Upload
others
View
5
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
GRIEKSCHE EN ROMEINSCHE MYTHOLOGIE.
WAT IEDEREEN VAN DE
GRIEKSCHE EN ROMEINSCHE
MYTHOLOGIE
WETEN MOET.
DOOR
P. VERKRUIZEN.
AMSTERDAM, COHEN ZONEN.
INLEIDING.
Onder de kundigheden, welke zich voornamelijk on-derscheiden door de aantrekkelijklieid van het onderwerp, door de diepzinnige gedachten welke er in verborgen liggen, en door de alom verspreide toepassing welke haar gedurende alle eeuwen ten deel is ge'vallen, mag wel op een der eerste plaatsen de fabelleer, en meer in het bijzon-der die der Oude Grieken en Romeinen genoernd worden.
De meesten onzer, ook al zouden wij slechts een zeer elementair onderwijs genoten hebben, weten weliswaar jets van deze fabelleer ; wij hebben wel eens gehoord van een Jupiter, van een Apollo of een Minerva; in boeken, in decoratie-werk, op de openbare pleinen onzer steden, aan gevels van gebouwen hebben wij wel eens nimfen of venussen of satyrkoppen aan-schouwd wij gebruiken zelfs talrijke woorden en uit-drukkingen in het gewone dagelijksche leven, die recht-streeks aan de fabelleer ontleend zijn of er ons op een of andere wijze aan herinneren ; wij spreken van herculische krachten, van junonische schoonheid, wij kennen alle de sterreteekens van den Grooten en den Kleinen Beer, de . planeten Uranus, Mars, Neptunus, en planten die haar namen aan de fabelleer ontleend heb-
6
ben, zooals de narcis, de heliotroop, de iris, de cypres,
ja dikwijls spreken wij zelfs woorden of benaming -en uit,
zooals maart, mei, juni, oceaan, atlas, vulkaan, parnassus
en tallooze anderen, zonder de herkomst van deze uit-
drukkingen te kennen, of de oorzaak van haar gebruik
te bevroeden, of het verband, waarin zij staan tot de
oude godenleer in te zien ; en vaak bewonderen wij
in musea of in rnuurschilderingen van particuliere
gebouwen de heerlijkste tafereelen, zonder hun betee-
kenis te doorgronden, zoodat er niet zelden veel van
het belangwekkende, wat daarin gelegen is, voor ons
verloren gaat.
Het moet inderdaad een zeer scheeve verhouding
genoemd worden, dat wij meer belangstelling weet-
gierigheid aan den dag zouden leggen voor onderwer-
pen of zaken, die ver buiten den kring van onze gewone
kundigheden of bezigheden of beschouwing-en liggen,
dan voor die, welke wij dagelijks en in allerlei omstar.-
digheden voor oogen hebben, die onophoudelijk op onze
lippen zijn, en waaraan wij door tallooze voorwerpen,
kunst- of nijverheidsproducten, op de meest verschillende
wijze herinnerd worden.
Hieruit blijkt, welk groot nut er gelegen is in de
kennis, zij moge dan aanvankelijk eenigszins oppervlakkig
zijn, van de fabelleer. Deze leert ons woorden, uitdruk-
kingen of voorwerpen begrijpen, waarvan wij dikwijls de
ware beteekenis nooit zouden hebben vermoed ; zij is
daarenboven van zeer groot nut voor al degenen
welke besloten hebben hun leven aan de studie te
wijden ; zij leert de latijnsche en grieksche talen, zoo
noodzakelijk voor hem die ook maar de geringste stappen
wil doen in de wetenschap, dieper en juister begrijpen,
7
daar het geheele maatschappelijke en publieke lever .
der Grieken en Romeinen met de ideeen van hun label en godenleer doorweven was eindelijk heeft geen schil-der, geen beeldhouwer of wie zich ooit op de beoefe-ning der schoone kunsten heeft toegelegd, eenige be-gaafdheid, bedrevenheid of vermaardheid in zijn vak verkregen, zonder een omvangrijke en diep doorge-drongen kennis van de fabelleer der oude Grieken en .
Romeinen te hebben. Wij moeten hier echter meer in het bijzonder wijzen
op de aantrekkelijkheid, de bekoorlijkheid, de diepzin nige ideeen welke wij in de fabelleer kunnen vinden. Het schoone is ontegenzeggelijk aantrekkelijk en de beoefening der schoone kunsten, het gevoel, de waar-deering van al wat schoon en verheven is, achten wij alle zeer hoog. Nu is de mythologie steeds het aller-eerste en voornaamste onderwerp geweest der schoone kunsten. Zij is het, die aan de beroemdste beeldhou-wers en schilders, Praxiteles, Phidias, Apelles, Rafael, litiaan, de onderwerpen, tafereelen of personen uit de fabelleer hebben verschaft, waarin zij op de volmaaktste wijze, — zoo volmaakt dat zij nooit overtroffen zullen worden ! — de grondregels en de wetten van het schoone hebben uitgedrukt, evenals de muzen der fabelleer de zangers en dichters inspireerden en hun de wetten der toonkunst en dichtkunst deden opstellen.
Zooals later het Christendom zijn idealen zocht in den Christelijken godsdienst, zoo zocht het heidendom de zijnen in zijn mythologie. Daarom molten wij veilig zeggen, dat zooals geen christenkunstenaar er ooit in zal slagen een ideaal voor te stellen zonder de kennis van zijn godsdienst, men ook geen ideaal uit het heiden-
8
dom zal kunnen voorstellen zonder grondig bedreven
te zijn in de godenleer der Ouden.
Maar met de kunst van voor te stellen, staat ook de
kunst van te bewonderen, van te genieten, van zich in
zulk een ideaal te verlustigen, in een zeer innig verband
Onbekend maakt onbemind, en wat wij niet beminnen,
kunnen wij ook niet bewonderen, en daarom zullen wij
zonder eenige kennis van de mythologie maar weinig
g- enot smaken van tallooze bewonderenswaardige schoon-
heden die ons omringen.
In de mythologische tafereelen van een museum zul-
len wij dan meestal niets anders zien dan schoone co-
pien van een reeks schildersmodellen, die haar koude
naaktheid en haar bekoorlijke vormen ten toon spreiden ;
tivi zullen den diepen zin en de veel omvattende be-
teekenis, die er in opgesloten ligt, niet achterhalen, en
onkundig blijven met hetgeen juist de waarde geeft aan
dergelijke kunstproducten.
Daarom hebben wij getracht, in deze weinige blad-
zijden een voldoend overzicht te geven van het voor-
naamste, wat wij, als gewoon ontwikkelde menschen, die
66k de liefde voor het schoone bezitten en gevoelen,
behooren te weten. Wij willen derhalve niet beweren,
een in alle opzichten volledige uiteenzetting te geven
van het zoo omvangrijke gebied der Grieksch-Romein-
sche fabelleer, waartoe, goed beschouwd, verscheidene
folianten vereischt zouden worden. Eenige gravures,
kunstproducten van beroemde schilders of beeldhouwers,
die zich voornamelijk op het weergeven van mytholo-
gische tafereelen hebben toegelegd, en zich daarin op schit-
terende wijze hebben onderscheiden, dienen ter ophel-
dering van den tekst. Om eindelijk een goede volg-
9
orde to geven aan dit heirleger van goden en godin-netjes hebben wij de algemeene verdeeling der twaalf groote godheden gevolgd, rondom welke alle overige goden gegroepeerd zijn, of met wie zij in eenig verband stonden.
Ter vergemakkelijking is aan het einde van dit werkje een naamlijst der goden gevoegd, met verwijzing naar de bladzijden, waar over hen gehandeld wordt.
OVER DE GRIEKSCH-ROMEINSCHE GODHEDEN
IN HET ALGEMEEN.
Onder de godheden, welke door de Grieken en de
Romeinen vereerd en aangeroepen werden, bestond een
bepaalde rangschikking, hetzij volgens haar oorsprong - ,
of de macht die zij bezaten, hetzij volgens haar hoeda-
nigheden, de werken die zij volbrachten of de ambten
waarin zij, in den hemel of op de aarde of in den tar-
tarus, aangesteld waren.
De eenvoudigste rangschikking is die welke de Ro
meinen volgden zij verdient ook de voorkeur omdat
zij een menigte goden en godinnen omvat, die aan-
vankelijk aan de Grieken onbekend, maar later door
de Romeinen uitgedacht of aangesteld waren. Omge-
keerd Dmvat zij tevens alle Grieksche goden en godin-
nen, daar ten slotte nagenoeg de geheele Grieksche
mythologie door de Romeinen werd overgenomen.
De Romeinen onderscheidden hun goden volgens
hun eigen maatschappelijke toestanden [de Romeinsche
staat bestond uit Patriciers, Ridders (ordo equester) en
het yolk (plebs)].
Volgens deze orde verdeelden zij ook hun goden
n.l. in goden, halfgoden en volksgoden.
JUPITER.
II
De eersten, de goden, onderscheidden zij in twee af-- deelingen : de groote goden of Dii selecti, die als he-ware den Hoogen Hemelraad uitmaakten ; en de min-dere goden of Dii conscripti.
Den half-goden was het, wegens hunne groote vert diensten, gegund eveneens onder de goden te leven, of onder hun getal opgenomen te worden, daarom wer-den zij D22 adscriptitii genoemd.
Eindelijk ontstond er een ontelbare menigte yolks godheden, volgens de streken, waar en de wijze waarop zij aanbeden werden ; zij heetten Dii plebeji.
De Groote Goden of Dii Selecti waren twaalf in getal Jupiter, Apollo, IWercurius, Vulcanus, Neptunus, Mars,. Juno, Minerva, Venus, Vesta, Diana en Ceres.
De Mindere Goden of Dii Conscripti waren acht in getal : Sol, Luna, Saturnus, Tellzts, Pluto, Bacchus, Ionia en Genius,
De Halfgoden of Heroes (holden) of Dii adscrz:ptitii waren menschen, die onder de godheden werden opge-- nomen, daar zij wegens hun bijzondere verdienste in den hemel werden verheven ; het waren ook wel zonen van goden of godinnen, die dezen bij stervelingen verwekt hadden en daarom in zekeren zin van goddelijke af-stamming waren. Hun aantal was zeer groot en om-vatte somtijds geheele groepen of geslachten. Onder -hen kunnen o.a. genoemd worden : Hercules, Castor en Pollux, Aeneas, Romulus, enz. Eindelijk werd ook een zeker aantal - Romeinsche Keizers na hun dood onder de halfgoden opgenomen.
De Volksgoden of Dii Plebeji, waren die, welke niet bij de Raadsvergaderingen der goden in den hemel werden toegelaten. Zij stonden in dezelfde verhouding-
I2
-tot de godenwereld als het plebs tot den Romeinschen
Staat. Het waren voor het meerendeel herdersgoden,
zooals Pan, Faunus, Sylvanus, bosch- en woudgo-
•clen, tuingoden, nimfen, dryaden, hamadryaden, satyrs,
.enz. enz. Overigens waren de Grieken en Romeinen gewoon,
alles door een godheid te laten besturen, bij alles zich
de inmenging van een of andere godheid te denken,
alles aan haar invloed toe te schrijven, of van haar af-
hankelijk te doen zijn. Zoo kenden zij godheden voor
•*cle geboorte, voor de kraamvrouw, voor de veeteelt,
voor den landbouw, voor den dag en den nacht,
voor Bergen en steden en geheele gewesten, voor de
geneeskunde, het bruiloftsfeest, voor deugden en ook
ondeugden, voor grootsche en verheven daden, maar
ook voor misdaden en schandelijkheden.
Zooals het Forum in Rome de verzamelplaats werd
van alle volkeren der aarde, zoo werd het ook het punt
van bijeenkomst voor alle goden en godinnen der ge-
theele wereld. Zoowel de Egyptische godheden en de
:goden uit het verre oosten als de Grieksche en Ro-
meinsche werden daar aanbeden. Voor een groot aan-
tal werden te Rome zelfs tempels opgericht en haar
priesters vormden somtijds voorname en machtige par-
tijen, zooals bijv. de priesters van de Egyptische goden
Isis en Osiris. Aan al deze goden werden bloedige of onbloedige
offeranden gebracht. Onder de oudste, de onbloedige
,offeranden, werden gerekend het offeren van de eerstelin-
gen des velds, en van boom- en tuinvruchten ; het uitstor-
ten of plengen van water en wijn over een altaar ; het bran-
den van reukwerken, voornamelijk van wierook, het offeren
Tan melk, honing, olie of in honing gebakken koeken.
I3
De bloedige offeranden bestonden bij de Grieken ent Romeinen in het slachten, dooden of verbranden van dieren, welke offeranden somtijds een grooten omvang-aannamen ; zoo bestond de hecatombe in het dooden van honderd dieren.
Aanvankelijk werd het dier in zijn geheel geofferd of -verbrand ; later bepaalde men zich slechts bij gedeelten ; sommige deelen, voornamelijk de achterbouten en het vet, werden geofferd en het overige als voedingsmiddel gebruikt. Dit was veelal gewoonte bij dieren die eetbaar-waren ; gold het namelijk dieren, die niet door men schen gegeten konden worden, dan werden zij geheel geofferd. Zoo werd b.v. aan Neptunus of aan een rivier-god een paard geofferd, door het geheel in de zee of -in een rivier onder te dompelen en te verdrinken ; aan Apollo werden ezels geofferd, door hun den hals of te-snijden.
In de eerste tijden was de vereering der goden de Grieken en de Romeinen zeer levendig. Maar naar-mate er in Griekenland en Italie onder de philosopheni meer en meer wereldopvattingen en theogonien ont-stonden, de weelde en de verdorvenheid toenamen en ook de wetenschap vorderingen maakte, geraakte het godendom in verval en minachting en gebruikte men de namen der goden en hun eigenschappen meer rhetorische figurer.. Men richtte ter hunner eere tem-pels op, meer ter wille van de feesten waartoe zij jaar-lijks of op vastgestelde tijden aanleiding gaven dan one hen te vereeren of te smeeken. Men gebruikte hen ook om zich onder hun voorwending of bescherming aan allerlei losbandigheden over te leveren of misdaden te
bedrijven ; Mercurius was evenzeer de god der dieven,
1 4
als der kooplieden, en de schandelijkheden welke onder de hooge bescherming van Vrouwe Venus of Isis to Rome en elders gepleegd werden, kunnen hier zelfs niet genoemd worden. Eindelijk werden er onder de belachelijkste voorwendsels goden aange-steld en men richtte zelfs tempels op aan den onbe-kenden God.
Toen het Christendom langzamerhand verspreid werd, verdreef het deze godenwereld geheel uit de. maatschappij. Dat de vereering der Grieksche en Ro-meinsche goden echter zeer diep ingeworteld was, en altijd een verbazenden invloed heeft uitgeoefend op alle maatschappelijk en intellectueel leven, blijkt wel uit het feit, dat men tot zelfs in de tiende eeuw op sommige Zwitsersche bergtoppen heiligdommen aantrof waar Jupiter en Hercules vereerd werden.
Was het godendom der Grieken en Romeinen uit de maatschappij verbannen, in de schoone Letteren bleef het steeds, en is het nu nog een geliefkoosd onderwerp voor dichters, en in de schoone Kunsten voor schilders en beeldhouwers. Meer" dan in andere takken van weten-schap, beschaving en ontwikkeling is ons van de Goden-antiquiteiten, het schoone, het verhevene over gebleven.
Van alles wat schoon en verheven is, en wat wij tegenwoordig ook als zoodanig nog beschouwen, heeft het godendom der Grieken en Romeinen ons de proto-typen gegeven, voorgesteld hetzij in de dichtkunst, hetzij in de schilderkunst, hetzij in de beeldhouw-kunst. De macht en de majesteit in den Olym-pischen Jupiter van Phidias; de vrouwelijke schoonheid in de _ Venus van Praxite/cs; de smart en vertwij-
15
feling- in de Laocoon-groep ; de schranderheid in den
Hermes-kop van Praxiteles ; de mannelijke moed en
kracht in den Apollo van Belvedere enz. ; voorts de
poezie : de epische in de heldendichten van Hornerus
en Virg,ilius ; de lyrische in de Oden van Pindarus en
Horatius, enz. enz. De heerlijke schilderingen uit den
Renaissance-tijd toonen ons eindelijk aan, wrAken invloed
de heidensche godenwereld ook op den tak der schoone
kunsten heeft uitgeoefend.
Het zou ons inderdaad te ver voeren, wanneer wij
alle goden en godjes der Grieksche en Romeinsche
hemelen wilden beschrijven, en ook maar in het kort
hun beteekenis, hun herkomst en geschiedenis vermel-
den. Een groot aantal lijvige boekdeelen zouden hiertoe
vereischt worden. Wij moeten ons dus in dit werkje
bepalen tot de voornaamste, en zullen ons beper-
ken tot de twaalf groote goden, waarbij dan ook de
goden of halfgoden behandeld zullen worden welke
met dezen in nauw verband staan, zoodat wij op deze
wijze toch een tamelijk . volledig en algemeen overzicht
over de geheele godenwereld kunnen verkrijgen.
Rondom deze twaalf groote godheden, die wij met
de vaste sterren aan den hemel kunnen vergelijken,
draait en groepeert en wentelt zich het geheele overige
sterrenheir van planeten en andere beweeglijke hemel-
lichamen.
Alvorens tot de beschouwing dezer goden cr oden en godinnen
over te gaan, moeten wij opmerken dat zij niet
alleen veelal een griekschen en een latijnschen naam
dragen, maar dat dezelfde godheid, hetzij een griekschc,
hetzij een romeinsche, zeer dikwijls een groot aantal
verschillende andere namen draagt, volgens de eigen
16
schappen die hun toegeschreven, of de plaatsen waar
zij vereerd werden.
jupiters, Hermessen, zijn o nder alle denkbare-
vormen voorhanden, en de Venussen, als de godin van
den hevigsten hartstocht in den mensch, n.l. der liefde,.
en van de meest verspreide der menschelijke zwakhe-
den, den liefdeloozen hartstocht, zijn nagenoeg ontelbaar..
JUPITER OF ZEUS.
Jupiter was de hoogste god, zoowel bij de Grieken, die hem Zeus noemden, als bij de Romeinen. De griek-sche naam Zeus of Zeen is ontleend aan het feit dat hij algemeen beschouwd werd als de oorzaak en de onderhouder van het leven door middel van de lucht. De latijnsche naam Jupiter moet afgeleid worden van de woorden : juvans pater, d.w.z. : helpende vader, n.l. de Vader, door wien alles bestaat, alles bestuurd en geregeld wordt.
Naar zijn afkomst van Kronos (den Tijd) en Rhea, wordt hij ook Kronion genoemd. De lucht was het eigen-lijke verblijf en de sfeer van Jupiter. Daarom werd alles wat daarin gebeurde en de veranderingen, die erin plaats grepen, aan hem toegeschreven, en droeg hij daarmede overeenkomende benamingen. Hij werd zelfs dikwijls vereenzelvigd met de lucht zoo lezen wig b.v. bij Horatius (1 Od. I. 25)
„Manet sub jove frigido venator." De jager brengt den nacht door onder den kouden hemel.
Van uit den aether deed hij zijn stem hooren, waar- bij het geheele aardrijk daverde. Dit geluid was de donder, waarom hij dan ook genoemd werd : Jupiter
Mythologic. 2
i8
tonans of hypsibremetes : de donderende Jupiter. Zijn lange zwarte haren, die als dichte regenstralen naar omlaag hingen, doelden op den regen : Jupiter p/uvius. Vooral echter kenmerkte hij zich door de ontwikkeling en de openbaring van zijn hoogste macht, n.l. door het uit-zenden van den bliksem, en droeg daarom den naam van : Jupiter fulg-urans, of fulminans, of keraunios, de blik-semende Jupiter. Evenzoo was hij de god van de sneeuw en den hagel ; maar als opperste god, als de Vader der goden en der menschen, en als de voornaamste, de beste en grootste werd hij genoemd : Optimus en Maximus.
Wanneer het hem behaagde, raad te houden met de andere goden, begaf hij zich naar den berg Olympus, die in Thessalia gelegen was, en zijn top boven de wolken verhief. Deze berg werd door de Grieken over het al-gemeen als de eigenlijke zetel van Jupiter beschouwd, waarom zij hem Olympischen Jupiter noemden, zooals hij bij de Romeinen op het Kapitool zetelde en door hen Kapitolijnsche Jupiter genoemd werd. In den voor-naamsten tempel van Jupiter bij beide volkeren werd hij door een wereldberoemd standbeeld voorgesteld.
In den tempel te Olympia was dit vervaardigd door Phidias, en wel uit goud en ivoor, en bezat kolossale afmetingen, het was namelijk vijftig voet hoog. Op de rechterhand droeg hij het beeld van de godin der Over-winning, die zelf een lauwerkrans in de hand had om hem te kronen ; in de linkerhand voerde hij den scepter der opperste godheid. Het voetstuk, en de troon waarop hij zetelde was opgeluisterd met verschillende tafereelen uit de godenwereld. Het beeld, dat een meesterstuk van beeldhouwkunst was, werd aan het einde der vijfde eeuw door een brand verwoest.
19
De Jupiter van het Kapitool was niet minder be-roemd onder zijn oogen als het ware, werd over het lot der wereld, waarover de Romeinsche heerschappij den scepter zwaaide, beslist van den tempel van Jupiter begaf de veldheer zich met zijn legioenen naar de verst verwijderde hemelstreken en keerde er in triomftocht terug Jupiter openbaarde zijn macht ook door verschil-lende Orakels, ten opzichte waarvan voornamelijk drie heiligdommen bekend zijn, waar hij zijn orakelspreuken gaf, n.l. te Dodona, te Olympia en op den berg Ida op Creta.
Te Dodona in Griekenland bestond dit heiligdom in een gewijd woud van eikeboomen de eik was dan ook op geheel bijzondere wijze aan Jupiter toegewijd, wel-licht omdat de eikel een der voornaamste voedingsmid-delen was van het vroegste menschdom. Daar de Pelas-giers, de oudste bewoners van Griekenland, op die plaats gevestigd waren geweest, werd de Dodonaische Jupiter ook de Pelasgische geheeten.
Ook de Egyptische Jupiter Ammon gaf orakelspreu-ken. Deze Jupiter, wiens naam in de Lybische taal de-zelfde beteekenis heeft als het grieksche Zeus, werd daar voorgesteld door een beeld met rams-horens aan het hoofd de fabelleer verhaalt, dat de beroemde Ammon-tempel gebouwd werd door Hercules of Bacchus.
Jupiter droeg vervolgens nog tallooze andere namen : als god der vreemdelingen en gasten, werd hij genoemd: Zeus xenios of Jupiter hospitalis als beschermer van het goede recht, en bestraffer van onrecht en misdaden : Jupiter vindex als de beschermer van het verbond tus-schen de bewoners van Latium en de Romeinen, heette hij Jupiter Latiaris.
20
Ofschoon Jupiter de hoogste God was, was hij toch
niet de eerste. De fabelleer weet hem nog wel een va-
der en zelfs een grootvader te geven. Ook verheugde
hij zich in het bezit van twee broeders, n.l. Neptunus en Pluto, en verscheidene zusters, waarvan Juno, zijn
latere vrouw, de voornaamste was, en zelfs de hoogste
godin werd.
