124
INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN RECHTEN EN PLICHTEN IN VERBAND MET EN ORGANISATIE VAN GEZONDHEIDSZORG EN BEHANDELING VAN GEÏNTERNEERDEN Aantal woorden: 45.424 Hanne Clarysse-Oosterlinck Studentennummer: 01300182 Promotor(en): Prof. dr. Tom Vander Beken Commissaris(sen): Prof. dr. Freya Vander Laenen Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Rechten Academiejaar: 2017 2018

INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

INTERNE RECHTSPOSITIE

VAN GEÏNTERNEERDEN RECHTEN EN PLICHTEN IN VERBAND MET EN ORGANISATIE VAN

GEZONDHEIDSZORG EN BEHANDELING VAN GEÏNTERNEERDEN

Aantal woorden: 45.424

Hanne Clarysse-Oosterlinck Studentennummer: 01300182

Promotor(en): Prof. dr. Tom Vander Beken

Commissaris(sen): Prof. dr. Freya Vander Laenen

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Rechten

Academiejaar: 2017 – 2018

Page 2: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

2

Page 3: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

3

Woord vooraf

Het schrijven van deze masterproef is de slotfase van mijn opleiding Rechten en is dan ook een

moment om even terug te blikken. Het waren leerrijke jaren waarin ikzelf ook enorm ben

gegroeid en mijn interesse in het recht enkel maar is toegenomen. Het is het afsluiten van vijf

jaar leren, doorzetten, ontwikkelen en groeien. Een laatste toetsing is deze masterproef: ‘interne

rechtspositie van geïnterneerden’. Sinds de Masterjaren ben ik me steeds meer gaan interesseren

in het strafrecht maar ben ik me ook op verschillende vlakken steeds meer gaan interesseren in

de kwetsbaren van deze samenleving en koos in lijn hiermee dan ook voor dit onderwerp.

Een einde betekent ook een nieuw begin en ik wil dan ook mijn in aula’s en uit dikke cursussen

vergaarde kennis en door taken en papers aangeleerde vaardigheden nu in de praktijk op het

werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien.

Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag mijn promotor Prof. dr. Vander

Beken bedanken voor zijn begeleiding tijdens het onderzoek en schrijven van deze masterproef

en zijn sturing in de goede richting. Graag zou ik ook mijn mama, mijn grootouders en mijn

vriend Dries bedanken voor de onvoorwaardelijke steun tijdens mijn opleiding en het

vervolledigen daarvan, maar ook voor de kansen die zij me hebben gegeven en gegund. Ook

zou ik graag Tine en Paulien bedanken voor de steun tijdens en naast de opleiding.

Page 4: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

4

Lijst met afkortingen

BW. Burgerlijk Wetboek

BW Beschut Wonen

CGG Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg

CPT European Committee for the Prevention of Torture and

Inhuman or Degrading Treatment or Punishment

EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens

EVRM Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en

Fundamentele Vrijheden

FOD VVVL Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid

van de Voedselketen en Leefmilieu

FPC Forensisch Psychiatrisch Centrum

GGZ Geestelijke Gezondheidszorg

KAGB Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België

KB Koninklijk Besluit

KBM Kamer ter Bescherming van de Maatschappij

PPMI Principles for the protection of persons with mental illness

and the improvement of mental health care

PVT Psychiatrisch Verzorgingstehuis

PZ Psychiatrisch Ziekenhuis

SW. Strafwetboek

UVRM Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens

VN Verenigde Naties

WBM 1930 Wet betreffende de bescherming van de maatschappij van

1930

WBM 1964 Wet betreffende de bescherming van de maatschappij van

1964

Page 5: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

5

Inhoudstafel Woord vooraf .......................................................................................................................................... 3

Lijst met afkortingen ............................................................................................................................... 4

Inhoudstafel ............................................................................................................................................. 5

DEEL I - Inleiding ................................................................................................................................... 9

1. Inleiding........................................................................................................................................... 9

1.1. Pilootarrest van 6 september 2016 .......................................................................................... 9

1.2. Verbod op foltering, onmenselijke en vernederende behandeling ........................................ 10

1.3. Verband tussen doel en omstandigheden van vrijheidsbeneming ......................................... 11

1.4. Voor het onderzoek relevante aspecten van het pilootarrest ................................................. 12

2. Onderzoek ..................................................................................................................................... 13

2.1. Onderzoeksopzet ................................................................................................................... 13

2.2. Onderzoeksmethode .............................................................................................................. 14

DEEL II – Internering en geïnterneerden .............................................................................................. 15

Hoofdstuk I - Interneringsmaatregel ..................................................................................................... 16

1. Een korte historisch overzicht ....................................................................................................... 16

1.1. Schulduitsluitingsgrond en buiten het strafrecht opgevangen ............................................... 16

1.2. De wet op de bescherming van de maatschappij ................................................................... 17

1.3. Verdere wetgevende evolutie ................................................................................................ 18

1.4. Huidige wetgeving ................................................................................................................ 19

2. Interneringsvoorwaarden en -procedure ........................................................................................ 20

3. Einde van de internering ................................................................................................................ 23

4. Onderscheid met gedwongen opname ........................................................................................... 24

Hoofdstuk II - Geïnterneerdenpopulatie ................................................................................................ 27

1. Problematieken en kwetsbaarheid ................................................................................................. 27

2. Dualiteit van het geïnterneerdenstatuut ......................................................................................... 29

3. Geïnterneerden in cijfers ............................................................................................................... 30

Hoofdstuk III – Interne rechtspositie van geïnterneerden ..................................................................... 33

Hoofdstuk IV – Plaats van internering .................................................................................................. 35

1. Plaatsen waar de internering kan worden uitgevoerd .................................................................... 35

1.1. Plaatsing ................................................................................................................................ 35

1.2. Forensisch psychiatrisch zorgnetwerk-/circuit ...................................................................... 35

1.2.1. Eerste stappen ................................................................................................................ 36

1.2.2. Vermaatschappelijking van de zorg .............................................................................. 37

1.2.3. Focus op specifieke groepen van geïnterneerden .......................................................... 38

1.2.4. Beveiliging als belangrijke factor .................................................................................. 38

1.2.5. Eindopmerkingen .......................................................................................................... 39

Page 6: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

6

1.3. Artikel 3, 4° Interneringswet 2014 ........................................................................................ 40

1.3.1. Gevangeniscontext .................................................................................................... 40

1.3.2. Afdelingen van bescherming van de maatschappij ................................................... 40

1.3.3. Forensisch Psychiatrische Centra .............................................................................. 41

1.3.4. Door overheid erkende inrichtingen .......................................................................... 43

1.4. Indeling volgens risicoprofiel ................................................................................................ 43

2. Toepasselijke wetgeving per plaats ............................................................................................... 44

2.1. De gevangenis ....................................................................................................................... 45

2.1.1. Internationale bepalingen ...................................................................................................... 45

2.1.2. ‘Tijdelijke’ toepassing van de Basiswet in de gevangeniscontext......................................... 46

2.1.3. Algemeen Reglement Strafinrichtingen als tijdelijke opvang ............................................... 48

2.2. Forensisch Psychiatrische Centra .......................................................................................... 48

2.3. En andere plaatsen? ............................................................................................................... 49

2.4. Overkoepelende bepalingen .................................................................................................. 49

2.4.1. Internationaal ................................................................................................................. 49

2.4.1.1. Principles for the protection of persons with mental illness and the improvement of

mental health care ...................................................................................................................... 49

2.4.1.2. Internationale aanbevelingen ................................................................................. 50

2.4.2. Nationaal ....................................................................................................................... 51

3. Besluit ............................................................................................................................................ 51

DEEL III – Gezondheidszorg en behandeling ....................................................................................... 53

Hoofdstuk I – Recht op zorg en/of recht op behandeling ...................................................................... 54

1. Fundamenteel recht op gezondheidszorg ...................................................................................... 54

2. Subjectief recht op zorg voor geïnterneerden ................................................................................ 56

2.1. Nieuw maar toch niet helemaal ............................................................................................. 56

2.2. Verband met fundamentele rechten ....................................................................................... 58

2.3. Nuancering bij doelstelling van re-integratie ........................................................................ 59

3. Kwaliteitsvolle gezondheidszorg................................................................................................... 60

3.1. Patiëntenrecht op kwaliteitsvolle gezondheidszorg ............................................................... 60

3.2. Forensisch psychiatrisch denken en forensische geestelijke gezondheidszorg ..................... 61

3.2.1. Forensische psychiatrie ................................................................................................. 62

3.2.2. Struikelblokken en moeilijkheden ................................................................................. 62

3.3. Bevoegd voor gezondheidszorg ............................................................................................ 64

4. Rechten en plichten in gezondheidszorg ....................................................................................... 65

4.1. Wet Patiëntenrechten ............................................................................................................. 65

4.1.1. Definities en toepassingsgebied .................................................................................... 65

4.1.2. Beperkingen aan en specificatie van patiëntenrechten .................................................. 68

4.1.3. Recht op vrije keuze beroepsbeoefenaar ....................................................................... 68

Page 7: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

7

4.1.4. Recht op het geven van geïnformeerde toestemming .................................................... 70

4.1.4.1. Recht op informatie ............................................................................................... 70

4.1.4.2. Recht vrijwillig in te stemmen met een medische behandeling ............................ 71

4.1.4.3. Informed consent ................................................................................................... 72

4.1.5. Recht op patiëntendossier .............................................................................................. 74

4.1.6. Recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en respect voor intimiteit ....... 74

4.1.7. Klachtenrecht bij de ombudsdienst ............................................................................... 74

5. Besluit ............................................................................................................................................ 75

Hoofdstuk II – Vraagstukken en spanningsvelden in het kader van gezondheidszorg en behandeling

van geïnterneerden ................................................................................................................................ 76

1. Selectie van de vraagstukken en spanningsvelden ........................................................................ 76

2. Is er een verschil in rechten en plichten wat betreft de gezondheidszorgvoorziening en

behandeling afhankelijk van de plaats waar een interneringsmaatregel wordt uitgevoerd?.................. 78

2.1. Penitentiaire context .............................................................................................................. 78

2.1.1. Gelijkwaardigheidsbeginsel .......................................................................................... 79

2.1.2. Continuïteit van de zorg ................................................................................................ 81

2.1.3. De Wet Patiëntenrechten in wisselwerking met de Basiswet ........................................ 82

2.1.4. Recht op vrije keuze zorgverstrekker ............................................................................ 83

2.1.5. Recht op informatie ....................................................................................................... 83

2.1.6. Recht op patiëntendossier .............................................................................................. 84

2.1.7. Recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en respect voor intimiteit ....... 86

2.1.8. Klachtenrecht bij de ombudsdienst ............................................................................... 87

2.2. Forensisch psychiatrische centra en andere voorzieningen ................................................... 87

2.2.1. Gebrekkige wetgeving ................................................................................................... 87

2.2.2. FPC’s gunnen een kleine glimp ..................................................................................... 88

2.2.2.1. Individuele aanpak ................................................................................................. 88

2.2.2.2. Organisatie van de zorg en behandeling ................................................................ 89

2.3. Besluit .................................................................................................................................... 90

3. Dwang en de interneringscontext .................................................................................................. 90

3.1. Definiëringen/ essentieel onderscheid ................................................................................... 90

3.1.1. Gedwongen opname ...................................................................................................... 91

3.1.2. Gedwongen behandeling ............................................................................................... 92

3.1.2.1. Eigenlijke dwangbehandeling................................................................................ 92

3.1.2.2. Dwangmaatregelen ................................................................................................ 92

3.2. Dwangbehandeling ................................................................................................................ 93

3.2.1. Het Belgisch kader ........................................................................................................ 93

3.2.2. Adviezen geven mee vorm ............................................................................................ 94

3.2.2.1. Advies nr. 21 van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek ................................. 94

Page 8: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

8

3.2.2.2. Adviezen van de Orde der Artsen voor psychotische patiënten in de gevangenis 95

3.3. Dwangmaatregelen ................................................................................................................ 96

3.3.1. Het Belgisch kader ........................................................................................................ 96

3.3.2. CPT-Standards means of restraint als richtlijn .............................................................. 99

3.3.3. Soorten dwangmaatregelen ......................................................................................... 100

3.3.4. Beginselen en doelstellingen ....................................................................................... 100

3.3.5. Toepassing ................................................................................................................... 102

3.3.6. Inrichting van een afzonderingskamer ........................................................................ 105

3.3.7. Registratie en controle ................................................................................................. 105

3.4. Verhouding tot andere relevante bepalingen ....................................................................... 106

3.4.1. Recht op vrijheid en veiligheid .................................................................................... 106

3.4.2. Patiëntenrecht op het geven van geïnformeerde toestemming .................................... 106

3.4.2.1. Toepasselijkheid van wet patiëntenrechten ......................................................... 106

3.4.2.2. Wilsbekwaam en wilsonbekwaam....................................................................... 109

3.4.2.3. Noodtoestand en wettige verdediging ................................................................. 109

3.4.3. Gevolg van een rechterlijke beslissing ........................................................................ 110

3.5. Besluit .................................................................................................................................. 110

4. Het recht op zorg en behandeling: te realiseren binnen of buiten de strafrechtelijke bepaling van

internering? .......................................................................................................................................... 112

4.1. Personen die niet over de interneringsdrempel raken ......................................................... 112

4.2. Balanceren tussen strafrecht en mensenrecht ...................................................................... 114

DEEL IV – Algemeen besluit ............................................................................................................. 116

BIBLIOGRAFIE ................................................................................................................................. 117

Wetgeving ....................................................................................................................................... 117

Rechtspraak ..................................................................................................................................... 120

Rechtsleer ........................................................................................................................................ 120

Internetbronnen en varia .................................................................................................................. 122

Page 9: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

9

DEEL I - Inleiding

1. Inleiding

1.1. Pilootarrest van 6 september 2016

2. Op 6 september 2016 sprak het Europees Hof voor de rechten van de mens (hierna:

EHRM) zich uit over de zaak W.D. t. België1. Het betreft een pilootarrest dat de problematieken

omtrent de Belgische interneringswetgeving aankaart. Dit arrest is niet het eerste arrest, maar

het 24ste arrest waarin de Belgische staat door het EHRM wordt veroordeeld omwille van de

schending van fundamentele rechten geïnterneerden. Het eerste dateert uit 1998, het tweede pas

uit 2009, maar vanaf dat moment tot 2016 zijn er nog 21 arresten geveld die binnen deze

problematiek kaderen.2 Het EHRM verwijst in dit arrest zelf naar een reeks van arresten3 waarin

de Belgische staat wordt veroordeeld omwille van de schending van de mensenrechten van

geïnterneerden die in de gevangenis verblijven en gebruikt zij deze als rode draad tijdens het

onderzoek in de zaak van W.D..4

Dit arrest heeft zoals gezegd de vorm gekregen van een pilootarrest. Sinds 2004 vaardigt het

EHRM dit soort arresten uit wanneer zij een staat wenst te wijzen op structurele problemen en

een richtlijn wil meegeven. Veroordeelde staten kunnen in zulke gevallen niet meer zelf

beslissen welke gevolgen zij geven aan het arrest en beperkt het EHRM zich niet langer tot het

geven van louter individueel gevolg aan de zaak zoals bijvoorbeeld het toekennen van een

financiële vergoeding.5 In dit arrest bepaalt het Hof dat hangende zaken, een 50-tal6, die

betrekking hebben op dezelfde algemene problematiek, worden opgeschort. Bovendien krijgt

de Belgische staat een strikte deadline opgelegd. Deze deadline ligt op twee jaar na het definitief

worden van het arrest. In die tijd moet de Belgische staat passende initiatieven en maatregelen

nemen om haar structurele behandelingsproblematiek van geïnterneerden in de Belgische

gevangenissen op te lossen. Op die manier zou er niet meer telkens opnieuw procedures tegen

de Belgische staat moeten worden gestart. Wanneer de deadline niet wordt gehaald, worden de

1 EHRM 6 september 2016, W.D. t. België, n°73548/13. 2 In 2012 was er 1, in 2013 4 en zowel in 2014 als in 2015 waren er 8. 3 §71 EHRM 6 september 2016, W.D. t. België, n°73548/13, 13: zo wordt verwezen naar 4 principesarresten die

de structurele problemen omtrent de zorg en behandeling van geïnterneerden in Belgische gevangenissen aankaart

en veroordeelt: EHRM 2 oktober 2012, L.B. t. België, n° 22831/08; EHRM 10 januari 2013, Claes t. België,

n°43418/09; EHRM 10 januari 2013, Dufoort t. België, n°43653/09; EHRM 10 januari 2013, Swennen t. België,

n° 53448/10. 4 L. ROBERT, “System error. Een pilootarrest over internering in Belgische gevangenissen, Fatik 151 2016, 4. 5 J. MEESE, “EHRM veroordeelt België in pilootarrest inzake internering”, 7 september 2016,

http://vansteenbrugge-advocaten.be/pilootarrest-ehrm-internering/ (laatst geraadpleegd op 20 juli 2018). 6 § 165 EHRM 6 september 2016, W.D. t. België, n°73548/13, 39.

Page 10: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

10

hangende zaken opnieuw geactiveerd en krijgt België mogelijks opnieuw te maken met een

stortvloed aan veroordelingen. België werd voornamelijk veroordeeld omwille van

schendingen van de artikelen 5.1 en 5.4 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

(hierna: EVRM) maar soms ook omwille van een schending van artikel 3 EVRM. Een staat

dient namelijk, zeker in het licht van voorgaande artikelen, een interneringsbeleid te voeren die

de waardigheid van betrokkenen respecteert.7

1.2. Verbod op foltering, onmenselijke en vernederende behandeling

3. Ten eerste wordt in het arrest onderzocht of het gebrek aan W.D. zijn gezondheid

aangepaste zorgen en het gebrek aan een realistisch perspectief op re-integratie in de

maatschappij een schending uitmaakt van artikel 3 EVRM. W.D. verblijft namelijk sinds het

begin van zijn internering in 2007 onafgebroken in de afdeling van sociaal verweer bij de

gevangenis van Merksplas. Hij stelt dat naast de psychiatrische zorg zoals voorzien in de

gevangenis, hij op geen enkele manier gepersonaliseerde therapie of medisch toezicht geniet.

Daarenboven beschouwt hij zijn detentie als uitzichtloos aangezien hij telkens wordt geweigerd

in het extern residentieel circuit of psychiatrische ziekenhuizen. Zo heeft hij geen mogelijkheid

tot re-integratie.8 Het EHRM besluit tot een schending van artikel 3 EVRM omwille van het

algemeen tekort aan personeel, de slechte kwaliteit van de zorg en de afwezigheid van de

continuïteit van zorg, de overbevolking als gevolg van een structureel capaciteitsprobleem in

het externe psychiatrische zorgcircuit.9 De inspanningen van de Belgische overheid in de

zoektocht naar een geschikte externe plaats voor W.D. wordt door het Hof erkent, maar toch

wijst ze op het structureel karakter van de moeilijke overbrenging naar een geschikte externe,

zich buiten de gevangenis bevindende, opvangplaats. Zij stelt namelijk vast dat naast het feit

dat de medische omkadering voor geïnterneerden in de gevangenissen ontoereikend is, de

plaatsing buiten de gevangenis vaak onmogelijk is omwille van capaciteitsproblemen. Er wordt

tot een schending van artikel 3 EVRM besloten omwille van het feit dat het niveau van het leed

dat W.D. gedurende een significante periode (negen jaar) moest ondergaan, het niveau dat

onvermijdbaar samengaat met detentie overschrijdt aangezien er een gebrek is aan passende

therapie en hij geen perspectief op re-integratie heeft. Het Hof wil verduidelijken dat het EVRM

zich niet beperkt tot het beschermen van de samenleving tegen de gevaren die eventueel

samengaan met delinquenten met mentale problemen, maar ook voorziet dat deze personen een

7 §§164- 179 en uiteindelijke uitspraak EHRM 6 september 2016, W.D. t. België, n°73548/13, 39-42; T. VANDER

BEKEN en F. VANDER LAENEN, “Bezorgd om zorg”, Panopticon 38(2) 2017, 77. 8 §§ 101-103 EHRM 6 september 2016, W.D. t. België, n°73548/13, 25-26. 9 §§ 106-107 EHRM 6 september 2016, W.D. t. België, n°73548/13, 26.

Page 11: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

11

aangepaste therapie moeten kunnen genieten die re-integratie in die samenleving mogelijk

maakt. Het betreft een dubbele doelstelling die we ook in onze nationale wetgeving

terugvinden. De plicht blijft ook voor de overheid bestaan, ook al is het gedrag van een

betrokkene de reden van weigering tot opvang. Er dient namelijk rekening te worden gehouden

met de afhankelijkheid en hulpeloosheid van geïnterneerden.10

1.3. Verband tussen doel en omstandigheden van vrijheidsbeneming

4. Ook werd onderzocht of de situatie van D.W. het artikel 5.1 EVRM schendt. Dit artikel

betreft het recht op vrijheid en veiligheid. Eenieder heeft namelijk het recht op vrijheid en

veiligheid van zijn persoon en niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen behalve in de

gevallen opgenomen in het EVRM en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure.

In geval van internering geldt artikel 5.1. (e) EVRM van vrijheidsbeneming rechtvaardigt: “in

geval van rechtmatige detentie van personen ter voorkoming van de verspreiding van

besmettelijke ziekten, van geesteszieken, van verslaafden aan alcohol of verdovende middelen

of van landlopers”. Het EHRM vermeldt duidelijk in het arrest dat het internering van een

persoon van een geesteszieke op zich geen schending uitmaakt van het recht op vrijheid en

veiligheid waardoor het Hof dan ook niet twijfelt aan de geldigheid van de internering van

W.D.. Wel wenst het Hof zich uit te spreken of de plaats van detentie van W.D. voldoende

aangepast en adequaat is aan zijn behoeften.11 W.D. stelt namelijk dat hij slachtoffer is van een

structureel probleem binnen België namelijk: het levenslang opsluiten van delinquenten met

mentale problemen in de psychiatrische afdelingen van gevangenissen zonder hen de

mogelijkheid te geven tot een passende therapeutische behandeling. De opsluiting van W.D. in

de afdeling van sociaal verweer van de gevangenis van Merksplas was oorspronkelijk enkel

bedoeld als “tijdelijk” in afwachting van het vinden van een plaats aangepast aan zijn behoeften.

Het Hof wijst erop dat ze in voorgaande arresten12 reeds besloot tot schending van artikel 5.1.

(e) EVRM aangezien het Hof erkent dat het verblijf van verzoekers die strafrechtelijk niet

verantwoordelijk werden geacht voor hun daten tijdens een significatie periode in de

psychiatrische afdeling van een gevangenis niet is aangepast aan hun behoeften. Bijgevolg is

het verband tussen het doel van detentie en de omstandigheden waarin deze plaatsvindt,

10 §§ 112-116 EHRM 6 september 2016, W.D. t. België, n°73548/13, 27-28. Wat betreft de dubbele doelstelling

zie randnummers 78-80 betreffende de dubbele doelstelling van artikel 2 wet van 5 mei 2014 betreffende de

internering (hierna: Interneringswet 2014). 11 §§ 123-125 EHRM 6 september 2016, W.D. t. België, n°73548/13, 30. 12 Zoals naar verwijzen in voetnoot 3.

Page 12: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

12

afwezig. Ook in de zaak W.D. achtte het Hof om dez.e reden het artikel 5.1 EVRM

geschonden.13

1.4. Voor het onderzoek relevante aspecten van het pilootarrest

5. Uit dit pilootarrest kan worden begrepen dat het uitblijven van een voldoende

aangepaste en gespecialiseerde omkadering en behandeling van geïnterneerden in de

gevangenissen ervoor zorgt dat het voor deze geïnterneerden onvoldoende mogelijk is te

werken aan hun problemen die aan de basis liggen van hun internering. Perspectieven hierop

worden vaak ook beperkt doordat zij omwille van hun specifiek profiel en problematieken in

verschillende centra worden geweigerd. Bovendien beschikken geïnterneerden niet steeds over

voldoende capaciteiten om hun recht zelf af te dwingen. Deze geïnterneerden hebben bijgevolg

slechts weinig perspectieven en dreigen levenslang aan de interneringsmaatregel onderworpen

te blijven. Deze is in principe oneindig aangezien de beëindiging afhankelijk is van de

voldoende verbetering van de geestesstoornis waarvoor de persoon werd geïnterneerd.14

6. Hoewel het in hoofdzaak gaat om de behandelingsproblematiek van geïnterneerden in

onze Belgische gevangenissen, geeft dit arrest, in samenhang met voorgaande arresten, heel

wat informatie omtrent het Belgische interneringsproblematiek. Zo wijs het arrest op het

mensenrechtelijk kader waarmee rekening moet worden gehouden, het recht op adequate zorg

en behandeling op een adequate plaats. Het arrest en de bespreking hiervan brengt enkele zaken

aan die in het onderzoek van deze masterproef verder worden onderzocht zoals hoe de

gezondheidszorg er vandaag voor geïnterneerden uitziet zowel inhoudelijk wat hun rechten en

plichten betreft, als de organisatie afhankelijk van de plaats van internering, maar ook hij zijn

hun interne rechtspositie met betrekking tot gezondheidszorg kunnen afdwingen. Deze

masterproef ken als hoofdtitel “interne rechtspositie van geïnterneerden”, waarbij voor de

ondertitel “rechten en plichten in verband met en organisatie van gezondheidszorg en

behandeling van geïnterneerden” werd gekozen omdat deze masterproef dieper wenst in te gaan

op het deelaspect van gezondheidszorg en behandeling van geïnterneerden aangezien dit zoals

verduidelijkt in het pilootarrest van 2016 een struikelblok vormt voor het EHRM en door de

naderende deadline zeker actueel is.

13 §§ 129-135 EHRM 6 september 2016, W.D. t. België, n°73548/13, 31-32. 14 L. ROBERT, “System error. Een pilootarrest over internering in Belgische gevangenissen”, Fatik 151 2016, 3.

Page 13: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

13

2. Onderzoek

2.1. Onderzoeksopzet

7. Deze masterproef wil verder gaan dat de aangehaalde zaken uit hiervoor besproken

pilootarrest. Wanneer we de in de nasleep van de veroordelingen door het EHRM door de

Belgische staat genomen initiatieven bekijken werd duidelijk dat de Belgische staat steeds meer

initiatieven heeft genomen om geïnterneerden uit de gevangenissen te halen en hen over te

brengen naar andere instellingen waar de interneringmaatregel zal worden uitgevoerd. De

vraagt rijst dan; wat zijn deze instellingen? Ook de vraag in verband met de in die instelling

geldende wettelijke bepalingen moet worden gesteld. Dit kadert binnen de onderzoeksvraag of

de bepalingen omtrent het recht op (gezondheids-)zorg en behandeling verschilt naargelang de

plaats van uitvoering van de interneringsmaatregel.

Alvorens kan worden begrepen waar geïnterneerden (kunnen) worden geïnterneerd dient

toegelicht te worden wat internering nu precies is en wie de persoon van de geïnterneerde is.

De hoofdonderzoeksvraag is de vraag naar hoe de interne rechtspositie meer bepaald met

betrekking tot (gezondheids-)zorg en behandeling van geïnterneerden vandaag is geregeld.

Daarbij wordt bekeken of er iets bestaat zoals het recht op zorg en/of behandeling, waar

bepalingen en rechten hieromtrent in de Belgische wetgeving kan worden teruggevonden en

hoe dit kadert binnen internationale verwachtingen en regelgeving. Daarbij wordt onderzocht

of deze bepalingen elkaar aanvullen of net tegenspreken en waar eventuele tekorten of zelfs

fouten zich bevinden.

Bij het onderzoek dient telkens rekening te worden gehouden met de benadering van een

geïnterneerde als geestesgestoorde patiënt met recht op zorg en behandeling enerzijds en een

delinquent veroordeeld tot een beveiligingsmaatregel anderzijds. De spanning tussen

beveiliging en individuele rechten en vrijheden is nooit ver weg. Er dient dan ook duidelijk te

worden nagedacht hoe geïnterneerden het beste worden benaderd.

Bijgevolg wordt bij het beantwoorden van deze vragen niet vanuit het strafrecht naar de

geïnterneerde gekeken, maar wordt ook naar relevante bepalingen en visies vanuit het

gezondheidsrecht en mensenrechten gekeken. Ook worden enkele bijzondere vraagstukken in

dit verband van naderbij bekeken. Het gaat dan over of er een verschil is in rechtspositie

afhankelijk van waar een geïnterneerde zich bevindt, de vragen omtrent ‘dwang’ in de

geïnterneerdencontext en tot slot een korte aanduiding van een meer recente wijze van denken

over geïnterneerden: het (gedeeltelijk) uit het strafrecht lichten van deze personen.

Page 14: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

14

2.2. Onderzoeksmethode

8. Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden werd een literatuurstudie uitgevoerd

dat in hoofdzaak bestond uit Nederlandstalige bronnen. Bij het verzamelen van relevante

rechtsleer werd ook buiten het strafrecht gezocht en werd meer bepaald ook onderzoek verricht

in de literatuur van het gezondheidsrecht.

Bij het onderzoek van deze literatuur werd naast de kaderende informatie en informatie die het

huidige interneringsbeleid en -wetgeving weergeeft gezocht naar bemerkingen hierbij, en

terugkerende hindernissen of struikelblokken.

9. Om een beeld te krijgen over de huidige wetgeving en organisatie van internering binnen

België en meer diepgaand de rechten en plichten van geïnterneerden werd zowel in de

rechtstakken van het strafrecht, het gezondheidsrecht als mensenrechten relevante wetgeving

verzameld en geanalyseerd. Waar nodig werden voorbereidende werken geraadpleegd. Als

uitgangspunt betreft het voornamelijk Belgische wetgeving aangezien deze masterproef een

duiding wil geven van de Belgische situatie omtrent rechten en plichten in het kader van

(gezondheids-)zorg en behandeling van geïnterneerden. De gehanteerde internationale

instrumenten werden gebruikt als toetsingsmaatstaf ter evaluatie van het binnenlands beleid en

regelgeving.

10. Ook werd belang gehecht aan verschillende adviezen van verschillende werkgroepen en

instanties van verschillende overheidsdiensten om niet uitsluitend te steunen op wetgeving en

de analyse daarvan, maar ook inzicht te krijgen wat onderzoeken en werkgroepen in de praktijk

vaststellen en welke aanbevelingen ze meegeven. Dit gebeurde voornamelijk met betrekking

tot de gezondheidszorg.

Bovendien werd ook internationaal naar aanbevelingen of adviezen gezocht opnieuw om als

toetsingsmaatstaf te hanteren.

11. Waar nodig werd ook relevante rechtspraak aangehaald en onderzocht.

Page 15: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

15

DEEL II – Internering en geïnterneerden

12. Wanneer we het over de interne rechtspositie van geïnterneerden willen hebben, dienen

enkele begrippen toch enige inleiding. Hierna wordt dan ook ingegaan op wanneer een

interneringsmaatregel wordt uitgesproken en wordt kort besproken hoe zo een procedure

verloopt, maar ook ten aanzien van wie een interneringsmaatregel wordt uitgesproken. Verder

wordt ingegaan op de vraag waar de interneringsmaatregel ten uitvoer kan worden gebracht.

Het duiden van dergelijke plaatsen is van belang in het onderzoek of er verschillen bestaan in

toepasselijke wetgeving afhankelijk van de plaats van uitvoering van de interneringsmaatregel.

De uit te interne rechtspositie uitgelichte deelaspect van gezondheidszorg en behandeling wordt

in een volgend onderdeel besproken. Dit deel is kaderend bedoeld waarin ook reeds de visie op

internering en geïnterneerden wordt onderzocht.

Page 16: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

16

Hoofdstuk I - Interneringsmaatregel

1. Een korte historisch overzicht

1.1. Schulduitsluitingsgrond en buiten het strafrecht opgevangen

13. Reeds sinds de 18de eeuw bestaat in ons land het idee dat geestesgestoorden die een als

misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, niet gestraft mogen worden. Deze geestesgestoorde

delinquenten werden als niet strafrechtelijk verantwoordelijk gehouden en worden benaderd

vanuit het idee van hun ontoerekeningsvatbaarheid.15 Vandaag vinden we de regeling omtrent

ontoerekeningsvatbaarheid terug in artikel 71 Strafwetboek16 (hierna: Sw.) (voormalig artikel

64 oud Sw.) waarin wordt bepaald dat: “Er […] geen misdrijf [is] wanneer de beschuldigde of

de beklaagde op het tijdstip van de feiten leed aan een geestesstoornis die zijn

oordeelsvermogen of de controle over zijn daden heeft tenietgedaan of wanneer hij gedwongen

werd door een macht die hij niet heeft kunnen weerstaan.”. Wanneer een verdachte of

beklaagde aan de in het artikel opgenomen voorwaarden voldoet, kan dit aanleiding geven tot

de vrijspraak of de buitenvervolgingstelling van de betrokkene.

Voor het invoeren van de mogelijkheid tot internering zorgde dit artikel ervoor dat een

interventie via het strafrecht niet mogelijk was.17 Toch wenste, een door de willekeurige en

repressieve manier van omgang met zogenaamde ‘krankzinnigen’, verontwaardigde

samenleving de politiek in beweging te brengen. Toen werd gesproken over ‘krankzinnigen’ en

werd bepaald dat zij als mensen moesten worden bekeken en hadden nood aan een passend

wettelijk kader. Dat kader werd buiten het strafrecht gezocht. Zo werd het met de collocatiewet

van 1850 mogelijk om via een burgerrechtelijke beslissing de plaatsing in een psychiatrische

instelling uit te spreken. In een dergelijke procedure speelden overheden, waaronder de

burgemeester, een belangrijke rol en kreeg de arts een grote autonome bevoegdheid. Er werd

toen nog geen principieel onderscheidt gemaakt tussen zij die een misdrijf omschreven feit

hebben gepleegd en andere psychiatrische patiënten die dat niet deden. Zij die deze daden

hadden gepleegd, maar als ‘krankzinnig’ werd beschouwd, bleven dus buiten het strafrecht,

werden vrijgesproken en werd er geoordeeld dat zij niet gestraft konden worden omdat zij niet

15 H. SMETS, R. VERELST en J. VANDENBERGHE, “Geestesziek en gevaarlijk: gedwongen opname of

internering? Het Belgisch wettelijke kader”, Tijdschrift voor psychiatrie 51 2009/4, 218. 16 Strafwetboek van 8 juni 1867, BS 9 juni 1867. 17 E. SCHIPAANBOORD en T. VANDER BEKEN, “De interneringswet van 2014”, in C. WITTOUCK, K.

AUDENAERT en F. VANDER LAENEN (eds.), Handboek forensische gedragswetenschappen, Antwerpen-

Apeldoorn, Maklu, 2015, 54. (hierna: E. SCHIPAANBOORD en T. VANDER BEKEN, “De interneringswet van

2014”)

Page 17: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

17

weten wat ze doen. Vandaag kennen wij nog steeds de mogelijkheid tot een burgerlijke

procedure om psychiatrische patiënten op te nemen: namelijk de wet van 26 juni 1990

betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke18 (hierna: Wet Bescherming

Persoon Geesteszieke). Deze wet regelt onder andere de figuur van de gedwongen opname.19

1.2. De wet op de bescherming van de maatschappij

14. Doorheen de jaren ontstond er steeds meer discussie over hoe een ‘geestesstoornis’ nu

juist geïnterpreteerd moest worden. Daarnaast werd er niet enkel meer verwacht dat

geestesgestoorde delinquenten zouden worden behandeld, maar werd ook verwacht dat er een

strafrechtelijke reactie zou volgen op de daden die deze toch wel gevaarlijke delinquenten

hadden gepleegd. Er heerste het idee dat deze personen uit de maatschappij moesten worden

verwijderd zolang zij voor die maatschappij een gevaar vormden. Zo verschoof de het idee van

schulduitsluiting naar sociale gevaarlijkheid van de betrokkene en de bescherming van de

maatschappij. Deze visie vormt dan ook de basis van de wet van 9 april 193020, ook wel de Wet

Bescherming Maatschappij genoemd (hierna: WBM 1930). In deze wet wordt in België een

eerste maal een interneringsmaatregel ingeschreven. Met deze maatregel voorzag de wetgever

voor de strafrechter de mogelijkheid krankzinnige, geestesgestoorde en zwakzinnige daders te

interneren in psychiatrische annexen van de gevangenis. De keuze van de plaats ter uitvoering

van een interneringsmaatregel vormde een guldenmiddenweg tussen enerzijds de visie dat het

om zieke personen ging en zij buiten de gevangenis en traditionele justitiële context dienden te

worden opgevangen en de visie dat het ging om gevaarlijke delinquenten die in een gevangenis

thuishoren anderzijds. Het bestraffing en beveiliging probeerde men te verzoenen met

behandeling. Geestesgestoorde delinquenten werden immers als patiënten gezien die ziek zijn

en recht hebben op een humane behandeling onder de vorm van aangepaste zorg.21 Reeds toen

18 Wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke, BS 27 juli 1990. (Hierna:

Wet bescherming persoon geesteszieke). 19 H. SMETS, R. VERELST en J. VANDENBERGHE, “Geestesziek en gevaarlijk: gedwongen opname of

internering? Het Belgisch wettelijke kader”, Tijdschrift voor psychiatrie 51 2009/4, 219; T. VANDERBEKEN,

“Strafrechtsbedeling en wetsovertreders met een psychiatrische problematiek” in C. WITTOUCK, K.

AUDENAERT, en F. VANDER LAENEN (red.), Handboek forensische gedragswetenschappen, Antwerpen,

Maklu, 2015, 36. (Hierna T. VANDER BEKEN, “Strafrechtsbedeling en wetsovertreders met een psychiatrische

problematiek”) 20 Wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers

van bepaalde strafbare feiten, BS 11 mei 1930. (Hierna: WBM 1930). 21 K. HANOULLE, “Recht op behandeling van de geïnterneerde: evenwaardig met of ondergeschikt aan

bescherming van de maatschappij?”, T. Strafr. 2012/4, 208.

Page 18: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

18

werd de internering niet als straf beschouwd, wat ook door de rechtspraak van het Hof van

Cassatie in 1946 werd bevestigd, maar als een maatregel van sociale veiligheid.22

1.3. Verdere wetgevende evolutie

15. De wet van 9 april 1930 werd integraal door de wet van 1 juli 196423 (hierna: WBM

1964) vervangen. Met deze wetgeving had men nog steeds de bedoeling gevaarlijke

ontoerekeningsvatbare wetsovertreders uit de maatschappij te verwijderen door internering en

hen aan een psychiatrische behandeling te onderwerpen.24 Met deze wetten ter bescherming

van de maatschappij werden niet toerekeningsvatbare delinquenten buiten het burgerlijk recht

gebracht, en niet langer van het strafrecht uitgesloten. Men keek niet langer naar schuld of

strafwaardigheid van de daden, maar naar de gevaarlijkheid voor de samenleving. Dit werd dan

ook grond die een strafrechtelijke tussenkomst legitimeerde. Onderworpen aan het strafrecht en

ter uitvoering van de opgelegde internering, kwamen deze delinquenten in de psychiatrische

annexen van een gevangenis of instellingen van sociaal verweer terecht of werden ze onder

toezicht van de strafrechtsbedeling opgenomen in residentiële of ambulante zorg.25

16. Evenwel kwamen in die periode ook de eerste kritieken omtrent de opsluiting in de

psychiatrische annexen van gevangenissen: zo werd aangeklaagd dat de noodzakelijke

infrastructuur niet aanwezig was, evenals onvoldoende personeelskomkadering en

werkmiddelen waardoor er te weinig effectieve medische behandeling werd voorzien en een

coherente aanpak niet mogelijk was.26 Tijdens de jaren ’90 kwam dit op de politieke agenda

terecht en werd in 1996 de Commissie Internering opgericht. Het eindverslag van 1999 en meer

bepaald de aanbevelingen hebben het over een recht op behandeling die is aangepast aan de

geestesstoornis van de geïnterneerde, maar ook over de kwaliteit en gelijkwaardigheid van de

22 H. SMETS, R. VERELST en J. VANDENBERGHE, “Geestesziek en gevaarlijk: gedwongen opname of

internering? Het Belgisch wettelijke kader”, Tijdschrift voor psychiatrie 51 2009/4, 219; H. HEIMANS, T.

VANDER BEKEN en E. SCHIPAANBOORD, “Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de internering? Deel

1: De gerechtelijke fase”, RW 2014-15 nr. 27, 1044; W. DEPREEUW, “Internering in België. Van schuldig

verzuim naar aanzet tot beleid.” in T. Spapens, M. Groenhuisjen en T. Kooiman (eds.), Universalis, Mortsel,

Intersentia, 2011, 50; T Strafrechtsbedeling en wetsovertreders met een psychiatrische problematiek, 36. 23 Wet van 1 juli 1964 ter bescherming van de maatschappij tegen abnormale en gewoontemisdadigers, BS 17 juli

1964. (Hierna: WBM 1964). 24 A. BOERS, S. VANDEVELDE, V. SOYEZ, S. DE SMET, W. TING TO, “Het zorgaanbod voor geïnterneerden

in België”, Panopticon 2011.2, 17; H. SMETS, R. VERELST en J. VANDENBERGHE, “Geestesziek en

gevaarlijk: gedwongen opname of internering? Het Belgisch wettelijke kader”, Tijdschrift voor psychiatrie 51

2009/4, 219. 25 T. VANDER BEKEN, “Strafrechtsbedeling en wetsovertreders met een psychiatrische problematiek”, 36. 26 H. HEIMANS, T. VANDER BEKEN en E. SCHIPAANBOORD, “Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op

de internering? Deel 1: De gerechtelijke fase”, RW 2014-15 nr. 27, 1044; W. DEPREEUW, “Internering in België.

Van schuldig verzuim naar aanzet tot beleid.” in T. Spapens, M. Groenhuisjen en T. Kooiman (eds.), Universalis,

Mortsel, Intersentia, 2011, 50.

Page 19: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

19

aangeboden behandelingen binnen de muren van de gevangenissen. Deze Commissie had zich

evenwel voornamelijk toegelegd op de situatie van geïnterneerden in de gevangenis waardoor

er geen informatie kan worden uit afgeleid voor geïnterneerden die daarbuiten reeds verbleven.

Daarbij benadrukte de Commissie dat volksgezondheid bij de internering moest worden

betrokken. Op die manier kwamen de eerste initiatieven tot stand om geïnterneerden uit de

gevangenissen te halen. Daar wordt verder op ingezoomd onder HOOFDSTUK IV van dit

onderdeel. Ook andere kritieken zoals de onbepaalde duur van de maatregel, de rechten van

verdediging in de procedure waar de beslissing tot internering wordt genomen, experten

onderzoeken, etc. staken de kop op.27

17. Met de wet van 21 april 200728 betreffende de internering (hierna: Interneringswet 2007)

werd een eerste poging ondernomen om aan deze kritieken tegemoet te komen en de wetgeving

omtrent de internering te moderniseren en bij schaven. Deze wet trad evenwel nooit in werking.

De hiervoor vermelde kritieken en vraagstukken hadden veelal betrekking op de procedure

voorafgaand aan de internering of de externe rechtspositie29 van geïnterneerden. Aangezien het

onderzoek in deze masterproef zich wenst te beperken tot rechten en vraagstukken die zich

voornamelijk tijdens de internering afspelen en betrekking hebben op de interne rechtspositie

van geïnterneerden, worden deze zaken niet verder aangehaald of besproken dan waar nodig.

