Upload
nguyenkien
View
214
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Het jaar 1715
Inhoud
De O.L. Vrouwkerk in verval 1715 – Het cattestuxken van Sint Eloy
Wettelicke verpachtynghe accijnsen
11 januari 1715 – Nicolais Waterleet
28 februari 1715 – De Pottestraatmolen
4 maart 1715 – Hostellerie St. Joris
20 maart 1715 – Molenaar maalt mout
1 mei 1715 – SA Veurne – Inpost der domeinen
21 juni 1715 – Reglement op de brouwers van het klein bier in de casselrie
van Ieper
9 juli 1715 – De haag van Goesteene
22 augustus 1715 – De beurs van Petyt
30 september 1715 – Marie Joanne Roens 23 oktober 1715 – Klein bier
11 november 1715 – Bij het zwarte gat
15 november 1715 - Nieuw barrièreverdrag
28 november 1715 - Vernieuwinghe van de notabels
De Oude Bakkersgilde te Poperinghe
In de ‘sterrekyker’ of ‘almanach van Ghendt’ van de hand van Jan Van Waeregem, voor
het jaar 1715, schrijft Jan dat het jaer des heeren Jesu Christi lanck is 365 daghen 5 uren en
55 minuten, 22 seconden en 55 tertien.
Van de scheppinghe des wereldts – 5664
Van de sunt vloet – 4008
En in Poperinge is ...
De O.L. Vrouwkerk in verval Voor een eerste akte gaan we echter naar januari 1715. In de register (SAP473) van
resoluties lezen we het volgende:
De O.L.Vrouwkerk is 30 jaar geleden afgebrand ‘door de blixem’ en tot heden heeft men alles
wat mogelijk gedaan om de kerk te herstellen. Daartoe heeft men ‘d’uterste middelen van de
voornoemde kercke gheimployeert tot het herstellen van de oosthelft vande zelve kercke,
sulckx dat de meuren van de Westhelft bloodt hebben moeten blyven staen t’sedert den
voorseyden brandt tot hedent, de welcke door den regen t’sedert soo veel jaeren commen te
verrotten ende tot niet te gaen, welcke ten uterste te beclaeghen is mits de voorouders soo
sorghvuldigh hebben gheweest van te doenen hunnen uterste devoiren tot de erectie van eene
soo schoone ende costelicke kecke ende tensy de voorseyde meuren tydelick voorsien syn van
bricken, het is seker dat de selve sullen in corten tydt ter aerden vallen ende peristeeren ende
alsoo het onmoghelick is de voorseyden meuren aldus te decken met de middelen van de
voorseyde kercke, soo het notoir (belangrijk) is, en om zo snel als mogelijkde meest dringende
werken te kunnen verrichten ‘tot het decken van het huys godts’ vraagt men financiële hulp
aan de goegemeente en op wijzend dat de voorseyde prochiaenen al het moghelick devoir
sullen doen m te contribueren inde voorseyde restauratie.
Het magistraat heeft uiteindelijk gheresolveert te abonderen voor secours ende caritate de
somme van ses hondert ponden grooten Vlams te verdeelen in drye jaren alle jaeren twee
hondert ponden grooten op conditie dat de regierders van de voorseyde kercke niet en sullen
mooghen veralieneeren (vervreemden) eenighe goederen, renten ende andere dierghelicke
effecten van de kercke. En ze zullen met hun rekening moeten bewijzen dat ze het geld wel
degelijk voor de restauratie gebruikt hebben.
In de register van de 'gemene passeringen', (SAP 346) vinden we op de 8ste oktober 1715
een akte die als volgt begint:
De staeten generael der vereenigde nederlanden
aen vooght, schepenen ende raet van het stedeken Poperinghe, saluyt.
Alsoo wij ontfanghen hebben de ootmoedighe supplicatie van Carolus Leopoldus Loys,
ghebooren tot Poperynghe voornoemt, soo als ons is ghebleken,
inhoudende dat hij suppliant van't hof van Romen gheoptineert hadde een bulle van een
canoncichatie (inwijding) van de prochiale kercke van de soo ghenaemde Onze Lieve
Vrouwe in het voornoemde stedeken Poperynghe onder het diocese van Iperen
welcke bulle aen ons is vertoont, daer op versoekende onse briefven van attache daertoe
noodigh, welcke aenghemerckt
soo ist dat wij ten versoecke van de voornoemde Carolus Leopoldus Loys,
hem hebben gheconsenteert, geaccordeert ende permitterende in crachte deser dat hy de
voornoemde bulle van t'hof van Romen, sal connen ende moghen ter behoorelicke stellen
ende daerop volghende, nemen possessie ende het ghebruyck vande voornoemde prebende...
en zo kan de O.L. Vrouwkerk terug ingewijd worden.
1715 – Het cattestuxken van Sint Eloy – Processen 1715
Niclays Pyck filius dheer Niclaeys, verweerder
Jeghens Pieter Carpentier ende Pieter Laurens, moderne deken ende meester van de gulde van
Ste. Eloy in de kercke van ste. Bertins deser stede, heesschers bij verbode ende interdictie
Ten fyne den verweerdr gheene voordere possessie nochte recht van pachte meer en sal
nemen van een stuck landt ghenaemt het cattestuxken groot ontrent vijf vierendeel
competeeerden den autaer van de selve gulde als tot baefmisse eerstcommende 1715
Wesende het leste van vijf jaeren want in cas den verwerder tselve landt voor langher tijdt
gheheurt hadde dan voor vijf jaeren aende voorgaende desen ende meesters de heeschers
concludeeren dat den voorderen pacht nul verclaert worde als excedeerende den termijn van
dusdanigh goedt met heesch van costen, schaeden ende interesten in cas van oppositie ende
dat den verweerder daertoe ghecontringeert worde bij executie.
Voor dit jaar gaan we ook de akte van de wettelijke verpachtingen van de accijnzen op de
wijn, de groot bieren, de azijn, die gemaakt werd van bier, de klein bieren, de brandewijn en
op de ‘calchiede’ of steenweg opnemen. De verpachting van deze accijnzen is een rubriek die
omzeggens jaarlijks terug komt zodat we deze toch minsten één keer aan bod moeten laten
komen.
Wettelicke verpachtynghe de welcke wort ghedaen van weghen den tresorier
(ontvanger) deser stede van Poperynghe op de accijsen competerende aende voorschreven
steden voor den tyt van een jaer te beginnen van den eersten van mey van desen
jeghenwoordighen jaere seventhien hondert vyfthiene ende te eindighen den lasten april van
het t’jaer seventhien hondert sesthhiene.
Alvooren de pachters werden verobligiert (verplicht) promtelick ‘meteen) goede ende
sufisante (voldoende) borghe te stellen voor het tgonne dependeert (afhangt) aen hemlieden
pacht ofte op peijne (op boete van) dat men daedelick de selve sal erverpachten op het
solrenrier (?) ende op hemlieden verhaelen alle costen schaeden en intresten indien der
eenigsten voorvielen.
Welverstaende nochtans indien den selven pacht ofte pachten hoogher quaeme te gaen dan sij
stont voor de verpachtynghe van het solrenrier dat de expressencis (het te veel) sal wezen ten
proffitte van de stede.
Ider pachter ofte pachters met sijne ofte hun borghen werden wettelyck ghecondemneert
(veroordeeld) in alle het tgonne is dependerende (afhangende) van hemlieden pacht ofte
pachten, mitsgaeders de verpachtynghe themlieden laste gewesen, wettelick ende executoor,
twelcke alsoo sal blijven niet jeghenstaende verjaerthede van een ofte meer jaeren, stijl ofte
placaten ende usantien (gewoonten) ter contrarie daer aene sij, mits desen sijn renoncerende
van nu voor als dan.
Den gonnen hem stellende borghe wort ghehouden als principalen (voornaamsten) pacht met
responsatie aen de exceptie van t’ordre dimisie ofte exclusie.
Den pachter oft pachters en sullen niet vermoghen eenighe moderatie (vermindering) op wat
pretext (in welk kader ook) het soude moghen wesen.
De pachters worden ghehouden hemlieden pachten te betalen inde handen vanden voorseijden
tresorier in ses egaele payementen van twee tot twee maenden.
Den tresorier is libre (vrij) ende houdt sijn optie van ’t nemen voor pachter oft pachters die
hem goet duncken sal van de gonne die de voorseyde sullen hebben inghestelt ofte verhooght,
sonder dat den gonnen den welcken ghenomen wert voor pacht sal hebben eenighste actie ten
laste van de gonnen die de selve sullen ghestelt hebben ten hoogheren prijs.
Aengaende de voorder conditie alhier niet geëxprimeert men refereert sigh aenden
voorgaende conditiën.
Alvooren soo wort ghestelt te pachten het recht vande accijsen op den wijn die ghedebiteert
sijn inde obersen (komt uit het Frans ‘ auberge’ of dus herberg) ende herberghen die sijn vier
stuijvers vande stoop
ghereserveert (met uitzondering van) den gonnen ghedronken ende gheconsommeert
(gebruikt) inde wetcamer ende bien venue-en (verwelkomen) van het magistraet ende
supposten ghedeurende desen pacht, de welcke zullen vrij zijn van de selve accijsen
soo oock vrij ende exempteert (uitgezonderd) de confrerije ofte confrerijen
(broederschappen) die sullen schieten naer den gaey; over den wijn ende bieren die sij sullen
consommeren;
soo oock de confrerijen van retorijcque (rethoricakamers) over de wijn ende bieren die sullen
consommeren inde maeltijt van t’kiesen van een prins
ende oock sal exempt zijn de herberghe van het Ripken. (het Reepken)
Item dertigh ponden over het onderhouden van een zanghmeester op conditie dat hij sal de
musique leeren aende kynders van de armeschool ofte andere.
Wijngelt (of drinkgeld voor de verpachters) voor d’heeren sonder deductie van den
principaelen pacht dat wert tot laste van den gonnen op wien desen pacht wert overgheslaghen
die bedraeghen sesendertigh guldens, sullen instantelick betaelt werden dus hier in ponden
parisis – 72 – 0 – 0
Voor den greffier over het schrijven en vande conditiën ende het registreren van dese
verpachtinghes onder deductie als vooren : 9 – 12 – 0
Voor den eersten deurwaerder vande wetcamere als rouper sonder deductie als vooren: 6 –
0 – 0
Den hooghsten instelder instellende boven als twee deelen van dryen dat desen pacht
ghegolden heeft het leste jaer sal binnen twaelf ponden parisis te verhalen op den gonnen aen
wien desen pacht sal overgheslaeghen wesen sonder deductie als vooren.
Desen pacht wort geroopen sijnde heeft inghestelt gheweest door Jan Baptiste
Vandercruyse met hondert vierenveertich ponden: 144 – 0 – 0
Die ghestelt sijnde op t’ ghewin van den sesden pennynck van t’gonne verghooght sal worden
boven de twee derden van t’gonne desen apcht tvoorgaende jaer is verpacht gheweest
begrepen den instel hier boven ende is door François Orbelin op de conditiën hier vooren
verhooght gheweest met vier hondert twee ponden acht schelle parisis dus hier: 402 – 8 – 0
Bij dies moet proffytteren alleenelick den sesden pennynck van ses ponden parisis
Memorie ghestelt op t’ ghewin vanden vijfden pennynck is verhooght door Benedictus lava
met 144 – 0 – 0
Op den vierden penninck: 690 – 8 – 0
Op den ghewin van den derden penninck van sijn verhoogh
Ghestelt op ’t gewin vande helft en is niet verhooght gheweest ende oversulcx over
ghesleghen op Benedictus Lava.
Voorts wort alhier te pachte gheboden trecht vande accijsen op de grootbieren voor den
tijt van een jaer ingegaen als vooren ghedroncken ende ghesloten inde herberghen, tappers
ende tappeghens huysen soo binnen als buytten t’port
mitgaeders de gonne ghedroncken worden inde drie schotterlicke ghilden, (schuttersgilden)
inde camers van rethoryke poesie (rederijkerskamers) ter reserve dat sy op de dagh van
hunlieden patroon dagh sullen exempt zijn van twee tonnen bier ende niet verobligiert
eenighe accijsen daer vooren te betaelen, s
oo van ghelicke wort gheobserveert int regaert van eene tonne ofte halve tonnen groot bier die
ordinairelick gegeven wort bij d’erfghenamen van eener gildebroeders aende gulde
sal insgelickx exempt wesen van de selve accijsen het bier gedronken inde wetcamer ende
bienvenue-en van schepenen
mitsgaeders de luyders van onse lieve kercke end St. Jans kercke elck voor een halfve
tonne ten daeghe vande kermisse deser stede ende alle de gone die ghewoone sijn vrij ende
exempt te sijn ende namentlick de herberghe van het reepken ende coppernolle.
