Upload
others
View
3
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
HERGEBRUIK HOEVES,
EEN UITDAGING Syntheseverslag september 2019
BEHOEFTEPEILING
Deze peiling kwam tot stand binnen het PDPO project “hergebruik hoeves, een uitdaging” en werd uitgevoerd door Innovatiesteunpunt vzw.
Inleidend kader Het landelijk gebied van Oost-Vlaanderen kenmerkte zich een aantal decennia nog door een mozaïek van kleinere boerderijen en beeldbepalende hofsteden. Door de transitie in de landbouw naar méér kapitaalkrachtige bedrijven gecombineerd met een veralgemeende desagrarisering zijn er een groot aantal bedrijfszetels vacant gekomen. De vrijgekomen landbouwzetels werden doorheen de tijd steeds meer ingenomen door andere activiteiten. De impact van deze ruimtelijke transformatie bleef tot op vandaag onderbelicht voor het Oost-Vlaamse platteland. Binnen het project wordt de transformatie in kaart gebracht voor Oost-Vlaanderen met focus op het Meetjesland en Zuid-Oost-Vlaanderen. Ontwikkelingsgericht wordt daarnaast samen met lokale actoren, besturen en eigenaars actief en creatief nagedacht over mogelijke toekomstscenario’s.
Het Instituut voor Landbouw, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) maakte een basis inventaris van
de “hergebruik-hoeve-uitdaging” op voor de volledige provincie Oost-Vlaanderen. Hoeves die hun
landbouwgebruik verloren hebben werden daarbij in beeld gebracht door een combinatie van
verschillende databronnen (landbouwdata, bestemming, erfgoed, ondernemingsnummers,…) gebruik
makend van een geografisch informatiesysteem. In een volgende fase van het project werd deze
inventaris verder verfijnd voor een beperkt aantal gemeenten die actief meewerkten in het project.
Vertrekkend vanuit het cijfermateriaal van ILVO, trok Innovatiesteunpunt op pad en deed een
behoeftepeiling bij betrokkenen in 9 Oost-Vlaamse gemeentes. In zuid-Oost-Vlaanderen was dit in
Brakel, Lierde, Kruishoutem, Maarkedal en Sint-Lievens-Houtem. In het Meetjesland was dit in
Wachtebeke, Assenede, Zomergem en Lovendegem.
Aansluitend hield Innovatiesteunpunt een rondetafelgesprek om in dialoog te gaan rond de
thematiek. Aanwezigen hier waren (voornamelijk) Oost-Vlaamse omgevingsambtenaren. Als afsluiter
organiseerden het Innovatiesteunpunt een reflectieuitstap waarop toonaangevende sites qua
hergebruik werden getoond. Bedoeling was voorbeelden aan te tonen en verhalen te brengen van
eigenaars in hun proces rond herbestemming van hun hoeve; wat werkt en wat werkt niet? We
staken de grens over om de verschillen te duiden in wetgeving en aanpak. Op de bus werd er
gereflecteerd hieromtrent en verder in dialoog gegaan met de aanwezigen en een expert in dit
vakgebied. Het doel hiervan is inspirerend te werken naar beleidsmakers toe .
Het hergebruik van hoeves bleek een zeer diverse realiteit en uitdaging te zijn. Eigenaars en overheid
staan voor een pak uitdagingen. De naam van het project is dus niet mis gekozen.
Onderzoeksresultaten versus behoeftes
Innovatiesteunpunt organiseerde in Brakel, Lierde, Kruishoutem, Maarkedal, Sint-Lievens-Houtem,
Wachtebeke, Assenede, Zomergem en Lovendegem focusavonden. Doelgroep waren betrokken
sleutelfiguren rond de thematiek van leegstaande hoeves. Dit ging van eigenaars van leegstaande
hoeves tot actieve of gepensioneerde landbouwers, van architecten tot gemeentelijke ambtenaren,
van omwonenden tot leden van een landbouw- of milieuvereniging of adviesraad. De eerlijkheid
gebiedt ons te melden dat de omvang en de samenstelling van de groepen sterk verschilde per
gemeente. We konden niet beschikken over de nodige contactgegevens en waren aldus afhankelijk
van de gemeente voor het samenstellen van de groep – zij kennen immers beter de focusgroep.