1.4. Huidige wetgeving

18. Sinds de inwerkingtreding op 1 oktober 2016 geldt vandaag wat betreft de

interneringmaatregel de interneringswet van 5 mei 201430 (hierna: Interneringswet 2014). Deze

wet trad op de in artikel 136 opgesomde uitzonderingen na in werking ter opheffing en

vervanging van de WBM 1930en de WBM 1964.31 Zoals vermeld, is de Interneringswet 2007,

ter vervanging van voorgaande wetten, nooit in werking getreden, maar diende deze toch in een

aparte wet32 te worden opgeheven om haar inwerkingtreding, die nog gepland stond bij de

invoering van der Interneringwet 2014, vooralsnog te vermijden.33

De Interneringswet 2014 voerde voornamelijk vernieuwingen in die verband houden met de

interneringsbeslissing an sich, de procedure en procedurele waarborgen, inclusief het nieuwe

27 T. VANDER BEKEN, “Strafrechtsbedeling en wetsovertreders met een psychiatrische problematiek”, 37. 28 Wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis, BS 13 juli 2007. 29 Voor het begrip externe rechtspositie zie randnummer 39. 30 Wet van 5 mei 2014 betreffende de internering, BS 9 juli 2014. (Hierna: Interneringswet 2014). 31 Art.132 Interneringswet 2014. 32 Art. 2 wet van 19 december 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie, BS 29 december 2014. 33 H. HEIMANS, T. VANDER BEKEN en E. SCHIPAANBOORD, “Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op

de internering? Deel 1: De gerechtelijke fase”, RW 2014-15 nr. 27, 1043.

Page 20: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

20

psychiatrisch deskundigenonderzoek voorafgaand aan de beslissing, de vrijheidstelling op

proef en andere aspecten van de externe rechtspositie van geïnterneerden.34 Er kan dan ook

worden besloten dat op enkele artikelen na, deze wet voor het onderzoek van deze masterproef

slecht een zeer beperkte relevantie kent.

2. Interneringsvoorwaarden en -procedure

19. Wanneer wordt nu tot internering besloten? En hoe vindt deze beslissing plaats? Artikel

9 Interneringswet 2014 bepaalt welke voorwaarden voldaan moeten zijn wil de rechter een

interneringsmaatregel opleggen;

Ҥ 1. De onderzoeksgerechten, tenzij het gaat om misdaden of wanbedrijven die worden

beschouwd als politieke misdrijven of drukpersmisdrijven, behoudens voor drukpersmisdrijven

die door racisme of xenofobie ingegeven zijn, en de vonnisgerechten kunnen de internering

bevelen van een persoon:

1° die een misdaad of wanbedrijf heeft gepleegd die de fysieke of psychische integriteit van

derden aantast of bedreigt en

2° die op het ogenblik van de beslissing aan een geestesstoornis lijdt die zijn

oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast en

3° bij wie het gevaar bestaat dat hij als gevolg van zijn geestesstoornis, eventueel in

samenhang met andere risicofactoren, opnieuw feiten zoals bedoeld in 1° zal plegen.

Het onderzoeksgerecht of het vonnisgerecht beoordeelt op met redenen omklede wijze of het

feit de fysieke of psychische integriteit van derden heeft aangetast of bedreigd.]

§ 2. De rechter beslist na uitvoering van het in artikel 5 bedoelde forensisch psychiatrisch

deskundigenonderzoek of actualisatie van een eerder uitgevoerd deskundigenonderzoek.”

Dit artikel vormt de wettelijke grond tot internering en bevat de te voldoen voorwaarden om

rechtsgeldig tot een interneringsbeslissing te komen.

20. Zoals uit §2 blijkt dient alvorens de internering kan worden uitgesproken een

deskundigenonderzoek plaats te vinden.35 Dit onderzoek toetst de sociale gevaarlijkheid van de

betrokkene. Zo probeert men inzicht te krijgen in het ogenblik van het ontstaan van de

34 Voor meer informatie omtrent de Interneringswet 2014, de aanloop er naartoe, de ‘nieuwigheden’ en daar bij

komende problemen zie: H. HEIMANS, T. VANDER BEKEN en E. SCHIPAANBOORD, “Eindelijk een echte

nieuwe en goede wet op de internering? Deel 1: De gerechtelijke fase, RW 2014-15 nr. 27, 1043-1064; H.

HEIMANS, T. VANDER BEKEN en E. SCHIPAANBOORD, “Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de

internering? Deel 2: De uitvoeringsfase”, RW 2015-16 nr. 2.2015 42-62. 35 Bepalingen omtrent het deskundigenonderzoek kunnen worden gevonden onder de artt. 5-8 Interneringswet

2014.

Page 21: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

21

geestesstoornis en zijn kenmerken, maar ook kadert dit binnen het onderzoek naar het bestaan

van een oorzakelijk verband tussen de geestesstoornis en de feiten waarvoor hij potentieel kan

worden geïnterneerd. Hierna volgt er een inschatting van het recidivegevaar en een

risicotaxatie. Tot slot dient de deskundige te oordelen over het behandelingstraject dat dient te

worden ingezet wanneer tot internering wordt besloten om de re-integratie in de maatschappij

en de samenleving mogelijk te maken.36

Internationaal wordt verwacht dat elke persoon met een geestesstoornis in zijn behandeling

recht heeft op een individueel behandelplan waarin zijn zorg en behandeling is in opgenomen.

Dit plan moet met de patiënt overlegd worden en regelmatig worden herzien. In een dergelijk

plan dient een individuele aanpak te hebben en moet bepalingen omtrent de deelname aan re-

integratie en therapeutische activiteiten bevatten. Ook de deelname aan zaken zoals toneel,

kunst, muziek en sport kunnen hierin worden opgenomen.37 In de Interneringswet 2014 kan

geen echte bepaling worden gevonden dat er een zorgtraject moet worden opgesteld, dat dit

individueel en/of in samenspraak met de geïnterneerde moet gebeuren. Enkel wordt er

verwezen dat er met het zorgtraject rekening moet worden gehouden bij de beslissingen omtrent

de externe rechtspositie van geïnterneerden.38 Ook in de Wet Bescherming Geesteszieke kan

niets worden teruggevonden dat lijkt op de uitstippeling van een zorgplan of -traject. In het

kader van de tegemoetkomingen voor FPC’s in het kader van verpleegkundige verzorging kan

wel een bepaling worden teruggevonden: zo wordt bepaald dat er een op basis van de resultaten

van een diagnostisch proces een individueel behandelplan moet worden opgesteld waarin onder

meer het behandeltraject, het behandelaanbod en het behandelingsprogramma met adequate

beschrijving van de aan te bieden zorgverlening is opgenomen. Er worden hierin ook

individuele doelstellingen opgenomen met een zo kort mogelijke en zo lang nodige

behandelduur waarbij wordt gewerkt naar een zo snel mogelijke doorstroom naar het externe

(forensische)zorgcircuit en reguliere zorg. 39 Op dit zorgcircuit of -netwerk wordt dieper

ingegaan in randnummers 42-50.

36 Artt. 5, §1, 3°-5° Interneringswet 2014; E. SCHIPAANBOORD en T. VANDER BEKEN, “De interneringswet

van 2014” 60. 37 Principle 9.2. Principles for the protection of persons with mental illness and the improvement of mental health

care van 17 december 1991, Algemene Vergadering Verenigde Naties, A/RES/46/119. Op het toepassingsgebied

en de doelstelling van dit instrument wordt hierna dieper ingegaan onder randnummer 70; §37 C. Patients’ living

conditions and treatment, treatment, CPT, ‘Involuntary placement in psychiatric establishments’ extract from the

8th General Report of the CPT, 1998, CPT/Inf (98)12, 4. 38 Art. 37 Interneringswet 2014 juncto art. 34 Interneringswet 2014. 39 Art. 3, eerste lid, d) KB 19 december 2014 in uitvoering van artikel 56,§3ter van de wet betreffende de

verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 voor de

forensisch psychiatrische centra, BS 29 januari 2015.

Page 22: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

22

21. Er zou de vergelijking kunnen worden gemaakt met het detentieplan zoals voorzien in

de Basiswet40, met die beperking natuurlijk dat dit enkel geldt binnen de gevangeniscontext en

bovendien niet gespecifieerd is met betrekking tot de psychiatrische zorg dat de betrokkene

moet genieten. Het opstellen van een individueel detentieplan wordt met medewerking van de

gedetineerde uitgewerkt, houdt een schets van het detentietraject in, de activiteiten die op

herstel zijn gericht en de schade die slachtoffers hebben opgelopen, maar ook een opleiding van

activiteiten en programma’s waaraan de gedetineerde zal deelnemen. Dit plan wordt uiteindelijk

opgenomen in een samenwerkingsprotocol dat getekend wordt door zowel de betrokken

gedetineerde als de directeur. Tijdens de detentie dient dit zo nodig te worden aangevuld, nader

geconcretiseerd of bijgestuurd in het licht van de eventuele evolutie die zijn traject door

gerechtelijke of administratieve beslissingen kent.41 Daarbij komen nog twee belangrijke

opmerkingen: ten eerste zijn de bepalingen omtrent de detentieplanning nog niet in werking

getreden42 en ten tweede bepaalde artikel 167, §3 Basiswet dat wanneer de Basiswet van

toepassing is op geïnterneerden.43 Dit dient met hun specifieke noden rekening te houden

waaruit dus zou kunnen worden besloten dat een plan of traject voor een geïnterneerde toch

enkele specificaties vereist. Dit is reeds gebeurd met betrekking tot geïnterneerden die in een

FPC verblijven, maar zoals verder ook duidelijk zal worden verblijven geïnterneerden vandaag

niet enkel in gevangenissen (wat ook steeds zo veel mogelijk vermeden probeert te worden) en

FPC’s. Wat betreft andere verblijfplaatsen is het moeilijker wetgeving te vinden omtrent hoe

individuele behandelplannen worden opgesteld en wat daarin is opgenomen.

22. Het psychiatrisch deskundigenonderzoek wordt gevolgd door een gerechtelijke fase

waarbij de rechter een rechterlijke beslissing tot internering kán bevelen en waarna de Kamer

ter bescherming van de maatschappij (hierna: KBM) de tenuitvoerlegging van internering op

zich neemt. De KBM beslist waar de interneringsmaatregel dient te worden uitgevoerd.44 Dit is

40 De relevante bepalingen omtrent de detentieplanning zijn terug te vinden in de artt. 35-39, artikel 40 is

opgeheven, Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 1 februari 2005.

(Hierna: Basiswet). 41 Artt. 38-39 Basiswet. 42 T. DAEMS, V. EECHAUDT, E. MAES en T. VANDER BEKEN, “De Basiswet van 12 januari 2005 betreffende

het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerde: een status quaestionis”, T. Strafr. 2014/1, 8. 43 Zie voor meer info over deze tijdelijke toepasselijkheid infra randnummers 63-64. 44 Artt. 19 Interneringswet 2014. Deze KBM neemt ook de beslissingen omtrent de uitgaansvergunning, het verlof,

de beperkte detentie, het elektronisch toezicht, de invrijheidstelling op proef en de vervroegde invrijheidstelling

met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering. Dit betreft met andere woorden

de externe rechtspositie (voor definitie van externe rechtspositie zie infra randnummer 39). De procedure kan

worden teruggevonden in de artt. 29-56 Interneringswet 2014.

Page 23: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

23

geen gemakkelijke opgave gezien de veelheid aan factoren waarmee rekening dient te worden

gehouden.

23. Verder wordt niet ingegaan de procedure en procedurele aspecten tot internering

aangezien dit te ver zou opnieuw afwijken van het opzet van deze masterproef.

24. Een interneringsmaatregel kan dus worden bevolen ten aanzien van personen die feiten

hebben gepleegd die door de wet als strafbaar zijn omschreven, maar die niet aan hun kunnen

worden toegerekend omwille van een gebrek in hun geestesgesteldheid. De internering betreft

geen straf, maar een beveiligingsmaatregel met een dubbele doelstelling: de bescherming van

de maatschappij enerzijds en de behandeling van de geïnterneerde anderzijds. Op deze dubbele

doelstelling wordt later teruggekomen.45 Wanneer een straf wordt opgelegd, kan dit enkel

gebeuren aan personen die schuldbekwaam zijn en verwijtbare daden hebben gesteld.46

Juridisch gezien maakt een gedraging een misdrijf uit wanneer die met de door de wet vereiste

intentie of opzet is gesteld. Wanneer dit niet het geval is en er gebreken zijn aan de opzet, dan

is er geen schuld en dus ook geen sprake van een misdrijf.47 In het geval van internering is er

een wettelijke basis om een dader die ontoerekeningsvatbaar is verklaard binnen een

gedwongen context te laten behandelen.48 Door deze wettelijke basis en wettelijk voorziene

procedure, komt dit niet in strijd met artikel 5.1.(e) EVRM dat bepaalt dat enkel in bepaalde

gevallen (hier geestesziekte) een persoon rechtmatig van zijn vrijheid kan worden beroofd én

als dit gebeurt op een door de wet vastgestelde procedure.

3. Einde van de internering

25. In elk dossier van een geïnterneerde vinden we dezelfde datum van vrijlating terug: 31

december 9999.49 Dit is eigenlijk de verwoording van het feit dat de interneringsmaatregel van

onbepaalde duur is. De Interneringswet 2014 vereist namelijk dat naast het doorlopen van een

verlengbare proeftermijn van twee jaar, de internering enkel beëindigd kan worden wanneer de

geestesstoornis van de geïnterneerde voldoende gestabiliseerd is. Het moet in die mate zijn

45 Wat betreft de dubbele doelstelling zie infra randnummers 78-80. 46 T. VANDER BEKEN, “Strafrechtsbedeling en wetsovertreders met een psychiatrische problematiek”, 42; I.

JEANDARME, “Forensische Psychiatrie à la Flamande”, Orde van de Dag 2016/74, 32. 47 E. SCHIPAANBOORD en T. VANDER BEKEN, “De interneringswet van 2014”, 53. 48 I. JEANDARME, “Forensische Psychiatrie à la Flamande”, Orde van de Dag 2016/74, 32. 49 ‘9999’ is een documentaire naar de hand van Ellen Vermeulen i.s.m. het onafhankelijk productiehuis Associate

Directors. Met deze documentaire wil zij vijf verhalen weergeven van geïnterneerden die in de gevangenis van

Merksplas verblijven en geen enkele vorm van behandeling genieten en alleen geconfronteerd worden met

zichzelf, hun ziekte en daden. Ze noemde haar documentaire 9999 naar de datum van hun invrijheidstelling zoals

het in hun dossier staat opgenomen: 31 december 9999. Meer info op: http://www.9999themovie.com/

Page 24: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

24

gestabiliseerd dat er redelijkerwijze niet te vrezen valt dat de betrokkene opnieuw feiten zal

plegen die aanleiding kunnen geven tot internering. Daarbij wordt rekening gehouden met zijn

geestesstoornis, maar ook met de samenhang met andere risicofactoren. 50

De vraag rijst dan ook hoe een ‘voldoende verbeterde geestestoestand’ tijdens de internering

kan worden bewerkstelligd en welke met andere woorden de geïnterneerde zijn of haar rechten

zijn in verband met zorg en behandeling. Het is immers zo dat wanneer een geestesgestoorde

niet de voldoende behandeling geniet, er zelden sprake kan zijn van voldoende verbetering.

Daar komt bij, zeker in een gevangeniscontext, dat een onbehandelde geïnterneerde te maken

kan krijgen met de negatieve invloed van andere aanwezige gedetineerden of geïnterneerden.51

Of er een effectief recht is op zorg en hoe die zorg er dan wel dient uit te zien wordt verder

onder randnummers 75-83 onderzocht.

26. Tot slot kan nog vermeld worden dat het de KBM is die in een toekenningsprocedure

beslist over het al dan niet uitspreken van een definitieve invrijheidsstelling.52

4. Onderscheid met gedwongen opname

27. Internering zoals geregeld in de Interneringswet 2014, moet worden onderscheiden van

gedwongen opname zoals geregeld in de hiervoor reeds genoemde wet betreffende de

bescherming van de persoon van de geesteszieke van 26 juni 1990 (Wet Bescherming Persoon

Geesteszieke) zoals recent aangepast in de wet van 20 februari 201753. In deze wet gaat het om

de bescherming van de persoon die een gevaar vormt voor zichzelf in die zin dat zijn eigen

gezondheid en/of veiligheid ernstig in gevaar kan worden gebracht ofwel dat er een ernstige

bedreiging is van andermans leven of integriteit. Het dreigende gevaar afkomstig van hun

geestesziekte vormt de grond tot vrijheidsberoving is ook wel bekend als gedwongen opname.54

28. De verschillen tussen internering en gedwongen opname laten zich ten eerste kenmerken

doordat in het geval van gedwongen opname niet vereist is dat er feiten zijn gepleegd die als

wanbedrijf of misdaad kunnen worden omschreven. Ten tweede wordt de beslissing niet door

50 Art. 66 Interneringswet 2014. 51 K. HANOULLE, “Recht op behandeling van de geïnterneerde: evenwaardig met of ondergeschikt aan

bescherming van de maatschappij?”, T.Strafr. 2012/4, 208. 52 Artt. 67-75 Interneringswet 2014. 53 Wet van 20 februari 2017 tot wijziging van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon

van de geesteszieke, BS 22 maart 2017. 54 Voor een uitgebreide bespreking van de inhoud, procedure, de voorwaarden en het verloop van een gedwongen

opname zie: T. VANSWEETVELT en F. DEWALLENS, “De dwangopneming van geesteszieken” in F.

DEWALLENS en T. VANSWEEVELT (eds.) Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van

embryo tot lijk, Mortsel, Intersentia, 2014, 979-1051.

Page 25: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

25

een strafrechter genomen, maar door een vrederechter, die een burgerlijke rechter is. Ten derde

vindt een gedwongen opname nooit plaats in een gevangenis of specifieke publieke setting maar

steeds in een psychiatrische dienst. Tot slot betreft het een maatregel van bepaalde duur, in

tegenstelling tot een interneringsmaatregel die in principe van onbepaalde duur is.55

In het geval van internering gaat het om een strafrechtelijke procedure waar na een psychiatrisch

deskundigenonderzoek door zowel onderzoeksgerechten als vonnisgerechten de

interneringsmaatregel kan worden opgelegd56 aan personen die een misdaad of wanbedrijf

hebben gepleegd die de fysieke integriteit van derden heeft aangetast of heeft bedreigd. 57 Bij

de internering kan om het plegen van misdrijven worden heen gegaan. Deze

interneringsdrempel werd ingevoerd met de Potpourri III-wet.58 Daarmee wordt bedoeld dat

enkel misdrijven die als voldoende ernstig worden beschouwd, grond kunnen zijn tot het

opleggen van een interneringsmaatregel. De wetgever wenste op die manier enkel te focussen

op die daders waartegen de maatschappij en toekomstige slachtoffers tegen bescherming

moesten worden en ‘misbruiken’ van internering voor lichte misdrijven tegen te gaan.59 Door

deze drempel zullen bepaalde personen die (lichte) misdrijven hebben gepleegd, niet meer door

de strafrechter kunnen worden veroordeeld tot een interneringsmaatregel en eventueel de stap

worden gezet naar de burgerlijke rechter met het oog op zijn of haar gedwongen opname.

29. Het verschil tussen beide beschermings- of veiligheidsmaatregelen wordt hier kort

aangehaald ter verduidelijking van het feit dat het vaak om dezelfde personen gaat, met dat

verschil dat bij internering de vereiste tot het plegen van een misdrijf of wanbedrijf een

noodzakelijke voorwaarde is. Maar zoals hiervoor reeds kort aangehaald, maar later verder

wordt uitgewerkt, zou de interneringsdrempel tot gevolg kunnen hebben dat het onderscheid

enkel nog maar bestaat uit de maatregel waaraan men onderworpen is, maar het in principe om

dezelfde personen zou kunnen gaan.

Deze redenering doorgetrokken zou ook kunnen worden besloten dat geïnterneerden zich in een

gelijkaardige situatie bevinden zoals deze van personen die gedwongen zijn opgenomen. Zij

55 Art. 594, 15° Ger.W.; artt. 1, §2, 2, 4, 10-21 Wet Bescherming Persoon Geesteszieke; T. VANDER BEKEN en

D. VANHAELEMEESCH, “Juridische aspecten met betrekking tot internering” in S. VANDEVELDE, S. DE

SMET, W. VANDERPLASSCHEN en W. TING TO (red.), Oude uitdagingen, nieuwe kansen! Over de

behandeling van geïnterneerden, Academia Press, Gent, 2013, 18-19. (Hierna: T. VANDER BEKEN en D.

VANHAELEMEESCH, “Juridische aspecten met betrekking tot internering”) 56 Art. 9 Interneringswet 2014. 57 Art. 9, §1, 1° Interneringswet 2014. 58 Art. 150, Wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie, BS 13 mei 2016. 59 H. HEIMANS, “Zal een beperking van de internering een betere zorg garanderen?”, Orde van de Dag 2016/74,

15.

Page 26: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

26

bevinden zich, beiden gekenmerkt door een geestesstoornis, namelijk in een situatie van

onvrijwillige vrijheidsbeneming. Ook het European Committee for the Prevention of Torture

and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (hierna: CPT) maakt wat betreft haar

aanbevelingen omtrent “Involuntary placement in psychiatric establishments” geen

onderscheid tussen zij die ten gevolge van een burgerlijke procedure, dan wel ten gevolge van

een strafrechtelijke procedure naar aanleiding van een geestesstoornis van hun vrijheid werden

beroofd.60 Op die manier werd besloten dat ook de wetgeving uitgewerkt omtrent gedwongen

opname en voornamelijk de Wet Bescherming Persoon Geesteszieke worden betrokken in het

onderzoek naar rechten en plichten met betrekking van gezondheidszorg en behandeling van

geïnterneerden. Deze wet bevat dan ook enkele algemene bepalingen.61

60 European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT),

Preliminary Remarks, ‘Involuntary placement in psychiatric establishments’ extract from the 8 th General Report

of the CPT, 1998, CPT/Inf(98)12, 1: hierin wordt opgemerkt dat het CPT binnen het kader van haar taak doorheen

heel Europa zowel burgerrechtelijke als strafrechtelijke psychiatrische voorzieningen bezoekt en aan de hand

daarvan voor beide aanbevelingen formuleert. Wel verduidelijkt zij dat dergelijke aanbevelingen ter aanvulling

zijn voor datgene wat geldt binnen de gevangenismuren met betrekking tot gezondheidszorg: CPT, ‘Health-care

services in prison’ 3rd General Report of the CPT, 1993, CPT/Inf(93)12. 61 Hoofdstuk V. Algemene bepalingen, Artt. 32 t.e.m. 36 Wet bescherming persoon geesteszieke.

Page 27: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

27

Hoofdstuk II - Geïnterneerdenpopulatie

1. Problematieken en kwetsbaarheid

30. De geïnterneerdenpopulatie is een zeer heterogeen waardoor het begrip ‘geïnterneerde’

eigenlijk een groep personen overkoepelt die vaak moeilijk onder één begrip zijn onder te

brengen. Dé geïnterneerde bestaat namelijk niet. Het begrip duidt op hun voor de hand liggend

gemeenschappelijk kenmerk: allen werden veroordeeld tot een interneringsmaatregel.

Hieronder worden verscheiden andere kenmerken aangehaald waarmee wordt getracht een

beter beeld te krijgen van de complexiteit waardoor een geïnterneerde gekenmerkt wordt.

31. Ten eerste kennen geïnterneerden een fysieke en mentale grotere kwetsbaarheid

waardoor zij een hogere behoefte aan gezondheidszorg behoeven. Bovendien ligt het aantal

personen met psychische problemen hogere dan bij de ‘gewone’ bevolking.62 Er werd reeds

verduidelijkt dat een geïnterneerde wordt gekenmerkt door een geestesstoornis en wordt de

term geestesgestoorde ook doorheen deze masterproef gehanteerd. Door een wijziging in de

terminologie in 2007, in het kader van het ontwerp van de Interneringswet 2007 beoogde men

het begrip geestesstoornis te gebruiken aangezien de oude terminologie als niet accuraat werd

beschouwd en niet meer was aangepast aan hedendaagse psychiatrische begrippen.

Oorspronkelijk werden drie categorieën onderscheidden: krankzinnigheid, ernstige staat van

geestesstoornis en zwakzinnigheid. Zij werden uiteindelijk vervangen door het begrip

geestesstoornis waaronder ook een mentale beperking wordt begrepen.63 De populatie

geïnterneerden wordt immers in het algemeen ook gekenmerkt door een eerder laag

intellectueel niveau.64 Binnen de geïnterneerdenpopulatie zou naar het idee van prof. dr.

COSYNS toch zes subgroepen op basis van psychiatrische pathologie te onderscheiden zijn

62Reflectiegroep “zorg en detentie” FOD Gezondheidszorg, Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en

Leefmilieu, Memorandum naar een volwaardige gezondheidszorg voor gedetineerden en geïnterneerden in België,

25 juli 2014, 12. Het Directoraat-Generaal Gezondheidszorg van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de

Voedselketen en Leefmilieu richtte een Reflectiegroep “zorg en detentie” op die zich diende de buigen over een

kwaliteitsvolle en gelijkwaardige gezondheidszorg voor iedereen. Zij werkten hun vaststellingen uit in een

memorandum dat de naam “Memorandum Naar een volwaardige gezondheidszorg voor gedetineerden en

geïnterneerden” werd genoemd van 25 juli 2014. Het is niet bedoeld als politiek document, maar als een overzicht

van de huidige bepalingen en lacunes hieromtrent en als oproep aan de politici in de betrokken domeinen om hun

verantwoordelijkheid op te nemen en de goede gezondheidszorg voor gedetineerden en geïnterneerden tot een

prioriteit te maken in hun beleid. (Hierna: Memorandum Reflectiegroep “zorg en detentie” 2014). 63 H. HEIMANS, “Zal een beperking van de internering een betere zorg garanderen?”, Orde van de Dag 2016/74,

14. 64 Zie ook voor cijfermateriaal: K. SEYNNAEVE, H. BEEUWSAERT en A. DECKERS, “Recht op zorg?!”, Orde

van de Dag 2016/74, 51; H. HEIMANS, T. VANDER BEKEN en E. SCHIPAANBOORD, “Eindelijk een echte

nieuwe en goede wet op de internering? Deel 1: De gerechtelijke fase”, RW 2014-15 nr. 27, 1047.

Page 28: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

28

onderscheiden: zij met een persoonlijkheidsstoornis, een psychotische stoornis, een mentale

handicap, parafilieën, middelengebruik of afhankelijkheid en impulscontrole stoornis.65 Dit is

een factor die een relevante rol zou kunnen spelen in de keuze van de plaats waar de internering

dient te worden uitgevoerd.

32. Ten tweede krijgen geïnterneerden die in een gevangenis worden opgesloten bovendien

te maken met de typische gevangenisproblematieken zoals overbevolking, geweld, verveling,

en de gekende beperkte medische voorzieningen. De gevangenisbevolking in zijn algemeenheid

wordt op zich ook gekenmerkt door een grotere kwetsbaarheid66 waardoor hun

gezondheidsnoden verschillen van die van de gemiddelde Belg. Er is een hogere incidentie van

tuberculose en verhoogde prevalentie van hiv, hepatitis C en alcohol- en drugsproblemen.

Daarenboven kan binnen de gedetineerdenpopulatie zelf een verschil worden vastgesteld: het

medicijn- en psychofarmacagebruik van geïnterneerden ligt veel hoger ten aanzien van het

gebruik door andere gedetineerden (beklaagden en veroordeelden). Daarenboven is er bij

geïnterneerden vaker sprake van co-morbiditeit en worden er met andere woorden vaker twee

of meer diagnoses gesteld. Binnen de gedetineerdenpopulatie kan dan worden vastgesteld dat

de somatische en psychiatrische zorgnoden van geïnterneerde een stuk hoger liggen dan

‘gewone’ geïnterneerden.67

33. Ten derde kunnen geïnterneerden ook worden gekenmerkt aan de hand van de mate van

gevaarlijkheid en worden zij ingedeeld in risicoprofielen. Via die indeling wordt vaak bepaald

in welke voorziening zij zullen worden ingebracht. De Interneringswet 2014 bepaalt immers

ook dat er naast de gezondheid van de geïnterneerden ook rekening wordt gehouden met het

veiligheidsrisico om te bepalen wat de nodige zorg is met het oog op een menswaardig leven.68

Zoals reeds kort aangehaald wordt in de Interneringswet 2014 bepaald het

deskundigenonderzoek een inschatting maakt van het recidiverisico en een risicotaxatie

opstelt.69 Er wordt over de gevaarlijkheidsgraad en het risico op recidive gesproken in de termen

van ‘risk’ die het niveau, low’, ‘medium’ of ‘high’ kunnen aannemen. Er kan ook een indeling

worden gemaakt op grond van behandelingsnoden waar dan sprake is van low-care, medium-

65 A. BOERS, S. VANDEVELDE, V. SOYEZ, S. DE SMET, W. TING TO, “Het zorgaanbod voor geïnterneerden

in België”, Panopticon 2011.2, 18-19. 66 V. EECHAUDT, F. VANDER LAENEN en T. VANDER BEKEN, “Patiëntenrechten in de gevangenis: we zijn

er nog niet”, Fatik nr. 153, 1. 67 K. SEYNNAEVE, H. BEEUWSAERT en A. DECKERS, “Recht op zorg?!”, Orde van de Dag 2016/74, 51-52. 68 Art. 2, tweede lid Interneringswet 2014. 69 Zie supra randnummer 20.

Page 29: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

29

care of high-care. Tot slot is er ook de mate van noodzaak aan beveiliging gebaseerd op het

veiligheidsrisico dat de geïnterneerde voor zichzelf of de maatschappij vormt. Dit wordt

weergegeven met het begrip ‘security’. Ook dit wordt onderverdeeld in niveaus van low-,

medium- en high-security. De inschatting van deze risicoprofielen gebeurd doormiddel van een

klinische inschatting van het recidivegevaar. Deze drie aspecten zijn ook terug te vinden in een

FPC-context.70 Meer in België vinden we geen low-security voorzieningen en is er enkel sprake

van medium- of high-security.

2. Dualiteit van het geïnterneerdenstatuut

34. Rekening houdend met het hiervoor onderzoek betreffende de voorwaarden van en

gevallen wanneer tot een interneringsmaatregel kan worden overgaan zou een geïnterneerde

kunnen worden omschreven als een delinquent of wetsovertreder met een psychische stoornis.

Bij het verder onderzoeken van hun juridisch statuut dient dan in hoofdzaak ook met twee

kenmerkende rechtsgebieden rekening te worden gehouden: strafrecht en gezondheidsrecht.

Enerzijds is er namelijk van het delinquente gedrag door het plegen van strafbare feiten, waarop

een strafrechtelijke reactie dient te komen en de maatschappij potentieel nog in gevaar is

aangezien wordt geoordeeld dat het gevaar bestaat dat de betrokkene opnieuw feiten zal plegen.

Anderzijds worden de betrokken delinquenten gekenmerkt door een geestesstoornis.71 Hij of

zij moet dus ook als een patiënt worden benaderd en geniet dan ook de rechten die hiermee

samenhangen. Om een zo volledig mogelijke visie te krijgen over de rechten en plichten van

geïnterneerden moeten beide perspectieven steeds in rekening worden gebracht.

In de praktijk moet evenwel worden vastgesteld dat het aan een gezamenlijke benadering vanuit

deze rechtsgebieden ontbreekt. Bovendien kan er zelfs een dominantie van het strafrecht

worden vastgesteld en worden deze personen voornamelijk vanuit hun delinquentie en

gevaarlijkheid voor de samenleving benaderd. Hierdoor dreigt de benadering vanuit en

wetgeving van het gezondheidsrecht naar de achtergrond te verdwijnen waardoor een belangrijk

deel aan normering, die mee richting geven aan de rechtspositie van geïnterneerden, uit het oog

te worden verloren.72 Zoals reeds kort aangehaald beoogd de interneringsmaatregel een dubbele

70 T. VANDER BEKEN, “Strafrechtsbedeling en wetsovertreders met een psychiatrische problematiek”, 45. 71 Art. 9, §1, 2°-3° Interneringswet 2014. 72 E. SCHIPAANBOORD, “Een juridisch kader voor wetsovertreders met een psychische stoornis” in T.

VANDER BEKEN, E. BROEKAERT, K. AUDENAERT, F. VANDER LAENEN, S. VANDEVELDE, W.

VANDERPLASSCHEN (eds.) Sterktes van mensen. Sterktegerichte strategieën van mensen met een

psychiatrische problematiek die strafbare feiten pleegden, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2016, 75. (hierna: E.

SCHIPAANBOORD, “Een juridisch kader voor wetsovertreders met een psychische stoornis”, Sterktes van

mensen.).

Page 30: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

30

doelstelling van enerzijds behandeling en anderzijds bescherming ofwel beveiliging van de

maatschappij. Een geïnterneerde wordt dus in sterke mate gekenmerkt door de aspecten van

behandeling en beveiliging. De behandeling verwijst dan naar zijn medisch-sociaal-

pedagogische noden waarbij een geïnterneerde als een ‘patiënt’ wordt benaderd, terwijl

beveiliging eerder verwacht dat er dient te worden voldaan aan de juridische beschermingseisen

en waar een geïnterneerde als delinquent wordt benaderd. Deze dualiteit vormt een moeilijkheid

voor de bepaling van het statuut van een geïnterneerde en waar de juiste balans voor gevonden

moet worden.73 Er moet dan ook op zoek gegaan worden hoe deze beide rechtsgebieden

gecombineerd kunnen worden zodanig dat beiden in evenwicht worden gebracht en samen een

sterk en afdwingbaar rechtspositioneel kader vormen voor geïnterneerden. Daarnaast mogen

natuurlijk ook de normen die voorvloeien uit de mensenrechten niet vergeten worden aangezien

een geïnterneerde nog steeds een mens is die rechten geniet los van waar hij zich ook bevindt.

In het vervolg van deze masterproef wordt dan ook zo veel mogelijk met deze dualiteit rekening

gehouden en vragen zo veel mogelijk uit beide perspectieven benaderd.

3. Geïnterneerden in cijfers

35. Cijfergegevens omtrent de geïnterneerdenpopulatie in België zijn niet eenvoudig te

vinden aangezien er niet vaak systematische gegeven worden bijgehouden. Zo is er nood aan

het in kaart brengen van alle geïnterneerden ongeacht waar zij verblijven. Er dient te worden

gezocht naar een continue, omwille van het dynamisch zorgtraject, en vooral uniforme

registratie om op die manier gegevens te kunnen verzamelen. Nu worden gegevens omtrent

geïnterneerden niet altijd en zeker niet op gelijke wijze geregistreerd. Het moet gaan om

uniforme registratie die continu meebeweegt en op alle verschillende plaatsen waar een

geïnterneerde verblijft worden geïmplementeerd.74 Door het ontbreken hiervan is er vaak een

onvoldoende en ongenuanceerd beeld van de geïnterneerdenpopulatie.

Nochtans worden overheden internationaal in brede zin aangespoord om zowel statistische als

onderzoeksgegevens en informatie omtrent personen in de gevangenissen, personen met een

mentale stoornis of een handicap te verzamelen.75 Op die manier kunnen de

73 S. VANDEVELDE, S. DE SMET en W. TING TO, “Internering in België” in S. VANDEVELDE, S. DE SMET,

W. VANDERPLASSCHEN en W. TING TO (red.), Oude uitdagingen, nieuwe kansen! Over de behandeling van

geïnterneerden, Academia Press, Gent, 2013, 11. 74 J. DHEENDENE, K. SEYNNAEVE en A. VAN DER AUWERA, “De geïnterneerdenpopulatie in Vlaamse

gevangenissen: enkele cijfergegevens”, Fatik nr. 145 2015, 8-9. 75 Article 31 Convention on the Rights of Persons with Disabilities and Optional Protocol van 3 december 2006,

Verenigde Naties, A/RES/61/106; Rule 13 Information and research, Resolution Standard Rules on the

Equalization of Opportunities for Persons with Disabilities van 4 maart 1994, Algemene Vergadering Verenigde

Naties, A/RES/48/96.

Page 31: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

31

levensomstandigheden zowel globaal als individueel duidelijker in beeld worden gebracht,

komen obstakels boven en kunnen zowel nationale als internationale rechten, verplichtingen en

aanbevelingen gerichter opgesteld en geïmplementeerd worden. .76 Ik ben het er dan ook mee

eens dat de registratie beter moet. Het is een uitdaging om een lijn te trekken doorheen de

complexe statuten van geïnterneerden en hun diagnose, mede door het dynamische gegeven

van de stoornis en het traject. Een goede en omvattende registratie komt ook de interne

rechtspositie ten goede aangezien de wetgever zo een beeld krijgt over welke personen het nu

precies gaat, welke problematieken hen kenmerken maar ook welk traject zij afleggen waar hij

dan rekening mee kan houden in de vorming, evaluatie en eventuele bijsturing van hun rechten

en plichten specifiek als geïnterneerde.

36. Eind 2017 telde ons land 3.421 geïnterneerden waarvan er nog 543 in een gevangenis

verbleven of nog steeds verblijven.77 Wanneer de gegevens van eind 2013 er worden bijgehaald,

bestond deze laatste groep uit 1.087 nationaal en 712 in Vlaamse gevangenissen (inclusief de

Nederlandstaligen in Brusselse gevangenissen). De opsluitingen vonden voornamelijk plaats

in de afdelingen tot bescherming van de maatschappij van de gevangenissen van Merksplas,

Turnhout en de gevangenis van Brugge. Andere plaatsen waar geïnterneerden in de

gevangenissen werden opgesloten zijn de psychiatrische annexen van de gevangenissen van

Antwerpen, Gent, Leuven-Hulp, Vorst en Berkendael. Doorheen de jaren zijn er steeds meer

initiatieven genomen om geïnterneerden uit de gevangenissen te halen en van aangepaste zorg

te voorzien. Gemiddeld verbleven geïnterneerden eind 2013 een kleine vijf jaar in de

gevangenis. Wat betreft vrouwelijke geïnterneerden blijkt de helft van hen minder dan

anderhalf jaar in de gevangenis te verblijven, terwijl het bij mannen ging om 2,5 jaar, maar

vooral het verschil in de maximum duur tussen mannen en vrouwen valt op die respectievelijk

bijna 43 jaar en 22,5 jaar bedragen. 78

Wat de populatie zelf betreft, werd eind 2013 de geïnterneerdenpopulatie voornamelijk

gekenmerkt door personen met de Belgische nationaliteit (85,7%) en beslaat het overige

percentage een totaal van 34 verschillende nationaliteiten waarvan zij met een Marokkaanse

76 J. DHEENDENE, K. SEYNNAEVE en A. VAN DER AUWERA, “De geïnterneerdenpopulatie in Vlaamse

gevangenissen: enkele cijfergegevens”, Fatik nr. 145 2015, 8-9. 77 Te Gek!?, internering, https://www.tegek.be/internering/meer-over-internering/wist-je-dat-.html. 78 Voor deze en andere cijfergegevens omtrent geïnterneerden in de Vlaamse gevangenissen en Nederlandstalige

geïnterneerden in Brusselse gevangenissen bijgehouden tot 24 december 2013, zie J. DHEENDENE, K.

SEYNNAEVE en A. VAN DER AUWERA, “De geïnterneerdenpopulatie in Vlaamse gevangenissen: enkele

cijfergegevens”, Fatik nr. 145 2015, 5-9. Wel dient te worden opgemerkt dat deze gegevens ook een analyse maken

van gepleegde feiten, maar deze analyse dateert nog van voor de invoering van de interneringsdrempel.

Page 32: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

32

nationaliteit de grootste groep uitmaakten. De gemiddelde leeftijd van de in de Vlaamse

gevangenissen geïnterneerden werd eind 2013 vastgesteld op 42,9 jaar waarbij de leeftijden

varieerden tussen 19,5 en 84 jaar. Wat betreft de diagnostische gegevens van geïnterneerden is

co-morbiditeit eerder de regel dan de uitzondering en worden de meesten gekenmerkt door een

tweetal diagnosestellingen. Persoonlijkheidsstoornissen komen het meeste voor, het komt

namelijk bij 28, 4% van de geïnterneerden voor. Het gaat voornamelijk om cluster B-

persoonlijkheidsstoornissen waaronder de borderline, antisociale, theatrale en narcistische

persoonlijkheidsstoornissen ressorteren.79

Wat het aantal internering betreft in één jaar tijd kan worden gekeken naar de gegevens van

2016. In dat jaar werden in geheel België 283 interneringen uitgesproken, waar 16 personen 2

veroordelingen tot internering hebben gekregen.80 Het ging om 242 mannen en 41 vrouwen.81

226 Personen waren Belg, 54 hadden niet de Belgische nationaliteit en bij 3 veroordelingen was

de nationaliteit onbekend.82 Binnen de leeftijdscategorieën 18-24 en 25-30 jaar kregen het

grootst aantal personen een interneringsmaatregel opgelegd.83

79 J. DHEENDENE, K. SEYNNAEVE en A. VAN DER AUWERA, “De geïnterneerdenpopulatie in Vlaamse

gevangenissen: enkele cijfergegevens”, Fatik nr. 145 2015, 5-8. 80 Dienst Strafrechtelijk Beleid, Interneringen, ‘Aantal veroordelingen – Per veroordeelde, Nationaal’,

http://www.dsb-spc.be/web/index.php?option=com_wrapper&Itemid=129,(laatst geraadpleegd op 17 april 2018). 81 Dienst Strafrechtelijk Beleid, Interneringen, ‘Aantal veroordelingen – Naar geslacht, Nationaal’,

http://www.dsb-spc.be/web/index.php?option=com_wrapper&Itemid=130, (laatst geraadpleegd op 17 april 2018). 82 Dienst Strafrechtelijk Beleid, Interneringen, ‘Aantal veroordelingen – Naar Belg/Niet-Belg, Nationaal’,

http://www.dsb-spc.be/web/index.php?option=com_wrapper&Itemid=132, (laatst geraadpleegd op 17 april

2018). 83Samen ging het om 107 personen ofwel 37,80% van de personen die in 2016 in België een interneringsmaatregel

opgelegd kregen; Dienst Strafrechtelijk Beleid, Interneringen, ‘Aantal veroordelingen – Naar leeftijd, Nationaal’,

http://www.dsb-spc.be/web/index.php?option=com_wrapper&Itemid=131, (laatst geraadpleegd op 17 april

2018).

Page 33: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

33

Hoofdstuk III – Interne rechtspositie van geïnterneerden

37. Deze masterproef heeft als hoofdtitel ‘interne rechtpositie van geïnterneerden’. De

interne rechtspositie kan worden omschreven als de rechten en plichten die gedetineerden en

geïnterneerden genieten in hun opsluitingssituatie. Het betreft onder andere bepalingen die

betrekking hebben op de verblijfsruimte, kledij, voedsel, tucht en veiligheidsmaatregelen.84 De

rechten, plichten en organisatie van de gezondheidszorg en behandeling van geïnterneerden

vormt hiervan een onderdeel en wenst deze masterproef gezien haar nog steeds actueel karakter

en verschillende interessante vraagstukken uit te lichten.85

38. Tot op heden bestaat er in België niet zoiets als een ‘wet interne rechtspositie

geïnterneerden’. Wel kennen we dit wat betreft geïnterneerden met de Basiswet van 12 januari

2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden. Minister

Geens voorzag in zijn Justitieplan van 2015 nochtans in de realisatie van ‘een eigen interne

rechtspositie die is aangepast aan de specifieke noden van geïnterneerden’.86 Vandaag is er

geen met de Basiswet vergelijkbare wet voor geïnterneerden en moet worden teruggevallen

worden op andere geldende wetgeving waar geïnterneerden onder het toepassingsgebied

kunnen worden begrepen. Zoals hierna in verder onderzoek zal worden verduidelijkt, wordt

vaak gestoten op een grote versnippering van de toepasselijke wetgeving, is het

toepassingsgebied niet steeds duidelijk of net zeer ruim waardoor er onvoldoende specificaties

zijn met betrekking tot geïnterneerden. Toch wordt getracht een zo volledig mogelijk beeld te

worden geschetst van de wetgeving, bepalingen en adviezen die vandaag voor geïnterneerden

en hun gezondheidszorg en behandeling gelden.

