Upload
others
View
4
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
1/8
INBO.A.2010.215
Advies betreffende de effecten van kitesurfen op
zeevogels
Nummer: INBO.A.2010.215
Datum: 13/09/2010
Auteur(s): Eric Stienen & Wouter Courtens
Contact: Marijke Thoonen – [email protected]
Kenmerk aanvraag: e-mail op 1 september 2010
Geadresseerden:
Geert Raeymaekers
FOD Volksgezondheid
Dienst Marien Milieu
Victor Hortaplein 40/10,
1060 Brussel
2/8
INBO.A.2010.215
AANLEIDING
Tijdens het Kustburgemeesteroverleg met Gouverneur Breyne kwam recentelijk het
kustreglement met betrekking tot kitesurfen ter sprake. Onafhankelijk van het
kustreglement bereidt de FOD Economie een algemeen KB voor inzake kitesurfen. De
regelgeving heeft hoofdzakelijk tot doel om de veiligheid van deze sport te waarborgen.
VRAAGSTELLING
Dhr. Raeymaekers van FOD leefmilieu heeft het INBO bijkomend advies gevraagd over
de effecten van kitesurfers op het mariene milieu en in het bijzonder op zeevogels. De
vraag is of het opportuun is om voor zeevogels een bijkomende regeling te treffen ten
aanzien van verstoring door kitesurfers en zo ja in welke periodes en in welke
zeegebieden dit relevant is.
TOELICHTING
Wetenschappelijke studies
Wetenschappelijke studies naar de effecten van kitesurfen op watervogels zijn schaars.
Het blijft meestal bij een beschrijving van niet-gestandaardiseerde observaties op basis
waarvan een inschatting wordt gemaakt van de mate van verstoring of de
verstoringsafstand (o.a. Davenport & Davenport 2006; Krijgsveld et al. 2008).
Desalniettemin wordt algemeen aangenomen dat de effecten van kitesurfen op
watervogels groter zullen zijn dan die van andere watersporten. De vlieger die door
kitesurfers wordt gebruikt hangt immers hoog in de lucht en is van op grote afstand
zichtbaar voor vogels, de vlieger verplaatst zich redelijk snel en maakt vaak
onvoorspelbare wendingen. Verstoringsafstanden van meer dan 300 m en zelfs tot 1000
m zijn niet ongewoon (Krijgsveld et al. 2008). Naast verstoring van watervogels is
bekend dat kitesurfers een sterk verstorend effect kunnen hebben op rustende vogels
langs de kust, zoals steltlopers die tijdens de hoogwaterperiode in grote groepen rusten
op stranden, op golfbrekers en in estuaria (Smith 2004). Op het Belgisch deel van de
Noordzee (BDNZ) is nooit specifiek onderzoek gedaan naar verstoring door
watersporters, laat staan door kitesurfers. Wel bestaat er voor het Nederlandse deel van
de Noordzee een index die de verstoringsgevoelighied van zeevogels ten aanzien van
scheepvaart in het algemeen beschrijft (zogenaamde “trafic disturbance index” in
Camphuysen et al. 1999).
Vogelgemeenschap langs de kust
Kitesurfers kunnen potentieel een verstorend effect hebben op vogels die rusten langs de
kust, op vogels die broeden in de directe nabijheid van de kust en op zee- en kustvogels
die gebruik maken van het Belgisch deel van de Noordzee. Voor elke van deze
gemeenschappen wordt in dit advies een korte beschrijving gegeven van hun voorkomen
langs de Belgische kust en hun verstoringsgevoelligheid ten aanzien van kitesurfers.
Voor de vogels die resideren langs de Vlaamse kust zijn uiteraard de verschillende
Vogelrichtlijngebieden belangrijk als rust- of broedgebied. Afgezien daarvan zijn er
belangrijke vogelconcentraties te vinden in het Vlaams Natuurreservaat (VNR) de
IJzermonding, het VNR Baai van Heist en het VNR het Zwin waar grote aantallen
steltlopers, meeuwen en sterns komen rusten. Deze gebieden zijn zonder uitzondering
bijzonder gevoelig voor verstoring van welke aard dan ook. Naast de rustgebieden zijn
met name de broedkolonies van sternen en meeuwen in het Vogelrichtlijngebied
“Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist” extreem gevoelig voor verstoring door
watersporters. Op basis van de verstoringsafstanden vermeld in Krijgsveld et al. (2008)
3/8
INBO.A.2010.215
hanteren we een bufferzone van 1km rond deze vogelrijke gebieden waarbinnen een
negatieve impact van verstoring door kitsurfers aannemelijk is.
