Upload
others
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Naam: Bart van Winsen
Studentnummer: 311214
Begeleider: Drs. H.J. Bouwer
Sectie: Accounting, Auditing & Control
1
BACHELORSCRIPTIE Een empirisch verklarend literatuuronderzoek
naar de value gap tussen de beurs- en
balanswaarde van een onderneming
20 september 2023
Inhoudsopgave
1. Inleiding 31.1 Aanleiding 31.2 Relevantie en Onderzoeksvraag 4
2. Relevante theorie 62.1 De boekwaarde van een onderneming 62.3 Verschil tussen de boek- en marktwaarde; de value gap 92.4 Conclusie 12
3. Human Capital 143.1 Definities van intellectueel kapitaal 143.2 Human Capital 153.3 Opname op de balans 163.4 Voor- en nadelen opnemen van Human Capital 183.5 Conclusie 20
4. Human Capital in de externe verslaggeving 214.1.1 Intangible Assets Monitor 224.1.2 Global Reporting Initiative 234.2 Onderzoek naar human capital in externe verslaggeving 254.3 Conclusie 26
5. Conclusie 28
6 Literatuurlijst 29
2
1. Inleiding
In dit hoofdstuk zal achtereenvolgens de aanleiding tot het schrijven van dit onderzoek, de
onderzoeksvraag en de opbouw van het onderzoek behandeld worden.
1.1 Aanleiding
Het verschijnen van een artikel in het Financieel Dagblad1 op 18 januari 2011 heeft mijn
interesse gewekt in de mens als waardecreator voor een onderneming. Het artikel meldde een
daling van de beurskoers van Apple naar aanleiding van een ziekte aankondiging van de CEO,
Steve Jobs. In het artikel werd vermeld dat de beurskoers van Apple Inc. in Frankfurt een daling
van 7% liet zien. Daarnaast wekte Apple de indruk dat deze daling werd verwacht, aangezien op
het moment van publicatie de beurzen in Amerika gesloten waren. Uit deze reactie van de
aandeelhouders kan worden opgemaakt dat Steve Jobs van waarde is voor het
technologieconcern, de jaarrekening herkent de CEO echter niet als zodanig. Er ontstaat een
verschil tussen wat Apple op papier waard is en wat aandeelhouders vinden dat Apple waard is.
Ditzelfde probleem kunnen we terugbrengen naar andere ondernemingen, waarvan de
bekendste misschien wel de uitzendondernemingen zijn. Een voorbeeld hiervan is Randstad,
deze onderneming heeft een omzet van 14 miljard euro2. Deze behalen ze met het rekruteren en
uitzenden van arbeidskrachten over de hele wereld. Echter de 500 duizend mensen die zij
dagelijks aan het werk hebben, zijn niet terug te vinden in hun balans. Terwijl deze mensen de
“bezittingen” zijn die omzet genereren voor Randstad.
Een bijkomend effect van dit verschijnsel is dat de economie in de westerse landen meer en
meer gebaseerd is op kennis. Productiewerk werd al massaal uitbesteed aan lage lonen landen,
maar de laatste tijd worden zelfs routinematige klussen van accountants en belastingadviseurs
uitbesteed aan het landen als India of China.3 Onze westerse economie gaat steeds meer
richting een kenniseconomie, waarin de mens de belangrijkste bron van omzet gaat worden.
Nederland staat volgens de kennismonitor op plaats acht in de ‘Moederindex van de
Kenniseconomie’4, de Nederlandse regering wil echter in de top 5 terechtkomen, blijkt uit het 1 http://www.fd.nl/artikel/21227784/apple-boegbeeld-steve-jobs-ziekteverlof2 Jaarverslag Randstad 20103 L. Koopmans, 2010, Do’s en Don’ts van offshoring, in Accountant, p. 28-314 http://www.kennisland.nl/nl/filter/publicaties/kenniseconomie-monitor-2010 (geraadpleegd op 18-
05-2011)
3
regeerakkoord van kabinet Rutte.
Zoals uit bovenstaande voorbeelden al bleek, worden mensen niet gewaardeerd op de balans.
Het niet activeren van menselijk kapitaal leidt tot onvoldoende transparantie, in jaarrekeningen
en jaarverslagen, over de belangrijkste productiefactor en een van de grootste waardecreators
van een organisatie: de mens (Bos, 2002).
1.2 Relevantie en Onderzoeksvraag
Zoals hierboven al gemeld is het onderwerp relevant, omdat de aandelenmarkt heftig reageerde
op de ziekte van een topman. De topman is in de balans van de jaarrekening niet te vinden.
Mede hierdoor ontstaat een verschil in waarde tussen de boekwaarde en de marktwaarde van
een onderneming. De markt neemt blijkbaar wel de waarde van personeel mee in hun
waardering van de onderneming, waar de boekwaarde deze niet meeneemt. De huidige
zoektocht van de IFRS naar de meest betrouwbare waardering van een onderneming zou er toe
moeten leiden dat de boekwaarde gelijk is aan de marktwaarde. Echter in de huidige
jaarrekening ontbreken enkele elementen van een onderneming die dit verschil zouden kunnen
verklaren.
Zo spreekt Wyatt (2008) over:
1. R&D uitgaven en intellectueel eigendom,
2. Menselijk Kapitaal,
3. Marketing, merken en gerelateerd intellectueel eigendom,
4. Klantloyaliteit,
5. Competitieve voordelen,
6. Goodwill
Menselijk kapitaal is de belangrijkste oorzaak, zonder mensen bestaat er geen organisatie en is
het niet mogelijk om relaties op te bouwen (Sveiby 1997).
Een goede waardering van menselijk kapitaal zou kunnen bijdragen aan het verkleinen van de
waarde kloof tussen boek- en marktwaarde van een onderneming.
Daarnaast speelt deze probleemstelling bij zo goed als iedere onderneming. In iedere
onderneming werken immers mensen.
4
Deze thesis komt voort uit de wens om te weten welke rol human capital speelt bij de waarde
van een onderneming. In de boeken komt human capital niet voor, maar in de jaarverslagen
wordt wel ruimte gelaten hierover uit te wijden.
De onderzoeksvraag die centraal staat in deze thesis is:
Kan het verschil tussen de boek- en marktwaarde van een onderneming verklaard worden door
de waardering van human capital?
Om de beantwoording van de onderzoeksvraag vanuit een juist kader te kunnen doen, zijn de
volgende deelvragen geformuleerd:
1. Wat wordt verstaan onder de boekwaarde en marktwaarde van een onderneming?
2. Wat verklaart theoretisch het verschil tussen de boek- en marktwaarde van een
onderneming?
3. Wat wordt verstaan onder het begrip “human capital”?
4. Is human capital zichtbaar in de jaarrekening van ondernemingen en in hoeverre wordt
ingegaan op dit begrip?
1.3 Opbouw en afbakening
Het verklaren van de value gap zal in deze thesis gericht zijn op het menselijk kapitaal van een
onderneming. Om de verschillen in praktische benaderingen te verduidelijken wordt gebruik
gemaakt van diverse jaarverslagen van Nederlandse ondernemingen.
In hoofdstuk 2 zal een uiteenzetting plaatsvinden van het relevante theoretisch kader voor de
verklaring van de value gap met behulp van human capital. Hierbij wordt aandacht besteed aan
belangrijke begrippen en definities.
In hoofdstuk 3 zal ingegaan worden op human capital. In dit hoofdstuk wordt tevens intellectueel
kapitaal uitgelegd en de regelgeving omtrent human capital komt hier aan bod.
In hoofdstuk 4 wordt besproken hoe human capital in de jaarrekening kan worden weergegeven.
Hoofdstuk 5 bevat de conclusie van deze scriptie met daarin de beantwoording van de
hoofdvraag.
5
6
2. Relevante theorie
In de inleiding zijn al enkele begrippen de revue gepasseerd, waaronder boekwaarde,
marktwaarde en value gap. In dit hoofdstuk zal een toelichting worden gegeven op deze,
alsmede op andere relevante begrippen.
