Upload
others
View
7
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
1
Groep 1/2
Techniekproject juni 2009
Thema: huizen/ bouwen
2
Inhoudsopgave
Algemeen deel _________________________________________________________________ 3
Didactiek per activiteit___________________________________________________________ 5
Zorg dat je dit van tevoren regelt __________________________________________________ 9
Planning techniekweek kleuters ___________________________________________________ 10
Kringactiviteit 1: Woordweb ______________________________________________________ 11
Bijlage1________________________________________________________________________ 12
Kringactiviteit 2: Gereedschap_____________________________________________________ 13
Kringactiviteit 3: Versje___________________________________________________________ 14
Bijlage 2________________________________________________________________________ 15
Kringactiviteit 4: Verhuisdoos______________________________________________________ 16
Kringactiviteit 5: Vergelijken _______________________________________________________ 17
Bijlage 3-4-5-6____________________________________________________________________ 18
Kringactiviteit 6: Huisjes bouwen ___________________________________________________ 22
Bijlage 7________________________________________________________________________ 23
Kringactiviteit 7: Boek lezen________________________________________________________ 24
Kringactiviteit 8: Koekeloere________________________________________________________ 25
Kringactiviteit 9: Liedje leren _______________________________________________________ 26
Bijlage 8 _________________________________________________________________________ 27
Kringactiviteit 10: Auditieve vaardigheden_____________________________________________ 28
Bijlage 9_________________________________________________________________________ 29
Kringactiviteit 11: Huisje kleien_____________________________________________________ 30
Bijlage 10________________________ _______________________________________________ 31
Kringactiviteit 12: Rekenhuisjes bouwen______________________________________________ 33
Bijlage 11-12_____________________________________________________________________ 34
Kringactiviteit 13: Metselen________________________________________________________ 38
Verplichte werkjes kleuters________________________________________________________ 39
Bijlage 1: plattegrond bouwhoek______________________________________________________ 40
Bijlage 2: kralenplank voorbeelden ____________________________________________________ 41
Bijlage 3: stempelboekje_____________________________________________________________ 43
Bijlage 4: rekenboekje ______________________________________________________________ 47
Gymles 1: van kamer naar kamer ____________________________________________________ 50
Gymles 2: verhuizen_______________________________________________________________ 51
Gymles 3: werken als een bouwvakker_______________________________________________ 56
Gymles 4: Harde werkers__________________________________________________________ 57
3
Algemeen
Zoals de titel op de kaft van deze bundel al doet vermoeden gaat dit techniekproject over
huizen en bouwen. In deze bundel staan een 13-tal kringactiviteiten en een 4-tal
gymactiviteiten die samen het techniekproject vormen. Per activiteit zijn de benodigde tijd
en materialen vernoemd. Houd er rekening mee dat het uitvoeren van het volledige project
ongeveer twee weken in beslag neemt.
Activiteiten
De kringactiviteiten:
1. Woordweb 2. Gereedschap 3. Versje 4. Verhuisdoos 5. Vergelijken 6. Huisjes bouwen 7. Boek lezen 8. ‘’Koekeloere’’ 9. Liedje leren 10. Auditieve vaardigheden 11. Huisje kleien 12. Rekenhuisjes bouwen 13. Metselen
De gymactiviteiten:
1. Van kamer naar kamer 2. Verhuizen 3. werken als een bouwvakker 4. Harde werkers
Uitwerking
We hebben voor de uitwerking van de activiteiten voor een standaard lesmodel gekozen
vanwege de volledigheid en overzichtelijkheid hier van. In het lesmodel zijn per activiteit de
beginsituatie, het doel, de tijdsplanning, een lesbeschrijving en de benodigdheden vernoemt
en uitgewerkt.
4
Overkoepelend doel van dit project
Het overkoepelend doel bij dit project voor de groepen 1 en 2 is het volgende:
Na het doorwerken van dit project hebben de kinderen meer inzicht in wat er allemaal komt kijken bij het bouwen van een huis. Ze kunnen aspecten van de beroepen klusjesman en verhuizer benoemen evenals de gereedschappen die deze werklieden gebruiken. Een verder achterliggende gedachte bij de meeste activiteiten is de koppeling van schoolvakken, zoals rekenen en handvaardigheid, aan dit project.
Dit doel gaat bereikt worden door het 17-tal verschillende activiteiten die dus verderop in
deze handleiding uitgebreid staat beschreven. Hieronder een overzicht van de doelen per
activiteit.
(technische) leerdoelen per activiteit:
1. Voorkennis van de kinderen ophalen rondom het thema bouwen/huizen 2. Kennis maken met gereedschappen, de functies van gereedschappen en de aspecten
van gereedschap aan elkaar koppelen 3. Door middel van een gedicht en bijbehorende bewegingen kennis maken met
verschillende aspecten van het beroep ‘’klusjesman’’ 4. a. Ontwikkelen van een beter ruimtelijk inzicht door uitproberen en na te denken
b. Kennis maken met de verschillende aspecten van het verhuizen
5. Kunnen benoemen van verschillen en overeenkomsten in de vorm en functie van kenmerken van verschillende huizen.
6. Ruimtelijk inzicht verbreden door het werken met concreet materiaal 7. Technische begrippen leren naar aanleiding van een verhaal. 8. Kennis opdoen en een beeld vormen rondom een technisch beroep naar aanleiding
van een video. 9. Aansluiten bij de beleving van de kinderen binnen het thema techniek. 10. Technische begrippen verbreden op een taalvaardige manier. 11. (ruimtelijk) Inzicht krijgen in de structuur van een huis. 12. Kinderen laten oefenen met reken en binnen de techniekweek. 13. Kinderen zelf laten ervaren/aanrommelen met technisch materiaal en kennis laten
maken met een technisch beroep.
5
Didactiek per activiteit
1. Woordweb Deze activiteit is niet alleen essentieel om de voorkennis van de kinderen te activeren maar ook
om zelf tot een goed beeld van de beginsituatie van de kinderen te komen. Ook om hun niveau
ongeveer gelijk te krijgen is deze activiteit geschikt. Het woordweb dat je opstelt met de
kinderen word door hen allemaal gezien. De kinderen die niet veel inbreng hebben steken zo wel
een hele hoop op van de kennis van anderen.
Na het maken van het woordweb hebben we er voor gekozen om de kinderen te laten teken
over wat ze hebben genoemd en gehoord. Het idee hier achter is dat de kinderen zo beter
inprenten. Bovendien overleggen de kinderen tijdens het tekenen, en zien ze wat andere
kinderen tekenen.
Het beste is om de tekeningen op te hangen in de klas waar de kinderen ze kunnen zien. Op deze
manier blijven ze bezig met het thema.
2. Gereedschap We hebben er bewust voor gekozen om echte gereedschappen te gebruiken bij deze opdracht.
Dit spreekt veel meer voor de kinderen omdat ze het zo niet alleen kunnen zien (zoals op een
afbeelding) maar ook kunnen aanraken. Op deze manier breng je het onderwerp veel dichterbij.
De namen van de verschillende gereedschappen moeten vanuit de kinderen komen. Ze moeten
zo zelf nadenken en leren van elkaar. Nadenken en van elkaar leren is effectiever dan wanneer je
als leerkracht alle namen zou voorzeggen.
Omdat gereedschappen ergens voor dienen en meestal direct of indirect verbonden zijn met
andere voorwerpen ga je met de kinderen deze voorwerpen ook aan de gereedschappen
koppelen. Vervolgens ga je met deze informatie ook de handelingen die je er meer uitvoert
bepalen. Dit doe je op de zelfde manier als met de namen van de gereedschappen, laat ze zelf
nadenken.
