Upload
drukkerij-verloop
View
250
Download
9
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Huis in de branding
Citation preview
Huis in de brandingDe geschiedenis van de Christelijke Gereformeerde KerkDordrecht-Centrum
door
L.J. van Valen
M.A. Kempeneers sr.
‘Wanneer men door het hoofdportaal aan de
zijde van den Singel de kerk betreedt (…)
boven de deur is een gebrandschilderde voorstelling
van: de kerk op de steenrots gebouwd (…).
Mattheüs 7:24 en 25
HUIS IN DE BRANDING18
het leven gebracht. De inquisitie die ‘ketters’
aanbrengt, vindt in Dordrecht een goed ont-
haal. De stadsregering is alert op dissidente
geesten die de leer van de kerk aantasten.
Behalve augustijner monniken zijn ook
minderbroeders onder verdenking geraakt.
In 1525 worden twee Dordtse broeders op
verdenking van lutherse denkbeelden in ’s-
Gravenhage gevangen gezet. De stadspen-
sionaris Van Wijngaarden geeft, evenals de
beruchte schout Van Drenckwaert, de ket-
terjagers alle medewerking. De schoenma-
ker Cornelis Wouterszoon wordt opgepakt
en na zijn eerste verhoor in ’s-Gravenhage
tot de dood veroordeeld. Daarna blijft het
jaren stil, totdat een steeds groeiende groep
van wederdopers van zich laat horen. Intus-
sen worden de plakkaten door de stadsraad
aangescherpt: Lutherse boeken worden ver-
boden en het houden van godsdienstige sa-
menkomsten buiten de kerken en kloosters
wordt streng gestraft. Burgemeester Arend
van der Mijle verafschuwt geweld en wil, zo-
veel hem mogelijk is, het leven van burgers
sparen. In het jaar 1566 weet het stadsbe-
stuur een beeldenstorm te voorkomen. Als
Jan Arends bij de Vuilpoort een hagenpreek
wil houden, houdt de burgemeester de poort
gesloten, zodat geen burgers naar de samen-
komst kunnen gaan.
Schout Van Drenckwaert kiest voor een
wrede aanpak van de dissidenten. Hij richt
zich voornamelijk op de wederdopers in de
stad. Ontroerend is het verhaal van de do-
perse vrouw Dina Pieters, die in november
1555 in de Puttoxtoren aan het Groothoofd
wordt opgesloten en daarna, in een zak ge-
wikkeld, wordt verdronken. Als onder het
gewelddadige bewind van de Spaanse land-
voogd de hertog van Alva in 1568 de Tachtig-
jarige Oorlog uitbreekt, worden de maatre-
Marteldood van Hendrik van Zutphen 11 december
1524 in het plaatsje Heide bij Meldorf. (Dld)
Maarten Luther
19TelT haar Torens
gelen tegen de dopersen en lutheranen ver-
scherpt. De stadsraad wil geen schrikbewind
tegen de ‘ketters’ vormen, omdat dit de kans
tot oproer vergroot. Schout Van Drenckwaert
weet van geen concessies, maar doet er alles
aan om verdachte personen te arresteren.
Hij is verantwoordelijk voor het doodvonnis
van de doopsgezinden Jan van Cuyk van de
Rietdijk in Dordrecht en Adriaenken Jans-
dochter uit Molenaarsgraaf. Het zijn de laat-
ste Dordtse martelaren die op 23 maart 1572
aan het Nieuwe Werk, bij de Nieuwe Haven,
worden verbrand.
Het historische verhaal van deze marte-
laren krijgt een plaats in het martelarenboek
van de doopsgezinden. Het is ontroerend om
het getuigenis van de glasschilder Van Cuyk
te lezen. Dit ademt een diepe vroomheid;
vooral in zijn brieven aan zijn vrouw en
anderen komt de vurige liefde voor de Ver-
losser van zondaren tot uitdrukking, zoals
in het volgende citaat uit een brief aan zijn
zwager en zuster:
‘De overvloedige genade van God, de liefde
van Christus en de werking van de Heilige
Geest worde gedurig bij u geliefden, mijn lieve
zwager en broeder in de Heere en uw geliefde
vrouw onze lieve zuster, met alle heiligen die
ijverig zijn tot gerechtigheid, zodat door zulk
een ijver en verlangen de Naam van God mag
worden groot gemaakt. (…)
Na deze hartelijke groet die voortkomt uit een
rein en zuiver gemoed van mij die onwaardig
ben en mij het minste lid van Christus be-
schouw, kan ik niet nalaten om u in het kort te
schrijven tot nagedachtenis aan u allen, als-
mede tot uw vertroosting en bemoediging. Ik
kan de onuitsprekelijke blijdschap van de Hei-
lige Geest tot mij niet voor me houden, maar
wil iets daarvan aan u doorgeven. (…)’5
De grote omwenteling
Enkele maanden na de terechtstelling
van Van Cuyk verschijnen geuzenschepen
voor de stad. Na de inname van Den Briel
in april 1572 komt de oorlog in een zekere Schout Jan van Drenckwaert (1543-1606)
Executie Jan Wouterszoon van Kuyk en Adriana
Jansdochter. Zij werden te Dordrecht verbrand op
23 maart 1572 op het zogenaamde ‘Nieuwe werck’
(huidige Wolwevershaven). Prent van Jan Luyken
HUIS IN DE BRANDING20
stroomversnelling. Steeds meer steden ko-
men in opstand tegen het Spaanse gezag
en de gehate maatregelen van Alva. Zij kie-
zen voor losmaking van dit juk en scharen
zich achter Willem van Oranje die met een
bevrijdingsoffensief in de Nederlandse Ge-
westen bezig is. Op 25 juni worden na een
crisisberaad in het raadhuis de watergeuzen
de stad binnengelaten. De protestanten zien
nu hun kans schoon om openlijk voor hun
geloof uit te komen. ‘Onder den lindenboom
in de Kloverniersdoel’ houden zij in de open-
lucht hun eerste godsdienstoefening. Mat-
thijs Balen vermeldt in zijn Beschrijvinge van
Dordrecht dat bij deze gelegenheid vier kin-
deren worden gedoopt, waarbij burgemees-
ter Cornelis van Beveren als ‘Doop-Heffer’
optreedt. Van Beveren heeft voor de calvi-
nistische godsdienst gekozen en mede door
zijn toedoen worden de kerkgebouwen in
de stad ingericht voor de eredienst naar het
Geneefse model van de reformator Johan-
nes Calvijn. Balen schrijft dat Van Beveren
‘smaak kreeg in de Godsdienst door Mr. Jan
Calvijn hersteld; hadt in Huys een Bijbel en
een Huys-boek, Henrici Bullingers, in ’t Jaar
1568 gedrukt. (…) Hij hadde een zwart Kasje
doen maken, dat in de Schoorsteen wierde
gezet, daar men ’t Verbodene in op-sloot, om
sich en den zijnen, buyten nood, in geen ge-
vaar te brengen. (…)’
De angst om door de schout gegre-
pen te worden is nu voorgoed voorbij; Van
Drenkwaert vlucht naar Vlaanderen en
wordt opgevolgd door de protestantse Muys
van Holy. De belangrijke oud-schepen Adri-
aan van Blyenburg heeft ook voor de prins
en de gereformeerde godsdienst gekozen.
Hij heeft tijdens een verblijf in Genève ken-
nis gemaakt met de prediking van Calvijn
en anderen en komt nu openlijk voor zijn
geloof uit. Hij is het die tegen de wil van
schout Van Drenckwaert contact heeft ge-
zocht met de watergeuzen en zijn moedige
optreden heeft geleid tot de beslissing om
voor de prins te kiezen. Het kost wel enige
tijd om de raad van schepenen op het nieu-
we spoor te brengen. De Spaansgezinden
worden vervangen door aanhangers van de
prins van Oranje en als in 1576 een nieuwe
pensionaris6 is gekozen, komt er stabiliteit
in het stadsbestuur.
De parochiekerken gaan in het jaar van
de omwenteling over in handen van de
protestanten. Beelden en altaren worden
verwijderd; de kloosters worden eveneens
‘gezuiverd’. De Nieuwkerk was in 1568 door
brand verwoest en deze wordt in 1574 na
herbouw voor de protestantse eredienst ge-
schikt gemaakt. De eerste officiële hervorm-
de dienst vindt op 27 juli 1572 in de Grote
Kerk plaats. De unieke kapellenkrans langs
de buitenkant van het koor van de kerk die
aan de gilden toebehoort, wordt later ge-
bruikt voor de graven van vooraanstaande
families.
Hervormd Dordt in opkomst
Dordrecht vervult nu een sleutelrol in
het verzet tegen de Spaanse tirannie. In één
De eerste samenkomst van de calvinisten onder de
lindeboom bij de Kloveniersdoelen. 25 juni 1572.
Ontleend aan M.Balen
Kloveniersdoelen zijde Doelstraat
21TelT haar Torens
van de zalen van het Augustijnenklooster
(de huidige Statenzaal) aan het Hof, komt
de eerste Vrije Statenvergadering bijeen.