2.1 De boekwaarde van een onderneming
Ieder jaar wordt voor een groot aantal ondernemingen een jaarrekening opgesteld. De
jaarrekening heeft als doel het verschaffen van informatie over de financiële positie, resultaten
en wijzigingen in de financiële positie, die voor een grote reeks van gebruikers nuttig is voor het
nemen van economische beslissingen.5 De jaarrekening bestaat uit de balans, de winst- en
verliesrekening en eventueel een kasstroomoverzicht. Ook eventuele toelichting op deze
documenten maken deel uit van de jaarrekening.
De balans geeft weer welke bezittingen en schulden een onderneming heeft per balansdatum.
De boekwaarde van de onderneming is af te lezen aan het eigen vermogen, zoals dat
gepresenteerd wordt op deze balans. Het eigen vermogen wordt echter als verschil gezien
tussen de activa en de passiva van een onderneming, daardoor hangt dit eigen vermogen (en
dus de boekwaarde van de onderneming) af van de bezittingen en schulden.
De waardering van bijvoorbeeld bezittingen kan verschillen aan de hand van gebruikte
waarderingsmethoden. Als de historische kostprijs wordt gebruikt bij de waardering van een
pand, zal de boekwaarde vaak lager uitvallen dan bij waardering volgens reële waarde. Ook de
keuze tussen FIFO of LIFO waardering van de voorraden kan een verschil opleveren voor de
waarde van deze voorraden. Daarnaast zijn bepaalde activa uitgesloten van opname op de
balans. Zelfontwikkelde goodwill is hiervan een voorbeeld.
De Bos en Jordaan hebben in 2002 onderzoek6 gedaan onder leden van de Vereniging van
Beleggingsanalisten (VBA) naar de relevantie van de jaarrekening bij beleggingsbeslissingen.
Uit dit onderzoek blijkt dat de leden van de VBA het meest gebruik maken van kranten en
persberichten bij het nemen van beleggingsbeslissingen. Het jaarverslag komt pas op plaats
7.Daarnaast hebben de Bos en Jordaan gevraagd welke informatie in het jaarverslag de meeste
5 Bohmer, Hoogendoorn, Kruit, Ernst & Young Handboek jaarrekening 2011, 2011 6 De Bos & Jordaan, 2002, Intellectual Capital vraagt om “nieuwe accountants”, in Accounting, nr
1/2 2002
7
waarde heeft. Hieruit blijkt dat de toelichting op de winst- en verliesrekening de meest gebruikte
bron van informatie, gevolgd door de winst- en verliesrekening en de toelichting op de balans.
De accountantsverklaring wordt als minst informatief geacht. Daarnaast hebben de
onderzoekers onderzocht welke informatie de leden van de VBA graag willen zien in het
jaarverslag. Hieruit blijkt dat de leden graag de strategie van de onderneming willen weten en de
toekomstige verwachtingen, deze antwoorden staan op respectievelijk plaats een en twee.
Analisten, zo blijkt uit hetzelfde onderzoek, zijn van mening dat het jaarverslag van een
kennisintensieve onderneming minder relevant is dan het jaarverslag van een minder
kennisintensieve onderneming. Zo blijkt uit de tabel hieronder dat slechts 16% van de
ondervraagden vinden dat het jaarverslag van een kennisintensieve onderneming voldoende
informatie weergeeft om een rationele beleggingsbeslissing te maken, ook vindt 60% dat het
jaarverslag onvoldoende informatie geeft. Ter vergelijking, bij minder kennisintensieve
ondernemingen vinden 42% van de onderneming dat het jaarverslag voldoende informatie geeft
en is slechts 31% van mening dat het jaarverslag onvoldoende informatie geeft.
Verschaft het jaarverslag in de huidige vorm voldoende informatie om rationele beleggingsbeslissing te nemen?
1 2 3 4 5 Gemiddeld
Kennis-
intensief
0 (0%) 15 (16%) 22 (24%) 45 (49%) 10 (11%) 3,54
Minder
Kennis-
intensief
1 (1%) 38 (41%) 24 (26%) 25 (27%) 4 (4%) 2,92
Dit onderzoek geeft aan dat de manier waarop in 2002 de balans wordt opgesteld niet als
relevant wordt beschouwd, mede vanwege het retrospectieve karakter van de balans.
Investeerders zijn immers geïnteresseerd in de huidige en toekomstige waarde van de
onderneming. Vooral de jaarrekeningen van kennis intensieve ondernemingen worden als
onvoldoende relevant gezien. De oorzaak hiervoor ligt in de vele immateriële activa die deze
ondernemingen bezitten, maar niet mogen activeren.
In 2002 is besloten dat met ingang van
1 januari 2005 alle geconsolideerde
8
Tabel 1: (1 = zeer veel informatie, 5 = geen voldoende informatie)
jaarrekeningen van EU-beursgenoteerde ondernemingen moeten worden opgesteld aan de
hand van IFRS. De nieuwe regels, die in heel Europa en inmiddels ook daarbuiten gelden,
zouden leiden tot betere vergelijkbaarheid en meer vrijheid van kapitaal binnen de Europese
Unie.
Deze nieuwe standaard is een stap richting de waardering volgens fair value. Deze vorm van
waarderen is gebaseerd op huidige marktprijzen en zou dus een meer relevanter inzicht bieden
in de balans dan de waardering volgens historische kostprijs (van der Tas, 2006).
Deze verandering van standaarden heeft ook zijn werking op de boekwaarde van de
onderneming. Doordat de waarde van de bezittingen gewaardeerd zijn op basis van fair value,
die in het algemeen hoger zijn dan op basis van historische kosten, wordt de boekwaarde van
de onderneming vergroot.
Ook verliezen en winsten kunnen een wijziging veroorzaken in de boekwaarde van het eigen
vermogen. Winst, na belasting, wordt boekhoudkundig aan het eigen vermogen toegevoegd, de
verliezen die een onderneming maakt, komen ten laste van het eigen vermogen.
Samenvattend is de boekwaarde van een onderneming gelijk aan het eigen vermogen zoals dat
gepresenteerd wordt in de balans van deze onderneming. Deze waarde kan jaarlijks verschillen
door diverse oorzaken, waaronder afschrijvingen, stelselwijzigingen of wijzigingen in de fair
value van bezittingen. Door de invoering van IFRS hebben de balans en de boekwaarde wat
aan relevantie gewonnen.
2.2 De marktwaarde van een onderneming
Bij de bepaling van de marktwaarde van een onderneming wordt er gekeken naar welke waarde
de markt toekent aan de onderneming. De marktwaarde is bij beursondernemingen te bepalen
door het aantal uitstaande aandelen te vermenigvuldigen met de waarde per aandeel. Deze
waarde is gebaseerd op basis van de gerealiseerde winst en de winstverwachtingen, alsook
andere voor waardering relevante factoren, zoals de kwaliteit van het management (Ministerie
van Economische Zaken, 1999). Deze marktwaarde is meer volatiel dan de boekwaarde, de
beurskoersen wijzigen immers dagelijks. Dit betekent dat een onderneming dagelijks van
marktwaarde veranderd.
Naast deze bewegelijkheid heeft de marktwaarde nog een verschil met de boekwaarde, namelijk
de totstandkoming van de waarde. De marktwaarde wordt bepaald door andere factoren dan de
boekwaarde. Zo spelen niet alleen prestaties binnen het bedrijf een rol, maar ook de prestaties
9
van ondernemingen in dezelfde sector of wereldwijde economische berichten (Flannery &
Protopapadakis, 2002) kunnen de marktwaarde beïnvloeden. Daarnaast herkent de markt ook
bezittingen die boekhoudkundig niet mogen worden geactiveerd, waaronder intellectueel
kapitaal7.
Bij de totstandkoming van de beurswaarde van een onderneming kunnen echter wel een aantal
vraagtekens gezet worden (Backhuijs, 2005). Voor een goede waardering dient de markt aan
enkele voorwaarden te voldoen, te weten:
De markt voor beurskoersen dient efficiënt te zijn,
De koers die bepaald wordt bij het verhandelen van een aantal aandelen, dient relevant
te zijn voor alle aandelen van de onderneming
De marktwaarde van een onderneming is dus meer volatiel dan de boekwaarde, zeker bij
beursgenoteerde ondernemingen kan de marktwaarde dagelijks verschillen. Daarnaast wordt in
de marktwaarde meer informatie opgenomen dan bij de boekwaarde, zoals concurrenten of
economische berichten. De beurswaarde van een onderneming kent echter ook enkele nadelen.
