10
De Luftwaffe en Nederland Balans van een oorlogserfenis drs. W.H. Lutgert en drs. R. de Winter - wetenschappelijk medewerkers van de Sectie Luchtmachthistorie Wir sind die kleine Erben grojïer Übeltater, sie luden uns bei ihrer Schuld zu Gast. door ERICH KASTNER (Herz auf Taille) D e herinnering aan de bewogen bezettingsjaren speelt, een halve eeuw na het einde van de Tweede Wereldoorlog, nog steeds een grote rol in de Nederlandse samenleving en kan tot op de dag van vandaag de gemoederen soms nog danig verhitten. Recentelijk moest er tot in de Ministerraad worden beraad- slaagd over eventuele Duitse partici- patie aan de herdenkingsplechtighe- den in 1995. In actuele discussies over de betrekkingen tussen ons land en Duitsland vormt de oorlog nog immer een factor van betekenis. Op 18 februari jl. - tijdens een bijeen- komst over de Nederlands-Duitse betrekkingen in het Duitse Eben- hausen - pleitte minister van defensie J.J.C. Voorhoeve voor een uitbreiding van de militaire samenwerking tussen de Bondsrepubliek en Nederland. De bewindsman stelde in dat verband dat de Nederlandse regering het „politiek zeer belangrijk vindt dat Nederlandse en Duitse militairen vijftig jaar na de oorlog onder één commandant opere- ren, zoals in het gezamenlijke leger- korps". Ook in meer concrete zin wordt ons land nog steeds geconfronteerd met de „erfenis" van de bezettingsperio- de. Zo kan men bij wandelingen door Nederlandse bossen en duinen nog op tal van plaatsen op resten stuiten van Duitse bunkers en andere verdedi- gingswerken. Voorts wordt in de media regelmatig gewag gemaakt van munitievondsten of de berging van vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog. Op veel militaire ter- reinen in ons land zijn eveneens nog sporen uit de jaren '40-'45 te vinden. Tijdens de oorlog werd door de bezet- ter op ongekend grote schaal „geïn- vesteerd" in de militaire infrastruc- tuur van Nederland; vooral de werk- zaamheden t.b.v. de Luftwaffe waren zeer omvangrijk. Alvorens meer in het bijzonder de aandacht te richten op deze activiteiten, zal worden stil- gestaan bij de toestand waarin de Nederlandse militaire vliegvelden zich begin 1940 bevonden. Na de behandeling van de bezettingsperiode wordt enerzijds de balans opgemaakt van de Duitse luchtmachtpresentie in Nederland en anderzijds nagegaan in hoeverre men in de naoorlogse perio- de heeft gebruik gemaakt van de Duitse militaire „erfenis". In de decennia vóór de Tweede Wereldoorlog volgde Nederland een strikte neutraliteitspolitiek en was daarom vanuit militair oogpunt gezien volledig op zichzelf aangewe- zen. Eerst in geval van een gewapend conflict op Nederlands grondgebied zou steun worden gezocht bij andere mogendheden, in de hoop dat die dan ons land op militair gebied konden bijstaan. De opkomst van totalitaire regimes in het Interbellum zorgde voor een verslechterde internationale situatie. Vooral de agressieve buiten- landse politiek van Hitler-Duitsland, die na 1935 gestalte kreeg, werd in Nederland met argusogen gadegesla- gen. Naast pleidooien voor een ster- kere defensie vanuit het militaire esta- blishment, werd ook door anderen aangedrongen op een forse uitbrei- ding van de strijdkrachten. Zo maakte het luchtvaarttijdschrift Vliegwereld zich sterk voor een krachtige uitbouw van de luchtmacht. Dit weekblad citeerde in dit verband zelfs uit een rede van de Italiaanse Duce en Capo di Stato Benito A.A. Mussolini van 26 maart 1939. De dictator zei o.m.: „A/5 een land dat over menschen en wapens beschikt niet in staat blijkt tot verweer, dan is het rijp voor onder- gang." De redactie van Vliegwereld beschouwde Mussolini's opmerking als „een niet te onderschatten goeden raad dien wij ter harte behooren te nemen". De toenemende vrees voor een groot- schalig militair conflict, deed de Nederlandse regering vanaf 1935 besluiten ruimere financiële middelen voor de defensie beschikbaar te stel- len. Aan het einde van de jaren '30 ging zij ertoe over een fors aantal bestellingen voor modern militair materieel te plaatsen, doch het leeu- wedeel van deze bestellingen zou niet meer tijdig worden afgeleverd. In mei 1940 was dan ook op de meeste fron- ten sprake van een aanzienlijke kwan- titatieve en kwalitatieve achterstand t.o.v. de goed en modern geoutilleer- de Duitse strijdkrachten. Naast de materiële knelpunten kende de Nederlandse krijgsmacht tevens grote problemen op het vlak van de militaire infrastructuur. Vooral bij de militaire luchtvaart was de toestand zorgelijk. Zij kampte met het zogehe- ten „dislocatie-vraagstuk". Dit hield verband met de concentratie van 450 MILITAIRE SPECTATOR JRG 164 10-95

De Luftwaffe en Nederland - Nonstop Systemsregimes in het Interbellum zorgde voor een verslechterde internationale situatie. Vooral de agressieve buiten-landse politiek van Hitler-Duitsland,

  • Upload
    others

  • View
    4

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: De Luftwaffe en Nederland - Nonstop Systemsregimes in het Interbellum zorgde voor een verslechterde internationale situatie. Vooral de agressieve buiten-landse politiek van Hitler-Duitsland,

De Luftwaffe en NederlandBalans van een oorlogserfenis

drs. W.H. Lutgert en drs. R. de Winter - wetenschappelijk medewerkers van de Sectie Luchtmachthistorie

Wir sind die kleine Erben grojïerÜbeltater, sie luden uns bei ihrer

Schuld zu Gast.door ERICH KASTNER (Herz auf Taille)

De herinnering aan de bewogenbezettingsjaren speelt, eenhalve eeuw na het einde van

de Tweede Wereldoorlog, nog steedseen grote rol in de Nederlandsesamenleving en kan tot op de dag vanvandaag de gemoederen soms nogdanig verhitten. Recentelijk moest ertot in de Ministerraad worden beraad-slaagd over eventuele Duitse partici-patie aan de herdenkingsplechtighe-den in 1995. In actuele discussiesover de betrekkingen tussen ons landen Duitsland vormt de oorlog nogimmer een factor van betekenis. Op18 februari jl. - tijdens een bijeen-komst over de Nederlands-Duitsebetrekkingen in het Duitse Eben-hausen - pleitte minister van defensieJ.J.C. Voorhoeve voor een uitbreidingvan de militaire samenwerking tussende Bondsrepubliek en Nederland. Debewindsman stelde in dat verband datde Nederlandse regering het „politiekzeer belangrijk vindt dat Nederlandseen Duitse militairen vijftig jaar na deoorlog onder één commandant opere-ren, zoals in het gezamenlijke leger-korps".Ook in meer concrete zin wordt onsland nog steeds geconfronteerd metde „erfenis" van de bezettingsperio-de. Zo kan men bij wandelingen doorNederlandse bossen en duinen nog optal van plaatsen op resten stuiten vanDuitse bunkers en andere verdedi-gingswerken. Voorts wordt in de

