172
JAARVERSLAG 2011-2014 Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen

JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

  • Upload
    others

  • View
    6

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

JAARVERSLAG 2011-2014Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen

Page 2: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

2

Foto’s: BELGA FOD Justitie Regie der Gebouwen

Page 3: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

3

Voorwoord

Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen.

De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad in het vorige verslag was, om onder het gezag van het Parlement te worden geplaatst (zodat de controleur niet langer zou afhangen van de gecontroleerde) en om een tweejarig verslag in te dienen.

Greet SMAERS en Walter THIRY hebben een tekst opgesteld die moest leiden tot een wetsontwerp of voorstel van wet. De Raad heeft de tekst overgemaakt aan de politieke wereld, die de overdracht heeft verwerkt in het wetsont-werp ‘potpourri IV’ en daarmee aangeeft dat zij met de overdracht instemt.

De Raad is zijn verplichting in verband met het indienen van een jaarlijks verslag niet nagekomen.

Die verplichting werd in het verleden wel nageleefd, maar de samenstelling van de Raad en de beschikbaarheid van haar leden over de laatste jaren hebben dit voorkomen. De Raad dringt er dan ook op aan, dat haar meer permanente materiële en personele middelen worden toegekend.

Wat de overige aanbevelingen betreft, is enkel gevolg gegeven aan de aanbeveling van de Centrale Raad met betrekking tot de gevangenis te Tilburg en de aanbeveling over het inzagerecht in de medische dossiers door de arts van de Commissie van toezicht. Het inzagerecht is verworven, onder meer door het optreden van de voorzitter van de commissie te Itter, de heer HORDIES.

De balans is dus niet denderend. Zo zou een aantal aanbevelingen kunnen worden gerealiseerd, als het gevan-geniswezen haar visie en missie op de detentie zou bijstellen: geen grote gevangenissen maar gevangenissen op mensenmaat die voor minder recidive zorgen, voorwaardelijke invrijheidstellingen die geen vertraging oplopen, gekwalificeerde en bijgeschoolde personeelsleden die naar waarde worden geschat (wat naar alle waarschijnlijk-heid tot een lager ziekteverzuim zou leiden), …

Binnen de Raad is gereflecteerd om eindelijk zichtbaar en gehoord te worden.

De Raad organiseerde mee de Staten-Generaal in het Parlement en de eerste nationale dagen van de gevange-nis. De nationale dagen van de gevangenis werden ook dit jaar onder leiding van een comité georganiseerd, dat samengesteld was uit alle actoren betrokken bij de detentie. Die dagen kenden een onverwachte weerklank in het jaarverslag van het gevangeniswezen.

Verder streefde de Centrale raad naar een dialoog met alle actoren betrokken bij de detentie. Hij bezocht in 2015 het psychiatrisch centrum ‘Les Marronniers’ in Doornik (dat met een langdurige forensische opvang voor geïnter-neerden startte), de inrichting tot bescherming van de maatschappij van Paifve en het pas geopend forensisch psychiatrisch centrum in Gent.

De Centrale raad heeft de rol van de Commissies van toezicht en van de commissarissen ook nog nader verduidelijkt en waar nodig bemiddeld. Verder bracht hij adviezen uit en bevraagde zich over het telefoonverkeer en de kantines in de gevangenissen en over de behandeling van gedetineerden, die als gevaarlijk worden bestempeld, ...

De Raad reflecteert nu nader over deze problematieken en zal daarop terugkomen in het volgende jaarverslag.

Tot slot moet worden onderstreept dat dit verslag er gekomen is dankzij het werk van de Commissies van toezicht en de maandcommissarissen, die humaan en energievol toezicht houden en controle uitvoeren op de detenties. Het behoort hen hiervoor nogmaals te bedanken.

Véronique Laurent,voorzitter van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen

Walter Thiery,ondervoorzitter van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen

Page 4: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

4

InhoudVoorwoord ...............................................................................................................................................................................................................................................3

Deel I: activiteitenverslag ..............................................................................................................................................................................................6

Bewaking .................................................................................................................................................7

Medische verzorging .............................................................................................................................................7

Geïnterneerden ........................................................................................................................................................11

Psychosociale diensten (PSD)..................................................................................................................12

Overbevolking ...........................................................................................................................................................14

Bewakers ..........................................................................................................................................................................18

Controle- en veiligheidsregels en tuchtsancties ..............................................................20

Adviezen ..................................................................................................................................................25

Standpunt over het voorontwerp van wet tot wijziging van de Basiswet (11.04.2013, advies op 29/01/2013). ................................................25

Standpunt CTRG: naaktfouilles moeten uitzondering blijven

(advies van 10/05/2014) ................................................................................................................................27

Oprichting van een Commissie van toezicht

bij de gesloten federale centra te Saint-Hubert en Tongeren ..........................28

Veiligheid .........................................................................................................................................................................33

Voeding, kantine en telefoon ..................................................................................................................37

Gezondheid in de gevangenis ...............................................................................................................40

Coördinatie en ondersteuning van de Commissies van toezicht ................42

Aantal leden van de Commissies van toezicht

op 31 december 2014 ......................................................................................................................................42

Opstart van nieuwe commissies te Ieper, Tongeren,

Beveren, Arlon, Marche, Leuze, Paifve, Dinant .....................................................................45

Coördinatie en ondersteuning van de werking

van de Commissies van toezicht .........................................................................................................46

Organisatie van informatiedagen/opleidingsdagen/

ontmoetingsdagen voor de commissies ..................................................................................47

Het budget van de Centrale Raad en de Commissies

van toezicht van de gevangenissen ................................................................................................51

Herkenningspunt (contactpersoon) voor iedere commissie

(sinds mei 2013) ......................................................................................................................................................53

Mailing tussen Commissies van toezicht en Centrale Raad ................................54

Project voor een eenvormig registratiesysteem van de klachten........................................................................................................................................................55

Huishoudelijk reglement (voorstel tot wijzigingen) deontologische code van de Centrale Raad .........................................................................56

Andere activiteiten .......................................................................................................................................................58

Klachten ingediend bij de Centrale Raad .................................................................................58

Samenwerking met de federale ombudsman ....................................................................58

Stage masterstudenten Universiteit Antwerpen..............................................................58

Relaties met het gevangeniswezen .................................................................................................60

Gevangenis te Haren .........................................................................................................................................61

Aanbevelingen ...................................................................................................................................................................64

Aanbevelingen uit het jaarverslag 2008-2010 ....................................................................64

Aanbevelingen uit het jaarverslag 2011-2014 ....................................................................64

Deel II: onafhankelijkheid van de centrale raad en de Commissies van toezicht .....................................................................................................................................................................68

Samenvatting.......................................................................................................................................................................70

Toelichting ...............................................................................................................................................................................70

Het huidig toezicht is onvoldoende onafhankelijk ........................................................70

Het toezicht onderbrengen bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers ................................................................................................................71

Ambities voor de toekomst .......................................................................................................................71

Page 5: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

5

Wetsvoorstel ..................................................................................................................................................................................73

HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen. .................................................................................................................73

HOOFDSTUK II. – De Centrale Toezichtsraad

voor het Gevangeniswezen. ....................................................................................................................................................73

HOOFDSTUK III. - Commissies van toezicht. ..................................................................................................76

HOOFDSTUK IV. – Wijzigings- en opheffingsbepalingen........................................................78

DEEL III: Nationale dagen van de gevangenis ..............................................................................................................................80

Deel IV Staten-generaal van het gevangeniswezen .........................................................................................................86

Voorwoord ...................................................................................................................................................................................................................87

Inleiding tot de werkzaamheden van de dag .............................................................................................87

Thema 1: overbevolking in de gevangenissen ............................................................................................................................92

Standpunt van een Commissie van toezicht...............................................................................................92

Standpunt van een onderzoeker: de beginselen; .............................................................................97

Standpunt van het Rekenhof: aanbevelingen; ....................................................................................100

Standpunt van een gevangenisdirecteur ......................................................................................................103

Thema 2: De gewaarborgde dienstverlening bij stakingen ...........................................................................108

Standpunt van een Commissie van toezicht............................................................................................109

De gewaarborgde dienstverlening of

meer menselijkheid in de gevangenissen; .................................................................................................110

Standpunt van de vakorganisaties:

het stakingsrecht en de gewaarborgde dienstverlening

op het terrein (Samenvatting) ........................................................................................................................................114

Standpunt van het Internationaal Observatorium voor het

Gevangeniswezen: aanbevelingen; ........................................................................................................................114

Thema 3: Psychosociale hulp ..................................................................................................................................................................................122

Standpunt van een Commissie van toezicht...........................................................................................123

Standpunt van het gevangeniswezen ...............................................................................................................124

Het standpunt van de Vlaamse Gemeenschap:

het aanbod van de laamse overheid .....................................................................................................................124

Standpunt van de Federatie Wallonië – Brussel; ..............................................................................125

Standpunt van de vzw De rode antraciet (DRA):

aanbevelingen; ...........................................................................................................................................................................................130

Thema 4: medische verzorging ...........................................................................................................................................................................136

Standpunt van een Commissie van toezicht...........................................................................................137

Standpunt van de psychiater: de beginselen .........................................................................................140

Standpunt van de Liga voor mensenrechten: aanbevelingen; ..............................148

Standpunt van het Centrum voor gelijkheid van kansen

en voor racismebestrijding: aanbevelingen; ..........................................................................................152

Besluit.................................................................................................................................................................................................................................................................154

Algemeen ............................................................................................................................................................................................................155 Overbevolking .............................................................................................................................................................................................155 Stakingsrecht versus minimale dienstverlening door bewaarders ....................157 Psychosociale hulp- en dienstverlening ..........................................................................................................159 Medische zorg..............................................................................................................................................................................................161 Tenslotte.................................................................................................................................................................................................................161 Referenties van de conclusies ...........................................................................................................................................164

Lijst van afkortingen ...............................................................................................................................................................................................................167

Samenstelling van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen ......................168

Overzicht van de Commissies van toezicht en van de plaatsen van detentie ................................ 169

Page 6: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

6

Deel 1: Activiteitenverslag

Page 7: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

7

Medische verzorging

Binnenkomst in de gevangenis

De arts bezoekt de gedetineerde binnen 24 uur na het binnenkomen in de gevan-genis. Dat onderzoek blijft vaak oppervlakkig en vreemde talen stellen ook vaak een communicatieprobleem.

In de loop van zijn penitentiair traject kan de gedetineerde elke dag een be-zoek bij de arts vragen. Raadplegingen bij de oogarts, kinesitherapeut, tandarts, gynaecoloog of psychiater kunnen ook plaatsvinden. Commissies van Toezicht vermelden vaak een onderbezetting van het medisch en verzorgend personeel en lange wachtlijsten voor tandverzorging. Zij stelden vast dat het aantal tandartsen dat bereid is om consultatie te houden in de gevangenis erg beperkt blijft, maar groeit en ook de middelen voor de aankoop van materiaal stijgen. Verder zijn er onvoldoende consultatie-uren voor psychiatrische raadplegingen, waardoor de gedetineerde niet binnen een redelijke termijn kan worden gehoord, of zelfs hele-maal niet kan worden gehoord. De gedetineerde die een beroep wil doen op een externe arts naar keuze moet daarvoor een aanvraag indienen bij de directeur en die raadpleging gebeurt op kosten van de gedetineerde, zonder tussenkomst van het ziekenfonds.

Specifieke aanvragen

De commissie te Sint-Gillis stelt vast dat er terugkerende klachten zijn over de toegang tot de gezondheidszorg. Voor de tandartsen en kinesitherapeuten bedragen de wachttijden tussen de aanvraag van een patiënt en de raadpleging (ongeacht of het gaat om geneeskunde, tandheelkunde, psychiatrie of kinesi-therapie) telkens meerdere dagen, zelfs weken of maanden. Bepaalde aanvra-gen blijven onbeantwoord. Tal van klachten gaan over de niet-naleving van de medische voorschriften door het gevangeniswezen. Bijvoorbeeld wanneer gedetineerden een aanpassing van het doucheregime of van de verschoning van het beddengoed wordt voorgeschreven (bij sterke huidallergieën). Er worden

BewakingDit hoofdstuk geeft een overzicht van de ontvangen klachten en de gemelde pro-blemen op basis van de jaarverslagen, vragenlijsten en registratie van de klachten door de Commissies van toezicht. De Centrale Raad bezoekt zelden de detentie-plaatsen. Het toezicht gebeurt hoofdzakelijk door de Commissies van toezicht. De informatie is dan ook gebaseerd op de gegevens afkomstig van de Commissies van toezicht.

De volgende Commissies van toezicht hebben hun jaarverslagen aan de Centrale Raad bezorgd: Andenne, Antwerpen, Beveren, Brugge-Ruiselede, Dendermonde, Forest-Berkendael, Gent, Hasselt, Ittre, Lantin, Leuven, Nivelles, Namur, Saint-Hu-bert, Sint-Gillis, Tournai, Turnhout, Wortel-Hoogstraten-Tilburg. Het merendeel van de Commissies van toezicht hebben de vragenlijst van de Centrale Raad ingevuld. Slechts enkele Commissies van toezicht hebben een jaarverslag opgesteld op basis van hun eigen criteria: Gent, Leuven, Namur en Sint-Gillis.

Bepaalde Commissies van toezicht hebben de Centrale Raad of de minister van Justitie vragen gesteld over gerichte thema’s:

» kantine en steunfonds: Huy-Marneffe en Nivelles

» verdacht overlijden van een vrouwelijke gedetineerde: Lantin

» onaangepaste behandeling van de geïnterneerden: Turnhout

» hygiëne: Namur, Forest-Berkendael, Ittre

» zorgwekkende situatie van de gezondheidszorg: Lantin, Tournai

Page 8: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

8

met de externe gezondheidszorg: geen vrije keuze, geen vrije beslissing van de patiënt, geen preventie (geen toegang tot opsporing van borstkanker voor de vrouwen, geen vaccinatie mogelijk ondanks de aanzienlijke risico’s in de gevange-nis). Bovendien wordt voorrang gegeven aan de systematische medicamenteuze behandeling voor de problemen. Daarenboven kunnen besmettingen niet worden voorkomen wegens een gebrek aan elementaire hygiëne, zoals toegang tot water, de werking van de toiletten, de terbeschikkingstelling van ondergoed en maandverband, de wasfrequentie. De verspreiding van de gevallen van schurft is een symptoom. Afzondering bij tuberculose is moelijk haalbaar gezien de over-bevolking.

De commissie te Saint-Hubert vat de situatie samen in deze bewoordingen: Wij vinden dat de bezoeken uitermate kort zijn en dat de raadplegingen een haastig karakter hebben. Er is een gebrek aan empathie en weinig beschikbaarheid. Diag-noses zijn haastwerk. Er is geen aangepaste opvang voor psychische problemen.

De Commissie van toezicht te Tournai toont zich in een brief van 3 november 2014 aan de minister van Justitie uitermate bezorgd over de huidige toestand bij de medische dienst van de inrichting.

De personeelsformatie van de huisartsen blijkt immers allesbehalve opgevuld: hoewel zij vijf plaatsen omvat, houden slechts drie huisartsen praktijk, van wie twee blijkbaar op deeltijdse basis. Die situatie, samen met de moeilijkheden waarin de wachtdienst van de huisartsen maandenlang in heel het land ver-keerde, heeft ertoe geleid dat de wachtdienst van huisartsen en de MUG worden ingeschakeld. Uit de informatie die de commissie in de gevangenis verzameld heeft, blijkt dat die externe diensten zich enkel verplaatsen onder politiebegelei-ding, ten minste ‘s nachts. Voor zover de commissie weet, is de situatie voor het verpleegkundig personeel vergelijkbaar. Door de omslachtigheid en vertragingen als gevolg daarvan wordt de gezondheid van de gedetineerden gehypothekeerd, vooral in spoedeisende gevallen. Dat leidt daarenboven tot onrechtstreekse meerkosten voor de maatschappij. Bijgevolg krijgen de gedetineerden op strafcel zelden bezoek van artsen in het weekend (soms worden zij bezocht door een verpleegkundige, soms door niemand), wat in strijd is met artikel 137 van de wet

blijkbaar ook beslissingen genomen die indruisen tegen de medische voorschrif-ten, zonder overleg met het medische team en soms zelfs helemaal tegen het medische advies in. Zo heeft de commissie te Sint-Gillis vastgesteld dat de directie heeft beslist om het tijdstip voor de toediening van bepaalde vitale medicatie, zoals de insuline-injectie, te veranderen zonder die maatregel te bespreken met de hoofdarts. De aanpassing van het insulineschema varieert sterk van individu tot individu. De unilaterale uniformering van de tijdstippen voor de toediening van de injectie vormt dan ook een gevaar voor de patiënt. De commissie kan niet anders dan concluderen dat de medische situatie in de gevangenis te Sint-Gillis rampzalig is. De behoeften en aanvragen overstijgen ruimschoots het reactiever-mogen van de verzorgingsteams, ondanks de inspanningen die het merendeel ervan leveren voor de gezondheid van de gedetineerden. In Sint-Gillis is de medi-sche praktijk niet gebaseerd op de wetenschappelijke aanbevelingen, maar vindt zij haar weg tussen ontbrekende middelen en arbitraire beslissingen vanwege de administratie, waarbij potentieel funeste beslissingen medische grond ontberen De commissie te Sint-Gillis vraag nadrukkelijk om de bevoegdheden inzake de gezondheid van de gedetineerden over te hevelen van de FOD Justitie naar de FOD Volksgezondheid.

De commissie te Nivelles vermeldt dat de medische raadplegingen laagdrem-pelig zijn en dat de gedetineerden zelden de klacht formuleren dat zij niet onderzocht zijn door een arts. Maar de gezondheidsproblemen worden niet altijd behandeld zoals in de buitenwereld - wegens tijdgebrek en ook omdat het niet evident is de gevangenis te verlaten voor extra onderzoeken. Tal van klachten gaan over afspraken met externe ziekenhuizen die niet worden nagekomen.

De commissie te Forest-Berkendael rapporteert dat de toegang tot de arts wel correct verloopt, maar dat er sprake is van discriminatie bij de behandeling van de gezondheidsproblemen. De behandeling gebeurt op een andere wijze dan in de buitenwereld, waar enkel de patiënt oordeelt of het al dan niet nodig is een huis-arts of specialist te raadplegen. Voor de raadpleging bij de specialist is er een filter via de huisarts, maar ook via de gevangenisdirectie. Daarnaast worden dergelijk externe raadplegingen vaak in extremis geannuleerd wegens veiligheidsproble-men. De toegang tot de gezondheidszorg blijft beperkt en valt niet te vergelijken

Page 9: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

9

van 12 januari 2005. De commissie te Tournai heeft geen verwijt aan het adres van de artsen die thans in de gevangenis te Tournai actief zijn en die hun best doen volgens hun beschikbaarheid.

Volgens de leden van de commissie is het de verantwoordelijkheid van de dien-sten van de minister om erover te waken dat de personeelsformaties op zodanige wijze worden ingevuld dat de wet kan worden nageleefd en de gezondheid van de gedetineerden niet kan worden aangetast.

De commissie te Namur toont zich in een brief van 4 maart 2014 aan de minister van Justitie bezorgd over het gebrek aan hygiëne in de gevangenis te Namur. Zij heeft ook de Regie der Gebouwen aangeschreven voor de plaatsing van nieuwe douches.

De commissie te Lantin heeft op 1 december 2014 het verslag van de arts-commissielid overgemaakt aan de Centrale Raad. Daarin worden de voornaamste problemen aangehaald: een tekort aan artsen, zowel huisartsen (vier voor meer dan duizend gedetineerden) als specialisten, maar ook aan psychiaters (twee voor Lantin), aan psychologen met een therapeutische inslag (drie halftijds voor duizend gedetineerden, tegenover twintig psychologen die bijna uitsluitend ingezet worden voor de gerechtelijke deskundigheidsonderzoeken). Bovendien worden de artsen niet vergoed voor hun wachtdiensten (stakingen in maart 2014) en biedt geen enkele kandidaat-huisarts zich aan.

Er is ook de dringende oproep tot een overheveling van de bevoegdheden inzake de gezondheid van de gedetineerden van de FOD Justitie naar de FOD Volksge-zondheid. Er wordt verder voorgesteld om een burgerdienst voor artsen op te richten, met de verplichting om op een of andere wijze bijdragen te leveren in verband met problemen inzake volksgezondheid.

De Centrale Raad heeft op 19 februari 2014 de procureur des Konings te Luik een kopie bezorgd van de brief van de voorzitster van de Commissie van toezicht te Lantin.

De gemelde feiten leken uitermate ernstig en vormden ongetwijfeld op zijn minst het misdrijf van het niet-verlenen van hulp aan een persoon in gevaar. De Centrale Raad heeft die dan ook aangeklaagd, aangezien de familie niet bereid leek tot een klacht. Rekening houdend met het overlijden van de gedetineerde, vroeg de Centrale Raad om aan zijn verzoek de nodige spoed voor te behouden, en de zaak aan een gerechtelijk onderzoek te onderwerpen, opdat in voorkomend geval een autopsie zou kunnen worden uitgevoerd, beslag zou kunnen worden gelegd op het medische dossier in de gevangenis en de verschillende actoren onverwijld en zonder mogelijkheid tot overleg zouden kunnen worden ondervraagd.

De Centrale Raad werd op de hoogte gebracht dat de gevraagde opdrachten werden uitgevoerd, maar dat het dossier werd geseponeerd.

Ziekenhuizen

Er zijn drie gevangenisziekenhuizen in België: Brugge, Sint-Gillis en Luik. Door een gebrek aan specialisatie moet er steeds vaker een beroep worden gedaan op privéziekenhuizen voor bepaalde ingrepen of onderzoeken. Er zijn geen kredieten voor de aankoop van gesofisticeerde apparatuur. In Luik voorziet het gevange-niswezen een gesloten departement in een privéziekenhuis waar gedetineerden kunnen worden verzorgd.

De commissie te Lantin heeft op 1 december 2014 het verslag van de arts-com-missielid overgemaakt aan de Centrale Raad (zie supra).

Hij is verbaasd over de afwezigheid van een computerverbinding tussen Lantin en het Citadelleziekenhuis te Luik. Die verbinding zou op alle vlakken een positief gegeven zijn, zowel vanuit de medische invalshoek (voor de gedetineerden), de logistieke invalshoek (voor het gemobiliseerde personeel: personeelsleden en politieagenten) en als de invalshoek van de veiligheid (omdat onnodige overbren-gingen voor gespecialiseerde adviezen worden voorkomen).

Page 10: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

10

op de bezoldigde gedetineerden-werknemers; probleem met handhygiëne: geen keukenpapier.

Hij stelt voor om, in samenwerking met de externe werkgever die permanent aanwezig is, een verluchter aan te kopen voor de laswerkplaats; de bestaande blaasinrichting van warme lucht - koude lucht om te keren in geval van warmte-opstoot; een gesloten en geventileerd rooklokaal in te richten; rollen papier alom beschikbaar te houden uit hygiënische overwegingen; een arbeidsgeneesheer voor de gedetineerden te benoemen.

Drugverslaving

De arts van de gevangenis te Lantin stelt vast dat drugverslaving alomtegenwoor-dig is en onuitroeibaar lijkt, waardoor de drugverslaafde gedetineerden of de gedetineerden die in de gevangenis drugverslaafde zijn geworden, naar steeds hardere drugs grijpen, in een vicieuze neerwaartse spiraal. Daarnaast wordt het binnensmokkelen van drugs in de gevangenis niet gecontroleerd bij de mannen en evenmin bij de vrouwen.

Oplossingen hiervoor zijn mogelijk. Zo beschikt het penitentiaire complex te Brugge over een drugvrije sectie. Die sectie huisvest een twintigtal gedetineer-den die zonder drugs willen leven en die tijdens hun opsluiting niet willen worden geconfronteerd met drugs. Zij leven afzonderlijk van de rest van de gevangenis.

De arts van de commissie te Lantin stelt onder andere voor om «cleane» vleugels in te richten waar niet-drugverslaafde gedetineerden of gedetineerden die willen ontwennen, op vrijwillige basis, opsporingstechnieken zouden aanvaarden (hon-den, naakte fouilleringen indien nodig, andere detectoren).

De arts van de commissie te Lantin stelt dan ook voor om toelating te geven voor een computerverbinding tussen Lantin en het Citadelleziekenhuis te Luik, die zonder kosten en op beveiligde wijze tot stand kan komen, met akkoord van de directie van de gevangenis te Lantin.

De commissie stelde vast, dat de kwaliteit van de medische verzorging over het algemeen zeer correct is. Rekening houdend met de aanwezige werkkrachten blijven medische fouten mogelijk, zoals elders. Maar de omslachtigheid van de hospitalisatieprocedure en het gebrek aan middelen om een nauwer toezicht te organiseren op de zieke gedetineerden met hospitaliseringsrisico verklaren som-mige laattijdige aanmeldingen van spoedgevallen en de plotselinge overlijdens.

De arts van de commissie te Lantin stelt daarom voor, om de uithalingsprocedure te verlichten voor spoedgevallen, vlugger te voorzien in een hospitalisatie in het Citadelleziekenhuis te Luik en een procedure in te voeren voor de bewaking van instabiele zieke gedetineerden in cellen die daartoe worden voorbehouden in de polikliniek. Tot slot stelt hij voor om te voorzien in de mogelijkheid tot het over-zenden van de resultaten van de autopsies aan de gevangenisartsen (bijvoorbeeld aan het eind van het gerechtelijk onderzoek) in plaats van ze confidentieel te houden, waardoor de artsen eventuele diagnosefouten niet kunnen beoordelen en maatregelen kunnen nemen om die te voorkomen.

Werkomstandigheden in de werkplaatsen

De arts van de commissie te Lantin maakt melding van ernstige problemen vastgesteld tijdens het bezoek in mei 2014 van de arbeidsgeneesheer en de preventieadviseur. Probleem bij het verluchten en wegzuigen van de lasdampen in de laswerkplaats; probleem van verstikkende warmte in de Boosterwerkplaats en in het arresthuis; probleem van overtreding van het rookverbod in het arrest-huis, waarbij gedetineerden heimelijk roken achter het opgestapelde karton en waardoor een brandrisico ontstaat, geen toezicht vanwege de arbeidsgeneesheer

Page 11: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

11

Geïnterneerden

De directeur van de inrichting te Merksplas beschreef de situatie voor de Kamercommissie seksueel misbruik als volgt: «de gevangenis kan geïnterneerden en seksuele delinquenten niet begeleiden door gebrek aan onvoldoende- en geschoold personeel. Wij dreigen vuilnisbak te worden voor geïnterneerden».

Voor de geïnterneerden is er vaak geen mogelijkheid tot opvang in een aangepas-te therapeutische inrichting. Die categorie van gedetineerden hoort evenwel niet thuis in een gevangenis omdat zij geen gepaste verzorging kan bieden.

De infrastructuur voldoet niet aan de vereisten om dit soort personen op te van-gen en te verzorgen.

Bovendien is er een tekort aan psychiatrisch verpleegkundigen.

Het aantal uren voor raadpleging door psychiaters is duidelijk onvoldoende voor de follow-up van de geïnterneerden.

De commissie te Forest-Berkendael meent dat de ernstige psychische proble-men meestal op onmenselijke en mensonwaardige wijze worden behandeld, los van de goede wil van de personeelsleden en het medisch personeel maar bij gebrek aan een gezondheidsbeleid in de gevangenis en omdat die geesteszieke personen niet in de gevangenis thuis horen.

De commissie te Hasselt stelt vast dat er veel gedetineerden zijn die met een psychisch probleem kampen. Psychoses, depressies, zelfmoordgedachten komen het meeste voor. De gevangenis te Hasselt heeft geen afdeling voor geïnterneer-den, dus behandelt de psychiater de gedetineerden met psychische problemen in de gevangenis.

De commissie te Paifve verwijst nadrukkelijk naar de gedwongen behandelingen bij de IBM te Paifve. Volgens het advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren is gedwongen psychiatrische verzorging enkel mogelijk binnen een medisch en verzorgend kader waarbij voldoende professioneel toezicht bestaat op de patiënten. Wat louter de personeelsformatie van het verplegend personeel betreft, telt Paifve slechts 9 verplegers (7 FTE) voor 208 patiënten. Op het stuk van psychiaters en huisartsen is er buiten de kantooruren niet in een wachtdienst voorzien. De IBM te Paifve, die zich nochtans profileert als een zorginstelling, is geconfronteerd met een situatie waarin de continuïteit van de verzorging niet is gewaarborgd. In de IBM te Paifve stroken de omstandigheden voor de uitoefening van de gedwongen psychiatrische verzorging niet met de beschrijving van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren.

Op 11 maart 2014 heeft De Centrale Raad in een brief aan de minister van Justitie de bezorgdheden meegedeeld van de Commissie van toezicht te Turnhout over de inadequate behandeling van geïnterneerden, wat een grote bekommernis blijft.

De Commissie van toezicht te Turnhout maakte melding van onaanvaardbare situaties en vastgestelde gebreken in de gevangenis te Turnhout voor de behande-ling van de geïnterneerden. De commissie refereerde tevens naar een jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 10 januari 2013, die in latere beslissingen is bevestigd, zoals het arrest van het Hof te Straatsburg van 9 januari 2014 in de zaak Van Meroye tegen de Belgische Staat, dat tevens betrekking had op de psychiatrische vleugel van de gevangenis te Turnhout. In dat arrest concludeert het Hof te Straatsburg dat de controlebevoegdheid van de instanties tot bescher-ming van de maatschappij onvoldoende groot is om ook betrekking te hebben op een van de noodzakelijke voorwaarden van de rechtmatige detentie van de geïnter-neerden (art. 5, § 1, van het Verdrag). Het Hof is tevens van oordeel dat de Belgische Staat niet over een procedure beschikt waarmee een aangeklaagde situatie kan worden hersteld. Het Hof wijst erop dat, het ontbreken aan ieder vooruitzicht op een gepast herstel problematisch is, ook al staat de effectiviteit van een beroep inderdaad los van de zekerheid op een gunstige afloop (art. 5, §4, van het Verdrag).

Page 12: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

12

De commissie te Turnhout vraagt een structureel antwoord op de tekortkomingen van het psychiatrische aanbod in de gevangenis te Turnhout. Bovendien heeft de Centrale Raad erop gewezen dat een adequate wetgeving moet worden uitgewerkt.

De arts van de gevangenis te Lantin merkt op dat de geïnterneerden vaak in de gevangenis belanden met onvoldoende opvang en er eigenlijk niet thuis horen. De gesloten psychiatrie is voor hen de aangewezen plaats.

Lantin stelt voor om te investeren in nieuwe gesloten psychiatrische voorzienin-gen, de geïnterneerde gedetineerden te laten afhangen van de FOD Volksgezond-heid en de psychiatrische en psychologische ondersteuningsteams te versterken.

In 2014 heeft het gevangeniswezen forensische psychiatrische centra opgericht te Gent en Antwerpen Ook heeft het een geïntegreerd zorgcircuit uitgewerkt.

Psychosociale diensten (PSD)

De basiswet stelt: «de functie van expert is onverenigbaar met een opdracht als zorgverlener in de gevangenis (art. 101, § 2). De basiswet bepaalt: «de medico-psychosociale expertise in de gevangenissen omvat de diensten verstrekt door ex-perten met het oog op het stellen van een diagnose en het verlenen van adviezen in het kader van de besluitvormingsprocessen met betrekking tot onder meer: 1° het individueel detentieplan; 2° de plaatsing en overplaatsing van gedetineer-den; 3° het tijdelijk verlaten van de strafinrichting; 4° de bijzondere vormen van strafuitvoering; 5° de vervroegde invrijheidstelling.» (art. 101, § 1). De basiswet stelt bovendien: «de gedetineerde heeft recht op het in de gevangenis aanwezige aanbod inzake sociale hulp- en dienstverlening» (art. 103, § 1), waarmee zij tevens de beperkingen te plaatse verantwoordt.

Wanneer de klachten die zijn opgetekend door de Commissies van toezicht over de psychosociale diensten van de gevangenissen nader worden bekeken, dan is er grote eensgezindheid: uit de ervaring met de personeelsleden die zich nagenoeg

enkel toeleggen op expertiseopdrachten blijkt dat zij onvoldoende betrokken worden, overbelast en moeilijk bereikbaar zijn.

Volgens het verslag van het gevangeniswezen telden de PSD in 2013 in België 330,12 voltijdse equivalenten (personeelsplan voorziet in 342,85, blz. 77).

Het gevangeniswezen geeft zelf toe dat hun werk «op zijn zachtst gezegd een ontegensprekelijke uitdaging is. De leden van de PSD moeten zware dossiers behandelen, omgaan met moeilijke gedetineerden of gedetineerden uit andere culturen en daarbij toch professioneel werken.» (Verslag 2013, blz. 37)

De commissie te Saint-Hubert merkt op dat het gevangenissysteem nauwelijks bedacht is om de gedetineerde te helpen bij een hernieuwd zelfvertrouwen en wijst daarbij erop dat de PSD zich beperkt tot taken inzake adviezen, onderzoe-ken, expertises en zijn bijstandstaak duidelijk verwaarloosd. Sommige gedeti-neerden berichten dat de termijnen «om te worden gehoord» niet altijd worden nageleefd. Er bestaan geen detentieplannen, die evenwel noodzakelijk zijn om de detentie zinvol te maken. De PSD beschikt daartoe niet over de nodige knowhow en wordt niet ertoe aangezet omdat hij is gericht op de expertises. Dit zou een absolute prioriteit moeten zijn met jongeren en toch is dat niet het geval. Heeft dit louter met middelen, en dus ook met personeel, te maken?

De commissie te Gent wijst erop dat er in 2013 meer klachten waren tegen medewerkers van de PSD dan in 2012 (toen 11 klachten). In 2013 hadden 14 gede-tineerden een klacht ingediend tegen de PSD voor verschillende redenen: gebrek aan personeel en ondersteuning bij het uitwerken van een reclasseringsplan, geen informatie over de reclassering, slechte verstandhouding met de maatschap-pelijk assistent van de PSD. Er zijn echter andere klachten geformuleerd naar aanleiding van een negatief advies van de PSD of van een ongunstige beslissing over een penitentiair verlof waarvan de hoofdoorzaak in het algemeen is toege-schreven aan de gebrekkige ondersteuning van die werknemers. Ten aanzien van de geïnterneerden waren er blijkbaar nog meer moeilijkheden. Zo hekelden in

Page 13: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

13

2013 vijf geïnterneerden van de gevangenis te Gent dat er geen «oplossing» was voor hun internering. Volgens de werknemers van de PSD is het bijzonder moeilijk weerwoord te bieden op die verwijten omdat zij, naast hun expertisewerk, con-tact moeten opnemen met bijvoorbeeld ziekenhuizen of particuliere instellingen. Bovendien komen er bij seksuele delinquenten extra onderzoeken bovenop de vele werkverplichtingen. Ondanks de vele aanvragen, blijft het werk van de psy-chiaters binnen de PSD erg beperkt. Zij beschikken over weinig middelen om een oplossing te bieden voor de moeilijke gevallen, inzonderheid wat het beroep op gespecialiseerde eenheden betreft. De hoop is dat de gevangenissen te Gent en te Antwerpen verzorging zullen verstrekken die is aangepast aan de gezondheids-toestand van de geïnterneerde of geesteszieke personen.

De aanbeveling in het laatste verslag van de Centrale Raad luidde: «omdat er talloze klachten bestaan die betrekking hebben op de beschikbaarheid en de achterstand van de door de psychosociale diensten beheerde dossiers, moet een aanvullende bijdrage van de Gemeenschappen worden overwogen bij de bijstand aan en behandeling van gedetineerden in moeilijkheden, vooral op psychologisch vlak» (Aanbeveling 29).

In tegenstelling tot die aanbeveling lijkt het werk van de personeelsleden van de psychosociale diensten steeds vaker beperkt tot administratieve activiteiten en onderworpen te zijn aan wettelijke vereisten/noodzaken voor de uitvoerings-maatregelen van de gevangenisstraf ... waarbij het aantal werknemers almaar afneemt, zoals reeds gemeld door de gevangenis te Tournai en de inrichting voor bescherming van de maatschappij te Paifve. In die inrichting met personen met ernstige psychische problemen is de arbeidsovereenkomst van contractuele psychologen niet verlengd omdat de centrale administratie zich beroept op een reorganisatie van alle psychosociale diensten.

In het detentieplan voorzien in de wet van 2005 is een belangrijke rol weggelegd voor de begeleiding van de gedetineerden door de leden van de PSD. De basiswet stelt immers: «dit plan bevat bovendien voorstellen van activiteiten waaraan de

veroordeelde zal deelnemen, zoals: 1° in het kader van de strafuitvoering beschik-bare of beschikbaar te stellen arbeid; 2° onderwijs- of vormingsprogramma’s, opleidings- of omscholingsactiviteiten en andere activiteiten die op re-integratie gericht zijn; 3° psychosociale begeleidingsprogramma’s of medische of psycholo-gische behandelingsprogramma’s.» (art. 38, § 3).

De Centrale Raad wenst een gesprek te voeren over het verband tussen expertise en verzorging opdat het gevangeniswezen en de PSD hun opdrachten kunnen vervullen.

Zo kan worden overwogen dat een psycholoog of een psychiater bijstand verleent aan en instaat voor de follow-up van gedetineerden voor wie hij niet de verantwoordelijkheid draagt van de expertise in de gevangenis.

Dit voorstel is realiseerbaar in inrichtingen die zijn opgedeeld in kwartieren of «huizen», zoals arresthuizen, strafhuizen, vrouwenkwartieren, ... Zodoende zou sociale en psychologische bijstand, samen met misschien nog andere acties, een echte plaats krijgen.

Het valt immers niet te ontkennen dat die bijstand thans in de meeste gevallen deerlijk ontbreekt. De beleidsverantwoordelijken op federaal en gemeenschaps-vlak moeten tot het besef komen dat investeren in psychosociaal personeel bete-kent dat concreet wordt gekozen voor de re-integratie in een maatschappij waarin cohesie en beter samenleven bestaan met respect voor eenieder ...

De Centrale Raad stelt hiertoe voor paragraaf 3 van de artikelen 96 en 101 te schrappen («... in de gevangenis»).

Page 14: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

14

Overbevolking1

De overbevolking in de gevangenissen betekent dat het aantal gedetineerden en de opvangcapaciteiten in de penitentiaire inrichtingen op een welbepaald ogen-blik niet op elkaar zijn afgestemd. Dat kan afhangen van verschillende factoren, zoals de inflatie of de toename van het aantal gedetineerden, maar ook van de duur van de detentie. Teneinde paal en perk te stellen aan die toename van het aantal gedetineerden, kan worden gekozen voor de bouw van nieuwe gevange-nissen (beslissing via de uitvoering van een masterplan) of voor een verminderde toepassing van de gevangenisstraf (magistraten die een beroep doen op alter-natieven of minder lange gevangenisstraffen). In België blijft er sprake van een overbevolking ondanks een lichte daling in 2014 van 19,3 % in april naar 14,2 % in december. Wij zullen kort de evolutie van de overbevolking overlopen, alvorens de schadelijke gevolgen van die situatie te bekijken voor zowel de gedetineerden als de penitentiaire beambten...

De overbevolking in de Belgische strafinrichtingen is een oud geschiedenis. In de jaarrapporten van 2005, 2006, 2007 en 2008-2011 van de Centrale Toezichtsraad werd dit probleem al aangekaart en er was weinig verbetering in zicht. Op 12 december 2012 kwam immers het Europees comité ter Preventie van Foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT), na haar bezoek in april 2012 aan de gevangenissen van Forest en Andenne met een zoveelste bezwarend rapport af dat de overbevolking in onze strafinrichtingen hekelde.

Op 31 december 2013 telden de Belgische gevangenissen 11 644 gedetineerden waarvan 11 172 mannen en 472 vrouwen, 65 in beperkte detentie en 12 geïnter-neerden in halve vrijheid. Hierin zijn het aantal gedetineerden onder elektronisch toezicht niet meegerekend, en dit voor een capaciteit van amper 9 384.

Uit de jaarverslagen van de Commissies van toezicht blijkt dat de overbevolking niet gelijk is in alle inrichtingen. Bepaalde inrichtingen zijn helemaal niet of weinig overbevolkt. Zo maken de Commissies van toezicht van de gevangenissen van

Saint-Hubert, Wortel-Tilburg, Turnhout, Leuven-Centraal, Paifve, geen melding van overbevolking in hun inrichting. In andere inrichtingen daarentegen kan de gemiddelde overbevolking oplopen tot meer dan 50% . Dit is bijvoorbeeld het geval in de arresthuizen van Antwerpen (64,8%) en Forest (52,8%), Lantin (50%), maar ook de Commissies van toezicht van Namur (48,1%), Jamioulx (46,3%), Mons (44,1%), Sint-Gillis (42,6%), Mechelen (41,5%), Gent (41,5%), en Dendermonde (43,1%). Er is dus sprake van een chronische overbevolking in die inrichtingen.

In Verviers in 2013 werd de gevangenis afgebroken. Hiervoor werd de Commissie van toezicht op de hoogte gesteld dat beklaagden soms bij hun aankomst in de gevangenis opgesloten werden in de strafcel met een beperkt regime in afwach-ting van het vertrek van een veroordeelde. Sinds de sluiting van die gevange-nis zijn de gedetineerden en de personeelsleden verdeeld over verschillende gevangenissen (Lantin, Andenne, Marche). Sommige leden van de Commissie van toezicht kwamen terecht in een andere commissie (Lantin). In de vrouwenge-vangenis van Berkendael nog maakt de Commissie melding van het feit dat als er tegelijkertijd verschillende baby’s samen met hun moeder worden opgesloten, de opsluiting gebeurt in een normale niet aangepaste cel.

De gevolgen van de overbevolking zijn nefast voor de goede werking van de in-richting. In gevangenissen waar de overbevolking nog relatief beperkt is wordt er vooral melding gemaakt van groeiende ergernis bij gedetineerden en personeel omwille van de beperktere materiële leefomstandigheden. In de andere zwaar en constant overbevolkte inrichtingen ondermijnen de problemen met de overbe-volking de volledige werking van de gevangenis. Gedetineerden worden met drie opgesloten in cellen bestemd voor één of maximum twee personen. Daardoor is er onvoldoende plaats om bedden te installeren zodat gedetineerden op matras-sen op de grond dienen te liggen.

Zo stelde de Commissie van Antwerpen vast dat er op een bepaald ogenblik 104 mannen en 18 vrouwen op matrassen op de grond lagen.

1De cijfers komen uit het jaarverslag 2013 van het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen.

Page 15: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

15

In Forest was op een bepaald moment de bevolking gestegen naar 740 gede-tineerden voor 405 plaatsen (waarvan er in feite maar 386 beschikbaar waren omdat de anderen gesloten waren wegens onbewoonbaar).

Bovendien vermeldt de Commissie van Forest de grote overbevolking op de psychiatrische afdeling van de inrichting. Daar verbleven op 1 oktober 2013 91 geïnterneerden voor slechts 47 beschikbare plaatsen, met nog eens een twintigtal geïnterneerden in de vleugels van de beklaagden. Omdat sommige geïnter-neerden omwille van hun geestestoestand verplicht alleen dienden geplaatst te worden, verbleven de andere geïnterneerden vaak met drie op één cel. Door die situatie wordt de hygiëne in de cellen en het onderhoud van de cellen enorm bemoeilijkt en is er sprake van een groot gebrek aan privacy. Daarnaast is er ook te weinig linnen, bestek, meubilair en materiaal in het algemeen beschikbaar. In Forest is er vaak maar 1 stoel beschikbaar in een cel waar 3 gedetineerden zijn opgesloten.

De overbevolking heeft ook gevolgen op de werking van de andere interne dien-sten zoals de keuken, de wasserij, de boekhouding, de griffie en de psychosociale dienst van de gevangenis.

De Commissie van Nivelles merkt daarbij op dat het voedingsbudget berekend wordt op de capaciteit van de inrichting en niet op de effectieve bezetting waar-door er in overbevolkte inrichtingen per gedetineerde minder voedingsbudget beschikbaar is.

Vooral de Commissies van Antwerpen, Forest en Sint-Gillis vermelden dat de overbevolking enorme impact heeft op heel wat aspecten van het dagelijks leven binnen de inrichting. Wandeling, telefoon, bezoek en tewerkstelling binnen de inrichting zijn beperkt. Culturele en sportieve activiteiten evenals bepaalde lessen worden beperkt of afgeschaft. Dit alles veroorzaakt spanningen tussen de gedetineerden onderling en tussen de gedetineerden en het bewakingsperso-neel, met meer tuchtrapporten tot gevolg. Zo stelde de Commissie van Forest vast

dat, nadat de bevolking in september 2012 was teruggebracht naar 600, de helft minder plaatsingen op strafcel plaatsvonden

Voor het personeel is deze overbevolking ook niet werkbaar. De overbevolking zorgt voor heel wat stress zowel bij gedetineerden als bij personeelsleden en zorgt voor toenemende veiligheidsrisico’s. De Commissies van Forest en Nivelles maken melding van de weerslag van de overbevolking op het absenteïsmecijfer bij het personeel. De voorzitter van de commissie te Nivelles heeft het over een constante toename sinds 2009 (212 gedetineerden), 2010 (231), 2011 (241), 2012 (2612) en 2013 (265) voor een capaciteit van 192 plaatsen. Hij schrijft dat dit voor een aanzienlijke extra belasting en heel wat spanningen zorgde bij het personeel, hetgeen gelinkt kan worden aan een hoog absenteïsme dat in 2013 is vastgesteld waardoor de werklast van het beschikbare personeel nog vergrootte met als gevolg dat heel wat dienstverlenende aspecten aan de gedetineerden niet meer konden plaatsvinden en de behandeling van hun diverse vragen werd vertraagd. De commissie is bezorgd over de toename van het aantal invrijheidsstellingen op het einde van de straf zonder enige begeleiding, gelet op het beperkte aantal voorwaardelijke invrijheidstellingen.

Ondanks publieke en politieke aandacht en intentieverklaringen wordt er op het terrein onvoldoende verbetering in de situatie ervaren. In Forest brachten het Poli-tiebesluit van 11 juli 2012 van burgemeester De Galand om de overbevolking in te perken enig soelaas. Op die manier werd de populatie in september 2012 terug-gebracht naar de “normale”600 gedetineerden. Tegelijkertijd heeft de Belgische Staat het besluit van de burgemeester voor de Raad van State aangevochten, die het beroep heeft verworpen.

Verder antwoordde de FOD Justitie op het hogervermelde rapport van de CPT dat ze momenteel investeren in de renovatie van de bestaande gevangenissen en ook in de bouw van nieuwe penitentiaire inrichtingen. In afwachting van meer capaciteit in eigen land huurt België plaats in een gevangenis in het Nederlandse Tilburg. Die Nederlandse gevangenis telde op 9 januari 2014 641 aanwezige gede-

Page 16: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

16

2Jaarverslag 2014 van het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen

tineerden voor een capaciteit van 675 plaatsen. Daarom heeft België op 31 oktober 2009 met Nederland een verdrag gesloten op grond waarvan de Nederlandse overheid de penitentiaire inrichting te Tilburg met een maximum-capaciteit van 681 plaatsen, samen met het personeel en de nodige materiële middelen, ter beschikking stelt. Het verdrag is in werking getreden in februari 2010 en loopt af op 1 januari 2013. Het kan evenwel eenmalig worden verlengd met een jaar (tot 1 januari 2014). De penitentiaire inrichting te Tilburg is in het Belgische recht gekoppeld aan de gevangenis te Wortel. De vaste basisvergoeding voor de terbeschikkingstelling van de inrichting te Tilburg bedraagt 30 miljoen euro en heeft betrekking op minimaal 500 personen. Een maandelijkse vergoe-ding van 212 917 euro is verschuldigd per 50 extra detentieplaatsen, waarvan het totale aantal 650 bedraagt. Bij de overschrijding van dat aantal wordt elke plaats vergoed tegen 140 euro per dag tot een maximum van 681 plaatsen. Hierbij komt nog een vergoeding voor het beveiligd vervoer van de gedetineerden en van de personeelsleden tussen de inrichting te Tilburg en de inrichting te Wortel. Elke prestatie (heen-en terugreis) kost 455 euro. Alle medische verzorging die buiten de penitentiaire inrichting maar op het Nederlandse grondgebied wordt ver-strekt, zal ook aan België worden doorgerekend. Die vergoedingen zijn allemaal onderhevig aan de Nederlandse index die betrekking heeft op de loonlasten, de huisvesting en de exploitatie. Aangezien de eerste gedetineerden pas in februari 2010 naar Tilburg zijn overgebracht, is voor 2010 een vergoeding gefactureerd naar rata van een bedrag van 28 275 000 euro.

Voor 2010 bedroeg de totale factuur zo’n 29,5 miljoen euro. Thans bedraagt de factuur bijna 40 miljoen euro. Minister Koen Geen heeft tijdens de presentatie van zijn «Justitieplan» in maart beslist die decentralisatie stop te zetten.

Ook het elektronisch toezicht via GPS als vervanging van de voorlopige hechtenis dat in 2014 in werking trad is volgens de overheid een middel om de overbevol-king tegen te gaan.

In haar rapport 2008-2011 wees de Centrale Toezichtsraad al op het feit dat de overbevolking in de gevangenis hoofdzakelijk afhangt van het strafbeleid, dat te vlug zijn toevlucht neemt tot voorlopige hechtenis, langere straffen en minder frequente vrijlatingen. Alleen een uitbreiding van de celcapaciteit op zich is geen duurzame oplossing voor het probleem van de overbevolking. Ook het CPT sloot zich aan bij deze zienswijze. De voorziene capaciteitsuitbreiding is nodig om aan elke gedetineerde een humane opsluiting te garanderen. Zij zal waarschijnlijk ech-ter niet in staat zijn om, gezien de stijgende trend van de gevangenispopulatie, de overbevolking weg te werken.

De minister schrijft in zijn recente actieplan: «ondanks een stabilisatie van de gevangenispopulatie in 2013 en een lichte daling in 2014, blijven de Belgische gevangenissen kampen met overbevolking. Dit is dan ook niet zonder gevolg gebleven voor de levensomstandigheden van de gedetineerden. Het Masterplan, samen met een reeks andere maatregelen gericht op het terugdringen van de gevangenisstraf ten voordele van andere straffen, zullen de huidige situatie pogen te remediëren zodat de gedetineerden in de toekomst in betere omstandigheden hun detentie kunnen ondergaan».

Tot slot is het zo dat de bouw van nieuwe gevangenissen niet tot de voorkoming van de overbevolking heeft geleid die blijft bestaan door ... het gebrek aan perso-neel voor die inrichtingen: op 1 oktober 2014 telde de gevangenis te Beveren 214 gedetineerden en de gevangenis te Leuze zo’n 130 gedetineerden, terwijl beide inrichtingen een capaciteit hebben van 312 plaatsen.

Gemiddelde overbevolkingsgraad2

De inrichtingen met de grootste overbevolking in 2014 in dalende orde zijn: Dinant, Antwerpen en Forest, met een overbevolking die de capaciteit van de in-richting met meer dan 45 % overschrijdt. Daarentegen is er in 12 inrichtingen (met inbegrip van de federale jeugdinstellingen) een gemiddelde bevolking die lager

Page 17: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

17

is dan de theoretische capaciteit. Doorheen het jaar en/of in bepaalde afdelingen kan in die inrichtingen weliswaar soms sprake geweest zijn van overbevolking.

Inrichting Gemiddelde bevolking Gemiddelde capaciteit Gemiddelde overbevolkingsgraadAndenne 421,4 396,0 6,4%

Antwerpen 661,0 439 ,0 50,6%

Arlon 131,5 111,0 18,04

Berkendael 94,3 64,0 47,4%

Beveren 98,8 312,0 68,3%

Brugge 771,4 608,0 26,9%

Dendermonde 232,2 168,0 38,2%

Dinant 54,6 32,0 70,6%

Forest 600,5 405,0 48,3%

Gent 428,4 299,0 43,3%

Hasselt 564,2 450,0 25,4%

Hoogstraten 168,1 170,0 -1,1%

Huy 79,1 64,0 23,5%

Ieper 77,4 67,0 15,5%

Ittre 413,9 420,0 -1,5%

Jamioulx 326,7 232,0 40,8%

Lantin 961,6 694,0 38,6%

Leuven Centraal 346,5 350,0 -1,0%

Leuven Hulp 195,8 149,0 31,4%

Leuze-en-Hainaut 30,3 312,0 -90,3%

Marche-en-Famenne 290,5 312,0 -6,9%

Page 18: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

18

Marneffe 134,3 131,0 2,5%

Mechelen 118,7 84,0 41,3%

Merksplas 655,2 694,0 -5,6%

Mons 423,3 307,0 37,9%

Namur 191,9 140,0 37,1%

Nivelles 261,6 192,0 36,3%

Oudenaarde 161,3 132,0 22,2%

Paifve 200,1 205,0 -2,4%

Ruiselede 55,7 52,0 7,1%

Sint-Gillis 827,8 587,0 41,0%

Saint-Hubert 234,9 235,0 0,00%

Tournai 219,4 183,0 19,9%

Turnhout 268,4 269,0 -0,2%

Wortel (& Tilburg) 901,8 918,3 -1,8%

Totaal 11.578,3 9.931,8 16,6%

GFC Everberg 35,8 40,0 -10,6%

GFC Saint-Hubert 39,4 49,6 -20,3%

GFC Tongeren 36,7 34,0 18,4%

Bewakers

De problematiek van de klachten tegen bewakers lijkt te zijn geëvolueerd en ver-hevigd, als rekening wordt gehouden met de brieven van de gedetineerden aan de verschillende commissies.

Hoe moet die evolutie begrepen worden? In het kader van detentie staan twee groepen met verschillende doelstellingen tegenover elkaar, hun spanningsveld vindt zijn oorsprong in of wordt geïntensi-veerd door de overbevolking, vertragingen of leemten binnen de psychosociale en medische diensten, de afwezigheid en stakingen van het personeel, de waardenco-des, enz. De ontsnappingspogingen en de ontsnappingen met geweld of gijzelne-ming waren zodanig toegenomen dat het gevangeniswezen genoopt was tot het

Page 19: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

19

gedetineerde te Namur heeft dat identificatieprobleem aangehaald door erop aan te dringen dat het recht op identificatie van het personeelslid gerechtvaardigd lijkt. De directie herhaalt dat de handtekening van een derde getuige niet verplicht is, aangezien de bewakers beëdigd zijn.

De commissie te Lantin (1 000 gedetineerden) heeft statistische gegevens gele-verd, waarbij de aandacht uitgaat naar 24 gevallen van «dwangmaatregelen» ten aanzien van gedetineerden. Dat cijfer is gestegen in vergelijking met 2013.

De aangehaalde redenen voor die interventies die gepaard gaan met het gebruik van geweld zijn: agressie en bedreiging met gijzelneming (8), verhoogde risico’s op agressie en gijzelneming (4), gewelddadige en mentaal labiele gedetineerden (4), doodsbedreigingen en risico op gijzelneming (3), aantasting van de integriteit van de personeelsleden (1) en risico op onttrekking aan de uitvoering van zijn straf (1).

In 2013 merkte de commissie op dat de 8 gevallen waarbij geweld was uitgeoefend door de personeelsleden werden verklaard door een interventie bij vechtpartijen tussen gedetineerden, in geval van vernieling of brand, maar ook bij drugbezit.

Hoewel sterk wisselend; leek dat geweld gemiddeld 1 tot 2 keer per maand voor te komen, soms resulterend in het gebruik van hand- en/of voetboeien en de plaat-sing in de psychiatrische afdeling in een contentiebed op medische beslissing. De handhaving van de dwangmiddelen kon 3 tot 28 dagen duren, al naargelang van de beslissing van de directeur, en werd altijd opgetekend in een register.

De commissie te Nivelles merkt op dat in de loop van vier maanden (15 november 2013 tot 15 maart 2014) het register van de controlemaatregelen vermeldt dat vijf gedetineerden elk ongeveer vijf minuten lang werden gehandboeid. Eén gedeti-neerde werd gedurende een jaar onderworpen aan individuele veiligheidsmaatre-gelen die elke twee maanden werden verlengd, waarbij hij 32 keer werd gehand-boeid voor het merendeel van zijn verplaatsingen van 8 november tot 19 november 2013. De magistraat van de commissie heeft hem twee brieven met objectieve waarnemingen bezorgd die de gedetineerde heeft voorgelegd in gerechtelijke

opstellen van een fiche voor de personeelsleden, met de bedoeling hen te helpen om correct te reageren volgens de richtlijnen en modus operandi van de politie en van het parket (jaarverslag, 2013, 20). Wij zullen verderop in ons verslag kunnen zien dat het gevangeniswezen andere instrumenten heeft ontwikkeld om de veiligheid met betrekking tot de «gevaarlijke» gedetineerden te verhogen en waarover wij een standpunt willen innemen.

Hoewel wij niet van alle commissies de statistische gegevens hebben ontvangen – wat extra werk vraagt van de vrijwillige leden –, zullen wij een analyse maken van de gegevens van enkele inrichtingen die representatief zijn voor de problemen in verband met agressie van het personeel ten aanzien van de gedetineerden. Wel zul-len wij niet voorbij gaan aan de commentaren van de andere commissies.

Vooraf moeten wij benadrukken dat het een lastige opgave is om de ontvangen gegevens te kwalificeren: gaat het ook om slagen toegebracht door een personeels-lid dat geweld moet gebruiken om een gedetineerde in een strafcel te plaatsen, te fouilleren of naar een andere gevangenis over te brengen?

Ondanks die moeilijkheid zal onze aandacht gericht zijn op het bepalen en onder-strepen van de excessen bij incidenten die gepaard gaan met machtsvertoon en dwang, maar ook bij incidenten die zich voordoen in een relatiecontext van impul-sieve of ongecontroleerde agressiviteit.

Wanneer personeelsleden pesten of slagen toebrengen, is het moeilijk om daar-van bewijs te vinden, aangezien de andere gedetineerden aarzelen om de feiten te bevestigen uit vrees voor vergelding, aldus de commissie te Namur, in het geval van een gedetineerde die klaagde over pesterijen door een vrouwelijke bewaker (juni 2014).

Niettemin is het zo dat het gaat om een reële situatie, die de directeurs en gerechte-lijke autoriteiten vastberaden bestrijden. Een van de eerste maatregelen die de ex-cessen kunnen indijken, zou erin bestaan dat de directeurs onvoorwaardelijk eisen dat elke bewaker een badge draagt met een naam of een identificatienummer. Een

Page 20: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

20

Het is ook niet uitzonderlijk dat de gedetineerden, zelfs onder tegendruk en zonder moedige getuigen, beslissen om de zaak met betrekking tot een probleem met een personeelslid voor justitie te brengen.

Controle- en veiligheidsregels en tuchtsancties

Aangezien de gevangenis een plaats is van uitsluiting en opsluiting, behoren de gevangenisinrichting en de leidinggevenden ervan om er de veiligheid en orde te garanderen, niet alleen om de werking ervan en het institutionele voortbestaan ervan te beschermen, maar ook om de fysieke integriteit van de gedetineerde personen te vrijwaren.

Controle

Wat de controle betreft, hebben die maatregelen ten eerste betrekking op de fy-sieke aanwezigheid van de gedetineerden door middel van verschillende dagelijkse «appels» door de personeelsleden.

De opleidingsactiviteiten, de arbeidsactiviteiten alsook de sportieve, religieuze en culturele activiteiten vereisen dat de gedetineerden worden gevolgd en dat zij voortdurend kunnen worden gelokaliseerd. Verschillende fouillemaatregelen wor-den uitgevoerd: doorzoeken van de cel bij vermoeden van handel of aanwezigheid van drugs, een gsm of ook wapens; ook gebeurt dit «willekeurig». Bij het verlaten van hun cel ondergaan de gedetineerden een summiere fouillering.Een naakte fouil-lering kan soms worden opgelegd en werd tot voor kort altijd alleen toegestaan door de directeur.

Die naakte fouilleringen zijn aan heel wat kritiek onderhevig, aangezien bepaalde personeelsleden een gebrek aan respect vertoonden of de spot ermee dreven. Arti-kel 108, § 2, van de basiswet, dat geëist was door de vakorganisaties van het gevan-genispersoneel, maar in tegenspraak is met artikel 3 van het EVRM, de aanbeveling

procedures. Diezelfde commissie geeft aan dat er geen opleiding is voor het gebruik van handboeien en dat de bewakers terughoudend zijn in het gebruik ervan, aan-gezien zij niet weten hoe.

De commissie te Gent, die nadrukkelijk stelt dat de inventaris en de beschrijvingen van de klachten geen exacte wetenschap zijn, stelt een daling van het aantal klach-ten tegen de directie vast (tien klachten in 2011, negen in 2012 en vijf in 2013) en een stabiliteit van de klachten tegen het personeel, na een opmerkelijke toename in 2012: gemiddeld 39 klachten ongeveer, tegenover 20 in de voorgaande jaren. In 2013 hebben 26 gedetineerden (hoofdzakelijk geïnterneerden) in deze gevangenis arbitrair of ongepast gedrag van de personeelsleden gemeld, zoals het geweldda-dige verbod op telefoneren of douchen. Bepaalde gedetineerden klagen eveneens gemeen gedrag aan (oproepen van een gedetineerde voor een tuchtrapport terwijl het om een bezoek ging, openen van een brief gericht aan de directie). Enkele ge-detineerden maken gewag van het gedrag van bepaalde personeelsleden, dat over het algemeen uiterst onvriendelijk en respectloos blijkt, maar ook van de negatieve uitlatingen en beslissingen van de directie.

De commissie te Brugge heeft in 2013, op de sectie langdurig gestraften, 28 inci-denten rond het gebruik van geweld door bewakers opgetekend.

In bepaalde gevangenissen hebben de gedetineerden problemen met het verkrij-gen van een attest na slagen te hebben opgelopen (Forest). De situatie te Forest is onderworpen aan een gerechtelijk onderzoek. Acht personeelsleden van de namid-dagploeg zijn in verdenking gesteld wegens geweld ten aanzien van gedetineer-den. De toegang tot de gevangenis is hen ontzegd.

Een commissievoorzitter onderstreept in dat verband dat de klachten vaak gelinkt worden aan een bewaker in het bijzonder: Ik heb reeds meegemaakt dat perso-neelsleden zijn overgeplaatst naar aanleiding van een klacht die werd onderzocht, aldus de voorzitter.

Page 21: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

21

van het CPT en de rechtspraak ter zake van het Europees Hof, werd op 29 januari 2014 vernietigd door het Grondwettelijk Hof. Het liet dergelijke fouille-ringen door de personeelsleden toe zodra er een contact met een externe persoon had plaatsgevonden. Ook de Raad van State had voorheen geoordeeld dat dit artikel in tegenspraak was met de geest van de wet (negatief advies van 13 maart 2013).

Naar aanleiding van die vernietiging heeft de algemene administratie op 30 januari 2014 een (niet-bekendgemaakte) collectieve brief overgezonden die verwarring zaaide bij het personeel.

Die collectieve brief bepaalt dat naast de fouillering op het lichaam na individu-eel, gemotiveerd en voorafgaand bevel van de directeur (zoals beoogd door de wetgever) een nieuwe vorm van fouillering wordt geïntroduceerd: de (individuele) fouillering op het lichaam met terugkerend karakter. De directeur zou d.m.v. één en-kele beslissing toelating kunnen geven om, binnen een in de beslissing aangegeven periode, herhaaldelijk (onbeperkt?) over te gaan tot fouillering van een bepaalde gedetineerde» (G. Smaers, Newsletter van de Centrale Raad).

Het advies van de Centrale Raad was op heldere wijze geformuleerd en heeft vragen bij de restrictieve uitlegging van niet-bekendgemaakte regels die de fundamentele rechten van de gedetineerde persoon sterk inperken: de naakte fouilleringen moe-ten absolute uitzondering blijven.

Verschillende commissies stellen de ongepaste opmerkingen van de personeels-leden aan de kaak en leveren kritiek op de plaats waar de fouilleringen worden uitgevoerd alsook op het aantal ervan.

De commissie te Forest stelt naakte fouilleringen, uitgevoerd zonder voorafgaand akkoord van de directeur, aan de kaak.

De commissie te Lantin meldt dat zij 17 klachten omtrent de fouilleringen van de gedetineerden en de cellen heeft ontvangen in 2013.

De commissie te Gent maakt gewag van klachten van verschillende gedetineer-den die vinden dat de douchegordijnen te klein zijn voor een gedetineerde zonder ondergoed, waardoor zij aldus worden blootgesteld aan de blik van de anderen. Het is zo dat de fouilleringen niet op dezelfde wijze worden uitgevoerd door alle bewa-kers en dat het voor veel gedetineerden uiterst vervelend is om over die praktijk te klagen en toe te geven dat zij het mikpunt van spot zijn.

Sommigen stellen eerder de doorzoekingen van de cellen in vraag, zij worden dan in wanorde achtergelaten zodat het volgens hen lijkt op een soort van «vermomde sanctie of wraakoefening», zonder dat die controle in hun cel noodzakelijkerwijs weg heeft van een onrecht.

Tot slot onderstreept de commissie te Nivelles dat er volgens de directie sprake zou zijn van gemiddeld tien fouilleringen op het lichaam per week, waarvan er zeven op tien positief blijken (drugsmokkel). Conform de wet laat Nivelles geen kniebuigingen meer uitvoeren, maar dat neemt niet weg dat het binnenbrengen van drugs via natuurlijke weg mogelijk blijft en aan de controle ontsnapt. Eerlijk-heidshalve erkent de directie nog dat er beoordelingsfouten omtrent de individuele motivaties kunnen worden begaan, zij het zelden, en dat P.A.’s soms beslissen om een fouillering op het lichaam uit te voeren zonder het advies van de directie te vragen; dat is niet toegelaten en moet worden bestraft. In Nivelles is iedereen het erover eens dat de fouilleringen op het lichaam de algemene veiligheid verhogen en de handel in verboden middelen terugdringen. Sommige gedetineerden zouden zelfs erom vragen.

Ter herinnering: in zijn rapport van 2014 spoort het Comité tegen foltering de staat die partij is, aan tot het vernietigen van de bepalingen van de wet van 1 juli 2013 die het uitvoeren van systematische fouilleringen op het lichaam toestaan. De staat die partij is, zou erover moeten waken dat de fouilleringen op het lichaam enkel worden uitgevoerd in uitzonderlijke gevallen, met de minst intrusieve middelen en in alle eerbied voor de waardigheid van de persoon. De staat die partij is, zou erover moeten waken dat precieze en strikte richtlijnen worden aangenomen om de fouil-leringen op het lichaam te beperken.

Page 22: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

22

Tuchtsancties

Hoewel de gevangenis tot dusver is beschouwd als een totalitaire inrichting die het hele leven van de gedetineerden dag en nacht beheerst, moest die zich gaandeweg aanpassen en meer ruimte bieden aan de rechtsnormen. Thans moeten de bewa-kers een verslag opstellen bij vaststelling van een misdrijf, wonen de advocaten de tuchtrechtelijke zitting bij en moeten de directeurs hun beslissingen motiveren binnen voorziene termijnen. Rekening houdend met die evolutie stellen bepaalde onderzoekers de vraag of de ontradende functie niet wordt overgelaten aan enkele gedetineerden die op verhulde wijze belast zijn met de ordehandhaving. Zou de gevangenis uiteindelijk geen doeltreffender instrument dan louter tucht hebben gecreëerd, middels strategieën gebaseerd op hoop (op werk, op een voorrecht, op een verlof, etc.)? Bestraffing vervangen door aansporing tot goed gedrag met een beloning als tegenprestatie, waarbij het disciplinaire karakter niet wegvalt gezien de voorwaarden die in casu zijn verbonden aan de toegekende voorrechten.

