22
• 267 • 2014/3 OVERHEIDSOPDRACHTEN & OVEREENKOMSTEN Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomsten (1 januari 2013 – 31 december 2013) ANN LAWRENCE DURVIAUX Gewoon hoogleraar aan de Université de Liège Advocaat en KRIS WAUTERS Docent aan de Université Catholique de Louvain Gastprofessor aan de Université de Liège Advocaat Huidige kroniek herneemt de belangrijkste arres- ten van het Hof van Justitie uitgesproken tussen 1 januari 2013 en 31 december 2013. Respectieve- lijk worden de juridische vragen behandeld met betrekking tot de bronnen, algemeenheden en vra- gen in de rand, het toepassingsgebied (alsook de begrippen van overheidsopdrachten en andere overeenkomsten), de klassieke gunningsmodalitei- ten (uitsluitingsgronden, de controle van econo- misch-financiële draagkracht en van de technische bekwaamheid, alsook de eigenlijke gunning), en tenslotte de rechtsbescherming in het raam van de gunning. De nieuwe richtlijnen (1) verdienen bijzondere aandacht en worden derhalve in deze kroniek niet behandeld (2) . Twee terugkerende problema- tieken duiken in dit relatief kalme jaar opnieuw op: de definitie van het begrip opdracht (en con- cessie) van werken (3) en de horizontale samen- werking (4) . 1.1 Mogelijkheid voor de Staat om een richtlijn in te roepen tegen een concessieorganisme van een openbare dienst in afwezigheid van de omzetting van deze richtlijn in nationaal recht HvJ (5 e  k.), 12 december 2013, Portgás – Socie- dade de Produção e Distribuição de Gás SA t/Ministério da Agricultura, do Mar, do Ambiente e do Ordenamento do Território, C-425/12 (1) Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van conces- sieovereenkomsten, Pb. L. 28 maart 2014; Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG, Pb. L. 28 maart 2014; Richt- lijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG, Pb. L. 28 maart 2014. (2) Voor een eerste bespreking: F. LLORRENS en P. SOLER-COUTEAUX, “Quelle(s) direction(s) pour les nouvelles directives mar- chés et concessions ?”, CMP 2014/3, 1-2, repère; G. CLAMOUR, “Nouvelle directive marchés, premier panorama”, CMP 2014/3, p. comm. 71, 19-21; G. CLAMOUR, “Nouvelle directive concessions, premier panorama”, CMP 2014/3, p. comm. 72, 21-24; D. POUPEAU, « Le Parlement européen vote les directives Marchés et Concession », AJDA 2014, 76. (3) F. LLORRENS en P. SOLER-COUTEAUX, “Besoins du pouvoir adjudicateur et intérêt économique direct : où en est-on des critè- res des marchés publics ?”, CMP 2013/12, 1-2, repère 11; F. LLORRENS en P. SOLER-COUTEAUX, “La typologie des contrats de la commande publique résistera-t-elle à la réforme des directives marchés publics ?, CMP 2013/10, 1-2, repère 9; S. BRACONNIER, “Vente et cessions de biens immobiliers publics : mutations”, CP-ACCP, 138, 2013, 3 ; D. MOREAU, “La cession d’un terrain communal peut-elle constituer un contrat de commande publique ?”, AJDA 2013, 32. (4) Zie het speciaal nummer: “Les contrats entre personnes publiques”, dossier collectif, AJDA 2013/15, p. 833 e.v.; spéc. G. ECKERT, “Contrats entre personnes publiques et droit de la concurrence. Les contrats échappant aux règles de publicité et de mise en concurrence”, AJDA 2013, 849; J.-F. SESTIER, “La coopération contractuelle alternative à la coopération insitutionnelle”, AJDA 2013, 857; M. NOËL, “Coopération entre personnes publiques et prestations de services : une frontière ténue”, ACCP, 136, 2013, 70-74; G. CLAMOUR, “L’actionnaire public minoritaire sous le joug du pluri-contrôle analogue, AJDA 2014, 60; R. NOGUELLOU, “Confirmation de la jurisprudence sur les contrats de coopération entre personnes publiques Cour de Justice de l’Union européenne (19 déc. 2012, aff. C-159/11)”, RDI 2013, 213. ANN LAWRENCE DURVIAUX en KRIS WAUTERS [email protected] Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomsten Éditions Larcier - © Groupe Larcier

Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

  • Upload
    others

  • View
    2

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

• 267 •2014/3 OVERHEIDSOPDRACHTEN & OVEREENKOMSTEN

Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomsten

(1 januari 2013 – 31 december 2013)

ANN LAWRENCE DURVIAUX

Gewoon hoogleraar aan de Université de LiègeAdvocaat

en

KRIS WAUTERS

Docent aan de Université Catholique de Louvain Gastprofessor aan de Université de Liège

Advocaat

Huidige kroniek herneemt de belangrijkste arres-ten van het Hof van Justitie uitgesproken tussen1 januari 2013 en 31 december 2013. Respectieve-lijk worden de juridische vragen behandeld metbetrekking tot de bronnen, algemeenheden en vra-gen in de rand, het toepassingsgebied (alsook debegrippen van overheidsopdrachten en andereovereenkomsten), de klassieke gunningsmodalitei-ten (uitsluitingsgronden, de controle van econo-misch-financiële draagkracht en van de technischebekwaamheid, alsook de eigenlijke gunning), entenslotte de rechtsbescherming in het raam van degunning.

De nieuwe richtlijnen(1) verdienen bijzondereaandacht en worden derhalve in deze kroniekniet behandeld(2). Twee terugkerende problema-

tieken duiken in dit relatief kalme jaar opnieuwop: de definitie van het begrip opdracht (en con-cessie) van werken(3) en de horizontale samen-werking(4).

1.1 Mogelijkheid voor de Staat om een richtlijn in te roepen tegen een

concessieorganisme van een openbare dienst in afwezigheid van de omzetting van deze

richtlijn in nationaal recht

HvJ (5e k.), 12 december 2013, Portgás – Socie-dade de Produção e Distribuição de Gás SAt/Ministério da Agricultura, do Mar, do Ambiente edo Ordenamento do Território, C-425/12

(1) Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van conces-sieovereenkomsten, Pb. L. 28 maart 2014; Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG, Pb. L. 28 maart 2014; Richt-lijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in desectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG, Pb.L. 28 maart 2014.

(2) Voor een eerste bespreking: F. LLORRENS en P. SOLER-COUTEAUX, “Quelle(s) direction(s) pour les nouvelles directives mar-chés et concessions ?”, CMP 2014/3, 1-2, repère; G. CLAMOUR, “Nouvelle directive marchés, premier panorama”, CMP 2014/3,p. comm. 71, 19-21; G. CLAMOUR, “Nouvelle directive concessions, premier panorama”, CMP 2014/3, p. comm. 72, 21-24;D. POUPEAU, « Le Parlement européen vote les directives Marchés et Concession », AJDA 2014, 76.

(3) F. LLORRENS en P. SOLER-COUTEAUX, “Besoins du pouvoir adjudicateur et intérêt économique direct : où en est-on des critè-res des marchés publics ?”, CMP 2013/12, 1-2, repère 11; F. LLORRENS en P. SOLER-COUTEAUX, “La typologie des contrats de lacommande publique résistera-t-elle à la réforme des directives marchés publics ?, CMP 2013/10, 1-2, repère 9; S. BRACONNIER,“Vente et cessions de biens immobiliers publics : mutations”, CP-ACCP, 138, 2013, 3 ; D. MOREAU, “La cession d’un terraincommunal peut-elle constituer un contrat de commande publique ?”, AJDA 2013, 32.

(4) Zie het speciaal nummer: “Les contrats entre personnes publiques”, dossier collectif, AJDA 2013/15, p. 833 e.v.; spéc.G. ECKERT, “Contrats entre personnes publiques et droit de la concurrence. Les contrats échappant aux règles de publicité et demise en concurrence”, AJDA 2013, 849; J.-F. SESTIER, “La coopération contractuelle alternative à la coopération insitutionnelle”,AJDA 2013, 857; M. NOËL, “Coopération entre personnes publiques et prestations de services : une frontière ténue”, ACCP, 136,2013, 70-74; G. CLAMOUR, “L’actionnaire public minoritaire sous le joug du pluri-contrôle analogue, AJDA 2014, 60;R. NOGUELLOU, “Confirmation de la jurisprudence sur les contrats de coopération entre personnes publiques Cour de Justice del’Union européenne (19 déc. 2012, aff. C-159/11)”, RDI 2013, 213.

ANN LAWRENCE DURVIAUX en KRIS [email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 2: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

ANN LAWRENCE DURVIAUX EN KRIS WAUTERS

MARCHÉS & CONTRATS PUBLICS 2014/3• 268 •

1.1.1 KERNWOORDEN

Wijze van gunning van overheidsopdrachten inde speciale sectoren – Richtlijn 93/38/EG – Niet-omzetting naar intern recht – Mogelijkheid voor deStaat om deze richtlijn in te roepen tegenover eenconcessieorganisme van een openbare dienst inafwezigheid van omzetting van deze richtlijn naarintern recht.

1.1.2 SAMENVATTING

Een particuliere onderneming die bij overheids-maatregel is belast met het verlenen, onder toezichtvan de overheid, van een dienst van algemeenbelang en daartoe over bevoegdheden beschikt dieverder gaan dan de voor de betrekkingen tussenparticulieren geldende regels, moet de bepalingenvan richtlijn 93/38, zoals gewijzigd bij richt-lijn 94/4, in acht nemen en deze bepalingen kun-nen haar dan ook worden tegengeworpen door deautoriteiten van een lidstaat.

De prejudiciële vraag werd gesteld in het kadervan een geschil met betrekking tot de verwervingvan staatssteun (Europees fonds voor regionale ont-wikkeling) wegens schending van de regels inzakeoverheidsopdrachten. De vereniging Portgàs hieldvol dat de Portugese Staat niet van haar kon eisendat zij, een private onderneming, zich zou moetenschikken naar de bepalingen van richtlijn 93/38,temeer nu op het moment van de sluiting van debestreden overeenkomst, de regels van deze richt-lijn nog niet waren omgezet in de Portugese rechts-orde, en dat deze bijgevolg geen rechtstreekse wer-king konden ressorteren ten aanzien van hem.

Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter inweze te vernemen of de artikelen 4, lid 1, 14, lid 1,sub c) i)(5), en 15 van richtlijn 93/38 kunnen wor-den tegengeworpen aan een particuliere onderne-ming op de enkele grond dat deze laatste exclusiefconcessiehouder is van een dienst van algemeenbelang die valt binnen de personele werkingssfeervan deze richtlijn, en, zo ja, of de autoriteiten vande betrokken lidstaat zich op deze bepalingen kun-nen beroepen wanneer deze richtlijn nog niet inhet nationale recht van deze lidstaat was omgezet.

In eerste plaats herinnert het Hof aan haar vasterechtspraak dat in alle gevallen waarin de bepalin-gen van een richtlijn inhoudelijk gezien onvoor-waardelijk en voldoende nauwkeurig zijn, particu-lieren zich voor de nationale rechter op diebepalingen kunnen beroepen tegenover de staat,wanneer deze hetzij heeft verzuimd de richtlijnbinnen de termijn in nationaal recht om te zetten,hetzij dit op onjuiste wijze heeft gedaan(6).

Het Hof overweegt vervolgens dat de artikelen 4,paragraaf 1, sub c), i) en 15 van de richtlijn 93/38aan aanbestedende diensten die met name op hetgebied van gastransport en -distributie actief zijn,op onvoorwaardelijke en nauwkeurige wijzeopleggen om opdrachten voor leveringen waarvande geraamde waarde exclusief btw ten minstegelijk is aan 400 000 EUR in overeenstemming metde bepalingen van de titels III, IV en V van dezerichtlijn te gunnen en ervoor te zorgen dat tussenleveranciers, aannemers of dienstverrichters geendiscriminatie plaatsvindt. Bijgevolg zijn deze bepa-lingen van richtlijn 93/38 onvoorwaardelijk en vol-doende nauwkeurig om te worden aangevoerdvoor de nationale rechterlijke instanties.

In tweede plaats wil het Hof nagaan of debetrokken bepalingen kunnen worden opgewor-pen voor een nationale rechtbank, tegen een parti-culiere onderneming zoals Portgàs, in haar hoeda-nigheid van exclusieve concessionaris van eenopenbare dienst.

Overeenkomstig artikel 288, derde alinea,VWEU, bestaat het verbindende karakter van eenrichtlijn, dat de grondslag vormt voor de mogelijk-heid om deze aan te voeren, slechts ten aanzienvan “elke lidstaat waarvoor zij overheid – waarinde staat handelt(7).

Volgens vaste rechtspraak behoort zo tot derechtssubjecten jegens welke de bepalingen vaneen richtlijn die rechtstreekse werking hebben kun-nen worden ingeroepen, een orgaan, ongeacht zijnrechtsvorm, dat krachtens een handeling van deoverheid onder toezicht van deze laatste met hetverlenen van een dienst van openbaar belang isbelast en daartoe over bevoegdheden beschikt dieverder gaan dan de voor de betrekkingen tussenparticulieren geldende regels(8). De enige omstan-digheid dat een particuliere onderneming, conces-

(5) Deze bepaling legt op aan de aanbestedende overheid om de procedures voorzien door de richtlijn voor gunning vanopdrachten van werken, leveringen en diensten, toe te passen.

(6) Zie, in het bijzonder: HvJ 19 januari 1982, Becker, 8/81, Rec., p. 53, pt 25, alsook HvJ 24 januari 2012, Dominguez,C-282/10, nog niet gepubliceerd in de jurisprudentie.

(7) HvJ 12 december 2013, Portgàs, C-452/12, pt 23.(8) HvJ 12 december 2013, Portgàs, C-452/12, pt 24.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 3: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

2014/3 OVERHEIDSOPDRACHTEN & OVEREENKOMSTEN • 269 •

sionaris van een dienst van algemeen belang, deelzou uitmaken van de entiteiten die binnen de per-sonele werkingssfeer van richtlijn 93/38 vallen,heeft niet tot gevolg dat de bepalingen van dezerichtlijn aan deze onderneming kunnen wordentegengeworpen(9). Vereist is immers dat de dienstvan algemeen belang wordt verricht onder over-heidstoezicht, en dat de bedoelde ondernemingover bevoegdheden beschikt die verder gaan dande voor de betrekkingen tussen particulieren gel-dende regels. De nationale rechtbank dient na tegaan of zulks het geval was op het ogenblikwaarop de betwiste overheidsopdracht werdgegund.