Wijngelt voor de heeren van het magistraet onvermeindert als voren: 144 – 0 – 0
Item dertich ponden parisis om den sanghmeester op de conditie ald vooren: 40 – 0 – 0
Voor den greffier over t’schrijven ende registreren deser conditiën als vooren: 19 – 4 – 0
Voor den eersten messagier van camer: 12 – 0 – 0
Den hooghsten instelder mits instellende boven de twee deelen van drye dat den pacht ten
voorgaenden jaere heeft gegholden sal proffitteren twaelf ponden parisis van den gonnen op
wije dese pacht sal overghestelt wesen sonder de dictie als vooren.
Ten voorder is geconditioneert dat de brouwers sullen hebben drije daeghen tijt omme te doen
hun reinsein (komt van insigne) van hunne bieren aen de pachtere in plaetse dat sij hier vooren
verobligiert waeren te doen hun reinsein den eersten dach van ieder maent.
Sijnde voorts gheconditionneert ende besproken dat de pachters ofte pachter vanden accijsen
op de bieren ghehouden wort om te depecheren (verdelen) de billietten van t’claerynghe die
ghehouden wort sigh te vynden ten contoire (kantoor) te weten inden somer vanden seven
uren totten elf uren smorghens ende naer noene van de twee uren tot den vijf uren ende inden
wynter vanden acht uren totten elf uren smorghens ende vanden twee uren totten vijf uren
naer middagh tende van te geven de billietten soo voort is daer toe noodigh op peine dat de
brouwers ghelooft werden op hunnen eedt.
Van nu voort de bieren ende wijnen ghesleten inde feesten ende bruiloften sullen exempt van
de voorseyde rechten van accijsen.
Den pacht voort geroopen sijnde is inghestelt door Jan Baptisit Vandercruyse met achthien
hondert ponden parisis: 1800 – 0 – 0
Ghestelt zijnde op t ghewin vanden sesden penninck van t’gonne desen apcht sal hoogher sijn
ghehoocht twee derden die sij voorgaende jaer is verpacht gheweest opden 5den penninck
ende 4 penninck.
Opden derden penninck van sijn verhoogh niet verhooght sijnde is ghestelt op t’ghewin
vanden tienden penninck van sijn verhoogh sonder aenschave te nemen op de voorgaende
restrictie ende is verhooght geweest door Albertus de Ghelcke met – 200 – 0 – 0
Ende door Frans Charles Lahaye met 100 – 0 – 0
Ghestelt op tghewin vanden neghensten penninck van sijn verhoogh op den 9den ende 8ste
penninck.
Op den sevensten, sesden, vijfden, vierden penninck van sijn verhoogh.
Ghestelt sijnde op ’t ghewin vanden derden penninck is verhooght gheweest door Francois
Orbelin met vijfhondert ponden parisis – 500 – 0 – 0
3500 – 0 – 0
De wet heeft den overslagh ghestattueert tot maendagh eerst commende die de publicatie
danof op den 28ste
april, op den 29ste
deser ten thien uren is gedaen ende alsoo noch voort
gheroepen op den derden penninck ende niet verhooght is ten selven daghe gestelt op
t’ghewin van de helft ende niet verhooght is overgheslegen op sieur Frans Orbelin.
Compareerde sieur Jan Baptitst Rijngaert den welcken hem heeft ghestelt borghe ende
principael volghens de quarte van verpachtynghe voor t’gonne dependeert van den aen wijs
vande pacht van de
Van de pacht van de bieren aen sieur Frans Orbelin den welcken mits desen belooft sijn
borghe te garranderen costeloos ene schaedeloos op ’t verbant als naer rechte al het welcke
d’heer Dominicus Reihphins alhier pointelick heeft gheaccepteert desen 4den mey
seventhien hondervyfthiene ende was onderteeckent Renynghe de Voxvrie J. en vande
Goesteene.
Den pacht van azijn voor den tijdt ende saeysoen als vooren.
Wijngelt voor het magistraet: 6 – 0 – 0
Voor den eersten messagier vande camer als vooren: 1 – 0 – 0
Hoogsten instelder mits instellende boven de twee delen van dryen dat den pacht ten laste
jaere heeft gheholden, sal proffiteren drye ponden parisis als vooren.
Is hooghst inghestelt door Jaecques Vos met vijfendertich ponden thien schelle parisis: 35 –
10 – 0
Ghestelt op den sesden, vijfden ende vierden penninck; op den derden penninck
Op de helft van sin verhoogh ende met verhooght oversulcx is overghesleghen op den
voornoemden Jacques Vos.
Den pacht van het cleen bier voor den tijdt alsvooren
Wijngelt als vooren sonder diminutie – 6 – 0 – 0
Voor den eersten deurwaerder: 1 – 0 – 0
Den gonnen desen pacht sal hooghst instellen mits stellende boven de twee deelen van drien
dat sy ten lasten jaere heeft gegolden sal proffiteren 3 – 0 – 0
Den pacht voort gheroopen sijnde is hooghst inghestelt
Den pacht vande calchiede van de tijdt als voorten ter reserve vande groote calchiede
gaende van Berghen naer Iper ende de gonne die sullen comen naer de Poperynghe markt
met hunne waeren
uytghenomen de gonnen die commen sullen met hun gley (gley = vaatwerk) op de cleijne
marckt sullen betaelen als voor desen
Het wijnghelt van de heeren van het magistraet sonder diminatie als vooren 24 – 0 – 0
Item twee ponden parisis voor de sanghmeester 2 – 0 – 0
Den eersten messagier vande wetcamer als vooren
Den gonnen die dese pacht hooghst sal instellen mits stellende boven de twee deelen van
drien dat dien ten voorleden jaere heeft gegolden sal proffiteren drie ponden parisis.
Dese pacht voort gheroopen sijnde is hooghst inghestelt door Pieter Dever met vierenvijftich
ponden twaelf schele parisis 54 – 12 – 0
Ghestelt sijnde op tghewin vanden sesden, vijfden ende vierden penninck van t’gonne sy
souden verhooght wesen boven de twee deelen van drie die den pacht verpacht is gheweest
ten voorleden jaere.
Op ’t ghewin vanden vierden penninck verhooght door Jacques Misdom met achtenveertigh
ponden parisis – 48 – 0 – 0
Op ’t ghewin vanden vierden penninck niet verhooght
Ghestelt sijnde op t’ghewin vande helft is verhooght gheweest door Misdom noch verhooght
met 12 – 0 – 0
Ende niet voorder ghehooght 138 – 12 – 0
Sijnde is soo overghesleghen op Jacques Misdom.
Item finalick wort te pachte gheboden den pachte gheboden den pacht op de brandewijn voor den tijdt van een jaer als vooren.
Wijnghelt voor dheeren sonder diminutie – 72 – 0 – 0
Voor den greffier ove t’schrijven van condtiien ende registreren deser verpachtynghe sonder
deductie als vooren – 9 – 12 – 0
Voor den eerstendeurwaerder van de wetcamer asl vooren 6 – 0 – 0
Voor den cappellaen inde kercke van Ste. Bertins 36 – 0 – 0
Den hooghsten instelder mits stellende boven de twee deelen van drien dat dien ten voorleden
jaere heeft gegolden sal proffitteren twaelf ponden parisis te verhaelen aenden gonnen aen
wien desen pacht sal over ghesleghen wesen sonder deductie als vooren
Desen pacht voort gheroopen sijnde heeft hooghst inghestelt gheweest voor François
Orbelin met twee duyst ponden parisis – 2000 – 0 – 0
Ghestelt sijnde op t’ghewin vanden sesden pennynck vn sijn verhoogh is ghehooght door
Madeleine Prieur weduwe van Pieter Pille met hondert ponden parisis 100 – 0 – 0
Op ’t ghewin vanden vijfden penninck is verhooght door Frans Charles Lahaye met 60 – 0 –
0
Noch verhooght op t’ghewin als vooren met veertigh ponden parisis door …. Ravanel – 40 –
0 – 0
Ghestelt op t’ghewin vanden vierden penninck is verhooght door Frans Charles Lahaye met
48 – 0 – 0
Op tghewin als vooren met 2248 – 0 – 0
Sesentneghentich ponden parisis door …. Villaene – 96 – 0 – 0
Noch verhooght op t’ghewin als boven door Frans Orbelin – 100 – 0 – 0
Op t’ghewin vanden derden penninck is verhooght door den voornomden Villaene met 72 – 0
– 0
Op ’t ghewin als vooren met vierentwyntich ponden parisis door de voorseyde weduwe Pille
24 – 0 – 0
2540 – 0 – 0
Ghestelt sijnde op t’ghewin van dhelft van tverhoogh is verhooght gheweest door Frans
Orbelin met 240 – 10 – 0
Noch verhooght als vooren door de weduwe Pille met 100 – 0 – 0
2888 – 10 – 0
Ende soo overghesleghen op de voorseide weduwe Pille
Alles ghedaen ende gheadjugeert desen seven en twyntichsten april seventhien hondert
vijfthiene
Toorconden als pensionaris ende was onderteekent J. Proventier
En daarmee hebben we een voorbeeld van één van de meest voorkomende akten uit deze
periode.
11 januari 1715 – Nicolais Waterleet – Processen 1716
Sieur Nicolais Waterleet heescht
De weduwe van Louis Mahieu,
De somme van ses ponden grooten vlaemsch over twee jaeren pacht van den huyse door de
verweeerghe ghebruyckt, gelegen aen den Overdam binnen deser stede,
Tleste verschenen halfmaerte 1714 oock omme drye ponden grooten vlaemsch over het
loopende jaer, stende tee verschijnen half maerte eestcommende, afslagh bewijs van goede
betalinghe payement tsurpluys met den interest ende costen sonder prejuditie van ander
voorgaende jaeren.
28 februari 1715 – De Pottestraatmolen - Processen 1716
De eerweerde heeren abt ende religieusen van d’abdye van Ste. Bertins
als heeren der stede ende jurisdictie van Poperynghe
heesschen Jacques Scherrier meulenaere van de Pottestraetmeulen,
de somme van vijf en tachtentigh ponden ses schellynghen acht grooten vlaemsch
over een en twntigh jaeren pacht ofte reconnaissance van dryven met peirden ende waghen tot
ghebruyck van sijnen meulen
tot het voeren van granen ende multer binnen dese stede ende jurisdictie
in advenante van vier ponden grooten vlaems bij jaere,
t’leste verschenen half maerte seventhien hondert veerthiene
begrepen een pont ses schellynghen acht grooten in reste van het jaer verschenen 1693,
Item omme vier ponden grooten vlaems over het jaer staende te verschijnen
pandacte lite
afslagh twaelf ponden grooten vlaemsch voor desen betaelt,
de reste met den itnerest a tempore more ende costen
4 maart 1715 – Hostellerie St. Joris - Processen 1716
Den eerw. Heere proost der stede ende jurisdictie van Poperinghe,
eyscht Barbel Derycke, lest weduwe van Jan Baptist Pelaert,
de somme van twee en vyftigh ponden grooten vlams
over twee jaer heure van de hostellrei ghenaemt ste. Joris binnen deser stede, tleste
verschenen half maerte seventhien hondert veerthiene, afslagh bewijs van betaelynghe,
payement de reste met den interst a tempore more met costen
20 maart 1715 – Molenaar maalt mout - Processen 1716
Sieur Louis Loys, verweerder
Jeghens de weduwe van Jan van Ryckeghem heesscheghe
Omme thebben bealynghe van de somme van drye en twyntigh ponden twaelf schele parisis
Over tmaelen van moutten ende voeren van hommel bij rekeninghe ende obligatie vande 15de
april 1714
Tiem omme betaelynghe van veerthien ponden seven schele parisis over ghamelen thebben
een en veertigh sacken sucrioen naer de voornoemde rekeninghe in advenante van seven
schele parisis yder sack, maeckende alsoo tsamen de somme van seven en dertigh ponden
neghenhtien schele parisis, eysschende oock den intrest a tempore more ende costen
21 juni 1715 – Reglement op de brouwers van het klein bier in de
casselrie van Ieper - Casselrie van Ieper – Eerste reeks
Myne heeren bailliu ende schepenen vande zaele ende casselrie van
IPRE
Op de clachten aen hun ghedae ndoor de brauwers woonende in het
district van de selve casselrie, dat de teghenwoordighe pachters van de
dominiale ofte lede-rechten, hun belasten boven eht recht vanden ouden dobbelen impost ten
advenante van thien stuyvers van yder tonne cleynbier ghebrauwen ten platten lande, met
noch ses stuyvers over den impost van de gulden insghelijcx van yder tonne generaelyck van
alle ghebrauwen cleyn bieren, sonder eenigh verschil te maecken, nochte aenschouw te nemen
op de invwendighe weerde ende prijs van de vermelde bieren, allessins strijdend niet
alleenelijck tegens het eenvoudigh voorgaende ghebruyck, soo ten tijde van de cominatie
vande croone van Spagnien, als vande ghone van Vranckrijck, maer oock teghens den klaeren
inhouden ghenomen naer de letter van de lijsten ende ordonnantien gheemaneert by de leden
van Vlaenderen in de jaeren 1672 ende 1702 aengaende de vermelde rechten.