De Europese gevangenisregels en de bezoeken van het CPT hebben die evolutie inzake tucht sterk beïnvloed.

Een gedetineerde die zich niet houdt aan het huishoudelijk reglement, dat hij wordt geacht te kennen, krijgt een tuchtrapport dat is opgesteld door een personeelslid en dat via de hoofdbewaker aan de directeur wordt overgezonden. De directeur oordeelt of hij al dan niet wil doorgaan (in dat tweede geval moet hij dat sinds kort niet meer meedelen aan de gedetineerde) en brengt de overtreder op de hoogte van de procedure, meer bepaald de datum waarop hij mogelijk in aanwezigheid van zijn advocaat wordt gehoord. Bij die gelegenheid moet de directeur dan op grond van de afgelegde verklaringen op regelmatige wijze overgaan tot de bestraffing van het strafbaar gestelde gedrag. Het gaat dus om een belangrijk aspect dat bijdraagt aan de passieve veiligheid van het leven in detentie en de ordehandhaving ervan. Dat aspect moet uitzondering blijven indien de leden van het bewakingspersoneel erin slagen om goede relaties met de gedetineerden op te bouwen, wat een dyna-mische veiligheid vormt. Een sanctie zou de gedetineerde bewust moeten maken

Veiligheid

Tot slot vinden in het kader van de veiligheid fouilleringen voortdurend plaats in de gevangenis, maar ook bij binnenkomst in de inrichting. Er doen zich moeilijkheden voor bij de familiale bezoeken: de gedetineerden klagen over het algemeen over de vernederingen die hun naaste verwanten ondergaan vanwege bepaalde perso-neelsleden, het gebrek aan opleiding van het onthaalpersoneel, vooral wanneer er zich een probleem voordoet bij het passeren van de metaaldetector (bh’s met metaal, pennen van geopereerde personen, personen met een fysieke handicap, ...).

Zoals bekend heeft een inrichting als eerste opdracht «bewaken» en de «veiligheid» waarborgen. De centrale administratie wou die opdracht kracht bijzetten door de harmonisering van de veiligheidsprocedures. Onder leiding van twee projectleiders (Noord-Zuid) kregen vier domeinen de voorrang: «bewaking» (regels en technieken voor eenvormige fouilleringen zijn opgenomen in de opleidingen van het perso-neel), «hotelfunctie» (waarom die dubbelzinnige term met de connotatie van een comfortabel dienstenaanbod?), «organisatie van activiteiten voor de gedetineer-den» en «detentietraject» (jaarverslag 2014, blz. 19).

Zonder die bereidheid tot harmonisering in vraag te stellen, ondanks grote verschil-len tussen oude inrichtingen (bijvoorbeeld Huy en Namur) en nieuwe (Beveren en Leuze), moet erop worden gewezen dat de kern van de opdracht van de peniten-tiaire actoren ligt in respect voor de waardigheid van de gedetineerden, voor hun fysieke en psychologische integriteit alsook in de voorbereiding op de terugkeer in de maatschappij. Hoewel de kosten aanzienlijk hoger liggen, lijkt het veel gemak-kelijker om te investeren in veiligheid (kabels over de wandeling, metaaldetectie-portieken, elektronica...) dan in de opleiding van het personeel en in leefsystemen die de bewustwording en het afzien van recidive kunnen bevorderen tijdens de detentie. Er ontstaat geen sfeer van wederzijds respect tijdens de detentie zonder prioriteit te geven aan respectvolle relaties.

Page 23: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

23

van zijn verantwoordelijkheid en hem ertoe aanzetten om het huishoudelijk regle-ment in acht te nemen. Het is niet door het gebruik van voorafbepaalde sancties (St.-Hubert) dat de sanctie een educatieve dimensie krijgt. Voorts kunnen bijzon-dere veiligheidsmaatregelen en een al te lang aangehouden individueel bijzonder veiligheidsregime leiden tot een moeilijk beheersbare extreme opstand.

Opmerking: bij de commissie te Lantin werd in dat verband klacht ingediend tegen negen tuchtsancties.

Volgens de commissie te Gent blijft het aantal klachten tegen tuchtsancties toene-men – 10 in 2011, 10 in 2012 en 16 in 2013 – terwijl de klachten tegen een overbren-ging afnemen (8 in 2011 en 2012 en slechts 2 in 2013).

Volgens haar waren sancties onterecht, niet in verhouding of zouden de procedure-regels niet zijn nageleefd.

Vaak zijn er veeleer vragen bij de wijze waarop de zitting is verlopen, zoals de onmo-gelijkheid van de gedetineerde om zich voldoende uit te drukken. Zij vestigt reeds enkele jaren de aandacht op het problematische karakter van het tuchtrecht voor de geïnterneerden, op de kracht van de discretionaire beslissingsbevoegdheid van de directie en de lastige positie van de geïnterneerden in het procedurele kader en op de problemen die rijzen op het vlak van het werk. Het gaat bijgevolg om structurele problemen in de Belgische gevangenissen of in verband met de rechtspositie van de geïnterneerden.

De opening van het gespecialiseerde centrum te Gent en naderhand te Antwerpen zou soelaas moeten bieden.

In de gevangenis te Forest werden in 2013 540 tuchtrapporten opgesteld waarvan 13 % werd geseponeerd.

De commissie te Forest verwijst naar een reëel gegeven waaraan vaak stilzwijgend wordt voorbijgegaan en waarmee het gevangenispersoneel al te makkelijk vrede heeft: het aantal personen dat op eigen verzoek in de strafcel wordt geplaatst. Zo staan er in het register 250 plaatsingen op strafcel opgetekend, maar volgens de computers zijn er dat twee keer zoveel. Dat verschil wordt verklaard door de plaat-sing op strafcel op eigen verzoek van de gedetineerde (verlangen naar afzondering), door zelfmoordpogingen, door de terbeschikkingstelling van de psychiater en door de voorlopige maatregelen zonder gevolg. Er zijn gemiddeld 40 plaatsingen op strafcel per maand, waarvan 20 van tuchtrechtelijke aard. Twee vaststellingen: het aantal plaatsingen op strafcel houdt verband met het aantal gedetineerden en hangt af van de attitude van het personeel. Zeer hoge verhouding plaatsingen op strafcel bij de geïnterneerden. Geen enkele objectiviteit, het woord van het perso-neelslid primeert.

En de commissie voegt daaraan toe: enige respons op een zelfmoordpoging: de strafcel! Een ongezonde, sombere strafcel, zonder verluchting, zonder daglicht, met een verscheurde matras op de vloer, te koud of te warm, een toilet waarvan de wa-terspoeling van buitenaf wordt bediend, net als de elektrische verlichting. Ongeacht de reden - eigen verzoek, weigering van duocel of zelfmoordpoging - in (vrijwel) alle gevangenissen krijgen de gedetineerden nooit een arts te zien vooraleer zij op strafcel worden geplaatst, maar enkel zodra de beslissing is genomen en vervolgens elke dag, al gaat het dan vaak om een ‘blitzbezoek’. Een commissie voegt er zelfs aan toe dat die gedetineerde in de strafcel geen gelegenheid heeft tot een dagelijkse wandeling van een uur en dat hem dat nooit wordt aangeboden. Wat betreft de religieuze praktijk, die in principe wordt gehandhaafd behoudens andersluidend advies van de directeur, blijkt dat dit slechts zeer zelden een realiteit is.

Er zijn vaak klachten bij de commissies in het geval van afzondering op cel (14 te Lantin in 2013) en van plaatsing op «naakte cel» of strafcel (30 te Lantin in 2013).

In Lantin, de grootste gevangenis van het land, waren er 2 398 tuchtrechtelijke zit-tingen in 2013, i.e. een gemiddelde van 6 per dag.

Page 24: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

24

In het kader van de uitvoering van de sancties kunnen onrechtstreekse gevolgen het effect van de sanctie verzwaren: in 2014 heeft een gedetineerde een klacht bij de commissie te Namur ingediend omdat hij tijdens zijn zes dagen op strafcel niet voor zijn hygiëne kon zorgen. Op naakte cel ondergaat de gedetineerde vaak pesterijen en geringe vernederingen, die evenwel kwetsend zijn door het herhaalde karakter ervan.

Tot slot wordt opgemerkt dat de bepalingen van de basiswet die voorzien in het klachtrecht bij een onafhankelijke instantie nog niet van toepassing zijn. Interna-tionale instanties nodigen de staat die partij is, uit om maatregelen te nemen die de bepalingen van de basiswet ten uitvoer brengen, met het oog op de invoering van een onafhankelijk en efficiënt klachtenmechanisme, specifiek bestemd voor de bewaking en de behandeling van klachten in de detentiecentra. De staat die partij is, zou de vereiste maatregelen moeten nemen opdat alle aantijgingen van verwer-pelijk gedrag vanwege het personeel op de plaatsen van detentie zo snel mogelijk grondig en onpartijdig worden onderzocht. (Verslag CPT 2014).

Aanbeveling 15 van het laatste verslag van de Centrale Raad benadrukte tegelijker-tijd de zin en het beheer van de afdelingen voor individuele bijzondere veiligheid, die immers hun initiële functie niet vervullen. Er werd immers vastgesteld dat er bijna uitsluitend gedetineerden met ernstige psychische stoornissen verbleven.

De aanbeveling werd gedaan om de afdelingen voor individuele bijzondere veilig-heid te Brugge en te Lantin te sluiten.

Het is zo dat die afdeling te Lantin enkele jaren geleden volledig werd vernield door een gedetineerde, maar er is een project voor herinrichting en heropening.

Zelfs indien het plan bestaat om die afdeling opnieuw in gebruik te nemen voor de afscheiding van de gedetineerden die sterk geradicaliseerd zijn in de gevangenis en die pogen nieuwkomers of zwakke gedetineerden te rekruteren, lijkt zij niet aange-past voor een echte afscheiding omdat communicatie tussen de gedetineerden die daar zijn geplaatst en de rest van de gevangenisbevolking niet kan worden belet.

63 % van die zittingen vond plaats zonder advocaat en met akkoord van de gede-tineerde; en in 8 % van de zittingen was de advocaat opgeroepen, maar afwezig. Slecht 25 % van de gedetineerden kreeg bijstand van een advocaat tijdens de tucht-rechtelijke zitting... het zou dus interessant zijn om de impact ervan op de beslissing van de directeur te kennen. De commissie te Lantin onderstreept ook hier dat de medische controle pas gebeurt nadat de gedetineerde op naakte cel is geplaatst en dat het niet gaat om een echt onderzoek, maar om een vluchtig gesprek via de tralies zonder dat de gedetineerde noodzakelijkerwijs beseft heeft dat hij te maken had met de arts. Daarnaast hebben de gedetineerden problemen om een certificaat in geval van opgelopen slagen te verkrijgen.

In de gevangenis te Nivelles bleek uit het register van de straffen opgelegd aan de gedetineerden dat er 650 straffen zijn opgelegd tijdens de periode van tien maanden (van 16 mei 2013 tot 14 maart 2014), een gemiddelde van ongeveer twee sancties per dag voor een gevangenisbevolking van ongeveer 250 gedetineerden. Ofschoon het merendeel van de tuchtsancties bestaan in afzondering in de ver-blijfsruimte gedurende 7 tot maximaal 30 dagen, merkt de commissie te Nivelles op dat bedreigingen en beledigingen ten aanzien van het personeel, het bezit van een gsm en een USB-stick, vechtpartijen tussen medegedetineerden en het bezit van verdovende middelen de meest frequente daden zijn.

De commissie te Lantin spreekt ook over andere problemen waarvoor zij 44 klachten heeft ontvangen. Die betreffen de identificatie van de opsteller van het rapport, de getuigenissen van collega’s of medegedetineerden, de fouten bij de keuze van de categorie waarin is voorzien in de basiswet, het niet naleven van de procedures of sancties waarin is voorzien, de hoogdrempelige toegang tot de advocaat, de problemen met taal en vertaling en de chantage door bepaalde personeelsleden.

In 2013 werden in de gevangenis te Brugge 2013 sancties getroffen, vooral met betrekking tot fysieke agressie tegen personeelsleden of medegedetineerden en de niet-naleving van de orde (bijvoorbeeld misbruik van de telefoon, weigering om gevolg te geven aan een bevel, ....)

Page 25: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

25

Adviezen In dit hoofdstuk zijn de adviezen opgenomen die de Centrale Raad van 2011 tot 2014 op eigen initiatief of op vraag van de minister van Justitie heeft geformu-leerd.

Standpunt over het voorontwerp van wet tot wijziging van deBasiswet (11.04.2013, advies op 29/01/2013).

De aanleiding voor de wetswijziging vormen de talrijke ontvluchtingen met gijzel-neming waarmee de gevangenissen de jongste tijd geconfronteerd werden: men wil hiertegen in eerste instantie strenger kunnen optreden, maar tegelijkertijd dient het algemeen veiligheidsprobleem in de gevangenis krachtdadig aangepakt te worden. Het mag dan ook duidelijk zijn dat al de voorgestelde wijzigingen kaderen in dit veiligheidsdenken, terwijl de rechtsgaranties die de Basiswet aan gedetineerden biedt, verder uitgehold worden.

De voorstellen die verband houden met de orde en veiligheid, hebben enerzijds betrekking op de fouillering, anderzijds op het tuchtregime.

Fouillering

De regeling betreffende fouillering, meer bepaald art. 108 Basiswet, is sinds 15 januari 2007 van kracht3. Onderscheid wordt gemaakt tussen onderzoek aan de kledij (§ 1) en fouillering op het lichaam (§ 2), dat als een meer ingrijpende aantasting van de privacy gezien wordt en dus met meer wettelijke waarbor-gen omgeven is. Fouillering op het lichaam kan enkel wanneer er individuele aanwijzingen zijn dat het onderzoek aan de kledij niet volstaat om het in de wet omschreven doel (m.n. het opsporen van verboden of gevaarlijke voorwerpen of substanties) te bereiken en na een individueel en voorafgaand bevel daartoe van de directeur. Enerzijds stapt het ontwerp af van het principe dat voor fouil-lering op het lichaam steeds een individuele rechtvaardiging is vereist, anderzijds

worden ook de procedurele waarborgen uitgehold waaraan deze verregaande inbreuk op de privacy onderworpen is.

Voorgesteld wordt om fouillering op het lichaam in bepaalde gevallen routine-matig mogelijk te maken of zelfs te verplichten, m.n. wanneer de gedetineerde in contact is geweest met andere personen dan personeelsleden (bij het binnenko-men in de gevangenis, voor opsluiting in beveiligde cel of strafcel en na bezoek in de gemeenschappelijke bezoekzaal), en dus zonder dat een specifiek en individu-eel risico voor de orde en veiligheid moet worden aangetoond, en zonder dat een afzonderlijke beslissing van de directeur vereist is. Dit betekent dat een nieuwe vorm van collectieve en systematische fouillering op het lichaam wordt opgelegd, zo nodig met volledige ontkleding tot op het naakte lichaam, en met inspectie van de intieme delen, wat volledig indruist tegen de basisfilosofie van de Basis-wet4 . Ook volgens de kortgedingrechter dient een volledige fouillering telkens specifiek verantwoord te worden: zonder specifieke individuele verantwoording is een dergelijke fouillering niet redelijk en staat ze buiten verhouding met het be-oogde doel van de orde en veiligheid in de gevangenis5. De Belgische rechter sluit zich hiermee aan bij het standpunt van het Europees Hof voor de Rechten van Mens inzake de toepassing van art. 3 EVRM in detentiezaken: naaktfouilles kunnen in bepaalde gevallen noodzakelijk zijn voor de handhaving van de orde en de veiligheid in de gevangenis, maar ze dienen op een gepaste manier uitgevoerd te worden met respect voor de menselijke waardigheid en ze moeten individueel gerechtvaardigd zijn6.

Wij willen het veiligheidsprobleem in de gevangenis niet ontkennen of minima-liseren, maar wensen er slechts op te wijzen dat internationale maatstaven geen collectieve en systematische naaktfouilles toestaan.

Anderzijds worden de strenge eisen die door de Raad van State gesteld werden aan de afzonderlijke beslissing van de directeur, afgezwakt, omdat – aldus de me-morie van toelichting bij het ontwerp – dit tot inefficiëntie leidt van de fouillering op het lichaam en dus de veiligheid in gevaar brengt.

3 K.B. 28 december 2006, B.S. 4 januari 2007.4 Zie Memorie van Toelichting Basiswet, Algemeen Deel, Hoofdstuk V: Orde, veiligheid en gebruik van dwang, Parl.St.Kamer 2000-2001, Doc. 50-1076/001.5 Gent, 14 juli 2004, RABG 2005, 1231-1240 met noot Y. Van Den Berge.6 EHRM Valasinas v. Litouwen, 24 juli 2001, § 117; Lorsé e.a. v. Nederland, 4 februari 2003, § 70-74; Van der Ven v. Nederland, 4 februari 2003, § 58-63; Yankov v. Bulgarije, 11 december 2003, § 110.

Page 26: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

26

In talloze recente zaken had/heeft de Raad van State beslist dat de fouillering op het lichaam afhankelijk is van een individuele en voorafgaande toelating van de gevangenisdirecteur7 en dat dit bevel voorafgaandelijk aan de gedetineerde ter kennis moet worden gebracht8. Noch het vereiste dat snel en efficiënt moet kun-nen worden opgetreden om het binnensmokkelen van verboden voorwerpen en substanties te vermijden, noch organisatorische argumenten kunnen volgens de Raad van State een uitholling verantwoorden van de door art. 108 Basiswet aan gedetineerden toegekende garanties.

Voortaan zou het volgens het ontwerp nochtans volstaan dat de (schriftelijke en gemotiveerde) beslissing van de directeur achteraf, d.w.z. binnen 24u na de fouillering, aan de gedetineerde wordt meegedeeld. Zoals in het verleden al wel vaker gebeurde, wordt via wetswijziging een einde gesteld aan bepaalde (voor de overheid ongunstige) ontwikkelingen in de rechtspraak, waardoor de rechtsbe-schermende functie van de rechter aan banden wordt gelegd.

Tuchtregime

Het nieuwe tuchtregime, geregeld in art. 122-146 Basiswet, is sinds 1 september 2011 in werking9. Na één jaar toont de praktijk volgens de toelichting bij het ontwerp aan dat enkele ‘verbeteringen’ wenselijk zijn. Naast een kleine vereen-voudiging van de tuchtprocedure10 gaat het evenwel voornamelijk om meer repressieve bepalingen en om een verstrenging van het tuchtrechtelijk optreden: er worden twee nieuwe tuchtrechtelijke inbreuken ingevoerd en de ontvluchting met gijzelneming wordt zwaarder gesanctioneerd.

Bezit van GSM De opsomming van tuchtrechtelijke inbreuken van de eerste categorie in art. 129 wordt aangevuld met een punt 9°: het bezit van technologische middelen die onrechtmatige communicatie met de buitenwereld mogelijk maken. Het onrecht-matige bezit van een GSM wordt volgens het ontwerp strafbaar gesteld ‘omdat het immers een reëel gevaar betekent voor de veiligheid’. Waarom deze inbreuk

gerangschikt wordt onder de inbreuken van de eerste categorie, die strafbaar zijn met de zwaarste sancties, wordt niet toegelicht.

Overigens is het bezit van een GSM op cel nu reeds strafbaar als een inbreuk van de tweede (minder zware) categorie, met name onder art. 130, punt 2°: het niet naleven van de in het huishoudelijk reglement voorgeschreven bepalingen m.b.t. de toegelaten voorwerpen op cel. Ook het gebruik van een GSM kan nu reeds gesanctioneerd worden op grond van art. 130, punt 5°: het op onregelmatige wijze communiceren met een medegedetineerde of een persoon vreemd aan de gevangenis. Zonder de noodzaak van bestraffing van het bezit van een GSM te be-twisten, stellen we slechts vast dat zowel de aparte strafbaarstelling in de wet als de strafverzwaring kaderen in een toenemend repressief beleid.

Niet-naleving van de regels van het huishoudelijk reglement Ook de voorgestelde wijziging van art. 130, punt 2° beoogt een uitbreiding van het repressief optreden in de gevangenis, zonder dat hiervoor enige verantwoor-ding wordt aangevoerd. Voortaan wordt de niet-naleving van de regels van het huishoudelijk reglement op algemene wijze strafbaar gesteld en dus niet langer beperkt tot de regels m.b.t. de toegelaten voorwerpen op cel. We vragen ons af in hoever een dergelijke algemene, zeer ruime en weinig afgebakende strafbaar-stelling nog te rijmen valt met de aan het penitentiair tuchtstelsel ten grondslag liggende beginselen van rechtszekerheid en legaliteit11. De Basiswet beoogde immers precies een einde te stellen aan de vroegere praktijk waarbij elke niet naleving van een gedragsregel of van een gebod van het personeel of het niet respecteren van het reglement in het algemeen een grond tot disciplinaire be-straffing was, waardoor vrijwel elk regimeaspect door disciplinaire sanctionering kon worden beïnvloed12.

Verzwaring van de sanctie in geval van gijzelneming Volgens art. 132, punt 4° kan opsluiting in een strafcel worden opgelegd voor een maximumduur van 9 dagen voor een inbreuk van de eerste categorie, en voor een maximumduur van 3 dagen voor een inbreuk van de tweede categorie. Aan deze bepaling wordt een nieuw lid toegevoegd: deze sanctie kan voor een maximum-

7 Zie o.m. RvS 24 januari 2012, nr. 217.535, ANNOT; RvS 16 november 2011, nr. 216.284, GROOTAERT.8 Zie o.m. RvS 7 december 2011, nr. 216.723, DEWITTE. 9 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011.10 Meer bepaald door opheffing van art. 144 § 2: niet langer is vereist dat de directeur de gedetineerde in kennis stelt van het feit dat hij beslist heeft om geen tuchtrechtelijk gevolg te geven aan een rapport dat hem door een beambte is bezorgd.11 Zie Memorie van Toelichting Basiswet, Algemeen Deel, Hoofdstuk VI: Het tuchtregime, Parl.St.Kamer 2000-2001, Doc. 50-1076/001. Het beginsel is ook terug te vinden in de nieuwe European Prison Rules van 2006 , Rec(2006)2 , r. 57.2.12 Zie ook Van Den Berge, Y., Uitvoering van vrijheidsstraffen en rechtspositie van gedetineerden, 2e ed., Brussel, Larcier, 2006, nr. 441 en 446.

Page 27: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

27

duur van 14 dagen worden opgelegd in geval van gijzelneming. Deze verzwaring moet volgens de toelichting gesitueerd worden tegen de achtergrond van de herhaalde gijzelnemingen en de wens om er repressief op te reageren.

De maximumduur van de opsluiting in een strafcel is inderdaad beperkt tot 14 dagen: dit stemt overeen met de norm die het CPT ter zake hanteert13 . Overigens staat de Basiswet nu reeds in bepaalde gevallen een maximumduur van 14 dagen toe, meer bepaald in het geval van art. 139: indien de gedetineerde gedurende de tijd van zijn verblijf in de strafcel een zware aanslag pleegt op de fysieke integriteit van een persoon, kan de opsluiting in de strafcel worden verlengd tot maximum 14 dagen.

De formulering van deze nieuwe bepaling kan echter problemen geven omdat ‘gijzelneming’ niet voorkomt in de limitatieve opsomming van tuchtrechtelijke inbreuken in art. 129-130. Enkel ‘ontsnapping of deelname aan een ontsnapping’ wordt op grond van art. 129, punt 8° tuchtrechtelijk gesanctioneerd. Deze nieuwe bepaling lijkt ons dan ook in strijd met het legaliteitsbeginsel.

Standpunt CTRG: naaktfouilles moeten uitzondering blijven (advies van 10/05/2014)De nieuwe regeling inzake de fouillering op het lichaam in de gevangenis, opge-nomen in art. 108, par. 2 van de Basiswet door de Wet van 1 juli 2013, is van bij de aanvang door allerlei instanties heftig bekritiseerd. Nog voor de indiening van het wetsontwerp in de Kamer – in april 2013 - verleende de Centrale Toezichtsraad hierover reeds een negatief advies aan de minister van Justitie. Ook de Raad van State was erg kritisch in zijn advies van 14 maart 2013: hij was van oordeel dat het ontwerp indruiste tegen de basisfilosofie van de Basiswet, dat de memorie van toelichting onvoldoende rechtvaardiging bood om af te wijken van deze basisop-ties, en dat de nieuwe regeling niet in overeenstemming was met de eisen gesteld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Na de vernietiging door het Grondwettelijk Hof op 29 januari 2014 en de afkondiging van een nieuwe Collec-tieve Brief door het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen op 30 januari

2014 is enige verwarring ontstaan over de precieze draagwijdte van de nieuwe regeling.

Dit is overigens niet de eerste keer. Ook over de oorspronkelijke regeling van de fouillering in art. 108 Basiswet werd door de penitentiaire administratie verwar-ring gezaaid via een collectieve brief. In de oorspronkelijke formulering werd een scherp onderscheid gemaakt tussen onderzoek aan de kledij en fouillering op het lichaam, dat duidelijk als een meer ingrijpende aantasting van de lichamelijke integriteit en het eergevoel gezien werd en dus met meer wettelijke waarborgen omgeven: fouillering op het lichaam kon enkel bij individuele aanwijzingen en na een individueel en voorafgaand bevel daartoe van de directeur. Onmiddellijk na de inwerkingtreding van art. 108 Basiswet op 15 januari 2007 reageerde de penitentiaire administratie met Collectieve Brief nr. 86 van 19 februari 2007 (niet gepubliceerd). In plaats van de nieuwe (beperkte) wettelijke regeling te vertalen naar de dagelijkse praktijk, bevat deze Brief een hoogst eigenzinnige interpretatie van de nieuwe regels. Onderscheid wordt gemaakt tussen summier, grondig en volledig onderzoek aan de kledij. Het volledig onderzoek aan de kledij impliceert volgens de administratie volledige ontkleding door de gedetineerde, maar blijft niettemin een onderzoek aan de kledij, die systematisch kan worden toegepast en waarvoor geen geïndividualiseerde motivering vereist is. Deze interpretatie stootte op fel protest en gaf aanleiding tot talloze gerechtelijke procedures.

De nieuwe wet van 1 juli 2013 poogt helderheid te brengen in de ontstane chaos. Zonder duidelijke verantwoording en zonder rekening te houden met de uitgebrachte adviezen opteert minister van Justitie Turtelboom evenwel voor een breuk met de bestaande wettelijke regeling. Op drie standaardmomen-ten worden systematische, collectieve naaktfouilles een automatisme: bij het betreden van de gevangenis, voor opsluiting in een beveiligde cel of een strafcel, en na bezoek aan tafel of ongestoord bezoek. Dat deze maatregel ook wel eens contraproductief zou kunnen werken en zou kunnen leiden tot een verhoging van de spanning en de agressie in de gevangenis, wordt niet in overweging geno-men. Minister Turtelboom zwicht eens te meer voor de gevangenisvakbonden. Ze noemt het een belangrijke versoepeling voor de penitentiaire beambten: de

13 CPT Standards, CPT/Inf/E (2002) 1 – Rev. 2011, p. 32. Zie ook r. 60.5 van de European Prison Rules 2006.

Page 28: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

28

administratieve last wordt verminderd, de veiligheid wordt verhoogd. De rechts-garanties voor de gedetineerden worden echter steeds verder uitgehold.

De wet van 1 juli 2013 treedt in werking op 16 september 2013. Op 6 september 2013 stuurt de penitentiaire administratie via Collectieve Brief nr. 125 (niet gepu-bliceerd) richtlijnen rond voor de toepassing en interpretatie van de nieuwe wet in de praktijk. De nieuwe regeling is echter geen lang leven beschoren. Op 29 januari 2014 bevestigt het Grondwettelijk Hof wat reeds door de Raad van State, door mensenrechtenorganisaties en de academische wereld was beargumenteerd. Het Hof vernietigt art. 108, par. 2, eerste lid Basiswet wegens strijdigheid met art. 3 EVRM, het verbod van onmenselijke en vernederende behandeling, zoals geïn-terpreteerd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens: “De bestreden bepaling doet derhalve, door in een stelselmatige fouillering te voorzien, zonder precieze verantwoording die te maken heeft met het gedrag van de gedetineerde, op discriminerende wijze afbreuk aan het verbod om op een vernederende wijze te worden behandeld.”

De penitentiaire administratie geeft zich echter niet gewonnen en reageert on-middellijk met een eigen interpretatie via Collectieve Brief nr. 126 van 30 januari 2014 (niet gepubliceerd): naast de fouillering op het lichaam na individueel, gemotiveerd en voorafgaand bevel van de directeur (zoals beoogd door de wet-gever) wordt een nieuwe vorm geïntroduceerd, de (individuele) fouillering op het lichaam met terugkerend karakter. De directeur zou d.m.v. één enkele beslissing toelating kunnen geven om, binnen een in de beslissing aangegeven periode, herhaaldelijk (onbeperkt?) over te gaan tot fouillering van een bepaalde gedeti-neerde. Aangezien deze interpretatie niet in overeenstemming is met de letter en de geest van de wet, kan zij geen toepassing vinden. Gezien het zeer ingrijpende karakter van de maatregel vereist de wet immers voor elke naaktfouille een indivi-duele beslissing van de directeur, die aangeeft welke individuele aanwijzingen de maatregel rechtvaardigen.

De les die uit dit verhaal volgt, mag duidelijk zijn. Via niet-gepubliceerde richtlij-nen kan geen interpretatie worden ingevoerd die afwijkt van duidelijke wettelijke regels. Zeker wanneer het gaat om de inbreuk op grondrechten dienen beperkin-gen restrictief geïnterpreteerd te worden.

Oprichting van een Commissie van toezicht bij de gesloten federalecentra te Saint-Hubert en Tongeren

Het gesloten federaal centrum te Saint-Hubert; geschikt voor jongeren? Naar aanleiding van een vraag van de algemeen afgevaardigde voor de rech-ten van het kind over de controle van de afdeling «jeugd» van de penitentiaire inrichting te Saint-Hubert, is de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen op 20 september 2011 ingegaan op zijn uitnodiging. Op de vergadering waren verantwoordelijken aanwezig van de regionale directie Zuid van het gevangenis-wezen (waaronder de directie van de gevangenis), alsook de vertegenwoordigers van de minister van Justitie en de kabinetten van de ministers van de deelstaten, mevrouw Simonet (afstandsonderwijs) en mevrouw Huytebroeck (bijstand aan de gedetineerden).

De vergadering was erop gericht te weten of de commissie te Saint-Hubert bevoegd is voor het gesloten federaal centrum te Saint-Hubert. Thans gaat geen enkel lid van de commissie naar Saint-Hubert om de uit handen gegeven jongeren te ontmoeten. Het gevangeniswezen had een duidelijk standpunt: de Commissie van toezicht is er bevoegd, en dit geldt ook voor het gesloten federaal centrum te Tongeren omdat de regelgeving geen enkel onderscheid maakt tussen de leeftijd van de gedetineerden of tussen de categorie van gevangenis waarin zij zijn opgesloten. De afdeling voor uit handen gegeven gedetineerden valt dus ook onder het toezicht van de commissies. Die gesloten federale centra waarin deze gedetineerden zijn ondergebracht (dit geldt ook voor een afdeling van de toekomstige gevangenis te Haren) zijn een gevangeniscategorie, net als de arresthuizen en de strafhuizen.

De Centrale Raad, waarvan de leden geen unaniem standpunt hadden, meende dat de gesloten federale centra geen gevangenis waren maar federale gesloten centra voor minderjarigen die een misdrijf hadden gepleegd. Als dat verzoek posi-tief zou worden onthaald, zou die bevoegdheid dan niet moet worden uitgebreid tot alle gemeenschapsinstellingen voor jeugdbescherming? Anderzijds meldt de Centrale Raad dat geen enkele minderjarige in de gevangenis mag zitten sinds de opheffing van artikel 53 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescher-ming (plaatsing maximaal 15 dagen) en voegt hieraan toe dat het Internationaal

Page 29: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

29

Verdrag inzake de Rechten van het Kind de detentie van minderjarigen tevens verbiedt.

Het gevangeniswezen heeft de argumentatie betwist van de Centrale Raad die twee parallelle maar fundamenteel verschillende systemen in België door elkaar haalt: het protectionele systeem (3 afdelingen te Saint-Hubert) en het correctio-nele systeem [1 afdeling van uit handen gegeven jongeren (jongeren geplaatst door een correctionele rechter)] waarvoor geen beroep kan worden gedaan op het opgeheven artikel 53 van de wet van 8 april 1965 dat betrekking heeft op het protectionele systeem. De wetgever heeft de benaming «gesloten federaal centrum voor jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd» ongelukkig gebruikt, omdat het wel degelijk om een gevangenis handelt. De uit handen gegeven jongeren zijn gedetineerden. De afdeling van de uit handen gegeven jongeren te Saint-Hubert is dus een gevangenis. Bovendien verplichten de internationale regelgevingen (inzonderheid het Verdrag inzake de Rechten van het Kind) enkel dat de minderjarigen worden gescheiden van de meerderjarigen. Zij verbieden geenszins hun plaatsing in een gevangenis.

Zo heeft ook de algemeen afgevaardigde voor de rechten van het kind aange-voerd dat de gemeenschapsinstellingen voor jeugdbescherming tevens een eigen toezicht systeem hebben, maar dat de gesloten federale centra die jongeren opvangen krachtens de wet van 1 maart 2002 en die dus tot het protectionele sys-teem behoren (drie afdelingen van het centrum te Saint-Hubert, het centrum te Everberg, Tongeren), over geen enkel toezichtsorgaan beschikken. Hier is sprake van een juridische leemte.

Naar aanleiding van de gesprekken binnen de Centrale Raad is beslist om aan de minister van Justitie voor te stellen om de bevoegdheden te verruimen van de Commissies van toezicht bij de gesloten centra voor jongeren in zowel Vlaanderen als de Federatie Wallonië-Brussel, waarbij getracht wordt personen in de commis-sie op te nemen die kennis hebben van de jeugdsector.

Er moet ook op worden gewezen dat sinds 1 januari 2015 de overheveling van die gesloten federale centra voor jongeren (Saint-Hubert, Tongeren, Everberg) naar de gemeenschappen is verwezenlijkt. De directeur-generaal van de Justitiehuizen

van de Federatie Wallonië-Brussel heeft de Centrale Raad evenwel ervan op de hoogte gebracht dat de commissie te Saint-Hubert bevoegd blijft voor de eigen afdeling jeugd zolang de gemeenschap geen toezichthoudende overheid heeft aangewezen.

Naast het probleem van de bevoegdheden van de Commissies van toezicht was er ook de vraag van de tuchtsancties en inzonderheid van de moeilijkheden van de opvoeders van de diensten voor hulpverlening aan gedetineerden (DHD) om in contact te komen met uit handen gegeven jongeren die krachtens de geldende veiligheidsregels een tuchtsanctie hebben gekregen. De algemeen afgevaardigde voor de rechten van het kind acht de situatie onrustwekkend omdat het jongeren aanbelangt die bijzonder zware tuchtsancties hebben gekregen. Hij stelt een pedagogisch project voor dat uitgaat van en geïntegreerd is in de hele inrichting en betreurt dat er onvoldoende opleiding is die gericht is op de specificiteit van de kinderen en dat er geen externe blik op het centrum bestaat.

Het gevangeniswezen is niet hiertegen gekant maar vraagt de haalbaarheid van het pedagogische project van de Gemeenschap te mogen nagaan.

Een aantal punten zorgt voor problemen in het gesloten centrum te Saint-Hubert: ten eerste lijkt de bezoekregeling ingewikkeld omdat veel bezoekers van ver komen en de bezoeken volgens het uurrooster starten om 8 uur en 9 uur (uitge-zonderd op woensdagnamiddag voor de beklaagden).

Ten tweede menen de algemeen afgevaardigde voor de rechten van het kind en het kabinet van minister Huytebroeck dat de toegang tot Skype een mondeling en visueel middel biedt aan de jongeren om te communiceren met hun familie wanneer zij ver van elkaar zijn verwijderd. De families zouden naar centra voor justitieel welzijnswerk kunnen gaan (onder toezicht, ...) om op beveiligde wijze contact op te nemen met het gesloten federaal centrum.

Hoewel iedere internetverbinding, in het bijzonder voor de gedetineerden, om kennelijke veiligheidsredenen in de gevangenis in principe verboden is, moet worden onderstreept dat projecten zijn opgezet (in 2011 te Hoogstraten) om bezoeken op afstand via Skype mogelijk te maken

Page 30: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

30

Ten slotte is het opleidingsaanbod voor jongeren beperkt ondanks besprekingen met de Forem (Franstalige tegenhanger van de VDAB) en een school voor sociale promotie (Libramont). Thans is weliswaar een e-learningproject opgestart en wordt er samengewerkt met het afstandsonderwijs.

Hiermee wordt echter niet tegemoet gekomen aan de schoolplicht die geldt voor jonge minderjarigen die bijzondere aandacht verdienen vanwege de Franse Gemeenschap die de verantwoordelijkheid ervoor draagt. Tot slot zijn heel wat verduidelijkingen en akkoorden nodig op het stuk van de relaties tussen de perso-neelsleden van de Gemeenschap en het gevangeniswezen (opdracht van toezicht en ordehandhaving).

Tongeren: detentiecentrum geschikt voor jongeren? In 2008 besliste toenmalig minister van Justitie Jo Vandeurzen om de oude gevan-genis van Tongeren, de eerste cellulaire gevangenis in België die dateert van 1844, opnieuw in gebruik te nemen, als oplossing voor het tekort aan opvangmogelijkhe-den voor delinquente jongeren. Enerzijds was er plaatsgebrek in het gesloten cen-trum voor minderjarigen in Everberg, anderzijds was er nood aan een apart federaal centrum voor uithandengegeven jongeren, zodat deze niet langer in een gewone gevangenis moesten worden opgevangen. Na uitvoering van de nodige renovatie-werken werd het Gesloten Federaal Centrum (GFC) voor jongeren operationeel in 2009 (KB 12 november 2009 tot oprichting van het gesloten federaal centrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd).

Het GFC in Tongeren was aanvankelijk bestemd voor twee soorten jongeren. Ener-zijds de zgn. uithandengegeven jongeren, dit zijn jongeren die op het tijdstip van de gepleegde feiten 16 jaar of ouder zijn, en die volgens het gewone strafrecht berecht worden, omdat de jeugdrechter van oordeel is dat de jeugdbescher-mingsmaatregelen niet meer volstaan (art. 606 Sv. en art. 57bis Jeugdbescher-mingswet van 8 april 1965). Anderzijds de zgn. Everbergjongeren of welzijnsjon-geren, dit zijn jongeren (vanaf 16 jaar) die ernstige feiten pleegden en die door de jeugdrechter voorlopig geplaatst zijn (overeenkomstig de Everbergwet van 1 maart 2002). Zij kunnen – bij gebrek aan plaats in de gesloten instelling van

Everberg – tijdelijk in Tongeren opgevangen worden. De buffercapaciteit voor de Everbergjongeren kan enkel benut worden indien de cellen niet zijn ingenomen door de uithandengegeven jongeren. Beide groepen moeten bovendien strikt gescheiden blijven van elkaar.

In 2013 werd de gevangenis van Tongeren opnieuw opengesteld voor meerderja-rigen, m.n. voor de zgn. ‘primo-delinquenten’, dit zijn jongvolwassenen tussen 18 en 24 jaar die voor de eerste keer veroordeeld zijn.

Voor de primo-delinquenten gold een maximumcapaciteit van 25, voor de jonge-ren een capaciteit van 20 plaatsen, waarvan maximum 4 plaatsen voor Everberg-jongeren (KB 8 januari 2013 tot wijziging van het KB 12 november 2009).

De gesloten federale centra (naast Tongeren, voor de Nederlandstaligen, ook Saint-Hubert, voor de Franstaligen, en Everberg) waren in feite hybride jeugd-gevangenissen, waar de verantwoordelijkheid voor de beveiliging berustte bij de federale overheid, terwijl de pedagogische omkadering een taak was van de gemeenschappen. Voor de uithandengegeven jongeren golden de (federale) penitentiaire regels (met name de Basiswet van 12 januari 2005) en voor de Everbergjongeren de regels van het jeugdrechtssysteem van de gemeenschappen (met name, voor de Vlaamse gemeenschap, het Decreet van 7 mei 2004 betref-fende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp).

De zesde staatshervorming Sinds 1 januari 2015 is door de zesde staatshervorming de bevoegdheid over het jeugdsanctierecht, en daarmee ook over de uithandengegeven jongeren (tot 23 jaar) en over het beheer van de gesloten federale detentiecentra, overgeheveld naar de gemeenschappen. Everberg werd een gemeenschapsinstelling, die werkt volgens de principes en modaliteiten die gelden in de andere gemeenschap-sinstellingen. Tongeren werd het Vlaams detentiecentrum De Wijngaard, een detentiecentrum sui generis, dat valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse gemeenschap en dat drie verschillende populaties huisvest.

Page 31: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

31

Hoewel het een Vlaams detentiecentrum werd, blijft een deel van het centrum (meer bepaald de eerste verdieping) in gebruik door de federale overheid. De groep van de primo-delinquenten verdween weliswaar maar werd vervangen door een nieuwe doelgroep: de veroordeelden tot korte straffen die illegaal in het land verblijven. Zij zouden slechts zeer tijdelijk in Tongeren verblijven in afwach-ting van hun repatriëring. Hun detentie valt wel onder de bevoegdheid van de federale overheid: het bewakingspersoneel is federaal en hangt af van de directie van de gevangenis van Hasselt.

De begeleiding van uithandengegeven jongeren gebeurt door een Vlaams team, bestaande uit een directeur, een psycholoog, een maatschappelijk werker, drie leerkrachten en een 23-tal bewakingsassistenten. De (federale) Wet op de externe rechtspositie van veroordeelden (Wet van 17 mei 2006) is van toepassing op de jongeren die er verblijven. Dit houdt o.m. in dat de strafuitvoeringsrechtbank voor deze jongeren bevoegd is, dat de rol van de psycholoog en de maatschappelijk werker uitgebreid is met een expertiseopdracht (die de hulpverlenende functie naar de achtergrond duwt), en dat de rol van de Vlaamse directeur uitgebreid is met een adviesopdracht aan de strafuitvoeringsrechtbank. Ook de (federale) Wet op de interne rechtspositie van gedetineerden (Basiswet van 12 januari 2005), die in principe niet voor minderjarigen is ontworpen, is toepasselijk, dit in afwachting van een eigen Vlaamse regelgeving, die een kindspecifieke vertaling en invulling moet geven aan de rechtswaarborgen uit de Basiswet. Dit alles is expliciet opge-nomen in een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de Vlaamse gemeenschap.

Gebrekkige infrastructuur

Voor de drie populaties in Tongeren gelden drie aparte regimes. De dagindeling en de activiteiten zijn zo georganiseerd dat minderjarigen en meerderjarigen strikt van elkaar gescheiden worden. Dat is op zich al een huzarenstukje, gezien de penibele setting en de infrastructuur van het gebouw. Maar voor de gesloten opvang van jongeren gelden naar internationale kinderrechtenstandaarden speci-fieke eisen. De uithandengegeven jongeren werden immers precies uit de gewone

gevangenis gehaald om te voorkomen dat zij in contact zouden komen met zware volwassen criminelen en om hen anders dan volwassenen te kunnen behandelen. Ook de Everbergjongeren zouden in Tongeren op zijn minst moeten kunnen reke-nen op een begeleiding die gelijkwaardig is aan de begeleiding in Everberg.

Volgens internationale maatstaven moeten de materiële detentievoorwaarden in detentiecentra voor jongeren in overeenstemming zijn met de specifieke (edu-catieve) doelstellingen van de detentie van jongeren (zie o.m. de European Rules forJuvenile Offenders van de Raad van Europa van 2008 en de CPT-Standards on Juveniles Deprived of their Liberty van 1998, herzien in 2014). Dit impliceert bijvoorbeeld aangepaste programma’s voor onderwijs en beroepsopleiding. Dit betekent ook: enerzijds voldoende privacy, anderzijds voldoende faciliteiten voor omgang met leeftijdsgenoten, voor sport en ontspanning. Noodzakelijke voorwaarde is dan wel dat de infrastructuur zich hiertoe leent. En hier knelt het schoentje.

De gevangenis in Tongeren is een klassieke cellulaire gevangenis uit 1844 met 34 individuele cellen. Zij werd in 2005 gesloten voor de volwassen gedetineer-den omdat ze verouderd was en niet langer voldeed aan de actuele eisen inzake detentie. Onbegrijpelijk is dat dit gebouw in 2008 plots wel weer geschikt werd bevonden (weliswaar na een beperkte renovatie) om jongeren te huisvesten, hoe-wel er nauwelijks ruimtes zijn voor gezamenlijke activiteiten. Sinds er minderjarige gedetineerden worden opgesloten, stelt de vraag naar een gemeenschapsregime zich des te prangender, terwijl er geen leefgroeplokaal is, geen gezamenlijke refter, geen voldoende grote ateliers, geen overdekte sporthal… Ondanks de inspanningen en de goede wil van directie en personeel en de creatieve omgang met de beperkte mogelijkheden, blijft de gebrekkige infrastructuur de goede intenties dwarsbomen.

Al van bij de ingebruikname van de gevangenis in Tongeren voor minderjarigen heeft de Kinderrechtencommissaris dit aan de kaak gesteld. De infrastructuur voldoet niet aan de minimumvereisten die gelden voor de gesloten opvang van jongeren, met als gevolg dat de rechten van jongeren er structureel geschonden

Page 32: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

32

worden; de jeugdgevangenis van Tongeren was beter een gevangenismuseum gebleven (Jaarverslag Kinderrechtencommissariaat 2009-2010, p. 76, Jaarver-slag2010-2011, p. 116, Jaarverslag 2011-2012, p. 101). Eind 2014 sprak de Kinder-rechtencommissaris de hoop uit dat de overheveling naar de Vlaamse gemeen-schap mag leiden tot de definitieve sluiting van de jeugdgevangenis in Tongeren (Jaarverslag 2013-2014, p. 84).

Gebrekkig toezicht

Omdat voor de detentie van uithandengegeven jongeren het regime van de Ba-siswet geldt, gelden voor hen ook de regels over het extern onafhankelijk toezicht. Voor de andere jongeren, die onder het jeugdrechtssysteem ressorteren, bestaat geen gelijkaardig toezichtskader (buiten de intern georganiseerde inspecties, zoals de Zorginspectie en de Onderwijsinspectie).

Extern en onafhankelijk toezicht op de detentie van jongeren is nochtans op grond van internationale normen verplicht. Het is minstens even essentieel als het toezicht op de detentie van volwassenen, om de legitimiteit en de kwaliteit van de opsluiting te bewaken en te versterken. Reeds in 2010 pleitte de Kinder-rechtencommissaris voor de oprichting van Commissies van toezicht in instel-lingen voor jongeren, naar het voorbeeld van de Commissies van toezicht voor volwassenen (Jaarverslag 2009-2010, p. 75).

Tongeren diende dus een Commissie van toezicht te krijgen. Eind 2012 werd dit via Ministerieel Besluit formeel bekrachtigd (MB 5 november 2012 inzake de Commissies van toezicht te Tongeren en te Saint-Hubert). Op grond van dit besluit is de Commissie van toezicht niet alleen bevoegd voor de uithandengegeven jongeren, maar ook voor de Everbergjongeren. Aanvankelijk bezocht de voorzitter van de Commissies van toezicht van Hasselt op regelmatige basis de gevangenis van Tongeren en bracht verslag uit aan de Commissies van toezicht van Hasselt. Dankzij de volgehouden inspanningen van de voorzitter kon de nieuwe (aparte) Commissies van toezicht voor Tongeren in februari 2014 van start gaan. Daarnaast kreeg ook de Kinderrechtencommissaris in 2013 uitdrukkelijk het mandaat om

de minderjarige gedetineerden in Tongeren te bezoeken (KB 8 januari 2013 tot wijziging van het KB 12 november 2009).

Met de oprichting van een Commissie van toezicht zijn evenwel niet alle pro-blemen opgelost. Begin 2013 werd de Kinderrechtencommissaris om advies gevraagd over de precieze draagwijdte en inhoud van het toezicht op de gesloten centra voor jongeren (Advies van 24 januari 2013 aan de CTRG). Opnieuw verwijst de Kinderrechtencommissaris naar de kindspecifieke eisen van dit toezicht. De Commissie van toezicht moet rekening houden met de minderjarigheid van de doelgroep, en dus extra aandacht besteden aan kindspecifieke thema’s en aan de bijkomende waarborgen die gelden voor minderjarigen (bv. de leerplicht). Ook de aanpak en de methode die de Commissie hanteert bij de uitoefening van haar toezichtsopdracht, dient zoveel mogelijk aan te sluiten bij de leefwereld van jongeren. Verder zouden deze eisen ook weerspiegeld moeten worden in de samenstelling van de Commissie: zo zou de advocaat bij voorkeur een jeugdad-vocaat moeten zijn, en de magistraat bij voorkeur een jeugdrechter. En vermits de Commissie ook toezicht moet uitoefenen op de detentie van de Everbergjon-geren, zal zij zich de waarborgen uit het jeugdrecht eigen moeten maken om de praktijk hieraan te kunnen toetsen. Zij zal hierbij voldoende ondersteund moeten worden. Tenslotte is het volgens de Kinderrechtencommissaris cruciaal dat de bevindingen van de Commissies van toezicht worden uitgewisseld met andere toezichtsmechanismen, zoals Zorginspectie en Onderwijsinspectie, om een vol-ledig beeld te krijgen over het leven in het centrum.

Conclusie

Het mag duidelijk zijn dat het gebruik van de gevangenis van Tongeren voor de tenuitvoerlegging van verschillende vormen van jeugddetentie tot een aantal bizarre situaties heeft geleid, zeker nu de bevoegdheid over het detentiecentrum is overgedragen aan de Vlaamse gemeenschap. Uithandengegeven jongeren kun-nen tot de leeftijd van 23 jaar worden opgesloten in een centrum dat valt onder Vlaamse bevoegdheid, maar waar de federale strafuitvoering van toepassing blijft. In hetzelfde centrum verblijven ook Everbergjongeren, voor wie de Vlaamse regel-geving geldt, en illegale volwassen gedetineerden, voor wie de federale overheid

Page 33: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

33

bevoegd blijft. Het toezicht op dit Vlaams detentiecentrum wordt uitgeoefend door een Commissie van toezicht die onder federale bevoegdheid valt en die in principe waakt over de naleving van federale regels.

Dit roept fundamentele vragen op. Is het wettelijk gezien mogelijk dat federale wetgeving toepasselijk is op een detentiecentrum dat onder Vlaamse bevoegd-heid valt? Kan een federale instantie als de Commissie van toezicht toezicht uitoefenen op een Vlaams detentiecentrum en welke normen gelden dan als referentiekader?

Los van de vraag naar de (grond)wettelijkheid van deze situatie, stellen we ons ook de vraag naar de wenselijkheid ervan. Jongeren die van hun vrijheid beroofd worden, verdienen een kindspecifieke aanpak, die rekening houdt met hun specifieke noden en behoeften, en die gericht is op opvoeding en re-integratie. Minderjarigen die onder het jeugdrechtssysteem ressorteren (Everbergjongeren), hebben recht op een behandeling volgens de normen van het jeugdrecht. Zij horen absoluut niet thuis in een jeugdgevangenis. Uithandengegeven jongeren, die weliswaar berecht zijn als volwassenen, hebben evenzeer recht op een aange-paste behandeling, in een aangepast detentiecentrum, gescheiden van volwasse-nen. Zolang deze behandeling niet gegarandeerd kan worden in een centrum als Tongeren, horen zij hier niet thuis.

Tenslotte, zelfs al wordt de infrastructuur in Tongeren aangepast, dan nog is nieu-we regelgeving door de Vlaamse overheid noodzakelijk. Voor jongeren in detentie moet – naar het voorbeeld van de Basiswet – een kindspecifieke rechtspositie ontwikkeld worden. Dit kan dan meteen het aangepaste referentiekader vormen voor het toezicht door de nieuw op te richten Commissie van toezicht.

Veiligheid

Interventieteam

Het project van het gevangeniswezen om interventieteams op te richten voor de penitentiaire inrichtingen is sinds 2013 in verschillende inrichtingen (Forest, Sint-Gillis, Brugge, Hasselt en Antwerpen) doorgevoerd.

Wat zijn de doelstellingen, de procedures en de middelen (opleiding, aantal, materiaal)?

Die verschillende punten worden nader bekeken vooraleer de opmerkingen en het advies van de Centrale Raad aan bod komen.

Doelstellingen van een interventieteam Volgens Just News (nr. 59) werd beslist voor elke gevangenis interventieteams op te richten om het hoofd te bieden aan agressie en conflicten die de fysieke integri-teit van het personeel en de gedetineerden in het gedrang brengen. De kernidee draait rond meer veiligheid in de gevangenis door in eerste instantie agressie en gevaarlijke conflicten te voorkomen (ontrading) en gewelddadige gedetineerden snel onder controle te krijgen, met minder gewonden tot gevolg. De focus ligt op de communicatieopleiding, conflictbeheer en teamwork. De personeelsleden in kwestie worden uitgekozen door de directeur en moeten een tiendaagse oplei-ding volgen bij het veiligheidskorps, waar zij doeltreffende zelfverdedigings- en neutraliseringstechnieken aanleren. Elk van hen is uitgerust met speciale bescher-ming voor borst, rug, schouders en knieën. Zij dragen bovendien een brandver-tragende overall onder dat pak en bescherming tegen trappen en slagen alsook interventieschoenen en snij- en steekwerende handschoenen. Voorts ontvangen zij «een jethelm met nekbescherming, kinriem en onbreekbaar kunststof vizier». Het team is uitgerust met twee wapenstokken (een harde en een telescopische), hand- en voetboeien. Die uitrusting wekt bij sommigen de indruk dat het perso-neelslid in een «RoboCop» verandert.

Page 34: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

34

Op 3 juli 2013 heeft volksvertegenwoordiger Stefaan Van Hecke de minister geïn-terpelleerd over de personeelsleden «in RoboCop-pak» (nr. 18695) en de redenen voor een invoering ervan in alle Belgische gevangenissen. Zouden gewelddadige incidenten, waarbij de politie wordt ingeschakeld en bewakingspersoneel ge-wond raakt, de selectie en opleiding rechtvaardigen van vijf personeelsleden met deze functie in elke gevangenis, ongeacht de grootte ervan? Wat zou de kostprijs zijn van een dergelijk initiatief? Terwijl de minister de nadruk legt op het belang van uitrusting die zorgt voor een betere bescherming van het personeel, moet zij toegeven niet over cijfers te beschikken en verduidelijkt zij dat die personeelsle-den die normaal op hun post werken enkel zouden kunnen reageren op bevel van de directie. «Om ervoor te zorgen dat er iedere dag een operationeel interven-tieteam van vijf mensen beschikbaar is, proberen wij 40 tot 60 beambten per in-richting op te leiden.» De minister voegt tot slot eraan toe dat het «moeilijk [is] de kosten voor het hele project weer te geven. [...] Elke gevangenis moet beschikken over vijf interventiepakken, die 1 140 euro per pak kosten. De opleidingen worden gegeven door het Veiligheidskorps...» Volgens de volksvertegenwoordiger zou een dergelijk project de opleiding van 1 300 tot 1 500 personeelsleden vereisen, en de minister erkent dat de gevangenissen niet over de vereiste uitrusting beschikken om de interventies te filmen.

In haar brief van 11 juli 2013 aan de minister van Justitie en de directeur-generaal vroeg de voorzitster van de Centrale Raad de betrokkenen naar de wettelijke grondslag voor het interventieteam en naar het uiteindelijke doel van een derge-lijk team. Meer concreet vroeg zij om nadere informatie over de aanwervingsvoor-waarden en de inhoud van de opleiding voor die personeelsleden, en vroeg zij ook de toestemming om eraan deel te nemen.

In zijn antwoord van 16 september 2013 herhaalt de directeur-generaal dat de op-richting van de interventieteams past binnen het kader van het conflict- en agres-siebeheer in de gevangenis, waarbij hij verwijst naar de drie speerpunten van zijn beleid: preventie, beheersing en nazorg. Net als de minister in haar parlementair antwoord verwijst hij naar omzendbrief 1810 van 19 november 2009 betreffende de dwangmiddelen en interventie-uitrusting, en maakt hij gewag van de vereiste

competenties om die teams te integreren en van de stabiliteit van die leden die moeten samenwerken in een inrichting. Zij genieten een tiendaagse opleiding, krijgen een eindevaluatie en worden elk jaar opgeroepen voor een vierdaagse opleiding.

Hoewel de Centrale Raad enkele twijfels heeft bij het werkelijkheidsgehalte van de gegevens met betrekking tot de opleiding van 40 tot 60 personeelsleden per inrichting, stelt hij zich ook vragen bij het soort relaties dat die RoboCop-personeelsleden nadien in het kader van hun gebruikelijke functies terug kunnen opbouwen met de gedetineerden.

De eisen naar voorbeeld van Quebec - dat de interventie wordt gefilmd, dat steeds een bemiddeling van een psycholoog eraan voorafgaat en dat de directeur de gefilmde gebeurtenissen ‘s anderendaags bekijkt - lijken een noodzakelijke waarborg tegen onaanvaardbaar of ongerechtvaardigd geweld.

Hoewel het interessant is om de functies van ordehandhaving en interventie te scheiden van de functies die in het dagelijkse leven worden uitgeoefend en dichter staan bij de educatieve begeleiding, is specialisering vereist van de personeelsleden die die functies zouden uitoefenen, zelfs op gewestelijk vlak, zoals reeds in Frankrijk het geval is met de Equipes régionales d’Intervention et de Sécurité (ERIS), zonder dat beide functies tegelijkertijd kunnen worden uitge-oefend. Natuurlijk moeten het personeelsbeleid, de functies en de opleidingen ervan dan ook worden uitgediept op basis van een wetenschappelijk gefundeerd programma.

Wij stellen dus voor, zoals in onze aanbeveling (30) van het voorgaande verslag dat, ten aanzien van incidenten zoals ontsnappingen met gijzelneming, men de organisatie van de functie van penitentiair beambte moet herbekijken en de stap moet durven zetten om een onderscheid te maken tussen de functie van socio-educatieve begeleiding en die van de handhaving van de orde en veiligheid, dankzij gespecialiseerde opleidingen en een strikte controle van de hiërarchie van het lokaal personeel.

Page 35: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

35

De loutere oprichting van interventieteams in «RoboCop»-stijl staat nog veel te ver van de geest van onze aanbeveling!

Tot slot merken wij op dat, bij ontstentenis van een daadwerkelijk beleid met be-trekking tot de leefregimes en een conflict- of agressiebeheer, de «fouten» van de politie zich eveneens voordoen tijdens de vervanging van de personeelsleden die een staking hebben uitgeroepen. In de gevangenis te Sint-Gillis heeft het begin van oproer aanleiding gegeven tot een bijzonder fors politieoptreden, waarbij de gedetineerden slagen van de wapenstok kregen en door honden gebeten zijn. Dat toont nog maar eens aan hoe de ordehandhaving en respectvolle relaties met de gedetineerden een gevolg zijn van de werving en de opleiding van de bewakers... waarop de politieagenten niet zijn voorbereid. Die situaties tonen eens te meer aan dat een gewaarborgde minimale dienstverlening in geval van staking dringend is.

Epirisk

Het gevangeniswezen heeft, nog steeds in de context van de veiligheid in de gevangenis, een project opgestart («Versterken van de veiligheid») om de veilig-heidsprocedures in vier domeinen te omschrijven: «bewaking, hotelfunctie (sic!), organisatie van activiteiten voor de gedetineerden en detentietraject», waarbij in 2013 prioriteit naar de bewaking ging (verslag 2013, 19), zoals reeds verduidelijkt op blz. 18 van dit verslag.

De informaticatool «Epirisk» werd ontwikkeld, met als doel «het identificeren in se van de gedetineerden die een risico vormen op het vlak van extreem geweld, ont-snapping en het leiden van collectieve acties die de veiligheid ernstig in gedrang brengen» (directeur-generaal EPI, 28 augustus 2013).

In een tweede brief van 11 juli 2013 aan de minister van Justitie en de directeur-generaal vroeg de voorzitster van de Centrale Raad die verantwoordelijke perso-nen naar het doel van die lijst, de wettelijke grondslag ervan en de criteria voor de opmaak ervan.

In zijn antwoordbrief aan de voorzitster van de Centrale Raad verduidelijkte de directeur-generaal het doel van de ingevoerde procedure: «- die gedetineerden identificeren op grond van eenvormige criteria, - de noodzaak van hun handha-ving op de lijst regelmatig evalueren; daartoe zullen de directeurs regelmatig voortgangsrapporten indienen (om de twee maanden) en zal de wenselijkheid van handhaving van gedetineerde op de lijst worden beoordeeld door een pluri-disciplinaire commissie”. Hij vervolgt met de verduidelijking dat “de lokale directies de verantwoordelijkheid behouden om voor elk van die gedetineerden een aan-gepast regime uit te denken (...). Door een dergelijke stap, die de objectivering van het risico vanwege bepaalde gedetineerden mogelijk maakt, kan eveneens ervoor worden gezorgd dat de andere gedetineerden vallen onder een regime dat meer afgesteld is op een lager voorzorgsniveau”.

Hoewel het lovenswaardig is te voorkomen dat alle gedetineerden zouden vallen onder bijzondere veiligheidsmaatregelen, door een strikter regime te beperken tot een klein aantal van hen (ongeveer 250 gedetineerden), lijkt het erop dat men het paard achter de wagen spant.

Geen enkele gevangenis werkt louter volgens dwang; de nadruk leggen op de veronderstelde «gevaalijkheid» – die varieert naargelang van de plaatsen, het personeel en de relaties tussen medegedetineerden – kan de neiging tot oproer en niet-naleving van de regels van de inrichting in de hand werken.

Bovendien zijn de gehanteerde criteria een verzameling van subjectieve en objec-tieve waarnemingen: «risico op ontvluchting, extreem fysiek geweld, leiderschap bij opstanden, lidmaatschap van een bende intra muros evenals een risicoperso-naliteit en de aard van de gepleegde feiten».

Het belangrijkste is geweld voorkomen, bijvoorbeeld door de invoering van een detentie- en re-integratieplan.

Onze aanbeveling (18) van het voorgaande rapport benadrukte reeds dat aspect: «bij de definitieve veroordeling moet ervoor worden gezorgd dat elke gedetineer-

Page 36: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

36

de langs een observatiecentrum passeert om te evalueren wat de beste voorwaar-den zouden zijn voor de realisatie van zijn detentieplan (bijvoorbeeld bepaalde cursussen of vakopleidingen kunnen volgen) en re-integratie in de maatschappij».

De Centrale Raad geeft ook de voorkeur aan kleinschalige structuren met oplei-dingsprogramma’s als antwoord op geweld.

Die twijfels worden ook gedeeld door parlementsleden zoals de heer Goffin, voor-zitter van de commissie voor de Justitie.

Bij een vraag gericht aan de minister van Justitie in januari 2015 «over een inrich-ting voor gedetineerden met een gevaarlijk profiel, die een aangepast veiligheids-regime vereisen» (nr. 943) stelde hij de volgende vragen: «Wat verstaat u onder «gevaarlijk profiel»? Bedoelt u de gedetineerden die veroordeeld zijn wegens bijzondere ernstige feiten of de gedetineerden die blijk geven van een geweldda-dige en onbeheersbare houding tijdens hun detentie? Over welke termijn spreken we om met die denkoefening te starten? Hebt u een kleine eenheid (enkele tientallen plaatsen) of een grotere inrichting (enkel honderden plaatsen) voor ogen? Wat bedoelt u met “een aangepast veiligheidsregime”? Overweegt u een specifieke begeleiding voor die zogenaamde gevaarlijke gedetineerden?».

De minister heeft geantwoord: “Er is nog geen beslissing genomen. Er wordt nog altijd nagedacht over de zogenaamde ‘gevaarlijke’ gedetineerden”. Verder onder-streept hij dat er in België «een duidelijke wanverhouding is tussen de vereiste beveiligingsniveaus voor bepaalde gedetineerden en de beschikbare niveaus. Ik verklaar mezelf nader: met gevaarlijk profiel wordt natuurlijk het risico bedoeld dat de gedetineerde vormt voor de interne veiligheid van de gevangenis. De ernst van de feiten kan wel een rol spelen, maar er wordt gekeken naar het risico voor de gevangenis. Wij spreken dan ook over gewelddadige gedetineerden, agressors, vluchters, ... Wat is nu de constatatie? Het merendeel van de gedetineerden heeft geen bijzonder hoog gevaarlijk profiel, de gedetineerden die echt als gevaarlijk worden beschouwd maken slechts 2 tot 3 % van de gevangenisbevolking uit. Het merendeel van de gedetineerden vormt geen echt probleem in detentie.

Toch weegt die 2 % zeer zwaar op de werking van een penitentiaire inrichting. Die gedetineerden vergen bijzondere aandacht en er moeten voor hen specifieke veiligheidsprocedures toegepast worden, wat een impact heeft op het regime van de overige gedetineerden. Klassiek voorbeeld: die gedetineerden mogen over het algemeen geen contact hebben met de anderen; zij verlaten hun cel dan ook enkel onder begeleiding van personeelsleden en wanneer alle andere gedetineer-den vooraf zijn opgesloten in hun eigen cel. In de praktijk is dan de hele gevange-nis geblokkeerd door de eenvoudige beweging van een enkele gedetineerde. Die gedetineerden zitten over gevangenissen in het hele land verspreid, waardoor er overal een bewakingsniveau moet worden gehandhaafd dat eigenlijk te hoog is voor de gewone gevangenispopulatie». Volgens de minister «is de kernidee dan ook om die gedetineerden te verzamelen in een aangepaste structuur met specifieke omkadering, specifiek regime en specifiek werk, zodat langdurige huis-vesting onder optimale veiligheidsvoorwaarden mogelijk is. Dat zal die inrichting onderscheiden van de hoog beveiligde afdeling te Brugge, die bestemd is voor re-latief korte verblijven bijvoorbeeld. Bepaalde ideeën hebben in het verleden reeds gecirculeerd, maar thans kan ik geen verduidelijkingen geven over de lokalisatie, capaciteit, organisatie of andere aspecten ervan. Zoals ik aanvankelijk heb gezegd, wordt erover nagedacht.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft onlangs14 herhaald dat er een mogelijkheid bestaat om zeer strikte regimes in te voeren voor de gedeti-neerden die een risico vormen voor de orde gedurende detentie, maar het staat erop dat het noodzakelijk is om hoop op vrijlating te laten bestaan voor elke veroordeelde alsook buitensporige afzondering af te wijzen. Een als gevaarlijk beschouwde gedetineerde moet niet alleen in contact kunnen komen met de personeelsleden, maar ook met de advocaten, de familie, de artsen. Talrijkere en meer verregaande verboden dan die opgelegd aan de overige gedetineerden moeten worden beperkt tot het «strikt noodzakelijke om de maatschappij tegen geweld te beschermen» (§ 135). P-M. Larralde verduidelijkt dat «het evenwel niet om een lapmiddel gaat, aangezien het Hof vastberaden onderstreept ‘dat het wenselijk zou zijn dat andere oplossingen dan afzondering worden gezocht voor

14 EHRM, 18 maart 2014, Öcalan v/Turkije (nr. 2), req. nr. 24069/03, 197/04, 6201/06 en 10464/07.

Page 37: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

37

individuen die als gevaarlijk worden beschouwd en voor wie de detentie in een gewone gevangenis en onder normale omstandigheden als onaangepast wordt geacht’ (§ 141)»15 .