Als slot hebben we er voor gekozen om de leerlingen over eigen ervaring met gereedschap te
laten vertellen. Op deze manier breng je het onderwerp nog dichterbij en gaat het meer ‘’leven’’
voor de kinderen.
3. Versje Door te kijken naar de film van ‘’Bob de Bouwer’’ komen ze op een leuke manier in aanraking
met verschillende klusjesmanhandelingen in aanraking. Vervolgens leer je de kinderen een versje
aan dat met de klusjesman te maken heeft. Dit is een werkvorm waar de kinderen mee bekend
zijn. Je maakt zo dus een koppeling van techniek naar de dingen die ze op school doen. Door het
maken van bewegingen bij woorden uit het versje geef je meer betekenis aan de woorden en
wat ze betekenen.
6
4. Verhuisdoos Bij deze activiteit gaan de kinderen hun ruimtelijk inzicht verbeteren. Ruimtelijk inzicht kan
niemand je voordoen of uitleggen, je moet dit zelf ontwikkelen door er mee te experimenten.
Uitgaande dit gegeven hebben we er voor gekozen om de kinderen zelf te laten experimenteren
met het in elkaar zetten van een verhuisdoos en met wat er wel en niet in past.
Door niet te verklappen hoe zo’n doos ik elkaar moet geef je de kinderen een uitdaging. Als ze
een uitdaging hebben zullen ze moeten nadenken en creatief zijn.
Met het bepalen of voorwerpen wel of niet in de doos passen is het belangrijk om de kinderen
eerst te laten nadenken of een voorwerp past, voordat ze het mogen uitproberen. Hier komt
namelijk het ruimtelijk inzicht om de hoek kijken.
Je hebt twee verschillende volumes met een verschillende vorm, hiervan moeten de kinderen,
door na te denken, bepalen of ze in elkaar passen. Om dit te kunnen bepalen moeten ze de
situatie visualiseren en de voorwerpen in hun hoofd passen en meten. Door dit te doen en het
vervolgens te controleren, oefenen ze met hun ruimtelijk inzicht. Als docent probeer je ze hier
zoveel mogelijk in te begeleiden door sturende vragen te stellen. Deze vragen met betrekking op
de hoeveelheid en de vorm van de voorwerpen hebben als functie om hun inzicht te vergroten.
Dit kunnen ze doen door in de richting van een techniek(manier) te wijzen, of door de kinderen
meer uit de dagen door verdiepende vragen te stellen.
Om de zojuist verworven vaardigheden toepasbaar en nuttig te maken koppel je ze aan hun
werkelijkheid door ze te vragen naar hun ervaring met spullen inpakken en/of verhuizen.
5. Vergelijken Bij deze activiteit gaan de kinderen verschillende soorten huizen met elkaar vergelijken op
overeenkomsten en verschillen. We hebben voor deze activiteit gekozen omdat het goed is als
kinderen zich er bewust van zijn dat niet alle huizen het zelfde zijn. Verschillende soorten huizen
worden op verschillende manieren gebouwd.
6. Huisjes bouwen
Tijdens deze activiteit gaan de kinderen op een gelijksoortige manier als die bij activiteit 4 (de
verhuisdoos) hun ruimtelijk inzicht verbeteren. Namelijk door zelf uit te proberen en na te
denken. Wat bij deze opdacht extra komt is dat er ook om een stukje creatief denken wordt
gevraagd. Ruimtelijk inzicht en creativiteit gaan als het goed is hand in hand samen, om de
kinderen maximaal te prikkelen bieden we hen dit aan. Bovendien is, dat bouwen (techniek) ook
leuk en creatief kan zijn, een belangrijke boodschap die we met dit project willen overbrengen
aan de kinderen.
7.Boek lezen Bij deze activiteit leest de leerkracht voor uit een boek dat met het bouwen van huizen te maken
heeft. Deze opdracht heeft als functie om het onderwerp meer in hun dagelijkse routine te
brengen. Ze worden immers vaker voorgelezen over het onderwerp of thema dat op dat
moment centraal staat.
7
8. Film
De leerlingen krijgen een aflevering te zien van koekeloere, waarin de alom bekende moffel en
piertje een bezoek leveren aan de timmerman. Het hoofddoel voor de leerlingen is kennis
maken met het beroep “timmerman”. Er is gekozen voor een videofragment van moffel en
piertje, omdat deze karakters voor alle leerlingen bekend zijn en zo dus al de aandacht goed op
zich vestigen. De beelden van de DVD zullen ook beter blijven hangen als ze de beelden als
“leuk” ervaren in plaats van “saai” (wat het geval zou kunnen zijn bij een soort van
instructievideo). De docent(e) zal naderhand door middel van evaluerende vragen de opgedane
kennis van de leerlingen testen en stimuleren. Waarom is het belangrijk voor de leerlingen om
deze informatie te beheersen?
Het beroep van timmerman draait om vooral 1 ding, constructies. De manier waarop de
timmerman zijn beroep uitoefent is bepalend voor de sterkte en stevigheid van een constructie.
Zonder een sterke constructie zal een huis immers geen stand houden. Wanneer de leerlingen
met blokken aan het bouwen zijn, zijn ze ook aan het construeren, sla je er een spijker in, dan
gaan de blokken niet meer van elkaar af, stevigheid.
9. Liedje
De leerlingen krijgen een liedje over een toren bouwen aangeleerd. De leerlingen vinden de
liedjes en bijhorende dansjes leuk. De didactiek die hierachter zit is het onderwerp leuk(er)
maken voor de leerlingen.
10. Auditieve vaardigheden
De leerlingen krijgen vaker taalles. Bij deze oefening krijgen de leerlingen taalles met het gebruik
van woorden die alles te maken hebben met het onderwerp: bouwen.
Bij deze les gaan we kijken naar de auditieve vaardigheden van de kinderen. Hieronder staan de
punten uitgewerkt waarop wij gaan letten.
-Auditieve concentratie
Dit houdt in dat de kinderen hun aandacht goed moeten richten op de informatie die ze te horen
krijgen tijdens de les. Deze concentratie is noodzakelijk voor het functioneren van de kinderen,
ook in combinatie met de onderstaand genoemde punten.
-Auditief geheugen
Het kunnen onthouden van spraakklanken, woorden en zinnen, dit is een belangrijke
voorwaarde voor het temporeel geheugen. Dit houdt in: het in de juiste volgorde kunnen
onthouden van geluidsindrukken en spraakklanken.
-Auditieve discriminatie
Vermogen om klanken en woorden te onderscheiden. Hier draait het vooral om het
onderscheiden van verschillende letters binnen één woord
-Auditieve analyse
Woorden in lettergrepen delen op gehoor.
- Auditieve synthese
Daarbij gaat het om het vormen van één heel woord aan de hand van meerdere losse klanken/
lettergrepen.
8
11. Kleien
De leerlingen krijgen beeldmateriaal van verschillende soorten huizen te zien. Daarna gaan ze uit
1 brok klei een eigen huis kleien. Ze maken kennis met een nieuw materiaal (hard wordende klei)
en leren hoe een huis er nu uit ziet.
Waarom is dit een belangrijke opdracht om de leerlingen te laten uitvoeren?
