65
F FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID ACADEMIEJAAR 2009-2010 HET STELSEL VAN SCHEIDING VAN GOEDEREN MET ONVERDEELDMAKING VAN DE BESPARINGEN EN MET VERBLIJVINGSBEDING BIJ OVERLIJDEN, EN HET STELSEL VAN SCHEIDING VAN GOEDEREN MET VERREKENINGSBEDING BIJ OVERLIJDEN, GETOETST AAN HET VERBOD VAN BEDINGEN BETREFFENDE TOEKOMSTIGE NALATENSCHAPPEN. MASTERPROEF O.L.V. PROMOTOR PROF. DR. J. BAEL SYLKE HAMERIJCK STAMNUMMER: 20041828 2 DE MASTER RECHTEN MAJOR BURGERLIJK EN STRAFRECHT

F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

  • Upload
    others

  • View
    3

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

F

FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID ACADEMIEJAAR 2009-2010

HHEETT SSTTEELLSSEELL VVAANN SSCCHHEEIIDDIINNGG VVAANN GGOOEEDDEERREENN MMEETT OONNVVEERRDDEEEELLDDMMAAKKIINNGG VVAANN DDEE

BBEESSPPAARRIINNGGEENN EENN MMEETT VVEERRBBLLIIJJVVIINNGGSSBBEEDDIINNGG BBIIJJ OOVVEERRLLIIJJDDEENN,, EENN HHEETT SSTTEELLSSEELL VVAANN

SSCCHHEEIIDDIINNGG VVAANN GGOOEEDDEERREENN MMEETT VVEERRRREEKKEENNIINNGGSSBBEEDDIINNGG BBIIJJ OOVVEERRLLIIJJDDEENN,, GGEETTOOEETTSSTT AAAANN HHEETT

VVEERRBBOODD VVAANN BBEEDDIINNGGEENN BBEETTRREEFFFFEENNDDEE TTOOEEKKOOMMSSTTIIGGEE NNAALLAATTEENNSSCCHHAAPPPPEENN..

MASTERPROEF O.L.V. PROMOTOR PROF. DR. J. BAEL

SYLKE HAMERIJCK STAMNUMMER: 20041828

2DE MASTER RECHTEN MAJOR BURGERLIJK EN STRAFRECHT

Page 2: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

INHOUDSTAFEL blz

INLEIDING……………………………………………………………………………………. 1 DEEL I. HUWELIJKSVERMOGENSSTELSELS………...…………………………........ 3 AFDELING 1. WETTELIJK STELSEL…………………………………………………..……........ 3 AFDELING 2. STELSEL VAN SCHEIDING VAN GOEDEREN …………………………..………….. 4 AFDELING 3. HUWELIJKSCONTRACTEN……….……………………………………………….. 5 §§ 11.. AAllggeemmeeeenn…………………………………………………………………………………………………………………………..…………………………………….. 5 §§ 22.. OOnnvveerrddeeeellddmmaakkiinngg vvaann ddee bbeessppaarriinnggeenn………………………………………...... 8 §§ 33.. HHeett vveerrbblliijjvviinnggssbbeeddiinngg……………………………………………………………….. 10 §§ 44.. SScchheeiiddiinngg vvaann ggooeeddeerreenn mmeett vveerrrreekkeenniinnggssbbeeddiinngg bbiijj oovveerrlliijjddeenn…………….. 12 §§ 55.. HHeett vveerrbboodd vvaann bbeeddiinnggeenn bbeettrreeffffeennddee ttooeekkoommssttiiggee nnaallaatteennsscchhaappppeenn……… 14 A.Definitie…………………………………………………………………………………...... 14 B. Draagwijdte van het begrip …………………………………………………………....... 14 a. Een beding…………………………………………………………………… 14 b. Een verbintenis……………………………………………………………... 14 c. Een afwijking van een wettelijke regeling…………………………....... 15 d. Een toekomstige nalatenschap……………………………………..……. 15 e. De toekenning, wijziging of afstand van louter eventuele rechten... 15 C. Sanctie………………………………………………...…………………………………... 16 D. Kritische bedenkingen……………………………………………………………………. 16 a. Gelijkheidsbeginsel………………………………………………………… 16 b. Rechtsweigering en lacune in de wetgeving ……….…………………. 18 c. Geen letter van de wet……………………………..………………………. 18 DEEL II. DE TOETSING ……………………………………………………………………. 19 AFDELING 1. ALGEMEEN………………………………………………………..……………... 19 AFDELING 2. DE CRITERIA STRIKT GEVOLGD…………………………………..………….…... 19 §§ 11.. TTooeekkoommssttiiggee nnaallaatteennsscchhaapp……………………………………………………..…… 20 A. Onverdeeldheid van besparingen………………………………………………………. 20 B. Erkenning theorie der huwelijksvoordelen……………………………………………... 22 C. Finaal Verrekenbeding…………………………………………………………………… 23 D. Bedenking…………………………………………………………………………………. 23 §§ 22.. TTooeekkeennnniinngg vvaann lloouutteerr eevveennttuueellee rreecchhtteenn………………………………………… 23 A. Onverdeeldmaking van besparingen met verblijvingsbeding bij overlijden ………... 24 B. Finaal verrekenbeding……………………………………………………………………. 26 §§ 33.. EEvvaalluuaattiiee………………………………………………………………………….…….. 27 A. Onverdeeldheid van besparingen met verblijvingsbeding bij overlijden ….………... 28 B. Finaal Verrekenbeding…………………………………………………….……………... 28 C. Kritische Bedenkingen…………………….……………………………………………... 28 AFDELING 3. OMSTANDIGE TOETSING…………………………………………………………. 29 §§ 11.. GGeemmeeeennsscchhaapp vvaann ggooeeddeerreenn……………………………………………………….. 29 §§ 22.. SScchheeiiddiinngg vvaann ggooeeddeerreenn…………………………………………...………………… 30 A. Algemeen…………………………………...……………………………………………... 30 a. Onverdeeldheid van de besparingen …………………………………… 32 b. Finaal verrekenbeding …………………………………….……………… 33 B. Evolutie in de rechtspraak ………………………………………………………………. 33

Page 3: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

3

a. Finaal verrekenbeding …………………………………….……………… 35 b. Onverdeeldheid van de besparingen met verblijvingsbeding bij overlijden ……………………………………………………………………

40

c. Verblijvingsbeding onder last…………………..……….……………….. 43 AFDELING 4. KRITISCHE BEDENKINGEN……………………………………………………….. 45 §§ 11.. OOppeennbbaarree oorrddee…………………………………………………………………………. 45 AFDELING 5. EVALUATIE……………………………………………………………………….. 46 §§ 11.. DDee ccrriitteerriiaa ssttrriikktt ggeevvoollggdd…………………………………………………………….. 46 §§ 22.. DDee oommssttaannddiiggee ttooeettssiinngg …………………………………………...………………… 46 DEEL III. FISCALE GEVOLGEN………………………………………………………...... 48 AFDELING 1. HUWELIJKSVOORDELEN……………………………………………………..….. 48 §§ 11.. SScchheeiiddiinngg vvaann ggooeeddeerreenn mmeett oonnvveerrddeeeellddmmaakkiinngg vvaann ddee bbeessppaarriinnggeenn eenn vveerrbblliijjvviinnggssbbeeddiinngg bbiijj oovveerrlliijjddeenn……………………………………………………

48

§§ 22.. SScchheeiiddiinngg vvaann ggooeeddeerreenn mmeett vveerrrreekkeenniinnggssbbeeddiinngg vvaann aaaannwwiinnsstteenn bbiijj oovveerrlliijjddeenn…………………………………………………………...…………………...

50

A. Geen voorhuwelijkse kinderen ….……………………………………………….……... 50 B. Voorhuwelijkse kinderen ………………………………………………….…………….. 50 c. Bewijs van vordering ……………………………………………………………………... 50 AFDELING 2. VERKRIJGINGEN DIE GEEN HUWELIJKSVOORDEEL INHOUDEN…………………... 51 §§ 11.. SScchheeiiddiinngg vvaann ggooeeddeerreenn mmeett oonnvveerrddeeeellddmmaakkiinngg vvaann ddee bbeessppaarriinnggeenn eenn vveerrbblliijjvviinnggssbbeeddiinngg oonnddeerr llaasstt……….….…………………………………………..

52

§§ 22.. SScchheeiiddiinngg vvaann ggooeeddeerreenn mmeett vveerrrreekkeenniinnggssbbeeddiinngg bbiijj oovveerrlliijjddeenn vvaann mmeeeerr ddaann aalllleeeenn aaaannwwiinnsstteenn…………………………………...……………………………

53

A. Zonder onderverdeling van de verrekenmassa........................................................ 53 B. Met onderverdeling van de verrekenmassa.………………………………...…........... 54 C. Met onderverdeling en toerekening van het huwelijksvoordeel op goederen om niet tijdens het huwelijk verkregen................................................................................

54

CONCLUSIE................................................................................................................. 55

Page 4: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

1

INLEIDING

1. Vroeger behoorden de kennis over en de uitwerking van huwelijkscontracten tot

het domein van de notaris in zijn ivoren toren. Estate planning bleef zelfs binnen

juridische kringen onaangeraakt. Met de jaren heeft de familiale vermogensplanning

een hele evolutie ondergaan en thans is het een “booming bussiness” geworden.

Door die interesse en de gebruiken die zich in de praktijk hebben ontwikkeld is ook

de discussie hoog gaan oplaaien over wat fiscaal en civielrechtelijk nog net

aanvaardbaar is en wat niet. Derhalve moet een éénvormige interpretatie en

toepassing van de concepten gezocht worden ter bevordering van de

rechtszekerheid. Het doel van deze masterproef is bij te dragen aan die interpretatie

op een juridisch verantwoorde wijze en met respect voor de maatschappelijke noden.

2. Zoals de titel reeds aangeeft, bestaat het onderwerp van deze masterproef uit

verschillende delen. Ter wille van de overzichtelijkheid worden in een eerste deel de

relevante aspecten van elk onderdeel beknopt toegelicht alvorens in het tweede deel

tot de eigenlijke toetsing over te gaan. In het derde deel wordt kort ingegaan op de

fiscale gevolgen die de invloed van het verbod op erfovereenkomsten heeft gehad op

de hier voorliggende bedingen.

3. Vooreerst wordt kort op het wettelijk stelsel ingegaan voor zover dit dienst doet als

aanknopingspunt om nadien de brug te slaan naar het stelsel van scheiding van

goederen. Belangrijk is in hoeverre de gelijkenissen tussen beide ertoe kunnen

leiden dezelfde gevolgen voor de hier te bespreken huwelijksbedingen met zich

meebrengen en in hoeverre de verschilpunten ervoor zorgen dat de keuze voor één

van de twee stelsels leidt tot andere mogelijkheden.

4. Vervolgens wordt het verblijvingsbeding onder de loep genomen, hierbij vertrek ik

vanuit het wettelijk stelsel om verder te onderzoeken of een analogische toepassing

in het stelsel van scheiding van goederen mogelijk is. Ook aan het verblijvingsbeding

onder last wordt aandacht besteed.

5. Bij de bespreking van het stelsel van scheiding van goederen met finaal

verrekeningsbeding wordt duidelijk dat dit beding een veelheid aan mogelijkheden

Page 5: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

2

biedt door de grote vrijheid waarover de bedingers beschikken aangaande

verrekenmassa, verrekensleutel en verrekenmodaliteiten.

6. Uiteindelijk zal ik de voor het onderwerp van deze masterproef relevante aspecten

van het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen kort

toelichten. Die uiteenzetting zal het vertrekpunt zijn om na te gaan in hoeverre

voormelde bedingen als legitiem kunnen worden beschouwd, rekening houdende

met de heersende rechtspraak en rechtsleer. De evaluatie van soortgelijke bedingen,

die zich al dan niet binnen de toepassingssfeer van het wettelijk stelsel bevinden,

kan daarbij als aanknopingspunt voor de verdediging van een eventuele analogische

toepassing aangewend worden.

7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing

uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere, omstandigere toetsing. Tot slot van

het tweede deel worden de methodes tegen elkaar afgewogen .

8. In het laatste deel worden de fiscale gevolgen van de toetsing onder de loep

genomen. Door de veelheid aan mogelijkheden binnen een finaal verrekenbeding, is

het soms noodzakelijk verschillende hypotheses te bestuderen.

Page 6: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

3

DEEL I. HUWELIJKSVERMOGENSTELSELS

AFDELING 1. WETTELIJK STELSEL

9. Een essentieel element van het wettelijk stelsel is dat het als gemeenschapsstelsel

een derde of gemeenschappelijk vermogen kent dat binnen dit stelsel vorm geeft aan

de solidariteit tussen de echtgenoten. Wanneer men de samenstelling van de

vermogens wil wijzigen of de gemeenschap wil vereffenen, is men gebonden door

strikte vormvoorschriften.1

10. Een tweede cruciaal punt is dat de inkomsten en goederen die in die

gemeenschap vallen, onmiddellijk en van rechtswege deel uitmaken van het

gemeenschappelijk vermogen, vanaf het ogenblik waarop ze ontvangen worden,

ongeacht wie van beide echtgenoten de goederen ontvangt of de inkomsten geïnd

heeft.2 Deze beroepsinkomsten noch het vermoeden van gemeenschap kunnen door

de echtgenoten conventioneel worden uitgesloten.3

Voor het wettelijk stelsel zijn regelingen uitgewerkt waarvan de analogische

toepassing bij scheiding van goederen niet door de rechtspraak aanvaard wordt,4

zoals de leer van de vergoedingen en de interesten, of het recht van preferentiële

toewijzing.5 Indien dergelijke toewijzing opgenomen wordt in het huwelijkscontract is

er uiteraard geen probleem.6

11. Als men ervoor gekozen heeft geen huwelijkscontract op te maken, is het

wettelijk stelsel, ten gevolge van het suppletief karakter dat daaraan verbonden is,

automatisch van toepassing.7 Daarnaast is de solide uitwerking van dit stelsel door

1 H. CASMAN, De evolutie in de huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 77. 2 J.-L. SNYERS, Scheiding van goederen met onverdeeldmaking van de besparingen, Antwerpen, Kluwer, 1995, 21 3 Y.-H. LELEU, “Omvang en samenstelling van het gemeenschappelijk vermogen”, Handboek Estate Planning, Larcier, 2004, boek 1, topic 9, 47. 4 C. DECLERCK, “Secundair huwelijksvermogensstelsel”, in W. PINTENS en J. DU MONGH, Patrimonium 2006, Antwerpen, Intersentia, 2006, 128. 5 M. DE CLERCQ, “De preferentiële toewijzing: ook voor onverdeelde goederen die niet tot de gemeenschap behoorden?”, T.Not. 2007, afl. 1, 22, N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding. Weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 4, 122. 6 J-L. SNYERS, Scheiding van goederen met onverdeeldmaking van de besparingen, Antwerpen, Kluwer, 1995, 14. 7 W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K.VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire pers, 2002, 121.

Page 7: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

4

de wetgever in het Burgerlijk Wetboek een reden om binnen het kader van de

familiale vermogensplanning te kiezen voor dat stelsel. De rechtszekerheid die het

met zich meebrengt, is immers een groot voordeel in tegenstelling tot het stelsel van

scheiding van goederen, dat in slechts vier artikelen wordt geregeld.

AFDELING 2. STELSEL VAN SCHEIDING VAN GOEDEREN.

12. Bij het huwelijksvermogensstelsel van de zuivere scheiding van goederen

bestaan er enkel de twee eigen vermogens van de echtgenoten zonder een

gemeenschappelijk vermogen. Men heeft enkel de mogelijkheid schuldvorderingen

op elkaar uit te oefenen.

13. In de praktijk komt de strengheid van dit stelsel echter niet zo sterk naar buiten.

Er wordt afgeweken van de strikte scheiding van goederen door allerlei vormen van

solidariteit in te voegen, zoals de gezamenlijke aankoop van onroerende goederen,

een levensverzekering afsluiten in het voordeel van de andere echtgenoot of samen

een bankrekening openen. Bijgevolg ontstaat een onverdeeldheid tussen

echtgenoten.

14. Daarnaast ziet men voor het vermoeden van gemeenschap in het wettelijk stelsel

een tegenhanger in het vermoeden van onverdeeldheid bij scheiding van goederen,

dat vermoeden maakt het mogelijk om tussen echtgenoten een

vermogensoverdracht tot stand te brengen.8 Indien deze vermogensoverdrachten

gebeurd zijn door de vermelding ervan in een huwelijkscontract, gaat het volgens het

Hof van Cassatie niet om een overdracht ten kosteloze titel.9

15. De onverdeeldheid bij een scheiding van goederen verschilt op een aantal

vlakken van de wettelijke gemeenschap:

(1) Een onverdeeldheid kan op elk ogenblik tot stand komen en nadien kan men

vrij uit onverdeeldheid treden (artikel 1469, eerste lid B.W.). Het

gemeenschappelijk vermogen daarentegen ontstaat wanneer men kiest voor

8 J.-L. SNYERS, Scheiding van goederen met onverdeeldmaking van de besparingen, Antwerpen, Kluwer, 1995, 7. 9 Cass. 20 oktober 1978, R.W. 1978-79, 2368, noot H. CASMAN.

Page 8: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

5

het wettelijk stelsel. Een wijziging is slechts mogelijk door het

huwelijksvermogensstelsel te wijzigen.

(2) Een onverdeeldheid volgt het systeem van gezamenlijk bestuur, terwijl bij de

wettelijke gemeenschap het concurrentieel bestuur van toepassing is. Hoewel

dit door verschillende uitzonderingen moet genuanceerd worden.

(3) Wat de rechten van schuldeisers betreft gaat de passieve solidariteit veel verder

bij een gemeenschap dan bij een onverdeeldheid.

(4) De verdeling van de goederen kan bij een onverdeeldheid op elk ogenblik

gevraagd worden, maar ingeval van een gemeenschappelijk vermogen is dat

slechts mogelijk bij de ontbinding van het huwelijksstelsel.

(5) Bij de verdeling van een post-communautaire onverdeeldheid zijn er een aantal

modaliteiten die niet kunnen worden toegepast op een stelsel van scheiding van

goederen zoals de terugname van in gemeenschap gebrachte goederen bij

vereffening/verdeling van de huwelijksgemeenschap en de vergoedingsregeling

die van de verdeling bij helften afwijkt.10

AFDELING 3. HUWELIJKSCONTRACTEN

§§ 11.. AAllggeemmeeeenn

16. Om het huwelijksvermogensstelsel dat echtgenoten gekozen hebben zo goed

mogelijk af te stellen op de persoonlijke situatie, kan men ervoor opteren om via een

huwelijksovereenkomst, op basis van een bestaand stelsel, een conventioneel stelsel

tot stand te brengen. De huwelijksovereenkomst is geldig voor zover het

huwelijksstelsel nog steeds voldoende coherentie vertoont.11

17. Meer en meer wordt binnen het kader van de familiale vermogensplanning

beroep gedaan op de invoeging van bedingen in de huwelijksovereenkomst.12

Dikwijls wordt bijvoorbeeld het stelsel van scheiding van goederen als te streng

10 J.-L. SNYERS, Scheiding van goederen met onverdeeldmaking van de besparingen, Antwerpen, Kluwer, 1995, 14. 11 A. AYDOGAN, “Bedingen inzake huwelijkse vergoedingen”, TEP 2009/3, 149; J.-L. SNYERS, Scheiding van goederen met onverdeeldmaking van de besparingen, Antwerpen, Kluwer, 1995, 17. 12 C. VAN HEUVERSWYN, “Het huwelijkscontract als instrument van vermogensplanning” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS, H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden-langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 3.