Willende daer in voorsien ende voorkommen alle pretact aende bovenschreven pachters tot
het invoorderen ten grooten ende ongeoorlofden overlaste van de ghemeenten, van hunne
gheeyschte rechten op yder tonne vande cleyne bieren, de welcke naer hunne inwendighe
weerder daeraen niet subject en zijn inghevolghe de boven vermelde lijsten.
Ordonneren ende belasten (by desen) wel ende expresselijck aen alle de brauwers, doende
hunnen styl bynnen de jurisdictie deser zaele ende casselrie, voortaen hun te regleren ende te
achtervolghen in eht brauwen van hunne cleyne bieren, op pene van de boeten volghens de
lijste ende van suspentie van hunnen styl ter arbigrage vande wet, den voet ghedreghen by het
7 article vande lijste van de lederechten van den jaere 1672, ende van het 206 article van de
lijste vanden jaere 1702, meldende dat de brauwers treckende hunne cleyne bieren sullen
volghen den ouden voet, te weten, trecken vier tonnen cleyn bier beneden de weerde van een
Philippe ofte vijftigh stuyvers tot de dertigh de tonne op de quantiteyt van twyntich tonnen
groot bier, ende boven de vermelde vier tonnen noch ses andere tonnen cleyn bier op de
quantiteyt als boven, beneden de weerde van dertigh stuyvers de tonne wanof men geen recht
en sal moeten betaelen, ende indien de brauwers noodigh hadden van eene meerdere
quantiteyt van cleyn bier dat sy sullen danof doen eene besondere brauwste op haer eyghen.
Ordonnnerende eensweeghs mijne voornoemde heeren ten effecte van het precijs onderhoudt
van het bovenstaende reglement dat op het ontfanghen deser, in alle de prochien end
eletschepen deser zaele ende casselrie, sullen worden ghestelt by de respectieve wetten yder
voor sijn district daer brauwers zijn, twee ghe-eede bierproevers ende waerdeerders, de
welcke sullen waerdeeren ende ghelooft wesen het bier te stellen elcken stoop naer zijn
weerde, waer voor de voroseyde bierproevers sullen hebben van elckebrauwste voor hunnen
sallaris ten advenante van twaelf schele parisis t’samen ende by hunnen ghebreke sal daerin
voorsien wesen by mijne voorseyde heeren als by het hooft collegie, met expres verbodt dat
gheen brauwer bier uytvoeren nochte doen voeren ofte uytten ende verkoopen sal voor dat het
sy ghewaerdeert by de vermelde bierproevers ende danof de weerder uytgelaeten ende
onbegrepen eenigh recht domaniael ofte van octgroy, alles inghevolghe de costuyme deser
zaele ende casselrie, ende op de boeten ende penen by de selve ghedreghen, sullende dese
teghenwoordighe ordonnantie gheplackt worden op alle ghewooneliijcke plaetsen ende
ghepubliceert op de drie naereen volghende sodnaghen fote heyligh daghen naer het
ontfanghen deser, op dat niemandt en pretentere reden van onwetentheyt.
Actum in he tcollegie desen 21 julij 1715
COCLE
Terug naar het archief van de Casselrie van Ieper, waar we de volgende dokumenten nog
vonden:
Op de 24ste
september werd dit voorgaande gedrukte dokument gevolgd door het volgende,
handgeschreven:
Mijn heeren bailliu ende schepenen van de zaele ende casselrie van Ipre, waerschouwen mits
desen ider een dat niet jeghenstaende de respective pachters vande dominiale ofte gheseyde
lede rechten van Vlaenderen t’syert de veranderynghe van state hebben trachten in te dringhen
diversche nieuwicheden in de lichtynghe van hunne rechten, waer door aen het publicq groote
moyelickheden ende overlasten souden veroorsaekt hebben gheweest, soo door de pretentie
die sij ghemaeckt hebben van te heffen ses stuyvers op ider tonne cleenbier boven de thien
stuyvers die tot nochtote alleenelyck hebben getaelt gheweest, als door de twee becommen
ordonnantien vande rechten vande domeynen tot Ipre, in daten 17de
juny vanden loopenden
jaere, bij de welcke sij verstanden de brauwers ende herbergheirs ten platten lande te
onderwerpen tot het nemen billietten van den pachter ofte sijne commys en omme de bieren
uyt te leveren ende in te kelderen, ende ider een te belasten aleer te willen verminderen het
nombre van de eens overghegeven beesten nopende het Coeghelt van te verclaeren ende te
bewijsen waer de vercochte beesten gheleyt waeren ofte aen wie ghelevert, met de naeme
toenaeme ende woonste van de coopers,
dat soo de voornoemde pretentie van ses stuyvers op yder tonne cleenbier als de voorseyde
twee becomen ordonnantien van de vermelde rechters van de domeynen, teenmael sijn
ommen te cesseren ende onderblijven inder voughen dat yder sal vermoghen te continueren
van te brauwen sijne cleenbieren als voorgaendelyck ende sal ontstaen mits betaelende
insghelijcx als voor dezen thien stuyvers van yder tonne cleenbier voor alle recht aenden
pachter van de domaniale ofte gheseye lederechten, waermede sullen oock de brauwers wezen
ghedipenseert vande belastynghe ghedreghen bij onze uytghesonden ordonnantie i ndaten van
den 21ste
juny ende by de bonne vanden 31ste
ougst lestleden voor soo veele aengaet den voet
ende maniere van het brauwen vande cleene bieren blijvende ten suprlus de vermelde
ordonnantien subsisteren in alle hun voorder inhouden, nopende het stellen van de
bierproevers van de groote ende cleenebieren ende t’gone aengaet hunne fonctien ten opsichte
van het goetceuren ofte verwijsen van de bieren soo groote als Cleene, myne voornoemde
heeren laetende insghelijcx weten dat ten voorderen de brauwers ten platten lande strictelijck
sullen hebben te achtervolghen het twaelfste article vande ordonnantie van de vier leden slants
vanden jaere 1632 ofte iemant van hun huysghesin sullen onderworpen wesen te houden
pertinenten bouck van de groote van yder brauwste ende in het besonder vande uytleverynghe
van hunne bieren, meldende de qualiteyt ende prijs van de selve, als oock aen wie ten
welcken daeghe inde plaetse sij sullen sijn ghelevert gheweest, ende by eede ete bevestighen
daertoe bi jden pachter versocht sijnde op paine van te verbeuren bij de defaillanten de boete
van dertich gulden van yder brauwste, danof sij gheene pertinente restitie en sullen hebben
ghehoduen, ghelyck woovesyt is, daer en boven sullen de voornomede brauwers noch
ghehouden wezen als sy eenighe grootbieren sullen uytleveren aende herberghiers ofte andere
te gehven aende ghene deselve bieren commende haelen, een billiet by hun gheteeckent
inhoudende den dagh ende date van de leverynghe, het ghetal van de tonnen, de nemen,
toenaemen ende woonsten van de herberghiers ofte andere particuliere van welck billiet de
vervoerde bierren sullen moeten gheaccompagneerrt sijn,
declareren bet voorts dat eeene neiwue tonne voor de eerstemael gheyckt wordende, sal
moghen houden vierentsestich stoopen ghentsche maete, ende als dan maer en sal betaelen de
rechten van tsestich ghelycke stoopen, ende vier excederende stooen, sijnde gheconsidereert
jeghens het instrempen van de voonomde niwue tonnen, de welcke ghelyck oock de oude
tonnen sullen moeten gheteeckent sijn met het nombre mimerael van hunne grotte ofte
behelsynghe waer naer yder een sich ponctuelijck sal hebben te ghedraeghen ende sal deze
teghenwoordighe waerschouwynghe ghepubliceert ende gheplaetst worden op alle
ghewoonlycke plaetsen
actum in het colelgie dezen 24ste
septembeer 1715 - COCLE
9 juli 1715 – De haag van Goesteene – SAP Register v/d gemene passeringen nr.346
Compareerde in persoone meester Jan Baptist Isenbrant, doctor in de medicijne binnen
deser stede van Poperinghe, out ontrent de veertigh jaeren, te kennen ghevende dat men van
alle waerachtighe zaeken getuyghenisse der waerheyt moet gheven, naemelick daer toe
aensocht zijnde, soo ist dat den comparaent ten versoucke van meester Jan Gregoire Vande
Goesteene, filius d'heer Jan Baptist, attesteert voor de rechtsinnighe waerheyt, onde eedt te
passeren deser in onse handen gedaen, dat den voornoemdeVandeGoesteene sprekende
aenden persoon van Cornelis Wilsoet, vraeghende in dese woroden 'heeft ghy mij niet
geconsenteert van te doen planten eene elshaeghe teynde van den dyck?' waer op hy Wilsoet
antwoorde, 'ja, hadde ghy eene elshaeghe doen planten, welcke vraeghe ende antwoorde den
attestant wel heeft verstaen als daer by ende present te hebben gheweest, voorts seyde den
attestant sprekende aenden voornoemde Wilsoet 'wat haeghe isser gheplant?' Den welcken
daer op seyde een haeghe van popelieren ende wervenhoudt (een soort wilgenhout) gevende
reden van wetenscahp al t'gonne voorschreven gehsproken heeft gheweest soo in vraeghen als
antwooden by den voornoemde VandeGoesteene ende Wilsoet, mitsgaders vande attestant
alle drye t'samen op t'kerckhof van Ste. Bertins binnen deser stede van Poperinghe, in t'
beginsel vanden maent april lestleden hebbende als t'gonne voorschreven den attestant
ghehoort ende ghesproken alles met presentatie by den attestant gedaen van desen andermael
voor alle jugen ende wetten te reïtereren ies aensocht sijnde
actum desen 9de juli 1715
22 augustus 1715 – De beurs van Petyt – Register van de gemene passeringen 346
Op deze dag komen Petrus Wenis pbr, meester Jacque Proventier en Laurentius Proventier,
samen als 'directeurs' of beheerders van de beurs die eertijds door juffruw Marie Anne Petyt
gefundeerd is geworden … tot onderhoud van een aerme bloedtvriend.
Het kapitaal dat belegd is geworden brengt 22 pond grooten Vlaams per jaar. Daarvan gaat
er 7 pond naar de moeder van de Benedictinessen. Van de 15 pond die overblijft gaat1/3, of
dus 5 pond naar de beurs. Dit gedeelte werd tot heden 'geproffiteert ende ghejouysseert door
d'heer Philipus Joannes Dehondt. '
Vanaf nu zal deze 5 pond gaan naar juffruw Marie Cathelynne, de enige dochter van
Philippus Dehondt, die ondertussen getrouwd is met Catherine Tue.
30 september 1715 – Marie Joanne Roens – SAP Processen 't
Swynland
Ook de Poperingenaars hebben zich wetens willens moeten aanpassen aan
'oorlogsomstandigheden' en de aanwezigheid van de Franse en Hollandse troepen in de
omgeving. En Juffrouw Marie Joanne Roens had dit op haar manier opgevat.
In de register van de Gemene Passeringen en in de map van de losse stukken hiervan, (SAP
352c) zit de onderstaande eigenaardige verklaring van Guilleaume Cardinael die zijn eerdere
verklaring terug neemt.