De leerlingen weten wel hoe een huis eruit ziet, maar denken er vaak niet verder over dan: “Hé,
hier woon ik”. De leerlingen gaan nu een eigen huisje kleien, ze leren vormen herkennen en te
verwerken in hun eigen kunstwerkje.
12. Rekenhuisjes bouwen
De leerlingen gaan door te rekenen een eigen huisje opbouwen uit onderdelen van huizen op
karton. Daarbij moeten onderliggende onderdelen samen dezelfde uitkomst hebben als het
onderdeel dat erboven ligt.
De leerlingen leren op deze manier rekenen. Ook leren ze dat als ze ‘omhoog’ willen bouwen,
dat er eerst iets onder moet liggen (wij noemen deze fundering), dat sterk genoeg is om
bovenliggende te dragen. Bovenliggende word gedragen doordat de uitkomst van bovenliggend
onderdeel even groot is als de som van de onderliggende onderdelen.
13. Metselen
Je gaat deze les metselen met de leerlingen, beginnende met het uitzoeken hoe je het stevigste
een muurtje kunt bouwen, door middel van uit te proberen (zonder cement). Wanneer duidelijk
is wat de beste methode is, kunnen de leerlingen het zelf uitproberen met echte bakstenen en
cement (modder).
Waarom is dit een belangrijke opdracht om de leerlingen te laten uitvoeren?
De leerlingen leren hoe je het stevigste een muurtje bouwt. Daarnaast ervaren ze het ook echt
zelf door een eigen muur te bouwen, ze beoefenen theorie die ze eerder hebben gehad. Een
muur komt alle leerlingen gegarandeerd bekend voor, er is geen huis zonder muren.
9
Zorg dat je dit van tevoren regelt
Bij een aantal activiteiten van deze techniekweek moet je zelf nog voor wat spullen zorgen (de meeste
zijn binnen de klas/binnen de school te vinden.) Ook zijn er bij sommige activiteiten hulpouders nodig
of moeten de kinderen zelf iets van huis meenemen. Hieronder staat bij elke activiteit waar je van
tevoren rekening mee moet houden.
Houd hier dus rekening mee!
Activiteit 1: woordweb
-
Activiteit 2:Gereedschap
- zelf zorgen voor: verschillende soorten gereedschappen + bij behorende materialen.
Activiteit 3: Versje
-
Activiteit 4: Verhuisdoos
-
Activiteit 5: Vergelijken
- zelf zorgen voor: papieren stroken om alles op te plakken.
Activiteit 6: Huisjes bouwen
-
Activiteit 7: Boek lezen
-
Activiteit 8: Koekeloere: meten is weten
-
Activiteit 9: Liedje leren
-
Activiteit 10: Auditieve vaardigheden
-
Activiteit 11: Huisje kleien
- zelf zorgen voor: klei
Activiteit 12: rekenhuisjes bouwen
-
Activiteit 13: Metselen
-
10
Planning techniekweek kleuters Bouwen/huizen
Planning 15 juni t/m 25 juni
Wanneer
Ochtend
Middag
Maandag 15 juni
Opening thema techniek speelzaal Woordweb maken rondom bouwen/huizen (iedereen krijgt een ‘baksteen’ waar ze iets op mogen tekenen rondom het thema) activiteit nr1. -> woordweb
Dinsdag 16 juni
Les: verschillende soorten gereedschap Activiteit nr2. -> gereedschap gymles
Les: versje Bob de Bouwer + aflevering Bob de Bouwer. Activiteit nr3. -> versje Bob de Bouwer
Woensdag 17 juni
Les: ruimtelijk inzicht met het inpakken van een verhuisdoos. Activiteit nr4. -> Verhuisdoos
-
Donderdag 18 juni
Les: Vergelijken van huizen Activiteit nr5.-> Vergelijken
Les: Huizen bouwen met blokjes Activiteit nr6.-> Bouwen
Vrijdag 19 juni
(bezoek aan bouwwerkplaats) -
Wanneer
Ochtend
Middag
Maandag 22 juni
Les: Boek voorlezen over huizen/bouwen Activiteit nr 7. -> voorlezen
Les: Film koekeloeren: meten is weten Activiteit nr. 8 -> film
Dinsdag 23 juni
Les: Liedje aanleren bouwen (Toren bouwen) Activiteit nr. 9 -> liedje + gymles
Les: Auditieve vaardigheden oefenen Activiteit nr. 10 -> Auditieve vaardigheden
Woensdag 24 juni
Les: Huizen kleien Activiteit nr.11 -> Kleien
-
Donderdag 25 juni
Les: Rekenen met bouwelementen Activiteit nr. 12 -> rekenen
Les: met de kinderen leren metselen Activiteit nr. 13 -> Metselen
11
Kringactiviteit 1: woordweb Maandagmiddag 15 juni
Wat?
Hoe?
Beginsituatie
Ze werken bij ieder thema met een woordweb. Meestal wordt dit
gedaan door op een groot vel papier op te schrijven waar de kinderen
mee komen, rondom een thema.
Doel
Voorkennis van de kinderen ophalen rondom het thema
bouwen/huizen.
Tijdsplanning
30 minuten
Lesbeschrijving
Inleiding:
Tijdens deze activiteit gaan we de voorkennis van de kinderen
activeren. Het is de bedoeling dat de kinderen allemaal iets
opnoemen rondom het thema.
Kern:
Nu gaan de kinderen tekenen wat ze eerder in de kring hebben
opgenoemd. Dit gaan ze doen op een baksteen, zodat de kinderen
binnen het thema kunnen blijven werken. Schrijf hier kort bij wat
de kinderen getekend hebben.
Slot:
Hang de tekening ergens op, zodat de kinderen er nog eens terug
naar kunnen kijken.
Bijvoorbeeld op een grijs velplakken, zodat het er echt uitziet als
een muur.
Benodigdheden
- papieren bakstenen om op te kleuren (bijlage nr 1. baksteen)
- kleurpotloden
12
Bijlage 1
Baksteen
13
Kringactiviteit 2: gereedschap Dinsdag ochtend 16 juni
Wat?
Hoe?
Beginsituatie
Enkele kleuterklassen hebben zelf vogelhuisjes gemaakt. Hierbij hebben ze gebruik
gemaakt van gereedschap, zoals een hamer. Ook is er in elke groep hamertje tik te
vinden waar de meeste kinderen wel mee gewerkt hebben. Thuis zullen de kinderen
ook te maken hebben gehad met gereedschap in hun omgeving
Doel
- De kinderen maken kennis met het begrip gereedschap
- De kinderen leren de verschillende handelingen kennen, die bij gereedschap een rol
spelen.( zagen, timmeren, meten enz.)
- De kinderen leren aspecten van gereedschap aan elkaar te koppelen.
Tijdsplanning 30 minuten
Lesbeschrijving
Inleiding:
Leg de verschillende soorten gereedschappen op de grond/tafel in de kring.
Stel de kinderen de volgende vraag: Wat zien jullie allemaal?
De kinderen benoemen de soorten gereedschappen. Speel hierbij in op het
niveau van de kinderen.
Kern:
Om de kennis van de handelingen die je met de verschillende gereedschappen
kan uitvoeren te prikkelen, leg je bijbehorend materiaal in de kring per
gereedschap (bijvoorbeeld hamer + spijker, zaag + plank enz.). Klassikaal wordt
nu gekeken welke voorwerpen bij elkaar horen, waarom deze bij elkaar horen
en hoe de handeling heet die je hiermee kan uitvoeren (timmeren, zagen enz.)
