Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Letitsja Ceulemans
het beeldmateriaalDe Onaangepaste Stad van Luc Deleu. Een analyse van
Academiejaar 2011-2012Faculteit Ingenieurswetenschappen en ArchitectuurVoorzitter: prof. dr. Pieter UyttenhoveVakgroep Architectuur en Stedenbouw
Master in de ingenieurswetenschappen: architectuurMasterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van
Promotoren: prof. dr. Bart Verschaffel, dr. ir.-arch. Maarten Van Den Driessche
De Onaangepaste Stad van luc deleu
Een analyse van het beeldmateriaal
>Masterproef Letitsja Ceulemans
2011 - 2012
44.7
78
46.4
0046
.534
47.5
00
48.2
90
43.2
0043
.022
41.2
66
40.0
00
39.5
10
> Index Inleiding <INLEIDING
“Een volledige beschrijving van De Onaangepaste Stad1 is allicht ongewenst,
omdat haar specifieke karakter juist schuilt in haar ongrijpbaarheid. De
Onaangepaste Stad moet onbewust leesbaar zijn, maar rationeel onleesbaar.”2
(Hans Theys)
Toen ik het boek Urbi et orbi3 van Luc Deleu voor de eerste keer opensloeg en door
de afbeeldingen bladerde, was ik tegelijk teleurgesteld en geïntrigeerd. Met de
titel De Onaangepaste Stad in het achterhoofd, kwamen de prenten zodanig ab-
stract over dat ik geen benul had van wat ik aan het bekijken was, hoewel ik ook
gefascineerd was door de unieke vormgeving. Daarnaast wist ik ook niet of ik naar
verschillende aspecten van hetzelfde ontwerp aan het kijken was of tekeningen
van verschillende ontwerpen. Het feit dat ik er frustrerend weinig van begreep,
maakte dat het een uitdaging werd. Met de reputatie van Luc Deleu in het achter-
hoofd, wist ik dat een nader onderzoek de moeite waard zou zijn.
In deze masterproef is er vooral aandacht besteed naar de afbeeldingen in
het boek, gezien mijn persoonlijke interesse in beeldmateriaal in de wereld
van architectuur en stedenbouw. De positie en het belang van de afbeelding
wordt naar mijn mening te vaak onderschat, zowel in het ontwerpproces als
in de presentatie. Zeker in de stedenbouwkundige ontwerppraktijk blijkt het
visualiseren van wat we willen overbrengen niet altijd evident. Er moet immers
meer getoond kunnen worden dan masterplannen en sfeerbeelden van hoe het
er allemaal in de toekomst uit zou kunnen zien. Hoe moeten visies en concepten
op een zinvolle manier afgebeeld worden? En wordt er niet te weinig rekening
gehouden met de dynamiek en de chaos van de stedelijke context omdat we niet
1 De Onaangepaste Stad (D.O.S.) is een uitge-breid ontwerpmatig en stedenbouwkunstig onderzoeksproject dat Luc Deleu startte in 1995. In 2002 is het boek Urbi et Orbi uitge-bracht waarin het project uitgebreid wordt toegelicht met tekst en beeldmateriaal. Dit boek vormt het onderzoeksmateriaal van deze masterproef.
2 Hans Theys, ‘De ligusters op de saggittarius-promenade. Inleiding tot een handboek voor stedenbouwers’, in: Luc Deleu en Hans Theys, Urbi et Orbi: De Onaangepaste Stad (Gent: Lu-dion, 2002), p.16
3 Luc Deleu en Hans Theys, Urbi et Orbi: De Onaangepaste Stad (Gent: Ludion, 2002)
Inleiding
1. ‘Urbi et orbi’ 1.1 Orbanisme, urbanisme en architectuur 1.2 Stedelijke uitrusting en openbare ruimte 1.3 De ontwikkeling van Vipcity 1.4 Vipcity #7 revisited
2. De ontwikkeling van D.O.S. in beeld 2.1 De evolutie van Vipcity: schema’s en partituren 2.2 De voorzieningen: een aanzet 2.3 Vipcity under construction: de synthese 2.4 Maquettes voor De Onaangepaste Stad 2.5 Voorgaande ontwerpen 2.6 Chandigarh
3. Collageboek 3.1 Het beeldmateriaal 3.2 De schepping van een kader 3.3 Orbanisme
4. De montage van De Onaangepaste Stad 4.1 Een combinatie van beelden 4.2 Het montageproces 4.3 Een puzzel
Bijlagen A Spreadsheets B ‘Tribune’ - fragmentenC Orbanistisch Manifest
Bibliografie
5
9 10121823
31336372828699
105107108112
115116119122
127128136146
150
4 < Index Inleiding > 5
Inleiding <In het derde hoofdstuk wordt Tribune5 aangevoerd, een collageboek dat Deleu
in het begin van zijn carrière maakte en een belangrijk werk geweest is ten
opzichte van zijn hele oeuvre. Het boek bleek een verheldering en verklaring voor
de manier waarop De Onaangepaste Stad opgevat is.
In het vierde en laatste hoofdstuk worden alle afbeeldingen en het collageboek in
rekening gebracht en wordt er opnieuw naar het boek gekeken. Met meer kennis
over het materiaal wordt er onderzocht wat de rol en de positie is van het beeld-
materiaal in zijn geheel. Er wordt een nieuwe blik geworpen op De Onaangepaste
Stad en, wat mij betreft, op de mogelijkheden en de invloed van afbeeldingen in
het vak van de stedenbouwkundige architect.
weten hoe ze af te beelden? Ik geloof dat tekeningen en schema’s maken, een
belangrijke invloed hebben op ons denken over het ontwerp en de context waarin
we ontwerpen; dat de manier waarop we onze analyses afbeelden, het ontwerp
in een bepaalde richting stuurt. Daarnaast heeft elke ontwerper een eigen kijk op
de wereld en zijn omgeving en hebben ook zijn persoonlijke ervaringen invloed
op het ontwerp.
De Onaangepaste Stad bleek een bijzonder goed project om over de
mogelijkheden en de positie van de afbeelding in de praktijk na te denken. Het is
een eerder theoretisch project dat niet alleen een nieuwe blik wil werpen op de
inhoud van de stedenbouwkundige ontwerppraktijk maar ook zoekt naar nieu-
we ontwerpstrategieën. Het belangrijkste was echter het feit dat Luc Deleu en
T.O.P. office4 in hun werk altijd heel veel zorg en aandacht hebben besteed aan de
visualisatie ervan, in die mate dat het zelfs niet los te koppelen is van hun den-
ken en handelen. Tekst en afbeeldingen zijn vervlochten met elkaar zoals de af-
beeldingen en het ontwerpproces; afbeeldingen en oeuvre.
In het eerste deel van de masterproef zal er een samenvatting gegeven worden
van het boek Urbi et orbi van Luc Deleu om kennis te maken met het project De
Onaangepaste Stad en om de context te schetsen waarin een hele reeks afbeeldin-
gen zijn ontwikkeld die in het boek getoond worden. Deze afbeeldingen zullen in
een tweede hoofdstuk uitgebreid besproken worden per thema. De bedoeling is
vooral de warrige verzameling aan beelden te ontrafelen door elke afbeelding te
beschrijven en te proberen plaatsen in het project. Hierbij is er gekeken naar het
type beeld, de betekenis, de functie en de relatie tot andere afbeeldingen en tot
het ontwerp.
> Inleiding
4 T.O.P. office is het bureau dat Luc Deleu met zijn vrouw Laurette Gillemot stichtte in 1970. Vanaf het begin werd de architecturale en stedenbouwkundig ontwerppraktijk in vraag gesteld en werd er nagedacht over de positie en de taak van de stedenbouwkun-dige architect in een globale maatschappij
5 Tribune is de naam van het collageboek dat Luc Deleu maakte in de jaren zeven-tig. In 2009 werd het tentoongesteld in ‘Jeugdzonde. Over opus één en opus min één’ in Antwerpen. In de toekomst zal er een beperkte DVD-editie van uitgebracht worden.
Inleiding > 7 6 < Inleiding
1. ‘Urbi et Orbi’
> ‘Urbi et orbi’ ‘Urbi et orbi’ <manier van denken nodig over stedenbouw die duurzaam en evenwichtig is en
een kader kan zijn voor de complexe maatschappij van tegenwoordig5.
Architectuur bevindt zich in dit verhaal in een landschappelijk of stedenbouw-
kundig kader. De architect draagt nieuwe verantwoordelijkheden. Deleu maakt
ook een duidelijk onderscheid tussen architectuur en gebouwen, tussen archi-
tectuur en woningen. Architectuur kan een gebouw een ziel geven, een meer-
waarde. “Het is een spirituele en culturele werkelijkheid”6 . Helaas is architec-
tuur ook iets wat de meeste mensen zich niet kunnen veroorloven. Bouwheren
hechten daarnaast ook meer belang aan programma dan aan ruimte en vorm.
Deleu vraagt zich af hoe je als architect hiermee omgaat.
In de twintigste eeuw is het idee ontstaan dat stedenbouw kan werken aan een
wereld waarin iedereen volwaardig zijn plek kan vinden in de maatschappij.
Hoewel dit idee nu meer dan ooit van toepassing is, wordt het als utopisch of
onhaalbaar beschouwd. Een ideaal plan dat op dit idee werkt en zich los maakt
van het materiële en het dagelijkse leven, zou echter een instrument kunnen
zijn om de bestaande stedenbouwkundige orde op lange termijn te verbe-
teren7 . De oefening van het maken van zulk ideaal plan kan nieuwe inzichten en
nieuwe concepten voortbrengen die de stedelijke ontwikkeling op een duurzame
manier zou kunnen ondersteunen. De Onaangepaste Stad is zo een oefening
in de ontwikkeling van een nieuw soort denken over stedenbouw. Het staat ver
van de hedendaagse werkelijke stedenbouw en ziet er abstract uit maar Deleu
argumenteert dat een theoretisch project juist de mogelijkheid biedt om volledig
vrij te ontwerpen. Het is juist in de actie van het loslaten en durven kiezen voor
uitersten dat nieuwe concepten en modellen kunnen ontstaan.
Dit eerste hoofdstuk vormt een samenvatting van het boek Urbi et Orbi1. Op die
manier wordt de context geschetst van het beeldmateriaal dat in de volgende
hoofdstukken besproken zal worden. De belangrijkste ideeën en unieke con-
cepten die aan de basis liggen van De Onaangepaste Stad worden beschreven.
De tekst volgt de volgorde van het boek en zal dus eerst beginnen met een
beschrijving van de algemene ideeën die Luc Deleu heeft over de stedenbouw
van het heden en de toekomst. Daarna komen de belangrijkste concepten en de
aanzet van het project aan bod. Na de aanzet kan er dan overgegaan worden naar
een beknopte beschrijving van de evolutie van de beginfase (Brikabrak) van het
project tot de voorlopige eindfase (Vipcity). Deze eindfase zal in het laatste deel
van de samenvatting uitgebreider worden toegelicht, zoals in het boek.
1.1 Orbanisme, urbanisme en architectuur
Orbanisme is een term die Luc Deleu heeft geïntroduceerd in 19802, waarmee hij
wil aangeven dat de mondialisering of globalisering de noodzaak met zich mee-
brengt een algemene kijk op onze planeet te hebben. “De aarde is ons ruimte-
schip, onze moeder en de woning van ons allemaal”3. Het planetaire niveau zou
mee geïntegreerd moeten worden in de (steden)bouwkundige ontwerppraktijk.
Het is de aarde in zijn geheel die dient te worden beschouwd als de ruimtelijke
en maatschappelijke context waarin we als architecten en stedenbouwkundigen
werken. Solidariteit en ecocentrisme staan centraal. Orbanisme vraagt met andere
woorden om na te denken over “een evenwichtige organisatie van de aardruimte
die steunt op een zo solidair mogelijk samenlevingsmodel met een stedenbouw
die kadert in een groot geheel” 4.
Met dit inzicht is er dus nood aan nieuwe concepten en modellen voor de
toekomst, naast de dagdagelijkse stedenbouwkundige praktijk. Er is een nieuwe
3 Urbi et Orbi, Orbanisme, p.21; Het idee is ontstaan onder invloed van Buckmin-ster Fullers benaming “ruimteschip aarde” en bij het zien van de allereerste foto’s van de aardbol uit de geschiedenis.
4 Urbi et Orbi, Orbanisme, p.21
5 Urbi et Orbi, Urbanisme, p.25
6 Urbi et Orbi, Architectuur, p.26
7Urbi et Orbi, Utopisch of idealistisch, p.34
1 Luc Deleu, Urbi et Orbi (D.O.S. XXI), in: Luc Deleu en Hans Theys, Urbi et Orbi: De Onaangepaste Stad (Ghent: Ludion, 2002), p.20-138
2 In 1980 publiceerde Luc Deleu ‘Orban-istisch Manifest’ in: Tentoonstelling-scatalogus ‘Vrije ruimte – Espace libre – Open space’, ICC, Antwerpen, 1980 (zie Bijlage C)
10 < Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1 > 11
> ‘Urbi et orbi’ ‘Urbi et orbi’ <1.2 Stedelijke uitrusting en openbare ruimte
Aan de basis van De Onaangepaste Stad vinden we een reeks spreadsheets8
(fig1), welke een zo volledig mogelijk stedelijk uitrustingsprogramma bevat-
ten dat gekoppeld is aan inwonersaantallen. Deze cijfers zijn afkomstig van een
analyse van een aantal bestaande steden. (De cijfers zijn uiteraard nooit juist of
nauwkeurig genoeg maar worden voor de oefening wel zo beschouwd.) Op deze
manier werd van een uitrustingsprogramma voor het ontwerp van een volledige
stad vertrokken zoals van een opgegeven programma voor een nieuw gebouw.
In een volgende fase zijn de cijfers gekoppeld aan benodigde oppervlaktes om
er zo een ruimtelijke dimensie aan toe te voegen. De bedoeling was om vanuit
dit uitrustingsprogramma tot een zeer gedifferentieerd ruimteaanbod te komen
waarmee “soepele en complexe organen -in de zin dat ze zichzelf kunnen opbouwen
en vorm geven en een zelfgroeiende en zelfherstellende potentie hebben”9 - mee
kunnen ontworpen worden. Zo kan er omgegaan worden met de chaos van het
kleine -complexiteit, natuurlijkheid en afwisseling- in de stedelijke ruimte en de
orde op grote schaal -organisatie binnen een samenhangend beeld.
Hiermee komt het belangrijkste uitgangspunt van De Onaangepaste Stad aan
bod: alle ruimtes zijn vrij te gebruiken door alle verschillende stadsactoren.
Om deze vrijheid aan te kunnen bieden dient het programma volgens Deleu
gescheiden te worden van de vorm. De stadsstructuur wordt gescheiden van de
invulling, architectuur van gebruik10 .
De keuze om te vertrekken van het stedelijk uitrustingsprogramma kan ook
vanuit een andere hoek beargumenteerd worden, vertrekkende vanuit de open-
bare ruimte. De mondialisering en deregularisering hebben het mogelijk gemaakt
dat de openbare ruimte steeds meer geprivatiseerd wordt. Maar belangrijk is dat de
9 Urbi et Orbi, Nooit juiste cijfers als onbe-twistbare basis voor meetkundige en andere manipulaties, p.37
10 Urbi et Orbi, Nooit juiste cijfers als onbe-twistbare basis voor meetkundige en andere manipulaties, p.37
Fig. 1, Database D.O.S.95 - Amenities classiefied by social base
8 Zie bijlage A, p.128
12 < Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1 > 13
> ‘Urbi et orbi’ ‘Urbi et orbi’ <stadsontwikkeling ondermaats zijn. Nu dat huisvesting meer een private aangele-
genheid is, is het zinvoller dat de stedenbouwkunst zich richt op het stedelijke
uitrustingsprogramma in een geheel van infrastructuren en met aandacht voor
de openbare ruimte.
Hierbij wordt wel opgemerkt dat deze wil om van bovenuit te ontwerpen niet
hoeft te betekenen dat de stad zich niet meer van onderuit kan blijven ontwik-
kelen en dat het de chaos van het dagelijkse leven in de weg staat. “De stedelijke
ruimte is maakbaar, het stedelijke leven niet.”14
Dit is een heel belangrijk idee dat vervat zit in De Onaangepaste Stad, waarin naar
dat evenwicht tussen het maakbare en het onmaakbare gezocht wordt. Het maakt
een onderzoek naar de verschillende niveaus van stadsbeheersing en maakbaar-
heid hét onderzoeksterrein van het project. Een beter inzicht in de verschillende
schalen schept helderheid.15
Zo blijkt de grote en de grootste schaal nodig om de kleine schaal een zekere
natuurlijkheid te kunnen geven. De schema’s, arrangementen en partituren van
de grote schaal vormen een positieve context voor de uitzonderlijkheden van de
kleine schaal en zijn tevens bruikbare instrumenten om een grote geste in het
stadsbeeld te brengen16. Ze kunnen een zekere herkenbaarheid genereren die
toch een vrije invulling op de kleine schaal toelaat.
“De autonomie van het beeld is een interessant kenmerk van de grote schaal”.17
Hiermee haalt Deleu de eigenschap aan van de natuur waarin op kleine schaal
alles chaotisch kan lijken, terwijl op grote schaal steeds een autonoom (en
vaak prachtig) beeld gecreëerd wordt (bijvoorbeeld een strandlandschap). Hij
vergelijkt dit met het beeld van de dynamische stad die tegelijk een zeer
veranderlijk en instabiel programma heeft en dat op grote schaal een steden-
bouwkunstig plan verdient. Grote concepten en structuren spreken immers het
openbare ruimte het algemeen belang moet kunnen blijven dienen, wat de taak
is en blijft van de stedenbouwkunst. Ze dient de vormgeving en de bescherming
van de openbare ruimte op zich te nemen. Het lijkt alleen maar logisch dat door
de impact van stedelijke ingrepen, de restricties en randvoorwaarden, de inven-
tiviteit en het belang van het concept toenemen11.
Op die manier behoort in De Onaangepaste Stad het wonen de bewoner toe en
bestaat de taak van de stedenbouwkundige slechts uit de grootschalige organi-
satie van het wonen en de stedelijke comfortuitrusting.12 De stedenbouwer dient
de belangen van het mensdom: vrijheid en eerlijkheid voor al zijn bewoners.
Met de snelle en grotere continue verandering van onze wereld is een fijnere
differentiëring in de gemeenschappelijke ruimte wenselijk. Er zijn verschillende
schalen te onderscheiden: mondiaal, nationaal, regionaal, stedelijk of landelijk,
pleinen, straten en stegen. Gemeenschappelijke ruimtes verschillen ook in toe-
gankelijkheid, bereikbaarheid, veiligheid, aantrekkelijkheid enz. Allen bepalen ze
onze private eigendommen en hebben daarom zeer specifieke aandacht nodig.
Vandaar ziet Deleu de noodzaak een diepgaand onderzoek te voeren dat gepaard
gaat met de benoeming en categorisering van ruimtetypes, en dit op planetaire
schaal. Op stedelijke schaal vinden we een hele reeks publieke en private ruimtes
waarvan de openbare ruimte een specifiek deel is, dat op zijn beurt zelf ook een
heel aantal verschillende soorten ruimtes bestrijkt: buitenruimtes, overdekte of
binnenruimtes, residueruimtes, infrastructuurruimtes, ruimtes voor autoverkeer,
fietsers en voetgangers, semi-openbare ruimtes, semi-privéruimtes enz. Voor
Deleu zijn al deze typische ruimtes, hun onderlinge samenhang en hun relatie tot
de private wereld een interessant programma voor de stedenbouwkunst13 .