De zeevogelgemeenschap die in Belgisch Mariene wateren resideert of er doortrekt is
over het algemeen niet erg verstoringsgevoellig voor watersportactiviteiten. Zeevogels
die aan de oppervlakte foerageren, zoals sternen en meeuwen, worden meestal niet
sterk gehinderd in hun activiteiten. Sommige soorten zoeken zelfs de nabijheid van
menselijke activiteit op (o.a. Kleine Mantelmeeuw, Grote Jager en Visdief). Deze worden
vaak aangetrokken door boten waarbij meeuwen en jagers vaak achter vissersboten
foerageren en Vidieven in het zog van grote schepen (ferries, baggerschepen etc). Een
aantal soorten (o.a. Dwergmeeuw, Fuut, Zeekoet en Alk) is weliswaar
verstoringsgevoelig, maar voor deze soorten geldt dat de verstoringsduur meestal kort
is. Verstoorde individuen vliegen of duiken weg van een naderende verstoringsbron om
even later hun activiteiten gewoon te hervatten. Uiteraard hangt de gevoeligheid niet
alleen samen met de verstoringsduur, maar ook met de frequentie van verstoring. Het
ligt voor de hand dat zeer frequente verstoring ook voor deze groep een belangrijke
impact kan hebben. Een beperkt aantal zeevogels is extreem verstoringsgevoelig en
vliegt al vanaf 500-1000 m op voor een naderend schip (vergelijk “trafic disturbance
indici” voor zeevogels in Camphuysen et al. 1999). Deze soorten vluchten bij nadering
van een verstoringsbron over een grote afstand weg. Vaak vliegen ze kilometers ver weg
om pas na lange tijd terug te keren in hun geprefereerde gebied. Van die erg gevoelige
soorten komen Zwarte Zee-eend en Roodkeelduiker in belangrijke aantallen voor in
Belgische mariene wateren. Verstoringsafstanden ten aanzien van kitesurfers zijn niet
bekend, maar zullen waarschijnlijk in de buurt van 1km of zelfs meer liggen.
Ecologische beschrijving en voorkomen van meest gevoelige zeevogels
1. Zwarte Zee-eend De Zwarte Zee-eend is de kleinste in het BDNZ voorkomende zee-
eend. Zwarte en Grote Zee-eenden vormen gemengde groepen, maar op het BNDZ is de
Grote Zee-eend altijd in de minderheid (gemiddeld 2,4% van alle zee-eenden). Het
voedsel beperkt zich grotendeels tot schelpdieren die al duikend worden bemachtigd. Tot
2000 was de Halfgeknotte Strandschelp Spisula subtruncata waarschijnlijk de meest
geprefereerde voedselbron. Sinds deze banken grotendeels verdwenen, wordt allicht op
andere schelpdieren gefoerageerd. Recent werd zowel Amerikaanse Zwaardschede Ensis
directus als Mossel Mytilus edulis in het dieet vastgesteld. Sinds eind jaren ’80 worden
systematische vliegtuigtellingen georganiseerd waaruit blijkt dat soms tot net geen 1%
van de totale biogeografische populatie in het BDNZ aanwezig (Van Waeyenberge et al.
2001).
Zwarte Zee-eenden worden in het BDNZ hoofdzakelijk binnen de 10 km van de kust
aangetroffen (Figuur 1). In de jaren ’90 zaten de zee-eenden meestal geconcentreerd in
de omgeving van de Nieuwpoortbank waar toen uitgestrekte banken van Spisula
subtruncata aanwezig waren op een diepte van 6-8 m (Vanaverbeke et al. 2009). Na
2000 werd een sterke verandering in het verspreidingspatroon vastgesteld en waren de
vogels over de volledige zone tussen Oostende en de Franse grens te vinden, met een
concentratiegebied voor Koksijde. Hier wordt vermoedelijk op Ensis directus en andere
schelpdieren gefoerageerd (Heunks et al. 2009). Ook tussen Oostende en Zeebrugge en
in de kustnabije zone werd de soort sindsdien vaker opgemerkt. Opmerkelijk is dat de
verspreiding sterker kustgebonden is dan voorheen en de vogels op geringere diepte
foerageren. Vooral langs de westkust worden tegenwoordig zelfs direct achter de
branding foeragerende Zwarte Zee-eenden waargenomen (Figuur 1).
