Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
DE HERZIENING IN STRAFZAKEN
Aantal woorden: 37.295
Sofie Van der Jeught Studentennummer: 01505263
Promotor: Prof. dr. Philip Traest
Commissaris: Dhr. Jan Roelandt
Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Rechten
Academiejaar: 2018 - 2019
I
VOORWOORD
Deze thesis vormt het sluitstuk van mijn masteropleiding Rechten aan de Universiteit van Gent. Met
enige trots rond ik hiermee mijn mooie jaren als studente af.
Tijdens mijn bacheloropleiding Bedrijfsmanagement met afstudeerrichting Rechtspraktijk was ik
zeker dat ik wou verder studeren. Rechten studeren was dan ook mijn grote droom. Ik herinner mij
nog goed hoe ik de eerste keer de gebouwen van de faculteit Recht en Criminologie binnenstapte. Ik
was trots dat ik de sprong had gewaagd. Na het toch wel zware schakelprogramma begon ik aan mijn
tweejarige masteropleiding. Ik had geen moeilijkheden om te kiezen tussen de enorme waaier aan
keuzevakken. Mijn interessegebied lag al sinds mijn bacheloropleiding bij het materiële en formele
strafrecht. Ik was dan ook blij dat ik mijn masterproef kon schrijven over de herziening in strafzaken.
Ik wil graag iedereen bedanken die mij gedurende deze jaren gesteund heeft en dan in het bijzonder
mijn ouders en stiefmoeder die altijd in mij hebben geloofd. Verder wil ik mijn promotor, prof. dr.
Traest bedanken om mij de mogelijkheid te geven mijn masterproef te schrijven binnen dit
interessant rechtsgebied maar ook voor de boeiende lessen strafvordering. Ook dhr. Jan Roelandt wil
ik bedanken voor de gegeven feedback.
Sofie Van der Jeught
Buggenhout, 17 december 2018
II
III
SAMENVATTING
De herziening in strafzaken is een buitengewoon rechtsmiddel dat kan worden aangewend om
rechterlijke dwalingen, meer bepaald een veroordeling die een vergissing blijkt te zijn, te
vernietigen.1 De herziening is mogelijk voor in kracht van gewijsde gegane veroordelingen in
correctionele of criminele zaken.2 Het is een uitzonderlijke procedure gevoerd voor het Hof van
Cassatie.3 Er zijn drie gronden waarop men een aanvraag tot herziening kan baseren. De eerste grond
is de onverenigbaarheid van veroordelingen.4 Dit wordt ook wel conflictrechtspraak genoemd. De
tweede herzieningsgrond is die op basis van een valse getuigenis.5 Deze grond is aanwezig wanneer
een getuige, die werd gehoord onder ede tijdens de terechtzitting of het vooronderzoek dat heeft
geleid tot de veroordeling van de verzoeker tot herziening, naderhand wordt veroordeeld voor het
misdrijf valse getuigenis voor die afgelegde getuigenis. De derde herzieningsgrond is deze van de
ontdekking van een nieuw feit.6 Deze herzieningsgrond, ook wel novum genoemd, is de belangrijkste
grond in de praktijk. Er moet zich een nieuw feit of omstandigheid sedert de veroordeling hebben
voorgedaan, die de veroordeelde niet heeft kunnen aantonen tijdens het geding, en waaruit het
bewijs van zijn onschuld aan de feiten waarvoor hij werd veroordeeld, blijkt voort te vloeien.
Met de wet houdende diverse bepalingen in strafzaken7 is de herzieningsregeling grondig hervormd.
De herzieningsgrond ‘nieuw feit’ wordt verruimd. De aanvraag tot herziening behoort niet langer aan
de Minister van Justitie. De herzieningsaanvraag moet de stukken bevatten waaruit de aangevoerde
herzieningsgrond reeds moet blijken. Het Hof van Cassatie voert een eerste filtering door en er wordt
een Commissie voor de herziening in strafzaken ingericht.
Nederland heeft de voorbije jaren de herzieningsregeling meermaals gewijzigd. De meest belangrijke
wijziging was de invoering van de herziening ten nadele.8 De Belgische herzieningsregeling is
eenvoudiger geschreven dan de Nederlandse en alles is tot in de details uitgeklaard in de wet. De
rechtspraak speelt daarom een belangrijke rol voor de herzieningsregeling in België en past zich aan
de tijdsgeest aan. Zo komt bijvoorbeeld een loutere schuldigverklaring ook in aanmerking voor
1 R. DECLERCQ, “Herziening” in A. VANDEPLAS, Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met
overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, (211) 213. 2 Art. 443, eerste lid Sv.
3 Art. 444, tweede lid Sv.
4 Art. 443, eerste lid, 1° Sv.
5 Art. 443, eerste lid, 2° Sv.
6 Art. 443, eerste lid, 3° Sv.
7 Wet 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018.
8 Wet van 11 april 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een
regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte, Stb. 2013, 138.
IV
herziening, terwijl het Hof van Cassatie enkele jaren voordien nog had beslist dat dit niet kon.9 In
Nederland is er weinig voor interpretatie vatbaar, alles staat uitgebreid beschreven in het Wetboek
voor Strafvordering.
Ook al zijn er niet veel overtredingen meer in het Belgische strafrecht, het zou mogelijk moeten zijn
om ook deze misdrijven te kunnen laten herzien. Bovendien kunnen geconventionaliseerde
wanbedrijven ook niet worden herzien aangezien met de conventionalisering de aard van het misdrijf
verandert.10 De rechterlijke macht zou altijd haar fouten moeten kunnen rechtzetten, ook bij
veroordelingen tot politiestraffen. Verder zou ook de herziening ten nadele mogelijk moeten worden
gemaakt in België, zoals in Nederland. Gelet op de rechtszekerheid van de niet-veroordeelde moet
dit mijns inziens echter enkel mogelijk worden gemaakt voor ernstige feiten, bijvoorbeeld feiten met
een verjaringstermijn van 20 jaar. Dit geldt enkel bij de herzieningsgrond op basis van nieuwe feiten.
Bij de falsa herzieningsgronden daarentegen hoeven er geen beperkingen worden gesteld aan de
aanvraag. Het is namelijk vaak door toedoen van de niet-veroordeelde dat er een gerechtelijke
dwaling is gebeurd.11 Zoals in Nederland zal er waarschijnlijk ook in België een groot draagvlak zijn
voor de herziening ten nadele.
9 Cass. (2e k.) 19 januari 2000, AR P.99.1623.F (Glineur / Durieu), Arr.Cass. 2000, afl. 1, 142.
10 Cass. (2e k.) 3 december 2014, AR P.14.1198.F (D.M.T. / S.L.), Arr.Cass. 2014, afl. 12, 2807,
http://www.cass.be (5 januari 2015). 11
Memorie van toelichting omtrent de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2008/09, 32 044, nr. 3.
V
INHOUD
VOORWOORD ............................................................................................................................... I
SAMENVATTING .......................................................................................................................... III
INHOUD ....................................................................................................................................... V
HOOFDSTUK I: DE PROCEDURE TOT HERZIENING ........................................................................... 3
Afdeling I: Begrippenkader ........................................................................................................ 3
A. Een buitengewoon rechtsmiddel ............................................................................................ 3
B. Het herstel van een gerechtelijke dwaling .............................................................................. 4
C. Een uitzondering op het gezag van gewijsde van de veroordeling ......................................... 4
Afdeling II: De voorwaarden tot herziening ............................................................................... 5
A. Een in kracht van gewijsde gegane veroordeling in correctionele of criminele zaken ........... 5
§1: Een veroordeling................................................................................................................... 5
§2: In kracht van gewijsde .......................................................................................................... 6
§3: In correctionele of criminele zaken ...................................................................................... 6
B. De drie gronden tot herziening ............................................................................................... 6
C. De procedurele voorwaarden ................................................................................................. 7
§1: De aanvraag tot herziening .................................................................................................. 7
§2: De procedure tot herziening ................................................................................................ 9
§3: Na de procedure tot herziening ......................................................................................... 10
Afdeling III: Andere procedures vergelijkbaar met de herziening in strafzaken ......................... 11
A. De heropening van de rechtspleging na een veroordeling van het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens .................................................................................................................... 11
B. Het genadeverzoek ................................................................................................................ 11
C. De amnestie ........................................................................................................................... 12
Afdeling IV: Conclusie ............................................................................................................. 12
HOOFDSTUK II: DE GRONDEN TOT HERZIENING ........................................................................... 14
Afdeling I: De herziening in strafzaken door onverenigbaarheden tussen verschillende
veroordelingen ....................................................................................................................... 14
A. Voorwaarden ......................................................................................................................... 14
§1: De onverenigbaarheid tussen verschillende veroordelingen ............................................. 14
§2: Wegens eenzelfde feit ........................................................................................................ 15
§3: Waaruit de onschuld van één van hen blijkt ...................................................................... 15
B. Toepassingen ......................................................................................................................... 16
§1: Onontvankelijke herzieningsaanvragen ............................................................................. 16
VI
§2: Ontvankelijke herzieningsaanvragen ................................................................................. 17
Afdeling II: De herziening in strafzaken door valse getuigenis ................................................... 18
A. Voorwaarden ......................................................................................................................... 19
§1: Een veroordeling................................................................................................................. 19
§2: Wegens valse getuigenis .................................................................................................... 19
§3: Afgelegd in het geding waarvoor herziening wordt gevraagd ........................................... 20
§4: Waarbij het verzoek tot herziening moet zijn ingediend binnen 5 jaar na de veroordeling
wegens valse getuigenis ........................................................................................................... 21
B. Toepassingen ......................................................................................................................... 22
Afdeling III: De herziening in strafzaken door ontdekking van een nieuw feit ............................ 22
A. Voorwaarden ......................................................................................................................... 23
§1: Een nieuw feit of omstandigheid ........................................................................................ 23
§2: Dat de veroordeelde tijdens het geding niet heeft kunnen aantonen............................... 23
§3: Waaruit het bewijs van onschuld volgt .............................................................................. 24
B. Onderzoek door het hof van beroep ..................................................................................... 24
C. Toepassingen ......................................................................................................................... 27
§1: Het intrekken van verklaringen .......................................................................................... 27
§2: Een bekentenis van een andere persoon dan de veroordeelde ........................................ 29
§3: Een nieuw deskundigenverslag .......................................................................................... 29
§4: Nieuwe stukken .................................................................................................................. 29
§5: Een geestesstoornis ............................................................................................................ 30
§6: Gestolen identiteit .............................................................................................................. 30
§7: DNA ..................................................................................................................................... 31
Afdeling IV: Conclusie ............................................................................................................. 31
HOOFDSTUK III: DE HERVORMING VAN DE HERZIENINGSPROCEDURE DOOR DE WET HOUDENDE
DIVERSE BEPALINGEN IN STRAFZAKEN ........................................................................................ 33
Afdeling I: Artikelsgewijze bespreking van de wet houdende diverse bepalingen in strafzaken . 33
A. Artikel 443, 2° Sv.: De vervanging van de procedure van ‘weerspannigheid aan de wet’ .... 33
B. Artikel 443, 3° Sv.: de verruiming van de herzieningsgrond ‘nieuw feit’ .............................. 34
§1: “Het bewijs” wordt het “ernstig vermoeden” .................................................................... 34
§2: “Een feit of omstandigheid” wordt “een gegeven” ............................................................ 35
§3: “Dat de veroordeelde onschuldig is of dat een strengere strafwet werd toegepast” wordt
“dat het zou leiden tot een vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot verval van de
strafvordering, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot de toepassing van een
minder strengere strafwet” ...................................................................................................... 35
VII
§4: “Waarvan hij het bestaan niet heeft kunnen aantonen ten tijde van het geding” wordt
“dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en waarvan de
veroordeelde het bestaan niet heeft kunnen aantonen ten tijde van het geding” ................. 37
C. Artikel 444, eerste lid, 3° Sv.: de aanvraag tot herziening door de Procureur-Generaal ...... 37
D. Artikel 444, derde lid Sv.: De stukken in de herzieningsaanvraag waaruit de grond tot
herziening blijkt ............................................................................................................................. 38
E. Artikel 445, derde lid Sv.: Het onderzoek door het Hof van Cassatie naar de
ontvankelijkheid ............................................................................................................................ 38
F. Artikel 445, derde lid Sv.: De Commissie voor de herziening in strafzaken .......................... 39
Afdeling II: Impact van de nieuwe wet op de gronden tot herziening ........................................ 39
Afdeling III: Conclusie ............................................................................................................. 41
HOOFDSTUK IV: DE HERZIENING IN NEDERLAND ......................................................................... 43
Afdeling I: De Nederlandse procedure tot herziening ............................................................... 43
A. Wetgevingshistoriek .............................................................................................................. 43
B. De herziening ten voordele ................................................................................................... 44
§1: De aanvraag tot herziening ................................................................................................ 45
§2: Adviescommissie afgesloten strafzaken ............................................................................. 45
§3: De procedure over de herziening ....................................................................................... 46
C. De herziening ten nadele ...................................................................................................... 48
§1: De aanvraag tot herziening ................................................................................................ 49
§2: Het nader onderzoek .......................................................................................................... 50
§3: De procedure over de herziening ....................................................................................... 52
Afdeling II: De Nederlandse gronden tot herziening ................................................................. 53
A. De gronden bij de herziening ten voordele ........................................................................... 53
§1: Herziening na conflict van rechtspraak .............................................................................. 54
§2: Herziening na veroordeling door het EHRM....................................................................... 54
§3: Herziening door een novum ............................................................................................... 55
B. De gronden bij de herziening ten nadele .............................................................................. 56
§1: novum ................................................................................................................................. 58
§2: Falsa .................................................................................................................................... 58
Afdeling III: De belangrijkste verschillen en gelijkenissen met België ........................................ 59
A. De aanvraag tot herziening ................................................................................................... 60
§1: Aanvraaggerechtigden ........................................................................................................ 60
§2: Formaliteiten bij de aanvraag ............................................................................................. 61
B. De procedure over de herziening .......................................................................................... 62
VIII
§1: Het onderzoek naar de aanwezigheid van het novum ....................................................... 62
§2: De terechtzitting ................................................................................................................. 64
C. De gronden tot herziening .................................................................................................... 65
D. De herziening ten nadele ...................................................................................................... 67
Afdeling IV: Conclusie ............................................................................................................. 67
HOOFDSTUK V: SUGGESTIES VOOR BELGIË: DE LEGE FERENDA ..................................................... 69
Afdeling I: Invoering van de herziening van overtredingen ....................................................... 69
Afdeling II: Invoering van de herziening ten nadele .................................................................. 70
A. het ne bis in idem-beginsel ................................................................................................... 70
B. De aanvraaggerechtigden ..................................................................................................... 71
C. De ontvankelijkheidsvoorwaarden ........................................................................................ 72
D. De gronden tot herziening .................................................................................................... 72
E. De verjaring ........................................................................................................................... 74
F. Argumenten voor en tegen de herziening ten nadele .......................................................... 75
Afdeling VII: Conclusie ............................................................................................................ 76
EINDCONLUSIE ........................................................................................................................... 78
BIBLIOGRAFIE ............................................................................................................................. 81
Wetgeving en parlementaire stukken ...................................................................................... 81
Internationaalrechtelijke normen ................................................................................................. 81
Belgische wetgeving ...................................................................................................................... 81
Nederlandse wetgeving ................................................................................................................. 81
Rechtspraak ........................................................................................................................... 82
Belgische rechtspraak .................................................................................................................... 82
Nederlandse rechtspraak .............................................................................................................. 84
Rechtsleer .............................................................................................................................. 85
Boeken ........................................................................................................................................... 85
Bijdragen in verzamelwerken ........................................................................................................ 85
Tijdschriften ................................................................................................................................... 87
Varia ...................................................................................................................................... 87
1
INLEIDING
“De herzieningsprocedure in strafzaken is een belangrijk onderdeel van onze rechtsstaat.
Rechtszoekenden moeten ook na een veroordeling de mogelijkheid hebben om eventuele vergissingen
in hun voordeel te kunnen laten rechtzetten. In zo’n procedure zijn transparantie en onafhankelijkheid
cruciaal. Iets wat de nieuwe Commissie Herziening in Strafzaken verzekert.” – Koen Geens12
De herziening in strafzaken is met de wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in
strafzaken13 een actueel thema. Nochtans dateert de invoering van de herziening in strafzaken reeds
van 18 juni 189414 en is de herziening onveranderd gebleven tot de komst van de nieuwe wet van 11
juli 2018. De herziening is een buitengewoon rechtsmiddel dat kan worden aangewend om
rechterlijke dwalingen, meer bepaald een veroordeling die een vergissing blijkt te zijn, te
vernietigen.15 Het is een uitzonderlijke procedure gevoerd voor het Hof van Cassatie.16
Met bovenstaande quote duidt minister van Justitie, Koen Geens, de belangrijkheid aan van de
mogelijkheid om vonnissen en arresten te laten herzien en pleit hij tegelijkertijd ook voor de
noodzaak om de herziening in strafzaken te moderniseren. Iets wat ook is gebeurd met de wet
houdende diverse bepalingen in strafzaken.
De rode draad doorheen dit werkstuk is de vraag hoe de herzieningsregeling in strafzaken
geoptimaliseerd kan worden. Om tot dit antwoord te komen zal onze herzieningsregeling worden
vergeleken met die van Nederland. De Nederlandse herzieningsprocedure is in tegenstelling tot de
Belgische meermaals gewijzigd en is dan ook interessant om te bespreken. Na een korte definitie van
de herziening in strafzaken zal de herzieningsregeling worden besproken hoe ze tot op vandaag
wordt ingevuld. Aan welke voorwaarden moet voldaan zijn om te kunnen overgaan tot herziening
van een veroordeling? Hoe dient men een aanvraag in? Hoe verloopt de procedure van herziening?
Nadien worden de verschillende gronden tot herziening besproken en de invulling hiervan in
rechtspraak.
12
Quote Koen Geens, minister van Justitie, Meer transparantie en onafhankelijkheid bij herzieningsprocedure in strafzaken, https://www.koengeens.be/news/2017/12/08/meer-transparantie-en-onafhankelijkheid-bij-herzieningsprocedure-in-strafzaken. 13
Wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 14
Wet van 18 juni 1894 inhoudende de IXde titel van het IIIe boek van het Wetboek van rechtspleging in strafzaken, BS 24 juni 1894. 15
R. DECLERCQ, “Herziening” in A. VANDEPLAS, Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, (211) 213. 16
Art. 444, tweede lid Sv.
2
Ook de nieuwe wet houdende diverse bepalingen in strafzaken komt uitvoerig aan bod. De
veranderingen die de wet met zich zal meebrengen worden uitgebreid besproken en vergeleken met
de huidige regelgeving. Verder is er ook sprake van een rechtsvergelijkend onderdeel. De
herzieningsregeling in Nederland zal worden besproken en nadien vergeleken met de Belgische
herzieningsregeling.
Uit al deze stukken komt dan uiteindelijk het antwoord op de vraag hoe de herziening in strafzaken
er zou moeten uitzien. De nadruk zal liggen op de vraag of de invoering van de herziening voor
overtredingen en de invoering van de herziening ten nadele zoals in Nederland nuttig zou zijn om
ook in België in te voeren.
3
HOOFDSTUK I: DE PROCEDURE TOT HERZIENING
1. De procedure tot herziening wordt gekenmerkt door een aantal strenge voorwaarden.
Alvorens dat deze voorwaarden kunnen besproken worden dient eerst het begrip herziening in
strafzaken te worden ontleed. Zo hopen we een antwoord te krijgen op de vraag wat de herziening
nu precies inhoudt. Nadien zal het verloop van de procedure tot herziening worden overlopen.
Afdeling I: Begrippenkader
A. Een buitengewoon rechtsmiddel
2. Wanneer men een rechterlijke beslissing ongedaan wil laten maken, kan men één van de
wettelijke rechtsmiddelen aanwenden.17 Rechtsmiddelen zijn namelijk procedures die kunnen
gebruikt worden om een rechterlijke beslissing te doen intrekken, hervormen of vernietigen.18 De
rechtsmiddelen worden ingedeeld in gewone en buitengewone rechtsmiddelen. In het
strafprocesrecht zijn er drie gewone rechtsmiddelen, met name verzet, hoger beroep en
cassatieberoep.19 Dit is anders in het gerechtelijk privaatrecht. Daar zijn er maar twee gewone
rechtsmiddelen, namelijk verzet en hoger beroep.20 Het cassatieberoep is met andere woorden een
buitengewoon rechtsmiddel in een burgerlijke procedure21 maar een gewoon rechtsmiddel in een
strafprocedure. Verzet kan tot gevolg hebben dat de rechterlijke beslissing wordt ingetrokken, hoger
beroep kan leiden tot hervorming van de beslissing en cassatie kan resulteren in een vernietiging van
de rechterlijke beslissing.22
3. De herziening in strafzaken is een buitengewoon rechtsmiddel.23 Buitengewone
rechtsmiddelen kunnen enkel in de door de wet bepaalde gevallen worden ingesteld.24 Het instellen
van dit buitengewoon rechtsmiddel kan leiden tot vernietiging van de veroordeling, waarna de zaak
wordt verwezen naar een hof van beroep of hof van assisen om opnieuw te worden behandeld.25
17
J. HUYSMANS, Legitieme verdediging, Mortsel, Intersentia, 2017, 599. 18
C. VAN DEN WYNGAERT, P. TRAEST en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen- Apeldoorn, Maklu, 2017, 1353. 19
F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2017, 259. 20
Art. 21, eerste lid Ger. W. 21
Art. 21, tweede lid Ger. W. 22
C. VAN DEN WYNGAERT, P. TRAEST en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen- Apeldoorn, Maklu, 2017, 1353. 23
R. DECLERCQ, “Herziening” in A. VANDEPLAS, Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, (211) 213. 24
P. DAUW, Burgerlijk procesrecht, Mortsel, Intersentia, 2010, 400. 25
F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2017, 285.
4
B. Het herstel van een gerechtelijke dwaling
4. De herziening heeft tot doel rechterlijke dwalingen te herstellen en dus een veroordeling, die
een vergissing blijkt, te vernietigen.26 Er is geen wettelijke definitie van gerechtelijke dwaling
voorhanden. Men spreekt over het algemeen van een gerechtelijke dwaling wanneer een feitelijk
onschuldige persoon strafrechtelijk veroordeeld wordt voor een bepaald misdrijf dat hij niet heeft
gepleegd of dat niet heeft plaatsgevonden.27
5. Met andere woorden wil de herziening judiciële vergissingen, meer bepaald een onterechte
veroordeling, rechtzetten. De mogelijkheid tot het herstellen van gerechtelijke dwalingen is dan ook
onontbeerlijk in een rechtsstaat.