Doordat de aandacht van de modernisten vooral naar huisvesting is
gegaan, oordeelt Deleu dat de stedenbouwkundige richtlijnen voor de gehele
11 Urbi et Orbi, Een hedendaagse theorie van de openbare ruimte, p.39
12 Urbi et Orbi, Een hedendaagse theorie van de openbare ruimte, p.39
13 Urbi et Orbi, Een hedendaagse theorie van de openbare ruimte, p.42
14 Urbi et Orbi, Geïntegreerde stedelijke uitrusting, p.43
15 Urbi et Orbi, Geïntegreerde stedelijke uitrusting, p.43-44
16 Urbi et Orbi, Geïntegreerde stedelijke uitrusting, p.44
17 Urbi et Orbi, Defragmentatie, p.46
14 < Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1 > 15
> ‘Urbi et orbi’ ‘Urbi et orbi’ <menselijke gevoel voor orde en verhoudingen aan, naast de aantrekkingskracht
tot de chaos van het dagelijkse leven. Ze kunnen het nodige tegengewicht vor-
men. Daarom dienen urbanisme en orbanisme zoveel mogelijk in te spelen op de
vele stimulerende stedenbouwkundige randvoorwaarden zonder zich al te veel
te laten leiden door repressieve voorschriften18. ‘“Orde op grote schaal, chaos in
het kleine’ als recept voor een aangename samenleving.” 19
Een andere fundamentele eigenschap van de stad is versnippering. Maar naast
fragmentatie moet ook defragmentatie opgenomen worden in de stedenbouw.
Dit resulteert in twee mogelijke ontwerpmethoden die beide van belang zijn:
top-down en bottom-up. De eerste kan namelijk eenheid en rust creëren en de
tweede methode zorgt voor verscheidenheid en drukte, orde en chaos.20
De steeds meer groeiende grondschaarste vraagt om een nieuwe aanpak in het
omgaan met het grondgebied waarbij de stedenbouwkunst zou moeten streven
naar een grotere compactheid. T.O.P. office paste in meerdere projecten het idee
van overschrijving toe: een nieuwe geperforeerde semi-transparante laag wordt
als een rooster over een al dan niet gewijzigde toestand gelegd waarbij tegelijk
vernieuwende landschappen kunnen ontstaan 21. Dit concept werd, na enkele
kleinere projecten, in ‘Usiebenpole’ in Wenen (1994-1996) grondig uitgewerkt en
resulteerde uiteindelijk in een directe aanzet voor De Onaangepaste Stad.
Usiebenpole vormde een volledig nieuw stadsdeel ontworpen voor meer
dan honderdduizend inwoners met een centrale openbare ruimte en een cen-
trale infrastructuur, gesitueerd op het Donau-eiland(fig 2). Drie totaal verschil-
lende werelden - het eiland zoals het is, een autowereld in een sokkel en een
huisvesting voorzien van de nodige (stedelijke) uitrusting – werden op elkaar
gestapeld en functioneerden semi-onafhankelijk van elkaar.22 Dit concept vertaalde zich
ruimtelijk in een meerdeksbrug (fig 3) die opgetild was boven het eiland, zodat deze zijn
18 Urbi et Orbi, Geïntegreerde stedelijke uitrusting, p.4619 Urbi et Orbi, Geïntegreerde stedelijke uitrusting, p.46
20 Urbi et Orbi, Geïntegreerde stedelijke uitrusting, p.47
21 Urbi et Orbi, Een gelaagd artefact, p.48
22 Urbi et Orbi, Een gelaagd artefact, p.50-52
Fig. 2, Usiebenpole, versie voor 150000 inwoners, Wenen, 1994 - 1995 (Bron: U&O p.50)
Fig. 3, Usiebenpole, brugdeel, detail, Wenen, maquette, 1995 (Bron: U&O p.52)
16 < Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1 > 17
> ‘Urbi et orbi’ ‘Urbi et orbi’ <gen kunnen bevatten, op een afunctionele manier te spreiden.
Het ruimtelijke model waarin de verschillende stedelijke comfortuitrustingen ge-
schikt werden, nam aanvankelijk de vorm van het project Usiebenpole aan: een
meerdekse ruimtelijke wandelas, zwevend boven de grond, met een eigen open-
baar vervoerssysteem. Deze vorm van openbare ruimte had het voordeel zowel
gecondenseerd te zijn en een intens openbaar leven aan te bieden, als genoeg
ademruimte langs de langgerekte wandeldekken.26
Brikabrak
De eerste (lineaire) nederzetting die ontstond, kreeg de naam Brikabrak en
vormde een kleine wijk voor 9.500 inwoners. Brikabrak (fig 4) was ruimtelijk een
variant van Usiebenpole en tevens het begin van een steeds verdere ontwikkel-
ing van de gebruikte stedelijk-architectonische megastructuur; een ontwikkeling
waarin er gestreefd werd naar een structuur die een zo vrije, organische en leven-
dig mogelijke invulling toelaat en zelfs nodig heeft.
Brikabrak bestaat uit drie grote ruimtelijke onderdelen: een sokkel (1) met een
autotunnel en bijhorende stedelijke voorzieningen; daarboven een luchttram (2),
die opgehangen is aan een meerdeksbrug (3) gevuld met stedelijke voorzienin-
gen, die gelegen zijn langs verschillende fiets- en wandeldekken. De brug func-
tioneert als ontmoetingsplaats en bundelt alle voorzieningen terwijl ze tegelijk
een breed panorama biedt. De dekken kunnen open, overdekt of binnen gelegen
zijn.
Als huisvesting is er gekozen voor een rij woonslabben die verbonden is met de
meerdeksbrug. Het geheel heeft geen geografische oriëntatie en het maaiveld
waarop het geplaatst wordt, wordt zoveel mogelijk behouden zoals het is, wat
toelaat om deze nederzetting op om het even welke ondergrond te plaatsen.
Een verdere uitwerking, ook voor 9.500 inwoners, vond men in Dinkytown, een
verbeterde versie van Brikabrak (fig 5).27
recreatieve invulling kon behouden, waaraan een monorail werd opgehangen.
De huisvesting bestond uit een aantal woonslabben die met de meerdeksbrug
verbonden waren. De nieuwe centrale infrastructuur die in het geheel vervat zit,
zorgde niet alleen voor een goede bereikbaarheid van en naar elke plek in het
nieuwe stadsdeel, maar legde ook een verbinding met Wenen zelf.
1.3 De ontwikkeling van Vipcity
“De Onaangepaste Stad is een voortdurend, over verschillende jaren gespreid,
stedenbouwkundig, ruimtelijk en theoretisch onderzoek naar de mogelijkheid
een samenspel van stedelijke voorzieningen te creëren dat op zijn onaangepaste
manier gerelateerd is aan inwonersaantallen.”23 Het is een project dat tot stand
gekomen is in verschillende fases, waarbij telkens een stadsdeel ontworpen is
voor een specifiek bepaald aantal inwoners. Bijzonder is dat elk nieuw stadsdeel
alle vorige stadsdelen omvat en dus ook alle inwoners bedient die reeds een plek
gekregen hebben in De Onaangepaste Stad.
De namen die gebruikt worden, Brikabrak, Dinkytown, Octopus en Vipcity, slaan
telkens zowel op het nieuwe ontworpen gedeelte als op het nieuwe geheel
dat ontstaan is. Zo verwijst de naam Vipcity dus zowel naar het geheel van alle
stadswijken als naar de meest recent toegevoegde stadsas. 24
Zoals reeds aan bod is gekomen, liggen er aan de basis van het project een aan-
tal spreadsheets – D.O.S. 9525. Deze zijn het resultaat van een programmatische
analyse van bestaande steden en vormen een studie naar sociale draagvlakken
die een bepaalde nutsvoorziening mogelijk of noodzakelijk maken. Om te begin-
nen is er nagegaan welke voorzieningen nodig of wenselijk zijn voor een bepaald
aantal inwoners. Daarna werden de bekomen cijfers geïnterpreteerd en vertaald
in benodigde volumes. Tenslotte is er op zoek gegaan naar verschillende ritmes of
arrangementen om de bekomen volumes, die al de nodige stedelijke voorzienin-
23 Urbi et Orbi, De genese van Vipcity, p.55
24 Urbi et Orbi, De genese van Vipcity, p.55
26 Urbi et Orbi, De genese van Vipcity, p.55
27 Urbi et Orbi, De genese van Vipcity, p.55-65
25 Zie bijlage A, p.128
18 < Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1 > 19
> ‘Urbi et orbi’ ‘Urbi et orbi’ < Octopus
In het volgende stadsdeel, Octopus (fig 6), werd de tot nu toe gehandhaafde
lineariteit doorbroken en werd de infrastructuur georganiseerd als een knoop-
punt van vier verkeersassen. Brikabrak en Dinkytown vormen hierin elk één
arm van het nieuwe gevormde achtarmige conglomeraat. Octopus is een wijk
voor 19.000 inwoners, evenveel als Brikabrak en Dinkytown samen waardoor
het nieuwe geheel dus 38.000 inwoners kan huisvesten. Deze nieuwe organi-
satie van de infrastructuur laat toe een rooster te vormen dat steeds verder kan
uitgebreid worden met dezelfde lineaire elementen. Ruimtelijk vinden we bij Oc-
topus opnieuw dezelfde structuur terug: een sokkel, een meerdeksbrug en aan-
palende woonslabben.28
Vipcity
Door een reactie op de eenzijdige manier van huisvesting (in appartementsslab-
ben), werd er in een volgende fase een grote verkaveling ontworpen, die nog
eens 38.000 extra inwoners moest huisvesten. Het gaat om 15.140 ruime en lege
kavels (met allen dezelfde oppervlakte) die elke familie helemaal naar eigen
behoefte kan inrichten. (De grootte van de kavels is op een orbanistische manier
berekend, rekening houdend met de nog beschikbare aardoppervlakte per aardbe-
woner. 29) De bijhorende voorzieningen voor deze enorme toename in inwoners,
werden georganiseerd in een nieuwe arm van Octopus, welke Vipcity werd ge-
noemd. Er werd gekozen om deze nieuwe stadsarm als kantoorwijk uit te werken
waarbij de meerdeksbrug tevens een andere aanpak kreeg: nog meer aandacht
werd besteed aan een verbetering van de openbare ruimte. De nieuwe stadsas
is zowel via het openbaar vervoer als het hiërarchisch geordende wegennet
verbonden met de omliggende kavels. Het nieuwe geheel dat nu ontstaan is en dat
ook de naam Vipcity draagt, vormt nu een klein stadje voor 76.000 inwoners (38.000 in
Octopus en 38.000 in de nieuwe verkaveling). 30
28 Urbi et Orbi, De genese van Vipcity, p.66-69
29 Urbi et Orbi, Vipcity#7 revisited: een reusachtige verkaveling met voorzieningen, p.72, voetnoot 7
30 Urbi et Orbi, Vipcity#7 revisited: een re-uschtige verkaveling met voorzieningen, p.70
Fig. 4, D.O.S. 98: Brikabrak, detail, maquette, 1998 (Bron: U&O p.55)
Fig. 5, D.O.S. 98: Dinkytown, detail, maquette, 1998-1999 (Bron: U&O p.88) Fig. 6, D.O.S. XXI: Octopus, detail, maquette, 1999 (Bron: U&O p.64)
20 < Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1 > 21
> ‘Urbi et orbi’ ‘Urbi et orbi’ <1.4 Vipcity #7 revisited
Vipcity is de voorlopig laatste versie van De Onaangepaste Stad en toont dat het
mogelijk is een evenwicht te vinden tussen een overkoepelend concept en een
van onderuit gegroeide chaos. Er kan tegelijk vanuit het kleine als vanuit het grote
gedacht worden; fragmentatie en defragmentatie.
Het is namelijk uit D.O.S. 95, de uitgebreide studie over stedelijke uitrusting (kleine
schaal), dat er zes drempels of niveaus van inwonersaantallen zijn vastgelegd die
in belangerijke mate de verdere ontwikkeling van Vipcity stuurden. Elk van deze
drempels heeft een specifieke verzameling van voorzieningen en stemt overeen
met een bruikbaar schaalniveau:
878 een straat of het huidige inwonersaantal van de ‘unité’ in Marseille
1.600 het oorspronkelijk voorziene inwonersaantal van dezelfde ‘unité’
9.500 een buurt of een wijk (Brikabrak & Dinkytown)
22.000 het kleinstedelijk niveau
72.000 het regionaal stedelijk niveau (Vipcity)
192.000 het grootstedelijk niveau
Door de specifieke opbouw van De Onaangepaste Stad, waarin elk nieuw niveau
alle vorige in zich opneemt, zijn alle kleinere schalen mee geïntergeerd en is
dus Octopus geïntegreerd in Vipcity #7 revisited, welke de schaal bereikt van een
regionale stad.31
Op de stadsplattegrond Vipcity #7 revisited (fig. 7) is te zien hoe Octopus zich
gedecentraliseerd in Vipcity bevindt en de acht tentakels willekeurig doorheen
de verkaveling lopen. Brikabrak, Dinkytown, Octopus en de kantoorwijk Vipcity
verschijnen er als “sterk geconcentreerde ruggengraten, vol voorzieningen rond
een geïntegreerde verkeersinfrastructuur in een gigantische verkaveling van
14 bij 8,652 km”32 . De kavels zelf en de ontsluiting ervan zijn strak geordend en
31 Urbi et Orbi, Vipcity#7 revisited: een reusachtige verkaveling met
voorzieningen, p.70
32 Urbi et Orbi, Vipcity#7 revisited: een reusachtige verkaveling met
voorzieningen, p.73Fig. 7, D.O.S XXI - Vipcity #7 revisited (Bron: U&O p.67)
22 < Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1 > 23
> ‘Urbi et orbi’ ‘Urbi et orbi’ <bedoeling dat het stadsleven zich nog beter en vrijer zou kunnen ontwikkelen
dan in de vorige modellen.37
Verschillende schema’s38 werden verder uitgetest en uitgewerkt in een zoektocht
naar een arrangement voor de diverse voorzieningen van dit nieuwe stadshart.
Deze oefeningen bracht zowel kennis als ruimtelijk inzicht en de vele abstracte
schema’s werden eveneens een inspiratiebron voor het plan. Om die reden werd
er veel aandacht geschonken aan de uitwerking en de voorstelling van het nieuwe
arrangement. Een helder beeld kan volgens Deleu immers het ontwerp “klaarder,
meer voldragen en handzamer” 39 maken.
Maar de hoge abstractie van deze schema’s, partituren en arrangementen maak-
ten het langs de andere kant niet gemakkelijk om concreet vormen vast te leg-
gen. Het werd snel duidelijk dat het voor de spreiding van de stedelijke uitrusting
niet voldoende was om enkel te spelen met functiearrangementen. Ruimtelijke
variatie in een massaplan met tegelijk ook een sterk algemeen beeld, bleek even
noodzakelijk. Deleu omschrijft het als “de paradox van de kleine schaal: om de
kleinste schaal zoveel mogelijk vrijheid te geven, om alle verschillende functies,
toevallig, vrij en natuurlijk, genoeg plaats te geven, kan het helpen gebruik te
maken van een plastische hypergeste.”40 Met deze ‘plastische hypergeste’ wordt
verwezen naar een overkoepelende ordenende structuur die tevens een sterke
algemene vorm heeft en hiermee al de chaos van de kleine schaal kan vatten in
een sterk en geordend beeld. (In het ontwerp van De Onaangepaste Stad vertaalt
dit zich in de lineaire meerdeksbrug die in het ontwerpproces onderworpen werd
aan strakke schema’s en arrangementen en waarvan een belangrijk deel van de
aandacht naar de uitwerking van het beeld ging.)
Met dit nieuwe inzicht werd o.a. de lengte van de activiteitenassen beperkt, on-
danks de toenemende complexiteit en hoeveelheid van de voorzienigen. Er
worden enkel onderbroken door de verschillende voorzieningsassen- en verkeers-
infrastructuren. Ze hebben een dynamische zigzagvorm en hebben de mogelijk-
heid om in de toekomst herverdeeld te worden om verdichting van het geheel
mogelijk te maken en het inwonersaantal sterk te laten toenemen.33
De plattegrond van Vipcity is “een algemeen plan waarin zowel minimaal als maxi-
maal, stedelijk als landelijk, compact of uitgestrekt mag gewoond worden” 34. Dit
werd mogelijk gemaakt door de manier waarop het plan is opgebouwd: door
“assemblage en superpositie van kleinschalige onderdelen en beslissingen” 35. Het
stedenbouwkundig plan kon op die manier stap voor stap verbeterd worden en
tegemoet komen aan tekorten. Bij deze verbeteringen werd ook telkens opnieuw
gezocht naar een nieuw evenwicht. Er werd reeds gezegd dat Dinkytown een
verbetering was van Brikabrak en zo ook maakte Octopus duidelijk dat
lineariteit niet fundamenteel was. Om in Vipcity de levendigheid van de ont-
brekende woonslabben op te vangen, werden bijkomende kantoorgebouwen
aan de stadsas gekoppeld alsook een parkeerdek, om toch zeker niet aan inten-
siteit van het stadsleven te moeten inboeten.
Door het dynamische ontwerpproces komen nieuwe methoden naar voren en
veranderen de prioriteiten telkens, waardoor de plattegrond van De Onaangepaste
Stad mee groeit met het steeds verder ontwikkelende project. De verschillende
deelaspecten worden steeds verder verfijnd.36
Naast de nieuw toegevoegde verkaveling zijn alle nieuwe stedelijke voorzienin-
gen samen met de kantoren gesitueerd langs een nieuwe stadsas (één van de
tentakels van Octopus) die tevens een ruimtelijke verkeerstructuur in zich heeft
én het grote stadshart zal vormen van De Onaangepaste Stad. De vorm van de
structuur is sterker gearcticuleerd, monumentaal en architectonisch. Het was de
33 Urbi et Orbi, Vipcity#7 revisited: een reusachtige verkaveling met voorzieningen, p.73
34 Urbi et Orbi, Vipcity#7 revisited: een reusachtige verkaveling met voorzieningen, p.76
35 Urbi et Orbi, Vipcity#7 revisited: een reusachtige verkaveling met voorzieningen, p.76
36 Urbi et Orbi, Vipcity#7 revisited: een reusachtige verkaveling met voorzieningen, p.76
37 Urbi et Orbi, Vipcity#7 revisited: een reusachtige verkaveling met
voorzieningen, p.77
39 Urbi et Orbi, De wijk Vipcity:een stadshart met alles erop en eraan, p.79
40 Urbi et Orbi, De wijk Vipcity:een stadshart met alles erop en eraan, p.79
38 De schema’s, arrangementen en partituren komen uitgebreid aan bod in
hoofdstuk 2
24 < Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1 > 25
> ‘Urbi et orbi’ ‘Urbi et orbi’ <Topdek – 9.500
Promenadedek – 1.600
Hoofddek – 72.000
Sokkel (Autotunnel) – 878
De verschillende dekken zijn onderling vloeiend verbonden via hellende
promenades. Het geheel is zelfdragend en toont zich als een meanderende
lineaire hyperstructuur die zich soepel aan verschillende randvoorwaarden zou
kunnen aanpassen. De vorm heeft een zeer specifieke ruimtelijke kwaliteit en een
eigen beleveningswaarde.
De voorzieningen werden tijdelijk naar de achtergrond geschoven maar uiteraard
niet vergeten. Om het volledige programma aan stadsvoorzieningen in te kun-
nen passen, werd er gebruik gemaakt van de database D.O.S. 9543. Drie spread-
sheets (fig 8) werden hieruit afgeleid om de verschillende voorzieningen te ordenen:
Spreadsheet 144: Vipcity – groups & subgroups groepeert de verschillende
comfortuitrustingen volgens karakter (structureel, occasioneel of gezoneerd),
niveau (de vijf levels die gebaseerd zijn op inwonersaantallen) en locatie (in de
tunnel (T), op de grond (G), in de meerdeksbrug (B), ofwel in de bug of in de
tunnel (B/T), ofwel in de brug of op de grond (B/G), in een van de drie (B/T/G) of
over alle drie verspreid (BGT)).
