeten zoogkoeien de mogelijkheid hebben van
Er beweegt iets in de keten
Sinds 2009 zitten alle schakels van de voedingsketen
rond de tafel in het ketenoverleg. Het ketenoverleg kan
de marktwerking transparanter maken en de positie van
de landbouwsector in de keten versterken.
Duidelijker zicht op prijsvorming
Meldpunt vleesveeprijzen. In de vleesveehouderij is
het bijzonder moeilijk om een juist beeld te krijgen van
de prijsevoluties. Daarom creëerde Boerenbond begin
februari 2013 op zijn website een meldpunt waar de
leden-vleesveehouders hun verkoopprijzen kunnen mel-
den en waar ze een zicht kunnen krijgen op de werkelijke
verkoopprijzen van hun collega’s. De resultaten, die
ter beschikking komen op anonieme basis, moeten de
vleesveehouder een stuk sterker maken bij zijn volgende
verkopen.
Aardappelen. Boerenbond, ABS, PCA, Fiwap en Bel-
gapom voegden in het voorjaar een nieuw prijsinfor-
matiesysteem toe aan de bestaande informatiekanalen
voor de Belgische aardappelmarkt. Via Pommak kunnen
deelnemers een lijst met transactiegegevens voor con-
sumptieaardappelen raadplegen die ingebracht zijn door
de telers en afnemers zelf. De deelnemers verbinden
er zich toe hun transacties meteen na de verkoop in te
15
weidegang en mogen er slechts een beperkt aantal die-
ren verhandeld worden tussen bedrijven.
Internationaal ketenoverleg
Het ketenoverleg wordt steeds meer een Europees ver-
haal. Dat was ook de bedoeling. Er moet veel aandacht
zijn voor het behoud van een gelijk speelveld. Voorbeeld
is de kostprijsindex voor varkensvlees. In het Belgische
ketenoverleg werd beslist om hier verder werk van te
maken, naar het voorbeeld van de vleesveesector.
Maar er is een enorm verschil tussen de markt voor
rundvlees, die vooral een Belgische markt is, en de
markt voor varkensvlees, die zeer internationaal is.
Voor de ene markt zijn Belgische afspraken nodig, voor
de andere Europese.
Van stadsrand tot platteland
Stadslandbouw is geëvolueerd van een begrip, dat zich
beperkte tot sociaal gerichte initiatieven binnen de
stadsmuren tot een begrip dat ook de (gangbare)
landbouw in de stadsrand omvat. In 2013 ging het
Plattelandsfonds van start, een syndicaal strijdpunt van
Boerenbond dat meer dan een decennium nodig had om
gerealiseerd te worden.
Dag van de Landbouw
De 31ste ‘Dag van de Landbouw’ ging door op 15 septem-
ber. De opkomst van 70.000 bezoekers die samen 100.000
bezoeken aflegden, illustreert hoe graag de burgers wil-
len ontdekken hoe het echt werkt. Bijna 50 land- en tuin-
bouwbedrijven hebben, verspreid over heel Vlaanderen,
hun steentje bijgedragen om het beste van de land- en
tuinbouw te tonen. Driekwart van de bezoekers kwam van
buiten de landbouw. Speciale aandacht werd gevraagd
voor de strijd om de grond, waarmee vele bedrijven dage-
lijks geconfronteerd worden.
Stadslandbouw
De Vlaamse land- en tuinbouw speelt zich grotendeels af
in een verstedelijkte omgeving, met alle voor- en nade-
len vandien. Meer dan 140.000 ha Vlaamse landbouw-
grond ligt in stadsgewesten, dus niet in het landelijke
gebied. In de stadsgewesten zijn 6000 boeren actief.
In het Hoofdbestuur van oktober werd een visienota
‘Stadslandbouw’ besproken. Al gauw bleek dat een dui-
delijk onderscheid gemaakt moet worden tussen stads-
landbouw en stadstuinieren. Stadslandbouw omvat de
bedrijven die in de stad of in de ruime stadsrand liggen
en een duidelijke relatie met de stad hebben. Voor die
bedrijven kan de nabijheid van de stad voordelen hebben.
Stadslandbouw mag geen druk zetten op de grond en
moet een eerlijke kijk bieden op de gangbare landbouw.
Boerenbond werkte al mee aan initiatieven rond stads-
landbouw, maar versnipperd en niet structureel. Het
Hoofdbestuur vroeg nu alle expertise te bundelen in een
overzichtelijke nota. Voor stadslandbouw kunnen Boe-
renbond, KVLV-Agra en Groene Kring waardevolle part-
ners zijn. Voor initiatieven rond stadstuinieren hebben
Landelijke Gilden en KVLV heel wat kennis in huis.
De Boerenbondbewegingen beschikken over een breed
netwerk van boeren, hoeveproducenten …
Plattelandsfonds
Naar aanleiding van de begrotingscontrole trok de
Vlaamse regering acht miljoen euro uit voor de uitvoering
van het Plattelandsfonds. Hierdoor konden 50 Vlaamse
plattelandsgemeenten van 1 tot 31 oktober bij de
Vlaamse Landmaatschappij projecten indienen waarmee
ze plattelandsdoelstellingen willen realiseren. De eerste
ronde voor het Plattelandsfonds werd meteen een
succes. De 50 gemeenten dienden maar liefst 102 projec-
ten in.
Land- en tuinbouw in de Vlaamse Rand
In de 19 gemeenten van de Vlaamse Rand rond Brussel
zijn 670 landbouwers actief op 16.500 ha. Boeren in de
rand van Brussel schept knelpunten, maar zeker ook
uitdagingen. Boerenbond startte een denkproces over de
toekomst van en de aandachtspunten voor de landbouw
in de Vlaamse Rand op een netwerkavond, waar land-
bouwers de handen in elkaar sloegen om beleidsmakers
bewust te maken van het belang en de meerwaarde van
de land- en tuinbouw in de Rand. Op 9 december werd
het charter voor land- en tuinbouw in de Vlaamse Rand
ondertekend. 26 gemeenten engageerden zich om,
16
samen met de provincie, een daadkrachtig beleid te voe-
ren rond land- en tuinbouw en rekening te houden met
het ‘Tienpuntenplan voor de Vlaamse Rand, landbouw de
Ring rond’.
Nieuw besluit rond zorgboerderijen
In 2012 werden 407 zorgboerderijen vergoed voor de
zorgactiviteiten op hun bedrijf en waren er 1041 zorg-
boerderijovereenkomsten voor een totaal subsidiebedrag
van bijna 1,3 miljoen euro. Midden oktober 2013 gaf de
Vlaamse regering haar goedkeuring aan het besluit over
de subsidies voor land- of tuinbouwers die diversifiëren
naar zorgactiviteiten. De samenwerking tussen minister-
president Kris Peeters, minister Jo Vandeurzen (onder
meer bevoegd voor bijstand aan personen en voor
gezondheidsbeleid) en minister Pascal Smet (bevoegd
voor onderwijs) leidde tot een kwaliteitsvolle en succes-
volle formule van zorgboerderijen in Vlaanderen.
Politiek memorandum
De Landelijke Beweging is een middenveldorganisatie
die meer dan 200.000 leden telt. Naar aanleiding van de
verkiezingen van 2014 bereidde de beweging een memo-
randum voor dat de nadruk legt op een leefbaar platte-
land en op het recht om te boeren. Het is de bedoeling
om het memorandum toe te lichten bij de voorzitters van
alle democratische Vlaamse politieke partijen.
Boerenbond & Landelijke Gilden zal naar aanleiding van
de verkiezingen een sterke eisenbundel bekend maken.
Wat goed is, moet behouden worden; waar nodig moet
het Europese, federale en Vlaamse beleid bijgestuurd
worden.
Verkeerswetgeving
Om een duidelijk onderscheid te maken tussen tractoren
ingezet voor landbouw-, tuinbouw- en bosbouwdoelein-
den en tractoren voor andere gebruiksdoeleinden werd
de rode G-kentekenplaat ingevoerd. Er werden echter
meteen een hele reeks uitzonderingen geformuleerd
waardoor er veel onduidelijkheid ontstond.
De landbouwkentekenplaat
De transportsector vroeg al lang om paal en perk te stel-
len aan transportactiviteiten met tractoren die land-
bouwvoordelen genieten (rode diesel, vrijstelling van
periodieke keuring, rijbewijs G …). Het Agrofront (ABS,
Boerenbond en FWA) ging in overleg met de transportfe-
deraties en de overheid en nam daarbij een construc-
tieve houding aan. Voor het Agrofront was het cruciaal
om de landbouwvoordelen te behouden. Na lang overleg
kwamen alle betrokken partijen tot een akkoord.
De invoering van de landbouwkentekenplaat liep en loopt
echter niet van een leien dakje. Er moest met de
Vlaamse Belastingdienst overlegd worden over de weg-
verkeersbelasting en het eurovignet. Iedereen die een
landbouwtrekker gebruikt voor particuliere of professio-
nele landbouw-, tuinbouw- of bosbouwactiviteiten blijft
vrijgesteld van de wegverkeersbelasting en het euro-
vignet. Om een onderscheid te kunnen maken inzake
brandstof, zullen sommige tractoren in de toekomst
onderworpen worden aan een periodieke keuring. Hier
pleitte het Agrofront voor het behoud van de vrijstelling
voor tractoren die voor particuliere of professionele
landbouw-, tuinbouw- en bosbouwactiviteiten gebruikt
worden. Deze vrijstelling is nog niet verworven.
Nieuwe regelgeving voor verkeers-signalisatie
Nu landbouwvoertuigen en -machines steeds groter,
zwaarder en krachtiger worden, het autoverkeer nog
toeneemt en de recreatieve weggebruiker steeds meer
gebruik maakt van de typische landbouwwegen, is
wederzijds begrip en respect voor de verkeersregels
noodzakelijk. Boerenbond heeft constructief meege-
werkt aan de wijzigingen van de verkeersreglemente-
ring. Er werd duidelijkheid geschapen over het uitsteken
van gedragen machines voor en achter een tractor en
over de totale lengte van een tractor, inclusief de gedra-
gen machines. De overheid voerde nieuwe regels in voor
de signalisatie van gedragen machines. Boerenbond
maakte hiervoor de brochure ‘Signalisatie op landbouw-
voertuigen’ waarin de nieuwe regels worden toegelicht.
Samen met de andere landbouworganisaties, Fedagrim
en landbouw-service werd deze brochure voorgesteld tij-
dens de Werktuigendagen.
17
Tuinwerking
Open tuinenweekend
Tijdens het Open tuinenweekend van 29 en 30 juni wer-
den 235 bijzondere tuinen opengesteld voor het publiek.
Vormgeving en kleurencombinaties waren belangrijke
selectiecriteria. Steeds vaker komen de tuinen ook tege-
moet aan de ecologische noden van mens en dier. Bijen
zijn daar een mooi voorbeeld van. Zowel honingbijen als
solitaire bijen zijn vaste bezoekers van de tuin. De keuze
om ‘bijen’ als centraal thema voor Open tuinen 2013 te
nemen, was een schot in de roos. Voor de inhoudelijke
inbreng van het thema kon gerekend worden op de
imkers van de Koninklijke Vlaamse Imkersbond. Tijdens
het Open tuinenweekend stonden ze de bezoekers te
woord in verschillende tuinen. Om het thema aan te kon-
digen voerden de deelnemende tuineigenaars promotie
met opvallende ‘bijencampagneborden’. Als dank voor
hun deelname ontvingen zij een speciaal voor Landelijke
Gilden ontworpen bijenhotel.
Radio2-Tuindag
Elk jaar vindt op 1 mei in Bokrijk de succesvolle Radio2-
Tuindag plaats. Landelijke Gilden sprong in 2013 op de
kar met het bijenthema. Radio2 lanceerde het thema tij-
dens de uitzendingen. Bokrijk stelde een groot plein ter
beschikking dat Landelijke Gilden invulde. Alles kwam
aan bod: de Open tuinen, de schooltuinactie, tuinreizen,
tuinactiviteiten, … De invloed van landbouw op de bijen-
populatie werd didactisch uit de doeken gedaan. De
Koninklijke Vlaamse Imkersbond demonstreerde zowat
alles over de honingbij, van beestje tot afgewerkt honing-
product. Plattelandsklassen bracht het ‘bijenverhaal’ op
een speelse manier onder de aandacht van jonge bezoe-
kers. Aan de infostand van Landelijke Gilden was het een
overrompeling. Bezoekers stonden aan te schuiven voor
een tuingadget, voor deelname aan een wedstrijd of voor
informatie over Landelijke Gilden.
Hoogtepunt van de dag was ongetwijfeld de bouw van het
grootste bijenhotel van Vlaanderen. Tientallen vrijwilligers
van verschillende landelijke gilden zakten al heel vroeg
af naar Bokrijk om te helpen. Ze werkten samen met de
jonge bezoekers aan kleine modules en monteerden die
in het grote frame van het bijenhotel. Ruim 30.000
18
bezoekers van Bokrijk maakten op 1 mei kennis met
Landelijke Gilden.
Nog meer tuin
Andere vaste waarden in de tuinwerking van Landelijke
Gilden zijn de schooltuinen en het activiteitenaanbod
rond tuin in de lokale afdelingen en de regionale tuin-
clubs. Als ‘steraanbieding’ werd voor ‘kruiden’ gekozen,
een thema dat in heel wat afdelingen op veel interesse
van de leden kon rekenen. De schooltuinwerking groeide
in 2013 met maar liefst 140 deelnemers. Verder bleven
de tuinreizen in samenwerking met Omnia Travel bijzon-
der succesvol.
Armoede (op den) buiten
Armoede op het platteland blijft meestal verborgen. Toch
is het een harde dagelijkse realiteit voor (te) veel platte-
landsbewoners, waaronder heel wat ouderen, eenouder-
gezinnen of ondernemers met tegenslag. Onbekend is
onbemind: wat niet gekend is, krijgt te weinig aandacht.
Daarom was Landelijke Gilden blij met de vraag van
Welzijnszorg vzw om - samen met KVLV, Mobiel 21 en
Welzijnsschakels - campagnepartner te worden van de
eindejaarscampagne 2013 met als titel ‘Armoede (op
den) buiten’. De campagne had drie doelstellingen: een
ruim publiek bewust maken van armoede in eigen land;
het beleid stimuleren om armoedeproblemen bij de wor-
tel aan te pakken en fondsen werven voor voorbeeldpro-
jecten. Landelijke Gilden werkte mee aan al deze doel-
stellingen.
Sleutels voor een leven zonder armoede
Armoede is een schande in onze welvaartsstaat. Alleen
een goed beleid kan voor een structurele verbetering
zorgen van de leefsituatie van personen in armoede.
Landelijke Gilden schreef mee aan heel concrete voor-
stellen voor een echt armoedebeleid, gebundeld in vier
krachtige politieke eisen: toegankelijke diensten en voor-
zieningen in elke gemeente, basismobiliteit van mensen
in armoede, extra middelen in het Plattelandsfonds spe-
cifiek voor kwetsbare doelgroepen en de uitbreiding van
een betaalbaar, kwalitatief woningaanbod.
Als animatiemodel werkte Welzijnszorg een sleutelpeti-
tie uit. Duizenden leden van Landelijke Gilden en andere
plattelandsbewoners hebben hun naam op een sleutel
gezet. Zo ondersteunden ze de politieke eisen tot een
betere dienstverlening op het platteland, met bijzondere
aandacht voor mensen die in armoede leven. Alle sleu-
tels werden, samen met Welzijnszorg, aan de betrokken
vakministers uit de Vlaamse regering (armoedebestrij-
ding, mobiliteit, wonen, platteland ...) bezorgd.