39. Tegenover de interne rechtspositie staat de externe rechtspositie. Deze heeft betrekking

op de relatie de betrokkene heeft met de samenleving, bevat de mogelijkheden die hij heeft in

verband met zijn terugkeer naar de samenleving na vrijheidsberoving en de regeling in verband

met zijn invrijheidsstelling.87 Wat deze bepalingen betreft kent België wel reeds een regeling

en die kan worden teruggevonden in de Interneringswet 2014. Deze bevat in hoofdzaak

84 T. VANDER BEKEN, “Strafrechtsbedeling en wetsovertreders met een psychiatrische problematiek”, 46. 85 Op de actualiteit van dit thema werd reeds in de inleiding gewezen m.b.t. het EHRM-arrest W.D. t. België. De

vraagstukken omtrent gezondheidszorg en behandeling worden in Deel III geconcretiseerd en onderzocht. 86 K. GEENS Minister van Justitie, Het Justitieplan - Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid, 2015

https://www.koengeens.be/policy/justitieplan, 76. 87 T. VANDER BEKEN en D. VANHAELEMEESCH, “Juridische aspecten met betrekking tot internering, 17; T.

VANDER BEKEN, “Strafrechtsbedeling en wetsovertreders met een psychiatrische problematiek”, 46.

Page 34: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

34

bepalingen omtrent de procedure tot internering en daar bijkomende waarborgen en de

bepalingen omtrent de tenuitvoerlegging zoals plaatsing en overplaatsing, de

uitgaansvergunningen en het verlof evenals beperkte detentie, elektronisch toezicht en

invrijheidstelling op proef. De externe rechtspositie maakt geen deel uit van het onderzoek en

deze masterproef en zal dan ook enkel wanneer dit noodzakelijk is in het onderzoek worden

aangehaald.

Page 35: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

35

Hoofdstuk IV – Plaats van internering

1. Plaatsen waar de internering kan worden uitgevoerd

40. Naast de heterogeniteit in pathologie, gepleegde misdrijven of wanbedrijven en

gevaarlijkheidsgraad, neemt de kenmerkende complexiteit van een geïnterneerde enkel nog

maar toe door de veelheid aan plaatsen waar de interneringsmaatregel kan worden uitgevoerd.

Welke zijn die plaatsen? En ruimer welke types van voorzieningen zijn er binnen de reguliere

en forensische geestelijke gezondheidszorg die in contact komen met door justitie

doorverwezen psychiatrische patiënten?

1.1. Plaatsing

41. Waar dit voor de inwerkingtreding Interneringswet van 2014 de Commissie ter

Bescherming van de Maatschappij (CBM) was, is het vandaag de taak van de reeds genoemde

Kamer voor de Bescherming van de Maatschappij (KBM) te beslissen over de plaatsing

modaliteiten van uitvoering van de interneringsmaatregel. In de Interneringswet zijn er geen

objectieve criteria opgenomen waarop de KBM zich kan of dient te baseren bij het maken van

haar beslissing. Indien nodig kan zij ook, al dan niet bij hoogdringendheid, beslissen tot

overplaatsing van een geïnterneerde vanuit het oogpunt van veiligheid of aangepaste zorg. Tot

slot beslist het KBM ook over het einde van de maatregel die in principe van onbepaalde duur

is.88

1.2. Forensisch psychiatrisch zorgnetwerk-/circuit

42. Alvorens dieper kan worden op de voorzieningen waar een interneringsmaatregel kan

worden uitgevoerd en hoe de keuze wordt gemaakt, moet er wat duidelijkheid worden geschept

in de veelheid aan instellingen, initiatieven en projecten die België kent waarmee de Belgische

staat trachtte tegemoet te komen aan de lange reeks van veroordelingen als gevolg van het

gebrek aan adequate zorg voor geïnterneerden. Het is immers niet voldoende om enkel te

voorzien in aangepaste wetgeving, maar de praktijk moet ook mee kunnen, er moeten immers

voldoende mensen en middelen zijn om op een goede manier uitvoering te geven aan de

wettelijke bepalingen.89

88 Art. 19 Interneringswet 2014; Art. 67, §1 Interneringswet 2014; T. VANDER BEKEN en D.

VANHAELEMEESCH, “Juridische aspecten met betrekking tot internering, 18. 89 F. VANDER LAENEN, “De toekomst van de forensische geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen.

Voorzichtig hoopvol, maar ‘semper vigilans’ in W. BRUGGEMAN, E. DE WREE, J. GOETHALS, P.

PONSAERS, P. VAN CALSTER, T. VANDER BEKEN en G. VERMEULEN (eds.) Van pionier naar onmisbaar.

Over 30 jaar Panopticon, Antwerpen, Maklu, 2009, 357.

Page 36: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

36

43. Met het Masterplan Internering I sloegen de toenmalig federaal ministers van Justitie en

Volksgezondheid de handen in elkaar. Zij wensten een zorgnetwerk uit te bouwen ter

ontwikkeling en ter organisatie van specifieke behandelingen en diensten voor geïnterneerden

waarin zowel algemene, reguliere als categorale hulpverlening vertegenwoordigd zijn en waar

de nodige aandacht wordt gegeven aan de noodzakelijke veiligheidsaspecten afhankelijk of een

geïnterneerde als high-, medium- en low-risk wordt beschouwd. Dit moet deel uitmaken van het

veel ruimere zorgcircuit.90 De wetgever hanteerde namelijk als rode draad dat geïnterneerden

zo veel mogelijk uit de penitentiaire context (voornamelijk uit de psychiatrische afdelingen van

de gevangenissen) moesten worden gehaald. Zij horen thuis in voorzieningen die beter aan hun

psychiatrische stoornissen zijn aangepast, maar mag het veiligheidsaspect niet uit het oog

worden verloren. Geïnterneerden worden naast hun psychiatrische stoornis immers nog altijd

gekenmerkt door het feit dat zij, zeker met de verhoogde interneringsdrempel zware, feiten

hebben gepleegd. Dat zorgt ervoor dat ondanks er gepoogd wordt de zorg en behandeling zo

veel mogelijk buiten justitie te laten plaatsvinden er nog steeds moet worden voorzien in

voldoende veiligheidsgaranties en duidelijk justitieel toezicht.91

1.2.1. Eerste stappen

44. In een eerste fase in 2007 van de uitbouw van het zorgnetwerk voor forensisch

psychiatrische patiënten werd voornamelijk ingezet op de verankering, diversifiëring en

uitbreiding van het aantal residentiële medium-security opvangplaatsen, forensisch

psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT), forensische plaatsen in beschut wonen-projecten

(BW) en gespecialiseerde opvang voor seksuele delinquenten. Reeds voor de uitbouw waren in

2001 pilootprojecten opgestart in drie psychiatrische ziekenhuizen92 waardoor reeds 120

medium-risk geïnterneerden konden worden behandeld.93 Dit zijn uiteindelijk projecten

gebleven, maar worden automatisch verlengd en werden sinds 2008 door de FOD

Volksgezondheid gefinancierd.94

90 S. VANDEVELDE, S. DE SMET en W. TING TO, “Internering in België” in S. VANDEVELDE, S. DE SMET,

W. VANDERPLASSCHEN en W. TING TO (red.), Oude uitdagingen, nieuwe kansen! Over de behandeling van

geïnterneerden, Academia Press, Gent, 2013, 13. 91 T. VANDER BEKEN en F. VANDER LAENEN, “Bezorgd om zorg”, Panopticon 83(2) 2017, 78. 92 Het gaat om het UPC Sint-Kamillus te Bierbeek, Sint-Jan Baptist te Zelfzate en het Openbaar Psychiatrisch

Zorgcentrum te Rekem. 93 I. JEANDARME, “ Forensische psychiatrie à la flamande ”, Orde van de Dag 2016/74, 32. 94 F. VANDER LAENEN, “De toekomst van de forensische geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen.

Voorzichtig hoopvol, maar ‘semper vigilans’ in W. BRUGGEMAN, E. DE WREE, J. GOETHALS, P.

PONSAERS, P. VAN CALSTER, T. VANDER BEKEN en G. VERMEULEN (eds.) Van pionier naar onmisbaar.

Over 30 jaar Panopticon, Antwerpen, Maklu, 2009, 358.

Page 37: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

37

1.2.2. Vermaatschappelijking van de zorg

45. In een volgende fase wenste werd gestreefd naar een ‘vermaatschappelijking van de

zorg’ voor forensische patiënten en meer aandacht te besteden aan de opvang- en zorgnoden in

een bredere en ruimere zin van het woord. Het algemene uitgangspunt was reguliere zorg waar

het kan, categorale waar het moet. De FOD Justitie en de FOD Volksgezondheid werkten steeds

nauwer samen waarbij die eerste ‘coördinatoren extern zorgcircuit voor geïnterneerde

personen’ aanstelden en die tweede op zijn beurt ‘netwerkcoördinatoren’ aanstelde. Deze twee

werken nauw samen waarbij de netwerkcoördinatoren tot doel hadden een brug te vormen

tussen justitie en de geestelijke gezondheid- en zorgsector. Er werd ook gewerkt aan het

faciliteren van de uitstroom uit de gevangenissen en doorstroom naar het zorgnetwerk

doormiddelen van de instelling van forensisch mobiele teams, schakelteams en

verbeterprojecten. Hierdoor zouden geïnterneerden makkelijker naar een gepaste behandel- en

zorgcontext geleid kunnen worden.95 Dit ligt in lijn met een advies van de Koninklijke

Academie voor Geneeskunde van België (hierna: KAGB) waarin algemene geestelijke

gezondheidszorg (GGZ) niet moet worden gescheiden van de forensische maar indien nodig

wel onderscheiden. De gezondheidszorg voor personen in contact met justitie vereist namelijk

soms bijzondere kennis of expertise vereisen. Het is niet de aard van de zorg, maar de plaats en

modaliteit van de zorg die een specifieke setting vereisen.96 Met andere woorden wilde zij

duidelijk maken dat de zorg er niet anders dient uit te zien, maar dat de plaats en modaliteiten

van zorg aangepast moeten worden aan de opvang van jusitiecliënten.

46. Minister van Justitie Geens zette dit in 2015 voort door in zijn Justitieplan te bepalen

het zorgtraject, gesteund op de huidige stand van medische wetenschap, te sturen naar

professionele opvang en behandeling zowel binnen de bestaande psychiatrische als de nog

verder uit te bouwen forensisch psychiatrische zorgnetwerk. De opvang moet dan ook zo veel

mogelijk plaatsvinden in bestaande psychiatrische ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen

en centra voor ambulante zorg.97

95 H. HEIMANS, “Zal een beperking van de internering een betere zorg garanderen?”, Orde van de Dag 2016/74,

12. 96 Adv. over de forensische psychiatrie, Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België (KAGB), 26 april

2014, http://www.academiegeneeskunde.be/adviezen, (laatst geraadpleegd op 9 juli 2018). (hierna: Advies KAGB

Forensische psychiatrie). 97 K. GEENS Minister van Justitie, Het Justitieplan - Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid, 2015

https://www.koengeens.be/policy/justitieplan, 76.

Page 38: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

38

1.2.3. Focus op specifieke groepen van geïnterneerden

47. De geest van de tweede fase zou worden verdergezet in de derde fase waarbij nu

specifiek aandacht zou worden besteed aan de geïnterneerden met een long stay-profielen,

vrouwelijke geïnterneerden en patiënten met zowel een psychiatrische aandoening als een

mentale beperkingen.98 Op het einde van juni 2016 werd in het Psychiatrisch Centrum Sint-Jan-

Baptist te Zelzate een nieuwe gesloten afdeling voor 20 geïnterneerde vrouwen geopend en

opende reeds in april van datzelfde jaar het UPC Sint-Kamillus te Bierbeek een gesloten

afdeling voor langdurige psychiatrische zorg waar voortaan 30 long-stay geïnterneerde mannen

kunnen verblijven. De nood aan plaatsen waar een langdurig verblijf mogelijk is, was reeds

sinds zeer lang een behoefte die niet ingevuld raakte. Dergelijke voorzieningen zijn namelijk

noodzakelijk om op een humane en respectvolle wijze in verzorging te kunnen voorzien voor

geïnterneerden voor wie het niet mogelijk is naar de samenleving terug te keren of toch zeker

niet meteen. Wat betreft personen met een verstandelijke beperking waren er reeds initiatieven

genomen in verschillende psychiatrische ziekenhuizen (PZ)99 en gevangenissen100.

1.2.4. Beveiliging als belangrijke factor

48. Zoals aan het begin van dit onderdeel werd aangegeven wordt de beveiliging en de

indeling op basis van veiligheidsvereiste (verschillende niveaus van risk) mee een rol spelen in

de organisatie van de plaatsing van geïnterneerden. De FPC’s en de inrichtingen of afdelingen

tot bescherming van de maatschappij kunnen worden ingedeeld op het hoogste

veiligheidsniveau en komen het dichtst in de buurt van een gewone gevangenis. Gaat het om

voorzieningen met een lager veiligheidsniveau werd door de overheid gewerkt met

onderhandelde verzorgingsplaatsen en niet met een opnameverplichting. In “overeenkomsten

betreffende de plaatsing” of zogenaamde samenwerkingsakkoorden worden dan bepaalde

voorwaarden overeengekomen waaronder de inrichtingen de betrokken voorzieningen

geïnterneerden opnemen.

98 Was ook het opzet van Minister van Justitie K. GEENS om bijzondere aandacht te geven aangezien hij oordeelde

dat er drie ontbrekende schakels waren in het forensische zorgnetwerk. Het ging om zorgeenheden voor

geïnterneerden die langdurige zorg en/of verblijf nodig hadden, Vlaamse zorgeenheden voor vrouwelijke

geïnterneerden en zorgeenheden voor geïnterneerden met een mentale beperking of niet-aangeboren hersenletsel.

K. GEENS Minister van Justitie, Het Justitieplan - Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid, 2015

https://www.koengeens.be/policy/justitieplan, 76. 99 Zo is er te Beernem Itinera, te Zoersel Amanis en in Sint-Truiden Limes. 100 Wat betreft de gevangenissen betreft het de gevangenis van Merksplas waar in samenwerking met ’t Zwart

Goor het project ‘De Haven’ is uitgewerkt en in Gent Obra actief is.)

Page 39: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

39

1.2.5. Eindopmerkingen

49. De creatie van het forensisch psychiatrisch zorgnetwerk werd eigenlijk uitgebouwd om

(eindelijk!) te voorzien in een mogelijkheid tot opvolging, behandeling en begeleiding van

geïnterneerden die uit de gevangenis werden gehaald en ondersteund worden in hun proces tot

re-integratie in de samenleving. Justitie deed namelijk steeds meer beroep op de geestelijke

gezondheidszorg om personen gekenmerkt door een psychiatrische problematiek én juridisch

statuut op te vangen. Er werd dan ook vanuit het idee dat er steeds voldoende

veiligheidsgaranties moeten worden ingebouwd voor gekozen geïnterneerden in voorzieningen

met verschillende veiligheidsniveaus onder te brengen. De uitbouw van dit netwerk is een goede

zaak maar de doorstroom, de verzadiging en doorgeven van gespecialiseerde forensisch

psychiatrische kennis zijn zaken waarvoor men steeds aandachtig moet blijven.101

50. Daarnaast kan de bedenking worden gemaakt of het overbrengen naar de verschillende

in veiligheidsniveau verschillende voorzieningen voldoende is om een kwaliteitsvolle zorg voor

geïnterneerden, zoals het EHRM dit in hoofdzaak beoogde, te garanderen.102 Er zijn namelijk

geen duidelijke wettelijke bepalingen of gestandaardiseerde criteria die kunnen worden

gehanteerd bij de risicotaxatie of gevaarlijkheidsbeoordeling.103 Daarbij komt dat het uitdeinen

naar voorzieningen buiten de gevangenissen zeker een positieve stap is die tegemoet komt aan

de vereisten van het EHRM en kritieken doorheen de rechtsleer: geïnterneerden horen niet thuis

in de gevangenis. Daar staat wel tegenover dat de aangesproken voorzieningen en nieuw

opgebouwde instanties over voldoende middelen en personeel moeten beschikken om aan de

verwachtingen tegemoet te kunnen komen. Kunnen zij immers de druk niet aan en de uitstroom

blijf hetzelfde, maar de instroom raakt verstopt, wordt er vooralsnog teruggegrepen naar

alternatieve oplossingen zoals bijvoorbeeld de toepassing van een gevangenisstraf.

Alternatieven moeten dan ook voldoende beheerst en gecontroleerd worden willen zij niet

uitgehold worden.104 Ook de vermaatschappelijking van de zorg zorgt voor een moeilijkere

101 F. VANDER LAENEN, J. CASSELMAN, J. KLERKX en R. VERMEIREN, “Terwijl we wachten op de

FPC’s: De organisatie van de forensische geestelijke gezondheidszorg”, Panopticon 2011.6, 46-48. 102 T. VANDER BEKEN en F. VANDER LAENEN, “Bezorgd om zorg” Panopticon 2017.83(2), 78. 103 H. HEIMANS, “De Forensisch Psychiatrische Centra, interneringswet(ten) en andere regelgeving: een kritische

reflectie” in S. VANDEVELDE, S. DE SMET, W. VANDERPLASSCHEN en W. TING TO (red.), Oude

uitdagingen, nieuwe kansen! Over de behandeling van geïnterneerden, Academia Press, Gent, 2013, 30. 104 F. VANDERLAENEN wees reeds naar aanleiding van de toen aankomende Interneringswet 2007 reeds op dit

risico. Het voorzien van nieuwe plekken en mogelijkheden is een ding, maar het bevolken en blijven voorzien van

voldoende middelen is een andere zaak; F. VANDER LAENEN, “De toekomst van de forensische geestelijke

gezondheidszorg in Vlaanderen. Voorzichtig hoopvol, maar ‘semper vigilans’ in W. BRUGGEMAN, E. DE

WREE, J. GOETHALS, P. PONSAERS, P. VAN CALSTER, T. VANDER BEKEN en G. VERMEULEN (eds.)

Van pionier naar onmisbaar. Over 30 jaar Panopticon, Antwerpen, Maklu, 2009, 357-358.

Page 40: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

40

toegang tot adequate opvang van personen met ernstige psychiatrische problemen en dat treft

een ruimere groep psychiatrische patiënten dan de geïnterneerden. Door de afbouw van

reguliere bedden en het zo kort mogelijk houden van opnames om personen zo snel mogelijk

opnieuw naar een leven in de maatschappij te begeleiden, is de instroom vaak groter dan de

mogelijkheden, krijgen diegene met de meest complexe profielen vaak geen toegang en

bijgevolg geen adequate zorg en behandeling.105

1.3. Artikel 3, 4° Interneringswet 2014

51. Artikel 3, 4° Interneringswet 2014 geeft een overzicht waar geïnterneerden vandaag

door de KBM kunnen worden geplaatst met het oog op de uitvoering van hun

interneringsmaatregel.

1.3.1. Gevangeniscontext

52. Ten eerste is het vandaag wettelijke gezien nog steeds mogelijk dat een geïnterneerde

verblijven in de psychiatrische afdeling van een gevangenis.106 Evenwel moet dit worden

genuanceerd en kan er worden gewezen op het feit dat artikel 19, eerste lid Interneringswet

2014 niet voorziet in de mogelijkheid voor het KBM dit als inrichting van tenuitvoerlegging

aan te wijzen. Zoals het inleidend arrest reeds heeft verduidelijkt, was de mogelijkheid hiertoe

een oud zeer en schenden de zorg- en behandelomstandigheden van de gevangenis de

mensenrechten. Vandaag verblijven er nog steeds een 540-tal in onze Belgische

gevangenissen.107 Dit is een minderheid, maar zeker geen te negeren minderheid. Het blijven

immers nog steeds mensen die mensenrechten genieten.

1.3.2. Afdelingen van bescherming van de maatschappij

53. Ten tweede is er de mogelijkheid dat geïnterneerden worden ondergebracht in een door

de federale overheid georganiseerde inrichting of afdeling tot bescherming van de

maatschappij.108 Deze afdelingen bevinden zicht voor Vlaanderen in Turnhout, Merksplas en

Brugge en voor Wallonië in Paifve.

105 F.VANDER LAENEN en K. DE PAUW, “Psychiatrische patiënten en politie: samen in de samenleving?”,

Orde van de Dag 2016/74,6. 106 Art. 3,4°, a) Interneringswet 2014. 107 A. VANRENTERGHEM, artikel “Belgische gevangenissen gehalveerd”, 20 april 2018,

https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/04/20/geinterneerden/ . 108 Art. 3,4°, b) Interneringswet 2014.

Page 41: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

41

1.3.3. Forensisch Psychiatrische Centra

54. Relatief nieuw zijn de door de federale overheid georganiseerde forensisch

psychiatrische centra.109 De werkgroep Forensisch Psychiatrisch Zorgcircuit had in het kader

van het Masterplan Internering voorgesteld tot de oprichting van twee van dergelijke centra in

Vlaanderen.110 In Wallonië kende men immers reeds een gelijkaardig aanbod in de

voorzieningen Regionaal Centrum voor Psychiatrische zorg (CRP) Les Marionniers in Doornik

en La Chêne auw Haies in Bergen.111

55. Vandaag zijn deze twee centra geopend; het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC)

Gent112 met 264 bedden voor high-risk patiënten en het FPC Antwerpen113 met 182 bedden

voor medium- en high-risk patiënten.

Beide centra genieten een tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging

voor bijzondere modellen van verstrekking of betaling van geneeskundige verzorging.114 Centra

die aan personen die op grond van artikel 19 Interneringswet 2014 in een FPC verblijven en

geen recht hebben op de ‘normale’ ziekteverzekering geneeskundige verstrekkingen verlenen

kunnen een dergelijke tegemoetkoming ontvangen.115 Op de technische details van deze

tegemoetkoming en verzekering wordt niet dieper ingegaan, maar zou wel een interessante

materie kunnen zijn voor een andere masterproef. Zeker in het licht van de vragen omtrent de

uitsluiting van gedetineerden uit de verplichte ziekteverzekering.

Wel kan bij de voorwaarden tot het genot van deze tegemoetkoming meer worden gevonden

over de organisatie en de ‘functie’ van een FPC. Zo dient er ten eerste tussen het FPC, de

federale ministers van Justitie, Volksgezondheid en Sociale Zaken een overeenkomst te zijn

gesloten waarin de totale exploitatieduur, de voorwaarden voor uitbating, de beveiliging, de

wijze van opvolging door een Opvolgingscomité, de juridische, administratieve en financiële

109 Art. 3,4°, c) Interneringswet 2014. 110 A. BOERS, S. VANDEVELDE, V. SOYEZ, S. DE SMET en W. TING TO, “Het zorgaanbod voor

geïnterneerden in België”, Panopticon 2011.2, 18. 111 K. GEENS Minister van Justitie, Het Justitieplan - Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid, 2015

https://www.koengeens.be/policy/justitieplan, 77. 112 Het FPC van Gent werd aangewezen als forensisch psychiatrisch centrum georganiseerd door de federale

overheid door het KB van 1 juli 2014 tot aanwijzing van een forensisch psychiatrisch centrum, BS 11 juli 2014. 113 Het FPC van Antwerpen werd aangewezen als forensisch psychiatrisch centrum georganiseerd door de federale

overheid door het KB van 25 april 2017 tot aanwijzing van een forensisch psychiatrisch centrum, BS 10 mei 2017. 114Art. 56, §3ter, vierde lid gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor

geneeskundige verzorging en uitkeringen, BS 27 augustus 1994 juncto art. 1, KB 19 december 2014 in uitvoering

van artikel 56,§3ter van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en

uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 voor de forensisch psychiatrische centra, BS 29 januari 2015. (Hierna:

KB 19 december 2014 FPC en verplichte verzekering). 115 Art. 56, §3ter, eerste lid wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige

verzorging en uitkeringen, BS 27 augustus 1994

Page 42: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

42

relaties met de FOD Justitie en de opzeggingsmodaliteiten worden bepaald en opgenomen.116

Hier wordt duidelijk dat verschillende overheidsdiensten samenwerken in de organisatie en

uitwerking van de zorgomstandigheden van geïnterneerden. Wat de doelstelling van het FPC

betreft wordt bepaald dat geïnterneerden hier verblijven in het kader van het genot van

menswaardige zorg met het oog op een verdere doorstroom naar het externe (forensisch)-

psychiatrische zorgcircuit en de reguliere (psychiatrische) zorg dat er is op gericht een

maximaal haalbare vorm van maatschappelijke integratie te bewerkstelligen.117 Dit ligt dus in

lijn met het opzet van het verder besproken artikel 2 Interneringswet 2014118. Bovendien zien

we hier duidelijk dat het steeds de bedoeling is dat een geïnterneerde doorstroomt naar het

externe zorgcircuit/zorgnetwerk om zo geleidelijk aan opnieuw in de vrije samenleving te

integreren. Het FPC maakt dus deel uit van een groter forensisch zorgnetwerk dat op zichzelf

deel uitmaakt van het algemener aanbod binnen de gezondheidszorg. Door samen te werken

met netwerkcoördinatoren van de FOD Justitie en/of de FOD Volksgezondheid werkt deze

categorale behandelingsvoorziening samen met de reguliere behandelingsvoorzieningen.

56. Als we kijken hoe de FPC’s zichzelf omschrijven, zien zij zichzelf als een forensisch

psychiatrisch centrum dat zorg op maat levert aan patiënten met een interneringsmaatregel. Er

is bewust gekozen voor de term ‘patiënten’ aangezien zij een behandeling in een zorginstelling

voorzien.119 In lijn met de voorgaande vaststellingen omtrent de organisatie en doelstelling van

een FPC zou kunnen worden besloten dat een FPC van binnen werkt vanuit een patiëntgerichte

benadering. De FOD Volksgezondheid staat dan ook in voor de behandeling en zorg voorzien

in deze medium- en high-security instellingen, terwijl de FOD Justitie instaat voor de

financiering van de hotel- en veiligheidsfuncties.120 Hier zien we een zeer duidelijke

samenwerking van beide overheidsdiensten. Elkeen staat in voor die aangelegenheden

waarvoor zij bevoegd is, waardoor het beleid en de realisatie ervan gerealiseerd kan worden

door een overheid die het beste geplaatst is dat te doen.

116 Art. 3, a) KB 19 december 2014 FPC en verplichte verzekering. 117 Art. 3, c) KB 19 december 2014 FPC en verplichte verzekering. 118 Zie infra randnummers 78-80. 119 Zowel in de informatiefolder van het FPC Gent als in die van Antwerpen vinden we dit terug. Het gaat om een

folder die aan de geïnterneerde en zijn familie/omgeving wordt meegegeven met het oog op hun toekomstig

verblijf. Informatiefolder FPC Gent, https://www.fpcnv.be/behandelcentra/fpc-gent/ (onder ‘Bezoekers van

patiënten’), 3; Informatiefolder FPC Antwerpen, https://www.fpcnv.be/behandelcentra/fpc-antwerpen/ (onder

‘Bezoekers van patiënten’), 3. (Hierna: informatiefolders FPC’s tenzij informatie zou verschillen dan worden zij

afzonderlijk vermeld.) 120 H. HEIMANS, “Zal een beperking van de internering betere zorg garanderen?”, Orde van de Dag 2016/74, 13.

Page 43: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

43

1.3.4. Door overheid erkende inrichtingen

57. Een vierde mogelijkheid is de internering in de door de bevoegde overheid erkende

inrichtingen. Zij worden door privé-instellingen, een gemeenschap, een gewest of een lokale

overheid ingericht en verstrekken aan een geïnterneerde persoon de gepaste zorgen.121 PVT’s,

psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen, PZ’s, BW-projecten zijn voorbeelden

van dergelijke inrichtingen. De in deze bepaling bedoelde inrichtingen ressorteren niet onder

de federale overheid, maar worden wel gekenmerkt door specificatie van hun organisatie zoals

bepaald in een samenwerkingsakkoord met de federale overheid. Het gaat over een

overeenkomst afgesloten met de minister van Justitie en de minister bevoegd voor het beleid

inzake zorgverstrekking in deze inrichtingen. Daarin wordt een akkoord gesloten omtrent de

concrete afspraken en verplichtingen betreffende de plaatsing en opname van geïnterneerden

en wordt het zorgaanbod onderhandeld en uitgewerkt. Er werd voor gekozen dit zo te doen

omdat men het niet mogelijk en wenselijk achtte deze inrichtingen met een algemene

opnameplicht te belasten.122

1.4. Indeling volgens risicoprofiel

58. Hiervoor werd reeds kort aangehaald dat geïnterneerden kunnen verschillen wat hun

risicoprofiel betreft.123 Daarmee wordt rekening gehouden wanneer wordt beslist op welke plek

een geïnterneerde zal worden geplaatst.

59. Ten eerste zijn er die geïnterneerde die in principe qua sociale gevaarlijkheid geen grote

problemen vertonen en wat hun psychiatrische problematiek betreft erg gelijklopende

kernmerken vertonen met de doorsnee bevolking in algemene psychiatrische ziekenhuizen. Zij

worden ook wel de low security-geïnterneerden genoemd en vormen bijna twee derden van de

Vlaamse geïnterneerdenpopulatie. Bij deze geïnterneerden gaat de psychiatrische problematiek

voor op de gevaarlijkheid en dus veiligheidsaspect. In principe zouden deze groep

geïnterneerden kunnen deelnemen aan het zorgtraject van ‘gewone’ niet geïnterneerde

psychiatrische patiënten en in de reguliere GGZ worden opgenomen. Hierbinnen is er evenwel

sprake van een specialisatie binnen de algemene PZ’s, de centra voor geestelijke

gezondheidszorg (CGG), BW-projecten en PVT’s. Ondanks hun lage gevaarlijkheid bestaat

rond deze groep nog steeds een stigma waardoor zij te maken krijgen met terugkerende

121 Art. 3, 4° d) Interneringswet 2014. 122 E. SCHIPAANBOORD en T. VANDER BEKEN, “De interneringswet van 2014”, 58. 123 Zie supra randnummer 30.

Page 44: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

44

weigeringen omdat er onder andere ook gevreesd wordt dat zij de plaats van anderen zouden

innemen.124

Een trapje hoger dan zij met een low security-profiel, zijn er de zogenaamde medium risk-

geïnterneerden. Ook zij worden als behandelbaar beschouwd en primeert ook voor hen hun

behandeling op de (zwaarte van de) feiten die ze hebben gepleegd. Ook zij kunnen in principe

in dezelfde hierboven vernoemde voorzieningen binnen de reguliere GGZ worden behandeld,

zij het dan wel dat er extra veiligheidsmaatregelen moeten worden genomen. Ook zij horen

immers niet thuis in een straf- of vergelijkbare inrichting. Ook zij worden geconfronteerd met

het heersende stigma en de weigerachtige houding in de reguliere GGZ.125

Tot slot zijn er nog de high risk-geïnterneerden waarbij in tegenstelling tot de twee voorgaande

groepen de beveiliging primeert op de behandeling waardoor zij niet in reguliere GGZ terecht

kunnen. Zij horen thuis in een specifieke voorziening met een gesloten karakter die de

infrastructuur van een gevangenis heeft. Bij deze groep geïnterneerden wordt gekenmerkt door

ernstige gedragsstoornissen, agressie, groot vluchtgevaar en het risico op brandstichting.

Oorspronkelijk verbleven hierdoor gekenmerkte gevaarlijke geïnterneerden in een

strafinrichting en dus binnen een penitentiaire context. Vandaag worden zij wat Vlaanderen

betreft naar de FPC’s geleid waar beveiliging en behandeling hand in hand gaan.126 Het

uitgangspunt blijft evenwel dat het gaat om psychiatrische patiënten die aangepaste behandeling

en behandeling moeten krijgen met het oog op een in de mate van het mogelijke terugkeer naar

de samenleving.127

2. Toepasselijke wetgeving per plaats

60. Een eerste stap in het beantwoorden van de vraag of de interne rechtspositie en dan

voornamelijk de rechten en plichten met betrekking tot gezondheidszorg en behandeling

verschillen naargelang de plek waar een geïnterneerde verblijft, is het onderzoek van de op die

plaatsen op geïnterneerden toepasselijke wetgeving. De tweede stap is het onderzoek naar de

concrete rechten en wordt gezet in Deel III waarbij steeds wordt getoetst of een andere plek van

internering de voorziening en uitoefening van die rechten beïnvloed. waar Ook al focust deze

124 T. VANDER BEKEN en D. VANHAELEMEESCH, “Juridische aspecten met betrekking tot internering, 21;

T. VANDER BEKEN, “Strafrechtsbedeling en wetsovertreders met een psychiatrische problematiek”, 45. 125 T. VANDER BEKEN en D. VANHAELEMEESCH, “Juridische aspecten met betrekking tot internering, 21;

T. VANDER BEKEN, “Strafrechtsbedeling en wetsovertreders met een psychiatrische problematiek”, 45. 126 T. VANDER BEKEN en D. VANHAELEMEESCH, “Juridische aspecten met betrekking tot internering, 22;

T. VANDER BEKEN, “Strafrechtsbedeling en wetsovertreders met een psychiatrische problematiek”, 45;

Informatiefolders FPC’s, 3. 127 T. VANDER BEKEN, “Strafrechtsbedeling en wetsovertreders met een psychiatrische problematiek”, 45.

Page 45: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

45

masterproef op het Belgische beleid, het internationale kader kan niet worden genegeerd. Er

zijn talloze internationale kaders die mee vorm geven aan de interne rechtspositie van

geïnterneerden, zelfs al zij het slechts als krijtlijn. Hier werd een selectie gemaakt van

verschillende internationale instrumenten van verschillende internationale instellingen waar

België lid van is en die voornamelijk bijdrage met betrekking tot gezondheidszorg en

behandeling. Dit met het oog op het beantwoorden van de hoofdonderzoeksvraag: wat zijn de

rechten, plichten en organisatie van de gezondheidszorg en behandeling van geïnterneerden.

2.1. De gevangenis

2.1.1. Internationale bepalingen

61. De Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners werden door de Verenigde

Naties (hierna: VN) reeds in 1955 aangenomen en goedgekeurd128, maar werden ondertussen

in 2015 herzien.129 Deze herziening kreeg de naam United Nations Standard Rules of the

Treatment of Prisoners, maar is veeleer bekend als de Nelson Mandela Rules. Deze naam wordt

dan ook verder doorheen deze masterproef zo gehanteerd.

Deze regels hadden niet tot doel een modelsysteem voor te schrijven voor strafrechtelijke

instellingen, maar “they seek only, on the basis of the general consensus of contemporary

thought and the essential elements of the most adequate systems of today, to set out what is

generally accepted as being good principles and practice in the treatment of prisoners an prison

management”.130 Zij willen met andere woorden een weergave zijn van een aanvaarde

gemeenschappelijke basis en vertegenwoordigen de door de VN aanvaarde

minimumvoorwaarden. De VN verduidelijkt zich bewust te zijn van het feit dat wettelijke,

sociale, economische en geografische omstandigheden over heel de wereld erg verschillend

zijn, waardoor het niet steeds eenvoudig is om deze regels altijd en overal volledige te

realiseren. De bedoeling is dan ook Staten via deze regels te stimuleren praktische

moeilijkheden bij de toepassing van deze bepalingen weg te werken zodat ze zo volledig

mogelijk toepassing krijgen. Wel wordt gewaarschuwd dat men er zich niet blind mag op staren,

maar dat met evolutief moet denken en er zeker mee kan experimenteren. Zolang dit in

128 Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners adopted by the the First United Nations Congress on

the Prevention of Crime and the Treatment of Offenders held at Geneva in 1995 and approved by the Economic

and Social Council by its Resolution 663 C (XXIV) of 31 July 1957 and Resolution 2076 (LXII) of 13 May 1977. 129 Resolution United Nations Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners (the Nelson Mandela Rules)

van 17 december 2015, Algemene Vergadering Verenigde Naties, A/res/70/175. (Hierna: Nelson Mandela Rules). 130 Preliminary observation 1 Nelson Mandela Rules, 7.

Page 46: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

46

overeenstemming is met de aanvaarde principes en de doelstellingen kan hier verantwoord van

worden afgeweken, zo ook door een centrale gevangenisadministratie.131

Deze regels kennen een onderdeel dat van toepassing is op alle categorieën van gedetineerden

en een deel specifiek voor bepaalde categorieën zoals ook gedetineerden met mentale

beperkingen en/of gezondheidsproblemen. Beiden kunnen worden afgetoetst wat betreft

geïnterneerden die nog in onze gevangenissen blijven.

62. Ten tweede kan worden verwezen naar de Reccomendation Rec(2006)2 van de Raad

van Europa. Deze aanbevelingen worden ook wel de European Prison Rules genoemd.132 Hierin

worden enkele minimumvoorwaarden opgenomen waaraan gevangenissen zouden moeten

voldoen. Dit instrument is van toepassing op iedereen die van zijn vrijheid is beroofd als gevolg

van een veroordeling en om gelijk welke reden in een gevangenis verblijft.133 Zo dus ook

geïnterneerden. Betreft het personen met een mentale stoornis of personen wiens mentale

gezondheid eigenlijk niet overeenstemt met detentie in de gevangenis, dan wordt bepaald dat

zij eigenlijk dienen te worden opgenomen in een speciaal voor deze problematiek voorziene

bestaande instelling. Verblijven zij toch in de gevangenis, benadrukt de Raad van Europa dat

dit enkel bij uitzondering mogelijk is en er bijzondere aanpassingen dienen te gebeuren

rekening houdend met het specifieke statuut en de noden van deze groep personen. 134

2.1.2. ‘Tijdelijke’ toepassing van de Basiswet in de gevangeniscontext

63. Wat de nationale wetgeving omtrent geïnterneerden in de gevangenis betreft, kunnen

we niet omheen artikel 167, §1 Basiswet135. Dit artikel bepaalt dat behoudens andersluidende

bepalingen de bepalingen van de Basiswet van toepassing zijn op de personen die (krachtens

de artikelen) 7 en 21 WBM 1930 geïnterneerd zijn in afwachting van de creatie van een eigen

interne rechtspositie. Opvallend is dat de wetgever vandaag nog steeds verwijst naar de WBM

1930 en dit artikel niet heeft aangepast aan de huidige geldige wetgeving zoals voorzien in

Interneringswet 2014. Dit is iets wat onze wetgever dient recht te zetten, tenzij er natuurlijk een

volledig uitgewerkte interne rechtpositie voor geïnterneerden tot stand komt waardoor deze

bepaling overbodig wordt.

131 Preliminary observation 2, Nelson Mandela Rules, 7. 132 Recommendation Rec (2006)2 to Member States on the European Prison Rules van 11 januari 2006, Comité

van Ministers. (Hierna: European Prison Rules) 133 Paragrafen 10.1 en 10.3 a European Prison Rules. 134 Paragraaf 12.1 European Prison Rules. 135 Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 1

februari 2005. (Hierna: Basiswet).

Page 47: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

47

64. In principe is de basiswet enkel van toepassing op gedetineerden die veroordeeld of

verdacht zijn en niet op geïnterneerden. Het in artikel 3 omschreven toepassingsgebied bepaalt

immers dat “deze wet […] betrekking [heeft] op de uitvoering van veroordelingen tot

vrijheidsstraffen die in kracht van gewijsde zijn gegaan en op de uitvoering van

vrijheidsbenemende maatregelen.”. Artikel 2, 3° definieert op haar beurt voor de toepassing

van de Basiswet de ‘vrijheidsbenemende maatregel’ als: “Elke vorm van vrijheidsbeneming op

andere dan de in [artikel 2,] 2° [Basiswet], genoemde gronden136, met de uitsluiting van de

internering op basis van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering”. Hier is de wettelijke

bepaling wel up-to-date, maar belangrijker is te concluderen dat de Basis zelf bepaalt dat

geïnterneerden in principe geen deel uitmaken van zijn materieel toepassingsgebied. De

wetgever was immers van oordeel dat er voor deze personen een eigen, aparte en omvattende

regeling moest worden uitgewerkt.137 De wetgever was dus reeds, in overeenstemming met

internationale aanbevelingen138, de mening toegedaan dat geïnterneerden niet thuishoren in een

gevangenis en er nood was aan aangepaste en specifieke instellingen.139

Door de uitsluiting uit de Basiswet en het gebrek aan wetgeving omtrent een eigen interne

rechtspositie besloot de wetgever het rechtsvacuüm waarin geïnterneerden zouden

terechtkomen op te vangen door een overgangsbepaling in artikel 167, §1 Basiswet140 in te

schrijven, waardoor deze wet tijdelijk van toepassing werd verklaard op alle in een gevangenis

verblijvende geïnterneerden. Toch werd gepoogd de regering onder druk zetten om snel een

apart beleid voor deze personen uit te stippelen.141 Dit betekent dat niet dat men zich in de

handen mag wrijven en stellen dat er een wet interne rechtspositie is voor geïnterneerden. Dit

is een ‘tijdelijke’ regeling (die reeds 13 jaar aanhoudt) en slechts op een grote 500

geïnterneerden van de meer dan 3.000 geïnterneerden die ons land kent van toepassing is.

136 Art. 2, 2° Basiswet bevat de voor die wet toepasselijke definitie van de vrijheidsstraf: iosluiting, hechtenis,

gevangenisstraf, militaire gevangenisstraf en vervangende gevangenisstraf. 137 Voorstel van Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden, Amendementen van 11 mei 2004,

Parl.St. Kamer 2003-04, 0231/003,1. In dit amendement ging het nog over een vervanging van art. 3, 3° Basiswet,

waar we dit in de huidige Basiswet terugvinden in art. 2, 3°. Bovendien was toen de WBM 1930 nog van

toepassing, maar deze is ondertussen opgeheven door de Interneringswet 2014. 138 Paragraaf 12.1 European Prison Rules. 139 Voorstel van Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden, Verslag van 24 november 2004,

Parl.St. Kamer 2003-04, 0231/015, 35. 140 Deze bepaling trad in werking op 1 september 2011 op grond van artikel 31, 1° van het KB 8 april 2011 tot

bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering van verscheidene bepalingen van de titels III en V van

de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 21

april 2011. (Hierna: KB 8 april 2011 titels III en V) 141 Voorstel van Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden, Verslag van 24 november 2004,

Parl.St. Kamer 2003-04, 0231/015, 35.