Wij zagen reeds dat de vader van Jupiter, Kronos genoemd werd. Deze was de god van den tijd, zooals
zijn naam aanduidt, maar ook van de eeuwigheid, als
den onafgebroken voortdurenden tijd. Hij werd voorge-
steld als een grijsaard met een zeis in de hand; later
gaf men hem ook een slang, die zijn staart in den bek
houdt, in de hand, als zinnebeeld van de eeuwigheid,
daar de slang in deze houding een cirkel zonder einde
vormt ; somtijds gaf men den slang ook vleugels om
daardoor de snelheid en het rusteloos voortvliegen van
den tijd of te beelden.
Kronos werd door de Romeinen Saturnus genoemd.
Zijn vader was, bij de Grieken, Uranus, en bij de La-
tijnen Coelus. De fabelleer verhaalt ons omtrent deze drie geslachten,
van goden, het volgende. De drie zoons van Kronos of
Saturnus, die op Creta regeerde, hadden hun vader van
dit eiland verdreven, waarna hij naar Italie vluchtte en
zich daar geruimen tijd schuil hield in het land van.
Latium (hiernaar genoemd, van het latijnsche latere : ver-
bergen, schuil houden.) Hier volgde hij op aan Janus, die toen dit land regeerde en hem gastvrijheid verleend
had. Zijn regeering werd zelfs zoo beroemd dat onder
zijn bestuur de Gouden Eeuw op de aarde heerschte.
De Saturnus-feesten of Saturnalien, die jaarlijks in De-
jUNO.
2I
cember te Rome gevierd werden, herinnerden aan deze gelukkige tijden.
De verdrijving van Kronos uit zijn land was de recht-
matige straf voor dezelfde behandeling, die hij zijn va-
der Uranus of Caelus had aangedaan. Deze Uranus was
de echtgenoot van Gaea (de aarde) en was, indien wij
nog hooger op willen gaan in de afstamming der goden,
voortgebracht door den aether, die voortsproot uit Erebos of de duisteris, welke ten laatste voortgebracht werd
door den Chaos. Uranus, die het heelal beheerschte, werd van zijn
macht beroofd door Kronos, den Tijd, die aan alles een
einde maakt, maar tot straf werd hem voorspeld, dat
hijzelf eveneens verdreven zou worden door zijn kinderen.
Om de voltrekking van deze straf onmogelijk te ma-
ken, verslond hij al de kinderen welke Rhaea zijn trouwe
Bade, hem schonk. Rhaea, ziende dat zij op deze wijze
zonder nakomelingschap zou blijven, besloot haar gemaal
om den tuin te luiden. Vijf barer kinderen, Pluto, N ep-htnus, Vesta, Ceres en Juno hadden reeds dit verschrik-
kelijke lot ondergaan. Om het zesde, Jupiter, van dezen
ondergang te redden, bakerde zij een steen, wond hem
in een dierenhuid en bood hem Kronos aan, als de
vrucht van haar schoot. De gemaal verslond onmiddel-
lijk den gewaanden goden-zuigeling, maar de moeder
vluchtte intusschen naar den berg Ida, waar zij in het geheim haar zoon Jupiter ter wereld bracht. Opdat de
aandacht van den vader Kronos niet zou getrokken
worden door het geschrei van den kleinen god, veroor-
zaakte een aantal jongelingen, Corybanten genoemd,
een geweldig geraas, door luidruchtige, maar klagende
gezangen aan te heffen, met hun speeren op bun schil-
22
den te slaan en in kletterende wapenrusting dansen uit
te voeren.
De kleine Jupiter werd vervolgens verzorgd en op-
gevoed door nimfen, die hem voedden met room en
honig en met de melk van de geit Amalthaea. Zijn
verslonden broeders en zusters schenen echter niet red-
deloos verloren ; nauwelijks had Jupiter den leeftijd van
een jaar bereikt, of hij noodzaakte zijn vader Kronos, door middel van een braakmiddel, hem zijn broeders
en zusters terug te schenken. Bovendien besloot hij zich
op zijn vader te wreken, door diens broeders, de Titans, die hij uit vrees van door hen uit de regeering verdre-
yen te worden, in den Tartarus had nedergeploft, te
bevrijden. Jupiter verjoeg nu ook zijn vader en zetelde
zelf op den Olymp. Maar hierdoor werd opnieuw de
naijver opgewekt van de oudere broeders van Kronos, der Tftans. Dezen riepen de hulp in van de honderd-
armige Reuzen of Giganten en omgordden zich ten strijde
tegen Jupiter, nu den oppersten god.
Zij stapelden bergen op elkander, om de hoogte des
hemels te bereiken : op den Olympus den Ossa, en op
den Ossa den Pelion. Door hun eigenschap van vuur
te kunnen spuwen, joegen zij den goden aanvankelijk
schrik aan, daar zij vreesden dat dientengevolge het
geheele hemelrijk gevaar liep in vlammen op te gaan.
Maar Jupiter behaalde eindelijk de overwinning, dank
aan de vervaarlijke bliksems, welke de Cyclopen voor
hem gesmeed hadden. De Titans werden opnieuw in
den Tartarus nedergeploft, en de Giganten aldaar als
hun bewakers aangesteld. De Titan Atlas was de eenige
die zich aan de zijde van Jupiter geschaard had ; hij
kwam den oppersten god te hulp, door den hemel met
23
zijn schouders te ondersteunen, opdat hij niet zou wan-kelen, in welken zwaren arbeid Hercules hem eenige oogenblikken afloste.
Ofschoon Jupiter nog geruimen tijd te strijden had, om zijn heerschappij over het heelal te bevestigen, be-gon hij toch, met zijn rijk te deelen met zijn twee broe-ders Pluto en Neptunits. Neptunus viel het rijk der zeeen en oceanen ten deel ; Pluto verkreeg het rijk der on-derwereld of den Hades en poiter behield het hemel-rijk, d.w.z. de opperheerschappij over alle goden, voor zichzelf.
Hij huwde achtereenvolgens met drie godinnen : met Metis, die hij verslond, om er, meer dan Kronos, ver-zekerd van te zijn, dat Been kinderen hem van zijn troon konden stooten ; met Themis, die hem de Florae en de Parcae schonk en eindelijk met zijn zuster, de schoone Juno of Hera.
Hij was echter zijn wettige gade weinig getrouw ; de listen, welke hij gebruikte tegenover Europa, Sonde, Danae, Leda, Alcmene en vele andere godinnen, zijn hiervan een bewijs.
Europa, de schoone dochter van Agenor, werd door Jupiter ontvoerd. Deze had zich namelijk onder de ge-daante van een witten stier bij de kudde van Agenor gevoegd. Door zijn makheid trok hij de aandacht van de godin, die hem uit haar hand voederde, met hem speelde, en zich zelfs, al schertsende, boven op hem plaatste. Om van haar bezit zeker te zijn, snelde de stier nu naar den oever der zee, begaf zich te water, en bracht zijn prooi over naar Creta, waar hij haar on-der bewaking stelde van een opzichter, dien Vulcanus voor them uit koper gesmeed had.
24
Nu vertoonde Jupiter zich in zijn ware gedaante, als
een schoon jongeling, en bezocht haar meermalen op
dit eiland. Zij schonk hem drie zonen : Rhadamantus, Minos en Sarpedon.
Senzele, de moeder van Bacchus, werd eveneens door
Jupiter bemind. Maar toen zij, op aanstoken van de
jaloersche Juno, den oppersten god verzocht had, zich
in zijn ware gedaante aan haar te vertoonen, zooals hij
gewoon was voor Juno te verschijnen, werd zij door
den glans zijner majesteit en de vervaarlijke bliksem-
stralen, die aan alle zijden van hem uitgingen, gedood.
Bacchus werd uit den schoot zijner moeder gered
door /Viler zelf, die hem voorloopig een veilig plaatsje
inruimde in zijn eigen heup.
Dance was de dochter van Acrisius, een vorst in den.
Peloponnesus. Jupiter beminde haar wegens haar bui-
tengewone schoonheid, Maar Acrisius, wien voorspeld
was, dat hij door zijn kleinzoon om het leven zou ge-
bracht worden, had zijn dochter in een burgt opgeslo-
ten en liet haar streng bewaken.
Om haar te bereiken, veranderde Jupiter zich in een
regen van gouden mu nten en daalde door de bovenste
opening in het vertrek, waardoor de rook van den haard
ontsnapte, over Dance neder. Dance bracht een zoon, Perseus, ter wereld. Dit bleef
haar vader Acrisins eenigen tijd verborgen, maar na het
gebeurde ontdekt te hebben, beval hij, dat zij met haar
zoon in een kist zou geplaatst worden, en deze in zee
geworpen. Deze kist dreef echter of naar het eiland
Seriphus in den Griekschen Archipel, waar zij door Dictys uit hun onaangenamen toestand verlost en gastvrij
opgenomen werden.
2 5
Leda, was de echtgenoote van Tyndareus, vorst van
Laconie, en de dochter van Thestios. Een dochter van
haar was de beruchte Clytemnestra, die een belangrijke
rol speelde in den Trojaanschen oorlog. De schoonheid
van Leda bracht den machtigen god in verzoeking, ook
tegenover haar een list te verzinnen. Hij nam dus de ge-
daante aan van een zwaan en wist Leda zoozeer te
misleiden en te bekoren, dat deze haar gemaal onttrouw
werd.
Zij bracht twee eieren ter wereld, die Castor en Pol-
lux en Helena bevatten. Leda met den goddelijken
zwaan is steeds een geliefkoosd onderwerp geweest voor
schilders en beeldhouwers. Een der merkwaardigste en
schoonste meesterstukken, dit onderwerp voorstellende,
bevindt zich in de Vaticaansche beeldengalerij.
Bij Alcmene, evenzeer beroemd door haar schoonheid,
verwekte Zeus, gedurende de afwezigheid van haar ge-
maal Anzphytrio, een tweeling, Hercules en Iphicles.
Juno koesterde een grooten haat jegens Alcmene, be-
moeilijkte op buitengewone wijze haar bevalling en zond
op de tweelingen twee groote draken af, om ze te ver-
slinden ; maar reeds toen onderscheidde Hercules zich
door zijn buitengewone spierkracht, door met iedere
hand een der draken te wurgen.
Later verloor Alcmene haar gemaal en huwde den
hierboven genoemden _Rhadamantus; met de Heracliden,
de afstammelingen van Heracles, begaf zij zich naar
Athene.
Deze geheime minnarijen leidden tot herhaalde twis-
ten en oneenigheden met zijn wettige gemalin Juno, die
haar mededingsters steeds met haar wraak vervolgde.
Het zou ons echter te ver voeren, hier in verdere bij
26
zonderheden to treden ; vooral nu wij ook het karakter
van Juno afzonderlijk zullen leeren kennen.
Ofschoon Pluto niet tot de twaalf groote goden be-
hoort, zullen wij hem hier toch eenigszins uitvoeriger
behandelen, daar hem bij de verdeeling van het heelal
het onderaardsche Rijk ten deel viel. De Grieken noem-
den dit Rijk het rijk der Idola, der beelden ; de Latijnen
het rijk der Umbrae, der schimmen. Dit rijk werd ook
genoemd : Hades of Aides, of Avernus of Orcus, onder
welke namen somtijds ook Pluto zelf bedoeld wordt,
daar men hem zich ook voorstelde als een toestand,
n.l. 'als den staat des doods.
Pluto, als god van dit schimmenrijk, werd bijna op
gelijken rang met Jupiter gesteld en daarom wel eens
de Zeus van het rijk der schimmen genoemd, of Jupi-
ter Inferus. Zoo heette hij ook : Jupiter Summanus of
Summus manium, de beheerscher der schimmen. Zijn
onderaardsch Rijk bestond uit een gedeelte waar de
gelukzaligen verbleven, het Elyseum, en een ander voor
hen die zich aan misdaden hadden schuldig gemaakt,
of niet de eer der begrafenis hadden genoten.
Het Elyseum, of de Elyseesche velden, de Eilanden
der zaligen (Insulae beatorum) kunnen wij de plaats
noemen, waaronder de Grieken en de Romeinen zich
hun paradijs voorstelden. Eenigen plaatsten dit rijk in
het binnenste der aarde, evenver verwijderd van haar
oppervlakte, als de hemel boven de aarde verheven is
anderen dachten het zich als een eiland, gelegen aan
de overzijde van den Atlantischen Oceaan ; noch an-
deren plaatsten het zelfs dichterbij, n.l. aan de westkus-
ten van Afrika, op de eilanden der Hesperiden, met hun
boomen, waaraan de bekende gouden appelen groeiden.
2 7
Rondom het Elyseum vloeide de stroom der Verge-- telheid, de Lethe, door welker wateren bij de schim-men alle herinnering-en aan de smarten en rampen, die zij gedurende het bovenaardsche leven ondergaan had-den, weggewischt werden.
Het behoeft niet gezegd te worden, dat de Grieken en Romeinen zich het Elyseum voorstelden als het ge lukkigste oord, wat hun verbeelding zich kon uitdenken ; daar heerschten geen lijden en smarten meer, maar eeuwige vreugde en het verzekerde bewustzijn van een ongestoord geluk. De bewoners verheugden zich in een eeuwige lente en een eeuwige jeugd, genoten den aan genamen omgang met de goden en zagen al hun ver langens vervuld. Daar was ook Been afwisseling van dag of nacht, of verandering van weersgesteldheden, want de zon bescheen dit oord onafgebroken met haar ver-kwikkende stralen.
De Tartarus, het verblijf der schimmen die veroor-deeld waren, geen vaste woonplaats te hebben, maar eeuwig rond te zwerven in de duisternissen, was het tegenovergestelde van het Elyseum.
Rondom de geheele onderwereld stroomde de Styx,. ook Acheron genoemd, een sombere, donkere, rivier, wier woest voortbruischende golven een ontzettend ge-raas veroorzaakten.
Om in de onderwereld binnen te gaan, moesten de schimmen door den bootsma.n Charon over deze on-stuimigen stroom overgezet worden. Om dezen god gunstig te stemmen, legde men den overledene een munt-stukje in den mond ; deze obolum was de prijs welke Charon eischte voor zijn arbeid.
Nadat de schimmen aan gene zijde der Styx waren
28
-aangekomen, doemden ter linkerzijde voor hen de Tar-
tarus, ter rechterzijde het Elyseum op.
Nabij ‘de plaats, waar Charon de schimmen weder aan
land bracht, lag de Cerberus, de groote helhond, de be-
waker van het onderaarsche Rijk. Hij lag aan honderd
ketenen vastgeklonken, en zijn kop was met slangen
bedekt.
Men kan zich 'moeilijk een afgrijselijker monster uit-
denken, dan dat waaronder de Grieken en Romeinen
zich dezen Cerberus voorstelden hij scheen namelijk
alle verschrikkingen in zich te vereenigen en op het
-enkele (geluid van zijn vervaarlijk gebrul sidderde de
geheele Tartarus. Zijn voornaamste doel was, doze te
bewaken, opdat niemand daaruit zou kunnen ontsnappen.
Achter Cerberus zetelde de Rechter der onderwereld,
Minos genaamd, die het beslissende oordeel over de
aangekomen schimmen uitsprak.
Volgens dit vonnis, dat onherroepelijk was, werden de
goeden naar de Elyseesche Velden geleid, of de kwaden in
den Tartarus nedergestort. Hier stroomden twee rivieren,
de Periphlegeton, in wier bedding slechts vlammen voort-
rolden, en de Eridanus, die tot het toepassen van ver-
.schillende straffen aangewend werd.
Behalve door de schimmen werd de Tartarus ook be-
woond door de Furien, welke de Grieken Erynnien noemden. Zij werden afgebeeld onder de gedaante van
afschuwwekkende vrouwspersonen, met slangen om het
.hoofd in plaats van Karen, met brandende fakkels in de
-eene hand en een geesel van slangen in de andere.
De voornaamste onder haar was Tisiphone, met haar
twee jongere zusters Alecto en Megaera. De macht dezer wraakgodinnen bepaalde zich niet uit-
29
sluitend tot den Tartarus, waar zij de veroordeelde
schimmen verontrustten en pijnigden,. maar strekte zich
ook uit tot op de aarde, waar zij de nog in leven zijnde
misdadigers achtervolgden, voornamelijk echter hen die
zich aan doodslag hadden schuldig gemaakt,, en. hen,
die meer bepaald misdrijven hadden gepleegd tegen hun
ouders of andere gewijde personen. Zij d.eden ook haar
invloed gevoelen op de gewetens, door wroegingen en
gewetensknagingen op to wekken.
Voorts werd de Tartarus bewoond door de drie rech-
ters : Aeacus, Minos en Rhadamanizts, die- ook de meest
verschillende straffen toepasten.
Eindelijk behoorden tot zijn bewoners ook de Droo-
men, die in dit rijk der duisternissen en van den nacht
uitstekend op hun plaats waren. Zij werden voorgesteld
onder de gedaante van gevleugelde jongelingen met een
somber, donker uiterlijk ; zij waren uiterst talrijk en..
konden de grootste verscheidenheid van vormen en ge-
daante aannemen.
Zij verlieten den Tartarus door twee verschalende deu-
ren, waarvan de eene uit hoorn bestond, de andere uit
ivoor. Zij die door de eerste deur naar het aardrijk op-
stegen, waren ware droomen ; die door de ivoren deur,
waren niets beteekenende, bedriegelijke droomen.
Rondom het voorhof van Pluto lagen de verschillende
dienaren van de Tartarus verspreid, die voor het meeren-
deel een schrikwekkeiid karakter droegen, en wier func-
tie bestond in het pijnig-en der veroordeelde schimmen,
of in het ten uitvoer brengen van de 1Develen van Pluto. Zoo de Centauren, de Chimaera, de veelhoofdigedraken
en andere dergelijke monstergoden.
De meest bekenden, die in den Tartaru€. gestraft
30
werden, en wier bijzondere goddeloosheid een meer ver-fij .nde wraak van Pluto over zich hadden afgeroepen, moeten hier genoemd worden.
De Danaiden, alien dochters van Danaus, die op een enkele uitzondering na, n.l. Hypermnestra, in denzelf-den nacht haar echtgenooten om het leven hadden ge-
bracht. Zij werden veroordeeld om in een vat, waaruit
de bodem verwijderd was, gedurende de geheele eeuwig-
heid water te scheppen.
Ixion en zijn vader Plilegyas. De eerste had zijn
schoonmoeder om het lzven gebracht, door haar in een
vuur te storten. Daarna beleedigde hij de godin Juno en werd door Jupiter zelf in den Tartarus nedergeploft.
Hier werd hij met slangen aan een rad vastgeboeid,
dat onder de onafgebroken geeseling door de furien,
in eeuwigdurende beweging rondwentelde.
Zijn vader, die koning was in Thessalie, had zich aan
een buitengewone misdaad schuldig gemaakt door den
tempel van Appollo in vlammen te doen opgaan. Hij
werd onder een ontzettend rotsblok vastgeklonken, waar
vreeselijke angsten hem in alle eeuwigheid verteren, daar
deze geweldige steenmassa hem onophoudelijk dreigt
te verpletteren.
Tantalus, was een afstammeling der goden, en maakte
zich schuldig aan een lange reeks van misdaden, waardoor
hij zich ten siotte de wraak der goden op den hals haalde,
waarin geheel zijn geslacht, de Tantaliden, moest deelen.
Tantalus klapte uit de school der goden, ontsluierde
hun geheimen aan de aardsche stervelingen, schonk
hun nectar en ambrozijn, die hij aan de tafel der goden
.ontstolen had, en zette dezen zijn eigen noon Pelops voor, dien hij zelf geslacht en gebraden had.
31
Tot straf voor zijn misdaden werd Tantalus in de reeds genoemde rivier Eridanus geplaatst, waarvan het water hem tot aan de kin reikte. Door een onverdragelijken Horst gekweld, Wilde hij deze steeds lesschen door van dit water te drinken ; maar bij de minste beweging zakte dit naar omlaag, zoodat hij door eeuwigen dorst gefolterd werd. Boven hem daalden ook de rijk beladen takken van vruchtboomen, die op den oever stonden, over hem neder, wier vruchten door haar aanlokkelijk-heid zijn begeerte om zijn honger te stillen, nog ver-hoogden. Maar wanneer hij er de hand naar uitstrekte, om er zich meester van te maken, weken zij plotseling terug, zoodat hij, te midden van dien overvloed, steeds door een eeuwigdurenden honger gekweld werd.
Sisyphus werd in den Tartarus nedergeploft, omdat
hij Anticlea, de dochter van den rooverhoofdman An-
tolicus, onteerd had. Hij stond bekend als een groote wijze en schrandere, maar tevens slimme en geslepen man ; maar al zijn wijsheid en slimheid redden hem niet van den Erebus, waar hij veroordeeld werd, een zwaren steen tegen een berg op te rollen. Zoodra hij bijna den top van den berg bereikt had, zonk de steen weder naar omlaag, zoodat zijn straf de geheele eeuwigneid onaf-gebroken voortduurde.
Het bijna bereiken van den top van den berg, door Sisyphus, het bijna verpletterd worden door de steen
van Phlegyas, het bijna grijpen van de verlokkelijke'
appels door Tantalus, geven ons een duidelijk idee van
van het nagenoeg gelijkvormige karakter van de straffen, welke in den Tartarus werden toegepast.
Over deze geheele wereld van gelukzaligen, veroor-deelden, straffende goden en wraakgodinnen heerschte
32
Pluto, de zoon van Kronos en de broeder van Jupiter en Neptunus.
Het behoeft niet gezegd te worden, dat Been enkele
onder de schoonen van den Olymp zich bijzonder ge-
trokken gevoelde, het huwelijksgeluk met Pluto te deelen
in die onderaardsche verblijven. Ofschoon hij ook den
scepter zwaaide over de Elyseesche velden, was zijn
karakter toch overwegend ernstig en somber, en zijn
rijk niet zoo onbegrensd als dat van Jupiter. Pluto besloot dus, tot geweld zijn toevlucht te nemen,
en roofde de schoone Proserpina, de dochter van
Jupiter en Ceres. Deze jeugdige maagd beyond zich op
zekeren dag op een wandeling op niet verren afstand
van den berg Etna, nabij de stad Enna, waar zij zich
vermaakte met bloemen te verzamelen. Onverwachts
kwam Pluto op zijn wagen te voorschijn, tilde haar bij
zich in zijn voertuig en voerde haar, niet ver van Sy-
racuse, naar zijn onderaardsch verblijf.
Haar ongelukkige moeder, Ceres, werd door smart
en wanhoop verteerd, en daar de ontvoering zoo plot-
seling had plaats gehad, en Jupiter zoo snel met Pro-
serpina onder de aarde verdwenen was, dat zij zelfs
niet vermoeden kon, waar haar dochter zich ophield,
wendde zij zich tot den zonnegod Helios, die haar door
een zijner stralen ontdekte in de onderwereld.
Uit wrack deed Ceres, die de godin der vruchtbaar
heid was, de geheele aarde verdorren en wendde zij
zich tot Jupiter zelf, om zijn hulp in te roepen, en haar
hear dochter terug te schenken.
Jupiter beraadslaagde nu met de overige goden en
dezen sloten zich bij hem aan, om hun invloed bij
Izipiter's broeder te doen Belden, en Pluto over te halen,
33
Proserpina aan de ongelukkige moeder weder te geven.
Zij konden echter van den machtigen god slechts ver-
krijgen, dat hij zijn gemalin gedurende een vierde ge-
deelte van ieder jaar aan haar moeder afstond, terwijl
zij den overigen tijd van het jaar bij hem in de onder-
wereld moest doorbrengen.
Proserpina schikte zich langzamerhand in het droe-
vige lot, dat haar beschoren was zij werd Pluto zelfs
een getrouwe gade, maar schonk hem geen kinderen.
