Upload
others
View
7
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
GebruiksaanwijzingVoor de gespecialiseerde vakman
GasbrandersEK 04.34/48 G/F - ZV0302 / 13 004 390D
BE
0302 / 13 004 390D
Algemene informatie
Inhoud
Algemene informatieWaarborg ............................................. 2Veiligheid ............................................. 2Belangrijkste teksten van dereglementering ................................... 3Beschrijving van de brander .............. 3Verpakking .......................................... 3
Technische gegevensAfmetingen en vereiste ruimte ........... 3Vermogenscurve ................................. 4Belangrijkste onderdelen ................... 4
InstallatieOpbouw .............................................. 5Gasaansluiting .................................... 5Elektrische aansluiting ....................... 5
IngebruiknemingVoorafgaande controles ..................... 6Instellingen .................................7 tot 9Programma van de bedienings- enveiligheidskast LFL .................10 tot 11Programma van de bedienings- enveiligheidskast LGB .......................... 12Ontsteking ........................................ 13Instelling en controle van debeveiligingen ..................................... 13
Onderhoud ....................................... 14
Oplossen van storingen ................ 15
1 Aansluitstuk2 Elektrische aansluiting3 Carter4 Ionisatiebrug5 Bedienings- en veiligheidskast6 Drukmeetnippel van de vuurhaard7 Transformator8 Ventilatiemotor9 Luchtpressostaat
10 Servomotor11 Bedieningspaneel TC12 Luchtdoos13 Kap
GarantieHet installeren alsmede het in bedrijf stellendienen vakkundig door een erkendbranderspecialist uitgevoerd te worden.Deze dient zich te houden aan de geldendevoorschriften alsmede aan de in dezehandleiding aangeduide aanwijzingen. Indiendeze bepalingen niet of gedeeltelijk nietnageleefd worden, kan de fabrikant nietaansprakelijk worden gesteld.
VeiligheidsvoorschriftenDe branderautomaat is ontworpen voorinstallatie op een ketel die is aangesloten opeen in goede staat verkerend rookkanaal. Debrander moet gebruikt worden in een ruimtewaarin de toevoer van verbrandingsluchtvoldoende en de afvoer van rookgassenmogelijk is.De schoorsteen dient - met name wat betreftde afmeting -te voldoen aan de geldendenormen en reglementering en geschikt te zijnvoor de toegepaste brandstof. De vereistestroomspanning voor het gasregelblok en detoegepaste beveiligingsafsluiters bedraagt230 VAC 50 Hz, waarbij er een op deaardleiding aangesloten nulleidinggeïnstalleerd dient te zijn. Indien het net geennulleiding heeft, dan dient er in het elektrischevoedingscircuit van de brander eenscheidingstransformator te worden geplaatst,voorzien van de vereiste beveiligingen(smeltveiligheid en 30 mAdifferentiaaluitschakelaar).
De brander moet van het net gescheidenkunnen worden met behulp van eenveelpolige scheidingsschakelaar die aan degeldende normen voldoet.
Het onderhoudspersoneel dient op alleterreinen met de grootst mogelijkevoorzichtigheid te werk te gaan en dientvooral ieder direct contact te vermijden metniet warmteafsluitend geïsoleerde delen enmet elektrische circuits.De elektrische delen van de brander nietmet water in aanraking doen komen.In geval van brand, overstroming,gaslekkage of abnormaal functioneren(verdachte geuren of geluiden enz. ...), debrander stopzetten, de stroomtoevoeruitschakelen en de gastoevoer afsluiten.Onmiddelijk een erkend branderspecialistwaarschuwen.Gebruik van chloorbevattendeoplosmiddelen ter reiniging van debranderautomaat is verboden.
De vuurhaard en toebehoren, derookkanalen, alsmede deverbindingsstukken, dienen ten minstejaarlijks en voorafgaand aan het in bedrijfstellen van de gasbrander onderhouden,gereinigd en doorgeblazen te worden.Hierbij dienen de desbetreffende geldendenormen in acht worden genomen.Controleer met speciaal hiervoor bestemdzeepsop de buitenkant van de aansluitingenvan het blok afsluiters op lekdichtheid.
+10-15
0302 / 13 004 390D2
Algemene informatieTechnische gegevens
Beschrijving van de branderDe gasbranders EK 04.34/48 zijnapparaten met blaaslucht en met tweewerkingstrappen. Ze kunnen op tweemanieren worden geregeld : progressief ofgemoduleerd met behulp van eenelektronische PI- of PID-sturing (optioneel).Deze branders kunnen op ketels vanverscheidene types worden aangesloten.Ze zijn verkrijgbaar in twee lengten van deverbrandingskop. Voor een gegeven ketelkan de aanbevolen brander opgegevenworden op eenvoudige aanvraag. Zekunnen worden gebruikt voor de gassendie in de tabel hiernaast zijn opgenomen,voor zover de branders overeenkomstigingesteld worden, volgens de terbeschikking staande druk en rekeninghoudend met de schommelingen van deverbrandingswaarde van deze gassen.