Page 48: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

48

Bovendien moet er nog verder worden genuanceerd: niet de gehele Basiswet werd van

toepassing verklaard, zo worden de bepalingen omtrent plaatsing en overplaatsing van

toepassing uitgesloten. Verder dient het individueel detentieplan rekening te houden met hun

specifieke behoeften waarbij dit niet verder wordt gespecifieerd. Dit zou evenwel toch nog geen

invloed hebben aangezien beide bepalingen nog niet in werking zijn getreden.142 Tot slot wordt

uitdrukkelijk bepaald dat in het kader van een tuchtprocedure, een klachtprocedure en een

beroepsprocedure tegen de uitspraak van de Klachtencommissie, geïnterneerde steeds door een

advocaat moeten worden bijgestaan. Deze bepaling is reeds wel in werking getreden.143

2.1.3. Algemeen Reglement Strafinrichtingen als tijdelijke opvang

65. Aangezien nog niet alle bepalingen van de Basiswet in werking zijn getreden, moet wat

die bepalingen betreft worden teruggevallen op zijn voorloper: het KB van 21 mei 1965

houdende algemeen reglement van de strafinrichting.144 Dit KB is vandaag gedeeltelijk door

verschillende wetgeving opgeheven, maar blijft nog steeds gedeeltelijk van kracht voor de in

de Basiswet nog niet in werking getreden bepalingen. Artikel 95 bepaalt dat dit reglement

behoudens bijzondere bepalingen, op alle categorieën van geïnterneerden van toepassing is. Er

is in dit KB nog sprake van verschillende categorieën geïnterneerden omdat men oorspronkelijk

een onderscheid maakte tussen abnormalen, recidivisten en landlopers. Dit verschil wordt zoals

hiervoor aangehaald vandaag niet meer op deze wijze gemaakt.145 Ook dit KB wordt in het

onderzoek betrokken waar de Basiswet geen geldende bepalingen heeft.

2.2. Forensisch Psychiatrische Centra

66. In het KB van 19 december 2014 dat kadert binnen de tegemoetkomingen voor FPC’s

met betrekking tot verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen

kunnen heel wat bepalingen met betrekking tot de organisatie en vereisten van FPC worden

teruggevonden aangezien wordt geoordeeld dat enkel wanneer een FPC voldoet aan de daarin

opgenomen voorwaarden, zij het genot kunnen hebben van een tegemoetkoming.146

142 Art. 167, §§2-3 Basiswet. 143 Art. 167, §4 Basiswet inwerking getreden op 1 september 2011 op grond van art. 3, 1° KB van 8 april 2011 tot

bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering van verscheidene bepalingen van titel VII van de

basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 21 april

2011. (Hierna: KB 8 april 2001 titel VII) 144 KB 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen, BS 25 mei 1965. 145 Zie supra randnummer 31. 146 Art. 3 KB 19 december 2014 in uitvoering van artikel 56,§3ter van de wet betreffende de verplichte verzekering

voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 voor de forensisch psychiatrische

centra, BS 29 januari 2015. (Hierna: KB 19 december 2014 FPC en verplichte verzekering). Dit KB werd gewijzigd

door het KB van 21 juli 2017 tot wijziging van het Koninklijk besluit van 19 december 2014 in uitvoering van

artikel 56, §3ter van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen,

gecoördineerd op 14 juli 1994 voor de forensische psychiatrische centra. Hierna wordt steeds naar het eerste KB

Page 49: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

49

67. Daarin wordt onder andere ook bepaald dat de FPC’s moeten voldoen aan enkele

bepalingen van het KB van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de

ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd147.148 Hierbij valt op dat de werking

van een FPC mede wordt geregeld door bepalingen die van toepassing zijn op een ziekenhuis

en haar diensten. Het gaat niet om een regeling in het strafrecht, waardoor het dus ook steeds

belangrijk blijft wetgeving buiten het strafrecht te raadplegen om rechten van geïnterneerden te

kennen.

2.3. En andere plaatsen?

68. psychiatrische verzorgingstehuizen werden in het KB van 10 juli 1990149 normen

opgesteld voor de erkenning van psychiatrische ziekenhuizen of gedeelten hiervan die

omgeschakeld zijn tot verblijfsdiensten ter opname van personen die behoefte hebben aan

zorgverlening dat toelaat verblijf in het ziekenhuis in te korten of te voorkomen.150

2.4. Overkoepelende bepalingen

69. In het onderzoek naar verschillen is het niet onbelangrijk stil te staan bij gelijkenissen.

In het onderzoek naar de vraag of rechten en plichten verschillen van de plaats van internering

kan dit door te zoeken naar overkoepelende bepalingen, bepalingen die kunnen worden

toegepast omdat een geïnterneerde kan benaderd worden als persoon met een geestesstoornis

of vanuit het idee dat hij een patiënt is. Dat wijzigt immers niet door de plaats waar hij zich

bevindt.

2.4.1. Internationaal

2.4.1.1. Principles for the protection of persons with mental illness and the

improvement of mental health care151

70. De ‘Principles for the protection of persons with mental illness and the improvement of

mental health care’ (hierna: PPMI) werd op 17 december 1991 aangenomen door de Algemene

Vergadering van de VN. Dit instrument geldt specifiek voor personen met een mental illnes

verwezen rekening houdend met de wijzigingen uit voornoemd KB. Wat deze voorwaarden precies inhouden

worden doorheen de masterproef aangehaald daar waar zij meer duidelijkheid geven omtrent de rechten, plichten

en organisatie van de zorg en behandeling van geïnterneerden die in een FPC verblijven. 147 KB van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden

nageleefd, BS 7 november 1964. 148 Art. 3, j) KB 19 december 2014 FPC en verplichte verzekering. 149 KB van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van psychiatrische

verzorgingstehuizen, BS 26 juli 1990. 150 Artt. 1 en 2 KB van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van

psychiatrische verzorgingstehuizen, BS 26 juli 1990. 151 Principles for the protection of persons with mental illness and the improvement of mental health care van 17

december 1991, Algemene Vergadering Verenigde Naties, A/RES/46/119. (Hierna: PPMI).

Page 50: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

50

ofwel mentale stoornis. Wanneer het PPMI het heeft over de ‘patiënt’ gaat het om eenieder die

mentale gezondheidszorg geniet waaronder ook alle personen die zijn opgenomen in een

mentale gezondheidszorgvoorziening. Dit laatste wordt gedefinieerd als elke instelling of elke

afdeling van een instelling die als primaire functie het voorzien van mentale gezondheidszorg

heeft.152 Ook geïnterneerden kunnen onder het toepassingsgebied worden begrepen aangezien

Principle 20 ‘criminal offenders’ voorziet dat de Principles ook van toepassing zijn op personen

die een gevangenisstraf ondergaan als gevolg van het begaan van een misdrijf. De definitie

heeft het over zij die ofwel reeds een straf hebben gekregen of zij die in voorhechtenis

verblijven. Hoewel in België internering niet als een straf maar als een veiligheidsmaatregel

wordt gezien, zou deze bepaling zo geïnterpreteerd kunnen worden dat de VN ook personen die

een misdrijf hebben gepleegd en daarvoor zijn veroordeeld, zij het met een straf, zij het met een

veiligheidsmaatregel omwille van hun geestesstoornis, de in dit instrument opgenomen

Principles moeten genieten. Vanuit ene bredere kijk op de geïnterneerde, als persoon met een

geestesstoornis, zal dit instrument ook gebruikt worden om een idee te krijgen welke krijtlijnen

de VN uitzet in verband met de behandeling van personen met een mentale stoornis, gestraft,

veroordeeld of niet. Het geeft met andere woorden een beeld van wat moet worden nagestreefd

in de omgang met personen een geestesstoornis ongeacht waar zij verblijven.

2.4.1.2. Internationale aanbevelingen

71. De Raad van Europa vaardigt ook aanbevelingen uit zoals de Recommendation

Rec(2004)10.153 Deze aanbeveling is van toepassing op alle personen met een mentale stoornis

(‘mental disorder’) en wil benadrukken dat in het bijzonder zij die op onvrijwillige wijze van

hun vrijheid zijn beroofd en/of onvrijwillig worden behandeld hiervan een bijzonder kwetsbare

groep vormen.154 Mental disorder wordt in dit instrument niet verder gedefinieerd en bovendien

worden geïnterneerden niet uitdrukkelijk uitgesloten. Vanuit de redenering dat zij als gevolg

van het plegen van strafbare feiten van hun vrijheid worden beroofd maar gekenmerkt worden

door een geestesstoornis zouden ook geïnterneerden onder de toepassing van deze aanbeveling

kunnen worden begrepen. Geïnterneerden worden bovendien onvrijwillig van hun vrijheid

beroofd en in een context van beveiliging, maar ook van behandeling ondergebracht.

Binnen de Raad van Europa vaardigt het CPT ook vaak aanbevelingen onder de vorm van

standaarden of rapporten uit die zij aan de lidstaten aanbeveelt en gebaseerd zijn op de

152 Definitions (d) en (e) PPMI. 153 Recommendation Rec(2004)10 to Member States concerning the protection of the human rigths and dignity of

persons with mental disorder and its Explanatory Memorandum van 22 september 2004, Comité van Ministers.

(Hierna: Rec(2004)10). 154 Art. 1.1. Rec(2004)10.

Page 51: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

51

dagelijkse praktijk in de verschillende plaatsen van opsluiting, zowel burgerrechtelijk als

strafrechtelijk, dat zij bezoek. Bij de bespreking van het verschil tussen gedwongen opname en

internering werd reeds duiding gemaakt van het CPT, ‘Involuntary placement in psychiatric

establishments’ extract from the 8th General Report of the CPT, uit 1998.155 (Zie supra

randnummer 30). Hierin maakt het CPT geen onderscheid tussen personen met een mentale

stoornis op basis van hun verblijfplaats, zij concludeert dat er bepaalde basisrechten zijn die

elke geestesgestoorde in gedwongen opsluiting geniet, ongeacht waar hij of zij zich bevindt.

2.4.2. Nationaal

72. Een geïnterneerde wordt gekenmerkt door een geestesstoornis en psychiatrische

problemen. Dat maakt hem een psychiatrische patiënt en net zoals elke patiënt zorgt dit er voor

dat hij zijn patiëntenrechten geniet. Die zijn wat België betreft opgenomen in de wet van 22

augustus 2002.156 Deze gelden ongeacht waar de patiënt zich bevindt. Voornamelijk wat betreft

het onderzoek naar de rechten omtrent gezondheidszorg en behandeling zal deze wetgeving

worden aangehaald. Onder randnummer 94-115 wordt verder op het toepassingsgebied van

deze wet ingegaan.

3. Besluit

73. Internering is een veiligheidsmaatregel en geen straf. Deze maatregel wordt opgelegd

aan delinquenten die de fysieke of psychische integriteit van derden hebben aangetast maar daar

op het moment van de beslissing niet voor verantwoordelijk kunnen worden gehouden omdat

zij aan een geestesstoornis lijden. Als strafrechtelijke reactie worden zij van hun vrijheid

beroofd en worden zij in verschillende plaatsen geïnterneerd. Het is het KBM die beslist waar

die internering plaatsvindt. Maar bij die beslissing moet er rekening worden gehouden met het

de complexiteit die een geïnterneerde kenmerkt. Dé geïnterneerde bestaat immers niet. Hun

pathologie(ën), hun gevaarlijkheidsgraad of recidiverisico maakt hen tot een zeer heterogene

groep. Niet alleen dit, maar ook hun dubbel statuut van delinquent enerzijds, de beslissing

kwam er immers naar aanleiding van het plegen van strafbare feiten, en van patiënt omwille

van hun geestesstoornis anderzijds maakt geïnterneerden een populatie die niet gemakkelijk

onder te brengen zijn in één begrip, één plaats of één wetgeving.

155 CPT, ‘Involuntary placement in psychiatric establishments’ extract from the 8th General Report of the CPT,

1998, CPT/Inf(98)12. 156 Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, BS 26 september 2002.(hierna: Wet

Patiëntenrechten).

Page 52: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

52

Het gaat in alle gevallen wel om personen die gedwongen worden een behandeling te

ondergaan. Die behandeling is namelijk ook een voorwaarde om opnieuw in vrijheid te kunnen

worden gesteld aangezien een van de voorwaarden hiertoe is dat de betrokkene zijn

geestestoestand voldoende is verbeterd zodanig dat er geen gevaar meer is voor recidive. Maar

de beveiliging van de maatschappij mag evenwel niet uit het oog worden verloren en

geïnterneerden moeten ergens worden ondergebracht om hun interneringsmaatregel ten uitvoer

te leggen. Oorspronkelijk werd dan ook gekozen voor psychiatrische annexen bij de

gevangenissen. Omdat steeds meer kritiek kwam op het gebrek aan voldoende adequate zorg

en bemiddeling in de Belgische gevangenissen, probeerde de Belgische staat hieraan tegemoet

te komen door de uitbouw van een forensisch psychiatrisch netwerk. Geïnterneerden werden

uit de penitentiaire inrichten gehaald en ondergebracht in gespecialiseerde afdelingen van reeds

bestaande psychiatrische voorzieningen maar ook in geheel nieuwe voorzieningen zoals de

FPC’s. Er zou kunnen worden besloten dat er haast zo veel plaatsen zijn waar een geïnterneerde

kunnen verblijven als dat er geïnterneerden zijn. Hun complexiteit valt niet te bundelen binnen

één voorziening.

Het feit dat tot op heden België geen Basiswet Internering heeft die de interne rechtspositie van

geïnterneerden regelt zou kunnen worden gezien als een veruiterlijking dat rechten en plichten

van geïnterneerden niet makkelijk te verzamelen onder één instrument. In het onderzoek naar

hun rechten is het dan ook noodzakelijk de ogen open te houden, de geïnterneerde in al zijn

perspectieven te bekijken en van daaruit opzoek gaan naar op hem toepasselijke wetgeving. Het

strafrecht zal niet meer voldoende zijn, een geïnterneerde is meer dan een delinquent waartegen

de maatschappij moet worden beveiligd. Hij is een patiënt en meer specifiek een met een

psychiatrische problematiek. Vanuit dat idee moet het gezondheidsrecht ook worden betrokken

en mag dit niet naar de achtergrond verdwijnen. Een geïnterneerde statuut balanceert tussen

behandeling en beveiliging, waarbij moet worden getracht niet uit balans te raken. Wanneer zij

beiden mooi hand in hand gaan, zou dit er potentieel kunnen voor zorgen dat er voldoende

stabiliteit wordt gegarandeerd en de geïnterneerde een rechtspositie geniet die hem vanuit zijn

beide kenmerken benadert.

Page 53: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

53

DEEL III – Gezondheidszorg en behandeling

74. Deze masterproef heeft als opzet de rechten en plichten in verband met gezondheidszorg

en behandeling als onderdeel van zijn interne rechtspositie uit te lichten. De vraag die wordt

gesteld is hoe de rechten, plichten en organisatie van de gezondheidszorg en behandeling van

geïnterneerden er vandaag in België uitziet. Het doel is het verkrijgen van een overzicht van de

vandaag toepasselijke wetgeving. Er wordt niet enkel binnen het strafrecht gezocht en vanuit

een strafgerichte visie gewerkt hoewel het veiligheidsaspect nooit uit het oog mag worden

verloren. Het strafrecht een te grote rol geven zou de balans te veel uit evenwicht brengen.

Daarom moet ook vanuit het gezondheidsrecht en de mensenrechten worden gekeken. Kan dit

zorgen voor een evenwicht?

Om het onderzoek vorm te geven werd gekozen verschillende deelvragen te stellen waar per

deelvraag ook reeds een besluit wordt gemaakt. Ten eerste wordt onderzocht of er wel zoiets is

als een recht op zorg en behandeling. Waarbij wordt keken naar het recht als een fundamenteel

recht en het individuele recht op zorg en behandeling van een geïnterneerde. Als er een recht is

dan moet het deze kwaliteitsvol zijn maar hoe kan dat worden gerealiseerd? Tot slot wordt bij

dit recht onderzocht welke rechten en plichten dit concreet met zich meebrengt.

Een tweede deelvraag bestaat uit verschillende vraagstukken; welke vragen roept het recht op

gezondheidszorg en behandeling binnen een geïnterneerdencontext op? Welke

spanningsvelden kunnen worden vastgesteld? Ten eerste wordt in navolging van de eerste

deelvraag dieper ingegaan op de concrete rechten en plichten die geïnterneerden vanuit een

patiëntenbenadering hebben. Het wordt afgetoetst aan internationale verwachtingen en indien

nodig genuanceerd omwille van de plaats waar zij gelden. Bij internering krijgt een

geïnterneerde te maken met dwang. Niet alleen wordt hij gedwongen aan behandeling

onderworpen, maar vanuit veiligheids- én soms behandelingsoogpunt kan hij ook met dwang

te maken krijgen. Dat wordt in een tweede vraagstuk onderzocht. Tot slot wordt kort ingegaan

op een reeds langer onderliggend vraagstuk: moet de balans tussen behandeling en beveiliging

in evenwicht worden gehouden, of mag deze overhellen naar behandeling?

Page 54: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

54

Hoofdstuk I – Recht op zorg en/of recht op behandeling

1. Fundamenteel recht op gezondheidszorg

75. Bestaat er zoiets al een grondrecht of fundamenteel recht op zorg? Alle EU-lidstaten

worden gekenmerkt door solidariteit en gelijke toegang tot de gezondheidszorg, het recht op

toegang tot kwaliteitsvolle gezondheidszorg geen privilege is van slechts een beperkt aantal

personen, maar een recht is voor elke burger. De kern hiervan is bij allen publiekrechtelijk

georganiseerd en gefinancierd.157

Het idee van recht op gezondheidszorg als fundamenteel recht vinden we ook terug in het

grondrecht van eenieder op het leiden van een menswaardig leven of het recht op een

levensstandaard die voldoende is om zijn of haar gezondheid te waarborgen. Een menswaardig

leven betreft inzonderheid het kunnen genieten van en voorzien in kleding, voeding,

huisvesting, sociale diensten en sociale zekerheid, juridische bijstand maar ook een gezond

leefmilieu, medische zorgen en geneeskundige bijstand.158 Er is evenwel in onze Grondwet en

in de parlementaire voorbereidende stukken geen verder inhoud van dit grondrecht terug te

vinden.159 In België brengt dit voor de overheid de plicht met zich mee uitwerking te geven aan

dit grondrecht, dit is immers een sociaal grondrecht en is niet bedoeld als individueel subjectief

recht. Met de overheid wordt elke Belgische wetgever bedoeld aangezien artikel 23, tweede lid

GW bepaalt dat de waarborgen en voorwaarden voor de uitoefening van de in dat artikel

voorziene economische, sociale en culturele recht door wet, decreet of ordonnantie worden

bepaald.

76. Kijken we naar de Raad van Europa, dan kan in het EVRM geen expliciet artikel wat

betreft het recht op gezondheidszorg worden teruggevonden. Wel zou nog kunnen worden

gewezen op de artikelen 2 (recht op leven) en artikel 3 (verbod op foltering, onmenselijke over

vernederende behandeling) van het EVRM. Zeker wat dit laatste artikel betreft gezien België

reeds meermaals werd veroordeeld door het EHRM omwille van de slechte voorziening van

gezondheidszorg in onze Belgische gevangenissen en dit niet enkel artikel 5.1. EVRM schendt,

157 S. LIERMAN, “Recht op gezondheidszorg” in F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT (eds.) Handboek

gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van embryo tot lijk, Mortsel, Intersentia, 2014, 283. 158 Art. 25 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 10 december 1948, BS 31maart 1949 (hierna:

UVRM); art. 23 Gecoördineerde Grondwet van 17 februari 1994, BS 17 februari 1994. (Hierna: GW). 159 S. LIERMAN, “Recht op gezondheidszorg” in F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT (eds.), Handboek

gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van embryo tot lijk, Mortsel, Intersentia, 2014, 283.

Page 55: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

55

maar er in bepaalde zaken tot een schending van artikel 3 werd besloten.160Dit wordt verder

onderzocht in het onderdeel ‘subjectief recht op zorg voor geïnterneerden (zie infra vanaf

randnummer 78). Wel voorziet de Raad van Europa dat personen met mentale stoornissen die

in strafinrichtingen verblijven niet gediscrimineerd mogen worden wat gezondheidszorg betreft

en net zoals gedetineerden gelijkwaardig gezondheidszorg moeten genieten.161 Opvallend is dat

dit enkel wordt geëxpliciteerd wat betreft geestesgestoorde in de gevangenis, arresthuizen of

andere penitentiaire inrichtingen.162

77. Binnen het kader van de VN kan het recht op gezondheidzorg voor geïnterneerden

worden gevonden in door het in 2009 door België geratificeerde Verdrag inzake de rechten van

personen met een handicap en zijn Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van

personen met een handicap.163 Dit verdrag heeft als doel het volledige genot door alle personen

met een handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid te

bevorderen, te beschermen en te waarborgen en ook de eerbiediging van hun inherente

waardigheid te bevorderen.164

Een persoon met een handicap omvat voor de toepassing van het verdrag: ‘personen met een

langdurige fysieke, mentale, verstandelijke of zintuigelijke beperkingen die hen in

wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van

gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving’. 165 Door deze brede invulling van

het begrip persoon met een handicap kunnen ook geïnterneerden onder het toepassingsgebied

worden begrepen waardoor ook zij genot krijgen van de in dat verdrag opgenomen rechten.166

Het in dit verdrag voorziene recht op gezondheid: “[erkent] dat personen met een handicap

zonder discriminatie op grond van hun handicap recht hebben op het genot van het hoogst

160 T. VANDER BEKEN, “Strafrechtsbedeling en wetsovertreders met een psychiatrische problematiek’” in C.

WITTOUCK, K. AUDENAERT en F. VANDER LAENEN, Handboek forensische gedragswetenschappen,

Antwerpen, Maklu, 2015, 46. 161 Art. 35 Recommendation No. Rec(2004)10. 162 §§ 246-247 Explanatory Memorandum Recommendation No. Rec(2004)10 of the Committee of Ministers to

member States concerning the protection of the human rights and dignity of persons with mental disorder, 22

september 2004. (Hierna: Explanatory Memorandum Rec(2004)10). 163 Bij de ondertekening van het verdrag, werd verklaard dat zowel de Franse, Vlaamse en Duitstalige

Gemeenschap als het Waalse, Vlaamse en Brussels-Hoofdstedelijk Gewest gebonden werden door dit verdrag.

België ratificeerde beide instrumenten op 2 juli 2009. Met de wet van 13 mei 2009 houdende de instemming met

volgende Internationale Akten: - Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, - Facultatief Protocol

bij het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, aangenomen te New York op 13 december 2006,

BS 22 juli 2009 werd dit verdrag ingeschreven in onze Belgische wetgeving onder de naam van het Verdrag voor

de Rechten van Personen met een Handicap (hierna: VRPH). Op 1 augustus 2009 trad dit Verdrag in werking. 164 Art. 1, eerste lid VRPH. 165 Art. 1, tweede lid VRPH. 166 Memorandum Reflectiegroep “zorg en detentie” 2014, 5.

Page 56: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

56

haalbare niveau van gezondheid.”. Op grond van hun (breed geïnterpreteerde) ‘handicap’

genieten geïnterneerden dus dit fundamenteel recht.

2. Subjectief recht op zorg voor geïnterneerden

2.1. Nieuw maar toch niet helemaal

78. Bestaat er nu ook zoiets als een individueel subjectief recht op zorg en behandeling?

Met de Interneringswet 2014 werd in hoofdzaak de procedure, de daar bijkomende waarborgen

en bepalingen omtrent de externe rechtspositie van geïnterneerden vernieuwd en

gemoderniseerd. Wat betreft de interne rechtspositie van geïnterneerden lijkt enkel artikel 2, zij

het eerder beperkt, een licht te schijnen op de interne rechtspositie van geïnterneerden.

79. Het eerste lid van artikel 2 Interneringswet 2014 bepaalt dat: “de internering van

personen met een geestesstoornis, […] een veiligheidsmaatregel [is] die er tegelijkertijd toe

strekt de maatschappij te beschermen en ervoor te zorgen dat aan de geïnterneerde persoon de

zorg wordt verstrekt die zijn toestand vereist met het oog op zijn re-integratie in de

maatschappij.”. In dit lid kan duidelijk een dubbele doelstelling worden teruggevonden;

enerzijds de bescherming van de maatschappij en anderzijds de nodige behandeling en

verzorging van de geïnterneerde en dit met het oog op zijn re-integratie. Deze dubbele

doelstelling en de kwalificatie als een veiligheidsmaatregel zijn op zich niet nieuw.167 Zo werd

reeds in het wetsontwerp van de Interneringswet 2007 bepaald dat: “[het wetsontwerp] nog

steeds in de lijn [ligt] van een zekere continuïteit door de twee vorige wetten168en in elk geval

inzake de beoogde doelstellingen. De nieuwe wet heeft inderdaad een dubbele doelstelling:

tegelijk de maatschappij beschermen en aangepaste therapeutische steun garanderen voor de

personen die een misdaad of misdrijf pleegden, die lijden aan een geestesstoornis die op

ernstige wijze hun onderscheidingsvermogen heeft aangetast en die een gevaar betekenen voor

de maatschappij. Beide doelstellingen zijn niet alleen niet tegenstrijdig, ze zijn zelfs

complementair. Door tegelijk aan de geïnterneerde de zorgen te verstrekken die hun toestand

vereist tijdens de hele duur van hun internering maar ook door te zorgen voor hun progressieve

terugkeer in de maatschappij en voor een strikte en omkaderde psychosociale opvolging, zullen

we in staat zijn om beter te strijden tegen het recidiveren en op die manier het aantal slachtoffer

167 H. HEIMANS, “Zal een beperking van de internering een betere zorg garanderen?”, Orde van de Dag 2017/74,

13-14. 168 Verwijzend naar de WBM 1930 en WBM 1964.

Page 57: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

57

kunnen vermijden.”169 Het terugdringen en vermijden van recidive is immers een doelstelling

van de interneringsmaatregel.

Evenwel is de gelijke waarde van beide doelstellingen niet steeds even duidelijk geweest. Sinds

1946 was het vaste Hof van Cassatie rechtspraak dat de interneringsmaatregel een hoofddoel,

de bescherming van de maatschappij, en een ondergeschikt doel, de behandeling van de

geestesgestoorde dader, had. De ratio legis van de WBM leek daarentegen beide doelstellingen

als evenwaardig te beschouwen waardoor het recht op behandeling inherent is aan de

interneringsmaatregel. De WBM beschouwde de geestesgestoorde als een zieke, een patiënt

voor wie een behandeling essentieel is naast de bescherming van de maatschappij. Wanneer

verondersteld zou worden dat de bescherming van de maatschappij primeert en het enige doel

van deze vrijheidsbenemende maatregel is, lijkt dit moeilijk te verzoenen met de voorwaarde

voor het beëindigen van de internering. Zoals dit vandaag ook geldt, bepaalde artikel 18 WBM

dat de in principe van onbepaald duur zijnde maatregel slechts een einde kende indien de

geestestoestand voldoende verbeterd was. Zonder enige vorm van behandeling en op louter

medicamenteuze wijze kan een dergelijke verbetering moeilijker bereikt worden. Voor de

inwerkingtreding van de Interneringswet van 2014 werd dan ook door K. HANOULLE betoogd

dat er nood was aan een subjectief recht op behandeling. Zo zou wie onderworpen is aan deze

toch wel ingrijpende maatregel, het recht hebben om alle mogelijkheden uit te putten om aan

de voorwaarden waardoor deze maatregel wordt opgeheven, te voldoen. Mocht men van

oordeel zijn dat een behandeling ook achteraf, na vrijlating zou kunnen plaatsvinden, en

opsluiting het hoofddoel is, zou dit volgens deze auteur enkel stoten op contraproductiviteit van

de behandeling en een gebrek aan motivatie van de ex-geïnterneerde.170 Het hebben van een

subjectief recht is noodzakelijk omdat dit het perspectief geeft op vrijlating en verbetering van

de verbeteringstoestand.

80. Wat uiteindelijk wel nieuw is, is de expliciete bepaling dat de nodige zorgen moeten

worden aangeboden om een menswaardig leven te kunnen leiden. Artikel 2, tweede lid

Interneringswet 2014 bepaalt namelijk dat: “Rekening houdend met het veiligheidsrisico en de

gezondheid van de geïnterneerde persoon zal hem de nodige zorg aangeboden worden om een

menswaardig leven te leiden. Die zorg is gericht op een maximaal haalbare vorm van

169 Wetsontwerp betreffende de internering van personen die lijden aan een geestesstoornis, Parl.St. Kamer 2006-

07, nr. 2841/001, 6. 170 K. HANOULLE, “Recht op behandeling van de geïnterneerde: evenwaardig met of ondergeschikt aan

bescherming van de maatschappij?”, T. Strafr. 2012/4, 207-208.

Page 58: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

58

maatschappelijke re-integratie en verloopt waar aangewezen en mogelijk via een zorgtraject

waarin aan de geïnterneerde persoon telkens zorg op maat aangeboden wordt.”.

Met de invoering van deze bepaling werd dit subjectief recht op zorg voor het eerst wettelijk

verankerd. Op die manier werd de externe rechtspositie van geïnterneerden verstevigd en

werden zijn perspectieven op een definitieve vrijlating verbeterd. Maar dit vereist ook een

verdere uitwerking van hun interne rechtpositie om te komen tot een zorg op maat en die

menswaardig is. Maar hoe dit dient te gebeuren is niet duidelijk. Wel is duidelijk dat dit dient

te gebeuren door bepalingen in het strafrecht en in het gezondheidsrecht samen te brengen

waarbij de geïnterneerde benaderd wordt vanuit het idee van een wetsovertreder met een

psychiatrische stoornis of mentale beperking.171 Zijn externe rechtspositie zou met het oog op

de veiligheid van de maatschappij nog steeds door het strafrecht kunnen worden geregeld, maar

zijn interne rechtspositie zou moeten opgebouwd worden zoals deze van elke patiënt en persoon

die gezondheidszorg behoeft en dus op gezondheidsrechtelijke bepalingen moeten steuenen.

Verder kan wat dat betreft de bepaling op z’n minst vaag worden genoemd. Wat houdt het

“recht op zorg die zijn toestand vereist” ofwel “adequate zorg” nu precies in? Er wordt vooral

gericht op het effect dat dit heeft op de externe rechtspositie maar kent geen verdere

concretisering. Er kan dus worden geconcludeerd dat tegenover het feit dat de Interneringswet

2014 verbetering bracht in de uitwerking van de externe rechtspositie van geïnterneerden, het

feit staat dat er tot op heden in België geen wet voorhanden is die de interne rechtspositie van

geïnterneerden regelt.172 Minister Geens voorzag in zijn Justitieplan nochtans in de realisatie

van ‘een eigen interne rechtspositie die is aangepast aan de specifieke noden van

geïnterneerden’173 wat opnieuw een eerder vage bewoording is.

2.2. Verband met fundamentele rechten

81. Zoals hiervoor reeds verduidelijkt, spelen de artikelen 3 en 5.1. EVRM een belangrijke

rol in de rechtspraak van het EHRM tegen België met betrekking tot geïnterneerden. Sinds het

arrest Aerts t. België heeft het EHRM erkent dat er een probleem is met het Belgische

interneringsbeleid voor geïnterneerden in de gevangenissen. Zij hebben een recht op

behandeling aangezien zij op grond van hun geestesstoornis van hun vrijheid zijn beroofd en

de plaats waar die vrijheidsberoving plaatsvindt, dan ook daarmee verband moet houden.

171 H. HEIMANS, “Zal een beperking van de internering een betere zorg garanderen?”, Orde van de Dag 2017/74,

13-14. 172 T. VANDER BEKEN en F. VANDER LAENEN, “Bezorgd om zorg”, Panopticon 2017.83(2), 78. 173 K. GEENS Minister van Justitie, Het Justitieplan - Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid, 2015

https://www.koengeens.be/policy/justitieplan, 76.

Page 59: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

59

Wanneer de omstandigheden dit niet toelaten en er geen genot kan zijn van een omgeving

aangepast aan zijn noden en er dus geen opsluiting is met het oog op behandelen van die

geestesstoornis, dan schendt dit artikel 5.1 (e) EVRM.174 Op die manier voorziet het EHRM

dus ook in een recht op behandeling voor geïnterneerden die van hun vrijheid worden beroofd

omwille van een geestesstoornis na het plegen van strafbare feiten. Enkel wanneer er het doel

van behandeling wordt gehaald, kan de vrijheidsberoving als rechtmatig worden beschouwd.

Er moet worden besloten dat elke overheid de plicht of verantwoordelijkheid heeft om

gevaarlijke delinquenten een gepaste en voldoende behandelplaats te geven.175

2.3. Nuancering bij doelstelling van re-integratie

82. Volgens artikel 2 is de zorg gericht op een maximaal haalbare vorm van

maatschappelijke re-integratie en verloopt zij waar aangewezen en zo mogelijk via een

zorgtraject waarin aan de geïnterneerde telkens een zorg op maat aangeboden wordt. Het mag

niet zo worden geïnterpreteerd dat bij elke internering de re-integratie in de maatschappij tot

einddoel heeft. Dit moet worden genuanceerd aangezien er steeds personen zullen zijn die

geïnterneerd worden voor wie een re-integratie in de maatschappij niet samengaat met de

bescherming van die maatschappij en die daarom binnen een (sterk) beveiligde omgeving

dienen te blijven.176 Oorspronkelijk werden geïnterneerden sowieso in psychiatrische annexen

van de gevangenissen opgesloten, nu worden ze zo veel mogelijk naar buiten geleid. De

doorstroming naar het extern zorgcircuit verloopt niet steeds even vlot waardoor sommigen om

veiligheidsredenen in de gevangenis blijven. Dat betekent niet dat er geen voldoende

mogelijkheden moeten worden gecreëerd om binnen de gevangeniscontext een menswaardig

leven te kunnen leiden.177 Daartegenover kan de EHRM-rechtspraak van de zaak De Schepper

t. België178 worden geplaatst. Hierin besloot het Hof dat er geen schending was van artikel 5.1.

EVRM aangezien de overheid alles in het werk had gesteld om Dhr. De Schepper die een zeer

uitzonderlijk gevaarlijke delinquent was, van geschikte behandeling te voorzien, maar zijn

gevaarlijkheid steeds leidde tot weigeringsbeslissingen. Bijgevolg had de Belgische overheid

de man geïnterneerd in de gevangenis vanuit veiligheidsoogpunt gezien zijn “dangerosité”. Het

Hof aanvaarde dat er moest worden gekeken naar een evenwicht tussen de belangen van de

174 §§ 42, 46, 49 en 50 EHRM 30 juli 1998, Aerts t. België, nr. 2535/94, 25. 175 K. HANOULLE, “Recht op behandeling van de geïnterneerde: evenwaardig met of ondergeschikt aan

bescherming van de maatschappij?”, T. Strafr. 2012/4, 209. 176 E. SCHIPAANBOORD en T. VANDER BEKEN, “De interneringswet van 2014”, 57-58; H. HEIMANS, “Zal

een beperking van de internering een betere zorg garanderen?”, Orde van de Dag 2017/74, 14. 177 Reflectiegroep “zorg en detentie” 2014, 21. 178 EHRM 13 oktober 2009, De Schepper t. België, nr. 27428/07.

Page 60: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

60

overheid en die van de betrokken patiënt. De Belgische overheid heeft volgens het Hof aan haar

plicht tot het vinden van aangepaste zorg voldaan. Een dergelijke beslissing ontslaat een staat

evenwel niet van de plicht om alle passende initiatieven te nemen om in de nabije toekomst een

openbare of particuliere instelling te vinden aar dergelijke moeilijke ‘gevallen’ kunnen worden

behandeld. Dat werd duidelijk in de zaak Morsink t. Nederland179 waar in een gelijkaardige

situatie wel tot een schending werd geoordeeld aangezien de betrokkene volgens het Hof geen

uitzonderlijke of onvoorzienbare patiënt was waardoor de Nederlandse overheid zou moeten

kunnen voorzien een plaats waar deze gevaarlijke patiënt terecht moet kunnen en er veeleer

sprake was van een structureel Nederlands probleem.180

83. Samengevat heeft de Belgische wetgever met artikel 2 Interneringswet 2014 voor het

eerst het subjectief recht op adequate zorg voor geïnterneerden wettelijk verankerd. Hierdoor is

niet enkel zijn externe rechtspositie versterkt, maar lijkt het ook van belang voor de vormgeving

van de interne rechtspositie van geïnterneerden. Alleen blijft de vraag hoe dit recht concreet en

in praktijk wordt of zou moeten worden ingevuld. De gebrekkige zorg en behandeling leidde

voor België meermaals tot veroordelingen, maar is evenwel een zaak die slechts in beperkte

mate van juridische aard is. Dat het niet langer mogelijk is geïnterneerden op te nemen in de

gevangenis is een eerste, grote stap, om tegemoet te komen aan de veroordelingen door het

EHRM, maar de adequate zorg voorzien in de andere voorziening zou de tweede stap moeten

zijn.181

3. Kwaliteitsvolle gezondheidszorg

84. Die tweede stap is namelijk noodzakelijk omdat het EHRM niet enkel de

omstandigheden aanklaagt, maar voornamelijk garantie van een recht op kwaliteitsvolle

gezondheidszorg voor geïnterneerden voor ogen had.

3.1. Patiëntenrecht op kwaliteitsvolle gezondheidszorg

85. Het recht op kwaliteitsvolle gezondheidszorg kan ook in onze Wet Patiëntenrechten

worden teruggevonden. Bij dit recht hoort ook de eerbiediging van de menselijke waardigheid

en van zijn zelfbeschikking.182 In feite is dit slechts een vertaling van de reeds bestaande

algemene zorgvuldigheidsnormen zoals deze zijn opgenomen in de artikelen 1382 Burgerlijk

179 EHRM 10 november 2004, Morsink t. Nederland nr. 48865/99. 180 K. HANOULLE, “Recht op behandeling van de geïnterneerde: evenwaardig met of ondergeschikt aan

bescherming van de maatschappij?”, T. Strafr. 2012/4, 208. 181 T. VANDER BEKEN en F. VANDER LAENEN, “Bezorgd om zorg”, Panopticon 38(2) 2017, 77. 182 Art. 5 Wet Patiëntenrechten.

Page 61: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

61

Wetboek (BW.) en 1147 BW.. Er kan dan ook worden afgevraagd wat deze bepaling van

meerwaarde heeft ter realisatie van die kwaliteitsvolle gezondheidszorg. De wetgever verwijst

immers ook zelf wat de invulling van dit recht betreft naar voornoemde bepalingen.183 Het

nastreven van een hoogwaardig niveau van zorg binnen een klinische setting passend bij de

zorgvraag is ook een expliciete doelstelling van de FPC’s waarin de hoofdgeneesheer

verantwoordelijk is voor de kwaliteit van die zorg.184 Daarbij wordt ook duidelijk gewag

gemaakt van het veiligheidsaspect dat in de behandeling geïntegreerd moet zijn.185 Opnieuw is

het veiligheidsaspect niet ver weg en speelt dit ook een rol bij het voorzien van kwaliteitsvolle

gezondheidszorg.

86. Het gaat om een individueel patiëntenrecht en mag niet verward worden met het sociaal

grondrecht op gezondheidszorg tegenover de overheid.186 Zo zien dus ook geïnterneerden hun

rechten als patiënt gewaarborgd.

3.2. Forensisch psychiatrisch denken en forensische geestelijke

gezondheidszorg

87. Hiervoor werd in het onderzoek naar waar internering kan worden uitgevoerd gesproken

over de uitbouw van een forensisch psychiatrisch netwerk en forensisch psychiatrische

zorgtrajecten.187 In 2001 formuleerde de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen een

advies dat betrekking had op de vorming van een algemeen referentiekader voor de uitbouw

van de forensische psychiatrische zorg. Bij haar adviezen formuleerde zij het recht van eenieder

op adequate en kwaliteitsvolle geestelijke gezondheidszorg ongeacht de plaats waar zij

verblijven, ongeacht zijn juridisch statuut. Maar naast een dienstverleningsopdracht is er ook

de opdracht tot het beveiligen van de maatschappij.188 Een interneringsmaatregel brengt immers

behandeling en beveiliging samen. Bij de behandeling van geïnterneerden is het dan ook

183 T. VANSWEEVELT, “Het recht op een kwaliteitsvolle dienstverstrekking” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van de patiënt van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 309. 184 Art. 3, h) KB 19 december 2014 FPC en verplichte verzekering 185 Art. 3, e) KB 19 december 2014 FPC en verplichte verzekering 186 Artikelsgewijze toelichting bij het Wetsontwerp betreffende de rechten van de patiënt, Parl.St. Kamer 2000-

01, 1642/001, 18. 187 Zie supra randnummers 43-51. 188 Adv. inzake het algemeen referentiekader voor de uitbouw van de ”forensische psychiatrische zorg”, Nationale

Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen Ministerie van Sociale zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, 12 juli 2001,

6-7https://overlegorganen.gezondheid.belgie.be/nl/documenten/advies-2001-referentiekader-uitbouw-

forensische-psychiatrische-zorg . (Hierna: Advies NRZHV Forensisch psychiatrische zorg).

Page 62: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

62

belangrijk rekening te houden met criminogene factoren. Dit zijn factoren die samenhangen

met een verhoogd recidiverisico.189

3.2.1. Forensische psychiatrie

88. In het kader van het zoeken naar een evenwicht tussen beveiliging en behandeling en

het rekening houden met criminogene factoren, kan worden gewezen op de discipline van de

forensische psychiatrie. Forensische psychiatrie wordt gedefinieerd als: “de beoordeling en

behandeling van personen met een geestesstoornis die in aanraking komen met justitie. De

forensische psychiatrie is zowel gericht op het uitvoeren van expertiseonderzoeken die dienen

als bewijsmiddel in burgerlijk en strafzaken, als op de diagnose en behandeling van personen

met een geestesstoornis die in aanraking komen met justitie. De forensische psychiatrie omvat

eveneens het uitvoeren van een deskundigenonderzoek bij slachtoffers van een misdrijf.”190

Ruimer is er de forensisch geestelijke gezondheidszorg waarbij het eerder gaat over algemene

gezondheidszorg rekening houdend met de specifieke kenmerken van justitiecliënten. Een

geïnterneerde kan dan ook als een dergelijk persoon worden beschouwd. De dualiteit van het

statuut van de geïnterneerde geeft dus aanleiding om hem evenals zijn behandeling steeds

vanuit een forensisch psychiatrisch standpunt te benaderen.

89. Wanneer dieper wordt ingegaan op het forensisch psychiatrisch behandelen van een

persoon, wordt bepaald, zoals hiervoor reeds aangegeven, dat dit het meest efficiënt wanneer

er met een aantal zaken wordt rekening gehouden. Zo dienen zowel risico- als protectieve

factoren in rekening worden gebracht en moet er sprake zijn van responsiviteit waarmee wordt

bedoeld dat de behandeling voldoende op maat moet zijn en aangepast aan het risiconiveau van

de betrokkene en aansluiten bij zijn individuele kenmerken. Ook moet er met integriteit worden

rekening gehouden. Het uiteindelijke doel van het forensisch psychiatrisch behandelen is dan

weer in eerste instanatie het recidiverisico terugdringen. 191

3.2.2. Struikelblokken en moeilijkheden

90. Deze gespecialiseerde vorm van psychiatrie krijgt met enkele hindernissen te maken.

Zoals het gebrek aan wetenschappelijk onderzoek en vergroting van de stigmatisering.

91. Welke rol speelt forensische psychiatrie in de kwaliteit van de gezondheidszorg voor

geïnterneerden? Deze vorm houdt rekening met specifieke aspecten van justitiecliënten

189 I. JEANDARME, “ Forensische psychiatrie à la flamande”, Orde van de Dag 2016/74, 32. 190 Art. 1 Ministerieel besluit van 28 oktober 2015 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van

geneesheren-specialisten houders van de bijzondere beroepstitel in de forensische psychiatrie, alsmede van

stagemeesters en stagediensten, BS 10 november 2015. 191 I. JEANDARME, “ Forensische psychiatrie à la flamande”, Orde van de Dag 2016/74, 34.