Voor een representatieve beurswaarde dient de markt informatie-efficient te zijn, dient de koers
van een aandeel relevant te zijn voor alle aandelen en wordt van het management verwacht dat
zij informatie onpartijdig brengt. De verschillen leiden tot een waarde die de markt als geheel
aan de onderneming geeft en die kan verschillen van de boekwaarde. Het verschil tussen de
boek- en marktwaarde van een onderneming wordt in de literatuur de value gap genoemd.
2.3 Verschil tussen de boek- en marktwaarde; de value gap
Zoals hiervoor al naar voren kwam, bestaan er verschillen tussen het bepalen van de boek- en
marktwaarde van een onderneming. De verschillende opvattingen bij de bepaling van de
boekwaarde en marktwaarde leiden uiteindelijk tot een verschil in absolute getallen.
Het verschil in waarde is voor een groot deel te verklaren door het feit dat de accountancyregels
zich focussen op retrospectieve informatie, terwijl de koers van de aandelen zich baseren op
toekomstige informatie (van Asperen & van Kuijck, 2004). De balans geeft nu weer welke
investeringen er in het verleden zijn gedaan, die naar verwachting in de toekomst tot winsten
zullen leiden. Door de huidige ontwikkeling van de economie, van productie- naar
kenniseconomie (Ministerie van Economische Zaken, 1999), hangt de economische waarde van
de onderneming in toenemende mate af van immateriële, subjectieve maatstaven zoals kennis,
7 Zie hoofdstuk 3.3
10
klantenkring, kwaliteit en de organisatie zelf. Als ondernemingen op deze vlakken goed scoren,
dan stijgt hun waarde ver boven de boekwaarde uit. De activa op de balans dekken niet meer de
volledige lading (Vergauwen & Vandemaele, 2001). Door deze verschuiving zouden ook zaken
als intellectueel kapitaal op de balans moeten komen, deze zijn immers van steeds groter
belang voor de onderneming.
Als de balans relevante en complete informatie zou verschaffen, dan is de verwachting dat de
ratio tussen boekwaarde en marktwaarde van de onderneming gelijk zou zijn aan 100%.
Bij bestudering van 2 fondsen, die genoteerd staan aan de beurs van Amsterdam (AEX), zien
we dat deze market-to-book ratio flink kan verschillen.
Wereldhave8 x € 1 miljoen TNT9 x € 1 miljoen
Boekwaarde EV 1728 Boekwaarde EV 2433
Marktkapitalisatie 1600 Marktkapitalisatie 7433
Market-to-Book 92,59% Market-to-Book 305,51%
Wereldhave is een Nederlandse onderneming die investeert in vastgoed. Het balanstotaal van
deze onderneming bestaat dan ook voor 98% uit vaste activa. Wereldhave is nauwelijks
afhankelijk van intellectueel kapitaal, haar omzet wordt immers veroorzaakt door
huuropbrengsten en verkoopresultaten uit vastgoed.
TNT daarentegen is een internationale logistieke dienstverlener. Het balanstotaal van deze
onderneming bestaat voor slechts 20% uit vaste activa. TNT is juist wel enorm afhankelijk van
menselijk kapitaal, waaronder hun postbezorgers. Deze mogen echter niet worden geactiveerd
op de balans, daarover later meer.
Hoogendoorn & de Bruijn (2000) noemen vijf verschillende oorzaken voor het bestaan van de
value gap:
1. Het niet op de balans opnemen van bepaalde activa
2. Te laag waarderen van activa
3. Te hoog waarderen van passiva
4. Direct afboeken gekochte goodwill van het eigen vermogen
5. Geen rekening houden met intellectueel kapitaal
8 Jaarverslag Wereldhave N.V. 20109 Jaarverslag TNT Group 2010
11
De eerste oorzaak is te wijten aan het voorzichtigheidsbeginsel. Bepaalde activa, zoals
onderzoeks- en ontwikkelingskosten en zelf opgezette merken, worden niet herkend terwijl ze
wel voldoen aan de definitie van een activa10. Deze activa hebben een onzekere waarde en
worden uit voorzichtigheid niet opgenomen op de balans.
De tweede oorzaak heeft te maken met de waarderingsgrondslagen. Voor de invoering van
IFRS, in 2005, was het gebruikelijk activa te waarderen op basis van historische kostprijs minus
afschrijvingen. De werkelijke waarde van een actief neemt echter niet altijd af door het gebruik
ervan, denk aan onroerend goed. Sinds de invoering van IFRS in 2005 is getracht dit verschil op
te heffen door meer gebruik te maken van fair value waarderingen. Deze waarderingen komen
tot stand door huidige marktprijzen te gebruiken bij het bepalen van de waarde van bezittingen
en schulden. Echter deze vorm van waardering stuit ook op bezwaren zoals beschreven door
Ryan (2008) en Penman (2007).
Het te hoog waarderen van de passiva van een onderneming heeft ook te maken met het
voorzichtigheidsbeginsel. Ondernemingen worden geacht bepaalde toekomstige uitgaven al op
te nemen in de vorm van voorzieningen, deze dienen wel waarschijnlijk te zijn en deze uitgaven
dienen betrouwbaar geschat te zijn. Ook noemen Hoogendoorn & de Bruijn het verschil tussen
nominale waarde en reële waarde van een schuld als mogelijke oorzaak. Echter de invoering
van IFRS heeft geleid tot een verplichte waardering van schulden op basis van contante
waarden, indien het verschil van materieel belang is (Böhmer, Hoogendoorn, & Krens, 2011).
Een andere oorzaak, aldus Hoogendoorn & de Bruijn, is de mogelijk gekochte goodwill ineens af
te schrijven van het eigen vermogen van de onderneming. Deze methode genoot in Nederland
de voorkeur boven het activeren en afschrijven van goodwill, maar het eenmalig afschrijven van
het eigen vermogen is door invoering van nieuwe regelgeving inmiddels achterhaald. De RJ
heeft met invoering van Richtlijn 500, later RJ 216, een aanbeveling gedaan om aangekochte
goodwill te activeren en af te schrijven (Hau & Knoops, 2003). Internationale regelgeving, IFRS
3, staat uitsluitend toe goodwill te activeren en hierop jaarlijks een impairment test toe te passen.
De laatste oorzaak die genoemd wordt door Hoogendoorn & de Bruijn is de afwezigheid van
intellectueel kapitaal op de balans. De aandeelhouderswaarde van een onderneming wordt in
grote mate bepaald door niet afzonderlijk identificeerbare en waardeerbare activa. Deze activa
10 ‘Een actief is een uit gebeurtenissen uit het verleden voortgekomen middel waarover de rechtspersoon de beschikkingsmacht heeft en waaruit in de toekomst naar verwachting economische voordelen naar de rechtspersoon zullen vloeien’ RJ210
12
omvatten personeel, kennis, infrastructuur en dergelijke. Deze activa worden samen het
intellectueel kapitaal van de onderneming genoemd.
Met deze mogelijke oorzaken is een basis gelegd voor de verklaring van het bestaan van de
value gap.
Het bestaan van de waardekloof wordt door niemand ontkend, de behandeling van dit
verschijnsel heeft wel wat voeten in de aarde. De voor- en tegenstanders zijn in twee kampen te
verdelen, de idealisten en de realisten (Bakker, 2002). De idealisten willen de value gap
proberen te dichten door zoveel mogelijk immateriële activa te herkennen als activa. De
realisten vinden dat er ook gekeken moet worden naar kosten en baten van het dichten van de
value gap.
De value gap is dus het verschil tussen de boekwaarde van een onderneming en de
marktwaarde van een onderneming. De waardekloof heeft verschillende oorzaken, zoals het niet
opnemen van activa, het te laag waarderen van activa, te hoog waarderen van passiva, het
ineens afboeken van gekochte goodwill van het eigen vermogen en het geen rekening houden
met intellectueel kapitaal. Om deze waardekloof te kunnen verklaren zal in het volgende
hoofdstuk dieper op intellectueel kapitaal worden ingegaan.
2.4 Conclusie
In dit hoofdstuk is een uiteenzetting gemaakt van de relevante theorie rondom de value gap
tussen boek- en marktwaarde van een onderneming. In dit hoofdstuk is getracht een antwoord
te geven op deelvraag 1 en 2.
