Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Buxbaumiella
mg«Y%
3
Buxbaumiella 2, augustus 1972, huisorgaan van de Bryologische
Werkgroep der K.N.N.V.
Voorwoord
Heinjo During
Inhoud
4. B.0. van Zanten en H.J. During: Verslag van de najaars-excursie 1970 naar Noord-Drente.
13. G. Dirkse, A.J. den Held, J.C. Smittenberg en G. van Wirdura;
Enige vegetatie-opnamen in de oeverbegroeiing van het
Zuidlaardermeer.
19. F. Sollman: De bryologische voorjaarsexcursie naar Ameland
(30.4.1971 t/m 2.5.1971).38. M, Brand en H, Sipman: Ameland- de excursie lichenologisch.
46. W.D. Margadant en H.J. During: De najaarsexcursie 1971
naar Midden-Limburg.62. H. Sipman en M. Brand: De korstmossen.
65. Ledenlijst van de Bryologische Werkgroep der K.N.N.V.
70. Bestuursmededelingen.
voorplaat: Telaranea sylvatica, tek. P.A. van der Knaap.
Hier is dan de tweede Buxbaumiella, op verzoek genummerd,
en nog dikker dan de eerste. Er staan dan ook drie verslagen
in, zodat we nu weer bij zijn; de volgende nummers zullen dunner
worden. Ellc verslag wordt gevolgd door een kort verslagje over
andere dan bryologisch-floristische activiteiten, op de excur-
sies verricht, t.w. één vegetatiekundig en twee lichenologische
bijvoegsels. Het is mijns inziens toe to juichen, dat de bryo-
phyta ook eens van een andere kant bekeken worden (i.c. vege-
tatiekundig). Evenzeer ben ik blij met de lichenologische
bijdragen; ook op dit gebied moet nog veel gebeuren.
Ook bij het maken van deze aflevering werd ik daadwerkelijk
bijgestaan door R.P.T. Koeman en P.A. van der Knaap; beiden zij
hartelijk dank gezegd. Gestencild werd weer op de machine van
B.O. van Zanten, waarvoor dank.
4
Verslag van de najaarsexcursie 1970 naar Noord-Drente
door: B.O. van Zanten en H.J. During
De najaarsexcursie 1970 werd gehouden op 12 en 13 septem-
ber in het noorden van Drente met als standplaats Zeegse.
Er werd overnacht in hotel ”Duinoord”, terwijl de kampeerdershun tenten opsloegen op de camping ”De Holenkamp”, schuin
tegenover het hotel gelegen.
De zaterdagochtend werd besteed aan het inventariseren
van het geaccidenteerde heideterrein dat vlak ten noord-
oosten van het hotel gelegen is. Dit gebied waarin veel
Empetrum nigrum en op de vochtiger plaatsen Erica tetralix
groeit, bleek zeer rijk te zijn aan levermossen, vooral de
noordhellinkjes. In totaal werden hier 22 soorten levermos-
sen verzameld. Vervolgens werd een vluchtig bezoek gebracht
aan een sterk gestoord ven met veel veenputten. Ook de bos-
rand tussen de heide en het ven werd bekeken. Daarna zijn we
verder gelopen naar twee vennetjes ten oosten van het Zeeg-serbos. Het meest noordelijke hiervan, bijna geheel omgeven
door bosopslag, struiken en zomerhuisjes, bleek nog verras-
send goed te zijn. Er komt veel Oxycoccus palustris en
Andromeda polifolia in voor en tot onze grote verbazingvond Muller een vruchtdragend exemplaar van Scheuchzeria
palustris. Het was bekend dat deze soort hier voorkwam,
maar ondanks herhaaldelijk zoeken van de eerste onzer werd
de soort nooit teruggevonden. Des te groter was dus de
vruegde over deze vondst. Een andere interessante vondst
in dit ven was Sphagnum dusenii. Enige jaren geleden is in
dit ven door de eerste onzer Aulacomnium palustre gevonden
met kapsels, welke deze keer niet werden waargenomen. Vlak
ten zuiden van dit ven ligt een sterk gemetatrophiëerd ven
met veel wilgen, dit leverde nauwelijks iets op. Vervolgens
zijn we teruggelopen naar het hotel en vandaar zijn we per
auto naar het bruggetje over de Drentse A tussen Oudemolen
en Gasteren gereden, vanwaar we lopende naar de Dennenkolk
aan de Drentse A gegaan zijn. Dit gebied bestaat hoofdzakelijk
5
Een gedeelte van de deelnemers heeft de zaterdag besteed
aan het onderzoek van de vecrmcsrijke rietlanden langs het
Zuidlaavdormeer in verhand met een onderroek dat Mej. Ion Held
en de hoor Van 'A'irdum aan dit type vegetatie verrichten.
Een apart verslag hiervan is in dit nummer opgenomen (pag. I3)'s Zondags werden eerst een paar eizenbroekbos jes en een
zacht glooiend weiland mot veel trapgaten van koeien langs
het Zsegserdiepje vlak ton oosten van het bruggetje dn de weg
tassen Zecgse en Vries-Zuidluron bekeken. Hier werd Mnium
cinc.-lidioides teruggevonden (zie Buxb. 23, 1969» P« 7°)- Als
interessant© vondst uit het weiland kwam Anisothecium vaginale
tevoorschijn. Daarna zijn we gereden naar de Zeyorsirubben, ge-
legen lajigs de v/eg van Zeyen naar Peest. Deze bosjes bestaan
voornamelijk uit vrij lage, zeer grillig gevormde eiken met
enkele herken en als ondergroei zeer veel adelaarsvaren. De
meest interessante vondst was hier Orthodicranum flagellare.
Ook het nabij gelegen Zeyer. hunebed werd nog even aan een in-
spectie onderworpen met als resultaat o.a. Andreaea rupestris.
Vervolgens werd koers gezet naar do overblijfselen van het
Maium cinlidoides
uit eikenhakhout, verwaarloosd dennenbos en enkele, groten-
deels dichtgegroeide vennetjes. Er werden geen bijzonderevondsten gedaan.
6
Bunnerveen. Berst werd het reservaat in het noordoostelijk
deel bekeken. Dit leverde niet veel bijzonders op. De
Lophozia capitata welke hier eerder gevonden was (zie
Buxb. 21, 1967, p. 34) werd niet gezien. Wel werd Campylo-
pus introflexus met kapsels gevonden. In de diepe sloot
welke het veengebied omgeeft werd o.a. Philonotis oaespi-
tosa gevonden en in het aangrenzende weiland Blasia pusillaEen gedeelte der deelnemers is vervolgens nog naar een meer
zuidelijk gelegen reservaat gegaan. In dit gebied waren veel
vochtige, open heideterreintjes met o.a. Campylopus brevi-
pilus en Odontoschisma denudatum.
Notitie.
Pohlia camptotrachela. Het materiaal van deze soort dat
verzameld werd bij de Dennenkolk te Oudemolen was oorspron-
kelijk gedetermineerd als Pohlia camptotrachela var.
decipiens. Wilczek en Demaret (Buil. Jard. Bot. Hat. Belg.
40» 4» 1970, p. 405 ~ 422) hebben echter aan de hand van
kweekproeven kunnen aantonen dat deze variëteit (evenals
Pohlia proligera) slechts een bepaald groeistadium van
Pohlia camptotrachela is. \x /
Campylopusintroflexus
7
De soortenlijst wer samengesteld aan de hand van gegevens
van F. Bes, M. Brand, W.N. Ellis, A. Luitingh, F.M. Muller,P. de Mey, P. Roorda van Eysinga, H. Sipman, F. Sollman en
onze eigen gegevens.
Bezochte gebieden:
1. Zoegserduinen ten noordoosten van hotel "Duinoord".
2. Bosrand tussen de Zeegserduinen en het vennetje ten noor-
den daarvan.
3. sterk gestoord vennetje ten noorden van de Zeegserduinen.
4. het noordelijkste vennetje ten oosten van het Zeegserhos.
5. het zuidelijkste vennetje ten oosten van het Zeegserhos.
6. Oudemolen, bos bij de Dennenkolk.
7. Elzenbroekbosjes langs het Zeegserdiepje vlak ten oosten
van het bruggetje in de weg Zeegse - Vries-Zuidlaren.
8. weilanden tussen genoemde bosjes en het bruggetje.
9. Zeyerstrubben tussen Zeyen en Peest.
10. Hunebed Zeyen.
11. Bunnerveen, noordoostelijk reservaat.
12. Bunnerveen, zuidoostelijk reservaat.
1 betekent met kapsels resp. perianthen.
8
Bezochte gebieden 12 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Musci.
Andreaea rupestris X
Anisothecium vaginale X
Amblystegium serpens x!
x!Atri chum undulatum X X X X X X
Aulacomnium androgynum X X X X
A. palustre X x._.
Brachythecium rutabulum x! X
x!Bryum argenteum X
B. pallens X. ..... .
B. cf psaudotriquetrum X
Calliergon cordifolium X X X X
C. stramineum X X X
Calliergonella cuspidata X
Campylopus brevipilus fo
epilosusxi
X
C. flexuosus X X
C. fragilis X X X X
C. fragilis var.
pyriformis x! x! X
C. introflexus *r
Ceratodon purpureus X X xl X X
Climacium dendroides X,..
Dicranella cerviculata x ! X X x! x!
I). heteromalla X X X X X X x! X
Dicranoweisia cirrata X xï X
Dicranum fuscescens X
D. polysetum X
D. scoparium X X X X X
D. spurium X
Drepanocladus ifluitans X X X X
x!Punaria hygrometrica X X
Grimmia trichophylla fo
epilosa X
9
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Hylocomium splendens x
Hypnum cupressiforme X T x! X
H. cupr. var ericetorum . X .
H. cupr. fo filiforme X
H. cupr. ssp impcnens X
H. cupr. var resupinatum X
H. cupr. var uncinatum__
X
Isopterygium elegana X X
Ï. seligeri xi
Isothocium myosuroides X X
Leptobryum pjn?iformex!
X X
Laptodictyum riparium X
Leucobryum glaucum X X X
Mnii.un affine X X
M.'
cinclidioides X
M. hortrin X X X x! X
M.""
uuduiatuii X X
Örthcdicranum flagellare X
0. montanum X
Örthodontiuin lineare x! x! x!
Orthotrichura spec. X
öxyrrhynchium praelongum X X X
Philonotis caespi fcosa X X
Plagiotbeciella latebricola X
Plagiothecium ciurvlfolium x! X
P. denticulatum X
P.~
laetum X X
P. ruthei
P. suoculëntum X
P. sylvaticum X X
P. undulatum X X
Pieurozium schreberi X X X
Pogcnatum aloides xi
Pohlia bulbifera X X
P. camptotracheia X X
P. nutans X X X X x! X x! x! x!
10
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Pohlia nutans fo
srhafmetorum X
Polytrichum commune X X X X X X X
P. formosum X X X X
P. juniperinum X "'I ...x X.
P. junip. ssp
strictum X X_
X
P. longisetum X
P. piliferum X X X
Pseudephemerum nitidum xl
Pseudoscleropodium purum X X X
Raoomitrium canescens X
"
R. spec. X
Rhytidiadelphus $quarrosusx ... *,* X X
Sphagnum compactuai X ~x
S. cuspidatum X JC
S.„, _dusenii X
S. f.tmbriatum _..x..
s. magellanicum X X x
s. molle X
s. nemoreum X_ X
s. palustre i.
s. papillosum X X.
s. plumulosum..
— ...
X
s. recurvum X X X
s. rubeHum X X X
s. squarrosum X X
s. subsecundum X X
s. subsec. var.
auriculaturn X X
s. subsec. var.
obesum X
s. tenellum X
Tetraphis pellucida X _x_
Ulota bruchii x!
11
1 2 3 456 7 8 9 10 11 12
Hepaticae.
Anthocerps laeyis x!
Barbilophozia tcirbata
B, hatcheri
X
X
— —
Blasia pusilla X X
Calypogeia fissa X X
C. Diuelleriana X X X X X
Cephaiozia bicuspidata x r x I x! x! x! x! x!
C. bicusp. var.
lammersiana X
C. connivens X X X
C. macrostachya X
Cephaloziella elachista_
' X "2 "x". X
C., harapeana X
C. sfcarkei X X X
Chiloscyphus pallescens X
Cladopodiella fluitans X
Diplopbyllum albicans X X
Gymnocolea inflata X X X X
Isopaches bicronatus X
Lepidozia reptans X X
Lophocolea bideniata X X X X X
L. heterophylla X x|
Lophczia yentricosa X X X
Marchantia pqlymqrpha X, X
Mylia anomala X X X
Nardia geoscyphus X X
N. scalaris X
Odontoschisma denudatum X
0. sphagni X X X
Ortbocaulis kun •earnis X
Pallavicinia lyellii X
Peiiia epiphylla X X X X X X
P. nacsiana X X
12
Orthodicranumflagellare
1 2 3 4 5 6789 10 11 12
Plectocolea crenulata x X
Ptilidium ciliare X ...X.
P. pulcherrimum
Riccia fluitans_
X
X
Scapania compacta X
S. nemoiosa X_
Telaranea setacea X X X
T. sylvatica X
Tritomaria exsectiformis X X
13
Enige vegetatie-opnamen in de oeverbegroeiing van het
zuidlaardermeer
door; G. Dirkse A.J. den Held J.C. Smittenberg en G. van Wirdum
Inleiding
De Hunze, die langs de oostrand van de Hondsrug stroomt,mondt uit in het Zuidlaardermeer, waar volgens de bodemkaart
(STICHTING VOOR BODMKARTERING, 1961; 1965) uitlopers van
mariene kleiafzettingen grenzen aan het kleirijke zeggeveen van
het Hunzedal en de daaromheen gelegen, van een dik mestdek
voorziene, zwartveenohtginningsgronden. Op enkele honderden
meters afstand van het onderzochte gebied bevindt zich een
hoge podzolgrond. Naar het noorden stroomt het Drentse Diep
uit het meer.
Volgens HAVINGA (1919) en CLASON (1928) stond het gebied
vroeger onder invloed van zout water.
Reeds in 1919 trad in het meer periodiek vervuiling op door
+auteur is het Beijerinck Popping fonds erkentelijk voor
de financiële steun die haar medewerking aan dit onderzoek
mogelijk maakte.