In derde plaats onderzoekt het Hof de vraag of,in het geval waarin Portgàs deel zou uitmaken vande diensten aan wie, door een particulier, de bepa-lingen van richtlijn 93/38 zouden kunnen wordentegengeworpen, of deze bepalingen haar ook zou-den kunnen worden tegengeworpen door de Portu-gese autoriteiten. In het belang van coherentiemeent het Hof hierop positief te moeten antwoor-den, rekening houdend met de verplichting opge-legd krachtens artikel 288, derde alinea, VWEU, enkrachtens het verdrag zelf(10).

1.2 Verificatieorganisme en certificering van ondernemingen inzake

overheidsopdrachten

HvJ (4e k.), 12 december 2013, Ministero delleSviluppo economico, Autorità per la vigilanza suicontratti pubblici di lavory, servizi e fornituret/SOA Nationale Costruttori – Organismo diAttestazione SpA, C-327/12

1.2.1 KERNWOORDEN

Artikelen 101 VWEU, 102 VWEU en 106 VWEU– Openbare bedrijven en ondernemingen waaraanlidstaten bijzondere of uitsluitende rechten verle-nen – Ondernemingen belast met het beheer vandiensten van algemeen economisch belang– Begrippen – Instellingen belast met de controle ofde certificering dat ondernemingen die openbarewerken uitvoeren aan de wettelijke voorwaardenvoldoen – Artikel 49 VWEU – Vrijheid van vesti-ging – Beperking – Rechtvaardiging – Bescherming

van ontvangers van diensten – Kwaliteit van certifi-ceringsdiensten

1.2.2 SAMENVATTING

Een nationale regelgeving, die de ondernemin-gen met de hoedanigheid van certificeringsinstelling(Società Organismi di Attestazione) een regelinginzake minimumtarieven oplegt voor de certifice-ringsdiensten die zij verrichten ten behoeve vanondernemingen die wensen deel te nemen aan aan-bestedingsprocedures voor openbare werken, vormteen beperking van de vrijheid van vestiging in de zinvan artikel 49 VWEU, maar is geschikt ter waarbor-ging dat het doel, nl. de ontvangers van die dienstente beschermen, wordt verwezenlijkt. Het staat aande verwijzende rechter te beoordelen of die natio-nale regelgeving, in het bijzonder gelet op de wijzevan berekening van de minimumtarieven, en metname op het feit dat die berekening geschiedt opbasis van het aantal categorieën van werken waar-voor het certificaat wordt opgesteld, niet verder gaatdan nodig is om dat doel te bereiken.

Krachtens artikel 52, § 1, eerste alinea vanrichtlijn 2004/18/EG(11) kunnen de lidstaten hetzijofficiële lijsten van ondernemers, leveranciers ofdienstverleners, hetzij een certificering doorpubliekrechtelijke of privaatrechtelijke certifice-ringsinstellingen voorzien. Dit is het doel van hetItaliaans decreet nr. 163 van 12 april 2006 hou-dende het wetboek van overheidsopdrachten, aande basis van het geschil, nu laatstgenoemde eensysteem van erkenning voorziet voor personen dieopenbare werken uitvoeren, in functie van het typeen van het bedrag van de werken. Het erkennings-systeem is in werking gesteld door attestatieorganis-men (OA’s) van privaat recht, onder controle vande overheid. Een systeem van minimumtarievenvoor de certificeringsdiensten is eveneens voor-zien.

Concreet vraagt de verwijzende rechter of debepalingen van het Verdrag inzake mededinging ende vrijheid van vestiging aldus moeten worden uit-gelegd dat zij zich verzetten tegen een nationaleregelgeving als die in het hoofdgeding, die aan deOA’s een regeling inzake minimumtarieven oplegtvoor de certificeringsdiensten die zij verrichten tenbehoeve van ondernemingen die wensen deel te

(9) Ptn 25 en 41 van de conclusie van advocaat-generaal Wahl, 18 september 2013, Portgàs, C-425/12.(10) HvJ 12 december 2013, Portgàs, C-452/12, ptn 34 tot 38.(11) Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de pro-

cedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, Pb. L. 134.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 4: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

ANN LAWRENCE DURVIAUX EN KRIS WAUTERS

MARCHÉS & CONTRATS PUBLICS 2014/3• 270 •

nemen aan aanbestedingsprocedures voor open-bare werken(12).

Het Hof is van mening dat de OA’s niet kunnenworden beschouwd als ondernemingen waaraande betrokken lidstaat bijzondere of uitsluitenderechten in de zin van artikel 106, lid 1, VWEU(13)

heeft toegekend, alvorens de vraag te onderzoekenvanuit de hoek van de vrijheid van vestiging en deuitzondering van de uitoefening van openbaargezag.

De activiteiten van de OA’s houden geen activi-teiten in ter uitoefening van het openbaar gezag, envallen derhalve niet onder de uitzondering voor-zien in artikel 51 VWEU(14). De door de OA’s ver-richte controle van de technische deskundigheid enfinanciële draagkracht van de ondernemingenonderworpen aan certificatie, van de waarachtig-heid en de inhoud van de verklaringen, attesten endocumenten die zijn ingediend door de personenaan wie het certificaat wordt afgegeven, alsook ofnog altijd is voldaan aan de voorwaarden inzakede persoonlijke situatie van de gegadigde of deinschrijver, kunnen niet worden beschouwd als eenactiviteit die wordt verricht met de beslissingsauto-nomie die typerend is voor de uitoefening vanbevoegdheden van openbaar gezag. De controle inkwestie wordt volledig geregeld door het nationalerecht. Bovendien wordt zij uitgevoerd onder recht-streeks staatstoezicht en beoogt zij de taak van deaanbestedende diensten op het gebied van over-heidsopdrachten voor werken te vergemakkelij-ken, voor zover de controle hen in staat stelt huntaak te vervullen met duidelijke en nauwkeurigekennis van de technische deskundigheid en definanciële draagkracht van de inschrijvers(15).

Een beperking op de vrijheid van vestiging kanworden toegelaten als deze tegemoetkomt aandwingende redenen van algemeen belang, als zijgeschikt is om de verwezenlijking van het doel datzij nastreeft te realiseren, en als zij niet verder gaatdan wat nodig is om dat doel te bereiken. Dienaan-gaande zij eraan herinnerd dat het algemeenbelang dat verband houdt met de bescherming vande ontvangers van de diensten een beperking vande vrijheid van vestiging kan rechtvaardigen.

In het onderhavige geval zijn de OA’s belast metde certificering van ondernemingen, waarbij moet

worden opgemerkt dat het verkrijgen van een doorde OA’s afgeleverd certificaat een noodzakelijkevoorwaarde is voor ondernemingen die willen deel-nemen aan aanbestedingen van openbare werken.In deze context beoogt de Italiaanse wettelijke rege-ling te garanderen dat de OA’s geen commercieel offinancieel belang nastreven dat hen kan aanzettentot niet-onpartijdig of discriminatoir gedrag jegensdie ondernemingen. Voorts mogen de OA’s, zoalsblijkt uit de verwijzingsbeslissing, uitsluitend certifi-ceringsactiviteiten verrichten. Bovendien moeten zijovereenkomstig de nationale regeling beschikkenover middelen en procedures die geschikt zijn omeen efficiënte en loyale dienstverlening te verzeke-ren.

Met het oog op de bescherming van de ontvan-gers van de diensten komt aan de onafhankelijk-heid van de OA’s ten aanzien van de specifiekebelangen van hun cliënten bijzonder belang toe.Een zekere beperking van de mogelijkheid om metdie cliënten te onderhandelen over de prijs van dediensten, kan hun onafhankelijkheid versterken. Indie omstandigheden zij geconstateerd dat de vast-stelling van minimumtarieven voor dergelijke dien-sten, in beginsel beoogt de goede kwaliteit van diediensten te waarborgen en geschikt is ter bereikingvan het doel, nl. de ontvangers van die dienstenbeschermen.

1.3 Concessie van diensten: clausule in een bestek die een plaatselijke verwerking

van afval oplegt

HvJ, 12 december 2013, Ragn-Sells AS c/Silla-mae Linnavalitsus, C-292/12

1.3.1 KERNWOORDEN

49 VWEU en 56 VWEU – Gemengd stedelijkafval – Industrieel afval en bouwafval – Procedurevoor gunning van dienstenconcessie voor ophalingen vervoer van op grondgebied van gemeentegeproduceerd afval – Verplichting voor toekomstigebegunstigde om opgehaald afval te vervoeren naardoor aanbestedende dienst aangewezen verwer-kingsinstallaties – Meest nabijgelegen, daartoegeschikte verwerkingsinstallatie

(12) HvJ 12 december 2013, Ministero dello Sviluppo economico, C-327/12, pt 25.(13) Het deel van deze redenering wordt hier niet hernomen nu dit zich meer in de rand situeert van het doel van huidige

kroniek.(14) HvJ 12 december 2013, Ministero dello Sviluppo economico, C-327/12, pt 53, ptn 47 en 48 van de conclusie van de

adv.-gen.(15) HvJ 12 december 2013, Ministero dello Sviluppo economico, C-327/12, pt 54.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 5: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

2014/3 OVERHEIDSOPDRACHTEN & OVEREENKOMSTEN • 271 •

1.3.2 SAMENVATTING

Volgens een vaste rechtspraak van het Hof zijnde bepalingen van het VWEU met betrekking tothet vrij verkeer van diensten en de vrijheid vanvestiging niet van toepassing op activiteiten dievolledig plaatsvinden binnen één enkele lidstaat,zoals in deze het geval is, doordat enerzijds hetartikel 3.5 van het bestek met betrekking tot de“gunning van een concessie voor het transportvan afval in de stal Sillamae” voorziet dat hetafval geproduceerd op het territorium van dezegemeente moet worden getransporteerd in tweeverwerkingsinstallaties gesitueerd in dezelfde lid-staat, en doordat anderzijds, niets in het dossierdat aan het Hof is voorgelegd, aantoont dat deondernemingen gevestigd in de andere lidstaatgeïnteresseerd zouden zijn in de verwerking vanafval geproduceerd op het territorium van Silla-mae Linnavalitsus.

Het arrest behandelt in het bijzonder de Euro-pese reglementering met betrekking tot afval, dietoelaat aan lidstaten om op te leggen dat afvalbedoeld voor eliminatie moet worden vervoerdnaar de geschikte, meest nabijgelegen installa-tie bij de plaats van productie, hetgeen niet istoegestaan voor afval bedoeld voor nuttige toe-passing. Dit arrest wordt enkel vermeld ter infor-matie, gelet op de hernieuwde interesse vanactoren voor de lokale dimensie van de uitvoe-ring van overheidsopdrachten en overheidsover-eenkomsten. Het arrest vereist geen bijzonderecommentaar, nu de samenvatting voldoendeduidelijk is.

1.4 Uitgebreide interpretatie van een economisch belang van een concessie voor

ondernemingen

HvJ, 14 november 2013, Comune di Anconac/Regione Marche, C-388/12

1.4.1 KERNWOORDEN

Concessie van openbare werken – Transparantie-verplichting – Toewijzing van concessieovereen-komst zonder voorafgaande bekendmaking en aan-besteding

1.4.2 SAMENWERKING

Uit het feit alleen dat een concessie geen netto-opbrengsten van betekenis noch een onrechtmatigvoordeel kan opleveren voor een onderneming ofeen publiekrechtelijk collectief lichaam, kan nietworden afgeleid dat die concessie geen econo-misch belang heeft voor ondernemingen die inandere lidstaten zijn gevestigd dan die van de con-cessieverlenende instantie. In het kader van eeneconomische strategie om een deel van haar activi-teiten ook in een andere lidstaat te ontplooien, kaneen onderneming immers het tactische besluitnemen, een concessie in die staat aan te vragen– ook al kan die op zich geen voldoende winstopleveren –, aangezien dat haar hoe dan ook dekans biedt haar intrede op de markt van die staat temaken en er bekendheid te verwerven, teneindehaar toekomstige expansie voor te bereiden.

De Regione Marche, de beheersautoriteit vaneen operationeel programma voor het structurelebijstandspakket van de Unie in die regio, heeftgepoogd de fondsen die waren toegekend aan deComune di Ancona, terug te vorderen, onder hetverwijt dat laatstgenoemde een concessie zouhebben gegund voor het beheer van een sleephel-ling met schending van het Europees Unierecht.Met de vierde prejudiciële vraag wenst de verwij-zende rechter te vernemen of het Unierecht eraanin de weg staat dat een gemeente een concessievoor openbare diensten met betrekking tot eenwerk rechtstreeks – dat wil zeggen zonder aanbe-steding – gunt aan een derde, wanneer de betrok-ken concessie geen netto-opbrengsten van beteke-nis of onrechtmatige voordelen kan opleverenvoor die derde of de concessieverlenende over-heid(16).

Het Hof van Justitie brengt in de eerste plaatshaar rechtspraak Telaustria(17) in herinnering: deconcessies van openbare diensten zijn, op hetniveau van de Unie, niet gereglementeerd. In afwe-zigheid van enige reglementering moet het rechtvan toepassing op concessies van diensten wordenbekeken in het licht van het primair recht, in hetbijzonder de fundamentele vrijheden voorziendoor het VWEU(18). Het Hof heeft reeds geoordeelddat het gelijkheidsbeginsel en het verbod van dis-criminatie op grond van nationaliteit de concessie-verlenende instantie een transparantieverplichting

(16) HvJ 14 november 2013, Comune di Ancona, C-388/12, pt 43.(17) HvJ 7 december 2000, Telaustria en Telefonadress, C-324/98, Jurispr. blz. I-10745, pt 60.(18) HvJ 14 november 2013, Comune di Ancona, C-388/12, pt 44.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 6: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

ANN LAWRENCE DURVIAUX EN KRIS WAUTERS

MARCHÉS & CONTRATS PUBLICS 2014/3• 272 •

opleggen, hetgeen inhoudt dat aan elke potentiëleinschrijver een passende mate van openbaarheidwordt gegarandeerd, zodat de gunningsprocedurevoor mededinging openstaat en op onpartijdigheidkan worden getoetst, zonder noodzakelijkerwijs teimpliceren dat een aanbesteding moet worden uit-geschreven(19). Meer in het bijzonder heeft het Hofgeoordeeld dat, aangezien ook een onderneming ineen andere lidstaat dan die van de concessieverle-nende instantie in een concessie geïnteresseerd kanzijn, de toewijzing van die concessie, zonder enigetransparantie, de in laatstbedoelde lidstaat geves-tigde onderneming nadelig ongelijk behandelt.Doordat er geen transparantie is, hebben de in dieandere lidstaten gevestigde ondernemingen immersgeen reële mogelijkheid om hun interesse voor debetrokken concessie kenbaar te maken(20). Behou-dens objectieve rechtvaardiging vormt een derge-lijke ongelijke behandeling, die voornamelijk de ineen andere lidstaat gevestigde ondernemingenbenadeelt, een door de artikelen 49 VWEU en 56VWEU verboden indirecte discriminatie op grondvan nationaliteit(21).

