118
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproces Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Julie Gaudissabois (studentennr. 00903922) Promotor: Prof. Dr. P. Traest Commissaris: Dr. Tessa Gombeer

De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2012-2013

De persoonlijke verschijning van partijen

op het strafproces

Masterproef van de opleiding

‘Master in de rechten’

Ingediend door

Julie Gaudissabois

(studentennr. 00903922)

Promotor: Prof. Dr. P. Traest

Commissaris: Dr. Tessa Gombeer

Page 2: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

2

Page 3: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

3

WOORD VOORAF

Deze masterproef kwam tot stand in het kader van de masterjaren in de rechten aan

de Universiteit van Gent. Ik zou graag een dankwoord richten aan alle personen die

bijgedragen hebben tot de totstandkoming van deze masterproef.

Vooreerst wil ik mijn promotor, Prof. dr. P. Traest, en commisaris, Tessa Gombeer,

bedanken om mij de mogelijkheid te geven een masterproef te schrijven rond dit

bijzonder interessante thema. Ik apprecieerde vooral het feit dat me vrijheid werd

gelaten om zelf een aanpak te kiezen en concreet uit te werken. Daarnaast wil ik ook

mijn lectoren van de Hogeschool Gent bedanken omdat ik daar de kans kreeg een

prachtige leerrijke stage te doorlopen, die mijn interesse in het strafrecht enorm heeft

aangewakkerd.

Een bijzonder dankwoord gaat ook uit naar de advocaten en rechters die me een

praktijkinkijk hebben gegeven en mij te woord hebben gestaan met al mijn vragen.

Ook mijn ouders wil ik bedanken, zij hebben me de kans gegeven om verder te

studeren. In het bijzonder wil ik mijn mama bedanken voor het volledig nalezen van

deze masterproef.

Als laatste wil ik ook nog mijn vrienden bedanken voor hun aanmoedigingen en

onvoorwaardelijke steun.

Page 4: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

4

Page 5: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

5

INHOUDSOPGAVE

Inleiding……………………………………………………………………………………….1

HOOFDSTUK 1: Situatie voor de wet van 12 februari 2003………………………....4

1.1 Politierechtbank…………………………………………………………………………..4

1.2 Correctionele rechtbank…………………………………………………………………5

1.3 Recht op verstek……………………………………………………………………….11

HOOFDSTUK 2: Rechtspraak E.H.R.M……………………………………………..….16

2.1 De zaak Poitrimol/Frankrijk (23 november 1993)…………………………………..17

2.2 De zaken Lala/Nederland en Pelladoah/Nederland (22 september 1994)………18

2.3 De zaak Van Geyseghem/België (21 januari 1999)………………………………..21

2.4 De zaak Krombach/Frankrijk (13 februari 2001)……………………………………25

2.5 De zaak Goedhart/België (20 maart 2001)………………………………………….28

2.6 Conclusie……………………………………………………………………………….28

HOOFDSTUK 3: Hof van Cassatie na arrest Van Geyseghem…………………….30

3.1 Zaak Waanders (16 maart 1999)……………………………………………………..30

3.2 Arrest 8 juni 1999………………………………………………………………………33

3.3 Arrest 15 februari 2000………………………………………………………………..34

3.4 Arrest 4 september 2001………………………………………………………………35

3.5 Conclusie……………………………………………………………………………….36

HOOFDSTUK 4: Wetswijziging 12 februari 2003…………………………………….37

4.1 Politierechtbank………………………………………………………………………...41

4.2 Correctionele rechtbank……………………………………………………………….42

4.3 Rechtspersoon………………………………………………………………………….43

4.4 Opheffing art. 421 Sv…………………………………………………………………..45

4.5 Belgische rechtspraak sinds wetswijziging………………………………………….47

HOOFDSTUK 5: Is het Belgische recht nu in overeenstemming met de

Europese rechtspraak?............................................................................................49

Page 6: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

6

5.1 Procedure voor het Hof van Assisen………………………………………………..49

5.2 Opschorting en probatieopschorting…………………………………………………53

5.3 Het opleggen van een werkstraf……………………………………………………..54

5.4 Heterdaadprocedure (artikel 34 Sv.)…………………………………………………57

5.5 Procedure voor de jeugdrechtbank………………………………………………….57

5.6 Strafprocedure tegen ministers……………………………………………………….59

5.7 Rehabilitatieprocedure…………………………………………………………………59

5.8 De procedures voor onderzoeksgerechten………………………………………….60

5.9 Bemiddeling in strafzaken……………………………………………………………..62

HOOFDSTUK 6: De verschijning in enkele bijzondere gevallen……….…………63

6.1 Vertegenwoordiging in correctionele zaken in laatste aanleg…………………….63

6.2 Vertegenwoordiging indien nog verzet of hoger beroep mogelijk is……………...63

6.3 Regeling der rechtspleging voor de onderzoeksgerechten……………………….63

6.4 Bevel tot persoonlijke verschijning…………………………………………………...64

6.5 De voorlopige hechtenis……………………………………………………………….65

HOOFDSTUK 7: Welke dwangmiddelen dan wel gebruiken om beklaagde aan te

zetten om persoonlijk voor de rechtbank te

verschijnen?.............................................................................................................68

7.1 Verplichting tot persoonlijke verschijning……………………………………………68

7.1.1 Begrip bevel tot persoonlijke verschijning…………………………………………69

7.1.2 Rechtskarakter……………………………………………………………………….70

7.1.3 Bevoegdheid…………………………………………………………………………70

7.1.4 Betrokken partijen……………………………………………………………………71

7.1.5 Rechtspleging………………………………………………………………………...71

7.2 Bevel tot medebrenging……………………………………………………………….72

7.3 De persoonlijke verschijning en de dwangsom…….............................................75

7.4 Bevel tot aanhouding…………………………………………………………………..79

Page 7: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

7

7.5 Geldboete……………………………………………………………………………….80

7.6 Onmiddellijke verschijning in strafzaken…………………………………………….80

7.6.1 Procedure onmiddellijke verschijning zoals ingevoerd bij wet van 28 maart

2000………………………………………………………………………………………….80

7.6.2 Teloorgang van de onmiddellijke verschijning in strafzaken door arrest van het

Arbitragehof van 28 maart 2002…………………………………………………………..82

7.6.3 Conclusie……………………………………………………………………………..83

HOOFDSTUK 8: Slaagt de nieuwe wet erin onverantwoorde afwezigheden af te

raden?........................................................................................................................84

HOOFDSTUK 9: Toenemende verantwoordelijkheid van de

advocaat…………………………………………………………………………………….90

HOOFDSTUK 10: Verschijning Openbaar Ministerie……………………………….93

HOOFDSTUK 11: Verschijning van de getuigen…………………………………….94

HOOFDSTUK 12: Common law landen………………………………………………..95

HOOFDSTUK 13: Praktijk conclusie…………………………………………………...96

HOOFDSTUK 14: Conclusie……………………………………………………………100

Bibliografie…………………………………………………………………………………103

Page 8: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

8

INLEIDING

Een strafproces is een zeer belangrijke gebeurtenis. Persoonlijke factoren en

gevoelens spelen in dergelijk proces meer dan ooit een belangrijke rol. Vaak vindt op

een strafproces voor het eerst een confrontatie plaats tussen alle betrokken partijen.

Deze confrontatie is van belang voor alle partijen: de benadeelde krijgt de

gelegenheid om vragen te stellen aan de dader, wat een belangrijke stap kan zijn in

zijn verwerkingsproces, en de beklaagde kan zich verdedigen tegenover de rechter.

In vele gevallen worden ook de burgerlijke belangen geregeld in het strafproces, in

dat geval komen ook werkgevers, mutualiteiten e.d. aan bod. Het strafproces is ook

voor hen van groot belang, zij het wel om andere redenen, zoals financiële

overtuigingen.1

De verschijning van de beklaagde zelf is van groot belang voor wat betreft de

persoonlijke aspecten van het strafproces. Het is iets minder van belang voor de

patrimoniale betwistingen die de strafrechter beslecht.

Op een zitting voor een strafrechtbank spelen twee zaken de hoofdrol: vooreerst de

waarheidsvinding en ten tweede het afleggen van verantwoording. De rechter

spreekt dan op grond van deze twee zaken een passende straf uit.2

Het Belgische rechtssysteem is een accusatoir systeem, m.a.w het verloopt op

tegenspraak. De rechter moet dus actief op zoek gaan naar de waarheid, en hij kan

daarbij de medewerking vragen van de beklaagde. Indien deze laatste zijn

medewerking niet wil geven, kan de rechter overgaan tot een bevel van persoonlijke

verschijning. Alhoewel dit laatste middel aan belang heeft ingeboet sinds de

wetswijziging van 2003.

De aanwezigheid van de beklaagde op de zitting kan heel belangrijk zijn voor de

uitkomst van zijn proces. Bijvoorbeeld: hoe zal de advocaat van de beklaagde

reageren als er dingen aan het licht komen op het proces, waarvan hij niet op de

hoogte werd gebracht door zijn cliënt. De advocaat kan niet altijd voorbereid zijn om

vragen te beantwoorden over zijn cliënt. Bovendien kan een persoonlijk contact

1 P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 33. 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen onder

verbeurte van een dwangsom?”, Rechtskundig Weekblad (R.W.) 2002-03, afl. 15, 589-595.

Page 9: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

9

tussen de rechtbank en de beklaagde boekdelen spreken. Lichaamstaal en attitude

zijn zaken waarvan de rechter veel kan leren. De beklaagde kan op het strafproces

voor het eerst de kans krijgen om met het slachtoffer oog in oog te staan. Ook deze

confrontatie kan heel belangrijk zijn, maar door de komst van de nieuwe wet wordt dit

allemaal naar de achtergrond verschoven gezien het feit dat de beklaagde niet meer

verplicht is in persoon te verschijnen. 3

Er kunnen zich op de zitting voor de rechter aldus vijf mogelijke situaties voordoen4:

1. de beklaagde is aanwezig

2. de beklaagde is aanwezig EN vertegenwoordigt door een advocaat

3. de beklaagde is niet aanwezig MAAR vertegenwoordiging wordt toegestaan

4. de beklaagde is niet aanwezig en vertegenwoordiging wordt geweigerd

5. de beklaagde is niet aanwezig en ook niet vertegenwoordigt

In de eerste drie gevallen doet zich geen probleem voor. Ook het vijfde geval is geen

enkel probleem. De beklaagde komt niet opdagen en heeft ook geen advocaat onder

de arm genomen. Zijn rechten van verdediging worden niet geschonden omdat ons

strafwetboek voorziet in een systeem van verstek. De beklaagde zal dan bij verstek

veroordeeld worden, waarna hij verzet kan aantekenen.5

De vierde situatie geeft wel problemen: de beklaagde is niet aanwezig op de zitting

maar hij stuurt wel een advocaat waardoor hij duidelijk aangeeft dat hij wenst

verdedigd te worden. Indien de rechtbank deze verdediging weigert, rijzen er

problemen: de rechten van verdediging worden geschonden. In deze thesis wordt

deze problematiek behandeld.

België hanteerde voor de wet van 2003 een systeem waarin persoonlijke verschijning

verplicht was. In 1999 werd België hiervoor veroordeeld door het Europees Hof voor

de rechten van de mens6. In 2003 is er dan een wetswijziging gekomen als antwoord

op deze veroordeling. In deze wet is de verplichte persoonlijke verschijning

afgeschaft. Het Europees Hof heeft België in het arrest Van Geyseghem echter nooit

3 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen onder

verbeurte van een dwangsom?”, Rechtskundig Weekblad (R.W.) 2002-03, afl. 15, 589-595. 4 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen onder

verbeurte van een dwangsom?”, Rechtskundig Weekblad (R.W.) 2002-03, afl. 15, 589-595. 5 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen onder

verbeurte van een dwangsom?”, Rechtskundig Weekblad (R.W.) 2002-03, afl. 15, 592. 6 E.H.R.M. 21 januari 1999, Van Geyseghem/België.

Page 10: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

10

expliciet verplicht die verplichting tot persoonlijke verschijning af te schaffen. België

heeft echter het roer volledig omgeslagen en de verplichting afgeschaft. Is die

afschaffing een goede zaak? Wat zijn de intrinsieke voordelen van die afschaffing? Is

het Belgisch recht volledig in overeenstemming met het Europees recht?

Vooreerst zal ik de situatie schetsen voor de wetswijziging van 12 februari 2003.

Vervolgens zal ik de arresten van het Europees Hof voor de rechten van de mens

bespreken die aanleiding hebben gegeven tot die wetswijziging. Het belangrijkste

arrest terzake is dit van Van Geyseghem/ België. Nadien zal ik onderzoeken of onze

Belgische wetgeving in overeenstemming is met de Europese rechtspraak en welke

dwangmiddelen de rechter nu nog kan gebruiken om de beklaagde er toe aan te

zetten persoonlijk te verschijnen. Ik moet er ook op wijzen dat de rol van de

raadsman sterk is toegenomen sinds de wetswijziging. De advocaat krijgt veel meer

verantwoordelijkheid door zijn cliënt ter zitting te gaan verdedigen in diens

afwezigheid. Ten slotte zal ik ook nog kort ingaan op de aanwezigheid van het

Openbaar Ministerie en de getuigen op de zitting.

Page 11: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

11

HOOFDSTUK 1: situatie vóór de wet van 12 februari 2003

1. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de verschijning van de

verschillende procespartijen.

2. De burgerlijke partijen hebben de keuze om persoonlijk te verschijnen of zich

te laten vertegenwoordigen door een advocaat op een zitting voor de strafrechter.

3. Voor de beklaagde is het een heel ander verhaal. Er wordt van de verdachte

verwacht dat hij bij zijn proces aanwezig is. De Belgische wetgever heeft een

verschijningsplicht opgelegd voor beklaagden die dienen te verschijnen voor de

correctionele rechtbank. De idee achter deze verplichting was het feit dat de rechter

zich zo een juist beeld kon vormen van de feiten, omdat hij op die manier alle nuttige

informatie van de beklaagde zelf kan krijgen. De rechter maakt dan een

afwegingsoefening tussen de standpunten van de beklaagde en die van andere

partijen. In uitzonderlijke gevallen kon de beklaagde wel door een advocaat worden

vertegenwoordigd.7

4. Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de politierechtbank en de

correctionele rechtbank inzake de persoonlijke verschijning van de beklaagde en het

verplichte karakter ervan. Men nam aan dat de ernst van de feiten veel geringer is bij

de politierechtbank dan bij de correctionele rechtbank en daarom zou de plicht om

persoonlijk te verschijnen voor de politierechtbank dus veel minder groot zijn.8

1.1 Politierechtbank

5. In artikel 152 Sv. stond de verplichting om in persoon te verschijnen, of

eventueel door een bijzonder gemachtigde. Men kon dus in persoon verschijnen of

vertegenwoordigd worden door een advocaat. Er werd in dit artikel geen mogelijkheid

voorzien voor de rechter om een bevel tot persoonlijke verschijning uit te vaardigen,

wat wel het geval was voor art. 185 Sv. Men was van mening dat het verschil in

7 B. DE SMET, “De raadsman van de afwezige beklaagde in de rol van observator van het

strafproces”, noot onder Antwerpen 24 december 1997, Rechtskundig weekblad (R.W.) 1998-1999, afl. 8, 259-261. 8 B. DE SMET, “De raadsman van de afwezige beklaagde in de rol van observator van het

strafproces”, noot onder Antwerpen 24 december 1997, Rechtskundig weekblad (R.W.) 1998-1999, afl. 8, 259-261.

Page 12: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

12

behandeling tussen de politierechtbank en de correctionele rechtbank inzake de

verplichte persoonlijke verschijning te rechtvaardigen was door het verschil in de

aard van de te beoordelen feiten.

6. Bij de politierechtbank zou het niet gaan om de schuld van de verdachte, maar

eerder om de materialiteit van de ten laste gelegde feiten. Het is dus de ernst van de

feiten die de wijze van de verschijning bepaalt, meer dan de aard van de rechtbank.9

1.2 Correctionele rechtbank

7. Artikel 185 Sv. bevatte de verplichting tot persoonlijke verschijning. Dit artikel

ging ervan uit dat de persoonlijke verschijning voor de strafrechter de regel was. Er

werd wel een aantal milderingen van het beginsel van de verplichte persoonlijke

verschijning aanvaard.

8. Het is belangrijk dat de rechter een juist beeld krijgt van de beklaagde om een

passende straf op te leggen. Er is een brede waaier aan straffen voorhanden,

evenals individualiseringsmogelijkheden, verzachtende omstandigheden, uitstel en

opschorting. De rechter heeft een grote beoordelingsbevoegdheid, niet alleen over

de proportionaliteit van de straffen naar de ernst van het misdrijf toe maar ook over

de opportuniteit van de bestraffing naar het strafdoel dat hem voor de bepaalde daad

en dader voor ogen staat. Het strafdossier bevat een inlichtingenbulletin over de

beklaagde. Dit bevat informatie over leeftijd, geslacht, gezinssamenstelling en het

strafrechterlijk verleden van de beklaagde. In sommige gevallen bevat het dossier

eveneens een maatschappelijke enquête. Het dossier zegt zeer weinig over de

persoonlijkheid van de dader. De informatie is dus allesbehalve volledig om een juist

en accuraat beeld van de beklaagde te schetsen. Om deze redenen is het dus

belangrijk dat de rechter de beklaagde in persoon te zien krijgt om een passende

straf op te kunnen leggen. Rechtstreeks contact leert vaak meer dan de verslagen uit

het dossier. De persoonlijke aanwezigheid is dus van belang, niet alleen opdat de

straf passend zou zijn maar ook opdat ze haar doel zou bereiken.

9 P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen

(XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 35.

Page 13: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

13

9. De rechtbank kon de vertegenwoordiging toestaan als de beklaagde kan

aantonen dat hij zich in de onmogelijkheid bevindt om persoonlijk te verschijnen.10

10. De beklaagde moest dus in principe in persoon verschijnen. Indien hij dit niet

deed zou hij veroordeeld worden bij verstek, waarna hij verzet kon aantekenen. In

uitzonderlijke gevallen kon hij wel worden vertegenwoordigd door een advocaat. Het

ging om volgende gevallen11:

- er kon geen hoofdgevangenisstraf worden uitgesproken

Bv. er kon enkel een geldboete worden opgelegd volgens de wet

- het debat betrof enkel een exceptie of een tussengeschil

Bv. de grond van de strafzaak werd niet behandeld

- het debat handelde enkel over de burgerlijke belangen

Bv. de strafzaak werd reeds beëindigd, doordat er een vonnis is

uitgesproken

- de beklaagde was een vreemdeling die zijn woonplaats niet heeft in

België, maar wel in een van de verdragsluitende Staten, Duitsland,

Frankrijk, Italië, Luxemburg of Nederland. Bovendien moet de

beklaagde vervolgd worden voor een onopzettelijk misdrijf.

- de rechtbank kan de advocaat machtigen om zijn cliënt te

vertegenwoordigen MAAR dit kan enkel als de beklaagde in de

onmogelijkheid verkeert om in persoon te verschijnen. Het is de

beklaagde zelf die moet aantonen dat hij in de onmogelijkheid

verkeert, en het is de rechtbank die uiteindelijk oordeelt over de

machtiging tot vertegenwoordiging. De onmogelijkheid tot

verschijnen moet dus uitdrukkelijk worden aangevoerd op de zitting

en bewezen worden.

11. Persoonlijke verschijning was ingevolge deze uitzonderingen niet verplicht

wanneer het debat enkel een exceptie betrof. De beklaagde diende dus niet te

verschijnen bij een verzoek tot verdaging van de behandeling van de zaak, of bij een

10

R. DECLERCQ, “beginselen van strafrechtspleging”, Mechelen, Kluwer, 2010, 990 11

R. DECLERCQ, “beginselen van strafrechtspleging”, Mechelen, Kluwer, 2010, 990

Page 14: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

14

debat over een exceptie van onbevoegdheid, nietigheid van de dagvaarding, niet-

toelaatbaarheid van de dagvaarding, e.d.m. 12

12. Wat verstaan werd onder de onmogelijkheid om persoonlijk te verschijnen is

iets waarover de feitenrechter oordeelde. Er werd zelfs aangenomen dat, zelfs indien

de onmogelijkheid werd bewezen, dat de vraag om vertegenwoordiging toch

afgewezen werd als de rechter dit verkieslijk acht.13 De rechter kon van mening zijn

dat door de aard van het misdrijf of de omstandigheden van de zaak, hij het niet

wenselijk achtte om vertegenwoordiging toe te staan. De tekst van artikel 185 Sv.

verplichtte de rechter er ook niet toe om op elke vraag van vertegenwoordiging in te

gaan. De rechter diende wel zijn afwijzing tot de vraag om vertegenwoordiging te

motiveren.14

13. Van een algemeen recht op verstek was in 1808 nog geen sprake. De

afwezigheid van de beklaagde werd opgevat als minachting ten opzichte van de

rechtbank. De rechter had wel een aantal drukkingsmiddelen voorhanden om de

beklaagde ertoe aan te zetten aan zijn proces deel te nemen. Tegen een in vrijheid

gelaten verdachte kon de rechter een aanhoudingsbevel afleveren15. De feitenrechter

kon er ook voor kiezen om de aangehouden verdachte in vrijheid te laten tegen

betaling van een borgsom, die aan de Staat toeviel als de verdachte niet verscheen

op de zitting (zonder wettige reden weliswaar)16. Een laatste drukkingsmiddel

bestond uit een bevel tot onmiddellijke aanhouding. Wanneer de verdachte niet

kwam opdagen op zijn proces, kon de veroordeling bij verstek worden uitgesproken.

Wanneer de veroordeling meer dan één jaar gevangenisstraf bedroeg, dan kon de

feitenrechter, op vordering van het Openbaar Ministerie, de onmiddellijke aanhouding

12

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 39. 13

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 39. 14

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 39. 15

Artikel 28 voorlopige hechteniswet. 16

Artikel 35 voorlopige hechteniswet.

Page 15: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

15

bevelen17. Op voorwaarde dat er vluchtgevaar bestond. Deze vorm van voorlopige

hechtenis verviel wanneer het verzet of beroep ontvankelijk werd verklaard. 18

14. In tegenstelling tot artikel 152 Sv. voorzag artikel 185 Sv. wel in de

mogelijkheid voor de rechter om persoonlijke verschijning te bevelen. De rechter kon

dit doen als hij het nodig achtte in het belang van het onderzoek. Als dit bevel

genegeerd wordt, dan word de zaak behandeld bij verstek. Men was van mening dat

het ondenkbaar was dat de niet-verschijnende partij zich liet vertegenwoordigen. Dit

zou de onderzoeksbevoegdheden van de rechtbank ondergraven.19

15. In een advies van de Procureur-Generaal van Brussel20 werden enkele

voordelen gegeven die pleitten in het voordeel van de verplichte verschijning van de

beklaagde voor de strafrechter:

- de aanwezigheid van de beklaagde vergemakkelijkt het onderzoek

ter terechtzitting en bovendien zou er minder kans bestaan op het

maken van een vergissing. De rechter kan rechtstreeks vragen

stellen aan de beklaagde en waarnemen hoe de beklaagde

reageert. Hierdoor kan de rechter een goede inschatting maken van

de beklaagde en aldus een passende straf opleggen.

- bij de beklaagde zou een gezonde vrees ontstaan door die

verplichting om persoonlijk te verschijnen. Dit zou de beklaagde tot

nadenken aanzetten en hem doen vaststellen dat hij niet goed bezig

is.

- de mogelijkheid om vertegenwoordigd te worden zou niet

verenigbaar zijn met de trend om straftoemeting méér te

individualiseren.

16. Om deze redenen was men van mening dat de persoonlijke verschijning van

de beklaagde voor de strafrechter in het belang was van een goede rechtsbedeling.

17

Artikel 33 voorlopige hechteniswet. 18

B. DE SMET, “De raadsman van de afwezige beklaagde in de rol van observator van het strafproces”, noot onder Antwerpen 24 december 1997, Rechtskundig weekblad (R.W.) 1998-1999, afl. 8, 259-261. 19

S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen onder verbeurte van een dwangsom?”, Rechtskundig Weekblad (R.W.) 2002-03, afl. 15, 589-595. 20

Dit advies werd uitgebracht bij de bespreking van een wetsvoorstel ingediend op 5 december 1950.

Page 16: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

16

17. De persoonlijke aanwezigheid van de beklaagde op de zitting biedt dus talrijke

voordelen. Het laat de beklaagde toe, zelf zijn onschuld aan te tonen en de

standpunten van de tegenpartij te weerleggen. De rechter kan opmerkingen van de

verschillende partijen ook meteen verifiëren, hetgeen de waarheidsvinding ten goede

komt. Het is ook belangrijk voor de rechter om zich een beeld te kunnen vormen van

de beklaagde. Op die manier kan hij de geloofwaardigheid van het verhaal van de

beklaagde nagaan, en ook een betere straf opleggen die is toegespitst op het

individu van de beklaagde. Voor het slachtoffer bestaat ook de mogelijkheid om de

beklaagde rechtstreeks met zijn daden en de gevolgen ervan te confronteren. Op die

manier ontstaat een evenwicht tussen alle betrokken procespartijen. 21

18. Aan de andere kant is er ook het vermoeden van onschuld, waardoor de

beklaagde dus niet verplicht is om mee te werken aan zijn eigen veroordeling. De

beklaagde bepaalt vrij zijn verdedigingsstrategie. De rechter mag bovendien geen

nadelige gevolgtrekkingen afleiden uit het stilzwijgen van de beklaagde. De

beklaagde kan nooit gedwongen worden om actief deel te nemen aan de debatten.22

19. We kunnen dus wel concluderen dat de verdachte er alle voordeel bij had om

aanwezig te zijn op de zitting en zijn proces contradictoir te laten verlopen, vooral

door het feit dat de raadsman niet kon worden toegelaten om zijn cliënt ter zitting te

vertegenwoordigen en dus een verstekvonnis moest afwachten (met uitzondering

van de gevallen bij wet bepaald). De wetgever nam aan dat de uitsluiting van de

advocaat tot vertegenwoordiging de verdachte ertoe aan zou zetten om actief deel te

nemen aan de debatten op de zitting.23

20. Als de verdachte, ondanks alle nadelen, er toch voor kiest om niet te

verschijnen op de zitting, dan blijft de waarborg van een contradictoire bewijsvoering

toch behouden. De meerderheidsopvatting bestond er in dat de beklaagde het recht

had afwezig te blijven en aldus het recht behield om verzet aan te tekenen. De

beklaagde kon dus zijn proces vanuit de zaal volgen en toch nog de mogelijkheid

21

S. VANDROMME, “De 2 arresten Krombach: de positie van de afwezige beklaagde, bekeken vanuit Straatsburgs en Luxemburgs perspectief. Wijzigingen in de Belgische verstekprocedure. Toekomstperspectieven voor de erkenning van buitenlandse strafvonnissen.” , T. Strafr., 2002, 293. 22

B. DE SMET, “De raadsman van de afwezige beklaagde in de rol van observator van het

strafproces”, noot onder Antwerpen 24 december 1997, Rechtskundig weekblad (R.W.) 1998-1999, afl. 8, 259-261. 23

B. DE SMET, “De raadsman van de afwezige beklaagde in de rol van observator van het strafproces”, noot onder Antwerpen 24 december 1997, Rechtskundig weekblad (R.W.) 1998-1999, afl. 8, 259-261.

Page 17: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

17

hebben om verzet aan te tekenen. Het was voor het gerecht dan ook veel moeilijker

om verstekprocedures te vermijden.24

21. De vraag rijst nu dus in welke mate deze oude wetgeving in overeenstemming

is met het Europees recht. Het komt vaak voor dat de beklaagde op het moment van

zijn proces in het buitenland verblijft of dat hij onvindbaar is voor het gerecht. De

vraag is of het nog langer verantwoord is, dat de advocaat niet mag optreden en

volledig als buitenstaander dient behandeld te worden. Is dit in strijd met de

beginselen van het Europees recht, meer bepaald artikel 6 E.V.R.M.?25

22. In de meeste gevallen rees geen probleem, behalve in het geval waar de

beklaagde afwezig was en te kennen gaf dat hij wenste vertegenwoordigd te worden

maar dat de rechtbank de vertegenwoordiging niet toestond. In eerste aanleg kunnen

zich twee mogelijkheden voordoen: ofwel gaat het om een eerste verstek ofwel gaat

het om een verzetsprocedure. Als de beklaagde voor een tweede keer op rij niet

opdaagt, dan is de sanctie opnieuw het volledig ontnemen van het recht op bijstand

van de advocaat. De vraag rijst dus of dit te rijmen valt met de rechten van

verdediging voorzien in artikel 6 E.V.R.M.26

23. Bij een eerste verstek lijkt de regeling niet in strijd met het europees recht. Als

de afwezige beklaagde zich niet kan verzoenen met de uitspraak, dan kan hij nog

altijd verzet aantekenen en wordt de zaak helemaal opnieuw behandeld in eerste

aanleg, zowel in rechte als in feite. Ook al is de persoonlijke verschijning bevolen,

dan nog veranderd er niets. De beklaagde zal wel de verzetskosten moeten dragen

maar de zaak kan ook hier helemaal opnieuw in eerste aanleg worden behandeld.

Het betalen van de verzetskosten kan in dit geval niet als disproportioneel worden

aanzien.27

24

B. DE SMET, “De raadsman van de afwezige beklaagde in de rol van observator van het strafproces”, noot onder Antwerpen 24 december 1997, Rechtskundig weekblad (R.W.) 1998-1999, afl. 8, 259-261. 25

B. DE SMET, “De raadsman van de afwezige beklaagde in de rol van observator van het strafproces”, noot onder Antwerpen 24 december 1997, Rechtskundig weekblad (R.W.) 1998-1999, afl. 8, 259-261. 26

S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen

onder verbeurte van een dwangsom?”, Rechtskundig Weekblad (R.W.) 2002-03, afl. 15, 589-595. 27

S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen onder verbeurte van een dwangsom?”, Rechtskundig Weekblad (R.W.) 2002-03, afl. 15, 589-595.

Page 18: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

18

24. Bij een verzetsprocedure rijzen er wel problemen. Verzet op verzet is niet

mogelijk. Hier zouden dus wel de rechten van verdediging in eerste aanleg worden

ontnomen als men weigert dat de beklaagde wordt vertegenwoordigd door zijn

raadsman. Indien de ontneming van de rechten van verdediging disproportioneel zou

zijn dan moet de vertegenwoordiging worden toegelaten. Als men het nadien nog

altijd nodig acht om de beklaagde in persoon te zien dan kan men nog altijd de

persoonlijke verschijning bevelen. Als men dan nog altijd niet verschijnt dan neemt

men aan dat er geen andere sanctie mogelijk is dan een verstekvonnis. Er zou geen

dwang zijn om de persoonlijke verschijning te verzekeren.28

25. De band tussen het eerlijk proces en de afwezigheid van de verdachte kwam

aan bod in de arresten Poitrimol/Frankrijk en Lala en Pelladoah/Nederland. Het ging

telkens om een beklaagde die niet verscheen in hoger beroep maar wel zijn

raadsman stuurde om hem te vertegenwoordigen. De vertegenwoordiging werd

telkens geweigerd omdat er geen wettige reden zou bestaan. Het Hof is duidelijk van

mening dat er een evenwichtsoefening dient gemaakt te worden. Enerzijds is het

zeer belangrijk dat de beklaagde persoonlijk op de zitting verschijnt, in het kader van

een eerlijke en objectieve bewijsvoering. Anderzijds dienen de rechten van

verdediging in acht te worden genomen, zeker als de Staten voorzien dat er geen

rechtsmiddelen openstaan tegen een veroordeling bij verstek. De afwezigheid van de

beklaagde mag er niet toe leiden dat de beklaagde zijn recht op bijstand door een

advocaat volledig wordt ontnomen.