Tijdens de najaarsexcursie van de Bryologische Werkgroep in
N-Drente (1970) is door ons getracht wat meer aandacht te
besteden aan het combineren van vegetatiekundige en floristische
benaderingswijzen van de bryologie dan tot nu toe vaak het geval
was. Daar wij sterk geïnteresseerd zijn in laagveenvegetaties en
de derde auteur in het kader van zijn doctoraalstudie een
vegetatiekartering aan het Zuidlaardermeer heeft uitgevoerd,werd besloten tot het maken van een aantal vegetatie-opnamen
in de Z.O.-hoek van dit meer, in de nabijheid van de monding
van de Hunze.
Het proefvlak was steeds 4 m² groot en de opnamen werden
gemaakt met behulp van de door SEGAL & BARKMAN (1960)
gewijzigde schaal van Braun-Blanquet.
14
water uit het Drentse Diep (HAVTNGA, 1919)• Dit zal onder
andere ook door toenemende vervuiling van de Hunze wel
erger zijn geworden (CLASON, 1954» 19&1 )•
Van het Zuidlaardermeer worden een aantal bijzondere
hogere planten opgegeven. Carex aquatllis (KERN & REICHGELT,
1954)> Carex flava (CLASON, 1961"), Potamogeton zizii (CLASON,1954)» Potamogeton x crassifolius (CLASON & REICHGELT, 1954)
en Utricularia intermedia (TEN KLOOSTER, 1968) zijn gevondenin de omgeving waar ook onze opnamen zijn gemaakt. Uit de
topografische kaart van 1853 blykt((
dat dit van oudsher een
inham van het meer is geweest. De vaste ondergrond ligt
er 65- 85 cm diep.
Bespreking van de verzamelde gegevens.
De zonering vanaf het meer naar het omringende dijkje is ter
plaatse van het gemaakte transect (van N.W. naar Z.0.)
ongeveer als volgtj
a. Open water met Nymphaea alba en Nuphar lutea.
b. Buitenste oeverstrook met Epilobium hirsutum en Olyoeria
maxima, _+ 25 m breed (opn. 1 t/m 4)-c. Rietland met veel hypnoïde mossen, folieuse en thalleuse
levermossen en hier en daar veenmossen, + 30 m breed
(opn. 5 en 8).
d. Veenmosrietland met Dryopteris oarthusiana en D. cristata,+ 5O m breed (opn. 8 en 9)•
e. Elzenbroekbos met horstvormende zeggen en Iris pseudacorus,
Opn. 7 ligt in het grensgebied van de zones c en d.
In de buitenste oeverstrook, de aanspoelzone van het meer,
domineert Epilobium hirsutum met Solanum dulcamara, Glyceria
maxima en Phragmites australis (opn. 1 t/m 3). De vegetatievormt door de hoge sociabiliteit van enkele soorten een
nogal grofkorrelig patroon. Door het wortelstelsel van de
planten is een vlechtwerk gevormd, dat verdicht is door
strooisel en iets onder de oppervlakte van het water zweeft,de zogenaamde kragge . Het water eronder en erboven staat
in direct contact met het voedselrijke water in het meer.
15
In de beschutting van het plantendek vormt Biccia fluttans
hier en daar uitgestrekte plakkaten. De moslaag bestaa'u
overigens voornamelijk uit een spaarzame begroeiing van
Eurhynchium-, Amblystegium- en Brachythecium-soorten, die
plaatselijk tapijtjos vormen.
In opname 4J wat verder van het meer af, is Phragmites
australis dominant. Ook Typha angustifolia, Iris pseudaco.rus,
Gl.yceria maxima en Carex pseudocyporus vallen op. De nitrofiele
Epilobium hirsutum ontbreekt geheel. De kragge is hier al een
stuk dikker. Zowel erboven als eronder is veel minder uitwis-
seling met het water in het meer mogelijk. Dit komt tot uiting
in de geleidelijke afname van het elektrisch geleidingsvermogen
en de pH en, wat de vegetatie betreft, in het optreden van
Calliergon cordifolium, Calliergonella cuspidata en Mnium
rugicum. Beide laatste soorten bereiken echter pas hoger in
de zonering hun optimum. Zowel in de kruidlaag als in de mos-
laag is een toename van het aantal soorten te zien.
Waar de opnamen 5 en 6 zijn gemaakt, reikt de kragge vrijwel
tot aan de vaste ondergrond. Het bodemwater is sterk verzuurd.
De waterspiegel staat dikwijls onder het maaiveld. Vele soorten
uit de voorgaande opnamen ontbreken hier. Phragmites australis
groeit minder dicht cpeen en wordt ook niet zo hoog, waardoor
veel meer licht in de vegetatie doordringt. Typha angustifolia,
Iris pseudacorus en Carex pse'idoeyperus lijkon hier hun optimum
te hebben en vele nieuwe soorten doen hun intrede. Hieronder
valt Carex diandra op. Elders langs de randen van het Pleisto-
ceen vormt deze plaatselijk met onder andere de ook van hot
Zuidlaardermeer bekende Equisetum fluvlatile, Carex lasiocarpa
en Utricularia intermedia een soortencombinatie, die karak-
teristiek is voor de trilvenen zoals die bijvoorbeeld worden
beschreven door SEGAL (1966). De daarvoor zo kenmerkende
moslaag, waarin vaak Scorpidium scorpioides en Campylium
ste'llatum domineren, is hier niet aanwezig. In plaats daarvan
tref!en we een veel minder zeldzaam type aan mst Mnium
ju;-;currs Calliergonella cusjnhata, Braohvthecium rutabutura,Karchentia po l.ymorr-ba. Pellia neeslana e.a. Interessant is
het optreden van Pellia opiphylla, die slechts in de opnamen
16
6 en 7 voorkomt. Pellia neesiana komt veel in Nederlandse
laagveenmoerassen voor. Feilia opiphylla is naar onze voor-
lopige indruk in dergelijke gebieden voornamelijk beperkt tot
de koppen van afgestorven of afgemaaide zeggehorsten, sloot-
kantjes e.d. in het algemeen vrij droge en zure plaatsen op
relatief humeus substraat. In de opnamen 6 en 7 groeienbeide soorten door elkaar, zij bet dat plaatselijk de één of
de ander duidelijk meer voorkomt.
In deze zone treden plaatselijk reeds veenmossen op,
vooral Sphagnum squarrosum, S. subnitens en S. fimbriatum,
soorten die zich vaak het eerst in allerlei verlandings-
reeksen vestigen. Vooral door het optreden van veenmossen
en horstvormende zeggen ontstaat een fijnkorrelig patroon
van bulten en slenken, waarmee een grote variatie in voch-
tigheid, warmtehuishouding, licht en andere factoren gepaard
gaat. Fe grote soortenrijkdom in de moslaag van opnamen 6
en 7 hangt daarmee samen. Fe soortenrijkdom, zowel als de
bedekking van de kruidlaag zijn daarentegen geringer. Fe
lage kruidlaag treedt voor het eerst op.
Opname 7 ligt eigenlijk reeds in het gebied waar de zones
c en d in elkaar doordringen. Nog vrijwel alle soorten uit
de opnamen 5 sn 6 zijn in de slenken, op lage bulten en op
de hellingen van hogere aanwezig. Maar er is een sterke
stijging te zien in de door Sphagnum bedekte oppervlakte en
er zijn meer soorten Sphagnum aanwezig. Vooral het voor-
komen van Sphagnum fuscum'
... , .—*—°is bijzonder. Feze soort wordt
vaak kenmerkend genoemd voor hoogvenen (vgl. Sphagnion
fusci Br.-BI. 1915)* Tot voor kort was van fusoum
slechts één zekere opgave uit ons land bekend XEpe~~(Gld. ),Van der Sande Lacoste; zie VAN FER WIJK, 1949); de groeiplaatsis echter reeds geruime tijd verdwenen. In Noordholland komt
de soort echter volgens MELTZER (1945) ook voor. BARKMAN
(1968) vermeldt E>. fuscum van Klazienaveen en\tenslotte trof
de vierde auteur hem in 1970 aan bij Wolvega . Bij het
Wij zyn dank verschuldigd aan Fr. J.J. Barkman te Wijstervoor de controle van de determinaties van Sphagnum fuscum.
17
Zuidlaardormeer was de opvallend bruine kleur zonder een spoor
van rood of paars een goed veldkenmerk.
In de kruidlaag staan Phragmites australis, Typha angusti-
folia en Iris pseudacorus veel minder dicht opeen dan in de
vorige opnamen. Calamagrostls oanescers, Lysimachia thyrsi-
flora, Dryopteris carthusiana en D. cristata zijn hierin nu
belangrijke soorten.
De opnamen 8 en 9 liggen in het hoogste deel van het complex.
(Opname 9 ligt aan de rand van het elzenbos, dus vrü beschaduwd,
en valt topografisch enigszins buiten het transect.)De proef-vlakken werden zo gekozen, dat enkele nog aanwezige vrij diepeslenken erbuiten vielen. In opname 8 viel de roodgekleurdeSphagnum mag9llanicum op. Ook deze in laagvenen wellicht niet
al te zeldzame soort wordt vaak als karakteristiek voor zoor
oligotrofe hoogveenvegetaties opgegeven (vgl. Sphagnetalia
magellanici (Pawlowski 1928 p.p.) Moore (1964)1968).
Slotopmerking.
Of de beschreven zonering ook volledig overeenkomt met één
natuurlijke successiereeks, is nog de vraag. Het zou kunnen
zijn dat in de onderzochte inham de ver van het bekken van het
meer gelegen vegetaties in een minder voedselrijke verlandings-
reeks zijn ontstaan, dan de buitenste oeverstrook thans door-
maakt. Dat, behoudens enkele plekken met Sphagnum squarrosum,
j3. fimbriatum en S. subnitens, in de rechte oeverstrook aan
de oostkant van het meer nauwelijks Sphagnum-begroeiingen
voorkomen, wijst ook op het bijzondere karakter van de onderzochte
inham.
Literatuur.
Barkman, J.J., 1968. Botanisch onderzoek op het Biologisch
Station, Wijster, 1957_1967- Meded. Bot. Tuinen & Belmonte
Arb. XI (1967), Wijsternuramer.
Barkman, J.J., H. Doing & S. Segal, 1964. Kritische Bemerkungon
und Vorschlage zur quantitativen Vegetationsanalyse. Acta Bot,
Heerl. 13: 394- 419.
18
Clason, E.W., 1928. Over de plantengroei van het Zuidlaardei—-
meer en omgeving. I, II, III, IV. DLN 31.
Clason, E.W., 1953» Notes on the Potamogetones of the Zuid-
laren lake and its adjacent waters. Acta Bot. Neerl. 1.
Clason, E.W., 1954* Het Zuidlaardermeer, het Noordlaarderbos.
Nat. Sc Landsch. 8.
Clason, E.W., 1961. Het Zuidlaardermeer. Stencil RIN-archief.
Clason, E.W. & T.J. Reichgelt, 1954» Potamogeton x crassifolius
in the Netherlands. Acta Bot. Neerl. 3*
Havinga, B. 1919* Studiën over de flora en fauna van het
Zuidlaardermeer; bijdrage tot de kennis van de biologie
der Nederlandse meren. iDiss, Groningen.Kern. J.H. & T.J. Reichgelt, I954. jCarex. Flora Neerlandica
1 (3), Amsterdagi.
Klooster, W.P. ten, 1968. Rapport inzake het Zuidlaardermeer.
Stencil RIN-archief.
Meltzer, J., 1945* Natuurruimten 1944» Rapport betreffende
uit natuurwetenschappelijk oogpunt belangwekkende terreinen
in de provincie Noord-Holland. Stencil, PPD NoordvHolland
en SBB.
Segal, S., 1966. Ecological studies of peat-bog vegetation
in the North-Western part of the province of Overijsel (The
Netherlands). Wentia 15: IO9-14I.
Segal, S. & J.J. Barkman, I96O. Enige opmerkingen over
abundantie en dominantie by het opnémen van kwadraten.
Jaarboek 1959 Kon. Ned. Bot. Ver.} 39_40«
Stichting voor bodemkartering, 1961. Bodemkaart van Neder-
land, schaal 1:200000 (Soil map of the Netherlands).
Wageningen.
Stichting voor bodemkartering, 1965» Be bodem van Nederland.
Wageningen.
Wijk, R. van der, 1949* Het geslacht Snhagnum in Nederland.
N.K.A. 56.
De bij dit artikel behorende opnametabel vindt men los
bijgevoegd in dit nummer.
19
De bryologische voorjaarsexcursie naar Ameland.
(30.4.1971 t/m 2.5.1971)
door: F. Sollman
Verder werd in deze vallei o.m. verzameld: Bryum marratii,
Campylium polygamum, Calliergon cordifolium, Didymodon topha-
ceus, Sphagnum fimbriatum en ook Sphagnum imbricatum (G. van
Wirdum). Speciaal de laatste vondst is uiteraard belangwekkend
en vormt de tweede recente vindplaats in ons land (de eerste
te Nieuwkoop is alweer verdwenen (litt. 4»))« Verder vond G.
van Wirdum de soort te Wolvega (Friesland) dd. 26.8.1970(schrift, med.). T.z.t. hoopt hij in een publicatie nader op
In de loop van de vrijdag kwamen de meeste leden aan in de
jeugdherberg ”De kleine Grie”, nabij de vuurtoren te Hollum.
Een groepje, dat al eerder gearriveerd was, waaronder Margadanten Frencken, zat toen reeds in het veld. Een tweede groep,
die wat later arriveerde, kreeg kontakt in de zgn. ”Natte
Vallei”, nabij de vuurtoren. Dit is een destijds afgesnoerde
strandvlakte, die momenteel nagenoeg geheel verzoet is. Hoewel
sommige delen nog af en toe met zout water in kontakt komen.
Het grootste gedeelte is met riet overgroeid, dat regelmatig
in percelen gemaaid wordt. Deze vallei bleek gaandeweg steeds
interessanter te worden, met name ook de oostelijke randzone
(gradiënt), die van vochtig-zuur langzaam overging in wat
droger, wat kalkrijk zand (waarin bv. Tortella flavovirens en
Abietinella abietina verzameld werden). Vooral Abietinella
abietina was een fraaie vondst, in recente tijd uiterst schaars
buiten Zuid-Limburg gevonden, nl.:
1. Dalfsen aan de IJsel 1949 (in echter niet teruggevonden).
2. Zalk aan de IJsel 1959.
3. Meijendell, Raaphorst, z.j. Gem. Wassenaar.
4. Amsterdamse Waterleiding Duinen, ten westen van Westerkanaal
(mond. med. W.D. Margadant, 1940, Gem. Zandvoort).