30 september 1715 - Cardinael neemt zijn woorden terug
Compareerde Guilles Cardinael filius Jan Baptist, ghebooren binnen de stadt van Meenen,
oudt vijf en twintigh jaeen ofte daerontrent, kleermaecker van sijnen styl,
sijne memorie gherecolleert hebbende dat hy ten versoucke ende in de zaecke van meester
Pieter Jacobus Bouve, woonachtigh binnen dese stadt van Poperinghe als verweerder soude
ghegeven hebben sijne depositie voor het magistraet van Ipre ofte ghecommitteerde van diere
jeghens seker Jo. MarieJoanne Roens, heesschereghe oock woonachtig binnen dese stadt,
ende vreesende dat hij iet qualick ende ten onghelycke de voorschreven Joffrouw soude
beswaert hebben,
den comparant heeft gaen nemen communicatie vanden intendit die van weghens den
voornoemde Bouve gheproduceert is gheweest voor t’voornoemde magistraet van Ipre op
den 20 january 1714, ende waerby aldien den comparant aldaer ghedeposeert hadde in
conformiteyt vanden selven intendit, te weten dat hy soude ghewoont ende ghedient heben als
cnaepe dheer Pieter van de Casteele, officier in het regiment van Paraille, e
nde dat hy soude gheobserveert hebben dat den voornoemde Vande Casteele groote
familiariteyten ende frequentatien hadde met de voorschreven jo. Roens in diversche plaetsen,
toedies dat hy comparant ontrent het leste van january ofte wel van february vanden jare 1713
soude gheweest hebben inde herberghe ghenaemt het Panhuys by de stadt van Ipre ende dat
de voorschreven jo. soude ghecommen hebben vraeghende naer den voornoemde
VandeCasteele aldaer, noch niet sijnde ghecommen
dat de voorschreven jo. Aldazer soude ghebleven hebben tot dat den voornoemde
VandeCasteele ghearriveert soude sijn gheweest ende dat sy tsamen souden ghetrocken
hebben op een camerken ofte vautken te selver herberghe
ende dat den comparant by ordre van den selven VandeCasteele boven soude ghedreghen
hebben, wijn, suycker, nagels van cameele ende dat hij comparant soude ghesonden hebben
gheweest naer de stadt van Ipre,
ende dat hij wederghekeert sijnde onverwachtelick in het voorschreven camerken soude
bevonden ende ghesien hebben en voornoemde VandeCasteele op een bedde aldaer met de
voorschreven jo. Roens ende dat hij VandeCasteele soude ghemaeckt hebben op haer
movementen ende dat hij soude ghejugeert hebben dat den voornoemde VandeCasteele haer
soude vleeschelick bekent hebben,
ende dat den comparant den voornoemde VandeCasteele ende jo. Roens soude ghelaten
hebben ghenieten van hun vermaeck ende plaisir
naerdien den selven VandeCasteele soude gheseyt hebben ‘Retiré vous’
soo pretenselick gheschreven is inden selven intendit, ende wat aengaet t’gonne ten voorderen
inden voorschreven intendit noch staet dat den comparant den voorchreven jo. Roens noch te
vooren somwijlen soude ghesien hebben met andere officieren van het selve regiment
ende onder andere inde herberghe van de Goude Pluyme tot Ipre,
ende dat sij aldaer vrouwpersoon alleene zoude gheweest hebben met sekeren dheer Degryse
ende twee ander officieren van het selve regiment,
den comparant meinende nochtans dat hij inghevolghe den voorschreven intendit niet het
minste ghedeposeert en heeft,
nemaer vreesende dat hij iet ten laste vande voorschreven jo. soude ghetuyght ofte
ghedeposeert hebben door abuys van persoone als een ander
verclaert mits desen onder solemnelen eedt dat hij comparant noyt ghewoont en heeft met den
voornoemde VandeCasteele nochte hem oyt ghedient te hebben als cnaepe,
nochte te weten van eenighe frequentatie ende ofte familiariteyten met de voorschreven jo.
Roens, veele min dat den comparent de selve jo. ghesien heeft met den vermelden
VandeCasteele in de herberghe ghenaemt Het Panhuys by Ipre,
noche eenigh camerken, vautken ofte ander plaetse van de selve herberghe,
mitsgaders dat den comparant haer noyt ghesien en heeft met andere officieren in de herbergh
ghenaemt De Goude Pluyme tot Ipre nochte elders,
oversulx in cas datter iet ghedeposeert is van weghens den comparant volgens het inhouden
van den voornoemde intendit,
verclaert op den selven eedt dat het selve soude ghebeurt hebben by abuyse ende sonder
attentie als vooren, mitsgaders dat hij jeghens de waeheyt de selve depositie soude verleent
hebben ende dat hy de voorschreven jo. Marie Joanne Roens
qualick ten onghelycke ende jeghens de waerheyt soude beswaert hebben,
mits hy insghelycx verclaert op eedt dat hy haer voor daete van de voorschreven depositie
noyt en heeft ghekent;
reden waerommme hy tot quittynghe ende gherusticheyt van sijne consciëntie hem verplicht
vint de selve sijne depositie in sulck gheval te retracteeren ende te herroupen,
soo hy retracteert ende herroupt mits desen volgens de ordonnantie aen hem ghegheven door
sijn biechtvader ghevende reden van diere
dat hij soo door surprise andersints gheinduceert is gheweest tot het verleenen vande
voorschreven depositie
aldus gedaen ende ghepasseert ter
presentie van d’heren Jacobus
Cheys ende meester Jacques Vandegoesteene; Schepenen van Poperinghe desen 30 7bre 1715
Toorconde –
Of het terugnemen van zijn eerdere verklaring zal geholpen hebben, valt te betwijfelen. We
vonden immer in de bundel processen van het jaar 1715 van de heerlijkheid 't Swynland, een
getuigenverhoor waarbij verschillende personen ons vertellen wat ze over juffrouw Marie
Roens denken te weten. Zoals zo dikwijls met die processtukken, vinden we hier één stuk,
zonder verder de context te kennen. We krijgen eigenlijk niet te horen wat ze 'misdaan' heeft,
maar het was blijkbaar een heel 'populaire' juffrouw, en we nemen deze
getuigenverklaringen over.
Wettelijke informatie ghehouden bij bailliu ene schepenen der heerelickhede van Oost
ende West Swynland, brancke van de acht prochien, Casselrie van Veurne uyt crachte van
brieven van requisitie ghea ccordeert bij de wet van Poperynghe van de 4de ende 5de deser,
danof de permissie is gheteeckent F.J. Proventier, ende de brieven als greffier LeLiegeois,
mitsgaders gheseghelt de selve brieven met den zeghel van t'selve Poperynghe
ende oock alles inghevolghe onse prefixie van daeghe
op hedent van den 10de deser ende insinuatie (oproeping of dagvaarding) van de selve daete
ghedaen aen Jo. Marie Roens,
volghens het relaes van François Carpentier (deze was de gerechtsbode)
hier al ghesien omme te valideren in de saecke van sieur Pieter Jacobus immers meester
Bouve, verweerder ter eender zijde,
jeghens de selve jo. Roens, ten welcken effecte heeft gehcompareert den verweerder
gheassisteert van Grimbaldus van Renynghe, van sieur Frans Jacobus Bouchout, procureur
van 't voorschreven Poperynghe
welcken verweerder heeft verclaert expres ghecommen te sijne van 't selve Poperynghe
plaetse van sijne residentie tot t'beleedt van sijne preuve,
soo oock heeft verclaert de heesscheghe van de selve plaetse oock expres ghecommen te sijne,
gheassisteert van sieur Jan Frans Liebaert, haeren procureur (een procureur was dan
gewoon een advocaat)
omme in eede te sien stellen de oriconden by den voorschreven Bouve gheproduceert ghelyck
sij hedent hebben sien doen van de naervolghende ghetuyghen
ten welcken effecte de ghetuyghen woonende onder de jurisdictie van Poperinghe sijn
ghedaghvaert gheweest by Frans Carpentier volghens sijne relaesen vande 15de deser hier
oock ghesien, hebbende den verweerder tot beleedt van sijne preuve gheproduceert sijn
etuquet
(etuquet = lijst van vragen te stellen door de rechters aan de getuigen)
met een attestatie by onsen greffier gheparapheert, inghevolghe ende uyt crachte van welcke
wij hebben gheprocedeert in de selve enqueste ter presentien vn d'heer Valentijn VandeFosse,
bailliu, Mattheus Veniere ende Jan Pollé, schepenen vande voornoemde heerelichede ter
adjonctie van Jan Bartholomeus Raulé, greffier ende clercq ten effecte deser in eede gheselt,
soo volght.
En na deze 'inleiding' konden de getuigen vehoord worden.
Sieur Jan Sohier, filius Jan, oudt tweeent'sestigh jaeren, rentier woonachtigh binnen
t'voornoemde Poperinghe, oriconde ghedaeght als vooren, mitsgaeders door den voornoemde
heer bailliu volghens het relaes van hedent,
ghehoort ende gheexamineert op s'verweerders etuquet alwaer hij is ghemargineert
den welcken naer ghedaen te hebben den eedt van te gheven ghetuyghenisse der wearheydt,
deposeert waer ende waechtagtigh te sijn dat Jo. Roens, t'sijnen huyse heeft ghewoont
ende haer heeft hooren frequenteren diversche persoonen sonder te weten van wat conditie sij
waeren ende dat soo wel s'avonts, by daeghe als s'merghens,
hebbende somwijlen ghehoort groot gheruchten, immers gheruchte dat hem somtijden
incommodeerde, waer door hij somtijden sijne ruste was benomen,
deposerende voorts dat hij de selve jo. somtijdts heeft weten t'huys commen ten neghen, ofte
ten thien uren s'avonts ende dat hij eens haer heeft ghesien uytgaen met nogh
vrouwepersoonen tot haer met mijnheer Beys van Pollinckhove naer den onderganck van de
sonne in den somer
segghende dat sij gonghen naer de bals
ende ten voorderen declareert door dien dat de voorschreven jo. somtijdts te laete t'huys quam
dat hy selve de deure toeghesloten heeft ende haer niet willen in laeten ende haer ten laetsten
heeft doen verhuysen om de incommoditeyt die hij dickwils hadde,
deposerende voorts waer te sijn dat de voorschreven jo. ghedeurende dat sij t'sijnen huyse
heeft ghewoont, vele ende diversche minnebrieven ontfanghen heeft,
danof sij divershe heeft ten deele voor hem ghelesen,
danof vraeghende de explicatie van eenighte woorden, die sij niet en verstondt vermidts sij
in't fransch waeren,
ghevende voor reden van wetenschap alle t'gonne voorschreven te wesen van sijn fait, ende
kennisse danof hij alsnogh is hebbende eene goede ende versche memorie,
niet voorder wetende ter materie dieneende, sluyt sijne depositie die hij nae lecture heeft
Dan is het de beurt aan Sohiers vrouw.
Jo. Catharine Cornelie van St. Truwen, huysvrouwe van Jan Sohier, oudt 't sestigh jaren
ofte daerontrent, woonende binnen t'selve Poperynghe,.
Ook zij legt de eed af en antwoordt op de vragen waarbij ze de getuigenis van haar man
volledig onderschrijft.
Declaerende ten voorderen dat sij eens heeft weten commen ontrent den avont eenen sekeren
Beys van Veurne ambacht, die de deposante heeft ghesien in de camer van de selve joffrouw,
't haerder presentie, den welcken den selven avondt is vertrocken ter cause den man van de
deposante murmureerde omme sulcke ende dierghelycke visitten,
En ook zij stelt dat ze alles zelf gezien heeft en dat haar 'memorie' nog vers is, de standaard
uitdrukking.
Jan Debergh filius Pieter, oudt acht en t'sestigh jaeren ofte daer ontrent, borgher der
voorschreven stede van Poperinghe... deposeert dat hij heeft ghewoont met sieur Jan Sohier.
Hij was daar de knecht, en bevestigt het verhaal van beide voorgaande getuigen. Hij noemt
Beys 'eenen Veurne Ambachter'.
Dan is het de beurt aan:
Jo. Catherine de Ghelcke weduwe van Frans Clarebout, oudt vierenveertigh jaren,
peruckiereghe van haeren style, woonende binnen het voorschreven Poperinghe ….
deposeert dat ten tijde sij ghewoont heeft in de Gasthuysstraete binnen de voornoemde
stede van Poperynghe, met haer heeft ghewoont op de voorcamer vanden selven huyse jo.