Het staat aan de verwijzende rechter om, bij debeoordeling of de toewijzing van een concessievoor de sleephelling verenigbaar is met het Unie-recht, na te gaan of de Comune di Ancona de con-cessie voor openbare diensten heeft toegewezenmet inachtneming van dusdanige eisen van trans-parantie.

Het Hof preciseert tenslotte, voor de eerste maal,dat uit het feit alleen dat een concessie geen netto-opbrengsten van belang noch een onrechtmatigvoordeel kan opleveren voor een onderneming ofeen publiekrechtelijk collectief lichaam, niet kanworden afgeleid dat die concessie geen econo-misch belang heeft voor ondernemingen die inandere lidstaten zijn gevestigd dan die van de con-cessieverlenende instantie. In het kader van eeneconomische strategie om een deel van haar activi-teiten ook in een andere lidstaat te ontplooien, kaneen onderneming immers het tactische besluitnemen, een concessie in die staat aan te vragen– ook al kan die op zich geen voldoende winstopleveren –, aangezien dat haar hoe dan ook dekans biedt haar intrede op de markt van die staat te

maken en er bekendheid te verwerven, teneindehaar toekomstige expansie voor te bereiden(22).

1.5 Rechtstreekse toewijzing van een concessie van diensten en dwingende

redenen van algemeen belang

HvJ (10e k.), 14 november 2013, Belgacom NVt/Interkommunale voor Teledistributie van hetGewest Antwerpen (Integan), Inter-Media, West-Vlaamse Energie- en Teledistrivbutiemaatschappij(WVEM), Provinciale Brabantse Energiemaatschap-pij CVBA (PBE), C-221/12

1.5.1 KERNWOORDEN

Overheidsopdrachten voor diensten – Conces-sie van diensten – Werkingssfeer – Overeenkomsttussen openbare lichamen van een lidstaat en eenonderneming uit dezelfde lidstaat – Overdrachtdoor deze lichamen van hun televisieactiviteitenalsook, voor bepaalde duur, van het exclusiefgebruiksrecht op hun kabelnetwerken aan eenonderneming uit deze lidstaat – Mogelijkheid vooreen marktdeelnemer uit eenzelfde lidstaat om zichvoor rechterlijke instanties van deze lidstaat op deartikelen 49 VWEU en 56 VWEU te beroepen –Geen marktbevraging – Rechtvaardiging – Bestaanvan vroegere overeenkomst – Dading die ertoestrekt einde te maken aan geding betreffende uit-legging van deze overeenkomst – Risico van waar-devermindering van overgedragen activiteit

1.5.2 SAMENVATTING

Een grensoverschrijdend belang bestaat zelfs alseen economische speler zijn belang niet effectiefheeft laten blijken, en economische redenen, zoalsde wil om een waardevermindering van een eco-nomische activiteit te vermijden, zijn geen dwin-gende redenen van algemeen belang

Het verzoek in de zaak Belgacom om een preju-diciële beslissing met betrekking tot de artike-len 49 VWEU en 56 VWEU, heeft betrekking opeen geschil waarbij Belgacom NV optreedt tegenvier zuiver publieke intercommunales (Integan(23),

(19) HvJ 14 november 2013, Comune di Ancona, C-388/12, pt 45; HvJ 13 september 2007, Commissie/Italië, C-260/04,Jurispr., blz. I-7083, pt 24, en 13 november 2008, Coditel Brabant, C-324/07, Jurispr., blz. I-8457, pt 25.

(20) HvJ 14 november 2013, Comune di Ancona, C-388/12, pt 46; HvJ 21 juli 2005, Coname, C-231/03, Jurispr.,blz. I-7287, ptn 17 en 18.

(21) HvJ 14 november 2013, Comune di Ancona, C-388/12, pt 47; HvJ 17 juli 2008, ASM Brescia, C-347/06, Jurispr.blz. I-5641, pt 60.

(22) HvJ 14 november 2013, Comune di Ancona, C-388/12, pt 51.(23) Interkommunale voor Teledistributie van het Gewest Antwerpen.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 7: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

2014/3 OVERHEIDSOPDRACHTEN & OVEREENKOMSTEN • 273 •

Inter-Media, WVEM(24), CVBA(25)), omtrent vers-chillende beslissingen waarbij deze intercommu-nales ermee hebben ingestemd dat overeenkoms-ten werden gesloten zonder marktbevraging,waarbij hun televisieactiviteiten en televisieabon-nees alsook, voor bepaalde duur, bijkomende rech-ten op hun kabelnetwerken, werden overgedragenaan Telenet NV (hierna: “Telenet”) en aan dezelaatste een erfpacht op deze netwerken werd ver-leend.

In de eerste plaats stelt het Hof dat de betwisteovereenkomst als een concessieovereenkomst voordiensten in de zin van artikel 1, lid 4, van richt-lijn 2004/18(26) moet worden opgevat, voor zoverde televisieactiviteiten van de intercommunaleshierbij aan Telenet worden overgedragen en haarmet name met het oog op de uitoefening van dezeactiviteiten het exclusieve recht wordt verleend omhun kabelnetwerken te exploiteren. Voor zover eendergelijke overeenkomst de cessionaris ertoe ver-plicht de overgedragen activiteit uit te oefenen, ver-toont zij immers de kenmerken van een overheids-opdracht voor het verrichten van de in bijlage II bijrichtlijn 2004/18 bedoelde diensten, met uitzonde-ring van de vergoedingswijze, aangezien de tegen-prestatie voor de te leveren televisiedienstenbestaat in het recht de betrokken dienst te exploite-ren, overeenkomstig de definitie in bovengenoemdartikel 1, lid 4. Voorts is in het kader van dezeovereenkomst ook voldaan aan de voorwaarde dathet aan de exploitatie van deze activiteit verbon-den risico aan de concessiehouder wordt overge-dragen(27).

Voor zover een concessieovereenkomst voordiensten een duidelijk grensoverschrijdend belangheeft – zonder dat hiervoor nodig is dat een onder-neming zijn interesse heeft laten blijken(28) –, levertde gunning ervan aan een in de lidstaat van de aan-bestedende dienst gevestigde onderneming, zon-der dat er sprake is van enige transparantie, eenongelijke behandeling op ten nadele van de in eenandere lidstaat gevestigde ondernemingen die in debetrokken concessie geïnteresseerd zouden kunnenzijn. Doordat al deze ondernemingen worden uit-

gesloten, is een dergelijke ongelijke behandelingvoornamelijk in hun nadeel en vormt zij dus eenindirecte discriminatie op grond van nationaliteit,die in beginsel door de artikelen 49 VWEU en 56VWEU verboden is.

Een dergelijke maatregel kan bij wijze van uit-zondering worden aanvaard krachtens één van degronden van artikel 52 VWEU of overeenkomstigde rechtspraak van het Hof wanneer zij haar recht-vaardiging vindt in dwingende redenen van alge-meen belang(29). Dienaangaande blijkt dat geenonderscheid hoeft te worden gemaakt tussen objec-tieve rechtvaardigingsgronden en dwingende rede-nen van algemeen belang. Dergelijke redenenmoeten immers uiteindelijk een dwingende redenvan algemeen belang vormen.

De in de onderhavige prejudiciële vraaggenoemde gronden kunnen evenwel niet alsdwingende redenen van algemeen belang wor-den beschouwd, ongeacht of zij afzonderlijk danwel in hun geheel worden beschouwd. Weliswaarmoet worden aanvaard dat het rechtszekerheids-beginsel, een algemeen beginsel van Unierecht,rechtvaardigt dat de rechtsgevolgen van een over-eenkomst in acht worden genomen, ook – voorzover dit beginsel dit gebiedt – in het geval vaneen overeenkomst die is gesloten voordat het Hofzich heeft uitgesproken over de gevolgen van hetprimaire recht voor dergelijke overeenkomsten, endie a posteriori onverenigbaar blijkt te zijn metbepaalde van deze gevolgen, maar dit beginselkan niet worden aangevoerd om een overeen-komst uit te breiden op een wijze die in strijd ismet de beginselen van gelijke behandeling ennon-discriminatie en de daaruit voortvloeiendetransparantieverplichting(30).

De omstandigheid dat de sluiting van de litigi-euze overeenkomst in het belang is van de consu-menten, die anders geen interactieve televisiedien-sten of zelfs geen commercieel aantrekkelijkdienstenpakket zouden kunnen ontvangen, valtniet echt te onderscheiden van het motief dat ver-band houdt met de waardevermindering van dezeactiviteit, maar is hiermee integendeel nauw ver-

(24) West-Vlaamse Energie- en Teledistributiemaatschappij.(25) Provinciale Brabantse Energiemaatschappij.(26) HvJ 14 november 2013, Belgacom NV, C-221/12, pt 26.(27) HvJ 14 november 2013, Belgacom NV, C-221/12, pt 27; HvJ 11 juni 2009, Hans & Christophorus Oymanns, C-300/07,

Jurispr., blz. I-4779, pt 72, en 10 maart 2011, Privater Rettungsdienst und Krankentransport Stadler, C-274/09, Jurispr.,blz. I-1335, pt 26 en aldaar aangehaalde rechtspraak.

(28) HvJ 14 november 2013, Belgacom NV, C-221/12, pt 31.(29) HvJ 14 november 2013, Belgacom NV, C-221/12, pt 38; zie naar analogie HvJ 9 september 2010, Engelmann, C-64/08,

reeds aangehaald, ptn 51 en 57 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en HvJ 10 mei 2012, Duomo Gpa e.a, C-357/10-C-359/10,nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, pt 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak.

(30) HvJ 14 november 2013, Belgacom NV, C-221/12, pt 40.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 8: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

ANN LAWRENCE DURVIAUX EN KRIS WAUTERS

MARCHÉS & CONTRATS PUBLICS 2014/3• 274 •

bonden. Deze omstandigheid geldt immers nietvoor alle consumenten op het grondgebied datdoor de kabelnetwerken van de intercommunaleswordt bestreken, maar enkel voor die welkegeabonneerd zijn op de televisiediensten die doordeze laatste werden geleverd in het kader van deactiviteiten waarvan de overdracht aan Telenet inhet hoofdgeding aan de orde is. Het feit dat deintercommunales ten gevolge van de door deinbrengakte van 1996 geregelde verdeling van degebruiksrechten op hun kabelnetwerken bepaaldediensten niet aan deze abonnees kunnen aanbie-den, verklaart waarom het commerciële productdat zij op de markt kunnen aanbieden aan aantrek-kelijkheid inboet, en dus waarom deze activiteit inwaarde vermindert(31).

1.6 Horizontale samenwerking: afwezigheid van de behartiging van een

gemeenschappelijk taak van algemeen belang

HvJ (10e k.), 16 mei 2013, verzoek om een pre-judiciële beslissing ingediend door de Consiglio diStato – Italië – Consulta Regionale Ordine Ingegneridella Lombardia e.a./ Comune di Pavia, C-564/11

1.6.1 KERNWOORDEN

Overheidsopdrachten – Richtlijn 2004/18/EG –Artikel 1, § 2, sub a) en d) – Diensten – Opdrachtvan studie en technische en wetenschappelijkeraadgeving voor de opmaak van akten voor eenstedenbouwkundig plan voor het grondgebied vaneen gemeente – Overeenkomst gesloten tussentwee openbare autoriteiten, waarvan één universi-teit – Openbare entiteit vatbaar voor kwalificatie alseconomische speler

1.6.2 SAMENVATTING

Het recht van de Unie inzake overheidsopdrach-ten verzet zich tegen een nationale regeling dietoestaat dat een contract worden gesloten, zonderoproep tot mededinging, krachtens hetwelkepublieke overheden een samenwerking opstartenwanneer – hetgeen door de verwijzende rechtermoet worden nagegaan – een dergelijk contractniet tot doel heeft de verwezenlijking van eengemeenschappelijke taak van openbare dienst te

behartigen, wanneer deze niet enkel wordtbeheerst door de overwegingen en de eisen eigenaan de verwezenlijkingen van doelen van alge-meen belang, of wanneer het contract van aard iseen private dienstverlener in een bevoorrechte situ-atie te plaatsen ten opzicht van zijn concurrenten.

Dit verzoek om een prejudiciële beslissingbetreft een geschil tussen de Consulta RegionaleOrdine Iggegneri della Lombardia (regionale raadvan de orde van ingenieurs van Lombardije) e.a. ende Comune di Pavia met betrekking tot een over-eenkomst krachtens dewelke laatstgenoemde aande Università degli Studi Di Pavia (Universiteit vanPavia, hierna: “Universiteit”) een opdracht van stu-die en technische en wetenschappelijke adviseringheeft toevertrouwd voor de opmaak van de aktenmet betrekking tot een ruimtelijk uitvoeringsplanvoor het grondgebied van de gemeente 1996. Degemeente Pavia heeft een aankondiging van selec-tie gepubliceerd met het oog op het sluiten van eenovereenkomst houdende de studieopdracht entechnische en wetenschappelijke advisering voorde redactie van aktes met betrekking tot een ruim-telijk uitvoeringsplan voor het grondgebied van degemeente 1996, maar enkel gericht aan openbareen private universitaire instellingen, omwille vanhet multidisciplinaire karakter van hun organisatieen hun wetenschappelijke structuur gericht opinnovatie. De overeenkomst werd gesloten met deUniversità degli Studi di Pavia. Hiertegen werd eenberoep ingesteld door de raad van de Orde vaningenieurs van Lombardije.

De Italiaanse rechtsleer geeft een ruime interpre-tatie aan het begrip “gemeenschappelijk algemeenbelang”(32), nu hierin wordt begrepen “het nastrevenvan een algemeen belang door de eenheden diedeelnemen aan het akkoord in overeenstemmingmet hun institutionele doelstellingen”. Deze ruimevisie rust op het idee dat de aanbestedende overheidgeen economische speler is, en dat de financiëletegenprestatie bestaat in de vergoeding van de kos-ten, zijnde elementen die reeds door het Hof vanJustitie in recente zaken werden besproken(33).