Deze branders voldoen aan debeschermingsgraad IP40.
VerpakkingDe brander samen met de branderkapwordt geleverd in een verpakking vanongeveer 40 kg, die de volgende zakenomvat :• De afsluitergroep met geïntegreerde
filter (p20/50mbar).• Zakje met de hulpstukken voor de
montage.• Zakje met documentatie, waarin :
– gebruiksaanleiding,– elektrisch schema,– stookplaatsplaatje,– waarborgcertificaat.
Distributiedruk Hi = PCI 0° C en 1013 mbarReferentieGastype Groep pn pmin pmax min max
mbar mbar mbar (kWh/m3) (kWh/m3) gas
Aardgas 2H 20 17 25 9,5 11,5 G20
Aardgas 2L 25 20 30 8,5 9,5 G25
Propaan in 3P 37 25 45 24,5 26,5 G31
de handel 50 35 60
Belangrijkste teksten van dereglementering• Woongebouwen :
– Besluit van 2 augustus 1977:Technische bepalingen enveiligheidsregels die van toepassingzijn op installaties voor gasvormigebrandstoffen en vloeibarekoolwaterstoffen die zich inwoongebouwen of bijgebouwen ervanbevinden.
– Norm DTU P 45-204: Gasinstallaties(voorheen DTU nummer 61-1 -Gasinstallaties - April 1982 +bijvoegsel nummer 1 juli 1984).
– Gezondheidsreglementering van hetDepartement
– Norm NF C 15-100 - Elektrischelaagspanningsinstallaties + Regels.
• Instellingen toegankelijk voor het publiek :– Veiligheidsreglement tegen
brandgevaar en tegen panieksituaties ininstellingen toegankelijk voor het publiek
Algemene voorschriften :– Artikels GZ (installaties met
gasvormige brandstoffen en vloeibarekoolwaterstoffen):
– Artikels CH (Verwarming, ventilatie,koelinstallaties, air conditioning enproductie van stoom en warmtapwater);
Specifieke voorschriften voor ieder typevan instellingen toegankelijk voor hetpubliek.
Afmetingen en vereiste ruimteEen minimumafstand van 0,6 m rond debrander vrij laten omonderhoudswerkzaamheden mogelijk temaken.
Ventilatie van de stookplaatsHet vereiste volume verse lucht is1,2 m3/kWh geproduceerd door de brander.
Brander Afsluiter F F + F1 F2 F3 F4 F5EK 04.34 412 Rp 1 1/4 410 560 245 200 560
203EK 04.48 420 Rp 1 1/2 450 600 265 205 565
0302 / 13 004 390D 3
Technische gegevens
Belangrijkste onderdelen• Bedienings- en veiligheidskast :
EK 04.34 LGB 22.230 B27EK 04.48 LFL 1.333
• Vlamdetectie :Ionisatiesensor
• Elektrische motor van de ventilator :enkelfasig 230V, 50Hz 2850 1/min480W, condensator 12 µF / 440 V
• Ventilatieturbine :EK 04.34 Ø160 x 74EK 04.48 Ø180 x 74
• Ontstekingstransformator :2 x 5kV
• Luchtklepregeling :ServomotorEK 04.34 SQN 75.524A26EK 04.48 SQN 75.664A26
• Luchtpressostaat :LGW 10 A2
• Aansluitstuk:Ø105/100/130 x 206 T1Ø105/100/130 x 356 T2
Optionele uitrusting :• Dichtheidscontrole
VPS 504 S02 (op afsluiter)• Vermogensregelaar :
RWF 40• Aanwijzerpotentiometer :
ZPN 160 (op de servomotor)
(2) soortelijke massa in kg/m3 = 1,98(1) (Hi = PCI) bij 15°C en 1013
Vermogenscurven gas H
Branders EK 04.34 20 mbar EK 04.48 20 mbarVermogen min max min max
Brander (kW) 170 350 210 440
Min. 1ste trap (kW) 95 —— 115 ——
Generator (kW) 156 322 193 405
Nominaal reëel gasdebiet (1)
Aardgas groep H m3/h 18,0 37,0 22,22 46,6(Hi = PCI) = 9,45 (kWh/m3)
Aardgas groep L m3/h 21,0 43,0 25,83 54,1(Hi = PCI) = 8,13 (kWh/m3) (3) (3)
Propaan P (2) m3/h 7,0 14,3 8,6 18,0(Hi = PCI) = 24,44(kWh/m3)
(3) maximaal vermogen na verwijderen van het filtermedium
Typebrander
Gasdrukmbar
Afsluiters FilterPressostaat
gas
EK 04.34 20 / 25 MB VEF 412 B01 S10 geïntegreerd GW 5/150 A5
EK 04.48 20 / 25 MB VEF 420 B01 S10 geïntegreerd GW 5/150 A5
EK 04.34 G/F-ZV EK 04.48 G/F-ZV
0302 / 13 004 390D4
Installatie
OpbouwDe bevestiging van de brander op de ketelis gestandaardiseerd. Als geen boringenvoor handen zijn, dan kan afdichtingsringvan de flens als mal worden gebruikt.• Monteer de flens en de afdichtingsring
op de ketel.De brander dient met het slakkenhuis naarboven te worden gemonteerd. Als het nodigis, dan mag hij ook met het slakkenhuisnaar onder worden gemonteerd. Dat kanmen doen door de bevestingskop over 180°te draaien (2 schroeven M8).
