174
HM II •il ^1 Vil 1 ^Hi ' & ^Hl v^ m van f Lijl-— i «»! * *»^*, 2^ ' ^ -^4 ,-» Jm iS \«^ > ^ > f/ I ^.4 Vorstenstedc ï M.P. VAN BRUGGENT R.S. WASSING e.a. «I •lo»*

Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Citation preview

Page 1: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

HM

II • i l ^ 1

V i l 1

^Hi ' &

^Hl v^

m

van

f Lijl-— i

«»!

* * » ^ * , 2^ ' ^ - 4

,-» Jm

iS \«^

• > ^ >

f / I ^.4

Vorstenstedc ï

M.P. VAN BRUGGENT

R.S. WASSING e.a.

« I

• l o » *

Page 2: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden
Page 3: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

- ^ ^ ^ O l - Z - f l o S3

TU Delft Library Architecture

Julianalaan 134 2628 BL DELFT

Bibliotheek TU Delft P a c . Bou iu ikur tc i e

C 3029033

Page 4: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

I

Page 5: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

DJOKJA EN SOLO

TU Delft Lib,fl-y Architec- "

Julianala&r '04 26?*^ " L ncr rr-p

Page 6: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Inhoud

Voorwoord 5

De Vorstensteden, trefpunten van twee werelden 7

Een eerste verkenning 7

De i'oistcii en hun afhvnst 7 Dl i'orsten en hun Mtus S De i'o/sff»; en de niaat'^chappij g Voisten, cindeni'ij:, en pohtiek 10

Van vorsten en steden: de ontstaansgeschiedenis van Soerakarta en Djokjakarta tot 1870 13

Mataram en de VOC 13

Suhan AgoeniJ, de grote iuhan 14 Amangkoerat I 14 Amangkoerat II 13 Eerste en TweedeJavaame Successie-oorlog, 1704-170S in ijig-172^ l ï De gebeurtenissen van 1740-174^ 16

Soerakarta de nieuwe hoofdstad 16

Di Derde Javaanse SuccesM'-oorloii, I74g-17}7 17

Pahhan XatJaii, di verdehng van hit iijk, in de ••tichtim; van Djokjakaita 18

Andere heren: van Compagnie naar Gouvernement 20

Daciideh en de Vorstenlandeii 20

Het Engelse tiissenbe'ituur 20 Terugkeer van het Nederlandse gezag, i^ouveineiii-nciieraal Van dei Capetten 22 Dejava-oorlog, 1823-18JO 2j Consohdenng van het Nederlandse gezag 25 Vorstelijk ondernemerschap, opvol^ini;spnibleincn 23

Nieuwe tijden, 1870-1940 29

De grote veranderingen: Djokja en Solo worden modern-koloniale steden 29

Het Gouvernement en de vorsten strakker toezicht, nieuwe taken 2g

Javaanse taal en spelling - kadertekst 34

Javaanse benamingen en titels - kadertekst 35

Economie Djokja en Solo als wiitia van de Vorstenlandse ijrootlandbouw ^g Bevolkiiisgroei en sicdehike ontivikkehng 41 De nationale beweguii^in iii Solo in Djokja 4} De garnizoenen 49 De laatste jaren 5 j

Oorlog, bezetting en 'Repubhek Djokja', 1940-1949 59

Van 'Berlijn' tot Kalidjati 59

'Vijanden van ons volk in arrest' interneringen van goiiveinimentswege 39 Steiinjondsen en oorlogsvoorbereiding, houding van de voistin 39 In oorlog met Japan 61 De strijd op Java in de bezetting van Solo en Djokja, 1-6 maait ig4Z 6j

De Japanse bezetting 64

De knjgsgevanginin, inaait-juh ig42 64 Stcnnveileniiig 64 De interneringen 6} De positie van de voistui iijduis di Japaiisi bezittiin; 68 Buiten de kampen 71

De periode na de Japanse capitulatie 72

Politieke ontwikkchngen, Djokjü versus Solo 72 Republikeinse kampen 7^ Indo-Europe'ie organisaties in de Republiek 76 De Tweede Politionele Actie 77 Djokjakaita tot de soeveniniteitsoveidraclit Sj Soeiakaita tot de soevereiniteitsoverdracht 86

Van soevereiniteitsoverdracht tot 'reformasi': Yogya en Solo na 1949 91

Gescheiden wegen 91

Bestiiui en (;emeenti'voimin^ gi

Raja Empat - de Vier Vorsten - kadertekst 94

Stedeboiiwkundige onlwikkelini> g6

Bevolking g8 Economie en wuktieli^inhcid gg Citltuui 101 Hel einde van iin tijdpeik - de 'lelormasi' in Yo^ya en Solo 103

Djokjakarta 114

Straatnamenlijst Djokja Nederlands - Indonesisch 118

Hoofse cultuur: danskunst, wajang, gamelan - kadertekst 128

Garebeg Moeloed - kadertekst 134

De Kratons - kadertekst 142

Soerakarta 150

Straatnamenlijst Solo Nederlands - Indonesisch 155

Istana en Poero - kadertekst 160

Literatuur 176

Page 7: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

'Al heb ik een uitgesproken Westersche opvoeding gehad, toch ben en bHjf ik in de allereerste plaats Javaan.'

A ldus de jonge Hamengkoe Boewono IX m zijn troonrede op i8 maart 1940, ter gelegenheid van zijn installane als sultan van Djokjakarta Treffender had Sultan Henk', zoals hij door zijn Nederlandse vrienden vaak werd ge­

noemd, het wezen van zijn aard en zijn bewind in de jaren nadien inderdaad niet kunnen uitdrukken De troonsbestijging van Hamengkoe Boewono IX markeerde toen voor Djokja het begin van een turbulente penode in de geschiedenis, waarin de sultansstad onder zijn leiding uiteindelijk, via haar tijdelijke rol als regenngszetel van de Republiek Indonesië in de jaren 1946-1949, de aloude nvaal Solo voorgoed zou voorbijstreven als politiek, economisch en cultureel centrum van de Vorstcn-landen In Solo waren juist de twee voorafgaande decennia een tijd van vooiuit-gaiig en bloei geweest, met name m het noordelijke stadsdeel onder bestuur van de tweede vorst, de progressieve Mangkoc Nagoro VII

Wat Hamengkoe Boewono IX m 1940 over zijn persoonlijke instelling zei, gold toen m feite ook voor Djokja en Solo in het algemeen Veel meer dan in het ge­val van de typisch Nederlands-koloniale kustplaatsen op Java, waren het ontstaan van de Vorstensteden in de iSde eeuw, de aard van hun samenleving, hun latere stedebouwkundige ontwikkeling en hun culturele centiumfunctie het resultaat ge­weest van een vooi tdurende wisselwerking tussen traditioneel-Javaanse en wester­se invloeden Dit aspect van Djokjakarta en Soerakarta als ontmoetingsplaats van Oost en West vormt dan ook bij uitstek het centrale thema in het voorliggende, voorlopig laatste deel in Asia Maiors Indische Steden-reeks, Djokja en Solo - Ba ld van de Vorstemteden

Op basis van dit uitgangspunt en als voortvloeisel uit de omstandigheid dat het hier een Nederlandse boekuitgave betreft, ligt de nadruk daann enigszins anders dan m gangbare, in oorsprong overwegend Angelsaksische populaire literatuur over Djokja en Solo Deze laatste legt het accent meestal sterk bij de 'exotische' aspec­ten van de Javaanse cultuur, terwijl de historische achtergronden van beide steden doorgaans met verder worden uitgewerkt dan tot een mm of meer sjabloonmatig en vaak ook nogal pohtiek-correct o\erzicht van enkele belangrijke gebeurte­nissen zoals de deling van het Mataramse rijk, het Britse interim-bestuur en de periode van Djokja's functie als Republikeinse regenngszetel Het Nederlandse koloniale bewind krijgt daarbij vrijwel steeds een marginale en bij voorbaat ne­gatieve rol toebedeeld, waar dit in werkelijkheid juist een der voornaamste bepa­lende iinloedcn in de wordingsgeschiedenis van de Vorstenlanden en hun hoofd­plaatsen IS geweest In Djokja en Solo - Beeld pan de Vor\len^teden wordt nu in de eerste plaats beoogd, op objectieve wijze recht te doen aan de koloniaal-histonsche achtergronden en samenhangen in de ontwikkeling van beide steden

Hoewel zij geen direct verband houden met het huidige Djokja en Solo, ko­men daarbij als eerste kort de oudste boeddhistische en hindoeïstische culturen van Middcn-Java aan de orde, waarvan de nagelaten tempekomplexen van ondermeer de Boroboedoer, Mendoet, Dieng, Prambanan en Soekoeh tegenwoordig de be-langnjkste toenstische trekpleister in deze regio vomien De werkelijke geschiedenis van de Vorstensteden begint hier evenwel met de stichting van het grote Javaanse njk Mataram in de late i6de eeuw De stapsgewijze reductie van dit machtige vor­stendom na ca 1670 ten voordele van de Verenigde Oostindische Compagnie, mede als gevolg van steeds weer oplaaiende opvolgingskwesties aan het hof leidde in 1755 uiteindelijk tot de deling van het rijk in de afzonderlijke Vorstenlanden Djokjakarta en Soerakarta Twee jaar na dit Verdrag van Gianti volgde in Soera­karta al de afscheiding van de Mangkoenagaran, ook weer onder toezicht van de VOC, terwijl in 1812 Brits ingrijpen in Djokjakarta daar eveneens aanleiding gaf tot de instelling van een tweede vorstenhuis, de Pakoealaman

Vervolgens gaat met betrekking tot de 19de eeuw de aandacht allereerst uit naai de problemen rond de tenigkeer van het Nederlandse gezag, die 111 icS2<i uitmond­den in de grote Java-ooriog Deze eindigde pas in 1830, met de gevangenneming van pnns Dipo Nagoro m Magelang De ontwikkeling van Djokja en Solo gedu­rende de volgende decennia stond vooral in het teken van de opkomst van het Europese particuliere cultuurbednjf in de Vorstenlanden Elders op Java was 111 deze penode het Cultuurstelsel van kracht, dat particulier ondernemerschap in het groot landbouwbednjf daai vnjwel onmogelijk maakte De Vorstenlandse cultures nemen m de economische geschiedenis van Ncdcrlands-lndie dan ook een opmerkelijke

uitzonderingspositie in, die van buitengewone betekenis is geweest voor de verde­re maatschappelijke ontwikkeling in deze regio Het Europese cultuurbednjf, dat hier was gebaseerd op de huur van gronden en feodale arbeidsverplichtingen van adellijke bezitters van landrechten, de zogenoemde apanagehouders, leverde bij­voorbeeld een zeer aanzienlijk deel van de inkomsten van de vier vorsten Daar­naast speelde het een belangnjke rol bij de beginnende verwestersing van de Vor­stenlanden, in het bijzonder in de steden Djokja en Solo, en vormde het voor een aantal vorsten, met name uit het Mangkoenagarase Huis, een krachtige stimulans 0111 zelf als cultuurondei nemer actief te worden

Na 1870, toen het Cultuurstelsel geleidelijk aan werd ontmanteld en Neder-lands-Indië goeddeels open kwam voor de Europese grootlandbouw, verloren Djokjakarta en Soerakarta in dit opzicht hun bijzondere status De jaren nadien werden een tijdperk van toenemende gelijkschakeling met de gouvernementslan-den op Java, met steeds verdergaande beperkingen van de vorstelijke macht en op alle terrein groeiende invloed van het Nederlandse element in de Vorstensteedse samenlcMiig Na de eeuwwisseling dwong de Ethische Politiek de vorstenbestu-ren tot grootscheepse maatschappelijke hervormingen, terwijl tegelijkertijd juist in Djokja en Solo de kiem werd gelegd voor de opkomst van de Indonesische onaf­hankelijkheidsbeweging In de decennia voor de Tweede Wereldoorlog kregen de Vorstensteden met ondermeer de 'Europeesche' stadsuitbreidingen Kota Baroe en Villapark hun zo unieke Javaans-Nederlandse aanzien, dat in de hennnenng van zovelen nog altijd voordeeft als de essentie van het specifieke eigen karakter van beide plaatsen

Die afsluitende jaren van Nederlands bewind bleken later ook de laatste peno­de van het traditionele vorstenbestuur In de meest directe zin werd dit al duide­lijk in 1939, toen in beide steden de oude hoofdvorsten overleden, die voordien tientallen jaren lang het 'gezicht' \an Djokja en Solo hadden bepaald de wat af­standelijke, teruggetrokken Sultan Hamengkoe Boewono VIII en de gnlhge, flam­boyante Soesoehoenan Pakoe Boewono X In Djokja had de jonge troonopvolger inderdaad een 'door en door Westersche' vorming ondergaan, compleet met een negenjang studieverblijf in Nederland Niettemin, ot juist daardoor, zou Hameng­koe Boewono IX zich zes jaar later mede aan het hoofd stellen van de Indonesische revolutie en aldus na de soevereiniteitsoverdracht beloond worden met het behoud \an een deel van zijn bestuursmacht over Djokjakarta, als gouverneur van de cen­trale regering

In Solo daarentegen kwam op beslissing van het Gouvernement 111 1939 de al oudere, in zwakke gezondheid verkerende pnns Hangabehi op de troon als Pakoe Boewono XI, die kort voor het einde van de Japanse bezetting reeds overleed Indirect kreeg dit Nederlandse ingrijpen aldus zeer verstrekkende en blijvende gevolgen De onervaren, pas twintigjarige Pakoe Boewono XII, die injuli 194s geheel onvoorbereid zijn vader moest opvolgen, bleek in de navolgende revolu­tiejaren niet in staat adequaat op de veranderende politieke omstandigheden in te spelen Evenals Mangkoe Nagoro VIII, die in 1944 onder vergelijkbare omstandig­heden zijn vader was opgevolgd, werden hem door de Republiek Indonesië na de soevereiniteitsoverdracht definitief de vorstelijke bestuursrechten ontnomen

Deze geschiedenis wordt in Dfokja en Solo - Beeld van di \oistcn^teden natuur­lijk uitvoerig belicht, maar met betrekking tot dejaien \an oorlog, bezetting en Indonesische onafhankelijkheidsstrijd is er ook ruim aandacht voor de Nederland­se betrokkenheid, met ondermeer de internenngen van knjgsgevangenen en bur­gers, de positie van de Indo-Europese bevolking, de bersiap-tijd en de Republi­keinse kampen Een bijzondere plaats is ingeruimd voor de spectaculaire Neder­landse luchtlanding op Magoewo en de andere militaire operaties bij de verovenng van Djokja en Solo tijdens de Tweede Politionele Actie in december 1948, en voor de aansluitende penode tot de ontruiming \an beide steden in respectievelijk juni en november 1949 In de verdere geschiedenis na 1950 ligt de nadruk op de voort­gaande bloei van Djokja als 'culturele hoofdstad' van Java, tegenover Solo's gelijk­tijdige terugval tot provincieplaats van de tweede bestuurlijke rang Ten slotte is hier de actualiteit van mei 1998 van belang, toen Djokja en Solo beide een belang­njke, maar onderling sterk afwijkende rol vervulden bij de dramatische gebeurte­nissen londom de val van het regime-Soeharto

Page 8: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

(hijvlnitt :u pai; S)

Page 9: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

De Vorstensteden, trefpunten van twee werelden

Solo en Djokja, de hoofdsteden van de vorstendommen Soerakarta Hadi-nmgrat en Ngajogjakarta Hadiningrat m het hart van Midden-Java, gelden beide als de onbetwiste hoeders van het Javaanse culturele erfgoed, dat aan

de ho\en in al zijn uitingen tot hoogste levensideaal werd verheven Deze hof­cultuur met haar uitstraling naar alle richtingen van het Javaanse land, vindt zijn oorsprong m het roemruchte Mataram Dit islamitische njk kwam vier eeuwen geleden m Midden-Java tot ontwikkeling en breidde zich in de eerste helft van de 17de eeuw uit over bijna geheel Java en Madoera In de latere loop van zijn onstuimige geschiedenis werd dit machtige sultanaat geleidelijk aan weer geredu­ceerd tot zijn oorspronkelijke kernland, met als laatste overblijfselen en legitieme erfgenamen de huidige voistcndommen Soerakarta (Suiakarta) en Djokjakaita (Jogjakarta, Yogy'akarta)

Om enigszins tot het wezen van Solo en Djokja door te kunnen dringen, is het van essentieel belang inzicht te krijgen in het onmiskenbaar Javaanse karak­ter, dat ten grondslag ligt aan de gehele ontwikkelingsgang die deze steden heb­ben doorgemaakt Uiterlijk lijken Solo en Djokja met zoveel te verschillen van andere grote steden op Java, zoals Semarang, Malang of Soerabaja, maar dat is slechts schijn Geheel volgens Javaanse aard geven zij hun ware identiteit niet zo­maar aan de buitenstaander prijs Achter de facade van een moderne tropische stad, geïnspireerd door westerse ideeën, bouwstijlen en infrastructuui die m de Nederlandse tijd gestaag gestalte kregen, klopt nog steeds het hart van een inge­wikkeld Javaans organisme, dat doorwerkt tot in alle lagen van de samenleving

Het stereotype beeld dat men in Nederland gewoonlijk van Solo en Djokja heeft, stamt uit de laatste vooroorlogse jaren Twee rustige Middenjavaanse ste­den, waar het dagelijks leven volgens een vast ritme verliep en het verkeersbeeld buiten de Europese wijken nog goeddeels werd beheerst dooi de traditionele do-kars, sado's en andongs Op gezette tijden werd de gezapige oosterse sfeei door­broken door de Javaans-islamitische en Nederlandse feestdagen, ter gelegenheid van de sekaten en de garabegoptochten, de verjaardagen van de vorsten en Ko­ningin Wilhelmina, of de races van de Wedloop Sociëteit Mataram en de Ren-vereenigmg Solo Dan waren er duizenden toeschouwers op de been en bruisten Djokja en Solo van leven, en was opeens weer goed te zien hoezeer, ondanks hun toenemend westerse aanzien 111 de jaren voor de wereldoorlog, het Javaanse karakter \an de Vorstensteden domineerde Tegelijkertijd echter lag hier de oor­sprong van de Indonesische nationalistische beweging, waarbij 111 de jaren twin­tig en dertig ook de vorstenhoven in toenemende mate betrokken raakten, en niet toevallig zouden later beide steden een belangrijke rol spelen m de politieke en militaire strijd om de onafliankelijkheid

Een eerste verkenning

Voor de oorlog sprak men algemeen \an de Vorstenlanden Soerakarta en Djok­jakarta, die elk twee hieraichisch geordende, semi-autonome zelfbestuuisgebie-den omvatten De regerende vorsten bezaten m het staatsbestel van Nedeilands-Indie geen absolute macht meer Zij waren bij vroegere contracten gedwongen hun gebieden als leen aan de VOC c q het Gouvernement af te staan en bevon­den zich als gevolg daarvan in een onderhorige positie ten opzichte van de Ne­derlandse staat Als zodanig erkenden zij het oppergezag van het Nederlandse staatshoofd, belichaamd m die verre Majesteit m 's-Gravenhage Sn Bagmda Maharadja Wilhelmina Begenadigd door een hogere kosmische kracht, wahjoe, waaraan zij hun goddelijke waardigheid ondeenden, achtten deze vorsten zich daarnaast door een sterke mystieke band ook rechtstreeks verbonden met de vor­stin en het Oranjehuis, boven de aardse gezagsverhoudingen uit De koningin werd in Indie vertegenwoordigd door de gouverneur-generaal, die als 'grootva­der' (ejang) zoals de officiële aanspreektitel luidde, namens haar waakte over het wel en wee van zijn 'kleinzoons' (wajah), de vorsten

Semi-autonoom zelfbestuur hield enerzijds m dat de vorsten, krachtens de 111 1S30 niet het Nederlands-Indische Gouvernement gesloten en later bijgestelde

contracten, in zaken van openbaar bestuur in alle opzichten door het Europese bestuursapparaat terzijde werden gestaan hi feite betekende dit, dat zij geacht werden hun medewerking te verlenen aan de uitvoenng van het gouverne-mentsbeleid in breedste zin Dit betrof naast mihtaire aangelegenheden aanvan­kelijk vooral zaken als de uitvoenng van openbare, infrastructurele werken de aanleg van wegen en bruggen, spoorwegverbindingen en irngatieprojecten Na de eeuwwisseling kwam er met de Ethische Politiek evenwel ook meer aandacht voor verbetering van onderwijs, medische zorg en landbouwmethoden, politie en rechtspraak, de regeling van de ingewikkelde financiële administiatie en zo meer

Anders dan bij de corresponderende gouvernementsdiensten, waren de Eu­ropese en andere ambtenaren in dienst van de Vorstenlandse instanties - het In­lands Bestuur - op deze terreinen echter in de eerste plaats verantwoordelijk tegenover de vorst Hun directe chef was de njksbestuurder of patih, de hoogste functionaris aan het hot en tevens een naaste bloedverwant \an de vorst Deze stond aan het hoofd van het uitgebreide korps van hof- en bestuursambtenaren en genoot als zodanig veel macht en aanzien In zaken van gemeenschappelijk Vorstenlands en gouvernementeel belang trad hij op als bemiddelaar en woord­voerder van de vorst tegenover zijn tegenhanger van het Europees Binnenlands Bestuur, de resident c q gouverneur In het krachtenveld tussen vorst en gouver­nement nam hij een ambivalente, dualistische positie in Hij stond niet alleen in dienst van de vorst, maar sinds 1812 werd de patih tevens door het Gouvernement benoemd en dienovereenkomstig was hij gouvernementsambtenaar met een vast salans - dat echter deels weer uit de vorstelijke kas werd betaald Het is duidelijk, dat het Gouvernement door deze constructie een belangnjk instrument in handen had om zijn wensen via een omweg aan de zelfbestuurders op te leggen Dit ge­beurde dan ook voortdurend, zij het via een omzichtig diplomatiek spel waarvan beide partijen de regels kenden

Anderzijds betekende zelfbestuur dat de vorsten, tenminste zolang zij de re­gels respecteerden, in hun eigen waarde werden gelaten en binnen hun rijk m tal \an zaken geheel autonoom waren Dit rijksgebied was per traditie gegroepeerd rond de nagoro de kedaton (hoog-Javaans) of kraton (laag-Javaans), het vorste­lijke paleis dat het middelpunt vormt van een uitgestrekte ommuurde hofstad Als een denkbeeldige cirkel lagen hieromheen de nagaragoeng de ommelanden, bestaande uit landenjen van hovelingen en vooraanstaande hotambtenaren Daar­buiten, verder weg van het machtscentrum, waren de buitengewesten, de mon-tjonagoro, die elk onder gezag van een boepati (regent) stonden Binnen zijn feodale rijk was de vorst oorspronkelijk heer en meester over zijn onderdanen HIJ voerde een grote staat, die luister bijzette aan zijn verheven positie van god­koning als stralend middelpunt van het heelal Naast de veelsoortige inkomsten van zijn eigen njk ontving de vorst een jaarlijkse toelage van het Gouvernement, die hem toekwam als geldelijke compensatie voor het erfelijk in leen afgestane gebied

Bestuurlijk gezien waren Soerakarta en Djokjakarta aanvankelijk ingedeeld als residenties met aan het hoofd een resident Bij de bestuurshervormingen van i92'5-i928 werden beide Vorstenlanden tot gouvernement verheven en kregen de residenten ieder een gouverneur boven zich geplaatst In ig^s werd de residents­functie afgeschaft en kwam de assistent-resident rechtstreeks onder de gouver­neur te staan De officiële mondehnge en schnftelijke contacten tussen de vorsten en het gouvernement verliepen via een tolk-vertaler, de zogenoemde 'translateur' Deze ambtenaar diende het Javaans in al zijn schakenngen perfect te beheersen in woord en schrift, gewoonlijk waren deze translateurs leden van de oude Indische families in de Vorstenlanden. zoals in Solo de Kiliaans en in Djokja de Winters

De vonrcn cii hun afhoimt

Wie waren deze vorsten, die met veel plichtplegingen en volgens streng ceremo­nieel door het Nederlandse gezag werden bejegend' Die aan het hof door hun dienaien, de abdi dalem met ontbloot bo\enlijf respectievelijk borstdoek. ge-

7

Page 10: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Pai> 6 gouverneur J Bijleveld van Djokja­karta wordt in de kraton ontvangen door zijn jongere broeder', Sultan Hamengkoe Boe­wono VIII, novemberi937 Duidelijk is hier te zitn hoc de sultan, vergeleken met zijn voorkomen in de slechts enkele maanden oudere foto op het omslag van dit boek, in het najaar van 1937 reeds sterk verouderd en verzwakt was Twee jaar later, op 22 oktober 1939- overleed hij aan de gevolgen van een hartaanval, kort nadat hij in Batavia zijn zoon en opvolger prins 'Henk' Dorodjatoeii van de boot uit Nederland had afgehaald Foto J F Heesterman

RILIÜ'. ontvangst van gouverneur-generaal jhr mr B C de Jonge en zijn echtgenote in het gouverneurshuls te Solo, augustus 1933 Links van de landvoogd staan Soesoehoenan Pakoe Boewono X en gouverneur M J J Treur van Socrakarta, de volwassenen rechts naast me­vrouw De Jonge zijn mevrouw Treur, de officier-lcider van het Legioen van Mangkoe Nagoro, majoor W H Rcterink, en de twee­de vorst van Soerakarta, Mangkoe Nagoro VII Tussen beide dames is op de achtergrond pnns Hangabehi te zien, de latere Pakoe Boe­wono XI, terwijl het jongetje geheel rechts van wie slechts de helft van het gezicht zicht­baar is, waarschijnlijk pnns Soeno Goeritno is, de tegenwoordige Pakoe Boewono XII Foto 'WA Reterink

hurkt voortbewegend werden benaderd, onder het brengen van de eerbiedige groet, de sembah met de handen tegen elkaar voor het gelaat gestrekt, de dui­men ter hoogte van de neus ' Die als idolen aanbeden werden door het Javaanse volk, dat vol ontzag langs de weg neerhurkte, de blik naar beneden gewend wanneer hun goddelijke heer zich in zijn staatsiekoets aan zijn onderdanen ver­toonde '

Begin 1939, het jaar waarin later met het overlijden van de beide 'grote' vor­sten van Djokja en Solo een nieuw tijdperk in de geschiedenis van de Vorsten-landen zou aanbreken en - althans voor de goede verstaander - zich tevens al de voortekenen van het komende einde van het Nederlandse koloniale bestel aan­dienden, waren de verhoudingen aldus De hoogste vorst in rang en aanzien, stammend uit de oudste dynastieke tak, was Sn Soesoehoenan Pakoe Boewono X (reg 1893-1939) van het njk Soerakarta Hadimngrat Het paleis van de soe­soehoenan (of kortweg soenan), de kraton of kedaton, was sinds 1746 gevestigd m de hoofdstad Soerakarta (Solo) Als tweede in de Vorstenlandse hiërarchie volg­de uit een afgesplitste tak Sn Sultan Hamengkoe Boewono VIII (reg 1921-1939), vorst van het rijk Ngajogjakarta Hadimngrat, de kraton of kedaton van dit huis werd 1756 gesticht in de hoofdstad Djokjakarta (Djokja) De derde in rang en aan­zien, uit een zijtak voortgekomen, was Pangeran Adipati Ario Praboe Mangkoe Nagoro VII (reg 1916-1944), pnns van het in 1757 gestichte njk Mangkoenaga-ran Het Mangkoenagarase paleis, de istana (astana) of poero, werd in 1787 en volgende jaren gebouwd in het noordelijke stadsdeel van Solo Als vierde in rang en tevens de jongste van de vorsten regeerde Pangeran Adipati Ano Pakoe Alam VIII (reg 1937-1998), pnns van het in 1813 gestichte njk Pakoealaman De Pakoe-alamanse istana of poero werd gevestigd in een kleine enclave op sultanaatsgebied, noordoostelijk van de kraton in Djokja

Alle vier de vorstenhuizen zijn aan elkaar verwant Ze herleiden hun afkomst uiteindelijk tot een gemeenschappelijke voorouder uit de hoofdtak, de Pancm-bahan Senopati Ingalogo ('Hij voor Wie men een Sembah maakt, de Legeraan­voerder in de Stnjd', reg 1586-1601), die de stichter was van het islamitische njk van Mataram Zoals opgetekend in de Babad Tanah Djawi, de Kroniek van hit Eiland Japa, lag aan diens stamvaderschap een mythische voorspelling ten grond­slag Een schitterende vallende ster gaf als Allah's wil te kennen dat Senopati heerser over Java werd, maar ook dat zijn achterkleinzoon de laatste vorst van

Mataram zou zijn, waarna het njk uiteen zou vallen Een andere legendansche gebeurtenis m Senopati's leven die van blijvende invloed is geweest op de latere vorstenbesturen, was zijn ontmoeting met de machtige en gevreesde Kangdjeng Ratoe Kidoel, de mythische godin van de Zuidzee Zij lokte hem mee naar haar onderzeese paleis, waar Senopati drie dagen en nachten verbleef en onderwezen werd in zijn bestuurlijke plichten als heerser over Java Zij bedreven de liefde en dit mythologische huwelijk wordt sindsdien gezien als een verbond tussen de go­din van de Zuidzee en alle toekomstige vorsten, die als afstammelingen van Senopati van haar bescherming verzekerd zullen zijn

Dit verbond wordt tot op heden jaarlijks door de vorsten van Solo en Djokja hernieuwd, ondermeer tijdens de laboehan-ceremonien aan het strand van Parang-koesoema bij Parangtritis, 30 km ten zuiden van Djokja Dan worden offeranden bestaande uit diverse kledingstukken, reukwerk, munten, bloemen en haar- en nagelknipsels van de vorst als geschenk aan de godin, in zee gedragen Soortge­lijke ceremoniën hebben ook plaats halverwege de top van de Merapi en op de helling van de Lawoe bij Argodalem, respectievelijk in het noorden en oosten van het njk De soesoehoenan en de sultan verzekeren zich hierdoor zowel van de gunsten van de geesten van de onderwereld (de zee), als van de bovenwereld (de bergen) Het verblijf van Senopati bij Kangdjeng Ratoe Kidoel werd afgesloten met een dans van buitenaardse schoonheid door dienaressen van de godin O p ver­zoek van de vorst werd deze dans later in zijn kraton onderwezen Hieruit is de heilige hofdans bedojo ketawang voortgekomen, die de eeuwen door als een erf­stuk of poesoko IS blijven voortbestaan Nog steeds wordt deze ntuele dans een­maal per jaar in gewijde sfeer uitgevoerd in de kraton van Solo door negen in bruidstooi gestoken danseressen Dit gebeurt ter gelegenheid van de verjaardag van de troonsbestijging, de djoemenengan dalem van de soesoehoenan Ook dit ritueel houdt een instandhouding van het heilige verbond in, ter versterking van de geestelijke en wereldlijke macht van de vorst ten gunste van zijn onderdanen

De vorsten en hun status

Gezien deze afstammingshjn kon de soenan van Solo zich als een absoluut heerser opstellen, die ver boven alle anderen verheven was Zelfs de sultan van Djokja was aan deze zienswijze onderworpen, al stond hij m bestuurlijk opzicht formeel I

Page 11: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

op hetzelfde plan Volgens hetzelfde mythisch-hierarchisehe beginsel waren de prinsen van Mangkoenagaran en Pakoealaman veel lager in rang en zij dienden zich m protocollaire aangelegenheden dienovereenkomstig te gedragen

Op foto's uit de laatste vooroorlogse decennia komt soesoehoenan Pakoe Boewono X naar voren als een zwaarlijvige en in zijn vorstelijke hotdrncht be­paald imponerende potentaat Bekend was zijn voorliefde voor 'bintangs' en an­dere uiterlijke eretekenen, zo bezat hij de hoogste Nederlandse onderscheidingen, die van het grootkruis m de orde van de Nederlandse Leeuw en van comman­deur in de orde van Oranje-Nassau Met voorliefde droeg hij de beroemde acht-puntige met diamanten bezette ster, die indertijd door gouverneur-generaal Daendels aan Pakoe Boewono IV (1788-1820) was geschonken De sultan van Djokja, Hamengkoe Boewono VIII, beschikte eveneens over belangrijke Neder­landse onderscheidingen, maar overeenkomstig de aard van deze vorst werden deze gewoonlijk op bescheidener wijze getoond Beide vorsten droegen bij offi­ciële gelegenheden doorgaans de Mataramse 'kroon', de makoeto, van zwart fluweel Deze bestaat uit een halve bol met een hoog opstaand achterstuk, dat aan beide zijkanten vleugelvormig uitsteekt Daarnaast droeg de sultan ook altijd een oorsieraad (soeniping), dat boven het oor een bladvormig gouden ornament (ron) vertoont

Om de verheven positie van de vorsten en prinsen ook naar Nederlandse zij­de te benadrukken, had het Gouvernement hun titulair de militaire rangen bij het Koninklijk Nederlands-Indische Leger (KNIL) verleend De soenan was zelfs lui­tenant-generaal, de sultan generaal-majoor en de beide 'kleine' vorsten kolonel (Mangkoe Nagoro) en luitenant-kolonel (Pakoe Alam) Bij gelegenheid droegen beide vorsten de daarbij behorende uniform met onderscheidingen en onder de pet altijd de kunstig gevouwen gebatikte hoofddoek Voor de Mangkoe Nagoro en de Pakoe Alam bood de uniform een bijzonder voordeel bij officiële ontvang­sten in de kratons, in plaats van de traditioneel voorgeschreven eerbewijzen aan de sultan en soenan, waartoe zij op grond van hun dynastieke positie verphcht waren, konden zij dan volstaan met het navolgen van de Euiopesc etiquette

Maken kleding en onderscheidingen aldus deel uit van de uiterlijke bevesti­ging van de status, de onaantastbare goddelijke macht ontlenen de soenan en de sultan aan de oepotjoro, de zogenoemde njkssieraden Deze vormen de legitieme bekrachtiging van het mystieke koningschap Het zijn gouden voorwerpen, voor­namelijk m diervorm Naar de twee vogels, een gans en een haan, worden zij als geheel met banjak dalang/sawoeng-galing aangeduid De derde vogel is een pauw, merak In Solo komen daarbij nog twee olifanten, gadjah, en de mythische zonne-ircnd Garoedo (Garuda), terwijl Djokja een hert, mendjangan, en de mythische koningsslang Hardowaliko bezit Voorts behoren ertoe een dekseldoos voor poe­der, een piramidevormige zakdoekendoos en een lantaarn Het zijn heilige voor­werpen, die wekelijks van bloem-en wierookofiFers worden voorzien, eenmaal per jaar, tijdens de siraman, worden ze ntuecl 'gebaad' Een andere categone van hei­lige gouden voorwerpen bestaat uit de ampilan Deze zijn ondeend aan de sfeer van het dagelijks leven en symboliseren aldus de wereldlijke macht van de vorst Hiertoe behoren het vergulde zonnescherm, songsong, de gouden troon in de vorm van een vergulde tabouret, dampar kentjono, en de voetenbank, tjantjadan, en verder gebruiksvoorwerpen met een decoratieve functie, zoals sirihstel, kwis­pedoor, sigarettendoos, theeketel, vingerkom en bestek

Ten slotte zijn er nog de relikwieën, heilige erfstukken of poesoko (poesaka), waaraan een sterke magische kracht wordt toegekend Zij staan in een reuk van heiligheid, worden met kangdjeng kyai ('eerwaarde heer') aangeduid en ontvan­gen eveneens wierook- en bloemenoffers Deze poesoko omvatten vaandels, slag­bekkens en diverse wapens, zoals pieken, knssen, geweren, sabels, schilden en pijl­kokers De heiligste poesoko in de kraton van Djokja is de piek Kangdjeng Kvai (Kjai) Ageng Plered, dic nog uit de kraton van Mataram zou stammen, in de Solose kraton wordt het heilige Portugese kanon Nyai (Njai) Setomi vereerd Verder bezitten beide kratons ook enkele antieke Javaanse orkesten, gamelans, zoals de heilige Kyai Moenggang, Kyai Kodok Ngorek (kikkergekwaak) en Kyai Sekati Bijzondere poesoko vormen een paar oude koetsen, met name de Solose Kyai Groedo (Garoeda), een staatsiekaros van djatihout uit het eerste kwart van de iS*-eeuw Met dit geschenk van de VOC reisde soesoehoenan Pakoe Boewono II m 1745 van Kartosoero (Kartasoera) naar Soerakarta, de nieuwe hoofdplaats van het toen nog onverdeelde rijk Ook de Mangkoenagaran en Pakoealaman bezitten njkssieraden, die overeenkomen met de oepotjoro en ampilan Ze worden hier keprabon en rodjotadi genoemd De poesaka bestaan eveneens uit vaandels en wapens

De uo)steil en de maatschappij

Het afgezonderde leven binnen de vier Javaanse vorstenhoven vormde voor de samenleving in de stad een gesloten boek Toch hebben er buiten het officiële circuit om, over en weer altijd vertrouwelijke contacten en persoonlijke relaties bestaan Deze tussenwereld met zijn besloten karakter leidde een eigen leven, dat zo goed als onopgemerkt aan de buitenwereld voorbij ging In het verborgene diende dit sociale netwerk aan de ene kant als uulaatklep voor allerlei frustraties binnen de kratonmuren, aan de andere kant vervulde het een brugfunctie in het subtiele machtsevenwicht tussen vorstenhuis en Europees bestuur Twee kardina­le punten waar het in deze microwercld per traditie om draaide, waren de steeds terugkerende opvolgingskwesties en het met aflatende lijdelijke verzet tegen het Nederlandse gezag, dat vanouds poogde de overgebleven soevereine macht van de vorsten nog verder in te perken

Een bijkomende complicatie in Solo was de nvaliserende verhouding tussen de soesoehoenan en Mangkoe Nagoro VII Deze laatste liet duidelijk blijken dat hij een vrije pnns was, een pangeran amardiko, en geen vazal van de soesoehoe­nan, zoals zijn voorgangers dat - althans formeel - tot 1896 waren geweest Der­gelijke problemen bestonden niet in Djokja, waar indertijd de Pakoe Alam direct als vrije pnns was geïnstalleerd, maar waar bovendien op grond van de werkelij­ke machtsverhoudingen tussen 'grote' en 'kleine' vorst geen sprake van rivaliteit tussen min of meer gelijkwaardige partijen kon zijn Ovengens was het Mangkoe Nagoro VII, die in de beginjaren twintig ideeën opperde om samen met de dne andere heersers te komen tot een federatie van Middenjavaanse vorstendommen, naar het voorbeeld van de Maleise Federatie onder Bnts gezag op Malakka Uit­eindelijk leidden zijn voorstellen tot niets, met alleen bij gebrek aan constructieve respons van de andere vorsten, maar ook door de weinig coöperatieve houding van gouvernementswege

Deze mislukking had zonder twijtel mede te maken met de grote verschillen in persoonlijkheid en ambitie van de vooroorlogse vorsten en hun naaste verwan­ten Pakoe Boewono X liet geen gelegenheid voorbijgaan om zich in het open­baar te manifesteren als de oppervorst van Java - tot herhaalde grote ergenis bij het Gouvernement, dat zich met zijn grillige, flamboyante gedrag in het algemeen niet goed raad wist en door de soenan telkens weer op het verkeerde been werd gezet HIJ gold als opzichtig, oppervlakkig en verspillend, maar toonde zich ander­zijds zeer geïnteresseerd in de westerse techniek en andere nieuwigheden van overzee met aantoonbaar praktisch nut voor zijn belangen Zo schafte de soenan zich als een der eersten m de Vorstenlanden in 1907 een automobiel aan, een Daimler, en zorgde hij er in 1916 met de aanstelling van zijn lievelmgszoon Koesoemojoedo als hoofd van de kratonadministrate voor, dat ook na de van gouvernementswege opgedrongen bezuinigingen op de uitgaven van het hof­leven er via een moderne westerse boekhouding steeds voldoende middelen zouden zijn \oor het \oeren van een passende staat Tegelijkertijd verzette Pakoe Boewono X zich door de jaren heen, via de macht die zijn schoonzoon R M A Woeijaningrat achter de schermen over de aangelegenheden van de njksbestuur-der uitoefende, met overwegend succes tegen al te ijverige uitvoering van de nieuwe, westerse bestuurstaken die het soenanaat door het Gouvernement kreeg toebedeeld

In Djokja ging alles er veel minder theatraal aan toe Sultan Hamengkoe Boe­wono VIII was m 1919 als 40-jarige kroonpnns voor een langer verblijf naar Ne­derland gekomen om het Tweede Koloniaal Onderwijscongres in Den Haag bij te wonen en zich in algemene zin vertrouwd te maken met de westerse samenleving en haar technologische ontwikkeling, en ook om twee van zijn zoons te begeleiden, die hier hun schoolopleiding zouden \oortzetten Daarbij was hij vanzelfsprekend in audiëntie ontvangen bij Koningin Wilhelmina, maar de harmonieuze verhou­ding tot het Nederlandse gezag die uit dit alles tot bloei had kunnen komen, werd eind 1920 blijvend verstoord toen het Gouvernement hem bij zijn mstallane als nieuwe sultan dwong vergaande beperkingen ten aanzien van zijn hofstaat te aan­vaarden Weliswaar bleef de opstelling van de vorst nadien onveranderlijk correct en uiterlijk loyaal aan het Nederlandse gezag, maar voor het ovenge hield Sultan Hamengkoe Boewono VIII zich later bij voorkeur afzijdig van openbaar vertoon en richtte zijn aandacht zich vooral op de bevordering van de traditionele hof­cultuur

Die teruggetrokken, toenemend in zichzelf gekeerde houding had echter ook te maken met persoonlijke omstandigheden, waarvan de bijzonderheden, zoals in het algemeen van het besloten hofleven, in Europese knng slechts bekend waren

9

Page 12: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

aan een kleme groep medewerkers en geregelde gasten Van de Djokjasc mtciiiist dr R F Westerkamp, die m de vooroorlogse jaren mede optrad als hofarts bij het sultanaat, weten we nu dat Hamengkoe Boewono VIII leed aan suikerziekte, een kwaal die hij voor de buitenwereld zoveel mogelijk verborgen hield Ook is be­kend dat de sultan uit angst voor vergiftiging - enkele van zijn voorgangers, onder wie zijn oudere broers, waren op raadselachtige wijze overleden - zijn maaltijden met in de kraton het bereiden, maar in Hotel Toegoe, van waar ze dagelijks in een gesloten kist v\erden overgebracht De hofarts van de soenan was sinds 1911 de Javaan dr R Radjiman, die zijn opleiding in Nederland had afgerond en latei een rol van betekenis in de nationalistische beweging \crvulde

Met de jaren drongen onvermijdelijk westerse gewoonten m het hofleven Zo kcrde Pakoe Boewono ondermeer de foxtrot en andere moderne dansen, maar ook een kaartspel als whist waardeerde hij Op gezette tijden nodigde hij daarvoor Ne­derlandse ambtenaren uit, die natuuilijk altijd de eer aan de soenan lieten Wie zich op zulke of andere wijze verdienstelijk maakte voor de soenan, werd daarvoor ge­woonlijk beloond met een sieraad of wandelstok, die altijd voorzien waren van de initialen P B X De komst van westerse muziek maakte natuurlijk ook de aanstelling van dito muzikanten noodzakelijk, waarbij met name de hofkapel van de sultan een reputatie opbouwde Van 1924 tot 1927 werd deze geleid door de Duitser Walter Spies, die nadien op Bah grote bekendheid verwierf als schilder In Djokja was hij ook een geziene gast in de Pakoealaman In de poero van de pnns leerde Spies de Javaanse gamelan bespelen en expenmenteerde hij met het omzetten van gamelan-melodieen in de westerse loonschaal om ze voor piano geschikt te maken

De meest voortvarende en modern ingestelde van de vooroorlogse vorsten w as Mangkoe Nagoro VII van Solo, wiens levensloop later uitvoenger aan de orde zal komen Het belangnjkste vormende element daann was waarschijnlijk zijn verblijf m Nederland m de jaren 1913-1915, deels in actieve mihtaire dienst, dat hem inten­sief in contact bracht met de westerse samenleving met al haar verwor\'enheden en tekortkomingen Als regerend vorst zette hij zich vanaf 1916 actief en met succes in voor 'ethische' hervormingen m zijn rijk, dat 111 de jaren kort voor de Tweede Wereldoorlog infrastructureel en sociaal-economisch dan ook onbetwist het meest ontwikkelde van de Vorstenlanden was Met deze hervormingsgezindheid, die overigens samenging met een krachtige bevordering van de traditionele Javaanse cultuur, stond de Mangkoe Nagoro lijnrecht tegenover de soenan en ging hij in menig opzicht ook het Gouvernement nogal eens te ver, met name waar het zijn wensen ten aanzien van politiek-bestuurlijke veranderingen betrof

Alsjongste en kleinste njk heeft de Pakoealaman zich nooit nadrukkelijk gema­nifesteerd in de buitenwereld, maar leek het zich tevreden te stellen met een be­scheiden plaats in de schaduw van Djokja's kraton Deze relatie als tussen kleine en grote broer bevreemdt met als men weet, dat tussen beide vorstenhuizen via regel­matige huwelijksverbmtenissen nauwe familiebanden bestonden Centrale figuur en stuwende kracht achter de troon was hier lange tijd Pnns Notodirodjo, (1858-1917) Deze zelfbewuste en integere zoon van Pakoe Alam V en broer van Pakoe Alam VI bezat een buitengewoon organisatonsch talent en bestuurlijk inzicht, zoals in de jaren tachtig van de vonge eeuw bleek toen hij door zijn vader als boepati pamaho-san werd belast met de sanenng van het gecorrumpeerde feodale pachtstelsel in het regentschap Adikarto, het Pakoealamse grondgebied 111 het zuidwesten van het ge­west Djokjakarta, en aldus het njk praktisch van het faillissement redde Toen zijn broer Pakoe Alam VI in 1901 na een regenngspenode van nog geen jaar stierf, was Notodirodjo nadien tot 1907 aangesteld als voogd over zijn jonge neef de latere Pangeran Adipati Ano Praboe Soeijo Dilogo, Pakoe Alam VII Deze regeerde tot zijn overlijden in 1937, zijn zoon was Pakoe Alam VIII, die op 11 september 1998 IS overleden

Vorsten, oiideriinji en politiek

Onderwijs is de sleutel tot kennis Kennis is macht en opent daarmee de deuren naar de politiek en aldus, door bundeling van gelijkgestemde krachten, naar de verwezenlijking van het nationale vrijheidsideaal Zo ongeveer zou kan men de gangbare instelling van de Javaanse aristocratie en andere Indonesische intellectue­len in de vooroorlogse penode kunnen karakteriseren Reeds aan het eind van de 19de eeuw zonden de vorsten hun zonen naar scholen voor Europees (Nederlands­talig) lager onderwijs Waar mogelijk werden zij voor het vervolgonderwijs op Mulo of HBS bij Nederlandse kostgezinnen in andere steden ondergebracht De meisjes kregen beperkt Europees onderwijs in de kraton of istana, waar de Nederlandse juf hun enkele dagen per week de nodige basiskennis en westerse etiquette bijbracht

Diverse prinsen hebben de gelegenheid gehad om m Nederland \ erder te stu­deren Favonet was natuurlijk een wetenschappelijke studie aan de Leidse univer­siteit, maar sommigen volgden een militaire opleiding m Alkmaar en later aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA) m Breda, terwijl anderen de Technische Hogeschool (TH) in Delft bezochten, de Handelshogeschool in Rotterdam of de Hogere Landbouwschool in Wagemngcn Wat ook het resultaat van deze studies geweest moge zijn, al deze pnnsen en een enkele pnnses waren m het 'Land van de Overheerser' geweest en hadden daar een veel democratischer maatschappij met meer politieke en andere vrijheden aangetroffen dan zij uit Intiie kenden Met an­dere Indonesische studenten onderging ten minste een aantal van hen verdere na­tionale bewustwording m het bloeiende, politiek gekleurde Indonesische vereni­gingsleven in Nederland, ondemieer 111 de Indische Vereeniging en later de bekende Perhimpoenan Indonesia Daartoe behoorde ook 'Henk' Dorodjatoen, die zijn vader in 1940 opvolgde als sultan Hamengkoe Boewono IX en na de Japanse be­zetting een der voormannen van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd werd De meeste pnnsen werden evenwel gezonden door de Pakoealaman, onder wie als eerste in i S90 Koesoemc^ Joedho, zoon van Pakoe Alam V en later lid van de Raad van Indie Zeer bekend werd Prins Noto Soeroto, een broer van P A VI, die 25 jaar m Nederland bleef, met een Nederlandse trouwde en hier actief was op kunstzinnig en politiek terrein Een andere broer was Noto Wirojo, die m 1913 in Zwitserland aan t b c stierf Aan hem hennnert tot op heden een m ehaletstijl opgetrokken houten paviljoen op de binnenhof van het paleis

In oktober 1908 werd tijdens de zitting van het eerste Javaanse Nationaal Con­gres in Djokja de vereniging Boedi Oetomo ('Het Schone Streven') opgencht Het initiatief kwam van studenten van de School tot Opleiding van Inlandse Artsen (ST(^VIA) 111 Batavia en was geïnspireerd door de ideeën van de Djokjase arts dr Wahidin Soediro Hoesodo, die geldt als de geestelijke vader van deze beweging Het doel was om zich te bezinnen op de waarden van de Javaanse cultuur en zo-

10

Page 13: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

doLiidi. het nationale beset onder de Javanen te doen ontwaken, mede via het on­derwijs Al snel kreeg deze beweging over heel Java grote aanhang onder de intel­lectuele elite en naast Djokja en Solo werden ook elders plaatselijke afdelingen op-gencht Presidenten van het hoofdbestuur zijn onder meer geweest de pnnsen Noto Diiodjo en Soerjopranoto van de Pakoealaman, dr R Radjiman en, \ o o r diens installatie, Prins Soerio Soeparto, de latere Mangkoe Nagoro VII

Ook zoons van de soenan, de pangerans Hadiwidjojo, Hangabehi en Kocsoe-niojoedo, sloten zich aan, en het was vooral onder hun invloed, dat Boedi Oetomo na 1920 sterkere anti-koloniale trekken kreeg Boedi Oe tomo heeft als katalysator gediend voor het ontstaan van tientallen nieuwe bewegingen, oiganisaties, vakbon­den en partijen, variërend van behoudende Javaanse cultuurverenigmgen tot radi­cale conimumstenbonden, maar alle met de gemeenschappelijke onderstroom van het nationalisme als reactie tegen het koloniale bestuur, met onafhankelijkheid als uiteindelijk doel De beweging zelf die in de loop der jaren steeds nationalistischer en stnjdbaarder werd, stelde zich 111 1932 open voor alle Indonesiërs, de naam werd daaitoe voortaan m het Maleis c q Indonesisch gespeld als Boedi Oetama In 1935 ging Boedi Oetama samen met enkele andere paitijcn op 111 een nieuwe politieke macht, de Partai Indonesia Raja of Panndra

Daarmee had de gezapigheid in de Vorstensteden en elders m dejaicn tien plaats gemaakt voor neiveuze spanningen en politieke onrust, die nadien tot de Tweede Wereldoorlog het sociale klimaat bepaalden Voor veel pohtieke opschud­ding zorgde R M Soewardi Soerjanmgiat \aii de Pakoealaman, die in Indie een der leiders was van de verboden Indische Paitij en 111 1913 naar Nederland werd verbannen Hier zette hij zijn politieke activiteiten onverminderd voort m de In­dische Vereeniging, die onder zijn invloed van een bedaarde groepenng ter beharti­ging van de gemeenschappelijke belangen van de 'Indiërs' 111 Nederland tot een echte politieke vereniging van onverbloemd linkse signatuur werd Het is niet \ c i -wonderlijk dat zijn radicale denkbeelden weerklank vonden bij de SDAP, dic 111 hem de eerste Indonesische nationale leider zag In 1919 mocht Sciewardi weer naai Indie, waar hij 111 1922 in Djokja onder de nieuw aangenomen naam Ki Hadjar Dewantoro de initiator werd van de Javaans-nationale, maar \ olgens westerse on­derwijsmethoden opgezette Taman Siswo-scholen

Een tweede invloedrijke partij was de Saiekat Islam, die m 1912 111 Solo ont­stond uit de iets eerder opgenchtc Sarekat Dagang Islam ('Islamitisch Verbond van Handelaren') Heel andcis dan bi| Boedi Oe tomo ging het hier aanvankelijk 0111

Piiii JC Mangkoe Nagoro Vil niet enkele tanulieleden, 1925 De vorst draagt de uni­form en distinctieven behorend bij de rang van kolonel van het KNIL De dame rechts voor IS zijn echtgenote, de Ratoe Timoer, een dochter van Sultan Hamengkoe Boe-wono VII De beide andere personen zijn de bekende prof dr H Djajadiningrat en diens echtgenote Partini, een dochter van Mangkoe Nagoro VII Foto B B Heriiig

Liiik^ de jonge Pikoe Alaiii VIII neemt 111 gezelschap \an de Nederlandse militaire autoriteiten in Djokja voor de sociëteit De Vereeniging het detllé van de plaatselijke hulpkorpsen en reguliere KNIL-troepen af i december 1941 Rechts naast de vorst de plaatselijk mihtair commandant, de overste A Pik Zie ook pag 60 en 61 Foto A J J Mulder

een islamitische belangenvereniging van Javaanse batikhandelaren, die zich even­wel al snel ontwikkelde tot nationaal-rehgieuze volkspartij Als aanleiding voor de oprichting geldt de toenemende financiële en organisatorische macht van Chinese handelaren in de batikbranche Zoals bij hun ovenge volksgenoten in Indié, mani­festeerde zich bij hen na de Chinese Revolutie van 1911 een groeiend nationaal en maatschappelijk zelfbewustzijn De Sarekat Islam heette een reactie daarop te zijn, maar deze kreeg al snel het karakter van een massabewegmg toen de opge­kropte gevoelens van het volk tegen alle 'vreemde' overheersing, dooi Chinezen en Nederlanders, hier een uitlaat vonden m eendrachtig verweer

Naast de hoofdvestigingen 111 Soerabaja en Batavia ontstonden tot 1916 ca 180 legionale en plaatselijke afdelingen, met in totaal ca 700 000 leden In hetzelfde jaar V olgde de instelhng van een overkoepelend lichaam, de Centrale Sarekat Islam Ook binnen de Solose kraton was er sympathie en steun, bij onder anderen Pangeran Hangabehi, de oudste zoon van de soenan, en de invloedrijke hoffunctionaris R M A Woeijaningrat Pnns Notodirodjo van de Pakoealaman trad in 1913 op als initiator van een Djokjase vestiging van de Sarekat Islam, waarbij zich zowel zijn eigen hofjjersoneel als dat van de Djokjase kraton aansloot Als gevolg daarvan nam kort daarna de Djokjase SI de leidende rol van Solo 111 de beweging over In de late jaien tien groeide binnen de SI de invloed van radicaal links, hetgeen uiteindelijk m 1922 leidde tot een breuk met de inmiddels geassocieerde Persenkatan Komunis dl (H)india, de latere Partai Komunis Indonesia In 1923 werd uit de resterende be­weging onder H O S Tjokroammoto de behoudende orthodox-islamitische Partai Saiekat Islam Indonesia gevormd, die weliswaar nadien nooit meer een grote poli­tieke macht vertegenwoordigde, maar later m de jaren dertig wel behoorde tot de harde kern van 'non-cooperatieve' nationahstische partijen

Vanzelfspiekend waren de vorstenbesturen ook vertegenwoordigd m de Volks-raad, het Nederlaneis-lndische 'voorloperparlement' dat op iiS mei 1918 door gou­verneur-generaal Wm Limburg Stirum in Batavia werd geopend Voor Solo waren de vertegenwoordigers Pnns Hadiwidjojo en de Prang Wadono, zoals de vorsten-titel van Mangkoe Nagoro VII toen nog luidde, alsmede dr Radjiman Djokja was in de eerste Volksraad vertegenwoordigd door R M Ano Koesoemo Joedho van de Pakoealaman Een geheel eigen vorm van Vorstenlandse pohtiek-bestuur-lijke belangenassociatie was daarnaast de opnchting, halverwege de jaren tien, van medezeggenschapsraden aan de vier hoven, waartoe als leden uitsluitend manne­lijke naaste bloedverwanten van de betrokken vorsten waren toegelaten In Solo betrof dit 111 de kraton de Narpowandovvo ('Koninkli)k Bloed') en aan het andere hof de Darah Mangkoenagaran ('Famihebond \an de Mangkoenagaran'), in Djokja waren het de Pnnsenbond Mataram v oor de kraton en de Habdi Dalem Wargo Pakoealaman ('Dienaren van de Pakoealaman') bij het prinselijke huis

Deze vier bonden waren ondenneer betrokken bij de discussies die in de jaren twintig van gouvernementswege werden geëntameerd met betrekking tot de in­stelling van gemeenteiadcn m Djokja en Solo. naar het voorbeeld van de (stads)-gemeenten zoals die eldeis 111 Indie toen inmiddels waren geïntroduceerd Vooral vanwege de voortduiendc onenigheid tussen soenanaat en Mangkoenagaran, waar­van de laatste een aanzienlijk deel van Solo onder zijn gezag had en nu vreesde voor veilies van autonteit aan het soenanse bestuur, is het uiteindelijk in de Nederlandse tijd niet meer tot instelling van deze raden gekomen In 1932 werden alle initiatie­ven op dit tenein vooi onbepaalde tijd opgeschort, mede onder druk van de econo­mische cnsis van die jaren Hetzelfde lot trof toen het conceptplan voor de installa­tie van een vertegenwoordigende raad voor de gezamenlijke Vorstenlanden, de Bale Agoeng met de zetel afvvisselend in Djokja en Solo Het initiatief daartoe was eveneens door het Gouvernement genomen, m het kader van de algehele be -stuurshervomung in de jaren na 1922

I I

Page 14: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Rechli een der toegangs­poorten tot de lusthof Taman San in het zuidelij­ke deel van Djokja's om-walde hofstad, ca iy20 Taman San, waartot ook het beroemde Waterkasteel behoorde, werd al aange­legd tijdens het bewind van de ctrstt sultan Hamcng-koe Boewono 1 (i75'i-1792) De nog altijd in­drukwekkende overblijf­selen van dit complex vor­men tegenwoordig een der voornaamste toeristische bezienswaardigheden in Djokja Foto Asia Maior

I

12

1

Page 15: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Van vorsten en steden: de ontstaansgeschiedenis van Soerakarta en Djokjakarta tot 1870

De oorsprong van de Vorstensteden ligt niet zo ver m het \eileden als men misschien zou vermoeden. Pas aan het eind van de i6de eeuw, toen het islamitische rijk van Mataram een hofstad vestigde in het huidige Kota

Gedc, werd de basis gelegd voor de Javaanse vorstenhuizen. Niettemin bestonden reeds eeuwen voordien bloeiende njken m dit kerngebied van Midden-Java, waar­van tot op heden talrijke overblijfselen getuigen Beroemde vooibeelden, die tegenwoordigjaarlijks honderdduizenden toeristen trekken, zijn de hindoe-boeddhistische tempels op het Dieng-plateau bij Wonosobo uit de 7de-i3de eeuw, de grandioze Boroboedoer uit het eind van de 8ste eeuw in de vlakte van Kedoe, noordwestelijk van Djokja, en het enorme hindoeïstische tempelcomplex van Loro Djonggrang uit de 9de eeuw bij Prambanan, iets oostelijk van Djokja aan de weg naar Klaten en Solo. Al deze tempels hebben evenwel geen directe verbintenis met de huidige steden Djokja en Solo, evenmin als met hun vorstenhuizen.

Van de machtige hindoe-bocddhistische dynastieën Sandjaja en Sailendra, die indertijd voor de bouw van deze en tal van andere grote monumenten veranr\\ooi-delijk waren, is feitelijk weinig bekend, evenals van de reden waarom ze uiteinde­lijk hun macht verloren en het pohtieke centrum zich in de lode eeuw naar Oost-Java verplaatste Wel is zeker dat na de Sailendra-dynastie m dit gebied tussen 8 so en 928 een nieuw rijk ontstond onder de benaming Mataram. De laatste siwaïtische koning van dit Midden-Javaanse njk, dat ovengens niet moet worden verward met het veel latere rijk Mataram (II) waaruit ten slotte de tegenwoordige Vorstenlanden zouden voortkomen, was Wawa. Zijn opvolger Mpoe Sindok (reg 928-947) bracht in 930 zijn kraton over naar Oost-Java en vanaf dat tijdstip was er geen sprake meer van een vorstendom m Midden-Java. Dat het gebied echter ook daarna een zekere betekenis behield, blijkt ondermeer uit inscripties bij het Dieng-complex uit de vroege 13de eeuw en uit de aanwezigheid van twee hindoejavaanse tempels op de hellingen van de Lavvoe ten oosten van Solo, Tjandi Tjeto en Tjandi Soekoeh, die beide uit de 15de eeuw dateren.

Om welke reden dan ook, m de volgende eeuwen was Oost-Java het centium waar de hindoejavaanse beschaving zich verder ontwikkelde. Kort voor het emd van de 13de eeuw had hier het hindoeïstische njk van Modjopahit zijn macht ge­consolideerd, de hofstad bevond zich iets zuidwestelijk van het tegenwoordige Modjokerto, bij de desa Trowoelan. De neergang van dit beroemde koninkrijk, twee eeuwen later, viel samen met de komst van de islam op Java De laatste vorst van Modjopahit, Brawidjaja V, werd in 1478 verslagen door een nvahserende dynas­tie uit Kedin. Het is evenwel met juist de val van Modjopahit te verklaren als een gevolg van de opkomende islam. Het njk bleef nadien nog tot 1518 onder - nomi­naal - hmdoe-boeddhistisch gezag gestaan, maar tegelijkertijd waren ook al leden uit de voistenfimilie van Bravvidjaja tot de islam overgegaan. Uit dit geslacht kwa­men zelts drie v an de negen wall voort, de heilige verkondigers van de islam op Java- Soenan Ampel, Soenan Bonang en Soenan Dradjat.

Tussen de verschillende staatjes die na het uiteenvallen van Modjopahit op de voorgrond traden, ontstond al snel een verwoede strijd om de hegemonie, waann aanvankelijk het islamitische Middenjavaanse sultanaat Demak de overhand had. Patih Oenoes van Demak bracht in i s 18 Modjopahit de genadeslag toe, annexeer­de de resterende gebiedsdelen en bracht ook de njkssieraden van Modjopahit over naar Demak. Door het gezag over de kuststeden m Midden- en Oost-Java werd Demak een belangrijke handelsnatie; tevens fungeerde het sultanaat als voornaam­ste religieus centrum op Java. In de tweede helft van de i6de eeuw echter moest het zijn dominerende positie afstaan aan het nieuwe njk Padjang, dat toen opkwam 111 het oude kernland van Midden-Java Padjang wordt in de Javaanse historische traditie gezien als opvolger m de lijn van Modjopahit via Demak naar de dynastie van Mataram, de oorsprong van de Javaanse vorstenhuizen.

Toen in 1546 Sultan Trenggana van Demak werd vermoord, ontstond aan het hof een slepende opvolgingskwestie. De voornaamste pretendent, Trenggana's schoonzoon Djoko Tingkir, beloofde een ieder die hem van zijn nvaal zou kunnen ontdoen, het bestuur ovei het landschap Mataram bij het huidige l5jokja Kyai Gede i^imanahan. afstammeling van het Modjopahitse vorstengeslacht, ging op deze uit­

daging m Door overerving was hij in het bezit gekomen van de heilige piek Kyai Plered van Modjopahit, waarmee hij zijn zoon Soetowidjojo de nvaal op listige wijze het doden. Djoko Tingkir het zich daarop in 1568 door wah Soenan Gin onder de wijdingsnaam Adiwidjojo verheften tot sultan van zijn nieuwe njk, dat hij Padjang noemde en waarvan de kraton m de omgeving van het latere Soerakarta werd gevestigd Daar het hij de oude njkssieraden van Modjopahit uit Demak overbrengen, waarna zijn macht in de volgende jaren gestaag toenam. Intussen was de belofte evenwel nog steeds niet ingelost. Ten slotte kwam Soenan Kalidjogo van Demak tussenbeide en werd Djoko Tingkir gedwongen alsnog zijn toezegging ge­stand te doen, waardoor Kyai Gede Pamanahan omstreeks 1570 alsnog heerser over Mataram werd. Hij stierfin 1575 en in de Javaanse kronieken of babad staat hij sindsdien bekend als Ki Ageng Mataram, de stamvader van het vorstenhuis van Mataram. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Soetowidjojo, die daarmee de titel Senopati Ingalogo ontving

Senopati wenste zijn eerzucht evenwel met te beperken tot de positie van vazal van de Padjangse sultan, tegen wie hij spoedig allerlei vormen van lijdelijk verzet pleegde en bij de ovenge vazallen intngeerde. In 1582 stief Sultan Adiwidjojo door vegiftiging, waarna opnieuw een opvolgingsstnjd ontbrandde, waarbij ook Demak betrokken raakte. Het hot zocht hulp bij Senopati, die de Demakse troonpretendent en zijn troepen wist te verdnjven Daarmee werd diens leen Mataram nu het do­minerende njk in Midden-Java, waaraan Padjang voortaan onderworpen was. Met toestemming van Soenan Gin gingen m 1588 de njkssieraden van Modjopahit over naar het nieuwe hof te Kota Gede, aan de zuidoostrand van het huidige Djokja Senopati Ingalogo werd onder de titel Panembahan ('Hij voor Wie men een Sem-bah maakt') de eerste onafliankelijke heerser van het huis van Mataram. Daamiee was het centrum van de vorstenmacht op Java voorgoed verplaatst van het noor­delijke, cosmopolitische kustgebied met zijn internationale handelscontacten naar het gesloten conservatieve achterland Senopati's latere pogingen tot verdere uit­breiding van zijn macht en grondgebied in noordelijke en oostelijke nchting slaag­den slechts zeer ten dele, en het was dan ook pas onder zijn opvolgers dat Mataram tot een rijk van meer dan regionale betekenis uitgroeide. Hij stierf in 1601 en werd begraven in Kota Gede, bij zijn vader Kyai Gede Pamanahan. Deze vorste­lijke begraafplaats binnen de vroegere kraton, waar Senopati liggend op de platte steen Selo Gilang ooit de voorspelling van de vallende ster vernam, staat tot van­daag de dag in een reuk van heiligheid bij de Javaanse bevolking.

Mataram en de V O C

Senopati werd opgevolgd door een jongere zoon, met de vorstennaam Panem­bahan Sedo mg Krapjak (reg. 1601-1613), die in de volgende jaren al stnjd moest leveren tegen Djapara (1602) en het opstandige Demak (1604), dat onder gezag van zijn halfbroer was geplaatst. In 1613 deed hij verder een eerste, vergeefse poging de rijke handelsstad Soerabaja te veroveren. Daarbij waagde Sedo ing Krapjak toen als eerste vorst een - ovengens.niet gehonoreerd - beroep op de hulp van de nieuwe, buitenlandse macht die zich in de voorafgaande jaren van zijn bewind op Java had neergelaten, de m 1602 opgerichte Verenigde Oostmdische Compag­nie Hoe onbeduidend ook deze episode mdeitijd nog mag zijn voorgekomen aan Javaanse zijde, later zou blijken dat hiermee een proces was begonnen van stapsgewijs toenemende Nederlandse betrokkenheid bij de Mataramse rijksaan­gelegenheden, dat een kleme anderhalve eeuw later ten slotte leidde tot de alge­hele onderwerping van de vorsten aan de VOC

Contacten met westerlingen waren m 1613 op Java geen complete noviteit meer. Al m 1527 hadden de Portugezen een mislukte poging ondernomen tot vestiging van een handelspost in Soenda Kelapa, een havenplaatsje aan de monding van de Tjiliwoeng in West-Java. Bijna 70 jaar later, in 1596, had een Nederlandse expeditie voor het eerst de reis naar de Indische Archipel volbracht. Tijdens deze befaamde 'Eerste Schipvaert' onder Cornells de Houtman was op Java voet aan wal

13

Page 16: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

gezet m Banten (Bantam), waar enkele ]aren na de opiuhting \an de VOC met toestemming van de plaatselijke vorst ook een handelsloge werd gevestigd Een tweede handelspost in West-Java ontstond in lóii in de eveneens onder Bantens gezag staande haven aan de Tjiliwoeng-monding, die inmiddels de naam Djajakar-ta droeg Beide loges waren echter van relatief genng belang, de voornaamste inte­resse van de Compagnie gold de Molukken ui de oostelijke Archipel, het hcrkomst-gebied van een aantal kostbare specerijen

Wel ontstond in die jaren bij de VOC de behoefte aan een eigen bestuuisccn-tium in Azié, waar de diverse loges en bezittingen konden worden beheerd en de handelswaar voor verzendnig naar Europa verzameld kon worden De locatiekeu­ze viel uiteindelijk op Djajakarta, dat daartoe m 1619 op de plaatselijke Bantense vazal werd veroverd en verwoest De herbouw in de jaren nadien volgde met slechts gennge aanpassingen het voorbeeld van Nederlandse havensteden en ook de nieuwe naam Batavia, die in 1621 werd verleend, verwees direct naar het vader­land Hier zetelden sindsdien in het Kasteel de gouverneur-generaal van de VOC en zijn bestuurscollege, de Raad van Indie Als eerste smds de instelling van dit hoogste ambt overzee in 1611 trad Fietei Both als zodanig op, aan wie ook Sedo ing Krapjak zijn verzoek om steun had gericht De eerste volledig geïnstalleerde gouverneur-generaal m Batavia was evenweljan Pieterszoon Coen, die hier van 1619 tot 1623 en van 1627 tot 1629 ambtstermijnen vervulde

Sultan Agoeng, de grote sultan

hl 161 s stierf Sedo ing Krapjak Omdat zijn oudste zoon ongeschikt was gebleken, werd een jongere zoon, Raden Rangsang, als opvolger aangewezen Hij besteeg onder de titel Pangeran Ingalogo of Panembahan de troon en werd later bekend als Soenan of Sultan Agoeng van Mataram (reg 1614-1645) Deze was een geducht en meedogenloos krijgsheer, die zijn hele leven strijd heeft ge\oerd voor de on­derwerping van Java en de verdrijving van de Nederlanders Al direct in 1614 stuurden dezen een gezantschap naar Mataram om de panembahan geluk te w en-sen met zijn troonsbestijging en betrekkingen aan te knopen Tussen 1614 en 1624 zijn er verschillende hofbezoeken geweest, die vergezeld gingen van de nodige geschenken Hierdoor is Sultan Agoeng de eerste Javaanse vorst waarvan een Eu­ropese persoonsbeschnjving bekend is, waaruit hij naar voren komt als iemand met een scherp verstand en een levendige en veelzijdige belangstelling, ook voor zaken die niet dadelijk hemzelf of zijn njk betroffen Verder maakte hij op de Nederland­se gezanten een vrome indruk, mede door zijn goede voorbeeld om wekelijks met zijn njksgroten m het openbaar de moskee te bezoeken voor de vrijdagdienst Het Nederlandse belang bij een goede verstandhouding met de panembahan lag on­dermeer in de noodzaak de aanvoer van njst uit Matarams noordelijke kustgebied naar de compagniesloges m Batavia en Banten veilig te stellen De vorst beloofde daaraan zijn medewerking te verlenen, zolang de VOC geen territoriaal bezit zou nastreven en bereid zou zijn hem waar nodig militair te steunen

Het eerste kon van Nederlandse kant zonder aarzeling worden toegezegd, de kort nadien gestichte VOC-loges van Djapara en Gresik kwamen beide tot stand met instemming van de panembanan Afgezien van enkele minder belangnjke inci­denten, deden zich gedurende de eerste jaren van zijn bewind dan ook geen grote moeilijkheden voor in de Nederlands-Mataramse betrekkingen Dit veranderde echter, toen de vorst in 1618 een nieuwe kraton het bouwen in Karto, even ten zuiden van Kota Gede Bij de voltooiing vier jaar later stuurde hij gezanten naar Batavia om gouverneur-generaal Coen een bondgenootschap tegen Banten voor te stellen, terwijl hij tevens aandrong op een gezantschap naar Karto Op een mili­tair verbond wilde Coen niet ingaan, zijn pohtiek was de nvalen Banten en Mata­ram juist zoveel mogelijk tegen elkaar uit te spelen Bovendien vemioedde hij dat indien Banten eenmaal Matarams was, ook Batavia aan de beurt zou komen Wel stemde hij enn toe enkele hofreizen naar Mataram te doen ondernemen De com­pagniesgezanten wisten een aantal gevangenen vnj te krijgen en drongen aan op een geregelder njstlevenng, zoals gezegd evenwel steeds zonder zich tot concrete militaire samenwerking te verbinden

Na zijn overwinning op West- en Oost-Madoera m 1624, waardoor dit hele eiland een vazalstaat was geworden, nam de panembahan de titel van soesoehoenan aan, 'hij die men vereert', hetgeen de Nederlanders interpreteerden als 'keizer van Java" \n hetzelfde jaar wist hij na veel stnjd ook Soerabaja aan zich te onderwerpen, een wapenfeit dat hem nog meer in aanzien deed stijgen Vervolgens nchtte Agoeng de blik naar het westen Een eis aan Banten tot vrijwillige onderwerping werd m 1625 afgewezen, evenals een aan gouverneur-generaal De Carpentier genchte voor­

stel tot een gezamenlijke veldtocht Veistooid wcigeide Agoeng in 1626 een Ne­derlands gezantschap te ontvangen, terwijl in stilte een aanval op Batavia werd voor­bereid Intussen keerde Coen daar in 1627 uit Nederland terug voor een tweede ambtstermijn Medio apnl 1628 herhaalde een Matarams gezantschap bij hem de eisen van de vorst een bondgenootschap tegen Banten en een hofreis naar Mata­ram Coens hernieuwde weigering zich militair te verplichten, leidde ertoe dat Batavia van augustus tot eind oktober 1628 en nogmaals m september en oktober 1629 door Mataramse legers werd ingesloten en herhaaldelijk bestormd Al deze lain allen werden echter afgeslagen en uiteindelijk moest de vorst zich bij de blij­vende aanwezigheid van de VOC op Java en de onmogelijkheid van een verove-nng van Banten neerleggen Tot een formeel vredesakkoord is het tot zijn dood in 1646 evenwel niet meer gekomen

In zijn latere jaren nchtte Agoengs aandacht zich steeds meer op godsdienstige aangelegenheden Zo werd in 1636 de hindoeïstische saka-jaartelling vervangen cioor een tijdrekening gebaseerd t p islamitische maanjaren van 3i4/3Ss dagen Ook de hmdoejavaanse vorstentitel van soesoehoenan wenste hij afgeschaft te zien, ten gun­ste van de Arabisch-islaminsche titel van sultan Na een gezantschap naar Mekka mocht Agoeng zich vanaf 1641 officieel Sultan Abdoel Moehamad Mataram noe­men, een naam die de gangbare historische aanduiding van Sultan Agoeng echter nooit heeft kunnen verdnngen Volgens de Babad Tanah Djaun was bij zijn overlij­den vijfjaar later 'hel geween in de kraton geUjk het tollen pan de donder en daarbuiten vermengde het gerommel pan de Merapi zich niet het geloei pan een regenstorm' Voor zijn dood had Sultan Agoeng op de heuvel Imogiri, ca 20 km ten zuidoosten van Djokja, een koninklijke dodenstad voor zijn dynastie laten aanleggen, waar hij in een mausoleum op het hoogste punt werd bijgezet Zijn grafts sindsdien een heili­ge plaats geworden, die ook tegenwoordig nog veel bedevaartgangers trekt

Ainaiigkoeiat I

Sultan Agoeng werd opgevolgd door zijn zoon Amangkoerat I (leg 1646-1677), een onberekenbaar man vol wantrouwen en wiaakgevoelens tegen alles en ieder­een die maar herinnerde aan het bewind en de godsdiensthervormingen van zijn roemruchte vader Allereerst het hij een nieuwe kraton met stenen ommuring bouwen m Plered, ten noordoosten van Karto, tervvijl de sultanstitel weer vervan­gen werd door die van soesoehoenan Zijn bijzondere wrok gold de islamitische geestelijkheid, waartegen hij bij gelegenheid medogenloos het optreden In de loop van zijn bewind raakte Amangkoerat I dan ook steeds meer vervreemd van zijn onderdanen, hetgeen uiteindelijk tot zijn ondergang zou leiden Zover was het in 1646 echter nog lang niet Al direct in dat jaar sloot Amangkoerat een vre­desakkoord met de VOC, dat m Batavia werd bekrachtigd De vredesvoorwaarden hielden naast de Mataramse erkenning van de terntonale aanspraken van de VOC op Batavia en c:immelanden onder meer in, dat wederzijdse gevangenen werden uitgeleverd en dat het njk van Mataram, met name de kustgebieden, weer open­gesteld zou worden voor de handel met de Compagnie Verder verplichtte de VOC zich net als voor 1626 bij wijze van eerbetoon aan de soesoehoenan een jaarlijkse hofreis met geschenken naar Mataram te ondernemen Ten aanzien van wederzijd­se bijstand in geval van oorlog waren nogal vage bepalingen opgenomen

Tusen 1648 en 16 ,4 nam de latere gouverneur-generaal Rijckloff van Goens (i678-1681) vijfmaal deel aan de gezantschapsreizen uit Batavia naar de hofstad Plered, de eerste twee keer als secretaris en de overige vier m de functie van op-perkoopman van de VOC Zijn ervanngen verschenen in 1666 in boekvorm on­der de hoofdtitel Jrti'iif'Ksc Reyn' Dankzij dit unieke document is het mogelijk een vrij betrouwbaar beeld te krijgen \An het aanzien van Midden-Java in die tijd en van de zeden en gewoonten aan het Mataramse hof Na een zeereis van Batavia naar Semarang begon een vermoeiende reis van vier dagen door de nog goeddeels onontgonnen, bergachtige binnenlanden Een lange stoet van vreemd uitgedoste Hollanders, begeleid door Javaanse edelen en gevolgd door tientallen dragers, op weg naar de kraton van Plered diep in het zuiden van Midden-Java In zijn jour­naal beschrijft Van Goens de aankomst 'In 't aenkomen pan de eer\tc audiëntie POOI den Konm^h, ah mede iii 't pcrtrecken, wert den ^e^ant pan eenigh ^root piisoona'^H (iinUki ('(/( biiytin oii\ fiiin aiuhie 'gemeten) ten feilen zijden bandi om din hah gliedain, dn met beyde eynden opei de boist lian^ht, lot een leecken dat dacr mede hem, pan ipuii liygaonden weit, konin^hliikckc eerc wen aengcdaen, ahoo niemanl pan 't geheele iijck dan den Sow<oitslioiinan alleen gccle maili drai^cn, noch oock eenige briepen ontjangen, die met geel bekleel zijn als alleen den Koningh, op pene pan de doodt '

14

Page 17: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Tijdens deze hotbezoeken wist Van Goens zich geleidelijk aan een merkwaar­dige vertrouwenspositie te verwerven bij de gnllige Amangkoerat I, hetgeen de compagiiiesbelangen zeer bevorderde. Zo mocht de VOC in 1651 een nieuwe loge in Djapara bouwen, werd in 1652 een tijdelijke opheffing van het door Sultan Agoeng ingestelde verbod op rijstuitvoer naar Batavia overeengekomen en gmg de soenan in dat jaar ook akkoord met de aanwijzing van de Tjitaroeni als grensrivier tussen VOC-gebied en het rijk van Mataram Toen na 1654 voor Van Goens de hofi-eizen waren afgelopen, toonde de soenan geen belangstelling meer voor de Hollandse gezantschappen, wat de verhouding met de VOC nadien niet ten goede kwam Tot wezenlijke conflicten met Batavia leidde dit niet, jarenlang bleven de contacten zeer beperkt en daarbij uitsluitend formeel van aard

Het echte gevaar dreigde van binnenuit en wel van zijn eigen zoon Pangeran Adipati Anom, die in de beginjaren zeventig de spil werd van een complot tegen zijn vader, Hij werd daarbij gesteund door Taroenodjojo, een terzijde geschoven Madoerese prins die tegen zijn leenheer m opstand was gekomen. Deze stroopte in 1673 en volgende jaren met zijn aanhang van Madoerezen en Makassaarse vrij­buiters de kuststreken van Oost- en Midden-Java af, waardoor bij de bevolking grote onrust ontstond, hi oktober 1676 kwam het tot een beslissend treffen tussen Taroenodjojo's troepen en het veel grotere Mataramse leger, dat verrassenderwijs vernietigend werd verslagen. De kroonprins, die zich door Taroenodjojo's al te succesvolle optreden m het nauw gebracht voelde, verzoende zich daarop weer met zijn vader De Compagnie, die zich tot dan toe voornamelijk afzijdig had gehou­den, moest nu wel ingrijpen en zond in mei 1677 op basis van het oude bijstands­verdrag een troepenmacht onder aanvoering van de raad van Indië en latere gou­verneur-generaal Cornells Speelman naar Soerabaja, waar Taroenodjojo tijdelijk hof hield. Deze trok zich terug op Kedin, maar intussen veroverden zijn troepen de kraton van Plered, van waar zij de gouden Mataramse kroon - een poesaka van Modjopahit - in triomf wegvoerden.

De oude en zwaar zieke soenan kon nog met Pangeran Adipati Anom en een aantal van de resterende njkssieraden uit Plered ontkomen In zijn benauwenis be­sloot hij naar Batavia te vluchten, maar bij Tegal, halverwege deze lange, moei­zame reis, verslechterde zijn toestand snel en wees hij zijn zoon aan als opvolger, onder de naam Amangkoerat II. Kort daarna overleed de vorst en werd hij iets zuidelijk van Tegal begraven. Deze begraafplaats, Tegalwangi of Tegalaroem ('Geung Veld'), is sindsdien een bedevaartplaats geworden en wordt tot op heden geregeld bezocht

Amangkoerat II

De voorspelling aan Senopati Ingalogo was uitgekonieir 111 dit Javaanse jaar 1600 (AD 1677) was met de dood van Senopati's achterkleinzoon Amangkoerat I het iijk Mataram gevallen Zijn zoon en opvolger Amangkoerat II (reg. 1677-1703) had op de njkssieraden na alles verloren en kon nu alleen nog hulp verwachten van de VOC. In 1678 maakte Amangkoerat II in Djapara zijn opwachting bij Speelman, die inmiddels het op een na hoogste compagniesambt van directeur-generaal van Indië bekleedde. Deze bood de ontheemde vorst inderdaad militaire bijstand aan, maar op veel hardere voorwaarden dan onder het oude verdrag. Zo diende de soenan alle door de VOC in de oorlog gemaakte kosten terug te betalen, als onderpand waarvoor een aantal havens aan de noordkust 'voorlopig' onder compagniesgezag zou komen Daartoe behoorden Semarang en Soerabaja, die al­dus als koloniale steden een nieuw tijdperk 111 hun geschiedenis begonnen Verder eiste de Compagnie alle handelsmonopolies 111 het Mataramse njk op, inclusief de tolheffingen en andere opbrengsten van de nog vnje havens aan de noordkust. Als derde verlangde de VOC de verlegging van de oostgrens van het conipagnies-gebied tot de Iijn tussen Pamanoekan en de zuidkust, waarmee het gehele West-javaanse bergland onder haar gezag kv\am

De soenan had geen andere keus dan akkoord te gaan, wilde hij zijn troon ooit daadwerkelijk kunnen bestijgen. Daarop werd van compagnieswege een aanzien­lijke legermacht uitgezonden onder leiding van Anthony Hurdt, teneinde Taroe­nodjojo te bedwingen en het gezag van de Mataramse vorst te herstellen. Pas na veel ontberingen en gevoelige verhezen werd in 1679 Kediri ingenomen, maar Taroenodjojo was tijdig gevlucht. Wel werden de njkssieraden buitgemaakt, waar­onder de gouden kroon van Modjopahit. Bij de teruggave aan Amangkoerat II eiste de daarmee belaste kapitein Francjois Tack echter een geldelijke beloning, het­geen door de soenan en het hof als een uiterste belediging werd ervaren Taroe­nodjojo werd ten slotte emd cfecember 1679 alsnog ovemieesterd en uitgele\erd aan

Amangkoerat II, die hem enkele dagen later persoonlijk met de kns terechtstelde. In de onzekere beginjaren \an zijn regenng heeft Amangkoerat II zich voort­

durend gespiegeld aan de macht van de VOC. In alles volgde hij het voorbeeld \an zijn bondgenoot Speelman, die hij als een vader beschouwde. Zo kleedde hij zich als de Nederlanders en imiteerde hij hun gedrag en leefwijze Waar moest hij zich vestigen' In het verwoeste Plered had zijn broer Pangeran Poeger zichzelf emd 1677 tot de wettige opvolger uitgeroepen. Amangkoerat besloot in 1680 een nieuwe kraton te bouwen bij Wonokarto, westelijk van het oude Padjang; de nieuwe hoofdstad kreeg de naam Kartosoero of Kartasoera Daar werd hij in het­zelfde jaar namens de VOC officieel als soenan geïnstalleerd; voor zijn veiligheid legerde de Compagnie bij de kraton een permanent garnizoen Eenjaar later on­derwierp Poeger zich alsnog, waarna Amangkoerats affiliatie met Speelman en de Compagnie snel verwaterde De financiële verphchtigen aan de regenng in Batavia werden met nagekomen, terwijl ook anderzijds de inkomsten uit de diverse mono­polies en heflFingen goeddeels uitbleven Aan dit laatste was overigens ook Speel-mans lakse en al te toegeeflijke houding debet, nadat hij m 1681 gou\ erneur-gene-laal was geworden.

Na diens dood in 1684 stak echter opnieuw onrust de kop op. Een Bahsche slaaf m Batavia, Soerapati, had het na zijn vnjlating in legerdienst bij de Compag­nie tot luitenant gebracht. Na een keer op grove wijze door een Hollandse min­dere m rang te zijn beledigd, doodde hij uit wraak een aantal soldaten en vluchtte hij in 1686 naar Kartasoera De soenan, die intussen onder invloed was gekomen van een anti-Nederlandse hofkliek, bood Soerapati asiel aan. Dezelfde - inmiddels tot majoor bevorderde - Francois Tack van de gouden kroon werd nu met een gewapende macht naar het hof gestuurd om Soerapati op te brengen. Door een listig opgevoerd schijngevecht in een hinderlaag gelokt, werden Tack en tiental­len van zijn mannen iets buiten Kartasoera vermoord. Soerapati week nadien uit naar Oost-Java en vestigde zich in Pasoeroean, van waar hij zijn macht m korte tijd over de gehele Oosthoek uitbreidde en aldus op zijn beurt een bedreiging voor de soenan werd. Amangkoerat II zag zich genoodzaakt opnieuw de hulp van Batavia in te roepen, maar de Compagnie het hem ditmaal liever aan zijn lot over. Een tweede verzoek m 1697, na jarenlange vergeefse stnjd tegen Soerapati, werd even­min gehonoreerd. In de laatste jaren van zijn bewind namen ook aan het eigen hof de moeilijkheden toe, toen zijn zoon en opvolger Soenan Mas openlijk de zijde van Soerapati koos. Toen Amangkoerat II in 1703 stierf het hij een failliet en ont­redderd njk na De schulden aan de VOC waren nog steeds met afgelost, in het njk heerste grote verdeeldheid en behalve met Soerapati, dreigde nu ook een oorlog met de Compagnie.

Eersteen TnvedeJavaanse Successie-oorlog, ijo^-ijoS en ijig-ijzj

Soenan Mas kwam als Amangkoerat III op de Mataramse troon (reg. 1703-1708), maar tegelijketijd presenteerde ook Pangeran Poeger, zijn oom die zich in 1677 ook al als 'tegensoenan' had later kronen, zich weer als pretendent Vanwege Soenan Mas' associatie met Soerapati besloot Batavia Pangeran Poeger te steunen; in 1704 werd deze in Semarang door de VOC officieel als wettige opvolger erkend. Nog 111 hetzelfde jaar bereidde de Compagnie een groot offensief voor, waamiee de Eer­ste Javaanse Successie-oorlog (1704-1708) werd ingeleid. Na eerst de Middenjavaan-se kustgewesten te hebben bezet, nam een Compagniesleger onder aanvoenng van de raad van Indië Herman de Wilde in 1705 Kartasoera in, waar Amangkoerat III (Soenan Mas) reeds naar Soerapati bleek te zijn gevlucht, met medeneming van de njkssieraden. Pangeran Poeger werd vervolgens als Soesoehoenan Pakoe Boewo-no I (reg. 1705-1719) geïnstalleerd, zij het onder voorwaarden die opnieuw een aanzienlijke vermindenng van de vorstelijke macht betekenden. Het gehele gebied van Chenbon tot aan de oostelijke grensrivier Tjilosan, alsmede de ovenge niet-Bantense delen van West-Java kwamen aan de VOC, evenals Oost-Madoera. De vroegere schulden werden kwijtgescholden, mits de hand werd gehouden aan de Nederlandse handelsmonopolies m Mataram, met inbegnp van de jaarlijkse onbe­taalde njsdeveranties aan Batavia voor de duur van 25 jaar. Verder kreeg de Com­pagnie het recht om waar zij het nodig achtte, \ersterkingen aan te leggen. Ter bescherming van de soesoehoenan bleef weer een Nederlands garnizoen in Karta­soera achtei

De stnjd tegen Amangkoeiat III en Soerapati duuicfe naciien nog tot ver 111 1708 In oktober 1706 nam een compagniesleger uit Soerabaja de plaats Bangil in, waar­bij Soerapati zwaar gewond raakte en kort daarop stierf Een tweede expeditie naar Oost-Java uit Kartasoera, gesteund door troepen uit Soerabaja, leidde begin

15

Page 18: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

I708 tot de verovenng van Pasoeroean Amangkoerat III week uit naar het gebied van Malang, maar onderwierp zich later in Soerabaja aan de Compagnie Samen met zijn familie werd hij met passend eerbetoon naar Ceylon verbannen, waar hij in 1737 IS overleden De Mataramse njkssieraden bleken echter deels verdwenen, pas nadat in xi^i de zonen van Amangkoerat III Ceylon mochten verlaten, zijn enkele poesoko op Java teruggekeerd

De oorlog was voorbij en een periode van betrekkelijke rust tiad iii De VOC had opnieuw aan macht gewonnen en was teitehjk heer en meester over Java ge­worden, al moest zij de hegemonie voortdurend met tact en wapens blijven be­vechten In de jaren na 1708 werd in Mataram, zoals ook in de Preanger en oveng West-Java, van compagnieswege de eerste aanzetten gegeven tot de invoenng van de 'verplichte leverantien' van handelsgewassen, hout en andere plaatselijke pro­ducten, ter aanvulling op de weinig rendabele handelsmonopohes In West-Java leidde dit ondermeer tot de opkomst van de koffiecultuur, de Mataramse leveran­ties betroffen, naast de njst, voornamelijk djatihout voor de scheepsbouw en sap-panhout en indigo voor verfstoffen In de praktijk \an dit nieuwe stelsel kregen de regenten tijdens de jaarlijkse ontvangst aan het hof ter gelegenheid van het Garebeg Moeloed-feest van de soenan te horen welke producten zij voor het vol­gend jaar moesten leveren en in welke hoeveelheden Tevens werd dan tevoren medegedeeld welke - zumige - prijzen de Compagnie voor het geleverde dacht te betalen De lasten van de leveranties begonnen spoedig zwaar te drukken op de regentelijke kassen en directer nog op het bestaan van de plattelandsbevolking, die de benodigde werkzaamheden in feodale dienstverplichting aan de regenten moest vernchten Al snel kwam het tot lijdelijk verzet en verschenen de boepati's niet meer op de jaarlijkse bijeenkomst aan het hof Ook in Kartasoera stak aan het hof weer een krachtige anti-Nederlandse stemming de kop op

De directe aanleiding tot de Tweede Javaanse Successie-oorlog (1719-1723) lag als gewoonlijk besloten in de opvolgingskwestie De oude zieke Pakoe Boewono I had al geruime tijd tevoren zijn oudste zoon Mangkoe Nagoro met goedkeunng van de VOC tot opvolger benoemd Vlak voor zijn dood echter, begin 1719, wees hij onder druk uit hofknngen zijn tweede zoon Blitar als zodanig aan Desondanks besteeg Mangkoe Nagoro als Amangkoerat IV de troon (reg 1719-1726) Na een mislukte aanval op de kraton vluchtten Blitar en een andere broer naar de oude hofplaats Karto en vervolgens naar het opnieuw opstandige Oost-Java, dat inmid­dels deels beheerst werd door twee zoons van Soerapati Voor de Compagnie be­gon een herhahng van de campagnes in de eerste oorlog In 1721 sneuvelde Blitar en in 1723 gaven de andere broer en Soerapati's zoons zich ten slotte over, de vor-stenzoon werd naar de Kaap verbannen, de Soerapati-clan ging in meerderheid naar Ceylon

De gebeurtenissen van iy40-ij4j

Amangkoerat IV stierf reeds in 1726 en werd opgevolgd door zijn zoon als Pakoe Boewono II (reg 1727-1749) Deze was nog een onervaren jongeman, die spoedig de speelbal werd van verschillende rivaliserende partijen aan het hof De koningin-moeder, gesteund door de Mataramse vazal Tjakraningrat IV van West-Madoera, stuurde aan op verdere toenadering tot de VOC Haar voornaamste tegenstander was de doorgewinterde njksbestuurder Patih Danoeredjo, die fel gekant was tegen de Nederlandse invloed, maar zich door zijn ongebreidelde machtsstreven in Mata­ram algemeen gehaat maakte In 1733 ondernam Pakoe Boewono II ten slotte actie tegen Danoeredjo en werd deze met hulp van de VOC verbannen Daarmee leek de situatie in het rijk zich voor langere tijd te stabiliseren, al bleef de relatie tot de ontevreden Tjakraningrat nogal tweeduidig en heerste wijdverbreide ontevreden­heid over de leveranties en andere verplichtingen aan de Compagnie, die ovengens door Pakoe Boewono II stipt werden voldaan

In 1740 namen de gebeurtenissen evenwel onverwacht een dramatische wen­ding, toen in de ommelanden van Batavia een opstand uitbrak onder Chinese koe­lies op de suikerplantages In de nacht van 8 op 9 oktober deed een grote bende ge­wapende Chinezen een vergeefse aanval op de stad, waarop daags nadien de paniek bij de Europeanen in Batavia escaleerde in een redeloze moord- en rampokpartij onder de Chinese burgerij, waarbij naar schatting zo'n sooo mensen omkwamen Na herhaald treffen met de compagniestroepen trokken de opstandelingen begin 1741 uit de Bataviase ommelanden al plunderend langs de kust naar Midden-Java, waar ze met hun groeiende aanhang uit de Javaanse bevolking Semarang belegerden en de Nederlandse inwoners van Djoewana en Renibang uitmoordden Pakoe Boewono II meende hienn een uitgelezen kans te zien zich blijvend van de Com­

pagnie te ontdoen en koos medio 1741 openlijk partij voor de Chinezen Hij over­meesterde het Nederlandse fort m Kartasoera, het de officieien doden en de vesting met de grond gelijkmaken

Op zijn beurt zag Tjakraningrat IV van West-Madoera in de benarde omstan­digheden waarin de Compagnie verkecide, een gunstige gelegenheid onder het gezag van Mataram uit te komen Hij bood Batavia zijn diensten aan, onder het beding, dat hij als vnj vorst onder bescherming van de VOC zeggenschap over zijn njk en enkele kustgebieden in Oost-Java zou knjgen Eind 1741 keerden aldus de kansen, Semarang werd ontzet, de Madoerese troepen drongen de opstandelingen ver terug en Pakoe Boewono II zag zich gedwongen, de Compagnie m Batavia nederig om vergeving te vragen Deze zond daarop een kleine delegatie onder kapitein Andnes van Hohendorff dwars door vijandelijk gebied naar Kartasoera 0111 te onderhandelen

Hun plotselinge komst en het 'verraad' van de soenan veroorzaakte m Mata­ram een enorme consternatie, waaruit bijna terstond een revolte van fanatieke moslims tegen de vorst voortkam De opstandelingen nepen Raden Mas Garcndi, een kleinzoon van de in 1708 naar Ceylon verbannen Amangkoerat III (Soenan Mas) uit tot Amangkoerat V (reg 1741-1743) en wisten met hulp van de Chine­zen Pakoe Boewono II uit Kartasoerta te verjagen Deze moest nu opnieuw de VOC om hulp vragen, die evenwel op dat tijdstip in Mataram alleen over de troepen van Tjakraningrat IV kon beschikken De Madoerese pnns heroverde de hofstad nog in hetzelfde jaar, maar kon pas na langere tijd ertoe gebracht worden zich weer terug te trekken In 174'? gaf Amangkoerat V (Raden Mas Garendi) zich over en m hetzelfde jaar sloot de VOC een nieuw verdrag met Pakoe Boewono II, vvaann deze erkende slechts over Mataram te regeren bij de 'barmhartii;lu'yl eiidc wudcdooi^LDdheyt der Edeli Coinpai;ine' De VOC verwierf aan de noordkust van Midden-Java en het westelijk deel van Oost-Java, indertijd gezamenlijk aangeduid als Java's Noordoostkust, verscheidene nieuwe 'strandrechten', terwijl Soerabaja, Madoera en - althans in naam - ook de ovenge Oosthoek blijvend aan de Com­pagnie vervielen Verder moest voortaan de patih of rijksbestuurder mede met goedkeuring van Batavia worden benoemd De oude schulden werden echter kwijtgescholden, al bleef de soenan als voorheen verplicht tot onbetaalde rijst-leveranties - nu voor sojaar' - aan de Compagniesbezittingen en tot onderhoud van het Nederlandse garnizoen m Kartasoera

Een andere verhezer was uiteindelijk Tjakraningrat IV, aan wie in strijd met de eerdere afspraken geen gezag over de kusten van Oost-Java en het oostelijk deel van Madoera werd gegeven In 1745 begon een korte, felle oorlog tussen de Compag­nie en Tjakraningrat, die het jaar daarop eindigde met de verbanning van de pnns naar de Kaap Zijn zoon Tjakraningrat V onderwierp zich wel aan het Nederland­se gezag en regeerde nadien als leenvorst van de VOC over West-Madoera

Soerakarta de nieuwe hoofdstad

Pakoe Boewono II begon met een schone lei De hofstad Kartosoero, die tot tweemaal toe door de vijand was verwoest en mets dan onheil had gebracht, was volgens Javaanse begnppen ontwijd Slechts in een nieuwe hoofdstad, onder een gelukkig gesternte gebouwd, zouden rust en vrede kunnen heersen Na een zorg­vuldige afweging van drie mogelijke vestigingsplaatsen ontving de ziener Dyan Toemenggoeng Honggowongso een goddelijke openbaring, die het dorpje Sala (Solo), ca 13 km oostelijk van Kartasoera op de westoever van de Bengawan Solo, als beste locatie aanwees Het was een ongunstig, oneffen terrein, omringd door moerasgebied dat door een bron werd gevoed Nadat deze op ntuele wijze gedicht was en het land drooggelegd en opgehoogd, kon men met de bouw van de kraton beginnen In 1745 vond de gedenkwaardige historische uittocht plaats naar de nieuwe hoofdstad van Mataram Soerakarta Hadiningrat Deze gebeurtenis is mede beschreven in de Babat Giaiiti, de Javaanse kroniek van de ontstaansgeschiedenis van de Vorstenlanden Soerakarta en Djokjakarta Daaruit is overgeleverd hoe op de 17de februan van dat jaar de lange feestelijke stoet was samengesteld, waann de feitelijke verhuizing van de kraton met compleet toebehoren plaatsvond

Voorop gingen, in zijde gewikkeld, de beide heihge wanngins voor de nieuwe noordelijke aloon-aloon, gevolgd door het audientiepaviljoen Bangsal Pangrawit Daarachter kwam een stoet van kratonolifanten, ruiterafdehngen, hoogwaardig­heidsbekleders en hoffunctionarissen, en vervolgens de twee njksbestuurders met de kratontroepen en het Nederlandse garnizoen Achter hen reden de vertegen­woordiger van de Compagnie, de majoor Van Hohendorff, en de kroonprins

16

Page 19: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Luik^ voor zover bekend is dit de enige bewaard gebleven topografische afbeelding van de kratoii \an Djokja en de noorde­lijke aloon-aloon uit de eerste jaren na de stichting van de nieuwe hofstad Geheel op de achtergrond is de kratonmuur te herkennen, daarvoor de Sitihinggil en tv\ee wachthuizen, en nog meer op de voorgrond de twee nog jonge heilige \\ anngins De blik is in zuidwaartse nch-ting, vanaf de dubbele poorten in wat la­ter de Kadasterstraat zou heten Rechts van de aloon-aloon, dus aan de westzijde, IS de bouw van de vorstelijke moskee, de Masdjid Ageng, nog met begonnen De tekening in oostindische inkt is in 1771 gemaakt door A de Nelly, vermoedelijk een VOC-ambtenaar over wie evenw el geen nadere gegevens beschikbaar zijn Foto Rijksmuseum

Pangeran Adipiti Anoni Mangkoe Nagoro, beiden te paard, ge\olgd door de m zijde gewikkelde njkssieraden, die voor de koninklijke koets Kyai Groedo uit wer­den gedragen In dit rijtuig, een vroeger geschenk van de V O C dat nu door acht karbouwen werd getrokken, zat de soesoehoenan, gekleed als bruidegom in vol ornaat Achter de koets kwamen de koninklijke draagstoelen met de vorstin, de pnnsessen en verdere familieleden, op hun beuit weer gevolgd door de dragers van de heilige erfstukken of poesoko en de koninklijke bibhotheek Daarachter hepen de duizenden leden van het lagere personeel van de huishouding, de keukens, de stallen en andere kratonafdelingen, met de twee wanngms die bestemd waren voor de zuidelijke aloon-aloon in hun gevolg Het laatste deel van de kilometers lange stoet werd gevormd door de gamelans, die wedijverden met het tromgeroffel en trompetgeschal van de compagniestroepen, de leeuw van de soenan m zijn kooi en de heilige kanonnen, waaronder Nyai Setomi

Terwijl aan de voltooiing van de kraton werd dooigewerkt, het de V O C er­tegenover op kosten van de soenan het fort De Grootmoedigheid bouwen, dat het voorlopig eindpunt vormde van een reeks gelijktijdig aangelegde versterkingen ter bewaking van de route van Semarang naar de nieuwe hofstad De Ontmoet ing m Oengaran, De Herstelling m Salatiga en De Veldwachter m Bojolah Het fort m Oengaran, iets zuidelijk van Semarang, verwees in zijn naamgeving naar de ont­moeting die op 11 mei 1746 plaatsvond tussen Pakoe Boewono II en gouverneur-generaal Gustaaf baron van Imhoff (1743-1750) Deze energieke bestuurder, die ovengens in 1740 op minder gunstige wijze betrokken was geweest bij de C h m e -zenmoord m Batavia, was in 1742 aangesteld om orde op zaken te stellen bij het toenemend corrupte en inefficiënte compagmesbestuur in de Oost Deze 'herstel­ler' - vandaar ook de naam van het fort in Salatiga - maakte als eerste gouverneur-generaal een grote inspectiereis door de binnenlanden van Java, in het kader waar­van hij m Semarang ook de soenan ontving Over diens intocht noteerde Van Imhoff in zijn verslag ondenneer

Y ) terwijl de evorti aansloot aan de HiJtci vliw^il vau Int huis, m op de stoip ihui hetzelve geposteerd waren de troiupittcis, (lehik aan 't inde van de ^roolegaldenj de bende nitiiicanten, temnji de SoeHhlioenani;, na een vooraf'^tttokkLiu \kip van pukiiueis, [UH-licr<:, allcrbje ornamentdrageis, draagstoelen en tandoes, oj \laphan\iindi Java\i kinden aan een stok vastgemaakt en niet een mat of ander deksel overdekt, w welke zijne kindi-nn, sti<;ui, doi>tn in iindilijk ook di Ratoe Ainancoerat, zijne moeder, waren, item twee ohfantai, twii liifvaandils in un paitijtji ti voit lopindi Tonimoiiiii^oni^s in andeie (j/(U(/;, waar onder ook zelfs seven Paii\;erant;s, zijni hoeders en ncvin waien, van zijn zoon Pain^irani; Depattij Aniim, den iinigste mannelijke eifgenaani iiijt hemt voortge-koiiiin in thans n a 14 jann oud is '

Met de soenan en diens uitgebreide gezelschap reisde de gouverneur-generaal mee naar Solo, waar verdere onderhandehngen met de soenan plaatsvonden Daai-bij werden boven de bepalingen \an het verdrag van 1743 de 'strandrechten' aan­gescherpt, waarmee Mataram feitelijk alle havens kwijtraakte en derhalve econo­misch goeddeels afhankelijk raakte van de Compagnie Als compensatie zegde Van ImhofF een jaargeld aan de vorst toe en werd verder diens enige wettige zoon aangewezen als troonopvolger Pakoe Boewono II kon onder de gegeven omstan­digheden weinig anders dan toestemmen, maar zijn jongere broer Mangkoe Boe-mi was tel gekant tegen dit gevoelige verlies van prestige en inkomsten voor het rijk Bovendien speelde op dat moment een onverkwikkelijke zaak tussen hem en de soenan over het uitgestrekte distnct Soekowati oostelijk van Soerakarta Mang­koe Boemi had dit district in 1743 heroverd op Mas Said, een rebelerende neef van hem en de soenan Pakoe Boewono hield zich echter met aan zijn belofte aan Mangkoe Boemi, hem dit district in leen te geven, in plaats daarvan had de soe­nan het toegewezen aan zijn rijksbestuurder Patih Pringgolojo Dit conflict werd nu in bijzijn van beide partijen aan Van Imhoff \oorgelegd Onbekend met het veiraderhjke spel van de Javaanse hofinmges, ging de gouverneur-generaal bhnde-lings af op de bewenngen van de soenan Ten overstaan van alle aanwezigen stel­de hij Mangkoe Boemi m het ongelijk en beval hem Soekowati aan de patih over te dragen Diep beledigd verliet Mangkoe Boemi het hof, trok zich terug in het afgelegen westelijke tieel van het kernland van Mataram bij Kota Gede en besloot samen met Mas Said tegen de Compagnie en de soenan ten stnjde te trekken Daar­mee was de kiem gelegd voor Derde Javaanse Successieoorlog (i 749-17S7), die het einde zou betekenen van Mataram als ongedeeld njk

Enige dagen voor zijn overlijden eind 1749 het Pakoe Boewono II Van Hohen-dorff, nu gouverneui te Semarang, naar Soerakarta overkomen en hem een schnf-tclijke \erklaiing opstellen, waann hij zijn iijk afstond 'iiyt eygen vrye en ongedwon­gen wille, met ap- en dependenties, aan di Ed Compai^nii. zonder eenige de minste voonvaarde' Toen Pakoe Boewono gestorven was, werd hij 111 de westelijke stads­wijk Lawejan bij de moskee begraven, met de bedoeling zijn stoffelijk overschot later over te brengen naar de vorstelijke begraafplaats m Imogiri Dit is echter nooit gebeurd Geheel volgens vroegere afspraken stelde Van Hohendorff ver­volgens de kioonpiins aan als Soesoehoenan Pakoe Boewono III (reg 1749-1788)

De DerdeJai'ami.sc Success^ie-ooilog (ij^g-ij^-j)

De nieuwe soenan kiceg aldus zijn eigen njk formeel van de Compagnie m be­heer, meei als gunst dan op grond van zijn vorstelijke rechten Z o diep was nog

17

Page 20: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

geen enkele soenan gezonken. Veel regenten en religieuze leiders moesten dan ook niets van deze vermeende manonet van de Hollanders hebben Nog voor zijn installatie was door zijn tegenstanders Mangkoe Boemi als de ware soesoehoenan Pakoe Boewono Senopati Mataram uitgeroepen. Deze had zich inmiddels met Mas Said verzoend en samen trokken zij ten strijde tegen de Compagnie en de soenan Doordat in 1750 en 1751 de VOC ook in Banten strijd moest leveren, kreeg de opstandige partij aanvankelijk geheel de overhand In het laatstgenoemde jaar behaalden Mangkoe Boemi en Mas Said in de slag aan de Bogowonto-rivier bij Magclang een grote overwinning op de VOC-troepen en moest Batavia zelfs weer de hulp van de Madoerese bondgenoot Tjakraningrat V inroepen. Jarenlang leed het njk zwaar onder de verwoestende terreur en wanorde die de oorlog had ontketend, zonder dat een oplossing in zicht kwam. Pas toen het in 17^2 bij de op-standehngen tot een breuk kwam nadat ook Mas Said zich tot soenan v\ ilde laten uitroepen, begon zich een eerste mogelijkheid daartoe af te tekenen

Inmiddels was Van Imhott gestorven en opgevolgd door gouverneur-generaal Jacob Mossel (1750-1761). Deze zag in dat Van Imhoffs beleid van blijvende steun aan Pakoe Boewono III op de lange duur voor de Compagnie tot een financiële en bestuurlijke ramp zou leiden. Mas Said en Mangkoe Boemi waren als tegenstanders te sterk gebleken en konden derhalve beter als medestanders aangezocht worden, door hun een deel van het Mataramse njk toe te kennen De nieuwe gouverneur in Semarang, Nicolaes Hartingh, kreeg de opdracht een en ander voor te bereiden Toen Pakoe Boewono III in 1754 bij hem zijn opwachting maakte, werd hij op de hoogte gebracht van het idee om het njk te verdelen. Omzichtig werd ook Mang­koe Boemi afzonderlijk benaderd en gepolst Deze zag er wel voordelen in, omdat hij dan als erkend vorst op de steun van de Compagnie kon rekenen in zijn strijd tegen Mas Said. Na langere onderhandelingen werd overeengekomen dat Mangkoe Boemi ongeveer de helft van het resterende Mataram van de Compagnie m leen zou ontvangen, met het recht hier een nieuwe hofstad te vestigen. Tot dit deelnjk zouden in elk geval geen gebieden en havens aan de noordkust behoren, ter com­pensatie waarvan hem van compagnieswege een jaargeld zou worden betaald Te­gelijkertijd verplichtte de nieuwe vorst zich zowel de Compagnie als de soenan in geval van oorlog militair bij te staan. Deze laatste werd ovengens niet rechtstreeks bij de onderhandelingen betrokken; op de hoogte gebracht van de uitkomst, kon

Pakoe Boewono III emd 17S4 weinig anders dan zich bij de nieuwe veihoudingen neerleggen.

Palihan Nagan, de uerdeling van het iijk, en de stichting van Djokjakarta

Aldus werd 13 tebruan 175s de historische dag dat het rijk van Mataram ophield te bestaan en m twee formeel gelijkwaardige vorstendommen werd gesplitst Soera-karta en Djokjakarta. De verzoemngsplechtigheid werd gehouden 111 Gianti, een plaatsje ten oosten van Soerakarta tegen de helling van de Lawoe. Hier tekenden gouverneur Hartingh en Pangeran Mangkoe Boemi het 'Tractaat van Reconcilia­tie', waarmee de nieuwe vorst zijn njk Ngajogjakarta Hadiningrat uit handen van de Compagnie in leen kreeg. Als Sultan Hamengkoe Boewono I (reg. 1755-1792) werd hij door Hartingh geïnstalleerd op de gouden troon, de dampar kentjono Met goedkeunng van de gouverneur stelde de sultan meteen zijn eerste njksbestuur-der Raden Adipati Danoeredjo aan, deze ambtsnaam is later op alle njksbestuurders van Djokja overgegaan. Op 15 februari werd vervolgens in Djatisan, halverwege Soerakarta en Gianti, een tweede verdrag bezegeld. Hierbij deed Soesoehoenan Pakoe Boewono III afstand van de helft van zijn njk ten behoeve van Sultan Ha­mengkoe Boewono. Na de lange penode van vijandschap veroorzaakte deze eerste confrontatie van de zelfverzekerde sultan (oom) met de bedeesde soesoehoenan (zijn neet) een pijnlijk moment van stilzwijgen. Geen van beiden verwaardigde zich de eerste stap tot toenadenng te zetten. Ze waren immers eikaars gelijken' Hartingh wist door diplomatiek ingnjpen de situatie te redden en beiden voor gezichtsverlies te bewaren, waarna het protocol van de verzoemngsplechtigheid verder zonder in­cidenten kon worden uitgevoerd.

Nader beschouwd was er inderdaad een hoogst ongewone situatie ontstaan Plotseling waren er twee gelijkwaardige vorsten. Naar wie moesten de Javanen zich richten' Wie van beiden vertegenwoordigde werkelijk de goddelijke macht op aarde? En hoe zat het met de njkssieraden, de legitieme symbolen van deze macht? De overlevering wil, dat de soenan bij deze gelegenheid een zeer heilige poesaka kris aan de sultan overhandigde. Deze had ooit toebehoord aan wall Soe­nan Kalidjaga, die nauw verbonden was geweest met de ontstaansgeschiedenis van

18

Page 21: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Pni> iS ill link': plattegrond (eind i8de eeuw) en aanzicht (1815, van de Britse tekenaar J Jcakes) van het Waterkasteel en omgeving in het zuidelijke deel van Djokja's hofstad Dit merkwaardige hoofd­gebouw in de lusthof Taman San kwam in de jaren na 1758 tot stand naar een ont­werp van K T Mangoen di Poero, van wie bekend is dat hij ten minste tweemaal Batavia heeft bezocht Dit verklaart waar­schijnlijk de opvallend Europese vormge­ving \an het Waterkasteel, waaraan ech­ter oorspronkelijk ook Chinese invloeden zijn te herkennen Het gebouw was ge­legen op een eilandje in een kunstmatig meer en kon alleen worden bereikt via een stelsel van tunnels, waarvan de boven wa­ter uitstekende lucht- en lichtschachten m de tekening goed zijn te zien Een verge­lijkbaar bouwwerk, waann de geldvoor­raad van het sultanaat werd bewaard, be­vond zich in een tweede, oostelijker gele­gen meertje De plattegrond toont verder ondermeer de zuidelijke aloon-aloon, de tuinen en baden van Taman San en de zui-debjke hoofdpoort van de oinwalde stad Het gehele complex raakte m dt eerste helft van de lyde eeuw al emsog m verval, waar­na de aardbeving van 1867 ook de laatste intacte gebouwen tot ruines reduceerde Foto's ARA, KIT

Mataram ten tijde \<\n de losmaking van Padjang Deze geschiedenis leek zich nu, bijna twee eeuwen later, onder soortgelijke omstandigheden te herhalen Ook zou bij deze gelegenheid een verdeling van de heilige erfstukken hebben plaatsgehad Het IS aannemelijk dat dit ongewone fenomeen van twee evenwaardige vorsten­dommen naast elkaar aanvankelijk als een tijdelijke oplossing werd opgevat, in af­wachting van een toekomstige hereniging Het heeft nadien tientallen jaren, zo niet generaties geduurd voordat de vorstenhuizen en de Javaanse bevolking defi­nitief ervan doordrongen raakten, dat een weg terug nooit meer mogelijk zou zijn Uiteindelijk heeft de algemene mening postgevat, dat het vontenhuis van Soerakarta de ouclere tak en dat van Djokjakarta de jongeie tak van dezelfde stamboom ver-tegeinv oordigde

O p voortvarende wijze begon de nieuwe sultan orde op zaken te stellen De loca­tiekeus voor zijn hof was reeds bepaald op de desa Gardjitovvati bij het woud van Bermgan en de pasanggrahan Ajogja, een pleisterplaats op de weg naar Kota Gede en Imogin die vanouds geliefd was bij vorsten en njksgroten In 1756 en volgende jaren verrees hier vlakbij de kraton, die evenals de hoofdstad de naam Ngajogjakar-ta Hadiningrat kreeg Twee kilometer naar het noorden, aan het einde van een brede lechte processieweg, het de sultan de Toegoe plaatsen, een stenen obelisk O o i -spronkehjk was deze 22 m hoog, maar in 1867 werd de 'Witte Paal' beschadigd door een aardbeving Nadien is hij tot 12 ni hoogte teruggebracht De Toegoe diende als concentratiepunt voor de sultan, wanneer hij zich op hoogtijdagen m meditatiehouding op de Suihmggil, de verhoogde audiennehal op de noordelijke aloon-aloon, aan het volk vertoonde Tevens gaf de Toegoe de plaats aan, waar reizigers na binnenkomst in Djokja hun ujtuigen moesten verlaten en te voet ver­der gaan, alleen de sultan en de hoogste VOC-dienaren was het indertijd vergund zich m de stad te laten n|den

Zuidwestelijk van ck kiatoii, maai nog binnen de omvvalhng waan'an de woon­stad om het hof m dezelfde tijd werd voorzien, het Hamengkoe Boewono 1 een fraaie lusthof aanleggen Deze Taman San werd een omvangrijk complex met uit­kijktorens, poorten, paviljoens en rustvertrekken temidden van grote waterbassins, die gevoed werden door de bron Oemboel Patjetokan Een ingewikkeld ondei -gronds labvnnt van tunnels en gangen regelde met alleen de waterhuishouding, maar diende ook als strategisch verdedigingsstelsel en vluchtweg in geval van beleg Miiidei haast maakte de vorst met de bouw van het foit Rustenbuig, later Viede-

buig, aan de overzijde van de noordelijke aloon-aloon, waartoe hij krachtens het verdrag met de V O C was verphcht Het werd pas kort voor 1790 voltooid, lang na het kiatoncomplex en de vorstelijke moskee, de Masdjid Agoeng, die in 1773 werd ingewijd ]3aarmee was toen de basisstructuur van de stad Djokjakarta goed­deels bepaald, de latere stedebouwkundige ontwikkelingen tot het eind van de 19de eeuw, waarop m een volgend hoofdstuk nader zal worden ingegaan, waren in hoofdzaak voortzettingen van de toen al ingeslagen wegen

Na het verdrag van Gianti zette Mas Said de strijd tegen de gezamenlijke macht van de V O C , de soenan en de sultan alleen voort, maar na verloop van tijd begon zijn aanhang te shnken en moest ook hij ten slotte inzien dat hij deze uit­puttingsslag niet meer kon winnen Na voorafgaande ondeihandelingen kwam het op 17 maart I7s7 m Salatiga tot een nieuw vredesverdrag, ondertekend door gouverneur Nicolaes Hartingh namens de V O C , Soesoehoenan Pakoe Boewono III, diens aehterneef Mas Said en de rijksbestuurder van Sultan Hamengkoe Boe­wono I Daarbij onderwierp Mas Said zich aan de soenan, die hem m ruil daar­voor verhief tot Pangeran Midji, een prins die weliswaar onder de soenan stond, maar m zijn eigen leenrijk zelfstandig kon regeren Met dit verdrag van Salatiga was de Derde Javaanse Successie-oorlog na acht jaar tot een eind gekomen en brak een periode van betrekkelijke rust in de Vorstenlanden aan, die - afgezien van enkele kleinere, incidentele conflicten - tot het begin van de Java-oorlog in 1825 zou voortduren

De nieuwe vorst ontving als leen geen aaneengesloten deelnjk, maar versprei­de gebieden m het zuidoosten van het njk van Soerakarta en in het oostelijk deel van het rijk van Djokjakarta, met in totaal 4000 tjatjah (weerbare mannen met hun gezinnen) Hij aanvaardde de regenng onder de naam van Pangeran Adipati A n o Mangkoe Nagoro 1 (reg i7S7-i7ys) Zijn paleis de istana of poero, ontstond m de jaren na 1786 op eigen grondgebied m het noordelijk deel van de hoofdplaats Soerakarta, met als opvallende afwijking ten opzichte van het bouwplan van de kraton dat het front zuidwaarts was gencht Door de splitsing v an het Mataramse iijk m drie delen was er een onoverzichtelijke situatie van verbrokkeld landbezit ontstaan, overigens ook met betrekking tot de grenzen van het soenanaat en het sultanaat Her en der verspreid lagen de toegewezen enclaves zonder enige geografische samenhang, waardoor een efTicient bestuui niet mogelijk was Via moeizame herverkavelmgsprocedures is m de jaren 1773-1774 hierin enige ver­betering gebracht, maar de grenzen van de Vorstenlanden zoals die kort voor de

19

Page 22: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Tweede Wereldoorlog bekend waren, werden m hoofdzaak pas vastgesteld m 1830 en 1831, na afloop van de Java-oorlog

Evenals Sultan Hamengkoe Boewono I was ook Mangkoe Nagoro 1 een krach­tige figuur, die zich ondanks zijn formele vazallenstatus al direet als onafliankelijke derde vorst opstelde De haat van Mangkoe Nagoro I tegen de sultan van Djokja IS altijd gebleven Deze werd nog versterkt, toen m 1763 zijn echtgenote llatoe Bendoro, een dochter van de sultan, hem verliet en temgkeerde naar Djokja, waar­na een scheiding volgde Mangkoe Nagoro's laatste wens was dan ook, dat zijn afstammelingen tot in het zevende geslacht met zouden trouwen met leden van de sultansfamilie Inderdaad heeft pas Mangkoe Nagoro Vil, toen nog als Prang Wadono, m 1920 een prinses van Djokja als Ratoe Timoer tot officiële hoofd­vrouw of garwo padmi uitverkoren Na bijna anderhalve eeuw werd aldus de vete beëindigd en waren beide vorstenhuizen weer verbonden Op zijn beurt vreesde Sultan Hamengkoe Boewono I dat, m geval hij eerder kwam te sterven dan zijn gehate ex-schoonzoon, deze zich meester zou maken van Djokjakarta en dit njk samen met de soenan zou opdelen Zover is het niet gekomen, evenmin als de sul­tan of Mangkoe Nagoro I er nog m slaagden zich van de Solose kraton meester te maken

De eerste poging daartoe vond plaats in 1788, toen de soenan stervende was en de sultan een inval in het njk van Soerakarta deed Door ingrijpen van de VOC bleef de soenanstroon echter behouden voor de wettige opvolger, Pakoe Boewono IV (reg 1788-1820) Twee jaar later was de situatie omgekeerd, toen de VOC sa­men met troepen \ an de sultan en Mangkoe Nagoro militair moest optreden tegen het Solose hof waar de jonge soenan zich onder invloed van fanatieke geestelijken had laten verleiden tot plannen voor een 'heilige oorlog' tegen alle Europeanen op Java Na de capitulatie van de soenan kreeg echter geen van beide andere vorsten diens troon toebedeeld en maakte het verdrag van 'Vergelijking en Bevrediging', waann de opvolgingslijnen van de dne vorstenhuizen formeel werden vastgelegd, in 1790 voorgoed een einde aan de wederzijdse aspiraties van de rivalen In 1792 stierf de sultan Zijn zoon, die aanvankelijk bezwaren maakte tegen de eed van trouw aan de VOC, volgde hem op als Hamengkoe Boewono II Hij regeerde met tussenpozen, van 1792-1810, 1S11-1812 en 1826-182S, en is de geschiedenis inge­gaan als Sultan Sepoeh ('De Oude') Mangkoe Nagoro 1 stierf m 179 s Het jaar daarop werd hij opgevolgd door zijn kleinzoon, onder de vorstennaam Mangkoe Nagoro II (reg 1796-1835)

Andere heren: van Compagnie naar Gouvernement

De penode van ongekende maatschappelijke en politieke verandenngen m Europa, in 1789 ingeluid door de Franse Revolutie, het ook het verre Indië met onbe­roerd De ondergang van de VOC in 1799 had als een der consequenties, dat be­zittingen in de Indische Archipel en elders overgingen naar het gezag van haar rechtsopvolger, de Nederlandse staat Van 1795 tot 1806 betrof dit de Bataafse Re­publiek, nadien tot de inlijving bij het Franse keizernjk het Koninkrijk Holland, onder Koning Lodewijk Napoleon Eenduidig was deze rechtsopvolging echter met, na zijn vlucht naar Engeland in I79<i had namelijk de erfstadhouder Willem V, tevens opperste gezaghebber over de VOC, de Bntse regenng gemachtigd in zijn naam alle compagniesbezittingen op te eisen -mdien nodig met geweld - en tot zijn terugkeer naar Nederland te beheren Op grond van deze machtiging bezette de Britse East India Company tussen 1795 en 1810 stapsgewijs Ceylon en de Voor-Indische bezittingen, de Kaapkolonie, Malakka en vnjwel alle Nederlandse steunpunten in de Indische Archipel buiten het hoofdeiland Java Daar was het Nederlandse gezag gedurende deze penode in hoofdzaak op zichzelf aangewezen, aangezien door de Bntse oppermacht ter zee bijna geen eigen scheepvaartverkeer met Europa mogelijk was Dit isolement gaf mede aanleiding tot verzwakking van de staatsmacht en daardoor tot verwaarlozing van de defensie en vooral tot nog meer corruptie en zelfvernjking bij de bestuurlijke elite dan onder de Compagnie al het geval was geweest

Daendels eii de Vorstenlanden

Teneinde in deze toestand orde op zaken te stellen, benoemde Koning Lodcwijk Napoleon in 1807 maarschalk mr Herman Willem Daendels tot nieuwe gouver­neur-generaal (1808-1811), een krachtige figuur die zich eerder op bestuurlijk en militair terrein ruimschoots had bewezen Tot zijn instructies behoorde naast de

hervorming van bestuui en icchtspraak specihck de opdi icht tot snelle rcoigani-satic en uitbreiding \an de verdediging van Java, teneinde te voorkomen dat ten slotte ook deze laatste grote Indische bezitting m handen van de Engelsen zou val­len Al kort na aankomst op Java in januari 1808 voerde de 'IJzeren Maarschalk', die om zijn drastische en luide optreden op Java spoedig bekend werd als Toean Besar Goentoer, 'Donderende Grote Heer', de hoofdlijnen van zijn bestuurlijke hennnchting door

Voor Midden-Java en de Vorstenlanden waren de belangnjkste consequenties m eerste instantie de opheffing van het Gouvernement Noordoostkust van Java, waarvan Semarang de hoofdplaats was In plaats daarvan werd hier een van de m totaal negen prefecturen op Java ingesteld, met een prefect of landdrost aan het hoofd Deze hoogste Europese ambtenaar op gewestelijk niveau was, net als de ove-nge rangen, veel strakker aan het centrale gezag m Batavia gebonden dan voorheen de compagniesgouverneurs Zo konden zij op eigen gezag geen lagere ambtenaren meer benoemen, was hun financiële administratie onderworpen aan geregelde con­trole door een Algemene Rekenkamer, en waren het innen van 'emolumenten' en het doen verrichten van herendiensten ten eigen bate voortaan streng verboden Uit de prefecturen zijn later de residenties voortgekomen, zoals die in 1811 werden geïntroduceerd door het Britse interimbewind op Ja\a

Even voortvarend, maar uiteindelijk zeer nadelig 111 zijn gevolgen, was Daen­dels' optreden ten aanzien van het inheemse bestuur De Vorstenlanden bleven soeverein, maar kregen elk aan het hof een 'minister' als vertegenwoordiger van het Nederlandse gezag Anders dan voorheen de 'opperhoofden' van de Compag­nie, die onder de gouverneur van Semarang stonden, waren dezen nu direct ver­antwoordelijk aan de regenng in Batavia In Daendels' visie stonden de 'niinistcis' daarmee m rang gelijk aan de vorsten en dienden zij derhalve voortaan te worden verschoond van de omslachtige plichtplegingen bij bezoeken aan het hof, die als vernederend voor het gezag van de koning van Holland konden worden opgevat In plaats daarvan kregen de Nederlands gezanten nu net als de vorsten het recht op een gouden pajong met blauwe band en op een njtuig met twee of zelfs vier paarden en een klem escorte Om het nieuwe aanzien van de 'ministers' uiterlijk te bevestigen, werd tevens een ander, indrukwekkender ambtskostuum ingevoerd, compleet met steek, welke laatste ook m het bijzijn van de vorsten niet mocht worden afgenomen

Pakoe Boewono IV legde zich zonder veel omhaal bij de nieuwe regels neer maar Hamengkoe Boewono II (Sultan Sepoeh) wilde er niet van weten Zijn hals-starngheid werd mede gevoed door de intriges van een krachtige anti-Nederlandse kliek aan het hof die ondermeer wist te bereiken dat de njksbestuurder Danoered-jo II in 1810 buiten medeweten van Batavia vervangen werd door Pangeran Noto-diningrat, een zoon van de broer van de sultan, Pangeran Notokoesocmo Toen aan het eind van dat jaar geen gevolg was gegeven aan Daendels' opdracht deze benoe­ming ongedaan te maken en enkele intnganten uit te leveren, trok de maarschalk persoonlijk met een legermacht vanuit Semarang naar Djokja Daar dwong hij Sul­tan Sepoeh terug te treden ten gunste van zijn zoon, die onder de naam Hameng­koe Boewono III werd aangesteld als prins-regent (1810-1811, 1812-1814) Patih Danoeredjo mocht terugkeren en de beide pangerans werden alsnog uitgeleverd het sultanaat diende bovendien bijna een half miljoen gulden aan boete te betalen Injanuan 1811 deed Daendels ook Solo aan, waar de bestaande contracten met dc soenan werden vernieuwd Tevens het de gouverneur-generaal hier nieuwe, een­voudiger grenzen tussen soenanaat en sultanaat vaststellen, waarbij overigens beide njken grondgebied aan het Gouvernement moesten afstaan

Het Etii^ehe tussenbestuur

Hoe gehaat Daendels zichzelf en het Nedeilandsc gezag met deze brute machtspo­litiek had gemaakt bij de beide 'grote' vorsten m Midden-Java bleek later in 1811 toen van die zijde geen enkele steun werd ontvangen in de stnjd tegen het Bntse invasieleger onder leiding van de gouverneur-generaal van de East India Compan\ Gilbert Elhot Lord Minto, dat begin augustus van dat jaar vanuit Malakka alsnog de sprong waagde De 'IJzeren Maarschalk' was toen echter al met meer op Java medio mei 1811 was onverwacht zijn opvolger gouverneur-generaal J W Janssens aangekomen, waarna hijzelf op korte termijn langs omwegen de terugreis naar Ne­derland aanvaardde Zo viel het Janssens toe, na een uiterst ongelukkige campagne, op 17 september 1811 te Toentang bij Salatiga de onvoorwaardelijke overgave aan de Bntten te moeten tekenen, de dne jaar van Daendels' bewind waren onvoldoen­de gebleken om de kolonie daadwerkelijk weerbaar te maken

Page 23: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Na het veitiek van Loid Minto kwam het oppergezag de volgende maand in handen \\\n luiteiiant-gou\eiiieur Thomas Stamford Raffles (i8i 1-1816), een even ambitieus en voortvarend hervormer als Daendels, maar diplomatieker en minder rechriijnig van aard Niettemin was het juist onder zijn bewind, dat opnieuw een openlijk conflict met Djokjakarta tot uitbarsting kwam.