Soep op de stoep
Een dampende beker soep, in ruil voor een vrije bijdrage.
Dat was de basis van ‘soep op de stoep. Het was een
lekker, gezond en een warm gebaar van solidariteit met
de vele vrijwilligers en projecten die de strijd met
armoede aangaan. Voorzitter Piet Vanthemsche dook
samen met de kookclub van de Landelijke Gilde Opwijk-
Mazenzele de keuken in om een reclamefilmpje te
maken waarmee hij de landelijke gilden opriep zelf een
‘soep op de stoep’ te organiseren. Op tientallen plaatsen
hebben landelijke gilden dit gedaan, meegewerkt met
een lokale actiegroep of een ander initiatief opgezet.
Met succes en tot tevredenheid van de vrijwilligers.
Spaarvarkens tegen armoede
In de provincie Oost-Vlaanderen kregen alle landelijke
gilden een spaarvarkentje, met de vraag het goed vet te
mesten tegen de ledenwervingsavond van 8 november.
Het was een geslaagde actie die duizenden euro’s in het
laatje bracht.
19
Verdere werking
Is armoede hiermee uit de wereld geholpen? Jammer
genoeg niet. Maar elke kleine stap voorwaarts is belang-
rijk. Daarom zal Landelijke Gilden blijvend aandacht aan
dit dossier besteden. Door solidariteitsacties te onder-
steunen, door concrete beleidssuggesties te helpen rea-
liseren en door na te denken hoe kansengroepen een
betere toegang kunnen krijgen tot de activiteiten.
Communicatie
Landelijke Gilden wil een leuke, warme vereniging zijn
die ruim gekend moet zijn. Dit is het uitgangspunt van
het communicatieplan 2013-2015. In 2013 werden
drie campagnes opgestart. Voor elk van de campagnes
kregen diverse producten en acties vorm.
In het voorjaar werd de tuinwerking in de kijker gezet.
Op www.detuinin.be kon men een goed overzicht vinden.
Het vernoemen waard is een opvallende guerrilla-actie,
opgezet om meer aandacht te krijgen voor het evene-
ment Open tuinen. Er werden 735 borden met bijen in de
voortuin van de deelnemende tuineigenaars geplaatst en
er werd een persbericht verzonden. Deze actie bracht
heel wat free publicity op. Het filmpje voor de sociale
media werd 22.634 keer bekeken. De website www.open-
tuinen.be trok meer bezoekers dan in 2012.
In de zomer waren de recreanten (fietsers en wande-
laars) op het platteland het doelpubliek. Het platteland
heeft immers heel wat te bieden tijdens de zomer.
Bijna alle gilden spelen hier op in en organiseren ple-
zante zomeractiviteiten: met fiets- en wandeltochten,
brunches, barbecues, hoeve- en oogstfeesten,…
Zoals ieder jaar was er ook de Nationale Streekzoek-
tocht en de Dag van de Landbouw.
De recreatieve fietstochten, een reeks van 13 fiets-
tochten die startte met de Haspengouwse Gordel op
Pinkstermaandag en eindigde met Fietselieren begin
september, kregen met de zomercampagne een extra
impuls. Zo werd er heel wat aandacht besteed aan de
visibiliteit van Landelijke Gilden in het landschap. Naast
de gebruikelijke promotiematerialen werden er heel wat
20
extra promotiegadgets aangemaakt zoals fietsvlaggetjes
en tyvekbandjes. Ook online en in de gedrukte media
kregen de tochten extra aandacht. Via www.defietsop.be
werd iedereen gestimuleerd tot fietsen. De webpagina’s
van de recreatieve fietstochten werden bijna 80% keer
meer bezocht dan in 2012.
De derde campagne besteedde aandacht aan het platte-
land als thema en als decor voor de typische herfst- en
winteractiviteiten. Dikwijls gaat het om binnenactivitei-
ten zoals workshops over koken, tuinieren, cocktails
maken … Daarnaast zijn er heel wat voordrachten, cultu-
rele optredens en feesten. Sommige afdelingen bezoch-
ten een brouwerij, anderen organiseerden een stadsbe-
zoek. Darnaast waren er nog de activiteiten in eigen dorp
zoals een hapjestocht, een Halloweenavond of een kerst-
boomverbranding. Telkens ging het om een combinatie
van ontspanning en cultuur. Tot slot was er de Platte-
landsacademie, het instrument voor studie en vorming
rond alle thema’s die betrekking hebben op het platte-
land en de plattelandsbewoners.
Dorpen en dorpenbeleid
Een dorp combineert drie elementen: de bewoners, de
bebouwing en de voorzieningen. Het samengaan van die
drie maakt elk dorp uniek. Samen met rust, ruimte en
boerderijen wordt het platteland getypeerd door die
unieke dorpen. Veel plattelandsbewoners zeggen dat ze
in een dorp wonen. In hun ogen onderscheiden ze zich
daarmee van stadsbewoners. Ze zeggen ‘dorp’ omdat ze
zich daar iets kunnen bij voorstellen, omdat het over-
zichtelijk is, omdat het een deel van hun identiteit vormt.
Beleidsmakers hebben er echter minder gevoel voor.
Structuurplannen hebben het nog wel over ’hoofddorp’
en ‘woonkern’ maar verder is er weinig animo voor een
beleid dat dorpen aanbelangt. In Nederland is een dor-
penbeleid veel meer gebruikelijk.
De eerste Plattelandsacademie van 2013 was aan het
dorpenbeleid gewijd. Vlaanderen voorziet een extra
behoefte aan 330.000 woningen (of meer) binnen tien
jaar bovenop de 2,7 miljoen bestaande woningen.
Ongeveer 40 % daarvan zal op het platteland gereali-
seerd worden. In de toekomst zullen de dorpen dus
groeien. Helaas tonen berekeningen ook aan dat de
bouwgrondreserve nog voor méér dan 30 % in lint-
bebouwing ligt. In veel streken hinderen de bebouwde
linten nu al de plattelandsbeleving. Ze zorgen nog voor
andere economische minwaarden: aanleg van nutsvoor-
zieningen, onveilige verkeerssituaties, ecologische ver-
snippering, …
Dorpsontwikkeling moet hoog op de agenda komen.
De stedenbouwkundige dimensie vormt de basis. Naast
dorpskernversterking moeten goede manieren om in te
breiden én uit te breiden worden gezocht. Met behulp
van een beeldkwaliteitsplan zoals in Bonheiden en
Landen, kan de lokale overheid veel meer kwaliteit bij
het bouwen bekomen. Ook het team van de Vlaamse
Bouwmeester kan een rol spelen. Zij bemiddelen onder
meer tussen de architect en de opdrachtgever over de
kwaliteit van de publieke ruimte. Daarnaast is er de
sociale dimensie. Dorpsontwikkeling betreft een dorps-
gemeenschap die moet kunnen ontwikkelen. Daarvoor is
ruimte nodig, en voldoende afspraken. De meeste dor-
pen, zeker in de schaduw van de steden, zijn woondorpen
geworden zonder veel sociaal leven. De auto is er heer
en meester. Voor de leefbaarheid op lange termijn, voor
de oudere bevolking is dit geen gewenste situatie. Door
lokale activiteiten te organiseren met de bewoners,
sociale zowel als economische, kan het dorpsleven
reanimeren. Creatieve oplossingen voor de verschraling
van de voorzieningen zijn nodig. Het streefbeeld van een
‘woondorp-plus’ wenkt. Dit is geen pleidooi om in elke
kern allerlei gesubsidieerde initiatieven te organiseren.
Onze voorkeur gaat uit naar de methode burgerpartici-
patie. Met de mensen nadenken over de toestand, hen
betrekken bij beslissingen en een dorp bouwen en ont-
wikkelen waar de toekomstige uitdagingen een antwoord
krijgen, daar komt het op aan.
21
Projecten hefboom voor toekomstgerichte innovatieNaast de vaste kerntaken van Boerenbond & Landelijke Gilden werkt de organisatie al ruim vijftien jaar aan projecten. Hiermee speelt ze in op de uitdagingen waarmee de leden in de toekomst geconfronteerd zullen worden. Het is immers niet alleen belangrijk om ‘mee’ te zijn, de organisatie wil in de spits staan inzake innovatie. Ook in 2013 investeerde Boerenbond & Landelijke Gilden sterk in de verdere uitbouw van haar projectwerking.
21
22
Voorbereiding op de toekomst
Innovatie die de leden ten goede komt, daar is het om te
doen. Werken via projecten biedt heel wat kansen om
toekomstgerichte innovatie op gang te brengen. Het sti-
muleert mensen om ‘out of the box’ te denken en brengt
ook tijd en (financiële) middelen aan om met innovatieve
oplossingen te experimenteren, om ze te toetsen op hun
haalbaarheid én om de goede voorbeelden te demon-
streren aan andere geïnteresseerden. Boerenbond &
Landelijke Gilden koos resoluut voor projectwerking om
de innovatie binnen de werking te stimuleren. De koplo-
perspositie die hiermee wordt ingenomen, wordt telkens
vertaald in een versterking van de manier waarop Boe-
renbond & Landelijke Gilden haar leden ondersteunt en
voorbereidt op de toekomst.
Hefboom voor innovatie
Het succes van deze aanpak wordt bewezen door het feit
dat heel wat nieuwe ankerpunten binnen de werking ooit
als tijdelijke projecten ontstonden. Later groeiden ze uit
tot een eigen werking die tot op vandaag inspeelt op de
behoeften van de leden. Het Innovatiesteunpunt, het
Steunpunt Groene Zorg en - recent nog - het agrobe-
heercentrum Eco² zijn hiervan sprekende voorbeelden.
Ook op andere manieren stimuleert projectwerking de
innovatie bij de leden. Ruim 6200 leden van Boerenbond
& Landelijke Gilden werden in 2013 ondersteund vanuit
projecten. Zij kregen vorming, advies, dienstverlening en
promotie bij technologische innovatie of bij de ontwikke-
ling van nieuwe diensten en producten op hun bedrijf.
Leden van Landelijke Gilden werden ondersteund bij de
ontwikkeling van nieuwe acties voor een leefbaar platte-
land. Overigens vaak zonder te beseffen dat deze steun
vanuit een project georganiseerd werd…
Slim organiseren
In 2013 liepen vijfendertig projecten rond zeer diverse
thema’s. Hierin waren ruim dertig medewerkers voltijds
geëngageerd. Deze projectmedewerkers werden volgens
noodzaak ondersteund door collega’s vanuit de hele
organisatie, zowel consulenten als adviseurs van de stu-
diedienst. Voor ieder project konden zo de juiste mensen
met de juiste kennis ingezet worden.
Werken via projecten vereist een specifieke organisatie
en expertise. Vier jaar geleden werd daarom een Pro-
jectcel opgericht om alle projecten te ondersteunen en
de coördinatie van de projectwerking binnen de organi-
satie op te nemen. Om projectmiddelen nog efficiënter in
te kunnen zetten ten voordele van de leden, werd in 2013
een fusie voorbereid tussen de Projectcel en het Innova-
tiesteunpunt. In 2014 vloeien beide diensten samen,
waardoor nog meer middelen voor de uitvoering van
innovatieve projecten kunnen vrijgemaakt worden.
Stevig investeren
Naast een slimmere organisatie zijn er ook middelen
nodig. Boerenbond & Landelijke Gilden investeren fors in
projectwerking om, samen met de structurele partners
Cera en KBC, belangrijke innovatieve projecten op de
sporen te zetten. Deze investering zal in de komende
jaren nog verder uitgebouwd worden. De eigen middelen
vormen dan weer de hefboom voor het aantrekken van
bijkomende provinciale, Vlaamse en Europese projectfi-
nanciën. Zowel Vlaanderen als Europa hebben immers
duidelijk begrepen dat innovatie nodig is voor de econo-
mische ontwikkeling, de milieutechnologie en de platte-
landsontwikkeling. Al deze beleidsniveaus schakelen
meer en meer over van een structurele werking naar
een meer projectmatige aanpak om op die manier
onderzoek en vernieuwing te stimuleren. Daar speelt de
projectwerking graag op in.
23
Projectmatig aan de slag
Een project is een tijdelijke groep van activiteiten die als
doel hebben om een uniek product, dienst of resultaat te
bereiken. Een project heeft dus een duidelijk begin en
einde, met een duidelijk doel en middelen. Het wordt
vaak uitgevoerd door een projectteam dat bestaat uit
mensen die normaal niet samenwerken (uit verschil-
lende afdelingen, verschillende organisaties…)
Vernieuwing op milieutechnisch vlak
Net als andere economische sectoren wordt de land- en
tuinbouwsector uitgedaagd om haar productieprocessen
meer ecologisch duurzaam te maken. Via projecten wor-
den mogelijkheden verkend voor de land- en tuinbouw
om op een economisch verantwoorde manier aan deze
maatschappelijke uitdagingen tegemoet te komen.
Zo werd een project uitgewerkt om de geurhinder in
varkensstallen in te perken. In dit project worden de
wetenschappelijke bevindingen van onderzoekers van
de UGent vertaald naar concrete toepassingen die door
landbouwers in de praktijk kunnen gebracht worden.
Verder is er aandacht voor de nieuwste technieken om
de kringloop van natuurlijke hulpbronnen te sluiten en
reststromen te valoriseren als grondstof voor nieuwe
producten. Het Innovatiesteunpunt trekt bijvoorbeeld
samen met de provincie Vlaams-Brabant en KHLeuven
het project ‘Agrocycle’ dat werkt aan een duurzame
land- en tuinbouw dankzij gesloten kringlopen van
hoogwaardige biomassa. Daarbij wint het milieu én
de economie.
DistriKempen
Leden-land- en tuinbouwers die willen inzetten op de
zogenaamde korte keten, meer bepaald op samen-
werkingsverbanden van hoeve- en streekproducenten,
worden ondersteund. Het project DistriKempen is daar-
van een mooi voorbeeld. Vijf bedrijven met respectieve-
lijk geitenkaas, varkensvlees, groenten, fruit en zuivel-
producten beleveren met de hulp van een zelfstandig
ondernemer-distributeur hun producten aan diverse
winkels en horecazaken. De producenten kunnen zonder
tijdverlies hun producten verdelen over vele verkooppun-
ten; afnemers zijn verzekerd van verse, kwaliteitsvolle
producten en de distributeur verdient er zijn brood mee.
Het systeem is zelfdragend en bijzonder vernieuwend.
Andere regio’s volgen hun voorbeeld of willen dit in de
toekomst gaan doen.
Minder antibiotica, meer opbrengst
Boerenbond ondersteunde een pilootproject ‘Reductie
antibioticumgebruik’ dat de Gentse universiteit in
samenwerking met zestig varkenshouders uitvoerde.
Met dit project wil men te weten komen hoe het anti-
bioticagebruik in de varkenshouderij kan gereduceerd
worden zonder de productieresultaten negatief te
beïnvloeden. “Op het vlak van bioveiligheid werd grote
vooruitgang geboekt. De productieresultaten zijn in de
loop van het project zeker niet verslechterd, eerder nog
verbeterd. Dat is zeer mooi als we ook meenemen dat de
varkenshouders hun antibioticumgebruik verminderen”,
aldus de onderzoekers. De kennis uit dit project wordt
via het ledenblad ‘Management & Techniek’ en via de
vorming aan alle leden doorgespeeld.