Marie Joanne Roens, ten tijde van ontrent twee jaeren ende dat ghedeurende den selven tijdt
de voorschreven Roens ghefrequenteert heeft ende ontfanghen op haer camer diversche
persoonen, soo officieren, commysen als borghers, ghetrouwde als onghetrouwde, soo by
daeghe als by nachte, welcke persoonen aldaer hebben somwylen gheten, ende ghedroncken
diversche spysen ende drancken als wafels, pannecoucken, bier, wijn, vin boulé, ende aldaer
vertoeft diep in den avondt, deposerende voorts wel te weten dat seker jongman met naeme
Pieter Laurent somtijdts heeft ghesnoert de voorschreven Roens rockelijf op haere camer,
verclaerende ten voorderen de deposante dat naerdien sij op het versouck vande voorschreven
Roens hadde gheconvoyeert uyt haeren huyse een ghetrouwt man ende een weduwnaere den
eersten naer sijn huys ende den tweeden naer sijne herberghe, de deposante thuys ghekeert
sijnde, heeft wederom by de voorschreven Roens ghevonden den voornoemden man op haer
camer,
twelcke ghebeurt is ontrent den een uren in den nacht sonder te weten wanneer den selven
man van de selve Roens vertrocken is, midts de deposante hun heeft te gaer verlaeten,
deposerende voorts dat de selve Roens in de winter 1712 eens ontrent den middernacht seer
blijde van gheeste t'huys ghecommen heeft, segghende dat sij in croupe was ghecomen ende
dat sij eenighte daeghen daer naer de selven Roens siende bedroeft ende weenende ende van
haer ghevraeght hebbende de oorsaecke, heeft gheantwoordt dat sij droevigh was dat Jan
Baptist Bollaerts met wie sij in croupe ghecommen hadde, hem ghevanteert hadde dat hij
haer voor een stucxken hadde ghecust ende dat hy t'selve nogh mochte doen als t'hem
beliefde,
voorts deposeert voor waerachtigh dat de voorschreven Roens aen haer eens gheseydt ende
bekendt heeft dat meester Michiel Voorbrugghe sijnde op haere camer van sijne vrouwe met
groot misnoughen hadde van daer ghehaelt gheweest ende dat den voorseyden Voorbrugghe
door spyte van aldaer door sijne vrouwe ghevonden te wesen aenden selven heeft ghegheven
een caecksmete, deposerende ten voorderen dat sekeren Jan Gheraert diversche keeren ten
huyse vanden deposante is gheweest ende ghesproken aen Jo. Roens op haere camer, ende dat
de deposante van haer vernomen heeft dat den selven Gheeraert quaem op het versouck van
den voorschreven Voorbrugghe vraeghen van de selve Roens ure ende plaetse om
malcanderen te sien,
ende dat de voornoemde Roens diversche keren haer heeft ghevanteert dat de huysvrouwe van
de voornoemde Voorbrugghe van hem ghesleghen hadde gheweest t'haeren opsichte ende
nogh dickwils soude ghesleghen sijn
getugyghende nogh dat ten tijde den voornoemde Roens met de deposante heeft ghewoont, sy
diversche voyagen heeft ghedaen naer Duynkercken, Ipre, Veurne ende andere plaetsten ende
dat sy 't huys ghecommen sijnde aen de deposatne gheseydt heeft dat sij aldaer wel
ghetracteert hadde gheweest door diversche persoonen van haere kennisse,
deposerende bovendien dat ter cause de selve joffrouw de reputatie hadde van dickmaels
iemandt by nachte in te laeten, de deposante eene belle heeft aen haere deure ghedaen,
dewelcke sy heeft somtijdts ghevonden met den clippel bewonden met pampier ofte stoppe,
segghende de selve Jo. Roens dat sij het selve dede om dat Pieter Laurens die laete by nachte
lagh in sijne venster, niet en soude hooren de deure open gaen, om van haer niet te clappen,
deposerende voorts wel te weten dat de selve Jo. dickwils ten elf ende twalf uren en half
s'nachts in t'huys is ghecommen, gheconvoyeert van diversche persoonen, hebbende ten dien
effecte de deposante somtijden de deuren open ghedaen ende andersints was de selve jo.
voorsien van de slotel vande deure,
eyndelinghe deposeert dat sij maer eens den verweerder heeft ghesien bij de selve Roens,
heesscheghe staende in den vloer ontrent de voordeure van de huyse,.
En dan is het de beurt aan ...
Jan Gheraert filius Valentijn, oudt drie en veertigh jaren, perucquier van sijnen style,
woonende binnen t'voornoemde Poperinghe.
Ook hij legt de eed af en dan
deposeert waer ende waerachtigh te sijne dat hij in de maent van february 1713 sijnde inde
herberghe van Ste. Sebastiaenshof tot Poperinghe tot hem ghecommen is d'heer Michiel
Voorbrugghe den welcken aen hem secretelyck ghebeden heeft van hem dienst te willen doen
ofte plaisier waerop den onderschreven immers den deposant antwoordende dat hij altijdt
bereydt was, soo heeft den selven Voorbrugghe aen hem ghebeden dat hij soude hebben gaen
spreken seker jo. Roens, woonende in de Gasthuysstraete met sekeren Claerebout, om plaetse
t'hebben met dagh, ende ure om haer te sien,
segghende ick en wel t'haeren huyse niet gaen omdat het ghebeurte al te vele regard soude
nemen, segghende aen de deposant dat indien hy sulcx wilde doen, dat hy hem het uytterste
plaisier soude ghedaen hebben, hebbende den attestant s'daeghs daer naer de selve jo. Roaes
gaen vinden op haere camer t'haeren huyse haer segghende dat mijnheere Voorbrugghe haer
gheirne in eene particuliere plaetse soude ghesien hebben ende met eenen presenterende
sijnen huyse,
waerop de selve jo. segghende dat sij niet goedt en vondt ten selve daghe 's deposants huyse te
commen, maer dat sij soude naer t'Hoynlandt ghegaen hebben, waerop den deposant
vertrocken sijnde, heeft den selven Voorbrugghe wandelende op de maerct aenghespoken
ende gheseydt van t'rapport ghedaen t'hebben aen de selve Jo. Roens ende een weynigh dae
naer heeft hy haer sien uyt haer huys commen ende aen den selven Voorbrugghe gheseydt,
siet daer gaet sy, indien ulieden haer wilt volghe,
waerop hij Voorbrugghe is ghevolght ende den deposant oock hemlieden ghevolght.
Daar bleef het niet bij, een andere keer toen Gheraert haar weer ging uitnodigen op haar
kamer, had Juffrouw Roens gezeid 'onder ander discourssen dat den voorscrheven
Voorbrugghe een fraey ende braven man was, dat hij sijn weirelt was wetende, dat hij
verstandt hadde ende dat syne huysvrouwe maer een beeste en was ende niet een sulck man
en meriteerde, ende dat het maer aen haer en dependeerde van de selve jo. d'huysvrouwe van
dito Voorbrugghe te doen slaen ende quaelyck tracteren,
als het aen haer soude belieft hebben ende de selve jo. Roens heeft daer en tusschen oock aen
den deposant ghesolliciteert ende inghegheven van dat hy soude ghesleghen hebben sekeren
Pieter Laurens, woonende in haer ghebeurte, segghende hij is d'oorsaecke dat ick ende dat den
selven Voorbrugghe ons hebben ghevonden, gheaffronteert van sijne huysvrouwe, het is hy
die gherapporteert heeft dat den selven Voorbrugghe my ghefrequenteert heeft,
waerop den deposant vertrocken sijnde tot den selven Voorbrugghe aen hem het rapport
ghedaen heeft dat sy nae den middagh t'synen huyse soude ghecommen hebben,
het is ghebeurt dat sij malcander 's deposants huyse hebben ten selven daeghe commen
vinden, aldaer den deposant hun heeft ghegheven de camer, ende vier ghemaeckt heeft om
hun te warmen ende heeft ten versoucke vanden selven Voorbrugghe eenighe cannen bier
ghehaelt, ende hun hebbende aldaer alleene ende in t'particulier ghelaeten ontrent twee uren
met malcander,
soo is naer dien den selven Voorbrugghe tot den deposant ghecommen ende gheseydt ick sal
ulieden een voer hout senden voor uwe moeyte, ende voor u interest, ende naerdien is den
eenen al het Inghelstraetjen vertrocken, ende de andere al de Pottestraete ghevende den
deposant reden van wetenschap al 't gonne voorschreven te wesen van sijn eyghen fait.
Wanneer men na een middagmaal, verder gaat, is het de beurt aan:
Jacobus Kiecken filius Michiel, oudt veertigh jaeren, herberghier binnen t'voornoemde
Poperinghe.
Hij deposeert … hoe dat hij over eenighe jaeren t'sijnen huyse heeft weten commen de
heesscheghe differente keeren met diversche jonghmans nu met d'eene, dan met d'andere, ten
neghen, thien, ja elf uren s'avonts ende haer aldaer heeft sien dansen met de compagnie aldaer
sijnde ende t'saemen sien dryncken, wijnen, brandwijn ende andersins, ende dat sij aldaer
hebben ghebleven tot den twee a drie uren in den nacht ende laeter,
deposerende voorts dat spelende als speelman met sijn violon, ofte bas, haer nogh heeft weten
ende sien commen in diversche baelen, (bals) ofte recreatien ghemasschert op diversche
manieren van vrauwecleederen met andere ghemasscherde persoonen, den deposant
onbekent, dewelcke aldaer ghedanst heeft ende ghebleven is tot s'middenachts ende laeter.
Ook Kieckens vrouw Cathelynne Mahieu, filia Andries, oudt seven en vijftigh jaeren, komt
aan de beurt. Zij bevestigt de getuigenis van haar man. En voegt daar aan toe dat Roens bij
haar op café kwam 'naementlyck als de voorschreven Roens gewoont heeft ten huyse van de
weduwe Hendrik Waterleet, ten huyse van Jan Sohier, ende de weduwe Clarebout,'.
Ook de zoon van Cathelynne komt getuigen.
François Dedrye filius Guillaume, jongmans oudt 28 jeren ofte daer ontrent, woonende met
de voorschreven Jacobus Kiecken sijnen stiefvader. Hij bevestigt de voorgaande getuigen en
stelt daarbij dat ' hij spelende op sijnen viloon on de herberghe van den Pellicaen binnen het
voorschreven Poperinghe inde vergaederinghe van de gulde van H. Victor aldaer heeft sien
comen de voorschreven Jo. Roens, den welcke aldaer heeft ghedanst ende opghehaelt
gheweest van diversche persoonen ende onder andere van Guillaeume Grooduyme, dit in
t'laeste van 't jaere 1712.
Hij had alles zelf gezien.
Florence Carbonnier filius Jacques, weduwe van Frans Vandezande, wynkeliereghe van
oude ende nieuwe cleederen, woonende binnen het voornoemde Poperinghe... als buurvrouw
van waar Roens toen woonde.
alsoo somtijdts hadde gheweest met compagnie op haere camer diepe in den avondt sonder
licht, de selve Roens heeft differente keeren versocht vande dochter van de deposante om
haere keirse te ontsteken door de voornoemde splete vanden meur, t'gonne de voorschreven
dochter heeft toegestaen, deposerende voorts dat onder andere persoonen die de voorschreven
Roens hebben ghefrequenteert sy aldaer heeft sien commen d'heer Voorbrugghe op alle uren
van den dagh ende in de navondt hebben de deposante de selve sien differente keeren
t'saemen badineren,
ende eens t'saemen staende ontrent den neghen uren s'avonts voor de deure vanden huyse,
seyde de deposante, mijn heere het en betaemt niet te badineren met t'gonne dat u niet toe en
behoort, t'welcke ghebeurt is ontrent het eynde van het jaer 1712,
voorts deposeert dat sij ontsticht sijnde door s'heesscheghers onbetaemt leven, de selve Roens
hierover heeft berispt, waerop sij seyde dat haere ouders haer alsoo hadden gheleert,
thuygende ten voorderen dat sij divershe keeren aldaer heeft weten commen Jan Gheraert,
ende namentlyck in't laetste van het jaer 1712,
eyndelinghe deposeert dat sij aensochtis gheweest van heesscheghe omme te deposeren
jeghen den verweerder, waerop de deposante seyde dat sy van haer gheen goedt en wiste te
segghen, ende oversulcx dat sij haer niet en moeste doen hooren in oirconschap,
Jo. Juliana Barbara Godderis, filia sieur Jan, huysvrouwe an deheer ende meester
Nicolays Terlynck , 27 jaeren ofte daer ontrent , woonende binnen het voornoemde
Poperinghe ….
deposeert dat te tijde sij woonde met haere moeder in de herberghe van Sint Jooris binnen 't
voorschreven Poperinghe,
sij heeft aldaer sien comen over ontrent vijf jaeren jo. Marie Joanne Roens, ende dat ontrent
den thien a elf uren s'nachts sijnde, gheleedt door eenen manspersoon, die sij meent 't wesen
eenen officier, de welcke alsdaer in eene camer vanden huyse t'saemen hebben ghebleven
ontrent anderhalf ure drynckende brandwijn, hebbende de deposante daer en tusschen ghesien
open doende de deure van den voorseyde camer dat de selve persoon ofte officier hadde sijne
handt onder de rocks van de voornoemde Roens,
deposerende voorts dat de selve Roens ten selven huyse nogh differente keeren heeft
gheweest met andere persoonen ten thien, elf a twalf uren s' nachts ende aldaer ghedroncken
wijn, brandwijn ende ander drancken, deposerende ten voorderen dat de selve Roens aen haer
heeft vercoght over ontrent anderhalf jaer twee paer nieuwe manscoussen.