Een frontaal plaatje is verkrijgbaar opaanvraag.
Opgelet! Toegang tot de drukmeetnippelniet verhinderen!• Het aansluitstuk van de brander in de
flens brengen.• De brander aanhaken met behulp van
het bajonetsysteem.• De drie moeren aanschroeven.Als de generator een toegangsdeur tot devuurhaard heeft, de ruimte tussen debrandertunnel en het aansluitstuk methittevast materiaal opvullen (niet geleverd).
GasaansluitingDe aansluiting van de afsluitergroep op hetgasdistributienet moet worden uitgevoerddoor bekwame personen.
De doorsnede van de leidingen moetzodanig worden berekend dat deladingsverliezen kleiner zijn dan 5% vande druk van het distributienet.• De afsluitergroep op de brander
monteren met de spoelen in bovensteverticale stand.
• De stand van de o-ring controleren.Een manuele kwartslagafsluiter moetworden voorzien vóór de afsluitergroep(wordt niet mee geleverd).
De schroefdraadverbindingen dienen tevoldoen aan de normen van kracht(kegelvormige uitwendige schoefdraad,cilindervormige inwendige schoefdraad,afdichting in de schroefdraad). Dit soortverbindingen in niet geschikt voordemontage. Voldoende vrije ruimtevoorzien om bij de regeling van degaspressostaat te kunnen komen.
De voedingsleidingen dienen voldoende tezijn afgetapt.
Elektrische aansluitingDe elektrische aansluiting en deaftakkingen moeten voldoen aan de vankracht zijnde normen.
Voeding : fase + neutraal + aarding
Opgenomen elektrisch vermogen :– 500 W; 3 A– minimale doorsnede van de
geleiders : 1,5 mm2
Beschermingsinrichting : min 10A. Deaarding moet worden verbonden en getest.
Het elektrische schema in acht nemenvoor de verbinding van de brander aan desturing. De aansluiting dient te wordengerealiseerd met een 7-polige stekker diesamen met de brander geleverd wordt
(volgens het schema hiernaast) en 4polen voor de regelthermostaat.
De aansluiting van de afsluitergroep wordtgerealiseerd met behulp van stekkerswaarvan de bedrading al is uitgevoerd.
Optionele uitrusting :
Uitwendige aansluiting :– een alarm tussen S3 en N– urenteller(s) tussen B4 en N om het
totaal aantal werkingsuren te metenen tussen B5 en N om dewerkingsuren met nominaal debiet temeten.
Aansluiting van de drukmeetnippels• Met slangen de verbindingen uitvoeren
tussen:– PF van de afsluiter naar PF op het
gastoevoerdeksel.– PL van de afsluiter naar PL op de
bevestigingskop.• De moeren met de hand vastschroeven.• Later de dichtheid controleren.
Ø a (mm) Ø b (mm) c d165 tot 220 140 M8 45°
0302 / 13 004 390D 5
Ingebruikneming
De ingebruikneming van de branderbetekent meteen die van de geheleinstallatie met de verantwoordelijkheid vande installateur of van zijnvertegenwoordiger. Alleen hij kanwaarborgen dat de stookplaats volgens deregels van de kunst en volgens dereglementering van kracht is uitgevoerd.
Vooreerst moet de installateur de“verklaring van conformiteit voor gas” inhanden hebben, die wordt uitgereikt dooreen erkende organisatie of door deconcessiehouder van het net en hij moetde dichtheidscontrole hebben uitgevoerdalsook het aftappen van de leidingenstroomopwaarts van de manuelekwartslagafsluiter.
Voorafgaande controles• De beschikbare elektrische spanning
controleren en vergelijken met dievoorgeschreven.
• De elektrische voeding van het net naarde brander afkoppelen.
• Controleren dat geen spanningaanwezig is.
• De manuele kwartslagafsluiter van deoven die zich stroomopwaarts van deafsluitergroep bevindt, sluiten.
• De bedrijfshandleiding van deconstructeur van de ketel en van deregeling bestuderen.
• Zich vergewissen dat de ketel met watergevuld is en klaar is voor de ontsteking.
• Controleren dat de aard van het gas ende distributiedruk overeenkomen met dievan de brander.
• Controleren dat de toevoer naar destookplaats van verse lucht voor deverbranding en de afvoer vanverbrandingsproducten effectief werkenen dat die overeenkomen met hetvermogen van de brander.
Controle van de dichtheid• Een manometer op de drukmeetnippel
stroomopwaarts van de afsluiteraansluiten.
