Upload
others
View
1
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
FACULTEIT
RECHTSGELEERDHEID
E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen
door (00602882) (De Brauwer Bart)
Academiejaar 2012-2013
Promotor : Commissarissen :
(Pauwels Lieven) (Schils Nele)
(Van Daele Stijn)
Verklaring inzake toegankelijkheid van de Masterproef criminologische wetenschappen Ondergetekende, [Naam en Voornaam + studentennummer] ...…………………………………………………. geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, [de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past) om deze Masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de Masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: …………………………………….. Handtekening: ……………………………
I
Woord vooraf
Het onderwerp: de e-Jihad, was geen voor de hand liggende keuze. Tijdens mijn studie als
politicoloog werd ik door de processen van radicalisering geboeid. Mijn toenmalig ETA-onderzoek
vloeide daaruit voort. Daarna liep ik stage in 2011, als bachelor in de criminologische wetenschappen,
bij de Dienst Terrorisme en Sekten van de Belgische Federale Politie. Daar bestond mijn taak erin om
tot een criteriabepaling te komen van Jihadwebsites. Mijn interesse werd er geprikkeld door het
actuele thema van de e-Jihad. Deze Masterproef vormt dan ook het sluitstuk van mijn opleiding
criminologische wetenschappen in het academiejaar 2012-2013.
Een aantal mensen dienen bedankt te worden. Vooreerst mijn promotor, Dhr. Pauwels, die me
bijstond en in de goede richting stuurde. De Nederlandse professor Bakker, Jihadexpert bij het “Center
for Terrorism and Counterterrorism” in Den Haag, gaf me een paar nieuwe inzichten betreffende de
materie. Ik wens hem speciaal te bedanken omwille van de tijd die hij en zijn organisatie vrijmaakte
om me persoonlijk van antwoord te dienen. Voorts werkte de analyse van Dhr. Bartlett inzake sociale
media en Jihad, in het gebouw van de Veiligheid van de Staat, inspirerend. Mijn vader wens ik
speciaal te bedanken voor de vele uren die hij vrijmaakte voor het nalezen van mijn onderzoek.
Tenslotte bedank ik mijn moeder, mijn vriendin en mijn broer voor de steun die ze me gaven tijdens
de moeilijkere momenten.
II
Inhoudstafel . Inleiding....................................................................................................................................................1
Deel 1: Beschrijvende literatuurstudie.....................................................................................................5
1.A.: Omschrijving kernbegrippen..............................................................................................6
1.B.: Terrorisme en radicalisering.............................................................................................13
1.C.: Communicatie en media....................................................................................................16
Hoofdstuk 1: e-Jihadpioniers en moederwebsites..................................................................................19
1.1.: Verschillende visies van de e-Jihadpioniers......................................................................20
1.2.: Al-Suri’s oproep voor een “Globaal Islamitisch Verzet”..................................................22
1.3.: As-Salims 39 wijzen om de Jihad te dienen......................................................................24
1.4.: Younes Tsouli: de “Godfather van de online-Jihad”.........................................................25
1.5.: Anwar al-Awlaki: de Bin-Laden van het internet..............................................................26
1.6.: Samir Khan: e-Jihad op verschillende fronten...................................................................27
1.7.: Osama Bin-Laden: de nieuwe Saladin...............................................................................28
1.8.: Al-Zawahiri: uitbouw en framing van de Jihadideologie..................................................31
1.9.: Al-Zarqawi’s gruwelijke propagandamachinerie..............................................................31
1.10.: Al-Neda: de eerste moederwebsite van Al-Qaeda...........................................................34
1.11.: Al-Firdaws: onbekend, maar wel bemind........................................................................34
1.12.: Al-Boraq: Irakese Jihadverbondenheid en banners.........................................................36
1.13.: Al-Ekhlaas: de invloedrijkste moederwebsite.................................................................37
1.14.: Al-Hesbah: het e-Jihadsluitstuk?.....................................................................................37
1.15.: Tussenbesluit...................................................................................................................39
Deel 2: Empirisch gedeelte....................................................................................................................43
2.A.: Keuze voor kwalitatief onderzoek....................................................................................43
2.B.: Onderzoeksstrategieën......................................................................................................44
2.C.: Onderzoekstechnieken......................................................................................................46
Hoofdstuk 2: Screenshotonderzoek van Europese Jihadwebsites..........................................................53
III
2.1.: Minbar-SOS: een vrouwelijke spin in het web..................................................................53
2.2.: Al-Mourabitoune: een grafisch meesterwerk....................................................................56
2.3.: Ansar al-Haqq: typevoorbeeld van de huidige Jihadwebsite.............................................59
2.4.: Tussenbesluit.....................................................................................................................62
Hoofdstuk 3: De online magazines.........................................................................................................64
3.1.: Defenders of the truth........................................................................................................64
3.2.: Stijlkenmerken van Defenders of the truth........................................................................68
3.3.: Grafische kenmerken van Defenders of the truth..............................................................70
3.4.: Inspire................................................................................................................................70
3.5.: Stijlkenmerken van Inspire................................................................................................78
3.6.: Grafische kenmerken van Inspire......................................................................................79
3.7.: Tussenbesluit.....................................................................................................................81
Hoofdstuk 4: Webanalyse van operationele Jihadwebsites....................................................................85
4.1.: De twee blogs van het Global Islamic Media Front..........................................................85
4.2.: Blogspot Globale Islamische Medien Front......................................................................86
4.3.: Maktoobblog alqaeqa.........................................................................................................89
4.4.: Shariatube..........................................................................................................................91
4.5.: Facebookpagina van Eric Omar Harroun..........................................................................95
4.6.: Tussenbesluit.....................................................................................................................98
Hoofdstuk 5: Websites van de Nationalistische Jihad..........................................................................102
5.1.: Engelstalige Website van de Palestijnse Al-Qassam Brigades........................................102
5.2.: Engelstalige Website van de Libanese Hezbollah...........................................................107
5.3.: Tussenbesluit...................................................................................................................110
Eindconclusie........................................................................................................................................114
Bibliografie...........................................................................................................................................119
Eindnoten..............................................................................................................................................130
Cd-rom: ‘Onderzoeksdata’: analyses van de online magazines en operationele Jihadwebsites..........136
IV
Lijst afbeeldingen Afbeelding 1: logo as-Sahab (www.jihadica.com).................................................................................35
Afbeelding 2: webpagina van al-Boraq (www.al-boraq.com)................................................................36
Afbeelding 3: webpagina van al-Falujja (www.alqimmah.net)..............................................................39
Afbeelding 4: voorbeeld categorische tabel............................................................................................48
Afbeelding 5: voorbeeld “wordle” (http://www.wordle.net/create).......................................................49
Afbeelding 6: voorbeeld “NVIVO10”....................................................................................................50
Afbeelding 7: voorbeeld “Domain Tools” (http://whois.domaintools.com/qassam.ps).........................50
Afbeelding 8: voorbeeld onderzoekstabel..............................................................................................51
Afbeelding 9: voorbeeld checklist..........................................................................................................52
Afbeelding 10: Minbar-SOS (www.minbar-sos.com)............................................................................54
Afbeelding 11: al-Mourabitoune na de transformatie (www.ribaat.org)................................................56
Afbeelding 12: al-Mourabitoune voor de transformatie (www.ribaat.org)............................................57
Afbeelding 13: webforum al-Mourabitoune: al-Zarqawi (http://forum.ribaat.org/)...............................58
Afbeelding 14: webforum al-Mourabitoune: Taymiyyah (http://forum.ribaat.org/)..............................58
Afbeelding 15: website Ansar al-Haqq voor de transformatie (www.ansar-alhaqq.net)........................60
Afbeelding 16: website Ansar al-Haqq na de transformatie (www.ansar-alhaqq.net)...........................60
Afbeelding 17: webforum Ansar al-Haqq (http://www.ansar-alhaqq.net/forum/).................................61
Afbeelding 18: reactie el-Aroud op webforum Ansar al-Haqq (http://www.ansar-alhaqq.net/forum/).61
Afbeelding 19: “de Leeuw is dood” (http://www.ansar-alhaqq.net/forum/)..........................................62
Afbeelding 20: cover online magazine “Defenders of the truth” (http://thejihadproject.files)..............64
Afbeelding 21: cover online magazine “Inspire” (http://azelin.files.wordpress.com/)..........................72
Afbeelding 22: blogspot GIMF: logo GIMF (http://gimf-nachrichten.blogspot.com/).........................88
Afbeelding 23: blogspot GIMF: verheerlijking Jihad (http://gimf-nachrichten.blogspot.com/)............88
Afbeelding 24: intro Shariatubefimpje (http://www.youtube.com/watch?v=).......................................94
Afbeelding 25: Al-Qassam versus IDF op Twitter (https://www.facebook.com/#!/InHetSpoor)........103
Afbeelding 26: logo Al-Qassam Brigades (http://www.qassam.ps/)....................................................105
Afbeelding 27: logo Hezbollah (http://www.english.moqawama.org/)......................................109
1
Inleiding
Media en terrorisme vertonen een symbiotische relatie. Terrorisme wordt door de media
aanzien als belangrijk omdat het een hoge (spectaculaire) nieuwswaarde heeft. Terroristen maken
dankbaar gebruik van propagandakanalen om hun boodschap te verkondigen. De Jihadistische
terreurorganisatie “Al-Qaeda” legt daarbij de nadruk op de onrechtmatige westerse bezetting van
Islamitische landen. Volgens Silke (2008, p. 114) wordt op die manier een “mortality salience effect”
bekomen waarbij een hoge identificatie optreedt tussen de Jihadi’s en de (dodelijke)
moslimslachtoffers. Tot vóór 2001 gebeurde er zelden systematisch wetenschappelijk onderzoek naar
terreurorganisaties. Met de spectaculaire aanslagen, uitgevoerd door gerekruteerde terroristen van Al-
Qaeda, kwam daar internationaal verandering in. België bleef echter lange tijd achter.
Tijdens mijn stageopdracht in 2011 bij de Dienst Terrorisme en Sekten van de Federale
Gerechtelijke Politie werd duidelijk dat er tal van Belgische politiële en wetenschappelijke werken
bestaan die het fenomeen “Jihadisme” beschrijven en verklaren. Echter, literatuur rond Jihadi-
websites werd niet aangetroffen. Hoogstens werd gewezen op “de belangrijke rol van het internet in
het radicaliseringsproces”. Dit is een reële lacune voor de academische wereld maar ook voor onze
veiligheidsdiensten. Die laatste hebben immers een wetenschappelijke onderbouw nodig in de
bestrijding van het steeds groter wordende probleem van de Jihad en haar criminele implicaties.
Bovenvermelde hangt nauw samen met de desinteresse van de criminologie in het politieke fenomeen
“terrorisme”. Deze wetenschappelijke discipline droeg tot vandaag weinig bij aan het begrijpen van
terreurgeweld of het gedrag dat ertoe leidt. (Gadd & Karstedt & Messner, 2012, p. 175) Aangezien de
auteur een politicoloog van opleiding is, wordt geprobeerd vernieuwende invalshoeken aan te reiken
binnen het criminologisch onderzoek.
In 2013 beklemtoont het Federaal Parket de dreiging uitgaande van de e-Jihad, de Jihad op het
internet. De Dienst Terrorisme en Sekten van de Federale Politie, de Veiligheid van de Staat, en het
Centraal Orgaan voor de Dreigingsanalyse (i.e. “OCAD”) werken samen inzake het in kaart brengen
van het fenomeen en de bestrijding ervan. Omdat propaganda op zich geen misdrijf inhoudt, wordt er
te weinig onderzoek naar verricht. Bovendien zijn bovenvermelde diensten budgettair, logistiek en qua
personeel onderbezet. Tenslotte staat de Belgische wetenschappelijke wereld voor de uitdaging een
verklaring aan te reiken voor actuele terroristische verschijnselen. Theorieën en verklarende modellen
dienen daarbij uitgebouwd te worden. Alsook empirisch onderzoek dat gestaafd wordt met
praktijkvoorbeelden.
2
In dit onderzoek wordt bestudeerd hoe Al-Qaeda’s propagandamachine werkt via het internet.
Ook al gebruikt Al-Qaeda het internet voor verschillende doeleinden (bv. financiering), toch wordt
alleen het propagandafacet onderzocht. Dit is een bewuste keuze. Een Masterproef dient namelijk in
een korte tijdspanne (minder dan één jaar) geschreven te worden. Bovendien zijn er inzake
financiering, rekrutering, etc. andere processen actief. Het dient gezegd dat propaganda de slagader is
van het huidige Jihadisme. (Smith, 2009; Volders, 2012) Het onderzoek beoogt een belangrijke
schakel te zijn in de wetenschappelijk inzichten met betrekking tot radicalisme, terrorisme en
Jihadisme. Al-Qaeda tracht, zoals elke terreurgroepering of organisatie, een wereldbeeld uit te dragen
waarbij geweld niet wordt geschuwd. Het internet speelt daarbij een cruciale rol. Wetenschappers
dienen volgens mij bij te dragen tot het verklaren van de gehanteerde beeldvorming van Al-Qaeda. Zij
zijn immers, in tegenstelling tot de (internationale) politieke wereld, niet gebonden door loutere
kortetermijnbelangen.
Eerst diende de auteur zich wegwijs te maken in de vele theorieën en wetenschappelijke
literatuur betreffende het online-Jihadisme en het propagandaonderzoek. Deze fase vatte reeds aan
eind september 2012. Vervolgens werd de portfolio neergeschreven in de periode: oktober tot
december van datzelfde jaar. Hierbij werd o.a. aandacht besteed aan: het theoretisch en praktisch
kader, de onderzoeksvragen, de definiëring van de kernbegrippen, de onderzoekstrategieën- en
technieken en het type onderzoeksmateriaal. De beschrijvende literatuurstudie liep t.e.m. begin maart
2013. De beslissende fase ging echter van start midden maart 2013. In deze fase werden Jihadwebsites
empirisch onderzocht. Eind april tot begin mei werd gewerkt aan de lay-out van de Masterproef.
Om tot een grondige analyse te komen van de centrale onderzoeksvraag: “Hoe verloopt Al-
Qaeda’s propagandastrijd op het internet?”, dienen een aantal deelvragen geformuleerd. Hierbij
wordt rekening gehouden met het oorspronkelijke doel van elke theorie. In deze Masterproef wordt
onderzocht hoe Al-Qaeda haar propagandastrijd voerde op het “open web” (het “deep web” wordt niet
bestudeerd ook al ontplooit men daar de uiteindelijke terreuractiviteiten).
In het wetenschappelijk onderzoek wordt vooreerst, vanuit het Sociaal Constructivistisch
wetenschapsprogramma in combinatie met het Causaal model van Crenshaw, aangetoond hoe
belangrijke e-Jihadpioniers propaganda inzake de Jihad hebben gepromoot. Er wordt aangegeven welk
belang zij aan propaganda hechten. Hoe past volgens hen propaganda binnen de e-Jihad? Framing
krijgt in het onderzoek een belangrijke plaats toebedeeld in die zin dat individuen cruciale
betekenisdragers zijn.
Onderzoek naar hoe Al-Qaeda verschillende propagandakenmerken- en technieken op het
internet toepast, is vervolgens van cruciaal belang om inzicht te verwerven in het functioneren van de
3
Globale Jihad in de 20ste eeuw. Als technieken worden o.m. “name calling” en “band wagoning”
bestudeerd. Er wordt hierbij uitgegaan van: de Functionalistische Mediatheorie, de
Mediumtechnologische theorieën, Rational Choice theorieën, Contagion Theory en tenslotte de
psychologische en sociale theorieën. Aan de hand van o.m. tabellen en een degelijke checklist worden,
in het empirisch gedeelte van de Masterproef, verschillende internetbronnen onderzocht.
Tenslotte dient het propagandaverhaal van Al-Qaeda vergeleken te worden met de aanpak van
vergelijkbare cases. Vanuit de Social Cognition Theorie kwam volgende onderzoeksvraag tot stand:
hoe verhouden “Globale Jihadi-propaganda” en “Nationalistische Jihadi-propaganda” zich tegenover
elkaar op het internet? Zijn er operationele gelijkenissen of zijn het vooral de verschillen die opvallend
zijn?
Het doel van de Masterproef is om inzicht te verwerven in het uitgedragen propagandadiscours
van Al-Qaeda op het internet. Hiervoor wordt de online propagandageschiedenis van Al-Qaeda
bestudeerd, alsook de actuele operationaliteit. Op basis daarvan beslaat het onderzoek twee delen:
1. Beschrijvende literatuurstudie: een secundaire data-analyse wordt gehanteerd. Hierbij
worden de propagandavisies van de e-Jihadpioniers onderzocht alsook historische, maar
gerechtelijk afgesloten moederwebsites.
2. Empirische webanalyse: verschillende (bevroren en operationele) Jihadwebsites worden
kwalitatief onderzocht. Een inhoudsanalyse van de online magazines zorgt voor een
categorische tabel. Hierbij wordt cross-sectoriële informatie van de website verzameld op één
dag. De gegevens worden via de “word cloud methode”, “NVIVO10” en de “grondige
analyseprocedure” geselecteerd. Tenslotte voert men de gegevens in een checklist in.
Welke structuur hanteren we doorheen de Masterproef? Er wordt getracht om een logische
redenering uiteen te zetten. Omwille van de techniciteit van het onderwerp worden in deel 1, d.m.v.
een literatuurstudie, de kernbegrippen gedefinieerd en de belangrijkste gehanteerde theorieën
betreffende terrorisme, radicalisering, communicatie en media uiteengezet. In hoofdstuk 1 komen de
visies van de e-Jihadpioniers en de Al-Qaedamoederwebsites aan bod. Na het beschrijvende luik komt
een empirische studie, in deel 2, tot stand. Er wordt uitgelegd wat de meerwaarde is van kwalitatief
onderzoek en wat de gebruikte onderzoeksstrategieën- en technieken zullen zijn. Met hoofdstuk 2
vangt het empirisch onderzoek daadwerkelijk aan. Er wordt geopteerd voor een screenshotonderzoek
van drie Europese Jihadwebsites. In hoofdstuk 3 worden twee e-magazines onderzocht. Daarbij komt
een categorische onderzoekstabel tot stand die doorheen het verdere onderzoek zal worden gehanteerd.
In het daaropvolgende hoofdstuk worden twee operationele Jihadblogs, Shariatube (i.e. een spin-off
van You Tube) en een Jihadi-Facebookprofiel geanalyseerd. In hoofdstuk 5 worden de gegevens uit de
4
voorgaande hoofdstukken vergeleken met die van de websites van de Al-Qassam Brigades en
Hezbollah. Tenslotte bespreek ik, in de eindconclusie, de onderzoeksresulaten, draag ik
beleidsaanbevelingen voor en stel ik bijkomende research voor. Het eigenlijke onderzoek vindt de
lezer in ‘Onderzoeksdata’, gebrand op de bijbehorende cd-rom.
Het primaire onderzoeksmateriaal beslaat enerzijds: secundaire databronnen (internationale
wetenschappelijke en politiële literatuur en bevroren websites) en anderzijds operationele websites. De
secundaire databronnen bekomt men door een zoektocht doorheen de wetenschappelijke en politiële
literatuur rond online-Jihadisme. Vooral de Angelsaksische stroom aan informatie valt hierbij op. Dit
komt voornamelijk doordat de VS en Groot-Brittannië werden opgeschrikt door zware Jihadi-
terreuraanslagen maar ook omdat vele e-Jihadpioniers afkomstig zijn of gestudeerd hebben in één van
de vermelde landen. De operationele websites worden bekomen door onderzoek uit de literatuur en
websites die nog steeds actief zijn sinds de stageopdracht. Het voordeel daarbij is dat deze websites op
zijn minst twee jaar actief zijn waardoor het propaganda-apparaat makkelijker kan bestudeerd worden.
Bovendien is de professionaliteit hoger. Als secundair onderzoeksmateriaal komen in aanmerking:
formele gesprekken met verschillende experts van de Federale Politie (2011) en een formeel gesprek
met professor Bakker (8 februari, 2013).
5
Deel 1: Beschrijvende literatuurstudie
Toen ik in 2011 stage liep bij de Dienst Terrorisme en Sekten van de Belgische Federale
Gerechtelijke Politie viel het me op dat er zeer weinig in de Belgische politiële en academische
literatuur terug te vinden is i.v.m. de e-Jihad. In 2013 was dit nog steeds het geval. De meeste auteurs
(bv. Coolsaet) spitsen zich vooral toe op het radicaliseringproces en geven daarbij aan dat het internet
een middel of radicaliseringskanaal is voor potentiële Jihadi’s. De wijze waarop het internet bijdraagt
aan dit veelvormig proces wordt echter niet of te weinig onderzocht. Het is dan ook van belang dat er
bestudeerd wordt hoe Al-Qaeda het internet gebruikt(e) inzake communicatie, rekrutering,
financiering en propaganda. Het laatste aspect vormt het onderwerp van deze Masterproef.
In 1987 riep Abdullah Azzam op tot een “al-qaeda al-sulbah” (i.e. Voorhoede der Krachtigen).
Een jaar later werd een Jihadi-terreurorganisatie opgericht in Pakistan door een volgeling van Azzam,
Osama Bin-Laden. Pas in 1998, met het onderzoek naar de bomaanslagen op verschillende
ambassades in Oost-Afrika bedacht de Amerikaanse politie een naam voor deze voorhoede: “Al-
Qaeda”. De belangrijkste strategische (of lange termijn) doelstellingen ervan zijn: de overwinning van
de religie van Allah, het herstel van het Islamitisch kalifaat en de vestiging van de Islamitische
regimes door inzet van geweld. Aan de vooravond van 9/11 (2001) was Al-Qaeda nog een unitaire
organisatie gecentraliseerd rond enkele kernleden zoals de Saoedi Bin-Laden1 en de Egyptenaar al-
Zawahiri. Van het internet maakten de terroristen voornamelijk gebruik om te communiceren. Na de
beruchte kapingen en spectaculaire aanslagen op Amerikaanse bodem (9/11) startte Bush, de
toenmalige president van de Verenigde Staten van Amerika (afgekort als VSA), een “war on terror”.
Afghanistan, Irak en Iran werden tot een “axis of evil” uitgeroepen. Afghanistan (2001) en Irak (2003)
werden achtereenvolgens de oorlog verklaard. Verschillende leiders en leden van Al-Qaeda werden
vermoord of kwamen in beruchte gevangenissen terecht (bv. Abu Graib in Irak) zonder enige
afgebakende jurisdictie en bescherming van mensenrechten. Jihadleiders zoals al-Suri riepen op tot
een verregaande decentralisatie van Al-Qaeda. Ook al gebruikte Al-Qaeda het internet reeds
voorafgaand aan 9/11, het zou pas met het boek “39 principles of the Jihad” (2003) zijn dat men sprak
over de e-Jihad. Volgens de auteur van dat boek (as-Salim) is elke moslim verplicht deel te nemen aan
de Jihad. Ofwel op een gewelddadige wijze (d.m.v. terreuraanslagen en oorlogen in landen bezet door
de ongelovigen) ofwel op een geweldloze wijze (bv.: door geld in te zamelen voor de Jihad).
Vooreerst is het noodzakelijk de belangrijkste kernbegrippen te definiëren die in de
Masterproef veelvuldig aan bod zullen komen.
6
1.A.: Omschrijving kernbegrippen
Via conceptualisering van de kernbegrippen wordt zin gegeven aan de data en worden ze
georganiseerd in het onderzoek. (Kraska & Neuman, 2008, p. 470) Daarom worden de belangrijkste
aan bod komende begrippen hieronder kernachtig uiteengezet.
Radicalisering en terrorisme zijn op het eerste zicht slechts in de marge van dit onderzoek te
situeren. Echter niets is minder waar. Zoals de AIVD (i.e. Nederlandse Algemene Inlichtingen- en
Veiligheidsdienst) opmerkte, zette zich recent een trend in van radicalisering en rekrutering van
onderaf. Het gaat om “een spontaan, interactief en grotendeels autonoom proces”, aldus de AIVD.
Alhoewel deze inlichtingendienst in Nederland opereert, werd op Europees en internationaal vlak
dezelfde trend vastgesteld. (EUROPOL, 2012, p. 6)
Volgens Buijs, Demant en Hamdy (geciteerd in: Doosje, 2009, p. 6) is er sprake van een
“gradueel radicaliseringsproces”. Terrorisme wordt hierbij gezien als de laatste fase (of trede van de
trap). Radicalisering is een proces waarin een individu zijn beweegredenen en bereidheid in de
zoektocht naar sterke veranderingen in de samenleving ziet toenemen. (Coolsaet, 2008, p. 135) De
onderzoeksequipe “Sociale Veiligheidsanalyse van de Universiteit Gent” sprak van drie fases (SVA,
2011, pp. 51-53):
1. Radicalisme2: radicale ideeën ontstaan ten gevolge van frustraties uit een
gepercipieerde onrechtvaardige behandeling van de eigen groep. Ingrijpende
gebeurtenissen (i.s. “triggers”) zorgen ervoor dat de muur van weerbaarheid barst en
geweld wordt aanzien als gerechtvaardigd.
2. Extremisme: geweld wordt beschouwd als de enige opportuniteit om de
doelstellingen te halen. Er worden voorbereidingshandelingen getroffen. De groep
begint qua samenstelling en operationaliteit te gelijken op een sekte. Extremisme
wordt levensgevaarlijk indien geweld als noodzakelijk wordt ervaren. (Pauwels, 2012)
3. Terrorisme: hieronder omschreven.
Volgens Coolsaet wordt een justificatie voor geweld bekomen door een voorhanden zijnde
ideologie of religie. In bepaalde gevallen (zoals bv. Bouyeri van de Nederlandse Hofstadgroep) wordt
zelfstandig een “cut-and-paste-ideologie” of een “cut-and-paste-religie” ontworpen. (Coolsaet, 2011,
p. 261)
7
Conceptualisering van terrorisme is echter een uiterst complexe zaak. Volgens Sezgin
(geciteerd in: Al-Badayneh, 2007, p. 2) definieert elke staat terrorisme volgens haar eigen nationaal
belang3. Verschillende auteurs (Shafritz, 1991; Gupta, 2005; Wikström, 2008) kwamen tot het inzicht
dat het onmogelijk is om terrorisme te definiëren. Ook in de toekomst zien de auteurs geen
veranderingen optreden. Toch zijn er een aantal onderdelen die in vele wetenschappelijke definities
van terrorisme terugkomen. Terrorisme wordt vooreerst aanzien als een methode van illegaal politiek
geweld waarbij aanslagen worden verricht, door individuen of een kleine groep, op een kleine groep
slachtoffers om zo het gedrag van een groter publiek te beïnvloeden. (Silke, 2008; Wikström, 2008,
Coolsaet, 2011) Vervolgens wordt de nadruk gelegd op opzettelijke angstcreatie en intimidatie met het
doel om politieke en sociale doelstellingen te bereiken. (Wikström, 2008; Volders, 2012) Vanuit de
Rational Choice Theory (gesteund door Crenshaw) wordt geopperd dat terrorisme als strategie wordt
gekozen omdat andere methodes als weinig doeltreffend worden aanzien en teveel tijd en geld zouden
kosten. (Gearty, 1996; Griset, 2008) Tenslotte wijst Crenshaw (geciteerd in: Gearty, 1996, pp. 244-
245) erop dat de doelwitten van de aanslagen een hoge symbolische waarde hebben.
De Jihad wordt volgens Brachman (2009, p. 49) door elke moslim anders ingevuld. Dit
onderzoek sluit daarom aan bij de definitie gehanteerd door o.m. Chen en Weimann (2008, p. 1351) in
hun casestudy van negenendertig Jihadwebsites: een Islamitische term die refereert naar de Heilige
Oorlog tegen de vijanden van de Islam, voorgesteld als een religieuze plicht. Men gelooft dat zij die
sterven tijdens de Jihad “martelaars” worden en verzekerd zijn van een plaats in het paradijs op de
“dag des oordeels”. (Moussalli, 1999, pp. 185-186)
Volgens de Nederlandse Nationale Coördinator Terrorismebestrijding kent het Jihadisme vier
hoofdthema’s: de mondiale heerschappij van de Islam, de heroprichting van het kalifaat (i.e. de
Islamitische staat), de Jihad4 en tenslotte de eindtijd (i.e. het einde van de wereld en de daarop
volgende dag des oordeels, het ultieme doel). (NCTb, 2009, p. 80) De Jihadideologie ontstond in de
jaren ’60 als een wapen in de strijd om controle over de postkoloniale staten. De ideologische vader
van het moderne Jihadisme is Sayyid Qutb5. (Borer & Arquilla, 2007, pp. 87-88)
Jihadi’s kunnen best omschreven worden als beoefenaars van de Jihad. Om preciezer te zijn:
van de “Kleine Jihad” of “de gewelddadige strijd ter verdediging van de Islam”. De “Grote Jihad” is
een persoonlijke strijd om een goed Islamitisch leven na te streven. (Silke, 2008) Zoals Coolsaet
(2009) m.i. terecht opmerkte, is het aangewezen te spreken over Jihadi-terrorisme i.p.v.
moslimterrorisme omdat ze zichzelf zien als “al-Salafiyya al-Jihadiyya”. Zo wordt vermeden dat de
groep die het zwaarst wordt getroffen door de Jihadi’s, de moslims, ook nog eens gestigmatiseerd
geraakt als terroristisch. Er is momenteel geen onderzoek voorhanden waarbij de onderzoekers directe
toegang hadden tot Jihadi’s. (Silke, 2008, p. 102) Een lacune die moeilijk te behandelen is.
8
In deze studie wordt een onderscheid gemaakt tussen “Globale Jihadi’s” en “Nationalistische
Jihadi’s”. De Globale Jihadi’s6 zien zichzelf als onderdeel van een internationale virtuele
moslimnatie. Het was al-Banna die de Jihad omschreef als universalistisch. (Moussalli, 1999, pp. 154-
155) Osama Bin-Laden en al-Zawahiri claimden een internationaal discours voorafgaand aan 9/117.
Door deze spectaculaire terreuraanslagen begonnen de haviken binnen het Jihadisme in te zien dat de
oorlog tegen de “far enemy” (i.e. het Westen) een weg bood uit de impasse die ze meemaakten in het
bestrijden van hun eigen nationale regeringen. (Pargeter, 2008, pp. 103-104)
Vóór 2001 was de Globale Jihadi-terreurorganisatie Al-Qaeda sterk top-down georganiseerd.
Het was Bin-Laden zelf die de commando’s gaf. Hij selecteerde de doelwitten en de
zelfmoordterroristen die de aanslagen op 9/11 uitvoerden. Hierna werd Al-Qaeda bewust
gedecentraliseerd via bottem-up netwerken. (Coolsaet, 2011, p. 22) Mede doordat meer dan zeventig
procent van de leiding of gevangen of gedood was na de gerichte anti-terreurcampagne gelanceerd
door de VSA. (Coolsaet, 2005, pp. 53-66) Volgens Coolsaet werden de aanslagen in Europa (bv.
Madrid, 2004) gepleegd door home-grown Jihadi’s die zich beriepen op het “label Al-Qaeda”. In deze
studie worden zulke groeperingen onder de noemer Globale Jihadisten ingedeeld. De reden hiervoor is
dat ze zich inzake e-Jihad grotendeels beroepen op materiaal van Al-Qaedagroeperingen in het
Midden-Oosten, Azië en Afrika en omdat ze op Jihadwebsites, fora, chatrooms, blogs, etc. zich
inschrijven in de virtuele “Ummah” of geloofsgemeenschap geproclameerd door Al-Qaeda.
(Richardson, 2006, p. 155)
Momenteel zijn er drie groepen te onderscheiden die allemaal gemeenschappelijk hebben dat
ze de ultieme strategische doelstelling van Al-Qaeda delen. Namelijk: Islamitische staten vestigen
waar moslims wonen via de gewapende strijd. Deze groepen kunnen als volgt worden omschreven:
1. De Kern: de groep verantwoordelijk voor 9/11, gesitueerd in Pakistan. De Egyptenaar
al-Zawahiri werd de leider na het gericht uitschakelen van Bin-Laden door de
Amerikaanse elite-eenheden in 2011.
2. De Geaffilieerden: regionale groepen die zich vasthaken aan de Kern. Ze hebben elk
een aparte regionale agenda met diverse doelstellingen. Het bevat onder meer
volgende groepen: “Al-Qaeda op het Arabische Schiereiland” (afgekort AQAP8), “Al-
Qaeda in Irak” (afgekort: AQAM9), “Al Shabaab in Somalië” ...
3. De Geïnspireerden: niet-geaffilieerde cellen en individuen die zich inspireren en
occasioneel gegidst worden door de Kern en de Geaffilieerden. Voorbeelden zijn:
“Islamic Army in Iraq” en “Shariah 4 Belgium”.
9
De algemene doelstellingen van Al-Qaeda zijn drieledig: de overwinning van de religie van
Allah, het herstel van het Islamitisch kalifaat10 (op basis van de Shariah of de Islamitische wetgeving)
en de vestiging van Islamitisch regimes. (Bloom, 2011, p. 23) Het pad hiertoe wordt geplaveid door de
Jihad uitgevoerd door een voorhoede (i.e. Al-Qaeda). Tenslotte wordt m.i. terecht door de Nationale
Coördinator Terrorismebestrijding opgemerkt dat Al-Qaeda de “zionistisch- christelijke alliantie”
verantwoordelijk stelt voor alles wat verkeerd gaat in de moslimlanden. (NCTb, 2010)
Nationalistische Jihadi’s11 onderscheiden zich van de Globale Jihadi’s door hun nadruk op de
“Defensieve Jihad”: ze strijden voor zelfbeschikkingsrecht op het nationale grondgebied dat ze
claimen te vertegenwoordigen. De Globale Jihadi’s concentreren zich daarentegen meer op de
“Offensieve Jihad” of het vestigen van de Islam (via geweld) waar ook ter wereld. (Van Leeuwen,
2012, p. 86) Twee Nationalistische Jihadi-organisaties zijn in dit onderzoek cruciaal: “de Ezzedeen al-
Qassam-brigades12” en de “Hezbollah”.
De Palestijnse “Hamas13”, onder het charismatische leiderschap van Mashal, ijvert voor een
onafhankelijke Palestijnse staat. Haar Al-Qassam Brigades zorgen voor de terreuraanslagen in Israël.
De website (http://www.qassam.ps/) is operationeel sinds 2008. Met ongeveer tweeduizend
achthonderd unieke bezoekers per maand is het een zeer populaire website. Deze website wordt echter
vaak door de groepering zelf offline gehaald wanneer het conflict met Israël hoog oplaait14.
Het Libanese Hezbollah, onder het charismatische leiderschap van Nasrallah, tracht een
Islamitische staat in Libanon te vestigen. Ook zij bestrijden Israël omdat het Jeruzalem bezet. De
website (http://www.moqawama.org/) is actief sinds 1997. Ze behaalt slechts vierhonderdzestig
bezoekers per maand.
Guldentops (1996, p. 17) zag het internet als een: “Verzameling van duizenden verschillende
computernetwerken die onderling verbonden zijn door middel van een gezamenlijke tool of protocol,
namelijk TCP/IP”. Websites kunnen daarbij aanzien worden als “plaatsen” op het internet waar
individuen, groeperingen en organisaties informatie kunnen weergeven. Een voorbeeld van een
website is: http://www.youtube.com. In het onderzoek wordt alleen het “open web” onderzocht, dit is
het gedeelte van het internet dat vrij toegankelijk is. Het “deep web” of “dark net” (i.e.
internetgedeelte afgesloten via beschermingsprocedures) is alleen te onderzoeken met de hulp van
“domain experts”. (Chen et al., 2008, p. 1348) Wetenschappers schatten echter dat het onzichtbare
web tot vijfhonderdvijftig keer groter is dan het zichtbare web. (AIVD, 2012, p. 5) De Belgische
Federale Procureur Delmulle merkte tenslotte op, in een gastcollege aan de Universiteit Gent op 29
november 2012, dat dankzij het internet fysieke contacten niet langer noodzakelijk zijn tijdens het
radicaliseringsproces.
10
Een website kan als Jihadistisch bestempeld worden wanneer op basis van artikels,
audiovisuele documenten, postings en andere internetfuncties (mailinglist, chat of Paltalkroom) het
Jihadisme predikt en verspreidt. (NCTb, 2009, p. 80) Er zijn zes types websites die worden ingezet
door de Jihadi’s (NCTb, 2006):
1. Websites van radicale Jihadi-groeperingen en organisaties.
2. Websites van Jihadi-sjeiks15.
3. Webfora16 van radicale Jihadi-groeperingen en organisaties.
4. Webblogs17 van radicale Jihadi-personen, groeperingen en organisaties.
5. Sociale netwerksites18. (Facebook19, Twitter en My Space)
6. Online magazines.
In deze Masterproef worden er geen websites van radicale sjeiks bestudeerd. Ze hanteerden
immers de laatste jaren een heimelijker karakter. You Tube wordt bijkomend onderzocht omdat het
een interactief mediakanaal is dat de Jihadi-gemeenschap in staat stelt om haar boodschap via online
video’s te verspreiden. Men kan er video’s bekijken, becommentariëren maar ook zelf uploaden.
(Stout, 2006, p. 150) Ondanks de antimoderne visie, gebruiken de Jihadi’s het internet. Sterker, ze zien
het internet als een cruciaal instrument voor een efficiënte uitvoering van de Jihad. Dankzij het
internet kan Al-Qaeda de geografische barrières, afhankelijkheid van mediakanalen (zoals al-Jazeera)
en de overheidsbeperkingen t.a.v. Jihadi’s vermijden. (IICC, 2008, p. 8)
Al-Suri, as-Salim, al-Awlaki en Khan riepen begin 21ste eeuw op tot een “Electronical-Jihad”
(afgekort e-Jihad of e-Qaeda), “Jihad op het internet” of de “online-Jihad”: het intensief gebruik
maken van het internet om toekomstige en actieve Jihadi’s te overtuigen van de juistheid van de Jihad.
Toch is de belangrijke plaats van het internet binnen de Jihad geen vooraf geplande tactiek. Het is
volgens Sageman (geciteerd in: NCTb, 2010, p. 43) een spontane evolutie tengevolge van grotere
internationale overheidscontroles van moskeeën en andere ontmoetingsplaatsen.
Vervolgens wordt uit de definitie van massacommunicatie van Defleur (2010, p. 32) afgeleid
wat we in deze studie verstaan onder massamedia (verder aangeduid als “media”).
Massacommunicatie wordt aanzien als: “a linear process in which professional communicators us
media to design and disseminate messages widely, rapidly, and continually to arouse intended
meanings in large, diverse, and selectively attending and interpreting audiences in attempts to
influence them in a variety of ways”. Deze definitie kwam tot stand door de “Information Theory” van
Shannon en Weaver (waarbij massacommunicatie werd aanzien als een lineair model) en de eerdere
inzichten van Laswell te combineren. Media omvat: de geschreven pers (i.s. boeken, magazines en
11
kranten), films en “broadcasting” (i.s. radio, televisie, vcr, dvd en internet). (Defleur, 2010, pp. 30-33)
Zij bepalen de publieke agenda. (Gearty, 1996, p. 260)
Terroristen zoeken de steun van het (doel) publiek. In dit onderzoek zien we het publiek (of
de publieke opinie) als zij naar wie de Jihadi-communicatie is gericht: de eigen achterban, de eigen
publieke opinie, vijanden of de internationale publieke opinie. Het cyberpubliek20 is hieruit afgeleid
en beslaat het online publiek. (Holmes & Jones, 2011, pp. 7-10) Midden de 20ste eeuw gingen
wetenschappers er nog vanuit dat de media een beperkte (of zelfs helemaal geen) invloed had op het
publiek21. Deze visie wordt in het onderzoek grondig tegengesproken.
Laswell aanschouwde propaganda als: “The managment of collective attitudes by the
manipulation of significant symbols”. (Laswell, 2008, pp. 627-631) Het is de output van een
organisatie of belangengroep die een bepaald beeld vertegenwoordigen en dat willen promoten naar
een massapubliek. (Walton, 2007, pp. 93-99) Propaganda werkt tenslotte in op de ervaringen van
individuen. (Altheide, 2009, p. 24) Propaganda wordt ingezet om de attitudes van personen of groepen
te veranderen om het grotere doel van de propagandist te realiseren. Een attitude is daarbij een
positieve, negatieve of gemengde evaluatie van een object, dat met een bepaalde intensiteit wordt
uitgedrukt. Propaganda onderscheidt zich van gewone politieke boodschappen, opinies en speeches
door de combinatie van een aantal specifieke kenmerken (Brysbaert, 2006; Walton, 2007; Balnaves
& Donald & Shoesmith, 2009; NCTb, 2010):
1. Aanwezigheid van een manipulatieve dialoogstructuur: een dialoog tussen de “zender” (i.e.
individu of groep dat de boodschap actief verzendt) en de “respondent(en)” (i.e. specifiek
publiek, volk of massa dat passief de boodschap ontvangt). Hierbij wil de zender een eigen
beeld opleggen aan de respondent door controle over de bron van informatie en het gedrag van
de respondent. Er is dus geen sprake van een vrijwillig proces, zoals dat het geval is bij de
loutere overtuiging.
2. Inhoud van de boodschap: leugenachtig (zwarte propaganda), waarheidsgetrouw (witte
propaganda) of een combinatie van beiden (grijze propaganda).
3. Doelgericht: de respondent een bepaalde actie laten ondernemen of er laten vanaf zien.
4. Beïnvloeding van de eigen achterban, de vijand of de (internationale) publieke opinie. Volgens
Petty en Cacioppo (geciteerd in: Van Hiel, 2008, p. 49) zijn er twee processen van
beïnvloeding: de centrale weg tot overreding en de perifere weg. Als de ontvanger kritisch
nadenkt over de inhoud van de boodschap volgt hij de centrale weg. Denkt hij niet zorgvuldig
na over de boodschap dan wordt de perifere weg gevolgd. Hierbij evalueert men de boodschap
via eenvoudige vuistregels. De ontvanger is dan overgevoelig voor eufemismen (i.s. neutrale
12
woorden worden gebruikt om zaken te verbloemen) en dysfemismen (i.s. uitdrukking waarbij
men een begrip grover omschrijft). (Balnaves & Donald & Shoesmith, 2009, p. 135)
5. Onverschilligheid voor de logische rede. Ook al is de zender er zich wel bewust van!
6. Eenzijdigheid: argumenten worden slechts van één kant belicht.
7. De zender ziet zichzelf gerechtvaardigd door de eigen doelstelling(en).
8. Emotioneel taalgebruik.
9. Dichotomie: bewuste opdeling tussen de “goeden” en “slechten”.
10. Aanjagen van angst: werkt vooral wanneer tegelijkertijd aan de ontvanger tactieken worden
aangeboden om angst te verminderen. (Brysbaert, 2006, p. 739)
11. De herhaling van de boodschap: door herhaalde blootstelling aan de boodschap krijgt de
respondent er een positiever beeld van. Bovendien begrijpen ze de (soms ingewikkelde)
boodschap beter na ze een aantal keren gehoord of gezien te hebben. (Brysbaert, 2006, p. 739)
Bij propaganda worden manipulatieve technieken gebruikt. Hierbij is de techniek van het
labellen, ontleend aan Lee (geciteerd in: Balnaves & Donald & Shoesmith, 2009, p. 134), de
voornaamste:
1. Name calling: de propagandist brengt aan een bepaald idee een negatief label aan. Op die
manier verwerpt het publiek dat idee zonder een voorafgaande zoektocht naar
bewijsmateriaal.
2. Glittering generality: zelfde proces als Name calling maar hierbij wordt gewerkt met een
positief label waardoor het publiek onmiddellijk het idee accepteert.
3. Transfer: prestige of autoriteit van een bron overbrengen naar een andere bron.
4. Testimonial: een gerespecteerd of gehaat persoon vertelt dat een bepaald idee, programma of
product goed of slecht is.
5. Plain folks: de propagandist vertelt zijn publiek dat het eigen idee goed is omdat het “van het
volk afkomstig is”.
6. Band wagoning: de propagandist vertelt zijn publiek dat “iedereen het doet” en dat alle leden
van de groep zullen volgen.
Veel hangt af van de persoonlijkheid van de boodschapper. Geloofwaardige (i.e. competent en
betrouwbaar) en sympathieke propagandisten verhogen hun effectiviteit bij het (doel)publiek. (Van
Hiel, 2008, pp. 53-54)
Het “Oude Terrorisme” bedreven door terreurorganisaties zoals de Irish Republican Army en
de Italiaanse Rode Brigades was kleinschalig. De terroristen (i.s. de boodschappers) wouden alleen de
attitude van het doelpubliek veranderen om zo, samen met hen, de doelstellingen te realiseren. Brian
13
Jenkins zei daarover: “The traditional terrorist wanted people watching, not people dead.” De
Jihadi’s, daarentegen, behoren tot het “Nieuwe Terrorisme”: men wil vernietigen om op die manier
een plaats in het paradijs te verdienen. Dit vindt men terug op de website van de Palestine-Israel
Journal op http://www.pij.org/.
Welke zijn nu de belangrijkste verklarende theorieën voor terrorisme en radicalisering? In het
volgende onderdeel repliceren we hierop.
1.B.: Terrorisme en radicalisering
Zoals Pauwels (2012) terecht opmerkte, begon de criminologie zich pas recent op grote schaal
te interesseren in het terrorismefenomeen. De bekendste theorie is de “Rational Choice Theory”.
Volgens Schmid (2011, p. 221) levert deze theorie een “economic evaluation of individual
decisionmaking” op. Een rationele individuele kosten-baten-analyse is hierbij cruciaal. De input in het
besluitvormingsproces zijn de verschillende opties, de vermoedelijke kosten van de verschillende
opties en keuzes, het vermoedelijke voordeel van de keuzes en de waarschijnlijkheid van succesvol
verschillende acties te ondernemen. Het individu maakt daarna een keuze waarmee hij of zij denkt een
maximale output te genereren. In haar variant op de Rational Choice Theory, de “Strategic Choice
Theory”, kunnen volgens Crenshaw (geciteerd in: Griset & Mahan, 2008, p. 24) individuen collectief
rationeel zijn. (Schmid, 2011, p. 222) Terrorisme is een politieke strategie die logische processen
volgt. Het probeert politiek gedrag te beïnvloeden door het manipuleren van de opties van de
tegenstander. De kosten van terrorisme worden als zeer laag ervaren t.o.v. de politieke alternatieven.
Ook het sociale leren krijgt een belangrijke plaats toebedeeld in haar theorie.
Het belangrijkste voordeel van de “Rational Choice Theory” is dat men actoren aanziet als
rationele wezens die aan de hand van keuzemogelijkheden afwegingen maken met een vooropstaand
doel voor ogen. Bovendien heeft deze theorie de mogelijkheid om cognitieve, gedrags- en situationele
factoren te combineren. Wat van belang is bij het verklaren van het “lone wolfterrorisme”. (Weimann,
2012) Er zijn echter ook een aantal nadelen aan dit theoretisch model! Ten eerste gaat men uit van een
vaststaande definitie van rationaliteit ook al is elke definitie hieromtrent gecontesteerd. Bepaalde
menselijke gedragingen kunnen niet verklaard worden door de Rational Choice Theory: altruïsme,
suïcideterrorisme, free-riding ... (Wikström, 2008; Schmid, 2011) Het is daarom van belang dat er in
deze Masterproef ook rekening wordt gehouden met de Strategic Choice Theory van Crenshaw
(geciteerd in Griset & Mahan, 2008, p. 24) als aanvulling op de Rational Choice Theory. Zij gaf
immers aan dat individuen kunnen inzien dat hun participatie en cohesie belangrijk zijn voor de groep.
14
Zo worden ze gevoelig voor free-riders en percipiëren ze een belangrijke persoonlijke invloed op de
verdeling van de publieke goederen.
Door het rationele aspect is de Rational Choice Theorie (en haar variant) een absolute
tegenhanger van de meer psychologische en sociale theorieën. Hierbij is terrorisme een ongewilde
uitkomst van psychologische en sociale factoren (zie Victoroff et al.). (Schmid, 2011, p. 214) Deze
theorieën hebben een hoge relevantie wanneer men terrorisme bestudeert als een proces. (Bjorgo,
2005, p. 50) Zo wees Silke (2008, p. 119) erop dat psychologische processen en kleine
groepsdynamieken een belangrijke rol innemen bij de verklaring van Jihadi-radicalisering22.