C. Een uitzondering op het gezag van gewijsde van de veroordeling
6. Het gezag van gewijsde is de rechtskracht die vasthangt aan een rechterlijke beslissing. 28 Het
beschermt de bindende kracht van een rechterlijke uitspraak en verhindert dat dezelfde vordering
opnieuw wordt ingesteld.29 Door het gezag van gewijsde kan de rechterlijke beslissing niet meer in
vraag worden gesteld door dezelfde of een andere gerechtelijke instantie, de administratieve
overheid of de partijen in het geding. Dit noemt men ook het wettelijk vermoeden van waarheid. De
uitspraak wordt, met andere woorden geacht juist te zijn.30 Er is echter een uitzondering op dit
principe, men kan namelijk de rechterlijke beslissing nog in vraag stellen door een wettelijk
rechtsmiddel aan te wenden.31
7. Het is dan ook logisch dat de herziening in strafzaken een uitzondering vormt op dit gezag
van gewijsde aangezien de herziening in strafzaken een buitengewoon rechtsmiddel is. Het is juist de
bedoeling van de herzieningsprocedure om de rechterlijke beslissing, meer bepaald de veroordeling,
in vraag te stellen en uiteindelijk zelfs te vernietigen.
26
R. DECLERCQ, “Herziening” in A. VANDEPLAS, Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, (211) 213. 27
H. NATENS, De (on)feilbare strafrechtspleging. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de controlemechanismen in België en Nederland ter preventie en aanpak van gerechtelijke dwalingen, https://www.scriptiebank.be/scriptie/2016/de-onfeilbare-strafrechtspleging-een-rechtsvergelijkend-onderzoek-naar-de?token=i9d1GmtSiU45TntInOUQByoh5kgw3h_5MucovsBn710. 28
G. GOEDERTIER e.a., Basisbegrippen publiekrecht, Brugge, die Keure, 2014, 187. 29
E. DIRIX, B. TILLEMAN en P. VAN ORSHOVEN, De Valks Juridisch Woordenboek, Antwerpen, Intersentia, 2001, 141. 30
G. MARTYN, R. DEVLOO en Y. JORENS, “Thema 6- Rechtshandhaving” in G. MARTYN, R. DEVLOO en Y. JORENS, Een kennismaking met recht en rechtspraktijk, Brugge, die Keure, 2018, (153) 175. 31
G. GOEDERTIER e.a., Basisbegrippen publiekrecht, Brugge, die Keure, 2014, 187.
5
Afdeling II: De voorwaarden tot herziening
A. Een in kracht van gewijsde gegane veroordeling in correctionele of criminele zaken
8. De herziening kan enkel worden aangevraagd voor een in kracht van gewijsde gegane
veroordeling. Bovendien moeten de veroordelingen betrekking hebben op correctionele of criminele
zaken en kan de herziening slechts worden aangevraagd op de door de wet bepaalde gronden.32 Als
laatste zijn er ook een aantal procedurele voorwaarden op straffe van onontvankelijkheid. Hierna
volgt een bespreking van deze voorwaarden tot herziening.
§1: Een veroordeling
9. Een eerste voorwaarde om toegang te krijgen tot de herzieningsprocedure is dat het moet
gaan om een veroordeling. Een vrijspraak kan geen aanleiding geven tot een herzieningsprocedure.
Dit in tegenstelling tot Nederland. Een veroordeling is een eindbeslissing die betrekking heeft op de
grond van de zaak. Met een eindbeslissing put de rechter zijn rechtsmacht uit. Het is een beslissing
over de strafvordering.33
10. Om de beslissing te kunnen herzien, hoeft het niet te gaan om een veroordeling tot straf, ook
een beslissing waarin de beklaagde schuldig wordt verklaard aan de misdaad of het wanbedrijf dat
hem ten laste werd gelegd, kan in aanmerking komen. De rechter hoeft dus geen straf te hebben
uitgesproken opdat men een herzieningsaanvraag zou kunnen indienen. Ook een veroordeling met
een eenvoudige schuldigverklaring kan het voorwerp uitmaken van een herzieningsaanvraag.34 In
aanmerking komt dus ook de loutere schuldigverklaring uitgesproken op grond van artikel 21ter van
de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering.35 Dit betekende een verruiming van de
mogelijkheid tot herziening door de rechtspraak. Enkele jaren voordien had het Hof van Cassatie
namelijk beslist dat een beslissing van opschorting geen voorwerp kon uitmaken van een
herzieningsaanvraag, zelfs al ging ze gepaard met een verbeurdverklaring.36
32
Art. 443, eerste lid Sv. 33
C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Boek 2 strafprocesrecht, Antwerpen- Apeldoorn, Maklu, 2017, 1292. 34
Cass. (2e k.) 29 april 2009, AR P.08.1648.F (M.B.G.), Arr.Cass. 2009, afl. 4, 1137; http://www.cass.be (27 mei 2009), concl. VANDERMEERSCH, D.; Pas. 2009, afl. 4, 1049, concl. VANDERMEERSCH, D.; Rev.dr.pén. 2009, afl. 9-10, 939, noot X. 35
P. TRAEST., “Is de herziening in strafzaken aan herziening toe?” in DERUYCK, F. GOETHALS, E., HUYBRECHTS, L., LECLERCQ, J.F., ROZIE, J., ROZIE, M., TRAEST, P. en VERSTRAETEN, R. (eds.), Amicus curiae: Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, (383) 384. 36
Cass. (2e k.) 19 januari 2000, AR P.99.1623.F (Glineur / Durieu), Arr.Cass. 2000, afl. 1, 142; Bull. 2000, afl. 1, 140; http://www.cass.be (18 oktober 2001); JT 2000, 363 en http://jt.larcier.be (1 juli 2008).
6
11. Een beslissing tot internering kan worden herzien, aangezien dit expliciet in de wet staat
vermeld.37 Als laatste moet de herzieningsaanvraag gericht zijn op de veroordeling op strafrechtelijk
gebied, een aanvraag tot herziening met betrekking tot de civielrechtelijke rechtsvordering is
onontvankelijk.38
§2: In kracht van gewijsde
12. Een rechterlijke beslissing heeft kracht van gewijsde wanneer geen gewone rechtsmiddelen
en geen buitengewone rechtsmiddelen met schorsende werking meer kunnen worden aangewend.
Met andere woorden wanneer verzet (in de gewone termijn), hoger beroep of cassatieberoep niet
meer mogelijk is.39 De kracht van gewijsde van een rechterlijke beslissing leidt met andere woorden
tot een toestand waarin die beslissing slechts in bepaalde gevallen nog ongedaan kan worden
gemaakt en de beslissing daardoor als quasi-onweerlegbaar wordt beschouwd.40
13. Een herziening kan enkel voor een in kracht van gewijsde gegane veroordeling en dus moet
men indien dit nog mogelijk is, eerst de gewone rechtsmiddelen en de buitengewone met
schorsende werking uitputten alvorens men overgaat tot een aanvraag tot herziening.
§3: In correctionele of criminele zaken
14. De herziening kan worden aangevraagd voor veroordelingen tot een correctionele of
criminele straf. Voor politiestraffen staat het buitengewoon rechtsmiddel van de herziening niet
open.
15. Belangrijk is dat niet de oorspronkelijke aard van het misdrijf ertoe doet maar wel de
werkelijk uitgesproken straf.41 Men dient dus te kijken naar de in de veroordeling bepaalde straf om
te bepalen of herziening mogelijk is of niet.
B. De drie gronden tot herziening
16. In de wet staan drie mogelijke gronden op basis waarvan men de herzieningsprocedure kan
opstarten. De herziening kan worden aangevraagd:
37
Art. 447bis Sv. 38
R. DECLERCQ, “Herziening” in A. VANDEPLAS, Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, (211) 215. 39
G. GOEDERTIER e.a., Basisbegrippen publiekrecht, Brugge, die Keure, 2014, 187-189. 40
E. DIRIX, B. TILLEMAN en P. VAN ORSHOVEN, De Valks Juridisch Woordenboek, Antwerpen, Intersentia, 2001, 185. 41
R. DECLERCQ, “Herziening” in A. VANDEPLAS, Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, (211) 215.
7
- Wanneer onverenigbaarheid bestaat tussen veroordelingen die wegens een zelfde feit bij
onderscheidene arresten of vonnissen tegen verschillende beschuldigden of beklaagden al
dan niet op tegenspraak zijn uitgesproken, en het bewijs van de onschuld van een der
veroordeelden uit de tegenstrijdigheid van de beslissingen volgt;
- Wanneer een getuige die op de terechtzitting gehoord is in een geding door het hof van
assisen op tegenspraak behandeld, of die, hetzij op de terechtzitting, hetzij in de loop van het
vooronderzoek, gehoord is in een geding behandeld door een andere rechter of door een hof
van assisen uitspraak doende bij weerspannigheid aan de wet, naderhand een in kracht van
gewijsde gegane veroordeling heeft ondergaan wegens valse getuigenis tegen de
veroordeelde;
- Wanneer het bewijs dat de veroordeelde onschuldig is of dat een strengere strafwet is
toegepast dan dewelke hij werkelijk heeft overtreden, schijnt te volgen uit een feit dat zich
sedert zijn veroordeling voorgedaan heeft, of uit een omstandigheid waarvan hij het bestaan
niet heeft kunnen aantonen ten tijde van het geding.42
17. Deze drie gronden en hun toepassing ervan in de praktijk worden besproken in hoofdstuk
twee.
C. De procedurele voorwaarden
18. De procedure tot herziening kent een aantal strenge voorwaarden. Er zijn strakke
beperkingen wat de gevallen betreft waarvoor een herziening kan worden aangevraagd en
bovendien ook beperkingen door de oplegging van bepaalde vereisten op straffe van niet-
ontvankelijkheid. Deze beperkingen zijn er uiteraard niet zomaar. Het doel is namelijk om misbruiken
en overmaat aan aanvragen te voorkomen. Het is belangrijk dat rechtsdwalingen kunnen worden
rechtgezet maar uiteindelijk moet men de herziening beschouwen als een uitzonderlijk rechtsmiddel,
aangezien de herziening gericht is tegen rechterlijke beslissingen die kracht van gewijsde hebben
verkregen.43
19. De bevoegdheid om te oordelen over een herziening komt toe aan het Hof van Cassatie.44
§1: De aanvraag tot herziening
20. Volgens artikel 444 van het Wetboek van Strafvordering kan de herziening worden gevraagd
door de veroordeelde, de echtgenoot, bloedverwanten in de nederdalende en de opgaande lijn,
42
Art. 443, eerste lid, 1° tot 3° Sv. 43
Cass. 17 maart 1992, AR 6057 (Oz), http://www.cass.be (18 oktober 2001); Arr.Cass. 1991-92, 696, concl. DU JARDIN; Bull. 1992, 652; Pas. 1992, I, 652; R. Cass. 1992 (weergave), 125, noot TRAEST, P. 44
Art. 444, tweede lid Sv.
8
broers en zussen van de veroordeelde indien de veroordeelde is overleden en als laatste door de
minister van Justitie.45
21. Bij de aanvraag tot herziening moeten een aantal formaliteiten worden vervuld. Dit verschilt
naargelang de aanvraag is gedaan door de veroordeelde of zijn familie dan wel door de minister van
Justitie. Wanneer de aanvraag uitgaat van de minister van Justitie wordt deze aanvraag aanhangig
gemaakt bij het Hof van Cassatie op vordering van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie.46
De procureur-generaal wordt dan als eiser beschouwd.47 Gaat de aanvraag daarentegen uit van de
veroordeelde of diens familie ingeval van overlijden van de veroordeelde, wordt de aanvraag
aanhangig gemaakt door middel van een verzoekschrift.48 Dit verzoekschrift dient te worden
ondertekend door een advocaat bij het Hof van Cassatie en moet bovendien een met redenen
omkleed gunstig advies bevatten, opgesteld door drie advocaten bij het Hof van Cassatie of drie
advocaten bij het hof van beroep die tien jaar ingeschreven zijn aan de balie.49 Het verzoekschrift is
niet ontvankelijk wanneer niet aan deze voorwaarden is voldaan.50
22. Indien het verzoek uitgaat van de familie van de veroordeelde of via een vordering van de
procureur-generaal en de veroordeelde overleden, afwezig of onbekwaam verklaard is, benoemt het
Hof van Cassatie een curator. De curator zal instaan voor de verdediging van de veroordeelde en zal
hem vertegenwoordigen bij de rechtspleging in herziening.51
23. De burgerlijke partij kan door middel van een verzoekschrift, gericht aan het Hof van
Cassatie, tussenkomen in het geding. Dit verzoekschrift moet ingediend worden binnen twee
maanden na de aanmaning.52 De aanmaning dient te gebeuren door de verzoeker van de herziening,
op straffe van niet-ontvankelijkheid.53 In dit geval is het niet nodig dat het verzoekschrift moet
worden ondertekend door een advocaat bij het Hof van Cassatie,54 noch dat het een met redenen
omkleed gunstig advies bevat dat is opgesteld door drie advocaten bij het Hof van Cassatie of drie
45
Art. 444, eerste lid, 1° tot 3° Sv. 46
Art. 444, derde lid Sv. 47
R. DECLERCQ, “Buitengewone rechtsmiddelen en verwante instelling” in R. DECLERCQ, Beginselen van strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2003, (1839) 1842. 48
Art. 444, derde lid Sv. 49
Art. 443, tweede lid juncto art. 444, derde lid Sv. 50
Cass. (2e k.) 17 april 2007, AR P.06.0859.N (A.T.M.V.D.W.), Arr.Cass. 2007, afl. 4, 797; http://www.cass.be (16 juli 2007); Pas. 2007, afl. 4, 701. 51
Art. 444, vierde lid Sv. 52
Art. 444, vijfde lid Sv. 53
Cass. (2e k.) 23 februari 2016, AR P.15.1586.N (M.M. / D.T., C.F., N.T., S.T.), http://www.cass.be (3 maart 2016). 54
Cass. (2e k.) 18 april 2000, AR P.99.1801.N, (P. / G.), http://www.cass.be (18 oktober 2001); Arr.Cass. 2000, afl. 5, 816.
9
advocaten bij het hof van beroep die tien jaar ingeschreven zijn aan die balie. De wet schrijft dit
namelijk niet voor.
§2: De procedure tot herziening
24. Wanneer aan alle op straffe van niet-ontvankelijkheid voorschriften is voldaan, buigt het Hof
van Cassatie zich over het al dan niet bestaan van de aangehaalde grond tot herziening. Wanneer de
herziening steunt op één van de eerste twee gronden tot herziening, doet het Hof dit zelf. Bij de
derde grond tot herziening zal dit echter worden onderzocht door een hof van beroep, aangeduid
door het Hof van Cassatie. Het hof van beroep gaat na of de aangevoerde feiten tot staving van de
aanvraag beslissend genoeg schijnen om de zaak te herzien.55 Dit onderzoek heeft plaats in een
openbare terechtzitting van de burgerlijke kamer, voorgezeten door de eerste voorzitter. De
procureur-generaal, de veroordeelde of de curator en de burgerlijke partijen worden gehoord. Het
hof van beroep doet uitspraak over de uitkomst van het onderzoek bij een met redenen omkleed
arrest. Indien het onderzoek niet geschied is overeenkomstig de wet, verklaart het Hof van Cassatie
het nietig, beveelt dat het opnieuw zal worden begonnen en verwijst de zaak, voor verder
onderzoek, naar een ander hof van beroep.56
25. De wet zegt niet naar welk hof van beroep de zaak dient te worden verwezen. Het is dus
mogelijk dat dit hetzelfde hof van beroep is als datgene dat de verzoeker tot herziening eerder al had
veroordeeld in beroep. Bijkomend probleem is dat het Hof van Cassatie het advies van het hof van
beroep dient te volgen. Het advies is met andere woorden bindend. Dit volgt uit artikel 445, vierde
lid van het Wetboek van Strafvordering.
26. Mits het Hof van oordeel is dat de aangehaalde grond tot herziening voorhanden is of het hof
van beroep positief advies voor de herziening uitbrengt, vernietigt het Hof van Cassatie de
veroordeling en verwijst de zaak naar een hof van beroep of een hof van assisen. Indien niet,
verwerpt het de aanvraag tot herziening.57
27. Na de vernietiging van de veroordeling door het Hof, wordt het proces overgedaan.58
Afhankelijk van het geval verwijst het Hof van Cassatie de zaak naar een hof van beroep of een hof
van assisen dat er vroeger geen kennis van genomen heeft en dit ondanks verjaring van de
rechtsvordering of van de straf.59 De verwijzing naar een hof van assisen zal slechts gebeuren
55
Art. 445, derde lid Sv. 56
Art. 445, vierde lid Sv. 57
Art. 445, eerste, tweede en vierde lid Sv. 58
E. JACQUES, “Rechtsdwaling” in X, Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2012, (R63/01) R 63/6. 59
Art. 445, eerste lid Sv.
10
wanneer de veroordeling die het voorwerp uitmaakt van de herziening uitgesproken is door een hof
van assisen. Bij de eerste grond tot herziening is het voldoende dat slechts een van de
veroordelingen, die met elkaar onverenigbaar zijn, is uitgesproken door een hof van assisen. In geval
van verwijzing naar een hof van assisen wordt een nieuwe akte van beschuldiging opgemaakt.60
28. Het kan ook zijn dat het Hof van Cassatie de veroordeling vernietigt zonder nadien over te
gaan tot verwijzing van de zaak. Dit is het geval bij de uitzonderlijke situatie waar de aanvraag tot
herziening betrekking heeft op een veroordeling wegens het doden van iemand en blijkt dat het
beweerde slachtoffer na de datum van de veroordeling nog in leven was. Bijkomend moet de
veroordeelde zelf nog in leven zijn en mag het hof van beroep niet hebben verklaard in het arrest dat
de bevindingen van het onderzoek genoegzame bezwaren voor een correctionele of criminele
tenlastelegging tegen hem laten bestaan.61 Het hof waarnaar de zaak is verwezen kan ofwel de
vroegere veroordeelde vrijspreken, ofwel de vernietigde veroordeling bevestigen. 62
§3: Na de procedure tot herziening
29. Indien de vroegere veroordeelde wordt vrijgesproken of het Hof van Cassatie de veroordeling
heeft vernietigd zonder verwijzing, moet in datzelfde arrest worden verklaard dat de onschuld van de
beschuldigde of van de beklaagde erkend is. Een uitgifte van het arrest wordt toegezonden aan de
minister van Justitie, en een andere wordt afgegeven aan de veroordeelde of aan de curator voor zijn
verdediging. Verder kan de betrokkene of zijn rechthebbende verzoeken dat het arrest bij uittreksel
bekendgemaakt wordt in het Belgisch Staatsblad en in een blad uit de provincie waar de initiële
veroordeling is uitgesproken. Dit gebeurt door zorg van de procureur-generaal. Onder dezelfde
voorwaarden kan verzocht worden dat het arrest wordt aangeplakt in zowel de gemeente waar het
misdrijf is vastgesteld als de gemeente waar de eerste beslissing is gewezen.63
30. De onterecht veroordeelde heeft recht op een vergoeding ten laste van de Staatskas. Indien
de onterecht veroordeelde overleden is, komt het bedrag toe aan zijn rechthebbenden. Het bedrag
wordt door de regering bepaald. De vergoeding kan ook worden toegekend wanneer de straf werd
verminderd nadat de zaak opnieuw werd behandeld. Heeft de betrokkene een geldboete betaald na
zijn veroordeling en werd die veroordeling nadien vernietigd dan wordt de onterecht geïnde
geldboete, samen met de wettelijke interesten, terugbetaald.64
60
Art. 446 Sv. 61
Art. 445, vijfde lid Sv. 62
Art. 447, eerste lid Sv. 63
Art. 447, tweede lid Sv. 64
Art. 447, derde tot zesde lid Sv.
11
Afdeling III: Andere procedures vergelijkbaar met de herziening in strafzaken
31. Eerder werd vermeld dat de herziening in strafzaken het herstel van rechterlijke dwalingen
beoogt en dat de uitspraak van een rechter onder bepaalde voorwaarden vernietigd kan worden om
nadien een nieuwe rechterlijke beslissing te bekomen. Er zijn echter ook andere procedures die
hieraan gelijkaardig zijn. We denken dan aan de heropening van de rechtspleging na een
veroordeling van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, het genadeverzoek en de
amnestie. Hoewel er dus enige gelijkenissen zijn met de herziening in strafzaken, zijn er ook veel
verschillen. In deze afdeling worden deze procedures kort besproken in het licht van de
herzieningsprocedure.
A. De heropening van de rechtspleging na een veroordeling van het Europees Hof voor de Rechten
van de Mens
32. De heropening van de rechtspleging is, net zoals de herziening in strafzaken, een bijzondere
procedure voor het Hof van Cassatie.65 De heropening is mogelijk wanneer er bij een definitief arrest
van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is vastgesteld dat het Europees Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden of de aanvullende
protocollen, zijn geschonden. De heropening kan dan gevraagd worden van de rechtspleging die
geleid heeft tot de veroordeling van de verzoeker in de zaak voor het Europees Hof voor de Rechten
van de Mens of tot de veroordeling van een andere persoon, wegens hetzelfde feit en op grond van
dezelfde bewijsmiddelen. De heropening kan enkel wat de strafvordering betreft worden gevraagd.66
De heropening van de rechtspleging is met andere woorden mogelijk wanneer een veroordeling van
een individu door de nationale rechter op zich een schending uitmaakt van het Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens. Na de veroordeling heeft men dus, net zoals bij de herziening, recht
op een nieuw proces.67
B. Het genadeverzoek
33. Volgens artikel 110 van de Grondwet heeft de Koning het recht om de door de rechters
uitgesproken straffen kwijt te schelden of te verminderen, behoudens hetgeen ten aanzien van de
ministers en van de leden van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen is bepaald.68
65
Art. 442quater, 1e lid Sv.
66 Art. 442bis Sv.
67 S. GROETAERS, “De heropening van de rechtspleging na een veroordeling van het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens: een rechtsvergelijkend overzicht”, NC 2018, nr. 3, (258) 258. 68
Art. 110 Gw.