• De manuele kwartslagafsluiter openen.• De voedingsdruk controleren• De uitwendige dichtheid van de
verbindingsleidingen van deafsluitergroep controleren met behulpvan een schuimend product dat voor ditgebruik geschikt is. Er mag geen enkellek worden opgespoord.
• De leidingen stroomafwaarts van demanuele kwartslagafsluiter aftappen.
• De aftapklep en de manuelekwartslagafsluiter opnieuw sluiten.
Luchtpressostaat• De doorzichtige kap afnemen.
Dit apparaat heeft een aanduiding ∆ eneen verplaatsbare gegradueerde schijf
• Voorlopig op minimumwaarde die op degegradueerde schijf aangeduid is,instellen.
0302 / 13 004 390D6
Ingebruikneming
InstellingenVerbrandingsorganen :
Bij levering is de brander ingesteld vooraardgas. Om bij de verbrandingsorganente komen :• Twee ontstekingskabels van de
transformator en de ionisatiekabel vande meetbrug loskoppelen.
• De drie schroeven op het deksellosschroeven en het geheel uitnemen.
• De ontstekingselektrode en deionisatiesensor controleren.
• De diffusoren en de injectoren instellenvolgens de aanwijzigingen van de tabelhierboven.
• Bij het opnieuw monteren deaanwezigheid en de stand van de O-ringcontroleren.
• Het deksel opnieuw vastschroeven, deontstekings- en ionisatiekabel aansluiten.
• De dichtheid controleren terwijl debrander werkt.
Branderkop :De Y-factor bepaalt de secundaire luchttussen de verplaatsbare vlamhaker en hetvaste aansluitstuk. Die kan wordenveranderd door de bedieningsknop A vande gasleiding te verdraaien, en is af telezen op de wijzerplaat (in mm) volgens detabel in bijlage.
Door naar links te draaien (-) wordt deY-factor kleiner en de CO2 neemt toe, enomgekeerd.
Aardgas L - Propaangas 3P
Aardgas H
Type Brandervermogen Y-factoronst. nomin.
AGP kW kW mm
110 170 21120 200 26
04.34 150 250 31180 300 31210 350 36
150 220 21165 250 26
04.48180 300 26210 350 31240 400 36270 440 36
2 spleten open aan de buitenkant (pijl) op2 diffusoren aangeduid met A volgens deoriëntatie van de sluiter E. Afbeeldinghiernaast.Controleren dat 2 injectoren aanwezig zijn,d = 3 mm voor aardgas H.
2 spleten open aan de buitenkant (pijl) op2 diffusoren aangeduid met B volgens deoriëntatie van de sluiter E. Afbeeldinghiernaast.
3 spleten open aan de buitenkant (pijl) + 1spleet aan de binnenkant op 2 diffusorenaangeduid met C volgens de oriëntatie vande sluiter E. Afbeelding hiernaast.
1 spleet open aan de buitenkant (pijl) + 1spleet open aan de binnenkant op 2diffusoren aangeduid met A volgens deoriëntatie van de sluiter E. Afbeeldinghiernaast.Controleren dat 2 injectoren aanwezig zijn,d = 3 mm voor aardgas L.d = 1,5 mm voor propaangas P
Voor werking op propaangas (3P) is hetnoodzakelijk een kit voor de naventilatie teinstalleren. Deze inrichting is verkrijgbaarop aanvraag.3 spleten open aan de buitenkant (pijl) + 1spleet open aan de binnekant op 4diffusoren aangeduid met B volgens deoriëntatie van de sluiter E.
0302 / 13 004 390D 7
Ingebruikneming
ServomotorOp bevel van het programma van debedienings- en veiligheidskast of,naargelang van de uitrusting, insamenhang met een regelinstallatie (PI ofPID), opent de servomotor de inrichtingvoor de toevoer van de verbrandingsluchtin de brander.
Hij omvat nokken 2 die ten opzichte vande aanduiding rechts van iedere nokkunnen worden ingesteld, waarmee hetvermogen van de generator kan wordenbereikt. Wanneer de servomotor werkt,draait de hele trommel met de nokken.Een gegradueerde schijf 4 de hoekstandvan de nokkenas aangeeft.
Optioneel kan een aanwijzerpotentiometertoegevoegd worden.
Instellingen• De branderkap afnemen• De nokken vooraf instellen volgens het
vermogen van de ketel en de waardenopgegeven in de tabel hieronder.
Hiertoe :• De eindloze schroef of de
instellopeningen S verstellen. Dehoekstand wordt ingesteld ten opzichtevan een aanduiding rechts van iederenok.
Type Vermogen brander I. van de lucht in °ontst. nom. ontst. nom.
AGP kW kW Nok III Nok I
170 22200 25
04.34 95 250 12 35300 47350 55
220 25250 27
04.48 115300
1528
350 43400 55440 55
2 Vier nokken4 Gegradueerde schijf voor
de stand van de servomotor5 Aanduiding6 Verbindingsklem
SQN 75.524A26
SQN 75.664A26
Functies van de nokkenEK04.34 G/F-ZV
Nok FunctieII blauw Sluiten bij stilstand 0°III oranje Ontstekingsdebiet
enregelminimumI rood Opening nominaal debietIV zwart Optionele urenteller bij
nominaal debiet
De nok IV moet worden ingesteld op 98%van de waarde van nok I.