Willem van Oranje bezoekt de stad regel-
matig, evenals de hervormde diensten in de
Augustijnenkerk. Op 21 maart 1574 neemt
hij voor het eerst deel aan het Heilig Avond-
maal. Niet alle burgers voegen zich bij de
‘herstelde’ kerk; eind 1574 zijn er dan 520
avondmaalgangers op een inwonertal van
12.000 zielen.
Zowel de overheid als de kerk is bij de
reformatie betrokken. De stadsraad is gezui-
verd en nu kunnen ook in de kerk de amb-
ten verder worden ingevuld. De gemeente
beroept hierop Joannes Lippius, een predi-
kant uit Vlaanderen. Deze leidt op 25 of 26
juli 1572 de eerste hervormde kerkdienst in
de Augustijnenkerk. Op 5 juli 1573 wordt het
eerste Avondmaal in de van beelden gezui-
verde Grote Kerk gevierd. Er is alle reden tot
dankbaarheid. Een getuigenis van wat God
dit jaar gedaan heeft vinden wij in de ma-
nuscripten over Van Beveren:
‘Die verandering was de Roomsche ten val, de
nyeuwe belyders ten opbouw. Zoo heeft het
God de Heere behaegt zyne waere dienst in de
stad te planten en in weerwil van alle pogin-
gen van ’t ryck der duysternisse te bewaren tot
zyne eeuwge glorie. Zoo doet God almagtig uit
bygeloof geloof, uit domheid wysheit, uit on-
eere eere voortkomen, en waer alles duyster
is ende betrokken, spreek hy, daer zy licht, en
het licht is er, en waer alles doods is en groot
gevaer, spreek hy daer zy hulpe, en hulpe is
er. Eere zy Hem, die soo gesproken heeft in ’t
bange en akelige tot in alle eeuwigheid!’7
Johannes Calvijn Willem van Oranje
Het Hof omstreeks 1700.
Tekening van E.H. Schoemaker
HUIS IN DE BRANDING32
uit. De mannen van het Reveil betreuren
deze stap; zij zien geen heil in afscheiding
maar willen wel de afgescheidenen in hun
strijd bijstaan. Veel rechtzinnige predikan-
ten leven met de ds. De Cock en de zijnen
mee, maar zij willen, zo lang zij kunnen, in
de kerk blijven en daar voor de waarheid
opkomen. De kerkelijke leiding reageert fel
en meedogenloos. Zij wil hard optreden te-
gen de afgescheiden predikanten en hen
met behulp van de overheid bestrijden. Ds.
De Cock wordt gevangen genomen en uit
zijn pastorie verdreven. Samenkomsten
worden met behulp van de politie uit el-
kaar gedreven. Er volgen vonnissen, boetes
en gevangenneming van hen die de ‘verbo-
den’ samenkomsten van de afgescheidenen
bezoeken. Het volk wordt hier en daar op-
gestookt en probeert de kerkgangers aan te
vallen. Inkwartiering door soldaten leidt tot
erbarmelijke en mensonterende taferelen.
De door de Hervormde Kerk gepropageerde
verdraagzaamheid verdwijnt als sneeuw
voor de zon, nu het kerkvolk zich daadwer-
kelijk gaat verzetten tegen de onbijbelse
leer en praktijk van de kerkelijke leiders. De
tegenwerking van hoger hand heeft echter
een tegengestelde uitwerking. Overal in het
land ontstaan groepen van afgescheidenen
die zich niet willen buigen voor de kerkelijke
‘Baälpriesters’.
Het voorbeeld van ds. De Cock en zijn
gemeente wordt gevolgd door ds. Scholte en
zijn gemeenteleden. Ook de predikanten A.
Brummelkamp, G.F. Gezelle Meerburg, J. van
Rhee en S. van Velzen, nemen afscheid van
de vaderlandse kerk. Zij vormen met elkaar
de Christelijke Afgescheiden Gemeenten die
in maart 1836 hun eerste synode in Amster-
dam houden. De hervormde kerkgebouwen
worden voor hen en hun gemeenten geslo-
ten, zodat zij genoodzaakt zijn op andere
plaatsen samen te komen. De nieuwe geïn-
stitueerde gemeenten beijveren zich om ei-
gen vergaderplaatsen te stichten.
Het kleine begin in de Merwestad
De gebeurtenissen in Ulrum gaan als een
lopend vuurtje het land door. Wat zullen de
gevolgen hiervan zijn? Begin 1836 hebben
zich zes hervormde predikanten afgeschei-
den, weldra gevolgd door kandidaat A.C.
van Raalte, die op de eerste synode van de
afgescheiden kerk als predikant wordt aan-
genomen. Het provinciale kerkbestuur van
Zuid-Holland heeft hem na het proponents-
examen afgewezen, omdat hij de vraag van
de Dordtse ds. Van Kooten of hij zich aan het
kerkbestuur wilde onderwerpen niet beves-
tigend heeft beantwoord. In de provincie zelf
volgt voorlopig geen predikant het voorbeeld
van ds. De Cock en de zijnen. Wel breken in
veel plaatsen kleine groepen met de kerk. De
kerkbesturen maken zich aanvankelijk wei-
nig zorgen over deze geringe ‘uittocht’. De
classis Dordrecht maakt in februari 1836 per
kerkgemeente een inventarisatie van de om-
vang van het ‘separatisme.’ Deze gegevens
worden met die van andere classes verza-
meld en ter kennis gebracht van de gouver-
neur van de provincie. Deze rapporteert aan
de minister die belast is met kerkelijke za-
ken. De gouverneur is mild in zijn conclusies
en ziet geen reden om hard tegen de afge-
scheidenen op te treden, zoals in andere pro-
vincies gebeurt. Hij beschouwt hen als beho-
rend ‘tot de eenvoudigste, braafste en minst
gegoede onderdanen van Z.M. den Koning en
er is geen hunner zelfs door den nauwkeu-
rigsten waarnemer van oproerige gezindhe-
den verdachtgehouden’. Integendeel, ‘zij
behoren doorgaans tot de zeer gemoedelijke
christenen, maar zijn dus ook niet gevaarlijk
voor de veiligheid hunner mede-ingezete-
nen, en hunne wel eens met den naam van
regtzinnige bestempelde godsdienstige leer-
stellingen. (…)’ De aantallen afgescheidenen
die de classis Dordrecht opsomt zijn over
het algemeen gering. Uitschieters zijn Gies-
sendam en Gorinchem, waar respectievelijk
47 en 48 personen geteld worden. In de ring
Dordrecht, waaronder de gelijknamige stad
valt, zijn zeventien afgescheidenen bekend.
‘Alle deze personen zijn voorts menschen
van zeer gebrekkige kennis; met één uit-
zondering van lagen stand en van geringen
invloed; zoodat wij over dit verschijnsel on-
der ons geene groote bekommering hebben.’
Wie hebben zich in Dordrecht afgescheiden?
Binnen de kerkenraad van de hervormde ge-
meente komen regelmatig verzoeken binnen
om uit de ledenlijst geschrapt te worden. Het
lijkt erop dat een aantal niet de officiële weg
bewandelt, maar gewoon niet meer naar de
kerk komt. Tijdens de commissievergade-
ring van de kerkenraad op 10 december 1835
komen onder meer de volgende namen ter
tafel: G. Blackstone, Jilles van de Koogh, J.W.
Boshamer, A. Camerling, A. Visser en L. van
Eijsden. Zij verzoeken hun namen uit het
‘Ledematen boek’ te schrappen. De commis-
sie stelt de kerkenraad voor om achter hun
namen ‘een renvoi naar deze acta te plaat-
sen’. De jaren hierop volgen meer personen,
zoals schipper Bastiaan de Boo, koekenbak-
ker Alexander de Visser en blokmaker Pierre
Frederick August Wigny. De laatstgenoemde
schrijft op 12 februari 1837 de volgende op-
merkelijke brief aan ‘Mijnheer Spijker’12, de
liberale preses van de commissie:
‘De ondergeteekende verzoeke aan UEDL om
mij uit te schrappen uit uw Lidmaaten Boek
als verklaare mij zelve bij deze nimmermeer
of nooit een Lidmaat van uw Kerkgenoot-
schap meer genoemd te willen worden maar
vereenige mij met die Leer en diegeene(n) die
zich aansluiten aan onze zeven en dertig ar-
tikelen onzer geloofsbelijdenis nagezien en
daargesteld door de Dordtsche Synode in het
jaar 1618 en 1619, en stelle mij van nu aan
onder de Kruis Baniere Christus en ben bereid
om die vervolging, hoon en smaad welke de
Belijders van de Leer voorschreven in onze
Artikelen onzer geloofsbelijdenis, door de vij-
33De vaan van DorDrechT’s leer geplanT
anden van de waare Leer worden aangedaan,
ook mede te willen draagen.’
Wigny die in Luik in België geboren is,
woont ‘bij de Reedijksche (Riedijkse) Poort.
