Upload
others
View
4
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 1
HET TEKEN VAN SPINOZA ZOEKTOCHT NAAR HET TEKENSYSTEEM VAN SPINOZA MET GILLES DELEUZE.
Aantal woorden:
Wordcount 1: 26 073 woorden Wordcount 2: 27 998 woorden
Studentennummer: 01201026
Promotor: Prof. dr. Emiliano Acosta.
Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Wijsbegeerte.
Academiejaar: 2017 - 2018
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 2
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Dankwoord Deze paper was een werkelijk avontuur voor mij, en op elk avontuur is men niet alleen. Graag wil
ik mijn promotor Prof. Dr. Emiliano Acosta bedanken voor zijn begeleiding en interesse in de
ontwikkeling van mijn schrijven. Vervolgens wil ik mijn moeder Martine bedanken voor vakkundig
dagelijks te vragen hoe het schrijven ging. Mijn vader Philippe om vakkundig elke week te vragen
hoe het met mijn thesis ging. Mijn zus Rebecca voor al haar steun doorheen de voorgaande vragen.
En ten laatste, Madame Antigone de Mignonette voor al die dagen en nachten dat ze mij gezelschap
heeft gehouden tijdens het schrijfproces.
Citaten uit werk van Spinoza Voor de citaten uit de Ethica gebruik ik de Nederlandse vertaling van Henri Krop (2012) en voor
vertalingen uit het Tractatus Theologico-Politicus (TTP) gebruik ik de Nederlandse vertaling van
Fokke Akkerman (2015). Wanneer ik verwijs naar een passage in de Ethica begint het met een ‘E’ ,
daarop volgend een Romeins getal dat verwijst naar het boek, vervolgens een Arabisch getal dat
verwijst naar de stelling en als het naar een bewijs of commentaar verwijst volgt de Latijnse term
hiervoor. Bvb. E II 17 Scholium betekent Ethica boek twee stelling zeventien commentaar. Voor
verwijzingen naar het TTP staat er eerst ‘TTP’, vervolgens een Arabisch getal dat naar het
hoofdstuk verwijst gevolgd door een Arabisch getal dat naar de alinea in het hoofdstuk verwijst.
Bvb. TTP 7, 5 betekent TTP hoofdstuk zeven, alinea vijf.
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 3
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 4
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Inhoud
Dankwoord 3
Citaten uit werk van Spinoza 3
Inhoud 5
Inleiding 7
I. Semiotiek en de Zoektocht naar de Oorsprongen 8
II. Waarom Spinoza? 24
III. Waarom Deleuze? 25
IV. Gilles Deleuze: de Semiotiek van de Ethica 27
V. Spinoza, Von Uexküll en Umwelt 38
VI. Matheron en Macherey 43
A. Alexandre Matheron: La Chose, La Cause et l’Unité des Attributs 43
B. Pierre Macherey: Choses, Images de Choses, Signes, Idées 52
VII. Het Teken van Spinoza 60
VIII.Proust en Spinoza 67
IX. De Materialiteit van de Tekst 71
Besluit of Uitputting 78
Bibliografie 83
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 5
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 6
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Inleiding
‘So the situation was this: the sign served to mark a place but at the same time it
meant that in that place there was a sign (something far more important because
there were plenty of places but there was only one sign) and also at the same time
that sign was mine, the sign of me, because it was the only sign I had ever made
and I was the only one who had ever made signs. It was like a name, the name of
that point, and also my name that I had signed on that spot; in short, it was the only
name available for everything that required a name.’ 1
Italo Calvino, ‘A Sign in Space’
Deze paper vertrekt van een simpel geformuleerde onderzoeksvraag met zoals gewoonlijk een
complex antwoord. Namelijk wat is het teken bij Spinoza? Daarbij volgt men een prominente these
binnen de hedendaagse semiotiek zoals die zich in de jaren tachtig heeft ontwikkeld. Namelijk dat
elk filosofisch systeem of elke verzameling van gedachten die zich met ontologie, epistemologie,
ethiek, en taal bezighoudt een tekensysteem vooronderstelt en/of construeert.
In het eerste hoofdstuk zullen de twee moderne tradities van de semiotiek, de Saussuriaanse en
Peirciaance worden gekarakteriseerd om zo een algemeen beeld te krijgen op de hedendaagse
semiotiek en te weten wat de punten van aandacht zijn voor de rest van het onderzoek. Hierna
worden de vragen beantwoord waarom Spinoza is gekozen voor dit onderzoek en vervolgens
waarom Spinoza onderzocht wordt via Gilles Deleuze. In het vierde hoofdstuk wordt Deleuze’s
essay ‘Spinoza and the three “Ethics”’ geanalyseerd om een basis te leggen van wat het
tekensysteem is bij Spinoza. In het volgende hoofdstuk wordt er via Alexandre Matheron en Pierre
Macherey dieper ingegaan op bepaalde passages van de Ethica zelf. Hierop volgt een besluit waarin
het tekensysteem van Spinoza volledig wordt verwoord en behandeld wordt samen met Deleuze’s
tekst over het simulacrum bij Plato. In hoofdstuk acht vergelijkt men Deleuze’s lezing van Proust in
‘Proust et les Signes’ met de bevindingen over het teken bij Spinoza. In hoofdstuk negen wordt dan
de materialiteit van de tekst in het Tractatus Theologico-Politicus behandeld. Hierna wordt de paper
afgesloten met de bevindingen en mogelijke verdere pistes om te onderzoeken.
Italo Calvino, The Complete Cosmicomics, vert. Martin McLaughlin, Tim Park & William Weaver (London: Penguin Books, 1
2010), 34.UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 7
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
I. Semiotiek en de Zoektocht naar de Oorsprongen
‘… la Sémiologie n’est pas pour moi une Cause; ce n’est pas pour moi une science, une
discipline, une école, un mouvement avec lesquels j’identifie ma propre personne (c’est
déjà beaucoup que d’accepter de lui donner un nom; en tout cas, c’est pour moi un nom à
chaque instant révocable). Qu’est-ce donc pour moi, la Sémiologie? C’est une aventure,
c’est-à-dire ce qu’il m’advient (ce qui me vient Signifiant). Cette aventure — personnelle,
mais non pas subjective, puisque c’est précisément le déplacement du sujet qui y est mis en
scène, et non son expression—, …’ 2
Roland Barthes, L’aventure sémiologique
Wanneer men aan een semiotische zoektocht begint dient men eerst de semiotiek te ijken. Hiermee
wordt bedoeld dat men verder dient te gaan dan een handboek definitie van het woord ‘semiotiek’
en andere aansluitende kernbegrippen en concepten. Het woord ‘ijken’ vindt zijn oorsprong in het
afstellen van gewichten en weegschalen om op een correcte wijze te kunnen wegen, naar wat men
dient te wegen, zo kan men geen steenkool wegen met een diamantweegschaal. Op diezelfde wijze
dient men de verschillende gewichten en maten van de semiotiek te bepalen waarmee men aan het
werk wilt gaan. Dit kan alleen door een geschiedenis, een narratief in de semiotiek te plaatsen. In
deze tekst gaat het tekensysteem en het statuut van het teken in de filosofie van Benedictus de
Spinoza worden onderzocht. Om dit te kunnen doen moet men dus een geschiedenis van de
semiotiek weergeven die het toelaat. Vanuit de hedendaagse semiotiek kan dit alleen door de twee
moderne tradities van de semiotiek tegenover elkaar te zetten. Dit zijn de Saussuriaanse traditie en
de Peirciaanse traditie, om verwarring te vermijden zal de Saussuriaanse traditie ‘semiologie’
worden genoemd en de Peirciaanse ‘semiotics’. De reden waarom semiotics in het meervoud staat
zal later worden uitgelegd.
Omdat deze paper ook geen overzicht is van de geschiedenissen van de semiotiek zullen in dit deel
Ferdinand de Saussure en Charles Peirce uitgebreid aan het bod komen en zullen sommige
belangrijke denkers zoals Jakobson, Hejmlev, Morris en Barthes niet of enkel sporadisch
aangehaald worden. Bij de Saussuriaanse traditie worden wel de antropoloog Claude Lévi-Strauss,
Roland Barthes, L’aventure sémiologique (Paris: Editions du Seuil, 2015), 10.2
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 8
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
de linguïst Aligirdas Greimas en psychoanalist Jacques Lacan aangehaald. Dit zijn op Greimas na
niet-semiotici maar hun aanpassingen op de Saussure zijn belangrijk en van grote invloed op de
semiologie en de semiotiek in het algemeen zodat men enkel door de Saussure aan te halen geen
correcte weergave kan geven van de semiologie.
Allereerst is het aangewezen onder semiotiek deze algemene definitie te verstaan, gebaseerd op de
Italiaanse filosoof Umberto Eco: Semiotiek is de trans-disciplinaire studie van wat, hoe en waar
men een teken beschouwd. Deze definitie is niet begrijpbaar zonder de geschiedenis die hieronder 3
wordt gegeven maar geeft al drie belangrijke aspecten aan van wat een teken is. Ten eerste is een
teken iets, of het een ding of een idee is wordt nog niet gezegd. Ten tweede heeft het een werking,
een systeem dat kan worden onderzocht en ten derde zijn deze twee aspecten gelinkt aan een
externe ruimte waarin ze functioneren. 4
De Saussuriaanse traditie vindt zijn oorspong bij de Zwitserse linguïst Ferdinand de Saussure die
tussen 1906 en 1911 drie lessen algemene linguïstiek gaf aan de universiteit van Genève die later
gebundeld werden in ‘Cours de Linguistique Générale’ waarin hij een nieuw soort wetenschap
ontwikkelde:
“La langue est un système de signes exprimant des idées, et par là, comparable à l’écriture,
à l’alphabet des sourds-muets, aux rites symboliques, aux formes de politesse, aux signaux
militaires, etc., etc. Elle est seulement le plus important de ces systèmes. On peut donc
concevoir une science qui étudie la vie des signes au sein de la vie sociale; elle formerait une partie de
la psychologie sociale, et par consequent de la psychologie générale; nous la nommerons
sémiologie (du grec semeîon, ‘signe’). Elle nous apprendrait en quoi consistent les signes,
quelles lois les régissent. Puisqu’ elle n’existe pas encore, on ne peut dire ce qu’elle sera;
mais elle a droit à l’existence, sa place est déterminée d’avance. La linguistique n’est
qu’une partie de cette science générale, les lois que découvrira la sémiologie seront
applicables à la linguistique, et celle-ci se trouvera ainsi rattachée à un domaine bien
défini dans l’ensemble des faits humains” 5
Umberto Eco, Le Signe, vert. Jean-Marie Klinkenberg (Brussel: Edition Labor, 2016), 25- 29.3
Eco, Le Signe, 25-29.4
Ferdinand de Saussure, Cours de Linguistique Générale (Parijs: Payot, 1975), 33.5
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 9
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Voor de Saussure is semiologie een wetenschap die tekensystemen identificeert in het sociale leven.
De semiologie is verbonden met de psychologie en sociologie. Linguïstiek is een onderdeel van de 6
semiologie aangezien de linguïstiek een specifiek tekensysteem, taal, bestudeert.
De Saussure bespreekt maar één type van teken, datgene wat hem het meest aanbelangt, namelijk
het ‘linguïstisch teken’. Het linguïstisch teken is een combinatie van een concept en een akoestische
afbeelding. Het interessante is dat de akoestische afbeelding niet het fysische geluid, de klank zelf is
maar de psychische afdruk van de klank op de geest. De Saussure beschouwt het als de getuigenis
van het geluid via onze zintuigen. Het concept is de ‘signifié’ wat de betekenis is van het teken. 7
Terwijl de akoestische afbeelding de signifiant is, dat wat het teken draagt. Voor de Saussure is het
verband tussen de signifié en de signifiant arbitrair, er is dus geen algemeen principe dat stelt
waarom een bepaald woord een bepaalde klank heeft. Daarmee verwerpt de Saussure het oude idee 8
dat alle talen te herleiden waren naar een oertaal, een taal bestaande uit oerklanken die de natuur
imiteren (het woord ‘vogel’ komt dan van een oerwoord dat het geluid van een vogel imiteert). Voor
sommige was dit de taal die bij de val van de toren van Babel verloren was gegaan. Dit oude idee is
een monadisch model van tekens, tegengesteld aan de Saussure’s model van signifiant en signifié
wat een dyadisch model is. Het teken is altijd een relatie van twee, het concept, wat het teken moet 9
uitdrukken, en de akoestische afbeelding, hoe het teken wordt uitgedrukt. Zo is het groene
verkeerslicht, de lamp zelf de signifié en de actie die de mensen ondernemen, het oversteken of
doorrijden, wat de groene lamp moet uitdrukken.
Uit de samenhang van beide wordt de betekenis van het teken afgeleid. Zoals de Saussure, die
zwaar beïnvloed was door de opkomende psychologie, het voorstelde moest semiologie één van de
belangrijkste vormen van wetenschap worden en de grond voor andere humane wetenschappen
zoals linguïstiek en sociologie. De Italiaanse semioticus Ferruccio Rossi-Landi heeft aangetoond
dat de Saussure’s tekensysteem en zijn volledige visie op linguïstiek verwant is aan de methode van
de mathematische (statistische) economie en de theorie van algemeen evenwicht die door de school
de Saussure, Cours de Linguistique Générale, 33.6
de Saussure, Cours de Linguistique Générale, 98.7
de Saussure, Cours de Linguistique Générale, 99.8
Susan Petrilli & Augusto Ponzio, Semiotics Unbounded: Interpretive Routes through the Open Network of Signs (Toronto: University 9
of Toronto Press, 2005), 14.UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 10
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
van Lausanne werd ontwikkeld. Dit resulteert in een kijk op taal in een ideale staat wat een statische
conceptie van het teken ten gevolge heeft. 10
Dit kenmerkt ook het onderscheid tussen ‘Langue’ en ‘Parole’. Langue is de geïdealiseerde markt,
taal als interactie waarbij de sociale functies duidelijk worden en structuren kunnen worden
blootgelegd. Zo is de Langue een abstract model gecreëerd door de linguïst. De Parole
daartegenover is het individuele, hoe een persoon praat, wat het een concreet fenomeen maakt.
Beiden vormen de taal, maar het is de Langue, de structuur van de taal die het waard is om te
worden bestudeerd en de semioticus en linguïst de meeste informatie verschaft. Het is een mooi 11
afgewerkt systeem dat door de onderzoeker kan worden gebruikt om hypothesen over te stellen.
Men dient dit ook wel te verstaan in de context van de sociale stratificatie die door de Saussure
wordt verondersteld en daarmee samenhangend een waardeoordeel over taal.
De twee belangrijke zaken van de Saussure zijn dus, ten eerste dat het teken bestaat uit een concept
en een niet-materiële afbeelding die het concept draagt, de relatie tussen deze twee is arbitrair en
kan dus alleen in de context waar het zich voordoet worden ontleed en betekenis worden verleend.
Ten tweede, die context waar het zich voordoet, de taal, kan alleen worden bestudeerd als een
abstracte structuur waaraan de semioticus of linguïst vorm geeft. Het is dus aan de onderzoeker om
modellen te ontwikkelen waarmee hij de structuur van zijn onderzoeksobject kan ontleden. De
verdere ontwikkeling van de Saussure’s linguïstiek en semiotiek, wordt gekarakteriseerd door Lévi-
Strauss die besloot cultuur te bestuderen als een taalkundig fenomeen en de structuralistische
linguïstiek en semiotiek uit te breiden naar niet-linguïstische talen en tekensystemen. Greimas zijn 12
werk ‘Sémantique Structurale’ is van groot belang voor de Franse literatuurwetenschappen van de
jaren zestig en zeventig met zijn ontwikkeling van narratieve semiotiek. En de Franse 13
psychoanalist Jacques Lacan, zet taal centraal in de psychoanalyse. Zij zijn gekozen omdat ze zich
direct baseren op de Saussure’s semiotiek en hem zien als een centraal figuur, dit in tegenstelling tot
bijvoorbeeld Louis Hjelmslev en Roman Jakobson. Dit zijn ook belangrijke figuren voor het
structuralisme en de semiologie. Maar Hjelmslev, wiens theorie van Glossomatiek omtrent
Petrilli & Ponzio, Semiotics Unbounded, xvi-xvii.10
Barthes, L’aventure sémiologique, 36-46.11
Terence Hawkes, Structuralism and Semiotics (London: Routledge, 2004), 19-21.12
Winfried Nöth, Handbook of Semiotics (Bloomington: Indiana University Press, 1995), 315- 320.13
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 11
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
linguïstische en niet-linguïstische talen invloed had op Greimas en zeker gelijkend is op de
Saussure’s ideeën ontwikkelde deze los van hem in de formalistische school van Kopenhagen. En 14
Jakobson werd beïnvloed door de Saussure maar het was Charles Sanders Peirce die vooral de
grootste impact op hem had. Ook van belang is dat Lévi-Strauss en Lacan structuralistische
semiotiek en linguïstiek toepassen in onderzoeksvelden (antropologie en psychologie) die initieel
losstonden van de linguïstiek en Greimas op zijn beurt zich baseerde op hun bevindingen. 15
Voor de Saussure was taal een systeem van tekens die sociale relaties codeerde en decodeerde,
daarom dat zijn semiotiek ook soms decoderende semiotiek wordt genoemd. Zeer snel had dit 16
invloed op antropologen die in de Saussure’s theorie een mogelijkheid zagen om het cultureel
gedrag van volkeren in kaart te brengen. Claude Lévi-Strauss nam hier het voortouw. Hij
beschouwde het cultureel gedrag als een linguïstisch fenomeen met de mythe als ‘poëtische
wijsheid’ die de relatie tussen de wereld en primitieve volkeren concretiseer
Het concept van ‘poëtische wijsheid’ heeft Lévi-Strauss van de achttiende eeuwse jurist
Giambattista Vico die in zijn belangrijke werk ‘Scienza Nuovo’ een wetenschap van de menselijke
gemeenschap voorstelde. Volgens Vico was de primitieve mens geen onwetende barbaar maar had 17
hij een instinctieve respons naar de wereld toe die als poëtisch kan worden gekarakteriseerd.
Namelijk een specifieke wijze om de fenomenen narratief op te vatten en te coderen in verhalen en
gewoontes. Het was voor de primitieve mens niet van belang om de realiteit te begrijpen, maar om
er mee om te kunnen gaan. In deze visie heeft de mens zijn relatie tot de natuur en zijn onderlinge 18
relaties zelf geconstrueerd. Lévi-Strauss maakte het onderscheid tussen sociale relaties en sociale
systemen. Sociale relaties zijn waarneembare feiten, de rituelen en gewoonten van een
gemeenschap. De sociale systemen zijn geconstrueerde modellen die de waarneembare feiten
verklaren en met elkaar verbinden. Die sociale systemen zijn verwant aan de Langue van de 19
Saussure aangezien deze structuren voor Lévi-Strauss niet dienen te verwijzen naar een empirische
realiteit. Tegengesteld aan de Saussure, waarin de Langue door de linguïst over de taal wordt gelegd
om deze begrijpbaar te maken, is de structuur voor Lévi-Strauss onbewust aanwezig in de cultuur
Nöth, Handbook of Semiotics, 66.14
Nöth, Handbook of Semiotics, 66.15
Petrilli & Ponzio, Semiotics Unbounded, xviii.16
Hawkes, Structuralism and Semiotics, 1-5.17
Hawkes, Structuralism and Semiotics, 1-2.18
Antoine Mooij, Taal en Verlangen (Meppel: Boom, 1987), 29.19
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 12
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
om de betekenis van de gewoonten verklaarbaar te maken voor de personen, of in plaats van ze te
verklaren, ze natuurlijk te maken. Dit is een belangrijke stap in de semiologie en vooral het 20
structuralisme, namelijk dat een natuur, geconstrueerd door de mens, wordt gesuperpositioneerd
over de natuur die men de natura naturans kan noemen. Hier ziet men al hoe de semiologie en het
structuralisme niet compatibel zijn met het Spinozisme.
Algirdas Greimas is één van de semiotici die ondergebracht wordt in de school van Parijs (Barthes,
Gennett, Todorov) waar de tekst-semiotiek of narratieve semiotiek werd ontwikkeld en waar de
kanteling van Saussuriaanse semiotiek naar een eerder Peirciaanse semiotiek plaatsvindt en ook de
verschuiving van structuralisme naar post-structuralisme. Greimas wilt de methodes van 21
structurele linguïstiek en semiotiek toepassen op de tekst, wat hij het ‘discours’ noemt. Het doel van
de studie is de semantische analyse van tekstuele structuren. Terence Hawkes vat zeer goed samen
wat dit betekent:
“Just as the phonemic structure of a language rests on the principle that a sound’s function
is determined by what it is phonemically felt to ‘oppose’ as much as by what it actually,
phonetically is, so our fundamental concepts of ‘meaning’ present themselves to us through
the opposition we feel to exist between basic ‘semes’ or semantic units. Thus, ‘dark’ is
defined principally by our sense of its opposition to ‘light’, and ‘up’ by our sense of its
opposition to ‘down’. The same binary patterning of mutual opposition manifests itself in
concepts such as male: female, vertical: horizontal, human: animal etc. As we have seen,
contrastive orderings of this sort form the basis of what Lévi-Strauss has termed the ‘socio-
logic’ of the human mind, which structures nature in its own image, and thus establishes the
foundation for the systems of totemic ‘transformations’ that overtly or covertly underpin
our picture of the world.” 22
Voor Greimas construeert de tekst een reeks van binaire opposities die met elkaar verbonden zijn.
Dit netwerk vormt de essentiële structuur van de tekst, overeenkomend met de Langue van de
Hawkes, Structuralism and Semiotics, 19-21.20
Petrilli & Ponzio, Semiotics Unbounded, 326-327.21
Hawkes, Structuralism and Semiotics, 69.22
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 13
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Saussure. De verschillende vormen van binaire oppositie kunnen voor Greimas gevat worden in het
semiotisch vierkant : 23
!
Fig. 1 Semiotisch vierkant (Bron: Wikimedia Commons)
Een belangrijke stap die Greimas (en de school van Parijs) zet is semiotiek als ideologie analyse te
gebruiken. De structuur van binaire opposities in de tekst verwoordt de opvattingen van de auteur
over de wereld. Greimas werd hierbij beïnvloed door het Russisch formalisme en dan vooral door
Propp’s studie van Russische sprookjes. Greimas ontwikkelt hierop het actantieel model waarin de
basisstructuur van elk verhaal kan worden gevat : 24
Nöth, Handbook of Semiotics, 318-319.23
Nöth, Handbook of Semiotics, 318-319.24
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 14
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
!