De verhoudingen van de hoeken van denokken moet in acht worden genomen.
Functies van de nokkenEK04.48 G/F-ZV
Nok FunctieII blauw Sluiten bij stilstand 0°III oranje Ontstekingsdebiet
enregelminimumI rood Opening nominaal debietIV zwart Opening voor een anderen
mogelijken mini-debiet
De nok IV moet worden ingesteld op 98%van de waarde van nok I.
De verhoudingen van de hoeken van denokken moet in acht worden genomen.
0302 / 13 004 390D8
Ingebruikneming
Afsluiter MB VEF …De MB VEF …-afsluiter is een compactgeheel dat volgende delen omvat: eenzeef, een instelbare pressostaat, een snelopengaande en sluitende niet-instelbareveiligheidsafsluiter, een hoofdklep die doorde proportionele regelaar wordt bediend,met instelbare opening (V en N), die hetmogelijk maakt een constante verhoudingte bereiken van het gasdebiet tot hetluchtdebiet. Het sluiten geschiedt snel.
De regelaar houdt ook rekening met dedruk pF in de verbrandingskamer of deatmosferische druk.
Bij de levering is de klep vooraf ingesteldvolgens de tabel in bijlage.
1. Elektrische aansluitingvan de pressostaat (DIN 43650)
2. Elektrische aansluiting van deelektromagnetische klep (DIN 43650)
3. Pressostaat4. Ingangsflens5. Drukmeetnippel G 1/8 voor de filter
mogelijk aan beide kanten6. Filter onder het deksel7. Kenplaatje8. Verbinding G 1/8 voor de luchtdruk pL.9. Stelschroef van de verhouding V
10. Drukmeetnippel pe G 1/8 aan beidezijden.
11. Gasdrukmeetnippel pBr M4 (V2)12. Stelschroef voor de correctie
van nulpunt N.13. Verbinding G 1/8 voor de druk
van de branderkamer pF14. Verbinding G 1/8 voor de gasdruk pBr15. Uitgangsflens16. Drukmeetnippel pa na V1 aan
de twee zijden17. Werkingsaanwijzer V1, V2 (optioneel)18. Buizen voor drukaftakking pBr - pL - pF
12 9
Instelling van de gaspressostaat• De doorzichtige branderkap afnemen.
De inrichting omvat een index x en eenverplaatsbare gegradueerde schijf.
• De pressostaat voorlopig instellen op hetminimum van de waarde opgegeven opde gegradueerde schijf.
Instellen van de sturinginrichtingAlle instellingen geschieden terwijl debrander werkt.• Met een zeskantsleutel van 2,5 mm de
twee schroeven met nummers 9 en 12verstellen.De schroef V bepaalt de verhoudinggas/lucht gegradueerd van 0,75 tot 3,0.Met de schroef N kan de luchtovermaat bijhet minimumdebiet worden gecorrigeerd,gegradueerd van -2 tot +2.
Brander EK 04.34/48 G/F - ZV
p VEF 407 412 420 425
20 V 1,5 1,5
25 N 0 0
37 V 1,5 1,5
30 50 N 0 0
148 V
300 N
0302 / 13 004 390D 9
Ingebruikneming
0302 / 13 004 390D10
Ingebruikneming
Programma van de bedienings- vande veiligheidskast LFL 1.333 (AGP)t1 : voorventilatietijd 30st2 : 1ste veiligheidstijd 3st3 : voorontstekingstijd 6s- veiligheidstijd tot doven
doven van de vlam < 1s
Werking van de kastVoor de duidelijkheid zijn in het schemahierboven niet alle elektrischecomponenten opgenomen.Verondersteld wordt dat :– de elektrische voeding voldoet aan de
vereisten.– de voorinstelling van de pressostaten
en van de nokken van de servomotorcorrect uitgevoerd werd.
Signalen van debediening van de kast.
Vereiste ingangssignalen.
De nummers van de klemmen bevindenzich op de bodem van de bedienings- enveiligheidskast.Iedere programmastap wordt aangeduidmet een zichtbaar symbool op eendraaiende schijf dicht bij de terugstelknop.
Doorlopen van de programmastappen
Onder spanning zetten van de motor(klem 6) wanneer :
– klem 1 op de netspanning wordt– gezet,het luchtluik gesloten is : de
spanning van klem 11 wordt naarklem 8 geleid,
– de luchtpressostaat is in rust : despanning van klem 12 wordt naarklem 4 geleid,
– de thermostaten (begrenzer enveiligheidsthermostaat) en degaspressostaat min zijn geloten :de spanning van klem 4 wordt naarklem 5 geleid.
Bediening van de servomotor (nok I) inde stand grote opening (klem 9) metbevestiging van de opening (klem 8) :begin van de voorventilatie.
Begin van de permanente controle vande luchtdruk door de pressostaat enbevestiging op klem14 : de kringtussen klemmen 4 en 13 wordtonderbroken.