Het Hof brengt in herinnering(34) dat het meren-deel van de vragen reeds werden behandeld in hetarrest Ordine degli Ingegneri delle Provincia diLecce e.a.(35). In eerste instantie wijst het Hof erop

(31) HvJ 14 november 2013, Belgacom NV, C-221/12, pt 42.(32) HvJ 21 februari 2013, Fédération Cynologique Internationale, C-561/11, pt 17.(33) A.L. DURVIAUX en T. DELVAUX, “Droit européen des marchés et contrats publics”, RTDE 2013, nr. 2, 339-447.(34) Toepassing makend van artikel 99 van het procedurereglement van het Hof.(35) HvJ 19 december 2012, Ordine degli Ingegneri della Provincia di Lecce e.a., C-159/11, nog niet gepubliceerd.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 9: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

2014/3 OVERHEIDSOPDRACHTEN & OVEREENKOMSTEN • 275 •

dat de betrokken overeenkomst een overheidsop-dracht was beheerst door de richtlijn 2004/18/EG,nu deze enerzijds werd gesloten tussen twee aan-bestedende diensten, terwijl de aanbestedendeoverheid aan wie wordt gegund bepaalde dienstenop de markt aanbiedt (zoals in casu universitei-ten)(36), anderzijds is het voorwerp van de opdrachtactiviteiten van diensten, en ten slotte, het begrip“mits tegenprestatie”(37) kan een vergoeding betref-fen beperkt tot terugbetaling van de kosten opgelo-pen voor het leveren van de betrokken dienst(38).

In tweede instantie brengt zij in herinnering dattwee vormen van overheidsopdrachten geslotentussen openbare entiteiten niet binnen het toepas-singsgebied van het Europees Unierecht vallen: hetgaat om de situaties die voortvloeien uit een verti-cale samenwerking(39), en deze die voortvloeien uiteen horizontale samenwerking(40).

Met betrekking tot de tweede uitzondering, wijsthet Hof erop dat het overwegende deel van de acti-viteiten die het voorwerp uitmaken van deopdracht, veelal worden uitgeoefend door ingeni-eurs of architecten. Hoewel deze activiteiten weleen wetenschappelijke basis hebben, hebben deactiviteiten zelf niets te maken met wetenschappe-lijk onderzoek. Bijgevolg lijkt de opdracht die hetvoorwerp uitmaakt van de samenwerking tussen depublieke overheden zoals gevestigd in onderha-vige overeenkomst, niet de verwezenlijking vaneen taak van algemeen belang te garanderen diegemeenschappelijk is aan de Commune di Pavia enaan de universiteit(41).

In dit arrest interpreteert het Hof van Justitie, nietverrassend, op restrictieve wijze de verwezenlij-king van een gemeenschappelijke taak van alge-meen belang tussen de twee deelnemers bij hetcontract: het mag gaan om eender welke economi-sche activiteit noodzakelijk voor de verwezenlij-king van de taak van algemeen belang, maar zemoet wel een rechtstreekse band hebben met dezetaak.

1.7 Horizontale samenwerking: afwezigheid van de behartiging van een

gemeenschappelijk taak van algemeen belang

HvJ (5e k.), 13 juni 2013, Piepenbrock Dienst-leistungen GmbH & Co. KG t/Kreis Düren,C-386/11

1.7.1 KERNWOORDEN

Overheidsopdrachten – Richtlijn 2004/18/EG –Begrip overheidsopdracht – Artikel 1, lid 2, sub a –Overeenkomst tussen twee territoriale lichamen– Overdracht door lichaam van taak van reinigingvan bepaalde van zijn ruimten aan ander lichaamtegen financiële vergoeding

1.7.2 SAMENVATTING

Een overeenkomst zoals die welke in het hoofd-geding aan de orde is, waarmee, zonder eensamenwerking tussen de contracterende openbarelichamen tot stand te brengen om een gezamen-lijke taak van algemeen belang uit te voeren, eenopenbaar lichaam aan een ander openbaar lichaamde taak toevertrouwt om, tegen een financiële ver-goeding die wordt geacht overeen te stemmen metde kosten die de uitvoering van deze taak veroor-zaakt, bepaalde bureaus, bestuurs- en schoolge-bouwen te reinigen, waarbij het eerste lichaamzich het recht voorbehoudt om de goede uitvoeringvan deze taak te controleren, en het tweedelichaam een beroep mag doen op derden die voorde uitvoering van deze taak eventueel op de marktzouden kunnen optreden, is een overheidsopdrachtvoor diensten in de zin van artikel 1, lid 2, sub d,van richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parle-ment en de Raad van 31 maart 2004 betreffende decoördinatie van de procedures voor het plaatsenvan overheidsopdrachten voor werken, leveringenen diensten

Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter inweze te vernemen of als overheidsopdracht voordiensten in de zin van artikel 1, lid 2, sub d, vanrichtlijn 2004/18 moet worden beschouwd, en omdie reden aan de bepalingen van deze richtlijn isonderworpen, een overeenkomst als die welke in

(36) HvJ 19 december 2012, Ordine degli Ingegneri della Provincia di Lecce e.a., C-159/11, pt 27.(37) Opgenomen in bijlage II.1, categorie 8 van de richtlijn 2004/18/EG.(38) HvJ 19 december 2012, Ordine degli Ingegneri della Provincia di Lecce e.a., C-159/11, pt 29.(39) HvJ 18 november 1999, Teckal, C-107/98, Jurispr. blz. I-8121, pt 51; HvJ 19 december 2012, Ordine degli Ingegneri

della Provincia di Lecce e.a., C-159/11, pt 32.(40) HvJ 19 december 2012, Ordine degli Ingegneri della Provincia di Lecce e.a., C-159/11, pt 34.(41) HvJ 16 mei 2013, Consulta Regionale Ordine Ingegneri della Lombardia e.a., C-564/11, pt 38.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 10: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

ANN LAWRENCE DURVIAUX EN KRIS WAUTERS

MARCHÉS & CONTRATS PUBLICS 2014/3• 276 •

het hoofdgeding aan de orde is, waarmee eenopenbaar lichaam aan een ander openbaar lichaamde taak toevertrouwt om bepaalde bureau-,bestuurs- en schoolgebouwen te reinigen en dittweede lichaam voor de uitvoering van deze taakeen beroep mag doen op derden, tegen een finan-ciële vergoeding die wordt geacht overeen te stem-men met de kosten die de uitvoering van deze taakveroorzaakt, en waarbij het zich het recht voorbe-houdt om de goede uitvoering van deze taak tecontroleren.

Volgens hetzelfde analyseschema als in de zaakC-564/11, stelt het Hof vast dat het bestreden con-tract wel een overheidsopdracht is, in de eersteplaats opmerkende dat het niet van belang is datten eerstedeze ondernemer zelf een aanbeste-dende dienst is en, ten tweede, dat het betrokkenlichaam niet hoofdzakelijk winst nastreeft, niet alseen onderneming is georganiseerd of niet op eenregelmatige basis op de markt aanwezig is(42). Tentweede zijn activiteiten als die waarop de in gedingzijnde ontwerpovereenkomst betrekking heeft,diensten voor reiniging van gebouwen bedoeld inbijlage II A, categorie 14, bij richtlijn 2004/18(43).Ten derdemoet een overeenkomst worden geachtte zijn gesloten “onder bezwarende titel” in de zinvan artikel 1, lid 2, sub a, van richtlijn 2004/18,zelfs indien de vastgestelde vergoeding beperkt istot de terugbetaling van de kosten die zijn gemaaktom de overeengekomen dienst te verrichten(44).

Het Hof onderlijnt dat een dergelijke overeen-komst niet lijkt te behoren tot de twee types over-eenkomsten die, hoewel zij door openbare licha-men zijn gesloten, niet binnen de werkingssfeer

van het Unierecht inzake overheidsopdrachten val-len: de overeenkomsten van verticale samenwer-king(45), en de overeenkomsten inzake horizontalesamenwerking(46).

Het Hof overweegt in het bijzonder dat het voor-werp van de in geding zijnde ontwerpovereen-komst er niet in lijkt te bestaan een samenwerkingtussen de twee contracterende openbare lichamentot stand te brengen om een gezamenlijke taak vanalgemeen belang uit te voeren, en dat, onderandere, deze overeenkomst toelaat om beroep tedoen op een derde voor de uitvoering van dezetaak, zodat de derde hieruit voordeel zou kunnentrekken(47).

1.8 Horizontale samenwerking: buitengewone omstandigheden

HvJ (10e k.), 20 juni 2013, verzoek om een pre-judiciële beslissing ingediend door het TribunaleAmministrativo Regionale per l’Abruzzo – Italië –Consiglio Nazionale degli Ingegneri/Comune diCastelvecchio Subequo, Comune di Barisciano,C-352/12

1.8.1 KERNWOORDEN

Artikel 99 van het procedurereglement van hetHof – Richtlijn 2004/18/EG – Artikel 1, paragraaf 2,sub a) en d), diensten – Begrip “aanbestedendeoverheid” – Contract gesloten tussen twee publiekeentiteiten, waarvan een universiteit – Publieke enti-teit vatbaar om te worden gekwalificeerd als econo-mische speler – Buitengewone omstandigheden

(42) HvJ 13 juni 2013, Piepenbrock Dienstleistungen GmbH & Co. KG, C-386/11, pt 29.(43) HvJ 13 juni 2013, Piepenbrock Dienstleistungen GmbH & Co. KG, C-386/11, pt 30.(44) HvJ 13 juni 2013, Piepenbrock Dienstleistungen GmbH & Co. KG, C-386/11, pt 31.(45) Overeenkomsten van verticale samenwerking zijn overeenkomsten gesloten tussen een openbaar lichaam en een per-

soon die daar rechtens van onderscheiden is, wanneer dit lichaam op deze persoon toezicht uitoefent zoals op zijn eigen dien-sten en deze persoon tegelijkertijd het merendeel van zijn werkzaamheden verricht ten behoeve van het lichaam of de licha-men die hem beheersen. Dienaangaande staat vast dat geen van deze voorwaarden is vervuld bij een overeenkomst als de inhet hoofdgeding voorgenomen overeenkomst. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt immers dat in de context van het hoofdgedingallereerst geen van de lichamen een ander beheerst. Vervolgens oefent het lichaam dat de uitvoering van een taak aan hetandere lichaam toevertrouwt, hoewel het zich het recht voorbehoudt om de goede uitvoering van deze taak te controleren, ophet tweede lichaam geen toezicht uit dat kan worden gekwalificeerd als een toezicht zoals op zijn eigen diensten. Ten slotteverricht dit tweede lichaam niet het merendeel van zijn werkzaamheden voor het eerste lichaam (HvJ 13 juni 2013, Piepenb-rock Dienstleistungen GmbH & Co. KG, C-386/11, ptn 34-35).

(46) Overeenkomsten van horizontale samenwerking zijn overeenkomsten die een samenwerking tussen openbare lichamentot stand brengen, die ertoe strekt de uitvoering te verzekeren van een taak van algemeen belang die op hen gezamenlijk rust. Inbedoeld geval zijn de Unierechtelijke regels inzake overheidsopdrachten niet van toepassing voor zover dergelijke overeen-komsten uitsluitend door openbare lichamen zijn gesloten, zonder enige particuliere inbreng, geen enkele particuliere dienst-verrichter wordt bevoordeeld tegenover zijn concurrenten en de samenwerking die deze overeenkomsten tot stand brengen uit-sluitend wordt beheerst door overwegingen en eisen die verband houden met het nastreven van doelstellingen van algemeenbelang. Alle voormelde criteria zijn cumulatief, zodat een opdracht tussen openbare lichamen enkel buiten de werkingssfeervan het Unierecht inzake overheidsopdrachten kan vallen krachtens deze uitzondering indien de overeenkomst waarin dezeopdracht wordt vastgesteld aan al deze criteria voldoet. (HvJ 13 juni 2013, Piepenbrock Dienstleistungen GmbH & Co. KG,C-386/11, ptn 36-37).

(47) HvJ 13 juni 2013, Piepenbrock Dienstleistungen GmbH & Co. KG, C-386/11, pt 39.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 11: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

2014/3 OVERHEIDSOPDRACHTEN & OVEREENKOMSTEN • 277 •

1.8.2 SAMENVATTING

De richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parle-ment en de Raad van 31 maart 2004 betreffende decoördinatie van de procedures voor het plaatsenvan overheidsopdrachten voor werken, leveringenen diensten, verzet zich tegen een nationale regle-mentering die het sluiten van een overeenkomsttoelaat, zonder oproep tot mededinging, van eencontract krachtens dewelke publieke entiteiten eensamenwerking vaststelling tussen hen wanneer– hetgeen door de verwijzende rechter moet wor-den nagegaan – een dergelijk contract niet tot doelheeft de verwezenlijking van een taak van alge-meen belang gemeenschappelijk aan deze entitei-ten te garanderen, wanneer het contract niet uit-sluitend beheerst wordt door overwegingen eneisen eigen aan de vervulling van de doelstellingvan algemeen belang, of wanneer de overeenkomstvan aard is om een private dienstverlener in eenbevoorrechte situatie te plaatsen ten opzichte vanzijn concurrenten. Het feit dat een dergelijke over-eenkomst zich voordoet in een buitengewone situ-atie kan niet in overweging worden genomen, ten-zij en slechts in de mate dat de aanbestedendeoverheid bevestigd dat de toepassingsvoorwaardenvan artikel 31, punt 1, sub c) van deze richtlijn zijnverenigd.

Het verzoek om een prejudiciële beslissing steltzich in het kader van twee geschillen waarbij denationale raad van Ingenieurs zich richt tegen tweeItaliaanse gemeentes (Comune di CastelvecchioSubequo en Comune di Barisciano) met betrekkingtot de overeenkomsten krachtens welke deze tweegemeentes taken met betrekking tot ondersteu-ningsactiviteiten in de opmaak van de reconstruc-tieplannen van bepaalde delen van hun grondge-bied die zijn beschadigd als gevolg van deaardbeving die zich had voorgedaan in de omge-ving van L’Aquila op 6 april 2009, hebben toever-trouwd respectievelijk aan de Università degli StudiChietei Pescara – Dipartimento Scienze e Storiadell’ Architettura en aan de Scuola di Architettura eDesign Vittoria (SAD) dell’Università degli Studi diCamerino.

Het Hof beslist opnieuw om een beroep te doenop artikel 99 van het procedurereglement en oor-deelt derhalve per gemotiveerde ordonnantie.