5. Bij Mooie, vroongronden, z.j. mond. med. W.D. Margadant
(vindplaats vergraven!).
Van Eeden kon destijds nog voor deze soort vermelden: ”zeer
algemeen op de meeste duingronden”.
20
de soort en zijn verspreiding in te gaan.
De Brachythecium die massaal in deze vallei groeide, gaf
een aantal hoofdbrekens, mede doordat er(haast) tevergeefs
naar kapsels werd gezocht. Margadant opperde in het veld
reeds het vermoeden, dat het hier waarschijnlijk Braohythecium
raildeanura betrof. Uiteindelijk werden er ook kapsels gevonden,die echter los in de pol zaten, maar toch zo diep, dat
gevoeglijk aangenomen kan worden dat ze bij deze soort behoren.
Oecologisch gezien klopt het voorkomen van deze soort ook
wel, hij schijnt nl. ook licht gevoelig te zijn voor enigzout (litt. 9).
Ook de Dicranum die vooral in de genoemde randzone voor-
kwam, gaf veel hoofdbrekens en werd in het veld geëtiketteerdals Dicranum bonjeanii. Dit bleek microscopisch niet houd-
baar. Het beste is dit moeilijke materiaal te rekenen tot
het vormenkomplex van Dicranum scoparium.
Als geheel kan worden gesteld, dat deze vallei een
uiterst interessante mosvegetatie herbergt, die zeker onge-
schonden dient te blyven. Bij een nader onderzoek (evt. ook
in een ander jaargetijde) zullen er ongetwijfeld nog meer
fraaie vondsten te voorschijn komen.
Nu gingen we verder over de primaire duinen (waar nog
Eurhynchium striatum s.str. werd verzameld) naar do heide
te Ballum. Eerst werd echter nog in alle rust gegeten. De
droge duinen die we na het middageten passeerden (veel
fasen van het Corynephorion) leverden de bekende soorten
op bv. Racomitrium canescens en Dicranum scoparium.De heide te Ballum rondom het Jan Roeppad bleek wat
tegen te vallen. Dit is waarschijnlijk trouwens het gebied
waar in de vorige eeuw (litt. 5) Rhytidiadelphus loreus
werd verzameld. Deze werd nu echter niet teruggevonden,
er werd echter ook niet speciaal naar gezocht. Mede o.i.v.
de langdurige droogte maakte het geheel een wat armzaligeindruk. Verzameld werden hier o.m. Campylopus introflexus
(een soort die zoals later bleek, op diverse plekken van
het eiland voorkwam, ook kapselend), Drepanocladus exannu-
latus, Gymnocolea inflata, Lophozia excisa (L. capitata
in het vied werd verondersteld (ook uit de Natte Vallei")"leek onder de microscoop niet houdbaar) en Polytrichum communevar.pgEig-ionale. Hierna werd teruggekeerd naar de jeugdherberg.
Margadant verzamelde bij de vuurtoren nog snel even Barbulamet kapsels. De soort groeit hier op het over-
moedig aangebrachte schelpengruis van een paadje naar de vuur-
oven. Dit is zeer waarschijnlijk de eerste vondst in het Wadden-
Het materiaal leverde bij de determinatie nogal wat
m° eilijkheden op. B.O. van Zanten merkt bij de controle van deze
°ort (die aanvankelijk als B, revoluta werd gedetermineerd)e "fc„volgende op:
... is volgens mij B. horns chuchiana Schultz. Hij heeft wel
sterk teruggerolde bladranden zoals in revoluta, maar de
bladtcp loopt veel te spits toe en de nerf is te lang uittre-
dend. Het zou de var pseudorevoluta Reim. van hornschuchiana
kunnen zijn. Eet klopt nl. aardig met materiaal dat jij (=F.S.)en A. Touw als zodanig gedetermineerd hadden (o.a. in herb.P -S. no 95, zie ook Buxb.23: 57).Ik hecht trouwens voorlopig geen enkele waarde aan de var.
Pseudorevoluta. Ik heb de tekeningen van Reimers (litt. 10)bekeken bij zijn oorspronkelijke beschrijving. Deze geven geenenkele overtuiging, behalve misrschien dat je zou moeten
êaan twijfelen of B. revoluta en hornschuchiana wel twee
Soede soorten zijn, en niet boter opgevat zouden kunnen worden
als twee subspecies van één soort met overgangen. Om hier
echter definitief over te kunnen oordelen moet men uitgebreid
jj°ttderzoeK hieraan doen
.
k" * is Barbula hornschuchiana een soort die nogal eens over
(, hoofd is gezien, of ook wel voor iets anders is gehouden
(j• Barbula convoluta). Hieronder volgt een overzichtje van
l itVe:i?spreiding in Nederland t/m 1971, voor zover die uit de
eratuur te halen viel (o.a. litt. 14).■L 535 Santpoort (MA 45, 1935, p. 155, aanvankelijk als B.
convoluta Hedw. )Amsterdamse Waterleiding Duinen; G-em. Zandvocrt.
553 Voorne, Panweg, Rockanje.°57 Zeeduinen tussen Den Haag en Wassenaar ter hoogte van
de Kijfhoek (A. Touw 2874).
21
22
1962 Veere, muurtjes bij stadhuis.
1969 Castricum (Bergen, N-E).
1969 Biesbosch, oever Amer.
1971 Ameland, Nes en Hollum (mat. te Hollum aanvankelijkals Barbula convoluta Hedw.).
Zaterdagmorgen werden we via de pendeldienst van Marga-dant naar de oostelijke kant van het eiland gebracht, nl.
de Kooiduinen en het kooibos in de gemeente Buren en wel
ten oosten van de dorpskern. Allereerst werd het kooibos
onder de loupe genomen (hoewel de naburige boer, die de
eigenaar was, het verboden had, inspekteerden toch een paar
mensen dit bos). Op de weg erheen werd op een blubberig
stukje weide nog verzameld; Scapania irrigua en Calypogeia
muelleriana s.1. (Voorlopig ben ik nl. met Van Zanten (mond.
med.) geneigd, het komplex C. muelleriana-C. trichomanis
ruim op te vatten. Mede i.v.m. zijn vondst in de Haute Fagne(België) van materiaal met licht-blauwe olielichamen (dusniet diep blauw)).
Het kooibos zelf bleek aan de oostzijde zeer arm, maar de
esdoorns aan de uiterste westrand waren erg fraai, o.m.
Ulota phyllantha, Frullania dilatata, Orthotrichum stramineum
en 0. diaphanum werden hier verzameld.
Daarna werden de eigenlijke Kooiduinen bekeken. Dit is een
tamelijk geaccidenteerd duinterrein, met plaatselijk steile
hellingen als ook vochtige valleien en slenken, gedeeltelijk
rog in kontakt met zout water, en meer of minder intensief
beweid door schapen. Cp ds noordhellingen werden o.m.
genoteerd: Drepanocladus uncinatus, Eurhynchium str.iatum
s.str. en Orthodontium lineare (voor de meesten onzer was
dit wel een nieuw biotoop dat Orthodontium zich hier gescha-
pen heeft. De auteur trof de soort echter ook massaal aan
op de grond in de atlantische duinheide te Hargen/ Sohoorl
(Noordholland 18.3.1971 no 398)). Verder werden hier o.a.
gezien: Tortula subulata, Atrichum undulatum (niet over-
schaduwd).
De verzoetende slenk in de kooiduinen was het volgende
punt waar bemonsterd werd. Drepanocladus sendtneri en
23
Pottia heimiiwerden hier o.a. verzameld.
Via een soort omtrekkende beweging werd nog een dennenplan-
tage zuidelijker in de kooiduinon bekeken, maar liet resultaat
bleef beneden de verwachtingen. Op de terugtocht werd in een
lage, verzoete slenk nabij d9 kooi nog zeer veel Drepanccladus
exannulatus gezien. Deze weide wordt regelmatig licht begraasd
door schapen. Barkman (in Landwehr's Mossonatlas) vermeldt
dat de soort dubieus is voor de kalkryke duinen. De heer Touw
(schrift, med.) liet weten dat er echter te Leiden ook
materiaal uit de duinen van Noordholland aanwezig is. Verder
is het tevens onjuist (aldus hr. Touw) dat de bladrhizoiden
geheel zouden ontbreken, volgens Barkman.
Ben gedeelte van do excursiegangors onderzocht later in do
middag de oude iepen in de dorpskernen, waar o.a. Tortula
papillosa en Ulota phyllantha verzameld werden.
's Avonds werden we door Margadant vergast op fraaie dia's
van do Amerikaans3 hogers planten wereld. Luitingh toonde
ook zeer boeiende dia's uit de Eaute Fagne (België).
Zondagmorgen werd o.a. het dennenbos nabij de badweg van Nes
geïnventariseerd. Aangetroffen werden hier o.m. Flagiothecium
curvifolium en P. undulatum, Dicranum majus, Thuidium tamaris-
cinum en Ulota brucbii.
Opvallend was hier ock de vondst van de forse eikvaren-
bastaardi Polypodium x mantoniae Rothra., waarvan overtuigend
materiaal werd meegenomen voor het herbarium. Zeer waarschijnlijkis dit de eerste vondst van de Waddeneilanden. M.i. is deze
bastaard nogal veel over het hoofd gezien.
Ulota bruchii
24
Daarna werd. het tweede dennenbos, dat van het eerste ge-
scheiden wordt door een stuk open duin, geïnspoktserd. In
dit dennenhos zou volgens Muller de kleine keverorchis (Lis-
tera cordata) groeien, die er ook inderdaad vegetatief werd
aangetroffen; verder groeide er bitter weinig. In het dennon-
bosperceel langs de bad-.veg groeide de soort ook, niaar hier
werd slechts één ex. aangetroffen.
Terugkerend, word het open duin, vlak hij zee, tussen de
dennenbossen geïnventariseerd, waarin o.a. opvielens Lophozia
excisa (op noordhellingen), Barbula convoluta en B. horn-
schuchiana (de beide laatsten op schelpenkalk). Op de licht-
glooiende hellingen van dit terrein werd veel Hylocomiutn
splendens en Hhytidiadelphus triquetrus genoteerd.Daarna moesten de meeste deelnemers de middagboot halen;
in de haven werd afscheid genomen.
Margadant en enige anderen bleven nog wat langer op het
eiland en inventariseerden o.a. nog op het oude (protestantse)kerkhof te Nes en de direkte omgeving.
Soorten, die genoemd werden in de literatuur die ter
beschikking stond (zie literatuurlijst) en niet tijdens de
excursie verzameld werden (geen variëteiten, ssp.'s en forma's
opgenomen), zijn:
1. Barbula unguiculata (litt. 7)«2. Bryum angustirete (litt. 7)«
3. Bryum caespiticium (litt. 5)-
4- Caraptothecium lutescens (litt. 5)«5. Orthotrichum obtusifolium (litt. l).
te Nes op iep.6. Hhytidiadelphus loreus (litt. 5)«
heide te Ballum
7. Tortula virescens (-T. pulvinata) (litt. l).te Nes op iep.
25
Een kleine kwantitatieve vergelijking van de eilanden is momen-
teel wat beter mogelijk, en levert het volgende beeld op:/
eilanden soorten
Texel ca 13°
Vlieland ca 80
Terschelling ca 150Ameland ca 110 (tot voor kort ca 20!).
Schiermonnikoog ca 15O
Deze vergelijking gaat echter in vele opzichten mank. Schier-
monnikoog (litt. 2 en 15) en Terschelling (litt. 12) zijn
bijv. relatief het beste onderzocht.
Barbula hornschuchiana
26
Terreinnotatie Ameland (bij de soortenlijst). De getallen
aciiter de vindplaatsen verwijzen naar de top. kaart 1 H,
schaal 1:25000.
1. Duinen om de jeugdherberg/vuurtoren van Hollum.
A. Droge duinen met grazige begroeiing (17O/17I-6O7).B. Vochtige val leitjes langs de binnsnduinrand (l71~607).C. Dennenaanplant bij de vuurtoren (17O-6O6/6O7).
2. Afgesnoerde strandvlakte bij paal 4 (l70/l7I-6O7/6O8).3. Kreek ten noordoosten van de kooi bij Ballum (l7l/l72-607).4. Heitje om het Jan Roeppad, Ballum (l7l/l72-607).5. Greppels bij de kooi, Gem. Buren, ten oosten van het dorp
(I84/185-6O7).6. Kooibos, Gem. Buren, ten oosten van het dorp (185-6O7).
7. Schapenweide bij de kooi, Gera. Buren, ten oosten van het
dorp (184/185-6O7).8. Droge duinen ten noorden van de kooi, Gem. Buren (184/185-
607).
9- Vochtige valleien ten noorden van de kooi, Gem. Buren
(184/185-6O7).10. Begin van de kwelder ten noordoosten van de kooi, Gem.
Buren, Kooipollen (184-6O7).11. Iepen te Ballum (l75"606).
12. Iepen te Nes (18O-6O6).13. Iepen te Hollum (17I-6O5/6O6).14. Rand van plasje tussen Nes en Ballumj ten zuiden van de
grote weg.
15. Dennenbos langs de badweg te Nes (18O/18I-6O7/6O8).16. Buitenduinen bij zee, tussen de twee dennenplantages te
Nes (181-6O8).
17. Ouc'.e protestantse kerkhof te Nes (18O-6O6).18. Achter het kerkhof, greppel in weide te Nes (18O-6O6).
19* Oude kooi en omgeving (rietvelden) ten noordwesten van
Nes, Zwanenwaterduinen.
20. Kooikersplaats, in oude vervallen eendenkooi, tussen Nes
en nollum aan de duinkant (l79 - 607).
21. Nes, greppel langs de kwekerij (l79~607).
=• Oerd, bij strandpaal 21, rietpluimen (188-6O8).
n deze lijst zijn tevens de gegevens verwerkt van de heer J.ctröder te Amstelveen, die het eiland bezocht van 20 t/m 22.
