10
6.4.1 Gesteenten 52 De groep kunnen benoemen waartoe een gegeven gesteente behoort. Metamorf gesteente is gesteente dat onder invloed van temperatuur, druk of hydrothermale vloeistoffen isgerekristalliseerd of gemetamorfoseerd. Meestal gebeurt dit op grotere diepte in de aardkorst of mantel. Metamorfe gesteenten worden gekenmerkt door metamorfe mineralen, mineralen die onder invloed van druk en temperatuur in het gesteente groeien. Als een gesteente slechts laaggradig metamorf is zullen deze mineralen sporadisch en klein zijn. Hooggradig metamorfe gesteenten bestaan volledig uit metamorfe mineralen. Dieptegesteente, plutoniet (afgeleid van de Romeinse god van de onderwereld, Pluto) of plutonisch,magmatisch, intrusief of abyssisch gesteente is stollingsgesteente dat diep onder het aardoppervlak is gestold.

Geologie en Geomorfologie Arne Bomans 6VT

  • Upload
    bobo269

  • View
    43

  • Download
    2

Embed Size (px)

DESCRIPTION

taak

Citation preview

6.4.1 Gesteenten52De groep kunnen benoemen waartoe een gegeven gesteente behoort.

Metamorf gesteenteis gesteente dat onder invloed vantemperatuur,drukofhydrothermale vloeistoffenisgerekristalliseerdofgemetamorfoseerd. Meestal gebeurt dit op grotere diepte in deaardkorstofmantel.Metamorfe gesteenten worden gekenmerkt door metamorfe mineralen, mineralen die onder invloed van druk en temperatuur in het gesteente groeien. Als een gesteente slechts laaggradig metamorf is zullen deze mineralen sporadisch en klein zijn. Hooggradig metamorfe gesteenten bestaan volledig uit metamorfe mineralen.

Dieptegesteente,plutoniet(afgeleid van deRomeinsegodvan de onderwereld,Pluto) ofplutonisch,magmatisch,intrusiefofabyssisch gesteenteisstollingsgesteentedat diep onder het aardoppervlak is gestold.

Extrusief gesteenteofuitvloeiingsgesteenteis in depetrologieeenstollingsgesteentedat aan het aardoppervlak is gevormd. De termenvulkanisch gesteenteenvulkanietworden ook wel eens in deze betekenis gebruikt, maar kunnen ook een ruimere definitie hebben waarbij ookeffusief gesteentewordt meegerekend.Uitvloeiingsgesteenten bestaan uitkristallenofglas. Vergeleken metdieptegesteente, dat op diepte ontstaat door het stollen vanmagma, vormt uitvloeiingsgesteente relatief snel. Als magma het aardoppervlak bereikt, wordt er doorgaans gesproken vanlava. Wanneer lava stolt, hebben dekristallenrelatief weinig tijd te groeien en blijven ze relatief klein. Bij zeer snelle stolling, zoals bijvulkanische fonteinen, is er zelfs geen tijd voor demineralenin het uitvloeiingsgesteente om kristallen te vormen, zodat vulkanisch glas (bijvoorbeeldobsidiaan) ontstaat.

53Aan de hand van een voorbeeld de overgang van een gesteente in de ene hoofdgroep naar een gesteente in de andere hoofdgroep kunnen verwoorden.

Degesteentecyclusis een schematische manier om processen in en op deaardkorstte beschrijven, die te maken hebben met de evolutie vangesteenten. De cyclus bevat de drie hoofdtypen gesteenten (sedimentaire,metamorfeenstollingsgesteenten) en beschrijft de processen die tussen de drie plaatsvinden.De cyclus werd eind18e eeuwvoor het eerst beschreven doorJames Hutton(1726 - 1797) en was een onderdeel van zijn ideen over de werking van de vasteAarde, die hij samenvatte in zijn theorien hetplutonismeen hetuniformitarianisme.

Metamorfoseis een term die in degeologie,petrologieenmineralogiegebruikt wordt omchemische reactiesen faseovergangenin gesteenten te beschrijven.In de petrologie en metamorfe geologie heeft de mineraalsamenstelling van een gesteente twee oorzaken: de omstandigheden waaronder de steen gevormd is en de chemische samenstelling van de steen als geheel.

6.4.2 Datering van de aardlagen54Met behulp van de aanwezige fossielen in een sedimentaire laag en een ter beschikking gestelde geologische tabel met de evolutie van de levensvormen, zelf de ontstaansperiode van deze laag kunnen bepalen.

Eengidsfossielis eenfossieldat gebruikt kan worden om eengesteentelaagtedateren. Het gebruik van gidsfossielen is gebaseerd op de aanname dat verschillende gesteentelagen die dezelfde fossielen bevatten in dezelfde periode zijn afgezet. Een goed gidsfossiel is makkelijk identificeerbaar en afkomstig van een diersoort of een plantensoort die een grote verspreiding kende gedurende een korte periode. Hoe korter een bepaalde soort leefde, hoe preciezer een gesteentelaag gedateerd kan worden.