1.3 Recht op verstek

26. Het recht dat een beklaagde heeft om verstek te laten gaan is historisch vrij

nieuw. Het is geen recht dat gewaarborgd wordt door Europese regelgeving. Het

verstek heeft zich in de Franse rechtspraak in de negentiende eeuw ontwikkeld tot

een recht. De Belgische rechtspraak en rechtsleer hebben dit recht nadien

overgenomen. De nationale wetgever stelt dus zelf vast wat de invulling van dit recht

is. Iedereen is er wel over eens dat verstek nooit mag worden aanzien als een

vermoeden van schuld, aangezien algemeen wordt aanvaard dat verstek een recht

28

S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen onder verbeurte van een dwangsom?”, Rechtskundig Weekblad (R.W.) 2002-03, afl. 15, 589-595.

Page 19: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

19

is.29 Sinds de wetswijziging van 12 februari 2003 heeft de Belgische wetgever het

recht op verstek beperkt door de invoering van het vonnis dat geacht wordt op

tegenspraak te zijn. De beperking gaat echter niet zover, zodat een bevel tot

persoonlijke verschijning en een bevel tot medebrenging niet mogelijk zijn voor de

beklaagde die van meet af aan niet verschijnt en zich ook niet laat

vertegenwoordigen.30

27. Het is echter niet volledig duidelijk wanneer een bepaalde beslissing nu op

tegenspraak of verzet is gewezen. De artikelen 149 en 186 Sv. bepalen dat wanneer

de beklaagde zelf of zijn advocaat niet verschijnt op de dag en het uur in de

dagvaarding voorzien, het vonnis op verstek zal worden uitgesproken. Het is duidelijk

dat een partij die helemaal niet deelneemt aan zijn proces (ook niet door zijn

advocaat te sturen) bij verstek zal worden veroordeeld. Het verstek mag echter niet

worden afgeleid louter op basis van het niet verschijnen op de eerste zitting. Het

belangrijke element is het niet deelnemen aan de debatten. Hieruit volgt dat er ook

een veroordeling bij verstek zal zijn indien de beklaagde wel aanwezig is maar

duidelijk niet wenst deel te nemen aan de debatten. De afwezigheid van de

beklaagde bij de uitspraak heeft totaal geen gevolg voor het al dan niet op

tegenspraak gewezen beslissing.

Er wordt algemeen aangenomen dat er verstek is als de beklaagde afwezig is bij één

van de volgende rechtshandelingen31:

- de vordering van het Openbaar Ministerie of een bijkomende

vordering, na de heropening van de debatten

- het pleidooi of het nemen van conclusies door de burgerlijke partij

- het ogenblik dat de rechter de beklaagde wil ondervragen of zijn

verweermiddelen wil horen

- het debat over de bijkomende onderzoeksdaden, gesteld na het

eerste pleidooi van de verdediging

- het debat over de nieuwe stukken, gevraagd door het Openbaar

Ministerie

- het verhoor van getuigen die belastende verklaringen afleggen

29

L. ARNOU , Strafrecht en strafprocesrecht (Gandaius PUC Delva), Mechelen, Kluwer, 2006, 470. 30

L. ARNOU, Strafrecht en strafprocesrecht (Gandaius PUC Delva), Mechelen, Kluwer, 2006, 470. 31

B. DE SMET, “Verstek en verzet in strafzaken”, CABG, 2003,afl. 3, 27

Page 20: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

20

Belangrijk bij deze rechtshandelingen is de aanwezigheid van de beklaagde zelf. Bij

afwezigheid mag de advocaat zijn cliënt verdedigen, maar als de advocaat expliciet

aangeeft dat hij zijn cliënt niet wenst te verdedigen, is de rechter verplicht het vonnis

bij verstek uit te spreken. Indien de cliënt wel de verdediging op zich neemt, dan zal

de rechter een vonnis uitspreken dat geacht wordt op tegenspraak te zijn.32

28. De grootste problemen rijzen in de gevallen waar de beklaagde slechts op een

gedeelte van de behandeling aanwezig is ter zitting. In een aantal gevallen wordt het

recht op verstek uitgesloten, ook al is de uitspraak in werkelijkheid bij verstek

verlopen. Het vonnis wordt in zulks geval ‘geacht op tegenspraak’ te zijn verlopen.33

Indien men letterlijk de tekst van de nieuwe wet van 12 februari 2003 leest, dan zou

men kunnen denken dat het vonnis geacht wordt op tegenspraak te zijn louter door

de latere niet-verschijning van de beklaagde of zijn raadsman. Er is echter wel een

voorwaarde aan verbonden, namelijk het uitvaardigen van een bevel tot persoonlijke

verschijning. Slechts als hieraan geen gevolg wordt gegeven zal de uitspraak geacht

worden op tegenspraak te zijn. 34

29. De wet van 12 februari 2003 heeft verder geen wijzigingen aangebracht aan

de regels met betrekking tot verzet.

30. Verzet na verzet is uitgesloten (‘opposition sur opposition ne vaut’). Dit wordt

op drie verschillende manieren toegepast.

1. de opposant verschijnt niet op de eerste nuttige zitting en zijn verzet wordt

ongedaan verklaard. Tegen deze laatste beslissing die bij verstek is

uitgesproken, kan hij geen verzet meer aantekenen. Hij kan wel nog hoger

beroep instellen.

2. de opposant verschijnt wel op de eerste nuttige zitting, en zijn verzet wordt

niet ingedaan verklaard. In de loop van de verdere procedure verschijnt hij

echter niet meer. Over de grond van de zaak wordt bijgevolg uitspraak

gedaan bij verstek. Ook hier is opnieuw verzet tegen de uitspraak in verzet

uitgesloten.

32

B. DE SMET, “Verstek en verzet in strafzaken”, CABG, 2003, afl. 3, 27. 33

L. ARNOU, Strafrecht en strafprocesrecht (Gandaius PUC Delva), Mechelen, Kluwer, 2006, 470. 34

L. ARNOU, Strafrecht en strafprocesrecht (Gandaius PUC Delva), Mechelen, Kluwer, 2006, 470.

Page 21: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

21

3. de opposant wiens verzet ongedaan werd verklaard wegens het niet -

verschijnen, kan niet opnieuw verzet doen tegen de oorspronkelijke

uitspraak.

31. In de gevallen waar het verzet ongedaan werd verklaard kan de opposant

steeds hoger beroep aantekenen, waardoor de grond van de zaak opnieuw

behandeld kan worden door de appelrechter. Voor de appèlrechter kan hij dan

opnieuw verstek laten gaan en verzet aantekenen. Ook hier geldt de regel dat een

tweede verzet niet mogelijk is. 35

32. Het verzet wordt dus ongedaan verklaard als de opposant, noch zijn advocaat

verschijnt op de eerste nuttige zitting. Het verzet kan echter niet ongedaan worden

verklaard als de opposant op een andere dag afwezig blijft.

De regelen van artikel 185, §2 Sv. betreffende de persoonlijke verschijning van de

beklaagde zijn hier van toepassing. De advocaat mag dus wel vragen om zijn cliënt

te vertegenwoordigen op de eerste nuttige zitting. De rechter die de advocaat zijn

recht ontzegt om zijn cliënt te vertegenwoordigen, schendt artikel 6 E.V.R.M.36

33. Als een verzet niet ontvankelijk is en de opposant komt niet opdagen op de

eerste nuttige zitting dan wordt het verzet niet ongedaan, maar wel onontvankelijk

verklaard. Er bestaat een groot verschil tussen beide, vooral als er hoger beroep

wordt ingesteld. Het ongedaan verzet betekent impliciet dat het ontvankelijk is, maar

het wordt niet uitdrukkelijk gezegd. Door het ontvankelijk verklaren van het verzet

verdwijnt het verstekvonnis. Door het ongedaan verklaren van het verzet herwint het

verstekvonnis zijn volle kracht.

De beslissing die het verzet ongedaan verklaart doet het rechtsmiddel vervallen. De

rechter kan dan geen uitspraak meer doen over de vervolging zelf. De bij verstek

genomen beslissing blijft dus bestaan. Tegen een beslissing die het verzet ongedaan

verklaart is dus enkel nog hoger beroep of cassatieberoep mogelijk.37

Indien het verzet ontvankelijk wordt verklaard, dan wordt de grond van de zaak

opnieuw onderzocht en komt er een nieuwe beslissing. De bedoeling van de nieuwe

35

R. DECLERCQ, “Beginselen van strafrechtspleging”, Mechelen, Kluwer, 2010, 1465 36

R. DECLERCQ, “Beginselen van strafrechtspleging”, Mechelen, Kluwer, 2010, 1493 37

R. DECLERCQ, “Beginselen van strafrechtspleging”, Mechelen, Kluwer, 2010, 1496

Page 22: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

22

procedure is dat ze deze keer op tegenspraak wordt gevoerd. Als de opposant echter

opnieuw afwezig blijft dan is het opnieuw een verstekprocedure.38

34. Sedert de wet van 30 juni 2000 is verzet mogelijk tegen arresten van het Hof

van Assisen die bij verstek zijn gewezen. Tegen een arrest van het Hof van Cassatie

is geen verzet mogelijk. Beschikkingen van de raadkamer zijn niet vatbaar voor

verzet, behalve in de gevallen dat ze uitspraak doet als vonnisgerecht39 . Hetzelfde

geldt voor de beschikkingen van de kamer van inbeschuldigingstelling. Uitzonderlijk

is het ook mogelijk om verzet aan te tekenen tegen een beschikking van de kamer

van inbeschuldigingstelling wanneer het ingesteld wordt door een partij die niet

gehoord werd met betrekking tot de gerechtskosten en als deze persoon beweert

niet gehouden te zijn tot de betaling ervan. Artikel 23, 2° voorlopige hechteniswet,

laat wel toe dat er uitspraak wordt gedaan in afwezigheid van de

inverdenkinggestelde. Dit geeft echter geen recht op verzet.40

38

R. DECLERCQ, “Beginselen van strafrechtspleging”, Mechelen, Kluwer, 2010, 1497 39

dit is het geval bij internering of opschorting. 40

L. ARNOU, Strafrecht en strafprocesrecht (Gandaius PUC Delva), Mechelen, Kluwer, 2006, 474.

Page 23: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

23

HOOFDSTUK 2: Rechtspraak E.H.R.M.

35. De vraag stelt zich of een beklaagde verstek mag laten gaan en zich door zijn

raadsman mag laten vertegenwoordigen. De aanwezigheid van de beklaagde op zijn

proces is van kapitaal belang, aldus het Europees Hof. Het Hof stelt dat het zeer

moeilijk is voor de rechter om de waarheid te achterhalen als hij de beklaagde niet

kan ondervragen op de zitting. Staten mogen daarom maatregelen nemen om

verstek tegen te gaan. Dwangmiddelen zijn toegelaten maar ze mogen het recht op

een contradictoir proces niet in het gedrang brengen. Volgens het Europees Hof

moet de raadsman van de afwezige beklaagde het woord kunnen voeren op de

zitting.41

“Artikel 6.3.c EVRM kent aan eenieder die wegens een strafbaar feit vervolg wordt,

het recht toe zichzelf te verdedigen of de bijstand te hebben van een raadsman naar

zijn keuze, of, indien hij niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te

bekostigen, kosteloos door een toegevoegd advocaat te kunnen worden bijgestaan,

indien het belang van de rechtspraak dit vereist.” 42

36. Het Europees Hof leidt uit deze bepaling een “quasi absoluut recht op

persoonlijke aanwezigheid” af. Het Hof stelt wel dat de verplichting die door sommige

lidstaten worden opgelegd om persoonlijk te verschijnen maar zonder de

mogelijkheid om te worden vertegenwoordigd door een raadsman strijdig is met

artikel 6.3.c E.V.R.M. Het laat de beklaagde niet toe zich op een gepaste manier te

verdedigen. Het is dus schending van zijn rechten van verdediging. 43

37. Het recht op bijstand zoals vermeld in artikel 6 E.V.R.M mag niet te eng

geïnterpreteerd worden. Het omvat niet alleen het recht voor de beklaagde om

samen met zijn advocaat te verschijnen voor de rechter, maar het omvat ook het

recht om vertegenwoordigd te worden door diens advocaat. Ook al verkeerd de

41

K. RIMANQUE, B. DE SMET, “Het recht op een behoorlijke rechtsbedeling”, Antwerpen- Apeldoorn, Maklu, 2002, 131. 42

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 41. 43

T. PRAKKEN, T. SPRONKEN, “Handboek verdediging”, Deventer, Kluwer, 2009.

Page 24: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

24

beklaagde niet in de onmogelijkheid om persoonlijk te verschijnen, toch mag hij nog

altijd vertegenwoordigd worden door een advocaat.44

38. De beklaagde heeft dus het recht om zich te laten vertegenwoordigen, maar

niet de plicht. Hij kan niet gedwongen worden om zich te laten vertegenwoordigen.

39. Het Hof hecht, voor alle duidelijkheid, wel veel belang aan het persoonlijk

verschijnen van de beklaagde voor de strafrechter. Het Hof is van mening dat de

aanwezigheid van de beklaagde op zijn eigen proces heel belangrijk is. Maar het

recht op verdediging prevaleert hierop volgens het Hof. Zelfs als de beklaagde

behoorlijk werd opgeroepen en hij verschijnt niet op zijn proces, dan zou zijn recht op

verdediging aangetast zijn als zijn advocaat niet in zijn plaats zou verschijnen. Als de

advocaat aldus duidelijk aanwezig is op het proces om zijn cliënt te verdedigen, dan

moet hem daartoe de mogelijkheid worden gegeven.

2.1 de zaak Poitrimol/Frankrijk (23 november 1993)

40. Het Europees Hof voor de rechten van de mens heeft in deze zaak de

problematiek omtrent de afwezigheid van de beklaagde op de zitting en het sturen

van een advocaat in diens plaats onder de loep genomen.

41. Poitrimol werd vervolgd wegens niet-naleving van een omgangsregeling voor

zijn kinderen, door de rechter opgelegd. Poitrimol was in eerste aanleg niet

verschenen, maar gaf wel toestemming aan zijn advocaat om hem te

vertegenwoordigen op zitting. Poitrimol werd veroordeeld tot een effectieve

gevangenisstraf. P. gaat in hoger beroep. Het Hof hechtte veel belang aan de

aanwezigheid van P. op de zitting en het Hof liet hem dagvaarden op de volgende

zitting. Op die zitting verscheen opnieuw de advocaat van Poitrimol met de vraag aan

het Hof om zijn cliënt te verdedigen. Het Hof weigerde dit en bevestigde uiteindelijk

ook het vonnis dat gewezen werd in 1e aanleg. Hierop stapte P. naar het Hof van

Cassatie, maar ook dit werd onontvankelijk verklaard omdat P. geen gevolg had

44

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 41.

Page 25: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

25

gegeven aan het bevel tot onmiddellijke aanhouding. Men stapte vervolgens naar het

E.H.R.M.45

42. Het Hof kwam tot het besluit dat men in de nationale wetgeving wel degelijk de

beklaagde mag verplichten om persoonlijk te verschijnen en men mag hiervoor een

passende sanctie bepalen. In de zaak Poitrimol besloot het Hof dat de sanctie voor

de afwezigheid van de beklaagde op de zitting buitensporig was, gezien het feit dat

hij zijn recht op verdediging volledig verliest.46 Het Hof geeft aan dat de persoonlijke

verschijning van zeer groot belang is om twee redenen: vooreerst is het van

belangerijk dat de beklaagde wordt gehoord en ten tweede is de aanwezigheid van

de beklaagde belangrijk om de waarachtigheid van zijn verklaringen na te gaan en ze

te confronteren met de verklaringen van het slachtoffer en getuigen. Het Hof is dus

duidelijk van mening dat de nationale wetgever de mogelijkheid moet hebben om

onverantwoorde afwezigheden te ontmoedigen.47

2.2 De zaken Lala/Nederland en Pelladoah/Nederland (22 september 1994)

43. Ongeveer 1 jaar na het arrest Poitrimol werden twee arresten gewezen tegen

Nederland.48

44. Lala moest voor de politierechter verschijnen, maar kwam niet in persoon. Er

stond nog een geldboete open, die hij nog niet betaald heeft. Hij vreesde zijn

onmiddellijke aanhouding waardoor hij besliste niet in persoon te verschijnen. Hij

stuurde wel zijn advocaat. De advocaat vroeg niet expliciet aan de rechtbank om zijn

cliënt te mogen vertegenwoordigen. Lala werd bij verstek veroordeeld. Lala ging in

beroep waar alles nog eens werd herhaald. De Hoge Raad besliste uiteindelijk het

volgende:

“In gevallen waarin bij aanvang van het onderzoek ter terechtzitting de

verdachte niet doch diens raadsman wel blijkt te zijn verschenen, mag de

rechter er van uitgaan dat deze, indien hij ondanks de afwezigheid van de

verdachte als zodanig wil optreden, dit aan de rechter kenbaar maakt.

45

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 42. 46

E.H.R.M. 23 november 1993, Poitrimol/Frankrijk, Publ. Cour eur. D.H., Serie A, vol. 277A, §32-35. 47

R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen – Apeldoorn, Maklu, 2006, 758. 48

T. SPRONKEN, “Rechtsbijstand gewaarborgd, ook bij verstek”, Advocatenblad, afl. 20, 28 oktober 1994, http://arno.unimaas.nl/show.cgi?fid=3076.

Page 26: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

26

Aangezien het proces-verbaal ter terechtzitting van het Hof niets inhoudt

waaruit kan worden afgeleid dat de raadsman aan het Hof heeft kenbaar

gemaakt dat hij als zodanig wilde optreden – noch zijn enkele aanwezigheid,

noch zijn verklaring van de afwezigheid van zijn cliënt kan daartoe dienen –

moet het ervoor worden gehouden dat hij dit niet heeft gedaan. Onder deze

omstandigheden was het Hof niet verplicht de raadsman toe te staan bij de

behandeling van de strafzaak tegen zijn cliënt als zodanig op te treden.”

45. Pelladoah (oorsprong: Mauritius) werd in 1987 op Schiphol aangehouden met

twintig kilogram heroïne en methaqualone in zijn bagage. Hij werd door de rechtbank

veroordeeld tot 6 maanden hechtenis. De voorlopige hechtenis werd opgeheven en

hij werd uit Nederland gezet. Pelladoah, evenals het Openbaar Ministerie, stelden

hoger beroep in tegen deze beslissing. Pelladoah kon niet verschijnen op de zitting

voor het Hof, gezien het feit dat hij op Mauritius verbleef. Zijn advocaat vroeg

expliciet aan het Hof van Beroep om zijn cliënt te vertegenwoordigen. Dit verzoek

werd door het Hof afgewezen. De zaak werd geschorst om de Procureur-Generaal

de mogelijkheid te geven meerdere stukken te onderzoeken. De zaak werd hervat in

een andere samenstelling. De advocaat vroeg opnieuw expliciet om zijn cliënt te

mogen vertegenwoordigen voor wat betreft de subsidiaire tenlastelegging, op basis

van art. 270 sv. (art. 10 lid 2a Opiumwet). Dit verzoek werd afgewezen omdat

nergens uit bleek dat Pelladoah zijn advocaat uitdrukkelijk gemachtigd had om hem

te vertegenwoordigen. Uiteindelijk werd Pelladoah veroordeeld tot 9 jaar

gevangenisstraf voor het opzettelijk invoeren van heroïne (zijnde het primair ten laste

gelegde feit). De Hoge Raad besliste uiteindelijk dat het niet toestaan van het Hof om

de advocaat als vertegenwoordiger te laten optreden fout was, doch irrelevant

gezien het feit dat het primair ten laste gelegde feit een misdrijf was.49

46. Het Europees Hof is van mening dat de verschijning van de beklaagde zeer

belangrijk is (§33), doch dat het recht van de beklaagde om zich te verdedigen een

cruciaal element is in het recht op een eerlijk proces. Dit recht kan hem niet worden

ontnomen, zelfs al heeft hij geen geldige reden om niet te verschijnen.50

49

E.H.R.M. 22 september 1994, Pelladoah/Nederland, Publ. Cour eur. D.H., Serie A, vol. 297B. 50

E.H.R.M. 22 september 1994, Pelladoah/Nederland, Publ. Cour eur. D.H., Serie A, vol. 297B.

Page 27: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

27

47. De afwezigheid van de verdachte op de zitting mag niet worden gestraft door

hem zijn recht op verdediging door een advocaat te ontzeggen. Het belang van

persoonlijk te verschijnen op zitting wordt afgewogen tegen het belang om zich te

laten vertegenwoordigen door een advocaat, en het is dit laatste dat prevaleert.51

48. De fundamenten om van een absoluut recht op verdediging te spreken zijn

zeer labiel. Het Hof geeft in haar arrest wel duidelijk aan dat de verschijning van de

verdachte van kapitaal belang is want het is voor de rechter zeer moeilijk om de

waarheid te achterhalen op basis van één versie van de feiten. Indien de beklaagde

dus steeds verstek kan laten gaan zou er aldus een risico ontstaan op onterechte

bestraffing, wat nefast is voor de efficiëntie van het gerecht. Het Hof is daarom niet

radicaal tegen maatregelen die de beklaagde ertoe kunnen dwingen aanwezig te zijn

op de zitting. 52

49. Het arrest Lala biedt ook geen stevige houvast voor een recht op

vertegenwoordiging. De feitelijke context is verschillend. Het Hof tilde zwaar aan de

uitsluiting van de advocaat omdat de beklaagde na een veroordeling bij verstek over

geen enkel rechtsmiddel meer beschikte. In dit geval zijn de belangen van

verdediging ernstig geschonden. Wanneer de zaak zich zou voorgedaan hebben in

België, dan zou Lala verzet kunnen aantekenen en dus een tweede kans krijgen om

zijn verdediging te voeren. De weigering om de raadsman toe te staan schenden de

rechten van verdediging dus niet, want er is een tweede kans voorzien.

50. In de zaak Pelladoah werd de straf in hoger beroep verzwaard, zonder dat de

raadsman mocht pleiten. Er stond ook hier geen rechtsmiddel open tegen de

veroordeling bij verstek. Zoals hierboven reeds aangegeven, heeft de beklaagde in

België een iets comfortabelere positie, gezien men tegen een verstekvonnis verzet

kan aantekenen. De positie van de beklaagde komt dus niet in het gedrang wanneer

de advocaat wordt uitgesloten van vertegenwoordiging. De zaak zou echter helemaal

51

E.H.R.M. 22 september 1994, Pelladoah/Nederland, Publ. Cour eur. D.H., Serie A, vol. 297B. 52

B. DE SMET, “De raadsman van de afwezige beklaagde in de rol van observator van het strafproces”, noot onder Antwerpen 24 december 1997, Rechtskundig weekblad (R.W.) 1998-1999, afl. 8, 259-261.

Page 28: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

28

anders liggen indien de beklaagde niet zou komen opdagen bij de behandeling van

de zaak op verzet.53

51. De vraag stelt zich nu of de beklaagde die niet komt opdagen bij de

behandeling op verzet zich door een raadsman mag laten vertegenwoordigen. In het

arrest Lala is het Hof van mening dat de afwezigheid van de beklaagde geen reden

kan zijn om vertegenwoordiging door zijn advocaat niet toe te staan. Velen leiden

hieruit af dat de rechter het woord moet verlenen aan de advocaat wanneer de

beklaagde voor de tweede keer verstek laat gaan. Deze visie valt echter moeilijk te

rijmen met het standpunt van het Hof dat de aanwezigheid van de verdachte

essentieel is in het kader van een eerlijke en objectieve bewijsvoering.54 Bovendien

zou zich dan de vraag stellen wat bij een onbeperkt recht op vertegenwoordiging het

nut van een bevel tot persoonlijke verschijning nog zou zijn. Vele beklaagden zouden

dan gewoon afwezig blijven, wat de kwaliteit van de bewijsvoering niet ten goede zou

komen. Het zou moeilijk zijn voor de rechter om een passende straf uit te spreken

zonder dat hij de beklaagde persoonlijk heeft gezien. Het zou nochtans niet

onredelijk zijn om te stellen dat de beklaagden die voor de tweede keer de

mogelijkheid om zich te verdedigen laten schieten, hier zelf de gevolgen van moeten

dragen. Uit artikel 6 §3 c E.V.R.M. kan echter geen onbeperkt recht op

vertegenwoordiging worden afgeleid. Dit recht op vertegenwoordiging vormt een

deelaspect van het recht op een eerlijk proces. Bovendien hecht het Europees Hof

veel belang aan de daden van de verdachte zelf. De verdachte moet de zorg op een

eerlijk proces niet volledig op het gerecht afwentelen.55

2.3 de zaak Van Geyseghem/België (21 januari 1999)

52. In dit arrest werd België voor het eerst veroordeeld omdat het bleef

vasthouden aan de verplichte persoonlijke verschijning, ondanks artikel 6 E.V.R.M.

Het Europees Hof stelt wel dat verstekprocedures op zich niet strijdig zijn met artikel

53

B. DE SMET, “De raadsman van de afwezige beklaagde in de rol van observator van het strafproces”, noot onder Antwerpen 24 december 1997, Rechtskundig weekblad (R.W.) 1998-1999, afl. 8, 259-261. 54

B. DE SMET , “De raadsman van de afwezige beklaagde in de rol van observator van het strafproces”, noot onder Antwerpen 24 december 1997, Rechtskundig weekblad (R.W.) 1998-1999, afl. 8, 259-261. 55

B. DE SMET, “De raadsman van de afwezige beklaagde in de rol van observator van het strafproces”, noot onder Antwerpen 24 december 1997, Rechtskundig weekblad (R.W.) 1998-1999, afl. 8, 259-261.

Page 29: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

29

6 EV.R.M., op voorwaarde dat de beklaagde nog rechtsmiddelen kan aanwenden

tegen het verstekvonnis.

53. Het Hof herhaalde in dit arrest uitdrukkelijk dat het recht om zich te laten

vertegenwoordigen door een advocaat een fundamenteel recht is dat gegarandeerd

wordt in artikel 6 §3 c E.V.R.M. De beklaagde kan dit recht niet ontnomen worden

louter door niet te verschijnen.56

54. De zaak betrof volgende feiten: Mevrouw Van Geyseghem werd vervolgd

vanwege het driemaal uit Brazilië verdovende middelen te hebben ingevoerd,

waaronder 2.330 kilogram cocaïne.57

55. In 1992 veroordeelde de correctionele rechtbank te Brussel Van Geyseghem

bij verstek tot een gevangenisstraf van 4 jaar en een geldboete. Van Geyseghem

tekende verzet aan. Ze verscheen wel op de terechtzitting gehouden op verzet. De

correctionele rechtbank te Brussel, uitspraak doende op tegenspraak, veroordeelde

haar tot gevangenisstraf van 3 jaar en een geldboete. Van Geyseghem ging hierop in

beroep (evenals het Openbaar Ministerie).58

56. Van Geyseghem verscheen niet persoonlijk op de zitting voor het Hof van

Beroep, en ze werd ook niet vertegenwoordigd door een advocaat. Het Hof

bevestigde de uitspraak bij verstek. Van Geyseghem tekende opnieuw verzet aan

tegen dit arrest van het Hof van Beroep. Ze verscheen niet op de nieuwe

terechtzitting, maar ze stuurde wel haar advocaat. Hij vermeldt expliciet op de zitting

dat hij zijn cliënt wenst te vertegenwoordigen en conclusies wou neerleggen met

betrekking tot verjaring van de strafvordering op grond van het oud artikel 185 §2

sv.). Het Hof verzette zich hiertegen. Het Hof van Beroep verklaarde in haar arrest

van 4 oktober 1993 het verzet van onwaarde om volgende reden: 59

“Overwegende dat het verzet regelmatig is naar de vorm en ingediend binnen

de wettelijke termijn, maar dat opposante niet verschijnt op de terechtzitting

die door haar is vastgesteld en geenszins doet blijken van overmacht

56

L. ARNOU, “België opnieuw veroordeeld wegens verplichting te verschijnen voor strafrechter”, De Juristenkrant 2001, afl. 27, 3. 57

E.H.R.M. 21 januari 1999, Van Geyseghem/België. 58

E.H.R.M. 21 januari 1999, Van Geyseghem/België. 59

E.H.R.M. 21 januari 1999, Van Geyseghem/België.

Page 30: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

30

waardoor zij in de onmogelijkheid zou zijn geplaatst om in eigen persoon te

verschijnen.”

57. Van Geyseghem ging in cassatie omdat de weigering van het Hof van Beroep,

om neerlegging van conclusies door haar advocaat toe te staan, een schending

inhield van haar rechten op verdediging. Het Hof van Cassatie verwierp dit bij arrest

van 4 mei 1994.60

58. Van Geyseghem stapte naar het Europees Hof voor de rechten van de mens.

Ze heeft op 25 oktober 1994 haar zaak aanhangig gemaakt bij de Commissie. Ze

beklaagde zich over een inbreuk op het recht op een eerlijk proces en een

belemmering van haar rechten op verdediging, omdat zij zich niet heeft kunnen laten

vertegenwoordigen door een raadsman voor het Hof van Beroep te Brussel. Ze heeft

om die reden dus niet kunnen aanvoeren dat de strafvordering jegens haar vervallen

was door verjaring.61

59. Het Hof begint haar arrest met te stellen dat deze zaak niet gaat omtrent de

vraag of verstekprocedures verenigbaar zijn met artikel 6 EV.R.M. maar wel over de

uitoefening van het recht op verdediging.62 Het gaat erom dat de advocaat van Van

Geyseghem haar niet heeft mogen vertegenwoordigen en dat het feit dat ze niet

verscheen gesanctioneerd werd door haar recht op verdediging volledig te

ontzeggen.63

60. Het Hof herhaalt in haar arrest dat de verschijning van de beklaagde zeer

belangrijk is doch dat anderzijds het recht op bijstand zeer belangrijk is en dat dit

laatste prevaleert op het eerste.

61. Op 21 januari heeft het Europese Hof België veroordeeld in de volgende

bewoordingen: “Het principe dat is vastgelegd in de zaken Lala en Pelladoah is hier

van toepassing. Zelfs indien mevrouw Van Geyseghem verschillende mogelijkheden

heeft gehad om zich te verdedigen, diende het Hof van Beroep te Brussel aan haar

advocaat, die ter zitting is verschenen, de gelegenheid te bieden haar te verdedigen,

60

E.H.R.M. 21 januari 1999, Van Geyseghem/België. 61

E.H.R.M. 21 januari 1999, Van Geyseghem/België. 62

C. VAN DEN WYNGAERT ,“Kennismaking met de rechten van verdediging in strafzaken”, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2003, 45. 63

C. VAN DEN WYNGAERT ,“Kennismaking met de rechten van verdediging in strafzaken”, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2003, 45.

Page 31: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

31

zelfs bij haar afwezigheid. Dit geldt des te meer omdat in deze zaak het middel van

verdediging dat mevrouw V. wenste te ontwikkelen betrekking had op het recht (...).