Over de Vorstenlanden werden nieuwe 'ministers' (residenten) aangesteld' Alexander Adams in Solo, waar zich aanvankelijk geen onrust voordeed, en John Crawfurd in Djokja Daar had Sultan Sepoeh zichzelf kort na de Nederlandse ne­derlaag weer op de troon geplaatst, ten koste van zijn zoon, de prins-regent Patih Danoercdjo was ter dood gebracht, terwijl Pangeran Notokoesoemo, de broer van de sultan die onder Daendels gevangen was gezet, vanzelfsprekend zijn vrijheid had herkregen.

In december 1811 vertrok Raffles via Semarang, waar de rijksbstuurder van de soenan hem opwachtte, naar de Vorstenlanden De sultan verwaardigde zich slechts een briefte sturen, gericht aan zijn 'broeder' in plaats van aan de ceremoniële 'grootvader'. In Solo kreeg de soenan vervolgens een nieuw verdrag opgedrongen, dat in hoofdlijnen de oude verhoudingen bevestigde, maar waarbij aan de soenan wel de door Daendels ontnomen gebieden teruggegeven werden. In Djokja ver­liep Raffles' bezoek 111 gespannen sfeer. De sultan had zijn gouden zetel hoger laten plaatsen dan die van de luitenant-gouverneur, hetgeen door een van Raffles' begeleiders terstond ongedaan gemaakt werd, waarop de Javaanse hovelingen ver­volgens hun kris hadden getrokken. Dit incident zou ernstige gevolgen krijgen. De sultan sloot weliswaar pro fonna een verdrag, maar begon spoedig na het ver­trek van de Britten zijn kraton in staat van verdediging te brengen en een grote troepenmacht bijeen te brengen. Tegelijkertijd werden onderhandelingen aange­knoopt met de soenan over een bondgenootschap tegen het Bntse gezag

In juni 1812 sloeg Raffles teiug. Hij bracht een sterk leger op de been, deels samengesteld uit Bnts-Indische soldaten, dat onder leiding van kolonel R.R. Gilles­pie vanuit Semarang naar Djokja oprukte en zich daar installeerde m het fort Vrede-buig Alvorens de kraton aan te vallen stelde Raffles een ultimatum met de reeds eerder gestelde eisen' aftreden van de sultan ten gunste van zijn zoon de prins­regent en afstand van grondgebied ten behoeve van de installatie van een zelfstan­dig pnnsdom onder zijn broer Notokoesoemo, die zich intussen met een kleine legermacht aan de zijde van de Bntten had geschaard. Dit prinsdom was bedoeld als tegenwicht tegen de sterke machtspositie van de sultan, zoals dat 111 Soerakarta bestond tussen de soenan en Mangkoe Nagoro, welke laatste zijn Legioen even­eens toegevoegd had aan Gillespie's leger. De sultan wees het ultimatum op 12 juni resoluut af, waarop de Britten en hun bondgenoten twee dagen later na hevige gevechten de sterk verdedigde kraton binnendrongen. De ontredderde sultan werd gevangen genomen en verbannen. De pnns-iegent werd op 28 juni - opnieuw -uitgeroepen tot Sultan Hanicngkoe Boewono III, hij stierf echter al twee jaar later. De kraton werd danig geplunderd, waarbij behalve kostbare voorwerpen ook de verzamehng handschnften uit de vorstelijke bibliotheek tot de buit behoorde. Deze zijn later in Londen terechtgekomen, deels 111 de collectie van de Roval Asiatic Society, deels 111 het British Museum

Notokoesoemo werd rijkelijk beloond voor zijn diensten aan het Bntse be­stuur. Op 2yjuni 1812 werd hij in de Djokjase kraton inderdaad verheven tot Pangeran Aniardiko ('Vnje Pnns'), met als titel Adipati Pakoe Alam I (1813-1829), in 1822 werd door het Nederlands-Indische Gouvernement bovendien de eretitel Ario toegevoegd. Zijn vorstendom Kadipaten Pakoe Alaman (doorgaans kortweg aangeduid als de Pakoealaman) omvatte aanvankelijk 4000 tjatjah (weerbare man­nen met hun gezinnen) m Bagelen en Klaten. In 1830 werd dit verruild voor het regentschap Adikarto in het zuidwesten van het njk van Djokjakarta, dat de sultan na de Java-oorlog moest afstaan. De ondertekening van het contract tussen de nieuwe vorst en het Britse gezag, het laatste 111 de persoon van resident Crawfurd, vond echter pas plaats op 17 maart 1813 en deze datum geldt officieel dan ook als stich­tingsdatum van de Pakoealaman. Bij dit contract kreeg Pakoe Alam I het recht een poero te bouwen 111 het noordoostelijke deel van Djokja, aan de overzijde van de Kali Tjode. Tevens werden hem 100 dragonders als staatsietroepen toegewezen, die steeds ter beschikking van het Europees gezag dienden te blijven, uit deze beschei­den eenheid is later het Pakoealamansch Corps voortgekomen

Na de eerste installatie van de Pakoe Alam vertrok Raffles naar Soerakarta, waar de soesoehoenan in het geheim met de oude sultan bleek te hebben samengespan­nen tegen de Engelsen. De soenan moest nu de delen van Kedoe die hem door Raffles het jaar tevoren waren teaiggegeven, opnieuw afstaan, terwijl voortaan ook hiei de rijksbestuurder alleen nog met goedkeunng van het Gouvernement kon

worden benoemd Als beloning voor zijn aandeel in de stnjd tegen Sultan Sepoeh kreeg de Mangkoe Nagoro een gebiedsuitbreiding van 1000 tjatjah De wrok die deze maatregelen aan het soenanshof opnepen, kwam in 1815 tot uiting m een re­volte onder Pakoe Boewono IV, waarbij deze met hulp van gedeserteerde Bnts-Indische soldaten een vergeefse poging deed Djokja in te nemen en de Bntten te verdnjven. Ook m Djokja bleven ontevredenheid en verzet tijdens de latere jaren van het Bntse bestuur toenemen. Bij de dood van Hamengkoc Boewono III 111 1814 was de kroonpnns Djarot nog maar dertien jaar oud, maar hij werd metemin ver­heven tot Hamengkoc Boewono IV (reg 1814-1822); zeer tegen de zin van het hof ki ecg de pro-Engelse Pakoe Alam 1 tot 1820 het voogdijschap over de jonge sultan toegewezen. De oudste zoon Pangeran Anta Wina, de latere Dipo Nagoro, kwam niet in aanmerking voor de opvolging, vanwege zijn lagere komaf als kind van een bijvrouw. De blijvende gnef die dit bij hem nahet, zou tien jaar later een der beslissende factoren zijn in de aanloop tot de Java-oorlog.

Tot de belangnjkste hervormingen die onder Raffles op Java werden doorgevoerd, behoorde de introductie van het zogenoemde landrentestelsel m de rechtstreeks onder Europees gezag staande gewesten. In beginsel hield dit m dat alle vroegere regelingen met betrekking tot verplichte leveranties, herendiensten en andere in oorsprong feodale verplichtigen vervangen werden door een belasting op grondge­bruik, die niet langer via de inheemse hoofden, maar rechtstreeks aan het Gouver­nement betaald diende te worden. In de laatste vomi ging het daarbij om een indi­viduele heffing in geld of natura, ter grootte van ruwweg 40% van de jaarlijkse opbrengst van het land. In de praktijk is het tot daadwerkelijke invoenng nauwe­lijks gekomen; ovengens waren zulke denkbeelden een tiental jaren eerder onder Nederlands bestuur ook al naar voren gebracht. Desondanks is het landrentestelsel van grote betekenis geworden, in het bijzonder doordat het als basis heeft gediend voor de latere vomien van grondbelasting onder Nederlands gezag.

Daartoe behoort ook het Cultuurstelsel, dat tussen 1830 en 1870 bepalend was voor de wijze van koloniale exploitatie m de Gouvernementslanden op Java. In dit stelsel was de verschuldigde grondbelasting deels omgezet in een arbeidsverplich-ting aan het Gouvernement; het sloot particuher ondernemerschap in het cultuur-bednjf vrijwel uit en maakte de Nederlandse staat tot voornaamste begunstigde. Aan deze situatie, die voor de Javaanse bevolking tientallen jaren lang een zeer zwa­re last betekende, kwam geleidelijk aan een einde in de jaren na 1870, toen met de opheffing van de verphchte cultures in Nederlands-Indië nieuwe mogelijkheden ontstonden voor particuliere landbouwonderncmingen.

Zowel het landrentestelsel als het Cultuurstelsel waren 111 de zelfbesturende Vor­stenlanden niet van toepassing Daar bleef het oude feodale apanagestelsel van kracht, waarbij de vorst landerijen in leen gaf aan familieleden en hoffunctionarissen in ruil voor bepaalde diensten. Op hun beurt verhuurden deze Javaanse apanagehou-ders hun landen veelal door aan inheemse, Chinese of Europese ondernemers, die er njst en handelsgewassen op heten verbouwen. Deze landhuurders of bekels ver­kregen hun gronden daarbij mét de honge, dus arbeidsplichtige opgezetenen, van wie het aantal werd aangeduid m de al genoemde tjatjahs, werkzame gezinshoof­den niet hun famiheleden Van landverhuur aan Europeanen in de Vorstenlanden wordt voor het eerst melding gemaakt in 1790, tijdens de laatste regenngsjaren van Sultan Hamengkoc Boewono 1 Omstreeks 1810 waren in beide Vorstenlanden reeds tientallen Europese cultuurondernemingen in bedrijf die zich voorname­lijk toelegden op de productie van indigo en koffie Onder het Bntse intenmbe-wmd weid deze praktijk onveranderd voortgezet, hetgeen mede leidde tot de vestiging van een aantal Engelse en Schotse ondernemers en handelaren m de Vorstensteden, Semarang en Batavia. Na 1816 heeft vooral mr. Huibert Gerard baron Nahuys van Burgst, achtereenvolgens resident van Djokja (1816-1822) en Solo (1827-1830), zich beijverd voor de verdere ontwikkeling van het Europese ondernemenchap. Zelfwas hij ook planter, op het koffieland Bedojo op de zuid-helling van de Merapi.

De Europese pionier-planters in de Vorstenlanden trouwden vaak met Javaanse of Chinese vrouwen, waardoor in sommige gevaflen hun positie zeer bevorderd werd. Een befaamd geworden voorbeeld in dit verband leverde Johannes Augusti-iius Dezentjé, een welgestelde weduwnaar uit een al langer gevestigde Solose familie die 111 1819 hertrouwde met een pnnses van het soenanse hof Mede daardoor kon hij m 1820 het land Ampel tussen Salatiga en Bojolali verwerven, als leen van een Solose pnns, waar hij later m grootse staat resideerde als in een eigen njk. De vele nazaten van Dezentjé en andere bekende landheren als bijvoorbeeld P. Hamar de la Bretonmère hebben m de latere decennia van de 19de eeuw lange tijd een m-

21

Page 24: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

vloednjke, overwegend Indo-Europese plantersadel gevormd, die de Vorstenlandse ondernemerslandbouw goeddeels beheerste. Daarnaast ontstond uit de aanwezig­heid van de compagnies- en gouvernementsgarnizoenen in Solo en Djokja ook een stedelijke (Indo-)Europese bevolking, gedomineerd door een hechte gemeenschap van aan elkaar geparenteerde families. Bekende Indisch-Vorstenlandse familienamen uit de eerste helft van de 19de eeuw zijn Baumgarten, Darlang, Denning, Deux, Dczent)é, Dom, Doppert, Dnessen, Ertzinger, Flikkenschild, Flohr, Hamar de la Bre-thonnière, Heijne, Hoff, Israël, Kiliaan, Klaring, Kraag, Kreefft, Van der Leij, Martens, Portier, Prehn, Resmk, Schalk, Schultz, Smith, Stralendorff, Von Wmckel-niann, Weijnschenk, Wieseman, Wilkens en Winter. Enkele van deze families be­hielden UI Djokja en Solo tot het eind van de Nederlandse tijd belangnjke posities

Terugkeer van het Nederlandse gezag; goiivenietir-geiieraal Van der Capellen

BIJ de Conventie van Londen was in augustus 1814 bepaald, dat Groot-Bnttannië Java en de andere bezette gebiedsdelen 111 de Archipel aan Nederland zou terug­geven. Op 16 maart 1815 kwam het Koninkrijk der Nederlanden (Noord- en Zuid-Nederland) tot stand en op 21 september van dat jaar vond de inhuldiging plaats van Koning Willem 1 In maart 1816 eindigde Raffles' ambtstermijn als luite­nant-gouverneur en werd hij opgevolgd door John Fendall. Hoewel vervolgens al in mei de door Willem 1 benoemde driehoofdige Commissie-Generaal met 1800 man troepen in Batavia was geamveerd, wist Fendall de procedure van de feitelijke overdracht nog zo lang te rekken, dat deze uiteindelijk pas op 19 augustus 1816 plaats kon vinden

De commissarissen-generaal mr. C.Th. Elout, schout-bij-nacht A.A. Buyskes en Godert Alexander Gerard Philip baron van der Capellen van Berkenwoude en Agterbroek (de laatste tevens gouverneur-generaal, 1816-1826), vervolgden bij de regeling van het nieuwe bestuur op Java in hoofdzaak de weg die door Raffles reeds was ingeslagen. Het landrentestclsel bleef vooralsnog gehandhaafd, het Britse resi-dentiestelsel werd uitgebreid van zestien naar twintig, waarbij de residenten als hoofden van gewestelijk bestuur tevens assistent-residenten kregen toegevoegd, die in eerste linie verantwoordelijk werden voor zaken van het plaatselijk Europees bestuur. In de rechtstreeks bestuurde gebieden werden de regenten en hun ambte­lijke ondergeschikten bezoldigde gouvernementsambtenaren, onder gelijktijdige afschaffing van het ambtelijk landbezit bij het Inlandse bestuur. In de zeltbesturen-de Vorstenlanden bleef na bevestiging van de bestaande contracten voorlopig alles bij het oude, afgezien van de aftocht van de Bntse residenten en de komst van de Nederlandse Eind december 1818 had de Commissie haar taak volbracht en wa­ren de resultaten in een regenngsreglement vastgelegd, waarop mr. Elout als voor­zitter van de Commissie het gezag over de kolonie medio januari 1819 formeel overdroeg aan baron Van der Capellen.

De nieuwe gouverneur-generaal was een idealist, die het als een erezaak be­schouwde van Indië een bloeiende kolonie te maken Hij toonde zich begaan met het lot van de onderdrukte en uitgebuite Javaanse landbouwers en nam zich voor daann zo snel mogelijk verbetenng te brengen. Net als Raffles zag Van der Capel­len het landrentestclsel als een der middelen daartoe, vanwege de verwachte stij­ging van de agransche productie en de sterkere positie die het stelsel de inheemse landbouwers verschafte tegenover de bestuursadel. Ook onder zijn bewind kon het landrentestclsel echter niet volledig worden ingevoerd, enerezijds als gevolg van de organisatonsche moeilijkheden die het ontbreken van een individucel in­heems kadaster met zich meebracht, anderzijds doordat de steeds toenemende druk van staatswege tot rendabeler exploitatie van de kolonie Van der Capellen spoedig in een andere richting dwong. Deze strijdigheid van overtuiging en ambtsplicht was er uiteindelijk indirect mede oorzaak van, dat hem in januari 1824 door Koning Willem I 'verlof werd gegeven zijn ambt voortijdig neer te leggen Van der Capellen gaf daaraan toen geen gevolg, omdat intussen de Boni-oorlog 111 Zuid-Celebes zijn aandacht opeiste Op 20juli i82<i brak vervolgend ook de Java-oorlog uit Pas op i januari 1826 kon hij alsnog zijn functie neerleggen, waarna hij ontgoocheld naar Nederland terugkeerde.

Ovengens hadden Van der Capellens instelling en optreden ook in ile omstan­digheden die tot deze oorlog leidden, een belangrijk aandeel. In 1817, 1819 en 1822 maakte de baron, vergezeld van zijn echtgenote, inspectiereizen over Java. In de Vorstenlanden, waar hij steeds met de verschuldigde eerbied en ceremonieel vertoon was ontvangen, was zijn aandacht daarbij getrokken door de bloei van de Europese cultuurondernemingen. Deels in de veronderstelling dat deze welvaart

ten koste ging van de opgezeten bevolking, deels ook vanwege de concuiicntie die het Ciouvernement ondervond van de Vorstenlandse planters, het de gouver­neur-generaal in mei 1823 per decreet alle landverhuur voor langer dan dnejaar en met meer dan zes maanden voorschot ongeldig verklaren Dit trotjuist de Europese landhuurders in de Vorstenlanden, omdat zij hun zaken met de altijd in geldnood verkerende vorsten en adellijke apanagehouders op eis van dezen op basis van lang-jange contracten en voorschotten regelden Van der Capellens besluit veroorzaakte dan ook enorme opschudding, verwarring en ontevredenheid. De Javaanse land-verhuurders moesten hun land \\ eei terugnemen en de huurvoorschotten retour­neren, terwijl ze bovendien werden geconfronteerd met eisen van schadeloosstel­ling voor de investenngen in infrastructuur, gewas en opstallen die de huurders in de voorgaande (tientallen) jaren hadden gedaan.

De voorstellen die aansluitend van gouvemementswege tot regeling van deze schulden waren gedaan, werden algemeen en met recht als geheel inadequaat erva­ren, en de verbittenng onder de vorsten, apanagehouders én landhuurders groeide gestaag Daarnaast zorgde in deze jaren ook het aanmatigende gedrag van enkele gouvernementsambtenaren en hun familieleden met name in Djokja voor steeds toenemende haat en spanning in de Vorstenlanden Resident Nahuys van Burgst nam ontslag en eiste in 1823 na het verbod op de landhuur van de voogden van de jonge Sultan Hamengkoe Boewono V het astronomische bedrag van ƒ 120 000,-aan schadevergoeding voor zijn investeringen op het koffieland Bedojo, waar hij zelf voordien perjaar slechts ƒ 75,- aan huur had betaald; logischerwijs wenste het hof daarop niet in te gaan. Na zijn terugkeer in Nederland, later in 1823, deed hij uit woede over deze gang van zaken persoonlijk zijn beklag bij de koning, hetgeen wellicht mede diens houding tegenover Van der Capellen heeft beïnvloed. Nahuys werd 111 1823, na een intenmbestuur van A.M.Th baron de Salis, opgevolgd door jhr. A.H Smissaert, die zich in de twee jaar van zijn bestuur profileerde als een buitengewoon tacdoze en onbetrouwbare figuur, die door zijn optreden grote scha­de toebracht aan het prestige van het Nederlandse gezag. Zijn assistent-resident P.F H. Chevallier deed op dit punt bepaald met voor hem onder; in het bijzijn van de hoogste sultanaatsfunctionarissen uitte hij bijvoorbeeld als zijn mening dat de Javaanse hofetiquette volstrekt minderwaardig was en bij officiële gelegenheden maar vervangen moest worden door Europese omgangsvormen.

Een sterk voorbeeld van Smissaerts rampzalige presentatie waren de gebeur­tenissen rondom de opvolging van Hamengkoe Boewono IV, die m 1822 na een zelfstandige regeringsperiode van slechts twee jaar plotseling overleed, mogelijk als gevolg van vergiftiging. Bij de besprekingen m de kraton dienaangaande nam Smissaert als hoogste vertegenwoordiger van het gezag plaats op de sultanstroon, hetgeen vanzelfsprekend als zeer kwetsend werd ervaren. De nog maar driejaar oude kroonpnns volgde zijn vader op als Hamengkoe Boewono V (reg. 1822-1826, 1828-1855), tegen een toezegging van Raffles in volgens welke in geval van het vroegtijdig overlijden van Hamengkoe Boewono IV de troon alsnog aan diens halfbroer Dipo Nagoro zou overgaan De leiding aan het hof werd voorlopig toe­gewezen aan de rijksbestuurder Danoeredjo IV, terwijl als voogden over het pnns-je zijn grootmoeder Ratoe Ageng, zijn moeder Ratoe Kentjono, zijn oudoom Mangkoe Boemi (zoon van Sultan Sepoeh) en zijn oom Dipo Nagoro zouden optreden Deze laatste was daarmee dus voor de tweede keer gepasseerd, terwijl zijn haat tegen het Gouvernement er ook al niet minder om werd nu de pro-Ne-derlandse Danoeredjo formeel alle macht aan het hof kreeg

Hierbij bleef het met. Het was een publiek geheim dat de hoge Nederlandse bestuursambtenaren seksuele relaties onderhielden met adellijke hofdames. Hoewel men ook dit als kwetsend beschouwde, werd het bij de bestaande machtsverhou­dingen stilzwijgend geduld. Het ene schandaal na het andere stapelde zich op, tot in 1825 enkele ernstige incidenten de bom tieden barsten Zo had Chevallier zich op een avondpartij bij de resident in het begin van dat jaar behoorlijk misdragen tegenover Dipo Nagoro, die ook aanwezig was. De Javaanse prins beschuldigde hem van overspel met een van zijn concubines Hierop vergreep Chevallier zich aan Dipo Nagoro en rukte hem de tulband van het hoofd Diep beledigd verliet deze de zaal en trok zich terug op zijn dalem in Tegalredjo, iets ten noordwesten van Djokja. Daar zonderde hij zich langere tijd afin gebed en meditatie, en werd hij zich bewust van een heilige opdracht om Java te zuiveren van de goddeloze koloniale overheersers Geleidelijk aan verbreidde zich de mare van zijn openbaring en begon de bevolking in hem de lang verwachte Ratoe Adil te zien, de legenda-nsche 'Rechtvaardige Vorst' die vrijheid, welvaart en goed bestuur zou brengen

Spoedig daarop, in mei 1825, volgde ten slotte de beslissende bestuurlijke mis­stap. Smissaert had in samenspraak met de translateur Dietréc en de njksbestuur-

22

Page 25: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Johannes Augustinus Dezentje (i797-1839)

Veel hndhuurders m de Vorsteiilanden waren Indo-Europeanen, vaak afstammehngen van m Solo en Djokja gelegerde militairen Mogelijk was de stamvader van de Dezeiitjés de korporaal Johannes Frans Dessongé, die zich in 1754 verdienstelijk maakte bij de vredesonderhandelingen voorafgaand aan de deling van het Mataramse rijk De eerste die de naam Dezentjé gebruikte was in elk geval August Jan Caspar, (1765-1826), adjudant bij de bereden Europese garde van de soesoehoenan In 1812 moest hij deze functie afstaan aan een Brits offieier, waarna hij zich in 1816 vestigde op het landgoed Ampel tussen Salatiga en Bojolali, dat hij toen van de soenan huurde Zijn zoon Johannes Augustinus ('Tinus') huwde in 181 5 te Solo de rijke Johanna Dorothea Boode, die echter al in 1S16 bij de geboorte van hun eerste kmd stierf Vermogend geworden door haar aanzienlijke erfenis, trouwde Tmus in 1819 Raden Ajoe Tjokrokoesoema, een zuster van de soenan, het huwelijk werd met veel pracht en praal in de kraton voltrokken Vanaf dat moment braken grote tijden aan voor de jonge Dezentjé Van de soenan en enkele Javaanse apanagehouders kon hij uitgestrekte landerijen pachten, die uiteindelijk achttien desa's en een gezamenlijk oppervlak van 82 ha omvatten Het grootste land was Ampel, waarvan hij in 1820 de pacht voor een termijn van dertien jaar overnam, tegen de som van ƒ sooo,- per jaar Op Ampel leefden Johannes Augustinus en zijn Raden Ajoe als vorsten Hun talrijke kinderen kregen, net als in de kraton gebruikelijk was bij kinderen van één vrouw, namen die alle met dezelfde letter begonnen, in dit geval de A van Ampel Zo waren er behalve Arnold, Alexander en Adrianus onder anderen een Alphonse, een Augustine en zelfs een Anipellma Dominee S A Buddingh, die in 1838 een bezoek aan de Dezentjé's bracht, was zeer onder de indruk van Ampel In zijn boek Necriands Oost-Indic (18S9) heet het 'Zijne landen vormen a h iv een klem konmkiijk, waarvan hij de \oi{v(ian scheen te wezen Men zou geitteend hebben bij een miandsclien vorst te zi/n, zoo inti;cstukt u'a\ het terrein, dat hij het bebouwen en zoo taliijk zijiu velden en ko(fictuincn in zoo talrijk de opf^ezelencn ziinci landen Maai ook zijn landhuis siheen 't viibhif van een inlandscluii i'oi\t te W(zeu Dat hui\ 2041 vod hoot; ijc/cijn;, /v ni dm tiant van di dalenii der piiiisin van Solo of dei nymicn van Java {;eboiiti'd, eii ook zoo iiificrigt m gemeubileerd, m nut cm hooiden dikken muur aU een fort ofve^tmt; omgeven, waarop viei bastions en <:tecnen sclnldwachthuisjcs ^iboiiwd zipi Binnen dien muur zag men een aantal bijgebouwen, wachthuisjis, pondoks, vijveis, badplaats vtrdcr geweren, lansen, pieken, tiomnien, boschhaiuii ondu kocioiin;s, piikoitoit's, maai ook cin i;ioot i;amelanspel, een i;iolc klok of bein;il, (koiitjing) '

Al even vorstelijk was, zoals gezegd, de leefstijl dei Dczentjes Nooit \eiliet men Ampel zonder begeleiding van een afdeling ruiters en tientallen bedienden en het \olk langs de weg knielde in het stof als voor een heuse pangeran en zijn gevolg wan­neer de koets voorbijkwam Toch deelden ook de bewoners van Augustinus' desa's m zijn welvaren Hij stelde zaaigoed en buffels ter beschikking aan de bevolking, die hem onvoorwaardelijk trouw was Dit bleek tijdens de Java-oorlog, toen Dezentje uit zijn opgezetenen een eigen legertje van zo'n 1500 man kon opstellen, dat als hulp­korps bij de gouvernementstroepen een wezenlijk aandeel had in het neerslaan van de opstand m het noordelijk deel van Midden-Java Verder was het bij de aanvang van de Java-oorlog mede aan zijn bemiddeling te danken, op verzoek van generaal De Koek, dat de soenan zich in het conflict neutraal opstelde Voor deze diplomatieke inspanning en de verrichtingen \A\\ zi]n legerkorps vvcid hi) nadien benoemd tot

Johannes Augustinus ('Tmus') Dezentjé (1797-1839), de le­gendarische Solose planter en landheer van Ampel Portret in oheverf door B L Hendnks, ca 1870, naar een omstreeks i83'i geschilderd origineel van J C Muller Kruseman Foto KTOMM Bronbeek

Ridder in de Orde van de Nedeilandse Leeuw en onderscheiden met de medaille van de Java-oorlog, zoals ook het hier afgebeelde portret laat zien

De huurcontracten van 1820 werden in 18^? verlengd en uitgebreid, waarna Dezentje aan een reeks nieuwe, zeer ambitieuze plannen begon Daartoe behoorde de aanleg van een ruim 60 km lang kanaal met sluizen naar Semarang, ten behoeve van de afv'oer van de Ampelse kotfie en andere cultuurproducten Tot de uitvoering, die vijfjaar in beslag zou nemen, is het met meer gekomen, maar wel had hij voor dit project een omvangrijke lening bij de Nederlandsche Handel-Maatschappij afgesloten, die terug­betaald zou worden met de opbrengsten uit zijn ondernemingen over 1839-1842 In 1837 besloegen deze laatste gezamenlijk al zo'n 127'i ha, met in totaal ca 39 000 opgezetenen Op 7 november 18^9 overleed Johannes Augustinus Dezentje onverwacht op Ampel Van een geregeld financieel beheer over de afgelopen jaren bleek geen sprake te zijn geweest, terwijl tegenvallende oogsten en te hoge exploitatiekosten al snel nieuwe schulden deden ontstaan

Al in 1841 waren de nazaten dan ook gedwongen een aantal bezittingen van de hand te doen, de laatste landen werden m 1849 geveild Dankzij de hulp van bevriende land-huurders, die de landerijen opkochten en vrij van schulden weer aan de Dezentjés ter beschikking stelden, kreeg de familie daarop een tweede kans in het cultuurbedrijf 111 i860 besloegen haar gezamenlijke ondernemingen met ca 14 000 ha een groter grond­gebied dan ooit tevoren In de decennia na 1870 kwam de Vorstenlandse grootland-bouw geleidelijk aan meer 111 handen van moderne Europese aandelenmaatschappijen deels ten koste van de oud-ingezeten plantersfamihes Met de onvermijdelijke ups en downs wisten de Dezentjés zich echter naast deze nieuwkomers tot het laatst van de Nederlandse tijd te handhaven als cultuurondcrnemers m het Solose Ampel bleef nog in het bezit van de familie tot 191 •; Van het eens zo imponerende landgoed resten tegen-w oordig alleen twee fragmenten van de oude toegangspoort en de eenvoudige grav en van Johannes Augustinus en zijn vorstelijke echtgenote

der Danocredjo besloten de weg naar Magelang te verbeteren, waaibij een nieuw trace gedeeltelijk over het landgoed van Dipo Nagoro was ontworpen Deze vci-zette zich hiertegen en maakte, gesteund door te hoop gelopen volgelingen, de reeds gemaakte voorbereidingen ongedaan Na enkele weken van oplopende span­ningen werd Mangkoe Boemi gestuurd 0111 Dipo Nagoro tei verantwoording te roepen Deze weigerde mee te gaan, waarop Mangkoe Bocmi zich bij hem aan­sloot Een afdeling bereden niihtairen rukte vervolgens gewapenderhand op naar Tegalredjo Hier vond een treffen met Dipo Nagoro's aanhangers plaats, maar dankzij een miraculeus verschijnende opening m de muur rond de dalem wist deze zelf nog net op zijn paard te ontkomen naar zijn schuilplaats m Selarong, ca 20 km westelijk van Djokja De residentie Tegalredjo werd daarop door de Nederlandse troepen 111 brand gestoken Het was 20 juli 182^ De ongelukkige Java-oorlog was begonnen

Dc java-oork\^, 182^-1830

Tekenend voor de verziekte gezagsverhoudingen van toen was, dat gouverneur-generaal Van der Capellen al die tijd volkomen onwetend was gehouden van de gespannen situatie m Djokja De onheilstijding van de opstand, die hij op 24 juli ontving, kwam dan ook als een donderslag bij heldere hemel Generaal Merkus baron de Koek, die in 1824 tot luitenant-gouverneur-gencraal was benoemd, werd met uitgebreide volmachten naar de Vorstenlanden gestuuid O p ^ojuli arnveerde hij in Solo, waar hij zich verzekerde van de steun van de soenan en de Mangkoe Nagoro, en van waar m de maanden nadien de acties werden ondernomen om Djokja weer onder cc:introle van het Nederlandse gezag te knjgen

Intussen mediteerde Dipo Nagoro te Selarong m de giot Goewo Setjang, waar hij visioenen kreeg van Eroetjokro, de Ratoe Adil die zijn land zou redden Voor

2-1,

Page 26: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

zijn verzamelde volgelingen, onder v\ie zich spoedig de mccihcid \ m de Djokjasc pnnsen en njksgroten schaarden, was hij de ware sultan, dic als uit\cikorcne van Allah hun onkwetsbare aanvoerder zou zijn m de heilige oorlog tegen de ongelo­vigen Zijn veldheer was de onverschrokken en bekwame Sentot Prawirodirdjo en zijn geestelijke raadgever Kyai Modjo Het eerste doel na 20 juli was de verovenng van Djokja, waar al na enkele dagen de Ratoe Agoeng met haar kleinzoon de jonge sultan en zijn getrouwen, met medeneming van de njkssieraden, m het Ne­derlandse fort in veiligheid waren gebracht Met de kraton en de poero van de Fakoe Alam was Vredeburg toen inmiddels geheel omsingeld door aanhangers van Dipo Nagoro De volgende twee maanden bleven deze kleine enclaves in het op­standige gebied aanhoudend belegerd, hoewel het enkele malen gelukte vanuit Solo militaire konvooien te zenden Daartoe behoorde op 22juh ook reeds een 230 man sterk detachement van het Legioen van Mangkoe Nagoro, dat later de verdediging van de kraton opgedragen kreeg

Een nuchter verslag van deze inleidende gebeurtenissen bij het begin van de Java-oorlog over de periode 30juni-22 september 1825 is terug te vinden in het dagboek van Antoine Auguste Joseph Payen ((1792-1853) Deze Waals-Belgische schilder was in opdracht van koning Willem I met een wetenschappelijke groep onder leiding van de hoogleraar C G C Reinwardt naar Indie gezonden om al­daar (iHl7-1826) zijn impressies van land en \olk op doek vast te leggen In Indie benoemde gouverneur-generaal Van der CapcUen hem tevens tot architect, m wel­ke hoedanigheid hem ondermeer werd opgedragen de herbouw te begeleiden van het residentshuis van Djokjakarta, dat door een uitbarsting van de Merapi in 1822 gedeeltelijk was verwoest In Djokja raakte hij zo bij toeval ingesloten in de bele­gerde vesting Op 26 juli schrijft hij dat de Ratoe Agoeng toestemming vraagt om met de jonge sultan haar toevlucht in het fort te mogen nemen Uit vrees dat dit in de kraton onrust zou veroorzaken, werd dit aanvankelijk geweigerd, maar na herhaald aandnngen mocht de oude koningin uiteindelijk toch overkomen Ge­durende deze weken vonden verscheidene malen felle aanvallen m de stad plaats, met name op de kraton en de Pakoealaman, die evenwel alle werden afgeslagen Wel werden door de gouvernementstroepen bij acties in de omgeving van Djokja meermaals zware verhezen geleden Op 25 september trok generaal De Koek ten slotte met een strijdmacht van ca 7*500 man verdeeld over drie colonnes Djokja binnen en was het beleg definitief gebroken Zijn eerste bestuursdaad was daags nadien de schorsing van resident Smissaert

Van der Capellen werd in februan 1826 opgevolgd door de Zuidnederlander Leonard Pierre Joseph burggraaf Du Bus de Ghisignies (1826-1S30), die m de hoe­danigheid van commissaris-generaal als eerste opdracht had, door ingnjpende be­zuinigingsmaatregelen de deplorabele Indische financiën te saneren In 1827 trok Du Bus het verbod op landverhuur aan Europeanen in de Vorstenlanden weer in, maar Dipo Nagoro zette ook nadien de stnjd onverminderd voort Djokja zelf bleef in Nederlandse hand, maar daarbuiten lag gedurende 1826 en de eerste helft van 1827 het initiatief in de Vorstenlanden geheel bij Dipo Nagoro's troepen, die door hun bedrevenheid in de guerrillatactiek het gouvernementsleger en de Javaanse bondgenoten keer op keer zware slagen toebrachten In september l S26 deed de Indische regenng een poging de angel uit het conflict te halen door de oude ver­bannen Sultan Sepoeh (Hamengkoe Boewono II) m ere te herstellen en aldus Dipo Nagoro zijn aanhang te ontnemen Bij het desbetreffende verdrag werd Sepoeh ovengens wel belast met de kosten van de oorlog, terwijl ook de buitengewesten van het Djokjase rijk, de montjonagoro, moesten worden afgestaan Op de 12de van die maand werd de vorst in Salatiga ingehuldigd en deed hij aansluitend een oproep aan de Djokjase hoofden zich bij hem aan te sluiten Deze schijnvertoning maakte echter geen enkele indruk op de rebellen, slechts één volgeling van Dipo Nagoro liep daadwerkelijk over Toen Sultan Sepoeh al in 1828 overleed, was er op dit punt dan ook niets in de oorlogssituatie veranderd, terwijl de jonge sultan opnieuw onder voogdijschap kwam te staan

In juni 1827 kwam in Semarang ter versterking van de gouvernementsstrijd­krachten in Midden-Java een 'expeditionnair corps' van ca 3000 Nederlandse vrij­willigers aan Samen met generaal De Kocks zogenoemde bentengstelsel, dat toen zijn eerste resultaten afwierp, zorgde dit ervoor dat later in dat jaar de knjgskansen geleidelijk aan begonnen te keren Het bentengstelsel behelsde de aanleg in ver­overde gebieden van een groot aantal provisorische forten (bentengs), die door wegen met elkaar verbonden werden en bemand waren met kleine maar goed bewapende, mobiel inzetbare eenheden Ze vormden netwerken die de feitelijke gevechtsterreinen steeds nauwer insloten, waardoor men veel slagvaardiger kon opereren In het najaar van 1827 speelde de stnjd zich aldus voornamelijk nog af 111

de zuidwesthoek \an het rijk Djokjakarta, tussen de kali's Bogowonto, Progo en Opak m het oude kernland \ an Mataram

In september 1828, na Sepoehs overlijden, vond in Salatiga een persoonlijke ontmoeting tussen Dipo Nagoro en Du Bus plaats om de mogelijkheden van een beëindiging van de vijandelijkheden te bespreken In lijn met het nadrukkelijke karakter van een 'heilige oorlog' die Dipo Nagoro aan zijn opstand had gegeven, wenste hij bij deze gelegenheid echter onder geen beding afstand te doen \an zijn eis, behalve als sultan ook erkend te worden als panotogomo ('regelaar van het ge­loof) op heel Java Dit kon het Gouvernement met toestaan, aangezien m de Vor­stenlanden per traditie de sultan en soenan als opperste godsdienstige leiders optra­den en hieruit dus een nieuw conflict zou voortkomen, ditmaal met de vorst van Soerakarta Daarop werd de strijd weer opgevat, maar al m november 1828 leed Dipo Nagoro een gevoelig verlies, toen zijn geestelijk raadsman Kvai Modjo zich onderwierp aan het Gouvernement In de loe p van 1829 begon de opstand zien­derogen te verlopen, vooral nadat ook Sentot zich in oktober met zijn troepen overgaf Zij werden eervol in Nederlandse knjgsdienst opgenomen en later onder­meer op Sumatra ingezet

In februari 1830 werden op verzoek van Dipo Nagoro, wiens aanhang in­middels geslonken was tot slechts een handvol getrouwen en die nu voortdurend achtervolgd en opgejaagd werd door de gouvernementstroepen, opnieuw onder­handelingen met De Koek begonnen Zo kwam het op 28 maart 1830 m het re­sidentshuis te Magelang tot de dramatische, beslissende ontmoeting tussen de ge­neraal en de prins Dipo Nagoro, die met een aanzienlijk gevolg was gekomen, herhaalde bij deze gelegenheid zijn eis tot erkenning als hoofd van de islam op Java Ieder ander voorstel zou immers onherstelbaar gezichtsverlies betekenen tegen­over zijn getrouwen en men zou zelfs kunnen denken dat zijn mvstieke geloofs­overtuiging niet zuiver was geweest De Koek antwoorelde daarop, aldus een oog-getuigenvenlag 'Gij hebt beloofd en op den Koran gezworen, Uwen wettigen Vorst getrouw te bbjven en te beschermen, doch ui^tede daarvan hebt Gij het land in oproer gebracht om zelf gezag machtig te worden Gij verdient geen medelijden meer in lubt door Uwe lieer^ziuhtige bedoelingen andermaal het vertrouwen vcrloicn Ik mag met gedoogen, dat Gij wederom onheil en verwoating aamicht en daaiom ben ik verplicht, U als gevangene naar Batavia te zenden '

'Dipo Negoro,' vervolgt het verslag, 'sprong overeind, met heftigheid protesteeide hl} tegen dat besluit, zi]n oogen schoten vlammen en met trillende stem vroeg hij de zij­nen, of zij zouden toestaan, dat men hem t;evaiikelijk we<ivoeide maar geen hand, dn naai de kih greep, niemand, die amok nep, allen \loegen de oogen neer, begrijpende, dat Dipo Negoro zulk ten btsluit had uit{;elokt

Op dit welspiekend zwijgen ontroeide Dipo Neqoro zichtbaar, en zich tot den ge­neraal wendende nep Inj linde, dat hij zich met gevangen gaf Doch nauwelijks waren deze trotsche woorden gesproken, oj de regelmatige pas van een afdeeliiig troepen wad gehoord, een ojficier verscheen om de bevelen des generaals af te wachten

Elke tegenstand ware vruchteloos, en Dipo Negoro, zich schikkende in Int onvtiinij-delijke, zeidegelaten 'Het is Allah's wil' '

Daarmee bleef Dipo Nagoro de schande bespaard Het was Allah's wil, dat de Nederlanders met op zijn eisen ingingen en hem als uiterste consequentie gevangen moesten nemen Nu zou hij als martelaar voor het geloof en als vrijheidsheld eeuwige roem oogsten De prins werd verbannen naar Menado, van waar hij la­ter IS overgebracht naar het fort Rotterdam in Makassar Daar stierf hij in 1855, 70 jaar oud Zijn eenvoudige graf aan Jl Diponegoro 111 Ujung Pandang, zoals Makassar tegenwoordig heet, wordt nog steeds door pelgrims bezocht

De Java-oorlog was voorbij, ten koste van grote verwoestingen m heel Midden-Java en vele tienduizenden slachtoffers De officiële cijfers spreken van i s 000 ge­sneuvelden aan Nederlandse zijde, van wie 7000 inheemse militairen De meeste doden onder de burgerbevolking, vooral ten gevolge van de bijkomende hongers­noden, ziekten en de ongebreidelde gewelddadigheden op het gczagsloze platteland, vielen in de zuidelijke delen van het sultanaat Djokjakarta, de totale bevolking zou hier in vijfjaar gehalveerd zijn in aantal Inmiddels zat voor Du Bus de Ghisigmes de ambtstermijn erop, zijn nalatenschap bestond ondermeer uit een nieuw, met het Nederlandse verbonden muntstelsel voor Nederlands-Indie en de instelling van een particuliere circulatiebank voor de kolonie, De Javasche Bank HIJ werd medio januan 1830 opgevolgd door gouverneur-generaal J van den Bosch, die na de grote verhezen door de Java-oorlog Nederlands-Indie eindelijk winstge­vend moest maken voor het Komnknjk Onder zijn bewind (1830-1833) werd het later zo berucht geworden Cultuurstelsel geïntroduceerd, dat via gedwongen

24

Page 27: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

cultures en arbeidsverplichtingen van de inheemse bevolking m de gouvernements-landen op Java inderdaad spoedig het verlangde 'batig saldo' opleverde en daar­mee vooi tientallen jaren een der pijlers onder de Nederlandse economie werd

Co)isolidering van het Nederlandse gezag

De prijs die de Vorstenlanden na de oorlog moesten betalen was aanzienlijk Op­nieuw werden m nSjo en 1831 de grenzen verlegd en vond over en weer landruil plaats om zoveel mogelijk aaneengesloten gebieden te verkrijgen Soekowati en Padjang werden bij Soerakarta gevoegd, waarbij de Mangkoenagaran enige gebieds­uitbreiding onderging tot 5500 tjatjah; Mataram en Goenoeng Kidocl kwamen bij Djokjakarta. Bij wijze van schadevergoeding aan het Gouvernement moesten beide rijken zowel de westelijke als de oostelijke montjonagoro afstaan. Waar dit in het geval van Djokja nog wel aannemelijk gemaakt kon worden, ontstond aan het Solose hof begnjperlijkerwijs veel verzet. Pakoe Boewono VI (reg. 1823-1830) had zich in de oorlog, ondanks de wijdverbreide heimelijke sympathie voor Dipo Nagoro m zijn rijk, een betrouwbaar bondgenoot van de Nederlanders getoond. Diep gekrenkt wees de soenan dan ook deze cis tot gebiedsafstand af en trok hij zich medio 1830 in het geheim terug in Mantjingan aan de zuidkust om daar m afzondering te mediteren en, zoals indertijd zijn voorvader Scnopati, geestelijke hulp te vinden bij de godin van de Zuidzee Beducht vooi een herhaling van Dipo Nagoro's opstand, die immers ook begon met mystieke meditatie, werd de soenan op last van het Gouvernement naar Solo teruggebracht, onder het weinig inschik­kelijke toezicht van de nieuwe resident Nahuys van Burgst Mede door diens in­vloed volgde later in dat jaar de verbanning van Pakoe Boewono VI naar Ambon, waar hij m 1849 stierf

Alsof het de gewoonste zaak van de v\ ereld was, v\ erd vervolgens Pangeran Pocrbojo, een jongere broer van Pakoe Boewono V, verheven tot Pakoe Boewo­no VII (reg. 1830-1858); deze stemde noodgedwongen alsnog in met de gebieds­afstand Uit de montjonagoro werden in het oosten de nieuwe residenties Madi-oen en Kediri gevormd, in het westen Bangelen en Banjoemas. Daarmee waren de Vorstenlanden in feite teruggebracht tot de oorspronkelijke gebieden waar ze begonnen waren, Padjang en Mataram Orde en rust waren nu hersteld en dien­den tot elke pnjs gehanhaafd te worden. Als compensatie voor de verloren gebie­den ontvingen de soenan en de sultan derhalve vanaf 1831 een vast jaargeld van enkele tonnen, terwijl van gouvernementswege ook op andere wijzen werd ge­poogd hun uiterlijke glorie in stand te houden. Uit deze tijd stamt dan ook het uitgebreide diplomatieke protocol van nauwkeung voorgeschreven phchtplegin-gen en hoofs ceremonieel tijdens officiële ontvangsten en feestelijke gebeurtenis­sen, waaraan tot het eind van de Nederlandse tijd steeds met grote ernst en toewij­ding IS vastgehouden.

Een grootse gelegenheid om de nieuwe verhoudingen m de Vorstenlanden op passende wijze te bevestigen en uit te dragen, diende zich in 1837 aan bij het hoge bezoek van de zeventienjange Pnns Hendnk (bijgenaamd de Zeevaarder) der Ne­derlanden, de derde zoon van de latere koning Willem II. De banden tussen de Middenjavaanse vorsten en het Oranjehuis dateerden al uit de jaren na de deling van Mataram. Toen bijvoorbeeld Willem V in 1766 werd geïnstalleerd als stad­houder en daarmee tevens als opperbewindhebber van de VOC, werd dit in de kraton van Solo feestelijk gevierd, compleet met gala-avond aan het hof Verder bestaat er ondermeer een brief van Pakoe Boewono IV aan de erfstadhouder van 3 oktober 1788, waann hij mededeelt dat zijn voorganger op 26 februan van dat jaar is overleden en hij zelf als trouw bondgenoot van de VOC en de pnns dne da­gen later tot soesoehoenan is verheven. Prins Hendrik was echter de eerste - en ook de laatste - Oranjetelg die in persoon Nederlands-Indië aandeed, tijdens een zeereis naar de kolonie m het kader van zijn opleiding tot manne-officier

Zijn bezoek aan de Vorstensteden van i tot 12 juli 1837 ging vanzelfsprekend vergezeld van alle eerbetoon verschuldigd aan een lid van het vorstenhuis m het moederiand. In Soerakarta ontving de pnns als eerste Soesoehoenan Pakoe Boewo­no VII, die in zijn vorstelijke staatsiekoets en vergezeld door een grote stoet vol­gelingen met de rijkssieraden zijn opwachting kwam maken in het residentshuis BIJ zijn tegenbezoek 111 de kraton werd Pnns Hendnk ontvangen in de troonzaal Sasono Sewoko, waar ook de vrouwen van de soenan aanwezig waren De ene feestavond volgde op de andere, zowel in de kraton als m het residentshuis, en tussendoor werd de pnns ook nog eens onthaald op een tijgergevecht of ranipok niatjan op de noorderlijke aloon-aloon, het traditionele Mataramse eerbetoon aan uitsluitend de allerhoogste gasten van de vorstenhoven. Ook Mangkoc Nagoro III

kreeg volop gelegenheid de hoge bezoeker eer te bewijzen. Met hem bezocht de pnns het hindoejavaanse heiligdom Tjandi Soekoeh op de helling van de Goenoeng Lawoe Op doorreis naar Djokjakarta deed Prins Hendrik vervolgens de ruïnes van de Prambanan-tempels aan, waarna hij bij de rijksgrens werd verwelkomd door Pakoe Alam II en de kroonpnns Pangeran Adipati Mangkoe Boemi. De pnns ontving Sultan Hamengkoe Boewono V weer in het residentshuis en bracht na­dien een tegenbezoek aan de kraton, waar opnieuw feestelijke bijeenkomsten volg­den. Ook bezocht hij de Pakoe Alam, en uiteraard was in Djokja eveneens een rampok matjan. Het afsluitende culturele bezoekprogramma betrof Taman San, m het zuidelijke deel van de omwalde stad, en de vorstelijke dodenstad Imogin ten zuidoosten van Djokja

Vorstelijk oiidenienierschap; opvolgingsproblemen

In navolging \\\n de gouverneinentslanden kwam in de Vorstenlanden in 1857 een definitieve regeling met betrekking tot de landverhuur aan Europeanen tot stand, met een maximum huurtermijn van 20 jaar. In de Pakoealaman, het soenanaat en het sultanaat betekende deze nadien vooralsnog geen wezenlijke verandenngen m de bestaande verhoudingen ten aanzien van het grondgebruik. Overal in de vorsten­landen was in de voorgaande decennia na 1827 het Europese particuliere cultuur-bednjf sterk uitgebreid, waar dit m de gouvernementslanden toen nog vnjwel on­mogelijk was als gevolg van de bepalingen van het Cultuurstelsel. In deze Vorsten-landse exportgenchte grootlandbouw waren voorts in de loop der jaren geleidelijke verschuivingen opgetreden, met als algemene trend de opkomst van de suiker-, tabaks- en koffiebouw ten koste van de aanvankelijk allesoverheersende mdigocul-tuur Met name de komst van de suikercultuur bracht een begin van industriële bednjvigheid naar de Vorstenlanden, niet alleen voor de verwerking van de suiker, maar ook in de vorm van constructietechnische toelevenngsbednjven. De suiker-fabneken waren vnjwel zonder uitzondenng gevestigd op de emplacementen van de ondernemingen. Als oudste geldt die van Tjepper, die in 1853 iets buiten Solo tot stand kwam.

Anders dan de overige vorsten, zag Mangkoe Nagoro IV (reg. 1853-1881) in deze ontwikkeling al direct ook mogelijkheden voor eigen, vorstelijke initiatieven m het ondernemerschap. Deze energieke en veelzijdig begaafde neef van Mangkoe Nagoro III had zich als jong kapitein in het Legioen van Mangkoe Nagoro onder­scheiden in de Java-oorlog en was voor zijn verheffing al sinds 1837 aangesteld als een der twee patih's van de Mangkoenagaran Zijn belangstelling gold naast het militair bedrijf in het bijzonder de economische aangelegenheden van zijn njk, hoewel hij bijvoorbeeld ook bekend werd als dichter. Na het van kracht worden van het nieuwe landhuurreglement in 1857 wenste Mangkoe Nagoro IV nu een aantal in 1859 en i8C)0 aflopende directe contracten met Europese koffieplanters niet te verlengen, teneinde de vnjkomende gronden zelf in exploitatie te nemen. Onder druk van gouvernementswege moest dit plan echter weer worden opgege­ven; ook bij de volgende mogelijkheid, na afloop van de hernieuwde twintig)ange huurtermijn m 1880, slaagde de vorst er niet in zijn land aan de Europese onder­nemingen te onttrekken. Wel gelukte het vanaf 1862 stapsgewijs een aantal apana­ges te ontbinden, tegen ruime schadeloosstelling van de houders

Op de hoger gelegen gronden die op deze wijze geleidelijk aan vrij kwamen, vond nadien in eigen beheer op grote schaal aanplant van koffie plaats, een prak­tijk ovengens die Mangkoe Nagoro IV reeds kort na zijn aantreden in 1853 ook had opgevat op enkele ontginningen m voordien nog niet m cultuur genomen landstreken Aan het emd van zijn regenngspenode in 1881 omvatte de Mangkoe-nagarase kotfiecultuur m vorstelijk bezit niet minder dan 24 grote plantagegebie-den, hier afdelingen genoemd, elk geleid door een Javaanse of Europese admini­strateur. Gedurende het laatste decennium hadden deze gemiddeld zo'n ƒ 1,3 miljoen per jaar opgebracht. Deze ruime extra-inkomsten, boven die uit de land­verhuur, belastingen, heffingen en toelagen die ook de andere vorsten genoten, maakten de Mangkoenagaran spoedig tot veruit het rijkste en welvarendste van de Vorstenlanden en stelden de Mangkoe Nagoro tevens in staat, nadien ook an-densoortige ondernemingen op te zetten

Zo werd in 1862 de eerste Mangkoenagarase suikerfabriek Tjolomadoe vol­tooid, m het laagland enkele kilometers ten noordwesten van de stad. Een tweede volgde in 1874 bij Tasikmadoe, iets oostelijk van Solo. Verder vond omstreeks 1867 uitbreiding plaats van de vorstelijke njstonderneming Bodo, werd m 1878 m Se-marang als beleggingsobject het grote land Pendnkan aangekocht, en het de vorst privé een eftectenportefeuille van aandelen De Jav asche Bank en Nederlandsche

25

Page 28: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Handel-Maatschappij samenstellen, tei waarde \an ongeveer een miljoen gulden BIJ zijn overlijden in 1881 het Mangkoe Nagoro IV een econo­misch solide onderbouw d njk na. eiit alle beloften \ oor de toekomst leek m te houden

BIJ de andere vorstenhuizen werd de snelle opkomst \an de Mangkoe-nagaran na i8so uiteraard met zonder afgunst bezien, maai nierkwaai-digerwijs zijn daar geen pogingen van belang ondernomen om een soortgelijke economische ontwikkeling op gang te brengen, slechts in het Pakoealamse regentschap Adikarto werden in de jaren tachtig enige aanzetten gegeven, zij het op een veel kleinere schaal Een verklaring voor dit achterblijven moet deels ongetwijfeld in de minder westerse opstelling van de beide 'grote' vorsten worden gezocht, die bovendien aanzienlijk hogere toelagen en feodale inkomsten genoten Verder speel­de natuurlijk de aloude rivaliteit een rol, die veelal bij voorbaat dwong tot een andere gedragslijn Naast dit alles echter was zeker ook van in­vloed, dat in die penode de aandacht in beide kratons goeddeels opge­ëist werd door opvolgingsproblemen

In Solo begon dit met Pakoe Boewono Vil (reg iS30-iS<,8), die bij de hoofdvrouw 111 zijn tweede huwelijk (18^4), de dochtervan Sultan Tjakraningrat II van Madoera, geen kinderen kreeg Najaren van einde­loze beraadslagingen om een geschikte troonopvolger te vinden, werd m iSsy met het oog op de zwakke gezondheid van de regerende soenan be­sloten diens oudere halfbroer Pangeran Adipati Ngabehi voorlopig als kroonpnns aan te wijzen Het volgende jaar al overleed Pakoe Boewono VII, waarna Ngabehi inderdaad, op bijna 70-jange leeftijd, tot Soesoehoe-nan Pakoe Boewono VIII werd verheven Als nieuwe kroonpnns Adipati Anom werd, enigszins controversieel, Pangeran Praboewidjojo benoemd, de zoon van de in 1830 naar Ambon verbannen Pakoe Boewono VI De oude soenan stierf niet lang daarna in 1861, Praboewidjojo volgde hem geruisloos op als Pakoe Boewono IX (reg 1861-1893) Na diens overlijden werd op 30 maart 1893 de 27-jange kroonpnns Adipati Anom Soedibjo ingehuldigd als Soesoehoenan Pakoe Boewono X (geb 1866), de beroemde soenan die tot kort voor de Tweede Wereldoorlog zozeer het aanzien van Solo als Vorstenstad zou bepalen

In Djokja verhep de troonopvolging in de decennia na de Java-oorlog veel dramatischer Hamengkoe Boew ono V, die met een korte onder­breking van 1822 tot i8si regeerde, was pas in 1836 meerdeijang gewor­den Het in 1834 gesloten huwelijk met zijn hoofdvrouw, de Ratoe Ken-tjono, bleef geheel kinderloos, terwijl andere vrouwen hem geen zonen schonken Het huwelijk met de Ratoe Kentjono werd uiteindelijk een complete mislukking en omwille van de stabihteit in het sultanaat werd hem na enige tijd van gouvernementeswege zelfs verzocht, een scheiding uit te spreken In 1S47 huwde de sultan een kleindochter van Hamengkoe Boewono III, de pas dertienjange Raden Adjeng Handaliah, die de offi­ciële hoofdvrouw Ratoe Kedaton werd Maar ook zij schonk hem geen zoon, voorlopig leek daarom Pangeran Adipati Mangkoe Boemi, de jon­gere broer van de sultan, nog de meest geschikte kandidaat als kroonpnns

Deze had in 1848 zijn zinnen gezet op een huwelijk met een pnnses van Solo, een dochter van de latere kroonpnns Ngabehi De trouwplech-tighcid was na lange onderhandelingen bepaald op de 18de juli van dat jaar en zou plaatsvinden in de kraton van de soenan Op de bewuste dag veroorzaakte Mangkoe Boemi in Solo echter een enorme consternatie en paniek, door met een buitenspong groot escorte van 5000 gewapende vol-gehngen de stad binnen te trekken en feitelijk te bezetten De schuldvraag over wic er verantwoordelijk moest worden gesteld voor dit ongehoorde schandaal, werd door het Gouvernement op handige wijze doorgespeeld naar de minister in Den Haag, maar desondanks had Batavia in de Vorstenlanden wel een gevoelig gezichtsverlies geleden Het omstreden huwelijk vond in september van hetzelfde jaar alsnog plaats, maar nu kwam de Solose pnnses naar Djokja De hele geschiedenis werd in de doof­pot gestopt Mangkoe Boemi bleef ondanks deze bizarre episode wel kandidaat-kroonpnns, maar was daarmee nog niet automatisch troonopvolger

In 1855 stierf de volkomen uitgebluste en impotente sultan op slechts 3s-jange leeftijd, naar werd gefluisterd aan de gevolgen van een vergiftiging Dertien dagen later echter kreeg de Ratoe Kedaton alsnog een zoontje, Pnns Mohamad Het is nooit duidelijk geworden wie de biologische vader was, maar aangezien hij na de

dood van zijn officiële vader geboren was, kwam hij volgens de geldende regels hoe dan ook niet voor troonopvolging in aanmerking Aldus werd Mangkoe Boerm toch verheven tot Hamengkoe Boewono VI (reg 1855-1877) Onder diens bewind ont stonden al snel opnieuw spanningen, nu tussen de aanhangers van de sultan, die ziji zoon van een bijvrouw Pangeran Ngabehi als opvolger wenste, en die van de konin gm-moeder Ratoe Kedaton, die haar zoontje Mohamad naar voren schoof en daar­in naar het scheen de instemming van het volk had

Het gouvernement, hoewel geporteerd voor Pangeran Ngabehi als kroonpnns nam vooriopig geen beslissing De zaak sleepte jaren voort en de onrust bleef, voor­al toen Pnns Mohamad in 1870 meerderjarig werd Uiteindelijk forceerde de sul­tan in 1872 een even eenvoudige als doeltreffende beslissing door, binnen de gel­dende regels, zijn bijvrouw Raden Ajoe Sepoeh en moeder van Ngabehi tot Ratoe

26

Page 29: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Ageng of vorstin te verheffen Ngabehi kon toen legaal tot Pangeran Adipati Anom ot kroonpnns worden benoemd Toen de sultan in 1877 stierf volgde Ngabelii zijn vader inderdaad op als Haniengkoe Boewono VII (reg 1877-1921) Daamiee wa­ren de tamilietwisten aan het hof echter allerminst uit de wereld In 1883 vond zelts een regelrechte paleisrevolutie plaits, met als mzct de positie van de omstreden Mohamad Deze voerde nu als volwassen man de titel Pangeran Soerjo Ingalogo een beladen naam die verwees naar een verre verwantschap met de jongere bioer van Dipo Nagoro De prins, die geestelijk gestoord was en alleen al daarom nooit vorst kon worden, had een grote aanhang onder het volk In zijn handicap zag men een aanwijzing voor een hogere mystieke kracht, eigen aan de Ratoe Adil, de recht­vaardige vorst die eens over een vnj Java zou regeren

Ook Sultan Haniengkoe Boewono VII kreeg bij zijn hoofdvrouw Ratoe Kcn-tjono geen zoons Gesteund door de Ratoe Kedaton weigerde zij evenwel resoluut te aanvaarden dat een bijvrouw, die wel een zoon had, tot Ratoe zou worden ver­heven, tenzij haar eigen dochter met Soerjo Ingalogo zou trouwen Daarmee haal-

An; 26 lu Uuk^ plattLgrondcn van Djokja, ca iS^o, en Solo, 18:57 Eenvergelijking met de stadsplattegronden op pag 116-117, 120-131 en 1 s2-i s^ laat zien, dat in de eerste helft van de vorige eeuw de stedebouvvkundige hoofdstructuur in de centrale delen van beide steden reeds volledig was ontwikkeld, zie m dit verband ook pag 41-45 De letterlegenda in de kaart van Solo hiernaast, die overigens op het zuiden is ge­oriënteerd heeft de volgende betekenis A Europese stad, Lodji Wetan, B Chinese Kamp, a Fort Vastenburg, b Kraton van de soesoehoenan, c Istana Mangkoenagaran, d Europese woningen, e Pasar, f Exercitieterrein van het Legioen van Mangkoe Nagoro, g Kepatihan, ambtswoning van de rijksbestuurder, h Kweekschool voor In­landse onderwijzers, k Gouvernenicntsschool, 1 Residentshuis, ni Protestantse kerk, n Kazerne van de lijfwacht van de soesoehoenan, o Gevangenis, p Vorstelijke mos­kee, r Javaanse begraafplaats, t Schouwburg, u Buitenverblijven van Javaanse prinsen, vv Militaire cantme, \ Logement en sociëteit, ij Sitihmggil z Amerikaanse hang­brug Kaarten H Re mink, Asia Maior

de ZIJ zich de openlijke vijandschap van de vorst op de hals, die haar begin 1883 uiteindelijk zelts het opsluiten Vervolgens verhief hij de eerste bijvrouw toch tot Ratoe Mas en werd haar zoon Mas Kadijat op 5 maart 1883 tot kroonprins be­noemd Intussen had de Ratoe Kedaton buiten Djokja de aanhang van haar zoon tot een opstand kunnen aanzetten In apnl vluchtte zij met Soeijo Ingalogo en en­kele getrouwen per njtuig uit de kraton en voegde zich bij de opstandelingen Ze werden echter spoedig achterhaald door de Europese cavalerie van de kraton en na een koit, hevig gevecht werden de opstandelingen uiteengeslagen De dappere vorstin wist in eerste instantie met haar zoon te ontkomen, maar werd enkele da­gen later alsnog gevangengenomen en met gepast eerbetoon naar Djokja terugge­bracht Kort daarop werden zij, Soerjo Ingalogo en diens gezm door het Gouver­nement naar Menado verbannen maar de opv olgmg bleek daarmee nog met zekei De kroonpnns stierf een plotselinge, raadselachtige dood en hetzelfde lot trof ach­tereenvolgens ook zijn twee jongere broers, die na hem in aanmerking kwamen voor de troon Pas de vierde zoon Soedibjo, die als Pangeran Poerbojo tot kroon­pnns werd aangesteld, bleef in leven In 1921 zou hij zijn vader opvolgen als Ha­niengkoe Boewono VIII, de sultan die de laatste vooroorlogse decennia het ge­zicht \in het vorstenbestuur in Djokja was

De troonopvolging in de Pakoealaman ten slotte heeft een rustiger verioop ge­had Pangeran Ario Soerjomngrat volgde zijn vadei op als Pakoe Alam II (reg 1830-18^8) Na hem regeerde slechts enkele jaren, tot 1864, zijn vierde wettige zoon Pangeran Adipati Soerjo Sosromngrat als Pakoe Alam III Bij diens overlij­den waren er echter geen meerderjarige zoons die voor troonopvolging in aan­merking kwamen Raden Mas Notomngrat , de oudste zoon van een broer van Pakoe Alam II, werd daarop onder de titel Pangeran Ano Soerjo Sosromngrat II de Pakoe Alam IV (reg 1864-1878) Ook deze het geen zoons na, als gevolg waar­van toen een andere zoon van Pakoe Alam II, Pangeran Adipati Ano Praboe Soe-rjodibjo, tot Pakoe Alam V moest worden verheven (reg 1878-1900) Deze ener­gieke vorst stond open voor vernieuwingen op allerlei gebied, zoals ondermeer tot uiting kwam in de waarde die hij hechtte aan gedegen westers onderwijs voor zijn zoons en in de economische hervormingen die hij in de jaren tachtig van de vonge eeuw door zijn zoon Pangeran Ano Notodirodjo het uitvoeren

Toen Pakoe Alam V in 1900 gestorven was, volgde zijn oudste zoon Raden Mas Ano Notokoesoemo hem in 1901 op als Pakoe Alam VI, die echter m hetzelf­de jaar reeds overleed Zijn tweede zoon Raden Mas Soerardjo was aangewezen als opvolger, maar vanwege diens jonge leeftijd van negentien jaar en onvoltooide schoolopleiding werd een Raad van Beheer ingesteld, waann naast de dne hoog­ste ambtenaren van het Djokjase Europees Bestuur na 1904 Pnns Notodirodjo als regent optrad In 1906 ontving de jonge vorst de titel van Bendoro Raden Ano Soerardjonmgrat, waarmee hij formeel hoofd werd van de Pakoealaman Bij het bereiken van zijn 40ste jaar in 1921 volgde officieel de verheffing tot Pangeran Adipati Alio Soerjodilogo, Pakoe AJam VII (reg 1902-1937) Hij huwde in 1909 een dochter van Pakoe Boewono X Raden Adjeng Retno Poewoso, waanuee de Pakoealaman rechtstreeks geparenteerd laakte aan het Solose hof Deze verwant­schapsrelatie resulteerde ondermeer in een integratie van Solose elementen 111 de Pakoealamse kunstzinnige tradities Zo bezit dit hof een Solose gamelan als huwe­lijksgeschenk, dat de naam P B X draagt In 1937 volgde de oudste zoon en kroon­pnns. Raden Mas Ano Soelarso. onder de titel Pangeran Adipati Ano Praboe Soer­jodilogo zijn overleden vader op als Pakoe Alam VIII (reg 1937-1998)

27

Page 30: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

(hijHhitjt zu pin; j j j

28

Page 31: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Nieuwe tijden, 1870-1940

I n de geschiedschnjvmg van Nederlands-Indie vvoidt gewoonlijk een scheidslijn aangebiacht bij het jaar iSyo, toen de kolonie met het van kracht worden van de Agrarische Wet m beginsel opengesteld werd voor particulier ondernemer­

schap in het groodandbouwbednjf De periode na dit jaar tot aan de Tweede We­reldoorlog, waarbinnen ovengens weer belangrijke deeltijdvakken zijn te onder­scheiden, kan als geheel worden aangeduid als die van de modern-koloniale tijd, waarin Nederlands-Indie naar niacro-eeonomisehe stnictuur geleidelijk aan evolu­eerde tot een op wereldschaal belangnjke exporteur van cultuurproducten en delf­stoffen voor de mtei nationale markt Het was in deze penode dat de laatste fase van de Nederlandse expansie m de Archipel werd afgesloten en de grenzen van de ko­lome definitief vastgelegd werden, en m algemene zin de regulerende invloed van het bestuur op de samenleving gestaag toenam Deze ontwikkelingen gingen samen met een sterke groei van het aantal Nederlanders en andere Europeanen dat zich iii Indie vestigde, terwijl ook in ander opzicht het westerse element steeds meer de dominerende factor m de maatschappij werd

De grote veranderingen: Djokja en Solo worden modern-koloniale steden

De Agransche Wet en de diverse bi)behorendc uitvocringsvooischritten boden de particuliere cultuurondcrnemingen iii Indie voor het eerst gelegenheid op grote schaal landbouwgronden iii erfpacht te verwerven In de praktijk gebeurde du na­dien vooral via concessieverlening van 'woeste gronden' in nog goeddeels onbc-woonde gebieden, zoals op Java de hogergelegen Preangerlanden en ter Oostkust van Sumatra de landinwaarts gelegen delen van de sultanaten Langkat, Deli, Ser-dang en Asahan, waar na de grootscheepse ontginning in de laatste decennia \'An de vorige eeuw uitgestrekte cultures van thee, kina, tabak, rubber en koffie tot stand kwamen Voor de Vorstenlanden leek deze ontwikkeling om verschillende redenen aanvankelijk van minder belang, hier waren toen immers al geen grote ge­bieden meer beschikbaar voor ontginning, terwijl voor de uitgifte van landbouw­gronden vanouds een eigen, op de feodale maatschappijstructuur teruggrijpend stelsel van apanage c q landhuur bestond Op basis daarvan was reeds eerder een aanzienlijke Europese ondernemmgslandbouw ontstaan, aanvankelijk met mdigo als voornaamste product, later vooral in de tabaks- en de suikercultuur Daarnaast speelden m het geval van de Mangkoe Nagoro ook de vorsten zelf een belangrijke rol als cultuurondernemers

Niettemin kan men ook ten aanzien van Djokja en Solo de jaren zeventig van de vonge eeuw zien als het begin van een tijdperk van grote maatschappelijke vei-andenngen Zo vond toen al - m incest letterlijke zin - de clirecte aansluiting plaats met de buitenwereld in de vorm van de nieuwe spoorlijn naar Seinarang, dankzij welke ook de bestaande Vorstenlandse cultures krachtig werden gestimuleerd tot verdere ontwikkeling Voorts betekende de economische openstelling tevens de aanzet tot anderssoortige vormen van maatschappelijke liberalisering, die onder­meer de weg effenden voor de viije vestiging van Europeanen en 'Vreemde Oos-teriingen' m de Vontensteden De algemene tendens tot krachtiger centraal bestuur m Indie, met na de eeuwwisseling de Ethische Politiek als toegevoegd beginsel, manifesteerde zich iii Djokja en Solo in vorm van een gestaag toenemende druk op de vorsten tot verdei gaande inperking van hun autonome bevoegdheden Kort voor 1920 resulteerde du in een algehele herziening van het Vorstenlandse landhuur-stelsel conform de bepalingen elders iii Indie, mede met het doel de Europese cul-tuurondernemingen hier meer zekeiheid van bedrijfsvoering te bieden

Als gezamenlijk resultaat van al deze en nog andere, afgeleide ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de snelle demografische groei na ca 1890, veranderden de Vor-stensteden in de laatste halve eeuw tot de Tweede Wereldooilog ingrijpend van aanzien en karakter De kern daarvan zou men kunnen aangeven als de overgang van een goeddeels van de buiten wei eld afgezonderd, geheel door vorsteninacht en traditie bepaald kleinstedelijk milieu naar een bestaan als middelgrote, dooi westei-se invloed gedomineerde steden met een belangnjke economische centrumfunctie In dit hoofdstuk komen enkele facetten van dit verandeimgsproees aan de oide.

mede met het aanzien van Djokja en Solo 111 de laatste vooroorlogse jaren als uit­gangspunt Als eerste worden hierna de bestuurlijke en economische verandenngen m de Vorstensteden behandeld, gevolgd door hun stedebouwkundige ontwikke­ling, mede in samenhang met de groei en veranderende samenstelling van de res-pectievelijke bevolkingen Daarnaast is er bijzondere aandacht voor de opkomst van de nationalistische beweging en voor de mihtaire functie van de Vorstensteden en van het nabije Magelang

Het Goui'ciiicniciir cii de t'oisteii: .stiakhei toezicht, nieuwe taken

Hoezcei ook de macht van dejavaanse vorstenhuizen sinds de i8de eeuw beperkt was en hun verhouding tot het Nederlandse gezag uiterlijk geharmoniseerd, door het Gouvernement werden zij tot het laatst van het koloniale tijdperk gezien als potentieel onstabiele factoren in het bestel van Nederlands-Indie, die te allen tijde onder strak toezicht gehouden dienden te worden De essentie van het gouver-nementsbeleid ten opzichte van de Vorstenlanden gedurende de latere 19de en de 20ste eeuw wordt wellicht het best weergegeven in de - kntische - bewoordingen van het desbetreffende lemma in de tweede druk van de grote bttcydopacdic van Ncdcilaud^ch-ludw, die vanaf 1917 m delen verscheen bij Martmus Nijhoff te 's-Giavenhage

'Ondanks di MIIOOIK bniuhihn mui vajDn^dc en op het Indonesisch belam; qcuchtc zelfbc'tuiirspohtiek, ( ) schi]nt ten aanzien der \'ontenlanden het streven dei Renecruv^ nog steeds gelicht op bepcikiiig van hun lediten, veiiniiideiim; van hwi macht, wiizi^nv^ van de politieke contracten te hunnen nadeele, uitoefening van de wetgevende macht dn voisteii vol(<eiis aanwijzing van het re^identskantooi, en <<ehfkinaking van Voritenland-sthe bepahiigen en instellingen aan die in degoiiveinenientslaiiden Alleen aan i'eideie inkorting van hetgroiidi^ebied dei viei voisten schijnt niet men te worden gedacht

Het element van permanent algemeen toezicht op het vorstenbestuur lag, zo­als ook eldeis in Indie, al smds de VOC-trijd verankerd in de dualiteit van het bestuursstelsel, waann naast de vorsten en de instellingen van hun gezag - het zoge­noemde Inlands (Binnenlands) Bestuur - steeds gelijkwaardige (althans in Neder­landse ogen, zeker niet 111 Javaanse') functionanssen van het Europees (Binnenlands) Bestuur waien geplaatst In de laatste vooroorlogse jaren kende men in beide Vor­stensteden als hoogste ambtenaar van dit laatste een gouverneur, als 'oudere broer' van de voisten Het gouverneurschap werd ingesteld in 1928, in het kader van de algehele bestuurshervormmg van de jaren twintig, waarbij de gouverneurs toen ook elders op Java op het niveau van de provincies en de zelfbesturende landen de residenten vervingen als hoofd van het gewestelijk bestuur In beide Vorstenlanden bleef de oude residentsfunctie, nu onder die van gouverneur, nadien ovengens nog gehandhaafd tot 1934 Onder de gouverneur c q de resident stond in de steden Djokja en Solo als hoofd van het plaatselijk bestuur de assistent-resident, bijgestaan door de zogenoemde controleur kota, terwijl buiten de steden de regentschappen eveneens een assistent-resident en/of een contioleur kenden Daarnaast waren aan de gouverneur dan wel de resident als hoofd van het gewestelijk bestuur een gewestelijk secretaris en een assistent-resident ter beschikking (t b ) toegevoegd, zoals het plaatselijk bestuui een controleur-afdelingssecretans had De grenzen van het gezagsgebied v an de Djokjase en Solose hoofden van het plaatselijk bestuur, de zogenoemde residentie- of gouvernenientshoofdplaats, waren in 1917 voor het laatst vastgesteld en zouden m de naooilogse jaren dienen als uitgangspunt voor de gemeentegrenzen

BIJ het Inlands Bestuur werd de hoogste autonteit uiteraard vertegenwoordigd door de vier vorsten, van wie de Pakoe Alani en de Mangkoe Nagoro eigenlijk aangeduid moeten worden als Pangeran Amardiko, 'Vnje Pnnsen' In die zin dient feitelijk over de Pakoealaman en de Mangkoenagaran gesproken te worden als 'prinsdommen', om piaktische redenen vvoidt hier echter de algemene tenn 'vor­stendommen' aangehouden Het dagelijks bestuur over de vorstendommen werd niet uitgeoefend door de vorsten zelf, maar door de reeds genoemde patihs of njks-bestuurders (sultanaat, soenanaat) dan wel de regent-patihs (Pakoealaman, Mangkoe­nagaran), de hoogste inheemse ambtenaren De njksbestuurders waren rechtstieeks verantvvooidelijk aan het Gouvernement en werden ook uitsluitend op voorspraak

Page 32: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

van het Euiopees Bestuur benoemd, maai tegehjkcitijd behoorden zij onverander­lijk tot de hoogste hofadel, dus de verwanten van de vorst In de praktijk hing het ten zeerste af van de betrokkene zelf, wie van zijn beide heren de njksbestuurder in de eerste plaats diende, de vorst of de gouverneur-generaal In het geval van de vooroorlogse situatie in Solo bijvoorbeeld, was de rijksbestuurder ontegenzegge­lijk sterk onder invloed gekomen van de anti-Nedcrlandse hofkliek, en daarmee indirect ongetwijfeld ook onder die van Pakoe Boevvono X In Djokja daarente­gen was Sultan Hamengkoe Boewono VIII jarenlang verwikkeld m een even taai als raadselachtig conflict met zijn njksbestuuider Danoeredjo VII, welke laatste meer onder Nederlands toezicht stond

Onder de njksbestuurders stonden iii de Vorstensteden, m een zelfde rangorde als bij het Europees Bestuur, de regenten van Soerakarta en Djokjakarta met hun wedono kota en de diverse assistent-wedono's Een bijzondere complicatie m Solo was, dat daar zowel de soenan als de Mangkoe Nagoro een substantieel deel van de stad onder hun gezag hadden, waar in Djokja het Pakoealamse gebied slechts een kleine enclave rondom de poero vormde Zo kende men in Solo derhalve twee stedelijke regenten, de regent van Soerakarta van de soenan en de regent van Kot(t)a Mangkoenagaran, elk weer met hun eigen ondergeschikten Ook de positie van de regent-patih m de Mangkoenagaran en de Pakoealaman was enigszins anders dan die van de 'grote' njksbestuurders, ze konden door de vorsten zelf worden benoemd en afgezet, terwijl beide 'kleine' vorsten zich vanouds veel meer direct betrokken toonden bij het bestuur Verder hadden de 'grote' vorsten naast hun formele we­reldse bestuurstaak ook de functie van Sajidin Panotogomo, 'Heer van het Geloof en 'Regelaar van de Godsdienst' m de Vorstensteden, met onder hen als hoogste religieuze funtionans ter plaatse de penghoeloe De kratons m Djokja en Solo ten slotte stonden onder een eigen bestuur, in beginsel onder gezag van de kroonprins of Pangeran Adipati Anom, terwijl binnen de vorstelijke families in beide steden een 'Imker' en een 'rechter' zijde werden onderscheiden, elk ondei leiding van een mannelijke naaste bloedvervv ant van de regerende vorst

Wat de (westerse) uitvoerende diensten onder dit algemeen bestuui betiett, wa­ren deze aanvankelijk logischerwijs alleen vertegenw oordigd door de desbetreften-de gouvernenientsinstellmgen, zoals de dienst der Burgerlijke Openbare Werken, de Watcrstaatsdienst, etc In de jaren na de eeuwwisseling werden de vorstenbestu-ren van gouvemementswege stapsgewijs gedwongen tot de instelling van overeen­komstige eigen diensten Deze bleven deels echter tot het laatst van de Nederland­se tijd bemand met Europees personeel, dat daartoe door het Gouvernement werd 'uitgeleend', terwijl daarnaast m geval van nood steeds een beroep gedaan kon wor­den op 'bijhulp' van de gouvernementsdiensten In de stad Djokja waren aldus m de laatste jaren voor de Tweede Wereldoorlog de meeste uitvoerende instanties op het gebied van de openbare dienstverlening, zoals die in de andere Indische steden door gemeentelijke diensten verncht werd, opgenomen in de algemene dienst voor de Sultanaatswerken, de Pakoealaman beschikte met over eigen instanties op dit terrein In Solo daarentegen bestonden ook hier weer gescheiden soenanaats- en Mangkoenagarase diensten naast elkaar, zoals ondermeer de dienst Rijkswerken van Soerakarta en de Mangkoenagarse diensten voor de Assaineenngswerken en de Rijkswaterstaat

Tot het aanbrengen van wezenlijke wijzigingen m de bestaande bestuursver-houdingen met de vorsten waren de gewestelijke hoofden van het Europees Be­stuur vanzelfsprekend met gemachtigd, maar wel waren zij in staat, door hun wijze van rapportage aan het centrale gezag en de ruimte die hun bij de uitvoering van het gouvernementsbeleid werd gelaten, een initiërende en sturende werking uit te oefenen Rechtstreekse ingrepen in de vorstelijke bestuursmacht waren voorbehou­den aan de Nederlands-Indische regering Gunstige gelegenheden daartoe waren vooral de momenten van opvolging in de vorstenhuizen, waarbij in het geval van de 'grote' vorsten van Djokja en Solo steeds opnieuw een polinek contract met de Landsregenng diende te worden vastgesteld en bij de 'kleine' de bestaande relatie tot het Gouvernement doorgaans werd bekrachngd door de hernieuwing van de zogenoemde akten van verband

De onderhandelingen daarover werden van gouvemementswege gevoerd door de betrokken resident c q gouverneur, voor welke functies in de 'moeilijke' Vor-stenlanden onveranderlijk de meest ervaren en gezaghebbende bestuursambtenaren waren geselecteerd Tegenover hen bleken de beoogde troonopvolgers en hun ad­viseurs als regel niet in staat de vorstelijke positie voor de komende regenngspeno-de zonder concessies te handhaven Dit gelukte in 1940 uiteindelijk zelfs niet Djok-ja'sjonge troonopvolger 'Henk' Dorodjatoen, die zich later als Sultan Hamengkoe Boewono IX zou ontpoppen tot de krachngste en meest invloednjke heerser 111 de

Vorstenlanden geduiende deze eeuw Aan diens installatie m maart van dat jaar, de laatste onder Nederlands gezag, gingen met minder dan vijf maanden van harde onderhandelingen vooraf die ten slotte pas werden beëindigd nadat hem in een visoen was geopenbaard dat het Nederlandse bewind spoedig ten einde zou komen Bovendien bestond binnen de vorstenhuizen, ook m die van de Mangkoe Nagoro en de Pakoe Alain, lang niet altijd eenduidigheid met betrekking tot de opvolging In zulke situaties aaizelde het Gouvernement doorgaans met een voorkeur voor een bepaalde kandidaat aan te geven en diens benoeming door te drukken, zoals 111 1939 gebeurde bij de opvolging van Pakoe Boevvono X en in 1916 bij die van Mangkoe Nagoro VI

Buiten de opvolgingsmomentcn oetende het Gouveinemcnt zijn beleid tot stu-nng en inperking van de vorstelijke bestuursmacht begrijpelijkerwijs bij voorkeur uit langs de weg der geleidelijkheid, met het plaatselijk en gewestelijk Europees Bestuur als uitvoerders van de vele kleine, omzichtige stappen in dit diplomatieke spel Daarnaast kwam het echter geregeld voor dat de Indische regering zich ge­noodzaakt meende te zien tot directere bemoeienis, met alle gevaren van langdu­rig verstoorde politiek-bestuurlijkc verhoudingen en onrust onder de inheemse bevolking De motieven voor zulk optreden en de andere vomien van bevoogding moeten overigens uitdrukkelijk met alleen gezocht worden m de machtspolitieke en economische sfeer Uit de aard van het koloniale bestel speelden de handhaving van de bestuurlijke en openbare orde, de bescherming van de staatsfinanciën en de behartiging van de belangen van het Europese bedrijfsleven altijd een belangrijke rol Vooral na de eeuwwisseling echter kregen, met de introductie van de Ethi­sche Politiek, ook overwegingen met betrekking tot de kwaliteit van het vorste­lijk bestuur 111 algemene zin en de zorg voor het welzijn van de bevolking grote nadruk

De riehriijn van het algemene beleid ten opzichte van de Vorstenlanden 111 het kader van de Ethische Politiek werden in 1907 door gouverneur-generaal J B van Heutsz openbaar gemaakt in een beginselprogramma voor de bestuurlijke relatie tussen Gouvernement en de zogenoemde zelfbesturen of zelfbesturende landschap­pen, dus de gebieden m Nederlands-Indie onder vorstelijk gezag Daarin heet het ondermeer

'Lrt/;(;s vredenhevenden weg^ worde getracht in de staalkundige verhouding tol de zelf-hisinreu zoodanige wijziging Ie brengen, ah noodig mocht bhjken om bevredigende waar­borgen te erlangen voor een geleidehjke verbetering van bestuur en rechtspraak

Inzondeiheid woide, waar zulk", iioodn; mocht bhjkeii, het financieel beheer op doil-inaltge wijze onder tonlrólegesteld, opdat de laiidsiiikoniskn iii iiiimi male ten bale kun­nen <!trekken van de ontwikkeling van land ai volk

Met vermijding onzerzijds van elke aanktdin^ lot gewelddadig optreden, worde noch­tans mei beslistheid het standpunt ingenomen, dal ook in landschappen, welke m hel sjc-iiol van zeltbestiini (gelaten zijii, het stieven der besuiirders ^eiicht zal moeten zijn op het ontwikkelen van de naliinilijke bionnen van welvaart des lands en het veibeleren van den etonomischen in socialen loisiand dii mheeiiisihi bevolkmi) ( )

hl de Vorstenlanden op Java woide met vooilvarendheid doch op tacivolh ivijze (jc-sireefd naar zoodani(;e organisatie van hel bestuur, dat een geleidelijke ontwikkelinti van de maatschappelijke en economische verhouduigen, in aaihliiiling bij den toestand iii de gouvernementslanden, binnen redelijken tijd kunnen worden lei^emoet gezien '

Dat de wenselijkheid van controle op de financiën van het zelflsestuur hier zo ex­pliciet werd uitgesproken, had 111 samenhang met de Vorstenlanden zeker te ma­ken met de ervanngen die het Gouvernement in de laatste twee decennia van de 19de eeuw had opgedaan met het Mangkoenagarase Huis

In 18S1 was daar Mangkoe Nagoro IV, de grote vorst-entrepreneur die m de 28 jaar van zijn bewind het rijk een solide financiële grondslag had gegeven door het opzetten van verscheidene grote cultuurondernemmgen onder eigen beheer, opgevolgd door diens oudste zoon Deze was reeds in 1869 voor deze taak aange­wezen, volgens de traditie zou hij in 1894, bij het bereiken van de 40-j3nge leef­tijd in Javaanse jaarrekening, formeel worden ge'installeerd als Mangkoe Nagoro V Onder de jonge Prang Wadono - letterlijk 'Opperbevelhebber 111 de Stnjd', Hoofd van het Mangkoenagarase Huis - zette de tijd van hoogconjuctuur zich aanvanke­lijk voort, m i88^ bereikte het Mangkoenagarase kapitaalvcimogen een omvang van ca / 25 miljoen, hoger dan zelfs in de meest voorspoedige perioden onder Mangkoe Nagoro IV Het jaar daarop werd Indie echter getrotten door de ramp­zalige crisis in de suikercultuur, die de inkomsten van het rijk m korte tijd deci­meerden In zijn onervarenheid beging de Prang Wadono vervolgens enkele kapi­tale fouten Zo besloot hij, liever dan de hoge binnenlandse uitgaven omlaag te

30

Page 33: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

bicngen, te pogen de verhezen goed te maken door zich in nieuwe zakelijke on­dernemingen te storten, ondeiineer iii de tabakscultuur Toen deze alle mislukten en de Indische regering niet direct bereid bleek de tekorten middels leningen aan het Mangkoenagarase Huis aan te vullen, wendde de vorst zich in 1885 tot een par­ticuliere geldschieter 111 Semarang Het resultaat van deze en nog enkele andere noodsprongen was, dat eind 1886 reeds een schuld van ruimschoots meer dan een miljoen gulden was ontstaan.

Mede vanwege de omstandigheid dat in de Vorstenlanden toen nog geen schei­ding bestond tussen de persoonlijke financiën van de vorst en die van zijn njk, en er daardoor dus alle gevaar was dat de Prang Wadono het laatste zou meeslepen 111 een faillissement, besloot het Gouvernement medio 1887 tot ingrijpen In juli van dat jaar kwam gouverneur-generaal O. van Rees persoonlijk naai Solo om in geheim overleg met de vorst en het gewestelijk Europees Bestuur een regeling te treffen tot sanering van de Mangkoenagarase financiën Daartoe werd een financiële beheers­commissie in het leven geroepen, waann naast de Prang Wadono enkele andere le­den van het vorstenhuis zitting hadden en die werd voorgezeten door de resident van Soerakarta, A J Spaan Deze bleek echter spoedig niet effectief als gevolg van actieve tegenwerking van de regent-patih, K M.T Djojosaroso, en een aantal me-destanden aan het Mangkoenagarase hof Djojosaroso werd door toedoen van resi­dent Spaan uiteindelijk naar Padang verbannen, maar daarmee raakte ook de ver­houding tot de Prang Wadono blijvend verstoord Ten slotte greep het Gouverne­ment in maart 1888 opnieuw in, door de resident volmacht te verlenen tot uitvoe-nng van de besluiten buiten de vorst om, waamiee Spaan dus feitelijk was aangesteld tot curator over de Mangkoenagaran In praktische zin belast met deze taak werd een 'supenntendent', in de persoon van de secretans der financiële commissie, C A Rosemeier, de commissie zelf werd later in 188S ontbonden

De resultaten van dit strenge regime - de vorst moest nadien zelfs voor allerlei kleine persoonlijke uitgaven toestemming van de supenntendent hebben - heten vooralsnog echter op zich wachten, voornamelijk als gevolg van een reeks van onoordeelkundige beshsingen door de nieuwe bewindhebbers Toen m 1889 de totale Mangkoenagarase schulden verder opliepen tot ruim ƒ 1,3 miljoen, werd door resident Spaan zelfs m alle ernst voorgesteld de ondernemingen van het vorstenhuis dan maar te verkopen Het Gouvernement verklaarde zich aainaii-kelijk akkoord met dit plan, dat de economische basis van de Mangkoenagaran volledig zou ondergraven. Dat het uiteindelijk met doorging, was alleen te dan­ken aan het feit dat bij de gevraagde overnamesommen geen serieuze kopers ge­vonden konden worden Pas na 1894, in welk jaar een vernietigend onderzoeks-lapport over het beheer van resident Spaan en diens opvolger O A Burnaby Lautier (1890-1894) werd uitgebracht aan het Gouvernement door het lid van de Raad van Indië en oud-resident van Djokja J Mullemeister, kwam het onder de lesidentenjhr L Th Hora Siccama (1894-1897) en W de Vogel (1897-190^) tot een definitieve keer ten goede

De Prang Wadono was toen inmiddels, 111 maait 1894, officieel verhe\en tot Mangkoe Nagoro V AI m oktober 1896 echter kwam de vorst, nog geen 42 jaar oud, na een kortstondige ziekte onverwacht te overlijden. Hij werd opgevolgd door zijn jongere broer Pangeran Adipati Ano Djajaningrat, die op dat tijdstip reeds de 40-jange leeftijd was gepasseerd en derhalve in november 1896 direct kon wor­den geïnstalleerd als Mangkoe Nagoro VI De nieuwe heerser was van een ge­heel ander karakter dan zijn voorganger, zoals resident De Vogel onderstreepte m een bnef aan de gouverneur-generaal naar aanleiding van een m oktober 1898 in­gediend vorstelijk verzoek tot teruggave van het beheer over de njksfinanciën 'Dal onder het tegenwoordige Hoofd van het Mangkoenagorosche Hun een znimg helicei :al worden gevoerd,' aldus de resident, 'daarvoor slaan de pcr\oonh)ke eigenschappen van den Vorst - waaronder zuinigheid de eerste plaats inneemt - bor(;, dal ook op verstandige wijze zal worden beheerd, met aiideie ivoorden, dat de ziiinn;heid met de wifsheid be-dricge, daarvoor zal Uwe Excellentie's veitegenwoordiger als de aaiii^i wezen pcisoon om den Vorst met raad en daad bij Ie slaan, hebben zorg te diagen '

De Vogel ondersteunde het verzoek van de nieuwe Mangkoe Nagoro en pei i juni 1899 kreeg deze mdeidaad zijn financiële zelfstandigheid terug, zij het onder handhaving van het toezicht door een superintendent van gouvernementswege Hoe juist de inschatting van de resident ten aanzien van de vorstelijke neiging tot zuinigheid was, werd duidelijk toen nog in hetzelfde jaar alle Mangkoenagarase restschulden, ruim vier ton, konden worden afgelost Evenzeer gerechtvaardigd bewees zich echter de bezorgheid over de 'wijsheid' van het nieuwe zelfbestuur Eerder dan alleen maar zuinig te zijn - ovengens op zichzelf ook al ongewoon voor een Javaanse vorst - bleek Mangkoe Nagoro VI reeds in de loop van zijn eerste be­

windsjaren op ziekelijke wijze bezeten door de idee op elk mogelijk beleidsterrein zodanig te moeten besparen, dat aan het eind van zijn regering het rijk zou kun­nen beschikken over een kapitaal van ƒ 30 miljoen Voor dit doel moest alles wij­ken Op de rijksuitgaven voor alle andere dan economische doeleinden werd tot m het extreme bezuinigd, terwijl van maatschappelijke hervormingen, zoals die toen elders 111 Indië van gouvernementswege werden gei'nitieeid 111 het kader van de Ethische Politiek, al helemaal geen sprake mocht zijn

Wat er nog aan kleine sociale verbeteringen tot stand kwam gedurende deze regenngspenode, ondermeer met betrekking tot de salanënng van de Mangkoena­garase ambtenaren en de afschaffing van bepaalde feodale heffingen en dienstver-plichtingen, was voornamelijk te danken aan de voortdurende druk die in deze zin op de voist werd uitgeoefend door de residenten L Th Schneider (i90s-l9oS) en G F van Wijk (1909-1914). Deze laatste, die Mangkoe Nagoro VI m zijn memone van overgave aan zijn opvolger F P Sollewijn Gelpke (1914-1918) mede karakten-seerde als 'geheel onmogelijk' en lijdend onder 'aanvallen van milde krankzinnig­heid', wist ook te bewerken dat m 1911 voor het eerst een gefundeerde njksbegro-ting werd opgesteld, waann de openbare financiën stnkt gescheiden waren van die van de vorst Al met al raakten land en volk van de Mangkoenagaran op teimijn evenwel zozeer verarmd en achtergesteld bij de rechtstreeks bestuurde delen van Java, dat het Gouvernement zich in december 1910 wederom genoodzaakt voelde tot ingrijpen, ditmaal via beïnvloeding van de opvolgingslijn

Daartoe aangezet door een twee jaar eerder ingediende petitie van vijf van de dertien zoons van Mangkoe Nagoro V, die zich met \eel andere leden van het Mangkoenagarase Huis reeds lang ernstig benadeeld achtten door de vorstelijke be-zuinigmgsdnft, besloot gouverneur-generaal Idenburg na lange aarzeling de twee zoons van Mangkoe Nagoro VI uit te sluiten van de troon, op grond van de over­weging dat hun moeders niet tot de erkende bijvrouwen van de vorst behoorden Deze stap betekende toen niet alleen de totale verstonng van de relatie tot het Europees Bestuur, maar maakte ook de positie van Mangkoe Nagoro VI binnen het eigen vorstenhuis praktisch onmogelijk Na herhaaldelijk vergeefs veizocht te hebben om herziening van de landvoogdelijke beslissing en verscheidene malen eerder aangegeven te hebben zich dan liever uit zijn functie terug te willen trek­ken, kreeg de Mangkoe Nagoro ten slotte mjanuan 1915 van gouvernementswe­ge m beginsel toestemming tot aftreden m het daarop volgende jaar, onder voor­behoud dat ten aanzien van de troonsopvolging een bevredigende oplossing bereikt zou zijn

Deze werd door Idenbuig, mede op voorspraak van mr C Th van Deventer en oud-resident Van Wijk, en onder voorbijgaan aan de bezwaren van de meerder­heid van de Raad van Indië, uiteindelijk gevonden in de persoon van de derde zoon van Mangkoe Nagoro V. B R M Ano Soeno Soeparto, die begin maart 1916 werd verheven tot Pangeran Adipati Ano Praboe Prang Wadono. Twee maanden eerder had Mangkoe Nagoro VI formeel afstand gedaan van de troon, zonder de ambitieuze doelstellingen ten aanzien van de njksfinanciën te hebben verwezenlijkt, zijn legeringsperiode werd afgesloten met een positief saldo van 'slechts' ƒ 9,s mil­joen, m plaats van de beoogde ƒ 30 miljoen. Voor het Gouvernement was de finan­ciële positie \an het ii]k op dat tijdstip echter al lang geen voorwerp van intense zorg meer, deze gold toen veeleer de hoogst urgent geworden noodzaak tot ingrij­pende maatschappelijke hervormingen De verwachtingen van regenngswege ten opzichte van de nieuwe Prang Wadono waren op dit punt hoog gespannen en de rede die resident Sollewijn Gelpke op 3 maart 1916 bij diens installatie hield, het dienaangaande dan ook mets aan duidelijkheid over

'Vu> voor(;anger heeft de fiuancién van het Rijk m schilieienden toestand achtergela­ten en dat zal U iii staal stellen, veel goed te maken Tal van peisonen zullen U bestor­men met de mededeeling, dat aan hen iets goed te maken is Ik doe echter in de allereer­ste plaats een beroep namens hen, die meestal zwijiJcn. die altifd {;eduldi(; hun lol hebben \;ediagen, occ/ wui lot zich weinigen warm maken

Ovcituig ei U van, dat zij, die dooi hun aibcid van de Mangkoenagaran hebben ge­maakt, wat zij thans is, in behoeftige omstandigheden verkcercn eii eigenlijk aiwe, afge­tobde schepselen zijn

Overtuig er U van, dal zij, die dooi hun aibeid vooi de Maugkociun;aian iii diii lij­ken koffietijd schatten hebben verdiend, thans moeten leven m een kaal en vciaimd land, waar de bronnen ziju opgedioogd en de irngaticweiken ontbreken

Ovciluig ei 11 van, dat zij, die thans m den lijken smkeilijd bezig zijn voor de Mangkocnagaian sihatlen k veidicnen, meeiciuhels KII vieiigdeloo<: bestaan hebben in hun '<chamele hutten, zonder ondeiwijs en zoiidei behooidehjke leiding

Neem U vooi te leven en te stieven vooi hun geluk en God zal er U vooi beloonen '

31

Page 34: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

De hidische regering had daarbij, door haar begunstiging van juist deze tioonop-volger, beslist goede redenen voor de veronderstelling dat de nieuwe voist inder­daad een vooruitstrevend en sociaal verantwoord beleid zou voeren Soepaito, ge­boren in l88s, kwam na de dood van zijn vader in 1896 onder voogdij van zijn oom, Mangkoe Nagoro VI In 1902 verliet hij zonder diens toestemming het hof, nadat de vorst hem geen toelage had willen geven om een middelbaie-schoolop-leiding te volgen, en vond hij voor de volgende vicrjaai emplooi als ambtenaar bij het rcgentschapsbestuur van Demak Deze positie moest de jonge pnns in 1907 v\eer verlaten, als gevolg van een persoonlijk conflict met de legent Aldus voorlopig uitgesloten van een betrekking in overheidsdienst en geheel onbemiddeld, zwierf Mas Soeparto nadien enkele jaren over Java Door zelfstudie had hij zich intussen een behoorlijke kennis van het Javaans, Nederlands en Frans eigen gemaakt, even­als van de klassieke Javaanse geschiedenis en cultuur In 1911 nam zijn leven een beslissende wending, toen hij door toedoen van resident Van Wijk in Solo toch \\ eer een gouvernementsaanstelling kreeg, als \ ertalcr - 'translateur' - bij het resi-dentiebestuur Hier werd hij spoedig een der vooraanstaande leden van Boedi Oetomo, de Javaans-culturele voorloperorganisatie van de Indonesische onaflian-kelijkheidsbeweging, waarbinnen hij ondermeer een redacteurstaak bij het dagblad Dauno koiido \er\ulde In deze functie ontmoette hij m 1912 de grondlegger van de Ethische Politiek, mr C Th van Deventer, wiens uiterst gunstige indruk van de pnns enkele jaren later een belangrijke rol speelde bij de aanwijzing tot troon­opvolger

Soeno Soeparto's lang gekoesterde wens om een hogere opleiding te volgen ging in 1913 in vervulling, toen hij in juni van dat jaar met verlof uit gouverne-mentsdienst en behoud van tractement \oor een penode van twee jaar naar Neder­land kon vertrekken, m gezelschap van de latere Pakoe Boewono XI, Pnns Hangabe-hi In Leiden volgde hij de colleges m de Javaanse taal- en letterkunde, zijn leids­man en vriend bij uitstek werd hier de aankomende dichter Noto Soeroto, de zoon van Prins Notodirodjo uit het Pakoealamse Huis, die reeds sinds 1906 111 Nederland verbleef Samen met hem nam Soeno Soeparto tijdens de academische vakantie in 1914 dienst bij het reservekader van het Regiment Grenadiers en Ja­gers BIJ de algemene mobilisatie van augustus 1914 werd ook dit onderdeel on­der de wapenen geroepen en de pnns moest derhalve zijn studie afbreken, zijn resterende maanden in Nederland, tot medio mei 1915, bracht hij in actieve dienst door, het laatst in de rang van tweede luitenant Eenmaal teruggekeerd in Solo hervatte hij spoedig zijn leidende werkzaamheden in de plaatselijke afdeling van Boedi Oetomo, in augustus 191 i werd Soeno Soeparto gekozen tot voorzitter van het landelijke hoofdbestuur van de vereniging

Deze hernieuwde politieke activiteiten deden resident Sollewijn Gelpkc, onder wiens gezag hij te zelfder tijd een functie kreeg als adjunct-controleur voor Agran-sche Zaken, uiteindelijk besluiten tot het uitbrengen van een negatief advies met betrekking tot zijn geschiktheid als troonopvolger Ook nadat de pnns desondanks was geïnstalleerd, bleef deze nogal conservatief ingestelde resident weinig coöpera­tiefin zijn houding tegenover de nieuwe zelfbestuurder, zelfs zozeer dat hem in 1917 door de gouverneur-generaal persoonlijk moest worden verzocht de teugels van zijn al te strakke toezicht te laten vieren Evenmin veel medewerking kreeg de Prang Wadono van SoUewijns opvolger, AJ W Harloff (1918-1922), terwijl ook nadien nog enkele malen penoden van wnjving met het Europees Bestuur voor­kwamen Zijn eerste bewindsjaren waren daardoor, maar tevens als gevolg van Soe­no Soeparto's aanvankelijke onervarenheid in bestuurszaken, bepaald geen gemak­kelijke en onverdeeld succesvolle tijd Op iets langere termijn wist hij echter alsnog op zodanig overtuigende wijze vorm te geven aan de progressieve taak die hem door de ethici m de Indische regenng was toebedacht, dat in de laatste vooroorlogse jaren de Mangkoenagaran de ecrtijdse achterstand op de overige Vorstenlandcn volledig had ingelopen

Ongetwijfeld mede naar aanleiding van zijn eigen frustraties op dit gebied, ken­de Mangkoe Nagoro VII al direct tijdens zijn eerste bestuursjaren grote prioriteit toe aan verbetenng van het onderwijs 111 zijn njk Zo kon Sollewijn Gelpke in zijn memone van overgave aan Harloff in 1918 reeds de stichting van meer dan twintig desascholen melden, een aantal dat in de volgende twee decennia tot een veelvoud zou worden uitgebreid. Op het niveau van voortgezet onderwijs volgde m 1926 het opmerkelijke initiatief tot opnchtmg van ambachtsscholen bij de twee grootste Mangkoenagarase ondernemingen, de suikerfabncken Tjoloniadoe en Tasikmadoe In Solo zelf werd aan Timoeran de Van Deventerschool gesticht, een school met aangepast Europees voortgezet onderwijs voor Javaanse meisjes Daarnaast was de vorst nauw betrokken bij de stichting en leiding van diverse onderwijsinstellingen

door anelere instanties m Solo, die dan ook m nieerdeiheid in het Mangkoenagarase deel \an de stad werden gevestigd Te noemen zijn in dit verband van gouverne-mentswege de Ambachtsleergang, de Muloschool aan de Nieuwenhuyslaan, de Chnstelijke Hollands-Inlandse en Hollands-Chinese Kweekschool aan Margojoe-dan, de Christelijke Huishoudschool aan dezelfde straat, de Christelijke Mulo-school aan de Van Limburg Stirumlaan en de verschillende lagere scholen van de Neutiale Europeesche Schoolvereemging Sluitstuk m deze ontwikkehng was in 19^9 de opnchtmg van een Chnstelijke HBS m Solo, die na een kort verblijf 111 een pand aan Mesen eveneens werd ondeigebiacht aan Margojoedan, in het complex van de Koningin Emmaschool

Een andere pijler onder het beleid van Mangkoe Nagoro VII gold de bevor-denng van de Javaanse nationale identiteit en cultuur, geheel m lijn met zijn eer­dere leidende functie bij Boedi Oetomo Deze had hij weliswaar bij zijn troons­bestijging moeten opgeven, maar ook nadien bleef de vorst op dit terrein steeds actief bijvoorbeeld door zijn beschermheerschap over Boedi Oetomo's jeugdbe­weging Tn Koro Dharmo ofjongjava en de opnchtmg op zijn initiatief in 1916 van de nationalistisch ingestelde Javaansche Padvinders Organisatie Zeer belang­rijk was zijn voortrekkersrol bij de totstandkoming en leiding van het befaamde Java Instituut in 1919, via de instelling van een Comité voor Javaansche Cultuui-ontwikkeling onder erevoorzitterschap van de Prang Wadono m het voorgaande jaar Zijn reputatie als 'cultuurvorst' werd verder vooral gevestigd door de groot­scheepse verbouwing en uitbreiding van de Poera Mangkoenagaran in 1919 en vol­gende jaren, naar ontwerpen van de progressieve Indische architect ir Th Karsten Deze zou later ook tekenen \oor het nieuwe museum van het Java Instituut m Djokjakarta, het Museum Sono Boedojo, voor Solo's Pasar Gedeh en voor Djokja's stedebouwkundig ontwikkelingsplan van 1936

Nieuwe taken voor het vorstenbestuur ontstonden ondei Mangkoe Nagoro VII voorts op de gebieden van openbare werken, gezondheidszorg en sociale voorzie­ningen Zo vond ten aanzien van de eerstgenoemde ondeniieer sterke uitbreiding plaats van de eigen Mangkoenagarase Waterstaatsdienst ten behoeve van de aanleg en beheer van bevloeiings- en ontwatenngswerken 111 het rijk Bi) de suikeronder­nemingen Tjolomadoe en Tasikmadoe werden 111 respectievelijk 1919 en 1927 eigen ziekenhuizen ingencht, terwijl in Solo zelf en op enkele verspreide locaties elders in het njk poliklinieken tot stand kwamen, als aanvulling op de diverse particuliere en gouvernementsinstellingen van gezondheidszorg Voor de verschillende groepen van het personeel 111 ambtelijke dienst van de Mangkoenagaran werd in 192^ een speciaal pensioenfonds in het leven geroepen, dat vijt jaar later zijn eerste uitbetalin­gen deed

De financiële basis voor een aantal van deze activiteiten, met name het ondei-wijs en de gezondheidszorg op Tjolomadoe en Tasikmadoe, kwam aanvankelijk geheel van de twee zogenoemde Be\ olkingsfondsen van deze ondernemingen De -ze waren ingesteld in 1919 en werden bekostigd uit de winsten van de Mangkoeni-garase suikerondernemingen Vanaf i9-?4 echter waren de klinieken ondergebracht bij de algemene Geneeskundige Dienst van de Mangkoenagaran en werden de uit­gaven daarvoor goeddeels betaald uit de njkskas, zoals m de loop der jaren geleide­lijk aan meer beleidsterreinen onder formeel mstantiebeheer kwamen De njksuit-gaven ten algemenen bate op hun beurt werden gedekt uit enerzijds de inkomsten aan belastingen en andere heffingen binnen het njk en uit bepaalde gouvernements­toelagen en subsidies, anderzijds uit de exploitatiewinsten van de Mangkoenagara c bezittingen aan cultuurondernemingen, effecten, woningbednjven, etc Deze laat­ste waren sinds 1916 op last van het Gouvernement ondergebracht in het zoge­noemde Fonds van Eigendommen van het Mangkoenagorosche Rijk, een beheeis-mstelling waarvan de bestuurscommissie werd voorgezeten door het hoofd van h t Mangkoenagarase Huis, maar waarvan ook weer een van gouvernementswege aan­gestelde supenntendent en een door de resident van Soerakarta aan te wijzen Euro­pees ambtenaar deel uitmaakten

De voortgaande bevoogding die deze regeling toen feitelijk toch weer betekeneie - aanvankelijk was als voorzitter van de bestuurscommissie zelfs de resident van Soerakarta voorzien - bleef gedurende de eerste jaren van het bewind van Maii.;-koe Nagoro VII een aanhoudende bron van onenigheid met het Europees Be­stuur Ze beknotte de vorst aanzienlijk in zijn zelfgekozen rol als veilieht heeis r door hem wemig middelen te laten voor uitgaven ten behoeve van zijn njk en on­derdanen buiten het van gouvernementsv\ege aangegeven stramien, en daarmee indirect ook in zijn aspiraties als Javaans-nationalistische leidersfiguur Pas m 1928 werd de regeling van het Fonds uiteindelijk in die zin gewijzigd, dat de Mangkoe Nagoro het recht kreeg zelfde supenntendent aan te wijzen en ook anderszins

32

Page 35: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

P(ïi> 26' Soesoehoenan Pakoe Boewono X en zijn eerste officiële echtgenote, een dochter van Mangkoe Nagoro IV, tijdens een njtoer De foto is genomen omstreeks 1910, de soesoehoenan beschikte toen ook al, als een der eersten in de Vorstenlanden, over een automobiel Foto Moe-.HVi

Liiiki opening van de Inlandsche Am-bachtsschool op de Mangkoenagarase sui­keronderneming Tjolomadoe, 1926 De stichting van deze school was een der op­merkelijke eigen initiatieven op onderwijs­gebied van Mangkoe Nagoro VII, die in de vooroorlogse jaren gold als de meest vooruitstrevende van de vier \orsten Foto AlthiefMangkunagaran.

4

meer rechtsreekse invloed op het beheer van de njksbezittmgen kon uitoefenen De inzettende economische crisis in het jaar nadien maakte echter, dat m de praktijk geen sprake meer heeft kunnen zijn van een ruimere financiële vnjheid voor het vorstenbestuur Tussen 1930 en 1937 leed het Fonds een totaal verlies van ruim ƒ 4,4 miljoen, dat m de laatste vooroorlogse jaren slechts met moeite weer kon worden gecompenseerd

Mangkoe Nagoro VII wenste vooi alles ernst te maken met zijn positie als voistehjk :ellJw~iiiiiidci, waarbij hem overigens nooit het beeld van volledige on-afliankclijkheid van Nederland en het Oranjehuis voor ogen schijnt te hebben ge­staan Voor het Nederlandse vorstenhuis en speciaal voor Koningin Wilhelnima koesterde hij oprechte, persoonlijke gevoelens van verbondenheid, waaraan ten grondslag vooral de speciale aucliënte lag die hem in 1915 voorafgaand aan zijn te­rugkeer naar Indië was verleend Tekenend hiervoor is ook, dat hij in januan l y n als enige van de vier Javaanse vorsten in persoon het huwelijk van Pnnses Juhana en Pnns Bernhard bijwoonde, in gezelschap van zijn echtgenote en dochter Evenmin betekende zijn bevordering van de Javaanse cultuur en het Javaanse nationalisme van zijn kant ooit een hindernis m de persoonlijke omgang met de Nederlanders, Mangkoe Nagoro VII had onder hen tal \an goede vrienden, in het bijzonder in intellectuele en artistieke knng Waar zijn relatie met Nederlandse bestuursambte­naren wel eens minder hartelijk verliep, zoals met de eerste twee residenten na 1916 en later met gouverneur JJ van Helsdingen, had dit veelal eerder te maken met hun niet steeds even diplomatieke optreden of met de aard van het beleid dat zij moesten voeren dan met de instelling van de v orst

De ontwikkelingen 111 de \ ei houding van de Mangkoenagaran tot het Gouverne­ment zoals beschreven in de uitweiding hiervoor, kunnen als exemplansch worden gezien voor de algemene tendens in het beleid van regenngswege ten opzichte van het Javaanse vorstenbestuur over de penode 1900-1940 Zoals aangegeven, stoelde dit 111 hoofdzaak op twee elementen enerzijds de verdere onderschikking van de zeltbestuurders aan het centrale gezag, aan de andere kant de toekenning aan hen van meer zelfstandige taken op 'veihge', ethische beleidsterreinen als onderwijs, ge­zondheidszorg, openbare werken, cultuur en dergelijke Ten aanzien van deze laat­ste gold het bewind van Mangkoe Nagoro VII gedurende de laatste twee vooroor­logse decennia als voorbeeldig Diens levensloop, die m zijn meest voniiende jaren steeds begunstigd was door ingnjpen van vooraanstaande Nederlandse beschermers en vrienden, had hem uit eigen ervanng kennis laten nemen van de westerse sa­menleving en de bestuurlijke voordelen van haar rationelei e organisatievormen Tegelijkertijd boden de nieuwe taken voor het vorstenbestuur hem bij uitstek de

mogelijkheid vorm te geven aan zijn persoonlijke overtuiging en belangstelling waar het ging om de noodzaak maatschappelijke hervormingen door te voeren en de Javaanse cultuur te bevorderen

Hoe westers-modern, ethisch, cultuurbewust en lo\aal Mangkoe Nagoro VII zich echter mocht tonen in zijn beleid, ook hij kreeg onverbiddelijk te maken met de strakke grenzen die het Gouvernement aan de vorstelijke bestuursmacht stelde zodra deze laatste werd aangewend voor politieke doeleinden Zijn ideeën omtrent de positie van de zelfbesturende landschappen in Indië knstalliseerden zich al in de eerste jaren na z]n troonsbestijging uit tot een uitgesproken \ oorkeur voor een ver­dei gaande autonomie m fedeiatief verband, naar het voorbeeld van de Federatie van Maleise Staten onder het Bntse bewind op Malakka Hoewel deze denkbeelden op geen enkele wijze het overkoepelende Nederlandse gezag ter discussie stelden, wer­den ze van gouvernementswege kennelijk als een zodanige bedreiging gezien, dat van die zijde in 1920 werd geweigerd de Mangkoe Nagoro behulpzaam te zijn bij de organisatie van een officieel vorstelijk bezoek aan het Maleise Schiereiland. Thailand, China en Japan Ook later is het door tegenwerking van Batavia nooit meer tot een dergelijke reis gekomen Zoals bekend zou het uiteindelijk tot na de Tweede Wereldoorlog duren, voor van Nederlandse kant alsnog gepoogd zou wor­den in Indonesië een federatief staatsverband te introduceren

Wat de dne andere vorsten betreft, hadden ook zij sinds de late 19de eeuw elk aanzienlijke inperkingen van hun bestuurlijke bevoegdheden moeten accepteren, ZIJ het dat het m geen van deze ge\'allen tot zulke drastische ingrepen door het Gou­vernement was gekomen als bij het di eigende faillissement vin Mangkoe Nagoro V en de opvolging van Mangkoe Nagoro VI

Zo werd de Pakoealaman in 1892 ontdaan van zijn eigen legerkorps, dat door wanbeheer gedurende de voorafgaande decennia elke militaire betekenis had ver­loren. Dn betekende toen voornamelijk een verlies van status voor de regerende vorst Pakoe Alam V, die in 1878 aan het bew ind was gekomen Voor het ovenge gold de Pakoealaman bij het Gouvernement door de jaren heen als het minst pro-blematische zelfbesturende landschap op Java, vanwege de gennge feitelijke be­stuursmacht van de heersers over dit kleinste en jongste van de Vorstenlanden en hun veilige financiële positie Daarbij gaf de Pakoealamse vorstelijke fimilie, m het bijzonder de verlichte Pakoe Alam V, er al m een vroeg stadium blijk van, open te staan voor moderne, westerse invloeden. Enkele leden behoorden tot de eerste Indonesiërs die langere tijd in Nederland verbleven voor studie, zoals in de jaren 1890-1902 R M. Ano Koesoemojoedho, een zoon van Pakoe Alam V die het m de jaren dertig uiteindelijk zou brengen tot lid van de Raad van Indië, en vanaf 1906 de al eerder genoemde dichter Noto Soeroto.

33

Page 36: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Javaanse taal en spelling

Van oorsprong wordt de Javaanse taal in Javaanse karakters geschreven in totaal twin­tig lettergrepen: ho, no, tjo, ro, ko enzovoort, die door toevoeging van verschillende hulptekens een klankverandering of samentrekking kunnen ondergaan. Dit Javaanse schrift was al in de Nederlandse tijd goeddeels in onbruik geraakt Het werd toen, net als tegenwoordig, alleen nog toegepast in bepaalde officiële stukken, opschriften m de kraton en dergelijke, doorgaans uitsluitend uit ceremoniële of decoratieve over­wegingen. Ook m een moderne transcriptie blijft het Javaans voor ons echter een moeilijke taal vol voetangels en klemmen, vooral wat de spelling en uitspraak betreft Om praktische redenen wordt m dit boek met betrekking tot de periode tot 1950 dan ook voornamelijk de gewone vooroorlogse Nederlandse spelling gevolgd, die de Javaanse uitspraak nog het dichtst benadert In het laatste hoofdstuk is meestal de huidige Indonesische spelling aangehouden.

Waar hier dus injavaanse woorden de klanken oe, dj, t j , j en o voorkomen, wordt een zelfde uitspraak als in het Nederlands bedoeld, met dit verschil dat een o m het Javaans vrijwel altijd kort is, als in 'pot'. Slechts 111 enkele gevallen wordt een lange 00 gebruikt, als m 'poot'. Ngoko (laag-Javaans) bijvoorbeeld wordt uitgesproken als ngookoo Vervvarrenderwijs was in vooroorlogse wetenschappelijke publicaties echter nog een andere Nederlandse transcriptie m gebruik, die juist wel uitging van de Javaanse spelling Daann staat de a doorgaans voor een klank die eerder op onze korte o (als in pot) lijkt In dat geval werd dan aan de a een o-teken toegevoegd, zodat geen vergissing meer mogelijk was a Een lange a werd als in het Nederlands aa, een lange o dito 00. BIJ de e-klank kent men m het Javaans een stemhebbende versie, als in 'vent', en een stemloze, als in 'de', deze laatste kreeg dan eveneens een apart teken, ê: Ampel. Daarnaast is er in het Javaans nog onderscheid tussen een 'gewone' d en t, uit te spreken zoals in het Nederlands, en de zogenaamde 'scherpe of 'd ikke ' varianten, waarvan de uitspraak meer nadruk krijgt doordat de tong tegen het verhemelte wordt gedrukt Deze 'dikke' t en d - Djokjanezen en Solonezen weten precies wat hier bedoeld is - werd aangegeven met een extra punt onder de letters d en t pada, batik.

Du 'modernisme' maakte het evenwel ook mogelijk, dat m de jaren tien de eerste Indonesisch-nationahstische ideeën via de uitgebreide Pakoealamse familie gemak­kelijk toegang vonden tot de directe omgeving van het hof Te noemen m dit ver­band is vooral R M. Soewardi Soer)amngrat,journahst en bestuurslid van de Indi­sche Partij, die in 1913 grote bekendheid kreeg door zijn artikel Als ik eens Kedii-lander wa^ en vervolgens met E.F.E. Douwes Dekker en dr. Tjipto Mangoen-koesoemo tot 1919 naar Nederland werd verbannen. Nadien teniggekeerd in Djokja, stichtte hi| daar in 1922 onder de naam Ki Hadjar Dewantoro de Taman Siswa-beweging, de hidonesisch-nationahstische organisatie voor onafliankelijk onderwijs.