Het gaat erom na te gaan over de voorwaardenvooropgesteld krachtens het arrest met betrekkingtot het principe van horizontale samenwerking (van9 juni 2009(48)), zijn verenigd, nu de kwalificatievan een overheidsopdracht in een complex regel-gevend kader en in het geheel van gelijkaardige fei-ten reeds is aangehouden(49) en in herinneringgebracht in recente arresten(50). Net als in dezaak C-564/11 is het Hof van mening dat debetwiste overeenkomsten een geheel van materiëleaspecten omvatten waarvan een belangrijk, zelfsoverwegend deel, overeenstemt met activiteiten dieveelal door ingenieurs of architecten worden uitge-oefend en die, hoewel zij wel zijn gebaseerd opeen wetenschappelijke basis, toch geen activitei-ten inhouden die een wetenschappelijk onderzoekvereisen. Bijgevolg, in tegenstelling tot wat het Hofheeft geoordeeld in punt 37 van het arrest Commis-sie/Duitsland, schijnt de taak van algemeen belangdie het voorwerp uitmaakt van de samenwerkingtussen de publieke entiteiten, niet te strekken tot deverzekering van een taak van algemeen belanggemeenschappelijk aan de universitaire instellin-gen en aan de gemeenten in het hoofdgeding(51).Het is in elk geval de taak van de verwijzenderechter om de nodige verificaties in dit kader tedoen.

Zelfs als het vanzelfsprekend zou zijn dat debeschadiging van een belangrijk deel van meerderegemeentes als gevolg van een aardbeving metzware impact een buitengewone en onvoorzieneomstandigheid zou uitmaken, dan nog kan dit nietrechtvaardigen dat een opdracht, die normaliter viaeen open aanbesteding, een gesloten aanbestedingof via een onderhandelingsprocedure met publica-tie van een bekendmaking zou moeten verlopen,rechtstreeks zou worden toegekend. Uit vasterechtspraak vloeit voort dat het beroep op dezeafwijking onderworpen is aan drie cumulatievevoorwaarden, te weten het bestaan van eenonvoorziene omstandigheid, van een dwingendehoogdringendheid onverenigbaar met de termijnvereist door de andere procedures, en een oorzake-lijk verband tussen het onvoorzienbare gebeurenen de dwingende hoogdringendheid die hieruitvoortvloeit. Gelet op zijn afwijkend karakter, moetdeze bepaling sensu stricto worden geïnterpre-teerd. Het komt dus toe aan de verwijzende rechterom na te gaan of de voorwaarden zijn verenigd inde zaken uit het hoofdgeschil, hierbij preciserend

(48) HvJ 9 juni 2009, Commissie/Duitsland, C-480/06, Rec., p. I-4747.(49) HvJ 19 december 2012, Ordine degli Ingegneri della Provincia di Lecce e.a., C-159/11.(50) HvJ 16 mei 2013, Consulta Regionale Ordine Ingegneri della Lombardia e.a., C-564/11.(51) HvJ 20 juni 2013, Consiglio Nationale degli Ingegeri, C-352/12, pt 46.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 12: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

ANN LAWRENCE DURVIAUX EN KRIS WAUTERS

MARCHÉS & CONTRATS PUBLICS 2014/3• 278 •

dat de bewijslast aan de partij toekomt die zicherop wil beroepen(52).

1.9 Begrip van “aanbestedende overheid”:publiekrechtelijke instelling

HvJ (5e k.), 12 september 2013, IVD GmbH &Co. KG t/Ärztekammer Westfalen-Lippe, C-526/11

1.9.1 KERNWOORDEN

Overheidsopdrachten – Richtlijn 2004/18/EG –Artikel 1, lid 9, tweede alinea, sub c – Begrip“publiekrechtelijke instelling” – Voorwaarde inzakefinanciering van activiteiten, of toezicht op beheer,of toezicht op activiteiten door de staat, territorialelichamen of andere publiekrechtelijke instellin-gen – Beroepsvereniging van artsen – Wettelijkbepaalde financiering door middel van bijdragenvan de leden van deze beroepsvereniging – Hoogtevan de bijdragen vastgesteld door de algemene ver-gadering van deze vereniging – Autonomie vandeze vereniging bij bepaling van de omvang enwijze van de uitvoering van haar wettelijke taken

1.9.2 SAMENVATTING

Dit arrest betreft de uitlegging van het begrip“aanbestedende overheid” in de zin van artikel 1,lid 9, tweede alinea, sub c, van richtlijn 2004/18/EGvan het Europees Parlement en de Raad van31 maart 2004 betreffende de coördinatie van deprocedures voor het plaatsen van overheidsop-drachten voor werken, leveringen en diensten. Eenpubliekrechtelijke beroepsvereniging voldoet nietaan het criterium inzake financiering in hoofdzaakdoor de overheid, wanneer deze instelling hoofd-zakelijk wordt gefinancierd door de bijdragen vanhaar leden, die zij zelf kan vaststellen en innen opgrond van een wet die de omvang en de modalitei-ten van de handelingen die deze instelling onder-neemt voor de uitvoering van haar wettelijke taken– ter financiering waarvan deze bijdragen zijnbestemd – niet regelt. De instelling voldoet even-min aan het criterium inzake het toezicht door deoverheid op het beheer op de loutere grond dat hetbesluit waarbij deze instelling de hoogte van dezebijdragen vaststelt door een toezichthoudendeinstantie moet worden goedgekeurd.

Het geschil in het kader waarvan de vraag werdgesteld, betreft een geding tussen IVD GmbH & Co.KG (hierna: “IVD”) en de Ärztekammer Westfalen-Lippe (beroepsvereniging van de artsen van Westfa-len-Lippe; hierna: “Ärztekammer”) over het besluitvan de Ärztekammer om een opdracht te gunnenaan een andere onderneming na een aanbeste-dingsprocedure. Met zijn vraag wenst de verwij-zende rechter in wezen te vernemen of artikel 1,lid 9, tweede alinea, sub c, van richtlijn 2004/18aldus moet worden uitgelegd dat een instelling alseen publiekrechtelijke beroepsvereniging voldoetaan hetzij het criterium inzake financiering inhoofdzaak door de overheid, wanneer deze instel-ling hoofdzakelijk wordt gefinancierd door bijdra-gen van haar leden, die zij gemachtigd is vast testellen en te innen op grond van een toepasselijkewet die de omvang en de modaliteiten van de han-delingen die deze instelling onderneemt voor deuitvoering van haar wettelijke taken – ter financie-ring waarvan deze bijdragen zijn bestemd – nietregelt, hetzij het criterium inzake het toezicht doorde overheid op het beheer, omdat het besluit waar-bij deze instelling de hoogte van deze bijdragenvaststelt, door een toezichthoudende instantie moetworden goedgekeurd.

Overeenkomstig artikel 1, lid 9, tweede alinea, vanrichtlijn 2004/18 is een entiteit een “publiekrechte-lijke instelling” in de zin van deze bepaling, en omdie reden onderworpen aan de bepalingen van dierichtlijn, wanneer voldaan is aan drie cumulatievevoorwaarden, te weten dat deze entiteit is opgerichtmet het specifieke doel te voorzien in behoeften vanalgemeen belang die niet van industriële of commer-ciële aard zijn (sub a), rechtspersoonlijkheid bezit(sub b), en haar activiteiten in hoofdzaak door deoverheid worden gefinancierd, of de overheid toe-zicht uitoefent op het beheer ervan, of meer dan dehelft van de leden van het bestuursorgaan, het lei-dinggevende of het toezichthoudende orgaan ervandoor de overheid zijn aangewezen (sub c).

De drie alternatieve criteria van artikel 1, lid 9,tweede alinea, sub c, van deze richtlijn drukkenalle een sterke afhankelijkheid van de overheid uit.Een dergelijke afhankelijkheid kan het de overheidimmers mogelijk maken de beslissingen van debetrokken instelling inzake overheidsopdrachten tebeïnvloeden(53). Het Hof heeft reeds geoordeeld datde drie criteria een functionele invulling(54) moeten

(52) HvJ 20 juni 2013, Consiglio Nationale degli Ingegeri, C-352/12, ptn 50-52.(53) HvJ 12 september 2013, IVD GmbH & Co. KG, C-526/11, pt 20.(54) HvJ 1 februari 2001, Commissie/Frankrijk, C-237/99, Jurispr., blz. I-939, pt 34 en aldaar aangehaalde rechtspraak; HvJ

13 december 2007, Bayerischer Rundfunk e.a., C-337/06, Jurispr., blz. I-11173.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 13: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

2014/3 OVERHEIDSOPDRACHTEN & OVEREENKOMSTEN • 279 •

krijgen, dit wil zeggen los van de formele wijzewaarop het is toegepast.

Wat om te beginnen het eerste criterium vanartikel 1, lid 9, tweede alinea, sub c, van richt-lijn 2004/18, inzake de financiering in hoofdzaakdoor de overheid, betreft, heeft het begrip financie-ring betrekking op een overdracht van financiëlemiddelen zonder specifieke tegenprestatie, om deactiviteiten van de betrokken entiteit te ondersteu-nen(55). Aangezien dit begrip functioneel moet wor-den uitgelegd, heeft het Hof geoordeeld dat het cri-terium inzake financiering in hoofdzaak door deoverheid, ook ziet op een indirecte financierings-wijze(56). Een dergelijke financiering kan gebeurenvia een bijdrage waarvan de grondslag en dehoogte bij wet zijn bepaald en opgelegd, en diegeen tegenprestatie vormt voor het daadwerkelijkegebruik van de door de betrokken instelling gele-verde diensten door de bijdrageplichtigen, enwaarvan de inningswijze het resultaat is vanbevoegdheden van openbaar gezag(57). De omstan-digheid dat een instelling formeel beschouwd dehoogte van de bijdragen die haar financiering inhoofdzaak verzekeren, zelf vaststelt, sluit niet uitdat sprake kan zijn van een indirecte financieringdie aan dat criterium voldoet. Dit is het geval wan-neer instellingen als openbare socialezekerheids-fondsen worden gefinancierd via door of voor hunverzekerden betaalde bijdragen, zonder specifieketegensprestatie, wanneer de aansluiting bij een der-gelijk fonds en de betaling van deze bijdragen bijwet zijn verplicht, wanneer de hoogte van deze bij-dragen, hoewel formeel vastgesteld door dezefondsen zelf, ten eerste, juridisch is voorgeschre-ven, aangezien de wet de door deze fondsen ver-richte prestaties en de daarmee gepaard gaande uit-gaven bepaalt en hun verbiedt hun taken metwinstoogmerk uit te voeren, en, ten tweede, doorde toezichthoudende instantie moet worden goed-gekeurd, en wanneer de bijdragen dwingend wor-den geïnd krachtens bepalingen van publiek-recht(58).

De situatie van de Ärztekammer wordt geken-merkt door de aanzienlijke autonomie die de natio-nale wet haar laat om de aard, de omvang en de

uitvoeringswijze van de handelingen die zij onder-neemt voor de uitvoering van haar taken te bepa-len, en bijgevolg om de daartoe noodzakelijkemiddelen en dientengevolge de bijdragen die zijzal vragen van haar leden vast te stellen. Deomstandigheid dat het besluit waarbij dit bedragwordt vastgesteld door een toezichthoudende over-heidsinstantie moet worden goedgekeurd, is nietdoorslaggevend, aangezien deze instantie zichertoe beperkt te controleren of de begroting van debetrokken instelling in evenwicht is, dit wil zeggendat deze instelling via de bijdragen van haar ledenen haar andere bronnen van inkomsten zich verze-kert van voldoende inkomsten ter dekking van allekosten voor haar werking op de door haarzelfbepaalde wijze(59).

Wat vervolgens het tweede criterium van arti-kel 1, lid 9, tweede alinea, sub c, van richt-lijn 2004/18, inzake het toezicht door de overheidop het beheer betreft, zij eraan herinnerd dat eentoezicht a posteriori in beginsel niet aan dit crite-rium voldoet, aangezien de overheid door een der-gelijk toezicht de beslissingen van deze instellinginzake overheidsopdrachten niet kan beïnvloe-den(60). Dit is dus in beginsel het geval voor eenalgemeen rechtmatigheidstoezicht a posteriori dooreen toezichthoudende instantie en, a fortiori, vooreen tussenkomst van deze instantie in de vorm vaneen goedkeuring van het besluit van deze instellinghoudende vaststelling van de hoogte van de bijdra-gen ter verzekering van het grootste deel van haarfinanciering, waarbij slechts wordt gecontroleerd ofde begroting van deze instelling in evenwicht is(61).

Het Hof oordeelt dat hoewel de wet haar takenen de wijze waarop haar hoofdzakelijke financie-ring moet worden georganiseerd, vaststelt en voortsbepaalt dat het besluit houdende vaststelling vande hoogte van de door haar leden verschuldigdebijdragen moet worden goedgekeurd door een toe-zichthoudende instantie, een instelling als de Ärz-tekammer feitelijk beschikt over een organisatie- enbegrotingsautonomie die eraan in de weg staat datzij wordt beschouwd als een van de overheid sterkafhankelijke instelling. De financieringswijze vaneen dergelijke instelling vormt bijgevolg geen

(55) HvJ 3 oktober 2000, University of Cambridge, C-380/98, Jurispr., blz. I-8035, pt 21.(56) HvJ 12 september 2013, IVD GmbH & Co. KG, C-526/11, pt 23.(57) Lees, in diezelfde zin: HvJ 13 december 2007, Bayerischer Rundfunk e.a., C-337/06, Jurispr., blz. I-11173, ptn 41, 42,

44, 45 en 47-49; HvJ 12 september 2013, IVD GmbH & Co. KG, C-526/11, pt 24.(58) HvJ 12 september 2013, IVD GmbH & Co. KG, C-526/11, pt 25; HvJ 11 juni 2009, Hans & Christophorus Oymanns,

C-300/07, Jurispr., blz. I-4779, ptn 53 tot 56.(59) HvJ 12 september 2013, IVD GmbH & Co. KG, C-526/11, ptn 27-28.(60) HvJ 27 februari 2003, Adolf Truley, C-373/00, Jurispr., blz. I-1931, pt 70.(61) HvJ 12 september 2013, IVD GmbH & Co. KG, C-526/11, pt 29.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 14: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

ANN LAWRENCE DURVIAUX EN KRIS WAUTERS

MARCHÉS & CONTRATS PUBLICS 2014/3• 280 •

financiering in hoofdzaak door de overheid enmaakt geen overheidstoezicht op het beheer vandeze instelling mogelijk(62).