Zij wilde pleiten over de verjaring van de publieke vordering, een kwestie die door het

Hof reeds als cruciaal werd aangemerkt (.). Zelfs indien,zoals de regering beweert,

het Hof van Beroep ambtshalve het probleem van de verjaring heeft moeten

onderzoeken, blijft het feit dat de advocaat een onontbeerlijke bijdrage levert aan de

oplossing van de conflicten en dat hij zijn essentiële rol precies vervult wanneer het

recht van verdediging moet worden uitgeoefend. Bovendien blijkt uit het arrest van 4

oktober 1993 niet (.) dat over de kwestie werd geoordeeld”64

62. De schending van het verdrag werd uiteindelijk vastgesteld met een

meerderheid van 16 tegen 1. 65

63. Het Hof is dus van mening dat de nationale wetgever het recht heeft om

ongerechtvaardigde afwezigheden te ontmoedigen, maar zonder zover te gaan dat

de beklaagde zijn recht op bijstand door een raadsman wordt ontzegd, zelfs indien

de beklaagde niet verschijnt ter zitting. België diende dus zijn wetgeving aan te

passen om de rechtszekerheid te garanderen. De Belgische wetgeving diende zich

dus te schikken naar de leer van Straatsburg, omwille van de rechtstreekse

toepasselijkheid van het Europees Verdrag. In een arrest van 16 maart 1999 heeft

het Belgische Hof van Cassatie zich voor de eerste maal geschikt naar de Europese

rechtspraak.66

64. Het Europees Hof heeft in deze zaak korte metten gemaakt met de stelling dat

de raadsman wel het woord zou mogen voeren maar geen verzoeken zou mogen

doen waarmee rechterlijke beslissingen worden uitgelokt. De appelrechter was hier

van oordeel dat de advocaat slechts een beperkte verdediging kon voeren en geen

verzoeken mag doen. Dergelijke beperking is ontoelaatbaar volgens het Hof. Deze

beslissing van het Europees Hof is een logisch uitvloeisel van de Conventie. In de

Conventie wordt her recht op verdediging gezien als een bijzonder aspect van het

recht op een eerlijk proces. En dit is één van de basisprincipes van een contradictoire

64

E.H.R.M. 21 januari 1999, Van Geyseghem/België. 65

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 42. 66

R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen – Apeldoorn, Maklu, 2006, 759.

Page 32: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

32

strafrechtspleging in een democratische staat. Een restrictieve interpretatie van

artikel 6 E.V.R.M. is dan ook uit den boze.67

2.4 de zaak Krombach/Frankrijk (13 februari 2001)68

65. In dit arrest werd onderzocht of de raadsman in afwezigheid van de beklaagde

toch nog de verdediging van zijn cliënt op zich mag nemen, zelfs als die beklaagde

er vrijwillig voor kiest om niet te verschijnen.69 Deze zaak gaf aanleiding tot twee

internationale procedures, een voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens

en een voor het Hof van Justitie te Luxemburg. De rechtsvraag in het Europees Hof

betrof het feit dat Krombach zich niet mocht laten vertegenwoordigen in de franse

procedure.70

66. Dieter Krombach ( van Duitse nationaliteit) is hertrouwd met een vrouw van

Franse nationaliteit. Deze vrouw had reeds 2 kinderen uit een vorig huwelijk. De

kinderen logeren tijdens de zomervakantie bij Krombach in Duitsland. Een van de

kinderen voelde zich niet goed en Krombach gaf haar een injectie met ijzer. De

volgende morgen wordt ze dood aangetroffen in haar bed. Krombach probeerde haar

wel nog te reanimeren door haar verschillende injecties toe te dienen.71

67. Er wordt direct een onderzoek ingesteld door de Duitse autoriteiten, maar er

komen geen concrete bewijzen aan het licht van moord of seksueel misbruik.

68. Krombach heeft ondertussen reeds een klacht ingediend bij de Franse

onderzoeksrechter, op basis van een franse wet die Frankrijk de bevoegdheid geeft

het onderzoek te voeren, gezien het meisje de franse nationaliteit had. Krombach

weigerde zich echter naar Frankrijk te begeven voor een ondervraging, hij stelde dat

het geen zin meer had, omdat Duitsland de zaak reeds had geklasseerd. Uiteindelijk

maakt de onderzoeksrechter het dossier over aan de Kamer van

67

M. BOSCH , “Arresten strafrecht/strafprocesrecht”, Deventer,Kluwer, 2006,1102. 68

E.H.R.M. 13 februari 2001, Krombach/Frankrijjk, R.S.C. 2001, 429. 69

S. VANDROMME, “De 2 arresten Krombach: de positie van de afwezige beklaagde, bekeken vanuit Straatburgs en Luxemburgs perspectief. Wijzigingen in de Belgische verstekprocedure. Toekomstperspectieven voor de erkenning van buitenlandse strafvonnissen”, T. Strafr., 2002, 288-293. 70

C. VAN DEN WYNGAERT, “Kennismaking met het Internationaal en Europees strafrecht”, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2003, 110 71

S. VANDROMME, “De 2 arresten Krombach: de positie van de afwezige beklaagde, bekeken vanuit Straatburgs en Luxemburgs perspectief. Wijzigingen in de Belgische verstekprocedure. Toekomstperspectieven voor de erkenning van buitenlandse strafvonnissen”, T. Strafr., 2002, 288-293

Page 33: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

33

Inbeschuldigingstelling, die hem op hun beurt verwees naar het Hof van Assisen.

Krombach, noch zijn advocaat woonden deze zitting van de K.I. bij. 72

69. Op 17 november 1994 werd Krombach een oproeping betekend om zich aan

te melden voor de voorbereiding van het proces. Krombach reageerde hier slechts

maanden later op, met een brief waarin hij zegt dat hij vrijwillig wil verschijnen op de

zitting van 1 maart 1995 op voorwaarde dat hij niet van zijn vrijheid zou worden

beroofd gedurende het proces. Op 1 maart werd de behandeling uitgesteld tot 9

maart, en op 9 maart verschenen de advocaten van Krombach. Het Hof van Assisen

veroordeelde Krombach bij verstek, zonder rekening te houden met de conclusies

van de advocaten van Krombach.73

70. Krombach stapt naar de Europese Commissie voor de rechten van de mens

waar hij een schending inroept van artikel 6§1 en 6§3c, zijnde een schending van

zijn recht op verdediging en recht op bijstand van een advocaat. Hij had zijn

advocaat gemachtigd de ne bis in idem-exceptie op te werpen. Bovendien was zijn

aanwezigheid niet noodzakelijk waardoor de weigering van zijn recht op bijstand door

een advocaat disproportioneel was.74

71. De Franse regering stelt echter dat zijn aanwezigheid wel noodzakelijk is voor

de goede rechtsbedeling. Bovendien zijn ze van mening dat enkel een beklaagde die

gevolg geeft aan zijn verplichting in persoon te verschijnen gebruik kan maken van

zijn recht op bijstand. Zolang de beklaagde zich vrijwillig onttrekt aan zijn

verschijningsplicht, moet hij het ook zonder bijstand van raadsman stellen.75

72

S. VANDROMME, “De 2 arresten Krombach: de positie van de afwezige beklaagde, bekeken vanuit Straatburgs en Luxemburgs perspectief. Wijzigingen in de Belgische verstekprocedure. Toekomstperspectieven voor de erkenning van buitenlandse strafvonnissen”, T. Strafr., 2002, 288-293. 73

S. VANDROMME, “De 2 arresten Krombach: de positie van de afwezige beklaagde, bekeken vanuit Straatburgs en Luxemburgs perspectief. Wijzigingen in de Belgische verstekprocedure. Toekomstperspectieven voor de erkenning van buitenlandse strafvonnissen”, T. Strafr., 2002, 288-293. 74

S. VANDROMME, “De 2 arresten Krombach: de positie van de afwezige beklaagde, bekeken vanuit Straatburgs en Luxemburgs perspectief. Wijzigingen in de Belgische verstekprocedure. Toekomstperspectieven voor de erkenning van buitenlandse strafvonnissen”, T. Strafr., 2002, 288-293. 75

S. VANDROMME, “De 2 arresten Krombach: de positie van de afwezige beklaagde, bekeken vanuit Straatburgs en Luxemburgs perspectief. Wijzigingen in de Belgische verstekprocedure. Toekomstperspectieven voor de erkenning van buitenlandse strafvonnissen”, T. Strafr., 2002, 288-293.

Page 34: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

34

72. Het Hof zegt dat de aanwezigheid van de beklaagde van groot belang is en

dat de wetgever ongerechtvaardigde afwezigheden moet ontmoedigen. Anderzijds is

het ook zeer belangrijk dat de beklaagde adequaat word verdedigt. Bij conflict tussen

beide belangen prevaleert het laatste.

73. Het Hof heeft dus beslist dat zelfs als de beklaagde vrijwillig niet verschijnt, dit

niet kan gesanctioneerd worden door hem zijn recht te ontzeggen om zich te laten

vertegenwoordigen door een advocaat.

Conclusie: “het absoluut verbod op bijstand van een raadsman bij afwezigheid van

de beklaagde is manifest disproportioneel en maakt dus een schending uit van artikel

6 § 1 in combinatie met artikel 6 § 3 c E.V.R.M.”76

74. Het Hof hanteert nu vaste rechtspraak in verband met de vertegenwoordiging

van de afwezige beklaagde door zijn raadsman. Dit arrest betreft het 4e in een reeks

arresten waarin het Hof duidelijk stelt dat het recht op bijstand van een advocaat,

zoals voorzien in artikel 6 § 3 c E.V.R.M., moet worden beschouwd aks een bijzonder

aspect van het recht op een eerlijk proces gewaarborgd door artikel 6 § 1 E.V.R.M.

Het recht op bijstand moet volgens het Hof in de ruime zin worden geïnterpreteerd en

het houdt dus ook het recht op vertegenwoordiging in. Het Hof laat anderzijds wel

duidelijk blijken dat ze groot belang hecht aan de aanwezigheid van de beklaagde,

maar bij conflict met het recht op adequate verdediging prevaleert dit laatste.77

75. Door dit arrest laat het Hof nu ook toe dat de beklaagde volledig vrijwillig

afwezig blijft en dat zijn recht op bijstand hem toch niet wordt ontnomen. Als de

advocaat klaarblijkelijk aanwezig is om zijn cliënt, de afwezige beklaagde, te

verdedigen, moet hem daartoe de mogelijkheid worden gegeven.

76. Het Hof stelt wel dat staten de aanwezigheid van beklaagde mogen

aanmoedigen. De vraag is echter hoe ver de staten hierin kunnen gaan. Het is wel

duidelijk dat de niet-naleving van de verplichting om persoonlijk te verschijnen niet

76

S. VANDROMME, “De 2 arresten Krombach: de positie van de afwezige beklaagde, bekeken vanuit Straatburgs en Luxemburgs perspectief. Wijzigingen in de Belgische verstekprocedure. Toekomstperspectieven voor de erkenning van buitenlandse strafvonnissen”, T. Strafr., 2002, 288-293. 77

S. VANDROMME, “De twee arresten Krombach: de positie van de afwezige beklaagde, bekeken vanuit Straatsburgs en Luxemburgs perspectief. Wijzigingen in de Belgische verstekprocedure. Toekomstperspectieven voor de erkenning van buitenlandse strafvonnissen.”, T.Strafr., 2002, 288-292.

Page 35: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

35

gesanctioneerd kan worden met weigering van het recht op bijstand van een

advocaat. Dergelijke sanctie zou onevenredig zijn met het beoogde doel. Het is nu

aan de nationale wetgevers om te bepalen welke sancties wel proportioneel zouden

zijn.

2.5 de zaak Goedhart/België (20 maart 2001)78

77. Goedhart werd in eerste aanleg bij verstek veroordeeld tot een effectieve

gevangenisstraf met bevel tot onmiddellijke aanhouding. Hij tekende verzet aan maar

verscheen niet op de zitting. Het verzoek van de advocaat om zijn cliënt te mogen

vertegenwoordigen werd dan ook afgewezen en het verzet werd ongedaan gemaakt.

Voor het Hof van Beroep verzochten de advocaten van Goedhart opnieuw om hem

te mogen vertegenwoordigen. De vraag werd opnieuw afgewezen omdat Goedhart

niet in de onmogelijkheid verkeerde om te verschijnen, hij werd daarop bij verstek

veroordeeld. Goedhart tekende wederom verzet aan. Opnieuw werd

vertegenwoordiging geweigerd door het Hof van Beroep en het verzet werd

ongedaan gemaakt. Goedhart stapte naar het Hof van Cassatie, maar die eis werd

onontvankelijk verklaard omdat Goedhart geen gevolg had gegeven aan het

onmiddellijke bevel tot aanhouding.79

78. Het Europees Hof hield vast aan haar rechtspraak en stelde opnieuw een

schending van het E.V.R.M. vast.

79. De zaak Stroek betreft een vrijwel identieke zaak, waarin het Hof haar

rechtspraak in de zaak Van Geyseghem bevestigt en veroordeelt België opnieuw

wegens schending van artikel 6.1 en 6.3.c. 80

2.6 Conclusie

80. De rechtspraak van het Europees Hof kent geenszins een algemeen recht op

vertegenwoordiging toe. Het Hof blijft in elk arrest benadrukken dat de persoonlijke

verschijning voor de strafrechter zeer belangrijk is voor een behoorlijke

78

E.H.R.M. 20 maart 2001, Goedhart/België, J.L.M.B. 2001, 1003-1005; E.H.R.M. 20 maart 2001, Stroek/België, www.coe.int. 79

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 47 80

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 47

Page 36: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

36

rechtsbedeling. Het is belangrijk voor de rechter om rechtstreeks vragen te stellen

aan de beklaagde en zich een mening aan te meten van de houding van de

beklaagde op de zitting, zodat hij de juiste beslissing kan nemen.

Het Europees Hof heeft op geen enkel moment de nationale wetgevers verplicht om

vertegenwoordiging op gelijke voet te plaatsen als verschijning in persoon. Wat het

Hof wel zegt is dat het recht op bijstand door een advocaat prevaleert op die

persoonlijke verschijning. Met andere woorden, de sanctie wegens niet verschijnen

mag niet zo zwaar zijn dat de beklaagde zijn recht op verdediging volledig verliest.

81. Eigenlijk is het zeer eenvoudig, iedereen die een misdrijf heeft begaan, moet

ten allen tijde het recht hebben om zich door een raadsman te laten

vertegenwoordigen. Het is belangrijk dat, in het kader van een eerlijk proces, de

verdachte zijn recht effectief kan uitoefenen en dat hij adequaat kan verdedigd

worden. De rechter moet op de zitting toelaten dat de advocaat zijn cliënt

vertegenwoordigd indien die afwezig blijkt te zijn.

Page 37: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

37

HOOFDSTUK 3: Hof van Cassatie na arrest Van Geyseghem

82. Het is al van voor het arrest Van Geyseghem duidelijk dat onze Belgische

wetgeving niet in overeenstemming was met de Europese rechtspraak. Het arrest

Poitrimol zou ook voor België voor problemen zorgen betreffende de verplichte

persoonlijke verschijning van beklaagden. 81

83. Het Hof van Cassatie bleef echter vastklampen aan onze Belgische wetten.

Het Hof van Beroep te Antwerpen oordeelde zelfs op 24 december 1997 dat de

verplichting om persoonlijk te verschijnen niet in strijd is met artikel 6.3.C E.V.R.M.

Men motiveerde dit arrest door te stellen dat de aanwezigheid van de beklaagde zeer

belangrijk is derhalve de rechter alle informatie te bieden die hij nodig heeft. De

aanwezigheid komt dus ten goede voor de correcte rechtsbedeling. Het Hof

benadrukt wel uitdrukkelijk dat de beklaagde zijn zwijgrecht behoudt.82

84. In de lagere rechtbanken paste men wel al hun rechtspraak aan, reeds voor

België werd veroordeeld. De correctionele rechtbank van Turnhout stelde dat het

recht van de beklaagde om zich te laten bijstaan door een raadsman primeert op de

verplichting om in persoon te verschijnen.83

85. Na het arrest Van Geyseghem paste het Hof van Cassatie zich snel aan de

Europese rechtspraak aan.84

3.1 Zaak Waanders (16 maart 1999)

86. Het Hof van Cassatie deed uitspraak in deze zaak omtrent de weigering van

de rechter in eerste aanleg om de zaak te onderzoeken omdat de verzetdoende partij

niet verscheen. De rechter ontneemt op die manier het recht van de verzetdoende

partij om zich te laten vertegenwoordigen.

87. De chronologische aard van de feiten was als volgt:

81

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 49. 82

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 49. 83

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 49. 84

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 50.

Page 38: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

38

De zaak werd behandeld door de rechtbank van eerste aanleg te Tongeren waarbij

de beklaagde vrijwillig verscheen. De beklaagde werd vrijgesproken waarop het

Openbaar Ministerie in beroep ging. De beklaagde werd opgeroepen voor de zitting

voor het Hof van Beroep te Antwerpen. (Beklaagde was op dat moment gedetineerd

in de gevangenis van Roermond). Doordat de betekening is gebeurd in het

detentiehuis te Nederland, moest het Hof van Beroep te Antwerpen een ernstig

vermoeden hebben dat de beklaagde zich in de onmogelijkheid bevond om

persoonlijk aanwezig te zijn op de zitting. De behandeling van de zaak bij verstek

was naar mening van de beklaagde in strijd met de eerlijke procedure zoals bedoeld

in artikel 6 E.V.R.M. Het Hof van Beroep heeft hem niettemin bij verstek veroordeeld

en de onmiddellijke aanhouding bevolen. De eiser heeft vervolgens verzet

aangetekend tegen die uitspraak van het Hof van Beroep, waarbij hij ook afstand

deed van zijn aanwezigheidsrecht. 85

88. Het Hof van Beroep werd geadieerd ingevolge het verzet van de betrokkene

tegen een veroordeling bij verstek. De beklaagde verscheen niet persoonlijk op de

zitting, uit schrik dat hij onmiddellijk zou worden aangehouden. Zijn advocaat vroeg

wel uitdrukkelijk om hem te vertegenwoordigen. Dit verzoek werd geweigerd bij

tussenarrest om volgende reden: men kon niet aantonen dat de beklaagde zich in

de onmogelijkheid vond om persoonlijk te verschijnen. De zaak werd uitgesteld naar

een volgende zitting, waar noch de beklaagde zelf, noch zijn advocaat verschenen.

Het verzet werd dan ook ongedaan verklaard.86 Het Hof hield voor recht dat er niet is

aangetoond dat de beklaagde zich in de onmogelijkheid bevond om persoonlijk te

verschijnen. Dit is in strijd met artikel 6 E.VR.M. en in elk geval disproportioneel.87

89. Het Hof van Cassatie parafraseerde in deze zaak het Europees Hof voor de

rechten van de mens in hun uitspraak inzake de zaak Poitrimol tegen Frankrijk. Het

Hof stelt dat het niet duidelijk is hoe een advocaat die een niet verschenen

beklaagde vertegenwoordigt, het evenwicht in het rechtsgeding zou kunnen

verstoren ten nadele van de belangen van de maatschappij, van de klagers of van de

benadeelde. Een advocaat zal er zich immers alleen maar toe kunnen inspannen dat

85

Cass. (2e k) AR P. 980861.N, 16 maart 1999 ( Waanders).

86 P. TRAEST, “De vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde”, T. Strafr., 2000 , 205.

87 P. TRAEST, “De vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde”, T. Strafr., 2000 , 205.

Page 39: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

39

het proces eerlijk verloopt ter zitting. Indien het zich niet kunnen doen

vertegenwoordigen door een advocaat bedoeld is om de persoonlijke verschijning

van de beklaagde af te dwingen, dan is dit een oneigenlijk middel en in elk geval

disproportioneel. Het Europees Hof voor de rechten van de mens zegt in de zaak

Poitrimol immers het volgende:

“It is of capital importance that a defendant should appear, both because of his

right to a hearing and because of the need to verify the accuracy of his

statements and compare them with those of the victim – whose interests need

to be protected – and of the whitnesses. The legislature must accordingly be

able to discourage unjustified absences. In the instant case, however, it is

unnecessary to decide whether it is permissible in principle to punish such

absences by ignoring the right to legal assistance, since at all events the

supression of that right was disproportionate in the circumstances”88.

90. Het Europees Hof heeft hecht veel belang aan de persoonlijke verschijning

maar de sanctie die verbonden wordt aan het niet verschijnen mag de rechten van

verdediging niet aanpassen.

91. Het Hof van Cassatie past in casu dus reeds de leer van het Europees Hof

toe, al is in de Belgische wetgeving de verplichte persoonlijke verschijning nog

steeds opgenomen.

In deze zaak stelde het Hof van Cassatie dus duidelijk dat de beklaagde mag

vertegenwoordigd worden door een raadsman, ook al verkeert de beklaagde niet in

de onmogelijkheid om persoonlijk te verschijnen. Artikel 6.1 en 6.3.c E.V.R.M.

hebben rechtstreekse werking in de interne rechtsorde waardoor ze voorrang hebben

op de minder gunstige rechtsbepaling opgenomen in artikel 185 Sv.89

92. Het Hof van Cassatie vernietigde zowel het tussenarrest als het eindarrest om

volgende reden:

“ Overwegende dat de appelrechters, door in deze omstandigheden eiser het

recht te ontzeggen zich te laten vertegenwoordigen door zijn raadsman, hem

88

E.H.R.M. 23 november 1993, Poitrimol/Frankrijk, Publ. Cour. Eur. D.H., Serie A vol. 277 A. 89

R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen – Apeldoorn, Maklu, 2006, 759.

Page 40: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

40

de mogelijkheid ontnemen zijn verdediging voor te dragen door de raadsman

naar zijn keuze, mitsdien de artikelen 6.1 en 6.3.c EVRM schenden;

Overwegende dat de vermelde verdragsbepalingen rechtstreekse werking

hebben in de interne rechtsorde en voorrang hebben op de minder gunstige

internrechtelijke regel bepaald bij artikel 185 sv.; Dat het middel gegrond is”90

93. Dit arrest is een echt princiepsarrest in de materie betreffende de persoonlijke

verschijning van de beklaagde en de vertegenwoordiging door een advocaat. Het Hof

van Cassatie volgde hierbij de Europese rechtspraak en stelde dat die voorrang had

op de Belgische wetgeving. Het Hof stelt dat de verplichte persoonlijke verschijning

eerder als een uitzondering moet worden aanzien en de motieven die het bevel tot

persoonlijke verschijning moeten ondersteunen moeten worden gevonden in het

belang van de maatschappij, de beklaagde zelf of de burgerlijke partij.91

3.2 Arrest 8 juni 199992

94. Het Hof van Cassatie bevestigde in dit arrest haar standpunt uit de zaak

Waanders.

95. Het ging in deze zaak ook om een persoon (eiser) die bij verstek werd

veroordeeld en op zijn verzetsprocedure verscheen hij opnieuw niet in persoon. Hij

stuurde zijn advocaat, door wie hij wenste vertegenwoordigd te worden.

96. Het Hof stelde in deze zaak dat artikel 6.3.C EVRM en artikel 14.3.d IVBPR

rechtstreekse werking hebben in de interne rechtsorde en dat deze dus voorrang

hebben op de minder gunstige bepalingen uit ons intern recht. Opvallend is in deze

zaak dat het Hof ook melding maakt van de directe werking van artikel 14.3.d IVBPR,

dit heeft ze niet gedaan in haar vorig arrest.

97. Het Hof van Cassatie stelt “dat het Europees Hof voor de Rechten van de

Mens, bij arrest van 22.09.1994, reeds gesteld heeft dat het volledig ontnemen van

het recht op bijstand niet in evenredigheid is met de verplichting om persoonlijk voor

90

Cass. (2e k) AR P. 980861.N, 16 maart 1999 ( Waanders).

91 “Projet de loi modifiant le Code d'instruction criminelle en ce qui concerne le défaut et abrogeant

l'article 421 du même code”, Parl.St., Senat, 2003, nr. 2-265 http://www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPubDoc&COLL=H&LEG=2&NR=265&PUID=33578370&TID=33620238&LANG=FR. 92

Cass. 8 juni 1999, www.cass.be

Page 41: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

41

de rechtbank te verschijnen; zodat het bestreden arrest, door aan de raadsman van

eiser in cassatie bij de behandeling van het verzet te weigeren om beklaagde te

vertegenwoordigen, de hiervoor aangehaalde artikelen heeft geschonden”

98. Het recht vervat in artikel 6 EVRM houdt in dat ook al legt artikel 185§2 sv. de

verplichting op om persoonlijk te verschijnen, de raadsman zijn cliënt mag

vertegenwoordigen, ook al toont hij niet aan dat hij zich in de onmogelijkheid bevindt

om persoonlijk te verschijnen.

99. Het Hof van Cassatie benadrukt dus opnieuw dat de raadsman moet worden

toegelaten om zijn cliënt te vertegenwoordigen, ook al bevindt de beklaagde zich niet

in de onmogelijkheid om te verschijnen. Het Hof spreekt duidelijk over

vertegenwoordiging, hetgeen impliceert dat de procedure tegensprekelijk is indien de

advocaat aanwezig is en zijn cliënt verdedigt.93

3.3 Arrest 15 februari 2000

100. In dit arrest wordt de stelling uit de vorige twee arresten nogmaals bevestigd

door het Hof van Cassatie. 94

101. De appelrechters die op het verzet van de beklaagde deze het recht

ontzeggen zich te laten vertegenwoordigen door een raadsman en het verzet

ongedaan verklaren, ontnemen hem de mogelijkheid zijn verdediging voor te dragen

door de raadsman van zijn keuze en schenden aldus art. 6.1 en 6.3, c EVRM, nu

vermelde verdragsbepalingen rechtstreekse werking hebben in de interne rechtsorde

en voorrang hebben op de voor de beklaagde minder gunstige internrechtelijke regel

bepaald bij art. 185 en 211 Sv. 95

102. De beklaagde werd ook in deze zaak bij verstek veroordeeld en verscheen

niet op de verzetsprocedure. Hij wenste zich toch te laten vertegenwoordigen door

zijn advocaat. Het Hof stelde een schending vast van de Europese rechtsregels:

93

M. BOCKSTAELE, G. BOURDOUX ,“Voorlopige hechtenis”, Diegem, Kluwer, 2000, 317. 94

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 51. 95

P. TRAEST, “De vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde”, T. Strafr., 2000 , 205.

Page 42: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

42

“het Hof van Beroep heeft de advocaat van eiser niet toegelaten zijn cliënt te

vertegenwoordigen, terwijl hij wel uitdrukkelijk heeft verzocht het woord ter

verdediging te nemen”

Bovendien maakt het Hof melding van de vaste jurisprudentie van het Europees Hof.

103. Het Hof kwam dus tot een schending van artikel 6 lid 1 en 6.3.c EVRM en

vernietigt het arrest gewezen door het Hof van Beroep.

3.4 Arrest 4 september 2001

104. Het betreft hier de eerste behandeling van de zaak in tweede aanleg, en niet

de behandeling van zaak in tweede aanleg op verzet, zoals in de vorige arresten.96

105. De feitenrechters oordeelden dat de versteklatende beklaagde nog steeds de

gelegenheid heeft om verzet aan te tekenen en zich daarbij kan laten bijstaan door

een advocaat. Het probleem wordt dus eigenlijk doorgeschoven naar de rechters die

het eventuele verzet zullen behandelen.97

106. Het Hof van Cassatie oordeelde als volgt: “Overwegende dat de

appèlrechters oordelen dat "nu de versteklatende beklaagde naar Belgisch

strafprocesrecht ook in graad van beroep de mogelijkheid heeft verzet in te stellen en

in het kader van dit verzet zich te laten bijstaan door een raadsman, er vooralsnog

geen aanleiding (is) de raadsman van de, buiten het kader van overmacht of andere

rechtsgeldige reden, versteklatende beklaagde toe te laten deze laatste te

vertegenwoordigen of zijn verdediging waar te nemen"; Dat zij door eiser het recht

te ontzeggen zich te laten vertegenwoordigen door zijn raadsman, hem de

mogelijkheid ontnemen zijn verdediging voor te dragen door de raadsman van zijn

keuze, mitsdien de artikelen 6, lid 1, en 6, lid 3, c, EVRM schenden; Dat het middel

gegrond is; “

96

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 51. 97

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 51.

Page 43: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

43

3.5 Conclusie

107. Er moet worden opgemerkt dat de formulering van vorige vier arresten van het

Hof van Cassatie niet identiek is: in de arresten van 16 maart 1999 en 15 februari

2000 wordt gezegd dat de bepalingen van het EVRM “in deze omstandigheden”

geschonden zijn. In de andere arresten word er geen melding van die nuance

gemaakt. Het is echter niet duidelijk wat het Hof daarmee bedoelt. Het is mogelijk dat

zij een beslissende rol toekent aan de bijzondere omstandigheden van de zaak zoals

de vrees om op zitting onmiddellijk te worden aangehouden. Dit is echter niet

duidelijk, daarom wordt algemeen aangenomen dat het Hof van Cassatie de

rechtspraak van het Europees Hof volledig overneemt en dat de bepalingen uit ons

wetboek van Strafvordering niet meer kunnen worden toegepast in zoverre zij in strijd

zijn met de bepalingen uit het Europees Verdrag. Het recht voor de beklaagde om

zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat bestaat dus zowel voor de

verdediging over een rechtspunt als voor de verdediging over de grond van de

zaak.98

108. De vraag is nu of de interpretatie van artikel 6.3.c EVRM ook in eerste aanleg

dient te worden toegepast.99

Uit de rechtspraak van het Europees Hof blijkt dat het recht op bijstand in eerste

aanleg niet de afwezigheid van dat recht rechtvaardigt in een andere aanleg. De

advocaat moet dus ook in eerste aanleg toegelaten worden om het debat te voeren

in afwezigheid van zijn cliënt.

109. Deze interpretatie moet ook worden toegepast ingeval van een bevel tot

persoonlijke verschijning. Niemand kan gedwongen worden om in persoon te

verschijnen, als een persoon dus geen gevolg geeft aan het bevel tot persoonlijke

verschijning zal hij bij verstek worden berecht. Nu verstek in feite neerkomt op het

ontnemen van recht op bijstand door raadsman, moeten we dus concluderen dat ook

de raadsman van een beklaagde wiens persoonlijke verschijning werd bevolen moet

de kans krijgen om zijn cliënt te vertegenwoordigen en te verdedigen, zelfs als die

niet in de onmogelijkheid bevindt om persoonlijk te verschijnen.

98

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 51. 99

P. TRAEST, “De vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde”, T. Strafr., 2000 , 205.

Page 44: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

44

HOOFDSTUK 4: wetswijziging 12 februari 2003

110. Het Europees Hof voor de rechten van de mens heeft een schending

vastgesteld van de artikelen 6.1 en 6.3.c EVRM wanneer de rechtbank weigert om de

beklaagde te laten vertegenwoordigen door een raadsman wanneer de beklaagde

zelf niet persoonlijk verschijnt.

111. Onze Belgische wetgever is afgestapt van de idee van de verplichte

persoonlijke verschijning, onder druk van de Europese rechtspraak. Ze heeft nu een

ruim recht van vertegenwoordiging voor de strafrechter ingevoerd. Aan de basis van

deze wet lagen drie wetsvoorstellen100. Ze waren het alle drie eens over één zaak:

het recht op vertegenwoordiging moet veralgemeend worden.101

112. De wet van 12 februari 2003 heeft de artikelen 185 en 186 van ons wetboek

van strafvordering, voor wat betreft de correctionele rechtbank (artikel 152 sv. voor

wat betreft de politierechtbank), dan aangepast als volgt:

Art. 185. - § 1. De beklaagde, de burgerrechtelijk aansprakelijke partij en de

burgerlijke partij verschijnen persoonlijk of in de persoon van een advocaat.

§ 2. De rechtbank kan in elke stand van het geding de persoonlijke verschijning

bevelen, zonder dat tegen haar beslissing enig rechtsmiddel kan worden

ingesteld. Het vonnis dat deze verschijning beveelt, wordt ten verzoeke van het

Openbaar Ministerie aan de betrokken partij betekend, met dagvaarding om te

verschijnen op de door de rechtbank vastgestelde datum.

Indien de beklaagde noch persoonlijk, noch in de persoon van een advocaat

verschijnt, nadat hij op de inleidingszitting overeenkomstig § 1 is verschenen,

wordt het vonnis dat gewezen wordt geacht op tegenspraak te zijn en ten

verzoeke van het Openbaar Ministerie aan de beklaagde betekend. Ten aanzien

van de beklaagde kan een bevel tot medebrenging worden uitgevaardigd.