(zie hierboven onder no. 20, 21, 22). Hetzelfde geldt
g°°r de gegevens van Dr, F. Muller te Ede, die van 18 t/m 21.• 1970
op het eiland verzamelde, op ongeveer dezelfde plaatsens "ten tijde van onze excursie, zodat zijn gegevens gewoonweg
Jïl ingevoegd in de soortenlijst .
aan de excursie naar Ameland (alfabetisch;.
j, «ïrza, D. de Boer, F. Bos, M. Brand, S. Bregman, A.J. Dop,(E.J.D.) en D. Daring, ¥,11. Ellis en A, Ellis
5s ), J.B.iil. Frencken, G
0 Harmsen (G.H.), J.A. Hoekstra,
ïl°t
J" Van Leeuwen
s2' de Ligt, C.H. van Looij en echtgenote,
U*Luitingh (lï.L.), W,D, Margadant, W. van Meggelen, P. de Key,
jj* Van Melick, F. Muller (F,M. ), J. Mutsers, G.O. Nijland,sipman (H.S.), F. Sollman (F.S.), 3. Stuiver, J.A. Schulp
qecbtgenote, A. Veerman, B. van de Wal, S. van der Werf,v&n Ivirdum (G.v.W. ), A. van Wijk-Feige.
werden verricht door Dr. B.O. van Zanten te Groningen
ju^'l
* v 'Z,);
Dr. A. Touw te Loidon (A.T.), S. Groenhuijzen te
Verdam (S.G.).
va>
e mensen wier afkortingen in liet bovenstaande tevens
t6
mf-1(i worden, stuurden determinatielijsten in en zijn terug
tye
lnden in de opmerkingenkolom bij de soortenlijst. In principe
51a-materiaal van elke soort, op z'n minst van één vind-
V5HH«' Se-£ontroleerd; verder zijn zo min mogelijk forma's,e"teiten, subspecies, opgenomen.
t^>-SSlatuur ; voor de bladmossen vrordt verwezen naar de Index
H6
C
,°,:rum "deel 1 t/m 4 (t/m S); voor de rest van het alfabet;
?i Jn Margadant s Mossentabel 1959; voor Plagiothecium B„S.G.
8fiv0T°lltei' de opvattingen van Barkman (Buxb. 11 (3/4; J 13-29)
ao0
(voor zover niet anders blijkt uit de tekst en de
inlijst).
27
28
Noten bij de soortenlijst.
! met kapsels, resp. perianthen.
g met gommen,
t op de grond,
e epiphyt 3 pch.
r op roi hond hout.
v veldnotitie.
s op steen, beton.
Dit alles niet steeds geheel volledig vermeld.
Geraadpleegde literatuur.
1. Barkman, J.J., in: Acquisitions to the moss and liver-
wort flora of the Netherlands. Acta Botanica Neerlandica
3 (l) pag. 143,144-2. Barkman, J.J. en A. Touw: De voorjaarsexcureie 1962
naar Schiermonnikoog. Buxb. 16 (1962) pag. I-24.
3. Braaa- Bxanquet, J. und W.C. de Leeuw: Vegatationsskizze
von Ameland. Nederlands Kruidkundig Archief 46, 1936,
pag. 35?"'393«
4. Held, A,J. den: Een reconte vondst van Sphagnum irabri-
catum Hornsch. ex Russ. in Nederland. Gorteria, deel 5,
1971, no. 7/10, pag. 193-160.5. Hoikema, F.; De plantengroei der Nederlandsche ifoordzee-
ei7.ar.den. Amsterdam 1&70; speciaal pag. 144~151 (en
enige verbeteringen hierop in NKA 11, 1895, pag. 324).6. Koopmar.s-Forstrnann, D. und A.IT, Koopmans: Beitrag zur
Kennfnis der Verbreitung der Laubmoose in der Nieder-
la.naisohen Provinz Friesland. Eecueil des travaux
botaniques Néerlandais Vol. XXV A, 1928, pag. 208-236.
7. Koopmans-Forsi.mann, D. und A.17. Koopmans: Verslag van
de excursie gehouden op Ameland op 26-31 aug. 1935«
NKA 46, 1936, pag. 341~35°'8. Margadant, W„D. en V. Westhoff: De Texelexcursie (1948).
Buxb. 3 (3/4) pag. 1-12.
29
9. Prodromus Florae Batavae Vol. II, Pars I, Bd. Altera 1Ö9_.,Nijmegen.
10. Reimers, II.: Geographische Verbreitung der lloose im süd"
lichen Earzvorland (Kordthiiringen). Hedwigia 79 (l94°)ï
speciaal pag. 269-272 over Barbula.
11. Segal, S.: Over Hhynchostegielia compacta in Nederland.
Buxb. 22 (1968) pag. 26-31.12. Touw, A.: De voorjaarsexcursie 1967 naar Terschelling.
Buxb. 21 (1967) pag. 1-21.
13- Vogelpoel, D.A.J.: Het genus Calypogeia Haddi i.h.b. het
subgenus Calypogeia (Haddi) Schustcr. in Nederland,
doet. scriptie Utrecht 197° (stencil).14. Zanten, 3.0. van: Index op alle uossennamen van de 23
jaargangen van Buxbaumia, welke betrekking hebben op mate-
riaal uit Nederland en de aangrenzende gebieden (in prep.).
15. Zanten, 3.0. van: Verdere aanwinsten voor de mosflora van
Schiermonnikoog I (Buxb. 19s 74~77)» II (Buxb. 21: 34"37)>III (Buxb. 21: 68-79).
16. Zanten, B.0. van, en H.J. During: De najaarsexcursie 1969
naar de Biesbosch en de Krochten en Lange Goren bij Zundert
(N-B). Buxb. 23 (1970): pag. 30-55; speciaal de Kritische
notities op pag. 52-55*
Bryum moratii
30
Soortenlijst Ameland.
Gebiedens 1 IA 1B IC 2 3 4 5 6 7 8 9
Musci.
Abietinella abietina t
Amblystegium serpens s.l. t! t!
A. _ varium
Atrichum undulatum vt ti
Aulacomnium androgynum
A. palustre t ■tg t t
Barbula hornschuchiana t!
Brachythecium albicans t t t vt
B, mildeanum t!
B.
rutabulum_
t V? t vt te t
Bryoerythrophyllumrecurvirostre t t
Bryum argenteum
B. bicolor tl t vt
B. capillars t t t e
B. inclinatum t
B. marratii t!
B. pallens t
"
t XB. pseudotriquetrum t!
Calliergon cordifolium t t
Calliergonella cuspidata vt t t t
Catnpylium polygamum t! t
Campylopus fragilisC. fragilis var.
pyriformis t
C. introflexus t t! t vt
Ceratodon purpureus tl t t..
vt 1 vt i
Climacium dendroides......
t
Dicranella heteromalla t . vt
Dicranoweisia cirrata
Dicranum majus
B. polysetum t t t
D. scoparium t ! t t t vt ti
31
De langere opmerkingen zijn genummerd; zie hiervoor pag. 38.
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 Opmerkingen.
s
t!
leg/det FS teste HJD
zie litt. 16.
8) op open N-helling
r t v 16) op N-helling!
t
t 16) leg HS det FS teste SG
vt V
det ËLLIS (kapseis)
e e!t v! te
B
*■r
t e ev v 8 •
"
t
IA) binnenzijde stuifdijk2) det HJD
t-
2) ook lignicool
t V V t
t
tr er
t
vt v! t! v r
-
tl t!-
ve
t det ELLIS
V vt t V 8) N-helling
1 IA IB IC 2
t!
3 4 5 6 7 8 9
t t
t
t
t
■b
....*„.D. exannulatus
D. lycopodioides
D. sendtneri t
D. uncinatus t t t t
t t t
Funaria bygrometrica t !
Grimmia pulvinata
vt vt,
tH. cupr» var ericetorum t
H. cupr. var lacunosum t..
t vt
ts
Leptobryum pyrifqrme
Leptodictyum riparium_sl.
t!
ÜI vt
Yi
r! t
,.t
. . ._
M. . hornum t!
t
1
'tM. puijctatum
M. undulatum
Ortb-odontium lineare
Ortbotricbum affine
0, diapb.anu.rn
.._
t. ...&_. t .
e!
0. stramineum
vt,
e!
t. vtOxyrrhyncbium praelongum
Pbyscomitrium pyriforme
Plagiothecium curvifolium et,
P. denticulatum s.l.
P. dent, var undulatum t,
t,!
P. sylvaticum
P. undulatum
Pleurozium scbreberi t
t
vt vt
Pohlia bulbifera t
32
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 Opmerkingen.
det GvW, teste GH
t
r!
e v
noot 1.
noot 2.
1 eg/det MB
2) leg/det GVN, teste SG
8) 'ïï-heïïing
ev v
V IA) op N-üellinge v
t
t V v t
r!..
nopt .3,
s! y 6) op esdoorn
t v t!
IA) op leemïclont langs weg
tl t!-
8) N-hellingen
t t
7) vochtige greppel
33
1 u 1B IC 2 3 4 5 6 7 8 9
Pohlia nutans_
t t vt! v!
Polytri chum commune t.. _. . ..
. Yt_
P. comm. var
perigionale t
P. formosum...
.
P. juniperinum i_ Vt_P. junip. esp
strictum tl
P. piliferum i. vt vt
Pottia. heimii tl
Pseudoscleroppdium purum t t vt
Racomitrium canescens t t t vt
Pvhynchostegium
megapolitanum t
Rhytidiadelphue
squarroaue t
lil 'tlt vt vt V
vt
V
R. triquetrus t
Sphagnum., fimbriatum JI. t! vt
S. imbricatum t
S. palustre t
S. plumulosum t!
S. squarrosum t t vt
Streblotrichum
convolutum t
Thuidium tamariscinum t.
Tortella flavovirens t
Tortula laevipila s.l.
T. laev. var
wachteri Barkm. e
T. muralis-
s!'..Z
T. papillosa
T. ruralis var
ruraliformis t t
T. subulata ti tl .tl
Ulota bruchii
34
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
r!
t
Opmerkingen.
t
tf~~ -
T * t
leg/det ELLIS
8) N-helïing;_"' leg/det PS
noot 5•
v
yty v
V V
IA) N-helling.
8) voet van N-helling
noot 6.
t ! 1.6) ook langs...schelpenpad
t
leg/det FS
e !e ! s ! e ! v vooral langs kust op bomen
eg eg eg
t
t
e!
8) vnl op N-hellingen
leg/det IjD
35
1 IA IB IC 2 3 4 5 6 7 8 9
Ulota phyllantha e«
Zygodon viridissimus eg
Hepaticae.
Calypogeia muelleriana
Cephalozia bicuspidata t! t
t
• - --
Cephaloziella hampeana t!
t
t
t t
t
C. starkei t
...
ce
t
Frullania dilatata
Gymnocolea inflata ■ - -JLopho.colea. bidentata.
L. heterophylla
Lophozia excisa
Marchantia polymorpha
Metzgeria furcata
t * ! t t!
Pellia endiviaefolia t!
P. epipnylla t t vf
Plectocolea crenulata
(incl. fo gracilliraa)
t
t
Riccardia pinguis t!
t!E. sinuata
Soapania irrigua
Dk watervoi
(Gv?0-
ten 0. van
lum| 8) op
leg/det F£
bij basaltt
aste SG en
t
notens
1. Drep. ad. - 2) waaronder o
aduncus zijn
2. Drep. exann.-Ook bij plasje
4) teste AT.
3. Ortbod. lin.-3) kooibos Bal
4. Orth. stram. -6) op esdoornf
5. Pott. heim.- ook op leem
van Nes.
6. Sph. imbr. - leg/det GvW, t
■men die cf Drep.
de kooi te Buren|
open N-helling.
i teste HJD.
ilokken bij de haven
ELLIS | zie ook tekst.
36
Nummer
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Moslaag. Eurhynchiumspeciosum
(Brid.)
Jur.
+P
Leptobryumpyriforme
(Eedw.)
Wils.
+P
Riccia
fluitansL.
la
...+r..
Amblystegiumserpens
Br,
eur.
var.
juratzkanum,(Schimp..)..
Eau..et...H.erv,
lp.
lp.
AmblystegiumkochiiBr.
eur.
lp
..3b
..la +r
'3a.;is!
Brachytheciumrutabulum(Hedw.)
Br.
eur.
+p_
...lp.
Calliergon
cordifolium(Hedw.)
Kindb..
IP
+P
+v
Eurhynchiumpraelongum
(Eedw.)
Br.
eur.
s.l,
Campylium
polygamum(Br.
eur.)
C,Jens.
+P
.+P.
+P
Mnium
rugicumLaur.
+P
+P
3b
2.P
Calliergonellacuspidata
(Eedw.)
Loeske
+P
3a
,.3.a,.
2m
lP.
lP
Riccardiacf
sinuata
(Dicks.)
Trevis.
lp
lp
lp.
Marchantia
polymorphaL.
+r
IP.
.+P.
Aulacomniumpalustre
(Eedw.)
Schwaegr.
Lophocoleacf
heterophylla(Schrad.)
Dum.
lp
+P..
2a 3b 2p 2p
+P 2m 2p.. IP
+P
Pellia
neesiana
(Gottsche)Licipr.
+r
+r
lP
Pohlia
nutans
(Ëedw.)
Lindb.
var.
nutans
Idem,
var.
sphagnetorumSchimp.
lp
Chiloscyphuspalïescens
(Ehrh.JDum.
lp
2p
3b
2m
2p
2p
Cephalozia
bicuspidata(L.)
Dum.
s.l.
.2m
■2p
+P
Pellia
epiphylla(L.)
Corda
2a
2b 2m
Calypogeiafissa
(L.)
Raddi
2m
lP
Pïagiotheciumdenticulatum
(Eedw.)Br.
eur.
var.
undulatumRuthe
+P
2p..
.2p.... 2p
+P
lP
Climacium
dendroides(Eedw.)
Web.
et
Mohr
Sphagnum
fimbriatumWils.
2m
2a 2m
2b
2a
2b
Sphagnum
squarrosumCrome
.IP.. 2a
3a
4b
Sphagnum
nemoreumScop.
s.s.
2m...
OPNAMETABEL ZUIDLAARDERMEER, 12IX 1970.Deze
tabel
behoortbij
het
artikelvan
G.
Dirkse
CS.%
Enige■
vege
tatie-opnamenin
de
oeverbegroeiingvan
het
Zuidlaardermeer(pag.
13
e.v.).
Nummer
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Auteur
)
D
B
B
D
W
W
H
H
E
Elektr.
geleidingsvermogenbij
25
°C
(|imho)X)
620
55O
56O
5OO
208
132
195
pH
(electrode))
6,4
6,4
5,9
5,7
4,2
5,8
5,6
Bedekkinghoge
kruidlaag(fo)
45
50
50
40
10
4
8
2
2
Bedekking
middelhoge
kruidlaag($)
20
40
15
25
10
2
4
10
6
Bedekkinglage
kruidlaag(fo)
2
2
2
1
Bedekkingtotale
moslaag(f°)
)
(l)
3
60
2
97
99
100
100
100
Bedekking
Sphagnum(%),
benadering
2
10
50
99
98
Aantalin
de
kruidlaag
onderscheidentaxa
8
9
11
14
18
9
14
13
8
Aantalin
de
moslaag
onderscheidentaxa
2
5
6
6
9
17
25
9
13
Totaal
aantal
onderscheidentaxa
10
14
17
20
27
26
39
22
21
Lemna
minorL.
lp_
3b~
EpilobiumhirsutumL.