Fig. 2 Actantieel model (Bron: Signo)
Wat Greimas uiteindelijk doet is het dualisme dat we bij de Saussure aantreffen zowel tussen de
Langue en Parole als tussen signifié en signifiant uitwerken naar een essentiële structuur van binaire
opposities in de tekst. Deze structuur vormt het discours van de tekst en in dit discours worden de
opvattingen van de auteur over de wereld waarin hij leeft weergegeven. Hiermee creëerde Greimas
een structurele analyse van het narratief en werd semiotiek een instrument voor ideologie kritiek. 25
Zoals hierboven vermeld stelde de Saussure dat de grootste invloed op semiotiek van de
psychologie diende te komen. Psychologie zelf zal op zijn beurt een interesse ontwikkelen voor
linguïstiek. En zeker de psychoanalyse, waar het spreken centraal staat in de diagnostiek en
methodiek van de leer. Maar ook de interesse in niet-linguïstische talen en teken-systemen is al zeer
vroeg aanwezig zoals in de droomanalyse van Freud wat men waarschijnlijk als één van de vroegste
toepassingen van medische semiotiek binnen het veld van psychologie kan beschouwen waarbij het
teken, het droombeeld, geen fysiologisch fenomeen was. En wat betekent dat de psychoanalyse niet
alleen werd beïnvloed vanuit de Saussuriaanse of Peirciaance semiotiek maar ook vanuit de
premoderne semiotiek. Maar de aandacht moet hier worden gericht op Jacques Lacan en zijn
belangrijke herinterpretatie of adaptatie van de Saussuriaanse semiotiek voor de psychoanalyse.
De Lacaniaanse psychoanalyse licht twee verhoudingen uit de semiologie en de structuralistische
linguïstiek en herwerkt ze. Voor Lacan is het verhaal en dan eerder het onderliggende discours van
Hawkes, Structuralism and Semiotics, 72-76.25
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 15
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
de patiënt altijd een presentatie van de wereld en de verteller. Het discours is een geformaliseerde
uitdrukking van een bepaald type van sociale band die bemiddeld wordt door het spreken. 26
Hiervoor baseert Lacan zich op de verhouding van de Langue en Parole. Het discours van de patiënt
is Parole in zoverre dat het refereert naar de patiënt zelf. Maar het is vooral de Langue die van
belang is doordat de verteller gebruik maakt van een bestaande taal en tekens. Niet alleen woorden
en grammatica maar ook spreekwoorden en verhalen domineren de verteller. Dit is de symbolische
orde waaraan het subject zich onderwerpt en daarmee zich tot object van de taal maakt. Nu zijn we
al voorbij de beperkte invulling die de Saussure had gegeven aan de Langue en Parole, maar stellen
of hij het met deze invulling akkoord of niet akkoord zou zijn is weinig relevant, hij was daar
gewoon niet mee bezig. Maar wat is die symbolische orde? 27
“Deze symbolische orde bestaat voordat de mens erin binnentreedt en zal bestaan ook wanneer hij
er weer is uitgetreden. Overigens is de enkele mens er al in vertegenwoordigd van voor zijn
geboorte, al was het slechts door middel van zijn toekomstige naam, tot na zijn dood, door middel
van de verhalen die dan nog van hem verteld worden.” 28
Het is de orde van de ander. Voor Lacan kwam de mens al bij zijn geboorte terecht in een taal en
tekensysteem gemaakt door de ander. We kunnen dit uiteindelijk verstaan als dat de Parole, de taal
van het individu kan worden gezien als een momentopname van overlappende structuren van de
Langue. 29
De tweede verhouding is deze van de signifié en signifiant. Voor de Saussure zijn de signifiant en
signifié twee aparte dingen, de één een akoestische afbeelding, de ander een concept. De twee
samen vormen het teken, die vereniging zou plaatsvinden bij de articulatie. Dit is een zwakke unie
waarop de constitutie van het teken en de taal steunt en het is Lacan die uiteindelijk die zwakke
unie opheft en de signifiant over de signifié plaatst. Dit bestaat eruit dat de constitutie van taal
gevormd wordt uit kettingen van signifiants en dat een signifiant zijn betekenis, de signifié, afleidt
uit een andere signifiant. Een signifiant op zichzelf heeft geen betekenis, de relatie waardoor ze hun
Julien Quackelbeen, Zeven avonden met Jacques Lacan: psychoanalytische commentaren bij “Télévision” (Gent: Academia Press, 26
1991), 78.
Mooij, Taal en Verlangen, 95-96.27
Mooij, Taal en Verlangen, 96.28
Mooij, Taal en Verlangen, 41-42.29
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 16
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
betekenis van elkaar afleiden is door oppositie. Dit kan simplistisch worden verstaan als de klank
‘x’ die op zich geen betekenis heeft, alleen betekenis kan verkrijgen wanneer ze aan een andere
klank wordt verbonden en dit door een onderscheid tussen de twee te maken. 30
Nu heeft de signifiant in de Lacaniaanse betekenis drie belangrijke kenmerken. De eerste is dat de
signifiant materieel is, of beter gezegd een materiële oorsprong heeft. Hier moet men bij stilstaan, 31
de Saussure wou juist met semiotiek en de relatie van signifié en signifiant het probleem oplossen
van het niet materiële aspect van taal door het een aparte wetenschap te geven. Wanneer men het
werk van de Saussure in zijn geheel bekijkt en niet enkel aandacht heeft voor de passages omtrent
semiologie valt al snel op dat zijn aandacht vooral uit gaat naar het fysiologische aspect van taal,
wat men moet verstaan als het verbale en niet het geschrevene. Maar mensen kunnen zonder hun
mond of stembanden te bewegen denken in een taal en woorden vormen in hun gedachten. Ook
kunnen mensen ‘in hun hoofd’ een nieuw woord of een semeen bedenken en ook weten hoe het 32
zal klinken. Zo moet men bijvoorbeeld de verzameling letters covfefe niet uitspreken om te weten
op welke letters de intonatie te leggen. Daarbij komt dat men niet direct aan het woord of teken zelf
kan zien wat de betekenis ervan is. Om het woord te verstaan moet de persoon een
classificatiesysteem hebben om het te kunnen decoderen. Dit classificatiesysteem is zijn of haar
omgeving. De Saussure ontwikkelde daarmee de semiologie als een wetenschap van het
onderzoeken van het niet fysiologische of materiële aspect van taal. Maar in het structuralisme
ontwikkelt zich juist de interesse van het materiële aspect van cultuur en daarmee taal en hoe ideeën
zich daarop vormen.
Het tweede kenmerk is dat naar structuur toe de signifiant twee eigenschappen heeft. De eerste
eigenschap is dat de ketting van signifiants herleid kan worden tot differentiële elementen. Dit is
hierboven al gesteld, namelijk dat een signifiant door oppositie tot een andere signifiant tot
betekenis komt. De tweede eigenschap is dat de signifiant of een specifieke ketting van signifiants
samengesteld wordt volgens wetten van een gesloten orde. De betekenis van een signifiant is dus
Mooij, Taal en Verlangen, 43-4830
Mooij, Taal en Verlangen, 43-45.31
Een Semeen is het kleinst betekenis gevende deeltje.32
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 17
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
niet alleen maar gegeven door een relatie tot een andere signifiant, maar door een specifieke relatie
tot een signifiant en het geheel van de ketting. 33
Daarmee komen we tot het derde kenmerk, namelijk wat de functie betreft van de signifiant. De
signifiant is niet gebonden aan een object en het is uit de (oppositionele) relaties die hij aangaat dat
hij zijn functie verkrijgt wat betekent dat wanneer een signifiant zich in een andere ketting of
netwerk van kettingen voordoet zijn functie en daarmee betekenis verandert. 34
Hoewel ze het tegendeel beweert ankert de semiologie zich op taal en past ze niet-talige systemen
erin. Men ziet ook dat er een duidelijke beweging is binnen de semiologie om zich verder af te
zetten van wat de Saussure onder semiologie verstond. Dit is niet alleen om wat hierboven is
gesteld over taal en niet-taal maar ook omdat de modellen die in de verhouding van Langue en
Parole over alles heen worden geplaatst, de wereld van het gebeuren achterwegen laten. Het is
daarmee een transcendentaal model in tegenstelling tot wat men hieronder bij de Peirceiaanse
traditie zal zien, wat een immanent modelleren zal zijn.
Om het kernidee van Peirce semiotics (of semeiotics, een term die hij verkoos) te begrijpen moet
men dit citaat uit een brief van Peirce aan Victoria Lady Welby in acht nemen:
“It has never been in my power to study anything - mathematics, ethics, metaphysics,
gravitation, thermodynamics, optics, chemistry, comparative anatomy, astronomy,
psychology, phonetics, economics, the history of science, whist, men and women, wine,
metrology, except as a study of semeiotic” 35
Het onderscheid tussen Peirce en de Saussure is al snel duidelijk. Semiotiek voor Peirce is wat men
een transdisciplinaire studie kan noemen. Een transdisciplinaire studie onderscheid zich van een
interdisciplinaire studie in de zin dat bij de interdisciplinaire er een samenvallen is van
verschillende studiegebieden en van hieruit bespreken ze hun eigen methodieken en systemen
gezamenlijk. Bij een transdiscicplinaire studie wordt een studieobject doorheen verschillende
Mooij, Taal en Verlangen, 97- 100.33
Mooij, Taal en Verlangen, 97-100.34
Geciteerd in Petrilli & Ponzio, Semiotics Unbounded, 39.35
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 18
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
studiegebieden in kaart gebracht aan de hand van een gedeelde methodiek. Men kan het als een
onderscheid zien tussen verschillende cartografen die elk met hun eigen idee van wat een kaart
dient te zijn een stuk land in kaart brengen terwijl in het andere geval men eerst een methodiek
bespreekt en dan de kaart maakt. Die gezamenlijke methodiek kan alleen waneer de cartografen de
context van de kaart delen. Dit komt weer neer op het principe van het ijken. Terugkomende op het
onderscheid tussen de Saussure en Peirce. Hoewel de Saussure semiologie los zag van de
linguïstiek was het een wetenschap die als kernobject de taal had en semiologie bleef tot het eind
van de jaren zeventig sterk verbonden met de linguïstiek. En het is dan ook een duidelijke activiteit
van bijvoorbeeld Roland Barthes om een helder en distinctief onderscheid te maken tussen de
linguïstiek en de semiologie. Dit is zeker nodig wanneer Barthes de Saussure’s systeem tot het 36
uiterste duwt in onderzoeken naar de werking van tekens in niet talige systemen zoals de mode, eten
en fotografie.
De Peirciaance traditie begint al met het teken te beschouwen als een universeel fenomeen dat zich
in elk natuurlijk proces voordoet. Semiotics is niet de studie van alles maar is de studie waarvoor
alles vruchtbaar kan gebruikt worden. Dit komt terug op Semiotics als een transdisciplinaire studie.
Met de methodiek van semiotiek kan men zowel in de literatuurwetenschappen, biologie,
computerwetenschappen, filosofie en fysica aan de slag doordat men inplaats van overal een stukje
uit te nemen men probeert over deze verschilde studiegebieden heen een narratief op te bouwen. De
reden waarom dat dit succesvol is in semiotics is omdat alles beschouwd kan worden als een proces
van tekens of semiosis. Om te begrijpen wat semiosis is dient men duidelijk het onderscheid te zien
dat er is tussen de tekensystemen en modellen van de Saussure en Peirce. In tegenstelling tot de
Saussure waar het tekensysteem functioneert als een statisch model van een geabstraheerde
toestand van het teken is het tekensysteem van Peirce een dynamisch model dat een universeel
fenomeen, het teken, weergeeft. Men dient er rekening mee te houden dat de reden waarom Peirce
semiotics ontwikkelt verschillend is van de Saussure’s reden. In tegenstelling tot Ferdinand de
Saussure en de semiologie die zich enkel beperken tot een historische verwijzing naar Descartes, de
encyclopedisten en de grammatici van Port-Royal, plaatsen Charles Peirce en de semiotics zich in
een grotere traditie van de semiotiek. Deze gaat via Lockes ‘An Essay Concerning Human
Understading’, naar Vico, de medische semiotiek van Galen van Pergamus en de diagnostiek van
Barthes, L’aventure sémiologique, 20-36.36
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 19
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Hippocrates. Dit komt omdat Peirce in tegenstelling tot de Saussure die een linguïst is, een 37
filosoof is, en samen met Henry James de grondlegger van het pragmatisme, een filosofische
traditie die, men mag zeggen, eigen is aan Noord-Amerika. Peirce interesse met betrekking tot 38
semiotiek is vanuit de verhouding tussen taal en logica, maar ook vanuit de opkomst van de
evolutietheorie en hoe men deze dient te incorporeren binnen de westerse filosofie.
Het universeel fenomeen dat Peirce wenst te bestuderen en te beschrijven is de semiosis, wat de
activiteit of de productie van het teken betekent. Voor Peirce is de semiosis de coöperatie van drie
aspecten, het teken, zijn object en zijn interpretant. De semiotiek in de Peirciaance traditie laat dan
ook een tweevoudig perspectief toe op het teken, Petrelli en Ponzio verwoorden het als volgend:
“Semiosis can be analysed from the perspective of the object, and therefore in terms of
utterance and enunciative processes, or it can be analysed from the perspective of the
interpretant, of sign-interpreting activity or inference from signs, and therefore in terms of
interpretation and interpretative processes (cf. Fich 1986: 326).” 39
Die triadische relatie van het teken, wat Peirce ook wel soms het representum noemt om de
verwarring te verminderen, het object en de interpretant zijn wat het teken vormt. Peirce heeft
doorheen zijn leven en werk verschillende beschrijvingen gegeven van hoe men die relatie moet
verstaan maar de onderstaande is de meest concrete en gebruikte versie:
“A sign, or representum, is something which stands to something which to somebody for
something in some respect or capacity. It addresses somebody, that is, creates in the mind of
that person an equivalent sign, or perhaps a more developed sign. That sign which it
creates I call the interpretant of the first sign. The sign stands for something, its object. It
stands for the object, not in all respects, but in reference to a sort of idea. (§ 2.228)” 40
Petrilli & Ponzio, Semiotics Unbounded, 5.37
Petrilli & Ponzio, Semiotics Unbounded, 79.38
Petrilli & Ponzio, Semiotics Unbounded, 37-38.39
Geciteerd in Nöth, Handbook of Semiotics, 42.40
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 20
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Het tekensysteem bestaat dus uit een representum, dit is een teken dat wanneer het wordt
geïnterpreteerd een teken vormt dat de interpretatie is van dat teken, de interpretant. Het
representum staat voor wat Peirce het object noemt, dit is een grond voor veel verwarring, want dit
object is niet bepaald als een materieel object, of als een Ding-an-Sich hoewel Peirce zeker een
Kantiaanse kant had . Dit zal later verduidelijkt worden aan de hand van het begrip ‘Ground’. Het 41
probleem dat nu moet worden opgelost is de vraag wat nu het ‘Teken' is bij Peirce? Bij de Saussure
was het zeer duidelijk dat dit de relatie van signifié en signifiant was, maar Peirce zet zich juist af
van die binaire interpretatie van tekens. Het teken op zich produceert al tekens en is zo de semiosis.
De semiosis is namelijk oneindig. Umberto Eco duidt er dan ook op dat er een punt is waarop die
oneindige cyclus wordt stopgezet in het kennisapparaat van de interpretant. 42
Peirce ging een stap verder dan de Saussure, ook in het opstellen van een typologie van tekens.
Peirce identificeert drie trichotomiën. De eerste is vanuit het perspectief van het representum. De
opdeling is legisign, sinsign of token, qualisign. De eerste is een wet die een teken is en van
conventionele aard is, Peirce identificeert taal als opgesteld uit legisigns. De tweede, sinsigns, zijn 43
tekens identiek aan legisigns maar dan als de individuele uiting in repetitie, bijvoorbeeld is het
werkwoord ‘worden’ een legisign en is de individuele uiting en de repetitie ervan in deze tekst
sinsign. Een qualisign is de kwaliteit die een teken is. Een qualisign kan eigenlijk niet voorkomen,
als het voorkomt is het al een sinsign. De tweede trichotomie is vanuit het perspectief van de relatie
tussen representum en het object, en is voor Peirce de belangrijkste van de drie trichotomiën, en
bestaat uit het icoon, de index, en het symbool. Het icoon is eerst, niet alleen in de relatie van het
teken tot het object, maar ook de eerste in hoe men denkt in het leggen van de relatie van gelijkenis
en verwantschap. Het icoon deelt eigenschappen met het object waar het voor staat of beter 44
gezegd vertoont die gelijkenissen. De index wordt door Peirce gedefinieerd als een teken dat
wanneer het refereert aan het object het bepaald wordt door een eigenschap van geaffecteerd te
worden door dat object waar het naar refereert. De index is dus een teken dat reactief is op het 45
Dit is de enige Kant grap hoewel ik het niet kan beloven.41
Eco, Le Signe, 31-46.42
C. W. Spink, Peirce and Traidomania: A Walk in the Semiotic Wilderness (Berlijn: Mouton de Gruyter, 1991), 54-55.43
Spink, Peirce and Traidomania, 61-62.44
Spink, Peirce and Traidomania, 64.45
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 21
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
object en daarmee tweede in de zin dat de reactie altijd secundair is. Het symbool is een teken dat 46
conventioneel is bepaald tot het object, met conventioneel bedoelde Peirce dat het samengebonden
is, de relatie tussen het teken en het object wordt door een ander gelegd, het is samengesteld. Dus 47
eerst is er de relatie door gelijkenis, ten tweede de relatie door affectie of gevolg, dan ten derde de
relatie door samenstelling.
De derde trichotomie is vanuit het perspectief van de interpretant en volgt een opdeling vanuit de
logica, namelijk term, propositie en argument. Bij tekens is dat dan voor Peirce respectievelijk
rheme, dicent, en argument. Een rheme is elk teken dat niet waar noch vals is. Dus alle tekens
buiten die van de aard van ja, en neen. Een dicent is een teken van ware existentie, het informeert.
Een argument is een teken van wetmatigheid. Een dicent affirmeert het bestaan van iets terwijl het
argument stelt of het waar of vals is. 48
Aan het begin van het onderdeel over Peirce is er vermeld dat semiotics zich in een historisch kader
plaatst omdat Peirce als filosoof problemen binnen de filosofie wou aanpakken. Dit is waarom de
Peirciaanse traditie hier semiotics wordt genoemd in het meervoud. Vanuit zijn typologie ziet men
dat tekens zich op verschillende manieren vertonen binnen dynamische modellen waarmee men niet
kan beginnen met te spreken over één type van semiotiek. Een tweede reden is dat door de
semiotiek in de tradities van de filosofie te plaatsen het een pluraliteit van oorsprongen en theorie
omtrent het teken doet ontstaan. Verschillende semiotici, zoals Umberto Eco en Thomas Sebeok die
de belangrijkste exponenten van de Peirciaance traditie kunnen worden genoemd en de basis
vormen van de hedendaagse semiotiek gaan dus geschiedenissen ontwerpen van de semiotiek die
bestaan uit het onderzoeken van wat filosofen hebben te zeggen over het teken of welke invloed ze
hadden op semiotici (neem Eco’s ‘Kant en het Vogelbekdier’). Zo een onderzoek zal in deze paper
worden ondernomen ten opzichte van Benedictus de Spinoza en dit aan de hand van Gilles
Deleuze’s lezing hierover. Het doel van dit type van onderzoek is niet om te zeggen “Kijk die was
er ook al mee bezig!”, maar om een vruchtbare grond te leggen voor nieuw onderzoek. De vraag is
dus eerst wat is het tekensysteem bij Spinoza. Dan wat zijn de gevolgen van dit tekensysteem? En
Spink, Peirce and Traidomania, 65.46
Spink, Peirce and Traidomania, 68- 69.47
Spink, Peirce and Traidomania, 74-91.48
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 22
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
ten laatste, kan men hier iets mee aanvangen? Maar vooraleerst men hier aan begint moet men zich
afvragen: Waarom Spinoza? En waarom Deleuze?
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 23
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
II. Waarom Spinoza?
Het meest directe antwoord op deze vraag is dat een student zowel interesse had in Spinoza als in
semiotiek, en zich dan eens afvroeg of je die twee niet met elkaar kon combineren. Het langere
antwoord is dat men vaststelt dat in de historische benaderingen tot semiotiek Spinoza ofwel
afwezig is of opgesomd wordt samen met Descartes en de school van Port-Royal en men
onmiddellijk kan zien dat hier een probleem optreedt aangezien Spinoza een anomalie is in dit rijtje.
Zijn denken volgt weliswaar op dat van Descartes maar op belangrijke punten breekt hij ermee. Een
andere reden is dat in het lezen van Spinoza en vooral dan de Ethica en de Tractatus Theologico-
Politicus (TTP) het duidelijk wordt dat Spinoza aandacht toont voor hoe tekens worden gecreëerd
en hoe ze functioneren. Het viel op dat de meeste Spinoza scholars hier geen aandacht voor hebben.
Een bijkomende reden is dat men in het immanent wereldbeeld van Spinoza een link kan zien naar
de global semiotics van Thomas Sebeok. De laatste reden is dat vanaf de jaren tachtig en negentig 49
in oppositie tot het structuralisme en post-structuralisme zich het nieuw materialisme ontwikkelde
dat het dualisme van geest en lichaam opheft en de positie van het lichaam in het Westers denken
wilt opwaarderen. Daardoor is Spinoza een belangrijke denker voor hun. Maar aan de andere kant
door zich af te keren van de lingusitic turn en de semiologie, keren ze zich zo ook af van de
semiotiek in het algemeen. Door een verband te leggen tussen semiotiek en Spinoza kan men het
nieuw materialisme openstellen voor semiotiek. Dit zal niet uitgewerkt worden in deze paper maar
is een mogelijke weg om te begaan hierna.
Om te besluiten, ten eerst kan men Spinoza niet gelijk plaatsen met Descartes omdat er
verschillenden breuklijnen zijn tussen de twee. Ten tweede behandelt Spinoza het teken maar wordt
dit door de meeste scholars niet onderzocht. Ten derde is er mogelijk een verband tussen Spinoza en
de Global Semiotics van Sebeok. Ten vierde is door de opkomst van het nieuw materialisme een
herevaluatie van de semiotiek nodig als men deze wilt gebruiken samen met het nieuw
materialisme.
Thomas A. Sebeok, Global Semiotics (Bloomington: Indiana University Press, 2001).49
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 24
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
III. Waarom Deleuze? Zoals hierboven is gezegd zijn er maar weinig auteurs die aandacht hebben voor het teken bij
Spinoza. En als ze er iets over opmerken dan is dit meestal in de negatieve zin, ofwel dat Spinoza
niks zegt over het teken, ofwel dat Spinoza het teken als negatief beschouwd en als iets waar enkel
inadequate kennis uit voorkomt. Maar Gilles Deleuze heeft hier wel aandacht voor en werkt het ook
het meeste uit. Spinoza neemt ook een belangrijke plaats in, in het oeuvre van Deleuze:
‘C’est sur Spinoza que j’ai travaillé le plus sérieusement d’après les normes de l’histoire de la
philosophie; mais c’est lui qui m’a fait le plus l’effet d’un courant d’air qui vous pousse dans le dos
chaque fois que vous le lisez, d’un balai de sorcière qu’il vous fait enfourcher. Spinoza, on n’a
même pas commencé à le comprendre, et moi pas plus que les autres.’ 50
Deleuze heeft twee werken gepubliceerd over Spinoza: ‘Spinoza et le Problème de l’Expression’ , 51
een monografie over de Ethica met een eigenzinnige insteek met het expressionisme en ‘Spinoza:
Philosophie Pratique’ , een klein boekje met verschillende essays over Spinoza. Daarnaast zijn de 52
opnames van zijn lessen en verschillende essays van belang. De oorspong van Deleuze’s aandacht
voor Spinoza ligt bij de Franse rationalisten zoals Ferdinand Alquié en Martial Gueroult die zich
afzetten van de Duitse fenomenlogie. In tegenstelling tot hun zal Deleuze Spinoza op een 53
essentialistische wijze lezen. Spinoza neemt namelijk voor Deleuze een belangrijk positie in als een
tegenhanger van Kant:
‘Deleuze’s problem with Kant is the same as
Gueroult’s; the synthetic components of the transcendental unity of apperception
are posited without being ontologically explained, that is, without
having their own genesis accounted for. Spinoza gives us “absolute rational
ism” because he unifies epistemology and ontology, synthesis and genesis.