Bediening van de servomotor (nok III)in onstekingsstand (klem 10) metbevestiging van de stand (klem 8).
Begin van de voorontsteking (klem 16).
Gelijktijdig openen van de veiligheids-en de hoofdafsluiter (klem 18) : beginvan de veiligheidstijd.
Begin van de permanente controle vande aanwezigheid van de vlam.
Stilstand van deontstekingstransformator en kortdaarna,Einde van de veiligheidstijd.Toelating van de vermogensregeling(klem 20) :
Stilstand van de brander wegensonderbreking door debegrenzingsthermostaat, vervolgensbediening van de servomotor (nok II)in sluitstand.
Volstrekt noodzakelijk : Bij continugebruik moet de sturing om de 24 urenworden stilgelegd.
0302 / 13 004 390D 11
Ingebruikneming
Bed
ieni
ngss
igna
len
Noo
dzak
elijk
ein
gang
ssig
nale
n
1A
utom
aato
nder
stro
omge
zet
2S
ervo
mot
oron
der
stro
oge
zet
3M
otor
onde
rst
room
geze
t4
Bew
akin
glu
chts
igna
al
5T
rans
form
ator
onde
rst
room
geze
t6
Ven
tielo
nder
stro
omge
zet
7B
ewak
ing
vlam
sign
aal
8W
erki
ngØ
Bra
nder
stop
twW
acht
tijd
(9s)
t1V
oorv
entil
atie
tijd
(20
s)t2
Vei
lighe
idst
ijd(3
sm
ax)
t3V
ooro
ntst
ekin
gtijd
(3s)
t4T
ijdtu
ssen
onts
teki
ngen
rege
lbeg
in(8
s)t1
0T
ijdvo
orde
luch
tdru
kmel
ding
(3s)
t11
Gep
rogr
amm
eerd
eop
enin
gstij
dva
nde
serv
omot
ort1
2G
epro
gram
mee
rde
afsl
uits
tijd
van
dese
rvom
otor
Lim
itth
erm
osta
atLu
chtd
ruks
chak
elaa
r2
trap
sM
otor
Ven
tiel
Ser
vom
otor
Tra
nsfo
rmat
orV
lam
cont
rol
0302 / 13 004 390D12
PIngebruikneming
Controle van de werkingscyclus• De manuele kwartslagafsluiter openen
en onmiddellijk opnieuw dichtdraaien.• De brander onder spanning brengen.• Op het bedieningspaneel TC van de
brander de handbediening selecteren.• Het afsluiten van het sturingscircuit
veroorzaken.• De bedienings- en veiligheidskast
ontgrendelen en de werking ervancontroleren.
• Het programma moet als volgt verlopen:– gecontroleerde voorventilatie :
met LGB : 20 s(de totale voorventilatietijd kan meerdan 20 s bedragen),met LFL : 30 s,
– ontsteken van de elektrodengedurende :met LGB : 3 smet LFL : 6 s,
– openen van de afsluiters– sluiten van de afsluiters ten hoogste
3 s na het openen ervan– stilstand van de brander ten gevolge
van te lage gasdruk of vergrendelenvan de bedienings- en veiligheidskastwegens afwezigheid van de vlam.
Alleen na het voltooien van deze uiterstbelangrijke controle van deontstekingscyclus mag de brander wordenontstoken.
OntstekingWaarschuwing :De ontsteking kan worden gerealiseerd,wanneer aan alle voorwaarden die in devorige hoofdstukken werden opgenoemd,is voldaan.• Een microamperemeter (schaal 0 - 100
µA DC) aansluiten op de plaats van demeetbrug van de ionisatiestroom (depolariteit controleren).
• Op de regelthermostaat (4-poligestekker) een impulsschakelaar met tweestanden aansluiten.
• De manuele kwartslagafsluiter openen• De schakelaar in handbediening
schakelen.• De thermostatische kring sluiten.• De bedienings- en veiligheidskast
ontgrendelen.De brander werkt.• Een controle van de verbranding
flamme (CO - CO2) uitvoeren zodra devlam verschijnt.
• De ionisatiestroomsterkte aflezen(waarde begrepen tussen 20 en 80 µA)
• Het gasdebiet bij de meter meten.• Het vermogen doen toenemen tot het
nominaal debiet door op de schakelaar2 (grote vlam) te drukken.
• Een controle van de verbrandinguitvoeren. Naargelang van de gemetenwaarde, de schroef V verstellen terwijlde brander werkt.
• Om het CO2-gehalte te verhogen, deverhouding verhogen, of omgekeerd.
• De door de constructeur aanbevolenwaarden van het CO2-gehalte en van derooktemperatuur in acht nemen om hetvereiste nuttige rendement te bereiken.
• De ionisatiestroom aflezen (waardebegrepen tussen 20 en 80 µA).
• Het gasdebiet bij de meter meten.• Het vermogen tot minimumdebiet
verlagen en de verbrandingsparameterscontroleren. Volgens de gemetenwaarden, de schroef N te bijstellenterwijl de brander werkt.