3b
3a
Scutellaria
galericulataL.
+r
lp..
Rorippa
amphibia(L.)
Besser
+a
+P.
Stachys
palustrisL.
+p
.+P
...+P.
Solanum
dulcamaraL.
2a
2b
la
+r
Glyceriamaxima
(Hartm.)
Holmb.
...+P...
lb
...la.lp
EparganiumerectumL.
ssp.
erectum
+P
+P...
Acorus
calamusL.
...+P...
+P...
Myosotis
scorpioidesL.
+r
Lycopus
europaeusL.
+r
+P
Eq-j.isetum
fluviatileL.
RanunculuslinguaL.
+P.
lorttvrum
saXicaxiaIj.
+r
"EWiB.®sA_\,aaB.Ms\Ta\la
tfcxVtL»
&-3L
'Yo.
.-aa.
'Vo
■2m
\b.
+^.
+B
)
D=
G.
Dirkse?H=
A.J.
den
HeldjW=
G.
van
Wirdum.
)
Door
mej.
W.
Prummel
bepaaldin
het
waterin
tevorenin
de
kragge
uitgestoken
ondiepe
putjes.
)
(l)
=
minderdan
1.
(jlff.
Freal.ei
..■jig&'mmJ
Lange
tp
+B
lp
Typha
angustifoliaL.
....+P
lp
lb
2m
?P..'.'
lp
..IP
lp
ïz-is
pseudaconxsL.
IP.
+r
IP.
ïb
.!>..
+P...
+P
+P
Carex
pseudocyperusL.
lp
la
Menthaaqua
tica
L.,,
jonge
plantjes
2m
Carex
hudsoniiA.
Benn.
IP +P ...±P.
Carex
diandra
Schrank
Rumex
hydrolapathumHuds.
Lotus
uliginosusSchkuhr
2mj
+T.
EpilohiumpalustreL.
+P
+P
Cirsium
palustre(L.)
Scop•
+r
lp
+x
Hypericum
tetrapterumFr.
+P
+P
.
+r
,+r
Alnus
glutinosa(L.)
Vill.
Potentillapalustris
(L.)
Scop.
+P
+
r ..
+r
Carex
curta
Good.
+P.
+P.
+P
+P
Menyanthes
trifoliataL.
+P
+X..
+P...
Agrostis
caninaL.
...+P..
Poa
trivialisL,
,.+P
Calamagrostiscanescens
(\V
eb.']
?pik
isl
ÏB~
„.&>._.
..2p"
"lp
Idem,
kiemplantjes
.2a
Lysimachia
thyrsifloraL.
2m.
la
la
la
Dryopteriscristata(E.)
A.
Gray
la
2a
lb
Dryopteris
carthusiana(Vi
ïï...)
H.P.
Fuchs...
+a
lb
+a
Carex
rostrataStokes
+P
Milium
JiomumHedw.
Sphagnumfaïïax
(kllnggr.)Klxnggr.
emend.
Isoviita1966
Sphagnum
flèxuosümDözy
et
Molk.
Sphagnum
magellanicumBrid.
Dicranum
bonjeaniiDe
Not.
Sphagnum
païustreL.
+p
...<to
Al>...
2b
2b ia
+P 2a
10u 12
f.g
eg
13
yeg
14 15 16 17 18 19
eS
20 21 22 Opmerkingen.
s.l, (zie teks
2) det BOvZ
4) op verikaal
r!
t)
■ t
V
V
._....
wandje
V
V
t
t! v!—
r
8) N-helling
....
t
. ,
37
38
Ameland - de excursie lichenologisch
door: M. Brand en H. Sipman
In de droge duinen vonden we behalve de vele Cladonia's
een aantal soorten, die gewoonlijk als epiphyt voorkomen,maar hier op de bodem groeiden. Het waren Hypogymnia
physodes, H. tubulosa, Evernia prunastri, Pseudevernia
furfuracea, Parmelia sulcata en Platismatia glauca. Een
opmerkelijke vondst in dit kader werd door During gedaan op
een duintopje hij de vuurtoren: Alectoria cf. fuscescens,mooi ontwikkeld en van vele soralen voorzien. Hoewel we
vervolgens de hele omgeving afspeurden (om het eerste plekje
terug te vinden en een opname te maken) konden we hem
nergens anders vindenjtósWe maakten tenslotte de volgende
opname:
Alectoria
Voor het eerst sinds jaren (de laatste keer was de voor-
jaarsexcursie van ’53 naar Voorne) is er nu op Ameland weer
systematisch naar lichenen gekeken, zodat dit verslag weer
van een lichenenlijst vergezeld gaat.
Zoals wel te verwachten was, is de Amelander lichenen-
flora vooral dank zij de nog zuivere lucht nog rijk, wat in
onze 71 soorten tellende lijst wel tot uitdrukking komt. Deze
lijst zal natuurlijk nog geenszins volledig zijn. Vooral aan
epilithen is onvoldoende aandacht besteed.
39
Iets onder de top van het hoogste duin in de omgeving, pal_N
van de vuurtoren. Expositie NNW, inclinatie Opp.s 1.
Kruidlaagc bedekking T/o MOS- en korstmoslaag: bedekking 9®/°
Corynephorus canescens 2a Alectoria fuscescens la
Carex arenaria +p Hypogymnia physodes lb
Ammophila arenaria +p Cladonia impexa la
Erophila verna +p C. tenuis 2a
Viola tricolor lp C. chlorophaea +p
Cerastium Bemidecandrum +p C. foliacea +p
Galium verum lp C, furcata +p
Sedum acre +p C. glauca +p
Leontodon nudicaulis +p Cornicularia aculeata +p
Hieracium spec. +p Evernia prunastri +p
Luzula campestris +p Dicranum scoparium 3
Jasione montana +p Polytrichum juniperinum 2m
Leontodon autumnalis +p Ceratodon purpureus lb
Myosotis ramosissima +p Hypnum cupressiforme +p
Vicia lathyroides ()
Op Terschelling, waar al deze epiphyten eveneens op de grond
voorkomen, komt naast Alectoria ook Usnea op de grond voor.
Ondanks intensief speuren werd deze hier niet gevonden. Alle
soorten groeiden in de duinen bij Hollum, de oudste en hoogste
van het eiland. Bij Nes en Buren kwam alleen Hypogymnia physodes
nog voor, een soort die ook in het binnenland af en toe op de
grond groeit.
Op loofbomen in de overigens geheel uit dennen bestaande
duinbebossingen kwamen een paar leuke soorten tevoorschijn»
Usnea spec., Cetraria chlorophylls en Dimerella diluta, de
laatste op de voet van een oude amerikaanse vogelkers. De
eendenkooi leverde ons de beide grote Physcia's op, die we
op de dorpsiepen tevergeefs zochten: Physcia aipolea en Fh.
pulverulenta, beide met apotheciën. Verder nog Opegrapha atra
en cinerea, Arthonia spadicea en Buellia griseovirens.
Hoewel in de dorpen veel fraaie, oude iepen stonden, viel
de oogst hier tegen. De onderzijde van een scheefstaande iepin een tuintje in Nes was begroeid met twee Opegrapha's:0. subsiderella en 0. cinerea. Over de epilithen kan ik weinig
40
zinnigs zeggen. Wel stond de daar vorig jaar gevonden
Ramalina evemioides nog steeds op de noordmuur van de NH-
kerk in Hollum, ondanks de restauratiewerkzaamheden. Hopelijkhoudt hjj het daar uit, het zou wel eens een van de laatste
groeiplaatsen van deze sterk achteruitgaande soort kunnen
zyn.
Op de oude pier van Nes vonden we, terwijl het grote
gezelschap zich inscheepte voor de terugtocht, de zo bekende
zwart-geel-grijszonering, zjj het dat geel en grijs wel wat
door elkaar groeiden. Zwart was hier Verrucaria spec., geel
bestond uit Caloplaca marina en Xanthoria parietina, en
grys was Lecanora helicopis en Rinodina salina.
Van de elf soorten korstmossen, die we op walvisbotten
(die, zoals wel meer op de waddeneilanden als tuinhekjesvoor sommige huizen of als poortjes staan) vonden zijn er
twee vrijwel uitsluitend epiphytische soorten, één, die meer
epiphyt dan epilith is, zes soorten die het zo nauw niet
nemen, één grotendeels epilithische soort en twee zuivere
epilithen. Kennelijk houdt zo'n bot precies het midden
tussen een boom en een steen! Lecanora chlarona groeidezelfs bijzonder uitbundig op walvisbotten, en op z'n natuurlijk
substraat, bomen, hebben we hem niet gevonden.
Op de excursie van de NBV in 1936 werden 14 soorten
lichenen gevonden, waarvan we 4 niet teruggevonden hebbenj
Cladonia floerkeana, C. mitis, C. fimbriata en Peltigeramalacea. Cladonia floerkeana, een ook op Terschelling
algemene soort, hebben we waarschijnlijk over het hoofd
gezien. Cl. mitis en Cl. fimbriata zijn mogelijk met Cl.
arbuscula en Cl. chlorophaea verwisseld. Van Peltigeramalacea is de vondst van '36 nog steeds de enige in Neder-
land. Merkwaardig is nog dat toen Ramalina farinacea op
duindoorn werd gevonden. Hoewel Ramalina in Denemarken nog
steeds op duindoorn groeit, zijn duindoorns bij ons nu altijd
kaal, of dragen hoogstens de enigszins acidofiele en
toxitolerante soort Lecanora conyzaoides.
Noten by de soorteniyst. V"
-*m
onderstreept: verzameld en nagedetermineerd.
niet onderstreept: velddeterminaties. \ ' *
�
0- niet op de excursie gevonden, waarnemingen uit het NJN-kampAmeland I in 197°. 1 tojjtf
e- epiphytisch.t- terrestrisch. ,'ljts- op steen groeiend (epilithisch).w- op walviskaken groeiend.
. ;'J|
1- Het dorp Hollum, op iepen, op het muurtje rond de NH)(
kerk
en op de kerk zelf, op oude walviskaken by het huis De()
2- Op iepen in het dorp Ballum. Kakebien.
3- Op esdoorns, en op baksteen op de begraafplaats te Ballum.
4- Op iepen, op betonpaaltjes en walviskaken in het dorp Nes.
5- Op bazalt en baksteen van de oude aanlegsteiger by Nes.
6- In de duinen by Hollum, ten noorden van de vuurtoren.
7- In de duinen aan de zuidzyde van de Zwanenwaterduinen by
8- Dennenbos by Nes. Nes.
9- Dennenbos bij Buren.
10- In de duinen by Buren, en de kooiduinenj op de grond en
op een betonnen paaltje.
11- De eendenkooi ten oosten van Buren; op esdoorns en elzen.
41
Soortenlijst lichenen Ameland.
Alectoria fuscescens Gyeln.Arthonia spadicea Leight.Buellia alboatra (Hoffm.) Deichm. et Rostr.
B. gnseovirens (Turn. et Borr. ) Almb. ..,-
B. punctata (Hoffm. ) Massal.
Caïopïaca aurantia (Pers.) Helb.
C. murorum (Hoffm.) Th.Fr.
C. marina Wedd.
Candelariella aurelia (Hoffm. ) Zahl"br. ....■•
C. vitellina (2rh.) Muil. Arg.Catillaria spec.
Cetraria chlorophyila (Wiïld. ) Vain..,'
Cladonia arbuscula (Wallr.) Rabenh.'
C. chiqrophaea.(Flk.) Zopff_
-
C. foliacea (Huds.) Willd. s.s. _.„■■'
C. furcata (Huds.) Schrad.
C. glauca Fik.
C. grayii G.K. Kerr.
C, impexa Harm.
C. pityrea Fik.
C. rangiformia Hoffm. s.s.
C. scabriuscula (Del.) Leight.C. tenuis (Fik,). Harm.
C. , tenuisjyar. leucophaea (Les Abb.) Ahti
Dimerella diluta (Pers.) Trevis. _..-■•"''
Svernia prunastri (L.) Ach.
Hypogymnia physodes (ij. ) Nyl.
H. tubulosa (Schaer.) Hav.
Lecanora at-ra (ïïuds.) Ach.
L. campestris (Schaer. ] Hue
L. cblarona (Ach.) Nyl.L. chlarotera Nyl.L. dispersa (Pers. ) Somnerf. .-""'
L. hageni Ach.
42
1 2 3 4 5 6
t
7 8 9 10 11
e
wes
e
e
e
so s
we e
we
e
e
■.,So
s s
\. s
-...we e
s
se
e
-Li" "'
e e
t
t
t
f
t,
t
t
'"■.... t t
. t,
t
t t
t"
t
,
t,
tt
t
t, •t
ee e t e
e
e
t
s
e
t,
s
w
w
...e
e e
w s
e
s
_e
43
Lecanora helicopis (Whlbg. ) Ach.
L. varia Ach.
Lecidsa...e.l.aeochr.Qma....XAch. ) Ach.
Lepraria aeruginosa (Wigg.) Sm.
Opegrapha atra Pers.
0. chevallieri Leight.
0. cinerea Chev.
0." subsidereïla (Nyï.J Arnold
Parmelia acetabulum (ïïeck.) Duby
P. subaurifera Nyl.-
-
p. subrudecta Hyl.
P. sulcata Th. Tayl.
Peltigera polydactyla (Keek.) Eoffrn.
P. rufescens (ï/eiss) Humb.
Pertusaria albescens (Huds. ) Choisy et Wem. var.
globulifera Turn.
Phlyctis argena (Ach.) Flot.
Physcia ascendens 3itt.
P. aipolea (Srh.)Hampe
P. caesia (Hcffrc.) Hampe
P. orbicularis (Feck.) DE
'
P. tenella .DC em._ Sitt.
Physconia grisea(Lam. ) Poelt
P. pulverulenta (Schrob.) Poelt
Platismatia glauca (L. ) Culb. et Culb.
Pseudevemia furfuracea (L. ) Zopf f
R-,malina evernioides Nyl.K. farinacea (l.) Ach.
R. fastigiata (Pers.) Ach.
Rinodina salina Degel.
Usnea spec.