Sieur Jan Bapstist Wanten, filius Frans, hottelier woonende in het wethuys deser
heerlichede, (Het Swynland) oudt 48 jaer, deposeert dat Jo. Marie Joanne Roens dickmaels
heeft gheweest t'sijnen huyse met differente peroonen van haer vrienden ende kenisse, soo
ghetrouwde als onghetrouwde ende aldaer gehbleven tot ontrent den avondt, mitsgaders dat
hij de selve jo. Roens door ordre vande compganie heeft weten haelen bij de dochter van
Anthone Hennein, de eenighsten tydt daer naer is gheconmen, ende ghedronken wijn ende
limonade,.
Hij had dat zelf gezien.
En de laatste in het rijtje is nog een herbergier.
Sieur Martinus van Mechelen filius Maerten, hostellier in 't Gouden Hooft tot
Poperinghe, oudt vyftigh jaeen ofte daerontenet …
deposeert dat te syne dat in den somer van de jaere 1713 te weten t'sydert meye van dat selven
jaere als wanneer den deposant met sijne huysvrouwe is commen woonen in de herberghe van
het Gouden Hooft binnen voorschreven Poperinghe, dat de heesscheghe t'sijnen huyse
diversche keeren heeft gheweest met diversche persoonen van ghestaetheden ende conditie
ende met hun gheëten ende ghedronken soo bij daeghe als in den avondt, ende eens onder
andere opgheleydt gheweest van sekeren Jacques Scherrier meulenaere binnen t'selve
Poperynghe die niet min als beschonken en was, gheaccompagneert met d'huysvrouwevan
sekeren Ravenel als danne sijnde weduwe van Augustijn Van Damme dit in den avondt, als
wanneer sij onder hemlieden doen ghedroncken hebben eenighte pinten wijn ende aldaer
ghesonghen, ende ghecloncken
deposerende voorts dat de heesscheghe onder andere keeren nogh eens sijnde tsijnen huyse,
oock aldaer was ghecommen sekeren Jacobus Roens filius d'heer Guilleaume, jongman die
haer vondt in de compagnie van differente persoonen, alwaer den selven Roens haer heeft
alsdanne bekeven ende ghemurmureert segghende dat het haer niet en betaemde sulcx te
doene, ende aldaer te wesen, ende dat sij beter soude naer huys hebben ghegaen,
sonder dat sij heeft vertrocken, maer als daer verbleven, in de compagnie tot laete in den
avont, ghevende voor redens van wetenschap dat hij het zelf gezien had.
Waartoe deze getuigenissen dienden, weten we niet, maar Juffrouw Roens, was blijkbaar erg
populair in Poperinge. In ‘de gemene passeringen’ (SAP 352c) zit er een akte waardoor we
een beter zicht krijgen op de familie Roens. Dan blijkt dat Guilleaume Roens in 1710 drie
volwassen kinderen in leven heeft: Guilleaume Bertinus Roens, Jan Roens en onze Marie
Joanne Roens. Jacobus is de zoon van Guilleaume Bertinus.
23 oktober 1715 – Klein bier – Processen 1716
De warrandeerders van biere - broode… gegeven over ter snede van de … boeten de
naervolgende persoonen … aen mijn heeren burghemeesters en schepenen der stede van
Poperinge van de selve boeten t’hemlieden laste … gewesen t’hebben wettelick ende
executoir
Le sieur Ferdinande DeHaese brasseur pour avoir brasser six fois sans avoir fait tirer la petite
biere 36 pond boete
Vandenameele, heeft 12 keer geen klein bier gebrouwen – 12 pond
De weduwe van Raphael Marsy omwille van het feit dat ze 12 tonnen bier ingekelderd heeft
zonder warrandering.
Georges Roohaer omwille van het feit dat hij 12 keer bier heeft verkocht zonder billiet – 12
pond
De wet heeft gestatteert de voorseyde boeten ende de sacken gherevoreert ter rol van
oppositie
Actum ten suedaege desen 19de
9bre 1714
toorconde als greffier onderteeckent leliegois
Gedient 23 8bre 1715 oppositie
Extrait uyt de ceure van de warrandise van tbier ene broodt alwaer onder andere staet tgonne
volght
Alle brauwers elcken brauwste sullen verobligiert worden kleenbier te brauwen ende dat te
doen warrandeeren ingevolghe van de ceure danof sijnde op paine dat degonne contrarie ende
dat die in faute blijfven sullen verbeuren telcker brauwste ses ponden parisis boven trecht
vande warrandise ten proffytte als vooren
Gedient 23 8bre 1715
Advertissement omme dheeren ende meester Pieter Maekeblyde, Pieter de Backer ende
andere warrandeerders van ‘tbier ende broodt, heeschers van wijsdom executoir ter eender
zijde
Jeghens sieur Ferdinancus Dehaese, brauwer binnen deser stede, verweerder opposant ter
andere
Voor mijne heeren burghmeesters ende schepenen derstede ende jurisdictie van Poperinghe
De heeschers hebben doen consteeren bij het gheexhibeerde cahier dat zij overghegheven
hebben hunne boeten ten suedaeghe vanden 19de
9bre 1714 waermede sij voldaen hebben aen
tgonne de sotuyme deser stede prescribeert tit 27 artikel 16
Ende mits den verweerder hem jeghens de voorseyde boete in sijn regaerd hadde
gheopposeert ende dat aen partijen dagh beteeckent was ten anesten daghe van oppositie om
daerop recht gehdaen te sijn
Den verweerder was als dan verobligiert te deduceeren sijn reden van oppostiie, aenghesien
men gheene redene gheallegeert en vindt bij den act van oppositie
Wel is waer dat den procureur Van den Berghe bij agende vanden twyntighsten 9bre 1714
ontkendt heeft recht, cause ende actie, nemaer in plaetse van dusdanighe impertinente
denefatie op s’heeschers vesouck te expliceeren volghens den styl van alle tijden alhier
gheobserveert, hij heeft van de selve sijn allegatie virtuelick ghedesisteert, hem addresserende
tot een dilatoir ende onghefndeert versouck, als dat de heesschers souden overlegghen een
schriftelicken heesch, waerop formel debat is gheresen ende de saecke daerop gheconcludeert
in het advys.
Nemaer s’verweerders voorseyde versouck ende sentensie is impertinent, ommediswille at bij
de voorseyde costuyme anders niet gheordonneert en is aen de subalterne officien dan over te
gheven de boeten ten suedaeghe, soo de heesschers in effecte hebben ghedaqen, twelcke dient
voor heesch, ghelyck int regard van alle subalterne officieren altijdt gheobserveert is gheweest
Ende omme meer te doen dan de heesschers verobligiert sijn te doen, zij hebben bovendien
gheexhibeert extrait uyt de ceure (danof het originel ghdient is in de zaecke van dese
heesschers sieur Pieter vanden ameele, omme een ende het selve subject) waerbij te bevinden
is dat de brauwers telcke brauwste verobligiert sijn kleebier te brauwen ende tselve te doen
warrandeeren op paine vn te verbeuren t’elcker brauwste ses ponden parisis boven het recht
van de warrandise
Mits welcken de heesschers concluderen ten fyne den verweerder verclaert worde in sijn
voorseyde versouck apud acta van den twee en twyntighsten january 1715 niet ontfanghelick
nochte ghefondeert met condemnatie in de costen van het debat ende ten principaele ten
minsten hem te ordonneeren van pertinentelick te expliceeren sijne redenen van oppositie
binnen een peremptoir dilay op paine van wijsdom executoir van alsnu voor alsdan
Implorerende J. Liebaert procureur
Huisje uit 1627 in Haringe – Foto 25 oktober 2009
15 november 1715 - Nieuw barrièreverdrag -
Op de 15de
november 1715 wordt er te Antwerpen een nieuw barrièreverdrag geteken. Dit
geeft aan de Hollanders het recht om garnisoenen te legeren in Namen, Doornik, Menen,
Veurne, Waasten en Ieper en het fort van Knokke. Voor deze Hollandse garnizoenen wordt
een onderhoudsgeld voorzien van 500 000 ecu’s, die op de inkomens van de zuidelijke
Nederlanden worden geheven.
Hoewel de Oostenrijkse Nederlanden de officiële naam van het gebied werd, nam men ook
graag de naam ‘België’ in de mond. Daarbij verwees men naar de ‘bello gallico’ van Julius
Cesar waar hij naar de ‘Belgen’ verwees.
De naam zou afkomstig zijn van een koning Belgius die de stad Belgis (nu Trier volgens
sommigen) zou gesticht hebben. Zie hiervoor ook het artikel ‘Het ontstaan van Ieper, volgens
een anonieme kroniek’ uit het maartnummer 2008 – nummer 68 – van Doos Gazette.
Het ‘bezet’ blijven door deze Hollandse garnizoenen leverde voor de Westhoek een heel apart
‘statuut’ op in het geheel van de Oostenrijkse Nederlanden. Dit ‘bezette’ gebied omvatte de
kasselrij Ieper, Roeselare, de kasselrij Veurne, Poperinge, Lo, Wervik, de kasselrij Waasten,
Diksmuide en Menen en het werd eenvoudig West-Vlaanderen genoemd.
De hierbij behorende ‘Provinciale raad’ mocht geen beden goedkeuren en boog zich dan ook
voornamelijk over commerciëel kwesties.
En dat kamp te Ieper had ook zijn gevolgen voor de goede zeden. Zo lezen we in de kroniek
van Ieper het volgende:
Anno 1715 – wasser binnen IJpre eenen geuschen Hollandtschen soldaet, onder het regiment
van Hijtsemgael, den welken door een beestachtige boosaerdigheijd, sig verzaemde met sijnen
waterhondt, zijnde eene teve, waer af drij of vier honde jongen quamen.
Hij ‘verzaemde’ zich of hij copuleerde dus met zijn teef, en deze kreeg daardoor ‘vier jongen’.
Dit fait uytgekomen sijnde bekent, en overtuijgt, wiert door den Hollandtschen krijgsraedt
veroordeelt om met den hondt ende de jongen verbrandt te sijn.
De plaetse van de justicie was op den barm langs de vaert, nevens de galge.
Sij waeren drij geheele uren onder den weg, om met den crimineelen van uijt de vangenisse
tot op den barm te gaen, omdat hij soo traeg voort gink. Aldaer gekomen sijnde, wiert hij aen
een staecke met ketens gebonden, ende door den beul eerst gewoelt sijnde, verbrandt.
De beulen smeeten de jonge honden in het vier, maer den waterhondt was alleen met ijser
ketens aen een ander staecke gebonden ende mede verbrandt.
Vernieuwinghe van de notabels opden 23sten 8bre 1715 -
In Poperinge gaat het leven verder zijn gewone gang. Op de 23ste
oktober 1715, wordt zoals
gebruikelijk was, de vernieuwing met eedaflegging gedaan van de ‘notabelen’.
In zekere zin zouden we dit de ‘gemeenteraad’ kunnen noemen, het zijn alleszins de ‘begoede’
mensen van Poperinge, die belangrijke functies op zich namen.
Men baseerde zich daarvoor op de keure van Poperinge. Wij halen de tekst aan zoals ze
gedrukt werd door de Ieperse drukker François Bellet in 1621.
Daar luidt de eerste titel:
Eerst van ’t vermogen ende preeminentien vanden heere ende vander wet.
Articulus I
Alvooren, dient gheweten, dat den Abt, religieusen ende convent van S. Bertins in S. Omaers,
als heeren vander stede van Poperinghe, vermoghen binnen de selve haere stede, keure ende
jurisdictie, hooghe, middel ende neder justitie, met alle de proffijtten, emolumenten, ende
exploicten danof dependerende.
II. – Om welcke justitie t’exerceren, sy hebben eenen bailliu, eenen ampman, ende stellen
jaerelijcx twee burghmeesters ende thien schepenen, ende sulck ghetal van dienaeren alst hun
goet dunct.