100

Wetsvoorstel van 15 mei 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering wat het verstek betreft (ingediend door de heren Bourgeois, Van Hoorebeke en Erdman), Parl.St. Kamer, 1999-2000, nr. 65/001; wetsvoorstel van 26 oktober 2001 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering teneinde ervoor te zorgen dat beklaagden en beschuldigden door een raadsman kunnen worden bijgestaan, ook al waren zij niet op de terechtzitting aanwezig (ingediend door de heer Bacquelaine, mevrouw Herzet en mevrouw Barzin), Parl.St. Kamer, 2001-02, nr. 1478/001; wetsontwerp van 22 januari 2002 tot wijziging van de bepalingen inzake de persoonlijke verschijning van de beklaagde en van het artikel 421 van het Wetboek van Strafvordering, Parl.St, Kamer, 2001-02, nr. 1600/001. 101

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 480-496.

Page 45: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

45

Art. 186. - Indien de gedaagde, of een advocaat die hem vertegenwoordigt, niet

verschijnt op de dag en het uur in de dagvaarding bepaald, wordt jegens hem

vonnis bij verstek gewezen.

113. De wetgever heeft dus het artikel 152, 185 en 186 sv. aangepast teneinde ons

wetboek van strafvordering in overeenstemming te brengen met de rechtspraak van

het Europees Hof. De wetgever heeft een identieke tweede paragraaf ingevoegd in

de artikelen 152 en 186 sv.

114. Voortaan kan de beklaagde dus ofwel in persoon verschijnen ofwel in de

persoon van een advocaat, zowel voor de politierechter als de correctionele

rechtbank. De beklaagde is niet langer verplicht om persoonlijk te verschijnen, hij kan

zich steeds door zijn advocaat laten vertegenwoordigen. Er zijn geen uitzonderingen

voor bepaalde ernstige misdrijven. De procedure is in dat geval op tegenspraak en

verzet is dan niet meer mogelijk, de termijn voor hoger beroep begint dan te lopen

vanaf de dag van de uitspraak. 102

115. Het tweede lid van de artikelen is nieuw, het stelt dat wanneer de beklaagde

op de inleidingszitting is verschenen (in persoon of via een raadsman) maar op latere

zittingen niet meer (noch in persoon, noch via raadsman), dan wordt het vonnis

geacht op tegenspraak te zijn. Tegen het vonnis kan dus geen verzet meer worden

aangetekend.103

116. De situatie waarbij de advocaat alleen verschijnt op de vastgestelde

zittingsdag kan zich ook voordoen. In dat geval mag de advocaat zijn afwezige cliënt

vertegenwoordigen waardoor de procedure geacht wordt op tegenspraak te zijn

gevoerd. Als op latere zitting de advocaat niet meer verschijnt, blijft echter voldaan

aan de voorwaarde van artikel 185§2 sv. en zal de eindbeslissing ook op

tegenspraak zijn.

117. Uit de parlementaire voorbereidingen blijkt dat het eerste en de tweede

paragraaf samen dienen gelezen te worden. Het moet dan als volgt worden

geïnterpreteerd: op de inleidende zitting is de beklaagde in persoon of via een

102

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12

februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 480-496. 103

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12

februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 480-496.

Page 46: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

46

raadsman verschenen. Als enkel de raadsman is verschenen dan kan de rechter een

bevel tot persoonlijke verschijning bevelen. Als aan dat bevel geen gevolg wordt

gegeven, en er verschijnt niemand op de vastgelegde zittingsdag (ook de raadsman

niet) dan wordt het vonnis toch geacht op tegenspraak te zijn uitgesproken, ook al is

niemand van de verdediging aanwezig. De minister van justitie stelt dat als je bent

verschenen op de eerste zitting, maar nadien niet meer, dan onttrek je je opzettelijk

aan het vervolg van de debatten. De sanctie daarop is dat de debatten op

tegenspraak zijn gevoerd. 104

118. Er blijft veel verwarring ontstaan omtrent de voorlaatste zinsnede van artikel

185§2 Sv. De vergissing schuilt hem in het feit dat dit deel zelfstandig wordt gelezen.

Deze bepaling behandelt echter een zeer specifieke situatie en kan niet los gezien

worden van hetgeen daarvoor wordt bepaald, nl. het uitvaardigen van een bevel tot

persoonlijke verschijning. De lezer van dit artikel zou de vergissing kunnen vermijden

door ook de slotzin van artikel 185§2 Sv. te lezen. In deze zin staat dat ten aanzien

van de beklaagde een bevel tot medebrenging kan worden uitgevaardigd, dit kan

enkel in het geval er reeds eerder een bevel persoonlijke verschijning was

bevolen.105

119. De beoordeling of een beslissing op tegenspraak of bij verstek is gewezen is

niet altijd makkelijk te beoordelen. Het is wel duidelijk voor een partij die geheel niet

deelneemt aan het strafproces en op alle terechtzittingen afwezig blijft. In dit geval is

de uitspraak duidelijk op verzet. Het is minder duidelijk als de beklaagde op een deel

van de behandeling van de zaak afwezig is en op een deel aanwezig. Verstraeten

omschrijft een verstekbeslissing als volgt: “een vonnis of arrest waarbij de betrokken

partij, door haar afwezigheid of door niet aan de debatten deel te nemen, niet in de

mogelijkheid is geweest alle bezwaren te weerleggen die tegen haar werden

ingebracht, hetzij als bewijsmateriaal, hetzij als vordering.”106 Het verschil tussen

verstek of tegenspraak slaat hem dus op de mogelijkheid tot verweer die aan de

partijen geboden wordt. Bij een gedeeltelijke aanwezigheid dient dus te worden

nagegaan of wat er gedurende die afwezigheid gebeurde en welke

proceshandelingen werden gesteld. Wanneer de beklaagde niet aanwezig is

104

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12

februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 480-496. 105

B. MEGANCK, “Over verstekken die op tegenspraak worden geacht”, T.Strafr. 2007/3, 203. 106

B. MEGANCK, “Over verstekken die op tegenspraak worden geacht”, T.Strafr. 2007/3, 203.

Page 47: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

47

wanneer de rechter hem wil ondervragen is er in elk geval verstek. Het is dus een

feitenkwestie of er sprake is van verstek of niet. 107

120. De artikelen 152 §2 en 185§2 Sv. vormen dus een heel belangrijke

uitzondering op de principes over gedeeltelijke aanwezigheid bij de behandeling van

een zaak. De mogelijkheid van verzet wordt uitgesloten ook al is de uitspraak in

werkelijkheid bij verstek gewezen, want de artikelen bevatten de situatie waarin de

uitspraak geacht wordt op tegenspraak te zijn gewezen, in het geval er persoonlijke

verschijning is bevolen. Het Hof van Cassatie stelt: “Overwegende dat het arrest het

verzet tegen voormeld vonnis niet ontvankelijk verklaart, om reden dat er grond is om

het, met toepassing van artikel 185, ,§ 2, tweede lid, van het Wetboek van

Strafvordering, te beschouwen als geacht op tegenspraak te zijn gewezen ; Maar

overwegende dat uit de vaststellingen van het arrest niet blijkt dat de correctionele

rechtbank de persoonlijke verschijning van eiser op de terechtzitting van 24

november 2003 zou hebben bevolen ; Dat het arrest daarentegen beslist dat het

verlies van het recht om verzet aan te tekenen tegen een verstekvonnis, dat bij

voormeld artikel 185, ,§ 2, tweede lid, is bepaald, niet afhangt van de voorwaarde dat

de rechtbank, voorafgaand, de persoonlijke verschijning zou hebben bevolen”.108

121. Steven Vandromme stelt in de juristenkrant van 2004 dat de sanctie van de op

tegenspraak geachte beslissing dus steeds afhankelijk is van de vereiste dat vooraf

een bevel tot persoonlijke verschijning tegen de beklaagde is uitgevaardigd. In de

praktijk wordt dergelijk bevel echter zeer weinig uitgevaardigd, waardoor de impact

van de nieuwe artikelen op de dagelijkse gang van zaken zeer beperkt blijft. De op

tegenspraak geachte vonnissen in strafzaken blijven dus nog een rariteit.109

122. Verschijnt men dus op de inleidende zitting en later niet meer, dan wordt het

vonnis geacht op tegenspraak te zijn, maar dit is enkel het geval als de rechtbank de

persoonlijke verschijning bevolen had. De correctionele rechtbank kan deze

persoonlijke verschijning in elke stand van het geding bevelen. Dit bevel kan echter

niet met dwang worden uitgevoerd.

107

B. MEGANCK, “Over verstekken die op tegenspraak worden geacht”, T.Strafr. 2007/3, 203. 108

Cass. 1 juni 2005, www.cass.be. 109

S. VANDROMME, “Vonnis dat geacht wordt op tegenspraak te zijn in strafzaken blijft rariteit”, De Juristenkrant, 9 juni 2004, afl. 91.

Page 48: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

48

123. Als op de inleidende zitting niemand is verschenen, noch de beklaagde, noch

zijn raadsman, dan zal de uitspraak bij verstek worden uitgesproken.

4.1 Politierechtbank

124. Zoals hierboven reeds gezegd, stond in de oorspronkelijke versie van de wet

reeds dat de beklaagde voor de politierechtbank persoonlijk kon verschijnen of in

persoon van een bijzonder gemachtigde.

125. Bij wet van 16 februari 1961 werd artikel 152 Sv. reeds ingrijpend gewijzigd.

De beklaagde kan voortaan in persoon verschijnen of via een advocaat. Bovendien

kan er steeds een bevel tot persoonlijke verschijning worden uitgevaardigd lastens

de beklaagde. 110

126. Ingevolge een aantal bepalingen inzake de modernisering en versnelling van

de strafrechtspleging, heeft men de politierechtbank bevoegd gemaakt voor alle

wanbedrijven inzake onopzettelijke slagen en verwondingen als gevolg van een

verkeersongeval. In het kader van deze nieuwe bevoegdheid heeft men ook artikel

152 Sv. aangepast. Aan dit artikel werd een tweede lid toegevoegd omdat de

wetgever niet wou dat in zulke zaken de verplichte persoonlijke verschijning kon

worden omzeild. Het tweede lid stelde dat de persoonlijke verschijning verplicht was

in geval van “onopzettelijke doding en het plegen van een vluchtmisdrijf na een

ongeval waarbij aan een ander slagen en verwondingen werden toegebracht of een

ongeval veroorzaken met dezelfde gevolgen terwijl de betrokkene in staat van

dronkenschap verkeert of in een soortgelijke staat ten gevolge van verdovende

middelen, hallucinogenen, geneesmiddelen of alcoholhoudende dranken”. Het gaat

dus om gevallen waarvoor vroeger de correctionele rechtbank bevoegd was en

waarvoor dus de persoonlijke verschijning verplicht was.111

127. Door de wetswijziging van 12 februari 2003 is de vertegenwoordiging voor de

politierechtbank nu voor alle partijen volledig. De beklaagde kan in persoon

verschijnen of via een advocaat. Er bestaan geen uitzonderingen meer.

110

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 35. 111

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 36.

Page 49: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

49

128. Dit is niet nieuw voor wat betreft de politierechtbank. Wat wel nieuw is, is de

invoering van de mogelijkheid voor de rechter om de persoonlijke verschijning te

bevelen. Sinds de wetswijziging van 2003 is het voorts mogelijk voor alle partijen om

vertegenwoordigd te worden. De beklaagde, de burgerrechtelijk aansprakelijke partij

en de burgerlijke partij kunnen voorts persoonlijk of via een raadsman optreden.112

4.2 Correctionele rechtbank

129. De nieuwe wet voorziet een nieuwe categorie van vonnissen. Naast de

vonnissen op tegenspraak en deze op verzet, zijn er nu de vonnissen die geacht

worden op tegenspraak te zijn gewezen. Het verzet wordt uitgesloten voor

beklaagden die tijdens het onderzoek ter terechtzitting verstek laten gaan. Deze

categorie beklaagden kunnen enkel nog hoger beroep aantekenen. Het doel van de

nieuwe wet was de voorzieningen bij verstek te beperken en de mogelijkheden tot

verzet in te perken.113

130. Luidens de nieuwe wet zijn de vonnissen die geacht worden op tegenspraak

deze zaken waarin de beklaagde verschijnt op de inleidingszitting (in persoon of via

advocaat) en op de latere zittingen niet meer verschijnt en zich ook niet laat

vertegenwoordigen. Dit tast het recht op verstek niet aan. De beklaagde die van bij

het begin niet verschijnt kan nog altijd verstek laten gaan en verzet aantekenen.

Tegen deze beklaagde kan geen bevel tot persoonlijke verschijning of bevel tot

medebrenging worden uitgevaardigd.114 De meerderheid gaat er vanuit dat het

eerste en tweede paragraaf samen dienen gelezen te worden waardoor het vonnis

dat geacht wordt op tegenspraak te zijn impliceert dat er voorafgaand een bevel tot

persoonlijke verschijning dient te worden uitgevaardigd tegen de beklaagde. De

vraag rijst nu of er een ongerechtvaardigde discriminatie bestaat tussen de

beklaagde die totaal niet verschijnt en degene die wel verschijnt op de inleidende

zitting en later niet meer.

112

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 36. 113

B. DE SMET, “Verstek en verzet in strafzaken”, CABG 2003, afl. 3, 21. 114

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 80.

Page 50: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

50

131. Wanneer men de nieuwe wet letterlijk interpreteert, zou de beklaagde die op

de inleidingszitting verscheen en later niet meer verscheen, noch via zijn raadsman,

zijn recht op verzet verliezen. Enkel beklaagden die van meet af aan verstek laten

gaan zouden hun recht op verzet behouden.115

132. Bij de teleologische interpretatie van de nieuwe wet is de uitsluiting van het

recht op verzet veel minder ruim. De toelaatbaarheid van het verzet hangt af van de

reden van het uitstel. Als de rechter de zaak uitstelt met als doel de beklaagde te

kunnen horen op de zitting en hij vaardigt daartoe een bevel tot persoonlijke

verschijning uit, waarna de beklaagde het nalaat te verschijnen, dan verliest hij zijn

recht op verzet. De sanctie van uitsluiting van de mogelijkheid van verzet bestaat dus

enkel voor de beklaagden die met enig misrijzen voor de rechtbank afwezig blijven.

Als de zaak bijvoorbeeld wordt uitgesteld met het oog op de aanstelling van een

deskundige en de rechter zegt niets over de aanwezigheid van de verdachte, dan

blijft het recht op verzet onaangetast.116

4.3 Rechtspersoon

133. De rechtspersoon heeft altijd al het recht op vertegenwoordiging door een

advocaat naar keuze gehad. De beklaagde-rechtspersoon kon steeds op grond van

artikel 152§1 en 185 §1 Sv. zowel voor de politierechtbank als de correctionele

rechtbank in persoon of via advocaat verschijnen. In de rechtsleer werd aangenomen

dat een bevel persoonlijke verschijning ook ten aanzien van een rechtspersoon kan

uitgevaardigd worden. In dit geval verscheen de rechtspersoon via de natuurlijke

persoon, dit is degene die krachtens de wet of de statuten bevoegd is om de

rechtspersoon te vertegenwoordigen. Indien er een persoon is aangesteld op grond

van artikel 2 V.T.Sv. dan is het deze lasthebber ad hoc die de vertegenwoordiging op

zich neemt en niet de personen die normalerwijze bevoegd zijn de

vertegenwoordiging op zich te nemen.117

115

B. DE SMET, “Verstek en verzet in strafzaken”, CABG 2003, afl. 3, 21. 116

B. DE SMET, “Verstek en verzet in strafzaken”, CABG 2003, afl. 3, 21. 117

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 491.

Page 51: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

51

134. De wet van 12 februari 2003 maakt geen onderscheid meer tussen de

beklaagde die een natuurlijk persoon is en de beklaagde die een rechtspersoon is.

Dezelfde rechtsregels zijn dus van toepassing op zowel de natuurlijke als

rechtspersonen. Er kan dus zowel tegen de natuurlijke persoon als tegen een

lasthebber ad hoc een bevel tot medebrenging worden uitgevaardigd.118

135. De wet bevat geen bepalingen meer over de wijze van verschijning in geval

van een bevel tot persoonlijke verschijning. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt

dat in zulks geval het bevoegd orgaan aangewezen in statuten of door wet in rechte

mag verschijnen. Er wordt dus verwezen naar de regels van het gemeen recht voor

wat betreft de vertegenwoordiging van de rechtspersoon. Als we toepassing maken

van het gemeen recht dan kan een N.V. in persoon verschijnen door de voltallige

raad van bestuur. Deze vertegenwoordigingsbevoegdheid kan echter ook toekomen

aan de personen die krachtens de statuten gemachtigd zijn om de vennootschap te

vertegenwoordigen.119

136. Een B.V.B.A. kan in persoon verschijnen door elke zaakvoerder, tenzij de

statuten anders bepalen.120(artikel 257 W. Venn.)

137. Het is ook mogelijk dat een lasthebber ad hoc is aangesteld overeenkomstig

artikel 2bis V.T.Sv. In geval van bevel tot persoonlijke verschijning dient deze

lasthebber te verschijnen. De vraag stelt zich dan of in geval van gelijktijdige

vervolging van natuurlijke persoon en de rechtspersoon in alle omstandigheden een

lasthebber ad hoc dient aangesteld te worden. De meerderheid van de rechtspraak

neemt aan dat er een belangenconflict ontstaat tussen de natuurlijke persoon en de

rechtspersoon ter zitting. De vraag dient dus ontkennend te worden beantwoord.

Indien het belangenconflict het recht van verdediging van de rechtspersoon zelf

aantast dient eerst een lasthebber ad hoc te worden aangesteld en dient deze

vervolgens verstek te laten gaan.121

118

P. TRAEST, “De vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde”, T. Strafr., 2000 , 205. 119

Artikel 522 Wetboek vennootschappen. 120

P. TRAEST, “De vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde”, T. Strafr., 2000 , 205. 121

P. TRAEST, “De vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde”, T. Strafr., 2000 , 205.

Page 52: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

52

138. Aan de voor de rechtspersoon verschijnende natuurlijke persoon wordt een

zwijgrecht toegekend. Hij vertegenwoordigt de rechtspersoon dus al zijn verklaringen

zouden als bewijs kunnen worden gebruikt.122

139. Indien de rechter andere personen wenst te horen dan de personen die

verschijnen als vertegenwoordiger, kan hij ze oproepen als getuige. In dit geval kan

echter wel een probleem ontstaan, nl. als de getuige de getuigeneed aflegt en later

blijkt dat deze persoon betrokken is bij de feiten.123

140. We kunnen hieruit besluiten dat na een bevel tot persoonlijke verschijning

lastens de rechtspersoon, de rechter kan toestaan dat deze rechtspersoon niet

verschijnt, doch zich wel laat vertegenwoordigen door een raadsman. Het was

immers de bedoeling van de wetgever om de rechtspersoon zoveel als mogelijk gelijk

te behandelen als een natuurlijk persoon in geval van bevel tot persoonlijke

verschijning.124

4.4 Opheffing art. 421 Sv.

141. Artikel 421 Sv. bevatte een bijzondere ontvankelijkheidsvereiste voor het

instellen van cassatieberoep voor personen die tot een vrijheidsstraf zijn veroordeeld.

Personen die zich in deze situatie bevonden konden enkel cassatie aantekenen als

ze zich op dat moment in hechtenis bevonden of als ze onder borgtocht in vrijheid

werden gesteld. Dit betekende dus een zware belemmering voor de tot een

vrijheidsstraf veroordeelde die in cassatie wenste te gaan. 125

142. Hoewel de partijen niet verplicht zijn om persoonlijk te verschijnen voor het

Hof van Cassatie, hield artikel 421 Sv. een problematische voorwaarde in waardoor

de ontvankelijkheid van het cassatieberoep erg werd beïnvloed. Artikel 6.1 E.V.R.M.

kwamen hierdoor in het gedrang.

143. In de zaak Poitrimol heeft het Europees Hof duidelijk gesteld dat de

onontvankelijkheid van het cassatieberoep een te zware sanctie is in de verhouding

122

P. TRAEST, “De vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde”, T. Strafr., 2000 , 205. 123

P. TRAEST, “De vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde”, T. Strafr., 2000 , 205. 124

P. TRAEST, “De vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde”, T. Strafr., 2000 , 205. 125

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 491.

Page 53: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

53

tot het niet onmiddellijk ingaan op een beslissing van de rechter tot onmiddellijke

aanhouding. Het Hof wees er in dit arrest wel op dat er in Frankrijk geen verzet

openstond voor de afwezige beklaagde.126

144. Het Europees Hof voor de rechten van de mens heeft hier dan ook een

schending van art. 6 E.V.R.M. vastgesteld. Het Hof stelt wel dat het de staat vrijstaat

om de toegang tot rechtsmiddelen afhankelijk te maken van een aantal voorwaarden,

maar die beperkingen mogen geen afbreuk doen aan het recht zelf. Het Hof diende

na te gaan of de beperking in redelijke verhouding staat met het doel. Het Hof diende

dus een afweging te maken dus het beoogde doel, zijnde de uitvoering van de

veroordeling, en het vermoeden van onschuld en het feit dat een veroordeling nog

niet definitief is zolang er nog rechtsmiddelen kunnen worden ingesteld.

Cassatieberoep is voor veroordeelden tot een vrijheidsstraf van groot belang. De

onontvankelijkheid van het cassatieberoep wordt door het Hof als een te zware

sanctie aanzien. 127

145. In Frankrijk was echter niet voorzien in verzet tegen een beslissing in tweede

aanleg, in tegenstelling tot België. Om deze reden hield het Hof van Cassatie eerst

vast aan haar vroegere rechtspraak en bleef ze artikel 421 Sv. toepassen. Het Hof

versoepelde haar rechtspraak wel in de loop der jaren. In de zaak Van Geyseghem

kon het Hof het cassatieberoep ook onontvankelijk verklaren, doch heeft ze ervoor

gekozen om het beroep te verwerpen.128

146. Het Hof van Cassatie heeft haar rechtspraak voor het eerst aangepast bij

arrest van 9 maart 1999 en artikel 421 Sv. doen wijken voor het E.V.R.M.129 Ze heeft

zich hierbij gesteund op de arresten Guérin en Omar tegen Frankrijk. In deze twee

arresten hadden betrokkenen zich kunnen verdedigen in eerste en tweede aanleg.

Ze hadden echter geen gevolg gegeven aan een bevel tot aanhouding dat tegen hen

was uitgevaardigd. Het Europees Hof was van mening dat de veroordeelde verplicht

werd zichzelf een vrijheidsberoving op te leggen op basis van een beslissing die nog

126

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 70. 127

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 491. 128

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 70. 129

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 491.

Page 54: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

54

niet definitief was, zolang niet beslist werd over het cassatieberoep. Het Europees

Hof stelde dat het evenwicht tussen de zorg om naleving van gerechtelijke

beslissingen te verzekeren en het recht op toegang tot een rechter verbroken werd.

130

147. Het Belgische Hof van Cassatie heeft in haar arrest van 9 maart 1999 het

cassatieberoep van een voortvluchtige veroordeelde ontvankelijk verklaard en artikel

421 Sv. niet toegepast. Bij artikel 14 van de wet van 12 februari 2003 werd artikel

421 opgeheven. Nu dient de eiser in cassatie zich dus niet meer in hechtenis te

bevinden om een ontvankelijk cassatieberoep in te stellen.131

4.5 Belgische rechtspraak sinds wetswijziging

148. De correctionele rechtbank te Hasselt heeft op 5 februari 2009132 een zaak

behandeld waarbij de beklaagde op de inleidingszitting persoonlijk of via een

raadsman verschijnt maar op een latere zitting noch in persoon noch via raadsman

verschijnt. Het eindvonnis wordt dan geacht op tegenspraak te zijn. De rechtbank

past de nieuwe wetgeving letterlijk toe: artikel 185 §2, 2e lid Sv. stelt uitdrukkelijk dat

indien de beklaagde noch in persoon, noch via raadsman verschijnt, nadat hij op de

inleidende zitting wel is verschenen, dan wordt het vonnis geacht op tegenspraak te

zijn. Het tweede lid moet echter wel worden samen gelezen met het eerste. De

sanctie die dan in de wet is ingebouwd, zijnde dat het een vonnis op tegenspraak is,

geldt enkel als de beklaagde geen gevolg heeft gegeven aan een bevel tot

persoonlijke verschijning. In casu was zulks wel het geval, dus de rechter heeft

terecht het vonnis op tegenspraak uitgesproken.

149. In een arrest van het Hof van Cassatie d.d. 19 maart 2008 beklemtoont het

Hof het algemeen rechtsbeginsel van vertegenwoordiging van beklaagde,

beschuldigde, veroordeelden.133 Het is niet omdat de beklaagde uitdrukkelijk moet

instemmen met een werkstraf of met de opgelegde probatievoorwaarden dat hij

persoonlijk voor de strafrechter dient te verschijnen. Dit kan ook allemaal via een

130

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 71. 131

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 70. 132

Corr. rechtbank Hasselt, 5 feburari 2009, NJW,afl. 209, 28 oktober 2009, 729-730 133

Cass. 19 maart 2008, R.W., 2009-10, afl. 36.

Page 55: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

55

raadsman gaan, de instemming met een werkstraf kan zelfs uitdrukkelijk blijken uit

een schriftelijk verzoek die de betrokkene kan meegeven aan zijn raadsman.

150. In de praktijk zal de strafrechter altijd eerst vragen aan de betrokken partij om

toch in persoon te verschijnen. Op die manier kan hij zich een beter beeld schetsen

van de betrokkene om een gepaste individuele straf op te leggen. De rechter moet

zich kunnen vergewissen van de werklust van betrokkene indien er een werkstraf

wordt gevraagd. Deze beoordeling gaat altijd beter indien hij de man of vrouw in

persoon voor zich ziet staan. Indien de rechter het echt strikt noodzakelijk acht om de

betrokkene te zien kan hij nog altijd een bevel tot persoonlijke verschijning

uitvaardigen. De rechter zal dit doen als hij zich rechtstreeks tot de betrokkene wil

richten of zich wil vergewissen van de geestesgesteldheid van de betrokkene.

Page 56: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

56

HOOFDSTUK 5: Is het Belgisch recht nu in overeenstemming met

de Europese rechtspraak?

151. De nieuwe wet beperkt zich eigenlijk tot procedures voor de politierechtbank

en correctionele rechtbank en procedures in hoger beroep. Bijzondere procedures

werden buiten beschouwing gelaten. De vraag rijst dus of de persoonlijke

verschijning ook nodig is bij opleggen van een werkstraf of probatievoorwaarden.

Dient de beklaagde hiervoor persoonlijk aanwezig te zijn of kan dit ook via een

raadsman worden geregeld?

152. De vraag stelt zich ook met betrekking tot de procedure voor het Hof van

Assisen. Kan de nieuwe wet ook op deze procedure worden toegepast, of is er een

andere procedure voorzien.

5.1 Procedure voor het Hof van Assisen

153. Het Hof van Assisen is steeds een buitenbeentje geweest op vlak van de

verschijning van de beschuldigde en de gevolgen van de afwezigheid van de

beschuldigde.134

154. Voor 2000 bestond er voor de beschuldigde een principiële verplichting tot

verschijnen. Er bestond ook een procedure van weerspannigheid aan de wet. Dit

was voor de beschuldigde die na het arrest van verwijzing niet kon worden gevat en

die zich niet aanmeldde binnen 15 dagen na betekening van het arrest (oud artikel

465-478 sv.)135. Het oud artikel 468 sv. bepaalde dat er geen advocaat mocht

optreden om de weerspannige beschuldigde te verdedigen.136

155. De procedure voor het Hof van Assisen werd echter bij wet van 30 juni 2000

grondig gewijzigd. De procedure van weerspannigheid werd afgeschaft en een

gewone verstekprocedure werd ingevoerd. Artikel 381 Sv.137 bepaalt dat de

134

S. VANDROMME, “Verstek en het Hof van Assisen: de cassatie-arresten van 2 oktober 2002 en 16 juni 2004”, T.Strafr. 2005, 267. 135

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 64. 136

S. VANDROMME, “Verstek en het Hof van Assisen: de cassatie-arresten van 2 oktober 2002 en 16 juni 2004”, T.Strafr. 2005, 267. 137

“Art. 381. - Wanneer de beschuldigde, die zich niet in hechtenis bevindt, zich niet aanmeldt op de

voor de opening van de debatten vastgestelde datum, geeft de voorzitter van het hof van assisen

terstond een beschikking houdende dat die beschuldigde bij verstek zal worden berecht.”.

Page 57: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

57

beschuldigde bij verstek zal worden berecht als hij zich niet in voorhechtenis bevindt

en zich niet aanmeldt op de datum van opening der debatten. Na de veroordeling bij

verstek is verzet mogelijk. Het Hof van Assisen dient dan uitspraak te doen over de

ontvankelijkheid van het verzet, evenwel zonder bijstand van de jury. Artikel 385,

eerste lid Sv. bepaalt dat de beschuldigde zich op verzet kan laten

vertegenwoordigen door een raadsman.

156. Dit betekent dus dat de gewone assisenprocedure ook wordt gevolgd in geval

van verstek, enkel de deelname van de verdediging aan de debatten kan niet

plaatsvinden, aangezien de beschuldigde niet aanwezig is.138

157. De mogelijkheid van vertegenwoordiging door een advocaat is niet in artikel

381 Sv. ingebouwd. Het Europees Hof heeft in de zaak Krombach nochtans

uitdrukkelijk gezegd dat een adequate verdediging door een advocaat evenzeer geldt

in assisenzaken. De afwezigheid van de beklaagde mag niet tot gevolg hebben dat

hij zijn rechten van verdediging niet mag uitoefenen, aldus het E.H.R.M.139

158. De wet van 1 februari 2003 heeft niets gewijzigd aan de procedure van het Hof

van Assisen.

159. Sommigen zijn van mening dat de rechtspleging voor het Hof van Assisen

hoofdzakelijk mondeling verloopt en dat daarom de aanwezigheid van de

beschuldigde wel vereist is. Deze argumentatie zou nochtans in strijd zijn met de

Straatburgse rechtspraak.140

160. De rechtsleer is van oordeel dat onze Belgische wetgeving op zeer gespannen

voet staat met de Europese rechtspraak. In de praktijk zal het echter niet veel

voorkomen dat een beschuldigde aan zijn advocaat de opdracht zou geven om hem

in zijn afwezigheid te verdedigen. Dit zou een zeer slechte indruk geven aan de jury

en bovendien zou een veroordeling meteen definitief worden, behoudens

cassatieberoep. Er staat geen verzet meer open wanneer de advocaat de

138

S. VANDROMME, “ Verstek en het Hof van Assisen: de cassatie-arresten van 2 oktober 2002 en 16 juni 2004”, T. Strafr., 2005, 267. 139

E.H.R.M. 13 februari 2001, Krombach/Frankrijjk, R.S.C. 2001, 429. 140

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 494.