De vijf verschillende niveaus herhalen zich telkens als het inwonersaantal bereikt
wordt. Zo zullen de uitrustingen van niveau 9.500 meerdere keren voorkomen in
het geheel als deze in totaal 72.000 inwoners moeten kunnen bedienen.
Spreadsheet 245: D.O.S. XXI – amenities ranked by architectural relevance rangschikt
de verschillende functies volgens architectonisch belang. De vier categoriën zijn:
niet te ontwerpen, te ontwerpen, te ontwerpen als typologische varianten en
functies die door dezelfde identiteit formeel structurerend willen werken binnen
moest op zoek gegaan worden naar nieuwe technieken en ruimtelijke strategieën
die zowel de doelstellingen van de grote en de kleine schaal konden waarmaken.
Op grote schaal werd “een natuurlijke, ongedwongen en schijnbaar toevallige
eenheid” beoogd en op kleine schaal “een evenwicht tussen visuele anarchie en
ruimtelijke beheersing”.41
De continue meerdeksbrug kreeg een andere aanpak dan voordien. Doordat het
wonen nu uit het stadshart gehaald was, werd er plaats gemaakt voor een nieuw
ruimtelijk concept voor de lineaire en gestapelde openbare ruimte zodat deze
soepeler en minder saai kon gemaakt worden. Er werd gekozen om meer dekken
te stapelen en de dekken konden nu ook vaak discontinu zijn. Het totale beeld
van sokkel en brug werd een meer geïntegreerd, monumentaal geheel.42
Het uiteindelijke masterplan voor de kantoorwijk Vipcity is een combinatie van
verschillende arrangementen die tevens een directe inspiratiebron waren. Door
toepassing van deze arrangementen is er een overkoepeld formeel systeem
gecreëerd dat eenheid voortbrengt en tegelijk een chaotische en dynamische in-
vulling niet in de weg staat. De vrije acties van elk afzonderlijk individu kunnen
de megastructuur tot leven brengen. Dat maakt dat het ook belangrijk was om in
Vipcity tot op de kleinste schaal allerlei verschillende soorten ruimtes te ontwik-
kelen.
De stadsas bestaat uiteindelijk uit een discontinue stapeling van vijf (de verschil-
lende levels) horizontale of schuine dekken (open, overdekt of gesloten) die
boven op een (parkeer)sokkel met een halfopen autotunnel geplaatst werd:
Hemeldek – 22.000
(Treindek met opgehangen monorail en verschillende stations)
41 Urbi et Orbi, De wijk Vipcity:een stadshart met alles erop en eraan, p.79
42 Urbi et Orbi, De wijk Vipcity:een stadshart met alles erop en eraan, p.79
43 Zie bijlage A, p. 134
44 Urbi et Orbi, De kantoorwijk Vipcity of een stadsas in detail, p. 95
45 Urbi et Orbi, De kantoorwijk Vip-city of een stadsas in detail, p. 95
26 < Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1 > 27
> ‘Urbi et orbi’het plan. Deze spreadsheet werd echter nog niet verder uitgewerkt of toegepast.
Spreadsheet 346: Vipcity – clustering of the amenities maakt binnen de verschillende
voorzieningen mogelijke clusters volgens de frequentie van voorkomen.
Doordat de schaal waarop gewerkt wordt in de stedenbouwkunst zo groot is,
kunnen we als ontwerper enkel werken met algemene structuren en vormen.
Het instabiele en onvoorspelbare karakter van het stedelijke programma en de
stedelijke details maken dat we geen vat kunnen krijgen op de kleine schaal. Met
de talrijke arrangementen en masterplannen die ontwikkeld zijn, gelooft Deleu
dat het mogelijk is het totaalbeeld te regisseren en de chaos te begeleiden.
De opeenstapeling van de half autonome lagen en de toepassing van verschil-
lende formele ritmes maken het geheel spannend. Volumes en voorzieningen
ontmoeten elkaar telkens op een andere manier. Vipcity – deck score47 smeedde
uiteindelijk alle dekken aan elkaar tot één plastische compositie waarin de stads-
beleving meerdere dimensies heeft: “Men kan hier elkaar ontmoeten of ontlopen
uit de zon of in de regen. De grens tussen binnen en buiten is er vervaagd, door
elkaar geweven en dubbelzinnig. De ene keer vraagt de architectonische pret-
stad de aandacht, de andere keer staan de omgeving en het landchap in het
middelpunt van de belangstelling. Hier is het rustig en daar is het druk. Soms
voelt men zich als in een grot en dan weer helemaal in openlucht. Door de be-
wegingen van de dekken heeft men nu eens een ver uitzicht over de verkaveling
of over de stedelijke ruggegraat en dan weer niet. Wandelingen, met voortdurend
andere invalshoeken en ervaringen, lijken onuitputtelijk... ” 48 48 Urbi et Orbi, De wijk Vipcity:een stadshart met alles erop en eraan, p 137-138
Fig. 8, Spreadsheet 1-3, 1999 (Bron: U&O p. 89)
46 Urbi et Orbi, De kantoorwijk Vipcity of een stadsas in detail, p. 95-96
47 Zie Fig. p 58-61
‘Urbi et orbi’ <
28 < Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1 > 29
2. De ontwikkeling van De Onaangepaste Stad
in beeld
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
2.1 De evolutie van Vipcity: schema’s en partituren
In dit eerste deel zullen de talrijke schema’s, partituren en arrangementen aan
bod komen die elk een stapje vormen in de ontwikkeling van Vipcity, de stadsas
met kantoren. De Onaangepaste Stad is een project dat in verschillende fases
ontwikkeld is waarbij telkens kleine beslissingen werden uitgevoerd op het vorige
ontwerp en waarbij telkens zeer veel aandacht werd geschonken aan het creëren
van een nieuw geheel. Op die manier konden gebreken opgevangen worden of
nieuwe noodzakelijkheden toegevoegd worden om zo tot een steeds complexer
maar vooral volwaardiger ontwerp te komen. Bij elke stap en elk nieuw schema
ging er ook steeds aandacht naar de presentatie en de uitwerking om zo met
helder materiaal te kunnen werken, de ideeën zelf zuiverder te maken en ook de
mogelijkheid te creëren om het materiaal als inspiratiebron te gebruiken.
De partituren en arrangementen werden vooral gebruikt voor de uitwerking van
de dekken van de meerdeksbrug en voor de verspreiding van de voorzieningen,
die in verschillende spreadsheets reeds uitgesorteerd waren en gekoppeld aan
cijfers (inwonersaantallen en benodigde oppervlakte). Aangezien elk schema
een ander aspect behandelt en elk schema een eigen plaats kreeg in het nieuwe
gevormde geheel, is de ontwikkeling van Vipcity zeer goed in beeld te volgen.
Door in te zoomen op de arrangementen en ze chronologisch te plaatsen, kun-
nen de complexiteit en de manier waarop de verschillende concepten en ideeën
in het ontwerp ingebracht zijn, beter begrepen worden.
De grote stappen en achterliggende concepten en basisideeën zijn toegelicht; er
kan ingezoomd worden op het beeldmateriaal om te kijken hoe de beschreven
concepten vorm gekregen hebben. In dit hoofdstuk zal er uitgebreid kennis
gemaakt worden met het beeldmateriaal dat deel uitmaakt van het boek Urbi et
orbi. Zowel grondplannen als foto’s van maquettes, schema’s en aanzichten zullen
aan bod komen. Alle afbeeldingen worden geordend en de puzzel wordt uiteen
gerafeld om zowel de afbeeldingen zelf als de verbanden onderling beter te
kunnen lezen en begrijpen en zo een stukje dichter bij De Onaangepaste Stad te
komen.
De tekst bevat enerzijds feitelijke gegevens over de afbeeldingen die afkomstig
zijn uit het boek en anderzijds beschrijvende stukken. Deze zijn aangevuld met
bemerkingen en algemene uitleg over de beelden of ontwerpstrategieën.
32 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 33
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Onderstaande fi guur toont een model voor 38.000 tot 76.000 inwoners. Het is
vooral een zeer schematische fi guur die moeilijk leesbaar is. Er zijn groepen en
onderdelen te onderscheiden door de drieledigheid van de fi guren, maar de
samenhang is niet duidelijk. Vele verticale en horizontale lijnen zijn onduidelijk
in hun betekenis. De voorzieningen zelf zijn afgebeeld als rechthoeken maar er is
geen indicatie waarom ze een bepaalde kleur of grootte hebben gekregen.
De fi guur blijkt tijdens het ontwerpen te abstract en er kan geen ruimtelijke meer-
waarde aan gekoppeld worden voor de verdere uitwerking van de stadsas.1
Fig. 9, DOS XXI: Model Vipcity Space Arrangement (Bron: U&O p. 76-77)
De stadsas Vipcity is ontwikkeld vanuit de stapeling van vijf lagen die verbon-
den zijn aan de vijf levels van inwonersaantallen die reeds werden onderscheiden
(878; 1.600; 9.500; 22.000; 72.000). De uiteindelijke vorm is tot stand gekomen
door verscheidene manipulaties en formele beslissingen.
De database D.O.S. 95 vormde het vertrekpunt van waaruit allereerst drie spread-
sheets afgeleid werden. Deze dienden om de verschillende voorzieningen op een
meer bruikbare manier te rangschikken zodat er clusters gevormd werden.
Een eerste manier om alle voorzieningen te spreiden werd gegeven door DOS XXI:
Model Vipcity Space Arrangement (fi g. 9).
1 Urbi et Orbi, De wijk Vipcity: een stadshart met alles erop en
eraan, p. 79
34 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 35
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Een nieuwe inspiratiebron werd gevonden in het Level Arrangement (clustering of
the amenities – 192.000 inhabitants) (fi g. 10). Deze fi guur ziet er helemaal anders
uit dan de vorige. De voorzieningen worden hier terug achterwege gelaten om
zich volledig op de dekken en de inwonerslevels te kunnen richten. Nieuw is dat
er nu ook een lengtemaat aan de levels gekoppeld wordt.
Zo heeft elk level een vaste lengte gekregen, naast het gekende aantal inwoners.
Elk level is daarna in de fi guur opgevat als een maatbalk en in oplopende
volgorde onder een km- en een m-maatbalk (rood) geplaatst.
De verschillende segmenten zijn opeenvolgend, maar in het schema is de strook
in stukken geknipt om het verband te tonen met de ontwikkelde stadsniveaus
(Brikabrak, Dinkytown, Octopus en Vipcity).
Het geheel vormt een lineaire reeks die de verschuivingen van de verschillende
op elkaar gestapelde niveaus visualiseert en tevens een directe inspiratiebron
voor het masterplan voor de kantoorwijk.2
Het schema is eenvoudig opgebouwd en leesbaar maar bevat tegelijk toch zeer
veel informatie. De inwonersaantallen zijn bijvoorbeeld gekoppeld aan de voor-
zieningen waardoor er perfect per km kan gevolgd worden wanneer telkens het
draagvlak bereikt wordt en zelfs hoe vaak.
Fig 10, Level Arrangement (clustering of the amenities – 192.000 inhabitants) (Bron: U&O p.90-91)
2 Urbi et Orbi, De wijk Vipcity: een stadshart met alles erop en
eraan, p. 92
36 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 37
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Fig. 11, DOS XXI: Vipcity level arrangement positive/negative (Bron: U&O p.78-79)
Uit het vorige schema kon DOS XXI: Vipcity level arrangement positive/negative
(fig. 11) afgeleid worden, welke een eerste ruw masterplan voor de nieuwe
stadsas vormde en dat tevens een eerste ruimtelijk schema kon zijn. 3
De segmenten uit het level arrangement zijn hier terug aan elkaar gekleefd, de m-
en km-maatbalken werden weggelaten en de maatbalken van de levels werden
enkelvoudig voorgesteld.
Hierin kunnen we in zijaanzicht de vijf gestapelde dekken onderscheiden van een
lineaire structuur, die elk gekoppeld zijn aan een level met een specifieke lengte.
Elk zwart deeltje stelt een volume voor en elk wit deeltje is open ruimte.
Het schema is strak vormgegeven maar het heeft een bepaalde diepte doordat
het ruimtelijke vertaalbaar is. Zowel de betekenis van de onderdelen apart als de
betekenis van het geheel is te achterhalen.
3 Urbi et Orbi, De wijk Vipcity: een stadshart met alles erop en eraan, p. 92
38 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 39
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Fig. 12, 24 sections and facades (Bron: U&O p.93)
In de vorige figuur werden de benodigde oppervlakten voor de voorzieningen
gelijkgesteld aan de oppervlakte van het desbetreffende dek. Dit is echter weinig
realistisch. De beschikbare oppervlakte moest beter afgestemd worden op
de benodigde oppervlakte. 4 Wat de hoogte betreft hebben ook niet alle voor-
zieningen dezelfde hoogte. Daarom werd er besloten de voorzieningen opnieuw
te herverdelen in vijf groepen volgens hun gewenste verdiepingshoogte. Na de
herverdeling werden de groepen van voorzieningen opnieuw aan de vijf dekken
toegekend, zodanig dat de voorzieningen er telkens in pasten. Het level arrange-
ment kwam hierdoor volledig los van het programma arrangement. 5
Elk dek had op dat moment, naast het ritme dat bepaald was door de lengte-
eenheden van de levels, ook een hoogte gekregen. Doordat de totale vloeropper-
vlakte van de voorzieningen per dek bekend was, kon ook de voorlopige breedte
afgeleid worden.
Met de nieuwe kennis van gepaste maten, werd een nieuw schema opgesteld
waarin alle mogelijke volgorden van de dekken schematisch voorgesteld werden
met een aanzicht en een doorsnede, 24 sections and facades (fig 12), om eenvoudig
een goede stapeling te kiezen. Ook in deze figuur zijn de volumes voorgesteld
door zwarte blokjes en is al het overige open ruimte.
Het schema is eenvoudig en zeer doelmatig opgesteld. Door het duidelijke over-
zicht kon een keuze gemaakt worden voor de meest ideale volgorde van de
dekken. Doorsnede 18 werd gekozen, rekening houdend met de lichtinval op de
brug en de plaats van de monorail. 6
4 Urbi et Orbi, De kantoorwijk Vipcity of een stadsas in detail, p. 97
5 Urbi et Orbi, De kantoorwijk Vipcity of een stadsas in detail, p. 99
6 Urbi et Orbi, De kantoorwijk Vipcity of een stadsas in detail, p. 98
40 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 41
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Toen de keuze gemaakt was, werd een masterplan opgesteld met de dekken in de
gekozen volgorde en met alle gekende lengte- , breedte- en hoogtematen. DOS
XXI: Model Vipcity masterplan volumes (fig. 13) vormt een nieuw overzicht waarin
de verschillende doorsneden sterk afwisselend zijn en de plasticiteit van het
geheel naar voren komt. 7
Het plan krijgt echter meer het uitzicht van een aanzicht dan van een schema. Er
is sprake van een achtergrond en een ondergrond waarop de brug geplaatst is.
Door het toevoegen van de grijze achtergrond, wordt de afwisseling van volume
en open ruimte per dek duidelijker, alsook de onderlinge verschuivingen van de
dekken.
Fig. 13, DOS XXI: Model Vipcity masterplan volumes (Bron U&O p.90-93)
7 Urbi et Orbi, De kantoorwijk Vipcity of een stadsas in detail, p. 99
42 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 43
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
De aanpassingen van schema tot schema zijn steeds klein maar weloverwogen.
Elke stap is verbonden met een zeer uniek schema dat aangepast is aan de
beslissing die diende gemaakt te worden. De schema’s passen steeds binnen
de logica die op dat moment van toepassing was. Een groot voordeel van
het gebruik van een schema is dan ook dat ze reducerend werken, waardoor
alleen datgene dat getoond moet worden, overblijft en helder kan voorgesteld
worden. Deleu neemt hierin ook telkens de moeite om het schema zorgvuldig
aan dat gereduceerde materiaal aan te passen waarbij niet alleen de essentie
naar boven komt maar het beeld zelf ook een esthetische waarde krijgt. Dit
helpt niet alleen om het idee zelf duidelijk te tonen maar kan voor de ontwerper
helpen zijn concepten scherp te stellen en de consequenties en verbanden
binnen het ontwerp beter in te schatten. Nieuwe perspectieven bieden zich
aan zoals het level arrangement een inspiratiebron werd voor het eerste ruwe
masterplan.
In Vipcity elevation #18 (fig. 14) is een segment van het vorige masterplan verder
uitgewerkt. We zien opnieuw dezelfde achtergrond en een ondergrond, waarbij
de sokkel van de brug (de tunnel) beter te onderscheiden is. Er zijn ook schaal-
elementen toegevoegd in de vorm van enerzijds een groter volume dat een toren
voorstelt en anderzijds een soort raamverdeling op de volumes van de dekken. De
toren die toegevoegd werd, was een ontwerp voor het Museum aan de Stroom in
Antwerpen dat Deleu in 1999 maakte.
Door het visualiseren van de meerdeksbrug kreeg men een steeds beter inzicht
in de ruimtelijkheid ervan en konden opnieuw een aantal beslissingen gemaakt
worden zoals de verplaatsing van het dek met het ritme 878, dat naar beneden
verhuisd werd uit structurele en plastische overwegingen. Hiermee werd de
definitieve stapeling van de dekken besloten (van onder naar boven): 878; 72.000;
1.600; 9.500; 22.000.
Fig. 14, Vipcity elevation #18 (Bron: U&O p. 101)
44 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 45
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Het is opmerkelijk dat er tot op dit punt al heel veel beslissingen gemaakt zijn,
zonder dat er ook maar één enkel grondplan of ingezoomd detail aan bod geko-
men is. Dit heeft wellicht te maken met de schaal waarop er gewerkt wordt, de
eigenheid van het ontwerp van de meerdeksbrug en het ontbreken van enige
context waarin het ontwerp zou geplaatst moeten worden. De stedenbouwkun-
dige schaal laat immers toe dat er in de eerste fase heel schematisch en abstract
gewerkt wordt. Traditioneel wordt er eerst een overkoepelend concept bedacht
dat vertaald wordt in een grote abstracte geste. In tweede instantie wordt er dieper
ingezoomd om het abstracte concept te vertalen naar een realistisch en concreet
ontwerp. Dit gebeurt echter meestal op een grondplan door de aanwezigheid
van een context met bijhorende randvoorwaarden. De afwezigheid van een con-
text in dit project laat daarom toe in aanzicht te werken. Tegelijk is dit voor het
concept van de lineaire meerdeksbrug en het belang van de constructie van een
samenhangend beeld de beste optie.
In de volgende fase zal het grondplan echter aan bod komen en op gelijkaardige
schematische wijze ontwikkeld worden.
Nadat de volgorde van de stapeling defi nitief bepaald was, is er een soort tussen-
stand, een voorlopige synthese gemaakt als een test om datgene wat tot nu toe
bereikt is als ontwerp te bekijken en in elkaar gepast te zien. Een aantal zaken die
voordien slechts ruw geschets waren, zoals de draagstructuur van de brug en de
plaatsing van de monorail met de bijhorende stations, werden in Vipcity, The core
with offi ce buildings. Drawing under construction 2000 (fi g. 15) verder uitgewerkt
om een beter overzicht te hebben over het beeld dat ontwikkeld is.
Opvallend is dat er deze keer gekozen is om de achtergrond en de ondergrond
een aantrekkelijke kleur te geven in plaats van de steeds gebruikte grijstinten.
Ook wolken kregen hun plaats in de lucht. De afbeelding krijgt hierdoor meer
sfeer en spreekt meer tot de verbeelding. Ze staat dichter bij de werkelijkheid
dan de voorgaande schema’s en arrangementen. De lineaire meerdeksbrug zelf
is weergegeven met meer schakeringen en schaduwen, evenals de M.A.S.-torens.