‘Samen’ geeft energie …
Energie zal de komende jaren een belangrijk thema
blijven in veel land- en tuinbouwsectoren. Energie vormt
immers een bijzonder zware kostenpost voor land- en
tuinbouwers. Er lopen dan ook diverse projecten omtrent
energiebesparing en -productie. Via een energiescan
wordt nagegaan op welke manier een bedrijf energie kan
besparen. De resultaten worden vertaald in een verbeter -
advies voor de land- of tuinbouwer in kwestie. Bovendien
volgen deze projecten de nieuwste technologische evolu-
ties op en toetsen die op haalbaarheid binnen de land-
en tuinbouwsector.
In 2013 werd een project gestart om een blauwdruk te
maken voor het vormen van lokale energiecoöperaties.
De nadruk ligt daarbij op het gebruik van de biomassa
die aanwezig is in het landschap en waarmee warmte
en/of elektriciteit geproduceerd kan worden. Inspiratie
kwam uit het buitenland waar dergelijke samenwer-
kingsverbanden tussen landbouwers en plattelandsbe-
woners, lokale overheden en andere instanties al veel
langer bestaan. Volgende jaren kunnen hopelijk soort-
gelijke coöperaties in Vlaanderen in de praktijk omgezet
worden. Boerenbond & Landelijke Gilden wil hier een
24
voortrekkersrol op zich nemen. De blauwdruk zal begin
2014 als praktische handleiding ter beschikking komen
voor mensen die in hun omgeving energieprojecten
wensen op te zetten.
Van slaapdorp naar levendige dorpskern
Er wordt ook projectmatig aan plattelandsontwikkeling
gewerkt. Zo is in 2013 een plattelandsontwikkelings-
project opgestart in het landelijke Meerle, een deelge-
meente van Hoogstraten. In dit dorp komen een aantal
gebouwen leeg te staan, waardoor de kern zijn eigenheid
dreigt te verliezen. De stad Hoogstraten kon deze leeg-
staande gebouwen aan een projectontwikkelaar over-
laten om de woningen tot lofts te laten omvormen of ze
kon resoluut kiezen voor nieuwe impulsen om het slaap-
dorp nieuw leven in te blazen. Gelukkig koos de stad voor
de laatste optie. Het Innovatiesteunpunt staat in voor de
begeleiding van het transitieproces en zorgt ervoor dat
alle geïnteresseerde inwoners inspraak krijgen en op de
hoogte worden gehouden. De projectcoördinator houdt
nauw contact met de bouwheer en de verantwoordelijke
van de stad Hoogstraten. De deelname van de dorpelin-
gen aan het toekomstige uitzicht van hun gemeenschap
staat hier centraal.
Land(schaps)bouwers
Via projecten werd in 2013 stevig ingezet op agrarisch
natuurbeheer. De Vlaamse en Europese overheden
investeren volop in de inrichting en het onderhoud van
natuur en landschap. Deze oriëntatie zal in de toekomst
nog aan belang winnen. Door in groep gebiedsgericht
samen te werken rond landschaps- en natuurbeheer
kunnen landbouwers het heft in eigen hand nemen.
In samenspraak met overheden of natuurorganisaties
zorgen ze voor bloemrijke akkerranden, doen ze aan
weidevogelbeheer en natuurbeheer. Agrobeheercentrum
Eco² vzw helpt hen daarbij. Dit steunpunt, dat oorspron-
kelijk opgericht werd in kader van een project, is een
samenwerkingsverband tussen Boerenbond, de Vlaamse
Landmaatschappij, het Departement Landbouw en het
Agentschap Natuur en Bos. Het voert nu ook zelf projec-
ten uit die het concept van agrarisch natuurbeheer ver-
der ontwikkelen.
Strategie loont
Strategie is de hoeksteen van elk bedrijf. Wanneer
ondernemers op een kantelpunt komen in hun ontwikke-
ling, moeten ze strategische keuzes maken om competi-
tief te blijven. Daarom werden projecten ontwikkeld die
ondernemers coachen en begeleiden bij het maken van
de juiste bedrijfskeuzes. Zo is er een project waarin
landbouwers regelmatig beroep kunnen doen op externe
adviseurs in een adviesraad op maat van hun bedrijf.
Ook lopen er projecten omtrent het voorkomen van een
faillissement. Na een volledige - ook boekhoudkundige -
bedrijfsscan worden ondernemers bewust gemaakt van
hun groeipunten en worden ze geholpen door de juiste
partner. Tenslotte zijn er projecten rond innovatie op vlak
van arbeidsorganisatie. Vooral in sectoren met veel
externe werknemers zoals glastuinbouw en fruitteelt
valt nog veel winst te boeken door het werk anders en
beter te organiseren zodat arbeiders meer betrokken
zijn bij het bedrijf en de organisatie slagkrachtiger wordt.
NIMBY!
De beschikbare ruimte in Vlaanderen wordt steeds
kleiner, waardoor het samenleven tussen landbouwers
en buurtbewoners almaar complexer wordt. Vandaag is
de impact van de nabije omgeving op mogelijke toe-
komstplannen voor land- en tuinbouwbedrijven veel
groter dan vroeger. Het NIMBY-project, dat een onder-
deel is van het veel grotere project PURE Hubs, wil land-
bouwers erop attent maken dat het van groot belang is
om een stevig draagvlak te creëren bij buurtbewoners en
mogelijke andere belangrijke partijen. Communicatie en
betrokkenheid zijn hierbij de sleutelwoorden. Ze helpen
agrarische bedrijfsleiders om een wederzijdse vertrou-
wensrelatie op te bouwen met hun omgeving. Het project
gaf ruimte om een brochure te schrijven. Ze is bedoeld
voor land- en tuinbouwers en wil aan de hand van vier
praktijkgetuigenissen communicatietips aan boeren en
tuinders geven.
Boerenbond en projectenDe projecten die binnen Boerenbond als beroepsorganisatie van boeren en tuinders uitgebouwd worden, richten zich op de diverse aspecten van duurzaamheid, met bijzonder oog voor hun economische meerwaarde en hun maatschappelijke waardering. Het hele scala van ondernemersvaardigheden, technologische innovaties en inspirerende netwerken komt daarbij aan bod.
25
26
Hinder beperken en beherenSteeds vaker worden (landbouw)bedrijven geconfron-
teerd met ongerustheid of protest uit de buurt. In het
sterk verstedelijkte Vlaanderen zijn wonen, werken,
ondernemen en ontspannen nu eenmaal nauw met
elkaar verweven. De verspreide inplanting van de
Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven tussen de woonzo-
nes en hun veelal intensief karakter, dragen ertoe bij dat
individuele bedrijven regelmatig een oplossing moeten
zoeken voor hinderklachten van buurtbewoners. Hinder
beperken is trouwens opgenomen in de voorwaarden van
de milieuvergunning. Soms is hinder niet te voorkomen,
dan kan communicatie, informatie en dialoog over de
pijnpunten samenlevingsproblemen voorkomen.
Geuremissies beheersen
Sinds 2011 loopt het ADLO-project ‘Hoe geuremissies
beheersen?’. Dit project wordt uitgevoerd door Inagro,
Innovatiesteunpunt, UGent en ILVO. Een van de doel-
stellingen in dit project is het ontwikkelen van een ‘geur-
scan’. In een geurscan wordt op basis van de beschik-
bare, wetenschappelijk onderbouwde kennis een analyse
gemaakt van maatregelen met betrekking tot het
management en de stalinrichting in een bestaande stal
met oog op geurbeheersing en -reductie. Doel van de
scan is om een inzicht te krijgen in het management
op het varkensbedrijf en eventuele verbeterpunten te
detecteren. Zo zijn er 12 geur scans uitgevoerd op bedrij-
ven die eventuele hinder naar de buurt veroorzaken en
op bedrijven die gewoon iets aan hun geuremissies wil-
len doen. Er is gebleken dat maatregelen met betrekking
tot management en stalinrichting een duidelijke verbete-
ring kunnen teweegbrengen maar dat de evaluatie en de
validatie van de onderscheiden technieken bijzonder
moeilijk is.
Een tweede doelstelling was het organiseren van infor-
matiemomenten voor de landbouwers. Het Innovatie-
steunpunt organiseerde in 2013 demonstratiemomenten
over combiluchtwassers, biobedden en vernevel-
systemen. Al deze informatie is gebundeld op een
digitaal kennisplatform www.vemis.be.
Verder heeft het Innovatiesteunpunt aan de wieg gestaan
van enkele nieuwe technieken om geur te reduceren. Zo
is er het voorbije jaar hard gewerkt aan de optimalisatie
en de evaluatie van een verneveltechniek. De installatie
hiervan kan eenvoudig en goedkoop gebeuren, ook in
bestaande stallen. Er werd echter ook vastgesteld dat dit
systeem niet in elke situatie voor een voldoende geur-
reductie zorgt.
NIMBY
In het kader van het Interreg IV B-project ‘PURE Hubs’
dat de relatie tussen stadsbewoner en plattelandsbewo-
ner wil versterken, pakte het Innovatiesteunpunt de hin-
derproblematiek nog vanuit een ander perspectief aan.
Niet de technologische oplossingen stonden centraal,
wel de goede menselijke relaties tussen boer en buur(t).
Bezwaarschriften, burenprotesten of actiecomités pola-
riseren dikwijls de verhoudingen. Nuchter denkwerk en
zakelijk overleg verdwijnen snel, zowel langs de kant van
de buurt als langs de kant van de landbouwer. Vaak met
desastreuze gevolgen voor het bedrijf én voor de verdere
verstandhouding in de buurt. Een goed draagvlak bij
buurtbewoners en mogelijke andere betrokken partijen
bij de planning van een projectuitbreiding of vernieuwing
zijn van kapitaal belang. Communicatie en participatie
zijn hierbij de sleutelwoorden. Ze helpen om een weder-
zijdse vertrouwensrelatie op te bouwen met de omge-
ving. Natuurlijk heeft niet elke landbouwer evenveel
kaas gegeten van het communicatieaspect van zijn
bedrijf. Daarom heeft het Innovatiesteunpunt in 2013 een
bevattelijke brochure geschreven met handige ‘tips and
tricks’ met als titel Boeren met buren, communiceren met
je buurt. De brochure is bedoeld voor alle land- en tuin-
bouwers, niet enkel voor wie in conflict ligt met zijn
buurt maar vooral voor wie het conflict wil voorkomen.
Aan de hand van vier praktijkgetuigenissen worden
communicatietips gegeven die bruikbaar zijn voor elke
boer of tuinder.
Boeren met buren
27
Werner Guilliams“Ik vInd heT aBsoluuT nodIg daT je als Boer zelf heT InITIaTIef neeMT.”
In september 2004 maakte Werner kennis met een bio-
gasinstallatie. Hij zag daarin een kans voor zijn twee
zonen die in het ouderlijk varkensbedrijf wilden stappen.
Het duurde tot september 2007 om de vergunningen in
orde te krijgen en de weerstand van de buurt te overwin-
nen. “De burgemeester was de eerste die ik van mijn
plan op de hoogte bracht. Daarna mocht ik uitleg geven
op het schepencollege. Als derde stap heb ik alle voorzit-
ters van de adviesraden thuis opgezocht Toen ik voelde
dat ik van hen weinig tegenstand zou ondervinden, heb ik
mijn dossier bij de gemeente ingediend.” Later bezocht
hij alle buren om, met het plan in de hand, uitleg te
geven. Toen er allerlei wilde verhalen de kop opstaken
vroeg Werner de voorzitter van de milieuraad om een
info-avond te geven.” Ik heb daar uitgelegd welke maat-
regelen we zouden nemen om de risico’s te voorkomen.”
Nadien kwam er nog een bezwaarschrift van 21 buurtbe-
woners maar de gemeenteraad heeft dat naast zich
neergelegd. Toen Werner - na de start van zijn installatie
- deze 21 buren een rondleiding gaf, betuigde de initia-
tiefnemer zijn spijt. “Dat was het mooiste compliment
dat ik mij had kunnen dromen.”
Werner stelt dat een goede communicatie met de buurt
veel onbegrip, ja zelfs jarenlange procedures voor de
rechtbank, kan voorkomen. “We leven in een maat-
schappij waarin iedereen kan reageren op wat er gebeurt
en waarin iedereen bezwaar kan indienen tegen een
bouw- of verbouwingsdossier in zijn buurt. Ik vind het
absoluut nodig dat je als boer zelf het initiatief neemt om
je project uitgebreid aan je buren voor te stellen zodat ze
precies weten waarover het gaat. Je moet absoluut ver-
mijden dat de buurt jouw verhaal gaat maken.”
Volgens hem is de brochure ‘Boeren met buren’ nuttig
omdat ze concrete tips geeft over de manier waarop
boeren en tuinders met hun omgeving in dialoog kunnen
gaan. Maar nog belangrijker vindt hij dat de brochure
bedrijfsleiders die een project voor ogen hebben,
dwingt om na te denken over het impact dat hun plan zal
hebben op de buurt. “Je moet niet alleen meer met de
bank overleggen en met de bouwfirma, maar ook met je
omgeving. De mate waarin je een maatschappelijk
draagvlak vindt zal sterk bepalen of je bouwplannen
op een redelijke termijn gerealiseerd zullen kunnen
worden.”
28
Hoeveproducten beter distribuerenVoeding is een constante factor in het leven van elke
mens. De voedingssector en de agrarische sector samen
vertegenwoordigen een belangrijk aandeel in het econo-
misch leven en bepalen tegelijkertijd de identiteit van
verschillende Europese regio’s.
Fish & Chips is een duurzaam netwerk van zeven voe-
dingsregio’s : Midden West-Vlaanderen, Antwerpse
Kempen, Meetjesland, Boulogne-sur-Mer, South East
England, Somerset en Zeeland. Het project stimuleert
de gezamenlijke ontwikkeling van nieuwe concepten en
producten (of product-markt-combinaties) door samen-
werking tussen deze regio’s.
Het project focust op drie acties :
•Bevorderen van innovatie via nieuwe product-markt-
combinaties.
• Versterken van ondernemers en netwerken.
• Verbeteren van de markttoegankelijkheid via o.a. een
efficiënte distributie.
Het Innovatiesteunpunt en de projectwerking van Boe-
renbond zorgen voor de ondersteuning van de onder-
scheiden partnerorganistaties uit de diverse regio’s.
Er is gestart met een Europees marktonderzoek waarbij
gezocht werd naar de diverse mogelijkheden voor het
vermarkten van lokale producten en naar innovatieve
voorbeelden hiervoor. Er werden vijf mogelijke kanalen
onderscheiden:
• ‘Local 4 local’: verkoop via een eigen winkelconcept.
• ‘Local 4 retails’: verkoop via retail of supermarktcon-
cepten.
• ‘Local 4 internet’: verkoop via internet.
• ‘Local 4 food-service’: verkoop in het food-service
kanaal zoals rusthuizen, ziekenhuizen,…
• ‘Regional Branding’: samenbundelen van regionale
producten onder een paraplu-concept.
Uit het onderzoek bleek dat een efficiënte logistiek hét
knelpunt was voor verdere ontwikkeling. Hiervoor ont-
wikkelde het Innovatiesteunpunt een distributiesysteem
voor regionale voedingsproducten volgens het principe
‘Pick, Drive & Deliver’. ‘Pick, Drive & Deliver’ is syno-
niem voor een regionaal distributieplatform waarbij de
samenwerking tussen lokale ondernemers centraal
staat. In een B2B-omgeving vermarkten voedingsprodu-
centen hun producten via een zelfstandig ondernemer
die voor hen het totale logistieke traject mogelijk maakt:
opnemen bestellingen, doorgeven bestellingen aan pro-
ducenten, fysieke ophaling en uitlevering, facturatie,
nazorg,… Deze ondernemer is als het ware de ‘ambassa-
deur’ voor hun producten. De ophaling en uitlevering van
vooraf bestelde goederen gebeurt tijdens éénzelfde
ronde zodat aanzienlijk bespaard wordt op opslagcapaci-
tieit en kilometers. Dit alles komt de duurzaamheid van
het project ten goede.