12
Het genadeverzoek is dus, in tegenstelling tot de herziening, niet in handen van de rechterlijke
macht. Bovendien doet het de veroordeling niet teniet maar betreft het enkel de uitvoering van de
straf en kan het ook betrekking hebben op overtredingen.69
C. De amnestie
34. Ook bij amnestie komt de rechterlijke macht niet aan te pas. Het is namelijk een beslissing
van de federale wetgevende macht waarbij van een voorheen strafbare handeling het strafbare
karakter wordt ontnomen en dit met terugwerkende kracht. Er wordt dus geacht nooit een misdrijf
te zijn geweest. De amnestie wordt door middel van een wet verleend en heeft een algemeen
karakter, in tegenstelling tot de individuele herzieningsprocedure.70
Afdeling IV: Conclusie
35. De herziening in strafzaken is een buitengewoon rechtsmiddel71 dat tot doel heeft
rechterlijke dwalingen te herstellen en dus een veroordeling, die een vergissing blijkt, te vernietigen.
Wanneer het instellen van dit buitengewoon rechtsmiddel leidt tot vernietiging van de veroordeling,
wordt de zaak verwezen naar een hof van beroep of hof van assisen om opnieuw te worden
behandeld.72 De herziening vormt een uitzondering op het gezag van gewijsde. Het gezag van
gewijsde is de rechtskracht die vasthangt aan een rechterlijke beslissing.73 Een rechterlijke beslissing
heeft een wettelijk vermoeden van waarheid. De uitspraak wordt, met andere woorden geacht juist
te zijn.74 De rechtsmiddelen vormen een uitzondering op dit principe, waartoe dus ook de herziening
behoort.75
36. De herziening kan enkel betrekking hebben op een in kracht van gewijsde gegane
veroordeling in correctionele of criminele zaken. Bovendien kan de herziening slechts worden
aangevraagd op de door de wet bepaalde gronden.76 De aanvraag tot herziening wordt gedaan door
de veroordeelde of bij overlijden van de veroordeelde door de echtgenoot, bloedverwanten in de
69
J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE, J. GOOSSENS, G. GOEDERTIER e.a., “Genaderecht” in J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE, J. GOOSSENS, G. GOEDERTIER, Basisbegrippen publiekrecht, Brugge, die Keure, 2014, (183) 184. 70
J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE, J. GOOSSENS en G. GOEDERTIER, “Amnestie” in J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE, J. GOOSSENS en G. GOEDERTIER e.a., Basisbegrippen publiekrecht, Brugge, die Keure, 2014, (36) 37. 71
R. DECLERCQ, “Herziening” in A. VANDEPLAS, Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, (211) 213. 72
F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2017, 285. 73
G. GOEDERTIER e.a., Basisbegrippen publiekrecht, Brugge, die Keure, 2014, 187. 74
G. MARTYN, R. DEVLOO en Y. JORENS, “Thema 6- Rechtshandhaving” in G. MARTYN, R. DEVLOO en Y. JORENS, Een kennismaking met recht en rechtspraktijk, Brugge, die Keure, 2018, (153) 175. 75
G. GOEDERTIER e.a., Basisbegrippen publiekrecht, Brugge, die Keure, 2014, 187. 76
Art. 443, eerste lid Sv.
13
nederdalende en de opgaande lijn, broers en zussen van de veroordeelde. Als laatste kan de
aanvraag ook worden gedaan door de minister van Justitie.77
37. De aanvraag wordt aanhangig gemaakt bij het Hof van Cassatie op vordering van de
procureur-generaal bij het Hof van Cassatie wanneer deze uitgaat van de minister van Justitie78 en
door middel van een verzoekschrift wanneer de aanvraag uitgaat van de veroordeelde of diens
familie.79 Dat verzoekschrift moet ondertekend zijn door advocaat bij het Hof van Cassatie en moet
een met redenen omkleed gunstig advies bevatten, opgesteld door drie advocaten bij het Hof van
Cassatie of drie advocaten bij het hof van beroep die tien jaar ingeschreven zijn aan de balie.80
38. Wanneer voldaan is aan deze voorwaarden, buigt het Hof van Cassatie zich over het al dan
niet bestaan van de aangehaalde grond tot herziening. Steunt de herziening op één van de eerste
twee gronden tot herziening, dan doet het Hof dit zelf. Bij de derde grond tot herziening zal dit
worden onderzocht door een hof van beroep, aangeduid door het Hof van Cassatie. Het hof van
beroep gaat na of de aangevoerde feiten tot staving van de aanvraag beslissend genoeg schijnen om
de zaak te herzien.81 Het is mogelijk dat dit hof van beroep hetzelfde Hof is als datgene dat de
verzoeker tot herziening eerder al had veroordeeld. Bijkomend probleem is dat het Hof van Cassatie
het advies van het hof van beroep moet volgen.82
39. Het Hof van Cassatie vernietigt de veroordeling en verwijst de zaak naar een hof van beroep
of een hof van assisen waar het proces zal worden overgedaan,83 mits het van oordeel is dat de
aangehaalde grond tot herziening voorhanden is of het hof van beroep positief advies voor de
herziening uitbrengt. Indien niet, verwerpt het de aanvraag tot herziening.84
77
Art. 444, eerste lid, 1° tot 3° Sv. 78
Art. 444, derde lid Sv. 79
Art. 444, derde lid Sv. 80
Art. 443, tweede lid juncto art. 444, derde lid Sv. 81
Art. 445, derde lid Sv. 82
Art. 445, vierde lid Sv. 83
E. JACQUES, “Rechtsdwaling” in X, Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2012, (R63/01) R 63/6. 84
Art. 445, eerste, tweede en vierde lid Sv.
14
HOOFDSTUK II: DE GRONDEN TOT HERZIENING
40. Artikel 443 van het Wetboek van Strafvordering onderscheidt drie mogelijke gronden op
basis waarvan een veroordeelde de herziening kan aanvragen. De eerste twee, minder frequente
gronden, zijn de onverenigbaarheid tussen twee veroordelingen wegens eenzelfde feit en de
veroordeling van een getuige wegens valse getuigenis. De derde grond is de herziening op grond van
een nieuw feit.85
Afdeling I: De herziening in strafzaken door onverenigbaarheden tussen
verschillende veroordelingen
41. Een eerste grond is de herziening door onverenigbaarheden tussen verschillende
veroordelingen. De herziening op basis van deze grond is mogelijk “wanneer onverenigbaarheid
bestaat tussen veroordelingen die wegens een zelfde feit bij onderscheidene arresten of vonnissen
tegen verschillende beschuldigden of beklaagden al dan niet op tegenspraak zijn uitgesproken, en het
bewijs van de onschuld van een der veroordeelden uit de tegenstrijdigheid van de beslissingen
volgt”.86
42. Er moet met andere woorden sprake zijn van conflictrechtspraak waarbij verschillende
veroordelingen werden uitgesproken lastens verschillende personen wegens eenzelfde feit. Uit de
tegenstrijdigheid van deze veroordelingen volgt het bewijs van onschuld van één van de
veroordeelden. Er is sprake van de eerste grond van herziening wanneer er twee of meer personen
veroordeeld zijn voor hetzelfde misdrijf.
A. Voorwaarden
§1: De onverenigbaarheid tussen verschillende veroordelingen
43. Er moet sprake zijn van twee of meer veroordelingen uitgesproken wegens eenzelfde feit. De
aanvraag tot herziening is dan ook niet ontvankelijk wanneer de beweerde onverenigbaarheid
betrekking heeft op de veroordeling van een van de beschuldigden of beklaagden en de vrijspraak
van een andere beschuldigde of beklaagde. De onverenigbaarheid moet betrekking hebben op
verschillende veroordelingen die wegens eenzelfde feit bij onderscheiden arresten of vonnissen
tegen verschillende beschuldigden of beklaagden al dan niet op tegenspraak zijn uitgesproken
85
Art. 443, eerste lid, 1° tot 3° Sv. 86
Art. 443, eerste lid, 1° Sv.
15
waarbij het bewijs van de onschuld van een der veroordeelden uit de tegenstrijdigheid van die
beslissingen volgt.87
44. Om te bepalen of er sprake is van een onverenigbaarheid moet men kijken naar het
beschikkend gedeelte van de veroordelingen.88 Er is sprake van een onverenigbaarheid wanneer
bijvoorbeeld twee personen zijn veroordeeld voor de moord op een persoon waarbij er slechts één
kogel werd gebruikt.89
45. Het kan ook zijn dat er enerzijds een veroordeling wordt uitgesproken en anderzijds een
maatregel wordt opgelegd door de jeugdrechtbank. Ook hier kan er sprake zijn van een
onverenigbaarheid waar herziening mogelijk is. Dit was het geval in een arrest van het Hof van
Cassatie in 1971. Enerzijds veroordeelde de correctionele rechtbank een persoon wegens een
misdrijf en anderzijds had de jeugdrechtbank een maatregel bevolen, na te hebben vastgesteld dat
die persoon een minderjarige beneden de leeftijd van achttien jaar was. De maatregel werd opgelegd
wegens hetzelfde feit als de veroordeling voor de correctionele rechtbank. Het feit werd dus
tegelijkertijd aan twee personen ten laste gelegd. Na onderzoek bleek dat de tenlastelegging slechts
door één persoon kon zijn gepleegd. Hierdoor werden beide beslissingen onverenigbaar en
vernietigde het Hof beide vonnissen en verwees het naar een hof van beroep en een jeugdkamer.90
§2: Wegens eenzelfde feit
46. Het is logisch dat wanneer de verschillende veroordelingen betrekking hebben op
verschillende feiten er geen grond tot herziening voorhanden is. Het Hof van Cassatie wijst het
verzoek tot herziening dan ook af wanneer de aanvraag tot herziening gegrond is op het feit dat twee
veroordelingen, uitgesproken tegen verschillende beklaagden of beschuldigden, onverenigbaar zijn
en uit de tegenstrijdigheid van de beslissingen het bewijs van onschuld volgt van één van de
veroordeelden, doch het Hof vaststelt dat de veroordelingen betrekking hebben op andere feiten.91
§3: Waaruit de onschuld van één van hen blijkt
47. De herziening heeft als doel rechtsdwalingen recht te zetten. Er moet dus sprake zijn van een
onterechte veroordeling van één van de onverenigbare veroordelingen. De onterechte veroordeling
87
Cass. (2e k.) 24 oktober 2006, AR P.06.0859.N, (V.D.W.A.T.M.), Arr.Cass. 2006, afl. 10, 2107; http://www.cass.be (8 november 2006); Pas. 2006, afl. 9-10, 2146. 88
S. DERRE en A. JACOBS, “Tenietgaan van straffen” in X, Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2004, (T 59 / 01) T59/27. 89
M. FORTHOMME, “Révision des condamnations“ in X., Postal Mémorialis. Lexique du droit pénal et des lois spéciales , Mechelen, Kluwer, 2012, (R140/01) R140/2. 90
Cass. 21 september 1971, www.juridat.be 91
Cass. 11 december 1990, AR 4934 (Gonzales Vargas), http://www.cass.be (18 oktober 2001); Arr.Cass. 1990-91, 406; Bull. 1991, 359; Pas. 1991, I, 359.
16
uit zich in het feit dat deze niet had mogen worden uitgesproken omdat de veroordeelde onschuldig
is.
48. Wanneer het Hof van Cassatie van mening is dat de veroordelingen inderdaad onverenigbaar
zijn, worden beide veroordelingen onmiddellijk vernietigd.92
B. Toepassingen
§1: Onontvankelijke herzieningsaanvragen
49. Een voorbeeld van een herzieningsaanvraag gegrond op de onverenigbaarheid tussen
veroordelingen vinden we in een arrest van 1990. De verzoeker werd veroordeeld bij een op
tegenspraak gewezen arrest van 9 augustus 1988 van het hof van beroep te Antwerpen tot een
gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden en tot een geldboete van 2.000 frank of drie maanden
vervangende gevangenisstraf. Hij werd veroordeeld voor het vervaardigen, bezitten, verkopen of te
koop stellen van verdovingsmiddelen en dit buiten elke aankoop of bezit krachtens een
geneeskundig voorschrift. De verzoeker maakte zich schuldig aan dit misdrijf in de stad Deurne op
niet nader te bepalen data tussen 1 maart 1988 en 27 mei 1988 en onder meer op 26 mei 1988 en dit
zonder een geneesheer, apotheek of veearts zijnde of in het bezit te zijn van een voorafgaande
vergunning van de ministers van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid. De verzoeker voert aan
dat zijn verzoek tot herziening gebaseerd is op de onverenigbaarheid tussen veroordelingen wegens
eenzelfde feit bij verscheidene arresten of vonnissen tegen verschillende beschuldigingen of
beklaagden al dan niet op tegenspraak uitgesproken en het bewijs van de onschuld van één van de
veroordeelden uit de tegenstrijdigheid van de beslissing volgt. Dit zou volgens de verzoeker
onverenigbaar zijn met het vonnis van de Correctionele Rechtbank te Brugge van 8 augustus 1988.
Dit vonnis betrof feiten die gepleegd werden te Blankenberge en bij samenhang te Nevele op 10 juni
1988 en elders in het Rijk tussen 7 en 10 juni 1988. Het verzoekschrift kon echter niet worden
aangenomen aangezien de beslissingen verschillende feiten betroffen en bijgevolg niet
onverenigbaar waren.93
50. Een volgend voorbeeld waar wederom de aanvraag niet ontvankelijk werd verklaard, betreft
de aanvraag tot herziening dat steunde op de beweerde onverenigbaarheid tussen, enerzijds, het
arrest op 26 juni 2003 gewezen door het hof van beroep te Antwerpen, correctionele kamer, waarbij
de verzoeker werd veroordeeld wegens inbreuken op het koninklijk besluit van 31 december 1930
92
M. MAHIEU en J. VAN MEERBEECK, “La procédure de révision en matière pénale” in X., Droit pénal et procédure pénale , Mechelen, Kluwer, s.d., 51 (73). 93
Cass. 11 december 1990, AR 4934 (Gonzales Vargas), http://www.cass.be (18 oktober 2001); Arr.Cass. 1990-91, 406; Bull. 1991, 359; Pas. 1991, I, 359.
17
omtrent de handel in slaap- en verdovende middelen en anderzijds het arrest op 14 april 2004
gewezen door het hof van beroep te Antwerpen, correctionele kamer, waarbij een ander persoon
werd vrijgesproken wegens inbreuken op het koninklijk besluit van 31 december 1930 omtrent de
handel in slaap- en verdovende middelen. Het Hof besliste dat, gelet op de vrijspraak in het arrest
van 2004, er geen onverenigbaarheid bestaat tussen veroordelingen die wegens eenzelfde feit bij
onderscheiden arresten of vonnissen tegen verschillende beschuldigden of beklaagden, al dan niet
op tegenspraak, zijn uitgesproken. De aanvraag was derhalve onontvankelijk.94
§2: Ontvankelijke herzieningsaanvragen
51. Deze zaak betreft een herzieningsaanvraag omwille van een veroordeling omtrent feiten
gepleegd te Liedekerke, in de nacht van 10 op 11 maart 1991. De verzoeker werd veroordeeld voor
het door middel van geweld of bedreiging, een hem niet toebehorende handtas en de inhoud ervan,
waaronder een bedrag van 15.000 frank, persoonlijke documenten, cheques en een bankkaart,
waarvan de totale waarde niet nader is bepaald, op bedrieglijke wijze te hebben ontvreemd. Deze
feiten werden gepleegd met de omstandigheid dat de diefstal bij nacht en door twee of meerdere
personen is gepleegd, dat de schuldigen gebruik hebben gemaakt van een voertuig of enig ander al
dan niet met een motor aangedreven tuig om de diefstal te vergemakkelijken of hun vlucht te
verzekeren en dat zij gebruik hebben gemaakt van een gestolen voertuig of enig ander al dan niet
met een motor aangedreven, gestolen tuig om de diefstal te vergemakkelijken of hun vlucht te
verzekeren. Verder werd de verzoeker veroordeeld voor feiten wederom gepleegd te Liedekerke, in
de nacht van 10 op 11 maart 1991. Deze keer voor het, door middel van geweld of bedreiging, op
bedrieglijke wijze een hem niet toebehorende wagen van het merk Mercedes en de inhoud ervan,
waarvan de totale waarde niet nader is bepaald, te hebben ontvreemd, met de omstandigheid dat de
diefstal bij nacht, door twee of meerdere personen is gepleegd, dat wapens of op wapens gelijkende
voorwerpen zijn gebruikt of getoond, of dat de schuldigen hebben doen geloven dat zij gewapend
waren en gebruik hebben gemaakt van een voertuig of enig ander al of niet met een motor
aangedreven tuig om de diefstal te vergemakkelijken of hun vlucht te verzekeren. In de nacht van 10
op 11 maart 1991 werd in het gerechtelijk arrondissement Brussel, zonder bevel van het gestelde
gezag en buiten de gevallen waarin de wet de aanhouding of de gevangenhouding van bijzondere
personen toelaat of voorschrijft, een persoon aangehouden of gevangengehouden, met de
omstandigheid dat de aangehouden of gevangen gehouden persoon met de dood is bedreigd. Ook
voor deze feiten werd de verzoeker van de herzieningsaanvraag veroordeeld. Als laatste werd hij
veroordeeld voor het toebrengen van opzettelijke slagen en verwoningen welke de verwondingen
94
Cass. (2e k.) 24 oktober 2006, AR P.06.0859.N (V.D.W.A.T.M.), Arr.Cass. 2006, afl. 10, 2107; http://www.cass.be (8 november 2006); Pas. 2006, afl. 9-10, 2146.
18
een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid tot gevolg had. De verzoeker
werd voor al deze feiten veroordeeld op 3 januari 1992 door de Correctionele Rechtbank te Brussel.
52. Het Hof van Cassatie besloot dat er grond tot herziening aanwezig was, aangezien een ander
persoon door de Correctionele Rechtbank te Charleroi op 12 oktober 1993 is veroordeeld voor het
feit dat hij, te Liedekerke, in het gerechtelijk arrondissement Brussel, in de nacht van 10 op 11 maart
1991, door middel van geweld of bedreiging, op bedrieglijke wijze een voertuig van het merk
Mercedes, de inhoud ervan en inzonderheid een Bancontactkaart, een armband, twee BBL-cheques
en een bedrag van vijfduizend frank te hebben ontvreemd ten nadele van dezelfde slachtoffers als
blijkt uit de veroordeling van de verzoeker tot herziening, met de omstandigheid dat de diefstal bij
nacht, dat wapens of op wapens gelijkende voorwerpen zijn gebruikt of getoond, of dat de schuldige
heeft doen geloven dat hij gewapend was en gebruik heeft gemaakt van een gestolen voertuig of
enig ander al of niet met een motor aangedreven gestolen tuig om de diefstal te vergemakkelijken of
zijn vlucht te verzekeren. Aangezien dit deels dezelfde feiten zijn als die die geleid hebben tot de op 3
januari 1992 uitgesproken veroordeling en de veroordelingen die zijn uitgesproken, onverenigbaar
zijn aangezien op grond van de gedane onderzoeken blijkbaar elke verstandhouding tussen de
verzoeker en de andere beklaagden moet worden uitgesloten. Het bewijs van de onschuld van de
veroordeelden, volgt uit de tegenstrijdigheid van de beslissingen en dus wettigt het de herziening
van die veroordelingen overeenkomstig de artikelen 443, eerste lid, 1°. Het Hof vernietigt de door de
Correctionele Rechtbank te Brussel bij vonnis van 3 januari 1992 uitgesproken veroordeling, alsook
de veroordelingen, die door de Correctionele Rechtbank te Charleroi bij vonnis van 12 oktober 1993
maar slechts in zoverre zij betrekking hebben op de tenlastelegging van het op bedrieglijke wijze een
voertuig van het merk Mercedes te hebben ontvreemd.95
Afdeling II: De herziening in strafzaken door valse getuigenis
53. De tweede herzieningsgrond doet zich voor wanneer “een getuige die op de terechtzitting
gehoord is in een geding door het hof van assisen op tegenspraak behandeld, of die, hetzij op de
terechtzitting, hetzij in de loop van het vooronderzoek, gehoord is in een geding behandeld door een
andere rechter of door een hof van assisen uitspraak doende bij weerspannigheid aan de wet, en die
naderhand een in kracht van gewijsde gegane veroordeling heeft ondergaan wegens vals getuigenis
tegen de veroordeelde.”96
54. Anders gezegd is er een grond tot herziening op basis van valse getuigenis voorhanden
wanneer een getuige, die werd gehoord onder ede tijdens de terechtzitting of het vooronderzoek dat
95
Cass. 7 januari 1998, P971524N, www.juridat.be. 96
Art. 443, eerste lid, 2° Sv.
19
heeft geleid tot de veroordeling van de verzoeker tot herziening, naderhand wordt veroordeeld voor
het misdrijf valse getuigenis voor die afgelegde getuigenis.