Page 63: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

63

waaronder ook het gevaar- en beveiligingsaspect. Dan kan als snel de stap worden gemaakt

naar recidive. Het terugdringen hiervan is een hoofddoelstelling van de behandeling van een

geïnterneerde. Om te zien of dit ook effectief gebeurt zou moeten worden gekeken naar

recidivecijfers, evenwel is er geen systematische registratie van. Ook onderzoeken naar

behandelingseffecten draagt mee aan de kwaliteitsverbetering. Maar er moet worden

vastgesteld dat wetenschappelijk onderzoek binnen de forensische psychiatrie in België zeer

beperkt is en al zeker niet systematisch.192 De KAGB nam reeds in haar advies van 2014193 de

stelling in dat in het kader van de verwetenschappelijking van de psychiatrie in het algemeen,

er ook bijzondere aandacht moest worden geschonken aan wetenschappelijk onderzoek in de

forensische psychiatrie. Tussen 2002 en 2012 stelde zij namelijk vast dat er hierin slechts heel

weinig onderzoek is gedaan, dit ligt ook niet in de traditie van de psychiatrie in het algemeen.194

Het gebrek aan onderzoek in de forensische psychiatrie was naast haar praktische

moeilijkheden, het gevolg van het niet universitair verankerd zijn van deze materie, waardoor

het niet werd onderwezen, er geen opleiding was evenals geen praktijkvoering. Bijgevolg was

er ook geen geïntegreerd universitair beleid rond onderzoek.195 Naast het

verwetenschappelijken van forensische psychiatrie adviseerde het KAGB dan ook in het

mogelijk maken van de erkenning van de bijzondere beroepsbekwaamheid in de forensische

psychiatrie.196 Dit werd gerealiseerd in 2015 met een ministerieel besluit dat die erkenning

mogelijk maakte en in werking trad op 1 april 2016.197 Nu de discipline en zijn beoefenaars

erkend zijn, wordt het mogelijk meer onderzoek te doen binnen deze materie die de kwaliteit

van de zorgen en behandeling van forensisch psychiatrische patiënten, zoals geïnterneerden

enkel maar ten goede kan komen.

92. Een daar bijkomende moeilijkheid is dat wanneer de forensische psychiatrie verder

wordt uitgebouwd, dit meer afgescheiden raakt van de gewone psychiatrie en het stigma dat

reeds rond forensisch psychiatrische personen hing, dreigt te vergroten. De visie dat zij

gescheiden moeten worden van ‘gewone of reguliere’ psychiatrische patiënten zou moeten

verdwijnen en plaatsmaken voor het in de mate van het mogelijke samenbrengen van beide

groepen. Er kan immers worden vastgesteld dat forensisch psychiatrische patiënten vaak een

192 I. JEANDARME, “ Forensische psychiatrie à la flamande”, Orde van de Dag 2016/74, 34. 193 Advies KAGB Forensische psychiatrie 194 Advies KAGB Forensische psychiatrie, 1 en 4. 195 I. JEANDARME, “ Forensische psychiatrie à la flamande”, Orde van de Dag 2016/74, 35. 196 Voor meer informatie omtrent hoe de opleiding er volgens het KAGB diende uit te zien zie: Advies KAGB

Forensische psychiatrie, 2-4. 197 Ministerieel besluit van 28 oktober 2015 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van

geneesheren-specialisten houders van de bijzondere beroepstitel in de forensische psychiatrie, alsmede van

stagemeesters en stagediensten, BS 10 november 2015.

Page 64: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

64

verleden hebben als ‘reguliere’ patiënt. Daarbij komt dat ook veel gedetineerden vaak een

verleden hebben als ‘reguliere’ psychiatrische patiënt.198

Er kan evenwel terecht worden gesteld dat bepaalde patiënten een hogere beveiliging of security

vereist is. Dit is dan ook een kenmerk van de forensisch psychiatrische patiënten. Maar

beveiliging of veiligheidsvoorzieningen zouden niet afhankelijk mogelijk zijn van het al dan

niet hebben van een forensische titel. De ene keer kan een persoon het label van ‘gewone’

psychiatrische patiënt krijgen, de andere keer van geïnterneerde of zelfs gedetineerde. Er zou

dus kunnen worden besloten dat er op een andere wijze dient te worden gekeken naar

geïnterneerden aangezien beveiliging een niet te vergeten fundamenteel kenmerk is. Dit zou

kunnen met behulp van de forensische psychiatrie. Evenwel heeft dit per se het gevolg dat zij

volledig dienen te worden onderscheiden van andere personen die bijvoorbeeld worden

gekenmerkt met het andere kenmerk: een geestesstoornis zoals de ‘ gewone/reguliere’

psychiatrische patiënten die onder de algemene psychiatrie vallen. Beide disciplines kunnen

namelijk veel van elkaar leren. Bovendien blijft een forensisch psychiater nog altijd in se een

psychiater die er deontologisch toe verplicht is onafhankelijk te blijven ten aanzien van justitie

en het strafrecht.199

3.3. Bevoegd voor gezondheidszorg

93. In 2014 adviseerde de KAGB dat de gehele penitentiaire gezondheidszorg diende te

worden overgeheveld van FOD Justitie naar de FOD Volksgezondheid zoals dit ook in een hele

reeks Europese lidstaten reeds het geval was.200 Zo zou de penitentiaire gezondheidszorg ook

onderworpen moeten zijn aan de regels die gelden voor reguliere ziekenhuizen en dient de

Vlaamse Gemeenschap dit te inspecteren. Een Instituut voor Gezondheidszorg in

Gevangenissen zou dan volgens het KAGB als overkoepelend orgaan kunnen zorgen voor de

uitbouw van een coherent, gecoördineerd en efficiënt beleid.201 In 2001 was de Nationale Raad

voor Ziekenhuisvoorzieningen ruimer en wenste zij een integrale financiering door

‘volksgezondheid’ van de geestelijke gezondheidszorg ongeacht het juridisch statuut van een

patiënt die met justitie in aanraking kwam. De kosten die betrekking hebben op veiligheid en

vrijheidsberoving moet dan weer door Justitie worden gedragen waarbij elk voor zijn eigen

198 I. JEANDARME, “ Forensische psychiatrie à la flamande”, Orde van de Dag 2016/74, 36 ; reeds in haar advies

van 2001 had de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen enkel op een onderscheid, maar geen scheiding

van de algemene GGZ en de forensische GGZ gepleit waarbij de zorg enkel in haar modaliteiten en plaats

specifieke setting vereist, advies NRZHV Forensisch psychiatrische zorg, 8. 199 I. JEANDARME, “ Forensische psychiatrie à la flamande”, Orde van de Dag 2016/74, 36. 200 Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België adv. 201 Advies KAGB Forensische psychiatrie 4-5.

Page 65: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

65

opdracht verantwoordelijk blijft.202 Zoals bij de FPC’s zien we dat er steeds wordt gestreefd

naar samenwerking van Justitie en Volksgezondheid, elk op zijn terrein om zo goed mogelijk

aan de behoeften van geïnterneerden te voldoen en voldoende specialisatie aan de dag te leggen

in de organisatie.

4. Rechten en plichten in gezondheidszorg

4.1. Wet Patiëntenrechten

4.1.1. Definities en toepassingsgebied

94. Bij het onderzoek naar wat nu de concrete rechten en plichten zijn in verband met

gezondheidszorg en behandeling wordt er al snel uitgekomen bij de wet op de rechten van de

patiënt van 2002203 (Wet Patiëntenrechten). Deze wet werd ingevoerd om iets te doen aan de

ontoegankelijkheid en versnippering van de informatie omtrent rechten en plichten in de

verhouding tussen patiënt en de behandelende beroepsbeoefenaar of zorgverlener.

Patiëntenrechten bevonden zich oorspronkelijk namelijk verspreid over verschillende

wetgeving en werd in verschillende rechterlijke uitspraken vastgelegd of bevestigd. Het doel

was dan ook beide actoren hiervan betere kennis te geven waardoor een betere uitoefening

verzekerd zou zijn.204 De verantwoording in de Memorie van Toelichting dat het ontbreken van

deze wet ervoor zou zorgen dat elementaire rechten zoals het recht op geïnformeerde

toestemming en behandelingsweigering niet zouden kunnen worden uitgevoerd, dient te

worden genuanceerd. Het principe van de geïnformeerde toestemming, of informed consent

vormt een algemeen beginsel van gezondheidsrecht dat unaniem door de rechtspraak wordt

bevestigd waar het ontbreken van een wet op de patiëntenrechten geen invloed op zou

hebben.205 Andere doelstellingen waren het voorzien van enige regeling en rechtsbescherming

voor bepaalde groepen van patiënten zoals handelingsbekwame, maar wilsonbekwame

geesteszieken die niet onder een beschermingsstatuut vallen, bestaande maar onduidelijke of

202 Advies NRZHV Forensisch psychiatrische zorg, 7. 203 Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, BS 26 september 2002.(hierna: Wet

Patiëntenrechten). 204 Memorie van Toelichting van wetsontwerp van 19 februari 2002 betreffende de rechten van de patiënt, Parl.St.

Kamer 2000-01, 1642/001, 8-9. 205 Memorie van Toelichting van wetsontwerp van 19 februari 2002 betreffende de rechten van de patiënt, Parl.St.

Kamer 2000-01, 1642/001, 8; T. VANSWEEVELT, “Wet patiëntenrechten: definities en toepassingsgebied” in F.

DEWALLENS en T. VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van de patiënt van

embryo tot lijk, Mortsel, Intersentia, 2014, 291.

Page 66: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

66

zelf tegenstrijdige rechtsbeschermingsbepalingen weg en patiëntonvriendelijke bepalingen weg

te werken.206

95. De Wet Patiëntenrechten is van toepassing op contractuele en buitencontractuele,

privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtsverhoudingen inzake gezondheidszorg verstrekt

door een beroepsbeoefenaar aan een patiënt.207 Zij is van toepassing op elke relatie tussen een

patiënt en een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg, onafhankelijk van waar die patiënt

zich ook bevindt: binnen of buiten de gevangenis- of geïnterneerdencontext.208

In deze relatie kunnen twee actoren worden onderscheidden: de beroepsbeoefenaar en de

patiënt. Onder een ‘patiënt’ begrijpt de Wet Patiëntenrechten de levende en natuurlijke persoon

aan wie, al dan niet op eigen verzoek, gezondheidszorg wordt verstrekt.209 ‘Beroepsbeoefenaar’

wordt gedefinieerd als de beoefenaar bedoeld in KB nr. 78 van 10 november 1967210 ( hierna:

KB nr. 78) alsmede de beroepsbeoefenaar van een niet-conventionele praktijk bedoeld in de

wet van 29 april 1999211 (Wet niet-conventionele beroepsbeoefenaars).212 Wel moet de

aandacht worden gevestigd op het feit dat bepaalde leidinggevende organen van

gezondheidszorgvoorzieningen geen gezondheidszorg uitoefenen en dus deze wet niet op hen

van toepassing is.213

Wat deze bepaling betreft moet worden begrepen dat de wetgever tot doel had het

toepassingsgebied zo ruim mogelijk te maken en het van toepassing te verklaren op alle

rechtsverhoudingen inzake gezondheidszorg verstrekt tussen beroepsbeoefenaar en patiënt.214

Met ‘gezondheidzorg’ wordt dan ook bedoeld: de diensten verstrekt door een

beroepsbeoefenaar met het oog op het bevorderen, vaststellen, behouden, herstellen of

206 T. VANSWEEVELT, “Wet patiëntenrechten: definities en toepassingsgebied” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van de patiënt van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 291-292. 207 Art. 3, §1 Wet Patiëntenrechten. 208 Memorandum Werkgroep “zorg en detentie” 2014, 6. 209 Art. 2, 1° Wet Patiëntenrechten. 210 KB nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van gezondheidszorgberoepen, BS 14 november

1967, maar werd vervangen door de Gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de

gezondheidszorgberoepen, BS 18 juni 2015. Daarin worden nu naast artsen ook psychologen, psychotherapeuten

en orthopedagogen erkend als beroepsbeoefenaars. 211 Wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de

artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen, BS 24 juni 1999. 212 Art. 2, 3° Wet Patiëntenrechten: het betreft artsen, tandartsen, apothekers, vroedvrouwen kinesitherapeuten,

verpleegkundigen en paramedici wiens statuut wettelijk wordt geregeld. 213 Het betreft onder andere hoofdgeneesheren, de geneesheren-diensthoofden in ziekenhuize, medische directeurs

in centra voor geestelijke gezondheidszorg, coördinerende artsen in rusthuizen; T. VANSWEEVELT, “Wet

patiëntenrechten: definities en toepassingsgebied” in F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT (eds.), Handboek

gezondheidsrecht Volume II Rechten van de patiënt van embryo tot lijk, Mortsel, Intersentia, 2014, 304. 214 Memorie van Toelichting van wetsontwerp van 19 februari 2002 betreffende de rechten van de patiënt, Parl.St.

Kamer 2000-01, 1642/001, 16.

Page 67: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

67

verbeteren van de gezondheidstoestand van een patiënt, om het uiterlijk van een patiënt om

voornamelijk esthetische reden te veranderen, of om de patiënt bij het sterven te begeleiden.215

Het kent een zeer ruime interpretatie in die zin dat het van toepassing is op alle zorgsituaties.

Men moet wel alert blijven en de situatie in concreto bekijken aangezien in bepaalde gevallen

bepaalde de rechten zoals die in de Wet Patiëntenrechten worden voorzien beperkt kunnen

worden.216 Deze wetgeving is dus van toepassing op de bredere Belgische bevolking waaronder

ook gedetineerden en geïnterneerden dienen te worden begrepen.

96. Evenwel regelt deze wet enkel de individuele rechten van patiënten, betreft zij niet het

sociale grondrecht zoals voorzien in artikel 23 GW en worden weinig tot geen plichten in de

wet opgenomen.217 Het is dan ook uitermate belangrijk om in dit onderzoek te benaderukken

dat de Wet Patiëntenrechten er enkel is op gericht de individuele patiëntenrechten ten aanzien

van de beroepsbeoefenaars te regelen, maar niet ten aanzien van de

gezondheidszorgvoorzieningen, ook al was dat in het voorontwerp wel het opzet. Dit was het

gevolg van het advies van de Raad van State.218

97. De Wet Patiëntrechten voorziet niet in eigen specifieke sancties of eigen

handhavingsnormen. De wetgever wenste enkel duidelijkheid te scheppen in de inhoud van de

patiëntenrechten. Er dient dan ook te worden teruggevallen op het algemeen

aansprakelijkheidsrecht, het strafrecht en burgerlijk recht of er kan worden gekozen om

tuchtrechtelijke stappen te nemen.219

215 Art. 2, 2° Wet Patiëntenrechten. 216 T. VANSWEEVELT, “Wet patiëntenrechten: definities en toepassingsgebied” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van de patiënt van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 298. 217 T. VANSWEEVELT, “Wet patiëntenrechten: definities en toepassingsgebied” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van de patiënt van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 292. 218 Voor een uitgebreidere bespreking hiervan zie: Adv.RvS. nr. 32.299/3, Parl.St. Kamer 2001-02, DOC 50 nr.

1642/001 59-64; T. VANSWEEVELT, “Wet patiëntenrechten: definities en toepassingsgebied” in F.

DEWALLENS en T. VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van de patiënt van

embryo tot lijk, Mortsel, Intersentia, 2014, 294. 219 T. VANSWEEVELT, “Wet patiëntenrechten: definities en toepassingsgebied” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van de patiënt van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 306; T. VANSWEEVELT, “Het recht op een kwaliteitsvolle dienstverstrekking” in F.

DEWALLENS en T. VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van de patiënt van

embryo tot lijk, Mortsel, Intersentia, 2014, 309.

Page 68: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

68

4.1.2. Beperkingen aan en specificatie van patiëntenrechten

98. De wetgever was zich bewust dat bepaalde rechtsverhoudingen van beroepsbeoefenaar-

patiënt meer nood hadden aan rechtsbescherming dan anderen en gaf daarom de Koning de

bevoegdheid nadere regels inzake de toepassing van deze wet te bepalen.220 Concreet werd bij

de parlementaire voorbereidingen onder andere gedacht aan de nadere regeling van rechten van

een geesteszieke patiënt die onder dwang in een psychiatrisch ziekenhuis wordt behandeld.221

Van deze mogelijkheid werd tot op heden geen gebruik gemaakt. Hier zijn evenwel beperkingen

waardoor de Koning het in de wet geregelde beschermingsniveau niet kan verlagen of

omgekeerd niet meer rechten toekennen.222

99. Men moet wel indachtig blijven dat de wetgever als doel had een eenvoudige en

duidelijke wet uit te werken. Daarom werden ook enkel de essentiële rechten opgenomen en

moesten uitzonderingen en inperkingen tot het strikt noodzakelijke worden beperkt. De

mogelijkheid tot het beperken van de patiëntenrechten is bijgevolg enkel mogelijk krachtens de

wet. Bijzondere wetgeving zou dus eventueel kunnen bepalen dat van deze rechten wordt

afgeweken. De Wet Patiëntenrechten geeft dit ook zelf aan en beoogt hiermee de duidelijkheid

van de rechten te bewaren en ze niet uit te hollen.223

4.1.3. Recht op vrije keuze beroepsbeoefenaar

100. Volgens de Wet Patiëntenrechten heeft elke patiënt recht op vrije keuze van

beroepsbeoefenaar evenals het recht op wijziging van deze keuze. Die wijziging van

beroepsbeoefenaar maakt het de patiënt mogelijk zijn onvrede met de behandeling te kunnen

uiten.224 Deze mogelijkheid tot het hebben van die keuze vormt specifieke toepassing van het

recht op zelfbepaling waarover elke burger en patiënt beschikt.225 Het is een fundamenteel recht

van de patiënt waarover de wetgever oordeelt dat het van belang is voor het vertrouwen van de

220 Art. 3, §2 Wet Patiëntenrechten. 221 Artikelsgewijze toelichting bij het wetsontwerp van 19 februari 2002 betreffende de rechten van de patiënt,

Parl.St. Kamer 2000-01, 1642/001, 16. 222 T. VANSWEEVELT, “Wet patiëntenrechten: definities en toepassingsgebied” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van de patiënt van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 305. 223 Memorie van Toelichting bij wetsontwerp van 19 februari 2002 betreffende de rechten van de patiënt,

Parl.St.Kamer, 2001-02, 1642/001, 11; T. VANSWEEVELT, “Wet patiëntenrechten: definities en

toepassingsgebied” in F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II

Rechten van de patiënt van embryo tot lijk, Mortsel, Intersentia, 2014, 292. 224 Art. 6 Wet Patiëntenrechten; Artikelsgewijze toelichting bij het Wetsontwerp betreffende de rechten van de

patiënt, Parl.St. Kamer 2000-01, 1642/001, 18. 225 F. DEWALLENS en P. SCHOUKENS, “Het recht op vrije keuze beroepsbeoefenaar” in F. DEWALLENS en

T. VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van de patiënt van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 313.

Page 69: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

69

patiënt in de beroepsbeoefenaar.226 In de relatie tussen patiënt en beroepsbeoefenaar is het

immers noodzakelijk dat de patiënt de beroepsbeoefenaar informeert en alvorens dit mogelijk

is dient er voldoende vertrouwen te zijn tussenbeide. Er dient in principe tot een

behandelingsovereenkomst te worden gekomen alvorens de gezondheidszorg wordt

uitgeoefend. Daarbij is de identiteit of persoonlijke hoedanigheid van de beroepsbeoefenaar

voor de patiënt van doorslaggevend belang om te bepalen of hij al dan niet toestemt in de

overeenkomst. Die keuzevrijheid is er niet wanneer er sprake is van wettelijke, maar ook van

feitelijke beperkingen waardoor er geen behandelingsovereenkomst tot stand kan worden

gebracht. Die feitelijke beperkingen kunnen bijvoorbeeld het gevolg zijn van de wettelijke

organisatie van de gezondheidszorg.227

101. Kijken we naar de vrije keuze van gezondheidsvoorziening kan zoals hiervoor

verduidelijkt geen regeling in de Wet Patiëntenrechten worden teruggevonden. Wat betreft de

preventieve en curatieve verzorging in door de overheid erkende psychiatrische

verzorgingstehuizen en plaatsen voor beschut wonen, kan een rechthebbende zich vrijelijk tot

elk van die verplegingsinrichtingen, instellingen of diensten wenden. Dit wordt geregeld in de

wet van 14 juli 1994 betreffende verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en

uitkering.228 Ziekenhuizen vallen hier in principe van tussenuit. Evenwel wordt ervan uit gegaan

dat de keuzevrijheid geldt ten aanzien van alle gezondheidszorgvoorzieningen, maar is de

vrijheid in keuze van beroepsbeoefenaar niet absoluut en het recht houdt niet in dat de patiënt

kan eisen dat hij behandeld wordt door de arts van zijn keuze. Soms kan het zijn dat de interne

medische organisatie van een voorziening beperkt is. Het is niet omdat de keuze in bepaalde

concrete gevallen beperkt dat dit het recht op vrije keuze uitsluit.229 Ten aanzien van de

medische behandeling van geïnterneerden en gedetineerden en in de gedwongen opname van

geesteszieken kunnen volgens het wetsontwerp van de Wet Patiëntenrechten krachtens de wet

verschillende beperkingen worden gesteld.

226 Art. 27 Code Geneeskundige Plichtenleer, Artikelsgewijze toelichting bij het Wetsontwerp betreffende de

rechten van de patiënt, Parl.St. Kamer 2000-01, 1642/001, 18. 227 F. DEWALLENS en P. SCHOUKENS, “Het recht op vrije keuze beroepsbeoefenaar” in F. DEWALLENS en

T. VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van de patiënt van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 314-315. 228 Artikel 127, §1, c) juncto artikel 34, eerste lid, 11° en 18° wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte

verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, BS 27 augustus 1994. 229 F. DEWALLENS en P. SCHOUKENS, “Het recht op vrije keuze beroepsbeoefenaar” in F. DEWALLENS en

T. VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van de patiënt van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 317-320.

Page 70: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

70

4.1.4. Recht op het geven van geïnformeerde toestemming

102. Het recht op het geven van geïnformeerde toestemming bestaat uit twee aspecten:

enerzijds het recht op informatie en anderzijds het recht op het geven van toestemming. Beide

rechten zijn nauw met elkaar verboden maar worden in de Wet Patiëntenrechten toch in

afzonderlijke artikelen opgenomen.

4.1.4.1. Recht op informatie

103. Artikel 7 van de Wet Patiëntenrechten voorziet het recht op informatie. Dit houdt in dat

een patiënt tegenover de beroepsbeoefenaar het recht heeft op alle hem betreffende informatie

die nodig is om inzicht te krijgen in zijn gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie

ervan.230 Het gaat om een op zichzelf staand recht op informatie dat niet verbonden is aan latere

toestemming voor een behandeling. In dit artikel betreft het recht op het verkrijgen van

informatie omtrent de gezondheidstoestand.231

104. Zowel de wijze van informatieverstrekking als welke informatie meegedeeld dient te

worden, moet gebeuren op maat van een individuele patiënt. Bovendien dient de

beroepsbeoefenaar duidelijke en begrijpelijke taal te gebruiken rekening houdend met het

individu van de persoon. Ook de taalwetgeving is hierop van toepassing. Het principe is dat de

informatie mondeling wordt meegedeeld, maar met de mogelijkheid te verzoeken om een

schriftelijke bevestiging hiervan.232

105. Bij de uitoefening van dit recht kan een patiënt een persoon in vertrouwen nemen en dit

zonder dat dit gekoppeld wordt aan bepaalde procedures zoals dit het geval is bij bewind. Dit

is de figuur van de vertrouwenspersoon. Deze persoon staat de patiënt bij of is de persoon

doormiddel van wie de patiënt zijn recht op informatie uitoefent. De identiteit van deze persoon

wordt in het patiëntendossier opgenomen. Ook moet in voorkomend geval melding worden

gemaakt van het feit dat de informatie, met akkoord van de patiënt, werd meegedeeld aan de

vertrouwenspersoon dan wel aan de patiënt in aanwezigheid van deze vertrouwenspersoon. De

notering in het patiëntendossier kan ook uitdrukkelijk door de patiënt worden verzocht.233 Door

de rol op zich te nemen, aanvaardt deze vertrouwenspersoon stilzwijgend de verkregen

230Art. 7, §1 WET PATIËNTENRECHTEN. 231 T. VANSWEEVELT en S. TACK, “Het recht op gezondheidstoestandinformatie en geïnformeerde

toestemming” in F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT (eds.), Handboek Gezondheidsrecht Volume II

Rechten van de patiënt van embryo tot lijk, Mortsel, Intersentia, 2014, 335-380. 232Art. 7, §2 eerste en tweede lid WET PATIËNTENRECHTEN; Artikelsgewijze toelichting bij het Wetsontwerp

betreffende de rechten van de patiënt, Parl.St. Kamer 2000-01, 1642/001, 19-20. 233 Art. 7, §2 derde lid Wet Patiëntenrechten.

Page 71: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

71

informatie uitsluitend in het belang van de patiënt aan te wenden en heeft hij gelijklopende

belangen als die van de patiënt. Een persoon kan deze rol natuurlijk ook weigeren. Tussen de

vertrouwenspersoon en de patiënt ontstaat er een stilzwijgende overeenkomst die ter goeder

trouw moet worden uitgevoerd, tussen de beroepsbeoefenaar en de vertrouwenspersoon bestaat

geen rechtsverhouding en blijft de patiënt zijn eigen rechten uitoefenen.234

4.1.4.2. Recht vrijwillig in te stemmen met een medische behandeling

106. Artikel 8 voorziet dan weer in het recht op het geven van toestemming wat inhoudt dat

elke patiënt het recht heeft om geïnformeerd over de tussenkomst van de beroepsbeoefenaar,

voorafgaandelijk en vrij hiermee toe te stemmen. 235 Er kan ook worden voor gekozen om een

tussenkomst te weigeren, maar het is ook mogelijk een oorspronkelijk gegeven toestemming in

te trekken. Het geven van toestemming kan op verzoek van de patiënt of beroepsbeoefenaar

schriftelijk worden vastgelegd en toegevoegd aan het patiëntendossier. Een dergelijke

weigering of intrekking heeft niet tot gevolg dat het recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking

door de beroepsbeoefenaar ophoudt.236

107. Het geïnformeerd toestemmen slaat op het idee dat hier geen

gezondheidstoestandinformatie wordt meegedeeld, maar het gaat om informatie met betrekking

op de behandeling met welke de patiënt rekening houdt wanneer hij of zij beslist al dan niet toe

te stemmen. Het gaat om info met het oog op het verlenen van toestemming en waar de info

minimaal de patiënt moet inlichten over het doel, de aard, de graad van urgentie, de duur, de

frequentie, de voor de patiënt relevante tegenaanwijzingen, nevenwerkingen en risico’s

verbonden aan de beoogde tussenkomst, de nazorg, de mogelijke alternatieven, de financiële

gevolgen, de mogelijke gevolgen in geval van weigering of instemming van de toestemming en

andere door de patiënt of beroepsbeoefenaar relevant geachte verduidelijkingen ook omtrent de

wettelijke bepalingen die betrekking hebben op de beoogde tussenkomst.237

108. Het toestemmen in een medische behandeling houdt in feite het uitoefenen van een

persoonlijkheidsrecht in. Dit dient dan ook door de persoon zelf te gebeuren waarbij zijn of haar

234 Artikelsgewijze toelichting bij het Wetsontwerp betreffende de rechten van de patiënt, Parl.St. Kamer 2000-01,

nr. 1642/001, 21. 235 Art. 8, §1 Wet Patiëntenrechten. 236 Art. 8, §4 Wet Patiëntenrechten. 237 Art. 8, §2 Wet Patiëntenrechten; in T. VANSWEEVELT en S. TACK, “Het recht op

gezondheidstoestandinformatie en geïnformeerde toestemming” in F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT

(eds.), Handboek Gezondheidsrecht Volume II Rechten van de patiënt van embryo tot lijk, Mortsel, Intersentia,

2014, 353-381.

Page 72: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

72

omgeving, familie of anderen in principe hierin geen enkele inspraak hebben. Dit is het geval

zolang de patiënt in staat is volwaardig toe te stemmen en juridisch handelingsbekwaam is om

de rechtshandeling van de toestemming te verrichtingen. Een wilsbekwame patiënt heeft

immers het recht zelf over zijn fysieke integriteit te beslissen.238

4.1.4.3. Informed consent

109. De rechtsfiguur van informed consent houdt in principe in dat een beroepsbeoefenaar

geen ingreep of behandeling op het lichaam van een patiënt mag uitvoeren zonder hem of haar

uitgebreid te hebben geïnformeerd en zijn of haar toestemming voor die ingreep of behandeling

heeft gekregen. A fortiori kan dan ook worden gesteld dat een beroepsbeoefenaar een patiënt in

principe niet tegen zijn wil, dus onder dwang, hieraan mag onderwerpen.239

110. Dit recht is een van de basisrechten en kernbeginselen van het gezondheidsrecht en

vloeit voort uit het algemeen zorgvuldigheidsbeginsel (artikel 1382 BW.) en het ter

goedertrouw uitvoeren van de behandelingsovereenkomst (artikel 1134, derde lid BW.).240 We

vinden dit ook in de medische deontologie terug, meer bepaald in de artikelen 29 en 33 van de

Code voor Geneeskundige Plichtenleer.

111. De beslissing tot het al dan niet instemmen met een behandeling dient persoonlijk door

de betrokken wilsbekwame patiënt te gebeuren en anderen mogen daar niet in tussenkomen.

Gaat het evenwel om handelings- of wilsonbekwame patiënten, geldt een andere regeling.

Onder deze groep patiënten kunnen ook de geesteszieken worden begrepen. Internationaal

wordt verdedigd dat ook personen met een geestesstoornis recht moeten hebben op het

geïnformeerd toestemmen met hun behandeling.241 Ook de Nationale Raad van de Orde der

Artsen verduidelijk dat er zoiets bestaat als een deontologisch beginsel dat patiënten niet tegen

hun wil behandeld mogen worden. Ze bepaalt verder dat dit ook geldig is voor geïnterneerden.

Evenwel wijst de Nationale Raad erop dat in bepaalde specifieke gevallen het onbehandeld

238 T. VANSWEEVELT en S. TACK, “Het recht op gezondheidstoestandinformatie en geïnformeerde

toestemming” in Handboek Gezondheidsrecht Volume II Rechten van de patiënt van embryo tot lijk, Mortsel,

Intersentia, 2014, 347. 239 T. VANSWEEVELT en S. TACK, “Het recht op gezondheidstoestandinformatie en geïnformeerde

toestemming” in F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT (eds.), Handboek Gezondheidsrecht Volume II

Rechten van de patiënt van embryo tot lijk, Mortsel, Intersentia, 2014, 332. 240 T. VANSWEEVELT en S. TACK, “Het recht op gezondheidstoestandinformatie en geïnformeerde

toestemming” in F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT (eds.), Handboek Gezondheidsrecht Volume II

Rechten van de patiënt van embryo tot lijk, Mortsel, Intersentia, 2014, 332 241 Principle 11 PPMI.

Page 73: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

73

laten bij deze categorie patiënten medisch onaanvaardbaar is.242 Bij het geven van toestemming

kan er dan ook geen sprake zijn van dwang, ongeacht of die toestemming komt van de

geesteszieke zelf, dan wel van zijn vertegenwoordiger voor zover in dit laatste geval de

geesteszieke patiënt zich niet verzet. Ook een gedwongen context verandert niets aan de plicht

van de beroepsbeoefenaar om de Wet Patiëntenrechten toe te passen op een geestesgestoorde

patiënt. Volgens artikel 4 Wet Patiëntenrechten leeft een arts de bepalingen van die wet na in

de mate waarin de patiënt zijn medewerking hieraan verleent.243

Let wel, onder de geestesgestoorden of geesteszieken moeten diegene die wilsbekwaam zijn

worden onderscheiden van zij die dit niet zijn. De weigering van wilsbekwame geesteszieken

moet in principe gerespecteerd worden zoals dat bij elke patiënt op grond van artikel 8, §4 Wet

Patiëntenrechten gerespecteerd moet worden. Dit recht is niet absoluut in die zin dat wanneer

de geestesgestoorde patiënt een gevaar vormt voor derden, de bescherming van deze derde kan

primeren op de weigering van de patiënt. Er wordt dan gesteund op de figuren van wettige

verdediging zoals bepaald in artikel 416 Sw. of op de figuur van de noodtoestand.244 In het

geval een geesteszieke wilsonbekwaam is, zal hij zijn rechten uit de Wet Patiëntenrechten niet

zelf kunnen uitoefenen, zo ook niet zijn geïnformeerde toestemming tot behandeling geven. Dit

zal dan dienen te gebeuren door zijn vertegenwoordiger. Wel moet de voorafgaande wil van de

patiënt in rekening worden gebracht alvorens een beslissing te maken. Is die er niet moet zijn

subjectief belang als maatstaf gehanteerd worden. Soms kan dat ervoor zorgen dat een arts

wenst af te wijken van de weigering die door de vertegenwoordiger werd geformuleerd indien

de arts oordeelt dat door de weigering er een gekwalificeerd nadeel dreigt voor de geesteszieke.

Dat kan gaan om een gevaar voor zijn leven of om ernstige gezondheidsschade voor de patiënt.

Wanneer een arts dit wil doen pleegt hij multidisciplinair overleg. Dit vormt geen dwang zolang

de patiënt zelf zich niet verzet tegen de handelingen die de arts dan, ondanks de weigering, toch

uitvoert.245

242 Adv. 12 mei 2007 betreffende dwangbehandeling van psychotische patiënten in de gevangenis, Nationale Raad

Orde der Artsen, https://www.ordomedic.be/nl/adviezen/advies/dwangbehandeling-van-psychotische-

pati%EBnten-in-de-gevangenis. Voor meer omtrent dwangbehandeling van geïnterneerden zie infra vanaf

randnummer 147-191. 243 F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT, “Dwangopneming van geesteszieken” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 1042. 244 F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT, “Dwangopneming van geesteszieken” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 1044. 245 F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT, “Dwangopneming van geesteszieken” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 1045-1047.

Page 74: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

74

4.1.5. Recht op patiëntendossier

112. De Wet Patiëntenrechten voorziet dat elke patiënt het recht heeft dat de

beroepsbeoefenaar zijn patiëntendossier zorgvuldig bijhoudt en veilig bewaart. Dit is een recht

dat voor élke patiënt geldt. Deze vereiste is er ook internationaal.

113. Naast het recht tot het verzoek om door de patiënt verstrekte documenten toe te voegen

aan het hem betreffende patiëntendossier, heeft de patiënt volgens de Wet Patiëntenrechten in

principe ook het recht te verzoeken inzage te krijgen in zijn patiëntendossier. Aan dit laatste

verzoek moet binnen de 15 dagen worden voldaan. De persoonlijke notities van

beroepsbeoefenaar en de gegevens met betrekking tot derden vallen niet onder dit inzagerecht.

Dit recht kan ook worden uitgeoefend wanneer de patiënt wordt bijgestaan door zijn

vertrouwenspersoon, dan wel wanneer de vertrouwenspersoon dit in opdracht van hem doet.

Enkel wanneer deze een beroepsbeoefenaar is volgens de Wet Patiëntenrechten, krijgt deze ook

toegang tot de persoonlijke notities.246

114. Op eenzelfde wijze als het inzagerecht, is er voor de patiënt een recht op afschrift van

een geheel of een gedeelte van het patiëntendossier. Dit afschrift dient te vermelden dat het

strikt persoonlijk en vertrouwelijk is. Een afschrift kan geweigerd worden indien de

beroepsbeoefenaar over duidelijke aanwijzingen beschikt dat de patiënt onder druk wordt gezet

om een afschrift van zijn dossier aan een derde mee te delen.247

4.1.6. Recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en respect voor

intimiteit

Een patiënt heeft recht op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer bij iedere tussenkomst

van de beroepsbeoefenaar, in het bijzonder betreffende de informatie in verband met zijn

gezondheid.248

4.1.7. Klachtenrecht bij de ombudsdienst

115. Wanneer een patiënt klachten heeft in verband met de uitoefeningen van de in deze wet

opgenomen rechten, kan hij een klacht neerleggen bij de bevoegde ombudsfunctie. Een

ombudsfunctie bevordert de communicatie tussen patiënt en beroepsbeoefenaar, bemiddelt bij

klachten. In het geval men er door bemiddeling niet uit raakt, licht deze de patiënt in over de

246 Art. 9, §§1-2 Wet Patiëntenrechten. 247 Art. 9, §3 Wet Patiëntenrechten. 248 Art. 10,§1, eerste lid Wet Patiëntenrechten.

Page 75: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

75

mogelijkheden tot afhandeling van zijn klacht. Ook formuleren zij aanbevelingen om

tekortkomingen te voorkomen die (opnieuw) aanleiding kunnen geven tot klachten en

informeren zij over hun organisatie, werking en procedureregels.249

5. Besluit

116. Elke geïnterneerde heeft een recht op goede gezondheidszorg. Sinds de Interneringswet

2014 heeft elke geïnterneerde ook een subjectief recht op zorg en behandeling waarmee België

in overeenstemming lijkt met de internationale verwachting. Evenwel blijft de Belgische

wetgever vaag of hoe dit subjectief recht moet worden ingevuld. Er is wel de Wet

Patiëntenrechten met bepaalde algemeen geformuleerde bepalingen van toe passing op elke

patiënt, maar die kennen op zich soms onvoldoende specificatie in de toepassing op

psychiatrische patiënten. Daar was ook de wetgever zich van bewust en gaf een, tot nog toe niet

uitgeoefende, bevoegdheid aan de Koning om specifieke bepalingen hieromtrent uit te werken.

Volgens de Wet Patiëntenrechten heeft elke patiënt een recht op kwaliteitsvolle

gezondheidszorg. Willen we dit toepassen op forensische psychiatrische patiënten, dan wordt

dit het beste vanuit de forensische geestelijke gezondheidszorg perspectief gedaan. Dit herhaalt

opnieuw het dubbele statuut van de geïnterneerde: een psychiatrische patiënt hierdoor in

aanraking is met justitie. De twee actoren, Volksgezondheid en Justitie moeten dan ook binnen

hun domein instaan voor de realisatie van forensische geestelijke gezondheidszorg. Op die

manier dat er bij de in se gelijke toepassing van gezondheidszorg, toch rekening gehouden

wordt met voor een geïnterneerde kenmerkende factoren zoals gevaarlijkheid en beveiliging.

Die aangepastheid is waar de wetgever vanuit het strafrecht (Interneringswet 2014) gewag van

maakt, maar niet verder uitwerkt. Om de verdere uitwerking te bewerkstelligen moet

wetenschappelijk onderzoek in dit domein ondersteund worden zodanig en concreter kan

worden ingevuld wat gepaste adequate zorg nu inhoudt. Wel moet er steeds worden voor

gezorgd dat onderscheiden de basis blijft en scheiden niet het overwicht neemt.

249 Art. 11 Wet Patiëntenrechten.

Page 76: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

76

Hoofdstuk II – Vraagstukken en spanningsvelden in het kader van

gezondheidszorg en behandeling van geïnterneerden

1. Selectie van de vraagstukken en spanningsvelden

117. Ten eerste wordt getracht de vraag te beantwoorden of de rechten en plichten in het

kader van gezondheidszorg en behandeling van geïnterneerden verschillen naar gelang de plaats

waar zij verblijven. Reeds bij de inleiding werd op deze onderzoeksvraag geduid aangezien

België gekenmerkt wordt door een hele reeks aan voorzieningen voor geïnterneerden die

werden gebouwd ter tegemoetkoming aan de EHRM veroordelingen die aanzetten tot adequate

zorg op een adequate plaats.

118. In dit hoofdstuk worden nog enkele andere juridische vraagstukken en spanningsvelden

binnen de context van zorg en behandeling van geïnterneerden van naderbij bekeken en

onderzocht. De onderwerpen werden geselecteerd vanuit de literatuurstudie die werd

uitgevoerd omtrent de rechten en plichten omtrent gezondheidszorg en behandeling van

geïnterneerden. Zo werd in de deelstudie van BOERS, VANDEVELDE, SOYEZ, DE SMET

en TING TO uit 2011 kaderend binnen een studie aan de Hogeschool Gent omtrent een

wetenschappelijk onderbouwd therapeutisch aanbod voor de FPC’s250 zeer kort aangehaald dat

personeel binnen de penitentiaire context opmerkt dat de wettelijke basis omtrent

dwangmedicatie, time-out en fixatie te beperkt is. Uit de praktijk bleek dan dat de

geïnterviewden in dit onderzoek aangaven dat dit in het kader van de behandeling van

geïnterneerden een moeilijkheid was.251 Ook in andere literatuur werd dit aangekaart.252 Dit

250 Dit onderzoek vormt een derde deelstudie binnen een grotere studie. Deze deelstudie focuste zich op de werking

van een aantal forensische instellingen organiseerde een focusgroep met het oog op het formuleren van voorstellen

met betrekking tot de inhoudelijke ne meer vormelijke invulling van het therapeutisch behandelprogramma voor

de FPC’s in Vlaanderen. Het groter onderzoek waarbinnen deze deelstudie kadert werd uitgevoerd door de

Hogeschool Gent. Het onderzoek wenste te doen in de aanloop van de bouw van de FPC’s in Gent en Antwerpen.

Zij gingen op zoek naar een wetenschappelijke onderbouwing van het therapeutisch aanbod gericht op de

behandeling en begeleiding van geïnterneerden. De resultaten van dit onderzoek werden samengebracht in S.

VANDEVELDE, S. DE SMET, W. VANDERPLASSCHEN en W. TING TO (Red.), Oude uitdagingen, nieuwe

kansen! Over behandeling van geïnterneerden., Academia Press, Gent, 2013, 134p. Verder wordt er niet op deze

deelstudie ingegaan omdat dit te ver ingaat op de behandelingswijze, -technieken en mogelijkheden en dit het

juridische aspect zou overschaduwen. Wel is zowel het gehele onderzoek als de deelstudie relevant voor het

onderzoek in deze masterproef omdat, ook al zij het kort, bepaalde problemen bovenkomen of aangeraakt worden

die de goede vormgeving en organisatie van de gepaste behandeling van geïnterneerden verhindert of minstens

bemoeilijkt. 251 A. BOERS, S. VANDEVELDE, V. SOYEZ, S. DE SMET, W. TING TO, “Het zorgaanbod voor geïnterneerden

in België”, Panopticon 2011.2, 28. 252 F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT, “Dwangopneming van geesteszieken” in Handboek

gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van embryo tot lijk, Mortsel, Intersentia, 2014, 1032-1033.