media regelmatig gewag gemaakt vanmunitievondsten of de berging vanvliegtuigwrakken uit de TweedeWereldoorlog. Op veel militaire ter-reinen in ons land zijn eveneens nogsporen uit de jaren '40-'45 te vinden.Tijdens de oorlog werd door de bezet-ter op ongekend grote schaal „geïn-vesteerd" in de militaire infrastruc-tuur van Nederland; vooral de werk-zaamheden t.b.v. de Luftwaffe warenzeer omvangrijk. Alvorens meer inhet bijzonder de aandacht te richtenop deze activiteiten, zal worden stil-gestaan bij de toestand waarin deNederlandse militaire vliegveldenzich begin 1940 bevonden. Na debehandeling van de bezettingsperiodewordt enerzijds de balans opgemaaktvan de Duitse luchtmachtpresentie inNederland en anderzijds nagegaan inhoeverre men in de naoorlogse perio-de heeft gebruik gemaakt van deDuitse militaire „erfenis".In de decennia vóór de TweedeWereldoorlog volgde Nederland eenstrikte neutraliteitspolitiek en wasdaarom vanuit militair oogpuntgezien volledig op zichzelf aangewe-zen. Eerst in geval van een gewapendconflict op Nederlands grondgebiedzou steun worden gezocht bij anderemogendheden, in de hoop dat die danons land op militair gebied kondenbijstaan. De opkomst van totalitaireregimes in het Interbellum zorgdevoor een verslechterde internationalesituatie. Vooral de agressieve buiten-landse politiek van Hitler-Duitsland,die na 1935 gestalte kreeg, werd inNederland met argusogen gadegesla-gen. Naast pleidooien voor een ster-kere defensie vanuit het militaire esta-

blishment, werd ook door anderenaangedrongen op een forse uitbrei-ding van de strijdkrachten. Zo maaktehet luchtvaarttijdschrift Vliegwereldzich sterk voor een krachtige uitbouwvan de luchtmacht. Dit weekbladciteerde in dit verband zelfs uit eenrede van de Italiaanse Duce en Capodi Stato Benito A.A. Mussolini van 26maart 1939. De dictator zei o.m.: „A/5een land dat over menschen enwapens beschikt niet in staat blijkt totverweer, dan is het rijp voor onder-gang." De redactie van Vliegwereldbeschouwde Mussolini's opmerkingals „een niet te onderschatten goedenraad dien wij ter harte behooren tenemen".

De toenemende vrees voor een groot-schalig militair conflict, deed deNederlandse regering vanaf 1935besluiten ruimere financiële middelenvoor de defensie beschikbaar te stel-len. Aan het einde van de jaren '30ging zij ertoe over een fors aantalbestellingen voor modern militairmaterieel te plaatsen, doch het leeu-wedeel van deze bestellingen zou nietmeer tijdig worden afgeleverd. In mei1940 was dan ook op de meeste fron-ten sprake van een aanzienlijke kwan-titatieve en kwalitatieve achterstandt.o.v. de goed en modern geoutilleer-de Duitse strijdkrachten.Naast de materiële knelpunten kendede Nederlandse krijgsmacht tevensgrote problemen op het vlak van demilitaire infrastructuur. Vooral bij demilitaire luchtvaart was de toestandzorgelijk. Zij kampte met het zogehe-ten „dislocatie-vraagstuk". Dit hieldverband met de concentratie van

450 MILITAIRE SPECTATOR JRG 164 10-95

Page 2: De Luftwaffe en Nederland - Nonstop Systemsregimes in het Interbellum zorgde voor een verslechterde internationale situatie. Vooral de agressieve buiten-landse politiek van Hitler-Duitsland,

praktisch de gehele militaire lucht-vloot op het vliegkamp Soesterberg,de bakermat van de Nederlandse mili-taire luchtvaart. Bovendien warenaldaar alle vliegmedische keuringen,opleidingen, vliegtuigreparatie en-onderhoudsdiensten samengebracht.Nog afgezien van de overbelasting diehiermee samenhing - op het kampwaren de hangars overvol en in hetluchtruim werd het gevaarlijk druk -was de situatie vanuit militair-strate-gisch perspectief bijzonder verontrus-tend. De luchtvloot op Soesterbergzou bij een onverhoedse luchtaanvalhet risico lopen in één slag te wordenuitgeschakeld.De destijds betrokken militaire lei-ding onderkende dit ernstige pro-bleem en spande zich in de luchtvlootte verspreiden over diverse vliegvel-den. Eind mei 1936 werd een eerstestap gezet met de verplaatsing van deJachtvliegtuigafdeling naar Schiphol.Na deze stap volgden er spoedigmeer. Zo werden vliegtuigafdelingengestationeerd op de velden Waal-haven, Gilze-Rijen en Ypenburg. Nade afkondiging van de algemenemobilisatie eind augustus 1939, kre-gen bovendien de vliegvelden Wel-schap bij Eindhoven en Hilversumeen militaire bestemming. Ook in hetkader van de geïntensiveerde vliegop-leidingen werd overgegaan tot dislo-catie: in 1940 bevonden de vliegscho-'en zich op terreinen bij Haamstedeen Vlissingen en op het eiland Texel.Het betrof hier civiele vliegvelden dieWerden opgenomen in de militaireOrganisatie. Voorts werd gepoogd deinfrastructuur uit te breiden met zui-Ver militaire vliegvelden. Tot 10 mei1940 werd er gewerkt aan locaties tebergen nabij Alkmaar, het Zuid-hollandse Valkenburg en Nerhoven inde buurt van Breda. Slechts het zom-Pige, onverharde vliegveld bij Bergenkon nog vóór de Duitse inval ingebruik worden genomen.De Nederlandse vliegvelden van 1940waren primitief, onvoldoende geoutil-leerd en niet voorzien van verhardestart- en landingsbanen. Het functio-neren van de reparatie- en onder-houdsdiensten was ontoereikend ende actieve grondverdediging ter

bescherming van de vliegvelden lietop veel plaatsen eveneens te wensenover. Ofschoon de decentralisatie vande operationele onderdelen van demilitaire luchtvaart voor mei '40goeddeels werd gerealiseerd, was deopbouw van de „luchtmacht-infra-structuur geenszins voltooid.

Jumping off place

Dat de infrastructuur nauwelijksvoldeed aan de eisen die, gezien dezeer reële oorlogsdreiging, eraanmoesten worden gesteld, was bij eenaantal Nederlandse militairen genoeg-zaam bekend. Zij voorzagen dat ereen gerede kans bestond dat Ne-derland - met het oog op zijn geogra-fische ligging en zijn strategischbelang - bij een oorlog betrokken zouraken. De ontwikkeling van het lucht-wapen maakte het zeer waarschijnlijkdat bij een militair conflict de oorlogin de lucht van grote betekenis zouworden. In de jaren '30 hadden ver-schillende officieren gewezen op deomstandigheid dat bij een luchtoorlogin West-Europa Nederland, alleen aldoor zijn centrale positie tussen debelligerenten, niet kon worden gene-geerd. Reeds in november 1933 steldede grondlegger van het Korps Lucht-doelartillerie, majoor A.J. Maas, ineen artikel in het tijdschrift Lucht-macht, dat het bezit van het Ne-derlands grondgebied zowel vanuitalgemeen als vanuit luchtstrategischoogpunt, van doorslaggevend belangwas voor de oorlogvoerende West-europese mogendheden. Hij merktevoorts o.m. op:

In Nederland ingerichte vliegbasesverkorten den te doorvliegen afstandvoor Duitsche luchtstrijdkrachtennaar Engeland en voor Engelscheluchtstrijdkrachten naar Duitschlandtot op de helft (...) Mitsdien trektNederland door zijne geografische enstrategische ligging het luchtgevaarin sterke mate tot zich.