A. Voorwaarden
§1: Een veroordeling
55. Indien na het veroordelend vonnis een getuige van dat proces, wegens valse getuigenis,
afgelegd tijdens dat proces, wordt veroordeeld, kan de veroordeelde gebruik maken van de aanvraag
tot herziening zoals bepaald in artikel 443, eerste lid, 2° van het Wetboek van Strafvordering.97
56. Een veroordeling wegens de verleiding van getuigen is gelijkgesteld met een veroordeling
wegens valse getuigenis.98 Verder brengen bepaalde veroordelingen wegens valse getuigenis
automatisch een vernietiging van de veroordeling, waar de getuige in de rechtspleging ervan werd
gehoord, met zich mee.99 Met andere woorden wordt de herziening automatisch toegestaan. Dit is
echter niet altijd het geval, soms wordt ook de voorwaarde gesteld dat de rechter die de
veroordeling uitsprak zich moet gebaseerd hebben op die valse verklaring of dit toch ogenschijnlijk
zo lijkt.100
§2: Wegens valse getuigenis
57. Een getuigenverklaring is een verklaring voor de rechter door een persoon die de betwiste
feiten zelf heeft gezien of gehoord of dit van een ander persoon heeft gehoord en die de echtheid
ervan onder eed bevestigt. De getuigenis kan zowel voor de rechter als schriftelijk worden
afgelegd.101
58. In bepaalde rechtsleer worden een aantal voorwaarden naar voren geschoven waaraan het
misdrijf van de valse getuigenis dient te voldoen. Allereerst dient het te gaan om een getuigenis in
criminele, correctionele of politiezaken. Deze getuigenis moet zijn afgelegd onder eed voor een
vonnisgerecht. Verder dient de getuigenis te zijn afgelegd geweest met bedrieglijk inzicht waarbij de
waarheid wordt verdraaid. Dit kan zowel in het voordeel als in het nadeel van de veroordeelde zijn
97
Corr. Luik 27 april 1992, Verkeersrecht 1992, 247. 98
V. GUERRA, “Valse getuigenis en valse eed” in X., Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2004, (V05/01) V05/11. Art. 223 Sw. 99
M. FORTHOMME, “Révision des condamnations“ in X., Postal Mémorialis. Lexique du droit pénal et des lois spéciales , Mechelen, Kluwer, 2012, (R140/01) R140/3. 100
R. DECLERCQ, “Herziening” in A. VANDEPLAS, Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, (211) 216. 101
R. BARBAIX en N. CARETTE, Privaat (vermogens)recht, Mortsel, Intersentia, 2018, 99.
20
gebeurd maar er moet een nadeel mogelijk zijn. Als laatste moet de afgelegde valse verklaring
onherroepelijk zijn geworden.102
59. De meeste van deze voorwaarden staan niet in het Strafwetboek maar kunnen indirect
worden afgeleid. Artikel 443, eerste lid, 2° van het Wetboek van Strafvordering spreekt bijvoorbeeld
niet over een getuigenis die is afgelegd onder eed. Dit kan echter worden afgeleid uit artikel 155 Sv.
dat stelt dat de getuigen ter terechtzitting, op straffe van nietigheid, de eed moeten afleggen dat ze
de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen, zo niet worden ze enkel gehoord ter
inlichting.103 Een andere voorwaarde dat wordt gesteld is die van het bedrieglijk inzicht. Het Hof van
Cassatie besliste in een arrest van 1985 dat dit een bestanddeel is van het misdrijf valse getuigenis.104
Verder besliste het Hof dat het misdrijf van valse getuigenis vereist dat die valse verklaring nadeel
heeft kunnen berokkenen.105 De voorwaarde dat de valse verklaring onherroepelijk moet zijn vloeit
ook voort uit cassatierechtspraak. Volgens het Hof is er geen misdrijf wanneer de valse verklaring
wordt ingetrokken voor de rechter die de valse getuigenis heeft gehoord en deze intrekking gebeurt
vooraleer de debatten worden gesloten.106
60. De valse verklaring kan zijn afgelegd voor het gerecht dat de beslissing tot veroordeling heeft
genomen en waarvoor nu een herzieningsaanvraag wordt ingediend, maar dit hoeft niet. Het is
bijvoorbeeld mogelijk dat de valse verklaring werd afgelegd in eerste aanleg en de herziening
betrekking heeft op de beslissing in hoger beroep. Verder kan de valse verklaring ook in het
vooronderzoek zijn afgelegd. Dit kan echter niet voor het hof van assisen aangezien de afgelegde
verklaringen afgenomen onder ede voor de onderzoeksrechter, niet aan de jury ter hand worden
gesteld.107
§3: Afgelegd in het geding waarvoor herziening wordt gevraagd
61. De valse getuigenis dient normalerwijze te zijn afgelegd in het proces dat heeft geleid tot de
veroordeling die nu het voorwerp is van een herzieningsaanvraag.108 Nochtans kan een veroordeling
wegens valse verklaring betreffende een verklaring afgelegd tijdens een ander proces dan die
waarvoor de herziening wordt gevraagd in bepaalde gevallen aanleiding geven tot herziening op 102
L. ARNOU, “Het vals getuigenis: een misdrijf onder opschortende voorwaarde?”, T.Strafr., 2000, (156) 157. 103
L. ARNOU, “Het vals getuigenis: een misdrijf onder opschortende voorwaarde?”, T.Strafr., 2000, (156) 157. 104
Cass. 11 december 1985, AR 4470 (Berlaimont / Seron), Arr.Cass. 1985-86, 527; Bull. 1986, 457; Pas. 1986, I, 457. 105
Cass. 27 januari 1988, AR 6373 (Rommes / Doneux), Arr.Cass. 1987-88, 658; Bull. 1988, 617; Pas. 1988, I, 617; Rev.dr.pén. 1988, 478. 106
Cass. 26 november 1985, AR 9671 (Brackx / Tierens), Arr.Cass. 1985-86, 440; Bull. 1986, 378; Pas. 1986, I, 378; RW 1985-86, 2224, noot VANDEPLAS, A. 107
R. DECLERCQ, “Herziening” in A. VANDEPLAS, Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, (211) 215. 108
Art. 443, eerste lid, 2° Sv.
21
basis van het artikel 443, eerste lid, 2° Sv. De reden hiervoor is namelijk dat wanneer de getuigenis
vals zou zijn, dit de veroordeling verdacht maakt. Wanneer een getuige veroordeeld wordt wegens
valse verklaring in een andere zaak wordt het vermoeden opgewekt dat de getuige dit eveneens kan
gedaan hebben in het proces dat het voorwerp van de herziening uitmaakt. Als voorwaarde geldt
uiteraard dat de valse getuigenis moet zijn afgelegd voor de uitspraak van de te herziene
veroordeling. Op die manier kan het verdenking wekken over de beslissing zelf of over de
oprechtheid van de daarvoor afgenomen getuigenissen.109
62. Ook kan de aanvraag tot herziening gegrond zijn op de derde herzieningsgrond, een nieuw
feit. Het nieuwe feit bestaat dan uit de gerechtelijke vaststelling van een valse getuigenis, weliswaar
afgelegd in een onderscheiden procedure maar betreffende feiten die hebben geleid tot de
veroordeling waarvoor de herziening wordt aangevraagd.110 Een voorbeeld van een
herzieningsaanvraag op basis van een nieuw feit betreffende een valse getuigenis vinden we in een
arrest van het Hof van Cassatie van 2003. In deze zaak werd een nieuw verhoor van het slachtoffer
afgenomen naar aanleiding van een klacht wegens valse getuigenis. De klacht heeft echter geleid tot
een buitenvervolgingstelling. De verzoeker tot herziening voerde aan dat de klacht wegens valse
getuigenis het voorwerp heeft uitgemaakt van een onderzoek en dat onderzoek het gegeven heeft
opgeleverd dat het slachtoffer duidelijk en uitdrukkelijk haar beschuldiging heeft overdreven. Het
verzoek tot herziening werd ontvankelijk verklaard.111
§4: Waarbij het verzoek tot herziening moet zijn ingediend binnen 5 jaar na de veroordeling wegens
valse getuigenis
63. De aanvraag tot herziening is niet ontvankelijk wanneer er meer dan vijf jaar verlopen is sinds
de definitieve veroordeling van de valse getuige.112 Indien dit toch het geval is kan men de herziening
aanvragen op grond van een nieuw feit.
109
Cass. (2e k.) 17 maart 2004, AR P.03.1599.F, (B.C. / S.F. e.a.), Arr.Cass. 2004, afl. 3, 456, concl. SPREUTELS, J.; http://www.cass.be (18 april 2004), concl. SPREUTELS, J.; JT 2004, afl. 6138, 475 en http://jt.larcier.be/ (1 juli 2008), concl. O.M.; Pas. 2004, afl. 3, 442, concl. SPREUTELS, J.; Rev.dr.pén. 2004, afl. 9-10, 953, concl. SPREUTELS, J. 110
Cass. (2e k.) 27 april 2005, AR P.05.0215.F (B.C. / S.F., R.J.), Arr.Cass. 2005, afl. 4, 950; http://www.cass.be (18 mei 2005), concl. CORNELIS, P.; JT 2005, afl. 6186, 436, concl. CORNELIS, P. en http://jt.larcier.be (1 juli 2008), noot -; NC 2006, afl. 4, 251 en http://www.nullumcrimen.be/ (17 augustus 2011); Pas. 2005, afl. 4, 945, concl. CORNELIS, P. 111
Cass. (2e k.) 4 juni 2003, AR P.03.0555.F (D.G. / R.C.), Arr.Cass. 2003, afl. 6-8, 1333; http://www.cass.be (12 augustus 2003); Pas. 2003, afl. 5-6, 1121. 112
Art. 443, tweede lid, in fine Sv.
22
B. Toepassingen
64. Een voorbeeld van een herzieningsaanvraag op basis van een valse getuigenis vinden we in
een arrest van het Hof van Cassatie van 6 januari 2015. De verzoeker van de herziening werd bij
vonnis van 22 oktober 2003 veroordeeld door de correctionele rechtbank, rechtsprekend in hoger
beroep. De verzoeker werd veroordeeld wegens verschillende verkeersinbreuken en kreeg een
correctionele geldboete, een rijverbod en moest een bijdrage betalen aan het Slachtofferfonds. In
het vonnis van 22 oktober 2003 steunt de correctionele rechtbank zich voor de veroordeling op
verklaringen die ter rechtszitting van die rechtbank als getuige onder eed werden afgelegd. Diezelfde
getuige werd door het hof van beroep te Antwerpen veroordeeld wegens valse getuigenis met
betrekking tot die verklaringen. Het Hof van Cassatie oordeelde dat het verzoek tot herziening
gegrond was en vernietigde het vonnis. Verder verwees het Hof de zaak naar de correctionele
rechtbank te Limburg, rechtszitting houdende in hoger beroep, waar de veroordeelde getuige in het
debat niet zal worden gehoord.113
Afdeling III: De herziening in strafzaken door ontdekking van een nieuw feit
65. De derde grond tot herziening, en tevens ook de belangrijkste grond, bestaat erin “dat het
bewijs dat de veroordeelde onschuldig is of dat een strengere strafwet is toegepast dan die welke hij
werkelijk heeft overtreden, schijnt te volgen uit een feit dat zich voorgedaan heeft sedert zijn
veroordeling, of uit een omstandigheid waarvan hij het bestaan niet heeft kunnen aantonen ten tijde
van het geding.”114
66. Met andere woorden maakt artikel 443, eerste lid, 3° van het Wetboek van Strafvordering de
ontvankelijkheid van de aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde getreden criminele of
correctionele veroordeling afhankelijk van het bestaan van een nieuw feit dat zich sedert de
veroordeling heeft voorgedaan of van een omstandigheid die de veroordeelde niet heeft kunnen
aantonen tijdens het geding en waaruit het bewijs van zijn onschuld aan de feiten waarvoor hij werd
veroordeeld, blijkt voort te vloeien.115 De herziening is dus mogelijk omwille van bepaalde latere
omstandigheden die blijk geven van een mogelijke dwaling bij de veroordeling op grond van
gegevens die de rechter toen niet bekend waren, ook wel novum genoemd.116
113
Cass. (2e k.) 6 januari 2015, AR P.14.1578.N (C.V. / R.R., Allianz Benelux nv), Arr.Cass. 2015, afl. 1, 26; http://www.cass.be (25 januari 2015); Pas. 2015, afl. 1, 36; RABG 2015, afl. 7, 483; T.Strafr. 2015, afl. 3, 132, noot BAEYENS, E. 114
Art. 443, eerste lid, 3° Sv. 115
Cass. (2e k.) 14 juni 2016, AR P.16.0507.N (K.I.), http://www.cass.be (5 juli 2016). 116
L. HUYBRECHTS, “Dubieuze vonnissen vermijden” in J. ROZIE, F. DERUYCK, L. HUYBRECHTS en F. VAN VOLSEM (eds.), Na rijp beraad. Liber amicorum Michel Rozie, Antwerpen, Intersentia, 2014, 251 (257).
23
67. Deze grond tot herziening werd ingevoerd door de wet van 18 juni 1894.117 De andere twee
gronden bestonden reeds vroeger, doch werden ontoereikend beschouwd om het doel van de
herzieningsregeling te bereiken, namelijk het mogelijk maken van het herstel van onjuiste
veroordelingen.118
A. Voorwaarden
68. Zoals reeds vermeld werd, moet het gaan om een nieuw feit of omstandigheid dat de
veroordeelde tijdens het geding, dat heeft geleid tot zijn veroordeling, niet heeft kunnen aantonen
en waaruit bovendien het bewijs van onschuld van de veroordeelde volgt.
§1: Een nieuw feit of omstandigheid
69. Volgens het Hof van Cassatie vereist een nieuw feit of omstandigheid het ontdekken of het
achterhalen van een element van feitelijke of technische aard dat de veroordelende beslissing had
kunnen wijzigen of beïnvloeden. Dit wil zeggen dat een vergissing in rechte van de rechter hier niet
toe behoort. Dit geeft namelijk enkel aanleiding tot het aanwenden van een rechtsmiddel.119
70. Het aangevoerde feit, bewijsmiddel of omstandigheid zou, indien het reeds bestond ten tijde
van het geding en ook kon aangevoerd worden tijdens het geding, de beslissing tot veroordeling
gewijzigd of beïnvloed moeten hebben. 120
71. Als laatste dient het aangevoerde feit uiteraard verband te houden met de beslissing tot
veroordeling waarvoor de herziening wordt aangevraagd. Een feit dat niet in verband staat met de
beslissing kan geen aanleiding geven tot herziening op basis van de derde grond van herziening.121
§2: Dat de veroordeelde tijdens het geding niet heeft kunnen aantonen
72. Een tweede voorwaarde om zich te kunnen beroepen op de derde herzieningsgrond, is dat
het moet gaan om een feit of een omstandigheid die de veroordeelde tijdens het proces niet heeft
117
Wet van 18 juni 1894 inhoudende de IXde titel van het IIIe boek van het Wetboek van rechtspleging in strafzaken, BS 24 juni 1894. 118
M. MAHIEU en J. VAN MEERBEECK, “La procédure de révision en matière pénale” in X., Droit pénal et procédure pénale , Mechelen, Kluwer, s.d., 51 (87). 119
Cass. (2e k.) 17 februari 2015, AR P.15.0003.N, (E.H.J.V.G. / Imperial Tobacco Trading Ltd., Belgische Staat), Arr.Cass. 2015, afl. 2, 451; http://www.cass.be (14 maart 2015); Pas. 2015, afl. 2, 421. 120
P. TRAEST., “Is de herziening in strafzaken aan herziening toe?” in DERUYCK, F. GOETHALS, E., HUYBRECHTS, L., LECLERCQ, J.F., ROZIE, J., ROZIE, M., TRAEST, P. en VERSTRAETEN, R. (eds.), Amicus curiae: Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, (383) 386. 121
Cass. 1 maart 1995, AR P.94.1025.F, (Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie / Bolly), http://www.cass.be (18 oktober 2001); Arr.Cass. 1995, 244; Bull. 1995, 246; P.&B. 1995, 184; Pas. 1995, I, 246.
24
kunnen bewijzen.122 Dit is mogelijk doordat het feit zich pas na de veroordeling heeft voorgedaan of
doordat de veroordeelde het niet heeft kunnen aantonen ten tijde van het geding.123
73. Een feit dat de feitenrechter reeds bekend was ten tijde van het geding kan geen aanleiding
geven tot herziening op grond van artikel 443, eerste lid, 3° van het Wetboek van Strafvordering.
Bovendien moet de veroordeelde in de onmogelijkheid geweest zijn om het aangevoerde feit tijdens
het proces te kunnen aantonen.124 Het is aan de verzoeker van het geding om te bewijzen dat hij zich
in deze onmogelijkheid bevond en dit op straffe van niet-ontvankelijkheid.125
§3: Waaruit het bewijs van onschuld volgt
74. Het nieuwe feit of de aangevoerde omstandigheid moet van die aard zijn dat het bewijs van
onschuld van de veroordeelde eruit voortvloeit.126 Het is namelijk zo dat een feit dat geen
vermoeden van onschuld kan opleveren geen aanleiding kan geven tot herziening op grond van art.
443, eerste lid, 3° Sv.127
75. Een tweede mogelijkheid is dat uit het aangevoerde feit of omstandigheid het bewijs volgt
dat een strengere strafwet is toegepast dan die welke de veroordeelde werkelijk heeft overtreden.
De herziening zal ook verzocht kunnen worden wanneer de opgelegde straf wettig verantwoord is
voor de feiten waarvoor men is veroordeeld maar er een te strenge strafwet is toegepast geweest.128
B. Onderzoek door het hof van beroep
76. Wanneer de aanvraag tot herziening steunt op de grond tot herziening met betrekking tot
het novum en het Hof van Cassatie de aanvraag niet onmiddellijk als niet-ontvankelijk verwerpt,
beveelt het Hof dat de aanvraag zal worden onderzocht door een hof van beroep dat het daarmee
122
Cass. AR 11 december 1990, 4934, (Gonzales Vargas), http://www.cass.be (18 oktober 2001); Arr.Cass. 1990-91, 406; Bull. 1991, 359; Pas. 1991, I, 359. 123
Cass. (2e k.) 4 juni 2003, AR P.03.0555.F, (D.G. / R.C.), Arr.Cass. 2003, afl. 6-8, 1333; http://www.cass.be (12 augustus 2003); Pas. 2003, afl. 5-6, 1121. 124
Cass. 1 maart 1995, AR P.94.1025.F, (Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie / Bolly), http://www.cass.be (18 oktober 2001); Arr.Cass. 1995, 244; Bull. 1995, 246; P.&B. 1995, 184; Pas. 1995, I, 246. 125
Cass. 6 september 1994, AR P.94.0564.N, (Zarouali), http://www.cass.be (18 oktober 2001); Arr.Cass. 1994, 699; Bull. 1994, 686; Pas. 1994, I, 686. 126
Cass. (2e k.) 12 april 2000, AR P.00.0251.F (D.), http://www.cass.be (18 oktober 2001); Arr.Cass. 2000, afl. 4, 784; Bull. 2000, afl. 3, 778. 127
Cass. 1 maart 1995, AR P.94.1025.F, (Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie / Bolly), http://www.cass.be (18 oktober 2001); Arr.Cass. 1995, 244; Bull. 1995, 246; P.&B. 1995, 184; Pas. 1995, I, 246. 128
Cass. (2e k.) 4 juni 2003, AR P.03.0555.F, (D.G. / R.C.), Arr.Cass. 2003, afl. 6-8, 1333; http://www.cass.be (12 augustus 2003); Pas. 2003, afl. 5-6, 1121.
25
belast. Het hof van beroep zal moeten nagaan of de tot staving van de aanvraag aangevoerde feiten
beslissend genoeg schijnen om de zaak te herzien.129
77. Met andere woorden moet het Hof de aanvraag voor onderzoek naar een hof van beroep
verwijzen wanneer het de aanvraag ontvankelijk acht.130 Dit is ook het geval indien de minister van
Justitie, via een vordering van de procureur-generaal, een herzieningsaanvraag indient bij het Hof
van Cassatie.131
78. Het onderzoek, gevoerd door het hof van beroep, heeft plaats op de openbare terechtzitting
van de burgerlijke kamer.132 Het is mogelijk dat de veroordeling, die het voorwerp is van de
herzieningsaanvraag, uitgesproken is door hetzelfde hof van beroep dat nadien het onderzoek voert
naar de aangevoerde feiten van de herzieningsaanvraag. Meer bepaald of deze beslissend genoeg
schijnen om de zaak te herzien. De veroordeling wordt echter uitgesproken door een correctionele
kamer van een hof van beroep en de herzieningsaanvraag wordt daarentegen beoordeeld door een
burgerlijke kamer van een hof van beroep. Wanneer de leden van de burgerlijke kamer niet
betrokken waren bij de veroordeling, is er volgens het Hof van Cassatie geen probleem met
betrekking tot de onpartijdigheid of onafhankelijkheid. Er kan in hoofde van de verzoeker en de
publieke opinie geen schijn van partijdigheid of afhankelijkheid doen ontstaan.133
79. Dat het Hof van Cassatie oordeelt dat er geen redenen zijn om de herzieningsaanvraag
onmiddellijk als niet-ontvankelijk te verwerpen, betekent niet dat het aangewezen hof van beroep bij
de beoordeling of de tot staving van de aanvraag aangevoerde feiten beslissend genoeg schijnen te
zijn om de zaak te herzien, niet meer zou mogen oordelen dat de aangevoerde feiten al dan niet
nieuw zijn.134
80. De uitkomst van het onderzoek wordt in een met redenen omkleed arrest gegoten. Als het
arrest positief antwoord op de vraag of aan de voorwaarden voor herziening is voldaan, vernietigt
het Hof van Cassatie de veroordeling. Indien niet, verwerpt het de aanvraag tot herziening.135 Het
129
Art. 445, derde lid Sv. 130
Cass. 11 december 1990, AR 4934, (Gonzales Vargas), http://www.cass.be (18 oktober 2001); Arr.Cass. 1990-91, 406; Bull. 1991, 359; Pas. 1991, I, 359. 131
Cass. 14 september 1982, AR 7280 (Van de Sijpe), Arr.Cass. 1982-83, 65; Bull. 1983, 62; Pas. 1983, I, 62 132
Art. 445, vierde lid Sv. 133
Cass. (2e k.) 19 juni 2012, AR P.12.0712.N (F.A.M.), Arr.Cass. 2012, afl. 6-7-8, 1711; http://www.cass.be (25 juli 2012); Pas. 2012, afl. 6-7-8, 1433; RW 2012-13 (samenvatting), afl. 36, 1415 en http://www.rw.be/ (13 mei 2013). 134
Cass. (2e k.) 26 maart 2013, AR P.11.1476.N, (Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie inzake F.A.M., Belgische Staat), Arr.Cass. 2013, afl. 3, 828; http://www.cass.be (26 april 2013); Pas. 2013, afl. 3, 786; RABG 2013, afl. 14, 1034, noot DE PAUW, W. 135
Art. 445, vierde lid Sv.