De Pakoealaman en de Mangkoenagaran dankten hun ontstaan en voortzetting in eerste instantie aan het koloniale gezag en om die reden ligt het voor de hand, bij hen vanouds een verdergaande mate van loyaliteit aan het Gouvernement te ver­wachten dan bij de twee 'grote ' vorstenhuizen van Djokja en Solo, die door de eeuwen heen juist voortdurend aan macht moesten prijsgeven door toedoen van Batavia. Ontegenzeggelijk was de verhouding tussen Gouvernement, soenanaat en sultanaat tot in het laatste van de koloniale penodc veel moeizamer of op zijn minst delicater dan bij de 'kleine' vorsten. Een extra complicerende factor was daarbij de aanhoudende onderlinge nvahteit tussen de vorstenhuizen, in het bijzonder tussen die van Djokja's sultan en Solo's soesoehoenan en tussen de laatste en de Mangkoe­nagaran. De 'grote' vorsten beschouwden zich door hun anciënniteit verheven bo­ven de twee jongere hoven, terwijl de soesoehoenan als rechtstreekse erfgenaam van de Mataramse troon injavaanse ogen altijd nog iets hoger stond dan de sultan

Die formele hiërarchie werd na de eeuwwisseling echter in toenemende mate weersproken door de praktijk, waann de 'kleine' vorsten zich nieuw aanzien ver­schaften door hun moderniteit en hun succes als ondernemers, terwijl tegelijkertijd van gouvernementswege de resterende grootvorstelijke voorrechten gestaag verder werden ingeperkt. Daarbij kwam nog, dat het onderscheid tussen 'grote' en 'kleine' vorsten met betrekking althans tot de situatie in Soerakarta sinds de laatste grote grenscorrectie m de Vorstenlanden in 1831 in letterlijke zin niet erg relevant meer was: naast de soenan had ook de Mangkoe Nagoro zeggenschap over een aanzien-

enz Verder was het in de wetenschappelijke transcriptie enige tijd ook gebruikelijk, de Nederlandse sj-klank in Javaanse woorden naar het voorbeeld van de westerse spelling van het Sansknet te schrijven als (,• Qiwa, Qailendra, ett

Een verdere complicatie is, dat het Javaans op zijn minst drie taalniveaus ot taaisoorten kent, ieder met een eigen woordenschat. Ngoko of laag-Javaans, de vertrouwelijke omgangstaal tussen goede vrienden en kin­deren onder elkaar, ook gespoken door ouders tegen hun kinderen en door een meer­dere tegen een mindere in sociale rang,

Kromo of hoog-Javaans, de algemene beleetdhcidstaal in het sociaal verkeei tussen vreemden, gesproken door kinderen tegen hun ouders en door een mindere tegen­over een meerder in sociale status,

Kromo inggil of hoog-Kromo, hoofdzakelijk bestaande uit een vocabulaire van deftige woorden die aan het ngoko of kromo wordt toegevoegd; gebruikelijk wanneer men zich in hoge ambtelijke kringen of aan het hof tot aanzienlijke personen richt, of wan­neer men als lagere zijn respect wil betuigen aan een ouder of hooggeplaatst persoon

Enkele voorbeelden keris (n) - doewoeng (k) - w angkingan (k i ) = kris kaïn (n) - smdjang (k) - njampmg (k 1.) = gebatikte heupdoek selamat (n) - soegeng (k) - wiloedjeng (k 1 ) = heil, voorspoed

Uit de vele manieren ten slotte waarop de naam Yog\a vroeger werd geschreven, zo­als Djocjo, Djocja, Djokdja, Jogja en Djokja, is hier gekozen voor de spelling die voor de Tweede Wereldoorlog het meest algemeen werd gebruikt, namelijk Djokja. De huidige spelling van Yogya is een Indonesische trancriptie, volgens de meest recente spellingsherziening van 1971, van Jogja Deze laatste schrijfwijze kwam vanaf 1928 111 gebruik bij het Gouvernement, maar is tot het laatst van de Nederlandse tijd niet echt ingeburgerd geraakt

lijk eicel van de stad Solo, tenvijl hun totale grondgebieclen, respectievelijk 328S kiir en 2751 km-, elkaar in grootte met veel ontliepen. De Pakoealaman daarentegen was met zijn minuscule enclave in Djokja en het slechts 145 km" grote terntonum bij Wates in het zuiden van Koeion Progo fysiek onbetwist wel ondergeschikt aan het sultanaat (3027 kn r ) . Zoals eerder opgemerkt, was hier van openlijke iivaliteit ten opzichte van de 'grote' vorst dan ook geen sprake.

Een der belangnjkste beperkingen van vorstehjke bestuursmacht m het sultanaat en soenanaat door het Gouvernement betrof kort na de eeuwwisseling de herzie­ning van het rechtswezen Een oud zeer van de westerse ondernemers m de Vor­stenlanden was dat zij en hun bednjven hier niet, zoals elders op Java, onderworpen waren aan Europees - Nederlands - recht, maar m beginsel aan de inheemse rechts­pleging. Hoewel in geval van ernstige conflicten de machtige arm van het Gouver­nement steeds een zekere informele bescherming had kunnen bieden, was met di snelle toename van de Europese belangen m het Vorstenlandse cultuurbedrijf na 1870 uiteindehjk een zodanig ongemakkelijke, tweeslachtige situatie ontstaan, dat de Indische regenng zich genoodzaakt achtte de rechtspraak aan het vorstenbestuur te onttrekken. In Soerakarta gebeurde dit in zijn geheel reeds m 1903, in Djokja vond 111 dat jaar alleen de overgang van de rechtspleging 111 strafzaken plaats en pas in 1917 die binnen de ovenge rechtsgebieden Nadien was buiten de kratons slechts 111 Djok­ja nog sprake van enige vorm van openbare inheemse rechtspraak, uitsluitend me betrekking tot 'Inlands' agransch grondgebruik en echtscheidingsrecht.

Overigens mag met onvermeld blijven dat de motieven voor deze nogal vei-gaande ingrepen, die door de beide betrokken vorsten Hamengkoe Boewono VII (reg. 1877-1921) en Pakoe Boewono IX (reg. 1893-1939) als ernstige aantasting van hun pnvileges werden beschouwd, voor een deel ook voortkwamen uit ethi­sche overwegingen Deze golden met name de noodzaak tot bescherming van de rechten van de Javaanse landarbeiders en landbouwers m de Vorstenlandse suikei-en tabaksbouw tegen willekeur van ondernemers en feodale heersers, overeen­komstig de - vooralsnog provisonsche - bepalingen die in dezelfde penode in Deli en andere cultuurgebieden van Nederlands-lndië werden geïnitieerd. Aanleiding

34

Page 37: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Javaanse benamingen en titels

Soerakaita soera= heldhaftig, kaita= v\elvaiend in goede orde N^ayogyakaita yog|a (djokja) = vredig, karta = welvarend, in goede orde In oor­sprong afgeleid van Avodhya, de hoofdstad van het rijk van koning Rama uit het Ramayana-cpos

Hadimii^mt een epitheton ornans ot dichterlijke versiering het schoonste of kost­baarste bezit op aarde

Kratoii, kcdiiton o{ kcpiabcii ratoe, datoe en praboe betekenen alle drie vorst Door de voor- en achtervoegsels ke- en -an ke-ratoe-an, kcdatoe-an en kepraboe-an, met samentrekking van oe en a tot o krijgen zc de betekenis van de plaats waar de vorst woont, dus het paleis

htaiia ofpoero andere woorden voor paleis Pniicnihaliaii hij die met een eerbiedige groet of sembah wordt vereerd de vorst Socsocliocimii soe-soehoen-an = voorwerp van verering (soehoen) de vorst Afgeleid van noehoen = iets op het hoofd dragen, met de achterliggende betekenis van de onderdaan, die zittend voor de vorst, diens voet op zijn hoofd plaatst ten teken van onderdanig dienstbetoon

Sultan islamitische vorstentitel uit de Arabische wereld I'akoc Bocu'iVio Spijker ot Spil VMI de Wereld, in de zm van de wereldbol m het heelal Hamengkoe Boevvono mangkoc = iets in de schoot houden dus Hij die de Wereld in de Schoot Houdt

Maiii^koe Na(;ow Hij dic het Rijk in de Schoot Houdt Pakoc Alaiu Spijker van de Weicld, m de zm \An de zintuigelijk waai neembare, aardse w ereld De volledige titels van de soesoehoenan luiden Katii;diun; SoiHuhomaii Pakoc Boiii'oiio Sciiopali ƒ/)(,'«/('(;(', Ngabdocraliinau, Sajidni, Paiiotogoino = Zijne Hoogheid

daartoe was er genoeg geweest m de voorafgaande decennia, zoals ondermeer de grote onderzoeken van gouvernenieiitsvvege naar de 'mindere welvaart' op Java in deja ien kort voor de eeuwwisseling overduidelijk hadden aangetoond Zelfs was het smds 1870 in de Vorstenlanden enkele malen tot oproer onder de uitge­buite plattelandsbevolking gekomen, zoals in 1878 in het Pakoealanise gebied bij Wates en in de jaren 1882 en 1886 op ondernemingen 111 het sultanaat, v\aaibi| toen slechts met militair optreden de rust kon worden hersteld

Aansluitend aan deze eerste bemoeienis van gouvernemcntsvvege op het gebied van de rechtspleging, volgde m 1918 een algehele herziening van de huur- en be-zitsbepahngen op grond in de Vorstenlanden, die in wezen neerkwam op de af­schaffing van het oude feodale apanagestelsel en derhalve met name voor de 'grote' vorsten een verzwakking van hun positie betekende Een verdere beperking van hun macht kwam voort uit de verstrakking van het financiële toezicht waaraan de zelfbestuurders in de jaren tien en twintig werden onderworpen Naar analogie van de situatie in de Mangkoenagaran werden na 1911 ook de overige vorsten succes­sievelijk verplicht tot het voeren van een financieel beleid op basis van gescheiden begrotingen voor njk en vorstenhuis Vanwege de gestaag toenemende pressie van legcringswege ten gunste van de openbare uitgaven vergrootte dit in de praktijk hun persoonlijke afliankelijkheid van het Gouvernement op dit punt Het was op termijn vooral deze laatste ontwikkeling die aan de hoven van de soenan en de sultan veel weerstand opriep, niet het mmst bij de vorsten zelf, die er 111 de eerste plaats een beschamende aantasting van hun mogelijkheden tot het voeren van een passende staat m zagen De vorm vv lann deze onwil weid gegoten, verschilde onder­ling evenwel sterk

In het Djokjase sultanaat vonden de meest mgnjpende veranderingen op dit ge­bied plaats met het aantreden van Pnns Hamengkoe Nagoio Soedibjo Rodjopoetro Narendro Mataram als Hamengkoe Boevvono Vil! op 8 februan 1921, die bij deze gelegenheid een politiek contract kreeg te tekenen waarin aanzienlijke bezuini­gingen op de vorstelijke uitgaven waren voorgeschreven De aankomende sultan bevond zich op dat tijdstip in een onvooidelige positie Zijn vader Hamengkoe üoewono VII was mjanuaii 1921 plotseling afgetreden, ofFicieel vanwege zijn ge­vorderde leeftijd van 82 jaai maar waarschijnlijk eerder omdat hij zich niet kon ver­enigen met de van gouvernenientswege voorgestelde hervormingen m zijn rijk. waarop de kroonpnns overhaast werd teruggeroepen van een verblijf 111 Nederland

Soesoehoenan Pakoe Boevvono, Legeraanvoerder in de Strijd, Dienaar van de Barmharnge (Allah), Heer van het Geloof, Regelaar van de Godsdienst De sultan voert dezelfde titels, met de toevoeging van Kahfatccllah = Plaatsvervanger van Allah op aarde

De Mangkoe Nagoro voert tot zijn veertigste jaar de titel Piaiit; Wadono = Opper­bevelhebber m de Strijd Zijn volledige titels luiden Kangdjiug Coatt Pai!i;ciati Adipati Ano Mangkoe Nagoro

De Pakoe Alam voert tot zijn veertigste jaar de titel Soeiio Dilogo = Zon in de Strijd Zijn volledige titels luiden Kangdjeng Goe^ti Pangciaii Adipati Ano Pakoe Alam Caru'o Padiiii Officiële eerste gemalin of ratoe van de vorst Bij voorkeur van hoge adellijke geboorte, al is daar in de praktijk weleens van afgeweken Alleen deze offi­ciële hoofdvrouw vertoont zich naast haar gemaal in het openbaar Ciiui'o Anipil Officiële bijvrouwen van de vorst

Pam;eran pa-angér-an = voorwerp, waarvoor men zijn opwachting maakt (anger), of dat men dient Hooggeboren Prins, de vorstentitel van Mangkoe Nagoro en Pakoe Alam Verder is deze titel uitsluitend voorbehouden aan pnnsen van den bloede, de biocrs en zonen geboren uit de officiële hoofdvrouw en bijvrouwen van de soesoe­hoenan en sultan

Raden Mas ntel voor pnnsen van de lagere hofadel, zonen \in de vorst bij zijn vele sein of concubines Alle vier de vorsten hadden in feite een harem, met als gevolg een grote schare nakomelingen in diverse afstammingsgraden, hetgeen als een welgevaUig vruchtbaarheidssymbool werd gezien De prinsen van de Mangkoenagaran en de Pakoealaman, ongeacht hun rangorde, droegen eveneens de titel Riden Mas Radiii Adjenii titel voor een ongetrouwde prinses Radiii Ajoi titel voor een getrouwde prinses

Diens aanwijzing tot troonopvolger had pas m 1916 plaatsgevonden, nadat gedu­rende de lange regenngspenode van Hamengkoe Boevvono VII - sinds 1877 - reeds dne eerdere kroonpnnsen waren overleden Door deze omstandigheden achtte hij zich in 1921 eigenlijk onvoldoende op zijn taak voorbereid, mede in verband met gebrekkigheid van zijn schoolopleiding, waaraan de studiereis naar Nederland die hij in septembei 1919 in gezelschap van twee van zijn zoons was begonnen nog met veel had kunnen veranderen Eenniail terug op Java, werd hem in Batavia al het politiek contract voorgelegd, nog voor hij in Djokja enig advies over de situatie had kunnen inwinnen of zelfs maar zijn vader had kunnen zien

Aldus voor voldongen feiten gesteld en gedwongen zijn ambt te aanvaarden onder condities die hem de stellige indruk gaven dat het Gouvernement het aan­zien van zijn sultanaat op ongepaste wijze reduceerde, manifesteerde Hamengkoe Boewono VIII zich 111 de volgende jaren als een plichtmatig-lovale, maar wat on­zekere en teruggetrokken vorst Hoewel persoonlijk overtuigd van de noodzaak tot modernisenng van zijn njk en zijn waardenng voor de verworvenheden van de westerse cultuur, toonde hij zich op dit terrein zeker geen initiator, zoals in Solo Mangkoe Nagoro VII, maar hooguit een nomimaal begunstiger De belangnjke instellingen van onderw ijs en gezondheidszorg die m Djokja 111 de jaren rwintig en dertig tot stand kwamen, zoals ondeimeer dr Yaps beroemde Pnnsesjuhana Gast­huis voor Ooglijders, het Petronella Hospitaal, het Ziekenhuis 'Onder de Bogen', de AMS-A-afdelingen, de latere HBS en de vijf Muloscholen van diverse denomi­naties, werden alle weliswaar met zijn instemming en formele betrokkenheid, maar buiten zijn directe toedoen gesticht, van gouvernenientswege of door particu­liere instanties Een rol van betekenis in deze afstandelijke houding speelde zeker ook de al genoemde slepende contioveise met zijn njksbestuurder Danoeredjo VII

Wellicht mede als uitmg van lijdeli]k verzet tegen de gouvernementele bevoog­ding, richtte zijn actieve belangstelling zich vooral op de bevordenng van de tra­ditionele kiatoncultuur. die onder Hamengkoe Boewono VIII dan ook een p e n -ode van hernieuwde bloei doormaakte Bij deze late 'Javaanse renaissance' het de vorst zich ovengens graag bijstaan en adviseren door Europese deskundigen, zoals op het gebied van de muziek de al genoemde Walter Spies, die tussen 1924 en 1927 de hofkapel dirigeerde Met betrekking tot de Javaanse beeldende kunsten en ar­chitectuur schakelde hij onder anderen de bekende stedebouwkundige Thomas Karsten en de directeur van het Museum Sono Boedojo, Sam Koperberg in

(i'eu'olg pag jS)

35

Page 38: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

De motor van dt Vontcnlandse economie was in de eerste helft van deze eeuw on­betwist het Europese grootlandbouwbt-drijf, met de suikercultuur als voornaam­ste exponent In de topjaren 1928 en 1929, na de grote landhervormingen m Djok­jakarta en Soerakarta, telden beide Vor-stcnlanden samen ruim 70 suikeronder­nemingen, waarvan de meeste ovengens in handen waren van enkele grott cultuur-maatschappijen als de Cultuur-Maatsc hap­py der Vorstenlanden en de Verecnigdc Klattcnsche Cultuur-Maatschappij Tijdens de cnsisjaren kwam de suikercul­tuur vrijwel stil te liggen, op het diepte­punt in 1933 waren bijvoorbeeld in het gehele gouvernement Djokjakarta nog maar twee van de oorspronkelijk ^4 on­dernemingen m bednjf In de latere jaren dertig zette met de herleving van de we­reldeconomie weer een periode van be­scheiden bloei in, het niveau van voor 1930 werd echter lang niet meer bereikt Tijdens de Japanse bezetting bleven op veel ondernemingen de Europese em­ployés aanvankelijk nog enige tijd weik-zaam, tot ook zij in 1943 en 1944 uit­eindelijk allen geïnterneerd werden In de laatste oorlogsjaren waren de meeste ondernemingen geheel buiten bedrijf en werden de vnjgekomen gronden voor­namelijk gebruikt voor het verbouwen van voedselgewassen De verwaarlozing tijdens deze penodc, maar vooral de ver-w oestingen die op tal van ondernemin­gen in 1948 en 1949 in het kader van de taktik hoiini hangoe': ('tactiek der ver­schroeide aarde') door de Indonesische guernllastnjders werden aangericht, be­tekenden voor de Vorstenlandsc suiker­cultuur de genadeklap Het kleine aantal Nederlandse ondernemingen dat na de soevereiniteitsoverdracht nog enige jaren kon worden voortgezet, werd na decem­ber 1957 genationaliseerd en staat sinds­dien onder beheer van een Indonesisch staatsbednjt

^6

Page 39: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

I Pa^ j6 en ^7 enkele karaktenstieke beelden uit de Vorstenlandse suikereultuur in dejaren der­tig op de ondernemingen Kedaton Pleret (zuid­oostelijk van Djokja, verwoest 1949) en Modjo (bij Sragen, noordoostelijk van Solo) Bovenaan pag 36 het frontaanzieht van de Djokjase fabnek daaronder de adniinistrateurs-woning of besaran \an Kedaton Pleret, en ge­heel onder een locomotief van de bekende smalspoortreintjes waarmee het suikernet van de velden naar de fabnek werd gebracht Hier­naast de eigen halte van Modjosragen aan de SS-spoorlijn Solo-Madioen linksmidden het hooWgebouw \an de fabriek en rechtsmidden het traditionele 'maalfeest' voor het personeel, voorafgaand aan de verwerking van de nieuwe oogst Linksonder wordt het net per transport­band aangevoerd om te worden vermalen, rechtsonder poseert de (Chinese) suikerkoker van Kedaton Pleret met zijn toekangs voor de kookketels en de centrihiges, waarmee uit het rietsap de ruwe suiker wordt gewonnen Foto's H Reinmk 4 \ R H Brzcsov\sk> 4x

I

37

Page 40: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

(i'cri'olf; Villi pat; 55 )

Waar de houding van de sultan ten opzichte van het Europees Bestuur tot het laatst van zijn bewind bijna altijd vormelijk en gereserveerd bleef onderhield hij met een aantal van deze progressieve Nederlanders een uitgesproken vriendschap­pelijke, soms tot op zekere hoogte zelfs vertrouwelijke lelatie, bijvoorbeeld met de inspecteur Inlands Onderwijs J A Mulder

Het was deels ook deze impliciete waardering voor het vooruitstrevende ele­ment in de Europese cultuur, naast het inzicht dat een grondige westerse scholing in de moderne tijd onontbeerlijk was geworden voor het uitoefenen van een verant­woordelijke bestuurstaak, die Hamengkoe Boewono VIII ertoe bracht zijn zoons reeds op jonge leeftijd m de kost te doen bij Nederlancise gezinnen en hen later m Nederland hun schoolopleiding en universitaire studie te laten afmaken Bij zijn in­stallatie als Hamengkoe Boewono IX op 18 maart 1940 kon de aangewezen troon­opvolger onder hen, Pnns 'Henk' Dorodjatoen, in zijn troonrede dan ook met recht verklaren 'een door en door Westenche opvoeding' te hebben ontvangen Dat deze hem bepaald beter had voorbereid op zijn rol als inheems vorst onder koloniaal bewind dan negentien jaar eerder zijn vader, was toen al ruimschoots duidelijk geworden uit de wijze waarop hij in de voorafgaande maanden had onderhandeld over zijn politiek contract met het Gouvernement In de jaren na de Japanse bezetting zou blijken hoe zijn vertrouwdheid uit eigen ervanng met Nederland en de Nederlandel^ de jonge sultan tevens in staat zou stellen, zijn Vorstenland Djokjakarta op voorde­ligste wijze door de Indonesische onafliankelijkheidsstnjd te leiden en onder Repu­blikeins bestuur tot hernieuwd aanzien te brengen

In Solo was Pakoe Boewono X, in de vooroorlogse decennia bij uitstek het 'gezicht' van de Vorstenlanden, van een geheel ander karakter Ook de soenan had in de eerste tientallen jaren van zijn bewind, dat ovengcns langer duurde dan dat van enige Mataramse vorst voor hem, stapsgewijs een aantal beperkingen van zijn vorstenmacht moeten accepteren Zo was bij de installatie van Mangkoe Nagoro VI in 1896 de Mangkoenagaran definitief losgemaakt van het soenanaat, waar tot dan toe althans in naam nog altijd sprake was geweest van een formele opperheerschap­pij van de soenan In 1903 werd, zoals reeds aangehaald, het soenanaat verder de zeggenschap over de rechtspleging in Soerakarta ontnomen, in 1906 moest een Rijksraad worden ingesteld, en vanaf 1916 bestond de verphchting gescheiden be­grotingen voor openbare en kratongebonden uitgaven te presenteren. Voor het ove-nge volgden in het Vorstenland Soerakarta vanaf 1918 ook de hervormmgsmaatre-gelen met betrekking tot het agrarische grondgebruik en werd het soenanaat door het Gouvernement na 1901 in algemene zm gedung geprest tot verbetenng van het onderwijs, de gezondheidszorg en de infrastructuur, ten behoeve van draaglijker leefomstandigheden voor de inheemse bevolking

Waar evenwel Hamengkoe Boewono VIII onder zulke druk uiterlijk berustte 111 zijn positie en zith het liefst terugtrok in het kratonleven, bleef Pakoe Boewono X door de jaren heen voor het Europees Bestuur een raadselachtige, ongnjpbare te­genstander, die er vaak genoeg in slaagde zijn wil door te zetten op punten die hij werkelijk van belang achtte Tot deze laatste behoorden zeker niet de ambtelijke beslommeringen van het dagelijks bestuur over zijn land, die de soenan net als de sultan maar al te graag aan zijn njksbestuurders overliet Of deze nadrukkelijke af­zijdigheid en desinteresse van de soenan in bestuursaangelegenheden een wezenlij­ke trek in zijn persoonlijkheid was, dan wel slechts een houding die hem in staat stelde zich comfortabel aan alle verantwoordelijkheid ten opzichte van het Gouver­nement te onttrekken, is het Nederlandse gezag nooit geheel duidelijk geworden

In hun memones van overgave en andere rapporten neigden de meeste van de dertien (') residenten c q gouverneurs die Pakoe Boewono X in de loop van zijn bewind aan zich voorbij zag gaan, hem te kenschetsen in termen als naïef bijgelo­vig, Ijdel, zwak en zelfs als dom, maar achteraf bezien lijkt het Nederlandse bestuur deze vorst indertijd aanzienlijk onderschat te hebben Effectief was diens opstelling, al dan niet geveinsd, namelijk wel degelijk de concessies die het Gouvernement in de lange jaren tot het overlijden van de soenan in 1939 wist af te dwingen, bleken uiteindelijk niet alleen ten aanzien van de sociale hcrvonningen, maar op alle terrei­nen veel gennger te zijn geweest dan die m de andere Vorstenlanden Dit gold in het bijzonder met betrekking tot de zaken die juist wel de volle aandacht van Pakoe Boewono X hadden, de handhaving en waar mogelijk versterking van de status van de soenan alsJaradJK vorst, zowel tegenover het Nederlandse bestuur als ten opzich­te van de andere heersers in de Vorstenlanden

Op dit punt toonde hij zich al direct in de eerste jaren na zijii installatie een meesterlijk speler, die het Gouvernement door zijn grillige manoeuvres en flam­boyante optreden telkens weer op het verkeerde been wist te zetten Befaamd m dit verband werden bijvoorbeeld de periodieke bezoeken die de soenan vanat

19OS 'incognito' bracht aan tal van steden en landstreken buiten Soerakarta, het eerst naar Semarang, Salatiga en Soerabaja, later zelfs tot Bah, Lombok, Batavia en de Lampongse Distncten op Sumatra Tijdens deze 1 eizen het hij zich begeleiden door een gevolg van soms wel enkele honderden hovelingen en het effect op de plaatse­lijke bevolking was contorm de intentie dan ook steevast overweldigend, alsof de Mataramse keizer aller Javanen was opgestaan en nu zijn onderdanen begunstigde met een bezoek Het Europees Bestuur kon niet veel anders doen dan tandenknar­send toekijken, de herhaalde pogingen van die zijde om de vorstelijke entourage bij zulke manifestaties tot bescheidener omvang te reduceren, hadden uiteindelijk nau­welijks resultaat

Ovengcns trad Pakoe Boev\ono X, veel meer dan zijn Djokjase nvaal, m het al­gemeen met graagte in de openbaarheid, met name indien de gelegenheid in kwes­tie de kans bood de andere vorsten en het Nederlandse bestuur door groots vertoon de loef af te steken Daartoe eigende zich bij uitstek des soenans welhaast exhibitionis­tische hang naar overdadig njke staatsiekleding en schitterende unifonnen, die stee­vast werden gedragen met een weelde aan buitenspong geproportioneerde bmtangs van alleriei herkomst Het was ook voornamelijk uit statusoverwegingen dat Pakoe Boewono X aan zijn hof een zeer grote waarde hechtte aan handhaving van de tra­ditioneel voorgeschreven ceremonieën, welke dan - als uiting van zijn oppemiacht - vanzelfsprekend weer een indrukwekkender en prachtlievender vomi dienden te hebben dan die aan de andere hoven Tekenend m dit verband is wel, dat het van gou\ emementswege onder de oude soenan nooit gelukt is het jaarlijkse budget voor deze en andere uitgaven van Solo's kraton verder terug te dnngcn dan zo'n ƒ 2 mil­joen, waar de andere heersers in de Vorstenlanden het in de laatste vooroorlogse de­cennia elk met aanzienlijk minder moesten doen

Door zich via zijn njksbestuurders steeds te onttrekken aan rechtstreekse be-stuursverantwoordelijkheden, wist de soenan de directe westerse invloeden op de maatschappijstructuur in zijn iijk tot een iiimimum te bepeiken, zonder daarbij openlijk in conflict te komen met eie Indische regenng Een der weinige kwesties waarbij wel een dergelijke confrontatie dreigde, betrof m het eerste decennium na de eeuwwisseling de komst van de gereformeerde zending m Solo De soenan was behalve wereldlijk heerser in Soerakarta tevens Panotogomo, leider van de moham­medaanse geestelijkheid Anders dan de sultans in Djokja, gebruikte Pakoe Boewo­no X dit ambt gencht als beleidsinstrument om chnstelijke zendmgsactiviteiten te­gen te gaan, m het bijzonder die van de gereformeerde kerken In 1910 dwong echter een machtswoord van gouverneur-generaal A F W Idenburg de soenan, naar aanleiding van een conflict rond een in dat jaar door de gereformeerde predi­kant D Bakker gestichte chnstelijke lagere school, Soerakarta alsnog open te stellen voor de zending Onder de lagere islamitische geestelijkheid en hun aanhang ver­oorzaakte dit grote onrust, die begin 1912 mede een factor was bij de opnchtmg 111 Solo van de eerste nationalistische massabeweging Sarekat Islam Als tegenzet wei­gerde Pakoe Boewono X vervolgens zijn medewerking te verlenen aan de veikoop van grond in zijn rijk ten behoeve van de bouw van een gereformeerd zendings-hospitaal Toen het ziekenhuis later m 1912 uiteindelijk toch tot stand kwam, was dit dan ook met in het soenanse deel van Solo, maar 111 Djebrcs, 111 het uiterste noord­oostelijke stadsdeel onder bestuui \an de Mangkoe Nagoro

In de jaren nadien raakte de kraton van Soerakarta onder Pakoe Boewono X gedurig meer betrokken bij de Sarekat Islam en vooral bij Boedi Oetomo en op-\olgende organisaties, nadat het congres van deze laatste beweging in juli 1916 R M A Woerjamngrat, een halfljroer van de pas aangetreden rijksbestuurder R A Djojonagoro, tot voorzitter had gekozen Woerjamngrat was een zoon van di oude njksbestuurder Sosrodiningrat IV, die - eveneens in 1916 - door gouverneui generaal Idenburg vanwege zijn voortdurende obstructie van het hervormingsbe­leid tot aftreden was gedwongen De soenan, die tevens zijn oom en schoonvadei was, had hem oorspronkelijk ook voorzien als opvolger voor het njksbestuurders ambt, maar had zich er uiteindelijk bij neer moeten leggen dat Woeijaningrat dooi het Gouvernement slechts werd aanvaard 111 de functie van algemeen secretans vai de kepatihan Zonder twijfel met volledige instemming van de vorst gebruikte de verbitterde Woeijaningrat deze positie in de volgende jaren uiterst effectief 0111 lic beleid van de rijksbestuurder op alle mogelijke manier in anti-Nederlandse zin t beïnvloeden, tot de Indische regenng hem 111 1925 (tijdelijk) uit zijn ambt zette en terug verwees naar de kraton Daar manifesteerde hij zich nadien bij uitstek als di leider van de anti-regeringsgezinde fractie, m welke rol hij op iets langere termijn achter de schermen vcuiit de maehngste man aan het hof werd Aan zijn verdere rol als leidende 'kraton-politicus' wordt aandacht besteed in het deelhoofdstuk ovei de nationale beweging m de Vorstenlanden

8

Page 41: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Economie: Djokja cii Solo als centra van de Vorsteiilandsc (^root-landbouii'

De meest ingnjpcnde \erandenng die in de jaren na 1900 in de Vorstenlanden on­der druk van het Gouvernement werden doorgevoerd, betrof de hiervoor al enkele malen genoemde algehele landhervorming van 191S en volgende jaren Deze om­vatte m hoofdzaak de afschaffing van het feodale apanagestelsel, ten gunste van een systeem van rechtstreekse huur van landbouwgi-onden en arbeidskrachten door cul-tuurondernemers

Onder de oude legelingen was het in de Vorstenlanden ten tijde \an het Cul-tuurstelsel reeds gekomen tot een vrij omvangrijk Europees ondernemerschap m het grootlandbouwbednjt. In de eerste tientallen jaren na 1830 ging het daarbij nog vooral om ondernemingen m handen van een beperkt aantal bekende Indisch-Vor-stenlandse families, maar na ca. 1850 vonden in toenemende mate ook nieuwko­mers hun weg naar het Djokjase en Solose. In de beginjaren zeventig van de vonge eeuw maakten vervolgens de aanleg van de spoorlijn tussen Djokja en Semarang en het van kracht worden van de Agransche Wet de weg vnj voor modernere en grootschaliger vomien van het plantagebednjt Het tot dan toe belangnjkste cultuur-gewas indigo werd m de periode tot de eeuwwisseling bijna geheel verdrongen door suiker, terwijl iets eerder reeds de tabaksteelt sterk aan betekenis won, daai-naast was plaatselijk de kotfiebouw van belang. Ten aanzien van de bednjfsvorm vond te zelfder tijd een geleidelijke verschuiving plaats van bedrijven m enkelvou­dig persoonlijk eigendom naar aandelenmaatschappijen, waaruit later, in deze eeuw, een aantal grote cultuurmaatschappijen met hoofdzetel 111 Nederland ontstonden

In de loop van deze lange voorgeschiedenis waren de oorspronkelijke, feodale \erhoudingen tussen vorsten, apanagehouders, Europese planters en de opgezeten bevolking niet wezenlijk gewijzigd. Met de huur van gronden, zij het rechtstreeks van de vorst dan wel via zijn apanagehouders, verkregen de cultuurondernemers rechten op een deel van de arbeid van de Javaanse bevolking van het desbetreffen­de land In de gangbare praktijk van de latere 19de eeuw was deze verplicht onge­veer de helft van haar arbeidstijd te besteden aan de teelt van ondernemingsgewas­sen, de ovenge helft kon worden besteed aan het verbouw en van voedselgewassen - voornamelijk njst - voor eigen gebruik of de plaatselijke markt; daarnaast dienden ook nog herendiensten aan de vorst te worden verncht. De verdeling van de gron­den over cultuurgewassen en voedselgewassen was daarbij algemeen in de verhou­ding van 60% om 40%; teneinde uitputting van de bodem te voorkomen, werden de percelen periodiek gewisseld van bestemming. Dit was met name 111 de suiker­bouw altijd een moeizame aangelegenheid, aangezien voor het inrichten van sui-kerlanden uit bevolkmgssawa's de structuur van deze laatste in verband met de specifieke bevloeiingstechniek voor suikernet geheel vergraven moest worden en omgekeerd, waar dit voor mdigo en tabak niet altijd noodzakelijk was. Bovendien was voor de suikerbouw veel meer irngatiewater nodig dan voor de andere export­cultures, hetgeen veelal weer ten koste ging van de inheemse njstbouw, terwijl het suikernet tot zijn volledige njping ook nog eens anderhalf maal zo lang op de vel­den stond als tabak of mdigo en er daardoor dus minder tijd overbleef vooi het tussengewas.

Toen na ca. 1870 de suikercultuur snel belangrijker weid 111 de Vorstenlanden, betekende dit voor de plattelandsbevolking onder het apanagestelsel feitelijk dan ook een voortdurende verzwanng van de leefomstandigheden, hetgeen op zijn beurt had geleid tot groeiend verzet in de vorm van stakingen, brandstichting op suiker-netvelden en zelfs overvallen op Europese ondernemingseniployés Vanuit de on-dernemerswereld ontstond 111 deze penode logischerwijs mede daardoor toenemen­de druk op het Gouvernement om de Europese belangen betere bescherming te bieden door inpassing van het Vorstenlandse rechtsstelsel, zoals in 1903 en latere jaren inderdaad gebeurde De Indische regering had daarbij evenwel ook de ver-betenng van de rechtspositie van de inheemse bevolking voor ogen gehad en wen­ste eigenlijk aanzienlijk verder 111 te gnjpen, mede in verband met de commotie die 111 dezelfde tijd ontstond naar aanleiding van geconstateerde wantoestanden in het Delische cultuurgebied. Het duuide echter nog tot 1908 voor Pakoe Boewono X zich uiteindelijk bereid verklaarde aan een algehele hervorming mee te werken, waann hij kort nadien werd gevolgd door Hamengkoe Boewono VII In de Mang-koenagaran en de Pakoealaman was reeds omstreeks 1870 begonnen met de ont­manteling van het apanagestelsel, zij het vooreerst alleen nog met betrekking tot gronden die met eerder aan ondernemingen waren uitgegeven.

Aan deze ommezwaai van de soenan - later heette hij zelfs de initiator van de hervormingen te zijn geweest - en de sultan lagen vanzelfsprekend op zijn minst

gemengde motieven ten grondslag. Een daarvan was zeker de zorg om de binnen­landse veiligheid Het bestaande stelsel, waann de bevolking verdeeld was over de verschillende huurders of hekels en geen ambtelijke structuur van dorpsgemeen­schappen voorkwam, maakte het vnjwel onmogelijk een effectief locaal politieappa­raat op te zetten. De introductie van echte desa's of keloerahans zou dit euvel al­thans in formele zin kunnen verhelpen, door de dorpshoofden mede aan te stellen als plaatselijke politiehoofden. Belangnjker waren ongetwijfeld de verhoopte finan­ciële voordelen voor het vorstelijk bestuur. In de eerste plannen voor de hervor­ming was van die zijde voorzien dat onder het nieuwe stelsel alle gronden volledig onder gezag van de vorsten terug zouden komen Om de bestaande apanages voor­lopig te ontzien, zou deze overgang over een periode van 30 jaar worden uitge­smeerd, maar nadien waren dus uiteindelijk alle cultuurondernemers gedwongen, hun gronden rechtstreeks van de betrokken vorst te huren

Dit monopolie zou natuurlijk voordelig zijn voor de vorstelijke kas, maar de Europese planters konden eveneens profiteren' zij zouden namelijk zo verlost zijn van de vaak buitenspong hoge extra tnbuten die per traditie aan de apanagehouders moesten worden betaald, terwijl het nu ook mogelijk zou worden zeer grote aan­eengesloten percelen grond te huren, met alle schaalvoordelen voor het moderne grootlandbouwbednjf van dien Voor arbeidskrachten zouden de cultuurondernemers voortaan aangewezen zijn op directe w erviiig in de nieuw te vormen desa's op basis van vnje onderhandeling. De hogere beloning en betere secundaire voorwaarden die daaruit wel moesten voortkomen, zouden het vorstelijk imago als beschermer en begunstiger van zijn onderdanen flink verbeteren en tevens bijdragen tot ver­mindering \an de onveiligheid op het land.

De praktijk van de hervomringen m de Vorstenlanden werd echter nogal anders. AI 111 1909 werd bij Krapjak op domein van de soesoehoenan een proefgebied in­gericht om ervaring op te doen met de instelling van keloerahans, waarna tussen 1912 en 1917 de hennnchting volgde van alle Vorstenlandse gronden die voorheen niet aan ondernemingen waren verhuurd, veel sneller dan voorzien door de soenan maar voor het ovenge min of meer conform de oorspronklijke opzet Die snelheid van uitvoenng was er mede aanleiding toe, dat de Europese cultuurondernemers zich 111 1912 en volgende jaren aaneensloten m efficiënte belangenorganisaties ter behartiging van hun standpunt bij de vorstenbesturen en het Gouvernement. De suikerondernemingen in de Vorstenlanden waren voordien doorgaans reeds aange­sloten bij het Algemeen Syndicaat van Suikerfabrikanten in Nederlandsch-Indië, waarvan zowel Solo als in Djokja departementen vormden en dat m Nederland werd vertegenwoordigd door de Bond van Nederlandsch-Indische Suikeronder­nemingen te 's-Gravenhage. In 1912 werd daarnaast opgencht, mede ten behoeve van de ovenge cultures, de Vorstenlandsche Landbouwvereemging, gevestigd te Soerakarta maar met secretariaat m Djokja. Haar belangen in Nederland werden behartigd door de in samenstelling vrijwel identieke Bond van Vorstenlandsche Landbouwondernemers, eveneens gevestigd te 's-Gravenhage. In 1920 ten slotte volgde de Java Suiker Werkgevers Bond, met ook weer belangrijke afdelingen 111 Djokja en Solo

Onder invloed van deze gezamenlijke macht kreeg het uiteindelijke Grondhuur-reglement voor de Vorstenlanden, dat 111 1918 van gouvernementswege werd vast­gesteld voor de hervorming van de bestaande cultuurgebieden in Djokjakarta en Soerakarta, een vonii die alsnog vergaand tegemoet kwam aan de plantersbelangen. Het element van lechtstreekse werving van betaalde landarbeiders uit de nieuwe dorpsgemeenschappen werd inderdaad de spil van het nieuwe systeem, al beteken­de dit met dat de suikerwerkers nu individueel hogere beloningen konden bedin­gen- de arbeidscontracten werden per seizoen collectief afgesloten met de dorps­hoofden, die in de praktijk veelal de vroegere hekels waren. Verdere concessies van planterszijde werden diverse verplichtingen tot financiële en uitvoerende participa­tie m de nieuw te \ormen waterschappen in de Vorstenlanden, ter regeling van de 111 beginsel stnjdige irngatiebelangen van de cultuurondernemers en de bevolkmgs-landbouw. Daarnaast dienden de ondernemingen te voorzien m een financiële compensatie voor de locale grondgebniikei-s indien hun land door omstandigheden langer in gebruik was voor de teelt van cultuurgewassen, en werd ook voor in­heemse werknemers 111 vaste dienst een eerste pensioenregeling getroffen Een zeer belangrijke verbetering betrof de verplichte - geleidelijke - omschakeling in de suikerbouw van het problematische tweejaarlijkse wisselstelsel naar een dnejaarlijks, zoals dit elders op Java reeds eerder gangbaar was geworden.

Dit alles woog echter ruimschoots op tegen de zekerheid die de ondernemers nu werd geboden ten aanzien van de continuïteit \an hun bedrijf Via de zoge­noemde conversieregehng konden zij dit voor een penode \ an ^o jaar \ oortzetten

39

Page 42: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

'by beschikking van de zeltbestuurder', op dezelfde gronden die zij voorheen on­der het apanagestelsel bebouwden en onder handhaving van het systeem van wis-sekultuur met de plaatselijke kleinlandbouwers De huurgelden werden voortaan rechtstreeks voldaan aan de njkskas van het betrokken Vorstenland Bovendien be­stond voortaan de mogelijkheid tot extra inhuur van zogeheten vnje gronden, zo­wel uit communaal desabezit en gronden bestemd voor het onderhoud en de pen­sioenen van Vorstenlandse ambtenaren als uit de vorstelijke domeinen Aan de innchting van zulk toegevoegd cultuurareaal werden evenwel vnj stnkte voorwaar­den ten aanzien van de aanleg van irngatiewerken en andere infrastructuur verbon­den, teneinde op dit punt niet opnieuw conflicten niet de inheemse landgebruikers op te roepen

Deze 'conversie' van de bestaande ondernemingsgrondcn, begonnen in 1920, was in 1926 in alle Vorstenlanden voltooid Voor de rurale bevolking betekende de nieuwe situatie in het algemeen een aanzienlijke verbetenng van de rechtspositie en ook van de concrete leefomstandigheden, maar vooral in het sultanaat en het soc-nanaat, waar in vergelijking met de twee 'kleine' vorstendommen in het algemeen een veel conservatiever bewind was en werd gevoerd, wekten de verandenngen bij de tradioneel ingestelde plattelanders desondanks veel weerstand op Dit gold nog veel meer voor de voomialige adeUijke apanagehouders en hekels, die wehswaar voor het verhes van hun feodale rechten werden gecompenseerd door de toekenning van nieuwe ambten en gronden, maar naar Javaanse begrippen niettemin een onaan­vaardbare teruggang m status ondervonden Speciaal in het soenanaat kwam dit latente verzet penodiek na 1926 nog geregeld tot uiting in sabotageacties op het platteland, vooral in de vorm van aangestoken netbranden op de ondernemingen, waartegen ook de m 1924 gereorganiseerde cultuurpolitie met altijd effectief ver­mocht op te treden

Het statusverlies bij de feodale apanagehouders, die bijna altijd tevens hoveling waren, droeg er met name in Solo mede toe bij dat hier in de jaren twintig en der­tig in de kraton actief politiek verzet tegen het koloniale bewind ontstond hi alge­mene zin waren de 'grote' vorsten ook zelf verhezers, weliswaar vloeiden nu meer inkomsten rechtstreeks naar de rijkskas, maar als gevolg van de inmiddels overal doorgevoerde scheiding van vorstelijke en openbare uitgaven in de Vorstenlanden bood dit voor hen persoonlijk geen voordeel Tegelijkertijd kon als gevolg van de standaardisenng en formahsenng van de bestuurlijke organisatie m de landelijke ge­bieden en de steeds dommerender rol die de cultuurondernemmgen daar op eco­nomisch en infrastRictureel terrein gingen spelen, de Europese invloed 111 hun njken zeer aan kracht winnen

De hervormingen in de Vorstenlanden in de jaren tien en twintig vielen samen met een penode van overwegende hoogconjuctuur in de westerse wereld en haar kolo­men De toenemende spanningen in Europa in de aanloop naar de Eerste Wereld­oorlog zorgden vanaf 1909 voor gestaag oplopende pnjzen van Indische cultuur­producten op de wereldmarkt, met alleen voor 'strategische' goederen als rubber en kina, maar ook voor de belangnjkste Vorstenlandse ondernemingsgewassen, suiker en tabak De suikerpnjzen bereikten een ongekende piek in 1919 en 1920, op een niveau dat ruim zesmaal zo hoog lag als vlak voor de wereldoorlog, maar handhaaf­den zich na de onvermijdelijke flauwte nadien op een peil vergelijkbaar met het vooroorlogse Aan deze penode van hernieuwde stabiliteit kwam ten slotte in het najaar van 1929 een abrupt einde door de beurskrach op Wall Street

Nadat tegen 1912 al duidelijk was geworden dat bij de komende hervormingen in de Vorstenlandse cultuurgebieden de Europese ondernemers voldoende zeker­heden voor voortzetting en uitbreiding geboden zouden worden, leidde dit in sa­menhang met de opkomende hausse ook hier tot omvangnjke nieuwe investenngen ten behoeve van modernisenng en intensivenng van de bestaande ondernemingen De grootste expansie volgde evenwel na 1920, toen met de 'conversie' van de apanages nieuwe mogelijkheden ontstonden voor de omzetting van domein- en bevolkingsgronden tot cultuurlanden en de ondernemingen de dalende prijzen algemeen compenseerden door verhoging van de productie Als resultaat van de gezamenlijke ontwikkelingen werd het Vorstenlandse cultuurbednjf in deze latere penode in het algemeen gekenmerkt door een aanzienlijk grootschaliger en kapi-taalsintensievere structuur dan in de tijd voor de hervormingen, met als toenemend dominerende bednjfsvomi de aandelenmaatschappij in uitsluitend particulier eigen­dom De grootste van deze maatschappijen waren toen doorgaans al geruime tijd met meer in handen van plaatselijk gevestigde ondernemers c q aandeelhouders, maar in die van investeerders in Nederland en elders in West-Europa Analoog aan de eerdere trends m de cultuurgebieden ter Oostkust van Sumatra en elders in Indie,

bereikten deze kapitaalbednjven de gewenste uitbreiding en schaalvoordelen me­rendeels reeds 111 een vroeg stadium van de hausse door overname van of zakelijke associatie met een aantal oudere ondernemingen Tot de belangrijkste m deze cate-gone behoorden m de laatste vooroorlogse decennia eie Cultuur-Maatsehippij der Vorstenlanden en de Vereenigde Klattensche Cultuur-Maatschappij

De hoofdkantoren van deze grotere, met aan plaatselijke eigenaren gebonden maatschappijen werden met m de hoofdplaatsen Djokja en Solo gevestigd, maar in Nederland Hun kantoren 111 Indie vond men vooral in Semarang, Batavia of Soera-baja, kleinere maatschappijen of induiciuele ondernemingen hieleien meestal kan­toor op het hoofdemplacement Voor het overige betekende de expansie en bloei van het cultuurbednjf 111 de jaren tien en twintig echter ook voor de Vorstensteden een krachtige stimulans voor de plaatselijke economische ontwikkeling Hoewel beide steden natuurlijk voordien reeds een zekere regionale centrumfunctie vervul­den ten behoeve van de omnngende cultures, kreeg deze toen pas een zodanige be­tekenis clat hun groei er wezenlijk door werd bevorderd De toenemende stedelijke behoeften van de cultuurbednjven en hun gestaag groeiende aantal Europese em­ployés op het gebied van zakelijke en institutionele dienstverlening maakten na ca 1910 de komst mogelijk van tal van nieuwe winkels, uitgaansgelegenheden, tech­nische toeleveringsbedrijven, bouwondernemingen, banken, verzekeringsmaat­schappijen en andere westerse bednjvigheid, die op hun beurt ook zorgden voor toestroom van meer Europeanen Daarmee ontstond weer een bredere basis voor de vestiging van meer en hoogwaardiger instellingen voor onderwijs en gezond­heidszorg, en van diverse voorzieningen voor sport en recreatie

De toeloop van migranten als gevolg van deze economische opbloei bleef ove-ngens allerminst beperkt tot het Europese bevolkingsdeel, 'Inlanders' en 'Vreemde Oosterlingen' vestigden zich evenens in groeiende aantallen in de Vorstensteden, aangelokt door nieuwe werkgelegenheid en ruimere mogelijkheden m handel en ambacht Zowel in Djokja als m Solo werden de jaren tien en twintig dan ook een penode van versnelde stedelijke groei, tijdens welke niet alleen planmatig opgezet­te 'Europese' stadsdelen tot uitvoering kwamen, maar ook uitgestrekte nieuwe kampongwijken ontstonden en bestaande 'Inlandse' stadsdelen in het algemeen een wezenlijke verdichting van de bebouwing ondergingen Daarbij waren de Vorsten­landse besturen, dankzij de hogere inkomsten aan belastingen en grondhuurop-brengsten en een rationeler fmanciel beheer, gemakkelijker dan voorheen in staat zorg te dragen voor de benodigde infrastructuur van wegen, nool-en waterleiding en assainenngsvoorziemngen, een taak die in het kader van de bestuurlijke gelijk­schakeling met de ovenge delen van Java nu in beginsel tot hun directe beleidster­rein werd gerekend Het was ook in deze penode, dat Djokja geleidelijk aan een moderner, opener en westerser karakter kreeg dan Solo en op termijn zowel door de Europese bevolking als door het stedelijke bednjfsleven algemeen aantrekkelijker werd bevonden als vestigingsplaats, ondanks het grotere economische belang van de Soerakartase Vorstenlanden als cultuurgebied

De redenen daarvoor waren deels van economisch-geografische aard. Solo ligt op relatief korte afstand van Semarang, waar al een grote verscheidenheid aan Eu­ropese voorzieningen en bedrijven was gevestigd Bovendien was in Djokja, het eindpunt van de NlS-spoorlijn uit Semarang, in 1911 aan de Pengokweg de cen­trale werkplaats van deze spoorwegmaatschappij ingericht, waarmee in de sultans­stad een brede basis was gelegd voor de verdere ontwikkeling van de technisch geonenteerdc en afgeleide bedrijvigheid ter plaatse Zo vond men hier 111 de jaren twintig naast verscheidene soortgelijke inrichtingen het bekende Constructie-Atelier der Vorstenlanden N V en filialen van enkele der grootste technische on dernemingen op Java, ondermeer Machinefabriek en Technische Handel Braat N V en v/h Ruhaak & Co N V , waar deze branche 111 Solo tot het laatst van de Nederlandse tijd nauwelijks was vertegenwoordigd Daarnaast speelden echter zonder twijfel ook de grote verschillen in de aard van het vorstenbestuur een belang-njke rol In het zuidelijke stadsdeel van Solo onder gezag van Pakoe Boewono X werd tot het eind van de jaren dertig, anders dan in Solo-Noord onder Mang-koe Nagoro VII en in Djokja onder Hamengkoe Boewono Vlll feitelijk geen medewerking verleend aan de komst van nieuwe Europese inwoners en bcdnjven

Bevolkingsgroei en stedelijke ontwikkeling

Een overzicht van de groei van het inwonertal van de hoofdplaatsen Djokjakarta en Soerakarta sinds het eind vin de vonge eeuw tot aan de Tweede Wereldoorlog, verdeeld naar de drie juridische categorieën die 111 de Nederlands-Indische bevol­kingsstatistieken werden onderscheiden, biedt onderstaande tabel De gegevens

40

Page 43: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

voor 1920 zijn afkomstig uit incidentele tellingen door het Europees Bestuur, da-van 1920 en 1930 van landelijke volkstellingen, en de cijfers van 1941 betreffen schattingen op basis van cloortrekkmg van de groeitrends m de voorgaande penode

Bevolking Solo en Dj"okja 1893-1941

Solo

Inlanders Europeanen Chinezen A. Vr. Oosterl. Totaal

Djokja

Inlanders Europeanen Chinezen A Vr. Oosterl. Totaal

igoo 101.924

1-973 5.129

433 109 4S9

'S 93 52.958

1 849

3-245 125

58.177

1920

123.005 2.441

7-979 860

134.285

1920

94-2 s4 3-730

5-643 84

103 711

'930 149.585

3-225 11.286

1.388 165 484

•930 121 979

S 593 8913

164 136.649

1941

176.400 4 200

14 000 1 600

196.200

1941 142.800

7.800 10 700

200 161 500

Met de term 'inlanders' werden toen diegenen uit de oorspronkelijke, inheemse bevolkingsgroepen bedoeld, die niet formeel 'gelijkgesteld' waren aan de Europe­anen In de praktijk van de Vorstenlanden omvatte deze categone voornamelijk Javanen, met in vergelijking met de andere steden op Java opmerkelijk kleine min­derheden van andere in de Archipel inheemse volken De Chinezen vormden een groep waarbinnen door henzelf en in bepaalde omstandigheden ook van overheids­wege onderscheid werd gemaakt tussen de vergaand geassimileerde en 'venndischte' paaiiakiiiji, van wie de fannlies al vele generaties op Java woonden en doorgaans in meerdere of mindere mate ook bloedverwantschap hadden met de inheemse bevolking, en de recente, relatief onaangepaste immigranten uit Chma, Taiwan, Malakka en Singapore, die werden aangeduid als lotok.^. Gezamenlijk vielen de Chinezen in de categorie 'Vreemde Oosterlingen'; daartoe behoorden verder de kleine minderheden van Arabieren, Bengalezen, Klingalezen (Tamils) en Bombay-ers, meestal als verzamelgroep aangeduid onder de naam 'Andere Vreemde Oos-tedingen'. Deze laatsten waren in Solo veel sterker vertegenwoordigd, zowel van­wege het belang van de plaatselijke textielnijverheid (Bonibayers), als vanwege Solo's dominerende rol als godsdienstig centrum (Arabieren).

De Europeanen waren de minst eenduidig bepaalde groep, hun benaming had niet in de eerste plaats betrekking op hun etnisch-geografische achtergiond, maar op hun status als onderworpen aan de Europese rechtspleging m Indië. Tot deze cate­gone rekende men de staatsburgers van de Europese en Noordamenkaanse landen en van sommige van hun koloniën, de erkende c.q uit wettig huwelijken geboren nakomelingen van Europese mannen en vrouwen uit andere bevolkingsgrt:>epen, aanzienlijke 'Inlanders' en 'Vreemde Oosterlingen' aan wie van gouvernements-vvege 'gelijkstelling' was verleend, en verder de Japanners

De belangrijkste ontwikkeling ten aanzien van de stadsbevolkingen als geheel was in beide steden de versnelde groei tussen de eeuwwisseling en 1930. In Djokja was deze evenwel aanzienlijk groter dan 111 Solo, procentueel groeide de sultans­stad gedurende dit tijdvak zelfs tweemaal zo snel en nam de voorsprong van Solo 111 totaal inwonertal navenant af Waar deze groei 111 alle bevolkingsgroepen voor het merendeel is toe te schrijven aan vestiging van nieuwkomers, mag hieruit 111 algemene zin worden geconcludeerd dat iOjokja als migratiebestemming m deze penode aantrekkelijker werd dan Solo Dit is vooral te verklaren uit de krachtiger en veelzijdiger functie die Djokja na ca. 191 o vervulde als regionaal centrum van dienstverlening en nijverheid Dit gold niet alleen voor tot het Europese en Chi­nese bednjfsleven, met alle gunstige effecten voor de werkgelegenheid van dien, maar bijvoorbeeld ook met betrekking tot Djokja's juist in deze jaren sterk op­komende inheemse nijverheid. Een tweede factor van belang was dat Solo in 1915 werd getroffen door een ernstige pestepidemie, die behalve de rechtstreekse sterf­te onder voornamelijk de Javaanse bevolking mede als demografisch effect had, dat zich hier enkele jaren lang nauwelijks nieuwe inwoners van buitenaf vestigden.

Na 1930 vertraagde de bevolkingstoename zowel in Solo als m Djokja aanzien­lijk, onder invloed van de gevolgen van de wereldcnsis. De groei in de eerste helft van dit decennium kwam voornamelijk nog van de natuurlijke aanwas; de netto-

migratiebeweging naar beide steden was toen te verwaarlozen, aangezien hun eco­nomieën geen reëel uitzicht meer boden op een bestaan voor nieuwkomers. In het geval van de Javaanse bevolking was de stroom periodiek zelfs omgekeerd, waar veel brodeloos geworden stedelingen in hun nood terugkeerden naar het platteland, in de hoop daar met hulp van faniihe de slechte tijden beter het hoofd te kunnen bieden Met de voorzichtige herleving van de Indische economie in de late jaren dertig begon ook weer de toeloop naar de steden, waarmee voor Solo en Djokja opnieuw een penode van snellere groei aanbrak Afgezien van een tijdelijke gro­te toename in Djokja in de jaren 1946-1949, toen hier de Republikeinse regenng zetelde, zou het nadien echter tot in de jaren vijftig duren, voor de aanwas pro­centueel weer het niveau van voor 1930 bereikte.

Ten aanzien van de bevolkingstrends met betrekking tot de onderscheiden groe­pen valt 111 de eerste plaats op, hoe tot 1941 in beide steden, maar m het bijzonder in Djokja het aandeel van zowel de Europeanen als de 'Vreemde Oosterlingen' gestaag toenam ten koste van dat van de 'Inlanders'. De snellere groei van deze 'vreemde' categoneën is deels te verklaren uit de grotere kansen die de economi­sche opleving na ca 1910 juist aan hen bood. Zo valt de sterke toename van het aantal Chinezen, die per traditie hun nenng overwegend hadden m de detail- en doorvoerhandel, tussen 1920 en 1930 in Djokja goeddeels samen met de opkomst van de Mahoboro als hoogwaardig winkelkwartier met een verzorgingsfunctie voor de gehele zuidelijke Vorstenlanden. Een factor van belang bij de toestroom van Europeanen vormde daarnaast de omstandigheid, dat veel van de taken die na 1920 aan de nieuw gevormde Vorstenlandse diensten en particuliere instellingen op het gebied van openbare werken, gezondheidszorg, onderwijs etc. toevielen, in de praktijk alleen uitgevoerd konden worden door op uitgebreide schaal Europees personeel aan te trekken ofte 'lenen' van de corresponderende gouvernements­diensten Overigens bleef het 'Inlandse' bevolkingsdeel met ca 90% van het totale inwonertal zowel in Solo als in Djokja tot het laatst van de Nederlandse tijd nog altijd wel substantieel hoger dan m de dne grote kuststeden Batavia, Semarang en Soerabaja, waar de Europeanen en 'Vreemde Oosterlingen' reeds veel langer wa­ren gevestigd Dit gold nog 111 versterkte mate 111 vergelijking met de typisch Neder­lands-koloniale woonsteden in het bergland als Bandoeng, Garoet en Malang, waar kort voor de Tweede Wereldoorlog alleen al de Europeanen zo'n 12% van de be­volking uitmaakten.

Ten slotte is in de tabel goed te zien, hoe Djokja in de laatste vooroorlogse de­cennia ook naar bevolkingssamenstelling een veel westerser karakter kreeg. De ach­terblijvende groei van de Europese bevolking in Solo had enerzijds te maken met de genngere centrumfunctie van de stad, aan de andere kant ueer vooral met het feit dat het soenanaat, in tegenstelling tot het sultanaat en de Mangkoenagaran, zelf zo weinig mogelijk Europeanen in dienst nam en ook anderszins hun komst niet aanmoedigde. Tot welke scheve verhouding dit uiteindelijk aanleiding gaf in de Soerakartase Vorstenlanden, blijkt ondermeer uit de resultaten van de volkstelling van 1930, onmiddellijk na de langdurige periode van economische opgang in de jaren tien en twintig Daann \\ ordt voor de Mangkoenagaran als geheel een totaal van 1270 Europese inwoners aangegeven, tegen 5285 voor het slechts iets grotere soenanaat Dit weerspiegelde het veel grotere belang van het Europese cultuurbe-dnjf in de soenanslanden, met als zwaartepunt het regentschap Klaten; in dit laatste woonde toen CA eenderde van alle Europeanen 111 het soenanaat. In de hoofdplaats Soerakarta was de situatie echter heel anders Het Mangkoenagarase stadsdeel, de Kot(t)a Mangkoenagaran, besloeg slechts eenvijfde van het totale oppervlak van Solo, maar huisvestte met een kleine 1000 Europeanen wel bijna eenderde wm alle inwoners in deze bevolkingsgroep

De eerste stedebouw kundige opzet van Djokja was een vnjwel getrouwe kopie van die van Matarams hoofdstad Solo. Op zijn beurt was deze, althans wat de Javaanse elementen aangaat, weer afgeleid van de overgeleverde structuur van eerdere hin-doejavaanse hofsteden, zoals halverwege de jaren twintig aan de hand van archeo­logisch onderzoek van de overblijfselen van Modjopahits hoofdstad bij de Oostja-vaanse desa Trowoelan overtuigend werd aangetoond door de Indische architect en oudheidkundige ir. H Madame Pont. Centraal in deze structuur staat per tradi­tie vanzelfsprekend de ommuurde hofstad, waarbinnen het eigenlijke, uit geschei­den private en ceremoniële gedeelten bestaande paleistomplex, de k(e)raton of kedaton. omgeven wordt door onderling min of meer afgegrensde woon- en am-bachtswijken voor hofambtenaren, handwerkslieden, kunstenaars, pradjoents en andere vorstelijke dienaren. Veel van deze kratonwijken hebben oorspronkelijk een eigen subcentruiii 111 de vomi van de representatieve woning of dalem van een voor

41

Page 44: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

RfWif* NMjdingsplcchtigheid, ui het bijzijn van Sultan Haiiiengkoc Uoe-wono VIII en resident L F Dingemans, van het Pnnses Juliana Gasthuis voor Ooglijders aan de Dr Yap Boulevard te Djokja, 1923 Het gasthuis, waaraan voor het onderwijs aan en de bcroepsvorrnung van blijvend blin­den vier jaar later nog het Vorstenlandsch Bhndeuinstituut werd toege­voegd, was een initiatief van de Chiuees-Djokjase oogarts dr Yap Hong Tjoen (1885-1952) Dr Yap studeerde in de jaren 1909-1919 m Neder­land, waar hij in 1911 mede-opnchter was van de Chung Hv\a Hui, de Chinese Vereniging in Nederland Zijn kliniek bood plaats aan 120 be­hoeftige ooglijders, die kosteloos verpleegd werden, daarnaast waren er paviljoens voor een klein aantal beter gesitueerde patiënten Het Prinses Juliana Gasthuis kwam tot stand met financiële steun van particulieren instellingen en bedrijven, waaronder de Centrale Vereeniging tot Bcvoi-dering der Oogheelkunde in Nederlandsch-Indie, de Vorstenlandsche Landbouwvereeniging en het Oei Tiong Ham Concern, de sultan stelde de grond ter besclukking Naast zijn werk was dr Yap ook op ander maatschappelijk terrein actief Mede door zijn toedoen vond in 1928 de opnchtmg plaats van de Chung Hwa Hui m Ncderlands-Indie, terwijl hij in Djokja een particuliere Chinese lagere school oprichtte, de Yap Hong Sing School - betere bekend als Dr Yap School In 1949 vertrok dr Yap naar Nederland, waar hij in Den Haag tot zijn dood m 19^2 een particuliere praktijk uitoefende In Djokja werd de kliniek, onder de naam Rumah Sakit Mata Dr Yap, voortgezet door zijn zoon, dr Yap Kie Tiong Sinds diens overlijden in 1969 staan het gasthuis en het bliii-denmstituut onder beheer van stichtingen ouder voorzitterschap van de Pakoe Alani Foto H S Liem-Yap

aanstaand hoveling, in bijna alle gevallen een der naaste verwanten van de vorst De algehele aanleg is stnkt volgens de windrichtingen geonenteerd, met zowel aan de noord- als aan de zuidzijde van de kraton een groot rechthoekig plein of aloon-aloon voor ceremoniële doeleinden, elk beplant met twee heilige wanngins

Het noordelijke van deze voorpleinen dat buiten de kratonmuren is gelegen, IS groter dan het andere en hier bevond zich ook de Sitihinggil of Sitinggil, het grote paMljoen waar de vorst zich bij ceremoniële gelegenheden aan zijn onder­danen presenteert en hun eerbewijzen in ontvangst neemt Aan de westzijde van de noordebjke aloon-aloon vindt men voorts altijd het rehgieuze centrum van het njk, de vorstelijke moskee of Masdjid Ageng en de aangrenzende wijk voor de gees­telijkheid, de Kaocman Vanuit het noordelijke voorplein loopt een lange en bre­de processiebaan noordwaarts van de kraton weg, iets buiten het plein wordt deze gekruist door een even aanzienlijke weg in oost-westrichting, terwijl zuidwaarts een uitvalsweg direct aansluit op de poort aan die zijde van de stad Alle toegangs­wegen van buiten dienen op deze hoofdstructuur aan te sluiten In de oudjavaan-se opzet bestaat de stad verder voornamelijk uit omnngende kampongwijken, be­woond door onderdanen die met rechtstreeks met de kraton verbonden zijn Ook deze zijn doorgaans gegroepeerd rondom kleinere centra, de dalems van de feo­dale apanagehouders aan wic de rechten over de desbetreffende gronden en de op-gezetcnen toevallen

Lag aldus het concept voor de stichting van de Javaanse stad Djokja in 17^5 bij voorbaat vast, de uitvoenng in de decennia nadien week op een aantal onderdelen toch aanzienlijk af van het Solose voorbeeld In de eerste plaats was er een verschil m schaal Waar in Solo de ommuurde kratonstad, de Baloewarti, nog een vrij be­scheiden gebied besloeg met zijden van ca 500 m in noord-zuidnchting en ca 750 m m oost-westrichting, kreeg de Djokjase hofstad al een grondplan met grootste afmetingen van respectievelijk ca 1200 x 1400 m. De nieuwe kraton omvatte bin­nen de muren bovendien ook de zuidelijke aloon-aloon, terwijl deze in Solo daar­buiten IS gelegen In beide steden werden voor de stadsmuren zelf ongeveer gelijke maten toegepast, ruwweg 4 m hoog en breed, maar in Djokja was aan hun pro­fielen en overige ontwerp reeds duidelijk Europese invloed waarneembaar Zo werden hier alle vier de buitenhoeken van de omwalling voorzien van kleine bas­tions, compleet met perperbusvormige wachthuisjes op de punten en voorzienin­gen voor de opstelling van geschut De functie daarvan kan echter niet meer dan symbolisch zijn geweest, gezien de wanverhouding tussen hun afmetingen en die van de verder onbeschemide, kilometers lange muren Een laatste opmerkelijk ver­schil tussen de kratons van Solo en Djokja betrof de aanleg door Hamengkoe Boe-wono I van de beroemde Taman San, de uitgestrekte vorstelijke lusthof met bijbe­horende waterwerken in het zuidelijke deel van de ommuurde stad In Soerakarta

IS een dergelijk project bij de kraton nooit gerealiseerd, al beschikte de soenan van­zelfsprekend wel over plezierverblijven buiten de stad

Nieuw m de wordingsgeschiedenis van zowel Solo als Djokja ten opzichte van de vroegere Javaanse steden was uiteraard de directe Nederlandse bemoeienis met hun aanleg In beide steden bleef deze tot het laatst van de koloniale tijd voorname­lijk gencht op de delen noordelijk van de kratons Als eerste elementen verschenen hier, op een goede 300 m van de noordoostelijke kwadranten van de hofsteden, de forten van de V O C , Vredeburg in Djokja en Vastenburg in Solo In de uiteindelijk vierkante vorm, omgeven door grachten en met iets naar buiten gebogen zijden van ca 170 m, vier hoekbastions en pooi ten aan de oost- en westkant waren deze versterkingen na hun voltooiing m de jaren tachtig van de iSde eeuw vrijwel el-kaars evenbeeld Beide waren voorafgegaan door eerdere, min of meer provison-sche forten, in Djokja het in I7'56 uit aarden wallen en boomstammen opgetrokken vijfpuntige Rustenburg en in Solo de benteng De Grootmoedigheid uit 1746, dic wel reeds een vierkant grondplan met hoekbastions bezat In deze grote versterkm gen waren behalve de onderkomens voor manschappen en officieren van het gai-nizoen ondermeer ook de pakhuizen en kantoren van de V O C gevestigd, evenals de gevangenis en de kerk, het geheel werd naar compagniesgebruik doorgaans aan­geduid met de term 'loge'

R o n d o m Vredeburg en Vastenbuig bleet logischerwijs ccn ruim schotitsveld open Ten oosten daarvan verrezen op het laatst van de i8de eeuw de eerste Euro pese wijken, waar zich behalve compagniesdienaren een toenemend aantal vrij-burgcrs vestigden, met neringen variërend van landhuurder-planter tot kroegbaas winkeher of ambachtsman In Djokja werd dit buurtje begrensd door de straten Lodji Ketjil (in welke naam nog de 'loge' is te herkennen), Lodji Ketjil Wetan, Lodji Kctjil Koeion en Kampementstraat, in Solo ging het om de wijk Lodji Wetan, dus de Voorstraat, Achterstraat, Heerenstraat en omgeving O p enige afstand ten noorden van de forten werd 111 dezelfde periode tevens al een locatie aangewezen voor de grote stadspasars en de petjmans, de Chinese wijken De Chinezen kon­den zich sinds de koelie-opstand m de Bataviase Ommelanden in 1740 niet meer vnj vestigen in gebieden onder gezag van de Compagnie en ook in de Vorstenste-den werd hun dit met toegestaan Na de Java-oorlog bleef Chinezen de toegang tot de Vorstenlanden tot 1870 zelfs geheel verboden, zodat de omvang van deze bevolkingsgroep in Djokja en Solo en daarmee ook de lan hen toegewezen stads­wijken in vergelijking met de Noordjavaanse kuststeden relatie! beperkt is geble­ven De Petjman 111 Djokja omvatte tot na 1870 feitelijk niet meer dan het deel ter weerszijden van de Malioboroten noorden van de Pasar Beringhardjo, in Solo besloeg de iets grotere Chinese wijk het stadsdeel rondom de Pasar Gcdeh en Mesen, de noordelijke uitvalsweg naar Djebres aan de overzijde van de Kah Pepe.

42

Page 45: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Deze weg was hier het verlengde van de processiebaan vanaf Solo's noordelijke aloon-aloon, de Poerbajan, zoals in Djokja de latere Toegoesche Weg (Toegoc-weg, Toegoe) de voortzetting van de Malioboro vormde In beide steden werden de kepatihans of hoven van de rijksbestuurders, voorbij de petjmans, vanzelfspre­kend op korte afstand van deze belangnjke rituele noord-zuidas gesitueerd, m Solo iets westelijk van Mesen, in Djokja pal oostelijk van de Malioboro. De afsplitsing van de Mangkoenagaran zorgde in Soerakarta na 1757 op dit punt voor complica­ties, toen na de uiteindelijke vaststelling van de grenzen in 183 i een deel van de noorderstad definitief onder gezag van de Mangkoe Nagoro kwam Het zeer gnl-lige verloop van de grens (ingetekend in de plattegrond op pag. i'52-153) maakte, dat m latere jaren soenanse en Mangkoenagarase instellingen ogenschijnlijk wille-keung verspreid naast elkaar 111 dit stadsdeel voorkwamen. In de noorderstad ver­rees in de jaren na 1786 op ca 1,5 km ten noordwesten van de kraton het paleis-complex van Mangkoe Nagoro I. Deze Poero Mangkoenagaran werd echter niet omgeven door een ommuurde hofstad en evenmin kwam er een noordelijke aloon-aloon. Zuidelijk van het paleisterrein werd wel een ceremonieel voorplein aange­legd, met aan de westzijde aangrenzend een wijk met de voornaamste religieuze en bestuurlijke instellingen van de Mangkoenagaran, waaronder de ambtswoning \an de rcgent-patih Hetzelfde patroon werd m Djokja herhaald na de installatie \in het Pakoealamse Huis m 1813, met dit verschil dat het gehele grondgebied \,m deze tweede vorst in de stad slechts een kleine enclave werd aan de overzijde van de Kali Tjode, aan de noordkant van de grote oost-westas

De laatste wezenlijke toevoegingen aan dit grondschema van Djokja's en Solo's stedebouwkundige opzet tot de expansiejaren na 1870 volgden na de tenigkeer van het Nederlandse gezag m 1816 en de consohdatie na afloop van de Java-oorlog. In het kader van de algehele invoenng van het residentiestelsel kregen na 1816 ook de Vorstensteden elk een representatieve ambtswoning voor de hoofden van het Euro­pees Bestuur, waar deze voorheen in de fonen zetelden In beide gevallen werd een locatie bepaald aan de grote noord-zuidas tegenover het westfront van de vesting, welk weggedeelte van de aloude processiebaan nadien uiteraard Residentielaan heet­te. Te Djokja was verder in 1822 in een aangrenzend gebouwtje op de kruising van de twee hoofdwegen reeds een eerste sociëteit gevestigd, aanvankelijk overigens slechts aangeduid als 'geneverhuis', waaruit Luei de befaamde soos De Vereeniging ontstond. Ook in Solo zal dit onontbeerlijke element in het Europese koloniale leven omstreeks dezelfde tijd zijn geïntroduceerd, al is het precieze jaartal niet be­kend Hier kreeg het 'roemah bitjara', dat later De Harmonie werd en tevens als logement diende, een plaats aan de Voorstraat, oostelijk van fort Vastenburg bij de brug over de Kali Pepe In 1832 ondergingen Vredeburg en Vastenburg een mo­dernisering, waarbij in Solo ook de fortkerk werd ontmanteld. In hetzelfde jaar kwam op de hoek van de Residentielaan (de latere Gouverneurslaan) en Lodji-\'.oeroeng een nieuw godshuis m gebruik, waarvoor de eerste steen ovengens al twee jaar eerder was gelegd In Djokja duurde het nog tot 1857 voor de Protes­tantse gemeente hier over een kerkgebouw buiten de vesting kon beschikken; het nieuwe gebouw kreeg een plaats aan cIc Residentielaan. tegenover de grote pasar

Daamiee was toen de stedebouwkundige stnictuur van Europees Djokja en Solo \ oor een penode van bijna een halve eeuw vastgelegd. Wat er in beide steden na­dien tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw aan werd toegevoegd, sloot 111 hoofdzaak direct aan bij dit grondplan, met slechts gennge veranderingen in het K sieke stadsbeeld. Het toen nog grotere belang van Solo werd weerspiegeld in het tcit dat hier in i860 een kweekschool voor 'Inlandse' onderwijzers werd gesticht en de stad toen ook al beschikte over een heuse schouwburg, aan Poerbajan, waar het m de sultansstad nooit is gekomen tot zo'ii cultuurtempel. Verder kregen de Vorstensteden kort na 1830 hun eerste Europese scholen en provisorische - mili­taire - ziekeninnchtingen, en kwamen buiten de forten nieuwe officierskampe-nienten. In Solo werd de Kali Pepe in 1855 bij de Voorstraat overspannen door een 'Amenkaansche' hangbrug. De grote aardbeving van 10 juni 1867 maakte 111 Djokja de herbouw noodzakelijk van ondermeer het residentshuis, de eerste Toe­goe aan het eind van de vorstelijke proccssieweg en tal van Europese woningen Dit laatste leidde toen tot de aanleg van de nieuwe woonwijk Bintaran, aan de overzijde van de Kali Tjode tegenover de Pakoealaman

Stedebouwkundige veranderingen volgden uiteindelijk pas na T870. met de aan­leg van de spoorlijn naar Scmarang, en op grotere schaal feitelijk met eerder dan na 1910, toen in de Vorstenlanden voor het cultuurbednjf een penode van grote expansie aanbrak Omstreeks 1870 waren zowel Solo als Djokja 111 de ruim hon­derdjaar van hun bestaan uitgegroeid tot steden die met respectievelijk ca 65.000

en 43 000 inwoners ook naar toenmalige maatstaven hooguit als middelgroot kon­den gelden De Europese bevolking was er, anders dan de grote invloed van de machtige Indische families van landhuurders en ambtenaren zou doen vermoeden, getalsmatig zeer beperkt gebleven' in Djokja ging het toen nog om slechts ca. 600 zielen, in Solo om ten hoogste ca 1000. In de navolgende decennia tot de eeuw­wisseling groeiden deze kleine minderheden m beide steden uit tot een kleine 2000 personen, hetgeen in Solo aanleiding gaf tot het ontstaan op individueel, particulier initiatief van een meer Europese bebouwing langs de westelijke uitvals­weg naar Poerwosan en op Djebres en Balapan, terwijl in Djokja zulke uitbreiding voornamelijk plaatsvond langs de Toegoeweg, Toegoe Wetan (later Gondolajoe) en Gondokoesoeman.

De locatie en vorm van de latere uitbreidingen werden deels al bepaald door de inmiddels tot stand gekomen infrastructuur van spoor- en tramwegen In eerste in­stantie betrof deze de in 1873 voltooide breedspoor NlS-hjn (143S mm) uit Sema-rang, met in Solo het station Balapan en in Djokja, als voorlopig eindpunt, het sta­tion Lempoejangan Deze werden in beide gevallen buiten de bestaande bebou­wing gestitueerd aan de noordelijke stadsranden, maar vormden daarna spoedig zelf centra van bedrijvigheid, in de nabijheid waarvan in de jaren negentig onder­meer ook de renbanen van de Wedloop Sociëteit Mataram (Djokja) en de Renver-eenigmg Solo werden aangelegd. Vervolgens kreeg Solo 111 1884 via Madioen en Sragen een Staatsspoor-verbinding met Soerabaja, over Nederlands-Indisch nor-maalspoor van 1067 mm. Deze lijn eindigde bij het station Djebres, bijna 2 km oostelijk van Balapan, waarmee echter al snel nadien alsnog een aansluiting tot stand kwam Een gelijksoortige situatie deed zich voor in Djokja, toen daar in 1887 door de Staatsspoorwegen de lijn naar Tjilatjap werd voltooid bij het station Toe­goe, ca. 1,2 km westelijk van Lempoejangan, waar door de NIS nog in hetzelfde jaar een verbindingslijn werd gelegd

Het zou daarna tot 1899 duren, voor beide maatschappijen het zover eens wa­ren dat door de plaatsing van een derde rail op het NIS-spoor tussen Djokja en Solo een werkelijk doorgaande verbinding kon worden gevomid, en zelfs nog tot 1905 voor de eerste reizigerstreinen van de Staatsspoorwegen passeerden langs deze di­recte route tussen Batavia en Soerabaja. Nadat in de jaren twintig het Staatsspoor naast het NIS-traject tussen de Vorstensteden alsnog een aparte eigen lijn op nor­maalbreedte had aangelegd, kon vanaf eind 1929 ten slotte de beroemde 'Eendaag-sche' zijn intrede doen, de e.xprestrein die conform zijn naam de afstand van ruim 800 km tussen Batavia en Soerabaja binnen één dag aflegde. Zowel in Djokja als in Solo was deze modernisering van de treinverbindingen in de jaren dertig te­vens aanleiding de hoofdstations te vernieuwen. Daarnaast waren in voorgaande de­cennia in en om de Vorstensteden nog enkele secundaire spoor- en tramlijnen tot stand gekomen. Vanuit Djokjakarta was in 1895 een normaalspoor-stoomtramlijn van de NIS naar Srandakan in gebruik genomen, die tot 1919 in fasen verlengd en uitgebreid werd naar Brossot, Kotagedeh en Poendoeng Deze 'suikerlijn' naar het zuiden liep via Djokja-Toegoe westelijk van de kraton langs en had ondemieer een stadshalte ter hoogte van Ngabean/Ngadiwinatan. In 1898 kwam de NlS-trani op normaalspoor van Djokja naar Magelang in exploitatie, enkele jaren later gevolgd door de normaalspoor-stoomtramlijn van Solo-Balapan via verschillende stadshaltes aan de lange Poerwosariweg en zijn verlengden naar Wonogin en Batoeretno.

Voor de grote stadsuitbreidingen in de jaren tien en twintig vormden met na­me de hoofdsporen zowel een locatiefactor - de nieuwe. o\erwegend Europese wijken dienden bij voorkeur met te ver van de stations te liggen - als een fysieke beperking. Als gevolg van de ongelijke ligging ten opzichte van de nieuwe infra-stnictuur, maar vooral door de onderling sterk afvvijkende bestuurlijke situatie, ont­wikkelden Djokja en Solo zich na ca. 1910 stedebouwkundig in geheel verschillen­de nchting

In het Vorstenland Djokjakarta was sinds 1916 de kort tevoren opgenchte dienst der Sultanaatswerken als enige instantie verantwoordelijk voor alle beheers- en uit­voeringstaken met betrekking tot infrastructuur, gebouwen en gronden van het sultanaat en de Pakoealaman, zowel in de hoofdplaats Djokja als daarbuiten. Aan deze dienst, die dus te vergelijken was met de toenmahge gouvernementele dienst van Burgerlijke Openbare Werken en de corresponderende gemeentelijke dien­sten m diverse andere grote steden m Iiidië, werd in 1917 een Grondbedrijf toe­gevoegd. Nog 111 hetzelfde jaar begon dit in samenwerking met de dienst BOW en het N.V. Bouwkundig Bureau Sitsen &. Louzada aan het verkavehngsplan voor een nieuwe Euopese woonwijk. De ligging daarvan werd bepaald op een terrein aan de oostzijde van de Kali Tjode m huur bij de suikeronderneming Moedja-moedjoe, dat aan de noord- en zuidkant werd begrensd door respectievelijk Gondokoesoeman

43

Page 46: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

en het emplacement van station Lempoejangan en aan de oostzijde door de v\erk-plaatsen en personeelswijk van de NIS en het raceterrein Op basis van de zoge­noemde Opstalregeling van 1918, die in de Vorstenlanden aan Europeanen en andere niet-inheeinsen teitelijk voor het eerst de wettelijke gelegenheid bood tot blijven­de verwerving van onroerend goed op vorstelijke domeingronden, werden hier vervolgens vanaf 1919 percelen uitgegeven voor particuliere of commerciële wo­ningbouw, onder vergelijkbare condities derhalve als in de gouvernementslanden volgens de erfpachtregehngen

Deze Nieuwe Wijk of Kota Baroe, zoals de uitbieidmg enigszins fantasieloos werd genoemd, was direct een doorslaand succes, binnen enkele jaren waren alle beschikbare gronden vergeven Debet daaraan was ongetwijfeld deels de bijzonder fraaie, doordachte aanleg langs brede, veelal iets gebogen lanen en boulevards rond­om een groot centraal complex van scholen en sportterreinen, maar anderzijds gat de snelle uitverkoop ook aan, hoe groot de woningbehoefte door de massale toe­stroom van Europeanen in de voorgaande jaren was geworden Kota Baroe en de noordwestelijk aan de overzijde van de Kali Tjode aansluitende wijk Djetis wer­den verder de vestigingsplaats bij uitstek van talrijke nieuwe instellingen op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg, waarvan de komst naar Djokja de stad juist in deze penode zo'n belangnjke centrumfunctie 111 de Vorstenlanden gaf Naast de Kweekschool op Djetis en verschillende middelbare scholen van diverse deno­minaties zijn in dit verband vooral te noemen het Zendingsziekenhuis Petronella aan Gondokoesoeman en het beroemde Prinses Juliana Gasthuis voor Ooglijders aan de Dr Yap Boulevard, genoemd naar de initiator van deze instelling, met daar­aan verbonden het Vorstenlandsche Blindeninsntuut

Als enig minpunt van de Nieuwe Wijk werd aanvankelijk de wat afzijdige lig­ging beoordeeld, afgesneden van de oude stad door de barneres van de Kali Tjode en de spoorwegterreinen, in die eerste jaren was Kota Baroe alleen te bereiken via de lange omweg langs de Toegoeweg en Gondolajoe In 192^ werd deze situatie echter alsnog verbeterd door de westwaartse verlenging van de Boulevard Jonqui-ère onder het spoorwegviaduct over de Kali Tjode door naar de Mahoboro, een oplossing die uit stedebouwkundig oogpunt geen schoonheidspnjs verdiende maar voor de \ erkeersintensiteit van die jaren ruimschoots voldeed Een aanverwant pro­ject m Djokja in de jaren twintig was de innchting van de 'industneele wijk' Klit­ten, direct ten zuiden van de spoorlijn bij station Lempoejangan en de werkplaat­sen van de NIS Als gevolg van de cnsis zou het terrein tot de Tweede Wereldoor­log lang niet volledig bezet worden, de blijvers onder de nieuw gevestigde bednjven waren hier uiteindelijk de sigarenfabriek van de N V Negresco, het emplacement van de Bataafsche Petroleum Maatschappij, en de machinefabnek van A Resink &. Co , die in 1918 onderdeel werd van de Machinefabriek en Technische Handel Braat N V Een ander groot werk van sultanaatswege in de jaren twintig betrof de aanleg van een stedelijke hogedrukwaterleiding, waarvan de eerste delen in 1925 in gebniik kwamen Deze leiding, met brongebied aan de bovenloop van de Kali Koe-ning op de zuidelijke Merapi-helling, verving toen een provisonsche watervoor­ziening onder lage druk, die in de beginjaren van deze eeuw was getroffen voor een zeer beperkt deel van het stadsgebied, waaronder de kraton, de voornaamste overheidsinstanties, enkele oudere Chinese en Europese buurtschappen en een deel van de Nieuwe Wijk

De jaren tien en twintig brachten ook in de oudere delen van Djokja ingnjpen-de verandenngen in het stadsbeeld Langs de grote oost-westas Ngabean-Kampe-mentstraat was reeds in de late 19de eeuw het begin van een modern Europees win­kel- en zakenkwartier ontstaan, met ondermeer de voornaamste banken, verzeke-nngsmaatschappijen, advocatenkantoren en het postkantoor Tussen 1915 en 1925 onderging dit onder invloed van de economische opbloei een algehele uitbreiding en vernieuwing, met als fysiek resultaat het bekende imposante kantorenfront van Javasche Bank, postkantoor en Nillmij-gebouw tegenover de sociëteit en het fort, ter weerszijden van de kruising met de Kadasterstraat Een soortgelijke ontwikke­ling maakte de Petjinan c q Mahoboro door, waar tot 1930 bijna alle winkelpan­den vergroot werden en aan de - Europese - eisen van de nieuwe tijd aangepast Onder de nieuwe sultan Hamengkoe Boewono VIII werd in 1923 aan het zuide­lijke einde van de hoofdstraat de oude open Pasar Bennghardjo herschapen in een modern overdekt complex 111 westerse architectuur Bijna grootsteedse pretenties kreeg de 'kop' van de Mahoboro bij de spoorwegovergang, waar in deze jaren zelfs enkele panden met voUedig 'oudhoUands' aanzien tot stand kwamen, compleet met top- en halsgevels m neo-renaissancestijl Hier werd in 1928 ook het bestaande Grand Hotel Djocja verbouwd tot een indrukwekkend art-décopaleis, dat zich in allure voortaan kon meten met de beste etablissementen m de andere grote steden

van NederLuids-lndie Het kwam daainicc dct'mitict m een hogere klasse dan die \an de twee andere grote hotels m Djokja, Toegoe - de dependance van het 'Grand' aan de andere kant van het spoor - en Mataram Noordwaarts over de spoorlijn zette deze ontwikkeling zich voort langs de Toegoeweg, die vanaf omstreeks 191 <, eveneens een gehefde locatie werd voor Europese winkels en handelsondei nemin­gen, en waar ook de eerste bioscoop in Djokja werd gevestigd

De situatie m Solo aan de vooravond van de jaren twintig was, zoals gezegd, nogal anders De ligging van de spoorwegen en de stations Balapan en Djebres, ruim te noorden van de bestaande stad, was hier op zichzelf gunstiger dan in Djokja, het tussengelegen terrein bood voldoende mogelijkheden voor de aanleg van nieuwe wijken met directe aansluiting bij de oudere stadsdelen Verdere uitbreiding noord­waarts van het spoor zou echter spoedig op moeilijkheden stuiten, vanwege de bar­rière die hier werd gevormd door de Kali Anjar In dit opzicht zou stedelijke ont­wikkeling in zuidwaartse nchting meer voor de hand liggen, ook al betekende dit een grotere afstand tot de stations en het oude stadscentrum De ervanng in enkele grote stadsgemeenten als Semarang en Soerabaja had intussen echter geleerd dat daaruit geen onoverkomelijke bezwaren hoefden voort te komen Wel was hier de lage ligging van het terrein een nadeel, in verband met de geregeld terugkerende overstromingen van de Bengawan Solo In de jaren na de eeuwwisseling waren daarvoor voorzieningen getroffen, ondermeer in de vorm van een ringdijk om Solo-Zuid, maar deze vormden op zichzelf eveneens stedcbouwkundigc barneres

De werkelijke vorm van de vooroorlogse uitbreidingen in Solo werden uit­eindelijk echter minder door fysieke dan door bestuurlijke, sociale en economische factoren bepaald Met betrekking tot de laatste is reeds gewezen op het genngere belang van Solo als verzorgend centrum voor de Vorstenlanden, met de gevolgen daarvan voor de plaatselijke economie Verder werd 111 de jaren rondom 1915 en 1916 alle aandacht van overheidswege vooreerst in beslag genomen door de grote pestepidemie die de stad toen teisterde Deze kostte aan bijna 2000 Solonezen het leven en leidde in de volgende jaren tot een grootscheepse sanenng van de mees­te kampongwijken m de stad, waarbij in totaal meer dan 2<, 000 woningen waren betrokken Veruit de belangnjkste invloed was evenwel de bestuurlijke verdeeld­heid, die tot ten minste 1916 een consistent stedebouwkundig beleid vnjwel on­mogelijk maakte De Euiydopacdic van Ncderlaudsch-Indic vermeldde in 1917 dien­aangaande nog

'De hoofdplaati n ten opzichte pan de verzorging harer openbare belan(<en, vergele­ken met de grootc plaatwn elders op Java, nwideeld, gevolg van de eigenaardige staat­kundige verhoudingen in du hivolking^centriim, in verband met de lange jaren gevolgde onthoudingspolitiek ten aanzien der zelfhe\tiiren ( ) Drie autoriteilen ( ) hebben er de openbare zorg ui handen, niet het gevolg, dat de plaatselijke openbare werken van direct waarneembaar maatschappelifk nut, ah wegen, markten, slachthuizen, straatver-luhtmg, begraafplaatsen, drinkwatervoorziening, brandweer, schouwburg, parken, op den diiiii onvoldoende verzorging vinden '

Aan deze 'onthoudingspolitiek' was toen weliswaar feitelijk enkele jaren eerdci al een einde gekomen, maar de inefficiënte dnedeling van bestuur - over instellin­gen van het soenanaat, de Mangkoenagaran en het Gouvernement - zou nadien tot het eind van de Nederlandse tijd onvemiinderd blijven voortbestaan Dit bete­kende ondermeer, dat ten aanzien van de beleids- en uitvoenngstaken verbonden met de stedelijke ontwikkeling in Solo met zoals in de sultansstad één enkele Vor-stenlandse instantie verantwoordelijkheid droeg, maar twee nvaliserende apparaten, een soenans en een Mangkoenagaraas Conform de algehele anti-westerse lijn in het soenanaatsbestuur onder Pakoe Boewono X, bleven de activiteiten van de Rijks­werken van Soerakarta ook na de hervormingen in de jaren tien in hoofdzaak be­perkt tot het absoluut noodzakelijke, de projecten waaraan onder de voortdurende pressie van gouvernementswege met viel te ontkomen Daartoe behoorde in Solo zelfbijvoorbeeld de participatie in de aanleg van een modern waterleidingnet ge­voed door de bronnen van Pengging, i o km ten westen van de stad, de medewer­king aan het gouvernementele assainenngsprogramma m de kampongs van het soe-nanse stadsdeel na de pestepidemie, de aanleg van enkele secundaire wegen en stra­ten in Solo-Zuid, en het beschikbaar maken van individuele percelen voor de bouw van openbare welzijnsvoorzieningen Zo kreeg het zuidelijk stadsdeel omstreeks 1920 een tweetal bescheiden ziekeninnchtingen en enkele lagere scholen van ver­schillende denominatie, met als bekendste de Idenburgschool aan de Kawatanweg, terwijl m 1923 de bestaande, uit het eind van de 19de eeuw daterende Stadstuin Snwedan aan de Poerwosanweg werd uitgebreid tot een aanzienlijk park met sport­velden en een heuse dierentuin Voor het ovenge vond de stedelijke ontwikkeling

44

Page 47: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

hier echtei vnjwcl zonder genchte stunng van overheidswege plaats Belangrijkste elementen bleven als voorheen het gemengd Chinees-Javaanse pasar- en winkel-kwartier ten westen van de kraton en de Kaoeman, rondom Pasar Pon, Tjojoedan en Slompretan, en de nog verder westelijk en zuidelijk gelegen Javaanse woon- en anibachtswijken, waarvan de bevolking zich vanouds vooral nchtte op de vervaar­diging van de beroemde Solose batik.

In het noordelijke stadsdeel betekende de installatie van de modern ingestelde, '\ erlichte' Pnns Soeno Soeparto als Prang Wadono, regerend hoofd van het Mang-koenagarase Huis, in 1916 het begin van een volledig tegengestelde ontwikkehng Net als in Djokja werd daar in samenwerking met de dienst BOW direct al in 1917 begonnen met de opstelling van een uitbreidingsplan m het gebied tussen station Balapan en de spooriijn naar Soerabaja, de Kali Pepe en Margojoedan Deels \\ as dit reeds bebouwd, naast enkele kampongs vond men er verspreide Europese huizen en scholen aan Tegalharcijo en Balapan, terwijl de westzijde een belangnj-ke commerciële functie had door de aanwezigheid van de Pasar Legi Ook nadat een groot aantal kampongbewoners nieuw onderdak had gekregen in het noord­westen van de stad, waar toen 111 het kader van de assameriiig na de pestepidemie de kampongwijken door de Mangkoenagaran op grote schaal werden herbouwd, bleef aldus voor de nieuwe uitbreiding een aanzienlijk kleiner terrein over dan m Djokja voor Kota Baroe. Evenmin kon het ontwerp zo geslaagd genoemd worden als dat van de Djokjase tegenhanger, de kern van het plan, het zogenoemde Villa­park, bestond uit een stratenvierkant met zijden van bijna een halve kilometer rondom een centraal plantsoen, met daarbinnen twee kleinere vierkanten en dia­gonale kruiswegen. Met de toenemende motonsenng zou deze verwarrende aan­leg in latere jaren uit verkeerstechnisch oogpunt niet zo gelukkig blijken, terwi]l \Teemden er vaak de grootste moeite hadden - en hebben' - met hun oriëntatie.

Deze bezwaren ten spijt, waren in de beginjaren twintig ook hier de bouw­percelen spoedig vergeven, onder dezelfde Opstalregehng als in Djokja werd toe­gepast. Het Villapark met omgeving werd bij uitstek de betere woonbuurt voor westers en welvarend Solo, in de nabijheid waarvan 111 dezelfde jaren ook de mees­te nieuwe hoogwaardige voorzieningen van onderwijs een plaats kregen Elders maakte het noordelijke stadsdeel onder Mangkoe Nagoro VII eveneens belangnjke stedebouwkundige ontwikkelingen door Bij het spoorwegknooppunt Gihngan, iets oostelijk van station Balapan, werd een bednjventerrein ingencht, overigens met een zelfde bescheiden effect als in Djokja, en naar het westen toe werd met de \ estiging van het neutrale hospitaal Ziekenzorg aan Mangkoeboemen en enkele scholen bij het raceterrein een poging gedaan, ook daar een aanzet tot verdere uit­breiding te geven. Pal m het centrum was in 1910 aan de Residentielaan reeds een imposant nieuw agentschap van De Javasche Bank verrezen, terwijl m 1926 de oude schouwburg een grote uitbreiding en iiiodernisenng onderging en er mede een bioscoop in werd gevestigd.

Zo kreeg geleidelijk aan ook Solo een meer Europees karakter, zij het dat de uiterhjke verschijning daarvan zo goed als geheel beperkt bleef tot de stadsdelen ten noorden van de Poerwosanweg en verlengden Zuidelijk daarvan leidden de kra-run en de soenanse Javaanse wijken hun eigen, wat afzijdige bestaan, ogenschijnlijk nauwelijks aangeraakt door westerse vernieuwingen. Veel meer dan m Djokja bleef cchterjuist dit traditioneel-Javaanse element bepalend voor de sfeer in de stad Het zou uiteindelijk, in veel latere jaren, in tal van opzichten duurzamer blijken dan de f uropese modernismen van het Mangkoenagarase bestuur. Karakteristiek genoeg ontstond m Solo uiteindelijk ook geen echt Europees zakenkwartier meer, naar het \ oorbeeld in Djokja van Ngabean en de Kampementstraat, evenmin als het ooit in de Nederlandse tijd nog kwam tot een westers uitgaansleven van enige niondaini-teit, zoals dit 111 de sultansstad toen al voorzichtigjes doordrong met de verhefting \ 111 het vernieuwde (hand Hotel Djocja tot een hogere, grootstedelijke klasse.

De nationale bewegingen in Solo en Djokja

Eerder is al enkele malen kort de rol ter sprake gekomen van de Vorstensteden 111 de opkomst van de Indonesische, of beter, Javaanse nationale bewegingen en hun voorioperorganisaties in de decennia na de eeuwwisseling, waarbij de aandacht 111 eerste instantie voornamelijk is uitgegaan naar Boedi Oetomo en de Sarekat Islam. Nog niet genoemd is de vereniging Moehammadijah, die m november 1912 te Djokja werd opgericht door H. Achniad Dachlan, een zoon van de prediker in de vorstelijke moskee in de sultansstad. Deze beweging richtte zich op de bevorde­ring van de islamitische armen- en ziekenzorg en stichtte voorts ondermeer een eigen, door het Gouvernement erkende en gesubsidieerde schoolorganisatie. De

activiteiten waren aanvanklijk in hoofdzaak beperkt tot Djokja, waar vencheidene scholen, een weeshuis, een polikliniek en een armenhuis werden gevestigd In la­tere jaren volgden soortgelijke instellingen ook in Solo en andere steden Moe­hammadijah bleef door de jaren heen goeddeels a-pohtiek van karakter en toonde zich steeds loyaal aan het Gouvernement, al waren er vanzelfsprekend banden met de Sarekat Islam

Boedi Oetomo, die aanvankelijk sterk Javaans nationaal-cultureel gencht was, werd op 20 mei 1908 opgencht tijdens een bijeenkomst in de STOVIA te Batavia, de School tot Opleiding van Inlandsche Artsen Imuatiefnemers waren onder an­deren dr. Wahidin Soedirohoesodo, een gepensioneerde 'dokter djawa', die voor­dien m Djokja reciacteur was geweest van het Maleise-Javaans blad Rctncidhcemdah ('Het Silnttciciidcjimvel'), en de bekende Pakoealamse Pnns Notodirodjo, die tot het voorafgaande jaar was opgetreden als pnns-regent voor de jonge Pakoe Alam VII. Het eeiste nationaal congres van Boedi Oetomo vond begin oktober 1908 plaats 111 Djokja, m de Kweekschool voor Inlandsche Onderwijzers op Djetis. Dr Wa­hidin werd ook voorzitter van de Djokjase afdeling van de beweging, die op dat tijdstip nog voornamelijk bestond uit Javaanse gouvenrementsambtenaren en leden van het Pakoealamse Huis. In Solo was een der eerste medestanders eveneens een arts, R Ngabehi Wediopoero of Wedioningrat, later bekend als de hofarts van Pa-koe Boewono X, dr Radjiman Hier werd Boedi Oetomo gesteund door de bla­den Djawi Kondo ('Nieuws van Java'), opgericht in 1891, en Daimo Koiido ('De Heiaiit'), opgencht in 1903 en vanaf 1912 partijblad.

In 1912 werd Pnns Notodirodjo algemeen voorzitter van Boedi Oetomo, waar­mee de band tussen de beweging en de Vorstenlandse adel krachtig werd versterkt. Op diens voorspraak kwam het 111 de sultansstad nog in hetzelfde jaar tot een Ver-eeniging tot Bevordenng van Neutraal Lager Onderwijs aan Inlanders te Djokja­karta, mede met financiële steun van het sultanaat en de Pakoealaman. Deze ver­eniging stichtte drie scholen, waarvan overigens een in Solo. Zoals reeds aange­haald, volgde begin augustus 191s R M.A. Soeno Soeparto, kandidaat-kroonpnns van de Mangkoenagaran, Notodirodjo op als bondsvoorzitter, een positie die hij in februari 1916 alweer moest opgeven in verband met zijn aanwijzing tot Pangeran Adipati Ano Praboe Prang Wedono, regerend vorst van het Mangkoenagarase Huis. Zijn korte bestuurspenode luidde het begin van de politisenng van Boedi Oetomo 111, die tot dan toe uitsluitend cultureel-emancipatonsch van karakter was geweest. Na een kort intenmbestuur trad vanafjuh igió de eerder genoemde R.M.A. Woer-janingrat als algemeen voorzitter c'>p Deze fel anti-Nederlandse Solose hoveling en secretans van de kepatihan bepaalde nadien goeddeels het gezicht van Boedi Oeto­mo en hield achter de schermen via zijn invloed over de Solose njksbestuurder een krachtige greep op de bestuurlijke koers van het soenanaat. Onder zijn leiding werd Solo definitief de nationale standplaats van Boedi Oetomo, terwijl hij er ook 111 slaag­de de beweging een bredere, minder elitaire basis te geven

De Sarekat Islam kwam in 1912 voort uit de Sarekat Dagang Islam, die eerder dat jaar in Solo was opgericht door R.M Tirtoadisoerjo. Zoals reeds aangehaald, kwam deze anti-Chinese, maar eigenlijk anti-koloniale Javaanse beweging spoedig onder leiding van H. Samanhoedi, een prominente batikhandelaar van Lawejan. De Sarekat Islam beschikte m de Vorstensteden eveneens over eigen bladen, aan­vankelijk alleen Saioeioiiio ('Aidiociio\ Boo^'), vanaf 1916 ook een maandblad Al-Ham, met de toenmalige leider Tjokroammoto als redacteur. Deze werd m apnl 1914 tijdens het derde nationaal congres gekozen tot nieuwe voorzitter van het Centraal Comité en zou nadien de hoofdrol in de beweging blijven spelen. De grootste invloed in de Sarekat Islam, die er mede toe leidde dat deze een werkelij­ke niassa-organisatie werd, ging gedurende de beginjaren echter uit van het Solose hof Al 111 het najaar van 1912 waren vier van de elf leden van het Centraal Comité soenanse hofambtenaren, terwijl bij het tweede congres in maart 1913 de oudste zoon van Pakoe Boewono X. Pnns Hangabehi, door toedoen van R M A Woega-ningrat benoemd werd als 'patroon' van de Sarekat Islam.

Hoewel daartoe op grond van zijn persoonlijkheid geen enkele aanleiding toe bestond, werd Hangabehi, de latere Pakoe Boewono XI, toen door veel Javanen nog gezien als een mogelijk Eroetjokro of Ratoe Adil, de legendansche, toekomstige redder van Java. Zijn bescheniiheerschap veroorzaakte een geweldige toeloop naar de Sarekat Islam, die begin 1916 op het hoogtepunt van haar macht uiteindelijk zelfs een ledental van ca. 700.000 bereikte en toen verspreid over de Archipel niet min­der dan 180 afdelingen telde. Hangabehi vertrok later m 1913, ovengens met Pnns Soeno Soeparto, onder druk van het Gouvernement naar Nederland 0111 ciaar een studie te beginnen, maar aan zijn populanteit bij de bevolking van de Vorstenlan-den deed dit voorlopig niets af Wel was ook in 1913 m Solo een getalsmatig veel

45

Page 48: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

minder belangrijke tegenbeweging ontstaan, waarschijnlijk door toedoen van de Mangkoenagaran, die de groeiende invloed van de soenanase partij met lede ogen aanzag. Aanhangers van deze Damio Hatmoko ('Phcht van de Zoon') voerden in dat jaar enige tijd massale straatgevechten met leden van de Sarekat Islam en gingen zich ook te buiten aan gewelddadigheden tegen Chinezen, teneinde ook op deze wijze de tegenstander concurrentie aan te doen.

De band tussen de Sarekat Islam en het Solose hof begon enigszins te tanen toen in 1914 R.M Soeijopranoto van het Pakoealamse Huis, een oudere broer van Soe-wardi Soeijaningrat die later als Ki Hadjar Dewantoro de opnchter zou worden van de Taman Siswo-scholen, de leiding van de beweging in heel Midden-Java toege­wezen kreeg. De grote neergang van de beweging zette echter pas door na 1917, toen de toenemende interne spanningen als gevolg van de opkomst van een radi­caal-linkse fractie openlijk tot uiting kwamen en de Centrale Sarekat Islam, zoals de officiële naam in dat jaar werd, claarnaast ook in financiële moeilijkheden kwam

De vergaande politisering en radicalisering van de Sarekat Islam en ook van Boedi Oetomo vanaf eind 1914 werd sterk bevorderd door het debat over een 'Inlandsche Mihtie', waarvan de opnchting toen naar aanleiding van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog van gouvernementswege werd overwogen. Dit idee werd door de bewegingen sterk gepropageerd en van beide namen in juli 1916 dan ook afgevaardigden zitting in het Comité Indië Weerbaar, dat verder bestond uit leden van de regentenbond Sedio Moeljo en de vier vorstenbonden. In november van dat jaar zond het Comité een delegatie naar Nederland om de koningin en het parlement per petitie om instelling van de militie en van een Indisch parlement te vragen. Ten aanzien van het eerste werd echter geen resultaat geboekt; zoals bekend, bleef de landsverdediging in Nederlands-Indië tot de Japanse bezetting voorname­lijk een zaak van Europese dienstplichtigen en de beroepsmilitairen van het KNIL. Tot een volksvertegenwoordiging 111 Nederlands-Indië was inmiddels wel besloten, al was in 1916 nog met zeker welke vorm deze zou knjgen.

De instelling van deze zogenoemde Volksraad zou uiteindelijk pas plaatsvinden in mei 1918, maar de voorbereidingen voor de verkiezingen voor dit voorparlement zonder zelfstandige wetgevende en controlerende bevoegdheden brachten het po-htisenngsproces vanaf begin 1917 in een stroomversnelling Onder leiding van Woer-janingrat organiseerde Boedi Oetomo zich met de Centrale Sarekat Islam, Sedio Moeljo en de vorstelijke bonden in een Nationaal Comité. Conform het kort tevo­ren ontworpen politieke programma van Boedi Oetomo streefde dit gezamenlijk naar ondermeer gelijkheid en uniformiteit van het recht, een parlementaire rege-nngsvorm in nationale geest en 'te dien einde naar een nieuwe kieswet', en naar een nationale wetgeving, welke diende te bevorderen dat 'de HUialc ooizakcii ti'cikc tiisicheu leden pan het wik ongelijkheid scheppen' weggenomen werden. Vergeleken met de vroegere cultureel-emancipatorische beginselen, betekende dit in Boedi Oetomo al een vergaande concretisering van politieke doeleinden, maar te zelfder tijd waren zowel binnen de Centrale Sarekat Islam als ook buiten de gevestigde politieke organisaties reeds bewegingen en partijen met een veel radicaler linkse in­slag ontstaan. Tot de laatste behoorden de Indische Sociaal-Democratische Vereeni-ging (ISDV), in 1914 opgencht door de Nederlandse Marxist Henk Sneevliet, en de Vereeniging Insuhnde onder dr. Tjipto Mangoenkoesoemo, die m 1913 de \ooit-zetting vormde van de verboden Indische Partij.

Dr. Tjipto was met de andere leiders van de Indische Partij m 1913 naar Neder­land verbannen, maar had al in 1914 kunnen terugkeren op Java, waar hij zich weer in Solo vestigde. Bij de eerste Volksraadverkiezingen, voor slechts een deel van de beschikbare zetels en op basis van een nog zeer beperkt, getrapt kiesrecht, behaalde Boedi Oetomo in januan 1918 vier van de tien gekozen 'Inlandse' zetels. Onder de benoemde vertegenwoordigers van de nationale bewegingen waren dr. Tjipto (In­suhnde), M Ng Dwidjosewojo (Boedi Oetomo) en H.O.S. Tjokroaminoto (Cen­trale Sarekat Islam) Ook de Prang Wadono nam zitting, als vertegenwoordiger van de vorstenbesturen, in welke hoedanigheid hij zich in de volgende jaren tot 1924 sterk zou maken voor een Vorstenlandse federatie In december 1918 nep gouver­neur-generaal J.P graaf van Limburg Stiruni een Herzieningscommissie voor het Indische kiesstelsel in het leven, waann Boedi Oetomo met dne leden was vertegen­woordigd, onder wie voorzitter Woerjaningrat.

Het rapport van deze commissie was voltooid m juni 1920 en voorzag m een algehele democratisering van het politieke bestel in Nederlands-Indië, 111 lijn met de doelstellingen van de progressieve gouverneur-generaal In afwachting van de bestuurlijke besluitvorming in deze richting hield Boedi Oetomo zich in de Vor-stenlanden gedurende deze penode aan een gematigde koers. Tegelijkertijd echter zag de beweging zich daar in toenemende mate beconcurreerd door de radicalere

paitijen Daanan was Insuhnde mjuni 1919 hcidoopt tot Nationaal Indische Par-tij/Sarekat Hindia (NIP), medio 1920 had deze alleen al 111 Solo ca. 6000 leden. In mei 1920 ging de ISDV over m de Perserikatan Komunis di India (PKI, 'Com­munistische Federatie van Indië'), waaruit m 1924 ten slotte de Partai Komunis Indonesia zou voortkomen. Deze radicalere partijen speelden met Woeijanmgrat en enkele andere groeperingen een cruciale rol bij het ontstaan van de algemene aibeidsoniust die 111 de Vorstenlanden na 1918 de kop opstak en bij de vorming \an de eerste regionale arbeideisorganisaties.

Al m 1917 was door Pnns Soeijapranoto, voorzitter van Boedi Oetomo Midden-Java en van de CSI Djokjakarta, een klachtenbureau voor arbeiders ingesteld, Adi-damio ('Arbeidsleeger'), waaruit het volgende jaar een eerste heuse vakbond voort­kwam, de Personeel Fabrieks Bond (PFB), waarvan vooral arbeiders in de suiker-mdustne lid werden. Ook bestond toen reeds de Vereeniging van Spoor- en Tram­weg Personeel (VSTP) In detember 1919 belegden PFB, VSTP, CSI en ISDV mede op initiatief van Soerjapranoto - inmiddels algemeen bekend als de Radja Mogok, 'Koning van de Staking' - een gezamenlijk congres in Djokja, ter op­richting van een overkoepelende vakbond, de Vakcentrale of Persatoean Perge-rakan Kaoem Boeroeh (PPKB. 'Vereniging van Arbeiders Vakbonden'). Voor­zitter werd de marxist Seinaoeni, de leider van de linkse, 'rode' fractie binnen de CSI, Soerjapranoto werd ondeivooizitter Verder was 111 september 1919 door de Solose moeballigh (moslimpiediker) H Mohamad Misbach - bijgenaamd de 'Ro­de Hadji' - de Sarekat Abang of Rode Liga opgencht, die met een programma van anti-koloniahsme, anti-kapitalisme en fundamentele islam op het Vorstenlandse platteland in korte tijd een aanhang van zo'n 12 000 leden vergaarde.

Vooral door diens toedoen nam m het najaar van 1919 de arbeidsonrust m het cultuurbednjf en 111 tie steden sterk toe Op het platteland werden gewelddadige botsingen tussen landarbeiders en ondernemingswachten schenng en inslag en ging een groot aantal suikemetvelden en tabaksschuren in vlammen op. Dr. Tjipto haastte zich olie op het vuur te gooien door na zijn terugkeer in Solo, waar hij in februan 1920 trouwde met de batikkerij-eigenares Marie Vogel, zich herhaaldelijk in het openbaar m fel anti-feodale termen uit te laten over de vorstenbesturen. Begin januari 1920 barstte de bom en werden beide Vorstenlanden overspoeld door een massale stakingsgolf die het openbare leven goeddeels verlamde.