Page 9: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

6

ervaren. Om hieraan tegemoet te komen, heeft men een hele resem conventionele

correctiemechanismen uitgedacht. Deze worden vooral aangewend voor

vermogensplanning bij leven, maar kunnen ook in functie van vermogensplanning na

overlijden ingezet worden. Hier zal enkel dat laatste een rol spelen. Deze correcties

kan men in twee categorieën opsplitsen: ten eerste de interne mechanismen, die

enkel verbintenisrechtelijke aanspraken met zich meebrengen, zoals bij de finale

verrekening,13 en ten tweede de externe mechanismen die zakenrechtelijke

aanspraken aan de echtgenoten geven, waar de onverdeeldmaking van de

besparingen toe behoort.14

18. Op een toebedeling die bij huwelijkscontract is vastgelegd, kan niet eenzijdig

worden teruggekomen door één van beide echtgenoten. De langstlevende kan er

aanspraak op maken, zelfs al zou hij de nalatenschap verwerpen.15 Die verwerping

gebeurt immers pas in een volgend stadium.

19. In de rechtsleer heeft men de theorie van de huwelijksvoordelen ontwikkeld. Een

exhaustieve uiteenzetting daarvan is hier niet aan de orde. Belangrijk te weten is dat

een huwelijksvoordeel een vorm van solidariteit invoert in het huwelijk, dat een

beding in een huwelijkscontract gekwalificeerd als huwelijksvoordeel onaanvechtbaar

is en dat er een groeiende tendens bestaat van vermogensplanning via is en dat er

een groeiende tendens bestaat van vermogensplanning via huwelijksvoordelen.

Ingeval van inbreng of voorhuwelijkse kinderen kunnen huwelijksvoordelen worden

geherkwalificeerd alsof het om een schenking gaat, maar daarmee bedoelt men niet

schenkingen in de eigenlijke zin van het woord. Het huwelijksvoordeel wordt enkel

gelijkgesteld met een schenking om bepaalde gevolgen van de schenking te kunnen

toepassen zodat de reserve van de al dan niet-gemeenschappelijke kinderen

gevrijwaard worden voor uitholling.16 Een huwelijksvoordeel blijft dus eigenlijk steeds

13 A. VERBEKE , Goederenverdeling bij echtscheiding, Maklu, Antwerpen, 1995, 288. 14 A. VERBEKE , “Scheiding van goederen met toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS, H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 109. 15 M. COENE, “Over raakvlakken tussen erfrecht en huwelijksvermogensrecht” in Liber Amicorum Prof. G. Baeteman, Deurne, Kluwer, 1997, 47. 16 H. CASMAN en A. VERBEKE, “Belastbaarheid van huwelijksvermogensrechtelijke verkrijgingen”, Not. Fisc. M. 2007, afl. 1, 33; Antwerpen 24 juni 2008, TEP 2008, afl. 4, 356; A. VERBEKE, “Huwelijksvoordelen”, Editoriaal, TEP 2008, afl. 2, 99.

Page 10: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

7

een huwelijksvoordeel, hoewel het in bepaalde objectieve gevallen op het

beschikbaar deel aangerekend wordt en eventueel inkortbaar is.17

20. De eigendomsoverdrachten die deze correcties teweeg brengen, kunnen

verklaard worden als bijdrage in de lasten van het huwelijk (artikel 221 B.W.) of als

voldoening van de wettelijke verplichting om hulp te bieden aan zijn echtgenoot

(artikel 213 B.W.),18 en aangezien een vermoeden van onverdeeldheid

gekwalificeerd wordt als een vergoeding voor het huishoudelijke werk, is er geen

sprake van een vermogensoverdracht ten kosteloze titel . De oorzaak van die

eigendomsover-drachten kan rechtstreeks in het huwelijkscontract ingeschreven

worden waardoor de kwalificatie als herroepelijke schenking onmogelijk wordt.19

21. De algemene regels van het verbintenissenrecht gelden zoals voor iedere

overeenkomst eveneens voor een huwelijkscontract.20 Wel bestaat er een verschil op

het vlak van de inwerkingtreding van de huwelijksovereenkomst: op termijn of onder

voorwaarde in werking treden is niet mogelijk, dat gebeurt vanaf de voltrekking van

het huwelijk. Voor clausules die toegevoegd zijn aan het huwelijksvermogensstelsel

is dat wel mogelijk voor zover zij de samenstelling van de vermogens of de werking

van het huwelijksvermogensstelsel onaangeroerd laten.

Wat de interpretatie van het huwelijkscontract betreft, geldt artikel 1156 B.W.:

allereerst moet men proberen de wil van de partijen te achterhalen. Indien dit niet

mogelijk blijkt, gelden de regels van het wettelijk stelsel.21

22. Desalniettemin moet men bij de opvulling van leemtes in de wetgeving door het

gemene verbintenissen- en zakenrecht stilstaan bij het onderscheid tussen enerzijds

het goed verloop van de samenwerking tussen wildvreemden, waarvoor deze

17 A. VERBEKE, “Huwelijksvoordelen. Een tweede Antwerps Mijlpaalarrest”, TEP 2008, afl. 4, 285-286. 18 J.-L. SNYERS, Scheiding van goederen met onverdeeldmaking van de besparingen, Antwerpen, Kluwer, 1995, 22. 19 J.-L. SNYERS, Scheiding van goederen met onverdeeldmaking van de besparingen, Antwerpen, Kluwer, 1995, 34. 20 K. VANWINCKELEN, ‘De minnelijke wijziging van het huwelijksvermogensstelsel tijdens het huwelijk: beschouwingen omtrent de beperkte vrijheid voor de echtgenoten tot wijziging van hun stelsel en de Wet van 9 juli 1998 en zijn gevolgen', in W. PINTENS (ed.), Themis. School voor postacademische juridische vorming, IV, Familiaal vermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2001, 29, nr. 3 21 W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2007, 171.

Page 11: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

8

regelgeving is opgesteld, en anderzijds de verstandhouding tussen van goederen

gescheiden echtgenoten, die zich tot getrouwheid, hulp en bijstand hebben

verbonden (artikel 213 B.W.) – net als onder het wettelijk stelsel gehuwde

echtgenoten. Indien men die lijn doortrekt, kan men zich afvragen wat het verschil

nog is met andere samenwonenden die zich niet op dergelijke wijze hebben

verbonden. 22

23. Wat de langstlevende boven het plafond van de artikelen 1464 en 1465 B.W.

verkrijgt, zal op het beschikbaar deel van de decuius worden toegerekend en

eventueel met een vordering tot inkorting door de reservataire erfgenamen kunnen

worden teruggevraagd.23 De mogelijkheden die een huwelijkscontract biedt zijn dus

niet ongelimiteerd. Men kan hier spreken van een inkortbaar huwelijksvoordeel.

Dergelijk surplus dat het wettelijk voorziene plafond te boven gaat, volgt de regels

van de schenking.24

24. Hoewel de zorg voor de langslevende een belangrijke reden is om te kiezen voor

een huwelijkscontract, kan men er de dag van vandaag niet omheen dat dit ook een

belangrijk instrument is op het vlak van estate planning, met als doel het drukken van

de belastingskost bij het overlijden van de partner. In het licht daarvan wordt bij de

keuze voor zo’n op maat gemaakte huwelijksovereenkomst naast de civielrechtelijke

afweging tussen de verschillende mogelijkheden ook steeds de balans opgemaakt

van de fiscale voor- en nadelen.

§§ 22.. OOnnvveerrddeeeellddmmaakkiinngg vvaann ddee bbeessppaarriinnggeenn

25. Het gebrek aan een gemeenschap bij een stelsel van scheiding van goederen

kan mogelijks opgevangen worden door een onverdeeldmaking van de besparingen.

Als men er de rechtspraak en rechtsleer op naleest, moet men echter vaststellen dat

daar bitter weinig aandacht aan besteed wordt, noch vindt men er veel toepassingen

van terug. Een dergelijke onverdeeldheid brengt voor de echtgenoten wederzijds

zakenrechtelijke vermogensaanspraken op de in onverdeeldheid zijnde goederen

22 N. GEELHAND, “Rariteiten in successieplanning-land”, TEP 2009/2, 84. 23 A. VERBEKE, Actualia vermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2005, 184. 24 A. VERBEKE, “Huwelijksvoordelen”, T.E.P. 2008-2, 99.

Page 12: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

9

mee, wat een versteviging betekent tegenover de rechten die partijen hebben bij een

stelsel met een finaal verrekeningsbeding aangezien dat slechts in

verbintenisrechtelijke aanspraken voorziet. De eigenlijke overdracht vindt daarbij pas

nadien plaats, nl. op het ogenblik van de verdeling.25

26. Besparingen zijn wat overblijft van de inkomsten uit arbeid en uit vermogen vanaf

de huwelijkssluiting, nadat de bijdrage in de lasten van de huishouding, de

persoonlijke schuldaflossingen en andere uitgaven die beide echtgenoten tot

voordeel strekken daarvan afgetrokken zijn. Voorhuwelijkse goederen, goederen om

niet verkregen tijdens het huwelijk vallen daar niet onder.26 Feit is dat elk van beide

echtgenoten in de mogelijkheid verkeert ervoor te zorgen dat hij of zij geen

besparingen overhoudt door eigen uitgaven aan de hand van financiering of lening te

verwezenlijken en zo alle inkomsten op te maken, maar op dat vlak speelt de goede

trouw tussen echtgenoten een belangrijke rol. Onder andere uit dit verschil met het

wettelijk stelsel blijkt dat het wel degelijk nog steeds om scheiding van goederen

gaat.27

27. Mijns inziens moet daarbij echter wel vermeld worden dat voornoemd

onderscheid in de praktijk kleiner zal zijn dan men aan de hand van bovenstaande

theoretische voorstelling zou denken. Aankopen met kredietverlening zijn thans een

heel normale betalingswijze geworden en als de betaling via de gezamenlijke

rekening verloopt zal het aangekochte product voor in gemeenschap gehuwde

echtgenoten tot de gemeenschap behoren maar voor echtgenoten die scheiding van

goederen verkozen zal het een onverdeeld goed uitmaken. Bovendien kan men het

voornoemd onderscheid hoofdzakelijk terugvoeren op de theoretische mogelijkheid

bij een wettelijk stelsel om voor de rechter de gevolgen van kwade trouw recht te

zetten aangezien echtgenoten gehuwd onder gemeenschap van goederen door

kwade trouw ook kunnen bewerkstelligen dat goederen aangekocht met

gemeenschapsgelden feitelijk uit de gemeenschap verdwijnen, al was het maar door

het bestaan van die goederen bij de vereffening en verdeling van de gemeenschap 25 J.-L. SNYERS, Scheiding van goederen met onverdeeldmaking van de besparingen, Antwerpen, Kluwer, 1995, 32. 26 J.-L. SNYERS, Scheiding van goederen met onverdeeldmaking van de besparingen, Antwerpen, Kluwer, 1995, 36-37. 27 J.-L. SNYERS , Scheiding van goederen met onverdeeldmaking van de besparingen, Antwerpen, Kluwer, 1995, 39.

Page 13: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

10

te verzwijgen. Goede trouw wordt steeds verondersteld maar enkel onder een

wettelijk stelsel kan de echtgenoot te goeder trouw wegens het gebrek eraan bij de

ander naar de rechter stappen. De onwetendheid van de echtgenoot te goeder trouw

zal in de praktijk zijn stilzitten teweegbrengen waardoor beide stelsels hetzelfde

resultaat zullen geven.

28. Goederen die echtgenoten, gehuwd met scheiding van goederen, tezamen

verkrijgen, volgen in principe de regels van het gemeen recht betreffende

onverdeeldheid (art. 577-2 B.W). Voor daden die verder gaan dan voorlopig beheer

van de onverdeelde besparingen dienen echtgenoten bijgevolg samen op te treden,

hoewel een afwijkende regeling in het huwelijkscontract mogelijk is.28 Men kan

steeds uit onverdeeldheid treden (art. 1469, eerste lid B.W) of de onverdeeldheid

voor maximum vijf jaar in een overeenkomst vastleggen(art. 815 B.W.). Dit geldt dus

ook voor de onverdeelde besparingen toegevoegd aan een stelsel van scheiding van

goederen. Een verdelingsovereenkomst staande het huwelijk strekt tot grotere

zelfstandigheid van de echtgenoten.

§§ 33.. HHeett vveerrbblliijjvviinnggssbbeeddiinngg

29. In de regel spreekt men over een verblijvingsbeding wanneer echtgenoten,

gehuwd onder een stelsel van gemeenschap van goederen, overeenkomen dat het

gehele gemeenschappelijke vermogen door ontbinding van het huwelijk ten gevolge

van het overlijden van een der echtgenoten, aan de langstlevende toekomt

(art.1451B.W.) Er bestaat dan geen onverdeeldheid, want het hele

gemeenschapsvermogen is eigendom geworden van de langstlevende en er zal

bijgevolg ook geen verdeling plaatsvinden, al het actief en al het passief verblijven

aan de langslevende.29 De verkrijging van de hele gemeenschap is een gevolg van

de werking van een beding uit het huwelijksvermogensrecht en niet uit het erfrecht,

28 J.-L. SNYERS, Scheiding van goederen met onverdeeldmaking van de besparingen, Antwerpen, Kluwer, 1995, 81. 29 H. CASMAN en M. VAN LOOK, Huwelijksvermogensrecht, Mechelen, Kluwer Rechtswetenschappen, losbladig, IV 4.

Page 14: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

11

wat inhoudt dat onterving of verwerping van de nalatenschap geen invloed hebben

op de verkrijging van dit voordeel.30

Op fiscaal vlak is dit echter een heel ander verhaal, de fictiebepaling van artikel 5

W.Succ. zorgt ervoor dat de langstlevende alsnog belast wordt op alles wat hij of zij

verkrijgt boven de helft van de gemeenschap.31

30. Een eerste nadeel van het verblijvingsbeding is de onmogelijkheid voor de

eerststervende om nog een andere erfgenaam aan te duiden dan de langstlevende

voor wat betreft zijn aandeel in het gemeenschappelijk vermogen. Enkel de

langstlevende zal nog zeggenschap kunnen uitoefenen over die gemeenschap.

Een tweede nadeel zijn de hoge fiscale kosten die zo’n beding met zich

meebrengen.32 De Vlaamse vrijstelling van successierechten op de gezinswoning ten

behoeve van de langstlevende, heeft geen invloed op de verschuldigde rechten van

de andere erfgenamen. Bovendien moeten de kinderen bij het overlijden van de

langstlevende sowieso opnieuw betalen.

31. Beide nadelen kan men verhelpen door een verblijvingsbeding onder last in het

huwelijkscontract op te nemen, zodat de toekenning van de hele gemeenschap aan

de langstlevende gekoppeld wordt aan de verplichting tot betaling van de helft of een

breukdeel van de gemeenschap aan de nalatenschap van de vooroverledene door

de langstlevende,33 waardoor de erfgenamen van de eerststervende niet in de kou

blijven staan door de toebedeling van het gemeenschappelijk vermogen aan de

langstlevende. De verplichting tot betaling kan op vlak van omvang en tijdstip van

betaling gemodaliseerd worden, het kan gaan om de betaling van een som geld of

om de toewijzing van gemeenschapsgoederen.34 Door de betaling van de

schuldvordering die aldus in de nalatenschap van de eerststervende terecht is

gekomen, uit te stellen tot aan het overlijden van de langstlevende, wordt aan de

beschikkingsbevoegdheid over het gemeenschappelijk vermogen niet geraakt. Om

30 H. CASMAN, “Verblijvingsbeding/ Verblijvingsbeding onder last”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS, H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 82. 31 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2008-2009, Volume I, Mechelen, Kluwer, 2008, 87. cfr. infra randnr. 119. 32 J. VERSTRAETE, “Verblijvingsbedingen verblijvingsbedingen onder last keuzebedingen onder last” in Liber Amicorum Paul Delnoy, Brussel, Larcier, 2005, 551. 33 H. CASMAN, De evolutie in de huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 74-75. 34 H. CASMAN, “Verblijvingsbeding/ Verblijvingsbeding onder last”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS, H. DERYCKE

(ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 82-83.

Page 15: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

12

de rechten van de erfgenamen van de eerststervende te vrijwaren, kan contractueel

een zekerheidstelling worden opgenomen.35

32. Vraag is of men zo’n verblijvingsbeding, al dan niet onder last, ook kan

toepassen op een onverdeeldheid van besparingen toegevoegd aan een stelsel van

scheiding van goederen waarbij er geen sprake is van een gemeenschappelijk

vermogen, aangezien de onverdeeldheid bij helften toebehoort aan het eigen

vermogen van de echtgenoten, en dit zonder het verbod van bedingen betreffende

toekomstige nalatenschappen met de voeten te treden. Het antwoord op die vraag

wordt verder uiteengezet bij de toetsing.

§§ 44.. SScchheeiiddiinngg vvaann ggooeeddeerreenn mmeett ffiinnaaaall vveerrrreekkeenniinnggssbbeeddiinngg

33. Het verrekeningsbeding is een voorbeeld van een interne correctie bij scheiding

van goederen die geen zakenrechtelijke gevolgen met zich meebrengt. Het beding

heeft een verbintenisrechtelijke invloed, in de vorm van een vordering. Het

verrekeningsbeding bij overlijden, of korter de finale verrekening, kan vergeleken

worden met het systeem van de periodieke verrekening maar dan op versnelde wijze

en de betaling gebeurt volgens een automatisch systeem.

34. De concretisering van dergelijk beding is afhankelijk van de invulling van vier

elementen.36 Ten eerste is er de verrekenmassa aan de hand waarvan bepaald

wordt welke goederen het verrekeningsbeding omvat. Ten tweede bepaalt de keuze

van de verrekensleutel hoe groot de vordering is die de ene echtgenoot op de andere

kan uitoefenen, deze verrekensleutel hoeft niet noodzakelijk evenredig te zijn. Ten

derde moet het verrekentijdstip gekozen worden. Binnen het bestek van deze

masterproef zal enkel dieper ingegaan worden op de verrekening bij overlijden. Ten

vierde bestaan er ook verschillende verrekenmodaliteiten: men kan kiezen voor een

35D. MICHIELS, “Huwelijkscontracten als instrumenten van vermogensplanning”, AFT 2008, afl. 1, 23. 36 A. VERBEKE, “Huwelijkscontracten: scheiding van goederen met toeters en bellen” in L. WEYTS, A. VERBEKE, E. GOOVAERTS, Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2003, 21-22; A.VERBEKE., “Scheiding van goederen met verrekenbeding”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS, H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004,111; A. VERBEKE, “Finaal verrekeningsbeding”, Nieuwsbr.Succ.R. 2000-2001, 11/1; A. VERBEKE, “Civiel- en fiscaalrechtelijke bedenkingen bij het finaal verrekeningsbeding en het alsof-beding in het huwelijkscontract van scheiding van goederen”, Liber Amicorum Roger Dillemans, Antwerpen, Kluwer, 1997, 435

Page 16: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

13

facultatief of verplicht verrekeningsbeding, men kan stipuleren dat het beding geld of

goederen betreft , of het een eenzijdig of wederkerig beding zal zijn, men kan zelfs

bepalen dat enkel echtgenoten of ook hun erfgenamen de toepassing ervan kunnen

vragen.37

35. Wanneer het een verrekening bij overlijden betreft, zal de verrekenmassa vaak

omvangrijk zijn. Wanneer die verrekenmassa uit alle goederen van de echtgenoten

bestaat, spreekt men over het alsof-beding dat uit Nederland is overgewaaid. Dit

omdat men doet alsof het een algehele gemeenschap betreft en dus zowel

voorhuwelijkse goederen als goederen om niet verkregen tijdens het huwelijk omvat.