Voeding, kantine en telefoon

Voeding

Onder de materiële levensvoorwaarden voorbehouden voor detentie wordt een belangrijke plaats toegekend aan de aspecten van de voeding die er wordt bereid, maar ook de voeding die beschikbaar is in de kantine of winkel van de inrichting waar de gedetineerden tal van producten kunnen kopen. Dat is een van de belangrijkste eisen van de gedetineerden en hun vertegenwoordigers bij de bewegingen van de gedetineerden en die wordt aangehaald tijdens de vergaderingen van de overlegcomités waarin de directie en de afgevaardigden van de gedetineerden gezamenlijk zitting hebben. Het is misschien ook een van de onderwerpen waarbij het gemakkelijker zou moeten zijn om kritiek te pareren door de maaltijdbereidingen te verbeteren. Het voornaamste probleem ligt even-wel in de begrenzing van 3,68 euro/dag voorbehouden voor de voeding van elke gedetineerde en in de wijze waarop die som wordt toegewezen: zij wordt immers berekend op grond van de capaciteit van de inrichting, ongeacht de omvang van de overbevolking ervan. We willen hierbij dieper ingaan op de opmerkingen van de commissies over de voeding die wordt geserveerd aan de gedetineerden en vervolgens aandacht besteden aan de werking van de gevangeniskantine, een soort winkel met een ruim aanbod aan producten.

De meeste gevangenissen lijken rekening te houden met de diëten (vegeta-risch, zonder varkensvlees, ...); bepaalde commissies beschouwen de maaltijden als gevarieerd en compleet (Hoogstraten, Nivelles, ...). Doorgaans is een keuze mogelijk tussen een normaal menu, een vegetarisch menu en een menu zonder varkensvlees (Hasselt beweert dat het volstaat om de keukenverantwoordelijke op de hoogte te brengen). Overigens kunnen zieke of oudere personen ook bijzon-dere voedingsdiëten genieten en wordt er rekening gehouden met de religieuze

gewoonten of verplichtingen. Er wordt opgemerkt dat de gevangenis te Forest een menu voor suikerzieken, zachte voeding voor oudere personen en vleesloze halalvoeding voor moslims voorziet en dat de kinderen die hun moeder vergezel-len naar behoren worden opgevangen door de gevangenis. Er zijn evenwel ook klachten dat er geen rekening wordt gehouden met de specifieke gezondheids-vereisten (Gent). Een aantal klachten gaan over de kleine porties die worden geserveerd tijdens de maaltijden en over het feit dat de gerechten koud zijn wanneer de gedetineerden ze ontvangen. Een gevangenis merkt op dat er elke dag wordt bespaard voor betere voeding tijdens de eindejaarsfeesten (3,5 euro per dag in plaats van 3,6 euro) en dat de gedetineerden die geen moslim zijn, niet langer varkensvlees krijgen.

In de gevangenis te Saint-Hubert wordt geëist dat het detentiecentrum zelf meer ingrediënten zou produceren, zodat het gebrek aan variëteit in de menu’s en de ontoereikende hoeveelheid zouden kunnen worden gecompenseerd. «Wel is het zo dat er geregeld eten wordt weggegooid, ongetwijfeld omdat het niet erg ap-petijtelijk of niet erg gevarieerd is.»

In de gevangenis te Tilburg in Nederland wordt de voeding bereid door een ex-terne firma (catering) en wordt het geleverd als een verpakt pakket. De commissie van die gevangenis onderstreept een interessant experiment: in een sectie werd geëxperimenteerd met het toekennen van een «voedingsbudget» op een kamer (meestal zes tot acht gedetineerden) opdat de bewoners zelf warme maaltijden zouden kunnen bereiden; bedoeling was een dergelijk experiment te kunnen uitbreiden naar de hele gevangenis.

De Commissie van toezicht te Paifve stelt vast dat tal van «patiënten» diabetici zijn (het gebruik van neuroleptica verhoogt het risico op diabetes, het aantal diabetici ligt dus bijzonder hoog in Paifve) en dat zij geen advies krijgen van een diëtiste. Het keukenpersoneel krijgt slechts twee euro per dag om elke gedetineerde te voeden. «Dat personeel verricht wonderen, maar zou meer middelen moeten heb-ben om aangepaste diëten te kunnen aanbieden.»

15 Zie het artikel van J-M. LARRALDE, Régimes pénitentiaires et détenus dangereux, in P.V. TOURNIER, Arpenter le Champ pénal.

Page 38: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

38

Aangezien de Centrale Raad op de hoogte was van mogelijke verduistering van le-vensmiddelen in bepaalde inrichtingen, heeft die het directoraat-generaal van het gevangeniswezen geïnterpelleerd. Het directoraat-generaal heeft verklaard niet op de hoogte te zijn van zulke praktijken. Het DG verduidelijkt dat de aankoop van basisingrediënten gebeurt door de boekhouder van de inrichtingen, op voorstel van de keukenchef die de menu’s opstelt. Die aankopen gebeuren meestal zo goedkoop mogelijk, gelet op het beperkte budget dat is toegekend. De controle gebeurt via de berekening van de gemiddelde dagprijs voor de maaltijden, die maandelijks moet worden ingediend bij de dienst die moet controleren of het vastgelegde maximale jaarbedrag niet wordt overschreden. De directeur-generaal ziet verschillende redenen voor de kwaliteit van de maaltijden: een ervan houdt verband met de kwalificatie van het keukenpersoneel, die niet hetzelfde is in alle inrichtingen. Een andere reden houdt verband met de grootte van de inrichting. Schaalvoordelen worden over het algemeen vastgesteld in de grootste inrich-tingen, die interessante prijzen kunnen krijgen op grond van de omvang van de bestellingen.

Via die antwoorden laat de administratie uitschijnen dat er gebreken zijn bij de werving en opleiding van haar personeel en dat het moeilijk is om interessante voorwaarden te verkrijgen in tal van kleine of middelgrote gevangenissen. Het lijkt in elk geval erop dat de vooruitzichten van groepsaankopen en de bereiding van maaltijden voor verschillende inrichtingen de weg opent naar private opties en externe firma’s, zoals thans het geval is in de nieuwe gevangenissen.

Het valt te vrezen dat in de toekomst gaandeweg privéfirma’s in hoofdzaak – of zelfs uitsluitend – de materiële diensten aan de gedetineerden zullen verstrekken en zij onvermijdelijk de rendabiliteit vooropstellen ten nadele van de kwaliteit.

Kantines of «winkels» van de gevangenissen

Het aanbod van producten in de kantines van de gevangenissen is fors toegeno-men, zodanig dat het mogelijk is geworden om via de lijsten opgesteld door elke kantine alle gewone producten, maar ook comfortproducten (cd, dvd, spellen,

Playstation2, ...) te verkrijgen. Ingeval een product niet voorhanden is, kunnen de gedetineerden een externe bestelling plaatsen mits de directeur daarmee akkoord gaat. Over het algemeen liggen de prijzen 15 % tot 25 % hoger dan de laagste marktprijzen.

In de gevangenis te Nivelles worden de leveringen gedaan door Solucious, een filiaal van de Colruyt-groep, voor prijzen die gevoelig hoger liggen (bijvoorbeeld de dessertkoffie Graindor, 500 g, verkocht aan 3,49 euro in de winkel, wordt gele-verd aan 5,25 euro). Volgens bepaalde directies wordt de meerprijs verklaard door het feit dat de supermarkten logistieke toeslagen vragen. Een percentage wordt afgehouden op die verkopen en gedeeltelijk gestort in de sociale kas van de in-richting: 13 % in de gevangenis te Andenne en 10 % in de gevangenis te Nivelles, die verduidelijkt dat er in een verhoging voorzien is omwille van het fonds van de gevangenissen (waardoor de voormelde koffie wordt verkocht aan een eenheids-prijs van 5,74 euro, dus 64 % duurder dan in de normale handel).

Voor Lantin merkt de commissie bijvoorbeeld op dat de coca-cola van 33 cl wordt verkocht aan 66 eurocent, terwijl het in de Colruyt aan 33 eurocent wordt aan-geboden. Men raadt het al, tal van klachten zijn ingediend tegen die prijzen, die onaanvaardbaar zijn terwijl de gevangenisbevolking over het algemeen niet de middelen heeft. Er wordt ook gemeld dat de leveringen van bestellingen worden vergeten of vertraging oplopen (Gent). Bepaalde gedetineerden beschouwen het als «normaal» dat schoonmaakproducten worden aangeboden in het licht van de hygiënische omstandigheden («kakkerlakken, muizen in de verouderde gevange-nissen, ...»).

In een poging om de verschillende tarieven voor producten van gevangenis tot gevangenis te rechtvaardigen, haalt het gevangeniswezen verschillende redenen aan: «de omvang van de inrichting, de geografische ligging (de leveranciers die bijvoorbeeld werken in Arlon hebben duidelijk minder concurrentie dan dege-nen die werken in Brussel), de (des)interesse van bepaalde leveranciers om te werken met de gevangenissen (of met bepaalde ervan en niet met andere om redenen die wij niet kennen), de cultuur van de inrichting of van de plaats waar de

Page 39: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

39

gevangenis is gesitueerd. Op reglementair vlak staat het de inrichting vrij om een tariefverhoging (van maximaal 10 %) door te voeren. De verkoopwinst spijst dus een steunfonds voor de gedetineerde bevolking (organisatie van culturele evene-menten, sportzaal, hulp aan behoeftigen, ...)» (brief van 16 september 2013).

De Centrale Raad heeft vragen bij het gebrek aan eenvormigheid van de tarieven in de verschillende gevangenissen van het Rijk en bij het gebrek aan transparantie in het prijsbeleid en het beheer van de fondsen.

Het zou interessant zijn om andere pistes die de kosten van de koopwaren, de winsten van de leveranciers en zelfs de «sociale winst» van die budgettair zwaar doorwegende verkopen kunnen aan te boren, uit te testen en te evalueren. Waarom zich niet richten tot een enkele producent? Zou de aankoop van grote hoeveelheden producten de prijs kunnen drukken voor alle gedetineerden van onze Belgische gevangenissen? Waarom niet meer inzetten op winsten uit de werkzaamheden/ateliers van de Regie van de Gevangenisarbeid, die zeer winst-gevend zijn? Door belasting te heffen op de producten is er ondersteuning van armen door armen: de gedetineerden of bezoekers die drankjes of producten aan-kopen in de kantine, maar ook aan de bar van de bezoekerszaal. Zou bovendien de aanwending van de fondsen uit de verkoop in de kantine van een inrichting, die weinig gecontroleerd blijven, niet beter «georganiseerd» of «gelegaliseerd worden»?

Telefonie

De gedetineerden moeten een persoonlijke code vragen en toestemming krijgen om de nummers die zij aan de directie voorleggen, te contacteren. Zij hebben toestellen te hunner beschikking op de verschillende secties, zij zijn ofwel vrij beschikbaar tijdens de uren voor activiteiten-vrijetijdsbesteding ofwel na oproep van de bewaker op sectie. In de gevangenis te Hoogstraten kan een gedetineerde bijvoorbeeld elke dag gedurende maximaal 30 minuten telefoneren. In de gevan-genis te Forest «kan een gedetineerde slechts gedurende beperkte tijd telefone-ren, volgens bepaalde tijdsblokken (8.30 tot 11.30 uur en 14.30 tot 21 uur) om de

twee dagen, waardoor de basiswet die een dagelijkse oproep toestaat, niet wordt nageleefd. Daarnaast worden de tijdsblokken vaak ingekort op initiatief van de personeelsleden, vooral aan het einde van de dag, terwijl de oproepen op dat tijd-stip minder kosten.» In de gevangenis te Hasselt kunnen de gedetineerden elke dag telefoneren van 8 tot 11 uur, van 14 tot 17 uur en van 18.30 tot 21 uur voor een duur van in principe tien minuten. De toegang tot de telefoon gebeurt door toedoen van de bewakers, die de gespreksduur kunnen verlengen of inkorten; ook hier speelt de overbevolking een aanzienlijke rol. De telefoongesprekken met de advocaat, de consulaire en diplomatieke werknemers en de federale ombuds-man vallen niet onder die dagelijkse beperkingen.

Bij het horen en lezen van de klachten van de gedetineerden met betrekking tot de telefonie in de gevangenis blijkt dat de kostprijs van de telefonie zeer hoog ligt.

Hoewel de gedetineerden inderdaad elke dag kunnen bellen met een persoon-lijke code (wat niet belet dat andere gedetineerden ervan gebruikmaken door bedreigingen te uiten), zijn de telefoniekosten voor velen te hoog.

In zijn brief van 30 april 2013 was de Centrale Raad bezorgd over die kostprijs.

In zijn brief van 25 juli 2013 schrijft de directeur-generaal: «Als antwoord op uw brief met betrekking tot uw bezorgdheid over de keuze voor de telefoonoperator SAGI, kunnen wij u verzekeren dat het DG EPI zich ten volle bewust is van de hoge tarieven. In 2014 zullen wij derhalve een nieuwe overheidsopdracht uitschrijven teneinde de telefonie voor de gedetineerden en de tarifering voor concurrentie open te stellen».

Op 20 september 2013 vroeg de Centrale Raad in het kader van een advies om de voorwaarden van nieuwe overheidsopdracht te ontvangen, op 29 november 2013 verstuurde hij een herinneringsbrief.

Page 40: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

40

Nadat de Centrale Raad had overlegd met de federale ombudsmannen, verstuur-de de Raad een nieuw verzoek op 6 mei 2014, waarbij hij de nadruk legde op de vereiste transparantie voor de tarieven.

In zijn brief van 2 juni 2014 schrijft de directeur-generaal dat hij tevreden is dat hij kan melden dat de tarieven werden aangeplakt in de gevangenissen. Hij ant-woordt niet op de gestelde vragen.

Er moet tot slot dringend worden nagedacht over de evolutie van de geavan-ceerde technologieën (3G, G...) en de gevolgen die zij kunnen hebben voor het leven in de gevangenis. De geavanceerde technologieën maken de toegang tot het internet, de communicatie via Facebook en de raadpleging van alle websites voor volwassen mogelijk. Onze gevangenissen van de 21e eeuw kun-nen niet voorbijgaan aan het feit dat zij worden geconfronteerd met nieuwe problemen in verband met de technologische evolutie: waarom niet erop vooruitlopen en maatregelen goedkeuren die de familiale banden versterken en de risico’s op delinquentie verminderen? Een Commissie van toezicht stelt reeds de vraag van de gratis telefonie via Skype en een beperkt internet (enkel voor afstandsleren).

Gezondheid in de gevangenisOverheveling van de medische verzorging van de gevangenissen naar de FOD Volksgezondheid

Een werkgroep heeft in 2014 een memorandum ingediend om de overheveling van de medische verzorging van de gevangenissen naar de FOD Volksgezond-heid te verkrijgen, onder de impuls van verschillende persoonlijkheden die vertrouwd zijn met het gevangenismilieu. Dat memorandum was van invloed op de regeringsonderhandelingen. Een interministeriële werkgroep Justitie-Volksgezondheid heeft een principieel akkoord over die overheveling. De financiering en de honoraria van de artsen vormen het onderwerp van een aanvullende studie.

Artsen van de Commissies van toezicht en het medisch geheim

In de herfst van 2013 heeft de Commissie van toezicht van de gevangenis te Ittre, die de voorschriften van de nationale Orde van geneesheren stipt naleeft, volgend probleem opgeworpen: de artsen van de Commissies van toezicht krijgen geen toegang tot medische gegevens van de gedetineerden en het is hun zelfs verbo-den om de medische dossiers van laatstgenoemden te raadplegen, zelfs op hun uitdrukkelijk en handgetekend verzoek.

De arts van die commissie was van oordeel dat hij de door de wetgever krachtens artikel 138ter van het Algemeen Reglement (gewijzigd bij KB van 4 april 2003) toe-vertrouwde opdracht niet kon vervullen, te weten «...toezicht te houden op alles wat betrekking heeft op de bejegening van de gedetineerden en op de naleving van de voorschriften ter zake, in de gevangenis waarbij zij is opgericht».

De leden van die commissies hebben dus op enig tijdstip vrije toegang tot alle plaatsen in de gevangenis. Zij hebben het recht om ter plaatse, behoudens wet-telijke uitzonderingen, alle op de gevangenis betrekking hebbende boeken en bescheiden in te zien en, mits voorafgaande schriftelijke instemming van de gede-tineerde, alle stukken die individuele gegevens van gedetineerden bevatten.

Alle leden, behalve de arts, gelet op een advies van de nationale Orde van genees-heren, waaraan dit probleem reeds werd voorgelegd en die van oordeel was dat dergelijke algemene bepalingen niet slaan op het medisch dossier en dat de arts lid van de Commissie van toezicht geen beroep op het gedeelde beroepsgeheim kan doen aangezien hij niet bij de diagnostische of therapeutische handelingen is betrokken.

(Advies van de Nationale Raad van 20 september 2008, ter bevestiging van het advies van 22 september 2007)

De artsen van de meeste Commissies van toezicht, zowel aan Nederlandstalige als Franstalige kant, hebben zich achter een initiatief geschaard dat beoogt voor-

Page 41: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

41

noemd advies te herzien, opdat zij hun opdracht inzake toezicht ten volle zouden kunnen vervullen. De talrijke gedachtewisselingen, gesprekken en adviezen heb-ben tot een gemeenschappelijke houding geleid.

De provinciale ordes van geneesheren werden eerst in kennis gesteld van en daarna bij het gemeenschappelijk initiatief betrokken. Bepaalde ordes hebben daarbij de belangrijke stap gezet om het verzoek tot herziening rechtstreeks aan de nationale Orde door te spelen.

Op 5 februari 2014 heeft de voorzitter van de commissie te Ittre, namens de com-missies te Andenne, Antwerpen, Forest-Berkendael, Gent, Hasselt, Ittre, Mons, Nivelles, Saint-Hubert en Turnhout, aan de voorzitter van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren een rijkelijk gedocumenteerde brief geschreven waarin officieel om een herziening van het advies ter zake wordt verzocht.

Tijdens zijn vergadering van 22 februari 2014 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren de aangelegenheid opnieuw onderzocht.

Er werd een advies verstrekt, waarbij de commissie voor toezicht machtiging wordt verleend om de medische gegevens van een gedetineerde te raadplegen voor zover dit voor de uitoefening van haar wettelijk omschreven taken noodza-kelijk is. Daarbij moeten de volgende regels in acht worden genomen:

» het raadplegen van die informatie kan enkel gebeuren door de arts van de commissie;

» de arts oordeelt welke medische gegevens aan de andere leden kunnen worden meegedeeld;

» die informatie mag door de gevangenisarts alleen aan de arts van de com-missie worden meegedeeld;

» de gedetineerde wordt op de hoogte gebracht dat bepaalde hem betref-fende gegevens worden meegedeeld.

Die - ongeziene - fundamentele beslissing werd uitsluitend mogelijk gemaakt door de werkzaamheden van de werkgroep. Alle leden moeten dan ook worden bedankt voor hun inzet.

Page 42: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

42

Coördinatie en ondersteuning van de Commissies van toezicht Aantal leden van de Commissies van toezicht op 31 december 2014

De 30 Commissies van toezicht zijn verdeeld over de drie gewesten van het land en tellen op 31 december 2014 samen 240 leden. 216 oefenen een eerste mandaat uit van vier jaar. Slechts 24 van hen een tweede en laatste mandaat van vier jaar.

Krachtens de wet moet een Commissie van toezicht uit 6 tot 12 leden bestaan. Thans voldoen 24 van de 30 commissies aan dat criterium. Zes Commissies van toe-zicht tellen minder dan zes leden. De wet bepaalt eveneens dat iedere Commissie van toezicht uit minstens één magistraat, één arts en één advocaat moet bestaan. Indien ook dat laatste criterium in aanmerking wordt genomen, voldoen 17 Com-missies van toezicht aan de wettelijke bepalingen, te weten: Antwerpen, Beveren, Brugge-Ruiselede, Forest-Berkendael, Gent, Ittre, Jamioulx, Lantin, Leuven, Merks-plas, Mons, Nivelles, Oudenaarde, Saint-Hubert, Sint-Gillis, Tournai en Turnhout.

In vergelijking met de vaststellingen van juni 2014 is de situatie er sterk op voor-uitgegaan. 17 Commissies van toezicht zijn geldig samengesteld tegen slechts 6 Commissies van toezicht in juni 2014. Toch is er ook sprake van een negatieve evolutie: er zijn namelijk minder leden die een tweede mandaat uitoefenen: 24 (op 31 december 2014) in plaats van 39 (in juni 2014). Van sommige leden die in juni 2014 een tweede mandaat uitoefenden, liep het tweede mandaat ten einde (soms sedert heel wat jaren); hoewel dit wettelijk niet is toegelaten, zetten zij hun activiteiten voort.

In december 2014 heeft de Centrale Raad hieraan een halt toegeroepen door de oude commissarissen ertoe aan te zetten naar een andere Commissie van toezicht

over te stappen, waar zij opnieuw met een eerste mandaat van start kunnen gaan. Bovendien heeft de Centrale Raad een voorstel van wet uitgewerkt om de manda-ten uit te breiden naar vijf jaar, met twee mogelijke hernieuwingen.

De Centrale Raad maakt zich zorgen om de ervaring die binnen de Commissies van toezicht verloren gaat. Tijdens het volgende dienstjaar (2015) gaat de Centrale Raad na waarom leden hun eerste mandaat voortijdig afbreken of niet hernieu-wen en werkt daarnaast acties uit om de leden ertoe aan te zetten hun eerste mandaat volledig uit te zitten en een tweede mandaat aan te vragen.

In de loop van 2014 heeft de Centrale Raad een gunstig advies gegeven over de aanwijzing van 85 nieuwe leden, te weten 34 Nederlandstaligen en 51 Franstali-gen. Die nieuwe leden zijn verdeeld als volgt: 7 magistraten, 13 artsen, 14 advo-caten en 51 ‘gewone’ leden. Tijdens dezelfde periode hebben slechts 3 leden een hernieuwing van hun mandaat aangevraagd.

Page 43: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

43

Aantal leden van de Commissies van toezicht op 31 december 2014

Commissie van toezicht Eerste mandaat Tweede mandaat Totaal leden Magistraat Arts Avocaat

Andenne 1 0 1 N J N

Arlon 2 0 2 N N N

Antwerpen 6 1 7 J J J

Beveren 11 0 11 J J J

Brugge – Ruiselede 12 0 12 J J J

Dendermonde 6 6 12 J J N

Forest-Berkendael 7 4 11 J J J

Gent 9 1 10 J J J

Hasselt 7 0 7 N J N

Huy – Marneffe 4 0 4 N N J

Ieper 5 0 5 J J N

Ittre 10 1 11 J J J

Jamioulx 7 0 7 J J J

Lantin 11 0 11 J J J

Leuven 11 1 12 J J J

Leuze-en-Hainaut 6 0 6 N N N

Page 44: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

44

Marche-en-Famenne 4 0 4 J N J

Mechelen 8 0 8 N J J

Merksplas 10 0 10 J J J

Mons 6 0 6 J J J

Namur 8 0 8 J J N

Nivelles 9 1 10 J J J

Oudenaarde 5 3 8 J J J

Paifve 8 0 8 N J N

Saint-Hubert 10 1 11 J J J

Sint-Gillis 8 0 8 J J J

Tongeren 5 0 5 J J J

Tournai 6 2 8 J J J

Turnhout 9 1 10 J J J

Wortel-Hoogstraten-Tilburg 5 2 7 J N J

Totalen 216 24 240

J = ja / N = neen

Page 45: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

45

Duur van het mandaat van de leden van de Commissies van toezicht Volgens art. 138sexies van het Algemeen Reglement van de strafinrichtingen (in-gevoegd bij KB 4 april 2003, gewijzigd bij KB 29 september 2005), dat nog steeds van toepassing is, is de duur van het mandaat van de leden van de Commissie van toezicht vastgesteld op 4 jaar. Het kan eenmaal hernieuwd worden.

In 2011 werd reeds een poging ondernomen om deze duur via een KB te verlen-gen tot 5 jaar, omdat er nogal wat problemen waren om voldoende kandidaten voor de Commissie van toezicht te vinden. De Raad van State wees dit voorstel evenwel af, omdat in de Basiswet van 12 januari 2005 (in het nog niet in werking getreden art. 31 § 2) dezelfde duur van tweemaal 4 jaar is opgenomen. Enkel via een wetswijziging zou de duur van het mandaat kunnen worden gewijzigd (ad-vies afdeling wetgeving RvS 17 november 2011).

Door sommige commissies, hierin geruggensteund door raadsheer bij het Hof van Cassatie Benoît Dejemeppe, is ook een beroep gedaan op het algemeen principe van de continuïteit van de openbare dienst . Zij baseren zich op de jurisprudentie van het Hof van Cassatie die dit principe toepaste op het mandaat van de leden van de Raad van Beroep van de Orde van Geneesheren. Cassatie besliste dat de leden die aan het einde van hun mandaat zijn, hun functie kunnen blijven uitoe-fenen totdat ze vervangen worden of totdat hun mandaat verlengd wordt (Cass. 9 december 1977). Deze jurisprudentie zou per analogie kunnen worden toege-past op de leden van de Commissie van toezicht: de Commissie van toezicht is immers een openbare instelling, die krachtens de wet is opgericht, een wettelijke opdracht vervult, en waarvan de leden aangeduid worden door de minister.

Om enigszins tegemoet te komen aan het probleem van het tekort aan kandida-ten en om kostbare ervaring niet zomaar verloren te laten gaan, heeft de Cen-trale Raad voorlopig beslist om toch te aanvaarden dat leden van de Commissie van toezicht hun mandaat na 8 jaar verder zetten in een andere Commissie van toezicht en aldus een nieuw mandaat opnemen. Ook bij de splitsing van een Commissie van toezicht (bv. Merksplas-Turnhout, MB 26 september 2012) wordt aangenomen dat de leden een nieuw mandaat van tweemaal 4 jaar starten

Intussen bereidt de Centrale Raad ook een wetsvoorstel voor waarin de Centrale Raad en de Commissies zouden overgeheveld worden naar het Parlement, en waarin o.m. voorzien is dat de duur van het mandaat voor beiden zou gebracht worden op driemaal 5 jaar.

Opstart van nieuwe commissies te Ieper, Tongeren, Beveren, Arlon,

Marche, Leuze, Paifve, Dinant

Sinds 2012 tracht de Centrale Raad een commissie per gevangenis op te richten omdat hij zich bewust is van de ondervonden moeilijkheden wanneer een com-missie zich naar verschillende inrichtingen moet verplaatsen. De geografische afstanden, zoals tussen Namur en Arlon of tussen Dinant en Saint-Hubert, zorgen ervoor dat de leden meer aandacht schenken aan een van die Commissies ... en dat de andere een beetje wordt vergeten. Zo zijn de autonome commissies te Andenne, Arlon, Saint-Hubert, Marche en Leuze-en-Hainaut opgericht. Ook bij de inrichting voor bescherming van de maatschappij te Paifve kwam voor het eerst een Commissie met als voorzitter een voormalig arbeidsgeneesheer. Die inrichting werd aan haar lot overgelaten of er werd verondersteld dat zij onder het toezicht stond van de Commissie te Lantin.

Aan Franstalige zijde zijn er nog maar twee commissies die toezicht houden op twee gevangenissen: Forest-Berkendael(vrouwen) en Huy-Marneffe. In Vlaanderen zijn nog enkele commissies belast met het toezicht op verschillende inrichtingen. Dit geldt voor de enige Commissie van toezicht te Wortel-Hoogstraten-Tilburg, de Commissie van toezicht te Brugge-Ruiselede en de Commissie van toezicht te Leu-ven (Leuven-Centraal/Leuven Hulpgevangenis).

Page 46: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

46

Wij halen enkele problemen aan inzake de werving en de werking van de Com-missies van toezicht om tot oplossingen te komen:

» de noodzaak om commissies op te richten met voldoende leden: het lijkt erop dat het toevertrouwen van de lokale werving aan een aantal vertrouwenspersonen een doeltreffend middel is om een commissie te vergroten (Leuze-en-Hainaut is hiervan bijvoorbeeld het duidelijke bewijs);

» het secretariaat van de Centrale Raad heeft de naleving van de regels meer in detail gecontroleerd: aanwezigheid van de verplichte leden (arts, advo-caat, magistraat), inachtneming van de leeftijd bij de benoeming, naleving van de duur van het mandaat;

» leden die twee mandaten hebben volbracht, kunnen overstappen naar een andere commissie om hun expertise niet verloren te laten gaan;

» de onverenigbaarheid van sommige functies op vrijwillige basis (gevange-nisbezoekers, vrijwillige aalmoezeniers en leden van een commissie) binnen eenzelfde gevangenis;

» de moeilijkheid die zich stelt om lid te mogen zijn van een commissie als politieagent in functie omdat die persoon kan te maken krijgen met gede-tineerden die hijzelf naar de gevangenis heeft overgebracht;

» het is belangrijk dat de verplichte leden van de commissies over een gsm beschikken (arts, advocaat, magistraat);

» de voormalige belofte (onder minister Stefaan De Clerck) van een lokaal en toegang tot de intranetsite van het DG EPI. Het is ook noodzakelijk dat de omzendbrieven en de dagelijkse informatie van het DG EPI toegankelijk zijn. Hierdoor is een inkijk mogelijk op de bewegingen van de gedetineer-den, de bezettingsgraad, de stakingen, de bezoeken, ...;

» toegang tot de boekhoudingen van de keukens, de telefonie, de kantine en de sociale kas wanneer een gedetineerde vraagt om informatie op te zoeken;

» tot slot wil de Centrale Raad de nieuwe leden van de commissies snel inlichten over de benoemingsbeslissingen. Een voorlopige machtiging per brief is toegestaan in afwachting van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Coördinatie en ondersteuning van de werking van de Commissies van toezichtSinds 2014 beschikken de Centrale Raad en de Commissies van toezicht over een visuele identiteit in de vorm van een gemeenschappelijk logo dat is afgestemd op iedere Commissie van toezicht. Die gemeenschappelijke visuele identiteit versterkt de cohesie tussen de Centrale Raad en de Commissies van toezicht.

De Centrale Raad heeft in 2014 ook de procedure aangepast voor de aanwijzing van de nieuwe leden. Binnen een maximumtermijn van een maand na het verstu-ren van de kandidaatstelling, onderzoekt de Centrale Raad het dossier (op voor-waarde dat het quorum aanwezig is). Binnen diezelfde termijn betekent de Cen-trale Raad een voorlopige machtiging van maximaal zes maanden om de functie van lid van de Commissie van toezicht uit te oefenen. Het opnemen van de functie treedt effectief in nadat de voorzitter van de Commissie van toezicht het nieuwe lid aan de gevangenisdirecteur heeft voorgesteld. Het nieuwe lid kan de functie van «maandcommissaris» uitoefenen zodra de voorzitter van de Commissie van toezicht hem hiertoe de toestemming geeft. Binnen zes maanden na het advies van de Centrale Raad beslist de minister van Justitie over de officiële benoeming en de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Sinds 2014 houdt de Centrale Raad een kadaster bij van de leden van de Commissies van toezicht waarin hun hoedanigheid en de duur van hun mandaat is opgenomen. Hierdoor is de exacte situatie van iedere Commissie van toezicht altijd gekend. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk de wettelijke samenstelling van iedere Commissie van toezicht na te

Page 47: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

47

gaan. Zij is samengesteld uit zes tot twaalf leden, onder wie een magistraat, een arts en een advocaat. De Centrale Raad zet de Commissies van toezicht ertoe aan zich te schikken naar de wettelijke bepalingen. In zijn zoektocht naar leden neemt hij ook initiatieven bij de Orde van geneesheren en de Orde van advocaten. De Centrale Raad heeft hierbij verschillende keren kunnen vaststellen dat het niet uit-keren van een vergoeding aan de leden een ware hindernis vormt. Het uitblijven van een symbolische erkenning (los van het bedrag van de vergoeding) heeft een ontmoedigend effect. Sommige leden van de Centrale Raad hebben een belang-rijke rol gespeeld bij het oprichten van nieuwe Commissies van toezicht.

Bovendien controleert de Centrale Raad de uitvoering van de mandaten. Het mandaat van vier jaar als lid van eenzelfde Commissie van toezicht is slechts een keer hernieuwbaar. Na het tweede mandaat mag het lid geen deel meer uitmaken van de Commissie van toezicht, maar kan het opnieuw een nieuw eerste mandaat opnemen binnen een andere commissie. In 2014 heeft de Centrale Raad vastge-steld dat sommige leden na hun tweede en laatste mandaat hun activiteiten bin-nen dezelfde Commissie hebben voortgezet, soms zelfs gedurende verschillende jaren. De Centrale Raad heeft hieraan een halt toegeroepen, ook al had dit een verlies aan ervaring voor de commissies tot gevolg.

De terugbetaling van de verplaatsingskosten van de leden van de Commissies van toezicht en de presentiegelden van de secretarissen gebeurt door de FOD Justitie op grond van een nieuwe procedure.

De Commissies van toezicht leggen zelf de bedragen vast op grond van de omzendbrief van de Centrale Raad van 17 september 2014. De Centrale Raad zal in samenwerking met de Commissies van toezicht de toepassing van die omzend-brief evalueren.

De Centrale Raad stimuleert de initiatieven van de Commissies van toezicht en organiseert een kennisdeling. De Centrale Raad organiseert jaarlijks een dag van de Commissies van toezicht om een thema uit te diepen en de hierna uitgewerkte bekommernissen van de Commissies van toezicht te verzamelen. Sinds 2014 ver-

spreidt de Centrale Raad een nieuwsbrief waarin de leden van de Commissies van toezicht thema’s kunnen uitwerken en hun bekommernissen kunnen verwoorden in het kader van de uitoefening van hun opdracht. Dit bevordert kennisdeling en praktijkuitwisseling. Bovendien heeft de Centrale Raad een internetsite opgezet waarmee iedere Commissie van toezicht binnenkort informatie zal kunnen ver-spreiden naar andere commissies en naar een breed publiek.

Het beheer van een team vrijwilligers verloopt niet altijd probleemloos. Wan-neer de voorzitters van de Commissies van toezicht ondersteuning wensen bij de uitoefening van hun functie, dan staat de Centrale Raad voor hen klaar. Sommige voorzitters hebben van die mogelijkheid gebruik gemaakt.

Organisatie van informatiedagen/opleidingsdagen/ ontmoetingdagenvoor de commissies Elk jaar organiseert de Centrale Raad een opleidingsdag voor de leden van de verschillende Commissies van toezicht. Hierna volgt een overzicht van de verschil-lende dagen die zijn georganiseerd in september 2011 en in oktober 2012, de «Staten-generaal» met uitbreiding naar alle belangstellenden in 2013 en de dag van 26 november 2014 die in het teken stond van het «klachtenrecht».

De Centrale Raad wil een opleidingsprogramma instellen voor de nieuwe leden om daarna voortgezette opleidingen aan te bieden. Een vrijwilligersteam van de Centrale Raad was bereid om dat programma uit te werken.

Opleidingsdag in 2011: basiswet – een stand van zaken

Tijdens de opleidingsdag in 2011 was het de bedoeling een update van de toe-passingsbesluiten van de basiswet voor te stellen. Het team van juristen, samen met mevrouw Berrendorff, stelden alle aspecten van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineer-den voor. Elke deelnemer kreeg een volledig dossier en kon vragen stellen aan de vertegenwoordigers van de administratie. In de namiddag konden de leden vragen

Page 48: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

48

stellen over aspecten eigen aan hun gebruikelijke functies en werd op zoek gegaan naar de meest passende antwoorden.

Opleidingsdag in 2012: gezondheidszorg in de gevangenis en Masterplan-infrastructuur

Op deze opleidingsdag kwamen de leidinggevenden van het gevangeniswezen aan het woord. Dokter Van Mol gaf een uiteenzetting over «ethiek en deontologie van zorgverstrekkers in de gevangenissen». Hij herinnerde aan de universele be-ginselen van de gezondheidszorg van de Verenigde Naties (1948 «Iedereen heeft recht op gezondheidszorg») en van de Raad van Europa (1961 Europees Sociaal Handvest «Een ieder heeft het recht om gebruik te maken van alle voorzieningen welke hem in staat stellen in een zo goed mogelijke gezondheid te verkeren.» Qua relevantie refereerde hij ook aan de Europese Aanbevelingen inzake de gezond-heidszorg in de gevangenissen: R (93)6 (aids), R (98)7.

De gedetineerden hebben recht op gezondheidszorg die gelijkwaardig is aan die van de personen in de buitenwereld, ook wanneer zij aan psychische stoornissen lijden; zij hebben ook recht op informatie, te weten het recht om hun dossier te raadplegen.

Tot slot herhaalde dokter Van Mol dat alle leden die betrokken zijn bij de zorg worden beschouwd als noodzakelijke vertrouwenspersonen (de administratieve medewerkers). Alle leden moeten met hetzelfde doel handelen en de uitwisseling van vertrouwelijke gegevens is absoluut noodzakelijk. – De patiënt moet op de hoogte worden gebracht of zijn akkoord geven om het geheim te onthullen.

Een ambtenaar van het gevangeniswezen die meewerkt aan de uitvoering van het Masterplan gaf toelichting bij de beoogde middelen om de verloren capaciteit te recupereren. Dat project, dat sinds 2008 loopt, voorziet tegelijkertijd in extra capa-citeit op de bestaande sites en de bouw van nieuwe inrichtingen, alsook de plan-ning voor de afbraak van de verouderde gevangenissen. In de afgelopen jaren zijn

312 plaatsen gecreëerd met de bouw van gevangenissen te Marche-en-Famenne (2013), Beveren (2014) en Leuze-en-Hainaut (2014). De inrichtingen voor de geïnterneerde delinquenten te Gent (272 plaatsen) staan in voor de behandeling en volledige verzorging met externe ondersteuning. Een andere inrichting voor gedetineerden met psychiatrische problemen zou in 2016 operationeel moeten zijn volgens de Regie der Gebouwen. De werken in Antwerpen zijn gestart in 2014 en de inrichting zal 180 plaatsen tellen voor geïnterneerden die een gemiddeld tot hoog veiligheidsrisico inhouden en die niet kunnen worden opgenomen in de gewone psychiatrie.

Een nieuwe gevangenis zou de oude gevangenis te Dendermonde (444 cellen) moeten vervangen, maar er is aanzienlijke vertraging omdat de Raad van State het actiecomité dat zich verzette tegen de bouw in het gelijk heeft gesteld en op 12 augustus 2011 het uitvoeringsplan heeft opgeschort, zodat het onmogelijk is om een datum voor de werken vast te leggen.

Andere initiatieven worden thans gerealiseerd: Haren, Merksplas, Verviers.

Zij zijn financieel mogelijk gemaakt door partnerschappen in alle fasen van de bouw en het beheer. Hoewel de Centrale Raad het belang van betere levensom-standigheden in de nieuwe inrichtingen (douches op cellen, wasmachines op sectie...) erkent, betreurt hij die koers van het gevangenisbeleid en dringt hij aan op een beleid van alternatieve straffen.

Bovendien is de schuldenlast die de staat is aangegaan voor 25 jaar zeer omvang-rijk.

Zo bedragen de jaarlijkse terugbetalingen van de staat 12,3 miljoen euro voor de gevangenis te Marche-en-Famenne, 13,8 miljoen euro voor Beveren, 12,1 miljoen euro voor Leuze-en-Hainaut en 16 miljoen euro voor Dendermonde ... met daar-bovenop de kosten voor de nieuwe projecten!

Page 49: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

49

Zonder het openlijk te zeggen en aldus zonder een diepgaand debat zijn de be-leidsverantwoordelijken en administratieve leidinggevenden overgegaan tot de privatisering van de gevangenissen, wat de Centrale Raad niet kan aanvaarden.

Opleidingsdag in 2013: Staten-generaal van het gevangeniswezen In het kader van aanstaande verkiezingen wilde de Centrale Raad de deskundigen en actoren in het veld verzamelen rond vier thema’s die gekozen waren door de Commissies van toezicht. Ook waren waarnemers uit de gevangeniswereld en ver-tegenwoordigers van de politieke wereld uitgenodigd om kennis te maken met de reële situatie en de eisen van diegenen van het maatschappelijk middenveld die actief zijn in de gevangenissen.

In haar inleiding bij de activiteiten van de dag wijdde Anne Fivé, juridisch direc-trice van het Centre d’Action Laïque, uit over het thema van de overbevolking in de gevangenis. België is in een vicieuze cirkel terechtgekomen en tracht daaruit te geraken door een uitbreiding van de gevangeniscapaciteit en door een beroep te doen op de alternatieve straffen, zonder dat dit een reële impact heeft op de graad van overbevolking. Een betere afbakening van dat eerste thema was mogelijk vanuit verschillende standpunten, met name van een voorzitster van de Commissie van toezicht (mevrouw S. Pourveur, Lantin), een onderzoeker (Ph. Mary, gewoon hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Brussel), twee leden van het Rekenhof (J. Debucquoy, adviseur, en E. Van Loocke, eerste auditor-revisor) en een gevangenisdirecteur (H. Claus, directeur van de gevangenis te Oudenaarde). Die uiteenzettingen laten er geen twijfel over bestaan dat het Belgische gevangenis-wezen niet over voldoende studies en betrouwbare statistische gegevens beschikt om een solide gevangenisbeleid uit te bouwen.

Het opzet van het tweede thema was meer inzicht te verwerven in de uitdagingen van de gewaarborgde dienstverlening in geval van staking. Ook hier kwamen verschillende standpunten nader aan bod, meer bepaald van een Commissie van toezicht (mevrouw Stockart, Namur) en een vakorganisatie (de heer Jacob,

secretaris-generaal van de ACOD Gevangenissen), waarbij die laatste een link legde tussen de naleving van het stakingsrecht en de naleving van de rechten van de gedetineerden. De vertegenwoordigster van het Observatoire International des Prison (mevrouw Beurquin) benadrukte het belang van een gewaarborgde minimale dienstverlening: hoewel staken een recht is, is het stakingsrecht niet absoluut en is het begrensd.

Een derde thema betrof de psychosociale bijstand in de gevangenis. De perceptie van een commissie op het terrein werd aangevuld met het standpunt van het gevangeniswezen (Werner Vanhout, adviseur-generaal bij het gevangeniswezen, FOD Justitie) ... dat het enorme werk van de PSD erkende, net als de aanzienlijke wachttijden voor de gedetineerden om hen te ontmoeten. Een vereniging die culturele en sportieve ondersteuning verleent aan de gedetineerden, heeft aange-kondigd dat zij bereid is meer diensten aan te bieden aan de gevangenissen en de sociale vaardigheden van de opgesloten personen te ontwikkelen (Frederik Janssens, De Rode Antraciet).

Langs Nederlandstalige kant belichtte de vertegenwoordiger van de Vlaamse Gemeenschap (Herwig Hermans, Hulp en dienst aan gedetineerden) het Vlaams decreet van 8 maart 2013 betreffende de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden en benadrukte hij de opwaardering van de kwaliteit en van het dienstenaanbod volgens de behoeften geformuleerd door de gedetineerden. Langs Franstalige kant wijdde Daniel Martin (coördinator, Aide et Reclassement te Huy) uit over de doelstellingen en problemen van de verenigingen die actief zijn in de Franstalige Gemeenschap.

Het vierde thema was gewijd aan de aspecten van de medische verzorging in de gevangenis. P. Cosyns (hoogleraar psychiatrie aan de Universiteit Antwerpen) maakte een vergelijking van de frequentie van verschillende ziektes in de ge-vangenis en in de buitenwereld. Hij zegt dat de aantallen veel hoger liggen in de detentie voor tuberculose (16 keer meer dan in de buitenwereld), hepatitis (7 keer meer), psychose (6 keer meer) en heroïnegebruik (54 keer meer).

Page 50: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

50

G. de Dorlodot (arts-directeur van het CMC in de gevangenis te Sint-Gillis) gaf toelichting bij de geleverde inspanningen, maar ook bij de grote moeilijkheden op het terrein wat het verstrekken van de nodige medische verzorging betreft.

Twee sprekers kwamen hier nog op terug: Jos Vander Velpen (Liga voor Mensen-rechten) (had vragen bij de situaties van de geïnterneerden die ertoe leiden dat sommigen euthanasie aanvragen) en Patrick Charlier (adjunct-directeur van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding).

Mevrouw S. Snacken, hoogleraar aan de VUB, verzorgde het slotwoord voor deze dag van de Staten-generaal. Zij onderstreepte dat het gevangeniswezen tal van initiatieven had genomen, maar ook dat vele initiatieven gericht zijn op passieve veiligheid («teveel veiligheid doodt de veiligheid») en stelde vast dat er weinig was gezegd over de vrouwen en de vreemdelingen.

Het succes van die dag was zo immens dat de zaal van het parlement niet groot genoeg was om alle ingeschreven personen te ontvangen. Die Staten-generaal betekenden een stimulans voor de Centrale Raad, die heeft beslist om de «Dagen van de gevangenis» (november 2014) te organiseren, naar analogie van het Franse voorbeeld dat al meer dan 20 jaar plaatsvindt.

Dag in 2014: klachtenprocedure voor de gedetineerden

De opleidingsdag voor de leden van alle Commissies van toezicht vond plaats in de context van de eerste «Nationale Dagen van de gevangenis» (van 22 tot 29 november 2014), die voor de eerste maal in België werden georganiseerd en werden gecoördineerd door de Centrale Raad. De voormiddag was gewijd aan het «klachtenrecht» (artikelen 147 tot 170 van de basiswet) waarvoor nog altijd geen uitvoeringsbesluiten bestaan; ‘s namiddags waren er vier workshops.

Het thema werd ingeleid door Walter Thiery, ondervoorzitter van de Centrale Raad. Vincent Seron, docent aan de universiteit te Luik, maakte een analyse van de

wet en schetste een aantal krijtlijnen voor een snelle invoering van die artikelen van de basiswet.

De adjunct-kabinetchef van de minister van Justitie, Yves Van den Berge, tevens oud-lid van de Centrale Raad, sneed de politieke dimensie met verwijzing naar het regeerakkoord aan.

De heer Philippe Nicodème sprak namens de federale ombudsman over diens rol, waarbij hij de nadruk legde op het belang van uitwisselingen en samenwer-king tussen zijn dienst en de Centrale Raad, aangezien de Federale Ombudsman eveneens klachten van de gedetineerden of hun familie ontvangt. In 2013 heeft de Federale Ombudsman 65 klachten ontvangen en een vergelijkbare tendens werd opgetekend in 2014. Die klachten die aanleiding gaven tot «systemische onderzoeken», gaan bijvoorbeeld over «de levensomstandigheden van een kind dat bij zijn moeder verblijft in de gevangenis, de detentie van geïnterneerden in de gewone afdelingen». Een samenwerking tussen de Ombudsman en de lokale Commissies van toezicht verdient nadere bestudering zodat de rol van elke instel-ling precies gekend is.

In het kader van de vier workshops kwamen de leden van de Commissies van toezicht aan het woord met betrekking tot specifieke aspecten.

De eerste workshop was gewijd aan het huidige klachtenbeheer door de com-missies. De relaties met het personeel en de directie alsook de follow-up van de klachten werden uitgediept.

De tweede workshop was gewijd aan de klachtenprocedure en aan de vraag welke instantie die bevoegdheid zou moeten krijgen.

De derde workshop was gewijd aan de klachten over de medische verzorging in de gevangenis.

Page 51: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

51

Tot slot was de vierde workshop gewijd aan de deontologische aspecten van het klachtenrecht en aan de gedragsregels in het kader van de relatie met de personeelsleden en de antwoorden die aan de gedetineerden moeten worden verstrekt.

Die uitwisselingen hebben concreet resultaat opgeleverd, zoals de uitwerking van een vademecum voor de commissies en de commissarissen.

De commissie te Forest heeft dat vademecum opgesteld alsook een «document van verzet» ondertekend door de gevangenisdirectie en de commissie. Dat «docu-ment van verzet» kan worden voorgelegd bij weigering van bepaalde personeels-leden om de leden van de commissies hun opdrachten ten volle laten vervullen wanneer personeelsleden een beletsel vormen.

Een andere belangrijke uitkomst van die uitwisselingen was de organisatie van ontmoetingen tussen de leden van de lokale commissie en de magistraten (bij-voorbeeld te Lantin) om procedures vast te leggen waardoor informatie kan wor-den uitgewisseld in geval van ernstige schade geleden door de gedetineerden.

Het budget van de Centrale Raad en de Commissies van toezicht van de gevangenissenVan 2011 tot 2014 is het budget van de Centrale Raad en de Commissies van toe-zicht licht gedaald van 100 000 euro in 2011 naar 94 000 euro in 2014. Dit budget omvat de verplaatsingskosten van de leden van de Commissies van toezicht en van de Centrale Raad, alsook de presentiegelden van de secretarissen van de Commissies van toezicht, de werkingskosten van de Commissies van toezicht (voor een jaarlijks maximum van 1 000 euro per Commissie van toezicht) en de investerings- en werkingskosten van de Centrale Raad.

In 2014 heeft de Centrale Raad nieuwe bepalingen ingevoerd voor de vergoeding van verplaatsingskosten en presentiegelden. De omzendbrief van de Centrale

Raad van 17 september 2014 voorziet in een standaardisering en een grotere transparantie van de terugbetalingen. De jaarlijkse verplaatsingskosten van minder dan 100 euro worden slechts één keer per jaar terugbetaald. Voorheen werden heel wat bedragen terugbetaald van 5 euro en minder. De Centrale Raad zet de commissies ertoe aan jaarlijkse terugbetalingen te vragen. De secretarissen van de commissies leggen zelf de terug te betalen bedragen vast op grond van de geldende bepalingen.

Terwijl de Centrale Raad het gebruik van het openbaar vervoer wenst te stimule-ren, maakt slecht één lid stelselmatig ervan gebruik. Er wordt slechts zeer spora-disch gebruik gemaakt van het openbaar vervoer. De trajecten afgelegd met het openbaar vervoer worden integraal terugbetaald in tegenstelling tot de verplaat-singskosten met de wagen waarvoor slechts een gedeeltelijk forfaitaire terugbeta-ling geldt. Dit forfaitaire bedrag wordt berekend op grond van een barema dat is vastgelegd door de NMBS voor reizen in tweede klasse. Voorheen kregen de leden van de Commissies van toezicht het heel wat voordeligere forfaitaire bedrag van eerste klasse, wat het veralgemeende gebruik van de wagen misschien kan verklaren. Bovendien kunnen sommige leden geen beroep doen op het openbaar vervoer omdat er geen aanbod is of omdat het tijdverlies te groot is. Die leden zijn afhankelijk van hun wagen en zijn ontevreden over een vergoeding die zij te laag achten.

Het mandaat van het lid van een Commissie van toezicht wordt uitgeoefend op vrijwillige basis. Die activiteit is echter geen ontspannende hobby. Zij gaat gepaard met heel wat verplichtingen en frustraties. Daarom is een symbolische compensatie nodig opdat elk lid van de Commissie van toezicht zich maatschap-pelijk erkend voelt in zijn functie. Daarom dringt de Centrale Raad aan op het toekennen van een maandelijkse vergoeding aan elk lid. Dit zal vanzelfsprekend een budgettaire impact hebben die evenwel beperkt blijft. Als de maatschappij een toezicht wil opzetten om de regels te laten naleven die zij opstelt, dan staat daar een prijs tegenover. Bovendien keert een deel van dat geld terug naar de staatskassen in de vorm van belastingen. Het model waarop de Centrale Raad aandringt, bestaat uit volgende vergoedingen:

Page 52: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

52

» lid dat een eerste mandaat uitoefent: 100 euro/maand;

» lid dat een tweede mandaat uitoefent: 150 euro/maand;

» voorzitter: 200 euro/maand;

Bij toepassing op de huidige situatie, waarbij dus rekening wordt gehouden met 186 eerste mandaten, 24 tweede mandaten en 30 voorzitters, op grond van 11 maanden activiteit, betekent dit een jaarlijks budget van 310 200 euro. Uitgaande van een ideale situatie met 12 leden in iedere Commissie van toezicht, waarvan 2/3 een eerste mandaat en 1/3 een tweede mandaat uitoefenen, zou het jaarlijkse budget 489 500 euro bedragen.

De Centrale Raad dringt ook aan op de organisatie van opleidingen voor de leden van de Commissies van toezicht. De Centrale Raad wil graag een jaarlijks budget van 50 000 euro eraan spenderen.

De secretarissen van de Commissies van toezicht richten zich enkel op het secre-tariaat. Zij hebben trouwens niet de hoedanigheid van lid van de commissie. Als vergoeding krijgen zij presentiegeld voor hun aanwezigheid op de vergaderin-gen. Die vergaderingen vinden 1 keer per maand plaats. De vergoeding dekt de deelname aan de vergadering en de opmaak van het verslag. In 2013 en 2014 bedroeg die belastbare vergoeding 120,63 euro bruto. Mettertijd hebben de secretarissen meer opdrachten gekregen. Naast de opmaak van de verslagen van vergaderingen, controleren zij de verplaatsingskosten van de leden en bepalen de terugbetaling ervan, treden zij op als contactpersoon voor de nieuwe kandi-daatstellingen, zorgen zij voor de gegevens die dienen voor het opstellen van het jaarverslag van de Commissie van toezicht, maken zij de statistieken op van de klachten en beheren zij de klachten die de Centrale Raad overzendt. De vergoe-ding stemt dus niet langer overeen met de verwachte taken en moet worden her-zien. De Centrale Raad stelt een belastbare maandelijkse vergoeding voor van 250 euro. Op grond van de dertig Commissies van toezicht en elf maanden activiteit zouden de jaarlijkse meerkosten 43 000 euro bedragen.

Net als de leden van de Commissies van toezicht, oefenen de leden van de Centrale Raad hun mandaat op vrijwillige basis uit. Zij hebben dus professionele verplichtingen naast hun mandaat. Om die beslissing te nemen, moet minstens de helft van de leden plus één lid aanwezig zijn.

Bovendien heeft de Centrale Raad de opdracht om een onafhankelijk toezicht uit te oefenen op de gevangenissen, adviezen te verlenen aan de minister van Justitie, de Commissies van toezicht te ondersteunen, een jaarverslag op te stellen. De opdracht is dus niet louter beperkt tot de deelname aan de vergaderingen. Voor die taken kan de Centrale Raad enkel rekenen op de steun van een secretaris (4/5den) die de FOD Justitie ter beschikking stelt. Er zijn twee mogelijkheden: de ondersteu-ningscel vergroten zodat zij vier of vijf medewerkers telt of de leden vragen meer werk te leveren bovenop de deelname aan de vergaderingen. Voor die tweede optie moet een financiële compensatie worden overwogen voor die prestaties. De Centra-le Raad dringt aan op het toekennen van een maandelijkse vergoeding aan elk lid. Het model dat de Centrale Raad overweegt, bestaat uit volgende vergoedingen:

» lid dat een eerste mandaat uitoefent: 200 euro/maand;

» lid dat een tweede mandaat uitoefent: 250 euro/maand;

» voorzitter: 300 euro/maand;

Wanneer rekening wordt gehouden met zeven eerste mandaten, vier tweede mandaten en een voorzitter, op grond van 11 maanden activiteit, dan betekent dit een jaarlijks budget van 29 700 euro.

Die verschillende voorstellen hebben een aanzienlijke verhoging tot gevolg van het budget dat ter beschikking moet worden gesteld aan de Centrale Raad. Met het oog op het vervullen van zijn opdracht, dringt de Centrale Raad aan op een aanpassing van zijn budget van 100 000 euro per jaar naar 600 000 euro per jaar om de vergoedingen te kunnen dekken.

Page 53: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

53

Sinds 1 januari 2012 heeft de Centrale Raad een verzekeringspolis afgesloten bij Ethias voor de leden van de Commissies van toezicht en de leden van de Centrale Raad om (1) hun burgerlijke aansprakelijkheid te dekken, (2) hun burgerlijke en strafrechtelijke verdediging te waarborgen en (3) lichamelijke ongevallen te ver-goeden die zij tijdens het uitoefenen van hun opdracht hebben opgelopen.

In 2014 heeft de Centrale Raad een schademelding ontvangen. Een lid had tuberculose opgelopen. De verzekeraar heeft geacht dat niet bewezen was dat de tuberculose in de gevangenis was opgelopen en heeft de schademelding ge-weigerd bij gebrek aan een accidenteel feit. Bovendien heeft de verzekeraar geen voorstel willen maken om dit risico in de toekomst te dekken.

Contactpersoon voor iedere commissie (sinds mei 2013)

Onder impuls van de Raad van Europa wordt iedere lidstaat verzocht een onaf-hankelijk toezicht van de gevangenissen te organiseren (regel 93). In België heeft het koninklijk besluit van 4 april 2003 (gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 september 2005) houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen de

«Hoge Raad voor penitentiair beleid» vervangen door de «Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen». Zo is voor iedere gevangenis ook de «Bestuurscom-missie» vervangen door de «Commissie van toezicht».

De Centrale Raad, belast met het coördineren van de Commissies van toezicht, wenst dat een van zijn leden wordt aangewezen om bevoorrechte contacten op te zetten met een of meer commissies. Deze verbindingspersoon, moet snel een antwoord kunnen formuleren op de aanvragen van de commissie en, in de mate van het mogelijke, soms deelnemen aan vergaderingen in de gevangenis. Een verbindingspersoon heeft niet alleen als duidelijk voordeel dat de commissies zich meer ondersteund voelen, maar ook dat het lid zelf beter op de hoogte is van de eventuele vragen en problemen binnen de verschillende inrichtingen. Op 31 december 2014 is de hiernavolgende lijst van verbindingspersonen opge-maakt. Die lijst kan vanzelfsprekend worden gewijzigd volgens de in- en uitstroom van sommige leden van de Centrale Raad.

Herkenningspunten van de Centrale Raad voor elke Commissie van toezicht op 31 december 2014

Commissie van toezicht Herkenningspunt Centrale Raad FunctieMons, Tournai, Ittre Véronique Laurent Voorzitster

Leuven, Mechelen, Turnhout, Merksplas Rik Haex Nederlandstalig lid

Antwerpen, Hasselt, Tongeren Greet Smaers Nederlandstalig lid

Lantin, Huy, Andenne, Marneffe, Paifve, Leuze, Marche, Nivelles Gérard De Coninck Franstalig lid

Verviers, Namur, Arlon, Dinant, Saint-Huvbert, Jamioulx Vincent Seron Franstalig lid

Brugge, Ieper Walter Thiery Ondervoorzitter

Gent, Wortel, Hoogstraten, Tilburg, Beveren Tony Van Parys Nederlandstalig lid

Forest, Berkendael, Sint-Gillis Magda De Galan Franstalig lid

Dendermonde, Oudenaarde Guido Stellamans Lid, Nederlandstalige arts

Page 54: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

54

Nieuwsbrief van de Commissies van toezicht en Centrale Raad

Sinds 2014 verspreidt de Centrale Raad een elektronische nieuwsbrief met de bijdragen van de Commissies van toezicht en van de leden van de Centrale Raad onder alle leden van de Commissies van toezicht en de leden van de Centrale Raad.

De vier nieuwsbrieven van 2014 gingen over thema’s met betrekking tot de interne werking, over de zichtbaarheid van de Centrale Raad en de commissies en over specifieke thema’s.

De Centrale Raad heeft met de leden van de Commissies van toezicht een logo gekozen uit alle voorstellen om, zoals reeds gezegd, de Centrale Raad en de Com-missies van toezicht een visuele identiteit te geven. De Centrale Raad heeft ook evenementen georganiseerd in samenwerking met de Commissies van toezicht: de jaarlijkse dag van de Commissies van toezicht, de Staten-Generaal van het gevange-niswezen in het Parlement in 2013 en 2014 in samenwerking met het verenigingsle-ven, de nationale dagen van de gevangenis in de drie gewesten van het land.

Op de website van de Centrale Raad www.gevangenisdagen.be kwamen de verschillende activiteiten aan bod die tijdens die dagen werden aangeboden.

Via artikelen kregen de leden informatie over de interne organisatie: de terug-betaling van de verplaatsings- en werkingskosten, de aanwijzingsprocedure van de nieuwe leden in de Commissies van toezicht, de statistieken over de perso-neelsbestanden van de Commissies van toezicht, praktische informatie over de verzekering die voor de leden is afgesloten.

Binnen de specifieke thema’s hebben de artikelen sterk uiteenlopende onderwer-pen behandeld.

«De terugkeer van tuberculose in België» Dit artikel wijst op de terugkeer van die besmetting, in het bijzonder in de gevan-genissen. Dit artikel bericht over het initiatief van de commissie te Lantin die een

opsporing heeft georganiseerd bij al haar leden op kosten van de Centrale Raad. Het artikel had ook tot doel andere - tevens Nederlandstalige - commissies aan te zetten gelijksoortige acties aan te vragen.

«Waartoe dienen de statistische gegevens over de klachten?» Het artikel bespreekt het registratierooster van de klachten en het sjabloon voor het bijhouden van klachten die de Commissies van toezicht hebben ontvangen. Het artikel geeft aan waarom die nieuwe tools moeten worden ingevoerd.

«Naaktfouilles moeten uitzondering blijven» Dit artikel geeft het standpunt van de Centrale Raad.

Het artikel legt het verschil uit tussen het onderzoek aan de kledij en de naakt-fouille. De naaktfouille kan enkel plaatsvinden bij individuele aanwijzingen en na individueel en voorafgaand bevel van de gevangenisdirecteur.

Een ander artikel over hetzelfde onderwerp bericht over de concrete problemen in de gevangenis te Nivelles.

«De telefoon, je kan er niet omheen» Het artikel wijst op de sociale rol van de telefoon in de gevangenis, levert kritiek op het huidige systeem en doet voorstellen.

«Artsen van de Commissies van toezicht en het medische geheim» Het artikel vermeldt dat de arts die lid is van de Commissie van toezicht voortaan de medische informatie van een gedetineerde mag raadplegen als dat nodig is voor de uitoefening van de toezichthoudende functie.

«Inleving in de gevangenis te Leuze-en-Hainaut» Het artikel stelt een inlevingservaring voor van 48 uur in de gevangenis.

De federale ombudsman: «een onafhankelijk instrument ter versterking van het goed bestuur en de bescherming van de fundamentele rechten»

Page 55: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

55

Het artikel, dat uitgaat van de federale ombudsmannen, geeft de behandeling weer van de klachten van de gedetineerden die aan de federale ombudsman zijn toegezonden.

«Transfert van de toezichtsorganen naar het Parlement » Het artikel stelt het voorstel van wet voor dat is uitgewerkt door de Centrale Toe-zichtsraad voor het gevangeniswezen en gericht is op de onafhankelijkheid van de controleorganen ten aanzien van de uitvoerende macht om zich zo te schikken naar de internationale aanbevelingen.

Project voor een eenvormig registratiesysteem van de klachten

In 2003 heeft de Centrale Raad aan de voorzitters van de Commissies van toezicht een inventarisrooster van de klachten en een sjabloon bezorgd die nuttig zijn voor de registratie van de klachten die de commissie ontvangt en behandelt.

Wat motiveert die vraag naar het verzamelen van statistische gegevens?

In een artikel van maart 2012 heeft Tom Daems naar aanleiding van het laatste door de Centrale Raad gepubliceerde verslag precies gewezen op de lacunes in de werking van de Commissies van toezicht. Hij betreurde over niet voldoende informatie te beschikken over de wijze waarop zij werken en wees vooral op het ontbreken van de nodige cijfers om het werk van de commissies te verbeteren, maar ook om een penitentiair beleid te ondersteunen. Hij onderzocht of «er een systematische registratie bestaat van de klachten en een eenvormige aanpak» aangezien elke commissie haar eigen gevoeligheid heeft voor een soort klacht. «Kan men ten minste de indieners, de context van de klachten, het occasionele of systematische aspect ervan, hun aantal, ... kennen? ».

De Centrale Raad gaat akkoord met die analyse.

Het is nodig om een totaalbeeld te krijgen van de klachten van de gedetineerden, evenals van de aangebrachte oplossingen, teneinde een meer algemeen en struc-tureel optreden te bevorderen.

Op grond van deze gegevens, die de Commissies van Toezicht aan de Centrale Toezichtsraad overzenden, kan de Centrale Toezichtsraad meer gewicht in de schaal leggen bij het directoraat-generaal EPI en bij het kabinet van de minister van Justitie en de verantwoordelijken van het penitentiair beleid bewust maken van de diverse problemen die betrekking hebben op de voorwaardelijke invrij-heidstelling, naaktfouille, verlenging van de duur in de naakte cel, overbrenging naar het gerechtsgebouw, ....

Een kleine gids die aan de lokale commissie is bezorgd, moet een hulp zijn voor de registratie en wordt indicatief verstrekt.

Bij de opmaak van dat ontwerp van registratietabel, dacht de Centrale Raad dat het genereren van de statistische gegevens niet veel tijd zouden vergen en op het einde van het kalenderjaar aan de Centrale Raad zouden kunnen worden overgezonden.

Na een geslaagde poging in enkele commissies, waren heel wat onder hen van mening dat dit werk te veeleisend was en dat zij niet over de nodige tijd beschik-ten voor dit administratieve werk.

Die verzameling van statistische gegevens bestond inderdaad uit heel wat items, waarvan in de toekomst enkel de volgende elf grote categorieën in overweging worden genomen om zo geen statistieken bij de Commissies op te vragen die verkrijgbaar zijn bij de directie : opnames in de gevangenis en overbrengingen, materiële levensvoorwaarden in de gevangenis, omstandigheden van het leven in gemeenschap, godsdienst en levensbeschouwing, vormingsactiviteiten en vrije-tijdsbesteding, werk, gezondheidszorg en gezondheidsbescherming, psychosociale dienst, orde en veiligheid, het gebruik van dwang, tuchtregime en de Commissies van toezicht.

Dat voorstel zal worden voorgelegd aan de verschillende lokale commissies. De Centrale Raad zou ook graag «vrije» gegevens ontvangen over de ontvangen klachten en over de oplossingen die de lokale commissies konden geven.