Verruoaria spec. —-^
Xmnthoria aureoïa (Ach.) Erichs.
X. 'candeïaria (L.) Th. Fr.
X. parietina (L.) Th. Pr.
X. polycarpa (Èrh.) Rieber
44
45
1 2 3 4 5 6 7 CO \D 10 11
81
_0 0
e 0~
ei
"0 0
.
0
•
j3 J3
J0 2
0
e 0
v £
e
jeé
0 0 © 0 et
t
t
e
jt
±
0
0
£
W9 w s
2
0
j3
J0
e
es
W0S _e
js 0 j3 £ _eè '
-
0 .
**""
t
t
8
08 e £
0 e e J0
s
e
s J3
wso e wse
"
8
wee
e
0 j3
jewse j3
£
0 e W0.
'ja' 0.
46
De najaarsexcursie 1971 naar Midden-Limburg
doors Wim D. Margadant en Heinjo During
De volgende morgen werd, na het ontbijt en de aankomst van
een aantal andere deelnemers, met de gehele groep noordwaarts
gewandeld. Na enkele waarnemingen, zoals van Pellia epiphylla
langs een beekje, kwamen we bij het Gelders Kanaal. Hier werd
de groep gesplitst. Een gedeelte volgde Wim Ilargadant omlaag
het kanaaldal in, een ander gedeelte ging|(
onder aanvoering
van Touw naar landgoed De Hamert.
Het Gelders Kanaal is een restant van één der pogingen
om Schelde, Maas en Rijn door een kanaal te verbinden. De oud-
ste, de zg. Fossa Eugeniana, dateert uit de Romeinse tijd.
Verder zijn er pogingen geweest in de 16e eeuw en in de Napo-leontische tijd (het bekende Noordkanaal in de Peel). Dit
Gelders Kanaal is een diepe insnijding, die in de hoge zand-
grond is gegraven, maar waarin nooit een kanaal heeft gelopen.
In plaats daarvan kronkelt zich een klein beekje door het dal,
dat verder dicht begroeid is met bomen (eiken), struiken en
kruiden. Vanuit de Maas kan bij hoge standen Maaswater een eind
in het dal komen, waardoor dit deel duidelijk voedselrijker is.
Hier vonden wij Brachythecium salebrosum, waarvan enkele van
onze optimistische jongere leden hoopten, dat het Antitrichia
zou zijn. Ook andere soorten van dit geslacht waren in trek;
De najaarsexcursie 1971 werd gehouden naar de omgeving van
Arcen in Midden-Limburg, ten noorden van Venlo. De omgeving
van de laatste plaats was al eerder op een excursie van de
werkgroep bezocht, nl. op 18 en 19 september 1954 (Verslag in
Buxbaumia 9: 1-10). Maar nu lag ons werkterrein noordelijker.
Op vrijdagavond 17 september 1971 arriveerden reeds vele
deelnemers in het klooster St. Paul by Arcen, waar de meesten
overnachtten; de kampeerders konden terecht op de camping
”Klein Vink” vlak bij het klooster. Oude vrienden werden be-
groet, en nieuwe kennissen evenzo. Speciaal willen wij ver-
melden de Philippijnse bryoloog R.M. Del Rosario, die een
tijd in Groningen werkte.
47
Br. velutinum werd kapsel end aangetroffen hoog in een Donp en
thuis bleek dat ook de niet zo algemene beekbegeleidende soort
Br. rivulare gevonden was. Dat de waterstand in de vallei wel
eens hoger was dan tijdens de excursie viel o.a. af te leiden
uit het voorkomen van Leskea polycarpa en Komalia trichomanoi-
des op de voet van enkele boomstammen. Vooral Homalia groeit
graag precies op de lijn die het water tijdens hoge standen be-
reikt (althans in het oosten van ons land), zoals bv. ook op
het landgoed Bekendelle bij Winterswijk goed te zien is. Verder
vonden we een aantal gewonere soorten, vanaf boombewoners
(Brachythecium rutabulum met sporogonen, Amblystegium serpens)tot aan bewoners van het natte zand langs het nogal stinkende
water van het beekje (Marchantia polymorpha). De deelnemers
waren al spoedig verspreid; ze genoten van het mooie weer en
van de vochtige omgeving in een overigens zeer droge periode.
Na geruime tijd werd de helling aan de noordzijde beklommen,om het terrein daar te verkennen. Dit leverde een aantal
soorten van do zandbossen op. Ben plan om nog naar de hei door
te steken Icon met het oog op de tijd niet doorgaan. De wandeling
terug langs de bovenzijde van de insnijding gaf ons nog een
fraai beeld van dit mooie beboste terrein. Enkele enthousias-
telingen zagen hun bezoek aan een boerderij vlak bij het kanaal
beloond met ds van Riccia. glauca en R. sorocarpa, die
daar op wat rudepalOpNyochtig-zandige grond bij de stal groeiden.
Homalia trichomanoides
48
De andere groep begaf zich naar het dichtbijgelegen landgoed
"De Hamert", en concentreerde . zich vooral op het Pikmeeuwen-
water. Dit zeer interessante ven is gelegen in de laatste res-
tanten van de eertijds uitgestrekte Looierheide. Ook zij deden
leuke vondsten, van Drepanocladus lycopodioides en Cladopodi-
ella fluitans tot echte hoogveensoorten als Sphagnum magella-
nicum en de levermossen Mylia anomala en Odontoschisma sphagni.
's Middags werd de gehele groep vervoerd naar de zandduinen
van de Bergerheide, die wat verder noordwaarts liggen en één
van de beroemdste stuifzandgebieden van ons land vormen, nen
lange zandweg bracht ons vlak bij een paar vochtige heiterrein-
tjes die nu echter droog lagen door de grote droogte van de
afgelopen periode. Het bleek weinig aantrekkelyk te zyn. Onze
hoofdindruk is een overheersen van Gyranocolea inflata op de
open gedeelten en van Drepanocladus fluitans op iets beschut-
tere plaatsen, terwijl de veenmossen totaal verdroogd waren.
De waterlelie-achtige, die er groeide, was nauwelijks als zo-
danig te herkennen, doordat de bladeren geheel verdroogd,
bruin en opgekruld waren. De zandduinen aan de andere zijde
van de zandweg, waar we stopten, waren bryologisch zelfs zeer
arm. Het kostte ons moeite om eenvoudige algemene zandaossen
te vinden, zoals Pohlia nutans. Dat desondanks een aantal
mensen likkebaardend rondliepen was te danken aan de prachtige
lichenenvegetaties in dit gebied (zie het lichenenverslag).
Een flinke greppel vanaf een bouwland lokte sommige deel-
nemers, die hier nog wat bleven plakken om de soortenlijst
te kunnen spekken, terwijl de anderen al in de auto's gingen
voor de terugweg. Enkele vermeldenswaarde vondsten waren hier
Nardia scalaris, Plectocolea crenulata en ook een Fossombro-
nia, waarvan een jong kapsel door Piet Hoorda thuis uitge-
kweekt is; het was F. dumortieri (= F. foveolata Lindb.).
Hierna werd de Maas overgestoken over de brug bij Well, om
de Maas-uiterwaard te onderzoeken tussen Blitterswijk en Broek-
huyzen. Hoewel de hogere planten langs het landelijke weggetje
er veelbelovend uitzagen, bv. Clematis vitalba, viel het bryo-
logisch zeer tegen. Een doorsteek naar de oever van de Maas
deed ons de afwezigheid van een mosvegetatie constateren. Er
49
was een glooiende steenhelling met hier en daar veel hoge
kruiden, maar mossen on braken. Ook waren er geen kribben
die bij andere rivieren vaak interessante mossen dragen.
Via Broekhuyzon werd met het primitieve pontje de Maas
weer overgestoken. Vlak ertegenover werd een landweggetjelangs de Maas naar het noorden ingeslagen. Op een gegeven
moment stopten de auto's van de colonne op verschillende plaat-
sen en de bryologen-inhoud spoedde zich naar de Maas-kant,
waar een van de hoogtepunten van de excursie hun wachtte; een
steile kleioever van ongeveer 2 m. hoogte, aan de voet bespoelddoor de Maas. De meesten beperkten zich ertoe, over de rand
te hangen en mosjes te grabbelen zover hun armen reikten.
Enkele dapperen waagden zich omlaag en reikten vanaf hun onze-
kere standplaats op glibberige kleikantjes allerlei prachtige
mosjes omhoog aan de anderen. Diverse Bryum's (o.a. B. kling-
graeffii), Physcomitrella pabons, Anisothecium varium en A.
schreberianum, en enkele Riccia's (naar thuis bleek R. bifurca
en R. huebeneriana; Mme Jovet-Ast was zo vriendelijk ze te con-
troleren) groeiden er volop en het was een verademing na de
teleurstellingen van de vorige terreinen. Zo lang mogelijk ver-
toefden velen hier, maar tenslotte moesten we terug naar het
klooster, dat we al van ver op de hoge rand zagen liggen.De avondmaaltijd was voortreffelijk verzorgd, 's Avonds werd
de werkgroepvergadering gehouden, waarvan het verslag op de
vergadering in de Weerribben is voorgelezen. Het belangrijksteresultaat van deze vergadering was wel dat het Lindbergia-plan
vrijwel algemene instemming had, maar dat daarnaast voor de
verslagen Buxbaumiella zou verschenen, een naam die met
algemeen enthousiasme werd begroet.
Bryum klinggraeftiitubers
De volgende morgen vroeg is volgens een gerucht één der le-
den in het verwarmde zwembad van de camping wezen zwemmen zon'
der z'n zwembroek. Daar er echter geen bewijsmateriaal aanwezig
is in de vorm van foto's of getuigenverklaringen moeten we dit
onder de onbevestigde opgaven rangschikken. Een andere vroege
opgave betreft de begroeiing van het golfplaatdak Iran een
bij het kloosters Tortula muralis, ï. raralis en Grimmia pulvinaNa het ontbijt werden er twee tochten uitgestippeld. Degenen»
die 's middags naar huis wilden rijden, zouden 's morgens direct
naar een oude Maas-arm ten zuidwesten van Broekhuyzen gaan, de
anderen naar de Eavensvennen bij Lom, waar op de vorige excursi 0
Cladcpodiella francisci werd aangetroffen. Wim Margadant hoopt e
deze er terug te vinden. Desgewenst zouden na afloop deelnemers
van deze groep alsnog naar d.e Maas-arm kunnen gaan.
Onder leiding van Hol Luitingh zette de Ravensvennen—groepdaarheen koers. De wagens werden geparkeerd op een officiële
parkeerplaats in het westen van het natuurmonument. De plaats
van de Cladopodiella lag echter in het oosten urvan, zodat er
een flink eind getippeld moest worden. Natuurlijk ontstond er
een hiaat tussen twee groepen, de lopers en de kruipers. De
laatsten interesseerden zich voor Orthodicranum montanum op
eikenstobben. Nadat een paar overlopers de eersten hadden in-
gehaald, bleven dezen hier en daar op de rest van de kruipers
wachten, of verbeeldden zich, duidelijke kenmerken van de rich-
ting te hebben achtergelaten. Dit was vergeefse moeite; de
kruipers zijn niet eerder gesignaleerd dan bij terugkomst bij de
wagens. Ze hadden tevergeefs naar de vennetjes gezocht (ditwas zonder kaart ook ondoenlijk), maar vermeldden Orthodontium
lineare, die wonderlijk genoeg verder op de excursie weinig ge-
zien is (er is al een heel oude vermelding van Duitse zijde,ongeveer de vierde vondst in ons land, van het gebied van
Venlo).De lopers moesten zich nog danig oriënteren om de juiste
richting te vinden. Ondertussen noteerden ze Ptilidium ciliare '
die in het zuiden minder algemeen lijkt te zijn (in 1954 ook in
hetzelfde gebied gevonden). Een eerste vennetje met nog wat
water in het diepste gedeelte werd uitvoerig bekeken. Door de
50
51
lage waterstand was het niet moeilijk de veenmosvegetatie te
bekijken en er verschillende soorten veen- en levermossen te
verzamelen. Drepanocladus fluitans was weer aanwezig, en
Gymnocolea was weer talrijk.
Verder oostelijk kwamen we bjj een heel snoer van vennen, die
practisch droog lagen. Deze waren teleurstellends Gymnocolea,wat veenmos, en daarmee uit. Ook was dit nog niet de plek
van de Cladopodiella van 1954-
Toen we verder gingen langs dit snoer konden we met moeite
de verleiding weerstaan om te fotograferen hoe een stel hippe
jongemensen met blikkerende motorfietsen in verleidelijke hou-
dingen gefotografeerd werd. Verderop doken we het vennensnoer
weer in, en zagen we wat veenmossen die we niet eerder herkend
hadden. Tot ons genoegen konden we constateren dat het toe-
zicht op het terrein scherp genoeg was, en dat onze vergunning
tot het lopen. buiten de paden voor wetenschappelijk onderzoek
in orde bevonden werd. Tenslotte kwamen we aan het terrein,dat Wim Margadant herkende als de vindplaats van Cladopodiella
francisci. De groep bleef aan de westelijke kant hiervan, maar
hij maakte een snellen doorsteek naar het oostelijk eind, om
zodoende met zekerheid het stuk te doorkruisen waar indertijd
deze soort groeide. Het lukte hem echter niet om ook maar een
spoor te vinden van deze of een er op lijkende soort. Het leek
hem dat hét hele terrein dichter begroeid was met Zygogoniumof soortgelijk wiervilt, waardoor de standplaats vcor Cladopo-diella ongunstig geworden zou kunnen zijn. Het is natuurlijk
mogelijk, dat bij een zeer intensief onderzoek van het terrein
de soort terug te vindon zou zijn, maar hiervoor was geen tijd.
Voor de terugweg werd een veel kortere route genomen, waar-
bij we het genoegen hadden een zwarte specht te horen en te
zien, evenals de vorige maal in dit gebied.
Ka de maaltijd bij de wagens werd door degenen die tijd genoeg
hadden koers gezet naar de oude I'Iaas-arm ten zuidwesten van
Brcekhuyzen, waar de andere groep 's morgens geweest was.
Deze oude I>Iaas-arm is bijna geheel verlaud en loopt als een
smalle gekromde hosstrook door het land. 3r zijn tamelijk droge
en voedselarme gedeelten, maar het mooiste gedeelte heeft oen
52
begroeiing van hoge kruiden met drijftil-karakter. Hier durfde
niet ieder zich te wagen, en wie het wel deed kon het betalen
met een traditioneel nat been. Van de interessante soorten
valt hier te vermelden Pallavicinia lyellii in elzenbroek, en
Fontinalis antipyretica in het water.
