90
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ______________ ACADEMIEJAAR 2005-2006 De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag ten aanzien van functionele voeding Scriptie voorgedragen tot het behalen van de graad van licentiaat in de toegepaste economische wetenschappen door Vicky Gyselaers onder leiding van Prof. Dr. ir. Wim Verbeke

De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

  • Upload
    others

  • View
    2

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

______________

ACADEMIEJAAR 2005-2006

De impact van gezondheidsbeweringen op het

consumentengedrag ten aanzien van functionele

voeding

Scriptie voorgedragen tot het behalen van de graad van

licentiaat in de toegepaste economische wetenschappen

door

Vicky Gyselaers

onder leiding van

Prof. Dr. ir. Wim Verbeke

Page 2: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

“Permission”

Vicky Gyselaers

Page 3: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

I

WOORD VOORAF

Een eindverhandeling schrijven is zonder twijfel de meest veeleisende opdracht in de

loop van een hogere studie. Zonder de steun van een aantal personen zou dit een

onmogelijke taak geweest zijn.

Graag zou ik mijn oprechte dank willen getuigen aan Prof. Dr. ir. Wim Verbeke van

de vakgroep Landbouweconomie voor het aanreiken van het onderwerp van deze

scriptie en de begeleiding doorheen het academiejaar.

Verder wil ik mijn ouders bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun tijdens mijn

opleiding, waardoor het voor mij mogelijk werd mijn studies emotioneel en financieel

tot een goed einde te brengen.

Tenslotte wil ik een woord van dank richten aan de personen die hebben deelgenomen

aan mijn onderzoek en aan al de personen die rechtstreeks of onrechtstreeks hebben

bijgedragen tot het tot stand brengen van deze scriptie.

Vicky Gyselaers,

mei 2006

Page 4: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

II

INHOUDSTAFEL

INLEIDING 1

DEEL I LITERATUURSTUDIE 3

HOOFDSTUK 1. FUNCTIONELE VOEDING 3

1.1. Ontstaan van het concept functionele voeding 3

1.2. Definitie 3

1.3. Classificatie van functionele voeding 5

HOOFDSTUK 2. WETGEVING EN GEZONDHEIDSBEWERINGEN 7

2.1. Soorten gezondheidsbeweringen 7

2.2. Wetgeving inzake gezondheidsbeweringen 8

2.2.1. Algemene richtlijnen 8

2.2.2. Wetgeving in de Europese Unie 9

2.2.3. Wetgeving in Japan 10

2.2.4. Wetgeving in de Verenigde Staten 11

2.3. Verwachtingen voor de toekomst 11

HOOFDSTUK 3. MARKT EN CONSUMENTENGEDRAG 12

3.1. De markt voor functionele voeding 12

3.1.1. Huidige marktsituatie 12

3.1.2. Succesfactoren van functionele voeding 13

3.1.3. Evolutie van de functionele voedingsmarkt 14

3.2. Consumentenacceptatie 15

3.3. Kennis van functionele voeding 16

3.4. Attitude ten aanzien van functionele voeding 19

3.5. Determinanten van het gedrag ten aanzien van functionele voeding 23

3.5.1. Cognitieve invloedsfactoren 23

3.5.1.1. Perceptie en ervaring 23

3.5.1.2. Zoeken van informatie 25

3.5.2. Affectieve invloedsfactoren 25

3.5.2.1. Smaak 25

3.5.2.2. Convenience 26

Page 5: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

III

3.5.3. Socio-demografische invloedsfactoren 27

3.5.3.1. Demografie en sociale klasse 27

3.5.3.2. Invloed van gezin 28

HOOFDSTUK 4. ELEMENTEN VAN DE MARKETING-MIX TOEGEPAST

OP FUNCTIONELE VOEDING 29

4.1. Product 29

4.2. Prijs 30

4.3. Promotie 30

4.4. Distributie 32

HOOFDSTUK 5. HYPOTHESEFORMULERING 36

5.1. Doel van het onderzoek 36

5.2. Hypothesen van het onderzoek 37

5.2.1. Hypothese i.v.m. kennis 37

5.2.2. Hypothese i.v.m. smaak 37

5.2.3. Hypothesen m.b.t. de impact van gezondheidsbeweringen 37

DEEL II PRAKTIJKONDERZOEK 40

HOOFDSTUK 6. METHODE VAN HET ONDERZOEK 40

6.1. Methode van gegevensverzameling 40

6.2. Steekproefdesign 40

6.3. Toelichting bij de vragen van het onderzoek 42

6.3.1. Kennis-vragen 42

6.3.2. Attitude-vragen 43

6.3.3. Gedrag-vragen 44

6.3.4. Vragen omtrent gezondheidsbewustzijn 44

6.3.5. Socio-demografische variabelen 44

6.4. Gegevensverwerking en –analyse 44

HOOFDSTUK 7. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK 46

7.1. Dataverificatie 46

7.2. Betrouwbaarheidsanalyse 46

7.3. Attitudevorming ten aanzien van functionele voeding 47

7.3.1. Attitude ten aanzien van functionele voeding 47

Page 6: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

IV

7.3.1.1. Attitude 47

7.3.1.2. De gunstige invloed van functionele voeding

op de gezondheid 47

7.3.1.3. Perceptie van smaak van functionele voeding 48

7.3.1.4. Perceptie van de prijs van functionele voeding 49

7.3.1.5. Het concept functionele voeding als marketingstunt

van de voedingsindustrie 50

7.3.1.6. De gezondheidsvoordelen van functionele voeding

zijn niet voldoende bewezen 51

7.3.2. Food health awareness 51

7.3.3. Besluit 53

7.4. Kennis van functionele voeding 54

7.4.1. Kennis van het concept functionele voeding 54

7.4.2. Kennis van functionele ingrediënten en levensmiddelen 55

7.4.3. Besluit : testen van de hypothese i.v.m. kennis 56

7.4. Gezondheidsbeweringen ten aanzien van functionele voeding 57

7.4.1. Besluit : testen van de hypothesen t.a.v. gezondheidsbeweringen 62

HOOFDSTUK 8. ALGEMEEN BESLUIT 64

8.1. Conclusie 64

8.2. Suggesties voor verder onderzoek 67

BIBLIOGRAFIE 68

BIJLAGE 76

Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele voeding 76

Page 7: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

V

LIJST MET TABELLEN

Tabel 7-1 Gemiddelden voor nieuwe variabele ‘attitude’ t.a.v. functionele

voeding naargelang de respondent functionele voeding kent of niet 47

Tabel 7-2 Vergelijking van gemiddelden voor de stellingen i.v.m. smaak 48

Tabel 7-3 Gemiddelden voor perceptie van smaak van gebruikers en

niet-gebruikers van broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren 49

Tabel 7-4 Kruistabel voor het gevoel zelf controle te hebben over zijn gezondheid

t.o.v. leeftijd (eigen werk) 52

Tabel 7-5 Kruistabel voor aantal personen dat de term functionele voeding kent

t.o.v. leeftijd (eigen werk) 54

Tabel 7-6 Frequentietabel voor kennis van functionele ingrediënten (eigen werk) 55

Tabel 7-7 Frequentietabel van kennis en gebruik van functionele

levensmiddelen (eigen werk) 56

Tabel 7-8 Geroteerde componentenmatrix van de ‘risk reduction claims’ 58

Tabel 7-9 Vergelijking van de verschillende paren gezondheidsbeweringen :

p-waarden en gemiddelde scores (eigen werk) 59

Tabel 7-10 Gemiddelden voor gezondheidsbeweringen t.a.v. fruitsap naargelang

de leeftijd van de respondent (eigen werk) 60

Tabel 7-11 Vergelijking ‘nutrient function claim’ en ‘risk reduction claim’ van

drie types functionele levensmiddelen : p-waarden en gemiddelden (eigen werk) 60

Page 8: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

VI

Tabel 7-12 Gemiddelden voor gezondheidsbeweringen t.a.v. fruitsap van

(niet-)gebruikers 61

Tabel 7-13 p-waarden voor beoordeling gezondheidsbeweringen door de

respondenten die functionele voeding kennen of niet kenen (eigen werk) 61

Tabel 7-14 Gemiddelden voor beoordeling gezondheidsbeweringen door de

respondenten die functionele voeding kennen of niet kennen 62

Page 9: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

1

INLEIDING

De kennis van consumenten over voeding is de laatste decennia enorm toegenomen.

Nog niet zo lang geleden at de mens om te overleven en voedingskwaliteit was op dat

moment geen prioriteit. De verscheidenheid aan voeding was beperkt door de weinige

middelen waarover men toen beschikte.

Na de Tweede Wereldoorlog nam de koopkracht van de bevolking toe en kon de

consument zich voedzamer eten veroorloven. In de jaren ’50 en ’60 ontstond de

tendens om bewaarmiddelen toe te voegen aan voedsel, en de controle van

productieprocessen te verbeteren. Voor het eerst werd technologie in de

voedingsmiddelenproductie toegepast. Later, tijdens de jaren ’70 en ’80 ging men

zich richten op het verwijderen van schadelijke componenten in voeding (zo ontstond

bier zonder alcohol, koffie zonder cafeïne, enz.) en werden calorie-arme producten

uitgevonden (‘light’-producten). Technologie bleef een belangrijke rol spelen in de

jaren ’90. Het oorspronkelijke concept van voeding om te voldoen aan de

basisbehoeften van de lichaamsfuncties evolueerde naar het idee dat voeding een

dynamische rol kan spelen in de verschillende lichaamsfuncties (Pot, 2000). We staan

vandaag aan de vooravond van een nieuwe fase in de voedingswetenschap. De nadruk

wordt verlegd van puur overleven en het hongergevoel bevredigen naar een betere

gezondheids- en welzijnstoestand creëren en het voorkomen van ziekten. Deze

begrippen zijn zeer relevant in een tijd van toenemende kosten van de

gezondheidszorg, de stijgende levensverwachting en de wens van ouderen om hun

levenskwaliteit te verbeteren. Van het concept ‘geschikte voeding’ is men vandaag

naar het concept ‘optimale voeding’ geëvolueerd (Picha & Hesková, 2003).

Producten die beweren speciale fysiologische effecten op het lichaam te hebben

worden gewoonlijk functionele voeding genoemd (Roberfroid, 1997 ; Bellisle et al,

1998 ; Hardy, 2000 ; Kwak & Jukes, 2001). Dit type voeding is vandaag de dag zeer

actueel, maar brengt ook kritiek met zich mee. Na de ‘light’- en ‘bio’-trend is het

moeilijk de consument nog te overtuigen van de eventuele heilzame eigenschappen

van functionele voeding. Het onderzoek wil ertoe bijdragen meer inzicht te verkrijgen

in het consumentengedrag ten aanzien van functionele voeding. Dit wordt ruim

geïnterpreteerd, de bedoeling is namelijk kennis, attitude en gedrag van de

Page 10: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

2

consumenten te onderzoeken indien ze geconfronteerd worden met gezondheids-

beweringen die eigen zijn aan functionele voeding.

De eerste vijf hoofdstukken van deze scriptie vormen een referentiekader voor het

opstellen en verwerken van de enquête. Ze zijn gebaseerd op een grondige

literatuurstudie van wetenschappelijke publicaties die de voorbije decennia

verschenen zijn. Het eerste hoofdstuk omvat een beschrijving van het concept

functionele voeding en de definiëring ervan. Hoofdstuk 2 gaat specifiek in op het

belang van gezondheidsbeweringen en de regelgeving inzake de etikettering van

functionele voeding. Het derde hoofdstuk vangt aan met een omschrijving van de

markt en het consumentengedrag ten aanzien van functionele voeding en gaat dieper

in op consumentenattitude en –acceptatie, kennis en gedrag. Hoofdstuk 4 gaat over de

elementen van de marketing-mix toegepast op functionele voeding. Hoofdstuk 5 bevat

de hypotheseformulering waarop de inhoud van het onderzoek is gebaseerd.

Verder beschrijft Hoofdstuk 6 de methodologie van het onderzoek. Hoofdstuk 7 houdt

de resultaten van het onderzoek in. Het laatste hoofdstuk omvat het algemeen besluit

en suggesties voor verder onderzoek.

Page 11: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

3

DEEL I : LITERATUURSTUDIE

HOOFDSTUK 1. FUNCTIONELE VOEDING

1.1. Ontstaan van het concept functionele voeding

Het concept ‘functionele voeding’ vond zijn oorsprong in de jaren ’80 in Japan.

Volgens Hirahara (2004) zijn er verscheidene redenen die aanleiding gaven tot de

geboorte van het begrip: in die tijd werd veel vooruitgang geboekt in het

wetenschappelijk onderzoek naar darmbacteriën en het gebruik van technologieën

toegepast op micro-organismen in de voedselverwerking nam toe. Ook werden door

de toename van chronische ziekten bij ouderen en een stijgende

levenslevensverwachting de kosten van de gezondheidszorg in Japan steeds

moeilijker om te dragen. Tenslotte nam de mate van belangstelling van de consument

voor gezondheid en voeding toe (Hirahara, 2004). De Japanse overheid is de

ontwikkeling van voeding die de consumenten tegen ziekten kon beschermen

beginnen aanmoedigen. Een onderzoeksproject in 1984 gaf aanleiding tot een

evaluatiesysteem van gezondheidsbeweringen en de creatie van het label FOSHU

(‘Foods For Specific Health Use’) in 1991. Dit label staat garant voor de fysiologische

effecten die welbepaalde voeding heeft op het lichaam en is het oosterse equivalent

voor onze westerse functionele voeding (Picha & Hesková, 2003).

Het is niet verwonderlijk dat functionele voeding zijn oorsprong vindt in Japan. De

Japanse consumenten zijn veel meer geïnteresseerd in technologie en innovatie dan de

Europeanen en producten in Japan hebben over het algemeen een zeer korte

levenscyclus. Er is bijgevolg een grote druk op de Japanse markt om nieuwe

levensmiddelen te lanceren (Farr, 1997).

1.2. Definitie

Wat is het verschil tussen traditionele en functionele voeding ? Conventionele

‘gezonde’ voeding wordt voorgesteld als voeding die de gezondheid bevordert (zoals

bvb. fruit, groenten, zuivel) zonder de rol van één of ander ingrediënt te benadrukken.

Page 12: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

4

In functionele voeding daarentegen worden bepaalde componenten wél in verband

gesteld met welgedefinieerde fysiologische effecten (Lähteenmäki, 2003).

Een definitie waarnaar veel wordt verwezen in de wetenschappelijke literatuur, is

deze die voorgesteld werd door het International Life Sciences Institute Europe

(Diplock et al., 1999).

‘A food can be regarded as ‘functional’ if it is has been demonstrated by sound

scientific research to affect beneficially one or more target functions in the body,

beyond adequate nutritional effects, in a way that is relevant to either an improved

state of health and well-being and/or reduction of disease risk. Functional foods must

remain foods and they must demonstrate their effect in amounts that can be normally

expected to be consumed in the diet : they are not pills or capsules, but part of a

normal food pattern. A functional food can be a natural food, a food to which a

component has been added, or a food from which a component has been removed by

technological or biotechnological means. It can also be a food where the nature of

one or more components has been modified, or any combination of these possibilities.

A functional food might be functional for all members of a population or for

particular groups of the population, which might be defined, for example, by age or

by genetic constitution.’

Deze definitie legt de nadruk op het feit dat het om voeding moet gaan, geen pillen of

capsules, en dat het een wetenschappelijk bewezen, positieve invloed uitoefent op een

lichaamsfunctie. Dit wordt bereikt door toevoeging, verwijdering en/of wijziging van

bestaande voedingscomponenten.

Nutraceuticals, designer voeding, farmavoeding, functionele voeding, supervoeding,

novel foods, het zijn maar enkele van de vele benamingen die staan voor voeding

verrijkt met bestanddelen die gezondheidsbevorderend werken.

Page 13: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

5

1.3. Classificatie van functionele voeding

Er bestaan verschillende termen die staan voor voedingsmiddelen die een

gezondheidsvoordeel verschaffen. De term ‘functionele voeding’ wordt gebruikt voor

producten in voedselvorm, de term ‘nutraceuticals’ wordt gebruikt voor producten in

geconcentreerde vorm (zoals pillen, poeder). Vaak worden deze laatstste niet

geassocieerd met voeding. Men kan ze beschouwen als functionele

voedingssupplementen.

In Europa bestaat er unanimiteit omtrent de twee criteria waaraan functionele

levensmiddelen moeten voldoen:

- het moet gaan om voedsel (bvb. yoghurt, ontbijtgranen, enz.) waaraan

bestanddelen zijn toegevoegd. Producten zoals poeders voor sporters,

vitamines en mineralen behoren niet tot deze categorie ;

- een specifieke functie moet toegeschreven zijn aan het levensmiddel,

gericht op het welzijn en behoud van de gezondheid. Zowel

voedingsmiddelen met preventief effect als risicoreducerend effect (op

bvb. chronische ziekten) behoren tot deze categorie (Picha & Hesková,

2003).

Hierna worden enkele veel voorkomende functionele voedingsbestanddelen kort

uitgelegd:

Beta-caroteen is een carotenoïdensoort en is de meest actieve voorloper van vitamine

A. Beta-caroteen wordt geassocieerd met een verlaagd risico op hart- en vaatziekten

(bron: http://www.food-info.net).

Voedingsvezels zijn onverteerbare voedingsbestanddelen die van belang zijn bij de

stofwisseling in het lichaam: voedingsvezels oefenen invloed uit op enerzijds de

snelheid waarmee de de maag en de darmen geledigd worden en anderzijds de

absorptiegraad van het lichaam van levensmiddelen (Picha & Hesková, 2003).

Isoflavonen zijn fyto-oestrogenen of secundaire plantaardige substanties, die in het

lichaam een gelijkaardige werking hebben als oestrogenen en beschermende functies

uitoefenen. Ze zijn in staat om een verstoorde oestrogeenbalans te herstellen (bron:

http://www.isoflavones.info).

Page 14: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

6

Anti-oxidanten zijn verbindingen die vrije radicalen in het lichaam onschadelijk

kunnen maken. Vrije radicalen zijn moleculen die oxidatieve schade kunnen

aanrichten in het lichaam (bron: http://www.food-info.net).

Polyfenolen zijn bioactieve stoffen afkomstig uit het plantenrijk en zijn werkzaam als

anti-oxidant . De belangrijkste groep polyfenolen wordt gevormd door de familie van

de flavanoïden (bron: http://www.food-info.net).

Prebiotica zijn onverteerbare voedingsbestanddelen in de dunne darm (zoals

sommige oligosacchariden, vooral op basis van fructose, inuline) die de werking van

probiotica in de dikke darm stimuleren (Picha & Hesková, 2003).

Probiotica zijn micro-organismen die de spijsvertering op een positieve manier

beïnvloeden door de creatie van een gunstige samenstelling van microflora aanwezig

in de dikke darm. Levensmiddelen die probiotica bevatten, namelijk specifieke

microflora (zoals lactobacillus, bifidobacterius) zijn de voornaamste

vertegenwoordigers van functionele voeding (Picha & Hesková, 2003).

Mineralen zijn anorganische elementen die in onze voeding voorkomen. Het

menselijk lichaam kan mineralen niet zelf aanmaken, deze worden verkregen via

voeding. De verschillende mineralen hebben verschillende functies bij groei,

ontwikkeling, spieractiviteit, vochthuishouding en bij diverse stofwisselingsreacties

(bron: http://www.food-info.net).

Page 15: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

7

HOOFDSTUK 2. WETGEVING EN GEZOND-

HEIDSBEWERINGEN

De gezondheidsvoordelen die worden aangeprezen op de labels van functionele

voedingsmiddelen, heten ‘health claims’. Vrij vertaald zullen we meermaals in deze

scriptie ook het woord ‘gezondheidsbeweringen’ gebruiken.

In de General Guidelines on Claims (CAL/GL 1-1979 (Rev. 1-1991)) van de Codex

Alimentarius in 1991 wordt de term ‘claim’ gedefinieerd als

‘Any representation which states, suggests or implies that a food has

particular characteristics relating to its origin, nutritional properties, nature,

production, processing, composition, or any other quality.’

Deze definitie bevat vele elementen van de EU-definitie van ‘nutrition claims’, maar

is ruimer. Er zijn al veel pogingen gedaan om tot definities te komen van de

verschillende soorten gezondheidsbeweringen, hoewel de verschillen tussen hen klein

zijn en ze elkaar vaak overlappen. Ook valt sterk te betwijfelen dat consumenten erin

slagen de verscheidene types gezondheidsbeweringen te onderscheiden. Toch is het

nodig voor de transparantie van de reglementering om het onderscheid in

gezondheidsbeweringen te maken (SANCO/1341/2001).

2.1. Soorten gezondheidsbeweringen

Er bestaan in de literatuur verschillende opdelingen van gezondheidsbeweringen. Wij

beperken ons tot deze waarvan voorbeelden opgenomen zijn in het thesisonderzoek,

zijnde de ‘nutrient content claims’, de ‘nutrient function claims’ en de ‘risk reduction

claims’.

a. Nutrient content claim

Een ‘nutrient content claim’ gaat over de nutriënten of andere stoffen die het

levensmiddel bevat, in verlaagde of verhoogde hoeveelheid, of niet bevat.

Bvb. « Fruitsap verrijkt met calcium »

b. Nutrient function claim

Een ‘nutrient function claim’ beweert of suggereert dat een voedselcategorie,

een voedselproduct of één van diens bestanddelen bijdraagt tot de groei,

Page 16: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

8

ontwikkeling of normale fysiologische functies van het lichaam. Dit geldt

enkel wanneer het bestanddeel in het eindproduct in voldoende mate aanwezig

is om het geclaimde effect te kunnen veroorzaken.

Bvb. « Fruitsap verrijkt met calcium versterkt de beenderen. »

c. Risk reduction claim

Een ‘risk reduction claim’ beweert, zonder de preventie van een ziekte

expliciet uit te drukken, dat het levensmiddel bijdraagt tot het verminderen van

het risico op een ziekte.