De fi jnere rode balkjes (stations voor de monorail) geven de meest recent toege-
voegde volumes aan.
Het geheel toont een zijaanzicht van de gehele lengte van Vipcity waarin de
belangrijkste kenmerken, aspecten, onderdelen en beslissingen aan bod komen.
Fig. 15, Vipcity, The core with offi ce buildings. Drawing under construction 2000 (Bron: U&O p. 105-107)
46 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 47
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Fig. 16, Model Dinkytown – tunnel arrangement (Bron: U&O p. 110)
Fig. 17, D.O.S. XXI - Vipcity #7 revisited (Bron: U&O p. 67)
Voor de ontwikkeling van de grondplannen hebben de dekken eerst een naam
gekregen (van onder naar boven): (tunnel), autodek, hoofddek, promenadedek,
topdek, hemeldek en dak.8 Vervolgens dienden de definitieve oppervlakten vast-
gelegd te worden. Aangezien het programma weer herverdeeld geweest is, werd
een nieuwe spreadsheet gemaakt waarin opnieuw clusters gevormd werden
zodat er gemakkelijker met de voorzieningen kon gewerkt worden. Naast de
benodigde oppervlakten van de voorzieningen werd er een extra percentage aan
oppervlakte toegevoegd voor circulatie en vides, afhankelijk van de bereikbaar-
heid, de breedte van het dek en de grootte van de voorzieningen. 9 De definitieve
breedtes konden daarna afgeleid worden.
Eerst werd de vorm van de tunnel vastgelegd, die de basis van de voetafdruk zou
vormen. Hiervoor werd een schema hernomen dat opgesteld was voor de tunnel
van Dinkytown, dat meer dan geschikt werd bevonden: Model Dinkytown – tunnel
arrangement. (fig. 16)10 De vloeiende vorm is ontstaan uit het optellen van een
aantal sinusoïden die in het schema afgebeeld worden. Aangezien Vipcity langer
is dan Dinkytown werd de vorm gespiegeld zodat een dubbele lengte bekomen
werd. Het idee bestond erin de voorzieningen onder te brengen in de golven
zodat de inplanting van de functies met andere woorden gestuurd wordt door
de figuur.
De meanderende vorm wordt daarna nog eens vervormd door ze over de
algemene plattegrond van Vipcity #7 revisited (fig. 17) te leggen. Het resultaat is
een project-dynamische voetafdruk van Vipcity. 11
8 Urbi et Orbi, Vipcity under construction, p. 108
9 Urbi et Orbi, Vipcity under construction, p. 108
10 Urbi et Orbi, Vipcity under construction, p. 111
11 Urbi et Orbi, Vipcity under construction, p. 111
48 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 49
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Er werd gekozen om de koppels administratiefabrieken steeds op een zelfde
afstand van elkaar te plaatsen maar te variëren in hun plaatsing ten opzichte
van de brug door ze te laten roteren. De sokkels werden steeds aangepast aan
de stand van de bijbehorende torens. Hierdoor komen deze voorzieningen op
regelmatige basis voor, blijft de bereikbaarheid goed voor alle inwoners en is er
toch variatie.
Ook bij de sokkels werd eerst vertrokken van dezelfde basisvorm met dezelfde
oriëntatie die dan in tweede instantie werd aangepast. Hierdoor heeft het
eindresultaat genoeg verscheidenheid maar ook structuur en herkenbaarheid.
Dezelfde elementen komen terug maar telkens op een iets andere manier. Het is
een ontwerptechniek die wel blijkt te werken.
Fig. 18, Model Vipcity masterplan sokkels (Bron: U&O p. 1114-115)
De volgende stap bestond erin de administratiefabrieken die tot nu toe eenvoudig-
weg naast de brug werden geplaatst, in het geheel en in de opgestelde
voetafdruk te integreren. De verbinding werd gemaakt door middel van sokkels
die zowel met de tunnel als het autodek verbonden zouden zijn en waarop de
torens geplaatst zouden worden. Uiteraard werd er ook voor deze sokkels een
aparte partituur opgesteld: Model Vipcity masterplan sokkels. (fi g. 18)
Het masterplan bestaat uit twee abstracte deelschema’s waarop slechts drie
duidelijk te onderscheiden elementen te zien zijn: de tunnel (geel), de drie-
hoekige sokkels (blauw) en de voetafdrukken van de torens. Het tweede schema
verschilt van het eerste door het toevoegen van het autodek (donkerblauw) en
het afzonderlijk aanpassen van de vorm van de sokkels.
Fig. 18, Model Vipcity masterplan sokkels (Bron: U&O p. 1114-115)
50 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 51
13 Urbi et Orbi, Vipcity under construction, p. 112
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
voor het eerst aan bod; het belang van het uitnodigen tot een stadswandeling in
een boeiende openbare ruimte. 13
Door de vaste lengte van Vipcity en door het ritme (1.600) bestaat het promenade-
dek uit twaalf afzonderlijke volumes die elk een vaste naam krijgen afkomstig
uit de dierenriem, zoals bijvoorbeeld Virgo-promenade of Aries-promenade. Om
de volumes en de helling van de promenades te bepalen, werden verschillende
schema’s opgesteld (fig. 20). Het bovenste schema toont (terug) in zijaanzicht een
duidelijk overzicht van de verschillende dekken met hun vaste ritmes in volledig
horizontale toestand. Het promendedek heeft een aparte kleur gekregen om de
volumes in het geheel naar voren te laten komen. In de schema’s eronder worden
verschillende versies uitgetest waarin de blauwe volumes telkens een andere
vorm krijgen door te spelen met de helling van boven- en ondervlak. Het schema
toont vooral op welke manier het promandedek zijn vorm gekregen heeft alsook
op welke manier er gezocht is naar variatie en eenheid.
Fig. 20 Vipcity, verschillende schema’s voor de promenades (Bron: U&O p. 117)
Ook de andere dekken, die tot nu toe als rechte stroken georganiseerd waren,
werden vormgegeven. Het hoofddek kreeg als eerste een geometrisch-organiche
vorm die zowel met de tunnel als het hemeldek een dialoog aan gaat. 12
Het Model Vipcity masterplan maindeck (fig. 19) toont een gelijkaardig schema als
dat voor de tunnel waarin een ideale combinatie gezocht werd van vormen die
corresponderen met de vorm van de tunnel en de rechte dekken. Twee mogelijke
schema’s (A en B) werden aan elkaar geplakt omdat ze beide goed bevonden
werden (en dit betekende ook weer meer variatie).
Om de dekken met elkaar te verbinden en een meer complexe en dynamische
beleving voor wandelaars en fietsers te creeëren, werd besloten de volumes van
het promenadedek hellend te maken tussen het hoofddek en het hemeldek.
Tevens maakt het de gevels en de doorsnedes van de brug interessanter. Deze
stap was een zeer belangrijke omdat het het stadscentrum meer ruimtelijkheid
geeft. De belevingwaarde van het ontwerp komt hier
Fig. 19, Model Vipcity masterplan maindeck (Bron: U&O p. 116)
12 Urbi et Orbi, Vipcity under construction, p. 112
52 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 53
De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld
De schema’s zijn allen vrij gelijkwaardig te beschouwen. Allen tonen ze één
bepaald aspect dat toegevoegd of aangepast wordt aan het ontwerp. Toch
hebben ze niet allemaal dezelfde implicaties waardoor sommige belangrijker
lijken of een meer bijzondere betekenis krijgen in het proces. In de ontwikkeling
van Vipcity is echter élk schema belangrijk, ondanks het verschil in betekenis. Elk
schema vormt immers vaak een noodzakelijke stap voor het volgende schema.
Op die manier hebben we te maken met een ketting van schema’s die er allemaal
zo eenvoudig en anders uitzien maar toch op een belangrijke manier aan elkaar
verbonden zijn. De ketting leidt immers tot een ontwerp met een vorm en een
beeld waarvan we kunnen stellen dat elk aspect ervan weloverwogen is of op zijn
minst verklaarbaar. Voor elk aspect bestaat er immers een schema. Het moeilijke
in het lezen ervan is echter dat de schema’s zich in een bepaalde volgorde ontwik-
keld hebben waardoor bepaalde afbeeldingen informatie bevatten die reeds
zodanig gemanipuleerd is dat het even tijd vraagt om het schema te begrijpen en
vanuit het afgewerkte plan terug te gaan naar het abstracte schema.
54 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 55
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
de delen te onderscheiden die naar de voorgrond werden gehaald en bewerkt werden in het schema, hebben de kleuren
nu ieder een eigen code: open, glas, gesloten (ingedeeld in voor- en achtergevel). Hierin is er ook een groot contrast tussen
de open lucht en de brug. Opvallend is het ontbreken van de draagstructuur en de torens. Een reductie is doorgevoerd om
aan te geven dat dit enkel een aanzet voor een ritme is en geen aangepast en uitgewerkt gevelontwerp. De keuze van de
kleuren maken het echter verwarrend doordat ze aanleunen bij realistische kleuren en de tekening het uitzicht van een
gevelaanzicht geven.
Fig. 21, Model Vipcity – masterplan facades under construction (Bron: U&O p. 118-119)
Ondertussen werd er ook al nagedacht over de gevels van Vipcity en vond men een eerste opzet in Model Vipcity –
masterplan facades under construction (fig. 21). Opnieuw werd gekozen voor een soort partituur met een open en gesloten-
ritme dat voor elk dek op dezelfde manier werd opgebouwd maar aangepast werd aan het specifieke ritme van ieder
afzonderlijk dek. Door verschuivingen in de voor- en achterliggende gevel komen er doorzichten tot stand.
Het kleurgebruik is hetzelfde als het vorige schema maar wordt hier op geheel andere wijze ingezet. Waar in het vorige
schema de kleuren gebruikt werden om
56 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 57
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Fig. 22, Vipcity – decks score 1, tunnel, autodek, hoofddek, promenadedek
en de promenades, 2002 (Bron: U&O p. 58-60)
Een overzicht van alle dekken wordt gegeven door Vipcity – decks score (fi g. 22-
23), een schema dat alle dekken in grondplan onder elkaar toont. Elk dek
heeft nu een vaste vorm gekregen met een voldoende oppervlakte voor de te
voorziene uitrusting. Het is de eerste tekening die alle componenten bevat en ze
in hun precieze vorm weergeeft zoals de sokkels, het volume van de torens en de
spanten van de draagstructuur. Het vormt een soort synthese van alle schema’s
en beslissingen die gemaakt zijn.
Voor elk dek is er een aparte plattegrond gemaakt waarin het dek zelf een felle
kleur heeft gekregen tegenover een zwarte of grijze context die de rest van de
brug beschrijft. Om het geheel nog leesbaarder te maken, is er aan elk dek een
andere specifi eke kleur gegeven die correspondeert met de kleuren van de
dekken in de bijgevoegde schematische doorsnede.
Het schema geeft een goed beeld over de plaats van elk dek in het geheel en de
verhouding van de dekken ten opzichte van elkaar.
58 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 59
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Fig. 23, Vipcity – decks score 2, topdek, treindek, hemeldek, dak en langsdoorsnede, 2002 (Bron: U&O p. 61-63)
60 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 61
De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld
2.2 De voorzieningen: een aanzet
Zoals reeds gezegd, zijn de voorzieningen op de achtergrond geschoven, al zijn er
op kleine schaal, de schaal van het gebouw, een aantal vormen in beperkte mate
uitgewerkt.
Naast de volumes van de dekken die voorzien zijn voor het grootste deel van het
stedelijk programma, worden er een aantal zeer specifieke gebouwen ingeplant
op de grond die door hun grootte en hoogte een impact hebben op de organi-
satie en op het beeld van het geheel. Deze volumes vallen buiten het systeem
van de dekken en dienen als herkenbare tekens in de stad. Om tot een aantal zeer
specifieke vormen te komen werd inspiratie gezocht bij het programma. Er wordt
wel vermeld dat het de bedoeling is dat de gebouwen uiteindelijk los staan van
het programma waarop het gebaseerd is.16 De loskoppeling van programma en
ruimte is namelijk een belangrijk uitgangspunt van De Onaangepaste Stad.
De voorzieningen zijn op kleine schaal opvallend weinig uitgewerkt. Slechts
een aantal basisvolumes zijn in perspectief of grondplan afgebeeld. Ze vormen
allen een soort prototype dat zich kan aanpassen aan de plek waar het gekop-
peld zou worden aan de brug en de verschillende dekken. Er worden in totaal vijf
specifieke vormen onderscheidden, die elk gekoppeld zijn aan een bepaalde
functie.
Uiteindelijk is er in het bovenstaande deel vooral veel aandacht besteed aan de
grootste schaal, aan de algemene vorm en het algemene uitzicht. Het gebruik van
partituren en schema’s heeft zich hier uitstekend toe geleend. Hierdoor is echter de
visualisering van de programmatische invulling naar de achtergrond verschoven.
Ook de strategie om te werken met globale oppervlakten, verzwakte de aandacht
voor de specifieke voorzieningen. Vipcity – decks score daagde echter uit om de
dekken verder te verkavelen en gaf naast een overzicht op grote schaal ook veel
kennis en inzicht over de kleine schaal. 14 “Alweer leidde de interne dynamiek van
het ontwerpproces tot een voorbeeld van wat de theorie vooropzette, namelijk
dat juist binnen het grote stedenbouwkunstige gebaar de particulariteiten van
individuele acties wenselijk zijn.” 15
14 Urbi et Orbi, Vipcity under construction, p. 128
15 Urbi et Orbi, Vipcity under construction, p. 128
16 Urbi et Orbi, Vipcity under construction, p. 128
62 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 63
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Fig. 24, Vipcity, Rust- en verzorgingstehuis, 2001 (Bron: U&O p. 128-129)
Het eerste gebouw dat aan bod komt is geïnspireerd op het programma van
een verzorgingstehuis voor bejaarden (fig. 24). Het wordt gevormd door een
stapeling van verdiepingen met een vijfhoekige basis waarop vier armen
aansluiten die willekeurig te plaatsen en te vervormen zijn. De plattegrond is een
soort kruisvorm.
Dit gebouw zou volgens de spreadsheets tweemaal voorkomen in het ritme
22.000, voor alle voorzieningen in de medische sector. In het boek worden
daarom twee varianten getoond van een basisvorm.
De afbeeldingen zijn perspectiefbeelden waarin de bouwlagen uit elkaar
getrokken zijn om de variatie van de vier armen per verdieping goed te kunnen
tonen. Armen kunnen weggelaten, verkort, verlengd, gedraaid of verschoven
worden. Op de afbeeldingen is er ook tweemaal een andere context te zien, een
ander deel van de voetafdruk. Hierdoor worden ook de mogelijkheden getoond
waarop de vorm zich kan aanpassen aan de hoofdstructuur. Op dezelfde manier
als in de schema’s, werd er eerst een basisvorm gekozen die daarna gemanipu-
leerd wordt zodat er tegelijkertijd herkenbaarheid is, maar ook verscheidenheid.
Daarnaast is het kleurgebruik eenvoudig waardoor er een duidelijk onderscheid
is tussen voor- en achtergrond of onderwerp en context. De volumes die getoond
worden zijn heel basic weergegeven en worden algemeen niet meer verder
uitgewerkt. Het doel is dan ook vooral het creëren van een aantal herkenbare
figuren binnen het geheel.
64 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 65
17 Urbi et Orbi, Vipcity under construction, p. 130
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Zoals te verwachten, ziet de figuur van het volgende
gebouw er weer anders uit. Voor de twee musea van
de stad wordt er gekozen voor een vlindervormig
gebouw (fig. 26), een grote en een kleinere versie.
De vorm is een recyclage van een voorgaand project
van T.O.P. office (het A.C.P), dat vervormd en verschaald
is.18 Het gebouw wordt niet in perspectief getoond
maar in schematische grondplannen per verdieping.
Het kleurgebruik is enigszins verwarrend. Soms krijgen
het gebouw en het dek een kleur, die soms dezelfde
is en dan weer verschillend; soms krijgt enkel het
gebouw een kleur of meerdere kleuren of wordt het
wel of niet met een vette zwarte lijn omtrokken. Het
bijgevoegde aanzicht verduidelijkt het geheel slechts
in zeer beperkte mate.
Fig. 26, Vipcity, kunsthistorisch museum, 2001-2002 (Bron: U&O p. 127)
Een tweede tekening werd gemaakt voor alle voorzieningen die te maken heeft
met onderwijs (fig. 25). De basis is de haakvorm die geïnspireerd is op een ontwerp
van El Lissitsky (Wolkenbügel).17 Opnieuw is het een vorm die gemanipuleerd
kan worden per verdieping en aangepast aan de specifieke aansluiting met de
meerdeksbrug.
Ook slechts twee afbeeldingen worden getoond. Wederom zijn het perspectief-
beelden waarin de verdiepingen uit elkaar getrokken zijn. Bij de ene afbeelding
zijn het de plattegronden die uit elkaar getoond worden, bij de andere zijn het
volumes. De context is afwezig in de ene figuur en vrij onduidelijk in de andere
figuur. Men zou zich afvragen waarom niet dezelfde layout kan gebruikt worden
voor elk van deze specifieke vormen.
Fig. 25, Vipcity, middelbare school en lagere school voor bijzonder onderwijs, 2001 (Bron: U&O p. 131)
18 Urbi et Orbi, Vipcity under construction, p. 130
66 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 67
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
De laatste specifieke vorm in Vipcity is ontworpen voor de vier gebeds- of
bezinningshuizen (fig. 28-29, p.70). De belangrijkste reden om deze functie een
apart gebouw te verlenen is de speciale architecturale aandacht die er in de
geschiedenis steeds geweest is voor het ontwerp van religieuze gebouwen. 20
Hoewel er een scheiding is van programma en gebruik, werd er toch een nieuw
formeel concept bedacht om opnieuw met dezelfde elementen verscheidenheid
te brengen. Het gaat om telkens twee identieke trapezoëders die elk op een
ander vlak gekanteld worden en daarna in elkaar geschoven worden. Het spreekt
voor zich dat dit op veel en zeer verschillende manieren kan gebeuren waarbij in
elke variant toch hetzelfde systeem kan herkend worden.
De vormschema’s voor vier varianten worden gegeven waarin duidelijk te zien is
hoe er vertrokken werd van één en dezelfde trapezoëder die gekopiëerd werd,
aangepast werd en uiteindelijk in elkaar gezet tot een ander resultaat.
De volumes zijn weergegeven in perspectief, wat een goed inzicht geeft. In het
rood zijn telkens per stap de bewerkingen weergeven (rotaties, verplaatsingen,
uitsnijdingen).
Het eerste en enigste interieurbeeld komt hier aan bod, dat vrij abstract en
collage-achtig is opgebouwd door de handgetekende toevoegingen. Ook de
vreemde gekleurde vormen en het ontbreken van een menselijke figuur als schaal-
element dragen bij tot de abstractie. Het wil vooral een idee geven over de unieke
ruimtewerking van de in elkaar geschoven volumes aan de binnenkant.
De vierde vorm die gekozen werd is een langwerpige ziggoerat (fig. 27) die
geplooid is zodat ze aansluit bij de sinusoïdale vorm van de voetafdruk, zoals
te zien is in het grondplan. De vorm komt tweemaal voor in Vipcity en is ontwor-
pen om als begraafplaats te dienen (vandaar de eerder monumentale en laby-
rinthische vorm). 19 De beelden die getoond worden sluiten meer aan bij het
traditionele tonen van een gebouwontwerp. Er is een inplantingsplan, een aan-
zicht met context en twee perspectiefbeelden in een autocad-achtige layout:
eenvoudige lijntekeningen met overwegend witte invulling en een aantal een-
voudige schaalelementen zoals bomen en auto’s. Alles lijkt verder uitgewerkt dan
de vorige gebouwen; het is meer dan slechts een schematisch basisvolume.