De “Relatieve Deprivatietheorie” is de bekendste sociale theorie waarbij een individu of
groep een sociale vergelijking maakt en tot de subjectieve vaststelling komt dat hij of zij niet de
waardevolle bronnen ontvangt waarop men recht denkt te hebben. (Doosje et al., 2009, p. 11) In dit
onderzoek wordt echter geen rekening gehouden met de variant van de Relatieve Deprivatietheorie, de
“Frustratie-agressietheorie”, omdat veel Jihadi’s niet behoren tot de (lagere) klassen van de
maatschappij die ze trachten te vertegenwoordigen. De frustratie van die klassen is dus geen
persoonlijke teleurstelling van de meeste Jihadi’s.
De “Sociale Identiteitstheorie” wijst op de psychologische noodzaak bij sociale
identiteitsformatie voor een rationalisering van het geweld. (Schmid, 2011, p. 248) Men toont aan dat
terroristen individueel niet abnormaal zijn. (Silke, 2008, p. 104)
Voordelen van deze psychologische en sociale verklaringstheorieën zijn: aangeven waarom
individuen een terreurorganisatie opzoeken en wat het effect van lidmaatschap op het individu is.
(Bjorgo, 2005) Het belangrijkste nadeel van de psychologische theorieën is dat ze vooral gebaseerd
zijn op theoretische speculatie, secundair en/of anekdotisch bewijsmateriaal. Bovengenoemde twee
theorieën vormen een belangrijke toegevoegde waarde aan de eerder rationele theorieën omdat ze oog
hebben voor de psychologische en sociale dynamieken tijdens het radicaliseringsproces.
Een belangrijke aanvulling op de psychologische en sociale verklaringstheorieën is het
“Causaal model” van Martha Crenshaw. Volgens haar dient terrorisme altijd onderzocht te worden in
de context: onderzoek de omstandigheden waarin het fenomeen optreedt om de oorzaken ervan te
vinden. Deze theorie wordt door de Gentse terrorismeonderzoekers Van de Voorde en Coolsaet
onderschreven. (Coolsaet, 2011, pp. 48-49) In dit model worden drie bindende overeenkomsten
aangetroffen bij terroristen:
15
1. Vijandbeeldontvangend milieu: op basis van (reële of gepercipieerde) exclusie,
ongelijkheid en/of vernedering wordt een “wij-zij-frame” gecreëerd.
2. Persoonlijke gebeurtenis (i.e. trigger) dat zich voordoet in het openstaand milieu.
3. Gewelddadige actie gebeurt door enkelen binnen de gemeenschap die men tracht te
vertegenwoordigen. (Coolsaet, 2011, pp. 262-264)
Bij de geïntegreerde theorieën dient aandacht besteed te worden aan de “Situationele
Actietheorie” van Wikström. Actie is, volgens deze auteur, gedrag dat gesteld wordt na het maken
van een eigen beslissing. Crimineel (terreur)gedrag verloopt in twee fases: de bereidheid criminaliteit
als een alternatief te zien en het keuzeproces. De interactie tussen individu en (morele) setting bepaalt
het maken van de keuzes. (Wikström, 2008; Pauwels, 2010) Regels zijn allesbepalend en niet de rede.
Hiermee integreert Wikström rationele en psychosociale theorieën.
Radicaliseringstheorieën onderzoeken vervolgens de processen waardoor personen
gesocialiseerd geraken in politiek geweld zonder morele afkeer. Men probeert hierbij het proces van
accepteerbaar politiek activisme tot terrorisme te verklaren. (Schmid, 2011, p. 217) Inzake
radicalisering vertrekt men meestal van een stappenmodel, waarbij achterstandsfactoren (bv. relatieve
deprivatie, discriminatie, gepercipieerde onrechtvaardige behandeling ...) aan de basis liggen van een
reeks causale processen. Bij elke stap haken individuen af en gaat een steeds kleiner wordende groep
door naar de volgende. Een belangrijk model om het radicaliseringsproces te verklaren is het
“Stappenmodel van Moghaddam”. Er worden verschillende stappen doorlopen waarbij geldt: hoe
hoger, hoe minder opties en hoe meer men geneigd is over te gaan tot het plegen van geweld. Het
model wordt best gecombineerd met het empirisch onderbouwd onderzoek van Silbner en Bhatt dat
werd uitgevoerd in opdracht van de politie van New York naar Jihadi-radicalisering. (Schmid, 2011;
SVA, 2011) Er zijn 4 stappen te onderscheiden in het Jihadi-radicaliseringsproces:
1. Pre-radicalisatie: de stap voordat het kwetsbare individu met de Jihadi-ideologie in
contact komt.
2. Zelf-identificatie: het individu wordt beïnvloed door interne en externe factoren en
begint de Jihadi-ideologie te verkennen. Er is een afwezigheid van gepercipieerde
mogelijkheden om op te klimmen in de maatschappelijke hiërarchie en men
onderscheidt een onrechtvaardige behandeling door de overheid. Het blijft bij de
meeste individuen beperkt tot verbaal geweld. De oude identiteit wordt geleidelijk aan
vervangen door een Jihadistische. De katalysator is een crisis die een cognitieve
opening creëert naar een nieuw (Jihadi-) wereldbeeld23. Het individu associeert zich
voortaan met Jihadi-medestanders.
16
3. Indoctrinatie: het individu versterkt zijn geloof in de Jihad en aanvaardt dat actie (op
welke manier dan ook) nodig is om de Jihadzaak te steunen. Er is sprake van een
moreel engagement. Mede dankzij een spirituele leider wordt de frustratie omgezet in
(fysieke) agressie.
4. Jihadisme: het individu aanvaardt zijn plicht om actief te participeren aan de Jihad en
ziet zichzelf als een mudjahid of heilige strijder. Uiteindelijk wordt het individu
betrokken bij een operationele planning voor deelname aan de Jihad of een
terreuraanslag.
Moskalenko en McCauley maakten gewag van een piramidaal model24 van radicalisering. De
processen die leiden dat personen opklimmen van sympathisant tot terrorist komen echter grotendeels
overeen met die van Moghaddam, Silbner en Bhatt. Tenslotte merkten Schmid (2011, p. 221) en Silke
(2008, p. 114) op dat radicale propaganda en het rekruteringsproces cruciaal zijn om het
radicaliseringsproces te begrijpen. Silke vond dat betrokkenheid bij terrorisme meestal een gradueel
proces is waarbij persoonlijke identiteitsvorming en sociale netwerken een belangrijke rol innemen.
Er zijn echter ook theorieën die het effect van mediabeelden op terrorisme proberen te
verklaren. Een bekende theorie is de “Contagion Theory”. (Gearty, 1996, p. 253). Hierbij wordt
gewezen op de hoge mate van besmetting die mediabeelden op terrorisme hebben. Geweld op televisie
zou terroristen stimuleren over te gaan tot geweld. Verschillende experts (Bassouni, Schmid en de
Graaf om maar enkele te noemen) onderschrijven deze theorie. Jenkins sprak ze echter fundamenteel
tegen. Een andere theorie heeft het over een spiraal van vervreemding en deviant gedrag. (Gearty,
1996, p. 261) Bij de “Deviancy Amplification Theory” van Jock Young en Leslie Wilkins (1965-
1973) definieert een samenleving een groep als afwijkend en isoleert zo haar leden. Vervreemding van
die groep is het gevolg. Ook het deviant karakter groeit, wat een sociale reactie uitlokt in de
samenleving. De groep isoleert zich. De interacties tussen het beleid, de samenleving en de deviante
groep worden sterk beïnvloed door de informatie die de media verstrekt.
In het volgende onderdeel worden de gehanteerde mediatheorieën uiteengezet. In de
communicatiewetenschappen zijn geen theorieën voorhanden die terrorismeverklarend zijn.
1.C.: Communicatie en media
Het internet groeide, sinds haar ontstaan in de VSA voor militaire doeleinden in 1969, uit tot
een volwaardig communicatieplatform. Hiermee werd een globale netwerksamenleving opgericht. De
traditionele mediakanalen (televisie en nieuwskranten) verloren kijkers en lezers tengevolge van deze
17
ontwikkeling. (Golan & Johnson & Wanta, 2010, pp. 10-13) Terrorisme kan volgens Schmid en de
Graaf (2011, p. 246-247) aanschouwd worden als een gewelddadige taal van (politieke)
communicatie25. In de 19de eeuw sprak de Italiaanse anarchist Pisacane voor het eerst van een
“propaganda by the deed” (Griset & Mahan, 2008)
Binnen het “Sociaal Constructivisme26”, een belangrijk wetenschapsprogramma, heeft men
het vaak over “framing” of de selectie van bepaalde aspecten (en exclusie van andere) van informatie
om zo een perceptie van een bepaalde realiteit te bevoordelen. Hierbij worden bepaalde facetten van
gebeurtenissen benadrukt om zo een bepaalde interpretatie, evaluatie of oplossing te promoten.
Agendasetting is hierbij cruciaal. Er bestaan zelfs “Framing theorieën” die aangeven dat
communicatie niet enkel de transmissie van data beslaat maar dat individuen een cruciale rol innemen
in het construeren van de betekenis. (Rogan, 2007, pp. 16-18) Mensen maken “schema’s” tijdens hun
leven aan. Zo wordt de wereld eenvoudiger te begrijpen. Bovendien krijgen boodschappen, volgens
Sociaal Constructivisten, pas betekenis in een relationele communicatiecontext. (Gubrium & Holstein,
2008, p. 92) In dit proces spelen de media en het internet vaak een bepalende rol. (Balnaves & Donald
& Shoesmith, 2009, pp. 67-77) Dit indachtig genomen framen terroristen omwille van twee redenen:
overtuiging en media-aandacht. Vooreerst proberen ze via geweld en angst de publieke opinie te
bespelen en politieke doelen te realiseren. Vervolgens wensen ze via het inspelen op onveiligheid,
desoriëntatie van de vijand en dramatisering, media-aandacht te genereren. (Golan & Johnson &
Wanta, 2010, pp. 225-227) Het Sociaal Constructivisme is bovendien van belang voor dit onderzoek
omdat organisaties er aanzien worden als constructies binnen een sociale context. Een
terreurorganisatie (in casu Al-Qaeda) is ingebed in een sociale, historische en culturele context. Het
Causaal model van Martha Crenshaw sluit heel goed bij deze wereldvisie aan.
De moderne communicatiewetenschappen startte met het onderzoek van Laswell naar de rol
van propaganda tijdens de Eerste Wereldoorlog. Samen met Merton en Wright werd de
“Functionalistische Mediatheorie” bedacht. Merton vond dat de media twee functies had:
“eufuncties” (i.s. positieve functies t.o.v. de maatschappij, zoals statusverlening) en “dysfuncties” (i.s.
negatieve functies, zoals verdoving van het publiek). (Verstraeten, 2004, pp. 69-70)
“Mediumtechnologische theorieën” bestuderen op welke manier de inhoud wordt overgebracht. Een
belangrijk adagium is: “the medium is the message”. De meeste onderzoekers in dit genre
aanschouwen de technologische evolutie als uitermate positief. Postman daarentegen waarschuwde
voor de negatieve effecten van de beeldcultuur. (Verstraeten, 2004, pp. 73-74) Deze visie ligt echter in
het verlengde van het meeste mediaonderzoek. Er ging in het verleden dan ook vooral aandacht naar
de negatieve effecten van de media op de publieke opinie. (Nabi & Oliver, 2009, p. 287)
18
Meestal wordt communicatieonderzoek niet in verband gebracht met terrorisme. Propaganda
daarentegen (vooral oorlogspropaganda) neemt wel een belangrijke plaats in. Laswell schonk er al
veel aandacht aan. Tot op de dag van vandaag bekijkt men vooral hoe de media en de propaganda zich
verhouden t.o.v. de statelijke politiek. Het gebruik van media door interstatelijke actoren blijft daarom
onderbelicht (zie bv. het “Propagandamodel” van Herman en Chomsky van 2003).
Tarde stelde reeds begin 20ste eeuw vast dat er definiëringsproblemen waren inzake de invloed
van de media op het publiek. Het publiek zag hij als zelfbewust t.o.v. de massa27. Ook Tomkins
bestudeerde het publiek. Hij ontwikkelde een “Script Theory” waarin scripts een set van regels
inhouden voor interpretatie, evaluatie, productie en controle van scènes. Deze scripts produceren op
hun beurt zogenaamde “analogs”: negatieve of positieve zaken die men overal dreigt te zien eens men
erover gealarmeerd is. (Nightingale, 2011, pp. 253-261)
In de jaren ’80 ontwikkelde Bandura zijn “Social Cognition Theory”. Hij onderscheidde zich
van de zuivere “Sociale leertheorieën”door nadruk te leggen op het individu dat zelf controle kan
uitoefenen op zijn of haar ideeën, gevoelens en daden. Het menselijk functioneren wordt gezien als
een dynamische wisselwerking tussen de persoonlijke factoren, het gedrag en het milieu. De mens is
in staat abstract en symbolisch te denken. De media zorgt voor een cruciale bron van informatie en
faciliteert het observationeel leren. (Nabi & Oliver, 2009, pp. 284-287) In de lijn van Bandura’s Social
Cognition Theorie kan de “Situationele theorie” van Grunig gesitueerd worden. Deze theorie handelt
over de verschillende stadia van publieke reactie op situaties. Volgens Grunig zijn er drie soorten
publiek: latent, bewust of actief. Een latent publiek erkent de situatie niet als een probleem in
tegenstelling tot het bewust publiek. Het actieve publiek gaat een stap verder en organiseert zichzelf.
Ze bediscussieert hoe er iets aan de bestaande situatie kan gedaan worden.
Nu stelt zich de vraag waarom internetpropagandaonderzoek van Al-Qaeda momenteel
relevant kan zijn? Zoals we hieronder zullen zien kan het onderzoek een meerwaarde bieden voor
verschillende wetenschappelijke diensten en actoren in de veiligheidssector. Eerst komen de
propagandavisies van de e-Jihadpioniers aan bod.
19
Hoofdstuk 1: e-Jihadpioniers en moederwebsites
Onderzoek naar terrorisme is voor meer dan tachtig procent gebaseerd op secundaire data-
analyse van bestaande bronnen (boeken, tijdschriften, onderzoeken ...). (Silke, 2008, p. 101) Voor de
studie van de e-Jihadpioniers en de moederwebsites wordt daarom een kwalitatief beschrijvende
documentenanalyse uitgevoerd. Dit levert een enorme besparing op qua tijd (de literatuurstudie startte
eind september 2012 en eindigde begin maart 2013) en financiële middelen. Het biedt bovendien de
mogelijkheid om op een snelle manier aan een grote hoeveelheid informatie te komen. Aangezien de
informatie afkomstig is vanuit wetenschappelijke en politiële hoek, is het mogelijk een
waarheidsgetrouw beeld te creëren van het propagandaverhaal van Al-Qaeda. (Booij et al., 2011, pp.
237-247)
De e-Jihad kan beschouwd worden als een versmelting van traditionele propagandakanalen
(bv. video’s) met de technologische en geografische mogelijkheden van het internet. De online-Jihad
neemt momenteel verschillende vormen aan: Jihadi-basisteksten (i.s. forumposts, e-magazines, e-
boeken en handgeschreven teksten), “Nasheeds” (gezongen teksten zonder instrumenten) maar ook
videomateriaal. De videobeelden worden daarbij nog eens opgedeeld in: politieke, martelaars,
instructie (godsdienstig of militair van aard), herdenkings, muziek en tenslotte onthoofdingsfilmpjes.
(Conway, 2012, p. 7) Rogan (2007, p. 116) merkte terecht op dat in het verleden hooggeplaatste
Jihadi’s belangrijke rollen innamen binnen de online propagandastrijd. Khalid Shaykh Muhammad,
het brein achter 9/11, leidde bijvoorbeeld “as-Sahab”: het toenmalige belangrijkste mediakanaal van
Al-Qaeda. Met al-Suri, die als media-adviseur van Bin-Laden optrad, ging de strijd op het internet pas
echt van start: een “battle to win the hearts and minds” van de moslims. Tussen 2008 en 2013 werd de
persoonlijkheid van de propagandisten echter minder belangrijk. Elke radicale moslim die beschikte
over internettoegang kon een e-Jihad beginnen.
Volgende e-Jihadpioniers worden onderzocht op hun propagandavisie: al-Suri, as-Salim,
Younes Tsouli, al-Awlaki en Samir Khan. De propagandavisies van Bin-Laden, al-Zawahiri en al-
Zarqawi dienen ook bestudeerd te worden omdat ze elk bepalend waren voor de strategie van Al-
Qaeda. Ook al werd de laatste slechts om opportunistische redenen lid van Al-Qaeda. Vervolgens
worden de historische moederwebsites van Al-Qaeda bestudeerd. Ze worden door internationale
contraterreurexperts aanschouwd als bepalende websites voor de richting waarin de
propagandamachine van Al-Qaeda evolueerde. De eerste website, al-Neda, was echter maar een jaar
operationeel (i.e. tussen 2001 en 2002). Daarna komen al-Firdaws, al-Boraq, al-Ekhlaas en al-Hesbah
aan bod. Die laatste vier werden in 2008 afgesloten na een sterke contraterreurslag. Het opende echter,
20
volgens een expert van de Dienst Terrorisme en Sekten, de doos van pandora. Hierna volgde een
wildgroei aan radicale Jihadwebsites.
De kostprijs van het beschrijvende onderzoek is relatief beperkt. Eigenlijk komen alleen de
werkbezoeken aan het “Centre for Terrorism and Counterterrorism” (gesitueerd in Den Haag) en aan
de “Veiligheid van de Staat” (gesitueerd in Brussel) in aanmerking.
1.1.: Verschillende visies van de e-Jihadpioniers
Volgens Schultz (2008, p. 441) zagen de oprichters van Al-Qaeda als een van haar centrale
missies de realisering van het concept van de “voorhoede”, bedacht door Sayyid Qutb. De ideeën van
deze twintigste eeuwse denker keren vaak terug als leidraad bij de e-Jihadpioniers. Zo aanschouwde
Al-Suri (Syrisch lid van de Kern Al-Qaeda) als de vier hoofdbronnen van het Jihadisme: de
geschriften van Taymiyyah, het Wahhabisme, de basiselementen van de Moslimbroederschap en de
leerstellingen van de Egyptenaar Sayyid Qutb. (Meijer, 2009, p. 286) Aangezien voortdurend binnen
de e-Jihad naar deze hoofdbronnen wordt verwezen, worden ze hieronder summier uitgelegd. De
bijdrage aan de invulling van de Jihadideologie staat daarbij centraal.
Vooreerst verwijzen de e-Jihadpioniers (net als de huidige e-Jihadi’s) voortdurend naar de
geschriften van Ibn Taymiyyah, een van de meest invloedrijke radicale middeleeuwse28 denkers. Hij
aanschouwde de Jihad als de verdediging van de Islamitische identiteit. (Zemni, 2006, p. 190)
Taymiyyah had een sterke invloed op de radicale stroming binnen het Soenisme29 (i.e. de grootste
religieuze strekking binnen de Islam) en zou later als inspiratiebron dienen voor Qutb. Volgens hem
was de Koran superieur aan de andere heilige geschriften en was een terugkeer naar de “Salaf al-
salih30” (i.s. de vrome voorouderen: zij die in de periode van de Profeet Mohammed leefden of de
eerste tot tweede generatie volgelingen ervan waren) noodzakelijk. Bovendien wees hij op de
noodzaak om de “Kuffars” (i.s. ongelovigen) te bestrijden. (Moussalli, 1999, p. 105) Samen met al-
Wahhab (zie verder) voerde hij het woord “Takfir” in. Daarmee werd iemand tot ongelovige
verklaard. (Brachman, 2009, p. 45) Die persoon was niet langer welkom in de geloofsgemeenschap en
mocht gewelddadig uitgeschakeld worden. (Groen & Kranenberg, 2010, p. 60) Tenslotte sprak
Taymiyyah van “al-Siyasa al-Sharia” (i.e. de plicht van iedere moslim om elke geloofsdwaling af te
straffen, zelfs als die binnen de eigen gemeenschap gebeurde). (Zemni, 2006, p. 98)
Volgens Bartlett (2010, p. 87) lag Taymiyyah aan de basis van het Wahhabisme. Deze
extreem conservatieve leer werd uitgevonden door Abd al-Wahhab in de 18de eeuw. Hij predikte een
traditionele levensstijl overeenkomstig de periode waarin de Profeet leefde. Al-Qaeda’s doel van een
21
kalifaat, als Jihadistisch eenheidssymbool, werd vooral uit de leer van Wahhab gedestilleerd. (Volders,
2012, p. 21)
De Moslimbroederschap was reeds van bij haar oprichting in 1928 een Soenitische
Islamitische organisatie. Oorspronkelijk ontstond ze in Egypte, maar kende later verscheidene
vertakkingen in het Midden-Oosten. De bekendste daarvan was de Palestijnse Hamas. De
Moslimbroederschap vocht, historisch gezien, tegen de onderdrukking van Groot-Brittannië. (Bartlett
& Birdwell en King, 2010, p. 106) Ze legde in de jaren ’30 de basis voor de verspreiding van het
Islamisme. Dat hield in dat men trachtte de Islam te doen heropleven door een originele interpretatie
en militair verzet tegen het Westen. (Zemni, 2006, pp. 62-66)
Sayyid Qutb (midden 20ste eeuw) hanteerde dan weer een uitgesproken exclusief discours
(Moussalli, 1999, pp. 240-243) t.o.v. niet-moslims, het Westen en de leiders van moslimlanden die het
pad van de Islam niet strict genoeg volgden. (Volders, 2012, p. 21) Hij zag de Jihad als inherent aan
het geloof. De Jihad werd een strijd om obstakels (i.s. “Jahiliyyah”: een samenleving van de
onwetendheid gebaseerd op menselijke wetten) te verwijderen voor de vestiging van een Islamitische
gemeenschap. (Moussalli, 1999; Bergesen, 2008) Qutb leende vele ideeën van seculiere linkse
revolutionairen. Het “voorhoedeconcept” refereerde naar de theorie bedacht door Lenin. (Burke, 2004;
Burleigh, 2009) Hierbij diende een avant-garde groep (het best geplaatst door een zuiver ideeëngoed)
de revolutie te instigeren. De ideeën van Qutb waren én zijn vandaag nog steeds prominent aanwezig
in de moderne militante Jihadtheorieën. “La ilaha illa Allah” (i.e. “Er is maar één God en dat is
Allah.”, door Qutb omschreven als de theoretische basis van de Islam) werd het strijdcredo van de e-
Jihadi’s en is terug te vinden op tal van websites.(Bergesen, 2008, p. 25) Niet alleen het werk van
Qutb sprak echter tot de verbeelding. Door zijn decennialange verzet en gevangenschap in Egypte
(met de dood tot gevolg) werd hij verheven tot martelaar. (Burleigh, 2009, p. 420)
Twee moderne haatpredikers kunnen m.i. aan deze vier hoofdbronnen worden toegevoegd: Al-
Maqdisi en Abdullah Azzam (“The rifle and Jihad alone. No negotiations, no conferences, no
dialogues.”). (Volders, 2012, p. 54) Beiden benadrukten het belang van onmiddellijke gewelddadige
actie tegen de vijanden van de Islam. Bovendien refereerden ze opvallend veel naar huidige
gebeurtenissen relevant voor de Jihadi’s. (Bartlett & Birdwell en King, 2010, pp. 87-89)
Abdullah Azzam was een Palestijnse theoloog die leiding gaf met zijn geschriften aan de Jihad
tegen de Sovjet-Unie eind jaren ’80. Hij was cruciaal in het uitdenken van het concept van de “globale
strijd ter verdediging van de Islam”. Grotendeels was hij verantwoordelijk voor de uitwerking van de
geromantiseerde dodencultus. Azzam sprak in zijn preken immers over hemelse maagden en goed
ruikende martelaarslichamen. (Burleigh, 2009, p. 440) Hij werd bovendien beschouwd als de
22
ideologische vader van Osama Bin-Laden. (Bartlett & Birdwell en King, 2010, p. 171) Maar hij stond
ook aan de wieg van Al-Qaeda met zijn oproep tot een “voorhoede der sterken”. (Burke, 2004, p. 18)
Abu Muhammad al-Maqdisi was de ideologische mentor van al-Zarqawi, de leider van “Al-
Qaeda in Irak”. Hij werd geopperd als een van de meest invloedrijke Jihadideologen. Het Al-
Qaedaconcept van “Gods leger op aarde” werd aan hem ontleend. (Brachman, 2009, p. 11) Al-
Maqdisi beheerde eigenhandig een Jihadwebsite met een grote bibliotheek van te downloaden boeken
waarin de theologische rechtvaardigingen te vinden waren voor de gewelddadige Jihad. Via “at-
Tibyan Publications” waren deze geschriften ook verkrijgbaar in het Engels. Bovendien duidde al-
Maqdisi op zijn website al-Zarqawi, Qutb en al-Suri aan als toonaangevende Jihadideologen. (Collins
& Lieberman, 2008, p. 8)
In wat hierna volgt, wordt uiteengezet wat de bijdrage was van de belangrijkste e-
Jihadpioniers.
1.2.: Al-Suri’s oproep voor een “Globaal Islamitisch Verzet”
In 1988 trad Mustafa bin Abd al-Qadir Sitt Maryam Nasar, ook wel Abu Musab al-Suri
genoemd, toe tot de “Shura Council”: het hoogste politieke orgaan van de terreurorganisatie Al-Qaeda.
Tussen 1996 en 1998 begeleidde hij verschillende journalisten van de BBC en CNN naar Afghanistan
waar Bin-Laden voor de eerste keer internationale media-aandacht verkreeg. Het wordt aanzien als een
van de grootste mediasuccessen binnen de Jihadgemeenschap. Hiermee werd de basis voor de
propagandastrijd en de “winning of the hearts and minds” definitief vastgelegd. (Bokhari &
Hegghammer & Lia & Nesser & Tonnessen, 2006, p. 45) Al-Suri kan dan ook terecht gezien worden
als toonaangevend binnen de moderne invulling van de Jihad.
In 1997 richtte al-Suri, tijdens zijn toenmalige verblijf in Londen, het “Stranger’s Center for
Islamic Conflict Studies” op. Het centrum plaatste al-Suri in de spotlights van het Jihadipropaganda-
apparaat. Al-Suri startte een berichtgeving op over actuele onderwerpen m.b.t. de Jihad: Afghanistan
met de Taliban (1998), Azië (1999) en Yemen (1999). Een vroege uiting van de noodzakelijke actuele
omkadering van de conflicten waarbinnen de Jihadi’s opereerden. Hij beschouwde de dominantie van
Al-Qaeda als een stadium in de ontwikkeling van een internationale Islamitische opstand. In het kader
van het “voorhoedeconcept” (bedacht door Qutb) zag al-Suri het als de belangrijkste taak van Al-
Qaeda om andere groepen in de wereld te stimuleren om zelfstandig een eigen Jihad te voeren31.
(Ramsay, 2009, p. 44) Hierbij moest zoveel als mogelijk menselijke en materiële schade worden
toegebracht aan Amerika en haar bondgenoten. Tenslotte wees al-Suri erop dat Al-Qaeda met niemand
23
compromissen diende te sluiten. Een mening die hij hoogst waarschijnlijk ontleende aan de Palestijnse
theoloog Azzam. Hierdoor was een onderhandelde politieke oplossing met Al-Qaeda onmogelijk en
bleef alleen de roep van het geweld over. (Benschop, 2011) Samen met al-Zawahiri benadrukte al-Suri
de noodzaak om een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Hierbij viseerden ze zowel moslims als
niet-moslims. Ze betreurden beiden het mislukken van voorgaande mediacampagnes met het oog op
het bereiken van die massa. (Rogan, 2007, p. 108)
In “The call for Global Islamic Resistance32” (online in 2005) beschreef al-Suri strategisch, op
het internet, hoe de Jihadideologie kon aangepast worden aan een post- 9/11 tijdperk met een
gewijzigde wereldorde. Het document werd op zeer grote schaal gedownload. (Benschop, 2011) Al-
suri omschreef er de Jihadi-propagandastrijd in Bosnië en Tsetsjenië, in de jaren ’90, als zeer
succesvol en inspirerend. De inzet van videobeelden en het internet werden als doorslaggevend
bevonden. Bovendien werd de moslimgemeenschap (i.e. publiek) in zijn totaliteit (i.s. ook niet-
Arabischsprekende moslims) bereikt en focuste de boodschap op een defensieve Jihad tegen een
buitenlandse bezetter. Hierbij werd de historische onrechtvaardigheid tegen de moslims benadrukt en
kwam er op die manier een framing tot stand. De teksten werden bovendien gepassioneerd gebracht en
waren een inspiratiebron (bv. de belofte van de overwinning) voor vele moslims. Als
communicatiemiddel werd erin geopteerd voor een combinatie van: publicaties, magazines en
elektronische media. (Rogan, 2007, p. 28) Al-Suri deed vier aanbevelingen aan de toenmalige
Jihadstrijders:
1. De geloofsgemeenschap (i.e. de “Ummah”) in zijn geheel bereiken en vijanden afdreigen.
2. De inhoud van de boodschap moest focussen op de onrechtvaardigheid t.o.v. de Ummah.
Bovendien moesten de successen van de Jihad bejubeld worden. De boodschap diende
onderwijzend van toon te zijn waarbij koranverzen en fatwas (i.e. juridisch advies van een
Godsgeleerde) moesten uitgesproken worden om een religieuze legitimiteit te bekomen.
3. De stijl van de boodschap moest aangepast worden aan het doelpubliek.
4. De boodschapoverdracht moest a.d.h.v. traditionele en moderne communicatiemiddelen
gebeuren. Met een klemtoon op satelliettelevisie en internet. (Rogan, 2007, pp. 28-29)
Al-Suri riep vervolgens op tot de creatie van “Global Islamic Resistance Brigades”,
geïsoleerde cellen die geweld pleegden in naam van de Jihad. (Collins & Lieberman, 2008, p. 8) Deze
visie op een gedecentraliseerde, geïndividualiseerde en leiderloze Jihad is van belang om het
homegrown-en lone wolfterrorisme te verklaren maar ook de wildgroei aan Jihadwebsites. (Bokhari &
Hegghammer & Lia & Nesser & Tonnessen, 2006, p. 7) Hij leidde o.m. Tsouli en Khan (hieronder
beschreven) naar een individuele e-Jihad.
24
Op basis van zijn vele internetpublicaties kreeg al-Suri de bijnaam “pen-Jihadist” van enkele
contraterreurexperts. Gesteund door al-Suri’s internetteksten werden recent nog verschillende
terreuraanslagen uitgevoerd. Denk maar aan de Sinaï-aanslagen in 2005. Al-Suri was dan ook een van
de eerste Jihadi’s om de voordelen van de informatietechnologie te onderkennen. Volgens hem konden
moslims ideologische en militaire training via het internet verkrijgen, onafhankelijk van de eigen taal,
de residentie of het tijdstip. (Denning, 2009, p. 15) Al-Suri gold als een van de belangrijkste e-
Jihadtheoretici. Hij voorzag de Jihadi’s van trainingsmateriaal en gaf een theoretische en intellectuele
basis voor gewelddadige campagnes. (Bokhari & Hegghammer & Lia & Nesser & Tonnessen, 2006,
pp. 39-40) Bovendien paste hij het oude concept van de “Jihad” aan aan de moderne tijdgeest. Hij
bereidde de weg om moderne technologieën te omarmen bij het bestrijden van de vijand.
1.3.: As-Salims 39 wijzen om de Jihad te dienen
De tweede e-Jihadpionier is as-Salim. Hij leidde de Saudische propagandagroep van Al-Qaeda
in 2004. (Brachman, 2009, p. 130) “At-Tibyan Publications” publiceerde op haar website de
Engelstalige versie van as-Salims bekendste boek: “39 ways to serve and participate in Jihad”. De
tekst groeide al snel uit tot een hype onder e-Jihadi’s en werd massaal verspreid en gelezen. (Collins &
Lieberman, 2008, p. 8) As-Salim haalde zijn inspiratie voornamelijk bij Taymiyyah, al-Wahhab en
Azzam. (Halevi, 2003) Hij gebruikte als eerste de benaming “e-Jihad”, waarmee hij bedoelde dat een
Jihadi de Jihad online kon steunen en dus niet noodzakelijk hoefde deel te nemen aan de gewelddadige
strijd. Hierdoor werd een nieuw soort van moslimgemeenschap gecreëerd bestaande uit: wereldse
Jihadi’s (die streden te land) en online-Jihadi’s (die streden op het internet). (Conway, 2012, p. 9)
Vooral participatie in chatrooms en het verspreiden van online propaganda werd aangeraden. Net als
Sayyid Qutb vond as-Salim dat de Islam in het defensief werd gedwongen door ongelovige machten
(i.e. het Westen) en corrupte lokale moslimregimes. Wat “39 ways to serve and participate in Jihad”
echter uniek maakte is dat er op een duidelijke wijze werd gecommuniceerd over de brede invulling
van het begrip Jihad. Elke actie van Jihad was te herleiden tot een daad van beloning (na uitvoering
van de Jihad) of bestraffing (na negatie van de Jihad) voor de moslim. Er waren volgens as-Salim
negenendertig manieren waarop een goede moslim kon participeren aan de Jihad. Onmiddellijk viel
daarbij op dat vele activiteiten analoog waren met de zogenaamde “Da’wa activiteiten” uitgevoerd
door radicale Islamorganisaties. Deze activiteiten sloegen op het verkondigen van de Islam met als
enige doel het geloof te verspreiden. (Firmin, 2009, p. 23) Hieronder werden de belangrijkste punten
m.b.t. de propaganda summier uiteengezet.
1. Elke moslim diende te beantwoorden aan de “roep van de Jihad” en dit uit een diep
geloof en intentie.
25
2. Oprecht verlangen naar het martelaarschap. Hier waren de geschriften van Abdullah
Azzam cruciaal. Iemand die de strijd voorbereidde, kon een beloning ontvangen
gelijkwaardig aan dat van de “Shaheed” (i.e. martelaar), ook al stierf hij of zij een
natuurlijke dood.
3. Publiceren van de activiteiten van de mudjahideen: men trachtte op die wijze
solidariteit te bekomen onder de medemoslims. Ook hoopte men dat zo de trots en de
hoop bij de moslims werd aangewakkerd.
4. Uitvoering van de e-Jihad. As-Salim benadrukte het belang van het internet (een
volgens hem “gezegend medium33”) als een onderdeel binnen de uitvoering van de
Jihad. Via het internet kon het Jihadnieuws verspreid en gevolgd worden en konden de
doelstellingen neergeschreven worden. Het internet schiep bovendien nieuwe
opportuniteiten: men kon een groter publiek bereiken en sneller reageren op valse
beschuldigingen. Tenslotte wees hij op de mogelijkheid van een “internetproject”
waarbij diverse Jihadcellen webfora gebruikten om de Jihad te bediscussiëren en
artikels voor te bereiden of te herwerken. (Rogan, 2007, p. 34)
1.4.: Younes Tsouli: de “Godfather van de online-Jihad”
De Marokkaanse Brit Younes Tsouli, beter bekend onder zijn internetschuilnaam “Irhabi34
007”, was tussen 2003 en 2005 een zeer actieve e-Jihadi35. Hij richtte websites en webfora (met
videobeelden, statements, handleidingen ...) op als steun voor Al-Qaeda. (Denning, 2009, p. 6) Zo zou
hij bv. www.as-sahab.com hebben gesticht in 2005. (Rogan, 2007, p. 49) Tsouli kan geprofileerd
worden als een e-Jihadi die enkel en alleen online zijn Jihadcarrière36 uitbouwde (zonder actieve
participatie aan het geweld). (Sageman, 2008, pp. 119-120) De andere e-Jihadi’s hadden veel ontzag
voor hem. Sommigen omschreven hem zelfs als een van de “propaganda mudjahideen” of een “super
star”. (International Centre for the study of radicalisation and political violence, 2009).
Het “Global Islamic Media Front” (zie empirische studie van blogs van het “GIMF”)
bejubelde het werk van Tsouli meermaals. (Rogan, 2007, p. 59) Bovendien besloot de woordvoerder
van Al-Zarqawi om een door Tsouli geleid fora, “al-Ansar al-Islami”, in te zetten als
propagandamiddel. Al snel werd, door de uitzonderlijke gedrevenheid van Tsouli, dit forum het
officiële propagandakanaal waarlangs “Al-Qaeda in Irak” haar materiaal verspreidde.
Zonder lidmaatschap van enige extremistische groepering besloot hij uiteindelijk tot deelname
aan een terreuraanslag in Al-Qaeda’s naam. (Institute for Strategic Dialogue, 2012, p. 2) Hij creëerde
een virtuele terreurcel maar werd uiteindelijk opgepakt (2005) en veroordeeld (2007) in Londen voor
26
het aanzetten tot terrorisme via het internet. (Sageman, 2008, pp. 119-120) Het GIMF herpubliceerde
bepaalde werken van Tsouli na zijn arrestatie. Een voorbeeld daarvan was: “The great encyclopedia of
ways to disrupt Crusader and Jewish websites”. (Rogan, 2007, p. 59)
1.5.: Anwar al-Awlaki: de Bin-Laden van het internet
Tussen 2004 en 2008 (i.e. opkomst van de door Amerika omschreven “Bin-Laden van het
internet”) veranderde de online omgeving drastisch. Zowel inzake toegankelijkheid als qua
technologie. Veel meer mensen kregen een goedkope en gemakkelijke toegang tot het internet.
Bovendien kwamen de sociale media (als onderdeel van “web 2.0”) op. (Conway, 2012, p. 6) De
bekendste voorbeelden waren: Facebook (2004), You Tube (2005) en Twitter (2006). Al-Awlaki was
een e-Jihadpionier dankzij zijn intensief gebruik van nieuwe sociale media en het feit dat hij daardoor
verschillende Jihadi’s heeft helpen radicaliseren. Hij had immers een sterk gevolgde eigen blog en
Facebookpagina en voedde dagelijks You Tube, Twitter en webfora met zijn haatpreken. Vooral bij de
niet-Arabische radicale moslimjeugd had hij veel invloed. (Strijker, 2010, p. 63) Volgens Katz
(geciteerd in: Strijker, 2010, p. 65) waren de internetpreken van al-Awlaki op het internet gevaarlijker
dan vertalingen (vanuit het Arabisch) van preken van invloedrijke imams en ideologen omdat hij de
Engelssprekende Jihadi’s begreep en met hen effectief kon communiceren. Het was echter vooral met
een van zijn blogpreken getiteld: “44 ways to support Jihad” (2009) dat hij op veel bijval in de
Jihadgemeenschap kon rekenen en die hem definitieve roem bezorgde. Het was een inspiratiebron
voor vele terroristen. Al-Awlaki citeerde er frequent uit de Koran om de geloofwaardigheid van zijn
punten te beklemtonen. Bovendien werd op die manier propagandistisch ingespeeld op de psyche van
(potentiële) Jihadi’s. Hieronder wordt een selectie weergegeven van de belangrijkste stelregels voor
dit onderzoek. Veel van de punten kwamen overeen en werden zelfs ontleend aan die van as-Salim. De
paranoia werd verder aangewakkerd.
1. De hypocrieten ontmaskeren. Hij gaf te kennen dat de strijd tegen de vijanden van de
Islam voornamelijk een woordenstrijd was. De leugens konden enkel ontmaskerd
worden door de Koran en de “sunnah” (i.e. de Islamonderrichtingen van Mohammed)
in te zetten. Vandaar de nadruk binnen de e-Jihad op koran- en sunnahverzen.
2. De “www-Jihad”. Al-Awlaki aanschouwde het internet als een goed medium om de
Jihad te verspreiden en het nieuws i.v.m. de mudjahideen (i.s. “heilige strijders”) op te
volgen. Hij had het over “internetmudjahideen”. Deze titel kon verkregen worden
door: het oprichten van discussiefora waarop informatie betreffende de Jihad kon
gepost worden. Maar ook door het posten van Jihadliteratuur, nieuws en het oprichten
van Jihadwebsites.
27
3. “Nasheeds”: religieuze muzikale gezangen die a capella worden gebracht. Met deze
liedjes kon men volgens al-Awlaki een veel groter publiek bereiken dan via een boek
of lezing. Nasheeds werden aanzien als een belangrijk onderdeel van de Jihadcultuur
en konden via het internet gemakkelijk worden verspreid.
Anwar Al-Awlaki had duidelijk de gave om helder en bondig een historische analyse te maken
van de huidige (gepercipieerde) onrechtvaardigheid jegens de moslims. Hij inspireerde verschillende
terroristische cellen en individuen met zijn preken en teksten. Zo beïnvloedde hij via het internet
“Toronto 18”, een Canadese Jihadgroep die in 2006 aanslagen wou plegen in Toronto. Dankzij e-mail
stond al-Awlaki in online contact met Nidal Hasan die in 2009 op de Amerikaanse legerbasis Fort
Hood dertien soldaten doodschoot. (Strijker, 2010, pp. 63-64) Hij slaagde er voorts in om
mainstreamwebsites (i.s. websites zonder radicale inhoud of doel) te besmetten37. Zo kon men in 2008
op de website www.Ummah.com al-Awlaki’s “Constants on the path of Jihad” terugvinden. In 2011
kwam abrupt een einde aan de opmars van een van de belangrijkste e-Jihadi’s van het huidige tijdperk.
1.6.: Samir Khan: e-Jihad op verschillende fronten
Op 30 september 2011 worden Samir Khan en zijn mentor Anwar al-Awlaki samen door een
Amerikaanse drone-aanval uitgeschakeld in Yemen. (Conway, 2012, pp. 9-11) Samir Khan, een
vijfentwintigjarige Amerikaanse staatsburger, was in de voorgaande jaren reeds uitgegroeid tot de
absolute wereldtop binnen de e-Jihad. Hij postte zeer frequent video’s van o.a. Osama Bin-Laden en
al-Awlaki op het internet. Aanvankelijk promootte hij niet-gewelddadig verzet. Maar met het
toegenomen bloedvergieten in Irak schoot Khan door in het radicaliseringproces en werd gewapend
verzet een vaak terugkerend thema in zijn online publicaties.
Khan was op zeer uiteenlopende internetfronten actief. De blog getiteld: “A martyr soon if
God wills”, werd door hem opgericht in 2005. “Alexa”, een organisatie die onderzoekt hoe populair
websites zijn, kwalificeerde Khans blog toen als behorende tot de top van populairste internetwebsites
in de wereld. Een andere veel gelezen (anonieme) blog38, getiteld: “The ignored puzzle pieces of
knowledge”, bleek ook van zijn hand. Tussen 2008 en 2009 sprak hij er zijn bewondering uit voor
volgende inspiratiebronnen: Azzam39, al-Maqdisi, Osama Bin-Laden en al-Zawahiri. (MEMRI, 2012)
Bovendien ondersteunde Khan op het internet zelfmoordaanslagen. Hij gaf als voorbeeld de
hotelaanslagen te Amman onder het bevel van al-Zarqawi waarin “zionisten” (i.s. Joden) werden
afgemaakt. Opmerkelijk is dat hij de Jihad niet als geweld aanschouwde: “Jihad is to pure to be
labeled as violence”. Ook You Tubeposts (gebruikersnaam: “AbuRisaas”) en bijdragen tot het voeden
van de verschillende Jihadwebfora waren Khans doelstellingen. Hij publiceerde verder verschillende
28
Engelstalige online magazines, met tot de verbeelding sprekende titels als: “Jihad Recollections” en
“Inspire”. (MEMRI, 2012) Het eerste e-magazine werd door Khan opgericht in 2009 en werd
geproduceerd door het Al-Fursan media-instituut. Het was de eerste keer dat men een Engelstalig
magazine uitbracht, gericht op de Engelstalige moslims met informatie betreffende: religie, politiek,
economie en biografisch materiaal (van bv. al-Suri) met betrekking tot de Jihad. Ook Younes Tsouli’s
artikels werden er gepubliceerd. Met maar vier nummers en weinig media-aandacht was “Jihad
recollections” geen lang leven gegund. Het kon echter aanzien worden als een noodzakelijke
tussenstap naar het professionelere “Inspire”. Een nieuw Al-Qaedamerk werd geboren. Het eerste
nummer, dat verscheen in de zomer van 2010, wordt in mijn empirisch onderzoek bestudeerd.
Hiermee richtte Khan zich tot een breder publiek op basis van extreme retoriek. Het magazine
promootte de “open source Jihad”: de individuele Jihad op basis van huishoudvoorwerpen. Het
magazine werd uitgegeven door “Al-Qaeda op het Arabische Schiereiland” (afgekort “AQAP”). Al-
Qaeda wou hiermee een “leger” aan volgelingen in het Westen creëren. Het werd een belangrijk
rekruterings-, propaganda- en informatiemiddel voor “lone wolfs”. (Weimann, 2012) Vooral het
artikel “How to make a bomb in the kitchen of your mom40” was zeer geliefd onder de Jihadi’s. Zo
baseerde de “pipe bomber” (i.e. Jose Pimentel, gearresteerd in 2011) zich volledig op de instructies
gegeven in dat artikel bij het vervaardigen van zijn bommen. (Weimann, 2012) Er werd tactisch
ingezoomd op het leven van Khan en al-Awlaki. Een ware personencultus kwam tot stand. De nieuwe
logica was er een van onafhankelijke online operatoren die in naam van Al-Qaeda video’s, teksten ...
posten op het internet. Hierdoor was het mogelijk dat Samir Khan opereerde vanuit de VSA. Volgens
Khan was de media-Jihad even belangrijk in de oorlogsvoering tegen de VSA als effectieve
terreuraanslagen.
Na zijn dood werd “het symbool Khan” binnen de e-Jihad verder uitgebouwd. Hij werd een
rolmodel voor jonge e-Jihadi’s. Inspire werd vertaald in: Arabisch41, Urdu, Spaans, Duits, Frans en
Turks. In de periode tussen 2011 en 2012 werden vierentwintig would-be Jihadi’s42 gearresteerd in de
VSA en Groot-Brittannië. Op het moment van de arrestatie waren ze allemaal in het bezit van de
online teksten van Samir Khan (voornamelijk Inspire). (MEMRI, 2012)
1.7.: Osama Bin-Laden: de nieuwe Saladin
Osama Bin-Laden, bijgenaamd de “Leeuw” of de “Sjeik43”, richtte Al-Qaeda op in 1988 en
trok naar Afghanistan in 1996. (Chen & Chung & Qin & Reid & Sageman & Weimannn, 2008, p.
1350). Daar sprak hij persoonlijk (ook al kon hij dat niet volgens de Koran!) een fatwa uit tegen de
Amerikaanse aanwezigheid en het afvallige regime in Saoedi-Arabië. (Burke, 2004, p. 22) Gevolgd
door een oprichting van het “International Islamic Front for Jihad against Jews en Crusaders”. Het
29
front bestond uit: Al-Qaeda, de Islamitische Jihad en al-Jama’a al-Islamiyya. Het doelwit van het
terreurgeweld was de Amerikaanse belangen treffen. (Moussalli, 1999, pp. 41-42)
Bin-Laden gaf persoonlijk de opdracht aan de Jihadi’s om het internet voor communicatie en
propagandadoeleinden te misbruiken. Het doel was de internationale moslimmassa te mobiliseren om
zo Al-Qaeda’s doelstellingen te realiseren. (Burke, 2004, p. 26) Osama Bin-Laden omschreef het
internet als een “elektrische stroom” die alle leden van de Ummah met elkaar verbond. Hij deed dat
voorafgaand aan de beruchte aanslagen van 9/11 (2001) op Amerikaanse bodem. Hierna groeide het
gebruik van het internet door de e-Jihadi’s exponentieel aan. Maar tot de oprichting van “web 2.044”
omstreeks 2002 behield Osama Bin-Laden het merendeel van de controle op de uitgedragen
propaganda. (Conway, 2012, pp. 4-5)
In september 2007 lanceerde Bin-Laden een intensieve campagne na jaren van mediastilte.
Zijn hoofddoelen? Aantonen dat hij nog leefde, een oproep lanceren aan het Westen om de bezettingen
van Irak en Afghanistan onmiddellijk te beëindigen, steun uitspreken aan operationele Jihadi’s en het
ronselen van potentiële terroristen. Hij zette sterk in op het gebruik van een waaier aan
propagandatechnieken waarin hij het “merk Al-Qaeda” trachtte te promoten. (Rogan, 2007, p. 91)
Hieronder worden de belangrijkste weergegeven aan de hand van de studie naar de online video- en
geluidsboodschappen (mediacampagne tussen september 2007 en mei 2008) van Osama Bin-Laden
uitgevoerd door het Intelligence and Terrorism Information Center at the Israel Intelligence Heritage
& Commemoration Center (afgekort IICC).