Indien de ziekte vermeld wordt, wordt dit beschouwd als een medicinale

claim, hetgeen strikt verboden is. ‘Risk reduction claims’ zijn slechts

toegelaten onder bepaalde voorwaarden, nl. de producenten moeten de

toelating verkrijgen van de European Food Safety Authority (EFSA).

Bvb. « Fruitsap verrijkt met calcium vermindert het risico van osteoporose. »

2.2. Wetgeving inzake gezondheidsbeweringen

2.2.1. Algemene richtlijnen

Vaak is de informatie weergegeven op de verpakking niet duidelijk voor de

consument. Een gezondheidsbewering die niet begrepen wordt is zinloos en één die

verkeerd begrepen wordt kan zelfs misleidend zijn. Voorzichtigheid is dus geboden.

Er wordt geopperd om richtlijnen omtrent de juiste bewoording, logo’s en

afbeeldingen gebruikt voor gezondheidsbeweringen op te nemen in de toekomstige

wetgeving, om zo onduidelijkheid of misbruik zoveel mogelijk te voorkomen.

Informatie omtrent funtionele voeding moet op een heldere, duidelijke, verstaanbare

en waarheidsgetrouwe manier worden gecommuniceerd aan de consumenten.

De producenten die de functionele levensmiddelen op de markt introduceren, moeten

de gezondheidsbeweringen kunnen rechtvaardigen. Er moet voor worden gezorgd dat

de stoffen waarover een gezondheidsbewering wordt gedaan, een bewezen heilzaam

nutritioneel of fysiologisch effect hebben. Een aantal gezondheidsbeweringen zijn

misleidend door de wijze waarop ze zijn geformuleerd, ook al zijn ze in feite waar. Zo

kan de bewering dat een product ‘90% vetvrij’ is, waar zijn, maar dit suggereert dat

het product over een laag vetgehalte beschikt, terwijl de 10% vet dat het product wel

Page 17: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

9

bevat, voor de meeste producten behoorlijk veel is. Ook te gespecialiseerde

gezondheidsbeweringen worden best vermeden, want de consument zal wellicht niet

verstaan wat ermee bedoeld wordt, net zoals gezondheidsbeweringen die vaag, zonder

betekenis en niet te verifiëren zijn, zoals bvb. ‘uitstekend voor het organisme’.

Het zou een goede zaak zijn voedingswaarde-etikettering verplicht te maken voor alle

levensmiddelen met voedings- en gezondheidsgezondheidsbeweringen. Ook kan de

consument meer worden gewezen op het belang van een gevarieerde voeding

(2003/0165(COD)).

Als besluit gelden volgende algemene richtlijnen : gezondheidsbeweringen mogen

niet :

- onjuist of misleidend zijn,

- aanleiding geven tot twijfel omtrent de veiligheid en/of de geschiktheid

van andere levensmiddelen,

- stellen of impliceren dat een evenwichtige, gevarieerde voeding in het

algemeen geen toereikende hoeveelheden nutriënten kan bieden,

- door middel van tekst of illustraties, grafische afbeeldingen of symbolen

op ongepaste of alarmerende wijze zinspelen op veranderingen in

lichaamsfuncties (2003/0165(COD)).

2.2.2. Wetgeving in de Europese Unie

Er is geen legale definitie van functionele voeding in de meeste landen van de EU en

dus wordt dit type voedsel gereguleerd onder de bestaande voedselwetgeving van elk

land. In de Europese Unie bestaat een reglementering voor ‘novel foods’. Vele van de

novel foods gereguleerd onder de EU-wetgeving kunnen beschouwd worden als

functionele voeding, en vallen onder deze wetgeving. De EU-wetgeving betreffende

novel foods is vooral gericht op voedselveiligheid, en gaat niet specifiek in op

etikettering, en betreft voeding en voedselingrediënten die biotechnologisch

vervaardigd zijn. Op dit moment is er echter veel discussie over het concept

functionele voeding (los van novel foods) en kan dit leiden tot een bijkomende

wetgeving. Voorzichtigheid is geboden met gezondheidsbeweringen betreffende

functionele voeding : een betwistbare of twijfelachtige gezondheidsbewering kan

Page 18: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

10

leiden tot regulariseringsproblemen of verlies van marktaandeel van het product

(Lupien, 2002).

Als basisregel voor een gezondheidsbewering geldt dat die de consument niet mag

misleiden of bedriegen. Bovendien mag de etikettering, presentatie en reclame van

levensmiddelen niet de eigenschap vermelden dat zij ziekten voorkomen, behandelen

of genezen. Deze principes kunnen echter op uiteenlopende wijze geïnterpreteerd

worden, waardoor sommige gezondheidsbeweringen niet meer adequaat zijn. Daarom

wordt voorgesteld (zowel door het bedrijfsleven als door de consument) een nieuw

wettelijk kader te creëren voor het gebruik van gezondheidsbeweringen. Verder wordt

er ook gepleit voor een harmonisatie van de voorschriften op communautair niveau,

aangezien er geen specifieke bepalingen voor gezondheidsbeweringen op Europees

niveau bestaan. Het woord ‘gezondheidsbewering’ kan op verschillende manieren

geïnterpreteerd worden naargelang het Europese land waarin het gebruikt wordt. Een

ontwerp wordt momenteel bestudeerd door de Europese Commissie, het Europees

Parlement en de Raad van Europa (2003/0165(COD)).

Bepaalde consumentenorganisaties in de Europese Unie zijn van mening dat

producten die geen ‘wenselijk’ voedingsprofiel hebben, zoals snoep, koekjes en

snacks met een hoog zout- of vetgehalte, geen gezondheidsbeweringen mogen dragen.

Een ‘vetarm’-bewering kan dan slechts toegelaten worden indien het product geen

hoge concentraties suiker of vet bevat. Ze denken dat dergelijke

gezondheidsbeweringen de producten aantrekkelijker zouden maken, waardoor veel

consumenten die ze nu met mate gebruiken, er meer van zouden gaan eten. Ze willen

vooral kwetsbare consumenten, zoals kinderen en jongeren hiermee beschermen.

Bepaalde lidstaten zijn eveneens die mening toebedeeld (2003/0165(COD)).

2.2.3. Wetgeving in Japan

‘Foods for specified health use’ (FOSHU) is een regulatief systeem dat beweringen

op voedselverpakkingen betreffende de effecten van voeding op het menselijk

lichaam goedkeurt. Een dossier dat wenst goedgekeurd te worden door FOSHU moet

aan drie essentiële kenmerken voldoen :

- wetenschappelijk bewijs van de heilzame effecten van het product ; dit

houdt onder meer klinische studies op mensen in.

Page 19: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

11

- de veiligheid van het product moet gewaarborgd worden.

- de effectieve component die het gewenste effect veroorzaakt dient

analytisch gedetermineerd te worden (Shimizu, 2003).

Het etiketteren van functionele voeding moet steeds gebaseerd zijn op

wetenschappelijk bewijs en in harmonie zijn met de internationale standaarden. De

claims van het Japanse FNFC (‘Food Nutrient Function Claims’) zijn equivalent met

de Nutrient Function Claims gestandardiseerd door de Europese Codex Alimentarius.

2.2.4. Wetgeving in de Verenigde Staten

De NLEA (‘Nutrition Labeling and Education Act’) laat gezondheidsbeweringen toe

voor voeding die ingrediënten bevat die wetenschappelijk bewijs kunnen leveren aan

de FDA (‘Food and Drug Administration’) dat er een verband bestaat tussen het

ingrediënt en preventie of genezing van bepaalde ziekten.

De DSHEA (‘Dietary Supplement and Health Education Act’) laat specifieke

gezondheidsbeweringen voor supplementen toe zonder FDA-toestemming. De

producten waarop deze gezondheidsbeweringen van toepassing zijn mogen niet op het

etiket vermelden dat ze bestemd zijn voor diagnosering, behandeling, genezing of

voorkoming van ziektes, en mogen niet geëvalueerd zijn geweest door de FDA.

2.3. Verwachtingen voor de toekomst

Er is nog groeipotentieel voor nieuwe gezondheidsbeweringen : gericht op reductie

van allergieën, verbetering van het immuunsysteem, herstel van de normale

leverfuncties, herstel van vermoeidheid, enzovoort. Er wordt verwacht dat de

gentechnologie genoemd ‘Nutrigenomics’ nuttig zal zijn voor het voornaamste

onderzoek van levensmiddelenfuncties en dat het referentiegegevens zal creëren voor

nieuwe gezondheidsbeweringen. De verzameling van wetenschappelijke kennis

betreffende gezondheidseffecten van functionele voeding zal de komende vijf of tien

jaar een versneld tempo aannemen (Hirahara, 2004).

Page 20: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

12

HOOFDSTUK 3. MARKT EN CONSUMENTEN-

GEDRAG

3.1. De markt voor functionele voeding

3.1.1. Huidige marktsituatie

Functionele levensmiddelen werden voor het eerst gelanceerd in Europa midden jaren

’90. Er is een enorm aanbod aan functionele voeding op de markt (vooral in Frankrijk

en het Verenigd Koninkrijk), en vele producten kunnen van nature als functioneel

worden beschouwd en kunnen al jaren bestaan zonder dat er vroeger nadruk werd

gelegd op diens heilzame eigenschappen. Recente ontwikkelingen richten zich vooral

op het gebruik van prebiotica, probiotica, vitamines en mineralen, voedingsvezels,

visoliën, en plantensterolen (Hilliam, 1998).

De markt van functionele voeding is, op het functionele zuivelsegment na, in Europa

nog zeer gefragmenteerd. Dit kan te wijten zijn aan het beperkt aantal Europese

landen waar de functionele voedingsmerken gelanceerd werden. Ook brengen

ondernemingen slechts enkele individuele functionele voedingsproducten op de

markt, in plaats van gehele productassortimenten.

Zuivelproducten stellen 65% van de omzet van de Europese functionele

voedingsmarkt voor. Graanproducten stellen slechts 9% van de omzet voor (Kurecka

& Nováková, 2001). Dit kan mogelijk te wijten zijn aan onvoldoende reclame

hiervoor (Picha & Hesková, 2003).

De markt voor functionele voeding in Europa stelt minder dan 1% voor van de totale

Europese voedingsmarkt. Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Nederland

zijn in de toonaangevende landen inzake functionele voeding. Over het algemeen is

de belangstelling van de consumenten voor functionele voeding in Centraal- en

Noord-Europa groter dan in de Mediterraanse landen (Menrad, 2003).

De belangrijkste en meest dynamische markt is die in de Verenigde Staten met een

geraamd marktaandeel van meer dan 50% (Menrad, 2003). De markt voor functionele

voeding in de VS is consumentgedreven. Dit is niet verwonderlijk aangezien daar een

Page 21: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

13

enorme consumentenbetrokkenheid met betrekking tot voeding en gezondheidszaken

waar te nemen is, en een kwart van de volwassenen er onconventionele therapieën

volgt (Farr, 1997).

De Europeanen zijn nog niet zo vertrouwd met functionele voeding. In Japan

daarentegen is dit type voeding al jaren in het dagelijkse eetpatroon ingeburgerd, en

vormt dan ook een grote markt voor functionele voeding. Alles begon met het

onderzoek naar de gunstige effecten van voedingsstoffen op de darmflora. Het bedrijf

Yakult lanceerde het gelijknamige gefermenteerde melkdrankje en zo ging de bal aan

het rollen. Tussen 1988 en 1998 werden in Japan meer dan 1700 functionele

levensmiddelen gelanceerd (Heasman & Mellentin, 2001).

3.1.2. Succesfactoren van functionele voeding

De sleutels tot het succes van functionele voeding zijn volgens Hirahara (2004): het

gebruik van innovatieve technologieën bij het ontwikkelen van levensmiddelen, het

bestaan van talloze opportuniteiten inzake nog te ontwikkelen functionele

levensmiddelen, het verbeteren van de reglementering van functionele voeding en het

verbeteren van het begrip en de kennis van voeding bij de consument. Deze vier

factoren zijn zeer nauw met elkaar verweven waardoor een verbetering van de ene

factor ook de andere factoren zal beïnvloeden.

De drie voorwaarden die moeten voldaan zijn om over een succesvol functioneel

levensmiddel te beschikken, zijn: gezondheidsvoordelen die de voordelen van

conventionele levensmiddelen overtreffen, verbeterde smaak die de preferenties van

de consument tegemoet gaan en de aanwezigheid van voedingswaarde (Hirahara,

2004).

Specifieke inspanningen inzake nutritioneel onderzoek, productontwikkeling en

marketing zijn noodzakelijk om met functionele voeding langdurige successen te

kunnen boeken. De markt wordt dan ook gekenmerkt door een hoge graad van

productmislukkingen. De succesfactoren aanwezig in de conventionele

voedingsmarkt, zoals gevarieerd aanbod, smaak en gebruiksgemak, zijn ook van

toepassing op de functionele voedingsmarkt.

Page 22: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

14

Zowel de conventionele als de functionele voedingssector worden gekenmerkt door

een hoog aantal productmislukkingen. Experten schatten dat drie op de vier nieuwe

functionele voedingsproducten binnen de twee jaar na lancering van de markt gehaald

worden (Mehler, 1998).

3.1.3. Evolutie van de functionele voedingsmarkt

De markt van de functionele voeding is continu in verandering en de concurrentie om

de consumentenvoorkeur voor zich te winnen, wordt steeds intenser (Menrad, 2003).

De ramingen omtrent groeiritme van de functionele voedingsmarkt zijn nogal

uiteenlopend. De meeste marktvoorspellingen wijzen op een groeiritme van 5% van

de markt van functionele voeding in Europa voor de komende 10 jaar. Functionele

voeding zal dus een multi-nichemarkt blijven met een behoorlijk aantal kleine

productsegmenten en zeer weinig productcategorieën maar met hoge verkoopvolumes

(Menrad, 2003). Meer optimistische voorspellers verwachtten een jaarlijks groeiritme

van de functionele voedingsmarkt van 15% tot 20% aan het einde van de jaren ’90

(Hilliam, 2000 ; Gardette, 2000 ; Shah, 2001) tot 10% volgens de meest recente

raming (Weststrate et al., 2002). Alhoewel het groeiritme afneemt met de tijd, blijft

dit opmerkelijk hoog vergeleken met groeiritmes van slechts 2-3% per jaar voor de

gehele voedingsindustrie (Verbeke, 2005).

Het overgrote deel van de consumentengroep is vrouwelijk, en vele ziekten zijn

geslachtgerelateerd. Het is dan ook geen slecht idee om producten voor

geslachtsgedifferentieerde markten te ontwikkelen, concreet betekent dit een verschil

in smaak en hoeveelheid naargelang de koper een vrouw of een man is. Ook op het

vlak van positionering en distributie kan men rekening houden met het geslacht van

de consument (Childs, 1997).

Ontwikkelingen in de functionele voedingsmarkt worden door volgende tendenzen

gekenmerkt :

1) veranderende consumentenattitudes en –verwachtingen,

2) toenemend begrip van het verband tussen fysiologishe processen en

voedingsbestanddelen,

Page 23: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

15

3) vooruitgang in de voedingswetenschap en –technologie,

4) veranderingen in de reglementering (Hilliam, 1998).

Inzicht in het consumentengedrag vanwege de producenten is cruciaal voor de verdere

succesvolle evolutie van de functionele voedingsmarkt.

3.2. Consumentenacceptatie

De acceptatie door de consument beschrijft de houding die hij/zij tegenover het

concept functionele voeding aanneemt. Hoewel de meerderheid van de consumenten

een meer natuurlijke weg tot gezondheid verkiest, zal dit waarschijnlijk veranderen

eens neutraceuticals overal beschikbaar zijn voor het grote publiek. Eens kopers de

smakelijkheid van de functionele voedingsmiddelen en dranken leren kennen en

overtuigd zijn van hun veiligheid en efficiëntie zal de acceptatie ervan drastisch

toenemen (Childs & Poryzees, 1997).

Consumentenacceptatie van functionele voeding en een beter begrip van diens

determinanten worden veelal erkend als sleutelsuccesfactoren voor marktoriëntatie,

consumentgedreven productontwikkeling en succesvol onderhandelde markt-

opportuniteiten (Gilbert, 1997; Grunert, Bech-Larsen, & Bredahl, 2000; Weststrate et

al., 2002). Consumentenacceptatie in de EU is verschillend van die in de VS. Hoewel

wordt geacht dat consumenten in de VS een groot geloof hechten aan de heilzame

effecten van functionele voeding en meer moeite doen om deze in hun

voedingsgewoonten te incorporeren (IFIC, 2000), blijkt uit een HealthFocus-studie

(Gilbert, 2000) dat er minder ‘gezond voedsel’ wordt geconsumeerd dan vroeger, bij

gelijkblijvende intentie om gezond te eten en het blijvend geloof dat men zijn eigen

gezondheid in de hand heeft. Uit diezelfde studie bleek dat de waarneming van smaak

en plezier van gezond eten afgenomen is. Europese consumenten vertonen een

gelijkaardig gedrag, dit is niet verbazend aangezien Europeanen al een paar

voedselschandalen hebben meegemaakt (zoals bvb. de dioxinecrisis) en ze bijgevolg

minder snel nieuwe trends in voeding accepteren (Verbeke, 2003).

Page 24: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

16

De ervaring tot nu toe met functionele voeding toont aan dat er opmerkelijke

nationale verschillen zijn al het aankomt op consumentengoedkeuring. Dit is te wijten

aan enerzijds de nationale verschillende wetgevingen wat betreft

gezondheidsbeweringen, anderzijds de verschillen in culturele waarden en

voedingsgewoonten.

3.3. Kennis van functionele voeding

Volgens een studie van HealthFocus uitgevoerd in 1996 heeft 80% van de

Amerikaanse consumenten op dat moment nog nooit gehoord van de term

‘nutraceutical’, enkel 6% kent de term een beetje of veel. De term ‘functionele

voeding’ klinkt iets bekender in de oren, met 23% die de term een beetje of veel kent,

en 51% voor wie ‘functionele voeding’ onbekend is. Volgens een verslag van

HealthFocus uit 1997 hebben Amerikaanse consumenten het idee dat ‘nutraceuticals’

risicovolle en drugsachtige stoffen zijn. De term ‘functionele voeding’ daarentegen

brengt het idee dat dit hun lichaam beter helpt te functioneren (Gilbert, 1997).

Hilliam voerde in 1999 een onderzoek uit naar de consumentenhouding van Franse,

Duitse en Britse consumenten tegenover functionele voeding. Hoewel 75% van hen

de term ‘functionele voeding’ of gelijkaardige benaming niet kende, was toch 50%

vertrouwd met het concept van voeding verrijkt met bestanddelen dat actief bijdraagt

tot de gezondheid. Zodus worden functionele ingrediënten waarmee de consument al

enige tijd vertrouwd is (bvb. vitamines, vezels, mineralen) sneller aanvaard dan

functionele ingrediënten die de consument nog niet zo lang in de oren bekend klinkt

(bvb. carotinoïde, flavonoïde). Consumenten kennen de heilzame effecten van deze

groep ingrediënten vaak niet en zijn dus niet in staat om de gezondheidsvoordelen

ervan vast te stellen (Menrad, 2000). De vraag is of de kans op een marktsucces dan

voldoende groot is. Pferdekämper (2003) beweert echter dat het

gezondheidsbewustzijn en het preventieve gezondheidsgedrag de acceptatie van

functionele voeding positief beïnvloeden, en dat productkennis insignificant is.

Volgens een onderzoek van IFIC in 1999 is een gebrek aan kennis de voornaamste

reden om geen functionele voedingsmiddelen te consumeren. Door verscheidene

tegensstrijdigheden in empirische bevindingen kan de impact van kennis op de

Page 25: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

17

acceptatie van functionele voeding niet worden gehypothetiseerd, en moet hiernaar

verder worden onderzocht (Verbeke, 2003).

Men kan besluiten dat er een positieve correlatie tussen geloof en aankoopintentie van

functionele voeding bestaat. Verbeke stelt zowel in 2001 als in 2004 vast dat geloven

in de gezondheidsvoordelen de meest cruciale factor is opdat de consument

functionele voeding zou accepteren, gevolgd door de aanwezigheid van een ziek

familielid. Hij beweert dat deze factoren een grotere doorslag geven dan socio-

demografische factoren (Verbeke, 2005 ; 2006).

Functionaliteit creëert een nieuw gezondheidsbevorderend aspect van voeding zonder

de kwaliteit voelbaar te veranderen. Consumenten worden geacht de informatie

omtrent de gunstige effecten te vertrouwen terwijl conventionele en functionele

voeding schijnbaar identiek lijken bij het gebruik ervan. Het basisproduct (bvb.

zuivel, brood) waaraan het gezondheidsvoordeel is toegevoegd kan de

geloofwaardigheid ook beïnvloeden (Poulsen, 1999). De producent moet de juiste

informatie op een geloofwaardige manier overbrengen aan de juiste consument. De

rol van informatie is cruciaal, aangezien consumenten het gezondheidsvoordeel niet

rechtstreeks kunnen waarnemen, dit in tegenstelling tot de smaak of andere

(zintuiglijke) eigenschappen. Vooral bij nieuwe producten die nog nooit eerder

geproefd zijn geweest kan de informatie een belangrijke impact hebben op de

bereidheid van de consument om het product uit te proberen (Urala, Arvola &

Lähteenmäki, 2003).

Het geloof in functionele voeding is groter bij de 35-64-jarigen dan bij jongere en

oudere leeftijdgroepen. Dit kan liggen aan het feit dat jongeren nog niet echt bezig

zijn met ziektepreventie, en de ouderen niet meer geïnteresseerd zijn in preventie,

maar in effectieve remedies tegen dreigende ziekten.

Zowat de helft van de volwassen bevolking van de VS gelooft dat natuurlijke

bestanddelen in fruit, groenten en graankorrels ziekten kunnen helpen voorkomen.