Proserpina, wat een Latijnsche naam is, en ook door
dezen Libera genoemd werd, heette bij de Grieken :
Persephone, een woord dat den toestand van verderf
en verwoesting van het lichaam door den dood te
kennen geeft. Wij kunnen hierin een afbeelding of een
zinnebeeldige voorstelling zien van het zaad, waarvan
haar moeder Ceres de godin was, en dat vooraf in de
aarde nederdaalt, om na daar ontbonden en als het
ware verwoest te zijn, weder boven de aarde opschiet,
zooals Proserpina gedurende de zomermaanden naar
haar moeder terugkeerde.
Proserpina werd voornamelijk in Sicilie, waar haar
ontvoering had plaats gehad, vereerd bij de Dorische
Grieken droeg zij den naam van Cora. Ook werd haar
op bijzondere wijze eer gebracht in de Mysterien van
Eleusis.
Pluto was ook de beer en meester van alle kostbare
metalen en edelgesteenten, die in de aarde verborgen
zijn, en daarom de god van den rijkdom. In dit op-
zicht wordt hij ook Plutus of Ploutos genoemd en als
een blinde voorgesteld.
Ook de schimmen werden beschouwd als deelgenoo-
ten in den rijkdom van Pluto, daar zij niet de geringste
Mythologic. 3
34
ibehoefte meer gevoelden aan de schatten welke zij
weleer op de aarde bezeten hadden. De herinnering er
aan verloren zij zelfs bij bun overtocht over de Styx.
En daar de Romeinen het Bemis aan behoeften als den
grootsten rijkdom beschouwden, werden de schimmen
de rijksten genoemd.
Pluto werd in tallooze tempels zoowel bij de Romei-
nen als bij de Grieken vereerd ; men bracht hem bloc-
dige offeranden, en stelde hem voor, beklced met
nagenoeg dezelfde majesteit als zijn broeder
,ofschoon zij bij den onderaarschen god een meer
ernstig- en somber karakter draagt.
Anderen maken onderscheid tusschen Phan en P/11111S,
welken laatste zij voorstellen, als gedragen op den arm
van de godin Fortuna, terwijl Pluto, de god der onder-
wereld gewoonlijk afgebeeld wordt, begeleid door zijn
hellehond, den schrikwekkenden Cerl,cras.
DE
NIJ
LG
OD
.
NEPTUNUS OF POSEIDON.
117eptunus, de zoon van Kronos en Rhea, de broeder van Jupiter en Phito, ontving bij de verdeeling van het heelal, de onbeperkte macht over het water-element. De Grieken noemden hem Poseidon, of Fosidan of Fo-sidaijn, alien namen waardoor degene aangeduid wordt die het aardrijk besproeit en drenkt. Hij droeg ook de naam van Melanthos, van de zwarte baren, die als het ware een witte bloemkroon van schuim dragen.
Men noemde hem ook Oceanus, onder welken naam hij voornamelijk als de oudste der goden en hun aller vader voorgesteld werd. Want uit den Oceaan duiken de zon, de maan en de sterren op, die zij als goden beschouwden.
_ATeptunus oefende een onbeperkte heerschappij uit over alle wateren, over oceanen en zeeen, over stroo-men, rivieren, meren, beken, vijvers en moerassen, over de stormen en winden waarmede hij de baren op-zweepte, over de aardbevingen, waardoor hij te midden van de golven eilanden deed verrijzen, of andere, reeds bestaande, in de diepte verzinken. • In deze laatste hoe-danigheid werd hij door de Grieken ook Sisithion, Eno-sichaeus of Enosidas genoemd, Welke woorden de macht aanduiden om de aarde te bewegen.
36
Ncptunus wordt afgebeeld onder de g -edaante van een krachtigen man, met langen baard, en een drictand, tri-dens of triaena genaamd, in de hand. Gewoonlijk stelt men hem voor in een zeewagen, bespannen met half-vischvormige paarden, waarmede hij over de baren snelt. Door dezen Drietand oefende hij voornamelijk zijn macht uit, hij zweepte er de golven mede op, of bracht ze tot bedaren ; wanneer hij er mede op de aarde sloeg, werd deze tot in haar grondvesten geschokt. Hij joeg en de waterstroomen mede over het land, om zich op andere goden of stervelingen to wreken, of brokkelde de kust-streken er mede af, zoodat steden en dorpen, die daarop gelegen waren, door de onstuimige wateren verzwolg -en werden.
Op tallooze plaatsen was aan dezen god het paard toegewijd. Aanvankelijk werd hij zelfs alleen als een veldgod beschouwd, die uitsluitend een beschermgod van paardenrassen was. Hierom werd van hem gezegd dat hij de paarden leerde toomen en breidelen, en wend hij Hippios of Equester genoemd.
Meer in het bijzonder werd Neptunus vereerd als de god van bepaalde stroomen, hij werd dan een riviergod en nam als zoodanig vaak andere namen aan. Sommige dichters noemden deze riviergoden afzonderlijke goden, en zonen van Neptunus of zonen van den Oceaan.
Veelal werd de riviergod afgebeeld onder de gedaante van een g-rijsaard, met een langen, van water doorweek-ten baard, en een krans van zeewier om de verwarde haren ; hij was in liggende houding geplaatst en leunende op een groote kruik, waaruit water vloeide.
Een der meest bekende beelden, Welke zulk een ri-viergod voorstelt, is dat van de Nijl, wat zich in Va-
37
ticaansch Museum bevindt. De god rust hier op een
sphinx, het zinnebeeld van Egypte, en naast hem
zien wij een Hoorn van Overvloed, welke de vrucht-
baarheid voorstelt, die door de wassende wateren van
de Nij1 over de dorre zandvlakten van Egypte verspreid
wordt.
Ook de Tiber werd door een riviergod afgebeeld,
dragende in zijn opgehcven rechterhand een palmtak,
terwijl aan zijn zij de een wolvin geplaatst is, die twee
kleine knapen Romulus en Rem/12/s zoogt.
Het paleis van Neptunus was op den bodem der zee
gelegen ; het bestond geheel uit kristal, parelmoer en
kostbare edelgesteenten. Daar troonde hij met zijn ge-
malin Amphitrite, een dochter van Nereus en de zuster
van Thetis. Volgens de onstuimige beroeringen der zee,
-welke zij kon veroorzaken, werd zij ook Htzlosydne ge-
noemd, en wanneer zij, zonder vergezeld te zijn van
}mar goddelijken gemaal, alleen in haar wagen over de
zeeen zwierf, was ook zij gewapend met haar drietand.
Nooit trokken zij over de schuimende baren der zee,
zonder vergezeld te zijn van een talrijk gevolg zeegoden
en godinnen, zeemonsters en visschen, vooral van dol-
fijnen, die hun bijzonder toegewijd, en zelfs hun boden
waren ; aan alle zij den werden zij omstuwd door Tritons,
Nereideu, en Waternimfen, die door middel van schelpen
een luid weerklinkend geschal deden hooren ; voorts
Ivaren zij gewoonlijk overdekt met schuim, zeewier en
andere zeeplanten, terwijl hun wagers gesierd waren
met schelpen en parelen. In alles herkende men dus
bet karakter van den zeegod, die over de wateren ge-
hood, daarin woonde, en zijn waar element vond.
Triton, die zijn naam gaf aan de tritons, die Nep-
38
tunits vergezeiden, was de zoon van Neptunus. De tritons hadden een halfmenschelijke, halfvischvormige gedaante, met kieuwen en vinnen, ofschoon zij ook een breeder mond hadden ; hun ambt bestond voornamelijk hierin ; om niet alleen Neptunus te vergezellen, maar ook de schoone Nereiden over de wateren te drag -en, zoodat zij in het gevolg van Poseidon den laagsten rang bekleed-den. Op het hoofd droegen zij een krans van zeewier, en in de handen groote schelpen, of zeehoorns, waar-mede zij den aantocht van den god AV/units aankon-digden.
De vijftig- 'Nereiden, die tot het gevolg van Wept/in/Ls-behoorden, waren • de dochters van Nereus en Doris; zij droegen elk een afzonderlijken naam en waren bui-teng-ewoon schoone nimfen die eveneens een onderzeesch paleis bewoonden ; naar haar moeder Doris werden zij ook dikwijls Doriden genoemd.
Een deter Nereiden was de beroemde Thetys die ook Argyropeza, de wit-gezoomde of de zilver-voetige werd genoemd. Zij was de moeder van Achilles.
Zooals Jupiter werd ook A/rept/in/is zijne gemalin me-nigmaal onttrouw en zijn er van hem een aantal andere zonen dan Triton bekend. Een der voornaamsten was de cycloop Polyphemus, van Siciliaanschen afkomst. Hij had zich een verblijf opgericht aan de kusten der zee, waar hij zich verrijkte met de goederen der schip-breukelingen, die aan zijn strand kwamen aanspoelen. Over het algemeen werd hij afgebeeld als een onbe-schaafde, woeste natuur, die zich zelfs niet ontzag, zich met menschenvleesch te voeden, en de aangedreven schipbreukelingen te verslinden ; iets waardoor hij zich onderscheidde van de overige cyclopen, die rondom
39
hem woonden en een meer zachtaardiger karakter bezaten.
Utyssus, die op zijn zwerftochten door een storm op,
de Siciliaansche kusten werd geslagen, haalde zich de wraak van Xcptunus op den hals, door diens Z0011
PO/JP/LC/M/S, met een in het vuur puntig en gloeiend
gemaakte balk het eenige oog uit te branden, wat de-
monsterachtige cycloop in het midden van het voor-
hoofd bezat.
Ook Agiizor van wien hierboven reeds melding ge-
maakt is als den vader van Europa, was een noon van
Neptunus en Lybia, de dochter van Epaphus. Zijn broe-
der Bc/us, die Neptunus eveneens door dezelfde Lybia geschonken werd, was de vader van Danaiis en Aegyp-
/us, naar wien de landstreken langs de mondingen der
Nijl, waar hij regeerde, Egypte genoemd werden.
Nip/inns beminde vervolgens een zekere Cacnis, die
zich bijzonder onderscheidde in een gevecht tegen de
Centauren. Om haar voor haar liefde te beloonen, had .
Nepiunus haar op haar verzoek in een man veranderd,.
die niet alleen begaafd was met buitengewone lichaams-
krachten, maar ook onkwetsbaar was. In dezen staat
versloeg hij een groot aantal Centauren, maar daar hij,
door Been enkel wapen kon gewetst worden, stapelden
zij zulk een hoeveelheid hout op zijn lichaam, dat hij
er onder verstikte. Zijn ontzield lichaam werd in een
6o- o- grooten roofvogel veranderd.
Men verhaalt van Neptunus, dat hij met Apollo de
muren van Troje opgebouwd heeft. Om hun den prijs,
welke zij daarvoor bedongen hadden te betalen, had
Laomedon, koning van Troje, de tempels van deze twee
godheden van al hun kostbaarheden beroofd en voldeed
hiermede zijn schuld.
40
Hij had intusschen gezworen, deze schatten weder
aan de tempels terug te schenken, maar was niet ge-
trouw aan zijn eed. De vertoornde ATeptunus zond daar-
om een schrikwekkend zeemonster naar de Trojaansche
kusten, waar het tallooze onheilen verspreidde.
Laomedon kon van deze ramjen niet verlost Ivorden,
tenzij door zijn schoone dochter Hesione op te offeren.
Op bevel van het orakel moest deze vastgebonden en
op het strand geplaatst worden, waar zij ten prooi-zou
dienen aan het zeemonster. Intusschen werd dit \\Teed-
aardig bevel wel ten uitvoer gebracht, Maar Hesione
werd door Hercules uit haar hachelijken toestand ver-
lost, nadat hij het monster verslag-en had.
Meer in het bijzonder moeten hier onder de godheden
van het natte element, waarover Neptulius zijn drietand
zwaaide, genoemd worden de Sirenen, Galatea en Proteus.
Volgens eenigen waren de Sirenen waternimfen die
tot het gevolg van Proserpina behoorden anderen ver-
melden dat zij dochters Ivaren van Ackethus, den rivier-god, die met Hercules om het bezit van de schoone Dejanira streed, en de gave bezat, zich in velerlei ge-
daanten te kunnen veranderen.
Zij bewoonden eenige klippen in den omtrek van het
eiland van Circe. Door haar heerlijke gezangen lokten
zij de voorbijvarenden naar haar woonplaats, waar zij,
na genaderd te zijn, op de klippen gesleurd en door
de Sirenen gedood werden. De tallooze beenderen en
geraamten, die de omliggende rotsen overdekten, getuig - -
den van de slachtoffers die zij door haar bekoorlijke zangen
verleid hadden. Gewoonlijk worden de Sirenen afgebeeld als
nimfen, met een menschelijk bovenlichaam en het onder-
lijf in den vorm van een visch, op rotsen zittende zing-en,
4'
of op zeeschelpen blazend somtijds worden haar ook
vleugels gegeven. Sommigen onderscheiden twee Sirenen,
n.l. Aglaopheme en Thelxiepia, anderen drie : Parthenope, waarnaar weleer de stad Napels genoemd werd, Lib is en Leucosia ; anderen eindelijk nemen er een groot on-
bepaald aantal aan.
Galatea was een vermaarde zeenimf, voor vie de
wanstaltige Polyphemus liefde koesterde. Daar zij echter
doof bleef voor zijn liefdesaanzoeken, en den schoonen
Acis, den zoon van de nimf Simethis, beminde, besloot
Polyphemus zich op haar te wreken. Hij betrapte hen
aan den voet van den Etna, waar hij een vervaarlijk
rotsblok op hen nederslingerde. Galatea vluchtte in zee,
maar Acis werd verpletterd en veranderd in een kleine
beek.
Proteus was de wijste der zeegoden hij bezat alle
kennis, de gave van voorspelling en kon zich onop-
houdelijk van gedaante veranderen. Hij bezat een over-
schoone dochter, Idothea genaamd, die, evenals hij, zich
op waarzeggerij toelegde. De latere fabelleer stelt hem
voor als den opzichter over de kudden zeerobben van
Neptunus, phocae genaamd. Alleen aan hen die in staat
waren, hem onder dezelfde gedaante vast te houden,
voorspelde hij de toekomst.
Proteus werd vooral vereerd te Athene en in Egypte,
waar sommigen ook zijn verblijf plaatsen.
JUNO OF HERA.
Juno, in het Grieksch Hera genaamd, en uit den Tijd,
Kronos of Sit/trims geboren, was de zuster van Jupiter,
wiens gemalin zij later werd.
Wij moeten ons deze zonderlinge verhouding van het
huwelijk tusschen deze twee godheden voorstellen als
een verpersoonlijking van natuurkundige toestanden, zoo-
als de oude Grieken zich deze dachten.
Zij zagen namelijk in de lucht twee elementen, of
twee afdeelingen de bovenlucht, de ijlere, fijnere lucht„
waarin de bliksem heerscht, en waarin zij Jupiter plaat-
sten, en de benedenlucht, de grovere, zwaardere lucht,
of aer (vanwaar ook de Grieksche naam Hera),.
waarin zij de opperste godin Juno plaatsten, terwijl zij
haar als bode Iris of den Regenboog gaven de wolken
namelijk, waaruit de regen nederdaalt, en de regenboog
die opnieuw den glans der zon aankondigt, bevinden
zich dichter bij de aarde, in de lagere luchtstreken.
Geen wonder dus, dat zij zich deze twee luchtsoorten,
die van nature zooveel overeenkomst vertoonden, als
broeder en zuster voorstelden, en daar de twee soorten,
de bovenlucht en de benedenlucht, onmerkbaar en ge-
heel en al in elkander overgaan en met elkander sa-
43
mensmelten, versterkten zij in bun voorstelling client innigen band tusschen de twee godheden nog, door-zich broeder en zuster als gehuwd te denken.
In deze hoedanigheid deelde Juno dan ook in de-zelfde koninklijke waardigheid als Jupiter, en was zij de verpersoonlijking van alles wat statig, voornaam, edel en verheven genoemd kan worden. Daarom was haar gewone bijnaam : regina, d. w. z. koningin.
De liefdesgeschiedenis van god Jupiter- en de wonder-- lijke gebeurtenissen, welke het huwelijk van den opperste-der goden met de schoone Juno ten gevolge had,. herinneren aan de andere reeds vermelde listen van den slimmen beheerscher van het heelal.
In die dagen, waarin Jupiter liefde begon te g-evoelen, voor zijn maagdelijke zuster, leefde deze op het eiland_ Samos (waarnaar haar benaming : Sarnia) en bood her-- haaldelijk weerstand aan de dringende aanzoeken van, den hoogen god. Daar zijn bidden en smeeken vruchte-loos bleven, besloot hij zijn toevlucht te nemen tot een list, om, door haar medelijden op te wekken, haar hart te verteederen. Hij bespicdde haar gedurende een, wandelingen in den omtrek van den berg Thornax, deed plotseling een hevigen storm ontstaan, en veranderde-zichzelf in een koekoek, onder welke gedaante hij zich, op weg begaf, blootgesteld aan de hevigste plasregens,. de stormwinden en de bliksems die het luchtruim ,
doorkliefden.
Daar zijn vleugels doorweekt werden door den over-vloedigen regen, en hij in het vliegen belemmerd werd,, liet hij zich nedervallen aan de voeten van Juno, die,, overvallen door het onweder, haar woning schijnbaar nog niet bereikt had.
44
Deze, door medelijden bewogen op het gezicht van
,den doorweekten vogel, nam hem op, droogde hem, en
verwarmde hem aan haar boezem. Toen Jupiter zich
echter zoo dicht nabij haar hart gevoelde, slaagde hij
er g-emakkelijker in, haar van zijn liefde te overtuigen
en haar tot het huwelijk te bewegen.
Nadat hij zijn aangenomen gedaante weder had afge-
legd, de storm bedaard en van beide zij den tot
het huwelijk besloten was, werden de eerste maatregelen
tot de plechtige viering getroffen en het huwelijk later
voltrokken op het eland Creta. De koekoek was haar,
naar aanleiding van dit merkwaardige voorval, geheel
bijzonder toegewijd.
Juno were, over het algemeen bescli -iouwd en vereerd als de
godin, die bij de geboorte van den mensch hulp verleende.
Door de geboorte begint de mensch het daglicht fe
aanschouwen ; daaroni werd Juno, die den mensch deze
gave schonk, lucina genoemd naar het latijnsche : lux, wat licht beteekent. Om dezelfde reden werd zij ook
aanbeden en aangeroepen als de godin van het huwelijks-
verbond en van- den huwelijks-trouw, en droeg zij in
deze hoedanigheid velerlei namen, welke alle op het
huwelijk betrekking hebben, zooals : de grieksche : Game- Telia, Zygi a, en de latijnsche : Pronuba, Adulta,
Fuga, enz. ; zij was tevens de beschermgodin van het
geheele vrouwelijke geslacht ; daarentegen wreekte zij
zich op geheel bijzondere wijze aan hen, die zich schuldig
-maakten aan overtredingen van de huwelijkswetten.
Zooals van het huwelijk, zoo was zij ook de bescherm-
godin van het huisgezin, dat het gevolg er van is ; zij
was het toonbeeld der ware trouwe echtgenoote en de
prototype der naarstige en zorgzame huismoeder.
45
Haar onveranderlijke huwelijkstrouw, die zoo vaak inY strijd was met de listige liefdesavonturen van haar hoogen
maar lichtzinnigen gemaal, was oorzaak dat het huwelijks-
leven van de twee opperste godheden niet tot de ge-
lukkigsten kon gerekend worden. De gebreken van haar
eig-en karakter, dat niet vrij te pleiten was van trotsch-
heid, ijdelheid en jaloerschheid, voegden er het hunne
bij, om de huiselijke twisten van dit godenpaar tot de
ergerlijkste tooneelen te doen stijgen. De lichtzinnigheden
en vrijheden welke Jupiter zich veroorloofde tegenover
een groot aantal andere godinnen in zijn uitgestrekt
rijk, die vaak om de gunst van den verhevenste der
goden wedijverden, wekten herhaaldelijk de achterdocht
van de trouwe en jaloersche /w/o, die zich niet tevreden
stelde met zich weinig zachtzinnig te betoonen tegenover
haar gemaal, maar ook de godinnen, die haar plaats
tijdelijk ingenomen en de kinderen welke zij den god
der bliksems geschonken hadden, met haar onverzoen-
lijken haat en wraak te vervolgen.
Zoo zien wij dat zij, toen Hercules nog slechts een
zuigeling was, twee monsterachtige slang -en op hem af-
zond, om hem reeds in den wieg te dooden. /o, die in een koe veranderd was. order welke ge--
daante Jupiter haar trachtte te onttrekken aan de oogen
van zijn gemalin, werd door haar achtervolgd met een
zwerm bijen, die haar onophoudelijk verwondden. Ook /no, een dochter van Cadmus moest de wrekende-
macht van Juno ondervinden. Zij was de min geweest
van Bacchus, dien Semele, een zuster van Juno, aan
Jupiter geschonken had. Zij veroorzaakte den dood van_
/no's oudsten zoon, Learchus, doordat deze tegen een,
rots verpletterd werd.
46
Callisto, (de schoonste), een dochter van Lycaon, be-lloorde tot het gevolg van Diana. Jupiter geraakte ver-
liefd op deze schoonste aller nimfen en bezocht haar
onder de gedaante van Diana zelve. De vrucht van deze
liefde was een zoon, Arcas genaamd, die later ziju naam
.. schonk aan het land van Arcadie en aan zijn bewoners
de Arcadiers. Uit, jaloerschheid veranderde Juno Callisto in eene berin ; onder deze gedaante zwierf zij geruimen
tijd rond, maar behield toch het gebruik van haar verstan-
delijke vermogens.
Toen Arcas inmiddels opgegroeid was, ontmoette hij
, op zekeren dag zijn moeder in die dierlijke gedaante
op de jacht, en maakte zich gereed, de berin neder te
vellen. Callisto herkende haar zoon, maar trachtte niet
door de vlucht aan zijn doodelijke pijlen te ontkomen.
Jupiter werd echter bij dezen aanblik door medelijden
bewogen, belette den zoon zijn moeder te dooden, ver-
anderde ook Arcas in de gedaante van een beer, en
plaatste beiden aan den hemel, waar zij, als de sterren-
beelden van den Grooten en den Kleinen Beer, schitteren.
iresias, de zoon van Eucres en de nimf Chariclo werd door Juno met blindheid ,g-eslag,en, omdat hij ten
haren nadeele beslist had in den strijd tusschen heL
verheven huwelijkspaar, wie van beiden, de man of de
vrouw, het grootste genot smaakte in het huwelijk.
Tiresias was narnelijk weleer gedurende eenigen tijd in
een vrouw veranderd geweest door de aanraking van
twee slangen, zoodat hij ter wergild de eenige was, die
slit eigen ondervinding in deze moeilijke vraag kon
beslissen.
Middelerwijl mishaagden deze minnonijd en Nvraakz u c h van Juno aan Jupiter, waarom hij haar op zekeren
47
keer op den Olymp in boeien liet slaan en haar ver-
schillende straffen deed ondergaan.
Werd Juno als godin van het huwelijk, en zelf als
gehuwde godin vereerd, ook als toonbeeld van maag--
,delijke schoonheid werd zij overal aanbeden.
De Junonische type werd zelfs als het ideaal van vrouwe-
lijke schoonheid beschouwd, ofschoon Paris in den beken-
den strijd op den berg Ida ten gunste van Venus besliste.