4/8
INBO.A.2010.215
Figuur 1. De verspreiding van zee-eenden Melanitta spp. op het Belgisch deel van de
Noordzee gebaseerd op tellingen vanuit het vliegtuig uitgevoerd door het INBO in de
periode 1996-2008. De verspreiding in de periode december 1996- maart 1999 (figuur
links) verschilde sterk van die in latere jaren (figuur rechts).
2. Roodkeelduiker De Roodkeelduiker staat op de Bijlage I van de Vogelrichtlijn. Het is
de kleinste en meest algemene (> 97 % van alle Gavidae op zee) vertegenwoordiger
van de familie van de duikers. Het voedsel beperkt zich tot vis die al duikend wordt
bemachtigd. In het BDNZ werd de 1%-norm in de voorbije decennia enkele keren
overschreden wat betekent dat geregeld meer dan 1% van de totale biogeografische
populatie in het BNZ resideert.
De soort komt hoofdzakelijk voor in een zone tot 25 km uit de kust (Figuur 2). Binnen
deze zone worden hogere dichtheden aangetroffen in een strook van 5 tot 15 km uit de
kust, maar langs de westkust worden ook dicht tegen de kust Roodkeelduikers
aangetroffen. De hoogste dichtheden worden rond de Oostende- en Middelkerkebank en
in de omgeving van de Vlakte van de Raan vastgesteld. Verder op zee wordt de soort
eerder sporadisch opgemerkt.
5/8
INBO.A.2010.215
Figuur 2. De verspreiding van duikers Gavia sp. op het Belgisch deel van de
Noordzee gebaseerd op gestandaardiseerde scheepstellingen uitgevoerd door het
INBO in de periode 1992-2009. De punten vertegenwoordigen transecttellingen
van ≤ 10 minuten. De gemiddelde dichtheid wordt in rasterhokken van 3 km²
aangeduid.
Periodiek voorkomen
Niet alle vogels komen jaarrond voor waardoor eventuele beschermingsmaatregelen in
sommige gevallen periodiek kunnen worden ingesteld. Wat betreft de vogelrijke gebieden
aan de vastelandzijde van onze kust kan er worden van uitgegaan dat die jaarrond
gebruikt worden door vogels. Er zijn wel periodes met verhoogde concentraties (zoals
tijdens de broedperiode in het Vogelrichtlijngebied “Kustbroedvogels te Zeebrugge-
Heist”, of de trekperiode in het VNR IJzermonding), maar ook daarbuiten worden deze
gebieden vaak intensief gebruikt door vogels.
De twee zeevogels die klasseren als zeer verstoringsgevoeilig vertonen een sterk
seizoenaal patroon in hun voorkomen. Zwarte zee-eenden komen vanaf de late herfst tot
in februari in geringe aantallen voor langs onze kust (Figuur 3). De hoogste aantallen
worden steevast gezien in februari, maart en soms nog tot in de eerste weken van april.
In de zomer zijn er nog slechts geringe aantallen aanwezig op het BDNZ.
6/8
INBO.A.2010.215
Roodkeelduikers zijn echte wintergasten die in de periode april tot oktober vrijwel geheel
ontbreken op het BDNZ. Van deze laatste soort worden de piekaantallen bereikt in de
periode december-februari.
171817141612141416171717N =
Gavia sp.
MAAND
121110987654321
Aan
tal e
xem
pla
ren
6000
4500
3000
1500
0
Figuur 3. Boxplot van het seizoensverloop van het aantal zee-eenden Melanitta sp.
(figuur links) en duikers Gavia sp. aanwezig in het BDNZ volgens
gestandaardiseerde scheepstellingen. De bovenkant van het bruine vlak komt
overeen met de doelstelling die voor het BDNZ werd opgesteld in Degraer et al.
2010, de bovenkant van het rode vlak vertegenwoordigt de 1%-norm van de
biogeografische populatie.