The principle of sufficient reason knows no limits, including its own genesis
Gilles Deleuze & Claire Pernet, Dialogues (Paris: Flammarion, 2004), 22.50
Gilles Deleuze, Spinoza et le problème de l’expression (Paris: Les Editions de Minuit, 2014).51
Gilles Deleuze, Spinoza: Philosophie pratique (Paris: Les Editions de Minuit, 2015).52
Knox Peden, Spinoza contra Phenomenology: French Rationalism from Cavaillès to Deleuze (Stanford: Stanford University Press, 53
2014).UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 25
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
as a principle within the immanent terms of Spinoza’s philosophy.’ 54
Deleuze’s methode van omgaan met filosofen en in specifiek Spinoza zal in het volgende deel
worden uitgezet wanneer ‘Spinoza and the “three Ethics”’ wordt geanalyseerd. Dit is een essay uit
‘Essays Critical and Clinical’ en behandelt direct Deleuze’s analyse van het teken bij Spinoza.
Peden, Spinoza contra Phenomenology, 194-195.54
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 26
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
IV. Gilles Deleuze: de Semiotiek van de Ethica
Deleuze maakt in ‘Spinoza and the three “Ethics”’ een onderscheid tussen twee lezingen van de
Ethica, die, hoewel hij ze zelf niet benoemd, de monolitische lezing en de triadische lezing kunnen
worden genoemd. In de monolitische lezing vergelijkt Deleuze de Ethica met een lange homogene 55
beweging:
“… ,with an incomparable power and serenity, passing again and again through
definitions, axioms, postulates, propositions, demonstrations, corollaries, and scholia,
earring everything along in its grandiose course. It is like a river that sometimes broadens
and sometimes branches into a thousand streams; (…) but always maintains its radical
unity. And Spinoza’s Latin, which appears so scholarly, seems to constitute the ageless ship
that follows the eternal river.” 56
Opmerkelijk is dat Deleuze de monolitische lezing karakteriseert als de ‘eerste’ lezing die men
onderneemt van de Ethica. De beschrijving van de de Ethica als een homogeen werk komt
opvallend overeen met een bepaalde biografische weergave van Spinoza. Namelijk deze van de
teruggetrokken filosofische einzelgänger die op zijn kleine kamertje lenzen sleep en bewijzen
schreef. Dit beeld onttrekt men aan het academisch, scholastische Latijn van de Ethica en diens
rigoreuze, haast hermetische structuur van de geometrische methode. En zijn brieven waar hij op de
toon van een meester tegen zijn vrienden spreekt, een toon die doet denken aan Epicurus en zijn
leerlingen of Paulus en de vroege christenen. Zeker in de brieven over kwaad, een correspondentie
met de Dordrechtse graanhandelaar Willem van Blijenberg, die vragen had over het statuut van God
en het statuut van het kwaad binnen Spinoza’s werk over Descartes — het is hij ook dan die het
tractatus theologico-philosophicus een ‘boek gemaakt in de hel’ zal noemen. Men kan de zuchten
van Spinoza tussen de lijnen horen beseffende dat hij van Blijenberg niet kan overtuigen en diens
vragen eerder stellingen tot aanval zijn inplaats van oprechte interesse. Spinoza zet de 57
correspondentie dan ook snel stop na een ontmoeting. Vreemd genoeg moeten we deze lezing van
Gilles Deleuze, Essays Critical and Clinical, vert. Daniel W. Smith & Michael A. Greco (London: Verso, 1998), 138.55
Deleuze, Essays Critical and Clinical, 138.56
Benedictus de Spinoza & Willem van Blijenberg, Brieven over het Kwaad, vert. Miriam van Reijen (Amsterdam: 57
Wereldbibliotheek, 2015).UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 27
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Spinoza als een soort van meester met een stem toeschrijven aan eerder liberale lezingen van
Spinoza, zoals die van de hand van Michael Della-Rocca en Stephen Nadler . 58 59
Dit betekent niet dat hun lezingen verkeerd en weinig te bieden hebben, juist omgekeerd is
bijvoorbeeld Della-Rocca’s inleiding tot de Ethica en Nadler’s biografie van Spinoza essentiële
literatuur voor de student wijsbegeerte die zich interesseert in Spinoza’s denken. Maar het probleem
van deze lezingen is dat ze van Spinoza een monoliet maken en geen ruimte laten voor twijfel. Dit
wordt moeilijk wanneer men de politieke traktaten erbij betrekt en men aan die tweede lezing
begint. Belangrijk is hierbij op te merken dat Deleuze zegt: ‘But as emotions invade the reader, or
after a second reading,…’ De eerste lezing, die ‘scholary’ lezing vertrekt vanuit de vraag ‘Wat 60
zegt Spinoza?’ en bijvoorbeeld ‘Wat zegt Spinoza over vrijheid?’. Deze vragen zijn noodzakelijk
om kennis te maken met het werk van een auteur, maar dit is enkel een begroeting, of beter gezegd
een groeten van de filosoof zoals buigen voor het afgodsbeeld en men is dan eerder bezig met
theologie dan filosofie.
Het is enkel bij de tweede lezing, wanneer de lezer emotie toont en dus in de Spinozistische zin iets
vereist om zijn leven te verbeteren, dat de lezer een vraag stelt die werkelijk de auteur bevraagd,
namelijk ‘Hoe kunnen we de filosoof gebruiken?’, of de vraag die hier wordt gesteld: ‘Hoe kunnen
we Spinoza gebruiken om het over het teken te hebben?’. Zowel de vraag van de eerste lezing als
die van de tweede lezing plaatst de auteur en lezer in een machtsrelatie. Waarin bij de eerste lezing
de auteur boven de lezer wordt geplaatst, de lezer die passief de woorden ontvangt. In de tweede is
er geen inversie van die relatie maar worden de auteur en de lezer in een dialoog geplaatst waarin
beiden actief dienen te zijn en een gedeelde macht krijgen. Deze lezing sluit ook aan bij hoe
Deleuze filosofie benadert. Voor Deleuze is elk literair werk een collage of multipliciteit van
verschillende snelheden, functies en abstracte ideeën die onderling een bepaald effect verkrijgen bij
de lezer, zo is het literair werk een machine die andere machines in communicatie brengt. Het 61
filosofische werk is bij uitstek zo een machine die andere machines in hun werking ontleed,
Michael Della-Rocca, Spinoza (London: Routledge, 2008).58
Steven Nadler, A Book Forged in Hell (Princeton: Princeton University Press, 2011); Steven Nadler, Spinoza, vert. Frans van 59
Zetten (Amsterdam: Olympus, 2007).
Deleuze, Essays Critical and Clinical, 138.60
Christopher M. Drohan, “To imagine Spinoza, Deleuze and the materiality of the Sign,” The philosophical Forum (2010): 61
275.UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 28
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
verstoord en andere richtingen uitstuurt. Onder deze andere machines moet men bureacratische
maar ook religieuze machines verstaan en veel meer. Om de filosofische machine zelf te verstaan
moet men deze analyseren in zijn singuliere eenheden en uitzoeken hoe deze eenheden van andere
machines komen maar ze ook affecteren. Deleuze verwees naar zichzelf als een collage-kunstenaar
als hij deze analyses uitvoerde aan de hand van het verstoren van filosofen. Dit doet hij door
filosofen aan elkaar te koppelen of eerder te muteren , hij gaat aan het werk als een filosofische 62
Victor Frankenstein. De enige wijze om met Deleuze te werken is zijn methode te omarmen en zo 63
Frankenstein met zijn creaties te vermengen. Dus uit de koppels die hij maakte: Bergson-Proust,
Spinoza-Nietzsche, … maakt men Deleuze-Spinoza, Deleuze’s Spinoza-Deleuze’s Proust.
Wanneer Deleuze begint met de lezing van Spinoza heeft hij al meerdere keren zijn techniek
toegepast en een semiotiek ontwikkeld die culmineert in ‘Proust et les Signes’. Met ‘Spinoza, ou le
probléme de l’expression’ begint hij een volgend stadium in die semiotiek. Deleuze gebruikt 64
Spinoza’s ontologie en epistemologie om zijn eigen materieel realisme te verrijken en een ontologie
voor het teken te ontwikkelen. Het teken vatte hij in ‘Proust et les Signes’ op een extentialistische
en empirische wijze op als een sensuele impressie die ons onbehagelijk maakt omdat we niet direct
weten wat er achter staat en zo produceert het teken ook blijheid als we de betekenis (of een
betekenis) ervan ontdekken. Het onderscheid tussen het teken bij Proust en Spinoza zal uitgebreid 65
worden behandeld in het tweede deel wanneer het tekensysteem van Spinoza uiteen gezet is.
De triadische lezing die Deleuze presenteert is een doorwerking van het triadisch thema dat hij
herkent in de opdeling die Spinoza maakt tussen substantie, attribuut en essentie. Deleuze stelt dat
de essentie een uitdrukking is van de substantie, en dat dit wordt uitgedrukt door het attribuut. Het
attribuut drukt niet gewoon de essentie van de substantie uit maar drukt die essentie uit als essentie
van het attribuut. Zo kan de essentie niet los verstaan worden van het attribuut en de substantie, het
attribuut niet los van de essentie en de substantie, en de substantie niet los van het attribuut en de
Drohan, “To imagine Spinoza, Deleuze and the materiality of the Sign,” 275.62
Men kan dan sommige reacties op zijn werk interpreteren zoals die van de dorpelingen. En een studie waarin een 63
vergelijking tussen Deleuze’s werk en Mary Shelley’s meesterwerk wordt gemaakt zou, denk ik, leiden tot een romantisch
materialisme.
Drohan, “To imagine Spinoza, Deleuze and the materiality of the Sign,” 276.64
Drohan, “To imagine Spinoza, Deleuze and the materiality of the Sign,” 276-7.65
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 29
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
essentie, echt triadisch. Voor Deleuze is dit het algemene thema van de Ethica en de volledige 66
filosofie van Spinoza. Dit triadisme vindt men dan volgens Deleuze’s ‘Spinoza and the three
‘Ethics’ terug in de inhoud, maar ook in de vormen van expressie in de Ethica. Deze drie vormen
van expressie zijn de tekens, de concepten en de essenties. Deleuze beschrijft waaruit deze drie
bestaan en hoe ze zich tot elkaar verhouden.
Ten eerste behandelt hij het teken. Voor Spinoza kan een teken verschillende betekenissen hebben
maar het is altijd een effect. Een effect is eerst en vooral een spoor van een lichaam op een ander
lichaam, de staat van een lichaam als het acties ondergaat. Dit is een affectio. Het indiceert de
natuur van een lichaam als het geaffecteerd is en het omhult (enveloppe) of sluit de natuur van het
affecterende in. Men moet kort stiltstaan bij de vertaling en het gebruik van de term involvo.
Vergelijk vooraleerst deze vier citaten van de eerste definitie van de Ethica:
‘Per Causam sui intelligo id, cujus essentia involvit existentiam; sive id, cujus natura non potest
concipi, nisi existens.’ 67
‘Onder een oorzaak van zichzelf versta ik een zaak, waarvan het wezen het bestaan insluit, met
andere woorden iets waarvan de natuur zich allen als bestaan laat denken.’ 68
‘Par cause de soi, j’entends ce dont l’essence enveloppe l’existence, autrement dit ce dont la
nature ne peut être conçue que comme existante.’ 69
'By cause of itself I understand that whose essence involves existence, or that whose nature cannot
be conceived except as existing.' 70
Hier zijn er vier woorden aan het werk involvit, insluiten, enveloppe en involves. Zowel insluiten
als omhullen zijn goede vertalingen van involvo maar ‘enveloppe’ in het Frans duidt eerder op
Deleuze, Spinoza et le problème de l’expression, 21-22.66
E I Def 1.67
Benedictus de Spinoza, Ethica, vert. Henri Krop (Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 2012).68
Benedictus de Spinoza, Ethique, vert. Raoul Lantzenberg (Paris: Ernest Flammarion, 1908).69
Benedictus de Spinoza, Ethics, vert. Edwin Curley (Princeton: Princeton University Press, 1985).70
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 30
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
omhullen als een toedekken of verbergen dan insluiten. En in het Engels heb je vertalingen die
‘envelop’ gebruiken maar deze duiden op insluiten in de militaire zin (een leger dat een ander leger
insluit of overmeestert) en involves duidt meer op ‘deel uitmaken van’ (bvb. ‘Musicals involve
dancing and singing.’) De beste manier om Spinoza’s gebruik van de term te verstaan is door het als
synoniemen te zien. Namelijk waneer iets door iets anders wordt ingesloten, omhult het ook die
betekenis. De natuur van het affecterende sluit de natuur van het geaffecteerde in door het voor ons
te omhullen, onze kennis er niet compleet van te maken. Dit is het moment om op te merken dat
vanaf het begin van de Ethica, Spinoza deze beweging (want men moet dit zien als werkelijk een
beweging die gebeurt en niet als een soort van metafoor) voorop plaatst en het als eerste van de
natuur beschouwt.
Terugkomende bij Deleuze weet men nu dat de kennis over de menselijke affecties gevormd wordt
uit de ideeën die voortkomen uit de sensatie of perceptie van temperatuur of afstand. Het zijn dan
de ideeën van affectie die vorm geven aan de menselijke kennis van de omgeving. Deleuze noemt
de tekens van affecties die ideeën van sensatie of perceptie voortbrengen, ‘scalar signs’ :
“ Since they express our state at a moment in time and are thus distinguished from another
type of sign. This is because our present state is always a slice of our duration, and as such
determines an increase or decrease, an expansion or restriction of our existence in duration
in relation to the preceding state, however close it may be.” 71
De staat van affectie determineert een passage van meer naar minder of minder naar meer. Het heeft
niet alleen effect op het lichaam maar ook op de gesteldheid van de geest. Het teken van affectie
indiceert het moment van de wisseling van kracht. Terwijl tekens van affectie van lichaam op
lichaam zijn, komen er ook tekens voor van het lichaam op de geest hoewel deze verwoording moet
verduidelijkt worden. Deze tekens noemt Deleuze tekens van affecten. Dit zijn de tekens van
passages tussen staten van het lichaam en de variaties van macht. Het zijn tekens van toename en
afname, en worden ‘Vectoral Signs’ genoemd. Hiermee heeft Deleuze twee algemene ‘klassen’ van
tekens binnen Spinoza geïdentificeerd waarin hij dan verschillende types identificeert. Het
probleem is dat hij dit allemaal niet specifiek binnen de teksten van Spinoza plaatst. Deleuze maakt
een onderscheid van vier principiële types van ‘Scalar signs’:
Deleuze, Essays Critical and Clinical, 139.71
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 31
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
1. Indicatieve tekens: sensorische of perceptieve fysische effecten die de natuur van hun oorzaak
omhullen (envelop) en ze indiceren eerder onze natuur dan de natuur van een ander ding. Neem
bijvoorbeeld zich verbranden aan een hete plaat, het effect van de intersectie tussen die plaat en
de huid, is een verbrande huid en pijn. Dit zijn tekens die eerder onze huid indiceren, namelijk
dat deze zich verbrand wanneer die in contact komt met een hete plaat dan dat die natuur, de
volledige eigenschappen van de hete plaat indiceren.
2. Abstraherende tekens: Onze natuur, eindig zijnde, behoudt simpel weg sommige geselecteerde
karakteristieken van wat het affecteert.
3. Imperatieve tekens of morele effecten: het teken dat altijd een effect is, we nemen het effect als
doel of het idee van het effect als oorzaak.
4. Hermeneutische of interpretatieve tekens: dit zijn de imaginaire effecten : 72
“Our sensations and perceptions make us conceive of supra sensible beings who would be
their final cause, and conversely we imagine these beings in the inordinately enlarged
image of what affects us (God as an infinite sun, or as the Prince or Legislator).” 73
De hermeneutische of interpretatieve tekens is wat Spinoza in de TTP bespreekt en dit zijn de
tekens van profeten, priesters en theologen. We kunnen het zien als een samentrekking van de drie
andere. Neem bijvoorbeeld de zon: de zon die een brandteken nalaat, wat een indicatief teken is.
De zon die iconografisch wordt gebruikt voor branden weer te geven, wat een abstraherend teken is.
De zon die in mythes wordt gebruikt of zelf wilt mensen verbranden, wat een imperatief teken is.
Bijvoorbeeld onder morele teken kan men dan verstaan dat de zon de functie heeft van het
bestraffen zoals in de mythe van Icarus waar de hybris van de mens wordt bestraft door de zon. Al
deze tekens functioneren ernaar om van een ‘ding’ een actor te maken die macht over ons heeft.
Belangrijk is dat die macht op de mens gericht is, het denkt, voelt en reageert op ons en alles wat
wij erover voelen is wat het in actie heeft gezet om ons te laten voelen, dit is wat het tot een
hermeneutisch teken maakt. Het is een teken in de wijze dat het al een gedachtengang, een
interpretatie van andere tekens identificeert. Deleuze geeft deze vier tekens nog andere namen:
sensible indices, logical icons, moral symbols en metaphysical idols.
Deleuze, Essays Critical and Clinical, 139.72
Deleuze, Essays Critical and Clinical, 139.73
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 32
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Vervolgens identificeert hij drie types van vectoral signs:
1. Augmentatieve tekens: geven een groei en versteviging in macht aan
2. Dimunatieve tekens: geven een afname van macht aan.
3. Fluctuerende tekens: geven een ambiguïteit aan van toe- of afname van macht. 74
Al deze tekens zijn met elkaar verbonden zelf zo dat de tekens van affecten, de tekens van affecties
vooronderstellen waar ze van zijn afgeleid. De algemene karakteristieken van deze tekens zijn de
associaties, en analogieën die ze onderling aangaan. Dit sluit allemaal aan bij Spinoza’s denken dat
alles wat gebeurt bij nature gebeurt en dat men wat in een cultuur of gemeenschap gebeurt binnen
dat geheel van de natuur dient te plaatsen:
“If Signs like words are conventional, it is precisely because they act on natural signs and
simply classify their variability and equivocity: conventional signs are abstractions that fix
a relative constant for variabel chains of association. The conventional-natural distinction
is therefore not determinative for signs, any more than is the distinction between the social
State and the state of nature.” 75
Belangrijk is wat Deleuze vervolgens stelt:
“ Signs do not have objects as their direct referent. They are states of bodies (affections)
and variations of power (affects), each of which refer to the other. Signs refer to signs.” 76
Deleuze legt hier de connectie tussen Spinoza en de Stoïcijnen over causaliteit. Het statuut van
tekens en tekensystemen bij de Stoïcijnen en de klassieke tijd zal in een later gedeelte waar
Spinoza’s denken en de ideeën die hem hebben beïnvloed worden gecontextualiseerd uitgebreid
worden besproken. Maar Spinoza breekt zoals de Stoïcijnen causaliteit op in twee onderscheiden 77
Deleuze, Essays Critical and Clinical, 139-140.74
Deleuze, Essays Critical and Clinical, 140.75
Deleuze, Essays Critical and Clinical, 141.76
Hoewel hij niet uitgebreid ingaat op causaliteit inzoverre dat hij hier kan worden aangehaald en teken zelf niet benoemt is 77
het interessant om Jon Miller’s boek ‘Spinoza and the Stoics’ erop na te slaan om de diepe relatie tussen deze twee maar ook de
breuklijnen te ervaren (Jon Miller, Spinoza and the Stoics (Cambridge: Cambridge University Press, 2015)).UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 33
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
kettingen. Die van effecten die naar effecten refereren en oorzaken die naar oorzaken refereren.
Belangrijker voor het onderwerp dat wordt behandeld is dat machtsrelaties binnen Spinoza zo
kunnen worden opgevat als de relaties van het uitwisselen van tekens en ook dat men dit overal kan
beschouwen.
Deleuze stelt dat we effecten als optisch dienen te beschouwen. Effecten of tekens zijn schaduwen,
schaduwen die objecten op andere objecten werpen. Aan de hand van tekens heeft men dus enkel
een beperkte kennis van zaken. Men kan hier al snel de metafoor van de grot van Plato in zien. De 78
wereld van de gevangenen bestaat enkel uit tekens die ze op zich ervaren, enkel wanneer men
voorbij deze tekens gaat, ze ontleedt, dan kan men zich bevrijden. Deze bevrijding vindt men in het
licht wat voor Spinoza de concepten zijn en wat het tweede aspect van de ethica vormt:
“Common notions are concepts of objects and objects are causes” 79
Terwijl de eerste, de tekens, de effecten waren zijn de tweede, de concepten, de oorzaken. Hier is de
optische metafoor het licht geabsorbeerd door het object wat het transparant maakt en de structuur
ervan bloot legt:
“What constitutes the structure is a composite relation of movement and rest, of speed and
slowness, which is established between the infinitely small parts of a transparent body.” 80
Hier zien we de oneindige relaties ontplooien in Spinoza’s filosofie en worden bij de concepten het
ritme van de structuur duidelijk:
“The structures always has several bodies in common, and refers to concepts of the objects,
that is, to a common notion.” 81
Deleuze, Essays Critical and Clinical, 139-141.78
Deleuze, Essays Critical and Clinical, 141.79
Deleuze, Essays Critical and Clinical, 142.80
Deleuze, Essays Critical and Clinical, 142.81
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 34
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Hieruit lijkt dan dat de tekens die inadequate kennis zijn als ideeën en passie lager staan en
verwerpelijk zijn tegenover de concepten die adequate kennis zijn. Maar deze denkwijze zou
Spinoza in hetzelfde kamp steken als de filosofen en theologen die hij zo verguisde omdat ze de
passies beschimpten en ze als inbreuken beschouwden op de menselijke natuur. In tegenstelling
hiermee nam Spinoza de inadequate kennis op als onderdeel van de menselijke natuur en zag in hoe
ze een rol speelde in de denkwijze van de mensen. De verbeelding is niet iets wat een sluier over de
mensen werpt maar is juist een actie waarmee de mensen de wereld rond zich proberen te ordenen,
en verstaanbaar te maken. Deze modelering van de wereld is weliswaar onderhevig aan fouten,
ambiguïteiten en veranderingen maar dat is juist de functie ervan.