In 2013 zijn drie regio’s onder begeleiding van het
Innovatiesteunpunt van start gegaan :
• In de Antwerpse Kempen is onder de naam ‘Distri-
Kempen’ een samenwerking van vijf land- en tuinbou-
wers, met de intentie voor uitbreiding, gestart in april
2013.
• In het Meetjesland is in mei 2013 onder de naam
‘DistriMeetjesland’ een samenwerking van 25 lokale
producenten gestart.
• In Midden-West-Vlaanderen werd onder de naam
‘Distriwest’ een samenwerking van tien land- en tuin-
bouwers gevormd. De effectieve opstart is voorzien
voor begin 2014.
Voor 2014 hebben zich nog een aantal regio’s kandidaat
gesteld: Vlaamse Ardennen, Waasland, Brugs Omme-
land, Somerset. Verdere uitbreiding in Vlaanderen
behoort tot de opties.
Eind 2013 werd bovendien van wal gestoken met de uit-
breiding naar een B2C-omgeving. Hiervoor startte in
de Antwerpse Kempen het project ‘Shop, Pick, Drive &
Deliver’. In samenwerking met Bpost en DistriKempen
gebeurde een test voor het beleveren van hulpbehoeven-
den aan huis. Hierbij staat ‘P, D & D‘ in voor de ophaling
van de producten bij de producenten en uitlevering aan
de hub Bpost. Bpost zorgt voor het traject naar de indivi-
duele klant. Na de test wordt de uitrol over Vlaanderen
verder besproken.
Fish & Chips
29
Dorien Goris“klanTen MoeTen Maar op ÉÉn plaaTs verse hoeveproducTen BesTellen.”
DistriKempen, de vereniging van vijf producenten uit de
Antwerpse Kempen, zocht iemand om op zelfstandige
basis hun verwerkte en verse producten te leveren aan
klanten in de horeca en kleinhandel. Dorien Goris en
haar broer Geert namen de handschoen op. Samen vor-
men ze Distrego. Dorien is een boerendochter, afgestu-
deerd in logistiek management. “Ik werk voltijds in de
bouwsector, maar het dispatchingwerk voor DistriKem-
pen neem ik er graag bij. Het vervoer kan ik niet zelf
doen, daarvoor doe ik een beroep op Geert. De klant –
een horecazaak of winkel – geeft zijn bestelling aan mij
door. Ik breng de gegevens in een computerprogramma
in dat op onze maat gemaakt is en dat ook de facturatie
en de inpakbonnen regelt. Ik stuur de bestelling door
naar de producenten. Daar wordt ze klaargemaakt. Geert
komt langs met de bestelwagen en brengt de bestelling
ter plaatse. We werken niet met stock, op- en overslag.
De producten zijn altijd vers en worden binnen de 24 uur
bij de klant geleverd.” Alle papierwerk (prijslijsten ver-
sturen, bestellingen opnemen, facturatie aan de klanten,
uitbetaling aan de producenten …) neemt Dorien voor
haar rekening; het transport is voor Geert. Als vergoe-
ding krijgt Distrego een commissie die vooraf met de
leden van DistriKempen afgesproken werd. De deelne-
mende boeren en tuinders houden dus de prijsvorming
van hun producten in eigen hand. Het systeem verlost de
producenten van het papierwerk en het transport zodat
ze zich kunnen concentreren op het werk waar ze echt
goed in zijn: lekkere hoeveproducten maken en aan pro-
ductontwikkeling doen. De afnemers krijgen een breder
gamma aangeboden en producenten uit de groep met
een hoevewinkel kunnen hun aanbod uitbreiden met de
producten van hun collega’s.” Er zijn nog andere voorde-
len van het gecentraliseerde distributiesysteem voor de
klanten. “Om producten van de vijf hoeveproducenten
‘verser dan vers’ geleverd te krijgen, moeten ze nog
maar op één plaats, Distrego, bestellen. Ook de afreke-
ning per eenmalige factuur is een pluspunt. Zeer veel
klanten in de horeca vragen één bestelling. Dat is alleen
maar mogelijk in een samenwerkingsverband. Verder is
er een – onuitgesproken – kwaliteitscontrole. De klant
bestelt een product bij een producent die hij kent. Als er
met dat product iets aan de hand is, is de terugkoppeling
snel gemaakt. Het systeem is heel transparant.”
30
Samenwerking loontAgro|aanneming verenigt tal van boeren, tuinaanleggers
en tuinders die naast het agrarisch bedrijf een neven-
activiteit hebben ontplooid. Niet zelden situeren deze
activiteiten zich in het domein van de publieke dienst-
verlening waarbij deze bedrijfsleiders omwille van hun
machinebezit of omwille van hun werkervaring aantrek-
kelijke partners voor de opdrachtgever zijn. Daarnaast is
agro|aanneming ook een aannemingsbedrijf dat zich op
de brede agrarische sector richt met een uitgebreid
aanbod van goed opgeleide vakmensen voor allerlei
manuele en gespecialiseerde agrarische werkzaam-
heden.
In coöperatief verband
Boeren of tuinders met een nevenactiviteit kunnen als
werkend vennoot van de coöperatie ‘agro|aanneming’
loonwerk voor derden uitvoeren. Zij kunnen zich toeleg-
gen op landschapsonderhoud; in de winter wegen,
parkings en luchthavens sneeuw- en ijsvrij houden;
grasbermen onderhouden … Agro|aanneming zorgt dat
haar vennoten wettelijk in orde zijn en levert de begelei-
ding op organisatorisch en administratief vlak die nodig
is om tot een goede uitvoering van de werken te komen.
Het agrarisch aannemingswerk draagt bij tot het
inkomen van een vennoot. Agrarisch aannemingswerk
vervult eveneens een maatschappelijke en sociale rol
omdat het de agrarische ondernemer betrekt bij andere
facetten van zijn leefomgeving.
De winterdienst op de luchthaven
Eind 2013 stond agro|aanneming voor het vijfde jaar op
rij klaar om de winterdienst uit te voeren op de nationale
luchthaven te Zaventem in opdracht van de Brussels
Airport Company (BAC). Met de term winterdienst wordt
bedoeld dat de start- en landingsbanen en andere ver-
harde terreinen rondom de luchthaven waar BAC zijn
activiteiten organiseert, sneeuw- en ijsvrij worden
gehouden. Dit is voor de luchthaven enorm belangrijk
om ten allen tijde vliegtuigen te kunnen blijven ontvan-
gen. Elke vertraging hierbij kost geld en leidt tot ontevre-
denheid bij de klanten.
Vijf winters geleden was het duidelijk voor BAC dat de
organisatie van de winterdienst hervormd diende te
worden. Werken met externe krachten was één van de
vernieuwingen in het plan. Er werd uitgekeken naar zelf-
standigen die ervaring hadden om te werken met grote
machines. De opdracht van BAC aan agro|aanneming-
dat fungeert als één centraal aanspreekpunt voor al zijn
vennoten - was om in de brede agrarische sector op zoek
te gaan naar kandidaten met het juiste profiel voor de
uitvoering van de winterdienst en, in overleg met BAC,
de coördinatie hiervan uit te werken. Aanvankelijk
gebeurde dit met 38, eind 2013 maakten 74 vennoten van
agro|aanneming deel uit van de winterdienstploeg.
Het werk is in drie ploegen georganiseerd. Dat zorgt
ervoor dat een deelnemer een week ‘van wacht’ is tijdens
de dag, een week tijdens de nacht en dan een week ‘rust’
heeft. Er wordt onder meer gewerkt met tractoren en
vrachtwagens uitgerust met schaven, borstels en
warmeluchtblazers; met sneeuwfrezen; met sproeiers
die ontdooiingsmiddelen aanbrengen en met kleine
wendbare voertuigen die de omgeving rond de gepar-
keerde vliegtuigen werkbaar houden.
Agro|aanneming
31
Marc Terrijn en Jan Thomaes“heT geefT een goed gevoel de luchThaven In geBruIk Te helpen houden.”
Marc Terrijn uit Kampenhout en Jan Thomaes uit Kruis-
houtem zijn twee akkerbouwers die in de winter deel uit-
maken van de sneeuwruimploegen op de luchthaven van
Zaventem. Ze zijn gewoon om met grote machines om te
gaan, “maar”, zegt Marc, “als er op de luchthaven een
machine in panne valt, moet je ‘t niet zelf oplossen.”
Als meewerkende vennoten van agro|aanneming moeten
ze zich al evenmin bekommeren om administratieve
beslommeringen. Die neemt het secretariaat van
agro|aanneming immers voor zijn rekening. Is wel
gemakkelijk, vinden de twee. Marc en Jan hebben
dezelfde motivatie: voor een akkerbouwer is er in de
winter weinig werk, dus ruimte om andere activiteiten op
te nemen. “Ik had de keuze”, vertelt Jan, “ofwel te inten-
siveren en een extra arbeidskracht aan te werven ofwel
op een andere manier bijkomend inkomen te verwerven.”
De twee boeren halen nog andere voordelen aan. “Als
boer ben je gewend om alleen te werken. Het is soms
eenzaam op de tractor. Op de luchthaven werken we in
team met andere landbouwers en met technici van BAC,
da’s een ander gevoel. Een aangenaam gevoel.” “Het is
ook spectaculair werk, het voelt als een voorrecht om te
kunnen werken op een plaats waar je normaal nooit zou
komen.” Beide boeren beklemtonen dat het een werk is
met een serieuze verantwoordelijkheid.
Zij moeten elk jaar bijscholing volgen om de veiligheids-
voorschriften op te frissen, de vertrouwdheid met de
machines te actualiseren… Marc en Jan zijn het er over
eens dat het een goed gevoel geeft om bij sneeuwweer
de luchthaven in gebruik te houden. “Wij krijgen ook
erkenning voor ons werk. Dat doet deugd”, merkt Jan op.
Die dank is terecht want de job is niet bepaald een
lachertje. “Wij werken in een driewekelijks ploegen-
systeem – dag, nacht, rust – met ‘shifts’ van 12 uur.
Als ik op Zaventem dienst heb, ben ik 14 à 15 uur van
huis weg. Je kan onverwacht opgeroepen worden als je
‘van dienst’ bent en er plots sneeuw wordt aangekon-
digd”, geeft Jan aan. “Dat zijn wel zware dagen. Het is
ook heel belangrijk dat je eigen bedrijf er niet onder lijdt.
Anders verlies je misschien meer dan wat je op de lucht-
haven verdient.” “Gelukkig zijn wij boeren gewend om
lange dagen te maken als dat nodig is en om flexibel in
te spelen op veranderende weersomstandigheden”,
besluit Marc.
32
Boeren beheren natuurHet agrobeheercentrum Eco²-vzw (ABC Eco²) werd opge-
richt in september 2012, na afloop van het EFRO-project
Eco² dat vier jaar gelopen had. Het ABC Eco² wil land-
bouwers betrekken en ondersteunen bij agrarisch land-
schaps- en natuurbeheer. Zo zijn intussen reeds 16 agro-
beheergroepen (ABG’s) operationeel met daarnaast nog
een dertigtal trajecten voor ABG’s in oprichting die vanuit
het nationaal secretariaat begeleid worden. Het ABC Eco²
wordt ondersteund door Boerenbond, agro|bedrijfshulp,
ABS, VLM, ANB en ADLO. In de toekomst kunnen de
ABG’s onder meer een belangrijke rol spelen bij de
realisatie van de agromilieumaatregelen in het nieuwe
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en bij de uitvoering
van de instandhoudingsdoelstellingen voor natuurwaar-
den in het agrarisch gebied. De werking in 2013 van twee
agrarische beheergroepen – in Zemst en Brecht – is
exemplarisch voor de manier waarop de agrobeheer-
groepen functioneren.
Agrobeheergroep Zemst
Al wisten ze al langer dat er voor intensieve landbouw op
termijn geen plaats meer zou zijn in het Bos van Aa, toch
schrokken de landbouwers toen ze te horen kregen dat
de landbouwpercelen binnen enkele jaren uit gebruik
genomen zouden worden. Ze namen zelf initiatief om
mee te denken over de toekomstige rol van de landbouw
in het gebied.
Het Bos van Aa, eigendom van Waterwegen en Zeeka-
naal (W&Z), ligt op het grondgebied van de gemeente
Zemst. In dit gebied, grotendeels ingekleurd als Natura
2000-gebied, zijn 61 ha in landbouwgebruik. De natuur-
doelstellingen gaan vooral over extensief graslandbe-
heer, aanleg van poelen voor de kamsalamander en
kleine landschapselementen. Het plan was om het
beheer uit te besteden aan de lokale natuurvereniging.
Na tussenkomst van Boerenbond werd besloten om via
het agrobeheercentrum Eco² de landbouwers actief in te
schakelen in het beheer. De geïnteresseerde landbou-
wers organiseerden zich in een agrobeheergroep. Ze
werkten een voorstel uit dat onderhandeld werd met
W&Z en Natuurpunt. Hoewel het overleg bij aanvang
moeizaam verliep, heeft het toch zijn vruchten afgewor-
pen. Er kwam een samenwerkingsovereenkomst tussen
W&Z, de natuurvereniging en de ABG tot stand, waarin
de kansen voor landbouwers zo veel mogelijk gevrij-
waard worden.
Zo zullen de landbouwers tot aan hun pensioen de
betrokken percelen kunnen bewerken. Daarna worden ze
overgedragen aan de ABG. Op die manier krijgen de
resterende landbouwers de mogelijkheid om tegen een
vergoeding in te staan voor het beheer van de gronden,
conform de opgelegde natuurdoelstellingen.
Door de landbouwers werd al een poel aangelegd op één
van de landbouwpercelen. Deze poel is onderdeel van de
habitat voor de kamsalamander, één van de doelsoorten
in Natura 2000.
ABG Brechtse Heide
Een Leaderproject rond het behoud en onderhoud van
de Brechtse Heide, in regie van het regionaal landschap
de Voorkempen, ligt aan de basis van de oprichting van
de ABG Brechtse Heide. In dit project sloegen de beheer-
ders van het 1700 ha groot beschermd landschap de
handen in elkaar om in te staan voor het behoud en
onderhoud. Met de oprichting van de ABG vormen de
landbouwers een aanspreekpunt voor de beheercom-
missie, om het beheer af te stemmen op de wensen van
de landbouwers en om zelf werken uit te voeren.
Zo werden er drie poelen aangelegd en één uitgeslibd.
Enkele honderden meters houtkant werden in regulier
onderhoud genomen en waar nodig verwijderde men de
exotische soorten. Een derde luik is het plaatsen van
stuwtjes in niet geklasseerde waterlopen. Zo werkt de
ABG Brechtse Heide – waarin 22 landbouwers
participeren – actief mee aan het intergraal waterbeheer
in het gebied.
agrobeheercentrum Eco2
33
Wim Commers“heT Is ons Menens oM aan heT naTuurBeleId Mee Te werken.”