Page 58: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

58

beschuldigde verdedigt in zijn afwezigheid, bovendien zullen slechts zeer weinig

advocaten bereid zijn zo’n verantwoordelijkheid te dragen.141

161. Sinds het cassatie-arrest van 2 oktober 2002 is meer discussie ontstaan

omtrent volgende zinsnede uit het artikel 381 sv.: “de beschuldigde, die zich niet in

hechtenis bevindt”. Het Hof van Cassatie oordeelde bij arrest van 2 oktober 2002 dat

de verstekprocedure niet van toepassing kan zijn op de beschuldigde die vóór de

samenstelling van de jury gevangen is genomen. De gevangen genomen

beschuldigde moet bijgevolg verschijnen. Wanneer de beschuldigde de wil zou uiten

om bij verstek te worden veroordeeld dan kan het Hof van Assisen niet op dit verzoek

ingaan. Uit deze gang van zaken kan geen miskenning van de rechten van

verdediging worden afgeleid, aangezien de behandeling van de zaak volledig in het

bijzijn van de beschuldigde plaatsvond, ook al was het tegen zijn zin.142

162. Het bevel tot gevangenneming143 heeft tot doel te beletten dat de

beschuldigde zich zou onttrekken aan het gerecht en te verhinderen dat hij ervoor

zou kiezen om niet te verschijnen voor een jury die een verdict zou uitspreken

waaraan hij zich niet wil onderwerpen.144 Door de beschuldigde vóór het kiezen van

de jury reeds van zijn vrijheid te beroven en hem dan niet meer toe te staan verstek

te laten gaan, wordt vermeden dat hij, nadat hij kennis heeft genomen van de

samenstelling van de jury nog verstek zou laten gaan. Op die manier zou hij verzet

kunnen aantekenen om nadien berecht te worden door een andere jury. De

beschuldigde heeft niet het recht om zijn jury te kiezen. 145

163. Is deze methode een aantasting op het recht op een eerlijk proces, in de zin

van artikel 6 EVRM? Het is de lidstaten toegestaan om maatregelen te nemen om de

persoonlijke verschijning van de beklaagde aan te moedigen. Een verschijningsplicht

is op zich dus niet strijdig met artikel 6 EVRM. Enkel de sanctie op het niet voldoen

aan de verschijningsplicht mag er niet toe leiden dat de rechten van verdediging van

141

S. VANDROMME, “Verstek en het Hof van Assisen: de cassatie-arresten van 2 oktober 2002 en 16 juni 2004”, T. Strafr., 2005, 267. 142

S. VANDROMME, “Verstek en het Hof van Assisen: de cassatie-arresten van 2 oktober 2002 en 16

juni 2004”, T. Strafr., 2005, 267. 143

artikel 26§5 voorlopige hechteniswet. 144

S. VANDROMME, “Verstek en het Hof van Assisen: de cassatie-arresten van 2 oktober 2002 en 16 juni 2004”, T. Strafr., 2005 ,269. 145

S. VANDROMME, “Verstek en het Hof van Assisen: de cassatie-arresten van 2 oktober 2002 en 16

juni 2004”, T. Strafr., 2005 ,269.

Page 59: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

59

de beklaagde worden aangetast (hetgeen het geval zou zijn als het de advocaat niet

wordt toegelaten zijn cliënt te verdedigen).146

164. In een cassatie-arrest van 16 juni 2004 betrof het de vraag of de beschikking

om bij verzet te worden berecht door afwezige beschuldigde die in de loop van het

proces alsnog verschijnt kan worden herroepen. Het betrof een zaak met meerdere

beschuldigden en zij waren van oordeel dat de beschikking van de voorzitter dat een

beschuldigde bij verzet wordt berecht onherroepelijk is.147

165. Het Hof van Cassatie stelt dat het perfect mogelijk is dat beschuldigde bij de

opening van de debatten afwezig was en in de loop van de procedure toch nog

verschijnt en verzoekt om aan de debatten deel te nemen om zich te verdedigen. De

verschijnende beschuldigde kan zich dus zonder veel problemen aansluiten bij een

reeds in aanwezigheid van de andere beschuldigden aangevatte procedure. Enkel

als de verzetsprocedure zou zijn aangevangen zonder aanwezigheid van de

beschuldigden, kan ze niet omgezet worden in een procedure op tegenspraak,

omdat de jury dan niet is samengesteld volgens de bepalingen van artikel 242

Gerechtelijk wetboek.148

166. Deze oplossing wordt dan ook verdedigd als de oplossing van het gezond

verstand. Het is beter om het proces verder te zetten, en eventueel bepaalde

onderzoekshandelingen over te doen, dan het hele proces te moeten overdoen.

167. Gezien het feit dat een assisenprocedure een zware procedure is, is het niet

meer dan normaal dat de verstekprocedures tot een minimum worden beperkt. Het is

normaal dat de aanwezigheid van de beschuldigde zoveel mogelijk wordt

bewerkstelligd, dit is om zinloze processen in afwezigheid van de beschuldigde en

om een tweede proces na verzet te kunnen vermijden. In bepaalde situaties kan het

niet anders dat een proces plaats vindt in afwezigheid van de beschuldigde,

bijvoorbeeld als verjaring dreigt en de beschuldigde nog steeds spoorloos is.

146

S. VANDROMME, “Verstek en het Hof van Assisen: de cassatie-arresten van 2 oktober 2002 en 16 juni 2004”, T. Strafr., 2005, 270. 147

S. VANDROMME, “Verstek en het Hof van Assisen: de cassatie-arresten van 2 oktober 2002 en 16

juni 2004”, T. Strafr., 2005, 273. 148

S. VANDROMME, “Verstek en het Hof van Assisen: de cassatie-arresten van 2 oktober 2002 en 16 juni 2004”, T. Strafr., 2005, 273.

Page 60: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

60

5.2 Opschorting en probatieopschorting

168. Er was geruime tijd onduidelijkheid over het feit of de persoonlijke

aanwezigheid van de beklaagde vereist is voor het instemmen met opschorting of

aanvaarden van probatievoorwaarden. 149

169. In een vonnis van de correctionele rechtbank van Brugge werd geoordeeld dat

niet kon worden ingegaan op de vraag tot opschorting omdat de beklaagden hun

persoonlijke instemming niet konden geven.

170. De rechtsleer en rechtspraak nemen intussen aan dat vertegenwoordiging hier

wel mogelijk is. Men neemt aan dat het akkoord voor opschorting of

probatievoorwaarden kan blijken uit bepaalde stukken van de rechtspleging.

Bovendien aanvaard men dat akkoord kan gegeven worden via de raadsman.150

171. Artikel 1, §2 van de probatiewet vereist dat de verdachte wordt ingelicht over

de draagwijdte van de maatregel probatie door de rechter en dat hij hierover gehoord

wordt voor de sluiting van de debatten. Sommige auteurs zijn van oordeel dat deze

informatieplicht en hoorplicht van de verdachte een persoonlijke aanwezigheid van

de toekomstige probant veronderstelt. Dit is mijns inziens een zwakke

veronderstelling, gezien een advocaat ook toelichting kan geven over probatie aan

zijn cliënt en bovendien kan hij ook eventuele opmerkingen formuleren op de zitting

namens zijn cliënt.151

172. Uit probatiewet blijkt dus nergens expliciet dat de beklaagde zelf persoonlijk

aanwezig moet zijn. De advocaat kan met opschorting instemmen als

vertegenwoordiger van zijn cliënt. Hij kan ook de noodzakelijke informatie betreffende

de probatievoorwaarden meedelen aan zijn cliënt. Er is dus geen enkele reden om

aan te nemen dat de persoonlijke verschijning vereist is teneinde een opschorting

van de uitspraak te bekomen.

173. De rechter kan natuurlijk altijd de persoonlijke verschijning bevelen.

149

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 68. 150

P. TRAEST,“De vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde”, T. Strafr. 2000, 209. 151

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 68.

Page 61: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

61

174. De Minister van justitie heeft expliciet gezegd dat de nieuwe wet enkel van

toepassing is op de politierechtbank en de correctionele rechtbank. Alle andere

wetgevingen blijven ongewijzigd. De Minister stelt dat als vertegenwoordiging toch

zou worden toegestaan in deze bijzondere wetgeving, dat de advocaat dan over een

bijzonder mandaat moet beschikken voor aanvaarding van de voorwaarden.152 Deze

visie kan echter niet worden bijgetreden aangezien de wet dit niet expliciet vereist en

bovendien kan het akkoord met een opschorting ook niet uitgelegd worden als een

berusting of een bekentenis van schuld aan de ten laste gelegde feiten.153 Het blijft

echter aangewezen om u als advocaat te wapenen en ter zitting te vertrekken met

een geschreven document uitgaande van zijn cliënt.

175. Het is dus niet omdat de beklaagde uitdrukkelijk zijn instemming moet geven

met de probatievoorwaarden dat hij daarom persoonlijk moet verschijnen. Een

dergelijke verbintenis kan ook door bemiddeling van een raadsman worden

aangegaan.

176. De gevallen waarin de persoonlijke verschijning van de betrokkene als

onontbeerlijk worden beschouwd zijn in ons Belgisch strafrecht zeer beperkt. Het zijn

enkel de gevallen waarin de rechter zich rechtstreeks tot de beklaagde moet wenden

om zijn geestesgesteldheid te beoordelen of zich te vergewissen van zijn

bereidheid.154

5.3 Het opleggen van een werkstraf

177. De werkstraf heeft een persoonlijk en individueel karakter, de strafrechter

bepaalt een geïndividualiseerde straf die de beklaagde persoonlijk moet ondergaan.

De werkstraf is een hoofdstraf die de rechter kan opleggen “indien een feit van die

aard is om door een politiestraf of een correctionele straf gestraft te worden” (artikel

37ter §1 Sw.).155 De wet van 17 april 2002 heeft bepaald dat de werkstraf wordt

ingevoerd als autonome straf in correctionele zaken en politiezaken.156 De wet zelf

152

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 68. 153

P. TRAEST, “De vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde” , T. Strafr., 2000, 209. 154

artikel 53 Wet Strafuitvoering en art. 23 Voorlopige hechteniswet. 155

S. VANDROMME, “werkstraf”, OSS, Afl 46, 1 april 2004, 194. 156

S. VANDROMME, “werkstraf”, OSS, Afl 46, 1 april 2004, 194.

Page 62: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

62

heeft echter geen definitie voorzien van “de werkstraf”. Ze omschrijft enkel de

toepassingsvoorwaarden, de inhoud en de uitvoeringsmodaliteiten.157

178. De rechter moet de beklaagde inlichten over de draagwijdte van de werkstraf

en hij moet de beklaagde horen in zijn opmerkingen158. Dit zijn essentiële

vormvoorschriften voor het opleggen van de werkstraf. Miskenning van deze

voorwaarden kan leiden tot de onwettigheid van de uitspraak van de werkstraf. Na de

grondige inlichting over de draagwijdte van de straf en zijn mogelijkheid om vragen te

stellen, kan de beklaagde instemmen met kennis van zaken.159

179. Artikel 37ter§3 had reeds uitdrukkelijk een recht van vertegenwoordiging

ingebouwd. De rechter kan de werkstraf pas uitspreken als de beklaagde aanwezig is

op de zitting OF vertegenwoordigd is, nadat hij zijn instemming heeft gegeven. Het

zou trouwens zinloos zijn een werkstraf op te leggen aan een veroordeelde als die

zich niet wil engageren om die uit te voeren. Dwangarbeid is in de hedendaagse tijd

immers verboden. Door de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van

de Mens kan de beklaagde niet langer verplicht worden zijn proces persoonlijk bij te

wonen. Om deze reden is uitdrukkelijk bepaald dat de beklaagde zich kan laten

vertegenwoordigen door zijn advocaat. Ook de instemming kan hij bijgevolg geven

via zijn raadsman.

180. De rechter deelt vóór de instemming alle informatie betreffende de werkstraf

mee aan de beklaagde, maar net als bij probatie, kan dit ook via de advocaat die dat

dan doorgeeft aan zijn cliënt.

181. Het staat de rechter echter wel vrij om de persoonlijke verschijning te bevelen.

De rechter doet dit omdat hij zich vaak eerst een beeld wil schetsen van de

beklaagde alvorens een werkstraf voor te stellen. Het is heel belangrijk voor de

rechter om een zeer volledig beeld van de verdachte en de situatie te krijgen, omdat

hij zich ervan wil vergewissen dat de werkstraf een gepaste sanctie inhoudt voor het

criminele gedrag. Om hem hierbij te helpen kan hij ook een maatschappelijke

157

S. VANDROMME, “werkstraf”, OSS, Afl 46, 1 april 2004, 195. 158

Art. 37ter §3 eerste lid Sw. 159

S. VANDROMME, “werkstraf”, OSS, Afl 46, 1 april 2004, 213.

Page 63: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

63

enquête bevelen, zodat hij bijkomende informatie heeft over de sociale achtergrond,

de fysieke en intellectuele capaciteiten van de beklaagde.160

182. Vaak acht de rechter ook dit niet voldoende en wil hij de beklaagde in

persoon zien. De rechter kan in dat geval opteren om een kort uitstel te verlenen om

de beklaagde in persoon te horen en in te lichten over de draagwijdte van zijn

werkstraf.161 Bijkomend zal de rechter ook rekening houden met de eventuele

slachtoffers162. Voor alle duidelijkheid: het slachtoffer heeft geen inspraak in de

keuze en de omvang van de straf, maar de rechter zal die elementen wel meenemen

in zijn keuze voor het al dan niet opleggen van een werkstraf.

183. Het opleggen van een werkstraf bij verstek is dus niet mogelijk, aangezien

noch de beklaagde zelf, noch zijn raadsman met de werkstraf kan instemmen.

184. De vraag rijst nu of het mogelijk is een werkstraf op te leggen in het geval er

toepassing wordt gemaakt van artikel 152 §2 en 185 §2 Sv. Het vonnis wordt dan

geacht op tegenspraak te zijn gewezen indien de beklaagde op de inleidende zitting

wel verschijnt (in persoon of via raadsman) en nadien geen gevolg geeft aan een

bevel persoonlijke verschijning uitgevaardigd door de rechter. Het antwoord op deze

vraag is afhankelijk van een aantal factoren: is de beklaagde ingelicht over de

draagwijdte van de werkstraf? Werd de beklaagde in zijn opmerkingen gehoord?

Heeft hij zijn instemming kunnen geven?163

185. In de praktijk zal deze vraag in de meeste gevallen negatief worden

beantwoord. Hoe kan een beklaagde geïnformeerd worden over de draagwijdte van

de werkstraf en zijn instemming geven, als noch hijzelf, noch zijn raadsman

aanwezig zijn op de zitting.

186. De rechter neemt de niet-verschijning in zijn achterhoofd om een beslissing

inzake toekenning van een werkstraf te nemen. Uit de praktijk blijkt dat de rechter

bijna nooit een werkstraf zal toekennen aan iemand die niet persoonlijk wil

verschijnen op de zitting. De rechter kan hieruit afleiden dat de beklaagde niet

160

S. VANDROMME, “werkstraf”, OSS, Afl 46, 1 april 2004, 213. 161

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 488. 162

Artikel 37ter §3 eerste lid Sw. 163

S. VANDROMME, “werkstraf”, OSS, Afl 46, 1 april 2004, 213.

Page 64: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

64

genoeg wilskracht, doorzettingsvermogen en engagement in zich heeft om een

werkstraf uit te voeren.

5.4 Heterdaadprocedure (artikel 34 sv.)

187. De Procureur des Konings kan zich bij een ontdekking op heterdaad ter

plaatse begeven om de nodige onderzoeksdaden te stellen. Er wordt een proces-

verbaal opgesteld van de vaststelling van het misdrijf, de gesteldheid der plaats en

verklaringen van aanwezige personen. De Procureur geeft dan bericht aan de

onderzoeksrechter van zijn bezoek ter plaatse.164

188. De Procureur kan om het even wie verbieden de plaats van het misdrijf te

verlaten alvorens hij alles in zijn pv heeft opgenomen. De straf hierop wordt

uitgesproken door de onderzoeksrechter, op conclusie van de procureur, nadat de

overtreder is gedagvaard en gehoord.165

189. De vraag was of in deze procedure ook het recht op vertegenwoordiging

diende ingeschreven te worden. De straffen zijn niet al te zwaar maar toch kan

vertegenwoordiging het enige middel zijn dat de verdediging van de beklaagde

mogelijk maakt. Tegen een veroordeling bij verstek staat hier echter geen enkel

rechtsmiddel meer open.166

5.5 Procedure voor jeugdrechtbank

190. Artikel 54, eerste lid van de jeugdbeschermingswet bepaalt dat partijen zich

door een advocaat mogen laten vertegenwoordigen, behalve in de gevallen bepaald

in titel II, hoofdstuk III waarin ze in persoon moeten verschijnen. Daaronder vallen

strafzaken tegen minderjarigen die, een als misdrijf omschreven feit hebben

gepleegd. Men stelt hierbij dat de maatregelen die de jeugdrechter oplegt zeer

persoonlijk zijn en daarom zou het moeilijk uit te leggen zijn om deze maatregelen op

te leggen aan de minderjarige zonder dat hijzelf aanwezig is. Het Hof van Beroep te

164

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12

februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 489. 165

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12

februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 489. 166

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12

februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 489.

Page 65: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

65

Brussel oordeelde dat de minderjarige om die redenen enkel mag vertegenwoordigd

worden door aan advocaat in geval van overmacht.167

191. De vraag rijst dus of het recht op vertegenwoordiging, dat voortvloeit uit art.

185 Sv. ook kan toegepast worden voor de jeugdrechter? De berechting van de

minderjarige verloopt immers op precies dezelfde manier als voor een correctionele

rechtbank (art. 62 JBW).

192. Zowel de rechtspraak als de rechtsleer nemen verschillende stellingen in

omtrent deze problematiek.

193. Uit het arrest van Geyseghem volgt dat de rechter de advocaat het woord niet

mag ontnemen. De plicht tot verschijnen die voortvloeit uit artikel 54 JBW boet

hierdoor aan belang in. De jeugdrechter kan altijd een bevel tot persoonlijke

verschijning uitvaardigen om de minderjarige te lokken naar de zitting. Indien de

minderjarige hier geen gevolg aan geeft, dan kan de rechter ook niet anders dan

vertegenwoordiging toe te staan.168

194. Sommigen zijn van mening dat de opvoedende rol die de jeugdrechtbanken

vervullen een afwijking op het recht van verdediging kan rechtvaardigen. Anderen,

waaronder Ph. Traest169, zijn niet door deze stelling overtuigd. “De persoonlijke

aanpak van de jongere betekent niet noodzakelijk dat vertegenwoordiging beperkt

moet blijven tot de gevallen van onmogelijkheid om persoonlijk te verschijnen.” Ook

hier zou de behandeling van de zaak zonder de advocaat, die wel wenst het woord te

nemen, een disproportionele aantasting zijn op het recht op verdediging.

195. Bovendien heeft het EVRM voorrang op de jeugdbeschermingswet. De

wetgever heeft echter nagelaten om deze problematiek te verduidelijken in de

jeugdbeschermingswet.

196. Verder bepaald artikel 54 nog dat de rechtbank ten allen tijde de persoonlijke

verschijning kan bevelen.

167

N. CALUWE, “De procesbekwaamheid van minderjarigen”, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2006, 216. 168

N. CALUWE, “De procesbekwaamheid van minderjarigen”, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2006,

216. 169

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004.

Page 66: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

66

5.6 Strafprocedure tegen ministers

197. In de bijzondere wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke

verantwoordelijkheid van ministers staat, dat de betrokken minister moet verschijnen

na dagvaarding door de procureur-generaal. De wijze van verschijning wordt echter

niet verduidelijkt. Daarom rijst de vraag of vertegenwoordiging ook hier is

toegestaan.170

198. Artikel 25 van die bijzondere wet maakt melding dat de wetsbepalingen die

gelden voor de correctionele rechtbanken ook hier van toepassing zijn. Op die

manier zou ook het nieuw artikel 185 Sv. van toepassing zijn op deze bijzondere

procedure, zolang ze echter niet strijdig is met de bepalingen uit de bijzondere wet.

5.7 Rehabilitatieprocedure

199. Artikel 630 in fine Sv. stelt het volgende: “De verzoeker moet in persoon

verschijnen op elke terechtzitting, behalve op die waarop het arrest wordt

uitgesproken. Indien hij niet verschijnt zonder een wettige reden van verschoning aan

te voeren, wijst het Hof zijn aanvraag af.”

200. De vraag is dus of deze procedure ook zou moeten aangepast worden aan de

rechtspraak van het Europees Hof. De rehabilitatieprocedure is echter geen

procedure die gaat over de grond van de strafvordering. Ze kan wel worden aanzien

als een procedure tot vaststelling van de burgerlijke rechten en plichten.171 In dat

geval valt de procedure enkel binnen het toepassingsgebied van artikel 6.1 EVRM en

dat omvat niet het recht op bijstand, zoals bepaald in artikel 6.3.c EVRM.172

201. Het betreft hier een verzoek van de veroordeelde zelf om rehabilitatie te

bekomen, we mogen er dus redelijkerwijze van uitgaan dat de veroordeelde zelf

persoonlijk wil verschijnen om dat verzoek ingewilligd te krijgen. Het is dan ook niet

170

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12

februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 488. 171

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 489. 172

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12

februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 489.

Page 67: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

67

onredelijk dat er een verplichte verschijning staat ingeschreven in de wet, behoudens

in de gevallen van een wettige verschoning.173

5.8 De procedures voor de onderzoeksgerechten

202. De rechtspraak van het Europees Hof is in principe enkel van toepassing op

procedures over de gegrondheid van de strafvordering. Het vooronderzoek blijft er

dus in principe buiten. Tenzij dat artikel 6 E.V.R.M. zo erg zou geschonden zijn dat

de procedure in haar geheel geen eerlijk karkater meer zou hebben. Maar normaliter

zal een miskenning van een recht in de vooronderzoeken achteraf nog kunnen

worden hersteld voor de vonnisrechter.174

203. Artikel 127, 7e lid sv. bepaald, in verband met de regeling van de

rechtspleging, dat partijen kunnen worden bijgestaan of vertegenwoordigd worden

door een advocaat. Die vertegenwoordiging kan ongeacht de reden van

afwezigheid.175

204. De raadkamer kan echter altijd de persoonlijke verschijning bevelen. De

rechtspraak neemt wel aan dat als de betrokkene niet verschijnt na zo’n bevel tot

persoonlijke verschijning, ook haar advocaat niet tot de verdediging is toegelaten en

dus ook geen onregelmatigheden kan opwerpen of buitenvervolgingstelling kan

bepleiten.

205. Voor beschikkingen van de raadkamer inzake de regeling van de

rechtspleging bestaat dus eigenlijk geen onderscheid tussen beslissingen bij verstek

of op tegenspraak. Indien de verdachte niet verschijnt, noch zijn raadsman dan zal

de raadkamer uitspraak doen. Hoger beroep is dan enkel nog mogelijk in de gevallen

bij wet bepaald. Indien de rechter een bevel tot persoonlijke verschijning zou bevolen

hebben, kan dit geenszins een dwangmiddel inhouden. De raadsman die dan zou

verschijnen zonder zijn cliënt zal meestal niet toegelaten worden om zijn cliënt te

vertegenwoordigen. In dat geval zal de beslissing van de raadkamer toch als op

173

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 489. 174

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12

februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 489. 175

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12

februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 490.

Page 68: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

68

tegenspraak worden aanzien. In geval de raadsman wel wordt toegelaten tot

vertegenwoordiging zal de beslissing vanzelfsprekend ook een beslissing op

tegenspraak zijn.176

206. De vraag rijst of het recht op een eerlijk proces geschonden is indien de

raadsman niet wordt toegelaten tot vertegenwoordiging van zijn cliënt. Deze vraag

wordt negatief beantwoord in de rechtsleer. De verwezen inverdenkinggestelde heeft

immers nog de kans om zich ten volle te verdedigen voor de vonnisrechter. Is dit

antwoord wel nog actueel? Wat als de inverdenkinggestelde de gelegenheid wordt

ontnomen om onregelmatigheden aan te voeren? In dat geval is de impact van de

weigering van vertegenwoordiging na een bevel tot persoonlijke verschijning veel

groter dan vroeger.177

207. Aangezien artikel 6 EVRM hier niet van toepassing is, moet de procedure in

principe ook niet worden aangepast aan de Europese rechtspraak. Nochtans lijkt het

niet ondenkbaar dat een uitbreiding van de leer van het arrest Van Geyseghem naar

voorlopige hechtenis er dreigt te komen. Het zal echter niet eenvoudig zijn om aan te

tonen dat bij weigering van vertegenwoordiging voor een zitting van de raadkamer

het eerlijk proces van de procedure in zijn geheel is geschonden.

208. De vraag stelt zich nu: wat met de voortvluchtige verdachten? Een gerechtelijk

onderzoek kan vanzelfsprekend gevoerd worden tegen een voortvluchtige verdachte.

Na afronding van het onderzoek beslist de raadkamer over het verdere gevolg van

de zaak. Indien de verdachte nog steeds voortvluchtig is, is de kans klein dat hij zijn

belangen persoonlijk komt behartigen in de procedure regeling der rechtspleging. Zo

gebeurde het in de praktijk ook dat de voortvluchtige, noch zijn advocaat verschenen.

Wanneer de zaak voor de kamer van inbeschuldigingstelling kwam, verscheen de

advocaat wel. De kamer van inbeschuldigingstelling stond de advocaat toe om zijn

voortvluchtige cliënt te vertegenwoordigen, maar ze weigerde om in te gaan op het

verzoek om de zaak uit te stellen. De kamer van inbeschuldigingstelling weigerde dit

om de simpele reden dat de verdachte voortvluchtig was. Het Hof van Cassatie178 is

176

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 56. 177

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 56. 178

Cass. 11 januari 2006, www.cass.be.

Page 69: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

69

van oordeel dat een voortvluchtige verdachte geen afstand kan doen van zijn recht

op verdediging juist door het loutere feit dat hij voortvluchtig is.179

209. Artikel 223 Sv. stelt dat de verdachte zich tijdens de procedure voor de kamer

van inbeschuldigingstelling kan laten vertegenwoordigen, met inachtneming van de

regels voor verschijning van de raadkamer. Het Hof van Cassatie leidt hieruit af dat

de wetgever gewild heeft, dat een verdachte die zich wil laten vertegenwoordigen

ook effectief aan de procedure op tegenspraak voor de kamer van

inbeschuldigingstelling moet kunnen deelnemen. Het Hof heeft dus beslist dat de

kamer van inbeschuldigingstelling het recht van verdediging geschonden heeft door

het verzoek om uitstel af te wijzen met als enig argument dat de verdachte

voortvluchtig is.180

5.9 Bemiddeling in strafzaken

210. Artikel 216ter §6 sv. bepaald dat de dader zich kan laten bijstaan door een

advocaat, in verband met rechtspleging bij bemiddeling in strafzaken.

Vertegenwoordiging door een advocaat is echter niet toegelaten door de wet.181

211. De persoonlijke betrokkenheid van de betrokkene bij bemiddeling is van

essentieel belang, om deze redenen kan de persoonlijke aanwezigheid van de

betrokkene ook redelijkerwijze worden verlangd.182

179

S. VANDROMME, “Ook voortvluchtige verdachte heeft recht op verdediging”, De juristenkrant, 26 april 2006, afl.128. 180

S. VANDROMME, “Ook voortvluchtige verdachte heeft recht op verdediging”, De juristenkrant, 26

april 2006, afl.128. 181

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 490. 182

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 490.

Page 70: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

70

HOOFDSTUK 6: De verschijning in enkele bijzondere gevallen

6.1 Vertegenwoordiging in correctionele zaken in laatste aanleg

212. In het arrest Van Geyseghem stelde zich ook de vraag of de beklaagde recht

had op vertegenwoordiging in laatste aanleg. De advocaat van de beklaagde diende

de kans te krijgen om zijn cliënt te verdedigen, zelfs als zijn cliënt zich niet in de

onmogelijkheid bevond om persoonlijk te verschijnen. Uit het arrest Van Geyseghem

kan duidelijk worden afgeleid dat de aard of het voorwerp van het verweer geen rol

speelt.183

213. De nieuwe regeling staat de partijen toe om zich door een raadsman te laten

vertegenwoordigen. Er wordt in de nieuwe wet geen onderscheid gemaakt tussen de

politierechtbank en correctionele rechtbank of tussen eerste en laatste aanleg. De

beklaagde mag zich zelfs op verzet door zijn advocaat laten vertegenwoordigen.

6.2 Vertegenwoordiging indien nog verzet of hoger beroep mogelijk is

214. De vraag stelt zich of de beklaagde die in tweede aanleg niet verschijnt en nog

verzet instelt tegen zijn veroordeling in tweede aanleg ook beroep zou kunnen doen

op vertegenwoordiging door een raadsman. Het antwoord is bevestigend. Er bestaat

een recht op vertegenwoordiging in alle fasen van het proces. Dit recht geldt dus ook

in de fase waarbij nog verzet mogelijk is.184 Dit recht blijkt ook uit de nieuwe

wetgeving, die steeds een recht van vertegenwoordiging voorziet, ongeacht of

verzet of hoger beroep nog mogelijk is.

6.3 Regeling der rechtspleging voor de onderzoeksgerechten

215. De procedure voor de onderzoeksgerechten valt duidelijk niet onder de

nieuwe wet van 2003. De nieuwe procedure inzake de persoonlijke verschijning is er

gekomen naar aanleiding van een schending van artikel 6 E.V.R.M. De schending

van dit artikel kan slechts in heel uitzonderlijke gevallen ingeroepen worden voor de

183

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 53. 184

P. TRAEST,“De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 54.

Page 71: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

71

onderzoeksgerechten. Dit is enkel wanneer door schending van artikel 6 E.V.R.M. in

het vooronderzoek het eerlijk proces voor het vonnisgerecht aantast.185

216. Artikel 127, zevendelid Sv. stelt dat de partijen zich kunnen laten bijstaan of

vertegenwoordigen door een raadsman. De wet legt dus niet de verplichte

persoonlijke verschijning op. Het artikel bevat echter wel de bevoegdheid voor de

raadkamer om de persoonlijke verschijning te bevelen. Tegen deze beslissing van de

raadkamer staat geen rechtsmiddel open. Dit artikel is vanzelfsprekend ook van

toepassing voor de Kamer van Inbeschuldigingstelling die uitspraak doet in hoger

beroep. 186

217. Tegen beschikkingen van de raadkamer staat eigenlijk geen verzet open, er is

dus in wezen geen verschil tussen beslissingen bij verstek of op tegenspraak. Indien

niemand (noch de partij, noch de raadsman) verschijnt voor de raadkamer bij de

regeling der rechtspleging, zal de raadkamer gewoon uitspraak doen waarna enkel

nog hoger beroep mogelijk is in de gevallen bij wet bepaalt.187

218. Een bevel tot persoonlijke verschijning is geen dwangmiddel en kan de partij

niet verplichten om te verschijnen. De raadkamer kan de advocaat toestaan om zijn

cliënt te vertegenwoordigen, maar is daar zeker niet toe verplicht.

219. De vraag is nu of het recht op eerlijk proces geschonden is doordat de

raadsman niet wordt toegelaten zijn cliënt te vertegenwoordigen. Het antwoord is

negatief. De verwezen inverdenkinggestelde kan zich voor het vonnisgerecht nog

steeds ten volle verdedigen.188

6.4 Bevel tot persoonlijke verschijning

220. Het bevel tot persoonlijke verschijning werd reeds voorzien in de wet voor de

wetswijziging van 2003. De wet van 12 februari 2003 heeft niet geraakt aan dit bevel

185

P. TRAEST,“De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 55. 186

P. TRAEST,“De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 55. 187

P. TRAEST,“De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 56. 188

P. TRAEST,“De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 56.

Page 72: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

72

tot persoonlijke verschijning. De mogelijkheid werd volledig behouden en opnieuw

geformuleerd in de tweede paragraaf van de nieuwe artikelen.189

221. Vroeger werd echter aangenomen dat indien de beklaagde geen gevolg geeft

aan een bevel tot persoonlijke verschijning, maar zijn advocaat is wel aanwezig, dan

kan de advocaat geen vragen stellen aan de getuigen en zelfs geen conclusies

neerleggen.190

222. Nu wordt aangenomen dat de beklaagde tegen wie een bevel tot persoonlijke

verschijning is uitgevaardigd en niet verschijnt, zich kan laten vertegenwoordigen

door een raadsman. De rechter kan niet anders dan de advocaat toe te staan zijn

cliënt te verdedigen als die geen gevolg geeft aan het bevel.

223. De wet stelt niet uitdrukkelijk dat vertegenwoordiging is toegestaan na de niet-

verschijning na bevel tot persoonlijke verschijning. De wet stelt dat

vertegenwoordiging steeds wordt toegestaan, dus wordt er aangenomen dat dit ook

het geval is na een bevel tot persoonlijke verschijning.