26
Hof moet hierbij enkel nagaan of het door het hof van beroep gedane onderzoek geschied is
overeenkomstig de wet en of het uitgebrachte advies overeenkomstig de wet is.136
81. Bij de beoordeling of de aangevoerde nieuwe feiten beslissend genoeg schijnen om de zaak
te herzien hoeft het hof van beroep zich niet te beperken tot de gegevens die uitdrukkelijk in
aanmerking werden genomen bij de veroordeling, namelijk die gegevens die hebben geleid tot het
beslissen tot de schuld van de veroordeelde. Het adviserende hof van beroep mag zich baseren op
alle dossiergegevens waarover partijen tegenspraak hebben kunnen voeren, waardoor hun recht op
een eerlijk proces en hun recht van verdediging afdoende zijn gewaarborgd.137
82. Het is niet de bedoeling dat het aangewezen hof van beroep gaat onderzoeken of de
feitenrechter die de veroordeling heeft uitgesproken, zich heeft vergist of heeft gefaald. Bovendien
moet ze evenmin de zaak opnieuw beoordelen, noch de veroordeling toetsen op haar wettigheid.138
83. De procureur-generaal, de veroordeelde of de curator voor zijn verdediging en de burgerlijke
partijen, indien die er zijn in het geding, worden gehoord.139 De herzieningsprocedure is geen
cassatieprocedure. Om die reden vindt artikel 1107 van het Gerechtelijk Wetboek dan ook geen
toepassing. Artikel 1107 Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat wanneer het openbaar ministerie
schriftelijk conclusie neemt, de partijen ten laatste op de zitting en uitsluitend in antwoord op de
conclusie van het openbaar ministerie, een noot kunnen neerleggen waarin geen nieuwe middelen
mogen worden aangebracht. Verder stipuleert het artikel dat elke partij bij de cassatieprocedure, ter
zitting kan verzoeken dat de zaak wordt verdaagd om mondeling, dan wel met een noot, te
antwoorden op de schriftelijke of mondelinge conclusie van het openbaar ministerie. Het Hof van
Cassatie heeft dan ook beslist dat het recht van verdediging bij een herzieningsprocedure is
gewaarborgd door de mogelijkheid om, op de rechtszitting, mondeling te antwoorden op de
mondelinge conclusie van de advocaat-generaal.140
136
Cass. (2e k.) 17 april 2007, AR P.06.0859.N, (A.T.M.V.D.W.), Arr.Cass. 2007, afl. 4, 797; http://www.cass.be (16 juli 2007); Pas. 2007, afl. 4, 701 juncto Cass. 31 januari 1995, AR P.94.1394.N, (De Busscher), http://www.cass.be (18 oktober 2001); Arr.Cass. 1995, 113; Bull. 1995, 113; Pas. 1995, I, 113. 137
Cass. (2e k.) 26 maart 2013, AR P.11.1476.N, (Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie inzake F.A.M., Belgische Staat), Arr.Cass. 2013, afl. 3, 828; http://www.cass.be (26 april 2013); Pas. 2013, afl. 3, 786; RABG 2013, afl. 14, 1034, noot DE PAUW, W. 138
Cass. (2e k.) 19 juni 2012, AR P.12.0712.N (F.A.M.), Arr.Cass. 2012, afl. 6-7-8, 1711; http://www.cass.be (25 juli 2012); Pas. 2012, afl. 6-7-8, 1433; RW 2012-13 (samenvatting), afl. 36, 1415 en http://www.rw.be/ (13 mei 2013). 139
Art. 445, vierde lid Sv. 140
Cass. (2e k.) 14 juni 2016, AR P.16.0507.N (K.I.), http://www.cass.be (5 juli 2016).
27
C. Toepassingen
84. hieronder volgt een bespreking van de relevante rechtspraak met betrekking tot de
herziening op basis een nieuw feit of omstandigheid. Wat is er in het verleden al aanzien als novum?
Welke feiten of omstandigheden waren niet voldoende om de rechterlijke beslissing te herzien?
§1: Het intrekken van verklaringen
85. Een vrij frequent aangehaalde vorm van een nieuw feit is een verklaring, gebruikt voor de
veroordeling van de aanvrager tot herziening, die nadien wordt ingetrokken. Deze verklaring kan van
het slachtoffer zijn, van een getuige of van een mededader.
86. Een eerste voorbeeld van een zaak waar een verklaring werd ingetrokken en op basis
waarvan de herziening werd aangevraagd dateert van 2009. De verzoeker van de
herzieningsaanvraag werd veroordeeld voor het verleiden van getuigen tot het afleggen van een
valse getuigenis. Die getuigen werden veroordeeld voor het misdrijf van valse getuigenis.
Laatstgenoemden hadden verklaard dat ze de valse getuigenis hadden afgelegd omdat ze geld
hadden aangeboden gekregen van de verzoeker. Op basis van deze verklaringen werd de verzoeker
dan ook veroordeeld voor het misdrijf. De medebeklaagden trokken hun verklaringen echter in en
beweerden vervolgens dat ze aan de verzoeker van de herziening nooit hebben gezegd dat hun
getuigenissen vals waren en hij dit dus niet wist doch hij wel geld had aangeboden aan al wie
interessante gegevens had om te komen getuigen. Het hof oordeelde echter dat dit niet aantoont
waarom de medebeklaagden de verzoeker valselijk hebben beschuldigd en dit spreekt ook het feit
niet tegen dat de verzoeker bewust heeft gehandeld. De intrekking van de beschuldigingen tegen de
verzoeker tot herziening kan dus enkel aanleiding geven tot herziening, voor zover een nieuw
gegeven de oprechtheid daarvan waarschijnlijk maakt.141
87. Tot hetzelfde besluit kwam het Hof bij een arrest van 26 september 2017. Hier ging het over
een getuige die zijn verklaring introk en een nieuwe verklaring aflegde. Het Hof van Cassatie
bepaalde echter dat een verzoek tot herziening weldegelijk kan steunen op het intrekken door een
getuige van zijn verklaring, maar enkel wanneer er ook een gegeven de oprechtheid van die
intrekking waarschijnlijk maakt. Indien geen enkel gegeven de oprechtheid van de intrekking
waarschijnlijk maakt, wordt het op dat feit gesteunde verzoek tot herziening onontvankelijk
verklaard.142
141
Cass. (2e k.) 7 oktober 2009, AR P.09.0777.F (R. R., G., E., F., G. / R.E., R.S., R.L.), Arr.Cass. 2009, afl. 10, 2249; http://www.cass.be (4 november 2009), concl. LECLERCQ, J.; Pas. 2009, afl. 10, 2181, concl. LECLERCQ, J. 142
Cass. (2e k.) 26 september 2017, AR P.17.0404.N, (H.O.J.V.T. / Vogelbescherming Vlaanderen vzw), http://www.cass.be (19 oktober 2017); RABG 2018, afl. 1, 45.
28
88. Een volgend arrest dateert van 11 september 2013. De verzoeker van de herzieningsaanvraag
werd onder andere veroordeeld voor poging tot verkrachting en aanranding van de eerbaarheid op
de minderjarige kinderen van zijn partner. Bij de herziening werden stukken toegevoegd waarin de
slachtoffers, die minderjarig waren op het moment van de feiten, bevestigen dat de verzoeker
onschuldig was. Volgens het Hof beantwoordt de intrekking van een verklaring afgelegd door het
minderjarig slachtoffer van een door zijn vader gepleegde aanranding van de eerbaarheid met
geweld of bedreiging, alleen aan de voorwaarden van artikel 443, eerste lid, 3° van het Wetboek van
Strafvordering, in zoverre een gegeven de oprechtheid van die intrekking waarschijnlijk maakt. Het
kan niet leiden tot herziening wanneer de verklaringen, die gezamenlijk in naam van de kinderen zijn
opgesteld en die minderjarig waren op het ogenblik van de feiten waarvan ze het slachtoffer waren,
de onschuld van de veroordeelde bevestigen maar die het geheel aan vermoedens niet tegenspreken
die het veroordelend arrest in aanmerking heeft genomen om over te gaan tot een veroordeling en
evenmin aantonen waarom ze hem destijds valselijk zouden hebben beschuldigd.143 Een gelijkaardig
arrest, gewezen op 22 september 1999, kwam tot dezelfde conclusie. De intrekking van een
verklaring die werd afgelegd door een minderjarige en die beweerde het slachtoffer te zijn van een
door haar vader gepleegde aanranding op de eerbaarheid met geweld of bedreiging, kan enkel
aanleiding geven tot herziening voor zover een gegeven de oprechtheid van die intrekking
waarschijnlijk maakt.144
89. We kunnen besluiten dat een intrekking van een verklaring op zich niet als nieuw feit kan
worden beschouwd. Er is altijd een bijkomend gegeven nodig dat de waarachtigheid van die
intrekking aannemelijk maakt. Dit is ook logisch aangezien een veroordeling meestal niet uitsluitend
is gebaseerd op een enkele verklaring. Het Belgische strafrecht wordt gekenmerkt door een vrije
bewijswaardering. De strafrechter kan dus beslissen om een verklaring te gebruiken om zijn
overtuiging te vormen.145 Het is echter niet uitgesloten dat een veroordeling louter gebaseerd is op
bijvoorbeeld een getuigenverklaring. In Nederland zou dit niet mogelijk zijn. Een Nederlandse
strafrechter mag een feit niet bewezen verklaren op grond van een enkele verklaring.146
143
Cass. (2e k.) 11 september 2013, AR P.13.0889.F, (Le procureur général près la Cour de cassation, L.V. / L.N.), Arr.Cass. 2013, afl. 9, 1779; Arr.Cass. 2013, afl. 9, 1779; http://www.cass.be (28 september 2013); Pas. 2013, afl. 9, 1630. 144
Cass. 22 september 1999, AR P.99.1089.F, (S. / K.), http://www.cass.be (18 oktober 2001); Arr.Cass. 1999, 1152; Bull. 1999, 1198; Rev.dr.pén. 2000, 729. 145
P. TRAEST, “Hard bewijs: wanneer is de rechter overtuigd?” in J.-P. Beauthier, D. Flore, A. Masset, P. Traest en G. Vermeulen, Bewijs in strafzaken / La preuve en droit pénal, Brugge, die Keure, 2011, (59) 67. 146
P. TRAEST, “Hard bewijs: wanneer is de rechter overtuigd?” in J.-P. Beauthier, D. Flore, A. Masset, P. Traest en G. Vermeulen, Bewijs in strafzaken / La preuve en droit pénal, Brugge, die Keure, 2011, (59) 77.
29
§2: Een bekentenis van een andere persoon dan de veroordeelde
90. In 2014 werd een bekentenis afgelegd van een persoon die in 2010 bij een schietincident te
Gent een vuurwapen zou hebben afgevuurd. Hij verklaarde dat hij en dus niet de verzoeker van de
herzieningsaanvraag het misdrijf had gepleegd. Dit werd echter niet aanzien als novum vermits uit de
veroordeling blijkt dat de rechter reeds kennis had van deze bekentenis maar had verworpen
omwille van de ongeloofwaardigheid ervan. Het feit was dus reeds bekend bij de feitenrechter en
kan om die reden geen aanleiding geven tot herziening. Bovendien strookte deze verklaring niet met
de analyse van de kruitsporen op de kledij van de verzoeker. 147
91. Ook hier was de bekentenis op zich niet voldoende om over te gaan tot een herziening van
de veroordeling aangezien er, behoudens dat aan de voorwaarden van artikel 443, eerste lid, 3° niet
werd voldaan, nog andere bewijzen waren tegen de verzoeker waaraan de bekentenis geen afbreuk
heeft gedaan.148
§3: Een nieuw deskundigenverslag
92. De verzoeker van de herzieningsaanvraag werd in 1992 veroordeeld voor het meermaals
voordeel te hebben getrokken uit kansspelen en meermaals een speelhuis te hebben gehouden. Op
basis van een deskundigenverslag diende de verzoeker een herziening in. Dat deskundigenverslag
bepaalt dat het spel in kwestie geen zuiver kansspel is maar een behendigheidsspel. Het Hof
oordeelde echter dat het verzoek tot herziening dat berust op het nieuw deskundigenverslag niet
ontvankelijk is. Het verslag voerde immers geen wijziging in de stand van de wetenschap aan maar
kwam tot dezelfde, op nieuwe waarnemingen gestoelde, conclusie als een deskundigenverslag dat al
was aangevoerd en reeds door de feitenrechter was verworpen.149
93. Bijgevolg maakt een nieuw deskundigenverslag op zichzelf geen nieuwe omstandigheid of
nieuw feit uit maar slechts een nieuwe beoordeling. Dit is anders wanneer het deskundigenverslag
gebruik heeft gemaakt van een techniek die ten tijde van de vervolging nog onbekend was en die tot
de ontdekking van in die tijd niet achterhaalbare feiten kan leiden.150
§4: Nieuwe stukken
94. Wanneer de aanvraag tot herziening is gebaseerd op stukken en die stukken opgesteld
werden na het veroordelend arrest en bovendien van die aard kunnen zijn dat ze de onschuld van de
147
Cass. (2e k.) 14 juni 2016, AR P.16.0507.N (K.I.), http://www.cass.be (5 juli 2016). 148
Cass. (2e k.) 14 juni 2016, AR P.16.0507.N (K.I.), http://www.cass.be (5 juli 2016). 149
Cass. 25 april 1996, AR P.95.1490.N, (Van Puyvelde), http://www.cass.be (18 oktober 2001); Arr.Cass. 1996, 341; Bull. 1996, 368; Pas. 1996, I, 368. 150
Cass. 17 januari 1978, Arr. Cass., 1978, 601, www.juridat.be.
30
eiser zouden kunnen aantonen, is er grond om de aanvraag tot herziening ontvankelijk te
verklaren.151
95. Een voorbeeld van een geval waarbij de herziening ontvankelijk werd verklaard en naar een
hof van beroep werd gewezen dateert van 1996. De verzoeker van de herzieningsaanvraag werd
veroordeeld voor het op bedrieglijke wijze verduisteren van een bedrag van 5 000 000 frank ten
nadele van een naamloze vennootschap. De herziening werd gebaseerd op boekhoudkundige
archieven van de naamloze vennootschap in kwestie. Deze konden tijdens het onderzoek van de zaak
betreffende de verduistering niet worden teruggevonden. Aangezien later wel inzage mogelijk was
van de archieven ging het hier om een nieuw feit en was de aanvraag bijgevolg ontvankelijk. 152
§5: Een geestesstoornis
96. Volgens artikel 71 van het Strafwetboek is er geen misdrijf wanneer de beschuldigde of
beklaagde op het ogenblik van de feiten in staat van krankzinnigheid was.153 Het is mogelijk dat dit
pas na de veroordeling aan het licht komt. Dit was het geval in een arrest van het Hof van Cassatie,
gewezen in 1983. Het Hof bepaalde dat de na de veroordeling aan het licht gekomen omstandigheid
dat de veroordeelde toen hij de feiten pleegde in staat van krankzinnigheid verkeerde of in een
ernstige staat van geestesstoornis of van zwakzinnigheid die hem ongeschikt maakte tot het
controleren van zijn daden, een grond tot herziening kan opleveren.154
§6: Gestolen identiteit
97. Een opmerkelijke zaak is deze waar de verzoeker van de herzieningsaanvraag veroordeeld
werd voor een diefstal door middel van braak, inklimming of valse sleutels, in een computerzaak. Als
nieuw feit haalde hij een onderzoek aan waaruit bleek dat de veroordeelde voor de diefstal eigenlijk
een derde was die zich zijn identiteit had toegeëigend. De aanvraag tot herziening was in dit geval
ontvankelijk.155
151
Cass. (2e k.) 9 september 2015, AR P.15.0775.F, (D.M., R., G. / D.S., C.N., V.I., V.D.), Arr.Cass. 2015, afl. 9, 1947; http://www.cass.be (24 september 2015), concl. VANDERMEERSCH, D.; Pas. 2015, afl. 9, 1967, concl. VANDERMEERSCH, D. 152
Cass. 5 juni 1996, AR P.96.0310.F (de Bonvoisin), http://www.cass.be (18 oktober 2001); Arr.Cass. 1996, 552; Bull. 1996, 589; Pas. 1996, I, 589. 153
Art. 71 Sw. 154
Cass. 22 maart 1983, AR 7533, (Van Cauter), Arr.Cass. 1982-83, 896; Bull. 1983, 796; Pas. 1983, I, 796. 155
Cass. (2e k.) 29 april 2009, AR P.08.1648.F (M.B.G.), Arr.Cass. 2009, afl. 4, 1137; http://www.cass.be (27 mei 2009), concl. VANDERMEERSCH, D.; Pas. 2009, afl. 4, 1049, concl. VANDERMEERSCH, D.; Rev.dr.pén. 2009, afl. 9-10, 939, noot X.
31
§7: DNA
98. Aan de hand van DNA kunnen bepaalde misdrijven worden opgelost. Een DNA-profiel is
namelijk uniek.156 Aangezien dit een vrij recent gegeven is, is het mogelijk dat de herziening op basis
van een DNA-onderzoek wordt aangevraagd.
99. Een recent arrest van 2017 betreft een zaak waar het verzoek tot herziening op basis van een
nieuw feit met betrekking tot een DNA-onderzoek werd verworpen. In de initiële beslissing, die
geleid heeft tot de veroordeling, werd een vraag tot DNA-onderzoek verworpen omdat er
onvoldoende wetenschappelijke zekerheid bestaat over de wetenschappelijke waarde en relevantie
van een dergelijke DNA-analyse. Wanneer de verzoeker tot herziening nadien geen wijziging of
evolutie in de stand van de wetenschap aanvoert, maar enkel opkomt tegen het oordeel van die
beslissing, voert hij geen nieuw feit aan en is zijn verzoek bijgevolg onontvankelijk.157
Afdeling IV: Conclusie
100. Men kan de herzieningsaanvraag baseren op drie mogelijke gronden. De eerste is de
onverenigbaarheid tussen verschillende veroordelingen wegens eenzelfde feit waaruit het bewijs van
onschuld van een van de veroordeelden volgt.158 Het moet gaan over twee of meer veroordelingen.
De herziening kan dus niet gebaseerd zijn op de onverenigbaarheid tussen een veroordeling van de
aanvrager en een vrijspraak van een andere betrokkene. Wel mogelijk is de herziening door
onverenigbaarheid van enerzijds een veroordeling en anderzijds een maatregel opgelegd door de
jeugdrechtbank.159
101. De tweede herzieningsgrond is de herziening door valse getuigenis.160 Een getuige in het
proces dat heeft geleid tot een veroordeling wordt veroordeeld voor die afgelegde valse getuigenis.
Soms brengt de veroordeling van de valse getuige automatisch de vernietiging van de veroordeling,
waar de getuige in het onderzoek of de terechtzitting ervan werd gehoord, met zich mee.161 Dit is
echter niet altijd het geval. De valse verklaring moet niet zijn afgelegd voor het gerecht dat de
veroordeling uitsprak waarvoor de herziening wordt aangevraagd. De valse verklaring kan
bijvoorbeeld ook zijn afgelegd in het vooronderzoek of in eerste aanleg terwijl de herziening
156
C. CORNELIS, “Het belang van genetische gegevens in het Belgische recht”, T.Gez. 2017-18, afl. 5, (295) 306. 157
Cass. (2e k.) 26 september 2017, AR P.17.0404.N, (H.O.J.V.T. / Vogelbescherming Vlaanderen vzw), http://www.cass.be (19 oktober 2017); RABG 2018, afl. 1, 45. 158
Art. 443, eerste lid, 1° Sv. 159
Cass. 21 september 1971, www.juridat.be. 160
Art. 443, eerste lid, 2° Sv. 161
M. FORTHOMME, “Révision des condamnations“ in X., Postal Mémorialis. Lexique du droit pénal et des lois spéciales , Mechelen, Kluwer, 2012, (R140/01) R140/3.
32
betrekking heeft op een arrest van het hof van beroep.162 In bepaalde gevallen kan het zelfs zijn dat
de valse verklaring is afgelegd in een ander proces maar het toch aanleiding kan geven tot
herziening. Dit is zo wanneer de valse verklaring afgelegd in een ander proces, ook de veroordeling
verdacht maakt aangezien er een vermoeden is dat de getuige ook hier een valse verklaring heeft
afgelegd.163
102. De derde herzieningsgrond is de herziening op basis van een nieuw feit of omstandigheid.164
De veroordeelde kon dit niet aantonen tijdens zijn proces en het bewijs van onschuld volgt uit het
nieuwe feit of de omstandigheid. Een vergissing in rechte van een rechte is geen nieuw feit maar
geeft enkel aanleiding tot het aanwenden van een rechtsmiddel.165 Een valse getuigenis kan wel in
aanmerking komen als een nieuw feit. Verder moet het nieuwe feit de beslissing van de rechter
beïnvloed hebben wanneer het zou zijn aangevoerd in het geding.166 Andere voorbeelden van feiten
die in aanmerking kunnen komen zijn bijvoorbeeld verklaringen die worden ingetrokken167 of een
bekentenis van de echte dader.168 Het hof van beroep speelt een grote rol bij deze herzieningsgrond.
Het voert namelijk het onderzoek of de aangevoerde feiten beslissend genoeg lijken om de zaak te
herzien.169
162
R. DECLERCQ, “Herziening” in A. VANDEPLAS, Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, (211) 215. 163
Cass. (2e k.) 17 maart 2004, AR P.03.1599.F, (B.C. / S.F. e.a.), Arr.Cass. 2004, afl. 3, 456, concl. SPREUTELS, J.; http://www.cass.be (18 april 2004), concl. SPREUTELS, J.; JT 2004, afl. 6138, 475 en http://jt.larcier.be/ (1 juli 2008), concl. O.M.; Pas. 2004, afl. 3, 442, concl. SPREUTELS, J.; Rev.dr.pén. 2004, afl. 9-10, 953, concl. SPREUTELS, J. 164
Art. 443, eerste lid, 3° Sv. 165
Cass. (2e k.) 17 februari 2015, AR P.15.0003.N, (E.H.J.V.G. / Imperial Tobacco Trading Ltd., Belgische Staat), Arr.Cass. 2015, afl. 2, 451; http://www.cass.be (14 maart 2015); Pas. 2015, afl. 2, 421. 166
P. TRAEST., “Is de herziening in strafzaken aan herziening toe?” in DERUYCK, F. GOETHALS, E., HUYBRECHTS, L., LECLERCQ, J.F., ROZIE, J., ROZIE, M., TRAEST, P. en VERSTRAETEN, R. (eds.), Amicus curiae: Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, (383) 386. 167
Cass. (2e k.) 7 oktober 2009, AR P.09.0777.F (R. R., G., E., F., G. / R.E., R.S., R.L.), Arr.Cass. 2009, afl. 10, 2249; http://www.cass.be (4 november 2009), concl. LECLERCQ, J.; Pas. 2009, afl. 10, 2181, concl. LECLERCQ, J. en Cass. (2e k.) 26 september 2017, AR P.17.0404.N, (H.O.J.V.T. / Vogelbescherming Vlaanderen vzw), http://www.cass.be (19 oktober 2017); RABG 2018, afl. 1, 45. 168
Cass. (2e k.) 14 juni 2016, AR P.16.0507.N (K.I.), http://www.cass.be (5 juli 2016). 169
Art. 445, derde lid Sv.