Slechts 10% staat sceptisch tegenover deze bewering. Geloof varieert volgens de

leeftijd maar ook volgens het geslacht, namelijk vrouwen zijn meer geneigd in de

gezondheidsvoordelen te geloven dan mannen. Respondenten uit de hogere

inkomensgroepen staan er ook positiever tegenover dan respondenten uit de lagere

Page 26: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

18

inkomensgroepen. Het geloof neemt toe naarmate het scholingsniveau toeneemt. 35-

64-jarigen vertonen een positiever gedrag dan jongere of oudere leeftijdsgroepen. Een

onverwachte bevinding is dat Spaanstaligen minder geloven in de gunstige effecten

dan blanke of zwarte mensen. Normaal gezien is deze bevolkingsgroep kwetsbaarder

doordat zij door de taalbarrière moeilijker aan degelijke informatie geraken over

voeding in de VS (Childs & Poryzees, 1997).

De baby boom-generatie is nu op een leeftijd gekomen dat ze te maken krijgt met

sterfte en ziekte van ouders en ouderen. Ze wordt zich bewuster van de kosten, zowel

economisch als inzake levenskwaliteit, dat chronische ziekten met zich meebrengen.

Deze baby boomers gedragen zich proactief in hun houding tegenover het leven en de

gemeenschap. Ze zijn vertrouwd met zelfmedicatie, zelfdiagnose met testkits en zijn

zich bewust van de oplopende kosten van gezondheidszorg (Childs, 1997).

Nutritionele voeding is de meest geliefde term om de functionele voedingscategorie te

omschrijven, 63% verkiest deze benaming boven medische voeding, functionele

voeding, nutraceuticals, designervoeding, supervoeding of farmavoeding. Dat de

benaming ‘nutritionele voeding’ als favoriet uit de bus komt, kan te danken zijn aan

het feit dat de consumenten het meest vertrouwd zijn met het woord ‘nutritioneel’ of

‘voedzaam’ op etiketten van voedingsmiddelen. De keuze van benaming is cruciaal

voor het optimaliseren van gezondheidsboodschappen naar de consument toe, en om

geloofwaardigheid van het concept te creëren (Childs & Poryzees, 1997).

De nutritionele kennis van de consument is de laatste 10 jaar toegenomen, net als het

geloof dat voeding ziekten kan helpen voorkomen. Overheidscampagnes,

reclameboodschappen en de toegenomen verspreiding van nutritioneel nieuws hebben

hiertoe bijgedragen. Ook wetenschappelijke tijdschriften zoals ‘New England Journal

of Medicine’ en ‘Journal of the American Medical Association’ legden de nadruk op

de relatie tussen gezondheid en voeding, en er werd de nodige aandacht aan

functionele voeding besteed in kranten, maandbladen, televisie en internet. Ook is er

aanzienlijk consumentenonderzoek uitgevoerd om de functionele voedingsconsument

trachten te identificeren. De uitdaging is om de interesse van de consument te doen

overeenstemmen met de voor hem geschikte functionele levensmiddelen. Om

geloofwaardig en compatibel te zijn, moeten de producten de levensstijl en de

waarden inzake gezondheid van de consument volgen (Childs, 1997).

Page 27: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

19

3.4. Attitude ten aanzien van functionele voeding

Naast kennis zijn ook ‘beliefs’ van belang. Men kan ‘beliefs’ interpreteren als

meningen die heersen omtrent gezondheid en de geloofwaardigheid die gehecht wordt

aan de geclaimde gezondheidseffecten.

Geloof in de heilzame effecten van functionele voeding speelt een cruciale rol als

determinant van acceptatie. Dat geloof kan vanuit verschillende perspectieven

bekeken worden :

- geloof in het zelf in hand hebben van gezondheid (Hilliam, 1996),

- geloof in de gezondheidsvoordelen (Childs, 1997),

- perceptie van gezondheidsbeweringen (Bech-Larsen, & Grunert, 2003),

- geloof in het idee dat voeding ziekten kan voorkomen (Wrick, 1995),

- geloof in de preventieve werking van natuurlijke voeding (Childs & Poryzees, 1997)

- geloof in de relatie tussen voeding en gezondheid (Niva, 2000).

Deze ‘beliefs’ ontstaan wanneer de kennis van de consument over functionele

voeding voldoende is ontwikkeld. De ‘beliefs’ vormen de basisgedachten voor de

attitude die een koper zal aannemen ten aanzien van functionele voeding.

Men kan meerdere dimensies onderscheiden die de attitude van de consument

tegenover functionele voeding beschrijft : gezondheid, smaak, plezier, veiligheid en

vertrouwdheid (Poulsen, 1999 ; Urala & Lähteenmäki, 2003). De invloed van de

attitude op de bereidheid tot het consumeren van functionele voeding verschilt van

product tot product, wat nogmaals wijst op het feit dat functionele voeding niet als

één homogene groep wordt beschouwd.

Mensen worden geacht verantwoordelijk te zijn voor hun eigen gezondheidstoestand

en ziekten worden meer en meer gezien als gevolgen van het eigen gedrag dan als

gevolg van de omgeving (Odgen, 1998).

Sommige consumenten zoeken voeding voor specifieke prestatievoordelen :

- 72% van de kopers voelt zich fysisch beter bij het eten van functionele

voeding ; 66% vindt zichzelf productiever.

Page 28: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

20

- 14% consumeert gewoonlijk of altijd voedsel en drinken die de mentale

prestaties verbeteren.

- 22% van de kopers verandert gewoonlijk of altijd hun voedingsgewoonten

om de noden van hun lichaam aan te passen aan de verschillende

activiteiten die het presteert.

- 9% van de kopers consumeert gewoonlijk of altijd voedsel of drinken die

hun atletische prestaties verbetert.

Sommige consumenten zien een relatie tussen voeding en geneesmiddelen :

- 52% gelooft dat voeding het gebruik van medicijnen of medische therapie

kan verminderen.

- 13% beweert dat de voornaamste reden om gezond te eten het onder

controle houden of behandelen van een gezondheidsprobleem is.

- 33% consumeert regelmatig voeding voor specifieke medische doeleinden,

bvb. kippensoep voor een verkoudheid of veenbessensap voor urine-

infecties (Gilbert, 1997).

Het produceren van functionele voeding vereist vaak moderne voedingstechnologie

doordat bestanddelen steeds bijgevoegd, verwijderd of gewijzigd worden. Dit

betekent dat de kans bestaat dat functionele voeding beschouwd wordt als minder

natuurlijk dan conventionele voeding en dus kan vermeden worden door mensen die

natuurlijkheid in voeding waarderen (Frewer, Scholderer & Lambert, 2003).

Hierna volgt een overzicht van studies uitgevoerd in verschillende landen naar de

attitude van de consument ten aanzien van functionele voeding.

Uit consumentenonderzoek uitgevoerd door Urala en Lähteenmäki (2003) blijkt dat

consumenten functionele voeding niet als één homogene groep beschouwen, maar

eerder als een deel uitmakend van een algemene productcategorie, zoals bvb. yoghurt,

en dan pas beschouwen ze het als een functioneel levensmiddel. Ze beschouwen

functionele voeding als even gezond of zelfs gezonder dan conventionele voeding als

het gaat om koolzuurhoudende frisdrank, fruitsap, snoep, broodsmeersel en yoghurt.

Lappalainen et al. (1998) hebben als bevinding dat in de EU gezondheid één van de

doorslaggevende factoren is bij het kiezen voor functionele voeding. Andere

belangrijke elementen zijn : kwaliteit, prijs, smaak en preferenties van het gezin.

Er werd onderzoek gevoerd naar de attitude en aanvaarding van functionele voeding

bij Franse, Amerikaanse en Frans-Canadese studenten. Daaruit blijkt dat Amerikaanse

Page 29: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

21

studenten voeding het meest associëren met gezondheid en het minst met plezier,

terwijl het omgekeerde waar te nemen is bij Franse en Frans-Canadese studenten.

Fransen beleven minder plezier aan koken dan Amerikanen, dit kan te wijten zijn aan

de hogere Franse voedingsstandaarden, waardoor koken meer tijd en vaardigheid

vereist. Amerikanen en Franstalige Canadezen bekommeren zich meer om hun

gezondheid dan Fransen. Franse studenten staan het meest sceptisch tegenover nieuw

of voor hen onbekend voedsel. Dit is consistent met het feit dat de Franse eetcultuur

conservatiever is dan de Amerikaanse of Frans-Canadese. Franse jongeren zijn het

minst vertrouwd met het begrip ‘functionele voeding’, dit is te verwachten aangezien

ze het minst bezorgd zijn over hun gezondheid en dus minder belangstelling vertonen

voor gezondheidsgerelateerde zaken dan Amerikaanse of Frans-Canadese studenten.

Ook blijkt dat hoe sceptischer de studenten tegenover nieuw voedsel staan, hoe

sceptischer ze zijn tegenover functionele voeding (IREMAS, 2005).

Bench-Larsen et al. (2001) hebben als bevindingen dat de aankoopintentie van

functionele voeding van consumenten in Denemarken, Finland en de Verenigde

Staten het meest wordt beïnvloed door gebruiksgemak, smaak en gezondheid. Ook

accepteren Finse consumenten functionele voeding gemakkelijker dan de

consumenten in Denemarken of de Verenigde Staten en staan ze er positiever

tegenover. Finse consumenten hebben veel vertrouwen in de informatie vrijgegeven

door de autoriteiten en hechten ook geloof aan de informatie komend van kranten,

werkcafetaria’s, retailondernemingen en zelfs levensmiddelenproducenten.

Uit onderzoek van Childs & Poryzees in 1997 blijkt dat het overgrote deel van de

kopers de voorkeur geeft aan natuurlijk voedsel. 30% van de respondenten heeft

liever niet-voorgeschreven pillen om gezondheidsvoordelen te bekomen. Minder dan

9% van de Amerikanen eet de aangeraden vijf stuks fruit en groenten per dag.

Liefhebbers van verrijkte kauwgum of snoep geloven minder in neutraceuticals dan

respondenten die voor andere methoden kiezen. De reden kan zijn dat deze mensen

voor ‘junk food’ kiezen omdat zij niet al te veel verwachten van de ziektepreventieve

effecten van voeding.

Consumentenonderzoek uitgevoerd in Nederland door van Kleef, van Trijp & Luning

in 2002 bracht aan het licht dat consumenten de voorkeur geven aan

fysiologischgebaseerde gezondheidsvoordelen (zoals bvb. het tegengaan van kanker,

osteoporose) boven gedragsgebaseerde gezondheidsvoordelen (zoals bvb. het

bestrijden van stress, gebrek aan energie). Dit komt doordat negatieve informatie

Page 30: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

22

informatiever is, meer aandacht trekt en meer informatieverwerking vereist dan

positieve informatie (Levin et al., 1998). Gezondheidsbeweringen worden het best

gewaardeerd indien ze gelinkt zijn met producten met een positief gezond imago zoals

bvb. yoghurt en margarine. Dit is echter grotendeels te danken aan de grotere

marketinginspanningen die voor dit soort producten geleverd worden. Andere

productcategorieën (zoals bvb. kauwgum) hebben nog een lange weg te gaan om

consumenten te overtuigen van diens functionele eigenschappen.

Volgens Rozin (1997) is eten de dag van vandaag een morele zaak. Door het

consumeren van functionele voeding hebben de kopers het gevoel dat ze zichzelf

verzorgen, ze verantwoordelijkheid dragen voor en controle hebben over hun eigen

gezondheid en ze sociaal aanvaardbare keuzes maken (Urala & Lähteenmäki, 2004).

Dat belonend gevoel kan naast een gevoel van controle ook het creëren van een

positieve indruk bij anderen opwekken. Saher et al. (2004) beweren dat kopers van

functionele voeding worden beschouwd als innovatief, gedisciplineerd maar minder

vriendelijk dan kopers van conventionele voeding. Door functionele voeding te

consumeren, kan de consument een modern en positief beeld van zichzelf krijgen. Een

manier om functionele voeding aantrekkelijker te maken bij sceptische kopers is dat

goed gevoel te benadrukken dat volgt uit het gebruik van de levensmiddelen.

Sommigen uiten kritiek op het feit dat functionele voeding een levensmiddelenklasse

op zich vormt. Zij zijn van mening dat ieder levensmiddel een functie heeft en er dus

geen reden is om een onderscheid te maken (SANCO/1341/2001).

Volgens Ernst (2001) zijn er weinig voordelen gekoppeld aan functionele voeding. De

bestanddelen die voor het gezondheidsvoordeel zorgen zijn ondergedoseerd. De

basisingrediënten zijn vaak duur, waardoor ze slechts in minimale hoeveelheden in de

functionele levensmiddelen vervat zijn. Bovendien kan het productieproces het

bestanddeel deels vernietigen. Nog een ander argument tegen functionele voeding is

dat consumenten in gevaar kunnen worden gebracht. Er bestaat geen ‘post-

marketing’-toezicht. Sommige medische kruiden kunnen bvb. allergische reacties

veroorzaken bij overmatig gebruik. Functionele voeding kan ook ongezonde

ingrediënten bevatten, zoals bvb. onverzadigde vetten. Er is bovendien een gebrek aan

kwaliteitscontrole.

Page 31: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

23

Door het promoten dat de consumptie van functionele voeding de gezondheid

bevordert, kunnen sommige consumenten dit als een waar alternatief voor een

gezonde levensstijl beschouwen: bvb. in plaats van effectief op hun gewicht te letten,

gebruiken ze functionele voeding als vermageringsmethode.

Ook kunnen consumenten verkeerde besluiten trekken uit de consumptie van

functionele levensmiddelen: als ze merken dat het gebruik van ondergedoseerde

medische kruiden in voeding niet het beoogde effect teweegbrengt, kunnen ze

concluderen dat het specifieke kruid helemaal geen heilzame effecten bevat.

Uit de attitude van de consument tegenover functionele voeding (is hij ervoor of is hij

ertegen, of staat hij er onverschillig tegenover) kan men diens aankoopintentie van

functionele voeding bepalen. Is deze reëel, dan kan men spreken van

consumentengedrag ten aanzien van functionele voeding.

3.5. Determinanten van het gedrag ten aanzien van

functionele voeding

3.5.1. Cognitieve invloedsfactoren

3.5.1.1. Perceptie en ervaring

Gezondheid is één van de belangrijkste keuzecriteria wanneer levensmiddelen door

consumenten worden aangekocht. De gezondheidsgevolgen van voedsel zijn slechts

op lange termijn zichtbaar en dus onbekend op het moment van aankoop, waardoor ze

het product evalueren op basis van o.a. gezondheidsbeweringen, smaak en uitzicht.

Mensen zijn zich over het algemeen bewust van de relatie die bestaat tussen voeding

en gezondheid. Echter, velen zijn niet overtuigd dat ze hun voedingsgewoonten

hoeven te veranderen, daar ze zich gezond genoeg voelen. Bovendien kan de

meerderheid geen onderscheid maken tussen kleine en grote risico’s gelinkt aan hun

eetgewoonten.

Page 32: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

24

Er zijn met betrekking tot functionele voeding twee soorten risico’s (Picha &

Hesková, 2003):

- indien consumenten zich gewaarworden dat hun levensstijl schade berokkent aan

hun gezondheid, zullen ze wellicht positief staan tegenover functionele voeding en

diens gunstige effecten ;

- anderzijds, het waargenomen risico kan ook het mislukken van functionele voeding

veroorzaken, namelijk dat vele consumenten sceptisch staan tegenover het gebruik

van biotechnologie, industrieel vervaardigd voedsel en genetische manipulatie (dit

kan in de toekomst één van de nieuwe productiemogelijkheden van functionele

voeding uitmaken).

De perceptie van het risico is afhankelijk van de kennis, waarden, ideologie van de

koper (Picha & Hesková, 2003).

In Japan wordt functionele voeding als een op zichzelf staande productklasse

beschouwd terwijl in het Westen functionele voeding gezien wordt als de verdere

ontwikkeling van bestaande producten.

In vroegere studies zagen consumenten functionele voeding als iets onnatuurlijks,

terwijl uit de studie van Urala en Lähteenmäki in 2005 blijkt dat de (on)natuurlijkheid

van functionele voeding productafhankelijk is. Cholesterolverlagend broodsmeersel

en vetarme smeerkaas zijn aantrekkelijke producten voor respondenten met een hoge

algemene interesse in gezondheid, maar een lage interesse in natuurlijkheid van

voeding. Dit is een interessante bevinding, daar consumenten meestal kritisch zijn

tegenover onnatuurlijkheid van voeding, en dit zien als de mate van gezondheid van

het product.

Functionele voeding lijkt de status van conventionele voeding aan te nemen in

Finland, wat wil zeggen dat de gezondheidsvoordelen daar als standaard kunnen

worden beschouwd. De cultuur, het gezondheidsvoordeel en productafhankelijke

verschillen blijven de perceptie van functionele levensmiddelen beïnvloeden (Urala &

Lähteenmäki, 2005). Finland was bovendien het eerste Europese land waar

functionele voeding geïntroduceerd werd en is bijgevolg ook het verst gevorderd op

dat vlak.

Page 33: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

25

3.5.1.2. Zoeken van informatie

De laatste jaren is er enorm veel media-aandacht gegaan naar de relatie tussen

gezondheid en voeding, en ook demografische, economische en sociale trends hebben

de belangstelling van de consument, de private en de publieke sector opgewekt

(Childs, 1997).

Naar de toekomst toe wensen de consumenten meer informatie over de

gezondheidsvoordelen van functionele voeding, en meer bepaald over voeding dat het

immuunsysteem versterkt, kankervoorkomende stoffen in fruit, groenten en granen,

en voeding dat andere ziekten voorkomt.

Eén van de belangrijkste trends dat momenteel merkbaar is in de Verenigde Staten, is

het toenemend bewustzijn van de rol van voedingsgewoonten en voedselkeuze voor

het behoud van gezondheid en ziektepreventie. Consumenten wensen meer informatie

over het behalen van gezondheidsvoordelen door fruit en vitamines (Childs en

Poyzees, 1997).

3.5.2. Affectieve invloedsfactoren

3.5.2.1. Smaak

Vele consumentenonderzoeken hebben al uitgewezen dat smaak de voornaamste rol

speelt bij de voedingkeuze van de consument (Urala & Lähteenmäki, 2003). Dit geldt

ook voor functionele voeding. Volgens een Belgische consumentenonderzoek

uitgevoerd door Verbeke, Moriaux enViaene in 2001 staat de Belgische consument

vrij kritisch tegenover functionele voeding. Deze resultaten werden vergeleken met

bevindingen in 2004, en bleek dat de consument nog sceptischer was geworden.

Hieruit blijkt dat de consument een kleinere bereidheid toont tot het opgeven van

smaak in ruil voor het gezondheidsvoordeel. Consumenten zijn ervan overtuigd dat

smaak en gezondheid niet noodzakelijkerwijs moeten worden ingeruild. Uit het

onderzoek leert men ook dat hoe groter het gezondheidsvoordeel wordt ingeschat, hoe

groter de bereidheid is om een goede smaak op te geven. Dit onderzoek gaat over

functionele voeding in het algemeen. Uit onderzoek van Urala en Lähteenmäki in

2004 blijkt dat voor bepaalde functionele productcategorieën er wel een grotere

Page 34: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

26

bereidheid tot compromis bestaat tussen smaak en gezondheidsvoordeel. Het is dan

ook aangeraden om naar de toekomst toe meer onderzoek te voeren naar specifieke

functionele levensmiddelencategorieën, en daarop toegepast de bijhorende soorten

gezondheidsvoordelen.

Onderzoek van Lähteenmäki en Tuorila in 1999 heeft uitgewezen dat vrouwen meer

geïnteresseerd zijn in gezondheid en smaak van voeding dan mannen en jongeren, en

dat ouderen het minst geïnteresseerd zijn in smaak.

Bittere of te zoute smaak deed de waarschijnlijkheid van het verbruik van functionele

fruitsappen verminderen tijdens een studie van Tuorila en Cardello in 2002.

54% van de respondenten beweert functionele voeding niet te accepteren indien deze

slechter smaakt dan conventionele voeding (Verbeke, 2005).

Producten zoals cholesterolverlagend broodsmeersel en bloeddrukverlagende melk

blijken over een zeer sterke gezondheidsbewering te beschikken, waardoor de

consument zelfs bereid is een slechtere smaak te aanvaarden (Urala & Lähteenmäki,

2004).

3.5.2.2. Convenience

Mensen worden steeds tijdbewuster, waardoor ongeplande of snelle maaltijden steeds

meer in trek zijn. Terwijl vers fruit en groenten niet altijd beschikbaar zijn, zullen

functionele voedingsmiddelen en dranken de behoefte aan een ‘on-the-go’-voedzaam

tussendoortje of maaltijd wel kunnen bevredigen (Child & Poryzees,1997). Uit een HealthFocus-studie in 1996 blijkt dat 54% van de consumenten ermee

akkoord gaat dat voeding verrijkt met vitamines en/of mineralen eten belangrijk is, en

33% kiest geregeld voor verrijkte voeding. Vooral vrouwen onder de 30 en boven de

65 en consumenten met kinderen zoeken verrijkte voeding op. De meest gewenste

bestanddelen zijn calcium, vitamine C en vezels. Ook de inname van pillen is in trek.

56% van de consumenten neemt dagelijks een voedingssupplement in. 53% van de

respondenten neemt minstens twee keer per week een vitamine- of

mineralensupplement tot zich (Gilbert, 1997).

Page 35: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

27

3.5.3. Socio-demografische invloedsfactoren

3.5.3.1 . Demografie en sociale klasse

In de meeste geïndustrialiseerde landen hebben socio-demografische veranderingen

en het gebruik van meer geavanceerde technologieën de voedingsindustrie grondig

veranderd. Bijgevolg is men gaan onderzoeken hoe consumenten zich aan deze

nieuwe omgeving hebben aangepast. De nadruk werd gelegd op de vele factoren die

voedingkeuze beïnvloeden zoals : de kenmerken van levensmiddelen, attitudes,

motieven en intenties, en hoe onze omgeving een invloed heeft op onze beslissingen

(Bellavance en Marquis, 2005).