16 Daems T. 2012. De heropstanding van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen? Enkele kanttekeningen bij de publicatie van een markant jaarrapport. Panopticon: Tijdschrift voor Strafrecht, Criminologie en Forensisch Welzijnswerk. vol.33 (2) , pp. 140-148

Page 56: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

56

Huishoudelijk reglement (voorstel tot wijzigingen) deontologische code van de Centrale Raad Huishoudelijk reglement van 8 september 2004 (voorstel tot wijziging)

De Centrale Raad beschikt over een huishoudelijk reglement dat wordt aange-past en de punten regelt met betrekking tot de aanwerving van zijn leden en de aanwijzing van de voorzitters en ondervoorzitters door alle leden (minstens 2/3 aanwezig die de keuze goedkeuren). Hij wordt ondersteund door een voltijdse en tweetalige secretaris van niveau A, die moet worden bijgestaan door een deeltijdse adjunct-secretaris van de andere taalrol. In het kader van het secre-tariaat spreekt de basiswet, die nog niet geldt voor het onafhankelijk toezicht, over ambtenaren «die niet afhangen van het directoraat-generaal waaronder de penitentiaire administratie ressorteert. Zij worden op voordracht van de Centrale Raad door de minister aangesteld.» art. 21, § 2.

De Centrale Raad moet een jaarverslag over het toezicht in de gevangenissen overhandigen aan de voorzitter van de Kamer en aan de minister van Justitie. In het huishoudelijk reglement is tevens erin voorzien dat elk lid van de Centrale Raad met verschillende gevangenissen een bevoorrechte relatie moet onderhou-den, waardoor het belang van de verbindingspersoon wordt bevestigd.

Het huishoudelijk reglement wijst ook op het jaarlijks versturen van een vragen-lijst naar iedere lokale commissie en op de organisatie van een studiedag over een specifiek thema, desgevallend met de hulp van deskundigen. Het voert procedu-res in waarmee op situaties kan worden gereageerd bij ernstige gevallen die door een lokale commissie zijn aangekaart.

Wanneer moeilijkheden of «knelpunten» met het gevangeniswezen blijven aan-houden, spreekt de Centrale Raad de voorzitter van de Kamer en de minister van Justitie aan om snel tot een oplossing te komen.

Er wordt ook van de Centrale Raad verwacht dat hij relaties uitwerkt met de onafhankelijke internationale organen van toezicht van de gevangenissen om de beste toezichtspraktijken te onderzoeken met betrekking tot de omstandigheden van detentie.

In werkelijkheid komt de Centrale Raad regelmatig samen, minstens een keer per maand op vraag van de voorzitter. De beslissingen worden genomen in aanwezig-heid van minstens de helft van de leden.

Is de helft van de leden niet aanwezig, dan worden tijdens de volgende vergade-ring de beslissingen onderzocht en goedgekeurd door de helft van de leden, plus een stem. Wanneer een lid drie keer na elkaar onwettig afwezig is, moet de Raad vragen naar de redenen en de opportuniteit nagaan om de persoon uit zijn ambt te ontzetten.

Teneinde de follow-up van de vragen en het beheer van de dringende problemen te waarborgen, heeft de Centrale Raad een «bureau» opgericht dat bestaat uit een voorzitter, een ondervoorzitter en een derde persoon van de Raad die is aange-wezen door de meerderheid van de leden. Het bureau behandelt de dringende kwesties waarmee het in de toekomst te maken kan krijgen. Het bereidt ook de vergaderingen van de Centrale Raad voor door de kandidaatstellingen voor de lokale commissies te onderzoeken: het legt zijn beslissingen ter goedkeuring voor aan alle leden.

Deontologische code

Er moet ten slotte worden opgemerkt dat de Centrale Raad en de verschillende commissies niet alleen over een huishoudelijk reglement beschikken maar ook over een deontologische code die een leidraad moeten vormen voor het han-delen van de leden: beroepsgeheim en discretieplicht, non-discriminatie en het verwerpen van prerogatieven die voortvloeien uit een mandaat in de Commissie van toezicht (bv. bij het uitoefenen van het beroep van arts, advocaat, magistraat, ...), gelijke behandeling van alle actoren en gedetineerden in de gevangenis, openheid en communicatie zonder de veiligheid van de inrichting in het gedrang te brengen.

De deontologische code verduidelijkt nog dat het werk van de leden van de com-missies in hoofdzaak erin bestaat nuttige informatie te verzamelen en de signi-ficante incidenten te identificeren en te inventariseren die tot een werkingspro-

Page 57: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

57

bleem kunnen leiden. Een «maandcommissaris» fungeert als toezichthouder en interpelleert de directie over alles wat de gedetineerden kan schaden, vooral wat betreft de binnenkomende gedetineerden en gedetineerden die in een naaktcel zijn opgesloten.

Page 58: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

58

Andere activiteitenKlachten ingediend bij de Centrale Raad

De gedetineerden of hun naaste familieleden kunnen een verzoek of een klacht indienen bij de bevoegde Commissie van toezicht. De Centrale Raad kan ook verzoeken ontvangen. Hij onderzoekt met voorrang de verzoeken die een impact hebben op verschillende gevangenissen of op de hele sector.

Gedetineerden of hun naaste familieleden dienen vaak een verzoek in bij de Centrale Raad, terwijl hun verzoek tot de bevoegdheid behoort van de Commissie van toezicht. In dat geval beperkt de Centrale Raad zich tot het doorsturen ervan naar de bevoegde Commissie van toezicht en brengt hij later de verzoeker op de hoogte van het door de Commissie van toezicht gegeven gevolg. Het gebeurt ook dat de commissie reeds een antwoord heeft gegeven op het verzoek, maar dat de verzoeker daarmee geen genoegen neemt. In dat geval vraagt de Centrale Raad de Commissie van toezicht naar het gegeven gevolg om een advies te kunnen ge-ven over het antwoord dat de verzoeker heeft ontvangen. De meeste Commissies van toezicht zijn bereid om transparant te werken en bezorgen de Centrale Raad de resultaten van hun interventies. In 2014 heeft de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen veertig klachten ontvangen van gedetineerden, advocaten, partners, familieleden van de gedetineerden of personen die dicht bij de gedeti-neerde staan. Het merendeel van die klachten is aan de bevoegde Commissie van toezicht doorgestuurd. Sommige klachten zijn onderzocht door de leden van de Centrale Raad.

De meest voorkomende verzoeken gaan over de overbrengingen (7), verzoeken om informatie (5) en verloren voorwerpen (horloge, gsm, bankkaart, persoonlijke voorwerpen: (4) Sommige verzoeken hebben betrekking op het personeel: con-flicten met personeelsleden, slechte behandeling, tuchtmaatregelen, plaatsing in een veiligheidsregime, naaktfouilles. Andere klachten betreffen het welzijn: het gebrek aan medische verzorging, roken, lawaai, euthanasie.

Nog andere verzoeken gaan over de onaangepaste infrastructuur, de gevolgen van de stakingen, de kantines en het verhuur (tv, koelkast, kookplaat), een verzoek tot herstelling van een PC, de weigering van bezoek, de documenten die niet toegankelijk zijn in de twee landstalen, de relaties tussen gedetineerden en een collectieve klacht over verschillende aspecten.

Samenwerking met de federale ombudsman

De federale ombudsman behandelt de verzoeken die hij van gedetineerden ontvangt. In zijn activiteitenverslag 2014 staan 55 klachten met betrekking tot het gevangeniswezen die hij in de loop van het jaar heeft ontvangen; hij heeft er in dezelfde periode 65 afgesloten. Die verzoeken gaan over de berekening van het strafeinde, de toelatingsvoorwaarden voor een invrijheidstelling, het tarief en het gebruik van de telefoon door de gedetineerden, de detenties in de gevangenis te Tilburg in Nederland, de bijzondere veiligheidsregimes, de identiteitskaarten, de uitoefening van de eredienst en de gezondheidszorg in de gevangenis. Ook de ombudsmannen zijn bezorgd over de situatie van de geïnterneerden.

De Centrale Raad heeft de ombudsmannen meermaals ontmoet om met hen overleg te plegen. Zij werken inzonderheid samen met de ombudsmannen om de toegang van de gedetineerde tot de telefoon te verbeteren door te kiezen voor marktconforme tarieven en een grotere transparantie daarover. In 2014 hebben de ombudsmannen een aanbeveling geformuleerd over de telefonietarieven in de gevangenis (RO14/03) bij het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen, na de Centrale Raad te hebben geraadpleegd.

Stage masterstudenten Universiteit Antwerpen

In het academiejaar 2012-13 en 2013-14 liepen telkens 2 masterstudenten in de rechten van de Universiteit Antwerpen stage bij de Centrale Toezichtsraad. De bedoeling was om kennis te maken met het terrein van de detentie en de strafuit-voering, een tak van het strafrecht die in de rechtenopleiding nog steeds onder-belicht is. Met de intrede van de advocatuur in de gevangenissen (penitentiaire

Page 59: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

59

tuchtzaken, strafuitvoeringsrechtbanken…) is de belangstelling weliswaar toege-nomen. Dat is ook te merken aan de praktijkvormingen voor advocaten en andere rechtspractici die de laatste jaren georganiseerd worden (zie bv. de Studiemiddag Toezicht op detentie op 7 juni 2012 in Gent, de Studieavond Actualia Strafuitvoe-ring op 11 juni 2013 in Antwerpen, de Praktijkvorming Penitentiair tuchtrecht op 12 november 2014 in Gent…).

Om de stage-ervaring zo compleet mogelijk te maken, werd een gevarieerd stageplan uitgewerkt, met zowel aandacht voor de problematiek van het toezicht op de gevangenis, als voor de tussenkomst van de Strafuitvoeringsrechtbank in de strafuitvoering.

Voorafgaandelijk kregen de studenten een introductie over de bronnen van het penitentiair recht, de (interne en externe) rechtspositie van gedetineerden, en over de taak, samenstelling en werking van de Centrale Toezichtsraad en de Com-missies van Toezicht. Ook de bevoegdheden en de werking van de Strafuitvoe-ringsrechtbanken werd toegelicht.

De stage zelf bestond uit drie onderdelen: kennismaking met de Centrale Toe-zichtsraad, de lokale Commissies van toezicht en de Strafuitvoeringsrechtbank.

De studenten woonden eerst één of meer vergaderingen bij van de Centrale Toezichtsraad. Zo konden zij kennismaken met de leden en met de thema’s die op de vergadering besproken worden.

Vervolgens kregen zij de gelegenheid om de werking van de Commissies van toezicht van Antwerpen, Gent en Mechelen te bestuderen. Vermits deze commis-sies vergaderen in de gevangenis, werd er meteen een gevangenisbezoek aan gekoppeld. Ook het werk van de maandcommissaris, die de gevangenis wekelijks bezoekt en bemiddelt bij klachten van gedetineerden, kreeg de nodige aandacht: studenten mochten een dag meelopen met de maandcommissaris en aanwezig zijn bij de gesprekken die hij met gedetineerden voert.

Tenslotte woonden zij een zitting bij van de Strafuitvoeringsrechtbank in de gevangenissen van Merksplas en Hasselt. Ook dit werd door de studenten zeer gesmaakt aangezien de zittingen van de SURB normaal niet openbaar zijn.

Na afloop schreven zij een (beknopt) stageverslag waarin zij een bepaald onder-werp naar keuze verder moesten uitdiepen. Dit leverde interessante werkstukjes op over o.m. de oprichting van een Commissie van toezicht voor het Gesloten Federale Centrum voor jongeren van Tongeren en over de gezondheidszorg in de gevangenis en de behandeling van geïnterneerden en gedetineerden met psychische problemen.

Alle studenten evalueerden hun stage zeer positief. Enkele reacties:

» ‘De stage is goed verlopen en was zeer leerrijk. De gevangenisbezoeken waren unieke en leerrijke ervaringen die me lang zullen bijblijven.’

» ‘Mijn beeld op het gevangenisleven is zeker veranderd. Waar ik eerst vrij 'rechts' stond tegenover het beleid in de gevangenissen, heb ik nu beseft dat het nog steeds om mensen gaat, die met respect en menselijkheid behandeld moeten worden.’

» ‘De zitting van de Strafuitvoeringsrechtbank was voor mij wel degelijk een meerwaarde, omdat je dan kan zien hoe in de praktijk beslissingen tot stand komen. het voordeel van het bijwonen van zo’n zitting is dan ook dat je de berichtgeving in de media daaromtrent beter kan nuanceren.’

Hoewel de studenten zeer lovend waren over de volbrachte stage, kon dit initia-tief door de Centrale Raad niet verder gezet worden, dit wegens gebrek aan tijd en tekort aan mankracht.

Page 60: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

60

Relaties met het gevangeniswezen

Relaties met de directeur-generaal

Artikel 132, § 3, van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen bepaalt: "[o]p verzoek van de voorzitter van de Centrale Raad voor het Gevangeniswezen brengt de directeur-generaal verslag uit over de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Centrale Raad behoren." Van 2011 tot 2014 was die samenwerking echter ontoereikend. Ten eerste ontving de Centrale Raad vaak niet de gevraagde informatie vanwege de directeur-ge-neraal. Zo heeft de Centrale Raad op het stuk van telefonie, zoals reeds vermeld, geen informatie ontvangen over de geldende overeenkomst en over de projecten ter zake.

Nog erger: naar aanleiding van een vraag van de Centrale Raad aan de gevange-nisdirecteurs over een specifiek thema heeft de directeur-generaal per kerende post zijn directeurs opgedragen om niet te antwoorden.

In de huidige stand van de wetgeving wordt de belemmering van het toezicht niet bestraft en de Centrale Raad mengt zich op geen enkel tijdstip in de evaluatie van de uitvoering van het mandaat van de directeur-generaal van het gevange-niswezen.

De voorzitter van de FOD Justitie heeft het initiatief genomen om de algemene directie van de gevangenissen en een afvaardiging van de Centrale Raad samen te brengen om tot een samenwerking te komen die tot meer tevredenheid zal leiden.

Relaties met de directies van de gevangenissen

De relaties tussen de Commissies van toezicht en de directies van de gevangenis-sen verschillen van inrichting tot inrichting. Over het algemeen werken de gevan-genisdirecteurs loyaal samen met de Commissies van toezicht. Bepaalde weder-

zijdse aanpassingen blijken soms nuttig. Die gebeuren op informele wijze, maar er zijn ook klachten die schriftelijk worden ingediend. In 2014 heeft de Centrale Raad twee klachten ontvangen over leden van de Commissie van toezicht van het gevangeniswezen, die nauwgezet door de Centrale Raad zijn onderzocht: de twee leden zijn gehoord en een afvaardiging van de Centrale Raad is zelfs overgegaan tot het horen van een gedetineerde.

Toegang tot het informaticanetwerk

De commissie te Sint-Gillis beschikte over een toegang tot het informaticanetwerk van de gevangenis. Na de invoering van het nieuwe informaticasysteem van het gevangeniswezen, "Sidis-Suite" (nieuwe versie van "Sidis"), had de commissie echter geen toegang meer tot het informaticanetwerk en de vele waardevolle informatie. De commissie te Sint-Gillis was de eerste die de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen op de hoogte bracht van een nieuwe maatregel die betrekking zou hebben op alle Commissies van toezicht.

Artikel 138quater van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen bepaalt dat de leden van de Commissies van toezicht, mits voorafgaande schriftelijke instemming van de gedetineerde, vrije toegang hebben tot alle stukken die individuele gegevens van de gedetineerden bevatten.

Het gevangeniswezen leidt daaruit af dat de leden van de Commissies van toezicht niet vanzelfsprekend recht hebben op toegang tot de gegevens van de gedetineerden, waardoor zij geen toegang kunnen krijgen tot "Sidis-Suite" (het in-formaticaprogramma van het gevangeniswezen). De basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen voorziet niet langer in een beperking van de raadpleging, gekoppeld aan het voorafgaande akkoord van de gedetineerde; die wettelijke bepalingen met betrekking tot de Centrale Raad en de Commissies van toezicht zijn echter nog steeds niet van kracht. Hierdoor kan het gevangeniswe-zen de toegang tot de informatie voor de Commissies van toezicht belemmeren.

Page 61: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

61

Gevangenis te Haren

Tijdens de vergadering van de Centrale Raad in maart 2014 heeft mevrouw Ca-therine Zicot van het gevangeniswezen het project voor de nieuwe gevangenis te Haren aan de leden van de Centrale Raad voorgesteld.

Het Justitieplan hecht een bijzonder belang aan de voortzetting van de prioritaire uitvoering van het project te Haren. Dat is het meest omvangrijke project. Met 1 190 plaatsen zal die inrichting het grootste penitentiaire complex in België zijn. De budgettaire impact ervan zal dan ook aanzienlijk zijn. De Regie der Gebouwen heeft gekozen voor een publiek-private samenwerking via een DBFM-formule (De-sign, Build, Finance, Maintain). Daarbij neemt de private partner de bouw en de financiering van het project op zich op grond van een bestek en moet hij toezien op het onderhoud ervan over een lange periode van 25 jaar. In ruil betaalt de overheid hem een beschikbaarheidsvergoeding. Na afloop van het contract komt de infrastructuur de overheid toe. De Regie der Gebouwen kan hiervan evenwel nog niet de kosten ramen.

Van de 1.190 plaatsen zijn er 160 plaatsen bestemd voor vrouwen en zijn 30 plaatsen voorbehouden voor een gespecialiseerd centrum voor observatie en diagnosestelling.

Het omschrijven van de behoeften heeft twee jaar in beslag genomen.

Verschillende jury's hebben diverse aspecten onderzocht: de integratie in het dorp Haren, de prijs, de functionele aspecten, de veiligheid en de duurzaamheid van de materialen. De stedenbouwkundige vergunningen hangen af van het Brus-sels Hoofdstedelijk Gewest en de stad Brussel. De procedure loopt nog steeds.

De gevangenissen te Sint-Gillis, Forest en Berkendael beschikken samen over een capaciteit van 1.500 plaatsen (september 2015: 1.250 plaatsen nog beschik-baar door de geleidelijke sluiting van een vleugel te Forest). De capaciteit van

de nieuwe entiteit is beperkt tot 1.190 plaatsen (exact 1.178). Die plaatsen zijn verdeeld over:

» twee arresthuizen met elk 306 plaatsen: 608

» een strafhuis: 224

» een huis voor vrouwen: 100

» een halfopen huis: 60

» een psychiatrisch observatiecentrum: 30

» een psychiatrische afdeling (met 24 plaatsen voor "acute psychiatrie"): 144

» een huis voor halve vrijheid: 22

Goed voor een totaal van zo'n 1.190 plaatsen.

Het bestek wil de plaatsen afstemmen op de behoeften. De beoogde samenwer-king wijzigt de arbeidsmogelijkheden voor de gedetineerden niet. Integendeel, zij krijgen een professionele opleiding die wordt afgesloten met een door de gemeenschappen erkend diploma. De gemeenschappen zullen over lokalen beschikken binnen het cellencomplex om activiteiten te organiseren en over een computerzaal met internet. Het gevangeniswezen hoopt op een verlaging van de tarieven voor telefonie.

Elk gebouw heeft drie verdiepingen met 30 cellen per verdieping, die anders worden verdeeld volgens de grootte van de huizen, maar waarbij de gedetineerde

Page 62: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

62

persoon in een groep van hoogstens 30 personen leeft. De overeenkomst voorziet in een maximale overbevolking van 15 %, met zware boetes in geval van over-schrijding ervan.

Het complex voorziet in tien zwaar beveiligde plaatsen. Het regime beoogt de gevaarlijke gedetineerde te isoleren, teneinde meer vrijheid te geven aan de anderen. Er wordt ook rekening gehouden met de openheid naar de buitenwe-reld toe. Naast de vrouwengevangenis zullen er een winkel, om in de gevangenis gemaakte producten te verkopen, en een onthaal voor de bezoekers zijn.

In het complex zullen ook zittingszalen voor de rechtbanken zijn: strafuitvoerings-rechtbank, raadkamer en kamer van inbeschuldigingstelling. De invoering van de videoconferenties voor de processen die heel wat veiligheidsmiddelen vereisen. De Commissie van toezicht zal over een zaal met informaticatoegang beschikken.

Sommige actoren uit het verenigingsleven en de gerechtelijke wereld vechten het project nog steeds in zijn geheel aan. De Centrale Raad deelt die bekommernis.

De minister van Justitie lijkt vastberaden om dit project tot een goed einde te brengen.

Page 63: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

63

Page 64: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

64

AanbevelingenAanbevelingen uit het jaarverslag 2008-2010

In zijn jaarverslag 2008-2010 had de Centrale Raad een lijst met 32 aanbevelingen opgenomen. Die aanbevelingen bestrijken vier sectoren:

» het toezicht van de gevangenissen

» de overbevolking en de penitentiaire infrastructuur

» het gevangenisregime

» gezondheid en verzorging

» het bewakingspersoneel en het personeel van de psychosociale dienst

Het merendeel ervan heeft tot dusver amper weerklank of toepassing gevonden.

Wat de organisatie van het toezicht betreft, wacht de Centrale Raad nog steeds totdat het project inzake de overheveling van de toezichtsinstanties naar het Parlement concreet gestalte krijgt. Het secretariaat van de Centrale Raad en van de Commissies van toezicht is nog steeds niet uitgebreid. De inspecteur van financiën heeft in het huidige stadium een negatief advies verstrekt over de mo-gelijkheid om de vrijwillige leden een toelage toe te kennen. Het aantal mandaten voor de vrijwilligers blijft beperkt tot twee. De leeftijdsgrens blijft vastgesteld op 70 jaar. Het merendeel van de commissies heeft nog steeds geen toegang tot een lokaal binnen de gevangenis en heeft vrijwel nooit toegang tot het informatica-netwerk.

Wat de infrastructuur betreft, heeft de administratie vooruitgang geboekt. Het einde van de overeenkomst tussen België en Nederland voor de gevangenis van Tilburg blijkt vanuit menselijk en economisch standpunt een gunstige beslissing.

Het gevangenisregime heeft geen positieve evolutie gekend. Uit veiligheidsover-wegingen vertoont het aantal georganiseerde activiteiten een dalende trend. In de nieuwe inrichtingen worden bepaalde inspanningen geleverd. Het gevan-geniswezen is niet ingegaan op een enquête van de Centrale Raad en van de Commissies van toezicht over de kantineprijzen en de tegemoetkoming van het steunfonds.

De gevangenissen blijven een milieu dat niet bevorderlijk is voor de gezondheids-zorg. De overheveling van de gezondheidszorg naar de FOD Volksgezondheid moet nog steeds concreet gestalte krijgen. Positief punt: de arts van de Commissie van toezicht heeft thans toegang tot het medisch dossier van de gedetineerden.

Er is nog geen gewaarborgde dienstverlening in geval van staking. Het voorstel om binnen de categorie van de penitentiaire beambten een onderscheid te maken tus-sen de functie van sociaal-educatieve begeleiding en de functie van ordehandha-ving heeft nog geen weerklank gevonden binnen de administratie. Voorts is er geen vooruitgang geboekt op het vlak van de opleiding van de personeelsleden.

Aanbevelingen uit het jaarverslag 2011-2014

» De optie van de bouw van nieuwe grootschalige gevangenissen noopt tot een denkoefening over het strafbeleid. De uitvoering ervan moet ervoor zorgen dat er minder een beroep wordt gedaan op de particuliere dienstverlening, die duurder uitvalt en eerder geneigd is de financiële baten voorop te stellen ten nadele van de psycho-medisch-sociale diensten ten behoeve van de gedetineerden.

» De uitvoering van de gevangenisstraffen zou grotendeels moeten plaatsvinden binnen kleinschalige inrichtingen of zelfs in «huizen» aan-

Page 65: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

65

gepast aan het soort delict, persoonlijkheid en duur van de straf om te voorkomen dat er een maatschappelijk isolement optreedt waardoor de kansen op een terugkeer in de samenleving worden gehypothekeerd: het is dus zaak om de maatschappelijke integratie in de hand te werken, niet de uitsluiting.

» Er moet worden nagedacht over de gevangenissystemen, waarbij de maanden en jaren doorgebracht in gevangenschap zoveel mogelijk ten bate komen van de gedetineerden zodat hun kansen op een geslaagde integratie verhogen. De investering van de gedetineerden in activiteiten die als essentieel voor hun verdere leven in de buitenwereld worden bes-chouwd, moet worden gecompenseerd met strafkwijtscheldingen (dankzij het behalen van een beroepscertificaat bijvoorbeeld) of andere positieve stimulansen.

» De overbevolking vormt nog steeds een belangrijk obstakel voor de tenuitvoerlegging van een detentie- en integratieplan. Het idee van een «numerus clausus» waardoor de magistratuur genoopt zou zijn tot nieuwe maatregelen, moet wetenschappelijk worden bestudeerd in samenwer-king met academici en specialisten uit het penitentiaire werkveld.

» De gefedereerde entiteiten die betrokken zijn bij het beheer van de acti-viteiten in het kader van de diensten voor psychosociale hulpverlening en voor de opleiding van gedetineerden, moeten een grotere inbreng krijgen en hun beoordelingen moeten meer gewicht krijgen bij de beslissingen betreffende de individuele trajecten en de vooruitzichten op maats-chappelijke integratie. Het detentieplan zou ten uitvoer moeten worden gelegd.

» De verbetering van de gezondheidszorg in de gevangenis moet opnieuw worden bekeken in het kader van de overheveling ervan naar de diensten van de FOD Volksgezondheid. Die overheveling zal ervoor zorgen dat de huidige tekortkomingen van de zorgverstrekking aan de gedetineer-

den wordt verholpen, op het niveau van zowel de fysieke als geestelijke gezondheid.

» Het werk van de psychosociale diensten van het gevangeniswezen zou niet beperkt mogen zijn tot enkel en alleen de deskundigenonderzoeken van gedetineerden. Een reorganisatie van hun werk zou een belangrijke ondersteuning kunnen betekenen voor de personeelsleden en de gedeti-neerden.

» Het penitentiair bewakingspersoneel verdient meer waardering voor zijn werk op mensenmaat, dat tot de continue prestaties behoort. Om een verbetering van het gevangenisleven te bewerkstelligen, zou er een andersoortige werving van de penitentiaire beambten moeten kun-nen plaatsvinden: op basis van een diploma hoger onderwijs (met de verplichting tot het volgen van een praktijkopleiding indien dat diploma ontbreekt) en van een persoonlijkheidsevaluatie. Initiële opleidingen afgewisseld met stages moeten worden aangeboden, net als voorgezette opleidingen doorheen de loopbaan. Die verschillende opleidingen zouden voornamelijk de aspecten van de relatie tot de gedetineerden (conflicten, racisme, ...) omvatten, zonder voorbij te gaan aan de juridische en tech-nische aspecten.

» Het klachtenrecht van de gedetineerden zou moeten worden ingesteld in het kader van de Commissies van toezicht en van de Centrale Raad (beroep tegen de beslissing van de commissie). Onafhankelijkheid en professionalisering moeten gelden als randvoorwaarden en de nodige middelen moeten worden toegekend.

» De educatie- en opleidingsactiviteiten die onontbeerlijk zijn voor de evo-lutie van de geestelijke gezondheid zouden moeten worden uitgebouwd, onder leiding van een «educatief directeur», opdat de «patiënten» zouden kunnen hopen op een hervonden professioneel, familiaal en sociaal leven in de buitenwereld.

Page 66: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

66

» Het organogram moet dus worden herzien met het oog op een verster-king van het educatief personeel (lesgevers, opvoeders, ergotherapeuten, ...), waarbij gaandeweg zou worden voorzien in de vervanging van een deel van het bewakingspersoneel waarvan de taken en opdrachten zou-den moeten worden herzien. Voorts zou de therapeutiek in een inrichting tot bescherming van de maatschappij efficiënter zijn indien zij beschikte over een sterk aangepaste paviljoenstructuur, met een groepering per pathologie of per stadium van genezing en revalidatie. Een inrichting met meer dan 200 zieken zou over een verpleegkundige en geneeskundige wachtdienst moeten beschik-ken. Tot slot zouden de gedetineerden die onder de bescherming van de maatschappij vallen en die wachten op plaatsing in een instelling voor be-handeling, moeten kunnen worden opgevangen in de IBM te Paifve of in inrichtingen die behoren tot het ministerie van Volksgezondheid, in plaats te moeten verblijven in psychiatrische afdelingen of in normale afdelingen van de gevangenissen.

» De organisatie van de veiligheidsdienst van de inrichtingen vereist een grondige opleiding van de personeelsleden, met meer oog voor het omgaan met conflicten. Bij een incident dat aanleiding kan geven tot geweld zou de aanwezigheid van een psycholoog van de psychosociale dienst en van de directie verplicht moeten zijn. Enig «ordinair» fysiek en/of psychologisch geweld vanwege een personeelslid moet snel en daadwer-kelijk worden ontraden en bestraft.

» De benoeming van strafuitvoeringsrechters was hoognodig. Zij zijn belast met de opdrachten voor aanpassing van de maatregelen inzake invrijheidstelling en verloven, waarbij de administratie wordt ontlast van de uitgaansbeslissingen met betrekking tot de gedetineerden (voorlo-pige invrijheidstelling wegens gezondheidsredenen, verloven, beperkte detentie, deelname aan opleidingen extra-muros, ...). De taak van de dienst

Detentiebeheer bestaat voornamelijk in het beheren van de plaatsing in de gevangenissen en van de organisatie van de overbrengingen.

» De gevangenis «kortweg verlaten», zonder voorbereiding en aan het einde van de straf, verhoogt de kans op recidive. De toekenning van voorwaarde-lijke invrijheidstellingen, zodra de toelaatbaarheidsdata zijn bereikt, moet worden bevorderd en er moeten niet alleen projecten komen die de over-gang van het gevangenisleven naar het maatschappelijk leven in de hand werken maar ook hulpprogramma’s voor een leven na de gevangenis.

» De middelen voor de opleiding van de leden van de Commissies van toezicht zijn ontoereikend.

Page 67: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

67

Page 68: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

68

Deel II: Onafhankelijkheid van de Centrale Raad en de Commissies van toezicht

Page 69: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

69

De basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechts-positie van de gedetineerden voorziet erin dat de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen en de Commissies van toezicht onafhankelijk toezicht houden op de gevangenissen en op de bejegening van de gedetineerden.

In werkelijkheid is dit toezicht verre van onafhankelijk daar zowel de Centrale Raad als de commissies rapporteren aan de minister van Justitie, die ook moet zorgen voor de logistieke ondersteuning van de Centrale Raad en de commissies: uiteindelijk is het de minister van Justitie die het toezicht op zichzelf organiseert. Internationale aanbevelingen schrijven voor dat het onafhankelijk toezicht moet ressorteren onder de nationale parlementen, en ook de Centrale Raad heeft eerder al in die zin gepleit. De voorbeelden van de Federale Ombudsman en de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer laten trouwens verhopen dat de Centrale Raad en de commissies over veel meer middelen zou-den kunnen beschikken als zij zouden afhangen van het federaal parlement.

De Centrale Raad werkt sinds geruime tijd aan een voorstel van wet dat de over-levering van onze toezichtsorganen naar het Parlement moet mogelijk maken, en nu het nieuwe regeerakkoord erin voorziet dat de Centrale Raad voortaan zal rap-porteren aan de Kamer, valt te verwachten dat de initiatieven in die zin veel kans maken om te worden gerealiseerd.

Het voorstel voorziet erin dat de leden van de Centrale Raad voortaan door de Ka-mer van Volksvertegenwoordigers zullen worden benoemd, terwijl de oprichting van nieuwe commissies en de samenstelling ervan aan de Centrale Raad zullen worden toevertrouwd, met rapportage aan de Kamer, zodat daartoe geen konink-lijk besluit meer moet worden goedgekeurd. De commissies zullen minimaal zes leden moeten tellen, de Centrale Raad twaalf tot achttien leden. Er wordt voorzien in vergoedingen voor alle leden, en de ondersteunende secretariaten zullen door de Kamer worden aangesteld en bezoldigd. De Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen en de commissies zullen een beroep kunnen doen op deskun-digen, die zullen worden vergoed door de Kamer.

De leden van de Centrale Raad en de commissies zullen vrije toegang moeten hebben tot alle plaatsen, dossiers en informatie in de gevangenissen, en de directie van het DG EPI en de gevangenisdirecteurs zullen de vragen moeten beantwoorden van de commissies of de Centrale Raad. De overheden dienen ook te antwoorden op de verslagen. Het voorstel voorziet uitdrukkelijk erin dat de Centrale Raad of de commissies het parket moeten inlichten wanneer zij op de hoogte worden gesteld van een misdrijf.

Aangezien wij al te vaak gemotiveerde vrijwilligers zien vertrekken omdat zij de leeftijdsgrens of het einde van hun tweede mandaat hebben bereikt, wil de Centrale Raad van deze hervorming gebruik maken om de leeftijdsgrens af te schaffen. Het mandaat zou voortaan vijf jaar duren, en niet één- maar tweemaal mogen worden hernieuwd.

Ten slotte is de structuur van het voorstel van wet zo opgebouwd dat het toezicht gemakkelijk kan worden uitgebreid naar andere plaatsen van vrijheidsbero-ving dan enkel de gevangenissen. Nu door de staatshervorming meer en meer plaatsen van vrijheidsberoving in handen van de gemeenschappen komen (bv. vrijheidsberoving voor jongeren of gedetineerden), zou in een wettelijke grond-slag moeten worden voorzien om ook daar onafhankelijk toezicht te organiseren. Daarvoor zullen echter onderhandelingen tussen de verschillende deelstaten nodig zijn, maar door de bepalingen inzake het toezicht uit de basiswet te lichten en ze in een aparte gestructureerde wet op te nemen, zou het resultaat van die onderhandelingen op eenvoudige wijze kunnen worden ingeschreven in die wet.

Sommige leden van de Centrale Raad zijn zelfs voorstander van de uitbreiding van de huidige toezichtsorganen op termijn in het kader van het opzetten van het na-tionaal preventiemechanisme (NPM) waarin is voorzien in het Optioneel Protocol bij het Verdrag tegen foltering. Hoewel het thans enkel een voorstel is waarvoor nieuwe onderhandelingen nodig zullen zijn, moet de structuur van het voorstel van wet ook die evolutie mogelijk maken.

Page 70: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

70

Wetsvoorstel betreffende het onafhankelijk toezicht op het gevangeniswezen SamenvattingDit wetsvoorstel heeft tot doel de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswe-zen en de Commissies van toezicht onder te brengen bij de Kamer van Volksverte-genwoordigers teneinde hun onafhankelijkheid ten aanzien van de minister van Justitie te waarborgen en de juiste ondersteuning voor een professionele werking mogelijk te maken.

Toelichtingde impact van vrijheidsberoving op een persoon kan nauwelijks onderschat worden. Het is één van de meest ingrijpende handelingen die een overheid op een legale manier ten aanzien van een burger kan stellen. Het is dan ook niet te verwonderen dat deze uitoefening van statelijke dwang in een rechtstaat aan strikte voorwaarden wordt onderworpen die in de hoogste rechtsbronnen verankerd zitten. Als delinquenten tot een gevangenisstraf veroordeeld worden, is het niet alleen van wezenlijk belang dat zij meteen hun straf uitzitten, maar is het evenzeer belangrijk dat zij deze straf in menswaardige omstandigheden kunnen ondergaan. Dit is een essentieel onderdeel van de voorbereiding op re-integratie in de maatschappij wanneer zij op het einde van hun straf vrijkomen.

Evenzo is het met het oog op het vermoeden van onschuld (art. 6, 2°, Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) van zeer groot belang dat personen die zich in voorlopige hechtenis bevinden, minstens in dezelfde menswaardige om-standigheden zouden opgesloten worden.

Het huidig toezicht is onvoldoende onafhankelijk

Hoofdstuk IV van Titel III van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden voorziet in een onaf-hankelijk toezicht op de gevangenissen en op de bejegening van de gedetineer-den door de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen (CTRG) en door de Commissies van toezicht.

De Commissies van toezicht en de Centrale Raad hebben essentiële taken in een democratische samenleving. Zij moeten nagaan of de gedetineerden menswaardig behandeld worden en of de regels van de basiswet nageleefd worden.

Voor hun werking en ondersteuning hangen zij echter wettelijk af van de minis-ter van Justitie, die hen slechts beperkte middelen toebedeelt.

In de praktijk kunnen de Centrale Raad en de Commissies van toezicht onvol-doende hun werk doen. Ook de Federale Ombudsman stelde in 2010 vast dat het huidige systeem niet werkt en dat de onafhankelijkheid en professionaliteit van de instanties die de controle moeten uitvoeren, niet gewaarborgd is.

In het laatste jaarverslag vermeldt de Centrale Raad dat verschillende commissies niet over de nodige logistieke en financiële ondersteuning beschikken om hun opdrachten te volbrengen. Zo blijken er problemen te zijn op het vlak van men-selijke en materiële middelen die door de FOD Justitie worden toegekend, zijn er duidelijke inbreuken op de onafhankelijkheid van de Centrale Raad, heeft de Raad moeite om nieuwe leden aan te trekken, ontbreekt een gedegen opleiding voor de leden en worden de Centrale Raad en de Commissies van toezicht soms zelfs tegengewerkt door de directie en het personeel van de gevangenis.

In het jaarverslag pleit de Centrale Raad voor een volledig onafhankelijke en ondersteunde werking, door uitsluitend het Federaal Parlement, en niet de minister van Justitie, bevoegd te maken.

Zo zou het Parlement moeten instaan voor de aanwerving en benoeming van de leden en de secretarissen, de aanstelling van de voorzitter en ondervoorzit-

Page 71: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

71

ters, het toekennen van kredieten en het ter beschikking stellen van eigen lo-kalen. Daarnaast pleit de Centrale Raad ook ervoor dat sommige van zijn leden voltijds worden aangeworven en een minimale vergoeding ontvangen.

Dit alles zou de doeltreffendheid en professionaliteit van de werking verbete-ren en het klachtrecht op termijn eindelijk mogelijk maken, waarin de basiswet voorziet maar dat nog steeds niet in werking is getreden.

Ook het Comité voor de Preventie van Foltering van de Raad van Europa (CPT) klaagt al jaren over de gebrekkige controle op de gevangenissen. Het CPT riep de federale overheid herhaaldelijk op om alle nodige middelen ter beschikking te stellen opdat de Commissies van toezicht zich van hun opdrachten zouden kunnen kwijten.

Het kader dat voor het toezicht op de gevangenissen werd ontworpen, is altijd al bekritiseerd geweest. Het grootste verwijt daarbij is dat er onvoldoende garanties zijn op een onafhankelijk en extern toezicht. In wezen is het de minister van Justi-tie die het toezicht op zichzelf organiseert.

Het toezicht onderbrengen bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers

Dit wetsvoorstel heeft tot doel om gehoor te geven aan het pleidooi van de Cen-trale Raad en het CPT. Onafhankelijke en efficiënte controle is een wezenlijk on-derdeel van elk modern gevangenisbeleid. Naar analogie met het Comité P en het Comité I en de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wil dit wetsvoorstel de Centrale Raad en de Commissies van toezicht onderbren-gen bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers.

Dit wetsvoorstel ligt overigens in de lijn van het federaal regeerakkoord, dat even-eens erin voorziet dat de Centrale Raad en de Commissies van toezicht voortaan aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers rapporteren om een onafhankelijke controle te verzekeren op het gevangeniswezen.

Dit wetsvoorstel bepaalt daarom dat de Centrale Raad en de Commissies van toezicht bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers worden ondergebracht.

Dit wetsvoorstel licht de bepalingen over de Centrale Raad en de Commissies van toezicht uit de basiswet, en brengt deze, mits de nodige aanpassingen, onder in een aparte wet. Daarnaast integreert het wetsvoorstel in de basiswet bepalingen van Hoofdstuk II “Toezicht”, Titel III, van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen.

Door het toezicht onder te brengen in een aparte wet, wil het wetsvoorstel de onafhankelijkheid van de toezichtsorganen benadrukken.

Ambities voor de toekomst

Er is echter nog een tweede belangrijke reden voor een apart wetgevend kader.

Op het niveau van de VN kijkt het Committee Against Torture (CAT) toe op de im-plementatie van het VN-antifolterverdrag (UNCAT) van 1984. Dit gebeurt groten-deels van op afstand: lidstaten dienen regelmatig rapporten in te sturen waarin zij aangeven hoe zij de rechten implementeren. Het CAT, dat bestaat uit tien leden, onderzoekt vervolgens de rapporten en formuleert zijn bevindingen en aanbeve-lingen in "Concluding observations".

Om dit mechanisme te verfijnen, werd het Optioneel Protocol bij het UNCAT, kortweg OPCAT (Optional Protocol to the UN Convention Against Torture and other Cruel, Inhuman and Degrading Treatment or Punishment) goedgekeurd op 18 december 2002 en is in werking getreden op 22 juni 2006.

Het OPCAT formuleert geen nieuwe substantieve normen maar poogt, net zoals de European Convention for the Prevention of Torture (ECPT), middels het afleg-gen van bezoeken, bepaalde (preventieve) opdrachten die reeds vervat liggen in het UNCAT, beter te realiseren.

Het OPCAT vertoont heel wat gelijkenissen met de ECPT, maar er zijn een aantal opmerkelijke verschilpunten. Het belangrijkste onderscheid ligt in het feit dat het OPCAT steunt op twee pijlers. Enerzijds richt het OPCAT het subcomité voor de preventie van foltering (SPT) op. Dit internationale expertenorgaan heeft, net als het CPT, toegang tot alle plaatsen waar mensen van hun vrijheid worden beroofd.

Page 72: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

72

Anderzijds schrijft het OPCAT voor dat elke lidstaat een of meer nationale pre-ventiemechanismen (NPM) aanwijst of opricht. Die NPM's moeten onafhankelijk kunnen werken, bezoeken brengen aan mensen die opgesloten zijn en aanbeve-lingen formuleren.

De lidstaten verbinden zich ertoe om binnen een termijn van één jaar na ratificatie van het OPCAT een NPM aan te wijzen of op te richten. Uitstel is mogelijk, maar is beperkt tot maximaal drie jaar. Die termijn kan één keer met twee jaar verlengd worden.

De originaliteit van het OPCAT ligt in de combinatie van een nationaal en interna-tionaal instrument.

België ondertekende het OPCAT op 24 oktober 2005 maar ratificeerde dit nog niet. Naar aanleiding van de bespreking van het tweede periodiek rapport van België in november 2008 wees de Belgische delegatie het CAT op de technische moeilijkheden in dit dossier die voortvloeien uit de complexe staatsstructuur en het bestaan van allerhande gespecialiseerde instellingen die de mensenrechten behartigen. Dit alles zou de oprichting van het NPM compliceren en het gebrek aan vooruitgang verklaren.

Bij resolutie DOC 53 0025/005 met het oog op de ratificatie van het Optioneel Protocol bij het VN-Verdrag tegen Foltering en Andere Wrede, Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (OPCAT), aangenomen op 20 juli 2011, verzocht de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers de Federale Regering:

“1. de ratificatie van het Optioneel Protocol bij het VN-Verdrag tegen Foltering en Andere Wrede, Onmenselijke en Vernederende Behandeling of Bestraffing (OPCAT) te verzekeren voor het einde van februari 2012;

2. dit doel te bereiken door een uitstekende samenwerking dienaangaande te ont-plooien met alle bevoegde regeringen en parlementen;

3. een officiële mensenrechtencommissie uit te bouwen die onder meer:

a. toeziet op de naleving door België van de internationale engagementen op het vlak van mensenrechten en systematisch de internationale ontwikkelingen op het vlak van mensenrechten opvolgt;

b. onafhankelijke expertise uitbouwt ten aanzien van de overheden in dit land;

c. plaatsen van detentie inspecteert, zoals gevraagd door het vernoemde Optio-neel Protocol;

4. de implementatie van het Protocol, na de ratificatie, zonder verwijl te initiëren en te faciliteren.”

Door het onafhankelijk nationaal toezicht op het gevangeniswezen te regelen in een aparte wet, wil dit wetsvoorstel een eerste stap zetten in de implementatie van het OPCAT, wel wetende dat nog onderhandelingen met de deelstaten zullen moeten gevoerd worden om deze implementatie volledig te realiseren.

Eén van de essentiële voorwaarden voor de oprichting van een nationaal preven-tiemechanisme is de waarborg van onafhankelijkheid. Dankzij dit wetsvoorstel zou de Centrale Raad (minstens een deel van) het mandaat van het NPM kunnen uitoefenen.

Page 73: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

73

WetsvoorstelHOOFDSTUK I. Algemene bepalingen.

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2. Onverminderd de door of krachtens de wet bepaalde opdrachten of mach-tigingen tot inspectie, controle of toezicht door gerechtelijke, administratieve of andere overheden, houden de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen en de Commissies van toezicht onafhankelijk toezicht op de gevangenissen en op de bejegening van de gedetineerden.

HOOFDSTUK II. – De Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen.

Art. 3. Bij de Kamer van volksvertegenwoordigers wordt een Centrale Toezichts-raad voor het Gevangeniswezen opgericht, hierna de “Centrale Raad” genoemd.

Art. 4. De Centrale Raad heeft tot taak:

1° een onafhankelijk toezicht te houden op de gevangenissen, op de bejegening van de gedetineerden en op de naleving van de hen betreffende voorschriften;

2° aan de Kamer en aan de bevoegde ministers, hetzij ambtshalve, hetzij op hun verzoek, advies te verlenen en aanbevelingen te verstrekken over het gevange-niswezen en de uitvoering van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatre-gelen;

3° de werking van de Commissies van toezicht te coördineren en te ondersteunen. Hiertoe kan de Centrale Raad instructies geven aan de Commissies van toezicht.

4° de overige activiteiten te verrichten die hem door internationale verplichtingen of de wet worden opgedragen.

Art. 5. § 1. De leden van de Centrale Raad hebben vrije toegang tot alle plaatsen in de gevangenissen en zij hebben het recht om ter plaatse, behoudens wettelijk bepaalde uitzonderingen, alle op de gevangenis betrekking hebbende boeken en bescheiden in te zien, met inbegrip van het register van de tuchtsancties en alle stukken die individuele gegevens bevatten van de gedetineerde.

§ 2. Zij hebben het recht zonder controle een briefwisseling te voeren met de gedetineerden en zonder toezicht in contact te treden met hen.

§ 3. Op verzoek van de voorzitter van de Centrale Raad brengt de directeur-generaal van de penitentiaire administratie verslag uit over de aangele-genheden die tot de bevoegdheid van de Centrale Raad behoren. Zo de directeur-generaal nalaat om binnen een redelijke termijn te antwoorden op de vragen om inlichtingen vanwege de Centrale Raad, wordt daarvan melding gemaakt in het verslag bedoeld in artikel 6 § 4.

Art. 6. § 1. De Centrale Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op, en deelt het mee aan de Kamer van volksvertegenwoordigers. Het reglement bepaalt in het bijzonder de wijze van oproeping, de wijze van beraadslaging, de wijze van coördinatie en ondersteuning van de Commissies van toezicht en het beroep op personen, van wie het advies de Centrale Raad nuttig lijkt.

§ 2. De Centrale Raad houdt ten minste één zitting per maand, op bijeenroe-ping van zijn voorzitter. De Centrale Raad kan slechts vergaderen wanneer de helft plus één van de leden aanwezig is.

§ 3. De Centrale Raad stelt voor de werking van zowel de Centrale Raad als de Commissies van toezicht een deontologische code op.

§ 4. De Centrale Raad stelt jaarlijks ten behoeve van de Kamer en de bevoegde ministers een verslag op betreffende de gevangenissen, de bejegening van gedetineerden en de naleving van de hen betreffende voorschrif-ten. Het verslag omvat onder meer alle adviezen en aanbevelingen die

Page 74: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

74

conform de bepaling onder artikel 4, 2° zijn uitgebracht en de jaarvers-lagen zoals bepaald in artikel 13 § 4.

Het verslag is publiek. De bevoegde ministers dienen binnen een redelijke termijn te antwoorden op het jaarverslag en de adviezen en aanbeve-lingen van de Centrale Raad. Deze antwoorden of het gebrek daaraan, worden openbaar gemaakt.

§ 5. Zo de Centrale Raad in de uitoefening van zijn bevoegdheden feiten verneemt die kunnen wijzen op het bestaan van een misdaad of wanbe-drijf, brengt hij deze dadelijk ter kennis van de procureur des Konings bij de rechtbank binnen wiens rechtsgebied die misdaad of dat wanbedrijf zou gepleegd zijn of de verdachte zou kunnen worden gevonden, en doet aan die magistraat alle desbetreffende inlichtingen, processen-verbaal en akten toekomen.

§ 6. De Centrale Raad kan zich bij zijn werkzaamheden laten bijstaan door deskundigen, die onderworpen zijn aan dezelfde onverenigbaarheden als deze voorzien in artikel 7 § 4, 2° en 3°.

Deze deskundigen beschikken over dezelfde rechten als dezen voorzien in artikel 5 §§ 1 en 2.

§ 7. Onverminderd het bepaalde in artikel 6 § 5, zijn de leden van de Centrale Raad evenals de deskundigen die hij raadpleegt, en de leden van het secretariaat, gebonden door het beroepsgeheim.

Art. 7. § 1. De Centrale Raad bestaat uit ten minste 12 en ten hoogste 18 leden, die op voorstel van de Centrale Raad door de Kamer van volksvertegenwoordi-gers worden aangesteld en ontslagen. Eén lid wordt aangewezen als voorzit-ter en één lid als ondervoorzitter. De voorzitter en de ondervoorzitter dienen van een verschillende taalrol te zijn. Bij de samenstelling van de Centrale Raad wordt de taalpariteit in acht genomen.

§ 2. De leden worden benoemd op grond van hun deskundigheid of ervaring met betrekking tot de taken die aan de Centrale Raad worden toevertrouwd.

Zij oefenen hun mandaat in eigen naam uit.

§ 3. De Centrale Raad is samengesteld uit ten minste :

1° één magistraat;

2° één advocaat;

3° één arts;

4° één criminoloog of psycholoog.

§ 4. Het lidmaatschap van de Centrale Raad is tijdens de duur van het mandaat onverenigbaar met :

1° het lidmaatschap van een Commissie van toezicht;

2° de uitoefening van een ambt bij of de uitvoering van een opdracht voor het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen van de Federale Overheidsdienst Justitie;

3° het uitoefenen van een functie bij de Cel Beleidsvoorbereiding van een minister;

4° het uitoefenen van een verkozen mandaat of het lidmaatschap van een executieve op Europees niveau, federaal niveau, gemeenschapsniveau en gewestniveau.

§ 5. De duur van het mandaat van de leden van de Centrale Raad is vastgesteld op vijf jaar. Het mandaat kan tweemaal hernieuwd worden.

Page 75: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

75

§ 6. Het mandaat van een lid kan om ernstige redenen door de Kamer van volksvertegenwoordigers worden opgeheven, na een gemotiveerd voorstel uitgaande van minstens twee derde van de leden van de Centrale Raad.

Het mandaat kan niet worden opgeheven dan nadat het lid door de Centrale Raad gehoord is over de aangevoerde redenen.

Art. 8. § 1. De Centrale Raad wordt bijgestaan door een secretariaat, waarvan de personeelsformatie, het statuut en de wijze van aanwerving op voorstel van de Centrale Raad worden bepaald door de Kamer van volksvertegenwoordi-gers. De leden van het secretariaat zijn geen lid van de Centrale Raad.

§ 2. De taak van het secretariaat wordt bepaald door de voorzitter van de Centrale Raad.

Art. 9. § 1. De Centrale Raad stelt jaarlijks een ontwerp van begroting op. Onver-minderd de bevoegdheid van de Kamer van volksvertegenwoordigers om de begroting van de Centrale Raad te onderzoeken en goed te keuren en de uitvoering ervan te controleren en de gedetailleerde rekeningen te verifiëren en goed te keuren, worden de kredieten voor deze begroting uitgetrokken als dotatie op de algemene uitgavenbegroting van het Rijk.

§ 2. De Centrale Raad voegt bij zijn begrotingsvoorstel een bondig bestuurs-plan waarvan hij, onverminderd de opmerkingen van de Kamer van volks-vertegenwoordigers, de inhoud en de vorm bepaalt; het in artikel 6 § 4, bedoelde jaarlijkse verslag over zijn werkzaamheden bevat een onderdeel waarin de opvolging van dat plan wordt omschreven.

§ 3. De Kamer van volksvertegenwoordigers bepaalt de vergoeding voor de werkzaamheden van de leden van de Centrale Raad en van de deskundi-gen die de Centrale Raad bijstaan, waaronder ook de vergoedingen voor reis- en verblijfskosten.

Page 76: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

76

HOOFDSTUK III. - Commissies van toezicht.

Art. 10. De Centrale Raad richt bij elke gevangenis een Commissie van toezicht op en deelt dit mee aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers.

Art. 11. De Commissies van toezicht hebben tot taak :

1° een onafhankelijk toezicht te houden op de gevangenissen waarvoor ze bevoegd zijn, op de bejegening van de gedetineerden en op de naleving van de hen betreffende voorschriften;

2° aan de Kamer, de bevoegde ministers en aan de Centrale Raad, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek, advies en inlichtingen te geven betreffende aangelegenheden in de gevangenis die rechtstreeks of onrechtstreeks met het welzijn van de gedetineerden verband houden en voorstellen te doen die zij gepast achten;

3° te bemiddelen tussen de directeur en de gedetineerden indien hun informeel klachten ter kennis worden gebracht;

4° de overige activiteiten te verrichten die hun bij of krachtens de wet worden opgedragen.

Art. 12. § 1. De leden van de Commissies van toezicht hebben vrije toegang tot alle plaatsen in de gevangenis en zij hebben het recht om ter plaatse, behoudens wettelijk bepaalde uitzonderingen, alle op de gevangenis betrekking hebbende boeken en bescheiden in te zien, met inbegrip van het register van de tuchtsanc-ties en van alle stukken die individuele gegevens bevatten van de gedetineerde.

§ 2. Zij hebben het recht zonder controle een briefwisseling te voeren met de gedetineerden en zonder toezicht in contact te treden met hen.

§ 3. Op verzoek van de voorzitter van de Commissie van toezicht brengt de directeur verslag uit over de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de commissie behoren.”.

Art. 13. § 1. De Commissie van toezicht stelt haar huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Centrale Raad. Het reglement bepaalt in het bijzonder de wijze van oproeping en de wijze van beraadslaging.

§ 2 De Commissie van toezicht houdt ten minste één zitting per maand. De commissie kan slechts vergaderen (wanneer de helft plus één van de leden aanwezig is).

§ 3. Eén of meer leden van de Commissie van toezicht zijn er beurtelings mee belast gedurende één maand, ten minste eenmaal per week als maandcom-missaris de gevangenis of gevangenissen waarbij zij zijn ingericht, te bezoe-ken, inzonderheid met het oog op de uitoefening van de taken bepaald in artikel 11, 1° en 3°.

De maandcommissarissen houden wekelijks een spreekuur ten behoeve van de gedetineerden.

§ 4. De Commissie van toezicht stelt ten behoeve van de Centrale Raad jaarlijks een verslag op betreffende alles wat betrekking heeft op de bejegening van de gedetineerden en op de naleving van de voorschriften terzake, in de gevangenis waarvoor zij bevoegd is.

§ 5. Zo de Commissies van toezicht in de uitoefening van hun bevoegdheden feiten vernemen die kunnen wijzen op het bestaan van een misdaad of wan-bedrijf, brengen zij deze dadelijk ter kennis van de procureur des Konings bij de rechtbank binnen wiens rechtsgebied die misdaad of dat wanbedrijf zou gepleegd zijn of de verdachte zou kunnen worden gevonden, en doen aan

Page 77: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

77

die magistraat alle desbetreffende inlichtingen, processen-verbaal en akten toekomen.

§ 6. De Commissie van toezicht kan zich bij haar werkzaamheden laten bijstaan door deskundigen, die onderworpen zijn aan dezelfde onverenigbaarheden als deze voorzien in artikel 14, § 4, 2° tot 6°.

Deze deskundigen beschikken over dezelfde rechten als dezen voorzien in artikel 12 §§ 1 en 2.

§ 7. Onverminderd het bepaalde in artikel 13 § 5, zijn de leden van de Commissies van toezicht evenals de deskundigen die zij raadplegen, en de leden van het secretariaat, gebonden door het beroepsgeheim.

Art. 14. § 1. Elke Commissie van toezicht bestaat uit tenminste 6 leden. Ze worden voor een termijn van vijf jaar, tweemaal hernieuwbaar, door de Centrale Raad benoemd, na de voorzitter van de Commissie van toezicht daarover gehoord te hebben.

§ 2. Elke Commissie van toezicht telt onder haar leden ten minste:

1° één magistraat;

2° één advocaat;

3° één arts;

4° één criminoloog of psycholoog.

De leden worden benoemd op grond van hun deskundigheid of ervaring met betrekking tot de taken die krachtens artikel 11 aan de commissies worden toe-vertrouwd.

§ 3. De Centrale Raad wijst één lid aan als voorzitter en één lid als ondervoorzitter. Voor de Commissies van toezicht bij een gevangenis gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dienen de voorzitter en de ondervoorzitter tot een verschillende taalrol te behoren.

§ 4. Het lidmaatschap van de Commissie van toezicht is tijdens de duur van het mandaat onverenigbaar met:

1° het lidmaatschap van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevange-niswezen;

2° de uitoefening van een ambt bij of de uitvoering van een opdracht voor het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen van de Federale Overheidsdienst Justitie;

3° de uitoefening van het ambt van onderzoeksrechter;

4° de uitoefening van een mandaat bij de strafuitvoeringsrechtbank;

5° de uitoefening van een mandaat bij een commissie voor de bescherming van de maatschappij;

6° de uitoefening van een functie bij de Cel Beleidsvoorbereiding van een minister;

7° de uitoefening van een functie bij de Federale of de Lokale Politie.

§ 5. Hulpverleners, aalmoezeniers, morele consulenten en vrijwilligers die werkzaam zijn in de gevangenis, kunnen geen lid zijn van de Commissie van toezicht bij de gevangenis waar zij deze activiteiten uitoefenen.

Page 78: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

78

§ 6. Het mandaat van een lid kan om ernstige redenen bij gemotiveerde beslissing worden opgeheven door de Centrale Raad.

Het mandaat kan niet worden opgeheven dan nadat het lid door de Centrale Raad gehoord is over de aangevoerde redenen.

Art. 15. § 1. Elke Commissie van toezicht wordt bijgestaan door een secretaris en een plaatsvervangend secretaris, die niet behoren tot het Directoraat-generaal Pe-nitentiaire Inrichtingen. Zij worden op voordracht van de Commissie van toezicht aangewezen door de Centrale Raad.

De secretaris en de plaatsvervangend secretaris zijn geen lid van de Commissie van toezicht.

§ 2. Het mandaat van secretaris of plaatsvervangend secretaris van de Commissie van toezicht kan om ernstige redenen bij gemotiveerde beslissing worden opgeheven door de Centrale Raad.

Het mandaat kan niet worden opgeheven dan nadat de secretaris of de plaatsvervangend secretaris door de Centrale Raad gehoord is over de aange-voerde redenen.

§ 3. De taak van de secretaris wordt bepaald door de voorzitter van de Commissie van toezicht.

§ 4. Aan de secretaris of de plaatsvervangend secretaris die geen ambtenaar is, wordt een vergoeding toegekend. De Kamer van volksvertegenwoordigers bepaalt deze vergoeding op advies van de Centrale Raad.

Aan de secretaris of plaatsvervangend secretaris die tevens ambtenaar is, wordt een vergoeding toegekend wanneer de vergadering buiten de normale werkuren valt.

Art. 16. § 1. Het begrotingsvoorstel bedoeld in artikel 9 § 1 en het bestuursplan bedoeld in artikel 9 § 2 strekken zich eveneens uit tot de werkzaamheden van de Commissies van toezicht.

§. 2. De Kamer van volksvertegenwoordigers bepaalt de vergoeding voor de werk-zaamheden van de leden van de Commissies van toezicht en van de deskun-digen die de Commissies van toezicht bijstaan, waaronder ook de vergoedin-gen voor reis- en verblijfskosten.

HOOFDSTUK IV. – Wijzigings- en opheffingsbepalingen.

Art. 17. In de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, wordt het opschrift van hoofdstuk IV van titel III vervangen door het woord “Klachtinstanties” en worden de opschriften van afdelingen I, II en III van hetzelfde Hoofdstuk geschrapt.

Art. 18. Artikel 20 van dezelfde Wet wordt gewijzigd als volgt:

"Art. 20. Onverminderd de door of krachtens de wet bepaalde opdrachten of machtigingen tot inspectie, controle of toezicht door gerechtelijke, administra-tieve of andere overheden, en onverminderd het onafhankelijk toezicht op de gevangenissen en op de bejegening van de gedetineerden door de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen en de Commissies van toezicht, kunnen de gedetineerden de klachten, zoals bepaald in titel VIII, voorleggen aan de onaf-hankelijke klachtinstanties.

Art. 19. Artikelen 21, 22, 24, 25, 26, 27, 29, 30 en 31 van dezelfde wet worden opgeheven.

Page 79: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

79

Page 80: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

80

DEEL III: Nationale dagen van de gevangenisEen Belgische primeur: de «Nationale dagen van de

gevangenis» («NDG»), 22-29 november 2014

Page 81: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

81

Naar het Franse voorbeeld, dat al een twintigtal jaar bestaat, heeft de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen het initiatief genomen tot de eerste «Nationale dagen van de gevangenis», die plaatsvonden van 22 tot 29 november 2014.

Voor de voorbereiding van dat evenement is de Raad overgegaan tot de op-richting van een stuurcomité, met vertegenwoordigers van verenigingen die actief zijn op het vlak van de begeleiding of de verdediging van de rechten van gedetineerden. Verschillende actoren werden aldus bereid gevonden om mee te stappen in de opstart van het project: verscheidene leden van de Commissies van toezicht, de Ligue des droits de l’homme, de Liga voor Mensenrechten, het Internationaal Observatorium voor het Gevangeniswezen (IOG), Bruxelles laïque, l’Aumônerie catholique francophone / Vlaamse Katholieke Aalmoezeniers, le Centre d’Action Laïque (CAL), la Fondation pour l’Assistance Morale aux Détenus - Stichting voor Morele Bijstand aan Gevangenen (FAMD – SMBG) en het CAAP («Concertation des associations actives en prison», een koepel van 47 organisaties met terreinwerking in de Brusselse en Waalse gevangenissen).

De leden van de stuurgroep hebben een ‘charter’ opgesteld, met toelichting bij de visie en de doelstellingen die hen ertoe hebben gebracht om een samenwer-kingsverband aan te gaan, zowel onderling als met elke organisatie die activitei-ten onderneemt in het kader van de Nationale dagen van de gevangenis.

Het voorwoord bij dat charter stelt met name dat de gevangenisstraf nog steeds als de referentiestraf geldt, ondanks het hoge recidivepercentage en de ontplooi-ing van tal van alternatieven. Ook moet iedere burger een beroep kunnen doen op een justitie die oog heeft voor de rechten van de mens, met aandacht voor de rechten van het slachtoffer.

De deelnemende organisaties aan de NDG handelen met verwijzing naar de internationale verdragen en wetsbepalingen betreffende de rechten van de gedetineerden of, in ruimere zin, de rechten van de mens: de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens; het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens; de Europese gevangenisregels van de Raad van Europa van 11 januari 2006; de

basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtsposi-tie van de gedetineerden, ...

De vijf waarden uitgedragen door dat charter zijn:

» Menselijkheid (erkennen dat personen niet mogen worden vereenzelvigd met de misdaden en/of wanbedrijven die zij hebben gepleegd);

» Respect (de identiteit, herkomst, overtuigingen en meningen van iedere opgesloten persoon respecteren);

» Rechtvaardigheid (weigeren dat er willekeurige beslissingen kunnen wor-den genomen in de gevangenisinrichting);

» Burgerschap (de gedetineerde wordt aan geen enkele andere beperking op het stuk van zijn politieke, burgerlijke, sociale, economische of culturele rechten onderworpen dan die welke voortvloeien uit de strafrechtelijke veroordeling of uit de vrijheidsbenemende maatregel, overeenkomstig artikel 6, § 1, van de basiswet van 12 januari 2005);

» Solidariteit (opdat iedereen een plaats zou hebben in de samenleving).

De NDG richten zich tot de gedetineerden én tot een ruim publiek.

Het ‘charter’ preciseert ook dat de verenigingen van de stuurgroep een gemeen-schappelijk thema kiezen, als leidraad voor het organiseren van diverse activitei-ten en events (animatie, debatten, conferenties, tentoonstellingen, filmvoorstel-lingen,…). Zij zijn bedoeld als stof tot nadenken in verband met de zin en de rol van de gevangenis en als instrument om te sensibiliseren, te informeren en voorstellen te opperen met betrekking tot de gevangenis- en strafproblematiek. Als thema voor de eerste NDG-editie werd gekozen voor «Het dagelijkse leven in de gevangenis».

Page 82: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

82

Informatie werd verspreid via affiches, flyers, een gloednieuwe website van de Centrale Raad (met vermelding van het charter, de doelstellingen van de Dagen, steekkaarten voor elke activiteit, een agenda, ...), de netwerken van de deelne-mende organisaties, een persconferentie, ...

Ondanks het bescheiden karakter van de doelstellingen van de eerste NDG-editie zijn de oorspronkelijke verwachtingen, wat betreft het aantal activiteiten en de belangstelling ervoor, ruimschoots overtroffen dankzij de gedrevenheid en dy-namiek vanwege de leden van de stuurgroep en de organisaties die het initiatief hebben genomen voor de diverse activiteiten.

Het gamma (een veertigtal activiteiten, vaak tot stand gekomen via verstrek-kende partnerschappen tussen organisaties) bleek zeer gevarieerd:

» TENTOONSTELLING - ANIMATIE : reconstructie van een «kijkcel» in de hall van het station Luik-Guillemins en vertoning van de film L’enfermement van de vzw Autrement; tezelfdertijd, in het arresthuis te Lantin, twee workshops om te brainstormen rond de bouw van een cel voor presen-tatie aan het grote publiek en nog een andere workshop in het teken van brainstorming rond de impact van de actie en het voorlezen van de ontvangen postkaarten: tot stand gekomen via een verstrekkend par-tnerschap (moreel consulenten van de gevangenis te Lantin, Aumônerie catholique de Lantin, de Commissie van toezicht van de gevangenis te Lantin, Association francophone des visiteurs de prison, Compagnie de Charité, Aide sociale aux justiciables de Liège, Herstal et Verviers, Aumône-rie protestante de Lantin, Plate-forme sortants de prison);

» SENSIBILISERINGS- EN SOLIDARITEITSACTIES op initiatief van de Biss-choppenconferentie van België en in partnerschap met de Aumônerie catholique des prisons francophones de Belgique, met een oproep tot deelname aan de Nationale dagen van de gevangenis, via een aantal lokale initiatieven:

• Herderlijk schrijven van de Franstalige bisschoppen: instrument tot reflectie en bezieling, verspreid via de plaatselijke parochies;

• ‘Dossier de Pastorale, in «Pastoralia» van november 2014, op initiatief van het Aartsbisdom Mechelen-Brussel: bedoeld voor sensibilisering en kritische reflectie onder de christelijke gemeenschappen;

• Verzameling Rive Espérance, op initiatief van de Facultés de Namur en van het Comité Jésuite: workshops, met 3000 personen in groepen van 25 deelnemers onder leiding van een gevangenisdirecteur en twee aalmoezeniers, bedoeld om de actuele uitdagingen van de gevangenis en de toekomstperspectieven te schetsen in het licht van de actuele recurrente problemen;

• Verbroedering met de gevangenis te Ittre, op initiatief van de Sint-Aleydisparochie (Sint-Pieters-Woluwe), via een uitwisselingsactiviteit met de gedetineerden;

• Spirituele pedagogische animatie voor de middelbare schoolklassen te Namur, op initiatief van de Aumônerie catholique de Namur;

• Dag van de Diaconie, diocesane vergadering in La Louvière, met een stand, fototentoonstelling, getuigenis van een voormalig gedeti-neerde, ... ;

• Opération Courrier, op initiatief van de Aumônerie catholique de Lan-tin: samenbrengen van het benodigde correspondentiemateriaal en van toiletartikelen voor basishygiëne (depots in Luik, Huy en Verviers);

• ...