Van de groep die 's ochtends hetzelfde gebied bekeken had,
ging na het middagmaal een deel direct naar huis, een ander
deel kon zich nog niet losmaken en besteedde nogmaals enige
uren aan de fraaie en soortenryke Maasoevers by Arcen die de
vorige dag ook al bekeken waren.
Tenslotte namen ook de laatsten afscheid en was het einde
gekomen van een excursie met een goede sfeer, hoewel de bryo-
logische resultaten duidelijk ongunstig beïnvloed waren door
de langdurige droogteperiode.
Aan de excursie werd deelgenomen door:
P. Bakker, J. Birza, D. de Boer, M. Brand, mej. S. Bregman,B.M. Bel Rosario, G. Birkse, mevr. B. en H.J. Buring, S.R.
Gradstein, J.A. Hoekstra, mevr. T. en W. Loode met kinders,A. Luitingh met dochter, W.B. Margadant, H. van Melick, P.
de Mey, J.G. de Molenaar, F.M. Muller, mej. W. Prummel, P.
Roorda van Eysinga, J.H.J. Schröder, H.J.M. Sipman, F. Soll-
man, J. Tonnaer, mevr. I. en A. Touv/ mot kinders, B.A.J.
Vogelpoel, S. van der Werf, 3. Werner, mevr. M. van Wieringen-Groot met zoon, G. van Wirdum en H. van Zanten.
In het verslag zal men enkele soorten aantreffen, die niet in
de soortenlijst zyn opgenomen; dit zijn dan veldnotities, die
de tweede onzer by het op stencil zetten van de soortenlijst
nog niet in handen had en die nog niet thuis nagedetermineerdzijn. In het algemeen zijn weinig veldnotities binnengekomen,waardoor van soorten als Leucobryum glaucum minder vindplaat-
sen staan opgegeven dan er in werkelijkheid gevonden zijn.
53
legenda bij de soortenlijst:
1. beekbegeleidend bos langs het Gelders Kanaal.
2. oilcenhalihout naby Gelders Kanaal.
3- ruderale, vochtig-zandige grond langs stal bij boerderij by
Gelders Kanaal.
4. Maasoever bij Arcen, tegenover het klooster.
5. Bergerheide, stuifzanden.
6. Bergerheide, Moliniaveld en veentjes.
7« Bergerheide, greppel, bijna tegen het bouwland aan.
8. Pikmeouwenwater op landgoed De Hamert.
9. Ravensvennen.
10. eikenhakhout en dennenbos by de Ravensvennen.
11. Maasoever by veerpont Broekhuyzen.12. Broekhuyzerbroek.
De nummers 1 t/m 8 zijn bezocht op 18 september, 9 t/m 12 op
19 september. Da Maasoever is beide dagen bezocht.
Als een soort maar van één vindplaats en door één persoon
wordt opgegeven, staat onder de opmerkingen de afkorting van
de vinder. De afkortingen zijn als volgt (tevens lijst van
diegenen die een soortenlijst hebben ingestuurd):MB - M. Brand; HD - H.J. During; U — S.R. Gradstein, J.G. de
Molenaar en D.A.J. Voegelpoel (deze drie hebben één lijst in-
geleverd); AL — A. Luitingh; HI1 - H. van Melick; FM — P. de
Mey; PM — F.M. Muller; PR - P. Roorda van Eysinga; RR - R.M.
Del Rosario (det. H.J. During); HS - H.J.M. Sipman.
verdere toelichting bij de soortenlijst:
! - met kapsels
cp - met porianthen
g- met gommen
Soortenlijst.
Amblystegium.serpens
A. varium
Anisothecium schreberianum
A. varium.._.
Atrichum undulatum
Aulacomnium androgynum
A. palustre-
■
Ba.rbula.. c.onvqluta
B. unguiculata_ .
Brachythecium albicans
B. rivulare
B. rutabulum
B. salebrosum
B, velutinum
Bryum argenteumB. bicolor
B, klinggraeffiiB. micro-erythrocarpum
B. pseudotriquatrum
Calliergon cordifolium
Calliergonella ouspidata .
Campylopus flexuosus
C. fragilis....■
Ceratodon purpureus -
Climacium dendroides
Dicranella heteromalla
Dicranoweisia cirrata
Dicranum polysetumD. scoparium
..
D. spurium
Drepanocladus fluitans~
"D. lycopodioides
Surhynchium praelongumE. striatum
54
L. 2. _J .4 .5
x!
X.'
X
X.L_.
_£„_!_ 8_ _....9 10 11 12
X
X
'..'. xE
x xg
Opmerkingen.
HM
X;
■*.
*!
X!
X;"
X
X
in_12i U
X
X X
u.
RH
X
X
X
X
..xg
x!
X
X
X
-
x!
x
X
X
x!
ss
X x x!
PR
X■■-
-■
X
X
m
ES
PR
■
X X
X MB
55
Fissidens b.ryoides
Funaria hygrometrica
Grimmia pulvinata
Hpmalia triohomanoides
Hypnum cupressiforme var. ericetorum
H„. cupressiforme var. filiforme
H. cupressiforme var. uncinatum
Isothecium myosuroides
Leptobryum pyriforme
Leptodictyum riparium
Leskea polycarpa
Leucobryum glaucum
Mniobryum delicatulum
Mnium affine
M. affine var. rugicum
M. hornum
M. punctatum
Orthodicranum montanum
Orthotrichum diaphanum
0, spec.
Phascum cuspi datum
Philonotis cf fontana■*"
'
Physcomitrella patens
Plagiothecium curvifolium
P. denticulatum var. denticulatum
P. denticulatum var. undulatum
P.....
laetum.
P. succulentum
P. sylvaticum var. neglectumP.
....
undulatum'** ■"
Pleuridium subulatum■"*
Pchlia camptotrachela*
'"
P. nutans'"
"" "
Pplytrichum^commune ....
P. formosum
56
'3 4
x!
5 6 7 8 9 10 11 12 Opmerkingen.
HS
X
X
bruggetje; PM
HSV
U
ÏÏD
X
x! xl
X
-
....
X
... x!..
. . X
X
—
x!
X. .
X..
. .
X
X
U .1. ..."
W~~.
*■■
X X
x!
X
X
X
X X
X
X X X X
u
"
.17.
ED_
X X X
X PE"
57
Pölytrichum juniper inum
p. juniperinum var. strictum
P. piliferum
Pottia davalliana . ■
P. truncafca
Bhynchostegium murale
Sphagnum auriculatum var. rufescens
S„. . . fimbriaturn ....
S. magellanicum
S. molle
S. palustre
S.. . .papillosumS. recurvum
S...
sutsecundum
S. subsecundum.yar. obesum
S. tenellum
Tetraphis pellucida■
Hepaticae.
Calypogeia fis.sa
C. muelleriana
Cephalozia bicuspidata
C. connivens
..-■■
Chilcscyphus polyanthus var. pallescens
Cladopcdiella fluitans
Fossombronia dumortieri
Gymnocolea inflata
Lophocolea heteropbylla _..--•
Marchantia polymorpha
58
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Opmerkingen.
- — -
x._
X
X_..
PR.
AL
X
x!
"xJ
x! _xJX
PR
PM
FM
X
X X
X
.........
X
X
X
AL
'M
.
X X X
X X
X AL
X X
' X
x
■ X
X
X...
X
X
X
x!
xcp
X
xcp
„.£...
X
FR
xcp HD
X
FM
PR
xcp X xcp■$
xcp
X
59
Ptilidiumpulcherrimumblad
Mylia anoraala
Uardia soalaris
Odontoschisma. sphagni- - -
Pallavicinia lyellii
Peilia epiphylla.
...
Plectocolea crenulata
Ptilidium ciliare
Eiccia "blforoa._
R. fluitans_. . . . _ .... . . •
R. glauca
R. huelaeneriana
R........
sorocarpa
60
Anisothecium
schreberianum
1 2 3 4 5 6 7 8
x...
x__
X
xcp
X
9 10 11 12
X
Opmerkingen
m._..
•
X
X
X
PR
X
x !
X
. . ..
teste Mme Jovet-
x!
x!
/Astbouwlandj U
HD| teste Mme
Ü /«Tovet-Ast
61
62
De korstmossen
door; H. Sipman en M. Brand
Opvallend was het verschil in licheenvegetaties tussen
de stuifduinen van de Bergerheide, en de duinen langs de
kust op Ameland, die we in het afgelopen voorjaar bezochten.
Soorten die op Ameland veelvuldig in open vegetaties op de
duinen voorkomen, als Cladonia tsnuis, Cl. foliacea var.
alcicornis, en vooral de daar terrastrisch voorkomende epi-
phytensoorten, ontbreken hij 3ergan (bijna) geheel. B3.9.ren-
tegen komen daar veel voor Cladonia destricta, Cl. baoil-
laris, Cl. crispata, die langs de kust weinig voorkomen.
Aan epilithen werd weinig aandacht besteed. Enkele
soorten werden waargenomen op de ca. 5® jaar oude muur van
het klooster te Arcen (nr. 4B van de lijst). Verder werden
geen gunstige standplaatsen gevonden.
Be gegevens van onderstaande lijst zijn bijeengebracht door
M. Brand en H. Sipman, en aangevuld met waarnemingen, door
de laatste gedaan op de Bergerheide in mei 1971»
Omdat het excursiegebied in de epiphytenwoestijn van het
Ruhr-gehied ligt, waren de verwachtingen aangaande epiphy-
tische lichenen niet erg hoog gespannen. Bovendien bleek
dat het gebied niet rijk was aan oude bomen en bomen met
voedselrijke schors. De vondsten waren navenant: alleen
Lecanora conyzaeoides en Lepraria incana worden regelmatig
waargenomen. Zelfs Hypogymnia physodes was verdwenen op
enkele exemplaren dicht hij de grond na.
De terrestrische standplaatsen waren beter, en leverden
een respectabel aantal Cladonia’s op. Zo zijn alle acht de
soorten van de Cladonia pyxidata-groep, die in Nederland
voorkomen, in het excursiegehied gevonden. Een interessante
vondst is ook Peltigera spuria.
63
Vindplaatsen:
1. Gelders Kanaal, met eikenhakhout H. ervan.fl Tl
2. Heide hij het Pikmeeuwenjjrater, op landgoed De Hamert.
3A. Bergerheide, stuifzand(|
Witte Berg)(
, buntgrasvegetaties.3B. Bergerheide, stuifzand Witte Berg ,
Calluna-heide.
4A. Jonge sparren-aanplant 100 m. Z. van het klooster St. Paul
bij Arcen.
4B. Op muur van het klooster St. Paul by Arcen.
5. Ravenvennen, op open plekken langs pad door dennenbos.
6. Broekhuizerbroek, elzestobben op verlande rivierbedding.
Opmerkingen.
e- epiphytisch.t- terrestrisch.
s- saxicool.
onderstreept- verzameld en thuis nagedetermineerd.
Korstmossenlijst.
vindplaats noj 1 2 3A 3B 4A 4B 5 6
Buelliapunctata (Hoffm.) Massal. e
Candelariella aurelia (rtoffhi. ) Zahlbr. B
c. xanthostigina (Ach.)Lett. e
Chaenptheca melanophaea (Ach.) Zwackh. e
Cladonia arhuscula (Wallr. ) Rabenh. t
C. baoillaris Nyl. t t t iC
#t
_ ir* ohlorophaea (Fik. ex Sommerf.)
,
Spreng. t
c. coccifera (L. ) Willd. t t
c.
c.
coniocraea (Flörke ) Spreng,conista (Ach.) Robb.
t
t
e
c. cqnistea (Dei.) Asah. ic.
c.
crispata (Ach .) Fïot.
cryptochlorophaea Asah.
t t
1"
1 t
64
1 2 3A 3B 4A 4B 5 6
Cladonia destricta (Nyl.) Sandst. t tmm.. .
...
C. fimbriata (L.) Pr.
C. floerkeana (Pr.) Sommerf.
C. foliacea (Èuds.) Wjild,
(= var. alcicornis)
t
t
t
t
t. .mm
C. furcata (Huds.) Schrad.
C. glauoa Florke t X...
r-..
t ;C. gracilis (L.) Willd.
C. ir.pexa Harm.
"
t...... j
t
t t—
C. marochloiophaea Asah.
C. cf merochlorophaea isah., met
ncvochloroph. acid.
C. mitis Sandst.
t'
t
-
J...
t
~tr
C. pityrea (Florke) F'r.
C. pyxidala (L.) Hofim.
t
1
jt
C. strapsilis (ioh.) Vain. t. .
C. subulata (L.) Vigg. t t. .*»...
t...mm..
t"
G. unciaiis (L.) Web. t t..
im .
C. verticillata (llof fm. )
Schaer. (P+rood)
Ccrnicularia aculeata (Sifcreb.) Ach.
C. muricata (Ach.) Ach.
Eypcgymnia physod.es (L.) Nyl.
Lecanora conyzaecides Nyl. ex Gromb.
"
t t
t
t
t
e
X*—
' t
e
e
e
—
jb e
L. dispersa (Pars.) Sommerf. 8
L. muralis (Scbrsh.) Eabenh.
Iecidea uliginosa (Schrad.) Ach.__
L. granuloca (Hofifta.) Ach. Jt
t
1
S
iZZLepraria incana (L.) Ach.
Paltigera spuria (Ach.) Ö.C.
Physoia caesia (Hcffm.) Hampe
e
t
e
t
S
Stereocaulon condensatum Hoffm. t 11iz
Ledenlijst van de Bryologische Werkgroep der K.N.M.V.per 25 july 1972.
•J. Baaijens, Geeuwenbrug 94» Dwingeloo.
•J. van Baak, Driemolendrift 22A, Groningen, O5O-122638.H tQf. Br. B. Bakker, Margrietlaan 4, Haren (Gr.).
£• Bakker, Moleneind 55, Kortenhoef, O215O-6OO67.*• J. J, Barkman, Biologisch Station, Kampsweg 29, Wijster (Dr.)
j,O5936-44I ; 's avonds 471.
• Benjaminsen, Muilerweg 23, Eindhoven.
,• Birza, Varenstraat 23, Geldrop, O49O3-2987.
v*S. Blom, Joh. Calvynlaan 3ö, Amstelveen.
v* de Boer, Lawickse Allee 84, Wageningen, O837O-89HI1 83469.