III
De voornoemde burghmeestes ende schepenen, in eede ghestelt zijnde, vermoghen jaerlijcx te
verkiesen twaelf persoonen, die raeden zijn vander stede, ende daernaer vierentwintich
notablen.
IIII
De voornoemde abt, religieusen ende convent hebben oock authoriteyt te stellen den
pensionaris, den greffier ende alle andere officieren der voornoemde stede.
V
Welcke voornoemde abt, religieusen, ende convent oock stellen ende vernieuwen t’elcken jaer
de kerckmeesters van de drie prochiekercken, gouverneurs der aermen, gasthuysmeesters,
voochden van de capelle vander Magdeleene, gouverneurs ende ontfangers vande Ghilde van
het Heylich Sacrament ende andere inde voorseyde kercken ghefundeert, mitsgaders alle
andere officieren vande voorseyden kercken, disschen, maladerije, gasthuys ende ghilden
voorseydt, daer op ghehoort de voornoemde burghmeesters ende schepenen.
VI
Op alle welcke kercken, disschen, gasthuys, cappelle ende ghilden voorseyt de voornoemde
heeren abt, religieusen, ende convent hebben macht ende authoriteyt. Ende worden jaerlycx
de rekeninghen der selver ghedaen voor hemlieden ofte haerlieder gecommiteerde ende de
voornoemde burghmeesters ende schepenen.
En wie dat zijn in 1715 leren we uit de volgende akte.
De notabelen waren de volgende personen:
D’heer Nicolais van Reninghe heere van Voxvrie - Dheer Jan Ferou - Sieur Simone Pieter
Bonte d’oude - Meester Pieter Bouve filius Cornelis - Sieur Jan Frans Cheys - Sieur Pieter
Maerten - Sieur Guilleaume De Backer - Sieur Florens d’hulster - Sieur Charles de Backer -
Sieur Francois Loys - Sieur Pieter Hancx - Sieur Michiel Valerianus Dams - Sieur Francois
Bouchout - Sieur Pieter Vanden Ameele - Sieur Jacobus De Langhe filius Jan - Sieur Steven
Steenbeckenie - Sieur Pieter De Witte - Sieur La Fond - Jasper Rouseré - Pieter Lebbe filius
Pieter de Jonghe - Jan Parent - Andries Lebbe filius Pieter - Pieter Toussaint de jonghe -
Matthijs Rouseré.
En een tweede groep mensen die ‘vernieuwd’ werden, waren de ‘hoofdmannen van de
hoeken’ die geografisch gekozen werden. Bij deze groep zit de stad zelf – het gebied binnen
de ‘port’ – niet vervat. Alleen het Poperingse platteland, de boerenbuiten, wordt genoemd.
Dus mogen we aannemen dat de ‘notabelen’ van de stad waren en de ‘hoofdmannen’ van de
boerenbuiten en dat beide groepen konden opgeroepen worden om hun advies te geven.
De hoofdmannen waren in 1715, de volgende:
Hoofdmannen vernieuwt opden 23sten 8bre 1715
Oosthoek - Ambrosius Vandewaeter - Jan Baptitst Cocq
Eedewaerthouck - Jaspar Rouseré - Ferdinandus de Raet
Haeghebaerthouck - Pieter Verburgh - Christiaen Vandevoorde
Lyssenthouck - Michel Lebbe - Gilles Vandromme
Wipperhouck - Pieter van Peene - Matthijs Rouseré
Hellehouck - Pieter De Quidt - François Rousseeuw
Schoudermonthouck - Pieter Prisie - Bernaert Follé
Hypshouck - Pieter Gaellarde - Joos Houcke
Eeckhouck - Pieter De Roode - Pieter Toussaint de jonghe
Hamhouck - Pieter Looten - Jacques Malbrancke
Peselhouck - Pieter Rousseeuw - Christiaen Baes
Op de 2de
december 1715 werden de ‘subalterne officieren’ aangesteld. Om zo te zeggen
enerzijds het bestuur van een aantal instellingen en raden en anderzijds het
‘gemeentepersoneel’, groepen die tevens de eed moesten doen.
Officieren subalterne der stede ende jurisdictie van Poperynghe vernieuwt opden 2 xbre
1715
En we leren dat de volgende ‘officiële’ functies bestonden:
Oppervooght van weesen (De algemene voogd van de wezen)
D’heer ende meester Pieter Maeckeblyde
Kerckmeesters van Ste Bertinus (Het bestuur van de kerkfabriek)
Dheer ende meester Ignatius Laurens Proventier - Dheer Jacques Albertus Plaetevoet - Sieur
Joannes Frnaçois Cheys - Charles de Backer
Cnaepe Jacques Tacquet vuytter name van sijne moeder
Met de ‘cnaepe’ of knaap wordt de secretaris bedoeld.
Kerckmeesters van O.L.Vrouw
Dheer Frans Hancx - Sieur Pieter Devos - Jacques van de Wynkel - Nicolais Huyghe
Cnaepe Pieter Verhaeghe vuytter name van zijne zwaegherinne
Kerckmeesters van Ste. Jans
Dheer ende meester Pieter Frans Huyghe - Sieur Pieter Hancx - Sieur Pieter Blonde - Jan
Couttenier
Cnaepe Jacques Focquenburghe
Dischmeesters vande drye prochiekerken
De heer ende meester Jacques vande Goesteene - Dheer Jacques de Langhe - Dheer Frans
Hancx -Charles Hurtre
Cnaepe Pieter Dubois
De ‘dis’ is enigszins wat ter vergelijken met het huidige ‘O.C.M.W.’. De dis is gegroeid uit de
caritas van de Katholieke kerk. Per parochie was er dus minsten één dismeester die de
geldomhalingen in de kerk deed en die tevens zorgde voor de organisatie van de
aalmoezenbedeling in zijn parochie waar hij de ‘eigen’ armen kende.
Executeurs van het testament van d’heer Jacques Schevel ende Van Jo Catheryne
Vande Pereboome sijne huysvrouwe
D’heer Valentijn van Fosse - Dheer Jacques Cheys - Dheer ende meester Jan Phillippe Benoit
Petyt .
Het testament van de heer Jacques Scheven en van zijn vrouw Catherine Vande Pereboome,
behelsde het weeshuis dat op het huidige ‘Oudstrijdersplein stond. Blijkbaar werden de
‘dismeesters’ per parochie bijgestaan door enkele mensen:
Ter assistentie van Ste. Bertinus
Pieter Verbeek - Jacobus Bolengier
Ter assistentie van O.L. Vrouw
Jacques Torre - Frans Bollengier
Ter assistentie van Ste. Jans
Cornelis Ryckeboer - Policarpus Depuydt
Ter assistentie van d’eerwaarde p:p: recollecten voor den disch
Ferdinandus De Witte - Pieter Middeleem - Jacobus Frans Misdomm filius Jacques - Jacobus
Vande Berghe
En hieruit blijkt dat de Paters Recolletten, waarvan hun kloosters en school stond waar nu de
‘hopbalance’ staat, zich ook inlieten met de diswerking.
En dan krijgen we een aantal bestuursleden die een altaar in één van de kerken beheren.
Gouverneurs van het autaer van d’heilige drievuldigheyt in O.L. Vrouw kercke
Meester Pieter Bouve - Joannes Devos
Gasthuysmeesters
Deheer Jacques Cheys - Dheer Jacques Melchior Lansweert
Gouverneurs vande autaer van O.L. Vrouw inde kercke van Ste Bertins
Jacobus Ghys - Leopoldus De smitter - Ignatius Dupont
Inde kercke van O.L. Vrouw
Sieur Maillart vande Goesteene - Frans Carton de jonghe - Pieter Frans Hancx
Inde kercke van Ste. Jans
Sieur Pieter Joannes Huyghe - Pieter Dewitte - Jan van Renynghe filius Overlois - Frans
Coutenier
Gouverneurs van de autaer van t’heilig sacrament inde kercke van Ste. Bertins ende
besorghers vande reliquien van Ste. Bertins
Pieter Debrif - Gheraerdt Frans - Jacques Baekeroodt de jonghe
Gouverneurs vande autaer van Ste. Rochus inde selve kercke
Pieter Home - Jacobus Bollengier - Jan Bollaert
Gouverneurs ende meesters van Ste Eloy (patroonheilige van de smeden)
Pieter Carpentier - Pieter Laurens - Autaer Meesters - Jan Cockelaere Philipppe Lambert
Cnaepe – Joannes Hauwen
Gouverneurs van de autaer van Ste. Obrecht inde kercke van St. Jans
Jan Truyssensoone - Romanus Loys
Over Sint Obrecht of Sint Aubert, de patroonheilige van de bakkers, vonden we in de mappen
van Oscar Fiers over de ‘Gilden’ het volgende interessante krantenartikel:
De Oude Bakkersgilde te Poperinghe De bakkersgilde of Gilde van St-Obrecht (St-
Aubert), alzoo genaamd naar heur paroon, schijnt in de St. –Janskerk ter stede reeds bestaan
te hebben in 1296. inderdaad in een perkamenten handboek dat de eigendommen en
verplichtingen der Gilde vermeldde, en in het kerkarchief vroeger bewaard werd, stond eene
gifte aangeduid, door zekeren Willem de Vaex, gedaan en bedragende honderd dertig roeden
lands en eene somme gelds te betalen telken jare op Bamisse en Half maarte. Het stuk was
gedagteekend uit ’t jaar 1296, acht dagen in ’t ingane van April’. Het reeds besproken
handboek der Gilde droeg als hoofding: ‘Diesen bouck behoort toe der gheilde van Sint
Obrecht, Sinte jans te Poperinghe, ende was ghemaect in ’t jaer ons Heeren duust vijfhondert
ende vier en twintich den 7n dach in Maere’.
Op dit oogenblik waren Frans Werren
dkeen, Wallin de Conynck, Willem de
Reckenmaeckere, Louwyck Kieken en
Ghelyten Staessen beleeders der
voorzeide gilde. Ook in het ‘Recueil des
chartes dur Prieuré de St-Bertin à
Poperinghe’ staat een oorkonde van 21
Maart 1457 waarin vijf personen
vermeld worden als ’t bestuur hebbende
de St-Obrechtsbilde.
De bakkersbond had ten zijnen dienste
een autaar en een kapelaan der St. Jans
kerk. Zoo werd den 16de
maart 1511 eene
overeenkomst gesloten tusschen de
kerkmeesters van St. Jan en de deken der
vinders der St. Obrechtsgilde, waardoor
deze laatste het recht behielden dat ze
reeds bezaten, een kapelaan aan te stellen
om de gilde te dienen.
Deze kapelaan zou hebben, gebruiken en
ontvangen, ‘de vervallen obyten, salus
ende andere rechten van de kercke ende
zulke perminencien ende vrijheit’ als
vroeger.
Het belang en de rijkdom der
bakkersbilde blijkt onder ander hieruit,
dat ze een huis te beschikking stelde van haar kapelaan en dat de St. Janskerk bijna al haar
goederen aan de St. – Obrechtsgilde te danken had. We weten dat den 2de
in Wedemaand
(juni) 1563 honderden huizen te Poperinghe afbrandden, waaronder eene ‘behuusde hofsteide’
bewoond door E.H. Jakob Everaert op St. Jans en kapelaan der St. Obrechtsgilde. Het huis
was gelegen ten Zuid Westen der kerk en was eene gifte van Frans de Vondt en zijne vrouw
Marie aan de St- Obrechtsgilde.
Den 11 mei 1751 werd op aanvraag van den Z.E.H. Igantius Proventier S.T.L. Kannunnik
der hoofdkerk te Yper en aldaar president van ’t Bischoppelijk Seminarie aan de St. Jans kerk
eene relikwie van St-Obrecht geschonken door Dom Bernard Legoeul, abt van het kapittel
der reguliere kannuniken van Kamerijk. Die relikwie nog bewaard ter St. Janskerk, is een
deel van het armbeen van den heiligen kerkvoogd. Het oorspronkelijk bewijsstuk dier gifte,
draagt de drie blazoenen van den abt Legoeul, van het kapittel en van Z.E.H. Proventier.
Het oude St. –Obrechtaltaar binnen de St-Janskerk werd afgebroken in 1770 en alles verkocht,
hout en beelden, voor 82 ponden 10 schelle parisis.
Het huidige altaar besteld den 14 October 1768, werd geleverd door Jacob Costenoble,
meester schrijnwerker ter stede, die voor zijn werk met inbegrip van de beelden, een kruis en
vier houten kandelaars en al het bijwerk, 1872 ponden parisis ontving den 18de
april. Het
altaar werd geschilderd en verguld door Pieter van Heule, ten jare 1777 voor de som van 960
pond parisis.