De focusavonden in de gemeentes waren open gesprekken, die peilden naar knelpunten en
potenties bij het herbestemmen van leegstaande hoeves.
Op het rondetafelgesprek, zoomden we specifiek in op de vragen die omgevingsambtenaren krijgen
en hoe ze hiermee omgaan.
Hieronder geven we kort weer welke steeds terugkerende behoeftes waren uit deze gesprekken,
vertrekkend vanuit de onderzoeksresultaten van ILVO.
Toelaten van nieuwe functies in het buitengebied.
“In bijna een kwart (21,4%) van de hoeves vrijgekomen sinds 2008 is ondertussen een niet-agrarisch
bedrijf gevestigd. Het gaat bijvoorbeeld om grondwerkers, transportfirma’s en hout- en
metaalbewerkers, bedrijven die in 4/5 gevallen geen enkele link meer hebben met landbouw. Het
aandeel (1/5) van de bedrijven dat wel nog een link heeft met landbouw zit met het para-agrarisch
karakter vaak in een grijze zone t.a.v. de ruimtelijke ordeningsregelgeving.” Bron: ILVO
Na de invoering van de gewestplannen met een strikte scheiding van functies, is er een beweging
richting verweving al dan niet gepromoot door de milieuwetgeving.
Tijdens de behoeftepeiling kwamen tal van verhalen naar boven die dit aantoonden. Niet-
landbouwbedrijven zoeken het landbouwgebied steeds meer op omdat ze verdreven worden uit de
dichtere bewoning. Burenhinder, grondprijzen, vastgoedwaarde en mobiliteit liggen hier aan de basis
van. Een trend die er voor zorgt dat de kernen steeds meer ontmengen en het landschap versnipperd
wordt. Vroeger mocht er bijvoorbeeld geen tuincentrum in de plaats van een boerderij komen, maar
dan werd daar plots wel een uitzondering voor voorzien. Zowel voor de landbouwsector als voor de
open ruimte in het algemeen is dit nefast.
Bovendien is er, na het toekennen van een vergunning voor een nieuwe functie, quasi geen
nacontrole op de desbetreffende sites. Reden hiervoor is tijdsgebrek bij omgevingsambtenaren.
Terugkerende behoefte uit de analyse:
Kan er een controleorgaan komen die de toegewezen functiewijzigingen nauwlettend
opvolgt?
Nieuwe gebouwen in het buitengebied.
“Slechts 10,5% van de vrijgekomen hoeves blijken hergebruikt door een andere landbouwer, vaak een
buur die de gebouwen slechts tijdelijk gebruikt. Deze landbouwactiviteiten zijn conform de agrarische
bestemming en dus zone-eigen. In 12,5% van de hoeves is er sprake van leegstand of gedeeltelijke
leegstand, waar bijvoorbeeld de woning nog bewoond wordt maar de bedrijfsgebouwen leeg staan.
In de hoeves met leegstand stelt de uitdaging van hergebruik zich vaak het scherpst en dit zowel voor
eigenaar als overheid, omdat hier de persoonlijke ambities van de eigenaar en/of de lokale
bestuursambities vaak conflicteren met de wettelijke mogelijkheden.” Bron: ILVO
Startende landbouwers vestigen zich meestal op een nieuw stuk grond en snijden daarmee open
ruimte aan. Hergebruik voor de landbouw is veelal geen optie voor hen. Nieuwe boeren verkiezen
een ‘greenfield’ omwille van de kosten die gepaard zouden gaan met een hergebruik van een
bestaande site. (afbraak, renovatie, modernisering…)
Volgende behoeftes en daarmee gepaard gaande ideeën werden geopperd en zijn de moeite waard
verder te onderzoeken:
Terugkerende behoeftes uit de analyse:
Kan er een slooppremie voorzien worden bij bouwvallige of bouwtechnische “slechte”
gebouwen waar geen agrarisch gebruik meer mogelijk is?
Kunnen er RUPS ‘open ruimte’ komen waarbij agrarisch gebied bouwvrij wordt gemaakt?
Kunnen startende landbouwers niet begeleid worden naar vacante sites?
En kan er voor hen geen subsidiekanaal bestaan om de renovatie op zich te nemen?
Welk beleidsniveau moet beslissen over de toekomst van hoeves?