Wijk C No. 221’ De kerkenraad neemt de ad-
viezen van de commissie over. Hij neemt de
verzoeken voor kennisgeving aan en neemt
vooralsnog geen verdere maatregelen. Wel
wordt bij de namen de gebruikelijke aante-
kening in het lidmatenboek geplaatst met
een heenwijzing naar de acta.
In de bakkerij in de Prinsenstraat
Welke herders kunnen zich ontfermen
over de verstrooide schapen, ‘de bedroefden
om der bijeenkomst wil’ die nu geen kerke-
lijk onderdak meer hebben? Zijn alle uitge-
schreven leden bereid om een afgescheiden
gemeente te vormen? Of houden zij afzon-
derlijk huisgodsdienstoefeningen? Het lijkt
erop dat Alexander de Visser, die een koe-
kenbakkerij heeft aan de Prinsenstraat op
de hoek van de Grote Kalkstraat, al spoedig
na zijn uittreding in januari 1836 in zijn huis
samenkomsten houdt. Volgens de overleve-
ring komt men op de zolder van de bakkerij
bijeen. Alexander, hij is dan 32 jaar, heeft
de bakkerij in september 1832 gekocht van
Franciscus Milort. Ds. H.P. Scholte uit Gende-
ren, die ook de zorg heeft over de ‘verstrooi-
den’ in het zuidelijk deel van Zuid-Holland,
blijkt in hetzelfde jaar contact te hebben
met deze groep. Ds. H.J. Budding schrijft op
Prinsenstraat hoek Grote Kalkstraat. Achter de
melkkar was de bakkerij van Alexander de Visser
HUIS IN DE BRANDING84
genoegen afliep om tot ons over te komen.
Het traktement werd voorloopig bepaald op
800,- gulden ’s jaarlijks, waarin ZEerw. ge-
noegen nam.’
De ‘Geldersen’ hebben te maken met
een richtingenstrijd binnen de afgeschei-
den kerk. Beide partijen, de Geldersen en de
Drentsen, zijn in het jaar dat Van Proosdij
naar Dordt komt tot elkaar gekomen. Hijzelf
wordt gerekend tot de Geldersen. Dat blijkt
uit zijn keus voor ds. Brummelkamp als zijn
bevestiger, die als de voornaamste exponent
van de Gelderse richting wordt beschouwd.
Op de classicale vergadering van 2 augustus
1854 blijkt geen bezwaar te bestaan tegen
zijn komst, omdat sinds de laatste synode
beroepen op ‘candidaten uit Gelderland’
kunnen worden uitgebracht. Proponent Van
Proosdij neemt het beroep aan en wordt op
19 augustus door zijn leermeester ds. Brum-
melkamp in het ambt van herder en leraar
bevestigd. De bevestigingspreek handelt
over Handelingen 18 vers 9 en 10 en de ‘in-
tree prediking na aanleiding van Ephesen
6:19: en voor mij, opdat mij het Woord gege-
ven worde in de opening mijns monds met
vrijmoedigheid, om de verborgenheid van
het Evangelie bekend te maken’.
Na de komst van ds. Van Proosdij wordt
de kerkenraad uitgebreid met C. van der
Wiel en de broodbakker H. van Waardhuizen
als ouderlingen. W. Kooyman en Matthijs
van Schelt worden in 1854 diaken, maar zij
geven al snel hun ambt terug. In hun plaats
worden verkozen Carl Matthijs Dicke en
Izaäk den Hollander. Diaken Antonie van
Torenburg treedt reeds vóór de komst van
de nieuwe predikant af. In de Dordrechtsche
Courant van 18 maart 1854 staat een merk-
waardige advertentie waarin hij zijn vertrek
als volgt bekendmaakt:
‘Aan de Ingezetenen van Dordrecht wordt be-
kend gemaakt, dat de Ondergeteekende BE-
DANKT HEEFT niet alleen als DIAKEN, maar
met zijn Echtgenoot geen leden meer zijn
van de CHRISTELIJKE AFGESCHEIDENE GE-
MEENTE, door menschelijke Instellingen niet
vereenigd.
Gode zij dank, die ons daaruit verlost heeft.
A. van Torenburg’
De reden van zijn vertrek is niet duide-
lijk. De oud-diaken Leonardus Eijsbergen
keert in 1854 terug naar de Hervormde Kerk.
Begin 1857 volgt diaken Bisschop, die zich
‘voegt bij ds. Ledeboer’.
Geldersen en Drentsen
Het is opmerkelijk dat de Dordtse ge-
meente een kandidaat uitkiest die tot de
Gelderse richting behoort. Dit heeft waar-
schijnlijk te maken met de ‘ligging’ van de
broeders van de kerkenraad. In dit verband
is het goed om stil te staan bij de verschil-
punten tussen de Geldersen en de Drentsen
die zo gevoelig zijn geweest, dat hierover ja-
renlang strijd is gevoerd en zelfs verdeeld-
heid tot op de synode is ontstaan.
H. Algra merkt terecht op in zijn Het
wonder van de 19e eeuw: ‘Van 1834 tot 1854
is er onder de Afgescheidenen beschamend
veel getwist.’ Broedertwisten sieren een kerk
niet, zeker niet als men in een tijd van ver-
drukking elkaar zo nodig heeft. Verschil-
lende visies op de kerkorde, de doop, het
verbond en de toe-eigening van het heil zijn
tot op de meerdere vergaderingen vaak op
twistzieke en ongenuanceerde manier ter
sprake gebracht. Ook ondergeschikte zaken
als de ambtskleding hebben veel verwar-
ring gegeven en soms wantrouwen gewekt.
Nadat de vrede tussen de twee richtingen,
de Geldersen en de Drentsen, in de jaren
’50 is getekend, komen de liggingsverschil-
len over de uitverkiezing, het verbond en
het aanbod van genade in de kerkelijke bla-
Ds. C. van Proosdij Predikant van de Chr.
Afgescheiden Gemeente te Dordrecht van 1854 tot
zijn overlijden in 1879
nieuwe predikant met de komst van kandi-
daat Cornelis van Proosdij. Hij is afkomstig
uit Weesperkarspel, vestigt zich als turfhan-
delaar in Amsterdam en evangeliseert tij-
dens zakenreizen. Hij voelt zich geroepen tot
predikant en studeert daarvoor in Arnhem
bij onder anderen ds. A. Brummelkamp. Na
zijn opleiding ontvangt hij, gedateerd 16
april 1854, een beroep naar Dordrecht. Hij is
gekozen uit een tweetal met ds. Duiker uit
Oudega. Op 15 mei brengt hij een bezoek
aan de kerkenraad, die hem vraagt hoe hij
tegenover het beroep staat. Van Proosdij
geeft aan dat hij het beroep niet durft af-
slaan, maar ‘nog al bezwaar’ heeft ‘doordat
de Provincie Zuid-Holland tot de vereeniging
die in 1853 getroffen was nog niet was toege-
treden. Doch daar de Synode nu op handen
was en de algemeene gedachten waren dat
de provincie Zuid Holland op goede gron-
den ook met hun [de Geldersen] zou wor-
den vereenigd besloot ZEerw indien na aller
85vreDe zij in uw vesTing
den nog regelmatig aan de orde. Los van de
rond ds. Scholte gevormde verdeeldheid in
de gemeenten, wordt vanaf het begin van de
afscheiding gesproken over twee richtingen.
Algra haalt in dit verband de bekende juri-
dische pleitbezorger voor de vervolgde af-
gescheidenen mr. A.M.C. van Hall aan. Deze
schrijft in een brief aan ds. H.J. Budding:
‘Er zijn in onze gescheidene gemeenten
twee richtingen; de eene – die der oude vro-
men – bepaalt zich grootendeels bij het be-
vindelijke werk en valt in een uiterste van
roemen op menschen en van liefdelooze
veroordeeling van menschen; de andere, die
der jonge bekeerden, zondigt door overmoed
en opgeblazenheid. Zij zouden elkander tot
grooter nut zijn, indien zij zich onderling
niet beten en verteerden.’