Wim Commers is akkerbouwer, zaakvoerder van een
agrarisch Aveve-centrum en voorzitter van de agrobe-
heergroep van Zemst. De groep ontstond een drietal jaar
geleden naar aanleiding van de beslissing van ‘Water-
wegen en Zeekanaal’ (W&Z), eigenaar van het Bos van Aa
te Zemst, om de aanwezige landbouwpercelen uit land-
bouwgebruik te nemen en het beheer ervan uit te beste-
den aan de plaatselijke natuurvereniging. “Een achttal
boeren zouden hierdoor binnen afzienbare tijd grond
verliezen. Dat zou uiteraard bijzonder spijtig zijn. Langs
de andere kant waren wij niet ongevoelig voor de
bezorgdheid om de natuurelementen in het gebied in
stand te houden. We besloten om ons in een agrobeheer-
groep te verenigen om zo een sterkere gesprekspartner
te zijn voor W&Z en Natuurpunt.” In den beginne verliep
het gesprek heel stroef. “Wij hebben W&Z ervan moeten
overtuigen dat het ons menens was om aan het natuur-
beleid mee te werken. Maar op basis van ons voorstel
om de landbouwers te betrekken bij de realisatie van de
Natura 2000-doelstellingen die voor het gebied gelden,
zijn we tot een akkoord kunnen komen.” Er is een
samenwerkingsovereenkomst uitgewerkt tussen W&Z,
Natuurpunt en de agrobeheergroep die begin 2014
officieel ondertekend wordt. “Ik ben er van overtuigd dat
dankzij onze inspanningen en dankzij de dialoog met
W&Z en de natuurvereniging, de landbouwers tijdens
hun actieve loopbaan deze percelen kunnen in gebruik
houden om ze daarna tegen de wettelijke voorziene
vergoeding verder te beheren.” Volgens Wim heeft het
traject ook voor een mentaliteitsverandering gezorgd.
“In die drie jaar zijn de boeren en de mensen van de
plaatselijke Natuurpuntafdeling dichter naar elkaar toe
gegroeid. De boeren begrijpen beter dat er nieuwe maat-
schappelijke verwachtingen zijn waaraan de landbouw
moet voldoen. De natuurjongens zien in dat plots land-
bouwgrond uit gebruik nemen, niet kan. Want bij de boer
moet er brood op de plank komen.” Als ‘symbool’ van
hun coöperatieve ingesteldheid hebben de leden van de
agrobeheergroep op één van de landbouwpercelen een
poel aangelegd. Die moet bijdragen tot het behoud van
de habitat van de kamsalamander, één van de doel-
soorten in het Natura 2000-verhaal.
34
Biologische productie verhogen‘Bio zoekt Boer’ is van start gegaan in maart 2009. De
aanleiding tot het project was de vaststelling dat het
aantal bioboeren in Vlaanderen niet meer toenam. Al
jaren was het aantal biologische telers immers blijven
steken op ongeveer 235. De marktvraag toonde echter
aan dat er kansen waren voor telers en hoewel boeren
vaak interesse toonden in biologisch produceren, werden
ze geconfronteerd met veel vragen over rendabiliteit,
financiële impact, afzetzekerheid en prijsvorming. Bio
zoekt Boer biedt advies om tegemoet te komen aan deze
vragen. Bijkomend geeft de marktvraag aan dat er kan-
sen zijn voor telers om in de biologische productie te
stappen. Elke jaar wordt de focus gelegd op een beperkt
aantal sectoren die met een specifiek actieplan bena-
derd worden. In 2013 kwamen biovleeskippen, biokonij-
nen en biogeitenmelk aan de beurt.
Doelstellingen
De centrale doelstellingen van Bio zoekt Boer zijn:
•Drempelverlaging voor gangbare land- en tuinbouwers
om over te schakelen op biologische productie door
informatie en sensibilisatie.
•Nauwgezette begeleiding van de gangbare land- en
tuinbouwers bij de stappen in de omschakeling.
•Toename van het aantal bioboeren en van het biolo-
gisch areaal en/of het aantal biologische dieren in
Vlaanderen.
Daarnaast werkt Bio zoekt Boer nauw samen met het
project Bio zoekt Keten. Hierdoor worden drie effecten
beoogd:
•De sector doen groeien waardoor inefficiënties eigen
aan een kleine markt (zoals hogere transactiekosten,
inefficiënte logistiek en grote gevoeligheid voor markt-
schommelingen) stilaan verdwijnen.
•De mogelijkheden die de markt biedt optimaal invullen
door een betere afstemming van het aanbod (kwaliteit,
volume en continuïteit) op de vraag.
•Het aandeel van Vlaamse bioproducten op de markt
doen stijgen in de sectoren waarop het project actief
inzet.
Resultaten
In de loop van 2013 klopten bijna 150 boeren en tuinders
aan voor advies. Daarnaast organiseerde de projectlei-
ding een infoavond rond rendabiliteit bij biovleeskippen,
werden enkele Franse biokonijnenhouders bezocht met
geïnteresseerde producenten en ging een groep van
geïnteresseerde tuinders gedurende vier maanden langs
bij een vollegrondsgroentekweker om zijn teelt(keuzes)
op te volgen.
In het vakblad ‘Management&Techniek’ van Boerenbond
werd een dossier gepubliceerd om de kansen en knel-
punten van de biovleeskippensector toe te lichten.
Experten berekenden de kostprijs van een nieuwbouw-
stal voor de biologische varkenshouderij ter aanvulling
van het gebrek aan informatie hierover. Eind 2013 orga-
niseerde het project overlegvergaderingen in de diverse
sectoren om de prioriteiten, knelpunten en opportunitei-
ten voor volgend werkjaar vast te leggen. Partners uit de
volledige productieketen voor verschillende sectoren
zoals zuivel, vlees en groenten verzamelden rond de
tafel.
Plannen
De projecten Bio zoekt Boer en Bio zoekt Keten kaderen
in een strategisch meerjarenplan van Boerenbond met
BioForum en ABS om te werken rond biologische pro-
ductie. De twee projecten hebben de voorbije jaren een
belangrijke meerwaarde gecreëerd door een goede
onderlinge samenwerking. De rode draad voor deze
samenwerking is het permanent streven naar een
afstemming tussen vraag en aanbod van bioproducten,
waarbij Bio zoekt Keten de marktvraag in beeld brengt
en Bio zoekt Boer deze marktvraag kenbaar maakt bij de
gangbare landbouwers. Deze samenwerking zal in de
komende jaren verdergezet worden.
Bio zoekt Boer
35
Ann Van Wymelbeke en Luc Goemare“MeT de zelfplukTuIn wIllen we een zelfsTandIg faMIlIaal BedrIjf BlIjven.”
Een tiental jaar na de overname van zijn ouderlijk
varkens- en akkerbouwbedrijf zag Luc Goemare met zijn
echtgenote Ann Van Wymelbeke uit Bellegem zich voor
zware vernieuwingen en investeringen geplaatst.
“Hoe meer we ons daarin verdiepten, hoe duidelijker het
werd dat deze aanpassing onze financiële en sociale
draagkracht zou overstijgen. Toen we in het TV-pro-
gramma ‘Koppen’ een reportage zagen over een CSA-
zelfplukboerderij waren we meteen voor het idee gewon-
nen. We zagen er een kans in om het roer om te gooien
en een zelfstandig familiaal bedrijf te blijven waar land-
bouw in harmonie met de natuur gebeurt”, legt Ann uit.
CSA of Community Supported Agriculture (gemeen-
schapslandbouw) duidt op een wederzijdse ondersteu-
ning en betrokkenheid tussen landbouwers en burgers
die - in ruil voor een oogstaandeel - via een lidmaat-
schapsgeld bijdragen in de productiekosten. Luc en Ann
gingen op bedrijfsbezoek bij andere zelfplukboerderijen
en bij bedrijven met ervaring in de teelt van biologische
groenten. Qua teelttechniek namen ze ondermeer deel
aan vier bezoeken aan een biologische groentebedrijf in
Bornem, georganiseerd door Bio zoekt Boer. Met ‘De
Grenshoeve’ willen Luc en An het concept van een CSA-
zelfplukboerderij op de West-Vlaamse kaart zetten.
Daarvoor hebben ze een eigen logo, website en facebook-
profiel ontwikkeld. Voor advies bij de strategische beslis-
singen rond de uitbating van hun project klopten ze aan
bij het Innovatiesteunpunt. “Samen met de innovatie-
consulent bespraken we de verschillende formules voor
onze toekomstige klanten. Uiteindelijk opteerden we
voor een formule waarin mensen op voorhand een
bedrag betalen en dan in het seizoen voor eigen vers
gebruik kunnen komen oogsten. Daarnaast voorzien we
een mini-abonnement waarbij men volgens de aange-
kochte veldkaartwaarde (10, 20 of 50 euro) groenten en
fruit mag plukken. Wij overwegen ook nog een webwin-
kel op te zetten.” Luc en Ann schakelen in eerste instan-
tie 2ha 60a om. De pluktuin zal ongeveer een ha groot
zijn. De start is voorzien voor het voorjaar 2014. Luc zal
vooral de teelten voor zijn rekening nemen, Ann de mar-
keting en de administratie. “De voorbereidingen lopen
vrij vlot, al hebben we nog heel wat werk. Hopelijk vindt
iedereen uit de streek die gezonde en superverse groen-
ten en fruit wil de weg naar onze boerderij”, rondt Luc af.
36
Werken aan een efficiënt energiemanagementVoor heel wat sectoren in de land- en tuinbouw wegen de
energiekosten zwaar op het rendement. Samen met eco-
nomische overwegingen speelt het streven naar meer
ecologische duurzaamheid een rol bij het uittekenen van
een zo efficiënt mogelijk energiemanagement. Sinds
2006 werken de innovatieconsulenten van het Innovatie-
steunpunt mee aan de opeenvolgende energieconsulen-
tenprojecten van het Vlaams Energieagentschap (VEA).
Project 2011-2013
Het project dat op 1 januari 2011 van start ging en liep tot
31 december 2013 wou een zo groot mogelijke energiebe-
sparing op bedrijfsniveau realiseren. Het richtte zich
voornamelijk op glastuinbouw (glasgroenten en sierteelt),
varkenshouderij, pluimvee, melkveehouderij en bedrijven
met koeling (fruitsector, witloofbedrijven, …). Ongeveer
85% van het totale energieverbruik van de land- en tuin-
bouw kan toegewezen worden aan deze energie-inten-
sieve deelsectoren. Om deze land- en tuinbouwbedrijven
te helpen hun energie-efficiëntie te verhogen, werden per
deelsector lijsten opgesteld met energiebesparende
maatregelen die “gemakkelijk” realiseerbaar zijn, het
zogenaamde “laaghangend fruit”. Het gaat hier over
energiebesparende maatregelen die elk landbouwbedrijf
om economische redenen reeds zou moeten uitgevoerd
hebben, maar waarvan in de praktijk bleek dat dit vaak
toch nog niet het geval was. Voorbeelden hiervan zijn een
voorkoeler op melkveebedrijven om het energieverbruik
van de koeltank te beperken, energiezuinige ventilatoren
in varkenshouderijen en het gebruik van energiedoeken
in de glastuinbouw. Deze kwalitatieve lijsten met priori-
taire maatregelen werden in 2013 waar nodig bijgewerkt
en verder verspreid naar de verschillende deelsectoren.
Vorming
De bewustmaking rond een efficiënt energiegebruik ver-
liep langs verschillende kanalen. In de vakbladen van
Boerenbond verschenen informatieve artikels; het Inno-
vatiesteunpunt gaf een eigen elektronische energie-
nieuwsbrief uit en er werden brochures verspreid.
Verder leverden de innovatieconsulenten meer dan 300
adviezen. Ook werden in 2013 meer dan 30 vormings-
initiatieven en infosessies gegeven op eigen initiatief of
op vraag van de structuren van Boerenbond en KVLV-
Agra. Daarnaast organiseerden de energieconsulenten
ook enkele demonstratiemomenten op bedrijven die al
investeerden in energiebesparende maatregelen. Daar
konden land- en tuinbouwers een techniek of een instal-
latie in werking bekijken en luisteren naar de ervaringen
van de bedrijfsleider en/of installateur. Het ‘leren van
elkaar’ werd bevorderd via groepen van landbouwers die
werden samengebracht rond het thema energie. Dit
gebeurde via het bespreken van de energiehuishouding
in een bedrijfsleiderskring.
De energieconsulenten verloren ook de eigen vorming
niet uit het oog. Om op de hoogte te blijven van de meest
recente ontwikkelingen en mogelijkheden op het gebied
van energiebesparende technieken werd regelmatig over-
leg gepleegd met bouwprofessionals. De toeleverings-
sector met installateurs, fabrikanten en leveranciers van
technieken speelt immers een belangrijke rol bij de
implementatie van energiebesparende maatregelen.
Meerwaarde
De meerwaarde van dit project voor de land- en tuinbouw-
sector blijkt duidelijk uit de gerealiseerde CO²- en ener-
giebesparing. In 2013 werden de bedrijven die in 2012
waren begeleid, bevraagd naar de daadwerkelijk uitge-
voerde investeringen in energiebesparende maatregelen.
Hieruit bleek dat de 37 bedrijven die de enquête beant-
woordden, evenveel CO² bespaarden als de CO²-uitstoot
van 622 gezinnen. Deze besparingen waren het gevolg
van energiebesparende maatregelen en van investerin-
gen in verwarmingsinstallaties met een verhoogd rende-
ment (zoals aardgasketels, warmtepompen en WKK).
Het energieconsulentenproject
37
David Daenens“de energIescan BevesTIgde daT er al energIezuInIg gewerkT werd.”
Gediflora in Oostnieuwkerke is een familiebedrijf gespe-
cialiseerd in de veredeling en vermeerdering van pot-
chrysanten. Bedrijsleiders David Daenens en echtgenote
Elien Pieters wilden begin 2013, bij hun overname, uit
een energiescan leren of het energiemanagement op het
juiste spoor zat. Een energiescan heeft als doel bedrijven
een objectief beeld te geven van hun energiebeheer en
wordt uitgevoerd in drie stappen. Eerst komt een ener-
gieconsulent van het Innovatiesteunpunt op het bedrijf.
Tijdens dit bezoek wordt het energieprofiel van het
bedrijf (zowel elektrisch verbruik als verwarming) in
kaart gebracht. Vervolgens wordt per verbruikspost een
overzicht van potentiële energiebesparingen berekend.
Ook worden de mogelijkheden om zelf energie te produ-
ceren, onderzocht. Door analyse van investeringskost,
ondersteuningsmaatregelen en de te realiseren bespa-
ring, krijgt de bedrijfsleider een goed beeld van de
mogelijkheden op het bedrijf. De resultaten van de ener-
giescan worden tenslotte in een duidelijk rapport gebun-
deld. “Het rapport bevestigde dat de vader van Elien
energiezuinig gewerkt had. Het energiegebruik werd al
lang goed geregistreerd, wij hadden een duidelijk kijk op
de kosten.” Het bedrijf omvat drie entiteiten: het selec-
tiebedrijf, het stekbedrijf en de pottenteelt. Christophe
Verfaillie is energieverantwoordelijke. Hij schetst het
energieverbruik. “Het selectiebedrijf moeten we het hele
jaar door verwarmen. Dat gaat om 1000 MWh. Daar komt
nog eens 140.000 kWh elektriciteit bij, voor de belichting
en de watergift. In het stekbedrijf hebben we voor de
verwarming 1800 MWh nodig. Voor de belichting, de
koelcellen, de watergift en de ontsmetting komt daar
200.000 kWh elektriciteit bij. In de buitenteelt is er
50.000 kWh elektriciteit nodig voor de waterpompen en
de ontsmetting van het water.” Het bedrijf koopt het
leeuwenaandeel van zijn verwarmingsenergie bij
Mirom R, de nabijgelegen huisvuilverbrandingsoven van
Roeselare. Vanaf 2014 zal de verbrandingsoven 85 à 90%
van de warmtebehoefte invullen.