Zo kan de langstlevende een zo groot mogelijk deel van het vermogen van de

eerststervende bekomen.38

36. De invulling van de verrekenmassa is van cruciaal belang om de kwalificatie van

de verrekenvordering die uit het verrekeningsbeding voortkomt, te bepalen. Het kan

gaan om een huwelijksvoordeel of om een schenking.39 Bij de toetsing wordt het

onderscheid gemaakt tussen de verrekenvordering betreffende aanwinsten en de

verrekenvordering betreffende meer dan aanwinsten.40 Aanwinsten zijn alle

goederen onder bezwarende titel verkregen tijdens het huwelijk met

gemeenschappelijke inkomsten en de besparingen op die inkomsten.41

37. Indien de langstlevende de kapitaalkrachtigste van de twee is, doet men er goed

aan een facultatief verrekenbeding in te voegen, waardoor verrekening een optie

wordt. Anders zou de langstlevende in de hoedanigheid van erfgenaam door de

verrekening automatisch successierechten moeten betalen op goederen die in feite

tot zijn eigen vermogen behoorden.42

37 D. MICHIELS, “Huwelijkscontracten als instrumenten van vermogensplanning”, Not. Fisc. M. 2005, 285. 38 A. VERBEKE, “Scheiding van goederen met verrekenbeding”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS, H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 111. 39 A. VERBEKE, “Scheiding van goederen met verrekenbeding betreffende aanwinsten: huwelijksvoordeel of schenking?”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS, H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 117. 40 cfr. infra randnr 93-94. 41

A. VERBEKE, “De langstlevende echtgenoot als voortzetting van het koppel. Bescherming van de langstlevende via huwelijkscontract” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS, H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden-langstlevende, Gent, Larcier, 2004,10. 42 A. VERBEKE, “Scheiding van goederen met facultatief verrekenbeding”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS, H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 115.

Page 17: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

14

§§ 55.. HHeett vveerrbboodd vvaann bbeeddiinnggeenn bbeettrreeffffeennddee ttooeekkoommssttiiggee nnaallaatteennsscchhaappppeenn

A. Definitie.

38. De alom gekende door de rechtsleer ingegeven definitie uit het arrest van het Hof

van Cassatie van 11 april 1980 beschrijft dit verboden beding als

“een beding waardoor louter eventuele rechten op een niet opengevallen nalatenschap of op een bestanddeel ervan worden toegekend, gewijzigd of afgestaan”.

Bij gebreke aan een regelgeving door de wetgever uitgewerkt omtrent verboden

erfovereenkomsten, gaat men uit van de definitie die het Hof van Cassatie heeft

gegeven sinds het beginselarrest van 1960.43

B. Draagwijdte van het begrip.

39. Opdat het verbod op erfovereenkomsten van toepassing zou zijn, moet aan een

aantal voorwaarden simultaan voldaan zijn:

a. een beding

Zowel eenzijdige verbintenissen als wederkerige overeenkomsten vallen onder het

verbod. Het hoeft daarvoor niet een hele overeenkomst te betreffen, het verbod kan

betrekking hebben op één beding.44

b. een verbintenis

Wat niet als een erfovereenkomst kan worden beschouwd, zijn onder andere een

loutere belofte, een voorwaarde van een beschikking, een last van een beschikking,

herroepelijke verbintenissen,45 om de simpele reden dat geen van alle hier al

definitief verbonden is. De persoon in kwestie is nog steeds vrij ervoor te kiezen de

belofte niet waar te maken of de voorwaarde niet te vervullen, met uiteraard alle

gevolgen vandien.

43 Cass. 10 november 1960, R.C.J.B. 1961, 6, noot J.G. RENAULD. 44 Cass. 23 oktober 1970, R.W. 1970-1971, 1465. 45 J. VERSTRAETE, “Erfovereenkomsten” in X (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Post-universitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, 79.

Page 18: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

15

c. een afwijking van een wettelijke regeling

Als de overeenkomst over een bevestiging van een wettelijke regeling gaat, is er

geen sprake van een verboden erfovereenkomst. Die wettelijke regeling moet dan

wel de enige mogelijke bestaande regeling zijn, anders zou men contractueel alle

andere mogelijkheden uitsluiten.

d. een toekomstige nalatenschap

Verboden erfovereenkomsten moeten betrekking hebben op een toekomstige

nalatenschap, is dat niet het geval, dan zijn ze niet verboden en zijn het geen

erfovereenkomsten. Er moet in deze context een onderscheid gemaakt worden

tussen het vermogen van de nalatenschap en het gemeenschappelijk vermogen.

Hoewel deze huwelijkse gemeenschap geen eigen rechtspersoonlijkheid geniet en

het aandeel van de eerststervende in dat vermogen een onderdeel van diens

nalatenschap uitmaakt,46 spreken een aantal argumenten in het voordeel van de

handhaving van het onderscheid tussen het gemeenschapsvermogen en de

nalatenschap, hierop wordt verder ingegaan bij de toetsing.47

e. de toekenning, wijziging of afstand van louter eventuele rechten

Deze voorwaarde is bepalend om het onderscheid te maken tussen geldige

bedingen die uitwerking krijgen bij overlijden en de bedingen strijdig met het verbod

op erfovereenkomsten.48 Een beding betreffende een niet opengevallen

nalatenschap in zijn geheel of betreffende een deel van een toekomstige

nalatenschap is principieel verboden omdat men bij het sluiten van de overeenkomst

of het opstellen van het beding onmogelijk kan weten waaruit de nalatenschap op het

ogenblik van het overlijden zal samengesteld zijn. Bovendien kan elkeen ervoor

zorgen dat in zijn eigen nalatenschap geen (netto)actief aanwezig is.49 Een louter

eventueel recht heeft geen enkele juridische waarde: het beperkt de

beschikkingsvrijheid van de bedinger over zijn goederen niet, het verbindt enkel zijn

erfenis. Bijgevolg kan men stellen dat er geen sprake is van een erfovereenkomst die

46 J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 1040. 47 cfr. infra randnrs 51-57. 48 J. BAEL, “Verbod van erfovereenkomsten” in Over erven Liber Amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 20. 49 J. BAEL, “Verbod van erfovereenkomsten” in Over erven Liber Amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 21.

Page 19: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

16

onder het verbod valt wanneer de bedinger zich juridisch verbonden heeft, al is het

slechts door een voorwaardelijk of eventueel recht. 50

C. Sanctie.

40. Erfovereenkomsten zouden strijdig zijn met de openbare orde en de goede

zeden en zodoende aan een absolute nietigheid onderworpen zijn. Concreet houdt

dit bijvoorbeeld in dat de rechtbank de nietigheid ambtshalve zou moeten inroepen,51

of dat die zelfs voor het eerst voor het Hof van Cassatie kan worden ingeroepen.52

Problematischer in het licht van familiale vermogensplanning, is dat elke

belanghebbende de nietigheid bijgevolg kan inroepen. De nietigheid van een

huwelijksbeding, dat er onder meer op gericht is successierechten te vermijden, is

voor de fiscale administratie immers een interessante zaak.53 Maar de talrijke

uitzonderingen op de regel, de grondslagen voor het verbod die achterhaald zijn, het

feit dat in het buitenland (bijvoorbeeld in Duitsland) erfovereenkomsten op veel

vlakken geldig zijn, en dergelijke meer, leiden er allemaal toe dat de strijdigheid met

de openbare orde en de goede zeden niet meer opgaat.54 Desalniettemin heeft het

Hof van Cassatie daar anders over geoordeeld.55

D. Kritische bedenkingen.

a. gelijkheidsbeginsel

41. Het is echter zeer de vraag of men het verbod van bedingen betreffende

toekomstige nalatenschappen zomaar kan loslaten op gelijk welk huwelijksbeding

met uitwerking bij overlijden. Bij het verschil in behandeling tussen de onder het

wettelijk stelsel gehuwde echtgenoten en de met scheiding van goederen gehuwde

echtgenoten moet men immers rekening houden met het grondwettelijk

50 C. CASTELEIN, “Het verbod op erfovereenkomsten” in B. TILLEMAN , A. VERBEKE, Actualia Vermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2005, 206. 51 Bergen 15 september 1992, Rev.not.b. 1995, 22. 52 Cass. 28 november 1946, R.W.1946-47, 1033. 53 N. GEELHAND, “Waarom het finaal verrekenbeding geen verboden erfovereenkomst met nadelige gevolgen is”, TEP, 2010; cfr. infra randnr. 113. 54 C. CASTELEIN, “Het verbod op erfovereenkomsten” in B. TILLEMAN , A. VERBEKE, Actualia Vermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2005, 215. 55 cfr. infra randnr. 112.

Page 20: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

17

gelijkheidsbeginsel, meer bepaald: een verschillende behandeling moet redelijk

verantwoord zijn.56

42. Bovendien bepaalt artikel 1390 B.W. dat de regels van het wettelijk stelsel ook op

het stelsel van scheiding van goederen van toepassing zijn voor zover daar niet van

werd afgeweken. Dit houdt niet enkel in dat de regels van het wettelijk stelsel hier als

suppletief recht gelden,57 maar ook dat de mogelijkheden om van dat wettelijk stelsel

af te wijken, zoals beschreven in de artikelen 1451 t.e.m. 1465 B.W. evenzeer

moeten openstaan voor hen die via de omweg van artikel 1390 B.W. onder dat

wettelijk stelsel vallen voor zover men er niet heeft van afgeweken. Bijgevolg hebben

van goederen gescheiden echtgenoten, door toepassing van het gelijkheidsbeginsel

van artikel 10 en 11 G.W., voor zover dezelfde regels als bij het wettelijk stelsel

suppletief van toepassing zijn, ook recht op eenzelfde behandeling als zij die voor dat

wettelijk stelsel hebben gekozen. Hoewel de vraag zou kunnen rijzen op grond van

welke wetskrachtige norm het Grondwettelijk Hof tot een discriminatie zou kunnen

besluiten, moet erop gewezen worden dat het gebrek aan een wettelijke regeling ook

een schending kan inhouden volgens het Hof.58

43. Of het gelijkheidsbeginsel gerespecteerd wordt ingeval men de hier besproken

bedinngen kwalificeerd als verboden erfovereenkomsten, kan men nog op een ander

vlak in vraag stellen. Die bedingen kunnen ook bij leven bedongen worden,

bijvoorbeeld ingeval van scheiding bijvoorbeeld. Dit bevestigt dat niet het overlijden

van één van de echtgenoten het sleutelcriterium is om de geldigheid van

huwelijksbedingen te evalueren, maar wel de ontbinding van het huwelijksstelsel.

Mijns inziens is het niet mogelijk een verschil in behandeling te verantwoorden aan

de hand van de reden van de ontbinding van het huwelijksstelsel. Bijgevolg moet

men er rekening mee houden dat een eventuele kwalificatie als verboden

erfovereenkomst zal moeten buigen voor de respectering van het

gelijkheidsbeginsel.

56 P. PEETERS, “De fiscale beginselen van gelijkheid, legaliteit, rechtszekerheid en eenjarigheid in de rechtspraak van het Arbitragehof”, in 20 jaar Arbitragehof, Mechelen, Kluwer, 2005, 126. 57 N. GEELHAND, “Rariteiten in successieplanning-land”, TEP 2009/2, 82; A. AYDOGAN, “Bedingen inzake huwelijkse vergoedingen”, TEP 2009/3, 149. 58 P. PEETERS, “De fiscale beginselen van gelijkheid, legaliteit, rechtszekerheid en eenjarigheid in de rechtspraak van het Arbitragehof”, in 20 jaar Arbitragehof, Mechelen, Kluwer, 2005, 126.

Page 21: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

18

b. rechtsweigering en lacune in de wetgeving

44. Maar het gelijkheidsbeginsel is niet het enige argument dat in het voordeel van

analogische toepassing pleit. Het verbod van rechtsweigering (artikel 5 Ger.W.)

gecombineerd met de lacune in de wetgeving aangaande het stelsel van scheiding

van goederen spreekt in het voordeel van een analogische toepassing. Wederom

kan men ter ondersteuning van die argumentatie teruggrijpen naar artikel 1390 B.W.,

op basis waarvan men zich kan beroepen op de regels van het wettelijk stelsel.

c. geen letter van de wet

45. Bij de uitwerking van de voorwaarden die gelden voor verboden

erfovereenkomsten moet men voor ogen houden dat deze criteria niet aan de

onbuigzaamheid van een wettekst zijn onderworpen maar dat zij door de rechtspraak

in het leven geroepen zijn om aan bepaalde noden van de maatschappij tegemoet te

komen. Wanneer de noden van een maatschappij evolueren, zullen de door de

rechtspraak uitgewerkte inzichten met een grotere soepelheid mee-evolueren dan

mogelijk is indien zij gebonden zijn door de letter van de wet.

Page 22: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

19

DEEL II. DE TOETSING

AFDELING 1. ALGEMEEN

46. Bij de toetsing wordt voor elk onderdeel van het betoog - waar nodig - verwezen

naar elk van beide bedingen, zodat beschouwingen die voor de twee bedingen

gelden niet onnodig moeten worden hernomen.

47. Op het eerste zicht lijkt het verblijvingsbeding bij overlijden toegevoegd aan een

stelsel van scheiding van goederen met onverdeeldmaking van de besparingen

volledig in te gaan tegen het verbod van bedingen betreffende toekomstige

nalatenschappen als men kijkt naar de voorwaarden die aan een verboden

erfovereenkomst verbonden zijn.

Deze strikte visie is evenwel niet bedacht op alle pijnpunten die dit delicate

onderwerp met zich meebrengt, zoals respect voor het gelijkheidsbeginsel, de theorie

van de huwelijksvoordelen, het onderscheid tussen huwelijksvermogens- en erfrecht,

enz. Daarom wordt tevens een omstandigere toetsing uitgevoerd die meer rekening

houdt met factoren die een invloed hebben op de marge voor een toetsing.

48. Het finaal verrekenbeding is thans een hot topic geworden in de rechtsleer.59 Er

vallen twee strekkingen te onderscheiden, een eerste strekking stelt zich

terughoudend op tegenover de toelaatbaarheid van dit huwelijksbeding en maant

aan tot voorzichtigheid,60 voor de andere strekking is de rechtsgeldigheid van het

finaal verrekeningsbeding een vaststaand feit.61

AFDELING 2. DE CRITERIA STRIKT GEVOLGD

59 N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding. Weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 4, 103-147; E. TURPYN, “Het finaal verrekenbeding: een verboden erfovereenkomst?”, T.Not. 2010, afl.2, 59-65; C. DE WULF, “De nieuwe theorie van de huwelijksvoordelen – recht of wishful thinking?”, T.Not. 2008, 523-532; D. MICHIELS, “Huwelijkscontracten als instrumenten van vermogensplanning”, AFT 2008, 4-40; N. GEELHAND, “Rariteiten in successieplanning-land”, TEP 2009/2, 75-85. 60 E. TURPYN, “Het finaal verrekenbeding: een verboden erfovereenkomst?”, T.Not. 2010, afl.2, 59-65 61 N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding. Weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 4, 103-147

Page 23: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

20

49. Ter wille van de volledigheid zijn hierboven alle criteria genoemd62 , maar verder

komen enkel nog de criteria die relevant zijn voor de analyse van het besproken

onderwerp aan bod.

§§ 11.. TTooeekkoommssttiiggee nnaallaatteennsscchhaapp

50. Zoals hierboven reeds kort aangehaald, is het verbod niet van toepassing indien

het beding een ander vermogen dan de toekomstige nalatenschap tot voorwerp

heeft. Er zijn heel wat argumenten die het derde vermogen bij een

gemeenschapsstelsel wel of niet als “ander vermogen” verdedigen. Binnen het kader

van het hier voorliggende probleem is het onderzoek naar de toepasselijkheid van

die argumenten op een toegevoegde massa van goederen bij scheiding van

goederen relevant.

A. Onverdeeldheid van besparingen.

51. Voor de kwalificatie van de huwgemeenschap als afzonderlijk vermogen kan men

steun vinden in de wet. Artikel 1398 B.W. bestempelt de huwgemeenschap immers

als een afzonderlijk vermogen. En waaraan ontleent men meer rechtszekerheid dan

aan een ondubbelzinnige wettekst? Maar voor een onverdeeldheid van besparingen

bij scheiding van goederen kunnen we daar niet op terugvallen, bovendien wordt in

de rechtsleer niet door iedereen aanvaard dat het gemeenschappelijk vermogen een

afzonderlijk vermogen betreft.63

52. De vereffening en verdeling van het gemeenschappelijk vermogen die voorafgaat

aan de vereffening en verdeling van de nalatenschap, wordt door BAEL

gelijkgeschakeld met die van een gewone onverdeeldheid.64 Maar als de wetgever

had gewild dat het gemeenschappelijk vermogen op eenzelfde manier zou worden

behandeld als een gemeenrechtelijke onverdeeldheid, waarom dan al die moeite

doen om er een aparte regeling voor uit te werken?

62 cfr. supra randnr. 39. 63 J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 346. 64 J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 346.

Page 24: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

21

53. De gelijkschakeling houdt er geen rekening mee dat de verplichtingen die

echtgenoten tegenover elkaar hebben65 verder reiken dan het geval is tussen

personen in onverdeeldheid. Het gemeenschappelijk vermogen is een instrument om

aan die verplichtingen te voldoen, terwijl een gemeenrechtelijke onverdeeldheid

tussen derden een doel op zich is. Dit verantwoordt onmiddellijk waarom de

toekenning van een deel van het gemeenschappelijk vermogen bij overlijden aan een

derde wel een verboden erfovereenkomst uitmaakt66 en de toekenning aan één van

de echtgenoten bij overlijden niet.

54. Men zou het gemeenschappelijk vermogen kunnen omschrijven met de term

“doelvermogen” 67 door middel waarvan de huwelijkse plichten van de echtgenoten

worden vervuld. Indien men dit vermogen voor andere doeleinden aanwendt dan

waarvoor het in het leven geroepen is, zoals een toebedeling aan derden doen,

verliest het immers zijn kwalificatie als doelvermogen en kan er nog maar moeilijk

sprake zijn van een afzonderlijk vermogen dat zich onderscheidt van een

gemeenrechtelijke onverdeeldheid, aangezien het dan geen integrerend deel meer

uitmaakt van het huwelijksvermogensstelsel.68

55. Vanuit het standpunt dat het gemeenschappelijk vermogen een doelvermogen

uitmaakt, dat een modaliteit is voor het bijdragen in de echtelijke verplichtingen,

moet men zich vervolgens afvragen of men een onverdeeldheid van besparingen bij

scheiding van goederen eenzelfde functie kan toedichten. Bovendien moet die

onverdeeldheid van besparingen zich ook duidelijk onderscheiden van een

gemeenrechtelijke onverdeeldheid om een vermogen, los van de nalatenschap, te

kunnen uitmaken.

56. De ontstaansreden van die overdeeldmaking van besparingen kan men opnemen

in het huwelijkscontract. Wanneer het nut gelijkgeschakeld wordt met dat van het

gemeenschappelijk vermogen, ontstaat bijgevolg een onmiskenbare gelijkenis.