Deze wat ongenuanceerde karakterteke-
ning geeft aan dat bij de ene groep, de Drent-
sen, het ‘bevindelijke’ werk van de Geest alle
nadruk krijgt en de inhoud van de prediking
Gravure van de vier docenten aan de Theologische
School te Kampen. Docent A. Brummelkamp
bevestigde zijn leerling, kandidaat Van Proosdij, tot
predikant van de Dordtse gemeente in het Kromhout
HUIS IN DE BRANDING94
abraham verheij
abraham verheij wordt op 25 september 1821 in amei-de geboren. over zijn ouders, izaäk verheij – de plaat-selijke brievenbesteller – en wilhelmina van gelderen, schrijft hij dat hij door een brave vader en godvrezende moeder werd opgevoed. hij was één van de zes zo-nen, zoals hij zelf schrijft. zijn grootvader van moeders zijde was evenals enkele ooms zilversmid. op nog maar 12-jarige leeftijd gaat hij bij een oom in schoonhoven in de leer als zilversmid. over deze periode vertelt hij dat op maandag de reis naar schoonhoven met veel tranen werd afgelegd. vanaf zijn vijftiende dient hij naar hartenlust de wereld, tot hij op 19-jarige leeftijd ziek wordt. Door pleuritis moet hij enige tijd het bed houden. hij vraagt wat te lezen en krijgt een preek in handen van ds. D.a. Detmar. Deze preek veroorzaakt een ommekeer in zijn leven. hij krijgt andere vrienden en laat zich bij de hervormde gemeente uitschrijven om zich aan te sluiten bij de afgescheidenen. Daar wordt hij diaken. op 9 maart 1844 trouwt hij met petronella van ooijen. na 11 maanden wordt op 5 februari 1845 om 6 uur ’s avonds hun zoontje izaäk andries geboren, maar deze geboorte kost een uur later het leven van de moeder. Diepe smart na de grote blijdschap treft verheij en hij komt gedurende vijf dagen in opstand tegen de heere, totdat Die het van hem wegneemt. Tweeënhalf jaar later, op 9 september 1847, trouwt hij met agatha Theodora sperna wijland, die in 1818 in schoonhoven was geboren. op 24 augustus 1882 wordt hij voor de tweede keer weduwnaar. Binnen een jaar hertrouwt hij met zijn ruim 20 jaar jongere inwonende dienstbode elizabeth harremanse. op 1 mei 1849 kan verheij een eigen zilversmidswerk-plaats openen, die op den duur ruime winst oplevert. hij werkt zelfs met zes knechten van de vroege morgen tot de late avond om de bestellingen af te werken. echter, na vier maanden verandert alles. hij voelt zich geroepen tot het leraarsambt. De woorden uit 1 Tim. 3:1 worden voor hem de roeping tot het ambt. overdag heeft hij geen tijd voor de studie en daarom worden de kleine uurtjes gebruikt, wat echter onmogelijk vol te houden is. hij geeft zijn pogingen op. in 1851 gaat hij over naar de gereformeerde gemeente onder het kruis. vier jaar later wordt hij opnieuw getroffen door een ernstige ziekte, waardoor de begeerte tot het ambt nieuw leven ingeblazen werd. het duurt echter nog vijf jaar voor het zover is. Maar eerst werd hij, zoals hij dat in zijn ‘levens-geschiedenissen’ vertelt, op 18 augustus 1859 tot het
Ds. A. Verheij, predikant van de Gereformeerde
Gemeente onder het kruis te Dordrecht
volle bewustzijn van zijn kindschap gebracht.in juni 1860 vertrekt hij naar rotterdam, waar hij door de kruisdominee g.w.K. hugenholtz wordt opgeleid tot predikant. hij krijgt samen met M. Keulemans ook les van ds. c. van de oever aan het raampoortplein in rot-terdam. zijn eerste preek moet hij op zondag 2 augustus houden bij de kruisgemeente van Dordrecht aan de Kui-pershaven. Daarna staat hij elke zondag en ook op de doordeweekse dagen op de kansel. van een bevriende arts had hij te horen gekregen, dat het zijn dood zou zijn als hij ging preken, maar zijn gezondheid wordt met de dag beter.op zondag 12 mei 1861 wordt verheij in Dordrecht be-vestigd door ds. c. van den oever en vervolgens doet hij intrede met zijn roepingstekst 1 Tim. 3:1. na een tweede beroep van Katwijk aan zee neemt hij op 18 juni 1871 afscheid van Dordrecht met de tekst uit joh. 14:18 :’ik zal u geen wezen laten.’
hij vertrekt naar Katwijk aan zee, en wordt daar op 25 juni 1871 bevestigd. vervolgens dient hij west- Barend-recht vanaf 12 september 1875 en woerden vanaf 19 augustus 1877. Daar neemt hij op 29 oktober 1883 ontslag als christelijk gereformeerd predikant. als reden daarvan wordt genoemd het samengaan met de afge-scheidenen, die erkenning door de koning hadden aan-gevraagd. vanuit woerden verleent hij ook bijstand in de ambtelijke bediening van de kruisgemeente in lisse. Daarna dient hij nog de gemeente van Delft vanaf 1884, en vlaardingen vanaf 1894, waar hij op 1 augustus 1898 met emeritaat gaat. hij vestigt zich dan aan de spuiweg in Dordrecht en gaat nog regelmatig voor in het gebouw van de schildersbond aan de cornelis de wittstraat. aan-vankelijk in de kring rond ds. j. van leeuwen, maar na 1899 ook buiten elk verband. na het overlijden van zijn derde echtgenote in 1902 wordt ds. verheij verzorgd door zijn inwonende nicht petronella van gog, maar als deze trouwt vertrekt hij naar schoonhoven. hij gaat dan niet meer voor en wordt verzorgd door zijn schoondochter s.M.verheij-van ree. op 10 maart 1913 overlijdt hij. Drie dagen later wordt hij daar begraven. op zijn grafsteen, beheerd door de stichting Machpela, lezen we: “geleiD Door goDs raaD, opgenoMen in heerlijKheiD”
95vreDe zij in uw vesTing
onder voorwaarde om er in het vervolg van
tijd noch eens nader over te handelen en de
zaak noch eens in overweging te nemen’.
In die tijd zijn er wel contacten met lede-
boeriaanse gemeenten van oefenaar Da-
niël Bakker van ’s-Gravenpolder. Ds. Verheij
gaat daar in 1865 voor, maar het komt niet
tot kerkelijke vereniging. In april 1867 komt
er weer toenadering tot de kruisgezinden,
want dan wordt besloten dat ‘den Leeraar
voorlopig eerst naar Ds. Klinkert zoude gaan
om over een en ander zaken te spreken (…)’.
Dan brengt ds. Verheij op de ledenvergade-
ring van 8 mei verslag uit van dit gesprek.
Hij heeft ook ‘over het afleggen van het
Ambtsgewaad’ gesproken, want tegen de al-
gemene gewoonte onder afgescheidenen en
kruisgezinden draagt hij de driekante steek,
kuitbroek en lange jas. De leden besluiten
groen licht voor verdere gesprekken te ge-
ven, maar tekenen daarbij aan dat de leraar
niet verplicht moet worden om zijn ambts-
gewaad af te leggen.
Ds. Verheij verschijnt daarop op de al-
gemene vergadering ‘der Gereformeerde
Kerk’44 te Zwartsluis, zoals de kruisgezin-
den zich nu noemen. In de middagzitting
van 5 juni 1867 komt ‘de Heer Verhey’ ter
vergadering, ‘leeraar eener sinds jaren afge-
zworvene, op zich zelf staande gemeente te
Dortrecht, geeft zijne begeerte en - blijkens
een over gelegden brief - ook die zijner ge-
meente te kennen, weder in den schoot der
kerk te worden opgenomen’. Dit gaat echter
niet zomaar. ‘De leeraar hebbe bewijzen te
leveren van inwendige roeping en bekwaam-
heid tot de H. Bediening.’ Daarna moet ‘de
leeraar der naastbijzijnde gemeente den
Kerkeraad der gemeente Dordrecht schuld-
belijdenis afnemen over, vroeger gedane
misstappen (…)’. Zo kan ds. Verheij naar
Dordt terugreizen, nadat hij in de volgende
zitting een proefpreek heeft gehouden over
Johannes 3:16. Deze is kennelijk in de smaak
Ds. W.H. Gispen (1833-1909) Predikant van 1856 tot
zijn overlijden in 1909. Ging in 1860 over van de
Kruisgezinden naar de Afgescheidenen
gevallen, want de algemene vergadering
neemt hem na onderzoek ‘overeenkomstig
art. 8 der Dordsche Kerkorde 1618/19’ tot
voorganger aan, zodat ‘Z.WelEw. zending
zal worden verleend om in de Geref. Kerk te
dienen’. Op 25 juni komt ds. D. Klinkert uit
Rotterdam naar de Merwestad om schuld-
belijdenis af te nemen. Zowel ds. Verheij als
de andere kerkenraadsleden verklaren ‘dat
zij volkomen bereid waren om belijdenis te
doen van hun onkerkelijke handelingen ge-
durende die tijd dat zij op zichzelven, op een
onwettige wijze waren werkzaam geweest
(…)’. Zij zeggen hardop ‘Van Ganscher harte’
als hun gevraagd wordt of zij ‘bereid waren
te verenigen met de broeders der Gerefor-
meerde Kerk in Nederland (…)’. Zo is Dor-
drecht-Kuipershaven in een ordelijke weg
weer in een kerkverband opgenomen.
De gemeente mag zich nu ‘Gerefor-
meerde Kerk van Dordrecht’ noemen. Lang
heeft zij deze naam niet gevoerd, want na
twee jaar, in juni 1869, komt een brief bin-
nen van de kruisdominee L. van der Valk van
Rotterdam ‘inhoudende of wij voor of tegen
de vereniging waren met de Afgescheiden
Kerk’ en gemeenten . De kerkenraad neemt
deze brief positief op en acht dit ‘voor een
wenselijke zaak indien dit kan geschieden
op Bijbelse gronden en de Leer en tugt en
dienst onzer vaderen en hebben op grond
daarvan hunne toestemming gegeven’. Op
de algemene vergadering van de kruisge-
zinde gemeenten in Amsterdam wordt de
vereniging goedgekeurd, ondanks dat juist
dan het boekje van ds. N.J. Engelberts van
Zutphen verschijnt, waarin hij de verschil-
len met de afgescheidenen nog eens op een
rij heeft gezet. Dat boek heeft aan beide
kanten reacties opgewekt, maar het heeft de
vereniging toch niet kunnen tegenhouden.