Van invloed daarbij was ovengens ook, dat in 1920 de eerste landconversies ten behoeve van de Europese cultuuronderneimngen plaatsvonden. Deze zouden op zichzelf weliswaar een verbetenng van de leefomstandigheden voor de plattelands­bevolking met zich mee biengeii, maar de piecieze effecten daarvan vooi de betrok­kenen waren toen nog nauwelijks te peilen. Verder speelde een rol, dat 111 1920 de suikerprijzen op de wereldmarkt na enkele haussejaren aanzienlijk terugvielen, als gevolg waarvan de Vorstenlanden en de andere Indische suikerregio's tijdelijk een algehele malaise doomiaakten. Nadat van gouvernementswege ten slotte de staat vai. beleg was afgekondigd en op grond daarvan hard was opgetreden tegen stakers en agitatoren, begon de onrust 111 juni 1920 te verlopen. De PFB viel uiteen, MisbacL werd in augustus tot twee jaar celstraf veroordeeld en dr Tjipto werd in januan 1921 uit de Vorstenlanden verbannen

Het politieke initiatief in Djokja en Solo kwam aldus in de tweede helft van 1920 voorlopig weer aan Woerjaningrat en Boedi Oetomo. De nieuwe lijn, zoals reeds aangeduid, richtte zich vooral op verbreding van de volkse basis van de be weging, mede door uitbreiding van de persorganen Boedi Oetomo in Djokja, me een Maleise, Javaans en Nederlandse editie, en Daimo Koiido in Solo. Tegelijkertijd kreeg het programma onder invloed van dejongerenvleugel een duidelijker politie' karakter, met ondermeer concrete eisen ten aanzien van medezeggenschap in ht landsbestuur en de behartiging van de belangen van de bevolking op sociaal en eci -nomisch terrein. In januari 1922 werden deze nieuwe beginselen in Djokja op d proef gesteld, toen daar een staking uitbrak onder het personeel van de pandhui -dienst Boedi Oetomo verklaarde zich aanvankelijk solidair en richtte zelfs een steuncomité op, maar moest deze stappen onder druk van de oudere garde 111 c. beweging, onder wie veel ambtenaren van Gouvernement en vorstenbesturen, al heel snel weer ongedaan maken. Van gouvernementswege werd de staking na twee maanden eenvoudigweg beëindigd door alle deelnemers te ontslaan

De macht van Batavia, waar onder de nieuwe gouverneur-generaal mr D. Fock inmiddels een zakelijker en hardere koers was ingezet dan tijdens het bewind van de progressieve Van Limburg Stirum, kwam begin 1922 nog op andere wijze tot uitmg. Boedi Oetomo had zich het jaar tevoren met de CSI, PKI en een aantal bon­den openlijk achter de zogenoemde autonomie-beweging geschaard, die op basis

46

Page 49: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

w^ 'm

wm^^^

^

^ b ANEIIA

VW^^

mÊÊÊÊÊÊÊÊÊ 1' \

\an de voorstellen van de Herzieningsconiniissie het CiOu\ernement alsnog trachtte te pressen tot grotere bevoegdheden van de Volksraad en \erruiming van de kieswet Deze 'revolutionnaire koers', zoals de Solose resident Harloff de betrokkenheid van Boedi Oetomo aanduidde, was voor hem uiteindeli|k aanleicimg Fakoe Boewono X op te dragen, zijn zoons Hangabehi en Hadiwidjojo uit de leiding van de beweging tcrtig te trekken Dezen waien in december 1921 juist benoemd tot afdelingsvoorzit-er Solo respectievelijk bondsvoorzitter, welke laatste functie toen door Woeganing-1 it ter beschikking was gesteld

Daarmee kwam de flamboyant-poiiticke periode \ an Boedi Oe tomo nogal diastisch ten einde Dr Radjiman, de lijfarts van de soenan, werd de nieuwe bonds-\oürzitter, waarmee de directe connectie met het Solose hof wel bleef bestaan Woerjaningrat kwam in de jaren 192^-1925 nogmaals in functie als voorzitter en was later, van 1928 tot 1934, de vice-voorzitter van Boedi Oetomo, maar ook on­der zijn leiding kwam het nadien met meer tot werkelijk herstel De beweging 1 nkte in de verdere jaren twintig intern steeds meer verdeeld, tussen enerzijds de 'I iditionele, oudere aanhang van Vorstenlandse ambtenaren en intellectuelen, en iiiderzijds een kleinere fractie van jonge radicalen, die mede aanstuurden op een non-cooperatieve opstelling ten opzichte \an het Gouvernement Daarin slaagde deze minderheid op termijn niet, althans met blij\end Wel werd door hun toe­doen in 1925 de bestuurszetel van Boedi Oetomo tijdelijk naar het 'rode' Seinarang \ iiplaatst, maar nog in hetzelfde jaar keerde deze terug naar Djokja

De nieuwe, harde lijn van het Gouvernement na 1921 stelde de nationalistische beweging feitelijk voor de keuze zich voorlopig naar de bestaande machtsverhou­dingen te schikken, dan wel met radicalere middelen de confrontatie aan te gaan In de CSI kozen H O S Tjokroaminoto en H Agoes Salim voor de eerste weg, toen ZIJ in februan 1923 de Centrale losmaakten van de linkse fractie onder leiding van Semaoen Deze ging in Djokja verder met zijn marxistisch-islamitische Sarekat Rakjat (SR, 'Volksunie') en de PKI, maar werd begin niei 192^ vanwege zijn felle anti-gouvernementele agitatie gearresteerd Dit leidde toen tot een algemene sta­king bij de spoorwegen, geleid door de VSTP, waaraan ca 10 000 personeelsleden van het Staatsspoor, de NIS en de diverse regionale tramwegen deelnamen Het Gouvernement trok echter ook ditmaal aan het langste eind, de stakers w erden massaal ontslagen, de spoorwegen kwamen tijdelijk onder militair beheer en 111 de Vorstensteden werd het recht van vergadering opgeschort Onder dit machtsver­toon verliep de spoorwegstaking nadien vnj snel, maar m de nasleep kw am het zo­wel in Djokja als 111 Solo later m 192^ tot enkele bomaanslagen en verscheidene ge­vallen van brandstichting De drijvende kracht achter deze acties was Mohamad Misbach, die inmiddels zijn straf had uitgezeten en 111 septembei een SR-afdehng in Solo had opgencht Tijdens de Sekaten van 1923 werd m oktober zelfs een bom na ir de auto van de soenan geworpen, die echter met ontplofte Daarop weid Mis­bach opnieuw gearresteerd en in juni 1924 gedeporteerd naar Nieuw-Guinea

Gedurende de volgende twee jaren beieikte het politiek radicahsme in de Vor-stenlanden een voorlopig hoogtepunt Medio 1924 werd de leiding van de Solose communistische beweging overgenomen door Mas Mareo Kartodikromo In dat jaar werd de batiknijverheid daar getioffen door een gevoelige recessie, terwijl als

Lnikshoi'iii lil hoi'iii de Parindia/PKS m Solo De portretfoto toont R M A Woerja­ningrat tijdens zijn eerste voorzitterschap van Boedi Oetomo (1916-1921), in de laat­ste vooroorlogse jaren was deze machtigste 'kraton-nationalist' voorzitter van de Pa-rindra en ere-voorzitter \an de PKS De andere opname laat een manifestatie van de jongerenafdeling van de Panndra/PKS in het Solose sportstadion Snwedan zien, waar­schijnlijk 111 19^9 De groet niet de geheven rechterarm werd 111 1940 verboden, van­wege de gelijkenis met de Hideigroet Foto's R Moltzei B B Bering

gevolg \an dioogte de pnjzen van njst en andere le\ ensmiddelen sterk stegen en op het omnngende platteland nog altijd onvrede heerste over de agransche hervonnin-gen Mas Marco slaagde er dan ook zonder veel moeite m een aanzienlijke aanhang in het Solose te werven; eind 1925 telde zijn SR hier ca 4S00 leden Daarnaast was hier in het begin van dat jaar een afdeling van de PKI opgencht, met nog eens ca 1000 leden Onder hun gezamenlijke werking kwam ondermeer een vakbond­organisatie tot stand en ook een actieve islamitisch-communistische propaganda-afdehng Moe'aliniin ( 'Roerganger'), als tegenwicht tegen de gevestigde, met het Gouvernement samenwerkende islamitische orde van de Moemammadijah In Djokja waren de samenwerkende S R / P K I , met medio 192s ca 2000 leden, aan­zienlijk minder succesvol Hier was vanouds het Moehammadijah-bestuur geves­tigd en gmg van de bemoeienis van de Pakoealaman en het sultanaat op politiek gebied een matigende werking uit Bovendien werd Djokja, met zijn veel kleinere batiknijverheid, minder hard door de recessie in deze bednjfstak getroflen

Tot grootscheeps activisme hebben SR/PKI 111 de Vorstensteden niet meer kunnen overgaan In februari werden de kopstukken in Djokja gearresteerd naar aanleiding van een mislukte bomaanslag op een militair magazijn, terwijl in mei \,m ciatjaar ook al verbodsmaatregelen tegen de Solose afdeling volgden De par­tijen moesten hier formeel worden opgeheven, met hun respectievelijke persor­ganen Ondergronds werden de propaganda- en agitatie-activiteiten in Solo nog enige tijd voortgezet door de Saiekat Penoeloeng Kesengsaraan Indonesia (SPKI, 'Indonesische Liga ter Leniging van de Nood ' ) , opgencht door de SR/PKI -pen-ningmeester Wirosoeharto In september 1926 werden Mas Marco en enkele tien­tallen medewerkers gedetineerd, op grond van hun connecties met de SPKI De massa-arrestaties na de zogenaamde 'communistische' opstanden m West-Java en Sumatra betekende ten slotte de genadeslag voor politiek links in de Vorstenlan-den Alleen al m Solo werden ca 700 verdachten gedetineerd, van wie later 48 naar het internenngskamp Tanah Merah aan de Boven-Digoel m Nieuw-Guinea werden overgebracht, onder hen was ook Marco Kartodikromo

Na de uitsehakeling \an de PKI en andere Imks-radicale partijen kwam de pohtieke ontwikkeling in Djokja en Solo gedurende de latere jaren twintig en de jaren dertig toenemend onder invloed van organisaties verbonden met de vorstenhoven, zoals in menig opzicht ook Boedi Oetomo steeds was geweest In juli 1926 werd in Solo, naar het voorbeeld van dr Soetomo's Indonesische Studie Club, door Woerjaning­rat, dr Radjiman en enkele andere vooraanstaande leden \an Boedi Oetomo e\en-

47

Page 50: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

eens zo'n politieke vereniging opgencht Als leider trad mr R F Smggih op, een m Leiden opgeleide junst, die zich ondermeer iii het openbaar sterk maakte voor een autonome federatie van de vier zelfbesturen in Midden-Java en voor de instelling van vertegenwoordigende raden m de Vorstenlandse bestuursstructuur

Zoals reeds aangehaald, was de federatiegedachte door de Fiang Wadono en dr Tjipto m de beginjaren twintig aan de orde gesteld m de Volksraad, maar na­dien door tegenwerking van de andere vorsten en het Gouvernement steeds op de lange baan geschoven Ook na 1926 kwam het uiteindelijk niet tot enige concrete beweging in deze nchting, en hetzelfde gold feitelijk voor de raden In het geval van deze laatste toonde het Gouvernement zich wel een duidelijk voorstander, maar uiteindelijk was het op 21 maart 19^s alleen m het soenanse deel van Solo, dat daadwerkelijk een Bale Agoeng werd geïnstalleerd Van het oorspronkelijke concept als gemeenteraad naai het model van die in de andere grote steden in Nederlands-Indie c q als regionale raad was daann toen evenwel nauwelijks iets behouden gebleven De Solose Bale Agoeng diende voornamelijk als adviserend hchaam en had geen enkele beleidsbepalende, bestuurlijke bevoegdheid, terwijl de leden bovendien m meerderheid benoemd werden door het vorstenbestuur In de praktijk van de laatste vooroorlogse jaren was zijn bestaan dan ook met meer dan een formaliteit Pas na de Tweede Wereldoorlog zou 111 de Vorstensteden een vollediger vorm van gemeentelijke volksvertegenwoordiging worden geïntroduceerd

Mr Singgih werd in 1927 ook lid van Soekarno's Partai Nasional Indonesia Deze had in de Vorstensteden geen w ortels, maar mede door Singgihs toedoen sloot Boedi Oetonio zich per i januari 1928 wel aan bij de door Soekarno opge-nchte Pemioefakatan Perhimpoenan-Perhimpoenan Politik Kcbangsaan Indonesia (PPPKI, 'Liga van Indonesische Nationalistische Politieke Verenigingen") Vanaf mei 1928 was het bestuur van Boedi Oetomo weer in Solo gevestigd en werd de beweging ook weer gedomineerd door Woerjaningrat, nu in de functie van vice-voorzitter Van de negen bestuursleden waren er vijf net als hijzelf'kraton-politici' Deze samenstelling leidde er m combinatie met mr Smggihs radicalere invloed toe, dat Boedi Oetomo zich in de beginjaren dertig opnieuw feller anti-koloniaal ging opstellen en vanaf december 1932 openlijk de Merdeka-gedachte onderschreef Naast de algehele verharding van de verhouding tussen Gouvernement en nationa­listische beweging, zoals in 1930 tot uiting kwam m de processen tegen de PNI-leiding en het verbod van deze partij, was een der aanleidingen daartoe in oktober 1932 de zogenoemde 'Wilde scholen'-ordonnantie, waarmee het Gouvernement toen de groei van het Taman Siswa-schoolstelsel van Ki Hadjar Dewantoro poogde in te dammen Deze ordonnantie werd in februan 1933 weer ingetrokken, indertijd een der weinige overwinningen van de gezamenlijke nationalistische bewegingen

Intussen vond in dezelfde jaren buiten Bc:>edi Oetomo om in Djokja een geheel andere politieke ontwikkeling plaats Op 29 juni 1930 werd hier op initiatief van Pnns Soerjodiningrat, een jongere halfbroer van de sultan, de Pakempalan Kawoe-lo Ngajogjakarto opgencht (PKN, 'Liga van Onderdanen van Djokjakarta') Doel van de organisatie 111 algemene zin was de versterking van de banden tussen de kra-ton en de Djokjase bevolking, meer specifiek stuurde de PKI aan op verdergaande autonomie van het vorstenbestuur en de sociale en economische 'verheffing' van het volk, in het bijzonder op het platteland Anders dan het Gouvernement, za­gen de gewone Djokjanezen in deze doelstellingen kennelijk geen fundamentele tegenstelling, de PKN groeide althans binnen enkele jaren uit tot de grootste nias-sa-organisatie van Ncderlands-Indie, met in 1934 niet minder dan 250 000 leden Officieel was de organisatie niet verbonden met het sultanaat, in hjn met de hou­ding van afzijdigheid die Hamengkoe Boewono VIII ten aanzien van politiek en bestuur door de jaren heen zo nadrukkelijk handhaafde

De PKN zette coöperaties op, voerde campagne tegen het analfabetisme en Ijverde voor lastenverlichting en andere tegemoetkomingen van gouvernements-wege voor de plattelandsbevolking, die hier bijzonder hard getroffen werd door de wereldcnsis Vanaf apnl 1934 gaf de beweging een nieuwsblad uit, dat echter in ver­band met herhaalde overtreding van de strenge perswetten van die jaren al na korte tijd gestaakt moest worden Pas met ingang van jub 1938 kwam een geregeld maand­blad uit, de Kawoclo ('De Oiidcrdünii') Zoals steeds wanneer 111 moeilijke tijden uit het Djokjase hof een leidersfiguur naar voren trad, had de enorme groei van de PKN voor alles te maken met de traditionele verwachting bij de bevolking van een vorstelijke verlosser uit de nood, de Ratoe Add Pnns Soerjodiningrat werd nu door talloze Djokjanezen gezien als die 'Rechtvaardige Vorst', hetgeen op zijn beurt bij het Europees Bestuur vanzelfsprekend niet met c^nvercleeld enthousiasme werd ontvan­gen, indachtig de ervanngen met eerdere vermeende incarnaties

Het succes van de Djokjase \orstcnpaitij bleet m Solo uiteraard niet onopge­merkt Hier was mr Singgih m apnl 193 i uit Boedi Oetomo gestapt om zich aan te sluiten bij een radicalere partij, dr Soetomo's Persatoean Bangsa Indonesia ('Liga van het Indonesisch Volk'), overigens zonder dat dit leidde tot een breuk met zijn oude partij, de kraton en de Studie Club Op zijn initiatief kwam het in mei 1932 tot de opnchting onder auspiciën van de PBI van het Comité Pakempalan Kawoc­lo Soerokarto ('Comité Liga van Onderdanen van Soerakarta'), dat bedoeld was om de PBI tot werkelijke volkspartij te doen uitgroeien In december van dat jaar was de aanhang evenwel al zodanig gegroeid, dat de Pakempalan Kawoelo Soerokarto (PKS) als formeel zelfstandige partijorganisatie kon worden gevestigd De PKS kwam direct sterk onder invloed van Woerjaningrat en andere 'kraton-politici' te staan en kreeg lang met het sociale karakter als de PKN in Djokja, al werd ook dl Singgih wel als mogelijke Ratoe Adil gezien In de praktijk diende de organi­satie al snel voornamelijk als middel tot politieke mfiltiatie 111 de Mangkoenagaran, waar onder de bc\olking actief leden werden geworven

Als reactie daarop werd m 1933 de Pakempalan Kawoelo Mangkoe Nagoro ('Liga van Onderdanen van de Mangkoe Nagoro', PKMN) opgencht, die in no­vember van dat jaar een aanhang van ca 30 000 leden bereikte Gewelddadige botsingen met de PKS bleven natuurlijk niet uit, waarna begin augustus 1934 het Europees Bestuur in Solo zich genoodzaakt voelde, een formele waarschuwing aan beide partijbesturen en hun vorstelijke beschermheren uit te laten gaan De PKS bleet echter ook daarna doorgaan met haar propaganda en ledenwerving m de Mang­koenagaran, en kwam uiteindelijk begin 1935 op ca so 000 leden Toen aldus de aloude machtsverhoudingen tussen 'grote' en 'kleine' vorst in het Solose weer wa­ren bevestigd, liep de aanhang van de PKMN m de volgende jaren snel terug en bestond deze uiteindelijk in feite alleen nog uit de padvindersorganisatie Krido Moedo ('De Jonge Opleiders") Eens te meer was gebleken dat voor het gewone volk ook buiten het soenanaat met de Mangkoe Nagoro, die bovendien voor ve­len te westers was en te zeer verbonden met het Nederlandse bestuur, maar nog altijd de soesoehoenan de ware vorst was

In de tweede helft van de jaren dertig breidde de Solose kraton zijn politieke invloed binnen het nationalistische krachtenveld nog op andere manier uit Emd december 193 i vond in Solo tijdens een gezamenlijk congres de fusie plaats van Boedi Oetomo en Persatoean Bangsa Indonesia tot de Partai Indonesia Raja (Pann-dra, 'Partij Groter Indonesië"), dr Soetomo werd voorzitter van de nieuwe partij, Woerjaningrat vice-voorzitter Al injanuan 1936 traden twee prominente leden van het soenanse hof toe tot de Solose partijafdeling Pnns Koesoemojoedo, die dooi Pakoe Boewono X steeds als opvolger was gezien, en de jonge, politiek bewuste Pnns Soerjohamidjojo, die tot dr Smggihs intieme vnendenknng behoorde In mei

1938 overleed dr Soetomo en werd Woerjaningrat voorzitter, terwijl in augustu^ 1939 Pnns Koesoemojoedo's oudste zoon mr Kartodipoero, een in Leiden afgestu­deerd jurist, vice-voorzitter van de Solose afdeling van Panndra werd Met dezi mutaties, die mede de formele overplaatsing van het Panndra-bestuur uit Socrabaj 1 met zich meebrachten, was Solo aan het eind van de jaren dertig onbetwist opnieuw het centrum van het Javaanse politieke nationalisme

De prominente rol die de Solose kraton-elite in Panndra speelde, werd m het par-tijprogiamma ideologisch onderbouwd door het streven naar een nationale eenheid van alle sociale klassen in de Indonesische c q Javaanse samenleving, van het ge­wone volk tot de bestuursadel en de vorstenfamihes Als voorbeeld diende meer en meer het nieuwe Japan, waar de keizer als god werd vereerd maar tegelijkertijd de traditionele krijgers-heerserskaste, de samurai, het land naar modernisenng en we­reldmacht had geleid Het Gouvernement bezag deze toenadenng tot Japan uiter­aard met groeiend wantrouwen, in het bijzonder m de Vorstenlanden, waar immers het koloniale gezag naar verhouding zwakker was dan in de rechtstreeks bestuurde delen van Indie De Japanse penetratie m de Indische samenleving was in het voor­oorlogse decennium ovengens al in volle gang, met name tijdens de cnsisjaren werd de markt overspoeld door goedkope artikelen van Japanse makelij, terwijl overal nieuwe Japanse winkels, warenhuizen, fotografische ateliers en andere bedrijven werden gevestigd Zoals bekend hadden de beheerders doorgaans mede de opdracht van de Japanse autonteiten, gegevens te verzamelen betreffende de plaatselijke situ­atie met betrekking tot militaire objecten en de economische, sociale en politieke verhoudingen

Ook in Solo was in de laatste jaren voor de oorlog een Japanse gemeenschap van betekenis gevestigd, een groep van ca 60 personen georganiseerd in de Japan-sche Vereenigmg of Japanese Association Voorzitter van deze zakenclub was de

48

Page 51: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

eigenaar van het warenhuis Fuji Yoko aan Pasar Bcsar, Sawabe, met wie een aantal kratonhovelingen op vertrouwelijke voet verkeerde Onder hen waren de Pann-dra-promincnten Soerjohamidjojo en Koesoemojoedo, verder Pnns Hadiwidjojo, die zich smds zijn gedwongen terugtieding uit Panndra nog meer dan voorheen had gepiofileerd als leider van de anti-Nederlandse hofkliek, en Prins Poeibona-goro, de commandant van de kratonhjfwacht Ook met Mangkoe Nagoro VII werd toenadenng gezocht, deze het zich in apnl 1937 zelfs overhalen, de Japanse mijnbouwmaatschappij Ishihara een concessie te verlenen voor de ontginning van koperertsvoonaden 111 zuidelijk Wonogiri Bijzonder verontrustend voor de Ne­derlandse autoriteiten was ook een rapport dat mjuni 1939 werd gevonden bij een huiszoeking bij de Japanse journalist Kubo in Batavia, waarin gewag werd gemaakt van een 'geheime leidersconferentie' m Solo on Pnns Hadiwidjojo werd genoemd als de 'toekomstige koning van Java'

Eind 1939 begon Panndra op landelijke schaal met zijn bekende 'hidonesia Berparlemen'-actie, waarmee het Gouvernement onder steeds toenemende druk werd geplaatst om alsnog een volwaardig parlement in te stellen, als eerste stap naar verdere onafhankelijkheid Deze grootscheepse campagne leidde ook in de Vorstcnlanden tot hernieuwd politiek activisme, gecentreerd rond de PKN en PKS De Djokjase volkspartij beieikte medio 1941 zo'n 263 000 leden en was daarmee nog steeds veruit de grootste politieke massa-orgamsatie in Nederlands-Indié De sterke band tussen volk en vorst die de PKN aldus belichaamde, verschafte m de jaren van de Japanse bezetting en de onafliankehjkheidsstnjd nadien de jonge sul­tan Haniengkoe Boewono IX de machtsbasis voor een onafhankelijke politieke en bestuurlijke koers, die uiteindelijk zou resulteren in de huidige status van Djok­jakarta als Daerah Istimewa, 'Bijzonder Bestuursgebied', binnen de Republiek Indonesië

De herleving van de Solose tegenhanger, de PKS, kreeg een geheel ander ver­volg In september 1939, toen de partij nog maar zo'n 10 000 leden telde, werd Singgih als voorzitter vervangen door een oud-majoor van de kratonhjfwacht, R H M Pnnggowinoto, die tevens lid was van Narpovvandowo en Panndra Ere-voorzitter werd weer niemand anders dan Woeijanmgrat, met dr Radjiman als ad­viseur Aldus geheel ondergeschikt gemaakt aan de Panndra, kreeg de PKS mede de taak toebedeeld het programma van de grote partij te ondersteunen, waartoe vanaf augustus 1940 bijvoorbeeld maandelijks massabijeenkomsten werden gehouden bij het partijbureau op Djagalan, m het noordoosten van Solo Deze en andere ma­nifestaties brachten het ledental eind 1941 op een totaal van ca 35 000, met nog eens zo'n 8000 van de jeugdafdeling Bledoeg Daarnaast en in samenhang daarmee bleef de PKS als vanouds een krachtig machtsinstrument in de nimmer aflatende stnjd met het nvahserende vorstenhuis van de Mangkoe Nagoro

Daar werd in 1937 definitief gekozen voor een tegengestelde politieke koers, zoals die sinds mei van dat jaar landelijk werd uitgedragen door de nieuwe, expli­ciet antifascistische partij Gerakan Rakjat Indonesia (Genndo, 'Beweging van het Indonesische Volk') De Genndo presenteerde zich als links alternatief voor de pro-Japanse, door de Solose kraton gedomineerde Panndra en de andere gevestigde 'sa­menwerkende' partijen Medio oktober 1937 werd in Solo een afdeling opgencht, met het Darah Mangkoenagaran-hd R M Soegiatto als voorzitter, vv aarniee in de volgende twee jaar verscheidene plaatselijke vakorganisaties verbonden werden De bijeenkomsten van Genndo Solo en haar vakbonden vonden doorgaans plaats 111 de sociëteit van de Mangkoenagaran aan Temenggoengan Deze ogenschijnlijk nogal onwaarschijnlijke band tussen voistenhuis en links-nationalistische partij moet ener­zijds zonder twijfel worden gezien m het licht van de oprechte bezorgdheid bij Mangkoe Nagoro VII ten aanzien van de c^pkomst van het fascisme en aanverwan­te ideologieën in Europa en Azie, ook 111 Nederlands-Indie Daarnaast was de Mangkoe Nagoro door de aggressieve nvaliteit van de zijde van de Solose kraton Wc! gedwongen openlijk een keuze te maken tegen de Panndra, en daarmee indi­rect voor het Nederlandse gezag

Het waren in oorsprong ook deze steeds w eer oplaaiencfe tegenstellingen tus­sen kraton en Mangkoenagaran, die verhinderden dat in het Solose een volkse aan­hang voor het vorstenbestuur tot stand kwam van een omvang en loyaliteit als van de PKN m Djokja Naast de opvolgingscnses aan beide vorstenhoven in 1944 en 194>,, was dit op zijn beuit ei wellicht de voornaamste oorzaak van, dat de hofpo-'ititi van het soenanaat en de Mangkoenagaran in de navolgende jaren van bezet­ting en revolutie er niet meer 111 slaagden, de politieke ontwikkelingen 111 hun regio te beheersen often minste 111 hun voordeel te benutten Vanaf eind 194s konden daardoor andere, radicaleie klachten een kans krijgen, docir toedoen v\aarvan de Solose vorsten m 1946 ten slotte alle bestuurlijke macht zouden verhezen

De j^ariiizoeiien

De ontwikkeling van de Vorstensteden tot de Tweede Wereldoorlog omvat, uit de aard van hun ontstaansgeschiedenis, ook een belangnjk militair aspect Met betrek­king tot de gebeurtenissen in de 17de en i8de eeuw is hiervoor reeds aangegeven hoe de VOC de verbindingen van de noordkust naar haar groeiende invloedsge-bied in het hart van Midden-Java en de verschillende steunpunten aldaar beveilig­de door de aanleg van een reeks militaire versterkingen In Kartasoera werd in 1705, een kwart eeuw na de vestiging van de nieuwe kraton ter plaatse, een klein fort van dezelfde naam aangelegd In 1740 onderging dit enige uitbreiding en modernise­ring, maar het jaar daarop werd het op last van Pakoe Boewono II overmeesterd en met de grond gelijkgemaakt Na de verplaatsing van de Mataramse kraton naar Solo kwam daar in 1746 het fort De Grootmoedigheid tot stand, dat vervolgens in de jaren 1775-1779 werd vervangen door de veel grotere vesting Vastenburg In Djokjakarta verrees in 175C) de provisonsche versterking Rustenburg, die na volle­dige herbouw tussen 1765 en 1788, tot een fort van vrijwel identiek aanzien als Vastenburg m Solo, de naam Vredeburg kreeg Tussen Semarang en beide hofste­den bouwde de Compagnie kort na 1745 verder de kleinere forten van Oengaran (De Ontmoeting), Salatiga (De Hersteller), Bojolah (De Veldwachter), Klaten (Engelenburg), Magelang en Moentilan De laatstgenoemde twee waren, met de redoute Tempel bij de gelijknamige desa, gelegen aan de minder belangnjke toe­gang tot Djokja ten westen van de Merbaboe en de Merapi, de overige, met uit­zondering van Oengaran pal ten zuiden van Semarang, beveiligden de oostelijke hoofdroute via Kartasoera

In de eerste decennia van de 19de eeuw werd uit de ervaringen van de Britse bezetting van Java (1811-1816) en de slechts met moeite bedwongen opstand in Midden-Java onder leiding van Pnns Dipo Nagoro (1825-1830) duidelijk, dat dit stelsel in de nieuwe tijd met meer voldeed tegen een modern bewapende buiten­landse aanvaller en ook in geval van een binnenlandse revolte op enige schaal ern­stige tekortkomingen vertoonde Kort na het eind van de Java-oorlog werden van gouvernementswege dan ook plannen opgesteld tot algehele reorganisatie van de verdediging van Java In het kader daarvan was met betrekking tot de Vorstcn­landen en de omringende residenties in de eerste plaats een gedeeltelijke concen­tratie van de regionale militaire macht voorzien, in dne nieuw op te nchten mo­derne vestingen Deze zeer grote forten 'der eerste klasse' werden gebouwd in de periode 1834-184:) bij de plaatsen Ambarawa (Fort Willem I), Gombong (Fort Generaal Cochius, met geheel volgens plan voltooid) en Ngawi (Fort Generaal van den Bosch), respecuevehjk bij de noordelijke splitsing van de twee hoofdwe­gen uit Semarang naar de Vorstensteden, in de westelijke residentie Banjoemas, en ten oosten van Soerakarta m de residentie Madioen Te zelfder tijd vond de aan­leg plaats van de zogenoemde Militaire Weg tussen de oostelijke Preanger en Solo, via Bandjar, Banjoemas, Gombong en Djokja Deze zuidelijke weg door het bin­nenland van Midden-Java diende als alternatief voor de Grote Postweg, die tus­sen Chenbon en Semarang pal langs de noordkust van Java liep en daarom als mi­litaire verbinding te kwetsbaar werd geacht Een derde groot project behelsde de inrichting van een mihtair-bestuurhjke noodlocatie iets noordelijk van de Mili­taire Weg bij Poervvoredjo in de residentie Kedoe, waarheen in geval van een vijandelijke landing op Java de voornaamste gouvernementsinstellingen en de legerleiding uit het veel moeilijker te verdedigen Batavia overgebracht konden worden

Dit laatste, weinig praktische voornemen werd later in de vorige eeuw weer opgegeven, maar ook zonder dit onderdeel betekende de uitvoenng van het nieu­we stelsel een ingrijpende verandering in het militair belang van Djokja en Solo Waar voordien de forten Vredeburg en Vastenburg met hun garnizoenen na Se­marang de voornaamste sterkten waren geweest m Midden-Java, werd hun functie na omstreeks iSso feitelijk gereduceerd tot die van een permanent ceremonieel escorte bij de vorstenhoven De betekenis van de centrale vesting Willem I 111 Am-baiawa, die aan het eind van de 19de eeuw uitbreiding onderging met een niihtair kampement m het nabijgelegen Banjoebiroe, werd verder vergroot door de bouw m de jaren 1862-1873 van het NIS-spoor tussen Semaiang, Solo en Djokja, met aftakkmg naai Willem I Deze eerste spoorweg m Nederlands-Indié, met een totale lengte van 176 km, vomide meer dan 30 jaar lang de hoofdverbinding met de Vor­stcnlanden Pas in 1907 kreeg deze oostelijke route een pendant aan de westzijde van de Merbaboe en Merapi, door de voltooiing van de tramlijn - deels langs een tandradbaanvak - van Ambarawa naar Magelang, van waar smds 1898 een tramver-binding met Djokja bestond

49

Page 52: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Rechte I'll pa^^ iJ het meest karakteristie­ke element van Solo op mihtair gebied was zonder twijfel het Legioen van Mang-koe Nagoro. De foto hiernaast geeft de feestelijk verlichte Poerolaan weer, ter ge­legenheid van de viering van het 40-jang regeringsjubileum van Koningin Wilhcl-mina in september 1938 Deze laan leid­de van de Poerwosanweg naar het com­plex van het Mangkoenagarase paleis en de bijbehorende kazernes, en was dan ook versierd met reusachtige legionairs Op pag 51 laat een afdeling van het Le­gioen op het voorplein van de poero ter gelegenheid van het bezoek van gouver­neur-generaal De Jonge in augustus 19^^ zien, hoe de Nederlandse vlag met inzet van de klewang en bajonet tot het uiter­ste verdedigd zal worden Foto's M J Westerveld, W A Retennk

In combinatie met de m 1887 voltooide railverbmdmgen \an de Staatsspoor-wegen in westelijke en oostelijke nchting, naar respectievelijk Tjilatjap-Bandoeng en Soerabaja, was daarmee toen naar de begnppen van die tijd een optimale mobi-hteit van de legereenheden in de regio gegarandeerd Aangezien het KNIL tot kort voor de Tweede Wereldoorlog zo goed als met gemotoriseerd was, bleef railver-voer met name voor het hoofdwapen, de infantene, vnjwel het enige middel voor grotere verplaatsingen Deze ontwikkeling maakte het mogelijk de meeste kleine­re garnizoenen in Midden-Java allengs op te heffen In het hart van de provincie en in de Vorstenlanden resteerde aldus in de laatste vooroorlogse decennia uitein­delijk slechts een zestal garnizoensplaatsen Semarang, Ambarawa/Banjoebiroe, Salatiga, Magelang, Djokja en Solo, waarvan hier alleen aan de laatstgenoemde dne aandacht besteed kan worden

De KNIL-garnizoenen in Soerakarta en Djokjakarta omvatten na ca i860 tezamen doorgaans één bataljon infantene c q depot-bataljon van vier compagnieën, later -ZIJ het niet permanent - aangevuld met een eskadron cavalene met dne of vier pe­lotons Tussen ca 1880 en 1905 was in beide Vorstensteden bovendien een kleine afdeling vestingaruUene gestationeerd, ter grootte van een halve compagnie Tot 1925 wisselde de infantene enkele malen van bataljonsnummer, nadien was in de Vorstenlanden evenwel uitsluitend nog het 21ste Bataljon Infanterie gelegerd Dit was gelijkelijk over beide steden verdeeld, zowel m Solo als in Djokja bestond het garnizoen uit twee compagnieën, aangeduid respectievelijk als Linker Half en Rech­ter Half 21ste Bataljon De manschappen en de onderotficiercn hadden hun onder­komen toen nog altijd in de oude VOC-for ten Vastenburg en Vredeburg, maar voor de officieren waren in aangrenzende kleine kampementen aparte woningen beschikbaar. De bataljonscommandant, in de rang van luitenant-kolonel of kolonel, resideerde met een deel van zijn staf in Solo, in de laatste vooroorlogse periode werd deze functie vervuld door de overste B C D Drejcr In Djokja was de plaatse­lijk mihtair commandant de tweede man in de bataljonsstaf meestal in de rang van majoor of kapitein Gedurende de laatste maanden voor de oorlog met Japan fun­geerde als zodanig evenwel een hogergeplaatst officier, de luitenant-kolonel A Pik

Een vergelijkbare spiegelbeeld-verdeling als bij de infanterie kenden ook de bereden eenheden in beide steden, die hier werden aangeduid als Lijfwacht Cava­lene Een belangnjke taak van deze detachementen betrof de ceremoniële begelei­ding van de soenan en de sultan, bij bepaalde gelegenheden die een representatief optreden van de vorsten buiten hun kratons vereisten In Solo beschikte het halve eskadron Lijfwacht Cavalene in de late 19de eeuw over een afzonderlijk kampe­ment aan de noordelijke aloon-aloon De reeds genoemde afdeling vestmgartille-ne was in het fort Vastenburg gelegerd. De tegenhanger van deze laatste m Djokj.i had een onderkomen in de benteng Vredeburg, terwijl de Lijfwacht Cavalerie -111 de laatste vooroorlogse jaren nog slechts een peloton sterk - hier eveneens bij

de kraton m een kampementje aan de noordelijke aloon-aloon was ondergebracht Na het vertrek van de vestmgartillene uit de Vorstensteden kort na de eeuwwis­seling bleven overigens in beide forten enkele oude stukken geschut achter. Ze stonden aan de frontzijde opgesteld op de wallen en dienden behalve als decora­tieve elementen bij gelegenheid ook wel voor het afgeven van saluutschoten Ver­der vond men in de vooroorlogse decennia zowel in Vredeburg als in Vastenbui t,' een eenvoudig militair hospitaal 'der zesde klasse' en een zogenoemd verbruiks-magazijn van Oorlog Zoals alle garnizoensplaatsen in Indié bezaten Djokja en Solo ten slotte elk ook een mihtaire sociëteit voor officieren, respectievelijk aan Lodji Ketjil Koeion en de Cantinestraat

Naast de KNIL-garnizoenen kenden Djokjakarta en Soerakarta vanouds vorste­lijke militaire korpsen In het geval van de 'grote' vorsten, de sultan en de soenan betrof dit vijf of zes compagnieën pradjoents, Javaanse soldaten met een uitsluitend representatieve taak Zij droegen uniformen afgeleid van 18de-eeuwse Europese militaire dracht en waren gewapend met bijpassende antieke voorladers, sabels en lansen Deze eenheden formeerden zich merendeels slechts bij gelegenheid van d. Javaans-islamitische en andere officiële feestdagen Ze werden dan m de kraton op­gesteld als ceremoniële begeleiding van de vorst en marcheerden ook mee m dien cortege bij bezoeken aan de resident c q de gouverneur en tijdens andere publiek manifestaties van vorstelijke hoogwaardigheid buiten de kraton Elke compagnu beschikte over geüniformeerde muzikanten, van wie de uitmonstcnng en de instru­menten eveneens weer uit de VOC-tijd dateerden Ook de commando's, de para­depas en het marsntme waren als in het - langzame - tempo van de l8de eeuw Overigens zijn deze kleurrijke traditiekorpsen zowel m Djokja als m Solo tot o] heden gehandhaafd gebleven, zij het niet meer 111 hun oorspronkelijke omvang

Verder hadden de sultan en de soenan in de vooroorlogse periode ieder een zogenoemd Militair Huis, een officiersstaf bestaande uit leden van de vorstelijke familie en de overige oude adel. De Militaire Huizen waren voornamelijk ceremo­nieel-representatief van aard, als tegenhanger van de 'echte ' staven van de garii -zoenen in de Vorstensteden, de rangen, uniformen en onderscheidingsteken^ waren dan ook dezelfde als in het KNIL In hun grootste omvang telden de \ o -stehjke staven van Djokja en Solo in de jaren dertig tezamen één kolonel, zes luitenant-kolonels, dertien majoors en acht kapiteins Ook de twee hoofdvorsten zelf bezaten bij Koninklijk Besluit titulaire militaire KNIL-rangen, evenals de beide andere, 'kleine' vorsten Deze weerspiegelden de onderlinge rangorde in vorste­lijke status, de soenan was doorgaans generaal-majoor of zelfs luitenant-genera il, de sultan droeg de rang van generaal-majoor, de Mangkoe Nagoro die van kolonel en de Pakoe Alam was luitenant-kolonel Hoewel alle vier de vorsten zich bij open­bare gelegenheden geregeld in de bijbehorende uniform presenteerden, gebeurde dit in Solo veel vaker dan in Djokja - zowel Pakoe Boewono X als Mangkoe Na-goroa Vil hadden een opvallende voorkeur voor militair tenue Daarbij droegen de

50

Page 53: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

vorsten dan veelal een in westerse ogen enigszins merkwaardige combinatie van hoofddeksels, namelijk de traditionele Javaanse hoofddoek onder de militaire kepi van het KNIL.

Anders dan de sultan en de soenan, hadden de 'kleine' vorsten iii Djokja en Solo ieder wel een moderne legereenheid onder hun gezag. De oudste en bekendste was het Legioen van Mangkoe Nagoro, dat vermoedelijk - de precieze datering van de instelling is niet meer bekend - al direct in 1757 was opgericht. Dit eerste korps werd door de vorst onderhouden als verplichting aan de Compagnie, die daartoe een jaarlijkse toelage uitkeerde. In 1795 echter, het jaar dat de eerste Mangkoe Na­goro overleed, werd het Legioen vanwege de precaire financiële positie van de VOC voorlopig ontbonden. Onder de hernieuwde dreiging van oorlog met Enge­land besloot het eerste Nederlands-Indische gouvernement in 1803 tot heroprich­ting, onder vrijwel dezelfde condities als in de eerdere periode. In 1808 werd dit contract bevestigd door gouverneur-generaal Daendels, die bij besluit van 2y juli van dat jaar de Pangeran Ario Praboe Prang Wadono (Mangkoe Nagoro II) aanstel­de 'tot Colonel in dienst van Zijn Majesteit den Konini> van Holland, mits onderhouden­de: Soo man Infanterie; 100 man jag^ers; 200 man Cavallerie; en .50 man rijdende Artillerie, 1150 man te zanien'. Voor de onderhoudskosten van het Legioen stonden 4000 Spaanse matten per jaar ter beschikking, hetzelfde bedrag dat voorheen aan Mang­koe Nagoro I werd uitgekeerd. Daarnaast genoot de pangeran een jaarlijks tracte-ment als kolonel, ter grootte van 6540 rijksdaalders.

Dit nieuwe korps onderscheidde zich, als een der zeer weinige eenheden aan Nederlandse zijde, begin september 1811 gunstig bij de verdediging van Seniarang tegen de I3ritse invasietroepen. De algehele capitulatie van de Nederlandse troepen op de 18de van die maand voorzag vanzelfsprekend ook in de ontwapening en ont­binding van het Legioen, maar al in februari 1812 stelde luitenant-gouverneur-generaal Raffles het opnieuw in, met dezelfde sterkte en samenstelling als onder Daendels. Na de terugkeer van het Nederlandse gezag in 1816 werd het korps on­der de bestaande voorwaarden voortgezet, bij besluit van commissaris-generaal Van der Capellen van 31 juli van dat jaar. Sindsdien is het Legioen van de Mangkoe Nagoro tot de Japanse bezetting permanent gehandhaafd gebleven, zij het met nogal wisselende omvang en structuur; na de Java-oorlog kwamen alle kosten rechtstreeks voor rekening van het Crouvernenient.

In de loop van deze lange periode is het van gouvcrnementswege herhaalde­lijk ingezet bij militaire operaties, zowel op Java als in de Buitcngewesten. Zo had

in 1S20 een cavaleriedetachenient van het Legioen een aandeel in het bedwingen van de opstand op het eiland Bangka. Tijdens de Java-oorlog sneuvelde op 2 augus­tus 1826 bijna de helft van de Mangkoenagarase troepen bij een aanval iets zuide­lijk van Djokja. Nadien deels weer aangevuld, speelde het Legioen in 1827 en vol­gende jaren een belangrijke rol in de reeks van Nederlandse tegenoffensieven in het Vorstenland Djokjakarta, die uiteindelijk in maart 1S30 leidden tot de gevan­genneming van Prins Dipo Nagoro en daarmee tot de beëindiging van de oorlog. Als blijk van erkenning voor deze inzet ontving het korps in 1838 een eigen Ne­derlands vaandel, dat in 1898 en 1923 werd hernieuwd. In 1873-1874 ten slotte nam een detachement infanterie van het Legioen, ter grootte van een compagnie van 120 man en geheel bestaande uit vrijwilligers, deel aan de tweede militaire ex­peditie naar Atjeh.

In deze eeuw beleefde het Legioen een laatste glorietijd onder Mangkoe Nago­ro VII (reg. 1916-1944), die een grote affiniteit met het militair bedrijf koesterde en elke gelegenheid te baat nam om het vorstelijke legerkoips door publieke pre­sentatie groter aanzien te verlenen. Sinds de laatste inzet in Atjeh, tijdens welke het Mangkoenagarase detachement overigens niet rechtstreeks betrokken was geweest bij gevechtsacties, waren toen enkele ingrijpende wijzigingen doorgevoerd. In 1898 was de artillerie opgeheven en in 1916 onderging uiteindelijk ook het halve eska­dron cavalerie hetzelfde lot, terwijl vanaf 1922 de sterkte van de resterende infante­rie definitief werd vastgesteld op 925 man. Dit kwam overeen met anderhalf batal­jon infmterie van het KNIL, zoals in deze laatste vooroorlogse decennia verder ook de interne organisatie, bewapening en uniformering waren geënt op die van het reguliere leger. Uiterlijk onderscheidden de legionairs zich alleen nog van de KNIL-intanteristen door een kleine toevoeging aan het veldtenue op de schouder­passant of de kraag van de gevechtsjas, in de vorm van een koperen embleem met de letters MN. Een belangrijk structureel verschil met het KNIL was evenwel, dat de infanterie-manschappen van het Legioen niet gekazerneerd waren, zoals voor­heen wel de cavalerie en de artillerie, maar particulier in de stad woonden, waar zij na diensttijd veelal een nevennering dreven.

Het Legioen stond formeel onder opperbevel van de vorst zelf die zoals ge­zegd de rang van kolonel bekleedde en vier stafofficieren naast zich had. Daarbui­ten omvatte het eigen officierskorps volgens het laatste Re{;lement van het Legioen va\i Mangkoe Na'^oro uit 1928 een overste en een majoor met elk een luitenant­adjudant, die respecrievelijk het hele (vier compagnieën) en het halve bataljon

51

Page 54: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

n

TTrnrwuMiim

BoviU cii luiks de bouw \an het Museum Sono Boedojo m de beginjaren dertig te Djokja was een initiatief van het in 1919 opgerichte Java Instituut, de befaamde Vorsten-landse cultuurinstelling onder ere-voorzitterschap van Mangkoe Nagoro VII, waarbij in de jaren twintig en der­tig een groot aantal Javaanse en Nederlandse prominen­ten uit kringen van bestuur, kunsten en wetenschappen betrokken was Directeur van het nieuwe nuiseuiii, dat op 6 november 193 s door Sultan Hamengkoe Boewono VIII werd geopend, werd Samuel ('Sam') Koperberg

(1884-19S7), de Nederlandse secretaris van de regenten­bond Sedio Moeljo Als overtuigd sociahst had Koper-berg openlijk SMiipithie voor het Indonesische onaflian-kelijkheidsstreven Hij was persoonlijk bevriend met Soekarno, Hatta en vele andere nationalisten, onder wie de tekenaar van het hier afgebeelde portret, de latere gouverneur van Jakarta Henk Ngantoeng Na de soe­vereiniteitsoverdracht bleef 'Koeningandinmgrat', zoals zijn Javaanse vrienden hem gekscheiend noemden, dan ook 111 Indonesië achter, als beleidsambtenaar bij het nii-

(twee compagnieën) commandeerden, verder zes kapiteins en achttien luitenants Aangesteld in deze rangen werden voornamelijk leden van de Mangkoenagarase en andere adellijke families in het vorstendom Zij werden geassisteerd door een mstructieteam van het KNIL, bestaande uit een 'officier-leider' met de rang van majoor of kapitein, een eerste luitenant en een dnetal onderofficieren-instructeurs Deze toegevoegde Europese leiding had naast een instruerende ook uitdrukkelijk een toezichthoudende taak Zo was de officier-leider in militaire aangelegenheden niet verantwoordelijk aan de Mangkoe Nagoro, maar aan de commandant der Ilde Divisie te Magelang, terwijl hij in alle overige zaken rechtstreeks ondergeschikt was aan de gouverneur van Soerakarta Als laatste oflncier-leider bij het Legioen van Mangkoe Nagoro trad op de majoor W F V Engelbert van Bevervoorde

De tegenhanger in Djokja van het Mangkoenagarase korps was het Pakoeala-mansch Corps, dat met het gelijknamige vorstendom werd ingesteld in 1812, tijdens het Bntse intenm-bestuur In zijn oorspronkelijke vorm omvatte dit korps een af­deling ruitenj van 100 man, na de Java-oorlog bleef de grootte bepaald op <,o man ruitenj en 100 man infantensten Tijdens de Java-oorlog wist het Corps met suc­ces de Poero Pakoealaman in Djokja te verdedigen, toen deze in de maanden juli-september i82<i herhaaldelijk werd aangevallen door de opstandige troepen van Prins Dipo Nagoro In 1873-1874 nam een klem Pakoealams detachement pro forma deel aan de tweede militaire expeditie naar Atjeh, zonder inzet bij gevechts­acties Het Pakoealamansch Corps werd in 1892 in zijn geheel opgeheven 'Terecht,'

aldus de Encydopaedie van Nederlandsch-Indie in de eerste druk van 190-,, 'daai lut

weimg aitden mocht hecten dan een troep opmm^chtiivers-op-soldii '

Het korps werd echter op l april 1940 heropgericht onder de naam Legioen van Pakoe Alam, op dezelfde grondslag als die van het Legioen in Solo Als offi­cier-leider was toegevoegd de majoor H L Eijgenstein, die feitelijk belast was met de algehele organisatie van de hennstelling In de korte tijd die nadien nog restte tot het uitbreken van de Pacific-oorlog heeft het Legioen van Pakoe Alam met meer de beoogde sterkte van anderhalf bataljon infanterie bereikt, eind 1(941 om­vatte het twee compagnieën Evenmin als voor het Legioen van Mangkoe Nago­ro was voor het Pakoealamse hulpkorps in de plannen voor de verdediging van Java aanvankelijk een plaats in het veldleger ingeruimd, waar de legerleiding liever de organieke eenheden van het KNIL zag, in geval van een oorlogssituatie hadden beide Legioenen voornamelijk een taak bij de handhaving van de openbare orde in de Vorstenlanden Niettemin zijn met name militairen van het Solose korps in maart 1942, na de 'ontbloting' van Midden-Java, wel degelijk als gevechtstroepen ingezet Een compagnie van het Legioen van Mangkoe Nagoro werd op 4 maart 1942 nog aan de resterende verdediging van Midden-Java onttrokken en toege­voegd aan de troepen die toen in de Tjiaterstelhng op de Bandoengse hoogvlakte waren geplaatst De ovenge onderdelen van de beide hulpkorpsen bleven in Mid­den-Java en waren ondermeer betrokken bij de gevechten in het Serajoedal op 7 maart

Ten slotte moet m samenhang met het imlitaiie aspect m de geschiedenis van de Vorstensteden na ca iH-ïO de opkomst van Magelang als garnizoensstad worden genoemd Magelang, gelegen op het hoogste punt 111 de westelijke route van Se-niarang en Ambarawa naar Djokjakarta, was hoofdplaats van de residentie Kedoc en bezat reeds in de VOC-ti jd een klein fort met permanente bezetting De toe­nemend belangrijke bestuurlijke en economische functie van het stadje, in de om­geving waarvan zich na het midden van de vonge eeuw een aanzienlijke koffie- en tabakscultuur ontwikkelde, maakte het m combinatie met de voordelen van zijii koele hggmg op termijn een betere locatie als regionaal militair centrum dan het hete en van vrijwel alle voorzieningen verstoken Ambarawa Al omstreeks 1870 waren in Magelang permanent twee tot dne bataljons infantene gelegerd, penodiek zelfs een compleet regiment met staf en al Het duurde evenwel nog tot 1895 vooi hier ook de staf van de Militaire Afdehng Midden-Java werd geplaatst en Magelang aldus formeel zetel van het gelijknamige territoriaal commando werd, onder de commandant van de Ilde Divisie

Het uiterlijke aanzien van Magelang werd toen, als gevolg van de voortdureiuk uitbreidingen in de voorgaande decennia, reeds goeddeels bepaald door de militaire functie De gehele noordoostelijke helft van de stad bestond in wezen uit één groot KNIL-kampement, met ondermeer de onderkomens van de dne garnizoensbatal­jons infantene en bijbehorende instellingen, een depot-bataljon, een tremdetache-ment en een militair hospitaal Na de eeuwwisseling onderging deze militaire wijk verscheidene uitbreidingen, speciaal te noemen zijn daarbij de hennnchting van het hospitaal na 191s tot de grootste en best geoutilleerde mihtairc ziekeninnchting 'der eerste klasse' m Midden-Java en de vestiging van de Kaderschool voor de Infanten^ in 1920 Nadien werden aan het garnizoen nog een mitrailleurafdeling en, pas la t in de jaren dertig, een afdeling gemechaniseerde pantser- en luchtalvvecr toegevoegd Tevens was in het Magelangse KNIL-kampement een opnemingsbngade, later hei ziemngsbngade, van de Topografische Dienst van het KNIL gestationeerd

Onlosmakelijk verbonden met het garnizoen van Magelang zijn het leven en werk van de zendelingjohannes van der Steur en zijn echtgenote Anna Mana Steui-Zwager, meer algemeen bekend en alom geliefd als 'Pa' en 'Ma' van der Steur Van der Steur, geboren in 1865 te Haarlem in een arm gezin van zevendecLigs-baptisten, arnveerde eiiid 1892 111 Magelang, teneinde uit eigen en dooi particulieren in Ne­derland beschikbaar gestelde middelen zendingsarbeid onder de Europese militaiie'i te beginnen Het ging hem daarbij m het bijzonder om de manschappen van het depot-bataljon, voornamelijk jonge en pas aangekomen, in Nederiand aangeworven beroepssoldaten die hier hun verdere militaire opleiding ontvingen, alvorens te worden geplaatst bij de veldbataljons Deze 'kolonialen' bleven toen als regel lans; ongehuwd, overmatig drankgebruik was in dit ruwe mannenbestaan eerder regel dan uitzondenng, terwijl de nieesten spoedig na aankomst ook verhoudingen met inheemse vrouwen uit de omnngende kampongs aangingen De kinderen die daar­uit voortkwamen, werden vaak niet erkend en wanneer de natuurlijke vaders wer-

(

i

52

nisterie van Onderwijs Het museum was een ontwerp 111 Javaanse pendopo-stijl van ir Th Karsten, de bouwtekening hierboven betreft de uitbreiding door de architect

den overgeplaatst of om andeie reden uit het zicht verdwenen, bleven zij - vaak zonder hun moeders - ondei uitzie hdoze omstandigheden in het garnizoen of m de kampongs achter

Van der Steurs werkzaamheid was aanvankelijk vooral op de Magelangse 'kolo­nialen' zelf geneht, voor wie hij nog in 1S92 een militair tehuis opnchtte - het eer­ste m heel Indie Al snel echter raakte hij in het bijzonder betrokken bij het lot van de honderden verweesde en verwaarloo-,de soldatenkmdeien, van wie hij m het voorjaar van 1893 een aantal in huis nam Dit was het begin van Pa van der Steurs befaamd geworden weeshuis te Magelang, dat vanaf 1896 als Stichting 'Oranje-Nassau' een door het Gouvernement erkende en mede gesubsidieerde instelling was In dat jaar werden reeds zo'n 80 kinderen verzorgd, waartoe inmiddels ook Johan­nes' zuster Mane uit Nederland was overgekomen Haar taak als 'moeder' van het tehuis werd in 1907 overgenomen door Anna Mana Zwager, met wie Van der Steur in dat jaar m het huwelijk trad De Stichting telde toen inmiddels al 800 pupillen, tot haar voortijdige overlijden in 1936 zou 'Ma' van der Steur nog voor talloze an­dere 'Steurtjes' een zachtaardige en liefdevolle moeder worden, maar het eigen hu­welijk bleef kinderloos Door de goede zorgen van 'Pa' van der Steur en zijn mede­werkers hebben tot de Japanse bezetting uiteindelijk zo'n 7000 kinderen adequate verzorging gekregen, een schoolopleiding gevolg en aansluitend veelal nog een vak geleerd, meestal in de militaire, technische of verzorgende beroepen, en in de laatste voorooriogse decennia vond men de oud-Steurtjes (sinds 1931 zelfs verenigd 111 een eigen bond') dan ook in tal van betere posiües in de Indische samenleving vertegen­woordigd

Johannes van der Steur, onderwijl hoogbejaard en bijna blind, werd m 194^ door de Japanners gearresteerd, op verdenking leiding te geven aan een subversie­ve organisatie van oud-Steurtjes Na enkele maanden opgesloten te zijn geweest 111 de strafgevangenis van Magelang, volgde in 1944 zijn internering in Tjimahi, van daar werd hij later overgebracht naar Ambarawa Hoewel zeer verzwakt door voedseltekort en ziekte, beleefde hij 111 augustus 1945 nog de Japanse capitulatie en wist hij begin september met hulp van oud-pupillen zelfs weer terug te keren naar zijn tehuis m Magelang Daar stierf hij op 16 september 194 s aan hongeroedeem Na de Tweede Politionele Actie zijn de toen nog aangetroffen kinderen m het te­huis, in totaal een kleine 400, naar Batavia geëvacueerd Het weeshuis in Magelang wordt nog altijd voortgezet, de tegenwoordige Indonesische leiding heeft evenwel -;een banden met de Stichting 'Pa van der Steur' in Nederland, die hier de opvol-^o vormt van de Stichting 'Oranje-Nassau' Daarnaast bestaat in Nederland tot op lieden de Bond van Oud-Steurtjes, als voortzetting van de in 1931 in Indie opge­richte bond

De laatste jarcii

De 'grote sprong voorwaarts' na 1916 had Djokja en in bescheidener mate ook Solo-Noord in de loop van een enkel decennium een modern-koloniaal aanzien gegeven, waann het Europese element m sfeer, economische structuur, stadsbeeld en leefwijze een veel belangnjker plaats had gekregen dan m de voorgaande peno-de het geval was geweest Tegelijkertijd beleefden de Vorstensteden in cultureel opzicht een Javaanse renaissance', zoals aan de hoven ondermeer tot uiting kwam 111 de hernieuwde aandacht voor de oude tradities en ntuelen, en daarbuiten mede m de opnchting van het Java Instituut, dat een belangrijke aanzet gaf tot het ont­staan van een wijder verbreide wetenschappelijke belangstelling voor de Javaanse

B de Vistarini, die m 1939 en 1940 werd gerealiseerd Foto's R A Koperberg

eultuui Daarnaast betekende de tijd van economische bloei na ca 1910, in combi­natie met de nieuwe interesse in het traditioneel-Javaanse, een krachtige stimulans voor de herleving van de oude ambachten in Solo en Djokja, met name de batik-vervaardiging, de goud- en zilversmeedkunst en de hout- en leerbewerking

Vooral in Djokja werden deze sterk bevorderd van overheidswege en ook door n particuliere initiatieven uit de Europese knng, in welk verband speciaal mevrouw t AJ Resink-Wilkens en de activiteiten van de in 1925 opgenchte Djokjaschejaar-•s markt-Vereemgmg van belang waren Een zekere rol speelde hier voorts, dat de

sultansstad met zijn beroemde kraton, goede hotels, 'open' sfeer en de nabije Bo-; roboedoer en Prambanan-tempels in de jaren twintig een toenstische bestemming

van betekenis begon te worden, waardoor met name de afzet van Djokja-zilverwerk •t aanzienlijk werd vergroot Solo, dat deze ontwikkeling met of nauwelijks door-r maakte, maar waar de oude ambachten in eerdere decennia ook minder in verval

waren geraakt, bleef evenwel met voorsprong de grootste producent van batik en leerproducten voor de inheemse markt Dat deze traditionele nijverheid voor de

1- plaatselijke economie in de Vorstensteden van bui tengewoon belang was, mag blijken uit het gegeven dat kort voor 1930 in de gouvernementen Djokja en Solo tezamen ca 170 000 mensen in directe zin een inkomen betrokken uit de vervaar-

: digiiig en verkoop van ambachtsproducten, van wie een grote meerderheid m de e hoofdplaatsen woonden

1 BIJ alle positieve ontwikkelingen in de voorgaande jaren, waren echter m de Vorstenlanden omstreeks 1930 nog lang met alle feodale en koloniale misstanden uit de weg geruimd Zo hadden de economische bloei en de opheffing van het apa-

1 nagestelsel na 1918 de Javaanse bevolking in de steden en op het platteland zeker een algemene verbetenng van de leefomstandigheden gebracht, maar gemiddeld

1 lagen de inkomens van 'Inlanders' hier nog altijd zo'n kwart lager dan elders op Java n Verder waren in de Vorstenlanden onder druk van het Gouvernement na de jaren

tien welzijnsvoorzieningen op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en in-1 frastructuur ge'introduceerd, waarbij van de vier heersers voornamelijk Mangkoe

Nagoro VII een actieve betrokkenheid had getoond Overigens moet van de re-1 sultaten niet te veel worden voorgesteld, volgens de volkstelling van 1930 was toen

94,1% van de 'Inlandse' bevolking van Midden-Java analfabeet, ook m de eigen g taal Met gemiddeld 95,6% in Djokjakarta en 96,4% in Soerakarta was de situatie 1 in de Vorstenlanden nog wezenlijk slechter, m de beide hoofdplaatsen waren de

corresponderende eijters 82,1% voor Djokja en 80,3% voor Solo 3 Te zelfder tijd hadden zich vanaf de vroege jaren tienjuist in Djokja en Solo de

eerste Javaans-nationale bewegingen geprofileerd, aanvankelijk nog met een sterk religieus of intellectueel-cultureel karakter, spoedig echter ook met een radicaal-politieke nchtmg Dat met name de laatste m de relatief achtergestelde, arme Vor-stenlandse bevolking een vruchtbare voedingsbodem vonden, was met meer dan te verwachten, maar ook de vorstenhoven raakten alle in meerdere of mindere mate politiek betrokken bij de nationale zaak In het geval van de Mangkoenaga-

1 ran, de Pakoealaman en het sultanaat gebeurde dit in hoofdzaak binnen de fonuele i grenzen van de samenwerking met het Gouvernement, m de Solose kraton beston­

den daarnaast mvloednjke groepenngen die zich openlijk anti-Nederlands opstelden Een belangnjk bijverschijnsel bij deze verschillende vormen van Javaans nationalisme was de opkomst van een politiek gefundeerde Maleis- c q Javaanstalige pers, naast

; de bekende Europese, Nederlandstalige kranten als Midden-Java, Mataram en de

Djoija-Bodc Ook hienn nam Solo het voortouw, met als bekendste en veruit in-; vloednjkste blad Daimo Koiido, vanaf oktober 1939 Pewatta-Oetnocin

S3

Page 55: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Rechh Sultan Hamengkoe Boewono VllI inspecteert tijdens een vliegdenionstratie van de ML-KNIL op het Djokjase vliegterrein Pakem een der pas aangeschafte Glenn Martin 139 WH-i-bommenwerpen, medio 1937 Het vhegveldje was een deel van het oude schietterrein van het KNIL aan de Pakeniweg Het moderne vliegveld Magoe-wo werd pas in 1941 in gebruik genomen Foto M van de Peppel-von Liebenstein

Zoals in de ovcnge cultuurgebieden van Nederlands-lndie had de wereldcnsis van eind 1929 en volgende jaren ook m de Vorstenlanden een verwoestende uitwer­king op de samenleving In de voorgaande decennia was de economie hier op alle niveaus 111 veel sterkere mate direct dan wel indirect afliankelijk geworden van het cultuurbednjt, in het bijzonder van de suikercultuur Dit gold evenzeer voor de vorstelijke overheden, in 1925 bijvoorbeeld ontving de sultanaatskas in Djokja aan landhuren van de Europese ondernemingen ca ƒ 1,2 miljoen, evenveel als het to ­taal van alle personele en landgebonden belastingen dat de Djokjase bevolking toen afdroeg Daarbij moet dan bedacht worden, dat deze belastingen op hun beurt ook weer goeddeels gerelateerd waren aan inkomens uit werk verncht m of verbonden met het cultuurbednjf In Soerakarta heersten soortgelijke verhoudingen, feitelijk was het aandeel van de cultures in de totale economie en de overheidsinkomsten daar zelfs nog iets hoger, vanwege de gemiddeld lagere levensstandaard van de be­volking in met name het soenanse gebied

De dramatische val van de suikerprijzen op de wereldmarkt vanat 1930 troffen de Vorstenlandse ondernemingen als een mokerslag De eerste maatregelen van de betrokken bednjven nchtten zich logischerwijs op kostenbespanngen en productie­verlaging, in de hoop op een spoedig herstel Zo wist men van de Staatsspoorw e-gen en de NIS een vermindering van de vervoerstaneven te bedingen, werden de vorsten onder druk gezet de landhuren te verlagen en de minst lendabele gronden terug te nemen, en werden de betere percelen voorlopig nog slechts gedeeltelijk ingeplant Toen echter de situatie na het eerste cnsisjaar alleen maar verder verslech­terde, onderschreef het Nederlands-Indische Gouvernement m 1931 het zogenoem­de Chadbourne Plan, waarin met de overige suikerproducerende landen en hun koloniën wereldwijd productiequota werden vastgesteld In Djokjakarta had dit tot gevolg dat het totale suikernetareaal, dat in 1930 nog ca 17 600 ha had bedra­gen en m 193 i al door de maatschappijen was gereduceerd tot ca 13 700 ha, na­dien sprongsgewijs terugviel tot ca 6500 ha in 1933 en zelfs niet meer dan 1100 ha in 1933 Het jaar daarop toonde een kortstondige opleving tot ca 2200 ha, maar in 193-i was opnieuw slechts 1100 ha ingeplant Van de 34 suikerondernemingen in het het gouvernement Djokjakarta waren er toen nog maar twee in bednjf

Onder die omstandigheden werd de bedrijfsvoenng voor de cultuurmaatschap-pijen met het verstrijken der jaren uitsluitend nog een kwestie van voortbestaan Onder druk van het Gouvernement gingen de vorsten er m 1932 mee akkoord dat de betalingen voor de landhuur deels werden opgeschort, in totaal zouden de kas­sen van sultanaat en Pakoealaman daardoor tot 1937 zo'n ƒ !,•; miljoen aan inkom­sten missen Voor zover de ondernemingen na 1930 nog gronden heten inplanten, ging dit gepaard met een drastische verlaging van het loon voor de huurarbeiders, gemiddeld werd in 1933 nog maar iets meer dan eenderde betaald van wat het top­jaar 1928 gebruikelijk was Vast personeel, het Europese evenzeer als het inheemse, werd massaal ontslagen of op zijn best aangehouden op sterk gereduceerd loon, soms zelfs zonder enige betaling De honderdduizenden Javanen op het platteland die voorheen, als vaste kracht dan wel als opgezetene-huurarbeider, rechtstreeks bij het suikerbedrijf betrokken waren, leden gezamenlijk een nauwelijks voor te stellen verlies aan inkomen Waar in de laatste jaren voor de crisis op de Djokjase suikerondernemingen gezamenlijk ca ƒ 8,3 miljoen per jaar werd betaald aan 'In-heemsche' arbeid, was dit in 1933 teruggevallen tot ƒ 2,3 miljoen

De vorstenbesturen zagen zich daardoor vanaf 1932 genoodzaakt de personele en landgebonden belastingen herhaaldelijk te verlagen, uiteindelijk zelfs tot een ni­veau van niet meer dan de helft van dat voor de cnsis De gevolgen voor de over­heidsfinanciën van al deze reducties waren navenant, bedroegen bijvoorbeeld de inkomsten van het sultanaat in 1931 in totaal nog ƒ <i,i miljoen, in 1934 waren de­ze gedaald tot ƒ 3,6 miljoen Het aandeel uit de belastingopbrengsten was in beide jaren overigens ca 23%, maar terwijl de Europese ondernemingen 111 1931 nog 27,5% bijdroegen, was dit door de verlagingen en opschorting van de landhuur in 1934 afgenomen tot met meer dan 16,5% In Soerakarta was het vanzelfsprekend allemaal niet anders De beide grote suikerondernemingen van de Mangkoenaga-ran bijvoorbeeld, Tasikmadoe en Tjolomadoe, leden over de periode 1930-1937 een gezamenlijk verhes van bijna / 5,6 miljoen, ofwel ca 35% van de totale kapi­

taalwaarde \an deze bednj\en Ook de kotfiebouw 111 de beiglanden en de tabaks­cultuur m het Klatcnse hadden bijzonder te lijden onder de crisis, procentueel daalden de pi ijzen voor koffie zelts nog sterker dan die voor suiker

De inheemse bevolking op het platteland raakte naarmate de crisis vorderde, vrijwel geheel op zichzelf aangewezen om te overleven Ze viel goeddeels terug tot een bestaan gebaseerd op pnmaire ruilhandel en zelfvoorziening, waarin het steeds moeilijker werd te voldoen aan de geldelijke eisen van de Vorstenlandse belastingdiensten Het enige pluspunt aan de plotselinge verlamming van het Eu­ropese cultuurbednjf voor hen was, dat de tienduizenden hectaren die met meer \\ erden ingeplant, nu ter beschikking kwamen voor kleinschalig particulier gebmik De aanbouw van njst en andere voedselgewassen in de Vorstenlanden nam vanat 1930 dan ook sterk toe Voor de betrokken boeren leverde dit doorgaans geen noemenswaardig geldelijk gewin op, aangezien de marktpnjzen voor deze produc­ten net zo gekelderd waren als die voor de cultuurgewassen en de vraag logischer­wijs met wezenlijk toenam Wel maakte deze omstandigheid, dat de inheemse Vorstenlandse bevolking bij alle afzichtelijke armoede die de crisisjaren met zich meebrachten, over het geheel genomen gevrijwaard is geblc\en van werkelijke voedseltekorten, althans in kwantitatieve zin

In de beide Vorstensteden betekende de collaps \an de cultuurondeincniingci de ondergang van tal van toeleveringsbedrijven, winkels, uitgaansgelegenheden ci andere vooral op Europees publiek gerichte bedrijven en instellingen, terwijl dc drastische vemnndenng van het geldverkeer op wat langere temiijn ook de inheem­se nijverheid, in het bijzonder de batikbranche, een zware slag toebracht De ver­minderde overheidsinkomsten leidden tot verlaging van tractementen en salanssen en later ook tot ontslagen Huishoudelijk personeel kon vaak met langer worden aangehouden en ging noodgedwongen 'poelang kampong', zoals ook duizenden andere brodeloos geworden Javaanse Djokjanezen en Solonezen uiteindelijk geen andere uitweg zagen dan naar hun familie op het platteland af te reizen Faillisse­menten waren in de latere crisistijd bij alle bevolkingsgroepen aan de orde van dt dag, wie dit lot gespaard bleef wachtte met jaarlijks groeiende wanhoop op de hei levmg van de cultures

Opmerkelijk genoeg werden 111 deze malaisejaren zowel m Djokja als in Sol van overheidswege of m elk geval met steun van het bestuur toch nog enkele 'grote werken' verricht, deels als voortzetting van projecten die al voor het begi 1 van de cnsis waren opgevat Zo werden in beide steden de bestaande sportaccom­modaties, in Kota Baroe en Snwedan, met bijdragen van het Gouvernement ver groot en gemoderniseerd tot een compleet stadion, naar de zittende gouverneu kreeg dit m Djokja de naam Bijleveld-Stadion Daarnaast vond m Djokja en Sok verdere uitbreiding plaats van het voortgezet onderwijs, die 111 beide steden aan h u emd van de jaren dertig zou ui tmonden m de oprichting van een HBS In het Mangkoenagarase deel van Solo werd m 1930 aan Mangkoeboemen bovendien een nieuw ziekenhuis geopend, van de Neutrale Vereemging voor Ziekenzorg Een grote gelegenheid was verder de bouw in 1933 en volgende jaren van het nieuw L museum van het Java Instituut aan de noordelijke aloon-aloon 111 Djokja, naar eui ontwerp in traditioneel-Javaanse pendopo-stijl van ir Th Karsten

Dit Museum Sono Boedojo ('Huis voor Kunst en Cultuur') , met een collectie geheel gewijd aan de Javaanse en Bahsche cultuur m haar diverse uitingsvormen.

Page 56: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Linki feestelijke optocht iii Djokja naar aanleiding van het huwelijk van Pnnses Juliana en Prins Bcrnhard, januari 1937 Een der hoogtepunten van de festiviteiten m de sultansstad was de uitvoering in so­ciëteit De Vereeniging van een fantasie­rijk 'Oranjesprookje' van mejuffrouw C M H Willèr Deze toen 72-jange Indi­sche dame was in Djokja tussen 1910 en 1927 onderwijzeres geweest aan de Neu­trale Hollands-Javaanse Jongensschool Na haar persionenng werd zij ondermeer bekend vanwege haar inzet voor de na­schoolse opvang en begeleiding van min­der bedeelde Indo-Europese en andere kinderen Voor deze 'middagschool' in haar pension Bellevue aan Bintaran Ki-doel en ander sociaal werk werd haar in I9?9 de onderscheiding van Broeder in de Orde van de Nederlandse Leeuw ver­leend Mejuffrouw Wilier stierf enkele dagen voor de Japanse eapitulatic, op 9 augustus 194S, in het interneringskamp Lampersan te Semarang Foto S Nelissen-Luderus

werd op 6 november 1935 plechtig geopend door Sultan Haniengkoc Boewono VIII Later in de jaren dertig is het uitgebreid in dezelfde sti|l, op basis van een ont­werp van ir B de Vistanni Een veel groter project van Karsten, die ovengens in dezelfde jaren tevens werkte aan een stedebouwkundig structuurplan voor Djokja, was in Solo de vernieuwing van de centrale pasar in de Chinese Kamp Ook daar­bij maakte hij gebruik van elementen uit de Javaanse bouwkunst, met name in de vorm en constructiewijze van de daken De eerste werkzaamheden voor de nieu­we Pasar Gedeh begonnen al m 1929, maar mede vanwege de omvang van deze onderneming - de markthallen beslaan gezamenlijk een volledig stratenblok - duur­de het uiteindelijk tot 1936, voor het complex geheel was voltooid

Pas na 193-, begon het economisch tij geleidelijk aan te keren, maar 111 geen \an beide Vorstcnlanden bereikte het eultuurbedrijf m de laatste jaren voor de Tweede Wereldoorlog nog de omvang en het inkomstenniveau van de periode vooi 1929 In het Djokjase werden bijvoorbeeld zes suikerondernemingen met voorheen m totaal zo'n 2500 ha aan netlanden niet meer heropend, terwijl het totale suikerareaal tot 1942 daar nauwelijks meer boven de helft van dat van 192S kwam Een zelfde ontwikkeling deed zich voor in de Soerakarnse suikerbouw, ook de tabaks- en de koffietultuur bleven na 1935 wezenlijk achter bij hun eertijdse belang Niettemin werd na het diepe dal van de voorgaande jaren de herleving vanzelfsprekend erva-u n als een grote voomitgang, die in alle lagen van de bevt:)lking zorgde voor nieuw

ptimisme en elan

Dat in dezelfde periode al de voortekenen zichtbaar werden van de naderende cieldbrand, ontging natuurlijk ook m de Vorstcnlanden niet iedereen In dit ver-nd ging de belangstelling van het Europees Bestuur in het bijzonder uit naar de

needs inniger contacten tussen de soenanse kraton en de Japanse gemeenschap m Solo De grote meerderheid van de Vorstenstedelingen zag voorlopig echter lie\ei nog niets Er was weer werk aan de winkel, ook in de meest letterlijk zm, het uit­gaansleven bloeide op en bovendien werd de aandacht van de natie al spoedig op­geëist door plezienger aangelegenheden In januan 1937 traden Pnnses Juliana en Pnns Berhard in het huwelijk, wat 111 Solo en Djokja al evenzeer als elders in Indie aanleiding was voor een grootscheepse viering Het volgende jaar 1938 werd zo mogelijk een nog groter Oranjefeest, met de geboorte van Prinses Beatnx en het 40-jang regcnngsjubileum van Koningin Wilhelmina, en in 1919 deed men alles nog eens dunnetjes over bij de geboorte van Pnnses Irene

Ook aan de Javaanse vorstenhoven waren het belangnjke jaren O p 16 februan 1937 stierf Pakoe Alam VII, na een zelfstandige regermgspenode \an ruim ^ojaar Een opvolger was reeds lang tevoren aangewezen, in de persoon van zijn oudste zoon G R M Ano Soelarso Koentosoeratno Een 'kwestie' werd deze successie dan ook met, op 12 apnl werd de 27-jangc pnns geïnstalleerd als Kangdjeng Goes-

ti Pangeran Adipati Ano Praboe Soeijodilogo, Pakoe Alam VIII Heel anders ging het er twee jaar later toe bij de opvolging van de oude soenan, Pakoe Boewono X Deze overleed na een maandenlang ziekbed op 20 februan 1939, zonder dat op dat tijdstip een definitief besluit was genomen ten aanzien van de reeds tientallen ja ­ren slepende opvolgingskw estic aan zijn hof Het probleem lag hier bepaald met m het ontbreken van nageslacht, m totaal had de vorst met minder dan 66 kinderen verwekt, van wie begin 1939 nog 44 in leven waren De moeilijkheid was alleen, dat van deze schare nakomelingen slechts één, een dochter, was geboren uit een huwelijk met een hoofdvrouw Alle ovenge kinderen, dus ook alle zoons, waren van bijvrouwen en niet-officiele concubines, en een van hen zou nu dus als op­volger moeten worden aangewezen Pakoe Boewono X had twee hoofdvrouwen, met de eerste, een dochter van Mangkoe Nagoro IV, trouwde hij al in i S90, nog voor zijn verheffing tot soesoehoenan Toen deze verbintenis blijvend kinderloos bleek, volgde in 1915 een tweede huwelijk met een dochter van Sultan Hameng-koe Boewono VII, waaruit in 1919 de genoemde dochter werd geboren

De twee voornaamste kandidaten voor de troon waren aldus de oudste zoons van officiële bijvrouwen, de prinsen Hangabehi (Ngabehi) en Koesoemoejoedo, beide geboren m 1891 Hangabehi was enkele weken ouder dan zijn nvaal en der­halve de eerst in aanmerking komende, maar was door zijn vader reeds lang afge­schreven als mogelijke opvolger, hij gold als weinig begaafd en zwak van karakter, en vervulde in de jaren dertig in de organisatie van het soenanaat als voorzitter van de Rijksraad nauwelijks meer dan een decoratieve rol Pakoe Boewono's favonet was sinds jaar en dag Koesoemojoedo, die sinds 1916 als financieel administrateur van de kraton ruimschoots had bewezen over de benodigde bestuurlijke en politie­ke kwaliteiten te beschikken Niettemin weigerde de soenan een officiële aanwijzing te doen zijn voorkeur was bekend, maar in laatste instantie lag de beslissing bij het CiOU\eriiement

Daai o\erhecrste m hoofdzaak het gevoel te moeten kiezen uit twee kwaden Hangabehi's bestuurlijke tekoitkomingen werden als ernstig bezwaar onder\'onden, maar zijn zwakke persoonlijkheid zou het wel mogelijk maken van gouvernements-wege meer invloed op het soenanaat te knjgen Koesoemojoedo's kwaliteiten wa­ren op zichzelf een factor m zijn voordeel, maar anderzijds was hij m de loop der jaren steeds sterker onder invloed gekomen \an de anti-Nederlandse partij aan het hof m de Parmdra en de PKS, met name van Pnns Hadiwidjojo, Woerjamngrat, mr Singgih en Soetopo Wonobojo Zijn loyaliteit aan het Nederlandse gezag moest dan ook bij voorbaat meer in twijfel worden getrokken, en dit gold nog wel meer voor zijn oudste zoon, mr R M H Kartodipoero (later noemde hij zich mr B P H Sumodiningrit), die na hem soenan zou kunnen worden Deze jonge­man had in 1935 in Leiden met succes een rechtenstudie afgesloten en was in de

55

Page 57: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

jaren na zijn terugkeer m Solo ondermeei actief als voorzitter \an Narpowando-wo, rechtskundig adviseur van de PKS, vicc-voorzitter van de afdeling Solo van Panndra en als redacteur van enkele nationalistische bladen In die laatste hoedanig­heid maakte hij spoedig naam als schnjver van felle anti-kolonialc commentaren, die hem ten minste eenmaal rechtstreeks in conflict brachten met gouverneur One

Het was uiteindelijk ook op grond van deze loyaliteitsoverwegmgen dat One in juli 193S de regenng in Batavia adviseerde Hangabehi als opvolger aan te wijzen De definitieve beslissing 111 deze zin werd door gouverneur-generaal jhr mr A W L Tjarda van Starkenborgh Stachouwer echter pas genomen toen duidelijk werd dat de oude soenan niet meer zou hersteUen van zijn ziekbed Op diens sterfdag, 20 februan 1939, werd het bestuur in Solo telegrafisch op de hoogte gebracht van het gouvernementsbesluit Aldus werd op 26 april 1939 Prins Hangabehi alsnog plechtig ingehuldigd als Pakoe Boewono XI, soesoehoenan van Socrakarta, een uitkomst die m de volgende jaren van beslissende betekenis zou blijken m de aan­loop naar de ondergang van het soenanaat

Het pohtiek contract dat de nieuwe soenan kreeg voorgelegd, behelsde naast de verwachte verdergaande reductie van autonomie en bestuurlijke bevoegdheden ondermeer ook een drastische beperking van de hofstaat, zoals die bij de Mang-koenagaran en het sultanaat al was doorgevoerd in respectievelijk 1916 en 1921 Als gevolg daarvan verloren later dat jaar vele honderden kratondienaren hun posi­tie, hetgeen in Solo begrijpelijkerwijs tot grote onrust leidde, er gingen zelfs ge­ruchten, als zouden uiteindelijk niet minder dan zo'n 6000 soenanaatsmedewerkers brodeloos worden De publieke woede nchtte zich daarbij met alleen tegen het Gouvernement, maar vooral ook tegen de nieuwe vorst hij was het immers die met deze vernedenng had ingestemd' Onder de oude soenan, de laatste 'echte' Pakoe Boewono, zou zoiets nooit gebeurd zijn, was de algemene opvatting Evenmin zou het toen mogelijk zijn geweest dat de soesoehoenan bij de gouverneur kon wor­den ontboden voor besprekingen, zoals nu gebeurde, in de oude tijd ging de gou­verneur naar de kraton, en dan alleen na eerst beleefd belet te hebben gevraagd'

Met dit dramatische verhes van vorstelijk prestige werd zo in 1939 al de kiem gelegd voor de brede anti-feodale beweging, die na de Japanse capitulatie in het na­jaar van 1945 en de eerste maanden van 1946 het Solose vorstenbestuur zou weg­vagen Het IS ovengens zeer de vraag of Pnns Koesoemojoedo, zoals wel eens is gesuggereerd, in Hangabehi's plaats een gunstiger contract zou hebben kunnen be­dingen Zeker is wel dat de aanwijzing van Hangabehi m 1939 tevens de keuze in­hield voor een onzekere opvolging op langere termijn Zijn oudste zoon bij zijn tweede hoofdvrouw, die daarvoor als eerste m aanmerking zou komen, was op dat tijdstip nog maar veertien jaar oud, terwijl tegelijkertijd al bekend was dat de nieu­we soenan vanwege zijn zeer fragiele gezondheid hoogstwaarschijnlijk slechts kort zou kunnen regeren Pakoe Boewono XI overleed inderdaad al in juni 1945 en on­gelukkigerwijs was het nadien ook deze jonge, onwetende Pnns Soeno Goentno die als Pakoe Boewono XII de ondankbare taak kreeg, het njk door de Indonesische revolutie te leiden Koesoemojoedo overleed pas in 1956, wellicht zou het hem als vorst in 1945 en 1946 op grond van zijn lange bestuurlijke ervaring wel gelukt zijn, de pohtieke ontwikkelingen 111 Solo dienstbaar te maken aan het voortbestaan van het soenanaat, zoals Hamengkoe Boewono IX m Djokja toen voor het sulta­naat wist te bewerkstelligen

Het zullen vooral deze verwikkehngen rond Pnns Hangabehi's politiek contract en het daarmee samengaande verlies van vorsteljk aanzien zijn geweest, op grond waarvan de jonge troonopvolger in Djokja later in 1939 besloot, bij de onderhande-hngen over de voorwaarden van zijn installatie de hakken flink in het zand te zet­ten Voor de maandenlange diplomatieke strijd met dr L Adam, de gouverneur van Djokja die namens het Gouvernement de besprekingen voerde, was 'Henk' Dorodjatocn evenwel heel wat betere toegenzst dan Hangabehi De pnns was al op jonge leeftijd door zijn vader Sultan Hamengkoe Boewono VIII formeel aange­wezen als opvolger, zodat op dit punt bij voorbaat geen enkele onduidelijkheid be­stond De oude sultan had erop gestaan dat zijn zoon en ovengens ook diens broers een Nederlandse opvoeding zouden krijgen, met alleen omwille van de discipline en eenvoud waarvoor deze toen nog stond, maar ook om de volksaard van degenen met wie hij later uit hoofde van zijn positie in ambtelijke zin het meest zou moeten omgaan, zo goed mogelijk uit eigen ervanng te leren doorgronden

Aldus ging het pnnsje vanaf vieijange leeftijd in de kost bij Nederlandse gezin­nen, eerst m Djokja, vanaf 1925 in Semarang, waar hij zijn eerste HBS-jaren door­bracht, en ten slotte in Bandoeng, waar hij deze school afmaakte In 1930 werd 'Henkie', zoals zijn Hollandse alter ego inmiddels heette, naar Nederland gezon­den voor een vervolgopleiding In Haarlem kwam hij op het Lyceum, waar hij m

1934 eindexamen deed Vervolgens begon hij in Leiden aan de studie Indologie, waarvoor hij in 1937 zijn kandidaatsexamen aflegde In deze 'mooie jaren', zoals hij ze zich veel later nog zou hennneren, gaf Pnns Dorodjatoen zijn ogen goed de kost HIJ was actiefin het studentencorps en m de sport, maar bezocht ook een ver­gadering van de NSB, had contacten met de Perhimpoenan Indonesia, werd ont­vangen door Koningin Wilhelniina en Prinses Juliana, en maakte verscheidene reizen naar andere landen in Europa Toen begin september 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbrak, was hij bijvoorbeeld toevaflig net in Berlijn en kon hij per­soonlijk vaststellen, hoe de bevolking op de oorlogsverklaringen reageerde

Direct daarna kwam van de oude sultan de oproep zo snel mogelijk naar Djokja terug te keren, niet alleen in verband met de dreigende situatie in Europa, maar ook vanwege zijn vaders snel verslechterende gezondheidstoestand Op 18 oktobei 1939 haalde Sultan Hamengkoe Boewono VIII zijn zoon nog afin Tandjong Pnok de haven van Batavia De volgende dag al overhandigde de oude vorst in Hotel des Indes plechtig de heilige kns Kyai Djaka Pitoeroen, ter bevestiging van Pnns Doro-djatoens troonopvolgerschap Tijdens de treinreis terug raakte de zwaar suiker­zieke sultan na een hartaanval in coma Toen de vorstelijke trein 111 de middag van 21 oktober het staOon van Djokja binnenrolde, kondigden plotselinge zware don­derslagen en felle bliksemflitsen een naderend onweer aan, voor de massaal toege­stroomde Javaanse bevolking een zeker teken dat een groot onheil was te verwach­ten De volgende ochtend overleed Sultan Hamengkoe Boewono VIII

Zoals reeds aangehaald, eindigden de taaie onderhandelingen ei begin maart 1940 mee, dat de kroonpnns geheel onverwacht op alle punten toegaf aan de nieu­we contracteisen van het Gouvernement, na uit een mystieke openbaring bij mon de van een van zijn voorvaderen te hebben geleerd dat de Nederlanders binnen­kort toch van Java zouden verdwijnen Op 18 maart 1940 werd de pnns zo op 27-jange leeftijd alsnog met feestelijk vertoon geïnstalleerd als Hamengkoe Boe­wono Senopati Ingalogo Abdoerrachman Sajidm Panotogomo Kalifatoellah IX, Sultan van Djokjakarta, op basis van een politiek contract dat net als dat van Soe­soehoenan Pakoe Boewono XI voorzag in opnieuw verdergaande beperkingen ten aanzien van de vorstelijke autonomie en de hofstaat Veel later, in 1984, zou hij 111 eenjournahstiek interview aan het VU-Mai)aziiw onthullen dat het uiteindelijk voor alles de ervanng van deze vernedenng was geweest, die hem in de jaren nadien tot zo'n overtuigd en vaardig tegenstander van het Nederlandse gezag zou maken In maart 1940 leek het Gouvernement machtiger dan ooit, maar m zijn schijnbart overwinning lag de definitieve aftocht van de Nederlandse troepen uit Djokja niini negen jaar later reeds besloten

56

Page 58: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Pa^ $6 Pnns Hangabehi en de Solose gouverneur KJ A One , tijdens de in­huldiging van de eerstgenoemde als Pakoe Boewono XI, 26 april 1939 Foto E Kiliaan

Liuks de begrafenisstoet van Sultan Ha-mengkoe Boewono VIII verlaat de Djok-jasc kraton, 24 oktober 1939, op weg naar de vorstelijke begraafplaats Imogiri Voor de baar loopt de rijksbestuurder van het sultanaat, K P H H Danoeredjo VIII Foto S Nelissen-Ludérus

Lwkiondu LH onder inhuldiging van Sul­tan Hamengkoe Boewono IX Links be­geeft de kroonpnns zich op 18 maart 1940 111 gezelschap van gouverneur dr L Adam mar de Sitihinggil bij de kraton voor de eigenlijke installatie De andere foto geeft een indruk van de gala-avond in de kra­ton op 8 mei, waarbij onder anderen dr H J van Mook, mr J A Jonkman, Mang-koe Nagoro VII, Pakoe Alam VIII gou­verneur mr M F Winkkr \an Semarang en gouverneur KJ A One \an Soerakar-ta aanwezig waren Foto F Adam

\ _ ^

Luik^ rechtstreeks radiover­slag van de mhuldigings-plechtigheid van Sultan Hamengkoe Boewono IX op 18 maart 1940, door een reporter m traditionele kra-tondracht Foto S Nehssen-Luderus

<^1

Page 59: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Nederlandse parachutisten (iste Para Cie ) poseren op het Djokjasc vliegveld Magoewo, kort na de verovenng m de ochtend van 19 december 1948 aan het begin van de Twee­de Politionele Actie Zic ook de foto's op pag 7S-79 Foto SMC>

Page 60: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Oorlog, bezetting en 'Republiek Djokja', 1940-1949

De jaren van oorlog en Japanse bezetting verliepen \oo: de Europese be­volking in de Vorstensteden m hoofdzaak volgens hetzelfde patroon als elders op Java. De voorbereidingsperiode tussen mei 1940 en december

1941 werd gevolgd door enige maanden van 'oorlog op afstand', waarna in de eerste dagen van maart 1942 de Japanse bezetting hier zonder veel tegenstand zijn beslag kreeg en in de loop van de volgende maanden het Europese element uit de ^amenlevlng werd verwijderd Zoals de overige zelfbestuurders in Indië, werden ook de Middenjavaanse vorsten ingeschakeld bij het Japanse bestuursapparaat, al hielden zij zich in het algemeen zoveel mogelijk afzijdig. In de periode na de Japanse capitulatie tot de soevereiniteitsoverdracht in december 1949 speelde Djokja als tijdelijke hoofdstad van de Republiek een hoofdrol in de Indonesische onaflian-kelijkheidsstrijd, waar te zelfder tijd Solo werd verscheurd door steeds weer opnieuw oplaaiende strijd tussen radicale en gematigde nationalistische groepeiingen

Van 'Berlijn' tot Kalidjati

In de middag van 10 mei 1940 ontvingen de burgerlijke en militaire autonteiten in Nederlands-Indië het code-telegram 'Berlijn' De Nederlandse neutraliteit was ge­schonden door het Duitse leger. Na ontvangst van dit bencht vertrokken de op dat tijdstip in Djokjakarta verblijvende directeur Economische Zaken, dr HJ van Mook, en mr. J A. Jonkman, de voorzitter van de Volksraad, overhaast uit de sultansstad naar Batavia Beiden hadden in Djokja het galafeest bijgewoond dat op 8 mei in de kiaton plaatsvond ter gelegenheid van de troonsbestijging van Sultan Hamengkoe Boewono IX. Tot de andere piommente aanwezigen behoorden, naast de plaatselij­ke top van leger en bestuur, de Mangkoe Nagoro, de Pakoe Alam, de pangerans Koesoemojoedo en Poerbonegoro van Soerakarta, de divisiecomniandant te Mage-lang generaal-majoor G A Ilgen, gouverneur K J.A One van Soerakarta en gou­verneur mr M F Winkler van Semarang. Voorzien was, dat de feestelijkheden iii Djokja op 11 mei 1940 nog een vervolg zouden knjgen met de officiële installatie van het Legioen van Pakoe Alam, dat per l april 1940 was heropgericht onder de ofBcier-leider majoor H.L Eijgenstein Het programma was al vastgesteld, maar on­der druk van de omstandigheden moest het evenement nu tot nadei 01 der worden uitgesteld; de installatie zou uiteindelijk injuli 1940 plaats\ inden

'Vijanden van ons polk in arrest': interneincriii'^eii \>an oouvcrne-nienshiK'gc

Ook in de Vorstenlanden werd na de ontvangst van 'Berlijn' op 10 mei 1940 direct de reeds voorbereide internering van Duitsers, Oostenrijkers, leden van de Indi­sche NSB en andere van anti-vaderlandse sympathieën verdachte personen ter hand genomen. In Solo waren 111 de nacht 21 arrestanten samengebracht op het coniniissanaat van politie, afkomstig uit het gehele gewest Soerakarta. Om 06.00 uur in de ochtend van 11 mei vertrokken deze 'vijanden van ons volk', zoals De Loiomotiefhcn noemde, per autobus naar een atgekeuid KNlL-kainpement in Amba-rawa, dat als voorlopig internenngskamp was aangewezen. Eerder dezelfde ochtend waren daar al 28 Duitsers en één NSB-lid uit Djokja aangekomen; later volgden nog enkele arrestaties van Duitsers en Vorstenlandse NSB-ers. De correspondent van De Dvomoliefm Solo drukte zich naar aanleiding van de arrestaties enkele da­gen nadien al wat milder uit 'Indien ci i;een hommen op W'dciIdiiti.Hhe fieziiiiiei} 111 Hollniid ivaren ff vallen, zouden wij willen iliniren, dcit ei ^uli luiilioeieiide looiieelcii 'ihpeeldcn. Wat moeten we schrijven van den Diiiisclien Jood, den eeniff dic :ijn laat-••ii imnuten hesteedde iii gezelschap van zijn jonge Indische vrouw? Ach, per ^aldo zi/n WIJ geen Diiitschers en hezitten nog wel gevoel vooi onzen niedeniiuihch 117; kiiiiiieii en moeten haid zijn maar hchoeven oih met hardvoclilu; te tooneii

BIJ de internenngen ging het staatsbelang voor het persoonlijk belang, een ledei die enigszins verdacht was, werd in eerste instantie geariesteerd. Later zouden per­sonen die onschuldig waren gebleken, alsnog worden vnjgelaten Hoewel de kran­ten de plaatselijke autoriteiten m geheel Indië prezen om de snelle en doeltreffen­de wijze waarop de internenngen waren uitgevoerd, kan achteraf met worden

ontkend dat er fouten zijn gemaakt. Niet zelden werden mensen geheel ten on­rechte achter het prikkeldraad gezet, anderzijds bleef een aanzienlijk aantal NSB-ers van internenng gevnjwaard In het internenngskamp m Ambarawa waren eind mei 1940 ten slotte ongeveer 460 'Duitschers en landverraders' bijeengebracht, merendeels uit Midden-Java; een deel van deze groep is nadien overgebracht naar Ngawi m Oost-Java, waar 111 het fort Van den Bosch intussen een nieuw interne­ringskamp was ingericht

De bewaking van dit Ngawi-kamp was m handen van gepensioneerde man­schappen van het Legioen van Mangkoe Nagoro. Zij bleken echter niet voldoende tegen hun taak opgewassen; de gevangenen beschouwden de bewaking door Ja­vaanse militairen als vernederend, terwijl dezen zich op hun beurt onder de gege­ven verhoudingen te onzeker voelden om doortastend op te treden. Toen in sep-tenibei 1941 een oproer uitbrak in het kamp, durfden de bewakers, ondanks de bevelen hiertoe, met op de ontsnappende Europeanen te schieten Nadien wer­den dan ook Nederlandse KNIL-militairen aan de Javaanse bewaking toegevoegd. Op 5 maart 1942 arriveerden de Japanners in Ngawi, die de daar nog aanwezige 'gematigde' NSB-ers voorlopig m vrijheid stelden. Alle Duitsers en 132 'onver­zoenlijke' NSB-ers waren eerder reeds, m de loop van januari 1942, uit Neder-lands-Indië weggevoerd. Toen de Japanners echter vanaf medio 1942 ertoe over­gingen de Nederlandse burgermannen te interneren, maakten zij voor de meeste NSB-ers geen uitzondei mg, zodat dezen toen opnieuw werden opgesloten

Steiinfondsen cii oorlc\^suoorbereidiii(^; hoiidinj^ van de vorsten

Zoals elders 111 Indic, maakten de gebeurtenissen van mei 1940 onder de Neder­landse burgenj van Djokja en Solo een golf van vaderlandslievende activiteiten los. Middels bazaars, fancy-fairs en uitvoenngen m De Vereemgmg en De Harmonie werd geld bijeengebracht, scholieren zamelden aluminium in voor de Britse vliegtuigmdustne, en 111 beide gouvernementen volgde direct ook al de instelling \an gewestelijke comité's van het Steuntonds Holland, door de Nederlands-In­dische regering op 11 mei m het leven geroepen ter ondersteuning van de vader­landse oorlogsinspanning, en van het Spitfire Fonds, bedoeld voor de aanschaf van Spitfire-jagers door de Engelse regering Gouverneur dr L Adam, voorzitter van het gewestelijk comité Steunfonds Holland te Djokja, appelleerde voor het goede doel met succes aan de aloude rivaliteit tussen de beide Vorstenlanden, door tij­dens een grote bijeenkomst op 20 mei in de schouwburgzaal van De Vereeniging op te roepen tot een 'sportleven stnjd met het gewest Soerakarta* om het hoogste inzamehngsbedrag. Van die kant werd de handschoen door zijn ambtgenoot One vanzelfsprekend met graagte opgenomen. In beide steden ontvingen de comités nog voor het emd van de meimaand meer dan een ton aan giften, waaronder aanzienlijke bedragen ineens De sultan tekende bijvoorbeeld persoonlijk voor ƒ 2000,-, het sultanaat nog eens voor ƒ 3000,- en het Pakoealamse Huis voor ƒ 1500,-. Van de Djokjase Jaarmarkt kwam ƒ 7000,-, de Vereemgde Klattensche Cultuur-Maatschappij droeg ƒ 5000,- bij en m Solo verbaasde de Fomiosaanse (for­meel dus Japanse) winkelier Kwik Bo Ay met een gift van eveneens ƒ sooo,-.

Behalve geld werd spoedig ook een persoonlijke inzet van de Europese burge­nj gevraagd Sinds het najaar van 1939 kende men 111 Batavia, Soerabaja en enkele andere grote steden al de Luchtbeschermingsdienst (LBD), die verantwoordelijk werd voor verduistenngs- en camouflagemaatregelen, de aanleg van openbare schuilplaatsen en de hulp aan slachtoffers van luchtaanvallen. In de tweede helft van 1940 kregen de Vorstensteden eveneens zo'n organisatie, die deels werd gevormd uit vrijw ilhgers Verder vond m dezelfde periode in tal van plaatsen, waaronder Solo en Djokja, de instelling plaats van stadswachten. Deze hulpkorpsen hadden tot taak leger en politie op lokaal niveau in geval van oorlog te assisteren bij de handhaving van de openbare orde en werden eveneens bemand door vnjwilligers - Chinezen en Indonesiërs konden zich 111 beperkte mate eveneens melden - en door dienstplichtigen van wie vast stond dat zij bij een algemene mobilisatie niet zouden worden opgeroepen. Voordien waren er reeds Vnjwilhge Oefencorpsen gevormd, ten behoeve van de training van dienstplichtigen met groot verlof die zich voor vrijwillige oefening hadden gemeld, ook jongeren uit de hogere klassen

'^9

Page 61: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

van de middelbare school konden echter toetreden Daarnaast werden vanat het najaar van 1940 penodiek de landstormreservisten opgeroepen voor mihtaire oefe­ning Dr Th Pigeaud, destijds als wetenschappelijk ambtenaar van gouvernements-wege te Djokja gestationeerd, vermeldt m een injanuan 1947 door hem opgesteld verslag over zijn ervanngen in die stad,

'Ik was nog nooit in militaire dienst geweest In ig^i ii'iid ik diumaiil opgeioipen vooi een niilitaiie oefeniin} van dne weken ah dienstplichtige hij dc landstoim, eenmaal 111 Djokjakarta en tweemaal in Socrabaja Dc voeding, de kledingvoorzietniii^ en het logit s waren goed Het ondem>i)\ en dc oefenini^ 111 de krijgskunde waren onvoldoende en daar­bij verouderd Moderne wapenen ontbraken Dc officieren en onderofficieren, die zelf landstorniers waren, hadden hun kennis van de krijgskunde blijkbaar voor een deel vei-geten De geest bij de troep was niet kiijii'^haftig, maar overigens iiewilhg In Soerabaja moeiten we veel wachtdiensten verlichten op vcrschillendi punten in de stad, onder an-deie in de gevangenis, telkens 24 uur aan een stuk Dit ivas zivaai weik vooi mannen, die niet meer jong waren In het vooruitzicht, dat men na drie weken weer naar huis mocht, deed men in den regel vnj goed wat ergeei'it werd Vermoedelijk niet velen dach­ten in tg40 en ig4i dat het erint zou worden Men meende, dat het vertoon van paraat­heid voldoende zou zijn, om een mogelijken aanvaller af te schrikken '

Ook vrouwen werden ingezet bij werkzaamheden die 111 de defensie-inspan­ning pasten het bedienen van telefooncentrales, het geven en volgen van EHBO-cursussen, het censureren van brieven, etc De vrouwen organiseerden zich on­dermeer in de Centrale Commissie tot Organisatie van Vrouwenarbeid m Mobi­lisatietijd (COVIM), het Rode Kruis en het Vrouwen Automobiel Corps (VAC) Als regel werden de plaatselijke of gewestelijke COVIM-afdelingen voorgezeten door de echtgenotes van de hoogste Europese bestuursambtenaren, zo ook in Djokja en Solo door respectievelijk mevrouw Adam en mevrouw One

Nadat echter de eerste opwinding over de bezetting van Nederland wat was weggeëbd, hernam het gewone leven ondanks alle voorbereidingen op een even­tuele oorlog al gauw weer zijn gewone gang Mevrouw C C Wijna-Leddy, inder­tijd akela bij de padvinderij in Djokjakarta, schrijft in een persoonlijk verslag dat begin 1946 moet zijn opgesteld 'Aj en toe wordt er eens een liichtbeschermuigsoejenuig gehouden, waarbij we 's avonds de lampen gedeeltelijk moeten afschermen Wat een ge­zeur met die open Indische huizen We saboteren een beetje, zien er de noodzakelijkheid niet van m ' Hoewel steeds duidelijker werd dat het gevaar van Japanse zijde toe­nam, namen aldus slechts weinigen de dreiging seneus, ook al doordat er van offi­ciële zijde en in de pers steeds alles aan werd gedaan om door geregeld vertoon van zelfvertrouwen en weerbaarheid, ondermeer op de eerste herdenkingsdag van de Duitse bezetting van Nederland op 10 mei, het moreel hoog te houden

De laatste van zulke manifestaties m de Vorstenstedcn vond plaats op i decem­ber 1941, de veijaardag van de Bntse premier Churchill Nog geen week voor de Japanse overval op Pearl Harbor werd toen in Djokja door het actie-comité 'Tanks voor Churchill' een 'gecombineerde aanval op de burgenj van Djokjakarta' uitge­voerd om geld m te zamelen voor een passende bijdrage aan de Engelse oorlogsin­spanning De actie werd uitgevoerd door dames van het Rode Kruis en van de COVIM, de Djokjase padvindenj en een aantal stadswachters, die in acht vracht­wagens bestuurd door leden van het VAC de verschillende wijken van de sultans­stad infiltreerden Nadat deze alle voldoende 'onder vuur' waren genomen, werd

het evenement onder grote publieke belangstelling afgesloten met een groots défilé van de in Djokja aanwezige legeronderdelen en hulpkorpsen, dat van de galenj van de sociëteit werd afgenomen door Pakoe Alam VIII, de militaire leiding en de hoog­ste ambtenaren van het gewestelijk en plaatselijk Europees bestuur

Zoals te veiwachten, betuigden de vorsten van Solo en Djokja na 10 mei 1940 ter­stond hun uitdrukkelijke steun aan het Nederlandse koningshuis en de regenng, en namen zij vanzelfsprekend ook zitting in de plaatselijke comités van het Steun-fonds Holland Pakoe Boewono XI het op de 20ste van die maand voorts bekend­maken dat zijn verjaardag op 3 juni slechts in besloten kring gevierd zou worden, naar Javaanse begnppen te meer een grote geste waar het daarbij om zijn zevendc windoe ging 'In deze dagen,' aldus De Locomotief op 20 mei in een zelfde nogal onwaarachtige toonzetting, 'heifi Z H de Soesoelioeiian van Soerakarta niet zijne aaiihankelijkheidsverklaruig en den bidstond voor Nederland en onze Vorstin inetteidaad het voorbeeld gevolgd van zijn vorstehjken vader, van wien wij vroeger getuigden dat diens Houw en liefde voor de leden van ons Oranje-huis him stempelden tot den eersten en idilsten dienaai van Neerland's KonuK^in '

Bepaald oprechter werd de houding van Mangkoe Nagoro VII beoordeeld wiens huis het Nederlands-Indische Gouvernement vanouds een warmer hart toe­droeg dan dat van Solo's 'grote' vorsten Anders dan de soenan, toonde de Mang­koe Nagoro zich ook later in 1940 en 1941 steeds bereid tot werkelijke geldelijke en andere steun aan de Indische defensie, zoals ondermeer met betrekking tot dc financienng van de Solose LBD Daarnaast was er natuurlijk de personele inspan­ning, 111 de vorm \an het Legioen van Mangkoe Nagoro In de oorspronkelijke opzet waren daarvoor alleen hulptaken voorzien, maar medio 1941 reeds werden alsnog twee compagnieën uitgerust voor toevoeging aan het veldleger van het KNIL en onder bevel van de legercommandant geplaatst In zijn toespraak tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de verwanten, officieren, ambtenaren en dienaren van het Mangkoenagorose Rijk kon de vorst op 29 oktober 1941 dan ook met gepaste trots verklaren

'Er IS VOOI l\edeilaiidscli-hidii sluhts één ii'ct; om aan di eventueelegibeiiiicniss n op waardige wijze hel hoofd te bieden en die weg is nut di uitiistt kiaihisinspanning ie komen tot volkomen paraatheid Dit is hel gebod

Het Man(;koenegoro'sche Rijk als deel van Nederlandsdi-Iiidu is zich van den aan­vang af van dit gebod bewust en heeft dat ook getoond dooi zijn lureidhiid om mede pa­raat te zijn naar het vermogen dat het is toegemeten '

Een zelfde opstelling ontmoette het Gouvernement bij de Pakoealaman, die sinds april 1940 eveneens weer beschikte over een bescheiden eigen legerkorps van twee compagnieën Pakoe Alam VIII garandeerde gouverneur Adam in mei 1940 per briefde loyaliteit van zijn huis, door de verzekering dat 'ik mij met alle weerbari mannen van het Pakoe Alanische i>eslaiht tin dieusti stel van de Nederlands-Indisclu Reiieeiini^, dat wij nut een hiilui vuiii beziild ons (taariii ziillin scharen bij dc (^clcdeien van het Koninklijk I\ederlandsch-Indischc Legei, en dat wij, ongeacht welL (gevaren ons bidieii;en, ons zullen believen daai, waar de Rci^ccmn; hel noodig acht om te zenden ' Belangrijker voor de Nederlands-Indische regering was in Djokja ni dit verband evenwel de houding van de sultan, waar deze immers in de praktijk bijna altijd ook die van de 'kleine' vorst bepaalde Conform zijn kritische opstcl-

60

Page 62: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Prt(,'. 60: oorlogsvoorbereidingen m Solo. Geheel links inspecteert Mangkoe Nago-ro Vil in gezelschap van gouverneur Orie de Solose Stadswacht, die was gevestigd aan de noordelijke aloon-aloon. Daar­naast defileert de Stadswacht in overval­wagens op de aloon-aloon. Beide opna­men zijn waarschijnlijk gemaakt op 10 april 1941, bij de herdenking van de Duit­se inval in Nederland. Foto's: M.J. Westervcld.

Rechts: défilé van KNIL en hulpkorpsen voor de Djokjase sociëteit De Vercenigiiig op I december 1941, na afloop van de ac­tiedag van het comité 'Tanks voor Chur­chill'. De foto is gemaakt bij dezelfde ge­legenheid als die op pag. 11, met de jonge Pakoe Alani VIII m gezelschap van onder anderen de plaatselijk militair comman­dant, de overste A. Pik, voor de galerij van de soos. Foto: A.J.J. Mulder.

Onder en geheel onder: de Djokjase HBS m de Prinses Julianaschool op Djetis diende in het najaar van 1941 voor de aanmel­ding en inkwartiering van de plaatselijke landstorm. Foto's: J. Mobach.

, « 111! i III ^ i i i i i i II "i

f' Jl. ^^^H'l B^^ '

_ ^ ^ Ê

'

%

,1 1 "

Ii Is; 1

i^ÊÊ^B-*-

M i

i

1 f W f 1

L P

Img tijdens de onderhandelingen over het nieuwe politiek contraet in de maan­den rond de jaarwisseling van 1940, hield de pas aangetreden Hamengkoe Boe-wono IX het na mei van dat jaar voornamelijk bij formele, woordelijke steun. Deze neutrale houding was een grote, maar wellicht nogal onrealistische teleurstelhng voor het Nederlandse gezag, dat overigens voor de buitenwereld onverminderd het beeld van hechte eenheid met het vorstelijk bestuur bleef uitdragen.

Ill ooHoj^ met Japan

In reactie op de Japanse aanval op Pearl Harbor op 8 december 1941 werd, nog voordat de gouverneur-generaal voor de radio de oorlogsverklaring aan Japan be­kendmaakte, opdracht gegeven tot de internering van alle ca. 2000 nog aanwezige japanners in de Archipel. De grote meerderheid van de Japanners in Indië was in de voorgaande maanden op instructie van hun regering al naar Japan teruggekeerd. De in de Vorstenlanden woonachtige Japanners, in totaal ca. 120 personen, werden gevangen gezet in een kamp in Anibarawa; de meesten waren Formosanen. Medio december besloot het Nederlands-Indische Gouvernement de geïnterneerde Ja­panse mannen uit Indië te verwijderen. De afvoer van de groep geïnterneerden uit Ambarawa werd door de landstorm van Djokjakarta uitgevoerd. Dr. Pigeaud vertelt hierover: 'De landstorm van Djokjakarta heeft ook de opdracht voh'oerd een :ecr i;root transport geïnterneerde Japanners, mannen, t'roiin'eii en kinderen, pan een kamp bij Ambarawa, waar zij bijeengebracht waren, peraiitobns, en van Djokjakarta af per trein, naar Tandjoeng Priok te begeleiden, waar zij zich moesten inschepen om, naar men vertelde, interneringskampen in Aiisiralië te gaan betrekken.' Dit was inder­daad de bestemming van deze scheepstransporten.

Voor het overige had, aldus De Locomotief daags nadien, 'het bericht van de oor­logsverklaring in de Vorstenlanden, zooals tronweiis in geheel Midden-Java, geen noe­menswaardige verandering in het dagclijksche leven teweeggebracht. (...) De oorlogs-berichten hebben overal in het gewest Soerakarta ontspanning om niet te spreken van ophichtinggebracht. (...) Ook in Djokjakarta heerst een rustige stemming.' A\a,i:meen overheerste aanvankelijk nog steeds de geruststellende idee dat ook al was Neder-lands-Indië nu in oorlog, het werkelijke strijdtoneel ongetwijfeld op grote afstand zou blijven. Deze hoop werd evenwel al op 10 december ruw verstoord, toen de Japanners met de vernietiging van de Britse oorlogsschepen Prince of Wales en Repulse hun eerste grote succes in Zuidoost-Azië boekten. O p 12 december 1941 werd de algehele mobilisarie voor Java afgekondigd, waar deze in de Buitengewesten direct op 8 december reeds was ingegaan.

61

Page 63: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

In de ochtend \an 11 december kwamen iii Djokja op verzoek \an gou\erneur Adam m de pendopo van rijksbestuurdei Pangeran Ario Adipati Dhanoeredjo de vertegenwoordigers bijeen van diverse maatschappelijke en politieke verenigingen, zowel Europese als Indonesische en Chinese hi zijn toespraak hield de gouverneui de aanwezigen namens de Indische regering ondermeer met klem voor, eenheid en trouw aan het gezag te bewaren 'Wie iii dezen lijd de te^eii^tellinqeii op politiik en godsdienstig gebied toespitst, wiikt lu hit vooidid van din vijand Alles wat de een­dracht schaadt, (< dii\ verraad Laten ivi; dit vooial nut vin^itin '

Deze waarschuwing was m het bijzonder gencht aan de nationalistische bewe­ging In oktober 1941 had in Djokjakarta het Tweede Indonesische Volkscongres plaatsgevonden, tijdens hetwelk mede was besloten de acties voor het instellen van een Indonesisch parlement uit te breiden, ondermeer door 'het organiseren van groote vergadenngcn ' De Nederlands-Indische regenng had toen direct ingegrepen, op grond van de bepalingen van de op 10 mei 1940 afgekondigde staat van beleg werden bijeenkomsten van staatkundige aard, openbaar of besloten, voortaan ver­boden De besturen van de in de Gapi (Gaboengan Politik Indonesia) samenvver-kcneie nationalistische organisaties hadden besloten zich aan het verbod te houden, maar met name onder nationalistische jongeren was het sindsdien steeds onrustig gebleven In het gouvernement Solo kwam deze onrust eind december 1941 tot uitbarsting bij een incident in Sragen, toen daar een luidruchtige groep van enkole honderden met bamboesperen gewapende PKS-leden door de politie uiteen werd geslagen Met deze actie werd waarschijnlijk een op handen zijnde opstand m de kiem gesmoord Er werden enkele arrestaties verricht binnen de PKS, maar ook onder leden van andere nationalistische bewegingen De gearresteerden werden eind februari 1942 overgebracht naar de Soekamiskin-gevangenis bij Bandoeng, waar zij in maart 1942 door de Japanners werden bevrijd

BIJ de Europese bevolking stond de decembermaand van 1941 geheel 111 het teken van mobihsatie, LBD-oefeningen, EHBO-eursussen, het voorbereiden van vernielingsplannen, de aanleg van schuilloopgraven en andere maatregelen in ver­band met de oorlogstoestand Dat overigens lang met iedereen even enthousiast deelnam aan deze activiteiten, blijkt wel uit een bericht m De Locomotief V3n 20 december 'Di i)Oiiverneiir van Djokja deelt het voli;eiide mede Mij worden nog steeds namen t^enoemd van dames, die mets doen, d ivs zich aan allerlei biirgerdiemtplicht ont­trekken moet ik U nii heiisch de dunstplicht d/i/c(T(_'«;'' Na de jaarwisseling hernam niettemin het openbare leven langzaamaan zijn loop Op 5 januan 1942 begonnen in Djokja de scholen weer, zij het met een veel kleiner aantal mannelijke leraren Een aantal schoolgebouwen was voor militaire doeleinden in gebruik genomen Zo was de landstorm van Djokja ingekwartierd 111 de HBS op Djetis en de AMS-A aan de Dr Yap Boulevard, terwijl ook het Petronella Ziekenhuis was ontiuinid ten behoeve van de defensie, met uitzondering van de chirurgische afdeling, de polikliniek was overgebracht naar noodbarakken op Pingit In Solo had een aantal openbare gebouwen eveneens een voorlopige militaire bestemming gekregen De plaatselijk mihtair commandant, majoor W F V Engelbert van Bevervoorde, ze­telde in de Gouvernements Muloschool op Manahan en de landstormafdeling Solo was ondergebracht in het Internaatsgebouw aan de Cantinestraat In beide steden was er vanaf medio februari 1942 geregeld luchtalarm en aan het eind van die maand werden de stadswachten gemilitanseerd, evenals de politie-eenheden Een deel van de landstormafdehngen Solo en Djokja vertrok na 22 februari met het 21ste Bataljon Infanterie KNIL en hulpkorpsen naar standplaatsen elders m Mid-den-Java Op i maart vormden aldus twee kleine resterende detachementen land­storm, samen met de stadswachten en de gemihtariseerde politic, nog de enige militaire eenheden m de Vorstenlanden

De verdediging van de gouvernementen Djokjakarta en Soerakarta was volgens het operatieplan van het KNIL voor Midden-Java toegewezen aan het Regiment Groep Zuid Deze eenheid was op 8 december 1941 opgencht en stond onder het commando van de kolonel P Scholten. de kern werd gevormd door het bovenge­noemde 2iste Bataljon Infantene verdeeld over de twee halfbataljons 111 Djokjakarta en Solo, respectievelijk onder bevel van luitenant-kolonel A Pik en luitenant-kolo­nel B C D Drejer In beide steden werden de halfbataljons aangevuld door eenhe­den van inheemse militairen, 111 Djokja door de twee nieuw gevonnde compagnie-en van het Legioen Pakoe Alani, in Solo door een compagnie van het Legioen van Mangkoe Nagoro, in Solo was bovendien nog een onvolledig bataljon van het Le­gioen Mangkoe Nagoro gelegerd onder majoor Th Dessauvagie, bestaande uit dne compagnieën Daarnaast waren in beide gouvernementen landstormafdehngen en stadswachten aanwezig

Volgens de kolonel Schuiten m zijn bock (}p nis nut di Spuial Paity' was Groep Zuid 'lut sUihtsi biwapiiidi en gcoejendi van de vijf infaiiterie-reginuntin waarover

Java toen bisihikti ( ) Van de negen compat;iiuen infanterie waren erop 1 maait ig^z slechts vier bewapend met geweren en karabijn-mitrailleiirs De overige vijjf companieen - due van liet Ligioin van Mani>koe jVdijcio en twee van het D't^ioeii Pakoe Alani -moesten Java lulpin viididii;in met kaïahijn en kleivan^ ' Bovendien waren de inheem­se soldaten van de beide Legioenen meei opgeleid voor de dienst bij de paarden-treinen en voor bewakingstaken dan voor gevechtsacties Voordat de Japanse aan­val op Java begon op l maart 1942 was het hierboven genoemde operatieplan voor Midden-Java echter al opgegeven, met als gevolg dat Soerakarta en Djokja­karta op dat tijdstip feitelijk onverdedigde steden waien

In de loop van februari 1942 was het bataljon van het Legioen van Mangkoe Nagoro met het oog op een meer verspreide legering v an de troepen v erplaatst naai Gombong In deze maand werd het tevens duidelijk dat niet langer kon worden gerekend op een grote versterking van de Indische defensie met gealheerde grond­en luchtstnjdkrachten Op 22 februan 1942 hield ABDA-Command, dat eind de­cember 1941 was ingesteld als gemeenschappelijke bevelsorgamsatie van Amen-kanen, Bntten, Nederlanders (Dutch) en Australiërs, op te functioneren Na de val van Singapore op i s februari concludeerde de opperbevelhebber van het Com­mand, Sir Archibald Wavell, dat Java met behouden kon worden met de beschik­bare militaire middelen Twee Australische legerdivisies die reeds naar Java onder­weg waren, werden naar elders gedirigeerd en op 2S februan vertrok Wavell met een Amerikaanse bommenwerper vanaf het Djokjase vliegveld Magoewo naar Ceylon Daarmee kreeg het Nederlands-Indische Gouvernement weer de volle­dige verantwoordelijkheid voor de verdediging van Indie, ten behoeve waarvan wel de nog op Java aanwezige Britse, Amerikaanse en Austi ilische strijdkrachten ingezet konden worden

Op de dag van Wavells vertrek werd ook een aanvang gemaakt met het terug­trekken van Java van 'air forces which can mote iisejiilly operate from bases outside Java naar Austiahe Vanaf emd december 1941 waren enkele tientallen Amerikaans bommenwerpers van de typen Boeing B-17 'Flying Fortress' en Convair LB-^c (latere typen bekend als B-24 'Liberator') op vliegvelden in Midden- en Oost-Java gestationeerd, ondermeer op Magoewo Het algemeen commando over deze luehtvloot van uiteindelijk ca 60 toestellen werd uitgeoefend door Lieutenant-Colonel T Eubank, die zich met zijn staf in Djokjakarta vestigde De verdediging c q bewaking van Magoewo was in handen van de landstorniafdelmg Djokjakarti In de ochtend van 22 februari voerden een jagereenheid van de Japanse marine-luchtmacht de eerste luchtaanval op Magoewo uit, waar sinds medio december 1941 toestellen van de 2de en sinds eind januari ook van de 4de Verkenningsafde­ling ML-KNIL waren gestationeerd De landstorm had met de beschikking over luchtafweergeschut en kon met de gewone mitrailleurs weinig uitrichten tegen de snelle Zero-jagers Bij de luchtaanval gingen een verkenner van het type Curtis^ CW-22 'Falcon', drie Lockheed L-212-toestellen (verbouwde lesvliegtuigen) en een B-17 verloren, dne andere CW-22's werden beschadigd De zeven nog inzet­bare CW-22's van de 2de Verkenningsafdeling werden in de middag overgevlogen naar het schuilterrein Bangsal bij Modjokerto, de 4de Verkenningsafdeling vertrok op 23 februan met zijn acht resterende L-212's naar West-Java De evacuatie van de Amerikaanse vliegtuigen, waarvan overigens in de voorgaande weken 20 n tweederde verloren was gegaan, van en via het vliegveld van Djokja begon op 1 februan en was in de vroege avond van i maart voltooid De volgende avone' arriveerde van de basis Broome in Noord-Australie nog eenmaal een groep van acht Amenkaanse bommenwerpers, om het achtergebleven personeel op te halen

Het wegvallen van vrijwel de volledige steun van geallieerde zijde had grote gevolgen voor het operatieplan Midden-Java Het Algemeen Hoofdkwartier te Bandoeng (AHK) besloot op 22 februari de verdediging met zoveel troepen te concentreren in West-Java, waar zich het regeringscentrum en de belangrijkste magazijnen bevonden, en in Oost-Java, met de belangrijke haven en marinebasis Soerabaja Daartoe diende het gros van de mobiele troepen uit Midden-Java naai West-Java te worden verlegd, alleen Groep Zuid zou hier kunnen aehterblijvei maar moest Djokja en Solo verlaten en zich verplaatsen naar Poerwokerto De commandant van de betrokken Ilde Divisie, generaal-majoor P A Co\ , protes­teerde vergeefs tegen deze 'ontblotmg', onder verwijzing naar de ongunstige in­vloed die daarvan op de zelfliestuurders en de Vorstenlandse bevolking zou uit­gaan De ontruiming van Midden-Java, aldus Cox in Nederlands-lndie contra Japan. betekende zijns inziens mets minder dan het roemloze emde van 'een zoo vriichl-baar joo-jarig Nederlandsch batiiitr '

62

Page 64: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

De strijd op Java en de bezetting van Solo en Djokja, 1-6 maart 1942

Gelijktijdig met de landingen van het 16de Leger 111 West-Java, begon 111 de nacht van 28 februari op 1 maart 1942 bij Kragan, iets oostelijk van Rembang, de ont-schepmg van een ca 4000 man sterke Japanse gevechtsgroep onder commando van generaal-majoor Sakaguchi Shizuo De gevechtsgroep bestond uit dne aanvalsgroe-pen, respectievelijk onder bevel van majoor Kaneuchi, luitenant-kolonel Matsumo-to en kolonel Yamamoto Kyohei, en had als opdracht de bezetting van Midden-Java. Op dezelfde plaats ging de 48ste Divisie aan land, die tot taak had Oost-Java te bezetten

Direct na de ontvangst van het bericht van de landing werd 111 Solo en Djokja m de ochtend van i maart begonnen met de vernietiging van archieven van be­stuursinstellingen, politie, banken e.d., die met m handen van de vijand mochten vallen. Ook al op i maart vielen zeven Japanse bommenwerpers het vliegveld Ma-goewo aan, waarbij op de grond drie LB-30's en één B-17, ovengens alle reeds beschadigd, verloren gingen. Later op de iste volgde nog een Japanse jageraanval; diezelfde avond vertrok Eubank met zijn resterende toestellen Op 2 maart vond op het inmiddels vnjvvel lege vhegveld opnieuw een luchtaanval plaats, ditmaal met veertien bommenwerpers, waarbij een hangar werd getroffen. Nadat die avond vanuit Broome nog Amenkaans luchtmachtpersoneel van Magoewo was opgehaald Lil ook de laatste Nederlandse technici waren vertrokken, werd het vliegveld om­streeks middcrnac ht onbruikbaar gemaakt door het vernielingskorps onder leiding van de onderluitenant der Artillerie J Bloos De enorme knallen deden de muren van de huizen in Djokjakarta tnllen en brachten grote onrust te weeg bij de bur­gerbevolking in de stad, die voordien met was geïnformeerd over de vernietiging

hl Solo arriveerde op deze dag de laatste trein uit Semarang, waarna een aan­tal belangrijke bruggen op het traject werd opgeblazen Ook op 2 maart werden de beschikbare militaire eenheden in Solo in stelling gebracht voor de verdediging van de stad Een afdehng pohtiepersoneel van ca so man oncier bevel van detache-mentscommandant A G. Gout kreeg de opdracht het weggedeelte tussen de drie­sprong Kartasoera-Solo-Djokja in de richting van Bojolali over een afstand van 4 km tegen infiltratie door Japanse troepen te bewaken. Een eenheid van 23 land-stormers onder leiding van de reserve-eerste luitenant JJ . Klaarenbeek moest de brug over het Bandjirkanaal bij Gihngan aan de noordrand van Solo bewaken \n de late middag van 4 maart arnveerde luitenant-kolonel D van Kempen met zijn Groep Madioen/Tjepoe in de stad, die zijn commandopost m fort Vastenburg vestigde. Van deze Groep werden de landstorm onder kapitein L W Alders en een detachement onder bevel van reserve-majoor W. Meijneken naar bovenver­melde brug gedirigeerd, waardoor het aantal daar gelegerde militairen werd uit­gebreid tot ongeveer 80 Kapitein P G J. Meys kreeg opdracht de verdediging achter de brug te organiseren. De marechausseesecties onder luitenant E.A Feijtes moesten de brug over de Solonvier 111 de weg naar Sragen-Ngawi aan de oostrand v m de stad verdedigen

In de late avond en nacht van 4 maart 1942 nadeide de voorhoede van de aan-valsgroep Matsumoto Soerakarta l^e groepen Yamamoto en Kaneuchi nikten van­uit Godong, 10 km ten westen van Poerwodadi, naar Bojolali op om uit Solo te­rugtrekkende KNIL-troepen de pas af te snijden Omstreeks 23 00 uur begon van d(. overzijde van het kanaal een beschieting met mortieren, de Nederlandse troe­pen beantwoordden dit vuur, waarbij latei in de nacht enkele Japanse mtantene-panouiUes werden vernietigd. Om 04.00 uur in de ochtend van 5 maart volgde aan Niderlandse zijde het bevel tot teragtrekken op Djokjakarta, omdat bij het aanbre­ken van de dag de stelhng niet zou kunnen worden behouden tegenover de over-ni i(_ht van Japanse troepen Een uur later kreeg het veldpolitie-detachement onder bi.\el van Gout eveneens de opdracht naar Djokja op te breken, zonder zelts maar een Japanner gezien te hebben. Luitenant Feijtes ontving het bevel 111 het geheel nitt en ontvluchtte later die dag op eigen gezag Solo. Later 111 de ochtend van 5 maart 1942 bereikte het merendeel der eenheden na een nogal chaotische terug-tot ht Djokja, waar, in de woorden van kapitein Meys m een door hem opgesteld, ongedateerd verslag over de penode van 24 februan tot s maart 1942, 'de iroepen, Ah mei alleen door perinoeicnh, maai i'ooial dooi {lehiek aan IVK/Z/HJ en verpleging ff-duieiide de laalste dagen, volkomen uilgepnl ivaicii, naai het H B.S gebonw werden gcdiiigeerd (...) Het wai mei de moreel maar de phyueke iiilptilling die een weeuland '"((/(•// aan de vijand mei deze troepen voor hel moment oninogclifk maakte

Diezelfde ochtend van s maart 1942 werd de omgeving van de HBS op Djetis door de Japanners licht gebombardeerd Het gebouw zelf werd niet geraakt, wel

een m de omgeving gelegen schuilloopgraaf en een constructiewerkplaats, alles ovengens met alleen matenële schade. Inmiddels was de legerleiding m Djokja op de hoogte gebracht van het bevel van generaal Cox om de strijd te staken als de Japanners de stadsrand hadden bereikt Om ongeveer 16.00 uur vertrok majoor H L. Eijgenstein, de plaatselijk mihtair commandant van Djokja na het vertrek van luitenant-kolonel Pik naar Poerwokerto, tezamen met zijn adjudant en voorzien van een witte vlag naar de stadsgrens, waar zij in contact kwamen met de voor­hoede van de aanvalsgroep Kaneuchi De beide mannen werden in een zojuist ge­graven kuil gezet en met een mitrailleur op de borst werd de majoor gesommeerd de stad over te geven Na dit onnodige en overdreven machtsvertoon ging het in een Japanse legerauto m gezelschap van enkele officieren naar het gouverneurs-luns, waar ten overstaan van gouverneur Adam de overgave werd bevestigd.

In de ochtend van 5 maart trok de hoofdmacht van de aanvalsgroep onder be­vel van luitenant-kolonel Matsumoto Solo binnen. Mevrouw W Wits, verpleeg­ster van het Zcndingshospitaal op Djebres, noteerde m haar dagboek' i Morgen.^ na liet eten kwamen de h'ippoihche soldaten hel ziekenhun op vcisihillende plaateen te­gelijk binnen Het was de 5c niaail Behalve dalgesihieeiiw en lawaai en hel meenemen van de ééne grooie auto, beleefden we toen zelf niets. Alleen de schrik omdat we zoo plotseling vlak tegenover de bajonet van het geweer stonden. Ze verdwenen allen weer en leek alles iiistig ' Elders m de stad ging het er echter heel anders toe. Grote menig­ten inheemsen volgden 111 het voetspoor van de Japanse militairen en sloegen in de Europese en Chinese vvi]ken massaal aan het rampokken, in sommige gevallen onder aanmoediging van de Japanners. Het eerst moesten Manahan en Gihngan het ontgelden, gevolgd door het Villapark. De Europeanen werden uit hun wo­ningen verjaagd, de meesten slechts in het bezit van de kleding die zij droegen, terwijl achter hen hun huis en goed werden vermeld Oc:ik de stationscmplacemen-ten 111 Solo, waar grote voorraden goederen in wagons op doorzending stonden te wachten, werden volledig leeggeroofd. De berooide Europeanen werden samen­gebracht m het gouverneurshuls, waar intussen ook de Europese bestuursambte­naren en politieambtenaren werden geconcentreerd en ontwapend, uiteindelijk waren hier ruim 1300 personen bijeengebracht, 's Nachts en de volgende dag gingen de plunderingen nog door, tot ten slotte de Japanse autonteiten ingrepen en, mede met inzet van tijdelijk herbewapende Europese politiemannen, de orde op hardhandige wijze heten herstellen Daarbij vielen onder de plunderaars enkele tientallen doden; het duurde evenwel nog twee dagen voor de rust volledig was teruggekeerd.

In Djokja gingen op 5 maart 1942 's middags tegen 16 00 uur de sirenes. Op dat tijdstip trok de voorhoede van de aanvalsgroep Kaneuji de stad binnen onder enthousiaste banzai-roepen van de Javaanse bevolking, die zich massaal langs Gon-dokoesoeman en Gondolajoe had verzameld. Diezelfde avond en nacht vond ook in Djokja enige plundenng plaats, ondermeer bij de hmonadefabnek Hercules van Van Gorkom & Co., enkele Europese en Chinese winkels en de sociëteit De Ver-eeniging. Van de laatste werd de gehele inventaris vernield, inclusief het staatsie­portret van Koningin Wilhelmina De volgende dag verzamelde zich een woeste menigte voor de ambtswoning van assistent-resident dr DJ P Oranje, waar de be­stuursambtenaren en een aantal andere Europeanen zich hadden verzameld Vooi-dat het echter tot een uitbarsting kwam, kon gouverneur Adam de Japanse generaal ertoe bewegen de inmiddels knjgsgevangen stadswacht te herbew apenen en samen met de Japanse troepen de orde te doen herstellen. Ook m de volgende weken ble­ven de staclsw achtcrs voorlopig ingezet voor patrouillediensten.

Dat de oinvangnjke plundenngen in Solo aanvankelijk wel werden toegestaan, had voor alles te maken met de onverwachte Japanse verhezen tijdens de mortier-beschietingen 111 de nacht van 4 op 5 maart. Daarnaast was de inheemse bevolking voordien kennelijk ook al voorbereid op deze buitenkans. Mevrouw A. Modoo, indertijd onderwijzeres te Djokjakarta, noteerde dienaangaande in haar dagboek 'Hl was in de kampongs bekend gemaakt dal, als de Jappen kwamen, alle Euiopenen zouden veiiiekken en dan zouden al hun bezittin(;eii vooi de Javanen zipi. Mijn liuis-jongeii was dan ook slomveiwondeid, en kenneliik teleiiiQesleld, toen ik hem op zijii vraag, wanneer ik wegging, antwoordde, dat ik helemaal met van plan was iveg te {;aan.'

Groep Zuid van kolonel Scholten was op i maart 1942 m stelling gebracht over een lengte van ongeveer 30 km op de westelijke oever van de Serajoe, ter verde­diging van Tjilatjap Omdat reeds de volgende dag een haItbatal]on naar Bandoeng weid gecommandeerd, moest het resteiende haltbataljon ondei luitenant-kolonel Pik het gebied \\\u Poerwokerto tot en met Notog verdedigen Het onvolledige bataljon van het Legioen Mangkoe Nagoro, clat 111 eerste instantie als reserve zou fungeren, stelde zich op m het gebied zuid daarvan tot en met de monding van de

63

Page 65: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

nvier bij Selarang. In de penode tot 7 maart amveerden echter divene vei'steikingen, met als belangnjkste het detachement Tjilatjap, clat op 6 maart uit de havenstad vertrok nadat kolonel Cox deze had opgegeven In de avond van 6 maart bleek, dat de compagnie van het bataljon Mangkoe Nagoro die was opgesteld bij de brug bij Rawalo, voor het grootste deel was gedeserteerd, inclusief de compagniescom­mandant kapitein Hatmoperwoto. Slechts 28 man waren op hun post gebleven

Op 7 maart hadden gedurende de gehele dag op diverse plaatsen langs de Kali Serajoe confrontaties plaats met eenheden van de aanvalsgroep Kaneuchi. In de late middag van die dag ontving kolonel Scholten het bevel de stelling te ontruimen en Groep Zuid terug te trekken op Depok, waar de hoofdweg naar Bandoeng moest worden afgesloten. De terugtocht verliep zeer chaotisch; de brvig over de Tadjoem, die op de tocht naar Depok moest worden gepasseerd, werd in een te vroeg stadi­um vernield, waardoor de twee overgebleven compagnieën van het bataljon Mang­koe Nagoro gedwongen waren een andere route te nemen Op 8 maart bereikte de staf het bencht dat Bandoeng had gecapituleerd. Terwijl maatregelen werden getrof­fen om de stnjd m de vorm van een guemlla voort te zetten, ontving Cox het bevel op last van de legercommandant te capituleren. In de middag van 9 maart vond te Wangon de onvoorwaardelijke overgave van de Ilde Divisie plaats aan de aanvals­groep onder bevel van kolonel Yamamoto. AUe manschappen werden knjgsgevan-gen gemaakt en m de geniekazerne van Tjilatjap opgesloten.

De Japanse bezetting

In de vroege ochtend van maandag 9 maart \\crd voor de Nironi-radio het nieuws van de capitulatie van het KNIL te Kahdjati bekendgemaakt. Zoals elders op Java, begon toen in Solo en Djokja een penode van enkele maanden waann de Europe­se bevolking stapsgewijs van bezittingen en vnjheden werd beroofd. Het eerst trof dit de knjgsgevangen mannen, die geen gelegenheid meer kregen naar het burger-bestaan terug te keren. Later in 1942 volgde de algehele internering van de Neder­landse totok-bevolking, terwijl ook buiten de kampen nadien het leven snel moei­lijker werd als gevolg van de voortdurend slechter wordende voedselsituatie en de aard \u\n het bezettingsregime Tegelijkertijd onderging de inheemse samenleving een sterke mate van politisering en militarisering, die in augustus 1945 een factor van cmciaal belang zou blijken in de gebeurtenissen rond de Indonesische onafhan-kelijkheidsverklanng.

De krijgsgevangenen, niaart-juli 1942

De stadswachters die in Djokja politiedienst hadden verncht, gingen op 3 apnl op­nieuw in knjgsgevangenschap. Verscheidene gebouwen in deze stad waren vanaf 5 maart als knjgsgevangenenkamp mgencht, zoals de Chnstelijke Muloschool, de AMS, de HBS, de Kaderschool en het Groot-Seminarie. Begin mei 1942 werden alle krijgsgevangenen in Djokja geconcentreerd m de HBS. In het begin van hun krijgsgevangenschap hadden de mannen geregeld bezoek mogen ontvangen van familieleden, maar in de loop van apnl werden de bezoeken verboden. In dezelfde maand stelden de Japanners het zogenoemde vliegveldcorvee in, hetgeen inhield dat elke twee a drie dagen een ploeg krijgsgevangenen herstelwerkzaamheden moest uitvoeren op het vliegveld Magoewo. Begin mei werden de Javaanse KNIL-troe-pen en de manschappen van het Legioen van Pakoe Alam vrijgelaten uit krijgsge­vangenschap. Voor de achterblijvers, onder wie ook loyale Ambonese en Menado-nese militairen, werden de behandeling en de voeding gaandeweg slechter, met als dieptepunt wel de executie van dne knjgsgevangcnen op 25 mei 1942.