Bin-Laden verdraaide in zijn videoboodschappen de waarheid ten voordele van de Jihad en de
politieke agenda van Al-Qaeda. Zo had hij het bijvoorbeeld, in een video daterend van september
2007, over een “aanpassing van het Amerikaanse beleid na 9/11”. Voor Bin-Laden het bewijs dat de
Amerikanen hun buitenlandse politiek in het teken stelden van een oorlog tegen de Jihad of beter
gesteld: een oorlog tegen de Islam. Hierdoor zou, nog volgens Osama, de Amerikaanse economie, het
beeld en internationaal prestige zwaar aangetast zijn. Ook wees hij erop dat het de Amerikaanse media
was die een propagandaoorlog begon tegen de Islam. (IICC, 2008, p. 9) Op die manier droeg hij ook
bij tot de polarisering. In dat kader kan ook gewezen worden op de pejoratieve woordkeuze van Bin-
Laden. Zo had hij het in de verschillende videoboodschappen vaak over ‘ongelovigen’, ‘verraad’ en
‘kruisvaarders’. (IICC, 2008, p. 24) Hij demoniseerde het Westen en dan vooral Amerika en haar
bondgenoot Israël. De Joden beschreef hij als “moordenaars van profeten”. De enige oplossing was de
Joden te doden en de staat Israël te vernietigen. Hij vond de Amerikaanse publieke opinie
verantwoordelijk45 voor de moslimdoden in o.a. Irak. Op die manier was het doden van Amerikaanse
burgers gerechtvaardigd. Qutb vond destijds nog dat onschuldige mensen niet mochten gedood
worden door moslims. Maar volgens Zemni (2006, p. 192) had hij het over de Arabische staat als
30
vijand (i.e. Egypte). Bin-Laden daarentegen omschreef de vijand breder: het Westen en haar
onderdanen. Alles werd daarbij historisch ingekaderd met als doel de Jihad te legitimeren. Hij vond
bijvoorbeeld ook dat de situatie in Irak gelijkenissen vertoonde met de toestand van Afghanistan, dat
eind de jaren tachtig gecontroleerd werd door de Russische president Brezhnev. De redenen die Bin-
Laden daarvoor aangaf houden politicologisch gezien geen steek: president Bush zou bv. alle
Russische fouten herhaald hebben. (IICC, 2008, pp. 13-20) Bin-Laden legde ook causale verbanden
die er niet waren. Zo aanschouwde hij de “onjuiste oorlog” in Irak als een teken van het mislukken van
de democratie in Amerika. (IICC, 2008, pp. 10-11)
Voorts kan gewezen worden op een simplistische voorstellingswijze. Zo zei Bin-Laden in een
geluidsfragment, dat verspreid werd in oktober 2007 op verschillende Al-Qaedawebsites, over de
Jihadi’s: “If they win, they will be happy, and if they are killed, they will become shaheeds”. (IICC,
2008, p. 28) Tenslotte was er in dit geluidsfragment sprake van selectiviteit van feiten. Bin-Laden had
het over de “ongelovigen (i.s. het Westen)” die Darfur zouden binnentrekken waar de “arme moslims
gehuisvest zijn”. Osama vergat doelbewust de lokale Janjaweed (i.s. moslimkrijgers op kamelen met
hakmessen) die vele moslims afslachtten. (IICC, 2008, p. 28)
In een ander geluidsfragment dat verscheen op de website van “al-Hesbah” (deze website werd
hieronder onderzocht), op 29 december 2007, probeerde Bin-Laden zichzelf voor te stellen als
moslimgeleerde. Hij citeerde daarom geregeld Taymiyyah. Het is een techniek die vele Jihadleiders
(zowel online als offline) hanteren om legitimiteit te winnen en geloofwaardig over te komen bij de
eigen achterban. Het IICC (2008, p. 7-38) had het over een “Islamitische sluier” aangebracht door een
“preker” (i.e. Bin-Laden) in de hoop steun te krijgen voor de politieke agenda. Bovendien
vereenzelvigde hij zich met Saladin, die in 1187 de “kruisvaarders” versloeg en Jeruzalem bevrijdde.
(IICC, 2008, p. 39) In de laatste geanalyseerde geluidsboodschap (die van 18 mei, 2008) riep hij de
jonge moslims op om zich in de voetstappen van Saladin te begeven en Palestina te bevrijden. (IICC,
2008, p. 49)
Dit onderzoeksdeel sloot zich aan bij de visie van de Belgische politicoloog Coolsaet dat de
belangrijkste bijdrage van Al-Qaeda (maar dus ook van Bin-Laden) zich situeerde in het aanbieden
van de “Jihad” en het “anti-Amerikanisme” als perspectief aan tal van Jihadi’s. Dit vindt men terug op
de website van het WODC (http://www.wodc.nl). Zoals Jim Jones (i.e. de sekteleider van de “People’s
Temple” in de jaren ’70) de eigen religie verbond met het socialisme. Zo koppelde Bin-Laden de Islam
aan de gewelddadige Jihad.
31
1.8.: Al-Zawahiri: uitbouw en framing van de Jihadideologie
De voormalige leider van de terreurgroep “Egyptische Islamitische Jihad” was eveneens een
stichtend lid van Al-Qaeda. Behorende tot de Kern was hij de tweede man van Al-Qaeda (na Bin-
Laden) verantwoordelijk voor haar politieke ideologie, mediacampagne en communicatie. Sinds het
begin van de jaren ’90 benadrukte al-Zawahiri het belang van de Jihad en zag de gewapende strijd als
enige oplossing voor de problemen van de Islam. Hij beschuldigde regelmatig anderen (ook moslims)
van verraad en aanschouwde iedereen die niet tot de “voorhoede” behoorde als schuldig. Hij
distantieerde zich daarom van de Egyptische Moslimbroederschap dat, door deelname aan de
democratie, de spelregels onderschreef van een seculiere staat. Met zijn “Egyptische Islamitische
Jihad” wou al-Zawahiri het revolutionair proces in Egypte versnellen. Vanaf 1998 sloot hij finaal een
verbond met Bin-Laden en primeerde de Globale Jihad. (Zemni, 2006, pp. 192-193) Hij beschreef
vooral wat het effect was van negatieve mediacampagnes op de Globale Jihad. Het belangrijkste
nadeel vond hij daarvan de daling van de publieke steun. (Rogan, 2007, p. 27)
In “Knights under the Prophet’s Banner”, zijn belangrijkste boek (2001) en online uitgegeven
naar aanleiding van 9/11 had hij het, naast de “kruistocht van Bush” vooral over zijn thuisland Egypte.
(Burke, 2004, p. 22) Net als Bin-Laden trachtte hij de massa te mobiliseren tegen het imperialisme.
Al-Zawahiri beschreef het Westen als de vijand. Op die manier gaf hij onrechtstreeks een vrijgeleide
aan de e-Jihadi’s om via het internet de vijand schade toe te brengen. (NCTb, 2010, p. 22)
Vernieuwend was daarbij echter de tentoongespreide nadruk op de noodzakelijke uitroeiing van de
“Kuffars” (i.s. ongelovigen). (Zemni, 2006, p. 193)
Al-Zawahiri trachtte vanaf 2008 om, door middel van propaganda, de geloofwaardigheid van
Al-Qaeda in de Islamitische wereld te herstellen. In april van dat jaar opende hij een webforum waarin
vragen konden gesteld worden. (MEMRI, 2012) Hij verdedigde er de terreuractiviteiten en ontkende
het vermoorden van onschuldige mensen. Bovendien werden er lokale zaken bediscussieerd en trachtte
al-Zawahiri op die manier te rekruteren. (Smith, 2009, p. 27) Men kan stellen dat de mogelijkheid die
Al-Qaeda aanbood aan haar leden en sympathisanten (maar ook aan Westerse journalisten!) om via het
internet in contact te treden met de Al-Qaedaleiding een succesvol propagandamiddel was om vanuit
zelfverdediging terug te slaan en de critici gepast van antwoord te dienen.
1.9.: Al-Zarqawi’s gruwelijke propagandamachinerie
In 2000 stichtte de Jordaniër Abu Musab al-Zarqawi de terreurgroep “al-Tawhid wal-Jihad”,
sterk beïnvloed door de ideeën van al-Maqdisi, die hij in de jaren ’90 in de gevangenis had leren
32
kennen. Al-Zarqawi geraakte er in de ban van de mogelijkheden van het internet. (The New York
Times, 2013) Na het uitbreken van de Irakoorlog, in 2003, vertrok hij naar Irak. Aanvankelijk was “al-
Tawhid wal-Jihad” een concurrent van Al-Qaeda. (Burke, 2004, p. 19) Al-Zarqawi stichtte in 2003
echter “Al-Qaeda in Irak46”. Vanaf 2004 voegde hij zich definitief bij Al-Qaeda en onderschreef haar
doelstellingen. Irak werd al snel het nieuwe theater waarin Al-Qaeda maar al te graag opereerde en
verving haar vroegere “safe haven” Afghanistan. (IICC, 2010, p. 54)
In april 2004 werd al-Zarqawi op slag wereldberoemd. Dit kwam door een strategische
combinatie van extreem geweld en specifiek internetgebruik. Al snel werd hij een op zichtzelf staand
symbool. Extreem geliefd door medestanders, extreem gevreesd door het Westen. (Conway, 2012, p.
5) Al-Zarqawi was dan ook een meester in de psychologische oorlogsvoering. Hij introduceerde een
totaal andere manier van omgaan met de traditionele media. Zowel qua wijze (westerse journalisten
konden nu ook het doelwit worden van gijzelingsacties) als qua intensiteit (bv. gruwelijke
verminkingen en onthoofdingen van Iraki en buitenlanders). (Rogan, 2007, p. 69) Het was voor het
eerst dat een leider van Al-Qaeda zelf tot gruwelijke acties overging. Hierna postte hij deze gruwelijke
beelden online. Opvallend was dat de onthoofdingen werden uitgevoerd met als doel videobeelden te
genereren. Het doel was dus niet langer de terreuraanslag maar het media-effect. Ook al verzette al-
Zawahiri47 zich tegen deze gruwelijkheden via een videoboodschap, het kwam te laat. De al-
Zarqawipraktijken hadden zich reeds als een virus verspreid onder de andere Jihadistische
groeperingen in Irak. Wat wel veranderde was dat de gewelddadige beelden voortaan een historisch,
religieus of politieke legitimatie nodig hadden. (Rogan 2007, p. 108)
Waarom werd Al-Zarqawi zo extreem gewelddadig? Edwin Bakker, een Nederlandse
Jihadexpert, verbonden aan het Center for Terrorism and Counterrorism in Den Haag, schoof in een
gesprek dat ik met hem had de piste van een persoonlijkheidsstoornis (i.e. “de sadist”) naar voren. In
een oorlog gingen sommigen, de professor trok een parallel met de oorlog in Joegoslavië, als “beesten
tekeer”. Volgens Bakker was “Al-Qaeda in Irak” aanvankelijk gericht op geldgewin, politieke
doelstellingen en het wegjagen van westerse bedrijven uit Irak. Maar al snel ontspoorde dit in een
strijd om lijfsbehoud. (Bakker, 8 februari, 2013) Maar er was ook een andere reden: de verheerlijking
van het geweld. Vóór de internetcampagne diende elk van de terreuraanslagen, uitgevoerd door Al-
Qaeda in Irak, om zoveel mogelijk mensen te doden om zo opgemerkt te worden in de chaos en de
dagelijkse moordpartijen in Irak. Door een e-Jihad te voeren, slaagde al-Zarqawi erin de controle op de
interpretatie van het geweld (i.e. de boodschap) te behouden en een groter publiek te bereiken (i.e. de
impact). Bovendien konden kleinere operaties uitgevoerd worden (i.e. operationele en financiële
besparing). (Conway, 2012, p. 5)
33
Door al-Zarqawi’s internetactiviteiten werd de Globale Jihad gepropageerd en kwamen
buitenlandse strijders af op de “aanlokkelijke beelden”. Op die manier versterkten ze de rangen van
Irakese mudjahideen. (Rogan, 2007, p. 91) Het is dan ook al-Zarqawi’s, “Al-Qaeda in Irak”, dat
verantwoordelijk was voor de ontstane wijziging binnen de e-Jihad. In de periode tussen de teloorgang
van het traditionele internet en de bloei van het web 2.0 transformeerde hij de Jihadi-beweging van een
met een beperkte internetcomponent, naar een met een grote gewelddadige en radicale online
omgeving. Brachman (geciteerd in: Conway, 2012, p. 5) had het zelfs over “Jihobbyists”: e-Jihadi’s
zonder formele banden met een gewelddadige Jihadi-organisatie. Dankzij hen kon Al-Qaeda zich
aanpassen aan een gewijzigd klimaat. Ze begonnen massaal websites op te richten en
propagandaposters aan te maken. Al-Zarqawi’s intensieve internetgebruik liep parallel met de opkomst
van de sociale media en de verbeterde toegankelijkheid van het internetmedium voor steeds meer
mensen. (Conway, 2012, p. 6) Hierdoor was het mogelijk om de uitbouw van een virtuele
Jihadgemeenschap te instigeren. De Jihadistische groepen, actief binnen het framework van de Irakese
burgeroorlog, waren erin geslaagd om, tussen 2003 en 2005, de productie van Jihadpropaganda verder
te decentraliseren. De door Al-Qaeda geproduceerde propaganda was een mengelmoes geworden van:
teksten, video’s en audiofragmenten die allen voorradig waren op het internet. Al-Qaeda groeide in die
periode uit tot een merknaam. (Horsburgh & Jordán & Torres, 2006, p. 417)
Op 7 juni 2006 werd al-Zarqawi uitgeschakeld door Amerikaanse gevechtsvliegtuigen. De
erfenis die hij naliet was verwoestend: gruwelijke terreuraanslagen werden versmolten met het e-
Jihadisme. (Conway, 2012, p. 6) Er was (t.e.m. 2008 met al-Awlaki) niet onmiddellijk een
charismatische figuur voorhanden die al-Zarqawi kon vervangen. Maar omstreeks die tijd was dat
zelfs niet meer noodzakelijk. Officiële en semi-officiële websites werden niet langer aanzien als de
enige belangrijke propagandakanalen. Er werden steeds meer niet-officiële (fan)websites en webfora
opgericht die nu ook beschikbaar waren in het Engels, Duits en Spaans. Hierdoor kon de online-Jihad
gevoerd worden in Europa en Amerika. Het was duidelijk, volgens Europol (geciteerd in: Conway,
2012, p. 6), Al-Qaeda richtte zich voortaan ook op de Westerse moslims.
Volgens Kimmage (geciteerd in: Denning, 2009, p. 4) werd de “Islamic State of Iraq” (een
overkoepelende organisatie waarvan “Al-Qaeda in Irak” deel uitmaakte en opgericht in 2006) al snel
toonaangevend binnen de e-Jihad met een dagelijks gemiddelde van negen posts op het internet. Met
een leider (i.e. al-Baghdadi, de opvolger van al-Zarqawi) die gruwelijke videobeelden postte over tal
van uitgevoerde terreuracties en gesneuvelde mudjahideen. (IICC, 2008, p. 36)
Hieronder worden de vijf moederwebsites besproken. Ze waren allen bepalend voor de
ontwikkeling van de propaganda van de e-Jihad.
34
1.10.: Al-Neda: de eerste moederwebsite van Al-Qaeda
Hoewel Al-Qaeda nooit verklaarde een website te bezitten, gaf ze toch een officieel statuut aan
bepaalde websites d.m.v. persverklaringen. Kort na 9/11 werd “al-Neda48” (www.alneda.com)
operationeel met als doel de terreuraanslagen op Amerikaanse bodem te legitimeren. Rogan (2007, p.
40) omschreef al-Neda als de “vanguard of the online-Jihad”. Haar webmaster, al-Uyayri, was een
Saoedische radicale ideoloog. (Rogan, 2007, p. 101) Door Benschop (2011) werd hij omschreven als
het eerste lid van “een nieuwe generatie van uiterst gevaarlijke en zeer competente cyberterroristen”.
Hij lanceerde als eerste binnen de e-Jihad de verspreiding van foto’s, geluids-en videofragmenten van
de Al-Qaedaleiding op het internet. De klemtoon lag daarbij op de persoonlijkheid van Bin-Laden.
(Bunt, 2003, p. 93) Bovendien bevatte de website redactionele artikels en statements van de Al-
Qaedatop. (Collins, S. & Lieberman, 2008, p. 5) In deze geschriften ging men vaak over tot het
oproepen van terreuraanslagen en trad er een verheerlijking op. Bruce Hoffman (geciteerd in:
Denning, 2009, p. 3), een van de Al-Qaedaexperts bij uitstek, had het over drie thema’s die behandeld
werden op al-Neda: het Westen zag de Islam als vijand, geweld was de enige taal die ze begreep en de
Jihad als de enige oplossing. Tenslotte werd de website bestuurd (i.e. “gehost”) vanuit Maleisië
waardoor opsporing door ordediensten werd bemoeilijkt. (Benschop, 2011) Doorheen de jaren zou
deze strategie vaak toegepast en verfijnd worden. Hierdoor werd de propagandaverspreiding via het
internet ingezet als overlevingswapen tegen een sterkere vijand. Het werd de politiediensten
onmogelijk gemaakt een halt toe te roepen aan de haatdragende boodschappen.
Vooral een serie die handelde over de oorzaken van de Amerikaanse globalisering was
uitermate populair bij de online-Jihadi’s. Hierbij werd de VSA weggehoond omwille van de vele
discussies met haar bondgenoten. Op die manier kon, volgens de propagandisten van al-Neda,
Amerika haar expansief project niet verderzetten. (Bunt, 2003, p. 93) Het was duidelijk dat men
trachtte de geschiedenis te herschrijven binnen een Jihadtijdskader. Zo werden, aan de hand van
poëzie, de martelaars verheerlijkt en werd het belang van de strijd benadrukt. Bovendien had al-Uyayri
oog voor esthetiek. Een kleurrijk en tot de verbeelding sprekend design werd uitgewerkt. In dat kader
werden officiële communiqués, Jihadnieuws en technische instructies aan de man gebracht. Het was
duidelijk dat de website vooral gericht was op Arabische moslimjongeren. (Horsburgh & Jordán &
Torres, 2006, p. 417) In 2002 werd al-Neda offline gehaald na hacking.
1.11.: Al-Firdaws: onbekend, maar wel bemind
Vanaf 2006 werden vier moederwebsites verantwoordelijk geacht voor de uitgedragen Al-
Qaedapropaganda. Met een administrator, die alles operationeel overzag, en een moderator, die de
35
discussies in goede banen leidde, werd de technologische webverfijning toegepast op de bijbehorende
webfora. Alvorens de eerste van de “grote vier”, al-Firdaws, te bespreken, wordt stilgestaan bij de
wijze van propagandaverspreiding naar én vanuit die vier websites. Al-Qaeda werkte traditioneel op
basis van een propagandatrechter. Hierbij werd het beeld- en geluidsmateriaal eerst aangemaakt door
zogenaamde productiecentra. Een voorbeeld daarvan is “as-Sahab49”. Zij voorzagen de propaganda
met een logo om de authenticiteit ervan te beklemtonen. Het as-Sahablogo:
Afbeelding 1: logo as-Sahab
Daarna werd het materiaal ondergebracht in een “doorgangscentrum”: bv. “al-Fajr50”. Dat
mediacentrum werd opgericht in 2006 en had twee doelstellingen: controle (via het logo) op de
authenticiteit van de bron en vereenvoudiging van de propagandaverspreiding. Al-Fajr berichtte
voornamelijk over Jihadgroeperingen in Irak, Noord-Afrika en het Arabisch schiereiland. (Institute for
Strategic Dialogue, 2012, p. 4) Na goedkeuring door al-Fajr, werden de propagandabeelden
vervolgens doorgestuurd naar de vier moederwebsites met bijbehorende webfora51. (Schultz, 2008, p.
443) Daarna verspreidden de boodschappen zich op het internet en werd erover gedebatteerd. Volgens
Collins (2008, p. 6) werden op die manier wel duizenden Jihadwebsites gevoed. Bovendien bleef zo
het propagandamateriaal gevrijwaard, zelfs indien bepaalde websites door overheidsdiensten offline
werden gehaald.
“Al-Firdaws” (http://www.alfirdaws.org) werd opgericht in 2005 en was van de vier
moederwebsites de minst bekende. (Internet-Haganah, 2007) Daarom werd de URL52 (i.e. de unieke
webpaginanaam) ingetypt in de programma’s: “Domain Tools” (http://whois.domaintools.com/) en
“Alexa” (http://www.alexa.com/). Uit die analyse kwam naar voren dat al-Firdaws, sinds haar
oprichting op 31 augustus 2005, meermaals van internetadres wijzigde. Dit wees op het vluchtige
karakter uit angst voor neutralisatie door de ordediensten.
Volgens het Institute for Strategic Dialogue (2012, p. 4) had al-Firdaws verschillende
overeenkomsten met de andere drie moederwebsites. Zo beschikte ze over zeer veel leden, wat een
verspreiding van de aangeboden propaganda vergemakkelijkte en versnelde. Uniek was echter dat zij,
in die periode, de enige was met een Engelstalig forum. Dat vindt men terug op de website van
Jihadica, op www.jihadica.com. Op die wijze ging er van al-Firdaws een latente dreiging uit. Ze werd
36
daarom in 2008 doeltreffend geneutraliseerd door de Amerikaanse veiligheidsdiensten. De andere
twee websites die in die periode offline werden gehaald waren: “al-Boraq” en “al-Ekhlaas”.
1.12.: Al-Boraq: Irakese Jihadverbondenheid en banners
“Al-Boraq” (http://www.al-boraq.com) was als website, met een server in Singapore, gelieerd
aan het “Al-Qaeda in Irak” van de hierboven beschreven al-Zarqawi. (IICC, 2008, p. 53) Op de
website werd echter ook uitdrukkelijk verwezen naar de “Islamic Army in Iraq”. Een groepering die
gewapenderhand de Jihad voerde in Irak omwille van nationalistische redenen53. Door op het internet
verwevenheid en eenheid te benadrukken werd beoogd de virtuele Jihadgemeenschap te versterken.
Bovendien kon men zich zo schijnbaar sterker opstellen naar de buitenwereld toe. Door veelvuldig
video- en geluidsfragmenten te tonen op de website werden de mudjahideen verheerlijkt. (IICC, 2008,
p. 53) Maar ook de nederlagen van de Amerikanen werden uitgebreid getoond. De website, met
bijbehorend webforum, was vernieuwend inzake het gebruik van zogenaamde “banners”. Door daarop
te klikken, werd de bezoeker doorgestuurd naar andere geaffilieerde websites. Op die manier werd de
lezer verder ingelicht van de Jihadnoodzaak en werd steun verkregen voor de andere Jihadgroepen.
Opnieuw een slimme manier om zich sterker voor te doen dan men in feite was. Hieronder een
voorbeeld van de website van Al-Boraq.
Afbeelding 2: website al-Boraq
Onderaan bevonden zich drie kaders (i.s. banners). Als men op het kader met de gemaskerde
Jihadi’s klikte, werd de bezoeker onmiddellijk doorgeschakeld naar de website van de “Islamic Army
in Iraq”. Links onderaan kon men het logo van de “Islamic Army in Iraq” onderscheiden (i.e. de
gedrappeerde AK47). Een andere flagrante vaststelling was dat, zoals op de website van de “Islamic
37
Army in Iraq”, de hoofdkleuren rood (kleur van het bloed) en zwart (kleur van het kalifaat van de
Abbasiden die van 749 t.e.m. 1258 regeerden over Noord-Afrika en het Midden-Oosten) waren.
1.13.: Al-Ekhlaas: de invloedrijkste moederwebsite
“Al-Ekhlaas” was de historische opvolger van het webforum getiteld: “Al-Ansar”.
(International Institute for Counter-Terrorism, 2012, p. 8) “Al-Ansar” werd opgericht in 2003 en werd
technologisch verfijnd met de opkomst van “Al-Qaeda in Irak” in hetzelfde jaar. Het begon massaal
video’s van al-Zarqawi te verspreiden wat ertoe leidde dat dat webforum werd aangevallen door het
Westen. In 2005 werd haar opvolger aangeduid door contraterreurexperts: al-Ekhlaas.
Al-Ekhlaas groeide in 2007, met ongeveer vijfentwintigduizend leden, uit tot de belangrijkste
moederwebsite. Haar forum was beschermd met een paswoord omdat men er opriep tot het doden van
westerlingen en eigen martelaars verheerlijkte. Ook deze website zette het gebruik van banners verder.
Aan de banners werden vaak videobeelden verbonden waarin Bin-Laden, al-Zawahiri en anderen te
zien waren. (IICC, 2008, p. 52) Volgens het IICC (2008, p. 52) was er op de website echter ook
informatie te vinden om explosieven te vervaardigen. Het opvallende aan al-Ekhlaas was dat ze
verschillende domeinnamen gebruikte. Bv.: www.ekhlaas.net en www.ekhlaas.org. Bovendien werd
ze vanuit verschillende landen bestuurd: Maleisië, VSA ... (Benschop, 2011) Vernieuwend was echter
dat er op het bijbehorende webforum rechtstreekse vragen konden worden gesteld door de bezoekers
aan leiders (zie onderdeel rond al-Zawahiri) van Al-Qaeda. De meest voorkomende onderwerpen
waren: operationele en ideologische vraagstukken. Vooral de internationale politiek werd er zwaar
bediscussieerd. (NCTb, 2010, p. 48) Hierbij werd een functioneel onderscheid gemaakt tussen de
typische Islamitische brandhaarden (Irak, Afghanistan, Yemen ...) en het Westen. Volgens Benschop
(2011) werd al-Ekhlaas door de Jihadi’s aanzien als de primaire bron inzake informatie en propaganda.
In 2007 werden drie personen gearresteerd door de Saoedische politie op verdenking van
steun, via al-Ekhlaas, aan Al-Qaeda. Het delen van propaganda op het internet werd voortaan een
strafbare zaak54. In 2008 werd al-Ekhlaas voorgoed offline gehaald. Alle hoop van de e-Jihadi’s was
nu gevestigd op de enige resterende moederwebsite: “al-Hesbah”.
1.14.: Al-Hesbah: het e-Jihadsluitstuk?
In september 2008 werden drie moederwebsites (i.s. al-Firdaws, al-Boraq en al-Ekhlaas)
offline gehaald. Het westerse doel was daarbij tweeledig: de verspreiding van propagandafilmpjes (én
ander materiaal) van de Al-Qaedatop verhinderen en een paranoïdesentiment creëren bij de e-Jihadi’s.
38
Men wou aantonen dat deze websites op grote schaal werden geïnfiltreerd. (Denning, 2009, p. 24) Ook
“al-Hesbah” (www.alhesbah.org) werd, om die reden, tijdelijk lam gelegd. Al-Hesbah was echter, in
tegenstelling tot de andere drie, veerkrachtig. Dat was grotendeels te wijten aan het gebalanceerde
webforum. Het werd selectief onderverdeeld in verschillende subfora. Men onderscheidde twee
categorieën: “generale fora” met o.m. secties inzake: ‘politiek’, ‘communiqués’, ‘economie’, en
‘vrouwen’. De andere categorie “seizoensgebonden fora” bevatte o.m. ‘pelgrimage’ en ‘ramadan’. In
elk subforum werd de belangrijkste informatie bovenaan geselecteerd door de administratie van al-
Hesbah. Daaronder werden de posts van leden geplaatst. (Rogan, 2006, p. 21)
In oktober 2008 was al-Hesbah als enige moederwebsite, nog operationeel. Haar server was
gevestigd in Singapore, maar de operationele leiding was afkomstig uit Pakistan. (IICC, 2008, p. 54)
De moderator, al-Balawi, gaf in de eigen martelaarsverklaring te kennen dat de gewelddadige actie het
beoogde einddoel was van het webforum: “Beware, beware that you are satisfied with writing on the
forums without going to the battlefield in the Cause of Allah ... I see no path to this (paradise) except
for death in the Cause of Allah”. (AIVD, 2012, p. 10) Het betekende een eerste aanzet tot een groter
debat over de e-Jihad op de Jihadwebfora enkele jaren later.
De website van al-Hesbah had een groene hoofdkleur (i.e. de traditionele kleur van de Islam:
Mohammed droeg immers een groene mantel én een tulband). Eind 2008 verloor ze voorgoed haar
Jihadlading. Het webforum werd hervormd tot een niet-radicale mainstreamwebsite. T.e.m. 2010 was
“al-Falujja” (www.alqimmah.net) haar radicale vervanger. Dit webforum groeide uit tot het toenmalig
belangrijkste Jihadiforum. (International Institute for Counter-Terrorism, 2012, p. 56)
Hieronder vindt men een webpagina van al-Falujja. Men gebruikte als hoofdkleuren: rood,
zwart en groen. Al-Falujja was, qua structuur en indeling, een typevoorbeeld van een moderne
Jihadiwebsite. Men werkte er met junior- en seniorleden. Er was niet langer sprake van een strikte
hiërarchie. De inhoud van de boodschap werd belangrijker. Evenals het aantal posts. Zo kon men heel
snel tot seniorlid uitgroeien (zie de evolutie die Samir Khan aflegde). Iets wat voorheen onmogelijk
was.
39
Afbeelding 3: webpagina van al-Falujja
In mei 2010 werd er op de vele Jihadi-webfora druk gedebatteerd over de vraag of de e-Jihad
voor het individu wel volstond. Een webforumbezoeker vertelde dat volgens hem al-Ekhlaas en al-
Hesbah gesloten werden omdat vele e-Jihadi’s naar het front (voornamelijk Irak) trokken en ervan
meestal niet terugkeerden. Andere surfers waren het hiermee niet eens. Volgens een van hen kon men
de Jihad voeren op drie wijzen: “Jihad via het hart”, “Jihad via geld” en “Jihad via propaganda”.
(International Institute for Counter-Terrorism, 2012, p. 50) Ook al was er sprake van onenigheid, de
rangen werden snel gesloten. De e-Jihad was reeds uitgegroeid tot een volwaardig onderdeel van de
Jihad. Dat was altijd een van de tactische doelstellingen geweest van de Al-Qaedaleiding. Een
terreuraanslag is immers pas doeltreffend als de “boodschap” het betreffende publiek bereikt.
Eind juni 2010 sloot ook al-Falujja af na interne strubbelingen. Sinds september 2010 nam “al-
Shumukh” de plaats in van al-Falujja, als toonaangevende Al-Qaedapropagandamachine. Geleid door
dezelfde e-Jihadi’s, maar met steeds meer concurrentie van de “fanwebsites”. De propaganda stond
voortaan nog meer in het teken van de effectieve strijd. (International Institute for Counter-Terrorism,
2012, pp. 64-65)
1.15.: Tussenbesluit
Het internet verschafte Al-Qaeda de mogelijkheid om de ideologie en propaganda van Osama
Bin-Laden te verspreiden. De Jihadwebsites bevatten meestal video-en audioboodschappen van de Al-
40
Qaedaleiding. Bovendien kon een groter publiek bereikt worden dan voorheen mogelijk was. De e-
Jihadi’s werden op het internet voorzien van technische bagage alsook van instructies van de Kern.
Hierdoor kon men de fysieke barrière, opgericht na 9/11 (door een intensieve internationale
contraterreursamenwerking en het wegvallen van de safe haven in Afghanistan) tussen de Kern en
haar achterban, neutraliseren. Homegrownterrorisme aangestuurd door de propagandamachine op het
internet werd de nieuwe norm. Van een hiërarchische mediastructuur was geen sprake meer. Virtuele
mediaorganen opereerden autonoom en gaven de mogelijkheid aan e-Jihadi’s om beducht te worden
zonder een stap op het slagveld gezet te hebben. Tenslotte bood het internet de kans tot een oprichting
van een virtuele Jihadistische gemeenschap.
Noch Bin-Laden, noch al-Zawahiri publiceerden vaak in hun teksten welke mediastrategieën
ze gebruikten. Daar de wereld (en dan vooral het Westen) het belangrijkste doelpubliek was, lag daar
de verklaring. Volgens Burke (2004, p. 26) was Bin-Laden een propagandist die inzag dat alleen via
massaparticipatie zijn radicaal project enige slaagkans had. Zijn doelstellingen waren dus tweeledig:
radicaliseren en mobiliseren. Eind 2007 doorbrak Bin-Laden de jarenlange mediastilte. Het was het
begin van een negen maanden durende online propagandastrijd. Hiermee vernieuwde hij de Al-Qaeda-
ideologie en plaatste hij de “9/11 bombers” terug als rolmodel voor de e-Jihadi’s. Bin-Laden gebruikte
tal van propagandatechnieken: polarisering, historische omkadering (bv. door verwijzing naar
koranverzen), selectiviteit ... en wierp zich op als een religieuze leider met autoriteit. De doelstelling
van deze kortstondige propagandacampagne was de moraal van de Jihadi’s versterken en hen aan te
moedigen over te gaan tot nieuwe operaties.
De rol van al-Zarqawi werd in dit onderzoeksonderdeel benadrukt. Hij transformeerde, in de
periode tussen de teloorgang van het traditionele internet en de bloei van het web 2.0, de Jihadistische
beweging van één met een beperkte internetcomponent naar één met een grote gewelddadige en
radicale online omgeving. Door middel van gruwelijke videobeelden en eigenhandige onthoofdingen
verzekerde hij zich bovendien van status. De samenwerking met de online-Jihadi Younes Tsoulli
zorgde ervoor dat de propaganda op nog grotere schaal verspreid werd.
De doorbraak van web 2.0 en de sociale media zorgden ervoor dat de e-Jihadi’s een virtuele
gemeenschap konden uitbouwen en dat de propaganda zich verspreidde over radicale Jihadwebsites.
Later werden ook steeds meer mainstreamwebsites besmet. De Nederlandse AIVD (Algemene
Inlichtingen en Veiligheidsdienst) sprak in 2012 m.i. terecht over het internet als een “kraamkamer
van de Jihad”. De veranderingen die op het internet, tussen 2004 en 2008, werden doorgevoerd
zorgden ervoor dat de moslimmassa goedkoper en gemakkelijker internettoegang verkreeg. Bovendien
kon, dankzij de sociale media, sneller en meer propaganda verspreid worden. Hierdoor werden steeds
meer online-Jihadi’s aangemoedigd om Jihadartikels te (re)produceren, informatie uit te wisselen, te
41
debatteren op blogs, websites en webfora. Deze e-Jihadi’s richtten voortaan eigenhandig
propagandawebsites op. Er kan zelfs gewag gemaakt worden van “fansites”. Waar voorheen nog een
goedkeuring van de Kern noodzakelijk was, was dat niet langer het geval. Al-Qaeda had geen
financierings-of managementtaken meer betreffende deze nieuwe websites. Het zou bovendien
onmogelijk zijn door de hoeveelheid aan websites, onwijs door de doeltreffendheid van deze nieuwe
propagandaoorlog op het internet. Men kan dan ook stellen dat óók op het internet Al-Qaeda tot een
symbool werd verheven.
Na 2008 kwamen verschillende nieuwe e-Jihadi’s op die een heuse online carrière
uitbouwden, zonder fysiek gevochten te hebben. Zo werden Al-Awlaki en Khan de nieuwe “Goden
van het internet”. Ze speelden in op de mogelijkheden die sociale media boden, zoals: verhoogde
aantrekkelijkheid voor jongeren en minder noodzaak aan technische vaardigheden. De teksten werden
aangeboden in niet-Arabische talen: een bijkomend voordeel. Op die manier spraken ze de westerse
moslimjongeren aan. Bovendien zagen ze in dat bewegende beelden een grotere psychologische
invloed konden uitoefenen op potentiële Jihadi’s dan standvastig beeldmateriaal. (Conway, 2012, p. 7)
Ook muziek (i.s. “Nasheeds”) werd toegevoegd aan de virtuele Jihadcultuur.
Bin-Laden had de Islam gekoppeld aan de gewelddadige Jihad en met de beruchte 9/11-
aanslagen aangetoond dat de vijand kon vernederd worden. Het was nu aan een nieuwe generatie e-
Jihadi’s om de virtuele geloofsgemeenschap blijvend te voeden en terroristen af te leveren. Alvorens
deze nieuwe lichting te bestuderen, werd onderzocht hoe Al-Qaeda’s moederwebsites functioneerden.
Hoe droegen zij de Jihadi-ideologie uit?
De oprichters van de website “Al-Neda" zagen zichzelf terecht als de “voorhoede van de e-
Jihad”. Deze website, operationeel tussen 2001 en 2002, vormde de uitlaatklep van de Al-Qaedatop.
Nochtans waren in die periode o.m. Bin-Laden en al-Zawahiri op de vlucht voor de Amerikaanse
“special forces”. Door middel van foto’s, geluidsfragmenten en videobeelden werden vooreerst de
spectaculaire terreuraanslagen van 9/11 gelegitimeerd. Maar daarbij bleef het niet. Er werden ook
statements van de Al-Qaedatop verspreid waarin men de Jihad als enig redmiddel naar voren schoof.
Met een polariserend discours en een historische framing trachtte men online te rekruteren. Bovendien
werden technologische vernieuwingen, zoals een kleurrijk design, concreet toegepast.
Met de opkomst van de mediacentra begon in 2006 een nieuw tijdperk. Een voorbeeld van
zo’n centrum was “al-Fajr” dat toezag op de authenticiteit van het propagandamateriaal. Van daaruit
werden o.a. de Jihadi-video’s doorgestuurd naar de vier “moederwebsites”: al-Firdaws, al-Boraq, al-
Ekhlaas en al-Hesbah. Allen traden in de voetsporen van Al-Neda. Zo werd de actualiteit steeds in een
42
Jihadi-perspectief geplaatst. Wat waren hun bijdragen aan de verdere ontwikkeling van de
Jihadistische propaganda?
Al-Firdaws voerde als eerste een Engelstalig webforum in. Een eerste indicatie dat Al-Qaeda
haar ideologie ook aan westerse moslims wou overbrengen. Bovendien zorgde de mogelijkheid van
interactie voor een bijkomende aantrekkingskracht bij de 21ste eeuwse moslimjeugd. Zij waren meer en
meer vertrouwd met het internet. Administrators en moderators leidden het webforum in goede banen.
Al-Boraq zette in op eenheid en verbondenheid met andere Jihadgroeperingen. Het doel was een
virtuele Ummah te creëren, analoog met het Al-Qaedaproject van een werelds kalifaat. Door middel
van banners werden bezoekers doorgestuurd naar geaffilieerde Jihadwebsites waardoor de propaganda
een groter bereik kende. Al-Ekhlaas was veruit de belangrijkste website van de “grote vier”. Op haar
webforum werd dan ook voortdurend opgeroepen tot het uitmoorden van westerlingen en werd de
internationale politiek hevig bediscussieerd. Bovendien kregen potentiële terroristen er informatie
aangereikt om bommen te vervaardigen. De vragenronde die werd gehouden, tussen de leden van de
website en de Al-Qaedatop, werd naar voren geschoven als hét propagandamiddel bij uitstek. De
Wannabee-Jihadi’s kregen het gevoel effectief bij een virtuele Jihadgemeenschap te horen. Op die
manier ontstond een nieuwe generatie online terroristen. Al-Hesbah, dat werkte met verschillende
subfora, gaf de aanzet tot een groot debat over de rol van het internet binnen de Jihad. Hoewel haar
moderator voorrang gaf aan de gewelddadige strijd, werd snel duidelijk dat dit een minderheidsvisie
was binnen de Jihadi-webfora. Al-Falujja, de vervanger van de moederwebsites, maakte een opdeling
tussen bedreven e-Jihadi’s (i.s. seniorleden) en de nieuwelingen (i.s. juniorleden). De hoeveelheid
posts bepaalden voortaan de positie. De e-Jihad groeide uit tot een volwaardig onderdeel van de
propagandamachine van Al-Qaeda.
De hoofdkleuren op de onderzochte moederwebsites (én opvolgers) waren: rood (kleur van het
menselijke bloed), groen (traditionele kleur van de Islam) en zwart (kleur van het Kalifaat). Telkens
keerde, in het onderzoek, de symboliek van logo’s, kleuren en belangrijke Jihadpersoonlijkheden
terug. Dit diende m.i. tot het benadrukken van de authenticiteit van de bron, alsook het mystifiëren van
de Al-Qaedatop en de mudjahideen. De moederwebsites dienden als inspiratiebron voor de Europese
Jihadistische websites. In het volgende deel gaan we dieper in op de propagandamethode die ze
hanteerden. Maar eerst wordt de gehanteerde methodologie uiteengezet.
43
Deel 2: Empirisch gedeelte
Alvorens de empirische studie aan te vatten met een screenshotanalyse van drie Europese
Jihadwebsites, staan we stil bij de gehanteerde methodologie. Hierin wordt afgesproken hoe het
onderzoek plaatsvond.
2.A.: Keuze voor kwalitatief onderzoek
Een cijfermatige analyse (i.e. kwantitatief onderzoek) van propaganda op Jihadwebsites heeft
alleen academische waarde als databanken voorradig zijn. Dit was internationaal nooit het geval. Dit
heeft vooralsnog twee oorzaken: een recent fenomeen en gebrek aan interesse. Pas na 2008 begon zich
immers een wildgroei aan Jihadwebsites te manifesteren. Lange tijd werd door de politieke- en
academische wereld weinig aandacht besteed aan het propagandaverhaal van Al-Qaeda. De
terreurorganisatie (en bijbehorende vertakkingen) werd aanzien als een crimineel fenomeen dat
militair en politieel verslagen kon worden. Naar de narratieve boodschap van de Jihadi’s werd
nauwelijks geluisterd. Het internet werd door internationale veiligheidsdiensten vooral bestudeerd als
communicatie-en rekruteringsmedium. Belgisch kwantitatief onderzoek biedt momenteel weinig
meerwaarde om het propagandaverhaal van Al-Qaeda te bestuderen. Bij kwalitatief onderzoek
daarentegen ligt de nadruk op de verzameling en toegankelijke analyse van een grote hoeveelheid data
van een beperkt aantal cases. (Kraska & Neuman, 2008, pp. 468-470) In de Masterproef worden de
visies van de e-Jihadpioniers en de moederwebsites beschreven aan de hand van de onderzochte
wetenschappelijke literatuur. Vervolgens worden verschillende Jihadwebsites analytisch doorgelicht.
Hierbij is het de bedoeling dat nieuwe data worden geproduceerd doorheen het onderzoek. Tenslotte
worden Globale en Nationalistische Jihadwebsites empirisch vergeleken. Het voordeel is dat nieuw
bekomen gegevens kunnen worden vergeleken met de oude. Hierdoor ontstaat een dynamisch proces
dat kwantitatief onderzoek niet te bieden heeft. Nadelig is de beperkte omvang van het onderzoek. Een
selectie werd gemaakt van enkele te bestuderen websites.
Onderzoek naar radicalisering speelt zich altijd af in een moeilijk toegankelijke omgeving
waarbij de context van doorslaggevend belang is. De empirische dataverzameling startte begin maart
2013 en eindigde midden april 2013. Het onderzoek is dus uitermate context- en tijdgebonden. Wat
niet wegneemt dat andere wetenschappers uit de resultaten kunnen leren zonder de methodiek letterlijk
te incorporeren in het eigen onderzoek. Het grootste nadeel van het neergeschreven onderzoek is
echter de kwestie van de externe geldigheid. Er worden maar enkele websites bestudeerd terwijl
recente schattingen gewag maken van meer dan duizend operationele Jihadwebsites. Bovendien is het
internet onderhevig aan snelle wijzigingen waardoor de actuele waarde een korte tijdspanne kent.
44
In het onderzoek kunnen attitudes niet worden bevraagd aan de hand van
zelfrapportage(schalen). (Van Hiel, 2008, pp. 39-42) Dat heeft vooral te maken met de omvang en de
onbereikbaarheid van het (doel)publiek van terroristen. Het onderzoek spitst zich echter toe op de
wijze waarop Al-Qaeda propagandamateriaal uitdraagt en niet hoe de attitudes van het (doel)publiek
daarbij worden gewijzigd. Terroristen en online-Jihadi’s laten zich bovendien slechts zelden
interviewen en veiligheidsdiensten zijn moeilijk benaderbaar. Hierdoor wordt geen gebruik gemaakt
van kwalitatieve diepte of semi-gestructureerde interviews.
2.B.: Onderzoeksstrategieën
Crow en Semmens (2009, p. 86) gaven aan dat het voor een kwalitatieve onderzoeker
noodzakelijk is een eigen analysestrategie te ontwikkelen. In dit onderzoek worden echter
verschillende onderzoeksstrategieën gecombineerd (in de wetenschappelijke wereld heeft men het
over “triangulatie”). Het voordeel daarvan is dat resultaten bekomen via de ene strategie kunnen
bevestigd of tegengesproken worden door de uitkomsten van de andere. Het nadeel is dat, in het korte
tijdsbestek van een Masterproef, geen van deze strategieën in de diepte kunnen uitgewerkt worden.
Bij het emprisch onderzoek naar drie Europese Jihadwebsites wordt geen analyse op de
websites zelf uitgevoerd omdat ze verdwenen zijn van het internet. Er bestaan enkel nog
schermafbeeldingen (i.s. “screenshots”) van. Hierdoor kan de precieze datum van activiteit niet meer
worden weergegeven. “Minbar-SOS” en “Ribaat” waren lange tijd prominente webfora in de Globale
Jihad tot 2008. De website (met bijbehorend webforum) van Ansar al-Haqq was in 2008 een van de
toonaangevende Europese Jihadistische websites. Tenslotte worden twee online magazines onderzocht
omdat ze wijzen op een strategieverandering. Lone wolfterrorisme, waarbij het individu zichzelf
radicaliseert op basis van informatie op het internet, werd recent gepromoot. Volgende websites en
online magazines worden daarom onderzocht:
1. Minbar-SOS: http://www.minbar-sos.com/forum/. 2. Al-Mourabitoune (i.e. Ribaat): http://forum.ribaat.org/general.
3. Ansar al-Haqq: http://www.ansar-alhaqq.net/forum/.
4. Defenders of the truth: het eerste nummer van het online magazine dat verscheen in 2009:
http://thejihadproject.files.wordpress.com/2011/04/defendersoftruth1.pdf.
5. Inspire: het vijfde nummer van het online magazine dat verscheen in 2011:
http://azelin.files.wordpress.com/2011/03/inspire-magazine-5.pdf.
45
Het blijft ethisch onmogelijk om Jihadi’s reëel of virtueel te benaderen. Bovendien hanteren ze
exclusiemaatregelen. Houden we indachtig dat het “open web” wordt bestudeerd, toch is het mogelijk
om beslag te leggen op verschillende bronnen voorradig op het internet. Een studie van propaganda op
het “open web” hoeft daarom geen kwaliteitsverlaging in te houden. De propaganda dient namelijk het
“deep web” te verlaten om een zo groot mogelijk publiek te kunnen bereiken. Het internet is
onderhevig aan continue aanpassingen. Daardoor zijn verschillende onderzochte websites qua
technologie sterk verouderd. Bovendien worden de onderzochte bronnen vaak voor andere doeleinden
dan het eigen onderzoek gecreëerd. De aangeboden oplossing is het verzamelen van nuttige
onderzoeksinformatie en de andere gegevens te interpreteren als contextsturend.
Er wordt geen onderzoek gedaan naar het gebruik (misbruik?) van Al-Jazeera en andere
Arabische nieuwszenders door Al-Qaeda. Ook wordt niet onderzocht hoe de Westerse media reageert
op de e-Jihad en of ze bespeeld worden door Al-Qaeda. Dit zijn echter wel relevante
onderzoeksvragen in het kader van propagandaonderzoek. Het zou me echter te ver van mijn beoogde
onderzoeksvragen leiden.
Er dringt zich ook een kwalitatieve webanalyse op van enkele van de vele operationele
Jihadwebsites. De kracht van de Jihadi’s ligt immers in het actuele radicaal discours dat ze uitdragen.