• Het vermogen doen stijgen tot hetnominale debiet en deverbrandingsparameters controleren.
• Als de waarde veranderd is door deschroef N bij te stellen, de verhouding Vbijwerken in de gewenste richting.
• Als de afstelling van de factor Y moetworden gewijzigd, dan moeten alleandere instellingen helemaal opnieuwuitgevoerd worden.
Als de debieten: van de ontsteking en hetnominale debiet afgesteld zijn (met eengewenst resultaat van deverbrandingsproeven).• De gasdebieten (en bijgevolg het
vermogen van de brander) bijstellendoor de nokken III en I van deservomotor ter vestellen.
• De gasdebieten bij de meter in de tweestanden controleren.
• Terwijl de brander in werking is, metbehulp van een schuimend product datvoor dit gebruik geschikt is, de dichtheidvan de verbindingen van deafsluitergroep controleren. Er mag geenenkel lek worden opgespoord.
Instellen en controle van dezekeringenTerwijl de brander werkt,• De gaspressostaat instellen op de
minimum distributiedruk.• De manuele kwartslagafsluiter langzaam
sluiten.De brander moet doven wegensonvoldoende gasdruk.
• De manuele kwartslagafsluiter opnieuwopenen.
• Wanneer de brander opnieuw brandt opklein debiet, het afsluitpunt van deluchtpressostaat zoeken.
• De afgelezen waarde met 0,8vermenigvuldigen om het afregelpunt tevinden.
• De gasmeetapparaten afkoppelen.• De drukmeetnippels opnieuw sluiten.• De brander opnieuw starten op klein
debiet.• De dichtheid controleren.• Terwijl de brander werkt, tegelijkertijd de
twee kabels van de microamperemeterafkoppelen.
De brander moet zich onmiddellijk in deveiligheidsstand stellen en vergrendelen..• De ionisatiebrug opnieuw plaatsen.• De kappen opnieuw plaatsen.• De dichtheid tussen de flens en de
voorkant van de ketel controleren.• De verbrandingsparameters controleren
in de werkelijke bedrijfsomstandigheden(met de deuren gesloten, enz.).
• De resultaten optekenen op de hiertoebedoelde formulieren.
• De brander programmeren voorautomatische werking.
• De vereiste bedrijfsinformatie vrijgeven.
TC
0302 / 13 004 390D 13
Onderhoud
Controle van deverbrandingsorganen• De twee kabels van de elektroden op de
transformator afkoppelen.• De kabel van de ionisatiesensor op de
meetbrug afkoppelen.• De drie schroeven van het deksel
losschroeven.• Het deksel lichtjes draaien en de
verbrandingskop verwijderen.• De toestand en de afstellingen
controleren : die van deonstekingselektrode, van deionisatiesensor, van de vlamhaker, vande diffusoren en van de injectoren.
• Bij het opnieuw monteren, deaanwezigheid en de stand van de o-ringcontroleren.
• De dichtheid controleren met eenschuimend product dat geschikt is voordit gebruik.
Reinigen van de binnenkant van deventilator• De vijf schroeven van de
motorsteunplaat losschroeven.• De steunplaat met zijn haak aan het
carter hangen.• De luchtkanalen en de turbine
schoonmaken.• Het geheel opnieuw monteren.
Reinigen van de luchtdoos• De twee schroeven van de
afsluitergroep van het carter afnemen• De drie moeren van de bevestigingsflens
op de ketel losschroeven.• De brander losmaken (bajonet)• De vier schroeven die de luchtdoos op
het carter bevestigen, verwijderen.• Stof van de luchtdoos en van de
geluidsisolatie verwijderen.• De luchtdoos, en vervolgens de brander
opnieuw monteren.• De afsluitergroep bevestigen.• De dichtheid controleren.
Demonteren van het aansluitstuk• De twee schroeven van de
afsluitergroep op het carter uitnemen.• De drie moeren op de bevestigingsflens
op de ketel losschroeven.• De brander losmaken (bajonet).• De drie schroeven van het aansluitstuk
losschroeven.• Het aansluitstuk vervangen.• De brander, en vervolgens de
afsluitergroep opnieuw monteren• Indien nodig de ruimte tussen de
brandertunnel en het aansluitstuk methittevast materiaal opvullen
• De dichtheid controleren.
Controle van het filterDe filter dient ten minste één maal per jaarte worden gecontroleerd, en vervangen alshij vervuild is.• De schroeven van het deksel van de
filter stroomopwaarts of van de filter vanhet Multibloc afnemen.
• Het filterelement uitnemen en geenenkel vuildeeltje in de zitting ervanachterlaten.
• Geen vloeistof onder druk gebruiken.• Een nieuw en identiek element
aanbrengen.• Het deksel en de bevestigingsschroeven
opnieuw aanbrengen• De manuele kwartslagafsluiter openen.• De dichtheid controleren.• Een controle van de verbranding
uitvoeren.
GasafsluitersDe gasafsluiters vereisen geen bijzonderonderhoud.