1. Wat wordt verstaan onder de boekwaarde en marktwaarde van een onderneming?
Onder de boekwaarde van de onderneming wordt verstaan de waarde die het eigen vermogen
heeft zoals dat op de balans zichtbaar is. De boekwaarde kan fluctueren door bijvoorbeeld de
keuze tussen waarderingsgrondslagen, historische kosten of fair value, of door afschrijvingen.
Onder marktwaarde wordt verstaan de waarde van de onderneming zoals die door de markt
wordt bepaald. Deze waarde kan verschillen van de boekwaarde, bijvoorbeeld door opname van
informatie van buiten de onderneming of door het waarderen van intellectueel kapitaal. Dit
13
kapitaal mag vaak niet worden opgenomen in de balans van de onderneming. Het verschil
tussen de twee waarden wordt de value gap genoemd.
2. Wat verklaart theoretisch het verschil tussen de boek- en marktwaarde van een
onderneming?
Het verschil tussen de boek- en marktwaarde van een onderneming wordt in de literatuur de
value gap genoemd. Deze value gap bestaat volgens Hoogendoorn & de Bruijn uit verschillende
oorzaken, zoals het niet op de balans opnemen van bepaalde activa, het te laag of te hoog
waarderen van activa respectievelijk passiva, het direct afboeken van gekochte goodwill ten
laste van het eigen vermogen en het geen rekening houden met intellectueel kapitaal. Een
aantal hiervan is door recentere regelgeving achterhaald geraakt. De wijze waarop wordt
omgegaan met intellectueel kapitaal laat echter nog te wensen over, deze oorzaak wordt in het
volgende hoofdstuk dan ook uitgebreider behandeld.
14
3. Human Capital
Er zijn verschillende verklaringen voor de aanwezigheid van de value gap. In dit hoofdstuk wordt
aangenomen dat human capital de belangrijkste verklaring is. Voordat over human capital
gesproken kan worden, is het van belang eerst uit te leggen wat intellectueel kapitaal is. Om
deze reden zal in paragraaf 1 eerst een toelichting gegeven worden op intellectueel kapitaal,
hiervan maakt human capital immers deel uit.
In paragraaf 2 zal vervolgens human capital uitgebreid worden besproken. Paragraaf 3
bespreekt de mogelijk tot opname van human capital op de balans. De voor- en nadelen van
mogelijke opname worden besproken in paragraaf 4. Paragraaf 5 vat het hoofdstuk samen en
geeft een antwoord op deelvraag 3
3.1 Definities van intellectueel kapitaal
Een algemeen geaccepteerde definitie van intellectueel kapitaal is niet aanwezig (Leon, 2002),
auteurs hebben in de loop der jaren meerdere definities gegeven. Enkele definities van
intellectueel kapitaal zijn:
“the sum of everything everybody in your company knows that gives you a competitive
edge in the market place” (Stewart, 1991)
“Intellectual capital is the term given to the combined intangible assets which enable the
company to function” (Brooking, 1996)
“Intellectual Capital is the possession of the knowledge, applied experience,
organisational technology, customer relationships and professional skills that provide
Skandia with a competitive edge in the market” (Skandia AFS, 1998)
De eerste onderneming die intellectueel kapitaal omschreef in het jaarverslag was Skandia, een
Zweedse verzekeraar. Skandia kreeg in de gaten dat intellectueel steeds belangrijker werd voor
de onderneming en dat controle over intellectueel kapitaal zou kunnen leiden tot een competitief
voordeel. Om dit voordeel te behalen stelde Skandia in 1991 als eerste onderneming ter wereld
een Director of Intellectual Capital aan (Edvinsson, 1997). Uiteindelijk publiceerde Skandia in
1995 haar intellectueel kapitaal in de vorm van de Skandia valuation scheme.
15
Bij de gegeven definities horen verschillende indelingen van intellectueel kapitaal. Onderzoekers
verdelen intellectueel kapitaal in drie categorieën, namelijk human capital, internal capital en
external capital (Sveiby, 1997) (DCTU, 1999) (Edvinsson & Malone, 1997) (Wyatt, 2008)
Onder internal capital wordt verstaan de neergeslagen kennis van het personeel in bijvoorbeeld
patenten, concepten en computersystemen. External capital bevat de relaties met klanten en
leveranciers, merknamen en het imago van de onderneming. Human capital bevat het personeel
van een onderneming die aan de basis staat van de internal en external capital. (Sveiby, 1997)
Internal en external capital wordt vaak ook samen gezien als het structurele kapitaal van een
onderneming. Dit is kapitaal wat overblijft als de werknemers de onderneming zouden verlaten.
Wyatt deed onderzoek naar de relevantie van intellectueel kapitaal op de waarde van een
onderneming. Hiervoor deelde zij de drie onderdelen nog verder op en keek vervolgens naar
input en output gegevens van deze onderdelen. Hieruit kwam de conclusie dat alle onderdelen
van intellectueel apart relevant waren voor de waarde van ondernemingen (Wyatt, 2008).
Een voorbeeld van structureel kapitaal was te zien bij Indevo, een van het grootste
consulantcykantoor in Zweden. Deze onderneming raakte een groot aantal van zijn werknemers
kwijt, omdat zij voor zichzelf gingen werken. Indevo moest snel nieuwe werknemers werven,
maar behield wel zijn marktaandeel en klanten. Hieruit blijkt dat het merk en de reputatie van de
onderneming sterk genoeg waren om het verlies van de werknemers op te vangen. (The Konrad
Group, 1988)
Ondanks dit voorbeeld acht Sveiby het personeel als belangrijkste bron van waarde in de
onderneming (Sveiby, 1997). Zonder personeel immers geen internal en external capital. Sveiby
is niet de enige met deze mening, ook de Bos deelt deze mening. De Bos (2002) ziet het
personeel ook als belangrijkste waardecreator van een onderneming.
3.2 Human Capital
Het economische begrip van human capital wordt door Westphalen (1999) gedefinieerd als: “the
knowledge, skills, competencies and other attributes embodied in individuals or groups of
individuals acquired during their life and used to produce goods, services or ideas in market
circumstances”. Deze definitie is gebaseerd op de definitie van de OECD (1996).
Human capital vormt samen met het structurele kapitaal het intellectuele kapitaal van een
onderneming. Waar structureel kapitaal in het bezit van de onderneming is en hierdoor ook
verhandeld kan worden, daar is human capital niet in het bezit van de onderneming. Het zijn
16
namelijk de mensen zelf die in het bezit zijn van het human capital en niet de onderneming
(Sveiby, 1997).
3.3 Opname op de balans
Om opgenomen te mogen worden op de balans van een onderneming moet een bezitting
voldoen aan de definitie van een actief: ”Een actief is een uit gebeurtenissen uit het verleden
voortgekomen middel waarover de rechtspersoon de beschikkingsmacht heeft en waaruit in de
toekomst naar verwachting economische voordelen naar de rechtspersoon zullen vloeien”.
Personeel voldoet aan alle eisen. Om aan personeel te komen zal een onderneming enige
inspanning moeten verrichten, zo moet personeel geworven en opgeleid worden (de Bos, 2002).
Over de beschikkingsmacht over een werknemer bestaat nog enige discussie. De
accountancyregels zeggen expliciet dat personeel niet mag worden geactiveerd, omdat er
onvoldoende beschikkingsmacht is over het personeel11. De Bos (2002) en Sveiby (1997) zijn
hier echter van mening dat personeel wel onder de beschikkingsmacht van een onderneming
valt. De Bos draagt aan dat de twee partijen met elkaar verbonden worden door middel van het
arbeidscontract. Sveiby voegt daaraan toe dat personeel loyaal is aan de werkgever, zolang ze
eerlijk behandeld worden en een gevoel van verantwoordelijkheid hebben. Ook aan de laatste
voorwaarde wordt voldaan aldus de Bos, hij acht het evident dat human capital zorgt voor
economische voordelen.
Human capital voldoet volgens de literatuur dus aan de eisen van een actief, maar om
opgenomen te mogen worden op de balans dient aan IAS 38 te worden voldaan. Hierin staat dat
immateriële activa, waaronder intellectueel kapitaal valt, alleen mag worden opgenomen als:
- Het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen die een actief in zich
bergt, zullen toekomen aan de rechtspersoon; en
- De kosten van het actief betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.