Om hiervan een beeld te krijgen worden enkele actieve websites onderzocht op basis van: ervaring op
de stageplaats, actualiteitswaarde, de band met Al-Qaeda en de gebruikte taal. Aangezien de auteur het
Arabisch niet machtig is, worden Arabischtalige websites niet onderzocht. Dit hoeft niet noodzakelijk
een nadeel te zijn omdat Al-Qaeda (na 2003) anderstalige (Engelstalige, Franstalige, Duitstalige ...)
propaganda begon te verspreiden. Hiervoor werden anderstalige websites opgericht. Het onderzoek
kan echter niet zomaar geëxtrapoleerd worden naar Arabischtalige websites omdat de stageopdracht
uitwees dat er vaker expliciet en gruwelijk materiaal wordt getoond.
Er wordt cross-sectoriële informatie verzameld van een bepaalde website op één dag. (Crow &
Semmens, 2008, p. 39) Waarbij een “webpagina” één pagina van de website is. Het onderzoek is
wendbaarder dan bv. een surveyonderzoek omdat bevindingen van website A kunnen geëxtrapoleerd
worden naar website B, C, D ...
Een belangrijk mediakanaal van de Globale Jihad wordt onderzocht: het “Global Islamic Media
Front”, meer bepaald een operationele Duitstalige en Engelstalige blog. Met Shariah4Belgium en
“Shariatube”, werden Belgische anti-terreurmiddelen ingezet. Tenslotte wordt de sociale netwerksite,
Facebook, onderzocht. De online-Jihadi’s legden zich immers toe op deze nieuwe trend en maakten er
o.m. profiel- en fanpagina’s aan. Volgende websites worden onderzocht:
46
1. Twee kleine blogs van het Global Islamic Media Front (GIMF): http://gimf-
nachrichten.blogspot.com/ en http://alqaeqa.maktoobblog.com/) (actieve blogs).
2. Shariatube van Sharia4Belgium: http://www.youtube.com/user/shariamedia (actief You
Tubekanaal).
3. Facebookpagina van de tot de Jihad geconverteerde Amerikaanse oorlogsveteraan Eric
Omar Harroun: https://www.facebook.com/#!/eric.harroun?fref=ts.
In de opgelegde periode van de Masterproef is het wetenschappelijk noodzakelijk om het
aantal websites te beperken, maar ze wel nauwkeurig te analyseren. Websites met links naar
propagandamateriaal van Al-Qaeda (bv. de Talibanblog van Khurassani, te raadplegen op http://jibal-
khurassan.over-blog.com/) worden niet onderzocht. Ook al is het nochtans interessant om te
bestuderen hoeveel propagandamateriaal er van de ene naar de andere website wordt gekopieerd.
Bovendien is een aanvankelijk te bestuderen Jihadwebsite van de “Islamic Army in Iraq”
(www.iaisite-eng.org), nochtans drie jaar operationeel, enkele weken voor mijn onderzoek offline
gehaald. Het noopt me tot het nemen van inventieve maatregelen.
De Globale e-Jihad (Al-Qaeda) wordt vervolgens vergeleken met de Nationalistische (i.s. Al-
Qassam Brigades en Hezbollah) door middel van een vergelijkende studie van de actieve
hoofdwebsites. Voor de Nationalistische Jihadi’s zijn dat: http://www.qassam.ps/ (Engelstalige URL
van de Al-Qassam Brigades) en http://www.english.moqawama.org/ (Engelstalige URL van
Hezbollah). Het accent ligt op potentiële overeenkomsten en verschillen in aanpak van
propagandaverspreiding.
Tenslotte worden de gegevens bekomen uit de secundaire data-analyse vergeleken met die van
de empirische studie. Het internet is immers continu in beweging en ook de e-Jihadi’s dienen zich dus
aan te passen aan een veranderende internetomgeving.
2.C.: Onderzoekstechnieken
De geschreven bronnen worden aangeboord op basis van volgende internationale
internetzoekmachines: Yahoo! (http://be.yahoo.com/), Google (http://www.google.be/) en Google
Scholar (http://scholar.google.be/). Bovendien worden Meercat (UGent bibliotheekcatalogus), Aleph
(UGent databank) en Antilope (Belgische databank) gebruikt, allen aangeboden door de Universiteit
Gent (http://lib.ugent.be/nl). Maar ook verschillende bibliotheken werden bezocht: de Gentse
bibliotheek van de politieke wetenschappen, de communicatiewetenschappen, de criminologie, de
rechten en tenslotte de bibliotheek van het Center for Counterterrorism and Terrorism in Den Haag.
47
De gebruikte techniek voor inhoudsanalyse van: Minbar-SOS, Ribaat en Ansar al-Haqq is die
van de historische webanalyse. Hierbij worden opvallende propagandakenmerken bestudeerd. Er
wordt gewerkt a.d.h.v. screenshots van de websites, afkomstig uit het onderzoeksprogramma “Domain
Tools”. In het kader van mijn stageopdracht bij de Federale Gerechtelijke Politie in 2011 werd me
door een expert, dat onderzoeksprogramma, aangeraden (http://www.domaintools.com/). Daarna
worden twee online magazines (i.s. “Defenders of the truth” en “Inspire”) grondig geanalyseerd op
basis van de methode van Ritchie en Lewis (2003, pp. 221-229). Vervolgens worden enkele
operationele Jihadwebsites onderzocht. Hierbij wordt de categorische tabel, ontworpen in het
onderdeel van de e-magazines, gehanteerd. In het onderdeel ‘Onderzoeksdata’, dat op een
bijbehorende cd-rom werd gebrand, wordt het eigenlijke onderzoek weergegeven. Daarin kan de lezer
de categorische onderzoekstabellen aantreffen per onderzocht online magazine of website.
Hoe worden de online magazines onderzocht? In een eerste fase worden vaak terugkerende
propagandathema’s geïdentificeerd en wordt er een bijbehorend label aangebracht. Een voorbeeld van
zo’n label is: ‘Jihad’. Deze term wordt dan naast de tekst geplaatst. De verschillende labels worden
onder elkaar, per zin, weergegegeven. Ook wanneer een bepaald woord op zichzelf als label kan
functioneren (bv. ‘Jihad’) wordt dat op die manier neergeschreven. Het kan bovendien voorkomen dat
in eenzelfde paragraaf een bepaald label meerdere keren voorkomt. Dit noemt men “multi-
indexering”, waarbij de frequentie systematisch tussen haakjes wordt geplaatst.
Bv.: Bron “Defenders of the truth”: p. x
1. ... strongly recommend ... to consider attacking America in its own backyard. Aanval
2. ... Jihad is to fight . Jihad is to kill. Jihad (2)
3. ... the enemy which sits on his trone ... Vijand
Het labelen wordt voor elk document afzonderlijk toegepast. Daarna, in een tweede fase,
worden de gegevens, zowel voor “Defenders of the truth” als voor “Inspire”, verzameld in een
overzichtelijke tabel in “Excel”. Hierbij gebruikt men de open coderingsmethode waarbij een tabel
voor de grafische weergave zorgt. Hieronder wordt een voorbeeld van een tabel weergegeven. Het
turven gebeurt manueel omdat ook volledige citaten en zinnen worden onderzocht. De getallen (n)
staan daarbij voor het aantal keren dat het desbetreffende label, in de gehele tekst, werd
teruggevonden. Daarna wordt er axiaal gecodeerd: de labels worden daarbij in categorieën ingedeeld.
Een praktisch voorbeeld geeft dit aan:
48
Mainstreamreligie n Jihadi-ideologie n
Allah 12 Jihad 38
God 3 mudjahideen 15
De Genadige 2 kuffar 2
Afbeelding 4: voorbeeld categorische tabel
Vervolgens worden (indien voorkomend) synoniemen samengevoegd. Bijvoorbeeld ‘Allah’ en
‘De Welwillende’ worden samengevoegd tot de categorie: ‘Allah’. De woorden worden naar
woordfrequentie van boven (meest voorkomend) naar beneden (minst voorkomend) geordend. De
laatste fase door Baarda beschreven, als de selectieve codering, wordt in de Masterproef niet toegepast
wegens haar te complex karakter. Baarda selecteert immers nog eens op de titelwoorden (in casu:
‘Mainstream religie’ en ‘Jihadi-ideologie’) en komt zo tot uitermate abstracte termen (bv. ‘slecht’).
Na de woordenanalyse worden markante passages in de tekst bestudeerd. Ook citaten komen
aan bod. Op basis daarvan worden propagandakenmerken- en technieken ontleed. Het is de bedoeling
dat er vervolgens gezocht wordt naar stijl- en grafische kenmerken. Door o.m. illustraties te herhalen,
wordt immers het onderbewustzijn psychologisch beïnvloed en treedt een manipulatie op. Op basis
van deze inhoudsanalyse worden, in een samenvattende fase, de resultaten weergegeven.
Na de e-magazineonderzoeken worden operationele Jihadwebsites kwalitatief geanalyseerd.
Hierbij treedt een triangulatie op qua onderzoeksmethodieken. De gehanteerde instrumenten worden,
zoals bij de e-magazines, weergegeven bij het onderdeel ‘Onderzoeksdata’, gebrand op een cd-rom.
Vooreerst wordt gebruik gemaakt van de “word cloud methode” per onderzochte webpagina. Hierbij
worden, na ingave van de webtekst op http://www.wordle.net/, in een woordveld de meest
voorkomende propagandawoorden weergegeven. Hoe groter het woord, hoe meer het voorkomt. Het
is een eerste indicatie van de belangrijkste trefwoorden van de onderzochte webpagina. Een voorbeeld
van een Engelstalige webpagina van de “Hezbollah” op 4 april, 2013:
49
Afbeelding 5: voorbeeld “wordle”
Vervolgens wordt gewerkt aan de hand van de “grondige analyseprocedure” beschreven
door Baarda (2009, p. 129-132). Hierbij worden labels aangebracht aan de belangrijkste trefwoorden
van de welbepaalde website. Hiervoor wordt het wetenschappelijke programma “NVIVO10” gebruikt
dat geraadpleegd wordt via “Athenax” (https://athenax.ugent.be/), de digitale leeromgeving van de
Universiteit Gent. Het voordeel van “NVIVO10” is dat de trefwoorden onmiddellijk qua frequentie
worden gecategoriseerd: van boven (meest voorkomend) naar beneden (minst voorkomend). Telkens
worden de 100 meest voorkomende naamwoorden geselecteerd met een “wordcount” van minimum
vijf letters (weergegeven op onderstaande afbeelding bij ‘Length’). Op die manier wordt verkomen dat
nietszeggende woorden, zoals bv. ‘und’ en ‘this’, worden opgenomen. Hierbij dient gezegd dat men
soms niet aan die honderd woorden kwam. Bv. Omdat er te weinig woorden met vijf lettertekens in de
tekst voorradig waren. Een voorbeeld van de Engelstalige hoofdpagina van de “Al-Qassam Brigades”
op 17 december, 2012:
50
Afbeelding 6: voorbeeld “NVIVO10”
Het is de bedoeling dat de ontwikkelde eindtabel van “Inspire”, met bijbehorende categorische
opdeling, wordt gehanteerd en dat de belangrijkste aangetroffen gegevens per operationele website in
die tabel hun plaats vinden. Op die wijze wordt de bestaande tabel verder verfijnd op basis van actuele
data. Daarna wordt er gezocht naar bijkomende informatie betreffende de onderzochte website.
Hierdoor wordt gepoogd een compleet beeld te verkrijgen van de actuele propagandacapaciteit. Zoals
we zullen zien, was dat bv. voor de blogs onmogelijk. “Domain Tools” registreerde immers geen
individuele blogs. “Domain Tools” is een handig en gebruiksvriendelijk programma om profiel- en
servergegevens van een website te bekomen. Dat wordt duidelijk aan de hand van een voorbeeld van
een onderzoek naar de Al-Qassam Brigades op Domain Tools (uitgevoerd 17 december, 2012):
Afbeelding 7: voorbeeld “Domain Tools”
51
Volgende websitegegevens zijn belangrijk voor het onderzoek naar Jihadpropaganda:
1. Relevantie van de websitetitel in verhouding tot de zoektocht op het internet naar de
betreffende website. Bij de Al-Qassam Brigades is dat bv. tachtig procent!
(http://www.qassam.ps/).
2. Hoeveelheid unieke trefwoorden op de website.
3. Registratiedatum van de website.
Er vindt ook een onderzoek naar de grafische vormgeving van de website plaats. In het kader
van de psychologische beïnvloeding van het publiek is dat immers zeer belangrijk. Hierbij worden
volgende zaken onderzocht:
1. Gebruikte kleuren.
2. Jihadlogo.
3. Foto’s.
De geanalyseerde gegevens van de onderzochte website worden verzameld in een
overzichtelijke tabel. Hieronder een voorbeeld van hoe een tabelonderdeel er zou kunnen uitzien:
Mainstreamreligie n Jihadi-ideologie n
Allah 88 broeders 82
God 32 Jihad 80
De Genadige 17 mudjahideen 72
Titelrelevantie n Jihadi-logo n
80% 1 ja 1
nee 0
Afbeelding 8: voorbeeld onderzoekstabel
Deze gegevens worden daarna verzameld in een checklist (zie ‘Onderzoeksdata’). Ik
ondervond daarvan de efficiëntie tijdens mijn stageopdracht bij de Federale Gerechtelijke Politie. Het
laat immers toe om op een overzichtelijke wijze te werk te gaan en laat wetenschappelijke replicatie
door andere onderzoekers toe. Op die manier kan snel onderzocht worden of er sterke overeenkomsten
of verschillen zijn inzake propaganda tussen de bestudeerde websites. Een voorbeeld van een
onderdeel van het checklistontwerp:
52
Checklist: Jihadi-propaganda op website?
Mainstreamreligie Jihadi-ideologie Jihadi-persoonlijkheden Landen of regio’s met Jihadi-belang
Afbeelding 9: voorbeeld checklist
Bij de onderzochte operationele Globale en Nationalistische Jihadwebsites wordt er, naast het
hierboven beschreven onderzoek, nog een aanvullende screenshotanalyse uitgevoerd. Op die manier
wordt bijkomende informatie bekomen inzake de uitgevoerde propaganda.
Het verschil met het historische screenshotonderzoek naar de Europese Jihadwebsites situeert
zich in het gegeven dat de operationele websites op één dag worden onderzocht. Het historisch
onderzoek daarentegen is volledig afhankelijk van de data van “Domain Tools”.
De gebruikte methodologie werd uiteengezet. Laten we nu bestuderen hoe enkele Europese
Jihadwebsites propaganda uitdroegen. Hierbij wordt aandacht besteed aan technische wijzigingen
t.a.v. de historische moederwebsites.
53
Hoofdstuk 2: screenshotonderzoek van Europese Jihadwebsites
In dit onderdeel wordt uitgebreid stilgestaan bij twee belangrijke Europese websites binnen de
Globale Jihad: “Minbar-SOS” en “al-Mourabitoune” (ook “Ribaat” genoemd). Ze waren eveneens
verantwoordelijk voor het uitdragen van de Al-Qaedapropaganda in het tijdperk van de hierboven
beschreven moederwebsites. Ook al hadden ze noch de kwalitatieve, noch de kwantitatieve reikwijdte
van de moederwebsites, toch radicaliseerden ze vele moslimjongeren. Daarna wordt “Ansar al-Haqq”
onderzocht. Een Jihadistische website die ontstond in 2008 en nog steeds operationeel is. Bestuurd
vanuit Nederland, nam ze binnen Europa een prominente plaats in d.m.v. het gebruik van de Franse
taal. Ze rapporteerde hoofdzakelijk over de Jihad in Irak.
Om tot een kwalitatieve analyse te komen, werd intensief gebruik gemaakt van het
onderzoeksprogramma “Domain Tools”. Als men de URL intypte van de desbetreffende website
bekwam men operationele servergegevens alsook screenshots.
2.1.: Minbar-SOS: een vrouwelijke spin in het web
Reeds in 2006 liet het Franstalige “Minbar-SOS” (www.minbar-sos.com, waarbij SOS
“Supporters Of Shariah" betekende) van zich horen in de Jihadistische media. Ze kondigde immers
een Franstalige versie aan van het “Global Islamic Media Front” (afgekort: “GIMF”), een belangrijke
mediavleugel, zoals “as-Sahab” en “al-Fajr”, van Al-Qaeda. Dit vindt men terug op de website van
Internet-Haganah (http://www.internet-haganah.com/harchives/). Het opvallende aan de website was
de keuze voor de hoofdkleur blauw (i.e. de kleur van de geestelijkheid) en het atypische Jihadlogo:
twee geboeide handen. Voorts werd er vaak verwezen naar: ‘Al-Qaeda’, ‘Bin-Laden’ en ‘al-Zawahiri’.
Ook het visuele aspect werd beklemtoond door o.m. gewonde Amerikaanse soldaten weer te geven.
54
Afbeelding 10: Minbar-SOS
“Minbar-SOS” werd opgericht door Malika el-Aroud, een Al-Qaeda geïnspireerde en
overtuigde Jihadiste. Ze zag zichzelf als een heilige strijder van Al-Qaeda. In een interview gaf ze
daaromtrent aan: “I have a weapon, it’s to write. It’s to speak out. That’s my Jihad. You can do many
things with words. Writing is also a bomb”. (Bloom, 2011, p. 214) Volgens Mia Bloom (2011, p. 43)
hanteerden de “vrouwen van Al-Qaeda” het internet om in grote aantallen mannelijke Jihadi’s te
rekruteren en de dood in te sturen. De geschriften van as-Salim en al-Awlaki gaven de mogelijkheid
aan vrouwen om te participeren aan de Jihad door o.a. teksten te vertalen maar ook via het internet te
strijden. Volgens Bakker (gesprek op 8 februari 2013) werd de rol van vrouwen binnen Al-Qaeda
echter zwaar overroepen door de westerse media. Dat was ook het geval voor de geïnspireerde groep
vrouwen. Ze boden wel onzelfstandige en onstrategische hulp (bv. vertaalwerk), maar mochten er
zeker geen politieke mening op na houden. Het hosten van Jihadwebsites werd uitzonderlijk verricht
door vrouwen. Malika el-Aroud was hierin zeker een pionier. Hoe kon het zover komen?
Malika el-Aroud werd, op 9 september 2001, prompt de bekendste Jihadweduwe ter wereld.
Op die dag vermoordde haar man55 de leider van de Noordelijke Alliantie: Massoud. (Sageman, 2008,
p. 112) Op die manier verzekerde Al-Qaeda zich van politieke steun van de Taliban in Afghanistan.
Massoud was immers de grootste belager van deze fundamentalistische politieke partij. Al-Qaeda kon
zich, zich verzekerd van een “safe haven” in Afghanistan, vanaf dat moment volledig toeleggen op de
beruchte terreuraanslagen twee dagen later. Malika werd toen al geprezen op de Jihadwebsite “La voix
des opprimés56”. Ze werd er omschreven als een “vrouwelijke heilige strijder van de 21ste eeuw”.
55
(Bloom, 2011, p. 214) Na 9/11 zocht de Al-Qaedatop haar toevlucht in het Tora Boragebergte van
Afghanistan. Malika daarentegen wou zo snel mogelijk haar echtgenoot wreken en begon furieus
Jihadwebsites op te starten. Haar achtergrond inspireerde vele potentiële rekruten. Doordat ze,
voorafgaand aan de aanslagen, had gelogeerd bij Bin-Laden (en het gegeven dat haar man een
martelaar was) werd ze als rolmodel onthaald. Bovendien erkende al-Qaeda’s Kern el-Aroud en haar
nieuwe echtgenoot, Garsalloui, als “geloofwaardige tussenpersonen” die de informatie- en
rekrutentoevloed konden faciliteren. Samen met Garsalloui richtte ze “Minbar-SOS” op. Deze website
stond volledig in het teken van de ideologie van Al-Qaeda. De doelstelling van de website was de
rekrutering voor de Jihad. Malika trachtte zo Belgische, Franse en Zwitserse moslims (i.s.
“wannabees”) aan te trekken en richting Pakistan te sturen als terrorist. Via het webforum konden
geïnteresseerden de laatste statements van Osama Bin-Laden en andere leiders van Al-Qaeda lezen en
bediscussiëren. De martelaar nam er een belangrijke plaats in.
Malika trad als moderator op onder de schuilnaam: “Oum Obeyda”. Haar autobiografisch
werk getiteld “De soldaten van het licht”, verscheen in 2003. Hierin vergeleek ze de mudjahideen met
“soldaten van het licht” die tegen de westerse “soldaten van de duisternis” vochten. Ze gaf aan dat ze
haar broeders op het slagveld had bezocht en getuigde van hun moed. In dat werk ontluikte ze haar
literaire talenten. Door symbolen te gebruiken kon ze de mudjahideen mystifiëren en tegelijkertijd
haar eigen status opsmukken. Ze bouwde gestaag verder aan haar rolmodel. Met haar slimheid,
taalvaardige spitsvondigheid en charisma inspireerde ze tal van Jihadi’s in de periode tussen 2003
t.e.m. 2008. (Bloom, 2011, pp. 214-215) Ze participeerde aan de e-Jihad, waar vele moslimmannen te
“bang” waren voor enige actie. (Bloom, 2011, p. 215) De vrouw, als inspiratiebron voor de mannelijke
Jihadi’s, deed haar intrede. (Sageman, 2008, p. 112)
Volgens Bakker (gesprek op 8 februari, 2013) was een van haar talenten, de “enorme drive”
waarmee ze zichzelf toewijdde aan de Jihad. Ze bestudeerde bv. intensief de moederwebsites en
rapporteerde op Minbar-SOS wat hun vernieuwingen waren. Zo gaf ze in de zomer van 2008 aan dat
er op het webforum van al-Ekhlaas een Franse en Italiaanse sectie was verschenen.
In december 2008 werd Malika gearresteerd door de Belgische Federale Politie op verdenking
van lidmaatschap en rekrutering voor Al-Qaeda. (NCTb, 2010, p. 50) In 2010 bleef ze echter, voor de
Belgische correctionele rechtbank, haar lidmaatschap ontkennen. Bovendien gaf ze aan dat ze via haar
website nooit jongeren had aangespoord om in Afghanistan te vechten. Volgens Beatrice de Graaf,
auteur van “Gevaarlijke vrouwen: 10 militante vrouwen in het vizier”, was Malika el-Aroud een
uitzondering. Nooit bekleedde een vrouw zo’n hoge positie binnen de Jihad. Haar martelaarsrol
gebruikte ze om zelf uit te groeien tot een digitaal boegbeeld. (Betlem, 2013)
56
2.2.: Al-Mourabitoune: een grafisch meesterwerk
Volgens “Domain Tools” werd de Franstalige website “al-Mourabitoune” (www.ribaat.org)
opgericht op 31 mei 2004. Nog volgens dat onderzoeksprogramma vertegenwoordigde ze “l'Islam
suivant le Minhaj Salafi”. De website was Jihadistisch t.e.m. 2009. Momenteel is ze dat niet langer,
volgens de Europese politiediensten, na een clash tussen haar beheerders. Opvallend daarbij is dat
sinds 2009 de website grafisch van vorm veranderde (groen als hoofdkleur, niet langer rood en zwart)
en dat men toch blijft verwijzen naar Jihadistische mediakanalen (zoals het Tsjetsjeense57 “Kavkaz
center”) en terreurorganisaties (bv. de Palestijnse “Al-Qassam Brigades”). Maar ook de mudjahideen
en Gaza worden vermeld. Hieronder vindt de lezer een screenshot van de huidige website.
Afbeelding 11: al-Mourabitoune na de transformatie
De vraag die zich bij mij opdrong was: hoe de website er vóór de transformatie uitzag? Om op
die vraag te antwoorden werden screenshots, afkomstig uit de laatste twee operationele Jihadistische
jaren (2008 en 2009) bestudeerd.
Ribaats website zag er op 30 juni 2008 heel verzorgd uit. Zo was er een goed uitgewerkte lay-
out aanwezig en primeerde de blauwe kleur. Bovendien konden bezoekers zeer snel op de hoogte
gesteld worden van het actuele Jihadnieuws. Alsook was er een hele sectie gewijd aan de Jihad. In
onderstaande afbeelding vindt de lezer links de zoekterm ‘Jihaad’. Als men daarop klikte, kwam men
57
alles te weten over de Jihad, telkens vanuit het radicale perspectief van Ribaat. Opvallend was ook het
gebruik van PDF-documenten waardoor men online volledige Jihadwerken kon lezen, alsook
afdrukken. Wat al-Mourabitoune echter een unieke case maakte, was haar logo. In tegenstelling tot
andere bestudeerde Jihadwebsites werd geopteerd voor tekst i.p.v. een typische Jihadafbeelding van
een: ruiter, paard, zwaard, kalashnikov en/of de Jihadvlag. Waarschijnlijk speelden, naast grafische
redenen, vooral veiligheidsredenen mee. Het logo kan de lezer links bovenaan vinden in onderstaande
screenshot.
Afbeelding 12: al-Mourabitoune voor de transformatie
Al-Mourabitoune gebruikte heel wat banners op haar webforum. Met die banners refereerde ze
naar andere Jihadwebsites. Vooral naar de moederwebsites werd massaal gelinkt door de leden. Een
voorbeeld vindt men hieronder. Het is een screenshot van hoe het webforum eruitzag in 2008. Als de
bezoeker op de banner klikte, werd hij doorgeschakeld naar de website van al-Ekhlaas. Op de foto
werd al-Zarqawi afgebeeld. Rechts als rebellenleider, links als gedode martelaar met een “lach” op het
gezicht: de “glimlach der vreugde”. (Richardson, 2006, p. 152) Op het webforum werden voorts de
Amerikaanse president Obama en de religieuze Sji’iten vernederd.
58
Afbeelding 13: webforum al-Mourabitoune: al-Zarqawi
In onderstaande screenshot, afkomstig uit het jaar 2009, valt onmiddellijk het citaat van de
radicale denker Taymiyyah op. Maar ook het feit dat men met junior- en seniorleden werkte. Men
verheerlijkte de Talibanleider Meshud en kaderde de gebeurtenissen binnen het Jihadperspectief. Zo
werden de Taliban als medestrijders afgeschilderd.
Afbeelding 14: webforum al-Mourabitoune: Taymiyyah
59
2.3.: Ansar al-Haqq: typevoorbeeld van de huidige Jihadwebsite
In 2008 richtte het Jihadistische media-agentschap “Haqq” (i.e. “De waarheid”) naast een
eerder opgerichte Arabische website, een nieuwe Franstalige website op: “Ansar al-Haqq”
(www.ansar-alhaqq.net). In dit onderzoek werd die laatste, beheerd vanuit Frankrijk, onderzocht. De
bedoeling van de website was te functioneren als distributiekanaal voor Jihadnieuws uit Irak. De
klemtoon lag daarbij vooral op de “misdaden” die begaan werden tegen de Soenitische moslims in dat
land. Het meest opvallende aan de website was echter de multimediasectie waarin o.a. de filmpjes van
de beruchte “Baghdad Sniper” te zien waren. (Rogan, 2007, p. 79) Hij doodde vele Amerikaanse
soldaten in Bagdad en groeide uit tot een legende onder de Jihadi’s. Gruwel werd hierbij niet
geschuwd. Ook “Ansar al-Haqq” beschikte over een eigen webforum.
In onderstaande screenshot wordt de hoofdpagina van de website op 26 februari 2008
afgebeeld. Hierbij vielen een aantal zaken onmiddellijk op. Ten eerste werkte men met een typisch
Jihadlogo: de zwarte vlag van de Jihad. Ook bij deze website was de hoofdkleur blauw. Vervolgens
kon men (links boven) de term ‘Jihad’ onderscheiden, waar men, zoals bij “al-Mourabitoune”,
informatie kon raadplegen over de Jihad. Het viel op dat de website gelieerd was aan “Minbar-SOS”
en “al-Mourabitoune” (links onder bij ‘Partenaires’). Hiermee trachtten de webbeheerders op de
eenheid te wijzen binnen de virtuele Jihadgemeenschap en konden bezoekers én leden meer te weten
komen over andere Jihadwebsites. Het was niet echt onverwacht dat de website zo expliciet te kennen
gaf dat “Minbar-SOS” en “al-Mourabitoune” zusterwebsites waren. Ze waren immers allen Europees.
60
Afbeelding 15: website Ansar al-Haqq voor de transformatie
In 2009 voerden de webbeheerders een beperkte grafische wijziging door. De hoofdkleuren
waren voortaan rood en zwart en het logo veranderde ook. Men hanteerde een aanvallende Arabische
ruiter te paard met zwaard (een verwijzing naar de Profeet en Saladin, die beiden te paard het slagveld
betraden). Onderstaande screenshot werd genomen op 6 april 2009.
Afbeelding 16: website Ansar al-Haqq na de transformatie
61
Hoe zag het bijbehorende webforum eruit? Op bovenstaande screenshots kon men als
bezoeker of als lid op ‘forum’ klikken en werd men daarna automatisch doorgestuurd. Er waren veel
banners (vooral verwijzend naar al-Ekhlaas en al-Firdaws) beschikbaar. Men werkte aan de hand van
videobeelden en eigenhandig te downloaden online teksten. In onderstaande screenshot valt de figuur
van al-Zawahiri (midden) op evenals de ruiter (rechts bovenaan) en de vele banners.
Afbeelding 17: webforum Ansar al-Haqq
Zoals reeds aangegeven in het werkonderdeel rond Minar-SOS, was de schuilnaam van Malika
el-Aroud: Oum Obeyda. Onder die naam reageerde ze op het webforum van Ansar al-Haqq. Opvallend
was dat, naast het gegeven dat ze de tekst ondertekende met de eigen naam, ze zichzelf zogezegd
inschreef op het webforum in 2007. Ze loog om de Europese autoriteiten op een verkeerd spoor te
brengen. Door haar reactie werd de eenheid benadrukt en de geloofwaardigheid versterkt.
Onderstaande screenshot toont de getuigenis van Malika el-Aroud.
Afbeelding 18: reactie el-Aroud op webforum Ansar al-Haqq
62
Uitermate interessant waren de reacties op het webforum op 2 mei 2011, de dag waarop Bin-
Laden werd uitgeschakeld door het Amerikaanse leger. Op het webforum van Ansar al-Haqq werd
uitvoerig gediscussieerd of wat men had gehoord de waarheid was. Vele Jihadi’s geloofden immers de
westerse media niet en wouden bevestiging van de Al-Qaedatop. Daarom werden de bekendste Al-
Qaeda gelieerde websites- en fora druk bezocht die dag. Een zekere “alistiqaama2” gaf aan dat de
“Leeuw” dood was. De “vijanden van Allah” werden als daders naar voor geschoven. Het was
belangrijk voor de Jihadi’s dat Bin-Laden als martelaar was gestorven. Eigenlijk kon dat alleen maar
op het slagveld. Op de webfora probeerden de e-Jihadi’s erop te wijzen dat Bin-Laden gewapend
verzet had gepleegd en dus wél als martelaar was gestorven.
Afbeelding 19: “de Leeuw is dood”
2.4.: Tussenbesluit
In dit hoofdstuk werden drie belangrijke Franstalige Jihadwebsites bestudeerd. Op de websites
waren de hoofdkleuren: blauw, groen, rood en zwart. Visueel speelde men in op het eergevoel bij
jonge moslims op basis van Jihadistische video’s, foto’s en teksten. De onderzochte websites haalden
het propagandamateriaal uit de typische Al-Qaedamediakanalen. Bv. “Al-Fajr”. Er werd voortdurend
verwezen naar de Al-Qaedaleiders d.m.v. tekstmateriaal en banners. Via deze laatste methode en de
weboptie ‘links’ werden de bezoekers doorgeschakeld naar informatie betreffende de vier
moederwebsites. Met citaten van radicale denkers werd het geheel opgesmukt. Grafisch waren alle
websites zeer modern ontwikkeld. Op basis van de invoering van “junior- en seniorleden” werden e-
Jihadi’s aangemoedigd. De figuur van de martelaar werd op alle webfora vereerd. De mudjahideen
werden symbolisch vergeleken met “soldaten van het licht”. De tegenstrevers werden uitgescholden en
vernederd. Dit onderscheid waarbij de eigen (virtuele) groep werd verheerlijkt en de vijanden als
duivels werden voorgesteld kwam m.i. nadrukkelijk naar voren als propagandakenmerk. Hieronder
volgt een summiere analyse van de bevindingen voor de drie onderzochte websites.
63
Typische Jihadi-logo’s waren: de Arabische ruiter, de zwarte Jihadvlag, de kalashnikov, het
zwaard of combinaties. Maar Minbar-SOS had, daarentegen, twee geboeide handen. Ook het feit dat
haar moderator, Malika el-Aroud, een vrouw was, gold als uniek. Ze was een rolmodel binnen de e-
Jihad en speelde als vrouw in op het schaamtegevoel dat leefde bij de moslimmannen.
Al-Mourabitoune veranderde in 2009 van een radicale naar een niet-Jihadistische website. Een
techniek die door andere Jihadwebsites ook werd toegepast. Toch sneed ze de band met het verleden
niet volledig door en bleef ze verwijzen naar typische Jihadinformatie. Zoals bij Minbar-SOS was het
logo uniek: tekst i.p.v. een Jihadafbeelding. Bovendien gebruikte ze PDF-bestanden waardoor haar
leden hele Jihadteksten konden verwerken op een snelle en goedkope manier.
Ansar al-Haqq, tenslotte, werd opgericht met als doelstelling te fungeren als een
propagandawebsite voor Jihadnieuws uit Irak. Op haar website had ze een multimediasectie en links
naar Minbar-SOS en al-Mourabitoune. Maar ook Malika el-Aroud reageerde op het webforum van
Ansar al-Haqq. Hierdoor werd de eenheid binnen de virtuele Ummah benadrukt. Ze had, in
tegenstelling tot bovengenoemde websites, een typisch Jihadistisch logo. In 2009 voerden de
webbeheerders een grafische wijziging door qua hoofdkleuren en logo.
64
Hoofdstuk 3: De online magazines
In dit onderdeel werden twee vooraanstaande e-magazines onderzocht: “Defenders of the
truth” en “Inspire”. Daarbij werd geopteerd om voor elk van hen één nummer diepgaand te
analyseren op basis van de wetenschappelijke methode van Ritchie en Lewis uit 2003. Ze dienden om
nieuwe volgelingen te indoctrineren maar ook om terroristen te voorzien van technische bagage.
3.1.: Defenders of the truth
Het eerste online magazine dat werd onderzocht is “Defenders of the truth”. Het eerste
nummer, verschenen in juli 2009, had een gesluierde mudjahid (i.e. heilige strijder) als coverpagina.
De toon werd daarmee onmiddellijk gezet. Met een tot de verbeelding sprekende cover en een
Engelstalige titel wou “al-Mosul”, een ondersteunende media-organisatie voor Al-Qaeda, een westers
publiek aanspreken. De titel was een verwijzing naar de doelstelling van het magazine. Men wou de
“waarheid” onthullen waarom de mudjahideen in een oorlog verwikkeld waren met Amerika. Het
bestudeerde magazine telde zevenenvijftig pagina’s. Hieronder vindt de lezer de cover.
Afbeelding 20: cover online magazine “Defenders of the truth"
65
Volgens de ADL (http://archive.adl.org/) werd dit magazine frequent gebruikt door Jihadi’s.
Men prees de e-Jihad omdat het Westen volgens hen de Islam wou “aanpassen” via het internet. Alle
informatie werd gekaderd binnen een anti-Amerikaans en anti-Joods perspectief. Zelfmoordoperaties
(i.s. “martelaaroperaties”), zoals 9/11, werden goedgekeurd. De e-Jihadi’s riepen bovendien op tot
soortgelijke aanslagen tegen Amerikaanse, Britse en Israëlische belangen. Voor het gemak werden de
vijanden “kruisvaarders” genoemd. Defenders of the truth ondersteunde al-Awlaki en vierde de
onthoofding van de Amerikaan Berg. De internationale Jihad werd onderschreven.
Zoals eerder vermeld werd het eerste nummer van “Defenders of the truth” geanalyseerd op
basis van de onderzoeksmethode van Ritchie en Lewis (2003, pp. 221-229). Hierbij werden labels
aangebracht in de tekst en werden de data verzameld in een overzichtelijke tabel. Het onderzoek
spitste zich toe op Jihadistische propagandatechnieken- en kenmerken. Op de bijbehorende cd-rom
vindt men het onderdeel ‘Onderzoeksdata’ terug met een onderzoekstabel waarbij voor de
belangrijkste propagandacitaten de gehanteerde techniek(en) werden aangeduid . Hieronder worden de
bevindingen uiteengezet en geïnterpreteerd. Afsluitend werden ook de aangetroffen afbeeldingen
besproken.
Een categorische tabel, gemaakt in Excel, diende als een verzameling van de belangrijkste
teruggevonden labels. Op basis daarvan werd nagegaan hoe de bedenkers van “Defenders of the truth”
propagandakenmerken- en technieken toepasten. De cijfers (n) stonden daarbij voor de frequentie of
het aantal keer dat een bepaalde term in de tekst werd aangetroffen. Bovenaan werd telkens, per
categorie, naar een gepaste titel (bv. “Mainstream religie”) gezocht. Vooreerts viel het relatief
eenvoudige taalgebruik op. Er was geen speciale kennis nodig van de Engelse taal om de tekst
inhoudelijk te begrijpen. Bovendien werden er bijna geen taalfouten gevonden. Als de auteur
‘Jihaad’ schreef, wou hij er duidelijk de klemtoon op leggen. Hetzelfde gold voor ‘Allaah’ en
‘Qur’aan’. Van deze drie termen stond ‘Allah’ trouwens bovenaan in de top vijf van meest
aangetroffen woorden. In volgorde van frequentie waren dat: ‘Allah’ (159), ‘Islam’ (90), ‘Jihad’ (67),
‘moslim’ (66) en ‘doden’ (47). Waarbij het opviel dat drie termen mainstream en dus geweldloos
waren. Het is kenmerkend voor Jihadi’s om de eigen ideologie samen te stellen, d.m.v. ‘kopiëren en
plakken’, om het geweld te rechtvaardigen. Door de onderzoekers van de Gentse Sociale
Veiligheidsanalyse werd dat fenomeen de “knip-en-plak-Islam” genoemd. (SVA, 2011, p. 152) De
auteurs van het eerste nummer van “Defenders of the truth” zorgden ervoor dat de Jihadcitaten werden
ingebed en gelegitimeerd a.d.h.v. onschuldige Islamwoorden. Een verheerlijking van de Jihad werd
daarbij nagestreefd. Aldus bv. volgend citaat dat men terugvindt op pagina 11: “one realizes the great
status of Jihad by his hadith and no deed is equivalent to Jihad”. Hadith, het mainstreamwoord, was
de overlevering van de uitspraken en handelingen van de Profeet Mohammed.
66
Bij de tekstanalyse viel het emotionele taalgebruik op. Waarbij men, aan de hand van goed
afgewogen woorden, duidelijk de lezer wenste te overtuigen van de goede intentie van de Jihadi’s.
Drie termen werden frequent aangehaald: ‘waarheid’, ‘pijn’ en ‘plicht’. Daarbij werd ingespeeld op de
moraal van de lezer. De vijanden kwamen er minder goed uit. Zij werden besmeurd en uitgemaakt.
Deze technieken van polariseren en dichotomie werden veelvuldig aangetroffen bij “Defenders of the
truth”. Zo schreven de auteurs bv. op pagina 30: “distinguish between the haq (truth) and falshood
(baatil)”. Men deelde vriend en vijand op. Ook binnen de “vrienden” werd een onderscheid gemaakt.
Immers niet alle moslims volgden het “juiste pad”. Zo schreef men op pagina’s 11: “Quran: “Allah
has preferred in grades those who strive hard and fight with their wealth and lives above those who sit
(at home)” en 20: “the believers who sit at home (besides those who are disabled) do not acquire the
same reward as to those who fight in Allah’s cause (Jihad)”. Soms was er zelfs sprake van enige
taalkundige spitsvondigheid. Op pagina 37 had men het over: “In reality, Islam is against unjust
killing”. Of op pagina 41: “Suicide” operations become mandatory, since Jihad is always mandatory.
De e-Jihadi’s trachtten de virtuele gemeenschap te versterken, bv. op pagina 56, door middel van
“brothers and sisters” te vermelden. Tenslotte werkte men met symbolen om het geheel op te
smukken en te accentueren. Zo trof men op pagina 23 aan: “swords are keys to Paradise”.
“Defenders of the truth” zette sterk in op de religieuze legitimering. Er werden voortdurend
koranverzen op de lezer afgevuurd waarin Allah of Mohammed zich als het ware tot de lezer richtten.
Herhaling was daarbij een duidelijk aanwezig propagandakenmerk. Zo werden religieuze
tussencitaten zoals: “{May Allah be pleased with them}” en “(peace be upon him)” herhaald. Als de
Jihadi’s een overwinning boekten op de vijand, werd dat ook veelvuldig herhaald. Zo vertelde men op
de pagina’s 25 en 26: “ ... the infidels were killed ...”. Op pagina 32 herhaalde men de dichotomie,
zoals eerder aangetroffen op pagina 30, a.d.h.v. volgend citaat: “to discern truth from falsehood”.
We zagen reeds dat legitimering beschouwd werd als zeer belangrijk. Daarom kwam vaak de
Profeet aan bod. Maar ook religieuze denkers en politieke ideologen zoals: Taymiyyah, al-Wahhab,
al-Banna en Qutb passeerden de revue. Al-Banna bv. richtte in 1928 de Egyptische Soenitische
Moslimbroederschap op en gaf het Westen de schuld van het verval in de moslimlanden. (Bartlett &
Birdwell & King, 2010, p. 106) Bin-Laden werd in “Defenders of the truth” zelfs omschreven als de
‘Sjeik’ en bekwam op die manier een religieuze leiderstitel. In de psychologie werd deze
propagandatechniek aangeduid als “transfer”. Het prestige van de sjeikfiguur werd als het ware
overgezet op de persoon Bin-Laden. Hierdoor bekwam de man meer prestige omdat naar sjeiks werd
opgekeken in de Islamitische wereld. Abu Haneefah, een imam, gaf aan wanneer volgens de Islam een
staat als Kuffar aanzien kon worden. Op die manier werd de propagandatechniek “testimonial”,
waarbij een gerespecteerd persoon iets als goed of slecht beschreef, toegepast. Men vindt het volledige
citaat terug op pagina 19. Tenslotte trad er, naast de religieuze en politieke, een strategische
67
legitimering op. De Jihadi’s streden niet met gelijke wapens tegen de vijand en konden zich daarom
terreuraanslagen veroorloven. Een voorbeeld was terug te vinden op pagina 40: “The Muslims who are
willing to do Jihad just do not have those resources. So today for Muslims to give their lives for Jihad,
is often the only option.” In dat citaat wentelden de Jihadi’s zich in onschuld en was er sprake van een
“calimero-effect” waarbij men een slachtofferrol aannam. Als er onschuldige doden vielen te betreuren
werd dat steevast afgedaan als “collatoral dammage”. Een voorbeeld vond men op pagina 45:
“sometimes it is not possible to always avoid killing innocent people”.
De online-Jihadi’s trachtten voortdurend het verhaal binnen een historische achtergrond te
kaderen. Zo schreven ze bv. op pagina 7: “After the time of the Soviet Union’s collapse, they invaded
Chechnya with the intention to kill every Muslim”. Bovendien werd op die manier een pseudo-
wetenschappelijkheid aan de tekst toegevoegd door wetenschappelijke teksten als bron te vermelden.
Zo vond men op pagina 54 volgende voetnootvermelding terug: “Jeffrey, J. Roberts, the origins of
conflict in Afghanistan (Westport and London: Praeger, 2004), p. 165”. De auteurs kwamen belezen
over en konden op die manier de vaak naïeve lezer overtuigen. Het eigen geweld werd vanuit een
geschiedkundig en religieus onrecht gerechtvaardigd. Hierbij verdraaide men frequent de waarheid.
Zo omschreven ze, op pagina 7, de Tsjetsjeense problematiek als een oorlog tussen de Islam en de
‘Kuffar’. In plaats van tussen de Russen en de Tsjetsjeense bevolking. De schuld werd altijd bij de
andere gelegd. Getuige daarvan volgend citaat op pagina 46: “most Westerners are guilty of crimes
and are combatants who fight the Muslims”.
Ook de propagandatechniek van de “band wagoning” werd toegepast. Zo werd meegedeeld
aan de lezer, op pagina 11, dat de Profeet persoonlijk participeerde aan de Jihad. Als hij het deed,
waarom zouden andere vrome moslims hem niet volgen? Elke moslim diende zich conform zijn
woorden en handelswijzen te gedragen. Op dezelfde pagina werd Abu Bakr (een emir uit de 11de
eeuw) aangehaald die, volgens de auteurs, zelf persoonlijk meewandelde met de mudjahideen. Deze
techniek werd versterkt door manipulatie en leugens waarbij men bv. een dubbele beloning voor de
mudjahideen beloofde. Bovendien werkte men met complottheorieën. Bv. terug te vinden op pagina
35: “The fact that Muslims do so today is a tragedy and is the succession of the master plan created by
those who wish to suppress knowledge on the true evils being committed”. De argumenten werden
telkens vanuit één standpunt belicht. Nuance was niet toegelaten. Zo schreven de auteurs op pagina
36: “Al Qaeda would not even exist if it were not for the evils the West has commited”.
De e-Jihadi’s brachten vaak eigenhandig labels aan, die zowel positief als negatief konden
zijn. Zo brachten ze aan typische Westerse zaken een negatief label aan. Bv. volgend citaat op pagina
19: “And so judge you between them by what Allah has revealed (and not man made laws i.e.
Capitalism, Socialism)”. Of werd een positief label aangebracht waar dat noodzakelijk was. Zo
68
vonden immers vele moslims de aanslagen van 9/11 afschuwelijk. Daarom deden de e-Jihadi’s er alles
aan om 9/11 op te waarderen. Getuige volgend citaat op pagina 34: “taboo stigma attached to 9/11 is
something created by the terrorist United States”.
De propagandatechniek “Plain folks” vond ik zelden terug. Op pagina 35 stond : “A section of
my community will continue to fight for the right and overcome their opponents till the last day”. De
Jihadi’s zagen zichzelf steeds als een voorhoede58 en stelden zich moreel superieur op. Immers, ook in
een revolutie, dienden enkelen het voortouw te nemen. Het argument dat de Jihad van “het volk
afkomstig” zou zijn, werd daarom weinig gehanteerd.
Defenders of the truth verdraaide, zoals een aandachtige lezer reeds door had, voortdurend de
werkelijkheid. De eigen wereldvisie werd opgedrongen als de enige juiste. Men herkaderde de
gebeurtenissen totdat ze volledig inzetbaar waren als subjectief manipulatie-instrument. Zo vond men
bv. op pagina 37 volgend citaat: “Islam is indeed a religion based around the need to create peace in
the world. Many Muslims refuse to accept that this means fighting oppressors to create justice”. Bij
het lezen van deze tekst viel daarbij de onverschilligheid voor de logische reden op. Ook al wisten
de auteurs ongetwijfeld dat wat ze vertelden enige nuancering betrof. Ze deden dat bewust niet.
De aangetroffen literair beschreven gebruiksvoorwerpen waren allemaal attributen van de
mudjahideen. Men kon daarbij een opdeling maken tussen ouderwetse en moderne
gebruiksvoorwerpen. Tot de eerste categorie behoorde bv. het zwaard, tot de tweede het geweer. In
“Defenders of the truth” lag het accent op de ouderwetse attributen. Bovendien kon men deze
gebruiksvoorwerpen aantreffen als “avatars” (i.s. profielfoto’s) die vele e-Jihadi’s gebruikten op het
internet. Op die manier trad Jihadverheerlijking op.
Als men tenslotte de opgesomde gebieden analyseerde (bv. Afghanistan), kwam men tot de
conclusie dat ze allemaal een Jihadistisch belang hadden. In de meeste landen woedde er op het
moment van schrijven oorlog. Hierbij waren Jihadi’s altijd betrokken partij. Maar als men enkel naar
de frequentie keek, werd vastgesteld dat de vijanden overbelicht werden. Het Westen (en dan vooral
de Verenigde Staten) kwam heel vaak aan bod. De auteurs aanschouwden het overduidelijk als “het
Kwade” en de oorzaak van alle problemen binnen de Islam.