Haar schoonheid werd echter geheel verschillend voor-
so-e teld van die van de laatstgenoemde godin ; de bekoor- - z, 6
lijke bevalligheid van Venus maakte bij haar plaats voor
de indrukwekkende majesteit ; Venus' schoonheid was
--verleidelijk ; die van Juno, eerbiedwekkend ; Venus' ver-
lokkelijke blikken boeiden den beschouwer aan haar
-onvergelijkelijke schoonheid en deden hem er zich in
-verlustigen ; Juno's gebiedende blikken dwongen hem,
-de hare te bewonderen. fimo wordt veelal door Ho-merus kzeco/cnos genoemd, d. w. z. de blankarmig-e —
-weg-ens de buitengewone schoonheid van, haar voile
blanke armen. Dit afzonderlijk kenmerk der schoone
.godin treedt op bijzondere wijze op den voorgrond
het beroemde standbeeld van Juno, dat in het Vaticaaa
te Rome bewaard wordt, waarvan het geheele lichaam
.g-edrapeerd is, maar alleen de armen en een klein
.deelte van den maagdelijken boezem ontbloot zijn.
Over het algemeen was in de schoonheid van Juno het edele, het verhevene en majestueuze, het statige
en ideale overheerschend en bezat dus, voor de gewone .sterveling-en, niet die aantrekkelijkheid, welke de schoon-heid van Venus wekte. Uit het huwelijk van Jupiter en Juno sproten vier godenkinderen voort : Hele en Iliikyfa, Mars en Uzi/callus of Hephaest3s.
48
Daar deze twee laatsten tot de groote goden behoo-
ren, zullen wij later op hen terugkomen.
Hebe, de eerste dochter, werd door de latijnen //wen-tas, de huwbare jeugd, en door de grieken Dia, de
goddelijke, en Ganymeda, de opgeruimde, genoemd ;.
deze laatste naam was zelfs de oudste, dien zij droeg,
en onder hem werd zij in Griekenland vereerd in een
woud van heilige cypressen nabij de stad Phliaesia.
Wegens haar frissche, schoone jeugd, waardoor zij
aan alle goden welgevallig was, werd zij op den Olym-
pus aangesteld in het ambt van Schenkster der goden.
Toen later Hercules na zijn vuurdood in het gewaad
van Dejanira op den berg Oeta, naar den hemel was
opgestegen, trad hij met Hebe in het huwelijk.
llytkia, de tweede dochter, wordt niet zelden ver
ward met Diana, die eveneens dezen naam droeg. Zij
wordt ook Eilithyia of Eleutho genaamd ; somtijds wordt
er ook gesproken van meer dan eene Ilythyia, die alle
dcchters van Juno zouden geweest zijn.
Ilythia, de dochter van Jupiter en funo, was de godin
der geboorte, en werd door haar hemelsche moeder
naar het aardrijk tot de stervelingen uitgezonden, om
de in barensnood verkeerende vrouwen bij te staan, of
haar smarten te verhoogen en de bevalling te bemoei-
lijken. In deze hoedanigheid werd zij afgebeeld onder
de gedaante van een vrouw met een scherpe speer in
de hand, om daardoor de vlijmende smarten van het
baren zinnebeeldig voor te stellen.
Juno wordt veelal afgebeeld met een pauw aan haar
zijde. De oorsprong van dit gebruik moet gezocht wor-
den in hetgeen de fabelleer ons mededeelt omtrent de
in een koe veranderde Io, de dochter van Thachus,.
MINEl{V\, .
49
welke schoone door Jupiter bemind en onder deze
gedaante verborgen werd, om haar voor Juno schail te
houden. De achterdocht van de opperste godin was echter te
spoedig opgewekt, dan dat zij niet aanstonds bemerkt
had, dat Jupiter weder in een avontuur gewikkeld was.
Zij verzocht derhalve haar gemaal, haar de koe te schen-
ken ; deze durfde haar, uit vrees van ontdekt te zullen wor-
den, dit verzoek niet weigeren, en Juno vertrouwde de
koe aan de hoede en de bewaking van Argus, een zoon
van Arista-, die haar geruimen tijd verzorgde.
Deze Argus bezat honderd oogen, waarvan er beurte-
lings slechts twee sliepen, terwijl hij de anderen geopend
hield om over de koe te waken.
Jupiter kon echter die strenge bewaking van de koe
niet langer dulden, en zon op middelen om zich weder
van haar meester te maken. Hij zond dus den god
Mercurius, die door zijn liefelijke gezangen een groot
aantal van de oogen van Argus, en de weinige overigen
door de betooverende macht van zijn wonderstaf, in slaap
wist te wiegen.
Nu sloeg hij Argus het hoofd of en bevrijdde op
deze wijze de koe, die hij medevoerde. Juno nam de oogen
van den gedooden Argus, en plaatste ze in den staart van
de pauw ; de uitctrukking van : Argusoogen, is aan
deze fabel ontleend, en de pauw werd een der onder-
scheidende kenmerken van Juno. Somtijds wordt zij zelfs
afgebeeld als gezeten in een zegekar, welke door pau-
wen getrokken wordt.
Juno droeg verscheidene namen of benamingen,
volgens de plaatsen, waar zij meer in het bij-
zonder vereerd werd. De Romeinen noemden haar Al-
Mythologie. 4
50
bana, naar het heiligdom, dat ter harer eere opgericht
was in het gebergte van Albanum, op niet verren af-stand van Rome.
Naar de stad Argos in Griekenland, waar zij hooge
vereering genoot, xverd zij de Arginische Juno genoemd.
Te Rome, waar zij op gelijke wijze als Jupiter vereerd
werd, bezat zij zeven tempels, en heette Juno Sospita. Naar haar noemden de Romeinen ook de maand Juni.
Als gemalin van den hoogsten god, werd zij overigens
,overal vereerd, waar Jupiter aanbeden ward, niet alleen
in het Romeinsche Rijk en in Griekenland, maar ook
in andere gewesten van de in die tijden bekende we-
reld, b.v. te Carthago.
Onder de standbeelden van Juno, welke het meest
beroemd zijn geworden, moet vooral het Hera-beeld ge-noemd worden, dat Paydetus vervaardigde voor het
Heraion te Argos. Een namaak hiervan bevindt zich in
het Museum te Napels, terwijl een andere Junokop, die
van de villa Ludovisi in Rome, de schoonste aller Juno-
koppen, waarschijnlijk beschouwd moet worden als ge-
beiteld naar een oorspronkelijk werk van Alcamcncs,
terwijl zij tot dusverre gewoonlijk aan Polycletus Nverd toegeschreven.
Een bijzonder kenmerk, dat ook aan Venus eigen is,
bestaat hierin dat zich onder het"gevolg van Juno steeds
de Gratien bevinden. Op deze godinnen, zullen wig bid
onze beschouw ingen over 170111S terugkomen.
PSYCHE DOOR ZEPHYRUS GEDRAGEN.
VENUS OF APHRODITE.
Geen persoonlijkheid uit de Grieksche en Romeinsche oudheid is in alle takken der schoone kunsten, in de schoone letteren, in de dichtkunst, in de schilderkunst, in de beeldhouwkunst, zoo diep doorgedrongen, als die van Venus. De liederen en zangen waartoe zij aanleiding heeft gegeven zijn ontelbaar, en raken ook nu nog niet uitgeput, en de Venussen die onze Musea, onze open-bare gebouwen en pleinen en parken en tuinen bevol-ken, en min of meer versieren of ontsieren, zijn waar-lijk legio.
Als de godin der liefde, der reine hemelsche liefde, heeft zij tot de heerlijkste scheppingen aanleiding ge-geven, en als de godin van den zinnelijken hartstocht en wellust heeft zij groote genien zich doen verlagen tot het voortbrengen van de walgelijkste ontaardingen.
Zoo verheven en ideaal haar oorspronkelijke vereering bij de oudste Grieken was, die in haar het toonbeeld van hemelsche, reine bekoorlijkheid zagen, zoo ontuchtig en losbandig werd deze vereering bij de Romeinen onder de regeering der keizers, die in haar slechts het voorbeeld en de beschermgodin van alle lage wulpsch-heid ontdekten. Terecht mogen wij zeggen, dat toen
5 2
het geheele g-odendom aan een, groote Venus-ziekte begon te lijden, waardoor het ten slotte volkomen ten order ging. Hoe hooger Venus op den troop verheven werd, des te lager zonken de andere godhe-den, zij geraakten in volslagen minachting, het geloof aan de goden verzwakte, verdween geheel en werd een der krachtigste oorzaken van het verval van het onme-telijke Romeinsche Rijk, en toen eindelijk het heiden-dom moest wijken voor het Christendom, had dit niet zoozeer te strijden tegen den bliksemenden Jupiter- en den ijzeren krijgsgad Mars, als wel tegen de verstrik-kende Venus en haar trouwe gezel, den wijngod Bacchus.
Venus, door de grieken Aphrodite genoemd werd, genoot de eer, haar afkomst aan verschillende goden toege-schreven zien te worden. Zoo noemt men haar de dochter van Jupiter en Dione, of van Uranus en Hemera; anderen beweren zelfs dat zij een zuster van Jupiter zou geweest zijn. De meest bekende oorsprong echter, welke haar toegeschreven wordt, is die uit het schuim van de baren der zee, waaruit zij was opgedoken.
Saturnus had zijn vader met een diamanten sikkel ontmand, en het afgesneden lid in de zee geworpen, waardoor het schuim der baren bevrucht werd. Hierdoor ontstond Aphrodite (de uit schuim geborene). In dezen staat wordt zij zees dikwijls en in de meest verscheidene vormen afgebeeld, als de schoonste aller vrouwen, met eene ideale evenredigheid en bekoorlijkheid van vormen, welke door niets overtroffen worden.
Zij, die haar op het eiland Cyprus geboren geloofden noemden haar Cypria; zij die haar uit het schuim der zee ontstaan waanden, gaven haar den naam van Aphrodite, of Anadyomene , de opduikende, en naar de
53
plaats waar zij zich het eerst aan land begat, n.i. het
eiland Cythera, Venus Cytherea. Naar het eerste eiland
noemt men haar ook dikwijls de Paphische, of Lesbische
Venus.
De voortplanting van het menschelijk geslacht en de
natuurlijke geslachtsdrift, die door de liefde beheerscht
wordt, wordt in het latijn aangeduid door versus; liefde
verwekken, en INTel een zoodanige liefde, welke vereischt
wordt voor de instandhouding en de voortplanting van
het menschelijk geslacht, was dus het allereerste en
voornaamste ambt van de godin der liefde ; het groote
middel daartoe bestond in haar schoonheid ; haar doel
was echter niet, zinnelijken hartstocht te wekken, dier-
lijken wellust en wulpschheid te patroneeren, maar
uitsluitend, de harten der minnenden te vereenigen, en
dezen band van liefde door een nieuwe vrucht te ver-
sterken en te bevestigen. In deze hoedanigheid werd zij
Venus Urania, de hemelsche Venus, of Venus Genitrix,
de levendmakende Venus, genoemd.
Uit dit allereerste attribuut van Venus, n.l. het kweeken
van liefde, worden vervolgens alle andere eigenschappen
afgeleid Nv elke de geregelde of ongeregelde hartstochten
van den mensch aan deze godin hebben toegeschreven.
De voornaamste onder deze eigenschappen was, dat
zij leven schonk aan alles ; daartoe bezat zij den Venus-
gordel, waarin zij alle machten bewaard hield, welke
haar ten dienste stonden, en waarvan zij zich ook be-diende om liefde en leven te wekken. Wilde zij haar
dankbaarheid betuigen, dan stortte zij liefde in ; wilde
zij zich wreken, dan onttrok • zij haar liefde, waardoor
ook tegelijkertijd alle leven verwoest werd, want beiden
waren onafscheidelijk aan elkander vereenigd.
54
Behalve in den mensch, wekte zij ook leven in de
geheele natuur : in boomen en planten, in bloemen en.
velden ; zij verzachtte de woeste natuur der verscheurende
dieren in het woud en hernieuwde en verlevendigde
jaarlijks het aardrijk door een nieuwe, verrukkelijke
lento ; in een woord, zij schonk de levendmakende kracht
aan de geheele natuur, waardoor alles groeide en bloeide,
de schoonste vormen aannam en de rijkste vruchten
voortbracht.
Zooals zij leven wekte door de liefde, zoo wekte zij
liefde door haar schoonheid. Daarom legden de oude
Grieken er zich op toe, haar eigen beeltenis te sieren
met alle wondervolle eigenschappen, welke zij in haar
gordel bewaarde, om ze aan anderen mede te deelen,
zooals : de bevalligheid, de bekoorlijkheid, maagdelijke
bedeesdheid, bewonderenswaardige evenredigheid van
gestalte, smachtende liefde ; -daar zij, meer dan Juno, voornamelijk als de godin der schoonheid werd vereerd,
werd zij, bij uitzondering van alle andere twaalf groote
goden, volkomen naakt afgebeeld, daar de schoonheid,
en in het geheele lichaam, en in het geringste deel
ervan in den hoogsten graad in het vrouwelijk lichaam
vertegenwoordigd is. Wilde men de schoonheid in een
dezer deelen afzonderlijk voorstellen, dan bedekte men
ook wel de andere deelen van het lichaam, zooals dit
geschiedde in het beroemde beeld, waarin zij als Venus Calliftygos voorgesteld is, en zij, met den rug naar den
toeschouwer gekeerd, alleen van de heupen tot aan de
hielen geheel naakt is, terwijl de voorzijde en de rug
door een sierlijke drapeering bedekt zijn.
Wij behoeven hier niet verder te treden in eene ge-
detailleerde beschrijving van de lichamelijke schoonheden
55
welke de vereering der oude geloovige Grieken en Romeinen, en de beeldhouwkunst, de schilderkunst en de poezie aan Venus hebben toegekend het thema is te algemeen, te goed bekend, en de middelen, om er zich een oordeel over te kunnen vormen, zooals de Venus-bevolking der Museums, de tallooze reproducties door de drukkunst, de photografie, de lichtdruk, enz. enz., die onder ieder's bereik zijn, te overvloedig, dan dat wij er hier breedvoeriger over uit zullen weiden. Wij meenen dus te kunnen volstaan, met de beroemdste standbeelden te noemen waardoor de oudheid ons met de godin der schoonheid bekend heeft gemaakt. De meeste oorspron-kelijke werken van de beroemdste beeldhouwers of schil-ders, die zich in dit onderwerp onderscheiden hebben, zooals Scopas, Praxiteles, Phidias, Apelles, Polycletus, zijn voor de latere eeuwen verloren gegaan, zoodat zij slechts uit copien of namaken gekend kunnen worden. Zoo, de Venus Urania te Florence, de Venis de Medicis, eveneens te Florence, de Venus Genitrix te Parijs, de reeds genoemde Venus Callipygos, de Venus Victrix, enz.
Vows werd ook dikwijls voorgesteld als een schoone jonge vrouw, in een licht gewaad, met een paar duiven in haar nabijheid of rijdende op een wagen, welke ge-trokken werd door eenige duiven of zwanen. In de hand droeg zij gewoonlijk een hart, een brandenden fakkel of een gouden appel meer bijzonder waren aan haar de appelboom en de myrthenstruik toegewijd. Niet zel-den treft men in haar omgeving ook een kapel aan, die beschouwd werd als het zinnebeeld der ziel. Ook treft men haar aan met een schildpad onder den voet, of een ronden bal, waardoor de veranderlijkheid, het onbe-stendige van de liefde moest te kennen gegeven worden.
56
Tot het gevolg van Venus behoordan : de Gratien, de Horae en de god Amor, en daar zij niet alleen de
beschermgodin der lichamelijke schoonheid, maar ook
van de voortreffelijke eigenschappen der ziel en van de
hoogste vermogens des verstands was, kunnen wij ook
Psyche en de Muzen met haar in verband brengen.
Zij was voorts de wettige g,emalin van den god Uni-t-anus, maar versmaadde toch niet, zich, zooals de
meeste godinnen en goden, tot merkwaardige liefdes-
avonturen te laten verleiden. Zoo schonk de krijgsgod
11Tars haar den kleinen Amor en de lieftallige godin
Harmonia ; — Anchises, Aeneas den stamvader der Ro-
meinen, terwijl zij zelve ook liefdesbetrekkingen aan-
knoopte met den schoonen jongeling Adonis. Over al deze persoonlijkheden deelt de fabelleer ons
de uitvoerigste bijzonderheden mede ; de geringe om-
yang van dit werkje noodzaakt ons echter, deze slechts
in het kort en in hoofdlijnen weder te geven.
De Gratien, of Charites, de godinnen der bevallig-
heid, waren de dochters van Jupiter en Euunonc. Aan-
vankelijk werden zij in sierlijke bevallige kleederen voor-
gesteld, en was haar aantal onbepaald. Later begon
men haar getal te beperken tot drie, namelijk A lain, Thalia en Eupkrospze en werden zij als maagden van
wondervolle schoonheid, geheel naakt afgebeeld, elkan-
der met de armen omstrengelend en in dansende
ding. In dezen zin werden zij ook dochters van Fonts en Bacchus genoemd. De gaven, welke zij over de jonge
maagden uitstrooiden, waren de bevalligheid, de schoon-
heid van gestalte, de teederheid en de dankbaarheid ;
vooral veredelden zij de liefde, door haar van alle on-
reine lusters, grofheden en losbandigheden to vrijwaren ;
57
zij waren steeds de getrouwe gezellinnen van Venus.
De Horae, of Horen, die wij reeds in het E2,-evolg van
Juno ontmoet hebben, waren dochters van Jupiter en
Themis, en worden ook wel eens de zusters der Gratien
genoemd, welke verhouding dan meer berust op de
wondervolle schoonheid, welke aan beiden gemeen was,
dan op eenigen graad van bloedverwantschap of af-
komst. De horen waren de godinnen der jaargetijden
en werden als zoodanig voorgesteld onder de gedaante
van schoone, dansende maagden, getooid met de bloe-
men of vruchten, welke de jaargetijden, waarover zij
waren aangesteld, voortbrachten. Daar zij de bloemen
deden bloeien en haar heur schoone kleuren schonken,
alsmede de vruchten deden rijpen, werden zij ook doch-
ters der zon genoemd. De ouden verdeelden het jaar
slechts in drie jaargetijden, daarom kenden zij slechts
drie horae later wend haar aantal vermeerderd, maai
de drie voornaamste onder haar meer in het bijzonder
aangesteld als beschermgodinnen van de orde in den
staat in dezen zin zijn zij bekend onder de namen
Eiwomia, (de wetsregeling) Dike, (de rechtvaardigheid)
en Irene, (de Vrede.)
Zij waren ook dienaressen van Jupiter en Juno, bij
de uitoefening van hun heerschappij in de hoogere en
lagere luchtstreken. Haar ambt bestond dan voorname-
lijk in het openen of sluiten van de deuren des hemels,
die door de wolken gevormd werden. Waren deze deuren
gesloten dan was de hemel met wolken bedekt waren
zij geopend, dan lieten zij den bliksem van Jupiter, den
zonnewagen van Helios die met zijn verwarmende stralen
het aardrijk koesterde, of den bode van Juno, Iris, den
regenboog, door. De voornaamste onder haar, en wier
58
bekoorlijke schoonheid het meest bezongen werd, was
Hora, die aan de aarde de liefelijke lente schonk. Amor, de zoon van Venus, was de vrucht van haar
liefde voor den krijgsgod Mars, de Latijnen noemden hem ook Cupido, den god der begeerte, en de Grieken, Eros of Himeros, ofschoon anderen onder deze ver-
schillende namen ook afzonderlijke godheden veronder-
stellen.
Ofschoon Amor in de alleroudste tijden eigenlijk als
den oorsprong van alle goden beschouwd werd, zooa!s
de liefde de eenige bron van alle andere hartstochten
genoemd kan worden, werd hij toch reeds vroegtijdig
voorgesteld als de zoon van Venus, de allereerste uit-
drukking en openbaring van haar liefde, en in deze
hoedanigheid afgebeeld onder de gedaante van een
kleinen naakten knaap, met twee vleugels, in de hand
of naast zich een boog en op den rug, tusschen de
vleugelen, een koker vol pijlen. Somtijds hield hij een
brandenden fakkel in de hand of een scherpe, aan de
punt vergulden pijl, waarmede hij de harten der sterve-
lingen, en zelfs der goden trachtte te verwonden, om
ze door het liefdevuur van Venus te doen ontvlammen.
Gewapend met deze pijlen, waaraan Venus een on-
overwinnelijke macht had toegekend, begaf Amor zich
op weg om het heelal, door de liefde en voor de liefde,
te veroveren, waarin wij een zinnebeeldige voorstelling
van de kracht der liefde moeten zien, die alles over-
wint, hetzij ten goede, hetzij ten kwade.
De ouden stelden hem zelfs bij voorkeur voor als be-
gaafd met dit attribuut der onwederstaanbare macht,
door hem of te beelden als overwinnaar van den leeuw,
van Hercules en van Mars, waardoor zij te kennen wil-
59
den geven dat zelfs de hoogste machten en krachten , voor de liefde moeten be2wijken. De liefde is ook yin-
dingrijk en slim, en daarom droeg Amor het karakter van een schalkschen knaap, die noch listen noch macht spaarde om zijn doel te bereiken zoo ontroofde hij aan Jupiter zijn bliksems, aan Neptunus zijn drietand en aan. Hercules zijn knods. Volgens de omstandigheden riep hij ook andere goden te hulp, om den zegepraal te be halen, en ging hij vaak vergezeld van Bacchus, den god van den wijn, van Cupido, den god der begeerte (waar-uit wij zien, dat deze ook als een afzonderlijke godheid beschouwd werd) van Hymen, den god des huwelijks, enz_
Hij bezat ook een eigen gevolg van kleine godjes, minnegoden, of amoretten, die hem in alles behulpzaam, en even onoverwinnelijk waren als hijzelf.
Eindelijk vergezelde hem ook zijn broeder, Anteros, de god der wederliefde, welken Mars eveneens aan Ve-nus schonk. Deze werd zoowel als een vriendschappelijk als een vijandig gezinde god voorgesteld. Hij deed vooral_ zijn tegenwoordighid gevoelen, wanneer Amor zich ver-wijderde, door smachtend verlangen te wekken naar den afwezige, of vereenigde zich ook met zijn broeder om zich te wre-ken - op hen, die Amor's liefde versmaadden-
Zeer merkwaardig en overvloeiend van diepzinnigen wijsgeerigen inhoud is de episode, welke de fabelleer ons mededeelt over de liefde van Amor voor Psyche,
onder wier gedaante, een kapel, de ziel verpersoonlijkt. werd.
Psyche was onder de drie dochters van een onbekencl gebleven koning van Creta, de jongste en de schoonste. Zij wekte de jaloerschheid van Venus op, die haar op verschillende wijzen begon te vervolgen. Daar zij nog
6o
'ongehuwd was, en haar vader begon te vreezen, dat zij
zonder nakomelingschap zou blijven, raadpleegde hij het
'Orakel te Delphi over haar lot, en schrok niet \veinig,
toen hem bevolen Nv erd zijn dochter uit zijn huis te
-verwijderen, en haar aan haar lot over te laten op een
der toppen van de omliggende bergen.
Daar aangekomen zijnde zond Venus den god Amor
-op haar af, om haar hart te doorboren, en haar, in
.strijd met haar edele en verheven gevoelens, slechts met
een lager verachtelijken hartstocht te vervullen.
De gebeurtenissen namen echter een anderen loop,
-want in plaats van zich aan deze wreedheid tegen de
onschuldige Psyche schuldig te maken, Nverd de god
A/110r zoozeer van liefde voor haar vervuld, dat hij haar
de vurigste wederliefde voor hem inboezemde.