224. In theorie heeft dit bevel tot persoonlijke verschijning zeer veel aan zijn nut

ingeboet. In de praktijk is het echter wel nog een effectief middel. Indien de rechter

een bevel tot persoonlijke verschijning uitvaardigt, wat hij overigens niet vaak doet,

zal in quasi alle gevallen de beklaagde ook effectief verschijnen in persoon.191

225. Het bevel tot persoonlijke verschijning is eigenlijk slechts een aanmaning voor

de beklaagde om te verschijnen op de zitting, het heeft geenszins de waarde van

een bevel tot medebrenging.

6.5 De voorlopige hechtenis

226. Zoals hoger reeds gezegd (zie supra 215) is de nieuwe regeling inzake

persoonlijke verschijning niet van toepassing op de onderzoeksgerechten die

uitspraak doen over de voorlopige hechtenis.

189

P. TRAEST,“De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 57. 190

P. TRAEST,“De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 57. 191

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 60.

Page 73: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

73

227. Het is vaste rechtspraak dat de onderzoeksgerechten de vertegenwoordiging

van een niet-verschijnende verdachte weigeren, al blijkt dat de toepassing van dit

principe wel verschilt van gerecht tot gerecht. Door de weigering te verschijnen zou

de verdachte de wil uitdrukken om zich niet te verantwoorden voor de rechter. Dit is

mijns inziens een zwakke motivering aangezien de advocaat zich namens zijn cliënt

aanbiedt en de wens uitdrukt om zijn cliënt te vertegenwoordigen.192

228. Artikel 23, 2° Voorlopige Hechteniswet zegt uitdrukkelijk dat de verdachte door

zijn raadsman kan vertegenwoordigd worden indien hij zich in de onmogelijkheid

bevindt om te verschijnen. Het betreft hier een recht voor de verdachte om zich te

laten vertegenwoordigen. In tegenstelling tot de vonnisrechter die onder de vroegere

wetgeving een bewezen onmogelijkheid toch nog kon weigeren, is de

vertegenwoordiging in dit geval een recht.193

229. Advocaat-generaal VANDERMEERSCH stelt dat de wettelijke mogelijkheid

om vertegenwoordiging te weigeren geschrapt dient te worden uit onze wetgeving.

Hij steunt zich hierbij op de arresten Goedhart en Van Geyseghem van het Europees

Hof voor de rechten van de mens. In deze arresten stelt het Hof uitdrukkelijk dat

vertegenwoordiging voor de feitenrechter mogelijk is. Vandermeersch verwijst ook

naar de rechtspraak inzake Lamy en Mooren, waarin het Europees Hof aangeeft dat

de waarborgen van artikel 6 E.V.R.M. zoveel mogelijk getransponeerd dienen te

worden op de rechtspleging inzake voorlopige hechtenis.

230. Het Hof van Cassatie houdt echter vast aan haar rechtspraak en past artikel

23, 2° in fine voorlopige hechteniswet strikt toe. Het Hof blijft van mening dat de

onderzoeksgerechten de vertegenwoordiging van de aangehouden

inverdenkinggestelde die niet wenst te verschijnen kan weigeren.

231. De vraag wordt ook gesteld naar het recht van vertegenwoordiging bij het

debat over een bevel tot onmiddellijke aanhouding (artikel 33 §2 voorlopige

hechteniswet). Artikel 33 §2 in fine stelt dat de beklaagde en zijn raadsman worden

gehoord als ze aanwezig zijn. Er wordt aanvaard dat de raadsman bij niet

verschijning van de beklaagde dan ook enkel mag pleiten als hij daarvoor

192

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 61. 193

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 62.

Page 74: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

74

toestemming krijgt. De belangrijkste vraag in heel deze zaak is of de vonnisrechter

kan weigeren aan de advocaat om zijn cliënt te vertegenwoordigen. Dit debat heeft

geen betrekking over de gegrondheid van de strafvervolging. De schuldvraag en de

strafmaat staan reeds vast. De onmiddellijke aanhouding wordt beschouwd als een

vorm van voorlopige hechtenis die dient om de uitvoering van de straf te waarborgen

zolang die niet definitief is.194

232. Er kan wel worden aangenomen dat het bevel tot onmiddellijke aanhouding

geen beslissing is die los staat van de veroordeling zelf. Het kan dus als

problematisch worden aanzien dat de raadsman zijn cliënt wel kan

vertegenwoordigen voor wat betreft de schuldvraag en de strafmaat maar dat hij dit

niet meer mag onmiddellijk daarna, inzake het debat van de onmiddellijke

aanhouding. Het nauwe verband tussen de twee debatten kan aanzien worden als

een argument pro vertegenwoordiging in het debat over de onmiddellijke

aanhouding.

233. De wet van 12 februari 2003 heeft niets gewijzigd inzake de onmiddellijke

aanhouding. Uit het feit dat vertegenwoordiging nu mogelijk is voor de correctionele

rechtbank kan niet automatisch worden afgeleid dat dit ook zo is bij het debat over de

onmiddellijke aanhouding. Dit laatste wordt immers geregeld door de voorlopige

hechteniswet en niet door artikel 185 Sv.195

194

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 63. 195

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 64.

Page 75: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

75

HOOFDSTUK 7: welke dwangmiddelen dan wel gebruiken om

beklaagde aan te zetten om persoonlijk voor rechtbank te

verschijnen?

234. De beklaagde kan zich nu altijd laten vertegenwoordigen door een advocaat,

daardoor rijst de vraag hoe de betrokkene ertoe kan worden aangezet om toch

persoonlijk voor de rechter te verschijnen. De bestaande middelen kunnen nog

weinig worden toegepast: het bevel tot persoonlijke verschijning bijvoorbeeld is op

geen enkele manier afdwingbaar. Wat is het nut dan nog van de persoonlijke

verschijning in strafzaken, en zijn er nog alternatieven?

235. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft op geen enkel moment

de staten verboden om maatregelen te nemen die de aanwezigheid van de

beklaagde verzekeren. De sanctie mag echter niet zijn dat de betrokkene

vertegenwoordiging via een raadsman wordt ontnomen.

236. In de nieuwe wet van 2003 is een tweevoudig drukkingsmiddel ingevoerd:

enerzijds de op tegenspraak geachte beslissing en anderzijds het bevel tot

medebrenging. Deze sancties kunnen slechts in één geval worden gebruikt, namelijk

in de situatie waarin de beklaagde op de inleidende zitting is verschenen, en in de

loop van het geding is een bevel tot persoonlijke verschijning uitgevaardigd waaraan

geen gevolg is gegeven (noch beklaagde, noch zijn advocaat verschijnt nog).

Wanneer de advocaat toch zou verschijnen, om zijn cliënt te vertegenwoordigen, dan

is de procedure sowieso op tegenspraak. 196

7.1 Verplichting tot persoonlijke verschijning

237. Het is niet verboden voor de nationale wetgever om nog steeds de

persoonlijke verschijning te bevelen, wanneer ze dat nodig acht in het kader van de

waarheidsvinding. De persoonlijke verschijning is nog altijd zeer belangrijk omdat het

de rechter een beeld schetst van de beklaagde zodat hij een passende straf kan

opleggen. 197

196

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 490. 197

P. TRAEST,“De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 73.

Page 76: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

76

238. Het Europees Hof is nog altijd voor de persoonlijke verschijning omdat zij vindt

dat dat thuishoort in een democratische rechtsbedeling. Rechtstreekse tegenspraak

wordt nog altijd verkozen boven onrechtstreeks contact. Dit belet niet aan de

beklaagde om zich op zijn zwijgrecht te beroepen en niet deel te nemen aan de

debatten.198

239. Onze nationale wetgever heeft de verplichting om persoonlijk te verschijnen

afgeschaft, maar dat neemt niet weg dat de mogelijkheid om een bevel tot

persoonlijke verschijning uit te vaardigen nog steeds bestaat.

Het probleem situeert zich op het vlak van de gevolgen van de afwezigheid van de

beklaagde en de sanctie die hem daarvoor kan worden opgelegd.199

240. De niet-verschijning van de betrokkene mag zeker niet worden aanzien als

bewijs van schuld of als motief worden gebruikt om een hogere straf op te leggen.

Het verstek is een recht en de betrokkene kan niet gesanctioneerd worden als hij dit

recht uitoefent.

241. Er zijn dus bijzonder weinig middelen voorhanden die de beklaagde dwingen

om persoonlijk te verschijnen en die aanvaardbaar zijn in het licht van het EVRM.200

7.1.1 Begrip bevel tot persoonlijke verschijning

242. Het bevel tot persoonlijke verschijning is een rechterlijke beslissing. Deze

beslissing houdt in dat een bepaalde procespartij wordt opgeroepen om in persoon te

verschijnen teneinde enige uitleg of toelichting te verschaffen aan de rechter.201 De

rechter kan het soms nodig achten om bepaalde zaken uit de mond van de

beklaagde te horen. Deze antwoorden kunnen onvoorbereid zijn en werpen soms

198

P. TRAEST,“De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 73. 199

P. TRAEST,“De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 74. 200

P. TRAEST,“De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 74. 201

A. VANDEPLAS, “Bevel tot persoonlijke verschijning”, OSS afl 43, 30 juni 2003,101.

Page 77: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

77

een heel andere kijk op de zaak in tegenstelling tot het doorgewinterd pleidooi van de

advocaat.202

De term ‘verschijnen’, zoals vastgesteld in artikel 185 Sv. houdt dus in dat de

beklaagde niet alleen fysiek aanwezig dient te zijn op de zitting, maar zich ook

aanbiedt aan de rechter om deel te nemen aan de debatten en te reageren op de

tenlasteleggingen. Hieruit volgt dat ook beklaagden die in voorlopige hechtenis zitten

verstek kunnen laten gaan door expliciet te kennen te geven niet te willen deelnemen

aan de debatten.203

7.1.2 Rechtskarakter

243. Deze beslissing om een bevel uit te vaardigen wordt door de rechtbank

genomen, op verzoek van het Openbaar Ministerie, een van de procespartijen of van

ambtswege.

Het betreft een discretionaire beslissing, die de rechter dus niet hoeft te motiveren.

Hij kan zelfs op elk moment afzien van zijn beslissing en zonder enige motivatie

beslissen dat het uitgevaardigde bevel tot persoonlijke verschijning niet meer nodig

is.

De beslissing moet aanzien worden als een uitnodiging om persoonlijk zijn standpunt

te komen uiteenzetten. De strafrechter neemt nog geen standpunt in omtrent de

zaak, maar neemt deze voorbereidende beslissing om de beklaagde eens in persoon

te kunnen zien.204

244. Aangezien het verstek een recht is, kan de persoonlijke verschijning niet onder

dwang worden uitgevoerd205.

7.1.3 Bevoegdheid

245. De artikelen 152§2 en 185§2 Sv. geven zowel de politierechter als de

correctionele rechter het recht om persoonlijke verschijning te bevelen. Dit recht geldt

ook in hoger beroep voor de correctionele rechtbank en het Hof van Beroep.206

202

A. VANDEPLAS, “Bevel tot persoonlijke verschijning”, OSS afl 43, 30 juni 2003 102. 203

B. DE SMET, “Verstek en verzet in strafzaken”, CABG, 2003, afl. 3, 26. 204

A. VANDEPLAS, “Bevel tot persoonlijke verschijning”, OSS afl 43, 30 juni 2003, 102. 205

B. DE SMET, “Verstek en verzet in strafzaken”, CABG, 2003, afl. 3, 21. 206

art 176 en 211 Sv.

Page 78: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

78

De persoonlijke verschijning kan worden bevolen in elke stand van het geding, zelfs

ingeval er vroeger reeds vertegenwoordiging is toegestaan.207 De tekst van de wet is

zeer duidelijk en stelt: “in elke stand van het geding”. Concreet betekent dit dus dat

als noch de beklaagde in persoon, noch zijn advocaat, op de inleidingszitting zijn

verschenen de rechter ook een bevel tot persoonlijke verschijning kan uitvaardigen.

Tegen dit bevel tot persoonlijke verschijning staat geen rechtsmiddel open.

7.1.4 Betrokken partijen

246. De rechter kan het bevel tot persoonlijke verschijning bevelen ten aanzien van

de beklaagde, de burgerlijk aansprakelijke partij en van de burgerlijke partij.

Als het om een vennootschap gaat, dan is het de persoon die krachtens de statuten

de bevoegdheid heeft om de vennootschap in rechte te vertegenwoordigen, die

gevolg zal moeten geven aan het bevel.208

7.1.5 Rechtspleging

247. Het vonnis dat de persoonlijke verschijning beveelt zal aan de betrokken

procespartij worden betekend, samen met de dagvaarding om te verschijnen op de

door de rechtbank vastgestelde datum.209

248. De rechter mag, ondanks deze regel, toch overgaan tot verhoor van een partij

die ter zitting aanwezig is, hoewel die partij niet verplicht was aanwezig te zijn.210

249. In beginsel is de procespartij verplicht gevolg te geven aan dit bevel, maar als

de betrokkene niet verschijnt ter terechtzitting, ondanks het bevel, dan kan hij alsnog

worden vertegenwoordigd door een advocaat en geschiedt de rechtspleging wel op

tegenspraak.

Indien noch de betrokkene, noch zijn advocaat verschijnt, dan zal de rechtspleging

bij verstek verlopen.

207

A. VANDPELAS, “Bevel tot persoonlijke verschijning”, OSS, afl 43, 30 juni 2003, 103. 208

A. VANDEPLAS, “Bevel tot persoonlijke verschijning”, OSS afl 43, 30 juni 2003, 104 209

A. VANDEPLAS, “Bevel tot persoonlijke verschijning”, OSS afl 43, 30 juni 2003, 104 210

A. VANDEPLAS, “Bevel tot persoonlijke verschijning”, OSS afl 43, 30 juni 2003, 104

Page 79: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

79

250. Indien de beklaagde noch in persoon, noch zijn advocaat is verschenen, terwijl

hij op de inleidende zitting wel is verschenen, dan wordt het vonnis geacht op

tegenspraak te zijn uitgesproken.

De weigering om te verschijnen mag in geen geval worden gelijkgesteld met een

bekentenis. De rechter mag deze weigering ook niet in aanmerking nemen bij de

straftoemeting. De persoonlijke verschijning biedt de procespartij de gelegenheid om

haar standpunt ter zitting duidelijk te maken, maar als de betrokkene daar geen

gebruik van wenst te maken, dan voorziet de wetgever niet in een sanctie.

251. Wat wordt nu verstaan onder ‘verschijnen van de beklaagde’? Hiermee wordt

bedoeld het zich aanmelden ter terechtzitting teneinde actief deel te nemen aan de

debatten. De beklaagde moet dus de nodige info verstrekken aan de rechter over de

feiten.211

252. Het is duidelijk dat het bevel tot persoonlijke verschijning sinds het arrest Van

Geyseghem veel aan betekenis heeft verloren.212 In dit arrest werd duidelijk dat de

sanctie van uitsluiting van vertegenwoordiging onverenigbaar is met het recht op een

eerlijk proces. Het Hof van Cassatie nam daarom aan dat ook al negeert de

beklaagde het bevel tot persoonlijke verschijning, toch mag hij zich laten

vertegenwoordigen zodat zijn proces wel op tegenspraak gebeurt.

7.2 Bevel tot medebrenging

253. In de nieuwe wet van 12 februari 2003 is de mogelijkheid voorzien voor de

rechter om een bevel tot medebrenging uit te vaardigen tegen beklaagden die in de

loop van het proces verstek laten gaan213 (art. 185 §2 Sv.). Het bevel tot

medebrenging is een rechterlijke bevel die een titel tot vrijheidsberoving creëert voor

24 uur effectieve vrijheidsbeneming.

254. Bij gebrek aan een wettelijke regeling hieromtrent, dient de voorlopige

hechteniswet naar analogie te worden toegepast voor het bevel tot medebrenging

211

A. VANDEPLAS, “Bevel tot persoonlijke verschijning”, OSS afl 43, 30 juni 2003, 106. 212

A. VANDEPLAS, “Bevel tot persoonlijke verschijning”, OSS afl 43, 30 juni 2003, 104. 213

B. DE SMET, “Verstek en verzet in strafzaken”, CABG, 2003, afl. 3, 22.

Page 80: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

80

dat de correctionele rechtbank of de politierechtbank nu krachtens art. 152 en 185

Sv. kan uitvaardigen.214

255. De strafrechter kan een bevel tot medebrenging uitvaardigen ten aanzien van

de beklaagde die geen gevolg geeft aan het bevel tot persoonlijke verschijning.215

Artikel 3 van voorlopige hechteniswet stelt dat het bevel tot medebrenging met

redenen moet zijn omkleed. Er wordt aangenomen dat het loutere geen gevolg

geven aan een bevel persoonlijke verschijning, op zichzelf voldoende is om een

bevel tot medebrenging uit te vaardigen.

Dit bevel moet worden betekend op het moment van de vrijheidsbeneming en laat

een hechtenis toe van 24 uur.

Het bevel tot medebrenging mag alleen worden uitgevaardigd tegen de beklaagde,

en niet tegen andere procespartijen.

256. Het Hof van Cassatie maakt melding van de volgende zaken die het bevel tot

medebrenging moet inhouden: identiteit van de betrokkene, plaats, datum en

omschrijving van het ten laste gelegde feit en opsomming van de wetsartikelen die

het feit als misdrijf omschrijven en de strafmaat bepalen. De betrokkene is

normalerwijze op de hoogte van de tenlasteleggingen, gezien het feit dat hij (of zijn

advocaat) reeds op de inleidende zitting is verschenen.

257. Artikel 152 §2 sv. maakt het expliciet mogelijk voor de politierechtbank om een

bevel tot medebrenging uit te vaardigen, om het bevel tot persoonlijke verschijning

kracht bij te zetten. Het artikel maakt geen nadere precisering voor de feiten

waarvoor het mogelijk is, dat wil dus zeggen dat de politierechtbank ook voor

overtredingen een bevel tot medebrenging kan uitvaardigen. Artikel 3 van de

voorlopige hechteniswet heeft het daarentegen enkel over wanbedrijven en

misdaden. De vraag rijst dan of er geen schending van het proportionaliteitsbeginsel

kan worden vastgesteld indien voor vrij geringe misdrijven een verregaande

maatregel zoals een bevel tot medebrenging kan worden uitgevaardigd?216

214

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 494. 215

A. VANDEPLAS, “Bevel tot persoonlijke verschijning”, OSS afl 43, 30 juni 2003, 106. 216

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12

februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 494.

Page 81: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

81

258. Artikel 3 van de voorlopige hechteniswet bevat ook nog de bepaling dat de

persoon nog niet ter beschikking van de onderzoeksrechter mag zijn gesteld. Is deze

bepaling ook van toepassing ten aanzien van de vonnisrechter?

Het feit dat de beklaagde zich in voorlopige hechtenis bevindt, verzekert nog niet zijn

aanwezigheid op de terechtzitting. De beklaagde is immers niet verplicht om naar de

zitting te gaan. Een bevel tot medebrenging blijft dus nuttig, ondanks de voorlopige

hechtenis.217

259. De regel van art. 10 voorlopige hechteniswet heeft geen uitwerking. Volgens

deze regel moet het bevel tot medebrenging onmiddellijk worden uitgevoerd. Dit

heeft vanzelfsprekend geen zin. Het is de bedoeling dat de beklaagde op de datum

van de terechtzitting aanwezig is. Er kan dus ten vroegste worden overgegaan tot

uitvaardigen van het bevel tot medebrenging de dag voor de datum van de

terechtzitting (wegens de beperking van de vrijheidsberoving tot hoogstens 24 uur).

Na het verstrijken van de termijn van 24 uur moet de beklaagde terug in vrijheid

worden gesteld. De vraag rijst nu of een aanhouding van 24 uur zich niet in

onevenredigheid bevindt tot de ondervraging ter terechtzitting die misschien een

kwartier duurt. Vooreerst moet opgemerkt worden dat het een maximumtermijn van

24 uur betreft. Een vroegere vrijlating is dus mogelijk. Er moet echter voldoende tijd

gegeven worden aan de agenten om de beklaagde op te sporen en ter zitting te

brengen. Het is dus mogelijk dat een beklaagde de avond voordien wordt opgepakt

en de nacht in de cel moet doorbrengen. Dit is dan aan de beklaagde zelf te wijten

want hij had zich maar niet moeten onttrekken aan het bevel tot persoonlijke

verschijning.

Eigenlijk zou het beter zijn zich af te vragen of de termijn wel haalbaar is. Beklaagden

die niet willen gevonden worden zullen ook heel moeilijk op te sporen zijn door de

agenten. Vierentwintig uur lijkt dan ook een korte termijn om zulke onwillige

beklaagden te zoeken.218

217

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12

februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 494. 218

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12

februari 2003.”, Rechtskundig weekblad (R.W.) 2003-2004, afl. 13, 494.

Page 82: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

82

260. Het bevel tot medebrenging moet dus duidelijk worden onderscheiden van het

bevel tot persoonlijke verschijning. In geval van bevel tot medebrenging wordt het

“recht op verstek” van de beklaagde rechtstreeks aangetast aangezien de beklaagde

met dwang voor de rechter wordt gebracht. Sinds de wet van 2003 zal het bevel tot

persoonlijke verschijning echter wel kunnen leiden tot uitsluiting van de mogelijkheid

van verzet, doordat het vonnis geacht wordt op tegenspraak te zijn. Het “recht op

verstek” wordt door de wet van 12 februari 2003 dus wel beperkt, hoewel het verstek

wel mogelijk blijft voor de beklaagde die van meet af aan niet verschijnt.219

7.3 De persoonlijke verschijning en de dwangsom

261. De vraag wordt gesteld of het mogelijk is om de persoonlijke verschijning te

bevelen met daaraan gekoppeld een dwangsom. De rechtsleer is het erover eens dat

het burgerlijk procesrecht geen beletsels kent voor het opleggen van een dwangsom

om de persoonlijke verschijning te bevorderen. Het bevel tot persoonlijke verschijning

wordt ook als hoofdveroordeling aanzien, ook al betreft het een tussenvonnis. Er

dient een hoofdveroordeling te zijn die de beklaagde verplicht om iets te doen of niet

te doen. Het feit dat de hoofdveroordeling, zijnde het bevel tot persoonlijke

verschijning, niet manu militari afdwingbaar is, staat de toepassing van de dwangsom

niet in de weg. De toepassing van de dwangsom blijft niet beperkt tot burgerlijk recht,

maar het vindt ook toepassing in strafzaken.

De vraag stelt zich echter of de dwangsom om de persoonlijke verschijning aan te

moedigen ook verenigbaar is met de rechten van verdediging?220

262. Door de vaste rechtspraak van het Europees Hof is het nu niet meer mogelijk

om de raadsman niet toe te staan zijn cliënt te vertegenwoordigen en nadien de zaak

bij verstek te behandelen. De vraag stelt zich dus hoe ver de lidstaten nu nog mogen

gaan in het bevorderen van de aanwezigheid van de beklaagde ter terechtzitting.221

Is het mogelijk een dwangsom af te dwingen om de persoonlijke verschijning aan te

moedigen? Welke sanctie is niet disproportioneel ten aanzien van het beoogde doel?

219

L. ARNOU, Strafrecht en strafprocesrecht (Gandaius PUC Delva), Kluwer, 2005-06, 470. 220

S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen

onder verbeurte van een dwangsom?”, R.W. 2002-03, 593. 221

S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen onder verbeurte van een dwangsom?”, R.W. 2002-03, 593.

Page 83: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

83

263. Volgens de correctionele rechtbank van Gent is het mogelijk om de

persoonlijke verschijning te bevelen onder verbeurte van een dwangsom222.

Wanneer het Openbaar Ministerie optreedt als hoofdpartij in het geding, dan is het

mogelijk dat ze een dwangsom eist om een rechterlijke beslissing afdwingbaar te

maken223. Volgens het Benelux Gerechtshof valt onder de term ‘hoofdveroordeling’

het bevel tot eedaflegging. Hieruit leidt de correctionele rechtbank te Gent af dat ook

een bevel tot persoonlijke verschijning kan gekoppeld worden aan een dwangsom,

mits het initiatief uitgaat van het Openbaar Ministerie. Deze visie van de rechtbank te

Gent kan fel betwist worden, gezien het recht op verstek. Zelfs al is er een bevel tot

persoonlijke verschijning uitgevaardigd, dan nog heeft de beklaagde recht om

verstek te laten gaan, aldus onze Belgische wetgeving. 224

264. Het E.H.R.M stelt dat zelfs als de rechter de persoonlijke verschijning beveelt,

dan nog mag de niet-naleving ervan niet tot gevolg hebben dat de beklaagde zijn

recht op bijstand door een advocaat wordt ontnomen.

Op het eerste zicht lijkt het afdwingen van een dwangsom in deze situatie in strijd

met het recht op verstek. In Europese context is dit recht op verstek echter minder

absoluut. Het Hof hecht evenveel belang aan de aanwezigheid van de beklaagde op

de zitting.

265. Ons recht kent drie rechtsfiguren die in zekere zin kunnen worden gebruikt om

de aanwezigheid van de beklaagde te stimuleren:225

1. De voorwaardelijke invrijheidsstelling tegen betaling van een

borgsom. Dit kan echter enkel worden toegepast als er een

voorlopige hechtenis is aan vooraf gegaan. De feiten dienen dus

een zekere ernst te vertonen. Als de beklaagde zijn borgsom niet wil

verliezen aan de Staat, dan moet hij gedwongen afstand doen van

zijn recht op verstek. Dit is een prijs die hij moet betalen voor zijn

voorlopige invrijheidsstelling. Meer recente rechtspraak stelt echter

222

Corr. Gent 15 oktober 2001, R.W. 2002-03, 589-593. 223

Artikel 1385bis Ger. W 224

S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen

onder verbeurte van een dwangsom?”, R.W. 2002-03, 593. 225

S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen

onder verbeurte van een dwangsom?”, R.W. 2002-03, 594.

Page 84: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

84

dat de in vrijheid gestelde verdachte wel nog zijn recht op verstek

behoudt. Hij dient echter wel nog aanwezig te zijn op de zitting om

zijn borgsom niet te verliezen. Hij kan er wel voor kiezen om niet

actief deel te nemen aan de debatten, waardoor er nog een

verstekvonnis kan uitgesproken worden.226

2. Bevel tot aanhouding

Indien de beklaagde in vrijheid is gesteld en verzuimt te verschijnen

op de zitting, dan kan het vonnisgerecht een bevel tot aanhouding

uitvaardigen. Deze methode leeft echter ook op voet van spanning

met het recht op verstek.227

3. Onmiddellijke aanhouding

Hierbij wordt de veroordeelde, die eventueel nog rechtsmiddelen

kan aanwenden, preventief aangehouden. Dit middel is echter meer

ingesteld om de strafuitvoering te verzekeren, eerder dan de

aanwezigheid te stimuleren. Er bestaat een groter risico dat een

versteklatende partij zich zal onttrekken aan de strafuitvoering, dan

de aanwezige partij, om deze reden wordt de onmiddellijke

aanhouding gevorderd ten laste van de afwezige beklaagde. 228

266. Op het eerste zicht bestaat er een vrij grote gelijkenis tussen de borgsom en

de dwangsom. In beide gevallen dreigt een geldelijke sanctie indien de beklaagde

niet verschijnt ter terechtzitting. Het recht op verdediging wordt niet fundamenteel

aangetast want er is het behoud van recht op vertegenwoordiging en het behoud van

zwijgrecht.

Wanneer de beklaagde niet verschijnt dan zal hij de consequenties moeten

ondergaan. Wanneer hij wel verschijnt, kan hij niet verplicht worden actief deel te

nemen aan de debatten. De ‘dwang’ kan niet verder leiden dan de aanwezigheid van

de beklaagde ter terechtzitting.229

226

S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen

onder verbeurte van een dwangsom?”, R.W. 2002-03, 594. 227

S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen

onder verbeurte van een dwangsom?”, R.W. 2002-03, 594. 228

S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen

onder verbeurte van een dwangsom?”, R.W. 2002-03, 594. 229

S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen

onder verbeurte van een dwangsom?”, R.W. 2002-03, 595.

Page 85: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

85

267. De dwangsom lijkt dus een goed middel te zijn om de aanwezigheid van de

beklaagde te stimuleren. Desalniettemin zijn er ook ernstige nadelen aan verbonden.

Voor de toepassing van de dwangsom is er initiatief van een der partijen nodig. De

vragende partij moet hierbij belang aantonen. De rechter kan dus niet ambtshalve

een dwangsom opleggen, de vraag moet uitgaan van het Openbaar Ministerie, de

burgerlijke partij, een medebeklaagde,.. Hierdoor is de dwangsom niet altijd bruikbaar

als alleen de rechter het wenselijk acht dat de beklaagde persoonlijk ter zitting

verschijnt. Deze techniek kan dus niet gebruikt worden door de strafrechter, die er

nog altijd het meeste belang bij heeft dat de beklaagde voor zijn zetel verschijnt. De

dwangsom is dus een middel die de mogelijkheden van de particulieren versterkt

wanneer die een rechterlijke uitspraak vlotter willen doen naleven. De onmacht van

de rechter zelf blijft weliswaar bestaan. Het feit dat het Openbaar Miniserie het

algemeen belang nastreeft, en dus een dwangsom kan vorderen van de rechter, mag

niet gebruikt worden om de onmacht van de rechter te omzeilen en toch de

beklaagde te dwingen om voor de rechter te verschijnen.230

268. Er kan ook nog een tweede nadeel worden gevonden omtrent de techniek van

de dwangsom, nl. het feit dat men moet opletten voor een cumul van dwangmiddelen

om de aanwezigheid te garanderen. Een dwangsom kan zo niet meer mogelijk zijn

als de beklaagde reeds de verbeurte van zijn gedeponeerde borgsom riskeert.

Anders zou zijn afwezigheid met een dubbele sanctie worden gesanctioneerd

(enerzijds moet hij een som betalen aan de Staat en anderzijds moet hij een

dwangsom betalen aan de partij die het vorderde).231

269. Een laatste vraag die moet worden gesteld is deze: is de dwangsom wel

wenselijk? Is het wel zinvol een beklaagde te dwingen om aanwezig te zijn als hij

zich ter zitting nog steeds kan beroepen op zijn zwijgrecht? De beklaagde mag dan

wel ter zitting verschijnen, hij behoudt het recht zijn eigen verdedigingstactiek te

bepalen en kan zich dus beroepen op zijn zwijgrecht. De persoonlijke verschijning

230

B. DE SMET, “Verstek en verzet in strafzaken”, CABG, 2003, afl. 3, 19. 231

S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen

onder verbeurte van een dwangsom?”, R.W. 2002-03, 595.

Page 86: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

86

bevelen onder verbeurte van een dwangsom garandeert dus geen proces op

tegenspraak. 232

270. We kunnen dus concluderen dat de toepassing van de dwangsom om de

beklaagde persoonlijk te laten verschijnen, op het eerste zicht aanlokkelijk lijkt, maar

dat er enkele bedenkingen bij te maken zijn. De grootste moeilijkheid voor de

toepassing van deze techniek blijft het feit dat het initiatief moet uitgaan van één van

de partijen, terwijl de persoonlijke verschijning vooral dient om het algemeen belang

te dienen. Bovendien is het moeilijk om via een dwangsom een proces op

tegenspraak te willen verkrijgen, als de beklaagde halsstarrig blijft vasthouden aan

zijn zwijgrecht. 233 Om al de hierboven genoemde argumenten lijkt de dwangsom

mijns inziens niet het gepaste middel om de beklaagde te dwingen aanwezig te zijn

op de zitting.