De meeste vergunningsaanvragen komen bij de gemeentes terecht. Zij kunnen in het beste geval
terugvallen op een RUP maar meestal enkel op het gewestplan. Hierdoor is de toetsing van de goede
Ruimtelijke Ordening (duurzame ruimtelijke ontwikkeling) het enige sturingselement.
De overkoepelende regelgeving van Vlaanderen is echter niet altijd toepasbaar op gebiedsgerichte
cases. Ze is zeer complex en vertoont soms tegenstrijdigheden.
Als een vergunningsdossier in verband met een (leegstaande) hoeve bij de gemeente toekomt, is het
voor de omgevingsambtenaar steeds zoeken naar een combinatie van voldoen aan decretale
voorwaarden en een toetsing van de goede ruimtelijke ordening.
Terugkerende behoeftes uit de analyse
Kan er een duidelijk afgebakend Vlaams kader komen dat voor de stedelijk
omgevingsambtenaar makkelijk toepasbaar is en de huidige hiaten wegwerkt?
Kan er een typologie gemaakt worden waarmee functiewijzigingen worden gestuurd?
conform http://borsele.crotec-omgevingsplan.nl/1
De ruimtelijke kwaliteit/randvoorwaarden om tot hergebruik te komen.
“Er ontstaat een kloof tussen realiteit en stedenbouwkundige bestemming, tussen landbouwgebied
op papier en landbouwgebied op het terrein.
Oude boerderijen krijgen steeds vaker een woonfunctie. Deze residentialisering van het platteland
wordt in de hand gewerkt door de regelgeving. Vroeger was het heel moeilijk om ‘zonevreemd’ te
bouwen, maar door verschillende uitbreidingen op de zonevreemde basisrechten, is dat veranderd.
Steeds meer particulieren kopen grote landbouwpercelen. Dat heeft een enorme impact op zowel de
landbouwers, de landbouwsector, en zeker ook op onze open ruimte.” Bron: ILVO
Terugkerende behoefte uit de analyse:
Kan er een duidelijk afgebakend Vlaams kader komen én kan dit kader als grondige basis
dienen voor de verdere autonomie die de gemeente mag toepassen volgens het bonus
pater familias-principe?
Financieel en economisch aspect
“Net geen 40% van de vrijgekomen hoeves in Oost-Vlaanderen worden omgebouwd tot villa’s. Dat
vormt een tot nu toe miskende bron van verstedelijking op het platteland.” Bron: ILVO
Aangezien de vraag naar oude hoeves als woning fors toeneemt, stijgen ook de vastgoedprijzen
gevoelig. Dat kan bijzonder interessant zijn voor de boer als individu. Als die een eigendom wil
verkopen, bijvoorbeeld bij pensioen of een carrièreswitch, kan hij of zij daar een aardige som mee
verdienen.
Voor de landbouwsector is het dan weer minder interessant. Door die stijgende prijzen is een oude
hoeve vaak onbetaalbaar voor een andere landbouwer die met die hoeve aan de slag wil. Dit zorgt
voor een tweesnijdend zwaard voor de landbouwsector, maar ook een gevaar voor de open ruimte.
1 Tijdens de reflectieuitstap van 3/09/2019 bezochten we een hoeve in Vlaanderen en één in Zeeland. De gemeentelijk
omgevingsambtenaar van Borsele, Leendert Van der Gouwen, gaf uitleg bij dit instrument dat binnen zijn gemeente is opgebouwd. Het
blijkt een zeer handig werkinstrument te zijn die zowel voor eigenaars als ambtenaren een eerste richting geeft bij oa. herbestemming.
Terugkerende behoefte uit de analyse:
Is er een specifiek fonds nodig om toezicht op ruil en verhandeling en prijsamortisatie
mogelijk te maken?
Algemeen besluit
Er heerst, zoals hierboven geschetst, een druk op de schaarse ruimte waarbij ieder vecht voor eigen
belang. Vlaanderen en de gemeentes zullen hier planmatig moeten mee omgaan en bepaalde
grenzen durven aangeven, ook in het buitengebied. Er liggen heel wat kansen in het multifunctioneel
gebruik van ruimtes en gebouwen, weliswaar met aandacht en het nodige respect voor het
platteland en de landbouw. Er is een hoge nood aan het uitwerken van een beleidsvisie waarin
voorwaarden worden geschept waaronder wonen en werken in of ter plaatse van vrijgekomen
gebouwen mogelijk is, met het oog op winst voor economie, leefbaarheid en landschap.