Slot:
Om de les af te sluiten kun je de kinderen laten vertellen over hun eigen
ervaring met gereedschap. Je kan vragen stellen als:
- Wie heeft er wel eens met (soort gereedschap) gewerkt?
- Wat heb je daar mee gedaan?
- Heb je iemand anders wel eens met gereedschap zien werken, zo ja: waarbij,
waarvoor, waarom
Benodigdheden
- verschillende soorten gereedschappen (ZORG ZELF VOOR DEZE MATERIALEN!)
-bijbehorende materialen, zoals:
* hamer spijkers
* zaag houten plank
* meetlat potlood
* schroevendraaier schroef
*kwast verf
*moersleutel moer
14
Kringactiviteit 3: Versje Dinsdag middag 16 juni
Wat?
Hoe?
Beginsituatie
Alle kinderen weten wel wie ‘Bob de Bouwer’ is en hebben wel eens afleveringen
hiervan gezien. Ook is het niet de eerste keer dat kinderen een gedichtje aangeleerd
krijgen.
Doel
- De kinderen leren door middel van een gedicht enkele aspecten van een klusjesman.
- De kinderen herkennen woorden met eindrijm die in het gedicht voorkomen
- De kinderen voeren handelingen uit bij het versje
Tijdsplanning 30 minuten
Lesbeschrijving
Inleiding:
Aflevering kijken: ‘Bob de bouwer: Bob’s vrije dag.’ In deze aflevering komen
verschillende werkzaamheden rondom bouwen naar voren. Ook komen er
verschillende werkvoertuigen in voor.
Kern:
Om de kinderen enthousiast te maken voor de rest van de les, evalueer je aan
de hand van de Bob de Bouwer- pop het filmpje uit de inleiding. Bijvoorbeeld:
- Wat heeft Bob allemaal voor werkjes moeten doen?
- Welke voertuigen heb je gezien?
- Ook kunnen de kinderen zelf nog vragen aan Bob stellen. Voorbeeld: Vond je,
je vrije dag leuk?
Vervolgens spreek je met de kinderen af om Bob op te vrolijken omdat hij niet
van zijn vrije dag heeft kunnen genieten. Je stelt voor om een versje voor Bob
aan te leren.
Slot:
Je gaat de kinderen nu een versje aanleren over een hardwerkende Bob de
Bouwer. Laat de kinderen ook bewegingen maken die passen bij het versje. Op
deze manier kunnen ze zich beter inleven. Ook behandel je met de kinderen de
woorden met eindrijm, bijvoorbeeld: sterk – werk etc. Het gedichtje vind je in
bijlage 2: versje.
Benodigdheden
- DVD aflevering: ‘Bob de Bouwer: Bob’s vrije dag.’
- Bob de Bouwer- pop
- Versje (bijlage 2)
15
Bijlage 2
Versje Bob de Bouwer
Bob de Bouwer is heel sterk,
van het vele harde werk.
Hij moet hoge huizen bouwen,
en met zware stenen sjouwen.
1 en 2 en op elkaar,
kijk ons huisje is al klaar.
16
Kringactiviteit 4: Verhuisdoos Woensdag ochtend 17 juni
Wat?
Hoe?
Beginsituatie
De kinderen hebben allemaal al eens te maken gehad met een kartonnen doos en het
inpakken van iets. Bijvoorbeeld bij het opruimen van een werkje. Niet alle kinderen
zullen weten wat een verhuisdoos is en hoe deze werken. Niet alle kinderen kunnen
de inhoudelijke ruimte van een doos inschatten.
Doel
- De kinderen denk op een logische manier na over het inpakken van een verhuisdoos.
- De kinderen leren kennis te maken met de aspecten van verhuizen
- De kinderen ontwikkelen aan de hand van een verhuisdoos hun ruimtelijke inzicht
Tijdsplanning 30 minuten
Lesbeschrijving
Inleiding:
De kinderen zitten in de kring en de verhuisdoos ligt in het midden van de
kring. Je stelt de kinderen de vragen:
- Wat is dit? (een doos)
- Wie weet wat voor doos dit is? (een verhuisdoos)
Bouw nu samen met de kinderen de doos in elkaar. Laat hierbij de kinderen
eerst zelf proberen.
Kern:
Zorg dat je voorwerpen heb verzameld die variëren van grootte. Ook deze zet
je nu binnen de kring. Eén voor één bespreek je de voorwerpen met de
kinderen of ze wel/ niet in de verhuisdoos passen. Na een antwoord (goed of
fout) laat je het kind zelf controleren of zijn/haar antwoord klopt door het
voorwerp in de doos te stoppen. Bespreek ook waarom het wel of niet past.
Om te variëren kun je meerder voorwerpen in de verhuisdoos laten stoppen
en de kinderen laten tellen hoeveel voorwerpen er in de verhuisdoos zitten.
Hierbij komt het verschil naar voren: er kunnen veel kleine voorwerpen in de
doos en weinig grote voorwerpen.
Slot:
Als afsluiting bespreek je met de kinderen hun eigen ervaringen en meningen
over verhuizen. Bijvoorbeeld of ze zelf wel eens zijn verhuisd of wat ze mee
zouden nemen als ze gaan verhuizen.
Benodigdheden
- Verhuisdoos
- Spullen voor in de verhuisdoos (voorwerpen uit de klas, zorg voor voorwerpen van
verschillende grootte).
17
Kringactiviteit 5: Vergelijken Donderdag ochtend 18 juni
Wat?
Hoe?
Beginsituatie
De kinderen hebben al vaker voorwerpen met elkaar vergeleken. Ook zien zij in het
dagelijks leven verschillende soorten huizen. Verder hebben vrijwel alle kleuters al
eerder te maken gehad met het sorteren van plaatjes op grootte.
Doel
- Kinderen benoemen overeenkomsten en verschillen tussen verschillende huizen.
- Kinderen verwoorden hun eigen ervaringen aan de hand van platen.
- De kinderen leren verschillende kenmerken te benoemen van huizen.
Tijdsplanning 30 minuten
Lesbeschrijving
Inleiding:
In de kring bespreek je samen met de kinderen het beeldmateriaal over de
verschillende huizen. Je bespreek vooral de verschillen en overeenkomsten,
zoals dak, ramen, grootte/ hoogte van de huizen. Ook de namen van de huizen
laat je aan bod komen (flat/ woonhuis/ bungalow). Eventueel kun je nog de
vraag stellen welk huis het meeste overeenkomt met hun eigen huis.
Kern:
Nu wordt de klas in groepjes verdeeld, zorg ervoor dat kinderen van groep 1
en 2 gemengd zitten zodat verschillende niveaus elkaar kunnen helpen en de
kinderen leren om samen te werken. Elk groepje krijgt nu een aantal kaartjes
met huizen erop met verschillende grootte. Deze gaan ze binnen het groepje
op de goede volgorde leggen (van klein naar groot). Vervolgens worden deze
opgeplakt. Zijn er groepjes eerder klaar dat de anderen? Dan kunnen ze de
huisjes inkleuren.
Slot:
Als alle groepjes klaar zijn, komen ze terug in de kring en nemen hun opdracht
mee. Dan wordt de opdracht vanuit de kern klassikaal besproken en
gezamenlijk uitgevoerd in de kring. Op deze manier kunnen de kinderen zelf
controleren of ze de opdracht binnen hun groepje goed hebben uitgevoerd.
Vraag aan de kinderen wie het goed/ fout hadden gedaan.
Benodigdheden
- Beeldmateriaal van verschillende huizen (platen van een flat/ woonhuis/ bungalow)
- Plaatjes van huizen op verschillende grootte.