» STUDIEDAGEN (tweetalig) «De Huizen: een nieuwe kijk op detentie ontwikkelen» en TENTOONSTELLING «De Huizen, een alternatief voor de huidige detentie»; georganiseerd door «vzw De Huizen - Les Maisons asbl» in de Kazerne Dossin te Mechelen;

» MEETING-DEBAT rond het thema «Ontmoeting tussen gevangenis en re-integratie», met Magalie Clavie (rechter bij de strafuitvoeringsrechtbank), Philippe Lacroix (voormalig gedetineerde), vzw APRES en de Ligue des droits de l’homme; georganiseerd op initiatief van het Centre de recherche

Page 83: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

83

interdisciplinaire sur la déviance et la pénalité de l’Université catholique de Louvain;

» PERSCONFERENTIE betreffende de biënnale 2014 «Miroir de l’âme» in het teken van de tentoonstelling van werken van gedetineerden (in het Palais abbatial te Saint-Hubert); georganiseerd door de Dienst voor hulpverle-ning aan gedetineerden van het gerechtelijk arrondissement Neufchâteau;

» CONFERENTIE: «Speciale regimes en tuchtstraffen in de gevangenis: essentiële rol van de advocaat?»: belang van bijstand aan gedetineerden, initiatie van advocaten, rechtspraak; georganiseerd door IOG (Internatio-naal Observatorium voor het Gevangeniswezen - Belgische afdeling) en Carrefour des stagiairs van de Balie te Brussel;

» DEBAT MIDIS PIL rond de basiswet van 12 januari 2015 betreffende de rechten van de gedetineerden, die nog steeds niet in zijn geheel van toe-passing is en meermaals gewijzigd is in restrictieve zin; vooruitzichten in het kader van het nieuwe regeerakkoord: debat en gedachtewisseling met volksvertegenwoordigers Zakia Khattabi (ECOLO-GROEN), Karine Lalieux (PS), Philippe Goffin (MR), Olivier Maingain (FDF), Christian Brotcorne (CDH), op initiatief van het Centre d’action laïque asbl;

» MEETING - DEBAT: «Een leven na de gevangenis is mogelijk»: ontmoeting met Jean-Marc Mahy, onder leiding van Jacques Fierens, op initiatief van Quai 22, het CAL (Centre d’action laïque) Namur - Université de Namur (Fa-culté de Droit) - FAMD (Fondation pour l’assistance morale aux détenus);

» TENTOONSTELLING – RONDETAFEL: «Interveniëren in de gevangenis, een neutrale daad?»: methode van de «Ateliers d’expression citoyenne», een experiment met gedetineerden; gepresenteerd door Christian Pollefait, Juliette Beguin en Cédric Tolley, georganiseerd door Bruxelles laïque;

» ALGEMENE VERGADERING tegen de gevangenis te Haren: informatie, ken-nisuitwisseling, analyse en versterking van de netwerking; georganiseerd door Bruxelles Laïque asbl, Collectif Keelbeek libre, Comité de Haren;

» BEZOEK AAN HET PARLEMENT, georganiseerd door de Commissie van toezicht van de gevangenis te Ittre;

» BEZOEK AAN HET PARLEMENT, georganiseerd door de Commissie van toezicht van de gevangenis te Sint-Gillis;

PEDAGOGISCHE ANIMATIE over de gevangenis in de retorica, aan de hand van het spel «Non Lieu» (gevangenis-ganzenbord); georganiseerd op initiatief van het CAAP (Concertation des associations actives en prison);

» EXPO: «Destination carcérale», geluids- en fotodocumentaire van Laure GEERTS; georganiseerd op initiatief van het CAAP (Concertation des asso-ciations actives en prison);

» FILM - DEBAT: «La Nef des fous» (2014) van Eric D’Agostino en Patrick Lemy, gevolgd door een debat in aanwezigheid van de regisseurs, Jean-Marc Baeten (voormalig geïnterneerde in de psychiatrische afdeling van de gevangenis te Forest) en van Gaétan de Dorlodot (medisch directeur van het medisch en heelkundig centrum van de gevangenis te Sint-Gillis), onder leiding van Gérard De Coninck (lid van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen en Alain Harford (oud-lid en deskundige bij de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen); georganiseerd door de Conférence du jeune barreau de Bruxelles en de Centrale toezichtsraad;

» FILM-DEBAT: Film «Boy A» van John Crowley en debat rond het thema «Re-integratie: een gevangenis extra-muros?», onder leiding van Muriel Gerkens (federaal volksvertegenwoordiger Ecolo), met Catherine Vaisière (lokale cöordinatrice van de dienst voor sociale hulpverlening aan gede-tineerden «Aide et Reclassement» te Huy), georganiseerd door Groupe Ecolo Huy-Waremme;

» FILM-DEBAT: documentaire «9999», ingeleid door Kristel BEYENS (vak-groep Criminologie) en debat met Ellen Vermeulen (regisseur) en Henri Heimans (rechter en voorzitter van de Commissie ter bescherming van de

Page 84: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

maatschappij); georganiseerd door de Vakgroep Criminologie Universiteit Brussel - Onderzoeksgroep CRIS (Crime and Society);

» FILM-DEBAT: documentaire « Car tu porteras mon nom » van Sébastien Verkindere: betrekkingen opgesloten ouders / kinderen, met getuigenis van G. Bultot (SA bij de Service laïque d’aide sociale aux justiciables), debat onder leiding van P. Vanderveiken (gedelegeerde bij het CAL Namur en moreel consulent in de gevangenis); georganiseerd door Quai 22, het CAL (Centre d’action laïque) Namur - Université de Namur (Faculté de Droit), de FAMD (Fondation pour l’assistance morale aux détenus);

» FILM - DEBAT: « Le déménagement » van Catherine Rechard, met aanslui-tend debat onder leiding van Olivia Nederlandt (advocate en lid van het IOG), met François Troukens (ex-gedetineerde, stichter-voorzitter van de vzw Chrysalibre), Alessandra d’Angelo (journaliste, mede-oprichtster van de vzw Chrysalibre) en Luk Vervaet (oud-leraar in de gevangenis, schrijver); georganiseerd op initiatief van het IOG (Internationaal Observatorium voor het Gevangeniswezen);

» FILM-MEETING: Film « Sur les Toits » van Nicolas Droic, debat rond de (de)politisering van het gevangeniswezen en de desbetreffende actoren, en rond de zin van detentie; georganiseerd door Bruxelles laïque;

» THEATERSTUK: « Un homme debout » met Jean-Marc Mahy; georganiseerd door het Centre culturel de Leuze-en-Hainaut;

» EXPO EN DEBAT: « Cicatrices à l’extérieur, un chemin vers l’intérieur »: debat onder leiding van Jacques Fierens, met Claire Capron (gevangenisbe-zoeker), Eric Delchevalerie (directeur in de gevangenis te Namur), Cécile Dethier (FAMD), Patrick Vanderveiken (moreel consulent CAL Namur) EN ANIMATIE met een studentenpubliek; georganiseerd door Quai 22, l’Uni-versité de Namur (Faculté de Droit), de FAMD (Fondation pour l’Assistance

morale aux détenus) en het CAL (Centre d’Action laïque) Namur;

» EXPO « Rêves de détenus », kunstwerken van gedetineerden, gemaakt in het kader van wekelijkse ateliers in de psychiatrische vleugel van de gevangenis te Forest; op initiatief van de Dienst voor sociale hulpverlening aan de gedetineerden, APO (Accueil Protestant Onthaal);

» EXPO: « Future prison »: foto’s van Jean-Marc Bodson, Gaël Turine, Cédric Van Turtelboom en Stephen Vincke, vier fotografen (verkenning van de werf van de toekomstige gevangenis te Leuze); georganiseerd door het Centre culturel de Leuze-en-Hainaut;

» EXPO “The Still House Group - Service Entrance”: verhalen van gedetineerden,;georganiseerd door “Still House Group” en “vzw Art wit-hout Bars” in het Museum d’Hondt-Dhaenens te Deurle;

» OPRICHTING VAN HET OVERLEGORGAAN VOOR GEDETINEERDEN (OOG) VAN DE GEVANGENIS TE AARLEN – Een ervaring die navolging verdient!!! : Voorstelling, op de website van het CAL/Luxembourg en aan de media, van een van de eerste OOG-proefprojecten; op initiatief van het CAL Luxembourg;

» CREATIE VAN DE WEBSITE www.sejourdereve.be: platform sejourdereve.be: blik op de realiteit van het gevangenisleven, met objectieve en subjectieve informatie uit diverse bronnen en in diverse vormen; een tool die de ken-nisdoorstroming bevordert, denkwijzen deconstrueert en visies verandert; op initiatief van Artatouille asbl en FAMD (Fondation pour l’Assistance Morale aux Détenus), met steun van het Centre d’Action Laïque (CAL).

84

Page 85: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

85

De editie 2015 vindt plaats tijdens de week van 14 tot 22 november, met het thema «Zoveel tijd …» als leidraad.

De deelnemende organisaties zullen op zoek gaan naar meer activiteiten binnen de gevangenissen zelf en bruggen slaan tussen de programmering intra-muros en extra-muros.

In 2017 zal het concept van de Nationale dagen van de gevangenis waarschijnlijk navolging krijgen. Ontstaan in Frankrijk en overgenomen in België zal het vervol-gens ook in Duitsland en Nederland zijn opwachting maken. In de evolutie van het concept op transnationaal niveau, is het niet denkbeeldig dat de verschil-lende landen «elkaar de fakkel doorgeven» van week tot week en dat de dagen van de gevangenis bijvoorbeeld de hele maand november gaan bestrijken.

Ofschoon het van belang is dat de publieke opinie aanhoudend moet worden gesensibiliseerd omtrent de gevangenisproblematiek, is het vooral van belang dat er efficiënte preventiemechanismen en constructieve maatregelen inzake al-ternatieve straffen naast de vrijheidsbenemende straf bestaan. In die context kan de gevangenis slechts het «ultimum remedium» zijn. In de West-Europese landen, met hun vrijwel identieke sociaaleconomische context, kunnen de cijfers voor de gevangenisstraffen variëren van 1 tot 4, hetgeen aantoont dat de keuze voor «meer of minder» gevangenis vooral een kwestie van politieke wil is!

Page 86: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Deel IV Staten-generaal van het gevangeniswezen

86

Page 87: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

87

VoorwoordElk jaar organiseert de Centrale Raad een studiedag voor de leden van de Com-missies van toezicht. In 2013 werd het evenement uitgebreid tot een breed publiek van beroepsmensen die in de gevangenissen optreden.

De studiedag vond op 22 november 2013 plaats in het federaal parlement onder de naam "Staten-generaal van het gevangeniswezen".

De Commissies van toezicht legden de vier thema's vast, te weten de overbevol-king in de gevangenissen, de gewaarborgde dienstverlening in geval van staking, de psychosociale hulpverlening en de medische verzorging.

De Centrale Raad organiseerde de dag en nodigde de sprekers uit.

Alle thema's werden ingeleid door een voorzitter van een Commissie van toezicht.

Op de volgende bladzijden volgt een overzicht van de gebeurtenissen van die bijzondere dag. De meeste sprekers hebben een tekst bezorgd om te publiceren. In een aantal gevallen gaat het om een samenvatting op basis van de voorstelling.

Véronique Laurent, voorzitter van de Centrale Raad

Walter Thiery, ondervoorzitter van de Centrale Raad

Inleiding tot de werkzaamhedenvan de dag door Anne FIVE Juridische directeur bij het Centre d'action laïque

In naam van onze beweging wil ik eerst en vooral de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen bedanken voor het aanmoedigende initiatief dat werd genomen aan de vooravond van de verkiezingen van 2014 en in het bijzonder Véronique Laurent, de voorzitter ervan, voor haar strijdlust. Er mag inderdaad niet uit het oog worden verloren dat deze Staten-Generaal van het gevangeniswezen plaatsvindt op initiatief van een openbare instelling die onafhankelijk moet zijn en op een zeer symbolische locatie, het parlement.

Wij onderstrepen van bij het begin dat het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing de Belgische staat reeds verschillende jaren heeft aangeraden om een gestructureerd nationaal overleg op lange termijn te organiseren met alle actoren die betrokken zijn bij de gevangenisproblematiek. Het CPT beval in zijn verslag, opgesteld na zijn bezoek in 2012, het volgende aan: "een uitgebreidere reflectie op te starten die niet meer gericht is op een reactieve houding maar op een algemene, geïnte-greerde en proactieve aanpak op grond van oriëntaties die de korte, middellange en lange termijn combineren."

In België zijn thans bijna 12 000 personen gedetineerd voor een gemiddelde capaciteit van ongeveer 9 400 plaatsen, op voorwaarde dat de plaatsen in de pas geopende gevangenis in Marche worden meegeteld.

Sinds 1980 is de gevangenisbevolking in België met 63 % gestegen. Sinds 2000 is het aantal gedetineerde personen met 30 % gestegen hoewel de criminologen het erover eens zijn dat de criminaliteit niet in zulke mate is toegenomen.

Page 88: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

De gevangenisoverbevolking kan in een groot aantal gevangenissen als blijvend worden beschouwd. De voornaamste oorzaken kennen wij al te goed: er wordt teveel een beroep gedaan op de voorlopige hechtenis wegens een extensieve interpretatie van de wet, een verlenging van de straffen uitgesproken door de magistraten sinds de jaren '80-'90, minder vaak voorlopige invrijheidstellingen, het in de gevangenis houden van de geïnterneerden en de personen die zijn veroordeeld voor het gebruik van verdovende middelen hoewel die personen ten laste moeten worden genomen door aangepaste instellingen die therapeutische zorgen aanbieden (hen uit de gevangenissen halen zou besparen op nieuwe gevangenissen). Kortweg te veel personen die binnen komen in de gevangenis en te weinig personen die de gevangenis verlaten.

Die vaststellingen zijn reeds jaren geleden gedaan door een groot aantal actoren uit het academische, wetenschappelijke en politieke milieu en het maatschappe-lijk middenveld. Daarnaast weten wij dat een aantal magistraten zich bewust zijn van het feit dat er meer coherentie nodig is bij het rechtspreken.

In zijn laatste verslag verduidelijkte de Centrale Toezichtsraad voor het Gevan-geniswezen dat "[d]e toename van het aantal gedetineerden [...] niet in verband [kan] worden gebracht met een stijging van het criminaliteitscijfer, maar [eerder] verwijst [...] naar het verband tussen het socio-economisch beleid van een land en het belang dat wordt gehecht aan het strafsysteem.17"

Het is geweten dat het merendeel van de gevangenen komen uit de precaire soci-ale lagen, lager geschoold zijn, geen enkele beroepskwalificatie en een zeer hoog percentage van analfabetisme hebben.

Hoewel het risico bestaat dat wij als onrealistisch en utopisch bekeken worden, kunnen wij ons toch niet erbij neerleggen dat de gevangenis zou worden vergele-ken met een "nieuwe politieke maatregel" om te beantwoorden aan de toename van de armoede in ons land.

België is een rechtsstaat en kan dan ook niet blijven aanvaarden dat de personen die gedetineerd zijn in de penitentiaire inrichtingen een dubbele straf ondergaan waar hun waardigheid wordt geschonden door de levensomstandigheden in de gevangenis, zoals vandaag het geval is. De kernbeginselen van een humane be-handeling en re-integratie kunnen binnen overvolle, vuile en versleten gebouwen onmogelijk worden gerealiseerd. Het laatste verslag dat in 2013 door de Belgische afdeling van het Internationaal Observatorium voor het Gevangeniswezen is bekendgemaakt, is vernietigend. De huidige situatie is onhoudbaar, zowel voor de gevangenen als voor het gevangenispersoneel, en zelfs voor de buitendiensten.

Hoe groot waren mijn verbazing en ontsteltenis wel niet, toen ik in het kader van een onderzoek artikelen las die waren opgesteld door de Assemblée nationale in 1791 (!) over de gevangenissen en arresthuizen van die tijd. Daarin was al expliciet bepaald dat de gevangenissen gezond en schoon moesten zijn zodat de gezond-heid van de gedetineerde personen niet werd aangetast. En in geval van onvol-doende of gebrekkige voeding moest de gemeente optreden!

Ik kan het dan ook niet laten om een vergelijking te maken met de recente beslissingen of dreigementen van burgemeesters over de sluiting van bepaalde gevangenisvleugels.

Meer dan tweehonderd jaar later is nog altijd niet voldaan aan de elementaire vereisten op vlak van gezondheid, hygiëne, opleiding of re-integratie.

De getuigenissen en aanbevelingen die wij tijdens deze Staten-Generaal zullen horen, zullen daarover getuigen, hoewel de basiswet van 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden uitdrukkelijk bepaalt dat het noodzakelijk is om de schadelijke gevolgen van de detentie te beperken.

Volgens de wet moet de vrijheidsstraf ten uitvoer worden gelegd in psychoso-ciale, fysieke en materiële omstandigheden die de waardigheid van de mens eerbiedigen, die het behoud of de groei van het zelfrespect van de gedetineerde

17 Rapport 2008-2010 van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen, internetsite van de FOD Justitie http://justitie.belgium.be, blz. 52. De Centrale Toezichtsraad verwijst inzonderheid naar de internationale studies en de studies van het NICC over dat onderwerp.

88

Page 89: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

89

mogelijk maken en die hem aanspreken op zijn individuele en sociale verantwoor-delijkheid. De praktijk staat vandaag nog ver van de naleving van die fundamen-tele beginselen.

Er moet eveneens worden onderstreept dat de individuele opsluiting van de gedetineerde personen een recht is dat wordt erkend in de Europese gevangenis-regels van de Raad van Europa (Regel 18.5).

Sedert verschillende jaren worden onze plaatsen van detentie regelmatig bezocht door internationale of Europese instellingen die het niet nalaten om steeds terug-kerende aanbevelingen te doen aan de Belgische overheden opdat zij optreden tegen de gevangenisoverbevolking met de rampzalige gevolgen vandien.

Het laatste verslag van het Comité van de Verenigde Naties tegen foltering moet in principe precies op 22 november worden voorgesteld aan België, dat opnieuw zal worden terechtgewezen. Ons land zal inzonderheid terechtgewezen worden voor de overbevolking in zijn gevangenissen en voor het gebrek aan tenuitvoer-legging van een bepaald aantal rechten waarin is voorzien in de basiswet (inzon-derheid het recht van de gedetineerde om een klacht in te dienen).

De vraag blijft dus: hoe kan deze vicieuze cirkel worden doorbroken? Thans kun-nen de aangebrachte politieke antwoorden kort als volgt worden samengevat:

» de lineaire toename van de opsluitingscapaciteit;

» de beslissing om alle vrijheidsstraffen, met inbegrip van de korte straf-fen, ten uitvoer te leggen door voornamelijk een beroep te doen op het elektronisch toezicht;

» de verharding van de voorwaarden voor de voorlopige invrijheidstelling;

» om aan de spanningen en gewelddadige opstoten in de gevangenissen te

beantwoorden, werden de rechten van de gedetineerde personen beperkt door opeenvolgende wijzigingen van de basiswet van 12 januari 2005. Bijvoorbeeld door de versterking van de tuchtmaatregelen en tuchtsanc-ties, zoals, om veiligheidsredenen de beperking van of zelfs het verbod op het recht om deel te nemen aan de gezamenlijke opleidingsactiviteiten, aan de religieuze of filosofische activiteiten. Of nog de invoering van een systematische fouillering, dus niet geval per geval. Er mag niet uit het oog worden verloren dat het Grondwettelijke Hof die laatste wijziging van de wet gelukkig heeft vernietigd;

» de versterking van die veiligheidsmaatregelen die de kostprijs van de detentie aanzienlijk verzwaren (de haalbaarheid om nieuwe beveiligde af-delingen te bouwen is bestudeerd, metaaldetectieportieken zijn geplaatst, speciale interventieteams zijn opgericht);

» en tot slot de laatste maatregel die sterk naar voren wordt geschoven: de stijgende toepassing van de zogenaamde alternatieve maatregelen zoals het elektronisch toezicht, de thuisdetentie, de dienstverlening of ook de autonome werkstraf.

Tijdens recente verklaringen in de media hebben de minister van Justitie en zijn administratie aangegeven dat de maatregelen die de laatste jaren werden geno-men hun vruchten hebben afgeworpen en een halt hebben toegeroepen aan de stijging van de gevangenisbevolking. Wij zullen de evolutie van die vaststelling natuurlijk zeer aandachtig volgen.

Hoewel wij toegeven dat maatregelen op korte termijn kunnen worden genomen, denken wij niettemin dat de huidige versterking van de veiligheidsmaatregelen en de beperkingen van de rechten van de gedetineerden die de wetgever heeft goedgekeurd, het geweld in de gevangenissen nog kunnen opvoeren en de werk-relaties daar nog moeilijker te maken.

Page 90: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Op het tijdstip waarop landen zoals Zweden, Nederland of zelfs de Verenigde Staten gevangenissen sluiten (hoewel het duidelijk is dat de redenen voor die slui-tingen heel erg verschillen van land tot land), denken wij dat het parlement niet kan voorbijgaan aan een grondige reflectie over het nut van de opsluiting, over de functie van de straf, de coherentie van het systeem van straffen en ook over de mogelijkheden om bepaalde misdrijven te decriminaliseren of te depenaliseren zoals onlangs is gebeurd voor de economische en fiscale wanbedrijven.

Het probleem is niet zozeer het absoluut willen uitvoeren van korte straffen, maar te weten welke strafrechtelijke straf of maatregel moet worden toegepast wanneer een misdrijf wordt gepleegd en de zin van de opgelegde straf te on-derzoeken. Daarom moet de wetgever eerst en vooral op fundamentele wijze de strafrechtelijke straffen herzien en niet de rechters ermee belasten een (on)terecht gevoel van straffeloosheid te verzachten.

Thans worden de alternatieve straffen, hoewel zij de gevangenis zouden moe-ten vervangen, heel vaak ontdaan van hun betekenis en gebruikt voor andere doeleinden: om te strijden tegen een verondersteld gevoel van straffeloosheid, te strijden tegen de overbevolking of te dienen als middel tegen het sepot. In fine, dragen zij vandaag voor een groot deel bij tot een uitbreiding van het repressieve instrumentarium en de versterking ervan.

Zoals een groot aantal actoren, waaronder het Centre d'Action Laïque, suggereert, zouden coherente structurele maatregelen met het oog op een reductionistisch strafrechtelijk beleid (minder personen die de gevangenis binnenkomen, meer personen die de gevangenis verlaten) moeten worden goedgekeurd tegen de stroom van de tegenwoordig waargenomen populistische reacties in. Frankrijk is zich ervan bewust geworden met het project van strafrechtelijke hervorming voorgesteld door de minister van Justitie hoewel geweten is hoe moeilijk het zal zijn om dat project door te voeren.

Naast de grondige hervorming van de strafrechtelijke straffen, waarover ik het heb gehad, zouden budgettaire middelen moeten worden vrijgemaakt door bepaalde beleidskeuzes te heroriënteren om inzonderheid:

» bij voorrang een einde te stellen aan de onmenselijke en onwaardige detentieomstandigheden door eerst de bestaande gevangenissen te reno-veren en de voorkeur te geven aan kleine eenheden wanneer de schrap-ping van de vrijheidsstraf niet kan worden beoogd;

» zoals het Rekenhof in zijn indrukwekkend verslag voorstelt: wetenschap-pelijke studies over de evaluatie en analyse van de impact van de beoogde beleidsmaatregelen aanmoedigen of ook, bijvoorbeeld, het personeel van de statistische diensten versterken;

» versterken van de middelen van de Gemeenschappen die zorgen voor de steun en een psychosociale follow-up van de gedetineerden, ex-gedeti-neerden en slachtoffers of ook om een coherenter opleidingsaanbod in de gevangenissen aan te bieden;

» versterken van de middelen van het Instituut voor gerechtelijke opleiding voor de opleiding van de magistraten – thans moet elke stagiair een stage van vijf dagen lopen in een gevangenis – en alle magistraten regelmatig verplichten om een gevangenis te bezoeken;

» evalueren van de werking en de rechtspraak van de strafuitvoeringsrecht-banken (SURB's);

» bij voorkeur een beroep doen op bemiddeling in strafzaken door te onderzoeken of het mogelijk is het parket te verplichten bemiddeling in strafzaken voor te stellen;

» echt strijden tegen recidive, inzonderheid door bepaalde praktijken in het veld te analyseren en te wijzigen met betrekking tot het strafregister, bijvoorbeeld.

90

Page 91: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

91

Dit zijn maar enkele voorstellen. Er zijn natuurlijk andere die niet per se een aan-zienlijke financiële investering onderstellen.

Wij zijn ervan overtuigd dat de voorstellen en aanbevelingen die voortvloeien uit deze Staten-Generaal of enig ander gestructureerd overleg kunnen bijdragen tot de invoering van een coherenter gevangenisbeleid dat rekening houdt met het humane aspect.

Laten we er dan ook van uitgaan dat deze Staten-Generaal een aanzet geven tot die langverwachte dialoog en dat de leden van de toekomstige regeringen de moed hebben om in de komende legislatuur deze belangrijke democratische uitdaging aan te gaan.

Ik eindig met een kort citaat van de Chinese filosoof Laozi: "Mensen zijn niet ge-maakt om muren op te trekken, wel om bruggen te bouwen".

Page 92: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Thema 1: overbevolking in de gevangenissen

92

Page 93: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

93

Standpunt van een Commissie van toezicht door Solange Pourveur, voorzitter van de Commissie van toezicht te Lantin.

Gevangenissen en overbevolking gaan hand in hand. Ondanks de opeenvolgende regeringen en de toename van alternatieven zijn onze gevangenissen steeds meer overbevolkt en stijgt de gevangeniscapaciteit minder snel dan de bevolking.

In Lantin, waar onze commissie “werkzaam is”, wordt de ernst van de situatie vaak verborgen door het gemiddelde globale bevolkingscijfer waarin alle verschillende “huizen” worden meegerekend: het arresthuis, het strafhuis, de psychiatrische afdeling, de polikliniek en het vrouwenkwartier.

Enkele opvallende cijfers ter illustratie, wel wetend dat die steeds evolueren

Aantal mannen voor een erkende capaciteit van:

Aantal vrouwen voor een erkende capaciteit van:

Aantal gedetineerden in het arresthuis:

Totaal aantal gevangenen voor een capaciteit van:

Dec 2012 939/685 (137%)

77/61 (126%)

597/342 (174 %)

1016/746 (136%)

Juni 2013 1013/686 (148 %)

83/62 (134 %)

654/342 (191 %)

1096/748 (147 %)

Nov. 2013 983/686 (143%)

73/62 (117%)

627/342 (183%)

1056/748 (141 %)

Page 94: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

In juni 2013 heeft vooral het arresthuis een ware “explosie” gekend met een over-bevolking van meer dan 191 %. Dat ronde, betonnen gebouw met acht verdiepin-gen (opening in 1979) is niet bedoeld voor zoveel volk. De gedetineerden en het personeel klagen ook over de slechte staat ervan.

Die overbevolking heeft uiteraard een weerslag op de detentieomstandigheden en het dagelijkse leven.

Zo zegt een gedetineerde: “Wij staan steeds op ontploffen binnen die 9 m². Er is een open toilet, dat ook door onze niet altijd welgemanierde medegedetineerde wordt gebruikt. Bij zeer warm weer hebben wij ook last van stank van voedsel dat uit de ramen wordt gegooid en op de grond ligt te rotten. De cellen hebben ramen, maar er is geen luchtcirculatie. Als het warm is, is het niet uit te houden. Tijdens de winter is het in bepaalde cellen ook bijzonder lastig omdat de wind en de sneeuw naar binnen waaien. De verwarming op de bovenste verdiepingen werkt niet altijd.”

Een andere gedetineerde zegt: “Het is moeilijk om zo dicht op elkaar te leven, wan-neer de gedetineerde naast je niet dezelfde taal spreekt of hetzelfde geloof belijdt. Wij staan steeds onder druk. Wanneer je bovendien slecht nieuws van buitenaf ontvangt, je niet naar buiten mag of je medegedetineerde televisie kijkt en rookt terwijl jij geen roker bent, is het een wonder dat de “bom niet barst”... Kortom: “voor mij betekent de gevangenis een voortdurende opeenstapeling van angst, nervositeit en stress, bovenop de straf”.

Het is in dergelijke omstandigheden niet ongewoon dat gedetineerden vragen in de isoleercel te worden geplaatst om “op adem te komen”, terwijl anderen – die aanvankelijk geen drugs gebruikten – nu “trippen” om te vergeten en ... te overleven.

Wegens plaatsgebrek worden in Lantin bepaalde veroordeelden samen met de beklaagden opgesloten in het arresthuis. Die onaanvaardbare situatie wordt ge-tolereerd, maar slecht ontvangen door de gedetineerden die aan het regime van de arresthuizen worden onderworpen en dus niet de rechten hebben die zij in het strafhuis zouden kunnen genieten.

De commissie stelt zich vragen bij het aantal beklaagden dat de gevangenis overstelpt, terwijl in de wet enkel sprake is van voorlopige hechtenis in geval van absolute noodzaak. De beklaagden vertegenwoordigen twee derde van de gevangenen in het arresthuis, hetzij ongeveer 365 gedetineerden. Zouden be-paalde, of zelfs de meeste, beklaagden hun vonnis niet buiten de gevangenis kunnen afwachten?

De overbevolking was dit jaar zodanig groot dat de binnenkomende of overge-brachte gevangenen meermaals in de isoleercellen werden ondergebracht, de enige ruimten die nog beschikbaar waren. Zij verbleven in die naakte cellen met z’n tweeën, vaak op een schuimrubberen matras, niet al te netjes, de ene op de grond en de andere op de betonnen sokkel, zonder enig “comfort”.

De algehele hygiëne laat ook sterk te wensen over. In het arresthuis mag slechts tweemaal per week worden gedoucht en soms is er niet voldoende warm water voor iedereen. De was wordt niet regelmatig gedaan – gemiddeld om de drie à vier weken – en er zijn geen lakens ter vervanging, wat de organisatie nog be-moeilijkt. Hetzelfde geldt voor de kledij. Er wordt steeds vaker een beroep gedaan op de familieleden (diefstal van ondergoed?). De dekens zijn vuil en worden door-gegeven. Zij zouden naar verluidt maximaal tweemaal per jaar worden gewassen.

Ook de gezondheidstoestand baart ons zorgen. Net zoals in verschillende Europese landen blijkt dat de meest kansarme, de meest achtergestelde milieus de zwaarste gezondheidsproblemen ondervinden. Welnu is het net uit dergelijke milieus dat de meeste gedetineerden in onze gevangenissen afkomstig zijn.

De overbevolking en het plaatsgebrek leiden tot een nog groter aantal gezondheids-risico’s en besmettelijke of seksueel overdraagbare aandoeningen (aids, hepatitis C, tuberculose, schurft, schimmelinfecties, enz.). De detentieomstandigheden “bevorde-ren” ook de sterke vraag naar bepaalde medicijnen, zoals kalmeermiddelen.

Druggebruik is een belangrijk probleem waarbij de meeste gedetineerden in een dodelijk net verstrikt raken en enig vooruitzicht op re-integratie verloren zien

94

Page 95: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

95

gaan. Hoe kan dit probleem in de gevangenis worden aangepakt zonder reële middelen? Of: hoe kunnen bepaalde handelwijzen worden “bijgesteld”?

Daarnaast leiden het onophoudelijke lawaai, een zekere eenzaamheid, de afwe-zigheid van de familie (die vaak ontmoedigd is door de moeilijkheden tijdens de bezoeken) en het gebrek aan fysieke en intellectuele activiteiten tot verveling, zwaarmoedigheid, depressie, persoonlijkheidsstoornissen, enz. en, in fine, tot een soms onomkeerbare aantasting van de fysieke en mentale gezondheid.

Zelfmoordpogingen zijn niet ongewoon en zelfmoord komt proportioneel vaker voor dan in de maatschappij. Sinds begin dit jaar hebben wij, onrechtstreeks, kennis genomen van zeven zelfmoorden. Bepaalde pogingen zijn volgens de “overlevenden” te wijten aan het gebrek aan een luisterend oor, de overbevolking, het uitblijven van antwoorden, het gebrek aan toekomstperspectieven, enz.

De artsen zijn overstelpt, de middelen ontbreken en het kost vaak veel tijd en moeite om een afspraak bij een specialist te bemachtigen aangezien de aandoe-ningen steeds ernstiger worden (kanker, aids, hepatitis C, enz.).

Medische follow-up is niet vanzelfsprekend. De penitentiaire beambten vergeten de betrokken gedetineerden op te halen voor hun bezoek aan de arts of fysiothe-rapeut door het grote aantal bewegingen, maar soms ook uit nalatigheid.

De zorgverlening wordt soms ook onderbroken of stopgezet wanneer een gede-tineerde wordt overgebracht, zelfs wanneer zijn medisch dossier wordt meege-stuurd, omdat de arts van de nieuwe gevangenis de behandeling kan wijzigen.

Ontoerekeningsvatbaar verklaarde of krankzinnige gedetineerden verblijven vaak jaren in de gevangenis en de psychiatrische afdeling in afwachting van een moge-

lijke overbrenging, terwijl zij standaard in de inrichtingen tot bescherming van de maatschappij moeten worden behandeld.

En de penitentiaire beambten?

Zij werken in moeilijke en beangstigende omstandigheden, die niet altijd tot een gevoel van waardering leiden. Alle gedetineerden, waaronder soms ook “pedo-fielen – beschermelingen” en zware jongens moeten gelijk worden behandeld en het aantal bewegingen is enorm groot. Zij krijgen ook te maken met bedreigin-gen, geweld, enz. en zijn volgens hen nooit veilig.

Zij kunnen de opgelegde taken uiteindelijk niet meer bolwerken. Degenen die gedreven zijn door de menselijke relaties zeggen bovendien geen luisterend oor meer te kunnen bieden voor het geringste leed of zelfs gewoonweg redelijke verzoeken terwijl menselijk contact centraal zou moeten staan in een dergelijke omgeving.

Zij raken dus de moed kwijt door de dagelijkse druk of “bezwijken”. Het absente-isme is hoog en bedraagt meer dan 20 % in het arresthuis en 13 % elders. Er zijn minstens 40 beambten nodig voor een normale werking van het arresthuis. Zodra zij met minder dan 36 zijn, worden de wandelingen en de erediensten geschrapt en met minder dan 32 worden ook bezoeken en andere activiteiten niet langer toegestaan. Dit is een eenzijdige beslissing waaraan de directeur niets kan doen, zodat er dus steeds een stakingsdreiging heerst binnen de gevangenis.

De gedetineerden lijden onder die druk en die frustraties. Dat is niet onbegrijpe-lijk. Dit leidt vaak tot conflicten en geweld... en eindigt doorgaans in de isolatiecel. Bij tekenen van angst of depressie worden zij naakt opgesloten, wat mensonwaar-dig is. Bovendien is er geen psychologische ondersteuning voor de gedetineerden met zelfmoordneigingen.

Naast die ernstige problemen in het dagelijkse leven heeft de overbevolking ook een wezenlijke invloed op de voortgang van de dossiers. De directies, het perso-

Page 96: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

neel van de griffie en de leden van de PSD zijn overbelast, net zoals de diensten voor bijstand aan rechtzoekenden. Zieke of ontslagen personeelsleden worden niet vervangen en er is hoe dan ook sprake van onderbezetting. De voorbereiding van een aanvraag voor PV, verlof of VI heeft heel wat voeten in de aarde. Hetzelfde geldt voor de toekenning van de elektronische enkelband.

Naar onze mening verlopen de onderzoeken niet binnen redelijke termijnen, waardoor de beslissingen drie tot zes maanden uitblijven, of zelfs nog langer. De strafuitvoeringsrechtbank is niet geneigd een voorwaardelijke invrijheidstelling toe te kennen aan gedetineerden die geen verloven hebben genoten. Het ganse systeem loopt spaak. De commissie wordt bestookt met vragen en verzoeken om bijstand, maar wat kan zij werkelijk ondernemen op dit niveau...buiten deze situ-atie aan de kaak stellen?

Ook de advocaten, de externe actoren en de gevangenisbezoekers moeten geduld oefenen wanneer zij een gedetineerde willen ontmoeten om zijn dossier te behandelen of simpelweg een luisterend oor of steun te bieden. Zij moeten vaak meer dan een uur op de gedetineerde wachten. Het lijkt wel alsof zij geen prioriteit zijn!

Nadat hun dossier een of twee keer is uitgesteld, beslissen tal van gedetineerden – ontmoedigd – hun straf tot het einde uit te zitten, met het voordeel dat er geen voorwaarden meer verbonden zijn aan hun invrijheidstelling. Die keuze doet de overbevolking alleen maar toenemen en biedt geen oplossing voor het probleem van de onveiligheid van de maatschappij bij hun invrijheidstelling.

De activiteiten in het arresthuis worden tot het minimum herleid. Naast de activiteiten van de verschillende erediensten en de lekenconsulenten, is niets (of weinig) mogelijk. Er zijn geen ruimten voor activiteiten of ontspanning, alleen maar een onmenselijke opsluiting 22 uur op 24.

Dit leidt uiteraard tot geweld en agressie of – net tegenovergesteld – tot depres-sies, zelfmoordpogingen, enz.

Werk en opleidingen zijn schaars. In Lantin heeft slechts 25 % van de bevolking betaald werk; in het arresthuis ligt dat percentage zelfs nog aanzienlijk lager. In datzelfde arresthuis volgen een zeventigtal gedetineerden kwalificerende of niet-kwalificerende opleidingen. Enkele gedetineerden zijn dus bevoorrecht, terwijl het merendeel doelloos is opgesloten, zonder werkelijk iets om handen te hebben. Er is geen detentieplan en er is pas sprake van een reclasseringsplan op het tijdstip van de verlofaanvraag, gewoon omdat het niet anders kan. Het grote aantal recidives hoeft dus niet te verbazen...

Kortom:

Net zoals in andere gevangenissen is de situatie ook in Lantin onrustwekkend wat de hygiëne, de overbevolking, het plaatsgebrek en de onderbezetting betreft. De directeurs, de maatschappelijk werkers, de psychologen, de artsen, enz. moeten steeds met spoed handelen en kunnen hun functie vaak niet grondig uitoefenen wegens een gebrek aan tijd of middelen.

Veiligheid is de topprioriteit geworden om het systeem te laten “werken”. De gevangenissen zijn opslagruimten geworden en de politici zijn zich niet bewust van de risico’s en de schade die deze situatie veroorzaakt (inclusief voor de fami-lies, de kinderen, enz.). Het voorbeeld van Finland en Zweden, of zelfs Nederland, waar gevangenissen worden gesloten, zou ons ervan moeten overtuigen dat de overbevolking wel degelijk kan worden tegengegaan.

Het is hoog tijd om het strafrechtelijke systeem volledig te herbekijken en de voornaamste overbevolkingsfactoren aan te pakken, zoals tijdens het twaalfde congres van de VN (2010) werd geopperd. Ik geef echter het woord aan de spre-kers en de deskundigen om ons te helpen deze wezenlijke vraag uit te diepen.

96

Page 97: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

97

Standpunt van een onderzoeker:de beginselen door Philippe MARY, gewoon hoogleraar, ULB

De titel van de organisatoren werd strikt gevolgd: de oorzaken van de overbevol-king in de gevangenissen (eerste punt) zijn inderdaad “werkingsprincipes” gewor-den, hoofdzakelijk als gevolg van de beleidsbeslissingen ter zake (tweede punt).

Oorzaken van de overbevolking in de gevangenissen

De Belgische gevangenisbevolking is de voorbije dertig jaar zo goed als verdub-beld, met meer dan 12 000 gedetineerden in 2013 en een detentiegraad van meer dan 100 gedetineerden per 100 000 inwoners, in vergelijking met een goede 50 in 1980.

Na een daling in de jaren negentig, door de opening van gesloten centra voor vreemdelingen, gaat het aantal opsluitingen opnieuw de hoogte in en wordt thans bijna opnieuw het aantal van begin jaren negentig bereikt. Het aantal be-klaagden, veroordeelden en geïnterneerden stijgt. België is op sommige vlakken zelfs Europees recordhouder. Zo heeft België één van de hoogte percentages be-klaagden binnen de gevangenisbevolking en was België in 2008, na Griekenland, het land met het hoogste percentage veroordeelden tot een straf van meer dan vijf jaar. De gemiddelde detentieduur is met ongeveer 40 % gestegen. Het aantal geïnterneerden is sinds 1997 verdubbeld, terwijl het aantal interneringsbeslissin-gen in diezelfde periode relatief gelijk is gebleven, wat erop wijst dat de commis-sies tot bescherming van de maatschappij dergelijke gedetineerden steeds later in vrijheid stellen.

Het is logisch dat het verschil tussen het aantal gedetineerden en het aantal plaat-sen tot een algemene overbevolking leidt, wel wetend dat niet alle inrichtingen

even hard worden getroffen en de arresthuizen bijvoorbeeld veel meer overbe-volkt zijn dan de strafhuizen.

De mechanismen achter de overbevolking in de gevangenissen zijn relatief goed gekend sinds de jaren negentig, vooral dankzij het werk van Sonja Snacken die wees op de complexiteit van de interacties in het strafrechtelijk systeem tussen externe factoren (demografische evolutie, economische situatie), interne factoren (beslissingen in voorgaande stadia, niet-tenuitvoerlegging van bepaalde straf-fen, vervroegde invrijheidstellingen) en intermediaire factoren (publieke opinie, beleidsbeslissingen, media). Zo heeft, onder andere, de Dutroux-affaire geleid tot meer hyperreactiviteit bij aangelegenheden op het stuk van delinquentie en bestraffing. Een en ander deed zich reeds van bij het begin van de jaren negentig in België en andere Europese landen voor.

Sonja Snacken heeft meer bepaald aangetoond dat de overbevolking het gevolg was van een gevangenisinflatie (waarbij de stijging van het aantal gedetineerden groter is dan de stijging van de algehele bevolking), veroorzaakt door de toename van het aantal beklaagden en de verlenging van de duur van de voorlopige hech-tenis, de langere straffen (voelbare stijging van het aantal straffen van meer dan vijf jaar) en de stijgende proportie buitenlandse gedetineerden. Samuel Deltenre heeft die vaststelling verfijnd door aan te tonen dat de stijging van het aandeel van lange gevangenisstraffen (meer dan drie jaar) niet zo zeer te wijten was aan een verlenging van de duur van de uitgesproken straffen, maar eerder aan de mogelijke samenvoegingen van straffen (op het tijdstip van het vonnis of tijdens de uitvoering ervan), aan de herroepingen van uitstel of vervroegde invrijheidstel-lingen waartoe de veroordeling leidt en de latere toekenning van een voorwaar-delijke invrijheidstelling.

Een van de gevolgen van die situatie is thans een oorzaak geworden. Aangezien de gevangenissen thans alle veroordeelden moet opnemen, heeft het gevange-niswezen slechts beperkte mogelijkheden om de gevangenisbevolking te regelen. Zij behoudt in het bijzonder steeds beslissingsbevoegdheid wat de uitvoe-ringsmodaliteiten van de straffen van minder dan drie jaar betreft aangezien de

18 Onderstaande tekst is gedeeltelijk overgenomen van Ph. Mary, Enjeux contemporains de la prison, Brussel, Pub. Université Saint Louis, 2013, spec. blz. 111-122, waarnaar kan worden verwezen voor de nadere analyse en de bibliografische verwijzingen.

Page 98: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

bevoegdheden van de strafuitvoeringsrechtbanken (SURB) hiervoor nog niet in werking zijn getreden. Die veroordeelden worden doorgaans onder elektronisch toezicht of in strafonderbreking geplaatst in afwachting van elektronisch toezicht. Die handelwijze verklaart grotendeels de stijging van het aantal elektronische toezichten, te weten van 337 op 1 maart 2006 tot 1 102 op 1 maart 2011. Ook de stromen zijn sterk toegenomen: binnen de justitiehuizen is het aantal begelei-dingsopdrachten van veroordeelden onder elektronisch toezicht gestegen van 1 463 in 2007 tot 3 478 in 2010. Meer dan 83 % daarvan betreft veroordeelden tot straffen van minder dan drie jaar waarvoor dus een beslissing van het gevangenis-wezen was vereist.

Hoewel dus duidelijk blijkt dat de plaatsing onder elektronisch toezicht een belangrijk instrument is geworden voor de regeling van de gevangenisbevolking, moeten inspanningen worden geleverd om de bevolking onder elektronisch toezicht te regelen, die ook naar “overbevolking” neigt. Hier komt de voorlopige invrijheidstelling op het toneel, een administratieve stap die in de jaren zeventig werd gecreëerd en in 2005 werd hervormd en die steeds kan worden toegekend aan de personen veroordeeld tot een straf van minder dan drie jaar: de meeste veroordeelden onder elektronisch toezicht zijn voorlopig in vrijheid gesteld. Hun aandeel neemt thans nog toe, gaande van 1 281 in 2008 (hetzij 76,5 % van de invrijheidstellingen van veroordeelden onder elektronisch toezicht) tot 2 123 in 2010 (hetzij 83 %).

Hoewel een dergelijk beleid het a priori mogelijk maakt om het niveau van overbe-volking te verlagen, heeft het toch een aantal negatieve gevolgen, inzonderheid en paradoxaal genoeg wat de verlenging van de straffen betreft. Een recent onder-zoek van de VUB heeft immers aangetoond dat bepaalde rechters toegeven dat zij langere straffen uitspreken om zich ervan te vergewissen dat de veroordeelde minstens een bepaalde tijd in de gevangenis doorbrengt, waaronder straffen van meer dan drie jaar waarvoor de strafuitvoeringsrechtbank tussenbeide komt.

De situatie is echter nog ingewikkelder: om te voorkomen dat magistraten op die manier te werk gaan, zouden de strafuitvoeringsrechtbanken hun bevoegdheden

voor alle veroordeelden moeten kunnen uitoefenen. Daarbij zou de gevange-nisadministratie niet alleen haar laatste middelen om de gevangenisbevolking te regelen verloren zien gaan, maar zou die bevolking ook aanzienlijk kunnen toenemen, aangezien de regeling ervan waarschijnlijk niet voorop zal staan bij de beslissingen van de strafuitvoeringsrechtbank. Het Rekenhof schatte in zijn ver-slag inzake de overbevolking dat de volledige toepassing van de bevoegdheden van de SURB tot een stijging van 3 100 gedetineerden zou leiden (evaluatie tussen 2011 en 2012), ofwel een sprong naar 127 gedetineerden per 100 000 inwoners.

Uit de handelwijzen van de strafuitvoeringsrechtbanken blijkt dat, sinds de invoering ervan in 2007, met enige voorzichtigheid te werk wordt gegaan, wat tot een niet-verwaarloosbare verlenging van de straffen leidt. Dat zou althans moeten blijken uit de daling van het aantal voorwaardelijke invrijheidstellingen, van 754 in 2007 (hetzij 11,6 % van alle invrijheidstellingen) tot 688 in 2010 (hetzij 9,5 %). De voorwaardelijke invrijheidstelling heeft een duidelijke invloed – hoe klein ook – op de staat van de gevangenisbevolking. Die invloed werd nauwkeurig berekend door Eric Maes en Carrol Tange: de schrapping van de voorwaardelijke invrijheid-stelling zou tot een stijging van 2 167 gedetineerden leiden.

Het is in ieder geval steeds duidelijker dat de strafuitvoeringsrechtbanken de neiging hebben om de voorwaardelijke invrijheidstelling te laten voorafgaan door een plaatsing onder elektronisch toezicht of, in mindere mate, door een beperkte detentie, waardoor er een soort progressief stelsel of “controlecontinuüm” lijkt te ontstaan. Derhalve wordt de voorwaardelijke invrijheidstelling nog langer uitge-steld en worden de straffen bijgevolg nog langer, waardoor de gevangenisinflatie nog toeneemt.

Beleidsbeslissingen

De beleidsinitiatieven om opsluitingen in de gevangenis te verminderen, zijn beperkt en weinig doeltreffend (bijvoorbeeld de alternatieven voor de voorlopige hechtenis of de werkstraf ). In het beste geval hebben zij de gevangenisinflatie enkel wat afgeremd.

98

Page 99: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

99

Een lapmiddel – dat nuttig is om de gevangenissen “wat ademruimte te geven” – zoals de collectieve genade wordt niet meer toegepast en alle voorstellen van de Commissie Dupont in het voorstel van basiswet werden verworpen door de rege-ring: de quota (maximumcapaciteit per gevangenis), de verwijzing naar een indivi-duele verblijfsruimte en de voorlopige invrijheidstelling in geval van overbevolking.

Er moet evenwel worden opgemerkt dat de quota – in de praktijk – in een niet-verwaarloosbaar aantal gevangenissen werden ingevoerd, met wisselend succes, door de vakorganisaties, de burgemeesters (vooral die van Forest) en de privé-consortia belast met het onderhoud van de nieuwe gevangenissen (met de vast-stelling van een aantal gedetineerden, bij overschrijding waarvan de Belgische Staat een supplement moet betalen).

Voor het overige handelden de voornaamste beleidsbeslissingen over twee pun-ten: enerzijds de toename van de hervormingen ter verstrenging van de strafrech-telijke reactie, of het nu gaat om bijzondere geschillen (“seksuele” delinquentie of “terrorisme”) of om de strafrechtelijke middelen (voorwaardelijke invrijheidstel-ling, internering, terbeschikkingstelling van de regering, enz.), wat onvermijdelijk gevolgen heeft gehad voor de gevangenissen en inzonderheid heeft bijgedragen aan de versterking van de oorzaken van de gevangenisinflatie; en anderzijds de verhoging van de gevangeniscapaciteit.

In eerste instantie (periode 1990-2008) gebeurde die capaciteitsverhoging geval per geval, zonder duidelijk plan, naargelang de renovatie van inrichtingen of de bouw van enkele nieuwe gevangenissen (zoals Brugge, Andenne en Ittre). Het ging nochtans over ongeveer 50 % van de oorspronkelijke capaciteit, ofwel een goeie 8 500 plaatsen.

In tweede instantie heeft de regering een masterplan voor 2008-2012 en vervol-gens 2016 goedgekeurd. Het is niet mogelijk om hier een overzicht te geven van alle problemen met dat masterplan. Er kan wel worden gewezen op de volledige onduidelijkheid over het totale aantal plaatsen (of cellen?) dat uiteindelijk zal worden gecreëerd (tussen 1 500 en 2 700?) maar alleszins reeds onvoldoende is

gelet op de evolutie van de gevangenisbevolking; op de niet-berekende maar waarschijnlijk enorme kostprijs, wat uiteraard een probleem vormt in een periode van budgettaire beperkingen, a fortiori wanneer een dergelijke uitbreiding van de capaciteit onder vuur wordt genomen door de gevangenisdeskundigen of de offi-ciële controleorganen zoals de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen of het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernede-rende behandeling of bestraffing (CPT). Het CPT behandelt deze aangelegenheid uitvoerig in diens verslag naar aanleiding van zijn bezoek in april 2012, inzonder-heid met verwijzing naar het verslag van het Rekenhof. De Belgische regering heeft zelfs niet de moeite genomen om te antwoorden.

1.2.3 Conclusies

Bij de voorstelling van zijn “poging tot voorontwerp” van basiswet was Lieven Dupont van oordeel dat die wet inzonderheid een antwoord zou moeten bieden op een legitimiteitscrisis van de gevangenis, ontstaan uit de kritiek die zij sinds de jaren zeventig moet incasseren, alsook op de overbevolking en de verslechtering van de detentie-omstandigheden die daarmee gepaard gaan. Sindsdien is die crisis alleen maar erger geworden, versterkt door een situatie die aan enige po-litieke controle lijkt te ontsnappen en gekenmerkt wordt door een steeds groter wordend aantal bewegingen van gedetineerden, incidenten en stakingen van het personeel.

Tegelijkertijd heeft de aangelegenheid van de legitimiteit van de gevangenis een andere gedaante aangenomen. In 1996 stelde minister van Justitie Stefaan De Clerck de plaats van de gevangenis in het strafrechtelijk beleid duidelijk ter discus-sie. Daarbij verzette hij zich tegen de toename van de gevangeniscapaciteit en prees hij de ontwikkeling van alternatieve straffen en maatregelen. Twaalf jaar la-ter promootte dezelfde Stefaan De Clerck, wederom minister van Justitie, de bouw van nieuwe gevangenissen. Daarbij had hij vooral aandacht voor het economische aspect verbonden aan de creatie van werkgelegenheid. Het kwaad was geschied en het politieke onvermogen ter zake is sindsdien alleen maar toegenomen.

Page 100: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Standpunt van het Rekenhof:aanbevelingen door Eddy VAN LOOCKE, eerste auditor-revisor bij he Rekenhof

In 2011 heeft het Rekenhof een audit uitgevoerd van de maatregelen die zijn genomen om de overbevolking in de gevangenissen te bestrijden. Overbevolkte gevangenissen blijken immers een hardnekkig probleem en de genomen maatre-gelen, zoals de bouw van nieuwe gevangenissen, hebben een grote budgettaire weerslag.

Op basis van de beleidsnota’s Justitie van 1996 tot en met 2010 heeft het Reken-hof zeven maatregelen geselecteerd die door de opeenvolgende ministers van Justitie als een deel van de oplossing voor het probleem zijn naar voren gescho-ven. Het gaat om de verminderde toepassing van de voorlopige hechtenis, de werkstraf, het elektronisch toezicht, het masterplan gevangenissen, alternatieve opvang voor geïnterneerden, de straf uitzitten in het land van herkomst en de vervroegde invrijheidsstelling.

De meeste van deze maatregelen hebben niet uitsluitend tot doel de overbevol-king in de gevangenissen tegen te gaan. Het Rekenhof heeft die andere doelstel-lingen, zoals beperken van detentieschade of re-integratie in de maatschappij, niet in de audit betrokken. Het Rekenhof stelde wel vast dat deze doelstellingen soms op gespannen voet staan.

Het Rekenhof heeft het probleem vanuit een bestuurskundige invalshoek be-naderd, in overeenstemming met de wettelijke opdracht. Dat houdt in dat het Rekenhof heeft geoordeeld of het beleid op een behoorlijke manier is tot stand gekomen en het doelmatig wordt uitgevoerd. Elk van de zeven maatregelen is getoetst aan dezelfde vier onderzoeksvragen:

» Is de maatregel degelijk onderbouwd en uitgewerkt?

» Wordt de beleidsuitvoering resultaatgericht aangestuurd?

» In welke mate worden de maatregelen uitgevoerd?

» Is er inzicht in de uitvoering en de effecten van de maatregel?

De hoofdconclusie van de audit luidt dat de overbevolking, ondanks alle maatre-gelen die zijn genomen, een structureel probleem blijft. Kunnen we daaruit beslui-ten dat het beleid ineffectief is geweest? Daar bestaan zeker indicaties voor, maar het exact meten van de effectiviteit wordt door een tweetal factoren bemoeilijkt. Er ontbreken formele, kwantitatieve, normen voor gevangeniscapaciteit in België. Dergelijke kwantitatieve normen zijn nochtans voorgesteld door internationale organisaties, onder meer de Raad van Europa. Bijkomend zijn er onvoldoende statistische gegevens om het effect van de maatregelen afdoende te beoordelen.

We hebben wel vastgesteld dat de vervroegde invrijheidsstelling een groot effect heeft. De vervroegde invrijheidsstelling kan natuurlijk niet onbeperkt worden toegepast. Zonder werkstraf, elektronisch toezicht of de andere onderzochte maatregelen was er misschien nog meer overbevolking. We beschikten echter over onvoldoende informatie om dat te beoordelen, zoals hoger gesteld. Het masterplan zal effect hebben. In de gunstige hypothese van een stabilisatie van de gevangenisbevolking in 2012 zullen er echter nog ruim 900 plaatsen tekort zijn. Rekening houdend met de evolutie van enerzijds de gevangenisbevolking en anderzijds de capaciteit sinds 2011 zou het effect van het masterplan op de overbevolking opnieuw moeten worden geëvalueerd.

De eerste onderzoeksvraag handelt over de onderbouwing van het beleid of de maatregel. Het is positief dat nieuwe wetgeving steunt op de inbreng van deskundigen. Soms was er ook een beperkt beleidsvoorbereidend onderzoek (bv. elektronisch toezicht). Maar volwaardige ex-ante analyses of impactanalyses ont-breken steevast. Dergelijke analyses hebben aandacht voor de concrete beoogde doelstellingen, eventuele neveneffecten, alternatieve beleidsopties, kosten en in

100

Page 101: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

101

te zetten middelen. Zo ontbraken voor het masterplan een volwaardige nulme-ting van de bestaande capaciteit, werden de kosten van het plan niet geraamd en was de keuze voor sterk beveiligde gevangenissen niet uitdrukkelijk verantwoord.

Het ontbreken van volwaardige impactanalyses of ex-ante evaluaties kan gedeel-telijk worden verklaard door het ontbreken van een aantal randvoorwaarden om beleid afdoende te onderbouwen. Een globaal, geïntegreerd, beleidsplan voor de aanpak van het probleem ontbreekt. In het verleden werden er wel aanzetten daartoe gegeven. Capaciteit is niet wettelijk gedefinieerd en er zijn geen gestan-daardiseerde criteria (KB in uitvoering basiswet van 12 januari 2005 is nodig).

Voorts ontbreken kwantitatieve gegevens. Dat bemoeilijkt de probleemanalyse zelf (zie bv. de discussie in het parlement naar aanleiding van de aanpassing van de wet op de voorlopige hechtenis in 2005) en belemmert het inzicht in de uitvoeringskosten; wat is er nodig aan mensen en middelen om een maatregel uit te voeren.

Een tweede onderzoeksvraag handelt over de aansturing van het beleid en de beleidsuitvoering. Het Rekenhof heeft twee aspecten nader onderzocht: ener-zijds overleg en coördinatie en anderzijds wetgeving. Het penitentiair beleid is een complexe materie die afdoende constructief overleg vergt. Dit zowel binnen Justitie als tussen de uitvoerende en de gerechtelijke macht, tussen de FOD’s en tussen de beleidsniveaus (federaal, gemeenschappen en gewesten). Twee wet-telijke overlegstructuren (‘alternatieve straffen’ en ‘strafuitvoering en internering’), die in 2009 en 2010 operationeel werden, stonden tijdens de audit nog in de kinderschoenen en werden daarom buiten de audit gelaten. Algemeen stelde het Rekenhof vast dat overleg te vaak ad hoc of onbestaande was (bv. tussen Justitie en Volksgezondheid voor internering).

Met betrekking tot de wetgeving stelden we vast dat wetten niet of onvolledig zijn in werking gesteld of uitgevoerd. Dat heeft voor gevolg dat de doelstellingen die de wetten beoogden in het gedrang komen. Er worden verwachtingen gecreëerd bij belanghebbenden die niet uitkomen. De wetten hadden onder meer tot doel de rechterlijke macht bevoegdheden toe te kennen die vroeger door de minister

werden uitgeoefend. Dat is vandaag nog steeds niet volledig gerealiseerd. Waarom deze wetten niet in werking treden of worden uitgevoerd ligt grotendeels aan het ontbreken van enkele randvoorwaarden zoals personeel en werkingsmiddelen bij de administratie die instaat voor de beleidsuitvoering, de oplevering van nieuwe ge-vangenissen en de FPC, ontbrekende budgettaire ruimte. Dat illustreert duidelijk het belang en het praktisch nut van volwaardige impactanalyses en ex-ante evaluaties bij het tot stand komen van beleidsbeslissingen.

De derde onderzoeksvraag betrof de uitvoering van de maatregelen door de administratie. Globaal genomen is er een correcte beleidsuitvoering door de FOD Justitie. De uitvoering is geregeld in procedures en die worden toegepast. Kwantitatief worden de doelen benaderd. Soms was er een tekort aan personeel en werkingsmiddelen (bv. in beleidsondersteunende diensten voor het opstellen van statistieken). De geïnformatiseerde detentieplanning (SIDIS-suite) van DG EPI is een goed initiatief (risicoprofiel en classificatie gedetineerden, beter beheer van capaciteit, re-integratieprogramma op maat). De eerste modules van dat interac-tief platform zouden in het voorjaar van 2014 operationeel worden. Dat project moet voldoende aandacht krijgen binnen de FOD justitie om volgens plan te kunnen uitgerold worden.

Zo komen we bij de laatste onderzoeksvraag over de opvolging van het beleid en de beleidsuitvoering. Is er inzicht in de geleverde prestaties en de bereikte effec-ten? Het Rekenhof stelde vast dat de resultaten van de prestaties van de adminis-tratie (aantallen enkelbanden, toegekende werkstraffen,…) regelmatig worden opgevolgd. Er ontbrak echter nog een actueel allesomvattend overzicht van de uitvoering van het masterplan. De conclusies van het Rekenhof over het uitvoeren en benutten van evaluaties zijn minder gunstig. Het effect op de overbevolking van de beleidsmaatregelen wordt niet opgevolgd (ex-post onderzoek). Er bestaat weinig onderzoek naar determinerende fenomenen zoals straftoemeting of recidive. Bij beslissingen spelen percepties in plaats van feiten een grote rol, zoals hoger vermeld voor de wetgeving op de voorlopige hechtenis.

Page 102: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Met als doel bij te dragen tot een doeltreffender beleid en beleidsuitvoering heeft het Rekenhof een aantal aanbevelingen geformuleerd die hieronder in zeven punten worden samengevat.

» Het is essentieel dat de ruimere hervorming van het strafrecht en het strafprocesrecht op een resultaatgerichte manier worden doorgevoerd. Daarbij moet men niet van nul beginnen. De al geleverde inspanningen van eerdere parlementaire commissies en werkgroepen kunnen worden benut.

» De beleidsverantwoordelijken (ministers) zouden een concreet strategisch plan (doelstellingen, beleidsinstrumenten, budget, meerjarenperspec-tief,…) moeten opstellen, waarin de maatregelen tegen overbevolkte gevangenissen op elkaar worden afgestemd.

» Beleidsbeslissingen moeten worden onderbouwd met deskundigenadvies en met impactanalyses of ex–ante evaluaties. Beslissingen zouden meer moeten worden vertaald naar toetsbare doelstellingen, ook al is dat niet steeds eenvoudig.

» Om het legaliteitsprobleem (vb. voorlopige invrijheidstelling) op te lossen, zou de wetgeving, die soms al zes tot acht jaar bestaat, moeten in werking treden en worden uitgevoerd of worden aangepast. Zo kan het begrip capaciteit worden geobjectiveerd en verankerd in de regelgeving. Dat is belangrijk voor de gedetineerden maar ook voor de overheid die dan een objectief ijkpunt heeft voor het ontwikkelen van beleid inzake gevange-nisbevolking.

» Het beleid moet voldoende middelen voor monitoring en evaluatie voor-zien. De statistische diensten moeten worden uitgebouwd, de databanken moeten op elkaar worden afgestemd en de informatisering moet leiden tot het benutten van datawarehouse-technieken. Onderzoek en simulaties en daarop gebaseerde voorstellen van de FOD Justitie zouden moeten worden benut.

» Het gebruik en de verspreiding van publiek toegankelijke en objectieve data kunnen de besluitvorming objectiveren en een breder draagvlak creëren voor het voorgestelde of gevoerde beleid.

» Bestaande overlegstructuren moeten alle kansen krijgen, onder meer door de belanghebbenden te betrekken, duidelijke doelstellingen voor het overleg te formuleren en de samenwerking aan te sturen. In het algemeen moet er meer gestructureerd overlegd worden tussen al de betrokken publieke organisaties, de rechterlijke macht inbegrepen.

De audit werd in februari 2012 besproken in de Kamercommissie Justitie, echter zonder publiek verslag. Op basis van informatie van de FOD Justitie kan ik van-daag enkele stappen in de goede richting vermelden. Het gaat onder meer om de start van een Business Intelligence project dat betere beleids- en beheersinforma-tie zou moeten genereren. Binnen de FOD Justitie zouden de managementplan-nen meer aandacht hebben voor geïntegreerd beleid inzake strafuitvoering. De coördinatie van de infrastructuurprojecten zou aan een specifieke dienst worden toegewezen. De FOD Justitie wil overlegstructuren ontwikkelen met alle partners binnen de strafrechtketen. De realisatie van al deze initiatieven is echter pas voor volgend jaar of later. De nodige budgetten en personeelsleden voor de realisatie van die projecten zullen moeten worden voorzien en de realisatie ervan zal goed moeten worden opgevolgd.

102

Page 103: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

103

Standpunt van een gevangenisdirecteur (Hans CLAUS, gevangenisdirecteur)

Aan de wijze waarop een land met zijn gestrafte burgers omgaat, kan men de graad van zijn beschaving aflezen. Dit is in zekere mate onwaar voor België. Op tal van domeinen heeft dit land een hoge ontwikkeling bereikt. De gezondheidzorg, het onderwijs, het stelsel van de sociale zekerheid, zijn technologische, economi-sche en culturele prestaties zijn van hoge kwaliteit.

Het is daarom bedroevend dat wij in het penitentiaire veld de voorsprong hebben prijsgegeven. De beginnende staat België wilde van meet af aan vooral ook op moreel vlak van hoog aanzien zijn. Voor het parlement ontvouwde Eduouard Duc-pétiaux zijn grote hervormingsvoorstellen. Dood- en lijfstraffen die al enigszins op de terugweg waren, zouden door de eenzame opsluiting kunnen opgevolgd worden. Het panopticon–idee van Bentham vond definitief zijn weg naar de straf-uitvoering. Die stervormige cellulaire gevangenis zou het beeld van de detentie tot op de dag van vandaag volledig bepalen.

Het was nochtans een excentrieke gedachte. Een Ducpétiaux-gevangenis was een heel bijzonder bouwwerk waarin de crimineel op zichzelf werd teruggewor-pen. Als dusdanig kon hij, ontdaan van de slechte invloeden van zijn –meestal promiscue – omgeving na zijn straf als een bekeerd en beter mens terug in de maatschappij komen.

De constructie was geheel daarop gericht : dat controle kon uitgeoefend worden op de meest zuivere toepassing van de afzondering.

De antropologische, psychologische en sociologische wetenschappen stonden toen nog in hun kinderschoenen. Meer zelfs, ze zouden mede dank zij de labora-toriumfunctie die deze panoptica kregen, tot ontwikkeling komen.

Van het romantisch beeld van de crimineel die zich, teruggeworpen op zijn ongeschonden natuurlijke staat van eenzaamheid zou bekeren, is na een eeuw van criminologische studie evenwel niet veel overgebleven. We zijn wel –hopelijk voor eeuwig- van de lijfstraf verlost. Maar het panopticon bleef overeind.

Terwijl de mens in tegendeel een sociaal wezen bleek te zijn.