1.10 Overheidsopdracht van werken: verkoop van een terrein door een publiek

organisme

HvJ (2e k.), 11 juli 2013, Europese Commissiet/Koninkrijk der Nederlanden, C-576/10

1.10.1 KERNWOORDEN

Niet-nakoming – Richtlijn 2004/18/EG – Wer-kingssfeer ratione temporis – Concessieovereen-komst voor openbare werken – Verkoop van terreindoor publiekrechtelijk lichaam – Door dat lichaamomschreven onroerendgoedproject voor heront-wikkeling van openbare locaties

1.10.2 SAMENVATTING

Teneinde een vastgoedproject te verwezenlijkenop haar grondgebied, dat zowel een publiek luik(sociale en culturele diensten – SPIL Centrum) eneen privaat luik (woonplaatsen en een commerci-eel centrum) omvatte, heeft de stad Eindhoven eenadviesnota “Selectie van een ontwikkelaar voor hetbuurtcentrum Doornakkers” opgemaakt, waarincriteria werden opgelijst voor de selectie van dekoper van de grond waarop het project centrumDoornakkers zou worden ontwikkeld. Deze notapreciseerde dat de overeenkomst tot verkoop zouworden gesloten onder “de gemeentelijke rand-voorwaarden en uitgangspunten c.q. hetprogramma van eisen”, en dat deze “in overeen-stemming […] met de wensen van de afne-mers/eindgebruikers” moest zijn. De in het vorigepunt genoemde randvoorwaarden en uitgangspun-ten preciseren, onder meer, de functies en de hoog-ten van de betrokken bebouwing conform het ste-denbouwkundig plan. Zij voorzien in de bouw vanappartementen en woningen, de uitbreiding vanhet bestaande zorgcentrum, een verbindingszonetussen de twee hoofdlocaties, een goede ontslui-ting, ondergronds parkeren conform de gemeente-lijke parkeernormen, behoud van waardevol groen

alsmede de creatie van een plein en van een nieuwbuurtpark. De procedure resulteerde in de totstand-koming van een verkoopsovereenkomst metbetrekking tot het betrokken perceel.

Het eerste contract werd gevolgd door een samen-werkingsovereenkomst teneinde de realisatie van debouwplannen en van een globaal bestemmingsplanin samenwerking met een architectenbureau toe telaten. Een derde contract werd gesloten met eeneigenaar van het SPIL-centrum (Woonbedrijf).

De zaak stelt een vraag met betrekking tot hettoepassingsgebied ratione temporis van de richt-lijn 2004/18/EG, en een vraag met betrekking tothet begrip “concessie van openbare werken”. HetHof zal over de eerste vraag oordelen zonder detweede aan te raken. Om deze reden zijn de con-clusies van de advocaat generaal een belangrijkebron van inlichtingen, enerzijds met betrekking totde kwalificatie van een verkoopsovereenkomst vaneen terrein die kenmerken vertoont van een over-heidsopdracht, en anderzijds met betrekking tot devraag of de overdracht van een terrein kan wordengekwalificeerd als een exploitatierecht.

De partijen beroepen zich op dezelfde tweearresten van het Hof van Justitie(63). In een eerstearrest (C-337/98) heeft het Hof een principe ver-woord en een uitzondering met betrekking tot detoepasselijkheid ratione temporis (64) van richt-lijn 93/38/EEG(65). Het principe luidt: “Enerzijds zijerop gewezen, dat de beslissing van een aanbeste-dende dienst over het type te volgen procedure enover de noodzaak van een voorafgaande oproep totmededinging om een overheidsopdracht te gun-nen, een specifieke fase van de procedure vormt,waarin de wezenlijke kenmerken van het verloopvan deze procedure worden bepaald, en die in deregel alleen in het aanvangsstadium ervan is te situ-eren. Om uit te maken of richtlijn 93/38 op dezebeslissing van toepassing is en dus om te bepalen,wat de dienaangaande uit het gemeenschapsrechtvoortvloeiende verplichtingen van de aanbeste-dende dienst waren, dient in beginsel dus te wor-den uitgegaan van het tijdstip waarop deze beslis-sing is genomen”(66). De uitzondering bestaat in deprecisering dat: “[Indien de] aangeknoopte onder-handelingen kenmerken vertonen die wezenlijk

(62) HvJ 12 september 2013, IVD GmbH & Co. KG, C-526/11, pt 30.(63) HvJ 5 oktober 2000, Commissie/Frankrijk, C-337/98, Jurispr., blz. I-8377, ptn 36 en 37 ; HvJ 19 juni 2008, pressetext

Nachrichtenagentur, C-454/06, Jurispr., blz. I-4401, ptn 34-37.(64) HvJ 11 april 2013, Commissie/Nederland, C-576/10, concl. Adv.-Gen. Wathelet, 48-60.(65) Richtlijn 93/38/EEG van de Raad van 14 juni 1993 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van

opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie, Pb. L. 199, blz. 84.(66) HvJ 11 juli 2013, Commissie/Nederland, C-576/10, ptn 36-37.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 15: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

2014/3 OVERHEIDSOPDRACHTEN & OVEREENKOMSTEN • 281 •

verschillen van de reeds gevoerde onderhandelin-gen, en die bijgevolg doen blijken van de wil vanpartijen om opnieuw te onderhandelen over dewezenlijke voorwaarden van de overeenkomst,[kan] de toepassing van de bepalingen van richt-lijn 93/38 gerechtvaardigd […] zijn”(67).

De begrippen “substantieel verschillende aan-passingen” en “essentiële voorwaarden in de over-eenkomst” werden uitgewerkt in het tweede arrest.Het betreft, volgens de klassieke definitie: voor-waarden die, wanneer zij in de oorspronkelijkeaanbestedingsprocedure waren genoemd, zoudenhebben geleid tot toelating van andere inschrijversdan die welke oorspronkelijk waren toegelaten, oftot de keuze voor een andere offerte dan die waar-voor oorspronkelijk was gekozen; wanneer zij demarkt in belangrijke mate uitbreidt tot diensten dieoorspronkelijk niet waren opgenomen; wanneer zijhet economische evenwicht van de overeenkomstwijzigt in het voordeel van de opdrachtnemer opeen wijze die door de voorwaarden van de oor-spronkelijke opdracht niet was bedoeld; vervan-ging van de contractpartner aan wie de aanbeste-dende dienst de opdracht oorspronkelijk hadtoegewezen, door een nieuwe contractpartner(68).

Het Hof overweegt, integraal de redenering vande advocaat generaal volgend, in toepassing vandeze principes op onderhavige zaak, dat de beslis-sing om het onroerendgoedproject centrum Door-nakkers te verwezenlijken zonder oproep tot mede-dinging is genomen op het tijdstip waarop hetcollege van B en W de adviesnota van 23 april2002 heeft goedgekeurd. Uit de bewoordingen vanpunt 2.5 van deze adviesnota blijkt immers dat hetfeit dat de gemeente heeft gekozen voor de vormvan de verkoop onder voorwaarden “impliceert dataanbesteding en aanbestedingsreglementen nietaan de orde zijn(69)”. Het feit dat de verdeling vanhet financiële risico voor bepaalde onderdelen vanhet project betreffende het SPIL-centrum en deovername van de kosten van de inrichting van deopenbare ruimten pas na de adviesnota van23 april 2002 definitief konden worden vastgesteld,is niet van doorslaggevend belang. Gelet op derechtspraak van het Hof kan immers geen van dezetwee bijzondere aspecten van het project centrumDoornakkers worden geacht kenmerken te verto-nen die wezenlijk verschillen van de kenmerkendie welke aanvankelijk waren voorzien. Daar

zowel de optie van de gemeente om vóór het pro-ject centrum Doornakkers geen oproep tot mede-dinging te doen als de keuze van de wezenlijkekenmerken van dat project duidelijk voortkomt uitde adviesnota van 23 april 2002, dat wil zeggentoen richtlijn 2004/18 nog niet eens was vastge-steld(70), moet worden vastgesteld dat deze richtlijnratione temporis niet van toepassing is.

1.11 Overheidsopdracht van werken: last in hoofde van projectontwikkelaars

en verkavelaars

HvJ (1e k.), 8 mei 2013, Eric Libert, Christian VanEycken, Max Bleeckx, Algemeen Eigenaars- enMede-Eigenaarssyndicaat (VZW), Olivier de Clip-pele t/Vlaamse Regering, C-197/11 en C-203/11

1.11.1 KERNWOORDEN

Fundamentele vrijheden – Beperking – Recht-vaardiging – Staatssteun – Begrip “overheidsop-dracht voor werken” – Gronden en constructies inbepaalde gemeenten – Regionale regeling die vooroverdracht daarvan vereist dat kandidaat-koper ofkandidaat-huurder beschikt over ‚voldoende band’met doelgemeente – Aan bouwheren en verkave-laars opgelegde sociale last – Fiscale stimuli en sub-sidiemechanismen

1.11.2 SAMENVATTING

De verwezenlijking van sociale woningen dievervolgens tegen geplafonneerde prijzen dienen teworden verkocht aan een openbare instelling voorsociale huisvesting of met indeplaatsstelling doordeze instelling (waarbij zij in de plaats komt van dedienstverrichter die deze woningen heeft gereali-seerd), valt onder het begrip “overheidsopdrachtvoor werken”, indien de criteria voorzien in dezebepaling zijn vervuld, hetgeen door de verwijzenderechter moet worden nagegaan.

Het Belgische Grondwettelijk Hof heeft prejudi-ciele vragen gesteld aan het Hof van justitie teneindeuitspraak te kunnen doen over het beroep tot nietig-verklaring jegens meerdere bepalingen van hetVlaams Decreet van 27 maart 2009 betreffende hetgrond- en pandenbeleid: sommige bepalingen kop-pelden aan de overdracht van terreinen en gebou-wen opgericht in bepaalde Vlaamse gemeenten het

(67) HvJ 11 juli 2013, Commissie/Nederland, C-576/10, pt 44.(68) HvJ 19 juni 2008, pressetext Nachrichtenagentur, C-454/06, Jurispr., blz. I-4401, ptn 35, 36, 37 en 40.(69) HvJ 11 juli 2013, Commissie/Nederland, C-576/10, ptn 55-56.(70) Krachtens het artikel 80, had deze richtlijn moeten zijn omgezet ten laatste op 31 januari 2006.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 16: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

ANN LAWRENCE DURVIAUX EN KRIS WAUTERS

MARCHÉS & CONTRATS PUBLICS 2014/3• 282 •

bestaan van een voldoende band tussen de kandi-daat-koper of verwerver en de betrokken gemeen-ten(71). Andere bepalingen legden een sociale lastop(72) aan verkavelaars en projectontwikkelaars (rea-lisatie van sociale woningen). Een deel van deze lastwerd gecompenseerd door fiscale steunmaatregelenen ondersteuningsmechanismen (zoals toepassingvan een verlaagd tarief inzake de belasting over detoegevoegde waarde en de registratierechten(73),infrastructuursubsidies(74), en een overnamegarantievoor gerealiseerde woningen(75)).

Het reglementair kader met betrekking tot desociale last is niet eigen aan België. In veel lidsta-ten ondernemen overheden pogingen tot het opleg-gen van een redelijk aandeel van sociale woningenop gemeentelijk grondgebied(76).

Van de 12 vragen die het Grondwettelijk Hofaan het Hof van justitie heeft gesteld, luidt er één(de 11e) als volgt: “Dient het begrip‚ overheidsop-dracht voor werken” in artikel 1, lid 2, sub b, vanrichtlijn [2004/18] aldus te worden uitgelegd dathet van toepassing is op een regeling die als gevolgheeft dat aan het afgeven van een bouw- of verka-velingsvergunning met betrekking tot een projectvan een bepaalde minimale omvang van rechts-wege een sociale last wordt gekoppeld die bestaatin het realiseren, ten belope van een bepaald per-centage van het project, van sociale woningen dievervolgens tegen geplafonneerde prijzen dienen teworden verkocht aan of met indeplaatsstelling dooreen openbare instelling?”(77).

Het Hof stelt dat zij niet over alle vereiste gege-vens beschikt om te kunnen antwoorden op devraag of de vier voorwaarden van een overheidsop-dracht zijn vervuld in onderhavige zaak, te weten

(1) een schriftelijke (2) overeenkomst (3) onderbezwarende titel die tussen een ondernemer en eenaanbestedende dienst (4) is gesloten en betrekkingheeft op hetzij de uitvoering, hetzij zowel het ont-werp als de uitvoering van werken in het kader vaneen van de in bijlage I bij deze richtlijn vermeldewerkzaamheden of van een werk, dan wel hetlaten uitvoeren met welke middelen dan ook vaneen werk dat aan de door de aanbestedende dienstvastgestelde eisen voldoet.

Zij eindigt nochtans met de vaststelling dat deverwezenlijking van sociale woningen die vervol-gens tegen geplafonneerde prijzen dienen te wor-den verkocht aan een openbare instelling voorsociale huisvesting of met indeplaatsstelling doordeze instelling (waarbij zij in de plaats komt van dedienstverrichter die deze woningen heeft gereali-seerd), valt onder het begrip “overheidsopdrachtvoor werken” in de zin van artikel 1, lid 2, sub b,van richtlijn 2004/18 wanneer de criteria van dezebepaling zijn vervuld; het staat aan de verwijzenderechter na te gaan of dit het geval is. Zij laat hetderhalve aan het Grondwettelijk Hof over om hetantwoord op deze vraag na te gaan.

Het ongemak van het Hof van Justitie is dus evengroot als dat van practici sedert het arrest metbetrekking tot de herkwalificatie van de site van deScala van Milaan (beter gekend onder de naamarrest Ordine degli Architetti)(78). De lezer zal zichherinneren dat in dit arrest, in een redenering die inde rechtsleer zwaar werd bekritiseerd(79), en dat hetadvies van de Advocaat Generaal tegensprak, hetHof van Justitie in de verwezenlijking van deze ste-denbouwkundige last, opgelegd bij de afleveringvan de stedenbouwkundige vergunning (verwezen-

(71) Deze eerste vraag houdt geen band met het voorwerp van huidige kroniek. Het Hof overweegt dat de bepaling van hetVlaams Decreet, zelfs als zij onafhankelijk van de nationaliteit van de rechtsonderhorigen van toepassing is, beperkingen inhou-den op de vrijheden gegarandeerd door het artikel 21 VWEU, en, in hun respectievelijk domein, het artikel 45 VWEU,49 VWEU, 56 VWEU en 63 VWEU alsook de artikelen 22 en 24 van de richtlijn 2004/38. Indien de nationale maatregelen deuitoefening van de fundamentele vrijheden minder eenvoudig maken, kunnen deze toch worden toegelaten, op voorwaarde datzij een doelstelling van algemeen belang nastreven, dat zij geschikt zijn om dit doel te verwezenlijken, en dat zij niet verdergaan dan nodig is om dit doel te bereiken. In onderhavig geval werd de maatregel niet evenredig geacht met de nagestreefdedoelstelling.