Ook aan deze voorwaarde voldoet personeel volgens de Bos. Hier dienen echter aannames
gemaakt te worden, aangezien er geen actieve markt voor werknemers is. Zo moet worden
geschat wat de toekomstige opbrengsten van een werknemer zijn, zijn toekomstige salaris en de
periode die de werknemer voor de onderneming blijft werken. Volgens de Bos zou personeel
dus mogen worden geactiveerd en op de balans worden geplaatst.
Volgens IFRS en RJ mag het personeel dus niet op de balans worden opgenomen vanwege een
gebrek aan beschikkingsmacht over het personeel.
11 RJ 210.114 en IAS 38.15
17
Een uitzondering op deze groep werknemers zijn de voetbalspelers. Deze werknemers moeten
zelfs worden opgenomen in de balans van de betaald voetbalorganisatie.
De KNVB heeft hiervoor zijn eigen accountingregels opgesteld, de KNVB-GAAP. Schending van
deze regels kan leiden tot intrekken van de licentie voor betaald voetbal. Enkele van de
voorschriften hiervan zijn (Borst & Elzinga, 2010):
Vergoedingsommen12 dienen te worden gewaardeerd tegen historische kostprijs en
lineair geamortiseerd.
Het verloop van de post vergoedingssommen dient in een sluitend overzicht per individu
te worden weergegeven.
Baten verantwoord onder omzet betreffen slechts de baten die zijn ontstaan bij uitvoering
van de normale activiteiten van de licentiehouder. Transferactiviteiten worden niet
verstaan onder de normale activiteiten van een licentiehouder.
Het niet mogen activeren van het personeel op de balans betekent dat uitgaven aan het
personeel worden gezien als kosten. Uitgaven aan het personeel leidt dus tot verlaging van de
winst.
Een door KPMG verricht onderzoek in 199613 leidde tot de conclusie dat het in de balans
opnemen van kennis niet reëel was, maar dat opname in een bijlage van het jaarverslag wel een
mogelijkheid was. Op internationaal gebied heeft de OECD (1996) onder de naam “Human
Resource Costing and Accounting” ook geopperd om human capital gegevens te verwerken in
een bijlage bij het jaarverslag.
Human capital kan dus worden omschreven als alle capaciteiten die een mens in zich heeft voor
het produceren van diensten of verrichten van diensten. Daarnaast mag het personeel van een
onderneming niet worden geactiveerd volgens de accountingregels. Alleen voetballers die onder
contract staan bij een betaald voetbalorganisatie mogen wel worden opgenomen. Het personeel
wordt in het bedrijfsleven gezien als een kostenpost, uitgaven aan het personeel leiden tot
verlaging van de winst.
3.4 Voor- en nadelen opnemen van Human Capital
12 Vergoedingsommen zijn de bedragen die betaald zijn voor de overname van een speler, zoals transferprijs plus tekengeld.
13 KPMG, 1996, Kennis in Balans.
18
Volgens zowel de IFRS als de RJ mag personeel niet worden opgenomen op de balans. De
subjectiviteit van de waardering is in de ogen van de regelgevers te groot om betrouwbaar te
kunnen worden weergegeven in de balans. In de literatuur zijn echter wel voorstanders voor
opname van human capital.
Dolfsma (2001) vergelijkt het human capital in het bedrijfsleven met de situatie van human
capital in de voetbalwereld. Hij ziet gelijkenissen en is daarom ook van mening dat human
capital, net als in de voetbaleconomie, kan worden geactiveerd op de balans. Het aantrekken
van een kenniswerker of van een voetbalspeler is in beide gevallen een investering. Bij beide
soorten werknermer is er sprake van een zoektocht naar een geschikte kandidaat en is een
inwerkperiode aanwezig waarin de werknemer nog niet optimaal functioneert. Hoewel
kenniswerkers door het huidige arbeidsrecht niet voor langere tijd aan de onderneming zijn
gebonden, is er weldegelijk sprake van behoud van kennis. Zo kan een werknemer contractueel
verplicht worden de kosten van genoten opleidingen en cursussen terug te betalen bij voortijdig
vertrek. Ook kan een zogenaamde concurrentiebeding worden opgesteld, waarin staat dat de
werknemer niet bij een concurrerende onderneming mag werken. Op deze twee manieren kan
een onderneming zorg dragen voor het binnenboord blijven van kennis. Omdat human capital
deel uitmaakt van het intellectueel kapitaal van een onderneming, draagt het activeren van het
human capital bij aan de verkleining van de value gap. De verkleining van de value gap wordt
als belangrijk issue gezien (Bakker, 2002). Tevens is human capital zeer relevant voor
investeerders bij het nemen van beleggingsbeslissingen (Flamholtz, Bullen, & Hua, 2002). Naast
het feit dat accounting voor human capital van belang is voor externe verslaggeving, is het
volgens Flamholts et al (2002) ook een prima managementtool. De kennis die wordt opgedaan
bij de waardering van human capital kan besluiten, zoals ontslagen of juist investeringen,
veranderen, en juist deze investeringen leiden tot betere bedrijfsresultaten (van Loo & de Grip,
2003).
De nadelen die gelden voor de opname van intellectueel kapitaal gelden ook voor de opname
van human capital. Zo is de manier van waarderen erg onzeker en subjectief, daarnaast zijn
schuldeisers en kredietverschaffers niet geïnteresseerd in intellectueel kapitaal. Zij willen bij
faillissement zeker weten dat zij hun geïnvesteerde geld terug krijgen (Bakker, 2009).
Ook het onderzoek in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken (1999) heeft enkele
voor- en nadelen opgeleverd.
Overzicht externe voor- en nadelen
19
Voordelen Nadelen
Verhoogt de transparantie hetgeen leidt tot een lagere
vermogenskostenvoet en derhalve een hogere
beurskoers.
Maakt concurrentiegevoelige informatie publiekelijk
bekend.
Helpt bij het scheppen van vertrouwen bij werknemers
en andere belangrijke stakeholders.
Laat ruimte open voor het manipuleren van informatie,
waardoor alleen ‘positieve’ informatie wordt
gerapporteerd.
Ondersteunt lange termijn visie door het uitdragen van
een lange termijn perspectief.
Schept risico’s voor aansprakelijkheidstelling door
gebruikers vanwege het geven van toekomstgerichte
informatie die niet kan worden waargemaakt
Is bruikbaar als marketinginstrument. Verhoogt de bedrijfskosten door nieuwe regels en
bureaucratie
In dit onderzoek, uitgevoerd door vier accountantskantoren in opdracht van het ministerie, komt
bij twee van de vier accountantskantoren14 naar voren dat het verlagen van kapitaalkosten de
belangrijkste reden is voor het publiceren van informatie over intellectueel kapitaal. Edvinsson,
directeur intellectueel kapitaal bij Skandia, schat dat Skandia door rapportage over het
intellectueel kapitaal zijn kapitaalkosten met 1% kon verlagen (Andriessen, 2004).
Het belangrijkste nadeel omtrent opname van human capital op de balans is de subjectiviteit die
bij de waardering van human capital van pas komt (Sveiby, 1997). Deze subjectiviteit maakt de
jaarrekening als geheel onbetrouwbaarder, terwijl juist een betrouwbaardere jaarrekening
gezocht wordt (de Bos, 2002). Om aan dit nadeel te ontsnappen kan human capital buiten de
balans om worden gerapporteerd, bijvoorbeeld in bestuursverslagen of in sustainability
rapporten. Bij het publiceren van deze rapporten blijven de voordelen van kracht, maar is de
subjectiviteit rond de waardering weggenomen.
3.5 Conclusie
14 De twee accountantskantoren zijn KPMG en PwC.
20
In dit hoofdstuk is human capital aan de orde gesteld. Human capital vormt, samen met internal
capital en external capital, het intellectuele kapitaal van de onderneming. Human capital is de
verzamelnaam voor alle eigenschappen die een mens nodig heeft bij de productie van goederen
of het verlenen van diensten. Dit is ook het antwoord op de deelvraag die centraal stond in dit
hoofdstuk:
3. Wat wordt verstaan onder het begrip “human capital”?
Daarnaast stellen de accountancyregels stellen expliciet in RJ 210.114 en IAS 38.15 dat human
capital niet mag worden opgenomen op de balans, vanwege het beperkte beschikkingsmacht
dat de onderneming heeft op het personeel. De literatuur is van mening dat opname op de
balans wel degelijk mogelijk is. Echter de nadelen van het opnemen van human capital wegen
zwaarder dan de voordelen, om deze reden is human capital uitgesloten van opname op de
balans.