Eengeologische tijdschaalis een indeling van degeschiedenis van de Aardeingeologische tijdperken. Er zijn in de loop der tijd verschillende tijdschalengepubliceerd, maar de in degeologiegebruikte tijdschaal is de laatste versie van deInternational Commission on Stratigraphy(ICS).

6.4.3De inwendige bouw van de aardbol

55Op een schema van de doorsnede van de aardbol de verschillende onderdelen en hun aggregatietoestand kunnen benoemen.

6.4.4De platentektoniek

56De stelling van Alfred Wegener en zijn bewijsvoering aan de hand van voorbeelden kunnen verwoorden.

De naam Alfred Wegener zal altijd verbonden blijven met het idee van continentverschuiving (Engels: continental drift).Hij was niet de eerste aan wie de overeenkomst in kustverloop van tegenoverliggende continenten, bijvoorbeeld Afrika en Zuid-Amerika, was opgevallen (Hij groepeerde de noordelijk continenten Europa en N-Amerika tot Laurazi, de zuidelijke, Afrika en Z-Amerika gaf hij de naam Gondwana). Hij was wel de eerste die probeerde met geologische gegevens de overeenkomst verder te onderbouwen. Lange tijd werd echter zijn theorie door het merendeel van de geologen niet aanvaard. De reden daarvoor was dat hij geen geschikt mechanisme kon formuleren, waarmee dit soort gigantische veranderingen -verschuivingen van een heel continent over honderden of duizenden kilometers- kon verklaren. Hij dacht daarbij aan getijden- of centrifugale krachten en dat viel -terecht- niet in de smaak van de natuurkundigen.

57Aan de hand van een dwarsdoorsnede doorheen lithosfeer en asthenosfeer het mechanisme van de platentektoniek kunnen uitleggen en hiermee het ontstaan van aardbevingen, vulkanen en gebergten kunnen verklaren.

Een mid-oceanische rug, soms afgekort tot MOR, is een langgerekte, hoger gelegen structuur op de bodem van een oceaan.Een voorbeeld van een mid-oceanische rug is de Mid-Atlantische rug in de Atlantische Oceaan. De mid-oceanische ruggen spelen een belangrijke rol in het proces van platentektoniek. Bij de ruggen bewegen verschillende tektonische platen van elkaar af. Het gevolg is dat er een ruimte ontstaat tussen de platen, deze ruimte zal worden opgevuld door magma uit de asthenosfeer (de laag in de Aarde onder de lithosfeer). De magma zal aan het oppervlak stollen, waardoor hier nieuwe oceanische lithosfeer zal worden gevormd. Dit zorgt ervoor dat op mid-oceanische ruggen veel vulkanisme voorkomt. De asthenosfeer (Grieks: = zonder kracht) is een laag in het binnenste van de Aarde tussen 80 en 300 km diepte, die gekenmerkt wordt door te fungeren als een "zwakke" laag onder de meer rigide lithosfeer. De asthenosfeer is onderdeel van de aardmantel, en bevindt zich boven de mesosfeer.De onder- en bovengrens van de asthenosfeer zijn geleidelijke overgangen veroorzaakt door het deformatiegedrag van gesteente en daarom niet absoluut te bepalen.

6.4.5Geologische kaarten

58Op een eenvoudige geologische kaart de helling en de vervorming van de aardlagen kunnen aanwijzen, een schematische coupe van de voorgestelde aardlagen kunnen tekenen en de structuur benoemen.

Met een anticline of anticlinaal wordt in de geologie een plooi bedoeld met naar beneden wijzende flanken, waarbij de aardlagen aan de binnenzijde het oudst zijn. Het is een plooiing naar boven, terwijl synclines plooiingen naar beneden zijn.Anders gezegd zitten bij een anticline de jongere lagen aan de convexe kant van de plooi.Als niet duidelijk is of het materiaal aan de binnenzijde het oudst is, of dit zeker niet het geval is, spreekt men van een antiform. Een plooi waarbij de flanken juist omhoog wijzen heet een syncline.

Een syncline is een plooi in een gesteentelaag, waarbij het materiaal aan de binnenkant van de plooi jonger is dan dat aan de buitenkant. In een normale situatie, waarbij het gesteente niet overkiept ligt, zal een syncline de vorm van een V hebben.Geometrisch kan een syncline worden beschreven als een plooi waarbij de jongere lagen aan de concave kant zitten.Het andere type plooi, waarbij het materiaal naar binnen toe juist ouder wordt, wordt een anticline genoemd.

6.4.6De rivierwerking en de gletsjerwerking59Kunnen verwoorden welke processen het lengteprofiel en het dwarsprofiel van een dal kunnen bepalen.

Verwering van gesteente is het natuurlijke proces waarbij dit materiaal verandert als gevolg van invloeden van weer en klimaat, zogeheten exogene krachten. Het gesteente breekt in stukken (mechanische verwering) of lost op of verandert anderszins (chemische verwering). Het verschil met erosie is dat bij verwering het gesteente niet verplaatst wordt maar slechts afgebroken.De vorming van grotten is een bekend proces van verwering. Kalksteen kan langzaam oplossen onder invloed van regen- of grondwater. Door verwering komen mineralen uit de gesteenten vrij voor opname in biotische processen.