In de behoeftepeiling komen ervaringen van ambtenaren, eigenaars en andere betrokkenen aan bod.
Opvallend zijn de tegenstrijdige visies omtrent herinvulling en herbestemming en de procedureslag
die hierover kan gevoerd worden. Het lijkt dan ook aangewezen om samen met hen een proces
(eerder dan een procedure) op te starten om tot een gezamenlijke aanpak te komen met oog op een
gedragen toekomstperspectief voor de hoeves.
Zo zijn er al initiatieven of oproepen die experimenteren met het thema:
- https://www.vlaamsbouwmeester.be/nl/instrumenten/bwmstr-label-014-ruimte-voor-sloop
Hans Leinfelder en Bruno Notteboom (KU Leuven, Faculteit Architectuur) en Ruben Joye en
Sylvie Van Damme (HoGent-KASK) willen een maatschappelijk draagvlak creëren voor het
terugdringen van de verharding in de open ruimte. Iedereen kent in zijn/haar omgeving wel
een of andere constructie (gebouw, bestrating,…) waarvan de sloop de Vlaamse open ruimte
en het landschap ten goede zou komen. Toch lijkt de effectieve afbraak van die constructies
vaak onbespreekbaar en blijven ze ‘harde klonters in het ruimtebeslag’. De docenten zullen
samen met hun studenten informatie over deze constructies samenbrengen, suggesties
formuleren voor een effectieve afbraak en voorstellen doen voor een alternatief gebruik van
de sites na afbraak.
Boerenbond heeft samen met ILVO, Voorland en KULeuven (Hans Leinfelder) een project
ingediend in kader van proeftuin voor ontharding. Bedoeling is om vervallen sites waar geen
potentie meer is voor landbouw te slopen en om de vrijgekomen gronden opnieuw in te
schakelen in de actieve landbouw.
- https://www.vlm.be/nl/projecten/soorten%20projecten/Paginas/default.aspx
In 2014 werden het decreet betreffende de landinrichting en het besluit van de Vlaamse
Regering betreffende de landinrichting goedgekeurd. Daardoor zijn snelle realisaties op het
terrein mogelijk, en werd ook de afstemming, samenwerking en betrokkenheid van private
en lokale partners, eenvoudiger.
Het doel van het decreet landinrichting is het bieden van een breed inzetbare
'instrumentenkoffer' om oplossingen op maat te bieden voor allerhande projecten. Die
koffer bevat diverse instrumenten voor inrichting, beheer, grondverwerving, grondmobiliteit
en flankerend beleid. De verschillende instrumenten kunnen op maat en in onderlinge
samenhang ingezet worden voor de realisatie van een breed scala aan plannen en projecten
die bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van de ruimte in Vlaanderen.
- https://www.vlaamsbouwmeester.be/nl/subsite/productief-landschap
Het traject Pilootprojecten Productief Landschap zet in op ambitieuze projecten die
vernieuwende bedrijfsvoering combineren met een kwalitatieve wisselwerking met het
landschap en de samenleving.
Eén van de werkvelden binnen het project was ‘herbestemming’ waarbij werd gekeken naar
hoe dit landbouwpatrimonium kan worden ingezet om op een zinvolle manier een antwoord
te bieden op de voortdurende vraag naar ruimte in het landschap en hoe de productieve
landbouwgrond daarbij maximaal kan gevrijwaard worden.
Tijdens de behoeftestudie is meer dan ooit gebleken dat er een afstemming dient te gebeuren tussen
de verschillende niveaus die de vergunning verlenen en dat de processen op elkaar dienen afgestemd
worden.
Als toekomstplaatje zien we dat, lokale besturen in de toekomst, om de dienstverlening te
verbeteren en het complexe takenpakket uit te voeren, meer zullen samenwerken: met collega-
besturen, centrale overheden, burgers, andere spelers op het terrein, enz. De integratie van diverse
samenwerkingen binnen één regio kan de geschikte schaalgrootte opleveren om maatschappelijke
uitdagingen zoals het hergebruik van hoeves efficiënt aan te pakken. Het thema situeert zich dan ook
op het snijvlak van economie, ruimtelijke ordening en landbouw.