Enige uitzondering hierop zijn de betaald voetbalorganisaties , deze mogen hun aangekochte
spelers wel activeren en lineair afschrijven.
4. Human Capital in de externe verslaggeving
21
Human capital is door de accountancyregelgeving expliciet uitgesloten van opname op de
balans. Echter zoals gezien in paragraaf 3.4 heeft rapportage over human capital nog andere
doeleinden. Zo draagt rapportage bij aan de reputatie van de onderneming en is de
onderneming zelf beter in staat om een hogere winst te behalen vanwege de kennis die
beschikbaar komt over human capital. In dit hoofdstuk staat de rapportage over human capital in
de externe verslaggeving centraal.
Voor de rapportage van human capital, of in het algemeen intellectueel kapitaal, zijn talloze
methoden bedacht. In een rapport van de FASB (2001) worden vijf methoden besproken:
De Balanced Scorecard
De Skandia Navigator,
De Intangibles Assets Monitor
De Value Chain Scorecard
De Value Creation Index
In het rapport komt naar voren dat de Skandia Navigator en de Intangible Assets Monitor de
enige methoden zijn die rapporteren over human capital. De Skandia Navigator heeft echter
enkele nadelen, zoals de grote hoeveelheid indices (164 stuks), waaronder ook nietszeggende
criteria zoals het aantal computers in een onderneming (Bontis, 2001). Daarnaast lijken de
Skandia Navigator en de Intangible Assets Monitor veel op elkaar, vandaar dat de laatste
behandeld zal worden.
Een nieuwe ontwikkeling in de externe verslaggeving is de publicatie van een sustainablity
report15. Deze sustainablity reports rapporteren over een veel breder vlak dan intellectueel
kapitaal.
In de volgende paragraven worden de twee theorieën besproken, allereerst wordt de intangible
assets monitor van Sveiby besproken, daarna wordt ingegaan op een nieuwe ontwikkeling, de
sustainability rapporten. Paragraaf 2 bespreekt enkele case studies, waarin de aanwezigheid
van human capital in de jaarverslagen wordt onderzocht.
4.1.1 Intangible Assets Monitor
In 1997 publiceerde Sveiby de Intanbible Asset Monitor. Om een goede rapportage van
intellectueel kapitaal te maken deelde hij het intellectueel kapitaal op in: Employee competence, 15 http://www.globalreporting.org/AboutGRI/WhatIsGRI/History/OurHistory.htm
22
Internal structure en External structure. Voor ieder onderdeel stelde Sveiby indicatoren op in drie
catergorieën: Groei/vernieuwing, Efficientie en stabiliteit. Intangible Assets Monitor
External Structure Internal Structure Employee Competence
Indicatoren voor Groei/Vernieuwing Indicatoren voor Groei/Vernieuwing Indicatoren voor Groei/Vernieuwing
Indicatoren voor Efficiëntie Indicatoren voor Efficiëntie Indicatoren voor Efficiëntie
Indicatoren voor Stabiliteit Indicatoren voor Stabiliteit Indicatoren voor Stabiliteit
De indicatoren die Sveiby gebruikt voor het meten van Employee Competence zijn:
Groei en Vernieuwing Efficiëntie Stabiliteit
Aantal jaar in het vak % Professionals* in het bedrijf Gemiddelde leeftijd
Hoogst genoten opleiding Het Leverage effect** Senioriteit
Opleidings- en Cursuskosten Toegevoegde waarde per werknemer Verloop van professionals* in het bedrijf
Beoordeling van de werknemers. Toegevoegde waarde per professional*
* Professionals zijn de werknemers die de omzet generen.
** Het leverage effect kan als volgt berekend worden:
De toepassing van de intangible assets monitor leidt tot niet-comptabele gegevens. Sveiby is
echter van mening dat deze gegevens de financiële gegevens van de onderneming
complementeren en daarom moeten ze beide gepubliceerd worden, zowel intern als extern
(Brennan & Connell, 2000). Daarnaast is de intangible assets monitor erg gericht op het human
capital van de onderneming, Sveiby acht dit kapitaal de basis van de onderneming.
Celemi, een Zweedse onderneming gespecialiseerd in het ontwikkelen van trainingen, gebruikte
de intangible assets monitor als een audit op haar intellectueel kapitaal. De monitor geeft voor
Celemi goed weer hoe het met haar intellectueel kapitaal gaat in vergelijking tot een jaar eerder.
23
De monitor, bijgevoegd bij het jaarverslag van 1995, laat zien dat dit jaar een overgangsjaar is.
Celemi heeft een groei van het aantal personeelsleden gezien van 95%, dit heeft geleid tot een
groei van 43% van het totaal aantal jaren werkervaring in de onderneming. Echter de
gemiddelde aantal jaren werkervaring per werknemer daalde met 25%. Een logisch gevolg
hiervan is dat de omzet per werknemer daalde met 13%. Maar omdat de omzet per werknemer
wel hoog ligt voor de industrie is de verwachting dat dit in de komende jaren weer gaat groeien.
De grote groei van het aantal personeelsleden bij Celemi is een uitdaging voor het management,
maar met behulp van de intangible assets monitor kan het management goed in de gaten
houden hoe het met het human capital gaat en ingrijpen waar nodig (Sveiby, 1997).
4.1.2 Global Reporting Initiative
Het idee dat de onderneming alles in staat stelde om de aandeelhouders hogere winsten te
laten behalen is in de loop der jaren veranderd. Naast de aandeelhouders zijn er meer groepen
in de samenleving die van invloed zijn op de onderneming, de stakeholders. Deze stakeholders
hebben ieder een eigen mening over de manier waarop de onderneming zou moeten opereren
(Deegan & Unerman, 2006). Ondernemingen kregen in de gaten dat met deze sociale groepen
ook rekening moet worden gehouden en dat deze groepen andere belangen hebben dan de
aandeelhouders (Pedrini, 2007). Om deze nieuwe groepen van informatie te voorzien, die per
groep verschillend kan zijn, werden eerst milieu rapporten en sociale rapporten opgesteld, later
werden dit de sustainability reports. Onderzoek tussen 1972 en 1999 wees uit dat er een
positieve correlatie was tussen de mate waarin maatschappelijk verantwoord ondernomen werd
en de financiële resultaten van een onderneming (Margolis & Walsh, 2001). Dit positieve effect
komt voort uit de relatie tussen verantwoord ondernemen en intellectueel kapitaal. Hierbij wordt
gebruik gemaakt van de stakeholder theory om het intellectueel kapitaal te ontwikkelen. De
aandacht die intellectueel kapitaal hierdoor kreeg verbeterde weer de financiële resultaten
(Pedrini, 2007).
Het rapporteren van maatschappelijk verantwoord ondernemen gebeurd door middel van de
sustainability reports. Deze rapporten lijken in veel opzichten op de intellectuele rapportages,
zoals de intangible assets monitor, omdat ze beide in kwantitatieve indicatoren rapporteren voor
zowel de financiële als de niet-financiële resultaten. Daarnaast rapporten ze beide human
capital en extern kapitaal. Om deze redenen zouden de intellectuele rapporten en de
sustainability rapporten samengevoegd kunnen worden in een holistic rapport (Pedrini, 2007).