- Stroken waar de verschillende huizen op geplakt kunnen worden.
18
Bijlage 3 Vergelijken
19
Bijlage 4 Plaat woonhuis
20
Bijlage 5 Plaat Flat
21
Bijlage 6 Plaat Bungalow
22
Kringactiviteit 6: huisjes bouwen Donderdag middag 18 juni
Wat?
Hoe?
Beginsituatie
De kinderen hebben al vaker gewerkt met blokken, bijvoorbeeld in de bouwhoek. Ook
hebben ze materialen als kieswerkjes in de klas waarbij de kinderen met blokjes
kunnen werken. Ze hebben nog nooit eerder de opdracht gekregen om vanuit 4
blokjes zoveel mogelijk verschillende huizen te bouwen.
Doel - Er wordt van de kinderen verwacht dat ze hun ruimtelijk inzicht verbreden door het
werken met concreet materiaal.
Tijdsplanning 30 minuten
Lesbeschrijving
Inleiding:
Je begint de les in de kring. Aan de hand van de Bob de Bouwer-pop
introduceer je de les. Je vertelt dat hij op zoek is naar een nieuw huis. Je vraagt
aan de kinderen of we met z’n allen een oplossing kunnen bedenken om bob
de Bouwer een huis te geven. (Je komt er uiteindelijk op uit dat je samen met
de kinderen een nieuw huis gaat ontwerpen voor Bob.)
Kern:
Je vertelt de kinderen dat ze nu huisjes gaan ontwerpen om Bob de Bouwer op
goede ideeën te brengen. Hij kan dan het mooiste huisje uitkiezen en deze
vervolgens zelf bouwen. De opdracht voor de kinderen is om met 4 blokken
zoveel mogelijk verschillende ‘huisjes’ te bouwen. In de bijlage staan een
aantal voorbeelden van huisjes die gemaakt kunnen worden. Laat steeds een
kind met een nieuw idee naar voren komen om te bouwen en bespreek met de
kinderen of dit een goed huisje is.
Slot:
Nu er een aantal huisjes op tafel staan in de kring, kies je samen met de
kinderen aan de hand van de Bob de Bouwer-pop het huisje waar bob in gaat
wonen. Eventueel bespreek je met de kinderen wat het huis nog nodig heeft
om in te wonen, zoals deuren, ramen etc.
Benodigdheden
- Grote blokken voor in de kring
- Kleine blokjes voor in groepjes huisjes te bouwen
- Bob de Bouwer- pop
23
Bijlage 7 Voorbeelden van bouwwerkjes
Deze bouwwerkjes zijn getekend vanaf de bovenkant
1
1
1 1
1 1
1
1
1
1
1
1
1 1
1 1
1 1 1
1
2 1 1
3 1
4
24
Kringactiviteit 7: boek lezen Maandag ochtend 22 juni
Wat?
Hoe?
Beginsituatie
Wekelijks komt het voor bij de kleuters dat er een boek wordt voorgelezen. Ook
hierbij worden dan vragen gesteld over de verwachtingen van het verhaal. Groep 2
heeft zeker al eerder boekjes behandeld over het thema: bouwen. Enkele kinderen
van groep 1 zullen hier ook al eerder mee te maken hebben gehad.
Doel - Aan de hand van een boek voorspellingen doen over een verhaal binnen het thema
bouwen.
- Enkele aspecten van het bouwen leren kennen door middel van een boek.
Tijdsplanning 30 minuten
Lesbeschrijving
Inleiding:
Voordat je het boek gaat voorlezen werk je met de kinderen aan de
voorbeschouwing van het verhaal. Daarbij stel je de volgende vragen:
- “Wat zie je allemaal op de voorkant van het boek?”
- “Waar denk je dat het verhaal over gaat?”
- “Lijkt het je een leuk boek, en waarom wel/ niet?”
- “Waaraan kun je zien dat het boek over bouwen/ huizen gaat?”
Kern:
In de kern lees je het boek voor in de kring, alle kinderen luisteren aandachtig.
Slot:
Na het voorlezen van het verhaal bespreek je met de kinderen of de
voorspellingen vanuit de voorbeschouwing kloppen. Je komt dus even terug op
alle vragen en antwoorden. Ook stel je evaluerende vragen, bijvoorbeeld of de
kinderen het een leuk boek vonden en waarom.
Benodigdheden
- Boek met thema bouwen/ huizen
25
Kringactiviteit 8: Koekeloere Maandag middag 22 juni
Wat?
Hoe?
Beginsituatie
Alle kleuters hebben al vaker het school-tv programma ‘Koekeloere’ gezien. Ze zijn
dus bekend met de personages en de verschillende onderdelen binnen het
programma. Mogelijk is dat enkele kinderen de aflevering ‘meten is weten’ al eens
eerder hebben gezien, deze is namelijk al een keer op televisie verschenen. Ook zijn
de kleuters heb gewend om filmpjes rondom een bepaald thema te bekijken.
Doel - Kinderen leren aan de hand van de DVD kennis maken met het beroep van een
timmerman.
- Door middel van opgedane kennis leren kinderen evaluerende vragen te
beantwoorden.
Tijdsplanning 30 minuten
Lesbeschrijving
De kinderen zitten allemaal voor de televisie. Je begint deze les met de DVD
van Koekeloere (aflevering: meten is weten). In deze aflevering komt het
beroep ‘timmerman’ aan bod. Op deze manier laat je de kinderen kennis
maken met dit beroep. Verder is ook de hele verhaallijn in teken van dit
beroep. Als de aflevering is afgelopen bespreek je samen met de kinderen de
DVD, vooral het beroep ‘timmerman’ laat terug komen in deze evaluatie.
Vragen die je eventueel kan stellen zijn:
- “ Waarom gingen Moffel en Piertje naar de timmerman?”
- “ Wat deed de timmerman allemaal?”
- “Gebruikte de timmerman gereedschap, zo ja? Kun je deze benoemen?”
- “Heb je zelf wel eens iets gemaakt dat je, je een timmerman voelde?”
- “Lijkt het je leuk om timmerman te zijn van beroep?”
- Etc.
Benodigdheden
- DVD Koekeloere: Meten is weten.
26
Kringactiviteit 9 liedje leren Dinsdag ochtend 23 juni
Wat?
Hoe?
Beginsituatie
De kinderen wordt regelmatig een liedje aangeleerd. Deze liedjes sluiten meestal aan
bij het thema waar ze op dat moment mee bezig zijn. Ook luisteren kinderen thuis
naar liedjes die ze dan herkennen.
Doel - Het thema ondersteunen door middel van een liedje.
- Kinderen kennis laten maken met het thema door middel van dit liedje.
Tijdsplanning 20 min.
Lesbeschrijving
Tijdens deze les ga je de kinderen het liedje ‘Toren bouwen’ aanleren.
(Nummer 22 CD de leukste liedjes van Piramide.)
Bij het liedje maak je bewegingen, zodat het voor de kinderen herkenbaar
wordt wat er wordt gezongen. Op deze manier kunnen ze makkelijker de
volgorde onthouden.
Om het voor de kinderen nog leuker te maken ga als de kinderen het liedje
kennen op een leuke manier met ze oefenen ( bijvoorbeeld met een
boze/blije/verdrietig stemmetje)
Benodigdheden
- CD de leukste liedjes van Piramide
27
Bijlage 8 tekst liedje
Toren bouwen,
handen uit de mouwen
Toren recht,
Toren krom,
Hoort nu valt hij om: BOEM
Toren bouwen,
handen uit de mouwen
Toren recht,
Toren krom,
Hoort nu valt hij om: BOEM
28
Kringactiviteit 10: auditieve vaardigheden Dinsdag middag 23 juni
Wat?