CONCLUSIE
Verstoringsgevoelige zones
Op grond van bovenstaande worden in figuur 4 de meest verstoringsgevoelige zones
langs de kust aangeduid op basis van bufferzones (1km) rond alle kustgebonden
Vogelrichtlijngebieden en de verspreiding van Zwarte Zee-eend en Roodkeelduiker (in
paars). De oranje bufferzones rond de VR-gebieden klasseren jaarrond als
verstoringsgevoelig, terwijl de paars gebandeerde zone vooral van december tot en met
maart gevoelig is voor verstoring door kitesurfers. Er is voor gekozen om de gevoeligheid
voor zeevogels te doen toenemen van west (zeer gevoelig) naar oost (minder gevoelig),
overeenkomstig hun verspreiding.
Hieruit kan het volgende worden geconcludeerd:
1. Vooral de westkust, van de Franse grens tot aan Oostende, is gevoelig voor verstoring, met name in de periode december-maart. De directe
omgeving (1km) van het VNR de IJzermonding klasseert het gehele jaar
door als verstoringsgevoelig.
2. Langs de westkust begint de verstoringsgevoelige zone van zeevogels vanaf de waterlijn, terwijl die steeds verder in zee ligt naarmate men de
meer naar de Nederlandse grens gaat.
3. Langs de oostkust klasseert de directe omgeving (1km) van het VR-
gebied “Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist” en van het VNR het Zwin
het gehele jaar door als verstoringsgevoelig.
7/8
INBO.A.2010.215
Figuur 4. Kaart van het Belgisch deel van de Noordzee waarop de
vertsoringsgevoeligheid van vogels te aanzien van kitesurfers schematisch is
weergegeven. Er is rekening gehouden met de ligging van de vogelrijke gebieden
in Vlaanderen en op zee alsook de verspreiding van de meest verstoringsgevoelige
zeevogels.
8/8
INBO.A.2010.215
REFERENTIES (publicaties, databanken, websites)
Camphuysen C.J., M.S.S. Lavaleye & M.F. Leopold (1999). Vogels, zeezoogdieren en
macrobenthos bij het zoekgebied voor gaswinning in mijnbouwvak Q4 (Noordzee).
NIOZ-Rapport 1999-4: 72p.
Davenport, J. & Davenport, J.L. (2006). The impact of tourism and personal leisure
transport on coastal environments: A review. Estuarine, Coastal and Shelf Science 67: 280-292.
Degraer, S., W. Courtens, J. Haelters, K. Hostens, T. Jacques, F. Kerckhof, E. Stienen &
G. Van Hoey (2010). Bepalen van instandhoudingsdoelstellingen voor de
bschermde soorten en habitats in het Belgische deel van de Noordzee, in het
bijzonder in beschermde mariene gebieden. Eindrapport in opdracht van de
Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu, Directoraat-generaal Leefmilieu. Brussel, België. 132 p.
Heunks, C., M. Leopold, M. Poot, S. Lilipaly & D. Beuker, 2009. Trend, current status and
ecology of Common Scoters Melanitta nigra in the Voordelta, The Netherlands. In:
Stienen, E.W.M., N. Ratcliffe, J. Seys, J. Tack, J. Mees & I. Dobbelaere (Eds),
2009. Seabird Group 10th International Conference. Provincial Court, Brugge, 27-
30 March 2009. VLIZ Special Publication 42. Communications of the Research
Institute for Nature and Forest – INBO.M.2009.1. Research Institute for Nature
and Forest (INBO), Brussels – Flanders Marine Institute (VLIZ), Ostend.
Krijgsveld, K.L., R.R. Smits & J. van der Winden (2008). Verstoringsgevoeligheid van
vogels: update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Rapport
nr. 08-173, Bureau Waardenburg BV, Culemborg.
Smith, R., 2004. The effect of kite surfing on wader roosts at West Kirby, Dee Estuary.
DECG, March Wall, King’s Drive North, Caldy, Merseyside UK, CH48 1LL.
http://www.deeestuary.co.uk/decgks.htm (accessed 18.10.05.).
Vanaverbeke, J., U. Braeckman, S. Claus, W. Courtens, N. De Hauwere, S. Degraer, K.
Deneudt, A. Goffin, J. Mees, B. Merckx, P. Provoost, M. Rabaut, K. Soetaert,
E.W.M. Stienen & M. Vincx, 2009. Long-term data from the Belgian Continental
Shelf in the framework of science-based management of the coastal North Sea.
Report of the Westbanks Integrative workshop, October 2008.
Van Waeyenberge, J., E.W.M. Stienen & H. Offringa, 2001. Overwinterende zee-eenden
voor de Belgische kust. Vogelnieuws 2: 20-23.