Fig. 27, Vipcity, begraafplaats, 2001-2002 (Bron: U&O p. 136)
19 Urbi et Orbi, Vipcity under construction, p. 130
20 Urbi et Orbi, Vipcity under construction, p. 134
68 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 69
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Mede door de onderschriften van de afbeeldingen in het boek, blijft het een
beetje onduidelijk of de gebouwen wel of niet gekoppeld zijn aan een specifieke
voorziening. Er wordt namelijk ook steeds vermeld hoe vaak het draagvlak
bereikt wordt van die voorziening en hoe vaak het gebouw daarom zal voor-
komen in Vipcity. Ergens is het ook niet meer dan logisch dat bepaalde functies
om een aangepaste vorm vragen. Daarnaast is de scheiding van programma en
ruimte één van de belangrijkste uitganspunten van het project en wordt dit meer-
maals vermeld bij het uitleggen van de gebouwen.
Wat ik zelf spijtig vind, is dat deze gebouwen buiten het systeem van de dekken
vallen. Er is zoveel moeite gedaan om alle nodige stadsvoorzieningen in de
spreadsheets onder te brengen en te koppelen aan oppervlaktematen, welke
daarna gebruikt werden om de grootte van de dekken te bepalen. Daarna werd
er dan zeer veel aandacht besteed aan het uitwerken van de dekken op een
zinvolle manier waarbij alles geordend werd met arrangementen en partituren,
allemaal op dezelfde schaal en binnen het idee van de grote geste die de steden-
bouwkundige doet en waarin gestreefd werd naar de hoogst mogelijke vrijheid
van de kleinste schaal. Waarom de beslissing om toch een aantal gebouwen wel
uit te werken om ze dan naast de brug te plaatsen? Waarom geen arrangement
of een reeks arrangementen die zowel organiserend als vormelijk een volgende
stap zijn? Waarom zich niet focussen op mogelijke invullingen van de dekken of
het zoeken naar een link tussen de gevels en de voorzieningen?
Uiteindelijk hebben een aantal voorzieningen, waaronder alle bovenstaande, een
vaste plaats gekregen in Vipcity. Die plaatsing is in het boek telkens beschreven
maar enkel in Vipcity under construction (fig. 30-32, p73), het centrale gegevens-
model van Vipcity, terug te vinden.
Fig. 28, Vipcity, gebedshuis, vormschema’s en interieur, 2001-2001(Bron: U&O p. 137)
Fig. 29, Vipcity, gebedshuis,maquette, 2001-2001 (Bron: U&O p. 8)
70 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 71
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
2.3 Vipcity under construction 1, 2 & 3: de synthese
Vipcity under construction is te beschouwen als een centraal gegevensmodel.
Deze reeks afbeeldingen zijn de meest gedetailleerde van Vipcity en bieden een
overzicht van de voorlopige eindtoestand.
In volgorde van boven naar beneden zijn volgende tekeningen aanwezig: de
voetafdruk van Vipcity; een schema met de stapeling van de dekken, gekop-
peld aan de levels; grondplannen van elk dek; een langsdoorsnede doorheen de
vol-ledige stadsas; drie schuine doorsnedes met aanzicht; een schema van de
dekken in zijaanzicht met hellende promenades; een schematisch functie-
arrangement voor de grootste voorzieningen; een schematische figuur van de
gecombineerde sinusoïden die de basis vormen voor de voetafdruk; een schema
met het oorspronkelijke level arrangement; een inplantingsplan; een aanzicht van
de volledige as; negentien dwarsdoorsnedes; en een maatbalk.
Fig. 30, Vipcity under construction 1 / zie ook p. 76-77 (Bron: U&O p. 80-82)
Fig. 31, Vipcity under construction 2 / zie ook p. 78-79 (Bron: U&O p. 102-104)
Fig. 32, Vipcity under construction 3 / zie ook p. 80-81 (Bron: U&O p. 124-126)
72 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 73
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
spreiding te bekomen zodat de inwoners een zo gelijkmatig mogelijke bereik-
baarheid tot deze functies hebben. Het zorgt ook voor een mooi evenwicht in het
beeld van de stadsas dat genoeg verscheidenheid wil bevatten binnen een soort
van ongedwongen eenheid. Dit idee komt zeker terug in de voetafdruk. Deze
ziet er in geen enkele doorsnede dezelfde uit door de toevoeging van tal van
vormen maar door de sinusoïdale basisvorm is de figuur wel als één structuur te
beschouwen.
De beeldenreeks zou bij een normaal uitvoerbaar project moeten kunnen vol-
staan om het ontwerp over te brengen. Hier is dit echter niet helemaal het geval.
Deze reeks kan namelijk nooit de diepte van het project tonen en een aantal van
de abstracte schema’s zijn moeilijk te interpreteren zonder de nodige uitleg. Het
interessante van het project schuilt sowieso vooral in de hele ontwikkeling van
Vipcity, in de zoektocht naar de betekenis van de abstracte figuren, de gebruikte
ontwerpstrategieën, de belangrijke concepten, enzovoort. Daarnaast, wanneer je
de plannen bekijkt, is het altijd belangrijk te weten naar wat je moet kijken en wat
je moet zien.
De plannen bevatten veel meer details dan enige andere tekening die we reeds
gezien hebben. Zo zijn er al aparte plattegronden van elk dek te zien geweest in
Vipcity – decks score maar door het toevoegen van de grootste voorzieningen zo-
als de nodige sportinfrastructuur en de specifieke gebouwen uit de vorige sectie
van het hoofdstuk, is het grondplan veel preciezer. Ook de doorsnedes en het
aanzicht zijn gedetailleerd uitgewerkt. Het toevoegen van schaalelementen zoals
parkeerplaatsen en groenvoorzieningen en het weglaten van kleur, maken van
de eerder schematische plannen meer realistische plattegronden waardoor de
stap gemaakt wordt van een abstract concept naar een concreter ontwerp. Het
systeem krijgt een vorm en een beeld dat leesbaar wordt en aansluiting kan
vinden bij de fysieke werkelijkheid.
De schema’s die in de reeks terug te vinden zijn, zijn een selectie van belangrijke
schema’s die in het voorgaande proces gemaakt werden, aangepast aan de layout
en de figuren van het centrale gegevensmodel. Het gaat vooral om het level
arrangement, dat een belangrijke aanvulling is bij de plattegronden voor een
duidelijker overzicht van de dekken én de plaatsing van enkele van de voorzien-
ingen.
Op deze figuren hebben, zoals reeds vermeld, de grondvoorzieningen die bijna
volledig losgekoppeld zijn van de brug een plaats gekregen. Doordat de sinusoïde
als vorm voor de voetafdruk als structurerend element werkt, worden er clusters
gevormd in de uitslaande golven. De compositie van de elementen die tot zulke
clusters behoren, wordt bepaald door de vorm van de desbetreffende golf.
Verder werden bepaalde functies zoals de haakvormige scholen telkens in het mid-
den, het begin of het einde van het desbetreffende ritme geplaatst om voldoende
74 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 75
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld Vipcity under construction 1 <
76 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 77
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld Vipcity under construction 2 <
78 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 79
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld Vipcity under construction 3 <
80 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 81
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
en de algemene structuur van de oorspronkelijke meerdeksbrug en de oorspron-
kelijke manier van huisvesting. De belangrijkste evolutie met Vipcity bestond er
namelijk vooral in dat het wonen uit de structuur gehaald werd (nu georgani-
seerd in verkavelingen op de ondergrond) waardoor een nieuwe aanpak van de
openbare ruimte in de lineaire as wenselijk was.
2.4 Maquettes voor de Onaangepaste Stad
In de foto’s van de maquettes zijn er twee soorten terug te vinden. Enerzijds zijn
er de maquettes van Brikabrak (fig. 33), Dinkytown (fig. 34) en Octopus (fig. 35). Ze
zijn allen op dezelfde manier uitgevoerd in wit en met hetzelfde materiaal. Ander-
zijds zijn er vier maquettes die een deel van Vipcity vertolken maar die verschillen
in kleur.
De eerste maquettes die getoond worden zijn een ruimtelijke vertaling van de
eerste ontworpen delen van De Onaangepaste Stad. Ze zijn allemaal uit hetzelfde
materiaal, op dezelfde schaal en met overwegend dezelfde witte kleur vervaar-
digd waardoor ze gemakkelijk te vergelijken zijn. Zo kunnen de veranderingen
van Dinkytown ten opzichte van Brikabrak gemakkelijker onderzocht worden
en aangezien Brikabrak en Dinkytown een deel zijn Octopus, kunnen ze tevens
gemakkelijk in elkaar opgenomen worden. Bij de maquette van Octopus zijn de
meerdeksbruggen telkens in het grijs uitgevoerd zodat het contrast tussen de
infrastructuur en de voorzieningen enerzijds en de woonslabben anderzijds
groter werd.
Ze zijn allemaal op dezelfde ondergond geplaatst om een idee van schaal aan
de structuur te geven. Zoals reeds duidelijk gemaakt is, kunnen de structuren op
eender welke ondergrond en met eender welke oriëntatie geplaatst worden.
Naast de maquettes komen er in het boek geen andere afbeeldingen van
Brikabrak, Dinkytown of Octopus voor. De keuze om deze fasen in het proces
enkel te tonen via maquettes is heel bewust. Het geeft aan wat de meest
relevante zaken zijn voor het verdere verloop van het proces. Aangezien het boek
vooral de unieke manier van werken en de ontwikkeling van Vipcity wil toelich-
ten, was het waarschijnlijk enkel belangrijk een beeld te hebben de vormgeving
Fig. 33, D.O.S. 98: Brikabrak, detail, maquette, 1998 (Bron: U&O p.55) Fig. 34, D.O.S. 98: Dinkytown, detail, maquette, 1998-1999 (Bron: U&O p.88)
Fig. 35, D.O.S. XXI: Octopus, detail, maquette, 1999 (Bron: U&O p.64)
82 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 83
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Dit vormt een illustratie van de manier waarop Deleu omgaat met type beeld
en betekenis. Elke beeld heeft namelijk een betekenis of doel waarvoor het
gemaakt is. Elk beeld wil iets overbrengen. Dat kan een concept of een idee zijn,
een weergave van hoe iets eruit moet zien, een verduidelijking van een principe of
een systeem of het tonen van een bepaalde sfeer. Traditioneel hebben de meeste
afbeeldingen een soort vaste functie waarvoor ze meestal gebruikt wordt. Grond-
plannen en snedes worden bijvoorbeeld gebruikt om te tonen hoe iets eruit zal
zien, welke elementen naast elkaar liggen, waar ze verbonden zijn, enzvoort.
Schema’s hebben meestal tot doel het onderliggende systeem of een toegepast
principe te verduidelijken. Op dezelfde manier worden maquettes gebruikt om
de gemaakte plannen ruimtelijk te testen en voor te stellen, wat ook de be-
doeling was van de maquettes van Brikabrak, Dinkytown en Octopus. De andere
maquettes werden echter met een ander doel voor ogen gemaakt. Zij moesten
zoals een schema een principe, een concept tonen. Hetzelfde medium werd
gebruikt maar voor een ander doel. Het spelen met deze link tussen functie en
type beeld is iets wat vaker voorkomt in het beeldmateriaal van De Onaangepaste
Stad.
De overige vier maquettes (fig. 36-39) die getoond worden zijn meer dan
een ruimtelijke vertaling van Vipcity. Om te beginnen zijn het slechts fragmenten,
waardoor nooit de volledige impact van Vipcity kan ervaren worden. De
maquettes zijn daarnaast ook telkens een uitvoering van een ander fragment
dat een ander station en een ander koppel administratiefabrieken bevat. Door
vier keer een ander fragment uit te voeren en ze daarna naast elkaar te plaatsen,
wordt het idee van verscheidenheid en tegelijk eenheid naar voren gebracht. Als
je heel precies gaat kijken, wordt het duidelijk dat het niet hetzelfde fragment
is, maar tegelijkertijd zie je in een oogopslag de gelijkenis en besef je dat ze tot
één en dezelfde structuur behoren. Om dit effect te benadrukken, is er gespeeld
met kleurgebruik. Enerzijds werden totaal verschillende elementen in kleur uitge-
voerd en anderzijds was het aantal gebruikte kleuren telkens anders. De eenheid
was nog steeds voelbaar terwijl de verscheidenheid werd benadrukt.
Fig. 36, Vipcity Brainpower, de witte maquette (Bron: U&O p.134)
Fig.37, Vipcity Unité & Powerpoint, de rood-witte maquette (Bron: U&O p.133)
Fig. 38, Vipcity Generic, de Hollandse maquette (Bron: U&O p.132)
Fig.39, Vipcity XXX & YYY, De blauw-geel-rode maquette (Bron: U&O p.135)
84 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 85
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Ik heb ervoor gekozen de afbeeldingen per ontwerp te tonen waarbij gelijk-
aardige ontwerpen die dezelfde idee bevatten samen aan bod komen.
H.S.L. Brussel, Station Europa Centraal (1986-1989)
De eerste afbeeldingen in het boek zijn van het ontwerp voor het Station Europa
Centraal (fig. 40,p.88), waar de maquette en het interieur getoond worden. Er
wordt in de inleidende tekst echter geen woord gerept over het ontwerp. Er wordt
slechts naar het interieurbeeld verwezen om te vertellen dat dit soort beelden
niet bestaan voor De Onaangepaste Stad ondanks dat het een fantastische teken-
ing is en dit soort tekeningen op een bepaalde manier meer duidelijkheid zouden
kunnen scheppen naar de toeschouwer. Deleu geeft als antwoord dat zulke
tekeningen het ontwerp zouden vetragen omdat ze moeilijk hanteerbaar en aan-
pasbaar zijn 22. Gezien de manier waarop het gehele ontwerp van Vipcity tot stand
gekomen is, is het inderdaad begrijpelijk dat zulke perspectiefbeelden zinloos
waren in het gehele proces. Ze hebben niet dezelfde flexibiliteit als de schema’s
en partituren en passen moeilijk in de schaal waarop er steeds gewerkt is.
Het ontwerp wordt een tweede keer vermeld bij de uitleg over het concept van
overschrijving dat ontwikkeld werd door T.O.P. office 23 en een antwoord was op de
toenemende grondschaarste. De brug voor de nieuwe H.S.L. werd letterlijk boven
Brussel geprojecteerd en, op dat moment nog onbewust, als nieuwe laag over de
stad gelegd. Hierbij bleef het terrein op grondniveau als het ware onaangeraakt,
wat op een bijna letterlijk manier terug te vinden is bij de meerdeksbrug van De
Onaangepaste Stad.
2.5 Voorgaande ontwerpen
Een groot deel van het beeldmateriaal toont echter tekeningen van andere
ontwerpen van T.O.P office. Het materiaal verschilt van ontwerp tot ontwerp.
Soms worden slechts schetsen van een voorontwerp getoond, andere keren
uitgewerkte maquettes of gedetailleerde geveltekeningen. Het belangrijkste is
echter het verband dat ze hebben met De Onaangepaste Stad. Allen vormen ze
een stukje voorgeschiedenis voor een bepaald concept of aspect. Al deze voor-
gaande projecten werden beschouwd als waardevolle kennis die terug opnieuw
kan ingezet worden in een groter project. Of zoals Deleu het zelf zegt: “De ontwer-
per is verplicht om met een minimum aan middelen, het maximum te bereiken.
Hij gebruikt alle kundigheid en ervaring uit het verleden.” 21
Er werd in het ontwerpproces telkens naar verbeteringen gezocht van wat reeds
ontworpen was en waarbij men tevens op zoek ging naar een nieuw evenwicht.
Oudere versies of ontwerpen werden nooit weggegooid maar beschouwd als
afbeeldingen die elk een resultaat zijn van een denkproces. Daardoor bevatten ze
dus steeds bruikbare ideeën. Kennis wordt opgebouwd en gebruikt in de verdere
ontwikkeling. Zo zijn er zelfs in het eindbeeld van De Onaangepaste Stad vormen
te herkennen die reeds ontwikkeld waren voordat het gehele project opgestart
is.
Hoewel vele van de afbeeldingen afkomstig zijn van hetzelfde ontwerp, staan ze in
het boek niet per ontwerp gerangschikt. De ontwerpen staan er ook niet allemaal in
toegelicht. De afbeeldingen zijn vooral terug te vinden bij de inleidende tekst, alsof
ook deze ter inleiding getoond werden; een eerste kennismaking met de vormentaal
van de Onaangepaste Stad die daarna aan bod komt. Daarnaast zijn ze soms een voor-
beeld van één bepaald concept dat belangrijk is in De Onaangepaste Stad.
21 Urbi et Orbi, Vipcity under construction, p. 108
22 Hans Theys, ‘De ligusters op de saggittarius-promenade. In-leiding tot een handboek voor stedenbouwers’, in: Luc Deleu
en Hans Theys, Urbi et Orbi: De Onaangepaste Stad (Gent:
Ludion, 2002), p.5- 6
23 Urbi et Orbi, Een gelaagd artefact, p.49
86 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 87
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Fig. 41, H.S.T.-Station & Leeflang, Hoog-Catharijne, Utrecht, maquette, 1989-1990 (Bron: U&O p. 48)
Fig. 42, Heerlijkheid de Hollein (The Red House), sociale huisvesting, Gent, plannen en maquette, 1993 (Bron: U&O p. 49)
Fig. 40, H.S.L. Brussel, Station Europa Centraal, maquette, interieur en aanzicht, 1986-1989 (Bron: U&O p. 4,5,46-47)
De idee van een nieuwe laag over de bestaande structuur van de stad is in meer-
dere ontwerpen terug te vinden.
H.S.T.-Station & Leeflang (1989-1990) en The Red House (1993)
Beide ontwerpen die in onderstaande figuren worden getoond, komen zowel
in de figuren als in de tekst aan bod bij het concept van de gelaagdheid. In het
eerste ontwerp werden er over het bestaande station verschillende nieuwe lagen
gelegd voor enerzijds twee busstations, een taxiplatform en een H.S.T.-station.24
In het tweede ontwerp werd er vooral aandacht besteed aan de inplanting van
een nieuwe structuur, rekening houdend met de geschiedenis van het bestaande
weefsel en met een nieuw en zeer waardevol stadsbeeld voor ogen.
Niet alleen het concept wordt getoond maar ook de vormentaal verraad een soort
voorkeur voor de grote geste, in de vorm van een lineaire structuur.
24 Urbi et Orbi, Een gelaagd artefact p. 49
88 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 89
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Fig. 43, M.A.S. Antwerpen, Museum Aan de Stroom, 1999 (Bron: U&O p. 10)
Fig. 44, M.A.S. Antwerpen, schema en maquette 1999 (Bron: U&O p. 11,28)
M.A.S. (1999)
Het ontwerp voor het M.A.S. in Antwerpen is op verschillende manieren verbon-
den met het ontwerp van De Onaangepaste Stad en de afbeeldingen komen op
verschillende plaatsen in het boek voor. Het meest evidente is dat de vorm, het
volume zeer rechtstreeks een belangerijke plaats heeft gekregen in het beeld
van de stadsas, bedoeld als schaalelement. Het volume is toegekend aan de
administratiefabrieken die in paren langs de stadsas van Vipcity op een gelijke
afstand van elkaar gelegen zijn. Eén van de twee volumes staat telkens rechtop
terwijl het andere liggend is geplaatst. Daarbij maken de paren een soort ronde-
dans waarbij het koppel steeds een aantal graden verdraaid is ten op zichte van
het vorige koppel. De specifieke vormgeving van het volume zorgt ervoor dat er
telkens een ander beeld gevormd wordt, een andere kronkel in de skyline van Vip-
city, ondanks dat het allen gelijkvormige gebouwen zijn. Die verscheidenheid die
door éénzelfde vorm gecreëerd wordt, is ook terug te vinden bij het gebedshuis.