33
HOOFDSTUK III: DE HERVORMING VAN DE HERZIENINGSPROCEDURE DOOR
DE WET HOUDENDE DIVERSE BEPALINGEN IN STRAFZAKEN
103. Met de wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken is er heel wat
veranderd met betrekking tot de herzieningsregeling.170 De nieuwe artikelen aangaande de
herziening in strafzaken treden in principe in werking op 1 maart 2019. Een Koninklijk Besluit kan
echter een vroegere datum bepalen.171 De parlementaire voorbereiding172 leert ons dat de noodzaak
om de herzieningsregeling te moderniseren volgt uit het feit dat het momenteel exclusief aan de
rechterlijke macht toekomt om een aanvraag tot herziening te beoordelen. Daarenboven moet een
hof van beroep de herzieningsaanvraag die steunt op een nieuw feit onderzoeken en kan dit
hetzelfde hof van beroep zijn die de initiële beslissing had genomen tot veroordeling.173 Na de
vernietiging wordt de zaak verwezen naar een hof van beroep of hof van assisen. Daar bepaalt de
wet echter dat het moet gaan om een hof dat er vroeger geen kennis van genomen heeft. Dit is ook
zo bij de twee andere herzieningsgronden.174 De laatste belangrijke reden waarom men overgegaan
is tot de modernisering is dat het Hof van Cassatie is gebonden door het advies van het hof van
beroep en dus geen mogelijkheid heeft om de gegrondheid te beoordelen van dat advies.175
104. De herzieningsgrond ‘nieuw feit’ wordt verruimd. De aanvraag tot herziening behoort niet
langer aan de Minister van Justitie. De herzieningsaanvraag moet de stukken bevatten waaruit de
aangevoerde herzieningsgrond reeds moet blijken. Het Hof van Cassatie voert een eerste filtering
door en er wordt een Commissie voor de herziening in strafzaken ingericht. De herziening is met
andere woorden grondig hervormd. Wat volgt is een artikelsgewijze bespreking van deze
hervorming.
Afdeling I: Artikelsgewijze bespreking van de wet houdende diverse bepalingen in
strafzaken
A. Artikel 443, 2° Sv.: De vervanging van de procedure van ‘weerspannigheid aan de wet’
105. De eerste wijziging aan de herziening in strafzaken is de vervanging van de woorden
“weerspannigheid aan de wet” door “verstek”.176 Deze wijziging is een loutere actualisatie van de
170
Artikel 2-6 van de wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 171
Artikel 81 van de wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 172
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen in strafzaken, Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 2969/001. 173
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen in strafzaken, Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 2969/001. 174
Art. 445, eerste en tweede lid Sv. 175
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen in strafzaken, Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 2969/001. 176
Art. 2, 1°, art. 2, 4°, art. 4,1° en art. 5 van de wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018.
34
wet.177 De procedure van weerspannigheid aan de wet werd namelijk vervangen door een
verstekprocedure door de wet van 30 juni 2000.178 Het is dan ook logisch dat elke verwijzing naar de
procedure van weerspannigheid aan de wet werd vervangen.
106. De oude artikelen 465 tot 478 van het Wetboek van Strafvordering, omtrent de
weerspannigheid aan de wet, werden opgeheven. Men was weerspannig aan de wet wanneer men,
na een arrest van inbeschuldigingstelling, niet kon gevat worden of zich niet aanmeldde binnen 15
dagen na de betekening aan zijn of haar woonplaats of wanneer men, na zich te hebben aangemeld
of te zijn gevat, ontvlucht is en de voorzitter van het hof van assisen een beschikking verleent
houdende dat men zich moet aanmelden binnen een nieuwe termijn van 15 dagen of dat de
beschuldigde anders weerspannig aan de wet zal worden verklaard.179
B. Artikel 443, 3° Sv.: de verruiming van de herzieningsgrond ‘nieuw feit’
107. De derde herzieningsgrond op basis waarvan men de herziening kan aanvragen is de
ontdekking van een nieuw feit. Het huidige artikel 443, 3° van het Wetboek van Strafvordering gaat
als volgt: “Wanneer het bewijs dat de veroordeelde onschuldig is of dat een strengere strafwet is
toegepast dan die welke hij werkelijk heeft overtreden, schijnt te volgen uit een feit dat zich
voorgedaan heeft sedert zijn veroordeling, of uit een omstandigheid waarvan hij het bestaan niet
heeft kunnen aantonen ten tijde van het geding.”
108. Vanaf 1 maart 2019 zal deze herzieningsgrond worden verruimd. Artikel 443, 3° van het
Wetboek van Strafvordering zal er dan als volgt uitzien: “Wanneer er sprake is van een gegeven dat
bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en waarvan de veroordeelde
het bestaan niet heeft kunnen aantonen ten tijde van het geding en dat, op zichzelf of in verband met
de vroeger geleverde bewijzen, met de uitspraak niet bestaanbaar schijnt, zodanig dat het ernstige
vermoeden ontstaat dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou
hebben geleid, hetzij tot een vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot het verval van de
strafvordering, hetzij tot het ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot de toepassing van een minder
strenge strafwet."
§1: “Het bewijs” wordt het “ernstig vermoeden”
109. Allereerst betekent de verruiming van de herzieningsgrond ook een versoepeling. Men wil de
aanvraag tot de derde herzieningsgrond vergemakkelijken. Dit doet men door de verplichting tot het
177
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen in strafzaken, Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 2969/001. 178
Wet van 30 juni 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, van artikel 27 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis en van artikel 837 van het Gerechtelijk Wetboek, BS 17 maart 2001. 179
(oud) art. 465 Sv.
35
leveren van bewijs van de herzieningsgrond te vervangen door het aantonen van een ernstig
vermoeden. Een ernstig vermoeden is met andere woorden vanaf de inwerkingtreding van de
nieuwe wet voldoende om de herziening gegrond te verklaren.
§2: “Een feit of omstandigheid” wordt “een gegeven”
110. Momenteel is de herzieningsgrond van het novum beperkt tot nieuwe feitelijke
omstandigheden. Hierdoor zijn nieuwe inzichten van deskundigen op zich niet voldoende om te
worden aanzien als novum. Met de wet van 11 juli 2018 kan dit wel. Men spreekt immers van een
gegeven, wat zowel een feitelijke omstandigheid als een gewijzigd deskundigeninzicht kan omvatten.
180
111. Aangezien een gegeven ruim kan worden geïnterpreteerd, valt ook de tweede
herzieningsgrond hieronder, namelijk de herziening door valse getuigenis. Het veroordelen van een
getuige voor meineed is immers een gegeven dat bij het onderzoek tot terechtzitting aan de rechter
niet bekend was. De tweede herzieningsgrond heeft echter een tijdsbeperking. Men moet de
herziening aanvragen binnen vijf jaar na de veroordeling van de getuige. Na deze vijf jaar kan men
dus een beroep doen op de derde herzieningsgrond. 181
112. Hierdoor wordt de derde herzieningsgrond aanzienlijk verruimd en volgt de Belgische
wetgever het Nederlandse voorbeeld.182
§3: “Dat de veroordeelde onschuldig is of dat een strengere strafwet werd toegepast” wordt “dat het
zou leiden tot een vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot verval van de strafvordering, hetzij tot
ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot de toepassing van een minder strengere strafwet”
113. De bewoordingen “dat de veroordeelde onschuldig is” komen overeen met “dat het zou
leiden tot een vrijspraak van de veroordeelde” en “dat een strengere strafwet werd toegepast” komt
overeen met “dat het zou leiden tot de toepassing van een minder strengere strafwet”. De
toepassing van een minder strengere strafwet wijst op de situatie waar er een te zware kwalificatie
werd gegeven aan het feit waarvoor men werd veroordeeld.183 De verruiming zit hem dus in de
toevoeging “dat het gegeven zou hebben geleid tot hetzij verval van de strafvordering, hetzij tot
ontslag van rechtsvervolging”.
180
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen in strafzaken, Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 2969/001. 181
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen in strafzaken, Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 2969/001. 182
Zie infra: Hoofdstuk IV, Afdeling II, punt 4, §3: novum. 183
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen in strafzaken, Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 2969/001.
36
114. Het verval van de strafvordering betekent dat de strafvordering niet meer kan worden
ingesteld of dat de strafvordering vervalt indien ze reeds was ingeleid.184 Er zijn zeven
omstandigheden die tot gevolg hebben dat de strafvordering vervalt: de dood van de verdachte, de
amnestie, de opheffing van de Strafwet, de minnelijke schikking in strafzaken, de strafbemiddeling,
het gezag van het rechterlijk gewijsde en de verjaring.185
115. Ontslag van rechtsvervolging kan volgens artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering
worden uitgesproken indien het feit waaraan men schuldig is verklaard, niet strafbaar is of indien de
strafvordering uit hoofde van dit feit vervallen is.186
116. Dat een gegeven dat niet bekend was of niet kon worden aangetoond ten tijde van het
geding leidt tot verval van de strafvordering of ontslag van rechtsvervolging lijkt slechts van beperkt
belang voor de praktijk. De wetgever zal dit echter voor de volledigheid willen hebben toevoegen. Bij
amnestie wordt het strafbaar karakter van een voorheen strafbare handeling met terugwerkende
kracht ontnomen door een beslissing van de federale wetgevende macht.187 Dateert de amnestiewet
van voor het einde van het proces, dan kan men niet overgaan tot veroordeling aangezien er geen
strafbaar feit werd gepleegd. Dateert de wet van na de veroordeling, zal er geen
herzieningsprocedure moeten worden overlopen om de veroordeling ongedaan te maken. De
amnestiewet heeft namelijk een algemene draagwijdte en is van openbare orde.188 Een nieuw
gegeven dat niet bekend was aan de rechter en waarvan de veroordeelde het bestaan niet heeft
kunnen aantonen dat leidt tot amnestie is dus niet mogelijk aangezien het hier over een wet gaat.
Deze theorie kan mutatis mutandis worden toegepast voor de opheffing van de strafwet189 en voor
het ontslag van rechtsvervolging.190 Ook het verval van de strafvordering door de dood van de
verdachte kan geen nieuw gegeven opleveren. Overlijdt de dader na zijn veroordeling, kan de straf
gewoon niet meer worden uitgevoerd.191 Ook minnelijke schikking192 en strafbemiddeling193 kunnen
geen nieuw gegeven opleveren. Het is namelijk een voorstel van de procureur des Konings waarmee
184
C. VAN DEN WYNGAERT, P. TRAEST en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen- Apeldoorn, Maklu, 2017, 847. 185
A. JACOBS, en S. BERBUTO, “Verval van strafvordering” in X., Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2005, (V 170/01) V 170/1. 186
Art. 342 Sv. 187
J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE, J. GOOSSENS en G. GOEDERTIER, “Amnestie” in J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE, J. GOOSSENS en G. GOEDERTIER e.a., Basisbegrippen publiekrecht, Brugge, die Keure, 2014, (36) 37. 188
J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE, J. GOOSSENS en G. GOEDERTIER, “Amnestie” in J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE, J. GOOSSENS en G. GOEDERTIER e.a., Basisbegrippen publiekrecht, Brugge, die Keure, 2014, (36) 37. 189
R.DECLERCQ, “Verval van de strafvordering” in R. DECLERCQ, Beginselen van strafrechtspleging, Kluwer, Mechelen, 2014, (86)87. 190
Art. 342 Sv. 191
Art. 86 Sw. 192
Art. 216bis Sv. 193
Art. 216ter Sv.
37
de verdachte kan instemmen voor de effectieve veroordeling. Wat wel een mogelijkheid kan zijn is
een gegeven dat pas aan het licht komt na de veroordeling en waaruit blijkt dat de verjaring eigenlijk
al was ingetreden. Bijvoorbeeld omdat de verjaring onterecht werd geschorst of gestuit. Dit zal
echter niet veel voorkomen en bijgevolg is deze toevoeging zoals reeds vermeld, van beperkt belang.
§4: “Waarvan hij het bestaan niet heeft kunnen aantonen ten tijde van het geding” wordt “dat bij het
onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en waarvan de veroordeelde het
bestaan niet heeft kunnen aantonen ten tijde van het geding”
117. Als laatste worden de bewoordingen “dat bij het onderzoek ter terechtzitting aan de rechter
niet bekend was” toegevoegd aan het nieuwe artikel. Een feit dat aan de rechter bekend was maar
waarvan de veroordeelde het bestaan niet heeft kunnen aantonen kan momenteel nog aanleiding
geven tot een herziening. Vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe wet kan dit niet meer. Een
gegeven kan aan de rechter bekend raken door andere omstandigheden dan dat het wordt
aangetoond door de verdachte. Dit zal echter niet veel voorkomen en deze toevoeging is daardoor
meer een verduidelijking dan een verruiming.
118. Ook het gegeven dat niet aan de rechter bekend was maar wel door de verdachte kon
worden aangevoerd kan later niet leiden tot een herziening.194
C. Artikel 444, eerste lid, 3° Sv.: de aanvraag tot herziening door de procureur-generaal
119. Momenteel behoort het recht om de herziening aan te vragen aan:
- De veroordeelde;
- De echtgenoot, de bloedverwanten in de nederdalende en de opgaande lijn of de broers of
zussen van de veroordeelde indien deze laatste overleden is, onbekwaam of afwezig
verklaard is;
- De minister van Justitie.195
120. Met de wet van 11 juli 2018 wordt deze laatste mogelijkheid geschrapt en behoort het recht
herziening aan te vragen dus niet langer aan de minister van Justitie. In plaats daarvan kan de
procureur-generaal bij het Hof van Cassatie en de procureurs-generaal bij de hoven van beroep een
herziening aanvragen. Als reden wordt de scheiding der machten aangevoerd. De wetgever is
namelijk van mening dat deze verandering de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht ten goede
komt. De herzieningsregeling ligt daarmee volledig in handen van de rechterlijke macht.
194
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen in strafzaken, Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 2969/001. 195
Art. 444, eerste lid Sv.
38
Daarenboven kan er geen externe druk meer op de minister van Justitie worden uitgeoefend om een
herzieningsaanvraag in te dienen.196
D. Artikel 444, derde lid Sv.: De stukken in de herzieningsaanvraag waaruit de grond tot herziening
blijkt
121. Volgens het huidige artikel 444, derde lid van het Wetboek van Strafvordering moet het
verzoekschrift waarmee de herziening aanhangig wordt gemaakt, een omstandige opgave van de
feiten bevatten en de grond tot herziening bepalen. De wet van 11 juli 2018 voegt hieraan toe dat
eveneens de stukken moeten worden toegevoegd waaruit die aangevoerde grond tot herziening
blijkt. We zien hier een verstrenging van de voorwaarden om herziening te kunnen aanvragen.
Hiermee hoopt de wetgever op goed onderbouwde en doordachte herzieningsaanvragen.197
E. Artikel 445, derde lid Sv.: Het onderzoek door het Hof van Cassatie naar de ontvankelijkheid
122. Een significante verandering is het feit dat het Hof van Cassatie zelf een eerste filtering zal
doorvoeren wanneer de herzieningsaanvraag betrekking heeft op de derde herzieningsgrond,
namelijk die van een nieuw feit. Dit is mogelijk doordat de herzieningsaanvraag vanaf de
inwerkingtreding van de nieuwe wet de stukken moet bevatten waaruit de aangevoerde
herzieningsgrond moet blijken. Wanneer het Hof van Cassatie de herzieningsaanvraag niet
onmiddellijk als niet-ontvankelijk verwerpt, onderzoekt het Hof of er voldoende aanwijzingen zijn
voor de aangehaalde grond tot herziening. Indien het Hof van Cassatie oordeelt dat dit niet het geval
is, verwerpt het Hof de aanvraag tot herziening als kennelijk ongegrond.198
123. Artikel 147 van de Grondwet bepaalt dat het Hof van Cassatie niet in de beoordeling van de
zaken zelf mag treden.199 Volgens de Raad van State is door de invoering van deze filtering de
Grondwet niet geschonden, het Hof van Cassatie beslecht namelijk de strafzaak niet zelf. De
beoordeling van de feiten is in dit geval om over de herziening te kunnen oordelen en niet om de
strafzaak ten gronde te beslechten. Ook wanneer het Hof de aanvraag niet als kennelijk ongegrond
verwerpt is er geen schending van de Grondwet. Het Hof van Cassatie vernietigt slechts de
bestreden beslissing en verwijst dan naar een bodemrechter die de zaak opnieuw zal beslechten.200
196
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen in strafzaken, Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 2969/001. 197
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen in strafzaken, Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 2969/001. 198
Artikel 4, eerste lid, 2° wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 199
Art. 147 Gw. 200
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen in strafzaken, Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 2969/001.
39
F. Artikel 445, derde lid Sv.: De Commissie voor de herziening in strafzaken
124. De laatste grote verandering is de oprichting van een nieuwe commissie, namelijk de
Commissie voor de herziening in strafzaken. We hebben reeds gezien dat het Hof van Cassatie de
aanvraag tot herziening op basis van het novum als kennelijk ongegrond kan verwerpen wanneer het
Hof vindt dat er onvoldoende aanwijzingen zijn die wijzen op deze herzieningsgrond. Wanneer het
Hof echter van mening is dat de aanvraag ontvankelijk is en er wel voldoende aanwijzingen zijn,
beveelt het Hof dat de aanvraag door de Commissie zal worden onderzocht.201
125. Daar waar momenteel een hof van beroep wordt belast met het onderzoek of de
aangevoerde feiten beslissend genoeg lijken te zijn om te zaak te herzien, zal deze taak, vanaf de
inwerkingtreding van de nieuwe wet, worden opgenomen door de Commissie voor de herziening in
strafzaken.202
126. De Commissie zal samengesteld zijn uit een magistraat van de zetel, een parketmagistraat,
twee advocaten en een lid aangewezen op grond van zijn deskundigheid of ervaring met betrekking
tot de taken die aan de Commissie zijn toevertrouwd. De taak van de Commissie voor de herziening
in strafzaken is, zoals eerder vermeld, onderzoeken of de herzieningsgrond op basis van een nieuw
feit aanwezig is. Afhankelijk van haar beslissing of de voorwaarden voor de derde herzieningsgrond
vervuld zijn, geeft ze een positief of negatief advies aan het Hof van Cassatie. Dit advies is niet-
bindend voor het Hof maar indien ze ervan wil afwijken moet ze dit wel motiveren. Verder kan de
Commissie aan het Hof van Cassatie vragen om bijkomende onderzoekshandelingen te stellen die
buiten haar bevoegdheid vallen. Hierbij moet ze aangeven welke onderzoekshandelingen nodig zijn
en motiveren waarom dit zo is. Ook hier moet het Hof van Cassatie motiveren waarom het beslist
om de gevraagde bijkomende onderzoekshandelingen niet uit te voeren. Het Hof kan ook zelf
oordelen dat er bijkomende onderzoekshandelingen nodig zijn. Als waarborg voor de
onafhankelijkheid van het herzieningsonderzoek worden de adviezen die de Commissie uitbrengt
openbaar gemaakt. Dit gebeurt nadat het Hof van Cassatie zijn beslissing over de herziening
genomen heeft, na het advies van de Commissie.203
Afdeling II: Impact van de nieuwe wet op de gronden tot herziening
127. In hoofdstuk twee werden de verschillende gronden tot herziening besproken. Nu rijst de
vraag wat de impact van de nieuwe wet houdende diverse bepalingen in strafzaken zal hebben op
deze gronden.
201
Art. 4, eerste lid, 2° van de wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 202
Art. 445, derde lid Sv. 203
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen in strafzaken, Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 2969/001.
40
128. Eerder werd vermeld dat het hof van beroep een grote rol speelt in de herzieningsaanvraag
op basis van een nieuw feit. Vanaf 1 maart 2019 zal dit echter toekomen aan de Commissie voor
herziening in strafzaken.204 Verder kan het Hof van Cassatie de herziening op basis van het novum als
kennelijk ongegrond verwerpen wanneer het vindt dat er onvoldoende aanwijzingen zijn die wijzen
op deze herzieningsgrond.
129. De verruiming van het begrip “nieuw feit” zal vooral gevolgen hebben voor
herzieningsaanvragen die gesteund zijn op nieuwe deskundigenverslagen. In de huidige rechtspraak
geldt dat het deskundigenverslag pas als nieuw feit kan worden aanzien als er in dat verslag gebruik
is gemaakt van een techniek die ten tijde van de vervolging nog onbekend was en die tot de
ontdekking van in die tijd niet achterhaalbare feiten kan leiden.205 Dit wil zeggen dat gewijzigde
inzichten van deskundigen, een deskundigenverslag dat gebaseerd is op nieuwe waarnemingen of
een nieuw verslag naar aanleiding van een vergissing van de deskundige niet voldoende zijn om tot
herziening te kunnen overgaan.206
130. De vraag rijst of er vanaf de inwerkingtreding van de wet houdende diverse bepalingen in
strafzaken vlotter zal kunnen worden overgaan tot herziening. Zal er anders beslist worden vanaf de
inwerkingtreding van de nieuwe wet?
131. Bij de intrekking van een verklaring moet er bijkomend een gegeven aanwezig zijn dat de
oprechtheid van die intrekking waarschijnlijk maakt.207 Vanaf de nieuwe wet is het voldoende dat de
intrekking van de verklaring op zichzelf of door het verband met de vroeger geleverde bewijzen het
ernstige vermoeden doet ontstaan dat indien dit gegeven bekend zou geweest zijn, dit zou hebben
geleid tot een vrijspraak, het verval van de strafvordering, het ontslag van rechtsvervolging of de
toepassing van een minder strengere strafwet. Een intrekking van een verklaring zal dus na de
inwerkingtreding op zich nog altijd niet voldoende zijn, er moet een ernstig vermoeden zijn dat
wanneer de intrekking reeds vroeger was gebeurd, namelijk voor de veroordeling, dit zou hebben
geleid tot minstens de toepassing van een minder strengere strafwet. Mijns inziens valt dit te
vergelijken met de huidige rechtspraak waar de voorwaarde wordt gesteld van een gegeven dat de
oprechtheid van de intrekking waarschijnlijk maakt. Hetzelfde geldt voor het nieuw feit waar een
204
Art. 4 wet 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 205
Cass. 17 januari 1978, Arr. Cass., 1978, 601, www.juridat.be. 206
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen in strafzaken, Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 2969/001. 207
Cass. (2e k.) 18 oktober 2000 , AR P.00.0880.F, (Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie inzake C.), http://www.cass.be (18 oktober 2001); Arr.Cass. 2000, 1606; Bull. 2000, 1574 en Cass. 1 maart 1995, AR P.94.1025.F, (Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie / Bolly), http://www.cass.be (18 oktober 2001); Arr.Cass. 1995, 244; Bull. 1995, 246; P.&B. 1995, 184; Pas. 1995, I, 246.