Page 77: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

77

vraagstuk is relevant omdat blijkt dat in de meest recente uitbouw van het forensisch

zorgnetwerk ( de werking en bouw van de FPC) hieromtrent nog vragen zijn. In datzelfde

onderzoek werd ook aangehaald welke implicaties de juridische context had op de behandeling

van geïnterneerden. Zo werd ook fundamentele principes van behandeling, vrijwilligheid en

verantwoordelijkheid aangehaald. Omdat dit zo kort was en wel een interessante materie is,

werd dit gekozen als een spanningsveld waar deze masterproef dieper op ingaat ook omdat de

strafrechtelijke keuze tot internering en het opleggen van een behandeling zo potentieel in

conflict met het patiëntenrecht informed consent en het dubbele statuut hier duidelijk een

uitdaging vormt. Het roept vragen op hoe dit in België al dan niet is geregeld welke bepalingen

hier internationaal betrokken kunnen worden. Bovendien beschrijft het hiervoor aangehaalde

onderzoek van BOERS et.al. ook een spanningsveld tussen de dubbele finaliteit van een

interneringsmaatregel; namelijk de therapeutische functie en de maatschappelijke functie van

behandeling. 253

119. Tot slot wordt ook nog de vraag gesteld wie nu het recht op behandeling verder moet

uitwerken, opvolgen, evalueren en bijschaven waar nodig. De behandeling is namelijk de stap

in de richting van een verbeterde geestesgesteldheid wat op zijn beurt een voorwaarde is voor

de terugkeer naar de vrije samenleving waardoor dus aan het strafrecht en de verantwoordelijke

overheidsdiensten van Justitie kan worden gedacht. Anderzijds is behandeling in de kern nog

steeds een gezondheidsrechtelijke materie, ook al gaat het om veroordeelden met een bepaalde

gevaarlijkheid en recidive gevaar. Het nemen van veiligheidsmaatregelen en omgaan met

agressieve patiënten zijn zaken waarmee ook personeel in de gewone psychiatrische context

mee te maken krijgen.

253 A. BOERS, S. VANDEVELDE, V. SOYEZ, S. DE SMET, W. TING TO, “Het zorgaanbod voor geïnterneerden

in België”, Panopticon 2011.2, 31-32.

Page 78: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

78

2. Is er een verschil in rechten en plichten wat betreft de

gezondheidszorgvoorziening en behandeling afhankelijk van de

plaats waar een interneringsmaatregel wordt uitgevoerd?

2.1. Penitentiaire context

120. Vandaag verblijven nog steeds een 540-tal geïnterneerden in een penitentiaire inrichting

in afwachting van hun plaatsing of overplaatsing.254 Daarnaast blijft het door de Interneringswet

2014 nog steeds mogelijk dat geïnterneerden in een afdeling of inrichting tot bescherming van

de maatschappij worden ondergebracht. Dit gaat evenwel in tegen de veroordeling van het

EHRM.255 In dat opzicht blijft de penitentiaire context nog steeds een rol spelen in het

onderzoek naar de rechten en plichten van geïnterneerden binnen de verschillende plaatsen waar

internering kan worden uitgevoerd.

121. Sinds de ministeriële omzendbrief van 7 juni 2007 nr. 1800 werden aan de

psychiatrische afdelingen de gevangenissen, afdelingen tot bescherming van de maatschappij

en instellingen tot bescherming van de maatschappij multidisciplinaire zorgequipes

toegevoegd. Zij staan in voor de therapeutische opvang van gedetineerden met een

psychiatrische aandoening die in de psychiatrische afdeling zijn opgenomen, beklaagden

opgenomen ter observatie en geïnterneerden waarvan de situatie al dan niet reeds definitief is.

Deze zorgequipes zijn oorspronkelijk gegroeid uit de Psychosociale Diensten, maar behoren tot

de medische dienst van de gevangenis. Een dergelijk equipe wordt samengesteld uit een

psychiater, een psycholoog, een maatschappelijk assistent, een ergotherapeut, een psychiatrisch

verpleegkundige, een kinesitherapeut en een opvoerder en wordt bijgestaan door specifiek

opgeleide penitentiair beambten. Deze equipes zijn erop gericht om de geïnterneerde te

activeren en te motiveren voor behandeling en detentieschade te beperken. 256 Het grote

probleem bij deze equipes is de onderbezetting en de grote prevalentie van psychiatrische

problemen waardoor zij niet iedereen kunnen bereiken.257 Hun capaciteit dient dan ook te

254 A. VANRENTERGHEM, artikel “Belgische gevangenissen gehalveerd”, 20 april 2018,

https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/04/20/geinterneerden/; Te Gek!?, internering,

https://www.tegek.be/internering/meer-over-internering/wist-je-dat-.html. 255 T. VANDER BEKEN en F. VANDER LAENEN, “Bezorgd om zorg”, Panopticon 2017.83(2), 78. 256 A. BOERS, S. VANDEVELDE, V. SOYEZ, S. DE SMET, W. TING TO, “Het zorgaanbod voor geïnterneerden

in België”, Panopticon 2011.2, 19 en 23; S. VANDEVELDE, S. DE SMET en W. TING TO, “Internering in

België” in S. VANDEVELDE, S. DE SMET, W. VANDERPLASSCHEN en W. TING TO (red.), Oude

uitdagingen, nieuwe kansen! Over de behandeling van geïnterneerden, Academia Press, Gent, 2013, 27. 257 K. SEYNNAEVE, H. BEEUWSAERT en A. DECKERS, “Recht op zorg?!”,Orde van de Dag 2016/74, 52.

Page 79: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

79

worden vergroot om zo toch zo veel mogelijk aan het beoogde gelijkwaardigheidsbeginsel te

kunnen voldoen.

122. Binnen de gevangeniscontext geldt wat betreft de interne rechtspositie van

gedetineerden en geïnterneerden de Basiswet. De bepaling omtrent de organisatie van de

gezondheidszorg binnen de gevangenismuren kan worden gevonden in artikelen 87 t.e.m. 99258

en artikelen 100 t.e.m. 101259 van de Basiswet. Deze bepalingen zijn, met uitzondering van

artikel 98, tot op heden nog niet in werking getreden.

Daarom moet men dus terugvallen op de artikelen 96 t.e.m. 104 van het Algemeen Reglement

Strafinrichtingen.

123. Hieronder wordt weergeven hoe die rechten binnen de gevangeniscontext gelden en hoe

die in verhouding met de wet patiëntenrechten staan.

2.1.1. Gelijkwaardigheidsbeginsel

124. Binnen de gevangeniscontext wordt er op alle vlakken gestreefd naar het minimaliseren

van de verschillen tussen het leven binnen de muren en dat erbuiten, waar elke gevangene

verantwoordelijk is voor zijn daden, waar zijn waardigheid wordt gerespecteerd en hij met

respect wordt behandeld.260 Daarbij horend is het een fundamenteel principe dat gevangenen

in het algemeen recht hebben op een gezondheidszorg die gelijkwaardig is met de

gezondheidszorg in de vrije samenleving. Indien nodig is die aangepast aan hun specifieke

noden.261 Ondanks het feit dat artikel 88 Basiswet nog niet in werking is getreden, wordt dit

beginsel ook internationaal erkend. Ook wordt daarbinnen benadrukt dat personen met een

geestesstoornis in de gevangenissen recht hebben op een gelijkwaardige gezondheidszorg.262

De detentie op zich is geen rechtvaardiging voor minderwaardige zorg.263

In de Belgische gevangenissen kan in principe voor de eerstelijnsgeneeskunde beroep worden

gedaan op de Dienst Algemene Geneeskunde. Zij is laagdrempelig en kosteloos, maar dient

vaak in korte tijd veel patiënten te verwerken wat organisatorisch niet steeds gemakkelijk is.264

258 Hoofdstuk VII Gezondheidszorg en gezondheidsbescherming. 259 Hoofdstuk VIII Medische en medico-psychosociale expertise. 260 Rule 5 Nelson Mandela Rules. 261 Rule 24 Nelson Mandela Rules; Paragraaf 40 European Prison Rules; Art. 88 Basiswet; paragraaf 30 CPT

Health in prisons. 262 Art. 35 Rec(2004)10. 263 V. EECHAUDT, F. VANDER LAENEN en T. VANDER BEKEN, “Patiëntenrechten in de gevangenis: we

zijn er nog niet”, Fatik nr. 153, 2. 264 Memorandum Reflectiegroep “zorg en detentie”, 16-17.

Page 80: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

80

Een gevangenis zou internationaal moeten kunnen voorzien in medische behandelingen en

verplegende zorg zoals in de vrije samenleving waar ook het personeel en de gebruiksmiddelen

zoals in de vrije samenleving zouden moeten zijn.

Verder dient binnen elke gevangenis de Dienst Gezondheidszorg te voorzien in de intramurale

basisgezondheidszorg die zowel algemene geneeskunde als tandheelkunde en psychiatrie

omvat. In bepaalde grotere gevangenissen wordt ook specialistische geneeskunde aangeboden

zoals gynaecologie, dermatologie, radiologie, … . Ook moet elke gevangenis voorzien in

verpleegkundige zorg en kinesitherapie. Geneesmiddelen zijn afkomstig van een apotheek

buiten de gevangenis. Enkele gevangenissen hebben ook gespecialiseerde afdelingen zoals

onder andere de psychiatrische afdelingen of verzorgingsafdelingen voor personen met een

handicap waar geïnterneerden kunnen worden opgenomen.265 Wanneer een gevangenis over

ziekenhuisfaciliteiten beschikt wordt internationaal vereist dat deze is uitgerust met adequaat

personeel en materiaal die voorzien in een passende behandeling.266

Wanneer de gevangenis niet (voldoende) is uitgerust voor een bepaald medisch geïndiceerd

diagnostisch onderzoek of een gespecialiseerde behandeling, kan men zo nodig overgebracht

worden naar een gespecialiseerde gevangenis, een ziekenhuis of naar een instelling voor de

gezondheidszorg.267 Deze mogelijkheid door de Basiswet voorzien ligt in lijn met de

internationale vereiste dat er de mogelijkheid dient te zijn dat in dringende gevallen medische

bijstand kan worden verleend en wanneer een bijzondere behandeling of operatie nodig is,

betrokkenen naar een gespecialiseerde inrichting of ziekenhuis kunnen worden gebracht.268

De plaatsen waar gedetineerden extern worden opgevangen moeten als een bijhuis van de

gevangenis worden beschouwd zonder dat dit afbreuk doet aan de kwaliteit van de

zorgverstrekking. Maar wat met de veiligheid van personeel? De Bassiwet bepaalt dan ook dat

de Koning de mogelijkheid heeft nadere regels vast te leggen inzake de overbrenging en de

bewaking.269 Ook in het Algemeen Reglement Strafinrichtingen wordt bepaald dat in het geval

de persoon is overgebracht naar het ziekenhuis dit als een bijhuis van de strafinrichting dient te

worden beschouwd en wordt zo nodig in bewaking voorzien.270 Het CPT verduidelijkt dat

265 K. SEYNNAEVE, H. BEEUWSAERT en A. DECKERS, “Recht op zorg?!”,Orde van de Dag 2016/74, 52;

Memorandum Reflectiegroep “zorg en detentie”, 16. 266 Rule 27 Nelson Mandela Rules. 267 Art. 93, §1 Basiswet. 268 Rule 27 Nelson Mandela Rules; Paragraaf 36 CPT Health in Prisons. 269 Art. 93, §4 Basiswet. 270 Art. 98 Algemeen Reglement Strafinrichtingen.

Page 81: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

81

wanneer een persoon wordt overgebracht naar een ‘burgerlijk’ ziekenhuis, deze niet fysiek mag

worden vastgemaakt aan zijn bed of andere meubels met het oog op bewaking.271

125. Wanneer we de andere voorgaande bepaling in het tot op heden van kracht zijnde

Algemeen Reglement Strafinrichtingen bekijken, kan enkel worden besloten dat dit KB enkel

bepaalt dat de volgens de gezondheidstoestand vereiste zorg gegeven moet worden.

Gedetineerde patiënten kunnen hiervoor beroep doen op de geneesheer van de inrichting.272

Ook dit KB voorziet de mogelijkheid van overbrenging zij het evenwel naar het penitentiair

genees- of heelkundig centrum wanneer men is aangetast door een aandoening die niet

behoorlijk in de inrichting kan worden behandeld. Dit is enkel mogelijk na een gehele procedure

waarbij op advies van de geneesheer de adviseur-gevangenisdirecteur aan de Minister van

justitie toelating heeft gevraagd om dat te doen.273 Indien het gaat om een ernstige aandoening

die niet kan worden behandeld tijdens de detentie, dan kan op dezelfde wijze toestemming

worden gevraagd door de adviseur-gevangenisdirecteur om de zieke over te brengen of

voorlopig in vrijheid te stellen.274

126. Een belangrijk aspect van gelijkwaardige gezondheidszorg is dat een patiënt wanneer

dit nodig is, 24 uur per dag beroep kan doen op de gezondheidszorg. In geval van nood moet er

altijd een arts kunnen worden bereikt, maar moet er ook iemand zijn die eerste hulp kan

toedienen.275 Binnen de gevangeniscontext zouden in principe permanenties georganiseerd

moeten worden waarbij er beroep kan worden gedaan op dokters van wacht of op een

telefonische permanentiedienst. Het CPT stelde in de Belgische inrichtingen vast dat er een

tekort is aan artsen, tandartsen, psychiaters en psychologen, maar ook de afwezigheid van een

permanent bemande ziekenboeg.276

2.1.2. Continuïteit van de zorg

127. In lijn met het gelijkwaardigheidsbeginsel is er een in artikel 89 Basiswet opgenomen

recht op continuïteit van de zorg. Dit betekent dat in de loop zijn verblijf gevangene recht heeft

op een gelijkwaardige voortzetting van de gezondheidszorg die hij voor zijn opsluiting genoot.

271 Paragraaf 36 CPT Health in Prisons. 272 Art. 96 Algemeen Reglement Strafinrichtingen. 273 Art. 97, eerste lid Algemeen Reglement Strafinrichtingen. 274 Art. 97, tweede lid Algemeen Reglement Strafinrichtingen. 275 Paragraaf 35 CPT Health in Prisons. 276 V. EECHAUDT, F. VANDER LAENEN en T. VANDER BEKEN, “Patiëntenrechten in de gevangenis: we

zijn er nog niet”, Fatik nr. 153, 2-3.

Page 82: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

82

Na zijn aankomst wordt hij dan ook zo spoedig mogelijk naar de aan de gevangenis gebonden

arts gebracht en daarna telkens wanneer hij hierom verzoekt.277 Dit recht steunt op het feit dat

het loutere feit van detentie de afbouw of het stopzetten van een medische behandeling niet kan

rechtvaardigen.

Het Algemeen Reglement Strafinrichtingen bepaalt niets in de zin van continuïteit van de zorg.

2.1.3. De Wet Patiëntenrechten in wisselwerking met de Basiswet

128. Onder het onderdeel omtrent de rechten van patiënten werd reeds aangehaald dat

bepaalde wetgeving de rechten van patiënten kan beperken wanneer dit voorzien wordt in de

wet. In de gevangeniscontext gebeurt dit door de Basiswet. Daarbij mag het Algemeen

Reglement Strafrichtingen niet ontbreken. Ook internationale bepalingen geven mee vorm aan

hoe de patiëntenrechten binnen gevangenissen gelden.

De Reflectiegroep “zorg en detentie” van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de

Voedselketen en Leefmilieu (hierna: FOD VVVL) concludeerde in haar Memorandum dat de

beperkingen van de Basiswet a priori in strijd zijn met de Wet Patiëntenrechten.278

129. Evenwel is er nog de vraag hoe deze instrumenten zich tegenover elkaar verhouden.

Met betrekking tot de gezondheidszorg zijn de bepalingen van de Basiswet nog niet in werking

getreden aangezien er nog geen KB is dat hieraan uitvoering geeft. Dus blijft voor die

bepalingen het Algemeen Reglement Strafinrichtingen in werking. Algemeen stelt de

Commissie Dupont dat zolang de Basiswet niet geheel in werking treedt er sprake is van een

legaliteitscrisis aangezien er geen reële inhoud en draagwijdte wordt gegeven aan de

vrijheidsbenemende straf en wordt dit nu enkel bepaald door de uitvoerende macht die het

Algemeen Reglement heeft opgesteld. Een overheid kan immers enkel handelen binnen een

wettelijk kader. Als gevolg van dit gebrek aan inwerkingtreding, nemen de gevangenissen de

bepalingen hieromtrent op in hun huishoudelijke reglementen.279

De hiërarchie der rechtsnormen verduidelijkt dat de WPR voorgaat op het Algemeen Reglement

Strafinrichtingen indien deze laatste daarmee strijdig is, maar wanneer de relevante bepalingen

van de Basiswet vooralsnog in werking zouden treden, gelden de uitzonderingen voorzien op

de Wet Patiëntenrechten uiteraard wel.280

277 Art. 89 Basiswet. 278 Memorandum Reflectiegroep “zorg en detentie”, 7. 279 V. EECHAUDT, F. VANDER LAENEN en T. VANDER BEKEN, “Het recht op kwaliteitsvolle

gezondheidszorg in gevangenissen”, Tijdschrift voor gezondheidsrecht 16/17, 291-292 en voetnoot 19. 280 V. EECHAUDT, F. VANDER LAENEN en T. VANDER BEKEN, “Patiëntenrechten in de gevangenis: we

zijn er nog niet”, Fatik nr. 153, 2.

Page 83: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

83

2.1.4. Recht op vrije keuze zorgverstrekker

130. Het recht op vrije keuze van beroepsbeoefenaar wordt door de Basiswet ingevuld door

een recht op bezoek van en behandeling door een vrij gekozen arts te voorzien. Bij het bezoek

van een dergelijke arts, kan hij de gedetineerde raad geven en na een onderzoek zijn advies

meedelen aan de arts verbonden aan de gevangenis. Wanneer beiden het niet met elkaar eens

zijn, kan met instemming van de gedetineerde het advies van een derde arts worden gevraagd.

De behandeling door deze vrij gekozen arts kan enkel op verzoek en na toestemming van het

diensthoofd van de dienst voor gezondheidszorg bij de penitentiaire administratie. Er is een

beroepsmogelijkheid voorzien in het geval van afwijzing van het verzoek.281 In navolging van

artikel 8 Basiswet moet de beslissing met reden zijn omkleed en mag zij niet op willekeurige

gronden worden afgewezen. Binnen de gevangeniscontext is dus gekozen voor een beperking

van de vrije keuze van beroepsbeoefenaar door de taken die deze arts kan uitvoeren te beperken

en door de behandeling te onderwerpen aan een verzoekprocedure.

131. In het Algemeen Reglement Strafinrichtingen wordt in artikel 96 bepaald dat een zieke

gedetineerden de aan hun toestand vereiste verzorging ontvangen van de geneesheer van de

inrichting. Enkel voor beklaagden en beschuldigden is er de mogelijkheid voorzien om met

toestemming van de (adviseur-gevangenisdirecteur) op eigen kosten beroep te doen op een

gekozen geneesheer. 282

132. De vandaag geldende wetgeving regelt dit gegeven dus enkel voor beklaagden en

beschuldigden. Maar er zou nog een andere regeling kunnen worden opgenomen in het

huishoudelijk reglement van de voorzieningen. Het is een geldige beperking aangezien het via

een KB gebeurt en zo krachtens de wet gebeurt. Evenwel kan worden opgemerkt dat een gebrek

aan regeling voor de veroordeelde een lacune is die dient te worden opgelost.

2.1.5. Recht op informatie

133. De Basiswet bepaalt hieromtrent dat bij zijn onthaal de gedetineerde geïnformeerd moet

worden over de rechten en plichten, over de in de gevangenis of afdeling geldende regels, over

de rol van het personeel en over de aldaar bestaande of van daaruit toegankelijke mogelijkheden

van onder andere medische hulp- en dienstverlening.283 De praktische informatie omtrent de

281 Art. 91 Basiswet. 282 Art. 96, tweede lid Algemeen Reglement Strafinrichtingen. 283 Art. 19, §1 Basiswet.

Page 84: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

84

hulpverlening is opgenomen in het huishoudelijk reglement van de gevangenis en dient aan de

gedetineerde ter beschikking te worden gesteld.284 Deze bepalingen van de Basiswet zijn reeds

in werking getreden.285 Een praktische opmerking met betrekking tot het huishoudelijk

reglement is dat zij vaak verouderd zijn en niet goed onder gedetineerden zijn verdeeld.286

Wanneer men onvoldoende op de hoogte is van zijn rechten, kan de vraag worden gesteld of

deze rechten dan wel voldoende effectief kunnen worden uitgeoefend. Zo wordt in de

parlementaire voorbereidingen van de Wet Patiëntenrechten ook aangehaald dat patiënten vaak

hun rechten niet kennen en wordt er dan ook aangestuurd op een beleid ter verspreiding van

deze kennis.287

Het Algemeen Reglement Strafinrichtingen bepaalt niets omtrent dit recht op informatie, zo

ook geen beperkingen, waardoor dit recht bijgevolg zoals in de Wet Patiëntenrechten volledige

uitwerking dient te kennen binnen de gevangeniscontext.

134. In de vrije samenleving kan een patiënt zijn vertrouwenspersoon vrij kiezen. In de

gevangeniscontext kan slechts een beperkt aantal personen als vertrouwenspersoon worden

aangewezen: een arts van buiten de gevangenis, een advocaat of een door de gevangenis

aangestelde of tot de gevangenis toegelaten vertegenwoordiger van de godsdienst of

levensbeschouwing.288 De wetgever wou het aantal personen beperken om zo de ongeoorloofde

druk om een bepaalde vertrouwenspersoon (vb. een medegedetineerde) te ‘kiezen’, weg te

halen.289 Toch blijft dit op gespannen voet staan met het principe dat een vertrouwenspersoon

vrij moet kunnen worden gekozen met het oog op het creëren van een relatie gesteund op

vertrouwen. Ook komt dit in strijd met een basisprincipe van de Wet Patiëntenrechten: de

maximale zelfbeschikking van de patiënt.290

2.1.6. Recht op patiëntendossier

135. Binnen de gevangeniscontext wordt ook vereist dat de Dienst Gezondheidszorg van de

gevangenis voor alle gevangenen een medisch dossier aanlegt. Deze bevat accurate, up-to-date

284 Art. 16,§3 Basiswet. 285In werking getreden op 1 september 2011 op grond van art. 31, 1° KB van 8 april 2011 titels III en V. 286 V. EECHAUDT, F. VANDER LAENEN en T. VANDER BEKEN, “Patiëntenrechten in de gevangenis: we

zijn er nog niet”, Fatik nr. 153, 5. 287 Memorie van Toelichting bij het Wetsontwerp betreffende de rechten van de patiënt, Parl.St. Kamer 2000-01,

1642/001, 11-12. 288 Art. 92, §1 Basiswet. 289 Voorstel van 1 april 2004 van Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden, amendement,

Parl.St. Kamer 2003-04, nr. 0231/002, 101. 290 V. EECHAUDT, F. VANDER LAENEN en T. VANDER BEKEN, “Patiëntenrechten in de gevangenis: we

zijn er nog niet”, Fatik nr. 153, 5.

Page 85: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

85

en vertrouwelijke info van een gevangene.291 De Basiswet heeft hieromtrent geen bepaling,

maar voorziet wel beperkingen op de rechten omtrent het patiëntendossier waar hierna meteen

verder wordt op ingegaan. Wat betreft het recht op het verzoeken tot inzage stelt de Basiswet

hier geen beperkingen aan waardoor ook dit recht in de gevangenis zo kan worden

uitgeoefend.292

136. Binnen de gevangeniscontext kan het recht op het verkrijgen van een afschrift

geweigerd. Dit recht wordt zelfs uitdrukkelijk ontzegd. Zij kunnen enkel een schriftelijk

verzoek indienen tot het verkrijgen van een afschrift dat dan wordt meegedeeld aan de door

hem aangewezen vertrouwenspersoon.293

Ook in internationale aanbevelingen vinden we deze beperking op het afschrift van het

patiëntendossier terug.294 Het bewaren op cel van het dossier kan immers de vertrouwelijkheid

en het persoonlijke karakter van de documenten potentieel schenden aangezien een cel door

penitentiaire beambten kan worden doorzocht.295 Een cel valt namelijk niet onder de

onschendbaarheid van de woning. In dat opzicht is het moeilijk om een patiëntendossier op cel

te houden.296 Deze internationaal aanbevolen beperking wordt in België nog niet gerealiseerd

door het uitblijven van de inwerkingtreding van deze bepalingen en het blijven gelden van het

Algemeen Reglement Strafinrichtingen dat niets bepaalt omtrent een inperking tot het afschrift

van het patiëntendossier. Bijgevolg blijft de Wet Patiëntenrechten zonder beperking van

toepassing. Om dit enigszins toch op te vangen werd door de FOD Justitie in 2015 een

richtlijn297 uitgevaardigd en naar alle gevangenisartsen verzonden. Het bevat concrete

procedures omtrent vragen tot inzage of tot kopie van een geheel of gedeelte van het eigen

patiëntendossier. Hierin wordt ook bepaald dat een gedetineerde een afschrift krijgt in een

gesloten omslag met de vermelding “MEDISCH DOSSIER strikt persoonlijk en vertrouwelijk”

waar deze vermelding ook op elke pagina van het dossier wordt vermeld. De aanvragende

gedetineerde wordt geïnformeerd dat de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen niet kan

291 Rule 26 Nelson Mandela Rules; paragraaf 39 CPT Health in prisons. 292 Dit is in lijn met de aanbeveling van het CPT: paragraaf 46 CPT Health in prisons. 293 Art. 92, §2 Basiswet. 294 Art. 26 Nelson Mandela Rules. 295 In België in het kader van de bewaring van de orde en veiligheid: art. 109 Basiswet. 296 V. EECHAUDT, F. VANDER LAENEN en T. VANDER BEKEN, “Patiëntenrechten in de gevangenis: we

zijn er nog niet”, Fatik nr. 153, 5. 297 Procedure N° G01 Toegang tot medisch dossier voor de gedetineerde van de FOD Justitie zoals toegevoegd in

Bijlage 1 , Jaarverslag 2014 Federale Ombudsdienst “Rechten van de Patiënt” van FOD Volksgezondheid,

veiligheid van de voedselketen en leefmilieu,

https://www.health.belgium.be/sites/default/files/uploads/fields/fpshealth_theme_file/jaarverslag_2014_nl.pdf

(laatst geraadpleegd op 10 april 2018).

Page 86: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

86

instaan voor de vertrouwelijkheid van de medische gegevens die op cel worden bewaard en laat

de patiënt een bijgevoegd formulier tekenen voor kennisname van die waarschuwing. De

gedetineerde wordt dus voorlopig toegelaten een afschrift van zijn medisch dossier te bewaren

op cel.

2.1.7. Recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en respect voor

intimiteit

137. Elke patiënt met zijn persoonlijke levenssfeer beschermd weten tegen iedere

tussenkomst. In de gevangeniscontext zorgt dit er voor dat medische gegevens bijvoorbeeld niet

zomaar door de arts mogen worden medegedeeld aan de gevangenisadministratie298.

138. Dit recht kan enkel beperkt worden als dit door de wet voorzien wordt en nodig is voor

de bescherming van de volksgezondheid of voor de bescherming van de rechten en de vrijheden

van anderen.299

In de Basiswet wordt een dergelijke beperking voorzien door te bepalen dat de aan de

gevangenis gebonden arts de directeur onmiddellijk dient te verwittigen in het geval hij een

besmettelijke ziekte of de dreiging hiervan vaststelt. Dat doet hij ook in het geval er maatregelen

dienen te worden getroffen om de zieke gedetineerde af te zonderen of om de verspreiding van

de ziekte te voorkomen.300 In een individueel geval kan een behandelende arts die van oordeel

is dat de geestelijke of lichamelijke gezondheid van een gedetineerde ernstig wordt geschaad

door de voortzetting van de detentie dit, na instemming van de gedetineerde, melden aan de

directeur en het diensthoofd van de Dienst Gezondheidszorg bij de penitentiaire

administratie.301

139. In het onderhoud tussen patiënt en beroepsverlener moet de privacy gerespecteerd

worden. In principe mogen enkel zij van wie dit verantwoord is in het kader van de

dienstverstrekking aanwezig hierbij zijn. Enkel bij akkoord van de patiënt kunnen ook andere

personen hierbij aanwezig zijn bij de zorg, de onderzoeken en de behandeling.302 Volgens

internationale standaarden dient een gevangene steeds de mogelijkheid te hebben zijn arts in

vertrouwelijke omstandigheden te kunnen ontmoeten en dit ook uit het zicht en buiten de

gehoorafstand van andere gevangenen of gevangenispersoneel.303 Toch rijst de vraag onder

298 Art. 10,§1, eerste lid Wet Patiëntenrechten. 299 Art. 10, §2 Wet Patiëntenrechten. 300 Art. 99, § 4 Basiswet. 301 Dit art. 94 Basiswet ligt in lijn met Rule 33 Nelson Mandela Rules 302 Art. 10,§1, derde lid Wet Patiëntenrechten. 303 Art. 31 Nelson Mandela Rules;

Page 87: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

87

welke voorwaarden gevangenispersoneel in bepaalde gevallen aanwezig zou mogen zijn bij een

dergelijk onderhoud. Hun aanwezigheid zou bijvoorbeeld verantwoord zijn wanneer er concrete

aanwijzingen dat dat de veiligheid van de beroepsbeoefenaar/zorgverstrekking in gevaar is. Een

dergelijke beperking zou evenwel bij wet moeten worden voorzien. De Basiswet, noch het

Algemeen Reglement Strafinrichtingen regelt hieromtrent iets. Toch stelt het CPT vast dat

binnen de Belgische gevangenissen gevangenispersoneel vaak systematisch aanwezig is bij

onderhouden tussen de beroepsbeoefenaar en de patiënt-gedetineerde. 304

2.1.8. Klachtenrecht bij de ombudsdienst

140. Gedetineerden kunnen hun klachten neerleggen bij de Federale Ombudsdienst ‘Rechten

van de Patiënt’ van de FOD VVVL. Ondanks dat zij dit recht bezitten, wordt hier weinig

gebruik van gemaakt. Dit omdat gedetineerden en geïnterneerden onvoldoende op de hoogte

zijn van dit recht en het bestaan van de Federale Ombudsdienst. Zelf beschikt de Ombudsdienst

over onvoldoende middelen om zelf vaststellingen te doen tijdens een plaatsbezoek in de

gevangenissen of instellingen tot bescherming van de maatschappij. De klachten die wel

worden ontvangen, hebben meestal betrekking op de problematieken van gedwongen

behandelingen, toegang tot het patiëntendossier en het tekort aan contact met de artsen in de

gevangenis. 305

Het memorandum van de Reflectiegroep ‘zorg en detentie’ van de FOD VVVL spoort aan tot

de creatie van praktische modaliteiten om patiëntenrechten beter bekend te maken, tot

verbetering van de rechten omtrent klachten en het realiseren van plaatsbezoeken om zo een zo

volledig mogelijke realisatie van de WPR binnen de gevangeniscontext te verkrijgen.306

2.2. Forensisch psychiatrische centra en andere voorzieningen

2.2.1. Gebrekkige wetgeving

141. Zoals reeds gezegd bestaat er geen Basiswet Internering en is er in principe enkel voor

geïnterneerden in de gevangenissen vandaag een interne rechtspositie met betrekking tot

gezondheidszorg uitgewerkt. Verdere gespecifieerde rechten met betrekking tot verschillende

verblijfplaatsen van geïnterneerden kan niet gecentraliseerd worden teruggevonden. Wel zou

kunnen worden gewezen op het voor de onder dit KB begrepen voorzieningen KB van 23

304 V. EECHAUDT, F. VANDER LAENEN en T. VANDER BEKEN, “Patiëntenrechten in de gevangenis: we

zijn er nog niet”, Fatik nr. 153, 7. 305 Memorandum Reflectiegroep “zorg en detentie”, 6. 306 Memorandum Reflectiegroep “zorg en detentie”, 7.

Page 88: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

88

oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten

worden nageleefd.

Een meer algemeen toepasselijke wet met een overkoepelend karakter als gevolg van haar breed

toepassingsgebied is de Wet Patiëntenrechten. Zij blijft geldig ongeacht waar een patiënt zich

bevindt zolang aan de voorwaarden van de wet is voldaan. Het gaat om een integrale

toepasselijkheid aangezien er geen beperkende ‘Basiswet Internering is’ en de Koning nog geen

gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om in bepaalde gevallen meer specifieke regels

met betrekking tot de relatie beroepsbeoefenaar-patiënt uit te werken.

2.2.2. FPC’s gunnen een kleine glimp

142. Een instelling die ons wel meer, maar hetzij nog steeds beperkt, inzicht geeft over de

rechten en plichten in verband met behandeling en zorg op een plek buiten de gevangenis, is

het FPC.

2.2.2.1. Individuele aanpak

143. Wat betreft FPC’s wordt bepaald dat er steeds een individueel behandelplan moet

worden opgesteld dat gegevens bevat over de diagnose van de geïnterneerde, zijn

behandeltraject, het behandelingsaanbod en het behandelingsprogramma waarbij er een

adequate beschrijving van de aan te bieden zorgverlening is bijgevoegd. Er worden individuele

doelstellingen opgezet met het oog de betrokken geïnterneerde zo snel mogelijk te laten

doorstromen naar het externe (forensisch)-psychiatrische zorgcircuit en de reguliere

(psychiatrische) zorg waar zijn zorg en behandeling dan in een later fase wordt verder gezet

met het uiteindelijke doel van resocialisatie en re-integratie in de samenleving.307

Voor de individuele behandeling zelf wordt gewerkt met zorgprogramma’s die evidence-based

zijn of best-practice of experience-based waarbij telkens wordt rekening gehouden met het

wetenschappelijk onderzoek aan de hand waarvan uitgangspunten en werkwijzen van

behandelingen worden bijgesteld.308

307 Art. 3, d) KB 19 december 2014 FPC en verplichte verzekering. 308 Art. 3, d) KB 19 december 2014 FPC en verplichte verzekering; Voor meer informatie over de meest geschikte

behandelingsaanpak voor FPC’s kan worden verwezen naar het onderzoek opgenomen in S. VANDEVELDE, S.

DE SMET, W.VANDERPLASSCHEN en W. TING TO(red.), Oude uitdagingen, nieuwe kansen! Over de

behandeling van geïnterneerden, Academia Press, Gent, 2013, 134p waarin naar aanloop van de bouw van de

FPC’s werd onderzocht hoe het behandelingsaanbod het beste kon worden uitgewerkt binnen de muren van een

FPC.

Page 89: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

89

2.2.2.2. Organisatie van de zorg en behandeling

144. De zorg van geïnterneerden die in een FPC verblijven wordt voorzien door enerzijds

een zorgequipe dat instaat voor verpleging, begeleiding en continu toezicht van de patiënt309 en

een medisch equipe dat wordt geleid door een geneesheer-specialist in de (neuro)psychiatrie310.

De psychiater van dit medische equipe is verantwoordelijk voor de diagnostisering, het

opstellen van het individueel behandelplan en het uitvoeren van psychiatrische behandeling van

individuele of groepen patiënten.311

In een FPC moet een geïnterneerde niet enkel psychiatrische zorg genieten, maar moet hij ook

toegang hebben tot somatische zorg. Net zoals bij gevangenissen kan zij daar zelf voor instaan,

maar dan moet ze over een vergunning of erkenning beschikken.312

145. Zoals reeds bij de bespreking van de toepasselijke wetgeving voor FPC’s werd

aangegeven, dient een FPC bij de organisatie van zijn zorg bepalingen te respecteren die in

eerste instantie aan ziekenhuizen en hun diensten worden opgelegd.313 Die bepalingen

betrekking op functionele normen zoals: dat er voor elke zieke een geneeskundig dossier en

koortsblad moet worden bijgehouden, voorschriften per individu dagelijks in een register of op

kaarten moet worden bijgehouden, elke ziekenkamer beschikt over een bescheiden maar

doeltreffend oproepingssysteem en dat voor zieken gebruikt geneeskundig materieel zorgvuldig

wordt gesteriliseerd.314

Daarnaast gaat het ook om organisatorische normen zoals: het feit dat de leiding over de

behandeling enkel door geneesheren kan worden uitgeoefend, het personeel regelmatig aan

toezicht moet worden onderworpen en asepsie- en hygiënische maatregelen in acht moet

nemen. Huisbezoeken moeten geregeld worden in het huishoudelijk reglement en is er de

mogelijkheid hier beperkingen aan te stellen. Ook moet de vrijheid van levensbeschouwing,

godsdienst en politieke overtuiging, maar ook de ongehinderde toegang voor bedienaren van

de eredienst en lekenraadgevers mogelijk worden gemaakt. Verder zijn er nog bepalingen

omtrent reclame, ter voorkoming van besmettelijke ziekten, bescherming van de persoonlijke

levenssfeer en in het bijzonder van de medische gegevens, de verpleegkundige

309 Art. 3, f) KB 19 december 2014 FPC en verplichte verzekering. 310 Art. 3, g) KB 19 december 2014 FPC en verplichte verzekering. 311 Art. 3, g) KB 19 december 2014 FPC en verplichte verzekering. 312 Art. 3, l) KB 19 december 2014 FPC en verplichte verzekering. 313 Art. 3, j) KB 19 december 2014 FPC en verplichte verzekering. 314 Bijlagen, Art.N1, II Functionele normen, 6°-8° KB van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door

de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, BS 7 november 1964.

Page 90: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

90

uurroosterregeling en tot slot de opstelling van een actieplan in geval vna grote ongevallen

binnen de voorziening.315

Aangezien het gaat om psychiatrische patiënten moeten FPC’s zich ook houden aan bijzondere

normen zoals die toepasselijk zijn op diensten neuropsychiatrie voor observatie en behandeling

van volwassen patiënten in het kader van architectonische normen, zoals het beschikken over

lokalen waar de nodige uitrusting voor artsen, psychlogen en maatschappelijk werkers is

voorzien, lokalen met de nodige uitrusting voor de individuele therapie en lokalen voorzien van

materialen voor groepstherapie, en functionele normen zoals de bewaring van geneesmiddelen

in een niet voor zieken toegankelijk lokaal in een kast die op slot kan en een medisch dossier

waarin nauwkeurig wordt beschreven wat de geestelijke en lichamelijke toestand van de

betrokken is bij opneming, wat de toegepaste behandeling is en hoe de toestand verder

evolueert.316

2.3. Besluit

146. Het gebrek aan een Basiswet Internering laat zich voelen. Enkel wat betreft

geïnterneerden in de gevangenissen is er een regeling omtrent het genot van gezondheidszorg.

Maar deze regeling beslaat slechts een minderheid van de geïnterneerden en is bovendien niet

geheel in werking getreden. Een wet die dit enigszins lijkt op te vangen is de Wet

Patiëntenrechten die door zijn breed toepassingsgebied bij elke geneeskundige verstrekking van

toepassing is. Maar dit is zeker onvoldoende. Het bevat enkel algemene, niet voor de

geïnterneerden gespecifieerde rechten. De wetgever was zich daar ook van bewust aangezien

uitdrukkelijk wordt verwezen naar de specifieke vereisten dat een geneeskundige relatie met

een psychiatrische patiënt met zich kan meebrengen en de Koning de bevoegdheid heeft

gekregen hieromtrent nadere bepalingen vast te stellen.

3. Dwang en de interneringscontext

3.1. Definiëringen/ essentieel onderscheid

147. Een interneringscontext is er een die wordt gekenmerkt door dwang. Niet alleen is een

geïnterneerde onderworpen aan een gedwongen behandeling, maar kan ook worden gedacht

315 Bijlagen, Art.N1, III Organisatorische normen, 1°, 3-4°, 8°-9°, 9°quater (behalve d) en e), 10°, 12°ter en 14°

KB van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden

nageleefd, BS 7 november 1964. 316 art. N18, I Architectonische normen, B, tweede lid, 10 a)-c) en art. N18, II Functionele normen, 1-3 KB van 23

oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, BS

7 november 1964.

Page 91: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

91

aan het gebruik van dwangmedicatie en dwangmaatregelen. Alvorens daarop verder te gaan is

het belangrijk begrippen correct te definiëren.

148. Ten eerste kan dwang onderscheiden worden van drang. Drang is namelijk wanneer er

druk wordt uitgeoefend om aangeboden hulpverlening te aanvaarden of er gedwongen wordt

om toestemming te geven. In het geval van gedwongen opgenomen geesteszieken betekent dit

dat er sprake is van ‘keuzevrijheid’ tussen het zich laten behandelen of een (voorgezette)

dwangopneming riskeren. Wanneer we het hebben over dwang is er geen keuzevrijheid. Binnen

het concept van dwang dient dat ook een essentieel onderscheid te worden gemaakt tussen

gedwongen opneming en gedwongen behandeling.317

3.1.1. Gedwongen opname

149. Wat betreft gedwongen opneming genomen kan worden verwezen naar de hiervoor

besproken procedure zoals voorzien in de Wet Bescherming Persoon Geesteszieke die een

rechtsgrond vormt voor de gedwongen opname in een psychiatrische voorziening van een

persoon die aan de in artikel 2 van deze wet opgenomen voorwaarden van gevaar en

geestesziekte voldoet en waarvoor er geen andere mogelijkheden meer voorhanden zijn.318 Wat

betreft de dwangbehandeling vinden we in deze wet geen duidelijke wettelijke basis en wordt

er enkel gewezen op het feit de patiënt bewaakt, grondig onderzocht en behandeld zal worden

zowel tijdens zijn periode van observatie als tijdens zijn verder verblijf.319

150. Aangezien de Belgische staat steeds meer geïnterneerden uit de gevangenissen haalt,

inbrengt in het forensisch psychiatrisch zorgnetwerk en er wordt gestreefd naar de

vermaatschappelijking van de zorg komen steeds meer geïnterneerden in de reguliere GGZ

terecht. Zij komen dan ook in voorzieningen en plaatsen terecht waar niet-geïnterneerden

verblijven zoals PZ’s en PVT. Zij kunnen daar zijn opgenomen omwille van een gedwongen

opname. Net omdat een gedwongen opname met een interneringsmaatregel de gedwongen

context gemeenschappelijk heeft, werd in het onderzoek omtrent het vraagstuk dwang er voor

gekozen om de zowel internationale als nationale bepalingen, aanbevelingen en adviezen die

betrekking hebben op gedwongen opname en de voorzieningen die hierin te voorzien, te

317 F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT, “Dwangopneming van geesteszieken” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 1032-1033. 318 Voor de procedure zie supra randnummer 319 T. Balthazar, “Gezondheidsrechtelijke reacties op psychische problemen: dwangopneming en bescherming van

onbekwamen” in C. WITTOUCK, K. AUDENAERT en F. VANDER LAENEN, Handboek forensische

gedragswetenschappen, Antwerpen, Maklu, 2015, 105 en 112.

Page 92: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

92

betrekken in het onderzoek. Zij kunnen namelijk een aanknopingspunt zijn en bijdragen aan het

in beeld brengen van het Belgisch beleid omtrent geesteszieke personen die zich in een

gedwongen context bevinden. Steeds blijft het opzet op zoek te gaan naar de toepasselijkheid

op geïnterneerden.

3.1.2. Gedwongen behandeling

151. De gedwongen behandeling van de geïnterneerde is een van de twee doelstellingen die

met een interneringsmaatregel worden beoogd. Over die behandeling vinden we in de

interneringswet niet veel terug enkel het reeds hiervoor aangehaalde subjectieve recht op

zorg.320

152. Wanneer het gaat over gedwongen behandeling kan er opnieuw een onderscheid worden

gemaakt tussen het gebruik van een dwangmaatregel321 en de mogelijkheid tot een

dwangbehandeling zelf322.