7.4 Bevel tot aanhouding

271. De vonnisrechter kan een bevel tot aanhouding uitvaardigen tegen de in

vrijheid gestelde verdachte, als die verzuimt te verschijnen.234 Dit wordt in de praktijk

slechts zeer zelden toegepast, gezien deze bepaling slechts betrekking heeft op een

bepaalde groep beklaagden, met name degene die door de onderzoeksrechter na

ondervraging werden in vrijheid gelaten of zij die het voorwerp hebben uitgemaakt

van een bevel tot aanhouding en nadien in vrijheid werden gesteld door de

onderzoeksrechter of de onderzoeksgerechten.235 Een bevel tot aanhouding kan

bovendien slechts worden uitgevaardigd voor feiten waarop meer dan een jaar

gevangenisstraf staat en er zijn ernstige aanwijzingen van schuld nodig. Het doel van

het bevel tot aanhouding mag er niet in bestaan de beklaagde onmiddellijk te willen

bestraffen of dwang op hem uit te oefenen (bijvoorbeeld de beklaagde dwingen om

een bekentenis ter zitting af te leggen).236

232

S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde bevelen

onder verbeurte van een dwangsom?”, R.W. 2002-03, 595. 233

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 76. 234

artikel 28§2 Voorlopige hechteniswet. 235

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 74. 236

T. PRAKKEN, T. SPRONKEN, “Handboek verdediging”, Deventer, Kluwer, 2009, 1175.

Page 87: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

87

Dit wil niet automatisch zeggen dat de procedure op tegenspraak zal verlopen. De

beklaagde behoudt echter zijn recht om verstek te laten gaan. De beklaagde moet

wel duidelijk maken op de zitting dat hij op geen enkele manier wenst te participeren

in de debatten en dat zijn stilzwijgen dient om een verstekvonnis af te wachten.237

7.5 Geldboete

272. De beklaagden die nog nooit voor de onderzoeksrechter zijn ondervraagd in

het kader van de voorlopige hechteniswet kunnen op geen enkele manier

gedwongen worden om aanwezig te zijn op de zitting. Een geldboete zou een

eventuele oplossing kunnen zijn. Er kan dan een geldboete worden gekoppeld aan

het niet verschijnen van de beklaagde, onafhankelijk van de beoordeling van de

grond van de zaak. De vraag stelt zich echter of dit een efficiënt middel is. Een

persoon die zich wil onttrekken aan justitie zal zich echter niet laten afschrikken door

een geldboete.238

7.6 Onmiddellijke verschijning in strafzaken

273. In 2000 is de onmiddellijke verschijning in strafzaken ingevoerd239. Deze wet

verloor twee jaar later echter al veel aan waarde. Deze procedure was in de eerste

plaats ingevoerd als snelrechtprocedure. Deze wet voorzag ook een uitzondering op

het gemeenrechtelijke verzetsregime. Ook in deze wet was een sanctie voorzien van

‘op tegenspraak geachte beslissingen’.

Het Grondwettelijk Hof, toenmalig Arbitragehof, vernietigde enkele bepalingen uit

deze wet omdat ze strijdig zijn met de rechten van verdediging.240

7.6.1 Procedure onmiddellijke verschijning zoals ingevoerd bij wet van 28

maart 2000

237

DE SMET, B., “Verstek en verzet in strafzaken”, CABG, 2003, afl. 3, 26. 238

P. TRAEST, “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht - Goed

procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003), Mechelen, Kluwer, 2004, 75. 239

Wet 28 maart 2000 tot invoeging van een procedure van onmiddellijke verschijning. 240

J. MEESE, “De teloorgang van de onmiddellijke verschijning in strafzaken”, T. Strafr., 2002, 137.

Page 88: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

88

274. Het Openbaar Ministerie kan de procedure van onmiddellijke verschijning

enkel benutten als voldaan was aan een aantal wettelijke voorwaarden. Deze

voorwaarden hebben betrekking op de strafmaat en de bewijsgaring.

De Procureur des Konings kan een bevel tot aanhouding met het oog op

onmiddellijke verschijning vorderen indien de feiten worden bestraft met een

gevangenisstraf die minstens één jaar bedraagt en de tien jaar niet te boven gaat

(artikel 20bis, §1, 1° voorlopige hechteniswet). Dit verschilt van een klassiek

aanhoudingsbevel door de bovengrens van maximum tien jaar.

Een tweede voorwaarde betreft de bewijsgaring. De procedure van onmiddellijke

verschijning kan enkel worden toegepast op heterdaadmisdrijven en andere

eenvoudige strafzaken. Het betreft een eenvoudig misdrijf als de bewijzen binnen de

maand voldoende zijn om de zaak over te maken aan de rechter ten gronde (art.

20bis §1, 2° voorlopige hechteniswet). Voor wat betreft de heterdaadmisdrijven wordt

verwezen naar het gemene recht (artikel 41 Sv.). Het Openbaar Ministerie moet dus

binnen de maand een dossier samenstellen met voldoende bezwaren. Het gaat hier

dus om de eenvoud van de zaak: er mag geen enkel probleem van bewijsvoering zijn

en ook het aantal verdachten moet beperkt zijn.241

275. De zaak wordt aanhangig gemaakt bij een afdeling van de correctionele

rechtbank door kennisgeving door het Openbaar Ministerie. Deze kennisgeving dient

onmiddellijk na het uitvaardigen van het bevel tot aanhouding met het oog op

onmiddellijke verschijning te gebeuren. De verschijning geschiedt na ten vroegste

vier dagen en ten hoogste zeven dagen te rekenen vanaf uitvaardiging van bevel tot

aanhouding met het oog op onmiddellijke verschijning (art. 216 quinquies, §3 ,Sv.).

Indien de beklaagde niet voor de rechter verschijnt binnen deze termijn wordt hij

onmiddellijk in vrijheid gesteld (art. 20bis § 5 voorlopige hechteniswet).

De rechtbank zal uitspraak doen op de terechtzitting of binnen de vijf dagen nadat de

zaak in beraad is genomen (art. 216quinquies, § 3, Sv.). Het feit dat de rechter geen

uitspraak doet binnen de vijf dagen, wil niet zeggen dat de strafvordering

241

I. VAN DAELE, “De onmiddellijke verschijning in strafzaken”, Rechtskundig weekblad(R.W.), 2000-01, afl. 17, 642.

Page 89: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

89

ontoelaatbaar wordt. Dit heeft als enige gevolg dat verder de procedure voor gewone

rechtspleging zal gevolgd worden.242

276. De procedure omtrent de onmiddellijke verschijning wijkt ook af van het

gemeen recht voor wat betreft een verstekvonnis. Er zullen vanzelfsprekend veel

minder verstekvonnissen worden uitgesproken gezien het feit dat men in deze soort

procedure vooral te maken zal hebben met aangehouden verdachten. Toch kan de

verdachte beslissen om in zijn cel te blijven. De raadsman van de verdachte moet

wel de gelegenheid krijgen om op te treden op de zitting. Het proces wordt dan

‘geacht op tegenspraak’ te zijn verlopen.243

7.6.2 Teloorgang van de onmiddellijke verschijning in strafzaken door arrest

van het Arbitragehof van 28 maart 2002

277. Twee jaar na de totstandkoming van de wet inzake onmiddellijke verschijning

vernietigde het Arbitragehof enkele bepalingen uit de wet, waardoor deze wet veel

aan belang heeft ingeboet. 244

278. Een eerste belangrijk gegeven is dat art. 20bis §1, 1e lid van de voorlopige

hechteniswet volledig is vernietigd. Dit wetsartikel bevatte de gevallen waarin een

bevel tot aanhouding met het oog op onmiddellijke verschijning kon uitgevaardigd

worden. Het Arbitragehof vernietigde dit artikel omdat ze van mening was dat de

wetgever onvoldoende duidelijk heeft gepreciseerd in welke gevallen de procedure

inzake onmiddellijke verschijning kon gebruikt worden. De vraag rijst nu in welke

mate de procedure van onmiddellijke verschijning nog overeind blijft door de

vernietiging van dit artikel.245

279. Een tweede vernietiging heeft betrekking op artikel 216 quinquies, §1 eerste

lid Sv. Het Hof was van mening dat er een ongelijke behandeling was tussen de

242

I. VAN DAELE, “De onmiddellijke verschijning in strafzaken”, Rechtskundig weekblad (R.W.), 2000-

01, afl. 17, 649. 243

I. VAN DAELE, “De onmiddellijke verschijning in strafzaken”, Rechtskundig weekblad (R.W.), 2000-

01, afl. 17, 653. 244

J. MEESE, “De teloorgang van de onmiddellijke verschijning in strafzaken”, T. Strafr., 2002, 150. 245

J. MEESE, “De teloorgang van de onmiddellijke verschijning in strafzaken”, T. Strafr., 2002, 150.

Page 90: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

90

verdachte die in hechtenis is genomen en degene die door de onderzoeksrechter in

vrijheid is gesteld. De wet bepaalde niets voor deze laatste categorie. 246

280. Ook het volledige artikel 216 quinquies §3 Sv. wordt volledig verbroken. In

deze bepaling stond de termijn waarbinnen uitspraak diende gedaan te worden,

eveneens als het feit dat geen verzet kon aangetekend worden. Het arbitragehof was

van mening dat de rechten van verdediging van de beklaagde werden ingeperkt door

deze wettelijke bepaling. Enerzijds beschikt de beklaagde slechts over een zeer korte

periode om elementen à décharge aan te brengen en de verdediging voor te

bereiden. Anderzijds wordt de beklaagde beperkt in zijn recht om

onderzoeksmaatregelen te vragen.247

7.6.3 Conclusie

281. Deze nieuwe wet voorzag dat ook in een snelrechtprocedure de beklaagde

vertegenwoordigd kan worden door een raadsman. Indien de beklaagde niet

persoonlijk verschijnt, maar wel zijn raadsman, dan zal de beslissing van de

rechtbank geacht worden op tegenspraak te zijn. De beklaagde heeft dan niet meer

de mogelijkheid om in verzet te gaan. Deze bepaling is echter 2 jaar later vernietigd

door een arrest van het Arbitragehof waardoor heel de snelrechtprocedure in de

praktijk niet meer kan gebruikt worden. Het Hof was van mening dat de rechten van

verdediging van de beklaagde aangetast werden door deze regeling.

282. Uit hetgeen hier voorafgaand vermeld is, kunnen we afleiden dat de

beklaagde recht heeft om verstek te laten gaan en dus om tactische redenen een

verstekvonnis kan afwachten. Uit de afwezigheid van de beklaagde kan de rechter

nooit een vermoeden van schuld afleiden. Wat hij er wel uit kan afleiden is een

negatieve proceshouding van de beklaagde.

246

J. MEESE, “De teloorgang van de onmiddellijke verschijning in strafzaken”, T. Strafr., 2002, 151. 247

J. MEESE, “De teloorgang van de onmiddellijke verschijning in strafzaken”, T. Strafr., 2002, 152.

Page 91: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

91

HOOFDSTUK 8: Slaagt de nieuwe wet erin onverantwoorde

afwezigheden af te raden?

283. Het is ondertussen duidelijk dat er een dunne lijn grenst tussen het recht op

een eerlijk proces met de vereiste persoonlijke aanwezigheid van de beklaagde en

het recht op verstek. Het Europees Hof heeft echter nooit gewag gemaakt van een

recht op verstek, dit is iets wat de nationale wetgevers hebben ingebouwd in hun

nationaal rechtssysteem.248

284. Het Hof was nooit tegen de verplichte persoonlijke verschijning van de

beklaagde, integendeel ze heeft steeds gezegd hoe belangrijk ze de persoonlijke

verschijning vindt. Het Hof staat zelfs toe dat de staten maatregelen nemen om de

aanwezigheid van de beklaagde te bevorderen. Het is de sanctie bij de afwezigheid

van de beklaagde die niet in strijd mag zijn met de rechten van verdediging. Indien

de beklaagde niet verschijnt, mag hem niet zijn recht worden afgenomen om hem te

laten vertegenwoordigen door zijn raadsman.

285. Het was niet makkelijk voor de nationale wetgevers om hun rechtssysteem in

overeenstemming te brengen met de Europese rechtspraak. Hoe zit het nu met de

nieuwe wet van 12 februari 2003?

286. In de nieuwe artikelen 152 en 185 Sv. zijn twee drukkingsmiddelen in het

leven geroepen om de aanwezigheid van de beklaagde te bevorderen. Het gaat om

de op tegenspraak geachte beslissing en het bevel tot medebrenging. Deze sancties

kunnen wel enkel worden toegepast in de gevallen waar de beklaagde of zijn

advocaat wel is verschenen op de inleidende zitting, er een bevel tot persoonlijke

verschijning is uitgevaardigd en nadien verschijnt noch de beklaagde noch de

raadsman. In dit geval wordt de procedure geacht op tegenspraak te zijn verlopen. In

het geval dat de raadsman na de uitvaardiging van het bevel tot persoonlijke

verschijning wel nog verschijnt om zijn cliënt te vertegenwoordigen verloopt de

procedure sowieso op tegenspraak. De vraag stelt zich nu of deze automatische

sanctie bij niet verschijnen niet moet worden genuanceerd in sommige gevallen. We

denken aan gevallen van overmacht. Wat als de beklaagde om redenen van ziekte of

ongeval niet op de volgende zitting kan verschijnen? Voor deze gevallen is geen

248

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12

februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 490.

Page 92: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

92

opvangsysteem voorzien in de wet. De enige oplossing is dat de beklaagde zijn

toevlucht neemt tot zijn raadsman en dat deze laatste zijn cliënt verdedigt op de

zitting.249

287. De praktijk leert ons echter dat dit uitzonderingsgevallen betreft. De

strafrechter zal slechts heel uitzonderlijk toepassing maken van deze

drukkingsmiddelen. In de meeste gevallen verschijnt de beklaagde sowieso voor de

rechter na een informele vraag, en als de rechter het echt noodzakelijk acht dan zal

hij een bevel tot persoonlijke verschijning uitvaardigen, maar dit is echt zeer

uitzonderlijk.250

288. Een tweede vraag die de nieuwe wet met zich meebrengt is de volgende: kan

er geen sprake zijn van discriminatie tussen enerzijds de beklaagde die op de

inleidingszitting wel verschijnt en nadien niet meer en anderzijds de beklaagde die

vanaf de inleidende zitting al niet verschijnt (om zijn recht op verstek veilig te stellen).

Dit onderscheid vloeit voort uit de opvattingen in verband met het bevel tot

persoonlijke verschijning. Dergelijk bevel wordt uitgevaardigd in de gevallen waarin

de advocaat op de inleidingszitting zijn cliënt komt vertegenwoordigen maar waarin

de rechter het nuttig acht om de beklaagde in persoon te zien. Wanneer op de

inleidende zitting niemand verscheen dan had het weinig zin om eerst nog een niet-

afdwingbaar bevel tot persoonlijke verschijning uit te vaardigen. Er kunnen zich

verschillende mogelijke gevallen voordoen waarom de beklaagde niet verschijnt op

de inleidingszitting. De rechter heeft het raden naar de reden van niet-verschijning.251

- eerste geval: de beklaagde heeft de dagvaarding niet bereikt. Dit is

het typevoorbeeld van verstek. De verdachte moet de kans krijgen

op een nieuwe behandeling van zijn zaak. Het zou niet

gerechtvaardigd zijn dat de sanctie van ‘op tegenspraak geachte

beslissing’ ook hierop van toepassing is.

- tweede geval: de dagvaarding bereikt de beklaagde wel, maar deze

laatste bevindt zich in de onmogelijkheid om te verschijnen. Er is

249

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 490. 250

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 490. 251

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12

februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 491.

Page 93: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

93

sprake van werkelijke onmogelijkheid dus een sanctie waardoor de

beslissing op tegenspraak wordt geacht te zijn, is ook hier

onrechtvaardig. Door de nieuwe wetgeving is het wel mogelijk dat

de beklaagde zijn raadsman stuurt om zijn belangen te gaan

verdedigen. In dit geval is de procedure sowieso op tegenspraak.

Indien de rechter het toch noodzakelijk acht, kan hij een bevel tot

persoonlijke verschijning uitvaardigen, dit zal echter niet veel

uithalen aangezien de beklaagde zich in de onmogelijkheid bevindt

om te verschijnen. Ook in dit geval is de procedure op tegenspraak

gevoerd (ook al verschijnt de advocaat nadien niet meer). Het komt

ook voor dat de advocaat enkel verschijnt om uitstel te vragen tot de

dag dat de beklaagde wel in staat is om in persoon te verschijnen.

De rechtbank beslist dan in welke mate het mogelijk is om de zaak

effectief uit te stellen.

- derde geval: de dagvaarding heeft de beklaagde wel bereikt, maar

hij bevindt zich niet in de onmogelijkheid om te verschijnen. De

beklaagde oefent wetens en willens zijn recht op verstek uit. In de

huidige wet is niets voorzien om deze beklaagde te dwingen

aanwezig te zijn op de zitting. De rechter beschikt dus over geen

enkel middel om de niet-verschijnende partij of zijn advocaat te

dwingen wel te verschijnen. De sanctie van een op tegenspraak

geachte beslissing zou ook hier niet gerechtvaardigd zijn en in strijd

met Europese rechtspraak.

289. De vraag rijst of er nog alternatieven zijn om de onverantwoorde

afwezigheden af te raden. In het wetsvoorstel252 van Geert Bourgeois werden

afwezigheden ontmoedigd door verzet enkel nog toe te staan in geval van

overmacht.253 Als de beklaagde dus niet verschijnt om andere redenen dan

overmacht, resulteert dit in het verlies van verzet. Dit voorstel werd afgewezen omdat

de term overmacht veel te vaag was, dit zou tot te veel interpretatieproblemen leiden:

252

Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering wat het verstek betreft, Parl. St.

Kamer, 1999-2000, nr. 651/001. 253

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 493.

Page 94: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

94

wanneer bevindt een beklaagde zich in een overmachtsituatie? Deze te vage

omschrijving zou leiden tot rechtsonzekerheid.254

290. Het is nochtans niet in strijd met het Europees recht om het recht op verzet

afhankelijk te maken van een geldige reden voor de afwezigheid van de beklaagde.

In de zaak Medenica255 had de dagvaarding de beklaagde wel bereikt en werd wel

toegestaan dat de afwezige beklaagde werd vertegenwoordigd door zijn raadsman.

De sanctie bestond erin te weigeren de zaak uit te stellen tot de beklaagde wel

aanwezig kon zijn. De beklaagde was een arts, gespecialiseerd in kankerbestrijding.

Hij behandelde een patiënt in de VS, wie hij had doen geloven dat hij de enige

dokter in het land was die hem kon helpen. De Amerikaanse rechtbank verbood hem

op grond van deze argumentatie het grondgebied van de Verenigde Staten te

verlaten. De arts had hiertegen geen beroep ingesteld waardoor hij niet aanwezig

kon zijn op zijn Assisenproces in Zwitserland. De beklaagde had er dus in ruime

mate zelf toe bijgedragen dat hij niet kon aanwezig zijn bij de start van de

behandeling van zijn zaak. Het is niet disproportioneel dat een nieuwe behandeling

geweigerd wordt tot de beklaagde wel aanwezig kan zijn.256

291. Vroeger werd het begrip ‘onmogelijkheid’ gehanteerd in de rechtspraak. Dit

zou misschien een billijkere maatstaf zijn dan het begrip ‘overmacht’. Vroeger werd

het begrip onmogelijkheid gehanteerd voor het criterium voor het al dan niet toestaan

van vertegenwoordiging. Terwijl het nu beter zou gehanteerd worden als criterium

voor de toelaatbaarheid van het verzet. Verzet moet dan worden toegestaan als de

beklaagde geen dagvaarding heeft gekregen of in de gevallen dat hij niet kan

verschijnen en ook geen afstand wil doen van zijn aanwezigheidsrecht. Verzet moet

niet worden toegestaan als de beklaagde kennis had van de zitting en opzettelijk niet

verscheen. Het opzettelijk niet verschijnen wordt aanzien als expliciete afstand van

zijn aanwezigheidsrecht. In zulks geval acht het Europees Hof een nieuwe

behandeling van de zaak niet noodzakelijk.257

254

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 493. 255

E.H.R.M., Medenica t/Zwitserland, 7 juni 2001. 256

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 493. 257

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 493.

Page 95: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

95

Conclusie: het wetsvoorstel van Geert Bourgeois zou er wel in geslaagd zijn de

procedures van verzet aanzienlijk te reduceren. Om de persoonlijke aanwezigheid

van de beklaagde te garanderen, voorzag de minister in de mogelijkheid om een

geldboete op te leggen in de gevallen waarin de beklaagde geen gevolg geeft aan

een bevel tot persoonlijke verschijning. Het wetsvoorstel zou echter ook het recht op

verstek afschaffen, wat waarschijnlijk een te drastische oplossing zou betekenen. Het

is slechts in uitzonderlijke gevallen dat de rechter de persoonlijke verschijning van de

beklaagde wenst, en het was enkel voor deze gevallen dat een drukkingsmiddel

moest worden voorzien. Het afschaffen van het recht op verstek zou hiervoor veel te

verregaand zijn. In vele gevallen is de persoonlijke verschijning van de beklaagde

zelfs niet nodig omdat het geen meerwaarde biedt, zoals in het geval van louter

juridische discussies.258

292. De vraag stelt zich dus of de nieuwe regeling een goede regeling is. Het doel

van de persoonlijke verschijning is voor de rechter de betrouwbaarheid van de

beklaagde te achterhalen door het persoonlijk contact. Verder is de aanwezigheid

belangrijk voor een passende individuele straf. Sommigen zijn dan ook van mening

dat er een systeem zou moeten komen waarbij de verplichte persoonlijke

verschijning de regel is en de afwezigheid de uitzondering (vb. als het puur om

zuivere rechtsvragen gaat, zoals de verjaring, dan dient de beklaagde niet aanwezig

te zijn).259

293. Bovendien zijn sommige auteurs van mening dat het nieuwe systeem niet

verenigbaar is met de filosofie van de wetgeving achter de voorlopige hechtenis: een

aanhoudingsbevel heeft, onder andere, als nut om de aanwezigheid van de

beklaagde te verzekeren in geval er vluchtgevaar is. Deze auteurs vinden het

paradoxaal om te stellen dat de aanwezigheid van de beklaagde niet langer vereist

is. Zij vinden het beter om een systeem uit te werken geïnspireerd op het common

law systeem. In dat geval zou de persoonlijke aanwezigheid principieel vereist zijn en

de niet-verschijning is strafbaar als contempt of court. Als de beklaagde niet

verschijnt, omdat hij bijvoorbeeld in het buitenland verblijft, dan wordt de verjaring

258

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 494. 259

C. VAN DEN WYNGAERT, Kennismaking met de rechten van verdediging in strafzaken, Maklu, Antwerpen, 2003, 46.

Page 96: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

96

van de strafvordering geschorst tot op het ogenblik dat hij voor de rechter moet

verschijnen.260

260

C. VAN DEN WYNGAERT, Kennismaking met de rechten van verdediging in strafzaken, Maklu, Antwerpen, 2003, 46.

Page 97: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

97

HOOFDSTUK 9: Toenemende verantwoordelijkheid van de advocaat

294. De nieuwe wet heeft sowieso een grote impact op de dagelijkse

beroepsuitoefening van de advocaat. Hij moet nu meer dan ooit instaan voor de

vertegenwoordiging van zijn cliënt, zelfs bij afwezigheid van die cliënt. De inzet voor

de afwezige beklaagde is immers groot. Er staan grote straffen op het spel, dus de

advocaat moet vooraf goed overleggen met de afwezige beklaagde om zo volledig

mogelijk zijn verdediging te kunnen voeren op de zitting.261

295. De wetgever heeft zich afgevraagd of de rechtbank een vorm van controle zou

moeten uitoefenen op de relatie tussen de beklaagde en de advocaat. Het is immers

van groot belang dat de afwezige beklaagde weet welke verantwoordelijkheid hij

geeft aan zijn advocaat wanneer hij niet ter zitting verschijnt. Als er onverwachte

wendingen ontstaan op het proces moet de advocaat op eigen houtje bepalen hoe hij

zijn verdedigingsstrategie verder zet. Het wetsvoorstel Bacquelaine-Herzet-Barzin

hield in dat de advocaat die zijn cliënt wil vertegenwoordigen een bijzondere

machtiging voorlegt die achteraf aan het dossier zal worden toegevoegd. Deze

machtiging zou op straffe van nietigheid enkele gegevens verplicht moeten

vermelden. Het gaat bijvoorbeeld om de nauwkeurige aanduiding van de zaak

waarvoor machtiging wordt verleend en de waarschuwing aan de opdrachtgever dat

de procedure zal eindigen met een vonnis op tegenspraak, waardoor verzet is

uitgesloten. De commissie voor de Justitie heeft dit wetsvoorstel echter niet

aangenomen omdat ze vond dat dit best geregeld zou worden in de deontologie.

Deze invoering van een bijzondere machtiging zou geen goede zaak geweest zijn

om twee redenen: De eerste reden is dat dit op gespannen voet zou komen te staan

met het E.V.R.M. Het Europees Hof heeft in haar rechtspraak uitdrukkelijk gesteld

dat de bijstand van een advocaat niet afhankelijk kan worden gesteld van overdreven

formalistische voorwaarden262. Een tweede reden vinden we ook terug in Nederland.

De Nederlandse wetgever heeft er voor gekozen om een systeem van uitdrukkelijke

machtiging in hun regelgeving in te bouwen. Dit heeft daar al voor veel controverse

gezorgd. De kern van deze controverse ging omtrent de vraag of een advocaat die

gemachtigd is door zijn cliënt om uitstel te komen vragen ter zitting, maar niet

261

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12 februari 2003.”, R.W. 2003-04, nr. 13, 493. 262

zie arresten Lala en Pelladoah/Nederland

Page 98: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

98

gemachtigd is om zijn cliënt te vertegenwoordigen, toch zijn cliënt ‘ een beetje’ zou

mogen verdedigen als zijn verzoek om uitstel wordt afgewezen. Volgens de

Europese rechtspraak zou dit niet mogen geweigerd worden, want dit zou in strijd zijn

met de rechten van verdediging. Het is echter een moeilijke kwestie, een procedure

kan nl. niet ‘een beetje’ op tegenspraak zijn want dan rijst de vraag of er nu verzet

mogelijk is of niet. Men pleit er nu voor in Nederland dat de rechter zo soepel

mogelijk omspringt met de verzoeken tot uitstel om zo de mogelijkheid te bieden aan

de beklaagde om zijn raadsman te machtigen of om alsnog persoonlijk te

verschijnen. Het lijkt dus een wijze beslissing om ons Belgisch strafprocesrecht

hiervan te sparen.263

296. In theorie lijkt het dus alsof de advocaat een zwaardere bevoegdheid krijgt

inzake de vertegenwoordiging van zijn cliënt, sinds de invoering van de nieuwe wet.

In de praktijk verandert er echter niet veel. De advocaat blijft handelen in het

voordeel van zijn cliënt en dit is meestal de persoonlijke verschijning van zijn cliënt

ter zitting. In de praktijk verplicht de advocaat vaak zijn cliënt te verschijnen.

Sommige advocaten stellen hun cliënt voor een ultimatum: ofwel persoonlijk

verschijnen voor de rechtbank samen met zijn raadsman, ofwel stapt hij op als zijn

advocaat. Sommige advocaten hebben het moeilijk met de verantwoordelijkheid die

op hen wordt afgeschoven en kunnen moeilijk pleiten terwijl hun cliënt niet aanwezig

is. Indien de advocaat en zijn cliënt van mening verschillen inzake de persoonlijke

verschijning dan is de beste oplossing ook dat hij opstapt als raadsman, zo blijkt uit

de gedragsregels.

297. De advocaat heeft volgens de gedragsregels en de standaardrechtspraak de

volledige verantwoordelijkheid voor de behandeling van de zaak. Hij mag wel geen

handelingen verrichten die kennelijk tegen de wil van zijn cliënt ingaan. Artikel 9, lid 2

van de gedragsregels luidt als volgt: “Indien tussen de advocaat en zijn cliënt verschil

van mening bestaat over de wijze waarop de zaak dient behandeld te worden, en dit

geschil kan niet in onderling overleg worden opgelost, dan dient de advocaat zich

263

S. VANDROMME, “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de wet van 12

februari 2003.”, R.W. 2003-04, nr. 13, 495.

Page 99: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

99

terug te trekken”. De terugtrekking moet wel op zorgvuldige wijze gebeuren en moet

zo weinig mogelijk nadeel toebrengen aan de cliënt.264

298. Indien de cliënt niet persoonlijk wenst te verschijnen en de advocaat zijn cliënt

vertegenwoordigt op de zitting, kan de rechter steeds vragen aan de advocaat om op

een volgende zitting zijn cliënt mee te brengen. In dit geval zal de rechter de zaak

uitstellen. Indien op de volgende zitting de cliënt nog steeds niet verschijnt kan de

rechter nog steeds een bevel tot persoonlijke verschijning uitvaardigen. De rechter

zal dit echter niet vaak doen want een persoon die niet wenst te verschijnen en dit

ook volhoudt, daarvoor doet de rechter niet zoveel moeite. Het geeft ook al een

duidelijk beeld aan de rechter van de persoon van de beklaagde als die blijft

volhouden om niet te verschijnen.

299. De vraag rees of de regeling van verstek niet te veel was afgestemd op de

afwezige beklaagde. Afwezig blijven leek een lonende strategie te zijn. De

vertragingen die een procesgang opleveren door verstek te laten gaan en verzet aan

te tekenen kunnen wel nefast zijn voor de bewijsvoering en de waarheidsvinding.

Sommige getuigen kunnen zich niet veel meer herinneren of zijn gewoon niet meer

beschikbaar om te getuigen na al die jaren. Men kon zich afvragen of het niet beter is

dat verstekprocedures enkel werden voorbehouden voor de beklaagden die hun

dagvaarding niet hebben gekregen of die zich in de onmogelijkheid bevinden om te

verschijnen. De nieuwe wet van 12 februari 2003 lijkt hieraan een oplossing te

bieden. De procedure wordt ook als contradictoir aanzien als de raadsman zijn cliënt

vertegenwoordigd. Tegenspraak is dus mogelijk gemaakt zonder dat de beklaagde

een proces kan verlammen.265

264

C. KLAASEN, “Aansprakelijkheid in beroep, bedrijf of ambt”, Kluwer, 2003, 233. 265

B. DE SMET, “De raadsman van de afwezige beklaagde in de rol van observator van het proces”, R.W. 1998-99, 261.

Page 100: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

100

HOOFDSTUK 10: Verschijning Openbaar Ministerie

300. Indien het Openbaar Ministerie niet aanwezig is bij de uitspraak, dan is het

vonnis of arrest nietig. Het Openbaar Ministerie moet zelfs aanwezig zijn op élke

zitting waarop de zaak wordt behandeld. Uit artikel 4 V.T. blijkt wel dat de

aanwezigheid van het Openbaar Ministerie niet verplicht is wanneer alleen de

burgerlijke belangen bij de rechter aanhangig werden gemaakt.266

266

C. VAN DEN WYNGAERT, “Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht”, Antwerpen, Maklu, 2006, 1202.

Page 101: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

101

HOOFDSTUK 11: Verschijning van de getuigen

301. Getuigen die worden opgeroepen zijn verplicht om persoonlijk te verschijnen.

Indien zij niet verschijnen kunnen zij tot een geldboete worden veroordeeld. Ze

kunnen zelfs onder dwang voor de vonnisrechter worden geleid. Zelfs indien de

getuige zich wil beroepen op zijn beroepsgeheim dan nog is hij verplicht om

persoonlijk te verschijnen. Een getuige kan niet verplicht worden om tegen zichzelf te

getuigen, maar dit neemt niet weg dat hij wel verplicht is om persoonlijk te

verschijnen en de eed als getuige af te leggen.267

302. Het is echter heden ten dage wel toegelaten dat getuigen van op afstand hun

getuigenis afleggen. Dit is mogelijk door een videoconferentie of een teleconferentie.

Het moet in zulks geval wel gaan om bedreigde getuigen aan wie de

Beschermingscommissie een beveiligingsmaatregel heeft opgelegd of om getuigen

die zich in het buitenland bevinden. De bewijswaarde van deze getuigen op afstand

is echter wel beperkt. De getuigenissen die via teleconferentie werden afgelegd

kunnen enkel in aanmerking worden genomen als bewijs indien de rechter over

afdoende ander bewijs beschikt (artikel 112bis §6, 158ter §5 en 317quinquies §4

Sv.).268 Getuigen hebben geen recht op bijstand door een advocaat (en dit in

tegenstelling tot de beklaagde).