41
ander persoon dan de veroordeelde overgaat tot bekentenissen van een misdrijf waarvoor de
veroordeelde is veroordeeld.
132. Ook bij de andere toepassingen van de herziening op basis van het novum zal vanaf de
inwerkingtreding het criterium van een ernstig vermoeden dat indien het gegeven reeds eerder
bekend was dit zou hebben geleid tot een vrijspraak of de toepassing van een minder strengere
strafwet, aanwezig moeten zijn. Bij de DNA-zaak hebben we gezien dat het nodig is dat de verzoeker
tot herziening een wijziging of een evolutie in de stand van de wetenschap aanvoert, en niet enkel
opkomt tegen het oordeel van de beslissing. Dit zal veranderen bij de inwerkingtreding van de
nieuwe wet. Een wijziging of evolutie in de stand van de wetenschap zal niet meer nodig zijn
aangezien het mogelijk is dat er door een nieuw DNA-onderzoek een ernstig vermoeden wordt
gecreëerd dat indien dit onderzoek reeds vroeger was gebeurd, dit zou hebben geleid tot de
vrijspraak of tot een minder zware straf. Dit is ook mogelijk wanneer er een nieuw DNA-onderzoek
het vorige tegenspreekt. Hetzelfde geldt namelijk bij een nieuw deskundigenverslag. Gewijzigde
inzichten van een deskundige kunnen leiden tot een herziening vanaf de nieuwe wet in werking is
getreden.208
133. De herziening gebaseerd op nieuwe stukken moet momenteel van die aard zijn dat ze de
onschuld van de eiser zou kunnen aantonen. Vanaf die nieuwe wet zal ook dit niet veranderen. Het
mogelijk kunnen aantonen van onschuld van de veroordeelde komt overeen met het aanwezig zijn
van een ernstig vermoeden dat indien het stuk reeds bekend was voor de veroordeling dit zou
hebben geleid tot de vrijspraak.
Afdeling III: Conclusie
134. De huidige regelgeving werd ingevoerd door de wet van 18 juni 1894.209 De nieuwe wet
houdende diverse bepalingen in strafzaken komt dus niets te vroeg.
135. De modernisering van de herzieningsregeling heeft voornamelijk impact op de
herzieningsgrond van het novum. Dit is namelijk de enige herzieningsgrond die rechtsreeks wordt
gewijzigd. Momenteel dient er sprake te zijn van een feit of een omstandigheid. Later zal dit een
gegeven worden. Dit heeft hoofdzakelijk gevolgen voor herzieningsaanvragen gesteund op nieuwe
deskundigenverslagen. Momenteel is het zo dat het deskundigenverslag pas als nieuw feit zal
worden aangenomen als er gebruik is gemaakt van een techniek die ten tijde van de vervolging nog
208
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen in strafzaken, Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 2969/001. 209
Wet van 18 juni 1984 inhoudende de IXde titel van het IIIe boek van het Wetboek van rechtspleging in strafzaken, BS 24 juni 1894.
42
onbekend was en die tot de ontdekking van in die tijd niet achterhaalbare feiten kan leiden.210
Gewijzigde inzichten van een deskundige kunnen vanaf de nieuwe wet leiden tot een herziening.211
Hetzelfde geldt ook voor DNA-onderzoeken. De aanvrager tot herziening zal bovendien het bewijs
van het bestaan van het novum niet meer dienen te leveren, een ernstig vermoeden is voldoende.212
136. Op de andere herzieningsgronden heeft de nieuwe wet een veel beperktere impact en
bovendien is deze impact onrechtstreeks. Aan de gronden zelf wordt namelijk niets gewijzigd maar
ook bij de eerste twee gronden moet de herzieningsaanvraag de stukken bevatten waaruit het
bestaan van de aangevoerde herzieningsgrond blijkt.213 Het Hof van Cassatie kan, in tegenstelling tot
bij de derde herzieningsgrond, geen filtering doorvoeren en kan ze dus de herzieningsaanvragen
gebaseerd op de eerste twee gronden niet onmiddellijk verwerpen als ongegrond.214
137. Verder brengt de herzieningsregeling ook meer onafhankelijkheid met zich mee. De taken
van het hof van beroep zullen worden overgenomen door een nieuw ingerichte Commissie voor
herziening in strafzaken.215 Dit is een positieve evolutie. Niet alleen is het advies van de Commissie
niet bindend216 zodat het Hof van Cassatie nog zelf een afweging kan maken, de Commissie
garandeert ook meer onafhankelijkheid en onpartijdigheid dan het hof van beroep dat advies geeft.
210
Cass. 17 januari 1978, Arr. Cass., 1978, 601, www.juridat.be. 211
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen in strafzaken, Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 2969/001. 212
Art. 2, 2° wet 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 213
Art. 3, 2° wet 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 214
Art. 4, 2° wet 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 215
Art. 4, 2° wet 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 216
Art. 4, 2° wet 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018.
43
HOOFDSTUK IV: DE HERZIENING IN NEDERLAND
138. Nederland heeft in het verleden enkele ophefmakende strafzaken gekend die mee de
herzieningsregeling hebben gevormd tot de herzieningsregeling die er vandaag gekend is. We denken
dan vooral aan de Deventer- moordzaak,217 de Schiedammer-moordzaak,218 de zaak Lucia de Berk219
en als laatste de zaak Ina Post220. Later zorgde ook de Puttense moordzaak221 voor opschudding.
139. De herziening in Nederland werd meerdere keren gemoderniseerd en is daarom interessant
om te bestuderen. Vooral het feit dat de herziening ten nadele mogelijk is geworden, is een
opmerkelijk gegeven. De nieuwe wetgeving over de herziening die op 1 maart 2019 van kracht zal
gaan in België is deels geïnspireerd op de Nederlandse wetgeving. De vraag rijst dan ook of het
mogelijk dan wel nuttig is om ook de herziening ten nadele ook in België mogelijk te maken. Om deze
vraag te kunnen beantwoorden zal eerst de Nederlandse herzieningsregelgeving besproken worden,
zijnde de procedure tot herziening en de verschillende gronden tot herziening. Daarna zal de focus
liggen op de gelijkenissen en verschillen met België.
Afdeling I: De Nederlandse procedure tot herziening
A. Wetgevingshistoriek
140. De herzieningsregeling is het resultaat van een wettelijke hervorming uit 1899.222 Sindsdien
werd de regeling meermaals gewijzigd. De eerste wijziging kwam er met de wet van 12 september
2002 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met het oog op de herziening van vonnissen
en arresten op grond van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.223 Dit wil
zeggen dat na vaststelling van een schending door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en dus een veroordeling van Nederland
door het Europees Hof, de Hoge Raad in een herzieningsprocedure een zaak opnieuw kan bekijken.224
De wet trad in werking op 1 januari 2003. Een volgende wijziging dateert van 2006, wanneer de
217
Hoge Raad (NL) 18 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BA1024, www.rechtspraak.nl. 218
Hoge Raad (NL) 7 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ9834, www.rechtspraak.nl. 219
Hoge Raad (NL) 7 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD4153, www.rechtspraak.nl. 220
Hoge Raad (NL) 23 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1689, www.rechtspraak.nl. 221
Hoge Raad (NL) 17 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9992, www.rechtspraak.nl. 222
P. TRAEST, “Is de herziening in strafzaken aan herziening toe?” in DERUYCK, F. GOETHALS, E., HUYBRECHTS, L., LECLERCQ, J.F., ROZIE, J., ROZIE, M., TRAEST, P. en VERSTRAETEN, R. (eds.), Amicus curiae: Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 396. 223
Wet van 12 september 2002 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met het oog op de herziening van vonnissen en arresten op grond van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, Stb. 2002, 479. 224
X, “Herziening vonnissen na uitspraak EHRM”, NJB 9 oktober 2002, https://www.njb.nl/wetgeving/staatsbladen/import/herziening-vonnissen-na-uitspraak-ehrm.3030.lynkx.
44
Commissie evaluatie afgesloten strafzaken werd ingesteld. De taakstelling en bevoegdheden zijn
neergelegd in het instellingsbesluit Commissie evaluatie afgesloten strafzaken.225
141. In 2012 kwam er dan de verruiming van de herzieningsregeling en de instelling van de
Adviescommissie afgesloten strafzaken, waarmee ook meteen de Commissie evaluatie afgesloten
strafzaken ophield te bestaan.226 Deze veranderingen kwamen er door de wet van 18 juni 2012 tot
wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van de regeling
betreffende herziening ten voordele van de gewezen verdachte, ook wel de Wet hervorming
herziening ten voordele genaamd.227
142. De laatste wijziging van de herzieningsregeling kwam er met de wet van 11 april 2013 tot
wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling
betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte of beter bekend als de Wet herziening
ten nadele.228 Deze belangrijke wijziging maakte de herziening ten nadele in Nederland mogelijk.
143. De herziening vinden we terug in het Nederlandse Wetboek van Strafvordering onder boek
III, titel VIII, “Herziening van arresten en vonnissen”. Die titel is op zijn beurt dan weer onderverdeeld
in twee afdelingen, namelijk de herziening ten voordele enerzijds en de herziening ten nadele
anderzijds.229
B. De herziening ten voordele
144. De herziening ten voordele kennen we ook in België. Bedoeld wordt de herziening in het
voordeel van de veroordeelde persoon. Met andere woorden is het doel van de herziening in dit
geval het bekomen van de vrijspraak of het verlagen van de strafmaat.
145. De Nederlandse procedure tot herziening bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt
nagegaan of er sprake is van een vermoeden van conflict van rechtspraak of van een rechterlijke
dwaling. Wanneer dit positief beantwoord wordt, volgt na verwijzing de eigenlijke herziening.230
225
OM, Instellingsbesluit Commissie evaluatie afgesloten strafzaken, Stcrt. 13 april 2006, 74, https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006-74-p16-SC74716.html. 226
X, “Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS)”, https://www.om.nl/onderwerpen/commissie-evaluatie/. 227
Wet van 18 juni 2012 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van de regeling betreffende herziening ten voordele van de gewezen verdachte, Staatsblad 2012, 275. 228
Wet van 11 april 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte, Staatsblad 2013, 138. 229
Art. 457- 482i Sv. (NL). 230
G. J. M. CORSTENS, Het Nederlandse Strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2018, 1021.
45
§1: De aanvraag tot herziening
146. De aanvraag tot herziening kan worden ingediend door de procureur-generaal of de
veroordeelde die de herziening wenst te bekomen van zijn veroordeling.231 Wanneer de
veroordeelde persoon is overleden kent de Nederlandse herzieningsregeling een cascadesysteem. Na
het overlijden kan de herzieningsaanvraag gedaan worden door de procureur-generaal of de
overlevende echtgenoot of geregistreerde partner. Bij afwezigheid, het niet in staat zijn of het niet
bereid zijn van deze, kan elke bloedverwant in de rechte lijn een aanvraag indienen. Wanneer ook
deze afwezig, niet in staat of niet bereid zijn, kunnen de bloedverwanten in de zijlijn tot en met de
tweede graad verzoeken tot herziening.232 Indien de veroordeelde overlijdt ten tijde van de
behandeling van het verzoek tot herziening wordt het geding voortgezet en door de rechter voor wie
de zaak dient of moet dienen, een bijzondere vertegenwoordiger benoemd.233
147. De herzieningsaanvraag moet worden ingediend bij de Hoge Raad der Nederlanden. De Hoge
Raad der Nederlanden is de hoogste rechter in Nederland op het gebied van civiel recht, strafrecht
en belastingrecht.234 De procureur-generaal dient de herzieningsaanvraag in door middel van een
schriftelijke vordering.235 De veroordeelde kan de herzieningsaanvraag niet zelf indienen maar moet
dit door zijn raadsman laten indienen. De aanvraag moet schriftelijk worden ingediend en
ondertekend zijn door de raadsman. Bovendien vermeldt het de gronden waarop de aanvraag berust
en bevat het een bijvoegsel van de stukken waaruit de aangevoerde grond kan blijken. Als laatste
moet er ook een kopie worden bijgevoegd van de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd.236
§2: Adviescommissie afgesloten strafzaken
148. De gewezen verdachte die is veroordeeld voor een feit waarop naar de wettelijke
omschrijving een gevangenisstraf van 12 jaar of meer is gesteld en de rechtsorde ernstig is geschokt
door deze veroordeling kan, ter voorbereiding van een herzieningsaanvraag, zijn raadsman aan de
procureur-generaal doen verzoeken een nader onderzoek in te stellen naar de aanwezigheid van de
derde herzieningsgrond, namelijk de herziening op basis van een nieuw feit.237
149. Indien het verzoek tot nader onderzoek ontvankelijk is kan de procureur-generaal het
verzoek slechts afwijzen indien er onvoldoende aanwijzingen zijn dat er mogelijk sprake is van een
231
Art. 457 Sv. (NL). 232
Art. 458, eerste lid Sv. (NL). 233
Art. 458, vierde lid Sv. (NL). 234
X, “Over de Hoge Raad”, https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Hoge-Raad-der-Nederlanden/Over-de-Hoge-Raad. 235
Art. 460, eerste lid Sv. (NL). 236
Art. 460, tweede lid Sv. (NL). 237
Art. 461, eerste lid Sv. (NL).
46
grond tot herziening of het verzochte onderzoek niet noodzakelijk is.238 De met redenen omklede
beslissing van de procureur-generaal wordt schriftelijk ter kennis gebracht van degene die het
verzoek heeft ingediend. Het vermeldt de te verrichten onderzoekshandelingen in geval van
toewijzing van het verzoek.239
150. De procureur-generaal kan op zijn beurt ambtshalve of op verzoek van de gewezen
verdachte advies inwinnen bij de Adviescommissie afgesloten strafzaken. Deze commissie is belast
met de advisering over de wenselijkheid van een nader onderzoek over de aanwezigheid van de
derde herzieningsgrond.240 De procureur-generaal is verplicht advies in te winnen van de commissie
indien de gewezen verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren of meer, tenzij het
verzoek naar zijn oordeel niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.241
151. De commissie brengt schriftelijk advies uit. Dit advies is bovendien openbaar. Indien de
procureur-generaal het advies niet volgt, moet hij de reden voor die afwijking vermelden in zijn
beslissing. Het advies is met andere woorden niet bindend.242
152. De commissie bestaat uit vijf leden. Twee deskundigen op een voor het werk van de
commissie relevant terrein van wetenschapsbeoefening, waarvan er tevens een voorzitter is, een
deskundige op het terrein van de politiepraktijk, een advocaat en een lid van het Openbaar
Ministerie.243 De opsporingsambtenaren, leden van het Openbaar Ministerie of de deskundigen die
deel uit maken van de commissie mogen niet eerder bij de strafzaak betrokken zijn geweest.244
153. Ook de Hoge Raad kan het advies inwinnen van de Commissie alvorens ze een beslissing
neemt.245
§3: De procedure over de herziening
154. Na de aanvraag tot herziening gaat de Hoge Raad de ontvankelijkheidsvoorwaarden na. Zoals
reeds vermeld werd, moet de aanvraag betrekking hebben op een onherroepelijke uitspraak van een
Nederlandse rechter246 en moet de aanvraag gedaan zijn door een raadsman247 in opdracht van een
238
Art. 461, derde lid Sv. (NL). 239
Art. 461, vierde lid Sv. (NL). 240
Art. 462, eerste lid Sv. (NL). 241
Art. 462, tweede lid Sv. (NL). 242
Art. 462, derde lid Sv. (NL). 243
Art. 3 Instellingsbesluit Commissie evaluatie afgesloten strafzaken, Stcrt. 13 april 2006, 74, https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006-74-p16-SC74716.html. 244
Art. 463, derde lid Sv. (NL). 245
Art. 465, tweede lid Sv. (NL). 246
Art. 457, eerste lid Sv. (NL). 247
Art. 460, tweede lid Sv. (NL).
47
tot indiening bevoegd persoon.248 Verder moet de aanvraag schriftelijk zijn en door de raadsman
ondertekend zijn. Het vermeldt de gronden waarop de aanvraag berust, met bijvoeging van de
bescheiden waaruit de aangevoerde grond kan blijken, alsmede van een kopie van de uitspraak
waarvan herziening wordt gevraagd.249 Indien de aanvraag steunt op de herzieningsgrond
betreffende een veroordeling van Europees Hof voor de Rechten van de Mens dient de aanvraag
bovendien tijdig te worden ingediend.250 Wanneer deze voorwaarden vervuld zijn, bekijkt de Hoge
Raad of de aanvraag kennelijk ongegrond is of niet. De aanvraag is niet kennelijk ongegrond wanneer
er mogelijk sprake is van een conflict van rechtspraak of van een rechterlijke dwaling.251 In dit geval
wordt de zaak verder behandeld op de openbare terechtzitting.252 Als er wel sprake is van kennelijke
ongegrondheid, wijst de Hoge Raad het verzoek tot herziening af.253
155. De voorzitter bepaalt de datum van de openbare terechtzitting.254 Indien de procureur-
generaal op vraag van de veroordeelde een nader onderzoek heeft ingesteld naar de eventuele
aanwezigheid van een novum en nadat de onderzoekshandelingen zijn voltooid, aan de verzoeker
een afschrift van de resultaten werd toegezonden, mag de rechtsdag niet vroeger vallen dan zes
weken na die toezending.255
156. De behandeling geschiedt op een openbare terechtzitting voor strafzaken van de
enkelvoudige kamer van de Hoge Raad.256 Strafzaken worden normaal gezien behandeld en beslist
door een meervoudige kamer, behoudens in de wet genoemde uitzonderingen.257 De enkelvoudige
kamer kan de zaak echter verwijzen naar de meervoudige kamer wanneer de raadsman van de
gewezen verdachte te kennen geeft de herzieningsaanvraag mondeling te willen toelichten, wanneer
zij de dag voor de uitspraak bepaalt of wanneer zij verwijzing wenselijk acht.258
157. De procureur-generaal kan ambtshalve een nader onderzoek instellen naar de aanwezigheid
van een novum, als grond voor herziening. Verder kan hij ook het advies inwinnen van de
Adviescommissie afgesloten strafzaken.259 Ook de Hoge Raad kan aan de procureur-generaal
opdragen een nader onderzoek te verrichten als bedoeld in de artikelen 461 en 463 van het
248
Art. 457, eerste lid juncto art. 458, eerste lid Sv. (NL). 249
Art. 460, tweede lid Sv. (NL). 250
Art. 465, tweede lid Sv. (NL). 251
G. J. M. CORSTENS, Het Nederlandse Strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2018, 1022. 252
Art. 466, eerste lid Sv. (NL). 253
Art. 465, derde lid Sv. (NL). 254
Art. 466, eerste lid Sv. (NL). 255
Art. 466, tweede lid Sv. (NL). 256
Art. 467, eerste lid Sv. (NL). 257
Artikel 268, eerste lid Sv. (NL). 258
Artikel 467, tweede lid Sv. (NL). 259
Art. 468, tweede lid Sv. (NL).
48
Nederlandse Wetboek van Strafvordering, of het advies in te winnen van de Adviescommissie
afgesloten strafzaken.260 Nadien neemt de procureur-generaal zijn conclusie, die hij aan de Hoge
Raad overlegt.261 Na de conclusie van de procureur-generaal wordt de dag voor de uitspraak
bepaald.262
158. De Hoge Raad wijst het verzoek tot herziening af wanneer hij dit niet gegrond acht.263 Indien
de Hoge Raad het verzoek wel gegrond acht en het betrekking heeft op de eerste herzieningsgrond,
namelijk die van de onverenigbare veroordelingen, vernietigt hij de onverenigbare arresten of
vonnissen, met verwijzing van de zaken naar een gerechtshof dat daarvan nog geen kennis heeft
genomen. Dat gerechtshof zal de zaken gelijktijdig opnieuw onderzoeken en daarin recht spreken bij
een en dezelfde uitspraak.264 Is de herziening gebaseerd op een veroordeling door het EHRM en de
Hoge Raad de herzieningsaanvraag gegrond acht, dan kan hij de zaak zelf afhandelen ofwel de
opschorting of schorsing bevelen van de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke uitspraak en de
zaak verwijzen naar een gerechtshof dat daarvan nog geen kennis heeft genomen.265 Is de
herzieningsaanvraag gebaseerd op het novum en de Hoge Raad de aanvraag gegrond acht, kan hij
ook ofwel de zaak zelf afhandelen ofwel verwijzen naar een gerechtshof dat daarvan nog geen kennis
heeft genomen, nadat hij de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de
onherroepelijke uitspraak heeft beveelt.266
C. De herziening ten nadele
159. De herziening ten nadele behelst de situatie waar een beklaagde of beschuldigde wordt
vrijgesproken of ontslagen van alle rechtsgevolgen en die vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging
het voorwerp is van een herzieningsaanvraag. De herziening wordt in dit geval in het nadeel van de
vrijgesprokene uitgesproken.
160. De herziening ten nadele komt tegemoet aan de problematiek van zogenaamde “cold cases”.
Dit zijn zaken die nooit opgelost zijn geraakt en waar men dus nooit tot vervolging is overgegaan of
260
Art. 469, eerste lid Sv. (NL). 261
Art. 468, eerste lid Sv. (NL). 262
Art. 468, derde lid Sv. (NL). 263
Art. 470 Sv. (NL). 264
Art. 471, eerste lid Sv. (NL). 265
Art. 472, eerste lid Sv. (NL). 266
Art. 472, tweede lid Sv. (NL).
49
zaken waar de verdachte werd vrijgesproken maar er toch een vrij sterke verdenking bestond ten
opzichte van de vrijgesprokene.267
161. Hierbij valt op te merken dat de herziening ten nadele met terugwerkende kracht is mogelijk
gemaakt268 en dit tegen het advies in van de Nederlandse Raad van State.269 Dit wil zeggen dat
vrijspraken die reeds geveld zijn en kracht van gewijsde hebben verkregen voor de inwerkingtreding
van de wet herziening ten nadele ook in aanmerking komen voor een herziening ten nadele.
§1: De aanvraag tot herziening
162. Indien het in het belang is van een goede rechtsbedeling en er één van de vier gronden tot
herziening aanwezig is kan de Hoge Raad op aanvraag van het College van procureurs-generaal een
onherroepelijke einduitspraak van de rechter in Nederland houdende vrijspraak of ontslag van alle
rechtsvervolging herzien.270 Het College van procureurs-generaal doet dit bij schriftelijke vordering.271
163. Aangezien de benadeelde partij enkel vergoeding van de geleden schade door de verdachte
kan vorderen tijdens het strafproces272 en geen bevoegdheid heeft om de schuldigverklaring of de
strafmaat te vorderen, is het niet meer dan logisch dat de benadeelde partij de herziening niet zelf
kan verzoeken.