Hoe?
Beginsituatie
De kleuters zijn bekend met taaloefeningen waarbij ze gebruik moeten maken van
gehoor en geheugen. Ook wordt dit vaak aangeboden binnen een thema. Bij de
kinderen die naar de remedial teacher gaan, komt dit taalaspect ook aan bod.
Doel - Kinderen leren om klanken van verschillende woorden te herkennen en op elkaar
lijkende klanken van elkaar te onderscheiden (zoals S/Z, B/D)
- Door middel van het samenvoegen van losse lettergrepen leren kinderen een
bestaand woord te maken.
- Kinderen leren zich te concentreren en goed te luisteren naar verschillende
woorden, zodat ze deze van elkaar kunnen onderscheiden.
Tijdsplanning 30 min.
Lesbeschrijving
Inleiding:
Je introduceert de les met de Bob de Bouwer-pop. Samen met Bob bespreek je
klassikaal de belangen die komen kijken bij deze oefening. Spreek met de
kinderen af dat ze hun oren open moeten zetten zodat ze goed kunnen
luisteren, dat ze de woorden die er gezegd worden goed moeten onthouden
en dat ze alle geluidjes om hen heen moeten vergeten zodat ze zich goed
kunnen concentreren. Vanuit de theorie over auditieve vaardigheden zijn deze
drie aspecten van concentratie van belang voor het correct uitvoeren van de
opdrachten.
Kern:
Vervolgens behandel je de opdrachten die in bijlage 9 te vinden zijn.
Slot:
Evalueer de les met de kinderen. Vonden ze het makkelijk/moeilijk? Konden ze
zich goed concentreren? Etc.
Benodigdheden
- Bijlage 9
29
Bijlage 9 Auditieve oefeningen
Opdracht 1
Bij deze opdracht noem je het woord en laat je de kinderen vertellen met welke letter dit woord
begint. Is dit te makkelijk? Laat de kinderen dan de laatste letter opnoemen.
Timmerman (T)
Meetlat (M)
Kraan (K)
Plank (P)
Spijker (S)
Zaag (Z)
Opdracht 2
Bij deze opdracht noem je de lettergrepen duidelijk op, de kinderen proberen hier het hele woord
uit te halen.
Werk – plaats
Hui - zen
Tim – mer – man
Bak – ste – nen
Met – se – len
Ver- hui - zen
Opdracht 3
Bij deze opdracht noem je steeds een rijtje van drie woorden op. Het is de bedoeling dat de
kinderen het eerste woord van het rijtje onthouden. Gaat dit de kinderen makkelijk af? Zeg dan
dat ze het middelste woord moeten onthouden.
Zaag – Tang – Plank
Hamer – Spijker – Meten
Flat – Huis – Villa
Stenen – Metselen - Hout
Timmerman – Loodgieter - Bouwvakker
Opdracht 4
Welk woord is langer? Vinden ze het moeilijk om dit te onderscheiden, verdeel de woorden dan in
lettergrepen met de kinderen.
Plank – Timmerman
Bouwwerkplaats – Hamer
Metselen – Zaag
Hout – Stenen
Huis – Spijker
Schroevendraaier – Bouwvakker
30
Kringactiviteit 11: Huisje kleien Woensdag ochtend 24 juni
Wat?
Hoe?
Beginsituatie
De kinderen zijn bekend met de techniek van kleien, maar het materiaal waarmee
tijdens deze les gaan werken is niet standaard voor hen. Ze werken namelijk meestal
met ‘zachte klei. Verder krijgen de kleuters vaker beeldmateriaal aangeboden bij het
volbrengen van een opdracht.
Doel - Kinderen kennis laten maken met nieuw materiaal (klei die hard wordt).
- Het thema ondersteunen door middel van beeldende vorming.
- Kinderen de kans geven om hun eigen ideeën in creativiteit te uiten.
Tijdsplanning 30 minuten
Lesbeschrijving
Inleiding:
De les begint terwijl alle kinderen in de kring zitten. Je vertelt dat we vandaag
gaan kleien en geeft uitleg over het werken met klei. Bijvoorbeeld dat er
gewerkt moet worden vanuit één stuk klei (dus niet losse deeltjes op elkaar
plakken), ook kunnen er met kleigereedschap ramen en deuren worden
gekrast in de klei zodat het huisje meer vormgeving krijgt. Vervolgens laat je
beeldmateriaal zien van verschillende huisjes, zodat de kinderen ideeën
opdoen voor de opdracht. Eventueel kun je zelf nog een huisje kleien als
voorbeeld.
Kern:
Vervolgens gaan de kinderen aan een tafel zitten en gaan aan de slag. Je loopt
begeleidend rond en helpt waar nodig is.
Slot:
Op het laatst wordt alles netjes opgeruimd en worden de werkjes een plek
gegeven in de klas. Je vertelt dat de huisjes mee naar huis genomen als ze
opgedroogd zijn.
Tip: Zorg dat de namen op de kleiwerkjes staan!
Benodigdheden
- Klei
- Gereedschap voor het kleien
- Beeldmateriaal van huisjes
31
Bijlage 10 Huizen
32
33
Kringactiviteit 12: Rekenhuisjes bouwen Donderdag ochtend 25 juni
Wat?
Hoe?
Beginsituatie
De kleuters hebben al vaker te maken gehad met het maken van sommen binnen de
klas. Dit wordt zowel klassikaal als individueel bij een verplicht werkje gedaan. Ook
worden er binnen een thema vaak activiteiten gedaan rondom rekenen.
Doel -Kinderen laten rekenen door middel van het opbouwen van verschillende
huiselementen.
- Door middel van een context en concreet materiaal inzicht bij de kinderen creëren
op rekengebied.
Tijdsplanning 30 minuten
Lesbeschrijving
Inleiding:
Je begint de les in de kring. Je legt de kinderen uit wat de bedoeling is van de
les die gaat komen. Je zegt: “We gaan vandaag huisjes bouwen net als Bob de
Bouwer altijd doet. Wij gaan alleen hele aparte huisjes maken, hier staan
namelijk getallen in! Zouden jullie het leuk vinden om met die zelfgebouwde
huisjes te gaan rekenen?” Vervolgens leg je uit dat groep 1 en 2 opgesplitst
worden in niveaugroepen. Als de ene groep binnen de kring aan het rekenen
is, gaat de rest van de klas een kleurplaat maken. Leg hierbij de nadruk op dat
er heel stil gewerkt moet worden zodat de ‘rekenkinderen’ extra goed kunnen
nadenken.
Kern:
Je begint met groep 1 in de kring, groep 2 werkt zelfstandig aan een kleurplaat
naar keuze. Met de verschillende bouwelementen bouw je klassikaal
eenvoudige rekenhuisjes. Je neemt bijvoorbeeld 2 elementen waar beide een
1 in staat. Deze twee getallen tel je bij elkaar op: 1 + 1 = 2. De uitkomst schrijf
je op het dakje van het huis en wordt erboven geplaatst. Dit hele huisje wordt
opgebouwd op de bij geleverde achtergrond zodat je rekenhuisje wat
aankleding krijgt. Na een aantal huisjes gemaakt te hebben, plak je met groep
1 een rekenhuisje naar keuze op het vel (de achtergrond) als afsluiting van de
opdracht. Vervolgens wissel je van niveaugroepen. Groep 1 gaat nu kleuren
terwijl je met groep 2 op een hoger niveau ( met moeilijkere getallen) dezelfde
rekenopdracht gaat uitvoeren.