De negentiende eeuwse semiotica Victoria Lady Welby stelde zelf dat het aspect van misverstaan en
ambiguïteit een algemene en essentiële functie was van taal en tekensystemen als dat dit hun toeliet
om te veranderen en te adapteren aan de omstandigheden. In tegenstelling van te stellen dat een taal
ofwel conventioneel, ofwel contextueel was bepaald duidde ze er juist op dat deze twee gelijk aan
elkaar waren en geen van de twee voor de andere kwam. Men zou kunnen zeggen dat hun relatie 82
rizomatisch is. Natuurlijk baseerde Welby zich niet op Spinoza. Haar onderzoek ging eerder uit 83
naar de toen recent ontwikkelde evolutietheorie en bijbelstudie. Maar Spinoza behandelt de functie
van verbeelding op een gelijkaardige wijze hoewel hij het misverstand negatiever zal plaatsen. 84
Voor Spinoza vormen tekens dus associatieve kettingen terwijl concepten automatische kettingen
vormen omdat ze gedetermineerd zijn door de noodzakelijke orde van relaties en proporties. Boek
II van de Ethica stelt dat de gemeenschappelijke noties of concepten enkel adequate en dus ware
kennis vormen. Maar als men kijkt hoe men tot concepten komt is dit eerst en vooral op basis van
tekens en effecten. Men kan dus enkel adequate kennis vormen door eerst inadequate kennis te
construeren. Men gaat van het effect naar de oorzaak en men heeft de tekens nodig om voort te
gaan.
“From a random encounter of bodies, we can select the idea of those bodies that agree with
our own and give us joy, that is, that increase our power. And it is only when our power has
Petrilli & Ponzio, Semiotics Unbounded, 80-123.82
Of deze connectie is nog niet blootgelegd.83
Petrilli & Ponzio, Semiotics unbounded, 80-123.84
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 35
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
sufficiently increased, to a point that undoubtedly varies with each case, that we come into
the possession of this power and become capable of forming a concept, beginning with the
least universal concept (the agreement of our body with one other), even if we subsequently
attain ever larger concepts following the order of the composition of relations.” 85
Tekens leiden ons op weg naar concepten. Hun onderlinge combinaties en verschillen brengt ons
ertoe ideeën te ontwikkelen en af te wegen. Maar het probleem is dat er mensen zijn die tekens van
slecht voorstellen als goed en verdriet verspreiden onder het mom van geloof. Dit gaat duidelijker
worden wanneer de vergelijkende analyse gebeurt van de TTP met het tekensysteem dat zal worden
geïdentificeerd. Maar Deleuze heeft tot nu toe enkel zeer algemeen gesproken over waar we deze
tekens moeten vinden, daarom ook dat in het volgende deel aan de hand van twee andere auteurs
zeer concreet stukken uit de Ethica zullen worden geanalyseerd. Deze twee auteurs zijn Alexandre
Matheron en Pierre Macherey, beide zijn Franse Spinoza Scholars die zich dicht bij Deleuze stellen
maar in tegenstelling tot Deleuze’s methode van de filosofische collage zich dieper op de tekst zelf
betrekken.
Maar Deleuze identificeert al waar men de verschillende stromingen en snelheden kan vinden in de
tekst en stelt dat Spinoza zelf dit onderscheid heeft aangebracht in de tekst. Hij stelt dat de Ethica
geschreven is in concepten en algemene noties, in de taal van stellingen en bewijzen. Maar in de
scholia bemerkt de lezer al snel dat er iets anders aan de hand is, de taal verandert zowel in toon als
bewijsvoering en wordt persoonlijker, polemiserend en radicaler. Het is hier dat Deleuze stelt dat
Spinoza het over de tekens heeft. Hij zegt vervolgens dat de Ethica van de concepten de Ethica van
de tekens nodig heeft als onderstroom om begrijpelijk maar ook toepasbaar te zijn. Maar toepasbaar
tot wat? Waartoe culmineert de kennis? Tot God, tot de essentie. 86
Deleuze stelt dat er dan de derde ethica is die zich in het laatste deel van de Ethica, boek V, bevindt.
Dit is de essentie. Essentie is iets wat altijd aanwezig is en binnen de optische metafoor als puur
licht wordt gezien. Deleuze verwijst naar Jules Logneau die stelt dat er verschillenden snelheden
zijn in de Ethica, eerst en vooral is er de relatieve snelheid van de affecties en de affecten. Dit is een
snelheid die eigen is aan het ding zelf en vanuit het ding zelf wordt beschouwd. Dan is er de
Deleuze, Essays Critical and Clinical, 144.85
Deleuze, Essays Critical and Clinical, 142.86
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 36
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
absolute snelheid van de essentie die over alles heen gaat. Volgens Deleuze is het Boek V waar de
geometrische methode een radicale verandering ondergaat, inplaats van de zekerheid die zich in de
vorige delen voordeed lijkt er hier een twijfel te ontstaan alsof er nog iets moet worden gemaakt.
Wat Deleuze hier niet bedoelt is dat hij denkt dat Spinoza de Ethica nooit heeft afgewerkt. Een piste
die men zeker kan nemen omdat de Ethica postuum is uitgegeven. Maar wat Deleuze wilt zeggen is
dat de Ethica een open einde heeft in de zin dat Spinoza het niet kan afwerken. 87
Wat Spinoza in de Ethica ontwikkelt is een methode om een waar idee te hebben. De vragen die
men hier dan bij dient te stellen zijn dan wat een waar idee is en hoe men tot een waar idee komt.
Deleuze identificeert het doel van de methode. Hij beschouwt het waar idee niet alleen als het doel
van de methode maar ook als het doel van de filosofie. Maar hij identificeert ook de methode als dat
waar 'expressie' en 'betekenis' equivalent zijn. Wat iets betekent is namelijk wat het uitdrukt. De
attributen drukken de essentie van de substantie uit, waaraan ze hun betekenis te danken hebben.
Het is hier dat de essentie van het tekensysteem van Spinoza moet erkent worden. Maar hierdoor
eindigt de Ethica met in boek vijf de vrije, redelijke mens te karakteriseren. Over deze mens, man,
bestaat er discussie of dat Spinoza het heeft bedoeld als een doel dat niet haalbaar is of iets waar de
mens naar moet streven en men kan bereiken, al dan niet tijdelijk. Deze eerste piste is er één waar
men geen rekening houdt dat Spinoza ervan overtuigd is dat de mens een pure, ware kennis kan
bekomen die op de oneindigheid is gericht. Merleau-Ponty karakteriseert de tijd van Spinoza als één
waar er nog wordt gesproken over het positieve van het oneindige. 88
Deleuze, Essays Critical and Clinical, 141-151.87
Deleuze, Spinoza et les problème de l’expression, 22.88
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 37
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
V. Spinoza, Von Uexküll en Umwelt
Om dit allemaal nu samen te brengen en de belangrijkste link tussen Spinoza en de hedendaagse
semiotiek te ontsluiten dient men te kijken naar wat die typologie van tekens bij Spinoza die
Deleuze blootlegt nu betekent. Deleuze identificeert twee types van tekens, scaler signs en vectoral
signs. Scaler signs hebben als subtypes: indicatieve, abstraherende, imperatieve en hermeneutische
tekens. Vectoral signs hebben augmentatieve, fluctuerende en diminutatieve tekens. Deze tekens
beantwoorden allemaal aan de weergave van de relatie van het lichaam met andere lichamen en de
ideeën hiervan. Deze tekens functioneren dus om de wereld, de waarheid te modelleren voor de
mens. Hier kan men de link leggen met het concept Umwelt van de negentiende eeuwse bioloog en
protosemioticus Jakob von Uexküll.
In ‘Spinoza et Nous’, een essay uit 1976, vat Deleuze zijn houding tegenover Spinoza samen. Dit
doet hij door te zeggen dat men dient: ‘Essayer de percevoir et de comprendre Spinoza par le
milieu.’ . Hiermee bedoelt hij dat hij niet vertrekt vanuit wat het eerste principe is van de Ethica en 89
wat het besluit is. Deleuze duidt er zelf op dat de Ethica een besluit mist. Of eerder dat het besluit
van de Ethica niet aan het einde maar in het midden van het werk ligt waar Spinoza een manier van
leven en denken over dat leven uiteenzet. En wat Spinoza schetst is een gemeenschappelijk plan
van de immanentie:
'Ce n’est plus l’affirmation d’une substance unique, c’est l’étalement d’ un plan commun d’
immanence ou sont tout les corps, tous les âmes, tous les individu. Ce plan d’ immanence ou de
consistance n’est pas un plan au sens de dessein dans l’esprit, projet, programme, c’est un plan au
Scaler Signs Vectoral Signs
Indicatief Augmentatief
Abstraherend Fluctuerend
Imperatief Diminutief
Hermeneutisch
Deleuze, Spinoza: Philosophie pratique, 161. 89
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 38
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
sens géométrique, section, intersection, diagramme. Alors, être au milieu de Spinoza, c’est être sur
se plan modal, ou plutôt s’installer sur ce plan; ce qui implique un mode de vie, une façon de
vivre.’ 90
Die manier van leven heeft te maken met de conceptie van het lichaam bij Spinoza. Volgens
Deleuze heeft Spinoza twee simultane definities van het lichaam, één kinetische en de andere
dynamisch. De kinetische definitie stelt dat een lichaam altijd uit een oneindigheid van deeltjes
bestaat, en het verslag, of de afbeelding van de beweging, rust, dus de kinetische toestand van de
deeltjes onderling die de toestand van het lichaam als een geheel weergeeft en daarmee het lichaam
definieert. De dynamische definitie is hoe het lichaam wordt geaffecteerd door andere lichamen en/
of hoe het lichaam andere lichamen affecteert. Het is dus de interne en externe werking van het
lichaam die beide bepalend zijn voor de identiteit van het lichaam en daarmee ook de
individualiteit. In de kinetische definitie wordt leven dus niet bepaald aan de hand van de vorm of
veranderingen in de vorm van het lichaam maar door een complexe weergave van verschillende
toestanden van verschillende deeltjes die het lichaam uitmaken. Het lichaam wordt dus door
Deleuze en Spinoza niet gezien als een overzichtelijk geheel maar wel als een verscheidenheid van
plateaus die met elkaar verbonden worden. Zoals een stad die niet volgens één stijl wordt bepaald in
één wijk maar door verschillende stijlen, gebouwen verspreid over verschillende wijken. 91
De tweede, dynamische definitie definieert niet enkel het lichaam maar ook het denken als machten
die affecteren en geaffecteerd worden. Hierdoor wordt de mens wederom niet gedefineerd volgens
zijn vorm maar naar wat hij of zij mogelijk toe is en wat het mogelijk is de persoon te affecteren.
Beide definities maken het onmogelijk om het lichaam op zich, los van de rest van de natuur te
beschouwen, het is altijd onderdeel van die natuur, verweven in de verschillende plooiingen en
bewegingen van de natuur. Wanneer men Deleuze en Spinoza hier volgt komt men ertoe het 92
lichaam niet te beschouwen als iets dat beweegt maar als een beweging zelf, en zo ook is de
gedachte zelf, bijvoorbeeld de gedachte aan vrijheid of de vrijheid te denken, de vrijheid zelf.
Deleuze noemt dit definiëren van het lichaam aan de hand van de affecten en de macht te affecteren,
Deleuze, Spinoza: Philosophie pratique, 161.90
Deleuze, Spinoza: Philosophie pratique, 162.91
Deleuze, Spinoza: Philosophie pratique, 162- 163.92
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 39
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
een etiologie en linkt zo Spinoza aan één van de grondleggers van de theoretische biologie en de
ethologie:
‘Uexküll, un des principaux fondateurs de l’éthologie, est spinoziste lorsqu’il définit d’abord les
lignes mélodiques ou les rapports contrapuntiques qui correspondent à chaque chose, puis quand il
décrit une symphonie comme unité supérieure immanente qui prend de l’ampleur (“composition
naturelle”).’ 93
Eerst dient men duidelijk te maken wat von Uexküll heeft onderzocht en wat het concept Umwelt
betekent. Von Uexküll was geïnteresseerd in de rol van het teken bij organismen en hoe ze hun
omgeving waarnamen, hiervoor ontwikkelde hij de ‘Umwelt studies’. Volgens hem waren
organismen waarnemende subjecten die reageren met specifieke autonome reacties.’ Anders 94
gezegd reageren organismen op perceptionele tekens en niet op causale impulsen. Het organisme
reageert zo op tekens van affectie die een specifiek gedrag terugzenden. Dit legde hij uit aan een nu
bekend geworden voorbeeld, de tik:
‘Von Uexküll argues that the 'subject' (tick) and 'object' (mammal) dovetail into each other
and constitute a systematic whole or functional cycle. The organism or interpreter receives
signs from its environment, and these perceptual signs trigger specific action impulses or
operation signs (Wirkzeicheri). The whole cycle is a process made not of static objects but
rather of sign relations - a semiosis.’ 95
Deze functionele cirkel, is een continuele uitwisseling van tekens die plaatsvind tussen het externe
en interne. Dit externe kan enkel worden waargenomen door het interne als het deze affecteert. Dit
geheel is dan de ‘Umwelt’ van het wezen:
‘The essential claim is that organisms interpret their environment and are not merely the passive
objects of natural selection, as emphasized by much contemporary Darwinian evolutionary biology.
The Umwelt consists of significant sign relationships. However, von Uexkull, in the prevailing
Deleuze, Spinoza: Philosophie pratique, 166-167.93
Paul Bains, The Primacy of Semiosis: An Ontology of Relations (Toronto: University of Toronto Press, 2006), 61- 62.94
Bains, The Primacy of Semiosis, 63.95
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 40
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
context of Kantian idealism, presented Umwelten as subjective appearances or phenomena, and he
thought of his Umwelt research as a confirmation of a Kantian philosophy of mind.’ 96
Afgaande op het laatste deel van dit citaat is von Uexküll een post-Kantiaan, hoewel hier niet verder
zal worden ingegaan op de verschillende interpretaties van dit zoals door Heidegger, moet men
duidelijk maken waarom Deleuze von Uexkull dan aan Spinoza linkt. Deze link is eigenlijk zeer
oppervlakkig, Spinoza’s conceptie van natuur is gelijk voor elk wezen wat ook zo geldt voor von
Uexkull. Belangrijk nu is wat von Uexkull’s idee voor de semiotiek betekend. Het is vooral de
betekenis die de Hongaarse-Amerikaanse semioticus en linguïst Thomas A. Sebeok eraan geeft
binnen de Zoösemiotiek en Global semiotics. Vertrekkende van Peirce en Morris maar ook
Jakobson gaat Sebeok ervan uit dat de studie van semiotiek zich niet enkel beperkt tot mensen maar
tot alles wat leeft en dat tekens en de interpretatie van tekens centraal staan om te kunnen leven.
Men kan zelf zeggen dat hij het kunnen construeren en interpreteren van tekens, wat de semiosis is,
beschouwt als wat leven definieert. Sebeok gaat zelf een stap verder in Global Semiotics door de
gehele wereld te beschouwen als een uitwisseling van tekens en de relatie tot de objecten (zoals
Peirce het bedoelt):
‘The initial distinction between object (O) and sign (S) raises profound and questions about the
anatomy of reality, indeed about its very existence, but there is nothing approaching a consensus
about these riddles among physicists, let alone philosophers. One obvious impliesation of this
postulated duality is that semiosis requires at least two actants: the observer and there observed.
Our intuition of reality is a consequence of a mutual interaction between the two:Jakob von
Uexküll’s private world of elementary sensations (Merkzeichen, ‘perceptual signs’) coupled to
their meaningful transforms into action impulses (wirkzeichen, ‘operation signs’); and the
phenomenal world (Umwelt), that is, the subjective world each animals models out of its ‘true’
environment (nature, ‘reality’) which reveals itself solely through signs’ 97
Hier ziet men dat men zowel binnen Spinoza als de moderne Semiotiek op zoek is naar een manier
om de wereld op een immanente wijze in kaart te brengen vanuit een natuur die voor allen hetzelfde
is. Maar Deleuze heeft tot nu toe in het algemeen gesproken en een richting uitgestippeld. Wat
Bains, The Primacy of Semiosis, 64.96
Thomas A. Sebeok, An Introduction to Semiotics (London: Pinter, 1994), 11.97
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 41
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
belangrijk is om nu te doen vooraleer het tekensysteem bij Spinoza volledig vorm wordt geven is
naar het werk van Spinoza en specifiek dan de Ethica zelf te gaan.
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 42
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
VI. Matheron en Macherey
Alexandre Matheron en Pierre Macherey behandelen de relatie tussen het ding en het teken dat voor
het ding staat, vanuit de relatie tussen de orde van de ideeën en de orde van de dingen. Matheron
geeft hier het algemeen kader voor en Machery vult het dieper in. Hiervoor baseren ze zich elk op
enkele passages van de Ethica, hun bevindingen gaan gekaderd worden in een analyse van die
stellingen, bewijzen en scholiums. Zo komen we tot een directere lezing van de ideeën over tekens
van Spinoza
A. Alexandre Matheron: La Chose, La Cause et l’Unité des Attributs
De analyse van Matheron over het statuut van het teken vertrekt al direct vanuit een andere hoek
dan Deleuze, namelijk de analyse van Spinoza’s identificatie van ‘ding’ met ‘oorzaak’. Hij wilt
aanduiden dat door deze twee aan elkaar te koppelen Spinoza de mogelijkheid krijgt om de eenheid
van de attributen binnen de substantie begrijpelijker te maken. Wat Matheron hiermee bedoeld is 98
dat de substantie als enige de oorzaak kan zijn van alles en ook als enige het geheel en het ding is in
het oneindige. Daardoor moet men elk ‘ding’, ‘object’ beschouwen als een modificatie volgens een
bepaald attribuut dat de essentie van die oorzakelijkheid van de substantie uitdrukt. Maar de 99
gevolgen van die koppeling van ‘ding’ met ‘oorzaak’ heeft Spinoza volgens Matheron niet volledig
uitgewerkt. Volgens hem zou die uitwerking ten gevolge hebben dat het parallellisme op een
positieve manier voorbij gestreefd wordt. En dit omdat het begrip van parallellisme zijn oorsprong
vindt bij Leibnitz in plaats van bij Spinoza en dat de theorie van Leibnitz insufficiënt is om de
ideeën van Spinoza ten volle te laten ontplooien. Wat van belang is voor de analyse van het statuut
van het teken is de onderscheiden en de verhoudingen tussen ‘ding’, ‘idee’ en ‘oorzaak’. Hiervoor
vertrekt Matheron vanuit het scholium van de zevende stelling van het tweede deel van de Ethica.
Stelling zeven zelf stelt:
Alexandre Matheron, “La Chose, la Cause et l’Unité des Attributs,” Revue des Sciences Philosophiques et Théologiques 82, nr.1 98
(1998): 3-4.
Matheron, “La Chose, la Cause et l’Unité des Attributs,” 5.99
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 43
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
‘De orde en het verband tussen de ideeën zijn dezelfde als de orde en het
verband tussen de dingen.’ 100
Dit is het punt waarop Spinoza stelt dat zowel de dingen als ideeën een onderscheiden orde hebben
die hun causale verband beschrijft. Wat kan men afleiden uit het gegeven dat de connecties en de
orde tussen de dingen en de ideeën dezelfde zijn, en dat in God, wat dan ook de substantie is, het
denken en handelen hetzelfde is? Volgens Spinoza moeten we hier uit afleiden dat de modus van het
uitgebreide en het idee van die modus in het denken hetzelfde is. Anders gezegd is het eindig ding,
een object, zowel aanwezig als een ding van het ding en als een idee van het ding, beter verwoord
als het zijn van het object in het uitgebreide en het zijn van het object in het denken. Hier komt het
eeuwenoud probleem bij Spinoza, namelijk hoe moet men zich dit voorstellen, wat moet men als
voorbeeld nemen om dit uit te leggen?
De beste benadering hiertoe is de meest plastische en meest eenvoudige, die dan ook de meeste
problemen veroorzaakt en uitzonderingen produceert, zoals het voorbeeld dat nu volgt, dat gebruikt
wordt om deze analyse aan het statuut van het teken te koppelen. Stel dat een persoon boos wordt,
dit bestaat eruit dat de persoon denkt dat hij boos is, dat hij boze ideeën heeft. Ook wanneer hij in
de spiegel kijkt en anderen hem zien of horen dan krijgen ze het idee dat die persoon boos is en dit
dan bijvoorbeeld op basis van zijn uitdrukkingen of de geluiden die hij maakt. Hier ziet men al
verschillende aspecten van hoe men Spinoza’s denken over tekens moet verstaan en wat men als
tekens kan aanduiden. Zo zijn er woorden die boosheid communiceren: ‘ik ben boos op jou’ en
vormen van niet-talige communicatie, bijvoorbeeld een gezicht dat trekken vertoont op een manier
dat men het interpreteert als boosheid, of met een vuist op tafel slaan. Aan elk van deze handelingen
is het idee gelinkt van boosheid. Hier kan men duidelijk zien dat een teken iets materieel is, een
klank, handeling of object. Dat betekent dat tekens in het uitgebreide moeten worden geplaatst maar
betekent dit dat er enkel tekens in het uitgebreide zijn? Of dat er zowel tekens als dingen en tekens
als ideeën zijn? Volgens Matheron is het laatste het geval en zijn voor Spinoza tekens modificaties
van de attributen van het lichaam en de geest in de substantie: 101
E II 7.100
Matheron, “La Chose, la Cause et l’Unité des Attributs,” 5.101
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 44
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
‘Voordat we verdergaan moeten we ons hier de bewering in het geheugen roepen die wij
hiervoor hebben aangetoond, namelijk dat alles wat een oneindig verstand als het wezen
van de substantie vormend kan denken, tot zuiver ene substantie behoort. De denkende en de
uitgebreide substantie zijn dus één en dezelfde substantie die nu eens onder het ene, dan
weer onder het andere attribuut wordt beschouwd. Zo zijn ook een modus van
uitgebreidheid en de idee van die modus één en hetzelfde, maar op twee verschillende
manieren tot uitdrukking gebracht.’ 102
De wijze waarop iets aan ons voorkomt, zijn orde als idee of als uitgebreide is hetzelfde voor elk
attribuut. Zo is het idee van de cirkel hetzelfde als het voorkomen van de cirkel in de natuur en zelfs
het idee van de cirkel in God is hetzelfde van de natuur van de cirkel omdat deze twee samenvallen
en het idee dat de mens heeft van de cirkel is enkel een modificatie van het attribuut denken dat een
attribuut is van God. Maar zo is wanneer iets de oorzaak is van iets anders, het idee van het iets ook
de oorzaak van dat ander volgens Spinoza. Dit is de orde waarin zowel het ding als het idee in
bestaan en waarin de oorzaak en het ding samenvallen:
‘… on doit donc admettre à la fois que les notions de chose et de cause sont strictement
équivalentes et que ce qui fait l’identité d’une chose, en première approximation tout au
moins, c’est la place qu’elle occupe dans un système global de relations causales dont la
structure reste la même dans tout les attributs: être la même chose, c’est occuper, d’un
attribut à l’autre, la même position dans ce système.’ 103
Maar Matheron zegt dat men nog verder moet gaan dan de identificatie van ding en oorzaak.