Het gebouw is echter niet speciaal ontworpen voor De Onaangepaste Stad. Het
was, zoals reeds vermeld, een ontwerp voor een museum. De ontwerpstrategie
bestond erin het opgegeven programma te vertalen in benodigde oppervlakte
of volume om deze daarna als aparte dozen op elkaar te stapelen (fig. 44). 25 De
Onaangepaste Stad is op dezelfde manier begonnen met het vertalen van het
stedelijk uitrustingsprogramma naar benodigde oppervlakten. Naast de vorm-
geving is dus ook het concept waarop het ontwerp steunt, een inspiratiebron
geweest voor De Onaangepaste Stad.
25 Hans Theys, ‘De ligusters op de saggittarius-promenade. In-leiding tot een handboek voor stedenbouwers’, in: Luc Deleu en Hans Theys, Urbi et Orbi: De Onaangepaste Stad (Gent: Ludion, 2002), p. 9
90 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 91
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
A.C.P. (1993-1999)
Deze afbeelding (fi g. 46) komt vrij vroeg in het boek aan bod bij de inleiding die
geschreven is door Hans Theys. Ze is een voorbeeld van waarop Deleu speelt met
geometrie en volume om tot zeer unieke ruimtes te komen. “De ruimte van Deleu
is frivool. Vaak ontstaat ze door een over elkaar leggen van geometrische ritmes
en volumes die door allerlei bewerkingen onzichtbaar geworden zijn, maar zich
toch laten voelen.”26
Deze manier van ontwerpen is zeker terug te vinden bij de uitwerking van de
specifi eke volumes voor een aantal van de voorziening. Dezelfde stragtegie is ge-
bruikt bij de uitwerking van het gebedshuis. Daarnaast is de vorm van het A.C.P.
bijna letterlijk overgenomen voor de musea van De Onaangepaste Stad.
Fig. 46, A.C.P., Huisartsencentrum Hoogvliet, plattegrond gelijkvloers, 1993-1999 (Bron: U&O p. 7)Fig. 45, M.A.S. Antwerpen, 1999 (Bron: U&O p. 107)
26 Hans Theys, ‘De ligusters op de saggittarius-promenade. In-leiding tot een handboek voor stedenbouwers’, in: Luc Deleu en Hans Theys, Urbi et Orbi: De Onaangepaste Stad (Gent: Ludion, 2002), p. 6
92 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 93
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Fig. 48, Universiteitsgebouw Gent, maquette en gevel, 2000 (Bron: U&O p. 29, 86)
Fig. 49, Driegeneratiewoning Niebuur, Poortugaal, 1997-2002 (Bron: U&O p. 9,17,86)
Fig. 50, Kantoorgebouw voor Rijkswaterstaat, Directie Noordzee, Rijswijk, conceptschets, 2001(Bron: U&O p.28-29)
Universiteitsgebouw Gent (2000), Driegeneratiewoning Niebuur (1997-2002) en
Kantoorgebouw voor Rijkswaterstaat (2001)
Zowel het universiteitsgebouw als de woning zijn een illustratie van de manier
waarop het gebedshuis vormgegeven is: door het in elkaar schuiven van volumes.
In beide ontwerpen heeft elk volume zijn eigen materialiteit zodat het effect zicht-
baar is, terwijl er toch nog duidelijk één geheel is.
Het universiteitsgebouw is een combinatie van twee balken waarbij de ene in de
voorgevel tot zijn recht komt als een betonnen sculptuur en de tweede balk in de
binnengevel in de vorm van een heldere glazen gevel tevoorschijn komt.
Fig. 47, Universiteitsgebouw Gent, straatgevel en binnengevel, 2000 (Bron: U&O p. 13)
94 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 95
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
Usiebenpole en De Onaangepaste Stad. Er bestaat met andere woorden zowel een
conceptueel als een vormelijk verband. Daarbij mogen we de aanleidende factor
ook niet vergeten. Zonder Usiebenpole was Vipcity er misschien nooit geweest
of had ze in elk geval misschien wel eens een andere vorm en een ander beeld
gehad. Maar op dezelfde manier was men misschien niet op het idee gekomen
om programma om te zetten in benodigde oppervlakte en daarna programma
en ruimte los te koppelen, zonder het ontwerp voor het M.A.S. Uiteindelijk lijkt
De Onaangepaste Stad een soort collage of montage van verschillende ideeën,
concepten en vormen die ontwikkeld geweest zijn gedurende een aantal jaren.
Door een deel van het materiaal als het ware te recycleren was men in staat een
zekere complexiteit te genereren die met de juiste regie en de juiste middelen
een samenhangend en zinvol geheel kon vormen.
Fig. 51 Usiebenpole, versie voor 150.000 inwoners en versie voor 120.000 inwoners, Wenen, inplantingsplan en maquette, 1994-1995 (Bron: U&O p. 50)
Usiebenpole (1994-1995)
Het project Usiebenpole voor Wenen is zeer belangrijk geweest als directe aan-
leiding voor De Onaangepaste Stad, zoals eerder vermeld in de samenvatting.
In dit ontwerp kwamen er namelijk een aantal fundamentele zaken aan bod die
doorheen de ontwikkeling van De Onaangepaste Stad behouden zijn geweest en
steeds verder uitgewerkt zijn.
Een eerste duidelijk verband is het idee van de meerdekse ruimtelijke wandelas
die gekoppeld is aan een openbaar vervoersysteem. In dit project werd er reeds
gezocht naar een waardevolle combinatie van infrastructuur en openbare ruimte.
Een soort oplossing werd gevonden in een meerdekse brug (fig. 53). Deze is
bijna letterlijk overgenomen geweest in Brikabrak en is ook zeker in Vipcity nog
te herkennen, hoewel het aantal dekken toegenomen is en ook de vormgeving
geëvolueerd is.
Het was ook voor dit project dat D.O.S. 95, de cijfermatige analyse van de
stedelijke uitrusting, tot stand gekomen is met het verschil dat dit project uit te
werken was voor een vooropgesteld aantal inwoners. Voor De Onaangepaste
Stad, dat als theoretisch project werd ontwikkeld, zijn er eerst verschillende
inwonersniveau’s ingevoerd.
Een andere belangrijke gedachte was die van de gelaagdheid, die ook onder
andere aan bod gekomen is in het ontwerp voor de H.S.L. in Brussel. De meerdeks-
brug vormde een as die zweefde boven de grond waardoor het eiland waarop
het terecht moest komen, zijn oorspronkelijke activiteiten kon voortzetten, met
de meerwaarden die de nieuwe structuur met zich meebrachten (bereikbaarheid
en aantrekkingspool). Op dezelfde manier als de H.S.L. gaat het om een grote
lineaire structuur die als nieuwe laag over het bestaande wordt geprojecteerd (fig.
51). Er is zowel een gelijkenis in het concept als in het beeld, zoals dat er is tussen
96 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 97
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
2.6 Chandigarh
Een groot raadsel waren de foto’s van Chandigarh, die Deleu overigens zelf
getrokken heeft. Ze bevinden zich her en der verspreid in het boek en
confronteren je steeds met dezelfde vragen: ‘naar wat precies moet ik kijken?’ en
‘wat is de link met het project?’
De foto’s (zie p. 100-101) tonen namelijk heel verschillende zaken. Enerzijds zie
je de herkenbare luifel van Le Corbusier en anderszijds zie je woningen naast
stoffige wegen met zelfgemaakte onstabiele tent-achtige bouwsels. Er zijn veel
betonnen structuren te zien en daarnaast een chaotisch tafereel van -wat het
onderschrift omschrijft als- een ‘riksjastand’. Je ziet een uitgestrekt uitzicht op
grotere gebouwen met een plein en dan weer een woning op de hoek van twee
stoffige straten.
Daarnaast krijg je ook telkens maar één of twee foto’s per keer te zien. Je bent
even afgeleid, leest verder, tot je een volgende foto ziet. Je kan er moeilijk vat op
krijgen of antwoorden krijgen voordat je alles gelezen hebt en de foto’s opnieuw
allemaal bekijkt.
Fig. 52, Wien Usiebenpole an der Steinspornbrücke, Wenen, 1995 (Bron: U&O p. 51)
Fig. 53, Usiebenpole, brugdeel, detail, Wenen, maquette, 1995 (Bron: U&O p. 52, 88)
98 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 99
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld Chandigarh <
Fig. 54, Luifel parlementsgebouw, Le Corbusier (Bron: U&O p. 14) Fig. 55, Het Capitool (Bron: U&O p. 15) Fig. 56, Chandigarh guide map (Bron: U&O p. 18)
Fig. 57, Plattegrond van het Capitool (Bron: U&O p. 30) Fig. 58, Het Capitool (Bron: U&O p. 31)
Fig. 59, Sector 4 (Bron: U&O p. 36) Fig. 60, Sector 17 (Bron: U&O p. 40) Fig. 61, Sector 17 (Bron: U&O p. 41)
Fig. 62, Sector 22 (Bron: U&O p. 45) Fig. 63, ‘Standart’ - winkelfront (Bron: U&O p. 53)
Fig. 64, Riksjastand bij sector 22 (Bron: U&O p. 68) Fig. 65, Strijkshop (Bron: U&O p. 74) Fig. 66, Bouwmarkt (Bron: U&O p. 75)
Fig. 67, Sector 52 (Bron: U&O p. 109) Fig. 68, Sector 61 (Bron: U&O p. 143)
100 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 101
> De ontwikkeling van D.O.S. in beeld De ontwikkeling van D.O.S. in beeld <
De foto’s laten een stad zien waarin de chaos van het kleine gerespecteerd is
geweest en enkel de grote structuur als ordenend element ontworpen geweest is;
iedereen kan er naar eigen smaak zijn plekje vinden. Deze gedachte is voor Deleu
zeer belangrijk en staat ook voorop in de ontwikkeling van zijn Onaangepaste
Stad.
Vele van de afbeeldingen in het algemeen zijn in het boek zelden rechtstreeks
bij de tekst geplaatst. De meeste komen echter wel ergens in de tekst aan bod,
waardoor ze op een bepaalde manier verklaard worden. Daarnaast is het ook
duidelijk dat de tekst en de afbeeldingen één verhaal vormen, waarin stelselmatig
elke onderdeeltje aan bod komt en de puzzel ontrafeld wordt. Men kan er op ver-
trouwen dat bepaalde zaken, afbeeldingen of delen van de tekst, later in het boek
beantwoord worden.
De foto’s worden echter niet echt duidelijk verklaard. Ze zijn er, en terwijl men
het boek verder leest en zich steeds verder verdiept in het project, worden de
beelden opgeslaan in het achterhoofd, wachtend tot dat ze als puzzelstukken op
hun plaatst vallen. Men gelooft immers dat de foto’s relevant zijn en belangrijk
zijn in het verhaal. Deleu springt immers niet nonchalant om met zijn beeldmateriaal.
Elke beslissing die gemaakt is in D.O.S. heeft een argument dus je gelooft dat ook
elke beslissing om een beeld wel of niet te tonen, een reden heeft.
De belangrijkste aanwijzing bevindt zich in het begin van het boek, in de in-
leidende tekst van Hans Theys: “Voor Deleu is het werk van Le Corbusier een bron
van ervaring. Door het telkens weer te lezen, te tekenen, te bekijken, te herkauwen,
in vraag te stellen, te verbeteren en zelfs uit te voeren, raakt hij steeds meer ver-
trouwd met de materie. Niet alleen met het werk van Le Corbusier, maar vooral
met de op te lossen problemen. Het juist gestelde probleem leidt tot de juiste
vorm. (Door geen woonhuizen te ontwerpen voor Chandigarh en zich groten-
deels te beperken tot het uitstippelen van een stratenplan en het optrekken van
administratieve gebouwen, heeft Le Corbusier een uitweg getoond uit de verwar-
ring die er bestaat tussen het wonen en de woning, en zo De Onaangepaste Stad
aangekondigd.)” 27
27 Hans Theys, ‘De ligusters op de saggittarius-promenade. In-leiding tot een handboek voor stedenbouwers’, in: Luc Deleu en Hans Theys, Urbi et Orbi: De Onaangepaste Stad (Gent: Ludion, 2002), p. 17-19
102 < Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 > 103
3. Collageboek
> Collageboek Collageboek <
3.1 Het beeldmateriaal2
Het collageboek, Tribune, is een omvangrijk boek van 300 bladzijden waarvan
de meeste volledig beplakt zijn. Af en toe is er ruimte vrij gelaten voor notities,
schetsen of slogans. De afbeeldingen zijn overwegend afkomstig uit kranten en
magazines, aangevuld met fragmenten uit wegenkaarten.
In eerste instantie zie je alle beelden apart als een lineaire reeks. Je ziet de bewerkte
skyline, het CIA-logo, de moto’s, het vliegdekschip, de munt, het sigarettenlogo,
de trein, de blote borsten, de opnameappartuur, het kodak-logo, de vracht-
wagens met T.O.P. offi ce-logo, de strandfoto, het vliegtuig, nog eens een strand-
foto, het cruiseschip, de graafmachine, de landkaart enzovoort. Het valt ook
meteen op dat bepaalde zaken opvallend vaak terugkomen.
Pas in tweede instantie begin je te kijken naar de combinatie van afbeeldingen
die op dezelfde bladzijde gekleefd zijn en probeer je te zoeken naar mogelijke
verbanden en thema’s. Je probeert te begrijpen waarom de verkeersboete mee
in het boek is opgenomen (42); waarom er een jukebox naast een racketlancering
geplaatst is (43) (fi g. 71); waarom de graafmachines altijd cirkelvormig zijn uit-
geknipt (47); waarom er een bus en een booreiland op een grotere afbeelding
van een servies gekleefd is (56); wat Mickey Mouse daar plots staat te doen (69);
waarom het stripverhaal zoveel bladzijden mag innemen (74-85); enzovoort.
Het antwoord zie je echter niet meteen.
Zonder enige uitleg is het boek nogal overweldigend. De pagina’s blijven maar
komen, de beelden komen op je af en je weet niet waar naar te kijken. In de hoop
het allemaal beter te begrijpen, lees je de tekstjes, de titels, de slogans, maar
de samenhang ontgaat je nog steeds. Je begint stilaan wel thema’s te onder-
scheiden of de beelden te herkennen die doorheen het boek opnieuw en opnieuw
tevoorschijn komen maar daarnaast blijven de andere beelden een vraagteken.
In de jaren zeventig maakte Luc Deleu een collageboek1, waarin hij gedurende
een aantal jaren tal van beelden kleefde, gaande van foto’s tot krantenartikels en
logo’s, aangevuld met notities, schetsen en stempels. Bij een eerste blik op het
boek zijn vooral de talrijke aanwezigheid van schepen, boten, vliegdekschepen,
vliegtuigen en andere vervoersmiddelen opvallend, alsook de zelfgeschreven
slogans en de regelmatig terugkomende symbolen. In alle eerlijkheid moet ik
bekennen dat dit niet het soort beeldmateriaal was dat ik verwachtte te zien,
al wist ik ook niet precies wat te verwachten. Dat Luc Deleu geen traditioneel
architect is, was al lang duidelijk.
Het collageboek is om twee redenen in verband gebracht met deze thesis. De
eerste reden is het soort beeldmateriaal, dat volledig verschillend is van dat van
De Onaangepaste Stad, terwijl het vermoeden bestond dat beide werken op een
zekere manier dezelfde thema’s in zich dragen. Een onderzoek van het beeld-
materiaal en de verschillen hierin leek bijzonder interessant.
Gaandeweg, bij de analyse van het beeldmateriaal van De Onaangepaste Stad
ontstond een tweede reden om het collageboek in de thesis te verwerken:
het idee van De Onaangepaste Stad als een ‘montage’ van kennis, beelden en
concepten, verzameld gedurende vele jaren. De mogelijkheid bestaat dat naast
vele voorgaande ontwerpen, ook dit plakboek een voorloper was van het
project.
1 Het boek is recentelijk door Deleu betiteld als Tribune, het woord dat bovenaan staat in het kran-tenartikel dat op de cover werd geplakt. De bron van deze informatie is een nog onuitgegeven tekst van Christophe Van Gerrewey, ‘We zijn ingescheept’. Tribune van Luc Deleu, 2012
Fig. 69, Cover Tribune, collageboek
2 Beeldmateriaal is opgenomen in Bijlage B, p. 136; Tribune is van een paginering
voorzien om in de tekst naar de fragmenten of illustraties te verwijzen.
Fig. 70, 7
Fig. 71, 43Fig. 71, 43
106 < Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 3 > 107
> Collageboek Collageboek <
Gerrewey3 werd namelijk duidelijk dat de meeste van de afbeeldingen een
eigen verhaal hebben en dat al deze beelden en verhalen dateren uit de periode
waarin het boek gemaakt is. Het geeft met andere woorden een “beknopte visuele
geschiedenis”4 van de jaren zeventig zoals deze is ervaren door Luc Deleu.
Wereldgeschiedenis en belangrijke actualiteiten worden immers aangevuld
met locale fragmenten uit de Antwerpse kunstscène, waarin Deleu toen een rol
speelde, maar ook met eigen ontwerpen en projecten die uit diezelfde periode
dateren.
“Financiële problemen en bekommernissen om het milieu gaan hand in hand: er
worden auto’s (218) en zelfs vliegtuigen (27) ontwikkeld die op zonnepanelen
werken; er is sprake van een ‘wereldspaardag’ (64), terwijl in Rusland een plan
wordt ontwikkeld om vulkanische energie te gebruiken (214); toch is, volgens
een artikel uit De nieuwe gazet, de ‘luchtvervuiling te Zaventem niet erger dan
elders’(142). [...] De politieke leiders die Tribune voor het daglicht brengt staan
niet bekend om hun sociale integriteit: de Amerikaanse president Richard Nixon
spreekt zich uit tegen abortus (71), bombardeert Vietnam (95) en ontmoet Elvis
Presley (100); Margaret Thatcher drukt erop dat ‘we can’t aff ord socialism’(244)
(fi g. 72)”5
“Een foto toont het uitzicht op de overkant van de Cogels Osylei, waar het huis
‘Boudewijn met de IJzeren Arm’ staat (109), en een krantenartikel uit 1974 bericht
over de werkzaamheden van een studieploeg die een renovatieplan voor de
Cogels Osylei moet opstellen (171) – het zou nog duren tot 1980 vooraleer de wijk
als stadsgezicht werd beschermd. Ook de stad Antwerpen fi gureert meermaals,
als de plek waar de ‘IJzeren Brug’ over de Leien wordt gebouwd in 1972 (44), of
waar in 1974 de Antwerp Tower vlakbij het Centraal Station wordt ingehuldigd (126).”6
Waarom worden ze getoond? Is het van belang dat bepaalde prenten naast
elkaar gekleefd zijn? Hebben de logo’s een bepaalde specifi eke connectie met de
beelden van dezelfde pagina? Omdat al deze vragen zelfs na een tweede lezing
vrijwel onbeantwoord blijven, stelde ik mij de vraag wat precies de bedoeling was
van het boek. Kan het zijn dat het niet bedoeld is voor toeschouwers maar dat
het een persoonlijk project van een architect is; een verzameling van beelden die
alleen hij kan lezen en begrijpen?
3.2 De schepping van een kader
Vaak zie ik medestudenten een notitieboekje bovenhalen om aantekening over
het gegeven college te maken, of random ideeën neer te schrijven die ze op dat
moment te binnen schieten en die misschien bruikbaar zouden zijn voor het
ontwerp waar ze aan bezig zijn. Met een snelle blik zie ik ook kleine schetsen of
schema’s. Ik heb het bijhouden van een notitieboekje, waarin je eender op welk
moment, eender welk idee kan neerschrijven, ook al als tip gehoord voor mensen
die vaak moeten speechen of een presentatie geven. De bedoeling is dat het een
soort ideeën- en inspiratiebundel wordt waaruit je achteraf kan putten voor de
volgende speech. Het is immers onmogelijk om elk goed idee dat in je op komt
te blijven onthouden en weer boven te halen wanneer het van pas komt. Het
zou jammer zijn om al die ideeën verloren te laten gaan, omdat je ze op dat ene
moment nergens in kwijt kan. Naast het feit dat ideeën bewaard blijven en
gebundeld worden, kan het ook een manier zijn om bepaalde ideeën uit te werken.