65 cfr. supra randnr. 20. 66 J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 347. 67 E. NELISSEN en H. BOM, Memo Financiële Planning – De successiewet van 2010, Deventer, Kluwer, 2009, 77. 68 M. COENE, “Over raakvlakken tussen erfrecht en huwelijksvermogensrecht” in Liber Amicorum Prof. G. Baeteman, Deurne, Kluwer, 1997, 53.

Page 25: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

22

57. Desalniettemin kent het gemeenschappelijk vermogen een gebondenheid aan

regels zoals hierboven reeds werd aangehaald69 die niet terug te vinden is bij een

onverdeeldheid van besparingen. De essentiële verschillen70 kunnen niet

weggewerkt of omzeild worden en zijn te groot om naast zich neer te leggen en

zodoende te kunnen spreken van een gelijkschakeling tussen een

gemeenschappelijk vermogen en een onverdeeldheid van besparingen.

58. Bijgevolg is aan het eerste criterium om te besluiten tot een verboden

erfovereenkomst voldaan voor wat betreft de onverdeeldmaking van besparingen.

Als doelvermogen kan die onverdeeldheid per slot van rekening niet op eenzelfde

omstandige wijze van een gemeenrechtelijke onverdeeldheid onderscheiden worden,

wat wel mogelijk is voor een gemeenschappelijk vermogen.

B. Erkenning theorie der huwelijksvoordelen.

59. Ter verdediging van de nalatenschap en een onverdeeldmaking van besparingen

bij scheiding van goederen als twee afzonderlijke vermogens, kan men wijzen op de

erkenning van de theorie van de huwelijksvoordelen71 die thans door een

meerderheid in de rechtsleer72 wordt onderschreven en die recentelijk voet aan de

grond heeft gekregen in de rechtspraak.73 Het is tevens door deze rechtspraak dat

het onderscheid tussen het huwelijksvermogensrecht en het erfrecht kracht wordt

bijgezet.74

60. Men moet de aandacht erop vestigen dat er een verschil bestaat tussen

huwelijksbedingen met uitwerking bij overlijden en bedingen betreffende een

toekomstige nalatenschap. De finaliteit van deze bedingen is niet dezelfde. Het klopt

inderdaad dat het aandeel van de vooroverleden echtgenoot in de huwgemeenschap

69 cfr. supra randnr. 10. 70 cfr. supra randnr. 15. 71 cfr. supra randnr. 19. 72 H. CASMAN en A. VERBEKE, “Wat is een huwelijksvoordeel”, Not.Fisc.M. 2005, 292-297; H. CASMAN en A. VERBEKE “Belastbaarheid van huwelijksvermogensrechtelijke verkrijgingen”, Not.Fisc.M. 2007, 32-35; A. VERBEKE, “Scheiding van goederen met verrekeningsbeding betreffende meer dan aanwinsten: huwelijksvoordeel of schenking?”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS , H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 122 e.v.; D. MICHIELS , “Huwelijkscontracten als instrumenten van vermogensplanning”, Not. Fisc. M. 2005, 267-287. 73 Antwerpen 5 oktober 2004, Not. Fisc. M. 2004, 268; Antwerpen, 24 juni 2008, TEP 2008-4, 360. 74 cfr. supra randnr 29.

Page 26: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

23

of in een onverdeeldheid een bestanddeel uitmaakt van zijn nalatenschap,75 maar de

grootte van dat aandeel wordt mede bepaald door de uitwerking van het

huwelijksvermogensrecht.

De redenering hierboven76 waarbij het onderscheid tussen een huwgemeenschap en

een gewone onverdeeldheid aan de hand van hun ontstaansreden wordt

uiteengezet, kan worden opengetrokken om het verschil tussen het

huwelijksvermogensrecht en het algemeen verbintenissenrecht te verantwoorden.

C. Finaal verrekenbeding

61. Voor het verrekeningsbeding liggen de zaken klaarblijkelijk anders. Het valt

onmogelijk te verdedigen dat hier sprake zou zijn van een apart vermogen.

Aangezien het voorwerp van dit beding aleatoir is, kunnen geen algemene principes

worden uitgewerkt die van toepassing zouden zijn op alle mogelijke verrekenmassa’s

om zo tot een eigen gecreëerd apart vermogen te komen. De vlag zou de lading niet

dekken. Aan dit criterium is dus ook voor het finaal verrekenbeding voldaan: sensu

stricto gaat het hier om de nalatenschap zelf

D. Bedenking.

62. Wanneer men de voorliggende bedingen in een breder kader plaatst, kan men

verdedigen dat het onderscheid tussen het huwelijksvermogensrecht en het erfrecht

ervoor zorgt dat de vordering helemaal geen betrekking heeft op de nalatenschap

aangezien eerst het huwelijksvermogensrecht uitwerking krijgt vóór het erfrecht.

Onrechtstreeks heeft dat dan wel een impact op de nalatenschap maar zo ontsnapt

de clausule toch aan het verbod van bedingen betreffende toekomstige

nalatenschappen door zijn hoedanigheid van huwelijksbeding.

§§ 22.. TTooeekkeennnniinngg vvaann lloouutteerr eevveennttuueellee rreecchhtteenn.

63. Wanneer men het voorwerp van een overeenkomst niet kan bepalen op het

ogenblik dat de overeenkomst waarvan dat beding deel uitmaakt, wordt afgesloten,

kent men noodzakelijkerwijze louter eventuele rechten toe. Dit geldt evenzeer voor 75 J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 346. 76 cfr. supra randnr. 53.

Page 27: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

24

een huwelijkscontract.77 Hier wordt nader bekeken of dat voor deze bedingen echter

het geval is.

A. Onverdeeldmaking van besparingen met verblijvingsbeding bij overlijden.

64. Het is een feit dat echtgenoten niet in de mogelijkheid verkeren, op het ogenblik

van het sluiten van het huwelijkscontract, het voorwerp van een verblijvingsbeding

toegevoegd aan een onverdeeldmaking van besparingen bij het overlijden van de

eerststervende af te bakenen. De onverdeeldheid van de besparingen die men

tijdens het huwelijk verwezenlijkt , is op dat tijdstip nog een lege doos. Men zou

echter kunnen overeenkomen in het huwelijkscontract dat bij iedere wijziging van

deze onverdeeldheid door toedoen van één van beide echtgenoten, de ander zijn

stilzwijgende toestemming voor die wijziging heeft gegeven.

Aldus voert men een op maat gemaakte bestuursregeling in voor de besparingen, die

ervoor zorgt dat de omvang van de onverdeeldheid en dus ook het voorwerp van het

verblijvingsbeding steeds wijzigt, doch wel gekend is voor het openvallen van de

nalatenschap van de eerststervende. Die omvang ligt namelijk vast bij de laatste

wijziging voor het overlijden van de eerststervende en heeft door de constructie van

de stilzwijgende toestemming met de goedkeuring van de contractanten, met name

de beide echtgenoten, plaatsgevonden.

65. Als men dan dergelijk verblijvingsbeding onder voorwaarde in het

huwelijkscontract opneemt, meer bepaald onder opschortende voorwaarde van

stilzwijgende toestemming met elke wijziging - tot en met de laatste wijziging - van de

onverdeeldheid van besparingen voor het overlijden van de eerststervende, omzeilt

men, voor wat de inwerkingtreding van het verblijvingsbeding bij onverdeeldheid van

de besparingen betreft, artikel 1391 B.W. volgens hetwelk het bedongen

huwelijksvermogensstelsel in werking treedt “vanaf de voltrekking van het huwelijk,

niettegenstaande enige andersluidende overeenkomst”. In tegenstelling tot het

huwelijksvermogensstelsel zelf, kunnen afzonderlijke clausules van dat gekozen

stelsel immers wel onder voorwaarde bedongen worden.78 Voor zover dergelijke

voorwaarde geen betrekking heeft op de werking van het huwelijksvermogensstelsel 77 J. VERSTRAETE, “Erfovereenkomsten” in X (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Post-universitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, 131. 78 M. PUELINCKX-COENE, Erfrecht, Antwerpen, Kluwer, 1996, 263.

Page 28: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

25

of op de samenstelling van de vermogens, is het verenigbaar met het duurzaam

karakter van de huwelijksvoorwaarden. 79 Het verblijvingsbeding mag bijgevolg

onder voorwaarde opgenomen worden in het huwelijkscontract. Het wijzigt de

samenstelling van de vermogens niet, het geeft er alleen een bestemming aan. 80

66. Door de toevoeging van voornoemde fictie, van stilzwijgende toestemming met

elke wijziging tot en met de laatste, als voorwaarde voor de inwerkingtreding van het

verblijvingsbeding bij onverdeeldmaking van de besparingen, bestaat er geen

mogelijkheid meer om zich te onttrekken aan zijn verbintenis, doordat de

stilzwijgende toestemming niet afhangt van de wil van de bedinger,81 maar wel van

de echtgenoot die de onverdeeldheid niet wijzigt. Dientengevolge heeft de bedinger

zich niet het recht voorbehouden om nog over het goed te beschikken. Hoewel de

omvang van de onverdeeldheid niet steeds dezelfde is, is het voorwerp van het

verblijvingsbeding op het ogenblik van zijn inwerkingtreding bepaald. Dit is dus voor

het overlijden van de eerststervende en vanuit dat opzicht kan er van louter

eventuele rechten geen sprake meer zijn .

67. Het onderscheid met een gemeenrechtelijke onverdeeldheid waarbij men het

bovenstaande ook allemaal zou bedingen, is de oorzaak van de overeenkomst. Het

feit dat het hier om een huwelijksovereenkomst gaat waarin bovenstaande regeling is

opgenomen om te voldoen aan huwelijkse plichten82 en het feit dat die regeling een

manier is om de theoretische gelijkheid (gewaarborgd door artikelen 10 en 11 G.W.)

tussen echtgenoten gehuwd onder een scheiding van goederen enerzijds, en

echtgenoten gehuwd onder het wettelijk stelsel anderzijds, in de praktijk om te zetten,

verhindert dat deze constructie voor gelijk welke onverdeeldheid zou overgenomen

worden.

B. Finaal verrekenbeding.

79 W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2007, 169-170. 80W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2007, 169-170. 81J. B BAEL, “Verbod van erfovereenkomsten” in Over erven Liber Amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 27. 82 cfr supra randnr. 20.

Page 29: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

26

68. Om na te gaan of via dit beding al dan niet louter eventuele rechten toegekend

worden in de zin van de definitie van het Hof van Cassatie83, moet in eerste instantie

abstractie gemaakt worden van de theorie van de huwelijksvoordelen waarop zo

vaak wordt gesteund om de geldigheid van dit beding aan te tonen. Om tot een

gedetailleerde omschrijving te komen van wat wel en wat niet als louter eventuele

rechten moet worden beschouwd, maak ik een onderscheid tussen de opname in dit

beding van voorhuwelijkse goederen, van goederen om niet verkregen tijdens het

huwelijk en van de aanwinsten. Nadien worden de combinaties geëvalueerd.

69. Wanneer de verrekenmassa voorhuwelijkse goederen betreft, bestaat er geen

twijfel over dat het voorwerp van een finaal verrekenbeding is gekend, en dat de

echtgenoot aan wie de voorhuwelijkse goederen toebehoren, zich door middel van

dat beding in het huwelijkscontract definitief heeft verbonden ten aanzien van die

goederen. Wanneer men dus enkel de voorhuwelijkse goederen in de

verrekenmassa van een finaal verrekenbeding in beschouwing neemt, kan men nooit

tot de conclusie komen dat een toekenning van louter eventuele rechten zou

voorliggen.

70. Omtrent de geldigheid van de opname in de verrekenmassa van een finaal

verrekenbeding van goederen om niet verkregen tijdens het huwelijk bestaat er

minder duidelijkheid. Men kan er eigenlijk niet omheen dat men niet weet of er

goederen om niet zullen worden verkregen tijdens het huwelijk, bovendien

garandeert het verrekeningsbeding niet dat die goederen zich nog steeds

onaangeroerd in het eigen vermogen zullen bevinden. Een kwalificatie als

toekenning van louter eventuele rechten dringt zich dus op ten aanzien van goederen

om niet verkregen tijdens het huwelijk als onderdeel van een finaal verrekenbeding.

71. Als kanttekening kan daarbij worden vermeld dat goederen om niet verkregen

tijdens het huwelijk ook onder het wettelijk stelsel een onderdeel van de eigen

goederen van de echtgenoten uitmaken. Hoewel dit conventioneel kan aangepast

worden, kan men zich de bedenking maken dat het sowieso niet de bedoeling kan

zijn een aangepast stelsel van scheiding van goederen toe te laten waarin een

83 cfr supra randnr. 38.

Page 30: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

27

hogere mate van solidariteit is terug te vinden dan in het gemeenschapsstelsel bij

uitstek, met name het wettelijk stelsel.

72. Aangaande aanwinsten in het verrekenbeding zou men voor de geheelheid van

de aanwinsten eenzelfde stilzwijgende toestemming kunnen opnemen zoals deze

hierboven bij de onverdeeldheid van de besparingen wordt uiteengezet84 De ratio

blijft immers dezelfde.

73. Wanneer in het licht van de toekenning van louter eventuele rechten de

geldigheid van een finaal verrekenbeding bestudeerd wordt, waarin de drie

bovenstaande elementen terug te vinden zijn, zal de redactie van dat beding een

grote rol spelen bij het bepalen van de werking van het verbod op

erfovereenkomsten. Heeft men er immers voor gekozen een opdeling te maken bij de

bepaling van de verrekenmassa en worden de goederen om niet verkregen tijdens

het huwelijk apart vermeld, dan voldoet niet het gehele beding maar enkel dat

onderdeel van het beding aan de voorwaarde van de toekenning van louter

eventuele rechten. Maakt dat element geen deel uit van de verrekenmassa, dan is

niet voldaan aan de voorwaarde van toekenning van louter eventuele rechten.

§§ 33.. EEvvaalluuaattiiee..

A. Onverdeeldheid van besparingen met verblijvingsbeding bij overlijden.

74. Van een apart vermogen kan er geen sprake zijn aangezien er nog steeds een

markant onderscheid bestaat tussen het gemeenschappelijk vermogen, dat wel als

een afzonderlijk vermogen kan beschouwd worden, en een onverdeeldheid van

besparingen. Eenzelfde doel kan de kloof gecreëerd door technische verschillen

tussen beide immers niet overbruggen85. Men kan vermijden dat het om een

toekenning van louter eventuele rechten gaat door een nauwkeurige redactie van de

onverdeeldheid en van het verblijvingsbeding bij overlijden te bewerkstelligen. Een

stilzwijgende toestemming met wijzigingen als opschortende voorwaarde bedingen

84 cfr supra randnrs. 64-66. 85 cfr supra randnrs. 55-58.

Page 31: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

28

voor de toepassing van het verblijvingsbeding is een toegelaten afwijking van artikel

1391 B.W. 86

Wanneer men dus de criteria van het verbod van bedingen betreffende toekomstige

nalatenschappen hanteert, komt men tot de vaststelling dat hier geen verboden

erfovereenkomst voorligt. Daarvoor moet aan alle criteria cumulatief voldaan zijn, wat

niet het geval is.

B. Finaal verrekeningsbeding.

75. Hier staat enkel ter discussie of het om de toekenning van louter eventuele

rechten gaat. Omvat de verrekenmassa goederen om niet verkregen tijdens het

huwelijk zonder aandacht te schenken aan een onderverdeling van de verschillende

categorieën die onder de verrekenmassa vallen, dan zal het gehele beding vanuit

deze strikte benadering als nietig moeten worden beschouwd. Splitst men de

goederen bij de redactie van het beding wel op in voornoemde categorieën, dan kan

men voorstaan dat het om aparte bedingen gaat en de verrekening van de andere

goederen niet door nietigheid is aangetast.

Vallen goederen om niet verkregen tijdens het huwelijk niet onder de verrekenmassa,

dan is er nooit sprake van een verboden erfovereenkomst.

C. Kritische bedenkingen.

76. De rechter kan de kwalificatie door partijen afwijzen en de constructie van het

verrekenbeding met een verrekenmassa van goederen om niet tijdens het huwelijk

verkregen, als een kanscontract beschouwen. De rechter is immers niet gehouden

door de kwalificatie die echtgenoten aan het contract geven,87 wel door de eigenlijke

inhoud van de overeenkomst.88 Het grote nadeel van die kwalificatie is dat een

kanscontract zo zijn eigen beperkingen heeft. Wanneer partners veel van leeftijd

86 cfr supra randnr. 65. 87 Brussel 10 november 1994, Rev. not. b. 1995, 204; J.-L. SNYERS, Scheiding van goederen met onverdeeldmaking van de besparingen, Antwerpen, Kluwer, 1995, 19. 88 J. VERSTRAETE, “Erfovereenkomsten” in X (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Post-universitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, 83.

Page 32: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

29

verschillen of wanneer één van beide ernstig ziek is, wordt men onmiddellijk

uitgesloten van deze oplossing.

AFDELING 3. OMSTANDIGE TOETSING.

77. In het kader van een stelsel van scheiding van goederen wordt hier onderzocht

hoe de bedingen die in deze masterproef aan bod komen door toepassing van de

theorie der huwelijksvoordelen al dan niet aan het verbod van bedingen betreffende

toekomstige nalatenschappen ontsnappen. Het is dus niet de bedoeling hier grondig

in te gaan op de gevestigde theorie van de huwelijksvoordelen of op zijn

totstandkoming.

78. Wel moet vermeld worden dat er discussie bestaat over de toepassing van de

theorie der huwelijksvoordelen bij stelsels van scheiding van goederen. Hieromtrent

bestaan twee strekkingen in de rechtsleer. Een eerste strekking staat een extensieve

interpretatie van de artikelen 1457 tot 1458, 1461 tot 1465 B.W. voor, zet de

aanwinsten centraal en verantwoordt dit op basis van de aard van die goederen.

Aldus is de toepassing van de leer der huwelijksvoordelen op stelsels van scheiding

van goederen volgens hun een logisch gevolg.89

Een tweede strekking verdedigt de restrictieve interpretatie van voormelde

wetsartikelen en staat een automatische en analoge toepassing van

huwelijksvoordelen bij scheiding van goederen tegen. Bedingen in het

huwelijkscontract moeten volgens hen in concreto benaderd worden.90

§§ 11.. GGeemmeeeennsscchhaapp vvaann ggooeeddeerreenn

79. Conform de leer van de huwelijksvoordelen is bij een gemeenschapsstelsel de

toebedeling bij huwelijkscontract van het gehele gemeenschappelijke vermogen aan

de langstlevende onderworpen aan een gunstregime: dergelijk huwelijksvoordeel

moet in de regel niet als schenking worden beschouwd. Dit wordt uitgelegd door het

feit dat het gemeenschappelijk vermogen hoofdzakelijk in functie staat van de lasten

89 J. DU MONGH, “Huwelijksvoordelen en Successieplanning. Voorzichtigheid blijft geboden”, T.Not. 2007, 505. 90 L. VOISIN, “Avantages matrimoniaux et libéralités entre époux séparés de biens”, Rev. not. b. 2005, 678-689

Page 33: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

30

van het huwelijk, waarvan de zorg voor de langstlevende er één is. Bovendien heeft

de langslevende bijgedragen in de verwezenlijking van die gemeenschap, zodat hij

er uiteraard ook zijn aanspraken moet kunnen op laten gelden.91

§§ 22.. SScchheeiiddiinngg vvaann ggooeeddeerreenn

A. Algemeen.

80. Oorspronkelijk werd het begrip huwelijksvoordelen slechts geacht van toepassing

te zijn voor wat betreft gemeenschapsgoederen, hoewel er onder een stelsel van

scheiding van goederen ook sprake van was wanneer daaraan door de echtgenoten

een vennootschap van aanwinsten was toegevoegd en meer dan de helft daarvan

aan de langstlevende werd toegekend.92

81. Vanuit de gedachte dat beide echtgenoten, ongeacht het gekozen

huwelijksstelsel, moeten bijdragen in de lasten van het huwelijk (artikel 221 B.W.) en

de wettelijke verplichting hebben hun echtgenoot hulp te bieden (artikel 213 B.W.),

kan men een finaal verrekenbeding clausuleren of kan men aan de onverdeelde

massa van goederen bij scheiding van goederen die de besparingen behelst,

dezelfde functies toeschrijven als aan de (wettelijke) gemeenschap. Bijgevolg kan

men oordelen dat de middelen die voor de zorg van de langstlevende voorzien

worden, aan eenzelfde regime moeten worden onderworpen, ongeacht het gekozen

huwelijksstelsel.