Bovendien bood de geografischepositie van Nederland vliegers eenstaalkaart aan oriëntatiepunten: de

Kol P.W. Best. In 1940 comman-dant van het Commando

Luchtverdediging

recht verlopende westelijke kustlijn,de aanwezigheid van vele rivieren,kanalen en spoorwegen en bovenalhet IJsselmeer, omgeven door grilligeoevers. Enige jaren later, in maart1937, hield kolonel van de GeneraleStaf RW. Best een voordracht voor deVereniging ter beoefening van deKrijgswetenschap, waarin hij even-eens inging op de strategische positievan Nederland. Best zou vanaf no-vember 1938 de scepter gaan zwaaienover het Commando Luchtverdedi-ging, de organisatie waarbinnen alleorganen van de Nederlandse luchtver-dediging waren verenigd. Hij stelde inzijn voordracht dat bij een militairconflict tussen Groot-Brittannië enDuitsland, de belangrijke „strategi-sche luchtlijnen" over het Nederlandsterritoir door de oorlogvoerenden alsoperatiegebied zouden worden benut.Daarenboven hield Best rekening metde mogelijkheid dat één van de grotebelligerente mogendheden Nederlandmiddels een strategische overval zouuitschakelen om zich een „jumpingoff place" te verschaffen t.o.v. detegenstander. Ten aanzien van dewijze waarop een dergelijke strategi-sche overval zou plaatsvinden, schet-ste hij een profetisch scenario:

JRG 164 10-95 MILITAIRE SPECTATOR 451

Page 3: De Luftwaffe en Nederland - Nonstop Systemsregimes in het Interbellum zorgde voor een verslechterde internationale situatie. Vooral de agressieve buiten-landse politiek van Hitler-Duitsland,

Op de aarde zal de strategische over-val worden ingeleid door sterkegemotoriseerde strijdkrachten, diezullen trachten^ verrassend zoo diepmogelijk het land binnen te rukken inde meest kwetsbare richtingen (...)Snelheid is bij dit alles hoofdzaak (...)Vandaar dat de hier geschetste actieongetwijfeld zal gepaard gaan metverrassende, energiek uitgevoerdeluchtaanvallen op de vliegtuigen vanden overvallene, hetzij deze zichbevinden op de vliegparken, dan welin de lucht. Een zoodanig optreden iste waarschijnlijker, aangezien in eenlater stadium zich geen schoonergelegenheid zal voordoen, om gron-dig met die verdedigende luchtstrijd-krachten af te rekenen.

Nauwelijks drie jaar na Bests voor-dracht, op 10 mei 1940, vielen gemo-toriseerde eenheden van de Wehr-macht Nederland onverhoeds binnen.Deze Blitzkrieg werd van meet af aanondersteund door felle verrassings-aanvallen van de Luftwqffe, die zichvooral concentreerden op de vliegvel-den. Zij waren vnl. gericht op de ver-nietiging van de Nederlandse lucht-strijdkrachten. Kort na het bombarde-ment op de Rotterdamse binnenstadcapituleerden de Nederlandse strijd-krachten op 14 mei.

„Das sieht aus wie eineSahara!"

Na de inval begonnen de Duitsebezettingsautoriteiten prompt met deuitbreiding en verbetering van demilitaire infrastructuur in Nederland.Dit hield verband met de omstandig-heid dat Hitler een groot strategischbelang toekende aan Noordwest-Europa. Reeds in oktober 1939 hadhij, bij het vaststellen van het Ope-rationsziel van de veldtocht in hetWesten, bepaald dat het Nederlands-Belgisch grondgebied tezamen metNoord-Frankrijk zou moeten dienenals ,,(...) Basis für eine aussichtsrei-che Luft- und Seekriegführunggegenüber England und als weitesVorfeld des lebenswichtigen Ruhr-gebietes". Na de Westfeldzug in 1940

kon vanaf vliegbases in dit gebiedGroot-Brittannië worden aangevallen.Voorts achtten de Duitsers het vangroot strategisch belang, dat vooralNederland als geografische buffer kondienen tegen mogelijke Britse lucht-aanvallen op hun achterland. HetNederlandse territoir en luchtruimvormden immers een natuurlijke cor-ridor van en naar hét. Reich.Alvorens geheel nieuwe projectenwerden gestart, nam de bezetter van-zelfsprekend allereerst de bestaandemilitaire infrastructuur van Nederlandonder de loep. Zij waren daarvan nieterg onder de indruk. In Leeuwardenliet een Duitse autoriteit zich bagatel-liserend uit over de bestaande vlieg-weide. Over dit eenvoudig opgezetteveld zei hij: „Aus diesem Fuflball-feldchen werden wir mal einen richti-gen Flugplatz machen".Te Soesterberg verbaasde een Duitseofficier zich over het ontbreken vanverharde start- en landingsbanen.Terwijl hij de stoffige zandvlakteoverzag, merkte hij laatdunkend op:„Das ist kein Flugplatz, das sieht auswie eine Sahara!".Naast de aanleg van enkele compleetnieuwe vliegbases zouden de Duitserszeer drastische uitbreidingen en ver-anderingen op de bestaande veldenvoor hun rekening nemen. Daarbijwerkten zij doorgaans volgens eenmin of meer vaststaand patroon.Wegens het grotendeels ontbrekenvan verharde start- en landingsbanenwaren de Nederlandse vliegveldenaanvankelijk praktisch alle ongeschiktvoor de stationering van zwaardereDuitse toestellen als bommenwerpersen jachtkruisers. Om de velden vooralle vliegtuigtypes geschikt te maken,startte de bezetter een uitgebreidbouwprogramma, waarbij zowel Ne-derlandse bedrijven als (dwang)arbeiders op grote schaal werdenbetrokken. Gedurende de bezettings-periode werden in Nederland uitein-delijk meer dan twintig terreinen doorde Duitse luchtstrijdkrachten als ope-rationeel militair vliegveld benut.Daarnaast waren er civiele velden,waarvandaan de Luftwaffe transport-en koeriersdiensten uitvoerde. Het isondoenlijk een volledige beschrijving

te geven van de totstandkoming enuitbreiding van al deze vliegterreinen,niet in de laatste plaats omdat veelDuits bronnenmateriaal ontbreekt ofslechts ten dele bewaard is gebleven.Voorts zijn de werkzaamheden op enrond de vliegvelden in bezet Ne-derland van een dusdanige omvanggeweest, dat voor een uitputtendebehandeling hier de ruimte ontbreekt.Het werk dat in Nederland t.b.v. deLuftwaffe werd verricht, was zeer ver-schillend van aard en omvang, het-geen verband hield met het belang datde Duitsers aan de desbetreffendelocaties toekenden. Zo valt een onder-scheid te maken in enerzijds hoofdba-ses en anderzijds velden van secun-daire betekenis. Op enkele locatieskon worden volstaan met wat aanpas-singen; op andere daarentegen wer-den met jarenlange hulp van duizen-den arbeiders moderne, goed geoutil-leerde Fliegerhorste gebouwd. Er wasook veel verschil tussen de tijdstippenwaarop de Duitsers hun werkzaamhe-den t.b.v. de diverse Luftwaffe-\oc&-ties aanvingen. In sommige gevallenwerd vrijwel meteen na de capitulatievan het Nederlandse leger begonnenmet bouwwerkzaamheden, in anderegevallen duurde het jaren voordat deeerste spade de grond in ging. Het feitdat er korte of langere tijd op eenbepaald veld werd gewerkt, impli-ceerde geenszins dat het veld ookmetterdaad operationeel zou wordenbenut. Dat kon voortvloeien uit ver-schillende oorzaken. In een aantalgevallen kwam het werk niet af ensoms bleek de gekozen locatie na ver-loop van tijd niet bruikbaar, bijv.door de gebrekkige drainage of eenandere nadelige terreingesteldheid. Inweer andere gevallen werd in de buurtvan de eigenlijke vliegbasis eenschijnvliegveld (dummy) of een lok-vliegveld (decoy) aangelegd, waar-mee de Duitsers hun tegenstanders opvernuftige wijze trachtten te misleiden.

Kampfgeschwader opSoesterberg

Al met al is het brede scala aan pro-jecten dat door en voor de Duitsers

452 MILITAIRE SPECTATOR JRG 164 10-95

Page 4: De Luftwaffe en Nederland - Nonstop Systemsregimes in het Interbellum zorgde voor een verslechterde internationale situatie. Vooral de agressieve buiten-landse politiek van Hitler-Duitsland,

werd uitgevoerd, moeilijk onder éénnoemer te vatten. In het onderstaandewordt aan de hand van enige signifi-cante voorbeelden gepoogd een beeldte schetsen van de uiteenlopende(bouw)activiteiten t.b.v. de Luftwaffe.Zoals hiervoor reeds is vermeld,waren de meeste Nederlandse vlieg-velden niet voldoende geoutilleerdom het zware LM/fwo/fe-materieel teherbergen. Nadat de geallieerdelegers in de zomer van 1940 van hetEuropese continent waren verdreven,stond voor de Luftwaffe het offensieftegen de Britse eilanden en tegen zee-doelen centraal. Om aan deze offen-sieve strategie vorm te geven, werdeno.a. in Nederland verschillende Flie-gerhorste ingericht om te kunnen die-nen als bommenwerperbasis. Duitsebommenwerpers, ondergebracht inKampfgeschwader, vonden in Neder-land gedurende korte of langere tijddomicilie op de velden Deelen, Eind-hoven, Gilze-Rijen, Schiphol enSoesterberg. Met uitzondering van

Soesterberg kregen deze velden -naast hun functie als bommenwerper-basis - een belangrijke taak als lucht-verdedigingsveld. Soesterberg zouzich als enige ontwikkelen tot een uit-gesproken bommenwerperbasis.