Door ze neer te schrijven moet er immers gezocht worden naar de juiste woorden
of de juiste weergave. Het idee krijgt vorm en kan leiden tot nieuwe ideeën.
Ik geloof dat het collageboek op een gelijkaardige wijze te beschouwen is, als
een bundeling van gedachten. Uit een tekst geschreven door Christophe Van
3 Christophe Van Gerrewey, ‘We zijn ingescheept’. Tribune van Luc Deleu, ongepubliceerd manuscript dat in
de toekomst zal verschijnen bij een beperkte DVD-editie van het Col-
lageboek, 2012
4 Christophe Van Gerrewey, ‘We zijn ingescheept’. Tribune van Luc Deleu,
2012, p.1
5 Christophe Van Gerrewey, ‘We zijn ingescheept’. Tribune van Luc Deleu,
2012, p.2
6 Christophe Van Gerrewey, ‘We zijn inge-scheept’. Tribune van Luc Deleu, 2012, p.3
Fig. 72, 244
108 < Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 3 > 109
> Collageboek Collageboek <
Deleu begreep toen meteen wat dit betekende: een “exponentiële toename van
bewegingsvrijheid” die een “cruciale fase in de globalisering inleidde”8. In zijn
collageboek probeert hij dit idee op verschillende manieren in slogans (fi g. 74)
(123, 209) onder woorden te brengen, wat hem in staat stelt verder over het idee
na te denken.9 Daarnaast moest hij blijven nadenken over de beelden die hij
selecteerde en combineerde. Hij stond stil bij de wereld waarin hij leefde en wat
de invloed zou zijn van de globalisering in een wereld waarin de ruimte stilaan
volgebouwd raakte terwijl de wereldbevolking bleef stijgen. Het kader waarin hij
als architect in de toekomst wilde werken, kreeg een vorm.
“Rather, it is an attempt to trace the contours of a complex topology emerging
within Deleu’s work and thinking as he gradually constructed his own mode of
‘world thinking’, manifest for instance in his notion of ‘orbanism’, the theorization
of which coincided with his eventually setting foot in America in 1980”10
(Felicity D. Scott)
“Being an architect is not a matter of institutionalized schooling or corporate
membership but of an attitude towards knowledge and a stance in the world.”11
(Maarten Delbeke)
Het boek was echter meer dan een bundeling van zaken die Deleu bezighielden
in zijn jonge jaren. Er werd nagedacht over wat er wel en niet in het boek diende
opgenomen te worden. Op een zeer zorgvuldige manier werd een beeld van
een tijdperk en een context geschetst waarin er, volgens Deleu, op dat moment
geopereerd moest worden als architect en stedenbouwkundige. De actie van het
schetsen van die context kreeg de vorm van een onderzoek en het boek werd
een tool om gedachten te transformeren in ideeën. Het bood een kans om in het
begin van zijn carrière het kader vast te leggen waarin hij zelf in de toekomst
wilde werken en wat voor hem als jong architect en kunstenaar belangrijk was.
De talrijke afbeeldingen van vervoersmiddelen zoals schepen en vliegtuigen
bijvoorbeeld, duiden op de enorme groei van het massatransport, het toerisme
en de verplaatsbaarheid van de mens in die periode.
“In 1971 koopt de Belgische nationale luchtvaartmaatschappij Sabena voor het
eerst twee jumbojets voor transatlantische vluchten (48-49) en aansluitend wordt
luxueus vliegen aangeprezen in kleurige advertenties (106-107); in 1972 worden
in Frankrijk de eerste experimenten uitgevoerd met de elektrische hogesnel-
heidstrein (97); eveneens in 1972 wordt de MS Prinsendam te water gelaten, een
cruiseschip van de ‘Holland-America Line’ (178) (fi g. 73); in dezelfde periode vaart
de HMS Wilton uit, een mijnenveger uit glasvezelversterkt plastic (224); in de
buurt van Breda botsen op 25 augustus 1972 60 auto’s tegen elkaar, met tien-
tallen doden tot gevolg (116-117); de Douglas Concorde, een supersonisch
vliegtuig, maakt in 1973 een eerste proefvlucht (124); in 1975 maakt het
cruiseschip Queen Elizabeth 2 een eerste reis rond de wereld (32)”77 Christophe Van Gerrewey, ‘We zijn inge-scheept’. Tribune van Luc Deleu, 2012, p.2-3
8 Christophe Van Gerrewey, ‘We zijn ingescheept’. Tribune van Luc Deleu,
2012, p.3
9 Christophe Van Gerrewey, ‘We zijn ingescheept’. Tribune van Luc Deleu,
2012, p.3
10 Felicity D. Scott, ‘Turn on Planning: Dreams of a New Mobility’ in: Wouters Da-vidts, Guy Châtel, Stefaan Vervoort (red.), Orban Space: the Work and Practice of Luc Deleu-T.O.P. offi ce, ongepubliceerd manu-script, 2012, p.2
11 Maarten Delbeke, ‘Being an Architect, Producing Theory, Making Architecture’ in: Wouters Davidts, Guy Châtel, Stefaan
Vervoort (red.), Orban Space: the Work and Practice of Luc Deleu-T.O.P. offi ce, ongepub-
liceerd manuscript, 2012, p.5
Fig. 73, 178
Fig. 74, 123
110 < Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 3 > 111
> Collageboek Collageboek <
trendsetter en/of stadsnar, enz… Hij ontwerpt, publiceert, treedt op, exposeert,
realiseert of speelt, enz…”15
In een laatste fragment vinden we een idee terug dat een soort aankondiging is
van De Onaangepaste Stad, een project dat pas jaren later plaats vond. Ik ben er
steeds vanuit gegaan dat het een project, een ontwerp, zonder context was maar
dat is het helemaal niet. De context van De Onaangepaste Stad is de aard-ruimte
in zijn geheel.
“De “vrije ruimte” is nu zijn ideaal. In plaats van infrastructuren, die de aard-
ruimte specifiëren en ééndimensionaler maken, gebruikt de orbanist nu
ultrastructuren, die de aard-ruimte verruimen, zonder de diverse mogelijkheden
te verminderen.”16
In dit opzicht, is het collageboek wel degelijk een voorloper geweest van De
Onaangepaste Stad. Hoewel het project nog geen specifieke vorm gekregen had,
zijn de fundamenten wel reeds in het begin van Deleu’s carrière gelegd geweest.
Dit geldt trouwens voor de meeste van zijn ontwerpen en projecten. Het minste
wat we kunnen zeggen, is dat hij een architect is die altijd trouw gebleven is aan
zijn eigen visie.
“From then on, Deleu’s lifetime architectural project will engage in the critical re-
definition of architectural practice and in its widening onto a global ambit of ma-
terial intervention within the world.”17
(Teresa Stoppani)
3.3 Orbanisme
In het eerste deel van Urbi et Orbi12 komen inderdaad dezelfde thema’s
terug. Hij begint namelijk met het beschrijven van wat hij zelf benoemde als
‘orbanisme’. Meer nog, helemaal achteraan in het boek plaatste hij het ‘Orbanistisch
manifest’13 dat hij voor de eerste keer publiceerde in 1980. Dit manifest is als het
ware het resultaat van het denkproces dat hij uitvoerde in het collageboek.
“Zolang we niet massaal weg kunnen gaan wonen van de wereldbol, of kunnen
importeren vanuit de ruimte, is de aarde een planeet die buiten de (benodigde)
zonneënergie en misschien andere (niet onderkende, doch benodigde) ruimte
energie, volledig op zichzelf aangewezen is.”
[...]
“De oceanen en zeeën (wiens biocenosen in een kritische situatie verkeren)
vomen gelukkig nog een ruimtelijke reserve, tweemaal zo groot als de ruimte
op de vaste grond van de aarde. Zo zou de ganse wereldbevolking op 1.000.000
passagiersschepen (40.000 ton) kunnen gelogeerd worden.”14
In het laatste deel van het manifest schrijft hij over de verschuiving van de taak
van de stedenbouwkundige architect, wat tevens een verklaring vormt voor de
manier waarop Deleu tegenover zijn vak staat en met welk idee hij tot op de dag
vandaag altijd gewerkt heeft.
“De functie van de stedebouwkundige architect (orbanist) is in de “momentele
tijden” zelfs van een gans andere orde geworden. Zoals de (picturale) functie van
het schilderij (in de westerse schilderkunst) na uitvinding van de fotografie totaal
veranderde, zo ook is de inhoudelijk betekenis van stedebouw en architectuur
(orbanisme) gewijzigd. De “informatie” (vermindering van onzekerheid) is nu een
belangrijk werkterrein van de “momentele” orbanist; hij is een medium, een
12 Luc Deleu, Urbi et Orbi (D.O.S. XXI), in: Luc Deleu en Hans Theys, Urbi et Orbi: De Onaangepaste Stad (Ghent: Ludion, 2002), p. 21-22
13 Luc Deleu, Orbanistisch Manifest, in: Luc Deleu en Hans Theys, Urbi et Orbi: De Onaangepaste Stad (Ghent: Ludion, 2002), p. 140-142 Het Orbanistisch Manifest is ook terug te vinden in Bijlage C p. 146
14 Luc Deleu, Orbanistisch Manifest, p.1,2
15 Luc Deleu, Orbanistisch Manifest, p.3
16 Luc Deleu, Orbanistisch Manifest, p.3
17 Teresa Stoppani, ‘’Depiction: Architecture is a Concept’ in: Wouters Davidts, Guy Châtel,
Stefaan Vervoort (red.), Orban Space: the Work and Practice of Luc Deleu-T.O.P. office, onge-
publiceerd manuscript, 2012, p.3
112 < Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 3 > 113
4. De montage van De Onaangepaste Stad
> De montage van De Onaangepaste Stad De montage van De Onaangepaste Stad <
In de voorgaande hoofdstukken is er kennis gemaakt met het project De
Onaangepaste Stad, het bijbehorende beeldmateriaal en het collageboek, Tribune,
dat beschouwd kan worden als één van de voorgaande projecten van waaruit
De Onaagepaste Stad is opgebouwd. In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar het
totaalbeeld, naar de specifieke combinatie van materiaal dat samengevoegd is
tot een project en de ontwerpstrategieën die toegepast zijn.
4.1 Een combinatie van beelden
Als al het materiaal naast elkaar gelegd wordt, zijn er een aantal zaken die opvallen.
Om te beginnen is ongeveer de helft van de afbeeldingen geen directe weergave
van De Onaangepaste Stad. Een belangrijk deel wordt ingenomen door de bijge-
voegde foto’s van Chandigarh en een ander groot deel wordt ingenomen door
afbeeldingen die voorgaande ontwerpen of projecten tonen. Daarnaast is het
opvallend dat in het overige beeldmateriaal enerzijds nieuwe types van beeld-
materiaal gebruikt worden en anderzijds lijken er bepaalde soorten tekeningen
te ontbreken (binnenzichten, sfeerbeelden, perspectieftekeningen).
Uiteindelijk vormen al deze uiteenlopende afbeeldingen samen één project: De
Onaangepaste Stad. Elke afbeelding heeft een verband en een plaats in het ver-
haal; een verhaal dat zijn oorsprong vind in Tribune. In het collageboek is immers,
zoals in het vorige hoofdstuk naar voren gekomen is, de fundering voor Deleu’s
hele oeuvre gelegd. De basisprincipes die hij voor zichzelf en T.O.P. office heeft
vastgelegd, zijn voortgevloeid uit dit brainstormboek.
Wanneer een ontwerp wordt getoond, wordt er altijd een reeks tekeningen
gemaakt waarin elke tekening een deelaspect van een ontwerp toont. Het is
immers onmogelijk om in een 2D-tekening zowel het grondplan als de gevels of
het concept te tonen; vandaar het belang van verschillende soorten tekeningen
opdat alle facetten blootgelegd worden. Op dezelfde wijze toont elke afbeelding
in het boek een aspect van het project en dragen ze allemaal bij tot het weer-
geven van de diepte en de complexiteit van het project.
Het feit dat slechts een klein deel van het beeldmateriaal het effectieve ‘eind-
resultaat’ laat zien, maakt onder andere dat er gesproken wordt over een project
en geen ontwerp. Het eindbeeld is immers niet het belangrijkste. Het proces, de
manier waarop het helemaal is opgebouwd en de concepten en ideeën van waar-
uit het ontstaan is, zijn minstens even belangrijk of misschien wel belangrijker.
Heel wat afbeeldingen, zoals al de abstracte schema’s, tonen het proces: een
opeenvolging van arrangementen die telkens een nieuw aspect aan de stadsas
toevoegden. Samen met de tekst neemt het een groot deel van het boek in be-
slag. Door de opbouw in kleine stappen met tekst en schema’s te laten zien, was
het mogelijk de complexiteit van het bekomen resultaat te tonen en aan te geven
hoe men tot het uiteindelijke beeld is gekomen. Elke aspect, vorm- of compositie
gewijs, is verklaarbaar.
Naast het belang van het proces voor een goed inzicht in De Onaangepaste Stad,
zijn ook de concepten en de ideeën van groot belang. Door vele zaken ervan te
staven met plannen, schema’s of maquettes van vroegere ontwerpen kon en-
erzijds het concept zelf toegelicht worden op een manier waarop het op vlak
van ontwerp bedoeld was. Anderzijds gaf het een soort bewijs dat het om een
116 < Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 4 > 117
> De montage van De Onaangepaste Stad De montage van De Onaangepaste Stad <
4.2 Het montageproces
Naast de bijzonderheden van het beeldmateriaal zelf, zeggen de beelden ook
iets over het ontwerpproces en de manier waarop de beelden in dit proces
gebruikt en getoond worden. Deleu heeft als geen ander begrepen hoe belang-
rijk beelden zijn in het ontwikkelingsproces. Meermaals vermeldde hij in de tekst
hoe het uitwerken van de schema’s inzicht bood in het ontwerp. Hij evalueerde ze
met een kritische houding en wanneer ze te abstract bleken en geen uitweg meer
boden, werd gezocht naar een nieuwe manier om van het abstracte concept naar
een concreet ontwerp te gaan, zonder stappen over te slaan. Het gebeurt immers
vaak dat in een ontwerp het verband tussen het concept en het ontwerp zoek is
geraakt; dat de vorm geen verband meer heeft met de oorspronkelijke visie.
“The project’s overall structure was not established beforehand, it was built up
gradually by gathering its earnings, and was steered through an always renewed
effort to make sense of what was on hand. Its outcome is thus necessarily provi-
sional, as the same procedure can be carried out time and again, new dealings
contrived from the encounter of the last occurring constellation with imagination
and ingenuity.”2
(Guy Chatel)
degelijk concept ging dat reeds uitgetest was en goed bevonden. Of in de
woorden van Guy Châtel: “There is of course still something to be said about the
pervasive recycling of historical and other material that occurs in the project. The
most apparent advantage of this phenomenon is that it enables a fast-forward
progress. It allows for a shortcut in the elaboration of form. But form drags subject
matter along with it. The renowned or referenced figures come down plainly bear-
ing their features. They carry significant portions of structure and content, a whole
apparatus of documentation, relations, associations, codes and images.”1
In die zin kan De Onaangepaste Stad kan beschouwd worden als een montage
van ideeën, concepten, ontwerpstrategieën en beelden, die als onderdelen reeds
ontwikkeld waren binnen een jarenlange carrière. Het is misschien zelfs doordat
Deleu steeds trouw is gebleven aan zijn overkoepelende visie dat het mogelijk
was om alle stukjes als onderdelen van eenzelfde reeks te zien die hij nu heeft
kunnen hergebruiken in een groter project. Elk ontwerp en elk project dat hij
gemaakt heeft, is kennis geworden die kon ingezet worden in één groot mas-
terproject. Genoeg bagage, genoeg manieren om zijn visie uit te werken in
architectuur waren verzameld om een complex project als dat van De
Onaangepaste Stad uit te werken.
1 Guy Châtel, ‘The Unadapted City: Archi-tectural Practice in View of an Aleatoric Encounter’ in: Wouters Davidts, Guy Châtel, Stefaan Vervoort (red.), Orban Space: the Work and Practice of Luc Deleu-T.O.P. office, ongepubliceerd manuscript, 2012, p.9
2 Guy Châtel, ‘The Unadapted City: Architectural Practice in View of an Aleatoric Encounter’ in:
Wouters Davidts, Guy Châtel, Stefaan Vervoort (red.), Orban Space: the Work and Practice of Luc Deleu-T.O.P. office, ongepubliceerd manuscript,
2012, p.9
118 < Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 4 > 119
> De montage van De Onaangepaste Stad De montage van De Onaangepaste Stad <
Door niet alleen top-down maar ook bottom-up te werken om het complexe
geheel op te bouwen, werd het mogelijk om alle kennis die opgebouwd was op
een logische manier in te zetten. Op een intelligente manier heeft Deleu die zaken
uitgezocht die bruikbaar waren om ze daarna op het gepaste moment en op de
gepaste wijze in te zetten en op te nemen als elementen van het project. Door
geen enkele fase verloren te laten gaan en ze steeds op te nemen in het nieuwe
geheel, zoals Brikabrak geïntegreerd werd in Octopus en Octopus in Vipcity, kreeg
alles een gepaste plek, ook al waren sommige onderdelen minder uitgewerkt of
minder geëvolueerde versies van de nieuwe.
Anderzijds is Vipcity #7 revisited het resultaat van een proces van vele achtereen-
volgende kleine maar weloverwogen beslissingen en aanpassingen, zoals in de
schema’s en arrangementen duidelijk naar voor kwam. Op die manier werden
de hergebruikte concepten en vormen niet allemaal tegelijk gebruikt maar pas
ingezet wanneer ze bruikbaar bleken. Zo zijn de MAS-torens ingezet wanneer
de behoefte opdook naar een schaalelement. Door telkens twee exemplaren te
gebruiken, waarvan één liggend, werd de vorm door het project toegeëigend.
3 Luc Deleu, Urbi et Orbi (D.O.S. XXI), in: Luc Deleu en Hans Theys, Urbi et Orbi: De
Onaangepaste Stad (Ghent: Ludion, 2002), p.97
Het unieke ontwerpproces was tevens een manier om het idee uit te werken
van een orde op grote schaal die natuurlijk en ongedwongen moest lijken. Door
gebruik te maken van strakke schema’s met onafhankelijke ritmes die telkens over
elkaar gelegd en gecombineerd werden, ontstond er een structureel landschap
dat toch verscheiden kon zijn; een “compositie door toeval”3, zoals bijvoorbeeld
bij het Vipcity level arrangement (fi g. 75) dat een stapeling toont van lagen met
een eigen systeem waarbij er in de doorsnede voldoende afwisseling te zien is.