Fischler concludeerde in 1990 dat door veranderingen in levensstijl en

voedseltechnologie de Franse eetgewoonten ‘gedestructureerd’ zijn en de Fransen

meer naar snacks grijpen dan vroeger. Ook Poulain kwam tot deze vaststelling in

2002. Hij wijt dit aan sociale veranderingen : een toenemende trend om meer alleen te

eten en een toenemende trend om meer buitenshuis te eten. Rozin et al. (1999)

constateren dat Amerikanen voeding het meest met gezondheid associëren en het

minst met plezier, terwijl bij de Fransen het omgekeerde waarneembaar is.

Volgens meerdere kwantitatieve studies in de VS gedurende de periode 1992-1996 is

de consument van functionele voeding vrouwelijk, geschoold, heeft een hoog

inkomen, behoort tot de 35-55-jarigen en is actief bezig met haar gezondheid (Childs,

1997). Een studie uitgevoerd door IFIC in 1999 stelt vast dat vrouwen, afgestudeerden

en consumenten tussen 45 en 74 jaar het best functionele voeding in hun eetpatroon

hebben geïncorporeerd. Volgens Gilbert (1997) behoren 55-plussers en

hooggeschoolden tot de gebruikers van functionele levensmiddelen. Een studie van

IFIC in 2000 beaamt dit.

Poulsen (1999) en Bech-Larsen et al. (2001) merken socio-culturele verschillen op

tussen consumenten uit de VS en Europa op vlak van consumptie van functionele

voeding. Poulsen bevestigt dat vrouwen en 55-plussers het meest functionele voeding

consumeren, maar stelt vast dat lager geschoolden functionele levensmiddelen beter

aanvaarden.

Page 36: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

28

Hilliam (1996) trekt andere conclusies, namelijk dat de hogere socio-economische

klasse een grotere bereidheid vertoont tot het betalen van een hogere prijs en ze meer

afweet en bewuster is van de effecten van functionele voeding.

Alle studies bevestigen dat vrouwen functionele voeding het meest accepteren, dit is

aan ene kant ook logisch aangezien zij meestal verantwoordelijk zijn voor de

boodschappen van het huishouden. Vrouwen hechten in het algemeen meer belang

aan voeding en gezondheidszaken dan mannen.

Leeftijd en gezondheidstoestand spelen een belangrijke rol bij de keuze voor

functionele voeding. Wanneer consumenten de 40 naderen, worden ze zich bewuster

van hun gezondheid, en ondergaan ze actie om deze te onderhouden. Wanneer ze de

50-60 naderen, hebben de meesten al met twee eet- of leeftijdgerelateerde

gezondheidsproblemen te maken. Na de leeftijd van 70 jaar leven ze meer van dag tot

dag en hernemen ze een beetje het jongerengevoel over van ‘onkwetsbaar’ te zijn. Ze

staan zichzelf weer vaker iets toe, maar blijven aandacht schenken aan hun

voedingskeuze (Gilbert, 1997).

3.5.3.2. Invloed van gezin

De aanwezigheid van jonge kinderen speelt een rol, dit kan een impact hebben op de

voedselkeuze van het gezin, want over het algemeen willen ouders hun kinderen een

gezonde basis geven en de bijdrage van voedsel is daarvoor cruciaal (Gilbert, 2000).

Het verlies van een familielid kan ook een aanleiding zijn tot het aannemen van

gezondere voedingsgewoonten (Childs, 1997). Aangezien preventie een belangrijke

motivator is voor het gebruik van functionele voeding is het logisch dat ervaring met

ziekten de acceptatie van functionele voeding mogelijk verhoogt (Wrick, 1995 ;

Milner, 2000b).

Page 37: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

29

HOOFDSTUK 4. ELEMENTEN VAN DE

MARKETING-MIX TOEGEPAST OP FUNCTIO-

NELE VOEDING

4.1. Product

De Europese markt voor functionele voeding wordt gedomineerd door

darmfloraproducten, meer bepaald probiotica. De markt voor functionele

zuivelproducten is de laatste acht jaar indrukwekkend gegroeid.

Een andere relevante functionele productcategorie in Europa is die van het snoepgoed,

kauwgum voor tandhygiëne, bakkerijproducten, ontbijtgranen en cholesterol-

verlagende broodsmeersels. De laatste jaren is een groot assortiment aan snoepgoed

en kauwgum op de markt gekomen, echter zonder noemenswaardige verkoopcijfers

tot gevolg (Biester, 2001; Hilliam, 2000a; Menrad, 2000. Menrad et al., 2000).

Cholesterolverlagende broodsmeersels doen het echter wel goed, te danken aan de

marktintroductie van ‘Becel proactiv’ door Unilever en ‘Benecol’ van Raisio.

In Duitsland vertoont hypoallergenische babyvoeding een constante groei de laatste

jaren (Hüsing, Menrad & Scheef, 1999). Ook werden verscheidene pro- en

prebiotische producten gelanceerd op de babyvoedingmarkt (Hüsing et al., 1999;

Menrad et al., 2000).

Ook niet-alcoholische dranken verrijkt met vitamine A, C en E doen het goed, en

hoewel er al relatief veel producten in dit segment aangeboden worden, is de markt

nog steeds vrij klein en gefragmenteerd in de meeste Europese landen. Enkel in

Duitsland zijn functionele drankjes al goed ingeburgerd, mede door het succes van

ACE-dranken in dit land.

In dit thesisonderzoek zal het consumentengedrag ten aanzien van de

gezondheidsbeweringen van functionele levensmiddelen zoals fruitsap, broodsmeersel

en ontbijtgranen onderzocht worden, daar deze producten over het algemeen goed

geïntegreerd zijn in het consumptiepatroon van de consument.

Page 38: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

30

4.2. Prijs

Volgens Bhaskaran en Hardley (2002) zijn smaak, kwaliteit, prijs, gebruiksgemak en

de gezondheidsvoordelen de factoren die de aankoopintentie van functionele voeding

bepalen.

De mogelijkheid om een hogere prijs te vragen voor functionele voeding is

afhankelijk van de waarneming van het product als een kwaliteitsproduct. Als de

consument niet overtuigd is van de kwaliteit, zal hij moeilijk de

gezondheidsvoordelen erkennen en zal de bereidheid om meer te betalen klein zijn.

De consument verwacht dat de gunstige effecten op de ziekte waarmee hij eventueel

geconfronteerd wordt, bewezen zijn. Tot nu toe zijn er echter zelden zo’n producten

op de Europese markt gelanceerd. Menrad (2003) besluit dan ook dat de relatief hoge

prijs van functionele voeding bijdraagt tot het beperkte succes van sommige

functionele voedingsproducten in Europa de laatste jaren.

Indien een hogere prijs vragen geen haalbare optie is, kan de producent kleinere

volumes, individuele verpakkingen of aan de wensen van de gebruiker aangepaste

producten aanbieden, aan co-branding doen, een exclusief imago opbouwen,

gebruikmakend van sponsors of woordvoerders (Childs, 1997).

Childs en Poryzees (1997) zijn van mening dat prijs en prijsperceptie betere

voorspellers zijn van de toekomstige aankoopintentie van de consument dan het

geloof in functionele voeding. Daarom raden zij verder onderzoek naar

prijsgevoeligheid aan als een determinant van acceptatie. Hun hypothese is dat als de

consument functionele voedingsmiddelen als te duur beschouwt, de aankoopintentie

afneemt.

Volgens Verbeke (2004) wordt prijs en prijsperceptie van ondergeschikt belang, voor

zover consumenten in voldoende mate geloven in de gezondheidsvoordelen.

4.3. Promotie

Voedingkeuze wordt sterk bepaald door persoonlijke smaak en gewoonte waardoor de

marketing van deze ‘nieuwe’ levensmiddelen geen eenvoudige zaak is. De

belangstelling en de motivaties van de consument begrijpen is de sleutel tot het

Page 39: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

31

succesvol benuttigen van marktopportuniteiten voor funtionele levensmiddelen. Deze

opportuniteiten zijn consumentgedreven - ze ontstaan uit specifieke consumenten-

behoeften of –wensen - waardoor gebrek aan gegevens en kennis van de markt-

segmenten een dreiging vormen voor marketeers (Gilbert, 1997).

Om succes te boeken in de groeiende functionele voedingsmarkt, moeten producenten

de redenen achterhalen waarom de consument kiest voor functionele voeding. Voor

productontwikkeling en marketing is het belangrijk te weten in wat consumenten

geïnteresseerd zijn, wat gezondheid voor hen betekent en voor welke waarden ze

staan (Urala & Lähteenmäki, 2003).

Marketeers moeten zich afvragen op welke bevolkingsgroepen ze zich moeten richten

en welke communicatiekanalen het meest geschikt zijn. Ook moet extra inspanning

worden geleverd om bevolkingsgroepen die moeilijker toegang hebben tot

gezondheidszorg of gezondheidsinformatie, te bereiken. Dit zijn veelal de lagere

inkomensgroepen (vooral diegenen die te kampen hebben met een taalbarrière) en

mensen op leeftijd. Welzijnswerkers en gemeenschapsvrijwilligers kunnen ingezet

worden om hen persoonlijk aan te spreken (Childs & Poryzees, 1997).

Doordat de consumentenkennis over functionele levensmiddelen en het bewustzijn

van de gunstige effecten ervan nog vrij beperkt is, is er dus nood aan specifieke

informatie en communicatiecampagnes gericht op de consument. De

reclameboodschap moet gemakkelijk verstaanbaar zijn en aldus moet medische jargon

en gespecialiseerde termen vermeden worden.

De media speelt de dag van vandaag een belangrijkere rol in het verschaffen van

informatie over voedingswaarde dan dokters, diëtisten en gezondheidsbeweringen op

levensmiddelen. De media maakt resultaten van klinische studies omtrent functionele

voeding bekend, en dit heeft invloed op de aankoopbeslissingen van de consument.

Vooral televisie speelt hier het meest op in (Wrick, 1995). Deze bekendmaking is

belangrijk aangezien de mensen het recht hebben op de hoogte te zijn van zaken die

met hun gezondheid te maken hebben.

Het gezondheidsvoordeel van risicoreductie van bvb. osteoporose of kanker is

moeilijk aan te tonen. Daarom is een dokter of diëtist de aangewezen persoon om zo’n

product aan te raden bij het bezoek van een patiënt. Consumenten en patiënten zijn

zeer beïnvloedbaar door het advies van professionelen, dat is een bewezen feit in de

marketing van medische producten en hulpmiddelen. Professionelen zullen op hun

beurt pas vertrouwen hebben in deze producten als ze goede middelen en maatstaven

Page 40: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

32

hebben om de diagnose op te maken van patiënten. Ook moeten ze zeker kunnen zijn

van de wetenschappelijke juistheid van de gezondheidsbeweringen, advertentie en

bijgeleverde brochures. Bovendien moeten ze vertrouwen hebben in de

reglementering van de gezondheidsbeweringen van functionele voeding (Wrick,

1995).

Vertrouwen in de reclameboodschap is afhankelijk van de informatiebron. Dezelfde

informatie, afkomstig van verschillende bronnen, kan anders geïnterpreteerd worden

(Festinger, 1957 ; Frewer & Shepherd, 1994 ; Schul & Mayo, 1999). De nood om de consument door en door te kennen is noodzakelijk aangezien

consumentenopinies (Childs & Poryzees, 1997; Milner, 2000a) en de marktomgeving

op regelgevend en wetenschappelijk vlak snel veranderen (Kwak & Jukes, 2001;

Martin, 2001; Stanton et al., 2001).

Naarmate de levensmiddelenproductie steeds complexer wordt, zijn consumenten

steeds meer geïnteresseerd in de informatie die op de etiketten van levensmiddelen

verschijnt. Ze schenken ook meer aandacht aan hun voeding en de invloed daarvan op

hun gezondheid en de samenstelling van de door hen gekozen levensmiddelen.

Daarom is het uiterst belangrijk dat de informatie over levensmiddelen en de

voedingswaarde daarvan, die op de etikettering verschijnt en bij de presentatie,

marketing en reclame van de producten wordt verstrekt, duidelijk, accuraat en zinvol

is. De voedselindustrie heeft op deze toegenomen interesse ingespeeld door deze

informatie door middel van gezondheidsbeweringen in de etikettering, presentatie en

reclame te verschaffen aan de consument. Velen menen dat dit een positieve evolutie

is doordat relevante informatie wordt gegeven aan de consument. Hoewel het niet te

ontkennen valt dat dit ook een gelegenheid is om deze gezondheidsbeweringen als

marketinginstrument te gebruiken (SANCO/1341/2001).

4.4. Distributie

De distributiestuctuur van de functionele voedingsmarkt is door haar gefragmenteerde

karakter moeilijk te analyseren, maar Menrad (2003) probeert zes types

distributiekanalen te onderscheiden:

Page 41: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

33

- multinationale voedingsondernemingen met een ruim productassortiment

- farmaceutische en/of dieetproductenproducerende ondernemingen

- nationale ‘catergorieleiders’

- kleine en middelgrote ondernemingen in de voedingsindustrie

- retailondernemingen

- leveranciers van ‘functionele ingrediënten’

Sinds midden jaren ’90 hebben verschillende multinationale voedingsbedijven (zoals

Nestlé, Danone, Unilever, Kellog) functionele levensmiddelen gelanceerd op de

Europese markt. Nestlé kwam op de proppen met ‘LC1’-yoghurt in 1995 gevolgd

door de ‘Actimel’-lijn van Danone. Deze ondernemingen werden geïnspireerd door de

succesvolle introductie van het Japanse ‘Yakult’ in 1994 (Menrad, 2000). Deze drie

producenten hebben nog steeds een leidende positie in de Europese functionele

zuivelproductenmarkt. Ook Unilever lanceerde in 2000 niet zonder succes een

cholesterolverlagende margarine, genaamd ‘Becel proactiv’.

Deze multinationals met befaamde merken beschikken over de nodige middelen voor

productontwikkeling en marketing. Deze kosten zijn voor functionele levensmiddelen

nog hoger dan voor conventionele levensmiddelen. Vaak zijn klinische studies

noodzakelijk, deze nemen veel tijd in beslag en vereisen dure investeringen. Sommige

van deze ondernemingen spenderen tot 2% van hun omzet aan onderzoek &

ontwikkeling (Weindlmaier, 2000).

Ook farmaceutische en dieetproducerende ondernemingen hebben de weg naar de

functionele voedingsmarkt gevonden, zoals zijn: Johnson & Johnson, Abbott

Labotories en Novartis Consumer Health. Laatstgenoemde heeft een hele functionele

voedingslijn gelanceerd, van koekjes tot drank, onder de naam ‘Aviva’ in

verschillende Europese landen in 1999. Amper een jaar later werden de ‘Aviva’-

producten van de markt gehaald wegens tegenvallende verkoopcijfers (Biester, 2001).

Belangrijke factoren voor farmaceutische bedrijven om in functionele voeding te

investeren zijn de kortere ontwikkelingstijd en de lagere productontwikkelingskosten

dan farmaceutische producten (Menrad, 2000). Bovendien beschikken farmaceutische

bedrijven over een aanzienlijke ervaring in klinische studies om zo

gezondheidsbeweringen te kunnen bewijzen.

Page 42: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

34

Een andere groep producenten van functionele voeding zijn bedrijven gespecialiseerd

in een welbepaalde productcategorie die behoren tot de marktleiders op nationaal

vlak, zoals in Duitsland zijn: Bauer, Eckes en Ehrmann. In de meeste landen van de

EU zijn dit meestal producenten van pro- of prebiotische zuivel (Anonymous, 2000;

Menrad et al., 2000).

Ook een beperkt aantal KMO’s zijn actief op de functionele voedingsmarkt. Meestal

produceren deze ondernemingen functionele levensmiddelen voor marktniches of

bieden ze ‘me-too’-producten aan in navolging van de pionierproducten van de

multinationals (Hüsing et al., 1999). Deze producten zijn slechts beperkte tijd

levensvatbaar (tot twee jaar), bij gebrek aan know-how en middelen om eigen

onderzoek&ontwikkeling–projecten te lanceren of ontoereikend budget om grote

reclamecampagnes op poten te zetten. Ook de vereiste klinische studies kunnen de

KMO’s vaak niet bekostigen. Wat ze wel kunnen doen, is functionele levensmiddelen

ontwerpen voor private labels, ‘me-too’-producten ontwikkelen indien het originele

product niet door patenten beschermd wordt, of de functionele ingrediënten ontdekt in

publieke onderzoekinstellingen gebruiken en ontwikkelen (Menrad et al., 2000).

Retailondernemingen beginnen ook meer en meer private labels van functionele

levensmiddelen te ontwerpen, vooral in de al iets rijpere functionele

zuivelproductenmarkt. Discounters zoals Aldi of Lidl hebben de voorbije jaren

verscheidene pro- en prebiotische producten gelanceerd (Biester, 2001). Ook in

andere Europese landen, zoals Zwitserland, spelen retailmerken een steeds

belangrijkere rol in het functionele zuivelsegment (Menrad et al., 2000).

Als laatste groep onderscheiden we de leveranciers van functionele ingrediënten.

Zowat alle leveranciers van voedingsingrediënten hebben ook fuctionele ingrediënten

gelanceerd. Roche Vitamins bvb. heeft bioactieve ingrediënten op de markt gebracht.

Tot nu toe hebben slechts weinig biotechnologische ondernemingen zich hierin

gespecialiseerd ondanks de verwachte groeiperspectieven (Menrad, 2000). Over het

algemeen trachten de leveranciers de efficiëntie van een bestanddeel te bewijzen en

het door te verkopen aan een groot aantal voedingsondernemingen.

Page 43: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

35

Voor het succes van functionele voeding zijn distributiekanalen vereist die grote

volumes aanbieden zoals supermarkten en discounts. Dit zijn over het algemeen de

belangrijkste distributiekanalen voor functionele voeding in de meeste Europese

landen. De meeste consumenten willen zich niet naar gespecialiseerde shops begeven

voor de aankoop hiervan, wat echter niet betekent dat apotheken of natuurwinkels

geen functionele voeding zouden kunnen aanbieden.

Functionele producten moeten ook beschikbaar zijn voor impulskopers.

Het eliteprofiel van de consument van functionele voeding zal ook gebruik maken van

nieuwe micro-marktkanalen om functionele voeding te kopen, een voorbeeld kan zijn

online leveringsdiensten (Childs, 1997).

Page 44: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

36

HOOFDSTUK 5. HYPOTHESEFORMULERING

Nadat in de vorige vier hoofdstukken de relevante literatuur behorende bij het

onderwerp van deze scriptie werd beschreven, kan aan de hand daarvan de

hypothesen geformuleerd worden die naderhand zullen getest worden.

5.1. Doel van het onderzoek

Urala, Arvola en Lähteenmäki hebben in 2002 bestudeerd hoe Finse consumenten het

gezondheidsvoordeel van functionele voeding waarnemen aan de hand van

gezondheidsbeweringen die verschillen in sterkte van formulering. Ook werd de

invloed van het geslacht, de leeftijd, het opleidingsniveau, het vertrouwen in

voedselgerelateerde informatie en de mate van gebruik op het waargenomen

gezondheidsvoordeel onderzocht. Met dit onderzoek willen we iets gelijkaardigs

bereiken, alleen dat we bovendien de link willen leggen tussen het type

gezondheidsbewering en het type product. Er is namelijk weinig geweten over welke

combinatie gezondheidsbewering – functioneel voedingsmiddel het meest

aantrekkelijk is voor de consument (van Kleef, van Trijp & Luning, 2003). Met dit

onderzoek zullen we trachten te onderzoeken hoe consumenten

gezondheidsbeweringen waarnemen gekoppeld aan specifieke functionele

levensmiddelen. Anderzijds zullen we een poging ondernemen om de potentiële

impact van een ‘nutrient content claim’, ‘nutrient function claim’ en een ‘risk

reduction claim’ op de consument te onderscheiden.

Het doel van het huidig onderzoek kan als volgt geformuleerd worden :

Wat is de mogelijke impact van een bepaald type gezondheidsbewering van een

bepaald type functioneel levensmiddel op het consumentengedrag ?

Inzake consumentengedrag wordt onderscheid gemaakt tussen :

- overtuigend vinden van de gemaakte beloftes

- aantrekkelijk vinden van het functioneel levensmiddel

- geloofwaardig vinden van de gemaakte beloftes

- koopintentie van het functioneel levensmiddel.

Page 45: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

37

5.2. Hypothesen van het onderzoek

5.2.1. Hypothese i.v.m. kennis

Volgens een onderzoek van IFIC van 1999 is een gebrek aan kennis de belangrijkste

reden om geen functionele voeding te consumeren. Als de consument de heilzame

effecten van een groep ingrediënten niet kent, slaagt hij er namelijk niet in de

gezondheidsvoordelen ervan vast te stellen. Ook zullen functionele ingrediënten

waarmee de consument al enige tijd vertrouwd is, sneller aanvaard worden dan

functionele ingrediënten die de consument nog niet zo lang bekend in de oren klinken

(Menrad, 2000). We kunnen verwachten dat :

kennis van functionele ingrediënten bepalend is voor de consumptie van die

producten die deze ingrediënten bevatten

5.2.2. Hypothese i.v.m. smaak

Smaak speelt de belangrijkste rol bij de voedingkeuze van de consument (Urala &

Lähteenmäki, 2003). Dit is ook geldig bij functionele voeding. Bovendien staat de

Belgische consument nogal kritisch tegenover functionele voeding, waardoor zijn

bereidheid tot het opgeven van smaak in ruil voor het gezondheidsvoordeel vrij

beperkt is (Verbeke, 2006). Zo kunnen we stellen dat :

voor de consument smaak primeert boven het gezondheidsvoordeel van een

levensmiddel

5.2.3. Hypothesen m.b.t. de impact van gezondheidsbeweringen

a. Geloof in de gezondheidsvoordelen van functionele voeding en aankoopintentie

ervan zijn gecorreleerd. Geloof in de gezondheidsvoordelen zou zelfs de meest

cruciale factor zijn opdat functionele voeding geaccepteerd wordt door de consument

(Verbeke, 2005 ; 2006). De sterkte van een gezondheidsbewering wordt o.a. bepaald

door diens geloofwaardigheid. Een regelmatige gebruiker zijn van een functioneel

Page 46: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

38

levensmiddel houdt in dat de consument het product geaccepteerd heeft, waardoor we

kunnen stellen dat :

de mogelijke impact van gezondheidsbeweringen groter zal zijn op gebruikers dan op

niet-gebruikers

Met ‘grotere impact’ wordt bedoeld : een grotere overtuigingskracht,

aantrekkelijkheid, geloofwaardigheid en koopintentie.

b. Respondenten uit hogere inkomensgroepen staan positiever tegenover functionele

voeding dan respondenten uit lagere inkomensgroepen. Geloof in functionele voeding

neemt toe naarmate het scholingsniveau toeneemt (Childs & Poryzees, 1997).