In mei 1940 viel Soesterberg, tot danin alle opzichten het centrum van deNederlandse militaire luchtvaart, alséén der weinige vliegvelden vrijwelonbeschadigd in Duitse handen.Ondanks de omstandigheid dat Soes-terberg verharde start- en landings-banen ontbeerde, was de terreinge-steldheid van dien aard dat hier zon-der grote problemen voorlopig metzwaardere toestellen kon wordengeopereerd. Het vliegkamp beschikte,in tegenstelling tot veel andere - dras-sige - Nederlandse velden, over eenstevige ondergrond en een flink aantalhangars. Daarom kon de Luftwaffereeds in juni 1940, nog voordat eenverhard banenstelsel gereed wasgekomen, met Heinkels He-111 ope-

Vliegvelden van de Luftwaffe in Nederland

De Duitse luchtstrijdkrachten in Nederland gebruikten veschillende soorten vliegvel-den, welke grofweg zijn onder te verdelen in drie categorieën:

1. Belangrijke vliegbases van de LuftwaffeHieronder vallen de volgende Fliegerhorste'. Deelen, Eindhoven, Gilze-Rijen, Ha-velte, Leeuwarden, Schiphol, Soesterberg, Twenthe, Venlo, Volkel en Woensdrecht.Overigens kon het aantal inzetbare vliegtuigen per vliegveld sterk variëren en warenniet alle velden in deze categorie gedurende de gehele bezettingsperiode operatio-neel. Terwijl er bijv. vanaf Leeuwarden praktisch de hele oorlog intensief werd gevlo-gen, benutte de Luftwaffe het nieuwe vliegveld bij Havelte slechts zeer sporadisch enalleen in het laatste oorlogsjaar.2. Vliegvelden van secundaire betekenisHet betreft hier de velden: Beek (Limburg), Bergen (Noord-Holland), Eelde (Drenthe),Haamstede (Zeeland), Loosdrecht (bij Hilversum), Souburg (Zeeland), Valkenburg(Zuid-Holland), Waalhaven (bij Rotterdam) en Ypenburg (bij Den Haag).3. Vliegvelden voor de marinevliegdienstHiertoe worden gerekend: De Kooy (bij Den Helder), De Mok (op Texel) enSchellingwoude (bij Amsterdam).

Ten slotte waren er nog enkele locaties, waarop weliswaar werkzaamheden tenbehoeve van de Luftwaffe werden verricht, maar die door omstandigheden tijdens deoorlog nimmer konden worden benut voor vliegoperaties. Een geplande Fliegerhorstbij Norg in Drenthe werd nooit voltooid wegens onoverkomelijke afwateringsproble-men. Bij de verbetering van het veld nabij Teuge in Gelderland, kampte de bezettermet soortgelijke problemen, zodat het evenmin in gebruik kon worden genomen.

raties uitvoeren vanaf haar nieuweFliegerhorst.Weldra kreeg het vliegveld echter eenheel ander aangezicht. De Duitsersmaakten direct ernst met de aanlegvan drie betonnen startbanen, in leng-te variërend van 1300 tot 1800 meter.Hiervoor moest een aantal bestaandegebouwen, waaronder de voormaligecommandantenwoning, worden ge-sloopt. Het banenstelsel kreeg dekarakteristieke A-vorm, een patroondat ook op de meeste andere door deDuitsers benutte vliegvelden zou wor-den gebruikt. De militaire infrastruc-tuur werd allengs enorm uitgebreid.Er kwamen veel hangars gereed, som-mige zo ver van de startbanen verwij-derd, dat de bommenwerpers meerdan een half uur moesten taxiën,voordat ze konden beginnen metopstijgen. Voorzieningen voor brand-stof- en munitieopslag werden getrof-fen, bunkers en magazijnen op groteschaal gebouwd. In de bossen rondhet vliegveld verrezen op drie plekkenkampementen, die tientallen barakkenomvatten. In deze zogeheten Wald-lager werden de manschappen, dieniet in het dorp konden worden inge-kwartierd, in grote onderkomensgehuisvest. Een verkeerstoren bij destart- en landingsbanen controleerdehet militaire luchtverkeer en maaktedaarbij o.m. gebruik van weerberich-ten aangeleverd door de Wetterwarte,een meteorologisch station. Het Flie-gerhorst werd beschermd door mij-nenvelden en prikkeldraadversperrin-gen, alsmede door luchtdoelartillerievan verschillend kaliber. De FLAKbevond zich in de nabijheid van hetvliegveld en stond soms opgesteld opspeciale FLAK-torens. De Duitsersbesteedden natuurlijk veel aandachtaan camouflage en maakten daarbijoptimaal gebruik van de bosrijke enheuvelachtige omgeving. Hangars engebouwen werden met camouflage-netten aan het oog onttrokken. Eenhulpspoorlijntje dat munitie en brand-stof naar het veld voerde, werd deelsoverkapt door tenten. Voor de vlieg-tuigen werden speciale schuilplaatsenontworpen en op de Leusderheidekwam een ^Mmwy-vliegveld, dat deaandacht van het Fliegerhorst moest

JRG 164 10-95 MILITAIRE SPECTATOR 453

Page 5: De Luftwaffe en Nederland - Nonstop Systemsregimes in het Interbellum zorgde voor een verslechterde internationale situatie. Vooral de agressieve buiten-landse politiek van Hitler-Duitsland,

afleiden. Een munitiedepot dat deHeinkel-, Junkers- en Dornier-bom-menwerpers van de Luftwaffe opSoesterberg voorzag van hun ver-woestende lading, was eveneens gesi-tueerd op de Leusderheide. Dat debezetter zich instelde op een langdu-rig verblijf in Nederland, blijkt vooraluit de totstandkoming van een impo-sant Wehrmachtheim aan de rand vanhet dorp Soesterberg. De functie vandit bouwwerk was niet een directmilitaire; het had tot voornaamstedoel de Duitse militair talrijke ont-spanningsmogelijkheden te bieden,variërend van filmvoorstellingen entoneelopvoeringen tot dansavondenen concerten. Het hoofdgebouw vanhet Wehrmachtheim had een lengtevan bijna 70 meter, een nok op eenhoogte van veertien meter en herberg-de o.m. een enorme theaterzaal. Hetduurzaam gebouwde bakstenen com-plex, waarin grote hoeveelhedenToscaans carrara-marmer werd ver-werkt, voldeed volledig aan de inzwang zijnde pompeuze nazi-bouw-stijl. Het gebouw overleefde de oor-log, werd na verloop van tijd door deKoninklijke Luchtmacht in gebruikgenomen en doet thans dienst als offi-cierscasino.