In dezelfde maand als bij de kruisgezinden
komt de synode van de afgescheiden kerk in
Middelburg bijeen. Deputaten over en weer
HUIS IN DE BRANDING116
bediening (…)’. Met het zingen van Psalm
72:11 wordt de synode afgesloten.
Van de afgevaardigden wordt ook nog
een foto gemaakt. Jammer genoeg zonder
toelichting waar de verschillende afgevaar-
digden zitten. Er wordt een advertentie in de
De Bazuin van 3 oktober 1879 geplaatst:
Foto van de afgevaardigden van de Synode van 1879
gehouden in de kerk aan het Kromhout
Ouderling Van de Waardhuizen van het
Kromhout opent deze slotbijeenkomst met
gebed. De preses bedankt de kerkenraden,
die alle zittingen hebben mogen bijwonen,
‘(…) de beide Gemeenten van Dordrecht,
voor haar gastvrijheid; aan den Predikant en
de beide Kerkeraden, voor al wat zij in het
belang van de Vergadering deden (…) Ook
de koster danken wij voor zijn stille en nette
117van paKhuisKerK naar linDengrachT
Ds. Van Brummen komt naar de Kuipershaven
Als de synode in Dordrecht gehouden
wordt, is ds. Van Proosdij enkele maanden
daarvoor overleden. Ds. D.J. van Brummen
is dan reeds drie jaar aan de Kuipershaven-
gemeente verbonden. Hij is beroepen uit een
tweetal met ds. J.W.D. Notten uit Harlingen
maar neemt dit beroep niet aan: ‘daar den
Weleerw. Heer D. van Brummen, heeft moe-
ten bedanken, wegens den omloop van den
gestelden tijd, maar heeft verklaart geen
bewuste keuze kondet doen (…)’. De ker-
kenraad meent vanwege ‘de toestand der
Gemeente’ opnieuw een beroep op hem uit
te moeten brengen. Daar moet de classis
toestemming voor geven en dat pakt in de
ochtendvergadering van 6 juli 1876 anders
uit dan de Dordtse afgevaardigden hadden
verwacht. De classis stemt tegen dit verzoek,
waarop de ouderlingen Thobé en De Koning
opnieuw om een stemming vragen. Met ont-
houding van de stemmen van ds. Wisse en
ds. Van Proosdij wordt het uit te brengen be-
roep goedgekeurd. In de kerkenraadsnotulen
van 2 augustus staat dat ds. Van Brummen
het beroep heeft aangenomen. De notulen
vervolgen met: ’Den Weleerw. Heer D. van
Brummen, is als onzen Herder en Leeraar in
ons midden bevestigd, door den Consulent,
den Weleerw. Heer C. van Proosdij, op zondag
den 3de Sept. 1876, welke tot tekst gekozen
hadt Markus 16 vers 15, waarna vervolgens
de bevestigde des namiddags zich plegtig
verbond aan de Gemeente naar aanleiding
der woorden Gods welke men vindt in den
Brief van Paulus aan den Romein, kap. 1 vers
16, het eerste en tweede gedeelte. ‘Want ik
schame mij des Evangeliums Christi niet;
want het is een kracht Gods tot Zaligheid.’
Vóór de komst van de nieuwe herder had
de kerkenraad beroepen uitgebracht op ds.
K. Kleinendorst uit Vlaardingen en ds. G. de
Braal uit Apeldoorn die beiden bedankten.
Hierop komt een aantal leden waaronder
P. en T. van Dongen, Van Rijswijk en Vaar-
ties met een lijst met de namen van bijna
alle gemeenteleden bij de kerkenraad met
het dringende verzoek om ds. Kleinendorst
opnieuw te beroepen. Hoewel de broeders
kerkenraad achter dit verzoek staan, komt
het niet tot beroepen. Een volgende poging
slaagt evenmin:
‘Nadat de gemeente enkele keren is gediend
door de oefenaar P. van Schaik uit Appinge-
dam wil men hem wel beroepen. Na overleg
met de consulent wordt hem gevraagd of hij
dan een classicaal examen wil doen, maar
daar is hij niet toe bereid omdat hij heeft be-
sloten de opleiding in Kampen te gaan volgen.’
Opmerkelijk is dat enkele ledenverga-
deringen waarin stemmingen plaatsvinden,
niet worden voorgezeten door de consulent,
maar door predikanten van buiten de clas-
sis, zoals ds. Kleinendorst, ds. A. de Bruijne
uit Goes en ds. Siemense uit Oosterland. Bij-
zonder is dat deze stemmingen op zondag
plaatsvinden. Dit gebeurt wel met toestem-
ming van ds. Van Proosdij, maar bij het eer-
ste en mogelijk ook het tweede beroep van
ds. D.J. van Brummen wordt die toestem-
ming niet uitdrukkelijk in de notulen ver-
meld. Op de classis van 9 maart 1876 doet
de predikant van het Kromhout als volgt zijn
beklag bij de classis:
‘Door ds. Proosdij wordt gevraagd of een Ker-
keraad het recht heeft vergaderingen met de
gemeente te hebben, met het oog op het be-
roepen van een predikant zonder voorkennis
van de consulent. De vergadering oordeelt dat
hieruit groote moeielijkheden in de gemeente
kunnen ontstaan waarom zij deze vraag ont-
kennend beantwoord.’
Er zijn geen aanwijzingen die de vrees
van ds. Van Proosdij bevestigen. Tijdens de
herderloze periode is het betrekkelijk rustig
in de gemeente. Zo lezen we in de notulen
van 5 april 1876 dat na opening door broeder
Thobé en na het lezen van de notulen, onder
art. 3: ’na den avond gezellig te hebben door-
gebracht en geen zaken te verhandelen is de
vergadering gesloten met gebed en het zin-
gen van Psalm 81: 7 door broeder Van Hill.’
Met de komst van ds. Van Brummen is
de vacature van ds. Wisse spoedig vervuld.
Ds. Van Brummen komt van Oud-Beijerland,
zodat hij binnen de classis Dordrecht be-
kend is. Oorspronkelijk was hij afkomstig uit
Arnhem waar hij eerst onderdak had gevon-
den bij een ‘gezelschap’ dat zich van de Her-
vormde Kerk had afgescheiden. Hij voelde
zich meer thuis bij de kruisgemeenten dan
bij ds. Brummelkamp, die hem wilde laten
studeren.
Ds. Van Brummen is getrouwd met Hen-
drina Hoffman; uit hun huwelijk zijn drie
kinderen geboren van wie er twee op jonge
leeftijd zijn overleden. Ds. Van Brummen
wordt in 1867 als predikant in de kruisge-
meente van Katendrecht bevestigd. Na de
vereniging van beide kerken in 1869 blijkt
HUIS IN DE BRANDING184
Het terrein Dubbeldamseweg/hoek Singel gekocht
Het gekochte terrein bevindt zich op de
hoek van de Dubbeldamseweg en de Singel
en heeft een oppervlakte van 7 are en 21 ca.
De Dubbeldamseweg ligt in het verlengde
van de Blekersdijk waar de statige Wilhel-
minakerk al bijna twintig jaar de wijk do-
mineert. De Adriaan van Bleijenburgstraat,
waar de pastorie staat, is een zijstraat van de
Blekersdijk. In deze omgeving zijn de laatste
dertig jaar veel huizen gebouwd. De Singel
is een voorname verbindingsweg tussen de
Noordendijk en de Hoogt, nabij de Grote
Kerk. Verschillende villa’s en herenhuizen
zijn hier verrezen. Het stratenplan in deze
zogenaamde negentiende-eeuwse ‘schil’ is
ruimer opgezet dan in de binnenstad, die in
de omgeving van de Museumstraat steeds
meer verpaupert.
Oude tekeningen geven een beeld van
het landschappelijke schoon dat de Singel
kenmerkte. Een dorpsschrijver75 geeft dit in
woorden weer: ‘De Singel was toen - in de
negentiende eeuw- een van de schoonste
wegen uit de geheele omtrek, aan weers-
zijden bezet met zwaar geboomte en vol
afwisseling van tuinen. Hij eindigt bij de
kromming der Beeldjeshaven bij de schei-
ding van den stadsgrond Dubbeldam. Daar
lagen voorheen onder Dubbeldam, Groot en
Klein Krooswijk, twee gehuchten die sedert
lang aan de stad getrokken zijn.’ Daar was
een tijdlang de herberg Krooswijk te vinden,
op de plaats waar de nieuwe kerk moet ver-
Kijk op de Singel vanaf het kruispunt met de
Blekersdijk. Rechts het poortje dat toegang gaf tot
De Krooswijkhof
185op weg naar een nieuw BeDehuis
rijzen. Dit markante punt is pas in 1871 bij
de stad Dordrecht getrokken.76
Voorlopig moet de gemeente het doen
met het te kleine kerkgebouw dat ’s zondags
overvol is. J. van Dongen wijst erop dat en-
kele broeders uit de gemeente het voorstel
hebben gedaan om de muur van de consis-
torie uit te breken, maar vanwege de hoge
kosten wordt hiervan afgezien. Men hoopt
dat de bouw van een nieuwe kerk zo spoedig
mogelijk kan worden gerealiseerd.