Slot:
Als afsluiting plak je ook met de kinderen van groep 2 een rekenhuisje naar
keuze op de achtergrond. Deze ‘poster’ hang je op in de klas als eindresultaat.
Groep 1 zorgt dat alle kleurspullen netjes opgeruimd worden.
Benodigdheden
- Achtergrondplaat
- Verschillende bouwelementen van karton met cijfers erop
- Kleurplaten
34
Bijlage 11 Blokken huisje
35
Bijlage 12 Kleurplaten
36
37
38
Kringactiviteit 13: Metselen Donderdag middag 25 juni
Wat?
Hoe?
Beginsituatie
Kinderen hebben er waarschijnlijk nog niet eerder bewust bij stil gestaan hoe er
gemetseld wordt. De meeste kinderen zullen dan ook niet weten hoe dit het stevigst
wordt gedaan.
Doel - Kinderen de metseltechniek aanleren door middel van te werken met echte
materialen.
- Kinderen laten ontdekken wat een stevige bouwconstructie is.
Tijdsplanning 45 minuten
Lesbeschrijving
Inleiding:
In de klas ga je eerst klassikaal met de kinderen door middel van blokken kijken
hoe je het beste een muurtje kunt bouwen. Laat vanuit de kinderen
verschillende manieren naar voren komen om een muur te bouwen, zet deze
allemaal midden in de kring, zodat alle kinderen ze kunnen zien. Zorg wel dat
aan het einde van de inleiding alle kinderen weten dat een muur het stevigst
zal zijn als je de stenen om en om legt.
Kern:
Je deelt de groep nu in groepjes van ongeveer drie/vier kinderen. Met deze
groepjes gaan de kinderen nu buiten zelf een muurtje metselen met bakstenen
en ‘cement’. De kinderen hebben in de inleiding gezien wat de beste manier is
om een muur te bouwen. Deze manier laten ze nu ook zien.
Slot:
Je maakt van elk groepje een foto bij hun eigen bouwwerk. Waarschijnlijk zijn
ze hier allemaal heel erg trots op, dus het is leuk als ze dit als herinnering mee
naar huis kunnen krijgen.
Benodigdheden
- Voldoende bakstenen
- ‘cement’ d.m.v. zand en water
- fototoestel om foto’s te maken.
39
Verplichte werkjes kleuters
Opdracht 1
Doel: De kinderen verbreden met deze opdracht hun ruimtelijke inzicht.
Deze opdracht kan in tweetallen worden uitgevoerd. De kinderen gaan in de bouwhoek aan
de slag met het nabouwen van een plattegrond. Deze plattegrond geeft een bovenaanzicht
van een woonwijk weer. Het is hierbij de bedoeling dat ze met de grote houten blokken gaan
werken. Als de kinderen klaar zijn, is deze opdracht goed door de leerkracht te controleren
aan de hand van de vaststaande plattegrond.
Opdracht 2
Doel: De kinderen leren kennis maken met het computerprogramma ‘Paint’, ook bereiken
binnen dit programma een eindproduct met getekende huizen.
Deze opdracht wordt individueel uitgevoerd. De leerling zit achter de computer en krijgt de
opdracht om binnen ‘Paint’ huizen te tekenen met verschillende kleuren en lijnen. Misschien
dat het gemakkelijk is om het kind vooraf een beetje op weg te helpen, zodat ze wat
bewuster te werk gaan.
Opdracht 3
Doel: Aan de hand van een voorbeeld maken de kinderen een kralenplank binnen het
thema. Hierbij werken de kinderen aan hun ruimtelijke inzicht.
De kinderen werken individueel aan deze opdracht. Ze krijgen per leerling een voorbeeld en
maken de kralenplank. Uiteindelijk zal er een afbeelding binnen het thema ‘techniek’ te
voorschijn komen.
Opdracht 4
Doel: Kinderen leren letters herkennen, door letters samen te voegen maken ze woorden
binnen het thema ‘techniek’.
Ook deze opdracht wordt individueel uitgevoerd. Elk kind krijgt een werkboekje met daarin
educatieve opdrachten rondom taal.
Opdracht 5
Doel: De kinderen krijgen door het uitvoeren van deze opdracht ruimtelijk inzicht.
Individueel gaan de kinderen aan de slag met het materiaal ‘verti-blocks’ uit de klas.
Hierbij leren de kinderen huisjes na te bouwen aan de hand van een plattegrond.
Opdracht 6
Doel: Kinderen rekenen binnen het thema ‘techniek’ en leren logisch nadenken bij de
verschillende opdrachten.
Individueel gaan de kinderen aan de slag met het maken van de reken opdrachten uit het
samengestelde werkboekje.
40
Verplicht werkje nummer 1: plattegrond nabouwen in de bouwhoek
41
Verplicht werkje nummer 3: kralenplank
42
Verplicht werkje nummer 3: kralenplank
Stempelboekje van:
_________________________________________________________________________
zaag
______________________________________________________________________________________________________
hamer
_____________________________________________________________________________________________________
spijker
_____________________________________________________________________________________________________
baksteen _____________________________________________________________________________________________________
huizen
___________________________________________________________________________________________________
metselen
________________________________________________________________________________________________________
meetlat
_________________________________________________________________________________________________
werkkleding
_______________________________________________________________________________________________
hijskraan
____________________________________________________________________________________________________
47
Rekenboekje
48
49
50
Gymles 1: van kamer naar kamer
Doelen van de les:
- De kinderen kunnen behendig klimmen en klauteren van kamer naar kamer.
- De kinderen reageren snel op een signaal en voeren een bewegingsopdracht uit.
Beschrijving van de les:
Onderdeel 1:
Tegen de wanden hang je grote platen van vier kamers in huis: slaap-, bad-, woonkamer en
keuken. Onder iedere plaat ligt een mat. Je plaatst een klauterparcours met banken ,
hoepels en matten zodanig, dat de kinderen zonder de vloer aan te raken van de ene naar de
andere kamer kunnen gaan: door te klimmen, te springen en te glijden. De verschillende
materialen tussen de kamers zijn de ‘gangen’.
Onderdeel 2:
Verspreid in de opstelling van het vorige onderdeel liggen hoepels. De kinderen staan aan de
zijkant van het speellokaal. Op de begeleiding van de handtrom bewegen de kinderen door
de ruimte. Bij het stoppen van de trom zoekt ieder een huisje (hoepel). Op jou teken
springen de kinderen naar buiten (uit de hoepel) en naar binnen (in de hoepel). Begin daarna
weer opnieuw.
Tips voor variatie:
- Laat de kinderen afwisselend springen, op de tenen lopen en kruipen door de ruimte.
- Ook kun je tijdens het bewegen steeds een hoepel meer wegnemen. Het kind dat geen
hoepel vindt, gaat aan de kant zitten.
51
Gymles 2: Verhuizen
Doelen voor de les:
- De kinderen maken bewegingen die bij verhuizen horen en stemmen de bewegingen af op
die van andere kinderen.
- De kinderen bewegen op diverse manieren om voorwerpen over brengen van het ene naar
het andere huis (hoepel).
Beschrijving van de les:
Onderdeel 1: Doorgeefdans
De hele klas gaat in een lange rij staan. Ze beelden uit dat ze verhuizers zijn die dozen tillen.