Hooggeschoolden tonen beduidend meer interesse voor het aankopen van functionele

voeding, ze kunnen de hogere pijs betalen en zijn over het algemeen

gezondheidsbewuster (Childs et al., 1997). We kunnen verwachten dat :

de mogelijke impact van gezondheidsbeweringen groter zal zijn naarmate het

opleidingsniveau van de respondent toeneemt

Met ‘grotere impact’ wordt bedoeld : een grotere overtuigingskracht,

aantrekkelijkheid, geloofwaardigheid en koopintentie.

c. Gezondheidsberweringen die de nadruk leggen op de positieve bijdrage tot

gezondheid worden verkozen boven gezondheidsbeweringen die de nadruk leggen op

ziekte (Coussement, 2000). Dit is de populaire gedachte in de voedingsindustrie.

Andere studies wijzen erop dat ook omgevings- (Rothman & Salovey, 1997) en

persoonlijkheidsfactoren (Aaker & Lee, 2001) een rol spelen.

Daar ‘nutrient function claims’ positieve associaties veroorzaken in het hoofd van de

consument, zullen deze gezondheidsbeweringen beter worden ervaren en bijgevolg

aantrekkelijker zijn voor de consument. ‘Risk reduction claims’ roepen negatieve

gedachten op bij de consument, de consument denkt aan ziekten en

gezondheidsproblemen waarmee hij eventueel ooit zou kunnen mee te maken hebben,

waardoor dit type gezondheidsbewering minder aantrekkelijk is (van Kleef, van Trijp

& Luning, 2003). In dit onderzoek verwachten we dat :

‘nutrient function claims’ een grotere mogelijke impact hebben op de consument dan

‘risk reduction claims’

Page 47: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

39

Met ‘grotere impact’ wordt bedoeld : een grotere overtuigingskracht,

aantrekkelijkheid, geloofwaardigheid en koopintentie.

d. Vrouwen zijn meer geneigd de gezondheidsvoordelen van functionele voeding te

geloven dan mannen (Childs & Poryzees, 1997). Vrouwen zijn over het algemeen

meer geïnteresseerd in gezondheid van voeding dan mannen (Lähteenmaki, Tuorila,

1999). Zowat alle studies bevestigen dat vrouwen functionele voeding het meest

accepteren. Vrouwen zijn in de meeste gevallen verantwoordelijk voor de

boodschappen van het gezin, en letten bijgevolg meer op voedingsverpakkingen.

Zodoende kunnen we verwachten dat :

de mogelijke impact van gezondheidsbeweringen groter is bij vrouwen dan bij

mannen

Met ‘grotere impact’ wordt bedoeld : een grotere overtuigingskracht,

aantrekkelijkheid, geloofwaardigheid en koopintentie.

Page 48: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

40

DEEL II : PRAKTIJKONDERZOEK

HOOFDSTUK 6. METHODE VAN HET ONDER-

ZOEK

6.1. Methode van gegevensverzameling

Er wordt gebruik gemaakt van een gestructureerde gesloten en directe vragenlijst. De

respondenten werden persoonlijk benaderd, de enquête had schriftelijk plaats en werd

individueel ingevuld. Zo kon het interviewer-effect tot het minimum beperkt worden.

Er werden enquêtes afgenomen in de de leeszaal van de bibliotheek van Gent, bij

reizigers op de trein, bij Gentse studenten, bij familie, vrienden en kennissen. Ook

werden vier studenten bezig met een project rond functionele voeding van de faculteit

bio-ingenieurswetenschappen ingeschakeld om een aantal enquêtes in te zamelen.

6.2. Steekproefdesign

De populatie van dit onderzoek omvat Vlaamse volwassenen van 18 tot en met 70

jaar. Deze bevolkingsgroep behoort namelijk tot de doelgroep van de functionele

levensmiddelen.

Steekproefgrootte : in totaal werden 343 enquêtes weerhouden voor analyse. Een

aantal enquêtes werden verwijderd wegens teveel ontbrekende waarden in de

belangrijkste variabelen.

Als steekproefprocedure werd gekozen voor een niet-restrictieve

gemakkelijkheidssteekproef of ‘convenience sample’. De steekproefelementen die

‘voor het grijpen liggen’ worden in de steekproef opgenomen. Een

gemakkelijkheidssteekproef is noch gegarandeerd accuraat, noch gegarandeerd

precies. De (systematische) selectiefout kan namelijk zeer groot zijn, en er is geen

enkele controle op de omvang of de richting van de mogelijke fout. Er kan dus geen

Page 49: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

41

enkele uitspraak gedaan worden over de representativiteit van de steekproef (De

Pelsmacker & Van Kenhove, 2002). Dit soort steekproef heeft wel als voordeel dat

men tegen een lage kostprijs een relatief groot aantal mensen kan bereiken.

Er werden een aantal restricties opgelegd waaraan de steekproef moest voldoen :

1. De respondenten worden geacht betrokken te zijn bij de aankopen van voeding in

het huishouden zonder daarom de hoofdverantwoordelijke hiervoor te zijn.

Vandaar dat we voor de verdeling volgens het geslacht ongeveer 55% vrouwen en

45% mannen nastreven ;

2. Leeftijd : de verdeling volgens leeftijd voor het Vlaams gewest, en ook het

streefdoel van de enquête is :

<25 jaar 18,4%25-40 jaar 32,8%40-50 jaar 22,6%>50 jaar 26,2%Bron : NIS (http://www.statbel.fgov.be)

3. Opleidingsniveau : op basis van cijfers van het Nationaal Instituut voor de

Statistiek is de verdeling van het opleidingsniveau voor het Vlaams Gewest vanaf

de leeftijd van 18 jaar :

Lager onderwijs 24,1%Secundair onderwijs 52,8%Hoger (niet-universitair of universitair) onderwijs 15,5%Universitair onderwijs 7,6%Bron: NIS (http://www.statbel.fgov.be)

De werkelijk behaalde cijfers als resultaat van het veldwerk bedragen: Parameter Vooropgestelde waarde Gerealiseerde waarde

Geslacht Mannelijk 45% 43,6% Vrouwelijk 55% 56,4%

Leeftijd <25 jaar 18,4% 21% 25-40 jaar 32,8% 34,1% 40-50 jaar 22,6% 21,6% >50 jaar 26,2% 23,3%

Gezin met kinderen - 47,2%

Behaald diploma Lager onderwijs 24,1% 2% Secundair onderwijs 52,8% 31% Hoger (niet-univ. of univ.) onderwijs 15,5% 45,3% Universitair onderwijs 7,6% 21,6%

Woonplaats Stad - 31,2% Verstedelijkte gemeente - 40,8% Platteland - 28%

Page 50: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

42

Er zijn procentueel meer vrouwen aanwezig in de steekproef dan dat er vrouwen in de

populatie zijn (49,3% mannen en 50,7% vrouwen). Dit is bewust gedaan, aangezien

voornamelijk mensen geïnterviewd werden die betrokken zijn bij het aankopen van

voeding voor het huishouden. Dit zijn hoofdzakelijk vrouwen.

Ook zijn respondenten met een lager of secundair onderwijs-diploma

ondervertegenwoordigd, en respondenten met een hoger onderwijs- of universitair

diploma oververtegenwoordigd. Dit houdt in dat er een selectiebias kan bestaan bij

het maken van conclusies uit de resultaten.

6.3. Toelichting bij de vragen van het onderzoek

6.3.1. Kennis-vragen

Aan de hand van de enquête wordt naar de kennis van functionele voeding van de

respondent gepeild. Er worden enkele vragen toegelicht :

- Kent u voedingsmiddelen die aan deze definitie voldoen ? (1.2)

Er wordt gevraagd aandachtig een definitie van functionele voeding te lezen

en te antwoorden op de vraag of men dergelijke producten kent. Er wordt

bewust geen voorbeeld gegeven om te weten te komen of het concept

‘functionele voeding’ gekend is. Deze vraag biedt de mogelijkheid na te gaan

hoeveel percent van de respondenten beweert dit concept te kennen. Of deze

kennisinhoud correct is, wordt niet onderzocht.

- Hoe schat u uw kennis over dergelijke functionele voedingsmiddelen in ? (1.3)

Terwijl de vorige vraag peilt naar de kennis over het concept functionele

voeding (met als antwoord ‘ja’ of ‘nee’), wordt nu gevraagd naar een

subjectieve inschatting van de eigen kennis van functionele voeding,

uitgedrukt met behulp van een 7-puntenschaal.

- Duid aan in welke mate u volgende ingrediënten kent : (1.7)

Met deze vraag tracht men te onderzoeken wat de subjectieve kennis is van

relevante functionele ingrediënten. Elf ingrediënten werden geselecteerd. Men

verwacht dat termen zoals omega-3 vetzuren, voedingsvezels, anti-oxidanten,

mineralen en vitamines het meest gekend zullen zijn, daar deze termen

regelmatig in verscheidene bronnen worden vernoemd. Termen zoals beta-

Page 51: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

43

caroteen, plantensterolen, isoflavonen, prebiotica en probiotica worden

verwacht minder gekend te zijn omdat deze minder in gezondheidsbeweringen

vermeld worden.

- Duid aan in welke mate u volgende producten kent : (1.8)

Zeven soorten producten werden vernoemd, telkens met een voorbeeld. De

kennis en het consumptiegedrag van deze levensmiddelen worden onderzocht.

Bovendien wordt met deze vraag functionele voeding voor de respondent

concreter (mensen die de term functionele voeding niet kenden, kunnen zich

nu een beeld vormen van wat functionele voeding is).

6.3.2. Attitude-vragen

- In welke mate gaat u akkoord met volgende uitspraken ? (1.4)

Met behulp van zes stellingen wordt de houding van de respondent met

betrekking tot de smaak, prijs en geloofwaardigheid van functionele voeding

onderzocht.

- Functionele voeding is voor mij … ? (1.5)

Met deze vraag tracht men te achterhalen in welke mate de respondent

functionele voeding aantrekkelijk, interessant en belangrijk vindt. Deze vraag

is relevant, aangezien deze houding mede bepalend is voor hoe de respondent

tegenover de gezondheidsbeweringen staat.

- Hoe staat u in het algemeen tegenover het kopen van functionele voeding ? (1.6)

Hier wordt gevraagd in hoeverre de respondent positief of negatief tegenover

het kopen van functionele voeding staat.

- In de vragen 3.1, 3.2., 3.3. en 3.4. worden drie functionele levensmiddelen

voorgesteld en per product drie types gezondheidsbeweringen voorgelegd. De mate

van overtuiging, aantrekkelijkheid, geloofwaardigheid en intentie tot kopen van de

gezondheidsbeweringen worden onderzocht. Kruistabellen laten toe na te gaan of er

een associatie bestaat van de attitude tegenover gezondheidsbeweringen met

verschillende demografische variabelen, kennis- en gedragsvariabelen.

Page 52: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

44

6.3.3. Gedrag-vragen

- In welke mate eet of gebruikt u volgende voedingsmiddelen ? (2)

Zes functionele levensmiddelen die worden geacht door min of meer iedereen gekend

te zijn, worden voorgesteld. Er wordt gepeild naar de frequentie van het gebruik

hiervan. Dit gedrag kan in verband staan met de appreciatie van de

gezondheidsbeweringen.

6.3.4. Vragen omtrent gezondheidsbewustzijn

De vragen in 1.1. laten toe na te gaan wat de ‘food health awareness’ is van de

respondent, m.a.w. hoe hij de relatie ziet tussen voeding en gezondheid. Dit is nuttig

om te weten te komen hoe dit invloed uitoefent op de kennis, de attitude en het gedrag

van de respondent ten aanzien van functionele voeding.

6.3.5. Socio-demografische variabelen

Met behulp van vragen over geslacht, leeftijd, gezinssituatie, opleidingsniveau en

woonplaats (4.1. tot en met 4.6.) wordt getracht de respondent te identificeren. Deze

onafhankelijke variabelen kunnen veelvuldig in verband worden gesteld met de

andere variabelen van het onderzoek.

6.4. Gegevensverwerking en –analyse

De enquêtes worden ingebracht en geanalyseerd met behulp van het het statistisch

softwareprogramma SPSS 11.0.

Tijdens de analyse werden volgende procedures en testen toegepast:

- Frequentietabellen ;

- Kruistabellen en chi-kwadraat-testen ;

- Independent-samples T-test voor vergelijking van gemiddelden voor

interval- of ratiogeschaalde variabelen tussen twee groepen respondenten

(bv. man – vrouw) ;

Page 53: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

45

- One-way ANOVA test voor de variantie-analyse van een afhankelijke

variabele met een factor en post-hoc Tukey test voor groepsgewijze

vergelijking van gemiddelden op ratio- en intervalgeschaalde variabelen ;

- Factoranalyse met Principal Component Analyse als extractiemethode en

Varimax als rotatiemethode. Er werd gekozen voor een ‘minimale

Eigenwaarde-eis’, waarbij alleen componenten met eigenwaarde groter of

gelijk aan 1 werden behouden ;

- Cronbach’s Alpha voor de betrouwbaarheidsanalyse van bepaalde

constructen. Deze waarde moet groter zijn dan 0.6 om te kunnen stellen

dat verschillende variabelen hetzelfde uitdrukken.

Page 54: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

46

HOOFDSTUK 7. RESULTATEN VAN HET

ONDERZOEK

7.1. Dataverificatie

Vooraleer men met de analyse van de gegevens begint, moet men nakijken of de

gegevens uit de enquêtes correct werden ingevoerd. Dit gebeurt aan de hand van

frequentietabellen, waaruit blijkt dat alle ingevoerde waarden zich tussen de

minimum- en maximumgrenzen bevinden.

Het item ‘Wat ik graag eet, is voor mij belangrijker dan mijn gezondheid’ is niet in

dezelfde richting geformuleerd als de andere afhankelijke variabelen, waardoor deze

variabele dient gehercodeerd te worden. Dit wordt de nieuwe variabele ‘nt_graag’.

7.2. Betrouwbaarheidsanalyse

Voor alle afhankelijke variabelen die uit meerdere items bestaan, dient de berekening

van een Cronbach’s Alpha uitgevoerd te worden.

De vier items ‘Ik eet nu gezonder dan 5 jaar geleden’, ‘Mijn voeding speelt een grote

rol voor het behouden van mijn gezondheid’, ‘Ik heb het gevoel zelf controle te

hebben over mijn gezondheid’ en ‘Wat ik graag eet, is voor mij belangrijker dan mijn

gezondheid’ (gehercodeerd) leveren een gezamenlijke Cronbach’s Alpha op van 0,51.

Het is niet mogelijk om door het weglaten van één of meer items de Cronbach’s

Alpha te verhogen tot boven 0,60 waardoor er geen schaal kan worden gevormd aan

de hand van de items. In de verdere analyse gebruiken we de vier items op zich om

het gezondheidsbewustzijn van de respondent te beschrijven.

De vier items in verband met de attitude tegenover functionele voeding -

(on)aantrekkelijk, (on)interessant, (on)belangrijk, negatief/positief – resulteren in een

Cronbach’s Alpha van 0,89. Geen enkel item wordt weggelaten, aangezien de waarde

van Cronbach’s alpha niet kan verhoogd worden. Het gemiddelde van de vier items

wordt berekend, dit geeft ons de nieuwe variabele ‘attitude’.

Page 55: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

47

7.3. Attitudevorming ten aanzien van functionele voeding

7.3.1. Attitude ten aanzien van functionele voeding

7.3.1.1. Attitude

Uit Independent-samples T-testen blijkt de attitude tegenover functionele voeding

(hiermee wordt de nieuwe variabele ‘attitude’ bedoeld) niet significant te verschillen

naargelang het geslacht (p=0,40 > 0,05). Kennis van het begrip functionele voeding blijkt

wel geassocieerd te zijn met de attitude (p=0,00 < 0,05). In tabel 7-1 zien we dat de

respondenten die functionele voeding kennen een hogere score geven op het item

‘attitude’ :

Group Statistics

232 4,4652 1,26527 ,08307110 3,9258 1,27432 ,12150

Kennis vanfunctionele voedingJANEE

attitude t.a.v.functionele voeding

N Mean Std. DeviationStd. Error

Mean

Tabel 7-1 Gemiddelden voor nieuwe variabele ‘attitude’ t.a.v. functionele voeding naargelang de respondent

functionele voeding kent of niet

Uit variantie-analyse blijken noch leeftijd, noch opleidingsniveau te associëren met

‘attitude’ tegenover functionele voeding (One-way ANOVA leeftijd : p=0,30 > 0,05 ;

opleidingsniveau : p=0,28 > 0,05).

7.3.1.2. De gunstige invloed van functionele voeding op de gezondheid

57,3% van de respondenten gaat matig tot helemaal akkoord met de stelling dat

functionele voeding een gunstige invloed zal hebben op zijn of haar gezondheid. Wat

opvalt is dat bijna één derde (27,5%) ‘neutraal’ antwoordt. Als we dit nader

onderzoeken, merken we dat 44% van de respondenten die ‘neutraal’ antwoordt,

functionele voeding niet kent. We kunnen dus stellen dat bijna de helft van de

respondenten die ‘neutraal’ antwoordt, functionele voeding niet kent en zich bijgevolg

geen mening kan vormen over de gunstige werking ervan.

Bij vergelijking van deze stelling en achtereenvolgens geslacht (Independent-samples T-test :

p=0,98 > 0,05), leeftijd (One-way ANOVA : p=0,60 > 0,05), opleidingsniveau (One-way ANOVA :

p=0,80 > 0,05) en woonplaats (One-way ANOVA : p=0,58 > 0,05) komen we tot de vaststelling

Page 56: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

48

dat geen enkele van deze variabelen significant is. Enkel kennis van functionele

voeding is hiermee geassocieerd (Independent-samples T-test : p=0,00 < 0,05), namelijk 65,7%

van de respondenten die functionele voeding kent, beweert dat functionele voeding

een gunstige invloed zal hebben op zijn of haar gezondheid (5-7 op schaal), tegenover

39,4% van de niet-kenners.

7.3.1.3. Perceptie van smaak van functionele voeding

23,8% van de respondenten gaat matig tot helemaal akkoord met de stelling Ik wil

functionele voeding gebruiken, ook al smaakt het iets minder goed dan conventionele

voeding. Slechts 18,7% gaat helemaal niet tot matig niet akkoord (1-3 op schaal) met

de stelling Ik wil functionele voeding gebruiken, als het maar een goede smaak heeft.

De mening van mannen en vrouwen over functionele voeding gebruiken, als het maar

een goede smaak heeft is niet significant verschillend (Independent-samples T-test : p=0,06 >

0,05). Hetzelfde geldt voor de mening over Ik wil functionele voeding gebruiken, ook al

smaakt het iets minder goed dan conventionele voeding (Independent-samples T-test : p=0,95 >

0,05). Met behulp van een Paired-samples T-test kunnen we de gemiddelde scores van de

twee stellingen met elkaar vergelijken (tabel 7-2).

Paired Samples Statistics

4,7059 340 1,56528 ,084893,4382 340 1,48712 ,08065

SMAAKCONVENT

Pair1

Mean N Std. DeviationStd. Error

Mean

Tabel 7-2 Vergelijking van gemiddelden voor de stellingen i.v.m. smaak

Er blijkt een significant verschil te zijn in de beoordeling van de twee stellingen

(Paired-samples T-test : p=0,00 < 0,05). De respondenten geven gemiddeld een hogere score

aan de stelling Ik wil functionele voeding gebruiken, als het maar een goede smaak

heeft dan aan de stelling Ik wil functionele voeding gebruiken, ook al smaakt het

minder goed dan conventionele voeding. We kunnen hieruit besluiten dat de smaak

van voeding primeert voor de consument, hij/zij is voornamelijk bereid functionele

voeding te gebruiken indien deze een goede smaak heeft.

Respondenten die broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren gebruiken, geven een

hogere score aan de vraag Ik wil functionele voeding gebruiken, als het maar een

Page 57: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

49

goede smaak heeft. Het verschil tussen gebruiker en niet-gebruiker is significant

(Independent-samples T-test : p=0,02 < 0,05). Tabel 7-3 toont dit aan.

Group Statistics

166 4,4940 1,69758 ,13176174 4,9023 1,43317 ,10865

gebruikerbroodsmeersel verrijktniet-gebruikergebruiker

SMAAKN Mean Std. Deviation

Std. ErrorMean

Tabel 7-3 Gemiddelden voor perceptie van smaak van gebruikers en niet-gebruikers van broodsmeersel verrijkt

met omega-3 vetzuren Hetzelfde is waarneembaar bij gebruikers van ontbijtgranen verrijkt met

voedingsvezels (Independent-samples T-test : p=0,00 < 0,05), maar niet bij fruitsap verrijkt met

calcium (Independent-samples T-test : p=0,10 > 0,05).

Op de vraag Ik wil functionele voeding gebruiken, ook al smaakt het iets minder goed

dan conventionele voeding antwoordt 30% van de gebruikers van broodsmeersel

verrijkt met omega-3 vetzuren bevestigend (5-7 op schaal) tegenover 16,2% van de

niet-gebruikers (Independent-samples T-test : p=0,00 < 0,05).