De gevolgen van de Eerste Wereldoorlog
zijn bij velen ook in de portemonnee merk-
baar. Er is aan alles gebrek. De gasvoorzie-
ning stagneert; in de kerkenraad wordt opge-
merkt dat in 1916 maar 50% van de behoefte
door de gasfabriek is gehonoreerd. Het ziet
ernaaruit dat hierin voorlopig geen verande-
ring komt. Een positief punt is de bouw van
een elektriciteitscentrale aan de Noorden-
dijk. De vraag is of deze nieuwe energiebron
meer zekerheid biedt dan gas. Maar ook voor
de opwekking van elektriciteit zijn kolen
nodig. Zo stapelen de zorgen zich op. Als de
financiering van een nieuw kerkgebouw
daarbij komt, zullen de lasten die op de ge-
meente drukken nog zwaarder zijn.
Eind mei 1917 vergadert de kerkenraad
opnieuw met de bouwcommissie. De ontvan-
gen giften voor de bouw vallen tegen: er is
nog maar ƒ 536,98 in kas. De overdracht van
het terrein heeft nog niet plaatsgevonden. J.
van Dongen vraagt of er met een open begro-
Kijk op de Dubbeldamseweg vanaf de Blekersdijk.
Rechts het dak van het huis naast de kosterswoning
HUIS IN DE BRANDING250
sporen. In november 1940 wordt de groep102
van de gereformeerde verzetsman Leen
Keesmaat gegrepen en in het jaar daarop
gefusilleerd.
De Duitse overheid wil de weerloze be-
volking steeds meer dwingen om in het na-
zispoor te gaan. De kerken beschouwt zij
als een blokkade om haar wil door te voe-
ren. Verbieden van de kerkdiensten durft zij
niet aan, omdat dit op een massaal verzet
zou stuiten. Kerkelijke verenigingen, vooral
die de christelijke vorming van de jeugd tot
doel hebben, passen niet in het propaganda-
plaatje van de nazi’s. De activiteiten worden
nauwlettend gevolgd en als blijkt dat poli-
tieke zaken ter sprake komen of aanhanke-
lijkheid wordt betuigd aan het Oranjehuis,
grijpt men in. Ook het blad ‘De Wekker’ mag
niet meer verschijnen, maar professor Van
der Schuit kan in maart 1942 meedelen dat
het landelijke kerkblad weer mag worden
gedrukt.
De Jongelingsvereniging ‘Gideon’ telt in
1940 nog maar vijftien leden. Het jaarver-
slag van de secretaris Wim Tempelaar, dat
hij het jaar daarop op de jaarvergadering
voorleest, heeft een sombere ondertoon. Hij
gewaagt van het uitbreken van de oorlog en
noemt ‘de vele jongelingen, die wij wellicht
van nabij kenden,’ die ‘als een stroohalm’
werden neergeveld. Hij spreekt van het ‘in-
nig geliefd vorstenhuis’ dat moest vluchten.
‘Vrienden, een Jaarvergadering in een stik-
donkeren tijd. Ik geloof niet dat de J.V. ooit
zulk een tijd heeft meegemaakt.’ Er zijn
ook pluspunten te noemen. De vergade-
ringen konden doorgaan en het ledental is
zelfs wat toegenomen.‘ Tweemaal hadden
we een stampvolle zaal n.l. in Jan., toen we
een geanimeerde vergadering hielden met
de meisjesvereniging ‘Maria‘, en op 16 Febr.
een al meerdere malen gehouden vergade-
ring met de K.V. ‘Josia’. Onze verhouding tot
den Kerkeraad is uitstekend. Een verzoek
De Dordtse verzetsman Leendert Keesmaat werd in
1944 gefusilleerd
(…) Die koekoek had drie raampjes waarvan er twee open konden die uitzicht gaven op de Dubbeldamseweg. ik kon ver weg kijken zelfs tot over de spoorlijn. vanuit dat kamertje heb ik de oorlog zien uitbreken. het was 10 mei 1940, ik werd wakker van het lawaai van overvlie-gende vliegtuigen en harde knallen. het was net licht geworden dus het zal zo ongeveer half vijf geweest zijn. ik stond op en keek uit het raam. ik wist niet wat ik zag, in de richting van de Markettenweg over de spoorbaan zag ik honderden parachutisten uit de hemel vallen. langzaam daalden ze neer. Maar ik kon niet zien dat ze de grond raakten. vliegtuigen die ik nog nooit zo groot had gezien, vlogen over bij tientallen en braakten steeds maar parachutisten uit. intussen was de hele familie naar boven gekomen en we keken allemaal naar iets waarvan we toen niet begrepen wat het zou gaan betekenen. (…)
10 mei 1940
251De Bange oorlogsjaren
om eenige Maatschappelijke onderwerpen
van het rooster te schrappen, behoefde niet
meer te gebeuren (…).’
Een jaar later bepaalt de Duitse ‘Com-
missaris voor niet commercieele Vereeni-
gingen en Stichtingen’ dat ‘Gideon’ moet
worden ontbonden. Alle bescheiden en/
of gelden moeten worden ingeleverd. Deze
invordering betekent echter niet dat de J.V.
ophoudt te bestaan. Ze gaat verder onder
de verantwoordelijkheid van de kerken-
raad. Het gaat bij de bezetter meer om het
vermogen, het kasgeld. De jongelingen gaan
niet zomaar overstag. Zij willen de kas niet
aan de vijand overdragen. Voorzitter Van der
Leeden jr. komt eind oktober 1942 bij de ker-
kenraad om mee te delen dat de vereniging
moet worden ontbonden. Het kasgeld wordt
aan de kerkeraad afgedragen om te voorko-
men dat het door de Duitsers wordt gecon-
fisqueerd. Maar kort daarna komt er bericht
De geheime schuilplaats
Meisjesvereniging ‘Maria’ bij hun 12½-jarig jubileum.
1e rij: Tonnie Spiering, Corrie van Brummen, presidente Ries Peels, secretaresse Mensje van der Leeden, Clazien
Noordzij; 2e rij: Catrien Tijsen, Lenie Noordzij, Marie Tijssen, Bertie Visser, Marie Littooij, Tinie van Dijk, Annie van
Zwoll, Riek Tijssen, Marie Boshoven; 3e rij: Marie Tempelaar, Lenie van der Leeden, Marie Tijssen Pdr., Lenie van
Dijke, Willie de Vries, Lenie van Balen en Corrie Tijssen
(…) Bovendien kreeg ik geen bonkaarten meer omdat ik ondergedoken was, hetgeen betekende dat ik door de Duitsers gezocht werd omdat ik zogenaamd was gedeserteerd. zodoende leefden we eigenlijk altijd in angst voor ontdekking. ik had al snel gezelschap van een andere onderduiker. Dat was Kees vogelezang, die naar Duitsland moest maar daar ook geen trek in had.
hij was denk ik een jaar of tien ouder dan ik en had samen met zijn vader een timmerwinkel annex verhuur van ladders in alle maten. ook stoelen en tafels voor bruiloften en partijen. pa had voor ons een slaapplaats gecreëerd onder de vloer van een van de galerijen. Daar moesten we ‘s avonds naar toe door de donkere kerk. het nadeel was dat als er Duitsers kwamen bellen om mij of misschien Kees te zoeken, dat we dan langs de
voordeur moesten. we hebben dat een poosje volge-houden, maar pa zocht toen naar iets anders wat min-der gevaarlijk was. hij vond het ook! als we de ‘jakobs-ladder’ opgingen kwamen we immers op de kerkzolder. Direct als we het houten deurtje openden stonden we op het luik, en als je dat opendeed kon je naar beneden als je er een lange ladder inzette. Die lange ladder had Kees v. en werd door pa gehaald. als we dan afdaalden naar beneden stonden we precies boven op de ronde toog waar het kerkorgel onder stond
Met een touw lieten we ons dan langs de ronding van de toog naar beneden zakken tot we boven op het pla-fond van de keuken terecht kwamen. Dat werd versterkt met wat planken waarop we een paar matrassen had-den gelegd en daar sliepen we dan. in de moordonker
en wat muffig. Maar wel veilig, dachten we. het was iedere avond een flinke klimpartij en voor we slie-pen werd er heel wat afgefantaseerd over als de oorlog voorbij zou zijn. wat zouden we lekker gaan eten en wat zouden we heerlijk vrij zijn. je mocht dan weer alles zeggen wat je wilde zonder dat je gevaar liep om opgepakt te worden. Bovendien bedachten we allerlei verschrikkelijkheden voor de nsB-ers die zo door ons gehaat werden. van ellende vielen we tenslotte dan wel in slaap. Maar de dagen waren ook angstig. leder ogenblik kon je verwach-ten dat de Duitsers zouden aanbellen. als ze je dan pakten was je lot bezegeld (…).’