3.2.: Stijlkenmerken van Defenders of the truth
Alvorens de grafische kenmerken te bestuderen, werd stilgestaan bij enkele opvallende
stijlkenmerken. De auteurs van “Defenders of the truth” hanteerden een eigen taal en gebruikten die
69
zelfs als een wapen in de propagandastrijd. De hieronder opgesomde stijlkenmerken konden aanzien
worden als een subtiele manipulatievorm waarbij het onderbewustzijn werd bespeeld.
De Jihadi’s citeerden geregeld uit de Koran of haalden gezaghebbende Jihadi-autoriteiten aan.
Op pagina 38 vond men een citaat uit de Koran: “As Allah say in the Qur’an: The punishment of those
who wage war against Allah and His Messenger, and strive with might and main for mischief through
the land is: execution, or crucifixion, …”. Bepaalde woorden werden steevast neergeschreven met een
hoofdletter. Ook al was dat niet nodig. In het hierboven beschreven citaat was dat ‘Qur’an’, wat
Koran betekende. Een ander voorbeeld trof de lezer aan op p. 4: “The Mujahideen youth movement
…”. Op die manier legden de e-Jihadi’s eigenhandig klemtonen en gaven ze te kennen dat de
mujahideen respect verdienden.
Belangrijke termen kwamen repetitief aan bod. Het magazine gebruikte synoniemen en
streefde zo een literaire afwisseling na. Voorbeelden waren: ‘Most Merciful’ en ‘Most Benificent’ wat
stond voor ‘Allah’ of ‘Apostate’ en ‘Kuffar’ voor ‘afvallige’. Het laatste voorbeeld was tevens een
eufemisme waarbij ‘afvallige’ toch nog minder dreigend en hard overkwam dan bv. ‘te vermoorden
persoon’. Het vijandbeeld daarentegen probeerde men nog te versterken. Zo zei men op pagina 27: “…
Destroy the Jews, Christians, Atheists and the betraying criminals.” Waarbij de ‘criminelen’ nog eens
bijkomend verraad werd verweten.
Ook werden pleonasmen gebruikt om bepaalde eigenschappen nog eens te herhalen of te
benadrukken. Zo zei men meermaals (bv. op pagina 12): “... the Mujahideen who fights ...”.
Opvallend, want de mudjahideen waren gewapende strijders in naam van Allah. De enige reden
waarom de auteurs van “Defenders of the truth” het ‘vechten’ herhaalden, was om de mujahideen een
zeer gewelddadige status te bezorgen. Een ander voorbeeld trof de lezer aan op p. 27: “… Save us all
from the punishment of Hell and grant us beautiful gardens in paradise.” Waarbij het straffende
karakter van de hel werd benadrukt, alsook het mooie van het paradijs. Op die wijze hoopte men de
lezer welwillend te maken t.o.v. de Jihad.
Er werden ironische opmerkingen gemaakt. Daarbij werden zaken uit de context getild en
werd er overdreven gespot. Zo vond men op p. 36: “Do you really think that what matters to Allah is
that an individual is issued a … certificate which declares him as a Scholar?” Schriftgeleerden
werden gedegradeerd met als doel Jihadi’s (zoals al-Zawahiri) de rol van geleerden toe te bedelen.
Soms trad zelfs een associatie op, zoals met bloed. Meermaals werd gewezen op het onrecht
dat de moslims wereldwijd werd aangedaan waarbij de negatieve klank van de taal opviel. Eigenlijk
was er zelfs sprake van een agressieve grondtoon waarbij men de vijanden trachtte angst in te
70
boezemen. Volgende zin op pagina 38 illustreerde dat: “… those who disbelieve in Allah, his prophets,
and his Laws, are all deserving of ETERNAL punishments … .” “ETERNAL” wat eeuwig betekende,
werd zelfs in drukletters neergeschreven! Maar ook verraders werden ten gepaste tijde aangevallen. Zo
schreef men op pagina 16: “Punishment for those who abandon Jihad”.
3.3.: Grafische kenmerken van Defenders of the truth
“Defenders of the truth” had een verzorgde lay-out en een in het oog springende cover. De
belangrijkste teruggevonden afbeeldingen worden hieronder besproken. Er werd voor een witte
paginaopvulling gekozen en een zwart lettertype. De tekeningen en foto’s werden gepast ingekleurd.
De gebruikte illustraties hadden allemaal met de strijd te maken. Op pagina 1 (i.e. de cover)
vond men het logo van de “Islamic State of Iraq” terug. (Wat duidelijk maakte dat het tijdschrift zich
inschreef in dat overkoepelend Jihadproject.) Evenals een gesluierde Mudjahid. Door die laatste te
tekenen en “Defenders of the truth” bovenaan in stempelvorm weer te geven, werd een militaristische
cover veruitwendigd. Op pagina 2 was een Jihadi, gewapend met een bazooka, afgebeeld. Op de
volgende pagina vond de lezer de Jihadbanner “La ilaha illa Allah” terug. Op pagina 4 werden
wapentuig en een terreuraanslag van de mudjahideen bejubeld. Op pagina 5 werd de Tsjetsjeense
Jihadleider Dokka Umarov afgebeeld. Met op de achtergrond de hierboven beschreven banner. Het
was duidelijk dat er sprake was van een personencultus.
Op de pagina’s: 8, 14, 15 (met de vlag van de “Islamic State of Iraq”), 27, 51 (met een
herhaling van de foto op pagina 15), 52 en 56 werden steeds gewapende mudjahideen afgebeeld. Op
de laatst vermelde pagina kon men bovendien een gewapende al-Zarqawi aantreffen naast enkele
gemaskerde mannen. Op pagina 34 was een afbeelding te zien van de ineenstortende WTC-torens op
11 september 2001. Het logo van de “Islamic State of Iraq” werd op de laatste pagina nog eens
nadrukkelijk afgebeeld. Een herhaling van beelden en logo’s was een bewijs voor de inschakeling in
een propagandalogica.
3.4.: Inspire
“Inspire” werd, op 1 juli 2010, voor de eerste keer gepubliceerd door de mediavleugel van
“Al-Qaeda op het Arabische Schiereiland”: “al-Malahem”. Het Engelstalige e-magazine werd
geschreven door Samir Khan, onder supervisie van Anwar al-Awlaki. De laatste antwoordde er op de
aan hem gestelde e-mailvragen van sympathisanten. Volgens Volders (2012, p. 51) was Al-Qaeda op
71
het Arabische Schiereiland zeer actief in de creatie van online magazines. Naast “Inspire” werden ook
de Arabischtalige tijdschriften: “al-Neda”, “Sawt al-Jihad” en “Muaskar al battar” opgericht.
De doelstelling van Inspire was om de westerse moslims voor te lichten in de Al-Qaeda-
ideologie. Zo werden Bin-Ladens videoboodschappen frequent besproken. Vooral het “homegrown-
terrorisme” werd gepropageerd. (Weimannn, 2012) Een letterlijke vertaling van al-Suri’s “Individuele
Jihad”. (Europol, 2012) Iedereen kon lid worden van de virtuele Jihadgemeenschap maar ging toch het
best tot terroristische actie over in het thuisland. Dit kaderde in een nieuwe strategie die, zoals we
reeds zagen, uitgedragen werd door de Al-Qaedaleiding. (MEMRI, 2012) Volgens Weimannn (2012)
groeide “Inspire” uit tot een zeer belangrijk medium inzake rekrutering, informering en motivering
van de “lone wolfs”. Elke editie van “Inspire” had een speciaal hoofdstuk getiteld: “Open source
Jihad”. Hiermee werden de individuele Jihadi’s uitgerust om op zelfstandige basis terreuraanslagen uit
te voeren. De bedenkers dachten op die manier het afreizen naar oorlogsgebieden tegen te gaan.
In dit onderzoek werd het vijfde jaarnummer, gepubliceerd op 29 maart 2011, onderzocht. In
deze zeventig pagina’s tellende editie stond de reactie van de Jihadgemeenschap op de Arabische
Lente voorop. In die periode braken immers in vele Arabische landen opstanden uit. Het was van
overlevingsbelang dat de Jihadi’s konden aantonen dat zij hieraan bijdroegen. Ook hier werden de
belangrijkste zinnen bestudeerd volgens de methode van Ritchie en Lewis. Hieronder vindt de lezer
alvast de cover. “Sjeik” al-Awlaki had het over een “wave of change”, visueel uitgebeeld door een
draaikolk boven Noord-Amerika.
72
Afbeelding 21: cover online magazine “Inspire”
Vergelijkbaar met “Defenders of the truth” werd een aangepaste Exceltabel ontworpen van de
belangrijkste teruggevonden labels. Ook hier werden categorische titels aangebracht. Wat onmiddellijk
opviel, was dat er veel meer labels werden teruggevonden. Dat had voornamelijk te maken met de
grote kwantiteit aan geanalyseerde pagina’s alsook de hogere expertise van de bedenkers van het
online magazine. Tenslotte werd een nieuwe categorie “Tegenstanders” toegevoegd in het onderzoek
omdat de e-Jihadi’s inspeelden op de actualiteit en vijanden bij naam noemden. Ter vergelijking met
“Defenders of the truth” was dat een grondige vernieuwing.
Ook al werden soms dezelfde termen en labels teruggevonden (bv. ‘hypocriet’ of ‘doden’),
toch hanteerden Samir Khan en Anwar al-Awlaki een ingewikkelder taalgebruik dan de
tegenhangers van “Defenders of the truth”. Een voorbeeld daarvan is de aanhaling van de termen59:
‘atheïsme’ (p. 17), ‘polytheïsme’ (p. 26) en ‘monotheïsme’ (p. 47). Van de lezer werd een betere
kennis van het Engels verwacht en bovendien kwam op die manier de tekst wetenschappelijker over.
73
Er werden bijna geen taalfouten aangetroffen. Als er al een taalfout werd begaan, was die minimaal.
Een voorbeeld vindt men op p. 10 waar men Islam met hoofdletter en daarna zonder weergaf. Omdat
verschillende auteurs een bijdrage aan het online magazine leverden, werden bepaalde begrippen soms
anders geschreven. Dit kan echter niet aanschouwd worden als een typfout. Zo schreef Hurairah op p.
26 ‘mujahidin brothers’ terwijl de editeur van het magazine het op p. 69 had over ‘Moujahedeen’.
Indien men voor dit nummer van “Inspire” een top vijf aanlegde van meest aangetroffen
woorden kwam men tot het volgende resultaat (uitgezonderd de landen of regio’s met Jihadibelang die
hieronder worden besproken): ‘Allah’ (345), ‘Moslim’ (119), ‘Broeders (en zusters)’ (101), ‘Islam’
(98) en ‘Jihad’ (80). Zoals bij “Defenders of the truth” staat de term ‘Allah’ op de eerste plaats.
Daarbij viel op dat ‘Allah’ ongeveer drie keer zoveel als ‘Moslim’ werd aangehaald. De eerste vier
termen waren geweldloos, de laatste extreem gewelddadig. Het feit dat de broeders en zusters
voortdurend worden aangesproken wijst op de achterliggende propagandatechniek van “band
wagoning”. Men trachtte d.m.v. mainstream religieuze woorden de achterban en het bredere publiek te
overtuigen van het Jihaddoel. Doordat de term ‘Jihad’ op de vijfde plaats werd aangetroffen, kon men
vaststellen dat de bedenkers van “Inspire” openlijk het Jihadistisch discours uitdroegen. Allah
legitimeerde de strijd voor de moslims. Zo trof men op p. 26 volgend citaat aan: “The Almighty Allah
says: ‘And fight against the disbelievers collectively as they fight against you collectively’”.
De propagandatechniek van de herhaling was duidelijk aanwezig. Belangrijke termen (zoals
‘Allah’) kwamen meermaals aan bod. Maar ook eigenschappen werden herhaald. Zoals ‘eer’ op p. 20:
“They have been honored such an honor that can’t be measured by the likes.” Er werd, in
tegenstelling tot “Defenders of the truth”, opvallend minder gebruik gemaakt van de religieuze
tussenteksten. Toch werden ze ook aangetroffen. Zo zei men op p. 29: “… may Allah have mercy upon
him …” Op pagina 30 werd dat herhaald. Beide pagina’s waren van de hand van al-Suri. Het was dus
afhankelijk van de auteur of men werkte met religieuze tussentekstjes. Tenslotte werden de vijanden
(zoals Kadhafi) vaak beschreven. Soms specificeerde men zelfs niet. Zo vond men op p. 30: “The
enemies of Allah and your enemies.” Door “al-Malahem” en “Inspire” meermaals aan te halen in het
online magazine werd bovendien de authenticiteit benadrukt en werd de aanvaarding vereenvoudigd.
Ook bij “Inspire” viel het emotionele taalgebruik danig op. Er werd echter een grotere
variëteit aangetroffen inzake gehanteerde terminologie. Vaak werden antoniemen (i.s. woorden die
een tegengestelde betekenis hebben) gebruikt: tevreden en ontevreden, mooi en smerig, haat en liefde
etc. Op die manier werd een dichotoom wereldbeeld uitgedragen. Een nieuwe categorie
“Tegenstanders” werd toegevoegd aan de onderzoekstabel omdat verschillende keren heersers uit het
Westen of de Arabische wereld bij naam werden genoemd. Men gebruikte ook vaak complottheorieën.
74
Zo zei men op p. 14: “The wicked ones that lead this campaign managed to plant people from within
this ummah to take the rule of propagating their thoughts ...”.
Voor bepaalde figuren werden zelfs negatieve bijnamen ontworpen. Kadhafi (Libisch leider)
werd omschreven als een clown, Mubarak (Egyptisch leider) als een Farao. Op die manier werd de
lezer als het ware opgezet tegen de toenmalige heersers in de Arabische wereld. Het spreekt voor zich
dat de volgelingen van Al-Qaeda de hemel werden ingeprezen. De term ‘Mudjahideen’ viel nipt uit de
top vijf van de meest aangetroffen worden. De woordfrequentie was nochtans 72 keer.
Al-Awlaki, al-Zawahiri, al-Rubaish, al-Murshedi, Samir Khan, al-Suri en al-Libi waren
verantwoordelijk voor de hoog aangeschreven literaire kwaliteit en taalkundige spitsvondigheid. Zo
had al-Suri het op p. 29 over een opdeling tussen “Blameworthy terrorism” en “Praiseworthy
terrorism”. De eerste categorie diende afgezworen te worden omdat het een vals terrorisme was dat
angst zaaide en onschuldigen trof. “Praiseworthy terrorism” daarentegen was rechtvaardig omdat het
uitgevoerd werd door moslims die voordien zelf onrechtvaardig werden behandeld. Op p. 30 schreef
hij: “righteous terrorist defending himself or other oppressed”. Bovendien werd, door gezaghebbende
bronnen binnen de toenmalige Jihad, prestige aan “Inspire” gegeven. De boodschappers werden
geloofd omdat ze reeds een belangrijke bijdrage leverden aan de Jihad.
Zoals reeds aangegeven trachtten de e-Jihadi’s de Jihadideologie te legitimeren aan de hand
van begrippen uit de mainstream Islam. Ook bij “Inspire” was dat het geval. ‘Allah’ stond autoritair op
de eerste plaats qua woordfrequentie. Maar ook ‘Moslim’ (119), ‘Islam’ (98), ‘Geloof’ (50), ‘Profeet’
(47) en ‘Religie’ (45) eisten een beduidende plaats op. De beste methode om het agressieve karakter in
te bedden binnen de Islam was nog altijd het citeren van koranverzen. Zoals bij “Defenders of the
truth” werden ook vaak religieuze tussenteksten aangetroffen. Opvallend daarbij was dat bepaalde
Jihadauteurs (bv. al-Zawahiri op p. 35) deze techniek toepasten, waar anderen (bv. Hurairah op
pagina’s 26 t.e.m. 28) dat nooit deden. Het beste manipulatiemiddel was echter een combinatie van
een Jihadipersoonlijkheid en de Koran. Zo schreef al-Suri bv. op p. 31: “terrorism has been
commanded in Allah’s book”. Op die wijze werd een transfer van religieuze legitimiteit
samengesmolten met de Jihad.
De focus lag, aangezien “Inspire” het online magazine was van Al-Qaeda op het Arabische
Schiereiland, overduidelijk op de gebeurtenissen in het Midden-Oosten. De Arabische Lente (i.s. de
revoluties in de Arabische wereld die aanvingen op 18 december 2010) werden gekaderd binnen een
Jihadperspectief. De vijanden waren de Europeanen (i.s. Fransen en Engelsen), Australiërs en
hoofdzakelijk de Amerikanen. Dat weerspiegelde zich in een woordfrequentie van honderddertien keer
het begrip ‘VSA’. De landen waarop het meest gefocust werd, waren: Yemen (86), Egypte (47), Libië
75
(23) en Tunesië (19). Ook het Arabische Schiereiland (41) werd vaak vernoemd. Maar dat kon slaan
op Saoedi-Arabië (i.e. een belangrijke vijand van Al-Qaeda) alsook op Yemen, Oman, Katar of
Koeweit60. Men kan stellen dat “Inspire”, in tegenstelling tot “Defenders of the truth”, de klemtoon
legde op de Arabische landen (en niet op het Westen). Men vereenzelfdigde zich met de onderdrukte
volkeren aldaar en trachtte de revoluties te claimen. De belangrijkste vijanden waren de dictators die
in die landen aan de macht waren of reeds verdreven werden. Dat de Amerikaanse president Barack
Obama in oorlog was met de Islam werd wel veelvuldig herhaald (bv. op de pagina’s 9 en 10).
De verdraaiing van de werkelijkheid was sterk aanwezig. Zo schreven de auteurs bv. op p.
5: “If freedom is so bad for al Qaeda, how come the West has been practicing a restriction on the
freedoms of expression when it comes to the message of the mujahidin?” Waarbij het Westen censuur
werd verweten. Nochtans zouden zij de boodschap uitdragen dat meer vrijheid, een zwakker Al-Qaeda
betekende. Zoals we reeds zagen, waren Taymiyyah en al-Wahhab verantwoordelijk voor de
introductie van de Takfirideologie waarbij iemand tot ongelovige werd verklaard. Die persoon mocht
daarna geliquideerd worden. Nochtans verklaarde men op p. 11 in “Inspire”: “Our ideology is not
takfiri; the non-Muslims as well as their puppet governments made that up to make the people
condemn us”. Verdraaiing, manipulatie en leugens in één zin gecombineerd. De auteurs van “Inspire”
trachtten de werkelijkheid bovendien historisch te verdraaien. Zo vertelde men op p. 10: “The British
Colonialist rule upon the Muslim world was a horrible page in our Islamic history”. Het Westen
werd bovendien verantwoordelijk geacht voor “ the destruction of the last remains of an Islamic
Caliphate in march of 1924”. Ook al schafte de Turkse politieke leider Atatürk dat Kalifaat af in 1924
en voerde hij een secularisering door in Turkije. Toch werd Atatürk beschouwd als een “Engelse
spion” en “Joodse misdadiger”. De Jihadi’s namen het Westen kwalijk dat ze de enige baken van
Islamitisch verzet hadden vernietigd. (Burleigh, 2009, p. 490) Er werd verder in het magazine nog
historisch geknoeid. Op p. 30 zei men: “This was when the Muslim Brotherhood was still following the
program of al-Banna and Qutb, before the plaque of democracy …”. De Egyptische “democratie”
onder Mubarak werd dus verantwoordelijk geacht voor het “deradicaliserend discours” van de
Moslimbroederschap. Tenslotte legitimeerde men, op pagina 50, de moord op de Egyptische president
Sadat, in 1981, en werd ze omschreven als de eerste moderne grootschalige Jihadistische operatie:
“Not ruling in accordance to the law of Allah was a sufficient enough reason for the removal of Sadat
... His assassination marks the first large-scale operation by the modern Jihadi movement". In
realiteit was de operatie kleinschalig, uitgevoerd door enkele personen van de terreurgroep “al-Jihad”.
Naast een religieuze legitimering (via Allah en de Profeet Mohammed) was er sprake van een
politieke legitimering d.m.v. Jihadideologen. Qutb (p. 29) en Taymiyyah (pp. 19-20) werden
opgevoerd omdat zij de moderne Jihad mee vorm gaven. Vermeende ‘sjeiks’ zoals al-Maqdisi61, al-
Rubaish, al-Murshedi of al-Libi pasten de propagandatechniek “testimonial” toe. Zo vertelde al-Libi
76
op p. 14: “Since the beginning of this war on terror, it was said by the wise and bright ones that this
war is a new crusade which wages war on Islam and Muslims”. ‘Dokter’ al-Zawahiri voerde een
betoog over de hierboven vermelde opstanden. Het moge duidelijk wezen, Al-Qaeda probeerde niet
alleen de eigen ideologie maar ook de bekende persoonlijkheden een verheven status te bezorgen.
Hierdoor kwamen ze wetenschappelijker en geloofwaardiger over. Het vijfde nummer van “Inspire”
werd ongeveer twee maanden voor de fysieke uitschakeling van Osama Bin-Laden uitgebracht. Bin-
Laden werd slechts één keer aangehaald in dat nummer. Een belangrijk bewijs voor zijn tanende
invloed binnen Al-Qaeda. ‘9/11’ werd bijgevolg maar één keer teruggevonden in het onderzochte
nummer. Omdat de Amerikaanse president Obama “in oorlog was met de Islam” bleef de Jihad
vooralsnog een gerechtvaardigde zaak. Zo zei men op p. 27: “This criminal Obama fears for the
Muslims from their own sons, after which he sends out destruction and corruption upon the Muslims
in all fronts including the non-conflict zones.”
Zoals bij “Defenders of the truth” werd er gesproken over de terroristische strategieën die
dienden uitgevoerd te worden. De e-Jihadi’s waren ervan overtuigd dat de Arabische Lente een goede
zaak was voor de Ummah en dus voor Al-Qaeda. Dictators werden verdreven door het volk, het
Westen werd politiek, economisch en militair verzwakt en overal in de Arabische wereld zouden
weldra moslimnaties gesticht worden. De strijd was strategisch gelegitimeerd. De vraag was alleen
hoe Al-Qaeda hieraan kon bijdragen. Was een guerrilla de aangewezen methode of toch een
veldoorlog? En hoe diende de terreur verantwoord? We zagen reeds dat al-Suri een strategisch
onderscheid maakte tussen “Praiseworthy terrorism” en “Blameworthy terrorism”. Maar in de vragen-
en antwoordenronde op de pagina’s 9 t.e.m. 12 verantwoordden de oprichters van “Inspire” de terreur.
Zo vertelden ze op p. 11 dat “killing 10 soldiers in America ... is more effective than killing 100
apostates in the Yemeni military”. De inspiratie werd duidelijk gehaald uit Al-Suri’s “Individuele
Jihaddoctrine”. (Weimann, 2012) Een paar zinnen verder schreef men: “ something local, easy and
effective is attacking an army recruiting center, nightclub …”. “Inspire” beschreef aan de hand van
vermeld citaat de doelwitselectie en trachtte van bovenaf toch enige controle uit te voeren op de
zogenaamde “lone wolfs”. Zij werden er omschreven als succesvolle terroristen: “… operations done
by lone individuals has proven to be much more successful”. In de toekomst zouden in het Westen
(o.a. in Denemarken) lone wolfs aanslagen beramen. Vaak op basis van manuscripten van Inspire.
Het hierboven beschreven “band wagoning” werd ook aangetroffen, gericht op de Arabische
Lente. Op pagina 43 werd in “Inspire” verteld: “It has also proved that al Qaeda’s rage is shared by
the millions of Muslims across the world whether they are in Egypt, Tunisia, Libya, …”. Iedereen in
de moslimwereld deelde de woede, veruitwendigd door Al-Qaeda. Op die manier wentelde de
terreurorganisatie, die zichzelf als voorhoedepartij beschouwde, zich in een leidersrol en leek het alsof
Al-Qaeda aan de basis lag van de Arabische Lente. Het Westen werd daarbij een leugenachtig discours
77
verweten waarbij het de dictators aanvankelijk steunde uit eigenbelang. Daarna kozen ze de kant van
het Arabische volk. De Amerikanen plaatsten hun stromannen op belangrijke politieke leidersposities
binnen de Arabische wereld: Kadhafi in Libië, Saleh in Yemen, Mubarak in Egypte, etc. Niet Al-
Qaeda maar het Westen voerde een propagandaoorlog tegen de moslimgemeenschap.
Mubarak werd vergeleken met een farao, maar ook Obama werd eenmalig met deze politieke
leider vergeleken. De farao werd aanzien als negatief omdat hij in het Oude Egypte symbool was voor
de goddelijke zoon van Osiris en de Egyptische bevolking tot slavernij dreef. Op p. 27 schreef men:
“This Obama resembles Pharaoh”. Dat was een voorbeeld van de propagandatechniek “name
calling” waarbij een negatief label werd aangebracht aan een idee of een persoon. “Praiseworthy
terrorism” was dan weer een voorbeeld van “glittering generality” waarbij een positief label (in casu
“praiseworthy”) werd bevestigd aan een overigens negatief concept. Hierdoor werd beoogd dat de
lezer het idee aanvaardde.
De propagandatechniek van “plain folks”, waarbij men aangaf dat een idee zaligmakend was
omwille van het feit dat het van het volk afkomstig was, werd hier, in tegenstelling tot “Defenders of
the truth”, wel teruggevonden. Men diende echter wel indachtig te houden dat het hier ging over een
“gedeelde woede” en geen gedeelde visie over de Al-Qaeda-ideologie.
Op pagina 18 vond de lezer volgend citaat: “So isn’t it strange that we hear from time to time
news about the spread of American airstrikes … It’s because all of that proves from one side the
extreme fear that Yemen’s fighters bring to the crusaders and their allies”. Hier viel de
onverschilligheid voor de logische rede en de eenzijdigheid (“... proves from one side ...”) op. De
Amerikanen zouden af en toe de Al-Qaedastellingen in Yemen militair bestoken. Ze zouden dat doen
uit angt voor de mudjahideen in Yemen. Dat was echter een ontkenning van de militaire logica. Het
was immers cruciaal dat die stellingen blijvend werden bestookt om de vijand niet het gevoel te geven
dat ze met rust werden gelaten én om hen af te matten. Op p. 51 schreef men: “... how this Tsunami of
change has already benefited the ummah”. Tot op vandaag zijn daar echter geen wetenschappelijke
bewijzen voor. Doordat men geen weerstand duldde, kon men de lezer eenvoudiger beïnvloeden. “Al-
Qaeda op het Arabische Schiereiland” gaf op p. 7 het woord aan o.a. de vice-president van de VSA,
Joe Biden. Alleen werd zijn citaat eenzijdig uit de context gehaald: “Mubarak has been an ally of ours
in a number of things ...”. De vijanden werden voortdurend gedemoniseerd zonder enige nuance of
weerwoord.
Welke gebruiksvoorwerpen kwamen aan bod in “Inspire”? Het waren er meer dan bij
“Defenders of the truth”. Vooral het moderne wapentuig zoals kalashnikovs en raketten werden
benadrukt. In de sectie ‘Open Source Jihad’ (pp. 22-25), een hoofdstuk betreffende terreurtechnieken,
78
werd uiteengezet hoe men een AK2 (i.e. type kalashnikov) uit elkaar haalt, schoonmaakt en daarna
terug in elkaar steekt. Aan de hand van foto’s werd elke stap (bv. het kuisstaafje in de loop
aanbrengen) grondig uiteengezet. Dit hoofdstuk werd geschreven met als doel de hierboven
beschreven lone wolfs de nodige kennis aan te reiken om een terreuraanslag uit te voeren. De “Open
Source Jihad” trachtte de vijanden bovendien angst in te boezemen. Zo zei men op p. 23: “the open
source Jihad is America’s worst nightmare.”
3.5.: Stijlkenmerken van Inspire
Voor het online magazine “Inspire” werden, zoals bij “Defenders of the truth”, de
belangrijkste stijlkenmerken geanalyseerd. Daarbij werden opvallend veel gelijkenissen gevonden
tussen beide e-magazines. Ze pretendeerden de Jihad te vertegenwoordigen wat zich veruitwendigde in
een gelijkaardige woordkeuze. Bij “Inspire” was die echter opmerkelijk uitgebreider en rijkelijker.
De negatieve woordklank werd hoofdzakelijk geassocieerd met de vijanden. Zo werd hen meermaals
hypocrisie en corruptie verweten. De tegenstanders waren arrogant, vals, immoreel en schandelijk. De
Westerse waarden zoals vrede en vrijheid werden door de e-Jihadi’s geclaimd.
Globaal genomen kon men “Inspire” als gewelddadiger en agressiever omschrijven als haar
tegenhanger “Defenders of the truth”. Dat veruitwendigde zich bv. in het minder gebruiken van
eufemismen en meer aangetroffen labels in de categorieën: “Agressie”, “Jihadi-ideologie” en
“Emotionele taal”. Bovendien was het noodzakelijk, zoals hierboven toegelicht, een nieuwe categorie
toe te voegen: “Tegenstanders”.
Men gebruikte, zoals in “Defenders of the truth”, hoofdletters waar dat taalkundig niet nodig
was. Men poogde op die manier accenten te leggen op belangrijke Jihadistische zaken. Zo schreef men
bv. op p. 30: “... Terrorism is a religious duty, and assassination is a Prophetic tradition.” Waarbij
terrorisme met een hoofdletter werd geschreven. Al-Suri, de auteur van dat artikel, schreef ook
“Praiseworthy” en “Blameworthy” met een hoofdletter. Op die manier werd een wetenschappelijk
karakter betracht.
Op pagina 11 werd er geciteerd uit de Koran: “Allah says, “And they do not fear the blame of
the blamers”. Niet alleen Allah kwam aan bod. Ook de Profeet Mohammed (bv. op p. 18: “Messenger
of Allah said …”) of Jihadideologen werden aangehaald (bv. Op p. 19: “Ibn Taymiyyah said…”).
Tenslotte viel het op dat men citaten (bv. Van Obama of Biden) misbruikte. Op de pagina’s 43 t.e.m.
44 werd John Perkins, de auteur van “Confessions of an Economic Hitman”, geciteerd en werden zijn
teksten volledig uit de context gehaald.
79
Het voorbeeld op p. 11 bezat ook een alliteratie (in casu: blame … blamers), alsook het
pleonasme waarbij een belangrijke eigenschap nog eens werd herhaald. Op p. 17 benadrukte men bv.
hoe kwaadaardig de vijand was: “oppressive enemies …”. Op pagina 30 werd een belangrijke
eigenschap van Allah, zijn Almachtigheid, nog eens herhaald: “ ... Allah the Almighty ...”. Waarbij
opnieuw sprake was van een alliteratie (Allah ... Almighty ...). Dat stijlkenmerk vond men ook op p.
37: “... America that wages war ...”
Ook al waren er verschillende auteurs die een bijdrage leverden aan het magazine, toch was
het opmerkelijk dat ‘Allah’ slechts één nieuw synoniem kreeg t.o.v. “Defenders of the truth”: ‘de
Almachtige’. Er werd wel tweeëndertig keer naar verwezen. Voor de Profeet werden dezelfde
synoniemen als bij het andere e-magazine gehanteerd. Het gebruik van synoniemen werd op
verschillende niveaus doorgevoerd. Bepaalde begrippen werden ook in het Arabisch weergegeven. Bv.
‘terrorisme’ en ‘irhabi’. Vijanden werden bij hun bijnaam genoemd. Bv. ‘VSA’ en ‘Uncle Sam’. Of
om eentonigheid te voorkomen werden andere woorden gebruikt. Voorbeelden waren ‘gun’ en ‘rifle’
of ‘satan’ en ‘devil’. Op p. 32 vond men bv. in één paragraaf drie verschillende termen voor ‘moord’:
“liquidation ... murder and assassination.”
Op pagina 38 werd een typische ironische opmerking gemaakt door al-Zawahiri: “… what
America wants from Egypt; they want either a tyrannical government or a democratic one that is ruled
by one party or many, clashing with each other in succession to rule.” Hierbij leek het alsof al-
Zawahiri een ernstige opmerking maakte. In realiteit spotte hij met het politieke beleid van de
Verenigde Staten en was er sprake van overdrijving. In werkelijkheid reikt de macht van de Verenigde
Staten in Egypte immers niet zover dat ze mee kan beslissen over het type rechtstaat.
Tenslotte gebruikte men bepaalde woorden om de juistheid van de Jihadzaak te benadrukken.
Op p. 36 bv. had men het over: “Gadhafi will certainly go down in history …” Waarbij ‘zeker’ het
onderbewustzijn van de lezer beïnvloedde. Op p. 37 had men het over: “honourable brothers”. Op die
manier werden de mudjahideen verheerlijkt en was de Jihad alweer gerechtvaardigd.
3.6.: Grafische kenmerken van Inspire
Tenslotte werd de grafische vormgeving geanalyseerd. Daarbij viel het hoge professionele
karakter op: een verzorgde lay-out en doelgerichte afbeeldingenkeuze. Waarbij de illustraties
passend werden ingekleurd. In tegenstelling tot “Defenders of the truth” hadden zeer veel afbeeldingen
niets te maken met de gewapende strijd. Wel werden moskeeën en politieke leiders veelvuldig
afgebeeld. Hieronder volgt een analyse van de belangrijkste aangetroffen foto’s en tekeningen.
80
In het online magazine werd gekozen voor een witte paginaopvulling en een zwart lettertype.
De cover (p. 1) van het vijfde nummer van “Inspire” stond symbool voor haar titel: “The tsunami of
change”. De aardbol werd er afgebeeld met daarboven een tsunami die de wereld door elkaar schudde.
Hierbij vielen het logo van “Inspire” (de letters “Inspire” met daaronder een gekrulde Islamitische
spandoek) en “al-Malahem media” (Arabische tekst voor al-Malahem met een zwarte Jihadvlag62) op.
Op p. 3 vond men de leuze: “ ... and inspire the believers” met onderaan gewapende strijders.
Op de pagina’s 6 en 7 werd de Amerikaanse drone (i.e. onbemand oorlogsvliegtuigje), Joe Biden en de
skyline van New York (zonder de WTC-torens) afgebeeld. Wat wees op een actuele dichotomie en
verheerlijking van de Jihad. Op pagina 12 werd een wijzende Anwar al-Awlaki in beeld gebracht.
De corna (i.e. de uitgestoken wijsvinger) benadrukte de radicale houding en werd overgenomen van
Bin-Laden en al-Zawahiri. Op de pagina’s 16 t.e.m. 19, die handelden over Yemen, werd het
Yeminitische landschap mooi afgebeeld. Men vond er ook een minaret en een donkere Yeminitische
stad. Op de pagina’s 24 en 25 werd meermaals de AK2 afgebeeld. Daarin werd uiteengezet hoe de
individuele moslimstrijder met een kalashnikov diende om te springen.
“Al-Qaeda op het Arabische Schiereiland” liet zich vertegenwoordigen door haar militair
bevelhebber Hurairah, afgebeeld op p. 26. Op de volgende pagina werd Obama beschimpt als
crimineel en werd hij met een treurige blik aan de lezer gepresenteerd. Op de pagina’s 30 en 31
hielden gesluierde mudjahideen de wacht. Ze waren bewapend met kalashnikovs. De daaropvolgende
pagina bevatte een wazige afbeelding van al-Suri. Van de man circuleerden nagenoeg geen foto’s op
het internet. De profielfoto in “Inspire” was bij de enige zes die ook vrij te verkrijgen waren op
Google. Tussen pagina 33 en 46 kwam de klemtoon te liggen op moskeeën, minaretten en de
moslimmassa’s. O.m. al-Zawahiri en al-Murshedi hielden er een pleidooi voor het te volgen pad in de
Arabische revoluties.
Pagina’s 47 t.e.m. 53 waren gevuld met foto’s van de vijandelijke dictators die dienden
verdreven te worden in de Arabische wereld: Ben Ali (p. 47), Saleh (p. 49), Sadat (p. 50), Mubarak (p.
52) en Kadhafi (p. 52). Op pagina 51 werden (v.l.n.r.) Ben Ali, Saleh, Kadhafi en Mubarak broederlijk
omarmend afgebeeld. De e-Jihadi’s van “Inspire” benadrukten op die manier de verbondenheid tussen
deze as van het kwaad. Opvallend was dat de geraadpleegde foto’s direct beschikbaar waren via
Google. Op pagina 54 werd de Blauwe Moskee in Istanboel afgebeeld. Nochtans werd Turkije
nagenoeg niet vermeld in “Inspire”. De Blauwe Moskee geldt nog steeds als een krachtig symbool
binnen de Islam. Bovendien sprak het tot de verbeelding. Het laatste Kalifaat (t.e.m. 1924) was
tenslotte gelegen in Turkije.
81
Vanaf p. 55 t.e.m. p. 66 waren gewelddadige beelden te zien. De lezer vond er
granaatwerpers, kalashnikovs, gewapende soldaten, tanks, bomaanslagen, (gecrashte) helikopters en
tot de tanden bewapende mudjahideen. Afsluitend werd een gedicht getoond op p. 68 ter
verheerlijking van de mythische Saladin. Op de laatste twee pagina’s werd zorgvuldig het logo
aangebracht van “al-Malahem Media”. Op die wijze werd de authenticiteit benadrukt. Beelden en
logo’s werden dus ook in “Inspire” herhaald. De allerlaatste bladzijde bevatte bovendien knielende
moslims met een verwijzing naar de al-Aqsamoskee in Jeruzalem. De eenheid binnen de ummah werd
in “Inspire” meermaals benadrukt. Dat was noodzakelijk om de nieuwe strategie, lone wolfterrorisme,
te legitimeren. Inspire was inderdaad een inspiratiebron voor de toekomstige Jihad.
3.7.: Tussenbesluit
De online magazines “Defenders of the truth” en “Inspire” werden ter ondersteuning van Al-
Qaeda’s ideologie ontworpen. Ze waren gericht op een westers publiek van hoofdzakelijk moslims. De
titel van het eerste magazine verwees naar de poging de waarheid te onthullen over de oorlog die
woedde tussen de Jihad en de Verenigde Staten. De gesluierde mudjahid op de cover van “Defenders
of the truth” stond symbool voor het verzet. De coverprent van “Inspire” toonde een draaikolk boven
een wereldbol. Hiermee wouden de e-Jihadi’s, daarbij aangestuurd door Samir Khan en Anwar al-
Awlaki, aantonen dat de wereld veranderd was tijdens de Arabische Lente. Het was een eerste aanzet
om de revoluties in de Islamitische wereld te kaderen binnen een Jihadistisch perspectief.
“Defenders of the truth” gebruikte m.i. een eenvoudige taal waarbij geen deskundigheid van
het Engels vereist was. Voor beide e-magazines gold dat er weinig taalfouten werden teruggevonden
en dat de e-Jihadi’s een linguïstisch sterk tijdschrift afleverden. Herhalingen en spellingsfoutjes (bv.
‘Jihaad’) werden alleen toegelaten om zaken te benadrukken. “Inspire” hanteerde echter een
rijkelijkere taal. Dit kwam omdat de auteurs van de verschillende artikels zichzelf een
wetenschappelijk statuut wouden verschaffen. Ook het emotionele taalgebruik werd geconstateerd in
beide magazines. Via beladen woorden als ‘pijn’ en ‘plicht’ en antoniemen kwam de Jihadistische
waarheid naar voren als de enige juiste. Voor de e-Jihad was het belangrijk dat rationele overwegingen
samensmolten met de moraal van de lezer. De e-Jihadi’s lieten zich opmerken door een doorgedreven
taalkundige spitsvondigheid. Bij “Defenders of the truth” werd aan de lezer duidelijk gemaakt dat het
toegelaten was te doden. Alleen “unjust killing” kon niet. Bovendien waren martelaaroperaties een
verplichte taak.
Aan “Inspire” werd prestige gegegeven door verschillende Jihadautorititeiten aan bod te
brengen. Al-Awlaki ging zelfs zover dat hij in een apart hoofdstuk antwoordde op de hem gestelde e-
82
mailvragen van radicale en gematigde moslims. Zoals al-Ekhlaas reeds aantoonde, was een
vragenronde tussen Jihadleiders en het publiek een effectief propagandamiddel. “Defenders of the
truth” citeerde vaak historisch religieuze en politieke denkers. Taymiyyah, al-Wahhab, al-Banna en
Qutb. “Inspire” voegde daar eerder recente, voornamelijk Arabische, Jihadleiders aan toe, zoals: al-
Rubaish en al-Murshedi. De invloedrijke Jihadi-persoonlijkheden kaderden de actuele gebeurtenissen
(bv. de “Arabische Lente”) in een geschiedkundig Jihadistisch tijdskader. Het terreurgeweld was
goedgekeurd omdat de moslims historisch onrecht werd aangedaan. De vijanden, als afvalligen
omschreven, dienden vermoord te worden. Er was geen sprake van enige nuance. De rechtvaardiging
was absoluut. We toonden aan dat de koppeling van een koranvers aan een Jihadi-persoonlijkheid als
ultiem manipulatiemiddel dienst deed. Naast een mediastrategie, kwam in “Inspire” echter ook een
operationele terreurstrategie aan bod. Die van het “lone wolfterrorisme”. Osama Bin-Laden had
daarom gevraagd omdat teveel Jihadi’s opgepakt werden vóór een uitgevoerde aanslag. “Defenders of
the truth” legitimeerde martelaaroperaties maar droeg niet bij tot de individualisering van de Jihad.
De propagandakenmerken, uit het theoretische luik, werden allemaal teruggevonden. Men kan
zelfs constateren dat ze oververtegenwoordigd waren in vergelijking met de propagandatechnieken. Zo
werd op basis van een manipulatieve communicatie met het publiek grijze propaganda uitgedragen. Er
werden leugenachtige en waarheidsgetrouwe boodschappen vastgesteld. De e-magazines droegen bij
tot het radicaliseringsproces en boden volwaardige terroristen ideologische en strategische kennis aan.
Bij de propagandatechnieken werd “Plain folks” in “Defenders of the truth” niet
teruggevonden. Het was een techniek waarbij het eigen idee werd voorgesteld als goed omdat het van
het “volk afkomstig” zou zijn. We zagen als verklaring dat de e-Jihadi’s beweerden een
voorhoedebeweging te zijn in navolging van het Al-Qaeda van Bin-Laden. Het volk moest door hen
aangestuurd worden richting het “paradijs”. Bij “Inspire” werd deze propagandatechniek wel
aangetroffen maar kaderde het binnen een “gedeelde woede”, afkomstig van het volk. De
Jihadideologie bleef vooralsnog een avant-gardevisie. De techniek van “band wagoning” daarentegen,
werd wel frequent aangetroffen in beide e-magazines omdat de e-Jihadi’s in o.m. Mohammed en
Saladin voorbeelden zagen van de gewapende strijd. De persoonlijkheid van de boodschapper, of het
nu al-Awlaki of de Profeet Mohammed was, was cruciaal om geloofwaardig en efficiënt over te
komen bij de lezer.
Beide online magazines brachten vaak negatieve of positieve labels aan. Zo kon men de zaken
voorstellen zoals men zelf wou. Als bewijsmateriaal gebruikte men vaak Jihadautoriteiten zoals al-
Suri, al-Libi of al-Zawahiri. Op die manier werd niet alleen een transfer van autoriteit doorgevoerd
maar ook een rechtmatig karakter aan de boodschap gegeven. De vijanden werden echter ook gelabeld
83
d.m.v. negatieve bijnamen. In “Inspire” werd de Libische leider Kadhafi neergezet als een “clown”, de
Egyptische president Mubarak als een “farao”. Humor als propagandamiddel.
Alvorens de stijl- en grafische kenmerken te onderzoeken, werden de belangrijkste
geografische regio’s toegelicht waarnaar de e-Jihadi’s verwezen. Bij de magazines werd aangetoond
dat de opgesomde gebieden altijd een Jihadistisch belang hadden. Het waren meestal landen waar de
Jihadstrijd volop woedde (bv. Afghanistan), alsook vijandige naties (bv. de VSA). Bij “Defenders of
the truth” werd die laatste categorie overbelicht qua woordfrequentie. Men deed er immers alles aan
om de Amerikanen als satan voor te stellen en daarom trad er een woordherhaling op. Bij “Inspire” lag
de focus op het Midden-Oosten, waar de Arabische Lente was uitgebroken. Een Jihadistische poging
om alsnog de opstanden te kaderen binnen de Jihad. Men trachtte zich te vereenzelvigen met de
onderdrukte volkeren. De Jihadi’s werden immers verweten compleet geen grip te hebben op de
revoluties en zelfs een failliet van de Jihadideologie werd door Westerse veiligheidsdiensten als
mogelijkheid naar voren geschoven. “Inspire” diende dan ook begrepen te worden als een poging de
Jihad te legitimeren en aan te tonen dat men veerkrachtig was.
Wat de stijlkenmerken betrof, kon worden vastgesteld dat de taal op zich als een wapen werd
gebruikt. Zoals reeds aangegeven werd er danig geciteerd uit de Koran. Maar ook citaten van
tegenstanders werden uit hun context gehaald en als bewijsmateriaal opgevoerd. Bij beide online
magazines viel een overwegend negatieve woordklank op, die hoofdzakelijk werd geassocieerd met de
vijanden. De tegenstanders waren corrupt, hypocriet en immoreel waardoor het makkelijker werd om
de typisch westerse waarden te claimen. We zagen reeds in het onderdeel over de e-Jihadpioniers dat
al-Awlaki de strijd tegen de “hypocrieten” vooral als een woordenstrijd aanschouwde. Over het
algemeen kon men volgens mij stellen dat de grondtoon van de taal in “Inspire” agressiever was t.o.v.
“Defenders of the truth”. We toonden bovendien aan dat er minder eufemismen en meer aangetroffen
labels in de categorieën: “Agressie”, “Jihadi-ideologie” en “Emotionele taal” werden teruggevonden.
In beide e-magazines werden regelmatig woorden met een hoofdletter geschreven waar dat
grammaticaal overbodig was. Op die manier werden die woorden echter beklemtoond. Men kon
daarom nooit spreken van échte taalfouten, eerder van propagandatactiek. Het gebruik van
synoniemen viel bij “Defenders of the truth” en “Inspire” ook op. Zo streefde men literaire afwisseling
na bij woorden die wel belangrijk waren, maar toch ook anders konden worden neergepend. ‘Allah’
kreeg veel andere benamingen (bv. ‘De Welwillende’). Maar het was opvallend dat er toch maar één
nieuwe bijkomende term in “Inspire” werd teruggevonden (i.e. ‘De Almachtige’). Bepaalde woorden
werden ook in het Arabisch (bv. ‘terrorisme’ was hetzelfde als ‘irhabi’) weergegeven. Pleonasme werd
gehanteerd om zaken nogmaals te benadrukken. Daarbij werden belangrijke eigenschappen herhaald.
84
In “Inspire” werden ook alliteraties vastgesteld. Men deed er dus alles aan om via stijl accenten te
leggen. Via ironische opmerkingen, slaagden de e-Jihadi’s erin om de vijanden belachelijk te maken.
Tenslotte werden de grafische kenmerken geanalyseerd voor beide edities. Zoals gezegd
hadden beiden een tot de verbeelding sprekende cover. Een echte “eye catcher”. De cover
vertegenwoordigde doeltreffend de inhoud van het desbetreffende e-magazine. Bovendien verzorgde
men de lay-out met een witte bladopvulling en een helder en systematisch toegepast zwart lettertype.
Bij “Defenders of the truth” hadden de aangetroffen illustraties allemaal met de gewapende strijd te
maken. Bij “Inspire” daarentegen, had men ook oog voor actuele mainstreamreligieuze zaken (bv. de
symboliek van de Blauwe moskee) en politiek vijandige leiders. Ook eigen Jihadistische leiders
werden er afgebeeld. Zo benadrukte bv. de corna van al-Awlaki diens radicale houding. Bij
“Defenders of the truth” keerde geregeld het logo van de “Islamic State of Iraq” terug. Bij “Inspire”
was dat het logo van de eigen media-instelling: “al-Malahem”. Het was de e-Jihadi’s daarbij steeds te
doen om de authenticiteit te benadrukken. Afbeeldingen en logo’s werden in beide tijdschriften
herhaald. Op die manier werd de eenheidsgedachte binnen de virtuele Ummah nogmaals benadrukt.
Nu de categorische opdeling werd gemaakt, zal ik ze toepassen op enkele operationele
Jihadwebsites. Ik verwijs nogmaals naar ‘Onderzoeksdata’ voor de onderzoeksresultaten.