Het verschil in mening tussen gebruikers en niet-gebruikers over deze stelling is niet

significant voor fruitsap verrijkt met calcium en ontbijtgranen verrijkt met

voedingsvezels (Independent-samples T-test fruitsap : p=0,14 > 0,05 ; ontbijtgranen : p=0,43 > 0,05).

Zoals de hypothese beweert, is smaak voor de consument belangrijker dan het

beloofde gezondheidsvoordeel. Afhankelijk van welk functioneel levensmiddel ze

consumeren, hebben respondenten echter een verschillende mening over smaak.

Gebruikers van broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren zullen eerder dan niet-

gebruikers functionele voeding nuttigen, ook al smaakt deze minder goed dan

conventionele voeding. Deze conclusie geldt echter niet voor gebruikers van fruitsap

verrijkt met calcium of ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezels. De reden dat de

smaakperceptie productafhankelijk is, is niet gekend, en kan bijgevolg aanleiding

geven tot verder onderzoek.

7.3.1.4. Perceptie van de prijs van functionele voeding

Een frequentietabel leert ons dat 43,2% van de respondenten functionele voeding te

duur vindt in vergelijking met het bekomen gezondheidsvoordeel. Eén derde

Page 58: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

50

antwoordt ‘neutraal’ op deze stelling, dat is een groot aantal, dit kunnen respondenten

zijn die functionele voeding niet kennen, of respondenten die niet geïnteresseerd zijn

in het prijsaspect van functionele voeding. Indien we een Independent-samples T-test

uitvoeren om het verband tussen deze stelling en kennis van functionele voeding na te

gaan, blijkt er echter geen significant verschil te zijn (p=0,10 > 0,05). Het geslacht

(Independent-samples T-test: p=0,57 > 0,05), het opleidingsniveau en de woonplaats leveren ook

geen verband op (One-way ANOVA opleidingsniveau : p=0,49 > 0,05 ; woonplaats : p=0,86 > 0, 05).

De aanwezigheid van kinderen in het gezin staat er wel mee in verband (Independent-

samples T-test : p=0,00 < 0,05) : 51,3% van de respondenten met kinderen gaat matig tot

helemaal akkoord (5-7 op schaal) met de stelling tegenover slechts 36,1% van

respondenten zonder kinderen (chi-kwadraat-test).

Leeftijd bepaalt eveneens in zekere mate hoe de respondent denkt over het prijsaspect

van functionele voeding. 54,5% van de 50-plussers is van mening dat functionele

voeding te duur is voor het bekomen gezondheidsvoordeel tegenover 36,2% van de –

25-jarigen (One-way ANOVA : p=0,015 < 0,05) en 37,1% van de 25- tot en met 39-jarigen (One-way ANOVA : p=0,011 < 0,05).

7.3.1.5. Het concept functionele voeding als marketingstunt van de

voedingsindustrie

Een frequentietabel leert ons dat 27,3% van de geënquêteerden helemaal niet tot

matig niet akkoord gaat, 25,5% neutraal antwoordt en 47,2% matig tot helemaal

akkoord gaat met het idee dat functionele voeding een marketingstunt is. Of de

respondent functionele voeding kent, is niet relevant (Independent-samples T-test kennis :

p=0,55 > 0,05).

Er zijn geen significante verbanden te vinden tussen de stelling Het concept

functionele voeding is vooral een marketingstunt van de voedingsindustrie en de

socio-demografische variabelen geslacht, opleidingsniveau, woonplaats en leeftijd

van functionele voeding : de Independent-samples T-test en de One-way ANOVA-

analyses leveren steeds p-waarden groter dan 0,05 op.

Page 59: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

51

7.3.1.6. De gezondheidsvoordelen van functionele voeding zijn niet voldoende

bewezen

38,7% van de respondenten vindt dat de gezondheidsvoordelen van functionele

voeding niet voldoende bewezen zijn, 37,4% staat neutraal hiertegenover. Dit is een

groot aantal, en zoals eerder al werd vermeld, kunnen dit mensen zijn die functionele

voeding niet kennen, of hier geen specifieke mening over hebben. De variabele kennis

blijkt geassocieerd te zijn (Independent-samples T-test : p=0,046 < 0,05). 37,2% van de

respondenten die functionele voeding kent, is niet overtuigd van de

gezondheidsvoordelen ervan, tegenover 41,8% van de niet-kenners (chi-kwadraat-test).

Deze laatste groep kent functionele voeding niet en neemt mogelijk een sceptische

houding aan tegenover functionele voeding. De variabelen geslacht (Independent-samples

T-test : p=0,99 > 0,05) en woonplaats (One-way ANOVA : p=0,93 > 0,05) zorgen niet voor een

significante verband.

Anders is het gesteld met de variabele leeftijd. 58,5% van de 50-plussers gaat matig

tot helemaal akkoord (5-7 op schaal) met de stelling tegenover slechts 32% van de –

25-jarigen (One-way ANOVA : p=0,00 < 0,05), 33% van de 25-40-jarigen (One-way ANOVA :

p=0,00 < 0,05) en 32,8% van de 40-50-jarigen (One-way ANOVA : p=0,02 < 0,05).

7.3.2. Food health awareness De vier inleidende vragen van de enquête trachten een bondig idee te geven van hoe

de respondent over de band tussen voeding en gezondheid denkt.

Het antwoord op de vraag Ik eet nu gezonder dan 5 jaar geleden blijkt niet significant

te verschillen naargelang het geslacht (Independent Samples T-test : p=0,07 > 0,05),

opleidingsniveau (One-way ANOVA : p=0,68 > 0,05) of woonplaats (One-way ANOVA : p=0,78 >

0,05) van de respondent. Leeftijd is wel een bepalende factor (One-way ANOVA : p=0,00 <

0,05) : van de –25-jarigen zegt 38,8% hun voedingsgewoonten sterk tot heel sterk (5-7

op schaal) aangepast te hebben in de positieve zin in de laatste vijf jaar, tegenover

44,8% van de 25- tot en met 39-jarigen, 56,8% van de 40- tot en met 50-jarigen en

60,8% van de 50-plussers (chi-kwadraat-test). We kunnen bijgevolg stellen dat hoe ouder

de respondent wordt, hoe gezonder hij begint te eten.

Page 60: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

52

Het verband tussen geslacht en Mijn voeding speelt een grote rol voor het behouden

van mijn gezondheid is significant (Independent-samples T-test : p=0,02 < 0,05) : 77,9% van de

vrouwen gaat hiermee akkoord (5-7 op schaal) tegenover slechts 63,8% van de

mannen (chi-kwadraat-test). Ook op vlak van leeftijd zien we significante verschillen

tussen de respondenten (One-way ANOVA : p=0,007 > 0,05) : 63,9% van de jongere

respondenten ( < 25 jaar) gaat akkoord tot heel akkoord met deze stelling, tegenover

68,7% van de 25-40-jarigen, 80,8% van de 40-50-jarigen en 75% van de +50-jarigen

(chi-kwadraat-test).

Opleidingsniveau vertoont ook een significant verband (One-way ANOVA : p=0,04 < 0,05).

Vooral het verschil tussen respondenten met een lager onderwijs-diploma en de

andere respondenten is opmerkelijk : slechts 33,4% vindt de rol van voeding voor de

gezondheid belangrijk, tegenover 71,7% van respondenten met secundair onderwijs-

diploma, 74,6% met hoger onderwijs-diploma, en 70,3% met universitair diploma (chi-

kwadraat-test).

Met de variabele woonplaats werd geen verband gevonden (One-way ANOVA : p=0,27 >

0,05). Kennis van het begrip functionele voeding is wel geassocieerd met de stelling

(Independent-samples T-test : p=0,00 < 0,05) : 78% van de respondenten die functionele voeding

kent, gaat matig tot helemaal akkoord met de stelling, tegenover 58,7% van de niet-

kenners (chi-kwadraat-test).

De mening over het gevoel zelf controle te hebben over zijn gezondheid blijkt niet

significant te verschillen naargelang het geslacht (Independent-samples T-test : p=0,47 > 0,05) of

opleidingsniveau (One-way ANOVA : p=0,80 > 0,05). Leeftijd speelt wel een rol (One-way

ANOVA : p=0,00 < 0,05). Dit wordt aangetoond in tabel 7-4.

Ik heb het gevoel zelf controle te hebben over < 25 jaar 25 – 40 jaar 40 - 50 jaar > 50 jaar Mijn gezondheid Helemaal niet tot matig niet akkoord (1-3 op schaal) 13,9% 15,6% 25,7% 31,3% Neutraal (4 op schaal) 15,3% 21,7% 21,6% 30,0% Matig tot helemaal akkoord (5-7 op schaal) 70,8% 62,7% 52,7% 38,7% Tabel 7-4 Kruistabel voor het gevoel zelf controle te hebben over zijn gezondheid t.o.v. leeftijd (eigen werk)

Naarmate de respondent ouder is, neemt het gevoel van zelf controle te hebben over

zijn/haar gezondheid af. De –25-jarigen ervaren het meest het gevoel zelf controle te

hebben over hun gezondheid.

Ook de woonplaats van de respondent is hiermee geassocieerd, het verschil tussen een

stadbewoner en een plattelandbewoner is significant (One-way ANOVA : p=0,04 < 0,05) :

Page 61: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

53

28,1% van de plattelandbewoners gaat helemaal niet tot matig niet akkoord met het

gevoel zelf controle te hebben over zijn gezondheid, tegenover slechts 10,5% van de

stadbewoners (chi-square-test).

Mannen vinden echter meer dan vrouwen wat ze graag eten, belangrijker dan hun

gezondheid. 38,3% van de mannen en 24,6% van de vrouwen gaan hiermee akkoord.

Dit verschil tussen mannen en vrouwen is significant (Independent-samples T-test: p=0,01 <

0,05). Leeftijd is hiermee ook geassocieerd (One-way ANOVA: p=0,00 < 0,05). Het verschil is het

grootst tussen de –25-jarigen (40,3% antwoordt bevestigend) en 25-40-jarigen

(33,1%) enerzijds en de 50-plussers (27,6%) anderzijds (chi-kwadraat-test).

Noch woonplaats, noch opleidingsniveau zijn geassocieerd met de stelling (One-way

ANOVA woonplaats : p=0,23 > 0,05 ; opleidingsniveau : p=0,15 > 0,05).

7.3.3. Besluit

Slechts een minderheid van de respondenten vindt functionele voeding niet te duur in

vergelijking met het bekomen gezondheidsvoordeel. Voor de respondenten met

kinderen en ouderen speelt de prijs een grotere rol.

De meeste respondenten - vooral zij functionele voeding niet kennen of al een oudere

leeftijd bereikt hebben - vinden dat de gezondheidsvoordelen van functionele voeding

nog niet voldoende bewezen zijn.

Mensen die functionele voeding kennen, zullen sneller geneigd zijn functionele

voeding te accepteren. De attitude die de consument tegenover functionele voeding

aanneemt, zal ook afhangen van zijn ‘food health awareness’, namelijk hoe hij/zij de

band tussen voeding en gezondheid percipieert.

Naarmate de consument ouder wordt, past hij zijn voedingsgewoonten in de positieve

zin aan. Hoogopgeleide vrouwen en consumenten tussen 25 en 50 jaar achten het

meeste belang aan voeding als determinant voor het behouden van de gezondheid. Dat

de oudere bevolking (vanaf 50 jaar) deze stelling iets minder beaamt, komt misschien

door een veranderende houding op latere leeftijd, namelijk door meer van dag tot dag

leven en zichzelf vaker iets toe te staan (Gilbert, 1997). Jongeren zijn over het

algemeen minder met gezondheid bezig, daar ze minder rechtstreeks geconfronteerd

worden met ziekte.

Page 62: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

54

Naarmate men ouder wordt, heeft men het gevoel minder controle te hebben over zijn

gezondheid. Dit lijkt logisch, aangezien ouderen vaker met ziekte te maken hebben.

Mannen en jongere consumenten vinden wat ze graag eten over het algemeen

belangrijker dan hun gezondheid.

7.4. Kennis van functionele voeding

7.4.1. Kennis van het concept functionele voeding

Op de vraag Kent u voedingsmiddelen die aan deze definitie voldoen ? antwoordt

67,9% van de respondenten bevestigend.

Independent-samples T-testen wijzen op een significant verband tussen het al dan niet

kennen van de term functionele voeding en het geslacht (p=0,01 < 0,05) : 73,6% van de

vrouwen kent functionele voeding t.o.v. 60,4% van de mannen (chi-kwadraat-test).

De opleiding is ook een bepalende factor (One-way ANOVA : p=0,00 < 0,05). Slechts 14,3%

van de respondenten met een lager onderwijs-diploma kent functionele voeding,

tegenover 66% van de respondenten met een secundair onderwijs-diploma, 74,8% met

een hoger onderwijs-diploma, en 62,2% met een universitair diploma.

Ook is leeftijd geassocieerd met de kennis van het concept, met een significant

verschil tussen de 40- tot 50-jarigen en de 50-plussers (One-way ANOVA : p=0,01 < 0,05).

Tabel 7-5 geeft een beeld van het aantal respondenten per leeftijdsgroep dat

functionele voeding kent. % dat de term 'functionele voeding' kent

< 25 jaar 65,3%25-40 jaar 70,9%40-50 jaar 79,7%> 50 jaar 55%Tabel 7-5 Kruistabel voor aantal personen dat de term functionele voeding kent t.o.v. leeftijd (eigen werk)

De woonplaats van de respondent is echter geen bepalende factor voor kennis van

functionele voeding (One-way ANOVA : p=0,653 > 0,05). Dit geldt ook voor het feit of de

respondent al dan niet kinderen heeft (One-Way ANOVA : p=0,10 > 0,05). Hoewel 67,9% van de respondenten beweert het concept functionele voeding te

kennen, schat 57,1% deze kennis slecht in (1-3 op schaal). Dit verschil tussen het

Page 63: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

55

concept kennen en deze kennis subjectief inschatten, is significant (Independent-samples T-

test: p=0,00 < 0,05).

Indien mannen hun kennis over functionele voeding op een schaal van 1 tot 7 moeten

inschatten, schatten zij hun kennis niet significant anders in dan vrouwen (Independent-

samples T-test: p=0,37 > 0,05). Aangezien 39,6% van de mannen beweert functionele

voeding niet te kennen tegenover slechts 26,4% van de vrouwen, kan men echter

concluderen dat mannen hun kennis over functionele voeding overschatten, en/of dat

vrouwen hun kennis onderschatten.

7.4.2. Kennis van functionele ingrediënten en levensmiddelen

Tabel 7-6 Frequentietabel voor kennis van functionele ingrediënten

Uit voorgaande tabel 7-6 blijkt dat plantensterolen, isoflavonen, polyfenolen,

prebiotica, probiotica en anti-oxidanten de minst gekende en geconsumeerde

functionele ingrediënten zijn door de respondent, dit in tegenstelling tot

voedingsvezels, mineralen en vitamines. Deze bevinding is vrij logisch aangezien

laatstgenoemde componenten al langer ingeburgerd zijn in het voedingspatroon van

de respondent en meer in de media vernoemd worden.

Voor de kennis van functionele ingrediënten is er geen statistisch significant verschil

te bemerken naargelang het geslacht, het opleidingsniveau, de woonplaats of de

leeftijd van de respondent. Een opsomming van de resultaten zou ons te ver leiden.

0%

20%

40%

60%

80%

100%

prebiotica

probiotica

isoflavonen

polyfenolen

plantensterolen

beta-caroteen

anti-oxidanten

omega-3 vetzuren

voedingsvezels

mineralen

vitamines

ik ken het, want het zit in eenvoedingsmiddel dat ik gebruik

ik ken het, maar het zit niet in eenvoedingsmiddel dat ik gebruik

ik heb ervan gehoord, maar ik kenhet niet

nooit van gehoord

Page 64: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

56

Tabel 7-7 toont aan dat 34,4% van de respondenten verrijkte yoghurt en

gefermenteerde melkproducten nuttigt. Diezelfde producten die probiotica bevatten,

die slechts door 4,1% gekend en geconsumeerd wordt. Hetzelfde geldt voor

plantensterolen : slechts 10,9% kent en gebruikt het, terwijl 41,1%

cholesterolverlagende broodsmeersels consumeert met plantensterolen. Dit wijst

enerzijds op het feit dat de kennis van specifieke terminologie rond functionele

voeding laag is en bevestigt de stelling dat kennis als een associatief netwerk

specifiek rond merknamen en producteigenschappen georganiseerd is (Engel et al.

1993).

Tabel 7-7 Frequentietabel van kennis en gebruik van functionele levensmiddelen (eigen werk)

7.4.3. Besluit : testen van de hypothese i.v.m. kennis

Bijna 70% van de respondenten kent het begrip functionele voeding. Dit is een hoog

cijfer, dit kan het resultaat zijn van het feit dat functionele voeding steeds meer

vernoemd wordt in de media, en erin slaagt door te dringen tot de consument. De

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

verrijkte yoghurt en gefermenteerde

melkproducten

kauwgom

met tandverzorgende

eigenschappen

producten verrijkt met om

ega-3 vetzuren

cholesterolverlagende broodsmeersels m

etplantensterolen en -stanolen

verrijkte ontbijtgranen met vitam

ines,m

ineralen of voedingsvezels

bakkerijproducten verrijkt met

voedingsvezels, vitamines of m

ineralen

frisdrank verrijkt met vitam

ines ofm

ineralen

ik ken het, en ik eet het

ik ken het, maar ik eet het niet

ik heb ervan gehoord, maar ik kenhet niet

nooit van gehoord

Page 65: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

57

consument die functionele voeding kent, kunnen we best omschrijven als een

vrouwelijke consument jonger dan 50 jaar met minstens een secundair onderwijs-

diploma.

Hoewel velen het concept kennen, schatten ze hun kennis in als zijnde ‘slecht’. Het

begrip klinkt hen bekend in de oren, maar ze weten er niet veel over. Vrouwen kennen

vaker het begrip functionele voeding dan mannen. Mannen schatten echter hun kennis

groter in dan vrouwen.

Velen gebruiken functionele levensmiddelen waarvan ze de functionele ingrediënten

die deze bevatten, niet kennen. Kennis van de functionele ingrediënten is bijgevolg

niet bepalend voor de consumptie ervan, waardoor onze hypothese verworpen wordt.

Toch is betere verspreiding van kennis van specifieke terminologie gelinkt aan

merknamen die bekend klinken bij de consument een vereiste, want dit kan de

acceptatie alleen maar ten goede komen.

7.4. Gezondheidsbeweringen ten aanzien van functionele

voeding

Er werd een factoranalyse uitgevoerd op de drie ‘nutrient content claims’ van fruitsap,

broodsmeersel en ontbijtgranen m.b.t. de overtuigingskracht, aantrekkelijkheid,

geloofwaardigheid en de aankoopintentie hiervan. De 12 items konden gereduceerd

worden tot drie onderliggende factoren die samen 79,4% van de variantie verklaren.

Hetzelfde werd gedaan met de ‘nutrient function claims’ en de ‘risk reduction claims’.

Ook hier werden telkens drie onderliggende factoren ontdekt die respectievelijk 79%

en 76% van de variantie verklaren.

Tabel 7-8 stelt de geroteerde componentenmatrix van de ‘risk reduction claims’ voor,

en bevat de factorladingen (de waarden voor de drie relevante factoren die

voortvloeien uit de factoranalyse).

Page 66: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

58

Rotated Component Matrix a

,856 9,410E-02 ,225,767 ,342 ,269,764 ,260 ,274,719 ,351 ,251,174 ,851 ,249,236 ,828 ,280,296 ,716 ,313,395 ,648 ,352,190 ,298 ,807,315 ,246 ,783,342 ,244 ,772,256 ,445 ,711

OVEROSTEGELOOSTEAANTOSTEKOPEOSTEKOPECHROGELOCHROAANTCHROOVERCHROKOPEHARTAANTHARTOVERHARTGELOHART

1 2 3Component

Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization.

Rotation converged in 5 iterations.a.

Tabel 7-8 Geroteerde componentenmatrix van de ‘risk reduction claims’ De 36 items over gezondheidsbeweringen werden gereduceerd tot negen factoren,

zijnde :

- nutrient content claim van fruitsap verrijkt met calcium

- nutrient content claim van broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren

- nutrient content claim van ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezels

- nutrient function claim van fruitsap verrijkt met calcium

- nutrient function claim van broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren

- nutrient function claim van ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezels

- risk reduction claim van fruitsap verrijkt met calcium

- risk reduction claim van broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren

- risk reduction claim van ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezels

Hieruit kunnen we concluderen dat de respondent bij het beoordelen van een

gezondheidsbewering wel een onderscheid maakt naargelang het type product

waarmee het geassocieerd wordt, maar geen verschil ziet tussen noch de

overtuigingskracht of geloofwaardigheid van de gezondheidsbewering, noch de

aantrekkelijkheid of koopintentie van het product.

Deze constructen gaan we achtereenvolgens in verband stellen met : geslacht,

opleidingsniveau, woonplaats, leeftijd, gebruiker / niet-gebruiker en kennis van de

respondent. De constructen zullen ook onderling vergeleken worden.