Namelijk dat elke complexe individuele modus van een attribuut op zijn beurt bestaat uit een
verzameling van gebeurtenissen die worden beheerst door een eigen wet:
Chaque mode individuel complexe se caractérise donc par un système particulier de
relations causales, dont la structure, elle aussi en tant qu’elle est comprise dans celle
système globale auquel il appartient, est transportable d’un attribut à tous les autres; et il
E II 7 Scholium.102
Matheron, “La Chose, la Cause et l’Unité des Attributs,” 7.103
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 45
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
en est de même de ses parties, des parties de ses parties, etc. - jusqu’à ce que l’on arrive, si
jamais l’on arrive (…)’ 104
Maar hoe brengt men dit allemaal terug op tekens? Ten eerste zijn de orde van ding en idee strikt
gescheiden en equivalent. Wat betekent dat wanneer een ding zich als teken voordoet er een idee als
teken moet zijn als men Matheron volgt. Dit betekent dan ook dat wanneer het teken zich als een
modificatie voordoet, wat neerkomt op een soort van idee en ding, het een onderdeel is van de
attributen van denken en uitgebreide, wat betekent dat het teken in de substantie en daarmee God
moet voorkomen, anders kan het er niet zijn. De orde van het idee en het ding hebben een eigen
orde van causaliteit. Het zijn systemen die op zichzelf werken en verklaren maar uiteindelijk wel
allemaal onderdeel zijn van een globaler systeem, en wanneer men in dit globaler systeem begint te
denken begrijpt men niet enkel het individuele idee of ding maar ook de totaliteit waarin het zich
bevindt wat de essentie van het ding of de idee is. 105
Wanneer dit getransponeerd wordt naar het teken wordt het tekensysteem van Spinoza volgens
Matheron duidelijk en komen mogelijke aanvullingen en aanpassingen bij Deleuze duidelijker over.
Er is al vastgesteld dat er het teken als idee en als ding moet zijn. Wanneer elk idee en ding zich in
een intern systeem verbindt door de causale orde waarin ze zich bevinden waarin het ene idee de
oorzaak is voor het andere idee dan zou dit betekenen dat het idee als teken de oorzaak is van een
ander teken maar ook het effect is van nog een ander teken. Deze visie komt sterk overeen met 106
Peirce en Sebeok zeker wanneer men het globale systeem erbij betrekt. Maar wat vooral de meest
interessante distinctie is, is deze van het teken als idee en het teken als ding. Als men het scholium
van stelling 17 leest, komt men tot inzicht op wat voor orde de tekens zich funderen. Stelling 17 en
zijn bijkomende stelling stellen dat wanneer het menselijk lichaam geaffecteerd wordt door een
modus die de natuur van een extern lichaam insluit de menselijke geest dit externe lichaam als
actueel bestaande zal beschouwen. En dat de geest zich zo lichamen kan voorstellen die er niet zijn.
Hiermee verklaart Spinoza het bestaan van hallucinaties maar ook hoe men sommige herinneringen
en trauma dient te beschouwen. Zo kan het zien van een rode kleur op de huid een persoon doen
denken aan bloed en gewond zijn, en de aanwezigheid van een lichaam dat hem verwond heeft.
Matheron, “La Chose, la Cause et l’Unité des Attributs,” 7.104
Matheron, “La Chose, la Cause et l’Unité des Attributs,” 8-12.105
Matheron, “La Chose, la Cause et l’Unité des Attributs,” 13-14.106
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 46
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
‘Om niet van het gewone spraakgebruik af te wijken, blijven wij de aandoeningen van het
lichaam waarvan de ideeën ons de lichamen buiten ons als aanwezig voor ogen stellen
beelden van dingen noemen, ook al verschaffen zij ons niet de uiterlijke vorm der dingen, en
wanneer de geest op deze wijze de lichamen beschouwt, zeggen wij dat hij zich deze
voorstelt.’ 107
Spinoza stelt hier niet dat ideeën van de lichamen beelden van dingen zijn maar dat de
aandoeningen van het lichaam beelden van de dingen zijn. Dit plaatst afbeeldingen binnen het
uitgebreide. Maar dit betekent volgens Matheron ook niet dat afbeeldingen exclusief van het
uitgebreide zijn omdat Spinoza deze verwoording enkel gebruikt om niet van het ‘gewone
spraakgebruik af te wijken’. Het stelt wel dat onze ideeën van de aanwezigheid van een lichaam
gebaseerd zijn op afbeeldingen die een effect zijn van het lichaam en daarmee niet volledig de
kennis van het lichaam overdragen, aangezien deze afbeeldingen niet de volledige natuur en vorm
van de dingen communiceren. Daarom dat voor Spinoza deze soort van kennis niet adequaat is 108
maar een ‘voorstelling’ gemaakt van de geest is. Maar dit betekent niet dat omdat dit inadequate,
voorgestelde kennis is dat dit slechte of foute kennis is:
‘Bij het begin van mijn behandeling van de fout zou ik willen dat u zich inprent dat de
voorstellingen van de geest als zodanig geen fouten bevatten, met andere woorden, dat de
geest zich op grond van het feit dat hij zich voorstellingen maakt, niet kan vergissen. Dat
kan alleen wanneer men de geest beschouwt zonder de idee die het bestaan van de dingen
die hij zich voorstelt, uitsluit. Want wanneer de geest zich de aanwezigheid van niet-
bestaande dingen verbeeld maar tegelijk weet dat zij in werkelijkheid niet bestaan, dan zou
hij dit vermogen om zich dingen te verbeelden als een verdienste en niet als een zwakheid
van de eigen natuur beschouwen. Dit is het bijzondere het geval als dit vermogen om zich te
verbeelden alleen van zijn natuur afhankelijk is, dat wil zeggen, als de verbeeldingskracht
van de geest (volgens def. 7 van dl. I) vrij is.’ 109
E II 17 Scholium.107
Matheron, “La Chose, la Cause et l’Unité des Attributs,” 8-12.108
E II 17 Scholium.109
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 47
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Het is van nature dat de geest zich de vooronderstellingen maakt en de mens zo tot kennis komt van
lichamen via beelden van die lichamen die niet hun volledige natuur weergeeft. Voor Spinoza is het
zich verbeelden juist eigen aan de mens en is het weten dat men zich iets verbeeldt, dus iets
vooronderstelt dat er niet is, juist een sterkte. Spinoza linkt dit in het scholium van stelling 18 met
de herinneringen en de taal:
‘Dit maakt duidelijk wat het geheugen is, want het is niet meer dan een reeks van ideeën die
de natuur insluiten van de dingen die buiten het menselijke lichaam zijn. Deze reeks van
ideeën ontstaat in de geest overeenkomstig de orde en opeenvolging van de indrukken op het
menselijk lichaam. Het is ten eerste alleen ‘een reeks van ideeën die de natuur insluiten van
een van de dingen die zich buiten het menselijk lichaam bevinden’ en niet een reeks van
ideeën die de natuur daarvan doen kennen. Het zijn namelijk in feite (volgens stel. 16 van
dit dl.) ideeën van de aandoeningen van het menselijk lichaam, die zowel zijn natuur als die
van de lichamen erbuiten insluiten. Deze opeenvolging is ten tweede ‘overeenkomstig de
orde en opeenvolging van de indrukken op het menselijk lichaam’, om haar te
onderscheiden van de opeenvolging van ideeën die tot stand komt volgens de ordening van
het verstand waarmee de geest de dingen op grond van hun eerste oorzaak kent, en die in
alle mensen hetzelfde is.’ 110
Het geheugen is dus een constructie van afbeeldingen en ideeën equivalent aan deze afbeeldingen.
Maar deze afbeeldingen en ideeën zijn niet van de natuur van de lichamen die het lichaam
affecteren, het zijn affecties van de lichamen op het lichaam, dus de effecten die niet de
oorzakelijke en oorspronkelijke natuur van het affecterend lichaam identificeren. Het geheugen bij
Spinoza is dus altijd een belichaamd geheugen dat enkel het perspectief en de natuur van het
geaffecteerde weergeeft. Voor Spinoza is de herinnering daarmee altijd iets partieel en ook
inadequaat. Wanneer dit algemener wordt genomen is het geheugen altijd iets persoonlijk en
subjectief, ook al is het bijvoorbeeld deze van een volk. Doordat het geheugen iets wordt wat de
persoon wordt aangedaan beantwoordt het aan een passionele respons. En dit houdt niet op bij een
groep mensen, integendeel, het subjectieve wordt juist vergroot, ‘Kijk wat ons ooit is aangedaan!,
Herinner U!’. Het is daarmee dat Spinoza in de laatste zin van het bovenstaande citaat erop drukt
E II 18 Scholium.110
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 48
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
dat er een onderscheid is tussen het geheugen, wat ideeën van partiële naturen van dingen beslaat,
en rationeel denken, wat het ordenen van die ideeën zijn.
Wat hier dan opvalt is dat Spinoza het heeft over twee ordeningen van ideeën. Namelijk de orde van
ideeën bij de affecties waarbij de mens passief is. En de ordening die de mens zelf onderneemt om
‘de dingen op grond van hun eerste oorzaak te kennen’ wat actief is. Belangrijk is de wijze waarop
Spinoza afbeeldingen schetst en hoe dit type van afbeeldingen tekens zijn. Alle afbeeldingen zijn
voor Spinoza effecten maar hier worden ze aangeduid als het effect van een relatie van effecten. Het
zijn de afbeeldingen van de natuur van het lichaam van het aangedane en het aandoende. Dit is wat
we binnen Matheron’s opvatting als tekens kunnen omschrijven. Tekens duiden niet op een enkel
ding maar eerder op een systeem van dingen. De blauwe vlek is niet een indicatie van de huid of het
object op de huid maar van de twee te samen. Het geheugen bij Spinoza kan men dus karakteriseren
als een kennis uit tekens. Inplaats van op zichzelf te staan is het geheugen altijd in referentie tot iets
anders, en dat anders is niet een singulier ding maar eerder een relatie die een modificatie is van een
systeem. Die link tussen geheugen, tekens en ook taal werkt Spinoza uit in één van de weinige
voorbeelden in de Ethica op het einde van scholium achttien:
‘Bij het woord appel bijvoorbeeld denkt een Nederlander onmiddellijk aan een vrucht die 111
met het gearticuleerde geluid geen enkele overeenkomst heeft. Het enige wat hij daarmee
gemeen heeft, is dat het lichaam van dezelfde persoon dikwijls door deze twee dingen is
aangedaan. Dit wil zeggen, dat hij dikwijls het woord appel hoorde en tegelijk de vrucht
zag. Iedereen springt zo van de ene gedacht over op een andere, overeenkomstig de wijze
waarop de gewoonte de beelden van de dingen in het lichaam van een ieder heeft
gerangschikt. Bij het zien van de sporen van een paard in het zand springt een soldaat
bijvoorbeeld onmiddellijk over op de gedachte aan een ruiter en vandaar op de gedachte
aan oorlog enzovoort; een boer springt van de gedachte aan een paard op de gedachte aan
een ploeg en de akker enzovoort. Iedereen springt zo overeenkomstig de manier waarop hij
gewend is beelden der dingen te rangschikken, van de ene op de andere gedachte over.’ 112
In de Nederlandse vertaling van Henri Krop volgt hij de NS vertaling (eerste Nederlandse vertaling) waar er ‘Neêrlander’ 111
staat terwijl er in het latijn ‘homo Romanus’ staat.
E II 18 Scholium.112
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 49
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Spinoza stelt dat de overeenkomst tussen het teken, in dit geval een woord, en het ding waar het
voor staat lichamelijk is, maar niet op de wijze dat één van de twee iets in hun natuur delen maar
dat het lichaam dat door de twee wordt geaffecteerd en door hun samengaan, in een systeem van
affecten en ideeën het idee ontwikkelt waarin het woord ‘appel’ voor de ervaring van de vrucht
‘appel’ staat. De mens ontwikkelt in het geheugen een samenhang van verschillende beelden.
Wanneer een beeld dan voorkomt zal de relatie tot andere beelden uit die cluster ook direct naar
voor treden. Dit geldt niet enkel voor taal maar ook voor andere zaken zoals een spoor in het zand.
Spinoza plaatst dit al direct sociaal en conventioneel. De connectie die we dus tussen beelden
maken is natuurlijk maar is ook op een equivalente manier cultureel. Dit komt neer op Spinoza’s
algemene idee dat wat voor onze natuur geldt ook voor onze cultuur geldt en omgekeerd.
Maar de vraag die men dan kan stellen is hoe men tot ideeën en tekens van dingen komt die niet
bestaan, zoals mythische wezen. Of zoals Spinoza zal stellen de beeltenissen van God bij de
gewone mensen. Hoewel verbeelding meer zal behandeld worden bij Macherey’s lezing van
Spinoza kan men hier al op in gaan aan de hand van iets wat Umberto Eco aanhaalt in ‘Kant en het
Vogelbekdier’ over Marco Polo. Die vertelt in zijn reisverslagen hoe hij op Sumatra eenhoorns zag
en al meteen de historische beschrijvingen van het mythische dier in vraag stelt omdat deze beesten
log zijn en stinkend, rondlopen op olifantenpoten, een dikke huid en een zwarte hoorn hebben. Niet
echt een dier voor lieflijke maagden concludeerde Polo. Nu weet men dat hij geen eenhoorns 113
maar neushorens had gezien, zegt de snelle criticus. Maar indien Spinoza Polo’s boek zou hebben
gelezen, wat misschien kan maar waar geen enkele aanwijzing toe is, zou hij erop hebben gewezen
dat Marco Polo getroffen was door twee ervaringen. Het woord en de klank van de ‘eenhoorn’ en
aan de andere kant de verhalen over een wit paard met een hoorn dat zich aangetrokken voelt tot
pure maagden. Dit was een systeem in zijn cultuur. Wanneer Polo dan op Sumatra kwam werd hij
getroffen door de ervaring van een wezen met één hoorn maar met verschillende andere kenmerken.
Het was deze ene overeenkomst die hem ervan overtuigde dat dit dier een eenhoorn was en dat de
definitie van wat een eenhoorn was grondig verkeerd bleek te zijn. Gebaseerd op zijn kennis, die
weliswaar niet adequaat was, was het natuurlijk dat Marco Polo tot de conclusie kwam dat hij een
eenhoorn heeft gezien.
Om te recapituleren, voor Spinoza zijn afbeeldingen lichamelijk, en zijn er ideeën die equivalent
zijn aan die afbeeldingen die we de ideeën van afbeeldingen noemen. Onze verbeelding is iets wat
Umberto Eco, Kant en het Vogelbekdier, vert. Minne Gerben de Boer (Amsterdam: De Bakker, 2001), 59.113
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 50
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
eigen is aan ons omdat onze primaire kennis afkomstig is uit ideeën van afbeeldingen wat
afdrukken zijn van de huid. Tekens zijn relaties van naturen die een systeem van effecten
vooronderstellen en ons geheugen is een vorm van verbeelding die inadequate kennis doet ontstaan.
Onze primaire kennis is een kennis uit tekens voor Spinoza.
Nu is het belangrijk om verbeelding en de drie soorten van kennis verder te behandelen, dit wordt
gedaan aan de hand Pierre Macherey’s lezing van het tekensysteem bij Spinoza en de bespreking
van de relevante passages uit de Ethica.
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 51
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
B. Pierre Macherey: Choses, Images de Choses, Signes, Idées
Pierre Macherey kadert Spinoza’s denken over tekens in het tweede deel van de Ethica, bij de studie
van de relatie tussen cogitatio cogitans en de cogitatio cogitata, waar Spinoza een kritiek van de
representatie formuleert. Deze studie sluit aan bij Matheron waar het gaat over of het idee een 114
representatie is van de realiteit:
‘Si l’âme, c’est-à-dire ce qui en tout être, correspond au régime mental qui exprime sa
nature sous l’angle propre du pensé, est une idée, et non seulement le lieu vide et comme
neutralise ou se formeraient des idees dont le caractère serait des lors purement
représentatif, c’est que le tissu idéel qui ne cesse partout de se nouer et de se dénouer
recouvre la totalité de la nature, à travers le déploiement actif d’une dynamique vivante
dont le siège véritable est l’idee de Dieu ou intellect infini, et non tel ou tel esprit individuel,
puisque celui-ci est même une idée qui, en même temps qu’elle pense, doit être quelque part
pensée, c’est-à-dire qu’elle dois être produite dans le cadre du mouvement général de la
pensée auquel elle est intégralement incorporée.’ 115
Als attribuut van God is het denken een macht op zich die ideeën produceert los van de productie
van dingen in het uitgebreide. Zoals Matheron herkent Macherey hoe Spinoza die ideeën ziet
werken als een intern systeem en een extern, globaal systeem waar ze allemaal uit voortkomen als
modificaties van het attribuut van denken en daarmee allemaal onderdeel zijn van het idee van
God. Tot nu toe vindt men bij Macherey hetzelfde als bij Matheron, maar Macherey gaat verder 116
met het zich bevragen van de plaats van beelden en tekens binnen dit systeem en hoe ze zich
plaatsen tussen de percepties en concepten die volgens Spinoza allemaal ideeën zijn en de ordening
van kennis. De vraag is dus hoe Spinoza’s beelden en tekens ideeën zijn en hoe ze zich
onderscheiden van andere ideeën en van zichzelf? Het probleem bij Macherey is dat hij niet het
onderscheid en de verhouding tussen wat hij beelden en tekens noemt maakt. Op sommige
momenten zijn ze hetzelfde, op andere momenten zijn alle tekens beelden en op andere niet. Om
Pierre Macherey, “Choses, Images de Choses, Signes, Idées,” Revue des Sciences Philosophiques et Théologiques 82, nr. 1 (1998): 114
17.
Macherey, “Choses, Images de Choses, Signes, Idées,” 17115
Macherey, “Choses, Images de Choses, Signes, Idées,” 17.116
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 52
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
hier geen verdere complicaties te veroorzaken gaan tekens worden beschouwd als een soort van
beelden. Spinoza behandelt beelden in de Ethica en TIE in relatie met de werking van herinneringen
en taal, wat ze dus verbindt met het statuut van woorden en impliciet met de natuur van tekens.
Macherey stelt zoals Matheron dat als men zich houdt aan de strikte onafhankelijkheid van
uitgebreidheid en denken, men dan alleen maar kan beslissen dat dit onderscheid zich doortrekt op
het statuut van beelden en woorden. In een lezing van het scholium van stelling 49 van het 117
tweede deel van de Ethica komt de lezing naar voren dat de beelden en woorden geen ideeën
kunnen zijn doordat zij lichamelijk zijn:
‘… et, d’autre part, de ramener les images et les mots à des mouvements corporels,
déterminés dans l’ordre de l’étendue et selon ses lois: et s’il y a lieu d’affirmer une
nécessaire concordance entre ces mouvements corporels que sont les images et les mots et
certaines idées, en raison de l’équivalence des deux ordres produits à partir de la pensée et
de l’étendue dont les déterminations se correspondent “au cordeau” (ad amussim); il n’est
pas permis d’en conclure la possibilité d’une interférence ou d’une communication entre ces
deux ordres qui correspondent dans l’absolu précisément parce qu’ils demeurent
entièrement distincts l’un de l’autre.’ 118
De beelden en woorden komen overeen met sommige ideeën en de vraag moet dan dus zijn welke
ideeën dit zijn en dat er geen communicatie tussen de twee mogelijk is. Maar volgens Macherey kan
een diepere lezing van het scholium een andere lezing naar voren brengen:
‘Les idées ne sont pas des images ou des mots, ce qui n’est pas immédiatement équivalent
au fait de dire que les images et les mots ne sont pas des idées. En affirmant que les idées ne
sont ni des images ni des mots, Spinoza s’en prend implicitement à des conceptions dont il
tient à se démarquer, celles qui, précisément, ramènent les idées au statut d’images ou de
mots. En particulier, le fait d’identifier l’idée à une image est à plusieurs reprises évoqué et
condamné dans la deuxième partie de l’Ethique: c’est lui qui est concerné par le refus
d’assimiler l’idée à une “peinture” (pictura), comme à “quelque chose de muet sur un
tableau” (quicquid nutum in tabula), selon la formule introduite dans le scolie de la
Macherey, “Choses, Images de Choses, Signes, Idées,” 18.117
Macherey, “Choses, Images de Choses, Signes, Idées,” 18.118
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 53
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
proposition 43 en marge de la déduction du concept de l’idée de l’idée, et repris
pratiquement dans les mêmes termes dans le premier scolie de la proposition 48 et dans
celui de la proposition 49, quelques lignes avant le passage présentement en discussion
dans lequel Spinoza dissocie ce qui revient aux idées d’une part et ce qui revient aux images
et aux mots d’autre part, dans chacun des ordres auxquels ils appartiennent.’ 119
Dus sommige ideeën kunnen beelden en woorden zijn. Wat Macherey eigenlijk wilt duidelijk
maken is dat wanneer men ideeën als beelden beschouwt, volgens Spinoza deze representaties zijn
van de realiteit en zo functioneren in een intermedium tussen het uitgebreide en het denken. Maar 120
voor Spinoza zijn ideeën geen intermediums tussen de gedachten en de dingen omdat de ideeën zelf
dingen zijn, namelijk mentale dingen, die geproduceerd worden volgens hun eigen orde, de orde
van het denken die in het denken van het idee van God ligt. Ze zijn geen dubbele van de realiteit
maar zijn een realiteit op zichzelf die naast de realiteit van de uitgebreide dingen staat. Door te
zeggen dat de beelden en de woorden lichamelijk zijn bedoelt Spinoza niet dat ze boven de ideeën
staan maar dat ze een orde op zichzelf zijn. Waar het op neer komt is dat de orde en connectie van
de ideeën en de orde en connectie van de dingen gelijk zijn. En de één heeft niet meer of minder
‘realiteit’ dan de ander. Wanneer beelden en woorden, wat een ontbreken van dingen waar ze naar
verwijzen inhoudt, geïdentificeerd worden met ideeën betekent dit dat ideeën van een lagere
realiteit zouden zijn dan de dingen, wat niet kan.
‘De cette discussion préalable, il est donc possible de conclure que les idées ne sont pas
réductibles à des représentations de choses, comme le seraient des images ou des signes,
parce qu’elles disposent, en tant qu’idées, d’un potentiel de réalité et d’activité qui est
conditionné par la postion qu’elles détiennent dans l’ordre du pensé, ordre dont la nature
est objectivement déterminée, de telle manière qu’elle n’est limitée par rien qui lui soit
extérieur, ce qui est le principe même de son autonomie et de son unité.’ 121
Dus als ideeën geen representaties zijn van een realiteit kunnen ze geen beelden of tekens zijn van
die realiteit.