3.1.2.1. Eigenlijke dwangbehandeling

153. Bij eigenlijke dwangbehandeling doelt men op het bijvoorbeeld toedienen van medicatie

en behandelen zonder toestemming van de patiënt.323 Het betreft elke behandeling van een

psychiatrische stoornis die ondanks de weigering van een wilsbekwame geesteszieke of

ondanks het verzet van een wilsonbekwame geesteszieke wordt uitgeoefend. Het enige doel dat

een dwangbehandeling mag hebben is de behandeling van de psychiatrische stoornis die

aanleiding gaf tot een dwangopname.324

3.1.2.2. Dwangmaatregelen

154. Wanneer wordt gesproken over de toepassing van dwangmaatregelen gaat het in

hoofdzaak vanuit veiligheidsoverwegingen genomen vrijheidsbeperkende maatregelen. Zij

worden niet gehanteerd vanuit een therapeutische benadering, maar worden genomen ter

vermijding van onmiddellijk dreigende schade voor de geesteszieke of derden. Zo worden zij

bijvoorbeeld gebruikt ter bescherming van personeel en medepatiënten. Het betreft een

320 Zie supra randnummers 78-80. 321 Zoals fixatie en isolatie. 322 Zoals het gebruik van medicatie of andere therapeutische middelen. 323 T. BALTHAZAR, “Gezondheidsrechtelijke reacties op psychische problemen: dwangopneming en

bescherming van onbekwamen” in C. WITTOUCK, K. AUDENAERT en F. VANDER LAENEN, Handboek

forensische gedragswetenschappen, Antwerpen, Maklu, 2015, 112. 324 F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT, “Dwangopneming van geesteszieken” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 1038.

Page 93: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

93

dwangmaatregel aangezien het aan een geestesgestoorde kan worden opgelegd ondanks zijn

weigering of verzet325.326

3.2. Dwangbehandeling

3.2.1. Het Belgisch kader

155. Zoals hiervoor aangehaald heeft elke geïnterneerde sinds de inwerkingtreding van

artikel 2 Interneringswet 2014 het recht op goede en adequate behandeling en zorg. Het betreft

een recht, maar een die uitgeoefend wordt in een gedwongen context aangezien de

geïnterneerde niet heeft gekozen behandeld te worden, maar dit een gevolg is van zijn

veroordeling tot de interneringsmaatregel. Het gaat om een doelstelling dat naast deze van de

bescherming van de maatschappij staat.

Ook de gedwongen opname van personen onder de toepassing van de Wet Bescherming

Persoon Geesteszieke draagt het doel van de bescherming van de maatschappij in zich. Vroeger

werd geoordeeld dat de oude Krankzinnigenwet van 1850 te veel de nadruk legde op die

beschermingsdoelstelling en niet op de behandeling. In de huidige wetgeving wordt meer

verwezen naar ‘behandeling’ maar werden vooralsnog geen modaliteiten hiervoor uitgewerkt.

Er wordt enkel gewezen op het feit dat er pas tot gedwongen opname kan worden overgegaan

indien er geen “ander geschikte behandeling” mogelijk is waardoor de wetgever er lijkt van uit

te gaan dat de behandeling gericht is op behandeling van de zieke.327 Bij de in deze wet

geregelde gedwongen opname moet enige voorzichtigheid aan de dag worden gelegd. Er kan

niet zomaar worden geredeneerd dat een gedwongen opname van een gesteszieke het mogelijk

maakt een dwangbehandeling op te leggen. Er is namelijk door de ernstige inpakt op de fysieke

integriteit, privacy en menselijke waardigheid van dergelijke maatregel steeds nood aan een

duidelijke wettelijke bepaling. De ‘bedoeling’ om een behandeling te voorzien zoals bepaald in

voornoemde wet, is op zichzelf onvoldoende ter rechtvaardiging van een dwangbehandeling.

De Wet Bescherming Persoon Geesteszieke moet dan ook worden gezien als een soort

‘lokalisatiewet’ maar is er nood aan een duidelijk wettelijke kader.328 Of deze redenering ook

opgaat voor geïnterneerde is nog maar de vraag, bij hen maakt de behandeling deel uit van hun

325 Er is sprake van weigering als het gaat om een wilsbekwame geestesgestoorde en om verzet als het gaat om een

wilsonbekwame geestesgestoorde. 326 F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT, “Dwangopneming van geesteszieken” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 1034. 327 Raadgevend Comité voor Bio-ethiek advies nr. 21, 13. 328 F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT, “Dwangopneming van geesteszieken” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 1039-1040.

Page 94: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

94

interneringsmaatregel en is ook de verantwoording van zijn internering, het is evenwel geen

straf, maar een veiligheidsmaatregel. Veiligheid en behandeling worden zo veel mogelijk in

evenwicht gehouden. Terwijl de Wet Bescherming Persoon Geesteszieke als burgerrechtelijke

maatregel voornamelijk functioneert vanuit een beveiligingsgedachte (ten aanzien van de

betrokkene zelf of ten aanzien van derden).

3.2.2. Adviezen geven mee vorm

3.2.2.1. Advies nr. 21 van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek

156. Deze redenering zou toch kunnen worden doorgetrokken naar de geïnterneerden. De

Interneringswet 2014 voorziet een recht op gepaste zorg en behandeling maar specifieert dit

verder niet, evenals dat zij geen bepalingen voorziet die de dwangbehandeling van

geïnterneerden die zich verzetten tegen behandeling of weigeren behandeld te worden, regelt.

Zoals het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek in haar advies nr. 21329 ook aangeeft, moeten

gedwongen opname en gedwongen behandeling van elkaar worden onderscheiden en kan

gedwongen behandeling in verscheidene contexten, zo ook strafrechtelijke context en meer

bepaald de interneringswetgeving. Evenwel beperkt zij zich in dat advies tot de

dwangbehandeling in de burgerlijke context en wordt de toepassing in de strafrechtelijke

context buiten beschouwing gelaten en zou zij eventueel later het onderwerp uitmaken van een

later advies.330 Dit advies is er tot op heden niet. Toch kan dit advies nr. 21 gelezen worden met

het oog op het bepalen van wat de visie van het Comité voor Bio-ethiek is op gedwongen

behandeling evenwel geeft dit comité zelf aan een ethische beoordeling van gedwongen

behandelingen niet kan losstaan van een beoordeling van de juridische en institutionele context

waarin ze plaatsvinden waardoor er steeds rekening moet worden gehouden dat dit geldt voor

gedwongen behandeling binnen de gedwongen opname zoals bepaald in de Wet Bescherming

Persoon Geesteszieke.

157. De rechtvaardigingsgrond en het hoofddoel van gedwongen opname zijn het behoud,

het herstel en het verhogen van de autonomie van de patiënt die door zijn psychiatrische stoornis

is verzwakt. Er moet dan ook steeds voldoende respect worden getoond ten aanzien van de

329 Adv. Nr. 21 “Gedwongen behandeling bij gedwongen opname”, Raadgevend Comité voor Bio-ethiek, 10 maart

2003, https://www.health.belgium.be/nl/belgisch-raadgevend-comite-voor-bio-ethiek (laatst geraadpleegd op 31

juli 2018). (Hierna: Raadgevend Comité voor Bio-ethiek advies nr. 21). Dit advies werd gegeven naar aanleiding

van een vraag omtrent de al dan niet mogelijkheid tot het gedwongen toedienen van de prikpil. Het Comité wenst

in haar advies bepaalde ethische aspecten omtrent gedwongen behandeling te behandelen waarbij ze ook, in

ondergeschikte orde, enkele opmerkingen wenst te formuleren omtrent de gedwongen opname en de wet van 26

juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke. 330 Raadgevend Comité voor Bio-ethiek advies nr. 21, 3.

Page 95: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

95

beslissingsbekwaamheid van de betrokkene en moet telkens getracht worden de geïnformeerde

toestemming te verkrijgen. De beslissingsbekwaamheid is niet statisch waardoor er telkens

opnieuw moet afgetoetst worden. Wanneer dan toch een gedwongen behandeling wordt

toegediend moet dit nog steeds via de good practices gebeuren. Alvorens dat gebeurt moeten

wel enkele voorwaarden zijn voldaan: het moet gaan om de behandeling van de geestesstoornis

die aan de grondslag ligt van de maatregel, het mag niet uitsluitend gebruikt worden ter

voldoening van de belangen van derden of als loutere eenvoudige oplossing voor een

administratieve, strafrechtelijke of familiale toestand van een patiënt, het dient steeds een

therpautisch doel te hebben, het moet steeds aangepast zijn aan de psychische en

psychopathologische symptomen en de verantwoordelijke psychiater dient dit zorgvuldig,

gewetensvol en gebaseerd op de algemeen aanvaarde wetenschappelijke kennis uit te voeren.331

Het moet bijgevolg gaan om een patiënt die omwille van zijn stoornis niet in staat is vrij en

geïnformeerd in te stemmen met de voor zijn toestand noodzakelijke verzorging.332 Dit recht

op vrij en geïnformeerd toestemmen is in principe een algemeen patiëntenrecht die geldt op

elke patiënt aan wie gezondheidzorg wordt verstrekt. Zowel geesteszieke die gedwongen

werden opgenomen in de zin van de Wet Bescherming Persoon Geesteszieke als geïnterneerden

genieten de in de Wet Patiëntenrechten opgenomen patiëntenrechten.333 Over het geven van

vrije en geïnformeerde toestemming wordt verder dieper ingegaan onder randnummers 180-

189.

3.2.2.2. Adviezen van de Orde der Artsen voor psychotische patiënten in de gevangenis

158. Op 12 mei 2007 vaardigde de Nationale Raad van de Orde der Artsen een advies uit

naar aanleiding van een vraag omtrent de dwangbehandeling van psychotische patiënten die in

de gevangenis verblijven.334 De vraag had betrekking op psychotische patiënten die

geïnterneerd zijn maar omwille van een gewelddadig delict en plaatsgebrek in speciale

voorzieningen in de gevangenis verblijven. Vandaag zouden deze patiënten zo veel mogelijk in

een FPC worden ondergebracht. Dit advies beperkt zich dan ook tot geïnterneerden die in de

gevangenis verblijven. Het gaat om zij die onderhevig zijn aan disciplinaire maatregelen die

door de directie zijn genomen naar aanleiding van agressief of psychotisch gedesintegreerd

gedrag waardoor de veiligheid van andere celgenoten bedreigd wordt. Er wordt dan ook

331 Raadgevend Comité voor Bio-ethiek advies nr. 21, 17. 332 Raadgevend Comité voor Bio-ethiek advies nr. 21, 4. 333 Artt. 7-8 Wet Patiëntenrechten. 334 Adv. 12 mei 2007 betreffende dwangbehandeling van psychotische patiënten in de gevangenis, Nationale Raad

Orde der Artsen, https://www.ordomedic.be/nl/adviezen/advies/dwangbehandeling-van-psychotische-

pati%EBnten-in-de-gevangenis.

Page 96: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

96

gevraagd of deze onbehandelde psychotische patiënten tegen hun wil en dus onder dwang

kunnen worden behandeld met antipsychotica zodanig dat gevaar kan worden vermeden. Zij

verblijven nu min of meer langdurig in een geïsoleerde veiligheidscel. Het Bureau van de

Nationale Raad oordeelt dat de toediening van antipsychotica als dwangbehandeling enkel

aanvaard kon worden in een medisch-verpleegkundig kader waarbij voldoende professioneel

toezicht op de patiënt wordt gegarandeerd. Daarbij moet worden opgemerkt dat het nemen van

disciplinaire maatregelen omwille van psychotisch gedrag in principe niet kan worden

toegestaan. Om onderhevig te kunnen zijn aan een disciplinaire of tuchtmaatregelen moet de

betrokkene toerekeningsvatbaar zijn voor de daden waarvoor dergelijke maatregel zou kunnen

worden uitgesproken.335 In een toestand van psychose is hiervan geen sprake.

3.3. Dwangmaatregelen

3.3.1. Het Belgisch kader

159. Wanneer wordt gezocht naar het Belgische kader omtrent de regelgeving in verband met

het gebruik van dwangmaatregelen bij geïnterneerden is het belangrijk niet enkel binnen het

strafrecht te zoeken. Ook binnen het gezondheidsrecht kunnen enkele relevante knooppunten

worden aangehaald.

160. Binnen de Interneringswet 2014 kunnen geen bepalingen omtrent het gebruik van

dwangmaatregelen worden teruggevonden. Specifiek wat betreft geïnterneerden die in de

gevangenis verblijven kan wel een regeling worden gevonden omtrent dwang, zij het dan

ingeschreven in de bepalingen omtrent ‘orde en veiligheid’ binnen de gevangenis. Door de

(tijdelijke) toepasselijkheid van de Basiswet op in de gevangenis verblijvende geïnterneerden,

gelden immers de voor dit vraagstuk toepasselijke artikelen 107 tot en met 121 van de Basiswet

op deze categorie van geïnterneerden. Daarin moeten verschillende soorten maatregelen

worden onderscheiden. Artikel 107 t.e.m. 109 hebben betrekking op controlemaatregelen, de

artikelen 110 t.e.m. 115 hebben betrekking op bijzondere veiligheidsmaatregelen en de

artikelen 116 t.e.m. 118 regelen de plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime dat

kan worden vergeleken met de isolatie of afzondering. Tot slot zijn er de maatregelen van

rechtstreekse dwang terug te vinden van artikel 119 t.e.m. 121. In artikel 119, §§1 en 3 Basiswet

335 Art. 144, §6 Basiswet vereist namelijk dat een persoon schuldig dient te zijn alvorens hem een tuchtsanctie kan

worden opgelegd. Om schuldig te zin moet aan het in de wet voorziene opzet aanwezig zijn wat in het geval van

een psychose niet het geval is en geoordeeld kan worden dat een betrokkene ontoerekengingsvatbaar is. Een

interessante visie op toerekeningsvatbaarheid en tuchtsancties kan worden gevonden in C. WITTOUCK, F.

VANDER LAENEN en T. VANDER BEKEN, “Tucht en gedetineerden met een psychiatrische problematiek”,

Panopticon 2013.34(3) 209-214.

Page 97: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

97

wordt ‘rechtstreekse dwang’ als volgt gedefinieerd: §1 “Met het oog op de handhaving van de

orde of de veiligheid mag ten aanzien van de gedetineerden alleen rechtstreekse dwang gebruikt

worden, wanneer deze doelstellingen op geen andere wijze kunnen worden bereikt en voor de

daartoe strikt noodzakelijke tijd.” en §3 “Onder gebruik van rechtstreekse dwang in de zin van

§ 1 wordt verstaan het gebruik van fysieke dwang op personen, al dan niet met het gebruik

maken van materiële of mechanische hulpmiddelen, van dwangtuigen die de bewegingsvrijheid

beperken of van wapens die krachtens de wapenwet tot de reglementaire uitrusting behoren.”

Dit gaat om een regelgeving specifiek van toepassing binnen een gevangenis met het oog op

het garanderen van de orde en veiligheid.

161. Verruimen we geïnterneerden naar in een gedwongen context opgenomen geesteszieken

kan worden gedacht aan de Wet Bescherming Persoon Geesteszieke. Een echt aanknopingspunt

kan in deze wet zelf niet worden teruggevonden. Integendeel kan er wel een verbod op het

toepassen van vrijheidsbeperkingen omwille van de diagnose en de behandeling van

psychiatrische stoornissen buiten deze de beschermingsmaatregelen die in deze wet opgenomen

zijn.336 Naast de in die wet bedoelde beschermingsmaatregelen wordt ook gewezen op deze in

de Interneringswet 2014, maar zoals reeds vermeld, vinden we ook hier geen bepalingen

omtrent in terug.

Kijken we dan naar het uitvoeringsbesluit van deze wet, het KB van 18 juli 1991337, vinden we

wel dat artikel 5 het heeft over de ‘dwangmaatregel’ wanneer het gaat om het onderbrengen

van een patiënt in een isoleer- en observatiekamer.

162. Een ander, en in de praktijk zeer belangrijk geacht instrument, is de omzendbrief van 24

oktober 1990 van Vlaams Gemeenschapsminister van Volksgezond K. WECKX. Deze

omzendbrief wordt ook wel de ‘Omzendbrief Weckx’ genoemd.338 Met deze omzendbrief

wenste de Gemeenschapsminister de directie, artsen en andere personeelsleden van

psychiatrische ziekenhuizen of psychiatrische diensten te wijzen op enkele essentiële

waarborgen die bij het nemen van bepaalde dwangmaatregelen geëerbiedigd moeten worden.

Dit vanuit zijn bekommernis omtrent de rechtspositie van patiënten die in deze voorzieningen

336 Art. 1, §1 Wet Bescherming Persoon van de Geesteszieke. 337 KB van 18 juli 1991 ter uitvoering van artikel 36 van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van

de person van de geesteszieke, BS 26 juni 1991. (Hierna: KB 18 juli 1990) 338 Omz. 24 oktober 1990 betreffende afzondering van patiënten opgenomen in psychiatrische ziekenhuizen en in

psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen,

http://ombudsfunctieggz.be/?action=onderdeel&onderdeel=516&titel=Gedwongen+opname%2C+afzondering+e

n+dwangbehandeling . (Hierna: Omzendbrief Weckx)

Page 98: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

98

zijn opgenomen ter behandeling. Ondanks dat het slechts een omzendbrief betreft, geniet deze

in de praktijk een groot aanzien en volgen voorzieningen dit als richtlijn.339 Aangezien

geïnterneerden steeds meer in psychiatrische ziekenhuizen of op psychiatrische diensten

terechtkomen, wordt deze omzendbrief dan ook in het onderzoek betrokken en van naderbij

bekeken om na te gaan in welke mate het meer inzage heeft over de regeling van de rechten en

plichten van geesteszieken in het kader van het gebruik van dwangmaatregelen.

Evenwel moet worden opgemerkt dat het begrip ‘dwangmaatregel’ voor de toepassing van de

omzendbrief wordt beperkt tot ‘iedere maatregel gericht op de afzondering van een reeds

opgenomen patiënt waardoor diens bewegingsvrijheid wordt beperkt.’. Er wordt wat betreft de

toepasselijkheid geen onderscheid gemaakt tussen zij die gedwongen, dan wel vrijwillig zijn

opgenomen.340

163. Wordt er verder buiten het strafrecht gekeken, kan ook worden gewezen op de

erkenningsnormen voor ziekenhuizen en hun diensten. Ook Omzendbrief Weckx verwijst

hiernaar.341 Het betreft meer bepaald erkenningsnormen voor diensten voor neuropsychiatrie

met bepaalde kenletters, zogenaamde A342-, T343- en K344-diensten, die over observatiekamers

dienen te beschikken waarin onrustige zieken/patiënten worden ondergebracht om de veiligheid

van de patiënt te waarborgen. Dit zou zijn ingegeven om de veiligheid van patiënten,

medepatiënten en personeel te beschermen.345

164. Een ander aanknopingspunt omtrent het gebruik van dwangmaatregelen dat opnieuw

wat ruimer is en meer bepaald betrekking heeft op fixatie, isolatie, beveiliging en toezicht kan

worden gevonden in de lijst met verpleegkundige verstrekkingen die een bijlage vormt bij een

KB van 18 juni 1990.346 Dit KB verwijst naar KB nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de

339 F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT, “Dwangopneming van geesteszieken” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 1036. 340 Omzendbrief Weckx, 1. 341 Omzendbrief Weckx, 1 en 4-5. 342 Dienst voor neuropsychiatrie voor observatie en behandeling van volwassen patiënten. 343 Dienst voor neuropsychiatrie voor behandeling van volwassen patiënten. 344 Dienst voor neuropsychiatrie voor observatie en behandeling van kinderen. 345 Bijlagen art. N17, I Architecotnische normen, B, tweede lid, 11 c), art. N18, I Architectonische normen, B,

tweede lid, 10 e) en art. N19, I Architectonische normen, B, tweede lid, 11 e) KB van 23 oktober 1964 tot bepaling

van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, BS 7 november 1964. 346 KB van 18 juni 1990 houdende vaststelling van de lijst van de technische verpleegkundige verstrekkingen en

de lijst van de handelingen die door een arts aan beoefenaars van de verpleegkunde kunnen worden toevertrouwd,

alsmede de wijze van uitvoering van die verstrekkingen en handelingen en de kwalificatievereisten waaraan de

beoefenaars van de verpleegkunde moeten voldoen, BS 26 juni 1990. https://www.fnbv.be/wetgeving/algemeen/

(Hierna: KB 18 juni 1990)

Page 99: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

99

uitoefening van gezondheidszorgberoepen. Meer bepaald naar artikel 21quinquies.347 Dit

artikel bepaalt welke activiteiten onder de uitoefening van de verpleegkunde worden begrepen.

De derde paragraaf verduidelijkt dat de Koning een lijst kan samenstellen van de in dat artikel

bedoelde verstrekkingen waarvoor voor de verstrekking door een verpleegkundige al dan niet

een medisch voorschrift nodig is. Daarnaast kan Hij ook de regels omtrent de desbetreffende

bekwaamheidsvereisten vaststellen. Dit heeft de Koning dus uiteindelijk opgenomen in het KB

van 18 juni 1990. Deze lijst bevat een opsomming van zaken waarvoor een verpleegkundige

bevoegd is zonder dat er nood is aan een voorschrift van een arts (zogenaamde B1 handelingen)

en waarvoor hier wel nood aan is (zogenaamde B2 handelingen). Hierin kan de mogelijkheid

tot medicamenteuze toedieningen en fysische beveiliging worden teruggevonden.348

3.3.2. CPT-Standards means of restraint als richtlijn

165. In het onderzoek naar het gebruik van dwangmaatregelen ten aanzien van

geïnterneerden mag de internationale context niet worden vergeten. Als lid van de Raad van

Europa kan worden verwezen naar de herziene ‘Means of restraint psychiatric establishments

for adults’ CPT-standaarden uit 2004:349 (hierna: CPT standards means of restraint). Het CPT

heeft naar aanleiding van haar bezoeken aan burgerlijke en forensisch psychiatrische

voorzieningen verspreid over Europa, enkele standaarden opgesteld omtrent het gebruik van

beperkende en dwingende middelen binnen deze instellingen. In 2004 maakte zij een herziene

versie.350 Aangezien geïnterneerden steeds meer buiten de gevangenissen en in de reguliere

GGZ en in de FPC’s worden opgenomen en dit instrument de standaarden bepaalt dat zowel

betrekking heeft op burgerlijke als op forensische voorzieningen, wordt dit hierna als een soort

richtlijn of kader gehanteerd om de bestaande Belgische wetgeving aan af te toetsen.

166. Welke bepalingen omtrent het gebruik en de toepassing van dwangmaatregelen we nu

in de verschillende bovenstaande instrumenten kunnen terugvinden wordt in de volgende

onderdeeltjes verder onderzocht. Er wordt een doorsnede gemaakt waarbij de CPT standard

means of restraint als kader wordt gebruikt, het Belgische kader tegen wordt afgetoetst

aangevuld met relevante adviezen en aanbevelingen om zo een duidelijker beeld te krijgen wat

nu is geregeld en waar er nog lacunes zijn. Zo is er het eindverslag van een werkgroep: fixatie

347 Artikel 1 KB 18 juni 1990. 348 Bijlage I, 1. Behandeling, rubriek 1.7. Medicamenteuze toedieningen en 5. Fysische beveiliging, KB 18 juni

1990. 349 CPT, Means of restraint in psychiatric establishments for adults (revised CPT standards) van 21 maart 2017,

Straatsburg, CPT/Inf(2017)6. (Hierna: CPT standards means of restraint). 350 CPT standards means of restraint, 1.

Page 100: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

100

en isolatie van de Technische Commissie voor Verpleegkunde van de FOD Volksgezondheid

die enkele zaken in verband met deze dwangmaatregelen op een rij zet rekening houdend met

de voornoemde verschillende Belgische bepalingen.351

3.3.3. Soorten dwangmaatregelen

167. Tijdens haar bezoeken doorheen Europa stelde het CPT vast dat de in de meeste landen

gehanteerde dwingend beperkende maatregelen in een viertal soorten ingedeeld kunnen

worden. Ten eerste is er de fysieke beperking (‘physical restraint’) waarbij het personeel

bijvoorbeeld een patiënt vasthoudt of immobiliseert doormiddel van het gebruik van fysieke

kracht. Ten tweede is er de mechanische beperking (‘mechanical restraint’) waarbij

bijvoorbeeld beperkende materialen zoals riemen worden gebruik om een patiënt te

immobiliseren. Het gedwongen gebruik van medicatie om controle te krijgen over het gedrag

van een patiënt is een derde vorm van dergelijke maatregelen en wordt aangeduid als chemische

beperking (‘chemical restraint’). Tot slot is er de isolatie of afzondering (‘seclusion’) waarbij

een patiënt onvrijwillig alleen in een gesloten ruimte wordt geplaatst.352

3.3.4. Beginselen en doelstellingen

168. Algemeen kan worden gewezen op de beginselen van subsidiariteit, proportionaliteit,

legaliteit, maar ook verantwoordelijkheid en noodzakelijkheid die volgens het CPT steeds het

kader moeten vormen voor de toepassing van de hier besproken maatregen.353

169. Het CPT heeft gezien de indringende aard van psychiatrische patiënten en het potentieel

misbruik en slechte behandeling waarmee zij potentieel te maken krijgen, steeds bijzondere

aandacht besteed aan het gebruik van verscheidene types van beperkende maatregelen.

Daarnaast benadrukt zij dat het gebruik van beperkende maatregelen ten aanzien van

psychiatrische patiënten steeds als uiteindelijk doel heeft gebruik ervan te voorkomen en de

frequentie en duur dan ook zo veel mogelijk te beperken.354 Een belangrijk beginsel dat daar

bijkomt is het beginsel van subsidiariteit. Beperkende maatregelen mogen enkel in

uitzonderlijke gevallen worden toegepast en gebruikt als een ultimum remedium. Het enige doel

van het gebruik is om te voorkomen dat een betrokkene zichzelf of anderen zouden verwonden.

351 Technische Commissie voor Verpleegkunde Werkgroep: fixatie en isolatie, FOD Volksgezondheid, Veiligheid

van de Voedselketen en Leefmilieu, Eindverslag oktober 2007, https://www.fnbv.be/wetgeving/algemeen/ .

(Hierna: Eindverslag Werkgroep: fixatie en isolatie FOD Volksgezondheid); 352 Introduction, CPT standards means of restraint, 2. 353 §1.2. CPT standards means of restraint, 2. 354 § 1.7. CPT standards means of restraint, 3.

Page 101: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

101

De duur dient dan ook zo kort mogelijk te zijn en moet worden beëindigd wanneer datgene dat

aanleiding gaf tot de toepassing van de maatregelen is verdwenen.355

In de Omzendbrief Weckx wijst toenmalig Gemeenschapsminister op het zeer ingrijpend en

ernstig karakter van dwangmaatregelen en bepaalt dan ook dat op dergelijk ogenblik patiënten

intensive behandeling en verzorging dienen te krijgen, maar ook dat de toepassing van een zo

kort mogelijke duur moet zijn. 356 Nationaal worden verpleegkundigen attent gemaakt op het

uitzonderlijk karakter van de toepassing in geval alle andere mogelijkheden falen.357

170. Daarnaast spoort CPT betrokken gezondheidszorg autoriteiten en de directie van de

psychiatrische voorzieningen aan tot de ontwikkeling van een strategie en proactieve stappen

te nemen. Daarbij moet onder andere worden gedacht aan het voorzien van een veilige materiële

omgeving, ook in de buitenlucht, voldoende gezondheidzorgpersoneel, goed opgeleid (zowel

initieel als ‘ongoing’) personeel dat betrokken is bij het toepassen van dergelijke maatregelen

en het ontwikkelen van alternatieve maatregelen zoals technieken die het escaleren van situaties

tegenhoudt).358 Daarbij komt dat psychiatrische instellingen worden aangespoord een

alomvattend, zorgvuldig opgesteld beleid uit te werken. Zowel personeel als de directie dienen

hiertoe samen te werken. Er dient bepaald te worden hoe het gebruik van dwingende

beperkende maatregelen vermeden zal worden, in welke omstandigheden welke maatregelen

toegepast kunnen worden, maar ook hoe dit praktisch dient te gebeuren, hoe er toezicht wordt

over gehouden en wat er dient te gebeuren na beëindiging. Andere noodzakelijke bepalingen

betreffen hoe personeel opgeleid moet worden, registratie, interne en externe

rapporteringsmechanismen, debriefing en de regeling van klachtenprocedures. Naast de

betrokkenheid bij de opstelling van personeel en directie, dienen patiënten geïnformeerd te

worden over het uitgewerkte beleid.359 Ook de werkgroep: fixatie en isolatie van de FOD

Volksgezondheid wees in 2007 reeds op het belang van een goed beleid omtrent het al dan niet

toepassen van deze maatregelen en het informeren van artsen en personeel. Over de patiënten

wordt niet gesproken.360 Dergelijk beleid dient te worden uitgewerkt in het huishoudelijk

reglement van de psychiatrische diensten. Bij de start van de gedwongen opname wordt de

patiënt hieromtrent geïnformeerd en dient hij dit te aanvaarden. Dit kan ook gebeuren door de

355 §§ 1.1. en 1.4. CPT standards means of restraint, 2. 356 Omzendbrief Weckx, 2. 357 Eindverslag Werkgroep: fixatie en isolatie FOD Volksgezondheid, 6. 358 Introduction, CPT standards means of restraint, 2. 359 § 1.7. CPT standards means of restraint, 3. 360 Eindverslag Werkgroep: fixatie en isolatie FOD Volksgezondheid, 7.

Page 102: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

102

vertegenwoordiger of verwant in het geval de patiënt wilsonbekwaam is. De hiervoor

vernoemde werkgroep raadde in haar eindverslag in 2007 ook aan dat in geval van gedwongen

opname, de rechter ook op de hoogte wordt gebracht van de inhoud van dat regelement.361 Het

bepalen van de bepaling omtrent deze maatregelen dienen noodzakelijkerwijs in overleg tussen

teamleden te worden samengesteld. Voor de toepassing moet er in principe worden overlegd

met de behandelende arts, maar in zeer dringende en acute gevallen kan er worden gewerkt met

een staand order en dient de arts na afloop zo snel mogelijk op de hoogte te worden gebracht.362

171. Bepalingen omtrent welke soort en welke de voorwaarden zijn tot toepassing van

beperkende maatregelen dienen steeds bij wet te worden vastgesteld en duidt dus op het

legaliteitsbeginsel.363 Dit kadert binnen de bepaling van artikel 5.1. EVRM dat bepaalt dat de

vrijheid van personen met een geestesziekte enkel kan worden beperkt in de mate en op de

wijze dat dit bij wet is geregeld.

3.3.5. Toepassing

172. Minister Weckx duidt de bescherming van de gezondheid en de fysieke en psychische

integriteit van de patiënt aan als belangrijkste maatstaven in de beoordeling van het al dan niet

geoorloofd karakter van de dwangmaatregel bij gebrek aan een duidelijke wettelijke regeling.

Wel wordt gewezen op het respecteren van artikel 5.1 EVRM en dat het gebruik binnen deze

bepaling dient te blijven waardoor dit bijgevolg een grens vormt. Deze bepaling bevat immers

het recht op vrijheid dat enkel door bepalingen in de wet beperkt kan worden. Bovendien moet

de afzondering steeds bijdragen aan de fysieke en psychische integriteit van de betrokkene en

moet het dus gaan om een therapeutische maatregel. Omwille van dit laatste legt de

Omzendbrief dan ook de verantwoordelijkheid in handen van de behandelende arts. Andere

personeelsleden en het gehele ziekenhuis dienen evenwel ook hun verantwoordelijkheid te

dragen. 364

361 Eindverslag Werkgroep: fixatie en isolatie FOD Volksgezondheid, 11. 362 Een staand order is een door de arts vooraf vastgesteld behandelingsschema, waarin desgevallend verwezen

wordt naar standaardverpleegplannen of procedures. In dergelijk order dient de arts te vermelden onder welke

voorwaarden de beoefenaar van de verpleegkunde deze handelingen kan toepassen. Ook dient de arts met naam

aan te geven bij welke patiënt een staan order moet worden toegepast. Het is dan aan de verpleegkundigen om te

beoordelen of de voorwaarden vervuld zijn en enkel wanneer dit zo is worden de voorgeschreven handelingen

uitgevoerd. Is dit niet het geval, dan moet de arts ingelicht worden. Tot slot wordt bepaald dat uitsluitend in

dringende omstandigheden een welbepaald staand order mag worden toegepast zonder de patiënt bij naam aan te

duiden. Dit laat aan de verpleegkundigen toe om in bepaalde omstandigheden onmiddellijk vrijheidsberovende

maatregelen te gebruiken die eventueel worden ondersteund met de toediening van medicatie. Art. 7quater, §5

KB 18 juni 1990; Eindverslag Werkgroep: fixatie en isolatie FOD Volksgezondheid, 12. 363 §§ 1.2. en 1.3. CPT standards means of restraint, 2. 364 Omzendbrief Weckx, 1-2.

Page 103: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

103

173. Het gebruik gebeurt steeds vanuit veiligheidsoverwegingen en kan nooit vanuit

therapeutisch oogpunt worden toegepast. Bovendien mogen ze niet worden gebruikt als straf of

voor het gemak van het personeel, het opvangen van personeelstekorten of ter vervanging van

adequate zorg of behandeling.365

Vanuit de praktijk wordt gewezen op het feit dat personeel, wanneer dergelijke maatregelen

toch worden toegepast, niet erop mogen vertrouwen dat de patiënt zich nu in een veilige situatie

bevindt, ook al heeft de toepassing tot doel de veiligheid te verhogen. Er dient steeds toezicht

te worden gehouden.366 Wanneer het gaat om mechanische beperkende maatregelen367 of om

afzondering, dient er continu toezicht te zijn. In het eerste geval moet een gekwalificeerd

personeelslid permanent in de ruimte aanwezig om de betrokken patiënt te voorzien in zijn

therapeutische noden en hem of haar te ondersteunen. In het geval van afzondering mag het

personeelslid buiten de kamer wachten, maar er dient steeds te worden voor gezorgd dat de

betrokken patiënt volledig gezien en gehoord kan worden. Het gebruik van videotoezicht kan

dit continu toezicht niet vervangen.368 De werkgroep: fixatie en isolatie FOD Volksgezondheid

heeft het in haar eindverslag van 2007 enkel over het toepassen van verhoogd toezicht in

combinatie met een zorgvuldige toepassing van de maatregelen. Er wordt niet verwezen naar

verdere wettelijke bepalingen omtrent deze verhoogde veiligheidsvoorzieningen.369 Wel wordt

bepaald dat in geval van afzondering of isolatie het installeren van een bewakingscamera

overwogen zou kunnen worden. Dit wordt niet geacht in strijd te zijn met het recht op privacy

van de patiënt wanneer dit in het huishoudelijk reglement is opgenomen.370 Verder heeft de

werkgroep: fixatie en isolatie FOD Volksgezondheid geduid op het bestaan van de mogelijkheid

van separatie. Het lijkt een soort verzachte vorm van isolatie daar de patiënt enige tijd uit de

groep wordt verwijderd en op zijn eigen kamer of in een daarvoor voorziene ruimte dient te

blijven. Dit kan dan progressief, bij gebrek aan verbetering, overgaan naar een afzondering in

een specifieke isolatieruimte.371

174. Er wordt toegestaan dat verschillende dwangmaatregelen met elkaar worden

gecombineerd. Het gaat dan om afzondering, mechanische (isolatie of fixatie) of fysieke

365 §§ 1.5. en 1.6. CPT standards means of restraint, 2; Eindverslag Werkgroep: fixatie en isolatie FOD

Volksgezondheid, 6. 366 Eindverslag Werkgroep: fixatie en isolatie FOD Volksgezondheid, 6. 367 Zie supra randnummers 167. 368 § 7. CPT standards means of restraint, 4. 369 Eindverslag Werkgroep: fixatie en isolatie FOD Volksgezondheid, 6. 370 Eindverslag Werkgroep: fixatie en isolatie FOD Volksgezondheid, 11. 371 Eindverslag Werkgroep: fixatie en isolatie FOD Volksgezondheid, 11.

Page 104: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

104

maatregelen die gecombineerd worden met chemische beperkende maatregelen. Het is enkel

toegestaan dit te doen wanneer dit de duur van de toepassing van de maatregelen vermindert of

het noodzakelijk blijkt ter voorkoming van ernstige schade aan de betrokken patiënt zelf of

derden.372 Wil men in België als verpleegkundige medicatie toedienen, moet worden gekeken

naar Bijlage I, 1. Behandeling, rubriek 1.7. Medicamenteuze toedieningen van KB 18 juni 1990

waarin wordt bepaald dat er steeds een door een arts uitgeschreven medisch voorschrift moet

zijn wanneer verpleegkundige medicatie wil voorbereiden en toedienen.373 Dit betreft een

zogenaamde technische verpleegkundige verstrekking B2 waarbij deze worden opgedragen

doormiddel van een geschreven, eventueel elektronisch of telefax medisch voorschrift, een

mondeling geformuleerd medisch voorschrift of een staand order. Dit dient evenwel aan

verschillende voorwaarden te voldoen.374 Gaat het om dringende gevallen kan een mondeling

geformuleerd voorschrift worden uitgevoerd in afwezigheid van de arts maar moet het

voorschrift telefonisch, radiofonisch of via webcam zijn meegedeeld en wordt er eventueel

verwezen naar een standaardverpleegplan, een staand order of een procedure. Daarnaast kan

een verpleegkundige die de aanwezigheid van de arts nodig acht niet worden gedwongen het

voorschrift vooralsnog uit te voeren en is hij verplicht de arts hierover in te lichten. Tot slot

dient de arts zo spoedig mogelijk het schriftelijk voorschrift te bevestigen.375

Het nemen van maatregelen ter voorkoming van lichamelijke letsels zoals fixatiemiddelen,

isolatie, beveiliging en toezicht, zijn B1 handelingen die een verpleegkundige mag stellen

zonder dat daarvoor een voorschrift van een arts voor nodig is.376

175. Artikel 5 van het KB van 18 juli 1991 voorziet dat wanneer een personen wordt

ondergebracht in een isoleer- en observatiekamer van de dienst, de geneesheer-hoofd van de

dienst deze ‘dwangmaatregel’ in een register dient op te tekenen met vermelding van de duur,

de aard en de medische indicatie. De behandelende geneesheer van de dienst parafeert dagelijks

dit register en maakt ook aantekeningen van zijn bevindingen. Bovendien moet het

verpleegkundig personeel een intensief en regelmatig toezicht houden. Verder bepaalt dit KB

dat psychiatrische diensten waar deze personen verblijven ook steeds over een huishoudelijk

reglement dienen te beschikken dat, ten minste de interne beschermingsregels en de wijze

waarop de rechten van de zieke gewaarborgd worden waar inzonderheid gedoeld wordt op de

372 § 6. CPT standards means of restraint, 4. 373 Bijlage I, 1. Behandeling, rubriek 1.7, Medicamenteuze toedieningen B2, KB 18 juni 1990. 374 Art. 7quater §§1-3, KB 18 juni 1990. 375 Art. 7quater §4 KB 18 juni 1990. 376 Bijlage I, 5. Fysische beveiliging, tweede bolletje KB 18 juni 1990.

Page 105: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

105

rechten zoals voorzien in artikel 32 van de Wet Bescherming Persoon Geesteszieke. Dit artikel

heeft betrekking op de eerbiediging van de vrijheid van mening, godsdienstige en filosofische

overtuiging en op zulke wijze dat zijn lichamelijke en geestelijke gezondheid, zijn sociale en

gezinscontacten alsmede zijn culturele ontplooiing in de hand worden gewerkt. Daarnaast wordt

in dat artikel ook bepaald dat verzoekschriften of klachten uitgaand van de zieke en gericht tot

de gerechtelijke of administratieve overheden of brieven aan of van de zieke niet mogen worden

ingehouden, geopend of vernietigd en wordt het bezoek, de inzage door een gekozen geneesheer

en advocaat in het register waarin de geestesgestoorde ingeschreven staat en het geneeskundig

dossier geregeld.377 De beperking van deze bepaling bevindt zich in het feit dat dit enkel geldt

ten aanzien van gedwongen opgenomen patiënten en niet zij die vrijwillig zijn opgenomen.378

176. Ook moeten voor de betrokkene proceduremaatregelen worden voorzien en moeten

diensten met een dergelijke afzonderingskamer een interne gedragscode omstellen omtrent het

nemen van dwangmaatregelen. Hiervoor zagen we deze bepaling reeds bij KB 18 juli 1991

waarbij het ging om het huishoudelijk reglement van de psychiatrische dienst. Het betreft

weergave van in welke omstandigheden de toepassing geoorloofd is en welke regels in acht

moeten worden genomen bij het gebruik van de kamer. Alle personeelsleden moeten met het

oog op de naleving ervan, van dit intern instrument op de hoogte worden gebracht.379 Wat

betreft het beleid omtrent de toepassing van onder dwang opgenomen patiënten moet dit worden

overlegd tussen de hoofdgeneesheer van het ziekenhuis, overeenstemmend met de

ziekenhuiswet, en het verantwoordelijk medisch diensthoofd.

3.3.6. Inrichting van een afzonderingskamer

177. De betrokkene dient op een zo veilig en menswaardig mogelijke manier te worden

behandeld en waarbij comfort en privacy in de afzonderingskamer maximaal gewaarborgd

moeten worden in de zin van verlichting, verwarming, sanitair en communicatiemogelijkheid.

Deze kamer moet ook aan verschillende veiligheidsvereisten voldoen.380

3.3.7. Registratie en controle

178. Verder wordt bepaald dat een register dient te worden aangelegd dat bestaat uit

formulieren die bepaalde gegevens registreren zoals biografische gegevens, datum- en

377 Artikel 3, §2 18 juli 1991 juncto artikel 32 juncto artikel 10 Wet Bescherming Persoon Geesteszieke. 378 F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT, “Dwangopneming van geesteszieken” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 1036. 379 Omzendbrief Weckx, 2. 380 Omzendbrief Weckx, 2.

Page 106: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

106

tijdgegevens omtrent de toepassing van de maatregel, namen en handtekeningen van de

verantwoordelijke geneesheer en verantwoordelijke verpleegkundige, reden en indicatie van de

maatregel, eventuele medicatie en follow-up gegevens. Dit dient bij elke toepassing van de

afzonderingsmaatregel te gebeuren.381

Bovendien wordt bepaald dat bij onbekwame of minderjarige patiënten steeds respectievelijk

de wettelijke vertegenwoordiger, dan wel de ouders zo snel mogelijk op de hoogte dienen te

worden gebracht.382

3.4. Verhouding tot andere relevante bepalingen

3.4.1. Recht op vrijheid en veiligheid

179. In de inleiding van deze masterproef werd artikel 5.1. EVRM reeds aangehaald. Deze

bepaling bevat het recht op vrijheid en veiligheid wat inhoudt dat eenieder recht heeft op

vrijheid en veiligheid van zijn persoon en niemand van zijn vrijheid mag worden ontnomen.

Dit artikel is niet absoluut en voorziet een zestal gevallen waarbij dit overeenkomstig een

wettelijk voorgeschreven procedure wel mogelijk is. Een van deze gevallen betreft de opsluiting

van geesteszieken. Ook onze Belgische Grondwet voorzien in een dergelijke bepaling. Artikel

12 voorzien in de waarborging van de vrijheid van elke persoon en het feit dat niemand kan

worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaald en in de vorm die zij voorschrijft. De

interneringsprocedure beschreven in de Interneringswet 2014 zoals die hiervoor kort werd

aangehaald vormt de in dit artikel bedoelde wettelijk voorgeschreven procedure waardoor

geesteszieken op gegronde wijze van hun vrijheid kunnen worden beroofd. Bij het ontnemen

of beperken van de vrijheid van personen moet men dus steeds bewust blijven van het feit dat

dit in de door de wet bepaalde gevallen en op de door wet bepaalde wijze dient te gebeuren.