,'-D« van Bohemen, Biesboschstrcat 13 hs, Amsterdam-Z.,
020-735835-
j,'J.H. van de Boogaard, Baroniestraat 6l, Boxtel.
j.' Bos, Berberislaan 101, Winterswijk.
ttj
' Brand, Jaagpad 54, Belft.
n
6J» A. van Bremen, Van Reigersbergenstraat 37''
>Amsterdam.
5.• J« Brilleman, p/a Jeugdherberg
'
Be Breklenkamp,
Denekamp (Ov.
*• J.P.E. Brevé-v.d.Wolk, Natersweg 5B, Rotterdam 21,
j O1O-29OI54.'A.F. Cohen Stuart, Planetenlaan 8l, Bilthoven.
Ge 0. M. Dijkstal, Dukatendreef 3, Cuyk (N.Br.).
Julianalaan 8, Hoevelaken,
jj» Dop, Kloveniersburgwal 12, Amsterdam-C.
j• en mw. D. During, Vogelzangsteeg 13, Noordlaren (Gr.).
ts« W.N. en mw. A.C. Ellis, Jisperveldttraat 591, Amsterdam-N,
O2O-3546OO5 's avonds 278O8O.
fy* W.A. Ernste-Beentjes, Claudiagaarde 78, Bussum.
tj* Onyxstraat 33, Nijmegen.
j* L. Freese, P. Callar-dlaan 48', Amnterdam-Slotervaart.
ty***M. Prencken, Joh. Geradtsweg 71, Hilversum, O215O-56622.
j)' • Gosen3, Petuniastraat 19, Lent.
5*• S.R. Gradstein, Lingedijk 86, Tricht-Betuwe. O3455-2889.
i', « Greven, Gruttolaan 29, Maartensdijk (U.), 03461-2027.s' M.C. Groenhart, dépendance Huge de Vries Laboratorium,
Sarphatistraat 221, Amsterdam.
65
S. Groenhuijzen, Achillesstraat 10"', Amsterdam-Z, 020-737724-niw. M. Grolle, Reigerstraat 22, Ilpendam.W. de Groot, Irenestraat 1, Valkenswaard.
Dr. G. Harmsen, Ds. Veenweg 58, De Knipe (Prl.) O513O-8463.
mej. Drs. H. den Held, Jennerstraat 18, Amsterdam-O.
mej. V. Henneman, St. Annestraat 293> Nijmegen.Drs. J.A. Hoekstra, Dodswcg 26, Leusden (post Amersfoort).
03490-32648.
P. den Houter, Eigelstraat 64, Hilversum.
W.G. de Jonês Bildtsestraat 70, Leeuwarden.
Drs. E.K.J. van Hulst, R.H. 3, London, Ontario, Canada.
tel. A0R. 519, no 471-9984.
mw. Drs. R. Ketner-Oostra, p/a Biologisch. Station, Hoorn,Terschelling.
W. de Kleine, Langendijk 10, IQazienaveen.
J.A.E. de Kleuver, A. van Ostadelaan 42, Kesteren.
P.A. van der Knaap, De Tille 1, Drachten.
Drs. E.C.H. Kolvoort, Arnhemsestraatweg 25B, Velp (Gld.).mw. P.C. Koopman, T. van Serooskerkenweg 34 1 ', Amsterdam-Z.-
M.J.H. Kortselius, Rembrandtstraat 4, Zaltbommel.
D.J.W. Kreulen, De Walbosch, Amersfoortseweg 91, Doorn.
03430-3121.W. Labeij, Acaciastraat 21, Eindhoven, O4O-511414.J. Landv/ehr, G. Aelbrechtlaan 95s Amstelveen, 020-413554.mej. B.L.J. van Leeuwen, Witte Rozenstraat 32, Leiden.
O171O-20661.Chr.G. van Leeuv/en, Zwaluwlaan 3, Bilthcven. O3O-785O22.J
0J. de Ligt, Wilhelminastraat 49, Vlaardingen.
mw. A.M.J. van der Linde-Braynooge, Haagstraat 16,
Alkmaar-H oe x'p lan.
Dr. G. Londo, Proeftuin 13, Soherpenzeel (Gld.).W. Loode, Kievitlaan 31, Maartensdijk (U.), O346I--194O.C.H. van Looy, 't Oppert je", Norelbosweg 17, Epe (Gld.).A. Luitingh, Merellaan 13, Valkenswaard, O4991-2O52.W.A. Utrechtsestraatwsg 143, Woerden, 03480~5.534'Dr. E, van der Maarel, BPtanisch Laboratorium der KathclleK 0
#
Universiteit, Driehuizerweg 200, NijU13^
66
prof. Dr. K. Magdefrau, Waldstraase 11, D 80?4, Dcinenhofen
bei München, Deutschland.
Dr. W.D. Margadant, Klein Ginkel,
Ginkelseweg 2, Leersum,
03134-379; Bio-historisch Inst., Nieuwe
Gracht 189, Utrecht, O3O-331417 tst. 24.
A.K. Masselink, Hogeweg 7, Dorkwerd post Hoogkerk.B.P. Maten, Joh. Bosboom3traat 12, Amersfoort.
W. van Meggelen, B. van harenlaan II85, Schiedam, 010-246277;
kantoor 24698O.
Dr. W. Meyer, Ass. Prof. in Plant Taxonomy, Botany Dept.,
University of Kentucky, College of Arts and Soieno?,
Lexington, Kent. 4O5O6, Kentucky, U.S.A.
H. van Melick, G. Bentinckstraat 10, Eindhoven, O4O-65556.
Drs. J. Mennema, B.S. v.d. Oyelaan 62, Voorschoten, OI717-59O2.H.T. van der Meulen, Nieuwlandsweg 7°, Haren (Gr.).
P. de Mey, Kapershoek 65, Rotterdam-23, O1O-811OO7.
mr. L. Montyn, Heemskerklaan 25, Naarden, 02159_32321.
Dr. F.M. Muller, De Ruytorstraat 64, Ede, O838O-II363.
J. Mutsers, Levylaan 28, Eindhoven, O4O-5153O3.Dr. W. Nagel, Ireneweg 7, Oosterbeek, O8307-4849.
mw. N.E. Nannenga-Bremekamp, Utrechtsestraatweg 422, Doorwerth.
0.0. Nyland, Aduardstraat 43, Zetten, 08880-2175.
mej. A.CM. Ort, Marxislaan 9, Leiden.
mej. E. Over, Overtoom 498*, Amsterdam 1013.
H. Oversteegen, Wielewaallaan 10, Son (N.Br.).
W. Oversteegen, Rustenhurghstraat 25, Eindhoven.
Drs. D.M. Pegtel, Mellenssteeg 37, Haren (Gr.), O5O-45O69.eerw. Br. Remy van Pelt, Schoolstraat 2, Waterslei-Genk, België,
mw. H. van Pinxteren-Sollevelt, Rerabrandtstraat 11, Krimpen
aan de Lek.
mw. R. Rensen, Gravonstraat 23, Oeldrop.Th. Reynders, Rynzichtlaan 40, Bunnik, 034O5-183O.W. Reynders, Taag 25, Amstelveen. 020- 41749O.
ir. P. Roorda van Eysinga, Rembrandtstraat 5, Oostburg (Z.V1.),
01170-2023.
Sr. H. Roos, Calle Roberto Bns3as 38-7-I, Barcelona 14, Espaïia.
P. Scheygrond, Dorpsstraat 26, Meeuwen (N.Br.). O4165-338.
67
H.J.N. Schoenmakers, Tongeren 13, Boxtel, O4116-29O8.
J.H.J. Schroder, Brantwijk 12, Amstelveen, O2O-4.II337.Drs. J.A. en mw. J.C. Schulp-van Wijngaarden, van Breestraat
134? Amsterdam.
Dr. S. Segal, PI. Middenlaan 51 sous, Amsterdam, O2O-928O87.A.Th.F. Sijbers, Schansertweg 12A, Nijverdal.H.J.M. Sipman, Mauritsstraat 121, Utrecht.
G. Siteur, H. Boexstraat 26, Eindhoven.
F. Sluimer, Hezer-Enghweg 68, Den Dolder, O3O-787326.
J. Smeyers, Kanadezenlaan 44, Kalmthout, België,
mej. E. Smit, Mariaplaats 16, Utrecht.
F. Sollman, De Achtkant 1, Heiloo, 02200-32597-Drs. H. Strijbosch, Bot. Labo, afd. Geobotanie, Driehuizerweg
200, Nijmegen. .
J. van Taanom, prof. Quacklaan 16, Rijswijk, 070-633936 (kantoor/'Bibliotheek van Teyler's Stichting, Damstraat 21, Haarlem.
J. Tonnaer, Geldersedam 19, Den Bosch, 04100-22121, tst. 23
(kantoor). J
Dr. A. Touw, Ericalaan 22, Leiderdorp, O171O-4O62O1 Eijksherba^Schelpenkade 6, Leiden, O171O-3O54L
mej. M. Veerkamp, v.d. Hoochstraat 6, Amstelveen, 020-418581.Jac. Velt, Silenestraat 27, Hilversum, O215O-6O144, tst'. 08.
mr. W. Vergouw, Eikenlaan 27, Hieuw Loosdrecht, O2158-IOO2.B. Vermeulen, Groenestraat 4°, Bennekom.
D.A.J. Vogelpoel, I.B. Bakkerlaan 39, k 301, Utrecht 25O7.030-513897.
E.E. van der Voo, Haardijk 16, Linschoten, O348O-3362.H.G. van der Weijden, Usseldijk Noord 75, Ouderkerk a.d. Ussel»
ir. S. van der Werf, Vossenweg 18, Bennekom, O8389-5O355kantoor O837O-6IH, tst. 3173.
E. Werner, Petro»ellaweg l8- t , Renkum (Gld.).prof. Dr. V. Westhoff, Siep 5, Groesbeek, O8891-I642.mw. M. van Wieringen-Groot, Papenvoort 84, Geldrop (H.Br.).
O49O3-3H4.A. van Wijk, Haselackers 7, Emmen (Dr.).mw. A. van Wijk-Feige, Amersfoortsestraatv/eg 45, Bussum,
02159-13598.
68
r °f. Dr. R. van der Wijk, van Houtenlaan 51» Groningen, O5O-
G 125354.
jj' van Wirdum, Hoofdweg 422"", Amsterdam-W.
*• B„0. van Zanten, Galenuslaan 4, Groningen, O5O-25162I5. lab.: 114752.
J> Drs. G. Zijlstra, Inst. voor Syst. Plantkunde, Transitorium li..
De Uithof, Utrecht.
Se„
secretaris verzoekt dringend geconstateerde onjuistheden
deze lijst, ontbrekende telefoonnummers etc, alsmede
aan hem te willen doorgeven.
Cladopodiella fluitans
69
70
Bestuursmededelingen
3. Ter besparing van onnodige kosten zullen abonnees op
Lindbergia de overdruk van het Nederlandse deel niet meer
toegezonden krijgen, tenzij zy uitdrukkelijk te kennen geven
ontvangst op prys te stellen. In dat geval krijgen zij e.e.a.
gratis toegezonden.
4. Op verzoek van de ledenvergadering heeft de secretaris
een voorstel ingediend bij het hoofdbestuur van de K.N.N.V.
om niet-K.N.N.V.-leden (andere dan leden van de jeugdbonden)toch toegang tot de w^rkgroep
|(
te geven, tegen een verhoogde
contributie (t.w. de normale contributie van de werkgroep
+ een bedrag gelijk aan dat van een algemeen lidmaatschap
van de K.N.N.V.). Dit voorstel zal op de vergadering van het
hoofdbestuur, midden augustus 1972 aan de orde komen. Inmiddels
heeft het dagelijks bestuur al wel goedgevonden dat buiten-
landers, alsmede instituten in binnen- en buitenland lid
kunnen zijn van de werkgroep, zonder lid te zijn van de K.N.N.V.
5. Op de voorjaarsvergadering hebben de heren Van Zanten en
Barkman hun bestuursfuncties neergelegd. De vacatures die
hierdoor zijn ontstaan zijn na verkiezing vervuld door de heren
Margadant (als voorzitter) en Hoekstra.
de secretaris.
1. Op de ledenvergadering te Ossenzijl is besloten, dat met
ingang van 1972 voor het lidmaatschap van de werkgroep een
contributie zal worden geheven, ten bedrage van zes gulden.
Met deze contributie kunnen de publicatiekosten van
Buxbaumiella worden bestreden, em voorts de kosten gemoeid
met het verzorgen van de convocaties e.d. Voorzover U dit
nog niet hebt gedaan, wordt U dringend verzocht dit bedrag
over te maken op gironummer 13500, t.n.v. Gemeente Giro
Amsterdam onder vermelding van ”betreft G 183, S. Groen-
huizen, contributie 1972”.
2. Op de buitengewone ledenvergadering ter gelegenheid van
het vijfentwintigjarig bestaan van de werkgroep zijn met
algemene stemmen tot erelid gekozen professor Dr. R. van der
Wijk en S. Groenhuijzen, wegens het bijzondere werk dat zijvoor de werkgroep hebben verricht. Tot leden van verdienste
werden gekozen de heren J. Landwehr en prof. Br. W. Meijer.
71
Literatuur.
Onder dit hoofd vindt men opgaven van, vaak nieuw verschenen,werken over mossen, die om een of andere reden de moeite
waard zijn onder de aandacht van de leden gebracht te worden
en waar soms moeilijk achter te komen is. Als iemand opgaven
voor deze rubriek heeft, zal ik ze met plezier opnemen.
Karczmarz, K. 1971* A Monograph of the genus Calliergon (Suil.)
Kindb. Monograph. Bot. 34? 1"209? Pis. 1-20.
te koop bij Flück-Wirth (catalogusno 46.59°°), prijs
ca f 20,-.
Martincic, A. 1968. Catalogus Florae Jugoslaviae II./l,Bryophyta-IIusci. uitg. Academia Scientiarum et Artium
Slovenica; prijs ca f 3,10 (voor de vakantie).
Strijbosch, H. 1972. Mniaecia jungermanniae (Nees apud Fr.)
Boud., een ascomyceet op levende levermossen.
Coolia 15 (4): 95-99.
Het Laatste Nippertje.
Als slot nog een paar wijzigingen-aanvullingen op de ledenlijst.W.D. Margadant - netnummer thuis 03431 ipv 3134*
F. Bos - heeft telefoon, 05430-'5341.
achterplaat; Splachnum vasculosurn, meegenomen van vakantie door
Ben van Zanten, uit Noorwegen, tek. E.P.T. Koeman.