Nu werd Psyche door een zachten wind, welke de
Ouden zich onder de gedaante van den god Zcphyrus
voorstelden, opgenomen, en naar gene zijde van den
berg overgebracht, in een alleraangenaamste landstreek,
waar hij haar in een gouden paleis, een heerlijk lusthof
door tuinen omringd, plaatste.
Vol nieuwsgierigheid wandelde zij door deze verruk-
kelijke dreven, en bewonderde de bekoorlijkheden en.
.de kostbaarheden van dit wondervolle verblijf. Zij ver-
nam ook gezangen en liederen en een stem die haar
zeide : «Al wat gij bier aanschouwt, Psyche, is het uwe,
behoort aan u, maak er gebruik van naar hartelust wij,
die gij hoort, maar niet ziet, zijn uwe dienaressen, die
al uwe verlangens zullen vervullen, en ten uitvoer bren-
gen, wat gij slechts begeeren kunt.
Nu zag zij een rijk voorziene tafel, hoorde op-
nieuw verrukkelijke gezangen, en iederen avond, wan
neer de duisternis begon te dalen, kwam een onbe-
kende, een onzichtbare, haar gezelschap houden. Het.
was de god Amor, die haar zijn liefde bewees, den
nacht bij haar doorbracht, en bij het aanbreken van
den dageraad weder verdween, na haar iederen keer-
ten strengste verboden te hebben, te onderzoeken wie-
hij was en hoe hij heette.
Op deze wijze werd zij gedurende geruimen tijd door-
onzichtbare dienaressen gediend en genoot zij het:
zaligste genot in de armen van den onzichtbaren min-
naar.
Het toeval wilde echter, dat haar beide andere zus-
ters kennis kregen van den overgelukkigen staat, waarin
haar jongste zuster, aan gene zijde der bergen, haar
jeugdig leven doorbracht. Haar minnaar, dien zij wel
hoorde en gevoelde, maar niet zag, vermaande haar,,
niet naar den omgang met haar zusters te verlangen
voorspelde haar, dat zij zouden komen om haar te-
bezoeken maar wetende, dat zij„ gedreven door jaloersch-
held slechts kwade bedoelingen koesterden, spoorde hij
haar aan, haar geheim zorgvuldig te bewaren, en zelfs,
niet met haar te spreken, in het tegenovergestelde geval
zouden er ongetwijfeld verschrikkeliike rampen over-
haar nederdalen.
Hoe gelukkig Psyche zich ook gevoelde, toch begon
meer en meer en steeds krachtiger de vurige begeerte-
in haar te ontwaken om ook met zichtbare personen
te verkeeren, en vooral om nog eenmaal haar zusters,
in haar tegenwoordigheid te zien, en haar haar zalig-heid en onvergelijkelijk geluk te laten aanschouwen.
Zij smeekte dus haar onzichtbaren minnaar, haar te veroorloven, haar zusters bij, zich toe: te laten. Hoe
62
-ongaarne ook, stemde de god eindelijk in haar aan-
houdend verzoek in, maar vermaande haar tevens nog-
,maals en op de nadrukkelijkste wijze, zich niet door de
xvoorden en de raadgevingen harer zusters te laten
misleiden.
Gedreven door haar natuurlijke neiging tot nieuws-
•gierigheid kwamen de twee zusters dikwijls naar den
-voet van den berg, om aldaar rondwandelende, te be-
spieden, of zij niets van haar gelukkige zuster konden
ontdekken. Op bevel van Psyche naderde haar nu dezelfde
god Zephyr/is die haar naar den top van den berg over
had gebracht, nam haar beiden op zijn wieken, en droeg
haar over naar den lusthof, waar Psyche haar wachtte.
zij zagen en hoorden nu alles wat haar jongere zuster
111 dit zalige verblijf genoot, en werden niet alleen met
verbazing en bewondering, maar ook met jaloerschheid
vervuld bij de gedachte dat zij, schoon gehuwd zijnde,
bij haar echtgenooten ongelukkiger waren, dan haar
zuster met den onzichtbaren minnaar.
Om haar in het verderf te storten, raadden zij Psyche aan, pogingen in het werk te stellen, om dien minnaar
te zien ; zij vermoedden namelijk, zoo zeiden zij, dat hij
zich slechts onzichtbaar voor haar maakte, om haar zijn
Nva n st altig en gedrochtelijk uiterlijk te verbergen, en op
deze wijze het genot van haar liefde niet te verliezen.
Overig-ens voorspelden zij haar ook, dat hij ongetwijfeld
plan moest hebben, haar na korten tijd te dooden.
Daarom schonken zij haar een vlijmend wapen, op-
dat zij zich, wanneer zij van de zijde van dit monster be-
dreigd werd, zou kunnen verdedigen, zich van hem
sontdoen, en aldus de eenige, onbetwiste bezitster wor-
sden van deze onmetelijke goederen en kostbare schatten.
63
De zusters werden nu weder door den gedienstigen
Zephyrus over den berg gedragen, en de eenvoudige,
niets kwaads vermoedende Psyche gaf in haar hart ge-
hoor aan de boosaardige raadgevingen van haar ja-
loersch zusterpaar.
Den eerstvolgenden nacht voorzag zij zich van het
wapen, dat haar zusters haar geschonken hadden ; nam,
tegen het bevel van haar minnaar, een brandend olie-
lampje, en naderde daarmede het bed, waar god Amor sluimerde.
Nu ontdekte zij, in plaats van een afschuwelijk mon-
ster, den allerbeminnelijksten persoon, welken zij zich onder
de gedaante van god Amor zelf kon voorstellen. Bij den
aanblik van dezen wonderschoonen jongeling die al
haar zinnen als door een betooverende macht geboeid
hield, doorzag zij de sluwe planner van haar boosaar-
dige zusters, en verloor zich in zalige verrukking bij
het aanschouwen van zulk een volmaakte schoonheid.
Maar het was reeds to laat, en zwaar moest zij boeten
voor haar onvoorzichtigheid en lichtgeloovigheid. Door
de opgewondenheid waarin zij verkeerde, vergat zij zich-
zelf geheel en al, en liet ongelukkigerwijze eenige drup-
pels van de heete olie uit haar lampje op den ont-blooten schouder van god Anzor druppelen.
Deze ontwaakte plotseling, zag het wapen in Psyche's
hand flikkeren, en begreep aanstonds wat er moest
voorgevaIlen zijn. Hij overstelpte haar met de bitterste
verwijten over haar ongetrouwheid en de overtreding
van zijn bevelen ; deed vervolgens den geheelen lusthof
met al zijn pracht en luister, alsmede de geheele om-
geving van tuinen en parken verdwijnen, zoodat slechts
naakte rotsen die vroegere heerlijkheid vervingen, en
64
verdween daarna zelf, Psyche aan vertwijfeling ten prooi
achterlatend.
Door wanhoop en spijt gedreven besloot de ramp-
zalige zich in een nabijgelegen rivier het leven te be-
nemen maar deze droeg haar behouden naar de
overzijde, waar zij een ouden geitenhoeder ontmoette,,
die de god Pan zelf was.
Dank aan de ingeving van zijn goddelijke natuur
moist Pan reeds, vat er had plaats gehad, en raadde haar
aan, zich niet door haar wanhoop te laten overmees-
teren, maar door smeekbeden de harten der goden voor
zich te winnen.
Psyche doolde geruimen tijd rond, om haar beminden
Amor te zoeken, maar daar al haar pogingen vruchte-
loos bleven, besloot zij een voetval voor Venus, de
moeder van haar verloofde, te doen. De latere dichters,
weiden zeer uitvoerig uit over de beproevingen welke
de wraakzuchtige VellltS de teedere Psyche oplegde,.
alvorens zij opnieuw door haar in genade aangenomen
werd. Het zou ons echter te ver voeren, wanneer wij'
ons tot al deze bijzonderheden wilden uitstrekken. Vol-
doende zij het dat god Amor haar in vele opzichten behulp-
zaam was en haar eindelijk zelf naar den godenhemel,
overbracht, waar Jupiter haar met de onsterfelijkheid
bedeelde, en Amor met haar op de luisterrijkste wijze
in het huwelijk trad.
Zij, die zich de moeite willen getroosten, deze fabelen
breedvoerig te lezen in het Boek der «Herscheppingen»
van Apulejus, of zooals Praschius ze in zijn «Psyche
Cretica» mededeelt, zullen hierover geen spijt gevoelen.
Het zinnebeeld van Psyche was de vlinder, die alvo-
rens dezen vorm aan te nemen, in een lichaam van.
65
geheel andere gedaante gewoond heeft. De ziel — want daarvan is Psyche de verpersoonlijking werd door de ouden afgebeeld als een jengdige slanke, naakte vrouw, van groote teederheid en bevalligheid, met dubbele, uiterst fijne en doorschijnende vlindervleugels op den rug. Gewoonlijk staat zij in deze voorstelling over bloe-men gebukt.
Zooals Venus voornamelijk de godin der lichamelijke schoonheid was, zoo waren de Muzen de godinnen van de schoonheid des geestes en van alle voortreffelijke eigenschappen, die het verstand van den mensch kunnen opluisteren.
Zij zijn daarom dochters van Jupiter, d. w. z. voort-gesproten uit den hoogsten geest in het heelal. Haar getal werd reeds in de vroegste oudheid tot negen be-perkt ; dit getal is onder de enkelvoudige getallen van I tot 9, het grootste en het volmaaktste ; tevens over-treffen de verstandelijke vermogens even ver de licha-melijke schoonheid, waarvan Venus alleen de godin was, als het getal negen het getal een overtreft.
De IVIoeder der Muzen was Mizeine, het geheugen, zonder hetwelk alle vermogens des geestes onvruchtbaar blijven en in waanzin ontaarden. Zij droegen de vdlgende namen en waren over de daarachtervolgende weten-schappen of schoone kunsten aangesteld : Clio, de Ge-schiedenis ; Melpomene, de Tragedie ; Thalia, de Come-die ; Calliope, het Heldendicht ; Polyhymnia, de Zangkunst Euterpe, de Lyrische Poezie ; Erato, de Erotische Poezie of het Minnedicht ; Terpsichore, de Danskunst en Urania de Sterrenkunde. Uit deze opsomming harer namen blijkt reeds aanstonds dat zij hoofdzakelijk de dichtkunst be-gunstigden en beschermden. Haar gewone verblijfplaats
Mythologic. 5
66
was daarom Thessalie, het vaderland der dichters, en
meer bijzonder in overeenstemming met haar voort-
durend streven naar hoogere sferen, op de bergtoppen
van den Helicon, den Olympus, den Parnassus, van het
Pierische en Aonische gebergte, die alle op korten af-
stand van elkander gelegen zijn.
Op een dezer bergen, den Helicon, beyond zich een
bron, de Hippocrene of Paardebron, die door een hoef-
slag van het paard Pegasus te voorschijn was g -ebracht ;
zij bezat het vermogen om dengene, die er van dronk,
eene dichterlijke begaafdheid mede te deelen.
Drie andere dergelijke bronnen, die zich daar bevon-
den, de Pimpla, de Castalia en de Aganippe, gaven aan
de Muzen de benamingen van : Pimpleae, Castalides en
Aganippides.
De Muzen worden afgebeeld als schoone statige vrou-
wen, steeds gekleed en met kransen op het hoofd ;
terwijl zij in de hand de symbolen van haar kunst, — -muziek-instrumenten, of geometrische figuren, — dragen.
Zij stonden meestal onder de leiding van den god
Apollo, die daarom Musagetes, de aanvoerder der Muzen, genoemd werd.
Over het algemeen werden de Muzen beschouwd als
zeer zachtaardige, edele godinnen, die zich voornamelijk
toelegden op de beoefening der wetenschappen en der
schoone kunsten, en zich tevens beijverden om de schoonste
gaven des geestes, ware wijsheid, talenten en verstand
aan de stervelingen mede te deelen. Wanneer Apollo en de Muzen tegelijkertijd en in vereeniging met elkander
worden genoemd, wordt Apollo gewoonlijk als de be-
schermgod der Dichtkunst beschouwd, de Muzen echter
als de godinnen van de Zang-, de Muziek- en de Danskunst.
67
Hierboven zagen wij, dat Venus gehuwd was met Vulcanus of Hephaestus, een der twaalf groote goden, die, als de god des vuurs, de bliksems voor Jupiter smeedde. Deze god was kreupel, en bovendien weinig aantrekkelijk van uiterlijk, waartoe • zijn bedrijf, dat hem met allerhande onreine stoffen deed omgaan, — hij was namelijk smid en leefde onafgebroken in rook en roet — in niet geringe mate bijdroeg. Dit is waarschijnlijk de reden, waarom hij Venus als gemaal toegedacht werd, opdat door het contrast van zijn leelijkheid, de bewonderenswaardige schoonheid van Venus in des to hoogeren graad zou uitschitteren.
Of dit tevens een reden geweest is, dat Venus hem minder genegen is geweest, wordt niet door de dichters verhaald wel echter dat zij zich heeft laten verleiden tot een omwettigen omgang met den krijgsgod Mars.
De fabelleer geeft slechts weinig pphelderingen om-trent de aanleiding van deze liefde van Venus voor den weinig beminnelijken god, die overeenkomstig het krijgs-bedrijf wat hij uitoefende, zeer ruw en onstuimig van card was en daarenboven om zijn persoonlijk karakter, waarin list en boosaardigheid den boventoon voerden, door de meeste goden gehaat werd, en geen enkele onder de schooner van den Olymp met hem in het huwelijk wilde treden.
Wat hiervan zij, zeker is het, dat de fabelleer hem bemind laat worden door Venus, en zij verscheidene namen van kinderen aangeeft, welke uit deze onwettige liefde voortsproten.
Deze liefdesbetrekkingen van Venus verschaften het geheele heirleger der bewoners en bewoonsters van den Olymp eenige vermakelijke oogenblikken. De zonnegod
68
Helios, die met zijn stralen overal doordrong en voor wien niets verborgen kon blijven, had de geheime plaats voor de bijeenkomst van het goddelijk liefdespaar ont-dekt en verwittigde den wettigen echtgenoot van den ontrouw zijner gade.
In toorn ontstoken, besloot Vulcanus zich te wreken, 'en smeedde in allerijl eed kunstig satneng-esteld net van uiterst dunne en onzichtbare, maar zeer sterke en le-nige stalen draden.
Hiermede zond hij Mercurius naar het bewuste ver-blijf hij trof daar de beide goden, in heete liefde el-kander omstrengelend, spreidde zijn onzichtbaar net over hen uit en hield beiden gevangen.
Onmiddellijk ontbood hij nu Vulcanus, die zich, ver-gezeld van den geheelen Olymp, naar de trouwelooze echtgenoote begaf, en haar, in den staat waarin hij haar onder het onzichtbare net aantrof, blootstelde aan de bespotting en de beschimping aller goden.
Behalve de reeds genoemde god Amor, sproten uit deze liefde voort de godin Harmonia en haar twee broeders Demios en Phobos, de goden van den Angst en de Schrik, die hun moordzuchtigen vader steeds vergezelden.
De bekende martneren groep van Venus en Mars,
een der grootste meesterstukken van beeldhouwkunst, bevindt zich op het Kapitool te Rome.
Harmonia, de godin der Eendracht, en zeer vereerd om haar beminnenswaardig karakter, werd later de vrouw van Cadmus, toen deze uit Phenicie naar Griekenland was overgestoken. Hij bereikte met haar een hoogen ouderdom, zoodat hij bij het einde zijns levens een menigte kinderen en kleinkinderen rand zich geschaard
69
zag. Toch werd zijn grijze ouderdom vergald door tal-
looze rampen, die voornamelijk over zijne dochters ne-
derdaalden, hij begaf zich zelfs met Harmonia naar
Illyrie, waar de fabelleer zegt, dat zij in twee slangen
veranderd Nv erd en . Een dezer bovenbedoelde dochters was Senzele, waarvan de liefdesavonturen met Jupiter ons reeds bekend zijn.
Ook Anchises genoot de eer, door Venus bemind te
worden, een omstandigheid welke de Romeinen, en onder
hen vooral Virgi/ius in zijn «Enekle», zich ten nutte
gemaakt hebben, om aan hun stad een goddelijke stich-
ting toe te schrijven en eenige hunner voornaamste ge-
slachten tot de goden te doen opklimmen. Anchises zelf
was afkomstig van het godengeslacht. De Trojaansche
koning Tros, naar wien de stad, die hij gesticht had,
Troje genoemd werd, was de kleinzoon van Dardanus, dien Jupiter bij een der Plejaden, Electra, verwekt had,
en zelf de vader van drie zoons : Ilus , Assaracus, en
Ganymedes; de tak van //us zette zich voort in Laozne-
don en Priamus die de laatste der Trojaansche koningen
was Assaracus had een zoon, Kapys genaamd, die de
vader werd van Anchises. Jupiter wist Venus een hevigen hartstocht in te boe-
zemen voor den schoonen jongeling, dien zij een bezoek
bracht op den berg Ida, onder de gedaante van eene
gewone sterfelijke vrouw van bewonderenswaardige
schoonheid. Verlegen over haar eigen zwakheid, zich
aan een eenvoudigen aardschen sterveling overgeleverd
te hebben, maakte zij zich bekend aan Anchises en be-
val hem, deze gebeurtenis zorgvuldig geheim te houden.
Deze kortstondige liefde bracht Aeneas voort, den
held van den Trojaanschen oorlog. Deze begaf zich, na
70
de verwoesting van zijn vaderstad door de verbonden
Grieksche Machten, met een talrijke volksplanting naar
Italie ; de zoon van ..-ieneas was Ascanius, die later den
naam van Jilts aannam, en een koninkrijk stichtte te
Alba Longa, niet verre van de plaats, waar later Rome
opgebouwd werd. Tot hem deed het geslacht der fu-llers te Rome zijn oorsprong opstijgen, en door een der
nakomelingen van Ju/us, namelijk Romulus, werd Rome
gesticht. Anchises werd later door zijn zoon Aeneas uit
den algemeenen brand van Troje gered. Hij was door
ouderdom verlamd, en werd door zijn zoon op de
schouders uit de brandende stad gedragen. Eenige be-
weren echter dat hij te Troje als een tachtigjarige grijs-
aard overleed, v66r de verwoesting der stad ; anderen,
dat hij zijn zoon vergezelde op zijn tocht naar Italie,
maar op het eiland Sicilie om het leven kwam.
Adonis heeft een groote rol gespeeld in. hetgeen de
fabelleer ons mededeelt omtrent de lotgevallen van
Venus. Zijn naam beteekent : de verblijdende, en hij
was in zijn tijd de schoonste jong-eling ter aarde. Hij
werd ter wereld gebracht door Myrrha, de dochter van
Ciizyras, een zoon van Apollo, en vorst op het eiland
Cyprus.
Deze Myrrha was reeds verscheidene malen aange-
zocht geworden tot een huwelijk, maar zij weigerde
haar hand aan alien die er naar dongen en bekende ein-
delijk aan haar min, dat zij op haar vade verliefd was
geraakt ; de min kende het licht tot wanhoop en ver-
twijfeling geneigde karakter van de jonge schoone ; zij
had haar reeds eenmaal het leven gered, toen zij zich
uit wanhoop verhangen had, en om een herhaling van
een dergelijke ramp te voorkomen, beloofde zij haar,
71
hoezeer deze onnatuurlijke liefde haar ook tegen de
borst stuitte, behulpzaam. te zijn.
Zij slaagde er werkelijk in, op listige wijze de twee min
nenden met elkander te vereenigen, zonder dat de vader
argwaan koesterde, dat de schoone, die hij in zijne ar-
men drukte, zijn dochter was. Maar toen Cinyras ein-
delijk dit noodlottige geheim ontdekte, wilde hij in zijn
eerste opwelling van drift zijn dochter aanstonds dooden.
illyrrha slaagde er echter in te vluchten, en begaf zich
naar Gelukkig Arabie. Hier werd zij ten slotte haar leven
moede, en o . fschoon in staat van zwangerschap verkee-
rende, smeekte zij de goden, haar in eene andere ge-
daante te herscheppen, om noch het rijk der levenden,,
noch dat der dooden door haar bestaan te ontreinigen.
De goden verhoorden hare bede en veranderden haar
in een struik, die onophoudelijk tranen schreit, n.l. de
myrrestruik, waarvan de gom de bekende myrrhe ver-
strekt. Inmiddels ontfermde Lucina zich over het kind
dat .1/yrr/uz in haar schoot, den bast van den boom,
droeg, en hielp het zijn gevangenis verlaten. Dit
kind was de overschoone Adonis die door de bosch-
nimfen zorgvuldig opgevoed werd.
Toen Adonis tot een jongeling was opgegroeid, werd
hij de lieveling van Venus. Zij verkeerde op zeer ver-
trouwelijke wijze met hem, vergezelde hem op de jacht
en terwijl zij zonder zijne tegenwoordigheid zelfs niet
scheen te kunnen leven, wekte dit de jaloerschheid op
van den krijgsgod Mars, die den beminden jongeling
naar het leven begon te staan.
Venus, de plannen van Mars doorziende, vermaande
Adonis zich nooit aan de gevaren van wilde of ver-
scheurende dieren bloot te stellen, daar zij vermoecide,
72
dat deze hoogstwaarschijnlijk door den oorlogsgod op
hem afgezonden werden. De moedige Adonis, medege-
sleept door zijn hartstochtelijke voorliefde voor de jacht,
sloeg, de vermaningen van de bekoorlijke godin in den
wind en wierp zich, terwijl deze afwezig was, op een
wild zwijn, dat hem ongelukkigerwijze een doodelijke
wonde toebracht in de onderbuik. Toen Venus op zijn
angstkreten toesnelde, trof zij den schoonen jongeling
reeds stervende aan ; zij smolt in tranen weg op het
lijk van den geliefde en veranderde zijn bloed in een
bloem, welke in het Grieksch anemone genoemd werd,
en bij ons veld- of windroosje beteekent. Na verloop
van twaalf maanden werd Adonis echter weder ten leven
opgewekt.
Na zijn dood werd deze Adonis op de bekende Ado-
nien vereerd, niet alleen in Griekenland, maar in het
geheele oosten, in Egypte en tot in Perzie. Op zijn
feestdagen, de zooeven genoemde Adonien, die jaar-
lijks twee dagen duurden, werd zijn herinnering vooral
door de vrouwen met luide jammerklachten gevierd,
terwijl de tweede dag gewijd was aan meer opgewekter
feesten. Bij deze gelegenheid droegen zij korven met
aarde, waarin bloemen geplaatst waren, naar fonteinen
en bronnen, en stortten ze er in uit, ter herinnering
aan het bloed, dat de schoone jongeling vergoten had.
Aan Adonis en Venus was dikwijls een zelfde tempel
gewijd.
Eenigen zien in Adonis een geschiedkundig persoon
en noemen hem een regeerend vorst van Arabie of
Egypte ; anderen stellen hem gelijk met den Egyp-
tischen Osiris, waarbij Venus als Astarte of Isis gedacht
wordt ; Thammus, die door den Profeet Ezechiel (cap.
73
VIII 14) genoemd wordt, is waarschijnlijk deze zelfde Adonis, die jaarlijks in de maand Juni in Phenicie en andere omliggende landstreken door treurfeesten ver-eerd werd.