Macherey, “Choses, Images de Choses, Signes, Idées,” 19.119
Macherey, “Choses, Images de Choses, Signes, Idées,” 19.120
Macherey, “Choses, Images de Choses, Signes, Idées,” 20.121
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 54
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Om de ontwikkeling van dit allemaal te begrijpen in het scholium van stelling 49 moet men ten
eerste kijken naar de voorgaande stellingen en scholia vanaf deze die aan bod kwamen bij
Matheron. Zo stelt Spinoza in het bewijs van stelling 19 dat de menselijke geest het lichaam niet
kent. Het lichaam wordt alleen gekend in de beelden en ideeën van die beelden die de affecten
zijn. Zoals hierboven al is gesteld zijn die beelden een relatie van de natuur van het lichaam en de 122
lichamen die het affecteren. Het enige wat de menselijke geest kent zijn de ideeën van de affecties,
zoals Spinoza in stelling 22 stelt. Dit zijn niet de affecties als ideeën wat de beelden zijn maar het
idee hiervan, het idee van het idee. En de geest kent zichzelf alleen omdat hij de ideeën van de
affecties kent. Het is op deze wijze dat volgens Macherey, Spinoza in het tweede deel van de Ethica
een theorie van de perceptie ontwikkelt, die vertrekt van de these dat de menselijke geest in staat is
verschillende dingen waar te nemen als ideeën die beelden zijn maar niet als dingen die beelden
zijn. Dit maakt van de perceptie een mentale activiteit wat dan het spontane menselijke bewustzijn
is. 123
Hier vindt dan ook de oorsprong van de verbeelding plaats. Deze ideeën als de verbeelding hebben
niet als probleem dat ze een te weinig aan realiteit hebben maar dat ze een overvloed aan realiteit
hebben, een overvloed van stimuli die verwarring veroorzaakt. Hier wordt er onder stimuli het
beeld als idee verstaan. Het zijn ideeën die van teveel ideeën zijn gemaakt. En het gebruik van deze
overvloed van ideeën leidt tot inadequate ideeën. De menselijke geest kan geen adequate kennis
hebben over het eigen lichaam en de lichamen daarbuiten die het lichaam aandoen als ideeën van de
affecties. Deze ideeën van de affecties of beelden als ideeën zijn zoals we in het voorgaande deel
hebben gezien de verbeelding en het geheugen, maar ook hallucinaties. Spinoza noemt deze de
kennis van de eerste orde en duidt aan dat dit een kennis uit tekens is.
In het corollarium van stelling 29 stelt Spinoza dat wanneer de menselijke geest de dingen in
overeenstemming met de gewone loop van de natuur kent, hij noch zichzelf noch zijn lichaam, noch
de lichamen erbuiten als adequate kennis heeft. Maar alleen een verwarde en onvolledige kennis,
maar:
E II 19 Dem.122
Macherey, “Choses, images de choses, signes, idées,” 20-21.123
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 55
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
‘Dit geldt echter niet wanneer hij op innerlijke grond, namelijk op grond van het feit dat hij
een aantal dingen tegelijk beschouwt, ertoe gebracht wordt om hun overeenkomsten,
verschillen en tegenstrijdigheden na te gaan. Wanneer de geest op deze of een andere wijze
innerlijk beïnvloed, beschouwt hij de dingen helder en onderscheiden,…’ 124
Deze reflectieve, kritische houding is wat de tweede soort van kennis vormt, wat men aanduidt als
de kennis uit concepten. Hier moet een kleine zijstap gemaakt worden naar het onderwerp van tijd.
Of beter gezegd tijd als duur. Voor Spinoza is tijd in het lichaam als duur een inadequate vorm van
kennis. Het komt namelijk voort uit inadequate ideeën die het geheugen vormen. Het is ook
daarmee altijd vanuit een bepaald perspectief zoals hij in de stellingen en bewijzen van 30 en 31
uitlegt. Uit dit zou men kunnen afleiden dat voor Spinoza tijd uit tekens bestaat of er zelf een eigen
tekensysteem op nahoudt. Maar het onderzoeken van tijd bij Spinoza en zeker de connectie met
tekensysteem is een diepgaand onderwerp waarvoor het hier niet de plaats is. Voor Spinoza is het de
geest die zich kan vergissen maar niet het lichaam. Dit is omdat zich vergissen eruit bestaat de
connecties of verschillen tussen de ideeën van affecties niet te kunnen inzien. In stelling 35 stelt
Spinoza duidelijk wat deze onwaarheid is:
‘Onwaarheid bestaat uit het gebrek aan kennis dat inadequate of onvolledige en verwarde
ideeën met zich meebrengen.’ 125
Maar dit betekent niet dat de ideeën inherent kwaadaardig zijn. Voor Spinoza ligt de oorsprong van
kwaad en slechtheid weliswaar in onvolledige kennis en daarmee onware kennis maar voor hem
kan iets bepaald inherent slecht zijn. Iets is enkel slecht in de perceptie van iets wat wordt
geaffecteerd op een negatieve wijze, dus dat kunnen handelen ervan wordt verminderd. Het onware
of onvolledige idee zelf kwaad noemen zou betekenen dat de mens altijd kwaad is. Omdat zoals
Spinoza stelt zelf het idee dat we hebben wanneer we de zon zien en denken dat deze dichter bij
staat of rond ons draait een slecht idee is. Het is een onwaar idee maar zelf al weten we de ware
afstand tussen de aarde en de zon en dat de aarde rond de zon draait, zelf dan wanneer men opkijkt
zal men die verkeerde ideeën hebben. 126
E II 29 Scholium.124
E II 35.125
E II 35 Scholium.126
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 56
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
De reden hiervoor is dat de inadequate ideeën zoals hierboven al gesteld hun eigen systeem hebben
en dat, zoals de adequate ideeën, de inadequate ideeën met dezelfde noodzakelijkheid zullen volgen
uit andere inadequate ideeën dus wanneer men wordt geaffecteerd door iets en hiervan een
inadequaat idee heeft, wat de mens niet kan vermijden omdat het onderdeel is van zijn natuur,
zullen andere inadequate ideeën hier noodzakelijk op volgen.
In het eerste scholium van stelling 40 heeft Spinoza het er over hoe algemeen abstracte ideeën
ontstaan en zo voor verwarring zorgen:
‘Wanneer de beelden in het lichaam volledige door elkaar raken, stelt de geest zich ook alle
lichamen verward zonder enig onderscheid voor en begrijpt hen als het ware onder één
begrip, namelijk onder het begrip ‘zijn’, ‘ding’, enz. Uit deze en andere soortgelijke
oorzaken, die ik hier niet hoef tot te leggen, kunnen we afleiden dat de beelden niet altijd
even sterk zijn. Voor het doel dat mij voor ogen staat, is het voldoende slechts één oorzaak
in ogenschouw te nemen. Want alle oorzaken komen erop neer dat deze woorden hoogst
verwarde ideeën betekent.’ 127
Dus uit de noodzakelijke orde van de inadequate ideeën volgen abstracte termen die volgens
Spinoza voor de meeste verwarring zorgen. En de reden dat filosofen elkaar zo vaak misverstaan is
omdat ze met deze termen bezig zijn. Maar wederom is dit misverstaan een natuurlijke eigenschap
van de mens volgens Spinoza. Want op basis van de eigenschappen die men waarneemt bij het
affect kan men niet de volledige natuur van iets beschouwen. Men kan dus alleen over een selectie
van de eigenschappen van de natuur van een ding bezitten. Dit betekent dat men gebaseerd op de
waarneming, aan hetzelfde ding verschillende eigenschappen kan toeschrijven of verschillende
eigenschappen interpreteren als twee dingen terwijl ze tot hetzelfde behoren, kortom hier ontstaan
de misverstanden omtrent begrippen. Deze begrippen kan men alleen zuiveren door ze uiteen te
zetten.
Dit allemaal moet terugkomen op de tekens en dit doet Spinoza in het tweede scholium van 40
waarin hij uiteindelijk tekens definieert:
E II 40 Scholium.127
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 57
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
‘Op grond van tekenen, bijvoorbeeld op grond van het feit dat wij ons, door het horen of
lezen van bepaalde woorden, dingen herinneren en daarvan bepaalde ideeën vormen die
lijken op de ideeën waarmee wij ons de dingen voorstellen (zie het com. Bij stel. 18 van dit
dl.). Beide manieren om de dingen te kennen zal ik in het vervolg de eerste soort kennis,
mening, of verbeelding noemen.’ 128
De eerste kennis, de kennis van de perceptie, de verbeelding en het geheugen — wat allemaal
hetzelfde is — is een kennis uit tekens. Hier komt het tekensysteem van Spinoza volledig naar
voren. Het teken is namelijk niet een ding, zoals een beeld. Het teken is de eerste kennis in zover
dat het een systeem is waarin de wisselwerking van de orde van de dingen en de orde van ideeën in
voorkomen. Het affect dat een beeld is bezit het idee wat in verband wordt gebracht met een andere
idee waardoor het verwijst naar dat idee. Hiermee hebben we een teken. De tekens voor Spinoza
zijn dus de systemen waarmee affecten en ideeën in hun respectievelijke ordes relaties aangaan. De
productie van tekens volgt spontaan uit de natuur van de mens. Maar dit betekent niet dat het
uitsluitend van de mens is, de productie van tekens is in de volledige natuur aanwezig. Dit betekent
dat een beeld op zich niet een teken kan zijn, het is enkel een teken als het zich in een relatie van
verwijzingen plaatst waarin er ook ideeën zijn. Dit verstaat men in het scholium van stelling 49
waar Spinoza op het verschil tussen ideeën, beelden en woorden duidt:
‘Het is verder noodzakelijk om een onderscheid te maken tussen de ideeën en de woorden
waarmee wij de dingen aanduiden. (…) , iemand die op de natuur van het denken acht slaat,
die het begrip van de uitgebreidheid in het geheel niet insluit, kan deze vooroordelen
gemakkelijk kwijtraken, en ziet dus met helderheid in dat een idee — aangezien het een
modus van denken is — noch in het beeld van iets, noch in woorden bestaat. Het wezen van
woorden en beelden bestaat immers enken uit lichamelijke bewegingen, die in het geheel
geen begrip van het denken met zich meebrengen.’ 129
Woorden voor Spinoza zijn zoals beelden modi van het uitgebreide, het zijn pas tekens als ze
onderdeel zijn van een systeem van verwijzingen gerelateerd aan ideeën, wat de verbeelding vormt.
Het moet gezegd worden dat omdat Spinoza het over inadequate ideeën en fouten heeft wanneer hij
E II 40 Tweede Scholium.128
E II 49 Scholium.129
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 58
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
over verbeelding spreekt hij niet een kritiek op de verbeelding formuleert maar eerder een kritiek op
het gebruik van de verbeelding:
‘Als bijvoorbeeld iemand zich een gevleugeld paard voorstelt, dan beweert hij daarmee nog
niet dat een dergelijk paard bestaat, dat wilt zeggen, hij vergist zich alléén als hij tegelijk
stelt dat een dergelijke paard bestaat.’ 130
Uit dit allemaal kan men alleen concluderen zoals Macherey dat:
“Pour la perception et ses représentations imaginaires, tout n’est que signes, signes de
signes, sans que rien ne vienne définitivement interrompre cette chaîne signifiante, de
manière à la fixer distinctement sur une seule chose déterminée par les conditions de sa
seule nature: dans le monde de l’imagination, il n’y a de place que pour des
interprétations.’ 131
En dat:
‘Si l’âme cessait d’imaginer, elle cesserait d’être conforme à sa nature, ce qui est aussi
absurde au point de vue de la raison que de se représenter un cercle carré, une table qui
mange de la salade, ou un toit qui s’envole sur la poule du voisin.’ 132
Zo hebben we via Macherey de filosofie van de verbeelding bij Spinoza in de Ethica weergegeven.
E II 49 Scholium.130
Macherey, “Choses, Images de Choses, Signes, Idées,” 29.131
Macherey, “Choses, Images de Choses, Signes, Idées,” 30.132
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 59
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
VII. Het Teken van Spinoza
Uit de bespreking van Matheron en Macherey’s behandelingen van het teken bij Spinoza, en de
passages die ze daarvoor gebruiken in de Ethica, kan men besluiten dat Spinoza in het tweede deel
van de Ethica een filosofie van de perceptie en de verbeelding construeert. Voor Spinoza is de
directe representatie en perceptie die men heeft van de dingen verbeeld op de wijze dat het geen
directe weergave is van de natuur van de dingen die het lichaam worden aangedaan. De affecten op
het lichaam zijn beelden van een relatie van de natuur van het aangedane en het aandoende.
Hierdoor krijgt men een verward beeld van waardoor men wordt aangedaan en kan men in de
perceptie de volledige natuur van een ding niet doorgronden. De verbeelding is het idee van de
aanwezigheid van een ander lichaam samengaande met de beelden van die aanwezigheid wat in het
uitgebreide is. Deze beelden die men altijd als effecten moet beschouwen zijn de stimuli.
Voor Spinoza is het niet alleen de perceptie die op de verbeelding werkt maar ook het geheugen.
Het geheugen is geconstrueerd uit beelden en ideeën van deze beelden. Omdat deze beelden
affecten van lichamen zijn is het geheugen voor Spinoza niet alleen een belichaamd geheugen en
daarmee verbonden aan een bepaald perspectief maar de kennis eruit is ook inadequaat. Voor
Spinoza is de kennis uit de perceptie, het geheugen en de verbeelding één en hetzelfde en vormen
ze samen de eerste soort van kennis wat hij dan de kennis uit tekens noemt. Deze drie vormen een
triade waar geen enkel uit kan worden weggelaten zonder de werking te onderbreken.
Belangrijk is dat Spinoza woorden en taal ook als materieel beschouwd, hiermee kan hij de
betekenis en het idee van een woord niet laten afhangen van de vorm van het woord. Dit betekent
ook dat taal naargelang de context een andere betekenis kan hebben. De problemen die nu op tafel
komen zijn breed. Het eerste is de vraag wat dit betekent voor de politieke gedachte van Spinoza.
Dit zal in het volgende deel worden besproken maar het zal er vooral over gaan hoe het geheugen
en de verbeelding worden ingezet in een gemeenschap en zo die gemeenschap enkel kan werken
vanuit een bepaald oogpunt, daarbij komende dat het altijd een constructie van verbeelding is die
enkel kan werken volgens zijn eigen opbouw. Het tweede is dat het nu lijkt dat Matheron en
Macherey een materialistische lezing geven zoals Deleuze van het tekensysteem van Spinoza. Het
probleem hiermee is dat men in vraag moet stellen of de conceptie van materialiteit en
immaterialiteit bij Deleuze en Matheron en Macherey wel dezelfde is? Want zoals hierboven
gesteld berusten Matherons en Macherey’s bevindingen van het teken van het uitgebreide erop dat
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 60
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
tekens een soort van beelden zijn die in het uitgebreide zijn en daarmee materieel zijn. Maar een
diepere lezing van zowel Spinoza als hun teksten legt bloot dat het teken niet kan worden
omschreven als een bepaald idee of ding. Voor Spinoza is het teken altijd een systeem van relaties
tussen dingen als effecten en ideeën als effecten. Het teken als een singulier ding of idee zien is juist
waar fouten en misverstanden hun oorspong hebben bij Spinoza. De materialiteit waar Deleuze het
over heeft en die dichter aansluit bij wat Spinoza stelt is één van ontplooiing en insluiting. De notie
van het teken duidt eerder op een proces waarin een ding maar ook een idee vorm krijgt of vorm
wordt gegeven. Het teken is altijd een indicatie van dat proces.
Anders gezegd, een teken staat altijd voor de ontplooiing en insluiting van een ding en een idee. In
het lezen van Macheron en Macherey is een bepaald niveau van de werking van het teken aan het
licht gekomen. Terwijl Deleuze het altijd heeft over de werking van het teken in relatie tot
concepten en het geheel van de ontologie en epistemologie bij Spinoza en anderzijds een meer
algemene blik werpt op het teken leggen Matheron en Macherey meer de inherente werking van het
teken uit bij Spinoza. Hier komt men dan tot de grote vraag: wat is het tekensysteem bij Spinoza?
Het teken is geen ding en geen idee, het is een systeem van dingen en een systeem van ideeën, een
samengaan die enkel daarin bestaat de betekenis van de dingen en de ideeën tot stand te laten
komen. Een kennis uit tekens moet men begrijpen als het kennen van één foto uit een reeks van
Muybridge. Het is pas wanneer men de volledige reeks kan kennen dat men deze conceptueel 133
kent. Maar dat geheel kan men niet kennen uit een enkele ervaring van een foto waar enkel de
connectie kan worden gelegd met een mogelijke oorzaak en gevolg. Het is wanneer men ertoe komt
om het geheel ervan te overzien dat men de betekenis in zijn volledigheid kan verstaan. Het is
daarom dat men het teken niet als materialistisch of immaterialistisch kan beschouwen. Het bevindt
zich altijd in de twee, het is zowel het ding als het idee, het is zowel het worden van een ding als de
voltooing van het ding. Men moet dit zo wezenlijk mogelijk voorstellen, de voortbeweging van de
auto’s wordt veroorzaakt in het groene licht. Het idee van te rijden wordt veroorzaakt in het idee
van het groene licht. Dit is een teken tegenover het concept van verkeer, beweging. Maar wat dan
met de derde kennis, de intuïtie? Men kan deze verstaan als de apporie hoewel Spinoza het zo niet
wilt omschrijven, een moment waarop essentie en existentie samenvallen om te beseffen dat we niet
alles kunnen begrijpen. In het eerste deel van de Ethica maakt Spinoza al iets duidelijk, er zijn
oneindig veel attributen en de mens kent enkel uitgebreidheid en denken. Men kent er enkel deze
Aaron Schaft, Pioneers of Photography (London: British Broadcasting Corporation, 1975), 125-133.133
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 61
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
twee die de menselijke kennis van de natuur construeren. Onze kennis is niet beter dan wie andere
attributen kent. Misschien kennen de mieren het attribuut covfefe. Heeft het een diepgaandere
kennis van de wereld? Nee. Is het dan oppervlakkiger dan de onze? Nee. Dat is het leuke aan
Spinoza, hij stelt ons niet alleen in onze onkunde.
Wanneer Spinoza kennis uit tekens problematiseert in de Ethica en in het begin van de TTP bevindt
dit zich op twee verschillende niveaus, beter gezegd is het een onderscheid tussen de algemene
conditie van het teken en een specifieke conditie. In de conceptie van God door de profeten hebben
we te maken met een simulacra van God. Hij is een verzameling van verschillende beelden die de
mensen hebben over wat goddelijk is in tegenstelling tot een weergave van god in en als de natuur.
Sommige beschrijvingen van de profeten en zelfs sommige joodse theologen komen in de buurt
maar slagen er niet in om dit duidelijk te maken. De simulacra is een kopie die niet terugslaat op
een origineel, het is een samenstelling van beelden waaruit we tot een idee komen. Hiervoor moet
men alleen maar naar de iconografie van God kijken, wat we zien is niet god maar een oude man
met een lange baard, wanneer men iconografisch en zelf narratief naar de oorspronkelijke god zou
zoeken zou men niet de christelijke god vinden maar ook niet Zeus of die van het Zoroastrisme,
men zou uitkomen bij een leegte, niet-god. Het constant spreken en uitbeelden van god leidt ertoe
dat hij niet bestaat.
Men kan stellen dat men binnen Spinoza twee vormen van atheïsme terugvindt, en dat die beide op
een moord neerkomen, de eerste is deze van 'Deus sive Natura’ een stand-off die in het voordeel
van de natuur eindigt. De tweede is waar God wordt versmacht door het spreken van de gelovige,
de gelovige gelooft niet in god maar in wat hij over god zegt. De gelovige maakt van God een teken
van zijn eigen denken. Hiermee begrijpen we ook waarom Spinoza Jezus apart stelt van de andere
profeten. Jezus neemt de tekens als tekens staande voor iets dat moet uitgelegd worden en dat men
enkel kan verlaten door het te gebruiken in handelingen. Neem een stopbord, wanneer we het uit de
afspraken over verkeer nemen, dan hebben we geen stopbord meer maar een metalen schijf met wat
verf op in geometrische vormen. Het teken is altijd een effect voor Spinoza zoals Deleuze zegt en
verhoudt zich enkel in een orde van effecten. Het teken op zichzelf zien is zinloos, het moet
ingepast worden en ontleed worden volgens een natuurlijke orde, het doel van tekens is om op te
houden teken te zijn, dit is niet in tegenstrijd met wat Spinoza zegt over Connatus en dat alles er
naar streeft te blijven bestaan. Het is een oneindige eindigheid.
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 62
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Hiervoor moet men een onderscheid maken tussen decoderen en interpreteren. Het coderen en
decoderen is wat er aan de oppervlakte van de taal gebeurd. Persoon A zegt x en Persoon B weet dat
voor x er een set van antwoorden en betekenissen is en dat y bijvoorbeeld een goed antwoord is. Dit
is het proces van coderen en decoderen, dit is communicatie. Interpretatie is dan hoe die set van
codes en decoderen ontstaat en produceert. Het is niet de vraag van wat betekent iets, wat de vraag
van het decoderen is, maar hoe betekent iets? Voor Spinoza kan dit alleen onderzocht worden in de
natuur van het teken, wat de context en geschiedenis is van het gebruik, wat neerkomt op de
verbeelding. Hij bestudeert de leefomgeving van het teken. Dit decoderen en interpreteren bevindt
zich in een parallelle relatie. Alles wat gedecodeerd wordt kan ook worden geïnterpreteerd. Maar is
deze relatie ook omgekeerd en op welke wijze is men zich hiervan bewust? Hiervoor heeft Spinoza
waarschijnlijk zijn meest revolutionaire concept namelijk de intuïtie als kennis ontwikkeld. Het is
door de intuïtie dat we tussen de verschillende expressies van codering en interpretatie kunnen
variëren. En wat van belang is, is die intuïtie te identificeren.
Hierboven is het concept van simulacrum vermeld. Op het einde van ‘Logique du Sens’ heeft
Deleuze het over het simulacrum bij Plato, voor dit deel wordt afgesloten moet men naar deze tekst
gaan om een beter beeld te krijgen met wat men kan uitvoeren aan de hand van Spinoza’s
tekensysteem ten opzichte van Plato’s simulacrum. Deleuze begint met de vraag wat Nietzsche
bedoelde wanneer hij zei dat de taak van zijn filosofie het omverwerpen van het Platonisme was.
Volgens Deleuze duidt het op het aan het licht brengen van de motivaties van het denken van Plato.
In het algemeen komt deze motivatie erop neer om een onderscheid te maken tussen het ding zelf en
zijn afbeeldingen. De vraag die de motivatie doorgrond is of dit onderscheid tussen de expressies 134
van het origineel en de kopie gelijk is:
“The Platonic project emerges only if we refer back to the methode of division, for this method is
not one dialectic procedure among others. It masters all the power of the dialectic so as to fuse it
with another power and thus to represent the whole system.” 135
Het doel van het onderscheid dat tot stand komt wordt volgens Deleuze uitgewerkt in Dialogen
zoals de Staatsman en Phaedrus waar het functioneert om een onderscheid te maken tussen wie
Gilles Deleuze, “Plato and the Simulacrum,” vert. Rosalind Krauss, October 27 (1983): 45-56.134
Deleuze, “Plato and the Simulacrum," 45.135
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 63
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
gerechtvaardigd is om bijvoorbeeld de leiding van de staat te hebben of wiens claim op iets
ongerechtvaardigd is. Het platonisme is zo een filosofisering van het epische thema wat bestaat uit
het bewijzen dat de held de held is en iedereen anders die het claimt te zijn vals is. Dit is het 136
syllogistische aspect van de Griekse maatschappij. Vanaf het begin van de Odyssee weet men dat de
held Odysseus is, maar doorheen het verhaal moet hij dit bewijzen. Het einde is dan de culminatie
van de positie van de held en de bestraffing van al die ten onrechte die positie opeist. Odysseus
bewijst dat hij de enige is die gerechtvaardigd is om de man van Penelope te zijn door zich te
bewijzen met zijn eigen boog, zijn eigen instrument. Dit eindigt dan dat al die de valse claim
maakten werden gedood. Het is daarmee dat Deleuze de Platonische dialectiek er één van rivaliteit
noemt. Plato doet dit volgens hem door gebruik te maken van ironie. 137
In de Mythes die Socrates voorstelt wordt een eeuwigheid geprojecteerd die door Socrates wordt
doorbroken door deze in vraag te stellen. Maar dit in vraag stellen ondersteunt uiteindelijk de
constructie. Dit is waar de circulaire mythe op neerkomt. Het is een constante bevraging en
rechtvaardiging van de triade van de fundering, het object en hij die claimt of zoals Deleuze het ook
verwoordt: de vader, de dochter en de fiancé. De vader beslist over wat er met het object, de 138
dochter mag gebeuren en beslist dus over de rechtvaardigheid van hij die om de hand van de
dochter vraagt. Hieruit ontstaat een hiërarchie van wie allemaal recht heeft om te bezitten met
bovenaan hij die het recht heeft om over deze verdeling te beslissen, dus hij die alles bezit. En op
het laagste niveau hebben we het simulacrum, hij die oogt iets te bezitten maar eigenlijk niks bezit.