82. De minderheidsstrekking in de rechtsleer steunt, voor de afwijzing van de

toepassing van de theorie van de huwelijksvoordelen bij een stelsel van scheiding

van goederen, onder andere op de afwijzing van toepassing van de preferentiële

toewijzing en van de leer van de vergoedingen en interesten bij een stelsel van

scheiding van goederen door de rechtspraak. Welnu, het feit dat een

huwelijksvoordeel als een bijdrage in de lasten van het huwelijk of als een vervulling

van de wettelijke plicht om hulp te bieden, kan worden beschouwd, verbiedt dat de

91 M. COENE, “Over raakvlakken tussen erfrecht en huwelijksvermogensrecht” in Liber Amicorum Prof. G. Baeteman, Deurne, Kluwer, 1997, 48. 92 M. COENE, “Over raakvlakken tussen erfrecht en huwelijksvermogensrecht” in Liber Amicorum Prof. G. Baeteman, Deurne, Kluwer, 1997, 49.

Page 34: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

31

afwijzing van de toepassing van de preferentiële toewijzing en van de leer van de

vergoedingen en interesten in een stelsel van scheiding van goederen, zou

doorgetrokken worden naar huwelijksvoordelen toegevoegd aan een stelsel van

scheiding van goederen. Niet alleen bestaat er immers een discrepantie tussen de

aanleiding van de toepassing, maar ook de finaliteit van deze regelingen is volledig

verschillend.

83. Daarnaast is in de rechtspraak nog geen duidelijk antwoord gegeven op de vraag

of preferentiële toewijzing mogelijk is bij een vennootschap van aanwinsten,

toegevoegd aan een scheiding van goederen,93 wat de aanvaardbaarheid van een

gelijkschakeling nog verkleint.

84. Tenslotte kan men de afwijzing helemaal niet meer doortrekken wanneer men in

rekening neemt dat die niet meer geldt indien de preferentiële toewijzing of de leer

van de vergoedingen en interesten conventioneel werden bedongen in de

huwelijksovereenkomst. In deze context zou de vergelijking erop neerkomen dat de

geldigheid van de toepassing van de theorie van de huwelijksvoordelen afhangt van

de opname van huwelijksvoordelen in het huwelijkscontract, wat absurd zou zijn,

aangezien dit een bestaansvereiste is van huwelijksvoordelen.

85. Overigens bestaat er in de praktijk geen verschil tussen de denkpatronen van

echtgenoten die met gemeenschap of met scheiding van goederen gehuwd zijn.

Ongeacht het huwelijksvermogensstelsel waarvoor gehuwden geopteerd hebben,

werd in beide gevallen doorheen de jaren samen een geheelheid van goederen

opgebouwd. Dat die de benaming gemeenschappelijk vermogen of massa van

goederen meekrijgt, of dat zij onderworpen wordt aan een verrekenregeling of

verblijvingsbeding, verandert niets aan de gezamenlijke verwezenlijking ervan, dus

waarom zou men er niet dezelfde aanspraken kunnen op laten gelden? Het

probleem daarbij is dat in het Burgerlijk Wetboek enkel het gemeenschappelijk

vermogen wordt vermeld, en aanwinsten, besparingen of een verrekening niet in het

wetboek zijn opgenomen.

93 Antwerpen (3e kamer) 12 mei 2004, T.Not 2007, 11, noot M. DE CLERCQ.

Page 35: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

32

a. onverdeeldheid van besparingen

86. Belangrijk daarbij is voor ogen te houden wat “een gemeenschappelijk

vermogen” precies inhoudt. Onder het wettelijk stelsel behoren alle inkomsten van de

echtgenoten onmiddellijk en van rechtswege daartoe.94 Voor diegenen die een

stelsel van scheiding van goederen met correctiemechanisme gekozen hebben,

heeft men in de rechtsleer het begrip “toegevoegd intern gemeenschappelijk

vermogen” in het leven geroepen.95 Dit betreft een beperkte onverdeeldheid binnen

de interne verhouding tussen echtgenoten die moet voorzien in de behoeften van het

huwelijkse leven van de echtgenoten waardoor het een integrerend bestanddeel

uitmaakt van hun huwelijksvermogensstelsel,96 besparingen behoren daar onder

andere toe.

87. De echtgenoten die gekozen hebben voor het wettelijk stelsel mogen

overeenkomstig art. 1451 B.W. niet afwijken van de dwingende regels die betrekking

hebben op het bestuur over de vermogens. Ingeval echtgenoten, gehuwd met

scheiding van goederen, ervoor kiezen een toegevoegd intern gemeenschappelijk

vermogen in te bouwen, zullen ze daar bijgevolg een aangepaste bestuursregeling

voor moeten vastleggen in het huwelijkscontract. Het gebrek aan een expliciete

instemming door de wetgever met het gebruik van een toegevoegde massa, houdt

echter nog niet in dat hij ertegen gekant zou zijn.97 Aangezien bij de geldigheid niet

wordt stil gestaan wanneer men de toepassing van huwelijksvoordelen bij een

scheiding van goederen beoordeelt, mag gesteld worden dat de rechtspraak zo’n

toevoeging alvast als een gangbare praktijk aanvaardt.98

b. finaal verrekenbeding

94 D. MICHIELS, “Huwelijkscontracten als instrumenten van vermogensplanning”, Not. Fisc. M. 2005, 284. 95 A. VERBEKE, “Huwelijkscontracten: scheiding van goederen met toeters en bellen” in L. WEYTS, A. VERBEKE, en E. GOOVAERTS, Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2003, 19; J. DU MONGH, “Huwelijksvoordelen en Successieplanning. Voorzichtigheid blijft geboden”, T.Not 2007, 504. 96 M. COENE, “Over raakvlakken tussen erfrecht en huwelijksvermogensrecht” in Liber Amicorum Prof. G. Baeteman, Deurne, Kluwer, 1997, 53. 97 N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding. Weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 4, 115. 98 Antwerpen (3e kamer) 12 mei 2004, T.Not 2007, 11, noot M. DE CLERCQ.

Page 36: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

33

88. Voor een finaal verrekeningsbeding is dergelijk zakenrechtelijk

gemeenschappelijk vermogen totaal onbestaande.99 Dat houdt echter niet in dat de

geldigheid van zo’n clausule daarom op de helling komt te staan. Bij gebreke aan

een duidelijke wettekst omtrent de geldigheid van huwelijksvoordelen bij een stelsel

van scheiding van goederen, kunnen we teruggrijpen naar de parlementaire

voorbereidingen om de wil van de wetgever te achterhalen. Daarin vindt men

verschillende ontwerpen van stelsels waaronder bijvoorbeeld het stelsel van

deelgenootschap dat de mogelijkheid biedt om een ongelijke verdeling te

bedingen.100 Hoewel die stelsels uiteindelijk niet in het Burgerlijk wetboek zijn

opgenomen, staat duidelijk te lezen dat echtgenoten daar conventioneel voor kunnen

kiezen. Daaruit kan men afleiden dat een verrekenbeding geen verboden

erfovereenkomst uitmaakt, aangezien men mag aannemen dat het niet de bedoeling

is van de wetgever om de wet te schenden.

B. Evolutie in de rechtspraak.

89. Op 5 oktober 2004 werd door het Antwerpse Hof van Beroep101 voor het eerst

uitspraak gedaan inzake de materie van de huwelijksvoordelen, zij stelde dat het

gebrek aan uitdrukkelijk wettelijke bepalingen omtrent de kwalificatie als

huwelijksvoordeel voor stelsels van scheiding van goederen niet inhoudt dat

huwelijksvoordelen enkel zouden voorkomen bij gemeenschapsstelsels. De definitie

van een huwelijksvoordeel zoals CASMAN ze heeft ontwikkeld, is letterlijk in het

arrest opgenomen als aanknopingspunt daarvoor, waardoor het begrip huwelijkse

aanwinsten een centrale plaats inneemt bij de verdediging van huwelijksvoordelen bij

scheiding van goederen. Het Hof is hierover zeer duidelijk:

“Dat er immers geen enkele reden is te eisen dat de aanwinsten eerst in een gemeenschap zouden moeten gebracht worden om ze dan bij helften te verdelen of onder bezwarende titel bij wijze van huwelijksvoordeel toe te kennen aan de langslevende”

99 A. VERBEKE, “Civiel- en fiscaalrechtelijke bedenkingen bij het finaal verrekeningsbeding en het alsof-beding in het huwelijkscontract van scheiding van goederen”, Liber Amicorum Roger Dillemans, Antwerpen, Kluwer, 1997, 525. 100 Parl. St. Senaat, 1974-75, nr. 683/7. 101 Antwerpen 5 oktober 2004, Not. Fisc. M. 2004, 268.

Page 37: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

34

Daaruit blijkt dat er in het licht van het verbod van bedingen betreffende toekomstige

nalatenschappen ook bij scheiding van goederen een duidelijk onderscheid dient

gemaakt te worden tussen de vereffening en verdeling van het

huwelijksvermogensstelsel en tussen de vereffening en verdeling van de

nalatenschap.

90. Echtgenoten gehuwd onder het wettelijk stelsel hebben de mogelijkheid om in

hun huwelijkscontract een constructie uit te werken die meer dan de helft van het

gemeenschappelijk vermogen toebedeelt aan de langstlevende. Deze toekenning

gebeurt in het stadium van de vereffening en verdeling van het

huwelijksvermogensstelsel102 en hoewel dit er kan voor zorgen dat de nalatenschap

van de eerststervende in feite volledig uitgehold wordt, staan beide volledig los van

elkaar. Het aanknopingspunt bij de vereffening en verdeling van dat stelsel is het

gemeenschappelijk vermogen. Ingeval van scheiding van goederen is het niet steeds

mogelijk om de toegevoegde massa van goederen op dat vlak gelijk te schakelen

met een gemeenschappelijk vermogen, denk bijvoorbeeld maar aan het gebrek aan

vergoedingsregels of het gebrek aan een recht van terugneming. Nu het echter een

vaststaand feit is dat huwelijksvoordelen ook bij een stelsel van scheiding van

goederen kunnen worden opgenomen in het huwelijkscontract, lijkt, voor de

vereffening en verdeling, de omvang van het huwelijksvoordeel zelf voor zover het

enkel aanwinsten betreft, het meest geschikte aanknopingspunt om tot een accurate

afwikkeling van die vereffening en verdeling te komen.

91. Of een overeenkomst een verboden erfovereenkomst betreft, hangt samen met

de weerslag die zij heeft op de nalatenschap. De uitwerking van het

huwelijksvermogensrecht gaat echter steeds vooraf aan die van het erfrecht, meer

bepaald aan de vorming van de nalatenschap. Bijgevolg kunnen huwelijksvoordelen

wel een invloed hebben op de omvang van de nalatenschap, maar ten gevolge van

de autonomie van het huwelijksvermogensrecht gaat het nooit om een verboden

beding aangezien door dat huwelijksbeding niet de nalatenschap maar wel de

huwelijkse goederen verbonden zijn. Het Antwerpse Hof van Beroep neemt hierover

zelf een duidelijk standpunt in door hetvolgende te vermelden:

102 M. COENE, “Over raakvlakken tussen erfrecht en huwelijksvermogensrecht” in Liber Amicorum Prof. G. Baeteman, Deurne, Kluwer, 1997, 47.

Page 38: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

35

“Dat het immers duidelijk niet gaat over een overeenkomst omtrent een niet opengevallen nalatenschap”

Het is uiteraard spijtig dat het Hof niet van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om

die stelling degelijk te onderbouwen.

92. Wanneer het onderscheid gemaakt wordt tussen de uitwerking van het

huwelijksvermogensrecht en het erfrecht, moet de uitzondering, die de wetgever

heeft vastgelegd voor gemeenschapsregimes in de artikelen 1464 en 1465 B.W.,

eveneens onder de loep genomen worden voor wat betreft scheiding van goederen.

Het arrest van 5 oktober 2004 trekt immers de toepassing daarvan door naar

bedingen in stelsels van scheiding van goederen door te stellen dat:

“...ook in een stelsel van scheiding van goederen een huwelijksvoordeel voorligt telkens een beding ertoe leidt dat de langslevende de helft dan wel alle aanwinsten (behoudens bij kinderen uit een ander bed) verkrijgt.”

a. finaal verrekeningsbeding

93. Uit het voormelde volgt dat een finaal verrekeningsbeding met een

verrekenmassa van de aanwinsten en een verrekensleutel van de helft tot alle

aanwinsten als huwelijksvoordeel moet worden gekwalificeerd, tenzij er

voorhuwelijkse kinderen bij betrokken zijn,103 ook daarover neemt het Hof een

duidelijk standpunt in:

“... hetgeen de vorderingsgerechtigde echtgenoot krachtens de participatievordering ontvangt, ..., niet meer bedraagt dan de waarde van de totaliteit van de aanwinsten van beide echtgenoten samen (of de helft daarvan indien er kinderen zijn uit een vorig huwelijk)”

94. Wanneer de verrekenmassa ook voorhuwelijkse goederen en goederen om niet

verkregen tijdens het huwelijk omvat, is er geen probleem wanneer de waarde van

de vordering die aan de langstlevende toekomt de waarde van de totaliteit der

aanwinsten niet te boven gaat, of indien er voorhuwelijkse kinderen zijn, de helft

ervan. Is dit wel zo, dan moet er volgens het Hof analoge toepassing worden

gemaakt van de artikelen 1464 en 1465 lid B.W. Door het aleatoir karakter van de

103 A. VERBEKE, “Spitstechnologie omtrent huwelijkse voorwaarden”, in L. WEYTS, C. CASTELEIN, Capita Selecta Notarieel Recht, Leuven, Universitaire Pers, 2006, 69.

Page 39: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

36

verrekenvordering en de economische vergelijkbaarheid tussen de algehele

gemeenschap en het alsof-beding kan het onder dit wettelijk plafond immers niet

gaan om een schenking, aldus het Hof.104

95. Bij toetsing aan het verbod van erfovereenkomsten moet men er rekening mee

houden dat de verrekenbedingen die niet (voor een deel) kunnen herleid worden tot

een schenking, door hun kwalificatie als huwelijksvoordeel en het hierboven

uiteengezette onderscheid tussen huwelijksvermogensrecht en erfrecht, in het licht

van de theorie der huwelijksvoordelen sowieso geen verboden bedingen betreffende

toekomstige nalatenschappen uitmaken, aangezien het daarbij niet om bedingen

betreffende de nalatenschap gaat maar om bedingen betreffende het

huwelijksvermogen.

Anders is het gesteld met de bedingen die wel (deels) kunnen worden

geherkwalificeerd alsof het een schenking betreft en meetellen voor de berekening

van het beschikbaar deel, dus wel deel uitmaken van de nalatenschap. Een

onderscheid dient gemaakt te worden tussen bedingen waarvan de verrekenmassa

enkel aanwinsten en/of voorhuwelijkse goederen omvat en die waarvan de

verrekenmassa daarnaast ook goederen om niet verkregen tijdens het huwelijk

incorporeert.

Enerzijds, zijn de bedingen die betrekking hebben op de aanwinsten en op

voorhuwelijkse goederen geen verboden erfovereenkomsten omdat zij, voor een

gedeelte een huwelijksvoordeel inhouden (de aanwinsten) en, voor het overige de

bedinger verbinden ten aanzien van een voorwerp dat reeds afgebakend is.105 Dat

de bedinger verbonden is ten aanzien van dit goed kan men via de stilzwijgende

toestemming van de andere echtgenoot bij een wijziging ervan uitleggen.106

Anderzijds, zijn de bedingen die naast aanwinsten en voorhuwelijkse goederen ook

goederen om niet verkregen tijdens het huwelijk omvatten, indien zij worden

geherkwalificeerd alsof het een schenking uitmaakt, wel verboden

erfovereenkomsten aangezien het voorwerp van deze overeenkomst pas op het

104 A. VERBEKE., “Scheiding van goederen met verrekeningsbeding betreffende meer dan aanwinsten: huwelijksvoordeel of schenking?”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS , H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 122. 105 cfr supra randnr. 69. 106 cfr supra randnr. 64.

Page 40: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

37

ogenblik van de verkrijging om niet komt vast te staan en bovendien wel degelijk in

de toekomstige nalatenschap zal meetellen ingevolge de artikelen 1464 en 1465

B.W.

96. Wetende dat de sanctie voor een verboden erfovereenkomst nietigheid is, maar

dat dit enkel voor het verboden beding geldt, voor zover dat niet verknocht is met de

rest van de overeenkomst, kan men verdedigen dat in bepaalde gevallen het beding

uiteenvalt in verschillende onderdelen waarvan er slechts één verboden en dus nietig

is. Daarvoor moet men een onderscheid maken tussen twee categorieën van

goederen die het voorwerp uitmaken van het beding waarvan de geldigheid op de

helling staat. De ene categorie, die betrekking heeft op de goederen om niet, is

onderworpen aan de nietigheid ingevolge het verbod van erfovereenkomsten, maar

de andere categorie van huwelijkse aanwinsten en voorhuwelijkse goederen zou

kunnen ontglippen aan het verbod ingevolge de constructie zoals hierboven

uiteengezet.107

Het antwoord op de vraag of men voor dergelijk onderscheid binnen een

verrekenbeding zou kunnen opteren, kan men het beste zoeken in de uitdrukking van

de wil van de partijen (art. 1156 B.W.). Als er expliciet melding wordt gemaakt in het

huwelijkscontract van de voorhuwelijkse goederen en van eventuele goederen om

niet verkregen als deel van de verrekenmassa, kan men verdedigen dat dergelijk

beding in verschillende onderdelen uiteenvalt, die niet zo verknocht zijn aan elkaar

dat het gehele beding nietig moet verklaard worden. Indien geen onderscheid wordt

gemaakt zal dit wel het geval zijn. De redactie van het verrekenbeding wordt zo een

belangrijke rol toegedicht.108

97. Om aan de uitwerking van het verbod op erfovereenkomsten te ontkomen, zou

men naast het onderscheid tussen de categorieën van goederen ook nog een

toerekening van het huwelijksvoordeel uit het verrekenbeding kunnen opnemen in de

huwelijksovereenkomst. Zodoende zal bij een herkwalificatie tot schenking minder

gemakkelijk een verboden erfovereenkomst voorliggen indien het huwelijksvoordeel

eerst wordt toegerekend op goederen om niet verkregen tijdens het huwelijk, tenzij

107 cfr supra randnr. 95. 108 cfr infra randnr. 98.