85
Hoofdstuk 4: Webanalyse van operationele Jihadwebsites
In dit hoofdstuk worden enkele van de duizenden operationele Jihadwebsites kwalitatief
geanalyseerd inzake propaganda. Hiervoor worden het internetprogramma “Wordle” en het
wetenschappelijk onderzoeksprogramma “NVIVO10” gebruikt. Voor elke website, of het nu een blog
of een You Tubefilmpje is, vertrek ik van de Exceltabel die werd ontworpen voor “Inspire”.
4.1.: De twee blogs van het Global Islamic Media Front
Er werden twee blogs wetenschappelijk onderzocht, op 2 april 2013, die propagandamateriaal
bevatten van een van de belangrijkste operationele mediakanalen van Al-Qaeda: het “Global Islamic
Media Front”, afgekort “GIMF”. Dat mediakanaal werd in 2004 opgericht door Abu Banan.
(Brachman, 2009, p. 128) Het GIMF had als doelstelling de eenheid binnen de
moslimgeloofsgemeenschap te versterken op het internet. Het was een Europese mediavleugel die Al-
Qaeda ondersteunde inzake mediapropaganda. De moslims die het GIMF “voedden”, waren
voornamelijk Duitsers en Oostenrijkers. (Institute for Strategic Dialoque, 2012, p. 4) Volgens de
Israëlische specialist Reuven Paz (geciteerd in: Schultz, 2008, p. 440) lag het GIMF mee aan de basis
van de “Open university for Jihad”. Hiermee doelde hij op de voorraad aan instructie- en
trainingsmateriaal op het internet voor de mudjahideen over psychologische, elektronische en fysieke
oorlogsvoering. Daarenboven bleek het GIMF een van de duurzaamste media-instellingen voor Al-
Qaeda en dat baarde de Westerse contraterreurdiensten zorgen. (NCTb, 2009, p. 45)
Tussen het GIMF en de Al-Qaeda Kern was er nooit sprake van een directe band. (Lieberman,
2009, p. 9) Nochtans presenteerde het GIMF zichzelf als een “knooppunt” voor Al-Qaedapropaganda.
(Benschop, 2011) Ze publiceerde Jihadistische propaganda afkomstig van een brede waaier aan Jihadi-
groeperingen. Bv. “Al-Qaeda in Irak”. De militaire operaties in Irak, Saoedi-Arabië en Afghanistan
werden met zorg benadrukt. (Benschop, 2011) De Al-Qaedaleiders daarentegen kwamen minder aan
bod. Het “Global Islamic Media Front” verspreidde o.m. teksten, video’s, statements en foto’s met een
Jihadistische inslag. (Rogan, 2007, p. 59) Dat gebeurde allemaal min of meer openlijk (NCTb, 2009,
p. 45) In 2006 publiceerde het GIMF een belangrijk statement: “A working paper for a media invasion
of America” waarmee men doelde op een propagandaoorlog die in de VSA zelf diende uitgevoerd te
worden. Hierbij werd uitgelegd hoe men het Westen kon bereiken en werden specifieke personen en
instituties aangeduid als doelwit. (Rogan, 2007, p. 35)
In 2009 begon het GIMF eigenhandig propagandamateriaal te maken en werd het, in
tegenstelling tot al-Fajr, zelfbedruipend. (Brachman, 2009, p. 126) Haar e-Jihadi’s begonnen
86
eigenhandig videospelletjes (bv. “The night of Bush capturing”), religieuze, militaire en ideologische
teksten, preken en video’s van militaire operaties te produceren. Bovendien werd een eigen
televisiejournaal uitgebracht met als titel: “Caliphate Voice Channel”. (Lieberman, 2009, p. 9)
Tenslotte fungeerde, volgens het NCTb (2009, p. 45), het GIMF als een “digitale uitgeverij” van
Jihadistische internetboeken en tijdschriften.
Doordat het GIMF zelf geen website had, diende ze haar propagandaverhaal via o.m.
Jihadwebsites, webfora en blogs te verspreiden. (Rogan, 2007, p. 56) Zowel een Duitstalige (i.e.
“blogspot Globale Islamische Medien Front”) als een Engelstalige (i.e. “maktoobblog alqaeqa”) blog,
met propagandamateriaal van het GIMF, werden geanalyseerd. Het GIMF produceerde immers
mediamateriaal in verschillende talen om op die wijze een zo groot mogelijk publiek te bereiken.
(Lieberman, 2009, p. 9) Beide blogs werden recent echter niet meer geüpdatet.
4.2.: Blogspot Globale Islamische Medien Front
In dit onderzoek werd volgende Duitstalige URL van het GIMF onderzocht: http://gimf-
nachrichten.blogspot.com/. Zoals in de methodologie besproken, werd de tekst van de enige
webpagina van de blogspot ingegeven in “Wordle”. Zo werden, op basis van algoritmes, frequent
gebruikte termen zichtbaar. Volgende opvallende labels werden menigmaal aangetroffen: ‘Allah’,
‘Tötung’, ‘Polizei’, ‘Schura’, ‘Irak’, ‘Blut’, ‘Falluja’, ‘al-Zarqawi’, ‘Kreuzdiener’, ‘Haditha’ en
‘Mujahedin’. ‘Dank’ en ‘Lob’ waren ook vetgedrukt maar nietszeggend en daarom niet opgenomen in
het onderzoek. Het accent van de blog lag op de Jihadistische operaties in Irak. Daarom werden ‘Irak’,
‘Falluja’ (i.e. belangrijk bolwerk van “Al-Qaeda in Irak”) en de hierboven beschreven ‘al-Zarqawi’
benadrukt. Ook ‘nachrichten’ lichtte groot op. Dat woord betekende ‘berichten’ en had geen
jihadistische inhoud.
Hierna werd de blog eerst omgezet naar een WORD-document alvorens het te converteren
naar PDF-formaat. Dat PDF-document werd daarna geüpload op “NVIVO10” waar een analyse werd
doorgevoerd naar de belangrijkste trefwoorden. Deze werden dan als Nederlandstalige labels omgezet
en ingevoerd in de hierboven beschreven “Inspire”-tabel. Het analysemateriaal, zoals uiteengezet in
het onderdeel “Methodologie”, is raadpleegbaar in ‘Onderzoeksdata’.
Vooreerst kon men geen tegenstanders terugvinden in het onderzoeksdocument. De blog was
nog steeds operationeel maar de laatste update gebeurde in 2006. Dat hield in dat een studie van de
blog gedateerd was. Bovendien leverde een opdracht in “Domain Tools” geen bijkomende resultaten
op. Dat kwam omdat “Domain Tools” wel “blogspot” registreerde, maar geen blogs van individuele
87
gebruikers. Welke resultaten werden gegenereerd? M.a.w. wat waren de belangrijkste trefwoorden die
werden aangetroffen via “NVIVO10”? Hieronder volgt een overzicht waarin elke aangetroffen
categorie bondig wordt toegelicht.
De eerste categorie was: “Mainstreamreligie”. Daarbij viel op dat ‘Allah’
honderdvierenvijftig keren werd aangetroffen. ‘Hadith’, dat ook werd gebruikt bij de online
magazines, stond op een tweede plaats. De Islamitische overleveringen over de handelingen van de
Profeet kwamen negentien keren aan bod. Op de derde plaats stond: ‘dajjal’. Dat was een nieuw label.
De dajjal stond in de Islam voor een grootse beproeving. Tenslotte kwamen ook ‘Profeet’, ‘Islam’ en
‘gelovige’ aan bod.
Zoals de “Mainstreamreligie” bevatte de categorie “Jihadi-ideologie” weinig labels. De
termen ‘kruisvaarder’ (49) en ‘mudjahideen’ (43) werden het meest aangetroffen. De Amerikanen
werden als kruisvaarders omschreven. Daarom werd nooit gerefereerd naar de ‘Verenigde Staten’.
Daarna volgden enkele nieuwe termen. Op een derde plaats vond de lezer bv. ‘Schura’, wat een
Arabisch parlement betekende. Binnen de Jihadi-ideologie, waarin een verwerping van de
democratische instellingen werd verkondigd, was het Arabisch parlement een te vernietigen institutie.
Maar ook ‘ghazwa’ was een nieuw begrip. Dat had niets te maken met de Gazastrook, dat nochtans
vaak werd vermeld op diverse Jihadwebsites. Hier had het echter betrekking op het strijdtoneel waarin
de Profeet Mohammed een primordiale rol innam. Tenslotte had men het o.m. over ‘afvallige’ ,
‘broeder’, ‘martelaar’ en ‘sjeik’. Zoals we reeds zagen bij de online magazines, waren het allemaal
aanduidingen die een prominente plaats innamen binnen het Jihadistisch denkpatroon.
Qua “Jihadi-persoonlijkheden” en “Landen of regio’s met Jihadi-belang” werd de
klemtoon op de Jihad in Irak gelegd. ‘Al-Zarqawi’, de voormalige leider van “Al-Qaeda in Irak” en
‘Fallujah’ werden verschillende keren aangehaald. Ook een zekere Abu ‘Dujanah’, een Jihadistische
bommenmaker werd acht keer vermeld. Zoals boven reeds uiteengezet, kwamen de Jihadleiders
minder nadrukkelijk in beeld dan het strijdtoneel. (NCTb, 2009, p. 45)
We zagen reeds dat al-Zarqawi verantwoordelijk was voor een bloediger treffen met de
vijandelijke troepen in Irak. Onthoofdingen werden ingezet als propagandamiddel. Dat
disproportioneel geweld werd ook vastgesteld in het taalgebruik van de desbetreffende blog. De
categorie “Agressie” was rijkelijker ingevuld (qua frequentie en taalgebruik) dan de andere
aangetroffen categorieën. De vijandelijke politie, het leger en haar soldaten dienden beschoten en
opgeblazen te worden. Als attributen, neergeschreven in de categorie “Gebruiksvoorwerp”, werden
granaten geprefereerd. Opvallend, want bij de online magazines werden eerder zwaarden, dolken en
vuurwapens benadrukt. Het was duidelijk dat de Jihadi’s bereid waren een hoge kostprijs in Irak te
88
betalen voor wat zij als een gerechtvaardigde zaak beschouwden. Binnen de categorie “Emotionele
taal” viel dan ook het label “kosten” op met een frequentie van zesennegentig keer aangetroffen.
Tenslotte werden de grafische kenmerken bestudeerd. De hoofdkleuren waren: rood en zwart.
Zoals hierboven reeds beschreven, hadden die kleuren een belangrijke betekenis binnen de Islam. Veel
tekst werd onderlijnd. Op die manier trachtte men bepaalde zaken te accentueren. De bestudeerde blog
had verschillende Jihadistische zwarte banners. Ook het logo van het GIMF keerde frequent terug.
Hierbij werd de tekst onder het logo, dat verwees naar het GIMF, niet in het Duits maar in het Engels
neergeschreven:
Afbeelding 22: blogspot GIMF: logo GIMF
Tenslotte werden in de blog afschuwelijke foto’s getoond aan de lezer. Hierbij werden de
mudjahideen verheerlijkt. In de tekst werd gerefereerd naar “fragmenten” die men bij
‘Onderzoeksdata’ kon terugvinden (i.e. “screenshotanalyse van Blogspot GIMF”). Onder fragment 1
vond men volgend citaat: “Ein anderer Mujahid, der zu Tode gefoltert wurde”. Waarbij men aangaf
dat verschillende mudjahideen tot de dood gefolterd werden. Er waren echter nog gruwelijkere
beelden te vinden. Bv. een mudjahid die alleen nog een hoofd had. Dat hoofd was bovendien
opengereten door een explosie. Uit respect voor de overleden personen werden deze foto’s niet
getoond in ‘Onderzoeksdata’. Ook de Amerikanen en hun bondgenoten werden afgebeeld. Telkens
werden ze negatief onthaald. Bv. in fragment 2, sleurden ze aan een dode Jihadstrijder. In andere
foto’s werden de Amerikanen afgemaakt. Ter afsluiting werden gemaskerde en bewapende
mudjahideen, al juichend, afgebeeld. Op de achtergrond (links boven) kon men de Rotskoepel (i.e. de
gouden koepel) en de Al-Aqsamoskee (i.e. zwarte koepel) aanschouwen. Beide monumenten zijn
momenteel blikvangers in Jeruzalem. (Yousef, 2010, pp. 22-23)
Afbeelding 23: blogspot GIMF: verheerlijking Jihad
89
De gevonden resultaten werden vervolgens ingevoerd in de aangemaakte checklist (zie
onderdeel ‘Onderzoeksdata’). De meerderheid aan propagandakenmerken werd daarin teruggevonden.
Door deze gegevens in de voeren in een checklist werd op een overzichtelijke wijze uiteengezet welke
belangrijke Jihadistische categorieën werden ingevuld en wat, t.o.v. andere Jihadwebsites, de
aangetroffen verschillen waren.
4.3.: Maktoobblog alqaeqa
De tekst van de Engelstalige blog (http://alqaeqa.maktoobblog.com/) van het GIMF werd
ingegeven in “Wordle”. Er werden in de blog tamelijk veel URL’s vermeld. Hiermee kon de lezer van
de blog aan de slag. Men kon er Jihadistische teksten en video’s uploaden en downloaden. De andere
termen die opvielen waren: ‘Palestine’, ‘American’, ‘Mujahideen’, ‘Allah’, ‘Ali’, ‘army’, en ‘Islamic’.
Het was een eerste indicatie dat ook deze blog een Jihadinslag had.
Op basis van de hierboven gehanteerde methode werd de blog omgezet naar een “NVIVO10”-
bestand. De blog werd de laatste keer geüpdatet in 2009. Men pretendeerde er Al-Qaeda te
vertegenwoordigen en schreef zich in binnen het Jihadistisch denkpatroon. Zoals bij de voorgaande
blog, werden ook hier geen tegenstanders aangetroffen. Binnen de categorie “Mainstreamreligie”
werden maar drie labels gevonden: ‘Islam’ (15), ‘Allah’ (13) en ‘Mohammed’ (3). De eerste twee
waren wel, in vergelijking met de andere labels, sterk vertegenwoordigd op de blog qua frequentie. De
religieuze legitimering was dus aanwezig, alleen zette men sterk in op een beperkt aantal termen.
Bij de Jihadi-ideologie gebruikte men typische Jihadtermen zoals: ‘mudjahideen’ (9),
‘martelaar’ (5), ‘afvallige’ (3), ‘bevrijding’ (3), ‘bezetting’ (3) en ‘sjeik’ (3). Men voegde echter een
belangrijke eufemistische term toe: ‘marionet’ (5). Hiermee werd gedoeld op regimes die het Westen
ondersteunden en vaak met haar steun aan de macht geholpen werden. Dit label kaderde bovendien
binnen een bredere complottheorie dat er zelfs binnen de Arabische staten en de bredere
moslimgemeenschap verraders aanwezig waren.
Bin-Laden werd als Jihadi-persoonlijkheid op de blog meermaals aangehaald. Maar ook al-
Baghdadi, de leider van de “Islamic State of Iraq”, werd tot driemaal toe vermeld. Dat gaf, naast de
symboliek, aan dat de oprichter van de blog nog steeds naar legitimering zocht voor de terroristische
acties, uitgevoerd door Al-Qaeda. Interessanter was echter de ruimschoots aangetroffen categorie
“Landen of regio’s met Jihadi-belang”. De Verenigde Staten was de enige vijandelijke mogendheid
die bij naam werd genoemd. Men had het echter meer over ‘Amerikanen’, dan over de staat zelf. Met
Peshawar63 (stad in Pakistan) werd gefocust op de strijd in stedelijk gebied. Palestina en Dagestan
90
waren twee regio’s die streefden naar zelfbeschikking. De Jihadi’s hoopten er Islamitische staten te
stichten. De Ummahgedachte werd op die manier aangehaald omdat Peshawar in Azië, Dagestan in
Rusland en Palestina in het Midden-Oosten lag.
Ook op deze blog was het taalgebruik uitermate agressief. Men had het vooral over de oorlog
aan het front. De vijanden werd een invasie verweten. Aanvullend werd er emotioneel gereageerd op
de gebeurtenissen aan dat front. ‘Verlies’ en ‘succes’ werden drie keer aangehaald.
De hoofdkleuren op de website waren rood en zwart. Bepaalde teksten werden in het blauw
of het rood getypt. Zoals bij de Duitstalige GIMF-blog werden belangrijke zinnen onderstreept. Op die
manier probeerde men terug accenten te leggen.
Ook al had de blog geen eigen logo, toch werd dit van de “Islamic State of Iraq” gebruikt op
haar voorpagina. Daarom werd toch bevestigend gereageerd in dit onderzoek op de vraag of er een
logo aanwezig was. In ‘Onderzoeksdata’ (i.e. “Screenshotanalyse van Maktoobblog alqaeqa”),
omschreven als fragment 1, kon de lezer het logo van de hierboven beschreven “Islamic State of Iraq”
vinden.
Uiteindelijk werden de belangrijkste foto’s besproken. Daarbij viel een grote verscheidenheid
aan fototypes op. Vooreerst werden bovenaan de website twee identieke banners aangetroffen waarin
“Al-Qaeda” in rode letters werd neergeschreven. Een van die banners kan de lezer raadplegen in de
Onderzoeksdata als fragment 2. Bovendien werd een graffitistijl gehanteerd door de letters dubbel te
zetten op een muurachtige achtergrond. Daarna, in fragment 3, werd Osama Bin-Laden als ruiter te
paard afgebeeld. Zo werd hij vereenzelvigd met Mohammed en Saladin, die beiden te paard vochten.
Bovendien prijkte op de achtergrond het Witte Huis met een wapperende zwarte Jihadi-vlag. Doordat
deze afbeeldingen bovenaan stonden, werd de doelstelling onmiddellijk duidelijk gemaakt aan de
lezer. Een Engelse vertaling van de preken van de Jihadistische leider van de “Islamic State of Iraq”,
al-Baghdadi, met links bovenaan het logo van die overkoepelende terreurorganisatie en rechtsonder
kalashnikovs werd door de mooie kleuren beklemtoond in fragment 4. Vervolgens werd een hele
batterij aan foto’s getoond, waarvan één betiteld werd als fragment 5: de Amerikanen (evenals hun
materiaal, bv. vernietigde hummers) als verliezers. Tenslotte werden nog verschillende banners met
het logo van “as-Sahab”, naast “al-Fajr” en het “GIMF”, een zeer belangrijke media-instelling voor de
e-Jihad, afgebeeld. (Denning, 2009, p. 5) Als men daarop klikte (zie fragment 6), werd men
automatisch doorgestuurd naar propagandamateriaal van dat mediakanaal. As-Sahab bezat geen
zelfstandige website maar haar video’s werden verdeeld via de belangrijkste Jihadistische webforums.
(Rogan, 2007, p. 49)
91
Deze bloganalyse leverde uiteindelijk een checklist op, te vinden in het onderdeel
‘Onderzoeksdata’. T.o.v. de vorige blog werd één categorie niet aangekruist, nl. “Gebruiksvoorwerp”.
4.4.: Shariatube
De Britse Jihadist Choudary, de leider van het verboden “Islam4UK” en Bakri, de leider van
het verboden “al-Muhajiroun”, beslisten op 29 april 2010 tot de oprichting van een Belgische variant:
Sharia4Belgium. Fouad Belkacem, alias Abu Imran, werd uitgespeeld als de onbetwiste nummer één
van de nieuwe opruiende organisatie. Men schreef zich in in de Al-Qaedaleer. De website van
Sharia4Belgium had volgende URL: www.shariah4belgium.com. De URL van de Belgische
Jihadistische groepering wijzigde vaak: “www.Shariafourbelgium.com”, www.shariah4belgium.com,
etc. Deze strategie werd afgekeken van “al-Muhajiroun”. (Vranckx, 2011, p. 144)
Op 7 juni 2012 werd Belkacem door het Antwerpse parket aangehouden. De aanklacht luidde:
aanzetten tot haat en geweld. Het gebruik van de vrije meningsuiting op het internet was nochtans
jaren een succesvolle strategie gebleken. Op die manier kon Sharia4Belgium lange tijd de repressie
van de staat ontwijken. (Benschop, 2011) Op 7 oktober 2012 volgde de officiële ontbinding. Fouad
Belkacem zat thuis met een enkelband wanneer verschillende Sharia4Belgiumleden- en
sympathisanten in de winter van 2013 naar Syrië afreisden. Ze voegden er zich bij de Al-Qaeda
geaffilieerden van “al-Nusra” tegen het regime van Bashar Assad. (Huyberechts, 2013, p. 8) MEMRI
toonde echter aan dat al-Nusra recentelijk een volwaardig onderdeel van de “Islamic State of Iraq”
werd. De leider van “ISI”, al-Baghdadi, verklaarde dat op 8 april 2013 in een audioboodschap. Dit
vindt men terug op de website van MEMRI, op http://www.memri.org/report/. Volgens de
Nederlandse expert moslimradicalisering, el Madkouri, diende een “explosie aan beeldmateriaal over
wantoestanden in Syrië onder Assad” als propagandastunt voor de Jihad. (Huybrechts, 2013, p. 10)
Momenteel is de website van Sharia4Belgium gerechtelijk afgesloten. Ook het bijbehorend
Facebookkanaal bestaat niet meer. Het You Tubekanaal daarentegen, is nog steeds operationeel en is
te raadplegen via: http://www.youtube.com/user/shariamedia. You Tube was volgens Weimann (2006,
p. 16) oorspronkelijk bedoeld om videobestanden op te slaan voor vreedzame doeleinden. De
terroristen, in casu de e-Jihadi’s, zagen er echter al snel het terreurnut van in. In 2011 bv., na de
Belgische steun aan de NAVO-operatie in Libië, veroordeelde een radicale Belkacem, met op de
achtergrond kalashnikovvuur, de Belgische deelname. Het filmpje werd, op basis van het aanzetten tot
geweld, strafrechtelijk van You Tube gehaald. In de drie jaar, na haar oprichting, bekwaamden de
personen van Sharia4Belgium zich in de creatie en distributie van You Tubefilmpjes. Telkenmale
werden ze professioneler qua grafische vormgeving.
92
Het Shariatubefilmpje dat, in dit onderzoek op 3 april 2013 geanalyseerd werd, was te
raadplegen via volgende URL: http://www.youtube.com/watch?v. Het verscheen, op 20 september
2012, naar aanleiding van de rellen in Borgerhout, vijf dagen eerder. Het filmpje, getiteld: “De
waarheid achter de rellen in Borgerhout”, duurde zes minuten en vijfenveertig seconden en werd op
You Tube reeds zesendertigduizend eenendertig keer bekeken. Men werkte er met “Nasheeds”,
Westerse krantenartikels en volledig uitgeschreven zinnen. Abu Haniefa, de nummer twee van
Sharia4Belgium, werd onthaald als een martelaar. De tekst van het bestudeerde Shariatubefilmpje
werd ingegeven in WORD. Daarna werd het geconverteerd naar een PDF-bestand. Op basis daarvan
werd onderzoek verricht via “Wordle” en “NVIVO10”. Het analysemateriaal vindt men terug in
‘Onderzoeksdata’, gebrand op de bijbehorende cd-rom.
In “Wordle” waren de opvallendste aangetroffen labels: ‘sharia4belgium’, ‘Borgerhout’,
‘jongeren’, ‘rellen’, ‘duidelijk’, ‘politie’, ‘vreedzaam’ en ‘moslims’. Het label ‘jongeren’ was in deze
case uniek en werd daarom niet opgenomen in een van de categorieën. Sharia4Belgium wou de
moslimjongeren immers als haar achterban verdedigen. Men wou aantonen dat hen geen schuld trof in
de rellen. Daarna werden het PFD-document geüpload in “NVIVO10”. De drie categorieën:
“Titelrelevantie”, “Unieke trefwoorden” en “Registratiedatum” werden niet ingevuld. “Domain Tools”
herkende immers alleen You Tube. Shariatube was een actief onderdeel van You Tube. Het had
daarom geen meerwaarde om bv. de titelrelevantie van You Tube te bestuderen. Er werden geen
gebruiksvoorwerpen teruggevonden en de categorie “Foto’s” werd niet ingevuld omdat het om een
videofragment ging.
Alvorens enkele screenshots te bespreken, werden de belangrijkste teruggevonden woorden
gekaderd. Ten eerste kon men de vier tradionele mainstreamreligieuze labels onderscheiden:
‘moslims’, ‘Islam’, ‘Profeet’ en ‘Allah’. In vergelijking met de andere aangetroffen labels in het
filmpje werden de eerste twee disproportioneel veel gebruikt. Ook Sharia4Belgium trachtte het
ingezette geweld op basis van religie te legitimeren.
Sharia4Belgium werd in de tekst vijf keer aangehaald. Maar ook ‘broeder’ en ‘woordvoerder’
kaderden binnen de Jihadi-ideologie. Jihadi’s hadden het vaak over een ‘woordvoerder’ i.p.v. een
terroristische leider. Op die manier poogde men bovendien voor de hele moslimgemeenschap te
spreken.
Als Jihadi-persoonlijkheid werd Abu Haniefa als enige bij naam genoemd. Ongeveer in het
midden van het filmpje was hij zelfs persoonlijk te zien. Sharia4Belgium schilderde hem af als een
bemiddelaar die de moslimmassa in bedwang hield tegenover een agressieve politie. Bovendien werd
93
diezelfde Haniefa samen met de nummer één van Sharia4Belgium, Abu Imran, op het einde van het
Shariatubefilmpje als martelaar opgevoerd.
Wat de categorie “landen of regio’s met Jihadi-belang” betrof, werden twee Europese steden
vermeld met een strategisch belang voor Sharia4Belgium64. Amsterdam, de Nederlandse hoofdstad,
was belangrijk om de eenheid te benadrukken tussen de Jihadi’s van Sharia4Belgium en
Sharia4Holland. De Vlaamse stad Antwerpen65 gold als operationele uitvalsbasis.
Omdat het filmpje handelde over rellen, hadden de meeste labels binnen de categorie
“Agressie” te maken met de politiereactie. Het ‘politie’-label werd maar liefst dertien keer gebruikt.
Gevolgd door drie labels die sterk met elkaar verweven waren: ‘rellen’ (9), ‘manifestatie’ (7) en
‘protest’ (6). Volgens de e-Jihadi’s van Sharia4Belgium ging de Antwerpse politie agressief te keer en
gebruikte ze haar wapenstok en pepperspray. Men trachtte op die manier de vijand te diaboliseren en
de eigen achterban (en de onruststokers) te legitimeren. Bovendien gebruikte men emotionele taal. De
leden en sympathisanten van Sharia4Belgium hadden zichzelf niets te verwijten: ze hadden vreedzaam
betoogd en waren rustig gebleven. Door veelvuldig het label ‘duidelijk’ te gebruiken, trachtte men de
psyche van de kijker te beïnvloeden.
Ook de tegenstanders waren niet tradioneel te noemen binnen de Jihad: Patrick Janssens (i.e.
de toenmalige burgemeester van de stad Antwerpen) en Fons Bastiaenssens (i.e. de woordvoerder van
de Antwerpse politie). De eerste werd beschimpt, de laatste diens woorden uit de context gehaald. Zo
trachtte men de politie als aanstoker van de rellen aan te duiden.
Als hoofdkleuren werden rood en zwart gebruikt. Deze kleuren kwamen ook terug in het
letterlogo van Sharia4Belgium. Op de achtergrond van Shariatube kon men steeds een Belgische
landkaart ontwaren met de Arabische letters: “La ilaha illa Allah”.
De belangrijkste aangetroffen labels en categorieën werden hierboven uiteengezet. Maar
daarmee was het onderzoek nog niet afgelopen. Op basis van een screenshotanalyse trachtte de
onderzoeker chronologisch een beeld te schetsen van de propaganda-aanpak in het Shariatubefilmpje.
Met het eerste screenshot werd een cinematografische start genomen. Op de achtergrond trof de kijker
het Belgisch koninklijk paleis aan met een wapperende Jihadvlag66. Dat sprak reeds tot de verbeelding.
Bovendien gaf het blijk van een professioneel karakter. Hierdoor werd de aandacht van de kijker
onmiddellijk gewekt.
94
Afbeelding 24: intro Shariatubefilmpje
Er werd een tekst weergeven waarin Sharia4Belgium de gebeurtenissen op 15 september 2012
probeerde te kaderen. Men zei: “De laatste dagen duiken er overal mediaberichten op over de
zogenaamde rellen die zouden plaats gevonden hebben in Borgerhout. In werkelijkheid, vond er een
vreedzame manifestatie plaats.” Een eenzijdige verdraaiing, wars van enige logische rede.
Men ging verder door de berichtgeving over de rellen (en bijbehorende vernielingen) af te
schilderen als leugens. Er zouden immers alleen slogans geroepen zijn en interviews gegeven. Fons
Bastiaenssens, de woordvoerder van de Antwerpse politie, had gezegd dat er bijna geen schade was
aangericht. Voor Sharia4Belgium was het een gedroomde verklaring om het vreedzame karakter van
de betoging aan te tonen. Daarvoor werden bijkomende beelden getoond van rustige moslimjongeren.
In fragment 1, dat de lezer kan raadplegen in het onderdeel Shariatube in ‘Onderzoeksdata’ (i.e.
“Screenshotanalyse Shariatube”), stonden de moslimjongeren gewoon langs de kant. Sommigen zelfs
met de handen gekruist. In de fragmenten 2 en 3 werden foto’s getoond van Abu Imran die door de
Antwerpse politie werd gearresteerd. De nadruk werd gelegd op een geweldloze Belkacem en een
agressieve politie. Op die manier (i.e. dichotomie) werd de ‘woordvoerder’ van Sharia4Belgium
verheerlijkt en verkreeg hij een status binnen de Jihad. Het feit dat men in fragment 3 schreef: “... en
niet aan Drink”, duidde op een gebrek aan kennis van de Nederlandse taal. “Drink” schreef men bv.
met een hoofdletter. Waarschijnlijk om hierop de klemtoon te leggen. Toch waren het taalgebruik en
taalsysteem ondermaats. In fragment 4 werd, door een weerspannige moslimjongere, een zwarte
Jihadvlag gedemonstreerd. Op die manier trachtte men een vereenzelviging met de moslimmassa na te
streven. Zoals gezegd kwam Abu Haniefa in de tekst aan bod als een Jihadi-persoonlijkheid. Hij werd
ook in de video meermaals afgebeeld. Men kon hem, in fragment 5, herkennen aan de keffiyeh (i.e. de
95
Palestijnse sjaal) op zijn hoofd. Het was, volgens Sharia4Belgium, de Antwerpse politie die de
moslimjongeren had ingesloten en met de wapenstok te lijf was gegaan. De vijand werd beschuldigd
van disproportioneel geweld tegen een vreedzame massa. Fragmenten 6 en 7 dienden als
bewijsmateriaal. Het eerste toonde gewapende politiemannen. Zij gingen een achteruit deinzende
moslimmassa te lijf. Uit deze beelden, wars van de context, kon men inderdaad de Antwerpse politie
als agressor aanschouwen. Het daarop volgende fragment toonde de ingezette lusbeweging van de
politie. Ze waren op dat moment de hardliners van Sharia4Belgium aan het insluiten. Door
Sharia4Belgium werd het afgedaan als een laffe politietruc. Daarna werd fragment 7 nog eens
herhaald. De herhaling werd hier niet subtiel toegepast. Men voegde ze immers toe aan het
beeldmateriaal met volgend VTM-citaat: “De politie gaat vrij snel de confrontatie aan met de
tweehonderd heethoofden. ‘t Is menens. Ze gebruiken pepperspray en hun wapenstok.” Men ging
echter, in fragment 8, nog een stap verder. De Antwerpse politie was reeds gecategoriseerd als vijand.
Maar nu wou men de Sharia4Belgiumleden zuiveren van enige blaam. Met de zin: “Je ziet hier
duidelijk dat de broeders de gemoederen probeerden te bedaren” wou men een boodschap
overbrengen. De moslims kregen een positief etiket toebedeeld, de vijand eerder een negatief. In
fragment 9 werden Abu Imran (links) en Abu Haniefa (rechts) samen afgebeeld. Met de zinnen:
“Vrijheid van meningsuiting? Blijkbaar niet voor hen!” werden de Sharia4Belgiumleiders finaal als
martelaar betiteld. Men hoopte dat Allah hen spoedig zou bevrijden. Afsluitend, in fragment 10, had
men het over de steun die vrome moslims dienden te geven aan de mudjahideen (in casu: “troops”).
Door een geïllustreerde kalashnikov, kromme zwaarden en gekruiste Jihadvlaggen af te beelden, werd
de gewapende strijd verheerlijkt. Er werd zo historisch gerefereerd naar de tijd van de Profeet
Mohammed en Saladin. Bovendien was er sprake van het openlijk aanzetten tot haat en geweld.
Deze gegevens werden finaal ondergebracht in een overzichtelijke checklist (zie
‘Onderzoeksdata’). Omdat het ging om een videofragment werden geen foto’s opgenomen.
4.5.: Facebookpagina van Eric Omar Harroun
Op 4 februari 2004 werd “Facebook” opgericht door Mark Zuckerberg. Tijdens de Arabische
Lente maakten de opstandelingen er massaal gebruik van om zich te organiseren. Maar ook de e-
Jihadi’s zagen er een belangrijk communicatie- en propagandamiddel in. Zo trof men bv. in 2010 een
operationele Facebooklink aan op de website van “al-Mojahden Electronic Network”. De e-Jihadi’s
kondigden dat als volgt aan: “Glorious eMujahideen re-Invade Facebook”. Dit vindt men terug op de
website van Internet-Haganah, op http://internet-haganah.com/.
Volgens Weimann (2012) was de “Frankfurt terrorist”, Uka, bevriend op Facebook met
verschillende Jihadi’s in Duitsland. In het tijdperk van de “lone wolf” wint het belang van de sociale
96
netwerksites terrein. Negentig procent van de wereldwijde terroristische activiteiten gebeurt
momenteel via dit soort websites: Yahoo!, Facebook, Twitter ... Op die manier wordt de identiteit van
de betrokkenen beschermd en volgelingen kunnen onmiddellijk contact leggen met
vertegenwoordigers van de Jihad. Volgens het Institute for Strategic Dialoque (2012, p. 5) bood
Facebook een nieuw type van interpersoonlijke overtuiging aan de Jihadi’s aan. De e-Jihadi’s werden
aangespoord om massaal, d.m.v. een invasie van sociale netwerksites, de radicale boodschap op het
internet uit te dragen. Eric Omar Harroun, een voormalig Amerikaans soldaat, volgde die boodschap
op. Waarom werd, op 2 april 2013, de Facebookprofielpagina van hem onderzocht?
Op 29 maart 2013 werd Harroun in Virginia gearresteerd door de Amerikaanse FBI. De
beschuldiging luidde: illegaal wapengebruik voor de Syrische Jihadistische terreurorganisatie “al-
Nusra”. Twee maanden eerder vocht hij nog, aan al-Nusra’s zijde, tegen het dictatoriale regime van
Bashar Assad. Na eerst meermaals in You Tubefilmpjes te verschijnen, richtte hij een eigen
Facebookprofiel op. Het was dat profiel dat in dit onderzoek werd onderzocht. De URL was:
https://www.facebook.com/#!/eric.harroun. Eric Omar Harroun was, ten tijde van het onderzoek,
bevriend op Facebook met driehonderdeenenzestig personen. Hij hield ervan om gewapend te poseren
in militaire klederdracht. Bovendien werd hij vaak al rokend in beeld gebracht. Hiermee werd een
stoer imago aangemeten. Bij zijn ‘interesses’ werd het “Masjid Annur Islamic Center” in Sacramento
opgenomen. Personen naar wie hij opkeek, waren o.m. Guevara (Cubaans guerrillero) en Arafat
(Palestijnse leider). Op 24 maart 2013 klikte hij, op Facebook, de “vind-ik-leuk-knop” aan van de pro-
Syrische revolutiepagina: “Solidarity for free Syria”. Voordien, op 4 januari 2013, had hij hetzelfde
gedaan met de Facebookpagina van de Jihadistische terreurorganisatie “Liwa”. Het contradictorische
aan Harouns pagina was dat hij vele Westerse zaken ook “leuk” vond. Bv. George Washington.
Zoals in voorgaand onderzoek werden de gegevens van de frontpagina overgezet in WORD en
PDF. Van daaruit werden ze eerst geüpload in “Wordle”. In vette letters stond de naam van Eric Omar
Harroun. Het waren echter de minder grote letters (kwamen minder voor) die het interessantste waren
voor de analyse. Zo trof men o.m. aan: ‘Zionist’, ‘Syria’, ‘Solidarity’, ‘Quran’, ‘Damascus’, ‘Israels’,
‘Gaza’, ‘Palestinians’, ‘Syrian’, ‘Shooter’. Waarbij opvallend veel verwezen werd naar het Midden-
Oosten. Harrouns focus lag, o.a. doordat hij zelf enkele maanden geleden had deelgenomen aan de
Jihad in Syrië, op de actuele operaties in die regio. Daarna werden de gegevens van Eric Harrouns
Facebookpagina geüpload in WORD. Daarna werden ze geconverteerd naar een PDF-formaat. Om
finaal ingegeven te worden in “NVIVO10”. Het programma “Domain Tools” leverde geen bijkomende
onderzoeksdata op. Het herkende alleen Facebook. Individuele Facebookprofielen werden er aanzien
als een onderdeel van de sociale netwerksite en gaven geen resultaat bij ingave.
97
Qua frequentie sprongen ‘Harroun’ en ‘vriend’ eruit. Eric Omar Harroun maakte een eigen
Facebookprofiel aan waarin hij zichzelf voorstelde als een mudjahid. Hiermee werd hij als een Jihadi-
persoonlijkheid voorgesteld. Hij probeerde zich een populair imago aan te meten op basis van
vriendschapsrelaties met Jihadi-medestanders, gewone moslims en westerlingen.
De categorie “Mainstreamreligie” kwam nauwelijks aan bod. Dat viel te verklaren door een
fundamenteel kenmerk van Facebook. Men diende zich als klant voor te stellen op basis van een geijkt
patroon. Andere gebruikers moeten snel begrijpen hoe de andere zich profileert. Op de frontpagina
werden Erics belangrijkste vrienden en laatste ‘likes’ afgebeeld. Op de “wall” kon hij zelfstandig
posten. Aangezien Syrië volop internationale media-aandacht kreeg, spitste hij zich daarop toe. De
Jihadi-ideologie werd, in tegenstelling tot de ‘Mainstreamreligie’, veelvuldiger aangetroffen. ‘Macht’,
‘familie’, ‘hel’, ‘humanitair’, ‘icoon’, ‘Jihad’ en ‘boodschap’, kon men aanzien als kaderend binnen
het Jihadgedachtegoed. De labels ‘macht’, ‘hel’ en ‘Jihad’ zagen we reeds bij bv. “Defenders of the
truth”. Het label ‘familie’ kaderde binnen de eenheidsgedachte en broederlijkheid dat de e-Jihadi’s
hoog in het vaandel voerden. De term ‘humanitair’ refereerde naar de humanitaire crisis in Syrië.
Bashar Assad werd verweten de eigen bevolking te vermoorden. Dat was een zeer belangrijke
boodschap die Eric Omar Harroun aan zijn vrienden wou meegeven. Tenslotte betekende ‘icoon’ een
idiolisering van Jihadi-persoonlijkheden.
Op 19 maart 2013 postte Omar Harroun een nieuwe foto op zijn Facebookprofiel. Hij
onderschreef deze met volgend citaat: “May Allah ... assist you my brother. My prayers is always with
the Syrian mujahidin”. De actuele situatie in het Midden-Oosten werd toegelicht vanuit een
Jihadistisch kader. Als landen of regio’s met een Jihadi-belang werden Israël, Palestina en
Damascus (i.e. de hoofdstad van Syrië) aangehaald. Er werd slechts eenmalig een gebruiksvoorwerp
aangetroffen: de dollar. In het voorgaande onderzoek werd dat niet teruggevonden. Qua emotionele
taal werd het label ‘vriend’ overbenadrukt. Voor een stuk omdat Facebook zelf met de categorie
‘friends’ werkte op haar website. Maar ook de eenheidsgedachte van de e-Jihadi’s speelde zeker een
cruciale rol. Op de profielpagina werden vele foto’s aangetroffen. Een aantal kon niet worden
vastgesteld omdat bv. de avatars van ‘friends’ of ‘likes’ voortdurend wijzigden. Er werd een
screenshotanalyse uitgevoerd om het belangrijkste beeldmateriaal te duiden.
Op de frontpagina (fragment 1 in ‘Onderzoeksdata’ bij “Screenshotanalyse Facebookprofiel
Eric Omar Harroun”) waren hij (rechts) en zijn medestrijder (links) te zien. Beiden werden
militaristisch, stoer, ruig en heldhaftig neergezet. Als men naar beneden scrolde, kwam men een al-
Jazeera-afbeelding tegen. Israël gaf daarin onrechtstreeks haar schuld toe inzake het “Gaza-flotilla-
incident” in 2010. Israëlische soldaten enterden toen een schip van burgerrechtenactivisten die in
Israëlisch territoriaal water waren gevaren. De labels ‘zionist’, ‘nazi’, ‘concentratie’, ‘kamp’,
98
‘Netanyahu’, ‘Turkey’ en ‘Erdogan’ werden niet opgenomen in de top honderd op “NVIVO10”.
Daarna werd geklikt op ‘Friends’, ‘Photos’ en ‘More’. Bij de laatste werd daarna nog eens doorgeklikt
op ‘Books’ en ‘Likes’. Vooreerst viel het op dat bij ‘Friends’ (fragment 2), bv. degene die hij in 2010
aan zijn vriendenbestand toevoegde, heel wat Amerikanen waren zonder Jihadistische achtergrond. In
de sectie ‘Photos’ (fragment 3) werd o.m. Bashar Assad geportretteerd in het gezelschap van zijn
militaire opperbevelhebbers. Maar ook een lachende Eric Omar Harroun met vuistdikke67 baard en in
gevechtstenu werd afgebeeld. Op die foto droeg hij een zwarte tulband. Hij liet zich ook afbeelden met
een Palestijnse keffiyeh of een bivakmuts. Hier kwam het hierboven besproken stoere imago
nadrukkelijk naar voren. Bij de sectie ‘More’ werd vervolgens doorgeklikt naar: ‘Books’ en ‘Likes’.
Bij ‘Books’ (fragment 4) viel het op dat de (zogezegd) gelezen literatuur telkens met de Islam of de
Jihad te maken had. In de afdeling ‘Likes’ (fragment 5) waren o.m. Diala Odeh (een Palestijnse
zangeres) en een agressieve anti-Mubarakpagina te bewonderen. De webanalyse van de
Facebookprofielpagina van Eric Omar Harroun leverde een finale checklist op. Hierbij werd
geconstateerd dat er geen sporen waren van enige agressieve taal, noch van een eigen logo.
4.6.: Tussenbesluit
In dit hoofdstuk werden de onderzoeksresultaten van de twee blogs van het “GIMF”
besproken inzake frequent voorkomende propagandalabels. Maar ook “Shariatube”, het You
Tubekanaal van het Belgisch “Sharia4Belgium” en de Facebookprofielpagina van Erik Omar Harroun,
werden daarop getest. Het onderzoek vond plaats begin april 2013. We zagen dat alle websites nog
steeds operationeel waren, maar dat de twee blogs recentelijk niet meer werden geüpdatet. De
onderzochte webpagina van Eric Omar Harroun was onderhevig aan technische wijzigingen uitgaande
van de Facebookoprichters. Harroun had daarop geen controle. Dat bemoeilijkte het onderzoek.
Het “Global Islamic Media Front” had als belangrijkste doelstelling de eenheid binnen de
virtuele geloofsgemeenschap aan te scherpen. Als Europese mediavleugel stond ze ten dienste van Al-
Qaeda. Ze lag mee aan de basis van de “Open university for Jihad” op het internet. Ook al publiceerde
ze zeer veel Jihadistisch propagandamateriaal, er was nooit sprake van een directe band tussen haar en
de Al-Qaedatop. Hiermee werd duidelijk gesteld dat de Al-Qaedaleiders minder aan bod zouden
komen in de online propaganda. Iets wat in dit onderzoek naar twee “GIMF”-blogs werd bevestigd.
Alleen Bin-Laden en al-Zarqawi werden toch verschillende keren vermeld. Zij golden enkel nog, op
het moment van schrijven, als Jihadsymbolen.
Vooreerst werd de Duitstalige “blogspot Globale Islamische Medien Front” onderzocht. De
nadruk werd daarin gelegd op de Jihadstrijd in Irak. Dat viel op in de kleine categorie “Jihadi-
99
persoonlijkheden” waarin al-Zarqawi, de leider van “Al-Qaeda in Irak”, nadrukkelijk opgevoerd werd.
Alsook in de categorie “Landen of regio’s met Jihadi-belang” waarin men het o.m. had over Falluja,
het toenmalige Jihadistische bolwerk. De categorieën “Mainstreamreligie” en “Jihadi-ideologie”
bevatten weinig labels. Alleen ‘Allah’, ‘kruisvaarder’ en ‘mudjahideen’ werden frequent aangehaald.
Het was m.i. opvallend dat men het altijd had over “kruisvaarders” en dat de e-Jihadi’s nooit verwezen
naar de ‘Verenigde Staten’ zelf. Onder invloed van “Al-Qaeda in Irak” werd een zeer agressief
discours uitgedragen. Inzake het opblazen van de vijanden, werden granaten als gebruiksvoorwerp
geprefereerd. Het gebruik van explosieven stond in schril contrast met de gebruiksvoorwerpen die in
de online magazines naar voren kwamen. Niet langer de geschiedenis, maar de operationele
effectiviteit primeerde. In de categorie “Emotionele taal” viel het label ‘kosten’ op. Men was bereid
een hoge prijs te betalen voor een samenleving gestoeld op de radicale Islam. De hoofdkleuren van de
website stonden symbool voor haar agressieve karakter: het bloederige rood en de zwarte kleur van het
kalifaat. D.m.v. het onderlijnen van de tekst werden belangrijke zaken nog eens beklemtoond. De
basiskleuren, het eigen logo, de banners en gruwelijke foto’s, werden net als bij vele Jihadwebsites, op
de blogspot teruggevonden. Afsluitend werd een foto getoond van juichende mudjahideen met op de
achtergrond de symbolische al-Aqsamoskee en de Rotskoepel. Op die manier werden Jihadistische
taferelen versmolten met de historische artefacten.
Daarna werd een Engelstalige blog van het “GIMF”, “maktoobblog alqaeqa”, bestudeerd.
Waarbij reeds bij ingave in “Wordle” opviel dat er heel veel Jihadi-URL’s op de blog terug te vinden
waren. Vergelijkbaar met de hierboven beschreven blog werden geen tegenstanders teruggevonden.
De categorie “Mainstreamreligie” was, met maar drie aangetroffen labels, beperkt. ‘Islam’ en ‘Allah’
werden, in vergelijking met de andere aangetroffen categorieën, wel disproportioneel gebruikt. Ik gaf
als verklaring dat men een beperkt aantal mainstreamreligieuze termen wou benadrukken om zo de
nodige religieuze legitimering af te dwingen. De categorie “Jihadi-ideologie” was wel goed
vertegenwoordigd. De e-Jihadi’s voegden een nieuw eufemistisch label toe: ‘marionet’. Daarmee werd
gedoeld op afvallige Arabische regimes en werd een Jihadistische complottheorie onderbouwd.
Doordat het “GIMF” weinig focuste op de Al-Qaedatop en zich toelegde op de actuele strijd, werden
de Jihadi-persoonlijkheden onderbelicht. Alleen Bin-Laden en al-Baghdadi werden erin opgevoerd.
Hiermee contrasterend was de categorie “Landen of regio’s met Jihadi-belang”. Vooral het
Pakistaanse Peshawar (32) en Palestine (28) werden disproportioneel veel aangetroffen. Op die manier
werd alweer een eenheidsgevoel binnen de virtuele geloofsgemeenschap nagestreefd. Dat er op het
actuele Jihadi-strijdtoneel werd gefocust, kon men ook terugvinden in de categorie “Agressie”. Daarin
werden vele fronttermen opgenomen. Met de labels ‘verlies’ en ‘succes’ werd emotioneel gereageerd
op de gebeurtenissen tijdens de gewapende strijd. Ook bij deze blog waren de basiskleuren rood en
zwart. Maar bepaalde teksten werden aanvullend in het blauw getypt. Bovendien werden, via
onderlijning, belangrijke zinnen beklemtoond. Als logo werd dat van de “Islamic State of Iraq”
100
gebruikt, ook al had de blog dus geen eigen “GIMF”-logo. Tenslotte trad een fotoanalyse op waarin de
grote verscheidenheid aan fototypes werd benadrukt: banners, symbolische illustraties en foto’s van
verliezen toegebracht door de mudjahideen aan de vijand.