De avond tevoren ontbraken tijdens een algemeen appel om 23.00 uur dne man, de landstormsoldaat C C. Cramer, soldaat O. Kraag en sergeant-majoor P. Meijer, die enkele uren eerder waren gesnapt bij een poging het kamp te verlaten om hun echtgenotes in de stad te bezoeken Dergelijke nachtelijke 'uitstapjes' waren al vaker ondernomen, waarbij de ontsnapten dan vroeg m de ochtend weer heimelijk m het kamp terugkeerden. Ditmaal zou de poging echter op een drama uidopen Het dne-tal werd het kamp binnengebracht en gedurende de rest van de avond en nacht onderworpen aan allerlei mishandelingen. In de namiddag van de 25ste mei moest het gehele kamp in militair tenue aantreden op het sportveld, waar een tiental krijgsgevangenen eerder die dag drie grafkuilen had moeten graven. Cramer, Meijer en Kraag werden voor de kuilen gezet waarna zij, onder de ogen van het gehele kamp, door Japanse militairen met de bajonet werden doodgestoken. Op Bjuh 1942 werden de in Djokja verblijvende krijgsgevangenen per trein overge­

bracht naar Bandoeng. De troepen \\ ei den gevangen gezet m het kampement van het iste Depot Bataljon, de officieren voorlopig ondergebracht 111 enkele huizen aan de Sociëteitsstraat Later zou de grote meerderheid van hen opnieuw op tran­sport gaan en uiteindelijk, via een tussenverblijf m Batavia, tewerk worden gesteld m Bil ma en Japan

Stcuiii'ciieiiing

Als gevolg van de lampokpaitijen 111 Soeiakarta waren veel Euiopeanen m deze stad niet alleen beroofd van hun roerende bezittingen, ook een groot aantal huizen was door de uitzinnige menigten te zwaar beschadigd om op korte termijn opnieuw be­woond te worden In deze eerste dagen van de bezetting verzocht gouverneur One de beide zelfbestuuiders om hulp voor de ruim 1300 Europese vluchtelingen-arres-tanten op het terrein van het gouverneurshuis, waar al snel een noodsituatie dreigde te ontstaan met betrekking tot de voedselvoorziening en de handhaving van de hy­giëne. Van de soenan werd m het geheel niets vernomen, Mangkoe Nagoro VII bracht wel een bezoek aan het gouverneurshuis, 'licti;ccii ccii zcerj^oedc tnd\uk bij oih allen maakte,' aldus mr. W.L. Klijn, indertijd controleur ter beschikking, in zijn na­oorlogse verslag van de gebeurtenissen. Daadwerkelijke hulp van de Mangkoenaga-ran kwam er op dat tijdstip evenwel nog niet; uiteindelijk zegde alleen de njksbe-stuurder van het soenanaat, drs K R.M A Sosrodiningrat, een bedrag toe als lening uit de njkskas van Soerakarta

Een deel van de Europeanen in het gouverneurshuis werd na enkele dagen ver­deeld over een aantal locaties elders in de stad. Op 6 maart vertrok mej. J. de Jongt met een groep van vrouwen, kinderen en ouderen naar de Van Deventerschool aan Timoeran, waar zij kort tevoren nog als hoofdonderwijzeres had gewerkt DL nieuwe bewoners troffen een enorme ravage aan' 'Vreesehjk za^ atk'i er int: geen raam wa^ meet heel, de deuren waien uit hun hengsels gerukt, alle kranen waren afge-tiokken, de moddci ^tond cnkelhcog ' Anderen kregen een onderkomen toegewezen in de HBS, de Chnstelijke Kweekschool, het Solosch Internaat en het Juliana Hotel Op 7 maart werd een groot aantal mensen uit het gouverneurshuis tijdelijk over­gebracht naar de noodkliniek van het Zendingshospitaal op Djebres. Het betrot hoofdzakelijk zieken, gezinnen met kleine kinderen en vrouwen die een kind verwachtten, m de loop van april 1942 ging deze groep in gedeelten door naar di andere opvangkampen Het gouverneurshuis was toen inmiddels geheel ontruimd en in gebruik genomen door de Japanse militaire instanties ter plaatse

Op 18 maart 1942 kregen de Europeanen die in de stad nog een bruikbaar ondei-komen hadden, toestemming om de opvangkampen te verlaten. Slechts een klem aantal bewoners kon van deze mogelijkheid gebruik maken, de meerderheid had niets om naar terug te keren en bleef m de toegewezen onderkomens. Medio 194-werd in Solo op particulier initiatief een comité tot verlening van steun ingesteld dat collecteerde en kleine bedragen uitbetaalde aan behoeftige (Indo-)Europeaneii het Japanse bestuur verleende hienn aanvankelijk eveneens een financiële bijdragi. Voor velen was matenële en financiële hulp m korte tijd onontbeerlijk gewordei niet alleen doordat degenen die m de opvangkampen verbleven vnjwel niets mei bezaten aan goederen, maar ook vanwege de omstandigheid dat direct na de bi zetnng van Java de bank- en spaartegoeden van alle Europeanen door de Japans^ autoriteiten waren geblokkeerd. Een bijzondere rol m dit verband vervulde me­vrouw C A Wessel, sous-chef en comptabele op het Solose postkantoor, die na d. intocht van de Japanners haar functie had kunnen behouden Zij stelde een groot deel van haar salaris ter beschikking van de opvangkampen en ook op andere ge­bieden probeerde zij waar mogelijk hulp te bieden. Toen na december 1942, di. maand waarin de Europese vrouwen en kinderen werden geïnterneerd, de finai -ciële steun van het Japanse bestuur vrijwel wegviel, werd het mevrouw Wessel toegestaan om 40% van de door haar geïnde huishuren van de nog buiten de kam­pen wonende Indo-Europese vrouwen te besteden ten behoeve van de kampen

Ook van diverse vooraanstaande Chinese Solonezen, onder wie Ong Siant, Tjoen, eigenaar van de sigarettenfabnek Marikangen, en Lie Tjan Njam, direc­teur van de firma Eng Bo, ontving het comité financiële ondersteuning, terwijl de Mangkoe Nagoro langs omwegen wat bijvoeding liet toekomen aan de bewonc n van de Van Deventerschool. De ingezetenen van de opvangkampen droegen daarnaast uit hun resterende bezittingen zoveel mogelijk bij aan hun onderhoud overal werd gezamenlijk voedsel ingekocht en gekookt om geld te besparen. Voor de degenen die helemaal mets meer bezaten, werd door de Japanners omstreeks juni 1942 een kamp voor armlastigen ingericht in het noodhospitaal van Zieken­zorg aan Mangkoeboemen; leidster van dit zogenoemde Boemikamp was mevrouw

64

Page 66: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

J WA Lepiet Mejuffrouw J de Jonge werd in mei 1942 leidster van de Van Deventerschool, na de internering van de mannelijke leiders, dr A Tuyter en K H van Prehn

Op 22 augustus 1942 kreeg de kampleiding van de HBS en de Kweekschool, waar respectievelijk 150 en 40 mensen waren ondergebracht, de aanzegging van de Japanners dat beide gebouwen binnen 24 uur ontruimd moesten worden, omdat deze scholen hun oude functie zouden herknjgen De ontheemden werden in de Van Deventerschool en het Boemikanip ondergebracht, met uitzondering van enkele gereformeerde gezinnen, die 111 het voormalige pension van mejuffrouw C M Dibbets op Djebres trokken Omstreeks deze tijd werden ook het Solosch Internaat en het Juliana Hotel ontruimd Na de internering van de Nederlandse \ rouwen en kinderen in december 1942, onder wie mevrouw De Jonge, kwamen de Indo-Europeanen die in het Van Deventerkamp achterbleven onder de hoede \an mevrouw L C A von Barnau Sijthoff, voorheen de directnce van de school Ook het Boemikamp bleef voortbestaan, waarschijnlijk tot eind 1944, toen het wegens ruimtegebrek werd samengetrokken met het naastgelegen ziekenhuis Ziekenzorg, dat op dat tijdstip dienst deed als internenngskamp voor vrouwen en kinderen De bewoners werden uiteindehjk overgebracht naar een locatie in de wijk Gihngan, w lar zij in oktobei 1945 nog verbleven

In Djokjakarta was de steunverlening, die al m de eerste dagen van de Japanse be­zetting werd opgezet, m eerste instantie een initiatief van de gereformeerde zen­ding, met name van de voorgangers dr F L Bakker, G J van Reenen en J A C Rullmann Vnjwel direct sloten ook de protestantse en de rooms-katholieke ge­meenten zich aan bij deze Kerkelijke Sociale Actie Er werden gaarkeukens in­gesteld voor de behoeftigen m de stad, waar oveiigens anderen voor een bedrag \an 5 cent eveneens een warme maaltijd konden verknjgen Voor de (Indo-)Euro-pese, Ambonese en Menadonese vrouwen van wie de mannen m knjgsgevangen-schap verbleven en die daardoor uit de tangsi moesten vertrekken, de huishuur niet meer konden opbrengen of door confiscatie hun onderkomen verloren, richtten de kerken 'noodflats' m, ondermeer in een dnetal schoolgebouwen van de gere­formeerde gemeente, een verenigingsgebouw van de protestantse gemeente en in de besarans van suikerondernemingen e\ en buiten de stad Een voorw aarde voor het ontvangen van steun was wel dat men was aangesloten bi] een kerkelijk ge­nootschap

De interkerkelijke steunactie werd gefinancierd uit de zondagse collectegelden cii andere inzamelingen Na de algehele internering van de totok-Nederlanders eind 1943 kwamen de bijdragen voornamelijk nog van de Chinese burgerij, een omstandigheid die de Japanse autonteiten toenemend verdacht voorkwam Van die zijde stond de steunactie dan ook onder voortdurende controle, maar anderzijds verleende het Japanse bestuur zelf een zekere mate van ondersteuning door de be­woners van de 'noodflats' gratis licht en water, medische hulp en soms ook voedsel tLi beschikking te stellen Teneinde de kosten hiervan te compenseren, werden evenwel medio 1944 al degenen m de leeftijdsgroep van 10 tot 2 s jaar die toen nog steun ontvingen, althans voor zover zij gezond waren en gemist konden w orden m de huishouding, verphcht tot het vernchten van werkdienst m enkele speciaal voor dit doel opgezette touwdraaienjen Het resultaat van dit project was echter genng, doordat de prijzen die voor het eindproduct werden ontvangen zeer laag waren, terwijl ook het verwachte quotum lang niet werd gehaald Bijzondere vermelding met betrekking tot de steunverlening 111 Djokjakarta komt toe aan de Hongaarse tandtechnicus Géza Szabo Toen m september 1943 de geestelijken die tot dan toe dl leiding hadden gehad over de steunactie werden geïnterneerd, nam Szabo, die .lis onderdaan \an een met Duitsland geassocieerde mogendheid vnj kon blijven, hun taak over Hij vervulde deze nadien tot oktober I94'i, toen hij met de reste­rende Europese en Indo-Europese medewerkers van de organisatie dooi de Indo­nesische nationalisten alsnog werd geïnterneerd

Bij Szabo's aantreden als hoofd van de steunverlening waren er \erspieid ovei dl stad vijf gaarkeukens in bednjf Sajidan (De Ark, protestants kerkkantoor) Bm-tai m Tengah, Lempoejangan, Magelangsche Weg en Batjiro Vanat eind 1943 ver-skchterde de voedselsituatie op Java snel, onder navenante stijging van de pasar-pn)zen Deze ontwikkeling dw ong per l apnl 1944 tot sluiting van de eerste twee ga irkeukens, de ovenge dne volgden ruim een maand later, ter compensatie w erd nadien een wat hoger bedrag aan steun uitgekeerd Van de noodflats waren er 111 september 1943 nog twee ingencht, op de dichtbij de stad gelegen suikerondeine­mingen Moedja-Moedjoe en Demakidjo Tezamen herbergden deze flats toen on­geveer 450 a 500 personen, die uit gemeenschappelijke tuinen en door het vernch­

ten van betaalde veldarbeid deels in hun eigen onderhoud voorzagen De dagelijkse leiding over deze flats en ook over de gaarkeukens, zolang deze nog flinctioneerden, was m handen van de dames C Bos en W Vermaes In september 1944 werd Moedja-Moedjoe ontmiind en verhuisden de bewoners naar Demakidjo, waar de noodflats tot na de Japanse capitulatie bleven gehandhaafd

Dc lutcrneuugcu

Zoals elders, begon de Nederlandse ambtenanj en ook het personeel bij een aantal bednjven en particuliere instellingen in Solo en Djokja enkele dagen na de capitu­latie van Kahdjati onder Japanse leiding voorlopig weer met de werkzaamheden Gaandeweg werden hun echter steeds meer bevoegdheden ontnomen De leiding van de NIS en de Staatsspoorwegen had bevel gekregen de treindienst binnen de kortst mogelijke tijd te hervatten Ter onderscheiding diende om de linkerboven-arm een witte band met een rode bol te worden gedragen, waarop naam en func­tie stonden vernield De Europese werknemers moesten in veel gevallen een verla­ging van hun rang en daaruit volgend ook van hun inkomsten incasseren Veel Europeanen ontvingen echter spoedig helemaal geen salans meer, terwijl ook pen­sioenen niet langer werden uitbetaald Handel en nijverheid boven het niveau van het plaatselijke pasar- en winkelbednjf lagen goeddeels stfl Ook alle scholen met Nederlands als voertaal bleven voorlopig gesloten De Javaanse leerkrachten van deze scholen kregen hun salans doorbetaald, in tegenstelling tot de Europese Uit­eindelijk werd in september 1942 een aantal scholen onder andere namen weer opengesteld, met Indonesisch als onderwijstaal en Japans als hoofdvak Voor Ne­derlandse leerkrachten was op deze scholen geen plaats meer, evenmin voor Neder­landse leerlingen

Een nieuwigheid was verder, dat alle huishoudens verplicht werden een Japan­se vlag te bezitten en deze uit te steken op Japanse feestdagen, met als eerste ge­legenheid de verjaardag van de keizer op 29 apnl 1942 'Dagen tevoren hadden er al verkleinde modellen met de afmctini>cn precies er Ini aam^egeven in de kranten en op aanplakbiljetten ge\iaan, maai natiinilijk had ik du onaangename karweitje \teed^ iiit-geiteld,' aldus mevrouw Modoo in haar dagboek 'Nu stevende ik gauw op de fiets dc ^tad UI en kon nog jui^t voordat de unnkeU \loten een lap witte en een lap rode stof koptn, Icsaiiiin vooi de civiele pnjs van 8j cent Daarvan prut'tte ik toen 's avonds met behulp van pawci en liniaal ecu prachtige Jap vla^ in elkaar, die wonder boven wonder niet «'/;* doorloopt, al icgent het pijpcstelcn, teiwijl kant en klaai gekochte exemplaren van tivceenhalvc i^ulden ei na één regenbuitje allerdroevi^'<t uitzien '

In de ochtend van 23 apnl 1942 werden in Djokja het voltallige Europees Bin­nenlands Bestuur, het Europese pohtiepersoneel, enkele andere hogere ambtenaren en de bankagenten door het Japanse bestuur ontboden in het gouverneurshuls Met een vrachtwagen werden de ongeveer So mannen vervolgens, via omwegen door de stad om hen aan de bevolking te tonen, naar de gevangenis gebracht en ingesloten Twee dagen later, op 25 apnl 1942, moesten 111 Soerakarta gouverneur One, de ovenge Europese bestuurs- en de politieambtenaren, de arts van de dienst der Volksgezondheid, de veearts en twee doktoren van de Zending, in totaal even­eens ca 80 personen, zich op het middaguur melden m Hotel Slier aan de Gou­verneurslaan Zij kregen in het hotel een lunch aangeboden, tijdens welke diver­se Japanse fimctionanssen het woord voerden Na afloop werden de gouverneur en zijn assistent-residenten per luxe-auto, de overigen met autobussen naar Zieken­zorg gebracht en daar geïnterneerd Het gebouw van het neutrale hospitaal Zieken­zorg was begin apnl 1942 door de Japanners in beslag genomen Patiënten en per­soneel werden overgeplaatst naar het Zendingshosptitaal op Djebres Het Europese personeel van dit laatste ziekenhuis w erd ontslagen, de ovenge medewerkers en de patiënten werden gedwongen te veihuizen naar het achtergelegen Djebres-nood-ziekenhuis Mevrouw Wits, tot dan toe verpleegster in het zendingsziekenhuis, \erzuchtte op 14 apnl 1942 in haar dagboek 'Weg onf mooie ziekenhuis In noodge­bouwen van gedèg met veel te weinig plaats voor personeel, patiënten en vooiiadcn moest het Wirk worden vooitgezet '

De geïnterneerden m Ziekenzorg werden m de eerste twee maanden van hun mternenng nog redelijk behandeld door de Japanners Zij beschikten over bedden met klamboes, hun kleren mochten thuis v\ orden gewassen en zij konden bezoek en pakketten ontvangen van buiten het kamp Heel anders verging het de geïnter­neerden m de gevangenis \an Djokjakarta De ambtenaren Binnenlands Bestuur, die hier in eenzame opsluiting zaten, werden pas na twaalt dagen voor het eerst gelucht Medio mei 1942 weid een aantal hoge ambtenaren uit hun cel gehaald en ondervraagd dooi de Kenipeitai, op \erdenking \an besteding \an lantisgelden voor

6s

Page 67: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Rechts het \oormalige ziekenhuis van de Neutrale Vei-eenigmg 'Ziekenzorg' aan Mangkoeboemen in Solo, later Rumah Sakit Umum Dr Muwardi Dit complex diende van april 1942 tot juni 1945 als internenngskaiiip, eerst voor Europese mannen uit de stad en omgeving, vanaf november 1943 voor vrouwen en kinderen uit het Solose, Malang en Bandoeng Daarnaast was bij het zie­kenhuis in de eerste maanden van de Japanse bezetting het zogenoemde Boemikamp ingencht, voor de opvang van Europese burgers van Solo die tijdens de rampok in maart 1942 hun woningen hadden verloren of anders­zins behoeftig waren geworden Begin I94<, bereikte de kampbevolking met ta 4200 zielen de grootste omvang Het totale aantal overledenen gedurende de internenngen in Ziekenzorg is met bekend In de Nederlandse foto­archieven IS merkwaardigerwijs geen enkele opname \an het vooroorlogse Ziekenzorg aangetroffen, zodat voor deze afbeelding een foto uit de beginjaren negentig ge­bruikt moest worden Met uitzondering van de artsen­woning aan de noordzijde van het complex, is het zieken­huis met aUe bijgebouwen begin 1997 afgebroken Foto H A M Liesker

verzetsdoeleinden, waarbij met name gouverneur Adam en assistent-resident Oranje flink werden mishandeld In apnl en mei 1942 moesten alle nog vnje Europeanen en de 'Vreemde Oosterlingen' zich op bevel van de Japanners laten registreren Inmiddels werden steeds meer maatregelen getroffen om het contact tussen Euro­peanen en Indonesiërs zoveel mogelijk te beperken Zo werd het voor het gere-fomieerde Indonesische personeel van het noodziekcnhuis op Djebres m Solo ver­boden naar de kerk op Margojoedan te gaan, aangezien daar ook nog diensten voor de Nederlanders werden gehouden Gaandeweg werd onder het Indonesische volksdeel, in het bijzonder bij de meer geschoolden, ook een vijandiger houding ten opzichte van de Europeanen merkbaar

Op IS juni 1942 werden vervolgens in Djokja de mannelijke totok-Europese en een kleine minderheid van Indo-Europese burgers, zo'n soo man, geïnterneerd, met uitzondenng van artsen, geestelijken en anderen die hun werk onder Japanse leiding hadden kunnen behouden De Japanners brachten hen bijeen in de benteng Vredeburg, waarheen op 21 juni ook de ambtenaren uit de gevangenis van Djokja werden verplaatst Op 27 juli 1942 werden enkele functionarissen van de Lucht-beschermingsdienst evenwel weer vnjgelaten, met de opdracht hun vroegere taak voorlopig te hervatten Een tweede groep geïnterneerden herkreeg begin augus­tus de vnjheid, het ging daarbij voornamelijk om kaderpersoneel van suikeronder­nemingen in de omgeving, dat eveneens onder Japanse leiding weer aan het werk werd gezet Onder hen bevond zich G J ('Han') Resink, de in 1997 overleden dichter Eind november 1942 volgde voor ongeveer 200 tot dan toe nog op vnje voeten gebleven Europese mannen en jongens de oproep zich te melden bij de benteng, met medeneming van klamboe, matras en koffertje met kleding Tot deze groep behoorden enkele artsen en winkeliers, maar ook de in juli vnjgelaten LBD-ers Vanaf deze maand mochten de geïnterneerden m Vredeburg geen bezoek meer ontvangen Inmiddels was de groep Djokjase ambtenaren op 24 september 1942 overgebracht naar de Bocboetan-gevangems in Soerabaja Zoals reeds aangehaald, werden in september 1943 ook de chnstehjke geestelijken in Djokjakarta en om­geving geïnterneerd Zij kregen in de benteng een aparte zaal tot hun beschikking

Op 15 oktober 1943 ten slotte amveerde in Vredeburg een groep van 33 Euro­pese mannen uit Soerakarta, die daar tot dat tijdstip nog buiten de kampen wa­ren gebleven. Het totaal aantal ge'i'nterneerden in de benteng kwam daarmee op ca 960, als Europees kampleider fungeerde de heer B Snelling van den Berg,

- een 'gepasporteerd' militair, volgens een verslag van een ex-geintcrneerde van Vredeburg uit augustus 1947 Een rooms-kathoheke broeder afkomstig uit Bara beschreef het dagelijkse leven in het fort als volgt in het boek Ouder de Japanse knoet Leven en lijden van de broeders in Indie tijdens de Japanse bezetting ig^o-ig4=,

'We stonden i'iop^ op dan waren we klaar met H Mis en mon^enoiteiuui^en, als de oebi kwam Twee oebi-knolleu, dat was het hele ontbijt, dat lodegoed wird iiit de mand op tafel uitgestort en dan kou ;e uitzoeken 't Was veel te weinig, maar je had soms wel wat rijst kunnen oversparen van de vorige avond Want 'v middag': en '\ avonds was er ge­woonlijk genoeg soep en rijst, altijd met 'u stukje vlees Brood kiegen we ni Djoqa niet Donderdai^ en Zaterdat; krei^en we zelfs snert (van katjanu idjo) met echte kliiifjes dat wau'u wetkehjke feestdagen Maar 's morgens moest je gauw klaar ziju voor 't tcn(;ko, 't appel Als de bel ging, moest je hollen naai /i vaste plaats, sectiegewijs stonden di mensen daar aangetreden En als de commandant dan beliefde te komen, soms eeii Jap fjewoonlijk een politieman, dan begon 't tellen, in 't Japans dat moest vlot rollen, als ei een hapirde moest 't opnieuw Je moest streng in 't gelid staan Vooial als er een Jap kwam kijken, was er rillende discipline Want dikwijls vielen ei klappen, ah 't niiju-hcei met naar de zin was Eu 's avonds om len uur zeven was hit wéér zo, geen enke­le keer werd het overgeslagen Na 't morgen-appel i>ol\jde verplichte teiso (<;i^Yninastiek) onder leiding van een gymnastiekleraar, en dan had je verder de vrijheid Aangewezin werk was er niet veel 't erf schoon houden, en wat helpen in de keuken ( ) De voeding was vrij <ioed en dikwijls kon men nog wat bijkopeu, maar de toko-stok bevatte met veel eetwaren, wil tabak, zeep, suiker, schoonmaak- en toilitaitikilen i d Bovindun werd ir mminaliu suiker, thee, koffie enz gratis veistiekt Toin wi lata naai ildeis veitrok-ken, hadden we dan ook aardige voorraden '

Van de Europese mannen in Soerakarta was ovengens eveneens al in juni 1942 het eerste contingent ge'interneerd Deze groep werd deels in kamp Ziekenzorg ondergebracht, deels uit Solo weggevoerd naar het landbouw-kolomsatiekamp Kesilir op Oost-Java Op 10 juli 1942 kwamen ca 45 administrateurs en andere ondernemingsmedewerkers echter weer vrij uit Ziekenzorg, om m opdracht van het Japanse bestuur hun oude taak te hervatten Vervolgens werden op s augustus de sinds apnl 1942 in Ziekenzorg ge'mterneerde functionanssen, uitgezonderd de hogere ambtenaren bij het Binnenlands Bestuur en de doktoren, eveneens naar Kesilir overgebracht De vnjkomende plaatsen werden op 14 augustus alweer op­gevuld, toen de christelijke geestelijkheid in Solo zich in Ziekenzorg moest mel­den Onder hen bevond zich de toen 76-jange ds dr H A van Andel, sinds 1913 gereformeerd zendingspredikant in Solo, ondanks de eerdere toezegging van de Japanners dat mensen boven de 60 jaar niet zouden worden geïnterneerd Als Europees kampcommandant tevens kamparts in Ziekenzorg trad op dr C P van Lcersum, voorheen arts 111 het Zendingshospitaal op Djebres Het was de vrouwen toegestaan om af en toe pakjes bij het kamp te bezorgen Hier was wel een speciaal bnefje voor nodig, dat kon worden verkregen bij de Japanse garnizoenscomman­dant 111 het fort Vastenburg of in het kantoor van de Kempeitai m het voormalige

66

Page 68: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Hotel Sam Gie aan de Poerwosanweg Persoonlijk contact tussen de vrouwen en hun geïnterneerde mannen was echter verboden O p 3 september 1943 werd het mannenkamp Ziekenzorg opgeheven en gingen de geïnterneerden naar het fort Van den Bosch m Ngawi Van daar werden zij, met de Djokjase mannen uit Vre-deburg in Djokjakarta, in februari 1944 overgebracht naar de kampementen van het 4e en 9e Bataljon Infanteno KNIL te Tjiniahi

Na de iiiteincnng vm de mannen bleven de vrouwen alleen achter Zij deden hun best om hun echtgenoten te voorzien van extra voeding, kleding etc, maar moes­ten zelf ook het hootd boven water zien te houden, onder steeds moeilijker finan­ciële en materiele omstandigheden Er kwamen nieuwe belastingen, terwijl ook voor de verschillende registraties aanzienlijke bedragen moesten worden betaald Deze registraties dienden mede ter voorbereiding van de komende interneringen \an totok-Europese vrouwen en kinderen, waarover halverwege 1942 al voort­durend geiuchten de ronde deden Medio oktober 1942 kwam m Djokja de pohtie 1 iiigs met registratieformulieren, die alleen door totok-Europeanen ingevuld hoef­den te worden In Solo moesten alle Europese vrouwen in het Mangkoenagarase ^tadsdeel zich begin december 1942 laten registreren bij de assistent-v^'edono's in de \ erschillende wijken 'De ontvam^^l u'a<; zeer net,' schreef mevrouw J C van Andel-Rutgers, echtgenote van dominee Van Andel, in haar dagboek 'De wedono had zooveel itoelen neergezet, dat nuniaiid bihoifde te staan in m 't kantooi weid aUeen Hollandsch qe^prokcn, hoin'il 11 ein idioot plakaat aan dut mum hun;, dat men Makisdi moest spreki n

Ook op andere teiremen werd het de Europese bevolking steeds opnieuw dui­delijk gemaakt dat de Japanners elke westerse invloed wilden ehmineren Tijdens cie \ lenng van de eerste verjaardag van de 'bevnjding' van Aziè door de Japanse kei-zeriijke stnjdkrachten, op 8 december 1942, werd bijvoorbeeld m D]okja demon­stratief de zogenoemde Jasperbank vernield, die in de jaren dertig was geplaatst ter ere van de Nederlandse gouverneur J E Jasper O p de plaats van de bank, tegen­over het postkantoor, heten de Japanse autonteiten nadien een natuuntenen fon­tein bouwen Bij een latere gelegenheid moest de portretplaquette van gouverneur J Bijleveld 111 de buitenmuur van het stadion in Kota Baroe het ontgelden, terwijl \oordien natuurlijk rcecis geruime tijd de Nederlandstahge opschnften, straatnamen en gedenktekens hennnerend aan het Oranjehuis waren verwijderd

Eind december 1942 werden de geruchten over internering van de vrouwen alsnog werkelijkheid Vanaf 21 december ontvingen zij in Djokja groepsgewijs een oproep om in het Japanse gouverneurskantoor te verschijnen Daar kreeg ieder een lap met een nummer erop en een aantal in te vullen formulieren De vrouwen werden eerst in het Japans toegesproken, vervolgens werd de rede 111 het Hoog-Javaans herhaald, en ten slotte verscheen een Nedei lands sprekende Japanner op het podium, die de aanwezigen meedeelde dat de omstandigheden het noodzakelijk nilakten de Hollandse vrouwen beter te beschermen, hetgeen alleen mogelijk was door hen in een beperkte ruimte te concentreren Verhuizen was dus noodzakelijk Pe r persoon mochten een kleine hutkoffer, een bed en een stoel worden meege­nomen naar de nieuwe verblijfplaats, die gesitueerd was 111 een koel klimaat Het w IS dus van belang om warme kleding mee te nemen Per gezin mocht verder een kast worden meegenomen Alle bagage moest duidelijk worden voorzien van de naam en het nummer dat bij binnenkomst was verstrekt, en zou enkele dagen voor het vertrek van de vrouwen zelf per trein naar de plaats van bestemming gaan, die ov -ngens zorgvuldig geheim werd gehouden De naam Ambarawa deed echtei hndnekkig de roncle als eindbestemming

In de ochtend van 26 december 1942 verzamelden zich om 08 00 uur aldus on ^eveer 600 vrouwen en kinderen met de handbagage op het stadionterrein 111 Kota Baroe Nadat de huissleutels bij de Japanners waren ingeleverd, werden zij 111 groepen verdeeld volgens het hun toegekende nummer, dat zij duideli]k zieht-bi ir moesten dragen Eén voor één moesten de groepen vervolgens naar het nabije stuion Lempoejangan lopen, maai nadat een viouvv was flauwgevallen werd door de lapanners besloten om de resteiende gioepen per vrachtauto over te brengen Om 10 00 uur waren alle groepen uiteindelijk over de wagons verdeeld en vertrok het transport in westelijke richting uit de sultansstad Over de reis vermeldt akela Wi]na-Leddy in haar naoorlogs verslag 'Al zinf;ende en etende gaat de tijd voorhi], hoiii'el hel een zeiniwintnnitu h Elk ogenblik slapt het, waaii'ooi n ons an laadsil Etn leuk nioinuit n hit, ah we een sinkerfabriek passeien, waai icdeiein intgelopin h om ons na ti wiiirin In Maf;clang, waai we eindihjk na drie uur boemelen airweien, '< /)(/ weei leest Het treinlie, dal eigenhik meer een stoomtiain is, rifdl daar midden dooi de slad en rijen dik ^taan de mensen lan^s de straat om ons ti zien passeien Enn;

zijn de Anibonnezen, die in i^rote (;iocpen bij ilkaai staan Ze toepen ons toe 'houdt (>oede moed' en steken beide duimen omhoog of maken het V-teken Zo hobbelen we iindelijk weer verder ( ) Zuchtend en steunend sjokt ons Heintje voort, iteeds nadei tot zijn doel KomI er dan nooil een eind aan^ De kinderen worden hongerig en moe, wat (leen wonder is Er is nu anders genoeg uit te kijken De omgeving i< prachtig en we komen rondom 111 di bii(;in 't h bepaald koel ah je je hand buiten het laam steekt en ive voelen ons heeilijk fits Een paar miniatunritationnetjes woiden 110^gepasseird in dan, na een rev: van zeven uur, zijn we er De locomotief laat een langgeiekt iicjliiit horen en wie enigszins kan, verovert zich een plaatsje aan de kant van hel perron om toch maar gauw te zien, waar we zijn aangeland, maar mis, de Hollandse naam is ver­wijderd en alleiii in Int Javaans en Japans is de naam van het beigplaat<:ie Ie lezen '

De naam bleek Ambarawa te zijn, dit keer kwamen de geruchten overeen met de werkelijkheid De vrouwen en kinderen werden met autobussen naar een oude, afgekeurde kazerne aan Koendjaran-Kidoel gebracht, later als kamp bekend onder de naam Ambarawa 6 In juni 1943 werd in Djokjakarta een tweede groep van on­geveer 250 vrouwen en kinderen opgeroepen voor internenng, voornamelijk van Indo-Europese afkomst, die bij de eerste ronde voorlopig vnj waren gebleven Zij werden eveneens naar Ambarawa vervoerd en daar geïnterneerd in kamp 8, het voormalige schoolinternaat St Louis In augustus 1943 arriveerde m dit kamp nog een derde groep geïnterneerden uit Djokja, ditmaal van ca 150 vrouwen en kmdeien

De totok-Europese vrouwen en kinderen in Soerakarta kregen een oproep om zich op 24 december 1942 te melden in Kletjo, de nomiaalschool van de Moham-madijah even buiten de stad, aan het einde van de Poerwosanweg, zij werden met bussen naar deze locatie vervoerd Het schoolgebouw stond toen al een halfjaar leeg en was zeer vervuild Mevrouw Van Andel-Rutgers over de aankomst in Kletjo 'Toen we door 't poortje binnenkwamen zagen we alleen maar een dikke bruine •slofti'olk Er waren nel een paar koelt 's Q^ekomen om te vegen Natuurlijk zonder eerst walei te sprenkelen l uil was 't ei, onbescliii[jelijk vuil Spinraggen vol stof hingen als zwarte draperieën aan 't plafond De vloei was één en al stof De muren vol van die kleine platte rupsjes, die jeuk veioorzaken ( ) De w c '<: waien Javaansche en er iva-icn er maar twaalf voor al die menschen en spoedig onzegbaar vies De badkamers dito ' Ook de volgende dag kwamen nog vrouwen en kinderen Kletjo binnen, afkom­stig van Tawangmanggoe, Sragen, Kfaten en diverse ondernemingen in de omge­ving van Solo

Tegelijkeitijd werden er echter ook weei naar huis gestuurd, toen bij het appel bleek dat zich nogal wat Indo-Europese vrouwen hadden gemeld, terwijl het kamp alleen voor totoks was bestemd De totale kampbevolking van Kletjo kwam uit­eindelijk op ongeveer 500 vrouwen en kinderen Als leidster werd mejuffrouw De Jonge aangewezen, die voorheen al de leiding over het opvangkamp in de Van Deventerschool had uitgeoefend Al op 27 december echter werden de geïnter­neerden op transport gesteld Over dit vertrek schnjft mevrouw Wits

'Om half 4 of half ^ •Honden we op en iva<: 'l heele kamp al in rep en loer Om on­geveer 6 uur werden ive weer een<i bijeengeroepen en kregen we een nummer Toen wer­den we over de bussen veideeld Toen de helft van de menschen ingeladen was waien de bussen al tjokvol Toen werden de vrachtauto'^ ook volgepiopt met mensthen De twee­de helft, waarondu ook wij waiiii, moesten wachten tot de bussen weer terugkwamen ( ) Emdeliik 's middags om 4 iiiii kwamen de bussen weer terug en werden wij ingela­den Dus bijna een dag zaten we te wachten op een koffertje of een kist, moe en waim van de drukte van de laatste dagen Vroolijk reden we weg In de bus hebben we steeds maar gezongen, 't ééne Vaderlandsche lied na 't andere De stemming van iedereen wat geweldig Onderweg hadden we 4 keer pech ( ) Eindehjk in doiikci kwamen we aan Toen schrokken we wel even Aan de ingaiii; stonden twee S'ipponneis, du ons lontio-Icciden en toen gingen we achter de kawat '

Het interneringskamp was ingericht m Soemowono, een voormalig militair bivak ca 2S km ten noordwesten van Solo Het bestond uit elf barakken en was behoorlijk geoutilleerd voor soo personen De vrouwen en kinderen uit Solo ble­ven 111 Soemowono geïnterneerd tot 14 maart 1944, toen het kamp werd opgehe­ven en de ingezetenen werden overgebracht naar de kampen Ambarawa 7 en Ambarawa 6, in welk laatste kamp op dat tijdstip ook al hun lotgenoten uit Djok­jakarta waren ondergebracht

Nadat het Solose mannenkamp Ziekenzorg m september 1943 was opgeheven, kwamen hier in november van dat jaar ongeveer 850 Europese vrouwen en kinde­ren uit het interneringskamp De Wijk in Malang Zij werden gehuisvest m de stenen paviljoens van het voormalige ziekenhuis, in het hoofdgebouw zetelde de Japanse bewaking en waren tevens de polikliniek, de mannelijke artsen en de tand-

6-7

Page 69: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

arts ondergebracht In de laatste maanden van 1943 en in 1944 werden uit de om­geving van Soerakarta nog vele honderden vrouwen en kinderen, die tot dan toe nog niet waren geïnterneerd, naar Ziekenzorg overgebracht Het ging daarbij in meerderheid om Indo-Europese gezinnen, deels ook familieleden van aangebleven ondernemingsemployés die in deze penode geleidelijk aan werden vervangen door Japanse 'economen' Op 25 december 1943 kreeg zuster A Smit, het Nederlandse kamphoofd, het verzoek van een aantal onbekende Japanse officieren om tien jonge meisjes uit de kampbevolking te selecteren Het doel hiervan meldden zij met, maar het vermoeden rees dat de meisjes naar Japanse legerbordelen zouden worden weggevoerd De vrouwen waren vast van plan zich heftig te verzetten te­gen het weghalen van meisjes uit hun kamp De volgende dag, aldus M A Alt in de pubhkatie Ons kamplevengedurende dt japan-^che en RipnbhkLUhihe bezetting int ig^S, 'werd een verzoekschrift gezonden aan den Japanschen Goiwerneiir te Semarang met de bede, deze zaak, welke streed tegen onzen godsdienst en zeden, niet te laten doon^aan ' De gouverneur het weten van de zaak niets at te weten en venjdelde het plan

Op 14 november 1944 kwamen in Ziekenzorg nog eens 700 vrouwen en kin­deren uit het Bandoengse interneringskamp Tjihapit aan Kort tevoren was het kamp Ziekenzorg uitgebreid met de terreinen en gebouwen van het noodzieken-huis, het voormalige Boemikamp De op dat moment veertienjarige EUa Muller, die samen met haar moeder uit Malang naar Solo was overgebracht, was een van degenen die op 11 oktober 1944 moesten verhuizen naar het 'nieuwe' kamp In haar dagboek heet het op die dag 'Wij zijn i'erhiihd naar een nieuw kamp, dat ach­ter het hoofdgebouw hqt Het n hier peel beter, de zalen zijn iiiimei en hclitei Ein ^at in de muur perbindt het oude met het nieuwe kamp Hit is co smal, dat wij het 't Nauw pan Calais lubben genoemd ' Met de nieuwkomers uit Bandoeng was de totale kampbevolking eind 1944 opgelopen tot ca 4000 zielen Op 5 januan 1945 ver­trokken met twee transporten ongeveer 450 jongens in de leeftijd van 10 jaar en ouder, en een aantal eveneens hier geïnterneerde oude mannen uit Ziekenzorg naar Ambarawa 7 De twee volgende dagen werd de vrijgekomen ruimte echter alweer bezet door de komst van S70 vrouwen en kinderen uit datzelfde kamp Ambarawa 7 Met dit retourtransport keerde een aantal vrouwen en kinderen uit Solo terug naar hun vooroorlogse woonplaats, onder hen mevrouw Van Andel-Rutgers In een dagboek waarvan de schnjfster onbekend is, worden deze gebeur­tenissen op 6 januan als volgt beschreven

"s Middags om 3 uurplotsehng pertrokkin Sonimu^e hadden hun soip nog nut op Aan 't station 'n transport mannen en jongens zien aankomen Och, wat 'n siakkeids waren er bij Eén jongen met zulke slappe benen, dat 'n ander hem uit de trein moest dragen' Wij moesten overnachten op 't station de zieken in de wachtkamer op de grond en WIJ op de banken in de trein Geen 5 minuten kiinnin slapen 's Morgens kwam de koffie in 't kamp tijdens 't appel met dat gevolg, dat sommige wagens mets kregen, ^een tijd meer Onderweg last van arrogante hei-ho's Twee mannetjes met aanleg voor hoog-moedswaanzin, maar betrapt door de Nip, zongen ze 'n toontje lager' Later 'n riisti<i vriendehjk ventje, die alleen maar met 'n gebaar waarschuwde, als we de raampjes moes­ten sluiten Onderweg mochten ze open blijven ( ) Ongeveer j uur waren we in Solo De Commissie pan ontpangst werd door de Nip weggejaagd De gloeiend hete weg naar Ziekenzorg lopen met pakketten, hoewel er peel pan op de vrachtauto was geladen We werden ontvangen met koffie, maar perder liep alles, wat de dames geregeld hadden door de 'reorganisatie' van ï\ippon in de war We komen m ^edek barakken op slaaptafels Ieder persoon 63 cm slaaprnimte Geen eten ( ) 't Ei^ste is di wc's in badkamers' Afwassen en wassen in één badkamer, blijpen er no^ twee opei voor ij^ mensen Van de drie wc's raakt er dadelijk één verstopt '

Na dit laatste transport verslechterde de voedselsituatie m Ziekenzorg aanzien­lijk, met alle gevolgen voor de toch al verzwakte geïnterneerden In januan 1945 waren er acht sterfgevallen, onder wie - een groot verlies voor het kamp - mejuf­frouw S J Engels, die voor de oorlog praktiserend huisarts in Soerakarta was ge­weest Vanaf begin februan 1945 moest bovendien dagelijks een groot aantal geïn­terneerden patjol- en wiedwerkzaamhedcn verrichten op een buiten het kamp gelegen veld Op 16 maart 1945 verzuchtte de onbekende dagboekschnjfster 'Ons njstrantsoen is vandaag bijna gehalveerd Nu krijgen we djagoeng in plaats pan pap Hoe lang «0^' Ik ben not^ te dik De laatste keer, plni 1 maand qeleden, woog ik 110^ 44 k^ En in andere kampen is 't geniidd (gewicht ?3 - 40 kt; " Er kan dus nog meer af, pol-gens de Jap ' Berichten van buiten kwamen sporadisch het kamp binnen Me­vrouw Van Andel-Rutgers vernam langs omwegen op 13 mei 1945 dat haar man, ds dr H A van Andel, op 27 maart 1945 te Semarang was overleden in het inter­neringskamp voorjongens en oude mannen in het klooster Bangkong Kort na de ontvangst van dit bericht werd m Ziekenzorg een nieuwe verhuizing bekendge­

maakt Tussen 27 mei en 2 juni 1945 volgde de volledige ontruiming van het kamp, waarbij de geïnterneerden werden verspreid over diverse kampen m Moentilan, Ambarawa, Banjoebiroc en Semarang

Dcpontic van de voistcii tijdene deJapati'sc hezettinty

In de eerste maanden van de bezetting vond op Java op de grondslagen van het bestaande Nederlandse stelsel de opbouw plaats van een Japans bestuursapparaat waarvan de structuur nadien, ondermeer in augustus 1942, op onderdelen nog en­kele malen werd gewijzigd Als onderkomens kozen de nieuwe bestuurders en in­stanties veelal de ambtswoningen en kantoren van het vroegere Nederlandse gezag zo werden m Djokja en Solo de gouverneurshulzen betrokken door de Japanse gouverneurs en hun staven In Solo fungeerde als zodanig in eerste instantie de burgerlijk hoofdambtenaar Funabuki, later in 1942 de hoofdambtenaar van het Mi­litair Bestuur Miyano Shozo, en vanaf maart 1943 de hoofdambtenaar van het Mili-tiir Bestuur Watanabe Hiroshi In Djokja was vanaf augustus 1942 de burgerlijk hootdambtenaar Yamauchi V Th K aangesteld als gouverneur, in het najaar van 1944 werd hij in dezelfde functie overgeplaatst naar Semarang Vanaf augustus 1944 werd Yamauchi m Djokja opgevold door de hoofdambtenaar van het Militair Bestuur Imahi Verder werd 111 Djokja ondermeer het Groot-Seminane aan de Telamaja-laan in gebruik genomen voor diverse Japanse bestuursinstanties In Solo was het Hotel Sam Gie aan de Poerwosanweg als Japans bestuurskantoor ingencht Daar­naast confisqeerden de Japanners in beide steden woonhuizen voor officieren en bestuursambtenaren, en werden enkele openbare gebouwen ontnumd voor de lege-nng van militairen en de mternenng van knjgsgevangenen en burgers

Een formele regeling van de positie van de Vorstenlandse zelfbestuurders w L pas publiekelijk bekendgemaakt in augustus 1942 Het augustusnummer van IK, tijdschnft Pandji Poestaka vermeldt in dit verband 'Geruime tijd hebben de porsten van Soerakarta in Djokjakarta virzoclit om hun opwaclitini^ te mot^in maken bij de Ja panse Opperbipclhibbir, generaal Imamuia Hitoshi Op zg jiih is in Djakarta de Soc soehoenan aangekomen Op 30 jiili werd hij ontvangen en benoemd tot Solo Ko Van nu af aan wordt de relatie tussen het Japanse Leger en de Kasoenanan geregeld door instriu ties in aanwijzingen van het Japanse Leger De Solo Ko zal regeren onder toezicht en leidiiii; van liet Japanse Leider ' Op i augustus 1942 viel Hamengkoe Boewono iX van Djokjakarta een zelfde eer te beurt, gevolgd door Fakoe Alam VIII en Manu koe Nagoro VII De nieuwe Ko's - 'overheren' - moesten bij deze plechtige hei installaties trouw zweren aan de Japanse regering en ont\ingen elk een document met instructies voor het beheer van hun rijken

Dit herstel van de vorsten als overheer over hun erflanden betekende feiteli|L een nog verdere teruggang in bevoegdheden dan onder Nederlands gezag al wa bereikt De Legioenen van Mangkoe Nagoro en Pakoe Alam werden ontbonden de laatste juridische zeggenschap van het zelfbestuur verdween, en verder kregen de vorsten elk een directeur Algemene Zaken naast zich en werd hun bestuur on­derworpen aan het toezicht van een in Batavia gevestigd Japans Sultanaatsbureau Tegelijkertijd werd in de propaganda hoog opgegeven van de goedgunstigheid van het Japanse bestuur tegenover de traditionele heersers, en uiteraard ook van de grote erkentelijkheid dienaangaande bij de betrokken vorsten ten opzichte van hun nieuwe weldoeners

Toen medio november 1943 een aantal administratieve en uitvoerende taken van het Sultanaatsbureau werden overgedragen aan de vorstenbesturen, verplicht­te dit de vier Ko's vanzelfsprekend tot uitvoeng dankbetoon, zowel elk afzondei-lijk als in een gemeenschappelijke ontvangst bij de Japanse opperbevelhebber, nu luitenant-generaal Harada, in Batavia De Smai Matahaii, de krant die in Djokja tijdens de bezetting werd uitgegeven, meldde in dit verband op 2 december 1943 'Alle vier vorsten brengen hun dank uit aan de Saiko Shikikan (Opperbevelhebber) en verklaren de Geallieerden te zullen vernietigen De Soesoehoenan biloojt ook namens de Man(;koe !\ai^oro zijn volle steun te geven aan het Gouvernement in de verheven stnid totdat de uiteindelijke overwinning wordt behaald De Sultan perklaart ook namens di Pakoe Alam dat liij iii verband nut di opirdracht van re^eringstaken zich volledig zal inzetten en alle steun zal geven aan de voortzittint; van de strijd '

De vier vorsten moesten ook aanwezig zijn bij het bezoek van de Japanse premier Tojo in Batavia, van 7 tot lojuli 1943 Een soortgelijke plechtigheid vond nadien nog eenmaal plaats, op 8 augustus 1945 De dank die toen namens de vier vorsten door de pas dne weken eerder aangetreden Pakoe Boewono XII werd overgebracht aan de Japanse opperbevelhebber Nagano, gold de versnelde procedure tot instelling van een onafliankehjk Indonesisch bestuur, waartoe in

68

Page 70: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Links de vorsten van Djokja en Solo ont­boden bij het Japanse gezag in Batavia Boven de ontvangst door luitenant-gene­raal Iniamura van Mangkoe Nagoro VII (links), Haniengkoe Boewono IX (mid­den) en Pakoe Alam VIII (rechts), ter ge-iLgenheid van hun herinstallatie als Ko -ovcrheer' - van hun respectievelijke njken, I augustus 1942 De onderste foto uit Paiidji Poestaka toont de audiëntie van de vorsten bij de bezoekende Japanse pre­mier Tojo m het vroegere paleis van de gouverneur-generaal aan het Koningsplein te Batavia, 8 juli 1943, met van links naar rechts Mangkoe Nagoro VII, Hamcngkoc Boewono IX en Pakoe Boewono XI Foto's Archief Mangkunagaran, R P G A Voskuil

diL maand door het Japanse gezag 111 verband met het ongunstige verloop van de oorlog was besloten

In hun houding tegenover de Japanse autoriteiten waren de vorsten elk even­zeer beperkt tioor de atliankelijkheidsrelatie waanii zij met hen verkeerden Niet­temin vertoonde hun opstelling onderling aanzienlijke verschillen Met betrek­king tot Pakoe Boewono XI kan deze in de traditie van zipi huis \\ellicht beter

worden getypeerd als anti-Nederlands dan als pro-Japans, zoals al direct voelbaar werd tijdens de eerste bezettingsdagen in maart 1942, toen de soenan niet wenste te reageren op het verzoek van gouverneur O n e om in het gouverneurshuis te overleggen over de situatie van de Europeanen in de stad De heer H A C Rink, administrateui van de N V IJsmaatschappij Petodjo, vermeldt in zijn verslag van de gebeurtenissen tijdens de oorlogsjaren 111 Solo ten aanzien van de stemming in

69

Page 71: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

het soenanaat m het algemeen, die m dit geval zeker als representatief mag gelden voor de opstelling van de vorst 'De bevolking (behalve de oiid-gediendcii van din Mangkoenegoro) was hier met zozeer pro-Japansch dan wel anti-Nederlandsch, wat ook voor den oorlog steeds bleek, speciaal op Soenanaatsgebied, waar de Europeanen met 'Orang Asing' (zuiver m de hetcckem^ van 'Bmtenlandcis'j betiteld weiden '

Overigens was er volgens hetzelfde verslag \an Rink onder de kratonbeamb-ten ook een aantal dat blijk gaf van een andere instelling, bij\ oorbeeld Pangeran Foerbonagoro, de commandant van de lijfwacht van de soesoehoenan Deze had echter 'een te veel in het oog loopende positie en 'itondgeheel onder controle van de pro-Japansclie kraton-khek ' Concrete directe indicaties van een genchte soenanse be­reidheid tot samenwerking met het Japanse bestuur zijn er al met al evenwel niet Waar de Japanners de vorst meenden te kunnen gebruiken voor propagandadoel­einden, was het hem m de praktijk niet goed mogelijk zich aan de daaruit voort­komende publieke manifestaties te onttrekken Zo werd begin januari 1944 ten behoeve van de Japanse oorlogsinspanning in Solo een 'Iedereen Werkt'-week georganiseerd, tijdens welke Pakoe Boewono XI samen met de Japanse gouver­neur Watanabe verphcht de patjol hanteerde om zijn onderdanen het goede voor­beeld te geven Voor het ovenge hield de soenan zich bij voorkeur afzijdig van het 'buitenlandse' gezag, zoals dit ook al 111 de Nederlandse tijd steeds het geval was geweest

Mangkoe Nagoro VII bleef de Nederlanders tijdens de Japanse bezetting beter gezind, zoals reeds bleek uit het hierboven aangehaalde gedeelte uit het verslag van Rink en de hulp die van de Mangkoenagaran werd ontvangen voor de dakloos geworden Europeanen m de Van Dcventerschool Bij het Japanse bestuur maak­te hem dit vanaf het begin mm ot meer verdacht, al werd het wantrouwen van­zelfsprekend niet in het openbaar uitgedragen Indirect bleek het in elk geval uit de arrestatie door de Kempeitai m oktober 1942 van de dochter van Solo's vroe­gere hoofdcommissaris van politie G de Lang, op verdenking van ondergrondse activiteiten die zij 111 samenwerking met de vorst zou hebben ondernomen

Bovendien werd Mangkoe Nagoro VII, zo vertelt de gereformeerde zendings­predikant ds dr S U Zuidema in een naoorlogs ondervragingsrapport, tegenge­werkt door zijn eigen regent-patih, K R M T H Sarwoko Mangkoenkoesomo, 'De Mangkoe Negoro deed wat hij kon, bleef pro-Nederlands en voor zover mogehjk de Nederlanders steunen, het was echter moeilijk hem te benaderen aangezien zijn rijksbe-stiiiirdei, een zeer suspecte figuur, de toegang van Europeanen tot de Mangkoe zoveel mogelijk tei^enhield ' Rink bevestigt dit laatste en gaat zelfs zover te veronderstel­len, dat de vorst mm of meer geïnterneerd was in de poero Zeker is wel dat de Mangkoe Nagoro door het Japanse bestuur bepaald met minder achting werd bejegend In een naoorlogs NEFIS-rapport betreffende de situatie in Soerakarta medio 1943 wordt door een Indonesische informant, die indertijd politiediensten had verncht bij de poero, dienaangaande het volgende aangegeven 'Wanneer de Mangkoe Nagoro uitging, werd lii) niet i;esalueerd dooi de Japanse bewakers btj zijn pa­teis Als de Japanse gouverneiii een bezoek bracht aan de Mangkoe Nagoro, moest laatst­genoemde als eerste buigen, pas daarna groette de Japanse gouverneur de Mangkoe Nagoro, dit was het tegenoverge<:telde van hetgeen de (gewoonte was bij een bezoek van Nederlandse gouverneurs aan de vor'it '

Van een weigenng tot samenwerking met de Japanners kon echter al even wei­nig sprake zijn als bij de andere vorsten Ook Mangkoe Nagoro VII was verphcht zich m het openbaar periodiek anti-westers en pro-Japans uit te laten, zoals op 1 1 februari 1944 ter gelegenheid van de herdenking van Kigen Setsu, de stichting van het Japanse Keizemjk De rede die de Mangkoe Nagoro toen hield, werd daags nadien weergegeven in de Sinar Matahari 'Deze oorlog nadert zijn hoogtepunt Het lot van alle volken m Oo^t-Azie, ook die van ons Indonesische volk op Java, hangt af van de afloop van deze oorlog De idialen van 'gemeenschappelijke welvaart in Oo'it-Azie zijn alleen te verwezenlijken indien Dai Nippon overwint Wij zijn er trots op dat het lot van het volk m Indonesié, dat meer dan joo jaar onderdrukt werd door de Nederlan­ders, zodat wij ons geen volk meer voelden en slechts tot slaven werden opgeleid, veiboii-dcn Is aan dat van Dai Nippon, dat vanaf Jimmu Tenno ononderbroken onafliankelijk, sterk en volmaakt is geweest Wij geloven dat Dai Nippon, dat al zo lang velerlei hin­dernissen heeft weten te overwinnen, ook nu weer in staat zal zijn onze gezamenlijke vijanden Engeland en Amerika we^ te vegen Daarvoor is geloven met voldoende Wij nioeten zo haid mogelijk werken 111 biieid zijii offers te brengen, desnoods het hooi;st( offer '

In Djokjakarta stemde de houding van de Pakoe Alam als vanouds overeen met die van de sultan Anders dan de Solose vorsten, deed Hamengkoe Boewono IX een poging, zij het zeer laat m de bezetting, zich enigszins van de Japanse autontei-

tcn te distantieren Toen op 1 augustus 194^ rijksbcstuuidci Pangeran Ario Adipati Dhanoeiedjo Vlll overleed, nam de sultan zelf dit ambt over en bepaalde daarbij dat bezc^ekende Japanse gezagsdragers voortaan niet meer m de kraton, maai uitslui­tend nog 111 de kepatihan aan de Malioboro zouden worden ontvangen Voor het ovenge toonden Pakoe Alam VIII en Hamengkoe Boewono IX zich m hun ver­plichte redevoenngen ogenschijnlijk al even pro-Japans en anti-westers als de Solose zelfbestuurders Zo heette het bijvoorbeeld in de toespraak die Djokja's 'kleine' vorst op 8 december 1943 hield ter gelegenheid van de tweede verjaardag van de aanval op Pearl Harbor 'De kiacht van het Japanse Legei is groter dan men dacht en heeft heel de wereld verbaasd De verdienste van het Japanse Legii is enoiiii Het heejt de Aziatische volkeren bevrijd van de westerse invloed Naar onze vaste overtuiging zullen dl hoge idealen van Dai Nippon, die de volken m heel Azie hecht met elkaai verbinden om de Geallieerden te vernietigen, tot de overwinning van ons Aziatischi volken, leiden De Japanse ze^e zal voor altijd een qezamenliiki welvaart en een geluk­kig leven verzekeren vooi het volk van \iciiwJava 111 hit bijzondii in van Gioot Oosi Azie 111 het algemeen '

Te zelfder tijd boden de Pakoe Alam en ook de sultan de icstcrende Nederlan­ders in Djokja herhaaldeli]k hulp, voor zover dit binnen hun mogelijkheden viel Dr Pigeaud bijvoorbeeld, die gedurende de gehele bezetting niet geïnterneerd werd kon al die tijd 111 een huis van de Pakoealaman blijven wonen Verder ontvingen verscheidene Europese families in de penode dat zij nog niet waren geïnterneerd van het sultanaat bijdragen in het levensonderhoud Een ander opmerkelijk gebaai van de sultan was de herbegrafenis in zijn opdracht van de drie knjgsgevangen dii op 2<i mei 1942 op het sportveld van de HBS waren geëxecuteerd en begraven, ondei het iiioiii dat dit niet kon worden toegestaan op sultanaatsgrond In de In­donesische literatuur wordt er verder melding van gemaakt dat de sultan heeft ge­tracht zijn Javaanse onderdanen in bescherming te nemen tegen de gedwongen ro-mushawerving, door in het sultanaatsgebied vanaf medio 1943 irngatiewerken en andere grote en arbeidsintensieve projecten te laten uitvoeren Op deze wijze zou­den ten minste enkele tienduizenden jongemannen op het Djokjase platteland for­meel van een arbeidsplaats en enig inkomen zijn voorzien, waarmee het voor di Japanse autoriteiten niet goed mogelijk meer was, hen elders tewerk te stellen

Over het geheel genomen, brachten de jaren van de Japanse bezetting de Solose vorstenhoven ten slotte in een aanzienlijk zwakkere positie ten opzichte van dic m Djokja Aan beide hoven ontstonden juist 111 deze periode opvolgingskvvestic^ die m de gegeven situatie niet op de meest gelukkige wijze werden opgelost Op 18 juli 1944 stierf Mangkoe Nagoro VII, na een regenngspenode van 28 jaar Hi| werd opgevolgd door zijn 24-jarige zoon Prins Saroso Notosoeparto, formeel in de titel van Pangeran Adipati Ario Prang Wadono, hoofd van het Mangkoena-gorose Huis, feitelijk als Mangkoe Nagoro VIII De jonge vorst had in de vooroor­logse jaren een zeer westers gerichte opvoeding genoten, als onderdeel waarvai hij gedurende langere tijd bij een Nederlandse familie in Batavia m de kost was geweest In combinatie met zijn volslagen onervarenheid op politiek en bestuui lijk terrein was deze achtergrond onder de gegeven omstandigheden in zoverri. een nadelige factor, dat de Prang Wadono er mede door werd belet de betekent en de kracht van het Indonesische nationalisme tijdens deze laatste oorlogsjaren t herkennen en daarop een beleid te bepalen, dat m de revolutiepcnode nadien mee mogelijkheden had kunnen bieden voor het behoud van de Mangkoenagaran al autonoom bestuursgebied

Op I juni 1945 stierf ook Pakoe Boewono XI Als nieuwe soenan werd op : juli eveneens een geheel onervaren jongeling geïnstalleerd, Hangabehi's 20-jari L zoon Pnns Soeno Goentno, die bovendien in het geheel met geïnteresseerd bktlv m politieke aangelegenheden Pakoe Boewono XII raakte spoedig volledig onder de invloed van zijn behoudend ingestelde moeder en de njksbestuurdcr, drs K R M A Sosrodiningrat, die zich met kracht verzetten tegen elke potentieel beperkende in­vloed van buiten op de soenanse vorstenmacht, en daarmee dus na 17 augustus 1945 in beginsel ook tegen de Republiek, bij de totstandkoming waarvan de 'kra-ton-nationalisten' geen rol van betekenis hadden gespeeld Tegelijkertijd werd hun politiek goeddeels beheerst door overwegingen van rivaliteit ten opzichte van de Mangkoenagaran en vooral van de Djokjase vorsten, waar deze laatste onderling uiterlijk juist een hechte eenheid vormden Zoals bekend, zouden deze omstandig­heden in de volgende jaren onder Republikeins gezag leiden tot de onbetwiste po­litieke suprematie van het sultanaat Djokjakarta en uiteindelijk zelfs, na de soeve­reiniteitsoverdracht, tot opheffing van het soenanaat en de Mangkoenagaran als staatkundige eenheden

70

Page 72: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Binten de kampen

Op 5 juli 1943, de dag dat op Java de Centrale Adviesraad werd ingesteld, vond in Djokja op de noordelijke aloon-aloon een massabijeenkomst plaats, waaraan vol­gens de Stnar Matahari 70.000 Indonesiërs deelnamen In tal van redevoeringen, ondermeer van vertegenwoordigers van de sultan en de Fakoe Alam, werd uit­drukking gegeven van de grote bereidheid tot het brengen van offers voor de ver­nietiging van Anienka en Engeland. 'De geest van de Bratajoeda ('Broederlijke Stnjd') vernietigt renzen,' kopte het blad daags nadien boven het artikel dat aan deze ma­nifestatie was gewijd, zoals overigens m het algemeen de Indonesische pers zich in de bezettingsjaren onder Japans toezicht voortdurend bediende van gezwollen metaforen en mythologische verwijzingen

Zulke evenementen, doorgaans in het kader van de campagnes van de opeen-\olgende Japans-Indonesische massabewegingen als Poetera (Poesat Tenaga Rakjat Oentoek Membanto Oesaha Perang, 'Centrum van de Volkskracht voor de Hulp aan de Oorlogvoenng', vanaf maart 1943) en Djawa Hookokai ('Organisatie voor de Dienstbaarheid van Djawa', vanaf l maart 1944), vormden een regulier element in de Japanse propaganda voor de Groot-Oostaziatische Gemeenschappelijke Wel­vaartssfeer Daarin diende ook Indonesië zijn bijdrage te leveren aan de Japanse oorlogsinspanning ten behoeve van de blijvende bevrijding van de Aziatische vol­keren van de westerse onderdrukking en uitbuiting De bevolking van Djokja en Solo had vanzelfsprekend evenzeer haar rol daann te vervullen als die van het ove-nge bezette Indië, en kreeg dan ook even onvermijdelijk haar deel van de ontbe­ringen die de praktijk van de 'Welvaartssfeer' met name m de latere oorlogsjaren zou blijken in te houden

Ook hier raakte de regionale en plaatselijke economie op termijn totaal ont­wricht door slecht beheer, verlies van markten en de grootscheepse onttrekking van de productie ten behoeve van de legennstanties, en vonden later tienduizen­den jongemannen de dood door ziekten, verwaarlozing en uithongering, nadat ZIJ - meest onder dwang - waren geronseld als romusha's ('arbeidssoldaten') en massaal tewerkgesteld aan militaire projecten op Java en m de Buitengewesten. Vanaf begin 1944 trad een drastische verslechtenng op 111 de voedselsituatie. Daar­aan konden het ingevoerde distnbutiestelsel en allerlei verplichte zelfvoorzienings-werkzaamheden, beide gebaseerd op de nieuwe wijk- en buurtindeling of tonanku-1111, bij de heersende armoede en te geringe productie nauwelijks iets veranderen hl het laatste oorlogsjaar werd overal honger geleden en stierven uiteindelijk tien­duizenden van uitputting, ziekte en gebrek. In Djokja noteerde dr. Pigeaud in dit verband: 'Velen ilierven m ig44 en ig43 van gebrek Bijna elke moigen, zo veiteldc men 'iiii, haalde de politie langs de hoofdwegen injogjakatta lijken op van mannen, viouiven n kinderen, die 111 de nailit omgekomen waren'.

Hoewel Japan zich steeds profileerde als bevnjder van Indonesië, was het in vcrste instantie zeker niet de opzet 0111 daadwerkelijk de onafhankelijkheid te ver­lenen. Kort na de capitulatie van het KNIL werden het uitsteken van de Indone-| Lhe vlag en het zingen van het Indonesische volkslied verboden. Pas nadat de orlog voor Japan een onomkeerbaar ongunstige wending had genomen, kregen in ptember 1944 de Indonesiërs de zelfstandigheid van hun land in de nabije toe-

Koinst toegezegd. De vastgestelde procedures voor de onafliankelijkwording onder lapanse leiding werden feitelijk echter niet eerder begonnen dan juli 1945. Van ioorslaggevender belang dan dit formele aspect voor het uiteindelijke succes van ie Indonesische onafliankelijkheidsstrijd zou nadien echter de grote mate van po-litisenng en militansenng blijken, waaraan de inheemse bevolking tijdens de bezet­ting werd onderworpen m het kader van het samenw erkmgspact van de nationalis­tische leiders en het Japanse bestuur

Organisatie van Indonesiërs in militaire en paramilitaire zin vond m 1942 on­dermeer al plaats via de werving van inheemse hulpsoldaten bij het Japanse leger, de zogenoemde heiho's, met name onder ex-KNIL-militairen. Verder werd m oktober 1943 de Feta opgericht. Tentara Pembela Tanah Air ('Leger voor de Ver-adiging van het Vaderland'), een hulpleger onder eigen Indonesische officieren

die een Japanse militaire opleiding hadden gevolgd Daarnaast werd speciale aan­dacht besteed aan disciplinaire en paramilitaire vorming van de jeugd en jongeren, waartoe behalve jongerenafdelingen bij de diverse Japans-Indonesische massaorga­nisaties en activiteiten 111 school verband ondermeer ook een algemeen jongeren-hulpkorps, de Seinendan, en de hulppolitie, de Keibodan, ter beschikking stonden

Al deze organisaties hadden vanzelfsprekend ook in Solo en Djokja hun afde­lingen. Verder is bekend dat in juli 1943 in Solo een speciaal Giotai-korps (escorte­korps voor hooggcplaatsteii) van ca. 100 man in de leeftijd van iK tot JOjaar werd

gerecniteerd Het stond onder leiding van Japanse officieren, maar de onderofficie­ren en de manschappen waren Javanen Het korps werd ondergebracht in het kam­pement bij de renbaan en had ondermeer tot taak wacht- en bewakingsdiensten uit te voeren bij de poero van de Mangkoe Nagoro. Medio december 1943 vond vol­gens het Djawa Neiikan ('Dagboek van de Opbouw van het Xieituvjava') bovendien m de Vorstenlanden een eerste keunng plaats voor een nieuw te vormen Kyodo-boei-giyugun ('Vnjwilhgers-defensieleger'), tot de instelhng waarvan de opperbe­velhebber van het i6de Leger op begin oktober 1943 opdracht had gegeven. Tot de eerste vnjwilligers behoorden de commandanten van de lijf\vacht van de soesoe-hoeiian, terwijl de sultan vuurwapens aanbood als bijdrage aan het korps.

Op Java poogden de Japanse bezettingsautonteiten ook de Indo-Europese bevol­kingsgroep te winnen voor de Groot-Oostaziatische Gemeenschappelijke Wel­vaartssfeer. Daartoe werd in Batavia in augustus 1943 het Kantor Oeroesan Pera-nakan (KOP, 'Kantoor voor Indo-Europese Zaken') ingesteld, onder leiding van de oud-bestuursambtenaar P.F. Dahler. De algemene doelstelling van het KOP en de daaraan verantwoordelijke lokale Indo-comités behelsde de Indo-Europese gemeenschap op Java te bewegen tot samenwerking met de Japanners en tot inte­gratie 111 de Indonesische samenleving Ook hadden de Indo-conrité's de taak steun te verlenen aan armlastige Indo-Europeanen en hen waar mogelijk via werkver­schaffingsprojecten van een inkomen te voorzien.

Op 29 apnl 1944, de vegaardag \an de Japanse keizer, werd ook m Djokjakarta zo'n Indo-comité of I-inkai opgencht, in aanwezigheid van de Japanse autontei-ten, een vertegenwoordiger van de sultan, de Pakoe Alam en 6000 Indo-Europese burgers. Het rapport van 2 mei 1944 van de NIGIS-luisterdienst in West-Australië maakt melding van deze bijeenkomst op een locatie aangeduid als 'Asia Geshido', wellicht de noordelijke aloon-aloon De vertegenwoordigers van de Japanse auto­riteiten verklaarden dat de Indo-Europeanen zich actiet moesten inzetten voor de Japanse oorlog\'oering Daartegenover zou de regering al het mogelijke doen om werk te vinden voor de Indo-Europeanen, zodat zij in hun onderhoud konden voorzien Indien evenwel de Indo-Europeanen de regenng tegenwerkten, zouden harde maatregelen volgen. Ook de heer Beverhei (volgens het rapport, waarschijn­lijk IS dit ir. Berkeley) nam het woord en maande de Indo-Europeanen hun eer­dere houding te herzien en hun aandeel te nemen in de opbouw van een 'Djawa Baroe' Na het voorlezen van de officiële oprichtingsakte legde ir. Berkeley een eed at, waann hij bezwoer dat de Indo-Europeanen altijd trouw aan Japan zou­den blijven. Het Indo-comité in Djokja bestond naast ir, J Berkeley uit de heren R.A. Verwev, dr. L.F. Lemaire, J. Oudewaal en F Weijnschenk, en hield kantoor aan Toegoe 48.

Volgens een afschnft van aantekeningen van P.F Dahler betreffende de bestu­ren van de Indo-comités was op 12 december 1944 in Solo een comité actief onder voorzitterschap van de oud-commissaris van politie J. de Lang. Verdere gegevens over de activiteiten van het comité 111 Solo ontbreken echter, zoals in het algemeen over de specifieke rol van de comités 111 de Vorstensteden uit de fomiele bronnen weinig bekend is Aangenomen mag worden dat zij conform hun doelstellingen inderdaad verantwoordelijk w erden voor de steunverlening, met de opnchting van de comités werden althans in beide plaatsen de eerdere steunorganisaties verboden.

De toenadenngspogingen van de Japanse autonteiten vonden in het algemeen onder de Indo-Europeanen weinig respons, hetgeen mjanuan en februari 1945 in verschillende plaatsen op Java uiteindelijk aanleiding werd voor harder optreden tegen deze bevolkingsgroep. Op 25 januari werd in Djokja een groep van onge-\eei 110 Indo-Europese mannen en jongens gearresteerd en opgesloten in de ge­vangenis. Onder hen bevonden zich Han Resink en ook twee leden van het Indo-comité, de heren Lemaire en Weijnschenk, die van illegale praktijken werden verdacht Na twee maanden werden de gearresteerden overgebracht naar het fort Van den Bosch m Ngawi, samen met ongeveer 760 Indo-Europese mannen en jongens uit diverse andere plaatsen m Oost- en Midden-Java, ondemieer ook uit Solo. De omstandigheden in de benteng \'an Ngawi waren demiate slecht dat in de penode van maart tot augustus 194s zo'n 200 gevangenen overleden Op 28 augus­tus 194 s werden de overlevenden door de Japanners vnjgelaten

Het wantrouwen dat de Japanners ten opzichte van de Indo-Europese bevol­king koesterden, komt ook naar voren m de zogenaamde spoorweg-affaire, die zich eind 1943 in Solo en Djokjakarta en deels ook in Semarang afspeelde Op 30 sep­tember 1943 werden in Djokja en omgeving ongeveer 30 Indo-Europese werkne­mers van zowel de Staatsspoorwegen als de NIS door de Kempeitai gearresteerd en naar de gevangenis 111 de stad gebracht Van daar werden nadien dagelijks gevange-

71

Page 73: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

nen overgebracht naar de Kempeitai, gevestigd m de liroederschool aan de Kanipe-mentstraat, om te worden verhoord inzake hun betrokkenheid bij een ondergrond­se organisatie die het treinverkeer heette te saboteren In Soerakarta had op die 30ste september een complete razzia onder Indo-Europese mannen en jongens plaats, waarbij ca 140 van hen werden opgepakt en gevangen gezet 111 de gevange­nis Tot de arrestanten behoorden behalve personeelsleden van de spoorwegen ook alle mannen die toen nog verbleven in het Van Deventerkamp en Boemikamp, in meerderheid van Indo-Europese of Ambonese afkomst Ook hier werden vervol­gens dagelijks mensen voor verhoor overgebracht naar de Kempeitai in Hotel Sam Gie, op dezelfde verdenkingen als in Djokja Van een grootscheepse sabotage-actie was in werkelijkheid waarschijnlijk geen sprake, maar velen werden door marte­lingen tot een bekentenis gedwongen, een aantal arrestanten is aan de aldus opge­lopen verwondingen overleden Het is niet bekend hoeveel arrestanten later daad­werkelijk zijn veroordeeld en tot welke straffen, zeker is wel dat in een aantal gevallen langdunge gevangenisstraffen zijn opgelegd

De periode na de Japanse capitulatie

Op 15 augustus 1945 capituleerde Japan Twee dagen later werd in Batavia door Soekarno en Hatta de onafliankelijke Repubhek Indonesië uitgeroepen, Soekarno werd benoemd tot eerste president, Hatta tot vice-president In het machtsvacuüm dat na de plotselinge afloop van de wereldoorlog in Indié was ontstaan, kreeg de Republiek gedurende de volgende maanden gelegenheid zich politiek, bestuurlijk en militair te consohderen Pas eind september 1945 arnveerden de eerste Bntse troepen op Java om de Japanse strijdkrachten te ontwapenen en af te voeren en hulp te bieden aan geallieerde knjgsgevangenen en burgergeintemeerden Voor dit laatstgenoemde doel was na medio juk 194s een speciale RAPWI-organisatic in het leven geroepen (Recovery of Allied Prisoners of War and Internees) Nederlandse troepenzendingen werden door de Britse autonteiten, onder wie Sumatra en Java sinds 15 augustus 1945 vielen, zelfs niet eerder dan in het voorjaar van 1946 toegelaten Wel was toen met inzet van kleine, in Indie heropgestelde KNIL-een-heden een deel van Batavia weer onder Nederlands gezag gebracht, hetgeen begin 1946 voor de Republikeinse regering aanleiding v\as naar Djokja uit te \Mjken In­middels was het vanat medio september 1945 op tal van plaatsen tot massale geweld­pleging tegen Nederlanders, Chinezen en andere minderheidsgroepen gekomen, waarbij vele duizenden doden vielen Tevens vond in deze zogenoemde bersiap-penode op grote schaal internenng plaats van vooral Indo-Europese burgers door de Republiek Zoals bekend, zou het uiteindelijk tot 27 december 1949 duren, voor dit conflict door de overdracht van de soevereiniteit over het grootste deel van de Archipel aan de Verenigde Staten van Indonesië werd beëindigd

Politieke ontwikkelingen; Djokja uersiis Solo

Direct na de onafliankelijkheidsverklanng nam president Soekarno een eerste initia­tief tot regeling van de positie van de Vorstenlanden binnen de Republiek Al op 19 augustus 1945 werd een charter opgesteld, waann op voorwaarde van hun loyaliteit de vier Middenjavaanse vorsten met de ovenge 'zelfbestuurders' in Indonesië m be­ginsel in hun posities werden bevestigd Pakoe Boewono XII en Mangkoe Nagoro VIII stelden zich op i september 1945 onder de Republiek, Hamengkoe Boewo­no IX en Pakoe Alam VIII volgden vijf dagen later Zowel in Djokja als in Solo werd verder eind augustus 1945 een Komité Nasional Indonesia (KNI) ingesteld, naar het voorbeeld van het Komité Nasional Indonesia Poesat (KNIP), dat in Ba­tavia inmiddels fungeerde als voorlopig bestuursorgaan van de Republiek De KNI's hadden tot eerste taak het bestuurlijke en militaire gezag cwer te nemen van de Japanse autonteiten en stnjdkrachten

In Soerakarta verliep de geplande overname aanvankelijk zonder noemens­waardig verweer aan Japanse kant Eind september 1945 waren de belangrijkste bestuursinstanties en openbare gebouwen onder gezag van het KNI Op i okto­ber besloot kolonel Mase Tampe, de bevelhebber van het 800 man sterke Japanse garnizoen in Solo, zijn troepen overeenkomstig het inmiddels ontvangen bevel van de leiding van het i6de Leger, uit de stad terug te trekken naar voorbereide afge­legen kampementen bij Bojolali en Tampir, op de 6de was deze zelfinternering goeddeels voltooid Het Kempeitaidetachement was evenwel achtergebleven, mede voor het beheer over de wapenvoorraden die zich nog in Solo bevonden In de nacht van 13 oktober vond een gevecht plaats tussen Indonesische nationalisten

en Japanse troepen bij het hoofdkwartier \an de Kcmpeitai 111 Hotel Sam Gie aan de Poerwosanweg

Volgens een verslag over de situatie m Solo tijdens de bersiap-penode van juni 1946, opgetekend door de voormahg inspecteur van pohtie W Merghart, ging het daarbij om een schijnvertoning, bedoeld om het moreel van de 'zwakke broeders' te sterken De Japanners werden na afloop van de 'felle strijd' zogenaamd gevangen genomen en weggevoerd, waarna de nationalisten hun wapens en munitie in beslag namen In zijn rapport over de penode van september tot december 1945 hield echter Wing-Commander TS Tuil, commandant van de RAPWI-groep Midden-Java in Magelang, de lezing aan van de Zwitser Röd, op dat tijdstip hoofd van het Rode Kruist omitc te Soerakarta Daarin heet het dat de Indonesiërs de Japanse commandant min ot meer gegijzeld zouden hebben en vervolgens de bewaking van de stad overnamen en de Japanse troepen zonder stnjd ontw apenden Daarbij zou­den ca 6000 handvuurwapens, munitie, een aantal lichte mortieren en enkele pant­serauto's zijn buitgemaakt

De overdracht m Djokja kreeg een ander karakter Hier had de Japanse com­mandant, majoor Otsuka, geen gehoor gegeven aan het bevel tot terugtrekking en werd door zijn Soo man mfantenetroepen he\ige gewapende tegenstand gebo­den aan de nationalisten In een gesprek met drs M C van Delden verklaarde luitenant-kolonel Miyamoto Shizuo, destijds de op dne na hoogste militair op Java enkele jaren geleden, dat de zelfinternenng door de legerleiding bedoeld was tei voorkoming van stnjd met de Indonesische nationalisten en als zodanig als een succes moest worden beschouwd Tot gevechten van betekenis was het immers alleen gekomen 111 Djokjakarta en Semarang, waar de troepen wel in de stad waren gebleven Miyamoto had beide commandanten het bevel willen geven het verzet alsnog te staken, maar kon hen niet bereiken omdat de verbindingen waren ver­broken De reden waarom juist deze eenheden gewapend verzet boden aan de nationalisten, moet volgens mevrouv\ Van Dclden worden gezocht in de omstan­digheid dat de troepen m beide gevallen afkomstig waren uit het oostelijk deel van de Archipel en op doorreis naar Singapore bij de onverwachte Japanse capitu­latie op Java waren blijven steken Zij hadden derhalve geen affiniteit met de in­heemse bevolking op Java noch met het Indonesische vrijheidsstreven Ook was de troepen in Midden-Java, die nu formeel onder Bnts opperbevel stonden, door Wing-Commander Tuil begin oktober 194 s opgedragen hun wapens onder geen beding aan de Indonesiërs over te dragen

De verspreid in de stad wonende Japanners in Djokja werden 111 de nacht van S op 6 oktober 1945 geïnterneerd 111 de gevangenis, terwijl tegelijkertijd een aanval werd ondernomen op majoor Otsuka's troepen, die merendeels waren gelegerd m de Kaderschool in Kota Baroe Daarbij kwam het tot felle gevechten, waarvan latei door de oud-controleur voor Agransche Zaken A. Jonkers, die eind september uit zijn interneringskamp te Tjimahi op eigen gelegenheid naar Djokja teruggekeei 1 was, als volgt verslag werd gedaan 'Vele der civiele aiiibteimieii vcr'.chaii\teii zuh iii hun woningen en gaven zich cent over nadat ze hun niiinilie hadden verschoten De m de kaderschool (Nieuwe Wijk, achter het Petronella-hospitaal) belegerde militairen, heb­ben een echtjapanfche taktiek toegepast De belegeraars zorgden er wel voor builen schol te blijven Toen er eenigen tijd m het wilde ii'ctj over en weer geschoten was, liecschen de

Jappen de ivitle vlag, waarop depeniocda's ondei het slaken van zegekreten toesnelden Op dil oogenblik openden de Jappen miiiailkuivuui Volgens officieele opgaven verkmn de pemoeda's 18 man In wcrkeliikheid is dit aantal veel (;rooter Naar men mij verzekei-de bedroeg het aantal slaclitojjers in een kampong reeds meer dan 30 Enkele Jappen, die gewond in handen vielen, zijn op beestachtige wijze afgeslacht, een andere /< m de ge­vangenis gelyncht ' Op 7 oktober gaven de Japanse troepen zich over, met uitzoii-denng van het Japanse marinedetachement dat op Magoewo was gelegerd Een groot deel van de Japanse wapens in Djokja ging aldus over in handen van de nationalisten

Direct vanaf de instelling van het KNI in Djokjakarta, onder voorzitterschap van de Peta-officier Mohamad Saleh, mengde de sultan zich op tactische wijze in de aangelegenheden van het comité om zijn bestuursinvloed veilig te stellen Op 5 september deed hij evenals Pakoe Alam VIII een proclamatie aan de bevolking uitgaan, waann de instelling van de Daeiah Istimcwa ('Bijzonder Bestuursgebied') Djokjakarta binnen de Repubhek Indonesië werd afgekondigd Op 30 oktober werden deze besluiten in een aanvullende proclamatie bekrachtigd Daarbij werd toen de Pakoealaman bestuurlijk ondergebracht bij het sultanaat, als formele beves­tiging van de feitelijk bestaande situatie, in de nieuwe eenheid vervulde de Pakoe Alam de functie van plaatsvervangend hoofd van het zelfliestuur Op 26 oktober I94S maakte de sultan verder de oprichting bekend van de Lasjkar Rakjat Djokji-

72

Page 74: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

karta ('Stnjdcrs \an het Volk van Djokjakarta'), een eigen militair vnjwilligerskorps van het sultanaat, waardoor zijn positie ten opzichte van het KNI andermaal werd versterkt Deze stap leidde er mede toe, dat Hamengkoe Boewono IX op 12 no­vember öjdens de conferentie van militaire bevelhebbers van het Indonesische volks­leger in wording, het Tentara Keamanan Rakyat (TKR, 'Volksveüigheidsleger'), werd voorgedragen voor de post van minister van Defensie in het twee dagen later te in­stalleren kabinet van premier Sjahnr De conferentie had tot doel de samenstelling van de generale staf van de TKR te bepalen, maar was geen bevoegdheid verleend tot politieke benoemingen Onder druk van Sjahnr moest het leger uiteindelijk mr A Sjanfoeddin als minister aanvaarden, maar kreeg wel gedaan dat tegen Sjah-nrs zin de jeugdige Peta-officier Socdimian tot panglima bcsar (opperbcNclhebbir) werd benoemd

Hamengkoe Bocwono's mecsterzct werd evenwel zijn uitnodiging aan de Re­publikeinse regering in Batavia, na de mislukte aanslagen door Nederlandse militai­ren op premier Sjahnr en andere nationalistische leiders in december 1945, tot tijde­lijke verplaatsing van de nationale bestuurszetel naar het veilige Djokjakarta De Vorstenlanden vielen ruim buiten de kleine gebieden die toen door de Britten en Nederlanders onder hun controle waren gebracht, zodat hier zonder beperkingen de noodzakelijke politieke en militaire activiteiten konden worden ontplooid die van regenngswege noodzakelijk werden geacht voor het behoud van de Republiek Bovendien kon hier reeds bescherming worden geboden door verschillende militai­re korpsen, naast de Lasjkar Rakjat van het sultanaat ondermeer ook dat van de islamiüsche Hizbocllah-stnjders In de nacht van 4 op 5januan begon daarop de over­brenging van de Republikeinse instanties en hun personeel, een verhuizing waardoor uiteindelijk in de loop van de weken nadien een kleine 50 000 personen aan Djokja's bevolking werden toegevoegd Voor Soekarno en zijn gezin werd het oude gouver-neurshuis ingencht als provisonsch presidentieel paleis, de Hatta's namen hun intrek in de nabijgelegen ambtswoning van de vroegere assistent-resident De sultan be­hield zijn positie van zelfbcstuurder, terwijl hij daarnaast door de Republikeinse regering werd aangesteld tot erfelijk gouverneur van Djokjakarta, met de Pakoe Alam als vice-gouverneui

Een groot contrast met Djokja, waar het kiachtigc \orstenbestuur zijn invloed on­der Republikeins oppergezag paradoxaal genoeg aanzienlijk had weten te verster­ken, vormden de ontwikkelingen in Solo gedurende dezelfde periode De oner­varenheid van beide vorsten en hun nvaliteit ten opzichte van elkaar én van Djokja, leidde hier in het najaar van I94'5 op bestuurlijk gebied tot een onoverzichtelijke situatie, feitelijk mm ot meer een machtsvacuüm Daann kregen radicaal-nationalis-tischejongerengroepen de vnje hand elkaar en anderen naar willekeur te bestrij­den, terwijl tegelijkertijd ook aan de hoven een stnjd ontbrantide tussen behoudende en radicalere fracties Als resultaat kreeg op termijn de radicale beweging geheel de overhand en verloren de vorsten m het voorjaar van 1946 ten slotte alle be­stuursmacht

Het KNI Solo onder leiding van K R T Soemodmmgrat, een zwager van de soenan, bleek medio oktobei reeds volledig machteloos toen de Japanse wapens grotendeels in handen van verschillende pemoeda-groepenngen waren overgegaan Op I november 1945 stelde R P Soeroso, kort tevoren benoemd tot Hoge Com-missans van de Republikeinse regenng in de Vorstenlanden, een Directorium in Dit gezamenlijke bestuurslichaam van Vorstenlandse en Republikeinse instanties was bedoeld als tegenwicht voor de groeiende macht van de radicale jongeren­groepen De beide Solose vorsten, m het bijzonder de Mangkoe Nagoro, weiger­den uiteindelijk echter zich hienn te laten vertegenwoordigen, met als gevolg dat dt beoogde eenheid niet tot stand kwam en het machtsvacuüm ten voordele van dl pemoeda's bleef voortbestaan Slachtoffer van deze situatie werd daarbij steeds meer de adellijke ambtenanj van de Vorstenlandse instellingen, de pnjaji, waarvan tal van behoudender ingestelde leden nu uit hun functie werden gezet of zelfs gevangengenomen

Een van hen was ook de iijksbestuurder van het soenanaat. drs K R M A Sos-rodiningrat Een verdere verzwakking van de positie van de soenan vond plaats 111 de eerste dagen van november 1945, toen zijn neef, generaal-majoor B P H Poer-bonagoro als bevelhebber van de TKK^-divisie in Soerakarta werd vervangen door de radicale kolonel Soetarto, een Peta-veteraan In december 194s volgde een ge­ne hte lastercampagne tegen Pakoe Boewono Xli, als zou 111 de kraton al een ge­heim 'Comité van Ontvangst' zijn gevormd voor het terugkerende Nederlandse gezag Begin januan 1946 ontvoerden leden van een Solose pemoedagroepering onder leiding van dr Moewardi, de Bansan Banteng ('Strijdgroep van de Wilde

Buffel'), de soesoehoenan, zijn adjudant B K P H Soeijohamidjojo en de konm-gm-moeder Ze werden goed behandeld, maar bleven enkele dagen afgezonderd, om hen te doordnngen van de ernst van de situatie en de ontevredenheid bij het volk Aldus brokkelde het vorstelijke prestige in Solo gestaag verder af Nadat op 5 januan 1946 de Repubhkeinse regenng zich in Djokja had gevestigd, werd Soe­rakarta bij uitstek het centrum van de radicale nationalisten, geheel in lijn met de aloude rivaliteit tussen beide Vorstensteden Als 'stad van de oppositie' zou Solo nadien ook in de nationale politiek van de Republiek Indonesië een toenemend belangnjke rol gaan vervullen

Als beginpunt van deze nieuwe ontwikkeling kan de opnehtmgsvergadenng m Solo van de Persatoean Perdjoeangan (PP, 'Eenheidsverbond voor de Vrijheids­strijd') op 15 en 16 januari 1946 worden aangemerkt In de PP verenigden 133 groepenngen en partijen zich onder leiding van Tan Malaka in oppositie tegen het kabinet-Sjahnr in Djokja Het verbond werd gesteund door een groot aantal TKR-leiders, onder wie generaal Soedarsono, de commandant van de 3de Divisie, en de panglima besar, generaal Soedirman Belangrijkste programmapunt van de PP was de eis dat onderhandelingen met Nederland uitsluitend konden worden gevoerd op basis van '100% Merdeka', de volledige en onvoorwaardelijke onafliankelijkheid van Indonesië Onder de gegeven omstandigheden was dit voor het kabinet-Sjahnr evenwel geen realistisch uitgangspunt, gezien de opstelling van de Nederlandse regenng op dat tijdstip Tijdens het geplande congres van het KNIP in Soerakarta van 28 februan tot 2 maart 1946 leek een confrontatie tussen de PP en de Repu­blikeinse regenng dan ook onvermijdelijk

Sjahnr verraste de oppositie echter volledig door op 23 februan in het geheim zijn ontslag bij Soekarno in te dienen Op het KNIP-congres, waarbij onder ande­ren ook de soesoehoenan en generaal Soedimian aanwezig waren, maakte Soekamo het ontslag bekend en nodigde hij de PP uit een nieuw kabinet te vormen De oppositie durfde de verantwoordelijkheid niet aan, mede omdat PP-voorzitter Tan Malaka niet op de bijeenkomst aanwezig was Sjahnr werd alsnog tot formateur be­noemd en op 12 maart 1946 werd het tweede kabinet-Sjahnr geïnstalleerd Aldus gesterkt in zijn positie, ging Sjahnr vervolgens in de tegenaanval Tussen 13 en 16 maart 1946 werden geheime instructies uitgevaardigd voor de arrestatie van de PP-leiding in Solo De arrestaties werden uitgevoeid door de gewapende jeugdorgani-satie van de PSI, de Pesmdo, na een congres van de PP van 15 tot 17 maart Daar­bij werd er zorgvuldig op gelet alleen die PP-leiders te arresteren, die geen grote aanhang onder de pemoeda's hadden, zoals onder anderen Tan Malakka Daarop volgden enigszins absurd, weer besprekingen tussen de regenng, de arrestanten en de vnj gebleven PP-leiders, teneinde tot een politiek compromis te komen en, al­thans voor het oog van de buitenwereld, de revolutionaire eenheid te herstellen Intussen hadden de arrestaties in Solo een golf van radicaal gew eld ontketend, eiie na­dien het pohtieke en openbare leven in de stad lange tijd bleet beheersen

Voorlopige climax van deze 'sociale revolutie' was de feitelijke beëindiging van het Solose vorstenbestuur, eind apnl en begin mei 1946 Op 19 apnl 1946 bestonn-den eenheden van de Bansan Banteng en andere pemoedagroepenngen de kraton, om de soenan te dwingen afstand van zijn bestuursmacht te doen Op 30 apnl gaf Pakoe Boewono XII ten slotte toe, in de officiële aankondiging die hij die dag deed uitgaan, heette het 'li'tj vciklanii aan On\ volk dat uidieii de afschaffing van het BiizoudcH B(\timi\gchicd van Scciakaita inderdaad duidelijk de oprechte wens van het volk IS, en dit i< overgebracht aan di nnniiin van de Rcpocbhk Indoncna, Wij ons met zullen veizetien legen de oveigavc van Onze macht aan de centiale rei;ciini; ' De Mang­koe Nagoro vaardigde op i mei een proclamatie uit met een duidelijk fermere toonzetting De inhoud ervan bestond, naast een onderschnjving van de algemene wenselijkheid van democratie en sociale rechtvaardigheid, voornamelijk uit de mededeling dat gedurende de voorgaande maanden een nieuwe grondwet voor de Mangkoenagaran was opgesteld Dat deze grondwet nog met in werking was gesteld, was uitsluitend te wijten aan 'obstructies' De nieuwe grondwet omvatte diverse punten die het bestuur democratischer zouden maken, terwijl de Mangkoe Nagoro bovendien onder de president van de Republiek zou worden geplaatst De proclamatie had tot doel voor de Mangkoenagaran een politieke positie analoog aan die van het sultanaat in Djokji te veiknjgen Beide proclamaties waren een in­directe oproep aan de Republikeinse regering om hulp en bescherming

De Republikeinse regenng in Djokja besloot daarop tot actieve bemoeienis met de problematische situatie in Soerakarta Op s mei 1946 amveerde hier dr Soedar­sono, de minister van Binnenlandse Zaken, met de toezegging een comité te zullen vormen ter voorbereiding van regionale algemene verkiezingen op korte termijn De gekozen volksvertegenwoordiging van Soerakarta zou dan een definitieve bc-

73

Page 75: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Riiht'. het \oomialigL hotel \an de Mang-koenagaraii te Karangpandan, ruim 25 km oostelijk van Solo, dat \anat november 1945 diende als Republikeins intenienngs-kamp voor enkele honderden Nederland­se, in meerderheid Indo-Europese man­nen en jongens uit Solo en omgeving Ook m dit geval bleek het niet mogelijk een vooroorlogse opname te achterhalen, de hier gebruikte foto is van 1988 Foto J D Krijgsman

slissing nemen over de status van het gouvernement De onrust bleef echter aanhou­den O p 23 mei 1946 probeerde de regering de orde te herstellen door een krach­tiger persoon aan te stellen als Hoge Commissaris van de Vorstenlanden, Soeroso \\ erd weggepromoveerd en vervangen door de gouverneur van Oost-Java, Soerjo N o g dezelfde dag gaf deze opdracht tot de arrestatie van twaalf vooraanstaande leden van de oppositie m Soerakarta, onder wie dr Moewardi, de leider van de Bansan Banteng De aanhoudingen lokten terstond grote demonstraties uit, die op wat langere termijn tot een zodanig kritieke situatie in Solo leidden dat de arrestan­ten op 31 mei weer moesten worden vnjgelaten De oppositie vierde deze overwin­ning met een massale parade door de stad

O p I juni 1946 trok de regering haar steun aan de de facto reeds opgeheven vorstenbesturen in Soerakarta definitief in Voor het gouvernement werd per kabi­netsbesluit een nieuwe bestuurlijke indeling voorgesteld, met Solo als nieuw te vormen stadsgemeente onder een burgemeester Met de instelling hiervan werd de bestuursmacht formeel ontnomen aan soenanaat, Mangkoenagaran en Directo-I lum De vorsten behielden slechts gezag over de interne aangelegenheden van de kraton respectievelijk de poero, terwijl de twee stadsdelen die voorheen onder hun afzonderlijke autoriteit vielen, nu onder gemeentelijk bestuur werden verenigd

De brandhaard Solo was daarmee evenwel nog lang met geblust, de onrust hield onverminderd aan en op 6 juni 1946 kondigde de regering de staat van beleg afin het gouvernement In de nacht van 27 op 28 jum 1946 ontvoerde daarop een groep pemoeda's premier Sjahnr en een aantal leden van zijn regcnngsdelcgatie, toen zij tijdens een bezoek aan Solo de nacht doorbrachten in de voormalige woning van de agent van De Javasche Bank aan de Gouverneurslaan Per auto werd het gezel­schap overgebracht naar een leegstaand huis van de soenan in Paras, een bergdorp ca 35 km ten westen van Solo tegen de helhng van de Merbaboe, en daar gedu­rende de volgende dagen in strenge afzondering gehouden Alle inderhaast geor­ganiseerde zoekacties van regenngswege bleven vruchteloos en uiteindelijk werd de crisis pas bezworen, toen president Soekarno in de avond van ^ojuni in een radiotoespraak de ontvoenng wehswaar veroordeelde, maar tegelijkertijd enig be-gnp toonde voor de pemoeda's Sjahnr en zijn begeleiders werden dezelfde avond vrijgelaten en teruggebracht naar Solo In de vroege morgen van 1 juli vertrok de premier naar Djokja, van waar hij later die dag naar Batavia overvloog

Na deze bizarre episode besloot de regering in Djokja hard op te treden Zij gaf opdracht tot de arrestatie in Djokjakarta van veertien oppositieleiders, op ver­denking van medeplichtigheid aan de ontvoering Enkele oppositionele T K R -officieren, onder wie generaal Soedarsono van de 3de Divisie, vluchtten echter tijdig uit Djokjakarta naar Widjoro, een dorpje enkele kilometers buiten de stad, waar zij zich verzekerd wisten van de bescherming van het daar gelegerde 3 de Regiment onder commando van luitenant-kolonel Soeharto, de latere president van Indonesië Waarschijnlijk met medeweten van de panghma besar zelf, gene­

raal Soedirman, werd daar aansluitend een staatsgreep beraamd, uit te voeren op 3 juh 1946 Daarbij zou Soekarno worden geconfronteerd met Soedarsono en de bevrijde Djokjase oppositieleiders en vervolgens, met hulp van de Lasjkar Rakjat en de Hizboellah, woiden gedwongen Sjahnr en zijn ministers te ontslaan en een kabinet te vormen uit leden \an de oppositie O m een en ander kracht bij te zet­ten, was in de nacht van 2 op 3 juli verder de ontvoenng voorzien van twee leden van het kabinet-Sjahnr, Amir Sjanfoeddm en Mohammed Hatta

De bevnjdmg van de Djokjase oppositieleiders slaagde, de couppoging werd een jammerlijke mislukking Sjanfoeddins lijfwachten verijdelden diens ontvoering, waarna de kidnappers ook Hatta maar liever met rust heten Toen 111 de ochtend van de 3de juh de groep onder leiding van Soedarsono Djokjakarta binnen trok, was daar geen spoor van Lasjkar Rakjat- of Hizboellah-stnjders te bekennen Aangeko­men bij het paleis van Soekarno werd het dissidente gezelschap dan ook zonder veel moeite m zijn geheel gearresteerd Geheel zonder politieke gevolgen bleef het in­cident niet, tijdens een geheime bijeenkomst van Soekarno, het kabinet en de op­positie, werd daags nadien inderdaad besloten het bestaande kabmet-Sjahnr te ver­vangen, maar het inmiddels begonnen beleid van onderhandelingen met Nederland zou daarna zonder tegenwerking van de oppositie worden voortgezet Ook werd overeengekomen dat de pemoeda-groepen uit Oost-Java, die op dezelfde 3de juli 1946 delen van Solo hadden bezet en geplunderd, de stad weer zouden ontruimen

O p i s juh 1946 stelde president Soekarno een nieuwe bestuursregelmg in wer­king voor de Vorstenlanden, waarbij het voormalige gouvernement Soerakarta voorlopig werd aangewezen als gewone residentie Mr R P Iskaq Tjokrohadisoeno, een oude vriend van Soekarno, aanvaardde op 22 juli zijn aanstelhng als de eerste Indonesische resident, assistent-resident werd R Soediro, na dr Moewardi de be­langrijkste man in de Bansan Banteng Onder de radicale pemoeda-groepenngcn wekte mr Iskaks benoeming echter al spoedig veel weerstand, die op 8 oktober uitmondde 111 de aanbieding van een gezamenlijke resolutie tegen de resident bij de regering 111 Djokja Toen dit geen onmiddellijk resultaat afwierp, werden Iskaq LH Soediro op 9 november 1946 ontvoerd, in lijn met de politieke stijl die inmiddels bij de jonge nationalsten gemeengoed was geworden Daarop benoemde de R e ­publikeinse regering alsnog een nieuwe resident, in de persoon van R Soetardjo Kartohadikoesoemo Deze heette evenwel sympathieën te koesteren voor het voor­malige vorstenbestuur, zodat de oppositie zich met hem al evenmin tevreden toon­de In Solo bleet de sociale en politieke onrust in de maanden nadien dan ook voort­duren, onder steeds toenemende invloed van hnks-radicale groepenngen Intussen had Djokja zich al in januari 1946 ook internationaal gepresenteerd als hoofdstad en visitekaartje van de Republiek Indonesië In die maand werden elf buitenlandse journalisten uitgenodigd voor een bezoek aan het nieuwe regenns^-centrum van de jonge staat en aan Solo, een 'publiciteitsstunt' waarover de 001-logscorrespoiident Alfred van Sprang indertijd, vanwege de uitsluiting van Neder-

74

Page 76: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

landse deelnemers, m 1946 in zijn manifest En Soikanio hulil ' nogal zuui schreef 'De biiitciilaiidiche pers gaat naar Djokjakaiiii Hi t Ripiiblikciiischc Miiufttiic van Voorlichting is de gastheer Engelsen, Amlraliers, Anieiikanen, Belgen, Fran^clun m een Brilsch-Indier Nederlanden mogen natuurlijk met iriee ( ) Aan een royaal ban­ket niet oude Fransche wifnen fèteeit de Republiek haai buitenlaiid\che ^a^ten De \teiii-niiiig h be\t Het voedsel oveivloedig hi woidt veil i;eiprokeii De Republiek dnni^t zich­zelf in de schijnwerpeis van di wereldbelangstellin^ '

Op 17 augustus van hetzelfde jaar, ter gelegenheid van de eerste verjaardag van J(. Indonesische onafliankelijkheidsverklanng, kreeg ook een Nederlander een uit­nodiging De eer viel te beurt aan de journalist en mede-oprichter van Het Parool l'ieter 't Hoen, pseudoniem van FJ Goedhart, van wie op grond van zijn bekende sociaal-democratische gezindheid een zekere sympathie often minste een objectie-\ e houding verwacht mocht worden In de brochure Tciin; uit Djokja beschrijft t Hoen zijn ervanngen 111 de Republiek Hij werd ondergebiacht m hotel Merdcka, het vroegere Grand Hotel Djocja, nam deel aan de feestelijkheden in Djokja, waar-\ an het hoogtepunt werd gevormd door toespraken van president Soekarno en de sultan op de noordelijke aloon-aloon, en reisde daarna nog enkele dagen door de Republiek In Djokja waren in verband met de feestelijkheden dne tentoonstellin­gen ingencht, over de ontwikkeling van de luchtvaart, de mdustne en de schilder­kunst Over de laatste merkt't Hoen op 'Dezt teiitooihtillint; lijkt nu typiiniid voor het geestelijk klimaat van het Repiiblikeiiische leven Ze n iiitbiinduj, hait\toiliti-lijk, geestdriftig en dynamisch Tegelijk geeft ze de zwakheden van het RipublikLinHht leven bloot, een duidilijk (;cbiek aan techniek en dhiiplnn '

Pieter 't Hoen biacht ook een bezoek aan de kraton, waar de broer van de sul­tan, waarschijnlijk Pangeran Praboeningrat hem ontving Over de verhouding tussen kraton en Republiek vertelde deze 'Mijn broei n i;eneiaal in het legei Bovin-dien IS hij kepala daerah, wat overeenkomt met een ambtsdra^^ei, dien men in Holland waarschijnlijk Commissaris van de Koningin zou kunnen noemen In den Hollandschin lijd was II altijd tin Hotlandsche 'oiideie bioer', die den sultan voortdurend op zijn viii-(jm ke(k In diii Jappmlijd hadden wi eenJapansihe controleur, die overal zijn neus m stak Thans heeft de sultan alleen met de regeering te maken Zijn persoonlijke positii is dan ook steviger dan ze vroeger ooit geweest i? ' Deze positie kreeg kort nadien, op 1 oktober 1946, andermaal bevestiging door de benoeming van Hamengkoe Boe-wono IX als minister van Staat in het derde kabinet Sjahrir, dat tot 27 juni 1947 /OU aanblijven Daarmee lijkt in tegenspraak, dat Djokja in juni 1947 m navolging van Solo een gemeentebestuur kreeg, dat met verantwoordleijk was aan de sultan maar rechtstreeks aan de Republikeinse regering Vanwege de primaire loNahteit \an de plaatselijke ambtenanj aan de sultan bleek deze bestuurlijke constructie ech­ter al snel onwerkbaar, zodat dit element bij een latere hervorming alsnog onge-liaan gemaakt moest worden

Republikeinse kampen

" let name m Djokjakarta was in september 194s al een vnj aanzienlijk aantal Ne­derlanders uit de Japanse internenng teruggekeerd Zij werden in eerste instantie voortreffelijk opgevangen 111 Hotel Toegoe, dat op last van de sultan persoonlijk \oor dit doel ter beschikking was gesteld Vanaf begin oktober 1945 echter, toen het conflict met Nederland zich 111 volle omvang aandiende en elders op Java en Sumatra de gewelddadigheden tegen Nederlanders en andere anti-Republikeins g achte bevolkingsgroepen hand over hand toenamen, volgden ook hier maatrege-lui tegen hen Aanvankelijk ging het daarbij nog om zaken als afsluiting van water <- 1 licht en een verplichte boycot van Nederlanders op de pasar, in winkels en bij het stadsvervoer, maar al snel kwam het tot harder optreden

In de nacht van 12 op 13 oktober 194s haalden pemoeda's 111 Djokjakarta alle Nederlandse mannen en jongens vanaf 14 jaar uit hun huizen en interneerden hen op verschillende plaatsen in de stad, ondermeer in fort Vredeburg, een politiebu­reau, de gevangenis, het abattoir, de Taman Siswa-school aan de Malioboro en de Neutrale Europese School aan de Pakemweg De groep m Vredeburg werd later in de nacht naar de Neutrale Europese school overgebracht, waar zich toen onge­veer 500 personen bevonden Na een verblijf van enkele dagen werden de kam­pen in de stad ontruimd en werden de mannen en jongens verspreid over ver­schillende Republikeinse kampen buiten Djokja, ondermeer in een loods van de siiikerfabnek Poendoeng, 20 km ten zuiden van Djokja, een zoutpakhuis m de desa Sorabajan, gelegen aan de Indische oceaan, en het oude ziekenhuis van Sanden, ccn plaatsje ten zuidoosten van Srandakan In Solo werden de Nederlandse man­nen en jongens, m totaal zo'n 2S0 personen, in de nacht van i op 14 oktober 194s

van hun bed gelicht en voorlopig geconcentreerd in Hotel Sam Gie, het voorma­lige Japanse bestuurskantoor en hoofdkwartier van de Kempeitai ter plaatse In november 194s brachten de nationalisten hen over naar het kamp Karangpandan, voorheen het hotel van de Mangkoenagaran bij de gelijknamige plaats oostelijk van Solo

Ook de Nederlandse vrouwen en kinderen ontkwamen met aan internering In Soerakarta volgde deze op 26 november 1945, nadat daags tevoren Britse vlieg­tuigen de radiostations in beide Vorstensteden hadden aangevallen, naar aanleiding van de felle anti-Engelse propaganda die deze toen al wekenlang uitzonden De Solose afdehng van de Pemoeda Repoeblik Indonesia (PRI) zag daann aanleiding de vrouwen en kinderen bijeen te brengen in de omheinde woonwijk Lodji Wetan (Lodjiwetan), de oude VOC-stad oostelijk van het fort Vastenburg, en m het na­bijgelegen voormalige nieisjesinternaat Sinkokan (Solosch Internaat) Daarbij namen de PRI-ers vnjwel alle juwelen, geld en waardepapieren in beslag Teke­nend voor de verhoudingen in Solo op dat tijdstip was, dat de pemoeda's bij wijze van belediging bewust geen uitzondering maakten vc^or een Indo-Europese bij-\rouw van de soesoehoenan, waar dit aan andere Indonesiërs in een vergelijkbare positie wel was toegezegd Zij werd met enig vertoon uit de kraton opgehaald en op Lodji Wetan ingesloten In Sinkokan werden in eerste instantie ongeveer 450 vrouwen en kinderen uit Solo geïnterneerd, welk aantal al snel werd opgevoerd tot circa 1000, toen ook vrouwen en kinderen afkomstig uit Salatiga, Bojolali en Oengaran in het kamp werden gebracht

Tegen de verwachting m bleek de internenng hier vooralsnog van koite duur, emdjanuan 1946 herkregen de vrouwen hun vnjheid, al moesten nadien velen \an hen wel in de internenngswijk blijven wonen, omdat inmiddels hun eigen huizen waren leeggeroofd of bewoond werden door anderen De vnjlatmg was het gevolg van de bezetting van Solo door een regiment van de TKR op i januan, waarmee toen een conflict tussen de regering in Djokja en de PRI werd beslecht Behalve het eigenmachtige optreden van de pemoeda's bij de internering in Solo en de beroving van de betrokken vrouwen, betrof dit vooral de weigenng van de PRI-leidmg mee te werken aan het regeringsbeleid inzake het beoogde opperbevel van de TKR over de diverse andere strijdgroepen Nadat de plaatselijke PRI-leiders waren gearresteerd, verleende het reguliere Republikeinse bestuur later in de maand toestemming tot opheffing van de vrouwenkampen Ook deze situatie duurde echter niet lang Op 17 maart 1946 werd bekendgemaakt, nu door regenngsmstan-ties, dat de Nederlandse vrouwen en kinderen in Solo opnieuw geïnterneerd zou­den worden Zij moesten zich daartoe m de volgende dagen melden bij het hoofd­bureau van politie, waar zij in het algemeen correct werden behandeld De vrouwen werden ondeigebracht m de kampen Mandjoeng en Tenioeloes, twee voomiahge tabaksondcinemingen in de omgeving van de stad

De internering door de Republiek van Nederlandse vrouwen en kindeien m Djokja is beschreven in een rapport van het Rode Kruis uit december 1946 Daar­in heet het kort en zakelijk met betrekking tot de grootste groep 'Den ^en Decem­ber ig^^ weid plotseloos, zondei eenige vooiajgaande waarschuwing, een hoiideidtal vrouwen, met haar gezinnen te Djokja woonachtig, gemteineeid Zi\ werden gebi acht naai lul oude Zendmgsziekcnhui^ te Tegal Boeroet, nieei bekend ondei den naam Sewoe Galoci, 42 km van de stad Djokja (gelegen en ciica 4 km van de zuidkust Per bus en pei viachtauto werden deze vrouwen en haai kindeien daaihecn verveierd, in totaal ^8 peisonen ' Andere kampen waren ingericht in een complex woningen en loodsen van de suikerfabriek Barongan, 14 km van Djokja, en in een tweetal scholen, een zeepziederij en een weverij bij Boro, 34 km ten noordwesten van de stad bij Moentilan

Hoewel de leefomstandigheden van de geïnterneerden verschilden per kamp, kan over het algemeen worden gezegd dat de huisvesting pnmitief de medische verzorging beperkt en de voedselvoorziening krap was Meestal kon wel voedsel worden bijgekocht, maar tegen zeer hoge pnjzen In januan 1946 bracht president Soekarno een bezoek aan enkele kampen, bij welke gelegenheid klachten konden worden geuit, in de meeste gevallen volgde daadwerkelijk verbetering m de situ­atie Daarnaast brachten in de periode van februari 1946 tot april 1947 delegaties van het Internationale Rode Knus dne maal een bezoek aan een reeks van Repu­blikeinse kampen Over de redenen voor de internenng van de Nederlanders door de Indonesiërs verschillen de meningen Aan Nederlandse zijde werd en wordt deze gewoonlijk gezien als een gi]zeliiigsaetie. bedoeld om in de onderhandehngen met Nederland voldoende ciruk te kunnen uitoefenen De Republiek daarentegen heeft steeds aangevoerd dat het juist gmg om een maatregel die de betrokkenen moest beschermen tegen het ongecontroleerde pemoeda-geweld Recent onder-

75

Page 77: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

zoek van drs M C van Delden wijst ei op dat het laatste een belangrijke overwe­ging IS geweest voor de Republikeinse overheid, ook al werd dit door de geïnter­neerden doorgaans allerminst zo ervaren

hl noxeinber 194') begonnen onderhandelingen tussen de Bntse militaire autoritei­ten en de TKR over de evacuatie van geïnterneerden en de Japanse troepen uu Republikeins gebied naar de 'key areas' onder Bnts gezag, de steden Batavia, Sema­rang en Soerabaja met onmiddellijke omgeving Daartoe werd op 14 december T94S door de TKR de FOPDA ingesteld (Panitia Oeroesan Pengangkoetan Djepang dan Allied Prisoners ot War and Internees, 'Organisatie voor het transport van Japanners en APWI'), die deze transporten zou moeten organiseren De algehele leiding kreeg generaal-majoor Soedibjo, vanwege de centrale ligging koos de POPDA Soerakar­ta als locatie voor haar hoofdkwartier

De afvoer van de Japanse troepen uit Republikeinse gebied begon m apnl 1946 en was al in juk 1946 voltooid, maar de evacuatie van de APWI nam eenjaar langer in beslag In maart 1946 besloot de TKR bij wijze van voorbereidende maatregel een groot aantal kampen in het binnenland op te heffen en alle geïnterneerden te concentreren op enkele plaatsen in Midden-Java, waaronder Solo en Djokja Van APWI 111 de oorspronkelijke zin van krijgsgevangenen en burgers die tijdens de Japanse bezetting waren geïnterneerd, was toen inmiddels nauwelijks meer sprake, m de praktijk ging het voornamelijk om mensen die door de Republiek (opnieuw) waren geïnterneerd Naast minderheden van teruggekeerde totok-Nederlanders en door de Republiek onbetrouwbaar geachte Indonesiërs, betrof het vooral Indo-Europeanen, terwijl verder ook veel Chinezen waren geïnterneerd Op 6 apnl 1946 sloten Britse en Republikeinse vertegenwoordigers in Djokja een overeenkomst waarin de evacuatie werd geregeld van alle geïnterneerden die naar geallieerd ge­bied wensten te worden overgebracht of van wie de Republikeinse regenng dit om-walle van hun veiligheid noodzakelijk achtte, ongeacht de landaard van de betrok­kenen Op basis van dit akkoord arnveerde op 25 apnl het eerste POPDA-transport van ca 700 ex-geïnterneerden, in meerderheid Indo-Europeanen, per trein uu Cheribon in Batavia

Een tweede overeenkomst volgde op 13 mei 1946, toen in Solo afspraken wer­den gemaakt over evacuatie per vliegtuig vanuit deze stad naar Batavia en Semarang De geïnterneerden werden daartoe eerst per tram, trein of truck naar Soerakarta overgebracht en daar tijdelijk opgevangen in doorgangskampen, met als voornaam­ste het kamp Koesoemojoedan m de Broederschool aan de Kerkstraat, dat onder direct beheer van de POPDA stond In Djokjakarta had het kamp Bintaran, op Bintaran Tengah 6 en 8, een zelfde verzamelfunctie Al snel na het ingaan van de overeenkomst van Soerakarta op 20 mei deden zich echter de eerste moeilijkheden voor Hoewel van Bntse kant de garantie was gegeven dat de evacués na aankomst m geallieerd gebied met zouden worden bewapend, ontstond in Republikeinse knng het genicht dat dit wel gebeurde Op instructie van de TKJ\ werden daarom met ingang van 4juli 1946 geen gezonde mannelijke geïnterneerden 111 de weerbare leeftijd meer geëvacueerd, degenen die al in Solo waren aangekomen, werden voorlopig gedwongen achter te blijven

Op 25 juh 1946 werd de evacuatie tot nader order zelfs geheel stopgezet, met als aanleiding het tot zinken brengen van het Republikeinse schip KaïiiJeaii voor de kust van Madoera door een Nederlands vliegtuig op de 4de van die maand Tijdens een massabijeenkomst in Soerakarta op 27 juli gaf president Soekarno de volgende verklaring 'Het ligt in onze bedoeling om hecht ianien te wciken met het gealheerde hoofdkwartier, maar we hebben de evacuatie van APWI tijdelijk opgevhort ah protest tegen incidenten zoals het bombardement van Banjoewangi en hel doen zin­ken van de 'Kan^ean', die de dood van vrouwen en kinderen tot gevolg hadden Ah het geallieerde hoofdkwartier ons de garantie geeft waarom ive hebben i^evraa^d, dat zulke incidenten zich niet meer voor zullen doen, zullen we de APWl-evacuatie onmiddillijk hervatten ' Dit laatste gebeurde uiteindelijk pas op 27 september 1946, na langdu­rige en moeizame nieuwe onderhandelingen De evacuatie per vliegtuig uit Solo werd evenwel niet meer hervat Op 30 mei 1947 kwam in Batavia het laatste POPDA-transport van 352 personen aan, voornamelijk evacués uit Djokjakarta en Soerakarta Kort nadien werd de POPDA opgeheven In totaal waren toen 43 441 personen naar de geallieerde c q Nederlandse gebieden vervoerd Volgens de gegevens van het Centraal Informatie Bureau in Batavia bevonden zich kort voor de Eerste Politionele Actie nog ruim 15 000 Europeanen in Republikeins gebied, een aantal van hen werd bij deze actie bevrijd, anderen pas bij de tweede actie in december 1948 Daarnaast koos ook een minderheid van voornamelijk Indo-Europeanen, al dan niet onder druk, voor het Indonesische staatsburgerschap

Indo-EiiropcsL' organisaties ui de Republiek

Terwijl gedurende de Japanse bezettmgspenode een groot deel van de Indo-Euro­pese gemeenschap op Java buiten het kamp was gebleven, werd voor hen tijdens di bersiap-periode door de Indonesiërs geen uitzondering gemaakt, zo ook niet vooi de oud-controleur bij de Djokjase pandhuisdienst A W F de Roock Door toedoen van Indonesische vnenden werd hij na enige tijd uit de Republikeinse intemenng vnjgelaten, waarna hij besloot Warga Negara te worden Dit bracht hem in contact met de leiders van het indertijd onder de Japanners ingesteld Indo-comité te Djok­ja, ir Waloejo (ir J Berkelev) en Haidjoslamet (R A Verwev), dat intussen was herdoopt tot Badan Oeroesan Peranakan Repoeblik Indonesia (BOPRI, 'Raad vooi de Zaken van Indo-Europeanen in de Repubhek Indonesië') Al na korte tijd trad De Roock echter weer uu deze groepering, vanwege een conflict met de leiding over de mate waarin de Indo-Europese Warga Negara zouden moeten assimileren 111 de Indonesische samenleving

Inmiddels ambtenaar geworden bij het ministerie van Vooihchtmg m Djokja nchtte De Roock op 16 september 1946 met medewerking van deze instantie een nieuwe organisatie van Indo-Europese Warga Negara op, de vereniging Indonesii Merdeka, voorzitter werd Dick Hage, een vroegere collega van De Roock bij di pandhuisdienst, en De Roock zelf werd commissans De algemene doelstelling van Indonesia Merdeka behelsde de Indo-Europeanen 111 de Republiek, die grotendeels nog in beschermmgskampen verbleven, de vrijheid te doen hergeven en hen in staat te stellen, onder het nieuwe staatsbestel een nuttige en sociaal verantwoorde plaats m te nemen Het sultanaat schonk een aanmoedigingpremie van 6000 roe-piah, waarna op i november 1946 al het eerste nummer van het eigen weekblad van Indonesia Merdeka uitkwam. De Pionier Met dit tijdschnft in de hand, het enige Nederlandstalige blad dat in de Republiek werd verspreid, verschenen na­dien leden van de vereniging in de Republikeinse kampen om propaganda te ma­ken voor de Republiek en de geïnterneerden ertoe te bewegen eveneens Warga Negara te worden Het succes van deze campagnes bleef evenwel ook op termijn relanef genng In het Djokjase kamp Sewoe Galoer gingen uiteindelijk elf van de num 400 ingezetenen over, 111 het kamp Barongan helemaal niemand In Solo werd een apart kamp voor Warga Negara ingencht op Lodji Wetan, waar zij, anders dan de 'gewone' geïnterneerden, m gezinsverband waren ondergebracht en zich tot zcs uur 's avonds vnj in de stad mochten begeven

Oud-controleur Agrarische Zaken [onkers vermeldde in zijn verslag met be­trekking tot de Warga Negara-werving m Djokja 'Op alleilei wijzen heefi men van de zijde der republiek getracht met APWl-mcnschen te beïnvloeden om zich niet vooi evacuatie op te geven Ir Berkehe, oneervol ontslagen oppcrhotitvester (thans Ir Waloejo), Mevrouw van den Brugge-De Graaff en de Hi Verheyen (thans Hardjoslamel) hebbin zich beijverd de kleine Indo's te inlimideiien, door hen te bedreigen met boycot en erger, indien ze er de voorkeur aan zouden geven zich onder bescherming van de gealheerdcn te stellen Verteld werd dat de Indo's te Batavia koehewerk moeten doen voor de lotoks, geen steun ontvangen enz Daarentegen garandeerde de repubhek hun volle vrijheid in een gelukkig beslaan (cliché made in Nippon) en het behoud van al hun bezittingen Een aantal van degenen die in deze penode wel voor het Indonesische staatsbui-gerschap kozen, kwam later op zijn beslissing terug en wenste alsnog naar gealli­eerd gebied te worden geëvacueerd Zo bleek bijvoorbeeld in apnl 1947, toen een delegatie van leden van het Internationale, het Indonesische en het Nederlandse Rode Kruis een bezoek bracht aan het Solose Warga Negara-kamp Lodji Wetan, dat 64 van de 214 ingezetenen alsnog naar Batavia overgebracht wilden worden

Inmiddels was in de loop van 1947 het conflict tussen Indonesia Merdeka en de ook nog steeds actieve BOPRI verscherpt Deze laatste had de steun gekregen van enkele vooraanstaande Indo-Europeanen in de Republiek, naast de vroegere KOP-voorman P F Dahler ook dr E F E Douwes Dekker, in 1912 een der op-nchters van de Indische Partij Deze was kort voor de Japanse landing op Java ils 'staatsgevaarlijk' naar Suriname weggevoerd en daar geïnterneerd Na de oorlog werd hij naar Nederland overgebracht, van waar hij kans had gezien onder een valse naam naar Java terug te keren en zijn ciiensten aan de Republikeinse regenng 111 Djokja aan te bieden De BOPRI was voorstander van snelle en volledige assi­milatie van de Indo-Europeanen, Indonesia Merdeka daarentegen achtte het wen­selijk de eigen culturele identiteit - voorlopig - te bewaren, de vereniging werd daann gesteund door onder anderen vice-president Hatta

Kort voor het begin van de Eerste Politionele Actie op 20 juli 1947 vertrokken Hatta en enkele andere vooraanstaande Republikeinse sympathisanten van Indo­nesia Merdeka voor enige tijd uu Djokjakarta De BOPRI nam onmiddellijk zijn

76

Page 78: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

kans waar Op aanwijzen van Douwes Dekker, die bevriend was met Soekarno, werd het gehele hoofdbestuur van Indonesia Merdeka gearresteerd op beschuldi­ging van pro-Nederlandse activiteiten De Roock, Hage en anderen bleven zes maanden in voorarrest en werden pas na de terugkeer van Hatta uit Sumatra, m lanuari I94<S, weer in vrijheid gesteld Hun onschuld werd bewezen, maar de ver­eniging Indonesia Merdeka was intussen vrijwel verlopen Teleurgesteld staken De Roock en Hage over naar Nederlands gebied, waar zij zich echter eerst op­nieuw moesten verantwoorden, ditmaal tegenover de militaire inlichtingendienst NEFIS Nadat ook deze niets wezenlijks in hun nadeel had kunnen constateren, herkregen beiden andermaal hun vrijheid Met deze coup werd Danoedirdjo Setijaboeddhi ('F)siek Sterk, Geestelijk Trouw'), zoals Douwes Dekker voortaan heette, de belangnjkste man m de Indo-Europese beweging in Djokjakarta, die de nieuwe naam Persatoean Warga Negara Indonesia kreeg Toen in december 1948 Djokjakarta door Nederlandse troepen werd bezet, behoorde ook hij tot de groep prominente Republikeinse arrestanten

De Tweede Politionele Actie

Na de aanvankelijke telle weigering van Nederlandse zijde, was het oncier Bntse en inclere buitenlandse druk in februan 1946 toch gekomen tot inleidende onderhan­delingen met de Republiek Indonesië In de loop van de volgende maanden werd de grondslag gelegd voor het ontwerpovereenkomst van Linggadjati van 13 novem­ber 1946, waann de partijen zich in beginsel bonden aan samenwerking ten behoe­ve van de vorming van een federatief onafliankelijk Indonesië Aan Indonesische zijde, waar de onderhandelingen werden geleid door premier Sjahnr, betekende dit een aanzienlijke verzwakking van de eerdere eis van '100% Merdeka', deze toegeef­lijkheid was voornamelijk afgedwongen door de gestage opbouw van de Neder-1 indse militaire macht in de voorafgaande periode Belangnjkste concessie aan Ne­derlandse kant, waar de luitenant-gouverneur-generaal dr H J van Mook namens de regenng onderhandelde, was de erkenning dejacio van het gezag van de Repu­bliek op Java en Sumatra Door het ontwerpakkoord van Lmggadjati kwam later 111 november 1946 ook de weg vnj voor het vertrek van de laatste Britse troepen en hun opperbevel Nadien duurde het echter tot 25 maart 1947, voor beide partijen de overeenkomst ratificeerden en de onderhandelingen over de uitwerking m detail \ m dit raamakkoord konden beginnen

Daarbij deden zich in de volgende maanden steeds weer nieuwe vertragingen en moeilijkheden voor, terwijl tegelijkertijd de binnenlandse politieke en maat­schappelijke druk op de Nederlandse partij om snel tot resultaat te komen, mede in verband met de zware financiële last van de militaire opbouw in Indie, gedung toenam Medio 1947 besloot de Nederlandse regenng, onder pressie van Van Mook UI minister-president dr LJ M Beel, ten slotte tot een grote militaire actie op Java n Sumatia Primair doel van deze 'Operatie Product' was de herovering van de lornaamste steden en cultuurgebieden, daarnaast moest de actie de Republikein-regering dwingen het akkoord van Linggadjati na te leven, terwijl een verder otief de bevnjding van de tienduizenden nog met geëvacueerde geïnterneerden de Republikeinse kampen betrof De Eerste Politionele Actie, zoals de opera­

tic in Nederland bekend is geworden, begon op 20juh 1947 om 23 00 uur Zoals elders, ondervonden de Nederlandse troepen van ondermeer de T-Bngade bij hun opmars vanuit Semarang door Midden-Java onverwacht weinig tegenstand van de I NI (Tentara Nasional Indonesia, 'Nationaal Leger van Indonesië', sinds juni 1947 (Ie opvolger van de TRI) De legercommandant, luitenant-generaal S H Spoor, stelde derhalve al op 24juli aan dr Van Mook voor ook Djokja en Solo te bezet­ten, in afwijking van de oorspronkelijke plannen De luitenant-gouverneur-gene­raal adviseerde aansluitend in deze zin aan de Nederlandse regering, die uitemde-lilk echter, uit vrees voor verdere internationale repercussies geen toestemming gif Onder druk van de Verenigde Naties weid op 4 augustus om 24 00 uur het bevel tot het staakt-het-vuren van kracht

Onder leiding van een internationale Commissie van Goede Diensten (GGD) v\erden in november 1947 de onderhandelingen tussen Nederland en de Repu­bliek heropend op neutraal terrein, aan boord van het Amerikaanse marineschip Rmmlle in de baai van Batavia Op I7januaii 1948 kwam hier een overeenkomst tot stand, bij welke een dcmareatielijn werd ingesteld op Java en Sumatra, die te­vens als wapenstilstandslijn dienst deed De TNI-troepen binnen deze zogenoem­de Status Quo-lijn moesten met hun wapens naar Republikeins gebied worden geëvacueerd Op politiek gebied werd in grote lijnen het akkoord van Linggadjati bevestigd, waarvan de detailuitwerkmg in de maanden nadien opnieuw voorwerp

zou zijn van onderhandelingen In de praktijk leverden deze evenwel weinig op en al werd in de gebieden onder Nederlands gezag dan ook het Republikeinse ver­zet geïntensiveerd, hetgeen later in 1948 aan die kant de stemming njp maakte voor een tweede grote actie Tevens werd in de delen van de Archipel onder Neder­lands bestuur reeds begonnen met de instelling van deelstaten

De RenviUe-overeenkomst veroorzaakte in de Republiek een complete be­stuurlijke en militaire cnsis De evacuatie van de TNI-troepen, de zogenoemde Hidjrah, werd door chef-stat generaal O Soemohardjo als een demiate grote verne-denng beschouwd, dat hij zijn ontslag nam Zijn opvolger als tweede man achter generaal Soedirman werd in mei 1948 generaal-majoor A H Nasoetion, de com­mandant van de Siliwangi-Div isie Het kabinet van Sjanfoeddm, die begin juli 1947 Sjahrir als premier was opgevolgd, kwam op 29 januari 1948 ten val De nieuwe, door Hatta gevormde regering was aanzienlijk behoudender van aard, de meer linkse groepenngen waren daann niet meer vertegenw oordigd, hoewel de aanhang van 'links' juist 111 deze penode overal in de Republiek sterk groeide Deze concen­treerde zich enerzijds in de PKI (Partai Komunis Indonesia), sinds begin 1948 on­der leiding van de radicaal Moesso, anderzijds in het Front Demokrasi Rakjat (FDR, 'Democratisch Volksfront'), een samenwerkingsverband van diverse linkse groepenngen, opgencht door de voormalige minister van defensie en minister-pre­sident Sjanfoeddm

Solo, waar zich in het eerste jaar na de onafliankelijkheidsveikhnng reeds aller­lei vormen van politiek radicalisme hadden kunnen manitesteren, werd in de 1947 en 1948 het bolwerk bij uitstek van 'links' in de Repubhek De communisten had­den hier veel aanhang onder ontevreden TNI-militairen van de 4de of Senopati-Divisie, die bij de geplande reorganisatie van het Indonesische leger op last van Nasoetion in het najaar van 1948 zou worden opgeheven Op 13 september 1948 kwam hun ongenoegen tot uitbarsting, toen Senopati-eenheden samen met enkele inderhaast geformeerde stnjdgroepen van de FDR in opstand kwamen en erin slaagden het regenngsgetrouwe garnizoen van de Siliw angi-Divisie uit de stad te veijagen President Soekarno kondigde terstond de noodtoestand af en gaf de Sih-wangi-Divisie opdracht Solo te heroveren, na felle gevechten leken de regenngs-troepen op 17 september de situatie weer meester Daags nadien echter brak in Madioen een algehele communistische opstand uit, die ovengens voor Moesso en Sjanfoeddm als een even grote verrassing kwam als voor de Republikeinse regenng Niettemin vertrokken beide leiders direct naar Madioen om zieh bij de opstande­lingen te voegen In de loop van de volgende weken werd de revolte met harde hand neergeslagen door de Sihwangi-Divisie, al op 30 september 1948 moesten de communistische stnjdgroepen Madioen ontruimen Moesso werd gedood, een 50-tal andere prominenten van PKI en FDR, onder wie ook Sjantoeddin werd succes­sievelijk gearresteerd en ingesloten in de gevangenis van Soerakarta

De snelle onderdrukking van de Madioen-opstand door de Republiek ontnam Nederland voorlopig de mogelijkheid een tweede militair optreden tegenover de buitenwereld te verantwoorden De roep om dergelijke actie was met name luider geworden na 10 september 1948, toen door de Amerikaanse CGD-voorzitter H Merle Cochran een sterk pro-Republikeins bemiddehngsvoorstel m het Ne­derlands-Indonesische conflict was gedaan Hatta's krachtige anti-eommunistische optreden leverde nu nog meer Amenkaanse steun op, zodat de Nederlandse rege­ring zich in oktober gedwongen zag, hernieuwde onderhandelingen aan te gaan Mede in verband met de te verwachten internationale implicaties zouden deze aan Nederlandse kant niet meer geleid worden door dr Van Mook, die ovengens op 1, november 1948 als Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon werd vervangen door dr Beel, maar door de minister van Buitenlandse Zaken, mr D U Stikker Aldus vond van 4 tot 10 november te Kahoerang bij Djokja overleg plaats tussen Stikker, Hatta en hun adviseurs, met uiteindelijk als enig resultaat het besluit om later 111 de maand nogmaals bijeen te komen Naast Stikker reisden nu ook de minister van Overzeese Gebiedsdelen, mr E M J A Sassen, en een aantal kamerleden naar Ba­tavia, waar deze overlegronde zou plaatsvinden In geval deze wederom niets ople­verde, was van Nederlandse kant in beginsel al besloten tot mihtair ingnjpen Voor­uitlopend op deze uitkomst had minister Sassen, mede namens minister-piesident Drees, op 7 november aan dr Beel opdracht gegeven om infomieel de sultan van Djokjakarta te polsen over diens eventuele bereidheid kort voor ot na een Neder­landse militaire actie het gezag in de Republiek over te nemen

Het overleg met Hatta en zijn delegatie vond plaats van 27 novembei tot ^ de­cember 1948 Het bleek echter spoedig dat de Republikeinse mmister-president onder druk van de TNI niet tegemoet kon komen aan de belangnjkste Nedeiland-

77

Page 79: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Link'' III boi'Lii luchtlanding op Magoewo In de nanacht van iS op ly december lyjS staan parachutisten van het Korps Speciale Troepen op het Bandoengse \liegveld Andir gereed om aan boord te gaan van de Dakota's die hen naar Djokja zullen brengen Bo­ven een opname van Magoewo kort na de verovenng, met links van de baan de para­chutes van de luchtlandingstroepen en rechts de eerste gelande Dakota's uit Semaran Foto's B B Hering, SMG

Rcf/ifs kort na de verovenng van Magoewo landde deze Catalina, met de hidonesische "fei.a_". registratie RI-ooó. De inzittenden, TNI-officieren die van een dienstreis naar Singa- " -i-"" pore terugkeerden, werden met de Amerikaanse piloot James Fleming {'Wliat\ i;otin; OM/if re'') terstond gearresteerd Foto B B Hering.