Page 67: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

59

Met behulp van de Paired-samples T-test bekomt met de verschillende p-waarden en

gemiddelden van de met elkaar vergeleken gezondheidsbeweringen. Een overzicht

hiervan wordt gegeven in tabel 7-9 :

Gezondheidsbewering Gemiddelde p-waarde Nutrient content claim fruitsap 3,78 0,21Nutrient content claim broodsmeersel 3,87Nutrient content claim broodsmeersel 3,88 0,00Nutrient content claim ontbijtgranen 4,2Nutrient content claim fruitsap 3,78 0,00Nutrient content claim ontbijtgranen 4,2Nutrient function claim fruitsap 3,88 0,02Nutrient function claim broodsmeersel 4,05Nutrient function claim broodsmeersel 4,05 0,00Nutrient function claim ontbijtgranen 4,37Nutrient function claim fruitsap 3,87 0,00Nutrient function claim ontbijtgranen 4,38Risk reduction claim fruitsap 3,52 0,00Risk reduction claim broodsmeersel 4,02Risk reduction claim broodsmeersel 4,01 0,00Risk reduction claim ontbijtgranen 3,78Risk reduction claim fruitsap 3,31 0,00Risk reduction claim ontbijtgranen 3,79Tabel 7-9 Vergelijking van de verschillende paren gezondheidsbeweringen : p-waarden en gemiddelden

(eigen werk)

Uitgezonderd in het geval van vergelijking van de nutrition content claim van fruitsap

en broodsmeersel bestaat er steeds een verband tussen het type claim (nutrient

content, nutrient function of risk reduction) en het type product.

Opvallend is dat fruitsap bij geen enkel type gezondheidsbewering het hoogste scoort.

Hieruit kan men besluiten dat gezondheidsbeweringen ten aanzien van fruitsap het

minst teweegbrengen bij de consument in vergelijking met hetzelfde type

gezondheidsbewering ten aanzien van ontbijtgranen en broodsmeersel.

Een Independent-samples T-test wijst uit dat er geen verband bestaat tussen geslacht

en het beoordelen van gezondheidsbeweringen. De gemiddelde scores van vrouwen

op de negen combinaties van ‘product – claim’ zijn niet significant verschillend van

de scores van de mannen. De p-waarden zijn steeds > 0,05. Hetzelfde nemen we waar

voor het verband tussen enerzijds het opleidingsniveau en de woonplaats en

anderzijds het beoordelen van gezondheidsbeweringen. De One-way ANOVA-tabel

geeft telkens p-waarden > 0,05 weer.

Page 68: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

60

Indien we de link leggen tussen leeftijd en het beoordelen van

gezondheidsbeweringen, merken we op dat 50-plussers significant verschillend

reageren dan sommige andere leeftijdsgroepen op de drie types

gezondheidsbeweringen van fruitsap (Tabel 7-9).

50-plussers denken anders over de ‘nutrient content claim’ van fruitsap (‘Fruitsap

verrijkt met calcium’) dan 25-40-jarigen (One-way ANOVA : p=0,04 < 0,05). In het geval van

de ‘nutrient function claim’ van fruitsap (‘Fruitsap verrijkt met calcium versterkt de

beenderen’) verschilt hun mening significant van de mening van enerzijds -25-jarigen

(One-way ANOVA : p=0,00 < 0,05) en anderzijds 25-40-jarigen (One-way ANOVA : p=0,00 < 0,05).

De ‘risk reduction claim’ (‘Fruitsap verrijkt met calcium vermindert het risico van

osteoporose’) interpreteren ze ook anders dan 25-40-jarigen (One-way ANOVA : p=0,03 <

0,05). Tabel 7-10 verduidelijkt deze bevindingen. < 25 jaar 25 – 40 jaar 40 –50 jaar > 50 jaar

nutrient content claim fruitsap 3,89 3,99 3,78 3,35 nutrient function claim fruitsap 4,34 4,13 3,71 3,27 risk reduction claim fruitsap 3,52 3,77 3,54 3,14 Tabel 7-10 Gemiddelden voor gezondheidsbeweringen t.a.v. fruitsap naargelang de leeftijd van de respondent

(eigen werk)

Andere gezondheidsbeweringen worden niet significant verschillend beoordeeld

naargelang de leeftijdscategorie tot dewelke de respondent behoort (One-way ANOVA :

steeds p > 0,05).

Met behulp van een Paired-samples T-test kunnen we de impact van ‘nutrient function

claims’ vergelijken met de impact van ‘risk reduction claims’. We bekomen m.b.v. de

One-way ANOVA-test de volgende gemiddelden en p-waarden (tabel 7-11) :

Gezondheidsbewering Gemiddelde p-waarde nutrient function claim fruitsap 3,88 0,00risk reduction claim fruitsap 3,52nutrient function claim broodsmeersel 4,05 0,46risk reduction claim broodsmeersel 4,02nutrient function claim ontbijtgranen 4,38 0,00risk reduction claim ontbijtgranen 3,79Tabel 7-11 Vergelijking ‘nutrient function claim’ en ‘risk reduction claim’ van drie types functionele

levensmiddelen : p-waarden en gemiddelden (eigen werk)

Uitgezonderd in het geval van broodsmeersel, nemen respondenten de ‘nutrient

function claim’ en de ‘risk reduction claim’ van een functioneel levensmiddel zoals

fruitsap of ontbijtgranen verschillend waar. Hun voorkeur gaat uit naar de ‘nutrient

Page 69: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

61

function claim’, dit wijzen de gemiddelden uit die hiervoor hoger liggen dan voor de

‘risk reduction claims’. Dat dit niet voor alle levensmiddelen geldt, toont aan dat de

sterkte van een gezondheidsbewering afhankelijk is van het type product waarmee het

geassocieerd wordt.

Er bestaat een significant verschil tussen de beoordeling van gezondheidsbeweringen

en het feit of de respondent een gebruiker of niet-gebruiker is.

Tabel 7-12 toont aan dat in het geval van de gezondheidsbeweringen ten aanzien van

fruitsap verrijkt met calcium gebruikers van dit fruitsap een hogere gemiddelde score

geven aan de drie types gezondheidsbeweringen (Independent-samples T-test : p=0,00 < 0,05).

Group Statistics

125 2,7380 1,50599 ,13470216 4,3727 1,41380 ,09620125 2,9360 1,55572 ,13915

216 4,4352 1,39803 ,09512

125 2,7920 1,50293 ,13443215 3,9547 1,40903 ,09610

gebruiker fruitsapverrijkt met calciumniet-gebruikergebruikerniet-gebruikergebruiker

niet-gebruikergebruiker

nutrient contentclaim fruitsap

nutrient functionclaim fruitsap

risk reductionclaim fruitsap

N Mean Std. DeviationStd. Error

Mean

Tabel 7-12 Gemiddelden voor gezondheidsbeweringen t.a.v. fruitsap van (niet-)gebruikers

Hetzelfde is waarneembaar bij de gezondheidsbeweringen ten aanzien van

broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren (Independent-samples T-test : p=0,00 < 0,05)

en ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezels (Independent-samples T-test : p=0,00 < 0,05).

Indien de respondent het begrip functionele voeding kent, geeft hij ook een hogere

score aan de gezondheidsbeweringen. Er is een significant verschil tussen de

beoordeling van gezondheidsbeweringen en kennis van functionele voeding. Enkel in

het geval van de ‘risk reduction claim’ van fruitsap (‘Fruitsap verrijkt met calcium

vermindert het risico op osteoporose.’) is het verschil tussen kenner en niet-kenner

van functionele voeding niet significant (Independent-Samples T-test : p=0,08 > 0,05).

In tabel 7-13 zien we de verschillende p-waarden volgend uit de Independent-Samples

T-test : Gezondheidsbewering p-waarde Nutrient content claim fruitsap 0,02Nutrient content claim broodsmeersel 0,00Nutrient content claim ontbijtgranen 0,00Nutrient function claim fruitsap 0,02Nutrient function claim broodsmeersel 0,00

Page 70: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

62

Nutrient function claim ontbijtgranen 0,00risk reduction claim fruitsap 0,08risk reduction claim broodsmeersel 0,01risk reduction claim ontbijtgranen 0,02Tabel 7-13 p-waarden voor beoordeling gezondheidsbeweringen door de respondenten die functionele

voeding kennen of niet kennen (eigen werk)

Tabel 7-14 geeft een overzicht van de gemiddelde scores van de respondenten die

functionele voeding al dan niet kennen, als beoordeling van de verschillende

gezondheidsbeweringen :

Group Statistics

233 3,9131 1,62441 ,10642110 3,4841 1,65460 ,15776233 4,1062 1,63186 ,10691

110 3,3682 1,54397 ,14721

231 4,4210 1,55549 ,10234109 3,7431 1,58970 ,15227233 4,0268 1,60836 ,10537110 3,5750 1,61329 ,15382231 4,2846 1,52155 ,10011110 3,5614 1,53259 ,14613231 4,6266 1,46478 ,09638110 3,8705 1,53951 ,14679232 3,6207 1,54671 ,10155110 3,3114 1,53035 ,14591231 4,1872 1,58401 ,10422109 3,6606 1,59082 ,15237231 3,9242 1,51090 ,09941109 3,5023 1,57656 ,15101

Kennis vanfunctionele voedingJANEEJANEE

JANEEJANEEJANEEJANEEJANEEJANEEJANEE

nutrient content claimfruitsap

nutrient content claimbroodsmeersel

nutrient content claimontbijtgranen

nutrient function claimfruitsap

nutrient function claimbroodsmeersel

nutrient function claimontbijtgranen

risk reduction claimfruitsap

risk reduction claimbroodsmeersel

risk reduction claimontbijtgranen

N Mean Std. DeviationStd. Error

Mean

Tabel 7-14 Gemiddelden voor beoordeling gezondheidsbeweringen door de respondenten die functionele voeding

kennen of niet kennen

7.4.1. Besluit : testen van de hypothesen t.a.v. gezondheidsbeweringen

De hypothese dat gezondheidsbeweringen een grotere impact hebben op gebruikers

dan niet-gebruikers, is bevestigd. Dit geldt voor de drie types producten.

In tegenstelling tot wat Childs & Poryzees beweren, gaat de stelling dat vrouwen meer

in de gezondheidsvoordelen van functionele voeding geloven, niet op. Ook het

scholingsniveau blijkt, niet zoals werd verwacht, geen invloed uit te oefenen op de

waarneming van gezondheidsbeweringen. Wel speelt de leeftijd een rol bij het

beoordelen van gezondheidsbeweringen t.a.v. fruitsap, maar niet t.a.v. andere

functionele levensmiddelen. 50-plussers vinden de gezondheidsbeweringen minder

Page 71: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

63

aantrekkelijk, geloofwaardig, overtuigend en zetten hen ook minder aan tot kopen dan

– 40-jarigen. We kunnen besluiten dat de leeftijd van de respondent slechts een rol zal

spelen bij minder sterke gezondheidsbeweringen en bijgevolg bij sterke

gezondheidsbeweringen de leeftijd van ondergeschikt belang is.

De hypothese dat ‘nutrient function claims’ verkozen worden boven ‘risk reduction

claims’ kan bevestigd worden in het geval van fruitsap en ontbijtgranen, maar niet in

het geval van broodsmeersel.

Page 72: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

64

HOOFDSTUK 8. ALGEMEEN BESLUIT 8.1. Conclusie

Functionele voedingsmiddelen zijn voedingsmiddelen die verrijkt zijn met

gezondheidsbevorderende stoffen of waaruit schadelijke stoffen zijn verwijderd.

Typerend voor deze levensmiddelen is dat zij beweringen omtrent deze specifieke

gezondheidsbevorderende eigenschappen vermelden op de verpakking.

De markt voor functionele voeding in Europa is, op functionele zuivel na, nog zeer

gefragmenteerd. Dit in tegenstelling tot de markt in de Verenigde Staten die over een

marktaandeel van meer dan 50% beschikt. In Japan maakt functionele voeding al

jaren deel uit van het dagelijkse eetpatroon en wordt het beschouwd als een op

zichzelf staande productklasse. Om het succes van functionele voeding aan te houden,

zijn continu specifieke inspanningen inzake nutritioneel onderzoek,

productontwikkeling en marketing vereist. De markt van functionele voeding

verandert constant, en de concurrentie tussen producenten is intens. Het groeiritme

blijft opmerkelijk hoog, in vergelijking met het groeiritme voor de gehele

voedingsindustrie.

De aanvaarding van functionele voeding zal toenemen eens de consumenten overtuigd

zijn van de smaak, veiligheid en efficiëntie ervan. Doorheen de landen wordt

functionele voeding op een verschillende manier onthaald. Dit komt door de nationale

verschillende wetgevingen betreffende de gezondheidsbeweringen en de verschillen

in culturele waarden. Doordat er nog geen legale definitie bestaat voor functionele

voeding in de meeste landen van de Europese Unie wordt functionele voeding

gereguleerd onder de voedselwetgeving van elk land. Het begrip

‘gezondheidsbewering’ kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden

naargelang het Europees land waarin het gehanteerd wordt. Daarom wordt ervoor

gepleit harmonisatie van de voorschriften op communautair niveau door te voeren. In

de toekomst zullen wellicht nieuwe soorten gezondheidsbeweringen opduiken,

bovendien zal in de komende jaren de wetenschappelijke kennis betreffende

gezondheidseffecten van functionele voeding toenemen.

Mensen zijn meer vertrouwd met het concept van voeding verrijkt met heilzame

bestanddelen, dan dat ze dat zijn met de eigenlijke term ‘functionele voeding’. Uit het

Page 73: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

65

thesisonderzoek blijkt dat velen functionele levensmiddelen consumeren zonder te

beseffen dat hierin functionele ingrediënten verwerkt zijn. Vaak kennen ze deze

ingrediënten namelijk niet. Er is een taak weggelegd voor de voedingssector en de

overheid om de kennis van specifieke terminologie rond functionele voeding te

verspreiden. Voedingsbedrijven kunnen deze termen verbinden aan de naam van hun

product om zo de herkenbaarheid van functionele voeding te vergroten.

Geloven in de gezondheidsvoordelen is de belangrijkste factor opdat de consument

functionele voeding zou aanvaarden, socio-demografische factoren zijn van minder

belang. Bij nieuwe producten kent de consument deze gezondheidsvoordelen niet,

waardoor de impact van juiste en geloofwaardige informatie nog groter wordt.

De gezondheidsbewering van een levensmiddel is slechts geloofwaardig als het

product overeenstemt met de levensstijl en de waarden inzake gezondheid van de

consument. Het basisproduct speelt een rol, net als het functioneel ingrediënt

waarmee het levensmiddel werd verrijkt. Gezondheidsbeweringen liggen beter in de

markt bij gebruikers van functionele voeding dan bij niet-gebruikers. Niet elk type

gezondheidsbewering wordt door het grote publiek op dezelfde manier onthaald. Zo

worden ‘nutrient function claims’ beter gewaardeerd dan ‘risk reduction claims’,

hoewel dit wel afhankelijk is van het product waarmee het geassocieerd wordt.

Opmerkelijk is dat consumenten bij het beoordelen van gezondheidsbeweringen geen

onderscheid maken noch tussen de overtuigingskracht of geloofwaardigheid van de

gemaakte beloftes, noch de aantrekkelijkheid of koopintentie van het functioneel

levensmiddel. Met andere woorden, indien ze een gezondheidsbewering aantrekkelijk

vinden, vinden ze deze in dezelfde mate ook overtuigend en geloofwaardig, en zet

deze hen in diezelfde mate aan tot kopen.

In het thesisonderzoek werd gekozen om het consumentengedrag ten aanzien van de

gezondheidsbeweringen van functionele levensmiddelen zoals fruitsap, broodsmeersel

en ontbijtgranen te onderzoeken, omdat deze producten goed ingeburgerd zijn in het

voedingspatroon van de consument. Gezondheidsbeweringen worden het best

gewaardeerd indien ze gelinkt zijn met producten met een positief gezond imago zoals

bvb. yoghurt en margarine. Andere productcategorieën (zoals bvb. kauwgum) slagen

er minder gemakkelijk in de consumenten te overtuigen van hun functionele

eigenschappen.

Functionele voeding wordt door de consument niet als één homogene groep

waargenomen, maar eerder als een deel van een algemene productcategorie, zoals

Page 74: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

66

bvb. zuivel, en dan pas beschouwd als een functioneel levensmiddel. De bereidheid

tot consumeren van functionele voeding van de consument verschilt van product tot

product.

De meningen van de consument omtrent gezondheid en de band die hij waarneemt

tussen voeding en gezondheid is mee bepalend voor de aanvaarding van functionele

voeding door de consument. De laatste jaren is er veel media-aandacht gegaan naar de

relatie tussen gezondheid en voeding, en ook demografische, economische en sociale

trends hebben de belangstelling van de consument opgewekt. De consumenten

wensen meer informatie over de gezondheidsvoordelen van functionele voeding. Eén

van de belangrijkste trends die momenteel merkbaar is in de Verenigde Staten, is het

toenemend bewustzijn van de rol van voedingsgewoonten en voedselkeuze voor het

behoud van gezondheid en tegengaan van ziekte. Uit het thesisonderzoek blijkt dat de

consumenten het gevoel hebben de controle te verliezen over hun gezondheid,

naarmate ze ouder worden. Wel passen ze hun voedingsgewoonten in de positieve zin

aan, omdat ze bewust zijn van het feit dat voeding mede de gezondheid determineert.

Mannen en jongeren vinden dat eten hen vooral moet smaken, de gezondheid ervan is

van minder belang. Uit onderzoek blijkt wel dat hoe groter het gezondheidsvoordeel

wordt ingeschat, hoe groter de bereidheid is om een goede smaak op te geven. De

bevinding uit het thesisonderzoek is dat de respondenten meer bereid zijn smaak op te

geven bij functioneel broodsmeersel dan bij functionele ontbijtgranen of functioneel

fruitsap. Men kan bijgevolg stellen dat het broodsmeersel uit de enquête over een

sterkere gezondheidsbewering beschikt.

Als de consument niet overtuigd is van de kwaliteit, zal hij moeilijk de

gezondheidsvoordelen erkennen en zal de bereidheid om meer te betalen klein zijn.

De relatief hoge prijs van functionele voeding is één van de redenen waarom

sommige functionele voedingsproducten de laatste jaren weinig succes kennen in

Europa. De resultaten van de enquête wijzen uit dat de meerderheid functionele

voeding te duur vindt vergeleken met het gezondheidsvoordeel ervan. Vooral oudere

consumenten of consumenten met kinderen zijn hier gevoeliger voor.

Voedingkeuze wordt sterk bepaald door persoonlijke smaak en gewoonte. Dit

bemoeilijkt de marketing van functionele voeding. Het is belangrijk zich als

marketeer af te vragen op welke bevolkingsgroepen hij zich moet richten en welke

communicatiekanalen het meest geschikt zijn. Ook moet extra inspanning worden

Page 75: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

67

geleverd om bevolkingsgroepen die moeilijker toegang hebben tot gezondheidszorg

of gezondheidsinformatie te bereiken, zoals lagere inkomensgroepen en ouderen. De

reclameboodschap moet gemakkelijk verstaanbaar zijn en aldus moeten medisch

jargon en gespecialiseerde termen vermeden worden. Consumenten tonen steeds meer interesse in de informatie die op de etiketten van

levensmiddelen verschijnt. Ze schenken ook meer aandacht aan hun voeding en de

invloed daarvan op hun gezondheid en de samenstelling van de door hen gekozen

levensmiddelen. Daarom is het belangrijk dat de informatie over levensmiddelen en

de voedingswaarde daarvan die op de etikettering verschijnt duidelijk, accuraat en

zinvol is.

De meerderheid van de consumenten – zo blijkt uit het thesisonderzoek – zijn nog niet

overtuigd van de gezondheidsvoordelen van functionele voeding, en vinden dat deze

nog niet voldoende bewezen zijn. Deze kritische houding neemt toe naarmate de

consument ouder is. Er is dus nog veel werk aan de winkel vooraleer functionele

voeding in Europa als vanzelfsprekend zal beschouwd worden.

8.2. Suggesties voor verder onderzoek

Vele consumentenonderzoeken tot nu toe hebben de materie van functionele voeding

nog maar oppervlakkig behandeld, waardoor nog veel diepgaand kwantitatief en

kwalitatief onderzoek vereist is naar onder andere :

locaties waar de consument functionele voeding wil kopen ;

het verschil in het welzijn van ‘gezonde’ mensen en rokers, afvallers, ouderen,

minderheidsgroepen, zwangere vrouwen, enz. en hun houding tegenover

functionele voeding ;

specifieke functionele levensmiddelencategorieën, en daarop toegepast de

bijhorende soorten gezondheidsbeweringen ;

de invloed van enerzijds het basisproduct en anderzijds het functioneel ingrediënt

op de gezondheidsbewering ;

prijsgevoeligheid als een determinant van acceptatie, daar de meningen in de

literatuur hieromtrent vaak uiteenlopend zijn ;

Page 76: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

68

de impact van kennis op de acceptatie van functionele voeding (deze wordt door

verschillende empirische bevindingen namelijk tegengesproken) ;

de factoren die de smaakperceptie van functionele voeding beïnvloeden ;

een mogelijke motief van consumptie van functionele voeding : bv. gebruiken

consumenten met ongezonde voedingsgewoonten functionele voeding als

compensatie hiervoor ?

Page 77: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

69

BIBLIOGRAFIE

1. Aaker, J.L. ; Lee, A.Y. – ‘I’ seek pleasures and ‘we’ avoid pains : The role of self-

regulatory goals in information processing and persuasion. Journal of Consumer

Research 2001, 28(1) : p. 33-49

2. Anonymous – The European probiotic and prebiotic functional dairy food market.

Frankfurt : Frost and Sullivan. 2000

3. Bech-Larsen, T. ; Grunert, K. – The perceived healthiness of functional foods : a

conjoint study of Danish, Finnish, and American consumers’ perception of

functional foods. Appetite 2003, 40 : p. 9-14

4. Bellisle, F. ; Blundell, J.E. ; Dye, L. et al. – Functional food science and behaviour

and psychological functions. British Journal of Nutrition 1998, 80 : p. 173-193

5. Biester, S. – Verhaltene Stimmung. Lebensmittelzeitung 2001, 53(30) : p. 33-34

6. Bhaskaran, S. ; Hardley, F. – Buyers beliefs, attitudes and behaviour : foods with

therapeutic claims. Journal of Consumer Marketing 2002, 19 : p. 591-606

7. Childs, N.M. ; Poryzees, G.H. – Foods that help prevent disease : consumer

attitudes and public policy implications. Journal of Consumer Marketing 1997,

14(6) : p. 433-447

8. Childs, N.M. – Functional Foods and the Food Industry : Consumer, Economic

and Product Development Issues. Journal of Neutraceuticals, Functional &

Medical Foods 1997, 1(2) : p. 25-43

9. Commissie van de Europese Gemeenschappen - Verordening van het Europees

Parlement en de Raad inzake voedings- en gezondheidsclaims voor

levensmiddelen, 2003: p. 1-37

Page 78: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

70

10. Coussement, P. – Communicating about gut health to the consumer. Functional

foods, Leatherhead Publishing, UK 2000 : p. 362-372

11. Coutrelis, N. – Regulatory obstacles to the International Trade of Health Foods :

The role of Law and its limitation The example of EU law. 2nd International

Conference of IREMAS 2005 : p. 69-94

12. De Pelsmacker, P. ; Van Kenhove, P. – Marktonderzoek : Methoden en

toepassingen. Antwerpen/Apeldoorn : Garant, 2002, vierde druk, 836 p.