Page 41: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

38

deze omvangrijker zijn dan de totaliteit van de aanwinsten. Wanneer het

huwelijksvoordeel voor de toegelaten restwaarde toegerekend wordt aan de

categorie van voorhuwelijkse goederen en aanwinsten zal de herkwalificatie tot

schenking niet tot gevolg kunnen hebben dat het om een verboden erfovereenkomst

gaat.109

98. Naast de verrekenmassa en verrekensleutel is er nog een ander element

waaromtrent een keuze moet worden gemaakt bij een finaal verrekenbeding: de

verrekenmodaliteiten. Een in de rechtsleer als interessant naar voren geschoven

modaliteit voor het geval de vooroverledene de armere echtgenoot is en de

langstlevende ingevolge een gewoon verrekeningsbeding successierechten zou

moeten betalen op wat eigenlijk zijn eigen vermogen is, is het facultatief

verrekeningsbeding. Door deze clausule wordt aan de langstlevende echtgenoot de

mogelijkheid gelaten om al dan niet te kiezen voor een verrekening, waarbij de

redactie van het beding opnieuw een belangrijke rol speelt.110 De vraag is hier of het

bestaan van deze optie de kwalificatie als huwelijksvoordeel in het gedrang brengt en

indien dit het geval is, of dat keuzerecht een louter eventueel recht dat onder het

verbod van erfovereenkomsten valt, in het leven roept. In de zoektocht naar het

antwoord op deze vraag is het interessant de kenmerken in rekening te nemen die

het Hof van Beroep te Antwerpen in zijn arrest van 24 juni 2008 111 aan de

kwalificatie als huwelijksvoordeel toekent:

“Deze kwalificatie (...) wordt beoordeeld op het moment waarop de toewijzing plaatsvindt, d.w.z. bij de ontbinding van het huwelijksstelsel. Op dat ogenblik wordt nagegaan (...) of het binnen de perken blijft van wat als een huwelijksvoordeel kan bestempeld worden”

De kwalificatie van een finaal verrekenbeding als huwelijksvoordeel wordt dus bij het

heengaan van de eerststervende beoordeeld, meer bepaald onderzoekt men op dat

tijdstip of het voordeel dat uit het verrekenbeding voortvloeit, aanwinsten uitmaken

die hem toekomen door de werking, samenstelling of verdeling van het

huwelijksvermogensstelsel.112

109 cfr supra randnr. 95 110 A. VERBEKE, “Scheiding van goederen met facultatief verrekenbeding”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS, H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 115. 111 Antwerpen, 24 juni 2008, TEP 2008-4, 360. 112 H. CASMAN, en A. VERBEKE, “Wat is een huwelijksvoordeel”, Not.Fisc.M. 2005, 293.

Page 42: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

39

99. De keuzemogelijkheid op zich brengt geen gevolgen met zich mee. Die kan dus

ook geen verboden erfovereenkomst uitmaken, ze houdt ook geen verdeling in van

het huwelijksvermogensstelsel, deze verdeling heeft pas plaats nadat de

langstlevende zijn keuze heeft gemaakt. Om te weten of er sprake is van een

verboden erfovereenkomst moet men de twee keuzes afzonderlijk analyseren.

100. Wanneer de langstlevende echtgenoot bij de ontbinding van het huwelijksstelsel

voor verrekening opteert, bestaat er geen twijfel over dat er een huwelijksvoordeel

voorligt, omdat er volledige overeenstemming ontstaat met de daarvoor aangereikte

definitie.

Indien men prefereert om niet tot verrekening over te gaan laat men eigenlijk een

huwelijksvoordeel links liggen, aangezien het ontlopen van successierechten niet kan

worden beschouwd als een huwelijksvoordeel. Bijgevolg zal dit keuzebeding geen

vrijstelling van toetsing aan het verbod van erfovereenkomsten kunnen genieten.

Desalniettemin blijft dit zonder gevolg ten aanzien van het eindresultaat aangezien er

na het overlijden van de eerststervende geen sprake kan zijn van een toekomstige

nalatenschap, ook al moet deze nog samengesteld worden op het ogenblik dat de

langstlevende ervoor gekozen heeft niet te verrekenen.

101. Of een verrekeningsbeding bij overlijden toegevoegd aan een stelsel van

scheiding van goederen onder het verbod van bedingen betreffende toekomstige

nalatenschappen valt, hangt dus af van verschillende factoren, zoals de omvang van

de verrekenmassa. Wanneer die enkel de aanwinsten omvat is er nooit een

probleem wegens vrijwaring door de kwalificatie als huwelijksvoordeel. Die

kwalificatie neemt een sleutelpositie in bij de toetsing aan het verbod van bedingen

betreffende toekomstige nalatenschappen.

Indien de verrekenmassa meer dan alleen (een deel van de) aanwinsten inhoudt,

moet men nagaan of tot dat surplus ook goederen om niet tijdens het huwelijk

verkregen, behoren. Is dit het geval, dan moet men zich afvragen of het beding in

concreto nog onder de kwalificatie van een huwelijksvoordeel valt, meer bepaald of

de omvang van het huwelijksvoordeel niet die van de totaliteit van de aanwinsten

overstijgt. Is dit niet het geval, dan is het verbod van erfovereenkomsten buiten spel

gezet. Is dit wel het geval, dan kan een bedongen toerekening van het

Page 43: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

40

huwelijksvoordeel op de goederen om niet tijdens het huwelijk verkregen nog een

uitweg bieden om het verbod te ontwijken. Door die toerekening op te nemen in het

huwelijkscontract zullen goederen om niet verkregen tijdens het huwelijk bij een

eventuele herkwalificatie alsof het om een schenking gaat, niet het voorwerp kunnen

uitmaken van die herkwalificatie.

Men moet ook steeds in rekening nemen of de artikelen 1464 en1465 B.W. al dan

niet van toepassing zijn. Hoewel men in gedachten moet houden dat de toepassing

ervan niet altijd zal samenvallen met die van het verbod op erfovereenkomsten. Dat

verbod zal slechts uitwerking kunnen hebben wanneer het wettelijk plafond

overschreden wordt én voor zover het gaat om goederen om niet tijdens het huwelijk

verkregen waarop het huwelijksvoordeel niet is toegerekend. Het gaat hier dus om

twee cumulatieve voorwaarden.

b. onverdeeldmaking van de besparingen met verblijvingsbeding bij overlijden.

102. Het Hof van Beroep te Antwerpen formuleert in zijn arrest van 5 oktober 2004

dat artikel 1464 B.W. als algemene regel geldt inzake huwelijksvoordelen, ongeacht

het gekozen stelsel. Door deze stelling lijkt de hele discussie, over de

vergelijkbaarheid tussen de onverdeeldheid van besparingen bij een scheiding van

goederen en het gemeenschappelijk vermogen in het wettelijk stelsel om al dan niet

tot de mogelijkheid te komen op zo’n onverdeeldheid een verblijvingsbeding toe te

passen, overbodig. Het hof heeft reeds eerder in het arrest aangegeven vanwaar

deze veralgemening precies komt:

“Overwegende dat er voor de stelsels van scheiding van goederen inzake de kwalificatie als huwelijksvoordeel geen uitdrukkelijke wettelijke bepalingen zijn, hetgeen echter niet betekent dat er enkel sprake zou zijn van huwelijksvoordelen bij een stelsel van gemeenschap van goederen”

103. Het gebrek aan een even doortastende regeling voor een stelsel van scheiding

van goederen zoals die bestaat voor het wettelijk stelsel, kan niet de bedoeling

hebben de echtgenoten die voor een scheiding van goederen kiezen, de

mogelijkheid te ontzeggen om een solide vermogensconstructie in hun

huwelijkscontract op te nemen. Aangezien op grond van het algemene principe van

de contractsvrijheid tussen echtgenoten steeds vaker aan vermogensplanning wordt

gedaan ten opzichte van vroeger, is het maar normaal dat de lacune die hierdoor in

Page 44: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

41

de wetgeving ontstaan is, opgevuld wordt door de rechtspraak tot de wetgever zelf

ingrijpt.113 Uiteraard is het een feit dat dit arrest niet als de algemene waarheid mag

worden aangenomen. Thans hebben we echter niet meer te maken met een

alleenstaand geval, bovendien heeft het CSW en de fiscale administratie zich

aangesloten bij deze zienswijze.114

104. In het reeds genoemde tweede mijlpaalarrest, gewezen op 24 juni 2008, staat

het volgende te lezen:

“huwelijksvoordelen zijn voordelen die een echtgenoot verkrijgt uit de werking, samenstelling of verdeling van het huwelijksvermogensstelsel, waarmee hem aanwinsten worden toegekend, ook al zouden dat alle aanwinsten zijn. Dit geldt voor elk huwelijksvermogensstelsel, zowel van gemeenschap als van scheiding van goederen”

Deze duidelijke stellingname in een tweede arrest zet de deur thans volledig open

om de regeling van een verblijvingsbeding dat van toepassing is op het derde

vermogen bij een gemeenschapsstelsel, te transponeren op de onverdeeldheid die

bestaat tussen echtgenoten gehuwd met scheiding van goederen met

onverdeeldmaking van de besparingen. Onder het begrip “aanwinsten” dat in

bovengenoemd arrest gebruikt wordt, vallen de inkomsten van de echtgenoten die zij

tijdens het huwelijk verwezenlijkt hebben, de besparingen daarop en de goederen die

daarmee tijdens het huwelijk zijn aangekocht.115 De toekenning van de gehele

onverdeeldheid van besparingen aan de langstlevende kan men dan beschouwen

als een verdeling van de aanwinsten als men in rekening neemt dat daaronder niet

de met de aanwinsten aangekochte goederen vallen en dat de onverdeeldheid

gezamenlijk is opgebouwd tijdens het huwelijk. Of een van beiden niet beroepsactief

is, is daarbij van geen belang wegens de rol die huishoudelijke arbeid speelt bij de

toekenning ten bezwarende titel van huwelijksvoordelen.

105. Verder verduidelijkt het Hof dat :

113 M. STORME, Inleiding tot het recht, Gent, Story Scientia, 1974, 102. 114 A. NIJS, A. VAN ZANTBEEK en A. VERBEKE, “Administratie aanvaard alsof-beding”, Nieuwsbr.Succ.R. 2005, afl. 8, 1-2; N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding. Weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 4, 132. 115 CASMAN, H., “Draad van Ariadne in de doolhof van huwelijksvoordelen”, in Over erven Liber Amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 90.

Page 45: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

42

“De kwalificatie als huwelijksvoordeel is een objectieve kwalificatie. Deze kwalificatie verwijst naar de aard van de goederen waarop het voordeel is toegekend en wordt beoordeeld op het moment waarop de toewijzing plaatsvindt, d.w.z. bij de ontbinding van het huwelijksstelsel. Op dat ogenblik wordt nagegaan op welk soort goederen het beding betrekking heeft en of het binnen de perken blijft van wat als een huwelijksvoordeel kan bestempeld worden”.

Als men deze bewoordingen in de context van de hier voorliggende toetsing aan het

verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen bestudeert, kan men

daaruit opmaken dat een verblijvingsbeding toegevoegd aan een onverdeeldheid van

besparingen als huwelijksvoordeel steeds actuele rechten omvat. Het onderzoek

naar de afbakening van die rechten dient per slot van rekening pas bij het overlijden

van de eerststervende te worden gevoerd. Op dat ogenblik kan de samenstelling van

de onverdeeldheid van besparingen die echtgenoten gecreëerd hebben, niet meer

gewijzigd worden. Bijgevolg kan er geen sprake zijn van goederen die er nog niet zijn

of waarover de eerststervende nog kan beschikken nadat hij zich verbonden heeft,

want het voorwerp van de overeenkomst wordt eigenlijk pas bepaald bij het

overlijden van de eerststervende.

Zoals hierboven reeds vermeld gaat dit niet in tegen artikel 1391 B.W. aangezien het

een afzonderlijk beding in het huwelijkscontract uitmaakt waarvoor wel een termijn of

voorwaarde kan gelden doordat het verblijvingsbeding slechts een bestemming aan

het vermogen geeft.116

106. Het Hof haalt “de aard van de goederen” aan ter rechtvaardiging van de

kwalificatie als huwelijksvoordeel, waardoor de verblijving van de besparingen aan de

langstlevende steeds als huwelijksvoordeel moet worden beschouwd. Deze

besparingen zijn namelijk integraal gegenereerd gedurende het huwelijk. Het feit dat

de besparingen beoordeeld worden bij de ontbinding van het huwelijksstelsel, in

concreto is dit het overlijden van de eerststervende, maakt duidelijk dat daarmee het

moment van de afwikkeling van het huwelijksvermogensrecht wordt bedoeld. Dit is

vóór de samenstelling van de nalatenschap een aanvang neemt.

116 cfr supra randnr. 65

Page 46: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

43

107. Het bovenvermelde citaat van het Hof van beroep aangaande voorhuwelijkse

kinderen117 is ook hier van toepassing. Slechts de helft van de besparingen zal in dat

geval een huwelijksvoordeel uitmaken, voor de toetsing van hetgeen niet als een

huwelijksvoordeel “pur sang” kan worden beschouwd, kan naar de strikte toetsing

verwezen worden.118

c. verblijvingsbeding onder last119

108. Het bovenstaande speelt zich allemaal af tijdens de afwikkeling van het

huwelijksvermogensstelsel, zonder dat aan de vorming van de nalatenschap geraakt

wordt daardoor kan het verbod van erfovereenkomsten keurig worden omzeild.

Anders is het echter wanneer men een verblijvingsbeding onder last zou opnemen in

het huwelijkscontract. Deze constructie is in het leven geroepen om aan een

mogelijke herkwalificatie als schenking te ontsnappen wanneer er voorhuwelijkse

kinderen zijn. De last die toegevoegd wordt aan het verblijvingsbeding, omvat een

schuld op termijn ten belope van de helft van nettowaarde van de besparingen, die

verbonden is met de verkrijging door de langstlevende van de hele onverdeeldheid

van besparingen.120 Op de schuld die aldus is ontstaan, kan men interest

aanrekenen. De schuldvordering die hierdoor ontstaat behoort tot het actief van de

van de nalatenschap. De verplichting tot betaling van de helft van de nettowaarde

van de besparingen aan de nalatenschap van de vooroverledene, heeft tot gevolg

dat de scheiding tussen huwelijksvermogensrecht en erfrecht niet langer wordt

doorgetrokken. Ten gevolge van de uitwerking van het huwelijksvermogensrecht valt

er namelijk een extra vordering binnen de nalatenschap van de vooroverleden

echtgenoot.

109. Hoewel het verblijvingsbeding op zich wel een huwelijksvoordeel uitmaakt dat

aan het verbod ontsnapt, kan datzelfde beding onder last al veel moeilijker als

“binnen de perken van wat als een huwelijksvoordeel kan bestempeld worden”

gekwalificeerd worden omdat de last op zich nooit een huwelijksvoordeel kan

inhouden voor de langstlevende. De mogelijkheid om de schuldvordering die 117 cfr. supra randnr. 93 118 cfr. supra randnrs. 64-67. 119 C. DEKKERS, J. DE HERDT en N. GEELHAND, “(Fiscale) successieplanning “in extremis” in Vlaanderen. Naar een nieuw concept inzake fiscale successieplanning”, TEP 2008, 397. 120 F. LOGGHE, “Enkele raakvlakken tussen de Vlaamse successiewetgeving en het huwelijksvermogensrecht”, Not. Fisc. M. 1999, afl. 7, 177.

Page 47: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

44

hierdoor in de nalatenschap van de vooroverledene valt, pas te verzilveren bij het

overlijden van de langstlevende, verandert niets aan het nadelig karakter van de last

zelf, ook al ondervindt de langstlevende er gedurende diens leven geen nadeel door.

De verplichting om aan de nalatenschap van de vooroverleden echtgenoot een som

te betalen die de helft van de waarde van de onverdeeldheid bedraagt, kan niet als

een verkrijging van aanwinsten worden beschouwd. Er ontstaat eigenlijk een

onbenoemde overeenkomst. Bijgevolg zal het verblijvingsbeding onder last

toegevoegd aan een onverdeeldheid van besparingen bij scheiding van goederen

niet aan de toetsing aan het verbod op erfovereenkomsten kunnen ontglippen.

110. Het verblijvingsbeding onder last houdt ten aanzien van de nalatenschap van de

vooroverledene feitenlijk een bevestiging in van de wettelijke regeling van de

verdeling, nl. de helft van de onverdeeldheid komt toe aan de nalatenschap. Eigenlijk

wordt aan de reservataire erfgenamen niets ontnomen doordat dit gebeurt via een

vorderingsrecht op de langstlevende.121 Vanuit dat opzicht lijkt er dus geen probleem

te zijn bij de toetsing aan het verbod van bedingen betreffende toekomstige

nalatenschappen.

De gevolgen die zo’n verblijvingsbeding onder last met zich meebrengen, reiken

echter verder dan de nalatenschap van de vooroverledene voor het geval bedongen

werd dat de schuldvordering pas moet voldaan worden bij het overlijden van de

langstlevende. Die behoudt immers de volledige beschikking over het geheel van de

besparingen. Meer nog, dat is de bedoeling van de last.

111. De schuldvordering in handen van de erfgenamen van de vooroverledene

verwordt niet juridisch maar wel feitelijk tot een louter eventueel recht wanneer

bedongen werd dat die pas opeisbaar wordt bij het overlijden van de langstlevende.

Die kan zijn hele vermogen spenderen en zo is enkel zijn erfenis verbonden door de

schuld die voortvloeit uit het verblijvingsbeding onder last en niet de langstlevende

zelf. De verbintenis om de geldsom te betalen zal slechts kunnen worden uitgevoerd

voor zover er voldoende activa overblijven in de nalatenschap van de langstlevende,

behalve ingeval van zuivere aanvaarding van de nalatenschap. In het kader van

121 J. VERSTRAETE, “Verblijvingsbedingen, verblijvingsbedingen onder last, keuzebedingen onder last” ” in Liber Amicorum Paul Delnoy, Brussel, Larcier, 2005, 556.

Page 48: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

45

rechtshandelingen ten bezwarenden titel wordt dit als geldig beschouwd.122 Op dit

vlak heeft het algemeen principe achter het verbod zijn nut verloren en is het juridisch

onderscheid tussen geldige en ongeldige bedingen louter theorie geworden zonder

enige aansluiting bij de werkelijkheid.123 Deze aansluiting bij de werkelijkheid wordt

hervonden door aan de reservataire erfgenamen een zekerheid of bankwaarborg te

geven.124

De werking van een verblijvingsbeding onder last wordt overigens aanvaard door de

fiscus, 125 wat ook een aanwijzing inhoudt dat het hier niet om een verboden

erfovereenkomst gaat.

AFDELING 4. KRITISCHE BEDENKINGEN.

§§ 11.. OOppeennbbaarree oorrddee?

112. In artikel 1387 B.W. staat dat echtgenoten hun huwelijkscontract naar

goeddunken mogen regelen, dit moet evenwel gebeuren met inachtneming van de

uitzonderingen opgesomd in artikel 1388, lid 1 B.W.126 Bovendien wordt die vrijheid

begrensd door de regels van openbare orde en goede zeden, waaraan niet mag

worden geraakt. Zoals hierboven reeds aangehaald wordt,127 bestaan er veel

argumenten die ervoor pleiten het verbod op erfovereenkomsten niet meer als van

openbare orde te beschouwen. Dit standpunt wordt reeds geruime tijd in de

rechtsleer verdedigd,128 maar kan niet meer bijgetreden worden ingevolge een recent

arrest van het Hof van Cassatie,129 waarin het volgende te lezen staat:

“Het door artikel 1130, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek opgelegde verbod van bedingen omtrent nog niet opengevallen nalatenschappen, raakt de openbare orde.