HUIS IN DE BRANDING252
van het Secretariaat van niet Economische
verenigingen dat de JV Gideon niet ontbon-
den had mogen worden. Het aanwezige kas-
geld moet worden afgestaan. Het bestuur
vraagt het geld van de kerkenraad terug en
dragen het alsnog af.
Er blijkt meer aan de hand te zijn bij ‘Gi-
deon’. In november 1942 geeft D.M. van der
Leeden jr. aan ‘dat hij zich wenst terug te
trekken als leider (…). Voorgesteld wordt als
leider L. van Valen Pzn. en als helpers H. Bui-
zert en A. Huizer te benoemen ). Genoemde
personen worden als zodanig door de ker-
kenraad aangesteld.’
Enkele jongelui worden om onbekende
reden naar de gevangenis aan de Noordsin-
gel in Rotterdam overgebracht. Ds. Van der
Molen, die in de meidagen zijn kerk in Rot-
De Meisjesvereniging ‘Maria’ viert haar
koperen jubileum in gebouw ‘Patriminium’
in de Lange Breestraat. In het bondsorgaan
‘Belijden en Beleven’ van 10 juli 1941 staat
het volgende verslag van deze feestelijke bij-
eenkomst:
‘Het 12 ½ jarig bestaan van onze vereeniging
herdachten we in een vergadering, die 12 juni
in ‘Patrimonium’ gehouden en door onze pre-
sidente, Ries Peels, geleid werd. De presidente
gaf in haar openingswoord een toelichting op
de leidende gedachte, die deze avond beheer-
schte: ‘Alles wat adem heeft, love den Heere’.
Niets mag ons verhinderen in dezen tijd, nu
de gebeurtenissen ons steeds meer benau-
wen, den Heere te loven en te prijzen. Clazien
Noordzij had voor de pauze een goed verzorgd
onderwerp over Psalm 148. Na de pauze, waar-
in we thee met gebak kregen, sprak de heer
B.A. Schotel over het onderwerp: ‘De ‘vox ce-
lestis’ op het orgel der schepping.’ Spr. gaf een
schets over de leer der engelen, die door de
beeldhouw- en dichtkunst ontwricht en naar
beneden gehaald wordt. Met stille aandacht
werd geluisterd.
De avond werd afwisselend door enkele zang-
stukjes, recitaties en prozastukjes.
Na de rondvraag, waarvan enkele vereenigin-
gen gebruik maakten, dankte onze presidente
allen, die hadden meegewerkt tot het welsla-
gen van dezen avond. Na nog Psalm 150 gele-
zen te hebben zongen we Gezang 96 en ein-
digde de Heer D. v. d. Leeden met dankgebed.
Mensje v. d. Leeden, Secr.esse’
Ds. Smits komt over
De vacante tijd vergt bij gebrek aan een
voorganger veel van de broeders van de ker-
kenraad. Voorzitter is broeder Besterveld, die
in 1942 mag gedenken 40 jaar in het ambt
te staan. Op de kerkenraadsvergadering van
5 februari wordt hij hartelijk toegesproken
door de tweede voorzitter: Ouderling Bartus Besterveld met zijn vrouw Jobje Besterveld-Kleiberg
terdam in vlammen had zien opgaan, geeft
hun pastorale bijstand.
Het catechisatielokaal wordt enkele
maanden door de Bavinckschool gebruikt,
omdat het schoolgebouw is gevorderd. Als
men weer terug kan naar de school, mag de
kerk als dank het verduisteringsmateriaal
houden. Zo oefent de bezetter steeds meer
druk uit op kerken, verenigingen en scho-
len.
Teun Bakker dient in maart 1942 een
klacht in over de voorzitter van het Verband
van verenigingen, die volgens zijn zeggen
‘les geeft in het gebouw ener partij die ver-
derfelijke en heidense beginselen voorstaat’.
Het antwoord van de kerkenraad bevalt hem
niet en dat resulteert in het bedanken als
lid, samen met zijn vrouw en twee kinderen.
Hij sluit zich aan bij de Gereformeerde Ker-
ken, waar hij later predikant wordt.
253De Bange oorlogsjaren
Ds. c. smits
cornelis smits wordt op 22 december 1898 geboren op de boerderij ‘recht door zee’ aan de ijweg in nieuw vennep (haarlemmermeer). Deze behoort toe aan zijn grootvader cornelis van der walt, die uit Dinteloord af-komstig is. op 2 april 1902 trouwt zijn moeder, de 27- jarige cornelia van der walt met de 22-jarige jan smits. cornelis wordt bij dit huwelijk als zoon erkend. Twee kinderen worden hierna geboren: johannes in 1903 en Maarten in 1905. Kort na de geboorte van Maarten wordt moeder smits ernstig ziek en overlijdt op 29 ok-tober 1905, nog maar 31 jaar oud.
cornelis, die in het kinderrijke gezin (tien kinderen) van zijn grootouders opgroeit, wordt in de gereformeerde Kerk gedoopt. zijn grootouders vinden dat hij voorbe-stemd is voor het werk op de boerderij, maar diep in zijn hart rijpt bij de jonge cornelis een ander verlangen. op veertien-jarige leeftijd gaat hij bij de hervormde ds. F.h. hospers in hillegom naar de kerk. in die tijd wordt de heere hem te sterk, zo schrijft hij later. hij vertrekt naar lisse om opgeleid te worden voor de bloembol-lenkweek. Daar bezoekt hij de christelijke gereformeer-de Kerk waar hij preken hoort van docent p.j.M. de Bruin, die op hem een onvergetelijke indruk maken.
op 23-jarige leeftijd ervaart cornelis de roeping tot het predikambt door de woorden uit jesaja 51:16. hij wordt in 1924 op 25-jarige leeftijd toegelaten tot de Theolo-gische school in apeldoorn. eerst volgt hij lessen in let-terkundige vakken en volgt hij ‘colleges’ van de profes-soren p.j.M. de Bruin, F. lengkeek, g. wisse en j.j. van der schuit. in 1929 wordt hij bevorderd tot theologisch student. op 5 juli 1932 wordt hij met zijn medestuden-ten D. Biesma, a. Dubois, a.M. Franssen, w.F. laman en w. Meijnhout beroepbaar gesteld. hij neemt het beroep naar nieuwpoort aan, waar hij op 6 november 1932, de dankdag voor gewas en arbeid, als predikant wordt be-vestigd door professor De Bruin. hij verbindt zich aan de gemeente met een preek over psalm 132:7-9.
voordat smits predikant wordt, ondergaat hij tweemaal een operatie aan het strottenhoofd. hij is dan 29 jaar. als de Duitse dokter die hem in haarlem behandelt, hoort dat smits voor predikant studeert, reageert hij met de woorden: ‘Dan zou ik er nog maar eens ernstig over nadenken, want daar heeft u geen mond en geen keel voor, want uw strottenhoofd deugt niet’. in al de jaren waarin hij daarna het woord mag bedienen, heeft
de Duitsers. het zijn jaren van bange vrees, maar ook van zegen. op 23 september 1944 krijgt de dominee een beroep van Driebergen, dat waarschijnlijk vanwege de oorlog blijft liggen. het volgende beroep van Drieber-gen neemt hij begin juni 1945 aan. na Driebergen vol-gen nog vijf verhuizingen. in 1952 weer naar sliedrecht, twee jaar later naar old christian reformed church in grand rapids in de verenigde staten en na anderhalf jaar wordt hij op 16 mei 1956 (voor de derde keer) bevestigd in sliedrecht. in 1969 volgt de gemeente van clifton van de Free reformed church in noord-amerika. ook deze amerikaanse periode is kort, want op 15 sep-tember 1971 komt hij weer terug in zijn vaderland. hier sluit hij zich aan bij de oud gereformeerde gemeenten en wordt door ds. joh. van der poel in de gemeente van hardinxveld-giessendam bevestigd. hier blijft hij voor-ganger tot aan zijn overlijden op 22 april 1994. zijn graf, ook de rustplaats van zijn vrouw, bevindt zich op de begraafplaats van zijn laatste woonplaats.
Het echtpaar C. Smits-van Vuuren
hij dit met een heldere, welluidende stem mogen doen!Twee dagen vóór zijn bevestiging tot predikant trouwt hij met helena catharina van vuuren. het echtpaar krijgt drie kinderen, een zoon en twee dochters, cornelis 1933, annigje 1935 en joke 1938.
veel beroepen worden tijdens zijn bediening op ds. smits uitgebracht. in de jaren waarin hij de christelijke gereformeerde Kerken dient, ontvangt hij er meer dan 80. na ruim anderhalf jaar neemt hij op 6 april 1934 een beroep aan naar sliedrecht. in 1942 verhuist hij van dit dijkdorp naar Dordrecht. hier wordt hij op 9 juni 1942 door ds. h. Meijering van zwijndrecht bevestigd met een preek over jesaja 52:7 en op 11 juni doet hij intrede met een preek over romeinen 1:15.