Dagjagers op Schiphol

Evenals Soesterberg kreeg Schiphol,dat als enige Nederlands veld deelswas verhard, de rol van bommenwer-perbasis toebedeeld. Schiphol was op10 mei 1940 weliswaar hevig aange-vallen door de Luftwaffe, de toege-brachte schade bleef evenwel beperkttot enkele vernielde hangars, uitge-brande vliegtuigen en een beschadigdplatform. De landingsbaan bleefintact en daarom kon de bezetterSchiphol snel in gebruik nemen.Aanvankelijk leken de Duitsers hetveld te bestemmen voor civiel lucht-verkeer. Zo zou de Lufthansa het veldo.m. gaan benutten ten behoeve vanvluchten van en naar Berlijn. Weldrastreken op Schiphol echter steedsmeer militaire toestellen neer. Degeografische ligging van het veldmaakte Schiphol bijzonder geschikt

Het Wehrmachtheim te Soesterberg doet thans dienst alsofficierscasino

als vooruitgeschoven post voor mis-sies met lange-afstandsbommenwer-pers boven zee en Groot-Brittannië.Omdat de Luftwaffe het veld beterwilde outilleren voor haar bommen-werpers, werden de bestaande start-en landingsbanen verlengd en meerdan honderd vliegtuigschuilplaatseningericht. Daar konden de vliegtuigenverspreid worden opgesteld, beladenen onderhouden. Deze schuilplaatsenstonden via een uitgebreid stelsel vanverharde rolbanen in verbinding metde start- en landingsbanen. Voortsdroegen de Duitsers zorg voor de aan-leg van bunkers, reparatiewerkplaat-sen en hangars. Schiphol kreeg debeschikking over uitgebreide naviga-tiehulpmiddelen en de bezetterbesteedde tevens veel aandacht aanhet plaatsen van baan-, obstakel- ennaderingsverlichting.Al met al vertoonden de infrastructu-rele werkzaamheden op en rondSchiphol in grote lijnen hetzelfdepatroon als die op Soesterberg. Ookrond het Amsterdamse veld versche-nen tientallen stukken luchtdoelartil-lerie (sommige op FLAK-torens),werden munitie-opslagplaatsen aan-gelegd en lag er een dummy-vliegveldin de omgeving, om de geallieerdenzand in de ogen te strooien. Een extravoorziening op Schiphol werd ge-vormd door een operationele baken-

installatie met behulp waarvan lan-dingen onder slechte weersomstan-digheden, zoals dichte mist, kondenworden uitgevoerd. Dat maakteSchiphol tot een ideale uitwijkhavenvoor verdwaalde, in nood verkerendeof beschadigde vliegtuigen. Overi-gens bleef Schiphol, in tegenstellingtot Soesterberg, niet de gehele oorlogeen bommenwerperbasis. Vanaf sep-tember 1942 transformeerde hetFliegerhorst zich geleidelijk tot debelangrijkste dagjagerbasis in Ne-derland. Dat de functie van Schipholzich wijzigde, hield verband met detoenemende druk van de geallieerdebommenwerpers, die steeds vaker enmet groeiende aantallen vanuit Groot-Brittannië naar aanvalsdoelen inDuitsland vlogen. Vanaf medio 1943speelde de United States Army AirForce de hoofdrol bij de luchtopera-ties overdag. De Duitsers poogden hettij o.m. te keren door vanaf Schipholen Woensdrecht - met in Jagd-geschwader georganiseerde dagjagersvan het type Messerschmitt-Bf-109en Focke Wulf-Fw-190 - afbreuk tedoen aan de tegenstander. Ofschooneen aantal zeer ervaren jachtvliegersin allerijl van het Oostfront naarSchiphol werd overgeplaatst, moestende Duitsers zware verliezen incasse-ren. Aan de belangrijke plaats vanSchiphol in het Duitse luchtverdedi-

454 MILITAIRE SPECTATOR JRG 164 10-95

Page 6: De Luftwaffe en Nederland - Nonstop Systemsregimes in het Interbellum zorgde voor een verslechterde internationale situatie. Vooral de agressieve buiten-landse politiek van Hitler-Duitsland,

gingsstelsel kwam op 13 december1943 tamelijk abrupt een einde, toenhet veld door 208 Amerikaanse B-26-Marauder middelzware bommenwer-pers werd aangevallen. De Ame-rikanen wierpen bijna 800 bommenvan 500 kg af, waardoor het veldzodanig werd beschadigd dat deDuitsers nog diezelfde maand beslo-ten hun vliegtuigen, FLAK en zoek-lichten naar andere bestemmingenover te plaatsen. De rol van Flieger-horst Schiphol was daarmee uitge-speeld. In het najaar van 1944 werdSchiphol door Sprengkommando 'sgrondig verwoest. Tijdens de honger-winter verzamelde de bevolkingbrandhout uit de puinhopen die op hetveld waren achtergebleven.

Nochteinsotz

De meeste Fliegerhorste in Nederlandkregen, naarmate de oorlog vorderde,de functie van nachtjagerbasis.Uiteindelijk zou deze rol zijn wegge-legd voor de velden Deelen, Eindho-ven, Gilze-Rijen, Leeuwarden, Twen-the, Venlo en Volkel. In sommigegevallen maakten deze nachtjagerba-ses gebruik van een kleiner satelliet-veld of dependance elders. Zo was hetNoordhollandse Bergen jarenlang een

Eind 1943 bombarderenMartin-B-26-Marauders van deAmerikaanse luchtstrijdkrachten

Fliegerhorst Schiphol

belangrijk steunpunt voor de nachtja-gers van Leeuwarden. Aanvankelijkhadden de Duitsers niet de beschik-king over nachtjagers. Zij gingenervan uit dat geallieerde nachtelijkebombardementen op Duitsland wei-nig succesvol zouden zijn. Het ont-brak de vijandelijke bommenwerpersimmers aan effectieve richtmiddelen,zodat de te verwachten resultaten deinspanning niet zouden rechtvaardi-gen. Toen de Britten desondanks toch's nachts gingen opereren, zagen deDuitsers zich genoodzaakt hun nach-telijk luchtverdedigingsapparaat ver-der te versterken. Naast de reedsbestaande FLAK, zoeklichten enradarpeilstations, werd ook een steedsbelangrijkere plaats ingeruimd voornachtjagers, welke werden georgani-seerd in Nachtjagdgeschwader. Dezeeenheden vormden tezamen deNachtjagd en werden in hoofdzaakuitgerust met de Messerschmitt-Bf-110 en de Junkers-Ju-88. De nachtja-gers werkten nauw samen met grond-stations, welke via de boordradiogegevens doorspeelden waarmee devijand kon worden opgespoord.Afgezien van de conventionele voor-zieningen (als banenstelsels, aftakkin-gen van bestaande spoorlijnen, han-gars, onderkomens, munitieopslag-plaatsen, brandstofdepots en schijn-vliegvelden), moesten op de nachtja-gerbases extra faciliteiten wordengeschapen om het operationele nacht-vliegen mogelijk te maken en vanafde grond te begeleiden. Om na hetinvallen van de duisternis te kunnenopstijgen en landen, diende het banen-stelsel te worden voorzien van eenzogenaamd Leuchtpfad: langs debetonnen banen werd op regelmatigeafstand verzonken verlichting aange-bracht. De verlichte banen kregent.b.v. de nachtjagers een langere aan-en uitloop. Op de nachtjagerbasesVenlo en Leeuwarden werd in het ver-lengde van de belangrijkste banenverlichting op hoge palen aange-bracht. Deze zogeheten Leuchtfeuer-ketten strekten zich tot ver buiten debases uit om de juiste aanvliegroutesaan te duiden. Hoge hindernissen indeze aanvliegroutes werden voorzienvan rode obstakelverlichting. Op de

Het onderschrift bij dezepropagandafoto luidde: „Der Wartmeldet die Ju-88 wieder klar. DieBesatzung überprüft ihr Flugzeug"

nachtjagerbases kon de verlichtingsoms bestaan uit meer dan 2000 licht-punten. Het gebeurde dat, bijv. doorslechte weersomstandigheden, denachtjagers geen gebruik kondenmaken van de grondverlichting. Indergelijke situaties kon een toestelmiddels radio- en morseseinen veilignaar de aarde worden geloodst. Op denachtjagerbases zelf of in de nabij-heid ervan verrezen gecamoufleerdeGefechtsstande, waar de nachtelijkevliegbewegingen werden geanaly-seerd en intercepties begeleid. Eenketen van radio- en radarpeilstationsleverde een stroom van informatie aandeze commandocentra, welke de aan-geleverde gegevens omzetten ininstructies. Met die instructies kondende patrouillerende nachtjagers naar debommenwerpers van de tegenstanderworden geleid. Ten zuiden van Flie-gerhorst Deelen, een groot nachtja-gerveld aangelegd rond het voormali-ge vliegveld Kemperheide, werd injanuari 1942 te Schaarsbergen een„proef-commandocentrale" in ge-bruik genomen. Een deel van de stafvan de /. Nachtjagddivision ontwik-kelde daar tactieken en proceduresvoor centrale commandovoering. Ter-