Men heeft die klassieke gevangenis in de jaren dertig van de vorige eeuw al aan-gevuld met wat men nu gewaagde experimenten zou noemen. Het penitentiair schoolcentrum van Hoogstraten, het penitentiair landbouwcentrum van Ruise-lede. Open gevangenissen. Kan het nog gewaagder? Zou men er nu in slagen zo iets op te zetten?

Het Algemeen Reglement van 1965 gaf elk inrichtingshoofd duidelijk te kennen dat het regime in de gevangenissen de reclassering moest voorbereiden.

‘ Bij de opvatting en de organisatie van de tucht, de huisvestingsvoorwaarden, de ar-beid, de studiën en de vrijetijdsbesteding moet veeleer uitgegaan worden van hetgeen hen nader brengt tot het vrij bestaan dan van wat daarvan verwijdert’, staat er in het Verslag aan de Koning.

De normalisering van het gevangenisleven was toen al lang geboren - de een-zame opsluiting had in de feiten de duimen moeten leggen naar aanleiding van de opsluiting van duizenden incivieken vlak na de oorlog.

Page 104: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Toen ik in 1986 adjunct-directeur werd in de Nieuwe Wandeling, werd daar volop ingezet op het bezoek aan gedetineerden, onder meer in aanloop op het onge-stoord bezoek.

Toen twee jaar later de Gemeenschappen bevoegd werden voor Hulp- en Dienstverlening aan gedetineerden, werden in diverse inrichtingen vele pogingen ondernomen om onderwijs, bibliotheek, vroeghulp en cultuur binnen de muren te brengen

Maar zowel de diensten van de gemeenschap als het interne personeel steiger-den. Zelfs nadat een Strategisch plan was uitgetekend en ook nu dit decretaal verankerd is blijft het een trekken en een sleuren, van toendertijd voornamelijk progressieve gevangenisdirecteuren, allen afgestudeerde criminologen, waaron-der uw dienaar.

Heel uitnodigend naar de buitenwereld waren en zijn die immense instituten met hun driedubbele perimeters immers niet.

De toegangscontrole is na een paar decennia veiligheidsdenken en –technieken bovendien niet soepeler geworden. Een agogische aanpak zoals de hulp- en dienstverlening die men in de residentiële voorzieningen van de welvaartstaat ontwikkeld had - het werken in onderscheiden leefgroepen ( in het jeugdwerk, de jeugdbescherming en in therapeutische voorzieningen ) - was in de gevan-genisstructuur van het panopticon eigenlijk niet realiseerbaar. Daarvoor was die structuur en was derhalve het personeel dat in die structuur moest werken te zeer op controle gericht en was de samenstelling van de gedetineerdenpopulatie te divers.

Wat Ducpétiaux ten allen prijze wilde vermijden: de slechte invloeden van de criminele medemens, is eerst door de ontwikkeling van het regime en vervolgens door de overbevolking compleet terug. De bouwkundige structuur laat weinig toe dat tussen afzondering en promiscuïteit ligt.

Toen de War on Drugs de jonge allochtoon in grote getale naar die klassieke gevangenissen leidde, stond geen andere weg open dan wat de vele studies toen voorkauwden : de korte straffen moesten uit dat systeem, die opsluiting bracht meer kwaad dan goed.

‘Nothing works’ luidde het criminologische adagium, doelend op de gevangenis-straf. Er werd legislatief ingezet op alternatieven. Probatie, werkstraffen, elektro-nisch toezicht.

Alhoewel de recidivepercentages van die alternatieve straffen maar een derde, of nog minder waren dan die van de gevangenisstraf, bleek het gebrek aan opvol-ging daar het zwakke punt. Lange wachtrijen brachten heel wat van die korte straffen met nieuwe feiten terug naar de klassieke gevangenis, waar ze de cumul van vele korte onuitgevoerde straffen kwamen uitzitten in een systeem dat al onder hoge beheersbaarheidsdruk stond. Er kwam een opbod, de uitgesproken straffen werden langer. De lange straffen kwamen minder snel vrij, een beweging die na Dutroux in een stroomversnelling kwam. Vele stakingen van het personeel waren het gevolg. De gedetineerden bleven eerder rustig, zij konden ook geen aansluiting vinden bij een hoofdzakelijk repressief discours in de vrije samenle-ving. Een bevrijdend discours zoals in de jaren zeventig heeft gedetineerden toen wel in beweging gekregen.

Men zag tenslotte, na vele internationale blamages ( o.a. van het CPT) , oplossing in het creëren van bijkomende gevangeniscapaciteit en in de ontwikkeling van een vlot toe te kennen elektronisch toezicht.

De criminologische wereld was in snelheid gepakt. Daar heerste immers nog steeds het reductionistisch gedachtengoed. Over hoe een gevangenis er vandaag moest uitzien, had men eigenlijk niet meer nagedacht. De wetenschappelijk gefundeerde kritiek op het systeem kon alleen de decimering of nog radicaler, de afschaffing van de detentie tot gevolg hebben. Dacht men.

104

Page 105: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

105

Over wat er tijdens die detentie moest gebeuren, had men wel nagedacht. Het gunstregime moest omgebogen worden tot een rechtspositie. Daar was zelfs een hele Basiswet voor gestemd, iets waar we tot ver over de grenzen voor worden geprezen.

Ook de vele vonnissen van de Strafuitvoeringsrechtbanken leerden ons welke programma’s en begeleidingen we wenselijk achten voor de vele uiteenlopende problematieken die na PSD - studie achter de criminaliteit blijken te schuilen.

Een Koning Boudewijnstichtingstudie was nodig om er ons op te wijzen dat de oude cellulaire, panoptische gevangenis eigenlijk geen dienst kon verrichten om die wetten en individuele detentieplannen in uitvoering te brengen. Differentiatie en kleinschaligheid waren in tegendeel nodig.

Het gevangenisdorp van Haren kon zijn weg naar de tekentafel vinden.

En toch. Toch brengt ook dit dorp, met zijn vele van elkaar gescheiden afdelingen, de juiste penitentiaire praktijk slechts heel ten dele dichterbij. De beperking lag al vast bij de opgave om al die afdelingen op één terrein te groeperen. Wie denkt op die manier schaalvoordelen binnen te rijven, gaat voorbij aan het feit dat dit gevangenisdorp een eigen typische - en bureaucratische - gevangeniscultuur zal ontwikkelen, die de re-integratie erg tegenstaat. Men gaat ook vlug voorbij aan het feit dat de gemeenschappelijke infrastructuur aan de onderscheiden afdelin-gen beperkingen zal opleggen die de individualisering van de straf en de uitvoe-ring van de individuele detentieplannen onmogelijk zullen maken. Men moet de als een mislukking ervaren ervaring van het Penitentiair Complex van Brugge indachtig blijven, waar ook al tot de bouw van van elkaar gescheiden leefeenhe-den was besloten. Alleen werden die leefeenheden er nog aan elkaar geschakeld in een controlerende structuur met centra en subcentra.

Ondertussen is het Masterplan al goed en wel in de uitvoeringsfase. Men kopieert het systeem dat het zuinigst is en als het beste wordt ervaren : de gerenoveerde Nieuwe Wandeling. Er was geen tijd om te wachten op betere inzichten.

U hebt ongetwijfeld al horen spreken over het concept van De Huizen. Kleine soms geclusterde detentiehuizen, die van elkaar verschillen op vlak van beveili-ging, detentie-inhoud en aangeboden begeleiding, die georganiseerd zijn per streek ( het Kortrijkse, het Gentse .. ), zouden een volgende stap in de ontwikke-ling van de penitentiaire praktijk kunnen zijn. Over dat concept is grondig nage-dacht, ook in stedenbouwkundig en in economisch opzicht. Want het penitenti-aire staat niet los van de samenleving. Het maakt er deel van uit. Het mag zich uit die samenleving eigenlijk niet terugtrekken en er alle functies uit overnemen - tot zelfs de rechtbank toe - als in een losstaande eigen minisamenleving, maar dan één met criminele identiteit en mentaliteit, waar het spel politie - bandiet in een geconcentreerde vorm wordt verder gespeeld, als in een soort oefenomgeving.

Dat hebben we geleerd uit twee eeuwen penitentiaire ervaring. Dus is het tijd om enkele proefprojecten op te zetten met kleinschalige detentiehuizen, die minder aansluiten op de criminele realiteit en beter aansluiten op de samenleving, die deze samenleving niet overnemen, maar er een rol in spelen, die voor de zo broodnodige hulp- en dienstverlening toegankelijk zijn en hen ook een schaal aanreiken die de mens benaderbaar maken, niet in de eenzaamheid, maar ook niet in de massa.

Stoute jongens tellen immers mee. Nu tellen ze gewoon af. En stoute jongens horen thuis in kleine klassen.

Het is tijd voor een serieuze penitentiaire omslag. Dan kan geleidelijk gebeuren. Kleinschalige proefprojecten zijn omkeerbaarder dan gigantische betonconstruc-ties die de inzichten in hoe het eigenlijk moet helaas zullen overleven en die ons hun eigen logica zullen opdringen.

Het is niet te laat. Vele oude inrichtingen zullen tussen hier en dertig jaar onder de sloophamer moeten. Laat ons de geplande gevangenissen als voorlopig laatsten in hun soort beschouwen en België ook op moreel vlak terug op de kaart der beschaving plaatsen. Naar Leuven Centraal kwam toen de helft van de wereld

Page 106: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

kijken. Dat kan ook met detentiehuizen. Als er naar capaciteitsuitbreiding moet gezocht worden, dan toch liefst één volgens de inzichten van de tijd.

U hoeft niet bang te zijn voor het kostenplaatje. De informatisering van het oude gevangenispark zal zeker duurder uitvallen dan enkele experimenten met klein-schaligheid. Maar die laatste zullen wel toelaten om een spoor te trekken.

Alles staat of valt immers met een goede begeleiding en een goede opvolging van gedetineerden. Instituten die mensen vernummeren en verkleinen, laten die begeleiding en opvolging niet naar behoren toe. Er valt teveel tussen de mazen. Kleinschalige aanpak maakt mensen groter. Dat moet de bedoeling zijn.

Er zijn buitenlandse voorbeelden. In Scandinavische landen heeft men positieve ervaring met kleinschalige detentie.

Het maatschappelijk draagvlak voor fijnere strafuitvoering kan enkel gecreëerd worden met daden. Tonen dat het beter kan. Met woorden krijg je geen massa op de been voor een meer zinvolle strafuitvoering. In deze komt de wind uit repressieve zijde, zonder dat men stilstaat bij de gevolgen.

Dat moeten wij als verantwoordelijken natuurlijk wel.

Conclusie

Overbevolking is voor niets goed. Alternatieven hebben de gevangenisbevolking niet kunnen doen dalen. De motor van de criminaliteit blijft ondertussen in onze gevangenissen op volle toeren draaien. Bijbouwen kan dus volgens mij wel, maar enkel op een zodanige manier dat we het mogelijk maken om de inzichten die vervat zitten in de Basiswet, waar te maken.

Met kleinschalige, van elkaar verschillende en beter in de samenleving verankerde detentiehuizen

106

Page 107: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

107

Page 108: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

108

Thema 2: De gewaarborgde dienstverlening bij stakingen

Page 109: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

109

Standpunt van een Commissievan toezicht door Solange STOKART, voorzitter van de Commissie van toezicht te Namur.

Voor of tegen een gewaarborgde dienstverlening bij stakingen: realistisch, niet realis-tisch, het monster van Loch Ness? De standpunten hierover lopen uiteen. Wij zullen trachten ze beknopt uiteen te zetten alvorens een diepgaander debat daarover te beginnen.

Eerst en vooral zijn de politievakbonden voorstander van een minimale dienstverlening bij stakingen. Het Comité P deelt dat standpunt. De politievakbonden pleiten voor een minimale dienstverlening in de gevangenissen om de veiligheid van de gevangenen in het bijzonder te waarborgen. Het Internationaal Observatorium voor het Gevange-niswezen heeft benadrukt dat die periodes van sociale conflicten de gedetineerden in moeilijke, zelfs onaanvaardbare situaties brengen aangezien hun meest elementaire rechten worden ontnomen:

» de bezoeken van hun advocaat en van hun familie worden verhinderd of zwaar verstoord door de wachttijd (gemiddeld twee uur per gedetineerde) opgelegd door het personeel; telefonische contacten zijn sporadisch; de gedetineerde is bijgevolg volledig afgesneden van de buitenwereld;

» de verschijningen voor de rechtbank kunnen niet plaatsvinden omdat de overbrengingen stilliggen hetgeen afbreuk doet aan de uitoefening van de rechten van de verdediging en de advocaten verplicht om hun cliënt die op de zitting afwezig is, te verdedigen, terwijl zij vaak niet in staat zijn om hun cliënt vooraf in de gevangenis te ontmoeten;

» de overbrengingen naar de ziekenhuizen worden opgeschort en de medische penitentiaire centra liggen stil; de wandelingen en de activiteiten worden tot

een minimum beperkt of zelfs geannuleerd; de gedetineerden worden 24 uur op 24 in hun cellen opgesloten;

» de basishygiëne wordt niet in acht genomen (douches niet toegankelijk, linnen niet verschoond, nachtpotten niet geleegd). Daardoor ontstaan ziekten of infec-ties die besmettelijk kunnen zijn;

» de maaltijden en de medische verzorging zijn niet correct gewaarborgd (eten en medicijnen worden onregelmatig verdeeld en soms een keer per dag), de enige maaltijd van de dag is afgekoeld en wordt om 20 uur geserveerd. De gedetineerden hebben niets of weinig te drinken;

» de gedetineerden worden gedurende verschillende uren aan hun lot overgela-ten, zonder bewakingspersoneel of politieambtenaren op volledige niveaus, ten koste van de minimale veiligheidsregels;

» de externe verenigingen voor ondersteuning, psychologische begeleiding en re-integratie kunnen hun werk niet doen;

» de onderzoeksrechters en de onderzoekers kunnen de gedetineerden met het oog op hun verhoor in het kader van de onderzoeken niet meer uithalen uit de gevangenissen. De detentieperiodes worden dus verlengd.

Ter herinnering: die conflictperiode worden voornamelijk veroorzaakt door de overbevolking van de gevangenissen, het gebrek aan personeel en plaatsen in de gevangenissen.

De overheid heeft het Europees comité ter voorkoming van foltering laten weten dat de invoering van een minimale dienstverlening in de gevangenis thans niet op de agenda staat en ook verduidelijkt dat de minister van Justitie en de vakorganisaties protocol nr. 351 van 19 april 2010 betreffende de versterking van de sociale dialoog en de conflict-beheersing binnen het gevangeniswezen hebben gesloten. In dit protocol verbindt de regering zich ertoe de grondrechten van de gedetineerden zoals vermeld in de interne rechtspositie van de gedetineerden te waarborgen. De representatieve werknemers-

Page 110: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

organisaties weigeren elke wet betreffende een minimale dienstverlening, maar zij zijn vragende partij voor een verbetering van de sociale dialoog.

En in het buitenland? Ongeveer de helft van de Europese landen beschikt over een wetgeving op grond waarvan een minimale dienstverlening verplicht is. De afwezigheid van specifieke wetgeving wijst in het algemeen erop dat er een cultuur van voldoende dialoog bestaat om zoveel mogelijk sociale conflicten te voorkomen. Voor de anderen zijn de regels soms onverzettelijk. Zo hebben de statutaire ambtenaren (30 % van het openbaar ambt) in Duitsland en Oostenrijk geen stakingsrecht.

En in de gevangenis te Namur? (140 plaatsen met 196 gedetineerden op 20 november 2013). De ervaring leert ons dat er weinig stakingsacties zijn. De gevangenis te Namur is een gevangenis waar het “goed is om te leven”. Directie, personeel, gedetineerden leven samen en de stakingsacties die plaats hebben gevonden hebben niet voor grote last gezorgd. Er kan zelfs worden gesteld dat er een minimale dienstverlening is. Een voor-beeld van een goed gevolgde staking was de staking als gevolg van de aanwezigheid in maart 2009 in het arresthuis te Namur van Farid Bamouhammad (alias Farid le Fou), een turbulente gedetineerde, berucht voor zijn talrijke gevallen van agressie ten aanzien van personeelsleden in verschillende gevangenissen van het land. Het personeel te Namur vreesde voor zijn veiligheid en voor zijn fysieke integriteit.

De gewaarborgde dienstverlening ofmeer menselijkheid in de gevangenissen door Vanessa Matz, senator voor cdH.

Inleiding - noodzaak om de zin van de straf te herbekijken

De Belgische penitentiaire inrichtingen zijn al sinds vele jaren het toneel van sociale bewegingen die een groot gedeelte van hun personeel mobiliseren en de werking ervan stilleggen, soms voor lange periodes.Die bewegingen zijn de uitdrukking van de diepe malaise bij de penitentiair beambten zowel ten aanzien van de detentievoorwaarden opgelegd aan de opgesloten personen die zij onder hun bewaring hebben als ten aanzien van hun arbeidsomstandigheden. Beide elementen staan nauw met elkaar in verband.Dergelijke acties zetten uiteraard aan om de stappen ondernomen om ons penitentiair beleid te hervormen, voort te zetten, meer in het algemeen het beleid van de sancties en in België toegepaste straffen, met het oogmerk van onze gevangenissen meer menselijke detentie-plaatsen en werkomgevingen te maken.

Daaruit volgt ook de vraag naar de zin en de doelstellingen van de straf; moet niet ervan worden uitgegaan dat de strafrechtelijke sanctie met het oog op het doeltreffend waarborgen van eenieders veiligheid, bij voorrang de re-integratie moet beogen van de personen die een strafbaar feit hebben gepleegd? Moeten we geen echte detentieovereenkomst bedenken om de strafrechtelijke sanctie opsluiting opnieuw zin en waardigheid te geven. Indien ervan wordt uitgegaan dat de gevangenis een sanctie moet zijn maar ook moet worden opgevat als een plaats ter voorbereiding van het ontslag opdat de persoon in staat zou zijn om zo goed mogelijk opnieuw te beginnen in de samenleving, moet het detentietraject worden opgevat als een geleidelijke weg naar de vrijheid.

Op een ander vlak leiden dezelfde acties ook tot vragen over de gevolgen die zij hebben op het leven in de gevangenis en over het leven in de samenleving in haar geheel.

110

Page 111: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

111

Praten over gewaarborgde dienstverlening zonder te refereren aan twee andere essentiële concepten zoals het gegeven dat elke inbreuk moet worden bestraft en dat de gevangenisstraf zinvol moet zijn, zou nutteloos zijn. Daarom wil ik mijn uiteenzetting in een meer algemene context plaatsen.

Het stakingsrecht: een gewaarborgd maar niet absoluut recht

De internationale teksten

Het stakingsrecht is een grondrecht, gewaarborgd door verschillende interna-tionale instrumenten. Het is bevestigd in het Europees Sociaal Handvest van 18 oktober 1961 en in het herziene Europees Sociaal Handvest van 3 mei 1996 (art. 6.4). Het is ook op genomen in het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten van 15 mei 1981 (art. 8, § i “, d). Het wordt ook nog vermeld in het Internationaal Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht (1948) van de Internationale Arbeidsorganisatie, dat aan de werknemers- en werkgeversorga-nisaties het recht verleent hun activiteit te organiseren en hun actieprogramma te formuleren (art. 3.1).

Tezelfdertijd is het stakingsrecht geen absoluut recht. Beperkingen kunnen erin worden aangebracht voor zover die voldoen aan bepaalde voorwaarden. Dat blijkt duidelijk uit de teksten waarin het wordt bevestigd. Het Europees Sociaal Handvest (art. 31.1) en het herziene Europees Sociaal Handvest (art. E.1.) vermel-den bijvoorbeeld dat het stakingsrecht - net zoals de andere rechten die zij bevat-ten - beperkingen kunnen ondergaan “die [...] bij de wet zijn voorgeschreven en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen en voor de bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden.”

Het klopt dat werknemers die, ongeacht de activiteitensector het werk neerleg-gen, min of meer grote moeilijkheden veroorzaken. De sector van de penitenti-aire inrichtingen ontsnapt niet aan die regel. Elke werkonderbreking waartoe de personeelsleden van een gevangenis beslissen, zorgt voor grote problemen.

Twee belangrijke redenen om na te denken over een minimale dienstverlening

Gevolgen op de veiligheidsopdrachten uitgevoerd door de politiezones

Enerzijds veronderstelt zulks dat maatregelen worden genomen om de uitvoering van de meest vitale taken die in de gevangenis nodig zijn, te waarborgen. In België bestaan die maatregelen het vaakst erin dat een beroep wordt gedaan op de politie. Politie-ambtenaren worden gevorderd om een minimale dienstverlening in de penitentiaire inrichting te waarborgen.

Die hebben echter niet de gewenste opleiding gekregen om de rol van penitentiaire beambte te vervullen. Meer dan de professionele beambten lopen zij dus het gevaar om slordigheden te begaan of fouten te maken.

Bovendien heeft de vordering hypothetisch gesproken betrekking op een ruim con-tingent politieambtenaren. Enkele politieambtenaren volstaan niet om de minimale werking van de gevangenis mogelijk te maken. Bijgevolg worden heel wat personeels-leden van de ordediensten tijdens de duur van de staking verhinderd om het gewone politiewerk buiten de gevangenis te doen: wanneer een beroep wordt gedaan op de politieambtenaren om de stakende penitentiaire beambten te vervangen, kan dat aanzienlijke gevolgen hebben op de samenleving in haar geheel.

Gevolgen op de detentievoorwaarden

Aan de andere kant tast de werkonderbreking van de personeelsleden van een penitentiaire inrichting de detentievoorwaarden van de aldaar opgesloten personen rechtstreeks aan.

De gedetineerden zijn van die personeelsleden volledig afhankelijk voor hun voeding en hun gezondheidszorg, met andere woorden voor de vitale aspecten van hun bestaan. Wanneer de penitentiaire beambten bij stakingen worden ver-vangen door een aantal politieambtenaren dat niet gelijk is aan hun eigen aantal, bestaat het risico dat de maaltijden niet tijdig aankomen of dat de gezondheids-zorg niet wordt verleend zoals het hoort.

Page 112: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Bovendien heeft de staking tot gevolg dat de gedetineerden in hun cel opgeslo-ten blijven. In bepaalde inrichtingen weigert de politie dat de gedetineerden uit hun cel komen.

De betrokkenen wordt aldus contacten met de buitenwereld (bezoeken, post, telefoon), fysieke activiteiten, ontspanningsactiviteiten of opleidingsactiviteiten ontnomen. Het is niet zeker dat de douches worden georganiseerd - met alle gevolgen van dien op hygië-nisch vlak. Dit uit zich in een heftige spanning binnen de groep gedetineerden.

Om dezelfde reden kunnen de gevangenen ook van contacten met hun advocaat wor-den beroofd, of niet worden overgebracht naar de strafgerechten waarvoor zij moeten verschijnen, hetgeen afbreuk doet aan de uitoefening van hun rechten op verdediging. In dat kader kunnen de eventuele verplaatsingen die nodig zijn voor de vooruitgang van de onderzoeken betreffende de in verdenking gestelde maar nog niet veroordeelde gedetineerden (voor verhoor door de onderzoeksrechter bijvoorbeeld) worden belem-merd, waardoor de voorlopige hechtenis langer duurt en bijgevolg het vermoeden van onschuld in twijfel wordt getrokken.

Een gewaarborgde dienstverlening, weliswaar in overleg met de vakorganisatiesIn het licht van die beschouwingen moeten volgens mij maatregelen worden genomen voor de omkadering van de uitoefening van het stakingsrecht door de personeelsleden van de penitentiaire inrichtingen.

Ik zou die maatregelen invoegen in de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, die fungeert als de referen-tietekst voor het gevangenisregime in België.

De beoogde maatregelen zijn grotendeels gebaseerd op de maatregelen die gelden voor de agenten van de federale politie en van de lokale politie, op grond van de artike-len 125 en 126 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. Tot op zekere hoogte betekenen de peni-

tentiair beambten voor de gevangenis hetzelfde als de agenten van de federale en van de lokale politie voor de samenleving, namelijk vertegenwoordigers van de openbare macht die fungeren als dam tegen de anarchie en tegen de miskenning van de wet.

Het lijkt dus gepast hen op een soortgelijke manier - zij het niet op een identieke manier - te benaderen. In die optiek voorziet de voorgelegde tekst in een drieledige regeling.

» Hij verwoordt het principe van de beschikbaarheid van de penitentiair beambten.

» Hij verbindt de uitoefening van het stakingsrecht aan de naleving van bepaalde voorwaarden, namelijk de voorafgaande aanzegging van de staking door een erkende vakorganisatie en de voorafgaande bespreking met de bevoegde overheid van de zaak naar aanleiding waarvan de staking wordt overwogen.

» Hij voert, voor de penitentiair beambten, het principe van een “gewaarborgde dienstverlening” bij staking in. België is, naast Albanië, het enige Europese land waar een dergelijke dienstverlening binnen het gevangeniswezen onbestaande is.

» In het verslag dat het Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing van de Raad van Europa in juli 2010 publiceerde over België, werd eens te meer gepleit voor de invoering van een dergelijke maatregel. Er moet in die zin worden gehandeld.

» De bepaling van de inhoud van de dienstverlening die het gevangenisper-soneel moet waarborgen is geen zaak van de overheid alleen, maar van de overheid én de vakorganisaties samen in het kader van overleg binnen het bevoegde Sectorcomité19.

» Het is aan de betrokken actoren om te voorzien in een welomlijnde opgave van de taken waarvan de uitvoering ook tijdens een stakingsperiode verzekerd moet zijn.

112

19 Sectorcomité III, vastgesteld bij het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, art.19 en bijlage 1.

Page 113: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

113

» Wel behoort het overleg zich te houden aan de krijtlijnen aangegeven door de wet. Binnen die krijtlijnen situeren zich de taken die alleszins zouden moeten vallen onder de gewaarborgde dienstverlening door de penitentiaire beambten tijdens een stakingsperiode. Het betreft de noodzakelijke taken eigen aan:

» de aanlevering van voldoende voedsel dat voldoet aan de normen van de moderne hygiëne en dat aangepast is aan de vereisten van de gezondheids-toestand van de gedetineerde;

» het recht van de gedetineerde op dagelijkse verzorging van zijn uiterlijk en lichaamshygiëne;

» het recht van de gedetineerde op een gezondheidszorg die gelijkwaardig is met de gezondheidszorg in de vrije samenleving en die aangepast is aan zijn specifieke noden;

» de organisatie van een dagelijkse wandeling of een andere activiteit van minstens één uur in de buitenlucht;

» de organisatie van een bezoekregeling waardoor de gedetineerden de gelegen-heid hebben om ten minste eenmaal per week bezoek van minstens één uur lang te ontvangen;

» de vrijheid van briefwisseling van de gedetineerde en zijn advocaat;

» het recht van de advocaat om een bezoek te brengen aan de gedetineerde die op hem een beroep doet of wiens belangen hij behartigt;

» de verplaatsingen van de gedetineerde die noodzakelijk zijn wegens de voortgang van het onderzoek of van het gerechtelijk onderzoek dat op hem betrekking heeft, ofwel zijn verschijning voor de rechtbank.

Aangezien de voorgestelde regeling voorziet in een vorm van overleg - met inacht-neming van de krijtlijnen van de wet - onderscheidt zij zich van de regeling voor de agenten van de lokale politie en van de federale politie. De wet van 1998 betreffende de geïntegreerde politie bepaalt immers dat de opdrachten die de politie tijdens een sta-kingsperiode behoort te vervullen, aangegeven worden door de overheid die het bevel geeft tot de voortzetting of tot de hervatting van het werk, en door haar meegedeeld worden aan de representatieve vakorganisaties.

Dat verschil in aanpak kan worden verklaard in het licht van de verschillen tussen de situaties. De taken die de politie behoort te vervullen tijdens een stakingsperiode hangen merendeels af van de context waarin die plaatsvindt, met andere woorden een ongewone situatie.

Het is niet echt doenbaar om die taken op voorhand te omschrijven. Overigens lijkt het niet mogelijk om ze te omschrijven in het kader van overleg tussen de betrokken over-heid en de vakbonden terwijl de staking aanvangt. De taken die binnen de gevangenis moeten worden vervuld tijdens een stakingsperiode blijken daarentegen veel meer te kunnen worden gepland. Het gevangenisleven heeft in principe een geregeld karakter en verloopt volgens een welbepaald ritme. De aspecten ervan die onder de gewaar-borgde dienstverlening moeten vallen, kunnen op voorhand in kaart worden gebracht.

De voorgestelde tekst voorziet niet in bijzondere sancties voor het geval waarin de beoogde beambten het bevel tot voortzetting of hervatting van het werk niet zouden naleven. De toepasselijke sancties zijn de sancties waarin de tuchtregeling voorziet voor het gevangenispersoneel.

Conclusies

De gewaarborgde dienstverlening blijft een delicate kwestie, en er is nog geen politieke meerderheid gevonden om de knoop door te hakken. Zij is onmiskenbaar onderdeel van een meeromvattende benadering, namelijk van de gevangenis in het algemeen, de staat van de gebouwen, de veiligheid daarbinnen, de detentievoorwaarden, de rol van

Page 114: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

de verschillende actoren uit de wereld van justitie, de zin van de straf, maar ook van ons streven dat elk misdrijf zou worden bestraft.

Aangezien de politiewereld de jongste jaren ingrijpende veranderingen heeft ondergaan, zullen wij tijdens de volgende regeerperiode alvast grondig denkwerk verrichten naar de gevangenissen in samenhang met het strafbeleid. Het Rekenhof formuleert ten aanzien van de minister dus de aanbeveling tot het opmaken van een meerjarenplan ter bestrijding van de overbevolking in de gevangenissen20.

Hoe ervoor zorgen dat elk misdrijf wordt bestraft, waarbij de straf de zingeving krijgt van re-integratie in de samenleving en de detentievoorwaarden een menselijk gezicht behouden?

Daarin schuilt onze opdracht...

Standpunt van de vakorganisaties: het stakingsrecht en de gewaarborgde dienstverlening op het terrein (Samenvatting) In plaats van te dreigen met de minimale dienstverlening, zou het beter zijn om ervoor te zorgen dat de penitentiair beambte zijn werk op behoorlijke wijze en in alle veiligheid kan doen. Een minimale dienstverlening instellen zet het stakings-recht binnen de penitentiaire inrichtingen op de helling. De veiligheid van het personeel komt daardoor in het gedrang. De overbevolking in de gevangenissen blijft het meest zorgwekkende probleem.

De uitoefening van het stakingsrecht door het gevangenispersoneel is bedoeld om betere werkomstandigheden te scheppen, hetgeen positieve gevolgen heeft voor het personeel en voor de gevangenis in al haar facetten, waaronder de gedetineerden. De inperking van het stakingsrecht door het opleggen van een minimale dienstverlening zou tot gevolg hebben dat het stakingsrecht wordt uitgehold en dat het personeel actiemiddelen wordt ontnomen.

Standpunt van het Internationaal Observatorium voor het Gevangeniswezen: aanbevelingen door Marie Berquin, Internationaal Observatorium voor het Gevangeniswezen

Bij het bespreken van de gewaarborgde dienstverlening in de gevangenissen mogen de concrete gevolgen van de stakingen van de penitentiair beambten niet uit het oog wor-den verloren: de gedetineerden kunnen niet meer douchen, hebben geen contact meer met de buitenwereld, worden soms verschillende dagen niet meer overgebracht naar de rechtbanken. En dat zijn slechts enkele voorbeelden. In 2003 zijn twee gedetineerden omgekomen tijdens een staking in de gevangenis te Andenne. In 2009 hebben politie-agenten zwaar geweld aangewend tegen gedetineerden in de gevangenis te Forest.

De gewaarborgde dienstverlening in de penitentiaire inrichtingen moet dan ook wor-den besproken in het licht van die ontoelaatbare schendingen van de mensenrechten.

Na een theoretisch overzicht van de aangelegenheid zal aandacht worden geschonken aan de concrete redenen en gevolgen van de stakingen van het gevangenispersoneel.

114

20 Verslag van het Rekenhof betreffende de maatregelen tegen de overbevolking in de gevangenissen.

Page 115: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

115

Stakingsrecht: presentatie

Internationale teksten die het stakingsrecht waarborgen

Het stakingsrecht is een fundamenteel recht, erkend in alle democratische rechtssyste-men en gewaarborgd door tal van internationale teksten: Verdrag nr. 87 van de Internati-onale Arbeidsorganisatie betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, het Europees handvest van 18 oktober 1961 (artikel 6) en het Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten van 15 mei 1981 (artikel 8).

Grenzen van het stakingsrecht

Het aldus gewaarborgde stakingsrecht is evenwel niet absoluut. De internationale nor-men en instanties die de naleving van dat stakingsrecht waarborgen, organiseren ook de eventuele beperkingen ervan.

Zo bepaalt het Europees Verdrag voor de rechten van de mens dat beperkingen kunnen worden georganiseerd voor zover zij bij wet worden bepaald en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescher-ming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen21.

De Internationale Arbeidsorganisatie, en meer bepaald het Comité voor vakbondsvrij-heid, geeft toe dat een minimale dienstverlening kan worden ingevoerd “indien door de onderbreking van de betrokken diensten het risico ontstaat dat het leven, de veiligheid of de gezondheid van de persoon in een deel van of in de volledige bevolking in gevaar wordt gebracht22 ” . De IAO bepaalt evenwel dat de reikwijdte van de minimale dienst-verlening en het aantal werknemers die ervoor moeten instaan, gedefinieerd moeten worden met de medewerking van de werkgevers en de werknemers. In de laatste bladzijden van haar Principes sur le droit de grève besluit het IAO trouwens dat het “stakingsrecht enkel kan worden geweigerd of beperkt voor de volgende categorieën of

in de volgende situaties: (...) ambtenaren die gezagsfuncties uitoefenen in naam van de staat en werknemers van de essentiële diensten in de strikte betekenis van het woord (diensten waarvan de onderbreking het leven, de veiligheid of de gezondheid van de persoon in gevaar zou brengen van de volledige bevolking of van een deel ervan)” en voegt eraan toe dat “een minimale dienstverlening kan worden opgelegd om ongeval-len te voorkomen of de veiligheid van de personen en de installaties te verzekeren23 ”.

In België, in andere sectoren

In bepaalde sectoren in België is dan ook bepaald dat het stakingsrecht niet kan worden uitgeoefend op een wijze die de werking van de onderneming en de bevoorrading van de gemeenschap met goederen en diensten in gevaar brengt. Sommige sectorale overeenkomsten voorzien aldus erin dat, zelfs in geval van staking, een bepaald aantal werknemers moeten werken (ziekenhuizen, bakkerijen, laboratoria voor de productie van serums en vaccinaties, brandstofdistributie...).

De cao van de private ziekenhuizen bepaalt bijvoorbeeld: “In geval van staking of lock-out verbinden beide partijen zich ertoe dat al de in behandeling zijnde en te behande-len patiënten [...] in therapeutisch opzicht [...] geen enkel nadeel zullen ondervinden24” .

Aanpassingen van het stakingsrecht worden ook georganiseerd in bepaalde openbare sectoren om de continuïteit ervan te waarborgen. Dat is inzonderheid het geval bij de politiediensten en het leger.

Voor de penitentiaire beambten is daarentegen geen enkele regeling getroffen. In geval van staking legt dan ook het volledige personeel het werk neer en worden de autoritei-ten verplicht om een beroep te doen op de politiediensten of het Rode Kruis om over te nemen en de bewaking van de gedetineerden en de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting op zich te nemen. Want de gedetineerden in hun cel zijn vol-ledig afhankelijk van de aanwezigheid van de personeelsleden: voor hun voeding, hun

21 Artikel 11, § 2, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.22 Gernigon B., Odero A. en Guido H. (Bureau International du Travail), Principes de l’OIT sur le droit de grève, Genève,

1998, blz. 30 (beschikbaar op http://www.ilo.org/global/standards /information-resources-and-publications/publications/WCMS_087988/lang--fr/index.htm).

23 Ibidem, blz. 56.

24 Koninklijk besluit waarbij de beslissing genomen door het Nationaal Paritair Comité van de gezondheidsdiensten, in uitvoering van de wet van 19 Augustus 1948 betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd, bindend wordt gemaakt (cao van 18 april 1951 (erratum van 4 juli 1951), KB van 25 mei 1951, bekendgemaakt op 10 juni 1951), artikel 2.

Page 116: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

toegang tot verzorging, hun telefonische contacten met de buitenwereld, hun tijd voor ontspanning, hun werk, en soms zelfs alleen al om het licht aan of uit te doen in hun cel.

Aanbevelingen, adviezen, internationale regels

Bij het onderzoek naar de aanbevelingen en andere adviezen geformuleerd door verschillende internationale instanties kwam duidelijk een vaststelling naar voren: maar weinig organen spreken in hun publicaties over de noodzaak om een gewaarborgde dienstverlening in te voeren in de penitentiaire inrichtingen. Zou die eis dan niet terecht zijn? Gaan wij te ver in de verdediging van de rechten van opgesloten personen ten nadele van degenen die voor hen moeten instaan?

Neen. In tegendeel, het is gebleken dat die veelbesproken “gewaarborgde dienstverle-ning” niet wordt aangevoerd door al die voortrekkers van de waarborgen van de rechten van de mens, omdat het volkomen... logisch en aanvaard is in de andere landen, van de Raad van Europa althans (uitgezonderd Albanië).

Het is tijd voor een analyse van de bepalingen van de meest invloedrijke organen ter zake.

Europees Hof voor de rechten van de mens

Het Europees Hof voor de rechten van de mens heeft nooit een land veroordeeld we-gens het ontbreken van de gewaarborgde dienstverlening en de rampzalige gevolgen die eruit zouden kunnen voortvloeien voor de rechten van de gedetineerden omdat, zoals wij weten, alleen Albanië en België nog geen gewaarborgde dienstverlening heb-ben ingevoerd in hun penitentiaire inrichtingen.

In verband met de verontrustende situaties veroorzaakt door de stakingen van het gevangenispersoneel blijkt echter dat België zich blootstelt aan veroordelingen wegens schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens dat be-paalt dat “[n]iemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of

vernederende behandelingen of bestraffingen”. Wij komen terug op bepaalde concrete gevallen.

Een hangende zaak voor het Europees Hof zou bovendien de volledige aandacht van de Belgische regering moeten krijgen. In die zaak Gengoux vs. België moet het Hof de handhaving van de voorlopige hechtenis van de ernstig zieke en in de gevangenis over-leden vader van de verzoeker onderzoeken. De verzoeker voert op grond van de invals-hoek van de artikelen 2 (recht op leven) en 3 (verbod op onmenselijke of vernederende behandelingen) aan dat zijn vader niet de gepaste medische zorgen heeft gekregen omdat, onder andere, het gevangenispersoneel heeft gestaakt tijdens de referentieperi-ode. Het Hof heeft besloten om het onderzoek van die grieven te verdagen.

Raad van Europa: Europese penitentiaire voorschriften

De Raad van Europa heeft in 2006 nieuwe “Europese penitentiaire voorschriften”, aan-bevelingen voor alle lidstaten, opgesteld. Dat document vermeldt de invoering van een gewaarborgde dienstverlening in de penitentiaire inrichtingen niet. Dat komt nogmaals doordat Albanië en België de enige zijn die dat niet hebben ingevoerd.

Ook in casu worden evenwel tal van bepalingen overtreden, of is er in ieder geval een risico daarop wanneer het gevangenispersoneel het werk collectief neerlegt: de artikelen met betrekking tot de hygiëne, de voeding, de contacten met de buitenwereld, het gevangenisregime (in het bijzonder de tijd buiten de cel), de fysieke oefening, de gezondheidszorg...

Europees Comité ter voorkoming van foltering

Europees Comité ter voorkoming van foltering en van onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) brengt om de vier jaar een bezoek aan de detentie-plaatsen in België en brengt een gedetailleerd verslag uit bij de Belgische regering waarin een reeks aanbevelingen zijn opgenomen. In 2005 merkte het CPT reeds in zijn rapport op dat “ de stakingen van het gevangenispersoneel en de rechtstreekse of on-rechtstreekse gevolgen ervan voor de personen die van hun vrijheid zijn beroofd, is een

116

Page 117: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

117

van de belangrijk kwesties die het CPT verontrusten25” . Het CPT had destijds de gevan-genis te Andenne bezocht, waar twee gedetineerden waren omgekomen tijdens een staking van het bewakingspersoneel, en had in zijn rapport besloten dat de invoering van een gewaarborgde dienstverlening in de Belgische gevangenissen noodzakelijk is.

Sindsdien heeft het CPT bij elk van zijn bezoeken zijn aanbeveling met het oog op de onmiddellijke invoering van de gewaarborgde dienstverlening herhaald, door te onderstrepen dat “[h]etzelfde gaat op voor de bescherming van de fysieke en mentale integriteit der gedetineerden, waar de Belgische autoriteiten volledig verantwoordelijk voor zijn, maar ook voor de geloofwaardigheid van het gevangeniswezen en het perso-neel ervan in het geheel26” .

Het CPT heeft in 2012 zelfs een bezoek gebracht dat werd “vereist onder de omstandig-heden” (waartoe de mogelijkheid wordt geboden in artikel 7, punt 1, van het Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing) omdat het zo bezorgd was over de situatie in de Belgische gevangenissen tijdens de stakingen van het gevangenispersoneel.

VN: Verdrag tegen foltering

Ook het Verdrag tegen foltering van de Verenigde Naties moet worden vermeld. In artikel 2, § 2, ervan wordt bepaald dat “[g]een enkele uitzonderlijke omstandigheid, ongeacht of het gaat om een oorlogstoestand, een oorlogsdreiging, binnenlandse po-litieke onrust of welke andere openbare noodsituatie ook, kan worden aangevoerd als rechtvaardiging voor foltering”. Bovendien blijkt dat bepaalde “ontsporingen” waartoe politie-interventies tijdens de stakingen in de penitentiaire inrichtingen hebben geleid in het licht van de definitie van foltering van de VN27 , verwant zijn aan foltering.

Acties van de opeenvolgende regeringen

De opeenvolgende Belgische regeringen hebben gepoogd oplossingen te vinden om de vakbonden ‘in bedwang te houden’ en ‘druk van de ketel te laten’, opdat die ketel niet zou ontploffen.

Overeenkomstig het advies van de informateur kondigde Guy Verhofstadt in 2007 aan dat hij in de gevangenissen een minimale dienstverlening wenste in te voeren in geval van staking. Minister van Justitie Jo Vandeurzen liet weten dat daarover werd nagedacht samen met andere departementen, in overleg met het comité A28 , maar dat nog geen enkele concrete actie in die zin was ondernomen. De vakbonden verzetten zich hevig tegen dat idee en dreigden... met een staking.

Eind juli 2010 bevestigden de vakbonden nogmaals hun tegenkanting tegen de invoe-ring van een minimale dienstverlening aan de gedetineerden in geval van staking van het personeel en merkten op dat reeds een protocol inzake de stakingsaanzegging werd overeengekomen met de toenmalige minister van Justitie, mevrouw Onkelinx (protocol nr. 351 van 19 april 2010). De vakbonden beklemtoonden overigens dat, aangezien de directies niet staken, de inrichtingen nooit zonder enig toezicht achterblijven.

In protocol nr. 351 is bepaald dat de representatieve vakbonden zich ertoe verbinden een gebeurlijke stakingsaanzegging ten minste zeven kalenderdagen voorafgaand aan de start van de actie neer te leggen bij het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtin-gen. In de stakingsaanzegging moeten de precieze redenen van de aanzegging worden vermeld en het directoraat-generaal moet haar onverwijld aan de minister van Justitie bezorgen. Daarna volgt een overlegprocedure tussen de vakbondsvertegenwoordigers en de directie van de betrokken inrichting. Wanneer de procedure mislukt, vindt de staking plaats. Het protocol voorziet niet in nadere regels.

Tijdens zijn bezoek in 2012 stelde het CPT evenwel vast dat het protocol niet werkt: “Uit de informatie die door de delegatie van het CPT op het terrein werd ingewonnen tijdens haar zijn bezoek en de informatie die het op zijn verzoek ontving van de directies van inrichtingen en van de politiediensten blijkt duidelijk dat sinds de ondertekening van protocol nr. 351, de voormelde overlegprocedure in vele gevallen niet werd gebruikt en/of gevolgd en dat inrichtingshoofden zeer vaak werden geconfronteerd met plotselinge (zogenaamde “emotionele”) stakingen en met “spontane, onmiddellijke en massale” werkneerleggingen door penitentiaire beambten tijdens de dienst. (...)

25 Verslag aan de Belgische regering betreffende het bezoek van het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmense-lijke of vernederende behandeling of bestraffing in België van 18 tot 27 april 2005, CPT/Inf (2006) 15, Straatsburg, 20 april 2006, blz. 46 (beschikbaar op www.cpt.coe.int/fr/).

26 Verslag aan de Belgische regering betreffende het bezoek van het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmense-lijke of vernederende behandeling of bestraffing in België van 28 september tot 7 oktober 2009, CPT/Inf (2010) 24, Straatsburg, 23 juli 2010, blz. 40 (beschikbaar op www.cpt.coe.int/fr/).

27 “Iedere handeling waardoor opzettelijk hevige pijn of hevig leed, lichamelijk dan wel geestelijk, wordt toegebracht aan een per-soon met zulke oogmerken als om van hem of van een derde inlichtingen of een bekentenis te verkrijgen, hem te bestraffen voor een handeling die hij of een derde heeft begaan of waarvan hij of een derde wordt verdacht deze te hebben begaan, of hem of een derde te intimideren of ergens toe te dwingen dan wel om enigerlei reden gebaseerd op discriminatie van welke aard dan ook, wanneer zulke pijn of zulk leed wordt toegebracht door of op instigatie van dan wel met de instemming of het gedogen van een overheidsfunctionaris of andere persoon die in een officiële hoedanigheid handelt”.

28 Het Comité A is voor de openbare sector wat de Nationale Arbeidsraad is voor de privésector: het is bevoegd voor de volledige openbare sector, onderhandelt over de intersectoriële sociale programmatie en is exclusief bevoegd voor het onderhandelen over de minimale socialezekerheidsrechten voor al het personeel dat onder de bevoegdheid ervan ressorteert.

Page 118: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Samengevat wijst alle informatie waarover het CPT beschikt erop dat protocol nr. 351 helemaal geen voldoening schenkt en dat het geenszins een redelijke werking van de inrichtingen waarborgt in geval van staking van het personeel. Bovendien werd een groot aantal stakingen of sociale acties opgestart buiten het overlegmechanisme waarin is voorzien29 ” .

Naast het gegeven dat de invoering van dit protocol een schrijnende mislukking is, is het meest schokkende aspect in de houding van de Belgische regering de nonchalance waarmee zij een antwoord formuleert op de aanbevelingen van het CPT.

In 2009 antwoordde de regering laconiek: “de invoering van een minimale dienstverle-ning in de gevangenissen staat thans niet op de agenda30 ” .

In 2012 voerde de regering al even laconiek aan dat “in het regeerakkoord van december 2001 is voorzien in “meer dwingende maatregelen” in geval van een negatieve evalu-atie van protocolakkoord nr. 351 of in geval van staking waarbij het protocol niet wordt nageleefd” en dat “ook twee wetsvoorstellen houdende invoering van een minimale dienstverlening zijn ingediend bij het parlement 31 ” . Die voorstellen hebben tot niets ge-leid. De regering verduidelijkt dat het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen het protocol heeft geëvalueerd en dat die evaluatie door het kabinet wordt geanalyseerd. Ook de concrete gevolgen van die analyses zijn op zijn minst onzichtbaar... In het laatste verslag van het directoraat-generaal is overigens niets erover vermeld.

Stakingsgronden

De eisen van de penitentiaire beambten zijn vaak perfect legitiem: hun arbeidsomstan-digheden worden steeds moeilijker en de uitermate sterke toename van de overbevol-king in de gevangenissen versterkt nog de talrijke reeds schrijnende problemen.

De vaak terugkerende eisen zijn: meer veiligheid in de inrichtingen, het in aanmerking nemen van de moeilijkheden bij hun werk door het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen, de invoering van een bijzonder statuut van penitentiair beambte, een verdediging in rechte die is aangepast aan de specifieke kenmerken van het beroep,

dezelfde rechtsbijstand als die waarop de gedetineerden kunnen rekenen, de follow-up van hun tuchtrapporten, een serieuze opleiding voor de nieuwe beambten, enz.

De werving van personeel en extra maatschappelijk werkers is eveneens een van hun terugkerende eisen. Het is immers zo dat de effectieve personeelsformatie van de penitentiaire beambten voor 98 of 99 % is opgevuld, maar nog steeds wordt berekend op de theoretische gevangeniscapaciteit van een gevangenis en niet op het precieze aantal gedetineerden dat er is opgesloten. Wat de verhouding personeel/gedetineerden betreft, wordt dus geen rekening gehouden met de overbevolking.

En uiteraard zijn er ook eisen betreffende de ontoereikende middelen toegekend aan de gevangenissen, de dagelijkse moeilijkheden (gebrek aan badhanddoeken, onvoldoen-de matrassen), de hygiëne, de agressies ten aanzien van het personeel...

Sommige stakingen van het penitentiair personeel zijn echter het gevolg van eisen waarmee wij het niet eens zijn: omdat stakingen totaal verlammend werken, kan veel druk ermee worden uitgeoefend, waardoor de beambten soms ook gebruik ervan ma-ken bij problemen die veel specifieker en individueler van aard zijn, zoals de overbren-ging van een als gevaarlijk bekend staande gedetineerde. Dergelijke gevallen hebben zich voorgedaan in de verschillende gevangenissen van het land in 2007, 2008; 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013 32. Het gevolg daarvan is dat steeds meer beslissingen van de hiërarchie beïnvloed zijn door de vakbonden.

Zo gingen de beambten van de gevangenis te Mons in maart 2008 in staking naar aanleiding van huiszoekingen in het kader van onderzoeken tegen sommige van hun collega’s (corruptie, verduistering...). Zij wilden druk uitoefenen... op de onderzoeksrechter!

118

31 Antwoord van de Belgische regering op het verslag van het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) betreffende het bezoek in België van 23 tot 27 april 2012, (CPT/Inf (2012) 37, Straatsburg, donderdag 13 december 2012, blz. 17 (beschikbaar op www.cpt.coe.int/fr/).

32 Internationaal Observatorium voor het Gevangeniswezen (Belgische afdeling), Notice 2013 de l’état du système carcéral belge, blz. 146.

29 Verslag aan de Belgische regering betreffende het bezoek van het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmen-selijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) in België van 23 tot 27 april 2012, (CPT/Inf (2012) 36, Straatsburg, 13 december 2012, blz. 32 (beschikbaar op www.cpt.coe.int/fr/).

30 Antwoord van de Belgische regering op het verslag van het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of verne-derende behandeling of bestraffing (CPT) betreffende het bezoek in België van 28 september tot 7 oktober 2009, (CPT/Inf (2011) 7, Straatsburg, 22 februari 2011, blz. 27 (beschikbaar op www.cpt.coe.int/fr/).

Page 119: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

119

Soorten stakingen

Er kunnen verschillende soorten stakingen worden onderscheiden in de Belgi-sche gevangenissen. Stiptheidsacties (strenge toepassing van de reglementen en procedures waardoor, zoals het CPT in Forest kon vaststellen, de inrichtingen zo goed als volledig worden stilgelegd), wilde stakingen... Enkel in 2010 bijvoorbeeld waren er vijftien stakingen in penitentiaire inrichtingen en twee stakingen op nationaal niveau.

De laatste jaren wordt ook een vreemde praktijk vastgesteld in de gevangenissen: wanneer er te weinig personeel is, vinden de beambten dat de celdeuren zo veel mogelijk dicht moeten blijven (geen wandeling, beperkte familiebezoeken, beperking van het werk van de gedetineerden, geen erediensten en sportieve of sociaal-culturele activiteiten, geen toegang tot de gevangenis voor de externe sociale diensten, enz.). Dergelijke ‘informele minimale dienstverlening’ zou reeds zijn toegepast in Brugge, Lantin, Jamioulx, Sint-Gillis, Forest en Antwerpen. De beambten zouden op voorhand overleggen om met een beperkte personeelsbezetting te werken, opdat de celdeuren dicht zouden blijven en tegelijk de mogelijkheden tot re-integratie van de opgesloten personen worden beperkt.

Zeer onlangs wekte een stakingsaanzegging onze verbazing: het ging om een aanzeg-ging in Marche, die werd ingediend nog vóór de opening van de gevangenis...

Hierna volgt slechts een greep uit de voorbeelden van stakingen waarover wij dagelijks in de pers kunnen lezen:

» 4 oktober: staking in de gevangenis te Sint-Gillis omdat twee beambten werden aangevallen. De vakbonden klaagden ook over de ontoereikende opleiding van de nieuwe beambten (artikel uit La Libre Belgique van 4 oktober);

» 27 juni: staking in de gevangenis te Nivelles omdat een beambte werd aange-vallen door een gedetineerde (artikel uit La Libre Belgique van 27 juni);

» 4 juni: prikactie in Lantin, de beambten legden een uur het werk neer wegens de overbevolking in de gevangenis (artikel uit La Libre Belgique van 4 juni);

» 5 april: werkonderbreking in de gevangenis te Nivelles wegens de komst van Farid Bamouhammad (artikel uit La Libre Belgique van 5 april);

» april 2012: staking in de gevangenis te Andenne. De gedetineerden zaten tot 20.00 uur vast op de wandeling want de beambten die van dienst waren, had-den de inrichting verlaten (en geen wandelingen, douches, telefoon, bezoeken, overbrengingen... gedurende de rest van de staking);

» maart 2012: stiptheidsactie in de gevangenis te Forest. De beambten begonnen een stiptheidsactie die verschillende weken zou duren en verhinderden ieder contact van de gedetineerden met de externe gevangenisactoren (artikel uit La Libre Belgique van 2 april 2012).

Gevolgen van de stakingen

De stakingen van het personeel hebben veel en soms rampzalige gevolgen voor de gedetineerden. De gedetineerden worden aan hun lot overgelaten of bewaakt door de politiediensten en komen in ontoelaatbare toestanden terecht die te vaak de menselijke waardigheid aantasten.

Hierna volgen de gebruikelijke gevolgen van collectieve werkonderbrekingen van het gevangenispersoneel. Er moet worden onderstreept dat het niet om een exhaustieve lijst gaat

» de bezoeken van advocaten en van familie worden verhinderd of zwaar verstoord door de wachttijd (gemiddeld twee uur per gedetineerde) opgelegd door het personeel; telefonische contacten zijn sporadisch; de gedetineerde is volledig afgesneden van de buitenwereld;

Page 120: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

» de verschijningen voor de rechtbank kunnen niet plaatsvinden omdat de overbrengingen stilliggen hetgeen afbreuk doet aan de uitoefening van de rechten van de verdediging33 en de advocaat verplicht om zijn cliënt die op de zitting afwezig is, te verdedigen, zulks terwijl hij vaak niet in staat zijn om zijn cliënt vooraf in de gevangenis te ontmoeten;

» de overbrengingen naar de ziekenhuizen worden opgeschort en de medische penitentiaire centra liggen stil. Dat betekent dat enige raadpleging, enig bloed- of scanneronderzoek onmogelijk wordt. Het recht op gezondheid van de gede-tineerden, dat normaliter reeds ver onder de norm ligt van die in de externe ziekenhuizen, is onbestaand tijdens de stakingen;

» de verdeling van de medicatie is verstoord;

» de wandelingen en de activiteiten worden tot een minimum beperkt of zelfs geannuleerd. De gedetineerden worden 24 uur op 24 in hun cellen opgesloten;

» de basishygiëne wordt niet in acht genomen (douches niet toegankelijk, linnen niet verschoond, nachtpotten niet geleegd). Daardoor ontstaan ziekten of infec-ties die besmettelijk kunnen zijn;

» de verdeling van de maaltijden gebeurt niet meer correct (maaltijden worden onregelmatig of zelfs slechts eenmaal per dag verdeeld). Soms is de enige maal-tijd van de dag koud en wordt die om 20 uur geserveerd. De gedetineerden hebben niets of weinig te drinken;

» de gedetineerden worden gedurende verschillende uren aan hun lot overgela-ten, zonder bewakingspersoneel of politieambtenaren op volledige niveaus, ten koste van de minimale veiligheidsregels;

» de externe verenigingen voor ondersteuning, psychologische begeleiding en re-integratie worden gehinderd om hun werk te doen;

» de onderzoeksrechters en de onderzoekers kunnen de gedetineerden met het oog op hun verhoor in het kader van de onderzoeken niet meer uithalen uit de gevangenissen. De detentieperiodes worden dus verlengd;

» alle gevolgen leiden zelf tot andere: de behandeling van de dossiers inzake voorwaardelijke invrijheidstelling en de toekenning van de penitentiaire verlo-ven lopen vertraging op, waardoor de door de gevangenen uit te zitten straffen worden nogmaals worden verlengd (en de overbevolking in de gevangenissen weer een beetje wordt versterkt).

Het CPT heeft bij zijn bezoek van 2012 zelf de rampzalige gevolgen van de stakingen in de gevangenissen te Andenne en Forest aangehaald:

» in Forest, deed zich tijdens twee stakingen in de maand april 2012, elk gedurende drie dagen het volgende voor: afschaffing van de wandeling, de telefoon, de douche, de bezoeken, de kantine, de bezoeken van advocaten, de externe en interne overbrengingen. De bedeling van de maaltijden werd verstoord, er was alleen toegang tot dringende medicatie en zorgen;

» te Andenne, deed zich tijdens de staking in dezelfde periode die negen dagen heeft geduurd het volgende voor: maaltijden eenmaal per dag uitgedeeld, medicatie bedeeld via het loket, enkel toegang tot dringende zorgen, afschaf-fing van de wandeling, de telefoon, de douche, de bezoeken, de overbrengin-gen... Na drie of vier dagen werd een beperkte toegang tot de douche en de telefoon weer ingevoerd.

Naast de “klassieke” gevolgen van de stakingen leidt de vervanging van de penitenti-aire beambten door politieagenten tijdens de werkonderbrekingen soms tot ernstige uitspattingen. De politieagenten, die niet zijn opgeleid voor dat soort taak, weten niet hoe zij met de gevangenisbevolking moeten omgaan en dat geeft te vaak aanleiding tot ontoelaatbare feiten:

120

33Artikel 6, § 2, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

Page 121: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

121

» in 2009, in de gevangenis te Forest: met de wapenstok werden slagen toege-bracht op de rug en geslachtsdelen van een gedetineerde die de politieagen-ten, gemaskerd om niet te worden herkend, hadden gedwongen om zich uit te kleden en godslasteringen te uiten;

» tijdens dezelfde staking werd het oor van een gedetineerde afgerukt en werd een andere in het gezicht geslagen met een fles.

In een artikel van La Libre Belgique van afgelopen 9 augustus stond vermeld dat de poli-tie in 2012 20 000 werkuren heeft besteed aan de vervanging van stakende personeels-leden (50 % meer dan het jaar ervoor).

IOG stelt aan de kaak

De problematiek die ons bezighoudt, weegt fundamentele rechten tegen elkaar af: het stakingsrecht van de personeelsleden en de rechten van de gedetineerden (inachtneming van de waardigheid, recht op gezondheid, rechten van de verdedi-ging...). Een en ander leidt niettemin tot een onevenwichtige verhouding waarbij de schendingen van de fundamentele rechten van de gedetineerden naar aanlei-ding van de stakingen die soms onmenselijke en vernederende behandelingen opleveren, vaak ernstiger zijn dan de beperkingen van het stakingsrecht door de invoering van een gewaarborgde dienstverlening. Het IOG vindt dan ook dat een gewaarborgde dienstverlening onverwijld moet worden ingevoerd. Indien alle artsen van een ziekenhuis tegelijkertijd zouden staken, wat zou de publieke opinie ervan denken?

Bovendien moedigt het IOG een reflectie aan om positievere alternatieven voor de huidige stakingen te vinden. Denk maar aan de personeelsleden van de NMBS die uit protest tegen hun werkomstandigheden, een wijze gevonden hebben om dat te tonen zonder de reizigers te hinderen: zij lieten alle gebruikers een hele dag gratis reizen. De penitentiaire beambten zouden ook andere wijzen kunnen vinden om te protesteren,

die niet nadelig zouden zijn voor de gedetineerden, en die misschien meer gehoor zou-den vinden dan de huidige stakingen die zo talrijk zijn dat zij lijken te worden vergeten.

Het IOG eist de invoering van een systeem dat een echt sociaal overleg organiseert en ten minste de inachtneming van de fundamentele rechten van de gedetineerden waarborgt (zoals bepaald door het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de wet-Dupont over de rechtspositie van de gedetineerden). Het IOG is zich ervan bewust dat die rechten zelfs in normale tijden niet altijd in acht worden genomen in de gevangenissen omdat de situatie zo moeilijk is. Het is dan ook noodzakelijk om de invoering van een gewaarborgde dienstverlening gepaard te laten gaan met de aanpak van de detentievoorwaarden. De opleiding van de personeelsleden moet eveneens worden verbeterd. Bovendien is het tijd om te strijden tegen de structurele oorzaken van de overbevolking door, zoals het CPT aanbeveelt, een conferentie op te zetten tus-sen alle actoren uit de sector en niet door “spectaculaire” maatregelen in te voeren zoals het Masterplan voor de constructie van de gevangenissen.

België wordt in het vizier genomen door de internationale instanties voor de be-scherming van de rechten van de mens en stelt zich vroeg of laat bloot aan zware veroordelingen. Alle actoren van de sector zouden dan ook winnen bij oplossingen die gezamenlijk worden uitgewerkt en beogen een einde te stellen aan die ontoelaatbare schendingen van de fundamentele rechten.

Page 122: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Thema 3: Psychosociale hulp

122

Page 123: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

123

Standpunt van een Commissievan toezicht door Marc Peeraer, voorzitter van de Commissie van toezicht te Antwerpen.

De hulp- en dienstverlening aan gedetineerden en de organisatie van de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden kent een ontstaansgeschiedenis van ongeveer 33 jaar: het nam een reële aanvang met de staatshervorming van 1980 waarbij de Vlaamse Gemeenschap bevoegd werd voor de bijstand aan personen, wat ook hulp-en dienstverlening aan gedetineerden en hun directe sociale omgeving om-vatte, en resulteerde, via een strategisch plan in 2000, uiteindelijk in het decreet van 8 maart 2013 betreffende de organisatie van de hulp en dienstverlening aan gedetineerden waarin de structuren waarbinnen de hulp- en dienstverlening ontwikkeld en geïmplementeerd wordt, zowel bovenlokaal als op lokaal niveau, uitgetekend werden.

Artikel 3 van dit decreet stelt dat beoogd wordt, binnen de beschikbare bud-getten, het recht te waarborgen van alle gedetineerden en hun directe sociale omgeving op een integrale en kwaliteitsvolle hulp- en dienstverlening die gericht is op de realisatie van de doelstellingen, vermeld in artikel 4, zodat ze zich kunnen ontplooien in de samenleving.

De in artikel 4 vermeldde doelstellingen betreffen:

» de zelfontplooiing van de gedetineerden stimuleren;

» het sociale, relationele en psychische evenwicht van de gedetineerde herstellen;

» de negatieve gevolgen voor de gedetineerde en zijn directe sociale omge-ving, veroorzaakt door en tijdens de detentie, beperken;

» de integratie en participatie in de samenleving na de detentieperiode bevorderen;

» een proces van herstel tussen dader, slachtoffer en samenleving stimuleren;

» de kans op hervallen beperken.

Om deze doelstellingen te realiseren, vervult de Vlaamse regering minstens de vol-gende opdrachten of neemt initiatieven met het oog op de realisatie ervan (artikel 5):

» Uitbouwen van een kwalitatief en integraal hulp- en dienstverleningsaanbod;

» Bekendmaken van het aanbod en motivering van de gedetineerden om hieraan te participeren;

» Ontwikkelen en implementeren van samenwerkingsmodellen en organisatie-vormen;

» Verkrijgen en vergroten van het draagvlak bij de verschillende actoren, zoals daar zijn de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaams Gewest, Justitie en de samenleving;

» Ontwikkelen en implementeren van een personeels- en organisa-tieontwikkelings-beleid ter ondersteuning van de hulp- en dienstverle-nende actoren.

In de uiteenzetting werd daartoe verwezen naar teksten uit:

» Jaarverslag 2012 van 01.05.2013 van Inge Vandeurzen, beleidsmedewerks-ter van de Vlaamse Overheid voor de gevangenis te Antwerpen.

» Behoefteonderzoeksrapport 2013 “Hulp- en dienstverlening gevangenis Antwerpen: een onderzoek naar de behoeften van gedetineerden”, van

Page 124: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Dorien Brosens, Liesbeth De Donder en Dominique Verté van de VUB dat op 21.11.2013 in Antwerpen op het colloquium “Behoefteonderzoek hulp- en dienstverlening aan gedetineerden Gevangenis Antwerpen.” werd voorgesteld.

» Info op de website van de Vlaamse Overheid (www.vlaanderen.be ) en dan afdeling Welzijn en Samenleving (http://www.welzijnensamenle-ving.be ).

Standpunt van het gevangeniswezen (Samenvatting) (Werner VANHOUT, adviseur-generaal van de psychosociale dienst) De opdracht van de psychosociale dienst is het geven van wetenschappelijke adviezen inzake de tenuitvoerlegging van de verschillende vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. Daarnaast ondersteunt en begeleidt de dienst de gedeti-neerden bij de voorbereiding van hun psychosociale re-integratie en evalueert hij hun reclasseringsvoorstellen.

In het kader van die opdracht, staat de dienst specifiek in voor:

» het psychosociaal onthaal van de nieuwe gedetineerden;

» de psychosociale begeleiding van de gedetineerden tijdens hun detentie;

» het ondersteunen van de bevoegde overheden bij de besluitvorming;

» de opleiding van het personeel en de ondersteuning ervan bij het individuele beheer van sommige gedetineerden;

» het verbeteren van het regime en van het psychosociaal klimaat, in samen-werking met de directie en met aandacht voor de individuele situatie van sommige gedetineerden.

Artikel 5, § 1, van de basiswet van 12 januari 2005 beoogt de nevenschade van de ge-vangenis te beperken en bepaalt dat de waardigheid van de mens moet worden ge-eerbiedigd. Daarom moeten moeilijkheden worden opgelost, moet worden gecom-municeerd en moet steun worden geboden bij de voorbereiding van de re-integratie. De psychosociale dienst heeft geen therapeutische bevoegdheid, maar biedt een meerwaarde door zijn adviezen. Zijn opdracht houdt meer in dan het uitvoeren van enquêtes. Hij houdt de vinger aan de pols teneinde signalen op te vangen, onnodige frustraties te voorkomen en de verantwoordelijkheidszin te stimuleren.

De psychosociale dienst pakt de psychische impact van de opsluiting aan. Hij past zich aan aan de persoon en biedt hem steun bij het omgaan met onzekerheden en aanpassingsproblemen, zodat hij zich een juist beeld van zichzelf kan vormen. De gesprekken zijn vertrouwelijk en gaan verder dan crisisopvang.