“De aanpassingen die nog kunnen gebeuren situeren
zich binnen Gediflora voornamelijk op teelttechnisch
vlak, vooral dan bij het gebruik van schermdoeken om
het klimaat in de serres nog beter op peil te houden”,
evalueert David.
Landelijke Gilden en projectenBinnen de werking van Landelijke Gilden worden bij voorkeur die projecten ontplooid die vanuit een lokale inbedding en betrokkenheid bijdragen tot het versterken van de eigenheid van de dorpen en de dynamiek van het platteland. Niet zelden geven ze aan de plaatselijke of gewestelijke werking van de beweging een nieuw elan.
39
40
Ehrenamt im ländlichen Raum
Kadervorming voor bestuurdersIn de periode 2011-2014 coördineerde Landelijke Gilden
die in Oost-België actief is met een eigen vzw ‘Länd liche
Gilden – Verein für Bildung, Dorf und Land’, een Euro-
pees Leaderproject rond vrijwilligersondersteuning. Het
doel is een vormingsaanbod opstellen voor vrijwillige
verantwoordelijken in verenigingen en organisaties op
het platteland. Het project ‘Ehrenamt im ländlichen
Raum – Landakademie der Ländlichen Gilden’ richt zich
naar vrijwillige bestuurders in allerlei soorten
verenigingen (sportclubs, cultuurorganisaties, sociale
bewegingen …) die in de Leaderregio Eiffel actief zijn.
Hun deskundigheid en hun motivatie wil men via de
‘Landakademie’ versterken.
Bevraging
De eerste stap in het project was een enquête bij de
potentiële deelnemers aan de vormings- en opleidingsi-
nitiatieven. Was er interesse? Welke specifieke thema’s
werden gevraagd? Wat waren de behoeften van de ver-
enigingen? Waar was er nood aan meer ondersteuning
en hulp? Eind 2011 werden ruim 350 enquêteformulieren
per post en 100 per e-mail verstuurd naar de verant-
woordelijken uit alle soorten van verenigingen.
Er kwamen 135 antwoorden binnen. Daaruit bleek een
grote belangstelling voor volgende thema’s: financies en
belastingen, rechten en plichten, verzekeringen, interne
en externe communicatie, motivatie van leden, gebruik
van informatica, leiden van vergaderingen en/of
projecten.
Aanbod
Na de analyse volgde het uitwerken van een aanbod op
maat van de mogelijke deelnemers. Omdat de overheid
van de Duitstalige Gemeenschap net een campagne
gestart was met vorming rond financies, belastingen en
verzekeringen voor vrijwilligers en verenigingen, hoefden
deze onderwerpen niet meer in het aanbod opgenomen
te worden. Wel startte de ‘Landakademie’ met opleidin-
gen inzake pc-gebruik, teammanagement, leiden van
vergaderingen, spreekvaardigheid, motivatie, redactie-
werk enzovoort. Geïnteresseerden konden het aanbod
bekijken op een website en zich online inschrijven. In
2012 en 2013 gingen er in totaal 60 verschillende cursus-
sen, vormingsavonden of workshops door met een totaal
van 230 vormingsuren en een gemiddelde deelname van
acht vrijwilligers. De evaluatie van de deelnemers is heel
positief al is het moeilijk om voldoende deelnemers voor
het gehele aanbod te vinden.
Communicatie
Gedurende de hele projectperiode loopt er een uitge-
breide perscampagne rond de ‘Landakademie’ en het
vormingsaanbod. De reden hiervoor is dat de ‘Ländlichen
Gilden’ zich met dit initiatief richten tot vrijwilligers die
geen lid zijn of de vereniging niet kennen. Via een finan-
cieel ledenvoordeel tracht men ook nieuwe leden voor de
Landelijke Gilden te werven en het aantal niet-boeren in
het ledenbestand te verhogen. Eind 2013 waren tachtig
activiteiten in de pers aan bod gekomen; 400 mensen en
verenigingen hadden actief geparticipeerd. Het leader-
project ‘Ehrenamt im ländlichen Raum – Landakademie
der Ländlichen Gilden’ voorziet in 2014 nog meer cur-
sussen en vormingsinitiatieven.
41
Jakob Schrauben“vorMIng en veranderIng zIjn nodIg oM Te kunnen overleven.”
Begin 2013 nam Jakob Schrauben uit Maldingen (Burg-
Reuland) deel aan de cursus ‘Creëer een eigen web-
pagina voor uw vereniging’. De cursus had plaats in het
kader van de ‘Landakademie’ die de Landelijke Gilden
van Oost-België organiseerde.
“Mijn bedoeling was om voor ons dorp en in ‘opdracht’
van de dorpsactiegroep die bezig was met de sollicitatie
voor de dorpswedstrijd 2013, een eigen webpagina te
creëren. De webpagina zou de mensen van het dorp nog
meer met elkaar verbinden en een uitwisselingsplatform
zijn om afspraken tussen de verenigingen mogelijk te
maken.” Zijn droom was een ‘interactieve marktplaats’
voor het dorpsleven te creëren waar elke vereniging zijn
evenementen, openings- of trainingsuren en contact-
personen zou kunnen voorstellen. In de plaatselijke
krant vond Jakob een aankondiging met het vormings-
aanbod van de Landakademie en hij schreef zich onmid-
dellijk in. Tijdens de cursus konden de deelnemers
onder begeleiding aan hun eigen webpagina werken.
Na acht cursusavonden van drie uren stond de pagina
www.maldingen.be online. Voor Jakob was de cursus een
positieve ervaring. “Het aanbod van de Landakademie
was perfect voor mij omdat ik op korte tijd veel kon leren
wat ik later in het verenigingsleven zou kunnen gebrui-
ken.”
Hoe schat Jakob de betekenis van de Landakademie in
voor het verenigingsleven op het platteland in Oost-
België? “Vormingen en opleiding zijn altijd zinvol, niet
alleen voor het beroepsleven maar ook voor het
vrijwillige engagement. Veel verenigingen menen dat wat
ze doen goed is omdat ze al jarenlang zo werken. Maar
verandering en vorming zijn nodig om te kunnen over-
leven. Jammer genoeg schrikken veel verantwoordelij-
ken daar voor terug.”
42
Orde van de Groene Bel
Behoud streekeigen karakterHet behoud van de eigenheid van dorp en platteland is
een belangrijk actiepunt in de werking van Landelijke
Gilden. Vele karakteristieke ankerpunten die het uitzicht
van een streek bepalen hadden vroeger een economi-
sche betekenis: molens, droogtorens (“asten”), hoog-
stamboomgaarden, steenbakkerijen, veepoelen, vlas-
rootputten… Met de teloorgang van hun economische
functie verdwenen en verdwijnen ook deze typische, niet
zelden streekgebonden, elementen. Dat gevaar dreigde
ook voor de hopvelden met hun typische hoge hoppalen
en kabels in St.-Ulriks-Kapelle en St.-Martens-Bode-
gem, twee deeldorpen van de gemeente Dilbeek in de
Vlaamse Rand rond Brussel. In Sint-Martens-Bodegem
werd in de jaren 60 zelfs een eigen hopvariant ontwik-
keld met de naam Record. Ooit had elk dorp tussen Aalst
en Brussel zijn hopboeren die met hun hop de plaatse-
lijke brouwerijen bevoorraadden. Ze verdwenen onder
druk van de internationale concurrentie. En met hen ook
de hopvelden.
De laatste hopteler
In St.-Martens-Bodegem is nog slechts één hopteler
actief. De bekommernis van de lokale landelijke gilde
was dat hij met de teelt zou stoppen bij gebrek aan vol-
doende helpende handen tijdens de piekperiodes van de
teelt. Dan zouden de palen hun functie verliezen en
gerooid worden waardoor een typisch dorpszicht zou
verdwijnen. Op suggestie van de gilde werd in het kader
van de quick-wins van de Vlaamse Landmaatschappij
voor de Vlaamse Rand een instandhoudingsproject
uitgeschreven. Het project kreeg ook de steun van vzw
Dilbeeks Erfgoed en van Landelijke Gilden. Het heeft tot
doel vrijwilligers samen te brengen om de hopteler bij te
staan bij de grote veldwerkzaamheden want “vele
handen maken licht werk”. In het project worden de vrij-
willigers gegroepeerd in een vereniging, de Orde van de
Groene Bel. Na een massale oproep meldden zich begin
2013 zowat 50 geïnteresseerde vrijwilligers: nazaten van
de hoptelers van weleer, mensen die als kind in de hop-
velden gespeeld hadden, senioren, huisvrouwen met
groene vingers. Zij werden lid van de orde, kregen een
opleiding in de werkzaamheden in een “lochting”, vorm-
den een bestuursploeg en namen bestuurstaken op.
Op naar de hop
De arbeidspiek in de hopteelt situeert zich in mei, wan-
neer de planten opschieten en begin september, wanneer
het tijd is voor de oogst. Die bestaat uit het binnenhalen
van de ranken en de verwerking in de plukmachine. Mid-
den september 2013 werden in een historische evocatie
de laatste hopranken feestelijk binnengehaald en manu-
eel geplukt. Alle vrijwilligers waren uitgenodigd op een
namiddagdrink in Huisje Mostinckx, het oudste lemen
huisje van het dorp waar een klein hopmuseum is inge-
richt. Eind september volgde een uitstap naar Poperinge
voor een bezoek aan een biohopbedrijf met een huis-
brouwerij en aan het hopmuseum. Eind 2013 werd een
interactieve website online gezet. In 2014 gaat het
project zijn tweede werkjaar in. Met bijkomende steun
van Cera wil de Orde van de Groene Bel dan een eigen
bier brouwen. Daarmee wil de Orde aan de teelt van een
verse, streekeigen hopvariant de verwerking tot een pro-
duct met een hogere toegevoegde waarde verbinden.
43
Joris Vanderveken“de hopTeelT In de regIo Behouden.”Joris Vanderveken is gewestvoorzitter van de Landelijke
Gilden van Asse-Dilbeek en voorzitter van de gilde van
Sint-Ulriks-Kapelle. Als kleinzoon van een hopteler en
medeorganisator van de Hoppestoet in Asse is hij al
meer dan twintig jaar gepassioneerd bezig met het
bewaren van het snel verdwijnende hoperfgoed in de
streek. Op dit moment zijn er nog maar enkele hoptelers
waarvan één in Sint-Martens-Bodegem. Daarom onder-
namen de landelijke gilde van Sint-Martens-Bodegem en
Sint-Ulriks-Kapelle actie om de hopteelt te behouden.
“De grootste bekommernis van enkele bestuursleden
was dat de hop zou verdwijnen. Door de hoge palen
bepaalt de teelt voor een groot deel het uitzicht van de
streek. De overgebleven hopboeren hebben het jaar na
jaar moeilijker om tijdens de piekmomenten helpende
handen te vinden. Wilden we het uitzicht van het dorp
behouden, dan zouden we de hopteelt moeten behouden.
Daarom hebben we in het kader van de quick-wins van
de VLM voor de Vlaamse Rand rond Brussel een platte-
landsproject geschreven.” Het project wordt, behalve
door de VLM, ook ondersteund door de vzw Dilbeeks Erf-
goed en door Landelijke Gilden. Uit het project groeide
de Orde van de Groene Bel als een werkgroep binnen de
werking van de gewestraad Landelijke Gilden Asse-Dil-
beek. Het is een groep vrijwilligers die de laatste hop-
telers bijstaan tijdens de grotere veldwerkzaamheden,
zoals het aanleggen van hopvelden en de oogst. “Aan-
vankelijk hoopte ik op een vijftiental vrijwilligers, maar
er hebben zich al meer dan 50 mensen gemeld. We
brengen de leden samen rond activiteiten die met hop te
maken hebben. Zo organiseerden we een opleiding in de
concrete werkzaamheden in de ‘lochting’.” De leden van
de Groene Bel hielpen in 2013 elk een drietal dagen op
de hopvelden. Daarnaast organiseerde Joris nog een reis
naar een biohopbedrijf met een huisbrouwerij in Pope-
ringe. “We kregen een rondleiding op het bedrijf en in de
namiddag bezochten we het Nationaal Hopmuseum. Het
was een gezellige en leerrijke uitstap.” Met de opening
van het hopmuseum in april in zijn gemeente Bodegem
zag Joris een droom in vervulling gaan. “De voorbije tien
jaar legde ik een waardevolle verzameling aan van werk-
tuigen en documenten rond de hopteelt in de regio. Die
verzameling is nu te bezichtigen in de schuur van het
gerestaureerde huisje Mostinckx in Sint-Martens-Bode-
gem.”
44
Boer zoekt ERFgoed
Het Meetjesland bewaart zijn herinneringenHet Meetjesland is altijd een agrarische regio geweest
en de kansen dat dit in de toekomst zo blijft, zijn zeer
realistisch. De Erfgoedcel Meetjesland startte een zoek-
tocht naar het agrarische verleden van de streek. De
landelijke gilden van het Meetjesland boden zich aan als
partner in het project, dat de naam ‘Boer zoekt ERFgoed’
kreeg. De seniorenwerking binnen Landelijke Gilden
Meetjesland kreeg door dit project een echte stimulans.
Heel veel vrijwilligers hebben een extra dimensie ont-
dekt in de vereniging. Zij vonden een nieuwe elan om
met het erfgoedthema verder aan de slag te gaan en om
er in 2014 een tentoonstelling mee te realiseren.
Erfgoed in alle maten en kleuren
Het project richt zich vooral op het immateriële erfgoed.
Het verzamelt oude foto’s, verhalen, gebruiken en tech-
nieken uit het vroegere landbouwverleden. Er is nog een
massa materiaal te vinden. Sommige mensen bewaren
nog oude machines of klein alaam of kunnen moeiteloos
methodes citeren over hoe ‘echt’ varkensvoer gemaakt
werd. Anderen hebben nog schoendozen of fotoalbums
vol met mooie herinneringen aan vroeger. Of ze kunnen
uren vertellen over gebruiken op de boerderij, over de
‘ambiance’ op Vlaamse kermissen, over heroïsche
taferelen op het veld.
‘Boer zoekt ERFgoed’ wil deze getuigenissen vastleggen
voor de toekomst. Ze zijn van onschatbare waarde voor
de agrarische en landelijke identiteit van het Meetjes-
land. Door creatief om te gaan met de troeven van het
verleden kunnen nieuwe realisaties in de toekomst veel
sterker worden onderbouwd en krijgen ze meer
authenticiteit. De complementariteit van de partners in
het project spreekt boekdelen. Erfgoedcel Meetjesland
wil deze herinneringen vastleggen, Landelijke Gilden
engageert zich om informatie aan te leveren en om
projectresultaten uit te dragen in een evenement en een
tentoonstelling.
Inventariseren, een vak apart
De Meetjeslandse landelijke gilden kozen ervoor om
vooral de seniorengroepen uit de vereniging bij het
project te betrekken. De senioren komen jaarlijks enkele
malen samen en vormen een eigen werkgroep binnen de
gewesten Eeklo, Evergem en Nevele. Op deze werk-
groepen werd een procedure vastgelegd om interessante
stukken en verhalen te inventariseren. Er werden drie
speciale ‘inzamelnamiddagen’ georganiseerd, waarbij
mensen hun oude foto’s met landbouwtaferelen konden
aanbieden. Meer dan 150 mensen daagden die namidda-
gen op met schoendozen en fotoalbums vol prachtige
beelden over het Meetjeslandse landbouwverleden.
Verder konden de senioren zich engageren om deel uit te
maken van een expertenploeg, die kon geraadpleegd
worden bij de identificatie van foto’s uit een of andere
sector. De aangeboden foto’s werden ter plaatse
gedigitaliseerd en voorzien van een korte commentaar.