24
Een belangrijke set richtlijnen in de sustainability reports zijn de richtlijnen van de Global
Reporting Initiative (GRI). De GRI is in 1997 opgericht met als doel het opzetten van richtlijnen
omtrent sustainability rapporten. Intussen is de GRI onderdeel geworden van de Verenigde
Naties en is het de belangrijkste autoriteit op dit gebied. In 2000 werden de eerste richtlijnen
opgesteld, de G1, in 2010 is de nieuwste versie gepubliceerd, G3.1.In de GRI zijn richtlijnen
voor rapportage opgesteld over het milieu, mensenrechten, arbeidsomstandigheden,
maatschappij, productverantwordelijkheid en economische prestaties. Daarnaast kan een
onderneming zijn sustainability reports laten beoordelen door derden, om zo een kwalificatie te
krijgen op het rapport. Op deze wijze kan een onderneming snel laten zien over welke aspecten
zij hebben gerapporteerd16. De indicatoren die betrekking hebben op human capital zijn:
Totale personeelsbestand naar type
werk, arbeidsovereenkomst en regio
Totaal aantal en snelheid van
personeelsverloop per leeftijdsgroep,
geslacht en regio
Percentage medewerkers dat onder
een CAO valt
Minimale opzegtermijn in verband
met operationele veranderingen
Letsel-, beroepsziekte-, uitvaldagen-
en verzuimcijfers en het aantal
werkgerelateerde sterfgevallen per
regio
Opleidings-, trainings-, advies-,
preventie- en
risicobeheerprogramma’s ten
behoeve van personeelsleden
Gemiddeld aantal uren dat een
werknemer per jaar besteedt aan
opleidingen, onderverdeeld naar
werknemerscategorie
Samenstelling van bestuurslichamen
en onderverdeling van medewerkers
per categorie, naar geslacht,
leeftijdsgroep, het behoren tot een
minderheid
Verhouding tussen basissalarissen
van mannen en vrouwen per
medewerkercategorie
Pedrini (2007) laat in zijn onderzoek zien dat een aantal van de GRI indicatoren al voorkomen in
de intellectueel kapitaal rapporten van enkele ondernemingen. Dit is voor hem weer een
bevestiging dat het intellectueel kapitaal en het maatschappelijk verantwoord ondernemen in
een overzicht kunnen worden gerapporteerd.
4.2 Onderzoek naar human capital in externe verslaggeving
Pedrini toonde al aan dat GRI indicatoren reeds voorkomen in intellectueel kapitaal rapporten.
16 http://www.globalreporting.org/Reportingframework/ApplicationLevels/ bezocht op 17-6-2011
25
Guthrie & Petty (2000) hebben onderzocht hoe de 20 grootste ondernemingen uit Australië
rapporteerden over intellectueel kapitaal in de jaarrekeningen van 1998. In 2002 is dit onderzoek
herhaald met de 50 grootste ondernemingen uit Australië, maar is ook een vergelijking gemaakt
met 100 beursgenoteerde ondernemingen uit Hong Kong. Hieronder een samenvatting van de
resultaten van deze studies:Australië 1998 Australië 2002 Hong Kong 2002
Aantal geselecteerde ondernemingen 20 50 100
Aantal soorten industrieën 6 6 7
Aantal IC elementen in het model 24 18 27
Gemiddeld aantal elementen 8,9 31,6 13,2
Laagst aantal elementen 2 0 2
Hoogst aantal elementen 17 105 29
De onderzochte elementen zijn allemaal vrijwillig gerapporteerd. Onderdelen waarover een
onderneming, door regelgeving, verplicht is te rapporten zijn niet meegenomen in het
onderzoek. De methode waarop Guthrie en Petty de indicatoren telden is als volgt:
- Als een onderneming niet rapporteerde over het element, dan kreeg ze de waarde 0.
- Als een onderneming het element alleen noemde, dan kreeg ze de waarde 1
- Als een onderneming het element kwantificeerde, dan kreeg ze de waarde 2
- Als een onderneming het element een monetaire waarde gaf, dan kreeg ze de waarde 3
Zoals te zien is in het overzicht is het aantal gerapporteerde elementen in Australië in 2002 flink
toegenomen ten opzichte van 1998. Guthrie en Pettie laten over de gerapporteerde human
capital elementen het volgende zien:Australië 1998 Australië 2002
Know-how 6 -
Education 6 3
Vocational qualification 1 -
Work-related knowledge 12 37
Work-related competencies 9 -
Entrepeneurial spirit 19 24
Training - 24
Employees - 76
26
Dit onderzoek laat zien dat er over human capital in 2002 meer wordt gerapporteerd dan in
1998.
Een recenter onderzoek naar rapportage van human capital in Nederland geeft hetzelfde beeld
(de Bruijn, Oosting, & van Offeren, 2007). Zij onderzochten over de periode 2003 tot en met
2005 hoe de Nederlandse ondernemingen rapporteerde over human capital. In 2005 is nieuwe
regelgeving van kracht gegaan, waarin ondernemingen verplicht worden informatie te
verschaffen omtrent personeelsaangelegenheden, voor zover dit nodig is voor een goed begrip
van de ontwikkeling, de resultaten en de positie van de onderneming. De wet en de
onderliggende richtlijn wijdden verder niet uit over het begrip personeelsaangelegenheden.
Richtlijn 400 van de RJ geeft wel enige invulling van het begrip (de Bruijn, Oosting, & van
Offeren, 2007). Onderzocht werd of de invoering van de nieuwe wet heeft geleid tot beter
vergelijkbare informatie omtrent human capital. Hiervoor hebben de onderzoekers de
jaarrekeningen van 24 ondernemingen onderzocht op human capital. De resultaten zijn als volgt:
2003 2004 2005
Totaal aantal gemeten indicatoren 126 140 159
Aantal verschillende indicatoren 38 40 45
Hieruit trekken de onderzoekers de conclusie dat de regelgeving heeft geleid tot meer
rapportage over human capital en daardoor ook betere vergelijkbaarheid van de verslaggeving.
Echter is de groei maar beperkt en de onderzoekers denken dat de beperkte groei komt door de
onbekwaamheid van de ondernemingen met betrekking tot rapporteren over human capital.
4.3 Conclusie
Ondanks dat opname van human capital op de balans niet is toegestaan, wordt er wel degelijk
gerapporteerd over human capital in de externe verslaggeving. Celemi maakte gebruik van de
intangible assets monitor om te laten zien hoe het intellectueel kapitaal in de onderneming werd
ontwikkeld, maar ook voor het interne management wordt de monitor gebruikt.
Met de herkenning van stakeholders, naast aandeelhouders, als belangrijke groep om aan te
rapporteren, is begonnen met de ontwikkeling van sustainability reports. Onder leiding van het
GRI is een set met richtlijnen opgesteld waarover gerapporteerd kan worden. De intellectuele
27
kapitaal rapporten kunnen hierbij opgaan in de sustainability rapporten, vanwege de grote
gelijkenissen tussen deze twee vormen van rapporten. Onderzoek heeft daarbij uitgewezen dan
rapporteren over het maatschappelijk verantwoord ondernemen een positieve invloed heeft op
de financiële prestaties van een onderneming. Uit het onderzoek van Guthrie en Petty blijkt dat
er een stijgende lijn is in de rapportage over human capital. Ook de Bruijn, Oosting, & van
Offeren komen tot deze conclusie. Zij concludeerden dat de groei van de rapportages wat
beperkt was en schrijven dit toe aan de onwetendheid van de ondernemingen omtrent het
verschaffen van informatie over human capital.
In dit hoofdstuk is naar een antwoord gezocht op de volgende deelvraag:
4. Is human capital zichtbaar in de jaarrekening van ondernemingen en in hoeverre wordt
ingegaan op dit begrip?
Geconcludeerd kan worden dat human capital wel degelijk zichtbaar is in de jaarrekening van
ondernemingen, ondanks dat het niet mag worden opgenomen op de balans. De opkomst van
maatschappelijk verantwoord ondernemen heeft daarbij zeker bijgedragen. Uit verschillende
onderzoeken blijkt ook dat in de loop der jaren meer gerapporteerd wordt over human capital.
28
5. Conclusie
In deze scriptie is gezocht naar een antwoord op de vraag:
Kan het verschil tussen de boek- en marktwaarde van een onderneming verklaard worden door
de waardering van human capital?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn eerst de begrippen boek- en marktwaarde en
value gap aan de orde geweest. De value gap is het verschil in waarde tussen de boek- en
marktwaarde van een onderneming. Deze boek- en marktwaarde verschillen van elkaar om
diverse redenen. Zo wordt de boekwaarde opgebouwd uit historische kosten, terwijl de
marktwaarde uitgaat van toekomstige winsten. Een ander verschil komt voort uit het niet mogen
opnemen op de balans van human capital. De marktwaarde neemt immers wel de waarde van
het human capital mee bij de bepaling van de waarde van een onderneming.