78

Page 80: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Liiiki CU liiiijsoiidcr: de opmars door Djok-ja-Noord, kort na het middaguur op 19 december 1948. De bovenste foto toont Nederlandse militairen op het kruispunt van Toegoc Koeion (vooraan) en de Pin-gitweg (achter) met Sindoenegaran (links) en de Magelangsche Weg (rechts). In de andere opname passeert een colonne op weg naar de zuiderstad de witte paal, langs een totaal verlaten Toegoesche Weg (Toe-goe). Foto's: SMG.

Onder: de kolonel D.R.A. \\\n Langen, commandant van de T-Brigade, poseert \ oor het tijdelijke presidentiële paleis in )jokja, het vroegere gouverneurshuis, in

de middag van 19 december 1948 met de zojuist onder arrest gestelde Indonesische elders Sjahrir, Soekarno en Hatta. Foto: SMG.

se eisen, namelijk die met betrekking tot de stopzetting \;\n de guerrilla-acriviteiten en de naleving van het bestand in algemene zin. O p 13 december besloot het ka-binet-Drees dat vijf dagen later, in de ochtend van 18 december, een Tweede Po­litionele Acrie zou worden ingezet. Een laatste persoonlijke brief van Hatta leidde er slechts toe dat de operatie één dag werd uitgesteld - langer durfde de legerlei­ding in verband met het noodzakelijke verrassingselement niet te wachten. O m 1715 uur op 18 december 1948 seinde chef-staf generaal-majoor D.C. Buurman van Vreeden naar legercommandant Spoor, die al onderweg was naar Bandoeng om met de paratroepen mee te vliegen naar Djokjakarta: 'Beel mij te )6.jo meedeelt \ederlaiidsc rei^erini; hem tekfirafisch bericht xij accoordg^cnomcn beslissing;. Ik hem gc-:eod dit zeer groet succes wiwrop hij verklaarde volkomen vertrouwen te hebben in ons. Ik antwoordde wij dit vertrouwen niet :ullen heschanwn.'

Zo begon in de nacht van 18 op 19 december 1948 daadwerkelijk de Operatie Kraai, zoals de codenaam van de actie luidde. De drie hoofddoelen omvatten in de eerste plaats de uitschakeling van de vijandelijke politieke en militaire leiding, ver­der de bezetting van de belangrijkste vijandelijke politieke en militaire centra, en als derde de omsingeling en uitschakeling van een aantal vijandelijke troepencon­centraties. Voor de uitvoering was een tijdsbestek van twee weken voorzien. Cru-ciaal element in de realisatie van het eerste doel was uiteraard de bezetting van de tijdelijke Republikeinse hoofdstad Djokjakarta, waartoe een speciale gevechtsgroep was geformeerd onder leiding van de commandant van de T(ijger)-Brigade, de ko­lonel D.R.A. van Langen. Deze Gevechtsgroep M was opgebouwd uit de volgen­de eenheden: een paragevechtsgroep bestaande uit de iste Para-Compagnie en de Para-Compagnie van het Korps Speciale Troepen (KST), tezamen ongeveer 350

79

Page 81: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Boi'iii Djokj.ise kinderen waden mjanu.m 1949 eiikeldiep cioor Republikeins cnjap.ins geld, dat door de Nederlandse verovering \an de stad op slag waardeloos was gewor­den De locatie van deze opname in Djokja-Noord is met precies vast te stellen Foto E W M Walch Recht'- Republikeinse ambtenaren en hun gezinnen worden op­gebracht voor interiienng in het gouv erneurshuis van Djokja, 20 december 1949, rechts \ oonan de minister van Staat, A K Pringgodigdo Foto SMG

man, en voorts de ovenge eenheden van het KST en twee infantenebataljons, het iste Bataljon van het 15de Regiment ( i - i s RI) en het sde Bataljon Regiment Stoottroepen (5 RS), beide onderdelen van de T-Brigade Het bataljon i-i s RI ('De Blijvertjes'), onder commando van majoor mr J F Scheers, bestond uit bijte-kenaars en oorlogsvrijwilligers van wie de demobilisatie was ingetrokken met het oog op de mibtaire situatie in Indonesië Bataljon 5 RS ('De Vliegende Stoters') stond onder bevel van luitenant-kolonel J M C van den Berge en was voornamelijk be­mand met dienstplichtige mihtairen

Bij de bezetting van Djokja werd voor het eerst m de geschiedenis van de N e ­derlandse strijdkrachten een luchtlandingsoperatie uitgevoerd In de ochtend van 19 december arriveerde generaal Spoor om 04 00 uur op het vliegveld Andir bij Bandoeng voor de inspectie van de paragevechtsgroep, die de landing op Djok-ja's vliegveld Magoewo zou gaan uitvoeren O m 04 20 uur gingen de para's aan boord van de zestien gereedstaande Dakota's en tien minuten later steeg het eer­ste toestel op Bij de paragevechtsgroep was ingedeeld kapitein A L C o \ , die na de bezetting van Magoewo het commando over het vliegveld op zich zou nemen Over de vlucht naar Djokja vermeldt hij 'We vlogen in een losicformatie oost-u>aarl\ naar het kmtgchied ten zuiden van Djokja, alwaar boven een van onze oorlo(;\hodein'- ii'cid opgejotncd met een jagersacorte van Kittyhawks en Mmtangs ajkom^tii; van hel vliegveld Kahbanteng hij Semarang, die de drop zouden inleiden en beschermen Alle^ verliep volgens diaaibock, op hel rendcz-vou\ werd eenmaal gedraaid en onder escorte van de jagers koers­ten we naar Magoewo Hel was 06 jo uur geworden en het eerste flauwe zonlicht begroette ons Een machtig gezicht die begeleidende jagers, hel gaf ons een groot gevoel van veiligheid

Nadat de jagers de dunne Republikeinse luchtafweer tot zwijgen hadden ge­bracht, waarbij ondermeer de verkeerstoren schade opliep, sprongen om 6 4<, uur de eerste Nederlandse parachutisten at De ongeveer 200 man sterke bewaking van het vliegveld, luchtmachtkadetten van de T N I , was volledig overdonderd en om 7 30 uur waren het gehele vliegveld en omgeving zonder noemenswaardige tegen­stand bezet Inmiddels was begonnen een deel van de landingsbaan vrij te maken van explosieven, zodat om 08 00 uur de volgende fase van de operatie kon worden ingezet de luchtbrug uit Semarang voor het invliegen van de daar verzamelde troe­pen van 1-15 RI , 5 RS en het KST, in totaal ongeveer 2600 man Al iets na het middaguur waren het KST en het bataljon 1-15 RI compleet met uitrusting en voorraden overgevlogen, zodat deze naar Djokjakarta konden oprukken De jagers vielen nu ook militaire doelen in de stad aan, ondermeer werden TNI-eenheden in het fort Vredeburg met raketten bestookt Tussen de invliegende Dakota's met infantenetroepen landde ook pardoes een vijandelijke Catahna Piloot James Fle­ming, een Amenkaan in Repubhkeinse dienst, had het al 'zondeiling druk" gevon­

den Samen met zijn stomverwonderde passagiers, TNI-officieren die terugkeer­den van een dienstreis naar Singapore, werd hij direct na de landing gearresteerd

Volgens opdracht zou het KST het zuidelijk deel van Djokja bezetten en i-i ^ RI het deel noordelijk van de spoorlijn voor zijn rekening nemen O m 1233 uui begon I-I5 RI , opgesplitst m drie colonnes, aan de opmars door Djokja-Noord Colonne D rukte op langs de spoorbaan en evenwijdig hieraan in westelijke rich­ting, colonne E begon de opmars in westelijke nchting langs en evenwijdig aan de hoofdweg Magoewo-Djokjakarta, terwijl colonne F door Kota Baroe in zuidwes­telijke richting optrok Een kleine drie uur later was Djokja al bezet, zonder dat weikelijke tegenstand werd ondervonden Rond 14 30 uur bereikte het Korps Spe­ciale Troepen het hart van Djokja, waar het presidentiele paleis van Soekarno weid bezet Daar bevonden zich behalve Soekarno ook Hatta, Sjahrir, luchtmaarschalk Soenadarma, minister van buitenlandse zaken H Agoes Salim en een aantal andi -re hooggeplaatste Republikeinen, die voorlopig allen in het paleis werden geintei-neerd Nadat tegen 1 •> 30 uur zuidelijk Djokjakaita volledig was ingenomen dooi het KST, werd dit stadsdeel overgenomen door het inmiddels ook uit Semaraim overgevlogen bataljon 5 RS

In verband met een door chef-staf Nasoetion afgekondigde grootscheepse oek-ning van de T N I , die eveneeens op 19 december zou beginnen, waren op deze dag slechts weinig Indonesische troepen m Djokjakarta enkele secties van de sta -compagnie van overste Soeharto's lode Bngade en twee pelotons van de Mihtaiie Academie, onder bevel van de plaatselijke militair commandant kolonel A Latit In combinatie met het verrassingselement verklaart dit de gennge tegenstand die de Nederlandse troepen bij hun opmars naar en m de stad ondervonden Wel was in de ochtend nog de gevangenis op Wiragoenan opengezet, onder degenen die aldus door de Nederlanders indirect werden 'bevrijd', bevond zich ironisch genoeg ook een aantal communisten van de Madioen-opstand Aan het einde van de 20ste de­cember bereikte ook de rest van de T-Brigade de stad Dit convooi, bestaande uit ondemieer het 5de Bataljon van het 5de Regiment Infantene («5-5 RI , 'De Tukkeis', samengesteld uit dienstplichtigen), een detachement van de Militaire Politie en de 5de Genie Veldcompagnie, was in de ochtend van 19 deeembei vanuit Salatiga n n r Djokja opgerukt, maar had veel tegenslag ondervonden als gevolg van vermelde bruggen, wegversperringen en diverse aanvallen door de TNI Met de aankomst van 5-5 RI was de bezetting van Djokja officieel voltooid

Militair gesproken was de operatie tegen Djokja een volledig succes, maar de onderneming had ook een politiek doel De Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (IVG) had opdracht zo snel mogelijk 56 met name genoemde Republikeinse lei­ders m verzekerde bewanng te stellen President Soekarno was zo'n twee uur voor­dat de luchtlanding plaats zou vinden door generaal Soediiman ingelicht over eeii

Page 82: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Links oponthoud voor de aanvalscolonne van de V-Brigadc bij Kartasoera, cnkek kilometers westelijk van Solo, in dejoch-tend van 21 december 1948 Op de ach­tergrond zijn inmiddels in de stad grote branden gesticht Het passerende vliegtuig is een Catalina van de MLD, die de op­mars uit de lucht observeerde en voor de troepen uit het terrein verkende Foto collectie AJ van Veen

Luiksonder opmars door Solo-Noord \cr-moedebjk langs Toemenggoengan, m de middag van 21 december 1949 Anders dan verwacht, werd bij de bezetting van de stad geen bclangnjke tegenstand onder­vonden Foto SMG

Onder militairen van de B-compagnie van 4-9 RI in Solo-Noord waarschijnlijk bij Pasar Legi, met enkele gevangenen, 21 december 1949 Foto DJ Waanders

81

Page 83: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Rechts 'taktik boenn hangoes' in Solo de afgebrande Pasar Gedeh kort na binnen­komst van de Nederlandse troepen, iii een tijdschriftfoto uit februan 1949 Zie ter vergelijking de vooroorlogse foto op pag 168 De Pasar Gedeh is later in vrijwel dezelfde vorm herbouwd Foto. J Anten

Pag Sj tot de Indonesische troepen in het Solose behoorden ook afdelingen van de TRIP, Tentara Republik Indonesia Pelad-jar ('Studentenleger van de Republiek In­donesië'), die met dit opschnft de studen­ten onder de Nederlandse militairen poogden over te halen de strijd te staken De andere opname, een tijdschnftfoto uit september 1949, laat enkele manschappen van Inf I KNIL zien bij de verovenng van Solo, met een gevangene, het be­treft een naar de Republiek overgelopen Japanse otficier Foto's collectie AJ van Veen.J Anten

verwachte Nederlandse aanval De panglima besar drong er bij hem op aan te vluchten, samen met de militaire leiding en de ovenge prominenten, maar Soekar-no weigerde dit Volgens Sukanio an Aiitobioi;raphY, de levensbeschnjvmg die hij in 1963 door de Amenkaanse journaliste Cindy Adams 111 boekvorm het opteke­nen, zou de president zijn histonsche beslissing toen aldus hebben beargumenteerd tegenover Soedirman. 'Nee.Jtj bent een soldaat jouw plaats n m het veld, btf jc man­schappen Maar mijn taak is met otn te onl<:nappen Ik moet hier bli/ven om voor ons te onderhandelen en om leiding te geven ' Hoe het ook zij, toen in de vroege ochtend van de 19de december de Republikeinse regering zich in grote ontsteltenis bij Soekamo meldde, hield hij de leden voor dat het zijns inziens het beste was indien men zich op een zo waardig mogelijke manier zou overgeven De verzamelde ministers legden zich hier tijdens een geïmproviseerde kabinetszitting bij neer en concentreerden zich verder op de te nemen noodmaatregelen Voordat het tele-graafkantoor door de Nederlandse troepen werd bezet, slaagde minister-president Hatta enn namens de regenng nog enkele telegrammen te doen uitgaan Een er­van machtigde minister van financién Sjafroeddin Prawiranegara, die zich op dat moment in Boekittinggi (Fort de Koek) bevond, om op Sumatra een Republikein­se noodregenng te vormen

De volgende dagen werd in Djokja een groot aantal personen gearresteerd, on­der wie naast tal van andere Republikeinse prominenten ook dr E F E Douwes Dekker en ir. J Berkeley De meesten werden tijdelijk geïnterneerd in het presi­dentiële paleis, waar op 23 december ca 120 personen waren ondergebracht In de gevangenis op Wirogoenan zaten op dat moment 150 arrestanten vast, in meerder­heid TNI-militairen van lagere rang O p Soenadarma en enkele lager geplaatste officieren na, bleef de militaire leiding van de Republiek echter in hoofdzaak bui­ten Nederlands bereik Opperbevelhebber Soedirman kon aldus op 22 december 1948 via radio Madioen zijn troepen oproepen de stnjd voort te zetten. Ook luite­nant-kolonel Soeharto had kans gezien op tijd Djokja te verlaten, evenals kolonel Latief, terwijl chef-staf Nasoetion zich op het moment dat de Nederlanders de stad bezetten, reeds elders bevond, in verband met de TNl-oefemngen O p 22 decem­ber 1948 werden Soekamo, H Agoes Salim en Sjahnr naar Medan gevlogen, van­waar ZIJ eerst gezamenlijk in Brastagi werden ondergebracht, Soekamo en H. Agoes Sahm gingen later door naar een villa in Prapat aan het Tobameer Hatta werd naar Bangka gevlogen, waar eindjanuan 1949 ook de ovenge dne Republikeinse leiders werden geïnterneerd

Inmiddels was op 21 december ook Soerakarta m Nederlandse handen geko­men. O p de 20ste december vertrok om 23 00 uur een colonne van de V-Bngade, onder commando van kolonel J H de Vnes, uit Semarang met opdracht tot bezet­ting van de tweede stad van de Republiek De kop werd gevormd door de tanks van het 6e Eskadron Vechtwagens KNIL en de pantserwagens van het 4e Eskadron

Huzaren, gevolgd door de gevechtsstaf van de Bngade en de se Afdeling Veldartil-Icrie Hierna kwamen twee bataljons mfantenc, 4-9 R l en 3-6 RI ('Harimau Hi-tam', 'Zwarte Panters'), beide samengesteld uit dienstplichtige militairen, terwijl de achterhoede gevormd werd door de supply-colonne Voorafgaand waren in de ochtend van de 19de reeds het KNlL-bataljon Inf I, dat voor deze operatie aan de V-Brigade was toegevoegd, en de se Genie Veldcompagnie, onderdeel \an de T-Brigade, vanuit Salatiga opgerukt om de weg naar Kartasoera vnj te maken, zo\\ 1 voor de V-Brigade op weg naar Solo als voor de T-Brigade op weg naar Djok] 1-karta

Kort na de voltooiing van deze voorbereidende actie op 21 decembei, beicil -te ook de rest van de V-Bngade Kartasoera, \\ aar iets voor de plaats 111 een groti desa het gehele convooi voor enige tijd stil kwam te staan 'Alsmaar stond onzi colonne van wel zevenhonderd wagens daar op die bliibbeiige nvg Ie wachten,' aldus ei n veteraan van deze operatie in een terugblikkend tijdschnftartikel van enkele jarui geleden 'Links van ons moest Solo ergens 111 het begroeide terrein ligi^eii het was nu 1 luociliik te vinden, want donkere rookwolken stegen op ml de verre boomgroepen ( 1 We rijden dan door Kartasoera, een vervuilde iiit(;eu'oonde plaats met scheef verzaku winkeltjes langs de weg en modderige wagensporen van centimeiers dikle De bevotkiii slaat langs de kant, knauwend op onze keiharde kaakjes, lepelend uitgehaktblikjes en knokkend om een sigaret Er staat een paal met een richtingbord Eén arm ivijst red t vooruit en er staat 'Soerakarta' op. Die weg hobbelen we m Door hel gebrom van < motor klinkt het metalen geluid van grendels, die worden overgehaald Het is kwart 0111 elf in de ochtend van 21 december en in de verte, reihl voor ons ml, brandt Solo '

Bij de uiteindelijke aanval, die om i i 00 uur zou beginnen, splitste de colonne zich overeenkcimstig de tevoren bepaalde deeltaken van de verschillende ond t i -delen De KNIL-tanks hadden opdracht dwars door Solo naar de belangnjke brug over de Bengawan Solo door te stoten en deze veilig te stellen, de pantserwagens van de Huzaren moesten zuidelijk om de stad trekken om de vluchtende T N I -troepen op te vangen Het bataljon 4-9 R l was het noordelijke stadsdeel ter b -zetting toegewezen, inclusief het paleis van de Mangkoe Nagoro, terwijl 5-6 Ri de zuidelijke helft voor zijn rekening zt^u nemen, inclusief het paleis van de Soc-soehoenan. Tijdens de actie dienden jagers van de ML-KNIL ervoor zorg te dia­gen dat de brug over de Solo-nvier niet al tijdens de Nederlandse opmars door de stad werd vermeld, en daarnaast in algemene zin luchtsteun te verlenen w nr dit werd gevraagd O p grond van verkregen inlichtingen omtrent de omvang ' 11 aard van de in Solo gelegerde TNI-eenheden werd aan Nederlandse kant rekening gehouden met felle tegenstand. Net als in Djokja bleek de bezorgdheid daarom­trent achteraf evenwel ongegrond; werkelijk verzet tegen de binnenkomende tn ie­pen werd nauwelijks geboden, waardoor de gehele bezetting om 16.00 uur kon worden voltooid.

82

Page 84: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Twee TNI-divisies hadden in Solo hun hoofdkwartier, de 2de Divisie onder commando van kolonel Gatot Soebroto en de Siliwangi-divisie onder luitenant-kolonel Daan Jahja. Op 20 december waren in de stad ca 6000 man TNI aanwe­zig, Bngade V van de 2de Divisie onder luitenant-kolonel Slamet Rijadi en twee bataljons van de Siliwangi-divisie. De commandanten achtten deze sterkte onvol­doende voor een succesvolle verdediging en beperkten zich, alvorens hun troepen noordwaarts uit Solo terug te trekken, tot het doen uitvoeren van vernielingen aan openbaic en militaire gebouwen, ondermeer aan het gouverneurshuis. Hotel Slier, de ambtswoning van de assistent-resident, de schouwburg, de Pasar Gedeh en de stations Balapan en Djebres. Tevens werd, waarschijnlijk door kolonel Rijadi zelf, op 20 december opdracht gegeven tot de executie van Amir Sjanfoeddm en de andere communistische leiders van de Madioen-opstand, die 111 Solo waren op­gesloten in de gevangenis aan de Poerwosariweg.

De Tweede Politionele Actie werd opJa\a beëindigd op 31 december 194S, op Sumatra - althans officieel - op s januari 1949 Van de operatiedoelen was het eer­ste slechts ten dele bereikt, alleen de politieke l^epublikemse leicfmg was uitgescha­keld. Het tweede werd volledig gerealiseerd, het derde echter m het geheel nief uit de snel toenemende en steeds effectievere guernlla-activiteiten in de heroverde ^ebieden op |ava en Sumatra bleek spoedig overduidelijk, dat de TNI allerminst •. Tslagen was Daarbij kwam al drie dagen na het begin van de actie een toimele

1 oordeling door de Veiligheidsraaad, die van Nederland de onmiddellijke stop-mng van de vijandelijkheden eiste In een een tweede resolutie, die op 28 jaiuia-1949 werd aangenomen, werd Nederland gemaand de leiders van de Republiek j te laten en hen opnieuw in deze positie te erkennen. Aanvankelijk weigerde

il Nederlandse regenng hieraan toe te geven, maar keerde uiteindelijk toch terug mar de onderhandelingstafel, mede hiertoe gedwongen door de krachtige druk die lic Verenigde Staten via hun Marshall-hulp begonnen uit te oefenen. Deze nieuwe overiegronde werd op 7 mei 1949 in Batavia vooriopig afgesloten met de zogenoem-l c Van Roijen-Roem-overeenkomst, naar de delegatieleiders dr J H van Roijen en mr. M. Roem Hoofdpunten van dit akkoord waren de vnjlatmg van president Soekarno en de andere Indonesische leiders, de terugkeer op tennijn van de Repu-l'iikeinse regenng 111 Djokjakarta, en de beëindiging van de vijandelijkheden aan b^itle zijden ter voorbereiding op een Roncie-Tafelconferentie later in 1949, tijdens v\elke de onafliankelijkheid van de Verenigde Staten van Indonesië clefinitief zou Worden geregeld De uitvoering van de overeenkomst hield dus tevens m, dat de Nederlandse troepen Djokja weei zouden moeten ontuiinicn

l^iokjakartd tot de socuciviiiitcitsovcidiailit

Djokjakarta had op de binnenkomende Nedeilandse troepen 111 december 194S op "Lt eerste gezicht in het algemeen een \n] weKarende mdiuk gemaakt, maar deze

bleek deels niet meer dan uiterlijk schijn Zo meldt het gedenkboek Djokjakaita van I-I 5 RI in dit verband. 'Met de voedH'hitnatic wiu het hopehx\s gesteld Vooral in de onigei'ing van de stations en het rangeeiteriein kwamen jammeilijke tonelen vooi Hier huisden duizenden in en onder de wagons praktisch zonder kleding en iwdsel In de ziekenliuizen waren praktisch geen medicijnen .' Het centrum van de stad zag er echter goed verzorgd uit en na enkele dagen hervatte het leven hier ogenschijn­lijk zijn normale loop In de volgende maanden keerden duizenden Djokjanezen die eerder het Republikeinse bewind waren ontvlucht, voornamelijk van Chine­se en Indo-Europese afkomst, naar hun stad terug. Spoedig werd ook een aantal Nederlandse overheidsdiensten ingesteld, die met hulp van de militairen begon­nen aan het herstel van de instanties en de infrastructuur De betrokken ambtena-I en en de employés van nutsbednjven en ondernemingen konden echter slechts ten dele 111 de stad gehuisvest worden; de ovengen waren ondemieer ondergebracht m het Grand Hotel D)oc]a, zoals het Republikeinse Hotel Merdeka inmiddels weer heette. In het voorjaar van 1949 raakte deze gemeenschap evenwel toene­mend m een isolement, toen duidelijk werd dat de Nederlandse 'overwinning' allerminst eenduidig was en de bevolking zich uit overtuiging of uit vrees voor Republikeinse represailles steeds meer afzijdig hield. Daarbij werd het vooral na begin niei 1949 onveiliger in de stad en konden Nederlandse burgers zich uitein­delijk in de wat verder van het centrum gelegen stadsdelen niet meer vnj bewegen

Op 19 december 1948 was niet de gehele stad Djokjakarta door Nederlandse troepen bezet, een uitzondenng was gemaakt voor het kratontomplex waar Sultan Hamengkoe Boewono IX resideerde. De volgende dag amveerde daar een Neder­landse delegatie van ambtenaren en militairen, onder leiding van de generaal-majoor KNIL J.K Meijer, terntonaal commandant Midden-Java, en dr. P.H. Angenent, territoriaal bestuursadviseur. Tevoren was voor hen belet gevraagd door kolonel Van Langen, waarop nu evenwel afwijzend werd geantwoord: in verband met ziekte kon de sultan momenteel helaas niet ontvangen. Meijer wachtte nadien nog een dag vergeefs op een reactie, alvorens op de 21ste tegen het middaguur naar Solo af te reizen; m een bnefje aan de vorst verwoordde hij zijn spijt dat hij de sul­tan nog niet om diens volle niedew erkmg had kunnen vragen teneinde verdere \erliezen aan inensenle\ens te voorkomen De hoop op samenwerking met het Djokjase vorstenbestuur bleef echter aanwezig, zoals blijkt uit het feit dat ook daar­na de kraton met werd bezet en enkele dagen later alle beperkingen van bewegings-vnjheid die de sultan op 19 december waren opgelegd, weer werden opgeheven. In Nedeilandse bestuursknng meende men in de sultan toen nog altijd een gevan­gene van de Republiek te zien, die onder bepaalde voorwaarden wel bereid zou zijn zich opnieuw aan Nederlandse zijde te scharen.

Daartoe was hem mfoimeel bijvoorbeeld al de functie van staatshoofd \an een deelstaat Midden-Java voorgesteld, als een moderne herleving van het njk van Ma-taiam Na Meijers delegatie volgden in de eerste maanden dan ook spoedig meer missies uit Batavia, die echter eveneens alle beleefd maar beshst werden afgewim-

H3

Page 85: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

R((/jfs Indonesische guerriUaleiders m de ommelanden van Djokja, omstreeks maart 1949 In het midden zit de ernstig zieke opperbevelhebber van de TNI , generaal SoLdirnian, met hnks naast hem de jonge luitenant-kolonel Soehaito Foto SMG

PiHl S^ na de verovering \an Djokja poogde de Nederlandse legerleiding ver­geefs generaal Soedirman in handen te krijgen De Indonesische opperbevel­hebber, die aan t b c leed en reeds te zeer verzwakt was om zelf nog lange afstanden te kunnen lopen, trok met een kleine afdeling van zijn guerrillaleger m een draagstoel maandenlang rond in het onherbergzame Duizendgebergte en de streek ten zuiden van de Lawoe en Wilis Enkele malen werden zij door Neder­landse achtervolgers verrast, maar steeds

peld Haniengkoe Boewono IX hield de bmncnkraton dicht en het zich met zien tegelijkertijd verbood hij de sultanaatsambtenaren elke medewerking aan het N e ­derlandse bestuur in Djokja Intussen kwamen er steeds meer aanwijzingen dat de sultan de Republikeinse zaak niet alleen door lijdelijk verzet tegen de Nederlanders, maar ook door actieve steun aan de TNI-guerrilla m de ommelanden bevorderde Luitenant J A Bakker van de staf T-Brigade Inlichtingen en Veiligheids Groep (IVG) vermeldt m een verslag over de laatste maanden van de Bngade in Midden-Java, dat bij een doorzoeking van de kepatihan 'veleg^elieime orders pan de sultan nut onder anden niaatie^elen teilen per\oncn die met de Nederlanden hadden \ainen^eu>eikt' werden aangetroffen Bij de Nederlandse militairen wekte een en ander logischer­wijs toenemend onbegrip voor het beleid van non-interventie, dat desondanks ten aanzien van de kraton van kracht bleef

In de vroege ochtend van i maart 1949 vielen ongeveer 2000 man T N I van luitenant-kolonel Soeharto's eenheid Janoer Koening ('Geel Klapperblad') de stad Djokjakarta aan, startsein voor deze actie was de sirene van de stafwacht van de T-Bngade in Hotel Toegoe, die elke ochtend om 06 00 uur het einde van de avond­klok aangaf In het zuidelijk deel van de stad konden de Republikeinen snel door­stoten tot de noorder aloon-aloon en het postkantoor Vanuit het westen bereikte een naar verluidt door Soeharto zelfgeleide colonne na een uur de Malioboro, en in het oosten belegerde de groep van kapitein Rakido de machincfabnek van Braat, waar grote hoeveelheden munitie lagen opgeslagen In het noordelijke deel van de stad vielen weinig gebouwen in Indonesische handen De TNI-ers wisten zich enige tijd te handhaven in gevechten met de numenek veel zwakkere Nederland­se troepen in de stad, bestaande uit een deel van het bataljon i - i s R l en bataljon 5 R S Vooral de posten van s RS bij het postkantoor, fort Vredeburg en het sta­tion kregen het zwaar te verduren, maar wisten stand te houden Tegen het mid­daguur arnveerden Nederlandse versterkingen vanuit Magelang van het KNIL-ba-taljon Inf V 'Andjing Nica' Een uur later trokken de laatste Indonesische troepen zich uit Djokja terug, onder achterlating van ca 200 doden en talnjke gewonden, aan Nederlandse zijde sneuvelden dne militairen en raakten veertien gewond

Onder het bewind van president Soeharto is het belang van deze actie in latere jaren opgeblazen tot bijna mythische proporties, m het bijzonder de aantallen ge­sneuvelden aan Nederlandse kant en de rol van Soeharto zelf In diens recente autobiografie heet het dat hij penoonlijk de initiatiefnemer en uitvoerder zou zijn geweest, waar objectievere bronnen als bijvoorbeeld de voormalige chef-staf kolo­nel T B Simatoepang het plan voor de aanval vooral toeschrijven aan de comman­dant van de 3de Divisie T N I , kolonel B Soegeng Van een verdrijving door de Nederlandse troepen was volgens Soeharto geen sprake 'Van het he<iin af aan had­

den u't de bidoihiiii nut (>ihad om di stadpanianiiit hizit t( hoiidin ZLS UW hicldiii we Vb^ya bezet Daarmee hadden we ons doel al bereikt Toen de Nedeilanders hun hulptroepen uit Semaraiii^ hadden aangevoerd gaf ik het bevel tot terugtrekken ' Overi­gens zijn er aanwijzingen dat met luitenant-kolonel Soeharto met de troepen de stad binnendrong, zoals de politiek-correcte versies steeds willen, maar de vroe­gere militair commandant van Djokja, kolonel A Latif Hoe dan ook, de actic van I maart beantwoordde in elk geval wel aan het gestelde doel, namelijk de v\ ereld te tonen dat de Republiek militair allerminst verslagen was Tevens was uit het verloop van de gevechten opnieuw de verdenking ten aanzien van betrokken­heid van de sultan gerezen

Legercommandant Spoor, dic daags nadien in Djokja arnveerde, meldde m zijn verslag van de gebeurtenissen ondermeer hoe een colonne van i-i s RI onder lei­ding van de bataljonscommandant, luitenant-kolonel mr J F Scheers, naar het k n -tongebied was gedingeerd om de TNI-aanval uit zuidelijke nchting te stuiten Toen men de binnen-kraton was genaderd, alsdus Spoor, 'heeft de colonne ^nipeivuur ontvam;en uit bomen, '•taande op het terrein van de bmntn-kraton, die hoven de muur uitsukin Daarnaast i\ door de spits van d( (oloniu onoiiisiotilijk {>iionstaliud, dat 'c-wapendi tn;insiandets dooi di pooit van di binnen-kiaton veidwuien ' Aan de batal jonscommandant was uitdrukkelijk opdracht gegeven de binnen-kraton te ontziui, tenzij hij van daar uit vijandelijke actie zou ontmoeten Toen de colonne nog­maals vanuit de binnen-kraton werd beschoten, was Scheers naar zijn oordeel g' -rechtigd zich toegang te verschaffen Hierop begaven ook brigadecommandant Van Langen en de resident van Djokja, E M Stok, zich naar de kraton, waar /ij door de sultan werden ontvangen Deze verzekerde hen 'dat zich geen bewapend 11 op het ttiHiii van de biniun-kraton (waarvoor alleen ZH zich eerder veraiitwoordelijk had vciklaard) bevonden, waarop eerdergenoemde autoriteiten hem hebben medegedeeld daaimede ijowe 'c» te nemen en geen verder onderzoek te zullen instellen ' Gerustgesteld was Spoor evenwel met, in hetzelfde verslag heet het iets verder 'In het al^enu 1 n kan f^eze(;d woidin, dal alle drie aanvallen een vrij ciustig karakter droigen en intelhgiat bkken te zijii opi^ezu De i^oede coördinatie geeft een sterke aanwijzing m de nchiin^ van een untrak hidiiu;, moi^ihikeninis ztlfs vanuit de Kraton' Uit latere benchtgeving IS achteraf duidelijk geworden, dat de sultan via tussenpersonen inderdaad m vci-bindmg stond met de TNl-leiding buiten Djokja en wellicht ook een aandeel he tt gehad in de plannen voor de actie

De volgende dag, 2 maart, vond 111 de kraton opnieuw een ondeihoud me de sultan plaats, die onder de gegeven omstandigheden natuurlijk met kon weigeieii te ontvangen, maar bij wijze van protest ongeschoren en eip blote voeten verscheen Van Nederlandse zijde waren daarbij aanwezig de kolonel Van Langen, resident

84

Page 86: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

weer slaagde de groep er op het laatste moment in te ont­snappen De omzwervingen eindigden begin april 1949 voorlopig m de desa Sobo, zuidelijk van de Lavvoe, waar Socdiriiian tot de triomfan­telijke intocht in Djokja dne maanden later zijn hoofd­kwartier behield De toto toont de panglima besar en zijn escorte in maart 1949 onderweg bij de zuidkust van Java, tussen Panggocl en Patjitan Foto SMG

Stok, gencraal-majoor Meijer en dr Angenent Van Hamengkoe Boewono IX werd een verklanng verlangd, dat ' Z H :ich zowil dimt ah indirect zal onthouden van het verlenen van bescherming dan wel het verlenen van \teuii aan veiZLtslnden of verzetsbewegingen tegen het wetli(;e Nederlandse i^ezag ' De sultan het op zijn beurt weten zich zeer beledigd te voelen door de bezetting van de bmnen-kraton de \onge dag en weersprak nogmaals de beschuldiging als zou van daar zijn gescho­ten op de Nederlandse troepen Hij had naar aanleiding van deze gebeurtenissen besloten af te treden en verzocht nu verder met rust gelaten te worden, indien alsnog de kraton zou worden doorzocht, hoopte de sultan dat 'In] te voren de dood zou moi^en vinden ' Kort na deze stellige uitspraken werd het gesprek beëindigd Zijn besluit tot aftreden heeft Hamengkoe Boewono IX uiteindelijk niet uitge­voerd, maar voor het overige lieten de verhoudingen in Djokja nadien aan duide­lijkheid mets meer te vvensen over

Desondanks werden van Nederlandse kant geen verdere maatregelen tegen de vorst genomen Toen later in het voorjaar van 1949 de politieke toenadering tot de Republiek werd hervat, zag men Hamengkoe Boewono IX als een moge­lijke intermediair tussen Nederland en de Republikeinse leiders op Bangka De sultan werd zo ondermeer betrokken bij de onderhandelingen \ 001 afgaand aan de Van Roijen-Roem-overeenkomst van 7 mei 1949 In het kader van dit akkoord zou op I juh 1949 het militair commando in het gouvernement Djokjakarta door de TNI van de Nederlandse troepen worden overgenomen, daags na de over­dracht van het algemeen gezag aan de sultan Nadien zou het vorstelijk bestuur t r de terugkeer van de Republikeinse regenng in Djokja verantwoordelijk zijn \ or de handhaving van de openbare orde

BIJ de Nederlandse militairen in Djokja wekte deze ontwikkeling voomaiiic-li]k ongeloof en onbegrip, zowel over de voortdurende 'slappe' houding tegen­over de sultan als over het besluit tot ontruiming O p 19 april 1949 waren m de stad drie compagnieën aangekomen van het infanteriebataljon 6-4 R l latei het 426ste Bataljon Infanterie Deze voornamelijk door Fnezen, Groningers en Dren­ten bemande eenheid was op 17 apnl in Semarang gedebarkeerd en zou eind mci het laatste OVW-bataljon i - i ^ RI aflossen Een soldaat van 426 BI beschrijft zijn eerste ervanngen in Djokja in het herdenkmgsboek van het bataljon uit 1996, Raoiir Djokja Verslagen van en herinneringen aan het 426e Batal/on Infantene (6-4 RI) \ii len weekje m de tropen nioe'it ik met een nachtpalroiiille mee Immer'; alle^ moet ge­

had worden Di commandant h \erqeant Grote, zeg maar Fraih Hij vertelde me wat de niiloihng was We (;aan nut ein i^ioep van 10 man ondei bescheimint; van liet dui\tei een liiiidirlaai^ /('li(ie;i hij de Kiaton-mniir Dal moet rti^clmatu; {iibiiinn omdat viiandclijki eciihedin vanuit di kraton opiidui L\adat ze hun actus lubbiii vollnaiht tiekken ze zuh

daai ook weei teiiig Op miin viaag waarom we de Kraton met bezetten om daar een eind aan ti maken, krijg ik te lioieii dat deze vooi \edcrlandse militairen strikt verboden is Dus bliift deze viiandilijkc enclave midden m de stad be'itaan En, vervolgt Frans, piobiei dat maai nut te be(;riipcn ' In dezelfde zin uitte zich de eerder aangehaalde luitenant Bakker van de IVG 'Ondanks alle authentieke rappoiten die wij door ver-tioiiwelingen van de sultan nu di Kepatilian wisten te ontvreemden en betrouwbaie in­lichtingen waaruit bleek dat men ons met open ogen bedonderde, ging Van Roijen iiistu; viidei met zijn liquidatupolituk en werden onze rapporten ah zijnde met opportuun in afkomstig van een koloniaal ingestelde inlichtingen dienst, terzijde geschoven

Vooral het bencht dat Djokjakarta zou worden opgegeven betekende een zwa­re slag Algemeen ov erheerste bij de 'Tijgers' het gevoel dat 'alles voor mets was ge­weest', zoals ook terdege werd beseft door de commandant van de T-Bngade, de kolonel Van Langen O p 20 mei deed hij de volgende dagorder uitgaan

'Tiii;ers,

Buitten afzienban tijd zult i '// het gewest Diokjakarta moeten verlaten De ontinimin^

van dizc gebieden geschiedt op last van de Sedcilandse Regeiuu; en met omdat (ji; daai-

toe wordt gedwongen door tegen Ugtiiihtt vijaiidiliikc haiidclim^in GIJ zijt militaii en moreel ongeslagen

BIJ de bezetting en bij depaLifiiatu toonde ^ij zelfbclutisiinj, kalmte m vastbeiadinluid

GIJ zult deze ei^enschappin ook biwaren tijdens deze tragische dagen Evenals op ig dicembei ig4S zijn ook thans de o^en van degan<:e weield op U (leiichl Evcnah toen.

Il ken ik thans op U II IJ hebben Djokja locmiijk bezit, wij ziillin dizi stntk oiibismit ontiiiimen''

Een met minder aangiijpende gebeurtenis voor de mihtairen was het onverwach­te overlijden, op 2<, mei, van de populaire legercommandant generaal S H Spoor Per 8 juli werd hij opgevolgd door luitenant-generaal D C Buurman van Vreeden

Met het oog op de overdracht aan de T N I werden m de penode van 2'! mei tot 9 juni ongeveer ^2 000 inwoners van Djokja geëvacueerd, behalve Nederland­se ambtenaren in hoofdzaak Chinezen en burgers van andere landaard die weinig goeds van de Rcpubhek verwachtten O p 24jum 1949 werd de eerste buitenpost Wonosari, waar de j de compagnie van <,-<, RI was gelegerd, ontruimd De eva­cuatie, die onder leiding stond van kolonel Van Langen, werd bijgewoond door de sultan, de militaire waarnemers van de LJ N C 1 en enkele buitenlandse journa­listen In de dagen daarna volgden de ovenge buitenposten O m oS 00 uur in de ochtend van 29 juni begon de aftocht uit de stad Djokjakarta, deze was de volgen­de dag omstreeks het middaguur voltooid, toen de gevechtsstaf van de T-Bngade

8S

Page 87: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Riiln^ W hitste NcdcrLindsc MP-crs die tevoren belast waren met de verkeersrege­ling bij de uittocht van de troepen uit Djokja, verlaten onder dekking van een pantserwagen m de ochtend van 2y juni 1949 via de geheel verlaten Milioboro 111 noordelijke nchting de stad Foto collectie AJ van Veen

als laatste Nederlandse onderdeel de brug o \e r de Kali Kiasak, een riviertje ten oosten van Moentilan, passeerde, de nieuwe grens tussen Republikeins en federaal gebied Vervolgens trok Brigade X van de T N l onder commando van luitenant-kolonel Soeharto, na iets buiten de stad al verwelkomd te zijn door de sultan, on­der enthousiaste toejuichingen van de samengestroomde bevolking Djokjakarta binnen Daarna sloot het leger de stad af en werden gedurende de volgende da­gen op grote schaal arrestaties verricht onder vermeende collaborateurs met de Nederlanders O p lojul i 1949 maakten president Soekarno, premier Hatta en de overige in december 1948 weggevoerde leden van de Indonesische regenng hun triomfantelijke rentree m Djokja In de stad behield de sultan, die vanaf 4 augus­tus 1949 ook minister van Defensie was, de macht echter stevig aan zich In het verslag van zijn dienstreis naar Djokjakarta tussen 30 september en 8 oktober 1949 vermeldt dr L I Graf, hootdambtenaar ter beschikking van het kabinet van de Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon dan ook 'Er heent m Djokja veiligheid De iidtan, die le^er, politie en bestuur in één hand houdt, regeert met \trafj(. hand '

Als minister werd Hamengkoe Bocwono IX tevens verantwoordelijk voor de ui tvoenng van de afspraken in het Van Roi jen-Roem-akkoord met betrekking tot de stopzetting van de guernlla-activiteiten van de TNI Zoals hierna nog aan de orde zal komen, slaagde hij daarin niet Desondanks is al met al de conclusie gerechtvaardigd, aldus dr PJ Drooglcver in zijn m 1996 gepubliceerde rede Sultan in oorlogstijd Hamengkiibiiwono IX en de bezetting van Yoyakarta in ig^S/4g, dat de sultan 'm hit kntuchejaar ig4g op elfectieve wijze wist op te treden aU vubm-dmpsdiakel tuisen de Nederlanders, de Republikeinse top, de TNI en de Javaanse maisa Gedurende het eente halfjaar dioet^ hij in ho^e mate bij tot de overleving en terugkeer van de Republiek ( ) Maar zeker zo belangrijk is dat hij in de tweede helft van dat jaar zijn grote penoonhjke gezag gebruikt heeft om het moeilijke ptoces van de overdracht van het militaire en bestuurlijke gezag van Nederlandse ui Indonesische lian den zonder explosies te laten verlopen Dat dit (^eliikt ts, moet voor een deel worden toegeschreven worden aan het door de Nederlandse militairen en ambtenaren getoonde aanpassingsvermogen Maar zondei Henkie was het vast nut ^ei;aan, in dat ma(; toih wel eens gezegd '

HIJ was het ten slotte ook die op 27 december 1949 ils vertegenwoordiger van de Verenigde Staten van Indonesië (Repubhk Scrikat Indonesia RIS) m Batavia de protocollen van de Akte van Soevereiniteitsoverdracht ondertekende, gelijk­tijdig niet de plechtigheid m het Palcis op de D u n 111 Amsterdam Een dag later

keerden ir Soekarno, die op 17 decembei 111 de ki itoii van Djokja was beëdigd a president van de RIS, met zijn regenng terug m Djakarti zoals de hoofdstad vooi-taan heette, en was de glansiol die Djokjakarta 111 de voorbije viei jaar had gespeekl als regeringszetcl van de Republiek torinccl ten einde

Sociakaita ten de .socuerciiiitcitsoi'cidiniht

De toestand dic de V-Biigidc aaiitrot m Solo verschilde sterk van dic m Djokj kaïta Daar had het straatbeeld een goede mciruk gemaikt ci lagen geen vuilni hopen langs de stiaat, hotels, restaurants en winkels waren goed verzorgd, de nul voorzieningen functioneerden als normaal Solo daarentegen, na Djokja de belangrijkste stad van de Republiek, wekte een volkomen desolate en verwaar­loosde indruk Overal lag het afval opgehoopt, wegen en straten waren nauwelijl ^ berijdbaar, terwijl de verpauperde bevolking voor de intocht van de Nederlanti e troepen vrijwel alle winkels en pasars had leeggeroofd Een deel van de Solonez n zag de Nederlanders in eerste instantie dan ook graag komen, ze brachten voed'- 1 en andere eerste levensbehoeften en zorgden na jaicn van halve aiiaichie voor c n provisonsche openbare orde

O p 22 december 1949 arriveerden in Solo vanuit Djokja de tiocpcncomma -dant van Midden-Java, gcneraal-majoor J K Meyer, en de territoriaal bestuursa -viseur dr 1 H Angenent voor een bezoek aan de voormalig rijksbestuurder v 1 Soerakarta, drs K R M A Sosrodiningrat, en de broer van de overleden Mangk e Nagoro VII, Prins Soeriosoerardjo, om de invloed te peilen die de beide vorsteti nog uitoefenden op de lokale bevolking Anders dan het Djokjase vorstenbestui r, bleken zowel de soenan als de Mangkoe Nagoro in beginsel bereid met het N -dcrlandse gezag samen te werken zoals per 2 januari 1949 al kon worden geni ld m een situatierapport van de Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon aan de nJ -nister van Overzeese Gebiedsdelen Sinds april 1946 waren zij door de Republ k formeel van elke territoriale bestuursmacht ontdaan en beperkte hun gezag z li tot uitsluitend de interne aangelegenheden van de kraton respectievelijk de pon o, zodat de vorsten van een terugkeer van het Nederlandse bestuur alleen maar voor­deel meenden te kunnen verwachten Begin januari werden voorlopig ook al 'lO e\-nianschappen van het Legioen van Mangkoe Nagoro aangesteld als stadspoli c terwijl het Legioen als geheel na het Van Roijen-Rocm-akkoord 111 mei 1949 w id heropgericht als Federaal (territoriaal) Bataljon van de nieuw te voinicn RIS

86

Page 88: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Links: luitenant-kolonel Slamet Rijadi van de TNI spreekt tijdens de overdracht-plechtighcid in het Sriwedari-stadion van Solo, in de ochtend van 12 november 1949. Op de achtergrond staan de terri­toriaal commandant Midden-Java, gene-raal-majoor F. Mollinger (midden), en de commandant van de V-Brigade, luitenant­kolonel j .H.M.U.L.E. Ohl (hnks). Foto:J. Anten.

Linksonder en onder: na de toespraken wordt de Nederlandse vlag voorgoed ge­streken. Later op de dag begint al de eva­cuatie van de Nederiandse troepen; voor iet Snwedari-stadion wachten enkele mi-itairen op de rails van de Wonogiri-tram

langs de Poerwosariweg enigszins bedrukt op hun vertrek. Foto's: J. Anten.

Prti;. S8: Pakoe üoewono XIII salueert wanneer na het strijken van de driekleur de Indonesische vlag plechtig wordt ge­hesen in het stadion. Vier maanden later werd hem door de Indonesische regering definirief alle vorstelijke bestuursmacht ontnomen. Foto: j . Anten.

87

Page 89: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Deze en andere blijken van vorstelijke steun ten spijt, nam de TNI-guernlla m en om Solo. geleid door luitenant-kolonel Slamet Kijadi, al binnen enkele weken na de mnchting van het hoofdkwartier van de V-Brigade aan de Poerwosanw eg grote omvang aan De vele zuiveringsacties m de kampongs aan de stadsranden en in de ommelanden leverden zelden of nooit blijvend resultaat op en werkelijk onder controle van het Nederlandse gezag kwamen op termijn alleen de centrale delen van Solo en enkele enclaves in de onmiddellijke nabijheid van de daarbuiten gelegerde detachementen Van de eenheden die Solo op de 21ste hadden bezet, vertrok een deel al snel naar posten m de wijdere omgeving van de stad, waar zij veelal een zware tijd tegemoet zouden gaan Vnjwel dagelijks had men met beschie­tingen te maken, met name het beveiligen van bevoorradingskonvooien was een gevaarlijke opgave Op 26 december 1948 was aldus het bataljon 4-9 RI uit Solo vertrokken naar Klaten en omgeving, terwijl op 25 januari 1949 het bataljon s-6 RI naar Wonogiri werd verlegd Ter aflossing van een deel van Inf I arnveeide op 28 februari 1949 de staf, de stafcompagnie en het carnerpeloton van het 402 Bataljon Infanterie, onder commando van reserve-luitenant-kolonel F H Berger, die zoals voorheen de KNIL-mihtairen hun intrek namen in een voormahg school­gebouw naast het zwembad op Djebres Injuli van dat jaar nam de B-compagnie van 402 BI zijn intrek in de cavallene-kazerne in het centrum van Solo

Inmiddels was in Solo een burgerlijk bestuur ingesteld onder leiding van resident F W G Linck, dat de openbare diensten weer zo goed mogelijk op gang bracht Daarnaast bleef echter een Republikeins 'schaduwbestuur' voortbestaan, onder lei­ding van Soedjatmo Soemowerdjojo en Soeharjo Soeijopranoto De voornaamste taak daarvan bestond uit het innen van gelden onder de stadsbevolking ten behoe­ve van de Republikeinse organisaties, waarbij indien nodig pressie en geweld met werden geschuwd In een verslag van het hoofd van de Territoriale Inlichtmgen-groep Solo, majoor H C Bajetto, over de situatie in Soerakarta werd ciiid apnl 1949 dienaangaande gemeld dat de lokale bevolking onder regelrechte terreur te lijden had en onder dwang geld en natura ten behoeve van het leger moest afstaan Met name Chinezen en Arabieren werden het slachtoffer van afpersing, als gevolg van hun relatieve welstand als handelaren en winkeliers, en vanwege de wrok die de Javaanse bevolking vanouds vooral tegen de eerstgenoemde groep koesterde Zo brandden ondemieer de bekende toko's Obral en Eng Boo aan respectievelijk Siii-gosaren en Tjojoedan af nadat hun eigenaars zich onwillig hadden getoond de Re­publiek geldelijk te ondersteunen In de nacht van 31 mei op i juni 1949 ging de leerfabnek en rubbergoedangs van de firma Awab Soengkar Aioermei & Co aan Pasar Kliwon in vlammen op, nadat eerder die week al het woonhuis van de Arabi­sche eigenaar Salim Soengkar was afgebrand Deze branden waren een wraakaktie voor het feit dat Soengkar een poging tot afpersing had verijdeld door de Neder­landse politie in te schakelen Om erger te voorkomen, werd de laniilie nadien naar Semarang geëvacueerd

In die meimaand van 1949 werden ovengens algemeen de nachtelijke aamallen van de TNI op Solo, die zich concentreerden op de politieposten en het gebouw van de Radio-omroep Indonesië in Ooriogstijd bij Pasar Legi, steeds heftiger en veel-vuldiger Ook overdag deden zich diverse incidenten voor Zo werd medio mei een MTD-chauffeur, die van zijn werk op weg was naar huis, doodgeschoten door een passerende betjakrijder Op zondag 22 mei escaleerde de situatie, toen omstreeks 17 15 uur tijdens een voetbalwedstrijd 111 het stadion van Snwedan tussen een mih-tair en een plaatselijk elftal plotseling de tribune onder vuur werd genomen Dit bleek het sein te zijn voor aanvallen op tal van andere plaatsen in de stad, die on­danks de inzet van pantserwagens en tanks pas de volgende ochtend geheel bedwon­gen waren Op 7 mei 1949 was inmiddels de Van Roijen-Roem-overeenkomst tus­sen Nederland en de Republiek tot stand gekomen, waann beide partijen zich akkoord hadden verklaard verdere offensieve militaire actie te staken in afwachting van een wapenstilstandsovereenkomst In het Solose echter werd daaraan door de TNI klaarblijkelijk geen gehoor gegeven, zodat nadien ook de zuivenngsacties van de Nederlandse troepen in de stad en omgeving onverminderd doorgingen

Een penode van hernieuwde activiteit van het TNI begon in de laatste weken van juli 1949 Op de 27ste van die maand liep een compagnie van het Territori­aal Bataljon I Mangkoe Nagoro over naar de Republiek, nadat in de voorgaande dagen alom een toename van vijandelijke infiltratie merkbaar was geworden Op 3 augustus 1949 werd door de Nederlandse en Republikeinse regeringen een al­gemeen staakt-het-vuren bekendgemaakt, dat op Java in de nacht van 10 op 11 augustus om 24 00 uur zou ingaan Twee dagen later deserteerde m de nacht de Indonesische politiewacht van de brugpost Srojo, waarbij vier militairen van 4-9 RI werden overrompeld en gedood Op 7 augustus 1949 zette de Brigade V van

de TNI, waarbij zich ook gewapende PKI-stnjders en leden van het studentenk-ger Tentara Republik Indonesia Peladjar (TRIP) hadden gevoegd, onder aanvoe­ring van luitenant-kolonel Slamet Rijadi ten slotte een grootscheepse aanval m op Solo, in een uiterste poging de stad voor de wapenstilstand in handen te knjgen Een aantal Nederlandse posten aan de stadsrand raakte tijdelijk geïsoleerd, de Pasar Gedeh werd geplunderd en in het centrum werd een brug opgeblazen Na de eerste verrassing werd de tegenaanval ingezet door de bataljons Inf I KNIL, dat steeds m de omgeving van Solo was blijven opereren, en de B-compagme van 402 BI Ook werd aan de strijd deelgenomen door een deel van het Territonale Bataljon I onder leiding van luitenant-kolonel Noto Hatmodjo, troepen van de Mangkoe Nagoro die een Nederlandse militaire training hadden gekregen In de namiddag van de 7de werd uit Semarang door vijf Spitfires van 322 Squadron ML-KNIL luchtsteun gegeven, die ook de volgende dne dagen noodzakelijk bleef op 10 augustus kwam ter ondersteuning zelfs nog een afdeling P--,iD 'Mustang'-ja-gers van 120 Squadron in actie Op 9 augtistus amveerden eenheden van het Korps Speciale Troepen, die in de scholen van de Mangkoe Nagoro werden ingekwar­tierd, en andere versterkingen van buiten de stad, waaronder de 3de compagnie van 6-4 RI Ook op 10 augustus werd in Solo nog gevochten, tot om middernacht de wapenstilstand van kracht werd In totaal had de strijd toen sinds het begin van de aanval op 7 augustus aan Indonesische zijde verscheidene honderden doden gekost, onder wie veel buigers, aan Nederlandse kant waren enkele tientallen slachtoffers gevallen

Bij het ingaan van het cease-fire waren de TNI-troepen nog niet volledig uit Solo temggedreven Niet langer weerhouden door tegenvuur, begonnen zij vervol­gens hun linies in de straten van Solo vooruit te schuiven, terwijl de Nederlandse militairen machteloos moesten toekijken In de ochtend van 11 augustus arnveerde inderhaast legercommandant Buurman van Vreeden, die samen met luitenant-kolonel J H M U L E Ohl, de per 2 juli aangestelde nieuwe commandant van de V-Bngade, uiteindelijk met moeite enn slaagde de troepen m Solo te kalmeren en hen ervan te weerhouden alsnog weer tegen de TNI in de aanval te gaan Later m de middag van 11 augustus legde de commandant van de V-Bngade persoonlijk contact met luitenant-kolonel Rijadi om van hem de onmiddellijke terugtrekking; van de Indonesische eenheden te eisen In de loop van de volgende dag werd hieraan inderdaad gevolg gegeven

Op 5 augustus 1949 had de Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon, dr A H J Ln-vink, een onderhoud gehad met Pakoe Boewono XII en Mangkoe Nagoro VIII, waarin de vorsten hun bezorgdheid hadden uitgesproken over hun positie onder het toekomstige Indonesische bestuur Hun was daarbij verzekerd dat dienaangaan­de en met betrekking tot de zelfbestuurders in het algemeen een bevredigende re­geling met het nieuwe bewind nagestreefd zou worden In Solo vonden daartoe begin september 1949 inleidende besprekingen plaats, op de 6de van die maand gevolgd door een formele plenaire vergadenng van representanten van de dne be­langhebbende partijen Voor het (Nederlandse) federale bestuur was dit de ternto-naal bestuursadviseur (TBA) voor Midden-Java, mr J H Statius Muller, die deze positie 111 augustus 1949 van Angenent had overgenomen, voor de Republiek de

Page 90: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Links: op 17 december 1949 legde ir. Soc-karno in de Sitihinggil van de Djokjase kraton de eed af als eerste president van de Republik Indonesia Serikat, de Verenig­de Staten van Indonesië. De foto toont het moment waarop voorafgaand aan de eeds­aflegging op de noordelijke aloon-aloon 21 saluutschoten worden afgevuurd ter in­huldiging van de president. Na de plech­tigheid zal Soekarno plaats nemen in de achter hem gereedstaande, prcsidenriële zetel, naast premier Hatta en Sultan Ha-mengkoe Boewono IX. Foto: Archief Museum Keraton Ngayog\akarta Hadiniiigrat.

minister van Binnenlandse Zaken, mr. K.R.M.T. Wongsonegoro, terwijl de beide zelfbesturen waren vertegenwoordigd door de Panitia Agoeng (Hoge Bestuursraad) van het soenanaat en de regent-patih van de Mangkoenagaran, Overeengekomen werd dat het bestuur in het TBA-ressort Soerakarta in elk der beide zelfbesturen voorlopig zou worden uitgeoefend door een gezamenlijk college van gedelegeerden van de TBA Midden-Java en van de Republikeinse regering, met de bepaling dat de benoeming van alle bestuursambtenaren van de zelfbesturen in overeenstem­ming met de Republikeinse vertegenwoordigers diende plaats te vinden. Voor evenwel deze regeling volledig tot uitvoering was gebracht, werd het gewest Soe­rakarta door de Nederlandse troepen ontruimd en overgedragen aan de TNI als patrouillegebied. Na de algehele soevereiniteitsoverdracht ontnam de Republikein­se regering de Solose zeltbestuurders in maart 1950 opnieuw, en ditmaal definitief, hun bestuursmacht.

Tot de overdracht van het gouvernement Soerakarta als patrouillegebied aan de TNI , als eerste gebied op Java en bij wijze van test-case voor de later te volgen militaire deeloverdrachten elders, werd op 28 oktober 1949 besloten tijdens een i'i|cenkomst van de territoriaal commandant Midden-Java, generaal-majoor F. Mol­linger, de territoriaal bestuursadviseur mr. Statius Muller en de Solose resident en gedelegeerde TBA F.W.G. Linck. O p de 31ste van die maand werden de beide zolfbestuurders vertrouwelijk ingelicht, waarna op i november een bespreking volgde met de Republikeinse bestuurlijke en militaire autoriteiten. Van de T N I -commandant luitenant-kolonel Rijadi werden daarbij de noodzakelijke veiligheids­garanties verkregen, in het bijzonder voor de zelfbestuurders, de nog aanwezige Nederlanden en de met hen samenwerkende bevolkingsgroepen. Overeengekomen werd, dat Solo na de overdracht 'open' gebied zou blijven en de federale diensten

en instellingen onder de gedelegeerde TBA Linck, nu in de functie van 'coördina­tor', hun taak voorlopig zouden voortzetten. Naast hem werd als Republikeins resident van Solo Soediro aangesteld.

De ceremoniële overname door de T N I vond zonder incidenten plaats op 12 november 1949 in het Sriwedari-stadion van Solo, in aanwezigheid van Fakoe Boewono XII, generaal-majoor Mollinger, de regent-parih van de Mangkoe Na -goro en ca. 2000 andere genodigden. Voorafgaand aan de vlagwisseling voerden luitenant-kolonel Ohl , scheidend commandant van de V-Brigade, en luitenant­kolonel Rijadi het woord, waarbij wederzijds erkentelijkheid en waardering werd uitgesproken. Dezelfde dag nog vertrok de B-compagnie van 402 BI naar Demak, nadat op 8 november de stafcompagnie al was voorgegaan, en gingen de gevechts­staf en de 3de compagnie van 4-9 RI , die in oktober 1949 vanuit Tasikmadoe naar Solo waren teruggeplaatst, naar Semarang. O p 22 november arriveerde in Karta-soera de nieuwe gewestelijke militair gouverneur, kolonel Gatot Soebroto, waar hij werd verwelkomd door TBA-gedelegeerde Linck, controleur W.L. Klijn en diverse Indonesische bestuurlijke en militaire autoriteiten.

De uiteindelijke overdracht van het burgerlijk bestuur op 27 december 1949 bleef in Solo aldus beperkt tot een korte fomialiteit, ondergeschikt aan de plechtig­heid voor heel Midden-Java in Semarang. Daar sprak op het balkon van het gouver­neurskantoor aan Bodjong de scheidende regeringscommissaris bestuursaangelegen-heden tevens territoriaal bestuursadviseur Midden-Java, mr. J.H. Statius Muller, om iets na 17.00 uur de overdrachtsrede uit en aanvaardde zijn opvolger. Raden Boedi-ono, het gouverneursambt over Midden-Java. Kort voor 18.00 uur werd de vlag­wisseling voltrokken, gelijktijdig met de plechtigheden in Amsterdam en Batavia, en was het Nederlandse gezag ook in de Vorstenlanden voorgoed beëindigd.

89

Page 91: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

DL grotL brand ni de kraton \ m Solo m de URIU \an u jaiuiaii op i tLbruari 198-) Zie ook de foto's op pag 102-10^ Foto K R H T Hardjonagoro

90

Page 92: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Van soevereiniteitsoverdracht tot 'reformasi': Yogya en Solo na 1949

DC definitieve overdracht van het gezag o\er de Voi stensteden ligt alweer ccn halve eeuw terug, een tijdsspanne lang genoeg om inmiddels bij meer dm 90% van de huidige bevolking voorbij de persoonlijke hcimnermg

te reiken Zoals m het geval van de andere grotere Indonesische steden, werd deze meest recente periode in de geschiedenis van Yogyakarta en Surakarta (officiële plaatsnaamspelling sinds 1971) voor een belangnjk deel bepaald door een aantal lan­delijk werkzame demografische, sociaal-economische en politieke ontwikkelingen in de Indonesische samenleving na 1949 Zo kreeg men ook hier te maken met de gevolgen van versnelde bevolkingsgroei, werden herhaaldelijk bestuurlijke veran-denngen doorgevoerd, raakte de regionale economie na het midden van de jaren \ijftig ernstig in verval en ging de machtsovername door Soeharto's Orde Baru m 196s en 1966 gepaard met massaal geweld tegen 'communisten'. Chinezen en an­deren

In dit laatste hoofdstuk zullen deze algemene aspecten slechts beknopt aan de 01de komen, voornamelijk als context voor de behandeling van een aantal gelijk­tijdige ontwikkelingen die wel als specifiek voor Yogya en Solo aangemerkt kun­nen worden Bij deze laatste gaat het met name om de bevestiging en versterking van een trend die zich al m de periode 194S-1949 duidelijk begon af te tekenen de toenemende predommantie van Yogyakarta boven Solo als cultureel, politiek educatief en toeristisch centrum van Midden-Java Speciale aandacht is er daarnaast voor de huidige positie van de 'Raja Empat', de Vier Vorsten, en voor de grote brand van januari 191SS m de kraton van de susuhunan, die zulke rampzalige, on­herstelbare verhezen toebracht aan Solo's culturele erfgoed Ten slotte is er de ac­tualiteit van de gebeurtenissen rondom de machtswisseling \an mei 1991S, waarin Solo - in de meest letterlijke zin een der brandhaarden van de 'reformasi' - en Yogya elk op eigen wijze een cruciale rol hebben vervuld

Gescheiden 'wegen

Het verloop en de uitkomst \an het NedeiLinds-Indonesische conflict leverden Yogya en Solo aan het begin van het nieuwe tijdperk sterk verschillende uitgangs­posities op De aanwijzing tot tijdelijke regenngszetel van de Republiek, bijna \ijf jaar eerder, had Yog\a met alleen geforceerd doen evolueren van traditioneel ge-onënteerde prmincieplaats tot spil \an het nationale politieke en intellectuele leven, ijiaar de stad 111 koite tijd ook internationale bekendheid en taam bezorgd De ver-vikkelingen rond de Nederlandse herovering in december 1948 waren daarbij eer­

der een bevestiging van deze glansrol dan dat ze er afbreuk aan deden, de triom-•intelijke terugkeer van de Republikeinse regenng in juli 1949 was feitelijk al niets Hinder dan een voorschot op de viering van de Indonesische eindoverwinning

Solo daarentegen kon zich weliswaar ook al in een vroeg stadium profileren als c 'ntrum van revolutionaire activiteit in Midden-Java, maar had het daarbij moeten tellen zonder het inspirerende vorstelijk leiderschap dat m Yog\'a door toedoen an Sultan Hamengku Buwono IX weldra van zo'n beslissende invloed werd

Hoewel Solo in deze jaren in tal van ontwikkelingen de aloude rivaal vaak ooruit was, zoals bijvoorbeeld met de eerdere instelling van een gemeentelijk be-

•> uur, raakte de stad \ooi het oog \an de weield na begin 1946 spoedig geheel m e schaduw van het nabije nieuwe legenngscentrum en zijn Republikeinse sultan

Die voorsprong bleek nadien substantieel genoeg om zich na de terugkeer van > Indonesische regering naar Jakarta te kunnen bestendigen Op het bestuurhjk-

)litieke vlak was na de soevereiniteitsoverdracht de belangnjkste factor in dit ver-ind het Wetsbesluit nr 3 van ^ maart I9s0, krachtens hetwelk het vroegere gou-mement Yogvakarta dooi de centrale regenng nu definitief werd aangewezen als

I 'lerah Istimewa, een 'Bijzonder Bestuursgebied' op het niveau van een provincie, o ider gouverneurschap van de sultan en met de Paku Alam 111 de tune tic \an ciiens plaatsvervanger In Solo daarentegen werden de sunan en de Mangku Nagoro van-\U'ge hun 'afvallige' houding bij hetzelfde wetsbesluit gedwongen voorgoed if-stmd te doen van alle bestuursmacht en territoriale aanspraken De vroegeic Voi-stenlanden buiten het gemeentelijke grondgebied werden hier op termijn, via een aantal lateic administiatieve wijzigingen, henngedeeld o\ei de huidige regentschap

pen (kabupaten) Karangamai Sukohaijo Klaten, Bovolali en Wonogiri In de be­stuurlijke hiërarchie degiadeerde de stad Solo daarmee blijvend - m de praktijk bestond deze situatie toen al enkele jaren, op basis van eerdere regelingen - tot de positie van (stads)genieente c q regentschapshoofdplaats en was zij voortaan in rang ondergeschikt aan de provinciehoofdstad Semarang Deze bijzondere status van Yog­yakarta en zijn vorsten mag dan in de decennia nadien voornamelijk een formele aangelegenheid zijn gebleven, er is ontegenzeggelijk wel een krachtige stimulans van uitgegaan voor de verdere vorming van Yogva's eigen politiek-culturele iden­titeit en zelfbewustzijn, en indirect ook op de economische ontwikkehng

Hetzelfde gold zeker niet minder voor Yogva's pioniersrol als centrum van ho­ger onderwijs, waartoe de aanzet - alweer door Sultan Hamengku Buwono IX -leeds m 1946 werd gegeven met de opnchting van een eerste geheel Indonesische universiteit in de Republiek De beroemde Gajah Mada Universiteit die daaruit is voortgekomen, is tot op heden een toonaangevend element in de Indonesische politiek-intellectuele en wetenschappelijke avant-garde gebleven, met het niveau waarvan de latere universiteiten en hogescholen in Solo zich nooit hebben kunnen meten Deze prestigieuze academische functie, die in de loop der jaren mede tot gevolg heeft gehad dat onder de jongere bevolkingsgroepen de gemiddelde scho­lingsgraad er nu ruim boven het landelijke niveau ligt en Yogya zich in algemene zm onderscheidt door een opmerkelijk 'open', internationale sfeer, is ongetwijfeld ook mede van betekenis geweest voor de grote populanteit ciie de sultansstad in de laatste twee decennia heeft gekregen als bestemming vooi westerse toensten In Solo IS zo'n ontwikkeling vnjwel achterwege gebleven, met alle negatieve gevolgen van dien voor de plaatselijke economie, de werkgelegenheid en het stedelijke imago

Beitiiiii eii (^cniL'ciitci'oiiiiiiig

Zoals bekend, ging het bij de verheffing van het Yogvase Gouvernement tot Daerah Istimewa feitelijk om een 'beloning' aan Sultan Hamengku Buw 0110 IX en de Paku Alam VIII voor hun steun aan de Republiek in de jaren 1945-1949 De­ze stap hield tevens de formele bevestiging in van de leidersrol onder de Javaan­se vorsten, die Yogva's sultan toen di jacto reeds enkele jaren vervulde De bete­kenis die Hamengku Buwono IX door zijn optieden tijdens de revolutiejaren, maar op grond van zijn toegang tot de hoogste regeringskringen en zijn vele bui­tenlandse contacten ook m de decennia na de instelling van de Daerah Istimewa voor de ontwikkeling van zijn stad heeft gehad, is moeilijk te overschatten Om­gekeerd IS van de ontheffing van de sunan en de Mangku Nagoro uit hun be­stuursmacht voor Solo, mede als gevolg van het daarmee gepaard gaande verlies van waardevolle connecties op hogere bestuursniveaus, vooral m de jaren vijftig en zestig een negatieve invloed uitgegaan dic verdei reikte dan alleen de al aan­gehaalde administratieve 'degradatie'

Voor zover de vorsten hier na ly-iO mtomieel nog zeggenschip en aanzien rest­te, verloor dit met name tijdens de laatste jaren van president Soekarno's regenngs-pcnode vnjwel alle betekenis Onder de gestaag toenemende communistische in­vloed op bestuur en samenleving manifesteeide zich toen een steeds openlijker vijandige stemming jegens de vroegere 'feodalen' De komst van de Orde Baru betekende na 1966 ook in dit opzicht een ingnjpende wending, in de zin dat de Solose vorsten spoedig werden gerehabiliteerd als dragers van traditionele hoog-waardigheid en bewaaiders van het Mataramse histonsch-culturele erfgoed Plaat­selijke bcstuuismicht bleef aan hen echter onthouden, al vond op dit vlak m de loop der jaren wel een zekere binding met het nieuwe regime plaats door de toe­kenning van parlementszetels aan leden van de vorstelijke families en de hernieuw­de toekenning van geldelijke toelagen voor het onderhoud van de hoven

Debet aan deze herwaardering was. naast de algemene omslag m politiek kli­maat, vooral de persoonlijke betrokkenheid van de nieuwe president Soeharto bij de traditionele Javaanse cultuur en de vorstenhoven Deze kwam deels voort uit zijn achtergrond van boerenzoon uit de desa Kemusuk bij Yogva, 111 het diepst van de behoudende Kejawen. maar was wellicht voor een belangnjker deel toe te schnj-vcn aan de invloed van zijn echtgenote Siti Hartmah ('Ibu Tien'), die als verre nikonicling van Mangku Nagoro VI verwant was aan het tweede vorstenhuis

91

Page 93: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Riihh het n a u w e hoofdgebouw van Yogya's Gajah Mada Universiteit in aanbouw, oktober 1956 De eer­ste plannen voor deze befaamde onderwijsinstelling, die nu met p 000 studenten en 2000 wetenschappelijke staf­leden verdeeld over achttien faculteiten de grootste uni­versiteit van Indonesië is, dateerden reeds vAn eind janu­ari 1946, kort na de overkomst van de Republikeinse regering naar Yogya Op 3 maart van dat jaar werd in enkele door Sultan Hamengku Buwono IX daaitoe ter beschikking gestelde gebouwen in de kratoii een univer­sitair instituut geopend, met voorlopig alleen een Rech­ten- en een Letteren-faculteit In de volgende jaren kreeg deze instelling, waaraan naar de historisehe grote vorst van Majapahit de naam Gajah Mada werd verleend, uit­breiding met ondermeer een faculteit der Politieke We­tenschappen, terwijl buiten Yogya in Klaten een hoge­school met faculteiten voor Medicijnen, Tandheelkunde, Farmacie, Diergeneeskunde en Agrarische Wetensehap-pen werd gevestigd Na de Nederlandse bezetting van Yogya en Klaten tijdens de Tweede Politionele Actie werden al deze instellingen gesloten In het najaar van 1949 vond op last van de teruggekeerde Republikeinse regenng een algehele reorganisatie plaats, waarbij alle in­stituten werden samengevoegd tot één nationale Indo­nesische universiteit, weer onder de naam Gajah Mada Als officiële stichtingsdatum koos president Soekarno 19 december 1949, eenjaar na de Nederlandse aanval op Yogya De universiteit bleet aanvankelijk gevestigd 111 de kraton, met de Pagelaran als grootste 'collegezaal' Sinds 1956 is de Universitas Gajah Mada gehuisvest op een uitgestrekte campus ter weerszijden van Jl Kaliurang, aan de noordrand van de stad. Foto R P G A Voskuil

van Solo Gedurende zijn regeringsperiode heeft Soeharto bij herhaling openlijk verdere toenadenng gezocht tot de hoven van Yogya en Solo, ondermeer door de benoeming van Sultan Hamengku Buwono IX op diverse ministersposten en zelfs tot vice-president, en door zijn initiatieven tot herbouw van de door brand ver­woeste delen van Solo's kraton Hoewel men van die zijde uiteraard de resulteren­de verbetenng van de eigen positie in het algemeen naar waarde wist te schatten, heeft deze presidentiele ambitie evenwel ook op langere termijn nooit geleid tot het ontstaan van een werkelijke band met de vorstenhuizen Dat Soeharto's pre­tenties op dit vlak ovengens nogal ver gingen, is vooral duidelijk geworden tijdens zijn laatste ambtstermijnen, toen de president in zijn formele optreden en houding zelf steeds meer het traditionele ideaaltype van de Javaanse vorst begon te imiteren

Waren aldus de voorwaarden voor verdere stedelijke ontwikkeling vanaf 1950 vooral gedurende de eerste twee decennia eenzijdig in het voordeel van Yogya, op het terrein van lokale bestuursstructuur en beleidsmogelijkheden bestonden er minder grote verschillen In beide steden, zoals in het vonge hoofdstuk kort is aan­geduid, werd na de Indonesische onafhankelijkheidsverklaring al de aanzet gege­ven tot de instelling van (stads)gemeenten

De ontwikkelingen in Solo liepen daarbij aanzienlijk vooruit op die m Yogya De felle anti-feodale beweging die zich hier meteen m het najaar van 194'; onder de verschillende niilitant-politieke jongerengroepenngen manifesteerde, had Paku Buwono XII en Mangku Nagoro VIII op 30 apnl respectievelijk i mei 1946 ge­dwongen afstand te doen van de soevereiniteit over hun njken, zowel binnen als buiten het grondgebied van de hoofdplaats Surakarta De bestuursmacht over de laatste en ook over de verschillende Vorstenlandse uitvoerende diensten m beide stadsdelen werd toen reeds enkele maanden in naam uitgeoefend door een 'Diree-tonum' bestaande uit vijf leden van het plaatselijke Komite Nasional Indonesia en vier vertegenwoordigers van de sunan en de Mangku Nagoro In de praktijk van die woelige revolutiemaanden hadden deze afgevaardigden van de vorstenhoven evenwel geen enkele zeggenschap en was ook de autonteit van het KNl aanvanke­lijk nauwelijks meer dan nominaal Pas na apnl kreeg het formele bestuur met steun van de regenng m Yogyakarta geleidelijk aan wat meer greep op de situatie in Solo Vooruidopend op de officiële instelhng van de gemeente Surakarta, benoemde het plaatselijke KNI per 19 mei 1946 een van zijn leden, Sindoeredjo, tot voorlopig burgemeester De facto vond daarop de overgang naar volledig gemeentelijk bestuur

een kleine maand later plaats, op lójuni 1946, de bevestiging daarvan, in de voiin van het Regenngsbesluit nr 16 van dat jaar, volgde ten slotte op i s ju l i 1946

Deze dag geldt tegenwoordig als officiële stichtingsdatum van Solo als zelfstan­dige gemeente De nieuwe status werd nogmaals bijna eenjaar latei, op s juni 1947, door de Republikeinse regenng bekrachtigd middels het Wetsbesluit nr 16, waai-in tevens ondermeer de naam en het stadswapen, de bestuursstructuur en de af­grenzing van het grondgebied waren vastgelegd Dit laatste omvatte m hoofdzaak de beide voormalige vorstelijke regentschappen binnen de hoofdplaatsgrenzen aangevuld met de oorspronkelijk daarbuiten gelegen wijken (kelurahan) Nusukan Karangasem, Kerten, Jajar, Sumber, Banyuanyar, Kadipiro en Mojosongo De be­naming van de nieuwe bestuurlijke eenheid werd naar het voorbeeld van de be­staande, nog onder Nederlands bestuur ingestelde gemeenten in Indie aangegeven als Haminte (van 'Gemeente') Kota Surakarta Evenzeer op het Nederlandse vooi-beeld geént was de dnedeling van bestuur, met een Dewan Kota, 'Stadsraad', (vol­ledig Dewan Perwakilan Rakyat Haminte Kota, 'Volksvertegenwoordigende Ra id van de Stadsgemeente') als pendant van de gemeenteraad en een Dewan Peme-rintah Kota, 'Raad van het Stadsbestuur', (eigenlijk Dewan Eksekutif Haminte Kota, 'Uitvoerende Raad van de Stadsgemeente') bij wijze van college van wet­houders Met de Walikota (burgemeester) vormde de Dewan Pemermtah Kota het dagelijks bestuur Het burgemeestersambt was toen inmiddels tweemaal op anderen overgegaan, per 15 juli 1946 trad mr R P Iskaq Tjokrohadisoerjo aan, 1 1 de onafhankelijkheidsverklanng de eerste Indonesische resident van Solo, en vai if 14 november 1946, toen deze werd benoemd tot minister van Binnenlandse Z'-ken, werd de post vervuld door ex-minister Sjamsoeridjal

In de volgende dne jaren tot de volledige overdracht van alle ambtelijke fui t-ties en instanties in de eerste maanden van 1950 werden opnieuw enkele vvijzi gingen doorgevoerd Per Wetsbesluit nr 22 veranderde de Republikeinse regenng in juli 1948 de naamsaanduiding van Haminte Kota Surakarta in Kota Besar ('Grootstad') Surakarta, bij welke gelegenheid de autonome bevoegdheden van liet stadsbestuur aanzienlijke uitbreiding ondergingen Tijdens de Tweede Politionele Actie werd Solo in december van dat jaar heroverd door Nederlandse troepen Naast het Nederlandse gezag bleef evenwel een Indonesisch 'schaduwbestuur' be­staan, de leiding daarvan berustte, na de arrestatie door de Nederlanders van Sjain-soendjal en diens naaste medewerkers op 13 januan 1949, bij Soeharjo Soegopia-noto en Soedjatmo Soemowerdojo Zij bleven na de soevereiniteitsoverdracht

92

Page 94: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

t'oimecl in functie als burgemeesters tot i mei ly^o, toen bij Wetsbesluit nr. i6 van dat jaar andermaal een kleine uitbreiding van het stedelijke grondgebied en van de beleidsbevoegdheden plaatsvond, en tevens een nieuw bestuur \v erd geïn­stalleerd, met de rechtsgeleerde K.Ng. Soebekti Poesponoto als Walikota

In Yogv'a was de uitgangspositie geheel anders Het vorstelijk bestuur behield hier zijn gezag, ook over het plaatselijke KNl en dejongerengroepenngen, terwijl de centrale regering van de Republiek de bijzondere positie van het sultanaat Yog\'a-karta en de Pakualamse bezittingen gezamenlijk terstond formeel had erkend door een voorlopige aanwijzing tot Daerah Istimewa. De aanleiding tot de vorming van een gemeentelijk bestuurslichaam volgde in Yogya dan ook niet uit een tegenstel­ling tussen feodale en revolutionaire belangen, maar geheel uit administratieve over­wegingen. De directe aanzet vomide de overkomst uit Jakarta van de Republikeinse regenng begin januan 1946, die met inbegnp van alle ondergeschikte instanties en ambtenaren toen een plotselinge bevolkingsaanwas voor Yogya betekende van zo'n so.ooo personen. Vanwege de daaruit voortkomende huisvestingsproblemen en de behoefte aan een duidelijke afscheiding tussen lands- en daerah-bestuur besloot de regering al dezelfde maand tot losmaking van de stad Yog)'akarta en haar bestaan­de uitvoerende diensten en instellingen uit het gelijknamige regentschap. Als be­grenzingen van deze nieuwe eenheid werden in hoofdzaak die van de vroegere gouvernementshoofdplaats aangehouden, onder toevoeging van de twee zuidoos­telijk aangrenzende kemantren (distneten) Umbulhaijo en Kotagede, dit laatste was overigens formeel nog altijd een enclave van het sunanaat. Een zelfstandig stads­bestuur kreeg Yogya bij die gelegenheid evenwel nog niet; voor zover instellingen met rechtstreeks onder de centrale regering vielen, bleven ze onder gezag van de Daerah Istimewa, dus onder vorstelijk bestuur

Dit veranderde pas op yjuni 1947, toen bij Wetsbesluit ni 17 \',m datjaar ana­loog aan het Solose model alsnog de Haminte Kota Jogjakarta werd ingesteld, die bestuurlijk als 'Kota Otonom' direct aan de centrale regenng verantwoordelijk was. Als eerste burgemeester werd ir. Mohammed Enoh benoemd, die echter vanwege zijn volstrekte onbekendheid niet de plaatselijke omstandigheden - hij was van Sun-danese afkomst en sprak bijvoorbeeld met eens Javaans - spoedig niet de juiste man bleek voor deze taak. Op voorstel van Sultan Hamengku Buwono IX stelde de regenng daarop al in juh 1947 een opvolger aan uit gevestigde Yogyase bestuurs-knngen, mr. Soedarisman Poerwokoesoemo, die nadien het burgemeestersambt tot januan 1966 zou blijven vervullen Evenmin werkbaar, vanwege de traditionele loyaliteit van de plaatselijke ambtenaren aan de sultan, bleek op termijn de recht­streekse ondergeschiktheid van de gemeente aan de Republikeinse regering. Bij de eerder genoemde Wet nr. 22 van juli 194S, die ovengens ook ten grondslag lag aan het uitvoerende wetsbesluit dat twee jaar later de definitieve instelling van de Daerah Istimev\'a Yogv'akarta regelde, werd de gemeente Yogv'akarta dan ook u eer teruggeplaatst onder provinciaal vorstelijk gezag.

Toen op l mei 1950 de verschillende bestuursregelingen 111 beide steden ten slotte \olledig van kracht werden, verkregen de gemeenten Solo en Yog)'a daarmee, on-ilanks hun nogal verschillende ontwikkelingsgang, in beginsel dus een gelijkwaar-liige administratieve rang. Ook de structuur van het gemeentelijke apparaat, zowel op bestuurlijk als op uitvoerend niveau, kwam vergaand overeen, gebaseerd als deze '1 beide gevallen was op de bestaande Vorstenlandse diensten en instellingen en op et voorbeeld van de oudere Nederlands-Indische (stads)gemeenten. Aan de hand

daarvan bleef ondermeer de vertrouwde dnedeling van bestuur in burgemeester, college van wethouders en gemeenteraad bestaan, al veranderden nadien bij deze twee laatstgenoemde instituten nog verscheidene malen de samenstelling, bevoegd­heden en naam Nieuw m deze samenhang was wel, dat in 1951 voor het eerst en liiarna nogmaals m 1957 plaatselijke verkiezingen voor een deel van de zetels in de gemeenteraden werden gehouden, die in Yogya samenvielen met die voor de v er-tcgenwoordigende raad van de Daerah Istimewa Yogyakarta. Net als elders in In­donesië, weerspiegelden de opeenvolgende uitkomsten daarbij in beide steden de sterke opkomst in de latere jaren vijfig van de Partai Kommunis Indonesia en m mindere mate van de moslimpartijen Masyumi (gematigd) en Nahdatul Ulama (orthodox), ten koste van Soekarno's Partai Nasional Indonesia en plaatselijke par­tijen. Zowel in Solo als in Yogya werd de PKI m 1957 met een score van respectie-\ clijk ongeveer de helft en een derde van alle uitgebrachte stemmen zelfs de groots­te afzonderlijke partij Zoals bekend, vormde deze landelijke ontwikkeling toen de opmaat voor de periode van 'geleide democratie' vanaf 19S9 en uiteindelijk voor de omwenteling van 1965-1(^66.

BIJ Wetsbesluit nr i van iiS januan 1957, dat de regeling van 1948 verving, kwam er ten slotte ook eenheid in de naamgeving van beide gemeenten Deze werden toen hernoemd van respectievelijk Haminte en Kota Besar tot Pemerin-tah Daereh Kotapraja Yogyakarta c q. Surakarta, 'Overheid van het Stedelijk Be-stuursgebied' De officiële algemene aanduiding voor de wethouderhjke colleges werd bij dezelfde gelegenheid gestandaardiseerd tot Dewan Pemermtah Daerah, 'Gebieds-Bestuursraad', die van de gemeenteraden Dewan Perwakilan Rakyat Daerah, 'Volksvertegenwoordigende Gebiedsraad ', waarbij 'Daerah' in dit geval natuurlijk uitsluitend is te verstaan als \-ietgci}iecittelijke bestuursgebied. De laatste grote bestuurlijke verandenng onder de 'Orde Lama' was vervolgens het Wetsbe­sluit nr 18 van 1965, dat per 1 september van dat jaar de kotapraja Yogya en Solo met de overige stadsgemeenten classificeerde als Pemermtah Daerah Kotamadia (Kotamadya), 'Overheden van Gemeentelijke Bestuursgebieden' Deze regeling werd onder de Orde Baru ten slotte bevestigd per Wetsbesluit nr. 5 van 1974, krachtens welke de stadsgemeenten en de kabupaten (regentschappen) voortaan worden aangeduid als Daerah Tingkat II, 'Bestuursgebied van het Tweede Niveau', onder de Tingkat I van een provincie of daerah istimewa Bij al deze wijzigingen bleef echter het voorname onderscheid in bestuurlijke rang tussen de twee steden buiten de gemeentelijke sfeer, namelijk de primaire functie van Yog\'a als vorste­lijke bestuurszetel van de Daerah Istimewa Yogyakarta, onveranderd gehandhaafd

Een kw art eeuw later bestaan tegenwoordig de hoofdlijnen van deze bestuursstruc­tuur nog altijd. Het Wetsbesluit nr <i van 1974 voorzag indertijd tevens in een be­gin van verdere overdracht - althans in naam - van beleidsmatige bevoegdheden van de centrale overheid naar de lokale en regionale niveaus. Waar de gemeenten Yog\ akarta en Surakarta aan uiU'oerende instellingen m hun beginjaren alleen kon­den beschikken over een apparaat gericht op voordien al bij de Nederlands-Indi­sche stadsgemeenten gebruikelijke, merendeels 'fysieke' werkterreinen als openba­re werken, verkeersregeling, waterhuishouding, onderwijs, volksgezondheid, pasarwezen en dnnkwater\-oorziening, zijn hun taken met name sinds de jaren ze­ventig aldus aanzienlijk uitgebreid. Zo kent men nu in beide Daerah Tingkat II bij­voorbeeld ook eigen gemeentelijke diensten voor toensme, economische ontwik­keling, werkgelegenheid, sociale zorg, sport, recreatie, cultuur, museumwezen en publieksvoorlichting. In de bestuurspraktijk van de Orde Baru is de autonome be­leidsruimte van deze gemeentelijke instanties echter ook gedurende de meest recen­te penode uiterst beperkt gebleven, zoals in feite de middelbare en lagere bestuurs­niveaus als geheel in hoofdzaak een taak hebben als plaatselijke vertegenwoordigers van de Indonesische centrale overheid.

Of in deze situatie van vnjwel volledige bestuurlijke hongheid aan Jakarta m de nabije toekomst wezenlijke verandenng zal komen, nu m mei 1998 de 'reformasi' haar eerste grote succes heeft geboekt door president Soeharto tot aftreden te dwin­gen, zal vooral afhangen van de pohtieke ontwikkelingen op nationaal niveau. Dat Sultan Hamengku Buwono X zich inmiddels, m het voetspoor van zijn vader, heeft geprofileerd als een der leiders van de hervormingsbeweging, zal voor Yog 'a 111 dit verband uiteraard opnieuw van voordeel kunnen zijn. Mocht de publieke roep om democratisenng 111 de volgende jaren daadwerkelijk sterker blijken dan de ge­vestigde belangen van de huidige bestuurlijke, economische en militaire machtheb­bers, dan zullen daaraan evenwel ook op gemeentelijk niveau consequenties voor de administratieve structuur verbonden moeten worden. Aangenomen dat men daarbij zal w illen voortbouwen op het bestaande, via het Nederlands-Indische be­stuur overgenomen Westeuropese model, zullen de veranderingen vooral gencht moeten zijn op een nieuwe vorm en taak voor zowel de bestuurscolleges als de gemeenteraden van Yogya en Solo.

Sinds de eerste instelling daarvan in de late jaren veertig is hun samenstelling voornamelijk bepaald geweest door benoemde posities; voor zover een aantal ze­tels in de raden al via verkiezingen kon worden bezet, konden daaraan onder de Orde Baru alleen 'toegestane' partijen deelnemen, terwijl de eerdere 'vrije' ver­kiezingen 111 de jaren vijftig in sterke mate gemanipuleerd werden door de PKI en de met haar verbonden pressiegroepen. Hun democratische functie van volksver-tegenwoordigend bestuursorgaan zullen de gemeenteraden van Yogya en Solo, net als die van de oudere stadsgemeenten m Indonesië, in de toekomst echter alleen dan kunnen uitoefenen, indien de basis voor hun samenstelling wordt herleid tot \ olledig vnje verkiezingen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging. De onafhankelijke beleidsvorming zal er daarnaast mee gediend zijn, dat de gemeen­telijke bestuuncolleges eveneens uit plaatselijke verkiezingen bezet worden, al dan niet volgens een getrapt stelsel via de gemeenteraden. Ten behoeve van de contro-

(t'cwolg pat; g6)

93

Page 95: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Raja Empat - de Vier Vorsten

Anders dan m historisch verband, is de term 'Vorstenlanden' in Indonesië na de soe-\ereiniteitsoverdracht geheel in onbruik geraakt De huidige vorsten hebben immers als zodanig geen bestuurlijke macht meer, evenmin als zij nog aanspraken kunnen maken op het grondgebied van de eertijdse rijken en de daarmee verbonden feodale lechtcn Dit laatste geldt in wezen ook \ oor de Yogvase sultan en de Paku Alam In maart 19-10 werden hun gezamenlijke rijken, voorheen het gouvernement Yog\a-karta, w eliswaar bevestigd als Daerah Istimewa, 'Bijzonder Bestuuisgebied', maai dit \ o imt uitdrukkelijk een deel van het territorium van de Republiek Indonesië, waar­binnen ten aanzien van individuele eigendoms- en gebruiksrechten nu dezelfde bepa­lingen gelden als in elk ander deel van Indonesië Wel behouden voor de beide Yogyase vorstenhuizen bleef hun particulier landbezit en overig onroerend goed, waar de Solose vorsten dit buiten de kraton c q istana goeddeels aan de staat moesten over­dragen Verder bleef in Yogya het oude bestuursapparaat van sultanaat en Pakualaman voortbestaan 111 dat van de Daerah Istimewa, met de vorsten als gouverneur respec­tievelijk vice-gouverneur, terwijl de corresponderende instellingen in Solo met de vorstendommen zelf formeel opgeheven werden en opgingen in het provinciale en het geineenteli)ke apparaat In deze zm zijn de sultan en de Paku Alam dus nog steeds 'zclfbestuurders'. zij het nu als representanten van de centrale regering 111 Jakaita De toekenning van deze regionale bestuursmacht betekende voor de Yogyase vorsten ten opzichte van de bevolking het behoud van hun status als regeerders bij goddelijke be­schikking, terwijl daardoor tevens praktische mogelijkheden voorhanden bleven om de belangen van de Daerah Istimewa bij de centrale regenng effectief te behartigen In Solo daarentegen verloren de vorsten met hun bestuur ook bijna alle prestige, waaraan de latere - culturele - rehabilitatie onder het bewind van president Soeharto nauwelijks meer iets heelt kunnen veranderen Zonder politieke invloed en eigen inkomsten vervielen beide hoven, in het bijzonder echter dat van de soenan, in de jaren vijftig en zestig tot een uiterst povere staat, die voor veel leden van het kratonpersoneel uit­eindelijk zelfs uitmondde m regelrechte ai moede Op zijn beurt hield ook dit vveei een verder verlies van aanzien m voor de soenan en zijn hof Pas na ca 1970 is daarin enige verbetering gekomen, dankzij ruimere regeringstoelagen en, althans in het geval van de Mangkunagaran, door het succes van nieuw opgezette, eigen ondernemingen in ondermeer de hotelbranche

Op II september 1998 overleed Paku Alam VIII. geboren in 1910 als Prins Aiio Soelarso Koentosoeratno Hij werd geïnstalleerd op 12 april 1 9 ^ al'* opvolger van zijn vader, Paku Alam VII, en vervulde sinds het overlijden van Sultan Hamengku Buwono IX in oktober I9S(S de functie van gouverneur van de Daerah Istimewa Yogvakarta Voordien was Paku Alam VIII vanaf de instelling van het Bijzondere Bestuursgebied vice-gouverneur; gedurende de perioden in de decennia nadien dat Hamengku Buwono IX deel uitmaakte van de Indonesische regenng, trad hij in Yogya op als diens plaatsvervanger Een opvolger voor de overleden vorst was in oktober 1998 nog met aangewezen Zoals voorheen in de Nederlandse tijd, heeft de Paku­alaman ook in de latere decennia steeds in de schaduw van het sultanshot gestaan, iii de klassieke verhouding van 'oudere en jongere broer' die de relatie tussen beide Yogyase vorstenhuizen al zo lang kenmerkt Hoewel de jonge Soelarso conform het toen­malige gebruik m het Pakualamse Huis een sterk westers gerichte opvoeding en op­leiding heeft ontvangen werd hij, anders dan verscheidene oudere mannelijke familie­leden, niet naar Nederland gezonden voor een vervolgstudie

Dit laatste geldt eveneens voor de huidige susuhunan, Paku Buwono XII, die in 192s werd geboren als Pnns Soeno Goentno Zijn vader was Pnns Hangabehi, die in 1939 op de troon kwam als Paku Buwono XI en slechts zes jaar regeerde Paku Buwono XII werd geïnstalleerd op 12 juli 1945, maar bleek spoedig niet in staat - en waarschijnlijk ook niet geïnteresseerd - het sunanaat door de troebelen van de Indonesische revolutie en de onalliankelijkheidsstrijd te leiden Na de definitieve opheffing van het Vorsten-laiid Surakarta m 19S0 leek hij lange tijd elke belangstelling voor het beheer van de resterende hofzaken te hebben verloren De jonge vorst bracht zijn tijd vooral door in Jakarta en het de besognes in het verarmde, provinciaalse Solo in hoofdzaak voor wat ze waren Pas in de jaren zeventig bekeerde de sunan zich geleidelijk aan tot een wat seneuzere levenswandel, mede in samenhang met de culturele rehabilitatie die zijn hof onder de Orde Baru onderging

In recente jaren is onbetwist weer sprake geweest van een groeiend aanzien van het sunanse hof, zoals ondermeer tot uiting kwam in de grootscheepse viering van het

so-jang regeringsjubileum van Paku Buwono XII in 199s Veel sympathie oogstte de sunan in 198 s en volgende jaren met zijn persoonlijke mzet voor de fondsenwerving ten behoeve van de herbouw van de verbrande delen van de kraton, m het kadei waarvan hij toen ondermeer de Pasar Malam Besar m Den Haag bezocht Grote po-pulaiiteit vcivvieit een van zijn dochters. Prinses Koes Moertiyah, toen zij m 1994 wist te verhinderen dat een met de familie Soeharto verbonden consortium van be­drijven een deel van het kratoncomplex m beheer zou krijgen vooi de bouw van eeii hotel Daarmee wendde zij toen voorgoed het steeds toenemende gevaar van ver­gaande associatie van het vorstenhuis met het regime in Jakarta af, waartoe de sunai zich 111 de voorgaande jaren uit praktische overwegingen meer en meer genoodzaakt hai' gezien Paku Buwono XII heeft bij zes bijvrouwen in totaal 37 kinderen Aangeziei geen van deze vrouwen echter ooit is verheven tot Ratu, koningin, is er volgens di traditionele opvolgingsregels nog geen officiële opvolger voor de Solose troon en zil deze te zijner tijd door aanwijzing moeten worden bepaald

De meest omstreden vorst, zowel binnen als buiten het hof is zondei enige twijfel de­gene die optreedt als Mangku Nagoro IX, maar tot op heden nog niet formeel als zo­danig IS geïnstalleerd Het gaat om de tweede zoon van Mangku Nagoro VIII, Prins Sujiwo Kusumo. geboren 111 19s i die mjanuaii 1988 zijn overleden vader opvolgde als Pangeran Ario Pengageng Puio, hoofd van het paleis Opvolger was ooispronkeli|k de oudste zoon, Pnns Raditvo Prabukusumo, die echter m 1977 bij een auto-ongekik om het leven kwam De aanwijzing van de tweede zoon, bij wilsbeschikking van dt oude vorst, veroorzaakte binnen de famihe grote verdeeldheid De pnns gold als 'plav -bov'. die zijn tijd en geld verspilde aan vrouwen, drugs en motorfietsen In 1993 kwam het tot een openlijk conflict, toen de familieraad van de Mangkunagaran druk op Sujiw n Kusomo uitoefende om terug te treden ten gunste van zijn tante. Prinses Siti Nuiiil Kusumo Wardani

De prins weigerde evenwel, op grond van zijn vaders beschikking, waarna in het ja ii daarop een voorlopige verzoening werd bereikt, zonder dat de kwestie werkelijk vv is opgelost Pnns Sujiwo Kusomo was voor zijii benoeming enige tijd getrouwd met oui'-president Soekarno's dochter Sukmawati Hun zoon Pondera zou, in geval de slepemlL familiezaak ooit wordt bijgelegd, de eerste kandidaat voor de titel van Mangku Nagoro \ zijn' Sujivvo's vader Mangku Nagoro VIII stierf op 3 september 1987, na een regenng -periode van ruim 33 jaar Onder zijn bewind kwam de Mangkunagaran in latere jari n weer tot een zekere welstand, mede dankzij een nieuw hotelproject aan het voorpk 11 van de istana, en kon passende aandacht geschonken worden aan het behoud en hersi 1 van het paleiscomplex en de waardevolle collecties en archieven van het vorstenhuis Als laatste van de vier huidige vorsten werd op 7 maart 1989 Sultan Hamengku Buvvoi o X geïnstalleerd, als opvolger van Yogya's legendarische 'Sultan Henk', die op 2 oktol r 1988 in Washington op 76-jange leeftijd onverwacht aan de gevolgen van een hartaaii' il was overleden. De oude vorst verbleef daar voor een medische behandeling, die op zu >-zelf geen gevaar voor zijn leven had betekend Een opvolger was dan ook niet aanc' -wezen onder de negentien kinderen die hij bij vier vrouwen had, na zijn dood was r zelfs enige tijd sprake van, dat het sultanaat in het geheel niet zou worden voortgez t Uiteindelijk werd door het hof onder sterke druk uit de bevolking alsnog gekozen V( H een opvolger, in de persoon van zijn oudste zoon bij zijn hoofdvrouw, de toen 43-jaii e Prins Heijuno Darpito. Deze doorliep vervolgens in de maanden rond dejaarwisseli g van 1988 op 1989 een unieke 'verkorte procedure' tot aanwijzing als kroonpnns, inclus ef de bijbehorencie naamswijziging tot Kangjeng Gusti Pangeran Haryo Mangkubumi S i-tan Hamengku Buwono X bekleedt verscheidene bestuursfuncties, ondermeer die v m vice-gouverneur van de Daerah Istimewa Yogyakarta en voorzitter van de Yogyase f 1-mer van Koophandel, en is net als in Solo de susuhunan ook nog altijd formeel de 'H sr van het Geloofd in zijn stad In mei 1998 nam liij tijdens de dramatische gebeurtenis n die toen leidden tot het aftreden van president Soeharto, op overtuigende wijzc Ie leiding van de Yogyase refonnatiebeweging op zich, waardoor de stad geviijvv 1 d bleef van grootscheepse gewelddadigheden en brandsnchting

De oude sultan, Hamengku Buwono IX, was ook na de soevereimteitsoverdra lit belangrijk gebleven in de Indonesische nanonale politiek Tot 1953 vervulde hij CL 1st ministersposten m de kabinetten-Hatta, -Natsir en -Wilopo, terwijl hij in de latere jaun van Soekarno's bewind ondermeer voorzitter was van de Commisie van Toezicht op sle Staatsinstellingen en toezichthoudend munster v,\n Financien Onder president Soeh.i^to was hij van 1966 tot 1971 in verschillende functiebenamingen minister van Economisi he

Page 96: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Zaken, Financien en Wcdeiopbouw en \an lyyi tot 1978 zelfs minister-president In dat jaar trad hij 'om gezondheidsredenen' terug, de werkelijke reden was, dat de sultan

I zich - conform de reputatie van correctheid en integriteit die hem zij leven lang hcett begeleid - niet langer wenste te verenigen met het toenemend cornipte bewind van Soe-harto Daarmee kwam een eind aan de vriendschap die hen al sinds de revolutiejaren had veibonden, toen dejonge Soeharto als TNI-otficier in de ommelanden KM^ Yog\ 1 m de bezetting van de stad in de Tweede Pohtionele Actie een belangrijk landeel had in de gueirillastrijd tegen de Nederlanders Verder was Hamengku Buwono IX in diverse functies \erbonden aan een groot aantal Indonesische en internationale organisaties en instellingen, \anerend van het voorzitterschap van de Raad van Destuui van de Gajah Mada Unnersiteit tot dat van de Nationale Voetbalbond van Indonesië en van de Region ile Rudseommissie \ooi het Colombo Plan

Ridih De RajiEinpat tijdens het gezamenlijke Ki iton Festival 111 1991 in Yogya, met van links

naar rechts Mangku Nagoro IX, Paku Alani VIII. Paku Buwono XII en Hamengku

Buwono X Paku Alani VIII oveileed op I I september 1998, over zijn opvolging bestond bij het sluiten van de kopij vooi deze boekuitgave nog geen zekerheid Foto Museum Puro Pakualanian

Link'' Sultan Hamengku Buwono X tijdens zijn inhuldiging in de kraton van Yogya, 7 maart 1989 Foto Asia Maior

Oiidci begrafenis van Sultan Hameng­ku Buwono IX, november 1988 Vooi-

afgegaan door een portret van de overle­den sultan, wordt de lijkkist hier de trap­

pen naar de vorstelijke begraafplaats Iniogin opgedragen Foto Archief^ei')»;)iTv

. • ^ ^ ^ i

9S

Page 97: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

(i'eri'oli; van pat; g )

lerende taak die de gemeenteraden iii de oorspronkelijke opzet over de bestuurs­colleges hebben, als tweede voorwaarde voor de vorming van een zelfstandig ge­meentelijk beleid, zal het ten slotte noodzakelijk zijn hun formele bevoegdheden daartoe expliciet te herdefiniëren

Stedeboiiu'ktiiidn^e oiitu>ikkcliii{>

Bij alk bestuurlijke en andere beperkingen die de gemeenten Yogvakarta en Su-rakarta sinds 1950 hebben ondervonden, is in beide plaatsen in de afgelopen halve eeuw toch een opmerkelijke fysieke stedelijke ontwikkeling gerealiseerd Gedu­rende het eerste decennium was deze voornamelijk nog gebaseerd op voortzetting van de vooroorlogse plannen op dit terrein, waarvoor indertijd de Vorstenlandse diensten tekenden Van bijzonder belang daarbij, zoals in een eerder hoofdstuk al aan de orde is geweest, was het adviseurschap van de bekende stedebouwkundige ir Th Karsten In Yogya stelde deze in 1936 een algemeen ontwikkelingsplan op voor het gehele stadsgebied binnen de hoofdplaatsgrenzen In Solo bleet Karstens werkterrein in hoofdzaak beperkt tot de Mangkunagarase stadsdelen ten noorden van de toenmalige Poerwosanweg, hier was hij in de vooroorlogse jaren onder­meer verantwoordelijk voor de hennnchting en nieuwbouw van de Pasar Gedeh en omgeving Nieuv\ e stedebouw kundige ontw ikkelmg van betekenis na de jaren vijftig vond zowel in Yog^a als in Solo pas weer plaats m samenhang met de eco­nomische herlcMiig onder de Orde Baru, 111 het bijzonder tijdens de penode na de beginjaren tachtig

Ir Karstens plan van 1936 voorzag voor Yogyakarta, aansluitend bij de bestaan­de situatie sinds de uitbreiding met Kota Baru in de jaren tien, een verdergaande ontwikkeling rondom de twee in aard zeer verschillende stedelijke polen ter weers­zijden van de spoorlijn de moderne, westerse noorderstad en de oudere, traditio­neel-Javaans geonenteerde zuiderstad In de laatstgenoemde zouden als vanouds de bestuursinstanties, de centrale pasar, de Chinese winkelwijk en de belangrijkste banken en nutsinstelhngen hun plaats houden, de woonfunctie zou er vooral ge-ncht blijven op de Javaanse bevolking, in de vorm van zowel de hofwijken in het kratongebied en het kleine Pakualamse stadsdeel als de vele - nog te verbeteren -kampungs daarbuiten De noorderstad was in de eerste plaats een woongebied voor het westers ingestelde bevolkingsdeel, dus voornamelijk de Europeanen en diege­nen van andere 'landaard' die zich maatschappehjk aan hen spiegelden Deze functie zou hier verder uitgebreid kunnen worden, maar voor de stad als geheel zou dit deel vooral een grotere rol gaan spelen als locatie van tal van bestaande en toekom­stige hoogwaardige voorzieningen op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, sport en recreatie De tussenliggende hoofdverbindingsweg, de Mahoboro en de Toegoesche Weg (Toegoe), bood ruimschoots mogelijkheden voor verdere ver­sterking van zijn belangnjke nevenfunctie als voornaamste uitgaanscentrum vooi beide stadsdelen

Yogya's feitelijke stedebouwkundige ontwikkeling heeft zich sindsdien inder­daad in opmerkelijke mate overeenkomstig deze vooroorlogse visie voltrokken Karstens denkbeelden werden in 1947, toen door ir Putuhena het eerste stede­bouwkundige plan onder Republikeins bestuur werd opgesteld, bijna ongewijzigd overgenomen Op zijn beurt diende dit ontwerp in 1953 weer als grondslag voor een aanvankelijk voor een penode van vijfjaar bedoeld ontwikkelingsplan van ir Purbodimngrat, dat nadien evenwel formeel van kracht bleef tot in de beginjaren zeventig Vanaf 1971 werden verdere plannen uitgewerkt door de stedebouwkun­dige afdehng van de Gajah Mada Universiteit, onder supervisie van het departement van Openbare Werken Daamit kwam m 1985 een algemeen stedelijk structuurplan voor Yogyakarta over de penode 1986-2005 tot voort, in samenhang met een re­gionaal ontwikkelingsplan voor de Daerah Istimewa als geheel Dit leidde in de vol­gende jaren ten slotte tot de opstelling van een nader uitgewerkt gemeentelijk be­stemmingsplan, dat in 19CJ4 werd goedgekeurd door het Daerah-bestuur

Op basis van de plannen-Putuhena en -Purbodinigrat werd de hoogwaardige verzorgingsfunctie van de noorderstad in de jaren na H^SS allereerst nogmaals krachtig versterkt door de vestiging van de prestigieuze Gajah Mada Universiteit aan Jl Kaliurang, weliswaar net buiten het gemeentelijke grondgebied - dat daartoe ter plaatse een kleine grensaanpassing onderging - maar functioneel naadloos aanslui­tend bij de al bestaande concentratie van instellingen van middelbaar onderwijs en de kweekschool in de wijk Jetis Oostelijk aangrenzend aan het uitgestrekte cam­pusterrein verrezen vanaf 1963 de onderkomens van het beroemde Institut Seni Indonesia, het Indonesische Instituut voor de Kunsten waartoe nu ondermeer de universitaire academie voor klassieke dans behoort, en van de staats-lerarenoplei-

dmg In de jaren na 1970 \cischcncn hier verder nog de legionale studio's en zen­der van Radio Republik Indonesia, en verscheidene ziekenhuizen Gezamenlijk stonden deze ontwikkelingen er tegelijkertijd borg voor, dat ook de functie van de noorderstad als Yogya's meest aantrekkelijke en exclusieve woongebied m hoofd­zaak behouden is gebleven Noordelijk van Kota Baru, dat overigens met het ver­trek van de laatste Nederlanders m dejaien vijftig zijn voorheen zo nadrukkelijk Europese karakter definiHef verloor, ontstonden ter weerszijden van Jl Kaliurang verscheidene nieuwe woonwijken in dezelfde sfeer, waar zich aanvankelijk vooral medewerkers van de universiteit en de andere onderwijsinstellingen vestigden

Ook de zuiderstad behield gedurende de eerste decennia na 1949 nog vergaand de reeds bestaande structuur De dominerende hinctie bleef hier als voorheen du van bestuur, kleinhandel en ambacht, met als centraal element vanzelfsprekend de kraton Waar toen evenwel in de noorderstad de vooroorlogse bebouwing op ver­scheidene plaatsen reeds tot de gemeentegrenzen reikte, was in het zuiden nog vnj lang nadien ruimte voor uitbreiding, mede dankzij de toevoeging 111 1947 van de wijken Umbulhaijo en Kotagede Het is dan ook voornamelijk dit zuidelijke stads­deel geweest dat sindsdien Yogya's bevolkingsgroei heeft opgevangen in uitge­strekte nieuwe stadskampungs en enkele reguliere huisvestingsprojecten, die hier nu het merendeel van het bebouwde gebied beslaan Van enige verdere differenti­atie van stedelijke functie is in de zuiderstad pas sprake na ca 1970 Te noemen 111 dit verband zijn, naast de komst van enkele kleinere musea, instellingen van hogei onderwijs en ziekenhuizen, vooral de bouw van een representatief gemeentehuis aan Jl Kenan, ongeveer i,j km ten oosten van de Puro Pakualaman, de aanleg van een gemeentelijke dierentuin in de oostelijke wijk Rejo Winangun, en de recente voltooiing van een groot sportstadion in Glagah, iets noordelijk van Umbulhaijo, ter vervanging van het nog vooroorlogse sportterrein in Kota Baru In Umbulharjo bijna op de vroegere grens met Kotagede, werd 111 de late jaren tachtig tevens Yogva's nieuwe gelijknamige busstation voor het interlokale verkeer gerealiseerd

De Mahoboro en verlengden ten slotte hebben tegenwoordig met meer de­zelfde hoofdverbindingsfuncHe als m Karstens tijd, al enkele tientallen jaren geldt er eennchtingsverkcer in zuidelijke richting, terwijl de spoorwegovergang naar de noorderstad sinds kort niet meer passerbaar is voor auto's Als winkelcentrum is de straat echter onverminderd belangrijk gebleven, al is het karakter ervan door de komst van verscheidene grootwinkelbedrijven in het laatste decennium wel wat veranderd Ook gehandhaafd bleef de betekenis van de Mahoboro als locatie voor de betere verbhjfsaccommodatie in de stad, waaronder nog altijd het befaamde Grand Hotel Djocja c q Grand Hotel Garuda In de jaren tachtig grondig gere­noveerd en uitgebreid met een moderne achterbouw in bijpassende stijl, geldt di nu weer onbetwist als Yogya's tophotel Geheel zonder concurrentie blijft deze positie overigens niet, bijna aanpalend aan de Mahoboro is enkele jaren geleden het nog aanzienlijk grotere Ibis Hotel geopend, terwijl intussen ook in en aan de penfene van de noorderstad verscheidene moderne ketenhotels als Sahid Garden en Holiday Inn zijn verrezen

Dit laatste sluit aan bij een al wat langer werkzame trend m de ontwikkeling \ n het noordelijke stadsdeel, waar door de vestiging van tal van banken, grotere win­kels, kantoren en andere dienstverlening langs Jl Jendral Sudirman/Jl Unp Sunn^-harjo (voorheen Toegoe Wetan/Gondolajoe) langzamerhand een tweede hooi;-waardig commercieel centrum is ontstaan Absoluut onaantastbaar is de inmidde K ook internationaal gevestigde reputatie van de Mahoboro als ontmoetingsplaats e n middelpunt van Yogya's uitgaansleven gebleken Nog elke avond, maar vooral 111 de weekeinden drommen de Yogyanezen en toensten hier als vanouds bij duize .1-den samen voor de traditionele parade - te voet, op de brommer, in de auto - laiiü> de bekende avondmarkt met zijn talloze eetstalletjes en straatwinkeltjes De vesti­ging, enkele jaren terug, van een reusachtig winkelcentrum aan de oostelijke stra.it-zijde lijkt de Mahoboro in dit opzicht geen enkele concurrentie te hebben gedaan, maar integendeel zelfs nog te begunstigen, waar het publiek de plazaruimte 111 de praktijk vooral gebruikt als welkome uitbreiding van de flaneerroute

Het 32,5 knr grote grondgebied van de gemeente Yogyakarta is nu, aan het eind van de jaren negentig, vrijwel geheel bebouwd en de werkelijke, functionele grenzen van de stad liggen inmiddels dan ook ver daarbuiten Een adequate aan­duiding voor de buitengrens van deze stedelijke agglomeratie wordt gevomid door de nieuwe nngweg (Jl Lingkar) rondom Yogya, die sinds het midden van de jaren tachtig m fasen is gerealiseerd op gemiddeld zo'n s km van het stadscentrum bij het fort Vredeburg Het aldus omsloten gebied beslaat een kleine 100 km", waar\ in naar schatting momenteel nog eenvijfde tot een kwart m gebruik is voor agransehe doeleinden Voornamelijk als gevolg van de aanhoudende migratie uit de Midden-

96

Page 98: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Javaanse plattelandsgebieden naai Yogva, neemt de bevolking van de agglomeratie - m tegenstelling tot die van de gemeente -jaarlijks nog altijd fors toe en zal zij dit ook 111 de komende jaren naar alle waarschijnlijkheid blijven doen Het is derhalve niet iiicci dan lealistisch om aan te nemen, dat dit resterende landbouwareaal in de loop van het eerste decennium van de volgende eeuw eveneens in beslag genomen zal zijn door stedelijke bebouwing en verdere uitbreiding nadien zal moeten plaats­vinden buiten de nngweg. Welke vorm daarbij ook gekozen zal worden, een her­verdeling van de stedebouwkundige bevoegdheden ten gunste van de gemeente Yogyakarta of van een nieuw te vormen grootstedelijk gewest lijkt daarbij op tci-mijn onontkoombaar, teneinde de voorziene dooigroei tot nuilti-miljoenenstad bestuurlijk op verantwoorde wijze te kunnen begeleiden

De stedelijke ontwikkeling van Solo begon in de jaren vijftig onder bepaald ongun­stiger condities dan die van Yogya Gewezen is al op de negatieve financiële en ma-tenële consequenties van de bestuurlijke achterstelling ten opzichte van de sultans­stad Daarnaast ondervond het gemeentebestuur nog lang na 1949 aanzienlijke organisatonsche moeilijkheden bij de samenvoeging van de verschillende Vorsten-landse instellingen en diensten, die voorheen goeddeels onafliankelijk van of zelfs m rivaliteit met elkaar hadden kunnen functioneren Een verdere ongelukkige om­standigheid was, dat ir Karsten hier in de vooroorlogse jaren geen algeheel stede­bouwkundig plan had kunnen opstellen en het Republikeinse stadsbestuur derhaK e na de Tweede Wereldoorlog ook niet direct kon terugvallen op een dergelijk pio-fessioneel voorwerk De twee plannen die van gemeentewege nadien tot de om­wenteling van 1965-1966 alsnog werden ontwikkeld, bleven nogal beperkt in visic en behelsden eigenlijk niet veel meer dan de signalenng en formulenng v an reeds bestaande elementen in de structuur van de stad en de extrapolatie daarvan voor de nabije toekomst Zo bleven het vroegere Villapark en omgeving samen met de Poerwosariweg, nu Jl Brig Jend Slamet Rnadi, de betere woonwijken, behield het stadsdeel in wijdere omtrek van het fort Vastenburg zijn centrale functie \ooi bestuur en commerciële dienstverlening, en waren de traditionele ambachten als voorheen toegewezen aan de wijken westelijk van de kraton