13. De Pelsmacker, P. ; Van Kenhove, P. ; Wijnen, K. ; Janssens, W. –

Marktonderzoek met SPSS. Antwerpen/Apeldoorn : Garant, 2002, 465 p.

14. Diplock A.T. ; Agget, P.J. ; Ashwell,M. ; Bornet, F. ; Fern, E.B. ; Roberfroid,

M.B. – Scientific concepts of functional foods in Europe : consensus document.

British Journal of Nutrition 1999, 81 : p. 127

15. European Commission - Discussion Paper on nutrition claims and functional

Claims. <http://europa.eu.int/comm/dgs/health_consumer/index_en.htm>

SANCO/1341/2001

16. Engel, J.F. et al. – Consumer behavior. Forth Worth : The Dryden Press, seventh

edition, 1993

17. Ernst, E. – Functional foods, neutraceuticals, designer foods: innocent fad or

counterproductive marketing ploy? European Jounal of Clinical Pharmacology

2001, 57: p. 353-355

18. Farr, D.R. – Functional foods. Cancer Letters 1997, 114 : p. 59-63

19. Festinger, L. – A theory of cognitive dissonance. Stanford : Stanford University

Press. 1957

20. Fischler, C. – L’Homnivore. Paris : Editions Odile Jacob

Page 79: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

71

21. Frewer, L.J. ; Shepherd, R. – Attributing information to different sources : effects

on the perceived relevance of information, and on attitude formation. Public

Understanding Science 1994, 3 : p. 385-401

22. Frewer, L.J. ; Scholderer, J. ; Lambert, N. – Consumer acceptance of functional

foods : issues for the future. British Food Journal 2003, 10 : p. 714-731

23. Gardette, N. – Is there a future in Europe for functional food ? MBA thesis. City

University Business School, London. 2000

24. Gilbert, L. – The Consumer Market for Functional Foods. Journal of

Neutraceuticals, Functional & Medical Foods 1997, 1(3) : p. 5-21

25. Gilbert, L. – The functional food trend : what’s next and what Americans think

about eggs. Journal of the American College of Nutrition 2000, 19(5) : p.507S-

512S

26. Grunert, K. ; Bech-Larsen, T. ; Bredahl, L. – Three issues in consumer quality

perception and acceptance of dairy products. International Dairy Journal 2000,

10 : p. 575-584

27. Hardy, G. – Nutraceutical and functional foods : introduction and meaning.

Nutrition 2000, 16 : p. 688-697

28. Heasman, M. ; Mellentin, J. – The functional foods revolution. Healthy people,

healthy profits ? Earthscan Publications Ltd, London and Sterling 2001

29. Hilliam, M. – Functional foods : the Western consumer viewpoint. Nutrition

Reviews 1996, 54(11) : p. S189-S194

30. Hilliam, M. – The Market for Functional Foods. International Dairy Jounal 1998,

8 : p. 349-353

Page 80: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

72

31. Hilliam, M. – Functional food : how big is the market ? World of food ingredients

2000, 12 : p. 50-53

32. Hirahara, T. – Key factors for the succes of functional foods. BioFactors 2004,

22: p. 289-293

33. <http://www.food-info.net>

34. <http://www.isoflavones.info>

35. <http://www.statbel.fgov.be>

36. Hüsing, B. ; Menrad, K. ; Menrad, M. ; Scheef, G. – Functional Food –

Funktionelle Lebensmittel. TAB-Hintergrundpapier 4. Berlin : Büro für

Technikfolgen-Abschätzung beim Deutschen Bundestag (TAB).

37. Kwak, N.-S. ; Jukes, D.J. – Functional foods. Part 2 : the impact on current

regulatory terminology. Food Control 2001, 12 : p. 109-117

38. Labrecque, J. ; Oble, F. ; Kolodinsky, J. ; Doyon, M. – Attitudes towards foods

and acceptance of functional foods : A comparison of French, American and

French Canadian consumers. 2nd International Conference of IREMAS 2005 :

p.25-42

39. Levin, L.P. ; Schneider, S.L. ; Gaeth, G.J. – All frames are not created equal : A

typology and critical analysis of framing effects. Organizational Behavior and

Human Decision Processes 1998, 2 : p. 149-188

40. Lupien, J.R. – Implications for food regulations of novel food : Safety and

labeling. Asia Pacific Journal of Clinical Nutrition 2002, 11(S6) : p. S224-S229

41. Martin, A. – Functional foods : from marketing to public health. OCL-Oleagineux

Corps gras Lipides 2001, 8(4) : p. 310-311

Page 81: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

73

42. Mehler, K. – Die kleine Revolution. LZ Spezial, Handel was nun ? 1998 : p. 76-77

43. Menrad, K. – Market and marketing of functional food in Europe. Journal of Food

Engineering 2003, 56(2-3) : p. 181-188

44. Menrad, K. – Markt und Marketing von funktionellen Lebensmitteln.

Agrarwirtschaft 2000, 49(8) : p. 295-302

45. Menrad, M. ; Hüsing, B. ; Menrad, K. ; Reis, T. ; Beer-Borst, S. ; Zenger,C.A. –

Functional Food. Bern : Schweizerischer Wissenschafts und Technologierat 2000

46. Milner, J.A. – Functional foods : the US perspective. American Journal of

Clinical Nutrition 2000b, 71(suppl.) : p. 1664S-1669S

47. Niva, M. – Consumers, functional foods and everyday knowledge. Paper

presented at Conference of nutritionists meet food scientists and technologists,

Porto, Portugal 2000

48. Odgen, J. – Health psychology, a textbook. Trowbridge : Open University Press

1998

49. Picha, K., Hesková, M. – Quelles perspectives pour les aliments fonctionnels ?

1er Congrès International de l’IREMAS 2003 : p. 37-55

50. Pferderkämper, T. – Determinants of the acceptance of functional food using an

example of new probiotic rusk – an empirical analysis. Paper presented at

Consumer perception of healthiness of foods and consumer acceptance of new

functional foods, 7-8 April Middelfart, Denmark 2003

51. Pot, B. – Organics and Functional Food / Neutraceuticals – Contradiction or

complement. Proceedings, 2nd International Seminar ‘Organics in the

Supermarket’, IFOAM 2000 : p. 15-23

Page 82: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

74

52. Poulain, J.P. – The contemporary diet in France : de-structuration or from

commensalisms to vagabond feeding. Appetite 2002, 39 : p. 43-55

53. Poulsen, J.B. – Danish consumers’ attitudes towards functional foods. Working

paper n°62, Arhus ; Mapp 1999

54. Roberfroid, M.B. – The European concept of functional food. Biotechnology in

the Food Chain 1997 : p. 161-170

55. Rothman, A.J. ; Salovey, P. – Shaping perceptions to motivate healthy behavior :

The role of messaging framing. Psychological Bulletin 1997, 121 : p. 3-19

56. Rozin, P. – Moralization. In A.M. Brandt & P. Rozin (Eds.) Morality and health.

London : Routledge 1997

57. Rozin, P. ; Fishler, C. ; Imada, S. ; Sarabin, A. ; Wresniewski, A. – Attitudes to

food and the role of food in life in the U.S.A., Japan, Flemish Belgium and

France : Possible implications for the diet-health debate. Appetite 1999, 33 : p.

163-180

58. Saher, M. ; Arvola, A. ; Lindemann, M. ; Lähteenmaki, L. – Impressions of

functional food consumers. Appetite 2004, 42 : p. 79-89

59. Shah, N.P. – Functional foods for probiotics and prebiotics. Food technology

2001, 55(11) : p. 43-46

60. Shimizu, T. – Health Claim on Foods : Japanese Regulatory System and the

International Comparison. 2nd International Conference of IREMAS 2005 : p.59-

68

61. Shul, Y. ; Mayo, R. – Two sources are better than one : the effects of ignoring one

message on using a different message from the same source. Journal of

Experimental Social Psychology 1999, 35 : p. 327-345

Page 83: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

75

62. Stanton, C. ; Gardiner, G. ; Meehan, H. ; Collins, K. ; Fitzgerald, G. ; Lynch,

P.B. ; Ross, R.P. – Market potential for probiotics. American Journal of Clinical

Nutrition 2001, 73(suppl.) : p. 476S-483S

63. Urala, N. ; Arvola, A. ; Lähteenmäki, L. – Strength of health-related claims and

their perceived advantage. International Jounal of Food Science and Technology

2003, 38 : p. 815-826

64. Urala, N. ; Lähteenmäki, L. – Reasons behind consumers’ functional food choices.

Nutrition & Food Science 2003, 33(4) : p.148-158

65. Urala, N., Lähteenmäki, L. – Attitudes behind consumers’ willingness to use

functional foods. Food Quality and Preference 2004, 15 : p. 793-803

66. Urala, N. ; Lähteenmäki, L. – Consumer’s changing attitudes towards functional

foods. Food Quality and Preference 2005 : p. 1-12

67. van Kleef, E. ; van Trijp, H.C.M. ; Luning, P. – Functional foods : health claim-

food product compatibility and the impact of health claim framing on consumer

evaluation. Appetite 2005, 44(3) : p. 299-308

68. Verbeke, W. – Consumer acceptance of functional foods : socio-demographic,

cognitive and attitudinal determinants. Food Quality and Preference 2005, 16 : p.

45-57

69. Verbeke, W. – Functional foods : Consumer willingness to compromise on taste

or health ? Food Quality and Preference 2006, 17 : p. 126-131

70. Weindlmaier, H. – Absatz- und Beschaffungsmarketing als Rahmenbedingungen

für die Wettbewerbsfähigkeit des Molkereisektors in Deutschland. In

Bundesministerium für Ernährung, Landwirtschaft und Forsten. Zur

Wettbewerbsfähigkeit der deutschen Milchwirtschaft. Schriftenreihe Angewandte

Wissenschaft 2000, Heft 486, Münster-Hiltrup : Landwirtschaftsverslag, GmbH,

Anhang 2

Page 84: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

76

71. Weststrate, J. ; van Poppel, G. ; Verschuren, P.M. – Functional foods, trends and

future. British Journal of Nutrition 2002, 88(Suppl. 2) : p. S233-S235

72. Wrick, K.L. – Consumer Issues and Expectations for Functional Foods. Critical

Reviews in Food Science and Nutrition 1995, 35(1&2) : p. 167-173

Page 85: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

77

BIJLAGE

Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele voeding

31 januari 2006

Ik studeer toegepaste economische wetenschappen aan de Universiteit Gent. In het kader van mijn eindwerk voer ik onderzoek uit naar consumentengedrag ten aanzien van functionele voeding. Mag ik u vragen om onderstaande vragenlijst zo volledig mogelijk in te vullen. Alle antwoorden worden vertrouwelijk behandeld en volledig anoniem verwerkt. Alvast hartelijk dank voor uw medewerking! Vicky Gyselaers 2e lic Toegepaste Economische Wetenschappen (UGent) 1.1. In welke mate gaat u akkoord met volgende uitspraken ?

(1 = helemaal niet akkoord, 7 = helemaal akkoord) Ik eet nu gezonder dan 5 jaar geleden 1 2 3 4 5 6 7 Mijn voeding speelt een grote rol voor het behouden van mijn gezondheid

1 2 3 4 5 6 7

Ik heb het gevoel zelf controle te hebben over mijn gezondheid

1 2 3 4 5 6 7

Wat ik graag eet, is voor mij belangrijker dan mijn gezondheid

1 2 3 4 5 6 7

Gelieve volgende definitie aandachtig te lezen :

Functionele voedingsmiddelen zijn normale voedingsmiddelen die verrijkt zijn met gezondheidsbevorderende stoffen of waaruit schadelijke stoffen werden verwijderd. Hierdoor vermelden deze producten ook beweringen omtrent specifieke gezondheidsbevorderende eigenschappen.

1.2. Kent u voedingsmiddelen die aan deze definitie voldoen ? (Omcirkel)

Ja Nee

1.3. Hoe schat u uw kennis over dergelijke functionele voedingsmiddelen in ? (1=heel slecht, heel weinig kennis, … 7=heel goed, heel veel kennis)

1 2 3 4 5 6 7

Page 86: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

78

1.4. In welke mate gaat u akkoord met volgende uitspraken ?

(1 = helemaal niet akkoord, …, 7 = helemaal akkoord) Functionele voeding zal een gunstige invloed hebben op mijn gezondheid 1 2 3 4 5 6 7

Ik wil functionele voeding gebruiken, als het maar een goede smaak heeft 1 2 3 4 5 6 7

Ik wil functionele voeding gebruiken, ook al smaakt het iets minder goed dan conventionele voeding 1 2 3 4 5 6 7

Ik vind functionele voeding te duur vergeleken met het bekomen gezondheidsvoordeel 1 2 3 4 5 6 7

Het concept functionele voeding is vooral een marketingstunt van de voedingsindustrie 1 2 3 4 5 6 7

De gezondheidsvoordelen van functionele voeding zijn niet voldoende bewezen 1 2 3 4 5 6 7

1.5 Functionele voeding is voor mij … ? Plaats een kruisje in de kolom die het best uw mening weergeeft. Onaantrekkelijk 1 2 3 4 5 6 7 Aantrekkelijk Oninteressant 1 2 3 4 5 6 7 Interessant Onbelangrijk 1 2 3 4 5 6 7 Belangrijk 1.6 Hoe staat u in het algemeen tegenover het kopen van functionele voeding ? Plaats een kruisje in de kolom die het best uw mening weergeeft. Negatief 1 2 3 4 5 6 7 Positief 1.7. Duid aan in welke mate u volgende ingrediënten in voedingsmiddelen kent : Nooit

van gehoord

Ik heb ervan gehoord, maar ik ken het niet

Ik ken het, maar het zit niet in een voedings-middel dat ik gebruik

Ik ken het, want het zit in een voedingsmiddel

dat ik gebruik Beta-caroteen 1 2 3 4 Plantensterolen 1 2 3 4 Omega-3-vetzuren 1 2 3 4 Voedingsvezels 1 2 3 4 Isoflavonen 1 2 3 4 Polyfenolen 1 2 3 4 Prebiotica 1 2 3 4 Probiotica 1 2 3 4 Anti-oxidanten 1 2 3 4 Mineralen 1 2 3 4 Vitamines 1 2 3 4

Page 87: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

79

1.8. Duid aan in welke mate u volgende producten kent : Nooit van

gehoord Ik heb ervan

gehoord, maar ik ken het niet

Ik ken het, maar ik eet het

niet

Ik ken het, en ik eet het

Verrijkte yoghurt en gefermenteerde melkproducten (bvb. Yakult, Actimel)

1

2 3 4

Frisdrank verrijkt met vitamines of mineralen (bvb. Minute Maid Calcium)

1 2 3 4

Verrijkte ontbijtgranen met vitamines, mineralen of voedingsvezels (bvb. Kellog’s All Bran plus)

1 2 3 4

Cholesterolverlagende broodsmeersels met plantensterolen en –stanolen (bvb. Benecol, Becel Pro Activ)

1 2 3 4

Producten verrijkt met omega-3 vetzuren 1 2 3 4

Bakkerijproducten verrijkt met voedingsvezels, vitamines of mineralen

1 2 3 4

Kauwgom met tandverzorgende eigenschappen 1 2 3 4

2. In welke mate eet of gebruikt u volgende voedingsmiddelen ?

Nooit Enkele keren per

jaar

Enkele keren per

maand

Eén keer per week

Enkele keren per

week

Elke dag

Fruitsap verrijkt met calcium 0 1 2 3 4 5

Cholesterolverlagend broodsmeersel 0 1 2 3 4 5

Zuivelproducten verrijkt met omega-3 vetzuren

0 1 2 3 4 5

Ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezel 0 1 2 3 4 5

Broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren 0 1 2 3 4 5

Producten met verlaagd vetgehalte 0 1 2 3 4 5

Page 88: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

80

3.1. In welke mate vindt u de beloftes van volgende producten OVERTUIGEND ?

(1= helemaal niet ,…, 7=helemaal wel) “Fruitsap verrijkt met calcium” 1 2 3 4 5 6 7

“Fruitsap verrijkt met calcium versterkt de beenderen” 1 2 3 4 5 6 7 “Fruitsap verrijkt met calcium vermindert het risico van osteoporose”

1 2 3 4 5 6 7

(1= helemaal niet ,…, 7=helemaal wel) “Broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren” 1 2 3 4 5 6 7

“Broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren verbetert de werking van hart en bloedvaten”

1 2 3 4 5 6 7

“Broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren vermindert het risico van hart- en vaatziekten”

1 2 3 4 5 6 7

(1= helemaal niet ,…, 7=helemaal wel) “Ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezels” 1 2 3 4 5 6 7

“Ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezels verbeteren de darmwerking en -transit”

1 2 3 4 5 6 7

“Ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezels verminderen het risico van het ontwikkelen van chronische darmontsteking (ziekte van Chronh)”

1 2 3 4 5 6 7

3.2. In welke mate vindt u volgende producten AANTREKKELIJK ?

(1= helemaal niet ,…, 7=helemaal wel)

“Fruitsap verrijkt met calcium” 1 2 3 4 5 6 7

“Fruitsap verrijkt met calcium versterkt de beenderen” 1 2 3 4 5 6 7 “Fruitsap verrijkt met calcium vermindert het risico van osteoporose”

1 2 3 4 5 6 7

(1= helemaal niet ,…, 7=helemaal wel) “Broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren” 1 2 3 4 5 6 7

“Broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren verbetert de werking van hart en bloedvaten”

1 2 3 4 5 6 7

“Broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren vermindert het risico van hart- en vaatziekten”

1 2 3 4 5 6 7

(1= helemaal niet ,…, 7=helemaal wel) “Ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezels” 1 2 3 4 5 6 7

“Ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezels verbeteren de darmwerking en -transit”

1 2 3 4 5 6 7

“Ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezels verminderen het risico van het ontwikkelen van chronische darmontsteking (ziekte van Chronh)”

1 2 3 4 5 6 7

Page 89: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

81

3.3. In welke mate vindt u volgende producten GELOOFWAARDIG ?

(1= helemaal niet ,…, 7=helemaal wel) “Fruitsap verrijkt met calcium” 1 2 3 4 5 6 7

“Fruitsap verrijkt met calcium versterkt de beenderen” 1 2 3 4 5 6 7 “Fruitsap verrijkt met calcium vermindert het risico van osteoporose”

1 2 3 4 5 6 7

(1= helemaal niet ,…, 7=helemaal wel) “Broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren” 1 2 3 4 5 6 7

“Broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren verbetert de werking van hart en bloedvaten”

1 2 3 4 5 6 7

“Broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren vermindert het risico van hart- en vaatziekten”

1 2 3 4 5 6 7

(1= helemaal niet ,…, 7=helemaal wel) “Ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezels” 1 2 3 4 5 6 7

“Ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezels verbeteren de darmwerking en -transit”

1 2 3 4 5 6 7

“Ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezels verminderen het risico van het ontwikkelen van chronische darmontsteking (ziekte van Chronh)”

1 2 3 4 5 6 7

3.4. Kunt u zich voorstellen dat u volgende producten GAAT KOPEN ?

(1= helemaal niet ,…, 7=helemaal wel)

“Fruitsap verrijkt met calcium” 1 2 3 4 5 6 7

“Fruitsap verrijkt met calcium versterkt de beenderen” 1 2 3 4 5 6 7 “Fruitsap verrijkt met calcium vermindert het risico van osteoporose”

1 2 3 4 5 6 7

(1= helemaal niet ,…, 7=helemaal wel) “Broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren” 1 2 3 4 5 6 7

“Broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren verbetert de werking van hart en bloedvaten”

1 2 3 4 5 6 7

“Broodsmeersel verrijkt met omega-3 vetzuren vermindert het risico van hart- en vaatziekten”

1 2 3 4 5 6 7

(1= helemaal niet ,…, 7=helemaal wel) “Ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezels” 1 2 3 4 5 6 7

“Ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezels verbeteren de darmwerking en -transit”

1 2 3 4 5 6 7

“Ontbijtgranen verrijkt met voedingsvezels verminderen het risico van het ontwikkelen van chronische darmontsteking (ziekte van Chronh)”

1 2 3 4 5 6 7

Page 90: De impact van gezondheidsbeweringen op het consumentengedrag …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/974/884/RUG01-000974884_2010_000… · Enquête consumentengedrag t.a.v. functionele

82

4.1. Wat is uw geslacht ? (Kruis aan) Man

Vrouw

4.2. Wat is uw leeftijd ? ……… jaar 4.3. Heeft u kinderen? (Omcirkel)

Ja Nee

4.4. Indien u kinderen heeft; wat is de leeftijd van het jongste inwonende kind ? ……….. jaar 4.5. Wat is uw hoogst behaalde diploma ? Lager onderwijs

Secundair onderwijs Hoger (niet-universitair of universitair) onderwijs Universitair onderwijs 4.6. Waar woont u ? Stad

Verstedelijkte gemeente Platteland

HARTELIJK DANK VOOR UW MEDEWERKING !