Met “Shariatube” van “Sharia4Belgium” werd een onderzoek verricht op een Belgisch You
Tubefilmpje met Jihadistische inslag. Sharia4Belgium, opgericht in 2010, zette moslimjongeren aan
tot haat en geweld tegen “afvalligen”. Hierbij vereerden ze o.a. de 9/11-aanslagen. De actuele
burgeroorlog in Syrië zorgde ervoor dat vele Sharia4Belgium-sympathisanten vanuit België naar het
Midden-Oosten vertrokken. In dit onderzoek werd een Shariatubefilmpje van 20 september 2012,
getiteld “De waarheid achter de rellen in Borgerhout”, onderzocht op een propagandistisch discours.
Daarbij werden zowel de tekst als het videomateriaal zelf (d.m.v. een screenshotanalyse) bestudeerd.
De Belgische landkaart in het logo en in de aanvangsfase van het Shariatubefilmpje, refereerde naar
de ware doelstelling: België onder de zwarte Jihadvlag brengen. We zagen reeds dat het GIMF
hetzelfde nastreefde met het Witte Huis in Amerika. Het gebruik van “Nasheeds” gaf aan de leiders en
sympathisanten van Sharia4belgium een heldhaftig karakter. De Mainstreamreligieuze labels
‘Moslims’ en ‘Islam’ werden, in het Shariatubefilmpje, disproportioneel veel aangetroffen. Dat gaf aan
dat de Belgische Jihadorganisatie het geweld religieus probeerde te legitimeren. Binnen de
Jihadideologie had men het tot tweemaal toe over een ‘woordvoerder’. Een bewijs voor de taalkundige
spitsvondigheid. Ook al waren Abu Imran en Abu Haniefa duidelijk leidinggevende figuren binnen de
organisatie, door ze als ‘woordvoerder’ te omschrijven, werd gepoogd in naam van alle moslims te
spreken. In het filmpje kregen de twee een status en een martelaarsstatuut toegeschreven. Er was
sprake van een atypische invulling van de categorie: “Landen of regio’s met Jihadi-belang”. Zo gold
Antwerpen als de thuishaven van Sharia4Belgium en diende het als haar geografische uitvalsbasis.
Maar Sharia4Belgium was ook niet traditioneel in de categorie “Tegenstanders”. De toenmalige
Antwerpse burgermeester en de politiewoordvoerder werden immers aangehaald. Men was vooral
agressief tegen de Antwerpse politie. Zij werden als de vijanden en aanstokers van de rellen neergezet.
In de screenshotanalyse kwam naar voren dat Sharia4Belgium de waarheid trachtte te
verdraaien en daarvoor bereid was de logische rede opzij te zetten. Rustige moslimjongeren en een
vreedzame Belkacem en Haniefa stonden in schril contrast met een zwaar bewapende Antwerpse
politie. De context werd daarbij niet vermeld. De politie was van bij het begin van plan geweest om
het “vreedzame protest” in de kiem te smoren. De videobeelden van de politiemannen, die met de
wapenstok tekeer gingen, werden herhaald. Als de kijker echter nog niet overtuigd was van de
achterliggende Jihadboodschap, dan was de finale van het Shariatubefilmpje verhelderend. Hierbij
werd de leuze “Support our troops” aangehaald en waren een geïllustreerde kalashnikov, kromme
zwaarden en gekruiste Jihadvlaggen te zien. Op die manier werd het filmpje gekaderd binnen de
gewelddadige strijd van Mohammed, Saladin en Al-Qaeda. De vereenzelviging was compleet.
101
Tenslotte werd de Facebookprofielpagina van Eric Omar Harroun geanalyseerd. Dat negentig
procent van de terroristische activiteiten momenteel gebeurt via sociale netwerksites, zoals Facebook
en Twitter, maakte dat dit onderzoeksonderdeel noodzakelijk was. Omar Harroun vocht aan de zijde
van het Amerikaanse leger, maar ook aan die van de Syrische Jihad. Hij speelde de verworven
mudjahidstatus vaak openlijk uit op zijn Facebookprofiel. Zo hield hij ervan om, samen met andere
Jihadi’s, in militaire wapendracht te poseren. Bovendien ging hij vriendschapsrelaties aan met gewone
Amerikaanse burgers. Op die manier werd hem een populair imago aangemeten. In tegenstelling tot
voorgaand onderzoek kwam de mainstreamreligie zelden aan bod. De verklaring zocht ik in een
inherente eigenschap van Facebook. Klanten moesten zich namelijk snel kunnen presenteren aan
anderen. Daarom schreef Eric Omar Harroun vaak Jihadistische teksten op zijn profielpagina en vond
hij anti-Westerse pagina’s “leuk”. Toch was er geen sprake van een agressief taalgebruik. Facebook
zou immers de haatdragende boodschappen kunnen afblokken. Een eigen logo werd niet
teruggevonden.
Via “Wordle” kwamen we te weten dat de operationele focus, van de Facebookpagina van
Eric Omar Harroun, lag op het Midden-Oosten. Voornamelijk de Syrische burgeroorlog en de
vijandige entiteit Israël trokken zijn aandacht. Harroun stelde zich solidair op met de moslims in Syrië
en Palestina. Omdat er een humanitaire crisis aan de hand was, werd geweld gerechtvaardigd. Hij deed
er alles aan om de eenheid binnen de Moslimgemeenschap te benadrukken. Zo sprak hij over de
“familie” die werd uitgeroeid door de Syrische leider Bashar Assad. Met het veel voorkomende
emotioneel geladen label ‘vriend’, trachtte hij die eenheidsgedachte nog te versterken. Het onderzoek
op “Domain Tools” leverde geen bijkomende informatie op omdat het alleen Facebook erkende als
website.
Tenslotte werden twee operationele Nationalistische Jihadwebsites onderzocht. Het
onderzoeksopzet was tot een vergelijk te komen met de Globale Jihadwebsites. Met andere woorden:
wat waren de gelijkenissen en verschillen? Of was er sprake van een gelijkaardige aanpak?
102
Hoofdstuk 5: Websites van de Nationalistische Jihad
In de Masterproef werden, ter vergelijking van de reeds bekomen onderzoeksresultaten, twee
websites van “Nationalistische Jihadorganisaties” bestudeerd: de Palestijnse “Ezzedeen Al-Qassam
Brigades” en het Libanese “Hezbollah”. Beiden hadden al enkele jaren een eigen Engelstalige website
die dagelijks (soms zelfs elk uur!) werd geüpdatet. Ze hadden daar de know-how en het nodige
personeel voor. Dat kwam omdat men op een zekere steun onder de plaatselijke bevolking kon
rekenen omwille van de decennialange strijd voor zelfbeschikking in het Midden-Oosten.
5.1.: Engelstalige website van de Palestijnse Al-Qassam Brigades
De “Ezzedeen Al-Qassam Brigades” (afgekort Al-Qassam Brigades) hadden sinds 4 juni 2008
een operationele Engelstalige website waarvan de URL: http://www.qassam.ps/ was. Eén webpagina,
met een politiek statement, werd op 4 april 2013 onderzocht door ingave van volgende URL:
http://www.qassam.ps/statement. Alvorens tot de webanalyse over te gaan, stonden we eerst stil bij de
ontstaansgeschiedenis van Hamas. De Al-Qassam Brigades golden als haar militaire vleugel.
In het online magazine “Defenders of the truth” kwam Hassan al-Banna aan bod. We zagen
reeds dat hij, gedesillusioneerd na het uiteenvallen van het laatste Kalifaat (i.e. het Ottomaans
Kalifaat), de Egyptische Moslimbroederschap oprichtte. Volgens o.a. Jamie Bartlett van de Engelse
denktank “Demos”, groeide het uit tot een machtige sociale organisatie en populaire ideologie.
(Bartlett & Birdwell & King, 2010, p. 106). Zijn broer vestigde in 1935 een tak van de
Moslimbroeders in de Palestijnse gebieden. De Al-Aqsamoskee68, (na Medina en Mekka) de derde
heilige plaats binnen de Islam, was immers in handen gevallen van Israël. In 1986 werd te Hebron een
geheime bijeenkomst gehouden. O.m. Ahmed Yassin, Mansour en Hassan Yousef namen daaraan
deel. Het doel? Een mobilisatie van het Palestijnse volk tegen de bezetter. De onafhankelijkheid zou
voortaan gewapenderhand worden afgedwongen. Het politieke middel werd een militantere
Moslimbroederschap: “Hamas” (i.e. “Toewijding”). (Burleigh, 2009; Yousef, 2010) De Hamasleiding
wou de controle op haar militaire acties behouden en richtte de gewapende vleugel: “Ezzedeen Al-
Qassam Brigades” op in 1992, onder de supervisie van Yahya Ayyash. (Yousef, 2010, p. 60) Haar
leider was geobsedeerd door zelfmoordaanslagen. (Burleigh, 2009, p. 460)
We zagen reeds dat in 1987 de Palestijn Abdullah Azzam opriep tot een “Voorhoede der
Krachtigen”. Bin-Laden, een van zijn volgelingen, gaf daaraan gehoor en richtte Al-Qaeda op. Azzam
diende echter ook als rolmodel voor Hamas. (IICC, 2008, p. 24) Dat was belangrijk omdat het wees op
een bepaalde ideologische overlapping tussen Hamas en Al-Qaeda. Bovendien werden de ideeën van
103
Qutb geïncorporeerd binnen de Nationalistische Jihadleer van Hamas. Er werden echter enkele
innovaties aangebracht, zoals het uitroeien van de zionistische entiteit. Niet het Westen (i.e. de “Verre
Vijand”), maar Israël (i.e. de “Nabije vijand”) werd de ultieme duivel. (Arquilla & Borer, 2007, pp.
87-88) De terreuraanslagen werden in de regio Palestina uitgevoerd.
Het internet bood de opportuniteit om de Jihadethiek met het idee van natievorming te
versmelten. Er werd daarbij gepoogd een nationaal bewustzijn te creëren in de geest van het
Palestijnse volk. Hiervoor werden de Hamas- en Al-Qassamwebsites gebruikt. De cultus van helden,
poëzie, logo’s en vlaggen werd daarbij zorgvuldig gehanteerd. Op die manier werden o.a.
zelfmoordaanslagen gelegitimeerd. Zelfmoordenaars werden omschreven als “martelaars”. (Burleigh,
2009, p. 554) Volgens Weimann (2012) erkende Hamas ook snel de meerwaarde van de sociale media.
Hamas opereerde op: You Tube, Twitter en Facebook en had verschillende eigen websites (bv.
www.hamasinfo.net) waar foto’s van martelaaroperaties en video’s ter ere van zelfmoordterroristen
werden getoond. Vooral de Al-Qassam Brigades waren uitermate efficiënt in de propagandastrijd op
het internet, uitgevoerd tegen Israël. Zo reageerden de Palestijnse Brigades op Twitter op een citaat
van de “IDF” (i.e. “Israeli Defence Force”) op 14 november 2012. Er woedde toen een ware
“Twitteroorlog” tussen hen.
Afbeelding 25: Al-Qassam versus IDF op Twitter
De Engelstalige website van de Al-Qassam Brigades bevatte, zoals de andere bestudeerde
websites, heel veel informatie over de eigen organisatie. Op de frontpagina kon men doorklikken naar
de secties: ‘News’ (met actuele informatie over o.m. uitgevoerde terreuraanslagen en de agressieve
politiek van Israël), ‘Statements’ (waarin de Al-Qassam Brigades martelaaroperaties opeisten of
aantijgingen weerlegden), ‘Human rights’ (de Palestijnen werden immers onderdrukt en hun
mensenrechten geschonden), ‘Martyrs’ (i.e. een lijst met gesneuvelde Al-Qassamstrijders), ‘Prisoners’
(i.e. een lijst met gevangengenomen Hamas- en Al-Qassammilitanten) en ‘Photos’ (met gruwelijke
foto’s van o.m. gedode Palestijnse kinderen). Deze secties op het internet stonden in het verlengde van
104
wat Yassin, een van de hierboven beschreven oprichters van Hamas, in 2000 zei: “We will use
whatever tools we can – e-mail, the internet – to facilitate Jihad.” (Bunt, 2003, p. 49)
Voor het onderzoek van de Engelstalige Al-Qassamwebsite, afgenomen op 4 april 2013, werd
geklikt op de hierboven omschreven sectie ‘Statements’. Daarna werd doorgeklikt op “Al Qassam
Brigades mourns the death of Mohammed As-Sirhi”. Deze webpagina, met een opiniestuk over de
dood van de Palestijnse martelaar As-Sirhi, werd onderzocht. Na een bespreking van de “Wordle” en
“NVIVO10”-resultaten, werd stilgestaan bij de verschillende secties op basis van een
screenshotanalyse.
Op 28 maart 2013 stuurde Al-Qassam een perscommuniqué de wereld in. Ze betreurde daarin
de dood van de twintigjarige Mohammed as-Sirhi. Hij kwam om in een “Resistance tunnel collapse”,
een instorting van de vele ondergrondse tunnels die vanuit Gaza naar Egypte lopen. Ook al was hij op
dat moment geen strijdende partij, hij werd als martelaar onthaald. Hij overleed te Az-Zaytoun in
Gaza. In het ‘Wordle’-onderzoek kwam naar voren dat de termen: ‘Ezzeddeen’, ‘Al’, ‘Qassam’ en
‘Brigades’ het meest werden gebruikt. Logisch omdat de onderzochte webpagina eigendom was van
deze terreurgroepering. Men legde echter ook de nadruk op Mainstreamreligieuze termen zoals ‘Allah’
en ‘Mohammed’. De overige woorden waren agressief (bv. ‘killing’) of Jihadistisch: ‘occupation’,
‘martyred’, ‘jihad’, ‘resistance’ en ‘mujahed’.
Daarna werd er, conform voorgaande onderzoeken, een analyse verricht via “NVIVO10” van
de desbetreffende webpagina. Er werden daarbij slechts eenennegentig termen gegenereerd door het
onderzoeksprogramma. Dat kwam, nogmaals, omdat gezocht werd naar woorden met minimum vijf
letters. “Domain Tools” genereerde bijkomende data. Dat onderzoek gaf onderstaande
onderzoekscategorieën.
De “Mainstreamreligie” was ondervertegenwoordigd op de onderzochte webpagina. Alleen
‘Allah’ werd aangehaald. Het aangetroffen onderzoekslabel ‘Mohammed’ werd niet bij
‘Mainstreamreligie’ ondergebracht omdat het de voornaam was van As-Sirhi en niet verwees naar de
Profeet zelf. De “Jihadi-ideologie”, daarentegen, kwam nadrukkelijk aan bod. Zoals hierboven reeds
duidelijk werd, sprongen daarbij de ‘Ezzeddeen Al-Qassam Brigades’ in het oog. Maar ook het label
‘mudjahid’ werd vier keer gebruikt. De overige belangrijke woorden waren: ‘macht’ (3), ‘martelaar’
(3), ‘Jihad’ (2), ‘bezetting’ (2) en ‘verzet’ (2). Binnen de Jihadi-ideologie hadden vele zaken te maken
met de Nationalistische Jihad. Palestijnse accenten werden gelegd door opsomming van o.m. de
Palestijnse vluchtelingenkampen in de Gazastrook: ‘Maghazi’ en ‘Bureij’ alsook met de term
‘Intifada69’. Men wou daarmee de vastberadenheid van Hamas en haar politieke vleugel aantonen,
105
bekrachtigen en legitimeren. Op die manier werd het belangrijkste verschil met de Globale Jihadi’s
vastgesteld.
Er werd echter nog een opvallend verschil met het voorgaande onderzoek vastgesteld. De
gebruikte Jihadi-persoonlijkheden waren vaak Palestijnen: ‘As-Sirhi’ (martelaar), ‘al-Abadela’
(martelaar), ‘Eqilan’ (martelaar) en ‘Hamdiya’ (Fatah-gevangene in Israël die er recentelijk stierf).
Men repte met geen woord over Bin-Laden en Al-Qaeda. De reden was dat Hamas nooit achter de
internationale terreuragenda van Al-Qaeda stond. Az-Zaytoun in de Gazastrook en Jordanië werden
vernoemd als Jihadi-gebieden die van belang waren voor de Nationalistische Jihad. In Az-Zaytoun
overleed As-Sirhi en in Jordanië werd een “sit-in” gehouden uit protest tegen de “moord” op de
Palestijn Hamdiya.
De tekst was uitermate agressief van toon. Men gebruikte een militaire terminologie waarbij
men het als gebruiksvoorwerp had over mortieren. Men wekte bij de lezer emoties los door zich als
onderdeel van een onderdrukt Palestijns volk voor te stellen dat lijdzaam de Israëlische bezetting (i.e.
een ‘ziekte’) onderging. Op die manier werd een “calimerorol” aangenomen en bood geweld een
gelegitimeerde uitweg.
De titelrelevantie van de algemene website van de Al-Qassam Brigades was tachtig procent.
Dat wees erop dat de lezers heel gemakkelijk op deze website uitkwamen. Als de lezer ‘al qassam’
intypte, vond hij onmiddellijk de website terug. Wat een propagandavoordeel opleverde omdat de e-
Jihadi’s zeker waren van de overdracht van het informatiemateriaal. Bovendien bezat de website
duizend tweehonderd en acht unieke trefwoorden. De Al-Qassam administrators registreerden hun
website op 4 juni 2008. Hieruit kon worden afgeleid dat deze website al enkele jaren operationeel was.
De belangrijkse kleuren waarin de tekst werd geschreven waren blauw en zwart. Men werkte
met een witte achtergrond. Bovenaan vond men bij elke webpagina het logo van de Al-Qassam
Brigades terug. Datzelfde logo keerde bovendien ook nog terug in de teksten (bv. bij ‘Statements’).
Hieronder het logo (attributen mudjahidstrijder: Koran, M16 en Hamasvlag, achtergrond: Rotskoepel).
Afbeelding 26: logo Al-Qassam Brigades
106
Er waren ook vele foto’s, van o.m. terreuraanslagen en leiders als Ismail Haniyeh van Hamas,
terug te vinden. De screenshots zelf kon de lezer raadplegen in de sectie ‘Onderzoeksdata’ bij
“Screenshots Al-Qassam Brigades”, gebrand op een aparte cd-rom. Er werd daarbij vertrokken vanuit
de hoofdpagina waar doorgeklikt werd naar de afzonderlijke secties. Ook dat onderzoek vond plaats
op 4 april 2013.
De Al-Qassam Brigades hadden op de frontpagina een nieuwshoofdstuk (‘News’). Dat werd
dagelijks geüpdatet met operationele informatie over aanslagen en de politiek in het Midden-Oosten.
(Bunt, 2003, p. 97) Dat was fragment 1, in het onderdeel ‘Screenshots Al-Qassam Brigades’, op de
bijbehorende cd-rom. De doelstellingen van de Al-Qassam Brigades werden, op hun website,
veruitwendigd door kritiek te uiten op de Israëli’s. Wat hen echter onderscheidde van andere
internationale terreurgroepen was dat de Al-Qassam Brigades, op hun Engelstalige website, een
gedetailleerde analyse gaven van de belangrijkste geweldplegingen. Andere terreurgroepen vermeden
immers elke rechtstreekse rapportage, op de eigen website, van de gewelddadige activiteiten. (Tsfati &
Weimann, 2002, p. 321) In de sectie ‘Statements’, fragment 2, kwam de lezer meer te weten over de
operationele activiteiten van de Al-Qassam Brigades. Dat besloeg gesneuvelde strijders, alsook eigen
terreuraanslagen. Bv. “Al Qassam Brigades fire “Fajr-5” missile at “Tel Aviv”.” Men eiste daarmee
de verantwoordelijkheid op van de uitgevoerde terreur.
In het onderdeel ‘Human rights’, fragment 3, wentelden de Al-Qassam Brigades zich in de
slachtofferrol om zo internationale steun en erkenning te verkrijgen. De Al-Qassam Brigades hadden
op hun webpagina, zoals hierboven reeds aangegeven, een tot de verbeelding sprekende sectie
‘Martyrs’ (fragement 4). Als men op de foto van een martelaar klikte, kreeg men zijn of haar
persoonlijke biografie. Bovendien kon men gedetailleerde informatie bekomen over de desbetreffende
zelfmoordoperatie. (Bunt, 2003, p. 97) Zelfmoordaanslagen werden door Hamas ook “operatie
martelaarschap” genoemd. Men had het telkens over ‘martelaars’. Ze werden er sterk verheerlijkt70.
(Yousef, 2010, p. 69) Er werd een video opgenomen om er zeker van te zijn dat de persoon zou
doorgaan. Deze beelden circuleerden op de Al-Qassamwebsites als ultiem propagandamiddel. Op die
manier werd de martelaar verheerlijkt en werd getracht nieuwe rekruten te overtuigen. (Richardson,
2006, pp. 147-149) Men had echter ook oog voor de Hamas- en Al-Qassamgevangenen (‘Prisoners’)
(fragment 5). Daarbij werd dezelfde overzichtelijke indeling gehanteerd als voor de martelaars.
Hiermee werd gedoeld op de sectie ‘leiders’ en ‘vrouwen’ en de algemene sectie ‘Prisoners’.
Op de laatste sectie ‘Photo’s’ (fragment 6) waren, indien men erop klikte, foto’s te vinden van
o.m. ‘het bezette Jeruzalem’, ‘de oorlog in Gaza’ en ‘Al-Qassammartelaars’. Er werden vaak
martelaars71 afgebeeld met de hierboven omschreven “glimlach der vreugde”.
107
De ingevulde propagandacategorieën werden finaal in de checklist ingevoerd. Daarbij werd
alleen de categorie “Tegenstanders” niet aangetroffen.
5.2.: Engelstalige website van de Libanese Hezbollah
In 1978 werd in Iran de pro-Westerse Sjah Pahlavi afgezet en vervangen door een Islamitische
republiek onder de leiding van de charismatische ayatollah Khomeini. Tijdens deze “Islamitische
Revolutie” stoelde hij de staat op Islamitische leest. De opperste macht kwam in handen te liggen van
de ayatollahs. Het was de bedoeling van de Iraanse religieuze elite de macht te consolideren in het
Midden-Oosten d.m.v. de export van de revolutie in die regio. Eén van die exportproducten was de
“Hezbollah” (i.e. de “Partij van Allah”), opgericht na de Israëlische invasie in Libanon in 1982.
(Moussalli, 1999, p. 96)
Hezbollah was, als Sji’itische organisatie, het “buitenbeentje” in mijn onderzoek naar
operationele Jihadwebsites. Ze werd opgericht omwille van politieke motieven door een buitenlandse
natie en verrichtte veel maatschappelijk werk. Door de Verenigde Staten en Israël werd ze als
terreurorganisatie gecatalogeerd. De Europese Unie erkende ze echter als politieke partij. Tijdens de
“Eerste Libanese Burgeroorlog” gebruikte Hezbollah, in 1983, als eerste72 terroristische organisatie
zelfmoordaanslagen. Op die manier dwong ze de internationale vredesmacht (o.l.v. de Verenigde
Staten en Frankrijk) het land te verlaten. (Richardson, 2006, p. 153) De symbolische waarde daarvan
was zonder weerga in het Midden-Oosten. Bovendien verklaarde een staatspartij zichzelf voor het
eerst, in de woelige geschiedenis van het Midden-Oosten, als Islamitisch en vijandig t.o.v. Israël en het
Westen. De Hezbollah diende daarom als inspiratiebron voor Bin-Laden73.
Vergelijkbaar met Hamas, was Hezbollah uitermate actief op het internet, waar ze enkele vaste
websites operationeel hield. Vanaf 2002 opereerde ze vanop een private server. (Bunt, 2003, p. 49)
Maar ook op de sociale media (bv. You Tube en Facebook) werd de laatste jaren sterk ingezet.
(Weimann, 2012) De Engelstalige Hezbollahwebsite bevatte dagelijkse updates en statistische
rapporten over terreuraanslagen (‘Resistance Operations’). Hierbij werd minutieus uiteengezet welke
operationele successen werden geboekt. Hieronder volgt een analysebespreking van één van de
webpagina’s van de Engelstalige website van Hezbollah. Deze webpagina, onderzocht op 4 april 2013,
handelde over het politieke manifest dat in 2009 werd opgesteld door de Hezbollahleiding. De URL
daarvan was: http://www.english.moqawama.org/essay. Vooreerst werd de aangetroffen tekst
ingegeven in “Wordle” en daarbij viel op dat de nationalistische agenda van Hezbollah goed
vertegenwoordigd was met veelvuldige aangetroffen termen als: ‘Lebanon’, ‘national’, ‘Lebanese’,
‘political’, ‘international’, ‘state’, ‘Arab’ en ‘land’. De vijanden waren de Amerikanen en ‘zionisten’
108
(i.s. Israëli’s, waarbij beide termen door elkaar werden gebruikt). Men had het vaak over ‘sektarisch’
geweld in het Midden-Oosten en de Palestijnse zaak werd op de voet gevolgd. Tenslotte werd er een
militair en agressief taalgebruik gehanteerd: ‘military’, ‘war’, ‘army’, ‘strategy’, etc.
Als men de tekst van de webpagina met het politieke manifest invoerde in het
wetenschappelijke onderzoeksprogramma “NVIVO10” bekwam men volgende lijst aan
onderzoekscategorieën. Inzake “Mainstreamreligie” kwam het label ‘Islam’ vaak aan bod. De
Hezbollah kaderde het nationalistische streefdoel binnen haar geloofspraktijk. Op die manier trachtte
ze haar politieke grieven te legitimeren. Een strategie die Al-Qaeda ook hanteerde.
Binnen het luik “Jihadi-ideologie” was er sprake van een overlapping met de gehanteerde
terminologie van Al-Qaeda, met termen als: ‘verzet’, ‘politiek’, ‘macht’ en ‘zionisme’. Toch legde
men weer eigen nationalistische accenten: ‘natie’, ‘thuisland’, ‘dialoog’ ... Bovendien gebruikte men
vaak ‘Hezbollah’ om aan te geven dat het politieke manifest in haar naam werd geschreven. De
Hezbollah kroop telkens in de rol van de onderdrukte partij (bv. de ‘bezetting’ van Israël).
Binnen de “Landen of regio’s met Jihadi-belang” werd Libanon disproportioneel veel
vermeld (116). Dat had natuurlijk te maken met het gegeven dat deze staat de thuisbasis was van de
Hezbollah en dat haar politieke doelstellingen hierover handelden. Men wou immers, d.m.v. de
vernietiging van de staat Israël, een Islamitisch lichtbaken worden in het Midden-Oosten. Omwille van
die reden werd Israël veertig keer vermeld, de Palestijnse broeders, vierenveertig keer. De Hezbollah
plaatste zich aan de zijde van de Palestijnse Al-Qassam Brigades in de strijd tegen het “zionistische
gevaar”. Ook de Verenigde Staten, als bevriende natie van Israël, werd twintig keren vermeld. Yemen
werd dertien keer bij naam genoemd.
Aangezien de Hezbollah zich gelegitimeerd zag door Allah (i.e. religieuze legitimering) en de
politiek (i.e. politieke legitimering74), werd een agressief taalgebruik gehanteerd. Hierbij werd
gepoogd de vijand schrik aan te jagen. Daarbij vielen de termen: ‘strategie’, ‘militair’ en ‘gewapend’
op. De Hezbollah zag zich als een “leger van God” en was bereid veel geweld in te zetten om Israël
van de kaart te vegen.
Aangezien Hezbollah de Israëli’s beschouwde als de ware terroristen, zagen ze zichzelf als het
slachtoffer van de Israëlische terreur. Het emotionele taalgebruik versterkte dat. De Hezbollah had
het recht om zich te verdedigen omdat het Israëlisch geweld en de bijbehorende onderdrukking
overduidelijk was. Een keuze diende gemaakt: geweld of besluiteloos toekijken. Het werd het eerste,
alleen zo kon de interne veiligheid en stabiliteit gewaarborgd worden.
109
Op de website werd telkens gewerkt met een gele en groene kleur. De kleuren van de
Hezbollah. Het logo was ook in die kleuren te vinden op elke webpagina van de Engelstalige website.
Hieronder vindt men het logo.
Afbeelding 27: logo Hezbollah
De ingave van de URL van de Engelstalige website van Hezbollah in “Domain Tools” leverde
merkwaardig genoeg enkel informatie op over de Arabische Hezbollahwebsite. Deze was reeds
operationeel in 1997. Dat men geen informatie bekwam over de Engelstalige website werd mogelijks
verklaard door het feit dat het een spin-offwebsite was en geen autonome basis had.
Er werden heel veel foto’s aangetroffen van o.m. martelaars, de ‘Israëlische terreur’ en de
‘Hezbollah politiek’. Om een zicht te krijgen van de manier waarop men tewerk ging werd een
screenshotanalyse uitgevoerd op 4 april 2013. Daarbij vertrok men vanuit de hoofdpagina. Daar werd
doorgeklikt naar de verschillende hoofdstukken. Bv. ‘Leaders’ (zie fragment 1 in ‘Onderzoeksdata’,
in het onderdeel “Screenshots Hezbollah”). Daar verkreeg men meer informatie over de ayatollahs
Khomeini en Khamenei en de beruchte imam al-Sader.
De sectie ‘Islamic Resistance’ leverde twee subhoofdstukken op: ‘Resistance Operations’ en
‘Israeli Terrorism’. In fragment 2 vond men een screenshot van de ‘Resistance Operations’ waarin de
e-Jihadi’s van Hezbollah het hadden over de verschillende uitgevoerde ‘verzetsoperaties’, alsook
informatie over ‘martelaars’ en gegijzelde Hezbollahleden. Deze sectie was dus sterk vergelijkbaar
met die op de Engelstalige Al-Qassamwebsite. Alleen had men het daar over ‘Martyrs’ zonder de
opdeling te maken tussen ‘Martyrs’ (die bv. in een Israëlische gevangenis stierven) en ‘Self-Sacrifice
Martyrs’ (i.s. zelfmoordaanslagen) zoals Hezbollah deed. Bovendien gebruikten de Al-Qassam
Brigades het label ‘Prisoners’, daar waar de Hezbollah het had over ‘Hostages’. Beide termen waren
echter emotioneel geladen.
Zoals hierboven reeds vermeld, had de Hezbollah het ook uitvoerig over de Israëlische terreur.
Dat kwam aan bod in de sectie: ‘Israeli Terrorism’ (fragment 3). Daarbij werd gewerkt met een
110
dagboeksysteem waarbij elke dag (bv. van de Israëlische luchtaanvallen tegen de Hezbollahstellingen
in 1996) becommentarieerd werd.
De Hezbollah, die er alles aan deed om Israël als het kwade in het Midden-Oosten voor te
stellen, bracht ook een hoofdstuk op haar website getiteld: ‘Occupied Palestine’ (fragment 4). Hierin
werd de erbarmelijke toestand in de Palestijnse gebieden beschreven en werd een broederschap
nagestreefd tussen het Palestijnse en het Libanese volk tegen een gemeenschappelijke vijand.
De e-Jihadi’s van de Hezbollah hadden ook foto en geluids- en videofragmenten op hun
website, die ze onderbrachten in ‘bibliotheken’ en ‘galerijen’. Dat kon men aantreffen in het
screenshot betreffende het bezette Palestina (fragment 4). Er kwamen echter nog webvernieuwingen
aan bod die wezen op de hoge mate aan professionalisme: fragment 5. Als men doorscrolde op de
hoofdpagina bekwam men zulke nieuwigheden. De lezer kon doorklikken op de afbeeldingen. Deze
bevatten informatie over: de oorlog tussen Israël en Hezbollah in 2006, de “WikiLeaksaffaire” en de
Amerikaanse “hypocrisie”. Maar er werd ook aandacht geschonken aan het amusement d.m.v.
politieke cartoons (‘Caricature’). Hiermee werd luchtigheid gecreëerd in een voor de rest zwaar
beladen internetomgeving. Bovendien wou men het volk van Bahrein en Gaza (financieel) helpen.
Tenslotte werden de gegegevens ingevoerd in een overzichtelijk checklist (zie
‘Onderzoeksdata’). T.o.v. de website van de Al-Qassam Brigades, werd bij de Hezbollahwebsite de
categorie ‘Gebruiksvoorwerpen’ niet ingevuld. Alsook de categorieën waar men ‘Domain Tools’ voor
nodig had. Dat had te maken met het feit dat, als men de URL intypte in dat programma, men
automatisch werd doorverwezen naar informatie betreffende de Arabische moederwebsite.
5.3.: Tussenbesluit
Het onderzoeksopzet betrof de gedistribueerde Al-Qaedapropaganda op het internet. Hierbij
werd onderzocht hoe een internationaal vertakte terreurorganisatie haar verhaal bracht en verspreidde.
Toch was het m.i. interessant om de onderzoeksresultaten, die gevonden werden betreffende de
operationele Globale Jihadwebsites, af te toetsen aan enkele Engelstalige websites binnen de
Nationalistische Jihad. We somden de gelijkenissen en verschillen inzake propagandaverspreiding op
tussen de twee strekkingen.
Zoals de Globale e-Jihadi’s omarmden de Palestijnse “Al-Qassam Brigades” en de Libanese
“Hezbollah” het internet als middel om de Jihadistische propaganda uit te dragen. De gewelddadige
strijd werd echter ook gevoerd op het “World Wide Web”. Dit in al haar facetten: propaganda,
111
indoctrinatie, recrutering, terreurcommunicatie en tenslotte terroristische planning. Toen de sociale
media een nieuwe factor werden op het internet, werden ook zij gefrequenteerd door de e-Jihadi’s.
Al-Qaeda, de Al-Qassam Brigades en Hezbollah hadden verschillende types websites: o.m.
vaste moederwebsites, webfora, Facebook, You Tube ... Later kwamen daar anderstalige websites bij.
Beide strekkingen proclameerden de Jihad. Ze waren bereid uit politieke idealen menselijke
slachtoffers te maken. Beide strekkingen zagen de eigen geweldcampagne als noodzakelijk. Ze
stonden militair, politiek, economische en sociaal zwakker dan de vijand. Bovendien deelden ze een
gemeenschappelijke vijand: de “terroristische” staat Israël. De al-Qassam Brigades richtten zich in het
onderdeel betreffende de “mensenrechten” tot de lezer. Het was toch ongelooflijk hoe de Israëli’s de
Palestijnse mensenrechten schonden? Bepaalde rolpatronen (zoals o.a. Azzam en Qutb) kwamen
steeds terug. Op basis van een agressief en emotioneel taalgebruik probeerden de e-Jihadi’s rechtmatig
en eenduidig als vrijheidsstrijders over te komen. Angst werd gezaaid bij de tegenstrevers. Al-Qaeda
wentelde zich in een slachtofferrol door er op te wijzen dat het Westen de moslimstaten onderdrukt.
Zoals de Al-Qaedamoederwebsites en Europese Jihadwebsites, bevatten de onderzochte
Nationalistische websites zeer veel gedetailleerde en eenzijdige informatie over de eigen organisatie.
Op die manier trachtte men de lezer voor te lichten alsook te sturen bij diens zoektocht. Het was
daarbij de bedoeling dat men zich uiteindelijk volledig inschreef binnen de Jihadistische ideeënleer.
De techniek van de herhaling, of het nu ging om geschreven teksten of fotomateriaal, werd bij beide
stromingen gehanteerd als psychologisch beïnvloedingsmiddel. Bovendien herhaalde men frequent het
eigen logo, de vlag en de groepsnaam.
Toch waren er ook verschillen vast te stellen qua propagandaoverdracht tussen beide
strekkingen. Ze waren zelfs in de meerderheid.
In tegenstelling tot de onderzochte Globale Jihadwebsites werden de Nationalistische zeer
frequent geüpdatet. Daarin stonden operationele Jihadoperaties en de Israëlische onrechtvaardigheid
centraal. De Globale Jihadi’s zagen de “Verre Vijand” als het grootste gevaar voor de Ummah. Voor
de Nationalisten was dat de “Nabije Vijand”: Israël. Dat verklaarde waarom de aanslagen
hoofdzakelijk tegen Israëlische doelwitten waren gericht. Bovendien hadden de Hamas- en
Hezbollahmilitanten, door de jarenlange ervaring, een logistiek netwerk uitgebouwd. Ze bezaten op
grote schaal personeel en know-how, nodig om een gesofisticeerde website draaiende te houden. Voor
een pertinente aanwas rekruteerden ze massaal uit de plaatselijk bevolking. Per gewapende actie van
Israël werden de rangen versterkt met een grote hoeveelheid aan nieuwe rekruten. Wat de
Nationalistische Jihadi’s vooral bijzonder maakte, was dat ze de eigen operationale terreuraanslagen
nauwkeurig weergaven en becommentarieerden op de eigen websites. Al-Qaeda’s websites gingen
112
nooit zover om een operationele analyse neer te schrijven op de eigen website. Uit angst voor
contraterreurmaatregelen, maar zeker ook om speculaties te voeden.
De websites van de Al-Qassam Brigades en de Hezbollah werden dus door de eigen
organisaties geleid. Al-Qaeda opteerde, d.m.v. een propagandaverspreiding via haar media-
instellingen, voor een meer diffuse logica. Blogs, websites, You Tubekanalen enz. van sympathisanten
en geaffilieerden werden ingezet. Al-Qaeda had daardoor problemen om toch enige authenticiteit aan
het beeldmateriaal toe te wijzen. De Nationalistische e-Jihadi’s daarentegen, kenden die operationele
problemen niet. De mediafragmenten werden gewoon voorzien van het eigen Al-Qassam -of
Hezbollahlogo en daarmee werd de authenticiteit bevestigd voor de lezer. Bovendien kwam die laatste
in zijn zoektocht naar Jihadinformatie sneller terecht bij de websites van de Nationalistische e-Jihad.
Al-Qaeda en sympathisanten deden er immers alles aan om de contraterreurdiensten te misleiden.
Het internet gaf aan de e-Jihadi’s van de Nationalistische Jihad de mogelijkheid om de
jihadethiek samen te smelten met het concept van natievorming. De martelaarcultus werd, in aparte
hoofdstukken, aan de hand van foto’s en statistische analyses frequent opgevoerd. Samen met het
veelvuldig opvoeren van de labels ‘Palestine’ en ‘Libanon’, de Al-Qassam- en Hezbollahlogo’s,
vlaggen, poëzie en leiderprofielen, werd geprobeerd een virtuele natie neer te zetten en het nationaal
bewustzijn van de burgers aan te scherpen. Het legitimeren van terreur- en zelfmoordaanslagen
vloeide dus voornamelijk voort uit de gedachte van het recht op een eigen moslimstaat binnen de
grenzen van Palestina of Libanon. Omwille van die reden werd door de Hezbollah bv. de sectie
‘Occupied Palestine’ ingericht. Men wou, naast de broederband, aantonen dat beide naties in hun
onafhankelijkheidsstreven werden afgeremd door Israël. De Globale Jihad had het niet over
natievorming. Zij wouden in de huidige staten van het Midden-Oosten, Azië en Afrika strikt
Islamitische regimes aan de macht zien. Om finaal de Ummah terug te verenigen. Op de Al-
Qaedawebsites werd de categorie “Mainstreamreligie” frequenter aangehaald dan bij de
Nationalistische Jihad. Het was een bijkomende indicatie dat, hoewel de Nationalistische e-Jihadi’s
ook wel het geweld probeerden te kaderen binnen de Islam, de focus geplaatst werd op een bezet land.
De websites van de Nationalisten zaten gestructureerder in elkaar dan de onderzochte
operationele GIMF-blogs, Shariatube en de Facebookpagina van Harroun. De lezer kon heel snel en
gemakkelijk doorklikken naar de voor hem relevante topics. Op basis van secties zoals ‘News’,
‘Martyrs’ en ‘Statements’ werd het standpunt helder en overzichtelijk uiteengezet. Actuele informatie
droeg bij tot het professionele karakter en benadrukte de toewijding van de e-Jihadi’s voor de
nationalistische zaak. Er waren echter ook unieke secties. Zoals de sectie ‘Human rights’ op de Al-
Qassamwebsite of ‘Self-Sacrifice Martyrs’ op de Hezbollahwebsite. De Hezbollahwebsite hanteerde
bovendien een heus dagboeksysteem in de sectie ‘Israeli Terrorism’, waarin elke dag van Israëlische
113
terreur werd becommentarieerd. Dat de Hezbollah op het internet vele vernieuwingen doorvoerde,
bewezen haar afdelingen: ‘bibliotheken’ en ‘galerijen’, waarin Jihadistisch foto- en videomateriaal
werd ondergebracht. Maar er werd ook gebruik gemaakt van politieke cartoons en financiële
steunfondsen. Het duidde nogmaals op een hoge mate van professionalisme.
Tenslotte dient vermeld te worden dat de Al-Qassam Brigades en Hezbollah (nochtans een
Sji’itische organisatie!) vaak als voorbeeld werden aangehaald door Al-Qaeda. Omgekeerd was dat
niet het geval. De beide organisaties distantieerden zich van de internationale terreuragenda van Bin-
Laden en zagen vaak de eigen nationale agenda afgeremd door de zoveelste Al-Qaeda-aanslag in het
Westen.
Hieronder worden de gestelde onderzoeksvragen beantwoord, worden beleidsaanbevelingen
gedaan en wordt aanvullend onderzoek voorgesteld.
114
Eindconclusie
Het onderwerp van deze Masterproef besloeg het propagandadomein van Al-Qaeda op het
internet. Er werd vertrokken vanuit criminologische, psychologische, sociale, politicologische,
mediawetenschappelijke en geïntegreerde verklaringsmodellen. In de aanvangsfase van het onderzoek
werden de belangrijkste kernbegrippen verklaard. Daarna vatte het eigenlijke onderzoek aan. Dat paste
in de internationale discussie: hoe radicaliseren (moslim)jongeren via het internet?
Al-Qaeda’s ideologen en e-Jihadpioniers zagen het belang in van het internet als mediakanaal.
Ze propageerden er strategisch hun haatdragende ideeën en bespeelden de lezer. De Jihad op het
internet werd daarbij omschreven als een individuele plicht. De virtuele Ummah als het streefdoel. De
gewelddadige Salafistische ideologie werd er voortdurend aangepast aan actuele omstandigheden.
Men werd op het internet zodanig succesvol dat in de winter van 2013 honderden geradicaliseerde
jonge moslims vanuit Europa en Amerika naar Syrië vertrokken om er een dictatoriaal regime omver
te werpen. Het Westen dient daarom een “counter-narrative” te ontwikkelen waarin men inspeelt op
het uitgedragen woord. Op die manier hoeft men geen geld en middelen te verspillen aan de
politionele neutralisatie van radicale websites en kunnen de betrekkingen tussen de westerse wereld en
de moslimwereld genormaliseerd worden. Elke ideologie is namelijk gebaseerd op een aantal vaste
overtuigingen en regels. Door een versmelting op het internet van de Jihad en de Islam (i.e. de religie)
met de Leninistisch linksrevolutionaire idealen werd een explosieve cocktail gefabriceerd. Het Westen
kan een weerwoord bieden door gematigde religieuze leiders (bv. imams) aan bod te laten komen op
de radicale Jihadwebsites en andere mediakanalen die gefrequenteerd worden door jonge moslims. Zij
kunnen de e-Jihadpioniers met gelijke wapens bekampen: citeren uit de Koran, een rolmodel zijn, de
feiten historisch kaderen ... Maar ze kunnen bovendien ook de selectieve, leugenachtige en
tegenstrijdige Jihadistische visie doorprikken en het beschreven geweld in de Koran nuanceren.
Mohammed en Saladin waren immers tijdsgebonden figuren. Tenslotte dienen de religieuze leiders de
mythe onderuit te halen die rust op o.m. Bin-Laden en al-Awlaki. Volgens de Islam zijn ze geen
“sjeiks”.
Uit voorgaande blijkt dat een dialoog noodzakelijk is tussen de politieke en religieuze wereld.
Het internet kan daarbij een faciliterende rol vervullen. Vooraanstaande schriftgeleerden dienen de
Islam aan te passen aan de 21ste eeuw. De sunnah en hadith, de overleveringen betreffende de
handelingen van de Profeet Mohammed, worden daarbij aanschouwd als historisch gebonden
artefacten. Elke hedendaagse interpretatie moet dat indachtig houden. Aangezien de e-Jihadi’s de
Islam misbruiken, situeert de preventie zich in een goede religieuze omkadering van de kwetsbare
moslimjongeren. Islamologen, politicologen en criminologen kunnen in de toekomst onderzoeken hoe
115
de leer van Allah een deradicaliserend effect kan genereren. De godsdienst dient daarbij een positief
bindmiddel te zijn tussen de westerse wereld en de moslimwereld. De grote uitdaging hierbij is de
moslims te laten inzien dat een scheiding tussen kerk en staat mogelijk en wenselijk is.
Terroristische organisaties kunnen slechts overleven, in een wijzigende wereld, als ze de
middelen, het personeel en de know-how hebben om zich aan te passen. Al-Zarqawi toonde dat, toen
de sociale media haar intrede deed, Al-Qaeda hiertoe in staat was. Hij koppelde extreem gruwelijke
videobeelden aan de nieuwe toepassingen van web 2.0. Het Westen maakte een kapitale fout door, op
een moment van twijfel in de Al-Qaedarangen inzake de gebruikte propagandamethode, hier niet op in
te spelen. Burgerlijke en academische e-Jihadmonitoren (bv. Jihadica) dienen daarom professioneel
uitgebouwd en versterkt te worden. Men mag niet alle heil blijven verwachten van de gerechtelijke
wereld. Daarvoor is het te laat. Per Jihadwebsite die wordt afgesloten, staan er binnen enkele uren
verschillende op. Bovendien zijn er e-Jihadi’s die enkel online een carrière uitbouwen. Deze categorie
zou, samen met andere Jihadi’s, wetenschappelijk geïnterviewd moeten worden. Dat er alleen
tweedelijnsonderzoek voorhanden is betreffende de Jihad, blijft vooralsnog een reële lacune.
Al-Qaeda wou de authenticiteit van haar boodschap beklemtonen via media-instellingen met
bijbehorende logo’s. Dat bleek een operationele sterkte die ombuigbaar was tot een zwakte. Als het
Westen erin zou slagen om de beheerders van die media-instellingen uit te schakelen, zal er twijfel in
de rangen van de e-Jihadi’s sluipen. We dienen daarbij telkens een afweging te maken inzake onze
basiswaarden. Alleen als het Westen moreel handelt, zullen de complottheorieën van de e-Jihadi’s niet
tot ontwikkeling kunnen komen.
Hoewel alle onderzochte moederwebsites bijdroegen tot de huidige e-Jihad met passende
propagandavernieuwingen (i.s. Engelstalige webfora en banners), zagen we al-Ekhlaas als bepalend.
Deze website voerde als eerste een discussieronde door met de Al-Qaedatop. Het werd aanzien als hét
propagandamiddel bij uitstek. Religieuze leiders en sociale wetenschappers zouden in de toekomst
kunnen participeren aan de internetdebatten en een andere, geweldloze stem kunnen laten horen.
Daarbij moet men zich vooral tot de basis, de juniorleden en sympathisanten richten. De bestudeerde
Europese Jihadwebsites bevestigden de primordiale rol van de internetpropaganda voor de Jihad met
de inzet van PDF-bestanden en multimediasecties. Hoewel vrouwen normaal gezien alleen
ondersteunende rollen innamen, groeide Malika el-Aroud toch uit tot een rolmodel. Er is nog te weinig
onderzoek verricht naar de rol die vrouwen innemen binnen de e-Jihad. Aangezien vele
moslimmannen momenteel in Syrië vechten, kunnen de vrouwen hun plaats innemen op de webfora. Is
het mogelijk dat, ondanks de uitermate conservatieve houding binnen de Jihad, de vrouwen in de
toekomst een belangrijke rol zullen spelen op het internet? Uit vroeger terreuronderzoek (naar o.a. de
ETA) bleek alvast dat vrouwen in staat zijn uit te groeien tot beduchte terroristen.