JRG 164 10-95 MILITAIRE SPECTATOR 455

Page 7: De Luftwaffe en Nederland - Nonstop Systemsregimes in het Interbellum zorgde voor een verslechterde internationale situatie. Vooral de agressieve buiten-landse politiek van Hitler-Duitsland,

wijl men in de tijdelijke proef-com-mandocentrale ervaring opdeed, werdvlakbij driftig gebouwd aan een enor-me, permanente gevechtsleidingsbun-ker. Dit bouwwerk, 60 meter lang, 40meter breed en 16 meter hoog, kreegde codenaam Diogenes. Nadat het inhet najaar van '43 werd opgeleverd,ging het dienst doen als centraal ze-nuwcentrum voor de luchtverdedigingboven Nederland, Noord-België en hetRuhrgebied. Zo kwamen in Grofi-raumgefechtsstand Diogenes alle ver-bindingen samen van de Flieger-horste, de luchtafweer en de verschil-lende radar- en radiostations. Met deverkregen informatie kon de Luftwaffezich daar een tamelijk goed beeld vor-men van hetgeen zich in de luchtafspeelde. Aan de hand van het steedsvariërende Luftbild werd vanuit debunker in Schaarsbergen tot september1944 de algemene inzet van zowel dedag- als de nachtjagers bepaald.De enorme Duitse inspanningen tenspijt, moest de Luftwaffe door hetgeleidelijk toenemen van het geal-lieerde luchtoverwicht het onderspitdelven. Vanaf mei 1940 tot het najaarvan 1944 waren de meeste Flieger-horste in Nederland diverse malengebombardeerd. Deze aanvallenwaren doorgaans relatief kleinschaligen hadden een lokaal karakter. Langniet altijd werden de gewenste resul-taten behaald. In de tweede helft van1944 veranderde het karakter van degeallieerde luchtaanvallen. In hetkader van de opmars in West-Europa,werd de Duitse militaire infrastruc-tuur hier te lande door Britse enAmerikaanse bommenwerpers inten-siever en op aanmerkelijk grotereschaal aangepakt. Op 15 augustus en3 september 1944 voerden formatiesvan ca. 700 geallieerde bommenwer-pers, geëscorteerd door grote aantal-len jagers, aanvallen uit op de belang-rijkste Duitse vliegvelden in Ne-derland. Deze twee mokerslagenkwam de Luftwaffe niet meer teboven. De aangerichte schade op develden was zeer omvangrijk. Of-schoon de Duitsers her en der nog welherstelwerkzaamheden en reparatiesaan de getroffen banenstelsels uit-voerden, kon vanaf de meeste velden

niet of nauwelijks meer wordengeopereerd. Naarmate de oorlog zijnlaatste fase inging, verlieten deDuitsers nagenoeg alle NederlandseFliegerhorste. Voordat zij vertrokken,verwoestten Sprengkommando's eenbelangrijk deel van de aanwezigeinfrastructuur. Veel banenstelsels wer-den onbruikbaar gemaakt en honder-den gebouwen, barakken en hangarsgeheel of gedeeltelijk opgeblazen ofgesloopt.

Technische Dienst van hetMilitair Gezag

In de herfst van 1944 waren de vlieg-velden bij Eindhoven en Volkel, deeerste velden in het bevrijde gedeeltevan Nederland die t.b.v. de oorlogvoe-ring onmiddellijk door de geallieerdelegers in gebruik werden genomen.De zeer ernstig beschadigde veldenwerden o.l.v. geallieerde legerautori-teiten, „doch grotendeels met behulpvan Nederlandse aannemers, werk-krachten enz." voor dit doel gereedgemaakt. Van Nederlandse zijde washet Militair Gezag de instantie die -totdat de normale verhoudingen zou-den zijn teruggekeerd - voorlopigwerd belast met alle bestuurszaken.Dit instituut opereerde gedurende deBijzondere Staat van Beleg, die inseptember '44 werd afgekondigd enuiteindelijk pas in maart '46 zou wor-den opgeheven. Het Militair Gezagmoest een vlot verloop van de geal-lieerde militaire operaties in Neder-land waarborgen en had een belang-rijke taak bij het regelen van het open-bare leven in de eerste maanden na debevrijding. Ten aanzien van de over-genomen vliegvelden diende hetMilitair Gezag te zorgen voor debeschikbaarstelling van personeel enmoest erop toezien dat „gewezen col-laborateurs" niet voor het werk op develden in aanmerking kwamen. EenTechnische Dienst Vliegvelden, wel-ke onder het Militair Gezag ressor-teerde, was belast met het toezicht opde uitvoering van het werk op devliegvelden in bevrijd gebied, alsookbij de aanleg van kleine, nieuwe lan-dingsterreinen of airstrips. De dienst

trad min of meer zelfstandig op enomvatte ca. 40 medewerkers. DeTechnische Dienst Vliegvelden be-stond uit een kleine administratievestaf, een technische staf en een aantaltechnische opzichters op de vliegvel-den. De voornaamste taak van dezedienst bestond uit het ondersteunenvan de geallieerden bij het operatio-neel maken van de voor de oorlog-voering noodzakelijk geachte vlieg-velden in Nederland. Velden die degeallieerden niet meer gebruikten,werden weer aan de TechnischeDienst Vliegvelden overgedragen, diealle aangelegenheden betreffendevliegvelden in het gehele bevrijdgebied voor zijn rekening moestnemen. Nog voor de militaire capitu-latie van Duitsland in mei '45, was dedienst behalve op de eerder genoemdevelden Eindhoven en Volkel, ookactief op Gilze-Rijen, Woensdrecht,Venlo en Twenthe. De dienst verricht-te bovendien zijn taak op een halfdozijn nieuw aan te leggen airstrips.Na de bevrijding van geheel Neder-land kreeg de Technische DienstVliegvelden geleidelijk nog twaalfvliegvelden in beheer, t.w. Bergen,Deelen, Eelde, Haamstede, De Kooy,Leeuwarden, Loosdrecht, Soester-berg, Teuge, Texel, Valkenburg enYpenburg. Tot de voornaamste werk-zaamheden waarop de dienst toezichthield, behoorden het herstellen vanhet banenstelsel, het opruimen vanruïnes, het bewoonbaar maken vanonderkomens, alsook de verzamelingen registratie van allerhande mate-rieel. In de tweede helft van '45kwam meer nadruk op instandhou-ding en bewaking te liggen. Per l ja-nuari 1946 werd de taak van deTechnische Dienst Vliegvelden over-genomen door het Bureau AanlegBeheer en Onderhoud van Vlieg-velden (BABOV), dat onder hetDirectoraat Gebouwen Werken enTerreinen (DGW&T) ressorteerde.

RijkscommissieLuchtvaartterreinen

Inmiddels had de Nederlandse rege-ring in mei 1945 besloten dat zo spoe-

456 MILITAIRE SPECTATOR JRG 164 10-95

Page 8: De Luftwaffe en Nederland - Nonstop Systemsregimes in het Interbellum zorgde voor een verslechterde internationale situatie. Vooral de agressieve buiten-landse politiek van Hitler-Duitsland,

dig mogelijk maatregelen dienden teworden genomen m.b.t. de inrichtingen het herstel van de in Nederlandaangetroffen vliegvelden en landings-terreinen, zowel t.b.v. de eerste directnoodzakelijke hulpverlening, als voorde latere economische wederopbouwvan Nederland. Om de voorgenomenmaatregelen doeltreffend te kunnenuitvoeren, stelde de regering op l juni1945 twee commissies in: deNoodcommissie Luchtvaartterreinenen de Rijkscommissie Luchtvaart-terreinen. De eerstgenoemde had tottaak maatregelen te nemen voor deinrichting en het herstel van een aan-tal reeds aanwezige velden ten behoe-ve van de noodvoorziening vanNederland. De Noodcommissie konna zes keer bijeen te zijn geweestreeds in oktober '45 haar werkzaam-heden beëindigen.