Ds. smits woont evenals zijn twee voorgangers in de adriaan van Bleijenburgstraat 20. De Dordtse periode tekent zich vooral door de oorlog en de bezetting door
HUIS IN DE BRANDING380
Ds. Kieviet twee keer beroepen
Het eerste beroep dat de gemeente na
het afscheid van ds. Van de Weerd uitbrengt
is op ds. L.W. van der Meij uit Driebergen.
De mansleden kiezen hem op 14 november
2005 uit een tweetal met ds. K. Hoefnagel uit
Katwijk. Als ds. Van der Meij bedankt, stelt
de kerkenraad een nieuw tweetal, te weten
ds. J.M.J. Kieviet uit Rotterdam-Kralingen en
ds. A. van der Zwan uit Sliedrecht-Centrum
(Bethel). Ds. Kieviet krijgt de beroepings-
brief, waarna de kerkenraad hem een be-
zoek brengt. Tijdens dit bezoek ontstaat bij
de kerkenraad de stellige overtuiging dat ds.
Kieviet naar Dordt zal komen. Hij vertelt de
broeders dat hij in Rotterdam-Kralingen een
prekenserie uit het Lukasevangelie moest
afsluiten met een preek over de woorden uit
Lukas 4:43 ‘Maar Hij zeide tot hen: Ik moet ook
andere steden het Evangelie van het Koninkrijk
Gods verkondigen; want daartoe ben Ik uitgezon-
den.’ De gedachte was bij hem opgekomen
dat het wel eens zo zou kunnen gaan dat hij
ook daarin Zijn Meester moest volgen. Op de
biddag van 2006 komt echter het bericht van
ds. Kieviet, dat hij meent voor het beroep te
moeten bedanken. De teleurstelling is groot.
Ouderling Zeeders geeft in zijn ‘Pastoraal
contact’ de uitkomst weer: ‘De uitslag op
het uitgebrachte beroep stelde teleur, maar
Kralingen werd verblijd.’ Ds. Kieviet voelt
zich gedrongen om de gemeente een brief
te schrijven waarin hij zijn meeleven aan-
geeft. Hij kan geen andere beslissing nemen,
ondanks dat hij ‘vanaf het begin een zekere
aantrekking’ tot de gemeente heeft ervaren.
‘De kansel en de gemeente van Dordt heb-
ben sindsdien een aparte plaats in mijn
ambtelijke herinneringen.’
Het volgende beroep wordt op de leden-
vergadering van 8 juni uitgebracht op ds. H.
Polinder van Urk (Maranathakerk). Zijn ant-
woord is teleurstellend. Maar enkele maan-
den later leidt de Heere het onverwacht en
ongedacht zo, dat ds. Kieviet in Dordrecht
het Heilig Avondmaal moet bedienen. Op
deze bewogen zondag wordt zijn hart over-
gebogen naar Dordrecht. Verwonderd is de
kerkenraad als hij op 20 september 2006 van
ds. Kieviet het verzoek krijgt ‘om te bevorde-
ren dat hij een tweede beroep van onze ge-
meente zou mogen ontvangen.’ Twee dagen
later krijgen de broeders van de dominee
een nadere toelichting en vier dagen daarna
besluiten zij ‘unaniem om aan zijn verzoek
te voldoen.’ Een van de gronden van het ker-
kenraadsbesluit is het feit dat ds. Kieviet
aangeeft ‘na het bedanken voor het eerste
beroep (d.d. 13 februari 2006) geen rust te
hebben ontvangen op zijn genomen beslis-
sing.’ Als derde grond noemt de kerkenraad:
‘Dat zijn overtuiging werd bevestigd toen hij
voorging in de diensten van onze gemeente
het woord van de levende god
gericht op de wijkgenoten en de andere stadsbe-woners, maar ook op onszelf, jongeren en ouderen, behorend tot de singelkerk van Dordrecht-centrum. we zijn kerk midden in een moderne, turbulente stad. De oudste stad van holland weliswaar, maar tegelijkertijd een stad midden in de 21ste eeuw. en voor de mensen van deze 21ste eeuw hebben we een woord. het woord van de levende god. Dat mag getoond en gezegd worden!
Ds. j.M.j. Kieviet in de kerkbode no.1013 van 30 maart 2007
Zo was het voor de banken werden gerestaureerd
381een gerenoveerDe KerK in een MulTiculTurele sTaD
op zondag 17 september. Vooraf was het zijn
gebed dat de Heere hem duidelijk wilde ma-
ken wat Zijn weg zou zijn. De kracht van Gods
Woord in prediking en sacrament werd door
zowel ds. Kieviet als de kerkenraad en de ge-
meente opgemerkt. De verkondiging, in Woord
en sacrament, is voor meerderen in de ge-
meente tot zegen geweest.’
Bij een tweede beroep is toestemming
van de classis nodig. Daarna moet bij de en-
kelvoudige kandidaatstelling minstens 80%
van de geldige stemmen voor het tweede be-
roep zijn. Nadat de gronden, overeenkom-
stig de kerkordelijke bepalingen, op 4 okto-
ber op de najaarsvergadering van de classis
Dordrecht door de afgevaardigden van de
kerkenraad zijn toegelicht en toestemming
is verleend voor het tweede beroep, is ds.
Kieviet d.m.v. enkelvoudige kandidaatstel-
ling aan de gemeente voorgesteld. Broeder
Zeeders verwoordt het vervolg in de kerk-
bode:
‘BEROEPINGSWERK
Met grote dankbaarheid mocht afgelopen
maandagavond [16 oktober] op de ledenverga-
dering na de stemming meegedeeld worden,
dat maar liefst 90,4% van de uitgebrachte
stemmen voor het beroep van ds. Kieviet was.
We stonden in de opening van de vergadering
met name stil bij de laatste vier verzen van
Romeinen 11, eindigende met de woorden
‘Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn
alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeu-
wigheid. Amen.’ In de uitslag van de stemming
galmen die woorden na.’
In de kerkbode van 10 november geeft
ds. Kieviet in een brief aan de gemeente in
alle openheid weer wat hem bewogen heeft
om dit tweede beroep aan te vragen en aan
te nemen. ‘(…) Al heel direct nadat mijn be-
slissing (om te bedanken) bekend gemaakt
was, kwam het beroep – dat inmiddels geen
beroep meer was – in hevigheid terug. Ik zal
niet uitweiden hoe het allemaal in dat lange
en moeilijke half jaar geweest is. Maar wel
kwam er voor mij de ene na de andere ken-
nelijke aanwijzing dat mijn beslissing om te
bedanken onjuist was geweest. Met name de
woorden van de Heere Jezus tot Zijn disci-
pelen ter gelegenheid van de storm op zee
gingen spreken: ’Wat zijt gij vreesachtig?
Hebt gij geen geloof?’ Als de Heere het ons
geeft, zullen mijn vrouw en ik, alsmede onze
20-jarige zoon Samuel, medio januari 2007
neerstrijken aan de De Jagerweg. (...) Wat
overblijft is verwondering. Een gemeente
jacob Marinus johannes wordt op 12 augustus 1950 in sommelsdijk op goeree-overflakkee geboren. het gezin Kieviet behoort tot de christelijke gerefor-meerde Kerk van Middelharnis. jaap Kieviet bezoekt de mulo te Middelharnis en de bestuursacademie te rotterdam. hij treedt in overheidsdienst en wordt na verloop van tijd beleidsmedewerker en afde-lingshoofd bij de lagere overheid. zijn levensweg verandert als hij gehoor mag geven aan de inner-lijke roepstem om in gods wijngaard te dienen. in 1995 doet hij admissie-examen en wordt toegela-ten tot de studie aan de Theologische universiteit in apeldoorn. eerder studeert hij theologie aan de rijksuniversiteit utrecht. De eerste gemeente van ds. Kieviet is rotterdam-Kralingen. hij wordt hier op 27 januari 1999 als kan-didaat bevestigd door ds. a. Baars met de woorden uit habakuk 2:1-4. Ds. Kieviet doet intrede met de woorden van habakuk 3:2, ‘heere! als ik uw rede gehoord heb, heb ik gevreesd; uw werk, o heere! behoud dat in het leven in het midden der jaren; maak het bekend in het midden der jaren; in de toorn gedenk des ontfermens.’na tweemaal een beroep gekregen te hebben van de gemeente van Dordrecht-centrum, baant de heere op een wonderlijke wijze de weg naar de Merwestad. Ds. p. den Butter bevestigt ds. Kieviet op 26 januari 2007 met de woorden van 2 Korin-
Ds. j.M.j. Kieviet
the 4:2b en in dezelfde dienst doet de nieuwe dominee intrede met de woorden uit 2 Korinthe 4:5. De pastor-loci van Dordrecht-centrum is getrouwd met neeltje verhage. samen hebben ze vier (inmiddels getrouwde) kinderen en zes kleinkinderen. Ds. Kieviet is lid van en-kele kerkelijke deputaatschappen, onder meer van het curatorium van de apeldoornse universiteit.
Ds. J.M.J. Kieviet