Zo is er de sofist die oogt wijsheid en waarheid te bezitten maar eigenlijk niks bezit:
‘We have proceeded, then, from the fist determination of the Platonic motive: to distinguish essence
from appearance, the intelligible from the sensible, the Idea from the image, the original from the
copy, the model from the simulacrum. But we have already seen that this expressions are not
equivalent. The distinction moves between two sorts of images. Copies are secondhand possessors,
well-grounded claimants, authorized by resemblance. Simulacra are like false claimants, built on a
dissimilitude, implying a perversion, an essential turning away. It is in this sense that Plato divides
Deleuze, “Plato and the Simulacrum,” 45-47.136
Deleuze, “Plato and the Simulacrum,” 46.137
Deleuze, “Plato and the Simulacrum,” 49.138
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 64
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
the domain of the image-idols in two: on the one hand the iconic copies (likenesses), on the other
the phantasmatic simulacra (semblance).’ 139
Voor Plato zijn er twee types van afbeeldingen. De kopie die het recht heeft zich tot het object te
richten. En de simulacrum een afbeelding die dit recht niet heeft, het is een kopie zonder gelijkenis.
Het komt los van het origineel, het object waar het naar refereert. Neem bijvoorbeeld een exacte
reproductie van het kasteel van Versailles in China, gebouwd in de éénentwintigste eeuw. Het is op
precies dezelfde schaal als het origineel, vergelijk het nu met een klein landhuis uit de achttiende-
eeuw in Frankrijk, het is kleiner dan Versailles en heeft zeker niet dezelfde grandeur maar is er wel
op gebaseerd en heeft verschillende gekopieerde maar verkleinde elementen. Beide zijn kopieën
van het origineel. Maar het landhuis zal een trouwe kopie worden genoemd omdat het een bepaald
respect verwoord tegenover het origineel. Terwijl de Chinese reproductie als lachwekkend wordt
gezien, en als niet-origineel wordt beschouwd. De reden hiervoor is dat het landhuis beantwoord
aan een hiërarchie, het is een kopie in functie van de machtsuitstalling van het origineel, terwijl
Versailles in China die hiërarchie doorbreekt door het direct te kopiëren, het mist respect volgens de
Westerse criticus. En dit is het punt waarop de simulacrum zich tegen het origineel keert:
‘The simulacrum implies great dimensions, depth, and distances which the observer cannot
dominate. It is because he cannot master the that he has an impression of resemblance. The
simulacrum includes within itself the differential point of view, and the spectator is made part of the
simulacrum, which is transformed and deformed according to his point of view. In short, folded
within the simulacrum there is a process of going mad, a process of limitlessness,…’ 140
Door het kopiëren doorbreekt de Chinese kopie de fantasmagorie van het origineel en eigent het
zich een eigen macht toe. Wanneer men vanuit Europa lachwekkend kijkt naar de verschillende
kopieën die er zijn gemaakt van bekende gebouwen en locaties in Amerika in de twintigste eeuw en
in China in de éénentwintigste eeuw moet men hier niet een ode in zien of een soort respect. Eerder
een verlangen naar de macht waar de gebouwen symbool voor staan, ze functioneren in het
subverseren van de macht en het zich zelf toe eigenen. Dit culmineert in de creatie van eigen
symbolen van macht. De symbolische tekenwaarde wordt gekopieerd en daarmee wordt die
Deleuze, “Plato and the Simulacrum,” 47-48.139
Deleuze, “Plato and the Simulacrum,” 49.140
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 65
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
symbolische macht toegeëigend. Zoals in China nu hypermoderne gebouwen verschijnen in een stijl
die volledig nieuw is. Maar wat heeft dit allemaal te maken met Spinoza en het teken?
Spinoza probeert Plato’s dialectiek van rivaliteit te overstijgen en de hiërarchie te ondermijnen.
Terwijl Deleuze en Nietzsche de verheffing van het simulacrum over het orginieel en de kopie als
een omverwerping van het platonisme beschouwen door de instabiliteit van de hiërarchie bloot te
leggen is dit niet wat Spinoza beoogt. Wat Spinoza doet is de waarheid van het origineel in de kopie
te leggen. Er is geen platonische wereld boven ons waaruit wij als kopieën voortkomen maar wij
zijn de onderdelen van het origineel.
Het teken bij Spinoza is altijd de expressie van een verhouding tussen de verschillende lichamen en
ideeën en hun betekenis berust enkel immanent aan die verhoudingen. Hiermee is het teken een
proces van worden en ontplooien van kennis, maar kan nooit de waarheid of de conceptuele kennis
zelf zijn. Zoals het lichaam en het idee bij Spinoza wordt het teken zo op twee simultane wijzen
gedefinieerd, intern als een samenstelling van verschillende elementen van de verhouding en extern
hoe het door andere verhoudingen wordt geaffecteerd.
Nu volgen er twee lezingen. De eerste is van ‘Proust et les Signes’ Deleuze’s andere analyse van
tekens, deze zal worden vergeleken met Spinoza. De tweede lezing betreft het zevende hoofdstuk
van het Tractatus Theologico-Philosophicus, waar aan de hand van Warren Montag een methode
van lezen en het gebruik van het tekensysteem van Spinoza wordt onderzocht.
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 66
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
VIII.Proust en Spinoza
Deleuze’s benadering tot Proust en ‘A la recherche du temps perdu’ is, zoals die tot Spinoza in
‘Spinoza et le problème de l’expression’, uniek, zowel in de invalshoek van het teken bij Proust als
wat Deleuze ermee doet in het werk. Hij geeft namelijk twee thesen over het teken, de eerste dat het
teken een zoektocht is naar kennis. En de tweede dat de impressie en significantie van het teken een
inherente essentie verbergen, die als waarheid heeft dat de materiële betekenis van het teken niks is
zonder de ideale essentie die het oproept. Deleuze begint met een vraag die hij snel beantwoordt: 141
‘En qui consiste l’unité de Al la recherche du temps perdu?’ 142
Het antwoord is niet zoals vaak wordt gegeven, het onderzoeken van de herinnering, of de structuur
van de tijd:
‘Il s’agit, non d’une exposition de la mémoire involontaire, mais du récit d’un apprentissage. Plus
précisément, apprentissage d’un homme de lettres.’ 143
Zich onderrichten is voor Deleuze een studie van tekens, de leerling onderzoekt de verschillende
tekens die de leerling van een bepaalde materie, zowel als object dan als studiemateriaal te verstaan,
wilt kennen. Prousts werk gaat over het leren en het bemeesteren van tekens en over 144
verschillende vormen van tekens. De bourgeoisie die zich er op richt om uit te blinken in tekens,
laat dan ook acties en denken vervangen door bepaalde tekens van ‘wereldlijkgezindheid’, men kan
het vergelijken, of beter gezegd het is hetzelfde als op Facebook een bepaalde post liken of er op
reageren. Deze tekens functioneren er niet toe om aan te zetten tot een actie of denken maar om het
te vervangen. Hieraan gerelateerd zijn er de tekens van liefde:
Drohan, “To imagine Spinoza,” 277.141
Gilles Deleuze, Proust et les Signes (Paris: PUF, 2003), 9.142
Deleuze, Proust et les Signes, 10.143
Deleuze, Proust et les Signes, 23-35.144
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 67
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
‘L’être aimé apparaît comme un signe, une “âme”: implique, enveloppe, emprisonne un monde,
qu’il faut déchiffrer, c’est-à-dire interpréter. Il s’agit même d’une pluralité de mondes; le pluralisme
de l’amour ne concerne pas seulement la multiplicité des êtres aimés, mais la multiplicité des âmes
ou des mondes en chacun d’eux. Aimer, c’est chercher à expliqué, à développer ces mondes
inconnus qui restent enveloppés dans l’aimé.’ 145
De tekens van liefde vormen de creatie van een ander, de geliefde, wiens verschijning en gedrag
moet worden onderzocht en dient geïnterpreteerd te worden. De tekens bij Proust betreffen een
essentie die objectifieert. Het materiële van het teken functioneert enkel wanneer er een essentie is
die het object abstraheert. Die van een normale zakdoek, de zakdoek van de geliefde maakt, die 146
een immateriële relatie tussen de twee lichamen, materies identificeert en betekenis geeft aan één
ervan. Daarmee wordt ook het verlies van het materiële een verlies van de immateriële relatie.
Hierin ligt het onderscheid tussen Spinoza en Proust. Namelijk dat de wereld van Proust platonisch
is. De tekens van de modaliteit bevinden zich in de triade van de fundering, het object en de eis op
het object. Doorheen het oeuvre van Proust komt dit thema van ‘het recht hebben op’ aan bod. 147
Zoals de moeder van Albertina die graag zou worden uitgenodigd om in de belangrijke salons te
vertoeven en te dineren met de eerste minister, zich gekrenkt voelt, omdat ze niet wordt uitgenodigd
hoewel ze denkt dat ze er het recht toeheeft. Daarom houdt ze zelf diners die kopieën zijn van de
verlangde diners. Proust ging als een encyclopedist aan het werk om deze wereld bloot te leggen,
maar zoals de eerste encyclopedisten functioneert het ook als een aanval, namelijk door de rituelen
en gewoonten die binnen die sociale orde functioneren persoonlijk te maken. Neem de beroemde
scène van het madeleintje dat in thee wordt gedoopt. Deze gewoonte signaleert een kennis van hoe
het wordt gedaan. Maar Proust onttrekt het aan deze wereld van kopie en laat het madeleintje een
teken zijn voor iets persoonlijks van het personage. Proust ondermijnt de orde door de hiërarchie
persoonlijk te maken. De tekens functioneren niet meer voor een externe fundering maar voor de
interne fundering. Dit kan Proust alleen maar doen door de tekens op het lichaam te betrekken. De
reden waarom men de tekens persoonlijk maakt is omdat men op zoek is naar de waarheid:
Deleuze, Proust et les Signes, 14.145
Deleuze, Proust et les Signes, 9-22.146
Deleuze, Proust et les Signes, 42-43.147
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 68
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
‘Qui cherche la vérité? Et qu’est-ce qu’il veut dire, celui qui dit “je veux la vérité”? Proust ne croit
pas que l’homme, ni même un esprit supposé pur, ait naturellement un désir du vrai, une volonté de
vérité. Nous ne cherchons la vérité que quand nous sommes déterminés à le faire en fonction d’une
situation concrète, quand nous subissons une sorte de violence qui nous pousse à cette recherche.
Qui cherche la vérité? C’est le jaloux, sous la pression des mensonges de l’aimé.’ 148
Deleuze identificeert bij Plato een dialectiek van rivaliteit. In navolging hiervan zou men Deleuze’s
lezing van Proust kunnen interpreteren als een dialectiek van jaloezie. Terwijl de dialectiek bij Plato
over het verlenen van recht gaat en de erkenning van de held als held, heeft Proust het over een
jaloezie op de held. Of beter gezegd de helden zoals ze voorkomen in de Griekse mythes 149
(Oedipus Rex is hier dan de uitzondering op omdat hier de held in zijn zoektocht die hem als held
dient te her-kennen ten val komt en eindigt als de slechterik.) De held in Prousts oeuvre is diegene
wie alle tekens en rituelen kent van de maatschappij en ze ook kan gebruiken om de maatschappij te
doorwaden. De verteller in de ‘Recherche’ is in tegenstelling geen held, hij wordt gekenmerkt door
een overgevoeligheid, en die zorgt er juist voor dat de tekens zich tegen hem keren. Het is enkel als
verliefde dat hij in strijd kan treden met de helden, door de tekens op te eisen om zijn waarheid te
vertellen.
Hoewel er een onderscheid is tussen het ontologische kader van Proust en Spinoza lijkt het
interessanter om zich te concentreren op de overeenkomsten. Namelijk het idee van het
onderrichten. Misschien moet men dit eerder als een troop beschouwen van het volledige oeuvre
van Gilles Deleuze dan iets dat Proust en Spinoza delen. Maar het is interessanter om dit niet te
beschouwen als iets dat Deleuze in het werk van de schrijver en de filosoof legt maar eerder waar
hij overal naar op zoek is en wat zijn voorliefde voor Spinoza kan verklaren. Waar Deleuze naar op
zoek is, is een denken dat handelen is. Anders gezegd is het een filosofie die niet een bepaald
handelen wilt produceren of uitlokken, maar een filosofie die de handeling zelf constitueert. Dit is
de reden dat Deleuze zich tot de literatuur, schilderkunst en film richt. Wanneer kunst een bepaald
effect wilt hebben, dan moet het dit in zichzelf al voortbrengen om te kunnen werken.
Deleuze, Proust et les Signes, 23-24.148
Deleuze, Proust et les Signes, 36-50.149
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 69
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Wat men bij zowel Spinoza als Proust aantreft is het ijken van het het lichaam en het denken, een
zoektocht naar de waarheid die het bevat. Beide doen dit op zeer verschillende manieren. Waar
Spinoza oogt een wereldkaart te maken met de Ethica, probeer Proust een stratenplan weer te geven
in de ‘Recherche’. Wat uit deze korte vergelijking, beter gezegd botsing komt, is dat men bij Proust
te maken heeft met de tekst die het idee incorporeert. Terwijl men bij Spinoza een algemeen
perspectief verkrijgt op tekens als de expressies van verhoudingen binnen een immanent systeem.
Zo kan men ook teksten beschouwen als die immanente systemen die alleen kunnen ontleed worden
aan de hand van de verschillende verhoudingen en hun tekens.
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 70
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
IX. De Materialiteit van de Tekst
‘Maar eerzucht en misdaad hebben tenslotte zoveel vermocht, dat de religie niet meer gelegen is in
het gehoorzamen aan de leerstukken van de heilige geest, doch in het verdedigen van de
bedenksels der mensen, ja dat de religie niet meer besloten ligt in liefde, maar in het zaaien van
tweedracht onder de mensen en in het verbreiden van de bittere haat, die zij onder de valse naam
van goddelijke ijver en brandende hartstocht verbloemen. Bij dit kwaad heeft zich het bijgeloof
gevoegd, dat de mensen leert om rede en de natuur te minachten en slechts datgene te bewonderen
en te vereren wat met deze twee in strijd is. Daarom is het niet verwonderlijk dat de mensen,
teneinde de Schrift meer te bewonderen en te vereren, ernaar streven haar zo uit te leggen dat zij zo
veel mogelijk in strijd is met de rede en de natuur. Daarom dromen zij dat in de heilige boeken de
allerdiepste mysteriën verborgen liggen en zij putten zich uit in het naspeuren daarvan, dat wil dus
zeggen in het naspeuren van ongerijmdheden, terwijl zij aldus raaskallend verzinnen, dat dichten zij
de heilige geest toe en trachten zij met de grootste kracht en aandrift van hun affecten te
verdedigen.’ 150
Wanneer men het over tekens heeft bij Spinoza haalt men snel het eerste deel van het Tractatus
Theologico-Philosophicus aan en verbindt men het direct aan het tweede scholium van stelling
zeventig uit het tweede deel. Maar deze benadering is zoals hierboven uiteengezet niet toereikend
om Spinoza’s complex denken over tekens uiteen te zetten. Doorheen het vorige deel is dit denken
teruggebracht tot een systeem, het tekensyteem dat voor dit deel en de rest van deze paper zal
verwoord worden als volgt:
Het teken voor Spinoza is de expressie van een verhouding van een idee tot een andere idee, en een
lichaam tot een ander lichaam. Deze verhouden zich in een immanent systeem van betekenis. Het
teken wordt altijd waargenomen als een effect, omdat het die verhouding enkel kan uitdrukken als
een beperking, vergroting of status quo van een machtsrelatie.
Deze definitie valt niet binnen de termen van wat men als een systeem zou omschrijven. Maar het
helpt wel een synthese te maken met één van de twee moderne tekensystemen. Doorheen dit
TTP 7, 1.150
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 71
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
schrijven is meer en meer opgevallen hoe er een overlapping is tussen de Peirciaance semiotiek en
Spinoza. In hun paper ‘All Things in Mind: Panpsychist Elements in Spinoza, Deleuze and Peirce’
merken Jonathan Beever en Vernon Cisney op dat de combinatie van de twee een alternatief biedt
op dualisme en physicalisme met een panpsychische kijk op bewustzijn. Ze volgen de lijn van 151
Spinoza’s parallellisme waarin lichaam en geest geen van beide het meesterschap heeft over de
andere:
‘Spinoza invokes us to think the nature of thought itself in much larger terms than those to which we
are accustomed. We love to talk of instances of consciousness and willing, and yet, the vast majority
of the body’s operations are entirely unknown to us. To speak of the mind working in parallel with
the body itself is to point to a broader sense of thinking.’ 152
Zoals hierboven duidelijk geworden is in het stuk over Matheron heeft dit te maken met een
bewustzijn vanuit een lichaam. Anders gezegd de Umwelt waar het lichaam en de geest beide in
communicatie staan met andere lichamen en geesten. Beever en Cisney duiden er op dat Peirce met
semiosis een gelijkaardig immanent systeem voorondersteld. Daarnaast delen Spinoza en Peirce een
zelfde houding tegenover het oneindige. Zoals bij Spinoza alles uiteindelijk in het oneindige ligt
gaat voor Peirce de semiosis oneindig door. Bij het tekensysteem van Spinoza kan men dit 153
verwoorden dat elk immanent systeem uiteindelijk verwijst naar een andere immanent systeem dat
de oorzaak ervan is. Maar het teken en de tekst waar het in voorkomt is niet oneindig, die
eindigheid, tijd als duur, is wat juist moet worden onderzocht. Umberto Eco maakt hier een
interessante opmerking over die kan worden gebruikt als wipplank:
Le réseau des signatures permet une interprétation infinie du monde. Mais afin de déclencher
l’impulsion qui mène à l’Individuation des signatures, il faut une lecture soupçonneuse du monde.
Pour lire de manière soupçonneuse le monde et les textes, il faut avoir élaboré une quelconque
méthode obsessionnelle.’ 154
Jonathan Beever & Vernon Cisney, “All Things in Mind: Panpsychist Elements in Spinoza, Deleuze and Peirce,” 151
Biosemiotics 6 (2013): 351-365.
Beever & Cisney, “All Things in Mind,” 354.152
Beever & Cisney, “All Things in Mind,” 359-363.153
Umberto Eco, Les Limites de l’interprétation, vert. Myriem Bouzaher (Paris: Grasset, 2014), 106.154
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 72
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Eco maakt weliswaar deze opmerking als een kritiek op de hermetische semiotiek. Hij bekritiseert
de obsessieve methode waarmee sommigen te werk gaan om teksten te lezen als verzamelingen van
tekens die een specifieke waarheid verbergen die de tekst transcenderen. Maar het toont ook een
houding, waarmee Eco akkoord gaat, die men moet aannemen indien men niet in de oneindige
doorverwijzing van de tekens wilt vervallen waardoor men niet meer tot een bepaalde grond kan
komen. De argwanende lezing van de wereld heeft als doel kennis bloot te leggen. Maar men dient
twee lezingen en dus twee argwanen te identificeren. De eerste is deze waar Eco maar ook Spinoza
voor waarschuwt in de eerste hoofdstukken van de TTP zoals men duidelijk kan lezen in het
begincitaat van dit deel, dit is de argwaan die men als paranoïde kan beschouwen waarin men denkt
dat men achtervolgd wordt en daardoor op zoek gaat naar de tekens die voor die achtervolging
staan. De tweede argwaan wordt gevormd door onzekerheid, in tegenstelling tot de paranoicus die
een grote stelligheid heeft dat hij achtervolgd wordt. Dit kan men weer vatten in de metafoor van de
cartograaf die zelf op het land de kaart vorm geeft, deze dient een twijfel te tonen om te gaan kijken
hoe het land er uiteindelijk uitziet. Dit is het onderscheid tussen het a priori stellen van een
waarheid en er dan op zoek naar te gaan en het potentieel van een waarheid proberen te
verwezenlijken, eigenlijk het onderscheid tussen een these en een hypothese. Dit vindt men terug in
de methode van interpretatie die Spinoza hanteert in de TTP.
Warren Montag duidt erop dat Spinoza zelf de TTP niet begint met het uiteenzetten van zijn
methode van interpretatie, wat vooral meteen duidt op een breuk met Descartes die het noodzakelijk
vond om te beginnen met een reflectie op de methode. De reden die Montag hiervoor geeft is
gebaseerd op Macherey’s fenomenale werk ‘Hegel ou Spinoza’ en is dat voor Spinoza de methode
een reflectie is op het idee, dus eerder een effect van de waarheid dan een voortbrenger ervan:
‘Even in the Ethics, a work which borrows its mode of exposition form geometry and begins with
definitions and axioms, Spinoza rejects the notion of a method prior and therefore external tot the
process or activity of knowledge itself.’ 155
Voor Montag ligt de methode van Spinoza erin een strategie van vertaling en verplaatsing te
hanteren die eruit bestaat concepten tegenover elkaar te plaatsen. Maar dit is niet in de dualistische
zin waarin een tegenstelling of gelijkschakeling gebeurd. Wat er plaatsvindt is een transmutatie van
Warren Montag, Bodies, Masses, Power: Spinoza and His Contemporaries (London: Verso, 1999), 2.155
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 73
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
een concept in een ander door het in zijn werking te doorgronden. Dit vindt men in één van de
bekendste uitspraken van Spinoza: ‘Deus, sive Natura’. Hier wordt de god vertaald en veranderd
naar natuur. Hetzelfde doet Spinoza in verband met de taal van de wetgevende, deze wordt vertaald
in de taal van de machthebbende . 156
‘For Spinoza nature is a surface without depth; Scripture as part of nature conceals nothing, holds
nothing in reserve. Instead of speaking of its meaning, we ought to speak of the effects it produces
as a body among other bodies.’ 157
Voor Spinoza is de tekst een lichaam, hij plaatst de tekst, en specifiek de Bijbel, in het immanente
netwerk van de natuur waarin het onderhevig is aan dezelfde externe invloeden als andere lichamen.