Omvattender was de taak van deRijkscommissie Luchtvaartterreinen.Zij diende de regering te adviserenomtrent de bestemming van de 37 inons land aanwezige vliegvelden. Eenaantal zou uiteindelijk worden opge-heven of verkaveld; de overige kregenbestemmingen van uiteenlopendeaard. Naast een beslissing over delokatie van een centraal luchtvaartter-rein, dat dienst zou gaan doen alsthuishaven voor het internationaleburgerluchtverkeer, moesten er terrei-nen worden aangewezen die in hoofd-zaak werden bestemd voor binnen-lands burgerluchtverkeer. Voorts dien-de de commissie terreinen aan te wij-zen die louter voor sport- en zweef-vliegerij zouden worden gebruikt, enten slotte waren er natuurlijk de ter-reinen die uitsluitend of mede voor'nüitair gebruik dienden te wordenbestemd.Pe commissie, die in de periode juli45 - mei '48 veertig keer plenair ver-

gaderde, speelde middels het uitbren-gen van tussentijdse adviezen aan deregering, in algemene zin een belang-de rol in de vaststelling van denaoorlogse Nederlandse luchtvaart-lr>frastructuur. De commissie advi-seerde bijv. de luchtvaartterreinen bijHavelte, Waalhaven en Venlo te liqui-deren. Het gemeentebestuur van

Venlo deed kort na de oorlog nog weleen vergeefse poging het vliegterreinvoor de burgerluchtvaart te behouden,doch het veld kreeg een bestemmingals militair schietterrein en, later, alsoefenplaats voor de Infanterie Rij-school van de Koninklijke Land-macht. In 1987 werd door hetgemeentebestuur besloten het oudevliegveld te bestemmen tot natuurge-bied. De startbanen werden opge-ruimd, waarna de reusachtige hoe-veelheden puin door Rijkswaterstaatwerden gebruikt als fundering bij deaanleg van de rondweg om Weert. Nahet schonen van het voormaligeFliegerhorst Venlo werd een schaaps-kudde losgelaten om de heidegroei tebevorderen en begon Staatsbosbeheermet het beplanten van een aantal openplekken in het landschap. De Rijks-commissie Luchtvaartterreinen be-sloot al snel het vliegveld Schiphol uitte bouwen tot „luchthaven van deklasse A voor het transoceanisch,transcontinentaal en internationaalvliegverkeer". Zij besteedde, voorhaar opheffing in juli 1948, veel aan-dacht aan de ontwikkeling van de toe-komstige „wereldluchthaven" Schip-hol. In het westen des lands wenste zijvoor Schiphol een nevenhaven bijRotterdam (het latere vliegveldZestienhoven) en in het oosten deslands een uitwijkhaven, die tevensdiende te worden geschikt gemaaktvoor vliegopleidingen. Voor deze uit-wijkhaven kwamen verschillendevliegvelden in aanmerking. Aanvan-kelijk werd daarvoor het voormaligeFliegerhorst Deelen aangewezen,doch later adviseerde men toch hetluchtvaartterrein bij Eindhoven alsuitwijkhaven te bestemmen.De commissie boog zich eveneensover de zogenaamde „gemengde" ter-reinen, vliegvelden met zowel eenciviele als een militaire bestemming.Over de status van deze velden vondde nodige discussie plaats. Voor eengemengd gebruik kwamen m.n. inaanmerking: Deelen, Eindhoven,Leeuwarden, Twenthe en Woens-drecht. Deelen en Woensdrecht kre-gen om diverse redenen geen ge-mengde status, de overige drie wer-den aanvankelijk wél tot gemengd ter-

rein bestemd. Uiteindelijk zoudenslechts Eindhoven (Welschap) enTwenthe de gemengde status behouden.Kort na de bevrijding had het er alleschijn van dat de burgerluchtvaart opLeeuwarden een bloeiende toekomsttegemoet zou gaan. Voorstanders vanciviele luchtvaart op het Friese vlieg-veld bepleitten hun zaak met allerleiargumenten. Gewezen werd op degunstige geografische ligging, degoede riolering, de aanwezigheid vangeschikte toegangswegen en de nabij-heid van spoor- en waterwegen.Civiele luchtvaart op Leeuwarden zouzelfs bepaalde agrarische belangenkunnen dienen. Men voorzag, niet tenonrechte, dat kunstmatige inseminatiein de toekomst een hoge vlucht zounemen. Het sperma van de Friesestamboekstieren werd bestempeld alseen exportprodukt dat, gezien debeperkte houdbaarheid, „in de toe-komst absoluut per vliegtuig" zoumoeten worden verzonden. Desal-niettemin was de burgerluchtvaartvanaf Leeuwarden slechts een kortbestaan beschoren. Weliswaar onder-hield de KLM van 1946 tot 1949 nogde dienst Amsterdam-Leeuwarden-Groningen, maar daarna kreeg hetvliegveld als gevolg van toenemendemilitaire belangstelling en het terug-lopen van het passagiersaanbod op debinnenlandse luchtverbindingen, alsnel een zuiver militaire bestemming.

De erfenis

Voor wat betreft de vaststelling eninrichting van de militaire vliegterrei-nen werkte de RijkscommissieLuchtvaartterreinen nauw samen metde departementen van Oorlog en vanMarine. De naoorlogse defensie-inspanning van Nederland stond vanmeet af aan in het teken van de bond-genootschappelijke samenwerking.De wederopbouw van de Nederlandsekrijgsmacht werd in de tweede helftvan de jaren '40 echter ernstig be-moeilijkt door het koloniale conflictin Nederlands-Indië. Pas na 1950 - deKoude Oorlog had inmiddels voor eengespannen internationale situatiegezorgd - kon de opbouw van de

JRG 164 10-95 MILITAIRE SPECTATOR 457

Page 9: De Luftwaffe en Nederland - Nonstop Systemsregimes in het Interbellum zorgde voor een verslechterde internationale situatie. Vooral de agressieve buiten-landse politiek van Hitler-Duitsland,

Nederlandse defensie krachtiger terhand worden genomen. Het in maart1948 gesloten Pact van Brussel, waar-uit de Westeuropese Unie (WEU) zouvoortkomen, en de Noord-AtlantischeVerdragsorganisatie (NAVO), die inapril 1949 tot stand kwam, vormdende internationale kaders waarbinnende opbouw van de Nederlandse(lucht)strijdkrachten zou plaatsvin-den. Het oorspronkelijke binnen deWEU opgestelde vliegveldprogram-ma voorzag voor Nederland in de aan-leg van 21 militaire velden, een schaaldie, naar al snel bleek, de beschikbaremiddelen niet zouden toelaten. Doorde NAVO werd het benodigde aantal

voor militair gebruik ingericht. Hier-bij stond de vervulling van de onmid-dellijke behoefte centraal; van opera-tionele bruikbaarheid was voorshandsnog geen sprake. Ten behoeve van hetWEU-vliegveldprogramma spandemen zich in om de vliegvelden Beek,Gilze-Rijen, Eindhoven, Schiphol,Soesterberg en Volkel een militair-operationele status te verlenen. Vande dertien door de NAVO in Ne-derland geprojecteerde militaire vel-den, waren er in 1950 zeven ingebruik: Gilze-Rijen, Leeuwarden,Soesterberg, Twenthe, Valkenburg(voor de Marineluchtvaartdienst),Volkel en Woensdrecht. Uiteindelijk