Als de gedetineerde dat wenst, kan hij praten over de feiten waarvoor hij in de gevan-genis is terechtgekomen en de emotionele invloed van die feiten op hem. De psycho-sociale dienst biedt geen formele therapie aan, maar veeleer een "pretherapie", een begeleiding. De psychosociale dienst zet ook aan tot postpenitentiaire begeleiding.

Het standpunt van de VlaamseGemeenschap: het aanbod van de Vlaamse overheid (Samenvatting)(Herwig Hermans, beleidscoördinator Hulp en dienst aan gedetineerden)

In het decreet van 8 maart 2013 betreffende de organisatie van hulp- en dienstver-lening aan gedetineerden zijn de missie, doelstellingen en opdrachten vastgelegd.

124

Page 125: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

125

De hulp- en dienstverlening wordt georganiseerd op een lokaal en een bovenlokaal niveau. Het decreet bevat ook bepalingen inzake gegevensverwerking en informa-tie-uitwisseling.

Op het vlak van de hulp- en dienstverlening is het de bedoeling om, door middel van partnerschappen met de hulp- en dienstverleners, een integraal en kwaliteitsvol aanbod voor gedetineerden en hun directe sociale omgeving uit te bouwen, ten-einde aan hun behoeften tegemoet te komen. De vrijheidsbeneming ontneemt niet het recht op hulp- en dienstverlening. Sociale (re-)integratie blijft de doelstelling.

Voor de organisatie op het bovenlokaal niveau wordt per regeerperiode een strategisch plan opgesteld. De voorbereiding en de follow-up gebeurt door een gemengde commissie die bestaat uit vertegenwoordigers van departementen of agentschappen van de betrokken beleidsdomeinen en uit vertegenwoordigers van organisaties van hulp- en dienstverleners uit die beleidsdomeinen. Een afstemming met Justitie wordt geregeld in een samen-werkingsakkoord.

Voor de organisatie op het lokaal niveau (in de verschillende gevangenissen) wordt een actieplan opgesteld dat uitvoering geeft aan het strategisch plan. Het lokaal niveau doet echter ook aanbevelingen aan de gemengde commissie. Het lokaal niveau voorziet in volgende opdrachten: beleidscoördinatie, trajectbegeleiding en ondersteuning voor het faciliteren van de praktische organisatie van de hulp- en dienstverlening. Voor de follow-up van de uitvoering van het actieplan wordt in elke gevangenis een coördinatieteam opgericht. Het coördinatieteam staat onder leiding van de beleidscoördinator.

Het is de bedoeling dat het bovenlokaal en het lokaal niveau samenwerken om te zorgen voor een integrale en doeltreffende begeleiding van de gedetineerden. Dat vereist een (digitaal) kader voor gegevensverwerking en -uitwisseling.

Waar staan wij nu? Het decreet is van toepassing sinds april 2014. Twee beslissingen zijn in ontwerp. Het samenwerkingsakkoord met Justitie is in ontwerp. Het eerste strategisch (overgangs-)plan is in ontwerp. Aan de actieplannen van de gevangenis-sen wordt de laatste hand gelegd.

De grote uitdagingen: de trajecten binnen en buiten de gevangenis, meer aan-dacht voor de vraag dan voor het aanbod, de nieuwe gevangenissen, de begro-tingscontext...

Standpunt van de Federatie Wallonië – Brussel door Daniel Martin34, coördinator van de vzw Aide et Reclassement

De opeenvolgende institutionele hervormingen hebben duidelijk een invloed ge-had op de organisatie van het aanbod aan hulp- en dienstverlening aan opgeslo-ten personen in ons land. Die hervormingen hebben geleid tot een versnippering van de bevoegdheden inzake het detentiebeheer en de verschillende materies die te groeperen zijn onder de algemene noemers 'hulpverlening aan gedetineerden' en 'vorming in de gevangenis' in de ruime zin (onderwijs, opleiding, cultuur, sport, activiteiten inzake permanente vorming en persoonlijke ontwikkeling, enz.).

In de Franse Gemeenschap heeft die situatie niet alleen gevolgen gehad op institutioneel vlak, met problemen om een coherent beleid uit te bouwen, maar ook op het vlak van de kwaliteit en de kwantiteit van de in het veld aangeboden prestaties.

Tijdens deze presentatie zullen wij eerst een overzicht geven van het aanbod aan hulp- en dienstverlening aan gedetineerden. (I)

Vervolgens zullen wij het hebben over wat in de loop van de regeerperiode is gedaan om in de betrokken gevangenissen voorzieningen inzake hulp- en dienst-verlening beter gespreid aan te bieden, door middel van de ontwikkeling van overleg- en coördinatiestructuren. (II)

In het kader van recente werkzaamheden in de sectoren van de hulpverlening aan gedetineerden en de opleiding in de gevangenis, vermelden wij enkele van de obsta-

34 Coördinator van de vzw Aide et Reclassement, die erkend is als dienst voor Hulpverlening aan Gedetineerden van het arrondis-sement Huy, en ondervoorzitter van de adviescommissie voor de sociale hulpverlening aan de gedetineerden.

Page 126: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

kels die de uitoefening van de aan de deelstaten toevertrouwde bevoegdheden en bijgevolg ook de inspanningen die in het veld worden geleverd met het oog op het concretiseren van het recht op hulp van de gedetineerden en het vergemakkelijken van de toegang tot de diensten die hun worden aangeboden, blijven hinderen (III).

Beknopte stand van zaken van het aanbod aan hulp- en dienstverlening aan gedetineerden

In 1989 vertrouwde de Franse Gemeenschap haar nieuwe bevoegdheid inzake hulpverlening aan gedetineerden toe aan een twaalftal diensten voor bijstand aan rechtzoekenden. In 2001 werd de bevoegdheid inzake bijstand aan rechtzoekenden verdeeld tussen de gewesten en de gemeenschap, wat aanleiding gaf tot het ontstaan van de diensten voor hulpverlening aan gedetineerden, doorgaans opgericht door dezelfde verenigingen. De opdrachten en erkenningsvoorwaarden van de DHD's zijn vastgelegd in het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juli 2001 en het bijhorend uitvoeringsbesluit35 .

Thans zijn zeventien vzw's erkend voor het uitvoeren van de decretale opdrachten in de penitentiaire inrichtingen waarvan de populatie onder de bevoegdheid valt van de Federatie Wallonië-Brussel, te weten 6 000 gedetineerden voor een theoretische capaciteit van 5 100 plaatsen.

Zestien van die vzw's kunnen in vier categorieën worden ondergebracht, op grond van de theoretische capaciteit van de inrichtingen waarin zij actief zijn.

Categorie A 1 tot 150 gedetineerden 2 vzw’s Dinant en Arlon

Categorie B 151 tot 300 4 vzw’sCharleroi, Neufchâteau, Nivelles II en Verviers

Categorie C 301 tot 45 5 vzw’s Huy, Luik II, Marche36, Mons en Namur

Categorie D 451 à 600 5 vzw’s Brussel I et II, Luik I, Nivelles I et Tournai

126

Bovendien heeft de Gemeenschap recentelijk een aanvullende dienst (Relais Enfants Parents) erkend die het in stand houden of herstellen van de band tussen het kind en zijn gedetineerde ouder als enige opdracht heeft. Die dienst is actief in acht gevange-nissen en werkt samen met de lokale DHD's. 37

Voor de uitvoering van hun verschillende opdrachten doen de erkende vzw's een beroep op een vijftigtal voltijdse equivalenten. In de regelgeving is per categorie voor-zien in een minimaal personeelsbestand van 1 tot 2,5 VTE's. Dat personeelsbestand kan worden aangevuld met betrekkingen die geheel of gedeeltelijk worden gefinan-cierd door andere overheidsniveaus (GESCO, APE, enz.)38 .

Basisopdrachten De belangrijkste en meest zichtbare opdracht van de DHD's is het bieden van sociale en psychologische steun aan de gedetineerden die erom verzoeken of erin toestem-men. In het decreet is bovendien een ambitieus geheel van opdrachten beschreven dat alle stadia van de detentie omhelst en ook gericht is op de naaste omgeving van de gedetineerden en op degenen die een vrijheidsbenemende straf ondergaan in hun eigen omgeving.

Wij vermelden daarbij de organisatie van interne en externe doorlopende dienstver-lening, hulp aan personen in voorlopige hechtenis bij het opstellen van een voorstel voor een alternatief, de medewerking aan de voorbereiding van het sociaal reclas-seringsplan, het faciliteren van de toegang tot de middelen van de diensten voor bijstand aan personen en opleiding, enz. In het decreet is ook vermeld dat de DHD's

35 Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2001, zoals gewijzigd, Docu 26354, Centre de documentation administrative, Secrétariat général, 19 blz.36 Nieuwe dienst erkend in 2013, na de opening van de gevangenis van Marche-en-Famenne.37 In de andere betrokken gevangenissen is de verbindingsopdracht toevertrouwd aan de DHD zelf.38 Le budget prévisionnel 2014 a été établi sur un montant global de 2.915.000,00 € réparti sur 3 articles de base (organique, projets particuliers et subventionnement équipe-

ment). La plus grosse part (+ de 90%) du budget est consommée par les subventions organiques.

Page 127: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

127

meewerken aan de opmaak van het (toekomstige) detentieplan van de personen die zij helpen. Die laatste opdracht, die afhankelijk is van de inwerkingtreding van de be-paling die in de basiswet is vervat, zou vanzelfsprekend een substantiële versterking van de diensten veronderstellen.

Draagwijdte van de opdrachten van de DHD's inzake opleiding en cultuur in de gevangenissen

Het decreet van 2001 legitimeerde de activiteiten van sommige DHD's op het vlak van opleiding, maatschappelijke vorming of cultuur, maar legde eerder de klemtoon op een faciliterende rol inzake de toegang tot de door de gemeenschap en de gewesten aangeboden diensten.

De inhoud van die rol werd geleidelijk aan duidelijk: de DHD's kregen de opdracht om het aanbod aan diensten en opleidingen die onder de bevoegdheid van de gemeen-schap en de gewesten vallen te organiseren in de gevangenissen. Dat leidde ertoe dat de coördinatie vanaf 2009 werd toevertrouwd aan de DHD's.

Naar een interministeriële aanpak van het dienstenaanbod in het gevangenismilieu

De inwerkingtreding van de federale basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden was een oproep tot harmonisatie en intensivering van het aanbod van diensten en opleidingen die alle communautaire en regionale bevoegdheden zou dekken ten voordele van de opge-sloten personen.

Daaraan werd uiting gegeven door de organisatie van een omvangrijke communau-taire rondetafelconferentie van de organen die in de een of andere hoedanigheid optreden in de Franstalige gevangenissen.

De dynamiek van de rondetafelconferentie is in 2007 uitgemond in de oprichting van een overkoepelende vzw: het Concertation des Associations Active en Prison (CAAP), met het oogmerk de actie van die verenigingen te bevorderen en, indien mogelijk, te harmoniseren. Vijf jaar na de oprichting ervan verenigt het CAAP 45 verenigingen (waaronder de 15 DHD's), waardoor de belangrijkste aspecten van het dienstenaanbod in de gevangenissen worden vertegenwoordigd, onderver-deeld in zes pijlers: psychosociale pijler, pijler "opleiding en onderwijs", culturele pijler, pijler "sport", pijler "gezondheid" en pijler "voorbereiding op ontslag". De belangrijkste opdracht is het in kaart brengen, analyseren en bekendmaken van het dienstenaanbod binnen de gevangenissen. Uit de door het CAAP opgestelde gids blijkt de diversiteit van die verenigingen en hun subsidiërende overheden: hoewel de Federatie Wallonië-Brussel een groot aantal ervan steunt (hulpverle-ning aan gedetineerden, permanente vorming, gezondheidsvoorlichting), dragen de COCOF (ISP Actiris, Bruxelles Formation) en het Waals Gewest (OISP, Forem, APE) eveneens op niet verwaarloosbare wijze bij aan de financiering ervan 39 . In 2009 werd een nieuwe belangrijke stap gezet met de goedkeuring van een samenwerkingsakkoord tussen de Franstalige Gemeenschap, het Waals Gewest en de COCOF met het oog op de coördinatie van het optreden in verband met het gevangenismilieu.

Het samenwerkingsakkoord van 23 januari 2009 (BS 25 augustus 2009) richt ter zake een interministeriële conferentie op waarin, naast de hulpverlening aan de gedetineerde, zeer uiteenlopende materies zijn opgenomen zoals cultuur, sport, onderwijs voor sociale promotie, afstandsonderwijs, beroepsopleiding, tewerkstelling, maatschappelijk welzijn, maatschappelijke cohesie of gezondheid.

De interministeriële conferentie heeft inzonderheid en principieel jaarlijks tot opdracht:

» de voorstellen en analysen die een permanente stuurgroep eraan voorlegt te onderzoeken;

39 Plusieurs mentionnent un soutien de l’Union européenne. Certains trouvent un appui financier auprès des Provinces ou des Communes voire dans des contrats de services passés directement avec un établissement pénitentiaire.

Page 128: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

» de nuttige denksporen en middelen te onderzoeken om de uitoefening van de bevoegdheden van de ondertekenende partijen te waarborgen en om het reeds ontwikkelde beleid inzake de re-integratie van de gedeti-neerden te versterken. Dit punt is vanzelfsprekend van grootste belang;

» een samenwerkingsakkoord met de federale regering voor te bereiden.

De permanente stuurgroep (CPP) bestaat uit de vertegenwoordigers van de ver-schillende betrokken ministers, twee vertegenwoordigers van de verenigingssector, die worden aangewezen door het CAAP en werken in het gevangenismilieu, per behandeld thema, en vertegenwoordigers van de verschillende administraties.

Worden daarnaast uitgenodigd als waarnemer en adviseur: vertegenwoordigers van de FOD Justitie, van de minister van Justitie en van de Regie der Gebouwen.

Tussen 2010 tot 2012 heeft het CPP thematische werkgroepen opgericht die zes groepen van thema's grondig behandelen (informatie, coördinatie, opleiding-on-derwijs, gezondheid en ontslag uit de gevangenis). Na een eerste reeks aanbeve-lingen werden werkgroepen in tweede instantie toegespitst op het psychosociale en culturele aspect van de acties in de gevangenis terwijl subgroepen zich heb-ben gebogen over de problemen die meer gericht waren op de ontwikkeling van de eerste aanbevelingen40.

Zonder te trachten hier de gevolgen te evalueren van de intensieve werkzaamhe-den die in dat kader gerealiseerd konden worden, is het mogelijk te stellen dat uit een van de eerste gevolgen bleek dat het noodzakelijk is om een apparaat op verschillende niveaus op te bouwen om de inspanningen met het oog op een coherenter beleid in de gevangenis te ondersteunen41.

Op beleidsvlak moet zo snel mogelijk een samenwerkingsakkoord met het fede-rale niveau worden gesloten aangezien het enige akkoord ter zake aan Franstalige kant dateert van 1994 en de reikwijdte ervan beperkt is, in wezen om de respec-tieve taken inzake maatschappelijk optreden van de diensten die afhangen van

de gemeenschappen en van het ministerie van Justitie te verdelen en ter zake een samenwerking tussen de interne en externe diensten te organiseren.

Op institutioneel vlak zou de oprichting van het interministerieel comité en het CPP op korte termijn tot een echt actieplan moeten leiden over de bijstand en de diensten die de ondertekenende partijen aan gedetineerden kunnen verstrek-ken en zou het mogelijk moeten zijn om als verzoeningsorgaan op te treden in geval van geschil tussen de al dan niet gesubsidieerde actoren in verband met het gevangenismilieu42.

Tot slot heeft het beginsel van een lokale coördinatie tot behoorlijk wat discus-sies en een belangrijke wijziging geleid van de opdrachten die worden toever-trouwd aan de diensten voor hulpverlening aan gedetineerden. Conform het decreet van 19 februari 2009 (BS 15 april 2009) zijn zij belast met de coördinatie van het aanbod van diensten en activiteiten in de gevangenis(sen) waarvoor zij erkend zijn. Niettemin moest het wijzigingsbesluit van 8 december 2011 (BS 5 maart 2012) worden afgewacht om die nieuwe en belangrijke functie precies af te bakenen.

De DHD die de in artikel 3, § 1, 10°, van het decreet beoogde opdracht uitoefent, zorgt voor de coördinatie van alle externe hulpverlening, inzonderheid door:

» informatie en promotie over het aanbod van externe psychosociale bijs-tand bij de gedetineerden;

» informatie en promotie over alle opleidingen en activiteiten;

» organisatie, beheer, coördinatie en follow-up van externe activiteiten;

» enige actie met het oogmerk het externe aanbod coherenter en vollediger te maken met het oog op de re-integratie.

128

40 Uitwerking van een kit voor de armste gedetineerden bij hun ontslag uit de gevangenis en ontwikkeling van een checklist om de voorbereiding van het ontslag te verbeteren.. 41 MARTIN D., De la nécessaire coordination des interventions en milieu carcéral, L’observatoire, nr. 66, November 2010, blz. 48 - 51.

42 Ook de recente oprichting van een overlegorgaan om de communicatie tussen de verschillende niveaus te vergemakkelijken verdient aandacht.

Page 129: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

129

Hetzelfde besluit voorziet daartoe in een verhoging van de subsidies met een te indexeren bedrag dat schommelt tussen 8 432 en 31 197 euro naargelang van de categorie van de dienstverlening.

Hindernissen en aanbevelingenWij eindigen deze korte presentatie door in te gaan op enkele hindernissen die de uitoefening van de bevoegdheden die werden toevertrouwd aan de gefedereerde entiteiten blijven dwarsbomen.

De recente inspanningen om de talrijke (externe) actoren die in het veld zorgen voor de activiteiten in de gevangenis, te identificeren en samen te brengen voor een collectieve reflectie, hebben de diversiteit aan het licht gebracht, maar ook vaak de verspreiding ervan en bijgevolg de ongelijkheid van het hulpverlenings- en dienstenaanbod in de verschillende gevangenissen.

Ter zake van de psychosociale bijstand heeft de hulpverlening aan gedetineerden nog altijd te kampen met een zeer ontoereikende financiering die des te minder in de behoeften kan voorzien omdat zij wordt berekend op grond van de theo-retische capaciteit van de inrichtingen en niet de werkelijke bevolking. Gelet op de chronische en groeiende overbevolking is het tekort bijzonder schrijnend op het vlak van psychologische bijstand. De beoogde versterking van het kader van de DHD's met een functie van psycholoog zou dan ook beantwoorden aan een dringende behoefte43.

Bij gebrek aan een gezamenlijk beleid van de gefedereerde entiteiten en een echt overleg tussen hen en de federale overheid hangen de voorgestelde activiteiten en diensten in het veld nog grotendeels af van het dynamisme en initiatief van een waaier al dan niet gesubsidieerde verenigingen waarvan het optreden in de gevangenis slechts een beperkt deel van hun activiteiten of zelfs individuele initiatieven vormt.

Naast de verenigingsactoren moet ook inzake onderwijs de belangrijke rol van het onderwijs voor sociale promotie worden onderstreept, waardoor aan die speci-fieke sector een structureel en duurzaam karakter kan worden gegeven. De sector is voor 50 % van de 20 000 lestijden voor het onderwijs in de gevangenis afhan-kelijk van het Europees Sociaal Fonds waarvan het voortbestaan na 2013 nog zeer onzeker is. De gevolgen van een opschorting of zelfs een afschaffing van die Europese steun voor het opleidingsaanbod kunnen onmogelijk worden ingeschat. In dat kader moeten ook de synergiën worden aangehaald die sinds 2009 zijn ontstaan tussen het onderwijs voor sociale promotie en de verenigingssector via het partnerschap opgericht door de Fédération des Associations de Formation et d'Education en Prison (FAPEP) in het kader van het programma REINSERT.

In een context gekenmerkt door de achteruitgang van de detentievoorwaarden en het algemene klimaat in de gevangenissen, blijven de externe operatoren hoe dan ook de vele remmen aan de kaak stellen waarmee zij worden geconfronteerd, ongeacht of het gaat om hulpverlening, opleiding of activiteiten van permanente vorming. Die remmen hebben als gevolg dat de draagwijdte van hun aanbod van diensten op lokaal vlak op onrustwekkende wijze wordt ingeperkt.

Er is onvoldoende tijd om hier de vaststellingen toe te lichten die in de afgelopen jaren zijn gedaan en die onlangs nog werden verduidelijkt in onder andere de rapporten voor de Koning Boudewijnstichting over de opleiding in de gevange-nis44, het memorandum van de Fédération des Services d'aide aux justiciables aan het begin van de legislatuur45, de standpunten van de FAFEP over de dringende noodzakelijkheid van een minimaal opleidingsprogramma in de gevangenissen46 of, onlangs, de besluiten van de verenigingen betrokken bij het project Interface Formation Insertion, ondersteund door de Federatie Wallonië-Brussel47.

Die werkzaamheden hebben aangetoond dat de externe actoren (en vooral zij die slechts gericht optreden) in de inrichtingen behoefte hebben aan een betrouw-bare gesprekspartner die de uitoefening van hun respectieve opdrachten zoveel mogelijk kan vergemakkelijken en, in zekere zin, kan helpen bij het rendabel maken van de vaak beperkte middelen die zij er kunnen ontwikkelen.

43 De regering heeft het ontwerp dat in 2012 werd voorgesteld door de toenmalige minister belast met de hulpverlening aan gedetineerden jammer genoeg niet goedgekeurd.

44 D.Delvaux, C. Dubois, S. Megherbi, Activités d’enseignement et de formation en prison, FRB, mei 2009 en Recommandations pour une amélioration de l’enseignement et de la formation en prison, FRB, december 2009.45 Memorandum concernant la situation de l’aide sociale aux détenus, Fédération des Services d’aide aux justiciables, 1 september 2009.46 Programme éducatif minimum dans les prisons, FAFEP, april 2012, te raadplegen op www.caap.be.47 Collaborations des Service d’Aide aux Détenus avec le secteur de la formation et de l’insertion socioprofessionnelle en Wallonie et à Bruxelles, Aide et Reclassement, oktober 2013, te raadplegen op www.caap.be.

Page 130: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Bij gebrek aan een dergelijke ondersteuning en ook aan een eindelijk uitgeklaard institutioneel en organisatorisch kader stellen sommige hun inzet in het gevange-nismilieu ter discussie wanneer de behoeften van andere soorten publiek waartoe zij zich kunnen richten, beter en makkelijker kunnen worden voldaan buiten de gevangenis.

Dat is des te meer waar omdat een aantal van hen onder druk staan van hun voogdij-overhe(i)d(en) om een dergelijke rendabiliteit te verantwoorden. Dat leidt tot een lange lijst van OISP's, diensten gespecialiseerd in druggebruik of mentale gezondheid en andere externe organen die op die wijze ertoe worden gebracht zich niet langer in te zetten in de gevangenis. De daling van het dienstenaanbod is bijzonder onrustwekkend op een tijdstip waarop een coördinatiedynamiek tus-sen het lokale niveau en het gemeenschapsniveau ontstaat.

Standpunt van de vzw De RodeAntraciet (DRA): aanbevelingendoor Frederic JANSSENS, socioculturele actor

De Rode Antraciet vzw is een relatief kleine organisatie (een 25-tal medewer-kers), werkzaam voor de 20 gevangenissen in Vlaanderen en Brussel. Ik zal geen ‘aanbevelingen’ formuleren. Enkel op een impliciete manier zal dit gebeuren, door te getuigen over mijn werk bij De Rode Antraciet en door zo precies mogelijk te vertellen wat we doen.

Ik realiseer me dat in het Zuiden van het land een organisatie als DRA niet bestaat; misschien is mijn verhaal inspirerend – maar dat moet daar zelf bekeken worden. Ik realiseer me dat de Latijnse cultuur in het Zuiden verschilt van de Vlaamse cul-tuur van het Noorden van het land, en ook de Belgische structuren zijn complexer in Brussel/Wallonië – gewesten en gemeenschappen vallen daar niet samen, enz… Ik waag me dus niet aan aanbevelingen. Ook uit onwetendheid.

De Rode Antraciet is opgericht in 2003 (een fusie van drie organisaties die al actief waren in gevangenissen), en begon effectief te functioneren op 1 januari 2004; volgend jaar vieren we onze 10e verjaardag! De Rode Antraciet-werknemers functioneren in drie equipes: sportfunctionarissen (verbonden aan 2 of 3 gevan-genissen), socio-culturele medewerkers (verbonden aan 1, 2 of 3 gevangenissen) en cursusbegeleiders die met hun cursuspakket pendelen naar verschillende gevangenissen in heel Vlaanderen en Brussel. We hebben een hoofdkwartier in Heverlee, van waaruit wij aangestuurd worden en waar we ook overleggen, activi-teiten voorbereiden.

De benaming ‘socio-cultureel medewerker’ achter mijn naam slaat op mijn functie bij De Rode Antraciet; ik heb zelf diploma’s van Germaanse filologie en Filosofie. Wij zijn één van de vele organisaties die een taak opnemen binnen het Vlaams decreet ‘hulp- en dienstverlening aan gedetineerden’: en wij vullen twee domei-nen in: CULTUUR en SPORT.

Wij worden gesubsidieerd door de Minister van Cultuur (Joke Schauvlieghe), de Minister van Sport (Philippe Muyters) en voor wat betreft de cursus ‘Slachtoffer in Beeld’ ook door de Minister van Welzijn (Jo Vandeurzen).

“De Rode Antraciet is een organisatie voor sociaal-culturele en sportieve partici-patie in de penitentiaire sector. Participatie aan culturele en sportieve initiatieven is een recht voor allen. De Rode Antraciet wil met haar werking de mogelijkheden hiertoe vergroten tijdens de detentie en focust hierbij tevens op het leven na detentie.

De Rode Antraciet respecteert de waardigheid en de mogelijkheden van elk indi-vidu en gaat uit van de verantwoordelijkheidszin van elke persoon. Ze ontplooit culturele, educatieve, gemeenschapsvormende en sportieve initiatieven voor en met gedetineerden, met aandacht voor hun sociale omgeving, en voor wie werkzaam is in de penitentiaire context. De Rode Antraciet benadrukt hierbij het belang van samenwerking tussen individuen, organisaties en overheden.”

130

Page 131: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

131

Sociaal-culturele en sportieve participatie is een recht voor allen: Dit is consistent met de ‘Basiswet Gevangeniswezen & rechtspositie van gedetineerden’. Een gedetineerde heeft iets mispeuterd, heeft ‘pijn’ veroorzaakt (en pijn, daar zijn we tegen, nietwaar?). Maar desondanks bestaat de straf uit het beperken van zijn vrijheid om te komen en te gaan waar hij wil. Maar hij blijft een burger, een lid van ‘the Brotherhood of Man’… hij mag zich ontplooien, onderwijs volgen, diploma’s behalen.

De recente discussie over straffen in ’t kader van de GAS-boetes heeft me trou-wens geleerd dat een straf een bepaald gedrag sanctioneert, begrenst… Dat is iets heel anders dan nieuw gedrag aanleren… De gevangenis is niet enkel straffen en delictplegers uit de maatschappij halen. De gevangenis moet evenzeer of vooral een oriëntatie-centrum zijn, een plek waar mensen nadenken over een nieuwe start in de samenleving, een toekomstplan. (99,9 % van de gedetineerden komt weer vrij. Hoe bereiden we ze voor op hun integratie in de samenleving?)

Respect voor de waardigheid en de mogelijkheden van elk individu. Tijdens de rechtsgang is vooral aandacht geweest voor ‘de feiten’. Het discours rond de dader betrof het delict dat hij pleegde. Focus nu liever op de talenten en mogelijkheden van elk individu. Dit is een positieve benadering: staar u niet blind op de feiten. Zoek naar de talenten en capaciteiten van de gedetineerde, en spreek deze aan!

“Persoonlijke groei, verbindend werken, maatschappelijke (her)activering en sociale integratie zijn de referentiepunten voor een eigen gevarieerd en gespe-cialiseerd aanbod en voor een constructieve samenwerking met de sportieve en sociaal-culturele partners van buiten de gevangenismuren. Vanuit haar ervaring en expertise stimuleert DRA het maatschappelijk debat over samenleving en detentie. Via informatie, sensibilisering en netwerking ijvert de organisatie voor een cultuur van ontmoeting en respect en voor de verdere humanisering van de penitentiaire context.”

Debat over samenleving en detentie: Ik vind het zeer belangrijk om tegen de huidige ‘repressieve’ trend in de samenleving de geest van de ‘Basiswet gevan-geniswezen en rechtspositie van gedetineerden’ te verdedigen; dit houdt in uitleggen wat de filosofie is van ons penitentiair systeem. Ik merk dat de media vaak uit sensatiezucht mee ‘verontwaardigd’ zijn en fulmineren tegen de normale rechtsgang: ‘dat een delinquente jongere naar de voetbal gaat met een begelei-der’, het voorwaardelijk vrij komen van een bekende ex-gedetineerde… In plaats van uit te leggen waarom dit de normale gang van zaken is.

Waarom ‘Hulp- en Dienstverlening’ ? Het beeld dat na grondige lezing van de Basiswet opdoemt van de gevangenis van de 21ste eeuw is een gevangenis met poreuze wanden, zodat de hulp- en dienstverleners uit de samenleving hun dien-sten kunnen aanbieden aan de opgesloten mede-burger.

Een tekening van een cirkel, die een gevangenis uitbeeldt, waarbinnen de detentie plaats vindt. Buiten bevinden zich de hulp- en dienstverleningsinstan-ties. Gedetineerden kunnen niet naar de bibliotheek in de samenleving; daarom is het noodzakelijk dat een gevangenisbibliotheek wordt ingericht binnen de muren. Als we ernstig werk willen maken van de op maat gesneden individuele detentietrajecten en als we verwachten dat gedetineerden zich voorbereiden op een nieuwe start in de samenleving buiten de criminaliteit: dan moet in de bibliotheek de meest recente informatie aanwezig zijn, zodat via lectuur en studie gedetineerden zich een toekomstplan kunnen uittekenen. Dit wordt uiteraard best ondersteund door verschillende begeleiders, onderwijskrachten, coaches. Gedetineerden kunnen geen ‘opleiding volgen’ buiten de gevangenis; daarom moeten onderwijsinitiatieven en opleidingen voorzien worden in de gevange-nis. Idem voor cultuur, sport, (geestelijke) gezondheidszorg, arbeidsbemiddeling enzovoort… In Vlaanderen is ervoor gekozen om zo veel mogelijk de diensten van

Page 132: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

‘buiten’ naar ‘binnen’ te loodsen, zonder categoriale organisaties in het leven te roepen.

Het Beleidskader bestaat uit:

» Een Vlaams decreet Hulp- & Dienstverlening aan Gedetineerden;

» De Basiswet gevangeniswezen & rechtspositie van gedetineerden;

» Binnen de culturele sector (relevant voor De Rode Antraciet): het participa-tiedecreet.

Op de gevangenis-vloer is het een uitdaging om met die verschillende richtlijnen en denkkaders een ‘lokaal cultuurbeleidsplan’ en een lokaal ‘sportbeleidsplan’ te knutselen! (Liefst in een geïntegreerd plan van de hulp- en dienstverlening, in nauw overleg met de gevangenisleiding.) Op de werkvloer lokaal zijn er in elke gevangenis eigen tradities en gewoonten; ook specifieke beperkingen per gevangenis; waar er overbevolking is, blijkt niet alles mogelijk te zijn. Toch blijkt dat aanvankelijke weerstanden van het penitentiair personeel kunnen overwon-nen worden. Het is een zaak om ruimte te scheppen in elke gevangenis voor een minimum-aanbod, en om op maat te werken. (Probeer niet meteen een maxi-mum-aanbod uit, want dat zou niet lukken.)

Wie geeft mee vorm aan cultuur en sport in de gevangenis? De Rode Antraciet doet dit niet alleen! We hebben vele partners… Netwerk-partners zijn onder meer:

» Vormingplus-centra;

» Cultuurcentra;

» Sociaal-culturele en sociaal-artistieke organisaties als Victoria Deluxe, Villa Basta, Kunstwerk(t), museum M, MOOV, The Reader Organisation…

» Vrijwilligers van De Rode Antraciet, de CAW’s en gevangenissen;

» De bibliotheken en de medewerkers gevangenisbibliotheken;

» Steden en gemeenten: cultuurbeleidscoördinatoren, schepenen cultuur en sport;

» Individuele kunstenaars, freelancers;

» BLOSO en sportfederaties.

Op de gevangenisvloer:

» De gevangenisdirectie en de andere mensen van JUSTITIE: de PBA’s, de PSD…

» Partners binnen de muren: beleidscoördinator, organisatieondersteuners, trajectbegeleiders, onderwijsmensen…

WAARUIT BESTAAT ONS AANBOD? Sport: sportclubs binnenbrengen, voetbal-training, fitness, badminton, spinning, start-to-run, competitive met ploegen van buiten… Sociaal-cultureel werk: schrijfworkshops, leesclubs, theaterworkshops, crea, Kafee Detinee en Café Prison, story telling, concerten allerhande, ook concert van deFilharmonie… Gevangenisbibliotheekwerking: actuele collecties, profes-sioneel gerund, in een toegankelijke ruimte; Cursuswerk: ouderschap handhaven, agressietraining, communicatieve vaardigheden… Slachtoffer in beeld in deten-tie: werken aan de empathie van daders.

De effecten van onze activiteiten: Elke activiteit… vermindert wangedrag, biedt vertroosting, bevordert de emotionele en sociale ontwikkeling, versterkt de ver-antwoordelijkheidszin, bevordert zelfkennis, kanaliseert onderdrukte gevoelens, is een leermoment in het omgaan met stress, vraagt interactie met zeer uiteen-lopende karakters, versterkt de sociale banden met de omgeving, slaat een brug

132

Page 133: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

133

naar de buitenwereld, gaat vervreemding tegen, stimuleert de geest, bevordert educatie, stimuleert zelfontplooiing en zelfredzaamheid, voedt het resociali-satieproces, bevordert zelfdiscipline, versterkt sociale verdraagzaamheid, leert samenwerken in een team, bevordert verdraagzaamheid & intercultureel begrip, verhoogt de ‘empathische vermogens’ door te lezen en personages te doorgron-den, zorgt voor fysieke en mentale fitheid…

Opmerkingen van gedetineerden:

Een activiteit in Hoogstraten en Merksplas was het Free podium: samen musice-ren! Fred een deelnemer zegt: “Ik dacht dat ik niets kon. Ik ben altijd een beetje een eenzaat geweest. Hierbinnen leerde ik mezelf uitdagen. Via muziek kan ik tot expressie komen. Ik leerde samen bouwen aan iets goed. Ik heb een nieuw doel als ik terug buiten kom.”

SLAM POETRY: een hedendaagse vorm om te spelen met woorden en ritmes: poëzie schrijven. En daarna dit ook presenteren voor een publiek. (Dit werd geor-ganiseerd in Hoogstraten, Dendermonde, Leuven-Hulp…). Ruben getuigt: “Ik vond het project SLAM POETRY leerzaam en heel interessant. Je leert hoe je je frustraties en gevoelens kan uiten op papier. Dit ga ik als ik vrij kom verder blijven doen. Ik durf te zeggen dat dit van mij een rustiger mens heeft gemaakt.”

Vele gedetineerden vertellen ons: “Jullie ontmoeten, contact hebben met gewone mensen in de buitenwereld – dat helpt ons. Het is een manier om detentieschade tegen te gaan.”

THEATERPROJECTEN in de gevangenis: Brugge (met Dogtroep in 2002), Antwer-pen (met Toneelhuis), Dendermonde, Gent… Kevin getuigt: “Het belangrijkste dat ik geleerd heb, is dat ik met een groep mensen kan samenwerken. Vroeger zou me dit niet gelukt zijn!” Andy getuigt: “Wat ik persoonlijk heb bijgeleerd, is om andere dingen voorop te stellen, en niet enkel mijn eigen belang!”

“ONGEZIEN” is een tentoonstelling in Leuven met werk van gedetineerden uit heel Vlaanderen en Brussel. Daartoe werden overal crea-workshops geïnitieerd; ook gedetineerde kunstenaars die op hun cel in stilte werken werden uitgenodigd en kregen een platform. Een aantal kunstwerken werden ‘geadopteerd’ door al-lerhande organisaties.

Verkiezingen 2014: laat je stem niet verloren gaan! Naar aanleiding van de belangrijke verkiezingsdag op 25 mei 2014 zullen in het voorjaar 2014 workshops ‘Kies keurig 2014’ plaats vinden. Met het didactisch materiaal van TOEMEKA vzw zullen wij in alle gevangenissen die erom vragen info-sessies organiseren om het ABC van deze verkiezingen toe te lichten, en om de deelnemers op een interac-tieve manier bij de politiek te betrekken. Gedetineerden verliezen hun bewegings-vrijheid, maar het blijven burgers. Zeker de ‘gedetineerden in voorlopig hechtenis’ zijn stemplichtig. Het heeft zin om hen aan te spreken als verantwoordelijke burgers en om ze te stimuleren van hun stemrecht gebruik te maken. Ook in de gevangenissen waar deze workshop niet plaats vindt, worden in de bibliotheek affiches opgehangen en volmachtformulieren gelegd.

SLACHTOFFER IN BEELD. Deze affiche kondigt de komst van een bijzondere cur-sus van De Rode Antraciet aan: ‘Slachtoffer in beeld’. Deelnemers aan deze cursus zijn daders die erkennen dat ze een slachtoffer schade toegebracht hebben. Er wordt stilgestaan bij het slachtoffer-perspectief met directe ontmoetingen met slachtoffers. Een zeer ingrijpende cursus.

LEKKER SAMEN LEZEN. Tijdens dit aanbod wordt hardop voorgelezen aan gedetineerden; ze lezen mee – krijgen de tekst in de hand. Dit is een project van The Reader Organisation, overgewaaid uit het Verenigd Koninkrijk (de streek rond Liverpool) naar Vlaanderen. Het Lezerscollectief is de organisatie die in Vlaanderen en Brussel gelijkaardige leesclubs in de steigers zet. De Rode Antraciet stimuleert de organisatie van deze leesclubs in gevangenissen. Het vond reeds plaats in Dendermonde, Antwerpen, Turnhout, Mechelen. Amerikaans onderzoek toonde aan dat literatuur lezen wel degelijk de empathie verhoogt!

Page 134: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Sport en beweging worden binnengebracht door de sportfunctionaris-sen van De Rode Antraciet. Sporten in de gevangenis is belangrijk! Hier een getuigenis van een sportende gedetineerde: “Ik startte in 2011 met sporten in de gevangenis. Ondertussen verloor ik 34 kilogram en ben ik bewust bezig met gezond bewegen en leven. Door dit programma en de fysieke veranderingen, ben ik ook veel bewuster gaan kijken naar mijn hele levensstijl van vroeger. Ik durf dan ook stellen dat ik andere doelen in mijn leven nastreef. Jammer dat ik nog steeds word beoordeeld op de persoon die ik toen was, zonder dat er rekening gehouden wordt met wat ik al gedaan heb om te veranderen.. en wie ik nu ben!” (E.A., gedetineerde Hoogstraten, deelnemer personal fit plan). Nog een gedetineerde zegt het volgende: “Ik bruis van energie en ik vind sport een ideale manier om die kwijt te kunnen!” (S.B.)

De Rode Antraciet was betrokken in 2011-2012 bij een Europese actie: “Prepara-tory action: social inclusion through sport.” Dit project ‘Prisoners on the move’ is intussen achter de rug. 2014 wordt het jaar van ‘sport in prison’!

134

Page 135: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

135

Page 136: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

136

Thema 4: Medische verzorging

Page 137: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

137

Standpunt van een Commissievan toezicht (Bart De Temmerman, voorzitter van de Commissie van toezicht te Gent)

» De taak van de Commissie van toezicht bestaat hoofdzakelijk in het houden van een onafhankelijk toezicht op de gevangenis, op de bejege-ning van de gedetineerden en op de naleving van de voorschriften. De medische zorgverstrekking aan gedetineerden is vanzelfsprekend één van de aspecten waarop de Commissie toezicht moet houden. Dat de Commissie van toezicht oog moet hebben voor de wijze waarop binnen de gevangenis medische zorg wordt verstrekt, blijkt alleen al uit het feit dat de commissie minstens één arts onder haar leden moet tellen 48. Hoe vervult de Commissie van toezicht in de praktijk deze taak van toe-zicht op de gevangenis en op de bejegening van de gedetineerden?

» De Commissie van toezicht krijgt kennis van eventuele tekortkomingen op het vlak van medische zorg door klachten van de gedetineerden. Bij de Commissie van toezicht bij de gevangenis te Gent hadden in 2010 zes van de in totaal 118 klachten betrekking op de medische behandeling binnen de gevangenis. Voor 2011 ging het over zes van de 74 klachten en in 2012 over zes van de 135 klachten. Het gaat dikwijls over klachten van gedetineerden over de afwezigheid van een behandeling of over een als ontoereikend ervaren behandeling van een medisch probleem. Een vergelijkbare klacht is de klacht dat met specifieke dieeteisen geen rekening wordt gehouden. Met de vraag of de arts al dan niet terecht tot een bepaalde diagnose is gekomen of voor een bepaalde behandeling heeft gekozen, kan de

commissie zich niet inlaten. De commissie beschikt overigens niet over mogelijkheden om zo een vraag te onderzoeken. De deontologie van de zorgverleners brengt mee dat de arts van de Commissie van toezicht, als beroepsbeoefenaar met een opdracht als expert, geen inzage heeft in het patiëntendossier. De arts van de commissie kan evenmin als behandelend arts optreden. De commissie zou wel naar aanleiding van dergelijke klachten moeten kunnen onderzoeken of de medische zorg binnen de instelling wel goed georganiseerd is. Zoals hierna nog wordt toegelicht, is dit thans een vrijwel onbegonnen zaak. Gedetineerden klagen ook meer dan eens over de bedeling van medi-cijnen. Zo meldde een geïnterneerde dat hij bij zijn terugkeer naar de inrichting te Gent, na een kort verblijf voor medische controle in Brugge, gedurende twee dagen zijn vaste medicatie niet kreeg. Enkele gedetineer-den meldden dat zij niet altijd, door fouten in de bedeling, de medicij-nen krijgen zoals door de dokter voorgeschreven. In de gevangenis zijn medicijnen in elk geval problematisch. Alle zorgverleners zijn er zich goed bewust van dat medicijnen zoals benzodiazepines bijzonder gegeerd zijn en, in het minst slechte geval, tussen gedetineerden worden verhandeld, of, erger, aanleiding geven tot misbruik of afpersing van zwakkere gedeti-neerden. Twee gedetineerden die in de strafcel waren opgesloten, meldden aan de commissie dat hun niet de mogelijkheid werd geboden de verwondingen te laten vaststellen die zij bij een maatregel van dwang zouden hebben opgelopen. In het ene geval zou de dokter aan de gedetineerde hebben gezegd dat de vaststelling van letsels nog na de opsluiting in de strafcel kon gebeuren. Tegen dan waren de zichtbare verwondingen echter verd-wenen. De andere gedetineerde meldde dat hij het bezoek van de dokter had gevraagd om zijn letsels te laten vaststellen maar dat aan dit verzoek geen gevolg zou zijn gegeven. Of deze klachten overeenstemmen met wat in werkelijkheid werd gezegd of gedaan, is bijzonder moeilijk na te gaan. Objectief bezien kan wel worden beaamd dat de gedetineerde in de strafcel zich in een bijzonder afhankelijke positie bevindt en weinig moge-

48 Thans art. 138quinquies, §1, KB van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen; in de toekomst art. 31, §2, laatste lid, basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden.

Page 138: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

lijkheden heeft om voor zijn rechten op te komen. Ook is duidelijk dat in het geval waarin de gedetineerde in de strafcel aan de dokter vraagt dat zijn letsels worden geattesteerd, zowel de vertrouwensrelatie tus-sen dokter en gedetineerde als de onafhankelijkheid van de dokter ten aanzien van de inrichting het sterkst tot uiting zouden moeten komen. Het CPT 49 stelt voorop dat de gezondheidsdienst binnen de gevange-nis kan bijdragen tot de voorkoming van geweld tegen de gedetineer-den door op systematische wijze vastgestelde letsels te registreren en, in voorkomend geval, aan de bevoegde overheden te melden, in indi-viduele gevallen na toestemming van de gedetineerde. Meer bepaald is het CPT van oordeel dat wanneer de gedetineerde na een dwang-maatregel door de dokter wordt onderzocht, de arts alle vastgestelde sporen van geweld moet beschrijven, de relevante opmerkingen van de gedetineerde moet noteren en zijn bevindingen moet geven, en dat de gedetineerde over die informatie moet kunnen beschikken50. Wat vangt de Commissie van toezicht met deze klachten aan? Wanneer de gedetineerde dit vraagt, legt de commissie de klacht aan de directie voor. De directie van de gevangenis te Gent besteedt aan deze klach-ten steeds alle aandacht, toetst de klacht aan bijkomende informatie die zij in voorkomend geval aan de gedetineerde of het personeel vraagt en stelt vervolgens de commissie op de hoogte van haar bevin-dingen of het initiatief dat zij nam om het aangeklaagde probleem te verhelpen.

» Wanneer de commissie alleen voortgaat op klachten van de gedeti-neerden, oefent zij nog geen structureel toezicht uit op de medische zorgverstrekking binnen de gevangenis. Datgene wat de gedetineer-den haar niet melden, ontsnapt dan aan haar gezichtsveld. Zo een structureel toezicht is nochtans noodzakelijk, al was het maar omdat niet alle gedetineerden voldoende weerbaar of taalvaardig zijn om met de commissie te spreken of daartoe zelfs niet fysiek of psychisch in staat zijn.

De Commissie van toezicht oefent haar taak als toezichtsorgaan pas ten volle uit wanneer zij uit eigen beweging toeziet op, onder andere, de wijze waarop de medische zorg binnen de gevangenis is georganiseerd en wordt verstrekt. Voor dit toezicht zou de commissie onder andere kunnen uitgaan van de aanbevelingen die het CPT formuleert in verband met de gezondheidszorg in de gevangenis51 of van de regels zoals geformuleerd in de European Prison Rules, zoals vastgesteld door het Comité van Ministers van de Raad van Europa op 11 januari 2006 52. Het pijnpunt is evenwel dat met de wijze waarop de Commissies van toezicht thans zijn samengesteld en moeten werken, een dergelijk structureel toezicht bijzonder moeilijk is. De leden van de Commissie van toezicht zijn personen die, naast hun gewone, voltijdse beroepsactiviteit, het bijkomend engagement van commissielid belangeloos op zich nemen. Het commissielid is een vrijwilliger die zijn taak aanvat doorgaans zonder enige kennis van het gevangeniswezen en, in elk geval, zonder een bijzon-dere opleiding die hem op zijn taak als commissielid voorbereidt. Hij kan geen beroep doen op een kenniscentrum zoals Nederland dat kent en dat relevante informatie ter beschikking van de Commissies van toezicht stelt. 53 In zo een constellatie is het bijzonder moeilijk kennis, vaardigheden en ervaring op te slaan om ze over te dragen aan nieuwe commissieleden, te delen met andere commissies en om er op voort te bouwen. Op die wijze komt men niet toe aan het ontwikkelen van werkmethodes en procedures die kunnen leiden tot een structureel toezicht op de gevangenisinrichting. Het zou nochtans de moeite lonen (onder andere) precies in beeld te bren-gen in welke mate medische zorg wordt aangeboden en in welke mate dit aanbod met de reële noden overeenstemt. Iedereen weet weliswaar dat er binnen de gevangenisinrichtingen een onvoldoende zorgaanbod bestaat, in het bijzonder voor de geïnterneerden. Niettemin blijft het van belang precies te beschrijven in welke mate en op welke wijze het zorgaanbod al dan niet toereikend is.

138

49 Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (Comité euro-péen pour la prévention de la torture et des peines ou traitements inhumains ou dégradants) (CPT).

50 CPT, Normes du CPT, http://www.cpt.coe.int/fr/documents/fra-standards.pdf (2011), p. 48, nrs. 60-61).

51 CPT, Normes du CPT, http://www.cpt.coe.int/fr/documents/fra-standards.pdf (2011), p. 42-51.

52 https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=955747.53 http://www.commissievantoezicht.nl/

Page 139: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

139

In dit verband kunnen enkele summiere gegevens in verband met de gevangenis te Gent worden vermeld. In Gent zijn er drie psychiaters werkzaam. Twee psychiaters werken als zorgverstrekker, één voor de geïnterneerden en één voor de andere gedeti-neerden. Een derde psychiater heeft een opdracht als expert (in het bijzonder tegenover de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij). De psy-chiater die instaat voor de andere gedetineerden, is vier dagen per week in de instelling gedurende vier uur per dag aanwezig. Dagelijks spreekt hij tien tot twaalf personen. De andere psychiater-zorgverstrekker staat in voor het honderdtal geïnterneerden die de gevangenis te Gent telt. Met een dergelijke beperkte beschikbaarheid van medische zorg kan onmogelijk een voldoende intensieve psychiatrische behandeling worden geboden. De gewone medische zorg wordt door vijf dokters verstrekt. Er zijn raadplegingen in de ochtend en ’s avonds. Een dokter kan op het och-tendconsult dat drie uur duurt, wel een dertigtal patiënten zien. In het weekend worden alleen urgente gevallen behandeld. De vraag is steeds groter dan het aanbod en de gedetineerde die op niet-urgente wijze ziek is, zal geduld moeten hebben. De psychiater en de arts met wie ik sprak, ervaren door de gevange-nisomgeving op zichzelf geen beperkingen in de uitoefening van hun taak. Niet evident is evenwel de behandeling van de gedetineerden in de strafcel. Zo laat een psychiatrisch consult aan het luikje van de deur van de strafcel, of in de strafcel zelf in aanwezigheid van drie penitentiaire beambten, niet veel méér dan een noodbehandeling toe. De verdere zorgverstrekking is dan voor nà de opsluiting in de strafcel. Tevens moet, nogmaals, worden beklemtoond dat de overbevolking in de gevangenis een nefaste weerslag heeft op de mentale gezondheid van de gedetineerden. Het onderbrengen van verschillende gedetineerden in één cel leidt tot allerlei problemen die voor de gedetineerde ondraaglijk

kunnen worden, nog los van het feit dat minder weerbare personen het slachtoffer kunnen worden van afpersing en misbruik. De psychiater die ik sprak, beschouwde de overbevolking als een bijzonder groot probleem dat leidt tot veel agressie en tot extra ziektes zoals depressie. Ook het aantal geïnterneerden in de gevangenis is in de voorbije jaren aanzienlijk toegenomen (zoals blijkt uit de statistieken van het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen: voor de geïnterneerden bedroeg de gemiddelde dagelijkse bevolking in 2007 73,2, in 2008 87,1, in 2009 104,3, in 2010 102,1, in 2011 105,6; op 2 april 2013 waren er 107 geïnterneerden, een stijging met 46% ten opzichte van 2007). Deze stijgende overbevol-king heeft vanzelfsprekend een nefaste weerslag op de begeleiding van deze mensen. Het zorgteam in de gevangenis te Gent, dat bestaat uit een tiental medewerkers (naast de psychiater drie psychiatrische verpleegkun-digen, een ergotherapeut, een opvoeder, een kinesist, een psycholoog en een maatschappelijk werker) moet immers instaan voor de begeleiding van een honderdtal geïnterneerden (van wie er slechts een klein aantal reguliere gevangenisarbeid kan verrichten). Alleen al op basis van deze cijfers blijkt dat het zorgaanbod voor de geïnterneerden structureel ontoe-reikend is, hoe groot ook de inzet van alle zorgverleners moge zijn.

» Ik wil ten slotte getuigen van een zeer ingrijpende ervaring die ik einde vorig jaar had bij het bezoek aan een bijzonder zwaar psychotische man in de beveiligde cel. De man werd in de gevangenis te Gent opgenomen nadat twee psychia-trische instellingen waar hij voordien verbleef, niet langer bereid waren hem verder op te nemen in de psychotische, met agressie gepaard gaande toestand waarin hij verkeerde. In de gevangenis bleek vrijwel meteen dat hij niet in een gewone cel kon verblijven. Bij wijze van bijzondere bevei-ligingsmaatregel werd hij ondergebracht in een beveiligde cel. Op een korte onderbreking na, verbleef de man van midden november tot einde december in een beveiligde cel. Einde december, toen ik hem op vraag van

Page 140: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

zijn raadsman in de beveiligde cel bezocht, kon ik vaststellen dat de man in een toestand van acute psychose verkeerde die elk werkelijk menselijk contact onmogelijk maakte. De directie was zich bewust van de uiterst pro-blematische situatie. Een week later kon hij via een beslissing van de voorzit-ter van de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij alsnog naar een psychiatrische instelling worden overgeplaatst. Op dat ogenblik bleek dat ook de fysieke toestand van de man was aangetast zodat hij eerst in het zie-kenhuis diende te worden behandeld. Na zijn terugkeer in de psychiatrische instelling kwam die echter opnieuw tot de conclusie dat het einde van de behandelingsmogelijkheden was bereikt. De man werd opnieuw, thans in een andere penitentiaire instelling opgenomen. Dit geval is een pijnlijke illustratie van een structureel probleem waarvoor, zowel in het algemeen als voor de individuele geïnterneerde, een bevredi-gende oplossing thans niet mogelijk is, althans niet binnen het gevange-niswezen zoals het thans is gestructureerd. In het geval van zeer zwaar psychisch lijden is de problematiek des te schrijnender. Zwaar psychisch zieke mensen komen in de gevangenis terecht omdat psychiatrische instellingen deze patiënten niet langer kunnen of willen opnemen. Het gevangeniswezen beschikt echter niet over voldoende mogelijkheden om deze zwaar zieke mensen op adequate wijze te behandelen. De schrijnende paradox dat deze mensen niet thuis horen in een penitentiaire instelling maar evenmin ergens anders terechtkunnen, moet dan ook dringend de wereld uit.

Standpunt van de psychiater: de beginselen(Samenvatting)(Dr. Paul Cosyns, psychiater, professor UA)

4.2.1 Medische beginselen en rechtsregels

De gedetineerden en de geïnterneerden hebben, net zoals alle burgers, recht op een passende en kwaliteitsvolle medische verzorging (lichamelijk en psychisch).

Recht op verzorging in een omgeving met zo min mogelijk beperkingen. Recht op verzorging met inachtneming van het gevaar dat zij opleveren en het risico op recidive.

De volgende normen zijn van toepassing: de basiswet van 12 januari 2005 betref-fende de rechtspositie van de gedetineerden, de wet van 2002 betreffende de rechten van de patiënt, en de Code van geneeskundige plichtenleer van de Orde van geneesheren. Krachtens de RIZIV-wet vallen de gedetineerden niet onder de wet met betrekking tot de gezondheidszorg!

De basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechts-positie van de gedetineerden voorziet in een recht op gezondheidszorg. “De gedetineerde heeft recht op een gezondheidszorg die gelijkwaardig is met de gezondheidszorg in de vrije samenleving en die aangepast is aan zijn specifieke noden.” (art. 88). Zij maakt eveneens een onderscheid tussen de functie van “zorg-verlener” en die van “expert” (art. 96, § 3, en art. 100, § 3). Het medisch geheim en de professionele onafhankelijkheid van de zorgverlener worden gewaarborgd.

De arts kan niet vrij worden gekozen. De vrijheid van keuze (art. 91, § 2) is zeer beperkt. De status van vertrouwenspersoon is enkel toegekend aan de arts van buiten de gevangenis, de advocaat en de aalmoezenier of moreel consulent. De gedetineerde kan geen afschrift verkrijgen van zijn medisch dossier. Hij kan enkel verzoeken een afschrift mee te delen aan de door hem aangewezen vertrouwens-persoon (art. 92, § 2).

140

Page 141: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

141

Gegevens over de ziektes en psychiatrische problemen in de gevangenis

Meest voorkomende pathologieën in de Belgische gevangenissen

Pathologieën Belgische bevolking Gevangenissen FactorTuberculose 12/100000 193/100000 X 16

AIDS 0.2 % 1% X 5

Hepatitis C 1 % 7 % X 7

Psychose < 1 % 5 % X 5

Zelfmoord 2/10.000 12/10.000 X 6

Alcohol- en druggebruik 6 % 40 % X 7

Ervaring met heroïne 0.5 % 27 % X 54

“Psychopathologische” dimensie van de geïnterneerden in BelgiëVolksgezondheid(%) Justitie (%)

Psychotische problemen 42 29

Persoonlijkheidsstoornissen 11 30

Parafilie 15 13

Verslaving 12 7

Stoornissen in de impulsbeheersing 5 2

Verstandelijke handicap 4 17

Andere 11 2

100 100

Page 142: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

62 studies van 12 Westerse landen 54

22 790 gevangenen (gemiddelde leeftijd 29 jaar) Waarvan 18 530 (= 81 %) mannen

Mannen 3,7 % psychotische problemen

10,0 % zware depressie

65,0 % persoonlijkheidsstoornissen

Vrouwen 4,0 % psychotische problemen

12,0 % zware depressie

42,0 % persoonlijkheidsstoornissen

109 studies van 24 Westerse landen 1966-201055

33 588 gevangenen (gemiddelde leeftijd 30,5 jaar) Waarvan 28 361 (= 84,4 %) mannen

Mannen 3,6 % psychotische problemen

10,2 % zware depressie

Vrouwen 3,9 % psychotische problemen

14,1 % zware depressie

142

54 S. Fazel, J. Danesh, Serious mental disorder in 23.000 prisoners: a systematic review of 62 surveys, Lancet 2002; 359: 545-550.55 S. Fazel, K. Seewald, Severe mental illness in 33.588 prisoners worldwide: The British Journal of Psychiatry 2012; 200: 364-373.

Page 143: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

143

Aantal interneringen in België 56

Jaar Geïnterneerden Jaar Geïnterneerden Jaar Geïnterneerden

1931 324 1965 495 1994 350

1932 273 1966 353 1995 349

1933 383 1967 439 1996 315

1934 364 1968 464 1997 363

1934 335 1968 349 1998 334

1936 385 1970 310 1999 299

1937 415 1971 266 2000 313

1938 408 1972 352 2001 334

1939 425 1973 291 2002 350

1940 278 1974 310 2003 322

Onrustwekkende vaststellingen:

» Tussen 2000 en 2001 is het aantal geïnterneerden in de gevangenissen met 72 % gestegen (van 640 tot 1 103).

» Dezelfde tendens doet zich voor bij het aantal gedetineerden met psy-chische problemen.

56 Bron: Goethals, J. (1991), Abnormaal en delinquent. Kluwer rechtswetenschappen: Antwerpen. Dienst voor het Strafrechterlijk Beleid (2005). Interneringen per inbreuk. FOD Justitie: Brussel.

» Ontoereikende psychiatrische zorgen voor de gedetineerden en de geïn-terneerden.

» Verhoogde vraag in de Europese landen naar plaatsen in forensisch psy-chiatrische centra.

» Veel patiënten in de forensisch psychiatrische centra zijn oude patiënten die regelmatig terugkeren (opnieuw opgenomen?).

Page 144: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Voorstellen

Overdragen van de verantwoordelijkheid voor de penitentiaire zorgen van Justitie naar Volksgezondheid (RIZIV-wet). Naleven van de kwaliteitszorgen van Volksge-zondheid. De twee forensisch psychiatrische centra te Gent en Antwerpen moeten volwaardige forensisch psychiatrische centra worden en geen gevangenissen met een iets grotere zorgverlening.

Oprichting van een Penitentiair Onderzoeks- en Klinisch Observatiecentrum (koninklijk besluit van 19 april 1999 tot instelling van een Penitentiair Onderzoeks- en Klinisch Observatiecentrum met het statuut van wetenschappelijke inrichting van de Staat). Voorzien in opleidingen en een erkenning in gedragswetenschap-pen van de forensisch psychiatrische centra. Organiseren van wetenschappelijk onderzoek dat gericht is op het beheer.

Standpunt van de arts: medische verzorging in de praktijk(Samenvatting) (Dr. Gaëtan DE DORLODOT, geneesheer-directeur bij het CMC van de gevangenis te Sint-Gilles Samenvatting

De gevangenis, als plaats van detentie en de moeilijkheden en de pathologie die eruit volgen, is geen setting voor zorgverlening. De gezondheidszorg is echter sterk afhankelijk van die omgeving. De terugkeer van de patiënten naar de ge-meenschap is onvermijdelijk, behoudens internering.

De gevangenisbevolking is zeer gevarieerd. Meer dan 20 % van de bevolking is ouder dan 65 jaar en 35 % is tussen 25 en 35 jaar oud. Er zijn steeds 11 000 gede-

tineerden, hetzij 1 inwoner op 1 000. Beklaagden-veroordeelden-geïnterneerden leven samen in dezelfde inrichting.

Wettelijk kader

Het wettelijk kader omvat de Code van geneeskundige plichtenleer van de Orde van geneesheren, het huishoudelijk reglement van de gevangenissen, de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt en de drie uitzonderin-gen daarop: vrije keuze van de arts-vertrouwenspersoon-recht op afschrift van het medisch dossier, de basiswet van 12 januari 2005 betreffende de rechtspositie van de gedetineerden en de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van veroordeelden, die de voorlopige invrijheidstellingen om medische redenen behandelt (nog niet in werking getreden).

De basiswet van 12 januari 2005 betreffende de rechtspositie van de gedetineer-den bevat enkele essentiële punten:

» bevestiging van de rol van de arts bij het behouden en verbeteren van de licha-melijke en geestelijke gezondheidstoestand van de gedetineerde (art. 87);

» gelijkwaardigheid van de gezondheidszorg met de gezondheidszorg in de vrije samenleving (art. 88);

» voortzetting van de gezondheidszorg die de gedetineerde voor de ops-luiting in de gevangenis genoot in de loop van zijn detentietraject (art. 89);

» artsen met de vereiste kwalificaties in functie van de specifieke noden (art. 90);

» recht een beroep te doen op een zelf gekozen arts (art. 91);

» recht om een arts van buiten de gevangenis als vertrouwenspersoon aan te wijzen (art. 92);

144

Page 145: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

145

» toegang tot gespecialiseerde zorgen: diagnose en therapie (art. 93);

» noodzaak om de verslechtering van de gezondheid te melden aan de directeur en de verantwoordelijke arts van de dienst voor gezondheids-zorg (art. 94);

» in kennis stellen van de naasten in geval van overlijden (art. 95);

» bevestigen van de professionele onafhankelijkheid van de zorgverleners en waarborgen dat de evaluaties en beslissingen met betrekking tot de gezondheid van de gedetineerden enkel op medische criteria worden gefundeerd (art. 96);

» onverenigbaarheid expertise-zorgverlening (art. 96, § 3, en art. 100, § 3).

Praktische organisatie van de zorgverlening

In iedere gevangenis wordt de zorgverlening georganiseerd vanuit de zieken-boeg. Bovendien telt België drie medisch-heelkundige centra, psychiatrische afdelingen in de gevangenissen voor observatie in afwachting van een plaatsings-beslissing en instellingen voor internering intra en extra muros (Paifve, Tournai).

Om een afspraak te maken, overhandigt de gedetineerde een indiscreet briefje aan de bewaker. Bij de consultatieverzoeken wil 10 % eenvoudigweg de cel verlaten. Andere verzoeken zijn eerder niet-medisch van aard en betreffen voeding, bedden-goed en allerhande certificaten. Daarnaast heerst er ook heel wat verwarring over de rollen expert-zorgverlener. Ook de verzoeken om gespecialiseerd advies bij het medisch-heelkundig centrum of een extern ziekenhuis zijn problematisch: be-voegdheidsproblemen, vertragingen bij de uithalingen (weigering van de patiënt), afzeggingen van een tussenpersoon, afzeggingen van het ziekenhuis. Tot slot is er te weinig tijd voor de voorbereiding en de toediening van behandelingen.

Voorbeelden

Hepatitis C, tuberculose en polypathologieën bij ouderen.

Hepatitis C

De overdracht van hepatitis C gebeurt hoofdzakelijk via parenterale weg (kwet-suur of injectie). Zeventig tot tachtig procent van de patiënten wordt chronisch ziek, inzonderheid een chronische ontsteking van de lever die uitmondt in lever-cirrose of zelfs levercarcinoom (leverkanker).

De gevolgen van hepatitis C worden onderschat. De prevalentie ervan blijft onderschat. Hepatitis C kan bij 7 % van de gevangenisbevolking voorkomen. Het gevangeniswezen werkt te weinig rond de bewustwording van de wijze waarop deze ziekte wordt overgedragen. De modus vivendi veroorzaakt een sneeuwbalef-fect. Of een gedetineerde in aanmerking komt voor een behandeling is afhankelijk van de check-up, het voorafgaand psychiatrisch advies en de beschikbaarheid van de patiënt gedurende de volledige behandeling.

Inspanningen om hepatitis C uit te roeien leveren voordelen op lange termijn op: afremming van het ontstaan of zelfs terugdringing van leverfibrose, verlaagd ri-sico op leverdecompensatie bij voorafgaande cirrose, verlaagde waarschijnlijkheid van transplantatie bij de leverpatiënt, verlaagd risico op levercarcinoom afhanke-lijk van de graad van fibrose voor de behandeling, algemene verbetering van het sterftecijfer en het aantal ziektegevallen als gevolg van leverpathologieën.

Page 146: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Tuberculose

Tuberculose blijft hardnekkig in het gevangenismilieu. Iedere nieuwe binnenko-mer in de gevangenis wordt onderzocht. Het Fonds des Affections Respiratoires (FARES) en de Vlaamse Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tubercu-losebestrijding (VGRT) bieden een onontbeerlijk partnerschap voor de opsporing ervan. Bij vermoeden van tuberculose kan een van de drie medisch-heelkundige centra optreden. De behandeling na invrijheidstelling blijft echter onzeker.

146

Polypathologieën bij ouderen

Het aantal personen ouder dan 65 jaar is goed voor 20 % van de patiënten van de gevangenisbevolking. De gevangenis is vaak slechts beperkt aangepast aan die oudere bevolking. De slechte staat van het gebit is een gevolg van de voeding, infecties en het gebrek aan verzorging. Het ontbreekt aan projecten om het hoofd te bieden aan verslavingen bij ouderen. Euthanasie is niet mogelijk in de gevange-nis; palliatieve zorgen zijn echter nog te bespreken.

Page 147: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

147

Page 148: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

148

Conclusies

De specifieke kenmerken van de zorgverlening in de gevangenissen moeten in de medische opleiding worden geïntegreerd. Het is belangrijk dat de basiswet betreffende de rechtspositie van de gedetineerden wordt toegepast. Een toena-dering tot de FOD Volksgezondheid lijkt wenselijk. De zorgverleners vereisen een ad-hocfinanciering. Er is nood aan een ambitieus gezondheidszorgbeleid waarbij re-integratie centraal staat.

Standpunt van de Liga voormensenrechten: aanbevelingen door Jos Vander Velpen en Marion Van Hecke van de Liga voor mensenrechten

De Liga werkt steevast rond vier centrale thema’s: vrijheid versus veiligheid, discri-minatie, privacy en detentie. Om te bepalen waar onze focus zal liggen en welke concrete acties we gaan ondernemen, proberen we maatschappelijke knelpunten te detecteren. Zo werken we dieper in op thema’s die vergeten dreigen te worden, brengen we ze aan de oppervlakte en doen we het maatschappelijk debat en bewustzijn aanzwengelen.