De Erfgoedcel Meetjesland categoriseerde ze maar had
bij sommige foto’s behoefte aan meer informatie.
Daarom organiseerden de Erfgoedcel en Landelijke
Gilden expertennamiddagen om foto’s uit specifieke sec-
toren te becommentariëren. Deze namiddagen gingen
door bij verzamelaars van oud landbouwmaterieel en
-voertuigen. Binnenkort kan iedereen een selectie van de
ingezamelde foto’s en de commentaren raadplegen op
de Erfgoedbank Meetjesland. In 2014 zullen verhalen
verzameld worden, zodat het project te beluisteren zal
zijn op de website.
45
Willy Berth“heT Is goed daT dIT erfgoed Bewaard BlIjfT.”Willy Berth is lid van de landelijke gilde van Zomergem.
Hij baat er een museum uit met oud landbouwalaam uit
de periode 1850 tot 1960. “Het verzamelen van oude
landbouwwerktuigen begon in het begin van de jaren 90,
toen we de erfenis van mijn grootvader aangeboden
kregen. Hij was landbouwer en had nog heel wat
materiaal dat stond te verkommeren. In plaats van het
mee te geven aan een opkoper van oud ijzer, heb ik het
gekoesterd en hersteld. Om alles te kunnen stallen
moest ik thuis wel een schuur leegmaken. Intussen is
mijn verzameling uitgegroeid tot 360 stuks. Het gaat
allemaal om werktuigen die in Zomergem en omgeving
gebruikt werden.”
De uitgebreide verzameling werd ondergebracht op de
Duivekeethoeve, het nog actieve landbouwbedrijf van
Willy. “Het opbouwen van de verzameling duurde jaren,
maar ikzelf en nog enkele andere mensen hebben er
met veel passie aan gewerkt. Sporadisch kwamen er
dingen bij. Mensen kwamen stukken aanbieden, die wij
in dank aanvaardden. Andere schenkers moest ik dan
weer teleurstellen omdat we al zo veel materiaal hebben.
Samen met de erfgoedgroep van de gemeente hebben
we op Open Monumentendag het museum geopend.
Intussen is het museum op afspraak te bezichtigen.
Ook het project ‘Boer zoekt Erfgoed’ waarin de landelijke
gilden van het Meetjesland partner zijn, was voor ons
museum een opsteker. De drukste maanden waren sep-
tember en oktober van 2013, toen we zowat 800 bezoe-
kers, vooral van de seniorenwerking van de Meetjes-
landse landelijke gilden, over de vloer kregen. Ook in de
zomer was het druk. Het zijn vooral oudere mensen die
de werktuigen nog kennen uit hun jeugd jaren, die erg
enthousiast zijn.” Willy ziet de toekomst van zijn museum
positief tegemoet. “Het is goed dat dit erfgoed bewaard
blijft. Er is al heel veel verdwenen, maar in het museum
kan je echt terug in de tijd stappen.” Maar het draait in
het erfgoedproject niet om louter nostalgie of geschied-
schrijving. “Het erfgoed project is ook een toekomstpro-
ject. De zachte techno logie die vroeger als vanzelfspre-
kend gebruikt werd, kan misschien in de toekomst
inspiratie bieden bij de ontwikkeling van aangepaste
machines die, bijvoorbeeld, minder op fossiele brand-
stoffen draaien.”
46
Plattelandseducatief netwerk Kempen & Maasland
Vanuit ‘Bazaar Kastaar’ de boer opDe algemene doelstelling van dit project is het verkleinen
van de kloof tussen landbouwer en plattelandsgebruiker.
De bedoeling is het brede publiek kansen bieden om via
persoonlijk contact in ontmoeting te treden met en geïn-
formeerd te worden over het hedendaagse platteland in
het algemeen en de familiale land- en tuinbouwbedrijven
en hun duurzame basisprocessen en -methodes in het
bijzonder.
Eerste projectperiode
Van 2009 tot 2011 bouwden 13 partners (Plattelands-
klassen, Breugelhoeve, Stad Peer, Landelijke Gilden,
Boerenbond-projecten en acht gemeenten in de regio
Kempen & Maasland) gesteund door de plaatselijke
groep Leader Kempen & Maasland, de provincie Lim-
burg, Vlaanderen en Europa aan een Plattelands-
educatief Netwerk. Er sloten 50 nabijheids- en 8 kijk-
boeren bij aan. Op die bedrijven is altijd een geleid
bezoek aan de boerderij mogelijk. Kinderen leren zo
waar melk, vlees, eieren, groenten en fruit vandaan
komen. Ook zorgde het netwerk voor de publicatie van
landbouwkranten waarin de lokale land- en tuinbouwers
zich voorstellen aan hun dorpsgenoten. Er kwamen al
kranten uit in Bocholt, Bree, Hamont-Achel, Hechtel-
Eksel, Kinrooi, Maaseik, Meeuwen-Gruitrode, Neerpelt
en Peer. In september 2010 opende Bazaar Kastaar. Dit
is een nieuwe actieve tentoonstelling over het platteland
en de landbouw in Kempen & Maasland. Er werden in
elke deelnemende gemeente ook nieuwe fietsroutes
gemaakt, oude routes werden opgewaardeerd en onder-
steund door gps-technologie.
Tweede projectperiode
Ook in de tweede projectperiode (2012 tot 2014) bundelen
de hoger genoemde partners de krachten. Acht nieuwe
boeren sloten zich aan bij het netwerk en volgden
opleidingen om een kwaliteitsvolle rondleiding te kunnen
geven. In Bocholt en Hamont-Achel werden de Platte-
landspaden, ‘Boerderijenroute’ en ‘Op de boerenbuiten’
vernieuwd. Voor verenigingen is er een spellenbox in de
maak, de ‘Agrarische Spelen’. Deze spelen zorgen er
voor dat er nieuwe landbouwweetjes worden mee-
gegeven. De nadruk ligt echter op de spelbeleving zodat
verenigingen, bedrijven en andere groepen in de
competitie het tegen elkaar maar ook tegen andere
groepen kunnen opnemen. Voor scholen komt er in 2014
een aanbod rond gezonde voeding dat gratis door de
school ontleend kan worden. Daarnaast werd al in drie
van de negen gemeenten uit het projectgebied een
plattelandskrant gedrukt. In deze krant mochten
verenigingen, scholen of bedrijven hun activiteiten in het
kader van het platteland voorstellen. Verder stond er een
reportage in over het schoolevenement, waarbij kinderen
uit alle scholen van de gemeente in een bad vol land-
bouwweetjes werd ondergedompeld. Ook werden doe-
activiteiten uitgewerkt voor kinderen. Het project laat de
toeristische sector niet links liggen. Er is al één bij-
komende gps-route uitgewerkt in Meeuwen-Gruitrode.
De Molenroute in Hechtel-Eksel en de Sneukeltocht in
september in Neerpelt zullen volgen. In Plattelands-
centrum Kempen & Maasland wordt de keuken voorzien
van mobiele kookeilanden om de kookworkshop van
Bazaar Kastaar te optimaliseren. Zowel kinderen als
volwassenen kunnen hun kookkunsten verbeteren met
deze nieuwe accommodatie.
Het centrum is tevens een uitvalsbasis voor vormingen,
begeleidingen en samenkomsten voor uiteenlopende
groepen, leerkrachten en bedrijfsleiders. Voorbeelden
zijn de pedagogische studiedagen als ‘De smaak van
thuis’ en ‘Waarom en hoe op boerderijbezoek!’ voor
leerkrachten; ‘Hoe ontvang ik een groep?’, ‘Theorie en
Praktijk’ en ‘Communicatie met Impact’ voor bedrijfs-
leiders en ’Hoe word ik een winkeldeskundige in Bazaar
Kastaar?’ voor gidsen. Natuurlijk ondersteunt en bege-
leidt de projectverantwoordelijke elk bedrijf en elk
initiatief in het kader van de projectdoelstelling met veel
enthousiasme.
Per jaar bereikt het project gemiddeld 5000 kinderen en
2000 volwassenen op de evenementen en bezoekbedrij-
ven; 3500 kinderen daarvan bezoeken de tentoonstelling
in Bazaar-Kastaar.
47
Lydia Swennen“kInderen leren erg veel TIjdens een BoerderIjBezoek.”
Lydia Swennen is onderwijzeres en staat voor de tweede
klas van basisschool De Schakel in Houthalen.
De Schakel is een dorpsschool met heel wat moslim-
kinderen. Elk jaar werkt Lydia met haar leerlingen rond
land- en tuinbouw. “Het is eigenlijk al een jaar of tien de
traditie dat we met de klas echt de boer op gaan. Een
collega uit een ander dorp had daar heel goede ervarin-
gen mee, waarna wij het ook probeerden. Met succes! In
het begin werkten we in de klas nog rond de dieren van
de boerderij, maar tegenwoordig zit dat niet meer in ons
leerprogramma. Vroeger telde elk dorp tientallen
boerderijen, maar die zijn bijna allemaal verdwenen
waardoor kinderen niet meer zo snel in contact komen
met het boerenleven.” Lydia vond een alternatief in een
uitstap naar de interactieve tentoonstelling Bazaar
Kastaar. Bezoekersgroepen kunnen er kiezen uit vier
thema’s: zuivel, groenten en fruit, vlees en paarden.
Lydia kiest voor het zuivelthema. “Tijdens de rondleiding
leren we alles over de huisvesting, de verzorging, de voe-
ding, de melk en de melkproducten. Na de rondleiding
kunnen de kinderen koken met zuivelproducten, wat ze
heel graag doen. De tentoonstelling is pas vernieuwd en
erg mooi en gevarieerd.” Als laatste onderdeel van de
dagvullende activiteit wordt in de namiddag een bezoek
gebracht aan een boerderij. “We hebben de keuze uit een
vijftal bedrijven met melkvee en soms ook varkens. Met
alle boeren en boerinnen hebben we een heel goed con-
tact. Alles gebeurt heel vriendelijk en in een ontspannen
sfeer. Zo’n bezoek duurt ongeveer anderhalf tot twee
uur. De kinderen maken kennis met de dieren, kunnen ze
aaien, eten geven, verse koeienmelk drinken … Het is erg
spannend om de kinderen te overtuigen om bijvoorbeeld
een varkentje te aaien. Omdat we heel wat moslimkind-
jes onder onze leerlingen tellen, is dat niet evident.
Maar uiteindelijk doen ze toch allemaal mee. Ook melk
wil niet meteen iedereen drinken. Als we dan zeggen dat
het naar roomijs smaakt, dan proberen ze het uiteinde-
lijk wel en vinden ze de melk wel allemaal lekker.
Het overtuigen van de kinderen is best leuk. Ze leren op
zo’n dag heel veel en ook voor de leerkrachten is zo’n
dag echt fijn.”
48
PuRE Hubs
Tuinieren op de LuchtbalStad en het platteland. Ze liggen naast elkaar, zijn ver-
bonden met elkaar en toch zijn ze in de loop der jaren
vervreemd van elkaar. Steden hebben vaak de gewoonte
naar zichzelf te kijken. En zelf oplossingen te vinden voor
de uitdagingen waarvoor ze staan. Op het platteland
hebben bewoners en bedrijven het niet altijd makkelijk
om met de stad om te gaan. Het ontbrak beide partijen
aan de kennis en het netwerk om de noodzakelijke ver-
banden te leggen.
PuRE Hubs
Om hieraan tegemoet te komen werden PURE Hubs
gecreëerd. Een PURE Hub is een plaats waar stads-
bewoners – op zoek naar gezond eten, naar energie,
naar plaats om zich te ontspannen – in contact komen
met ondernemers van het platteland.
De voordelen van PURE Hubs zijn overduidelijk.
Bedrijven op het platteland profiteren van de extra markt
die zich voor hen opent. De levenskwaliteit van de stads-
bewoners ver betert dankzij een betere toegang tot
ontspanningsf aciliteiten in het groen, tot voedsel uit
de nabije land- en tuinbouw of zelfs tot lokaal opgewekte
groene energie. Deze nieuwe lokale netwerken zorgen
voor een groener en duurzamer leven voor alle betrok-
kenen.
PuRE Hubs op de kaart
PURE Hubs wordt uitgevoerd in het Interreg NoordWest
Europa programma. Het programma investeert in
kansen en nieuwe samenwerkingsvormen tussen orga-
nisaties en bedrijven in Frankrijk, België, Nederland,
Engeland, Ierland en Duitsland. Dankzij een samenwer-
king tussen 19 partners uit Vlaanderen, Nederland,
Duitsland en Engeland creëert PURE Hubs 15 hubs,
dus 15 verbindingsplaatsen tussen stad en platteland.
In Vlaanderen werd er gedurende de voorbije jaren in
Antwerpen, Mechelen, Leuven en Turnhout gewerkt aan
de relatie tussen de stedelingen en het platteland.
In deze vier steden bouwt men aan een ‘hub’, een knoop-
punt tussen stad en platteland.
PuRE Hubs @ Luchtbal Antwerpen
Het PURE Hubs-project op de wijk Luchtbal in Antwer-
pen is een buitenbeentje. Waar de meeste hubs eerder
economische motieven hebben, ligt de focus hier op het
sociale aspect. Het platteland wordt er naar de stad
gebracht in de vorm van tuinbakken in gemeenschaps-
tuinen en schooltuinen. Leren waar de verse groenten
vandaan komen, is een eerste stap om de interesse van
stadsbewoners te wekken voor wat er buiten de ‘stads-
muren’ gaande is.
Landelijke Gilden werkt aan het PURE Hubs-project in
Antwerpen mee via zijn tuinwerking. Er zijn twee
gemeenschapstuinen en zeven schooltuinen die begeleid
worden. De zeven scholen behoren tot diverse onder-
wijstypes en hebben allemaal een of meer tuinbakken.
Het zijn tuinbakken die door de leerlingen van één van de
deelnemende scholen getimmerd werden. Die bak blijkt
vaak het enige groen te zijn op de school. De leerkrach-
ten kregen bij de start van het project een snelcursus
zaaien en planten in ‘den bak’ en een materialenpakket
(plantgoed, zaaizaad en praktische teeltfiches, harkjes
en schopjes) om meteen aan de slag te gaan. Met nog
wat ‘consultancy’ van Landelijke Gilden tijdens het teelt-
seizoen hebben de leerlingen kunnen proeven van hun
eigen oogst: witte radijzen, rode worteltjes en zelfs een
bloemkool. En het enthousiasme groeit! Met één juf
per school gestart, zijn er nu al meer leerkrachten
geïnteresseerd in een eigen bak. Dat de leerlingen het
helemaal zien zitten, hoeft geen commentaar. In 2014
krijgen ze de kans om een scholenstrijd te voeren om
tegen 21 september de grootste pompoen van de Lucht-
bal te kweken.
49
Christel Van Lier“we proBeren onze leerlIngen dIchTer BIj de naTuur Te Brengen.”
In de Galjoenstraat in Antwerpen, in BUSO Sint Jozef OV1
OV2, geeft Christel Van Lier les aan motorisch en mentaal
gehandicapte leerlingen van het middelbaar onderwijs.
In het voorjaar van 2012 begonnen de stad Antwerpen en
Boerenbond & Landelijke Gilden aan de uitbouw van een
gemeenschapstuin in de nabij gelegen wijk Luchtbal als
onderdeel van ‘Le collier jardin’, een netwerk van groene
ruimtes die de stad Antwerpen daar wil ontwikkelen.