Geen enkele reparatie is toegestaan.
Defecte afsluiters moeten wordenvervangen door een bevoegd technicus,die vervolgens tot nieuwe controles van dedichtheid, de werking en de verbrandingmoet overgaan.
Reinigen van de kap• De branderkap reinigen met water
waaraan detergent toegevoegd is.• Welk product dan ook dat chloor of een
schuurmiddel bevat is verboden.• De kap opnieuw monteren.
OpmerkingenNa iedere werkzaamheid :• Een controle van de
verbrandingsparameters uitvoeren in dewerkelijke bedrijfsomstandigheden (metgesloten deuren, het dekselaangebracht, enz.).
• De resultaten optekenen op hiervoorbestemde formulieren.
BelangrijkRegelmatig onderhoudswerkzaamhedenlaten uitvoeren, ten minste één maal perjaar, door gekwalificeerd personeel.• Alle polen van de elektrische voeding
onderbreken.• Zich ervan vergewissen dat geen
spanning aanwezig is.• De brandstoftoevoer sluiten.• Verscheidene keren de manuele
kwartslagafsluiter open en dicht draaienom de werking ervan te controleren(volledig open en dicht, zonder lek).
• De branderkap afnemen.De instelwaarden zijn opgegeven in dealinea “ingebruikneming”.Originele vervangonderdelen van defabrikant gebruiken.
0302 / 13 004 390D14
Oplossen van storingen
In geval van storing controleren :• of spanning aanwezig is (voor het
vermogen en voor de bediening)• de brandstofvoeding (of druk aanwezig
is en of de afsluiters open staan)• de sturingsapparatuur• de stand van de schakelaars op het
bedieningspaneel
Als de storing blijft bestaan :• Op de bedienings- en veiligheidskast de
verschillende symbolen die bovenbeschreven werden controleren.
Beveiligingscomponenten mogen nietworden gerepareerd, maar alleenvervangen door onderdelen met identiekecodenummers. Gebruik alleen originelevervangonderdelen van de fabrikant.
Opmerking :
Na iedere werkzaamheid:• Een controle van de
verbrandingsparameters uitvoeren.• De resultaten optekenen op geschikte
formulieren.
Waarneming
De brander ligt stil.Er gebeurt niets.
Gasdruk normaal.
Thermostatisch keten.
De veilgheidskast treedt inherhalingscyclus
Gaat in beveiligingsstandmet vergrendeling tijdensdede voorventilatietijd.
Gaat in beveiligingsstand metvergrendeling.
Gaat in beveiligingsstand metvergrendeling.
Gaat in beveiligingsstand metvergrendeling.
Gaat in beveiliging metvergrendeling.
Oorzaak
Gasdruk is onvoldoende
Gaspressostaat ontregeld of defect.
Vreemd lichaam in het drukaftakkanaal.
Defecte of ontregelde thermostaten.
Gelast luchtdrukschakelaarcontact.
Het vlamrelais van de kastis defect(vals vlamsignaal)
Luchtpressostaat.
Niet aangepast gasdebiet.
Het vlambewakingscircuit is defect.
Er is geen ontstekingsboogDe ontstekingselektrode(n) is (zijn)kortgesloten.De ontstekingskabel(s) is (zijn) beschadigd.De ontstekingstransformator is defect.Bedienings- en veiligheidskast.
De elektromagnetische kleppen gaan nietopen.
De kleppen zijn mechanisch geblokkeerd.
Valse vlam bij het thermostatisch afsluiten.
Er is geen vlamsignaal aanwezig tijdensde werking.
Oplossing
De distributiedruk instellen.De filter schoonmaken.
De gaspressostaat controleren ofvervangen.Het drukaftakkanaal reinigen (eerst dedruk van het medium uitschakelen).
De thermostaten instellen of veranderen.
Vervang de luchtdrukschakelaar.
De ionisatiesensor controleren.De bedienings- en veiligheidskastveranderen.
De pressostaat instellen of veranderen.
Het gasdebiet regelen.
De toestand en de stand van deionisatiesensor ten opzichte van demassa controleren.De toestand en de verbindingen van hetionisatiecircuit controleren (kabel enmeetbrug).
De elektroden instellen, reinigen ofvervangen.De kabel(s) aansluiten of vervangen.
De transformator vervangen.De bedieningskast vervangenDe bekabeling tussen de kast, deservomotor en de afsluiters controleren.
De spoel controleren, veranderen.
De klep vervangen.
De dichtheid van de gasafsluiterscontroleren. In naventilatie stellen.
Het circuit van de ionisatiesensorcontroleren.De bedienings- en veiligheidskastcontroleren en vervangen.
Symbool
P
1
of
0302 / 13 004 390D 15
Fabriqué en EU. Made in EU. Hergestellt in EU. Gefabriceerd in EU.Document non contractuel. Non contractual document. Angaben ohne Gewähr. Niet contraktueel dokument.
ELCO - MATResearchparkPontbeeklaan 531731 Zellik
0302 / 13 004 390D16