122 J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 293. 123 J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 294. 124 H. CASMAN, “Verblijvingsbeding/ Verblijvingsbeding onder last”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 84. 125 M. DELBOO en S. NELIS, “Verblijvingsbeding onder last aanvaard door de fiscus”, Nieuwsbr. Succ. R. 2004-05, afl. 3, 14; J. RUYSSEVELDT, “Recente ontwikkelingen in het Vlaamse successierecht”, Not. Fisc. M. 2007, 5; J.-L. Snyers, “Fiscus aanvaardt werking verblijvingsbeding ‘onder last’”, Fiscoloog 2006/1021, 1-2. 126 VERSTRAETE, J., “Erfovereenkomsten” in X (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Post-universitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, 82. 127 cfr supra randnr. 40. 128 M. PUELINCKX-COENE, Erfrecht, Antwerpen, Kluwer, 1996, nr. 225 129 Cass. 31 oktober 2008, C.

Page 49: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

46

Een beding over een toekomstige nalatenschap onderstelt een overeenkomst waarbij louter eventuele rechten op een niet opengevallen nalatenschap of op een bestanddeel ervan worden toegekend, gewijzigd of afgestaan. De met dit verbod strijdige bedingen zijn, overeenkomstig artikel 6 van het Burgerlijk Wetboek, absoluut nietig, en zijn om die reden alleszins niet vatbaar voor bevestiging, in de zin van artikel 1338 van het Burgerlijk Wetboek, zolang de nalatenschap niet is opengevallen.”

113. Wetende dat de schending van een regel van openbare orde door de rechter

ambtshalve moet worden ingeroepen130 of door elke belanghebbende kan worden

ingeroepen, huwelijksbedingen steeds meer in de belangstelling staan en

dientengevolge een groeiend aantal aanhangige geschillen met zich meebrengen,

doch thans nog geen enkel voorbeeld kan worden gevonden van dergelijk bezwaar,

is er mijns inziens geen ruimte voor een andere interpretatie dan die waarbij men

besluit tot de afwezigheid van een verboden erfovereenkomst.

AFDELING 5. EVALUATIE.

114. Na de toetsing van de twee voorliggende huwelijksbedingen aan het verbod van

bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen vanuit verschillende

invalshoeken, dringt zich de vraag op op welk resultaat men nu het best kan

voortgaan. Laten we even de balans opmaken voor de twee toetsingsmethodes die

hier aan bod zijn gekomen.

§§ 11.. DDee ccrriitteerriiaa ssttrriikktt ggeevvoollggdd

115. De criteria die door het Hof van Cassatie zijn uitgewerkt om te bepalen of men

te maken heeft met een verboden erfovereenkomst hebben bergen inkt doen vloeien

en zijn intussen een gevestigde waarde in het rechtsleven geworden. De strikte

hantering ervan om de geldigheid van de voorliggende huwelijksbedingen te

bepalen, sluit echter de ogen voor het probleem omtrent respect voor het

gelijkheidsbeginsel, voor het onderscheid tussen erfrecht en

huwelijksvermogensrecht en voor de steeds belangrijkere plaats die de theorie van

de huwelijksvoordelen wordt toegeschreven. Dat maakt deze toetsingsmethode

weinig betrouwbaar.

130 Bergen 15 september 1992, Rev.not.b. 1995, 22.

Page 50: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

47

§§ 22.. DDee oommssttaannddiiggee ttooeettssiinngg..

116. De toepassing van de theorie der huwelijksvoordelen op een scheiding van

goederen is bedoeld als een vorm van solidariteit tussen echtgenoten maar is mede

ingegeven om aan vermogensplanning te kunnen doen. Zij komt tegemoet aan de

maatschappelijke wenselijkheid om een huwelijksvermogensstelsel op maat samen

te stellen. Vanuit het gelijkheidsbeginsel is de toepassing ervan op een scheiding van

goederen gerechtvaardigd en vult zij een lacune in de wetgeving op.

De toetsing die uitgaat van deze theorie geeft een exhaustiever beeld weer van de

maatschappelijke context waarbinnen huwelijksbedingen met uitwerking bij overlijden

moeten worden gekaderd en van de beperkingen die aan het verbod van

erfovereenkomsten als toetssteen moeten worden opgelegd.

117. Mijns inziens is het volledig uitsluiten van de mogelijkheid om aan het verbod op

erfovereenkomsten te toetsen door het respect voor het gelijksbeginsel niet

onrealistisch. Aan de hiërarchie der rechtsnormen kan per slot van rekening niet

geraakt worden.

Page 51: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

48

DEEL III. FISCALE GEVOLGEN.

118. Het is een niet te omzeilen feit dat de huwelijksbedingen bij overlijden die een

zware successierechtelijke druk tot gevolg hebben, partners afschrikken. Daarom is

het belangrijk de fiscale kant van de zaak te bekijken voor wat betreft de bedingen

die binnen het bestek vallen van deze masterproef, na de weerslag die het verbod

van erfovereenkomsten er al dan niet heeft op gehad, zodat men zich een beeld kan

vormen over het fiscaal voordeel of nadeel dat dergelijk beding tot gevolg heeft.

AFDELING 1. HUWELIJKSVOORDELEN

119. Uit het onderscheid tussen huwelijksvermogensrecht en erfrecht volgt dat een

huwelijksvoordeel slechts kan belast worden in de mate dat daarvoor een

uitdrukkelijke fiscale grondslag in de wetgeving terug te vinden is, het betreft immers

geen erfrechtelijke verkrijging. Dergelijke grondslag vinden we in de fictiebepaling

van art. 5 W.Succ. die drie grondvoorwaarden voorschrijft aan dewelke cumulatief

moet voldaan zijn opdat verkrijgingen belastbaar zouden kunnen zijn:131

- een verkrijging krachtens het huwelijkscontract die niet onderworpen is aan de

regels van de schenkingen

- het betreft een overlevingsrecht

- het gaat om meer dan de helft van de gemeenschap

§§ 11.. SScchheeiiddiinngg vvaann ggooeeddeerreenn mmeett oonnvveerrddeeeellddmmaakkiinngg vvaann ddee bbeessppaarriinnggeenn eenn

vveerrbblliijjvviinnggssbbeeddiinngg bbiijj oovveerrlliijjddeenn

120. Een gemeenschapsstelsel met verblijvingsbeding bij overlijden, hoe mooi deze

constructie ook is op civielrechtelijk vlak, brengt eigenlijk een fiscale afstraffing

teweeg doordat het voor de successierechten gedeeltelijk als legaat getaxeerd wordt

op grond van artikel 5 W.Succ.132

De vraag daarbij is of de derde voorwaarde die dat artikel stelt, namelijk dat het om

meer dan de helft van de gemeenschap moet gaan, beschouwd moet worden als

131 H. CASMAN en A. VERBEKE, “Belastbaarheid van huwelijksvermogensrechtelijke verkrijgingen”, Not.Fisc.M. 2007, 34. 132 F. LOGGHE, “Enkele raakvlakken tussen de Vlaamse successiewetgeving en het huwelijksvermogensrecht”, Not. Fisc. M. 1999, 177.

Page 52: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

49

zijnde vervuld wanneer het gaat om een verblijvingsbeding toegepast op een

onverdeeldheid van de besparingen. Het principe van de restrictieve interpretatie van

de belastingwet en het principe dat alles vrij is van belasting, tenzij de wet anders

bepaalt, wijzen in elk geval in de richting van een negatief antwoord.

121. Maar er is nog een andere reden. Een verblijvingsbeding toegevoegd aan een

onverdeeldheid van besparingen, ontsnapt aan het verbod van bedingen betreffende

toekomstige nalatenschappen, omdat er sprake is van een huwelijksvoordeel en

omdat het volgens die theorie eigenlijk van geen belang is of de aanwinsten (in

concreto zijn het enkel besparingen) eerst door een gemeenschappelijk vermogen

transiteren alvorens ze aan de langstlevende worden toegekend en de kwalificatie

als huwelijksvoordeel bijgevolg volledig losstaat van het gekozen huwelijksstelsel. Bij

de strikte toetsing is duidelijk geworden dat het verbod dus niet buiten werking wordt

gesteld door een gelijkschakeling met het gemeenschappelijk vermogen. Dit bleek

immers niet mogelijk te zijn, ook al gaat het in beide gevallen om een

doelvermogen.133 Dientengevolge kunnen we op fiscaal vlak de onverdeeldheid van

besparingen niet zomaar gelijkstellen met het gemeenschappelijk vermogen vermeld

in de derde voorwaarde van artikel 5 W.Succ.

Meer nog, in dubio contra fiscum is eigenlijk een argument voor het niet belastbaar

stellen van de onverdeeldheid van besparingen. Het feit alleen dat de vraag dient

gesteld te worden of de constructie van een zakenrechtelijk “toegevoegd intern

gemeenschappelijk vermogen” zoals door de rechtsleer uitgewerkt om op

civielrechtelijk vlak te hanteren, ook onder de derde voorwaarde van artikel 5

W.Succ. valt, houdt in dat er twijfel over bestaat en er bijgevolg geen belasting mag

worden op geheven.

Als men de lijn verder doortrekt en rekening houdt met het feit dat er per analogiam

geen uitleg gegeven mag worden aan een duidelijke wettekst, kan een

onverdeeldheid van besparingen bij scheiding van goederen niet belast worden

ingevolge artikel 5 W.Succ.

133 cfr supra randnr. 54.

Page 53: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

50

122. Daarenboven mogen we niet vergeten dat de fiscale wetsbepalingen restrictief

geïnterpreteerd moeten worden ingevolge het grondwettelijk beginsel dat alles vrij is

van belasting.134

§§ 22.. SScchheeiiddiinngg vvaann ggooeeddeerreenn mmeett vveerrrreekkeenniinnggssbbeeddiinngg vvaann aaaannwwiinnsstteenn bbiijj

oovveerrlliijjddeenn

123. Aangezien het hier daadwerkelijk om een verbintenisrechtelijke vordering gaat

en er dus geen gemeenschappelijk vermogen ontstaat, speelt artikel 5 W.Succ. geen

rol. Meer nog, het fiscale recht is ingevolge het gebrek aan een afwijkende wettelijke

regeling ter zake, genoodzaakt de civielrechtelijke analyse over te nemen. Het

verbod op erfovereenkomsten heeft geen effect gehad op dit beding, dus blijven ook

de fiscale gevolgen dezelfde.

A. Geen voorhuwelijkse kinderen.

124. De fiscale administratie moet aanvaarden dat voor het geval de waarde van de

verkrijging niet meer bedraagt dan de totaliteit van de aanwinsten, er wel degelijk een

huwelijksvoordeel voorligt dat niet kan onderworpen worden aan successierechten

indien er geen voorhuwelijkse kinderen zijn. 135

B. Voorhuwelijkse kinderen.

125. Wanneer een verrekensleutel wordt gehanteerd die meer dan de helft van de

aanwinsten aan de langstlevende toekent, zal bij aanwezigheid van voorhuwelijkse

kinderen het meerdere boven die helft aangerekend worden op het beschikbaar deel

van de vooroverleden echtgenoot.

C. Bewijs van de vordering.

134 CASMAN,H., en VERBEKE,A., “Belastbaarheid van huwelijksvermogensrechtelijke verkrijgingen”, Not.Fisc.M. 2007, 35. 135 A. VERBEKE, “Civiel- en fiscaalrechtelijke bedenkingen bij het finaal verrekeningsbeding en het alsof-beding in het huwelijkscontract van scheiding van goederen” in Liber Amicorum Roger Dillemans, Antwerpen, Kluwer, 1997, 525; A. VERBEKE, “Finaal verrekeningsbeding”, Nieuwsbr.Succ.R. 2000-2001, 11/7.

Page 54: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

51

126. Artikel 29 en 33 W. Succ. zijn van toepassing. De langstlevende kan het

bestaan en de omvang van de vordering bewijzen aan de hand van het

huwelijkscontract en de verrekeningsstaat.136

AFDELING 2. VERKRIJGINGEN DIE GEEN HUWELIJKSVOORDEEL INHOUDEN

127. Op civielrechtelijk vlak wordt hetgeen het wettelijk plafond van de artikelen 1464

en 1465 B.W. overstijgt, niet meer als een huwelijksvoordeel gekwalificeerd. Deze

zienswijze moet op fiscaal vlak worden bijgetreden aangezien het fiscaal recht

daarvoor geen afwijkende regeling kent. Hoewel het ook niet om een schenking

gaat,137 wordt het ofwel als een schenking beschouwd ingeval van inbreng (art.

1464 B.W.) ofwel is het inkortbaar (art. 1465 B.W.). Derhalve is deze verkrijging wel

onderworpen aan de regels der schenkingen.138 Toch is er geen fictiebepaling die het

surplus belastbaar stelt. In dat verband moet men aandacht hebben voor drie

relevante fictiebepalingen: 139

- artikel 5 W.Succ. stelt drie cumulatieve voorwaarden voorop140 opdat een

verkrijging belastbaar zou zijn. Doordat de belastbaarheid afhangt van de

aanwezigheid van een gemeenschap is niet aan alle voorwaarden voldaan.

- artikel 2 W.Succ. is de grondslag voor de belasting op verkrijgingen ingevolge

wettelijke devolutie, contractuele erfstelling of uiterste wilsbeschikking. Vermits

het surplus onder geen van de drie kwalificaties valt, kan ook op grond van dit

artikel geen belasting worden toegelaten. De fiscale administratie heeft

evenwel een voorziening in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof

van beroep te Antwerpen. De administratie was van mening dat artikel 2

W.Succ. van toepassing is op het gedeelte van het huwelijksvoordeel dat moet

worden aangerekend op het beschikbaar deel. De administratie had immers

geoordeeld dat een beding in een huwelijkscontract, als een contractuele

erfstelling kan worden gekwalificeerd, wanneer dat beding niet als een

136 A. VERBEKE, “Huwelijkscontract. De sky is bijna the limit? In B.TILLEMAN en A. VERBEKE, Actualia Vermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2005, 169-193. 137 C. DEKKERS, J. DE HERDT en N. GEELHAND, “(Fiscale) successieplanning “in extremis” in Vlaanderen. Naar een nieuw concept inzake fiscale successieplanning”, TEP 2008, 429 138 H. CASMAN, en A. VERBEKE, “Belastbaarheid van huwelijksvermogensrechtelijke verkrijgingen”, Not.Fisc.M. 2007, 34. 139 H. CASMAN, en A. VERBEKE, “Belastbaarheid van huwelijksvermogensrechtelijke verkrijgingen”, Not.Fisc.M. 2007, 35. 140 cfr. supra randnr 119.

Page 55: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

52

huwelijksovereenkomst kan worden aanzien ingevolge artikel 1464 lid 2 B.W.,

maar wel onherroepelijk is en op toekomstige goederen betrekking heeft.141

Een contractuele erfstelling is per slot van rekening een schenking van

toekomstige goederen aan een echtgenoot, al dan niet door middel van een

huwelijkscontract. Het Hof van beroep heeft de administratie in het ongelijk

gesteld.142

- art. 7 W.Succ. houdt ook drie cumulatieve voorwaarden in opdat

belastbaarheid op basis van dit artikel mogelijk zou zijn. Het moet gaan om (1)

een kosteloze beschikking (2) tijdens de drie jaar voor het overlijden en (3) de

verkrijging mag men niet onderworpen hebben aan de registratierechten op

schenkingen. Aangezien het hier een verkrijging betreft op het ogenblik van

het overlijden, is aan de tweede vereiste niet voldaan. Derhalve kan ook deze

fictiebepaling geen dienst doen om de belasting van het surplus op te

steunen.

§§ 11.. SScchheeiiddiinngg vvaann ggooeeddeerreenn mmeett oonnvveerrddeeeellddmmaakkiinngg vvaann ddee bbeessppaarriinnggeenn eenn

vveerrbblliijjvviinnggssbbeeddiinngg oonnddeerr llaasstt

128. Aangezien de fiscus de werking van het verblijvingsbeding onder last heeft

aanvaard bij een gemeenschap van goederen, kan deze, steunend op het

gelijkheidsbeginsel, niet afgewezen worden ingeval van scheiding van goederen.

Het beding heeft de toetsing aan het verbod van bedingen betreffende toekomstige

nalatenschappen doorstaan.

Op fiscaal vlak zullen er geen veranderingen optreden. Een uiteenzetting van de

werking van dit beding zoals die hier ongewijzigd zal plaatsvinden, is reeds

herhaaldelijk aan bod gekomen in de rechtsleer.143 Het enige verschil is dat artikel 5

W.Succ. hier ook op basis van het gebrek aan een gemeenschap niet van

toepassing is.144

141 I. VERHULST, “Kan artikel 2 W. Succ. worden toegepast op bedingen van ongelijke verdeling?”, noot onder Rb. Hasselt 18 oktober 2006, T.F.R. 2007, afl. 323, 510 142 Antwerpen, 24 juni 2008, TEP 2008-4, 360 143 C. DEKKERS, J. DE HERDT en N. GEELHAND, “(Fiscale) successieplanning “in extremis” in Vlaanderen. Naar een nieuw concept inzake fiscale successieplanning”, TEP 2008, 397-400; H. CASMAN, “Verblijvingsbeding/ Verblijvingsbeding onder last”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 82; D. MICHIELS, “Huwelijkscontracten als instrumenten van vermogensplanning”, AFT 2008, afl. 1, 24-26. 144 cfr. supra randnr. 119.

Page 56: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

53

§§ 22.. SScchheeiiddiinngg vvaann ggooeeddeerreenn mmeett vveerrrreekkeenniinnggssbbeeddiinngg bbiijj oovveerrlliijjddeenn vvaann mmeeeerr

ddaann aalllleeeenn aaaannwwiinnsstteenn

129. Enkel een finaal verrekenbeding dat civielrechtelijk geherkwalificeerd werd alsof

het een schenking is of door herkwalificatie inkortbaar is, en betrekking heeft op

(onder andere) goederen om niet verkregen tijdens het huwelijk, kan beïnvloed

worden door het verbod op erfovereenkomsten. Het beding komt hier daarom enkel

in die vorm aan bod. Verschillende situaties met uiteenlopende fiscale gevolgen zijn

denkbaar.

130. Fiscaal gezien zal de nietigheid van de rechtshandeling niet automatisch

gebeuren. Inzake successierechten geldt als algemene regel dat een

rechtshandeling bestaat en gevolgen sorteert zolang ze niet door een rechterlijke

beslissing of door alle partijen op minnelijke wijze werd vernietigd. De fiscale

administratie zal dus tot dan rekening moeten houden met dergelijke nietige

rechtshandeling, ongeacht het absoluut karakter van de nietigheid. 145 Wanneer de

nietigheid is uitgesproken, zal door de vermeerdering van de actieve samenstelling

van de nalatenschap146 een nieuwe aangifte moeten worden ingediend .

A. Zonder onderverdeling van de verrekenmassa.

131. Indien in de verrekenmassa geen onderscheid wordt gemaakt tussen goederen

om niet verkregen tijdens het huwelijk en andere goederen, bestaat er geen twijfel

over dat de nietigheid van het hele beding zal kunnen worden gevraagd aan de

rechter, aangezien het een verboden erfovereenkomst betreft.147 De nietigheid zou

met zich meebrengen dat de nalatenschap vermeerderd wordt met alle goederen van

de verrekenmassa.