Je geeft steeds aan wat er gedragen wordt: “De verhuizers tillen: grote dozen, kleine dozen,
zware spullen, lichte spullen etc.”
Daarna gaan alle kinderen achter elkaar staan. Ze geven denkbeeldige dozen op allerlei
manieren aan elkaar door, bijvoorbeeld over het hoofd, tussen de benen door, met een
draai, etc.
Tip: als kinderen het denkbeeldige gedeelte moeilijk vinden, kan je ook pittenzakjes/ blokken
gebruiken bij het doorgeven van de verhuisdoos.
Onderdeel 2: Verhuisestafette
De kinderen staan in groepjes achter een hoepel. Ieder groepje heeft een ‘huis’ (hoepel) met
zes voorwerpen, die verhuisd moeten worden. Aan de overkant zijn de nieuwe huizen (lege
hoepels). De kinderen lopen steeds met één van de spullen van het oude huis naar het
nieuwe huis, en weer terug. De kinderen van het groepje vertrekken om de beurt, is de één
terug, dan vertrekt pas de volgende verhuizer.
Onderdeel 3: Pas op voor Bob!
Dit onderdeel bestaat gewoon uit het traditionele tikspel. Alle kinderen rennen door de zaal
en Bob de bouwer ( de tikker) mag hen aftikken. Kinderen die af zijn gaan aan de kant zitten.
Opstelling verhuisestafette:
52
53
54
55
56
Gymles 3: werken als een bouwvakker
Doelen van de les:
Door het uitoefenen van de verschillende onderdelen leren de kinderen kennis maken met
bewegingen vanuit de technische beroepen.
Beschrijving van de les:
Warming up:
Je staat met de kinderen in een kring en laat ze één voor één een handeling van een
timmerman/ bouwvakker opnoemen. Deze handeling beeld je klassikaal met de kinderen uit,
bijvoorbeeld: timmeren, verven, op de trap omhoog klimmen, etc.
Onderdeel 1:
De kinderen lopen over een bank met kleine hindernissen. Hierbij worden de kinderen zich
ervan bewust dat je op een bouwterrein soms heel voorzichtig moet lopen. Als er een kind
over de bank heen is gelopen, sluit hij/zij weer achteraan in de rij.
Bij dit onderdeel heb je nodig: 2 banken, aantal blokken als hindernis.
Onderdeel 2:
De kinderen gaan ervaren hoe goed een dakwerker moet kunnen klimmen helemaal boven
op het dak te kunnen timmeren. Je klapt het klimrek uit en laat de kinderen tot een
bepaalde hoogte naar boven klimmen. Geef de gewenste hoogte aan met een lintje.
Bij dit onderdeel heb je nodig: het klimrek en lintjes.
Onderdeel 3:
De kinderen gaan hierbij zogenaamd bakstenen in een container gooien, in werkelijkheid
gaan ze dus pittenzakjes in hoepels mikken.
Bij dit onderdeel heb je nodig: hoepels en pittenzakjes.
Onderdeel 4:
Hierbij gaan de kinderen verspringen in combinatie met het opmeten van hun eigen sprong.
De koppeling aan het thema ‘bouwen’ is hierbij; Timmermannen moeten ook vaak heel goed
kunnen meten”. Er liggen twee matten in de zaal met de meetlat ernaast. Kinderen kunnen
hiermee zelf meten hoeveel ‘streepjes’ ze hebben gesprongen.
Bij dit onderdeel heb je nodig: 2 matten en een meetlat met streepjes.
Onderdeel 5:
De kinderen kruipen over de matten heen en
klauteren over de standaardjes (soort
bankjes). Ze doen alsof ze door het riool
kruipen en daar een timmerklusje moeten
doen.
Bij dit onderdeel heb je nodig: 2 matten en 2
standaardjes.
57
Gymles 4: Harde werkers
Doelen van de les:
- De kinderen leren een bal te laten stuiteren op één bepaald punt.
- De kinderen leren een bal geleidelijk van hoog naar laag te rollen zodat deze opgevangen wordt
in een daarvoor bestemde bak.
- Kinderen leren vanaf verschillende afstanden een voorwerp over te gooien.
- Ook is een goede samenwerking vereist tijdens verschillende onderdelen van deze gymles.
Beschrijving van de les:
Warming up:
Om warm te worden gaan de kinderen een tik spelletje doen. Er zijn twee tikkers in het veld en
de rest van de kinderen moeten ervoor zorgen dat ze niet getikt worden. Maar dat is niet het
enige waar ze op moeten letten. Er liggen ook een aantal hoepels op de grond in het veld.
Hiermee kunnen ze kinderen bevrijden die wel getikt zijn. Deze kinderen staan namelijk stil op
de plek waar ze afgetikt zijn. Door een hoepel over het hoofd van dit kind op de grond te laten
vallen is hij/zij weer vrij en kan weer meedoen met het spel.
Onderdeel 1:
Bij onderdeel 1 gaan de kinderen tegenover elkaar op de grond zitten. Tussen hen in ligt een
hoepel. Ze gaan nu proberen een bal naar elkaar over te laten stuiteren via de hoepel in het
midden. De bal mag dus maar 1x de grond raken om bij de overkant te komen. Om het na een
tijdje wat ingewikkelder te maken kunnen de kinderen verder uit elkaar gaan zitten zodat het
lastiger wordt om in de hoepel te mikken met de bal.
Onderdeel 2:
Bij onderdeel 2 gaan er twee kinderen tegenover elkaar staan. Eén gooier en één vanger. Vertel
hierbij dat een stratenmaker ook stenen aangereikt krijgt door een hulpje die steeds nieuwe
stenen toegooit. Elk gevangen pittenzakje telt als 1 punt. Deze worden in een bak of in een korf
gelegd zodat ze aan het einde geteld kunnen worden. Daarna wisselen de kinderen van rol en
mag de gooier nu proberen zoveel mogelijk te vangen.
Onderdeel 3:
Hiervoor zet je een bank neer. Aan de lange zijde van deze bank, zet je een andere bank schuin
naar beneden. De kinderen gaan een onderdeel van het beroep van een verhuizer uitvoeren. Ze
staat zogenaamd op de bovenste verdieping van een huis en moeten de verhuisspullen naar
beneden in de vrachtwagen laten glijden. In dit geval staat ze achter de bank en laten ze een bal
via de bank naar beneden rollen. Deze wordt opgevangen in een bak/ korf. Om het na een tijdje
moeilijker te maken kunnen er twee banken op elkaar komen te staat zodat het punt van
waaruit ze moeten rollen hoger wordt. Elk kind mag 1x rollen en weer achteraan gaan staan in
de rij.
Omdat er 3 verschillende onderdelen zijn in deze les in het de bedoeling dat de klas in 3
groepjes wordt verdeeld, zodat er een ronddraaiend circuit kan ontstaan.
58
Samenonderwijsmaken.nl is een initiatief van Pabo Arnhem en Pabo Groenewoud Nijmegen
Titel les
Huizen en bouwen
Vakgebied
Techniek
Doelgroep
Groep 1/2
Tijdsduur
Meerdere lessen verdeeld over twee weken
Korte beschrijving/doel
Techniekproject. Een bundel met 13 kringactiviteiten en 4 gymactiviteiten
Naam auteur(s) en e-mailadres
Mandy Creusen ([email protected])
Chanine Keijzers ([email protected])
Geplaatst d.d.
16 maart 2010