Het enige wezenlijk nieuwe aspect werd gevormd door de m 1947 toegevoeg­de wijken Nusukan. Karangasem, Kerten, Jajar, Sumber, Banyuanyar, Kadipiro en Mojosongo, ten noorden van de Kali Anyar en westelijk van het raceterrein. Deze stadsdelen nemen tezamen ongeveer een derde van Solo's ruim 44 kni" grote ge­meentelijke grondgebied in. maar bezaten omstreeks 19SO nog overwegend een landelijk karakter, met enkele verspelde kernen van kampung- en desabebouwing Deze situatie stond sterk in contrast tot die in de zuidelijke delen van de stad, waar de bebouwing - ook al was deze nog niet zeer dicht - veelal reeds in de vooroor­logse jaren de hoofdplaatsgrenzen had bereikt. Het was dan ook vooral hier dat na­dien de massaal toestromende migranten, die m Solo met name vanaf de latere ja-'en vijftig voor een vergelijkbaar snelle bevolkingsaanwas als in Yogya zorgden, nadien huisvesting vonden in omvangnjke nieuwe stadskampungs De omvang \an deze toeloop ging aanvankelijk de vermogens van de gemeentelijke instanties ver te boven. Wegen en andere stedelijke infrastructuur waren er in het nieuwe noordelijke stadsdeel nog niet of nauwelijks, evenmin waren fondsen beschikbaai >oor de aanleg van de noodzakelijke voorzieningen op de gebieden van volksh^-giëne en gezondheidszorg, onderwijs en sociale begeleiding In de eerste stede-bouwkundige plannen was deze overrompelende ontwikkeling nog m het geheel met voorzien, voor de gemeente bleef er in de praktijk weinig anders over dan de /aken op dit min of meer op hun beloop te laten, in de hoop op wat langere ter­mijn alsnog tot regulering van het openbare leven in de noorderstad te komen

Het resultaat was dat hier halverwege de jaren zestig reeds een uitgestrekte Nchaduwstad' van krottenwijken was gegroeid, waar een zeer substantieel deel van Solo's stadsbevolking m de diepste armoede leefde Verstoken als dit gebied lange ti]d bleef van zelfs de meest elementaire voorzieningen, waren de fysieke leefom-^Mndigheden er voor de meeste bewoners van een onvoorstelbaar laag niveau, zoals men dit elders in Solo en in Yogya zelfs gedurende de moeilijkste jaren in de peno-i'e van economische neeigang na i960 vnjvvel niet heeft gekend Het zal geen vei-vvondenng wekken dat juist hiei ook een belangnjk deel van de omvangnjke aan­hang van de PKl was geconcentreerd, die in 1957 bij de gemeenteraadsverkiezingen m Solo zo'n eclatante overwinning boekte en nadien tot de omwenteling van l96^-1966 niet minder dan zeventien van de dertig zetels m de gemeenteraad bezette en ook de burgemeester leverde Daarmee was toen weliswaar de blijvende aandacht van het stadsbestuur voor de noordelijke wijken verzekerd, maar tot wezenlijke vcrbetenng van de situatie in de noordentad leidde dit vanwege de totaal ontoerei­

kende financiële middelen van de gemeente zo goed als niet Tot overmaat van ramp werd Solo begin 1966 ook nog eens getroffen door de ergste overstromingen ooit in het bestaan van de stad, die in het bijzonder 111 de direct in het stroomgebied van de Bengawan Solo gelegen noorderstad slachtoffers eisten en grote verwoestin­gen aannchtten

Dat Solo-Nooid in de dne decennia sindsdien onder de Orde Baru toch nog is gerehabiliteerd tot het huidige niveau van gemiddelde welstand, mag gezien de abominabele uitgangspositie nauwelijks minder dan een stedebouwkundig wonder heten Voor een deel is dit toe te schrijven aan de algemene w elvaartsverbetering sinds de jaren zeventig, die geleidelijk aan ook hier de draagkracht van de bevol­king vergrootte en aldus de voorwaarden schiep voor plaatselijke, particulieie ini­tiatieven tot verbetenng van de leefomgeving Van grotere invloed echter was on­getwijfeld het gemeentelijke beleid sinds 1966, dat met de komst van het nieuwe bewind in Solo bepaald een drastischer wending kreeg dan in Yogya. De overstro­ming m dat jaar bracht de toestand in de stad voor het eerst sinds de jaren veertig weer nadrukkelijk onder de aandacht van de centrale regenng De daarop volgen­de aanwijzing tot nationaal rampgebied betekende voor het plaatselijke bestuui een substantiële verruiming van zijn mogelijkheden, zowel financieel als organisatonsch Nadien zorgde de al aangehaalde betrokkenheid van president Soeharto en diens echtgenote bij de Solose vorstenhuizen en de stad in het algemeen er mede voor, dat deze steun een blijvend karakter kreeg

Op basis van deze nieuwe mogelijkheden zijn vanaf 1971 door de Technische Faculteit van de Staatsuniversiteit Surakarta (UNS) in samenwerking met het De­partement van Openbare Werken drie opeenvolgende gemeentelijke ontwikke-lings- en bestemmingsplannen opgesteld, waarvan het meest recente betrekking heeft op de penode 1993-2013 Sinds 1983 zijn deze tevens ingepast in een groter economisch structuurplan voor de omnngende regio, bestaande uit de regentschap­pen Sukohaijo, Wonogin, Karanganyar, Klaten, Boyolali en Sragen In het kader daarvan was gedurende deze penode pemianent een relatief groot deel van het ge­meentelijke budget toegewezen aan infrastructurele werken, waarmee met name in de noorderstad op uitgebreide schaal nieuwe wegen en afwatenngsvoorzienin-gen werden aangelegd en kampungverbeteringsprojecten uitgevoerd Daarnaast wees het stadsbestuui juist hier en iii de onmiddellijke omgeving verscheidene nieuwe vestigingslocaties voor hoogwaardige voorzieningen van onderwijs, gezond­heidszorg en recratie aan, in de terecht gebleken verwachting dat daarvan een gunstige werking op het welzijnspeil en de werkgelegenheid in het stadsdeel als geheel zou uitgaan Daartoe behoorden behalve de al genoemde UNS, de Univer-sitas Negara Surakarta, ook de Umversitas Slamet Riyadi en de Sekolah Tinggi Seni Indonesia (STSl, 'Indonesische Hogeschool voor de Kunsten'), verder een opleidingsinstituut voor het bankwezen en enkele andere HBO-mstellingen, ver­scheidene ziekenhuizen, een dierentuin en een aantal sportterreinen Elders in de stad waren de inspanningen vanaf 196Ó op stedebouwkundig gebied aanvankelijk vooral gelicht op herstel en vervanging van de bestaande, oudere infrastructuur V oor verkeer en waterhuishouding en op een aantal kleinere projecten tot kam-pungverbetering In recente jaren is van gemeentewege evenwel ook daar de na-diuk komen te liggen op de ontwikkeling en implementatie van een integiaal ruimtelijk en sociaal-economisch stimulenngsbeleid

Net als Yogya is de stad Surakarta tegenwoordig haar gemeentelijke territori­um ruimschoots ontgroeid, maar het is m dit geval minder eenvoudig een duide­lijke begrenzing aan te geven van de huidige en toekomstige agglomeratie. Solo bezit nog geen ringweg \ oor het doorgaande verkeer die op middellange termijn als zodanig een functie kan hebben en evenmin bestaan er in de omgeving natuur­lijke barnères van belang voor verdergaande uitbreiding van het bebouwde gebied De groei heeft in de afgelopen decennia dan ook vooral plaatsgevonden langs de vier grote uitvalswegen, aan de oostzijde m de richting Madiun, zuidwaarts naar Wonogin, in het noorden naar Purwodadi en aan de westkant in de nchting Kar-tasura. Opvallend is, dat het oude patroon van sterkere uitbieiding in oost-west-nchting zich daarbij onverminderd heeft gehandhaafd Zo sluit nu de bebouwing van de oude hofstad Kartasura (Kartosuro), ca 13 km westelijk van het stadscen-tiuni, reeds zonder onderbreking aan op die van Solo, terwijl in de nchting Ma­diun eveneens een doorlopend bebouwd gebied van meer dan 10 km buiten de gemeentegiens is ontstaan Functioneel zijn deze 'buitengebieden' geheel gencht op de centrale stac^sgemeente, zoals inmiddels ook het uitgangspunt is voor het re­gionale economische structuurplan, maar op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente Surakarta hier geen fomiele zeggenschap In combinatie met de stellige verwachting dat het grootstedelijke groeitempo m de komende tientallen

97

Page 99: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

jaren zo niet op hetzelfde peil, dan toch m elk geval zeer aanzienlijk blijtt, zal het om die reden m de nabije toekomst ook iii het geval van Solo absoluut noodzake­lijk blijken de bestuurlijke grenzen en bevoegdheden uit te breiden tot een hoger, gewestelijk niveau

Bevolking

Yogya en - mmdcr nadrukkelijk - Solo zijn m de laatste jaren van overheidswege met betrekking tot het demografische beleid met enige regelmaat gepresenteerd als voorbeeldgemeenten, op grond van het feit dat in beide steden de procentuele be­volkingsgroei sinds de beginjaren tachtig substantieel lager is gebleven (ca 0,8% per jaar) dan die in Indonesië als geheel en in de andere grote steden (respectievelijk ca 2% en 2,3%) Ontegenzeggelijk heeft de twee kinderen-politiek {'dua anak ciikup *) onder de Orde Baru hier inderdaad successen geboekt, met een zeker gun­stig effect op de bevolkingsgroei als gevolg Voor een juist begnp van de demogra­fische ontwikkelingen in de Vorstensteden na 1949 is het evenwel noodzakelijk deze in een ruimer geografisch en sociaal-economisch verband te zien en daarbij ook vergelijkingen te trekken met de gegevens uit de voorafgaande periode Als uitgangspunt daarvoor biedt de onderstaande tabel een overzicht van Yogya's en Solo's totale bevolkingsomvang voor een aantal peiljaren sinds 19^0

Inwonertal Yogyakarta en Solo x 1000, 1930-1997

1930 1941 1933 1961 1971 1985 1997 Yogya 136,6 161,5 276,0 ^2,7 342,3 425,2 475,0 Solo 165,5 196,2 312,8 367,6 414,3 482,3 542,2

De meest opvallend trend bij een eerste vergelijking op basis van deze algemene cijfers IS degemiddeld iets snellere demografische groei van Yogya ten opzichte van Solo smds 1930 waar de eerstgenoemde tot 1997 ca 3,5 maal in bevolkingsomvang toenam, was dit in Solo 'slechts' 3,3 maal De redenen voor dit verschil zijn twee­ledig In de eerste plaats was de extra bevolkingsgroei in Yogya als gevolg van de toevoeging van de reeds goeddeels bebouwde wijken Kotagede en Umbulhaijo bij de insteUing van de gemeente in 1947 groter dan m het overeenkomstige geval van Solo, waar de annexatie van de delen noordelijk van de Kali Anyar en westelijk van het raceterrein in 1947 nog voornamelijk dunbevolkte gebieden betrof In de tabel hierboven komt dit enigszins tot uitdrukking m de procentueel wat grotere 'sprong' in Yogya's bevolkingsaantal tussen 1941 en 19^5 Daarnaast is Yogya, vanwege zijn gunstiger bestuurlijk-politieke positie en ruimere economische mogelijkheden, vooral na 1970 steeds een aantrekkelijker doel geweest voor migranten van het Midden-javaanse platteland dan Solo Deze migratiebeweging vomit al sinds de jaren tien 111 beide steden de dominerende factor in de totale bevolkingsgroei, boven de natuur­lijke aanwas, voor de pcnode sinds 1930 als geheel kan mwweg gelden dat de laatst­genoemde verantwoordelijk was voor ca een derde van de toename in inwoner­aantal, de netto migratie voor ongeveer twee derde

Een tweede ontwikkeling die uit bovenstaande gegevens naar voren lijkt te komen, is de snelle afvlakking van de groei smds de jaren tachtig In beide steden bedroeg de gemiddelde jaarlijkse aanwas tussen 1985 en 19C97 nog slechts ca 0,8%, tegen gemiddeld het dubbele tot dnevoudige gedurende de 'topjaren' 1955-1980 Zoals gezegd, is daarbij in het algemeen de restnctieve bevolkingspolitiek onder de Orde Baru zeker van betekenis geweest Belangrijker in het geval van Yogya en Solo IS evenwel dat de gepresenteerde cijfers uitsluitend betrekking hebben c p de steden binnen hun bestaande bestuurlijke grenzen, dus op het inmiddels goeddeels bebouwde grondgebied van de gemeenten Yogyakarta en Surakarta Voor een juist beeld van de werkelijke situatie zijn daarentegen vooral de inwonertallen van de agi^lomerattes van belang - alleen in de penfere gebieden rondom de oudere stads­delen IS tegenwoordig immers nog ruimte voor huisvesting van nieuwe land-stad-migranten

In bestuurlijke zin worden deze, zoals hiervoor aangegeven, door de Indone­sische overheid (nog) niet als afzonderlijke eenheden onderscheiden en specifieke bevolkingscijfers van de grootstedelijke gewesten Yogyakarta en Surakarta zijn dan ook met beschikbaar Wil men voor Yogya bij wijze van mwe begrenzing van de agglomeratie uitgaan van het gebied binnen de nngweg, onder toevoeging van de aaneengesloten bebouwing langs de uitvalswegen in de nchtingen Sleman, Kala-san. Camping en Bantul, dan kan het huidige inwonertal aldus geschat worden op ca 860 000, ongeveer een kwart van de totale bevolking van de Daerah istimewa

Yogvakarta Bij Solo dienen, ter \aststelling \an het agglomeratiegebied, m elk geva Kartasura, Sukohaijo en Jaten bijgeteld te woiden, ook weer met de tussenliggen­de bebouwing langs de uitvalswegen Het totaal van de bevc:>lking van dit Groot-Surakarta komt tegenwoordig op ongeveer 1,1 miljoen zielen In beide gevallen is er dan smds 1930 sprake geweest van een ruim zevenvoudige groei Deze toename komt m hoofdzaak overeen met de algemene gemiddelde groeiratio van middel­grote en grote steden m Nederlands-lndie e c] Indonesië over de genoemde peno de, waarmee derhalve de veronderstelde ideaaltypische demografische ontwikke­ling 111 Yogya en Solo over de laatste decennia feitelijk goeddeels is terug te voeren op een kwestie van subjectie\e presentatie

Een ander aspect van Solo's en Yogya's bevolking ten aanzien waarvan tegenwoor­dig slechts op basis van schattingen uitspraken zijn te doen, betreft de etnische samen­stelling In de Nederlandse tijd bestond in de Vorstensteden, evenmin als elders 111 Indie, geen doorltipende registratie van de stand en lc:iop der bevolking als geheel consistent bijgehouden vanjaar tot jaar werden toen alleen de gegevens met bc trekking tot de Europese bevolkingsgroep De ovenge 'landaarden' werden peno-diek geteld bij landelijke volkstellingen, waarvan de laatste en meest gedetailleerdi. uitgevoerd werd in 1930 Onder Indonesisch bestuur kende men nadien eveneens volksstelhngen, waarvan de eerste op landelijk niveau plaatsvond m 1961 Daarnaast IS na de soevereiniteitsoverdracht geleidelijk aan een adeejuaat stelsel van permanent bijgehouden registers tot stand gekomen Zowel m de algemene volkstellingen al m de permanente registratie, waarvan de gegevens worden bijgehouden door de stadsgemeenten en kabupaten, wordt echter geen onderscheid meer gemaakt tus sen de verschillende etnische groepen in de bevolking, althans voor zover deze nu t samenvallen met verschillen 111 staatsburgerschap Als gevolg daarvan is het niet mo­gelijk nauwkeung aan te geven welke verandenngen de bevolking in beide steden in dit opzicht na 1949 heeft ondergaan Een complicerende omstandigheid daarb IS bovendien, dat binnen de twee indertijd belangrijkste 'etnische minderheden namelijk de Europeanen en de Chinezen, na afloop van de temujn in december 19 1 waarin de betrokkenen konden kiezen voor de Indonesische dan wel de Nedei-landse of andere westerse c q de Chinese nationaliteit, van elke categone substan­tiële deelgroepen bestonden

De Nederlanders 111 Indonesië die toen 111 eerste instantie al voor behoud \ 1 hun Nederlandse nationaliteit hadden gekozen, werden in de loop van de jaren ti t 1958 vnjwel allen genoodzaakt tot repatnenng Aanvankelijk ging het daarbij veel­al om degenen van wie de betrekking in het kader van de 'indonesianisasi' van be stuur en bedrijfsleven werd overgenomen door Indonesiërs in december 1957 e 1 volgende maanden volgde voor de restgroep de gedwongen uitwijzing, in samei -hang met de Nieuw-Cuinea-cnsis en de nationalisatie van de Nederlandse ondei-nemingen Nadien kreeg een deel van de Nederlanders die voor eind 1951 voor In t Indonesische staatsburgerschap had getekend, alsnog gelegenheid deze keuze ong -daan te maken en eveneens te vertrekken, de laatsten van deze 'spijtoptanten', 1 1 grote meerderheid van Indo-Europese afkomst, arnveerden 111 1968 in Nederlain

Ook het deel van de Chinese bevolkingsgroep dat eind 19s i niet had gekozen voor de Indonesische nationaliteit, ongeveer eenderde van het totaal, kreeg enke jaren later te maken met massale uitwijzingen, toen 111 19S9-1960 de betrekkmge tussen Indonesië en de Volksrepubliek China voor enige tijd drastisch verslechte -den Een tweede exodus van Indonesische Chinezen vond plaats tijdens en na 1 e omwentehng van 196 5-1966, die juist voor deze etnische groep mede vanwege h ir veronderstelde communistische sympathieën algemeen een zeer bloedig verloop h 1 Zoals wel bekend, werden de nadien nog achtergebleven Chinezen onder de Ore Baru gedwongen tot volledige integratie, waartoe zij ondermeer eenduidig de In­donesische nationaliteit dienden aan te nemen en hun Chinese namen te vcmiilc 1 voor Indonesische

Al zijn dan geen exacte cijfers aan te geven, zeker is wel dat het gedwongi 11 vertrek van het Nederlandse bevolkingsdeel na 1949 in Yogya en Solo in vergel ]-king met de andere grote steden op Java getalsmatig van weinig invloed is geweest Eerder is al gewezen op het relatief geringe aandeel van respectievelijk ca 4,8% ' n 2,1% dat de Nederlanders en overige Europeanen hier in de laatste vooroorlo';se jaren 111 de stadsbevolking als geheel hadden, voornamelijk als gevolg van de gc-nnge omvang van het Europese bestuursapparaat In Yogya bevonden zich nadim tussen eind juni 1949 en de soevereiniteitsoverdracht vanzelfsprekend zo goed ils geen Nederlanders meer, terwijl de terugkeer daarna beperkt bleef tot een totaal van hooguit enkele honderen Het ging daarbij voornamelijk 0111 personeel v in Nederlandse bedrijven op het gebied van de ondernemingslandbouw, de groot-

98

Page 100: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

handel en het bank- en veizekeringswezen. en om enkele ad\'iseuis en docenten Hoevelen \an hen na 19s 1 het Nedeilanderschap behielden, is niet bekend, wel dat eind 19S6 111 de gemeente Yogya nog maar 2S4 buitenlanders niet andere dan de Chinese nationaliteit waren geregistreerd, ofwel een te verwaarlozen 0,1% van de totale bevolking. Het Nederlandse element was daarmee dus als herkenbaar as­pect van het Yog\ ase openbare leven reeds zo goed als uitgewist

Het aantal buitenlandeis niet Chinese nationaliteit in Yogya bedroeg op 3 1 de­cember 1956 nog 5413, oRvel een kleine 2% van het totale inwonertal van 2S2.811 Te zelfder tijd werd de omvang van de groep Chinezen niet Indonesische nationa-hteit geschat op bijna 10 000, zodat het gezamenlijke Chinese aandeel m de stads­bevolking toen op ca s,5% was te stellen Rekening houdend met de gevolgen van de latere uittocht en de gemiddeld lagere natuurlijke aanwas onder de Chinese be-volkingsgi'oep, kan daaruit 111 combinatie met de beschikbare gegevens ten aanzien van de groei voor de gemeente als geheel met enig voorbehoud worden afgeleid, dat Yogya's huidige Chinese bevolking ten hoogste een percentage van ca 2,3% omvat. Dit komt ruwweg overeen met het landelijk gemiddelde voor Indonesië, maar blijft wezenlijk achter bij het Chinese aandeel 111 de bevolkingen \an de mees­te andere steden op Java. In Solo bleet het Nederlandse gezag in 1949 van kracht tot ruim een maand voor de soevereiniteitsoverdracht, maar na de aftocht van het militaire apparaat resteerde ook hier slechts een genng aantal adviseuis en employés van Nederlandse bednjven. Hun gezamelijke aantal werd emd 1955 geschat op ca 130, minder dan 0,04% van het totale inwonertal. Solo's Chinese bevolking met buitenlandse nationaliteit telde toen bijna 7200 zielen, terwijl het aantal Chinezen dat wel het Indonesische staatsburgerschap had aangenomen op ca. 12.000 werd gesteld Voor de tegenwoordige situatie in Solo kan - opnieuw met enige reserve -worden uitgegaan van een Chinees bevolkingsaandeel van ten hoogste 2,6%, dat daarmee evenmin als m Yogya wezenlijk afwijkt van het gemiddelde voor Indone­sië als geheel. Zowel in Yogya als in Solo hebben ovengens de oude Chinese woon-en handelsvvijken 111 de directe omgeving van de respectievelijke centrale pasars tot op heden hun eigen karakter nadrukkelijk behouden, al geeft in de laatste jaren het rijkere deel van deze bevolkingsgroep m toenemende mate de voorkeur aan een woonlocatie in een van de 'housing estates' m de betere buitenwijken

Ten slotte moet m demogiafisch verband aandacht worden besteed aan de massa­moorden die 111 i96>-i966 volgden op de gebeurtenissen rond de communistische staatsgreep op 30 september 196s. Zoals bekend, waren Midden- en Oost-Java gebieden waar na de mislukking van de coup op instigatie van de militaire auto­riteiten een zeer groot aantal vermeende aanhangers van de FKI om het leven is gebracht. Een schatting uit 1966 op basis van onderzoek uitgevoerd onder auspi­ciën van het leger spreekt met betrekking tot deze regio's van ca. Soo.ooo doden, waarbij alleen al m Solo en omgeving de bev olkmg met ongeveer eenderde ge­reduceerd zou zijn

Solo was inderdaad een der brandhaaidcn van het geweld: de l'Kl had hiei en ill Yogya veel aanhang, ook bij de plaatselijke garnizoenen van de Diponegoro-Oivisie. Deze eenheden sloten zich 111 de nacht van 30 september op i oktober 196s met de meeste andere divisie-onderdelen direct aan bij de coupplegers in Jakarta. In Semarang het de plaatselijk militair commandant, kolonel Suherman, het divi-siehoofdkwartier bezetten en de vomimg van een Revolutionaire Raad voor Mid-den-Java bekendmaken Ook Solo en Yogva kwamen goeddeels m handen van op­standige militairen, waarbij in de laatstgenoemde plaats ondermeer het zendstation van Radio Republik Indonesia werd bezet Al op 2 oktober echter wist de divisie-en territoriaal commandant, brigade-generaal Suryosumpeno, de opstandelingen met een gezagsgetrouwe cavalerie-eenheid uit Semarang te verdrijven Nadien duurde het evenwel nog tot 21 respectievelijk 22 oktober 1965, voor speciaal uit Jakarta gezonden eenheden van het Rcsimen Para Komando Angkatan Darat (RPKAD) ook Yogya en Solo bezetten In de tussenliggende weken woedde 111 beide Vorstensteden een ware burgeroorlog tussen voor- en tegenstanders van de PKI, waarbij reeds zeer veel slachtoffers vielen.

Na de binnenkomst van de paratroepen ontaardde de strijd in een massale, maandenlang aanhoudende moordpartij op 'communisten', waaraan behalve de legereenheden vooral militante moslim-jongerengroepen deelnamen. In Yogya hadden deze een geringere omvang dan 111 Solo. waarschijnlijk mede dankzij het gezag van de sultan; een der slachtoffers in Surakarta was de communistische bur­gemeester Oetomo Ramelan, die direct al op de 22ste oktober uit zijn ambt werd gezet en later vermoord Hoeveel doden nu in werkelijkheid m de Vorstensteden zijn gevallen tijdens deze donkerste penode m hun naoorlogse geschiedenis, is niet

met enige precizie aan te geven Zoals overal, duurden in het Yogyase en Solose de gewelddadigheden op het omringende platteland veel langer dan in de steden zelf en lag daar het aantal slachtoffers als percentage van de totale bevolking ook hoger. Al met al lijkt het toch wel dat de hiervoor aangehaalde opgave van eenderde van de Solose bevolking, dus alleen al m de stad zo'n 140.000 doden, een veel te hoge schatting is In de bevolkingsstatistieken over de penode 1961-1971 is daar een 'te­kort' in deze orde van grootte voor de jaren onmiddellijk na 1965 beslist met aan te tonen, evenmin als in Yogya.

Wel IS in beide steden over de jaren 1965-1967 een zekere stagnatie in de de­mografische groei vast te stellen, m vergelijking met de voorafgaande jaren is met enig voorbehoud voor 1965 en 1966 een jaarlijkse mindering op de bevolkingsaan­was te berekenen van gemiddeld ca 6000 personen in Yogya en ca. 9000 in Solo. Na 19Ó7 komen de cijfers bij benadenng weer overeen met de groeipercentages zoals die voor 1965 golden. Deze zeer ruwe gegevens mogen echter met zonder meer gelijk worden gesteld met het dodental, de gebeurtenissen van 1965-1966 hadden bijvoorbeeld ook een negatief effect op de geboortencijfers, terwijl in zul­ke woelige tijden verder altijd sprake is van omvangnjke migratie. De cijfers maken wel de conclusie mogelijk, dat het 111 elk van de Vorstensteden om ten minste en­kele duizenden slachtoffers moet zijn gegaan

Economie en werkgelegenheid

Al zijn Yogya en St lo m het huidige Indonesië slechts plaatsen van hooguit regio­nale betekenis, naar bevolkingsomvang kunnen hun agglomeraties zich tegen­woordig gemakkelijk meten met elk van de 'grote' steden in Nederland In aanmer­king nemend dat de omringende provincie Midden-Java en de Daerah Istimewa Yogyakarta nog altijd een overwegend agransch karakter hebben en ook in beide steden sinds 1949 geen grootschalige industneën tot ontwikkeling zijn gekomen, maakt dit logischerwijs meuvvsgieng naar de economische bestaansbasis: waar le-ven die bijna twee miljoen Yogyanezen en Solonezen nu eigenlijk van? Ook op dit punt bestaan bestaan er, naast een aantal algemene overeenkomsten, enkele specifieke verschillen tussen de twee Vorstensteden, waarbij over het geheel ge­nomen Yogya zich weer een gunstigster positie heeft weten te verwerven dan Solo.

Als belangiijkste gemeenschappelijke factor mag, afgezien van de genoemde af­wezigheid van grotere industrieën, de gelijksoortige demografische structuur ge­noemd worden, met de daaniit voortvloeiende sociaal-economische consequenties. Zoals de ovenge middelgrote en grote steden in Indonesië, die in de afgelopen tientallen jaren vnjvvel alle te maken hebben gehad met omvangnjke groei door na-tuuilijke aanwas en land-stad-migratie, kennen Yogyakarta en Surakarta beide een relatiefjonge bevolking- ca 60% van het totale inwonertal is jonger dan 30 jaar, ter­wijl de leeftijclscategone van 60 jaar en ouder nog geen <,% omvat Als gevolg van deze verdeling is de toniiele beroepsbevolking momenteel al erg groot; op basis van de gebruikelijke definitie als de leeftijdsgroep tussen 15 en 64 jaar maakt deze zo'n 63% (1995) van de bevolking als geheel uit. In de komende jaren is vooralsnog geen verandenng iii deze situatie te verwachten, gezien het feit dat de categorie jonger dan I <i jaar door haar huidige aandeel van 3 s% 111 het totaal van de bevolking garant staat voor permanente aanvulling van de beroepsbevolking Bij dit alles moet be­dacht worden dat de genoemde cijfers uitsluitend betrekking hebben op de ge­meenten Yogya en Solo; voor de agglomeraties als geheel zijn zulke gegevens met beschikbaar, maar het is veilig om aan te nemen dat daar bij benadenng dezelfde procentuele verhc:>udingen tussen de leeftijdsgroepen gelden, wellicht zelfs met een nog nadrukkelijker zwaartepunt op de jongere categorieën.

In de praktijk vallen ovengens de formele en de feitelijke beroepsbevolking -de laatste te omschrijven als de groep die daadwerkeli|k betaalde arbeid verncht -met samen, in Indonesië evenmin als in de westerse landen. Zo is het daar eerder regel dan uitzondenng dat kinderen al op veel jongere leeftijd dan 15 jaar begin­nen met werken, terwijl de ouderen bij gebrek aan een adequaat pensioen of an­dere oudedagsvoorziening meestal langer moet doorgaan dan tot hun 6oste ot 6sstejaar. Verder vallen onder de leeftijdscategorie van is tot 64jaar uiteraard veel personen met uitsluitend een verzorgende taak binnen het gezin, in de mees­te gevallen vrouwen. Anderzijds is het 111 Indonesië zeer gebruikelijk dat huis­vrouwen er een kleine nenng buitenshuis op nahouden, bijvoorbeeld als warung-houcister of als werkster Zulke werkzaamheden vallen vaak buiten enige vorm van officiële registratie, zoals 111 het algemeen deze zogenoemde informele sector van kleine straathandel, prostitutie, gids- en vervoersdiensten, parkeerhulp en der-

99

Page 101: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

gelijke een niet onaanzienlijk verdoezelend ctTeet op het totaalbeeld van de werk-gelegenheidsstructuur heeft

Voor de vaststelling van de verhouding tussen de omvang van de formele en de werkelijke beroepsbevolking in de Vorstcnstcden, staan met betrekking tot de meest recente jaren aUeen gegevens uit Solo ter beschikking hi 199s omvatte de beroeps­bevolking hier volgens de tormele definitie een kleine 320 000 personen in de leef-tijdscategone van 15 tot en met 64 jaar Het totaal aan geregistreerde arbeidsplaat­sen in de categorieën landbouw, handel, industne, vervoer en overheidsdiensten kwam in dat jaar op ruim 102 000, terwijl nog eens 135 000 personen in 'andere' categoneen werkzaam waren Bij deze laatste groep zal het deels om bezigheden m de informele sector gegaan zijn, die als geheel echter zeker niet volledig door deze cijfers gedekt kan zijn Uitgaand van een voorzichtige schatting van ca 1 s 000 on­geregistreerde 'arbeidsplaatsen' in de informele sector, leidt dit tot een gezamen­lijke omvang van Solo's feitelijke beroepsbevolking in 1995 van ongeveer 252 000 werkenden, ca 45% van het totale toenmalige inwonertal In Yogya, dat toen ca 460 000 inwoners telde en een formele beroepsbevolking van ongeveer 290 000, zou dit gegeven onder gelijke omstandigheden zijn te herleiden tot een correspon­derend cijfer van ca 20s 000 personen met betaald werk

Welke van deze benadenngen men ook kiest, duidelijk is dat uit de grootte van de beroepsbevolkingen in zowel Yogya als Solo alleen al uit oogpunt van werk­gelegenheid de absolute noodzaak voortkomt van een bestendig arbeidsmtensiev e plaatselijke en regionale economie Bij de verwezenlijking daarvan is Yogva in de decennia na 1949 m het algemeen succesvoller geweest dan Solo De redenen daarvoor moeten weer in hoofdzaak worden gezocht in de gunstiger uitgangs­positie die de sultansstad in de beginjaren vijftig reeds had bereikt als centrum van regionaal bestuur, onderwijs en cultuur, en in de latere opkomst van Yogya als voornaamste toeristische bestemming m Midden-Java

Bij de factor bestuur lag Yogya's voordeel in dit verband uiteraard voornamelijk in de instelling en uitbreiding van de diverse instanties van de Daerah Istimewa Yogyakarta, met alle werkgelegenheidseffecten van dien De basis daarvoor vormde het oude Vorstenlandse bestuursapparaat, dat m Yogya in de laatste vooroorlogse jaren aan ongeveer 1300 ambtenaren werk had geboden In 1953 telde de Daerah Istimewa Yogyakarta evenwel al ca 8300 werknemers in vast dienstverband en in 1958 werd zelfs de 10 000 overschreden In dit laatste jaar werkten daarnaast zo'n 4300 dagloners voor de Daerah, terwijl de flinctie van Yogya als regionale hoofdstad toen tevens de aanwezigheid ter plaatse van nog eens 3600 ambtenaren van de cen­trale overheid noodzakelijk maakte De totale directe extra werkgelegenheid als voortvloeisel uit de aanwezigheid van het Daerah-bestuur kwam daarmee aan het eind van de jaren vijftig op ruwweg 18 ooo arbeidsplaatsen, waarvan naar schatting ca 15 000 met vaste standplaats in de stad Yog)'a Dit kwam neer op een aandeel van ca 9% in de toenmalige formele beroepsbevolking en van zo'n 12% in het fei­telijk werkende deel van de bevolking

Een bijkomende gunstige omstandigheid was, dat het hierbij ging om relatief conjunctuurongevoclige werkgelegenheid Dit was juist in die jaren van groot be­lang, toen Indonesië te maken kreeg met een langdunge penode van algehele eco­nomische neergang en in Midden-Java speciaal de suikercultuur, na de naasting van de laatste Nederlandse ondernemingen eind 1957, een drastische terugval on­dervond De additionele ambtelijke werkgelegenheid in Yog)a zorgde in deze moeilijke jaren voor een zekere compensatie, die in Solo ten zeerste werd gemist Daar was het netto werkgelegenheidseffect van de bestuurlijke henndehngen na 1945 op regionaal niveau uitsluitend negatief geweest, niet alleen ten opzichte van Yogya maar ook in absolute cijfers, als gevolg van de ontmantehng van het Solose vorsten-bestuur In vergelijking met de laatste vooroorlogse penode betekende dit laatste in direct verband een verlies van ongeveer 2000 arbeidsplaatsen Indirect reikten de consequenties echter nog aanzienlijk verder, zowel in gunstige zin voor Yogya als in ongunstige voor Solo Het ging hierbij immers voor een belangnjk deel om vas­te, meer dan gemiddeld betaalde functies, waarvan de inkomens zorgden voor een wezenlijke stimulans voor de plaatselijke middenstand en tevens voor een extra werkgelegenheid voor huishoudelijk personeel van ten minste enkele duizenden banen

Een vergelijkbaar gezamenlijk effect had en heeft de voorsprong van Yogya op Solo als hoogwaardig onderwijscentrum, die in het bijzonder te danken is geweest aan de vestiging en spectaculaire bloei van de Gajah Mada Universiteit Waar in Solo pas in de jaren zeventig sprake was van een academisch leven van enige bete­kenis, telde men in Yogya halverwege de jaren vijftig reeds ca 3000 direct met de

universiteit verbonden arbeidsplaatsen en aan het eind van de jaren zestig zelfs al 8000 Daarnaast zorgde de massale toestroom van studenten vanaf het eind van di. jaren veertig voor extra bedrijvigheid en inkomsten, waarvan ondermeer de op­komst van een aanzienlijke kosthuisbranche het gevolg is geweest Deze laatste zou in latere decennia op zijn beurt weer een stimulerende factor zijn voor het ontstaan van Yogya's omvangnjke kleinschalige toeristische verblijfsaccoinmodatie Tegen­woordig zijn de regionale bestuursinstanties van Yogya, op basis van doortrekking van de jongste gegevens uit de beginjaren negentig, nog goed voor zo'n 7% van de feitelijke plaatselijke werkgelegenheid als geheel en de diverse onderwijsinstel­lingen voor ca s% Rekent men in Yogya ook het gemeentelijke bestuursapparaat mee, dan komt het aandeel van de ambtelijke werkgelegenheid zelfs op ca 16% van het totaal Voor Solo bedroegen de corresponderende cijfers in 199s slechts ca 7% voor de gezamelijke overheidsfuncties en ca 3% voor de onderwijssector

Significant als deze verschillen mogen zijn, van minstens zo groot belang in het economisch voordeel van Yogya is de onstuimige ontwikkeling van het toerismt in Centraal-Java sinds de jaren zeventig geweest Als gunstige factoren daarbij zijn reeds genoemd de grotere internationale bekendheid en 'opener' reputatie van Yogya door zijn vooraanstaande politieke, bestuurlijke en academische rol sinds 1946, de aanwezigheid van voldoende goedkope verblijfsgelegenheid en de onaan­getaste status van het vorstenbestuur Daarnaast heeft Yogya natuurlijk het geluk dat in zijn onmiddellijke omgeving de belangnjkste cultuurhistonsche attracties van Java - zo niet van heel Indonesië - zijn gelegen, de wereldberoemde Borobudur en de hindoejavaanse tempels in de Prambananvlakte Bovendien fungeert de stad ook als voornaamste uitgangspunt voor excursies naar het Diengplateau, eveneens een geliefde toenstische bestemming met hindoejavaanse oudheden, terwijl op korte at-stand enkele van de bekendste stranden aan Java's zuidkust zijn gelegen Met plaat­selijke attracties als de traditionele ambachts- en kunstbeoefening en, sinds de jaren tachtig, Yogya's toenemend populaire imago als centrum van Indonesié's jongeren cultuur - het 'Amsterdam van Java', zoals het in Nederland wel werd aangeprezen - zorgde dczc unieke combinatie van bezienswaardigheden tot kort voor de huidi­ge cnsis in Yogya voor een toenstenstroom van meer dan een half miljoen bezoe­kers per jaar (betaalde overnachtingen), waaronder ca 150 000 uit het buitenland

De betekenis van vooral dit internationale toensme op de werkgelegenheid e n de welvaart m het algemeen in Yogya kan nauwelijks worden overschat, al blijven de effecten in de statistieken goeddeels verborgen door de indirecte werking ervan Het vormt uiteraard de voornaamste bestaansbasis voor de omvangnjke lokale ho­recabranche, van vijfsterrenhotel en dito restaurant tot 'homestay' en 'beer garclei , maar evenzeer van de vele reisbureaus, souvenirwinkels, kunstnijverheidsatehei^ verhuurbednjven van brommen en motorfietsen, etc Daarnaast betekent het mass i-toensme via de heffing van entreegelden een belangnjke bron van inkomsten voor de vorstenhoven, terwijl op informeel niveau bijvoorbeeld ook Yogya's talloze becahnjders en toenstengidsen er goeddeels van afhankelijk zijn Een bijzondere e 1 onverdeeld gunstige omstandigheid daarbij is, zoals al blijkt uit deze opsommin ', dat de voordelen zich niet beperken tot een of enkele bevoorrechte bednjfstakki 1 of sociale klassen, maar m alle geledingen van de Yogyase bevolking merkbaar zi 1 Zeer uitgesproken doet dit zich voor met betrekking tot het aanbod van goedko| c verblijfsaccommodatie, dat nu voor een aanzienlijk deel wordt verzorgd door e -kele honderden kleine famihekosthuizen Deze 'homestays' zijn met de meeste kleinere hotels en een groot aantal eetgelegenhedcn voornamelijk geconcentrec d in de stadsdelen onmiddellijk ten westen van de Mahoboro en oostelijk vanjl F -rangtritis Gezamenlijk bieden deze, met allerlei nevenactiviteiten, werk aan ti n minste zo'n 10 000 personen, ca 5% van de totale beroepsbevolking De oven 'C horecasector is bij benadenng goed voor ongeveer een gelijk aandeel in de dire te werkgelegenheid

In Solo is een vergelijkbare ontwikkeling goeddeels uitgebleven, al is de be\ ir-denng van het toensme sinds enkele jaren wel officieel een der beleidspnonteit n van de gemeentelijke overheid In het kader daarvan zijn hier na 1990 twaalf gr< te hotels gevestigd, ondermeer een Novotel, een Sheraton en het Sahid Raya Hotel, die tot nog toe evenwel geen van alle een blijvend rendabele exploitatie hebbi n gekend In 1996, het laatste jaar waarvan cijfers beschikbaar zijn, werd Solo door ruim 100 000 bezoekers (betaalde overnachtingen) aangedaan, waarvan slechts ca 30 000 uit het buitenland De totale verbhjfsaccomodatic omvat momenteel nog geen 130 gelegenheden, waaronder niet meer dan enkele tientallen van het in Yogya zo succesvolle 'homestay'-type Afgezien van de omstandigheid dat de wijde ie omgeving van Solo nu eenmaal minder bezienswaardigheden te bieden heeft elan die van Yogya, moet dit achterblijven van de toeristische sector in hoofdzaak nog

100

Page 102: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

altijd worden toegeschreven aan het mindere imago van de stad Op het gebied van histonsche monumenten, traditionele ambachts- en kunstbeoefening en Javaan­se hofcultuur doet Surakarta allerminst onder voor zijn nvaal, maar het mist na­drukkelijk een equivalent van het bruisende avondleven op de Malioboro en, alle promotieactiviteiten van overheidswege ten spijt, in het algemeen de openheid en onbevangenheid van Yogya en zijn bevolking ten opzichte van westerse bezoekers

Ten aanzien van de andere economische sectoren bestaan minder grote ver­schillen tussen Solo's en Yogya's respectievelijke posities Zo speelt in beide steden de mdustne in moderne zin geen grote rol, het totale aandeel m de feitelijke be­roepsbevolking ligt in Solo op ca 9%, in Yogya op 6% Daarbij gaat het m de prak­tijk in maar enkele gevallen om grotere bednjven met gemechmisecrde productie, zoals in Solo ondermeer de bekende textielonderneming Batik Keris en dejaniu-fabnek Air Mancur Voor het overige worden hier onder industne voornamelijk middelgrote en kleine bednjven verstaan, waarvan de producten veelal nog in ma-nufactuurarbeid of zelfs geheel ambachtelijk worden vervaardigd Solo heeft in dit verband vanouds een bijzondere reputatie vanwege zijn traditionele batikkenjen, die voorheen voornamelijk waren geconcentreerd in de zuidelijke wijken Lawcyan, Kauman en Notodinmgratan In de laatste decennia zijn deze deels verdrongen door textieldrukbcdrijven, die in meerderheid echter hun standplaats in Solo heb­ben gehandhaafd In Yogya is de batiknijverheid eveneens van betekenis, zij het dat deze zich hier nu vooral richt op afname door toeristen, terwijl de Solose batikke­njen hun producten nog altijd in hoofdzaak op de binnenlandse markt nchten Het aanzienlijkste ambacht in Yogya is tot op heden evenwel de zilverbewerking in Kotagede gebleven, ook weer mede dankzij de substantiële toenstische klandizie

Wezenlijk van groter belang dan Yogya is Solo in economische zin ten slotte wel op bijna alle terreinen gerelateerd aan de mterlocale en interregionale handels-en vervoersfunctie Met haar beroemde Pasar Klewer, voor de nieuwbouw in 1971 bekend als Pasar Slompretan, is de stad een der voornaamste centra van de textiel­handel in Indonesië Ook ten aanzien van de distrubutie van een aantal andere goederen en diensten, de laatste ondermeer op financieel gebied, bezit Solo echter een meer dan regionaal belangrijke positie, als voortvloeisel uit de strategische lig­ging op het centrale knooppunt van doorgaande wegen en spoorwegen in Midden-Java Gezamenlijk waren in 1995 m de sectoren handel (detail- en groothandel), verkeer en vervoer (lokaal en interlokaal) en bankwezen van Solo ca 45 000 per­sonen werkzaam, ofwel ca 17% van de feitelijke beroepsbevolking Yogya blijft daarbij significant achter, waar het corresponderende cijfer hier op ten hoogste ca 11% geschat mag worden

Cultuur

Surakarta en Yogyakarta bezitten als zetels van het Javaanse vorstenbestuur van oudsher een culturele centrumfunctie In het oude Javaanse wereldbeeld is de maat­schappij in al haar geledingen gecentreerd rond de vorstelijke macht, die weer de aardse verschijningsvonn van de goddelijke almacht is In deze zienswijze is de vor-stehjke hofcultuur, m de vomi van de etiquette, de architectuur en de beeldende en uitvoerende kunsten, een uitdrukking van de goddelijke norm in het aardse leven Omgekeerd is echter de legitimiteit van de aardse bestuursmacht van de vorst ge­bonden aan de mate waann diens hof deze goddelijke nchdijn tot uiting kan bren­gen, dit beginsel omvat bijvoorbeeld ook de noodzaak voor de vorst het beheer te hebben over de njkssieraden

Tegen deze achtergrond hebben de vorstenhoven dus per traditie een belang­njke opdracht als bewaarders van de fomiele Javaanse cultuur In de pre- en vroeg-koloniale penode betrof dit vanzelfsprekend nog een impliciete functie, maar naar­mate de Javaanse vorstendommen in de i8de en 19de eeuw verder ondergeschikt raakten aan het koloniale bestel, kreeg hun culturele taak steeds meer nadruk Ener­zijds had dit te maken met de toenemende penetratie van de dominante westerse cultuur, die in traditioneel ingestelde hofknngen als bedreigend werd ervaren, aan de andere kant bleef de vorsten in de latere koloniale penode als gevolg van de ver­gaande beknotting van hun bestuursmacht ook nauwelijks meer een ander beleids­terrein over dan dat op het gebied van de cultuur Op deze wijze, en door het systeem van de gouvernementstoelagen voor de vorstelijke hofliouding, heeft het Nederlandse bestuur in feite al in een vrij vroeg stadium indirect een zekere rol gespeeld bij de conservenng van de traditionele Javaanse cultuur

Na de eeuwwisseling ontstond van die zijde geleidelijk aan meer acneve be­moeienis, ondermeer in de vorm van studie-, herstel- en restauratieprojecten door de Oudhoudkundige Dienst en andere gouvernementsinstanties Dit had niet al­

leen te maken met een langzamerhand veranderende taakopvatting van de kolo­niale overheid, maar tevens met de toen algemeen toenemende academische be­langstelling in de westerse wereld voor de geschiedenis en cultuur van het Oosten De Javanologie, de studie van de Javaanse cultuur, stelde Nederlandse wetenschap­pelijke instituten en onderzoekers, en daarmee uiteindelijk ook het Gouvernement, in de gelegenheid een rol van presnge m deze trend te vervullen In de jaren twin­tig en demg werden aldus de Vorstenlanden bij uitstek de paradepaardjes van het koloniale cultuurbeleid in Indie, waarbij vanzelfsprekend als bestuurlijk motief de overweging meespeelde, dat de bevordering van de Javaanse culturele identiteit en autonomie ten minste een deel van het opkomende politieke vnjheidsstreven zou kunnen ontkrachten Daarnaast werd toen ook al ingezien dat de Vorstenlandse cultuur in toeristisch opzicht tot de belangrijkste attracties op Java behoorde, die bij de te verwachten verdere ontwikkeling van het vreemdelingenverkeer een aan­zienlijke bijdrage in de economie kon leveren

De huidige situane in Yogya en Solo kan op dit terrein in velerlei opzicht als een rechtstreekse voortzetting van die onder het koloniale bewind worden gezien De Vorstenlandse cultuur in haar verschillende aspecten heeft zich, conform de eertijdse verwachnng, in recente decennia inderdaad geprofileerd als een der voornaamste publiekstrekkers in het internationale toerisme naar Indonesië Met name onder de Orde Baru is mede uit dit motief door de centrale overheid dan ook veel gedaan om Yogya's en Solo s culturele imago te behouden en te bevorderen, met als meest spectaculaire projecten de algehele restauratie sinds 1975 van de Borobudur en de Prambanan-tempels en de herbouw in de jaren na 19S5 van de door brand \ er-woeste delen van de kraton in Solo Onder het alziend oog van Jakarta fungeren op plaatselijk niveau ook nu nog de vorstenhoven als de traditionele bewaarders van het Centraaljavaanse culturele erfgoed, een taak die in het geval van Solo vanaf 1966 tevens het pohtiek-bestuurhjke ahbl verschafte voor de gedeeltelijke rehabilitatie van het sunanse en het Mangkunagarase hof Daarbij is, deels vanwege de sterk toege­nomen toeristische belangstelling, het accent binnen deze functie steeds meer op het histonsch-museale aspect komen te liggen, aan elk der vier hoven is tegenwoor­dig formeel een museum verbonden, gewijd aan de specifieke geschiedenis en na­latenschap van het vorstenhuis m kwestie

Buiten de vorstenhoven en de toenstische sfeer zijn sinds 1949 van overheids­wege eveneens belangnjke nieuwe culturele initiatieven genomen Met betrekking tot Yogya is in dit verband als eerste te noemen de opnchting injanuan 1950 van de Akademi Seni Rupa Indonesia (ASRI, 'Indonesische Academie van Beelden­de Kunsten') Daartoe was al m augustus 1948 besloten tijdens het eerste Natio­naal Cultureel Congres te Magelang, de nieuwe academie was bedoeld als tegen­hanger van de Universitaire Leergang voor Tekenleraren aan de Technische Ho­geschool te Bandung, die het jaar tevoren onder Nederlandse leiding tot stand was gekomen In de penode dat Yogya fungeerde als tijdelijke Republikeinse hoofd­stad, hadden zich hier tal van jonge, revolutionair geëngageerde schilders gevestigd, van wie de meerderheid zich uiteindelijk aansloot bij de vereniging Seniman In­donesia Muda (SIM, Jonge Kunstenaars van Indonesië') Uit deze voornamelijk autodidacte knng en enkele gerelateerde groepen, waartoe later befaamd gew or­den schilders als Hendra Gunanwan, Kusnadi, Trubus, Srihadi Sudarsono, Affan-di. Rush, Sudjojono en Aftandi behoorden, waren de suggesties voor een Indo­nesische kunstacademie in eerste instantie voortgekomen en hier werden nadien ook de docenten voor de nieuwe instelling gezocht De eerste directeur was R Katamsi, in vooroorlogse jaren ondermeer leraar tekenen aan de Gouvernements Mulo-school te Solo en tijdens de Japanse bezetting directeur \an het Museum Sono Budoyo

Veruit de bekendste naam veibonden met de ASRI werd evenwel die van Af-fandi, wiens werk in latere jaren met dat van Hendra Gunawan en Sudjojono bij uitstek de internationale reputatie van de moderne Indonesische schilderkunst zou vestigen Affandi werd in 1907 in Cirebon geboren als zoon van een Inlands amb­tenaar en was in de jaren dertig aanvankelijk werkzaam als onderwijzer aan de Hol­lands-Inlandse School, maar wijdde zich vanaf de latere jaren dertig geheel aan de scilderkunst In uj'iS vormde hij met Hendra Gunawan en Barli te Bandung een der eerste Indonesische schildersverenigingen Tijdens de oorlogsjaren, toen de Indonesische kunstenaars algemeen werden ingeschakeld voor Japanse propagan­dadoeleinden, was Affandi een van de weinigen onder hen die door hun w erk en houding een vomi van protest tegen het bezettingsbewind durfden te uiten Na de Indonesische onafliankelijkheidsverklanng schaarde hij zich direct achter de Repu-bhkemse zaak en werd hij in 1946 met Hendra de opnchter van de vereniging Seni

l O I

Page 103: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Riilit^ de bi md iii de kraton van Solo, 31 januari 198 s De blussers zijn aan het werk in de grote troonzaal, het vuur op de achtergrond woedt m de feest- L q cLt-zaal Foto K R H T Hardjonagoro

Prti; ;o? de verwoeste paviljoens in de kraton van Solo, enkele dagen na de brand, met vooraan de resten van het voorge­bouwtje van de troonzaal Foto Arthiet Tempo

Link\oiidcr Susuhunan Paku Buwono XII in gesprek met zijn oud-stadsgenoot dhr E Kiliaan, tijdens het bezoek van de vorst aan de Pisar Malam Besar 198) m Den Haag ten behoeve van de fondsenwerving voor de restauratie van de kraton Foto E Kiliaan

ReditHindcr Susuhunan Paku Buwono XII in de herbouwde troonzaal tijdens de plechtigheden ter gelegenheid van zijn SO-jarig regeringsjubileum 111 juli 199s Foto Museum Keraton Surakarta Hadiningrat

Page 104: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Rupa Masyarakat, 'Beeldende Kunsten van het Volk', die m 1948 opging in de SIM. Zoals de andere Revolurieschilders, zag hij zijn taak in die periode in de eer­ste plaats als chroniqueur en propagandist van de onafliankelijkheidsstrijd, waar­toe in Yogya toen voonianielijk werd gewerkt in expressionistische en sociaal-realistische trant.

Affandi's internationale faam werd in aanleg gevestigd 111 de jaren 1949-1954. toen hij langdurige studiereizen maakte in India, Europa en Zuid-Anierika, en in het laatste jaar tevens Indonesië vertegenwoordigde op de Biënnale van Venetië.

Nadien vestigde hij zich opnieuw in Yogya, waar hij in 1955 docent werd aan de ASRI. Afgezien van enkele tussentijdse studieverblijven in het buitenland, on­dermeer in de Verenigde Staten gedurende de jaren 19SS en 1961-1962, is de sul­tansstad sindsdien zijn woonplaats gebleven. Naast de ASRI werd Attandi's zelf­gebouwde paalhuis annex atelier bij de Kali Code aan Jl. Urip Sumoharjo in de latere decennia de voornanistc pijler onder de Yogyase schilderschool. Deze laat­ste onderscheidt zich tegenwoordig overigens als zodanig niet duidelijk meer bin­nen de Indonesische moderne beeldende kunst in het algemeen. Wel geldt Yog\'a. dankzij de ASRI en Affandi's roem, nog steecis als een der centra van de schilder­kunst in Indonesië, naast Bandung en Jakarta. Atfandi overleed in 1990; zijn huis en atelier zijn ingericht als museum, waarin behalve persoonlijke memorabilia ook zijn eigen collectie schilderijen wordt getoond. Het staat onder leiding van zijn doch­ter, de beeldhouwster en schilderes Kartika AtTandi. en vormt nu een van de be­langrijkste culturele publieksattracties in Yog\-a.

De ASRI was oorspronkelijk ondergebracht in enkele verspreide panden in het centrum van de stad, maar kreeg in 1957 een centraal onderkomen in Gampingan. De academie maakt tegenwoordig deel uit van het al genoemde ISI, het Institut Seni Indonesia, samen met de in 1963 opgerichte Akademie Seni Tari Indonesia

(ASTI, 'Indonesische Academie voor de Danskunst') en het Konservatori Karawi­tan, Yogya's conser\'atonum voor de traditionele Javaanse muziekvomien. De ASTI heeft een eigen campus aangrenzend aan die van de Gajah Mada Universiteit in het noordelijke stadsdeel, waar ook de hoofdgebouwen van het ISI zijn gelegen. Ze is heden ten dage de meest aanzienlijke instelling voor de klassieke Javaanse dans en heeft op dit gebied een deel van de rol van de vorstenhoven als cultuurbewaarder overgenomen. Een vergelijkbare positie neemt het Konservatori Karawitan in, dat is gevestigd in de zuidelijk bij het kratongebied aansluitende wijk Pugeran. Daarmee verbonden is tevens de al in 1961 gestichte Sekolah Menengah Kesenian Indonesia (SMKI), een opleidingsinstituut op middelbaar niveau voor de traditionele uit\'oe-rende kunsten.

Daarnaast bezit Yog\'a tal van particuliere scholen en instituten waar de Javaanse muziek en dans borden onderwezen en verder ontwikkeld; tot de bekendste be­horen de Padepokan Seni ('Kunstkolonie') van Bagong Kusudiharjo en de Sekolah Tari (dansschool) van Wisnu Wardhana. Twee verdere culturele instellingen in Yogya die apart veniielding verdienen zijn het batik-onderzoeksinstituut, Balai Pe-nelitihan Batik, dat in de beginjaren zestig mede op instigatie van president Soekar-no werd ingesteld ter bevordering van de traditionele batikkunst, en de dalang-school Habiranda, die reeds in 1925 werd opgericht door Sultan Hamengku Buwo-110 VIII. Op museaal gebied moet als opmerkelijkste nieuwe ontwikkeling sinds 1949 genoemd worden de algehele restauratie in de jaren tachtig van het VOC-fort Vredebiirg en de aansluitende herinrichting tot museum van de Indonesische onaf­hankelijkheidsstrijd, het Museum Benteng Yogyakarta. De aanzet daartoe kwam van de centrale overheid, waarbij ongetwijfeld niet alleen de cultuurhistorische waarde van dit oude koloniale complex van belang werd geacht, maar wellicht eer­der de wens van de toenmalige president Soeharto om op deze wijze nadnik te ge-

103

Page 105: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

ven aan zijn eigen rol m de gesehiedenis van Yogya en daarmee aan de uiteindelijke suprematie - ook op cultureel terrein - \aii het centrale gezag Dit laatste valt oven-gens in algemene zin ook af te lezen aan het toenemend belangnjke optreden van de centrale overheden, meer specifiek de ministenes van Onderwijs en Cultuur en van Toerisme, Postwezen en Teleeommunieatie, als hoofdorganisatoren van cul­turele manifestaties in zowel Yogya als Solo, zoals sinds 1991 het jaarlijkse Kraton Festival van de gezamenlijke vorstenhoven

De positie \an Surakarta op het terrein van eultuui en kunst vormt een bijna ge­trouw spiegelbeeld van die van Yogya Genoemd is al de herleving van de culture­le functie van de vorstenhoven na 1966, in het kader van hun gedeeltelijke rehabi­litatie onder het bewind van de Orde Baru Zoals in Yogya, worden hier (weer) als vanouds door de eigen gezelschappen de traditionele, met de hotntuelen verbonden bedoyo- en senmpi-dansen beoefend, klassieke ganielanmuziek ten gehore gebracht en wayangvoorstelhngen gegeven, in de specifieke stijl die elk van de hoven ken­merkt Daarnaast vinden nu geregeld uitvoenngen plaats voor toensten en andere geïnteresseerde buitenstaanders, waarbij het doorgaans wel gaat om verkorte en vereenvoudigde versies van de oorspronkelijke vormen van deze uitvoerende kun­sten Buiten de Solose vorstenhoven en hun musea bezit het aloude Museum Rad-ya Pustaka aan Jl Slamet Riyadi (voorheen Poerwosanweg), dat in eerste aanleg al in 1890 tot stand kwam, nog altijd de belangnjkste collectie met betrekking tot de oudere geschiedenis van Surakarta en omstreken, als pendant van Yogya's Museum Sono Budoyo Solo's tegenhanger van de ASTI, de bekende staats-dansacademie in Yogvakarta, is de Sekolah Tinggi Seni Indonesia (STSI), de Indonesische Hoge­school voor de Kunsten in het noordoostelijke stadsdeel Jebres En waar Yogya zijn Atfandi-museum heeft, zo kreeg natuurlijk ook Solo een museum gewijd aan het werk van een beroemde schilderende stadgenoot het Museum Dullah aan Jl Di Cipto Mangunkusomo in de wijk Mangkubumen

Dullah (1919-1996), geboren 111 Solo en zoals bijna alle Indonesische schilders van de oudste generatie autodidact op artistiek gebied, was m de jaren na 194s in Yogvakarta een der actiefste kunstenaars in dienst van de Republikeinse zaak Na 1949 werd hij door president Soekarno aangezocht als beheerder van diens eigen schildenjencoUectie In deze functie was hij ondermeer verantwoordelijk voor de uitgave in 1956 en 1964 van de bekende prestigieuze boekensene over deze ver­zameling, maar kreeg hij tevens tal van portretopdrachten van de president en andere prominenten, en begeleidde hij Soekarno op verscheidene buitenlandse reizen Deze positie van 'hofschilder', op grond waarvan het hem mede was toe­gestaan in het presidentiele paleis in Jakarta te wonen, behield Dullah tot i960, nadien leidde hij lange tijd een schilderschool op Bah Door de jaren heen is hij consequent trouw gebleven aan zijn oorspronkelijke, traditioneel-naturalistische stijl, waarvan president Soekarno zo'n groot bewonderaar was Internationaal heeft hem dit bepaald minder waardering opgeleverd dan Atfandi met zijn avantgardis-tische expressionisme - westerse critici spreken in dit verband tegenwoordig wel enigszins smalend van een herhaling van de vooroorlogse 'Mooi Indie-stijl' In Indonesië geldt Dullah evenwel nog altijd als een der groten van de nationale schil­derkunst, de inrichting van Dullah's familiehuis in zijn geboortestad Solo tot mu­seum is m die verhoudingen een passende blijk van erkenning

Onder de particuliere activiteiten op het terrein van het behoud van Solo's culturele erfgoed dient m het bijzonder het werk van K R H T Hardjonagoro te worden vermeld, een anstocratische kunstverzamelaar en eultuurhistoncus van deels Chinese afkomst - zijn andere naam luidt Go Tik Swan - die mede als ceremonie­meester en conservator van de vorstelijke museumcollectie reeds tientallen jaren is verbonden aan het hof van de susuhunan Op zijn initiatief is de vereniging Bawa Rasa Tosan Aji tot stand gekomen, die zich ondermeer ten doel stelt de kennis omtrent de Javaanse hofrituelen en de daarmee verbonden kunsten en ambachten te documenteren c q te doen herleven De vereniging heeft een belangnjke advi­serende functie bij de hoven, de overheid en de STSI, maar organiseert ook zelf culturele manifestaties en beschikt zelfs over een eigen ambachtelijke batikkenj en een knssensmederij Deze laatste bevinden zich bij Hardjonagoro's woonhuis aan Jl Kratonan/Yos Sudarso, waar in een grote beeldentuin tevens diens unieke, aan de Indonesische staat gelegateerde collectie van hindoejavaanse en jongere sculp­tuur IS ondergebracht Een ander object van uitzonderlijke cultuurwaarde is hier de pendopo waaronder in 1704 Pangeran Poeger te Semarang werd geïnstalleerd als Paku Buwono 1 Het bouwwerk kwam later via omwegen in bezit van het Mang-kunagarase hof, waar het lange tijd een der paviljoens op het voorterrein vormde Toen de histonsche hal daar in de beginjaren zeventig moest wijken voor de bouw

van een hotel, is ze dooi K R H T Haidjonagoro aangekocht en zoigvuldig geres­taureerd herbouwd in zijn beeldentuin

In de recente geschiedenis van Solo hebben zich verscheidene gebeurtenissen en ontwikkelingen voorgedaan, die op overtuigende wijze Hardjonagoro's gelijk bevestigtkn ten aanzien van de noodzaak tot behoud van de kennis omtrent de Ja­vaanse traditionele cultuur De grote overstromingen van de Bengawan Solo in 1966 bijvoorbeeld hebben vanwege de toenmalige politieke troebelen m Indonesië in­dertijd relatief weinig publieke aandacht gekregen, maar voor de stad betekenden ze toen m alle opzichten - ook cultureel - een ramp van reusachtige omvang Vnj-wel alle histonsche bouwwerken in het centrum van Surakarta, inclusief de vorsten­hoven, hepen grote waterschade op Talloze onvervangbare mventansstukken gin­gen daarbij verloren, waaronder een deel van de Vorstenlandse archieven In samen­hang met de navolgende herstclweikzaamheden en de rehabilitatie van de Solose voistenhuizen werd m 1969 en volgende jaren mede op initiatief van K R H T Hardjonagoro een aantal van de oostelijke bijgebouwen in de grote kraton inge-ncht als museum, deels teneinde de resterende histonsche innchtmgsstukken van de Keraton Kasunanan een meer formele beschermde status te geven

De waarde van deze stap en van de cultuurhistorische kennis die bij de op­bouw van het museum was opgedaan, werd vijftien jaar later op dramatische wijze bewezen door de grote brand in de kraton in de nacht van 31 januan op i februari 1985 Bij deze ramp, veroorzaakt door kortsluiting in een plafondleiding van de Dalem Ageng, werden naast dit vorstelijke woongedeelte met het onderkomen voor de njkssieraden en het staatsie-bruidsbed ondermeer ook de Pendopo Ageng Sasono Sewoko, dus de grote troon- en ontvangstzaal, en de ceremoniële eet- c q feestzaal Sasono Hondrowino verwoest Het vuur verspreidde zich aanvankelijk onopgemerkt door de daken, toen uiteindelijk omstreeks 22 00 uur alsnog groot alaim werd gegeven, was aldus het gehele centrale deel van de kraton reeds aan­getast De Solose brandweer rukte onmiddellijk uit met alle beschikbare mateneel, maar was bij aankomst vrijwel machteloos de spuitvvagens konden vanwege de traditionele 'geestenmuren achter de toegangen nimelijk niet door de kratonpoor-tcn, terwijl de enige hydrant binnen de paleismuren geen water bleek te geven Zo brandden de historische gebouwen in de verdere loop van de nacht en de volgen­de dag tot de grond toe af, met een groot deel van hun kostbare innchting Uiter­aard IS hierover nooit in het openbaar duidelijkheid gegeven, maar mogelijk zijn daarbij ook njkssieraden vernietigd, al willen geruchten dat deze reeds in 1967 op last van president Soeharto naar Jakarta overgebracht zouden zijn en pas onlangs weer in het bezit van de susuhunan zijn terugggekeerd

Waar of met waar, Soeharto heeft in elk geval wel een sleutelrol gespeeld bij htt herstel van het verwoeste kratondeel m de jaren nadien Kort na de brand werd door hem een commissie voor de wederopbouw geïnstalleerd van Javaanse prominenten uit bestuursknngen, de zakenwereld en het leger onder wie de toenmalige ehef-stif van de Indonesische stnjdkrachten Moerdani, de minister van Publieke Vooriichting en latere parlementsvoorzitter Harmoko, en minister Subroto van Mijnbouw en Energie, als voorzitter fungeerde de generaal b d Soerono, voorheen commandant van het militair distnct Midden-Java Eerste taak van de commissie werd de open­bare fondswerving, ook uit eigen middelen, waartoe de president meteen het goei i voorbeeld gaf door de helft van zijn jaarsalaris over 1985-1986 ter beschikking t stellen De ovenge groten van de Orde Baru konden daarbij natuurlijk met achtei-blijven, aangevuld met enkele aanzienlijke giften van particulieren en organisaties m het buitenland en een substantiële bijdrage van staatswege, was zo de commissiek is binnen enkele maanden voldoende gevuld om nog in 1985 met de herbouw te kunnen beginnen Op 17 december 1987 reeds volgde met de plechtige inwijdiii-; van de minutieus gereconstrueerde grote pendopo de oplevenng van het eerste dtcl van het project De laatste fase, de wederopbouw en hennnchting van de eetzail, werd pas afgesloten in 1996

Zoals eerder aangeduid, kwamen president Soeharto's motieven voor deze rechtstreekse bemoeienis met het sunanse hof ongetwijfeld mede voort uit diens wens tot verdergaande associatie met het traditionele Javaanse vorstengezag Dair-naast, en in directe samenhang daamiee, waren er aardsere, matenele overwegingen zoals in de beginjaren negentig duidelijk werd uit de nasleep van het herstelprojict BIJ de definitieve toezegging van de bijdrage van staatswege in het wederopbouv\ -fonds was in 1987 het voorbehoud gemaakt, dat na de voltooiing een beheersraid voor het kratoncomplex en omgeving zou worden ingesteld, waarin behalve het sunanse hof onder andere ook het directoraat-generaal van Toensme een krachtii e stem kreeg Op basis van deze medebeshssingsbevoegdheid werd begin 1992 v in die zijde een voorstel gedaan voor de bouw van een luxehotel binnen de kraton-

104

Page 106: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

muien, waartoe Paku Buvvono Xll werd gevraagd de zuidelijke en zuidwestelijke vleugels van het paleis ter beschikking te stellen, deze gedeelten omvatten ook de Keputren, het woonverblijf van de prinsessen De uit\oenng en exploitatie zouden in handen zijn van een consortium van bedrijven onder leiding van Bimantaia Citra, het zakenconcern van president Soeharto's zoon Bambang Trihatmojo

Ter compensatie zou het vorstenhuis eenvijfde van de aandelen in het hotelpro­ject verwerven Tevens was door de president al in 1988 per decreet bepaald, dat de sunan - in afwijking van de eerdere onteigening van het vorstelijke stadsgebied buiten de kraton - opnieuw zeggenschap zou krijgen over het gehele areaal ter breedte van de kraton tussen de zuidelijke alun-alun en Jl Slamet Riyadi/Jl May Sunaryo (voorheen Lodjiwoeroeng/Cantinestraat) Dit gebied omvat niet alleen de noordelijke alun-alun met omnngende gebouwen, maar ook de belangrijke Pasar Klewer en aangrenzende winkelstraten, waarvan de aanzienlijke pachtinkomsten in de bestaande situatie nog uitsluitend ten goede kwamen aan de gemeente Surakar-ta Op deze wijze zou dus de kraton w eer over een eigen bron van inkomsten kun­nen beschikken, boven de bescheiden staatstoelage van omgeiekend enkele duizen­den guldens per maand, waarmee sinds de rehabilitatie m de jaren zestig alle perso­nele en matenele kosten van het hof bestreken werden Dit presidentiele decreet wachtte m 1992 evenwel nog altijd op een formeel uitvoenngsbesluit

De sunan stemde m beginsel toe, maar kreeg spoedig te maken met fel \erzet, binnen de eigen familie speciaal van zijn dochter Gusti Raden Ayu Koes Moertivah, daarbuiten van de grote traditioneel ingestelde meerderheid van de Javaanse bevol­king Voor velen betekenden de plannen niet aUeen een aantasting en vulgansenng van nationaal cultureel erfgoed, maar in de eerste plaats een ontoelaatbare inbreuk op de goddelijke 01de, zoals deze op aards niveau mede wordt belichaamd in de vorm en opzet \ an de vorstelijke kratons Onvoorzien door de investeerders in spe, leidde de affaire met name door de luidruchtige publiciteit in binnen- en buiten­land rond het optreden van de 'opstandige' pnnses - volgens de pers dreigde zij on­dermeer zich te zullen doodhongeren indien haar vader daadwerkelijk zijn mede­werking zou verlenen - later in 1992 tot grote publieke commotie Onder druk daarvan trok het consortium zich uiteindelijk twee jaar later in stilte terug Welhaast onnodig te zeggen dat het onder die omstandigheden ook niet meer is gekomen tot uitvoering van president Soeharto's besluit van 1988 met betrekking tot de teruggave van het vorstelijke stadsgebied noordelijk van de kraton

De val van het regime-Soeharto medio 1998 en de huidige economische crisis in Indonesië staan er intussen garant voor, dat een soortgelijke commercieel geïn­spireerde aanslag op Matarams historische nalatenschap zich in elk geval op korte termijn niet opnieuw zal voordoen Hetzelfde geldt waarschijnlijk ook voor een ander bedreigd object van grote geschiedkundige waarde 111 de stad, het oude VOC-fort Vastenburg Wiar 111 Yog)'a de bijna identieke benteng Vredeburg in de latere laren tachtig is gerestaureerd en met de innchting tot museum van de onafhanke­lijkheidsstrijd een blijvende culturele bestemming heeft gekregen, zijn te zelfder tijd in het Solose fort na de definitieve ontruiming door het Indonesische leger üle gebouwen op het binnenterrein afgebroken Dit gebeurde vooruidopend op sindsdien formeel ontwikkelde plannen voor de bouw van een hotel annex wiii-kelplaza binnen de wallen van de vesting, opnieuw door een zakelijk consortium onder leiding van Bimantara Citra Tot een daadwerkelijk begin van uitvoering was het tot 1998 echter nog altijd niet gekomen, ditmaal overigens eerder om za­kelijke redenen dan vanwege de bezwaren die bij monde van K H R T Hardjo-nagoro en andere cultuurhistorisch betrokken Solonezen bij de gemeente naar vo­ren zijn gebracht Het is te hopen dat dit uitstel de verantwoordelijke autonteiten er alsnog toe zal kunnen bewegen een passender gebruik voor Solo's benteng te reserveren, teneinde in deze zin voorbereid te zijn wanneer op wat langere temiijn de verwachte economische herleving de noodzaak tot hennriehting van het ver­vallen fortcomplex opnieuw actueel zal maken

Het etude van een tijdpeik - de 'reformasi' iti Yogya en Solo

Onmogelijk als dit enkele maanden eerder nog zou hebben geleken, beleefde In­donesië m mei 1998 letterlijk van de ene dag op de andere de ondergang van Soe­harto's Orde Baru De hoofdlijnen van de ontwikkelingen die in de voorafgaande maanden tot deze histonsche gebeurtenis hebben geleid, zullen bekend zijn Heel in het kort zij hier herinnerd aan de doorzettende economische crisis in Oost- en Zuidoost-Azie in de tweede helft van 1997, aan de onwil van de Indonesische rege­nng tot uitvoenng van de hervormingsmaatregelen die het Internationaal Monetair Fonds als voorwaarden verbond aan de beschikbaarstelling van financiële noodhulp

en het daaruit volgende verlies van vertrouwen in binnen- en buitenland, aan de dramatische koersval van de rupiah, de razendsnel stijgende pnjzen en Soeharto's omstreden herverkiezing door het Volkscongres op 11 maart 1998, en ten slotte aan de 'omslag' van de strijdkrachten onder druk van de steeds toenemende stu­dentenprotesten en de massale gewelddadigheden en plunderingen op 13 mei en volgende dagen Op 21 mei 1998 zag de president zich gedwongen zijn ambt defi­nitief neer te leggen Daarmee kwam toen na ruim 32jaar een einde aan de Orde Baru, althans in de vorm zoals deze zich sinds de omwentehng van 1965-1966 on­der de almacht van de familie Soeharto en de met haar geassocieerde militaire en zakelijke ehte had kunnen manifesteren

In de berichtgeving m Nederland en het ovenge buitenland over de 'reforma­si' en de loerige periode die daaraan voorafging, is de aandacht bijna exclusief opgeëist door de gebeurtenissen in Jakarta Dit doet evenwel geen recht aan het feit dat ook enkele andere steden een rol van betekenis hebben gespeeld, zo waren op Sumatra met name Medan en Palembang brandhaarden van politiek en ander geweld, op Sulawesi was het groeiende verzet tegen het regime van Soeharto ge­concentreerd in Ujung Pandang, terwijl op Java naast de hoofdstad ondermeer Bogor, Bandung, Semarang, Surabaya en Malang centra van activisme waren Uit­eindelijk was het hier echter voornamelijk m de Vorstensteden Yogya en Solo dat de protest- en geweldsgolf in mei 1998 een zodanige omvang en intensiteit be­reikte, dat deze op nationaal niveau mede van beslissende invloed is geweest Daar­bij traden de sinds 1945 gegroeide, diepgaande verschillen in karakter tussen beide steden duidelijker dan ooit naar voren, op een wijze die - speciaal vanwege de op­stelling van Yogya's Sultan Hamengku Duwono X - onmiddellijk herinneringen oproept aan de gebeurtenissen in de eerste maanden na de Indonesische onafhan-kelijkheidsverklanng

Zoals in de hoofdstad en enkele andere steden, was het ook m Solo en Yog)a m het halfjaar tot mei 1998 reeds herhaaldelijk gekomen tot openlijke protestacties tegen het regime-Soeharto, waartoe het initiatief vnjwel steeds werd genomen door stu­denten Na de eerste confrontaties in het najaar van 1997, die in binnen- en buiten­land veel publiciteit kregen, leek het bewind zich er bij neer te leggen dat deze on­rust vanwege Indonesie's precaire internationale imago voorlopig niet met al te harde hand bestreden zou kunnen worden Bepaald werd dat de studenten conform de beginselen van de Indonesische rechtsstaat vnj waren hun mening publiekelijk en in georganiseerd verband te uiten, mits dit niet zou leiden tot verstonng van de openbare orde In de praktijk betekende dit, dat de betogingen beperkt dienden te blijven tot de terreinen van de verschillende universiteiten

Deze repressief-tolerante strategie leek aanvankelijk succesvol, mede doordat m de maanden december 1997 enjanuan 1998 als gevolg van de opeenvolging van de diverse feestdagen en de islamitische vastenmaand de aandacht bij de bevolking en de media voor het politieke activisme tijdelijk v erslapte Tegelijkertijd echter trad juist toen het sluimerende conflict tussen het IMF en de Indonesische regenng in alle openheid naar voren en begonnen de gevolgen van de economische ramp die het land bedreigde in brede lagen van de bevolking op uiterst pijnlijke wijze duide­lijk te worden De koersen van de rupiah en de aandelen op de beurs van Jakarta kelderden even snel als de pnjzen van consumptieartikelen omhoogschoten, hui­zen en andere onroerende goederen werden plotseling onverkoopbaar, banken bleken insolvent toen de massale paniek tallozen ertoe dreef zo snel mogelijk hun spaartegoeden op te nemen En terugkerend van het tradinonele familiebezoek lu de puasa, ontdekten in februari miljoenen arbeiders m de bouw sector en andere bednjfstakken met tijdelijke contracten dat zij tijdens hun af\vezigheid waren ont­slagen

Daarmee raakte de geest voorgoed uit de fles In het regenngscentrum Jakarta slaagden politie en leger er vooralsnog m, de steeds fellere en openlijker tegen de president genehte demonstraties goeddeels binnen de universiteiten te houden El­ders lukte dit echter met meer, vooral met toen Soeharto zich op 11 maart toch weer voor een nieuwe, zevende ambtstermijn had laten herkiezen en zijn kort na­dien voorgestelde kabinet opnieuw geheel gerecruteerd bleek uit de vertrouwde kliek van Golkar-militairen en -zakenlieden - onder wie zijn dochter Siti Hardi-janti Rukmana ('Tutut') als minister van Sociale Zaken' Ondanks het verbod op openbare demonstraties trokken begin april in Yogyakarta zo'n 50 000 betogers door de stad, aangevoerd door studenten van de Gajah Mada Universiteit Ze droe­gen spandoeken mee waarop een algehele 'reformasi' van het politieke en maat­schappelijke bestel werd verlangd en schreeuwden leuzen tegen Soeharto's bewind, eisten ook diens aftreden ten gunste van de leider van de gematigd-islamitische

lOS

Page 107: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Rechts: 'reforinasi" in Solo. Verwoestingen in de Chinese wijk bij de Pasar Gedeh, na de grote branden en plunderingen van 14 mei 1998. Foto: J.R. van Diessen.

Rechtsonder en pag. loj: 'reformasi' in Yogya. Beelden van de massademonstra­tie op 20 mei 1998 in het centrum van de stad, die mede van beslissende invloed is geweest bij de gebeurtenissen die daags nadien leidden tot het aftreden van pre­sident Soeharto. De foto op deze pagina laat een groep studenten zien voor het voomialige Nillmij-gebouw, nu Bank BNI, voorafgaand aan de grote optocht om­streeks het middaguur. In de andere op­name begint de stoet zich te verzamelen bij het postkantoor. Aan de betoging na­men enkele honderdduizenden mensen deel, volgens de plaatselijke media moge­lijk zelfs een miljoen. Anders dan in Solo veriiep deze besHssende episode in de 're­formasi' hier zeer gedisciplineerd, zonder brandstichting, plundering of geweldple­ging, conform de leuze op het spandoek in het midden van de foto op pag. 107: Mendtikwig Reformasi Tanpa Kekerasan, 'Wij ondersteunen een reformatie zonder ge­weld'. Foto's: J .R. van Diessen.

Muhammadiyah-partij, de uit Yog\a afkomstige Amien Rais. Voor het overige ver­liep de demonstratie evenwel vreedzaam en ordelijk, en de in groten getale aan­wezige politie en veiligheidseenheden van het leger werd dan ook geen directe aanleiding tot gewelddadig ingrijpen gegeven. In de loop van de weken nadien volgden soortgelijke, zij het minder omvangrijke betogingen in tal van andere ste­den, die eveneens in hoofdzaak nog zonder harde confrontaties met de ordetroepen verliepen.

Naarmate echter de binnen- en buitenlandse steun voor de regering-Soeharto in het voorjaar van 1998 verder atlirokkelde, begon zich ook binnen de Indonesi­sche strijdkrachten geleidelijk aan duidelijker verdeeldheid af te tekenen tussen voorstanders van de harde lijn en die van een terughoudender en daarmee tevens onafhankelijker opstelling. In de persoonlijke sfeer spitste deze tegenstelling zich meer en meer toe op een machtsstrijd tussen generaal Prabowo Subianto Djojoha-dikusumo, schoonzoon van Soeharto en commandant van de Strategische Reserve K O S T R A D (dezelfde eenheid waarmee Soeharto in 1965 zijn tegencoup had uit­gevoerd), en de gematigder generaal Wiranto, algemeen bevelhebber van de Indo­nesische strijdkrachten. Eind april zette Prabowo op eigen gezag, maar ongetwijfeld niet zonder de imphciete goedkeuring van de president, op grotere schaal dan voor­heen een beproefd middel in tegen de snelgroeiende oppositionele hervormingsbe­weging, in de vorm van commandogroepen van getrainde provocateurs. Vermomd als acdevoerden of in de rol van 'toevallige' toeschouwers, dienden zij tijdens poli­tieke demonstraties te zorgen voor ordeverstoringen door vechtpartijen met o m ­standers uit te lokken, winkels langs de route te plunderen en auto's in brand te steken, teneinde zo het leger een rechtvaardiging te verschaffen voor een algemeen harder optreden. Deze tactiek was het jaar tevoren, toen de eerste aanzetten van de economische crisis op tal van plaatsen in Indonesië periodiek tot maatschappelijke onrust hadden geleid, reeds met succes toegepast in Medan, Tasikmalaya, Situbon-do en enkele andere steden op Java en Sumatra.

Het eerste dodelijke slachtoffer van de hernieuwde inzet van Prabowo's com­mando-relschoppers viel op maandag 4 mei in Yogv'akarta, toen een jonge activist door twee 'onbekenden' op een motorfiets werd doodgeschoten. De aanslag bleek het begin van de beslissende krachtmeting tussen het regime-Soeharto en de actie­voerders. Nauwelijks was de storm van publieke verontwaardiging over deze moord enigszins geluwd, of op 8 mei werd tijdens een avondlijke demonstratie de toeval­lig passerende Yogyase zakenman Gatotkaca door twee politieagenten doodgeslagen. Diens begrafenis, twee dagen later, mondde uit in een indrukwekkende manifesta­tie van massaal politiek protest, waarmee naast tal van anderen ook de formele op-

'Ill

106

Page 108: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

-- -rr-^

positieleiders Megawati Soekamoputri en Aniien Rais openlijk hun solidanteit be­tuigden Intussen was president Soeharto op 9 mei naar Cairo vertrokken voor het bijwonen van de Conferentie van Niet-Gebonden Landen (G15). Tijdens diens af­wezigheid escaleerde de situatie razendsnel, toen op dinsdag 12 mei veiligheidstroe­pen het vuur openden tijdens een grote demonstratie op de campus van de Tnsakti Universiteit in Jakarta. OtHcieel vielen daarbij vier doden, maar het werkelijke aan­tal was waarschijnlijk elf afgaande althans op berKhten van het personeel \an het ziekenhuis in Jakarta waar de getroffen studenten m eerste instantie heen waren .gebracht.

De begrafenis van de vier otfïciële slachtoffers, daags nadien op woensdag 13 mei, werd door de studentenleiders uitgeroepen tot nationale actiedag ter nage­dachtenis aan deze Pahlawan Reforniasi. 'Helden van de Hervorming'. In Jakarta vas in het kader daarvan voor de namiddag een massademonstratie voorzien, ter-xvijl de bevolking in heel Indonesië werd opgeroepen de vlag halfstok te hangen. Mog voor het evenwel tot een betoging had kunnen komen, kwamen kort na het •niddaguur Prabowo's provocateurs 111 actie, volgens een zorgvuldig voorbereid ,ilan. Zoals bekend, volgde daarop 111 de hoofdstad een twee dagen durende orgie '«an plundering, brantlstichtmg, moord en verkrachting, die m totaal aan ca. 1200 nensen het leven kostte. De volgende dag, 14 mei, sloeg deze gcweldsgolf over laar verscheidene andere steden op Java en Sumatra. Ook de Vorstensteden kregen iiun deel, maar de gevolgen in Yogya respectievelijk Solo waren hier zeer verschil­lend, geheel in lijn met de eigen aard van elk der steden.

In Yogyakarta heerste feitelijk al sinds de moord op de student-activist op 4 mei een permanente staat van onrust, waarbij zich inmiddels verscheidene malen har­dere botsingen met de oproerpolitie hadden voorgedaan Dit gebeurde onderineei op 8 mei, de dag dat Gatotkaca werd gedood, en op 12 iiiei, toen uit Jakarta de eerste berichten over het bloedbad bij de Tnsakti Universiteit doordrongen, 111

beide gevallen vielen er onder de betogers aanzienlijke aantallen gewonden, ter­wijl het 111 de chaos van het oproer hier en daar op kleine schaal tot plunderingen en vernielingen was gekomen. Intussen hadden ook de Yogyase vorsten hun po­sitie bepaald, door zich in de loop van de voorafgaande weken stapsgewijs duide­lijker uit te spreken \ooi een algehele politieke en sociale hervorming. De Paku Alani was daarbij door zijn formele functie van gouverneur vanzelfsprekend be­perkter m zijn mogelijkheden dan de sultan, van wie bovendien per traditie op historische en hiërarchische gronden meer feitelijk gezag over de Yogyase bevol­king uitgaat Het werd op 13 mei dan ook Sultan Hamengku Buwono X die de beslissende stap zette in de verdere loop van de gebeurtenissen, door zich - in een bijna perfecte herhaling van zijn vaders optreden in augustus en september 194s -openlijk aan het hoofd te stellen van de hervormingsbeweging in de Daerah Istim-wa Yogyakarta Vervolgens was het daags nadien voornamelijk aan deze manifes­tatie van leiderschap te danken, dat het Prabowo's provocateurs op die 14de mei m Yogv'akarta niet gelukte de bevolking aan te zetten tot plundering en brandstich­ting c5p enige schaal; afgezien van wat ingegooide winkelruiten in het noordelijke stadsdeel, bleven de acties hier toen beperkt tot in hoofdzaak politiek genchte de­monstraties

Hun werkelijke glansrol kregen Yogyakarta en zijn progressieve sultan pas een w eek later te vervullen, op woensdag 20 mei President Soeharto keerde m de ochtend \an vnjdag 15 mei verv'roegd terug uit Cairo terug in Jakarta, waar hij ter­stond eerdere berichten over zijn bereidheid tot aftreden tegensprak en het leger opdroeg de protesten met kracht de kop in te drukken. Daarmee gaf hij zijn in­stemming te kennen met Prabowo's harde lijn Generaal Wiranto weigerde echter dit bevel zonder meer uit te voeren; m plaats daarvan gaf hij de president dnngend in overweging alsnog ten minste gedeeltelijk tegemoet te komen aan de eisen van de hewormingsbeweging. Deze openlijke blijk van tweespalt binnen de stnjdkrach-

107

Page 109: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

ten werd nu ook voor de trouwstcn onder Soeharto's paladijnen in de nationale politiek het teken om het zinkende schip te verlaten Op maandag l8 mei hield pariementsvoorzitter Hannoko een toespraak, waann hij de president verzocht zijn ambt neer te leggen, teneinde de nationale eenheid te bewaren Bij het parlements­gebouw hadden zich m het weekeinde zo'n ^o ooo studenten en andere betogers verzameld, die het complex in feite bezet hielden en daarmee KOSTRAD-gcne-raal Prabowo het lang gewenste alibi voor gewapend ingnjpen gaven Op dezelfde dag nep oppositieleider Amien Rais voor woensdag 20 mei op tot een beslissende massademonstratie op Medan Merdeka, het centrale plein m Jakarta met het natio­naal monument

De volgende dag, 19 mei, wees Soeharto echter alle eisen tot aftreden opnieuw van de hand, in geval hij zijn functie zou willen neerleggen, zou dit uitsluitend ge­beuren op een door hemzelf te bepalen tijdstip en onder zijn voorwaarden De president werd daann ditmaal weer gesteund door Wiranto, die liet weten dat de parlementsvoorzitter daags voordien geheel op eigen gezag had gesproken Daar­mee was zijn radicale nvaal Prabowo enigszins de wind uit de zeilen genomen, aan­sluitend liet Wiranto in de nacht van dinsdag op woensdag grootscheepse voorbe­reidingen treffen om de aangekondigde betoging op Medan Merdeka met militaire middelen te verhinderen, teneinde te voorkomen dat het initiatief in deze cruciale fase geheel aan de oppositie zou toevallen

Amien Rais zag zich daardoor op 20 mei in alle vroegte inderdaad gedwongen zijn massademonstratie af te gelasten Tegelijkertijd was op last van Wiranto het complex van de parlementsgebouwen door diverse legereenheden, waaronder KOSTRAD-troepen slechts een kleine minderheid vomiden, volledig omsingeld en van de buitenwereld afgesloten In de loop van de dag verklaarden de bezetten­de studenten zich onder deze druk bereid te vertrekken, mits hun aftocht onder toezicht zou staan van andere onderdelen dan de KOSTRAD De 111 hoofdzaak geweldloze ontruiming vond uiteindelijk plaats m de vroege ochtend van donder­dag 21 mei, terwijl toen achter de schennen door de legertop en Golkar-politiei de laatste onderhandelingen werden gevoerd over het onvermijdelijk geworden aftre­den van de president Om 09 00 uur 's ochtends deed Soeharto tijdens een korte, geïmproviseerde plechtigheid in het parlementsgebouw formeel afstand van zijn ambt, ten gunste van de vroegere vice-president Habibie De volgende dag reeds werd generaal Prabowo door Wiranto ontheven van zijn bevelstaak, via een 'cos­metische' aanstelling als hoofd van de militaire academie te Bandung

Deze onverwacht snelle en voor velen verrassende wending, nadat twee dagen tevoren nog de formele oppositie in Jakarta door Wiranto's optreden voorlopig buitenspel leek te zijn gezet, was voor een deel ongetwijfeld te danken aan de in­drukwekkende gebeurtenissen in Yogyakarta op woensdag 20 mei Ook daar was door het hervomnngscomité onder leiding van Sultan Hamengku Buwono X voor die dag al een demonstratie aangekondigd, ter ondersteuning van Rais' grote be­toging in de hoofdstad Toen echter in de voorgaande dagen duidelijk werd dat deze laatste wellicht niet door zou kunnen gaan, volgde van het comité een nieu­we oproep om het geplande nationale protest indien nodig geheel te verleggen naar Yogya De respons was overweldigend, uit alle delen van Java verzamelden zich m de loop van de dag bijna een miljoen demonstranten, afkomstig uit elke denk­bare groep m de samenleving Gedurende enige tijd zelfs voorafgegaan door de sultan persoonlijk, trok de immense stoet zonder de geringste wanklank van ge­weld of plundering urenlang door de stad, slechts begeleid door eigen ordedien­sten en een klein aantal politieagenten Ter afsluiting sprak Hamengku Buwono X in de namiddag de bevolking toe op de noordelijke alun-alun In zijn rede dankte hij de betogers voor hun waardige optreden, onder verwijzing naar de doonlaggevende indruk van nationale eensgezindheid die daarvan ten gunste van de hervormingsbeweging in bmncn- en buitenland zou uitgaan

Zo beleefde Yogyakarta, opnieuw dankzij het kundige leiderschap van de traditi­onele gezagsdragers, ook m de jongste geschiedenis van Indonesië weer zijn mo­ment supreme In schril contrast tot deze tnomf voor stad en vorst stonden de ge­beurtenissen gedurende mei 1998 in Solo

Ook daar waren al in de voorafgaande maanden door studenten van de plaat­selijke universiteiten en hogescholen geregeld demonstraties georganiseerd, die net als elders geleidelijk aan een openlijker confronterend karakter hadden gekregen en op den duur ook niet beperkt waren gebleven tot de universiteitsterreinen De eer­ste grotere onlusten in Solo vonden plaats op 7 en S mei, mede naar aanleiding van de twee dodelijke slachtoffers die in die week tijdens de betogingen in Yogya vie­len Vnjwel zeker speelden provocateurs een belangnjke rol bij deze rellen, die ge­

paard gingen met aanzienlijke vernielingen en plunderingen, speciaal langs de hoofdstraat Jl Slamet Riyadi en in de Chinese buurt bij de Pasar Gedeh Ernstig als deze ontwikkeling in eerste instantie leek, bleek zij een week later slechts een voor­bode te zijn geweest voor de totale ontaarding tijdens het grote oproer van 14 en 15 mei Waar Prabowo's commando-relschoppers m die dagen onmiddellijk na de be­grafenis van de Trisakti-doden in Yogya dankzij het optreden van de sultan geen voet aan de grond kregen, lukte dit toen in Solo, in het zog van de gelijktijdig plaatsvindende studentenbetogingen, maar al te goed

De acties van de Solose studenten op 14 mei waren tevoren reeds aangekon­digd, zoals dit ook het geval w as geweest met de vele demonstraties in de vooraf­gaande dagen en weken Inmiddels al mm of meer gewend aan deze 'routine', was de stad op die ochtend dan ook in haar gewone doen, zondei merkbare onrust ovei de komende betoging Gedurende deze ochtenduren verzamelden de studenten zich vooreerst op de terreinen van de diverse onderwijsinstellingen, de grootste groepen bevonden zich later op de campus van de Umversitas l Maret in het noordoostelijke stadsdeel en die van de islamitische universiteit bij Kartasura Van daar begonnen de actievoerders omstreeks 14 00 uur aan hun optocht naar het centnim, waar als uiteindelijke plaats van samenkomst de noordelijke alun-alun v\as voorzien Onderweg sloten zich spoedig andere groepen aan, waaronder, naar latei duidelijk zou worden, verscheidene eenheden van provocateurs Tegen 15 00 uur bereikten beide hoofdgroepen, inmiddels elk enige duizenden sterk, viajl Slamet Riyadi en Jl Unp Sumoharjo de oudere delen van de stad zuidelijk en oostelijk van de doorgaande spoorlijn Als op commando begonnen toen plotseling kleine aan­tallen 'actievoerders' ruiten van kantoren en winkels in te slaan, auto's 111 brand te steken en allerlei andere vernielingen aan te nchten Tegelijkertijd verschenen op­eens op tal van andere plaatsen in Solo groepjes met stokken gewapende jongeman­nen op vrachtwagens en motorfietsen, om het kennelijk zorgvuldig voorbereide op­roer ook daar in gang te zetten

Ongetwijfeld was het de bedoeling geweest, slechts op beperkte schaal onlus ten te veroorzaken, teneinde nadien met harde hand de orde te kunnen herstellen Net als te zelfder tijd in Jakarta liep de situatie in Solo echter geheel uit de hand Leger en politie hadden klaarblijkelijk opdracht gekregen zich voorlopig afzijdig ti houden, gedurende de gehele eerste dag en nacht van de rellen bleven zij althans opvallend afvvezig in de stad Toen het nieuws van dit gezagsvacuüm en het optre­den van de provocateurs later in de middag alom bekend raakte, stak een orkaan van vemielzucht en rampokwocde op, die met het politiek genehte studentenpro test al snel mets meer van doen had Tienduizenden Solonezen uit de armere be volkingsgroepen gingen de straat op om winkels leeg te roven en m brand te ste­ken, oude rekeningen te vereffenen en, al was het maar voor een dag, eindelijk ook eens de roes van de macht te genieten Het geweld nchtte zich logischerwijs allei-eerst tegen ondernemingen geassocieerd met de machthebbers van de Nieuwe O de, de familie Soeharto en haar kliek van zakenlieden, politici en militairen Bijn alle banken gingen zo in vlammen op of werden althans grondig gerampokt, vei der tal van luxe winkelcentra, reisbureaus, overheidskantoren, garagebedrijven particuliere medische instellingen, restaurants en hotels, en ook het paleisachtigi woonhuis van parlementsvoorzitter en Golkar-bons Harmoko Daarnaast echtei moesten, als vanouds bij de penodieke uitingen van volksgeweld in Indonesië, ni tuurlijk ook ditmaal de Chinese winkeliers en andere ondernemers het weer m.i saai ontgelden

Voor het overgrote deel van de Solose bevolking kwam deze verwoestende fui van de plaatselijke hai>e-iiot<: totaal onverwacht en ongewenst Terwijl de hemt boven de stad in de late namiddag van 14 mei verduisterd werd door de rook va 1 honderden branden, wierpen kampungbewoners in de bedreigde stadsdelen m pa­niek provisorische barncaden op bij de toegangswegen, teneinde de bezeten m -nigten tijdig buiten te kunnen houden Op de gevels en voorerven van woonhi >-zen, winkels en kantoren verschenen overal inderhaast geschilderde spandoeken en borden met opschnften als Mihk Pnbumi Ash ('Eigendom van Oorspronkelijke -d w z 'echte' - Indonesiërs'), Wongjowo Tulen (Javaans, 'Echte Javanen') en Katiii Mendiikun^ Ritormtisi ('Wij Steunen de Hervormingen'), aangebracht in de hoop dat de passerende rampokkers het gebouw dan ongemoeid heten en hun aandac ht op de bezittingen van Chinese burgers zouden nchten 'Activisten' voegden het hunne toe aan dit lafste en hatelijkste gezicht van het volksoproer door muren te bekladden met leuzen als Harmoko Asn ('Harmoko is een Hond') en, onvermijde­lijk, het vertrouwde Cina Mati, 'Dood aan de Chinezen'

De anarchie duurde de gehele nacht voort Pas 111 de loop van de volgende och­tend, vnjdag i <, mei, werd er enige militaire activiteit zichtbaar, in de vorm van m-

108

Page 110: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Sultan HB X: Saya slap di depan Sciya ^lap di dipaii, 'Ik ga waakzaam voorop' De grote demonstratie in Yog\a op 20 mei 1998 werd geleid door Sultan Hamengku Buwono X, zoals dit krantenbencht laat zien De linker foto toont de vorst tijdens zijn toespraak 's middags tot de samenge­stroomde massa op de noordelijke aloon-aloon Foto Asia Maior

cidcntclc patiouilles en de innchtmg van controleposten op Solo's voornaamste toe­gangswegen en knuspunten Het openbare leven lag volkomen stil, overal in de stad brandde het nog volop, terwijl de straten bezaaid lagen met vermelde auto's en mo­torfietsen, huisraad en puin van gerampokte en uitgebrande winkels Als verdoofd dwaalden duizenden inwoners door het centrum om de immense schade op te ne­men en op zoek te gaan naar familie en vnenden Bij kampungpoorten en barnca-des hielden jongemannen met bamboesperen en knuppels de wacht, gereed om elke nieuwe geweldsuitbarsting met gelijke middelen te pareren Geplunderd en actie gevoerd werd er echter later op de dag vnjwel met meer, slechts hier en daar leden 's middags nog groepjes opgewonden jongelui schreeuwend en joelend op brommers en vrachtwagens rond, terwijl anderen de tilloze autowrakken afstroop­ten op zoek naar bruikbaar gebleven onderdelen

De omvang van de ramp die Solo aldus over zichzelf had afgeroepen, werd uiteindelijk pas m de week nadien duidelijk De officiële cijfers spraken van ruim 200 door brandstichting verwoeste gebouwen, meer dan soo vernielde auto's en ten minste twaalf doden Dit laatste gegeven is stellig onjuist, al bij de eerste op-ruimingswerkzaamheden werden in verbrande toko's en woonhuizen de resten van enkele tientallen mensen gevonden, en het totale aantal dodelijke slachtoffers moet derhalve eerder op 100 a 150 worden geschat In geldswaarde werd de tota­le schade, omgerekend naar een waardevaste munteenheid, voorlopig geraamd op enkele tientallen miljoenen dollar De ergst getroffen stadsdelen waren zoals te ver­wachten de Chinese wijken oostelijk en noordelijk van de Pasar Gedeh, rondom Jl Unp Sumohago en Jl Moelyadi, en westelijk van de kraton, ter weerszijden van Jl Dr Rajiman, waar complete straten m de as waren gelegd Daarnaast waren op uitgebreide schaal vernielingen aangericht in de stationswijk, in de winkelcentra •n markten van ondermeer Purwosari, Pasar Legi en langs Jl Slamet Riyadi, en in

het industriegebied in het westen van Solo Veruit de spectaculairste brand vond plaats midden in het centrum van de stad, aan Jl Sunarvo (Cantinestraat) ging daar Solo's enige moderne mega-winkelcentrum, de pas enkele jaren oude Benteng Plaza, geheel m vlammen op Opmerkelijk genoeg bleef echter de nabije Pasar Klewer, waar behalve een aantal Chinese ook veel Javaanse textielhandelaren hun nenng hebben, op wat rookschade na gespaard van de vernielingen Van Solo's belangrijkste cultuurhistorische monumenten ten slotte, de vorstenhoven en de verschillende musea, liep eveneens geen enkel noemenswaardige schade op

BIJ het sluiten van de kopij voor deze boekuitgave liggen de dramatische gebeur­tenissen in Solo en Yogya gedurende die laatste dagen van de Nieuwe Orde in­

middels enkele maanden terug In de hitte van de strijd om president Soeharto's aftreden leken het toen historische mijlpalen van blijvende betekenis, maar sinds­dien heeft de werkelijkheid van alledag in Indonesië onder de nieuwste orde de aandacht van de Vorstenstedelingen hardhandig naar andere zaken verlegd De 're-formasi' in politieke zin is onder de nieuwe president Habibie voorlopig slechts oppervlakkig gebleken Hoewel hij zijn regering bij herhaling als een intenmbe-stuur heeft aangemerkt, zullen algemene verkiezingen op zijn vroegst medio 1999 worden gehouden En ook al is Prabowo inmiddels geheel ontslagen en zal hij zich waarschijnlijk zelfs formeel voor zijn daden moeten verantwoorden, in de praktijk hebben de stnjdkrachten hun dominerende machtspositie onvemunderd behouden, terwijl de oppositie vooralsnog met m staat lijkt haar rol enige werkelijke mhoud en gestalte te geven Het gros van de bevolking echter ziet zich, door het aanhouden van de algehele cnsis m Azic, intussen in het dagelijks leven geconfronteerd met een allesoverheersend probleem van uitsluitend materiele aard hoe zich te hand­haven in een samenleving die gestaag afstevent op de totale economische coUaps

Hoe ernstig die situatie eind 1998 is geworden en wat dit voor de inwoners van Yogya en Solo met die van het ovenge Indonesië in praktische zin betekent, kan m dit korte bestek slechts in algemene termen worden aangestipt Officieel heet de economie op nationaal niveau sinds het voorgaande jaar met ongeveer een kwart te zijn gekrompen, maar eigenlijk is het, vanwege de vnje val die de wisselkoers van de rupiah ten opzichte van de westerse munteenheden heeft gemaakt, niet mogelijk de neergang in een enkelvoudig 'hard' cijfer uit te drukken In tal van bednjfstak-ken IS in feite vnjwel geen economisch verkeer meer en veel van wat hiervoor met betrekking tot de regionale economie van Yogya en Solo is gezegd, bestaat nu dan ook nog slechts in de hennnenng aan de welvarender laatste jaren voor de cnsis

De bouwsector en de industne liggen zo goed als söl, de omzetten van de regu-here detail- en groothandel en de vervoerssector zijn gedecimeerd, en ook in de informele sector van straathandel en allerlei diensten overtreft het aanbod de vraag inmiddels vele malen Toeristen doen de Vorstensteden bijna niet meer aan, met vooral m Yogya rampzalige gevolgen voor het hotel- en restaurantwezen en de talloze kleine famihebednj^es die voor hun bestaan afhankelijk zijn van een gere­gelde stroom buitenlandse bezoekers Net als een groot aantal bedrijven zijn zo­wel de plaatselijke als de regionale overheden technisch failliet, als gevolg van een drastische terugval van de belastinginkomsten Alle projectplannen voor verdere ontwikkeling of zelfs maar voor algemene onderhoudsdoeleinden en het herstel van de oproerschade 111 Solo zijn voorlopig van de baan Zo komt er geen snelweg tussen beide steden en knjgt Solo niet zijn geplande internationale luchthaven, wat er bij de overheid nog aan belastinggeld binnenkomt, zal op wat langeie termijn mogelijk niet eens meer voldoende blijken om de vaste uitgaven aan personele en matenele uitgaven te bekostigen

Wat de nabije toekomst voor Yogva en Solo zal brengen, is op dit punt zelfs met te raden, afhankelijk als deze nu voornamelijk is geworden van externe facto­ren en ontwikkelingen de mate van stabiliteit van de regering-Habibie, het ver­loop van de crisis elders in Azie en de westerse w ereld, de aard van Indonesie's politieke bestel na de aangekondigde algemene verkiezingen in 1999 Helemaal terug naar af, tot de dramatische armoede en ontreddering tijdens de laatste jaren van president Soekamc:>"s bewindspenode, zal het wellicht met meer gaan Op zich­zelf bezitten de Vorstenlanden met het ovenge Indonesië tegenwoordig voldoen­de economisch potentieel voor een snel en diepgaand herstel wanneer de omstan­digheden daarvoor weer gunstiger worden Dat het voor tallozen voorlopig harde jaren zullen blijven, met op zijn minst tijdelijke voedseltekorten - president Habi­bie nep 111 juni de bevolking al op, twee dagen per week te vasten' - en algehele veramiing, lijkt echter bij de heenende economische stagnatie en de almaar stijgen­de pnjzen onontkoombaar

De geschiedenis, zegt men vaak, neigt tot herhaling, en zeker is het zo dat de bevolking van de Vorstenlanden vele malen eerder met lege handen aan een nieuw tijdperk moest beginnen Aan wie ook de zware taak zal toevallen, na het bankroet van de Orde Baru leiding te geven aan het economisch en maatschappelijk herstel, als zo vaak in het verleden zullen de hoop en verwachnng in de eerste plaats uit­gaan naar een rechtvaardig bewind, dat nu misschien eindelijk de vnjheid en wel­vaart zal brengen waarop het Javaanse volk al zo lang wacht Wat zei ook alweer de Solose resident Sollewijn Gelpke, meer dan 80jaar geleden bij de installatie van de Prang Wadono, de latere Mangkoe Nagoro VII'

'Ik doe echtei in de allereerste plaats een beroep nanuu^ Inn. dit inet^tal zwij^in, die alti)dgeduldig hun lot hebben ^edra(;en, orei wier lot zich weinigen wann waken' ( )

I\eeni U voor te leven en te sienvn voor hun {;ehik en God zal er U voor bcloonen '

Page 111: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Pd}; no-Ill de Vorstenlanden Djokjakarta en Soerakarta Beweikmg van de relevan­te gedeelten van kaart IV (Tegal-Djokjakarta, pag i lo) en kaart V (Semarang-Ponoio-go, pag. 111) uit de Aiitowe^cii-Alldijai'n-Mtidoera-Bali, die omstreeks 1937 verscheen bij A. Nix &. Co. te Bandoeng. De blauwe stippellijnen geven de grenzen van de toen­malige vier zelfbesturende landen aan, die elk zijn aangeduid met een Romeins cijfei in een zwart blokje: I = soenanaat Soerakarta (328S km-); II = Mangkoenagaran (2751 km-), III = sultanaat Djokjakarta (3027 km-). IV = Pakoealaman (i4'i knr) In het sultanaat Djokjakarta waren drie enclaves van Soerakarta gelegen, die hier zijn aangeduid met een hoofdletter m een blauw blokje A = Kotagede(h), enthne van

het soenanaat, B = Imogiri, encLne \an het soenanaat, waaibmnen weei een kleinere enclave van het sultanaat, C = Ngawen, enclave van de Mangkoenagaran. Hoewel de hier gereproduceerde kaarten dateren uit de late jaren dertig, toen de eerdere residenties Djokjakarta en Soerakarta reeds waren \ ei heven tot gouvemementen, woidt in de oorspronkelijke mschriften bij bovengenoemde enclaves nog steeds verwezen naar de residentie Soerakarta Bijzonder aan deze kaarten is vooral, dat daarin ook de locaties van de toentertijd bestaande grotere cultuurondernemingen zijn aangegeven, elk met een nummer dat verwijst naar een corresponderende namenlijst Voor de hier weer­gegeven kaarten zijn deze afgediukt op pag 112 Kaai ten P A F Boonstoppel.

ü?5nNGGO''-'^'=i|°'>'',"9-i'"' ^ ^ - ^ '•i

it

/•••** '.X' '"

^_> - I l i O M O j p

'TEGAl^'REDJO '

G MERBABOt

> n a < ' 1. J: Paa ! ,?y \\". X t - s ^ r : l i s

_ # K r e t e k \ 1 ^

0 > . _ ^ — O Karanggajom

218 K' ^.^<.J m /ö^ „ /%

GÖMIONS

^ All Kan 9 ü

•crlojoeSan / . I^*«.f tP'*

SALANMN-, (MOENTILAN/ti V>-

/ ^ J , | K c r r o . d , 3 ! r T - 9 A 3 S S l : S | ^ ^ ' P„„„owarL^è°="""°" ' 1-' Botwaiap^'o' / . .( PEDJACaANlTT

' P ' V P o d o o c - i ! " , -

• ÖKIi

MPM ^ « Kel'koeics ^1

f'Bener

ilAlfoN ^ j G 2^JAMV«nn-.-' pasin

^-KEMIRI;

Ngi

Ar^'-^/VlIIBAWANG

: 0 < r , ^o l 'oe rangy i . brq^mbqeng f V

Tdfialredjo * / J S A b

Soeljè

s^^T' .é •So tg i l -

J)J PoenngJa *• ' ' I '

Boeto^i 1

, rf^efl^ba^^gafoef

3480 Ï235 ÏSLEMAN

NGEÏIP^A

"Pelanahai

ÖETQAF

Prf^^SSlr^ •nbalresTii

•]/-•^ • f

J,t janjococnp

!1?> ftSoVko

ageTenï

^G GADJAH 2Din

K..L. SToempefS

I j>--?JCarige5ing ^ — ^ - - , , . _ f I i l o e m p c f S h - O ^ J Nglcjjon '^5^fi

t ScmVgoeng

5ERVVÓDfDI

f-Molo

^ G O D : Af 4

^ 5 ÏGAsff\G

• •4 *4+-» + » Grens Residentie.

Grens Regentschap.

Groote plaats.

Residentiehoofdplaats.

Ass. Res.-, of regentshoofdplaats.

Distncthoofdplaats.

Onderdistricthoofdplaats.

Kleine plaats.

Plaatselijke hoogtecijfer in m.

Spoorlijn.

Spoorstation, — Halte.

Hoofdverkeersweg.

Kleinere verkeersweg.

Binnenweg.

Ondernemings- en Dessaweg. (Enkele niet len alle tijde berijdbaar).

Wegenafstand in km.

Div. Fabriek.

l E G i M D A ^ ^ SÏ^T;;; ^ " Voetpad naar Bergtop.

Overvaart.

Landingsterrein.

Noodlandingsterrein.

Passangrahan.

Oudheid. De nummers ver-

Jvinjzen naar de lijst

Suikerfabriek. ^ * " ^'^ ' " ' " « " ^" (ondernemingen.

Meer.

Moeras.

Zeebadplaats.

Badplaats.

Natuurl. bron met Badplaats.

Rivier.

X-

. /<":'. Y andok O'

Oèpoki;

5^G:

Go'nuowoelo'" I •

ABAyTQELSil »i

; jOfjBoeioch

?ffl.OEft

Pani

_ 'ekodja Kt^D'jfÏANV

'Si 4>

i irongl'lUl G.SEV»''

^lal LoiitUdi

•?J.4 ^ B IKH x ,SJ,5Jt t i . iir rir nrnf is

^^^FïTENj^ . Berg met hoogtecijfer in m. KAMERS MET EN Z O W Ö Ë R

EIGEN GEMAKKEN tiUU du«c ^4111* U '->'1

VOOR GESCHENKEN INDISCHE KU,NO, „ G A N A " SLUISBRUGPLEIN I - BATAVIA • C

110

Page 112: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

^J

D j-1 in b o p ^ ^ ^ ^ T ^ t

. ."(Sn ^ftJoiiO

91?

SENCAKAN JjAKAN

i i p t j a n t i i

oenggo

t 3 3 0

^ pjOEvVANC^

M , l j Jjc. • . 'oil y '

1- o ( ? ;

Irmpocran ^ l ^^^ ,

" \ . } tr «Ngi-i

.•' \¥l26

"V;..

WK'''X''.{ / J \ ^ ^ ' - E ) > ^ - v « - « ^ / ^ " " ^ ^ l / ft / f - , - ^ ^ ^ o < . - i n b < r r b w o n g < . O , T*«7S^,ESI f n g . t c : l / c ^ . V " - ^ % ^ ^ ^ ^ J M .K I rgo f ' . . , - ' 1 ' V S ^ 1^. _ , f oJ,uk W

L?v-*t...i \

Sambi Q ' -\\/

1 1 ; .' G e d o r o t t \ t

•Bedengan

^GRAMBC

AjVengy M?dj^oTO/^''""KERToloL

eSoijo

'adapan

DTa^ikmodoCtt

JèS, KARAWGANJARUi

P DJATINOf

«roen -^Kemala

. , , 1 ^••goro. KARANG

•^ •^

Sarangan

^D£rangkal C BKarangdowo

jTawangsafi

^

•'"\/''' ' l ^ A ^ t ? ^ ^ ^

'ci^l

^ V * * * ' \Gcmpo l ^ j ^ v S t j 1 C \ » P o c r w o | , * n # ^ ? % - . c \ , ' " ^ ^ D p i i m e r l o Y J /

^ ^ . ^ . . T : : ^ ^ ) VJ? ^*. /

^rrm>rlo'- l>*' i«!ï°""0

^

Sidohai

"as

aljpoerr

iTSjAtlSRÓl

Samp

3okC

5*»'".

pSmgosar*!;]^

iKREJEG - __ /

Gr^'öl"' '^ .^'^"^ •^ " e t aPanggang ' ,

j i K e p i l I

ƒ Karangmod joO^

[• f e^Gading , '

u ^

• • ^ P L A J E N ^ ' ^ j ___

- ^ ^ O N Ö S A R I - . .

f / u/ „ ) pOERWANTQROi 4 G o c p i t

Jp-aarl^dSSdong ^ , S W a t o c ^

A^^ l»

KisRTontoro

. . . . -^gfawoe». «i.^lTl/^Tiflomoip - Q

o'gONp'A'KTGLEGI fl ~ .. r + y > J G GEMBEC

• Balekerlo S,'

ÖSEMANOe

f Moelo ! Bedoji

r iia uil ioioiieou !2U

G SEWOE O F ^ X ^ l Z E N D G E B E i ^ G T E \ 'Tjoewelo

' ^ " " ^ t ó r ™ ^ - Y 662$F2w*lfen '/^Bandar

M V jPtatjiownlora

ALOMBO®190 ^^

H O T E L 'vy? - .ij. I Donorodjo

.MATARAM"Djocja Tel. 56 — Telegram-adres. Mataramhotel.

fev Rongkap»

/

— f > ' ;

!0EfiÓENG ,»" Totboehin l ( „ ^ 3 6 a . - - - C ' Ö^WaTöfaTIjf q-^OEROLO.

Hel Hotel waar men goed en bil l i jk logeert. Dagelijks Europ en Rijsltaiel 1 pef$ kamer i vanal f i 50 t m f 7 50 2 pers k a m e n vanal 8 — i m , 14 -13 Autogarages Kamers met eigen gemakken,

• f 19. Beheerder G Leipoldt. O u d C h e l h o l m . Ml] Nederland.

, , «.Slimbing

\ ; / Ptingltoïkoe O K 7 7 " ' : » > 6

\ ! «o : *Ka laK

1/ 'M^9> y ^ J"^ V, JJKej fo^

)Kebonagoeng

cS3 \ cifii inn l'ütjiltin'^

oelakan

co" « -

NGADIROOX)

V O O R GESCHENKEN INDISCHE KUNST „GANA" SLUISBRUGPLEIN I BATAVIA - C

i o 13 k m

I I I

Page 113: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Lijst van namen van de grotere tultuurondcinemingen en fabrieken m de kaarten op pag. I lO-i 11 Deze laatste betreffen uitsneden uit de oorspronkelijke kaarten in de Aulowegeii-Atla\Jai'a-Madura-Bah (ca. 1937), dit betekent dat niet alle hieronder ver­

melde ondernemingen 111 de hiei geieproduceerde kaaiten zijn teiug te \mden Om­gekeerd zijn echter wel alle 111 de kaaiten aangcge\cn ondernemingen in onderstaan­de namenlijst vernield

Kaart pag. i i o

1 Pagongan (suiker) 2 Kemantren (suiker) 3 Adiwerna (suiker) 4 Pangah (suiker) 5 Kemanglen (suiker) 6 Doekoehwringin (suiker) 7 Balapoelang (suiker) 8 Soemberhardjo (suiker) 9 Bandjardawa (suiker) 10 Petaroekan (suiker) 11 Tjoinal (suiker) 12 Sragi (suiker) 13 Boearan (rubber) 14 Blimbing (rubber) 15 Wonopnnggo (suiker) 16 Tirto (suiker) 17 Kalimati (suiker) 18 Djolotigo (thee, kma) 19 Soebah (rubber) 20 Pagillaran (thee, kina) 21 Silowok Sawangan (cacao, koffie) 22 Selokaton (thee, kina) 23 Soekamangh (rubber, koffie) 24 Gemoeh (suiker) 25 Tjepiring (suiker) 26 Kaliwoengoe (suiker) 27 Redjowinangoen (koffie, cacao) 28 Klein Getas (rubber, koffie) 29 Sringin (rubber, koffie) 30 Rembes (koffie) 31 Kalimas (koffie, kapok, cacao) 32 Medini (thee, kina) 33 Geboegan (rubber, kina) 34 Banaran (koffie)

35 Bedakah en Tambi (thee) 36 Tandjongsan (thee, kina) 37 Klampok (suiker) 38 Bodjong (suiker) 39 Kaligoea (thee, kma) 40 Poerwokerto (suiker) 41 Kalibagor (suiker) 42 Kroempoet (rubber) 43 Kaliredjo (suiker) 44 Premboen (suiker) 4s Oliefabriek 46 Djenar (suiker) 47 Medari (suiker) 48 Beran (suiker) 49 Tjebongan (suiker) 50 Sendangpitie (suiker) 51 Rewoeloe (suiker) 52 Demakidjo (suiker) 53 Wonotjatoer (suiker) 54 Padokan (suiker) 55 Kedaton Pleret (suiker) 56 Bantod (suiker) 57 Barongan (suiker) 58 Poedoeng (suiker) 59 Gondanglipoero (suiker) 60 Gesikan (suker) 61 Sewoegaloer (suiker)

Kaart pag. 111

1 Balong (gouv rubber) 2 Bedji (gouv rubber, klapper) 3 Kali Tello (gouv rubber) 4 Pakis (suiker) 5 Trangkil (suiker) 6 Langsé (suiker)

7 Tandjong Modjo (suiker) 8 Rendeng (suiker) 9 Besito (suiker) 10 Majong (suiker) 11 Banjoepoetih (suiker) 12 Petjangaan (suiker) 13 Kahmas (koffie, kapok, cacao) 14 Medini (thee, kina) 15 Geboegan (rubber, kma) 16 Ngobo (rubber, cacao) 17 Djati Toenggo (cacao, rubber,

nootmuskaat) 18 Getas (cacao, rubber) 19 Tlogo (rubber, nootmuskaat, cacao) 20 Asinan (cacao, rubber) 21 Banaran (koffie) 22 Malambong (thee, koffie) 23 Ampel (thee) 24 GoUie (koffie, sisal) 25 Simo (rubber) 26 Karanggeneng (koffie, vezel) 27 Baros Tampir (koffie, thee) 28 Soekaboemi, Bakoelan en Goeboek

(koffie, kina, thee) 29 Medari (suiker) 30 Beran (suiker) 31 Tjebongan (suiker) 32 Demakidjo (suiker) 33 Padokan (suiker) 34 Bantoel (suiker) 35 Gondanghpoero (suiker) 36 Poendoeng (suiker) 37 Barongan (suiker) 38 Kedaton Pleret (suiker) 39 Wonotjatoer (suiker)

40 Tandjoengtirto (suiker) 41 Tjandisewoe (suikero 42 Prambonan (suiker) 43 Gondangwmangoen (suiker) 44 Gemampir (koffie, tabak) 45 Gedaren (suiker) 46 Karanganom (suiker) 47 Tjeper (suiker) 48 Manishardjo (suiker) 49 Ponggok (suiker) 50 Tjokiotoeloeng (suiker) 51 Delanggoe (suker) 52 Wonosarie (suiker) 53 Bangak (suiker) 54 Tjolomadoe (suker) 55 Kertosoero (suiker) 56 Bandoeng Wonoloto (\ezel) 57 Madjenang (vezel) 58 Mento Toelakan (vezel) 59 Tasikmadoe (suiker) 60 Modjo (suiker) 61 Kedoengbanteng (suiker) 62 Kedawoeng (vezel) 63 Batoedjamoes (rubber, vezel) 64 Kerdjo Gadoengan (koeffie, vezel) 65 Tank Ngaroem (kma, vezel) 66 Kemoening (koffie, thee) 67 Djamoes (koffie) 68 Tretes (gouv lubber) 69 Soedhono (suiker) 70 Poerwodadi (suiker) 71 Redjosane (suiker) 72 Redjoagoeng (suiker) 73 Kanigoro (suiker) 74 Pagotan

Pag 11 j : dit prachtige sateUietbeeld van Djokjakarta en wijde omgeving werd op 28 sep­tember 1972 opgenomen door de multi-spectrale scanner van de eerste Landsat-satel-liet, van een hoogte van ca. 900 km boven het aardoppervlak De opname toont het gebied niet in de natuurlijke, maar in zogenoemde 'valse' kleuren. Deze maken een nauwkeunger interpretatie van de waargenomen gegevens mogelijk De meeste vege­tatie krijgt daarin bijvoorbeeld een rode kleur. Waar deze onderbroken is door tal­loze gnjze vlekjes, betreft het verspreide kampongbebouwing tussen geboomte, meestal klappers en diverse soorten fruitbomen. Landelijke terreinen die niet door vegetatie of water zijn bedekt zijn te herkennen aan een witte of hchtgrijze kleur Aangezien het beeld is opgenomen in de overgangstijd van de droge oostmoesson naar de natte westmoesson, liggen veel velden nog braak en vertonen grote oppervlakten dan ook deze kleur. Stedelijke bebouwing krijgt in 'valse' kleuren een grijsblauw aanzien De twee grootste steden in deze opname, Djokjakarta en Magelang, zijn apart aangegeven met de letters D en M. Iets rechts van Djokja is als een opvallend hcht vierkantje het vliegveld Adisucipto te herkennen, het vroegere Magoewo

De meest opvallende vormen op dit satelhetbeeld, dat ovengens op het noorden is ge-onënteerd, zijn de beide vulkanen, de Merbaboe en de Merapi De hoogste delen van de niet meer actieve Merbaboe (bovenaan, 3142 m) zijn geheel bedekt met bos (don­kerrood); de lagere, lichtgrijs gekleurde hellingen worden gebruikt voor de met-geïr-ngeerde landbouw. De helderwitte vlekken aan de westzijde van de top van de Mer­baboe zijn wolken. Zuidelijk van de Merbaboe ligt de 2911 m hoge Merapi, een van de meest actieve en gevaarlijkste vulkanen van Java. Ook hier zijn de hoge helhngen begroeid met bos, maar de blauwgrijze kleur van de top duidt erop dat daar ook vul­kanische processen werkzaam zijn. Omdat de krater open is aan de zuidwestkant, lig­gen vooral de helhngen aan die zijde van de vulkaan binnen het bereik van de uitbar­stingen. Grote delen van dit gebied worden regelmatig bedekt met vulkanische assen

en modderstromen, zogenoemde lahars, waardoor op het satelhetbeeld de zuidwest-hellingen van de Merapi een donkerder kleur hebben dan de oostelijke hellingen De stad Djokjakarta is gelegen op een licht hellende vlakte, die in de loop van de geo­logische geschiedenis werd gevormd door vulkanische assen die na iedere eruptie van de hellingen van de vulkaan naar beneden kwamen. Hoewel het centrum van de stavl hemelsbreed op ca 30 km van de Merapi-krater ligt, kan Djokja bij een zware uitbai sting wel degelijk worden beïnvloed. Gevaarlijk zijn in zo'n geval vooral de vulkani­sche modderstromen, die zich het eerst langs de ingesneden dalen van de Kah Tjode en andere nvieren een weg naar beneden banen en dan grote verwoestingen kunnen aan­richten in de dichtbevolkte kampongs in deze valleien De activiteit van de Merapi heeft echter ook een positief effect De vulkanische assen die bij iedere uitbarsting i p de hellingen en op de vlakten rond de vulkaan worden afgezet, verweren onder 111 vloed van het warme en vochtige klimaat snel tot een vruchtbare bodem In comb -natie met intensieve bevloeimg is daardoor in dit gebied een hoge agrarische produ' -tiviteit mogelijk, die weer een bestaan biedt aan een zeer omvangrijke en dichte hi-volking

In de regio's die niet bedekt zijn niet \ulkaiiische afzetnngen, is de bevolkingsdithtlu id aanzienlijk minder Dit geldt ondermeer voor het lage bergland van Koeion Prog ', linksonder in het satelhetbeeld, en voor het kalkland van de Goenoeng Sewoe of In t Duizendgebergte, dat rechtsonder is te herkennen. Tussen beiden heuvelgebieden ligt als een wig de vruchtbare aanshbbingsvlakte van de Kah Opak, die vanwege zijn gt-ringe breedte op het beeld nauwelijks zichtbaar is, en van de veel bredere Kah Progo, de donkere, meanderende hjn onder in de opname. Het egale donkere vlak in de lin­ker benedenhoek ten slotte is een klein deel van de Indische oceaan, die van de kust-vlakte wordt gescheiden door een brede, blauwgrijze duinenrij. Foto: Asia Maior

112

Page 114: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

i n

Page 115: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

É53? f^. fs! PI p ira m^^ ^ ^ ï ^ ^B" Wp

Geheel hcWLii luchtopname iii zuidelijke richting van het centrum van Djokjikirta ei 1925-1930, met bovenaan de noordelijke aloon-aloon, linksonder het fort Vredeburg en rechts daarvan het residentshuis, de sociëteit De Vereemging en het nog nieuwe Nillmij-gebouw Zie voor de opmerkelijke overeenkomsten in de oudste stedebouw-kundigc lanleg van beide Vorstcnsteden ook de luchtfoto van het centrum van Solo uit dezelfde tijd pag MO Foto KIT

Onder lu paf; 113 hoi'ni de twee aloon-aloons aan respectievelijk de noord- en zuid­zijde van Djokji s kraton, elk met twee heilige vvanngms ca H 'iS Het gebouw op de achtergrond m de foto hierboven is de Pagelaran, de grote toegingshal op de noor­delijke Sitihmggil De poort in de andere ook zuidwaarts gerichte foto Plengkoeng Nirbojo, bevindt zich in de omvvalling (beteng) van de hofstid Foto s S Nelissen-Luderus 2 \

114

Page 116: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Djokjakarta

-^p^!®^^^^:f^^

^.^?^^^f"

LiuA'v het zeei venallen badencoinplex van Tanian San. ca 1920, zie \oor de huidige, gerestaureerde vorm de foto op pag 124 Rcihtsinuidcii het tot rume vervallen Water­kasteel m Tanian San. ca 1920 Rcihinvidei blik in zuidelijke richting op Gondoma-nan, ca 1920. \anat de kruising met Joedonegaran (iechts) Foto's | Anten 2 \ . Asia Maiür

I I S

Page 117: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

MTJu

z è r è : ^ Verharde wegen ( ' " " ' " '' ""•"" ^"-^

Onverharde wegen ( *• ''"''";' "' ' ' r ' ' " ' '*" " " " \ b v«n hout of bamboe

Paardenpad

Voetpad

Spoorweg a ophooging

Tramweg

It ' l i i r t

1» *

?