116
Op basis van de twee bestudeerde online magazines: “Defenders of the truth” en “Inspire”
werd een overzichtelijke checklist ontworpen. Daarin werden de belangrijkste propagandacategorieën
opgenomen. Op die manier kon men snel tot een propagandadiagnose komen van andere websites. De
auteurs van “Defenders of the truth” en “Inspire” stonden onverschillig ten opzichte van logische
tegenargumenten. Andere visies werden immers afgedaan als des duivels en kwamen nagenoeg niet
aan bod. Gesteund door complottheorieën, verdraaiden ze de feitelijke gebeurtenissen. Het slachtoffer?
Dat waren de moslims, waar ook ter wereld. Zij werden door vijanden bestookt, onderdrukt en
vernederd. Op basis van een opeenstapeling van eenzijdig gerichte argumenten en een dichotoom
wereldbeeld werd de lezer begeleid in de zoektocht naar de “waarheid”. Door middel van de
agressieve en emotionele taal, de symbolische afbeeldingen (bv. juichende mudjahideen) en de
Jihadistische gebruiksvoorwerpen (bv. de kalashnikov) probeerde men het Westen angst aan te jagen
en de Jihad op te hemelen. Bovendien stelde men de virtuele Ummah sterker en eengemaakter voor
dan ze in realiteit was. De Jihadistische boodschappen, eigenschappen, termen en religieuze
tussencitaten werden voortdurend herhaald. Op die manier werd getracht het onderbewustzijn van de
lezer blijvend te beïnvloeden. De koppeling van een koranvers aan een Jihadi-persoonlijkheid gold als
een sterk overtuigingsmiddel. Bij de propagandatechnieken werd “Plain folks” nooit volwaardig
aangetroffen. Aangezien Al-Qaeda zichzelf als een voorhoedebeweging zag, dacht ze haar ideeën niet
uit het Islamitische volk te hoeven halen. Dat geldt als een ideologische zwakte. Aangezien
wereldwijd het merendeel van de moslims de Al-Qaedavisie verwerpt, moet dit duidelijk worden
gesteld op de gematigde websites. Op die manier is een besmettingsgevaar door e-Jihadi’s moeilijker
te verwezenlijken. “Inspire” trachtte de Arabische Lente te claimen voor de Jihad. De revoluties in
Noord-Afrika en het Midden-Oosten ontstonden echter wars van enige Jihadlogica. Dat biedt
opportuniteiten voor het Westen. Toekomstig onderzoek moet gericht zijn op de rol dat het internet
hierbij kan spelen. Vooralsnog lag de focus op de communicatie- en rekruteringsmogelijkheden van
het internet. De Jihadideologie dient bestreden in de publieke en virtuele ruimte.
Met de categorische tabel gingen we aan de slag in het onderzoek naar operationele
Jihadwebsites. De twee onderzochte blogs toonden aan dat Bin-Laden en al-Zarqawi nog steeds sterke
symbolen zijn op het internet. Deze symboliek kan uitgedoofd worden indien men de tegenstrijdigheid
van beide heren benadrukt. Onschuldige mensen opofferen via gruwelijke (zelfmoord)acties werd
nooit door Allah gevraagd. In onze studie van Shariatube kwam naar voren dat de Belgische e-Jihadi’s
een gelijkaardig propagandadiscours hanteerden als Al-Qaeda. Ze beklemtoonden echter de
onrechtvaardige toestand in België. Hiermee spraken ze vele jonge moslims, op zoek naar een
identiteit, aan. Om hier tegen op te treden kan de Belgische staat een onafhankelijk (academisch)
Shariatubeonderzoek uitbouwen. Om de radicale jongeren te reïntegreren in de samenleving is
bovendien een interculturele dialoog een belangrijk middel. Met de oprichters van de sociale media
kan politiek onderhandeld worden, waarbij afdwingbare richtlijnen dienen opgesteld. De e-Jihadi’s
117
verschuilen zich immers, en dat was ook het geval bij de onderzochte Facebookpagina van Eric Omar
Harroun, achter de westerse vrijheid van meningsuiting. Een maatschappelijk debat is noodzakelijk.
Bij Facebook dienen Jihadprofielen- en informatiesites beter opgevolgd te worden. Het is de taak van
academische wetenschappers om in de toekomst hiervoor methodes te ontwikkelen. Op die manier kan
men te weten komen hoe de e-Jihadi’s opereren binnen de sociale media. De lacune binnen de
communicatiewetenschappen dient hiervoor geneutraliseerd te worden. Er is dringend nood aan goede
communicatietheorieën betreffende het online terrorisme.
De Nationalistische e-Jihadi’s van de Al-Qassam Brigades en Hezbollah voerden een sterke
internetpropaganda. Het eigen geweld werd gerechtvaardigd vanuit een slachtofferrol. Zoals de
Globale Jihad werd daarvoor verwezen naar historische Jihadgeleerden. Het waren echter vooral de
operationele verschillen, tussen beide strekkingen, die duidden op een sterke nationale controle op het
uitgedragen verhaal. Ook al haalde Al-Qaeda de Nationalistische Jihad vaak aan als voorbeeld, de Al-
Qassam Brigades en Hezbollah distantieerden zich van de internationale terreuraanslagen van Bin-
Laden. Niet de “Verre” maar “Nabije Vijand” diende angst ingeboezemd te worden. De propaganda
stond in het teken van een diabolisering van de staat Israël. De websites werden frequent geüpdatet en
bevatten gedetailleerde analyses van uitgevoerde aanslagen. Op die manier werd er bijgedragen tot een
virtueel natiegevoel, niet tot een internationale Jihadgemeenschap. Omdat de websites van de Al-
Qassam Brigades en Hezbollah er gestructureerder en professioneler uitzien dan die van de Globale e-
Jihadi’s, bestaat een reëel gevaar dat Al-Qaedasympathisanten in de toekomst propagandamethodes
zullen kopiëren. Omwille van die reden is het belangrijk dat er longitudinaal wetenschappelijk
onderzoek komt naar deze Nationalistische Jihadwebsites.
De Belgische overheid zal in de toekomst nog meer moeten investeren in het onderzoek naar
radicalisering. Antwerpen richtte in 2011 een “denktank deradicalisering” op met vertegenwoordigers
van de lokale politie, preventiediensten en OCAD. Elke grootstad in België dient hiervoor financiële
middelen vrij te maken opdat radicalisme bij moslimpubers vroegtijdig kan vastgesteld worden. Men
mag echter niet vervallen in een klopjacht op alle moslims. Naar analogie met het criminologisch
rapport van de Gentse “Sociale Veiligheidsanalyse” over de radicalisering van Muriel Dugauque,
dienen wetenschappelijke- en overheidsrapporten en onderzoekscentra ontwikkeld m.b.t. de
internetradicalisering. De impact van het geschreven woord en videobeelden op jonge moslims moeten
onderzocht worden. De Masterproef vormde een eerste aanzet. Er werd daarin een kader gecreëerd
voor toekomstig wetenschappelijk onderzoek.
Bij internetderadicaliseringsprogramma’s werkt elke westerse overheid het best samen met
mensen die dicht bij de geradicaliseerde jongeren staan en waarmee ze sociale banden hebben: ouders,
vrienden, leraars, straathoekwerkers ... De hierboven beschreven religieuze leiders dienen als rolmodel
118
naar voren geschoven te worden. Hiervoor is een maatschappelijk draagvlak noodzakelijk. Jongeren
dienen over positieve perspectieven te beschikken. Alleen dan dooft de terreur. De overheid moet niet
alleen aan symptoombestrijding doen op het internet. De echte oorzaken van de online radicalisering
liggen in de politieke, sociale en economische situatie van de westerse (moslim)jongeren.
Wetenschappers dienen de voedingsbodem voor de Jihad in kaart te brengen. Zolang de e-Jihadi’s erin
slagen het doelpubliek van een identiteit te voorzien, zal het propaganda-aanbod op het internet blijven
aanslaan. Denemarken, in haar bestrijding van de Jihadistische groepering “Kaldet Til Islam”, heeft
veel beleidservaring inzake het ombuigen van het Jihaddiscours. Dat beleid kan als voorbeeld dienen.
De belangrijkste verdienste van de internetpropaganda van Al-Qaeda was dat ze erin slaagde
om het idee van de virtuele voorhoede en Ummah intrede te doen vinden bij vele jonge moslims.
Aangezien zij een verhoogd risico lopen om door te “schieten” in het radicaliseringsproces, zullen
gerechtelijke overheden en de academische wereld moeten samenwerken om een tegengewicht te
bieden aan een sterk ideologisch verhaal.
119
Bibliografie
AIVD (2012). Het Jihadistisch internet: kraamkamer van de hedendaagse Jihad. Geraadpleegd op 2
november, 2012 op www.aivd.nl.
Akerboom, E. (2010). Countering violent extremist narratives. NCTb.
Arquilla, J. & Borer, D.A. (Eds.) (2007). Information strategy and warfare: a guide to theory and
practice. New York: Routledge.
Al-Badayneh, D.M. & Gunes, I.D. & Ozeren, S. (2007). Understanding terrorism: analysis of
sociological and psychological aspects. Washington: IOS Press.
Al Mosul Media (2009). Defenders of the truth. Geraadpleegd op 12 maart, 2013 op
http://thejihadproject.files.wordpress.com/2011/04/defendersoftruth1.pdf.
Altheide, D. L. (2009). Terror post-9/11 and the media. New York: Peter Lang Publishing.
Baarda, B. (2009). Dit is onderzoek! Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek.
Groningen: Noordhoff Uitgevers.
Bachman, R. & Schutt, R.K. (2008). Fundamentals of research in Criminology and criminal justice.
Londen: Sage Publications.
Bakker, E. (2006). Jihadi terrorists in Europe: their characteristics and the circumstances in which
they joined the jihad: an exploratory study. Den Haag: Netherlands Institute of International
relations Clingendael.
Balnaves, M. & Donald, S.H. & Shoesmith, B. (2009). Media theories & approaches: a global
perspective. New York: Palgrave Macmillan.
Bartlett, J. & Birdwell, J. & King, M. (2010). The edge of violence. Londen: Demos.
Benschop, A. (2011). CyberJihad Internationaal: waarom terroristen van internet houden.
Geraadpleegd op 21 oktober, 2012 op http://www.sociosite.org/.
120
Bergesen, A.J. (2008). The Sayyid Qutb reader: selected writings on politics, religion, and society.
New York: Routledge Taylor & Francis Group.
Betlem, F. (2013). ‘Beeldvorming militante vrouwen vaak gedramatiseerd’. Geraadpleegd op 2 april,
2013 op http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/.
Billet, J. & Waege, H. (Eds.) (2006). Een samenleving onderzocht: methoden van sociaal-
wetenschappelijk onderzoek. Antwerpen: Uitgeverij De Boeck nv.
Bjorgo, T. (Ed.) (2005). Root causes of terrorism: myths, reality and ways forward. Londen:
Routledge.
Bloom, M. (2011). Uit overtuiging: vrouwen en terrorisme. Amsterdam: Uitgeverij Luitingh.
Bokhari, L. & Hegghammer, T. & Lia, B. & Nesser, P. & Tonnessen, T. (2006). Paths to global
Jihad : radicalisation and recruitment to terror networks. Proceedings from a FFI Seminar.
Oslo: FFI.
Booij, M. & Lewis, P. & Saunders, M. & Thornhill, A. & Verckens, J.P. (2011). Methoden en
technieken van onderzoek. Amsterdam: Pearson Education.
Brachman, J.M. (2009). Global Jihadism: theory and practice. Londen: Routledge.
Brysaert, M. (2006). Psychologie. Gent: Academia Press.
Bunt, G.R. (2003). Islam in the Digital Age: e-Jihad, online Fatwas and cyber Islamic environments.
Londen: Pluto Press.
Burke, J. (2004). Al Qaeda. Foreign Policy, (142), 18-26.
Burleigh, M. (2009). Bloed en woede. Amsterdam: De Bezige Bij.
Byman, D. (2011). The Lebanese Hizballah and Israeli Counterterrorism. Studies in conflict &
terrorism, 34 (12), 917-941.
121
Chen, H. & Chung, W. & Qin, J. & Reid, E. & Sageman, M. & Weimannn, G. (2008). Uncovering the
dark web: a case study of Jihad on the web. Journal of the American society for information
science and technology, 59 (8), 1347-1359.
Chen, H. & Lai, G. & Qin, J. & Reid, E. & Zhou, Y. (2005). US domestic extremist groups on the
web: link and content analysis. Geraadpleegd op 2 november, 2012 op
www.computer.org/intelligent.
Chen, H. & Reid, E. (2007). Internet-savvy U.S. and Middle Eastern extremist groups. Mobilization:
an international Quarterly Review, 12 (2), 177-192.
Collins, S. & Lieberman, J. (2008). Violent Islamist extremism, the internet, and the homegrown
terrorist threat. USA: United States Senate Committee on Homeland Security and
Governmental Affairs.
Conway, M. (2012). From al-Zarqawi to al-Awlaki: the emergence of the internet as a new form of
violent radical milieu. Geraadpleegd op 2 november, 2012 op http://www.isodarco.it/courses/.
Coolsaet, R. (2005). Al-Qaeda the myth: the root causes of international terrorism and how to tackle
them. Gent: Academia Press.
Coolsaet, R. (2008). Jihadi terrorism and the radicalisation challenge in Europe. Hampshire:
Ashgate Publicing Company.
Coolsaet, R. (2009). Macht en waarden in de wereldpolitiek: actuele vraagstukken in de internationale
politiek. Gent: Academia Press.
Coolsaet, R. (Ed.) (2011). Jihadi terrorism and the radicalisation challenge: European an American
experiences.
Crilley, K. (2001). Information warfare: new battlefields terrorists, propaganda and the internet. Aslib
Proceedings, 53 (7), 250-264.
Crow, L. & Semmens, N. (2008). Researching Criminology. New York: McGraw-Hill Open
University Press.
122
Decorte, T. (2012). Methoden van onderzoek: ontwerp en dataverzameling: een handleiding. Gent-
Academia Press.
Defense Intelligence Agency USA (2002). The Al-Qaeda constitutional charter and pledge of
allegiance for new members. Washington.
Defleur, M.L. (2010). Mass communication theories: explaing origins, processes, and effects. Boston:
Allyn & Bacon.
De Morgen (2010). El Aroud blijft lidmaatschap van terreurorganisatie ontkennen. Geraadpleegd op
11 maart, 2013 op http://www.demorgen.be/dm/nl/989/Binnenland/.
De Stoop, C. (2010). Vrede zij met u, zuster: het verhaal van een westerse zelfmoordterroriste.
Amsterdam: De Bezige Bij.
EUROPOL (2012). TE-SAT 2012: EU terrorism situation and trend report. Geraadpleegd op 6
november, 2012 op https://www.europol.europa.eu/sites/default/files/publications/.
Evans, R. & Neumann, P. & Pantucci, R. (2011). Locating Al-Qaeda’s Center of Gravity: the role of
Middle Managers. Studies in conflict & terrorism, 34 (11), 825-842.
Fermin, A. (2009). Islamitische en extreem-rechtse radicalisering in Nederland: een vergelijkend
literatuuronderzoek. Rotterdam: Risbo.
Gadd, D. & Karstedt, S. & Messner, S.F. (2012). The SAGE Handbook of Criminological research
methodes. Los Angeles: Sage Publications.
Gearty, C. (1996). The international library of criminology, criminal justice & penology: terrorism.
Alderschot: Dartmouth.
Golan, G.J. & Johnson, T.J. & Wanta, W. (Eds.) (2010). International media communication in a
global age. New York: Routledge.
Global Islamic Media Front (n.d.). “The life of Baitullah Masood”. Geraadpleegd op 25 oktober, 2012
op http://theunjustmedia.com/Islamic.
Griset, P.L. & Mahan, S. (2008). Terrorism in perspective. Londen: Sage Publications.
123
Groen, J. & Kranenberg, A. (2010). Women warriors for Allah: an Islamist network in the
Netherlands. Pennsylvania: University of Pennsylvania Press.
Gubrium, J.F. & Holstein, J.A. (2008). Handbook of constructionist research. Londen: The Guilford
Press.
Guldentops, J. (1996). Internet en geschiedenis. Leuven: Uitgeverij Acco.
Halevi, J.D. (2003). 39 principles of Jihad. Geraadpleegd op 11 november, 2012 op
http://www.actforamericaeducation.com/.
Herman, E.S. (2003). The propagandamodel: a retrospective. Geraadpleegd op 6 november, 2012 op
http://www.chomsky.info/onchomsky/20031209.htm.
Holmes, D. & Jones, P. (2011). Key concepts in media and communications. Londen: Sage
Publications.
Horsburgh, N. & Jordán, J. & Torres, M. R. (2006). Analysis and evolution of the Global Jihadist
Movement Propaganda. Terrorism and political violence, 18 (3), 399-421.
Hudson, R.A. (2005). The sociology and psychology of terrorism: who becomes a terrorist and why?
Honolulu: University Press of the Pacific.
Huybrechts, P. (2013). Voetbalbelofte bij Beerschot, bekeerd door Sharia4Belgium, radicale
moslimstrijder in Syrië. Het Nieuwsblad, 2013, p. 8.
Huybrechts, P. (2013). Terreur-experts waarschuwen: hou onze jongeren weg uit Syrië. Het
Nieuwsblad, 2013, p. 10.
Inspire (2011). The tsunami of change: the unfolding revolution has brought with it a wave of chang.
Geraadpleegd op 20 maart, 2013 op http://azelin.files.wordpress.com/2011/03/inspire-
magazine-5.pdf.
Institute for Strategic Dialogue (2012). Radicalisation: the role of the internet. Geraadpleegd op 4
november, 2012 op http://www.strategicdialogue.org/.
124
Intelligence and Terrorism Information Center at the Israel Intelligence Heritage &
Commemoration Center (IICC) (2008). Bin-Laden and the internet. Geraadpleegd op 18
februari, 2013 op http://www.intelligence.org.il/.
International Centre for the study of radicalisation and political violence (2009). Countering online
radicalisation: a strategy for action. Geraadpleegd op 25 oktober, 2012 op
http://www.icsr.info.
International Institute for Counter-Terrorism (2012). In the depths of jihadist web forums:
understanding a key component of the propaganda of jihad. Geraadpleegd op 2 november,
2012 op http://www.ict.org.il/LinkClick.aspx?.
Internet-Haganah (2013). Glorious eMujahideen re-invade Facebook. Geraadpleegd op 9 april, 2013
op http://internet-haganah.com/harchives/006979.html.
Jackson, J. (2012). Why do people comply with the law? Legitimacy and the influence of legal
institutions. British Journal of Criminology, 1-23.
Jewkes, Y. & Yar, M. (Eds.) (2009). Handbook of internet crime. Abingdon: Willan Publishing.
JVR (2013). Wie komt nu aan het roer bij Sharia4Belgium? Geraadpleegd op 8 april, 2013 op
http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=DMF20120920_00303983.
Kavoori, A. (2011). Reading You Tube: the critical viewers guide. New York: Peter Lang Publishing.
Kraska, P.B. & Neuman, W.L. (2008). Criminal justice and criminology: research methods. Boston:
Pearson Education.
Lagast, C. (2013). ‘Al Qaeda verliest twee kopstukken’. Het Nieuwsblad.
Laswell, H.D. (2008). The theory of political propaganda. The American political science review, 21
(3), 627-631.
Liepman, A. (2013). Al Qaeda is weak and bungling – butt stil dangerous. Geraadpleegd op 4 maart,
2013 op http://www.usnews.com/opinion/.
125
Meijer, R. (2009). Global Salafism: Islam’s new religious movement. New York: Columbia University
Press.
Meir Amit Intelligence and Terrorism Information center (2012). Hezbollah: portrait of a terrorist
organisation. Geraadpleegd op 12 april, 2013 op http://www.terrorism-info.org.il/.
MEMRI (2007). The enemy within: where are the Islamist/Jihadist websites hosted and what can
be done about it? Geraadpleegd op 16 november, 2012 op http://www.memri.org/.
MEMRI (2012). Jordanian Salafi-Jihadi Abu Muhammad Al-Tahawi: ‘We will enter Palestine from
Jordan, Egypt, Lebanon, and Syria’ to wage Jihad and liberate it. Geraadpleegd op 2
november, 2012 op http://www.memri.org/.
MEMRI (2012). The life and legacy of American Al-Qaeda onle Jihad pioneer Samir Khan – Editor of
Al-Qaeda magazine “Inspire” and a driving force behind Al-Qaeda’s push for ‘lone wolf’
terror attacks in West. Geraadpleegd op 3 oktober, 2012 op http://www.memri.org/.
MEMRI (2013). ISI confirms that Jabhat Al-Nusra is its extension in Syria, declares ‘Islamic State of
Iraq and al-Sham’ as new name of merged group. Geraadpleegd op 9 april, 2013 op
http://www.memri.org/report/en/0/0/0/0/0/0/7119.htm.
Miller, K. (2005). Communication theories: perspectives, processes, and contexts. New York:
McGraw-Hill.
Mohammed, S.M. (2012). The (Dis) information age: the persistence of ignorance. New York: Peter
Lang Publishing.
Moussalli, A.S. (1999). Historical dictionary of Islamic fundamentalist movements in the Arab
World, Iran and Turkey. Londen: The Scarecrow Press.
Nabi, R.L. & Oliver, M.B. (Eds.) (2009). The SAGE handbook of media processes and effects.
Londen: SAGE Publications.
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) (2006). Jihadisten en het internet.
Geraadpleegd op 2 maart, 2011 op http://www.nctb.nl/.
126
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (2010). Jihadisten en het internet: update 2009.
Geraadpleegd op 2 november, 2012 op www.nctb.nl.
NEFA (2009). Anwar al Awlaki: “44 Ways to Support Jihad”. Geraadpleegd op 18 februari, 2013 op
www. nefafoundation.org.
New York Times (2013). An internet Jihad aims at U.S. viewers. Geraadpleegd op 28 februari, 2013
op www.nytimes.com.
Nightingale, V. (Ed.) (2011). The handbook of media audiences. Oxford: Blackwell Publishing.
Norton, A.R. (2007). Hezbollah: a short history. Princeton: Princeton University Press.
Palestine-Israel Journal (2013). “New” versus “Old” Terrorism. Geraadpleegd op 30 april, 2013 op
http://www.pij.org/.
Paletz, D.L. & Schmid, A.P. (Eds.) (1992). Terrorism and the media. Londen: Sage Publications.
Pargeter, A. (2008). The new frontiers of Jihad: radical Islam in Europe. Londen: I.B. Tauris & Co.
Ltd.
Pauwels, L. (2010). Van klassieke naar hedendaagse causale verklaringen van criminaliteit en
onveiligheid. Gent: Universiteit Gent.
Phares, W. (2005). Future Jihad: terrorist strategies against the west. New York: Palgrave
Macmillan.
Phares, W. (2007). The war of ideas: Jihad against democracy. New York: Palgrave Macmillan.
Ramsay, G. (2009). Relocating the virtual war. Defence against Terrorism Review, 2 (1), 31-50.
Richardson, L. (2007). Wat terroristen willen: de vijand begrijpen, de dreiging beteugelen.
Amsterdam: Uitgeverij Contact.
Ritchie, J. & Lewis, J. (Eds.) (2003). Qualitative research practice: a guide for Social Science
students and researchers. Los Angeles: Sage Publications.
127
Roex, I. & Stiphout, S. & Tillie, J. (2010). Salafisme in Nederland: aard, omvang en dreiging.
Amsterdam: IMES.
Rogan, H. (2006). JIHADISM ONLINE: A study of how al-Qaida and radical Islamist groups use the
internet for terrorist purposes. Kjeller: Forsvarets Forskningsinstitutt.
Rogan, H. (2007). Al-Qaeda’s online media strategies: from Abu Reuter to Irhabi 007. Kjeller:
Forsvarets Forskningsinstitutt.
Rogan, H. (2007). Abu Reuter and the e-Jihad: virtual battlefronts from Iraq to the Horn of Africa.
Geraadpleegd op 5 november, 2012 op http://www12.georgetown.edu/sfs/.
Sageman, M. (2008). Terrorism in the age of the internet. Philadelphia: University of Pennsylvania
Press.
Sageman, M. (2008). Leaderless Jihad. Philadelphia: University of Pennsylvania Press.
Schultz, R. (2008). Virtual sanctuary enables global insurgency. In J.H. Norwitz (Ed.), Armed groups:
studies in national security, counterterrorism, and counterinsurgency (431-446). USA: Naval
war college press.
Schmid, A.P. (Ed.) (2011). The Routledge handbook of terrorism research. Londen: Routledge.
Silke, A. (2008). Holy warriors: exploring the psychological processes of Jihadi radicalization.
European Journal of Criminology, 5 (1), 99-123.
Smith, S.E. (2009). Can a United States strategic propaganda campaign succeed over the militant
Jihad propaganda campaign by the Taliban and Al-Qa’ida? Geraadpleegd op 5 november,
2012 op http://www.lamp-method.org/eCommons/ShelSmith.pdf.
Soriano, M.R.T (2010). The road to Media Jihad: The propganda actions of Al-Qaeda in the Islamic
Maghreb. Terrorism and political violence, 23 (1), 1-131.
Stout, D.A. (2006). The Routledge encyclopedia of religion, communication, and media. Londen:
Routledge.
128
Strijker, T.A. (2010). Training voor terrorisme: de training van westerse Jihadisten. Leiden: Centrum
voor Terrorisme en Contraterrorisme.
The New York Times (2007). An internet Jihad aims at U.S. viewers. Geraadpleegd op 22 oktober,
2012 op http://www.nytimes.com/2007/10/15/us/15net.html.
Tsfati, Y. & Weimann, G. (2002). Www.terrorism.com: terror on the internet. Studies in conflict &
terrorism, (25), 317-332.
Van Den Broeck (2012). Vrouwelijke terroristen: ontaarde moeders en ondeugende buurmeisjes.
Knack.
Van Hiel, A. (2008). Politieke psychologie. Gent: Academia Press.
Veiligheid en Preventie (Sécurité et Prevention) (Sociale Veiligheidsanalyse) (2011). Polarisering en
radicalisering : een integrale preventieve aanpak. Geraadpleegd op 25 september, 2012 op
https://besafe.ibz.be/NL/.
Vermaat, E. (2006). Nederlandse Jihad: het proces tegen de Hofstadgroep. Soesterberg:
Aspekt Publishers.
Vermeulen, G. (2011). Strafrecht: strafwetboek, wetboek van strafvordering, bijzondere wetten.
Antwerpen: Maklu.
Verstraeten, H. (2004). Communicatiewetenschap : een inleiding tot het media-onderzoek. Gent:
Academia Press.
Volders, B. (2012). How terrorist groups end: countering Al Qaida. University of Hull.
Vranckx, R. (2011). De vloek van Osama: tien jaar die de wereld hebben verscheurd. Antwerpen: De
Bezige Bij.
Vranckx, R. (2013). In het spoor van Rudi Vranckx. Geraadpleegd op 13 november, 2012 op
https://www.facebook.com/#!/InHetSpoorVanRudiVranckx.
Walton, D. (2007). Media argumentation: dialectic persuasion, and rhetoric. Cambridge: Cambridge
University Press.
129
Weimann, G. (2006). Terror on the internet: the new arena, the new challenges. Geraadpleegd op 1
oktober, 2012 op http://books.google.be/books?hl.
Weimann, G. (2006). Terror in Cyberspace. Geraadpleegd op 20 oktober, 2012 op
http://scholarship.law.marquette.edu/.
Weimann, G. (2011). Cyber-Fatwas and terrorism. Studies in conflict & terrorism, 34 (10), 765-781.
Weimann, G. (2012). Lone wolves in cyberspace. Journal of terrorism research, 3 (2).
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) (2010). Jong en multimediaal:
mediagebruik en meningsvorming onder jongeren, in het bijzonder moslimjongeren.
Amsterdam: Beckfield Hall Publishers.
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (2012). Radicalisering en Jihad.
Geraadpleegd op 2 november, 2012 op http://www.wodc.nl.
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (2012). Waarom jongeren radicaliseren en
sympathie krijgen voor terrorisme: onrechtvaardigheid, onzekerheid en bedreigde groepen.
Geraadpleegd op 6 november, 2012 op http://www.wodc.nl.
Wijvekate, M.L. (1991). Onderzoeksmethoden. Utrecht: Het Spectrum.
Yousef, M. H. (2010). Zoon van Hamas: waargebeurd verhaal van terreur, verraad, politieke intriges
en onmogelijke keuzes. Kampen: Uitgeverij Kok.
Zemni, S. (2006). Politieke Islam, 9/11 en Jihad. Leuven: Uitgeverij Acco.
130
Eindnoten 1 De roots van de familie Bin-Laden ligt in Yemen. 2 Radicalisme beschrijft echter volgens de onderzoekers van het Wetenschappelijk Onderzoek- en
Documentatiecentrum een toestand: “Een geesteshouding waarmee de bereidheid wordt aangeduid om de
uiterste consequentie uit een denkwijze te aanvaarden en die in daden om te zetten. Die daden kunnen maken dat
op zichzelf hanteerbare tegenstellingen escaleren tot een niveau waarop deze de samenleving ontwrichten,
doordat er geweld aan te pas komt, het tot gedrag leidt dat mensen diep kwetst of in hun vrijheid raakt of
doordat groepen zich afkeren van de samenleving”. (Doosje, 2009, p. 1) 3 Zo stelde bijvoorbeeld de Belgische strafwetgever volgende definitie op voor het terroristische misdrijf: “Het
terroristische misdrijf is het misdrijf bepaald in de §§ 2 en 3 dat door zijn aard of context een land of een
internationale organisatie ernstig kan schaden en opzettelijk gepleegd is met het oogmerk om een bevolking
ernstige vrees aan te jagen of om de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te
dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling, of om de politieke, constitutionele,
economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of
te vernietigen”. (Vermeulen, 2007, pp. 59-60) 4 Phares (2005, p. 137) heeft het over “de zes onderdelen van de Jihad”: Economische Jihad (bv. olie als wapen),
Ideologische Jihad, Politieke Jihad (i.e. het bereiken van het publiek), Inlichtingen Jihad (i.e. infiltratie),
Subversieve Jihad (i.e. ingrijpen op niveau van de vijand) en tenslotte de Diplomatieke Jihad (i.e. controle op het
buitenlands beleid). 5 Sayyid Qutb leefde in de VSA tussen 1948 en 1951. Deze periode was tevens de start van zijn
radicaliseringsproces. Hij werd een opponent van het Amerikaanse racisme tegen Arabieren en moslims, de
morele degradatie van de Amerikaanse samenleving en de Amerikaanse steun aan Israël. In 1951 keerde hij
terug naar Egypte en sloot zich aan bij de Moslimbroederschap. Hij verzeilde verschillende keren in de
gevangenis door zijn oppositie tegen Nasser. Hij schreef er “Signposts on the road”: een moderne Jihaditheorie.
(Arquilla & Borer, 2007, pp. 87-88) 6 De Globale Jihadisten zijn voornamelijk afkomstig uit: Saoedi-Arabië, Egypte en Frankrijk. (Coolsaet, 2008, p.
79) 7 In 1998 werd de “declaration against the Jews and crusaders” afgekondigd door Bin-Laden. Terreurexperts zien
dit als het officiële startpunt van al-Qaeda: “The ruling to kill the Americans and their allies -civilians and
military- is an individual duty for every Muslim who can do it in any country in which it is possible to do it, in
order to liberate the Al-Aqsa Mosque and the holy Mosque (i.e. Mecca) from their grip, and in order for their
armies to move out of all the lands of Islam, defeated and unable to threaten any Muslim.” (Pargeter, 2008, p.
102) 8 “Al-Qaeda in the Arabian Peninsula”. 9 “Al-Qaeda in Mesopotamia”. 10 Hiervoor dienen ook corrupte moslimleiders uitgeschakeld te worden. (NCTb, 2010, p. 47) 11 Door Coolsaet (2008, p. 10) worden ze aangeduid als Islamitische terroristen. Hij geeft Hamas als voorbeeld
omdat zij alleen het politieke leiderschap in Palestina en de vernietiging van Israël tot doelstellingen hebben.
131
Terwijl revolutionaire terroristen zelden een draagvlak hebben, ligt dit volgens Malecková (geciteerd in: Bjorgo,
2005, p. 37) voor de meeste nationalistische en separatistische (genre IRA) terreurorganisaties helemaal anders. 12 De Izz al-Din al-Qassam brigades werden genoemd naar de radicale Sheikh Izz al-Din al-Qassam. Als vader
van de Palestijnse gewapende revolutie werd hij het eerste symbool van de ideologie van de Jihad in de
Islamitische Jihadi-beweging. (Moussalli, 1999, p. 159) 13 “Hamas” staat voor Harakat al-Muqaqama al-Islamiyya en is ontstaan uit de Egyptische Moslimbroederschap.
(Mousssalli, 1999, pp. 76-77) 14 Dit deden ze bv. recent, in november 2012, naar aanleiding van de Israëlische moordaanslag op een
belangrijke militaire leider (al-Jabaari). 15 Websites van sjeiks zijn cruciaal voor de legitimering van de Jihad. De sjeiks spelen een belangrijke rol in het
opzetten van de ideologie en het geven van religieuze legitimiteit aan terreuracties. Echter, velen zitten
momenteel vast op verdenking van steun aan of zelfs betrokkenheid bij het terrorisme. Bijvoorbeeld de website
van Abu Omar (www.almedad.com/tae). (MEMRI, 2007, p. 14) 16 MEMRI (MEMRI, 2007, p. 9) maakte in haar rapport van 2007 melding van de op zichzelf staande categorie:
“fora die gebruikt worden door terroristische organisaties”. Ik maakte daarvan: “webfora van radicale Jihadi-
groeperingen en organisaties” omdat een organisatie veel strikter omschreven wordt in vergelijking met een
groepering. Een organisatie heeft een duidelijke kern, een duidelijke structuur (die niet hiërarchisch hoeft te
zijn), bestaat uit twee of meerdere personen en berust op duurzaamheid (i.e. de contacten zijn niet toevallig).
(Vermaat, 2006, p. 264) 17 Een webblog is een “interactief logboek op het internet”, een soort website. Het wordt gebruikt voor het
bespreken van de actuele gebeurtenissen en als distributiekanaal dat hyperlinks verzorgt naar de populairste
Jihadwebsites. (NCTb, 2006, p. 55) 18 Social Networkins Systems (SMS) zijn webgebaseerde diensten die gebruikers toelaten om een profiel van
zichzelf aan te maken dat publiek, semi-publiek of niet-publiek toegankelijk is. Men kan bovendien een lijst van
gebruikers aanleggen van het eigen netwerk en andere gebruikers hun netwerklijst bekijken. Reeds door loutere
aanwezigheid op het netwerk communiceert de gebruiker. (Stout, 2006, pp. 148-149) Stout (2006, p. 160) gaf
vervolgens aan dat sociale media sterk afhankelijk zijn van de intenties van hun gebruikers. 19 Van al de sociale mediasites is Facebook de meest populaire. Facebook werd in 2004 opgericht door
Zuckerberg en onder invloed van de Harvardstudenten bereikte het reeds in 2006 een groot publiek. Facebook
geeft haar gebruikers de mogelijkheid persoonlijke contacten te leggen en aan lokale netwerking te doen. (Stout,
2006, p. 149) 20 Ter volledigheid wordt door Holmes ook nog gewezen op het bestaan van een zogenaamd “web 2.0 audience”
of een gefragmenteerd publiek dat verspreid is over verschillende (sociale media) platforms: Flickr, You Tube,
Facebook, enz. (Holmes & Jones, 2011, p. 11) Het zou in dit onderzoek echter te verwarrend zijn om
voortdurend het onderscheid tussen cyberpubliek en web 2.0 publiek te maken. Daarom wordt er alleen
gesproken over een cyberpubliek. 21 Dit is het “limited effects model”. (Nabi & Oliver, 2009, p. 20) 22 Silke had het in zijn analyse over “Islamitische radicalisering”. Om geen verwarring teweeg te brengen en uit
respect voor de Islam werd in dit onderzoek geopteerd voor ‘Jihadi-radicalisering’.
132
23 Er zijn verschillende triggers: economisch (bv. jobverlies), sociaal (bv. vervreemding), politiek (bv.
internationaal conflict waar moslims bij betrokken zijn) en persoonlijk (bv. dood van een vriend of familielid).
(Schmid, 2011, pp. 219-220) 24 De basis van de piramide bestaat uit “sympathisanten”: ze ondersteunen de ideologie maar gaan niet akkoord
met geweld om het doel te bereiken. Een hogere laag bestaat uit medestanders. Zij vinden geweld
gerechtvaardigd maar doen er zelf niet aan mee. Daarboven bevinden zich de activisten: personen die een sterk
engagement vertonen ter ondersteuning van de ideologie. Ook zij maken geen gebruik van geweld. In deze laag
bevinden zich de terroristische rekruten. De top van de piramide bestaat uit de “radicalen”. Zij maken actief
gebruik van illegaal (terreur) geweld. (SVA, 2011, p. 47) 25 Zo beschrijft Holbrook (geciteerd in: Schmid, 2011, pp. 280-293) in chronologische volgorde alle Al-Qaeda
communiqués uitgevoerd door Bin-Laden en al-Zawahiri. 26 Men beschouwt de realiteit als sociaal geconstrueerd waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor de
massamedia. (Balnaves & Donald & Shoesmith, 2009, p. 76) 27 Rawls (20ste eeuw) vond dat de rede noodzakelijk is om de massa te overtuigen. Le Bon (eind 19de eeuw)
daarentegen opperde dat de massa zich niet laat beïnvloeden door rationele argumenten maar wel door kleurrijke
beelden en verhalen. (Walton, 2007, pp. 96-97) 28 Meer bepaald van de dertiende eeuw. 29 Het Soenisme is afgeleid van de term “Sunni” wat zoveel betekent als “iemand die de tradities van de Profeet
volgt”. De scheiding tussen Sji’iten en Soeniten verwijst naar de opvolgingsstrijd van de profeet Mohammed. De
Soeniten verkozen Abu Bakr, de adviseur van Mohammed, als zijn opvolger. De Sji’iten daarentegen vonden dat
de opvolgers van de Profeet alleen uit diens familie konden komen. 30 Vandaar de term Salafist. 31 Het nadeel van deze strategie is dat, ondanks het feit dat men meer vrijwilligers kan bekomen, de Jihadi’s over
te weinig kennis en militaire vaardigheden beschikken om succesvolle terreuractiviteiten te kunnen ontplooien.
(Ramsay, 2009, p. 44) 32 Eerste blauwdruk verscheen reeds in 1990. (Bokhari & Hegghammer & Lia & Nesser & Tonnessen, 2006, p.
43) 33 Awan, een Jihadonderzoeker, merkte m.i. terecht op: “The virtual or media Jihad has not only gained
prominence and credibility as a wholly legitimate alternative to traditional conceptions if Jihad, but has also
progressively outpaced the militaristic or physical Jihad in the modern era”. (Conway, 2012, p. 9) 34 Irhabi is afkomstig van het Arabisch woord “Irhabiyyun” wat “terroristen” betekent. Tsouli zag zichzelf dus
als terrorist. (Rogan, 2007, p. 21) De 007 verwijst naar James Bond: een Brits geheim agent met speciale
vaardigheden. 35 Onderzoeker Verrells had het zelf over een internetverslaving van Tsouli. (Ramsay, 2012, p. 47) 36 Het feit dat het internet een uitermate dominante positie innam in zijn radicaliseringsproces is uniek en kon
daarom rekenen op veel (pers)belangstelling. (International Centre for the study of radicalisation and political
violence, 2009, p. 12). 37 Jihadi’s erkenden de waarde om niet-Jihadwebsites te besmetten om zo een nog groter publiek te bereiken.
Ook mainstream Arabische media werden getroffen. Wikinews werd door de e-Jihadi’s sterk aanbevolen.
133
Volgens het Terrorism Research center circuleerde volgend citaat op verschillende Jihadi-webfora: “go to
Wikinews and circulate the news of the Jihad and the Mudjahideen”. (Denning, 2009, p. 6) 38 Zijn blog update hij vanuit het huis van zijn ouders in het Amerikaanse North Carolina. (New York Times)
Over het tijdstip waarop hij deze blog oprichtte, is echter onduidelijkheid. Tussen 2001 en 2005 wordt
gespeculeerd. (MEMRI, 2012) 39 Khan verwijst naar de gekende fatwa van Azzam: “In defense of muslim lands: the first obligation after
Imaan”. Khan vraagt Allah dat deze fatwa voortdurend “to be the dagger in the throat of the disbelievers,
apostates, and hypocrites”. (MEMRI, 2012) 40 Afkomstig uit het eerste nummer van Inspire. (MEMRI, 2012) 41 Dat was de omgekeerde beweging als traditioneel! 42 Onder hen waren: Abel Daoud (wou autobomaanslag plegen in Chicago in 2012), Iqbal (beschuldigd in 2012
van leiderschap van een terreurnetwerk en in het bezit van al-Awlaki’s “44 ways to support Jihad” en Inspire),
Emde (in 2011 gearresteerd na mislukte poging Groot-Brittannië binnen te komen en was in het bezit van “How
to make a bomb in the kitchen of your mom”), Khan en Shasta (beiden gearresteerd in 2011 en waren in het
vroege stadium van het aanmaken van een bom. Bovendien waren ze in het bezit van “How to make a bomb in
the kitchen of your mom”). 43 Een sjeik is een Arabische leider of een leider van een stam. (Chen & Chung & Qin & Reid & Sageman &
Weimannn, 2008, p. 1350) 44 Gebruikers konden actief informatie uploaden en hoefden niet langer alleen te downloaden. 45 Omdat ze stemden voor politici en hen op die manier aan de macht hielpen. Bovendien betaalden de
Amerikaanse burgers belastingen waardoor de Amerikaanse staat kon blijven voortbestaan. 46 Ook ‘Al-Qaeda in the land of the two rivers’ wordt gebruikt. (Rogan, 2007, p. 91) 47 Al-Zawahiri richtte zich tot al-Zarqawi met volgende boodschap: “The general opinion of our supporters does
not comprehend that (it is justified), and this general opinion falls under a campaign by the malicious, perfidious
and fallacious (Western) media”. (Rogan, 2007, p. 92) 48 “Al-Neda” betekent: “De oproep”. (Rogan, 2007, p. 101) 49 As-Sahab is de producent van alle Bin-Laden en al-Zawahiri video- en audioboodschappen. Hiermee wordt
aangegeven dat deze media-instelling veel autoriteit geniet binnen Al-Qaeda. Bovendien promoot As-Sahab
andere belangrijke Jihadi’s aan het publiek en produceert ze documentaires over de Jihad. Opvallend is dat de
producties sterk technologisch uitgebouwd zijn met cinematografische effecten. Bovendien werkt men met niet-
Arabische ondertitels wat erop wijst dat men ook het Westerse publiek wil bereiken. (Rogan, 2007, pp. 90-91) 50 Andere mediacentra waren: “as-Sahab” en het “Global Islamic Media Front”. 51 Oorspronkelijk waren webfora niet alleen bedoeld om Jihadi-publicaties in op te slaan. Men verzond er
boodschappen en bovenal oorlogscorrespondentie van én naar Jihadi’s op het slagveld. (International Institute
for Counter-Terrorism, 2012, p. 40) Op de Jihadi-webfora werden op actieve wijze onderwerpen betreffende de
Jihad bediscussieerd. Op die manier behield Al-Qaeda contact met haar basis. (International Institute for
Counter-Terrorism, 2012, p. 2) 52 “URL” staat voor Uniform Resource Locator. 53 Maar op gespannen voet kwam te staan met “Al-Qaeda in Irak”.
134
54 Volgens Professor Bakker wijzigde Nederland bv. recent haar wetgeving. Dit gebeurde in de nasleep van het
Hofstadproces waarin enkele Jihadi’s terecht stonden (2006). De term ‘voorbereidingshandelingen’ werd er
ingevoerd. Ook de benaming “rekrutering voor de Jihad” verbreedde. Nu werd, na het “zaaien van haat”, het
“financiële luik” onder terrorisme gecategoriseerd. Deze zaken werden echter niet ingevoerd met het oog op het
internetverhaal. (gesprek met Professor Bakker, 8 februari 2013) 55 Genaamd Abd al-Sattar. 56 Deze website is nog steeds operationeel, maar ik vond er zelden Jihadboodschappen. De URL:
www.stcom.net. 57 Volgens Bloom (2011, p. 47) werd recent het Salafisme geïncorporeerd in het Tsjetsjeense verzet. Begin 21ste
eeuw begon Saoedi-Arabië immers manschappen en geld te pompen in de verzetsbewegingen aldaar, die zich,
geïnspireerd op de radicale Islam, wouden afscheiden van Rusland. 58 Uiteindelijk was de vijand toch zwakker dan de voorhoedebeweging. Zo vond men terug op pagina 50: “Soon
their military will be defunct and their economy bankrupt”. 59 Respectievelijk ongeloof, het geloof in verschillende goden of in één god. 60 In dit bestudeerde online magazine werd nooit verwezen naar de Verenigde Arabische Emiraten. 61 De Jordaanse Palestijn Abu Mohammad Al-Maqdisi had een eigen website: “Minbar al-tawhid wa-l-jihad”
(i.e. “Predikgestoelte voor eenheid en Jihad”) waarop o.m. artikels en boeken terug te vinden waren over de
Jihadi-ideologie. Maar de website bevatte ook literair werk van Taymiyyah en Bin-Laden. (Rogan, 2006, p. 18) 62 Het logo in de zwarte vlag leek treffend op dat van de “Islamic State of Iraq”. Het was echter niet dezelfde.
Dat kwam omdat “Defenders of the truth” en “al-Malahem” afkomstig waren van Al-Qaeda op het Arabische
Schiereiland. De “Islamic State of Iraq” was een Jihadistisch project in Irak. 63 Moslimbroeders zoals Abdullah Azzam en al-Zawahiri opereerden er na hun verbanning.
(Burleigh, 2009, p. 439) 64 Ook de VSA werd echter vernoemd. 65 Ook een district van Antwerpen, Borgerhout, werd vermeld. 66 Het einddoel van Sharia4Belgium was van België een moslimstaat maken waar de Shariah heerste. 67 De vuistdikke baard was conform de Jihadistische voorschriften. 68 De moskee werd gebouwd op de plaats waar volgens de overleveringen de Profeet Mohammed met de engel
Gabriël naar de hemel was afgereisd. (Yousef, 2010, pp. 24-25) 69 De Eerste Intifada vond plaats tussen 1987 t.e.m. 1993. De zionistische bezetter werd door de Palestijnen
aangevallen. De Tweede Intifada vond plaats tussen 2000 t.e.m. 2005 en was gericht tegen dezelfde vijand. 70 We zagen reeds dat martelaars, binnen de Jihadideologie, een vooraanstaande rol innamen. Een persoon die
zijn leven wou opofferen voor een politiek doel sprak tot de verbeelding. Deze personen waren bovendien
fanatici die moeilijk te bestrijden waren door de veiligheidsdiensten van Israël. (Burleigh, 2009, p. 465)
Bijkomend hield men op die manier de Jihadi-zaak levend. Door actuele cases op te voeren op de website,
toonde men de vastberadenheid aan. Volgens Coolsaet (geciteerd in: Lagast, 2013, p. 17) werden jongeren op
die manier aangespoord ook de wapens op te nemen. Bij de Al-Qassam Brigades ging deze martelaarcultus zover
dat er een moeilijke selectieprocedure werd ingevoerd omdat er teveel Palestijnen een zelfmoordaanslag wilden
plegen. Een ouder Al-Qassamlid zei daarover: “Als er een wordt geselecteerd, moeten er heel veel anderen
worden teleurgesteld”. Zelfmoordaanslagen werden voorbereid door cellen van drie tot vijf vrijwilligers.
135
71 Hamas gebruikte slogans als: “Ik zal met een glimlach sterven zodat mijn religie leeft” en “Moeder, ik ben
gelukkig dat ik mag sterven voor de vrijheid”. (Richardson, 2006, p. 152) De martelaarcultus was zéér
belangrijk binnen Al-Qassamkringen. 72 In navolging van de Japanse kamikazepiloten tijdens de Tweede Wereldoorlog. 73 Alhoewel Bin-Laden de Hezbollah leider, Nasrallah, als “hulpeloos” bestempelde tijdens de “Tweede
Libanese Oorlog” in 2006 die gericht was tegen Israël. (IICC, 2008, p. 6) 74 De staat Israël bedreigde immers de staat Libanon.
136
Cd-rom: ‘Onderzoeksdata’: analyses van de online magazines en
operationele Jihadwebsites