Dit maakt zowel de impact op de tekst als de impact van de tekst reëel:
‘For Spinoza nature is a surface without depth; Scripture as part of nature conceals nothing, holds
nothing in reserve. Instead of speaking of its meaning, we ought to speak of the effects it produces
as a body among other bodies.’ 158
Die effecten waar Montag het over heeft zijn de tekens, of in een tekst het semeen, het kleinste
betekenis dragend deeltje in een tekst. Voor Spinoza valt dat in eerste plaats volledig terug op de
taal van de bijbel wat in de eerste plaats het Hebreeuws is van het oude testament.
‘To consider Spinoza’s text in its materiality means to identify and explain its contradictions,
discrepancies and lacunae without feeling any need to explain the away, to reduce them to the ideal
order lying latent in the text.’ 159
Het belangrijke om hier op te merken is dat Spinoza in de TTP een bijbelkritiek ontwikkelt die
functioneert als een bredere kritiek op het gebruik van religie zoals men kan verstaan uit het
openingscitaat van dit deel. De Bijbel en andere canonieke teksten zijn te vergelijken met Japanse
Montag, Bodies, Masses, Power, 4.156
Montag, Bodies, Masses, Power, 5.157
Montag, Bodies, Masses, Power, 5.158
Montag, Bodies, Masses, Power, 6.159
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 74
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
rotstuinen. Rond de vaste elementen van de rotsblokken worden volgens een traditie patronen
getrokken in de keitjes. Deze constante verandering is een repetitie van elementen van geschiedenis
en reflectie op die geschiedenis vanuit een religieuze, politieke en culturele achtergrond. Voor
Spinoza zelf is de Bijbel een geschiedenis van volkeren en tegelijkertijd een geschiedenis van
openbaringen aan profeten uit die volkeren. Door tot het volk te behoren kunnen de profeten hun 160
openbaringen verkondigen en zijn ze te begrijpen:
'Zo ook is het noodzakelijk voor het verklaren van de Schrift dat wij een zuivere beschrijving ervan
opstellen, en daaruit als uit zekere gegevens en beginselen gerechtvaardigde gevolgtrekkingen
maken omtrent de bedoelingen van de auteurs van de bijbel.’ 161
Daardoor dient men dan ook de wetgevingen en zedelijke stukken van de Bijbel binnen die context
van volkeren en openbaringen te begrijpen. Men hoeft geen werken naast de Bijbel te gebruiken om
deze verstaanbaar te maken:
‘De goddelijkheid van de Schrift kan dus alleen daaruit blijken, dat zij de ware deugd leert. Maar
dit kan alleen uit de Schrift blijken. En als dat niet zou zijn, zouden wij niet zonder een sterk
vooroordeel de Schrift omhelzen en van haar goddelijkheid getuigen. De gehele kennis van het
Schrift moet dus alleen uit haarzelf gehaald worden.’ 162
Voor Spinoza kent de juiste manier om de Bijbel te onderzoeken drie eigenschappen. Ten eerste
moet men de eigenschappen en natuur van de taal waarin de Bijbel is geschreven ten volle verstaan.
Voor Spinoza betekent dit het Hebreeuws verstaan. Montag duidt hier op een onmogelijkheid. Bij 163
de vernietiging van de tempel van Jeruzalem zijn de boeken over het Hebreeuws verloren gegaan en
de jaren van pogrom hebben er niet toe bijgedragen om een volledige kennis te hebben van het
Hebreeuws waar het oude testament in is geschreven. Spinoza schreef zelf een ‘compendium van de
Hebreeuwse grammatica’ dat onafgewerkt is gebleven. Dit was weliswaar niet voor de Joodse
gemeenschap in Amsterdam die zelf vanuit zijn converso verleden gekenmerkt werd door een
Montag, Bodies, Masses, Power, 6.160
TTP 7, 2.161
TTP 7, 4.162
Montag, Bodies, Masses, Power, 10-16.163
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 75
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
verlangen en ijver om de oorspronkelijke Joodse gewoontes en zeker het Hebreeuws, dat daar een
centrale plaats inneemt, terug te installeren. Spinoza schreef voor zijn Nederlandse vrienden die 164
geïnteresseerd waren in de Hebreeuwse taal, maar ook om aan te tonen dat het Hebreeuws geen
heilige taal was.
Ten tweede moet een bijbelkritiek bestaan uit een verzameling en ordening van de verschillende
uitspraken van de Bijbel om ze met elkaar te kunnen vergelijken. Het is niet nodig om na te gaan of
deze uitspraken waar zijn:
‘Het is ons immers alleen te doen om de betekenis van de zinnen niet om hun waarheid. Ja sterker
nog, zolang wij naar de bedoeling van de bijbel vragen, moeten wij in de allereerste plaats
oppassen, dat wij ons niet al van te voren in beslag laten nemen door onze redenering voor zover
die steunt op de beginselen van de natuurlijke kennis — om nog maar te zwijgen van onze
vooroordelen.’ 165
Wat Spinoza bedoeld is dat men de interne orde — en disorde — van de Bijbel dient bloot te
leggen. Wederom moet er op worden gewezen dat de Bijbel een verzameling is van verschillende
verhalen van verschillende schrijvers. Waar Spinoza naar opzoek is, is een verhaallijn die los
daarvan doorheen de tekst kan worden aangetroffen maar ook de breuklijnen.
Ten derde, en het laatste element van de bijbelkritiek is waar Spinoza de interne werking van de
Bijbel verlaat voor de externe werking van de Bijbel:
‘Ten slotte moet deze studie de bijzonderheden beschrijven van alle boeken van de profeten, voor
zover wij daarvan heugenis kunnen hebben, te weten het leven, het karakter en de bezigheden van
de auteur van ieder boek, wie hij geweest is, bij welke gelegenheid, op welke tijd, voor wie en in
welke taal hij geschreven heeft. Vervolgens de lotgevallen van ieder boek, namelijk hoe de eerste
receptie is geweest en in wier handen het terechtgekomen is, in wier beraad het onder de heilige
Rebecca Goldstein, De onbekende Spinoza, vert. Henk Schreuder (Amsterdam: Uitgeverij Atlas, 2007), 66-116.164
TTP 7, 5.165
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 76
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
boeken is opgenomen, en ten slotte, hoe alle boeken die in aller ogen nu heilig zijn tot één corpus
zijn verenigd.’ 166
Wat Spinoza hier bedoeld is de geschiedenis en receptie en de intertekstualiteit van de Bijbel te
onderzoeken. Wat opvalt is dat Spinoza een grote aandacht heeft voor de auteurs van de Bijbel —
vooral de boeken van de profeten — dit moet men plaatsen in zijn kritiek op de theologen van zijn
tijd, Spinoza wilt de intenties van de profeten, en hoe die gevormd werden door hun context naar
voren brengen. Maar wat hierbij komt is dat wanneer men de tekst als een lichaam beschouwd dat
geaffecteerd wordt en affecteert het zich ook zo verhoudt tot de auteur. Het werk wordt zo
geaffecteerd door de gedaante van de auteur, maar ook wordt de auteur geaffecteerd door de
gedaante van het werk. Men moet maar kijken naar al de onzin die wordt verkondigd door
sommigen over de ‘ware auteur’ van Shakespeares teksten. Of zoals Spinoza opmerkt gebeurt het
vaak dat men gelijkaardige verhalen of thema’s aantreft maar deze verschillend interpreteert omdat
men vanuit het beeld van de auteur er een andere kijk op heeft. De vraag die Spinoza dus stelt aan
de tekst is niet of die waar is, maar wat de functie ervan is. Zo stelt hij dat wat de profeten zeggen,
en de wonderen die gebeuren niet waar zijn in de zin dat ze volgens de wetten van de natuur
gebeuren maar dat ze functioneren om mensen te doen geloven en een goed leven te doen leiden.
Maar dat neemt niet weg dat Spinoza erkent dat zoals de individu het raden heeft naar de oorsprong
en veranderingen van zijn eigen lichaam de teksten rond hem heen, die hem beïnvloeden en
affecteren onderhevig zijn aan hetzelfde lot van veranderingen in interpretatie:
‘The materiality of Scripture is no different from the materiality of the single building that may at
one time be ‘the house of God’ and thus at another ‘the house of iniquity’ and at still another fall
into disuse, not according to any of its intrinsic qualities but to the variability of the history or
fortune that confers upon it its sacred or profane character (TTP, 206).’ 167
Wat men dient te verstaan uit de materialiteit van de tekst bij Spinoza is dat het ons toelaat om een
tekst zowel te verstaan als een immanent systeem waarvan de tekens zich in een eigen logica tot
elkaar verhouden, maar dat die tekst zelf ook als een lichaam een onderdeel is van een netwerk dat
niet uitsluitend bestaat uit andere teksten maar eveneens uit de mensen die de teksten produceren.
TTP 7, 5.166
Montag, Bodies, Masses, Power, 20.167
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 77
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Besluit of Uitputting
In de ‘Essays Critical and Clinical’, komt na ‘Spinoza and the Three “Ethics”’, ’The Exhausted’,
een essay over Samual Beckett dat Deleuze oorspronkelijk schreef als nawoord bij ‘Quad et autres
pièces pour la télévision’. Men kan het lezen als een nawoord bij het voorgaande essay maar het is
zeker passend dat we het opnemen in het besluit van dit avontuur, waartoe Deleuze ons op weg
heeft gezet doorheen de delta van de Ethica. Deleuze maakt aan het begin van de tekst een
onderscheid tussen vermoeidheid en uitputting:
‘The tired person no longer has any (subjective) possibility at his disposal; he therefore cannot
realize the slightest (objective) possibility. But the latter remains, because one can never realize the
whole of the possible; in fact one even creates the possible to the extent that one realizes it. The
tired person has merely exhausted the realization, whereas the exhausted person exhausts the whole
of the possible. The tired person can no longer realize, but the exhausted person can no longer
possibilize. (…) There is no longer any possible: a relentless Spinozism.’ 168
Doorheen deze paper heb ik de cartografie en het ijken gebruikt om het teken bij Spinoza toe te
lichten. De cartografie heb ik van Deleuze geleend, of zoals T.S. Eliot zei:
‘Immature poets imitate; mature poets steal; bad poets deface what they take, and good poets make
it into something better, or at least something different’ 169
Men kan alleen hopen in de tweede groep te vallen. Het ijken is voor een keer iets origineel. Het
woord ontviel mij tijdens een gesprek met mijn promotor Emiliano Acosta. Deze vroeg zich af of
het wel nog bruikbaar Nederlands was, iets wat bleef steken. Na het naslaan van het Groene Boekje
en de Van Dale zette het mij op het pad om het als een concept te hanteren in deze paper. Het ijken
is het uitzoeken van hoe men iets dient te behandelen, het is een zoektocht naar de methode of
anders gezegd naar de mogelijkheid. In deze paper heb ik het teken bij Spinoza in kaart gebracht
Deleuze, Essays Critical and Clinical, 152.168
T. S. Eliot, The Sacred Wood: Essays on Poetry and Criticism (New York: Alfred A. Knopf, 1921), 114.169
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 78
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
met Deleuze als mijn gids. Dit was een bewuste keuze, ik had ook voor Lorenzo Vinciguerra’s
lezing kunnen kiezen, maar deze viel in grote lijnen samen met wat Matheron en Macherey 170
verklaarden. En het punt waarop Vinciguerra de materialistische lezing van Deleuze bekritiseerde
werkte ook niet omdat hij niet duidelijk maakte wat Deleuze’s materialisme was waardoor hij zijn
aanpassing niet overtuigend kon overmaken. Ik had Althusser en Balibar kunnen volgen en een 171
marxistische lezing kunnen geven. De reden waarom ik Deleuze koos verduidelijkte ik al in het
tweede deel waar ik Deleuze’s lezing van Spinoza uiteenzet, met name zijn omgang met filosofen
voelt als een werkelijke poging tot het doorbreken van hun werk.
Deze paper begon met een kadering van de semiotiek. Hierin gaf ik het overwicht aan Peirce, maar
wat de tendensen zijn in de hedendaagse semiotiek is een samenvoeging van de twee tradities, de
Peirceaanse en de de Saussuriaanse. In het tweede deel werkte ik eerst Deleuze’s visie op het teken
als effect bij Spinoza uit en legde hier de belangrijkste link in verband met de hedendaagse
semiotiek namelijk het begrip van Umwelt. De hieropvolgende bespreking van de relevante
stellingen en scholiums van de Ethica aan de hand van Alexandre Matheron en Pierre Macherey
zorgt ervoor dat we meer vat krijgen op wat Spinoza uitvoert.
In dit deel krijgt men een inzicht in de unieke wijze waarop Spinoza perceptie en verbeelding met
elkaar verbindt. Ook hoe Spinoza woorden en taal als materieel beschouwt. Hier kom ik tot mijn
besluit dat het teken bij Spinoza een expressie is van een verhouding van een idee tot een ander
idee, en een lichaam tot een ander lichaam. Deze verhouden zich in een immanent systeem van
betekenis. Het teken wordt altijd waargenomen als een effect, omdat het die verhouding enkel kan
uitdrukken als een beperking, vergroting of status quo van een machtsrelatie. In het besluit ben ik
dieper ingegaan hierop via Deleuze’s tekst over het simulacrum van Plato. Dit functioneerde niet
enkel als een interessante zijstap maar neemt een centrale plaats in wanneer ik in het laatste deel de
gevolgen van dit tekensysteem via Proust en Spinoza’s materialiteit probeer te overzien. Over deze
materialiteit wil ik graag nog iets opmerken in verband met hoe we deze bepalen. Volgens mij is de
materialiteit van de tekst bij Spinoza functioneel. Dit wilt zeggen dat het een cultureel en
economisch bewustzijn is. De verering van het ‘literaire’ of ‘religieuze’ werk kan zich enkel uiten
via het gebruiken en de omgang met het object, het boek. Wanneer een boek wordt vernietigd dan
Lorenzo Vinciguerra, Spinoza et le signe: La genèse de l’imagination (Paris: Librairie philosophique J. Brin, 2005).170
Etienne Balibar, Spinoza and Politics, vert. Peter Snowdon (London: Verso, 2008).171
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 79
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
wordt het werk ook vernietigd. Maar als het werk in verschillende drukken bestaat dan blijft het
bewaard, maar de handeling van het vernietigen, die lichamelijke uiting blijft zijn zwaarte dragen
alhoewel de kennis, het werk zelf niet vernietigd is. Maar dit werkt ook omgekeerd. De uiting van
het idee, die altijd ook lichamelijk is, maar hier neemt men dan het nominaal onderscheid tussen
spreken en handelen in acht, kan ervaren worden als de uiting van het lichamelijke. Wat ik hier uit
wil halen is wat men nodig heeft om het teken te begrijpen, is de aanwezigheid ervan. Die
aanwezigheid kan enkel lichamelijk aan ons worden overgedragen.
De vraag die mij nu bezig houdt is: ‘wat kan men hier allemaal mee aanvangen?’. Dit is de vraag
van de uitputting waarmee elk onderzoek begint. Er zijn verschillende pistes waarlangs dit
onderzoek kan worden uitgebreid. Men kan de vergelijkingen tussen de verschillende filosofen die
Deleuze behandeld heeft onderzoeken. Daarvan zeker zijn werk over Bergson en Nietzsche, waarin
er bij Bergson dan kan worden stilgestaan bij de conceptie van tijd in het werk van Spinoza. Ook
kan men uitgebreider de link tussen Uexkull, Peirce en andere semiotici met het denken van
Spinoza onderzoeken. Een laatste piste die ik hier vermeld is de mogelijke verhouding tussen het
onderzoek naar spiegelneuronen en de hedendaagse semiotiek. Dit omdat doorheen deze paper er
verschillende gelijkenissen via mijn beschrijving van het teken bij Spinoza naar boven zijn
gekomen zoals men kan opmerken aan dit citaat:
‘The consequences for human abilities to be drawn from mirror neurons are far-reaching:
First, integration of different abilities in a basic characteristic.
Second, the mirror neurons characterize human beings at the very beginning as directed in various
respects: socially, dialogically, purposefully, intentionally, interactively, cognitively.
Third, human beings are part of the world. They can perceive the world only insofar as their
abilities allow it. There is no reality as such, only reality as perceived by human beings through the
filter of their abilities.’ 172
Edda Weigand, “Constitutive features of human dialogic interaction: Mirror neurons and what they tell us about human 172
abilities,” in Mirror Neurons and the Evolution of Brain and Language, eds. Maxim I. Stamenov & Vittorio Gallese (Amsterdam:
John Benjamins Publishing Company, 2002), 231.UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 80
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Voor af te sluiten wil ik dit bekende gedicht van William Carlos Williams gebruiken:
‘so much depends upon
a red wheel barrow
glazed with rain water
beside the white chickens’ 173
Over dit gedicht is er al veel geschreven, het is zelf een standaardvraag op examens in Amerika. En
meestal draait het rond de vraag ‘wat hangt er af van ‘a red wheel barrow’? Die vraag ga ik nu niet
beantwoorden. Volgens mij heeft Williams hier beschreven waar bij Spinoza de oorspong van
kennis ligt. Namelijk in onze verbeelding over de werkelijkheid. Wanneer we een rode kruiwagen
zien staan en stellen dat het voor iets wordt gebruikt, dan is dat het moment waarop het object een
teken wordt. We het inpassen in een netwerk van verbeelding. Wanneer Deleuze zegt dat Spinoza
een filosofie van verbeelding geeft, dan is dit omdat Spinoza een wereld van tekens wilt verstaan.
William Carlos Williams, Spring and All (New York: New Directions Books, 2011), 74.173
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 81
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 82
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Bibliografie Bains, Paul. The Primacy of Semiosis: An Ontology of Relations. Toronto: University of Toronto
Press, 2006.
Balibar, Etienne. Spinoza and Politics. Vertaald door Peter Snowdon. London: Verso, 2008.
Barthes, Roland. L’aventure sémiologique. Paris: Editions du Seuil, 2015.
Beever, Jonathan & Vernon Cisney. “All Things in Mind: Panpsychist Elements in Spinoza,
Deleuze and Peirce.” Biosemiotics 6 (2013): 351-365.
Calvino, Italo. The Complete Cosmicomics. Vertaald door Martin McLaughlin, Tim Park & William
Weaver. London: Penguin Books, 2010.
Deleuze, Gilles. “Plato and the Simulacrum.” Vertaald door Rosalind Krauss, October 27 (1983):
45-56.
Deleuze, Gilles. Essays Critical and Clinical. Vertaald Daniel W. Smith & Michael A. Greco.
London: Verso, 1998.
Deleuze, Gilles. Proust et les Signes. Paris: PUF, 2003.
Deleuze, Gilles. Spinoza et le problème de l’expression. Paris: Les Editions de Minuit, 2014.
Deleuze, Gilles. Spinoza: Philosophie pratique. Paris: Les Editions de Minuit, 2015.
Deleuze, Gilles & Claire Pernet. Dialogues. Paris: Flammarion, 2004.
Della-Rocca, Michael. Spinoza. London: Routledge, 2008.
Drohan, Christopher M. “To imagine Spinoza, Deleuze and the materiality of the Sign.” The
philosophical Forum (2010): 275-298.
Eco, Umberto. Kant en het Vogelbekdier. Vertaald door Minne Gerben de Boer. Amsterdam: De
Bakker, 2001.
Eco, Umberto. Les Limites de l’interprétation. Vertaald door Myriem Bouzaher. Paris: Grasset,
2014.
Eco, Umberto. Le Signe. Vertaald door Jean-Marie Klinkenberg. Brussel: Edition Labor, 2016.
Eliot, T. S. The Sacred Wood: Essays on Poetry and Criticism. New York: Alfred A. Knopf, 1921.
Goldstein, Rebecca. De onbekende Spinoza. Vertaald door Henk Schreuder. Amsterdam: Uitgeverij
Atlas, 2007.
Hawkes, Terence. Structuralism and Semiotics. London: Routledge, 2004.
Macherey, Pierre “Choses, Images de Choses, Signes, Idées.” Revue des Sciences Philosophiques et
Théologiques 82, nr. 1 (1998): 17-30.
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 83
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Matheron, Alexandre. “La Chose, la Cause et l’Unité des Attributs.” Revue des Sciences
Philosophiques et Théologiques 82, nr.1 (1998): 3-16.
Miller, Jon. Spinoza and the Stoics. Cambridge: Cambridge University Press, 2015.
Montag, Warren. Bodies, Masses, Power: Spinoza and His Contemporaries. London: Verso, 1999.
Mooij, Antoine. Taal en Verlangen. Meppel: Boom, 1987.
Nadler, Steven. Spinoza. Vertaald door Frans van Zetten. Amsterdam: Olympus, 2007.
Nadler, Steven. A Book Forged in Hell. Princeton: Princeton University Press, 2011.
Nöth, Winfried. Handbook of Semiotics. Bloomington: Indiana University Press, 1995.
Peden, Knox. Spinoza contra Phenomenology: French Rationalism from Cavaillès to Deleuze.
Stanford: Stanford University Press, 2014.
Petrilli, Susan & Augusto Ponzio. Semiotics Unbounded: Interpretive Routes through the Open
Network of Signs. Toronto: University of Toronto Press, 2005.
Quackelbeen, Julien. Zeven avonden met Jacques Lacan: psychoanalytische commentaren bij
“Télévision”. Gent: Academia Press, 1991.
de Saussure, Ferdinand. Cours de Linguistique Générale. Parijs: Payot, 1975.
Schaft, Aaron. Pioneers of Photography. London: British Broadcasting Corporation, 1975.
Sebeok, Thomas A. An Introduction to Semiotics. London: Pinter, 1994.
Sebeok, Thomas A. Global Semiotics. Bloomington: Indiana University Press, 2001.
Spink, C. W. Peirce and Traidomania: A Walk in the Semiotic Wilderness. Berlijn: Mouton de
Gruyter, 1991.
de Spinoza, Benedictus. Ethique. Vertaald door Raoul Lantzenberg. Paris: Ernest Flammarion,
1908.
de Spinoza, Benedictus. Ethics. Vertaald door Edwin Curley. Princeton: Princeton University Press,
1985.
de Spinoza, Benedictus. Ethica. Vertaald door Henri Krop. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker,
2012.
de Spinoza, Benedictus. Theologisch-politiek traktaat. Vertaald door Fokke Akkerman. Amsterdam:
Wereldbibliotheek, 2015.
de Spinoza, Benedictus & Willem van Blijenberg. Brieven over het Kwaad. Vertaald door Miriam
van Reijen. Amsterdam: Wereldbibliotheek, 2015.
Vinciguerra, Lorenzo. Spinoza et le signe: La genèse de l’imagination. Paris: Librairie
philosophique J. Brin, 2005.
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 84
Het Teken van Spinoza Victor Debeerst
Weigand, Edda “Constitutive features of human dialogic interaction: Mirror neurons and what they
tell us about human abilities.” In Mirror Neurons and the Evolution of Brain and Language,
uitgegeven door Maxim I. Stamenov & Vittorio Gallese, 229-248. Amsterdam: John Benjamins
Publishing Company, 2002.
Williams, William Carlos. Spring and All. New York: New Directions Books, 2011.
UGent 2017-2018 Masterproef Wijsbegeerte 85