De Luchtbal is een zeer grote sociale woonwijk waar
5000 mensen wonen. De wijk heeft heel wat grote open
ruimten die veelal herleid zijn tot kijkgras en stekel-
groen. Via het project PURE Hubs willen het stadsbe-
stuur en de plattelandsbeweging een gemeenschapstuin
in de wijk integreren. Juf Christel zag daar ook een kans
in voor haar leerlingen. “We hoorden dat men in de wijk
Luchtbal een mooie volkstuin wilde aanleggen, le collier
jardin. Via de stad Antwerpen maakten we kennis met
Landelijke Gilden en kregen we de kans om deel te
nemen. Op school krijgen de leerlingen het vak groen-
zorg en de aanleg van een tuintje past daar perfect in. De
stafmedewerkster van Landelijke Gilden die verantwoor-
delijk is voor de tuinwerking, kwam naar onze school en
gaf les over tuinieren. We kregen ook een map met info
en mooie leskaarten en foto’s met duidelijke uitleg over
hoe je met een tuintje moet beginnen. We begonnen met
een verplaatsbare bak op wieltjes, maar die wieltjes
begaven het al snel. Daarna schakelden we over op big-
bags, maar ook dat was niet zo’n groot succes. Ze zakten
scheef en de aarde viel eruit. Tot slot hebben we in het
kader van een streetartfestival op de Luchtbal minia-
tuurserretjes in glas en lood gemaakt om onze groenten
in te kweken. Dat lukte wel. We zaaiden sla en kiem-
groenten. In de tuin op de Luchtbal zelf hebben onze
leerlingen een muur verfraaid en bloembollen geplant.”
Toch gebeurt het tuinieren vooral op school zelf, want
twee lesuren per week is te kort om telkens naar de tuin
zelf toe te gaan. “We proberen onze leerlingen dichter bij
de natuur te brengen. Ik vertel ook altijd dat het wonder-
lijk is dat de zaadjes mooie vruchten worden als je ze
goed verzorgt. Toch vinden de meeste leerlingen het vak
groenzorg een echte corvee omdat ze pas in de tweede
fase zelf in de tuin kunnen meewerken. Maar dat wordt
ruimschoots goedgemaakt wanneer ze hun zelfge-
kweekte groenten kunnen proeven.”
50
Meerle, ons dorp
Dorpskernvernieuwing via burgerparticipatieKleine plattelandsgemeenten kampen met gelijkaardige
problemen: dalende dienstverlening, verdwijnende
middenstand, verlies van jonge gezinnen, toenemende
vergrijzing, beperkt openbaar vervoer, …
Meerle, deelgemeente van Hoogstraten en het meest
noordelijk gelegen dorp van Vlaanderen, is één van die
kleine gemeenten die met deze problematieken gecon-
fronteerd wordt.
Een dorp voor iedereen
In de dorpskern van Meerle zullen de komende jaren
een aantal gebouwen leeg komen te staan. De gemeente
Hoogstraten zag hierin, samen met Rurant vzw, een
opportuniteit om een integrale strategie op te maken
voor de dorpsontwikkeling van Meerle. Daarbij zal een
sociaal-economische zowel als een ruimtelijke visie voor
het dorp ontwikkeld worden. Beide partners schreven
een LEADER-project uit en namen het Innovatiesteun-
punt onder de arm voor de uitvoering ervan.
Voor Boerenbond en Landelijke Gilden wordt dit een
interessante eerste kennismaking met burgerparticipa-
tietrajecten.
Doelstellingen
1 opmaak van een sociaal-economische leefbaarheidsstrategie voor Meerle-dorp
De toepassing van een sociale en economische leefbaar-
heidsstrategie moet het startpunt zijn voor het behoud
en de versterking van de leefbaarheid van Meerle.
Bedoeling is een stagnerend dorp te laten evolueren
naar een dynamisch dorp vanuit een integrale analyse
van de economische, ecologische, ruimtelijke en sociaal-
culturele factoren. Deze leefbaarheidsstrategie zal
samen met de bewoners van Meerle opgesteld worden in
een participatietraject. Dat zal bestaan uit open evene-
menten en workshops met een bewonerswerkgroep.
2 een ruimtelijke vertaling van de leefbaar-heidsstrategie naar de publieke ruimte en de gebouwen
Op basis van de gemeten behoeften zullen ruimtelijke
plannen opgemaakt moeten worden. Welke plannen
exact nodig zijn om de leefbaarheidsstrategie tot uitvoe-
ring te brengen, zal bepaald worden in een ruimtelijke
behoefteanalyse. Dit kan een masterplan zijn of een
beeldkwaliteitsplan, een herwaarderingsplan, een even-
tuele RUP-wijziging. De uitvoering van deze plannen is
geen onderdeel van het project.
3 vastleggen en delen van de gebruikte methodiek
De gebruikte methodiek en de opgedane kennis zal vast-
gelegd en verspreid worden naar andere gemeenten via
een lerend netwerk en een handboek en/of portaalsite.
Aanpak
Het project wordt uitgevoerd tussen september 2013 en
september 2015. Het participatietraject zal starten in
2014 en bestaan uit workshops met de inwoners van
Meerle. In 2013 werden al een aantal stappen gezet om
dit traject grondig voor te bereiden. Er werd met ver-
schillende partners overleg gepleegd; eigenaars van de
betrokken gebouwen werden warm gemaakt om deel te
nemen; de dorpsraad kreeg al een eerste kans om het
project mee vorm te geven. Ook werd de samenwerking
tussen Rurant, het Innovatiesteunpunt en de lokale amb-
tenaren vormgegeven. Hierdoor zal dit project een duur-
zaam karakter krijgen. Verwacht mag worden dat de
visie voor Meerle tegen september 2014 gevormd zal zijn
zodat dan de gesprekken kunnen starten voor een ver-
dere uitwerking van de plannen.
51
Jos Matthé“ons InzeTTen voor een leefBare dorpskern.”Jos Matthé is secretaris van de landelijk gilde Meerle-
Meersel-Dreef en als schepen actief in de gemeente
Hoogstraten. “Meerle is een dorp met 2800 inwoners,
vlak tegen de Nederlandse grens. We worden in ons dorp
geconfronteerd met een sterke vergrijzing en vereenza-
ming, een dalend aantal jonge gezinnen, wegtrekkende
dienstverlening, een gebrekkig openbaar vervoer en
leegstaande gebouwen. Om enkele voorbeelden te
geven: het historisch raadhuis staat al een hele tijd leeg,
een deel van de jeugdlokalen zijn aftands en als de
nieuwe school af is, zullen ook de oude schoolgebouwen
leeg komen te staan.” Deze leegstand staat in schril con-
trast met de actuele behoeften. “Er is vraag naar bijko-
mende wooneenheden, naar een nieuwe locatie voor kin-
deropvang en voor verschillende verenigingen. Ons dorp
heeft namelijk een actief verenigingsleven ondanks het
feit dat we onder onze inwoners 40% Nederlanders tel-
len. Sommigen daarvan zijn actief in een vereniging,
maar de meesten niet.” Aan al deze uitdagingen wil het
gemeentebestuur van Hoogstraten het hoofd bieden, in
samenwerking en overleg met het Innovatiesteunpunt.
Dat wordt ruim gewaardeerd als stimulator van de inno-
vatie in de agrarische sector, maar heeft zich in de loop
van 2013 ook georiënteerd op plattelandsinnovatie, meer
bepaald op het burgerparticipatietraject in Meerle. Jos
Matthé schetst het parcours. “Eén keer per jaar vindt er
een open dorpsraad plaats. In principe kan iedereen
hieraan deelnemen. De inwoners worden uitgenodigd
om de dorpsraad bij te wonen en ze krijgen de gelegen-
heid om vragen te stellen. Op zo’n dorpsraad worden de
initiatieven van onder meer de gemeente Hoogstraten
voorgesteld en besproken. In 2014 gaan we een viertal
participatiemomenten in Meerle houden waarbij van de
inwoners inbreng verwacht wordt in de vernieuwing en
opwaardering van onze dorpskern. Er wordt ook gezocht
naar maatregelen die genomen kunnen worden om het
dorp leefbaar te houden. We zijn eigenlijk in eerste
instantie bezorgd om de school, de omgeving en de
aanplantingen in het dorp. We hopen vooral om het
dorpsplein opnieuw gezellig en aantrekkelijk te maken.
Met onze landelijke gilde willen we hier onze schouders
onder zetten. Zo hebben we ter gelegenheid van ons
honderdjarig bestaan een monument geschonken aan de
dorpsgemeenschap, de Mjeelse Pier. Hij staat symbool
voor het vruchtbaar maken van de magere, woeste
heidegronden van weleer door de overwegend agra-
rische bevolking van toen.”
Eenheid in verscheidenheidBoerenbond en Landelijke Gilden zijn met diverse eigen diensten of in samenwerkingsverbanden met derden geëngageerd in organisaties rond land- en tuinbouw en rond welzijn en welvaart op het platteland. Het hoofdkantoor van Boerenbond & Landelijke Gilden is gehuisvest aan de Diestsevest in de stationsomgeving van Leuven. Op werkdagen zijn bezoekers welkom tussen 7 en 18 uur.
53
54
Boerenbond & Landelijke Gilden in cijfers
Boerenbond & Landelijke Gilden telden 69.000 leden in 2013.
Onder hen 12.000 actieve land- en tuinbouwers en 4000 gepensio-
neerde land- of tuinbouwers die vaak nog een agrarische neven-
activiteit hebben.
Bijna 10.000 (of ruim 14%) van deze leden nam ook een bestuurs-
functie op in één van de lokale afdelingen en/of regionale, provinciale
en nationale bestuursorganen.
Eind 2013 telde Boerenbond & Landelijke Gilden 226 medewerkers.
De financiering van de werking van Boerenbond & Landelijke Gilden
gebeurt via ledenbijdragen (ongeveer 14%), eigen opbrengsten
(ongeveer 23%), toelagen (ongeveer 7%) en een financieringsbijdrage
die Boerenbond & Landelijke Gilden jaarlijks ontvangen vanuit de
dividenden van MRBB (56%). MRBB is de holdingmaatschappij van de
Boerenbondgroep. De eerste opdracht van MRBB is de financiering
van de ledenbewegingen. Daarnaast is MRBB aandeelhouder van de
ondernemingen van de groep (Aveve, SBB en Acerta); referentie-
aandeelhouder van KBC en investeerder in ondernemingsprojecten
in land- en tuinbouw via Agri Investment Fund.
Verdeling van de inkomsten
ledenbijdragen (14%)
eigen opbrengsten (23%)
toelagen (7%)financierings-bijdrage MRBB (56%)
55
Hoofdkantoor
Boerenbond & Landelijke GildenDiestsevest 40
3000 Leuven
T: 016 28 60 00
BoerenbondF: 016 28 60 09
www.boerenbond.be
Landelijke GildenF: 016 28 60 29
www.landelijkegilden.be
Eigen en aanverwante organisaties
Agro|dienstenDiestsevest 40, 3000 Leuven
Agro|bedrijfshulpT: 016 28 64 64
F: 016 28 64 39
www.agrobedrijfshulp.be
Agro|servicesT: 016 28 64 30
F: 016 28 64 39
www.agro-services.be
Agrobeheercentrum Eco2
T: 016 28 64 34
F: 016 28 64 39
www.agrobeheercentrum.be
Agro|aannemingT: 016 28 64 64
F: 016 28 64 39
www.agroaanneming.be
Werktuigendagen voor Land- en Tuinbouw vzwKortrijksesteenweg 1097C
9051 Gent
T: 09 245 36 13
F: 09 245 36 11
www.werktuigendagen.be
Plattelandsklassen vzwDiestsevest 40
3000 Leuven
T: 016 28 60 28
F: 016 28 60 29
www.plattelandsklassen.be
Provinciale kantoren
AntwerpenMaal 1, 2440 Geel
T: 014 59 51 50
F: 014 59 51 59
LimburgKiezelstraat 56, 3500 Hasselt
T: 011 30 37 00
F: 011 30 37 09
Oost-BelgiëMalmedyer Strasse 63, 4780 St. Vith
T: 080 41 00 60
F: 080 41 00 69
www.bauernbund.be
Oost-VlaanderenDenen 157, 9080 Lochristi
T: 09 243 88 20
F: 09 243 88 30
Vlaams-BrabantDiestsevest 40, 3000 Leuven
T: 016 28 61 01
F: 016 28 61 09
West-VlaanderenDiksmuidsesteenweg 406/4, 8800 Roeselare
T: 051 26 03 80
F: 051 26 03 89
56
Boerenbond is partner in:
NCBL vzw (Nationaal Centrum voor Beroepsvorming in Land- en Tuinbouw)Diestsevest 40, 3000 Leuven
T: 016 28 61 10
F: 016 28 61 19
www.boerenbond.be/vorming
Agriflora cvbaKortrijksesteenweg 1097C, 9051 Gent
T: 09 245 36 13
F: 09 245 36 11
www.agriflanders.be
Steunpunt Groene Zorg vzwDiestsevest 40, 3000 Leuven
T: 016 28 61 28
F: 016 28 60 59
www.groenezorg.be
Logeren in Vlaanderen vzwDiestsevest 40, 3000 Leuven
T: 016 28 60 35
F: 016 28 60 39
www.logereninvlaanderen.be
Landelijke Gilden is partner in:
Landelijke Thuiszorg vzwRemylaan 4B, 3018 Wijgmaal
T: 070 22 88 78
F: 016 24 39 72
www.landelijkethuiszorg.be
Landelijke Kinderopvang vzwRemylaan 4B, 3018 Wijgmaal
T: 016 24 39 81
F: 016 24 39 76
www.landelijkekinderopvang.be
Zorg-Saam vzwRemylaan 4B, 3018 Wijgmaal
T: 016 24 39 75
F: 016 24 39 71
www.zorgsaam.be
Ons zorgnetwerk vzwRemylaan 4B, 3018 Wijgmaal
T: 016 24 39 75
F: 016 24 39 72
www.onszorgnetwerk.be
Trias vzwHandelsstraat 20 b14, 1000 Brussel
T: 02 513 75 34
F: 02 512 05 02
www.triasngo.be
Andere verenigingen van de Landelijke Beweging
KVLVremylaan 4B, 3018 Wijgmaal
T: 016 24 49 40
F: 016 24 49 41
www.groepkvlv.be
KLJWaversebaan 99, 3050 oud-Heverlee
T: 016 47 99 99
F: 016 47 99 95
www.klj.be
LRVWaversebaan 99, 3050 oud-Heverlee
T: 016 47 99 60
F: 016 44 99 85
www.lrv.be
Andere verenigingen van de beroepsorganisatie
Groene KringWaversebaan 99, 3050 oud Heverlee
T: 016 47 99 98
F: 016 47 99 95
www.groenekring.be
KVLV - Agraremylaan 4B, 3018 Wijgmaal
T: 016 24 39 54
www.agra.kvlv.be
Bedrijven van de Groep Boerenbond
ACERTADiestsepoort 1, 3000 Leuven
T: 016 24 53 99
F: 016 24 53 53
www.acerta.be
Agri Investment FundDiestsevest 40, 3000 Leuven
T: 016 28 62 51
F: 016 28 62 59
AveveMinderbroedersstraat 8, 3000 Leuven
T: 016 24 26 26
F: 016 24 28 82
www.aveve.be
MRBBDiestsevest 40, 3000 Leuven
T: 016 28 62 51
F: 016 28 62 59
SBBVuurkruisenlaan 2, 3000 Leuven
T: 070 22 26 73
F: 070 22 26 72
www.sbb.be
Diestsevest 40, 3000 Leuven – www.boerenbond.be – www.landelijkegilden.be
www.boerenbond.be – www.landelijkegilden.be