In mei 1945 werd het vliegveld Ypenburg in zeer desolatetoestand aangetroffen

Nederlandse militaire vliegvelden inhet begin van de jaren '50 terug-gebracht tot dertien. Aan deze vel-den werden echter wel zwaardereeisen gesteld. Het aantal van dertienvliegvelden werd overgenomen inhet Luchtmachtopbouwplan-1951, dataangaf dat een deel moest wordeningericht als oorlogsbasis voor onder-delen van de bondgenoten, terwijl derest meer in het bijzonder voor deNederlandse luchtstrijdkrachten dien-de te worden bestemd.Direct na de bevrijding werden devoormalige Duitse vliegvelden Dee-len, Gilze-Rijen, Twenthe, Valken-burg en Woensdrecht aanvankelijk

zouden twaalf van de dertien gepro-jecteerde militaire velden metterdaadin gebruik worden genomen. Naast dezeven bovengenoemde waren dat:Deelen, Eindhoven, De Kooy (voorde Marineluchtvaartdienst), De Peelen Ypenburg. De toestand waarin devliegvelden na de bevrijding werdenaangetroffen verschilde per veld,doch was over het algemeen zeerslecht. Zoals hiervoor reeds is aange-geven vielen de meeste vliegvelden inons land enerzijds ten prooi aan geal-lieerde bombardementen en ander-zijds aan de „vernielzucht" van deSprengkommando 's. De Nederlanderstroffen in '45 doorgaans vervuilde,

verwaarloosde en vernielde vliegvel-den aan. De honderden verwoestehangars, leeggeroofde en geslooptegebouwen, opgeblazen startbanen enschier ontelbare reeksen bomkratersop en rond de vliegvelden boden eentroosteloze aanblik. Lang bleef dezetoestand echter niet bestaan. Hoeweleen gedeelte van de schade onherstel-baar was, kon het grootste deel van deinfrastructuur worden gerepareerd.Tot 1950 concentreerden de werk-zaamheden op en rond de militairevliegvelden zich goeddeels op hethoogst noodzakelijke onderhoud, hetherstel van de onderkomens en derenovatie van de banenstelsels. Erwas bovendien een flink aantal doorde Duitsers neergezette gebouwen dat- (praktisch) onbeschadigd gebleven- direct door Nederlandse militairenin gebruik kon worden genomen. Dewederopbouw van de velden in deeerste jaren na de oorlog verliep des-ondanks zeer moeizaam. Aanvan-kelijk ontbrak niet alleen deskundigpersoneel, er bestond bovendien on-zekerheid over de definitieve be-stemming en grootte van de verschil-lende terreinen. Daarom werden langniet alle voorzieningen op de voorma-lige Fliegerhorste en nabijgelegenkampementen voor hergebruik ge-schikt gemaakt. Er moest soms gerui-me tijd worden gewacht op het mo-ment dat de bestemming van eenbepaald veld werd vastgesteld. Als dateenmaal was gebeurd, kon een terreinofwel via de Rijksdienst voor Land-bouwherstel aan zijn voormaligeeigenaren worden overgedragen,ofwel worden uitgebouwd tot eenoperationeel vliegveld.

Ook in de jaren '50 werd voortgebor-duurd op hetgeen door de Duitsers totstand was gebracht. Het door deNAVO uitgestippelde beleid noopteo.m. in ons land tot een forse uitbrei-ding van het aantal vliegtuigen enonderdelen. Een en ander impliceerdedat ook de infrastructuur grondigdiende te worden aangepast. Eengrote verscheidenheid aan voorzie-ningen moest in recordtijd tot standworden gebracht. Hiertoe werden ineerste instantie de door de bezetter

458 MILITAIRE SPECTATOR JRG 164 10-95

Page 10: De Luftwaffe en Nederland - Nonstop Systemsregimes in het Interbellum zorgde voor een verslechterde internationale situatie. Vooral de agressieve buiten-landse politiek van Hitler-Duitsland,

opgetrokken gebouwen voor legeringen personeelsverzorging aangepast enwaar nodig uitgebreid. Daarnaastwerd, hoewel veel geschikte bouw-materialen nog ontbraken, nieuw-bouw gepleegd die nadien, vanwegede slechte constructie en aangewendematerialen, altijd veel onderhoudheeft gevergd.Een voortdurende bron van zorgvormde de renovatie, het onderhouden de uitbreiding van de diversebanenstelsels. De banen die men nade bevrijding aantrof, bestonden deelsuit straatstenen en deels uit asfalt- ofcementbeton. Voordat men toekwamaan verlenging, verzwaring en verbe-tering werden op de meeste veldennoodreparaties verricht om ze zospoedig mogelijk in gebruik te kun-nen nemen. Oorlogsschade aan de

banenstelsels, de drainage en de riole-ring werden provisorisch hersteld. Dedoor de geallieerde bombardementenveroorzaakte kraters en door deDuitsers opgeblazen stukken start- enlandingsbaan werden geëgaliseerd,opgevuld en afgedekt met klinkerbe-stratingen. Op de vliegbasis Twentheachtte men het direct noodzakelijk hetbanenstelsel opnieuw onder profiel tebrengen en te herbestraten. De komstvan militaire straalvliegtuigen bij de -sedert 1953 „Koninklijke" - Lucht-macht maakte echter de met klinkersbestrate banenstelsels spoedig on-bruikbaar. Dit type banen maaktedefinitief plaats voor volledig uitbeton en asfalt bestaande banenstel-sels. De introductie van de zwaarderestraaljagers betekende daarenbovendat de start- en landingsbanen moes-

Literatuur

F.H. van den Beemt, D. Boekema, K.K.Thijssens (red.) - 300 jaar bouwenvoor de landsverdediging. Den Haag(1988).

J- Derix - Vliegveld Venlo met een kroniekvan de luchtoorlog in Zuid-Nederland(1941-1944). Twee delen. Horst(1990).

A. Korthals Alles - Luchtgevaar. Lucht-aanvallen op Nederland 1940-1945.Amsterdam (l984).

W.H. Lutgert en R. de Winter - Nederlanden de Duitse Nachtjacht. Van jager tot

prooi. MilSpect 163(1994)(12) 536-545 en 164(1995)(1)5-17.

R. van den Nieuwendijk - DoelwitSchiphol. De Amerikaanse aanvallenop de vliegbasis Schiphol in hetnajaar van 1943. Amsterdam (1993).

Y. Schaaf - Laarzen op de lange pijp.Leeuwarden in de Tweede Wereld-oorlog. Franeker (1994).

G.J. Zwanenburg - En nooit was het stil...Kroniek van een luchtoorlog. Lucht-aanvallen op doelen in en om Neder-land. Twee delen. Den Haag (z.j.).

ten worden verhard en aanzienlijkverlengd.

Conclusie

Per saldo opereerden de naoorlogseNederlandse luchtstrijdkrachten opslechts één uitzondering na, vlieg-basis De Peel, vanaf voormaligeFliegerhorste van de Luftwaffe in Ne-derland. Bij de realisatie van hetluchtmachtopbouwplan uit 1951 wasmen voor wat betreft de vliegveldendan ook uitgegaan van verbeteringvan het reeds bestaande. Anders ge-zegd: men bouwde voort op de erfenisdie de Duitsers in ons land haddenachtergelaten. Nog tot op de dag vanvandaag wordt het personeel van deKoninklijke Luchtmacht op veelplaatsen geconfronteerd met restenvan deze, vaak onbekende, Duitseerfenis. Uit de bezettingsperiode date-ren ontelbare, nog in gebruik zijndehangars, barakken, onderkomens,werkplaatsen, kantoren, messes enbunkers. Thans opereren toestellenvan de Koninklijke Luchtmacht vanaflocaties, waar ruim een halve eeuwgeleden Messerschmitts, Junkers,Dorniers en Heinkels van de Luftwaffehet luchtruim kozen. Nadat de Duitseadelaar was gevlogen, werden de voor-malige Fliegerhorste in NAVO-vlieg-bases getransformeerd. De vliegvel-den die tussen 1940 en 1945 eenbelangrijke schakel vormden in Hitlersoorlogvoering, worden inmiddels al-weer een halve eeuw benut ^^^_om de vrede te bewaren.

JRG 164 10-95 MILITAIRE SPECTATOR 459