Hierna is het begrip human capital uitgewerkt. Human capital vormt samen met het interne en
externe kapitaal het intellectuele kapitaal van een onderneming. Het human capital van een
onderneming bestaat uit alle kennis en talent die medewerkers nodig hebben bij de productie
van goederen en het verlenen van diensten. Ondanks dat human capital als belangrijkste
waardecreator van de onderneming wordt gezien, mag human capital volgens zowel IFRS als
de RJ niet worden opgenomen op de balans,vanwege de subjectiviteit van de waardering.
Deze conclusie leidt tot het antwoord op de hoofdvraag, waardering van human capital kan het
verschil tussen de markt- en boekwaarde van de onderneming niet verklaren. Objectieve
waardering van human capital is immers niet mogelijk.
De voordelen van het rapporteren van human capital zijn echter omvangrijk, bijvoorbeeld lagere
kapitaalkosten en een betere reputatie. Om deze voordelen te behouden rapporteren steeds
meer ondernemingen over human capital, maar dan in het bestuursverslag of in sustainability
rapporten. In hoofdstuk 4 is door middel van onderzoek bewezen dat rapporteren over human
capital dan ook steeds meer gebeurd, hetzij in bestuursverslagen, hetzij in de toelichting van de
jaarrekening. Deze vorm van rapporteren geeft betere vergelijkbaarheid tussen ondernemingen
alsmede meer transparantie in de jaarrekeningen van ondernemingen.
Het verkleinen van de value gap door opname van human capital op de balans is niet mogelijk,
maar het rapporteren over human capital heeft wel voordelen voor de onderneming en zal
komende jaren alleen maar toenemen!
29
6 LiteratuurlijstAndriessen, D. (2004b). Het waarderen van intellectueel kapitaal, waarom en hoe? Conferentie Kennisproductiviteit. Driebergen.Andriessen, D. (2004a). Making Sense of Intellectual Capital: designing a method for the valuation of intangibles. Burlington: Butterworth-Heinemann.Backhuijs, J. (2005). Welke fair value is fair? ControllersMagazin , 46-49.Bakker, B. (2009). Geest immateriële activa weer uit de fles. De Accountant , 12-16.Bakker, B. (2002). Ontastbaar dus Onzichtbaar? de Accountant , 14 - 17.Böhmer, S., Hoogendoorn, M., & Krens, F. (2011). Handboek Jaarrekening 2011. Kluwer.Bontis, N. (2001). Assessing knowledge assets: a review of the models used to measure intellectueal capital. International Journal of Management Reviews , 41-60.Borst, K., & Elzinga, E. (2010). De betaaldvoetbalsector wil een stevige accountant! Accountancy nieuws .Bos, A. d. (2002). Menselijk kapitaal ondergewaardeerd. (W. Verhoog, Interviewer)Brennan, N., & Connell, B. (2000). Intellectual capital: current issues and policy implications. Journal of Intellectual Capital , 206-240.Brooking, A. (1996). Intellectual Capital: Core Asset for the Third Millennium Enterprise. New York: International Thomon Business Press.DCTU. (1999). Your knowledge - can you book it? International Symposium Measuring and Reporting Intellectual Capital, (pp. 166-174). Amsterdam.de Bos, A. (2002). Rapportage over Intellectual Capital in het jaarverslag. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie , 203-212.de Bos, A., & Jordaan, G.-J. (2002). Intellectual Capital vraagt om 'nieuwe' accountants. Accounting , 18-26.de Bruijn, S., Oosting, M., & van Offeren, D. (2007). Personeelsaangelegenheden in het bestuursverslag. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie , 197-206.Deegan, C., & Unerman, J. (2006). Financial Accounting Theory. McGraw-Hill Education.Dolfsma, W. (2001). Mensen op de Balans, Voetbalorganisaties als voortrekker? Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie .Edvinsson, L. (1997). Developing Intellectual Capital at Skandia. Long Range Planning , 366-373.Edvinsson, L., & Malone, M. (1997). Intellectual Capital: Realizing Your Company’s True Value by Finding Its Hidden Brainpower . New York: Harper Collins.FASB. (2001). Busininess and Financial Reporting, Challenges from the New Economy. Norwalk: FASB.Flamholtz, E., Bullen, M., & Hua, W. (2002). Human resource accounting: a historical perspective and future implications. Management Decision , 947-954.Flannery, M., & Protopapadakis, A. (2002). Macroeconomic Factors Do Influence Aggregate Stock Returns. The review of financial studies .Guthrie, J., & Petty, R. (2000). Intellectual Capital: Australian annual reporting practices. Journal of Intellectial Capital , 241-251.Guthrie, J., Petty, R., & Ricceri, F. (2006). The voluntary reporting of intellectual capital: Comparing evidence from Hong Kong and Australia. Journal of Intellectual Capital , 254-271.
30
Hau, T., & Knoops, C. (2003). De verwerking van goodwill in de jaarrekening. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie , 261-269.Het Financieele Dagblad. (2011, Januari 18). Apple-boegbeeld Steve Jobs met ziekteverlof. Opgeroepen op 2 mei, 2011, van http://www.fd.nl/artikel/21227784/apple-boegbeeld-steve-jobs-ziekteverlofHoogendoorn, M., & de Bruijn, S. (2000). De kloof tussen aandeelhouderswaarde en eigen vermogen: omvang, oorzaken en oplossingen. Tijdschrift voor Bedrijfsadministratie , 206-214.Kennisland. (sd). Opgeroepen op Mei 18, 2011, van http://www.kennisland.nl/nl/filter/publicaties/kenniseconomie-monitor-2010Leon, M. (2002). Intellectual capital: managerial perceptions of organisational knowledge resources. Journal of Intellectual Capital , 149-166.Lev, B. (2001). Intangibles: Management, Measurement and Reporting. Brookings Institution Press.Margolis, J., & Walsh, J. (2001). People and Profits? The search for link between a company's social and financial performance. working paper .Ministerie van Economische Zaken. (1999). Immateriële Productiemiddelen: Balanceren met Kennis. Den Haag: JB&A.OECD. (1996). Measuring What People Know. Paton, W. A. (1922). Accounting Theory. New York: Ronald Press.Pedrini, M. (2007). Human capital convergences in intellectual capital and sustainability reports. Journal of Intellectual Capital , 346-366.Penman, S. H. (2007). Financial reporting quality: is fair value a plus or a minus? Accounting and Business Research , 33-44.Randstad. (2011). Jaarverslag 2010. Ryan, S. (2008). Fair Value Accounting: understanding the issues raised by the credit crunch. New York: Council of Institutional Investors.Skandia AFS. (1998). Human Capital in Transformation, Intellectual Prototype Report. Stewart, T. (1991). Brain Power - How Intellectual Capital Is Becoming America's Most Valuable Asset. Fortune .Sveiby, K. E. (1997). The Intangible Assets Monitor. Journal of Human Resource Costing and Accounting , 73-97.The Konrad Group. (1988). The Invisible Balance Sheet: Key Indicators For Accounting, Control and Evaluation of Know-how Companies. Ubels, G.-J., Swagerman, D., & Hoeven, R. t. (2009). Boek-/marktwaarderatio en International Financial Reporting Standards. Maandblad voor accountancy en bedrijfseconomie , 337-355.van Asperen, P., & van Kuijck, B. (2004). De toekomst verslagen, Koersen op aandeelhouderswaarde. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie , 22-31.van der Tas, L. (2006). Invoering van IFRS in de EU: achtergronden, kansen en bedreigingen. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie .van Loo, J., & de Grip, A. (2003). Loont het opleiden van personeel? ControllersMagazine , 14-16.
31
Vergauwen, & Vandemaele. (2001). Accounting in de "nieuwe economie": Op zoek naar een relevantere berichtgeving? Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie .Westphalen, S.-Å. (1999). Reporting on Human Capital: Objectives and Trends . Measuring and Reporting Intellectual Capital: Experience, Issues, and Prospects. Amsterdam.Wyatt, A. (2008). What financial and non-financial information on intangibles is value-relevant? A review of the evidence. Accounting and Business Research , 217-256.
32