• Kampoeng Zl Sawah Hl Klappertuin

-èJ Bamboebosch.

3 Boomen

_J Gras Herkenbare boom

"t + Christen begraafplaats

(2, ^ (2i Chlneesche graven

w " - Mohammedaanschc graven

i Steenen grenspaal

A Dnehoekspunt

^ Hoogtepunt

*oV Petroleumreservoirs A A Tempels

B P M Bataafsche Petroleum Maatschappij

N I.S M. Nederlandsch Indische Spoorweg Maatschappij

S S Staatsspoor

STR Straat

Lh Landhuis.

K Kali

{hijsihwjt :IC pilt; 121)

Page 118: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Straatnamen Djokjakarta Nederlands - Indonesisch

De onderstaande Nederlandse straatnamenlijst is in ongewijzigde spelling ondeend aan de oorspronkelijke legenda bij de plattegrond van Djokjakarta uit 1925, die in delen is ge­reproduceerd op pag 116-117 en 120-121 Na de soevereiniteitsoverdracht is een groot

aantal van deze namen meermaals gewijzigd In de lijst hieronder is de meest recente naamaanduiding aangegeven, die echter in spelhng op onderdelen kan afwijken van andere tegenwoordig in Indonesië gebruikte benamingen

Apothcekstraat Jl Diloto

Balapan Jl Urip Sunioharjo Bantjiroweg Jl Bambang Suprapto Baoesasran Jl Bausasran Bedji Jl Beji Bentoeljl Kusumanegara Beskalan Jl Beskalan Bintaran Kidocl Jl Sers K K O Harun

Bin Ah Bintaran Koeion Jl Bintaran Kulon Bintaran Lor Jl Sultan Agung Bintaran Tengah Jl Kap L Samadkun Bintaran Wetan Jl Usman Bin Said Boemidjo Lor Jl Bumijo Lor Boemidjoweg Jl Bumijo Boulevard Jonquière Jl Abu Bakar Ah Brontokoesoeman Jl Kol Sugiyono

Dagen Jl Dagen Danoenegaran Jl Parang Tritis Danoeredjolaan Jl Fandan M Noto Djatiweg Jl Jati Djogokaran Jl Jogo Karyan Djogoncgaran Jl Joyonegaran Djetis Jl A M Sangaji Djlageranweg Jl Jlagran Lor

Dockoeh Jl Bantul Drukkerijstraat Jl Mojar

Emplacenientstraat/SpoorLian Kota Baroe Jl Atmo Sukarto

Gading Jl Gading Gamelan Jl Gamelan Gandekan Jl Pringgo Kusuman Metiran Gebajanan Jl Panjaitan Gemblakan Jl Mas Suharto Gendigan Jl Wahid Has\iin Geradjen Jl Suronatan Gevangenislaan Jl Taman Siswa Gondolajoe/Toegoe Wetan Jl Jend

Sudirman Gondonianan Jl Brigjen Kataniso Gowongan Kidoel Jl Gowongan Kidul Gowongan Lor Jl Gowongan Lor Groote Pasarweg Jl Pabrmgan

Hospitaalweg Jl Juadi

Joedonegaran Jl Ibu Ruswo

Kadasterstraat Jl Trikora Kampementsstraat Jl Senopati Kantoorlaan Jl Rekso Bayan

Kaoeman Jl Kauman Karangajam Jl Sisinga Mangaraja Karangkadjen Jl Imogiri Karreweg Jl Krasak Kemitboemen Jl Kamit Bumen Kepatihanweg Jl Mesjid Kerkhofweg Jl Ireda 66 Kintelan Jl Parangtritis Klitren Kidoel Jl Dr Sutomo Khtren Lor Jl Dr Wahidm

Sudirohusodo Koemetiran Jl Kcnietirin Kidul Kranggan Jl Kranggan Kroonprinslaan Jl Faridan M Noto Kweekschoollaan Jl Monumen Yogva

Kenibali

Langenastran Jl Langen Astran lor Lawoelaan Jl Lawu Ledokgondomanan Jl Ledok

Gondonianan Ledokmandoeran Jl Ledok Lempoejangan Jl Lempuyangan Lodji Ketjiljl Loji Kecil Lor Lodji Kctjil Koeion Jl Sriwedari Lodji Ketjil Wetan Jl Ma^or Survotomo

Lowano Jl Mcnteii Supeno

Magelangsche Weg Jl Magelang Majoorweg Jl Jayanmg Prangan Malioboro Jl Malioboro Mangkocjoedan Jl Mangkiuudan Mantrigawen Jl Mantri Gawen Lor Mataramboulcvard Jl Suroto Mendoeran Kidoel Jl Jenunahan Mendoeran Lor Jl Mataram Merapilaan Jl Sunaryo Merbaboelaan Jl Patimura Museumlaan Jl Syohada

Ngabean Jl K H Ahmad Dahlan Ngadinegaran Jl Panjaitan Ngadiwinatan Jl K H Ahmad Dahlan Ngampilan Jl Letjend Suprapto Ngasem Jl Nyai A Dahlan Ngebraman Jl Panembahan Ngoepasan Jl Bhayangkara Notojoedan Jl Let Jend Suprapto Notopradj 111 Jl H Agus Salmi

Oengaranlaan Jl Ungaran/Jl Sermati Ojaweg Jl A Zakir Opakwcg Jl Hadi Darsono

118

Page 119: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Padjcksan Jl Pajcksan Pakemweg Jl Simanjuntak Pakoealaman Jl Sultan Agung Pakocmngratan Jl Pakuningratan Pandhiiislaan Jl Gadean Panenibahan Jl Panenibahan Patangpocloehan Jl Patang Puluhin Patoek Jl AIP II KS Tubmi Pcngokweg Jl Koesbini/Jl Pcngok Petjinan Jl Mahoboro Pctronellaweg Jl Trinio Pingit Jl Pingit Kldul Pingitweg Jl Kyai Mojo Poegeran Jl Letjcnd M T Haryono Pocrwanggan Jl Purwanggan Pontjowmatan Jl Ponco Wmatm Piaoelaan Jl Sunadi Prawirotaman [1 Piawiio Tiinan

Prinses Julianalaan Jl W Monginsidi Progoweg Jl Suhartovo

Redokw eg Jl Johar Nurhadi Rcsidenticlaan Jl A Yam Rotowidjajan Jl Rotowijavan

Saidan Jl Senopati Sawodjadjar Jl Sawojajar Sthocnmakersstraat Jl Tilarso Sentoel Jl Kusumanegara Serangan Jl Wirobrajan Smdoenegaran Jl Tentira Pelajar Smdorolaan Jl Supadi Socrjadcn Jl Wahid HasNini Soekoenweg Jl Mangunsarkoio Soenibinglaan Jl Sabinn Soerjobrantan Jl Wahid Has)im Soerjodiningratan Jl Sur\o Diningratan

Soerjaatmadjan Jl Survatmajan Soer]owidjajan Jl Wahid Has)im Soerokarsan Jl Surokarsan Sosrow idjajan Jl Sosrowijavan Spoorlaan Kidoel Jl Pasar Kembang Spoorlaan Lor Jl Sur\o Negaran Spooilaan Kota Baioe/Einplatenientweg

Jl Atnio Sukarto Sportboulevard/AMS-laan Jl Yos

Sudarso Sportplcin Tam lil Krido Stationsweg Jl Ha\ani Wuiuk/Jl Ga]ah

Mada Sultaiisboule\ ird Jl Sunar\o/Jl Nxomaii

Oka

Taniaii Jl Taman Tamansari Jl Lctjend S Parman Tegalpanggoeng Jl Tcgal Panggung

Pus; iiS de vorstelijke moskee de Mas-djid Ageng, aan de westzijde van Djokja's noordelijke aloon-aloon, ca 191 o Het aanzien van dit prachtige bouwwerk, dat in 1783 werd ingewijd, is tot op heden ongewijzigd gebleven Foto Asia Maior

Lmkihot'cii Lodji Ketjil (de 'Kleine Loge'), het \Mjkje pal ten oosten van het fort Vrcdeburg, was de eerste Europese woonwijk van Djokja Deze foto in zui­delijke richting van Lodji Ketjil Wetan laat zien, dat omstreeks 1910 het oorspron­kelijke, in hoofdzaak vroeg-I9de-eeuwse aanzien nog goeddeels bewaard w as ge­bleven Moderne bebouwing heeft deze \Mjk 111 de laatste twintig jaar onherken­baar veranderd Foto Asia Maior

LiiikHVidii de school van de Zusters Franciscanessen aan de Kampementstraat ca 1935, het plantsoentje tussen de eigen­lijke Kampementstraat en de bebouwing te zuiden daarvan droeg de wijdse naam Wilhelminapark Foto Asia Maior

Tclomojolaan Jl Telomovo Timocran Jl Masjend Suto)o Tirtodipoeran Jl Tirto Dipuran Tjodeweg Jl A Jazuli Toegoe/Toegoeschc Weg Jl Pangerm

Mangkubumi Toegoe Koeion Jl Diponegoro Toegoe Wetan/Gondolajoe Jl Jend

Sudirnian Toekangan Jl Tukangan Trimargolaan Jl Trimargo

Veepasar |1 Icminahan

Widjilan Jl Pekapalan Wiesemanan Jl Liniran Wilislaan Jl Sarjiono Wirobradjan Jl Martidanata

Dr Yap Boulevard Jl Cik Ditro

119

Page 120: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Piïi; 110-11/ ;w(i 120-121 bewerking \an de kaait/i'i;/''^'''!'''I" 0//)^fK/.(;; l lOOOOuit 192-1 van de Topografische Dienst m Ncderlands-Indie Ten behoeve van de reproduc­tie is de schaal hier iets verkleind tot ca i 11 000 (1 cm op de kaart is 110 m in werke­lijkheid) Deze plattegrond geldt als de fraaiste en meest complete die in de vooroor­logse jaren van Djokjakarta is vervaardigd De verdere stedebouw kundige ontwikkebng van Djokja in de latere jaren twintig en de jaren dertig kan ten opzichte van de hier w eergegeven situatie worden verwaarloosd, althans waar het planmatig opgezette stads-uitbicidingen betreft Wel vond in die penode een omvangnjke groei van de kampong-wIjken in en om de stad plaats In het inzetkaartje, onrieend aan de 4f/(iv vau Tioptsch \idala\i(l uit 11138, zijn deze gebied in groen aanggeven De beknopte cijferlegenda m dit kaartje heeft de volgende betekenis i Kraton, 2 Woning gouverneur, 3 Rijks-bestuurder, 4 Pakoealainan, 5 Rcgentsvvoning, 6 kantoor Agrarische Zaken, 7 Wa­terkasteel, 8 Post- Lil Tclegraafkantoor, 9 Fort Vredeburg, 10 Ziekeninrichtingen,

II Sociëteit

Bij de grote plattegrond uit iy2j behoort de volgende cijterindex \M\ gebouwen en tcireinen (bewerkt, oorspronkelijke spelling)

I Voorb atd v/d kweekschool 2 Prinsesjulianaschool, ^ Kvvccksthool Inl onder­wijzers, 4 Gouv H I S , 5 Gouv Inl school, 6 Centr Waterschapskantoor, 7 Pen­sion'Djetis', 8 Secretariaat Waterschap 9 Weeskamer, 10 Opiumrcgie, 11 Chinee-sche tempel 12 Part Chin school, 13 Automobielhandel'Mascot', 14 Part Inl school. Is Insp Inl onderwijs, 16 Pension'De Ruytei de Wildt' 17 Chr Eur lagere school, 18 Gouv Inl school, 19 Autohandel'Velodromc', 20 Chi Inl meisjesschool, 21 Neutr Eur lagere school, 22 Inl Chnstenkerk, 23 Limonadefabnek, 24 IJsfabnek Mataram', 2') Petronella hospitaal, 26 Tijdelijke A M S , 27 Mihtair hospitaal,

28 Kweekschool voor Inl Christelijke onderwijzers, 29 Keucheniusschool. 30 Chris­telijke M U L O , 3 i Magazijnen van Oorlog, 32 Normaalsehool voor Inl onderwij­zeressen, 33 A M S , 34 Gouv Eur lagere school, 35 Gerefomieerde kerk, 36 Semi­narium, 37 Kliniek, 38 Kliniek, 39 Katholiekejongehngenbond, 40 Tegelfabriek 'Soka', 41 Zeepfabriek'Mataram', 42 Autohandel'Centrum', 43 Kantoor Agransche Zaken, 44 Autohandel'Verweij en Lugard', 45 Chineesche sociëteit, 46 Kliniek 'Toegoe', 47 Hotel 'Toegoe', 48 Autohandel 'Centraal', 49 Kunstarbeid, 50 Inl hotel, SI Zoutpakhuis, S2 Kantoor B O W , S3 Sultanaatswerken, ^4 Part Inl school, SS Inl school, s6 Juliana apotheek, •57 Grand hotel, sS Loge 'Mataram , s9 Inl hotel, 60 Gouv Inl school, 61 Rathkamp apotheek, 62 Hotel 'Mataram', 63 Bouwk bureau 'Sitsen & Louzada', 64 Autohandel 'Ford', 6<, Neutr Inl meisjes­school, 66 Neutr Inl jongensschool, 67 Gouv Chin school, 68 IJsfabnek 'Pathook', 69 Bioscoopgebouw, 70 Gouv pandhuis, 71 Gouv meisjesschool, 72 Bioscoopge­bouw, 73 's Lands Kas, 74 Res kantoor, 7 s Prot kerk, 76 Ass Res kantoor, 77 Kantoor Hoofddjaksa, 78 Geweerniakersatelier, 79 Commissariaat van Pohtie, So Inl hotel 81 Kantoor Zelfbestuur, 82 Politieposthuis, 83 NiUniij , Ned Handel Mij N I Escompto Mij , notanskantoor, 84 Post-, telegr - en telef kantoor, 8s Ja-vasthe Bank, 86 Landraadgebouw, 87 R K jongenssschool, SS R K kerk, 89 Land-gerecht, 90 Gouv Eur lagere school, 91 R K kerk voor Inlanders, 92 Zusterschool, 93 Hotel 'Djokja' 94 Apotheek Van Gorkom, 9s Kantoor 'Financien', 96 Gouv Inl school, 97 Chr Chin school, 98 Gouv pandhuis, 99 Gouv Inl school, 100 Huishoudschool, 101 2e Gouv Eur lagere school, 102 Tegelfabnek, 103 Part Inl school, 104 Part Inl school lOs Pirt Inl school, 106 Chr Jav school, 107 Mi­litair tehuis 108 Part Inl school 109 Gouv Ambonsche school, 110 Chin tempel,

III Bioscoopgebouvv, 112 Gouv pandhuis, 113 Gouv Inl school, 114 2e Gouv H I S l i s Part Inl school, 116 Part Inl school, 117 Gouv Inl school, 118 Gouv Inl school, 119 Gouv Inl school, 120 Gouv Inl school 121 Part H I S , 122 Bios­coopgebouvv, 123 Part Inl school, 124 Gouv Inl school, i2s Part H I S , 126 Part lul meisjesschool 127 Part Ziekenhuis, 128 Gouv Inl school, 129 Part Inl school, 130 Abattoir, 131 Gouv Inl school, 132 Gouv Inl school, 133, Javasche linnenvve-venj, 134 Inl Chr school, i3'i PnnsesJuliana Ooglijdersgasthuis, 136 Inl ambachts-school, 137 Machinefabriek, 13S Constr atelier der Vorstenlanden, 139 Majoor-tit der Chmeezen, 140 Opiuniverkoopplaats, 141 Militaire sociëteit 142 Sociëteit 'De Vereeniging', 143 Pastorie, 144 Chr Holl Jav school, I4<i Veepasar, 146 Kazerne Alg Politie, 147 Onderoff woningen, 148 Officiersvvonmgen 149 Tras-en tegel­fabnek, 150 Part Inl school i s i Zcndingshulphospitaal, i s2 Bedelaarskolonie, is3 Polikhnick Mochammadijah i s4 A N I E M tibnck iss Mcsigit, is6 M U L O , Is7 Kazerne Alg Politie isS Mesigit

Kiart KIT inzctkiut 1 Anten

In de giotc kaart is de straatnaam Gondolajoe tont aangegeven Deze hid uitsluitend betrekking op het straatgedecltc tussen de Toegoe en de brug over de Kali Tjode, ook bekend als Toegoe Wettan Het deel oostcliik dmv 111 heette Gondokoesoenian

Page 121: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Rechti een prachtige sfeeropname van dt. westelijke toegang tot het fort Vredeburg 1896, vanaf het terrein \an het rtsidents-huis De Residentielaan en de noorde­lijke verlengden Petjinan, Malioboro eii Toegoc waren toen nog omzoomd door de dubbele njen wanngins, die 111 de twee­de helft van de i8de eeuw onder Sultan Hamengkoe Boewono I langs deze pro­cessieweg waren geplant Foto C A Heshusius

LiiiL^ noginials de hootdmguig \ in di bcnteng Vredeburg, in een iets terzijde opgenomen toto uit ca 1920 De Hol-I mdse ophaalbrug en ook de vesting-t;i icht zijn nu verdwenen, maar het fort zclt IS 111 de late jaren tachtig geheel ge­restaureerd, zie ook de foto op pag 130 Foto C A Heshusius

Rechts blik vanaf het zuidwestelijke bas­tion van Vredeburg op de vestinggracht en de Kampementstraat, ca 1920, met links een oud kanon dat tot in de laatste vooroorlogse jaren bij gelegenheid voor saluutschoten werd gebruikt Foto C A Heshusius

122

Page 122: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

L/iifo het kruispunt Residentielaan (voor), Kampementstraat (links), Ngabean (rechts) en Kadasterstraat (achter), ca. 1955. Dit deel van Djokja kreeg in de jaren tien en twintig door de bouw van het agentschap van De Javasche Bank (links), het post- en telegraafkantoor (midden) en het Nillrmj-gebouw (rechts buiten beeld) een veel stedehjker aanzien Foto Asia Maior

Rechts: Ngabean, een der oudere zaken­en winkelstraten in het centrum van Djokja, omstreeks 1915 gezien in ooste­lijke richting, met op de achtergrond de grote wanngins bij de kruising met de Residentielaan en de Kadasterstiaat Foto J Anten

Liiik^ onge\eer dezelfde situatie als hierboven, maar dan na de voltooiing in 1923 van het Nillmij-gebouw op de hoek van Ngabean en Kadasterstraat. De opname dateert van om­streeks 1930 Foto: J. Anten.

123

Page 123: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

124

Page 124: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

If. - - > • ' I

i

An; 124 bo\en een luehtopniine \ 111 het eentruin \ in Djokja in zuidehjke richting hngs de Mahoboro, n/j-, Goed is hier te zien hoe de bebouwing in vtrgehjkmg met dc \ooroorlogse situatie veel diehter en \oluniineuzer is geworden, met geheel \oorian bijvoorbeeld het hoge Ibis Hotel ain Milioboro Direet aehtei elit eomplex is nog het oude Hotel Matarain te herken­nen, dat in de volgende twee jaar vervan­gen zou worden door een grote winkel-plaza Foto J R van Diessen Linksonder een stemmige avondopname \an de fraai herstelde hoofdpooit \ in Taman San, rechtsonder een blik op de ^gerestaureerde baden in de voormahge vorstelijke lusthof zie ook de foto op pig II-, Foto's (1998) T Aartsen 2x

BOK;; jonge Djokjinezen \olgen een\l ie-gergevecht vanat de ruïne van het Water-kisteel 111 Taman San De straat op de KJitergrond is Ngasein, rechts aan de ho-iizon IS het dak \ m de \orstelijke mos­kee te herkennen Foto (1998) T Aiitsen

R((/)fv de noordelijke toegangspooit tot de hofstad aanjoedonegaran, nu Jl Ibu lluswo Foto (1998) J R \ i n Diessen

Page 125: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Rfli'di DL Vcrecniging nog m \olie \ooroorlogsc glorie ca iy^> Rtiliisoiidi} dhi J W Mobach, leraar aan de Christelijke Muloschool, dirigeert m de schouwburgza il \an de soos het concert ter gelegenheid van de troonsbestijging van Sultan Hameng-koc Boewono IX, maart 1940 Foto's Asia Maioi J Mobach

Liiik\oiidei het Nillniij-gebouvs op de hoek Kadasterstraat (links) en Ngabean (rechts­achter), ca 1925 Behalve de Nillmij waren hier toen een notariskantoor en de agent­schappen van de Nederlandsch-Indisehe Escompto-Maatschappij en de Nederlandsclie Handel-Maatschppij ondergebracht In het najaar van 1945 werd er een Repubhkein-se radiozender in gevestigd, waarop de RAF op 25 november 1945 een luchtaanval uitvoerde, deze verwoestte echter niet het Nillmij-gebouw, maar de tegenovergelegen sociëteit De Vereenigmg Foto Aegon

126

Page 126: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

'^'^^^^'^^"^^ h "*• 1* "f LtiiL de ambtswoning van de gouver­neur van Djokja aan de Residentielaan feestelijk verlicht tijdens de vienng van het 40-jang regenngsjubileum van Konin-^ n Wilhelmina september 1939 Foto N Parma-Boomgaard

•W ' 'M .V . . . I

••• 11 *"

f . « « : • , , . . . . . . . . :

I^^H j ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ l 1

Riiht^ de kerk \ ui de Protestantse Ge­meente op de hoek van de Kantoorhan en de Residentieliin met reehts het oude residentiekantoor De kerk werd inge­wijd in 1857 maar moest tien jaar liter il goeddeels worden herbouwd m de ^rote aardbeving \ m juni 1S67 Foto G H vin de Peppel-\on Liebenstem

.r...h,'<*

Liiik<: feestavond m De Vereemgmg na de troons­bestijging van Sultan Hamengkoe Boevvono IX maart 1940 Naast de vorst die het kennelijk met erg n n r zijn zin heett zit gouverneur dr L Adam De pht]Uette op de zuil herinnert i in de vienng van het I I S-litig bestim vm de soeieteit in 19^"' Foto F Ad uil

(t en ol^ DfokjaLam pn; 1 so)

127

Page 127: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Een unieke opname van een serimpi-dans uitgevoerd in de kraton van Solo door de dochter van Soesoehoenan Pakoe Boewono X (links vooraan) en Pnnses Siti Nocroel Koesoemo Wardhani, dc dochter van Mangkoe Nagoro VII (linksachter), ter gelegen­heid van het bezoek van gouverneur-generaal jhr mr B C dc Jonge in augustus 11)33

Ruim dnc jaar later werd Pnnses Siti in Nederland op slag beroemd, toen zij met h 1 ouders m januari ly^y het huwelijk van Prinses Juliana en Prins Bcrnhard bijwoonili en bij deze gelegenheid voor het prinselijk paar een dansuitvoenng gaf in het Pale Noordeinde tc's-Gravenhage Foto W A Retennk

128

Page 128: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Hoofse cultuur: danskunst, wajang, gamelan

De cultuur van de Javaanse vorstenhoven omvat op het gebied vdu de uitvoerende kun­sten ondermeer de klassieke hofdansen, het wajangspcl en de gamelanmuziek Veel meei clan 111 de westerse cultuur, hebben uitvoenngen hier een ntueel of ceremonieel karak­ter De oorsprong daarvan gaat veelal terug tot de begintijd van het Mataramse njk Het nauwkeurig in acht nemen van de juiste vorm van deze ceremoniële kunsten is m de traditionele Javaanse zienswijze een der eerste verplichtingen van de vorst Deze as­pecten treden zeer duidelijk naar voren bij de befaamde vrouw endansen van de Mid-denjavaanse hoven, de bedojo en de senmpi De mythologische oorsprong van de bedo-jo wordt verklaard uit de mystieke ontmoeting van de eerste vorst van Mataram, Senopati Ingalogo, met de godin van de Zuidzee, Kangdjeng Ratoe Loro Kidoel Vol­gens de kroniek Babad \inl^ zijn beide dansen onder Sultan Agoeng (reg i6i3-1646) tot hofdansen ontwikkeld, de bedojo songo met negen danseressen, de senmpi met vier BIJ beide dansvormen worden verschillende choieogiafische composities onderschei­den, ondermeer bedojo soekohardjo en serimpi anglir mendoeng, die hun benaming ontlenen aan de begeleidende gamelanmelodie

De oudste en heiligste vorm van bedojo, een hoog vereerd erfstuk of poesoko, is de bedojo ketawang van de Solose kraton Elk jaar weer, bij de herdenking van de troons­bestijging v,\n de soesoehoenan, vindt met de opvoering van deze dans de symbolische hernieuw mg plaats van het heilige verbond tussen de Mataramse vorst en de godm van de Zuidzee De sacrale betekenis van het ritueel wordt benadrukt door de bijgaande plaatsing van veelsoortige offeranden, de ruimte is gevuld met zware wierookdampen, terwijl de vloer bezaaid ligt met geurige bloemblaadjes De danseressen, gewoonlijk pnnsessen van het hof dragen het klassieke bruidskostuum Het bestaat uit een onder­kleed met sleep van kostbare zijden tjmdestof (oorspronkelijk dubbel ikatweefsel uit India) met motiefjes in rood en wit, met daarover de kunstig gedrapeerde grote dodot (hofdracht) met het magisch geladen motief bangoen toelak alas-alasan, dat kwade in­vloeden weert een donkerblauw kleed met diermotieven uit woud, bergen en oceaan m bladgoud, rondom een in wit uitgespaard ruitvormig middenveld Om het middel is de lange danssjaal van tjmdestof gebonden, waarvan de beide uiteinden tot de voeten reiken De haarlijn is als bij een bruid bijgevertd 111 zeven zwarte punten op het vooi­hoofd en aan de slapen In het haar steken platte, halvemaanvormige gouden sierkam-metjes, de haarwrong wordt bijeengehouden door een geurig netje van geregen en gevlochten melatibloesem (roedji timoen) en afgedekt door een gouden sierplaat in de vorm van een garoeda In de wrong zijn waaiervormig negen, elf of zelfs vijftien gou­den haarnaalden gestoken, die eindigen in metalen trilbloemen en -vlinders Van de haarwrong hangt rechts een lange blocmenslmger van melati it', de gadjah iigolmg ('wiegende olifant')

De plechtige opvoenng van de bedojodans vindt altijd overdag plaats De hele ceremo­nie neemt al gauw twee uur in beslag, waavan de eigenlijke dans zo'n 90 minuten De muzikale begeleiding bestaat uit slechts enkele instrumenten, die ntnic en maat aange­ven een grote en een kleine tweevellige trom, de zware gong ageng en twee liggende bronzen ketels met slagknop, kenong en ketoek Daarbij komt nog de kemanak, een archaïsch instrument dat doet denken aan twee holle bananen van brons, die beurte­lings worden geslagen Een inleidende mannenzang wordt gevolgd door een unisono koor van zes zangeressen De ongewone muziek en zang en het trage tempo roepen een beklemmende sfeer op, als een betovering waarin men gevangen zit, tijdloos, on-aards, zonder begm of emd als de deining van de zee

De bedojo is bedoeld als een zuivenngsntueel voor lichaam en geest, waarin het aantal van de danseressen de negen lichaamsopeningen symbohsereert en de uitvoering zelt de innerlijke strijd tussen goed en kwaad m het streven naar volmaakte harmonie In deze bovenzinnelijke gemoedstoestand kan het voorkomen, dat zich tijdens de dans de aanwezigheid van de godm van de Zuidzee openbaart, als tiende, onzichtbare danseres In latere tijden zijn lan elk der vici hoven nieuwe vormen \an de bedojo gecreëerd, die met direct verbonden zijn met het ritueel van de bedojo ketawang, maar wel een zelfde geestelijke inhoud van streven naar innerlijk evenwicht verbeelden Ook deze worden slechts bij speciale gelegenheden opgevoerd

De seiimpi is ccn minder sacrale klassieke hofdans, die door vier identiek geklede danseressen in paicn van twee wordt uitgevoerd Ze verbeeldt in uiterst gestileerde dansstijl bepaalde episoden uit het wajangrepertoire, onder begeleiding van een volle­dige gamelan De kleding bestaat uit een lange gebatikte kaïn (heupdoek) met een pa-rang roesak-motief (S-vormige motieven binnen diagonale lijnen) in wit en bruin Ook deze kaïn eindigt aan de voorzijde 111 een sleep, die tussen de voeten door naar achteren is gehaald Verder wordt een fluwelen lijfje gedragen, dat de schouders onbedekt laat In Djokja hebben de danseressen boven dit lijfje nog een grote kraag, eveneens van fluweel, die de schouders wel bedekt Om het middel draagt men weer de onontbeerlijke danssjaal van tjinde, de sampoer Bij sommige serimpidansen steekt als attribuut een kris voor in de gordel, die op een zeker moment wordt getrokken voor een schijngevecht Het hoofd wordt gesierd door een dansdiadeem van hetzelfde type dat in de v\a]ang wong gebruikelijk is voor prinsessen In Djokja steekt hieruit aan de voorkant parmantig een struisveer omhoog Serimpidansen worden bij uitstek opgevoerd als welkomstdans voor hoge gasten of ter opluistering van andere officiële plechtigheden Hoewel de serimpi in oorsprong uitdrukkelijk een hofdans is, wordt ze smds geruime tijd ook buiten de vier hoven onderw ezen aan de dansacademies van Solo en Djokja

In de wajang wong worden eveneens episoden uit de grote hindoeïstische heldendich­ten Ramavana en Mahabharata uitgebeeld, echter met, zoals de naam bij sommigen wellicht suggereert, met behulp van tv\ee- of driedimensionale poppen, maar door menselijke dansers Deze martiale kunstuiting, door de eerste sultan van Djokja in het leven geroepen, is later door Hamengkoe Boewono VIII (reg 1921-1939) verder ont­wikkeld In Solo IS vooral de Mangkoe Nagoro IV (reg 1853-1881) een maecenas van de danskunst geweest, onder wiens beschermheerschap ondermeer de Langendrio ('Streling van het Gemoed') is ontstaan Deze vorm van wajang wong wordt, op een enkele mannenrol na, uitsluitend door danseressen opgevoerd, die de begeleidende teksten al zingend in de dichtmaat motjopat ten gehore brengen Alle vier de vorsten­hoven bezitten prachtige verzamehngen dansmaskers (topeng) en wajangpoppen \ an verschillende soort Van de laatste zijn vooral de kostbare wajang koeht-poppen bekend, die hun schaduw op een verlicht scherm werpen De oudste verzamelingen dateren uit het derde kwart van de i8de eeuw Het zijn poesoko die in speciale wajangkisten (kotak) bewaard worden en op gezette tijden ntueel uit hun slaap worden gewekt om gelucht te worden Nauw hiermee verbonden is de wajang-literatuur, die m vroeger tijden m fraai verluchte handschriften (pakem) werd opgetekend dooi de hofdichters-kromekschrijvers (poedjonggo) Een der laatsten was de beroemde Solose dichter Ronggowarsito, aan het hot van Soesoehoenan Pakoe Boewono IX (reg 1861-

1893) Geen wajang zonder gamelan De Solose kraton bezit met meer dan twintig stuks de meeste gamelanorkesten, de Pakoealaman heeft er met zes de minste Ook hier zijn de oudste, overgeërfde gamelans van de soenan en de sultan hoog verheven poesoko, die slechts op bepaalde hoogtijdagen hun magische klanken laten horen De latere gamelans, waai onder die aan de beide andere hoven, bezitten een veel uitgebreider instrumenta-num en worden dan ook voor allerlei doeleinden gebruikt Een volledige gamelan be­staat altijd uit twee stellen, ieder met een eigen toonschaal de zeventomge pelog-stemming en de vijftomge slendro-stemming Zonder gamelan is de Javaanse cultuur eenvoudig ondenkbaar, zowel aan het hof als daarbuiten De hofgamelans hebben schoonklinkende namen, die zinspelen op het eigen karakter van het orkest Wie ont-vankehjk is voor deze hoogontwikkelde kunstvorm, weet welke emoties van onaards genot de veelsoortige gamelanmuziek weet op te roepen Bepaald beroemd om zijn welluidende bronzen klanken is de antieke Kyai Kanjoet Mesein ('Heer Verleider tot Glimlach'), een slendro-gamelan m de Mangkoenagaran Een pelog-slendro-gamelan uit de tijd van Mangkoe Nagoro II (reg 179s - 183^) is de krachtig bespeelde Kvai Oe-dan Asih - Oedan Aroem ('Heer Welgevallige Regen - Geunge Regen') Uit de tijd van Pakoe Alam I (reg 1813-1829) dateert de melodieuze Kyai Telogo Moentjar - Pengaw e San ('Heer Glinsterend Meer - Aanroeper van Schoonheid')

129

Page 129: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

(vewolg Djokjakarta)

Boven demonstranten voor het gebouw van Dejavasche Bank, nu Bank Indone­sia, en het postkantoor van Djokja, in de ochtend van 20 mei 1998 op weg naar de massabijeenkomst op de noordelijke aloon-aloon Foto J R van Diessen

Rechli de hoofdingang van het tort Vie-deburg in zijn huidige, gerestaureerde vorm, 1998 De benteng heeft tegenwoor­dig een bestemming als museum van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd Foto J R van Dicssen

Pa^ IJl de Malioboro is nog altijd het uitgaanscentrum bij uitstek van de stad, waar elke avond weer duizenden Djokja-nezen en toensten zich verdringen bij de pantoffelparade langs de gezellige pasar malam, terwijl op de rijbaan een onophou­delijke stroom brommers, motorfietsen en auto's voorbijraast Het grote gebouvv hnks in de avondopname is de winkelpla-za die recentelijk op de plaats is gekomen van Hotel Mataram De andere foto toont de 'kop' van de Malioboro bij de spoorwegovergang, zie ter vergelijking ook de foto op pag 137 Foto's (1998) T Aartsen

130

Page 130: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

1 3 '

Page 131: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Rechte de otntiak pis ir \aii Djokja is \an-ouds gevestigd pil ten noorden van ht t fort Vrcdcburg tegen de Chinese \vijk aan Deze opname van omstreeks 19lo genomen vanaf de Residenticlaan, toont de markt in zijn oorspronkehjke vomi van een aantal open hallen Foto J Anten

/ ;/(/.> 111 1923 kwam op initiatief van Sultan Hamengkoe Boewono VIII op dezelfde plaats een nieuw en veel groter pasareomplex tot stand, de Pasar Bering-hardjo, genoemd naar het heilige warin-ginwoud dat hier voor de stichting van Djokja was gelegen Deze opname, waar­in de nieuwe pasar rechts is te zien, da­teert \ i n ca 195^ Foto Asn Maior

Rechts direct ten noorden van de pasar be­vindt zich van oudsher de Chinese wijk van Djokja, de Petjinan of Patjinan, welke naam tot 1966 ook stond voor het gedeelte van Djokja's hoofdstraat tussen de Residenticlaan en de eigenlijke Mahoboro Deze foto toont een blik langs de Petjinan in noordwaartse nchting, ca 1938, ter hoogte van de beken­de muziekhandel 'Het Bekahuis' (links) Foto Asia Maior

132

Page 132: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Link'' ccn bilk hngs Malioboro/Petjinan naar het zuiden, omstreeks 192s Het geboomte op de achtergrond geeft de omgeving van het fort Vredeburg en het residentshuis aan Foto J Anten

Li/;fev de Petjinan en Mahoboro kregen n i de beginjaren twintig in korte tijd een \eel moderner en westerser aanzien, zoals wel blijkt uit deze opname van omstreeks 1931, die op vnjvi'el dezelfde plaats is ge­maakt als de vorige Foto Asia Maior

Rechts aan het noordelijke deel van Mahoboro, dat wil zeggen voorbij de kepatihan, vond men behalve winkels ook enkele hotels Een daarvan was het recen­telijk afgebroken Hotel Mataram, dat hier IS te zien in feestverlichting ter gelegen­heid van het regenngsjubileuni van Ko­ningin Wilhelmina, september 1938 Foto S Nelissen-Luderus

(t'crt'olg Djokjakarta pag tj6)

133

Page 133: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

De mooiste voorbeelden van de versmelting van oude hindoejavaanse religieuze elementen en de islamitische geloofsleer, die indertijd ook op ingenieuze wijze waren ingepast in de koloniale verhoudingen, vormen ni de Vorstensteden de godsdienstige plechtigheden d\c garchci,; (j^rcbct;) worden genoemd, met de betekenis van: 'de vorst omstuwd door zijn onderdanen die hun opwachting komen maken'. Van de drie garebcg is de Garebeg Moeloed, die de geboorte van de profeet Mohamad op de twaalfde dag van de derde maand Moeloed herdenkt en zowel in Djokja en Solo nog altijd wordt gevierd, vanwege zijn vorstelijke pracht en praal veruit de meest indnikwekkende.

Spectaculair hoogtepunt van de Garebeg Moeloed is de optocht van een aantal zogenaamde spijsbergen of goenoengan, die vanuit de kraton over de noorder aloon-aloon naar de vorstelijke moskee worden gedragen. Een week tevoren is op de vooravond van de zesde Moeloed reeds de heilige pelog-gamelan Kyai Sekati aan weerskanten van de toegang tot de moskee opgesteld: de Goentoer Madoe ('Stortvloed van Honnig') in het zuidelijke paviljoen, de Nogo llogo ('Vechtende Koningsslang') in het noordelijke. Deze gamelans worden vanaf de zesde Moeloed een week lang om en om, met uitzondering van enkele rustperioden, tot 12 uur 's nachts doorlopend bespeeld. Hiermee is dan tevens de Sekaten-week (zo genoemd naar de gamelan Sekati) op de aloon-aloon ingeluid, waar de pasar malani vertier biedt aan het massaal toegestroomde volk.

De twaalfde Moeloed is de grote dag van de goenoenganoptocht. Men onderscheidt tien hoge, slanke, kegelvormige mannelijke goenoengan djaler en vier lagere vrouwelijke goenoengan vvadon, die een gedrongen vorm hebben als van een geopend zonnescherm. Ze zijn kwistig versierd met rijen afliangende lange boontjes (katjang pandjang), spaanse pepers (lomboks), gekookte eendeëieren, en allerlei soorten meelballetjes en rijstkoekjes die in diverse vorm en kleur als bloemen zijn gerangschikt. Slingers en trilhalmen van geurende melati- en kantilbloesems en een pluimvormige bekroning van rijstemeel completeren het geheel, terwijl daarnaast nog een groot aantal kleinere goenoengan van gekookte rijst in manden wordt meegedragen. Voor het echter zover is, voltrekken zich in de ochtenduren eerst twee officiële plechtigheden in de kraton. Tijdens deze hoogtepunten manifesteert de vorst zich temidden van pracht en praal als de opperste heerser, de god-koning, die het symbool is voor de welvaart van zijn volk. Hoe de Garebeg Moeloed in de laatste jaren voor de Tweede Wereldoorlog verliep, geeft de volgende impressie uit Djokja weer.

In de gouden troonzaal Bangsal Kentjono, het magische middelpunt van de kraton, ZIL hoog verheven de sultan op de gouden troon dampar kentjono, met naast zich de gouverneur 111 gala-tenue ('groot ambtscostuum') compleet met steek. Achter de troon hebben op de grond de tien manggoeng plaatsgenomen, de jonge vrouwen met de rijkssieraden of oepotjoro, benevens de keparak-dienaressen met de staatsiestukken of ainpilan, en de dienaren, die de heilige poesoko zoals lansen en pieken dragen. Talloze

134

Page 134: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

CSarebeg Moeloed, op de lin­ker pagina in Djokja in 1986, hiernaast in Solo in 1992 Beide opnamen geven het moment weer dat de goenoengan uit de kraton naar de noordelijke aloon-aloon en de vorstelijke moskee worden gedragen In Djokja verlaat de stoet juist de Sinhinggil, in Solo passeert men de noordelijke hoofdpoort van de kraton

Foto's J N A van Balgoo\, Museum Keraton Surakarta Hadiningrat

prinsen en andere verwanten van de vorst vullen tezamen met de vele hofdignitarissen slechts een deel van de enorme ruimte Het andere deel is gereserveerd voor de resident en de Pakoe Alani met hun gevolg, en de ovenge officiële genodigden uit bestuur, leger en bedrijfsleven, allen gegroepeerd volgens rang en stand Roerloos zit de sultan op zijn troon, het hoofd bedekt dooi de hchtblauwe. kegelvormige koeloek en de oren versierd met de soempmg ron, de gouden oorvleugels. De vorst draagt een fluwelen galajasje bezet met diverse onderscheidingen en een broek van zijden tjindestof met motiefjes in rood en wit. met daarover een grote, dubbelgevouwen dodot of kampoch met het vorstelijke batikpatroon parang rocsak barong, sierlijk geplooid om het middel met afliangende slip Achter in de gordel steekt een sierkris bezet met briljantjes, aan de voeten draagt de sultan goudgeborduurde muilen

Na dit staatsiezitteii, eigenlijk een audiëntie aan de njksgroten en het Europees Bestuur, geeft de sultan met een subtiel gebaar te kennen dat de stoet geformeerd kan w orden, die vanuit de Bangsal Kentjono over het kratonterrem naar de Sitihmggil zal voeren, de grote open audiëntiehal aan de ingang \an de kraton Volgens een perfecte regie neemt iedere groep zijn plaats 111 de lange optocht in, met als middelpunt de sultan die aan de arm van de gouverneur onder de vergulde songsong \oortschrijdt De vorst wordt voorafgegaan door de manggoeng met de rijkssieraden, terwijl de keparak met de staatsiestukken en de dienaren met de lansen volgen Langs de route staat een erewacht v.m de sultanstroepen opgesteld, de pradjoerit, waarvan andere eenheden de stoet begeleiden Elk \an de tien korpsen onderscheidt zich door een eigen naam. exotisch uniform en krijgsuitrustmg. welke laatste in de meeste gevallen gebaseerd zijn op de Europese militaire dracht en bewapening uit de rSde en vroege 19de eeuw Zuiver Javaans is alleen het boogschutterskorps Njoetro

Op de Sitihmggil voltrekt zich in grote lijnen hetzelfde ceremonieel Het Wilhelmus wordt gespeeld, waarna de heilige gamelan Kyai Moenggang zijn luide dnetonige melo­die laat horen Hier, op een verhoogd platform, de Bangsal Mangoentoer Tangkil, neemt de vorst weer plaats op de gouden troon, met links van hem de gouverneur Hoog bo\en de anderen uit volvoert de sultan voor de tweede keer een staatsiezitting, nu ten aan­schouwen van het gewone volk, dat in drommen op de aloon-aloon is samengestroomd in de hoop een glimp van de god-koning te kunnen opvangen Inderdaad een onver­getelijk schouwspel, zoals de vorst is oinnngd door dejav.ianse groten, eveneens in voor-geschieven hofdiacht \\\n koeloek. dodot. tjmdébroek en sierkns Roerloos staart hij voor

zich uit over de aloon-aloon. de blik gericht op de Toegoe of Witte Paal die 2.s km verder noordwaarts het emd van de oude processieweg markeert Dan komen de pradjoerit in actie Korps na korps, begeleid door eigen muzikanten met trommels, bekkens en blaasmstiaimenten. trekken zij in een grootse wapenschouw op naar de aloon-aloon. waar inmiddels de spijsbergen zijn gearriveerd De troepen vuren geweersalvo's af die door saluutschoten van het fort Vredeburg worden beantwoord Als de heilige gamelan Kvai Kodok Ngorek zijn tweetonige 'kikkergekwaak' heeft beëindigd, begint men buiten met de formatie van de goenoengan-optocht Op de Sitihmggil wordt het officiële gedeelte afgesloten met het aanbieden van wijn voor de heildronken. gevolgd door het Wilhelmus Het hoge gezelschap keert in gepaste volgorde terug naar de kraton, waar op het binnenplein voor de troonzaal een receptie volgt met thee en ver­snaperingen Na het officiële afscheid begeven gouverneur en Pakoe Alain zich onder geleide naar de ingang bij de Sinhinggil en keren huiswaarts

Op de aloon-aloon is de stoet geformeerd Voorop de lagere Javaanse bestuurs­ambtenaren en verschillende boepati, gevolgd door de rijksbestuurder Danoeredjo met zijn ondergeschikten Als de kleurrijke optocht bij de moskee is aangekomen, spreekt de penghoeloe een gebed uit, waarna een deel der offergaven wordt bestemd voor de verwanten van de sultan Daarna komt eindelijk het gewone volk aan de beurt om eveneens te profiteren van de vorstelijke zegeningen In een ntuele plundenng proberen honderden gegadigden een stukje van de spijsbergen te bemachtigen, om daarmee weer V OOI een jaar verzekerd te zijn van voorspoed en geluk

Op dezelfde dag heeft dan in Solo een bijna identieke plechtigheid plaatsgevonden, minstens zo indrukwekkend en kleurrijk als die in Djokja Bij alle traditiegetrouwheid IS de specifieke voim van de Garebeg Moeloed door de jaren heen evenwel niet onveranderlijk gebleken, steeds weer zijn er kleine veranderingen en vernieuwingen geweest, het eerst natuurlijk als gevolg van de grote politieke en bestuurlijke wij­zigingen na 1941 Na de wereldoorlog dwongen de omstandigheden aanvankelijk tot vergaande versoberingen, maar m de jaren na ca 1970 werd veel van de oude luister heisteld. zij het ondei toevoeging \,\u moderne elementen Tegenwoordig is de Garebeg Moeloed speciaal 111 Djokja ook een toeristische attractie geworden, waar jaailijks - althans tot het uitbreken van de huidige crisis in Indonesië m 1997 - vele duizenden vreemdelingen een onveigeteli]kc impiessie van de oude Vorstenlandse cultuur opdoen

13.S

Page 135: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

fi'cn'o/i; Djokjakarla)

Liiiki CU liiihsiiiiditcii: het meest prestigi­euze hotel van Djokjakarta was en is het Grand Hotel Djocja, nu Hotel Garuda. In de bovenste foto van omstreeks 1920 heeft het nog zijn oorspronkelijke aan­zien van kort na de eeuwwisseling. Eind jaren twintig werd het hotel geheel ge­moderniseerd en uitgebreid tot een com­plex van bijna grootstedelijke allure, zo­als de foto hieronder uit ca. 1953 goed laat uitkomen. Zie ook de moderne op­name op pag. 138. Foto's: E. Kiliaan; Asia Maior.

Liiiksoiiilcr: nogmaals de 'kop' van Malio-boro, nu gezien vanaf de ingang van het Grand Hotel Djocja in het voorjaar van 1949, kort na de verovering van de stad door de Nederlandse troepen. Recht voor de karaktenstieke, maar intussen wat have­loos geworden gevel van de Juliana-Apo-theek van de firma J. van Gorkom & Co. Foto: SMG.

»^qv•^^^1^^J^.y•^3ac^^o<%^/y i i j m i J I P . ' - - •T^y-'-^^fi-WL:: • ::^- .>:->^v:wK-^a!.-

licchtsoiidi'r: naast het Grand Hotel Djocja was de Loge Mataram gevestigd. Het ge­bouw dient tegenwoordig als onderkomen van de vertegenwoordigende raad van de Daerah Istimewa Yogyakarta; ervoor staat een standbeeld van de opperbevelhebber van de TNI tijdens de onafliankelijkheids-strijd, de in 1950 overleden generaal Soedirman. Foto (1953): Asia Maior.

Pag. ijy: tweemaal de aansluiting van Toe­goe op Malioboro bij de spoorwegover­gang, boven in 1936 bij de 'kop' van Malioboro met het bekende Hollandse trapgevcihuis (zie ook de foto op pag. 131), onder omstreeks dezelfde tijd vanaf een punt iets verder op Toegoe, ter hoogte van de Luxor-bioscoop en het populaire restaurant annex bakkerij, taartjes- en i]spaleis Toko Oen. Foto's: S. Nelissen-Ludérus; Asia Maior.

136

Page 136: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

137

Page 137: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

138

Page 138: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Mii; / ;i> bovinaan het Staatsspoor-station Tocgoe, dat 111 de tegenwoordige vorm dateert van na de instelling van de 'Eendaagsche' tussen Batavia en Soerabaja in 1929 Linksonder Hotel Garuda, voor­heen Grand Hotel Djocja, dat m de late jaren tach­tig werd uitgebreid met een omvangrijke nieuw­bouw Rechtsonder het voormalige Hotel Toegoe, dat m de periode dat Djokja de tijdelijke hoofd­stad van de Republiek Indonesië was, ondermeer diende als hoofdkwartier \an de Indonesische luchtmacht Tijdens de ma inden van Nederlandse bezetting tussen december 1948 en eind juni 1949 was hier de staf van de T-Brigadc ondergebracht Zie ook de opname op pag 140 Foto's (199.S) J R van Diessen 2 \ , T Aartsen

Riiln^boi'iii de Toegoe ot Witte Paal m 1998, gezien in zuidelijke nchting naar de Toegoesche Weg (Toegoe), nu Jl Pan-geran Mangkubumi De zuil, die voor de aardbeving van 1S67 22 m hoog was, markeerde oorspronkelijk het noordelij­ke einde van de vorstelijke processieweg \anaf de kraton Binnenkomende reizi­gers dienden ten tijde \an Djokja's eerste sultans vanaf dit punt verder te voet te gaan Zie ook de oudere opname op pag 140 Foto J R \an Diessen

Litik'-iiiidiiiii op een zondagochtend in mei 1998 staan de auto's van kerkgangers rijen dik geparkeerd voor de Thercsia-kerk, op de splitsing van de Boulevard Jonejuière (links, nujl Abu Bakar Ah) en de Sultansboulevard (rechts, nu Jl NN O-man Oka) Zie ook de foto op pag 140 Foto J R van Diessen

RtclitHVider de voormahge werkplaats van de NIS, nu van de Indonesische staats-spoorwegen, op Pengok, oostelijk van Kota Baroe In de laatste vooroorlogse jaren bood dit onderhoudsbedrijf werk aan zo'n 800 man technisch personeel Foto (1998) J R van Diessen

l i i l l i l É M

139

Page 139: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Rcditsonder nogmaals de Theresiakerk met de Boulevard Jonquierc (hnks) en de Sultansboulevard (rechts), nu in 1937 Zie ter vergelij­king de foto op de vonge pagina Foto S Nehssen-Ludérus

Boviii de Toegoe ot Witte Paal, ca nj-iO, met links het be­gin van de Toegoeschc Weg (Toegoe) en rechts van Toegoe Koeion Zie ook de moderne foto op de voorgaande pagina Foto Asia Maior

LmksmiddiU Hotel Toegoe omstreeks 19^0 In de jaren twin­tig en dertig verzorgde de keuken van dit gerenommeerde etablissement ondermeer de dagelijkse maaltijden voor Sultan Hamengkoe Boewono VIII Foto J Anten

140

Page 140: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Linksboven: een sfeervolle opname van Gondolajoe - indertijd ook wel bekend onder de naam Toegoe Wetan - in wes­telijke richting vanaf de brug over de Kah Tjode. Op de achtergrond markeert de Toegoe de kruising met Djetis en Toegoe-sche Weg. Foto (1937): KIT.

Linksonder: een blik vanaf dezelfde brug over de Kah Tjode in zuidelijke richting, met links de Sultansboulevard. De opna­me dateert uit 1936. Foto: S. NeHssen-Ludérus.

fi'cn'o/i; Djokjakana: pa^. 1^(1}

141

Page 141: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Ciheel boi'cii en pag^ 14J fielicil btyveii panoramabeeld van het gro­te plein in de kraton van Solo, de Pelataran Kedaton, met rechts de herbouwde troonzaal en voorhal en daarachter hnks de eet­zaal Foto's (1998) J R van Diessen

Linksondc\ een der indrukwekkende lyde-eeuwse kanonnen voor de Solose Sitihinggil, met op de achtergrond de grote toegangs­hal, de Pagelaran Foto (199S) J R van Diessen.

Pa<^ 14^ rechtsonder in het kratonmuseum van Djokjakarta staan replica's opgesteld van de rijkssieraden van het sultanaat De originelen van deze heilige voorwerpen, aan het bezit waarvan

de vorst zijn legitimiteit van heerser bij goddelijke beschikking ondeent, mogen slechts bij bepaalde ntuele gelegenheden aan de buitenwereld worden getoond Voor het overige worden zij be­waard in een speciale ruimte, de Probojekso (Dj) of Probo Soejoso (S) in het woonverblijf van de vost, de Dalem Ageng Zie voor meer gedetailleerde uideg het desbetreffende gedeelte van het inleidende hoofdstuk. Foto's T Aartsen '(x

Prti; ;./j hnk^ vereenvoudigde plattegrond \olgens de nooici-ziud-as van het openbare gedeelte van de kraton van Djokjakarta, tus­sen de noordelijke aloon-aloon en de poort naar de Bangsal Ke-mandoeiigan Kidoel, de Sitihinggil Kidocl en de zuidelijke

aloon-aloon, welke laatste een verkleind spK-gelbeeld vormen \an de overeenkomstige ge­bouwen en ruimten aan de noordzijde De kia-ton van Solo, waarvan geen plattegrond be­schikbaar is, komt m aanleg vergaand overeen met dit model Waar in de naamgeving van de corresponderende gebouwen en openbare ruimten afwijkingen tussen Djokja en Solo be­staan, wordt dit aangegeven met (Dj) respectie­velijk (S) Omwille van de leesbaarheid is ook hier steeds de oude Nederlandse spelling ge­bruikt, in plaats van de moderne Indonesische tianscriptie van de Javaanse benamingen Kaai t R S Wassmg

1 Toegangsweg Pengoerakan (Dj), Gladag ('s 2 Aloon-aloon Lor (Noord) ", Twee heilige wannginbonien met omheini ..; 4 Vorstelijke moskee, Masdjid Ageng ^ Pagelaran, grote toegangshal 6 Sitihinggil 7 Mangoentoei Tangkil ot Witoiio, trooiize 5 Bangsal Witoiio (Dj) of Bangsal Sewojono S),

waarbinnen in Solo ook het heilige kanon Nvai Setonii

9 Poort, Regol Brodjonolü (Dj) ot Kon Brodjonolo Lor (S), met deuren

1 o Binnenplaats, Kemandoengan Lor 1 i Bingsal Pontjoniti (Dj), Bangsal

Kemandoengan (S) 12 Poort, Regol Sn Manganti (Dj) of Kon ' 'i

Manganti Lor (S) 13 Bangsal Sn Manganti 14 Bangsal Tradjoemas 15 Poortgebouw, Regol Donopertopo (Dj) ot

Kon Kemandoengan (S) 16 Gedong Pocrwo Retno 17 Gedong Koening iS Kratonpleiii, Pelataran Kedaton 19 Troonzaal, Bangsal Kentjono (Dj) of Peiulopo

Ageng Sasono Sewoko (S) 111 Solo met uitbciuw Maligi

20 Dalem Ageng, woonverblijf van de vorst met ruimte voor rijkssieraden en staatsie-brinels-bed, Probojekso (Dj) ot Probo Soejoso i's)

142

Page 142: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

-i'fr-21 Vroiiv\t.nvi.rblijt Kipoctun 22 Kkiiic nioskic Piiicpm 23 Gcdong NgLiidrokilo 24 Bm^sil Abnt 2<, Muzn-kkocptl M iiidoio bono (DJ)

toren Pinggocng Songgo Boewono (S) 26 E(.tznl Bingsil Minis (DJ) Sisono

Hondiowmo (S) 27 Poort RL^OI Kinngingm (Dj) Kon

Su Minginti Kidotl (S) 2S Biiintnpkin Kmiagangan 29 Pcndopo Migmgin 30 Poort Regol Gidotng Mhti (l^j) Koii

Gidoiii^ Mhti (S)

143

Page 143: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

De Kratons

De kratons \an Solo (174')) en Djokja (1756) geven 111 hun luimtelijke ordening een goed beeld \an de traditionele Javaanse bouwkunst die m zijn veelsoortige symboliek een weergave is van het klassieke Javaanse wereldbeeld Het is dan ook niet toevallig, dat 111 beide kratons in grote lijnen dezelfde grondvormen en benamingen voorkomen Achtereenvolgende soenans en sultans hebben voortdurend veranderingen aange­bracht, afgebroken en bijgebouwd, uitgebreid en verfraaid en volgens de eisen van de tijd gemoderniseerd, maar ondanks al deze ingrepen is het totale concept behouden gebleven Het grotere openbare gebied van woonwijken om de kraton heen noemt men de nagoro of hofstad, die is omgeven door een kilometerslange hoge ringmuur met vijf poorten de beteng Deze ringmuur bestaat feitelijk uit twee parallel lopende muren (tjepoer) van een halve meter, waartussen aarde is aangebracht, zodat de gehele omwaUing een dikte van bijna •> 111 heett Op de hoeken zijn, althans in Djokja, kleine bastions geplaatst In Solo wordt de omwalde hofstad ook wel aangeduid met de eigen­naam Baluu'crti, een verbastering van het Portugese woord baluarte, bolwerk Het pa-leiscomplex in engere zin, de eigenlijke kraton (laag-Javaans) ot kedaton (hoog-Ja-vaans), is ook weer door een muur omgeven

Symbolisch stelt de kraton het onwrikbare magisch-religieuze middelpunt \an het heelal voor Dit is het strikte privé-domcin van de vorst en zijn familieleden met hun ondergeschikten Ook beschouwt men de kraton wel als een intergraal levend orga­nisme, dat m zijn grondvorm wordt vergeleken met een menselijk wezen De opeen­volgende gebouwen, poorten en binnenhoven geven op bovenzinnelijke wijze ele­menten uit het leven van de mens weer Zo zijn er in het geheel negen poorten, die de negen openingen van het menselijk lichaam symboliseren Conform dit kosmische wereldbeeld is het gehele kratoncomplex volgens de vier windstreken, meer specifiek langs een zuid-noordas aangelegd Het aardse aspect, de geboorte, maar ook de dood, zijn beide in het zuiden gesitueerd, m de richting van de zee Zo verlaat een begrafe­nisstoet de kraton altijd via de laatste zuidelijke poort Plengkoeng Nirbojo (Djokja) ot Gapoero Gading (Solo). De noordzijde, die de officiële toegang tot de kraton verleent, wordt met de hogere geestelijke waarden geassocieerd, die men op rijpere leeftijd door meditatie deelachtig wordt Naarmate men vanuit het zuiden door poorten en over pleinen het mystieke centrum nadert en uiteindelijk het grote plein Pelataran Keclaton bereikt, volgt men aldus svmbolisch de groei naar volwassenheid en inzicht Om dit centrale plein zijn de voornaamste gebouwen gegroepeerd Aan de westzijde vindt men de mime gouden troonzaal in pendopostijl, de Sasono Sewoko, met de over­dekte uitbouw Maligi (S), of Bangsal Kcntjono (Dj) Daarachter ligt het woonverblijf van de vorst, de Dalem Ageng, met de ruimte Probo Socjoso (S) ot Probo Jekso (Dj) Dit IS het heiligste deel van de kraton, waar het staatsie-bruidsbed Kobongan een vaste plaats heeft en de rijkssieraden worden bewaard Hierachter bevindt zich de Kepoetren, de vertrekken voor de vrouwen en kinderen Zuidelijk aan de gouden troonzaal grenst de eet- of feestzaal, waar tijdens recepties de gasten worden onderhouden, de Sasono Hondrowino (S) of Bangsal Mams (Dj) In Djokja heeft men opzij van de troonzaal nog een groot gebouw Poerwo Retno, het pnvékantoor van de sultan, met daarachter de Gedong Koening (het Gele c q Gouden Gebouw), eveneens voor de sultan be­stemd. Het geheel van dit complex aan de Pelataran Kedaton is met het front naar het oosten gericht, de nchting van de opkomende zon als bron van alle leven Op hetzelfde centrale plein staat in Solo aan de noordoostkant een indrukwekkende plompe achtkantige toren met vier verdiepingen en een gepunt koepeldak, de Pang-goeng Songgo Boewono ('Toren die het Heelal Ondersteunt') Eenmaal per jaar me­diteert de soenan hier in volkomen afzondering op de bovenste verdieping om een metafysische (bovenzinnelijke), visionaire ontmoeting met de godin van de Zuidzee te beleven In Djokja staat op ongeveer dezelfde plek de frivole achtzijdige muziektent Mandoio Sono, waann Jugendstilornamenten van glas-in-lood zijn aangebracht Ver­laat men de Pelataran Kedaton aan de noordzijde, dan moet men om een blinde muur heen, de Warono (S) of Batoerono (Dj) Deze vormt een hindernis voor boze geesten, die alleen rechtuit naar binnen kunnen stormen en hier dus met verder kunnen De hoofdpoort hier is het overdekte poortgebouw Kon Keniandoengan (S) of Regol Donopertopo (Dj), die aan de buitenzijde wordt getlankeerd door twee beelden, mon­sterlijke reuzenwachters die eveneens kwade invloeden moeten afweren Geestelijk genjpt bereikt men ten slotte via de Brodjonolo-poort het grote open bouw­werk aan de uiterste noordzijde, de Sitihinggil of Sitmggil ('Hoge Aarde'), die door

zijn V ei hoogde vloer niet alleen tiguuilijk maai ook letteilijk het meest v ei heven deel van de kraton vormt Komend via de noordelijke, officiële toegang tot de kraton is dit het eerste gebouw, gericht op het hogere geestelijke aspect, dat behchaamd wordt door de hoge bergen in het noorden In Solo vormt de Sitinggil een apart complex, dat van de eigenlijke kraton is gescheiden door een halfronde, U-vormige openbare weg, de Soepit Oeiang ('Kreettenschaar') In de Sitinggil bevindt zich op een verhoogde vloer een overdekte pendopo, de Bangsal Mangoentoer (S) of Bangsal Witono (Dj), die m Djokja tevens de plaats is waar de kroonprins tot sultan wordt verheven In Solo staat hierachter nog een klem atgesloten gebouwtje met matglazen wanden, waarachter het heilige kanon Nyai Setomi schuilgaat Daalt men noordwaarts langs de traptreden af, dan komt men bij een reusachtige open ontvangsthal, de Pagelaran, een semi-openba-re hal die voor allerlei ceremoniële en feestelijke doeleinden wordt gebruikt In Solo bevindt zich hier verder een kleine pendopo, de Bangsal Pangrawit, een troonzetel die nog uit Kartasoero stamt De Pagelaran kan als het voorportaal van de kraton worden beschouwd

Opvallend maar ook weer niet toevallig is de symmetrische bouworde van het kraton­complex, waarbij vanaf het middelpunt het noordelijke en het zuidelijke deel mm ot meer als eikaars spiegelbeeld kunnen worden gezien In overdrachtelijke zin is dit mid­delpunt de vaste spil, die het goede (noord) en het kwade (zuid) na verstoring van het evenwicht in de kosmos weer in harmonie met elkaar brengt Beide uiteinden van het kratoncomplex worden gemarkeerd door een groot vierkant openbaar plein, de Aloon-aloon Lor in het noorden en de iets kleinere Aloon-aloon Kidoel aan de zuidzijde Ze worden elk m het midden door een kaarsrechte weg doorsneden, met op beide helften een omheinde heilige waringinboom of wringm koeroeng

De oudste bouwstijl m de kratons wordt vertegenwoordigd door de pendopo en de bangsal of bale De pendopo, m beide kratons ondermeer de troonzaal, is een open ge­bouw op een vierkant grondplan en een samengesteld, geknikt dak dat djoglo wordt genoemd In het midden loopt het hoog op als een steile piramide, die niet in een punt eindigt maar m een korte honzontale nokbalk Dit dakdeel steunt met zijn vierkant van draagbalken op vier houten pilaren Kijkt men van binnenuit naai boven, dan ziet men hierin twee open rechthoeken, opgebouwd uit trapsgewijs inspringende balken, waar­door een sterke ruimtelijke werking ontstaat Van hieruit lopen straalsgewijze naar alle vier zijden daksparren van het eerste gelede, hellende dakgedeelte dat door tien tot twaalf houten pilaren wordt gesteund Het onderste, licht hellende dakdeel steekt vei naar alle zijden uit en wordt gedragen door een twintigtal slanke ronde zuilen, die oor­spronkelijk eveneens van hout waren maar m de late vorige eeuw zijn vervangen door exemplaren van gedecoreerd gietijzer Het geheel doet denken aan een reusachtige punthoed met brede rand In de tropen een ideale ruimte die koelte en schaduw ver­schaft. Een tweede daktype, limasan, werd vaak toegepast voor losstaande open pavil­joens, die bangsal of bale worden genoemd Het gaat daarbij om een groot trapezi­umvormig zadeldak met lange nok, waarvan de schuine driehoekige zijvlakken bij de nokeinden samenkomen Ook hier wordt de dakrand door houten of ijzeren zuilen gedragen Als het een rechthoekig gesloten gebouw betreft, is het voorste gedeelte opengelaten Dit vormt dan een lange overdekte galerij langs het gehele front Buiten de kratons bezaten de vorsten hun lustverbhjven, waar ze konden ontspannen en mediteren In Djokja het Sultan Hamengkoe Boewono I in de jaren na 1758 zui­delijk van de kraton zijn beroemde Taman San met het Waterkasteel aanleggen. De bouwmeester, Kyai Toemenggoeng Mangoen di Poero, maakte twee reizen naar Bata­via, hetgeen een verklaring geeft voor de opvallend Europese vormgeving van dit im­posante bouwwerk Een opmerkelijk element m het complex vormt de Gapoero Pang-goeng, de weelderig versierde terraspoort naar de vijvers en badplaatsen, die omgeven waren door woonvertrekken Vanuit een torengebouw kon de sultan op de badende vrouwen neerkijken Een uitgebreid stelsel van onderaardse gangen zorgde voor de regeling van de waterhuishouding m de bassins en het kunstmatig meer, dat het hoofd­gebouw - het Waterkasteel - en ook de nabijgelegen vorstelijke geldkamers omgaf De soenanse lusthof Pesanggrahan Langenhardjo, een eenvoudigjavaans buitenverblijf met pendopo, dalem en achterhuis bij de gelijknamige desa enkele kilometers ten zuiden van Solo, werd pas in de tweede helft van de vorige eeuw aangelegd onder Pakoc Boewono IX Hoewel minder dan het veel oudere Taman San 111 Djokja, bevindt ook dit complex zich m sterk vervallen staat en is het reeds lang met meer 111 gebruik

144

Page 144: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

A^l / ' S ^

„ i

Dl. ki iton \ m D]ok]i niLt boven een opname uit 1992 \an de noordelijke toegangs­poort tot het kratonpkin de Regol Donopertopo, rechtsonder een bhk omstreeks 1910 op de troonzaal, de Bangsal Kentjono (achtergrond), en hnksonder een ontvangst door Sultan Hamengkoe Boewono VIII van resident L F Dingemans, ca 193-1 De lange Europeaan die de hofkapel dingeert in de muziekkoepel Mandoio Sono, is de later op Bah zo bekend geworden Duitse schilder Waker Spies Foto's J R van Diessen, Asia Maior KIT

145

Page 145: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

(vcri'oli; Djokjakana)

Boi'cii: luchtopname in noordoostelijke richting van Kota Baroe, ca. 1935. Het grote gebouw in het midden is het Groot-Seminarie aan de Tjodeweg. Links daar­van staat de villa van Dr. Yap, rechtsonder zijn de twee spoorbruggen over de Kali Tjode en de Boulevard Jonquière te her­kennen, en geheel linksonder ziet men nog net de spoorwegovergang aan de 'kop' van de MaHoboro. Op de achtergrond rechts het sportterrein en zwembad, nog zonder liijleveld-Stadion, en midden de AMS-Ü met sportveld. Foto: H.S. Liem-Yap.

Liiik<oiuii'r: de bouw van de tweede spoor­brug over de Kali Tjode en de Boulevard lonquière, eind 1928. Deze was nodig voor de aanleg van het doorgaande normaal-spoor van de Staatsspoorwegen ten behoe­ve van de 'Eendaagsche' exprcstrein, die in het volgende jaar tussen Batavia en Soerabaja werd ingesteld. Links is weer een deel van het Groot-Seminarie te her­kennen. Foto: j . M . Rebel.

146

Page 146: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Ccliiil boinii het Bijleveld-Stidion tijdens de giote lubide ter gelegenheid van het 40-jang regeringsjubileum v m Koningin Wilhelmina september 1938, met op de ver­hoging dhr J W Mobith ils diligent Foto J Mobieh

RidihiiiKhltii het zvvenibid bij het spoitteirein in Koti Biioe t l 19^-, Foto E J G Vogelzmg

Riclitsondci Mataramboulev ird hoek Sindoiolun gezien nu i het noorden ei uj'is Foto Y Vos-Rees

Ltul^soiidii de trots van Djokja op onderwijsgebied was sinds 1919 de Algenieene Mid­delbare School (AMS) Begonnen niet alleen een wis- en natuurkundige B-opleiding. kreeg deze in de jaren dertig uitbreiding met een 00ste rs-letterkundige itdeling (AMS-Al) en een vvesters-klassieke atdelmg (AMS-A2) aan de Dr Yap Boulevard In 1937 kreeg Djokja daarnaast nog een HBS, die gevestigd werd in de Pnnses Julianaschool op Djetis De foto toont het oorspronkelijke AMS-B-gebouvv tussen Sportboulevard (AMS-laan) en Wilislaan, m zijn huidige tunctie van Indonesische middelbare school Foto (1998) T Airtsen

147

Page 147: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Rif/it'. de Matar.unboukv ird in zuidelij­ke nehting gezien \anuit ele Dr Yap Bou­levard (vooraan) op ele kruising met Gon-dokoesoeman (links en re e hts), ei 19^0 Foto KIT

'•'lè£r.

LiiiL^ Dr Yaps beroemde PI mses Juli ma Gasthuis voor Ooglijders aan de Dr Yap Boulevard, ca u^as Aan deze m 1923 geopende kliniek werd in 1937 nog het Vorste nlandseh Blindcmnstituut toege­voegd Het üoglijdcrsgasthuis en neven-instellingen bestaan tegenwoordig nog altijd, onder de mini Ruiinh Sakit Mata Dr Yap Foto H S Lieiii-Yap

Richts vooraanzieht van het hoofdgebouw vm de Pnnses Juliana Sehool aan Djetis In dit grote eoiii-ple\ op de hoek met de Prinses Julianalaan, dat oor­spronkelijk alleen de Gouvcmements Ambaehtssehool huisvestte, kreeg in 1937 ook Djokja s nieuwe HBS onderdak In de oorlogsmaanden van 1941 en begin 1942 waren hier mihtairen van de plaatselijke land-stomi-afdeling ingekwartierd, terwijl het gebouw n i-dien in de eerste maanden van de Japanse bezetting nog heeft gediend als voorlopig krijgsgevangenen­kamp Foto Asia Maior

148

Page 148: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Zoals de meeste laaggelegen grotere plaatsen in Indie, bezat ook Djokja zijn eigen 'berg-oord', Kalioerang (900 m) op dt zuidhelling van de Merapi, waar de verhitte stedelin­gen in de weekeinden en de vakanties een 'frisse neus" konden halen Een aantal w gestelde Djokjasc families wairondir nituurlijk die van de sultan en de Pakoe Alam, bezat er eigen bungalows De gronduitgittc diarvoor door het sultanaat begon in 1922, eindjaren twintig waren vrijwel alle percelen in het 'tuindorp' reeds verkocht en be­bouwd De foto boven toont een algemeen overzicht van Kalioerang in zuidwestelij­ke richting, e 1 1940, en hieronder het \oormalige buitenverblijf van de Pakoe Alam, nu een jeugdherberg (1998) Rechtsonder een luchtopname van het nu geheel vervallen zwembad, ca 1937, en rechtsmidden het tegenwoordige aanzien van het hotel waar begin november 1948 Indonesisch-Ncderlindse onderhandelingen plaatsvonden Foto's Asia Maior, T Aartsen EJ G Vogclzang,J R van Diessen

149

Page 149: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

150

Soerakarta

Het centrum van Solo. Op pag. i 50 boven een luchtopname van het fort Vastenburg en omgeving in westelijke richting, ca. 1924; vergelijk de corresponderende foto van Djokja op pag. 114. Geheel onder een prachdg panaroma van de Sitihinggil met Pagelaran, wachthuizen en historische kanonnen aan de noordelijke aloon-aloon, 1934. De oude opname linksboven op pag. 151, toont de Pagelaran omstreeks 1900 in zijn oorspronke­lijke, l8de-eeuwse gedaante; op de achtergrond de grote toren in de kraton, de Pang-goeng Songgo Boewono. Rechtsboven een blik in zuidelijke richting door de drievou­

dige poort tussen Lodjiwoeroeng/Canrinestraat (vooraan) en de noordelijke aloon-aloon, ca. 1935, en rechtsmidden dezelfde passage in de vroegere vorm, ca. 1925, maar dan van de aloon-aloon in noordwaartse richting gezien. Linksmidden ten slotte het oude residentiekantoor, later kantoor van de assistent-resident, op de hoek van Lodji-woeroeng en de toegang tot de noordelijke aloon-aloon, ca. 1932. Foto's: Fotoarchief ML-KNlY: W.A. Jongbloed; Asia Maior;J. Anten; T.L. Mellema; E. KiHaan.

• 'i-^^mi

151

Page 150: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

h 152

/'(ii; Js.' ;s{/i"^^ beweikmg \an de Britse inilitu-re kaart HI!\D 1072 Towfi Plan of Soerakarla 2nd Edi­tion uit november ig^') In de vooroorlogse jaren is iiieikwaardigerwijs nooit een gedetailleerde stads-pi ittegrond van Solo geproduceerd als publieksuit-i;i\e Als basis voor de hiei gereprodueeerde platte-üjond konden diaidoor indertijd door de Bntse kurttekenaars alleen geallieerde luehttoto's uit juni iy4s worden gebruikt, met als gevolg dat in deze kiait oorspronkelijk geen sti latnamen \oorkwanien

In de beweikmg \001 deze boekuitga\e zijn de Ne­derlandse vooroorlogse straatnamen achteraf toege-\ oegd met behulp van een nummenndex (blauw e blokjes), die correspondeert met de lijst op pag iS5 De bron \oor deze oude naamaanduidingen weid m mei 1998 gevonden m het Arehiet \an de Maiig-kunagaran in Solo, m de vorm van enkele handge-tekende plattegronden van de toenmalige dienst Openbare Werken \an de Mangkoenagaran. die in de jaren 19^8-1919 werden \er\aardigd \oor intein

IS^

Page 151: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

gebruik. Voor haar medewerking in dit verband is Asia Maior bijzondere dank ver­schuldigd aan het hoofd van het Archief van de Mangkunagaran, mevr. K.R.Ay Hil-miyah Darwaman Pontjolo. Uit diezelfde kaarten is ook het verloop van de vroegere grens tussen het soenanse en het Mangoenagarase deel van Solo ontleend, die hier als een rode lijn is ingetekend. De oorspronkelijke schaal 1:14.400 van de Britse platte­grond. IS in de reproductie iets verkleind tot ca. i:l6.00Q (l cm op de kaart is 160 ni m werkelijkheid). Kaart: Topografische Dienst.

Pag. J3J rechtsboveti: net als in het geval van Djokjakarta zijn uit de vroeg-kolonialc pe-node van Solo maar weinig stadsplattegronden bekend. Een der oudste en fraaiste is deze uit 1821, getekend door de toenmahge militair commandant van Solo en latere adjudant van gouverneur-generaal Van der Capellen, Hubert Joseph Jean Lambert ridder de Stuers. Ook in deze kaart, die overigens op het westen is georiënteerd, is weer goed te zien hoe in de vroege 19de eeuw de stedebouwkundige basisstructuur van Solo reeds goeddeels was vastgelegd; zie ter vergelijking de 36jaarjongere platte­grond op pag 27. Kaart' KIT

Pag. i^j rechlsonder: ook Solo onderging na het eind van de jaren twintig tot de Tweede Wereldoorlog geen noemenswaardige planmatige uitbreiding meer. Dit kaartje uit de / f/(J i'iw Tropisch Nederland (1938) geeft echter goed aan, welke omvang de kampong-wijken in en om de stad in de laatste vooroorlogse jaren hadden gekregen (groen). Opvallend leeg is dan nog het noordelijke deel van Solo buiten de spoorlijn en de Kali Anjar, waar in de jaren vijftig en zestig de grootste uitbreiding zou plaatsvinden. De be­knopte cijferlegenda heeft de volgende betekenis: l. Kraton; 2. Woning gouverneur; 3 Gouverneurskantoor/kantoor assistent-resident; 4 Rijksbestuurder; 5. Mangkoena-garan; 6. Rcgent-patih Mangkoenagaran; 7. Post- en Telegraafkantoor; 8 Fort Vasten-burg; 9. Militair kampement; 10. Ziekeninnchtingen; I I . Sociëteit, 12. Schouwburg.

BIJ de grote plattegrond uit 1945 behoort de volgende cijferindex van gebouwen en terreinen (bewerkt, oorspronkelijke spelling):

I. Kartisono (Openbare Werken M.N.); 2. Gouvt. Holl. Inl. School; 3. Chr Schakel-school; 4. Koningin Emmaschool; 5. Chr. Kweekschool voor Inl. Onderwijzers; 6. Neu­trale Inl Meisjesschool (Tijo); 7. Chr. Holl. Inl School; 8. Tijo Normaalschool voor

Inl Meisjes, 9 Kartiprodjo (Openbare Werken v.d Soesoehoenan); 10. Zwemplaats, II Hospitaal; 12. Gouvt. Zoutpakhuis, 13. Djebres Station; 14. Inl. School; 15. Slacht­huis; 16. Fabnek, 17. Chr. Holl. Chm. School; 18. Kantoor B.O.W.; 19. Gouvt. Holl. Chm. School; 20. Rijksbestuurder v.d. Soesoehoenan; 21. Gouvt. Inl. School; 22. Gouvt. Pandhuis; 23. Chr. Mulo Van Limburg Stirumschool; 24. School; 25. Chr. Europ. La­gere School; 26. Sectie Bureau van Politie; 27. Assistent Resident; 28. Panewoe Pang-rehprodjo; 29. Gouvt. Inl. School; 30. Balapan Station en Emplacement; 31. Brandstof­tanks; 32. Locomotiefloodsen; 33. School; 34. Hoogere School of Mulo School; 35. Ka­zerne; 36. Conimissanaat van Pohtie; 37. Kazerne; 38. Part. Inl. School; 39. Loge Theo­sofie; 40. Mil. Sociëteit Mangkoenegaran, 41. Inl. Sociëteit; 42. Regent-Patih van M.N.. 43. Gouvt. Inl School; 44. Kantoor Agrarische Zaken Bureaumetmgen en Water­schapskantoor; 4-) Kliniek Mangkoenegaran; 46. Inl. School; 47. Istana Mangkoene­garan; 48. Onderotficierswomngen; 49 Roonisch Kath. Europ. Lagere School en Broedenhuis; 50. Gouvt. Muloschool; 51. Chr. Holl. Inl. School; 52. Roomsch Kath School; 53. Goiivemeurshuis; 54. Javasche Bank; 55. Hotel Slier; 56. Oude Gevangenis. 57. Gouvt. Eur. Lagere Meisjesschool; 58. Ass. Rcs. Kantoor; 59. Protestantsche Kerk, 60. Zustersschool; 61. Hotel Juliana; 62. Neutraal Mil. Ontspanningslokaal; 63. Land-gerecht; 64. Solosche Schouwburg, 65. Solosche Credietbank; 66. Post- en Telegraaf­kantoor; 67. Ned. Handel-Maatschappij; 68. Genie Werk- en Bergplaats; 69, Markten 70. Fort Vastenburg; 71. Kazerne; 72. Sociëteit; 73. Irngatie 'Opak'; 74. Gouvt. Eur. Lagere School; 75. Gouvt. Fröbelschool; 76. Sangkrah Station, 77. Opiumregie; 78. Gouvt. Inl. School; 79. Part. Arabische School; 80. Internaat Jongesschool; 81. Kleine Straf- en Observatieinnchting; 82. Loge Gebouw; 83 Mil. Sociëteit; 84. Detachement Lijfwacht Cavalerie; 85. Residentie Kantoor; 86. 's Lands Gevangenis; 87. Regent Kotta, 88. Part. Holl. Inl. School; 8(;. Holl Inl. School; 90. Nieuwe Schouwburg; 91. Landraad, 92. Gouvt Hospitaal; 93. Inl. School; 94. Kapitein-Titulair der Chinee-zen; 95. Sportterrein; 96. Inl. Ziekemnnchting; 97. Pohtie Posthuis; 98. Minerala-Waterfibriek; 99. Part. Inl. School; 100. Inl. Hotel Passarpon; lo i . Gouvt. Inl. School. 102 Idenburgschool; 103. Inl. Sociëteit'Habiprojo'; 104. Stoomkoffiebranderij; lOS Gouvt. Inl. School; 106. Chr. Chin. School; 107. Part. Inl. School; 108. Neutrale Inl. Jongensschool; 109. Part. Holl. Inl. School; 110. Kraton Soesoehoenan; 1 i 1 Part. Chin School; 112. Hospitaal 'Ziekenzorg', l 13. Van Deventerschool.

154

Page 152: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

:^-'-Ky,] / • f ,> <•*! ' • »

|ta^uw'».é'|j '

Pat; n^ toegangspoort tot de \orstelijkc moskee van Solo, de Masdjid Ageng, aan de westzijde van de noordelijke aloon-aloon, 1934 De hoge minaret rechts werd pas in 1927 aan het complex toegevoegd Foto W A Jongbloed

Liiik^ voorafgegaan door het ceremoni­eel escorte van de Lijfwacht Cavalerie rijdt de soesoehoenan in zijn koets over de noordelijke aloon-aloon, ca 1930 Van de vier vooroorlogse vorsten was Pakoe Boewono X het meest geneigd tot groots uiterlijk vertoon, waarvan de kosten steeds \\ eer aanleiding gaven tot wrijving met het Gouvernement De Javaanse bevolking van Soerakarta, hoe arm ook, verwachtte echter mets minder van haar vorst, in ve­ler zienswijze ging met zijn overlijden m 19^9 de laatste echte 'keizer' van Mataram heen Foto M C A Adama

Straatnamen Solo Nederlands - Indonesisch

Na de soevereiniteitsoverdracht is een groot aantal Nederlandse straatnamen meermaals veranderd, 111 de lijst hieronder is de meest gangbare recente naamaanduiding aange­geven In Solo wordt momenteel echter opnieuw een omvangnjke wijziging van straat­

namen doorgevoerd, als gevolg waarvan een aantal hier weergegeven Indonesische benamingen mogelijk niet meer \an toepassing is De cijfers achter de straatnamen \erwIjzen naai de kaart op pag Is2-is^ (blauwe blokjes)

Achterstiaat Jl Timeh 78

Balapan/Stationsweg Jl Balapan 2s Balong Jl Kap Mulvadi 84 Baronweg Jl Dr Rajiman 13 Batoeranweg Jl Menangan 68 Beatrixlaan Jl Adicucipto ^ Bclikweg Jl Jagalan 91 Bloemstraat Jl Baja 76 Boemiweg Jl Dr Wahidin/

Dr Muwardi 10 Biomantakanweg Jl Hayani Wuruk 17

Cantinestraat Jl May Sunar\o 104

Djagalanwcg Jl Jagalan 92 Djebresweg Jl Kol Sutarto 94 Djogobojoweg Jl Jogoboyo 38

Gadingweg Jl Brigjend Sudiarto 67 Gadjahanweg Jl Veteran 63 Gambleganweg Jl Kom Yos Sudarso 62 Gandekantengenweg Jl Warungmiri 9S Gilmganweg Jl Gilingan 26 Gondangweg Jl Dr Setiabudi 7 Gouvcrneurslaan Jl Jend Sudirman s? Grcmetweg Jl Sam Ratulangi 2

Hadiwidjajanweg Jl Hadiwijayan 66 Harmoniestraat Jl Kusmanto 79 Heerenstraat Jl Tembaga 77

Jagtplein Noord, Van der Jl Tarakan 3 s Jigtpicin Zuid, Van der Jl Enggano 36

Kabanganweg Jl Sidomukti 8 Kadipoloweg Jl Dr Rajiman 20 K mggotanwcg Jl Kanggotan 87

Kanomanweg Jl Kanoman 89 Kartisonoweg Jl Sultan Hasanudm 37 Kawatanweg Jl Honggowongso 55 Kebalenweg/Poerbajan Jl Sutaijo

S H /Jl Jend Sudirman s 1 Kedoengloemboeweg Jl Untung

Suropati 71 Kedowoengweg Jl Tanjung Anom 61 Kcpatihankoelonweg Jl Arifm 98 Kepatihanwetanweg Jl Jl Kepatihaii 97 Keprabonkoelonweg Jl Teuku Umar 4s Keprabontengahweg Jl Ahmad DaUan 46 Keprabonwetanweg Jl Imam Bonjol 47 Kestelanweg Jl Letjend Suparman ^o Ketandan/Waroeng Pelem Jl Laks

R E Martadmata 8 ^ Koesoemoendinigratanwcg Jl Sutarjo

SH 49 Koesocmojoedan — so Koestraat Jl Perunggu 74 Kratonanweg Jl Sraten s8 Kretek Gantoeng Jl Kap MuKadi 8s

Laweanweg Jl Dr Rajiman n Limburg Stirumlaan, Van Jl Arit

Rachman Hakim 102 Lodjiwoeroengweg/Cantmestraat Jl

Bngjend Slamet Riyadi/Jl May Sunarvo S4-104

Lorestanaweg Jl Raden Mas Said 41

Maiigkoe|oedanweg )1 Saminhudi 12 Mangoeboenienweg Jl Yosodipuro 14 Mangoend)ajanv\eg Jl Ba\angkara 18 Mangkoediningiatanweg Jl R Dcwi

Sartika 6s Marconistraat |1 Abdul Rachman Salch

27 Marellaan, Van der Jl Lombok ?i Margojoedanweg Jl Margoyudan loi Mesen Jl Jend Urip Sumoharjo 88 Mhpakanweg Jl Warungmiri 96 Muloweg/Kcrkstraat Jl

Mgr Sugnopianoto s2

Ngemplakwcg Jl Ma\)cnd D l Panjaitan 10^

Nieuwe Balapanweg Noord Jl Meuten Supeno 4

Nieuwenhuyslaan Jl Pemuda Timur 9 Nonanganweg/Tjojoedan Jl Kom Yos

Sudarso 69

Paloegoemanw eg Jl Untung Suropati 72 Pamedanvveg Jl Ronggowarsito 4^ Pandelaranweg Jl Mr Moh Yamm 21 Partiniweg Jl Meuten Suparno 6 Pasar Besar Jl Pasar Besar 82 Pasar Kliwon Jl Kap Mulyadi 70 Pasar Legi Jl Sutan Syahnr ?9 Pasar Pon/Singosarenweg Jl Sraten s7 Poermanweg Jl Veteran 22 Poerolaan Jl Diponegoro 44 Poerw odinmgratanweg/Kalanganweg

Jl li H Juanda Kartasanjaya 86 Poerwopoeranweg Jl Suryo 93 Poerwosanweg Jl Brigjend Slamet

R n adi 2 ^ Pnnggodigdowcg — 40

l^cdjosanweg Jl Rejosari 90

Reksonitanw eg Jl Kom Yos Sudarso 64

Sajanganweg Jl Mr Moh Yamm 59 Semanggiweg Jl Kyai Mojo 73 Serenangweg Jl Veteran 60 Setjojoedanw eg/Pasar Pon Jl Dr

Rajiman s6 Singosarenw eg/Pasar Pon Jl Sraten •57 Schoolstraat — 80

Tagorcweg Jl Dr Setiabudi 16 Tegalhardjo Jl A W Monginsidi 100 Tegalsanweg Jl Dr Rajinian 11 Timoeran/Notonmgratan Jl Kartini 42 Tipesweg Jl Bavangkara 19 Tirtojasoweg Jl Raden Mas Said ^ Tjojoedan/Nonaganweg Jl Kom Yos

Sudarso 69 Tjokronegaranw eg Jl Surs opranoto 81 Toenienggoengan Jl Gajah Mada 24 Toerisariweg Jl Sultan Hasmudin is

Villaparkw eg West Jl Sabang 29 Villaparkw eg Zuid Jl Luniban Tobing u Villaparkw eg Noord Jl Abdul

Rachman Saleh 33 Villaparkweg Oost Jl Mayjend D 1

Panjaitan 34 Voorstraat Jl Kap MuK idi js

Waroeng Pelem/Ketandan Jl Laks R E Martadmata 8 ?

Wetanastanaweg Jl Teuku Umar 48 Widoeran — 99 Windoe Kertan Jl Basuki Rahniat i Wijklaan, Van Jl Bah 28

ISS

Page 153: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

156

De Solose vorstelijke moskee, de Masdjid Ag<.ng. in lyyS gezien van de noordzijde. Foto J.R. van Diessen

Page 154: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Drie markante gebouwin in hi.t (.eiitium \ in Soki Cichcel bo\eii Lod|i Gandroeng am dt l'oerwosiiiWLg (|1 l!iig)i.nd SliiiKt Ri\ idi) wan in \oorooilogse jaicn U K -

vrouw Ch E Dezentje woonde Tijdens de bezetting was hier de Japanse niihtair com­mandant gehuisvest tegenwooidig is dit traaie huis de woning vin de burgemeester \,\u Solo Het beeld stelt kolonel Gatot Soebroto \ooi die in november 1949 mili-tiii gouverneur van Soerakarta werd Linksonder de Bank Indonesia, voorheen De Javasche Bank aan de Gouverneurslaan, rechtsonder de Smt-Anthoniuskerk aan Poer-bi]in bcidc sti itcn heten luijl |cnd Sudiinnn Foto s [ R \an Diessen T Airtsen 2 \

IS7

Page 155: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Boi'cii de stroomtram uit Batoeretno en Wonogin iijdt langs de Poerwosanweg Solo binnen, 1951 Foto KIT Liiik\oi}dir het Museum Snwedan of Museum Radjopoes-toko, 1934 De collectie van dit museum van de geschiedenis en cultuur van Soerakar-ta, dat tot op heden de Solose pendant vomit van het Museum Sono Bocdojo m Djokja,

werd reeds m icSyo met steun \an het Gouvcinenicnt bijeengebracht dooi de toen­malige patih dalem (njksbestuurder voor interne zaken) van Soesoehoenan Pakoe Boe-wono IX Sinds 1913 is het museum gevestigd in dit traaie oud-Indische huis aan de Poerw osariweg, voordien van de fimilie Portier Foto W A Jongbloed

158

Page 156: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Pat; i=iS Hilii^oiidii yiin; iig liiiL:'.houii iii

iiclu4>oi'iii drie impressies vin het stadspark van Solo, het ook nu nog altijd populaire Snwedan De foto op pag 138 toont de in­gang aan de Poenvosanweg, ca 1940, de twee mdere zijn in de beginjaren vijftig in het park zelt genomen De 'stadstuin' van Solo dateert al van het eind van de vorige eeuw In 192^ vond op initiitiet van Pakoe Boevvono X een algehele herinriehting plaats, waarbij onder­meer enkele sportvelden werden aangelegd, een tiental jaren later ontstond daaruit het be­kende moderne stadion van Solo Verder vond men hier een kleine dierentuin een bioscoop en een w.ijang-theater naast een keur aan eet­huizen en andere vermaaksgelegenheden Foto's J D Knjgsman 2x, Asia Maior LinksiiuAdcn de sociëteit van het soenanaat, Habiprojo, aan Pasar Pon c ej Smgosarenweg, ea 1910 De jaartalaanduidmg op het ge­bouw IS de Javaanse de soos werd gesticht in I S96, het jaar dat Pakoe Boew ono X op de Solose troon kwam Foto J Anten Richt<:middin de Idenburgschool aan de Ka-watanweg, ca 1920, een der weinige wester­se onderwijsinstellingen die onder Pakoe Boevvono X m Solo-Zuid werden gevestigd Foto J Anten

LuikHiitdir de bekende grote poorten die aan de weg van Kartasoera de toegang tot het grondgebied van de hoofdplaats Soerakarta aangeven, 19^4 Foto W A Jongbloed

IS9

Page 157: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

i6o

Page 158: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

P(H; 160 111 het woonverblijf van de Mangkoe Nagoro Boven een sfeer-\ olie opname van het staatsie-bruids­bed in het open voorgedeelte \iin de Dalem Ageng, dat tegenwoordig als museum is opengesteld voor het pu­bliek Onder de opmerklijke glas-in-loodramen die in 1941 bij de moder­nisering door ir Th Karsten van de eetzaal en de aangrenzende salon c q biljardzaal 111 de laatstgenoemde wer­den aangebracht Foto's T Aartsen 3 \

Geheel liiiki luchtopname in noorde­lijke richting van de Poero Pakoeala-man De foto werd gemaakt tijdens de befaamde verkennings- en pam-flcttenvlucht vanuit Australië over Oost- en Midden-Java door een B-2-, van de ML-KNIL op 28januan 1945, onder commando van majoor F van Breemen Het Pakoealamse deel van Djokja omvatte met meer dan een ter­rein van ca 400 x 500 m in de onmid­dellijke nabijheid van het paleis Foto Fotoarchief ML-KNIL

Luiks de jonge Pakoe Alam VIII \ e i -laat zijn koets bij de voorhal van de Poero, 1937, rechtsachter majoor H L Eijgenstein, de latere leider van het Legioen Pakoe Alam Pakoe Alam VIII overleed op 11 september 1998 na een rcgenngspenode van ruim 61 jaar de langste ooit in de geschiede­nis van Mataram Foto Th A H Adam-Eijgenstcm

Het paleis van de Mangkoe Nagoro m het noordelijke stadsdeel van Solo, waarvoor de basis werd gelegd in 1787, is met zijn front naar het zuiden gericht - het zou immers ongepast zijn zich met de rug naar de kraton te keren Aan deze zuidzijde vindt men een rechthoekig voorplein, de Pamedan, met oorspronkelijk ter weerszijden gebouwen met een militaire bestemming De Istana Mangkoenagaran ademt een volkomen andere sfeer dan de kratons ruim opgezet, uitnodigend en rustgevend Via een imposant poortgebouw met aangrenzende, hoge massieve muren komt men plotseling in een parkachtige voortuin, die in het midden wordt gedomineerd door ecu giote ronde vijver met een verhoogde waterspiegel Hieruit rijst een wit fontcmbeeld 111 Italiaanse stijl op, m de \orni \an een putto op de rug van een zwaan Ook elders vallen tal van westerse invloeden op, met name in de architectuur Deze zijn echter zodanig verw e\ en met de Javaanse bouwstijl m zijn geheel, dat ze eerder de harmonie versterken dan verstoren

Meer nog dan de kraton vertegenwoordigt de istana het ideaalbeeld VMI de aristocra­tische Javaanse woning De schitterende voorhal, de Pendopo Ageng, heelt een oppei-vlak van maar liefst S2 v fi^ m en geldt als het mooiste voorbeeld van deze bouwwijze m heel Java De immense ruimtelijke wei king is ongeëvenaard Als hoofdkleuren treft men in de pendopo geel en groen aan, de Mangkoenagarase combinatie van kleuren die pan anom ('jonge njstplanten') wordt genoemd De voorhal, die geflankeerd wordt door Mer witte stenen leeuwen, gaat aan de achterzijde via traptreden over de gehele breedte van het gebouw over m de verhoogde Paringgitan ('Plaats van het Wajangspel'), een ruime binnenveranda die grenst aan de Dalem Ageng, de afgesloten pnvévertrekken In het open voorgedeelte van de Dalem Ageng staat de Krobongan, het staatsie-bruidsbed, 111 het midden tegen de achterwand opgesteld Aan weerskanten hiervan zitten traditio­nele houten poppen, loro blonjo, die een bruid en bruidegom \ooi"stellen

Voor de Tweede Wereldoorlog heeft de istana enkele toevoegingen en modernisenngen ondergaan, die door de bekende Indische architect ir H Th Karsten werden verwezen­lijkt Voor de prinses uit Djokja die m 1920 als Ratoe Timoer de officiële gemahn van Mangkoe Nagoro VII werd, heeft Karsten een kleine prive-pendopo m Javaanse stijl gebouwd, de Pendopo Pratjimojoso Daarna werden de badkamer en het boudoir \o l -gens de toen geldende mode verbouwd en heringericht met alle moderne gemakken In 19^6 bouwde Karsten nog een paviljoen voor de oudste dochter, prinses Siti Noeroel Koesoemo Wardhani In 1941 volgde ten slotte de niodernisenng van de eetzaal en de aangrenzende salon, die werd opgeluisterd door dne grote raampanelen van glas-in-lood met Javaanse voorstellingen Ook de Mangkoenagaran heeft een eigen grote moskee, die ten westen van het paleisterrein is gelegen

De poero of het paleis van de Pakoe Alam in Djokja is gelegen aan de grote oost-west-\ erbinding door het centrum van de stad, voorheen Isaidan Pakoealanian, tegenwoordig Jl Sultan Agung Vanzelfsprekend staat ook de poero met zijn front in de richting van de kiatoii gekeerd Dit \orstenverblijf is het kleinste van de vier paleizen en ook be­scheidener van opzet Over een voorplein betreedt men door een poortgebouw met belendende kantoorpanden een ruime, fraai aangelegde voortuin De ontvangsthal, Bangsal Sewotomo, is aanzienlijk kleiner dan die 111 de Mangkoenagaran Een ander ver­schil betreft de bouwwijze, waarin hier met de traditionele pendopovorm is toegepast, maar een limasandak Via een binnenveranda geeft deze hal toegang tot de Dalem Ageng, het eigenlijke woonverblijf en diverse bijgebouwen Rechts van de Dalem Ageng staat iets apart een merkwaardig Europees aandoend woonhuis, dat met zijn won­derlijke houten sierwerk aan de gevel nog het meest doet denken aan een Zwitsers cha­let Het werd in 1913 gebouwd ter nagedachtenis aan de broer \an Pakoe Alam V, pnns Noto Wirojo, die m dat ]aar 111 Zwitserland stierf aan t b e

161

Page 159: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden
Page 160: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

(veivolfl Socrakarta) Linkiutiddcn: de kerk van de Protestantse Gemeente in Solo aan de Gouverneurslaan; op de plaats van dit historische monument uit ICS32 is inmiddels een modern kerk­gebouw gekomen. Rnhliniiddcii: ook vervangen is het vooroorlogse postkantoor van Solo, op de hoek van de Gouverneurslaan en de Harmonielaan; beide opname dateren van ca. 1930. Geheel onder: panorama vanuit de Pasar Gedeh in de richting van de brug over de Kali Pepe en het gouverneurshuis, 1934. Foto's: KITLV 2.x: W.A. Jongbloed.

Pag. 164 boven, pag. 16$ hoven: tweemaal het Solose gouverneurshuis aan de Gouver­neurslaan, links in 1934, rechts na de 'boemi hangoes' op 21 december 1948. Linksniidden: Sociifteit De Harmonie aan de Voorstraat, ca. 1930. Rechtsmidden: de bekende klok voor de Pasar Gedeh, die in 1937 werd geplaatst toen Pakoe Boewono X de leeftijd bereikte van negen windoe, 72 Javaanse jaren. Linksonder: het escorte van Soesoehoenan Pakoe Boewono XI passeert Hotel Slier aan de Gouverneurslaan, tijdens een bezoek van de vorst aan het iets verder gelegen gou-vemeunhuis. Foto's: W.A. Jongbloed; collectie AJ. van Veen; T.L. Mellema; Asia Maior: E. Kiliaan.

Page 161: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Liiiksoihler: de Achterstraat in de oude Europese wijk Lodji Wetan ('Oostelijke Loge') in 1976, nog compleet met de vroeg-lyde-ecuwse bebouwing. Rechtsonder: Solo's voormaUge schouwburg aan Foerbajan, later bioscoop, in 1976. Dit opmerkelijke gebouw is recentelijk afgebroken. Foto's: J.D. Krijgsman 2x.

Boven: de nog brandende winkelplaza aan Jl. May. Sunar\'0, voorheen de Candnestraat, in de ochtend van 15 mei 199S. Links het vroegere Solosch Internaat. Pilt;. 167 boven: de totaal vervallen poort van het tort Vastenburg gezien van de binnenzijde, 1998. Alle andere gebouwen binnen de benteng zijn afgebroken, om plaats te maken voor een hotel anne.x winkelplaza. Pat;. 167 onder: ir. Th. Karstens opmerkelijke station Solo-Balapan, 1998; zie ook de oude foto op pag. 169. Foto's: j . R . van Diessen 3x.

166

Page 162: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

167

Page 163: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

CMCM

Lmkéoveu leclüéiwen richlunidden enke­le beelden van de Chinese winkclbuurt rondom de Pasar Gedeh De bouw van de niLuwt pasar zelf, liRrnaast in een opna­me uit ca 1935, werd in 1929 begonnen naar een Javaans geïnspireerd ontwerp van ir Th Kartsen de uiteindelijke voltooi­ing van alle achterhggende gedeelten was LVtnwel pas in 1936 DL foto op het voor­plein linksboven is omstreeks dezelfde tijd genomen van dt zijde van de pasar en laat links het begin van de Tjokronegaraweg zien, de rechter opname biedt een blik op Ketandan, een van de drukste winkelstra­ten in dczt omgev ing Foto s M J Westcrvcld TL Mellema, E Kilnm

LiiikHVidir de voorhal van de ktpit ihin de ambtswoning van de rijksbestuurdcr van Soerakarta Een groot gedeelte van dit m oorsprong l8de-eeuwse complex werd in december 1948 voor de intocht van de Nederlandse troepen door brandstichting vernield Foto W A Jongbloed

RLchhoiider Pasar Legi, de belangrijkste markt in het Mangkoenagarase deel van Solo ca 1940 Foto J D Krijgsinm

168

Page 164: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Links: het station Solo-Balapan in het Mangkoenagarase deel van Soerakarta, feestelijk versierd naar aanleiding van het huwelijk van Prinses Juliana en Prins Bernhard, januari 1937. Foto: R. Moltzer.

Reclits: het oude Staatsspoor-station Djebres, in het soenanse noordoostelijke deel van Solo, 1934. Foto: W.A. jongbloed.

Links: het ziekenhuis van de Gerefor­meerde Zending op Djebres, dat in 1912 na een conflict met Soesoehoenan Pakoe Boewono X over de activiteiten van de Zending in Solo net binnen de grenzen van de Kota Mangkocnagaran werd ge­vestigd. Foto: W.A. Jongbloed.

169

Page 165: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Boveti en hiiL^oiidii tweemaal de sociëteit \an de Man^kocnagann lan loemenggoen-gan (Jl Gajah Mada), een ontwerp uit 1913 van de Javaanse Waterstaats-architect M A Atmodirono, in 1988 en in 1920 In de jaren tachtig op nogal pompeuze wijze vergroot en verbouwd, dient dit merkwaardige gebouw tegenwoordig als Nationaal Persmonument c q -museum van de Indonesië Foto's J D Krijgsman,] Anten RechtiOfider de Poerolaan gezien in noordelijke richting, 1936, met op de achtergrond de hoofdpoort van het Mangkoenagarase paleis Foto J D Krijgsman

170

Page 166: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Liiik^ de Pasar Pon-bioscoop c q toneel­zaal op de hoek van de Poerwosariw eg (vooraan) en de Poerolaan (links), 1934, rechts vooraan de rails van de stoomtram naar Wonogiri en Batoeretno In sterk verbouwde vorm bestaat dit bekende Solose filmpaleis nog steeds Foto W A Jongbloed

Richt'- Pasar Pon of Singosirenweg, zuidelijk van de Pervvosarivveg m het soenanse deel van Solo ci 1935 Foto E Kiliaan

Li;)/.'v een der voornaamste winkelstraten in de wijk on-midelellijk ten westen van de Kaoeman in het soenanse zuidelijke deel van Solo was en IS Tjojoedan nujl Kom Yos Sudirso Deze levendige opname dateert van ca 1937 Foto Asia Maior

171

Page 167: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Riihléot'iii III pai^ l /J boi'iii de Solosc renbaan op Manahan, m het Mangkotmgaiasc noordwestelijke stadsdeel Zoals m Djokja de rates van de Wedloop Soeieteit Mata-rani, waren in Soerakarta de jaarlijkse paardenrennen van de Renvereeniging Solo een niaatsthappelijk evenement van de eerste orde, in het bijzonder voor de vorstenhuizen, de hoge ambtenarij en de oud-mgezeten plantersfamilies Deze fraaie panoramafoto biedt een blik op de feestelijk versierde tribune vm Mmih in tijdens de riees \an 19^^ Foto W A Jongbloed

Liiikéoven De vorstelijke moskee \an de Mangkoenagarin am Tiinoeran 19^4 Foto W A Jongbloed Onder, pag ly^ Hihtsimddiii in iichtHVidi} het Vilhpark, zuidwestelijk \an het station Balapan, was in de jaren twintig en dertig de behngnjkste Europese woonwijk m Solo De foto's geven een impressie van het eentrale phntsoen en enkele van de omringen­de woonstraten vin Villapiik Foto's W A Jongbloed, M H Kuiper-Westra 2 \

'"• tMür.

172

LinL^nndddi m liiik^ondu twee van de vele belingrijke seholen iii liec \1 iiigkoeii 141-rase deel van Solo, respectievelijk de Van Deventerschool voor Javaanse meisjes op de hoek van Timoeran en Pamedan (1935) en de AMS m het Villapark (19U), waarvoor in de plaats in 1939 aan Margojoedan een Chnstelijke HBS kwam De Van Deventer-sthool diende tijelens de Japanse bezetting lange tiid ils opvangkinip \ooi behoeftige Europese Sotonezen Foto's Arehiet Mangkunagaran, W A Jongbloed

17^

Page 168: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

174

Page 169: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Pat; 174, pag \]s \mksondc\ Klaten, m het gouver­nement Soerakarta halverwege de weg naar Djokja, werd na 1755 een der versterkte VOC-posten op de­ze strategisch belangnjke route De Compagnie bouw­de hier het fort Engelenburg, dat zich m de vooroor­logse jaren nog goeddeels in de oorspronkelijke staat lx vond hl de jaren zeventig is dit historische monu­ment helaas afgebroken, tegenwoordig vindt men hier ccn moskee en een winkelcentrum, zoals de boven­ste foto uit 1998 laat zien De onderste geeft een bhk op Engelenburg omstreeks 1925 Verder was Klaten m de latere koloniale tijd het centrum van de tabaks­cultuur 111 Midden-Java, hier werd in 1913 dan ook het Proefstation voor Vorstenlandsche Tabak van de Vereenigde Klattensche Cultuur-Maatschappij gc-\estigd, onderaan deze pagina te zien in een opname uit ca i92> Foto's J R \an Diessen, KITLV 2 \

Lmk^hoven, Itnksinidden, redil<:niiddeii, rechtsonder Solo's tegenhanger van het Djokjase bergoord Kahoerang was en is Tawangmanggoe (9^0 m) op de westhelling \ an de Lawoe m de Mangkoenagaran De Mangkoe Nagoro bezat hier een buiten\erblijt (foto hnksmid-dcn op de achtergrond) en een hotel, verder waren er ondermeer een zw embad, een sportveld met tennis­banen en een speeltuin Het plaatsje is nog altijd een geliefd doel voor uitstapjes, maar verkeert nu als ge­heel in een wat verlopen staat De oudere foto's geven een indruk van Tawangmanggoe omstreeks 1940, de nieuwe is gemaakt in 1998 Foto's J R van Diessen, Asia Maior i \

17s

Page 170: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

Literatuur

In deze bibliografie is niet gestreefd naar volledigheid; naast de hier vermelde se­lectie van openbare bock- en bladuitgaven is voor de totstandkoming van Djokja en Solo - Beeld i'ciii de l-^ontemteden gebruik gemaakt van een groot aantal andere

Adams, C', Sukarno An Autohioiiraphy Kansas City, i<X>5 Alers, Heiin J A , Om een Rode of Groent Merdeka lo Jaren

Binnenlandse Potiluk Indonesië ig4^-ig3; Eindhoven, 1956 Alt, M A , Ons kanipkveiigedurende deJapansclu. en Repiihlikiuischi

bc::itniii;, Soerahaia Soerabaja, 1948 Anderson, Benedict R O'G ,Java in a Turn of Rivotiitioii

Occupation and Risisiamc 1944-1^46 Ithaca, New York, 1971 S( Balation 6e Rtiiinniit liifaiiteni ïo laar, ; ;ii/i 1947 - j juli iggy

Waalre, 1997 402 Batalioii Iiifaiiteru \kmoires van 402 B I Maastricht, 19-, 1 Behrend, T E Kraton and Cosmos m Traditional Java Leiden, 1983 Beus, J D de. Hit laatM jaar van \edirlands-Iiidu I au di zwaard-

houw der tweede polmonele actie tol dl liaiidtikiniin; onihr di souve-rennleilsoverdracht Rotterdam, zj

Boer, P C c i , De Luclitstnid om Indie Houten, 1990 Brandes,J , Yogyakarta Batavia, 1894 Brongtodiningrat, K 1' H , Tlie Royal Palace (Karaton) oj 'toi^yakai-

ta, iti architecture and lts nicanin^ Yogyakarta, 197s Bruggen, M \' van, Di ciiintcuieerdi Europisi- en Indo-Europisi

biirgin UI de risidentii Surakarta tussen Republiek in Batavia, Jï augustus ig4^ - 21 ]uh ig4j Vergitin dooi di politiik'' Utrecht, 1994

Brzesowsky, R H , l'oltooid verliden lijd Bilthoven, 1994 Bukii Pandiian Museum Beuling Yogyakarta Yogvakarta, 1997 Cnbb, R (red), Tlie Indoncuan Killings, ig6=,-ig66 Stuclics from

Java and Bah Clayton, 1990 Danich, A (pseudoniem van A W F de Roock), De natioiiahs-

tische beweging ondir de Indo-Eiiropeanin Z p , 1937 Daerali Istumwa Yociyakarla Biro Hubungan Masyarakat Sctwilda

Propinsi Daerah Istimcwa Yogyakarta Yogyakarta, 1997 De Vliegende Stoter Hennnenngen aan 5-RS Ede, 1994 De 15 000 i^evangenen van de Republiek D)oc}a Adhesiebetuigers

aan het woord 's-Gravcnhage, 1949 Djokjakarta Hennnenngihoek opt;edra^in aan alk fesiiiuvildin van

1-13 RI Zp , 1949 Ooppert, L , De eerste generatie Indische gebeurtenissen sinds

1936 Naarden, 1990 Drooglevcr, PJ , Sultan in oorlot>stiid Hamingkubiiwono I\ in di

bezettiiii; van Yogyakarta 111 ig48/4g Zeist, 1996 Gidinkboek s-5 RI, Awas Pijp-Piip dataiig Z p , 1950 Gedinkhoik Sociiteit 'Di Veicinii;inii' Djokjakarta i822-ig}j

Djokjakarta, igjj Gedinksihnft iiiti^igevin ter <^ele^inheid van het 23-jang Bcstuiirs-

Jiibdeiim van Zijne Hoogheid PA A Pakoe Alani VU, tgo6-ig^i Batavia, 1931

Gegevens over Djokjakarta, ig23 Djokjakarta, 1925 Gei<evens over Djokjakarta, igiè A 111 B Djokjakarta, 1926 Graaf, H J de. Geschiedenis van Indonesië 's-Gravenhage, 1949 Graaf H J de. De vijfgizantschapsreizen van Rijklofvan Goens

naar het liof van Matarani, 1648-16^4 's-Gravenhage, 195C1 Graaf H J de. Wonderlijke verhalen uit di Indisihi histoni

's-Gravenhage, 1981 Groen, P M H , Patience and bliiff de bevrijding van de Nederlandse

hurgergeuiterneerden op Midden-Java (angustus-december 194s), in Mededelingen van de Siilic Militaire Geschiidenis Landmacht­staf, deel 8, lySs

Groen, P M H , Marsroutes en dwaalsporen Het Nederlands mihtair-strategisch beleid ui Indonesië ig4yigjo 's-Gravcnhage, 1991

Groen, P M H & D W Staat, Inzet m \edirlaiids-Iiidie ip^j-ipso Amsterdam, 1992

Groneman,J , In den Kedaton te Jogjakarta Leiden, 1888 Groneman,J , Di Garel>et;'i u Niiajoyakarta 's-Gravenhage, 1895 Haan, j R de (red ), Ritoiir Djocja Verslagen van en hennnenn­

gen aan het 426e Bataljon Infantene (6-4 R I) Doesburg, 1996 Heek, G van. Front op Java niijii duiisttijd ui Indonisii ig4j-ig}o

Hengelo, 1952 Heins, E L , T/if ,Vft/Mf i)f (ƒ« Sinmpi '{in;lu Minduin; m Indonisia

Vol I , 1967 Heins, M & FJ M van Maanen, Di i^eschiedeim van het njk Nga-

yoi^yokarto Hadinuiiirat en de symbohck van de kraton Njajogya-karia Hadiuinilial 's-Gravenhage, 1991

Henng, B B , Mohannnad Hoesm Tlianinn and hls Qiii si for Indo­nesian Natiouliood igiy-ig4i Stein, 1996

Henng, B B , Mrli HJ Kiewiel deJoni;i and the Indonesian Natio­nalist Movement of the ig20s and early ig^os Townsville, 1992

Heijboer, P , Depohtionih actus Di stnjd om 'hidii' ig4s/ig4g Bussum, 1979

Hoen, Pieter't, Terug int Djokja Amsterdam, 1946 Houben, VJ H , Kraton and Kumpein Surakarta and Yoi;yakaiia

18JO-1870 Leiden, 1994 Jong, J J P de. Diplomatie of stnjd iiii analysi van hit \idirlands In­

leid tegenover de Indonesische Revolutie tg43-ig47 Meppel, 1988 Jong, L de. Hit Koiiuiknjk der Nederlanden ui de Tweede Wereld­

oorlog, delen iia-c (5), 12, 13 's-Gravenhage, 1984-1988 Kinangan Enias 30 Tahun Surakarta Penienntah Kotamadia

Tingkat II Surakarta, 1997 Larson, G D , Prelude to Revolution Palans ami Politns m Smakaita,

igi2-ig42 Dordrecht, 1987 Maanen, F M J van. Het ontstaan van di kiaion Suiakaita

HaduiuiiJrat 's-Gravenhage, 1989 McTurnan, Kahin G , Nationalism and Rivobition 111 Indonisia

Ithaca, New York, I9"i2 Mengenang Ignaniis Slainet Riyadi Kcluarga Besar SA/CSA

Surakarta, 1996 Moesson, diverse jaargangen MOOI Joiijakaita' Drukken) en Boekliandel Kolrt-Brunmg/Ver-

eeniging 'Jog|a Voonnt' Djokjakarta, 1937 \iderlandsch-lndie Oud en Nieuw, diverse jaargangen 1910-1910 Nieuwenhuis, R , Met vreemde o^eii Tempo Doiloe, een verzonken

wereld Amsterdam, 1988 Nortier, J J , P Kuijt, & P H M Groen, Dijapansi aanval op Java

maart ig42 Amsterdam, 1994 Noto Soeroto, Beknopt iJeschiedkinidii; oviizutii van hit Sultanaat

Joyokarto Anisterciim, 1920 Ojjiiiik biscliiidin hetrifjinde de Sidiilands-Indoiusischi hitrikkimiin,

ip^s-ipjD 's-Gravenhage, 1971-1996 O'Malley, W J , Tlie Pakiinpalan Kawiilo Ngajoyakaita An official

nport on theJoyakaila Peopk s Party oj the iglo's, 111 Indonisia Vol 26, 1978

O'Malley, WJ , Indonesia in the Great Depression A Study of East Sumatia and Jogjakarta tn the igjo's Ithaca, New York, 1977

Ondir deJapanse knoet leven eu lijden van de broeders ui Iiidii tiidiiis dejapansi bezetting, ig40-ig4S Z p , 1947

Panioentjak Singgih, R , Partiin Tiihsan Kiliidupan Seorang Puin Man^kuna^aran Ricolteclions of a Mani<kuiiai;aran Pnncess Jakarta, 1986

Pol, D , Onzi Zendm^svilden, Midden-Java Rijsoord, 19^9 Poeze, H A c i , In liet land van de ovcrhecrsir Deel i, hidoncsiers

III \iderland i6oo-ig30 Dordrecht, 1986 Pnnggodigdo, A K , Gescliiedeius der ondernenimi^in van lul

Maniikoena^orosclie Rijk 's-Gravenhage, 19SO Ramadhan, K H & G Dwipayana (red), Soeliarto, autobioi^rafii

Mijn ^ledaclllen, woorden en daden Franeker, 1991 Ras,JJ , Babad Tanali Djaivi Javaansche Rijkskroniek

W L Olthofs vertaling van de prozavenie van JJ Meinsnia lopende tot hetjaar 1721 Dordrecht, 1987

Reitsma, S A , Korte Geschiedenis der Nederlaiidsih-lndisilu Spoor-eii Traniwei^en Weltevreden, 1928

Ricklefs, M C ,Joyakana under Sultan Mam>kiibuini I74g-ijg2 A History of the Division of Java London, 1974

Roem, M , M Lubis, e a , Tahta I'lituk Rakyal Jakarta, 1982 Rouffaer, G P , Vorstenlanden, in Encyclopaidii van Nedirlandscli-

Iiidie iste druk, 's-Gravenhage/Leiden lyos, pag S87-653 3-RS uit en llims, ig47-ig30 Beknopte wiin;ave in woord en heeid van

degesclnedenis van bety Bataljon van hit Rifinnent Stoottroepen Ede, 1997

Scalliet, M O , Anioini Payen Peintrc dis Indis Oriintalis Vic et ecrits d'lin artiste dn XlXe siècle (ijgi-183]) Leiden, 1995

Schoken, P , Op reis met de 'Special Party' oorlogs- en kamphenune-nngen van P Schollen Leiden, 1971

Selosoeniardjan, Social Changes mjoyakarta Ithaca, New York, 1962

r e l e v a n t e b r o n n e n , zoals r e i s - en l a n d b c s c h r i j v i n g e n , mi l i t a i re en civiele archief­

s t u k k e n , o n g e p u b l i c e e r d e en p e r s o o n l i j k e a a n t e k e n i n g e n en m o n d e l i n g o v c i g e ­

d r a g e n e r v a r i n g e n van o o g g e t u i g e n

Soedansman Poerwokoesoinio Daiiah Istinuwa \oi;yakarta Yogyakarta, 1984

Soedansman Poerwokoesocnia, Kadipatin PaLiialanian Yogyakarta, 198^

Soedarsono, Wayang Wong Tlie State Ritual Daiiu Diama in the Court of Yogyakarta Yogyakarta, 1984

Soedjono Tirtokoesoemo, De Garebegs 111 lul SultanaatJotiiakaila Jogjakarta, 1931

Socjatno, Revolution and Social Tiiisioiis in Smakaita ig4^-ig-,o m Indonisia Vol 17, 1974

Socjatno, Social and Political Clianges in Surakaita after ig4^, in Review of Indonesian and Malayan Affairs Vol 8, 1974

Soekanto, Sekilaijotiiakaita, 1733-1825 Djakarta, I9s2 Soepanto, H , Hizbullab Surakarta, ig43-ig^o Surakarta, zj Soepomo Poedjosoecliniio & M C Ricklefs, 77» Establishment

of Surakarta 4 Translation /w»; thi Babad Giann, m Indonesia Vol 4, I9(>7

Soeratman, D , Kihidupan Duma Kiaton Smakaita i8ui-ig^g Yog)ak.irta, 1989

Soewito Santoso. Tlii Kiatoii of Smakaita Hadinin^uit Surakarta,

1974 Solo MembaiKiun Pcmenntah Kotamadii Daerah Tingkat II

Surakarta, 1997 Spanjaard, H G , Het ideaal van iiii modiini Imioiusistlu sihildir-

kuiist, igoo-igg3 Meppel, 1998 Sprang, A van. En Soekarno lacht 'Jomiiaksiuki in'anni;iii van iin

Nederlandsch oorlo^scomspondent ui Indie 's-Gravenhage, 1946 Sunar Tn Suyanto, Sejiirali Berdmiiya Kirajaan Surakarta Hadinui­

iirat Surakarta, 198^ Szabo, G , Vanpoesta lotpoldii Z p . 1989 SC laliun Peminutah Kotainadya Daeiali Tingkat II Yogyakarta

Hubungan Masvarakat Kod>a Yogvakarta Yogyakarta, 1997 Tirtaamidjaja, N , A Bidaja Kctawan^ Dance Perfonnance at tlie

Court of Surakarta, m Indonesia Vo\ 1,1967 Velden, D van, Di Japanse mterncnngskanipen voorburgers

i;edurende de Tweede Werildoorloii Groningen, 1963 Veldhuisen-Djajasoebrata, A , Bloenii u van hel Heelal Di

kleurrijke wereld van de le\tiel op Java Amsterdam, 1984 Vos, H B , Kratonkoetsen op Java Amsterdam, 1986 Ward, O G , Df Mililaire Luchtvaail van hel K\'IL ;p^2-)p^s

Weesp, 198 s Ward, O G e a , Di Militaiii Luthlvaait van hit K\IL jp^s-ziiio

Houten, 1988 Wasisto Suijodiningrat, R M Gaimlan Daiiu and llii)ii;;i; 1»

Jogjakarta Jogjakarta, 1971 Wassnig, R S , Df wereld van di wayaiK^ Dellt lySi Wassing-Visser, R , Koninklijke {iisilunken uil Indonesië Histonsciie

handen niet liet Huis Oianji-\assau i6oo-igi8 's-Gravenhage/ Zwolle, 1995

Wever, D de, Rijklofvan Goais Javaeiisi Reysi Di bizoikin van een VOC-gezanI aan hu hof van Matauini 1648-16^,4 Amster­dam, 199'i

Willems, W (red ), Sponn vaii iiii Indisih vuhdiii i6oo-ig42 Leiden, 1992

Willems, W &.J de Moor (red), HftfiHrff fdH/(irfif Indische \ederlandirs tijdens di Japanse hezetum; en de dekolomsane 's-Gravenhage, 1995

Wij trokken naar Solo Verzamilnui van sciutsin 111 hiiinninmiin nit de troep (4-g R I) tot en nut de overdraclit van Solo Z p , 1949

IVij waren injoya' Hennnenngen van de T-Bngade Seiiiarang, 1949 Yoiiya Binkiii! Proklaniasi Badan Musawarah Musea Daerah

Istimewa Yogyakarta Yogyakarta, I98'i Zindiin>sziekiiiliuis 'Pitroiiella' Jogjakarta, zj Zimmemian V , D< kraton van Socrakarta 111 hit jaar igij

Batavia, 1919

176

Page 171: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden
Page 172: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden
Page 173: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden
Page 174: Djokja Solo: Beeld van de vorstensteden

',* tu'^ff^'^'i 'JC J-' "5--

«

^

n I

\

..ti',..f,"5>i^---, r-: ..(. •^.-rwT.vV , - r , - , a