(72) De tekst wijst aan dat een sociale last is gekoppeld aan een stedenbouwkundige vergunning. Het decreet bpaalt ook deuitvoeringsmodaliteiten van de sociale last (art. 4.1.17 van het decreet van 27 maart 2009).

(73) Artikel 4.1.20, § 3 tweede alinea, van het Vlaams Decreet van 27 maart 2009 betreffende het Grond-en pandendecreet.(74) Artikel 4.1.23 van het Vlaams Decreet van 27 maart 2009 betreffende het Grond-en pandendecreet.(75) Artikel 4.1.21 van het Vlaams Decreet van 27 maart 2009 betreffende het Grond-en pandendecreet.(76) R. NOGUELLOU, “Obligations imposées à un constructeur et marchés publics de travaux”, RDI 2013, 369.(77) HvJ 4 oktober 2012, Libert, Van Eycken, Bleeckx e.a., C-197/11 en C-203/11, conclusie Adv.-Gen. Mazak, ptn 80-92.(78) HvJ 12 juli 2001, Ordine degli Architetti e.a., C-399/98, Rec., p. I-5409, concl. Ph. Léger.(79) A.L. DURVIAUX, Logique de marché et marchés publics en droit communautaire. Analyse critique d’un système, Bruxel-

les, Larcier, 2006, 54-56; L. RICHER, “Une définition communautaire du marché de travaux : un arrêt récent de la Cour de Justicerelatif à un projet d’urbanisme à Milan précise la notion de marchés de travaux”, ACCP, n° 4, octobre 2001, 61-63; J.-M. BELOR-GEY, S. GERVASONI en C. LAMBERT, “Chronique de droit communautaire”, AJDA 2001, p. 948 e.v.: les auteurs font un rapproche-ment avec la solution retenue par le C.E. fr., 30 mai 1975, Société d’équipement de la région montpelliéraine, Rec., p. 326 ;AJDA 1975, p. 345 e.v., obs. M. DE FRANC en M. BOYON.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 17: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

2014/3 OVERHEIDSOPDRACHTEN & OVEREENKOMSTEN • 283 •

lijking van een theater alvorens dit eigendom werdvan de aanbestedende overheid), een mechanismehad gezien van een impliciet mandaat ten bate vande aanbestedende overheid, waarvan het belang-rijkste gevolg erin bestond dat de private promotorhet overheidsopdrachtenrecht moest toepassen omeen onderneming te kiezen die de constructiewer-ken zou uitvoeren ter verwezenlijking van debetrokken last.

De redenering van het Hof van Justitie scheen teimpliceren dat de kwalificatie van een overheids-opdracht van werken ook gevolgen kan hebbenvoor juridische aktes, zowel eenzijdig als contrac-tueel, die ontstaan in het kader van complexe rela-ties tussen meerdere betrokkenen, doordat menzoekt naar elementen die binnen de Unierechte-lijke definitie vallen! Doordat de verkavelaar wordtvrijgesteld, tijdens de uitoefening van werken, vande betaling van datgene wat in bepaalde rechtsor-des de “stedenbouwkundige last” wordt genoemd,ontstaat er een overeenkomst onder bezwarendetitel. Er ontstaat dus een wederkerige relatie die detoepassing van het overheidsopdrachtenrecht metzich meebrengt. Maar de verplichting om het over-heidsopdrachtenrecht toe te passen wordt dan welopgelegd aan de verkavelaar… voor rekening vande aanbestedende overheid. Nu de consensueleverhouding onder bezwarende titel niet volstaat omde verplichting in hoofde van de verkavelaar uit teleggen, heeft het Hof van Justitie zijn analyse ver-volledigd, door het criterium van de overdracht vande eigendom in het patrimonium van de aanbeste-dende dienst aan het einde van de werken aan tenemen, een criterium dat zij nochtans had verwor-pen op andere gelegenheden(80). De identificatievan een “openbaar gebouw” schijnt ook op belang-rijke wijze de interpretatie aangehouden door hetHof van Justitie te hebben beïnvloed.

Eén van de auteurs heeft dit arrest bekritiseerd,in het bijzonder omdat een functionele interpretatiedoor het Hof van Justitie tot gevolg heeft dat de pri-vate verkavelaar een inmededingingstelling moetwaarborgen voor de verwezenlijking van de wer-ken. Echter, hij geniet daarbij niet dezelfde voor-rechten als de aanbestedende overheid in de keuzevan de onderneming waarmee hij samenwerkt,zoekend naar de maximalisatie van zijn winsten.

De private verkavelaar wordt verondersteld ratio-nele keuzes te maken.

Dit arrest heeft onzekerheid gecreëerd omtrentde toepassing van het overheidsopdrachtenrechtinzake complexe vastgoedoperaties (of op elk pro-ject dat niet eenvoudig bestaat uit een aannemings-overeenkomst tussen een aanbestedende overheiden de onderneming waarmee deze samenwerkt).

Het arrest Helmut Müller (81) heeft de talrijkeonzekerheden beperkt door een heldere en rede-lijke grens te stellen aan de draagwijdte van hetbegrip overheidsopdracht, door omtrent het vierdecriterium te bepalen dat dit niet kan bestaan in hetenkele feit dat een overheidsdienst een aantal hemvoorgelegde bouwplannen onderzoekt of eenbesluit neemt in de uitoefening van zijn regule-rende bevoegdheden inzake stedenbouw. Hetarrest stelt een nieuwe ruimere lezing voor van hettweede criterium (de last), het rechtstreeks econo-misch belang van de aanbestedende overheid, wel-iswaar blijft dit laatste afhankelijk van de concreti-sering in de feiten.

Het had opportuun geweest indien het Hof een-voudigweg had gesteld in deze zaak dat de kwalifi-catie van een overheidsopdracht uitgesloten isomdat er geen overeenkomst bestaat waarvan dedoelstelling bestaat in de uitvoering van werken.De reglementering (Vlaams decreet van 27 maart2009) legt een sociale last op die de vorm aan-neemt van werken. De verkoop van een gebouwdgoed (er is immers wel een verkoopsovereenkomstomtrent het gebouwde goed aan een sociale huis-vestingsmaatschappij) valt niet onder het toepas-singsgebied van de richtlijnen.

Het Hof heeft hier een kans gemist om een dui-delijk onderscheid te maken tussen een handelingdie voortvloeit uit een contractuele verhouding meteen tegenpartij op basis van mededinging voorzientussen economische actoren, en het project datwordt opgelegd door de regelgeving in de vormvan een last, voor een verkoopprijs die wordtgeplafonneerd door de reglementering inzake soci-ale huisvesting(82).

De vraag is niet louter vormelijk, maar wel fun-damenteel. Het overheidsopdrachtenrecht geeftimmers een dergelijke definitie aan het begrip

(80) In het bijzonder in het arrest HvJ 26 april 1994, Europese Commissie/Italië, C-272/91, Rec. 1994, p. I-1409 e.v.(81) HvJ 25 maart 2010, Helmüt Muller, C-451/08, Rec., p. I-02673; CMP 2010, n° 5, comm. 164, noot ZIMMER; Zie tevens,

een eerste toepassing van de rechtspraak Helmüt Muller: HvJ 26 mei 2011, Commissiee c/Spanje, C-306/08, concl. Adv.-Gen.N. Jääskinen; M. AUBERT, E. BROUSSY en F. DONNAT, “Chronique de jurisprudence de la C.J.U.E.”, AJDA 2011, 1614.

(82) Het gaat hier niet om een onderhandelde prijs, zoals de advocaat-generaal stelt in punt 91 van zijn besluiten in huidigezaak, nu de onderhandelingsbevoegdheid van economische spelers in het kader van de gunning van overheidsopdrachten isbeperkt door het secundair recht zonder enige betrekking op de kwalificatie van een overheidsopdracht.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 18: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

ANN LAWRENCE DURVIAUX EN KRIS WAUTERS

MARCHÉS & CONTRATS PUBLICS 2014/3• 284 •

“overheidsopdracht”, zodat in die situatie gedetail-leerde bepalingen toepasselijk zijn inzake de gun-ning van de overeenkomst. Echter, de inmededin-gingstelling moet ook nog mogelijk zijn, wat hierniet het geval is.

1.12 Overheidsopdracht van werken en subsidies

HvJ, 26 september 2013, Frankrijk c/Commissie,met concl. Adv.-Gen. Kokott, C-115/12

1.12.1 KERNWOORDEN

Hogere voorziening – Europees Fonds voor regi-onale ontwikkeling (EFRO) – Structurele bijstands-verlening van de Gemeenschap in de regio Martini-que – Vermindering van financiële bijstand –Overheidsopdrachten voor de uitvoering van wer-ken – Overeenstemming van acties met bepalingenvan de Unie – Coördinatie van de procedures voorhet plaatsen van overheidsopdrachten voor de uit-voering van werken – Richtlijn 93/37/EEG – Arti-kel 2 – Begrip “rechtstreekse subsidie” – Begrip,inrichtingen voor sportbeoefening, recreatie envrijetijdsbesteding

1.12.2 SAMENVATTING

Het artikel 2, paragraaf 2 van de richtlijn 93/37beoogt niet alle sportieve, recreatieve en vrijetijds-uitrusting, maar enkel deze van algemeen belang,zoals groene ruimtes te beschikking van hetpubliek, sportinfrastructuur, bibliotheken enmusea, die het voorwerp uitmaken van een recht-streekse subsidie.

Aan de oorsprong van het geschil ligt een privaatbouwproject (2003) in de Franstalige regio vanMartinique, met als doelstelling de renovatie en uit-breiding van een vakantiedorp uitgebaat door eenparticuliere onderneming, dat voor meer dan 50%werd gefinancierd door een publieke overheid(meer bepaald het EFRO), dat werd gerealiseerdzonder inachtneming van de wetgeving overheids-opdracht. De Commissie had om deze reden definanciële deelname van EFRO stopgezet perbeslissing van 28 juli 2010.

Onmiddellijk rijst de vraag of een vakantiedorpkan worden gekwalificeerd als een soort sportieve,recreatieve of vrijetijdsuitrusting die, bij een finan-

ciering van 50% door de publieke overheid, deverplichting met zich meebrengt om het overheids-opdrachtenrecht toe te passen in hoofde van de pri-vate persoon die publieke fondsen ontvangt. Even-eens rijst de vraag of een fiscale gunstmaatregelkan worden begrepen als een subsidie.

Het Hof brengt terecht in herinnering dat hetbegrip “rechtstreekse subsidie” uit de richt-lijn 93/37/EG geen betrekking heeft op personen,maar op de betrokken werkzaamheden. Het Hofgeeft, hetgeen in overheidsopdrachtenreglemente-ring zelden voorkomt, een enge interpretatie aande tekst eerder dan een teleologische interpretatiedie een brede lezing van het toepassingsgebied vande overheidsopdrachten-reglementering met zichmeebrengt, door te onderlijnen dat het begriprechtstreekse “subsidie” voorzien door richt-lijn 93/37/EG geen fiscale steunmaatregelen omvat.

Eenzelfde enge interpretatie van artikel 2, para-graaf 2 van richtlijn 93/37/EG is gekozen door hetHof dat van mening is dat het begrip “inrichtingenvoor sportbeoefening, recreatie en vrijetijdsbeste-ding” in de zin van artikel 2, lid 2, van richt-lijn 93/37, beperkt is tot inrichtingen die voldoenaan de collectieve behoeften van de gebruikerzoals groene ruimtes ter beschikking stellen van hetpubliek, sportinfrastructuur, bibliotheken enmusea(83).

1.13 Mogelijkheid om zijn kandidatuur aan te vullen na de datum van indiening

van de offertes

HvJ (10e k.), 10 oktober 2013, Ministeriet forForskning, Innovation og Videregaende Uddannel-ser t/Manova A/S, C-336/12

1.13.1 KERNWOORDEN

Prejudiciële verwijzing – Overheidsopdrach-ten – Richtlijn 2004/18/EG – Beginsel van gelijkebehandeling – Niet-openbare procedure – Aankon-diging van opdracht – Verzoek tot opneming vanlaatst gepubliceerde balans in inschrijvingsdossier– Ontbreken van die balans in dossier vanbepaalde gegadigden – Mogelijkheid voor aanbe-stedende dienst gegadigden te verzoeken diebalans over te leggen na afloop van termijn voorindienen van inschrijvingsdossiers

(83) HvJ 26 september 2013, Franse Republiek, C-115/12, pt 72.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 19: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

2014/3 OVERHEIDSOPDRACHTEN & OVEREENKOMSTEN • 285 •

1.13.2 SAMENVATTING

Het beginsel van gelijke behandeling moet aldusworden uitgelegd dat het zich niet ertegen verzetdat een aanbestedende dienst na afloop van deinschrijvingstermijn om deel te nemen aan eenoverheidsopdracht een gegadigde verzoekt docu-menten over te leggen waarin diens situatie wordtbeschreven, zoals de gepubliceerde balans, enwaarvan objectief kan worden vastgesteld dat zijdateren van voor het einde van de inschrijvingster-mijn om deel te nemen aan een aanbestedingspro-cedure, voor zover de stukken van die aanbeste-ding niet uitdrukkelijk de overlegging ervanvoorschreven op straffe van uitsluiting van deinschrijving. Een dergelijk verzoek mag niet tenonrechte in het voordeel of nadeel zijn van degegadigde of gegadigden tot wie dit verzoek isgericht.

Het verzoek om een prejudiciële beslissingbetreft de uitlegging van het beginsel van gelijkebehandeling, zoals opgenomen in artikel 2 van derichtlijn 2004/18/EG in het kader van de gunningvan een overheidsopdracht van niet-prioritairediensten(84).

Overeenkomstig artikel 21 van richtlijn 2004/18zijn voor de plaatsing van opdrachten voor het ver-lenen van in bijlage II B bij die richtlijn bedoeldediensten weliswaar alleen de artikelen 23 en 35,lid 4, van die richtlijn van toepassing, maar dieopdrachten zijn aan de fundamentele Verdragsre-gels en de algemene beginselen van het Unierechtonderworpen wanneer zij een duidelijk grensover-schrijdend belang vertonen(85). Na haar vaste recht-spraak in herinnering te hebben gebracht omtrenthet beginsel van gelijke behandeling en de transpa-rantieplicht, vertrekt het Hof van de redenering diezij reeds heeft ontwikkeld met betrekking tot devraag hoe gegevens met betrekking tot de offerte

kunnen worden aangepast of aangevuld, omdat zijeen eenvoudige verduidelijking vereisen, of ommanifest materiële fouten(86) te beëindigen. Ten eer-ste kan de vraag tot verduidelijking pas wordengesteld nadat de aanbestedende overheid kennisheeft van alle offertes en moet deze in beginsel aanalle inschrijvers op dezelfde wijze worden gecom-municeerd, die zich in dezelfde situatie bevin-den(87). Ten tweede dient de vraag op alle elemen-ten betrekking hebben die verduidelijkingvereisen(88). Ten derde mag het proces niet totgevolg hebben dat een nieuwe offerte wordt inge-diend(89). Ten slotte, in de uitoefening van de dis-cretionaire bevoegdheid waarover hij beschikt metbetrekking tot de mogelijkheid van de vraag omverduidelijking, moet de aanbestedende overheidde inschrijvers op gelijke en loyale wijze behande-len, zodat een vraag om verduidelijking niet deindruk mag geven, tijdens de selectieprocedure enin het licht van het resultaat hiervan, dat bepaaldeinschrijvers, die het voorwerp uitmaken van dezevraag, werden bevoordeeld of benadeeld(90).