Dat geïnterneerden vergeten werden, merkten we aan de vele brieven die we kregen. Hoewel we geen organisatie zijn die aan individuele hulpverlening doet, vinden gedetineerden en geïnterneerden de weg naar ons. We beantwoorden deze brieven ook systematisch, al is het maar met een doorverwijzing of met een symbolisch hart onder de riem.

De roep om hulp van geïnterneerden was echter zo groot, dat we bij andere organisaties te rade gingen om de problematiek beter te begrijpen. We werden geconfronteerd met een heel complex verhaal waar we uiteindelijk onze schou-ders hebben onder gezet om het op de politieke agenda en in de publieke opinie te krijgen, zeker toen eind 2011 nogmaals werd beslist om de inwerkingtreding van de nieuwe interneringswet van 2007 uit te stellen. Dit heeft tot gevolg dat meer dan 1000 geïnterneerden hun hoop op een behandeling verliezen.

Onze campagne hield veel in. We brachten een boek uit met verhalen van geïn-terneerden, gebracht door verschillende kunstenaars en creatievelingen, orga-niseerden een debat, gingen actie voeren aan de stations waar mensen met hun smartphone konden inchecken in Foursquare in ruil voor een “check out” van een

Page 149: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

149

geïnterneerde, we ontwikkelden een postercampagne en stonden op de Boeken-beurs, gaven de opdracht voor de documentaire “9999” die in het voorjaar van 2014 uitkomt en we schreven ook een manifest.

Ons ultieme doel was en is om geïnterneerden uit de gevangenis te krijgen. Ze hebben recht op een aangepast, individuele behandeling, zoals voorzien in de wet betreffende de rechten van de patiënt van 22 augustus 2002 en de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van mensen met een geestesstoornis. De wet over de rechten van de patiënt zegt letterlijk:

Art. 5. De patiënt heeft, met eerbiediging van zijn menselijke waardigheid en zijn zelfbeschikking en zonder enig onderscheid op welke grond ook, tegenover de be-roepsbeoefenaar recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking die beantwoordt aan zijn behoeften. De wet van 2007 is ondertussen herhaaldelijk uitgesteld. De volgende deadline ligt op 1 juni 2014.

Deze vooropgestelde, aangepaste behandeling wordt niet voorzien in de ge-vangenis. Tekort aan gespecialiseerd personeel, de repressieve atmosfeer en de vaak onhygiënische voorzieningen staan een kwalitatieve zorg in de weg. In het manifest komen de grootste pijnpunten aan bod en stellen we een eisenpakket voor om daaraan tegemoet te komen. Het manifest is opgesteld voor beleidsma-kers. We hebben in februari een gesprek gehad met minister Turtelboom, maar kwamen uiteraard van een kale reis terug. Ons manifest bevat 7 standpunten en 10 eisen. Ik zal deze overlopen en toelichten waar nodig.

Standpunt 1: Geïnterneerden hebben recht op behandeling.

» In de theorie voorziet het Belgisch systeem van internering in een dubbele opzet. Door de verwijdering van de geïnterneerde uit de maatschappij wordt deze laatste beschermd en worden verdere schade en slachtoffers voorkomen. Anderzijds staat het systeem ook garant voor de behandeling van geesteszieken, afgestemd op de behoeften van het individu.

» In de praktijk echter wachten een heleboel geïnterneerden in de gevange-nis tot een geschikte instelling bereid is om hen op te nemen.

Het gebrek aan zorgverlening leidde meermaals tot zware kritieken door het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernede-rende Behandeling of Bestraffing, kortweg het CPT. Ook het EHRM heeft België al meermaals veroordeeld voor de manier waarop geïnterneerden hier behandeld worden.

Standpunt 2: Geïnterneerden horen niet thuis in de gevangenis.

» Het behandelingsaanbod in de gevangenis is gering of onbestaande. De gevangenis is geen geschikte therapeutische omgeving.

» De overbevolking brengt nog een ander probleem met zich mee: door plaatsgebrek op de psychiatrische afdelingen, belanden geïnterneerden op cel met gewone gedetineerden. Vaak zijn ze het mikpunt van pesterijen en mishandelingen, zeker de geïnterneerden met een mentale handicap zijn hier nog meer de dupe van.

Eis 1: Indijken van de instroom. De instroom moet worden ingedijkt op 2 manieren:

Minder interneringen uitspreken: het moet een uitzonderingsmaatregel blijven en niet automatisch toepasbaar zijn op categorieën van misdrijven

Geïnterneerden vrij op proef worden bij schending van de voorwaarden te snel terug opgesloten. De voorwaarden moeten per dossier individueel worden vast-gelegd.

Eis 2: Alle bepalingen met betrekking tot plaatsing van geïnterneerden in peniten-tiaire instellingen moeten geschrapt worden uit de wet van 21 april 2007.

Page 150: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Verdachten van wie vermoed wordt dat ze een geestesstoornis hebben, worden onderworpen aan een inobservatiestelling. Deze gebeurt in de psychiatrische afdeling van een strafinrichting. De observatie duurt 1 maand, maar is verlengbaar tot maximaal 6 maanden.

Naar aanleiding van de resultaten van de observatie, kan de rechter de internering gelasten. De internering vindt plaats in een inrichting aangewezen door de CBM. In afwachting van die aanduiding verblijft de geïnterneerde in de gevangenis.

Met de nieuwe wet komt hierin geen verandering. De Liga vraagt om alle bepalin-gen die geïnterneerden in de gevangenis doen belanden, te schrappen.

Eis 3: op korte termijn – uitbreiding van de capaciteit van de zorgteams

De Liga eist een uitbreiding van de zorgteams. Deze multidisciplinaire teams werden overeenkomstig de omzendbrief van 7 juni 2007 opgericht en bestaan uit een psychiatrisch verpleegkundige, psycholoog coördinator, maatschappelijk assistent, gespecialiseerd opvoeder, ergotherapeut en een psychiater.

Het CPT is duidelijk. De zorgteams en het gevangenispersoneel volstaan niet, gelet op de behoeften die op het terrein worden vastgesteld. Het uiteindelijke doel van de zorgteams, gelijkwaardige zorg zoals in de vrije samenleving, wordt niet bereikt.

Dit is een schending van het artikel 5, §1 lid e) van het EVRM. Daarin staat dat er een verband moet bestaan tussen het motief voor de vrijheidsberoving en het detentieregime. De detentie van een persoon met een geestesstoornis is dus enkel rechtmatig als die plaatsvindt in een ziekenhuis of een andere aangeduide instelling.

Eis 4: op korte termijn – uitbreiding capaciteit IBM’s en uitbreiding personeel

De Liga eist de uitbreiding van de interneringsplaatsen in de inrichtingen tot bescherming van de maatschappij (IBM) en een verbetering van de levensom-

standigheden. Er moet ook meer personeel aangeworven worden en het huidige personeel moet bijgeschoold worden. De vraag naar verzorgers is groot, terwijl het aanbod zeer klein is.

Eis 5: automatische toekenning van schadevergoeding wegens te lange wachttijd in de gevangenis

Er moet een systeem komen van automatische toekenning van schadevergoeding op basis van onrechtmatige daad wegens de schending van artikels 3 en 5 van het EVRM. Deze toekenning begint te lopen na een overschrijding van de termijn van 6 maanden. Volgens uitspraken van het EHRM is dat een acceptabele wachttijd.

Eis 6: Bestaande niet-gerechtelijke structuren aanmoedigen om geïnterneerden op te vangen.

Preventieve acties zijn voor de Liga heel belangrijk.

Een aanbod van specifieke therapeutische en/of sociaal-educatieve projecten. Om de re-integratie zo vlot mogelijk te laten verlopen, is het beter om de geïnterneer-den niet uit te sluiten van de algemene diensten in de geestelijke gezondheidszorg.

Diensten zoals beschermd wonen, groepswonen, mobiele teams, psychiatrische ziekenhuizen en verblijfscentra moeten worden aangespoord om geïnterneerden op te nemen in hun programma’s.

Er moet een sensibiliseringscampagne opgezet worden en extra middelen vrijge-maakt.

Er dienen bepaalde quota bepaald worden voor de opvang van geïnterneerden, net zoals de reguliere psychiatrie financieel wordt beloond/gestraft bij het al dan niet behalen van die quota.

150

Page 151: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

151

Standpunt 3: Geïnterneerden vallen onder de gedeelde bevoegdheid van Justitie en Volksgezondheid

Eis 7: samenwerking tussen Volksgezondheid en Justitie

Een gedeelde samenwerking op beide niveaus (Vlaams en Federaal) is noodza-kelijk. Het samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap en Justitie over de begeleiding en behandeling van seksuele delinquenten moet worden verbreed naar geïnterneerden in het algemeen.

Als de huidige en toekomstige inrichtingen onder de bevoegdheid van Volksge-zondheid vallen, zullen ze aan hogere kwaliteitseisen moeten voldoen, zoals die van de particulieren en openbare psychiatrische centra.

Standpunt 4: Behandeling binnen de voorzieningen van Volksgezondheid

Eis 8: visie ontwikkelen omtrent een trapsgewijze opvang van geïnterneerden in de IBM’s, FPC’s, private instellingen en ambulante zorg.

Samen met de nieuwe wet wordt gestart met de bouw van twee forensisch psychiatrische centra in Gent en Antwerpen, samen goed voor zo’n 500 plaatsen. In Gent, goed voor 270 plaatsen, openen de deuren halfweg 2014, in Antwerpen moet de eerste steen nog gelegd worden. In heel België verblijven volgens de laatste cijfers 1 142 geïnterneerden in de gevangenis. In Vlaanderen zijn dat er …

De komst van deze centra zijn een stap in de goede richting, maar het is nog steeds niet duidelijk wie de uitbating voor zijn rekening zal nemen en hoe de op-vang zal verlopen. Wie de bouwwerf heeft bezocht, merkt duidelijk dat de bevei-liging zeer goed ontwikkeld is, maar dat de aandacht voor de zorgvoorzieningen minder prominent aanwezig is. Met de voorziene middelen stellen experts zich ook de vraag of het personeel kan tegemoetkomen aan de zorgvraag. Kortom: worden de FPC’s geen veredelde gevangenissen?

In Vlaanderen zijn er ook een 40-tal geïnterneerde vrouwen. Voor hen is er geen plaats voorzien in de FPC’s. Waar moeten zij dan naartoe?

Er moet ook voorzien worden dat er voldoende doorstroming is en geïnterneer-den niet teruggestuurd kunnen worden naar de gevangenis.

Standpunt 5: Forensisch psychiatrisch zorgcircuit: een traject

De forensische centra kunnen niet voldoen aan de vraag van ruim 800 geïnter-neerden in de Vlaamse gevangenissen. Er moet dus werk gemaakt worden van een forensisch psychiatrisch zorgcircuit met andere residentiële forensische behandelingsafdelingen, psychiatrische thuiszorg en ambulante begeleiding.

Standpunt 6: Mensen met een verstandelijke handicap horen thuis bij gehandicaptenzorgMensen met een verstandelijke handicap horen thuis binnen de gehandicapten-zorg. Wanneer zij geïnterneerd worden en wegens de wachtlijsten niet meteen kunnen doorstromen, zouden zij terecht moeten kopen in een aangepaste een-heid van een forensisch psychiatrisch centrum om dan uit te stromen naar het gespecialiseerd circuit.

Standpunt 7: aanpassingen aan de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornisEis 9: psychiater ook aanwezig bij de zittingen van de SURB

De wet van 2007 schaft de CBM’s af en hevelt de bevoegdheid over internerings-dossiers over naar de SURB. Daarmee sneuvelt ook de functie van de psychiater die op de zittingen van de CBM’s aanwezig is. Gelet op de specifieke situatie van geïnterneerden en het grote verschil met gedetineerden moet volgens de Liga een psychiater verplicht aanwezig zijn bij de zittingen van de SURB.

Page 152: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Eis 10: uitvoeringsmodaliteiten uitbreiden tot:

Volgen van een programma van sociaal-educatieve en/of psycho-educatieve activiteiten.

Opvang in de ambulante zorg.

De wet lijkt namelijk voorrang te geven aan de bescherming van de maatschap-pij in plaats van de behandeling van de geïnterneerden. Door deze uitvoerings-modaliteiten op te nemen in de wetgeving, zal het therapeutisch traject van de geïnterneerde niet in conflict komen met de rigiditeit van de regelgeving.

Standpunt van het Centrumvoor gelijkheid van kansen en voorracismebestrijding: aanbevelingen door Patrick Charlier, adjunct-directeur van het Centrum voor gelijkheid van kansen

In 2009 bekrachtigde België het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rech-ten van personen met een handicap (VRPH). Die tekst berust op beginselen zoals de autonomie van de persoon, zijn integratie in de samenleving en zijn volledige participatie aan het sociale en politieke leven, op voet van gelijkheid met de an-dere burgers. De tekst promoot een systemische omschrijving van de handicap: er wordt niet langer uitgegaan van het medisch model waarbij de handicap het indi-viduele kenmerk is van een persoon met een gebrek of een beperking, voortaan is de handicap omschreven als het gevolg van een wisselwerking: “Personen met een handicap omvat personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen

beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving. “ 57

In 2011 hebben de federale Staat en de gefedereerde entiteiten het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding aangewezen als onafhankelijk mechanisme voor de follow-up van het VRPH. Het Centrum moet de promotie van het VRPH waarborgen, de bescherming van personen met een handicap die menen dat hun rechten werden geschonden op zich nemen (bijvoorbeeld door juridisch advies te verstrekken) en de implementatie van de door het VRPH gewaarborgde rechten monitoren. In dat kader heeft het Centrum bijzondere aandacht voor de meest kwetsbare doelgroepen, waaronder inzonderheid de personen met een handicap in de gevangenis.

Artikel 14, § 2, van het VRPH bepaalt het volgende: “De Staten die Partij zijn waar-borgen dat indien personen met een handicap op grond van enig proces van hun vrijheid worden beroofd, zij op voet van gelijkheid met anderen recht hebben op de waarborgen in overeenstemming met internationale mensenrechtenverdra-gen en in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen van dit Verdrag worden behandeld, met inbegrip van de verschaffing van redelijke aanpassingen”. In dat opzicht is het probleem van de internering in België van cruciaal belang voor de inachtneming van de fundamentele rechten van de personen met een handicap. Sommige geïnterneerden hebben een verstandelijke beperking en/of psychische problemen. Er moet worden opgemerkt dat die geïnterneerden eveneens de door het VRPH gewaarborgde rechten genieten.

Hoewel België regelmatig werd veroordeeld sinds 1998 – datum van de eerste veroordeling van België door het EHRM – houden de bevoegde internationale instanties reeds veel langer toezicht op de inbreuken op de fundamentele rechten van de geïnterneerden (zie bijvoorbeeld het verslag van het CPT in het kader van diens bezoek in 1993). Zo is het algemeen bekend dat het structurele probleem van de overbevolking in de gevangenissen een rechtstreekse weerslag heeft op de behandeling van de geïnterneerden die in plaats van in passende therapeu-tische structuren te worden onderbracht, voor onbepaalde tijd in de cellen van

152

57 Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, art.1

Page 153: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

153

de psychiatrische afdelingen van de gevangenissen worden opgesloten, soms voor feiten die als een klein vergrijp kunnen worden beschouwd. De burger is zich thans ook ervan bewust dat het verblijf in overbevolkte gevangenissen, het contact met gemeenrechtelijke veroordeelden en de soms moeilijke detentieom-standigheden op zich totaal niet bijdragen aan de kansen van die personen om zich vervolgens op duurzame wijze in de samenleving te re-integreren. Integen-deel zelfs: een verblijf in de gevangenis kan, net door die afsluiting, nog ernstigere psychische problemen veroorzaken.

De verdedigers van de mensenrechten (het Internationaal Observatorium voor het Gevangeniswezen, de Liga voor Mensenrechten, enz.) hekelen reeds jaren die flagrante inbreuken in het kader van het probleem van de internering. Toch lijkt die situatie aan te houden: de geïnterneerden vormen thans iets meer dan 10 % van de totale gevangenisbevolking en weinig elementen bieden enige realistische hoop op verbetering in de komende jaren. Noch de hervorming van de wet tot bescherming van de maatschappij in 2007 (fel bekritiseerd op het tijdstip van de stemming en nog steeds niet in werking getreden), noch de maatregelen in het kader van het masterplan ter bestrijding van de overbevolking in de gevange-nissen (zie het verslag van het Rekenhof uit 2011) lijken een duidelijke weerslag te hebben op het probleem, dat steeds complexer is geworden aangezien de bevolking zeer gevarieerd is en in de praktijk onder verschillende ministeries en overheidsniveaus ressorteert.

Als onafhankelijk mechanisme voor het toezicht op de daadwerkelijke inachtne-ming van de fundamentele rechten van de personen met een handicap, heeft het Centrum ook aandacht voor de oprichting en de organisatie van de verschillende plaatsen voor de geïnterneerden, of het nu gaat om de psychiatrische afdelingen of de twee forensisch psychiatrische centra te Gent en Antwerpen. Daartoe wor-den de autoriteiten bevoegd voor het beheer van de penitentiaire inrichtingen gevraagd regels op stellen om de omstandigheden voor de implementatie van hun mandaat te waarborgen, waarbij zij inzonderheid erin moeten voorzien dat het Centrum een inrichting kan bezoeken wanneer het dat nodig acht.

België bekrachtigde het Europees Verdrag voor de rechten van de mens in 1955, ondertekende het Verdrag tegen foltering in 1999 en bekrachtigde het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap in 2009. Die teksten houden verplichtingen in voor de ondertekenende staten. In een democratisch land kunnen die verplichtingen geen dode letter blijven en moeten de vooropgestelde bepalingen daadwerkelijk in acht worden geno-men. Het Centrum wil hieraan inzonderheid herinneren naar aanleiding van de bekendmaking van de slotbeschouwingen van het Comité tegen foltering van de Verenigde Naties op 22 november 2013.58 Daarin wordt immers onderstreept dat België alle nodige maatregelen moet treffen voor de mentale gezondheidszorg voor de gedetineerden:

Het Comité herhaalt zijn bezorgdheid over de detentieomstandigheden van de geïnterneerden met ernstige geestelijke gezondheidsproblemen in het gevange-nissysteem van de Staat die partij is. Het Comité betreurt dat de in de gevangenis beschikbare diensten voor geestelijke gezondheidszorg steeds ontoereikend zijn door het gebrek aan gekwalificeerd personeel en aangepaste infrastructuren (artikelen 11 en 16).

Het Comité herinnert aan zijn voorgaande aanbeveling (CAT/C/BEL/CO/2 par. 23) en verzoekt de Staat die partij is alle nodige maatregelen te nemen opdat de gedetineerden met geestelijke gezondheidsproblemen aangepaste zorgen kunnen genieten, waarbij de capaciteit van de ziekenhuisdiensten op het stuk van psychiatrie wordt verhoogd en de diensten voor geestelijke gezondheidszorg toegang krijgen tot alle gevangenissen.”

58 Comité tegen foltering, Slotbeschouwingen van het derde periodiek rapport van België, 22 november 2013, blz. 6-7

Page 154: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

154

Besluit

Page 155: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

155

Algemeendoor Sonja Snacken, professor Vrije Universiteit Brussel

In de eerste plaats wil ik benadrukken dat de thema’s die door de organisatoren gekozen zijn voor deze Staten-Generaal zonder twijfel relevant zijn. Het betreft stuk voor stuk belangrijke onderwerpen, die door de sprekers telkens vanuit verschillende invalshoeken geanalyseerd zijn. Het is zeker niet mijn bedoeling om daar even een samenvatting van te geven, dat zou de rijkdom van de discussies en de voorstellen van deze dag oneer aandoen. Ik zal eerder enkele beschouwingen geven betreffende aspecten die hierbij misschien minder aan bod gekomen zijn.

OverbevolkingDe situatie van overbevolking in een aantal van onze gevangenissen, zoals be-schreven door mevrouw Pourveur, is nog steeds even schrijnend als toen Kristel Beyens en ik twintig jaar geleden de tien meest overbevolkte inrichtingen gingen bezoeken en gesprekken voerden met gedetineerden en personeel (zie Beyens, Snacken & Eliaerts, 1993). Er is ondertussen natuurlijk het Masterplan voor de uitbreiding van de capaciteit. Naast de vraag of het bijbouwen van ‘meer van hetzelfde’ inhoudelijk zo’n goed idee is (zie de voorstellen betreffende ‘De Huizen’ als nieuwe, beter aangepaste ‘Dupont’-gevangenissen: Claus e.a. 2013; Beyens e.a., 2014), kunnen we stellen dat bij gebrek aan een coherent reductionistisch strafbeleid dit ‘dweilen met de kraan open’ zal blijven. De audit van het Rekenhof stelt terecht de vraag naar deze coherentie (Rekenhof, 2011). We weten inderdaad niet of de ‘alternatieven’ die de input in de gevangenis moeten tegengaan - de vrijheid onder voorwaarden, de autonome werkstraf – werkelijk in de plaats komen van vrijheidsberoving (‘front door’ strategie). We weten wel dat er een belangrijke categorie gedetineerden is die hier zelden voor in aanmerking komt: de vreemdelingen zonder wettig verblijf. Het aantal buitenlandse gedetineerden in de Belgische gevangenissen is tussen 1980 en 2010 verviervoudigd (index 371),

terwijl het aantal Belgische gedetineerden slechts met 35% toegenomen is (index 135). Minstens 1/3 van de buitenlanders heeft geen wettig verblijfstatuut (De Rid-der, Beyens & Snacken, 2012). Door het ontbreken van een wettig statuut worden zij automatisch als een groter risico op recidive en op ontvluchting beschouwd, waardoor zij ook voor minder ernstige feiten in voorlopige hechtenis genomen worden. Dit statuut verandert zelden ten goede, zodat die hechtenis ook steeds gehandhaafd wordt, totdat zij voor de vonnisrechter moeten verschijnen. Die ook moeilijker een straf in de gemeenschap zal opleggen, wegens de reeds onder-gane voorlopige hechtenis en het ontbreken van een wettige verblijfplaats. De Raad van Europa beveelt in haar Recommendation CM/Rec (2012)12 on foreign prisoners aan om dergelijke daders niet automatisch uit te sluiten van straffen of maatregelen in de gemeenschap. Een interessant voorbeeld hierbij is de verplich-ting om zich wekelijks te melden bij de politie als alternatief voor een voorlopige hechtenis in Duitsland (Morgenstern, 2009).

De vervroegde invrijheidsstelling heeft volgens het Rekenhof wel een groot (posi-tief ) effect op de overbevolking (‘back door’ strategie). Hier moeten we echter het onderscheid maken tussen de voorlopige invrijheidstelling van straffen onder de drie jaar (VLI), de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) en de voorlopige invrij-heidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering (VLV).

Reeds jaren wordt de voorlopige invrijheidstelling van straffen onder de drie jaar gehanteerd als beleidsinstrument van de uitvoerende macht om de druk op de overbevolkte gevangenissen te verminderen. Jammer genoeg lijkt dit zelf een factor van penale inflatie geworden te zijn, aangezien een toenemend aantal rechters toegeeft hier rekening mee te houden bij de straftoemeting en langere straffen oplegt (Beyens, Françoise & Scheirs, 2010). Ook onderzoeksrechters stellen de voorlopige hechtenis soms als ‘sharp short shock’ op te leggen wegens de niet-uitvoering van straffen onder de zes maanden (Beyens, Snacken & van Zyl Smit, 2013). En juist de voorlopige hechtenis en de duur van de straffen zijn belangrijke mechanismen achter de overbevolking.

Page 156: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Maar misschien moeten we ook de vraag durven stellen of de wijze waarop de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) toegepast en voorbereid wordt, geen factor in de overbevolking geworden is. Ik denk dan aan het verlaten van de logica die voor de Commissie Dupont en de Commissie Holsters lag in de verbinding tussen de Basiswet (BW) en de Wet Externe Rechtspositie (WERV). Deze logica was duide-lijk. Het detentietraject van een gedetineerde is gesteund op het individueel de-tentieplan, dat samen met de veroordeelde wordt ‘opgesteld met het oog op een schadebeperkende, op herstel en op re-integratie gerichte en veilige uitvoering van de vrijheidsstraf’ (art. 9 §3 BW). Dit individueel detentieplan is gesteund op het onderzoek naar de persoon en levenssituatie van de gedetineerde, dat zo snel mogelijk aangevat wordt bij het begin van de detentie (art. 35, § 1 BW). Binnen het standaardregime wordt in dit individueel detentietraject ruimte gecreëerd voor systematische uitgangspermissies (UP) en penitentiaire verloven (PV) die tot doel hebben ‘de familiale, affectieve en sociale contacten van de veroordeelde in stand te houden en te bevorderen en de sociale re-integratie van de veroordeelde voor te bereiden’ (art. 6, §2 WERV; art. 38, §3 BW). Deze modaliteiten moeten voor het gros van de veroordeelde gedetineerden voldoende zijn om de VI op tijd voor te bereiden en na te gaan hoe betrokkene omgaat met het verwerven van ver-schillende ‘graden van vrijheid’ (Tulkens 1988; van Zyl Smit, 1994; van Zyl Smit & Snacken, 2009: 71). Het reclasseringsplan is het logisch gevolg van het individueel detentieplan en bouwt verder op de ervaringen met de uitvoeringsmodaliteiten (Snacken, 2004: 61). Enkel voor die gedetineerden waar dit ‘standaardtraject’ (UP, PV, VI) onvoldoende garanties biedt voor de bescherming van de maatschappij of het slachtoffer moeten andere strafuitvoeringsmodaliteiten overwogen worden (beperkte detentie, elektronisch toezicht). Basisidee is hier de proportionaliteit: meer interveniërende modaliteiten zijn slechts legitiem indien zij noodzakelijk zijn om de doelstellingen te bereiken (Snacken, 2004: 45; 2006; 2014).

De realiteit ziet er echter helemaal anders uit. Het individueel detentieplan is nog steeds niet in uitvoering. Het onderzoek naar de persoon van de gedetineerde begint niet bij aanvang van de detentie maar wanneer modaliteiten aangevraagd worden. UP en PV worden eerder restrictief toegepast en maken dus geen deel uit van het standaardregime (Scheirs, 2013; Robert & Mine, 2014). De zgn. ‘weg

der geleidelijkheid’ verplaatst zich dan naar het einde van de straf: tussen 2007 en 2012 stijgt het aantal VI’ s dat slechts toegekend wordt nadat eerst een elektro-nisch toezicht opgelegd werd van 24,4% naar 60,6%. Gedetineerden moeten zonder individueel detentieplan wel een reclasseringsplan opmaken, dat een belangrijke basis vormt voor het beoordelen van de tegenaanwijzingen voor straf-modaliteiten door de strafuitvoeringsrechtbanken (Scheirs, 2013: 166-185; Scheirs, 2014). De criteria voor toekenning van een VI zijn streng (Woonst – Werk – Welzijn, i.e. dikwijls psychologische begeleiding: Scheirs, 2013). De tegenaanwijzingen zijn vaag en soms moeilijk te bewijzen (bv. ‘houding ten aanzien van het slachtof-fer’)(Snacken, Beyens & Beernaert, 2010). Door het opleggen van een beperkte detentie of een elektronisch toezicht vooraleer VI toegekend wordt schuift de datum van toekenning van VI steeds meer op (Maes & Tange, 2011). De kans op mislukking is hoog: in 2010 mislukten 42.4% van de VI’ s, waarvan 86% wegens schending van de voorwaarden en 5.5% wegens een nieuw misdrijf (Directoraat-generaal Justitiehuizen 2011; Devos 2011).59 Niet zo verwonderlijk dat steeds meer gedetineerden dan ook voor strafeinde kiezen (dit aantal steeg van 381 naar 648 tussen 2007 – 2012), temeer dat de termijn van opvolging in België langer kan zijn dan de oorspronkelijke straf. Hoe korter het strafrestant en hoe langer de mogelijke opvolging, hoe groter de kans dat voor strafeinde gekozen wordt (Bauwens, Robert & Snacken, 2012). Dit betekent dat deze gedetineerden langer blijven zitten, wat ook kan bijdragen tot de overbevolking. De wijzigingen aange-bracht door de wet van 17 maart 2013 (‘wet Martin’) zouden dit effect nog kunnen versterken, zowel door het optrekken van de minimaal uit te zitten straf voor een aantal categorieën gedetineerden als door het afschaffen van de ambtshalve behandeling van de dossiers door de directeur van de gevangenis.

En tenslotte de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering. In 2012 werden 313 buitenlandse gedetineerden zonder wettig verblijf onder deze modaliteit vervroegd vrijgelaten (Directoraat Generaal Penitentiaire Inrichtingen, 2012: 109). De impact van deze modaliteit op de overbevolking is echter niet bekend.

156

59 Dit doet misschien ook vragen rijzen bij de opgelegde voorwaarden: zijn die, zoals aanbevolen door de Recommendation (2003) 22 on parole van de Raad van Europa, individueel aangepast, realistisch vanuit de leefwereld van de betrokkene en met zijn inbreng tot stand gekomen?

Page 157: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

157

Stakingsrecht versus minimaledienstverlening door bewaardersTerecht wordt door dhr. Michel Jacobs (CGSP) het belang van de job van ‘bewaar-der’ benadrukt. Ik wil zeker de moeilijkheden die bewaarders ervaren niet ontken-nen, en heb steeds zelf de nadruk gelegd op de complexiteit van het werken in een gevangenis (Snacken, 1999; 2005). Op 20 december 2013 organiseren we op de Vrije Universiteit Brussel een studiedag ‘Werken achter de muren’, waar Hanne Tournel haar doctoraatsonderzoek zal voorstellen (Tournel, 2013): één jaar etnografisch onderzoek naar het werk van de bewaarders in één gevangenis, waar die complexiteit nogmaals duidelijk uit blijkt. De vele, vaak voor de buitenwereld ‘onzichtbare’ taken, het dagelijkse ‘brandjes blussen’, de emotionele impact van het werken met een soms moeilijke populatie (drugsproblemen, psychische pro-blemen, culturele verschillen, agressie..), het gevoel van onderwaardering door directie en maatschappij.. ‘Detentieschade’ is iets dat volgens de bewaarders in die gevangenis niet door gedetineerden maar door hen opgelopen wordt.. Ander-zijds toont het onderzoek van Kristel Beyens en Miranda Boone in de gevangenis van Tilburg aan dat het ook anders kan (Beyens, Boone e.a., 2013): de relaties tussen de penitentiaire inrichtingswerkers (PIWrs) en de gedetineerden blijken daar veel gemoedelijker en persoonlijker, minder afstandelijk en conflictueus, het personeel voelt zich ook gesteund door de directie.

Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat deze verschillen misschien ook te maken hebben met andere verwachtingen ten aanzien van de job en de gevolgen daarvan op de selectie en opleiding van de bewaarders. In het dagelijkse leven in een gevangenis zijn het inderdaad de bewaarders die vanuit hun ‘eerstelijns-functie’ het meest in contact komen met de gedetineerden. Uit het onderzoek van Hanne Tournel krijgen we echter de indruk dat bij de bewaarders een irrealistisch beeld over gedetineerden leeft, als een populatie zonder problemen die blij mag zijn dat ze in de gevangenis zit (Tournel, 2013: ‘activiteiten in plaats van straf’). Niet een groep die reeds voor de detentie gekenmerkt wordt door psychische en fysieke problemen, taal- en culturele verschillen; die stress ervaart door het

verplicht samenleven in een gesloten context; die de wisselende effecten van deten-tieschade ondervindt; waarvan sommigen reeds voor de detentie problemen van verslaving of agressie kenden, enz. De spontane stakingsacties wanneer bewaarders geconfronteerd worden met een geval van fysieke agressie of de overplaatsing van een ‘moeilijke’ gedetineerde doen mij dan denken aan een verpleegster die plots in een ziekenhuis vaststelt dat mensen daar ziek zijn en dat niet leuk vinden.

Deze irrealistische verwachtingen worden mijn inziens echter mee geïnduceerd door de wijze waarop het werk van een bewaarder in België door de federale rekruteringsdienst SELOR omschreven wordt. Hierbij is niets van deze complexiteit terug te vinden (Tournel, 2013). De taken lijken allemaal erg technisch en ‘louter’ controle-gericht:

» controletaken: lichaamscontrole, toegangscontrole van bezoekers en voertuigen;

» bewaking tijdens de activiteiten van gedetineerden;

» controle van de aanwezigheden en afwezigheden, de wandeling, …

» deelname aan de organisatie van het dagelijks leven in de gevangenis: verdeling van de maaltijden, kledij, gedetineerden laten bellen en schrij-ven, etc.;

Ook de rolomschrijving door SELOR lijkt erg ‘neutraal’:

» je waakt over de veiligheid in de gevangenis en bewaakt de gedetineerden;

» binnen je sectie zorg je voor orde en veiligheid;

» je hebt een sociale rol wanneer je gedetineerden ondersteunt tijdens hun verblijf. Je toont respect voor de gedetineerde;

» in principe gaat het steeds om volwassen gedetineerden.

Page 158: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Er wordt met geen woord gerept over het belang van ‘dynamische veiligheid’ en het uitbouwen van professionele relaties met de gedetineerden (art. 105 §1 BW), over de interpersoonlijke en communicatieve vaardigheden die daarvoor nodig zijn, over de problemen die daarbij kunnen ontstaan.

In tegenstelling hiermee legt het Nederlands ‘Programma Modernisering Gevan-geniswezen’ de nadruk op een persoonsgerichte benadering, een constructief detentieklimaat en de nood aan vakmanschap van de PIWrs. De PIWr wordt be-trokken bij de ‘Inkomsten, screening en selectie’ procedure (ISS), waar bij het begin van de detentie onderzoek gedaan wordt naar de persoonlijkheid, situatie en pro-blematiek van de gedetineerde. Op basis hiervan wordt een concept ‘Detentie- en Re-integratieplan’(D&R plan) opgesteld, dat de PIWr/mentor met de gedetineerde bespreekt. Het plan kent drie aandachtsgebieden: veiligheid en beveiliging, zorg en begeleiding, en re-integratie en resocialisatie. Het wordt vastgelegd op het Multidisciplinair Overleg (MDO). De PIWr/mentor bespreekt regelmatig de voort-gang ervan met de gedetineerde. Dit mentorschap en ‘motiverende bejegening’ door de PIWr wordt als een essentieel onderdeel beschouwd van een ‘stimulerend detentieklimaat’, de ‘ondersteuning bij re-integratie en andere activiteiten’ die de gedetineerde terug ‘hoop en perspectief’ moet bieden. 60

In de Basisberoepsopleiding Penitentiair Inrichtingswerker (PIW) (Opleidingsinsti-tuut DJI, Aanbod 2013) wordt uitgelegd dat

‘Uw taken hebben te maken met begeleiding, bejegening en beveiliging. Dit vraagt van u uiteenlopende kwaliteiten, vooral omdat u te maken krijgt met men-sen uit verschillende culturen en met diverse achtergronden. In de opleiding leert u omgaan met deze verschillen.’

De opleiding gaat hiervoor in op de volgende vragen:

» Hoe benadert u gedetineerden met verschillende sociale en culturele achtergronden?

» Hoe motiveert u gedetineerden tot een gedragsverandering?

» Hoe signaleert u gevoelige zaken en wat doet u ermee?

» Hoe gaat u om met psychisch gestoord gedrag en verslavingsproblema-tiek?

» Hoe observeert en rapporteert u?

» Wat is professioneel gedrag?

» Hoe ziet het brede maatschappelijke zorgspectrum eruit?61

De ISS procedure en het D&R plan doen sterk denken aan het ‘onderzoek van de persoon en zijn levenssituatie met het oog op het opstellen van het individueel detentieplan’, voorzien door de art. 35-39 van de Basiswet. Het betrekken van de PIWr bij dit plan en de motiverende bejegening van de PIWr/mentor naar het in-stappen in activiteiten door individuele gedetineerden doet dan weer denken aan de functie van ‘personal officer’ in het Engelse gevangeniswezen. Het stimuleren van de betrokkenheid en de motiverings- en informeringsfunctie van penitentiair beambten naar activiteiten toe werd ook door ons voorgesteld naar aanleiding van een onderzoek voor de Koning Boudewijn Stichting (Snacken & Tournel, 2009; Snacken, De Ron & Tournel, 2009: 24). Dit lijkt ons in principe een taak voor elke PBA. Artikel 76, § 1 van de Basiswet stelt immers: “De penitentiaire administratie draagt er zorg voor dat aan de gedetineerde een zo ruim mogelijke toegang wordt verleend tot het geheel van vormingsactiviteiten die ter beschikking wor-den gesteld met het oog op zijn persoonlijke ontplooiing, op het zinvol doorbren-gen van zijn detentietijd, en op het behoud of de verbetering van vooruitzichten op een geslaagde re-integratie in de vrije samenleving.” Het systeem van de PIWr/mentor of ‘personal officer’ lijkt mij hier het meest adequate, omdat alle PBAs die functie dan ook meekrijgen. Uit ons onderzoek is immers gebleken dat er heel wat onbegrip en weerstand is van PBAs naar activiteiten toe, die enkel als bijkomende ‘bewegingen’ en dus als meer onveiligheid ervaren worden. Terwijl dit nochtans ook een mogelijkheid biedt om gedetineerden op een andere manier te leren kennen en dus de dynamische veiligheid te vergroten (Snacken, 2005). In gevan-genissen waar bvb. een PBA als ‘vormingsagent’ was aangesteld, bevoegd voor

15860 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/08/23/annexe-1-mgw-programma-modernisering- gevangeniswezen.html

61 https://www.dji.nl/.../opleidingsinstituut-dji-aanbod-2013_tcm93-485853

Page 159: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

159

het in goede banen leiden van bepaalde activiteiten en hiervoor vrijgesteld van de bewakingsfunctie, leidde dit tot heel wat weerstand van collega’s, die de bewa-kingsfunctie als prioritair aanzagen en niet begrepen dat een PBA zich voor zulke dingen engageert (zij werden gezien als ‘softies’) (Snacken, De Ron & Tournel 2009: 24). Enkel het integraal opnemen van deze functie in het takenpakket van elke PBA kan deze dichotomie doorbreken. Tijdens de ronde tafel gesprekken hierover, georganiseerd door de Koning Boudewijn Stichting, was het enthousiasme van de vertegenwoordiger van DGEPI echter beperkt, omdat dit toch eerder als de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de gemeenschappen gezien werd. De aanbeveling hieromtrent is dan ook niet verder geraakt dan een vrijblijvend ‘Er moet blijvend geïnvesteerd worden in het zoeken naar een kanaal om deze betrokkenheid te vergroten’… (Snacken, De Ron & Tournel, 2009: 24). Terwijl uit de buitenlandse literatuur blijkt dat juist door dit soort taken de job-tevredenheid van de bewaarders toeneemt en het benadrukken van ‘dynamische veiligheid’ de traditionele stress die voortvloeit uit het zgn. rolconflict tussen bewaking en zorg vermindert (Liebling, Price & Shefer, 2011; Beyens, Boone e.a., 2013).

Jammer dat de acties van de vakbonden zelden over de inhoud van de job lijken te gaan..

Psychosociale hulp- endienstverleningDhr. Werner Vanhout legt in zijn uiteenzetting de nadruk op het belang van de PSD in het beperken van de detentieschade (art. 5 §1 Basiswet) en het opvangen van de psychische impact van de detentie. Hierbij verwijst hij naar de ‘vertrouwe-lijke gesprekken’ die gedetineerden hierover met de PSD moeten kunnen hebben. Vraag is of die vertrouwelijke gesprekken nog wel mogelijk zijn in het kader van de expertisefunctie van de PSD? Op het terrein horen we dat vele gedetineerden juist geen vertrouwen hebben in de PSD, omdat elk ‘probleem’ als een mogelijke tegenindicatie voor een strafuitvoeringsmodaliteit kan geïnterpreteerd worden. Bart Claes (2012) stelde in zijn etnografisch onderzoek in Leuven-Centraal vast dat wanneer gedetineerden spreken over ‘detentieschade’ voor zichzelf of hun familie of over eigen slachtofferschap, dit door de PSD al snel geïnterpreteerd wordt als een minimaliseren van het eigen daderschap en de verantwoordelijkheid naar de slachtoffers toe. En dus als een mogelijke tegenindicatie voor strafuitvoeringsmo-daliteiten (‘houding ten aanzien van de feiten en van het slachtoffer’). Dergelijke gesprekken werden dan ook enkel met de spirituele begeleiders of met vrijwil-ligers gevoerd.

Dhr Vanhout verwijst tevens naar de taak van de PSD in het ondersteunen van de voorbereiding van de re-integratie van de gedetineerde, maar ook naar het responsabiliseren van deze laatste. Veerle Scheirs heeft in haar doctoraatson-derzoek dan weer vastgesteld dat er op het terrein verschillende interpretaties gegeven worden door de PSD’ s van deze ‘ondersteuning’. Zij beschrijft drie grote typologieën van basishoudingen: de ‘expert’ (waarbij het PSD-verslag centraal staat), de ‘hulpverlener’ (of misschien beter ‘begeleider’, voor wie de veroordeelde centraal staat) en de ‘forensisch psycholoog’ (bij wie het delict centraal staat). Voor de ‘expert’ is het uitwerken van het reclasseringsplan de verantwoordelijkheid van de gedetineerde (nadruk op responsabilisering), waarbij echter geen rekening gehouden wordt met de socio-economische kwetsbaarheid van een aantal

Page 160: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

gedetineerden (vb. gedetineerde moet zelf via de sociale kaart uitzoeken welke diensten voor hem belangrijk zijn). De ‘hulpverlener’ legt meer nadruk op het ‘ondersteunen’ van de gedetineerde in het uitwerken van het reclasseringsplan, maar dan weer dikwijls vanuit de eigen visie op wat betrokkene nodig heeft (meer moraliserende ondertoon). Voor de ‘forensisch psycholoog’ is het reclasseringsplan het logisch gevolg van de criminogenese, gericht op het vermijden van recidive (Scheirs, 2013). Gedetineerden hebben dan weer het gevoel dat gesprekken met de PSD te vergelijken zijn met op consultatie gaan bij een dokter, die u wel een di-agnose geeft van wat misgaat met u, maar geen oplossing aanbiedt.. (Claes, 2012).

Of de zorgequipes, ingevoerd in 2007, een meer legitiem alternatief bieden voor de gedetineerden dan de PSD’ s, blijft een vraag. In principe bestaat een zorgequipe uit een psychiater, psycholoog, maatschappelijk assistent, ergotherapeut, psychiatrisch verpleger, bewegingstherapeut en opvoeder, en staat in voor de therapeutische opvang en begeleiding van geïnterneerden en gedetineerden met psychische proble-men.62 Op 27 september 2011 antwoordde de Minister op een Parlementaire vraag dat er zorgequipes waren in de gevangenissen van Antwerpen, Gent, Brugge, Leuven-Hulp, Turnhout, Merksplas, Forest, Jamioulx, Lantin, Mons, Namur en Paifve, zijnde in totaal 19,79 FTE psychologen en 27,38 FTE zorgpsychiaters.63 Ondertussen blijken er hier echter ook reeds problemen rond te bestaan, zodat in een aantal gevangenissen de psychiater van de PSD ook zorgpsychiater is (bv Turnhout)…

Het beperken van de detentieschade en de voorbereiding van de re-integratie staan echter ook centraal in het Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 8 maart 2013, dat een wettelijke verankering geeft aan het Strategisch Plan van 2000 (zie de uiteenzetting van Herwig Hermans). De integrale en kwaliteitsvolle hulp- en dienstverlening heeft volgens art.4 immers tot doel:

» de zelfontplooiing van de gedetineerde stimuleren;

» het sociale, relationele en psychische evenwicht van de gedetineerde herstellen;

» de negatieve gevolgen voor de gedetineerde en zijn directe sociale omge-ving, veroorzaakt door en tijdens de detentie, beperken;

» de integratie en participatie in de samenleving na de detentieperiode bevorderen;

» een proces van herstel tussen dader, slachtoffer en samenleving stimuleren;

» de kans op herval beperken.

Opvallend hierbij is dat deze doelstellingen praktisch volledig overeenstemmen met de doelstellingen bij de strafuitvoering vermeld in de Basiswet, met uitzonde-ring van het beperken van de kans op herval, die dan weer wel in de WERV staat (risico op recidive). Als we deze verschillende doelstellingen overlopen (beper-ken van detentieschade, herstel aan het slachtoffer, voorbereiding re-integratie, rehabilitatie van de veroordeelde) dan krijgen we de indruk dat het vooral de Gemeenschappen zijn die deze verschillende doelen nastreven, terwijl Justitie vooral bewaakt (‘Penitentiaire Bewakingsassistenten’), aan risicotaxatie doet (PSD) en evalueert (strafuitvoeringsrechtbanken). Toch wel de wereld op zijn kop?

160

62 http://justitie.belgium.be/nl/themas_en_dossiers/gevangenissen/leven_in_de_gevangenis/gezondheidszorg/psychologishe_ en_psychiatrische_begeleiding/

63 Schriftelijke vraag nr. 5-2172 van Bart Tommelein (Open Vld) d.d. 21 april 2011 aan de minister van Justitie http://www.senate.be/www/?MIval=/Vragen/SchriftelijkeVraag&LEG=5&NR=2172&LANG=nl

Page 161: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

161

Medische zorgTerecht besteden de sprekers binnen deze thematiek veel aandacht aan de situ-atie van de geïnterneerden in België. De problemen rond de internering zijn al meer dan dertig jaar het voorwerp van goed gestoffeerde wetenschappelijke besprekingen en kritieken (Cosijns 1980, 1992; De Waele 1983; Goethals 1985, 1991; De Ruyver & Goethals, 1991; Casselman e.a., 1997/2005), veroordelingen door Europese en Belgische mensenrechtenorganisaties (Liga voor Mensenrech-ten 2011, 2012; Europees Comité voor de Preventie van Foltering) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De invalshoek op geïnterneerden vanuit het Verdrag van de Verenigde Naties betreffende de Rechten van Gehandicapte Per-sonen (2006), aangebracht door Patrick Charlier van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen, is hier een interessante en nuttige aanvulling op. We kunnen ons hier slechts bij aansluiten. Zelf worden we de laatste maanden geconfronteerd met euthanasievragen van langdurig geïnterneerden of gedetineerden, die in een uitzichtloze situatie zitten waarbij een invrijheidstelling irrealistisch of zeer veraf lijkt en transfer naar een andere instelling onmogelijk blijkt. In haar arrest Vinter v UK (GC) van 9 juli 2013 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voor levenslang gestraften een ‘recht op hoop’ erkend, het recht om gehoord te worden en een reële kans te krijgen op een invrijheidstelling. Het ontnemen van dit recht op hoop wordt als een onmenselijke vorm van bestraffing beschouwd, in strijd met art.3 EVRM. Dit betekent echter niet dat iedereen het recht heeft om vrij te komen: het Hof aanvaardt dat dit voor sommigen niet zal kunnen ter bescher-ming van de maatschappij. Maar hoe houden we de detentie voor deze kleine categorie dan wel ‘menswaardig’? We kennen geen ‘long stay’ instellingen voor geïnterneerden zoals in Nederland, en ook de FPCs zijn daar niet voor bedoeld. De zgn. ‘overlevingsstrategie’ voor levenslang gestrafte gedetineerden die waar-schijnlijk nooit meer vrijkomen werd afgeschaft, aangezien elkeen het recht heeft om een VI te vragen aan de strafuitvoeringsrechtbank. Maar wat bieden we deze mensen dan wel?

Andere problemen die onder de hoofding ‘medische zorg’ hadden kunnen besproken worden zijn: de situatie van de zorgequipes (zie supra); de daaraan gekoppelde problematiek van de noodzakelijke psychiatrische omkadering van gedetineerden; problemen van medicatie en druggebruik in de gevangenissen; de toenemende groep van bejaarde gedetineerden/geïnterneerden in onze gevangenissen (65+); suïcidepreventie, met specifieke aandacht voor de inter-actie tussen risicogroepen en risicomomenten en het feit dat in deze materie de bewaking soms de overhand lijkt te krijgen op de zorg (tuchtrapport en opsluiting in isolatiecel bij suïcidepogingen)..

TenslotteUit het Jaarverslag van het Directoraat-generaal van 2012 blijkt dat er in de gevan-genissen veel initiatieven genomen worden, zowel naar gedetineerden als naar personeel toe. Ik geef hier even een bondig overzicht:

» Antwerpen: ITER (geïnterneerden), CGZ VAGGA (gedetineerden)

» Brugge: opleiding interventieteams; tevredenheidsenquête en verbetering werkomstandigheden voor het personeel

» Dendermonde: Re-start

» Dinant: veiligheid (brandveiligheid, alarmen)

» Everberg: ‘veiligheid troef’ (fouilles, brand)

» Forest: celloconcert, sneller bezoek

» Gent: zelfmoordpreventie

Page 162: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

» Huy: Step by step (drugs), computer lessen

» Ittre: solidariteit; gedetineerden overleg; brandveiligheid

» Lantin: comité voorbereiding gedetineerden strafeinde

» Leuven-Centraal: nieuwe werkhuizen; Alloo in de gevangenis

» Leuven-Hulp: detentieschade, rookvrije cel

» Marneffe: welzijn op het werk

» Mechelen: vader-kind relatie

» Merksplas: bejegening geïnterneerden; medium security Rekem; Vast => Werk

» Mons: beroepsopleiding sanitair, draadwerkatelier

» Nivelles: re-integratieplatform

» Oudenaarde: sport, theater, film; re-integratie; alarm

» Paifve: medisch comité; djembé; psychomotorische workshop; groenteteelt

» Ruiselede: rolmodellen; participatie Strategisch Plan; gedragscode; kera-miektentoonstelling

» St-Hubert: gezonde voeding (unit bejaarden); betere beveiliging; theater

» St-Gillis: vernieuwde vleugel; equipesysteem terug ingevoerd; Pupiter’e;

» Tongeren (GFC): ‘mens achter de dader’; herstel; absenteïsme

» Tournai: alfabetisering en circus; art without bars; samen tegen kanker

» Turnhout: betere uitstroom geïnterneerden; muziek

» Wortel: bakker opleiding; nieuwe wandeling

» Tilburg: 250 diploma opleiding; VDAB consulent; kinderen

Vele lokale initiatieven lijken heel interessant. Gebeuren hier dan ook uitwis-selingen rond deze ervaringen tussen gevangenissen? Zijn er evaluaties over de impact hiervan, bv op de leefbaarheid van de instelling zowel voor gedetineerden als personeel?

Vanuit de centrale overheid lijkt vooral de aanpak van de overbevolking en de vei-ligheid centraal te staan. Minister Turtelboom verwijst naar de nieuwbouw plan-nen, de verruiming van het elektronisch toezicht, het terugsturen van buitenland-se gedetineerden en.. het inbrengen van drugshonden. Dhr. Jean-Paul Janssen, voorzitter van het Directiecomité, verwijst naar het tegengaan van ontsnappingen via ‘een meer nauwgezette opvolging van gevaarlijke gedetineerden, de oprich-ting van interventieteams en betere procedures bij gijzelneming’ (Directoraat-Generaal, 2012: 2). Het feit dat het aantal gijzelnemingen van personeel misschien toeneemt wegens de massale investeringen in passieve veiligheid, komt hierbij niet aan bod (zie Tournel & Snacken, 2012).

Ik sluit af met een herhaling van wat ik in het begin stelde: op deze Staten-Generaal zijn vele belangrijke problemen aan bod gekomen en zijn interessante suggesties gedaan. Groepen die minder aan bod zijn gekomen zijn misschien de vrouwelijke gedetineerden en de vreemdelingen zonder wettig verblijf. Nochtans stelt ook het regime voor deze categorieën het gevangeniswezen voor specifieke uitdagingen.

Het is nu wachten op een nieuwe (of oude) Oriëntatienota voor een coherent straf- en penitentiair beleid van de volgende minister van Justitie…

162

Page 163: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

163

Page 164: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Referenties van de conclusies

Bauwens, A., Robert, L. & Snacken, S. (2012), Conditional release in Belgium: how reforms have impacted recall, European Journal of Probation, vol.4/1: 19 – 33

Beyens, K., Boone, M., Liefaard, T., Vanhouche A-S & Van der Poel, S. (2013) ‘Zeg maar Henk tegen de chef’. Ervaringen met het Belgische detentieregime in de PI Tilburg, Pompe Reeks, Boom - Lemma

Beyens, K., Claus, H. & Naessens, L. (2014) Meer van hetzelfde: is dat wel een goed idee? Panopticon, vol.35, n. 3:.213 - 218

Beyens, K., Françoise, C. & Schiers, V. (2010) Les juges Belges face à l’(in)exécution des peines, Déviance et Société, 3, vol.34 : 401 - 424

Beyens, K., Snacken, S. & Eliaerts, C. (1993) Barstende muren. Overbevolkte gevan-genissen: omvang, oorzaken en mogelijke oplossingen, Antwerpen: Kluwer

Beyens, K., Snacken, S. & van Zyl Smit, D. (2013) Truth in (the implementation of ) sentencing: Belgium and elsewhere, in: Daems, T., van Zyl Smit, D. and Snacken, S. (eds.) European Penology?, Onati International Series in Law and Society, Oxford: Hart Publishing, 263 – 282

Casselman, J., Cosijns, P., en Goethals, J., Vandenbroecke, M., De Doncker, D. & Dil-len, C. (1997/2005) Internering, Antwerpen/Apeldoorn: Garant (3e druk)

Claes, B. (2012) Herstel en detentie. Een etnografisch onderzoek in de gevangenis Leuven Centraal, Doctoraatsproefschrift criminologie, Vrije Universiteit Brussel, verdedigd op 27 september 2012.

Claus, H., Beyens K., De Meyers, R., Gryson, M. & Naessens, L. (2013) Huizen. Naar een duurzame penitentiaire aanpak, Brussel: ASP editions

Cosijns, P. (1980) De psychiatrische rapportage in stafzaken is een droeve zaak. Editoriaal, Panopticon, 1/3: 181-183

Cosijns, P. (1992) Hulpverlenen of opsluiten: retorische vraag of prangend alterna-tief, Panopticon, 13/4: 317-322

De Ridder, S., Beyens, K. & Snacken, S. (2012) Does reintegration need REHAB? Early release procedures for prisoners without a legal permit of residence in Bel-gium, European Journal of Probation, 3, Vol. 4: 21 – 36

De Ruyver, B. & Goethals, J. (1991) Actiedag Internering. Antwerpen 4 oktober 1990, Panopticon, 12/2, 184-189

De Waele, J.P (1983) Enkele dysfuncties van de wet op de bescherming van de maatschappij, Panopticon, 4/3: 231-245

Devos, A. (2011) Voorwaardelijke invrijheidstelling heeft zijn nut bewezen, De Morgen, 21 juni 2011.

Directoraat-generaal Justitiehuizen (2011) Activiteitenrapport 2010, Brussel: FOD Justitie

Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen (2012) Activiteitenverslag 2012, Brussel: FOD Justitie

Goethals, J. (1991) Abnormaal en delinkwent. De geschiedenis en het actueel functioneren van de wet tot bescherming van de maatschappij, Antwerpen: Kluwer

Liebling, A., Price, D. & Shefer, G. (2011) The Prison Officer, Cullompton: Willan Publishing (2nd edit)

164

Page 165: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

165

Liga voor Mensenrechten (2011) Manifest Internering. Een betere behandeling voor geïnterneerden. http://www.mensenrechten.be/index.php/site/standpun-ten/manifest_internering

Liga voor Mensenrechten (2012) Geïnterneerd: cel of zorg?

Maes, E. & Tange, C. (2011) Chronique de criminologie. La libération conditionnelle sous le régime des tribunaux de l’application des peines. Bilan et enjeux émer-geants d’une première année de fonctionnement (2007), Revue de Droit Pénal et de Criminologie. 11/2011; 91(11): 929-964.

Morgenstern, C. (2009), Germany, in: Van Kalmthout, A., Knapen, M. & Morgen-stern, C. (eds.) Pre-trial Detention in the European Union. Nijmegen: Wolf Legal Publishers, pp. 387-433

Rekenhof (2011) Maatregelen tegen de overbevolking in de gevangenissen. Verslag van het Rekenhof aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers, Brussel, december 2011

Scheirs, V. (2013) De strafuitvoeringsrechtbank aan het werk. Een etnografisch onderzoek naar haar interacties, beslissingsprocessen en –praktijk, Doctoraats-proefschrift criminologie, Vrije Universiteit Brussel, verdedigd op 4 juli 2013.

Scheirs, V. (2014) De strafuitvoeringsrechtbank en het moeilijke evenwicht tussen het streven naar re-integratie en het risico op recidive, in: Daems, T., Beyens, K. & Maes, E. (red.) Exit gevangenis? Werking van de strafuitvoeringsrechtbanken en de wet op de externe rechtspositie van gevangenen, Reeks Panopticon Libri, nr. 6, Antwerpen/Apeldoorn: Maklu, pp.133 - 154

Snacken, S. (1999) De gedetineerde en zijn beambte, Panopticon, vol.20/1: 109 – 110

Snacken, S. (2004) “De voorstellen van de subcommissie externe rechtspositie”, in: Aertsen, I., Beyens, K., De Valck, S. & F. Pieters (eds.), De Commissie Holsters bui-

tenspel? De voorstellen van de commissie Strafuitvoeringsrechtbanken, externe rechtspositie van gedetineerde en straftoemeting. Brussel: Politeia, pp. 37-70.

Snacken, S. (2005) Forms of Violence and Prison Regimes. Report on a Research in Belgian Prisons, in: Liebling, A. & Murana, S. (eds.) Effects of Imprisonment, Cul-lompton: Willan Publishing, pp. 306-340

Snacken, S. (2006) A reductionist penal policy and European human rights standards, European Journal of Criminal Policy and Research (Springer), 12: 143-164.

Snacken, S. (2014) De Commissie Holsters dan toch buitenspel? In: T. Daems, K. Beyens, E. Maes (red.) Exit gevangenis? Werking van de strafuitvoeringsrechtban-ken en de wet op de externe rechtspositie van gevangenen. Reeks Panopticon Libri, nr. 6, Antwerpen: Maklu, pp. 155-176

Snacken, S., Beyens, K. & Beernaert, M.A. (2010) Belgium, in: Padfield, N., van Zyl Smit, D. & Dünkel, F.(eds.) Release from Prison. European Policy and Practice, Cul-lompton: Willan Publishing, pp. 70-103

Snacken, S., De Ron, A. & Tournel, H. (2009) Aanbevelingen voor het optimaliseren van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding binnen de gevangenissen in Vlaan-deren. Eindrapport 2009, Brussel: Koning Boudewijn Stichting en Vrije Universiteit Brussel

Snacken, S. & Tournel, H. (2009) Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen, Rapport, Brussel: Koning Boudewijn Stichting en Vrije Universiteit Brussel

Tournel, H. & Snacken, S. (2012) Gijzelingen van penitentiair personeel: Kan te veel veiligheid onveilig worden? Panopticon, 33/4: 301 – 304

Page 166: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Tulkens, H. J. J. (1988) Graden van Vrijheid. Over hervormingsmogelijkheden van de vrijheidsstraf. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzon-der hoogleraar in de penologie aan de Rijksuniversiteit Groningen op Dinsdag 25 Oktober 1988, Arnhem: Gouda Quint.

van Zyl Smit, D (1994) Degrees of Freedom, Criminal Justice Ethics, 13(1): 31-38.

van Zyl Smit, D. & Snacken, S. (2009) Principles of European Prison Law and Policy, Penology and Human Rights, Oxford: Oxford University Press.

166

Page 167: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

167

Lijst van afkortingenAR/RG: Algemeen reglement / Règlement général

Basiswet/Loi de principes

CAAP: Concertation des associations actives en prison

CAL: Centre d’action Laïque

CAT: Committee Against Torture

CPT : Comité voor de Preventie van Foltering

CvT/CdS: Commissie van toezicht

CTRG/CCSP: Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen

DG EPI: Directoraat-generaal penitentiaire inrichtingen

EVRM/CEDH: Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

GHC/CMC: Genees- & heelkundig centrum

HR/ROI: Huishoudelijk reglement

IPPJ: Institutions publiques de protection de la jeunesse

KB/AR: Koninklijk besluit

MB/AM: Ministerieel besluit

NDG/JNP: Nationale dagen van de gevangenis

OIP: Internationaal Observatorium voor het Gevangeniswezen

OPCAT: Optional protocol to the convention against torture

AIBV: Afdelingen voor individuele bijzondere veiligheid

PSD/SPS: Psycho-medisch-sociale dienst

DHD: Dienst voor hulpverlening aan gedetineerden

SMBG/FAMD: Stichting voor Morele Bijstand aan Gevangenen

Page 168: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

Samenstelling van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezenMevrouw Véronique Laurent, lid en Franstalige advocate, voorzitster (einde van het tweede mandaat op 6 december 2009);

De heer Walter Thiery, lid en Nederlandstalige magistraat, ondervoorzitter (einde van het eerste mandaat op 4 november 2017);

De heer Neil Paterson, Nederlandstalig lid (einde van het mandaat op 25 oktober 2012);

De heer Paul Cosyns, lid en Nederlandstalige arts (einde van het mandaat op 16 januari 2013);

De heer Christian Berten, Franstalig lid (einde van het mandaat op donderdag 7 februari 2013);

Mevrouw Martine Pieraerts, Nederlandstalig lid (einde van het mandaat op 26 mei 2013);

De heer Alain Harford, Franstalig lid (einde van het mandaat op 26 mei 2013);

Mevrouw Magda De Galan, Franstalig lid (einde van het mandaat op 31 december 2014);

De heer Gérard De Coninck, lid en Franstalig criminoloog (einde van het tweede mandaat op 24 mei 2019);

168

Mevrouw Greet Smaers, lid en Nederlandstalige criminologe (einde van het eerste mandaat op 22 januari 2017);

De heer Rik Haex, lid en Nederlandstalige magistraat (einde van het eerste man-daat op 2 juli 2017);

De heer Tony Van Parys, lid en Nederlandstalige advocaat (einde van het eerste mandaat op 2 juli 2017);

De heer Vincent Seron, lid en Franstalig criminoloog (einde van het eerste man-daat op 4 november 2017);

De heer Guido Stellamans, lid en Nederlandstalige arts (einde van het eerste man-daat op 22 februari 2019);

De heer Alain Harford, Franstalig deskundige;

De heer Fernand Schmetz, secretaris.

Page 169: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

169

Overzicht van de Commissies van toezicht en van de plaatsen van detentieA

Andenne 38, 41, 43, 45, 99, 114, 117, 119, 120Antwerpen ..................................................................... 4, 7, 12, 14, 15, 16, 17, 23, 33, 41,42...............................................................................................43, 48, 49, 53, 58, 119, 123,133, 143 ..................................................................................................... 144, 151, 153, 160, 161,164, 165Arlon............................................................................................................4, 17, 38, 43, 45, 53,126

B

Berkendael .......................................................................7, 8, 11, 14, 17, 41, 42, 43, 45, 53, 61, Beveren ....................................................................................4, 7, 16, 17, 22, 42, 43, 45, 48, 53, Brugge ..................................................................7, 9, 10, 17, 20, 24, 33, 36, 42, 43, 45, 53, 85 ................................................................................................91, 99, 105, 119, 133, 137, 160, 161

D

Dendermonde .......................................................................7, 14, 17, 42, 43, 48, 53, 133, 161 Dinant .....................................................................................................4, 16, 17, 45, 53, 126, 161

F

Forest .................................................................................7, 8, 11, 14, 15, 16, 20, 21, 23, 33, 37, .................................................................................................39, 41,42, 43, 45, 51, 53, 61, 83, 84, .......................................................................................................99, 114, 119, 120, 121, 160, 161

G

Gent ........................................................... 37, 38, 41, 42, 43, 48, 59, 133, 137, 138, 139, 144,.................................................................................................................................151, 153, 160, 161

H

Haren ............................................................................................................... 4, 28, 48, 61, 83, 105 Hasselt ...................................................................... 7, 11, 17, 31, 32, 33, 37, 39, 41, 43, 53, 59 Hoogstraten ................................................. 7, 17, 53, 29, 37, 39, 44, 45, 103, 132, 133, 134 Huy .................................................................................. 7,17,22, 53, 43, 45, 49, 82, 83,126,162

I

Ieper ...........................................................................................................................4, 17, 43, 45, 53

Ittre ............................................................................. 17, 3, 7, 40, 41, 42, 43, 53, 82, 83, 99,162

J

Jamioulx ........................................................................................................14, 17, 42, 43, 53, 119

L

Lantin .................................................................................7, 9, 10, 12, 14, 17, 19, 21, 23, 24, 38, .........................................................................................42, 43 , 45, 49, 51, 53, 54, 82, 93, 94, 96.......................................................................................................................................... 119, 160, 162 Leuven ......................................................................................................... 7, 14, 17, 42, 43, 45, 53..............................................................................................................105, 133, 159, 160, 162, 164 Leuze ......................................................................... 4, 16, 17, 22, 43, 45, 46, 48, 53, 54, 55, 84

Page 170: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

170

M

Marche-en-Famenne..........................................................14, 17, 44, 45, 48, 53, 87,119, 126 Marneffe ......................................................................................................... 7, 18, 43, 45, 53, 162 Mechelen ......................................................................................14, 18, 44, 53, 59, 82, 133, 162 Merksplas ............................................................ 11, 18, 42, 44, 45, 48, 53, 59, 132, 160, 162, Mons ..................................................................................18, 41, 42, 44, 53, 118, 126, 160, 162

N

Namur ..............................7, 9, 14, 18,19, 22, 24, 44, 45, 49, 53, 82, 84, 109, 110, 126, 160 Nivelles .......................................7, 8, 15, 18, 19, 21, 24, 37, 38, 41, 42, 44, 53, 54, 119, 126

O

Oudenaarde .................................................................................................18, 42, 44, 49, 53,162

P

Paifve...................................................... 3, 4, 11, 13, 14, 18, 37, 44, 45, 53, 66, 145, 160, 162

R

Ruiselede ...............................................................................................7, 18, 42, 43, 45, 103, 162

S

Saint-Hubert ............................. 4, 7, 8, 12, 14, 18, 28, 29, 30, 32, 37, 41, 42, 44, 45, 53, 82 Sint-Gillis .........................................7, 8, 9, 14, 15, 18, 33, 35, 42, 44, 50, 53, 60, 61, 83, 119

T

Tilburg ........................................... 3, 7, 14, 15, 16, 18, 37, 44, 45, 53, 58, 64, 157, 162, 164, Tongeren ........................................................4, 18, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 44, 45, 53, 59, 162 Tournai ...........................................7, 14, 17, 18, 42, 43, 44, 48, 53, 126, 133, 145, 161, 162 Turnhout ....................................................7, 11, 12, 14, 18, 41, 42, 44, 45, 53, 134, 160, 162

W

Wortel .................................................................................................7, 14, 16, 18, 44, 45, 53, 162

Page 171: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

171

Page 172: JAARVERSLAG 2011-2014Regie der Gebouwen. 3 Voorwoord Dit is het vijfde verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen. De eerste aanbeveling van de Centrale Toezichtsraad

172

VERA

NTW

OO

RDEL

IJKE

UIT

GEV

ER : V

.LA

URE

NT

WAT

ERLO

OLA

AN

115

-100

0 BR

USS

EL

D/2

016/

7951

/NL/

1124

Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezenTel. : 02 552 25 [email protected]