“Deleu’s preoccupation with order and its at once unadapted and appropriate
articulation in a given situation enables him to restate architecture’s original
global fi eld of action. It is also the fundamental design principle in his oeuvre. As
Deleu himself points out in, for instance, Urbi et Orbi (a reference to the imperial
order adopted by the Roman church), the chaos that people need and sustain
to live in community requires to be balanced by an image or a system of a larger
order. This order is only visible from a distance or within the logic of a numerical
system but guarantees the life and the relevance of the chaos developing within.”4
(Maarten Delbeke)
4 Maarten Delbeke, ‘Being an Architect, Producing Theory, Making Architecture’, in:
Wouters Davidts, Guy Châtel, Stefaan Vervoort (red.), Orban Space: the Work and Practice of Luc Deleu-T.O.P. offi ce, ongepubliceerd manuscript,
2012, p.12Fig. 75, Model Vipcity level arrangement (Bron: U&O p. 96-97)
120 < Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 4 > 121
> De montage van De Onaangepaste Stad De montage van De Onaangepaste Stad <
Belangrijk is wel dat er een evenwicht bestond in de schema’s. Ondanks het
streven naar verscheidenheid moest ook een eenheid en een herkenbaarheid
bewaard blijven. Er moest dus telkens overwogen worden welke aspecten een
apart schema kregen en in hoeverre er gevarieerd kon worden. Zo werden de
duo’s MAS-torens steeds op een zelfde afstand van elkaar gezet en werden ook
steeds dezelfde volumes gebruikt, maar ter verscheidenheid werden de duo’s
geroteerd ten opzichte van elkaar (fi g. 76). De vorm van de toren was hierin ook
een belangrijk aspect aangezien niet met eender welk volume hetzelfde resul-
taat zou kunnen bekomen worden. Het unieke volume dat reeds in een andere
ontwerp ontwikkelend was, leende zich hier echter heel goed toe.
4.3 Een puzzel
Het beeldmateriaal kan op twee manieren onderzocht worden. Enerzijds kunnen
de afbeeldingen elk apart onderzocht worden en anderzijds kan de combinatie,
het geheel van de beelden onderzocht worden. Want naast een tekening apart
moeten er keuzes gemaakt worden over het geheel. Afhankelijk van wat er juist
gezegd of getoond dient te worden, wordt er een selectie van beelden gemaakt.
Deleu begrijpt dit zeer goed en is zeer zorgvuldig hierin, wat zowel uit Tribune als
Urbi et orbi af te leiden is.
Voordat er kan geselecteerd worden is het belangrijk dat er nagedacht wordt over
wat men wil overbrengen. Daarna kan ofwel een selectie gemaakt worden uit
bestaand materiaal of zeer gericht nieuw materiaal geproduceerd worden. Wat
voor de ontwerper duidelijk kan zijn, vraagt soms nog om een extra schema of
een woordje uitleg voor de toeschouwer.
Traditioneel toont een architect een ontwerp, een eindresultaat. Maar Deleu
is geen traditioneel architect en gelooft dat de taak van de architect wijder
is dan het maken van ontwerpen die uitgevoerd zullen worden. Hij denkt
verder na en waagt zich aan projecten die naast ontwerpen ook visies en nieuwe
strategieën tonen. Hierin moet er creatiever omgegaan worden met de selectie
van het beeldmateriaal, wat in het geval van T.O.P. offi ce tot zeer onverwachte
maar interessante resultaten leid.
Naast het louter selecteren van afbeeldingen, is er ook aandacht te besteden
aan het positioneren, zeker wanneer het om een omvangrijk geheel gaat.
Zo lijken in Urbi et orbi de afbeeldingen willekeurig geplaatst te zijn tussen de
tekst. De afbeeldingen staan niet altijd rechtstreeks bij het desbetreff end deel
van de tekst maar ook de volgorde is vreemd. Het eindresultaat, het centrale
Fig. 76, Vipcity, The Core with Offi ce Buildings. Drawing under construction 2000 (Bron: U&O p. 105-107)
122 < Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 4 > 123
> De montage van De Onaangepaste Stad De montage van De Onaangepaste Stad <
gegevensmodel van Vipcity, komt bijvoorbeeld al veel eerder aan bod dan de
uitleg. Daarbij bestaat dit centrale gegevensmodel uit drie aparte bladen, die
dan nog eens los van elkaar op verschillende plekken in het boek geplaatst zijn.
Ook de foto’s van Chandigarh zijn willekeurig verspreid en lijken nergens een
aanknopingspunt te hebben. Bij de plannen en maquettes van voorgaande
ontwerpen is het ook niet altijd duidelijk of het nu een deel is van De Onaangepaste
Stad of enkel een verwijzing naar een inspiratiebron. Het komt allemaal een beetje
verwarrend en onsamenhangend naar voor, als een grote hoop puzzelstukken
die in een berg zijn neergegooid en waarvan het niet zeker is of het stukjes zijn
van dezelfde puzzel.
Bij het lezen van de tekst wordt echter duidelijk dat elke afbeelding ergens wel
een plaats heeft in het verhaal, hoe verschillend deze ook is opgevat. Sommige
afbeeldingen komen al aan bod voordat er enige uitleg over gegeven wordt, maar
de geruststelling is, dat deze later nog volgt. Er kan alvast op vertrouwd worden
dat het om puzzelstukken van één en dezelfde puzzel gaat.
Wanneer de hele tekst gelezen is en elke afbeelding met evenveel aandacht
bekeken is, kan er een idee gevormd worden over de werkelijke inhoud van het
project. Maar zelfs dan kan het nodig zijn om passages opnieuw te lezen en som-
mige afbeeldingen er opnieuw bij te halen om ze te vergelijken of opnieuw in het
geconstrueerde verhaal te plaatsen. Het boek vraagt om op een actieve manier
gelezen te worden en nodigt uit om mee met het verhaal te puzzelen.
“Bij elke lezing leer ik iets bij over De Onaangepaste Stad. Het blijft mij verbazen
hoe warrig de materie wil zijn, omdat een klaarstaande, voor de hand liggende op-
lossing onmogelijk tot een bruikbaar of boeiend resultaat zou kunnen leiden.”5
(Hans Theys)
Hierin kan ik mij wel vinden. Moest alles in het boek inderdaad klaar en duidelijk
geweest zijn, zou dit onderzoek nooit de moeite waard geweest zijn. Doordat iets
niet meteen te begrijpen is, wordt het intrigerend en wordt de mens uitgedaagd
om creatief te gaan nadenken en de blik te verruimen.
5 Hans Theys, ‘De ligusters op de saggittarius-promenade. Inleiding tot
een handboek voor stedenbouwers’, in: Luc Deleu en Hans Theys, Urbi et Orbi:
De Onaangepaste Stad (Ghent: Ludion, 2002), p.5
124 < Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 4 > 125
Bijlagen
Bijlage A: Spreadsheets <> Bijlage A: Spreadsheets
Fig. 77, Database D.O.S. 95 - Amenities arranged in alphabetical order (Bron: U&O p. 146-147)
Bijlagen > 129 128 < Bijlagen
Bijlage A: Spreadsheets <> Bijlage A: Spreadsheets
Fig. 78, Database D.O.S. 95 - Amenities classified by floor surface (Bron: U&O p. 148-149)
130 < Bijlagen Bijlagen > 131
Bijlage A: Spreadsheets <> Bijlage A: Spreadsheets
Fig. 79, Database D.O.S. 95 - Amenities classified by social base (Bron: U&O p. 150-151)
132 < Bijlagen Bijlagen > 133
Bijlage A: Spreadsheets <> Bijlage A: Spreadsheets
Fig. 80, Spreadsheet 1,2 en 3 (Bron: U&O p. 89) Fig. 81, Spreadsheet 4: Vipcity - Clustering op de deck amenities (Bron: U&O p. 108)
134 < Bijlagen Bijlagen > 135
Bijlage B: ‘Tribune’ - fragmenten <> Bijlage B: ‘Tribune’ - fragmenten
1 (Cover) 7 8-9 12-13 14-15
16-17 22-23 27 32-33
136 < Bijlagen Bijlagen > 137
Bijlage B: ‘Tribune’ - fragmenten <> Bijlage B: ‘Tribune’ - fragmenten
44 48-49 64 71 80-81
90 95 96-97 100 106-107
82
108
138 < Bijlagen Bijlagen > 139
Bijlage B: ‘Tribune’ - fragmenten <> Bijlage B: ‘Tribune’ - fragmenten
109 116-117 123 124 126
142 145 146-147 148-149 150-151
134
140 < Bijlagen Bijlagen > 141
Bijlage B: ‘Tribune’ - fragmenten <> Bijlage B: ‘Tribune’ - fragmenten
152-153 154-155 156-157 158-159
160-161 162-163 164-165 166-167
142 < Bijlagen Bijlagen > 143
Bijlage B: ‘Tribune’ - fragmenten <> Bijlage B: ‘Tribune’ - fragmenten
171 178 209 214 218
244
224
144 < Bijlagen Bijlagen > 145
Bijlage C: ‘Orbanistisch manifest’ <> Bijlage C: ‘Orbanistisch manifest’
standplaats, alle verantwoordelijkheid draagt. – Daartegenover zouden de
macrowerken van rechtspersonen (gestructureerde groeperingen van indivi-
duen, zoals consortia, N.V.’s, P.V.B.A.’s, V.Z.W.’s, partijen, verenigingen, actiegroepen,
etc…) aan uiterst strenge normen moeten worden onderworpen, teneinde de
macro invloeden en het macro grondverbruik van dergelijke ondernemingen in
de ekotoop (milieu elementen en biocenose ) in evenwicht te brengen met de
micro invloeden en het microgrondverbruik van het individu – zie analogie in
de natuur, waar het biologisch evenwicht gemakkelijk gehandhaafd blijft bij een
groot aantal soorten : de invloeden op één soort worden daardoor veelzijdiger, en
waar omgekeerd het evenwicht in soortarme cultuursamenlevingen gemakkelijk
verbroken wordt, waardoor een zeer sterke aantalvergroting van een bepaalde
soort kan optreden (plaag).
Het lastige en overbodige moet zo veel mogelijk overboord gegooid worden
(in de ruimte geschoten per raket). De rest moet zo overzichtelijk en compact
mogelijk worden opgestapeld (zonder dat deze stapelplaatsen een
ééndimensionaal gebruik krijgen) Daar alle levensgemeenschappen
(antropocenose , zoöcenose , phytocenose, microcenose en mycocenose ) nauw
met elkaar verbonden zijn, zal men tevens nauwlettend moeten toezien geen
ervan te verstikken. Hierdoor zullen we verplicht zijn de pollutie zo klein mogelijk
te maken en alles zo veel mogelijk te recycleren. Vooral het natuurlijk afval moet
uiterst efficiënt gerecycleerd en terug over het landbouwareaal verspreid worden.
Op deze manier laten we zo weinig mogelijk biogene elementen (nodig voor de
phytocenose) verloren gaan.
Zolang we niet massaal weg kunnen gaan wonen van de wereldbol, of kunnen
importeren vanuit de ruimte, is de aarde een planeet die buiten de (benodigde)
zonneënergie en misschien andere (niet onderkende, doch benodigde) ruimte
energie, volledig op zichzelf aangewezen is.
Eén derde van de wereldbevolking is ondervoed. Dit impliceert dat het land-
bouwareaal nu al één derde te klein is om aan de reële behoeften te kunnen
voldoen. Alhoewel we (naast intensifiëring van de productie per m2) met de
grootste inspanning kunnen trachten het areaal uit te breiden in woestijnen en
steppen en op de woeste gronden, zal toch zoveel mogelijk “vrije ruimte” in de
agglomeraties moeten worden ingeschakeld in de voedselproductie. Te meer
daar oerwouden, wouden, bossen en andere natuurlijk begroeide gronden best
zouden gespaard worden en liever nog uitgebreid (reserveterreinen).
Wanneer deze prioriteiten aanvaard worden kan de oppervlakte van
stedelijke agglomeraties theoretisch bijna niet meer uitgebreid worden, waardoor
de bewoning van de aarde in het gedrang zou kunnen komen. Zo we ieder een
maximaal wooncomfort willen garanderen zal het wonen veel efficiënter (dan tot
hiertoe is geweest) moeten georganiseerd worden. De stedelijke ruimtes zullen
polyvalenter moeten gebruikt worden. In deze kritieke fase zou iedereen best
zijn eigen woonsituatie individueel trachten te organiseren, naar eigen smaak,
middelen, mogelijkheden en begrenzingen. – Dit naar analogie met de totaal
gedecentraliseerde organisatie van de plantaardige bevolking (phytocenose), waar
ieder specimen binnen de begrenzingen en de mogelijkheden van de
Luc Deleu, ‘Orbanistisch Manifest’ in: Tentoonstellingscatalogus ‘Vrije ruimte – Espace libre – Open space’, ICC, Antwerpen, 1980
146 < Bijlagen Bijlagen > 147
Bijlage C: ‘Orbanistisch manifest’ <> Bijlage C: ‘Orbanistisch manifest’
De orbanist is nu vooral een theoreticus, die in zeldzame gevallen zijn visionaire
inrichtingsmodellen van ruimtes op de planeet aarde realiseert.
Alhoewel dynamisch en evoluerend, is de planeet aarde, waar het orbanisme
zichzelf realiseert, beïnvloed door acties van alle individuen, in de “momentele
tijden” steeds af.
Luc Deleu
De oceanen en zeeën (wiens biocenosen in een kritische situatie verkeren)
vormen gelukkig nog een ruimtelijke reserve, tweemaal zo groot als de ruimte op
de vaste grond van de aarde. Zo zou de ganse wereldbevolking op 1.000.000 pas-
sagiersschepen (40.000 ton) kunnen gelogeerd worden. Op 2.000.000 schepen
zou ze zelfs al vrij comfortabel kunnen wonen. De ganse Belgische bevolking zou
perfect op 5.000 passagiersschepen (40.000 ton) mobiel kunnen wonen.
Ik durf te hopen dat voorgaand wereldbeeld van de “momentele tijden” gans
duidelijk maakt dat de stedebouw en architectuur vanuit een nieuw orbanis-
tisch gezichtspunt dienen benaderd te worden. De stedebouw en architectuur
hanteren tijdens de “momentele tijden” orbanistische prioriteiten. De esthetische
prioriteiten en stijlfiguren van de “niet-momentele tijden” gelden niet langer in
een situatie van do it yourself bouwkunst en self made steden, waar elk individu
de bebouwde omgeving bepaalt.
De functie van de stedebouwkundige architect (orbanist) is in de “momentele
tijden” zelfs van een gans andere orde geworden. Zoals de (picturale) functie
van het schilderij (in de westerse schilderkunst) na uitvinding van de fotografie
totaal veranderde, zo ook is de inhoudelijk betekenis van stedebouw en architec-
tuur (orbanisme) gewijzigd. De “informatie” (vermindering van onzekerheid) is nu
een belangrijk werkterrein van de “momentele” orbanist; hij is een medium, een
trendsetter en/of stadsnar, enz… Hij ontwerpt, publiceert, treedt op, exposeert,
realiseert of speelt, enz…
De “vrije ruimte” is nu zijn ideaal. In plaats van infrastructuren, die de aard-ruimte
specifiëren en ééndimensionaler maken, gebruikt de orbanist nu ultrastructuren,
die de aard-ruimte verruimen, zonder de diverse mogelijkheden te verminderen.
148 < Bijlagen Bijlagen > 149
Bibliografie <> Bibliografie
Space: the Work and Practice of Luc Deleu-T.O.P. office
SCOTT, F. D. (2012). ‘Turn on Planning: Dreams of a New Mobility’, in: DAVIDTS,
W., CHÂTEL, G., VERVOORT, S. (ed.), (2012). Orban Space: the Work and
Practice of Luc Deleu-T.O.P. office
STOPPANI, T. (2012). ‘Depiction: Architecture is a Concept’, in: DAVIDTS, W.,
CHÂTEL, G., VERVOORT, S. (ed.), (2012). Orban Space: the Work and
Practice of Luc Deleu-T.O.P. office
VERVOORT, S. (2012) ‘Museum for Broken Art, 1978’, in: DAVIDTS, W., CHÂTEL,
G., VERVOORT, S. (ed.), (2012). Orban Space: the Work and Practice of
Luc Deleu-T.O.P. office
VAN GERREWEY, C. (2012). ‘We zijn ingescheept’. Tribune van Luc Deleu
(deze tekst zal in de toekomst verschijnen bij een beperkte DVD-editie
van het collageboek Tribune)
Internet:
http://www.topoffice.to/
http://www.topoffice.to/Eerste%20website%20T.O.P.%20office/default.htm
http://www.orbanism.org/
http://www.youtube.com/watch?v=SJOPYcvwt40
http://www.muhka.be/template.php?id=30&la=nl
http://hildevancanneyt.blogspot.com/2010/02/interview-met-luc-deleu.html
http://www.010.nl/images/pdfs/558.pdf
CHÂTEL, G. (2001).‘Le projet d’une ville inadaptee’, in: THEYS, H (ed.), La Ville
Inadaptée/ Luc Deleu, Toulouse, Éditions Ecocart, p. 42-56
CHÂTEL, G. (2006) ‘Plan Obus and Vipcity, as from Father to Son’, Interstices,
Gen-ius/Gen-ealogy, volume 7 (September 2006), Auckland, p. 21-33
DELEU, L. & THEYS, H. (2002). Urbi et Orbi, Ghent & Amsterdam, Ludion
RIEDIJK, M. (2009). De tekening. De bestaansreden van de architect/ The
drawing. The architect’s raison d’être, Rotterdam, 010 publishers
MLICKA, A. (2007). Drawing the city. Motives and methods, London, University
of the Arts, Wibldon College of Art
VERVOORT, S. (2011). From Architecture to Sculpture (and Back Again). Three
essays on the sculptural phenomenon in the work and practise of
Luc Deleu-T.O.P. office, Amsterdam, VU Univeristy Amsterdam, Factulty
of Arts, 2010-2011
Ongepubliceerde manuscripten:
CHÂTEL, G. (2012). ‘The Unadapted City: Architectural Practice in View of an
Aleatoric Encounter’, in: DAVIDTS, W., CHÂTEL, G., VERVOORT, S. (ed.),
(2012). Orban Space: the Work and Practice of Luc Deleu-T.O.P. office
DAVIDTS, W. (2012). ‘Architecture Without Address. Orban Lessons in Scale and
Perspective’, in: DAVIDTS, W., CHÂTEL, G., VERVOORT, S. (ed.), (2012).
Orban Space: the Work and Practice of Luc Deleu-T.O.P. office
DELBEKE, M. (2012). ‘Being an Architect, Producing Theory, Making Architecture’,
in: DAVIDTS, W., CHÂTEL, G., VERVOORT, S. (ed.), (2012). Orban Space: the
Work and Practice of Luc Deleu-T.O.P. office
MAC ARTHUR , J. (2012). ‘The World Remade: Art and Mimesis in the Work of
Luc Deleu’, in: DAVIDTS, W., CHÂTEL, G., VERVOORT, S. (ed.), (2012). Orban
150 < Bibliografie Bibliografie > 151
Dankwoord
Ten slotte zou ik graag nog mijn oprechte dankbaarheid uiten aan iedereen die
mij gesteund en geholpen heeft. Deze masterproef zou zonder hen nooit dezelfde
geweest zijn. In het bijzonder wil ik volgende mensen expliciet bedanken:
Bart Verschaffel wil ik bedanken voor de begeleiding die ik nodig had, zijn geduld,
zijn luisterend oor en zijn vriendelijkheid.
Maarten Van Den Driessche dank ik voor de aangename begeleidingen en de be-
moedigende woorden.
Stefaan Vervoort dank ik om mij kennis te laten maken met De Onaangepaste
Stad en voor het aanleveren van heel veel boeiend materiaal.
Annemieke Taildeman wil ik bedanken voor de mentale coaching.
Mukan dank ik voor de nodige ontspanningsmomenten en haar vriendschap.
Mijn broers, Jasper en Tommy, dank ik voor hun luisterend oor en de gedeelde
anti-stress momenten.
Ritchie wil ik bedanken om er altijd te zijn voor mij.
Als laatste wil ik graag mijn ouders bedanken voor alle kansen, voor hun onvoor-
waardelijke steun en geloof in mij, niet alleen als studente maar ook als mens.
Dankuwel,
Letitsja Ceulemans
44.778
46.400
46.534
47.500
48.290
43.200
43.022
41.266
40.000
39.510