303. Voor minderjarige getuigen is een bijzondere regeling voorzien. Zowel tijdens

het vooronderzoek als tijdens het onderzoek ter terechtzitting mogen minderjarigen

zich laten bijstaan door een vertrouwenspersoon (art. 91bis Sv.). Als de rechtbank de

verschijning van minderjarigen nodig acht, dan kan de rechtbank een

videoconferentie organiseren tenzij de minderjarige toestemt om zelf persoonlijk te

verschijnen voor de rechter (artikel 190bis en 327bis Sv.).269

267

C. VAN DEN WYNGAERT, “Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht”, Antwerpen, Maklu, 2006, 1185. 268

C. VAN DEN WYNGAERT, “Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht”, Antwerpen, Maklu, 2006, 1185. 269

C. VAN DEN WYNGAERT, “Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht”, Antwerpen, Maklu, 2006, 1187.

Page 102: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

102

HOOFDSTUK 12: Common law landen

304. Het rechtsmiddel “verzet” is typisch voor bepaalde civil law landen. In common

law landen is de beklaagde verplicht te verschijnen. Er kan geen veroordeling bij

verstek worden uitgesproken dus is er ook geen behoefte aan het rechtsmiddel

verzet. Indien de beklaagde niet verschijnt kan hij dus ook niet worden berecht. Men

compenseert dit in deze common law landen doordat het begrip verjaring quasi

ontbreekt in hun rechtssysteem. Beklaagden die niet verschijnen kunnen nog jaren

nadien voor de rechter worden gebracht. In het Verenigd Koninkrijk maakt de niet-

verschijnende verdachte zich zelfs schuldig aan een nieuw misdrijf: contempt of

court. 270

305. Dit verbod op verstekvonnissen is geen exclusief element uit de common law,

ook landen als Zwitserland, Polen, Rusland en Duitsland kennen het.271

306. Ook voor het Internationaal Strafhof gaat men uit van het principe van verbod

van verstekprocedures. Deze uitsluiting van verstekprocedures voor het Strafhof

kwam er pas na enkele strubbelingen. Nu het verbod een feit is, komt er kritiek van

een aantal auteurs dat het te veel geïnspireerd is op het strafrecht van de common

law landen. Deze auteurs zijn van mening dat verstekprocedures wel moeten kunnen

voor het Strafhof.272

307. Berechting bij verstek voor het Internationaal Strafhof is dus uitgesloten. Elke

verdachte heeft uiteraard wel recht op een eerlijk proces (art. 21 Statuut

Internationaal Strafhof). Alle VN-lidstaten zijn verplicht om de verdachten ter

beschikking te stellen van het Hof. Als ze dit niet doen, maken ze zich schuldig aan

een inbreuk op het internationaal recht.273

308. Men kan zich nu de vraag stellen waarom onze wetgever niet meer is

geëvolueerd richting het systeem van de common law landen.274

270

C. VAN DEN WYNGAERT, “Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht”, Antwerpen,

Maklu, 2006, 1247. 271

S. GUTWIRTH, “Strafrechtelijke vervolging van ernstige schendingen van mensenrechten”, Antwerpen, Maklu, 2002, 65. 272

S. GUTWIRTH, “Strafrechtelijke vervolging van ernstige schendingen van mensenrechten”, Antwerpen, Maklu, 2002, 65. 273

P. KOOIJMANS, “Internationaal publiekrecht in vogelvlucht”, Kluwer, 2008, 357. 274

C. VAN DEN WYNGAERT, “Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht”, Antwerpen, Maklu, 2006, 1178.

Page 103: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

103

HOOFDSTUK 13: Praktijk conclusie

309. Verschijnen beklaagden voor de strafrechter vaak in persoon of laten ze zich

in het merendeel van de gevallen vertegenwoordigen door hun raadsman? Wat doet

de rechter om de aanwezigheid van de beklaagde op de terechtzitting te stimuleren?

Waarom is het een goede zaak om persoonlijk voor de rechter te verschijnen? Is er

een groot verschil tussen de praktijkwerking vóór de wetswijziging van 2003 en erna?

Dit zijn allemaal vragen die de moeite zijn om te onderzoeken.

310. Ik heb deze vragen voorgelegd aan een aantal rechters275 van de

correctionele rechtbank te Gent. Zij waren allemaal dezelfde mening toegedaan;

namelijk dat de persoonlijke verschijning voor een rechter zeer belangrijk is op het

vlak van de straftoemeting. Na een grondige doorlezing van het dossier kunnen de

rechters zich al een beeld vormen van de beklaagde, maar niet alles kan uit een

dossier worden afgeleid. Het is maar als de rechter persoonlijk met de beklaagde

spreekt dat hij zich een accurater beeld kan vormen. Uit een dossier kan bijvoorbeeld

blijken dat een beklaagde slechts een IQ van 49 is toegedaan, dit lees je als rechter

wel in het dossier maar het is onmogelijk om zich voor te stellen hoe zo’n persoon in

werkelijkheid kan communiceren. Het is pas op de zitting dat je echt ziet hoe die

persoon is en kan functioneren in de maatschappij. Op die manier kunnen de straffen

meer geïndividualiseerd worden.

311. Om een ander voorbeeld te geven: uit het dossier kan blijken dat een persoon

van Iraanse origine een aantal misdrijven heeft begaan. Zijn raadsman vraagt dat

een werkstraf zou worden opgelegd. De rechter zal er heel veel belang aan hechten

om de beklaagde in persoon te zien zodat hij kan inschatten of die persoon

Nederlands spreekt, in staat is om te werken en of hij ook bereid is om te werken.

Indien de rechter een werkstraf zou uitspreken op basis van de conclusies van de

raadsman, die stelt dat zijn cliënt zeer werkwillig is en graag een werkstraf zou

uitvoeren, en achteraf blijkt dat de man geen Nederlands spreekt en/of een bepaalde

medische toestand heeft waardoor hij de werkstraf niet kan uitvoeren, dan is de

uitspraak van de werkstraf een slechte zaak. Het zou verlies van tijd en energie

betekenen voor in de eerste plaats de justitie-assistent belast met het dossier en in

de tweede plaats voor alle mensen die geconfronteerd worden met de onwillende of

275

J. Dangreau, M. Van Wemmel, E. Raman

Page 104: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

104

onbekwame persoon. Bovendien kan er in zulks geval geen sprake meer zijn van

een gepaste bestraffing van het individu.

312. De rechter vindt het dus zeer belangrijk om met de beklaagde rechtstreeks

contact te hebben. Het bevordert ook de waarheidsvinding ter terechtzitting want de

rechter kan rechtstreeks vragen stellen aan de beklaagde zelf, bovendien kan hij zich

zo vergewissen van de persoonlijkheid van de beklaagde. Zowel de rechter die

diefstallen, zedenfeiten en dergelijke behandelen, als de rechter die economisch en

financiële misdrijven behandelen zijn dezelfde mening toegedaan.

313. Indien de raadsman van de advocaat de vertegenwoordigingsbevoegdheid op

zich neemt en de rechter zou graag de beklaagde in persoon zien, dan zal de rechter

de zaak uitstellen met de vraag aan de advocaat om op de volgende zitting zijn cliënt

mee te brengen. In het merendeel van de gevallen zal de beklaagde ook effectief in

persoon verschijnen op de volgende zitting.

314. In extreme gevallen zal de rechter een bevel tot persoonlijke verschijning

uitvaardigen, eventueel gekoppeld aan een bevel tot medebrenging. In de praktijk

wordt dit echter zeer zelden uitgesproken. De rechter zal er geen moeite in steken

als de beklaagde echt niet wil verschijnen. Ze mogen met de niet-verschijning echter

geen rekening houden bij het bepalen van de straf, maar door niet te verschijnen laat

de beklaagde geen positieve indruk na op de rechter. De rechter zal hem in vele

gevallen dan ook niet de gunst van uitstel, probatie of een werkstraf verlenen. Het

niet willen verschijnen van de beklaagde voor de rechter mag in geen geval

meespelen bij de straftoemeting maar het speelt uiteraard wel mee in de beoordeling

van de persoonlijkheid van de beklaagde.

315. Volgens de rechter speelt het niet in het voordeel van de beklaagde om niet in

persoon te verschijnen. Voor correctionele zaken is het altijd beter om wel in persoon

te verschijnen, het kan alleen maar in het voordeel van de beklaagde spelen. Hij kan

zich ter zitting verantwoorden en iets verduidelijken. De rechter, het Openbaar

Ministerie en de advocaat zelf waren niet aanwezig bij de feiten. Vaak is het alleen

de beklaagde die bepaalde dingen kan verduidelijken. Zijn aanwezigheid is dus zeer

belangrijk voor de uitkomst van zijn zaak.

Page 105: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

105

316. Voor de drugbehandelingskamer is het zelfs nog belangrijker om in persoon te

verschijnen. Het betreft een echte behandeling van de persoon met therapieën en

opvolging van nabij door de rechter en justitie-assistenten. Het is belangrijker dat die

beklaagde in persoon komt uitleggen hoe het gesteld is met zijn toestand en wat zijn

evolutie is. Indien beklaagde niet verschijnt voor de DBK, dan geeft dit een duidelijk

signaal naar de rechtbank toe van desinteresse.

317. Uit de praktijk blijkt dat in het merendeel van de gevallen de beklaagden ook

effectief in persoon verschijnen. Degenen die hun raadsman sturen worden vaak

toch nog gevraagd door de rechter om op een latere zitting in persoon te verschijnen,

wat ze meestal ook doen. Er blijven echter altijd gevallen waarin de beklaagde niet

wenst te verschijnen maar wel wenst vertegenwoordigd te worden door zijn

raadsman, in die gevallen kan de rechter niets doen dan de

vertegenwoordigingsbevoegdheid toestaan.

318. Er is geen discussie over dat de Belgische wetgever zijn regelgeving in

overeenstemming heeft gebracht met de Europese regelgeving. België is niet

veroordeeld om haar wetgeving in verband met de verplichte persoonlijke

verschijning af te schaffen, maar toch heeft ze dit gedaan. Europa heeft de rechten

van verdediging vooropgesteld - terecht mijns inziens- en heeft beslist dat de sanctie

verbonden aan de niet verschijning de rechten van verdediging niet mag aantasten.

Onze wetgever heeft dit standpunt klakkeloos gevolgd en zijn regelgeving aangepast

aan deze Europese bepalingen.

319. Practici stellen echter dat er nauwelijks een gevoel merkbaar is tussen het

systeem gehanteerd vóór de wetswijziging en deze erna. In de praktijk worden zeer

weinig bevelen tot persoonlijke verschijning uitgevaardigd. De rechter zal gewoon

vragen aan de advocaat van de beklaagde of hij de volgende zitting zijn cliënt wil

meebrengen en de zaak wordt dan uitgesteld. In twee derde van alle gevallen zal de

beklaagde vertegenwoordigd worden door een raadsman en acht de rechter zijn

aanwezigheid ook niet noodzakelijk. Als de rechter er echt op staat om de beklaagde

in persoon te zien dan werkt het bevel tot persoonlijke verschijning nog zeer effectief.

Beklaagden zullen na zo’n bevel verschijnen en meewerken aan het onderzoek ter

terechtzitting. Het is uiterst zeldzaam dat men verschijnt en zich nog beroept op het

zwijgrecht.

Page 106: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

106

320. Vele advocaten raden hun cliënt aan om direct persoonlijk te verschijnen, dat

bespaart een hele hoop kostbare tijd van zowel de advocaat als de rechter, en

bovendien komt het alleen maar ten goede van de beklaagde zelf. Sommige

advocaten willen zelfs hun cliënt niet vertegenwoordigen als ze zelf niet persoonlijk

aanwezig zijn. Deze advocaten zijn van mening dat de aanwezigheid hoogst

belangrijk is. Hij zal het er moeilijk mee hebben om te staan pleiten voor een cliënt

die het niet de moeite waard vindt om op te dagen. Hoe kan je dan als advocaat als

een blok achter je cliënt staan?

Stel dat je cliënt op de vlucht is en hij maakt het voorwerp uit van een onmiddellijke

aanhouding. In dat geval kan je als advocaat naar de zitting gaan en je cliënt

vertegenwoordigen. Vele advocaten zijn echter de mening aangedaan om in dat

geval niet op te treden. Indien de advocaat geen contact heeft kunnen leggen met

zijn cliënt alvorens de zitting plaatsvindt, dan zal hij zich niet geroepen voelen om zijn

cliënt te staan vertegenwoordigen op de zitting.276

276

P. DAENINCK, L. DELBROECK, “Strafprocesrecht in beweging, preciseringen, nuanceringen en

kritische bedenkingen bij recente evoluties”, http://www.law.kuleuven.be/jura/art/35n4/heervers.htm.

Page 107: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

107

HOOFDSTUK 14: Conclusie

321. De aanwezigheid van de beklaagde is zeer belangrijk gebleken voor een

goede afloop van zijn proces. De rechter zal uit de aanwezigheid van de beklaagde

een vorm van respect voor de rechtbank afleiden. De beklaagde kan op die manier

persoonlijk antwoorden op de vragen van de rechter, wat de waarheidsvinding alleen

maar ten goede komt. Ook de confrontatie met een eventueel slachtoffer kan zeer

belangrijk zijn. Wat zeker niet mag vergeten worden is het belang van de persoonlijke

verschijning in het kader van de individualisering van de straf. De rechter moet wel

steeds in het achterhoofd houden dat de beklaagde zich op zijn zwijgrecht kan

beroepen, ook al staat hij in persoon voor de rechter.

322. Vóór de wetswijziging van 12 februari 2003 was er een verplichte verschijning

in de wet ingeschreven, althans voor de correctionele rechtbank. Voor de

politierechtbank stond er al een mogelijkheid van vertegenwoordiging in de wet

ingeschreven. In uitzonderlijke gevallen kon de beklaagde ook voor de correctionele

rechtbank worden vertegenwoordigd.

323. De nieuwe wet is er gekomen naar aanleiding van een arrest van het E.H.R.M.

In het arrest Van Geyseghem werd België veroordeeld wegens schending van artikel

6 E.V.R.M. Dit artikel vormt de grondslag voor het recht op een eerlijk proces. Het

Hof stelt dat het recht op bijstand moet worden aanzien als een bijzonder aspect van

artikel 6.3.c E.V.R.M. Het ontnemen van de advocaat aan een beklaagde die afwezig

is op de zitting, maakt aldus een schending uit van deze wetsbepaling. De nieuwe

wet heef zich beperkt tot het aanpassen van artikel 152 en 185 Sv. De wet heeft het

echter nagelaten om bijzondere procedures ook te regelen. Dient de beklaagde

bijvoorbeeld ook aanwezig te zijn voor het instemmen met opschorting of aanvaarden

van probatievoorwaarden? Wat met de aanvaarding van een werkstraf? In al deze

gevallen wordt algemeen aanvaard dat de raadsman kan optreden voor zijn cliënt.

Hij kan zijn cliënt informeren over de draagwijdte van die maatregelen en de cliënt

kan instemmen via zijn raadsman. De praktijk leert ons echter dat een rechter het feit

van de niet-verschijning in aanmerking zal nemen als een negatieve houding,

waardoor hij geen werkstraf of probatievoorwaarden zal opleggen. Uiteraard mag de

niet-verschijning niet meespelen in de straftoemeting, maar ik vind het niet meer dan

normaal dat de rechter dit wel in het achterhoofd houdt voor de beoordeling van de

Page 108: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

108

persoon van de beklaagde. Indien de beklaagde het al nalaat om te verschijnen op

een zitting, waarom hem dan een gunst toekennen en riskeren dat hij nooit zal

opdagen voor het uitoefenen van zijn werkstraf? Het feit dat de persoonlijke

verschijning en vertegenwoordiging door een raadsman niet geregeld wordt in al

deze bijzondere procedures lijkt me toch een vergetelheid van de wetgever te zijn.

324. In de nieuwe wet werden nieuwe middelen ingevoerd om de beklaagde aan te

zetten tot persoonlijke verschijning. Het vonnis dat geacht wordt op tegenspraak te

zijn uitgesproken en het bevel tot medebrenging werd ingevoerd. De wetgever

probeert op die manier de procedures van verzet in te perken. Mijns inziens zal dit de

verzetprocedures in de praktijk niet echt inperken. Ook al wordt een bevel tot

persoonlijke verschijning uitgevaardigd, de beklaagde blijft het recht behouden om

niet te verschijnen. Indien een beklaagde echt verstek wenst te laten gaan, dan

verschijnt hij gewoon niet vanaf de inleidende zitting. Het misbruik van de

mogelijkheid van verzet zal dus wel blijven voortbestaan. Wanneer de advocaat wel

verschijnt en hij neemt de vertegenwoordiging van zijn cliënt op zich, dan zal het

vonnis geacht worden op tegenspraak te zijn uitgesproken. Dit verschil in

behandeling lijkt discriminerend op het eerste zicht. Is het gerechtvaardigd dat

degene die op de inleidingszitting verschijnt en nadien niet meer, op een andere

manier behandeld wordt dan degene die vanaf de inleidingszitting helemaal niet

verschijnt?

325. Het Hof heeft altijd duidelijk gesteld dat België niet verplicht is om die

verplichte persoonlijke aanwezigheid af te schaffen. Het Hof heeft steeds gezegd dat

er wel maatregelen door de lidstaten mogen genomen worden om die

onverantwoorde afwezigheden in te perken, alleen mogen die maatregelen niet in

strijd zijn met de rechten van verdediging. De afwezigheid van de beklaagde mag

dus niet gesanctioneerd worden met het ontnemen van de vertegenwoordiging door

de raadsman. Die sanctie wordt als disproportioneel aanzien door het E.H.R.M.

326. De vraag is nu wat de intrinsieke voor- en nadelen zijn van het nieuwe

systeem, en of er veel veranderd is buiten het vroegere systeem. Zoals eerder reeds

aangehaald (zie supra 322) zijn er verschillende voordelen aan de aanwezigheid van

de beklaagde: de individualisering van de straf, de waarheidsvinding, de confrontatie

met het slachtoffer, enzovoort. Het feit dat de beklaagde nu echter kan

Page 109: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

109

vertegenwoordigd worden op de zitting verandert niet veel in de praktijk. Indien de

rechter het echt noodzakelijk acht, zal hij de advocaat vragen om zijn cliënt mee te

brengen naar de volgende zitting. Als hij dit niet doet, kan de rechter nog altijd een

bevel tot persoonlijke verschijning uitvaardigen. In de praktijk wordt zo’n bevel echter

niet veel uitgevaardigd, waardoor de impact van de nieuwe artikelen zeer beperkt

blijven. Men moet het eerste en het tweede lid van artikel 185 Sv. echter samen

lezen, waardoor een vonnis maar geacht kan worden op tegenspraak te zijn, indien

geen gevolg wordt gegeven aan het bevel tot persoonlijke verschijning. En

aangezien dergelijke bevelen niet snel worden uitgesproken zijn de vonnissen die

geacht worden op tegenspraak te zijn ook zeer beperkt in de praktijk.

327. De vraag hoe men nu een beklaagde ertoe moet aanzetten om toch

persoonlijk te verschijnen is moeilijk te beantwoorden. Het bevel tot persoonlijke

verschijning lijkt een effectief middel, maar het is niet afdwingbaar dus lijkt het zijn

effect te hebben verloren. Ook een geldboete of dwangsom eraan koppelen lijkt geen

goed idee. De rechten van verdediging moeten steeds in het achterhoofd gehouden

worden. Het feit blijft dat een beklaagde die zich echt wil onttrekken aan het gerecht

en niet wil verschijnen dit ook effectief kan doen. Hieraan heeft de nieuwe wet van 12

februari 2003 niets veranderd.

328. We kunnen dus concluderen dat het systeem niet veel verandert aan de

dagdagelijkse praktijk. De beklaagde kan zich voortaan laten vertegenwoordigen

door een advocaat, ook al bevindt hij zich niet in de onmogelijkheid om niet te

verschijnen. Vaak zal de advocaat er echter op aandringen bij zijn cliënt om wel

persoonlijk te verschijnen, omdat dit hem alleen maar ten goede komt. In deze

gevallen zal het vonnis op tegenspraak zijn. De beklaagde kan ook nog altijd verstek

laten gaan, waardoor hij verzet kan aantekenen. Dit is het geval indien hij totaal niet

verschijnt vanaf de inleidende zitting. De procedure van verzet probeerde men in te

perken door het vonnis dat geacht wordt op tegenspraak te zijn, in te voeren. De

uitspraak van deze vonnissen vormen echter nog steeds een rariteit in de dagelijkse

gang van zaken.

Page 110: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

110

BIBLIOGRAFIE

-WETGEVING

Wet van 16 februari 1961 betreffende de vertegenwoordiging van de beklaagden, de

burgerrechtelijk aansprakelijke partijen en de burgerlijke partijen voor de

strafgerechten, B.S. 2 maart 1961.

Wet van 4 mei 1999 tot invoering van strafrechtelijke verantwoordelijkheid van

rechtspersonen, B. S. 22 juni 1999.

Wet 28 maart 2000 tot invoeging van een procedure van onmiddellijke verschijning.

Wet van 12 februari 2001 tot aanvulling van de wet van 30 juni 2000 tot wijziging van

het Wetboek van strafvordering, van artikel 27 van de wet van 20 juli 1990

betreffende de voorlopige hechtenis en van artikel 837 van het Gerechtelijk Wetboek,

ten einde de rechtspleging voor het Hof van Assisen te stroomlijnen, B.S. 17 maart

2001.

Wet 12 februari 2003 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering wat het

verstek betreft en tot opheffing van artikel 421 van hetzelfde Wetboek, B.S. 28 maart

2003.

Wet 21 december 2009 tot hervorming van het hof van assisen, B.S. 11 januari 2010.

Page 111: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

111

Wetsvoorstel van 15 mei 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering wat

het verstek betreft (ingediend door de heren Bourgeois, Van Hoorebeke en Erdman),

Parl.St. Kamer, 1999-2000, nr. 65/001.

Wetsvoorstel van 26 oktober 2001 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering

teneinde ervoor te zorgen dat beklaagden en beschuldigden door een raadsman

kunnen worden bijgestaan, ook al waren zij niet op de terechtzitting aanwezig

(ingediend door de heer Bacquelaine, mevrouw Herzet en mevrouw Barzin), Parl.St.

Kamer, 2001-02, nr. 1478/001.

Wetsontwerp van 22 januari 2002 tot wijziging van de bepalingen inzake de

persoonlijke verschijning van de beklaagde en van het artikel 421 van het Wetboek

van Strafvordering, Parl.St, Kamer, 2001-02, nr. 1600/001.

Projet de loi modifiant le Code d'instruction criminelle en ce qui concerne le défaut et

abrogeant l'article 421 du même code, Parl.St., Senat, 2003, nr. 2-265.

-RECHTSPRAAK

E.H.R.M. 23 november 1993, Poitrimol/Frankrijk, Publ. Cour. Eur. D.H., Serie A vol.

277A.

E.H.R.M. 22 september 1994, Lala/Nederland, Publ. Cour. Eur. D.H., Serie A, vol.

298A.

E.H.R.M. 22 september 1994, Pelladoah/Nederland, Publ. Cour. Eur. D.H., Serie A,

vol. 297B.

E.H.R.M. 21 januari 1999, Van Geyseghem/België, J.T. 1999, 174.

Page 112: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

112

E.H.R.M. 13 februari 2001, Krombach/Frankrijjk, R.S.C. 2001, 429.

E.H.R.M. 20 maart 2001, Goedhart/België, J.L.M.B. 2001, 1003-1005.

E.H.R.M. 20 maart 2001, Stroek/België, www.coe.int.

E.H.R.M. 14 juni 2001, Medenica/Zwitserland, www.coe.int.

Cass. 8 juni 1999, www.cass.be

Cass. 15 februari 2000, www.cass.be

Cass. (2e k) AR P. 980861.N, 16 maart 1999 ( Waanders).

Cass. 4 september 2001, www.cass.be

Cass. 1 juni 2005, www.cass.be.

Cass. 19 maart 2008, R.W., 2009-10, afl. 36.

Cass. 11 juni 2008, R.W. 2009-10, 406-408, noot B. DE SMET.

Cass. 28 mei 2008, R.W. 2009-10, 798-800, noot B. DE SMET.

Antwerpen, 2 oktober 2002, R.W. 2002-03, 991-992, noot A. VANDEPLAS.

Antwerpen, 7 mei 2008, R.W. 2008-09, 1008-1010, noot B. DE SMET.

Antwerpen, 14 mei 2008, R.W. 2009-10, 197-198, noot A. VANDEPLAS.

Gent, 21 november 2006, T.Strafr. 2007/3, 198.

Corr. Gent 15 oktober 2001, R.W. 2002-03, 589-593.

Corr. rechtbank Hasselt, 5 feburari 2009, NJW,afl. 209, 28 oktober 2009, 729-730.

Page 113: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

113

-RECHTSLEER

ARNOU, L., “Verplichting te verschijnen voor strafrechter: België veroordeeld”, De

Juristenkrant 2009/1, 1. 69.

ARNOU, L., Strafrecht en strafprocesrecht (Gandaius PUC Delva), Mechelen,

Kluwer, 2006, 653p.

ARNOU, L., “België opnieuw veroordeeld wegens verplichting te verschijnen voor

strafrechter”, De Juristenkrant 2001, afl. 27, 3.

BOSCH, M., “Arresten strafrecht/strafprocesrecht”, Deventer,Kluwer, 2006,1102.

BOCKSTAELE, M., BOURDOUX, G.,“Voorlopige hechtenis”, Diegem, Kluwer, 2000,

317.

CALUWE, N., “De procesbekwaamheid van minderjarigen”, Antwerpen-Oxford,

Intersentia, 2006, 341 p.

DECLERCQ, R., “Enkele aspecten van de devolutieve werking van het verzet in

strafzaken”, Liber Amicorum Frédéric Dumon, Antwerpen, Kluwer, 1983, 383-414.

DECLERCQ, R., “Beginselen van strafrechtspleging”, Mechelen, Kluwer, 2010, 989-

1095

DE GRYSE, B.,” Het recht op vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde voor

wie nog rechtsmiddelen openstaan”, A.J.T. 2001-02, 578-580.

DE HULLU, J., Over rechtsmiddelen in strafzaken, Arnhem, Gouda Quint, 1989, 570.

D’HAENENS, J., Belgisch Strafprocesrecht, Gent, Story-Scientia, 1985, 499.

Page 114: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

114

DE NAUW, A. en DERUYCK, F., “De strafrechtelijke verantwoordelijkheid van

rechtspersonen”, R.W., 1999-2000, 913.

DESCHEPPER, T., “Het bevel tot medebrenging”, De Voorlopige Hechtenis, Brussel,

Kluwer, 2000, 119.

DE SMET, B., “De raadsman van de afwezige beklaagde in de rol van observator

van het proces”, R.W., 1998-99, 258-261.

DE SMET, B., Internationale samenwerking in strafzaken tussen Angelsaksische en

continentale landen, Antwerpen, Maklu, 1999, 95.

DE SMET, B., “Verstek en verzet in strafzaken”, CABG 2003, afl. 3, 92. 70

D‟HONT, F., “Over de onmiddellijke aanhouding van een verzetdoende (en bij

uitspraak afwezige) beklaagde”, N.C. 2006, 223-231.

GUTWIRTH, S., “Strafrechtelijke vervolging van ernstige schendingen van

mensenrechten”, Antwerpen, Maklu, 2002, 65.

KLAASEN, C., “Aansprakelijkheid in beroep, bedrijf of ambt”, Kluwer, 2003, 233.

KOOIJMANS, P., “Internationaal publiekrecht in vogelvlucht”, Kluwer, 2008, 357.

MEGANCK, B., “Over verstekken die op tegenspraak worden geacht”, T.Strafr.

2007/3, 203-204.

MEESE, J., “De teloorgang van de onmiddellijke verschijning in strafzaken”, T.

Strafr., 2002, 137.

Page 115: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

115

PRAKKEN, T., SPRONKEN, T., “Handboek verdediging”, Deventer, Kluwer, 2009,

1255 p.

RIMANQUE, K., DE SMET, B. “Het recht op een behoorlijke rechtsbedeling”,

Antwerpen- Apeldoorn, Maklu, 2002, 179 p.

SPRONKEN, T., “Rechtsbijstand gewaarborgd, ook bij verstek”, Advocatenblad, afl.

20, 28 oktober 1994, http://arno.unimaas.nl/show.cgi?fid=3076.

TRAEST, P., “Hoger beroep en verzet in strafzaken: een stand van zaken en

toekomstperspectieven”, Strafrecht en strafprocesrecht (XXXIIste postuniversitaire

cyclus Willy Delva 2005-2006), Kluwer, 2006, 466-506.

TRAEST, P., “De verschijning van partijen voor de strafrechter”, Goed procesrecht -

Goed procederen (XXIXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2002-2003),

Mechelen, Kluwer, 2004, 31-83.

TRAEST, P., “De vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde”, T. Strafr. 2000,

205-210.

VAN DAELE, I., “De onmiddellijke verschijning in strafzaken”, Rechtskundig

weekblad(R.W.), 2000-01, afl. 17, 642.

VANDEPLAS, A., “Het verzet in strafzaken”, Strafrecht voor rechtspractici, Leuven,

Acco, 1990, 240.

VANDEPLAS, A., “Bevel tot persoonlijke verschijning”, Comm. Straf., 4.

VANDEPLAS, A., “Over het op tegenspraak geachte vonnis in strafzaken”, T. Strafr.,

2005, 306.

VANDEPLAS, A., “Over het verstek in strafzaken”, R.W. 1986-87, 747-753.

Page 116: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

116

VANDEPLAS, A.,” De verschijningsplicht van de gehechte beschuldigde”,

Rechtskundig Weekblad (R.W.) 2004-05, afl. 14, 534.

VANDROMME, S., “De 2 arresten Krombach: de positie van de afwezige beklaagde,

bekeken vanuit Straatburgs en Luxemburgs perspectief. Wijzigingen in de Belgische

verstekprocedure. Toekomstperspectieven voor de erkenning van buitenlandse

strafvonnissen”, T. Strafr., 2002, 288-293.

VANDROMME, S., “Kan de strafrechter de persoonlijke verschijning van de

beklaagde bevelen onder verbeurte van een dwangsom?”, R.W. 2002-03, 593-595.

VANDROMME, S., “De afbrokkeling van het verstek in strafzaken. Bespreking van de

wet van 12 februari 2003”, R.W. 2003-04, afl. 13, 481-496.

VANDROMME, S., “Wanneer wordt een vonnis in strafzaken geacht op tegenspraak

te zijn gewezen?”, Rechtskundig Weekblad (R.W.) 2006-07, afl. 15, 650-651.

VANDROMME, S., “Vonnis dat geacht wordt op tegenspraak te zijn in strafzaken blijft

rariteit” Juristenkrant 2004, afl. 91, 4.

VANDROMME, S., “Verstek en het Hof van Assisen: de cassatie-arresten van 2

oktober 2002 en 16 juni 2004”, T.Strafr. 2005, 267-274.

VANDROMME, S., “werkstraf”, OSS, Afl 46, 1 april 2004, 193-230

VAN DEN WYNGAERT, C., Kennismaking met de rechten van verdediging in

strafzaken, Maklu, Antwerpen, 2003, 65 p.

VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht,

Antwerpen, Maklu, 2006, 1314 p.

Page 117: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

117

C. VAN DEN WYNGAERT, “Kennismaking met het Internationaal en Europees

strafrecht”, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2003, 141 p.

VERSTRAETEN, R., Handboek Strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2007, 1193.

Page 118: De persoonlijke verschijning van partijen op het strafproceslib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 002 › 060 › 731 › RUG01... · 2 S. VANDROMME, “Kan de strafrechter de persoonlijke

118