Wij kunnen moeilijk over Venus spreken, zonder daarbij tevens de merkwaardige lotgevallen van Paris in herinnering te brengen. Aan het huwelijksfeest van Pekus en Thetis waren alle goden en godinnen van den Olymp uitgenoodigd, uitgezonderd Eris, de godin der Twist en Tweedracht, opdat de vreugde van het feest-maal door niets zou gestoord worden.
Alle goden brachten geschenken aan het bruidspaar, maar Eris, die ontroostbaar was over het verbod dat haar gedaan was om aan het feest deel te nemen, en naar wraak dorstte over deze minachtende behande-ling, wierp een gouden appel in de bruiloftszaal, met het opschrift : «Aan de schoonste der godinnen.» Op deze wijze bereikte zij toch haar doel, en zwaaide zij zelfs na eenige oogenblikken geheel alleen den scepter in die zaal, daar alle aanwezige godinnen, jaloersch op eigen schoonheid, weldra in de hevigste twisten ge-raakten aan wie van haar de gouden appel toekwam, wie onder haar met het volste recht de schoonste moest genoemd worden.
De strijd bepaalde zich ten slotte voornamelijk tusschen Juno, Minerva en Venus, • die onder alle godinnen de hoogste, maar tevens gelijke aanspraken op onovertroffen schoonheid deden Belden.
Daar de oneenigheid tusschen deze drie bleef voort-bestaan besloten zij, na Jupiter geraadpleegd te hebben, zich te onderwerpen aan het oordeel van een sterveling, en kozen eenstemmig Paris, als scheidsrechter in dit merk-
74
waardige geschil. Paris, een Trojaansch prins, die ook
Alexander genoemd werd, was een zoon van koning-
Priamus en Hecuba, en volgde in ouderdom op den
prins Hector, den beroemden held van den Trojaanschen
oorlog, waarin hij door Achilles gedood werd. Reeds bij
zijn geboorte hadden er wondere dingen plaats gegrepen.
In een droom werd aan zijn moeder voorspeld dat zij
een brandenden fakkel ter wereld zou brengen, die aan
haar vaderstad uiterst noodlottig zou worden.
Om dit te voorkomen, en de orakelspreuk te logen-
straffen liet Priamus het kind blootstellen aan de wilde
dieren op den berg Ida. Maar eene berin beschermde
den zuigeling en zoogde hem, waarna hij, opgegroeid
zijnde, onder de herders van den berg Ida bleef leven.
Hij werd zelfs zeer hoog door hen geacht en bemind,
en oefende in zekeren zin het opzicht over hen alle
uit Paris was inmiddels in het huwelijk getreden met
Oenone, een dochter van Cebren, uit welke echtverbind-
tenis reeds een zoon was voortgesproten, Corythus genaamd.
Tot dezen Paris nu wendden zich de drie jaloersche
godinnen om zijn oordeel omtrent haar schoonheid te
vernemen. Nadat Mercurius haar naar den berg Ida
begeleid had, deelde hij aan Paris het veilangen der
godinnen mede, waarop deze den gouden appel aannam,
en er gaarne mede instemde dat de schoonste aller go-
dinnen hem om strijd haar behoorlijkheden zouden toonen.
Eenige fabeldichters stellen het «oordeel van Paris>>
op deze wijze voor, dat de .drie godinnen zich tegelijker-
tijd en in elkanders tegenwoordigheid voor Paris ont-
kleedden, en elk harer door de betooverende verrukking
van haar schoonheden, het hart en het oordeel van den
75
herdersknaap voor zich trachtten te winnen ; anderen daarentegen, — en dit komt ons, naar den aard der gebeurtenissen, wel waarschijnlijker voor laten de drie godinnen beurtelings naakt voor Paris verschijnen. Want elk harer begon, zoodra zij in zijn tegenwoordigheid kwam, en hem in verrukking gebracht had door den glans harer schoonheid, ieder volgens haar eigen karak-ter, geschenken, en macht en roem en eer te beloven,. om hem als het ware om te koopen, — een omstan-digheid, welke moeilijker zou verklaard worden wanneer zij zich tegelijkertijd aan hem getoond hadden. Toch worden zij meestal, in de tegenwoordigheid van Paris vereenigd, op schilderingen voorgesteld, ook wel om deze reden, dat op een enkel schilderij het tafereel niet gesplitst kan worden.
Nu begon Juno hem de hoogste heerschappij over geheel Azie te beloven ; Minerva evenzoo de hoogste wijsheid ; maar Venus begon hem om zijn eigen schoonheid te prijzen, beloofde hem liefde in te zullen storten en hem tevens een gelukkig leven te doen leiden in vereeniging met de schoonste vrouw, welke in Grieken-land te vinden zou zijn.
Ook bier overwon Venus, de godin der liefde, en ontving van Paris den gouden appel, waardoor hij haar als de schoonste aller godinnen prees, maar tot welken stap hij zich waarschijnlijk niet zou hebben laten verleiden, indien hij er de onberekenbare gevolgen van had kunnen voorzien.
Intusschen kon het huwelijk van Paris met Oenone-
hem niet weerhouden, zich op zijn onderzoekingstocht te begeven naar de schoonste der Grieksche vrouwen, welke Venus hem beloofd had.
76
Reeds had Venus hem den naam van Helena, de
getnalin van koning Menelaus genoemd, en daar er ook
vele geruchten omtrent de buitengewone schoonheid van
deze vorstin tot hem waren doorgedrongen, brandde hij
van begeerte om haar te zien, en kwam met een schit-
terend gevolg te Sparta, waar Menelaus regeerde, aan.
De Oostersche weelde en rijkdom waren, vooral bij
de Spartanen, nog niet bekend, en daarom werd deze
jonge, schoone Prins met zijn luisterrijk g -evolg- met de
grootste bewondering ontvangen, en in overeenstemming
met zijn hoogen rang behandeld.
Menelaus was te dien tijde afwezig en beyond zich
op een reis naar Creta wat de plannen van den stout-
moedigen Paris niet weinig vergemakkelij kte. Toch
was de invloed, dien hij op Helena kon uitoefenen, niet
zoo machtig, dat hij haar aanstonds kon bewegen, hem
te volgen, maar moest hij de hulp inroepen van dezelfde
godin die hem haar beloofd had. Venus , geholpen door
haar bondgenooten en gezellinnen deed echter weldra
zulk een hevige liefde in het hart van Helena voor Paris
,ontbranden, dat zij niet draalde zich door den schoo-
nen Prins te laten schaken en hem naar Troje te ver-
gezellen, vooral nu zij van meening was, dat Menelaus
noch den lust, noch de macht had, om terwille van een
vrouw, iets ernstigs tegen het machtige Troje te onder-
nemen, en dit om zoo meer, daar Menelaus van nature
goedaardig en vredelievend gestemd was.
De latere gebeurtenissen, waarbij het geheele Griek-
sche Rijk in het harnas gejaagd werd, en het oorlogs-
2waard omgordde tegen het Trojaansche Rijk, moesten
deze meening weldra logenstraffen.
Helena ontvluchtte dus met Paris uit Sparta, en nam
77
niets met zich mede dan haar schoonheid en eenige sieraden, alsmede een harer vriendinnen en een die-nares, Clymene genaamd.
Op den terug-weg naar Troje vermeed het Trojaan-sche schip van Paris de Peleponnesische kusten, omi van daaruit niet achtervolgd te worden, maar zeilde-langs Egypte, Phenicie en de stad Sidon naar Troje,. waar Helena met den grootsten luister ontvangen werd. Zij kwamen daar aan als gemaal en gemalin„ want reeds had Paris op het eiland Cranae zijn huwe-- lij k met Helena gesloten.
Helena, die buitengewoon schoon en daarom buiten-gewoon gevierd werd, en daarbij jong, overvaren en, lichtzinnig van karakter was, vergat al zeer spoedig haar vroegeren gemaal, en bracht haar dagen te Troje door in een aaneenschakeling van genot, van feesten en van liefde, welke zij met Paris deelde.
In Sparta bleek men echter al aanstonds veel min-der ingenomen met deze brutale schaking dan in Troje, waar Ariamus zich niet tegen deze misdaad van een, zijner zoons en onderdanen verzet had.
Men began met een gezantsc-hap naar Troje te zen-den om op vriendschappelijke en vredelievende wijze de schoone Helena terug te eischen. Maar toen deze afgezanten onverrichter zake naar Sparta waren terug-gekeerd, riep Menelaus, alle Grieksche vorsten, die zich, door een eed verbonden hadden om elkander in een mogelijken oorlog bij te staan, op, om aan dezen eed gevolg te geven.
Gedurende tien joren werden er ontzaglijke toebe-reidselen gernaakt voor den oorlog Troje was een machtig rijk, Prianzus heerschte over verscheidene vasal-
78
'stater, en alvorens de Grieken eenige hoop konden
koesteren om zich van Troje zelf meester te maken,
moesten zij Brie en twintig versterkte steden bemachtigen.
Nadat de Grieksche vloot eindelijk de kusten van
Troje bereikt had, en de schepen aldaar op den oever
verbrand waren, om slechts te kunnen overwinnen of
sterven, verliepen er nog tien jaren, alvorens de ver- -
-eenigde Grieken de stad konden overmeesteren. Zij
zouden hierin zelfs niet geslaagd zijn, als verraad, of
peter gezegd de slimme list van het bekende Houten
Paard, hun de stad niet in handen had gespeeld.
Paris was inmiddels in het tiende jaar van den oor-
log in den strijd gesneuveld, en Helena trad opnieuw
in het huwelijk met den broer van Paris, n.l. Dei-Phobos.
Maar toen de stad eindelijk bezweken, en in vlam-
men opgegaan was, werd Helena door Menelaus weder
naar Griekenland teruggevoerd.
De reis, die hij daartoe aflegde, verlengde zich echter
tot een tijdsverloop van acht jaren, waarin hij in vele
g-ewesten verdwaalde, en zich ook met opzet naar de
Egyptische en Lybische kusten begaf om bezit en schat-
ten te verzamelen.
Volgens de berekening van den tijd, welke nu ver-
Toopen was, sedert de heillooze oorlog een aanvang
had genomen, moest Helena den leeftijd van ongeveer
vijftig jaren bereikt hebben. Maar toen zij te Sparta
aankwam, was zij nog zoo schoon, dat men haar alge-
meen als een wonder van haar tijd beschouwde. .
Na haar dood, die later plaats greep dan die van
haar g-emaal Menelans, werd zij onder den rang der
halfgodinnen opgenomen.
79
Deze zijn, in korte trekken, de voornaamste lotge-vallen en personen, die rechtstreeks of indirect met de godin der liefde en der schoonheid in verband kunnen
bo-e racht worden. Alhoewel onder verschillende namen, is Venus de meest verspreide en de meest geeerde ge-weest, onder ails godheden. De geheele oudheid, alle volkeren en staten, ja men mag wel zeggen nagenoeg alle steden kenden een Venus, hetzij onder den alge-meenen naam, hetzij onder een afzonderlijk aangeno-men of toegedichten naam.
Verschilden de namen echter, dan was toch het lcarakter van al deze Venussen in de voornaamste punten nagenoeg hetzelfde, en de Aphrodisien, of Venusfeesten werden door alien met een eenpari-gen geestdrift gevierd. De Arabische Venus, Alitta, de Assyrische Mylitta, de Egyptische Isis. de Phoenici-sche Astarte en zoovele andere Oostersche oppergo- • innen dragen alle dezelfde kenmerken van de Grieksche -Venus of Aphrodite, om welke de in die verschillende -linden in zwang zijnde fabelgeschiedenissen de afzon- •derlijke lotgevallen, die onderling vaak maar zeer weinig verschillen, gegroepeerd hebben.
De beroemdste tempels van Venus in de oudheid waren die van Paphos en Cnidus, op Cyprus, naar welke zij Paphia en Cnidia genoemd werd. Vervolgens de tempel op den berg Eryx in Sicilie, vanwaar zij de be-naming : Erycina droeg en vooral de tempel van Co-rinthe, waar aan den dienst van het heiligdom duizend schoone dienaressen verbonden waren, die hierodulen of gewijde slavinnen genoemd werden, en door middel van haar schoonheid verdiensten trachtten to verzame-len voor zichzelf en voor den tempel. Ook op den berg
8o
Libanus leefden vele priesters en priesteressen van hen us ,.
waarom zij Libanitis genaamd werd.
Eindelijk werden sommige personen van hoogen rang
door de oudere dichters Zonen van Venus genoemd. .
Dit diende vaak als een voorwendsel om de eigenlijke-
moeder, die somtijds van veel geringeren stand was,
in het duister to laten. In dezen zin moeten wij het
verstaan, wanneer de dichters zeggen dat Anchises Aeneas
verwekt heeft bij Venus op den berg Ida, waardoor de
eigenlijke moeder van Aeneas ons onbekend is gebleven..
DIANA OF ARTEMIS.
Diana, in het Grieksch Artemis, was de dochter van Jupiter en Latona, en behoorde tot de twaalf groote godheden. Zij was de godin der Maan, en in deze hoe-danigheid verwant aan Apollo, of den god van de zon
Zooals venu droeg ook Diana ontelbare namen, vol-gens de plaatsen waar zij vereerd werd, of de karakter-trekken, de ambten, de macht of de eigenschappen die de Oudheid haar toekende.
Horatius noemt haar Noctiluca, d. w. z. die des nachts haar licht verspreidt. De Grieken vereerden haar ook onder de renaming van Phosphoros, of de lich'tdraagster, en voornamelijk onder den hierboven vermelden naam van Artemis, die : de voleindigende, de volkomen ma-kende, beteekent. Naast den zon is namelijk de voile maan voor ons het volmaaktste licht zij • vuit aan ge-durende den nacht, wat de zon, door achter den horizon to verdwijnen, aan lichtverspreiding laat ontbreken.
Zooals de zon Phoebus en Oulios genoemd werd, zoo noemden de Grieken Diana of de Maan, ook Phoebe of Ou/ia en in dezen zin beschouwden zij haar voorname-lijk als de tweelingzuster van Apollo. Andere benamin-gen, zooals Cynthia, Delia werden eveneens van de
Mythologic. 6
mannelijke namen van den zonnegod afgeleid. Aanvan-
kelijk onderscheidde men een bijzondere maangodin,
Luiuz of Seme/e genaamd, die echter langzamerhand
vereenzelvigd werd met Diana.
Artemis was voornamelijk de godin van alles wat be-
trekking had op de jacht, op den nacht, op de geboorte,
en op den maagdelijken staat en de kuischheid.
Daar de roofdieren gewoonlijk gedurende den nacht
hun holen verlaten en op buit uitgaan, werden er veelal
groote jachtpartijen georganiseerd gedurende den nacht.
De jagers stelden zich onder de bescherming van Diana om haar te bewegen, het terrein van hun jachtpartijen
overvloedig te verlichten door de heldere stralen der
maan. Dit had ten gevolge dat zij algemeen beschouwd
werd als de godin der jacht, en bestempeld met den
naam : Agrotera. In deze hoedanigheid wordt zij afgebeeld als een
schoone maagd, die op het hoofd een halve maan draagt
en in de hand een boog-, met pijlen of met een pijlko-
ker op den rug en een bong in de hand, terwijl zij
vergezeld . gaat van een hert. Meestal is zij gekleed, daar
zij tevens de godin der kuischheid was, maar somtijds
wordt zij ook geheel naakt afgebeeld, om daardoor te
kennen te geven, dat niets haar belemmerde, wanneer
zij het wild achtervolgde.
De maagden, die den gehuwden staat niet wilden
omhelzen, stelden zich onder de bescherming van Diana en wijdden zich aan haar toe. Zij vereenigden zich dik-
wijls bij nacht in bosschen, vooral bij helderen mane-
schijn, om haar onder den naam van Selene te aanbid-
den en liederen ter hare eere te zingen. Behalve dat
Diana steeds zelf haar kuischheid bewaarde, eischte zij
83
ook van de nimfen die haar vergezelden, dat zij maag -- den waren en bleven. Het was geen sterveling geoor-loofd, de oogen op haar of op een harer nimfen te slaan, wanneer zij naakt waren, en deze overtreding svist zij op de verschrikkelijkste wijze te straffen.
Dit lot onderging onder anderen een zekere Ac-
taeon, een der kleinzonen van Cadmus, die door Aristaeus
verwekt was bij Antinoe, de dochter van Cadmus. Even-als zijn vader was Actaeon een groot lief hebber van de jacht. Zich op zekeren dag in een woud bevindende, geraakte hij verdwaald, en verwijderde zich meer. en meer van zijn jachtgezellen. Plotseling ontdekte hij in ten vijver de schoone Diana met haar nimfen, die zich daar in het heldere water baadden en verlustigden. Actaeon kon den lust niet bedwingen, om haar heerlijke vormen van meer naderbij te bewonderen. Hij sloop dus heimelijk dichter naar de schoone groep, en be-gluurde haar van achter eenige rotsen.
Zijn nieuwsgierigheid werd echter zwaar gestraft. Diana ontdekte hem en wierp hem een handvol water in het gelaat, waarna hij plotseling in een hert veranderd werd. Door het woud wegvluchtend, werd hij echter door zijn eigen honden opgespeurd en verslonden, daar deze in hem een rijken prooi meenden te vinden.
Wat de fabelleer ons echter mededeelt omtrent dymion, getuigt, dat Diana ook niet altijd tegen Venus bestand was. Volgens sommigen verwekte Endynzion bij haar vijftig zonen. Deze was een schoone jongeling in Carie, die een bijzondere voorliefde koesterde om op den berg Latmos te jagen, en daar ook den nacht door te brengen, wanneer hij zich, uitgeput van vermoeienis, ter ruste legde. Diana gevoelde liefde voor hem en be-
84
zocht hem dikwijls op den genoemden berg. Zij kuste
hem dan vol vuur, maar Endymion ontwaakte niet on-
der haar liefkozing-en. De slaap van Endpnion is in-
tusschen een spreekwoord geworden voor iemand die
het grootste en beste gedeelte van den dag slapende
doorbrengt.
De Latynen noemden Diana ook Triformis, en de
Grieken Trioditis, naar de drie gedaanten welke de maan
kon aannemen : de sikkel, de halve maan en de voile
maan daarom werd zij tevens afgebeeld met een hoofd
en drie aangezichten. Ook treft men haar aan met een
sluier boven het hoofd, waarin talrijke sterren geplaatst
zijn, en een brandenden fakkel in de hand. Orpheus
noemde haar zelfs in zijn gezangen, de godin der ster-
ren of Astrarche. En ten tijde van keizer Helio-
gabalus werd zij te Rome vooral onder den naam van
Urania vereerd.
De tooveressen, die voornamelijk gedurende den nacht
en bij maneschijn haar zonderling-e bezigheden verricht-
ten, haar kruiden verzamelden en haar toovermiddelen
bereidden, vereerden op geheel bijzondere wijze de godin
Diana, die met betrekking tot haar Hecate genoemd
werd. Deze Hecate voerde het bevel over de nachtspo-
ken, die door de Romeinen Mostella of Larvae genoemd
werden. Dezen waren drie in getal : Empitsa, Lamia Monizo, en werden afgebeeld door afschuwwekkende
vrouwengestalten met ezels- of bokspooten.
Een der beroemdste onder de tallooze tempels van
Diana was die te Ephesus, waar haar beeld onder een
zonderlincrb 6e credaante vereerd was.
Haar boezem was met talrijke g-ezwollen borsten be-
dekt, ais een zinnebeeld van he leven wat zij schonk
85
bij de geboorte, terwijl het onderste gedeelte van het
lichaam uitliep in een massief blok, waarop verschil-
lende symbolische figuren en gedaanten prijkten. De
Romeinen kenden ook een god Lunus, van het man-
nelijk geslacht, en eveneens de maan voorstellende.
MINERVA OF ATHENE.
Minerva, door de Grieken Pallas Athene genoemd,
was de dochter van Jupiter. Zij verpersoonlijkt de hoogste
gave van den hoogsten god Jupiter, namelijk : de wijs-
heid. Daarom is zij uit zijn hoofd voortgesproten, en
om aan deze voorstelling een meer bevattelijken vorm te
geven, heeft de fabelleer dit aldus ingekleed, dat Vulcanus door Jupiter zelf bevolen werd, hem het hoofd open te
splijten, waarna ./V/inerva, onder de gedaante van een
wonderschoone vrouw, maar gewapend met de wapen-
rusting van een strijder, uit zijn opengelegde hersens
opsteeg. Paeon, de geneesheer der goden, heelde de
wonde van Jupiter. Hierom wordt Minerva ook Trito-genia, uit een hoofd geboren, genoemd.
Minerva werd voornamelijk vereerd als de godin die
beleid schenkt in de regeering, zoowel in vredestijd als
in oorlog daarom werd zij gewapend afgebeeld. Van
haar helm zegt Homerus zelfs, dat deze groot genoeg
was, om het hoofd van vele duizenden krijgslieden
tegelijkertijd te bedekken.
In Minerva heerschten de verstandelijke vermogens
over de zinnelijke evenals Diana verkoos zij den maag-
delijken staat boven het huwelijk.
87
Toch was zij niet blind voor lichamelijke schoonheid, en was zelfs zeer naijverig over haar eigen wondervolle schoonheid, wat wij reeds bij het «oordeel van Paris» op den berg Ida gezien hebben.
Haar achterstelling bij Venus verwekte zooveel haat in haar hart, dat zij zich in den oorlog van Troje in alles tegen de plannen van deze godin verzette en steeds de zijde der Grieken koos. Naar haar naam heette ieder beeld van Minerva : Palladium meer in het bijzonder was dit de naam van een Minerva-beeld, dat uit den hemel in het land van Troje zou nederge daald zijn, Avaarbij de orakelen voorspeld hadden, dat de plaats of de stad, waar dit beeld bewaard werd, onoverwinnelijk zou zijn. Gedurende den Trojaanschen oorlog werd dit Palladium bewaard in den Minerva-tempel op den burgt van • Troje, en waren de Grieken, wilden zij de stad zelve veroveren, genoodzaakt om voor-af dit beeld te verwijderen of te bemachtigen. Werkelijk werd het Palladium, door de listigheid van Ulysses en Diomedes uit de stad verwijderd, maar later door Aeneas naar Italie overgebracht, alwaar het te Rome, in den tempel van Vesta, vereerd werd.
Minerva werd gewoonlijk afgebeeld als een statige, schoongevormde vrouw, met een helm op het hoofd, en een schild aan den arm of op de borst, terwijl zij in de rechterhand een lans draagt. Zij gaat gewoonlijk vergezeld van een uil. Op het hoofd draagt zij een toren of muurkroon, waardoor aangeduid werd, dat zij de beschermgodin der steden, vooral van Athene was, en dat de wijsheid en het goede gebruik der verstandelijke vermogens de ware grondslag was van alle staten en steden en staatsbestuur. De vederbos op den helm wordt
SS
somtijds vervangen door drakenfiguren ; niet zelden ver-
sierde men haar helm ook met de afbeeldingen van de
gelaatstrekken van Socrates en Plato. Alle uitvindingen en kunsten werden aan Minerva
toegeschreven ; zoo, het spinnen en weven. de bouw-kunde, de boomkweekerij, voornamelijk die van den
olijfboom en de kunst van de bereiding der olijfolie,
de krijgskunde en de vervaardiging van oorlogstuig.
De Olijfboom was zelfs een van haar meest kenmer-
kende symbolen. Deze boom werd haar toegewijd, omdat
zij hem geschonken had aan de Atheners, wier stad zij
gesticht had, als de nuttigste gave, welke den inwoners
van dit land door de goden aangeboden kon worden.