Die conclusie, die betrekking heeft op de doorinschrijvers ingediende inschrijvingen, kan wor-den toegepast op inschrijvingsdossiers die wordeningediend in de fase van voorafgaande selectie vangegadigden in een beperkte procedure(91). De aan-bestedende dienst kan dus verzoeken de gegevensvan dit dossier gericht te verbeteren of aan te vul-len, voor zover dat verzoek betrekking heeft opgegevens, zoals de gepubliceerde balans, waarvanobjectief kan worden vastgesteld dat zij daterenvan voor het einde van de inschrijvingstermijn omdeel te nemen aan een aanbestedingsprocedure.De situatie is uiteraard anders indien volgens deaanbestedingsstukken het ontbrekende stuk of deontbrekende informatie op straffe van uitsluitingmoet worden verstrekt. Een aanbestedende dienstdient immers nauwgezet de door hemzelf vastge-stelde criteria in acht te nemen(92).

(84) Artikel 21 van de richtlijn. Categorie 24 van bijlage II B met betrekking tot onderwijsdiensten en professionele vormingwerd in huidig geschil beoogd.

(85) HvJ 18 november 2010, Commissie/Ierland, C-226/09, Jurispr., blz. I-11807, ptn 29 en 31.(86) HvJ 29 maart 2012, SAG ELV Slovensko e.a., nog C-599/10, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, ptn 36 en 37.(87) HvJ 29 maart 2012, SAG ELV Slovensko e.a., C-599/10, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, ptn 42 en 43.(88) HvJ 29 maart 2012, SAG ELV Slovensko e.a., C-599/10, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, pt 42.(89) HvJ 29 maart 2012, SAG ELV Slovensko e.a., C-599/10, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, pt 40.(90) HvJ 29 maart 2012, SAG ELV Slovensko e.a., C-599/10, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, pt 41.(91) HvJ 10 oktober 2013, Ministeriet for Forskning, Innovation og Videregående Uddannelser, C-336/12, pt 38.(92) HvJ 10 oktober 2013, Ministeriet for Forskning, Innovation og Videregående Uddannelser, C-336/12, pt 40 ; zie in die

zin HvJ 29 april 2004, Commissie/CAS Succhi di Frutta, C-496/99, Jurispr., blz. I-3801, pt 115.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 20: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

ANN LAWRENCE DURVIAUX EN KRIS WAUTERS

MARCHÉS & CONTRATS PUBLICS 2014/3• 286 •

1.14 Mogelijkheid voor een economische speler om de capaciteiten van andere

eenheden te laten gelden en een systeem van certificering

HvJ (5e k.), 10 oktober 2013, Swm Costruzioni 2SpA, Mannochi Luigino DI t/Provincia di Fermo,C-94/12

1.14.1 KERNWOORDEN

Selectie – Economische en financiële draag-kracht – Mogelijkheid voor ondernemer, draag-kracht van andere entiteiten in te roepen – Certifi-ceringssysteem – Verbod om voor uitvoering vanwerken van een zelfde categorie verklaringen vanmeerdere entiteiten in te roepen

1.14.2 SAMENVATTING

Artikel 47, lid 2, en artikel 48, lid 3, van richt-lijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en deRaad van 31 maart 2004 betreffende de coördina-tie van de procedures voor het plaatsen van over-heidsopdrachten voor werken, leveringen en dien-sten, gelezen in samenhang met artikel 44, lid 2,van deze richtlijn, moeten aldus worden uitgelegddat zij in de weg staan aan een nationale bepalingzoals die in het hoofdgeding, op grond waarvanhet ondernemers die deelnemen aan een proce-dure voor de gunning van een overheidsopdrachtvoor de uitvoering van werken in de regel verbo-den is om voor een zelfde kwalificatiecategorie dedraagkracht van meerdere ondernemingen in teroepen.

De vraag van de overwegingname van de capa-citeit van derden voor het vervullen van de eisendie door de aanbestedende overheid wordengesteld met betrekking tot de economische, financi-ele en technische capaciteiten werden grotendeelsbehandeld door het Hof van Justitie door driebekende arresten: Ballast Nedam I, II en Holst Ita-lia(93). In het eerste arrest heeft het Hof overwogen“dat een holdingmaatschappij die zelf geen werken

uitvoert, niet van deelneming aan de proceduresvoor overheidsopdrachten voor de uitvoering vanwerken kan worden uitgesloten op de grond dathaar dochterondernemingen, die de werken uitvoe-ren, zelfstandige rechtspersonen zijn, indien zij kanbewijzen dat zij werkelijk kan beschikken over demiddelen van de dochters die voor de uitvoeringvan de opdrachten noodzakelijk zijn”(94). In hettweede arrest heeft het Hof de redenering omgezetnaar het kader van de een capaciteitscertificering-systeem (het Belgisch systeem van erkenning vanondernemingen voor werken, zeer vergelijkbaarmet het Italiaanse certificeringsysteem aan het hartvan huidige kwestie). Het Hof interpreteert hetwoord “kan” alsof dit een recht verschaft in hoofdevan de economische spelers. Zij concludeert dat“bij het evalueren van de technische capaciteit vaneen vereniging, de overheid de verplichting heeftom rekening te houden met de technische capaci-teit van de ondernemingen die deel uitmaken vande groep”(95).

In de derde zaak heeft het Hof haar recht-spraak van Ballast Nedam Groep I en II beves-tigd, door op een algemene manier te bevestigendat een ondernemer zich mocht beroepen op decapaciteiten van andere leden van de groep,ongeacht de juridische aard van de met henbestaande banden. Het Hof sprak uit dat eeninschrijver niet van een procedure kan wordenuitgesloten op de enkele grond dat hij voor de uit-voering van de opdracht middelen wil inzettendie niet hemzelf, maar aan een of meerdereandere entiteiten ter beschikking staan (96).

Het Unierecht vereist dus niet dat een inschrijverin staat is om rechtstreeks de dienst vereist door deopdracht met zijn eigen middelen te verwezenlij-ken(97), maar hij moet wel kunnen aantonen dat hijover de middelen van andere entiteiten kan beschik-ken(98).

Deze rechtspraak werd gecodificeerd in de richt-lijn 2004/18(99), in het bijzonder in de artikelen 47,48 en 52, aan de basis van huidig geschil.

Het Hof verduidelijkt deze teksten door hundraagwijdte te bevestigen: “het stelselmatige

(93) HvJ 14 april 1994, Ballast Nedam Group, C-389/92, Rec., p. I-1289; HvJ 18 december 1997, Ballast Nedam Groep,C-5/97, Rec., p. I-7549, HvJ 2 december 1999, Holst Italia, C-176/98, Rec., p. I-8607.

(94) In herinnering gebracht in HvJ 28 februari 2013, Swm Costruzioni 2 SpA, C-94/12, concl. Adv.-Gen. Jääskinen, pt 20.(95) HvJ 28 februari 2013, Swm Costruzioni 2 SpA, C-94/12, concl. Adv.-Gen. Jääskinen, pt 21.(96) HvJ 2 december 1999, Holst Italia, C-176/98, Rec., p. I-8607, pt 31; HvJ 28 februari 2013, Swm Costruzioni 2 SpA,

C-94/12, concl. Adv.-Gen. Jääskinen, pt 22.(97) HvJ 23 december 2009, CoNISMa, C-305/08, Jurispr., blz. I-12129, pt 41 en de aldaar aangehaalde rechtspraak.(98) HvJ 18 maart 2004, Siemens en ARGE Telekom, C-314/01, Jurispr., blz. I-2549, pt 44 en de aldaar aangehaalde recht-

spraak.(99) Zie in het bijzonder de artikelen 47, 48 en 52.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 21: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

2014/3 OVERHEIDSOPDRACHTEN & OVEREENKOMSTEN • 287 •

gebruik van de meervoudsvorm in die bepalingen[wijst] erop dat deze de gegadigden of inschrijversin beginsel niet verbieden de draagkracht vanmeerdere derde entiteiten in te roepen om aan tetonen dat zij voldoen aan een minimumdraag-krachtniveau. Die bepalingen leggen een gega-digde of inschrijver vooral geen principeverbod opom de draagkracht van een of meer derde entitei-ten in te roepen naast zijn eigen draagkracht, om tevoldoen aan de door een aanbestedende dienstvastgestelde criteria”(100).

Uit één en ander volgt dat op grond van richt-lijn 2004/18 de draagkracht van meerdere onder-nemers mag worden gecumuleerd om aan de doorde aanbestedende dienst vastgestelde minimumca-paciteitseisen te voldoen, mits bij die dienst wordtaangetoond dat de gegadigde of inschrijver die dedraagkracht van één of meer andere entiteiteninroept inderdaad zal beschikken over de middelenvan die entiteiten die voor de uitvoering van deopdracht noodzakelijk zijn.

Deze uitlegging strookt met het doel overheids-opdrachten open te stellen voor een zo grootmogelijke mededinging(101), wat de betrokken richt-lijnen niet alleen ten gunste van de ondernemersnastreven, maar ook ten gunste van de aanbeste-dende diensten(102).

Het Hof geeft evenwel toe dat het niet is uitge-sloten dat werkzaamheden bijzonderheden verto-nen die een bepaalde draagkracht vereisen dieniet kan worden verkregen door de kleineredraagkracht van meerdere ondernemingen bijelkaar te brengen. In een dergelijke situatie zou deaanbestedende dienst mogen verlangen dat éénondernemer het minimumniveau van de betrok-ken draagkracht heeft of, in voorkomend geval– krachtens artikel 44, lid 2, tweede alinea, vanrichtlijn 2004/18 – dat de draagkracht door eenbeperkt aantal ondernemers wordt geleverd, voorzover deze vereiste verband zou houden met enin verhouding zou staan tot het voorwerp van deopdracht.

Omdat dit een uitzonderlijke situatie betreft, ver-zet richtlijn 2004/18 zich ertegen dat bedoelde ver-eiste door het nationale recht tot een algemeneregel wordt verheven, zoals is gebeurd krachtensartikel 49, lid 6, van wetsdecreet 163/2006(103).Deze bepaling voorzag namelijk dat het onderne-mers die deelnemen aan een procedure voor de

gunning van een overheidsopdracht voor de uit-voering van werken in de regel verboden is omvoor een zelfde kwalificatiecategorie de draag-kracht van meerdere ondernemingen in te roepen.De aanbestedende overheid kon in de besteksbepa-lingen nochtans toelaten dat de bekwaamheid vanmeerdere ondernemingen in aanmerking kondenworden genomen.

1.15 Onderhandelingen over een offerte die niet voldoet aan de dwingende vereisten:

onmogelijkheid

HvJ (4e k.), 5 december 2013, Nordecon AS,Ramboll Eesti AS t/Rahandusministeerium, C-561/12

1.15.1 KERNWOORDEN

Overheidsopdrachten – Gunningsprocedure dooronderhandelingen met bekendmaking – Mogelijk-heid voor aanbestedende dienst om te onderhande-len over inschrijvingen die niet voldoen aan inbestek genoemde dwingende eisen van technischespecificaties

1.15.2 SAMENVATTING

Artikel 30, lid 2, van richtlijn 2004/18/EG vanhet Europees Parlement en de Raad van 31 maart2004 betreffende de coördinatie van de procedu-res voor het plaatsen van overheidsopdrachtenvoor werken, leveringen en diensten, staat de aan-bestedende dienst niet toe te onderhandelen metindieners van inschrijvingen die niet beantwoordenaan de dwingende eisen van de technische specifi-caties van de opdracht.

De aanbestedende dienst dient er in, ofschoonhij in het kader van een onderhandelingsproce-dure van gunning door onderhandelingenbeschikt over onderhandelingsbevoegdheid, altijdzorg voor te dragen dat aan de eisen van deopdracht waaraan hij een dwingend karakter heeftgegeven, wordt voldaan. Als dat niet het gevalwas, zou aan het beginsel volgens hetwelk aanbe-stedende diensten transparantie betrachten in hunhandelen afbreuk worden gedaan. De verplichtingtot transparantie heeft in essentie tot doel te waar-borgen dat elk risico van favoritisme en willekeur

(100) HvJ 10 oktober 2013, Swm Costruzioni 2 SpA, C-94/12, pt 30.(101) HvJ 23 december 2009, CoNISMa, C-305/08, Jurispr., blz. I-12129, pt 37 en de aldaar aangehaalde rechtspraak.(102) HvJ 10 oktober 2013, Swm Costruzioni 2 SpA, C-94/12, pt 34.(103) HvJ 10 oktober 2013, Swm Costruzioni 2 SpA, C-94/12, ptn 35 en 36.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier

Page 22: Europees Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten … · 2015. 4. 29. · DOCTRINE • RECHTSLEER EUROPEES UNIERECHT INZAKE DE GUNNING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN OVERHEIDSOVEREENKOMSTEN

DOCTRINE • RECHTSLEER

ANN LAWRENCE DURVIAUX EN KRIS WAUTERS

MARCHÉS & CONTRATS PUBLICS 2014/3• 288 •

door de aanbestedende dienst wordt uitgeban-nen(104).

Het toelaatbaar achten van een inschrijving dieniet voldoet aan de dwingende eisen zou, met hetoog op de onderhandelingen, aan de vaststellingvan dwingende voorwaarden in de aanbestedings-

procedure elk nut ontnemen en de aanbestedendedienst niet in staat stellen de onderhandelingen metde inschrijvers op een voor deze inschrijversgemeenschappelijke basis, en, bijgevolg, op voetvan gelijkheid, te voeren.

(104) HvJ 29 maart 2012, SAG ELV Slovensko e.a., C-599/10, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, pt 25.

[email protected] Unierecht inzake de gunning van overheidsopdrachten en overheidsovereenkomstenÉditions Larcier - © Groupe Larcier