Ook internationaal, en zeker het CPT als orgaan van de Raad van Europa benadrukt dat alle

vormen van beperkingen en de criteria voor het gebruik ervan bij wet geregeld moeten zijn.383

3.4.2. Patiëntenrecht op het geven van geïnformeerde toestemming

3.4.2.1. Toepasselijkheid van wet patiëntenrechten

180. Aangezien de gebrekkige bepalingen omtrent de concrete uitoefening van

dwangbehandeling ook bepalingen omtrent het toepassen van dwangmaatregelen eerder

beperkt is naar Belgisch recht kan in belangrijke mate ook worden gekeken naar de Wet

Patiëntenrechten. Zoals hiervoor aangetoond is deze ook van toepassing op geïnterneerden,

381 Omzendbrief Weckx, 3. 382 Omzendbrief Weckx, 3. 383 § 1.3. CPT standards means of restraint, 2.

Page 107: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

107

maar deze is over het algemeen van toepassing op alle patiënten ten aanzien van wie

gezondheidszorg wordt uitgeoefend. Wat betreft (dwang)behandeling is er geen discussie of dit

al dan niet onder het toepassingsgebied van de Wet Patiëntenrechten vallen. Wat betreft

dwangmaatregelen moet men indachtig zijn dat ondanks dat zij vaak in eerste plaats gebruikt

worden in het kader van veiligheidsoverwegingen, hebben zij vaak ook tegelijkertijd een

therapeutisch karakter waardoor zij ook onder de definitie van gezondheidszorg zoals

geformuleerd in de Wet Patiëntenrechten vallen.

181. Ten eerste kan worden gewezen op artikel 4 Wet Patiëntenrechten. Deze bepaalt dat de

beroepsbeoefenaar de bepalingen zoals in de wet voorzien naleeft binnen de perken van de hem

door of krachtens de wet toegewezen bevoegdheden, in de mate waarin de patiënt hieraan zijn

medewerking verleent. Wanneer het in het belang is van de patiënt pleegt hij multidisciplinair

overleg. De weigering van medewerking van een patiënt ondanks het feit dat hij of zij

gedwongen is opgenomen ontheft de beroepsbeoefenaar niet van zijn plicht de Wet

Patiëntenrechten na te leven.384

182. De toepasselijkheid van de Wet Patiëntenrechten betekent dat de artikelen 7 en 8 van

deze wet gelden. Deze artikelen bepalen immers dat elke patiënt principieel het recht heeft om

op geïnformeerde wijze zijn of haar toestemming (bij wilsonbekwaamheid via zijn

vertegenwoordiger) te verlenen voor elke tussenkomst die uitoefening van gezondheidzorg

inhoudt.385 Het betreft een basisvoorwaarde en is tegelijk een van de meest fundamentele

beginselen binnen de medische ethiek.386

De toestand van een patiënt en de getroffen maatregelen maken deel uit van zijn of haar

behandeling en moeten dan ook met hem of haar of zijn of haar vertegenwoordiger worden

besproken. Er wordt gestreefd naar het bereiken van een consensus en het resultaat dient in het

patiëntendossier te worden genoteerd. Tijdens en na de beëindiging van de toepassing van de

maatregel, dient een debriefing plaats te vinden waarin wordt uitgelegd waarom een bepaalde

maatregel werd toegepast.387 Toestemming staat tegenover dwang, ongeacht of deze door de

384 F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT, “Dwangopneming van geesteszieken” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 1042. 385 F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT, “Dwangopneming van geesteszieken” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 1040-1041; Eindverslag Werkgroep fixatie en isolatie FOD Volksgezondheid, 7. 386 Raadgevend Comité voor Bio-ethiek advies nr. 21, 5. 387 Eindverslag Werkgroep fixatie en isolatie, FOD Volksgezondheid, 7.

Page 108: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

108

patiënt zelf, dan wel door zijn vertegenwoordiger wordt gegeven. In dit laatste geval mag de

wilsonbekwame betrokkene zich evenwel niet verzetten anders kan er wel sprake zijn van

dwang.388

183. Het geven van toestemming dient ook als een continuüm te worden gezien dat structuur

geeft aan de relatie tussen de beroepsbeoefenaar en de patiënt waarbij het verdwijnen van de

toestemming het risico op het ontstaan van een eenzijdige relatie waarbij de beroepsbeoefenaar

eenzijdig beslist en de patiënt alles dient te ondergaan.389 Daarbij komt dat het geven van

toestemming de uiting is van een fundamenteel beginsel in de gezondheidszorg, namelijk het

zelfbeschikkingsrecht en de autonomie van een patiënt. Een ander beginsel is dat van gelijkheid.

Dit kan alleen worden verkregen indien de in een relatie of behandeling betrokken actoren zo

veel mogelijk op voet van gelijkheid worden geplaatst. Ook in asymmetrische relaties moet dat

zo veel mogelijk blijven gelden. De patiënt mag niet tot een voorwerp van verzorging worden

gezien onderhevig aan de handelingen van het verzorgend personeel.390

184. In principe gaat de medische praktijk er steeds vanuit dat de toestemming impliceert dat

de integriteit van de patiënt zo veel mogelijk gerespecteerd dient te worden en dat hun

autonomie terugbezorgt dient te worden. Dit moet steeds het referentiepunt blijven, ook

wanneer de betrokkene op een bepaald moment niet langer in staat is zijn of haar vrije en

geïnformeerde toestemming te geven. Wanneer er dan sprake is van gedwongen behandeling,

betekent dit niet dat zorgverleners meer vrijheid genieten, maar net dat zij meer

verantwoordelijkheden hebben en zich aan striktere therapeutische beperkingen dienen te

houden. Er moet meer voorzichtigheid en respect aan de dag worden gelegd. Het niet in staat

zijn om toestemming te verlenen is niet steeds continu. De autonomie van de patiënt moet dan

ook steeds worden geëerbiedigd waarbij ook steeds vanuit de capaciteiten van de patiënt moet

worden gewerkt. De patiënt moet steeds behandeld worden of hij wel in staat is om zijn

toestemming te geven waardoor bijgevolg ook steeds geïnvesteerd moet worden in informeren

en overtuigen van de betrokken patiënt.391 Let wel, dit speelt voornamelijk een rol bij personen

die gedwongen zijn opgenomen volgens de Wet Bescherming Persoon Geesteszieke.

388 388 F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT, “Dwangopneming van geesteszieken” in F. DEWALLENS en

T. VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 1041-1042. 389 Raadgevend Comité voor Bio-ethiek advies nr. 21, 5-6. 390 Raadgevend Comité voor Bio-ethiek advies nr. 21, 5-6. 391 Raadgevend Comité voor Bio-ethiek advies nr. 21, 8.

Page 109: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

109

3.4.2.2. Wilsbekwaam en wilsonbekwaam

185. Zoals hiervoor werd verduidelijkt worden dwangmaatregelen opgelegd ter vrijwaring

van de veiligheid en gaat het om vaak zeer acute situaties. In dergelijke gevallen kan niet steeds

de toestemming van de betrokken patiënt of zijn vertegenwoordiger worden gevraagd. Vaak zal

dan ook gesteund worden op de spoedbepaling zoals die wordt voorzien in artikel 8, §5 Wet

Patiëntenrechten. Deze bepaling laat het namelijk toe dat in geval van een spoedgeval waarbij

er geen duidelijkheid is omtrent de wilsuitdrukking van de patiënt of zijn vertegenwoordiger

elke noodzakelijke tussenkomst van beroepsbeoefenaar onmiddellijk in het belang van de

gezondheid van de patiënt gebeurt.392

186. Wat betreft wilsonbekwame geestesgestoorde patiënten moet de geïnformeerde

toestemming steeds door zijn vertegenwoordiger worden gegeven rekening houdend met

eventuele voorafgaande wilsverklaringen en in het licht van de subjectieve belang van de

betroken patiënt. Wanneer een arts afwijkt van de weigering gegeven door een

vertegenwoordiger kan dat enkel met betrekking tot handelingen waartegen de wilsonbekwame

geestesgestoorde zich niet verzet zodanig dat er geen sprake is van dwang. Verzet moet zeer

ernstig worden genomen waarbij reëel, consistent en aanhoudend verzet gerespecteerd moet

worden en het onmogelijk maakt dwang toe te passen. Dit natuurlijk tenzij het er gekwalificeerd

nadeel dreigt voor de wilsonbekwame geestesgestoorde patiënt. Dit sluit aan bij de gevallen

waarin dwang mag worden toegepast: wanneer dit noodzakelijk is om ernstige schade te

vermijden. Zou men verder gaan dan dit, zou de patiënt te lang zonder de nodige zorgen blijven.

Zodoende is de toepassing van dwang steeds mogelijk wat zorgt voor het spanningsveld met de

Wet Patiëntenrechten, de menselijke waardigheid en de optimale benutting van de restcapaciteit

van geestesgestoorden.393

3.4.2.3. Noodtoestand en wettige verdediging

187. Ten aanzien van geesteszieken wordt ter voorkoming van ernstige schade aan derden

vaak gesteund op de figuren van wettige verdediging of noodtoestand.

392 Art. 8, §5 Wet Patiëntenrechten; F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT, “Dwangopneming van

geesteszieken” in F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II

Rechten van patiënten van embryo tot lijk, Mortsel, Intersentia, 2014, 1045. 393 F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT, “Dwangopneming van geesteszieken” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 1047-1048.

Page 110: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

110

188. De noodtoestand is een universele uitzondering op de voorwaarde dat behandeling enkel

kan plaatsvinden indien er geïnformeerde toestemming werd gegeven door de betrokken patiënt

(of zijn vertegenwoordiger). Wanneer een beroepsbeoefenaar zich op deze

rechtvaardigingsgrond beroept, dienen de omstandigheden aan bepaalde voorwaarden te

voldoen en komt bijgevolg zijn aansprakelijkheid niet in het gedrang. Hij zou immers

aansprakelijk kunnen worden gesteld voor het niet naleven van het recht van informed consent

zoals voorzien in de artikelen 7 en 8 van de Wet Patiëntenrechten.

De figuur van noodtoestand is binnen de Wet Patiëntenrechten vertaald in artikel 8, §5 dat ook

wel de ‘spoedbepaling’ wordt genoemd. Zij voorziet namelijk in het geval er sprake is van een

spoedgeval en er geen duidelijkheid is omtrent de, al dan niet voorafgaande, wilsuitdrukking

van de betrokken patiënt de beroepsbeoefenaar mag toekomen indien dit in het belang is van

de gezondheid van de patiënt. In het licht van deze masterproef kan dan worden gedacht aan

een geesteszieke die niet in staat is zijn wil te uiten en wiens vertegenwoordiger niet bekend is

of niet tijdig kan worden bereikt. De dringendheid zorgt niet automatisch voor

wilsonbekwaamheid waardoor wilsbekwaamheid steeds het uitgangspunt dient te blijven. 394

3.4.3. Gevolg van een rechterlijke beslissing

189. Een andere moeilijkheid waarmee dwangbehandeling te maken krijgt is het feit dat het

zich feit dat een behandeling plaatsvindt naar aanleiding van een rechterlijke beslissing. Zo

komt de zorg die in normale omstandigheden tot de private sfeer behoort, nu in een eerder

publieke sfeer terecht. De patiënt is niet geheel vrij, maar wordt onder toezicht geplaatst of

eerder het wordt aan hem opgelegd. Daarnaast bestaat het gevaar dat de zorg en behandeling te

veel geïnstrumentaliseerd wordt. Daarmee wordt bedoeld dat zorgvoorzieningen en

behandelingen zou kunnen worden gebruik ter oplossing of ter opvanging van gevaren

spanningen, beperkingen en spanningen die eigen zijn aan mens en maatschappij. Zo zou het

kunnen worden misbruikt ten dienste van andere logica zoals in dit geval ter aanvulling van

instituties zoals de gerechtelijke.395

3.5. Besluit

190. Zowel wat betreft de uitoefening van dwangbehandeling als het gebruik van

dwangmaatregelen kan worden vastgesteld dat binnen de Belgische wetgeving het wettelijk

kader ontoereikend is. Er is immers geen wetgeving dat het principieel gebruik van

394 T. VANSWEEVELT en S. TACK, “Het recht op gezondheidstoestandinformatie en geïnformeerde

toestemming” in F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT (eds.), Handboek Gezondheidsrecht Volume II

Rechten van de patiënt van embryo tot lijk, Mortsel, Intersentia, 2014, 384-385. 395 Raadgevend Comité voor Bio-ethiek advies nr. 21, 7.

Page 111: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

111

dwangmaatregelen toelaat en in de Wet Bescherming Persoon Geesteszieke wordt zelfs een

soort verbod teruggevonden om andere dan in die wet of in de Interneringswet 2014 voorziene

beschermingsmaatregelen toe te passen. Wat betreft het uitvoeringsbesluit van deze wet, KB

18 juli 1991, betreft het enkel de verplichte voorziening en enkele bepalingen omtrent het

gebruik van een isoleer- en observatiekamer in voorzieningen waar geestesgestoorden die onder

de toepassing van deze wet vallen worden opgenomen, waar het bovendien beperkt is tot zij die

gedwongen zijn opgenomen. Bovendien verschilt het ook van voorziening tot voorziening als

gevolg van het feit dat een regeling telkens in het eigen huishoudelijk regelement van de

psychiatrische dienst dient te worden uitgewerkt. Het gaat om zeer fragmentarische regelingen

met vaak een zeer nauw toepassingsgebied waarbij het bovendien vaak niet geregeld is in

wetgeving, maar de Omzendbrief Weckx een belangrijke grond vormt maar die geen kracht van

wet heeft. De rechtszekerheid van geesteszieken is bij gevolg niet gegarandeerd. Daarnaast kan

ook worden opgemerkt dat de meeste regelgeving en adviezen zich situeren in het kader van

‘gedwongen opname’ en er geen specificatie wordt gemaakt van de situatie van geïnterneerden

die zich tenslotte in een strafrechtelijke context bevinden, behalve dan misschien de

internationale bepalingen, maar zij vormen eerder een richtlijn. In praktijk blijkt dat er toch,

ondanks het gebrek aan wettelijke grondslag, vaak gebruik wordt gemaakt van de

dwangmaatregelen van fixatie en isolatie.396

191. De problematiek van de dwangbehandeling van psychiatrische patiënten heeft ook reeds

het voorwerp uitgemaakt van rechtspraak van het EHRM dat in twee arresten oordeelde dat een

dwangbehandeling volgens de medisch professionele standaard verantwoord kan zijn in het

belang van zieken die volstrekt niet in staat zijn tot zelfbeschikking en op voorwaarde dat

hiervoor een therapeutische noodzaak bestaat.397

396 F. DEWALLENS en T. VANSWEEVELT, “Dwangopneming van geesteszieken” in F. DEWALLENS en T.

VANSWEEVELT (eds.), Handboek gezondheidsrecht Volume II Rechten van patiënten van embryo tot lijk,

Mortsel, Intersentia, 2014, 1035. 397 EHRM Herczegfalvy t. Oostenrijk, 24 september 1992 (série A vol. 224) en Ciorap t. Moldavië, 19 juni 2007

zoals beschreven in T. BALTHAZAR, “Gezondheidsrechtelijke reacties op psychische problemen:

dwangopneming en bescherming van onbekwamen” in C. WITTOUCK, K. AUDENAERT en F. VANDER

LAENEN, Handboek forensische gedragswetenschappen, Antwerpen, Maklu, 2015, 112.

Page 112: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

112

4. Het recht op zorg en behandeling: te realiseren binnen of buiten

de strafrechtelijke bepaling van internering?

4.1. Personen die niet over de interneringsdrempel raken

192. Zoals in Hoofdstuk I van Deel I reeds werd verduidelijkt, dienen enkele voorwaarden te

zijn voldaan alvorens tot een interneringsmaatregel kan worden besloten. Voldoen de feiten op

het moment van de beoordeling niet aan de voorwaarden en lijdt de betrokkene op datzelfde

moment aan een geestesstoornis waardoor zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden

teniet wordt gedaan of ernstig wordt aangetast, dan zal deze vooralsnog niet geïnterneerd

kunnen worden. Zo kan de vraag rijzen in welke mate deze personen recht hebben op zorg en

behandeling aangezien zij uit de boot vallen wan internering waar duidelijk wordt voorzien in

een recht op zorg en behandeling.

193. Er zou op de Wet Bescherming Persoon Geesteszieke gesteund kunnen worden,

waardoor de betrokkene via een burgerlijke procedure gedwongen wordt opgenomen, maar dan

moet vooralsnog worden getoetst of de betrokkene voldoet aan de voorwaarden voor die wet.

Ten tweede zou nog gedacht kunnen worden aan het inroepen van artikel 71 Sw. voor de

strafrechter waarbij er desgevallend geen internering kan worden uitgesproken, maar die

aanleiding zou kunnen geven tot de vrijspraak. In andere gevallen zou het immer kunnen dat

deze personen in het circuit van de gewone strafuitvoering terechtkomt en gedetineerd worden.

De vraag blijft dan evenwel hoe komen zij aan hun noodzakelijke geestelijke gezondheidszorg

gezien de wat dat betreft slechte omstandigheden binnen onze Belgische gevangenissen. De

interneringsmaatregel, die toch wel van erg ingrijpende aard is, en het voorziene recht op zorg

voor geïnterneerden zou niet tot gevolg mogen hebben dat personen onderhevig aan deze

maatregel betere toegang genieten tot de geestelijke gezondheidszorg. Mocht dit wel het geval

zijn, zou de overheid en de samenleving gedeeltelijk ontsnappen aan haar maatschappelijke en

ethische plicht om goede psychiatrische hulpverlening te organiseren. Deze zorg moet namelijk

ongeacht zijn juridisch statuut voor elke burger worden voorzien. Vandaag komen deze

potentieel voor internering vatbare personen vaak in het reguliere zorgcircuit terecht waar zij

tussen andere patiënten ‘in rij staan’ om een plaatsje te bemachtigen in het toch geringe

geestelijke gezondheidszorg aanbod.398

398 H. HEIMANS, “Zal een beperking van de internering een betere zorg garanderen?”, Orde van de Dag 2017/74,

16-17.

Page 113: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

113

194. In haar pleiten om een subjectief recht op zorg voor geïnterneerden gaf K. HANOULLE

aan dat het recht op zorg en behandeling als evenwaardig moest worden beschouwd als het

recht op bescherming van de maatschappij.399 Daarbij werd de redenering gegeven of dat

wanneer die bescherming het hoofddoel of het enige doel zou zijn van internering deze

ingrijpende veiligheidsmaatregel van onbepaalde duur wel als verantwoord kon worden

beschouwd aangezien dit op die manier zeer dicht bij de gevangenisstraf aanleunt met dat

verschil dat het van onbepaalde duur is.400 Deze redenering zou kunnen worden omgekeerd, in

die zin dat wanneer de zorg het hoofddoel wordt, en er wordt geredeneerd vanuit het feit dat

het juridisch statuut van een persoon geen rol zou mogen spelen in het recht op zorg en

behandeling, zou men de vraag kunnen stellen of de interneringsmaatregel zoals die nu is

geregeld in het strafrecht überhaupt de juiste manier is om goede, adequate zorg en behandeling

voor geestesgestoorde delinquenten te voorzien. Het werken vanuit het strafrecht, terwijl het

voornamelijk gaat om een probleem omtrent geestelijke gezondheidszorg kan vragen doen

rijzen. Het strafrecht brengt de bestraffingslogica met zich mee, waardoor de benadering van

het probleem misschien ook te sterk vanuit deze hoek wordt benaderd.401

195. In onderzoek naar de problematiek omtrent geïnterneerden die ‘uit de interneringsboot

zouden vallen’ werd door verschillende academici van de KU Leuven het standpunt ingenomen

dat internering geen straf is, een geestesstoornis niet gelijk is aan gevaarlijkheid en dat sociale

gevaarlijkheid vanuit inzichten uit de mensenrechten beperkt moet worden tot feiten van

aantasting of bedreiging van de fysieke integriteit. Dat zijn zaken die doorheen het onderzoek

in deze masterproef zijn duidelijk geworden. Dit laatste standpunt stemt overeen met de in de

Interneringswet 2014 ingeschreven interneringsdrempel waarbij vanuit het doel van de

bescherming van de maatschappij bekeken, er slecht tot de ingrijpende maatregel van

internering moet worden overgegaan als reactie op voldoende ernstige feiten. Daarnaast zijn de

onderzoekers evenwel van mening dat elkeen recht heeft op zorg en de voorziening van zorg

niet afhankelijk zou mogen zijn van het opleggen van een interneringsmaatregel.402 Zo kan dus

worden besloten dat het niet is omdat het recht op zorg expliciet wettelijk verankerd is in het

399 zie supra randnummers 78-80. 400 K. HANOULLE, “Recht op behandeling van de geïnterneerde: evenwaardig met of ondergeschikt aan

bescherming van de maatschappij”, T.Strafr. 2012/4, 209. 401 F. VANDER LAENEN, “De toekomst van de forensische geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen.

Voorzichtig hoopvol, maar ‘semper vigilans’ in W. BRUGGEMAN, E. DE WREE, J. GOETHALS, P.

PONSAERS, P. VAN CALSTER, T. VANDER BEKEN en G. VERMEULEN (eds.) Van pionier naar onmisbaar.

Over 30 jaar Panopticon, Antwerpen, Maklu, 2009, 356. 402 H. HEIMANS, “Zal een beperking van de internering een betere zorg garanderen?”, Orde van de Dag 2017/74,

17.

Page 114: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

114

kader van internering dat dit recht exclusief voor hen geldt, maar dat dit een algemeen recht is

dat op iedereen van toepassing is.

4.2. Balanceren tussen strafrecht en mensenrecht

196. Aanvullend bij het voorgaand, zou er kritiek kunnen worden gegeven op het feit dat

geïnterneerden eerst doorheen de strafrechtketen worden geloodst om hen dan met het oog op

re-integratie te heroriënteren richting zorg. Zouden er redenen kunnen zijn om geïnterneerden

zoals oorspronkelijk het geval was opnieuw buiten het strafrecht te brengen en hen niet meer

door de strafrechtsketen te jagen? Op die manier kan er rechtstreeks naar zorg en behandeling

worden gegaan en wordt de geïnterneerde opnieuw bekeken als zijnde in eerste instantie een

zieke.403 Deze masterproef sluit dan ook graag af men een van de voorstellen van K.

HANOULLE dat zij in haar boek “Internering en toerekeningsvatbaarheid” formuleert omtrent

de behandeling van geestesgestoorde delinquenten met het oog op het beter op elkaar

afstemmen van mensenrechten, de hedendaagse functies van het strafrecht en de doeleinden

van strafrechtelijke sancties.404 Zij formuleerde een voorstel dat beoogde het mogelijk te maken

een beperkte internering op te leggen. Dit zou worden aangevuld met een behandeling dat een

onderdeel is van de bestraffing. Dit moet evenwel uitgevoerd worden binnen een bepaald

referentiekader dat gebaseerd is op de mensenrechten. Het behouden van de

interneringsmaatregel, zij het dan in beperkte vorm, zorgt ervoor dat het geen straf betreft, maar

een afzonderlijke maatregel dat nog steeds binnen de vergeldende en normbevestigende

functies van het strafrecht past. Het voorzien van behandeling binnen en kader van de

mensenrechten is dan weer een veruiterlijking van het recht van eenieder op psychiatrische

behandeling. Het referentiekader geeft dan mee inhoud aan de behandeling. Vanuit de

veroordelingen van het EHRM kan dan ook worden bepaald dat op basis van artikel 5.1 (e)

EVRM de internering, die een afzonderlijke sanctie vormt, conform de

behandelingsdoelstellingen zijn en bijgevolg plaatsvinden binnen de gepaste inrichtingen. Waar

artikel 3 EVRM oplegt dat er effectief moet worden voorzien in een behandelingsaanbod of het

nu gaat om de tenuitvoerlegging van internering, dan wel van een vrijheidsstraf. Verder is het

blijvend op zoek gaan naar een evenwicht tussen vergeldende, maatschappijbeschermende en

re-integrerende doelstellingen.405

De herdenking van de interneringsmaatregel op zich is iets dat reeds verschillende jaren op tafel

ligt en aanleiding kan geven tot nadenken of de balans in evenwicht moet worden gehouden

403 T. VANDER BEKEN, “Strafrechtsbedeling en wetsovertreders met een psychiatrische problematiek”, 49. 404 K. Hanoulle, Internering en toerekeningsvatbaarheid, Mortsel, Intersentia, 2018, 570. 405 K. Hanoulle, Internering en toerekeningsvatbaarheid, Mortsel, Intersentia, 2018, 514.

Page 115: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

115

tussen veiligheid en behandeling, strafrecht en gezondheidsrecht, of dat die toch niet zou mogen

overhellen naar het strafrecht en geïnterneerden opnieuw, zoals oorspronkelijk, geheel uit het

strafrecht moeten worden geheven.

Page 116: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

116

DEEL IV – Algemeen besluit

Geïnterneerden en hun rechtspositie het blijft een complex gegeven. Er dient telkens een balans te

worden gemaakt tussen veiligheid en behandeling van deze geestesgestoorde delinquenten. Dat zoeken

naar een balans is er altijd al geweest, maar dreigde zeer vaak over te hellen naar beveiliging van de

maatschappij en te redeneren vanuit een strafrechtsdenken. Met de steeds verder toenemende aandacht

voor de mensenrechten zou de balans weer naar een evenwicht kunnen worden gebracht aangezien het

EHRM steeds meer aanstuurt op adequate zorg voor deze uitermate heterogene groep geestesgestoorde

delinquenten.

Het feit dat geïnterneerden zich op een grens tussen behandeling en beveiliging bevinden toont zich ook

in hun interne rechtspositie, of liever het ontbreken daarvan. Er is geen Basiswet internering die in 1

duidelijk wet de gehele interne rechtspositie van alle geïnterneerden regelt. Gaan we opzoek naar een

regeling voor geïnterneerden komen we al vaak uit bij een strafrechtelijke basis wanneer de

geïnterneerde als delinquent wordt bekeken. Vandaag is er wel een subjectief recht op zorg geregeld in

de Interneringswet 2014, maar wordt dit niet verder uitgewerkt. Dat is misschien goed, omdat dit de

kans geeft buiten het strafrecht op zoek te gaan naar een invulling. Kijken we vanuit het

gezondheidsrecht naar hem en als patiënt, dan is het vaker versnipperd. Het vaakst vinden we dan ook

bepalingen omtrent gedwongen opgenomen geïnterneerden en hun rechten, maar als het over personen

die zich in een gedwongen context van behandeling bevinden maar die ook feiten heeft gepleegd, komen

we zeer snel opnieuw uit bij wetgeving van toepassing op delinquenten. Evenwel mogen ook de

overkoepelende mensenrechten niet uit het oog worden verloren en geeft dit steeds een basis van waaruit

moet worden vertrokken.

Proberen we buiten het strafrecht te gaan blijk het gezondheidsrecht zeer vaak algemene en op alle

patiënten toepasselijke wetgeving uit te vaardingen en er relatief weinig is voor forensisch

psychiatrische patiënten. Die tak van de psychiatrie, de forensiche psychiatrie en de forensische

geestelijke gezondheidszorg dient dan ook verder te worden uitgebouwd. Daarbij is samenwerking een

zeer belangrijke actor. Het meer proberen benaderen van een geïnterneerde als patiënt is een zeer goede

vooruitgang, waardoor dit niet meer op de achtergrond blijft. Maar het veiligheidsaspect en de

beveiliging van de maatschappij mag volgens mij zeker niet uit het oog worden verloren, het is nu

eenmaal ook een kenmerk van een geïnterneerde. Het is niet omdat het om twee kenmerken gaat dat het

dient te botsen, maar er moet voor elk op zijn eigen terrein met gespecialiseerde actoren onderzoek

worden gedaan naar wat nu vanuit het perspectief van patiënt dan wel vanuit dat van delinquent, zaken

zijn die fundamenteel zijn. Dit zijn de gewichten die op de schaal moeten worden gelegd waarbij de ene

de andere opnieuw in balans brengt tot dat evenwicht wordt gevonden dat België tot een mensenrechten

respecterende staat maakt die ze beoogt te zijn.

Page 117: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

117

BIBLIOGRAFIE

Wetgeving

Internationaal

❖ Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 10 december 1948, BS 31maart

1949.

❖ Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens van 4 november 1950, Raad van

Europa, Rome.

❖ Declaration on the Rights on Mentally Retarded Persons van 20 december 1971,

Algemene Vergadering Verenigde Naties, resolution 2856 (XXVI).

❖ Principles for the protection of persons with mental illness and the improvement of

mental health care van 17 december 1991, Algemene Vergadering Verenigde Naties,

A/RES/46/119.

❖ Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners adopted by the the First United

Nations Congress on the Prevention of Crime and the Treatment of Offenders held at

Geneva in 1995 and approved by the Economic and Social Concil by its Resolution 663

C (XXIV) of 31 July 1957 and Resolution 2076 (LXII) of 13 May 1977.

❖ Recommendation Rec(92)6 to Member States on a coherent policy for people with

disabilities van 9 april 1992, Comité van Ministers.

❖ European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading

Treatment or Punishment (CPT) ‘Health-care services in prison’ 3rd General Report of

the CPT, 1993, CPT/Inf(93)12.

❖ Resolution Standard Rules on the Equalization of Opportunities for Persons with

Disabilities van 4 maart 1994, Algemene Vergadering Verenigde Naties, A/RES/48/96.

❖ European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading

Treatment or Punishment (CPT), ‘Involuntary placement in psychiatric establishments’

extract from the 8th General Report of the CPT, 1998, CPT/Inf(98)12.

❖ Recommendation Rec(2004)10 to Member States concerning the protection of the

human rigths and dignity of persons with mental disorder and its Explanatory

Memorandum van 22 september 2004, Comité van Ministers.

❖ Recommendation Rec(2006)2 to Member States on the European Prison Rules van 11

januari 2006, Comité van Ministers.

❖ Convention on the Rights of Persons with Disabilities and Optional Protocol van 3

december 2006, Verenigde Naties, A/RES/61/106.

Page 118: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

118

❖ Resolution United Nations Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners (the

Nelson Mandela Rules) van 17 december 2015, Algemene Vergadering Verenigde

Naties, A/res/70/175.

Nationaal

❖ Strafwetboek van 8 juni 1867, BS 9 juni 1867.

❖ Wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen,

gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten vervangen door

de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en

gewoontemisdadigers, BS 17 juli 1964.

❖ Wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke,

BS 27 juli 1990.

❖ Gecoördineerde Grondwet van 17 februari 1994, BS 17 februari 1994.

❖ Wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige

verzorging en uitkeringen, BS 27 augustus 1994.

❖ Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, BS 26 september 2002.

❖ Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van

gedetineerden, BS 1 februari 2005.

❖ Wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis,

BS 13 juli 2007. (opgeheven)

❖ Gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere

verzorgingsinrichtingen, BS 7 november 2008.

❖ Wet van 13 mei 2009 houdende de instemming met volgende Internationale Akten: -

Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, - Facultatief Protocol bij het

Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, aangenomen te New York

op 13 december 2006, BS 22 juli 2009.

❖ Wet van 5 mei 2014 betreffende de internering, BS 9 juli 2014.

❖ Wet van 19 december 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie, BS 29

december 2014.

❖ Wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie, BS 13

mei 2016.

❖ Wet van 20 februari 2017 tot wijziging van de wet van 26 juni 1990 betreffende de

bescherming van de persoon van de geesteszieke, BS 22 maart 2017.

Page 119: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

119

❖ KB 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen, BS 25 mei

1965.

❖ KB 8 april 2011 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering van

verscheidene bepalingen van de titels III en V van de basiswet van 12 januari 2005

betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 21 april

2011.

❖ KB van 8 april 2011 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering van

verscheidene bepalingen van titel VII van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende

het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 21 april 2011.

❖ KB van 1 juli 2014 tot aanwijzing van een forensisch psychiatrisch centrum, BS 11 juli

2014.

❖ KB 19 december 2014 in uitvoering van artikel 56,§3ter van de wet betreffende de

verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd

op 14 juli 1994 voor de forensisch psychiatrische centra, BS 29 januari 2015.

❖ KB van 25 april 2017 tot aanwijzing van een forensisch psychiatrisch centrum, BS 10

mei 2017.

❖ KB van 21 juli 2017 tot wijziging van het Koninklijk besluit van 19 december 2014 in

uitvoering van artikel 56, §3ter van de wet betreffende de verplichte verzekering voor

geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 voor de

forensische psychiatrische centra.

❖ Ministerieel besluit van 28 oktober 2015 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor

de erkenning van geneesheren-specialisten houders van de bijzondere beroepstitel in de

forensische psychiatrie, alsmede van stagemeesters en stagediensten, BS 10 november

2015.

❖ Voorstel van Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden,

Amendementen van 11 mei 2004, Parl.St. Kamer 2003-04, 0231/003.

❖ Voorstel van Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden, Verslag

van 24 november 2004, Parl.St. Kamer 2003-04, 0231/015.

❖ Omz. 24 oktober 1990 betreffende afzondering van patiënten opgenomen in

psychiatrische ziekenhuizen en in psychiatrische afdelingen van algemene

ziekenhuizen,

http://ombudsfunctieggz.be/?action=onderdeel&onderdeel=516&titel=Gedwongen+op

name%2C+afzondering+en+dwangbehandeling .

Page 120: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

120

Rechtspraak

❖ EHRM 30 juli 1998, Aerts t. België, nr. 2535/94.

❖ EHRM 10 november 2004, Morsink t. Nederland nr. 48865/99.

❖ EHRM 13 oktober 2009, De Schepper t. België, nr. 27428/07.

❖ EHRM 6 september 2016, W.D. t. België, n°73548/13.

Rechtsleer

❖ BOERS, A., VANDEVELDE, S., SOYEZ, V., TING TO, W.,” Het zorgaanbod voor

geïnterneerden in België”, Panopticon 2011.2, 17 – 36.

❖ BRUGGEMAN, W., DE WREE, E., GOETHALS, J., PONSAERS, P., VAN

CALSTER, P., VANDER BEKEN, T. en VERMEULEN, G. (eds.) Van pionier naar

onmisbaar. Over 30 jaar Panopticon, Antwerpen, Maklu, 2009, 822p.

Bijlage:

▪ VANDER LAENEN, F., “De toekomst van de forensische geestelijke

gezondheidszorg in Vlaanderen. Voorzichtig hoopvol, maar ‘semper vigilans’

356-369.

❖ DAEMS,T., EECHAUDT, V., MAES, E. en VANDER BEKEN, T., “De Basiswet van

12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de

gedetineerde: een status quaestionis”, T. Strafr. 2014/1, 2-46.

❖ DEWALLENS, F. en VANSWEEVELT,T., Handboek gezondheidsrecht Volume II

Rechten van patiënten van embryo tot lijk, Mortsel, Intersentia, 2014, 1632p.

Bijdrage:

▪ VANSWEEVELT, T., “Het recht op een kwaliteitsvolle dienstverstrekking”,

307-310.

▪ VANSWEEVELT, T. en TACK, S., “Het recht op

gezondheidstoestandinformatie en geïnformeerde toestemming”, 331-428.

▪ DEWALLENS, F. en VANSWEEVELT, T., “De dwangopneming van

geesteszieken”, 979 – 1052.

▪ LIERMAN, S., “Recht op gezondheidszorg”, 281-290.

❖ DHEENDENE, J., SEYNNAEVE, K. en VAN DER AUWERA, A., “De

geïnterneerdenpopulatie in Vlaamse gevangenissen: enkele cijfergegevens”, Fatik nr.

145 2015, 4-9.

Page 121: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

121

❖ EECHAUDT, V., VANDER LAENEN, F. en VANDER BEKEN, T, “Patiëntenrechten

in de gevangenis: we zijn er nog niet”, Fatik nr. 153, 1-8.

❖ HANOULLE, K., “Recht op behandeling van de geïnterneerde: evenwaardig met of

ondergeschikt aan bescherming van de maatschapij?”, T. Strafr. 2012/4, 207-211.

❖ HEIMANS, H., VANDER BEKEN, T. en SCHIPAANBOORD, E., “Eindelijk een

echte nieuwe en goede wet op de internering? Deel 1: De gerechtelijke fase”, RW 2014-

15 nr. 27, 1043-1064.

❖ HEIMANS, H., VANDER BEKEN, T en SCHIPAANBOORD, E. “Eindelijk een echte

nieuwe en goede wet op de internering? Deel 2: De uitvoeringsfase”, RW 2015-16 nr.

2.2015 42-62.

❖ HEIMANS, H., “Zal een beperking van de internering een betere zorg garanderen?”,

Orde van de Dag 2016/74, 12-20.

❖ JEANDARME, I., “Forensische psychiatrie à la flamande”, Orde van de Dag 2017/74,

32 – 40 .

❖ ROBERT, L., “System error. Een pilootarrest over internering in Belgische

gevangenissen”, Fatik 151 2016, 3-4.

❖ SMETS, H. VERELST, R. en VANDENBERGHE, J., “Geestesziek en gevaarlijk:

gedwongen opname of internering? Het Belgisch wettelijke kader”, Tijdschrift voor

psychiatrie 51 2009/4, 217- 225.

❖ SEYNNAEVE, K., BEEUWSAERT, H., en DECKERS, A., “Recht op zorg?!”, Orde

van de Dag 2016/74, 51-57.

❖ Spapens, T., Groenhuisjen, M. en Kooiman T. (eds.), Universalis, Mortsel, Intersentia,

2011, 1093.

Bijdrage:

▪ DEPREEUW, W. ,“Internering in België. Van schuldig verzuim naar aanzet tot

beleid.”, 49-61.

❖ VANDERBEKEN, T., BROEKAERT, E., AUDENAERT, K., VANDER LAENEN,

F., VANDEVELDE, S., VANDERPLASSCHEN, W. (eds.) Sterktes van mensen.

Sterktegerichte strategieën voor het ondersteunen van mensen met een psychiatrische

problematiek die strafbare feiten pleegden, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2016, 182p.

▪ Bijdrage:

▪ SCHIPAANBOORD, E., “Een juridisch kader voor wetsovertreders met

een psychiatrische stoornis, 75-93.

Page 122: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

122

❖ VANDER BEKEN, T. en VANDER LAENEN, F., “Bezorgd om zorg”, Panoticon 38,

77-82.

❖ VANDER LAENEN, F., CASSELMAN, J., KLERKX, J. en VERMEIREN, R,

“Terwijl we wachten op de FPC’s: De organisatie van de forensische geestelijke

gezondheidszorg”, Panopticon 2011.6, 43-48.

❖ VANDER LAENEN, F. en DE PAUW, K., “Psychiatrische patiënten en politie: samen

in de samenleving?”, Orde van de Dag 2016/74, 5-11.

❖ VANDEVELDE, S., DE SMET, S. VANDERPLASSCHEN, W. en TING TO, W.

(red.), Oude uitdagingen, nieuwe kansen! Over de behandeling van geïnterneerden,

Academia Press, Gent, 2013, 134p.

Bijdragen:

▪ VANDEVELDE, S. , DE SMET S. en TING TO, W., “Internering in België”,

11-16.

▪ VANDER BEKEN T. en VANHAELEMEESCH, D., “Juridische aspecten met

betrekking tot internering”, 17-28.

▪ HEIMANS, H., “De Forensisch Psychiatrische Centra, interneringswet(ten) en

andere regelgeving: een kritische reflectie”, 29-46.

❖ WITTOUCK C., AUDENAERT, K. en VANDER LAENEN, F. (eds.), Handboek

forensische gedragswetenschappen, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2015, 438p.

Bijdragen:

▪ VANDER BEKEN, T., “Strafrechtsbedeling en wetsovertreders met een

psychiatrische stoornis”, 31-51.

▪ SCHIPAANBOORD, E. en VANDER BEKEN, T. “De interneringswet van

2014”, 53-80.

Internetbronnen en varia

❖ Adv. over de forensische psychiatrie, Koninklijke Academie voor Geneeskunde van

België (KAGB), 26 april 2014, http://www.academiegeneeskunde.be/adviezen .

(laatst geraadpleegd 9 juli 2018).

❖ Adv. Nr. 21 “Gedwongen behandeling bij gedwongen opname”, Raadgevend Comité

voor Bio-ethiek, 10 maart 2003,

https://www.health.belgium.be/nl/belgisch-raadgevend-comite-voor-bio-ethiek

(laatst geraadpleegd op 31 juli 2018).

Page 123: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

123

❖ Adv. inzake het algemeen referentiekader voor de uitbouw van de ”forensische

psychiatrische zorg”, Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen Ministerie van

Sociale zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, 12 juli 2001,

https://overlegorganen.gezondheid.belgie.be/nl/documenten/advies-2001-

referentiekader-uitbouw-forensische-psychiatrische-zorg .

❖ Dienst Strafrechtelijk Beleid, Interneringen, ‘Aantal veroordelingen – Per veroordeelde,

Nationaal’, http://www.dsb-

spc.be/web/index.php?option=com_wrapper&Itemid=129,(laatst geraadpleegd op 17

april 2018).

❖ Dienst Strafrechtelijk Beleid, Interneringen, ‘Aantal veroordelingen – Naar geslacht,

Nationaal’, http://www.dsb-

spc.be/web/index.php?option=com_wrapper&Itemid=130, (laatst geraadpleegd op 17

april 2018).

❖ Dienst Strafrechtelijk Beleid, Interneringen, ‘Aantal veroordelingen – Naar Belg/Niet-

Belg, Nationaal’, http://www.dsb-

spc.be/web/index.php?option=com_wrapper&Itemid=132, (laatst geraadpleegd op 17

april 2018).

❖ Dienst Strafrechtelijk Beleid, Interneringen, ‘Aantal veroordelingen – Naar leeftijd,

Nationaal’,

http://www.dsb-spc.be/web/index.php?option=com_wrapper&Itemid=131, (laatst

geraadpleegd op 17 april 2018).

❖ Forensisch Psychiatrische Centra: Informatiefolder FPC Gent,

https://www.fpcnv.be/behandelcentra/fpc-gent/ (onder ‘Bezoekers van patiënten’) en

Informatiefolder FPC Antwerpen, https://www.fpcnv.be/behandelcentra/fpc-antwerpen/ (onder

‘Bezoekers van patiënten’).

❖ GEENS. K Minister van Justitie, Het Justitieplan - Een efficiëntere justitie voor meer

rechtvaardigheid, 2015 https://www.koengeens.be/policy/justitieplan .

❖ MEESE, J., “EHRM veroordeelt België in pilootarrest inzake internering”, 7 september

2016, http://vansteenbrugge-advocaten.be/pilootarrest-ehrm-internering/ (laatst

geraadpleegd op 20 juli 2018).

❖ Reflectiegroep “zorg en detentie” FOD Gezondheidszorg, Volksgezondheid, Veiligheid

van de Voedselketen en Leefmilieu, Memorandum naar een volwaardige

gezondheidszorg voor gedetineerden en geïnterneerden in België, , 25 juli 2014,

Page 124: INTERNE RECHTSPOSITIE VAN GEÏNTERNEERDEN · werkveld gaan gebruiken om ook daar elke dag nog bij te leren en te groeien. Een einde betekent ook bedanken. Ten eerste zou ik graag

124

❖ Te Gek!?, internering, https://www.tegek.be/internering/meer-over-internering/wist-je-

dat-.html.

❖ Technische Commissie voor Verpleegkunde Werkgroep: fixatie en isolatie, FOD

Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Eindverslag oktober

2007, https://www.fnbv.be/wetgeving/algemeen/ .

❖ VERMEULEN, E. i.s.m. Associate Directors, Documentaire ‘9999’,

http://www.9999themovie.com/.