Anderen verhalen hieromtrent de volgende fabel :
Toen Cecrops uit Egypte naar de landstreek van Athene
was overgestoken, verzamelde hij de verspreid wonende
menschen in dorpen en steden en stelde onder hen het
huwelijk in, dat hun tot dusverre onbekend was. Daarom
werd deze Cecrops later : Dipkycs, genaamd en afge-
beeld met twee gezichten, een mannelijk en een vrou-
welijk. Tusschen Minerva en Neptunus ontstond nu een
oneenigheid, wie hunner aan de stad haar naam zou
schenken. Cecrops werd aangesteld als scheidsrechter
in dezen twist, en besloot, dat degene, die aan dit land
de nuttigste gave schonk, ook het recht zou verkrijgen,
de stad haar naam te geven. Door met zijn drietand
op de aarde te stooten, bracht Neptunus een paard te
voorschijn, maar Minerva deed den olijfboom opschie-
ten. Cecrops beslistte ten gunste van Minerva. De olijftak werd sedert deze gebeurtenis beschouwd
als het zinnebeeld van den vrede, die alle Nverkzaam-heden van den geest bevordert en stater en steden
MEDUSA-HOOFD.
89
in welvaart en bloei doet toenemen ; eveneens werden zij, die op de Panathenaeen de overwinning behaalden, met een krans van olijfbladeren beloond. Onder de talrijke feesten welke ter eere van Minerva gevierd werden, waren deze Panathenaeen de grootste en luister-rijkste. Daar stroomde alles wat zich in Griekenland onderscheidde door lichamelijke of geestelijke begaafd-heden bijeen, om onderling te wedijveren.
Minerva onderscheidde zich vooral door de bescher-ming en den steun, die zij aan Perseus verleende in zijn strijd tegen de Gorgonen. Dezen waren de dochters van Phorcus, een zoon van Neptunus. Zij heetten Stheno, Euryale en Medusa, en verbleven op een der eilanden van de Middellandsche Zee, het itegenwoordige Sardinie of een der Balearische Eilanden. De twee eerste zusters waren onsterfelijk, Medusa echter was sterfelijk.
Met haar drieen bezaten zij slechts een oog, wat zij aan elkander leenden ; zij kwamen ook in al haar han-delingen steeds op de nauwkeurigste wijze met elkander overeen, zoodat zij met haar drieen slechts een daad schenen te verrichten.
Om haar buitengewone schoonheid werd Medusa be-mind door Neptunus, die haar overviel in een heiligdom van Minerva, en haar in deze gewijde plaats onteerde. Daar Minerva zich niet op Neptunus kon wreken, richtte zij al haar toorn en wraak op Medusa, wier schoone lokken zij in slangen veranderde, terwijl zij. aan haar gelaat een zoo afschuwwekkende uitdrukking gaf, dat bij haar aanblik alleen reeds alles in steen veranderde. Voorts zond zij Perseus op haar af, en geleidde hem naar Medusa gedurende haar slaap, zoodat zij haar oogen niet op hem kon richten en hij .dus Been gevaar liep,
90
versteend te worden. Hij sloeg haar het hoofd of en
nam dit met zich mede ; het hoofd bleef de eigenschap
behouden van alles in steen te kunnen veranderen, en
uit het bloed, dat bij den dood van Medusa vloeide,
ontstond een vliegend paard, de Pegasus, waarvan Per-seus zich voortaan steeds bediende. Terwijl hij op zijn
terugreis naar de kusten van Phenicie door Afrika trok,
vielen er talrijke bloeddruppelen uit het pas afg-ehou
wen hoofd op den Afrikaanschen bodem, waaruit ontel-
bare slangen voortkwamen. Minerva had Perseus, voor
zijn strijd tegen de Gorgonen, ook voorzien van een
helm, die den drager onzichtbaar maakte.
Perseus toonde zich dankbaar jegens de groote go-
din die hem op zoo wonderlijke wijze toegerust en be-
schermd had, en schonk haar het hoofd van Medusa, hierom treft men, bij de beelden van Minerva dikwijls
een Medusa-kop aan, hetzij op den helm, hetzij op haar
gordel, of naar schild.
De schoonste standbeelden van .'llinerva, ook het meesterstuk van Phidias, dat uit goud en ivoor was vervaardigd, zijn voor ons verloren gegaan.
Dit laatste beeld bezat kolossale afmetingen, bereikte
een hoogte van omstreeks veertig -, voet, en was bestemd
voor Minerva's tempel op den Acropolis. Eenige be-
roemde Minerva-koppen, maar geen oorspronkelijke
werken, zijn tot ons gekomen.
De Ro- meinen bouwden deze godin een luisterrijken
tempel op het Forum Romanum. De beteekenis en de
afleiding van den latijnschen naam is in het duister ge-
bleven, reeds ten tijde van Keizer Augustus waren zij
ook den Romeinen niet meer bekend.
APOLLO.
APOLLO.
Apollo, meestal Phoebus of Phoebus Apollo genaamd,. de Zonnegod en de aanvoerder der Muzen, was de god van het licht, van het gezang, van de geneeskunst en der mannelijke schoonheid.
Hij was de zoon van Jupiter en Latona, die door Juno, .
de wettige gemalin, op schrikwekkende wijze vervolgd werd, en tevens de zuster van Diana. Hij was in vele opzichten het mannelijk evenbeeld van Minerva. Zooals de wijsheid of Minerva de grootste geestesgave van Ju-piter was, zoo verpersoonlijkte Apollo, of het licht, de grootste stoffelijke gave van den machtigen god.
Nadat Juno de trouweloosheid van haar hoog-en ge-maal met Latona ontdekt had, verdreef de jaloersche godin haar niet alleen uit den hemel, maar gunde haar zelfs niet de geringste plaats op de aarde, om er het uur barer verlossing of te wachten. Daarom zwierf zij steeds rond totdat zij op het eiland Delos, dat Neptu-nus voor haar uit de zee had doen opstijgen, tusschen een palm- en een laurierboom haar verheven tweeling baarde.
Zij moest echter het eiland aanstonds weder verlaten, en begaf zich naar Lycie. Daar eenige bewoners haar on-derweg wilden beletten van het water van een moeras te
92
drinken, veranderde zij ze in kikvorschen. Apollo werd vervolgens in Lycie opgevoed.
Ofschoon men voor den zonnegod aanvankelijk een afzonderlijke godheid aannam, namelijk Helios, werd Apollo langzamerhand vereenzelvigd met deze persoon-lijkheid, en werden zij als een zelfde god beschouwd.
Apollo of Phoebus werd afgebeeld als een jonge schoone man van edele houding, zonder baard maar met lange golvende lokken, waarin een krans van laurierbladeren gevlochten was ; geheel zijn uiterlijk droeg het stempel van volmaakte mannelijke sclioonheid. In de eene hand ,droeg hij gewoonlijk een harp, in de andere een zilve-ren boog en op den rug een gouden pijlkoker.
Het wereldberoemde beeld van den «Apollo van Bel-vedere,» dat in het Vaticaan to Rome bewaard wordt, stelt hem voor als den Pythischen Apollo.
Deze naam werd hem gegeven, vvegens het dooden van den draak Pytho, en wordt hij ook afgebeeld met ,een harnas, dat zijn lichaam en zijn beenen bedekt. Deze draak verbleef in een donkere spelonk onder den tempel van Delphi, waar de Pytkia haar beroemde ora-kelspreuken gaf, gewoonlijk gevat in den vorm van Grieksche verzen.
Bij haar voorspellingen plaatste deze Pythi a zich op een gouden drievoet, boven een vuur, dat zware bedwel-mende walmen verspreidde, en haar in een soort van geestvervoering overbracht ; in dezen staat gaf zij haar wonderspreuken. Apollo doodde den draak, en bouwde zelf een tempel, waar hij de plaats van Zeus verving en sprak door den mond van de Pythia. Deze tempel is gedurende de geheele oudheid beroemd gebleven onder den naam van Tempel van Delphi.
93
Apollo was ook de beschermgod der geneeskunde met
welke gave hij ook zijn zoon Aesczilapins op overvloedige
wijze verrijkte. In deze hoedanigheid werd hij Pawn of
Ozdios genoemd, en afgebeeld met een slang naast zich,,
daar ook dit dier een aloud zinnebeeld der geneeskunde
was ; ook andere dieren, zooals de zwaan, de wolf, de
raaf, enz., waren hem toegfewijd.
Maar bewees Apollo den stervelingen weldaden door
zijn orakelen en zijn bescherming en genezing in ziek-
ten en verwondingen, dan wist hij zich ook te wreken
op hen die hem versmaadden of beleedigden. De droe-
vige lotgevallen van Niobe geven hiervan een bewijs.
Deze was een dochter van Tantalus, en gehuwd aan
Amphion, zij verheugde zich ook in het bezit van zeven
zonen en zeven dochters.
Gedurende haar leven had men de vereering van La-lona, de moeder van Apollo en Diana in willen voeren,
vat de jaloerschheid van Niobe opwekte. Zij beweerde
namelijk meer recht te hebben op vereering, daar zij
aan zoovele kinderen het leven geschonken had, dan
Latona die er slechts twee gebaard had. Dit deed de-
twee godheden van het licht in woede ontsteken. Apollo doodde met zijn pijlen de zeven zoons van Niobe, ter-
wijl Diana de zeven dochters met de hare doorschoot.
Niobe was vol vertwijfeling-, en ontroostbaar over het
verlies harer kinderen ; zij weigerde alle voedsel en Nverd door de goden, die zich over haar ontfermden, in een.
steen veranderd.
Een derg-elijk lot overkwam den vermetelen satyr
Marsias, die het waagde, Apollo, den god der zang- en
dichtkunst, tot een wedstrijd op de fluit uit te dagen.
Apollo wreekte zich op hem, door hem de geheele huid_
94
van het lichaam te stroopen. Alle boschbewoners, faunen
en satyrs, beweenden den ongelukkigen Marsias, en de
herders en herderinnen stortten overvloedige tranen,
waaruit het riviertje Marsias samenvloeide, dat weleer
door Phrygie stroomde, en onder dien naam bekend stond.
Horatius zinspeelt in een zijner satiren (I sat. VI
120, 121) op dezen gevilden Marsias, waarvan men te
Rome een zeer kunstig vervaardigd metalen standbeeld
vertoonde. Ook gaf men in de Phrygische stad Celenae,
aan denzelfden stroom gelegen, een menschelijke hand
te aanschouwen, welke die van den ongelukkigen satyr
moet geweest zijn.
Talloos zijn de namen, welke aan Apollo door de Grie-
ken en de Romeinen toegekend werden, en die alle een
eigenschap, een karaktertrek, een weldaad of een hel-
dendaad van den hoog vereerden god vertolkten.
Niet minder talrijk waren ook de tempels die overal
te zijner eere opgericht, alsmede de voorwerpen of per-
sonen die hem toegewijd werden.
Hij werd gediend door een schaar van priesters die
evenals hij, met de gave der voorspelling bedeeld wa-
ren, en onder zijn zonen werden de beroemdste zangers,
dichters en toonkunstenaars gerekend. Alles wat het
licht des geestes verspreidde onder de menschen, de
-schoone kunsten, de wetenschappen, de muziek, allerlei
uitvindingen en bekvc aamheden of talenten, vonden be-
scherming en begunstiging bij den vredelievenden god
de harp, de Tier, de drievoet, de zon, en alle onder-
scheidingsteekenen der muzen waren zijn bijzondere
kenmerken.
Onder de beroemdste tempels die aan dezen god ge-
wijd waren moeten genoemd worden, die te Patara, aan
95
de rivier Xanthus, in Lycie, waarnaar hij Patareus ge-noemd werd ; die te Colophon in Klein-Azie, een te Actium in Griekenland en een andere, op niet verren afstand op het eilandje Leucadia, die hem de bena-mingen van Actischen en Leucadischen Apollo bezorg - - den ; in het land van Troje bezat hij twee tempels, te Thymbra en te Grymium. Op den berg Cynthus op het .eiland Delus, verhief zich een zijner tempels, waarnaar hij Cynthius genoemd werd.
Op sommige plaatsen werd de zonnegod ook vereerd under den naam van Apollo smintheus, naar het woord sminthos, dat muffs beteekent.
De fabelleer zegt ons, dat hij in een zekere landstreek de bewoners weleer verloste van een vreeselijke plaag van muizen, door aanhoudende, overvloedige regens over hen uit te storten. Op zijn standbeelden treft men hem om deze reden somtijds aan met den voet op een Timis geplaatst.
Zoo bevrijdde hij ook het Attische gebied van een plaag van sprinkhanen, en werd daarom Apollo Pornopes :genoemd. Keizer Augustus richtte hem te Rome op den Palatijnschen Heuvel een heerlijken tempel op.
Behalve dat Apollo zich schuldig maakte aan ong-e-oorloofde liefdesbetrekkingen, waardoor hij in het bezit geraakte van een groot aantal kinderen, wekte hij ook den toorn van Jupiter op, door de Cyclopen te dooden. De opperste god strafte hem, door hem voor den tijd van een jaar uit den Olymp te verbannen, en hem te veroordeelen om de paarden en het vee van een zekeren Admetus te weiden.
Horatius verhaalt hieromtrent (1 Ode X 9-----I2) dat Mercurius in het geheim eenige runderen van de kud-
96
den, die door Apollo gehoed werden, ontvoerde. Bathus-had van verre dezen diefstal gadegeslagen, waarop
Mercurius hem een schoone koe aanbood, om hem
daardoor te bewegen, zijn misdaad niet aan het licht
te brengen. Maar als de god der dieven, en hoogst
ervaren in het zonderling bedrijf dezer lieden, Wilde hij
zich voorzichtigheidshalve vergewissen, of hij op de be-
lofte van Bathos kon vertrouwen.
Hij nam dus een andere gedaante aan, en begaf zich
naar denzelfden Bathos, die hem in deze nieuwe ge-
stalte niet herkende, en ondervroeg hem, of hij niemand
voorbij had zien gaan met een kudde van een zeker
aantal stuks hoornvee. Bathos antwoordde bevestigend
en wees hem de richting, waarin Apollo zich met zijn
vee verwijderd had. Tot straf voor zijn trouweloosheid
veranderde Mercurius hem in een steen.
Dit verhinderde echter niet dat de slimme godenbode
door Apollo ontdekt werd deze bedreigde den dief op
zoo schrikwekkende wijze, dat hij de gestolen runderen
terugschonk.
De dageraad, die steeds de opkomende zon voorafgaat,
werd eveneens door de ouden onder de gedaante eener
godheid vereerd. Het was de rozenvingerige Aurora, die op een gouden wag-en, met twee jonge hengsten
bespannen, langzaam den zonnewagen van Apollo voor-afg-ing.
Haar gelaat was rosig en op haar voorhoofd flonkerde
een schitterende ster. Haar gewaad was echter safraan-
kleurig, daar de dageraad somtijds bij somber weder
en zware wolken, een vaal onbestemd licht verspreidt.
Aurora trad in het huwelijk met Tithonus ; deze
smeekte zijn goddelijke echtgenoote, om hem de gave
97
der onsterfelijkheid te verleenen ; daarbij verzuimde hij
echter haar tevens het genot van een eeuwigdurende
jeugd te verzoeken, zoodat hij op hoogen ouderdom
gekomen zijnde, het leven moede werd. Hij smeekte
nu de goden, hem te laten sterven, maar zijn bede werd
niet verhoord ; hij werd veranderd in een krekel, die
door zijn gezang steeds den opkomenden dageraad
begroet.
Mythologie. 7
MAR S OF ARES.
Mars, de schrikwekkende god van den oorlog, genoot grootere vereering bij de Romeinen, die het zwaard over de wereld zwaaiden, dan bij de Grieken, die haar meer door de wijsheid van Minerva regeerden.
Hij verkreeg ook bij de Romeinen, ondanks zijn liefdesbetrekkingen met Venus, nooit dat meer zacht-aardige karakter, wat de Grieken hem in de tijden die kort op Homerus volgden, trachtten toe te kennen.
Voor de eersten was hij de god van den oorlog, van het zwaard, van roof en buit, van bloedvergieten, moor-den en menschelijke offeranden ; en zijn twee zoons Demos en Phobos, de schrik en de angst, gingen hem steeds vooraf. Het wekt dus Been verwondering dat deze god bij de Romeinen, bij wie de tempel van Janus slechts driemaal gesloten werd tot aan de regeering van keizer Augustus, d.w.z. dat Rome slechts drie korte tijdperken van vrede kende, hoog vereerd werd en de Romeinen er prijs op stelden zijn bescherming over hun wapenen of te smeeken. De Grieken verbanden hem daarentegen meestal naar de woeste, onbeschaafde bewoners van Scythie en Thracie en stelden zich hun eigen Mars onder een meer ideale godsgestalte voor.
99
Mars was de zoon van Jupiter en Juno, ofschoon ook een andere fabel zegt, dat hij de zoon van Juno alleen was, die door het aanraken van een zeker kruid be-zwangerd werd en den krijgsgod baarde. In overeen-stemming met het. hierboven beschreven karakter van den griekschen Mars, namen de Grieken een afzonder-lijken Thracischen Afars aan, Bien zij zoon van Kronos en Rhea noemden.
Behalve van zijn twee zoons, was Mars ook steeds vergezeld van de oorlogzuchtige godin Bellona, die door de Grieken Enyo genoemd werd, en van de godin Eris, die twist zaaide, en daardoor vijandschappen en oor-logen verwekte. Bellona, die vooral in Cappadocie en in Rome vereerd werd, verscheen steeds onder de ge-daante van een razende vrouw, in voile wapenrusting, met schild en speer, en in de hand een geeselroede of een brandenden fakkel. Naar deze Enyo werd Mars Enyalios genoemd.
Over het algemeen werd alles, wat betrekking had op het verdelgen van menschen, toegeschreven en toe-gewijd aan Mars. Zijn Grieksche naam Ares beteekent een overweldiger, een verwoester. Bij de oude Latijnen heette hij Mamers, of Mayors. Naar de verschrikkelijke, onweerstaanbare wapenen, die hij droeg, werd hij Ari-manios genoemd, en naar het krijgsgeschreeuw dat hij bij den aanvang van het gevecht aanhief, en dat hemel en aarde deed daveren, heette hij Briepios. Ook de Areopagus, op den Marsheuvel to Athene, werd naar hem genoemd.
Oorlogzuchtige vorsten werden door de oude Grieken en Romeinen tonen van Mars genoemd. Zoo b.v. As-calaphus en Jalmenus, welke in het geheim door Mars
TOO
verwekt waren bij Astyoche. Ook Romulus en Remus, de stichters van Rome, noemden de Romeinen tweeling-
zonen van Mars, door hem verwekt bij Rhea Sylvia, de dochter van den Albaanschen koning Numitor, die
tevens eene Vestaalsche Maagd was. Deze twee kinde-
ren werden te vondeling gelegd nabij de Tiber, alwaar
zij door een wolvin gezoogd werden.
ilfars verlustigde zich niet alleen in het aanschouwen
van de gruwelen, welke hij, door oorlogen te verwek-
ken, order de stervelingen veroorzaakte, maar leefde
zelf eveneens in voortdurende oneenigheid met andere
personen, waarbij hij, ofschoon de hoogste god der
wapenen, zelf meer dan eens het onderspit moest delven.
Otus en Ephialtes, twee zoons van Aloeus namen den
beruchten god zelfs gevangen en hielden hem gedurende
dertien maanden opgesloten. De slimme godenbode,
Mercurius, wiens hulp steeds ingeroepen werd, wanneer
er list en verraad moest aangewend worden, wist hem
weder uit zijn gevangenschap te verlossen.
In den Trojaanschen oorlog werd hij door Minerva gewond en moest vluchten. Neptunus maakte zich ook
eenmaal van hem meester, en sleurde hem voor de
goden, van wie hij voldoening eischte omdat Mars zijn
zoon Halirrhotios vermoord had, toen deze op het punt
stond, Alcippe, de dochter van den krijgsgod, te ver-
krachten. Mars werd echter door de goden vrijgesproken.
Zooals de meeste goden nam ook Mars deel aan den strijd tegen de Reuzen, maar werd gedwongen te
vluchten.
Mars, als de vader van Romulus, had bij de Romei-
nen tallooze tempels, bij de Grieken daarentegen slechts
zeer weinige. Te Rome was voor de bediening van een
IOI
zijner voornaamste tempels een hoogepriester aange-
steld, die Flamen Martians genoemd werd. Hij stond
aan het hoofd van de Salii, een vereeniging van
priesters van Mars, die op bepaalde dagen in het
jaar door de straten van Rome plechtig rond-
trokken, en onder het uitvoeren van dansen in voile
wapenrusting, liederen zongen ter eere van den oorlogs-
god. Zij werden daarna op kosten van den Staat aan
een feestmaal uitgenoodigd. Aanvankelijk waren zij twaalf
in getal later stegen zij tot vierentwintig en werd er
een afzonderlijke aanvoerder, een praesul, over hen aan-
gesteld, die hen in hun dansen geleidde.
In den stoet, welke zij vormden, werden eenige
schilden gedragen, Ancilia genaamd, ter herinnering aan
het reusachtige schild, dat uit den hemel was neder-
gedaald, en waarbij tevens voorspeld was, dat het volk,
bij wie dit schild bewaard werd, de heerschappij over
de wereld zou voeren. Opdat het eigenlijke schild nooit
ontdekt en geroofd zou worden, vervaardigde men ver-
scheidene andere schilden van denzelfden vorm, en
bewaarde deze in de tempels van Mars. Ondanks zijn bloeddorstige natuur, versmaadde de
woeste god de liefde niet. Bij Venus hebben wij reeds
gezien welke betrekkingen hij aangeknoopt had met de
godin der liefde zelve en welke lieftallige en bekoorlijke
kinderen, Amor en Harmonia, hij bij haar verwekte. Hij
hield ook omgang met tallooze andere godinnen waar-
door hij de vader werd van een groot geslacht van
oorlogzuchtige amen. Volgens deze karaktertrekken was
er in de beelden, welke de Grieken van hem vervaar-
digden, niets afschuwwekkends, niets dat aan een woeste
natuur herinnerde, to bespeuren. Aan zijn helm en speer
102
alleen kon men dikwijls herkennen, dat hij de god van den oorlog was. In latere tijden werd bij de Romeinen zelfs de gewone soldaat, of een sterk gespierd man, zoon van Mars genoemd.
VESTA OF HESTIA.
Evenals de eeredienst van Mars was ook die van Vesta veel meer verspreid bij de Romeinen dan bij de Grieken. Terwijl er bijna geen afzonderlijke tempels voor haar opgericht werden, was zij bij de eersten toch een der meest populaire en vereerde godinnen. Gelijk de wijsheid in Minerva, en het licht in Apollo van Jupiter uitstraalden, zoo het vuur in Vesta, het vuur dat ver-warmde en den huiselijken haard onderhield. De Grieken noemden haar het eerst Hestia, wat vuurhaard beteekent, en de Romeinen vormden van dezen naam Vesta. Zij behoorde tot de twaalf groote godheden en was de beschermgodin van den huiselijken haard, van de maat-schappij, van den geheelen Staat, en meer in het bij-zonder van de Vestaalsche Maagden, die in den tempel het Heilig vuur verzorgden, bewaakten en onderhielden. Van haar smeekte men zegen en welvaart of voor het huisgezin op een altaar, dat in iedere woning aanwezig was, werden haar dagelijks kleine offeranden gebracht. Zij werd ook als een dochter van Kronos beschouwd, daar zij de menschen geleerd had, zich huizen te bouwen, en daarvan een huiselijk verblijf te maken.