B. Met onderverdeling van de verrekenmassa.

145 Antwerpen 27 januari 2009, www.fisconet.be 146 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2008-2009 Volume I, Mechelen, Kluwer, 2008, 608-610. 147 cfr. supra randnr. 96.

Page 57: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

54

132. Wanneer de verschillende categorieën van goederen zijn onderscheiden in de

verrekenmassa, kan men verdedigen dat het om verschillende verrekenmassa’s van

verschillende bedingen gaat. In die hypothese zou enkel het zogezegde

verrekenbeding, dat de goederen om niet verkregen tijdens het huwelijk als

verrekenmassa heeft, nietig zijn. Enkel die goederen zouden dan bij de nalatenschap

van de eerststervende moeten worden bijgevoegd. Wat daarnaast nog boven de

totaliteit van de aanwinsten (of de helft ervan indien er voorhuwelijkse kinderen zijn)

wordt toegekend, is niet vrij van belasting ingevolge een kwalificatie als

huwelijksvoordeel, maar kan niet belast worden met successierechten, bij gebreke

aan een toepasselijke fictiebepaling.148

C. Met onderverdeling en toerekening van het huwelijksvoordeel op goederen om

niet tijdens het huwelijk verkregen.

133. Indien men nu naast een onderverdeling van de verrekenmassa in categorieën

van goederen in het huwelijkscontract zou opnemen dat de kwalificatie als

huwelijksvoordeel vooreerst moet toegerekend worden op de goederen om niet

verkregen tijdens het huwelijk, dan zou deze categorie in de hoedanigheid van een

huwelijksvoordeel ten belope van de waarde van de totaliteit van de aanwinsten (of

de helft daarvan ingeval er voorhuwelijkse kinderen zijn) ontsnappen aan de toetsing

aan het verbod op erfovereenkomsten. De aanwinsten en voorhuwelijkse goederen

die ook nog in de verrekenmassa zitten, zullen de toetsing doorstaan, waardoor er

geen sprake kan zijn van een verboden erfovereenkomst en dus ook niet van een

nietigheid. Dit zou enkel nog kunnen indien de waarde van de goederen om niet

verkregen tijdens het huwelijk opgenomen in de verrekenmassa, de waarde van de

totaliteit der aanwinsten (of de helft daarvan) zou overstijgen.

148 H. CASMAN, en A. VERBEKE, “Belastbaarheid van huwelijksvermogensrechtelijke verkrijgingen”, Not.Fisc.M. 2007, 35.

Page 58: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

55

CONCLUSIE

134. Een onverdeeldmaking van besparingen kan niet op eenzelfde wijze als een

gemeenschap van goederen worden beschouwd als een derde vermogen, ondanks

dezelfde functie van doelvermogen. Maar zelfs volgens een strikte visie op de

toetsing leidt dit niet tot een verboden erfovereenkomst aangezien de constructie van

de stilzwijgende toestemming ervoor zorgt dat er geen sprake kan zijn van louter

eventuele rechten.

135. Het verrekenbeding kan terugvallen op het bestaan van wetsontwerpen om de

geldigheid van dit beding aan te tonen. Van louter eventuele rechten is er enkel

sprake bij een verrekenmassa die goederen om niet tijdens het huwelijk verkregen,

incorporeert. De nietigheid van dit beding kan ingeperkt worden door een

gedetailleerde omschrijving van de verrekenmassa.

136. De strikte toetsing kijkt echter met oogkleppen op om zich heen. Zij heeft geen

oog voor de toepassing van het gelijkheidsbeginsel, de ondertussen gevestigde

theorie van de huwelijksvoordelen en het onderscheid tussen

huwelijksvermogensrecht en erfrecht. Daarom wordt ook een omstandige toetsing

uitgevoerd, die wel rekening houdt met de beperkingen die externe factoren aan een

toetsing oplegt.

137. De theorie der huwelijksvoordelen verkleint de speelruimte voor het verbod op

erfovereenkomsten. Wat, als een verkrijging van aanwinsten door de werking,

samenstelling of verdeling van het huwelijksvermogensstelsel , uit de bus komt, hoeft

immers niet meer getoetst te worden. Ook het onderscheid tussen erfrecht en

huwelijksvermogensrecht resulteert in een beperking van het toepassingsgebied van

het verbod op erfovereenkomsten.

138. Zowel de strikte als de omstandige toetsing besluiten dat er geen verboden

erfovereenkomst aan de orde is met betrekking tot een onverdeeldheid van

besparingen met verblijvingsbeding. Betreffende het finaal verrekenbeding komen

beide toetsingmethodes tot de conclusie dat de redactie van het beding en meer

bepaald van de verrekenmassa een sleutelpositie inneemt. Worden de goederen om

Page 59: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

56

niet, verkregen tijdens het huwelijk, apart vermeld, dan kan men het beding

opsplitsen in een nietig en een geldig beding. Maakt men het onderscheid niet, dan is

het hele beding nietig. De toepassing van het verbod op erfovereenkomsten kan door

toerekening van het huwelijksvoordeel op die goederen om niet, verkregen tijdens

het huwelijk, zelfs buitenspel gezet worden. Zo ver gaat de strikte toetsing niet.

139. Uiteindelijk kan men de kwalificatie als verboden erfovereenkomst strijdig

achten met het gelijkheidsbeginsel van artikelen 10 en 11 G.W.. Wanneer men een

gemeenschapsstelsel en een stelsel van scheiding van goederen naast elkaar zet en

daarop het gelijkheidsbeginsel toepast, moet het verschil in behandeling immers

redelijk verantwoord zijn.149 Het grondwettelijk gewicht dat hieraan verbonden is, doet

de balans zwaar overhellen naar de afwezigheid van een verboden erfovereenkomst.

140. De fiscale gevolgen van de toetsing zijn dus eigenlijk gering aangezien die

slechts moeten worden nagegaan wanneer er effectief sprake is van een verbod. En

voor een verrekeningsbeding dat (eveneens) goederen om niet verkregen tijdens het

huwelijk betreft, komt dit dan uiteindelijk neer op een vermeerdering van de

nalatenschap. Evenwel enkel na een beslissing door de rechter, want pas dan mag

de fiscale administratie de nietigheid in rekening nemen. Ongeacht het relatieve of

absolute karakter van de nietigheid mag de fiscus niet zelf voor rechter spelen.

• 149 C. DEKKERS, J. DE HERDT en N. GEELHAND, “(Fiscale) successieplanning “in extremis” in Vlaanderen.

Naar een nieuw concept inzake fiscale successieplanning”, TEP 2008, 423; N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding. Weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 4, 124.

Page 60: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

57

BIBLIOGRAFIE WWeettggeevviinngg

• Burgerlijk Wetboek

• Wet 14 mei 1981, B.S. 27 mei 1981

• Wet 22 april 2003, B.S. 22 mei 2003

PPaarrlleemmeennttaaiirree ssttuukkkkeenn

• Parl. St. Senaat, 1974-75, nr. 683/7, 1-4.

RReecchhttsspprraaaakk.

• Cass. 28 november 1946, R.W.1946-47, 1033.

• Cass. 10 november 1960, R.C.J.B. 1961, 6, noot J.G. RENAULD

• Cass. 23 oktober 1970, R.W. 1970-1971, 1465.

• Cass. 20 oktober 1978, R.W. 1978-79, 2368, noot H. CASMAN.

• Cass. 11 april 1980, Arr. Cass. 1979-80, 996, noot.

• Cass. 31 oktober 2008, C.

• Gent 25 april 1974, R.W. 1974-75, 426, noot.

• Antwerpen 6 december 1989, R.W. 1989-90, 1225, noot H. DE DEKKER.

• Bergen 15 september 1992, Rev.not.b. 1995, 22.

• Brussel 10 november 1994, Rev. not. b. 1995, 204.

• Antwerpen (3e kamer) 12 mei 2004, T.Not 2007, 11, noot M. DE CLERCQ.

• Antwerpen, 5 oktober 2004, Not.Fisc.M. 2004, noot A. VERBEKE, 272-274.

• Gent 16 december 2004, T.Not 2006,126, noot F. BOUCKAERT.

• Antwerpen (6de kamer) 24 juni 2008, TEP 2008, afl. 4, 356.

• Antwerpen 27 januari 2009, www.fisconet.be

• Rb Brugge 7 februari 1978, T.Not 1978, 310.

• Rb Brussel 12 november 1990, T.B.B.R. 1991, 398.

• Rb Gent 5 december 1996, T. Not. 1997, 232.

.

Page 61: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

58

RReecchhttsslleeeerr

• A. AYDOGAN, “Bedingen inzake huwelijkse vergoedingen”, TEP 2009/3, 145-157.

• J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 1040.

• J. BAEL, “Verbod van erfovereenkomsten” in Over erven Liber Amicorum Mieken

Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 27. • H. CASMAN, De evolutie in de huwelijkscontracten, Deurne, Kluwer, 1995, 77. • H. CASMAN, “Draad van Ariadne in de doolhof van huwelijksvoordelen”, in Over

erven Liber Amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 85-98 • H. CASMAN , Notarieel Familierecht, Gent, Mys & Breesch, 1991, 102 e.v. • H. CASMAN, “Verblijvingsbeding/ Verblijvingsbeding onder last”, in A. VERBEKE, F.

BUYSSENS en H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 81-84.

• H. CASMAN en M. VAN LOOK, Huwelijksvermogensrecht, Mechelen, Kluwer

Rechtswetenschappen, losbladig, IV 4. • H. CASMAN en A. VERBEKE, “Belastbaarheid van huwelijksvermogensrechtelijke

verkrijgingen”, Not. Fisc. M. 2007, afl. 1, 32-35. • H. CASMAN en A. VERBEKE, ‘Wat is een huwelijksvoordeel?’, Not. Fisc. M. 2005,

292-297. • C. CASTELEIN., “Het verbod op erfovereenkomsten” in B. TILLEMAN en A.

VERBEKE., Actualia Vermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2005, 206-215.. • M. COENE, “Over raakvlakken tussen erfrecht en huwelijksvermogensrecht” in

Liber Amicorum Prof. G. Baeteman, Deurne, Kluwer, 1997, 45-65 • C. DECLERCK, “Secundair huwelijksvermogensstelsel”, in W. PINTENS en J. DU

MONGH, Patrimonium 2006, Antwerpen, Intersentia, 2006, 27-139. • C. DECLERCK, “Secundair huwelijksvermogensstelsel”, in W. PINTENS en J. DU

MONGH, Patrimonium 2007, Antwerpen, Intersentia, 2007, 21-66. • M. DE CLERCQ, “De preferentiële toewijzing: ook voor onverdeelde goederen die

niet tot de gemeenschap behoorden?”, T.Not. 2007, afl. 1, 18-29. • J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2008-2009 Volume I,

Mechelen, Kluwer, 2008, 1018.

Page 62: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

59

• C. DEKKERS, J. DE HERDT en N. GEELHAND, “(Fiscale) successieplanning “in extremis” in Vlaanderen. Naar een nieuw concept inzake fiscale successieplanning”, TEP 2008, 377-487.

• M. DELBOO en S. NELIS, “Verblijvingsbeding onder last aanvaard door de fiscus”,

Nieuwsbr.Succ.R. 2006, afl. 3, 14-16. • C. DE WULF, “Een kritische doorlichting van recente rechtspraak en rechtsleer in

verband met de sterfhuisclausule”, T.Not. 2008, 467. • C. DE WULF, “De nieuwe theorie van de huwelijksvoordelen – recht of wishful

thinking?”, T.Not. 2008, 523-532. • J. DU MONGH, “Huwelijksvoordelen en Successieplanning. Voorzichtigheid blijft

geboden”, T.Not 2007, 492-509. • N. GEELHAND, “Rariteiten in successieplanning-land”, TEP 2009/2, 75-85. • N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding. Weerlegging van een

onterechte kritiek”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 4, 103-147. • Y.-H. LELEU, “Omvang en samenstelling van het gemeenschappelijk vermogen”,

Handboek Estate Planning, Larcier, 2004, boek 1, topic 9, 47. • F. LOGGHE, “Enkele raakvlakken tussen de Vlaamse successiewetgeving en het

huwelijksvermogensrecht”, Not. Fisc. M. 1999, 172-181. • D. MICHIELS, “Huwelijkscontracten als instrumenten van vermogensplanning”, AFT

2008, afl. 1, 4-40. • D. MICHIELS., “Huwelijkscontracten als instrumenten van vermogensplanning”,

Not. Fisc. M. 2005, 267-291. • E. NELISSEN en H. BOM, Memo Financiële Planning – De successiewet van 2010,

Deventer, Kluwer, 2009, 229. • A. NIJS, A. VAN ZANTBEEK en A. VERBEKE, “Administratie aanvaard alsof-beding”,

Nieuwsbr.Succ.R. 2005, afl. 8, 1-2. • P. PEETERS, “De fiscale beginselen van gelijkheid, legaliteit, rechtszekerheid en

eenjarigheid in de rechtspraak van het Arbitragehof”, in 20 jaar Arbitragehof, Mechelen, Kluwer, 2005, 124-140

• W.PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal

vermogensrecht, Leuven, Universitaire pers, 2002, 121.

Page 63: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

60

• W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2007, 169 -171.

• M. PUELINCKX-COENE, “De wet van 14 mei 1981 tot wijziging van het erfrecht van

de langstlevende echtgenoot. De erfrechten van de andere erfgenamen”, R.W., 1981-82, kol.429.

• M. PUELINCKX-COENE, Erfrecht, Antwerpen, Kluwer, 1996, 263.

• J.G. RENAULD, “Le pacte sur succession future”, noot onder Cass. 10 november 1960, R.C.J.B. 1961, 25.

• J. Ruysseveldt, “Recente ontwikkelingen in het Vlaamse successierecht ”,

Not.Fisc.M. 2007, 1-16 • J.-L. SNYERS, Scheiding van goederen met onverdeeldmaking van de

besparingen, Antwerpen, Kluwer, 1995, 129. • E. TURPYN, “Het finaal verrekenbeding: een verboden erfovereenkomst?”, T.Not. 2010,

afl.2, 59-65 • M. STORME, Inleiding tot het recht, Gent, Story Scientia, 1974, 233. • C. VAN HEUVERSWYN, “Het huwelijkscontract als instrument van

vermogensplanning” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden-langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 3-5.

• G. VAN OOSTERWIJCK, “Bevoordeling van de langstlevende echtgenoot bij

huwelijkscontract, schenking of testament na de Wet van 14 mei 1901”, R.W. 1981-82, 355 e.v.

• K. VANWINCKELEN, ‘De minnelijke wijziging van het huwelijksvermogensstelsel

tijdens het huwelijk: beschouwingen omtrent de beperkte vrijheid voor de echtgenoten tot wijziging van hun stelsel en de Wet van 9 juli 1998 en zijn gevolgen', in W. PINTENS (ed.), Themis. School voor postacademische juridische vorming, IV, Familiaal vermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2001, 29, nr. 3

• K. VANWINCKELEN, “Ontwikkelingen inzake familiale schikkingen: verboden

erfovereenkomsten en onherroepelijke schenkingen, twee belemmeringen voor een vermogensplanning”, in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Themis.Familiaal Vermogensrecht 2003-2004, Brugge, die Keure, 2004, 56.

• A. VERBEKE, Actualia vermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2005, 184. • A. VERBEKE, “Civiel- en fiscaalrechtelijke bedenkingen bij het finaal

verrekeningsbeding en het alsof-beding in het huwelijkscontract van scheiding van goederen”, Liber Amicorum Roger Dillemans, Antwerpen, Kluwer, 1997, 525.

Page 64: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

61

• A. VERBEKE, “Contractvrijheid in het huwelijksvermogensrecht. Opdracht voor een

waakzaam notariaat”, in Liber Amicorum Prof. Dr. G. Baeteman, Deurne, Kluwer rechtswetenschappen, 1997, 327-354.

• A. VERBEKE, “Finaal verrekeningsbeding”, Nieuwsbr.Succ.R. 2000-2001, 11/7. • A. VERBEKE, Goederenverdeling bij echtscheiding, Maklu, Antwerpen, 1995, 288. • A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen. Pleidooi voor

een ‘warme uitsluiting’”, in K.F.B.N. (ed.), De evolutie in huwelijkscontracten, Recyclagedagen 1995 van de Nederlandstalige Raad, Deurne, Kluwer, 1995, 81-

• A. VERBEKE, “Huwelijkscontracten: scheiding van goederen met toeters en bellen”

in L. WEYTS, A. VERBEKE, en E. GOOVAERTS, Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2003, 15-24.

• A. VERBEKE, “Huwelijkscontract. De sky is bijna the limit? In B.TILLEMAN EN A.

VERBEKE, Actualia Vermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2005, 169-193. • A. VERBEKE, “Huwelijksvoordelen”, T.E.P. 2008-2, 99 • A. VERBEKE, “Huwelijksvoordelen. Een tweede Antwerps Mijlpaalarrest”, TEP

2008, afl. 4, 285-286. • A. VERBEKE, “De langstlevende echtgenoot als voortzetting van het koppel.

Bescherming van de langstlevende via huwelijkscontract” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden-langstlevende, Gent, Larcier, 2004,7-11.

• A. VERBEKE, “Scheiding van goederen met facultatief verrekenbeding”, in A.

VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 115.

• A. VERBEKE, “Scheiding van goederen met toegevoegd intern gemeenschappelijk

vermogen”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 109.

• A. VERBEKE, “Scheiding van goederen met verrekenbeding”, in A. VERBEKE, F.

BUYSSENS en H. DERYCKE (ed.), Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 111.

• A. VERBEKE, “Scheiding van goederen met verrekenbeding betreffende

aanwinsten: huwelijksvoordeel of schenking?”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (ed.), HEP Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 117 e.v.

Page 65: F ACULTEIT RECHTSGELEERDHEID CADEMIEJAAR 2009-2010 · 7. De toetsing wordt op twee manieren gerealiseerd. Eerst wordt een strikte toetsing uitgevoerd, nadien volgt een iets progressievere,

62

• A. VERBEKE, “Scheiding van goederen met verrekenbeding betreffende meer dan aanwinsten: huwelijksvoordeel of schenking?”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (ed.), HEP Vermogensplanning met effect bij overlijden. Langstlevende, Gent, Larcier, 2004, 121-122.

• A. VERBEKE, “Spitstechnologie omtrent huwelijkse voorwaarden”, in L. WEYTS en

C. CASTELEIN, Capita Selecta Notarieel Recht, Leuven, Universitaire Pers, 2006, 59-76.

• I. VERHULST, “Kan artikel 2 W. Succ. worden toegepast op bedingen van ongelijke

verdeling?”, noot onder Rb. Hasselt 18 oktober 2006, T.F.R. 2007, afl. 323, 510 • J. VERSTRAETE, “Erfovereenkomsten” in X (ed.), Familiale vermogensplanning,

XXXste Post-universitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, 83-131.

• J. VERSTRAETE, “Overeenkomsten over niet opengevallen nalatenschappen (A

contrario bij artikel 791 B.W.)”, in J. BAEL, W. PINTENS, M. PUELINCKX-COENE en A. VASTERSAVENDTS (ed.), Commentaar Erfenissen Schenkingen en Testamenten, Mechelen, Kluwer, 19 e.v.

• J. VERSTRAETE, “Verblijvingsbedingen, verblijvingsbedingen onder last,

keuzebedingen onder last” ” in Liber Amicorum Paul Delnoy, Brussel, Larcier, 2005, 551-556.

• L. VOISIN, “Avantages matrimoniaux et libéralités entre époux séparés de biens”,

Rev. not. b. 2005, 678-689.