Het St-Obrechtsaltaar is thans toegewijd aan eht H. Hart, de leerling moest wijken voor den
meester. Maar nog staat het beeld van St. obrecht of Aubertus als bisschop met myter, staf en
boek aan een der steunpijlers van den toren. En den 6 en 15 juni 1879 prijkte nog op de
praalwagen van het mirakel in de vierhonderjarige processie te eer van O.L. Vrouw van St.
Jan, de H. Aubertus, bisschop van Kamerijk alhier, als patroon der bakkers vereerd’. De oude
kerkrekeningen vermelden jaargetijden en requiemmissen voor de overleden gildebroeders en
nu nog wordt jaarlijks op 13 december, feestdag van St. Obrecht, eene mis gedaan in de St.
Jans kerk voor de leden van den bakkersbond.
En nu gaan we terug naar de aanstelling van de subalterne officieren.
Besorghers van de goede weghen inde prochie van Ste. Bertins met last van behoorelick
de weghen te schauwen enbde de selve te doen vermaeken op peine dat het officie weghe
zal gedaen zijn (wegenschouwers)
Jacques Malbrancke - Passchier Meerseman - Pieter de Roode
Inde prochie van O.L. Vrouw
Frans Lebbe - Pieter Kestier - Jan Graefschepe
Inde prochie van Ste. Jans
Pieter Baes - Jan Grimonpres - Anthoon Mahieu de Jonghe
Warrandeerders van de bieren ende broode met datter aencleeft met last van te
gaugieren de coorn ende de haver maeten
Een ‘warrandeerder’ is een officiële keurder die in dit geval het bier en het brood op zijn
samenstelling en kwaliteit moet gaan beoordelen.
Gaugieren is een synoniem voor ‘meten’.
En deze voor 1715 waren:
D’heer ende meester Ignatius Laurentius Proventier - Dheer ende meester Jacques van de
Goesteene - Dheer Jacques de Langhe -De heer ende meester Cornelius Bouve -Sieur Jan
Frans Cheys - Pieter Rousere - Pieter De bruf
Cnaepe Pieter de Keuwere
Ommeloopers, voorsitters, ghebieders vande wacht ende bestelders van de maerkt
Pieter Fornier de jonghe - Pieter de Keuwere
Warrandeerders vande smalle lyste ter rauwe perse met datter aencleeft
Christiaen Rouvroy - Jan Verclytte - Vincent de Roode
Cnaepe Jan Caepelynck
Warrandeerders vande opperloye, reckevulders, perse ende vlaeke
Het ‘loyen’ betekent zoveel als het aanbrengen van het lood en in dit specifiek geval brengt
men het lood aan op textieL.
Sieur Jan de Flocq - Pieter Fournier - Gerard Frans - Pieter Gauwe - Laurens Waeterleedt -
Jacobus Torre
Cnaepe - Matheus Useel
Warrandeerders van de Saeye (saeye heeft meer te maken met wol)
Pieter Fournier - Pieter Gauwe
Warrandeerders van ’t vullenambacht (vullen – volder)
Michiel Useel - Pieter Fournier
Cnaepe Louis Smolder
Gouverneurs van t’weverambacht
Dheer Nicolais van Reninghe de Voxvrie - Sieur Jan Du Flocq - Jacques Torre - Jacques
Oudoire
Cnaepe Frans Carpentier
Ijkers vande stoopen ende cannen mitsgaders van kannen met wijn ende bier inde
herberghen met last van tinnen stoopen, pynten ende ander maeten te doen jeken op de
boete volghens het statuyt
Frans Misdom - Jan Baptist de Baecker
Gouverneurs van het selve ambacht
Christiaen Zannequin
Warrandeerders van de laeke met last dat Frans Misdom de teekeninghe moet doen
Christiaen Bacqueroot - Jan de Coester - Jacques Level - Pieter Gouwe - Cornelis de Coester -
Pieter Fournier - Jan Baptist Bauke
Cnaepe Matheus Useel
Warrandeerders van de verkens
Jean Useel - Pieter Vermeesch - Nicolais Vermeesch - Pieter Useel - Corneil de Coester
Meesters van de baeyen ende sayn
Pieter Gouwe
Warrandeerders van de gesoden ende ghebraden met datter aeencleeft soo van
bedorven schapen als ander vleesch met last van de vaert te schouwen nemaer sal t’selve
ghedaen zijn bij burghemeestes ende schepenen.
Het ‘”gesoden en ghebraden’ betekent letterlijk: gekookt en gebraden. De keurders die dit
werk dienden uit te voeren keurden het vlees, het wild en hadden als tweede taak de opdracht
eveneens de ‘vaart’ te schouwen.
Dheer Frans Hancx - Christiaen Baequeroot - Jan Useel - Pieter Useel – Pieter Fournier –
Pieter Room – Anthoon Lecomte – Cornelis de Coester – Jan Sarlandt – Pieter Vermeesch –
Laurens de Beust – Charles Baequeroot
Warrandeerders van de leere
Sieur Jan Frans Cheys – Charles De Backer – Pieter Homme – Adriaen Scherrier d’oude –
Frans Bouvet
Cnaepe Pieter de Keuwere
Warrandeerders van de hoppe met last van te warranderen met den nomber van drij
ende met last van te observeren het statuyt
Dheer Frans Hancx - Sieur Louis Loys - Sieur Frans vande Broucke – sieur Pieter Belonde –
sieur Jacobus Moens – sieur Simon pieter bonte junior – sieur Leonardus Lafond – sieur
Pieter Carpentier
Cnaepe Louis Smolder
Officieren van de acker schade
Oosthouck – Jan Lebbe filius Andries
Edewaerthouck – Jasper Rousere
Haeghebaerthouck – Jacques Mostaert
Lyssenthouck – Andries Lebbe
Wipperhouck – Andries Vanpeene
Hellehouck – Pieter Rousere de jonghe
Schoudemonthouck – Pieter Kestier
Eeckhouck – Pieter Deroo
Hamhouck – Jacques Malbrancke
Pezelhouck – Pieter Rousseou
Cnaepe hebbende beslagh buyten ende binnen, mitsdgaders buschbewaerders
Jan Questroy dit Latruffe – Hendryck Hefen – Passchier De Groote – Pieter Beraert – Pieter
Brock – Jan de Creus
Brandtmeesters ende warrandeerders vande brycken
Dheer Jacques Melchior Lanszweert – Pieter de Schrijfies – Guilleaume Depuydt – Honore
Vilet – Anthoine Paesschesoone – Albertus Permeke – Pieter Govaere – Jacob Kignon – Jan
Frans Bollaert – Pilicarpus de Puydt
Cnaepe Pieter de Keuwere ende de zone van de weduwe Abyn
Clauwierders vande houtte
Pieter Metsu – Charles Questroy – Pieter Parmentier – Jan Boullenois – Jan Questroy – Pieter
Becaert
Hoppezackers met last van niet te moghen zacken buytten de jurisdictie op peine van
privatie van hemlieden officie met interdictie dat sij gheen hoppe en sullen coopen nochte
vercoopen aen ander leiden op wat pretext het soude moghen wezen, mitsgaders van gheen
hoppe uyt te draegen op peine als vooren.
Charles Questroy - Jan Bollenois – Pieter Metsu – Pieter Questroy – Adriaen Ryspoort – Jan
Hameeuw – Pieter Becaert – Jan Questroy – Jacques de Groote – Joos Verleu
Met expresse last dat niemandt van hemlieden geen hoppe en zal moghen draeghen nochte
vercoopen met last van de groote clocke te moeten luyden inde kerke van St. Bertin allen
derden sondagen van de maendt ende tsaterdags te vooren; ten brande te commen
medtsgaders te moeten reysen als gidts ende voetloopers ten dienste van de stede soo in
passaigen van soldaten als andersints
met last van hen te moeten vinden te vierschaere ten tyde van de passeryngen ende voorts te
moeten dienen voor ceurlyngen ende pioniers
van dadelick ghestecken te worden in vanghenisse
ende destitutie van hun officie ende sulcke voorder correctie als de wet zal bevinden te
behooren. Voorts met last van de yskelder te vullen
Opsienders van de tonnen
Jan Louwage
Ijckers vande boter cuypen
Frans Misdom
Bierwerckers vande halve tonnen
Tondragers.
Pieter Room – Jan Hamau – Jan Questroy – Joannes Lauwern – Pieter Brocek – Mathijs Useel
– Jacques Haerynck – Matheus Plancke – Pieter Trooster – Jacobus Haeryncke junior –
Nicolais Coemelck
Met last van de groote clocke te luyden alle hooghtijden, aposteldaghen, O.L.Vrouw daghen,
Ons heeren hemelvaert dagh volgnedenwoensdagh, H. Sacramentsdagh ommeganckdagh
ende de kerkckwijdinghen ende daeghs te vooren.
Wijn besorghers ende bier werckers wesende scheeren dienaers
Nicolas Francois Francois – Andries Garsy – Jasper Scherpereel – Pieter Liebaert – Jacques
Parresys
Was warrandeerders
Sieur Frutiers – Michiel Larve – Corneil Wilsoet
Zackedraeghers
Guillaeume Seel – Pieter Begran – Passchier Degroote – Charels parmentier junior – Jan
Boullenois – Jan De Creus – Joos Ferleus – Pieter Metsu – Pieter Questroy – Pieter Brock –
Jan Questroy – Nicolas Coemelck – Pieter Becaert – Jan Seel – Pieter De Trooster – Anthoon
Plancke
Welverstaende dat de voorschreven zackedraghers niet verobligiert te woorden te draghen
zacken zwaarder als van eene rasiere Poperinghsche maete ten sy daer vooren loon hebbende
naer advenante met dat de voorschreven zackedraeeghers verobligiert zijn als guyden ende
voetloopers ten dienste vande voorschreven stede t’allen tijde als het de wet sal beliefven,
voorts van hemlieden te moeten producren ter vierschaere deser stede ten tyde vande
passerynghe vande militaiere troupen, mitsgaers van hem te vynden ten branden ende
bovendien zijn verobligiert ende ghebonden te dienen voor ceurlynghen ende pionniers
d’occasie voorvallende op peine van arbitraire correctie ende ten dien effecte ghesteken te zijn
in vanghenisse ende ghepriveert van hemlieden offcie ende oock met last van de ijskelder te
vullen.
Boterdraghers met last van de groote clocke te luyden ten extraordinaire daghe inde kercke
van Sint Bertins te weten H. Gheestmisse ende omme soe te deum ladeumus ende met last
van de yskelder te vullen.
Jacobus Sansen – Joos Ferleus – Pieter Ragu – Anthoon Lecompte – Pieter Verhaeghe –
Pieter Brock – Frans Van Cales – Jean Questroy – Romanus Loys – Jan Hameau – Jan de
Creus – Jan Houwen – Jacques Haerynck – Louis de Wynter
Laeders van de boter op de voerlieden waeghens
Pieter Becaert – Nicolais Coemelck – Jacobus Scherpereel – Ignatius Dupont
Blijfvende alle voorgaende statuyten ende ordinanties ghemaeckt op het fact van de selve
officieren ende alle ander zaeken raekende in virgeure ende mits desen sijn ghehouden voor
herpuliciert zijnde voorts gheordinneert aende voorschreven officieren te doen den eedt in
handen van den heer balliu
Actum date als vooren
Ter presentie van de wet
Toorconde als greffier – onderteeckent Leliegeois
En daarmee waren de officieren aangesteld.
11 november 1715 – Bij het zwarte gat – processen 1716
François Ryckebusch, overdam, verweerder
Jeghens dheer Charles Berten Butsel, baillu van Poperinghe, heesscher causa officy
Omme de boete volghens de placaeten ende costume ende ist’ noot ter arbritraige van den
juge
ter cause dat hij beneffens andere hebben gheattaqueert Guilleaume Pudt meester timmerman,
op het kerckhof van St. Bertin bij het zwarte gat,
den 11de
9bre 1715 tusschen thien ende elve uren in de nacht ende hem ghesleghen met
stocken dat hij in doolinghe is ghevallen ter aerde, met costen
20 november 1715 – Waterleet borg - Gemene passeringen SAP nr. 346
Op de 20ste
november 1715 komt Nicolais Waterleet naar de greffie om te verklaren dat hij
zich borg stelt voor Ignatius Frans VandenBroucke die de collecte van de ommstellingen
mitsgaders de cohiers van de bosschen, vloghen, moulaegen etc. van de jegenwoordige jaere
1715 gepacht heeft. (Gemene passeringen SAP nr. 346)