Het eigenlijke zinnebeeld dus, waaronder zij werd
104
voorgesteld was het vuur, en dit werd dan ook in ieder
huisgezin zorgvuldig onderhouden.
Werd dit uitgedoofd, dan kon men voor allerlei
rampen en onheilen vreezen. Dit was dan ook de oor-
zaak dat zij een der meest vereerde groote godinnen bij
de Romeinen was.
In iedere stad werd, zooals in ieder huisgezin, een
openbaar vuur onderhouden, om daardoor Vesta te
eeren. Vooral te Rome zelf stond zij in hoog aanzien.
Haar tempel werd daar bediend door de Vestalinnen
of Vestaalsche 1VIaagden, die gedurende haar bediening
niet in het huwelijk mochten treden, en haar kuischheid
moesten bewaren. Zij waren zelfs verplicht, hiervan een
plechtige belofte of te leggen, en werden door vreeselijke
straffen getroffen, wanneer zij zich dienaangaande aan
overtredingen schuldig maakten. Zij werden levend be-
graven, of ook levend in een onderaardsch verblijf in-
gemetseld, waar men haar niets medegaf dan een slang,
een aap en een kruik olie.
De Vestaalsche maagden leefden afgezonderd in den
tempel, dien zij bedienden ; er waren er aanvankelijk
slechts twee, maar haar aantal steeg langzamerhand tot
negen. Zij werden gekozen en aangenomen door den
hoogepriester, onder de Latijnsche meisjes van zeven
tot tien jaren. Zij werden, onder het ten uitvoer brengen
van bepaalde voorgeschreven plechtigheden aangenomen
en ingewijd en moesten zich verbinden, dertig jaren in
den tempel te leven, waarna zij ophielden, Vestalinnen
te zijn en in het huwelijk mochten treden.
Evenals bij overtredingen tegen haar maagdelijken
staat, werden zij ook zeer zwaar gestraft, wanneer door
haar schuld het Heilig Vuur in den tempel uitdoofde.
105
Dit werd als een groote ramp beschouwd, daar men hierin het voorteeken zag van allerlei onheilen in den Staat.
Vesta is een van de zeer weinige godheden, die niet in liefdesavonturen in of buiten den Olymp verwikkeld werden. Zij werd wel door eenige goden aangezocht, maar had een eed gezworen, dat zij steeds haar maagdelijken staat zou bewaren.
MERCURIUS OF HERMES.
Mercurius, de zoon van Jupiter en de nimf Maja,
vereenigde in zich een aantal ambten, waardigheden en eigenschappen, waardoor het zeer moeilijk is, zijn eigen-lijk karakter in een beeld voor to stellen. Hij was een herdersgod, de gids der schimmen in de onderwereld, de bode der goden, voornamelijk van Jupiter zelf, de god der kooplieden, maar ook der dieven en de be-schermer van velerlei wetenschappen en kunsten. Hij was echter vooral vermaard, en daarom niet zelden be-rucht door zijn slimheid en listigheid, waarin hij alle andere goden overtrof en waarvan zij meermalen de noodlottige gevolgen moesten ondervinden.
Zoo vereenigde hij in zijn karakter een groot aantal goede en afkeurenswaardige eigenschappen, waardoor hij een zeer populaire god werd en in de meest ver-schillende omstandigheden, zoowel gunstige als ongun-stige, aanbeden en aangeroepen werd. De persoon, waar-in zijn karakter het best weerspiegelt, is die van den zaakgelastigde, maar van een weinig angstvalligen, die zich tot alle diensten bereid verklaart.
Mercurius werd in Arcadie op den berg Cyllene ge-boren, vanwaar zijn benaming : Cyllenius. Zijn moeder,
107
de nimf Maja, naar wie de maand Mei genoemd is geworden, was de dochter van Atlas, die door het Medusa-hoofd in steen veranderd werd.
Het listige karakter scheen Mercurius aangeboren, want reeds kort na zijn geboorte sloop hij, door honger gekweld, uit zijn wieg, en ontstal aan Apollo een kudde runderen, waarvan hij er eehigen braadde om zijn honger te stellen.
Om den zonnegod het spoor bijster te doen worden bond hij bladeren aan de staarten der dieren en trok zijn schoeisels in een verkeerde richting aan zijn voeten. Apollo achterhaalde echter de sluwe listen van den jeugdi-gen dief en dwong hem zijn geroofde kudde terug te geven.
Daar Mercurius echter gedurende deze gebeurtenissen de her had uitgevonden, onderhandelde hij met den zonnegod, die gaarne in het bezit wenschte te geraken van dit wonderschoone muziekinstrument, en bedong als koopprijs voor zijn her de kudde vee, welke hij hem ontstolen had. De beide goden kwamen overeen omtrent den verkoop, en Mercurius bleef de eigenaar van het vee, waarom hij algemeen als herdersgod vereerd werd.
De groote schranderheid en scherpzinnigheid van .
Mercurius, deden Jupiter besluiten, hem als zijn bode of zaakgelastigde aan te stellen, en sedert dit oogen-blik werd hij in nagenoeg alle lotgevallen der goden en godinnen op den Olymp of op de aarde en onder de aarde gemengd. Geen god zien wij in de fabelleer op zoo talrijke wijzen werkzaam als Mercurius. Vulcanus zond hem met zijn kunstig stalen net uit, om Venus en Mars er in te verwikkelen en aan de spotternijen der goden bloot te stellen ; aan Ino bracht hij den jongen Bacchus, de zoon van Jupiter en Sonde, om door haar
1°8
opg-evoed te worden, en ./o bevrijdde hij door den hon-derdoogigen Argus te dooden ; de schimmen leidde hij
naar de onderwereld, om ze in het bootje van Charon te plaatsen, waarom hij als de god der reizigers vereerd
werd. Ruwe vormlooze steenen beelden, of beter gezegd,
steenen palen, met een Hermeskop gekroond en Her-
mae genoemd, dienden meestal als wegwijzers bij de
oude Grieken en Romeinen. Mercurius was ook de god der welsprekendheid, der
bespraaktheid en van alles wat tot de spraak en de be-
hendigheid in het spreken behoorde ; hij vond het let-
terschrift uit, schonk den kooplieden buitengewone om-
zichtheid en geslepenheid in hun onderhandelingen,
leerde den dieven liegen, en zich aan een eenmaal ge-
zworen eed onttrekken door de gesproken woorden
een andere wijze uit te leggen, en oefende de rede-
naars in de rhetorica.
De kunst om woorden uit te leggen, of een tekst
woordelijk te verklaren wordt naar zijn naam Herm& veutica genoemd.
Daar hij vooral uitblonk door een scherpzinnigen en
vindingrijken geest, was er bijna geen wetenschap, waar-
van de uitvinding niet aan hem werd toegeschreven ;
daar hij door de goden in alle aangelegenheden gewik-
keld werd, wist hij achter alle geheimen te komen, en van
alle omstandigheden partij te trekken, vat zijn aange-
boren sluwheid en schranderheid niet weinig begunstigde.
Daarom werd hij niet alleen gezocht, maar ook gevreesd
door de goden, en Apollo verzocht hem zelfs op ze-
keren keer, zich steeds op een eerbiedigen afstand van
hem te houden, om te voorkomen dat hij herhaaldelijk
het slachtoffer werd van den sluwen dievengod.
109
Door zijn veelzijdig-e werkzaamheid kwam hij ook met tallooze godinnen in aanraking, waardoor hij in velerlei liefdesavonturen gewikkeld werd.
Hij wist zelfs het hart van Venus te veroveren, en verwekte bij haar den schoonen Hermaphroditus.
Volgens sommigen werd deze godheid als een twee-slachtige god, half man en half vrouw, door Venus of Aphrodite voortgebracht ; volgens anderen geraakte hij in dezen staat door toedoen van de nimf Salmacis. Deze zap-, den schoonen jongeling op zekeren dag baden en werd, bij den aanblik zijner buitengewone bekoor-lijkheid, in liefde voor hem ontstoken. Zij begaf zich te water, omstrengelde den jongeling, maar daar hij haar liefde niet wilde beantwoorden, bad zij den goden haar lichaam voor eeuwig met het zijne te vereenigen. De goden gaven haar gehoor, en nu werden Hermaphro
ditus en Salmacis zoo innig vereenigd, dat zij slechts
een persoon uitmaakten. Hermes wordt meestal afgebeeld als een naakt man,.
met zeer schoon, vlug, en schrander uiterlijk, gewapend met den Hermesstaf, dien hij van Apollo ten geschenke ontving ; bovendien draagt hij vleugels aan de voeten en dikwijls ook aan het hoofd, en draagt hij gewoon-lijk een beurs in de hand, waaraan hij als de god der kooplieden herkend wordt.
De Hermesstaf is omwonden door twee slangen en van vleugeltjes voorzien, waardoor zijn sneiheid het ten uitvoer brengen van de bevelen der goden af-gebeeld wordt. De staf was van goud en daarom werd
Mercurius ook Chrysornzpis genoemd. Door hem kon hij slaap verwekken of wakker schudden, deuren openen en sluiten ens bezat velerlei wonderlijke krachten, waar-
I I0
van hij zich op de meest verschillende wijzen wist to bedienen. Voorts waren hem voornamelijk de maand Mei, en in deze de 1 se dag, alsmede de hond en de slang, als zinnebeelden der waakzaamheid, de schildpad, wiens schaal den allereersten vorm der her leverde, de laurierboom, enz. toegewijd. Hij werd ook in tal-looze tempels vereerd.
VULCANUS OF HEPHAESTOS.
Vulcanus, door de Grieken _Hephaestos genoemd, was de zoon van Jupiter en Juno. De fabelleer zegt van hem dat hij buitengewoon leelijk van gedaante en ge-stalte en kreupel was.
Hij was de verpersoonlijking van het vuur, dat door de stervelingen bij velerlei bedrijven en bezigheden van het dagelijksche leven aangewend wordt, en meer bij-zonder door de smeden. Vulcanus oefende zelf dit bedrijf uit, en de rook, het roet en de warm, te midden waar-van hij onophoudelijk leefde en die hem met onrein-heden besmeurden, verhoogden nog zijne natuurlijke lee-lijkheid en terugstootend uiterlijk. Om zijn smidsvak noemden de Latijnen hem ook Mulciber en als smid vverd hij gewoonlijk afgebeeld met een puntige muts op het hoofd, het bovenlijf naakt, in de eene hand een hamer en in de andere een nijptang, en in zittende houding.
Ook de uitdrukking van zijn gelaat was somber en droefgeestig, en over het algemeen was er in zijn ge-stalte niets verhevens, niets edels, niets goddelijks te bespeuren.
Zijn leelijkheid was oorzaak, dat Juno niet diezelfde
112
teedere moederlijke liefde voor hem gevoelde, als voor haar andere goddelijke kinderen. Zij verstootte hem zelfs en slingerde hem uit den Olymp naar omlaag. Eenige zeenimfen ontfermden zich over den kleinen zuigeling, die in zee gevallen was en in zijn val een zijner been en gebroken had. Hij werd door haar opgevoed en keerd e
later weder naar den Olympus terug. Maar opnieuw werd hij, nu door Jupiter, uit den
hoogen hemel verjaagd en op het eiland Lemnos ge slingerd, waar hij door de bewoners gastvrij ontvangen werd. Dit eiland werd beroemd om zijn vuurspuwende bergen, zijn warme bronnen, en de vaardigheid en schranderheid der talrijke smeden, die daar hun bedrijf uitoefenden.
Vulcanus smeedde de bliksems voor Jupiter, en de wapenen waarvan zij zich bedienden in hun verschillende oorlogen eenige cyclopen waren zijn dienaren en waren hem behulpzaam bij het vervaardigen van zijn wapenen en kunstvoorwerpen. Zijn kunst strckte zich namelijk niet alleen uit tot grove, zware voorwerpen, zooals de bliksems van Jupiter en zijn vervaarlijk schild Aegis, maar ook tot kunstige voorwerpen, die buitengewone behendigheid vereischten, zooals het fijne stalen net waarin hij de schoon e Venus, zijn trouwelooze gemalin, liet gevangen nemen. Evenzoo bouwde hij de heerlijke paleizen der goden op den Olymp ; hij vervaardigde de pijlen van Amor, de wapenrustingen van Achilles en den god Mars en den gouden wagen van Apollo.
Het verblijf van Vulcanus werd veelal geplaatst in een spelonk van een' der vuurspuwende bergen waar het onafgebroken gedonder, veroorzaakt door het hameren van hem en zijn cyclopen, hun tegenwoordigheid verried.
1'3
Ondanks zijne bestraffing van de trouwelooze Venus, maakte hij zichzelf schuldig aan vele ongetrouwheden met andere godinnen, wat hem een talrijk kroost verschafte, zooals de drie Cabiren, een soort geheim-zinnige goden, wier eeredienst vooral in het oosten verspreid was ; voorts de reus Cacus, en Caeculus, die in Italie van roof en moord leefden. De Romeinen vier-den ter eere van Hephaestos feesten, welke Vulcanalien genoemd werden.
CERES OF DEMETER.
De godin Ceres was een zuster van Jupiter, dus een dochter van Kronos en Rhea. Zij verpersoonlijkte het vermogen der aarde om vruchten voort te brengen de naam Ceres is afgeleid van het dragen der vrucht de Romeinen noemden haar ook Annona, daar het voort-brengen van vruchten door de aarde jaarlijks terug-keert. De Grieken gaven haar den naam van Demeter, ,of in het Dorische dialict, Damater, waardoor de aarde als de moeder der menschen aangeduid werd. Later werd zij ook Sito genoemd, naar het Grieksche woord Silos, dat koren beteekent.
Haar beelden stelden haar gewoonlijk voor als een statige vrouw, met een krans van korenaren om het hoofd in de hand droeg zij eveneens korenaren, of een brandenden fakkel of ook de bloem van den slaapbol. :Zij had eveneens zware, gezwollen borsten, als zinnebeeld van vruchtbaarheid en overvloed. Niet zelden stelde men Saar ook voor gezeten op een wag -en, die door ge-vleugelde draken getrokken werd.
Daar de landbouw een der krachtigste en voornaamste -middelen is, om de beschaving en de ontwikkeling bij den mensch te bevarderen, werd zij ook beschouwd als
1 15
de beschermgodin van de wetten der samenleving - , en daarnaar door de Grieken Thesmophoros, en door de Latijnen Leg ifera genoemd, en sommige feesten, die ter harer eere gevierd werden, heetten Thesmophoria.
Wij hebben reeds gezien dat Ceres een dochter had, met name Proserpina; de fabelleer zegt van haar dat zij op Sicilie geboren werd, en waarschijnlijk moeten wij hierin een zinnebeeldige voorstelling zoeken van het feit, dat op Sicilie de akkerbouw veeleer in bloei ge-weest is, dan in verschillende andere landen.
Toen de schoone Proserpina geroofd was geworden, zwierf Ceres geruilmen tijd rond, om haar dochter, `vier schuilplaats haar onbekend was, te zoeken, en kv.Tam ook te Eleusis aan, waar zij in onderhandeling trad met de goden om tot de ontdekking en de terugvoering van Proserpina uit de onderwereld te geraken. Daar nam zij ook een zekeren jongeling Tripto/enzus genaamd, tot haar zoon aan, leerde hem den akkerbouw, het gebruik van den ploeg, het zaaien enz. en zond hem, in haar met draken bespannen wagen, over de geheele aarde uit, om deze nuttige kunst overal te verspreiden.
De Eleusinische Mysterien dragen naar de bovenge-noemde plaats hun naam. . Het waren aanvankelijk ge-heime feesten en plechtigheden, waarbij alleen de ing -e-wijden werden toegelaten. Later gingen zij gepaard met akkerfeesten, zooals de Rotneinen haar ook de Cerealien of feesten van Ceres toewijdden.
De groote Eleusinische feesten, die gedurende ne-gen dagen voortgezet werden, waren vooral bij de Atheners in hooge eere.
De craven of straffen welke deze godin kon uitdeelen, waren geheel in overeenstemming met haar karakter van
I16
voedende en onderhoudende beschermgodin. Zij kon
iemand beloonen door hem de gave te schenken van
onophoudelijk te kunnen eten, zonder door den over-
vloed van spijzen gehinderd te worden maar zij kon ook.
de gehecle aarde, of afzonderlijk akkers en landerijen
met onvruchtbaarheid treffen, iemand door een nooit
te stillen of te verzadigen honger kwellen, of zijn oog --
sten laten verwoesten, door wilde zwijnen op zijn land,
te jag-en. Het laat zich zeer goed begrijpen, dat de ver-
eering dezer godin van den landbouw zoowel bij de
Romeinen als bij de Grieken algemeen verspreid was
NAA1VI-REGISTER.
A.
Pag. .Achelous 40 Acheron 27 Achilles 38 Acis 41
Acrisius 24 Actaeon 83 Admetus 95 Adonis 56-76 Aeacus 29 Aegyptus 39 Aeneas 11-56-69 Aesculapius 93 Agenor 23-39 Aglaia 56 Aglaopheme 41
Alcamenes . 5o Alcmene 25
18
Pag.
Amor
Amphion
Amphytrite
Amphytrio
Anchises
Anteros
Anticlea
Antinoe
Antolicus
Apelles
Aphrodite
Apollo
Arcas .
Ares .
Argus
Aristaeus
Aristor
Artemis
Ascanius
Assaracus
Atlas .
Aurora .
56-5S
93
37 25
56-69
59
3 1 83
3L
7 51
I I--91—I07
46
9&
49 83
4 ► 8r
69
69
22-107
96
B.
Bacchus I I-19-24-45
Bathus . • 96 Bellona 99 Belus . 39
11 9
C.
Pag..
Cacus . . 113;
Cadmus 45-68.
Caeculus . 113.
Caelus . 21
Caenus. 39'
Calliope 65,
Callisto 46'
Castor . I I--25,
Cecrops 88
Centauren 29-39,
Cerberus 28
Ceres. . 11-21-32-114
Chaos '. 21_
Chariclo 46 '
Charon 27;
Chimaera 29
Circe
Clio 65,
Clytemnestra 25,
Cora . 33;
Corybanten 21
Corythus . 74.
Cupido
D.
Danae 24.
Dan aiden 30
120
Pag. Dardanus 69 Deiphobos 78 Dejanira 40-48 Demeter 114
Demos 98 Diana . I 1-46-48-81 Dictys 24 Dii adscriptitii II
• conscripti II
• plebeji I I
• selecti II
Dike . 57 Dione 5 2
Dodona 19
Doris 38 Droom en 29
E.
Electra 69
Elyseum 26
En dymion 83 Enyo 99 Epaphus 39 Erato 65 Erebos 21
Eridanus 28
Eris 73 Eros 58 Erynnien 28
121
Pag. !Eucres 46 Eunomia . 57 Euphrosyne 56 Europa 23
Euryale. 89 Eurynone 56 Euterpe 65
F.
Faunus 12
Fortuna 34 Furien 29
G.
Gaea . 21
Galatea. 40-41 Ganymeda . 48 Ganymedes . 69 Genius . I I Giganten 22
Goden . II Gorgonen 89 Gratien. 56 Groote goden II
H.
Halfgoden . II
Iarmonia 56-68
Hebe . 47-48
122
Hecate Hector Hecuba Helena Helios Hemera Hephaestus Hera . Heracles Hercules Hermaphroditus Hermes Heroes Hesione Hesperiden Hestia Hierodulen Himeros Hippocrene Homerus Hora . Horae Horatius Hymen Hypermnestra
Pag_
84
74
74
25-76
32-57
52
47-67-111
4 2
25,
II-14-19-22-25-45-48
109
I 06
II
40
26,
103
• 79 5g 66 15.
57
57 15-17
59
3ch
I.
Ida . 19*
Idola . 26,
12 3
Pag..
• Idothea, 4'
—' Ilithyca 47 48
Ilus . 69 Inachus 48
4 Ino 5 , Jo 45 ,
Iphicles 25,
Irene 57 Iris 42-57 Isis 12-72
Ixion 30'
J.
I8' Janus —9 Julus 7 0'
Juno Jupiter I
Juventas
K.
Kapys 69. Kronos . 17-20'
L.
Laocoon 1 5 Laomedon 39-69
Larvae . 84 Latium 19-20
45 Learchus . .
114
Pug. Leda . . ‘. . , . 25 liethe . . , . . 27 Leucosia - - 4 1 Libera . . . . 33 Ligia . . . . . - 4 1 Luna. . . , . . . II-8 2
Lunus . . , . 85 1,ybia . . „ „ ̂ . 39
Maja . , . . . , . 106 Mars 11-47-98 Marsias . . . . , , . 93 Medusa . . . . • . 89 Megaera . , • . . . 2 8 Melpomene . . . 65 Menelaus . . . . , „ , . 76 Mercurius , . II-13-49-96-106
Metis . , , „ 23 Mindere Goden . , „ , . . . II Minerva . . „ • . , I 1-73-86 Minos . . . . . „ , 24-28
Mulciber . . , . • • , „ 1 1 1
Muzen . . •, „ , •. , . 65
Myrrha. . . , - - „ •. . 7o
N.
Nereiden 37-38
••
12 5,
Pag;.. Nereus. •.. 0. 37 Neptunus ----2O-21.-35---88! Niobe
a. Oceanus . , • . 35, Oenone . „ .. . .. .. 74- Olympia .. • , .. .. 19, Olympus . .. • 18, Osiris . , , .. •. .. I2-722
Oulia .. .. .. .. 81 Oulios .. . . 81
Paeon . . 86, Pallas Athene .. .- .. .. 86,, Pan . . . 1 2-64
Paris . - - 47-73, Parthenope 41. Pegasus . . . . 90, Pelops . . 30, Periphlegeton . - . . 28, Persephone •. - . 33, Perseus . . 24-89 Phidias . •_ •. . 7-18. Phlegias „ •. „ . 304 Phobos .. .. . o8 Phoebe . . 81 Phoebus • . .. .. . . . 81,
126
Pag.
Phorcus . . 89
Pindarus 15
Ploutos 33
Pluto . . 11-20-21-26
Plutus . . 33
Pollux . 11-25
Polycletus . 50
Polyhymnia . . 65
Polyphemeuss . 38
Poseidon . 35
Praxiteles . 7
Priamus . 69
Proserpina . . . 32
Proteus . . 40-4 1
Psyche . . . . . 59
Pythia . . . 92
R.
Rafael . . 7
Rhadamantus . . . . 24-25
Rhea . 17-21
Romulus . . . II
S.
Salmacis . . . . , 109
Sarpedon . 24
Saturnalien . 21
Saturnus . 11-20-52
Selene . - . 82
I 27
Pag.
'Semele . . 24-45----82
Sirenen - 40
Sysyphus . . 31
Sito . - 11 4
Sol . . . . 1 1
Stheno . . 89
Styx . . 27
Sylvanus . . . 12
T.
*Tantalus 30-93 Tartarus 27
Tellus I I
'Terpsichore 65
Thalia 56-65
Thelxiepia 4 1 Themis 23
Thestios 25
Thetis . 37 Thetys . 3 8
Tiresias 46 Tisiphone 28
Titans . 41 • • 22
Titiaan . 7 Triptolemus 115
Triton . 38 Tritons 37 Tros . 69
Tyndareus 25
128
rag.
U.
Ulysses 39 Umbrae 26
Urania . 6s Uranus . 2 I-5 Z
V.
Venus . . 11-47—I 1 1 Vesta . . . 11-21-103
Virgilius . . . . I s
Volksgodheden .. II
Vulcanus . . . .. 11-47— I I I
Z.
Zephyrus 6o
Zeus . 7