164. Ook bij de herziening ten nadele dient het verzoek de gronden te vermelden waarop de
vordering berust, met bijvoeging van de bewijsmiddelen waaruit van die gronden kan blijken en dient
het een kopie van de uitspraak te bevatten waarvan herziening wordt gevorderd.273 De
bewijsmiddelen waarvan sprake is, moeten het resultaat zijn van een onderzoek dat overeenkomstig
de wettelijke voorschriften heeft plaatsgevonden en waarbij geen inbreuk is gemaakt op een recht
267
J.F. NIJBOER, “Verschoven panelen. Het veranderde rechtspolitieke klimaat in het Nederlandse strafrecht” in A. DE NAUW, F. DERUYCK, M. ROZIE, Het Strafrecht bedreven. Liber Amicorum Alain De Nauw, Brugge, die Keure, 2011, (683) 690. 268
Tweede nota van wijziging van het voorstel van wet met betrekking tot de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2010/11, 32 044, nr. 8. 269
Advies raad van state en nader rapport met betrekking tot de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2010/11, 32 044, nr. 9. 270
Art. 482a, eerste lid Sv. (NL). 271
Art. 482b, eerste lid Sv. (NL). 272
Art. 51f, eerste lid Sv. (NL) en T. A. DE ROOS, “De plaats van het slachtoffer in het strafproces: grenzen aan een rechtsontwikkeling?” in A. VAN OEVELEN, S. RUTTEN, J. ROZIE, Samenloop van strafrechtelijke, privaatrechtelijke en bestuurlijke sancties, Mortsel, Intersentia, 2017, (53) 57. 273
Art. 482b, tweede lid Sv. (NL).
50
van de gewezen verdachte. Indien dit niet zo is, worden deze bewijsmiddelen niet in aanmerking
genomen bij de beoordeling van de herzieningsaanvraag en niet als bewijs in de strafzaak gebruikt.274
165. Op het ogenblik van de indiening van de herzieningsaanvraag mag de strafvordering nog niet
vervallen zijn door verjaring of mag de gewezen verdachte nog niet overleden zijn. Indien dit wel het
geval is, is het verzoek tot herziening onontvankelijk.275 Verjaarde feiten kunnen dus niet het
voorwerp uitmaken van een herzieningsprocedure. Sinds 2005 verjaart het recht tot strafvordering
niet voor misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld.276 In 2012 is dit uitgebreid tot
misdrijven waarop een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld.277 Dit heeft tot gevolg dat
er heel wat ruimte wordt geboden om te vervolgen in zaken waar een vrijspraak werd uitgesproken
of zaken die nooit opgelost werden.278
166. Indien de aanvraag steunt op de grond tot herziening betreffende een nieuw gegeven en er
reeds eerder voor hetzelfde feit een herziening van een onherroepelijke einduitspraak van de rechter
in Nederland is gevorderd is de herzieningsaanvraag niet ontvankelijk.279 Bij falsa is een tweede
herziening wel mogelijk. Het is namelijk denkbaar dat een gewezen verdachte getuigen bedreigt om
een herziening ten voordele te bekomen. Wanneer de verdachte nadien vrijgesproken wordt als
gevolg van die valse verklaring dan mag het niet zo zijn dat de verdachte kan blijven profiteren van
zijn eigen misdrijf dus kan hij in dat geval nogmaals geconfronteerd worden met een strafproces in
verband met een herziening ten nadele.280
§2: Het nader onderzoek
167. Ter voorbereiding van een herzieningsaanvraag kan een officier van justitie een vordering
indienen tot nader onderzoek bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken
in een rechtbank die nog geen kennis heeft genomen van de zaak en die niet gelegen is binnen het
ressort van een gerechtshof dat kennis heeft genomen van de zaak wanneer er ernstig rekening mee
274
Art. 482a, vierde lid Sv. (NL). 275
Art. 482b, derde lid, b Sv. (NL). 276
Wet van 16 november 2005 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het vervallen van de verjaringstermijn voor de vervolging van moord en enkele andere misdrijven alsmede enige aanpassingen van de regeling van de verjaring en de stuiting van de verjaring en de regeling van de strafverjaringstermijn(opheffing verjaringstermijn bij zeer ernstige delicten), Stb. 2005, 595. 277
Wet van 15 november 2012 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de aanpassing van de regeling van de vervolgingsverjaring, Stb. 2012, 572. 278
J.F. NIJBOER, “Verschoven panelen. Het veranderde rechtspolitieke klimaat in het Nederlandse strafrecht” in A. DE NAUW, F. DERUYCK, M. ROZIE, Het Strafrecht bedreven. Liber Amicorum Alain De Nauw, Brugge, die Keure, 2011, (683) 691. 279
Art. 482b, derde lid, c, Sv. (NL). 280
Memorie van toelichting omtrent de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2008/09, 32 044, nr. 3.
51
moet worden gehouden dat de Hoge Raad een herzieningsaanvraag gegrond zal achten en
bovendien het onderzoek dringend noodzakelijk is. De rechter-commissaris uit Nederland is
vergelijkbaar met de Belgische onderzoeksrechter. Er zijn echter enkele verschillen. De rechter-
commissaris vervult namelijk de rol van een rechter van het onderzoek.281 Een rechter van het
onderzoek leidt het onderzoek niet maar verleent enkel machtigingen tot het stellen van
onderzoekshandelingen.282
168. De officier van justitie wordt aangewezen door het College van procureurs-generaal.283 De
vordering vergt de voorafgaandelijke schriftelijke instemming van het College. Bovendien bevat het
een met redenen omklede opgave van de onderzoekshandelingen die door de rechter-commissaris
dienen te worden verricht.284 De gewezen verdachte moet schriftelijk op de hoogte gebracht worden
van het onderzoek en dit vanaf dat het belang van het onderzoek dit toelaat.285 Indien de vordering
kennelijk ongegrond is, wijst de rechter-commissaris deze af.286 Acht hij de vordering daarentegen
niet kennelijk ongegrond, hoort de rechter-commissaris de gewezen verdachte over de vordering van
de officier van justitie vooraleer te beslissen. De verdachte kan zich laten bijstaan door een
raadsman.287 Er kan worden afgeweken van het horen van de verdachte wanneer het belang van het
onderzoek dit vraagt.288
169. Nadien beslist de rechter-commissaris zo spoedig mogelijk over de vordering van de officier
van justitie. Hij doet dit bij een met redenen omklede beschikking dat schriftelijk ter kennis gebracht
wordt van de officier van justitie en betekend wordt aan de gewezen verdachte. De betekening kan
echter worden uitgesteld in het belang van het onderzoek. 289 Hoger beroep staat open voor zowel
de officier van justitie als voor de verdachte en dit respectievelijk binnen 14 dagen na de beschikking
of binnen 14 dagen na de betekening.290 Zolang hoger beroep is ingesteld en er nog niet over is
beslist, verricht de rechter-commissaris nog geen onderzoekshandelingen, tenzij het belang van het
onderzoek geen uitstel duldt. Wordt het hoger beroep gegrond verklaard, vernietigt de rechter-
commissaris de resultaten van het onderzoek.291
281
T. DECAIGNY, Tegenspraak in het vooronderzoek, Mortsel, Intersentia, 2013, 664. 282
T. DECAIGNY, “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek: elementen in het debat”, RW 2013-14, nr. 24, (923) 923. 283
Art. 482c, tweede lid Sv. (NL). 284
Art. 482c, derde lid Sv. (NL). 285
Art. 482c, vierde lid Sv. (NL). 286
Art. 482c, vijfde lid Sv. (NL). 287
Art. 482c, zevende lid Sv. (NL). 288
Art. 482c, zesde lid Sv. (NL). 289
Art. 482d, eerste lid Sv. (NL). 290
Art. 482d, tweede lid Sv. (NL). 291
Art. 482e, eerste lid Sv. (NL).
52
170. De rechter-commissaris kan een bevel tot bewaring van de gewezen verdachte verlenen
indien er sprake is van een ernstig vluchtgevaar en dit blijkt uit bepaalde gedragingen van de
verdachte of uit bepaalde, hem persoonlijk betreffende omstandigheden of de voorlopige hechtenis
redelijk noodzakelijk is voor het aan de dag brengen van de waarheid.292 Ook de Hoge Raad kan,
hangende de herzieningsaanvraag en onder dezelfde voorwaarden, een bevel tot gevangenneming of
gevangenhouding tegen de gewezen verdachte uitvaardigen. Ze doet dit op schriftelijke vordering
van het College van procureurs-generaal of ambtshalve. Het bevel blijft van kracht tot zestig dagen
na de dag waarop een beslissing is genomen omtrent de herzieningsaanvraag, doch kan door de
Hoge Raad worden geschorst of opgeheven.293
171. Na de voltooiing van de onderzoekshandelingen zendt de rechter-commissaris de daarop
betrekking hebbende stukken aan de officier van justitie en zendt hij een afschrift aan de gewezen
verdachte en diens raadsman.294 De rechter-commissaris geeft schriftelijk kennis aan de officier van
justitie en aan de gewezen verdachte van de beëindiging van het onderzoek.295
§3: De procedure over de herziening
172. De procedure over de herziening ten nadele verloopt grotendeels zoals de procedure ten
voordele.296 Indien de Hoge Raad de herzieningsaanvraag gegrond acht, verwijst hij ook hier de zaak
naar een rechtbank die daarvan nog geen kennis heeft genomen en die niet gelegen is binnen het
ressort van een gerechtshof dat kennis heeft genomen van de zaak, teneinde hetzij de
onherroepelijke uitspraak te handhaven hetzij met vernietiging daarvan opnieuw recht te doen.297
173. Er zijn echter ook enkele verschillen. Het is bijvoorbeeld zo dat de herzieningsaanvraag bij de
herziening ten nadele behandeld wordt op een openbare terechtzitting voor strafzaken van de
meervoudige kamer van de Hoge Raad.298 Dit in tegenstelling tot de herziening ten voordele, die
behandeld wordt in de enkelvoudige kamer van de Hoge Raad. De rechter die als rechter-
commissaris enig onderzoek in de zaak heeft verricht, neemt aan het onderzoek op de terechtzitting
geen deel en dit op straffe van nietigheid.299
292
Art. 482e, tweede lid Sv. (NL). 293
Art. 482f, eerste lid Sv. (NL). 294
Art. 482e, vierde lid Sv. (NL). 295
Art. 482e, vijfde lid Sv. (NL). 296
Art. 482b, vijfde lid Sv. (NL). 297
Art. 482g, eerste lid Sv. (NL). 298
Art. 482g, tweede lid juncto art. 268, eerste lid Sv. (NL). 299
Art. 482g, derde lid juncto art. 268, tweede lid Sv. (NL).
53
174. Ook in deze fase van de herziening kan de verdachte onder voorlopige hechtenis worden
genomen, onder dezelfde voorwaarden.300
175. Indien de herzieningsaanvraag niet ontvankelijk of ongegrond wordt verklaard en de
gewezen verdachte onder voorlopige hechtenis werd genomen, wordt hij onverwijld in vrijheid
gesteld.301 De verdachte kan bovendien de Hoge Raad verzoeken hem een vergoeding ten laste van
de Staat toe te kennen voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van de ondergane voorlopige
hechtenis.302
176. Ook na de vernietiging van de onherroepelijke uitspraak waarbij geen straf of maatregel dan
wel de maatregel, bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, wordt opgelegd, kan de
rechter op verzoek van de gewezen verdachte hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen
voor de schade welke hij ten gevolge van de krachtens deze afdeling ondergane voorlopige hechtenis
heeft geleden.303
Afdeling II: De Nederlandse gronden tot herziening
177. De gronden op basis waarvan de herziening mogelijk is, verschilt naargelang het gaat om de
herziening ten voordele dan wel de herziening ten nadele.
A. De gronden bij de herziening ten voordele
178. Bij de herziening ten voordele kent Nederland drie gronden waarop de herziening gebaseerd
kan zijn, namelijk:
- Op grond van de omstandigheid dat bij onderscheidene arresten of vonnissen die
onherroepelijk zijn geworden of bij verstek zijn gewezen, bewezenverklaringen zijn
uitgesproken die niet zijn overeen te brengen;
- Op grond van een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens waarin is
vastgesteld dat het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden of een protocol bij dit verdrag is geschonden in de procedure die tot
de veroordeling of een veroordeling wegens hetzelfde feit heeft geleid, indien herziening
noodzakelijk is met het oog op rechtsherstel als bedoeld in artikel 41 van dat verdrag;
- Indien er sprake is van een gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter
niet bekend was en dat op zichzelf of in verband met de vroeger geleverde bewijzen met de
uitspraak niet bestaanbaar schijnt, zodanig dat het ernstige vermoeden ontstaat dat indien
300
Art. 482g, vierde lid Sv. (NL). 301
Art. 482f, tweede lid Sv. (NL). 302
Art. 482f, derde lid Sv. (NL). 303
Art. 482g, vijfde lid Sv. (NL).
54
dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid, hetzij
tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging,
hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing
van een minder zware strafbepaling.304
§1: Herziening na conflict van rechtspraak
179. Deze grond tot herziening kennen we ook in België en is van toepassing wanneer
tegenstrijdige vonnissen of arresten worden gewezen.
180. Het moet gaan om twee of meer veroordelingen die niet met elkaar te rijmen vallen. De
veroordeling waarvoor herziening wordt gevraagd moet in kracht van gewijsde zijn getreden. Dit
geldt niet voor de daarmee mogelijk in conflict zijnde veroordeling, deze veroordeling hoeft nog niet
onherroepelijk te zijn geworden. Bovendien kan het gaan om verschillende veroordelingen
uitgesproken lastens één persoon of lastens verschillende personen.305
181. Indien de Hoge Raad de herzieningsaanvraag betreffende het conflict van rechtspraak
gegrond acht, vernietigt het de arresten of vonnissen en verwijst het de zaken naar een gerechtshof
dat daarvan nog geen kennis heeft genomen. Dat gerechtshof zal de zaken gelijktijdig opnieuw
onderzoeken en recht spreken bij een en dezelfde uitspraak. De straf mag de bij de vernietigde
arresten of vonnissen opgelegde straffen echter niet te boven gaan. Hebben reeds alle
gerechtshoven van de zaak kennis genomen, dan wordt niettemin één daarvan aangewezen.306
§2: Herziening na veroordeling door het EHRM
182. Men kan herziening vragen van een veroordeling wanneer het Europees Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden of een protocol bij dit
verdrag is geschonden en dit is gebeurd in de procedure die tot de veroordeling of een veroordeling
wegens hetzelfde feit, waarvoor de herziening wordt aangevraagd, heeft geleid. Deze schending
moet zijn vastgesteld in een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en
bovendien moet de herziening noodzakelijk zijn met het oog op rechtsherstel als bedoeld in artikel
41 van dat verdrag.307 Anders gezegd is een herziening mogelijk wanneer het EHRM een schending
304
Art. 457 Sv. (NL). 305
G. J. M. CORSTENS, Het Nederlandse Strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2018, 1011. 306
Art. 471, eerste lid Sv. (NL). 307
Art. 457, eerste lid, sub b Sv. (NL).
55
van het EVRM of een protocol ervan heeft vastgesteld en enkel de herziening voor een passend
rechtsherstel kan zorgen.308
183. Artikel 41 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden, dat gaat over de billijke genoegdoening, stelt dat indien de betrokken Hoge
Verdragsluitende Partij, in dit geval Nederland, slechts gedeeltelijk rechtsherstel toelaat, kent het Hof
voor de Rechten van de Mens, indien nodig, een billijke genoegdoening toe aan de benadeelde.309
184. Na vaststelling van een schending van het EVRM is er met andere woorden grond tot
herziening. Een Nederlandse rechter die uitdrukkelijk of impliciet beslist dat het EVRM niet is
geschonden of dat er geen sprake is van een schending die de veroordeling in de weg staat kan tot
gevolg hebben dat die veroordeling wordt herzien. Het EHRM keert zich met andere woorden tegen
de beslissing van die Nederlandse rechter.310
185. De herzieningsaanvraag moet worden ingediend binnen drie maanden nadat zich een
omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de uitspraak van het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens de gewezen verdachte bekend is.311 De Hoge Raad beoordeelt eerst of de
aanvraag ontvankelijk is en of ze niet kennelijk ongegrond is. Wanneer aan deze voorwaarden is
voldaan zal de Hoge Raad de zaak zelf afhandelen of verwijzen naar een gerechtshof dat nog geen
kennis heeft genomen van de zaak. Indien niet aan de voorwaarden is voldaan, met andere woorden
wanneer de aanvraag onontvankelijk of kennelijk ongegrond is, wijst de Hoge Raad de aanvraag
onmiddellijk af.312
§3: Herziening door een novum
186. Bij de herziening door een novum is er sprake van een gegeven dat bij het onderzoek op de
terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat op zichzelf of in verband met de vroeger
geleverde bewijzen met de uitspraak niet bestaanbaar schijnt, zodanig dat het ernstige vermoeden
ontstaat dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben
geleid, hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle
308
S. GROETAERS, “De heropening van de rechtspleging na een veroordeling van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens: een rechtsvergelijkend overzicht”, NC 2018, nr. 3, (258) 263. 309
Art. 41 EVRM. 310
G. J. M. CORSTENS, Het Nederlandse Strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2018, 1010. 311
Art. 465, tweede lid Sv. (NL). 312
P. LEMMENS en K. LEMMENS, “De herziening of heropening van de strafprocedure: een passend middel tot herstel van een schending van fundamentele rechten?” in A. DE NAUW, F. DERUYCK, M. ROZIE, Het Strafrecht bedreven. Liber Amicorum Alain De Nauw, Brugge, die Keure, 2011, (571) 585.
56
rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de
toepassing van een minder zware strafbepaling.313
187. Er moet dus sprake zijn van een nieuw gegeven dat niet bekend was aan de rechter ten tijde
van het geding maar toen wel al bestond.314
188. Het novum werd met de wet hervorming herziening ten voordele315 verruimd. Sindsdien
spreekt men van ‘een gegeven’ in plaats van ‘een omstandigheid’. Een gegeven kan gaan over een
nieuwe feitelijke omstandigheid maar omvat ook een gewijzigd deskundigeninzicht over al bekende
feiten.316
B. De gronden bij de herziening ten nadele
189. De herziening ten nadele kent andere gronden dan de herziening ten voordele. Er is sprake
van een grond tot herziening wanneer:
- er sprake is van een gegeven dat aan de rechter bij het onderzoek op de terechtzitting niet
bekend was en waardoor het ernstige vermoeden ontstaat dat indien dit gegeven bekend
zou zijn geweest, de zaak zou zijn geëindigd in een veroordeling van de gewezen verdachte
voor een opzettelijk begaan misdrijf dat de dood van een ander ten gevolge heeft;
- de uitspraak berust op stukken waarvan de valsheid na de uitspraak is vastgesteld en het
ernstige vermoeden bestaat dat indien de valsheid aan de rechter bekend zou zijn geweest,
de zaak zou zijn geëindigd in een veroordeling van de gewezen verdachte;
- het is komen vast te staan dat een getuige of deskundige zich met betrekking tot de zaak aan
het in artikel 207 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf schuldig heeft
gemaakt en het ernstige vermoeden bestaat dat indien de meinedigheid aan de rechter
bekend zou zijn geweest, de zaak zou zijn geëindigd in een veroordeling van de gewezen
verdachte;
- het na het onherroepelijk worden van de uitspraak is komen vast te staan dat de gewezen
verdachte zich met betrekking tot zijn strafzaak schuldig heeft gemaakt aan een van de in de
artikelen 177 tot en met 178, 179, 284, 284a, 285 en 285a van het Wetboek van Strafrecht
omschreven misdrijven en het ernstige vermoeden bestaat dat indien de verdachte dit
313
Art. 457, eerste lid, c, Sv. (NL). 314
G. J. M. CORSTENS, Het Nederlandse Strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2018, 1013. 315
Wet van 18 juni 2012 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van de regeling betreffende herziening ten voordele van de gewezen verdachte, Stb. 2012, 275. 316
X, “Stb. 2012, 275 Herziening ten voordele”, NJB 17 juli 2012, https://www.njb.nl/wetgeving/staatsbladen/herziening-ten-voordele.4456.lynkx.
57
misdrijf niet zou hebben begaan de zaak zou zijn geëindigd in een veroordeling van de
gewezen verdachte.
190. Verder is herziening ook mogelijk wanneer de rechter zich schuldig heeft gemaakt aan het in
artikel 364 van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf in de desbetreffende
zaak.317 Dit misdrijf bestaat wanneer de rechter een gift, belofte of dienst aanneemt, wetende of
redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan, verleend of aangeboden wordt teneinde invloed
uit te oefenen op de beslissing van een aan zijn oordeel onderworpen zaak of wanneer de rechter
zelf een gift, belofte of dienst vraagt teneinde hem te bewegen om invloed uit te oefenen op de
beslissing van een aan zijn oordeel onderworpen zaak.318
191. Er zijn dus maar liefst vier gronden waarvan de aanwezigheid kan leiden tot een herziening.
Het novum, wat we ook kennen bij de herziening ten voordele, en de zogenaamde falsa, een
verzamelnaam voor situaties waar een onwaarheid aan de grondslag ligt van de vrijspraak of het
ontslag van alle rechtsvervolging.319
192. Naast de aanwezigheid van een herzieningsgrond is het ook vereist dat de herziening in het
belang van een goede rechtsbedeling is.320 Het criterium van de goede rechtsbedeling moet
verdragsconform worden uitgelegd. Dit betekent dat de verdragsrechtelijke voorwaarden van het
EVRM doorwerken in de herzieningsprocedure. Een voorbeeld hiervan is de eerlijkheid van het
proces. De herziening zal namelijk niet toelaatbaar zijn als op het moment waarop een
herzieningsaanvraag wordt overwogen, of een al ingediende aanvraag moet worden beoordeeld, de
redelijke verwachting bestaat dat de herzieningsprocedure in zijn geheel op grond van de uit artikel 6
EVRM voortvloeiende voorwaarden niet eerlijk zal kunnen zijn.321
193. Een herzieningsaanvraag die zal geweigerd worden omdat het niet in het belang zal zijn van
een goede rechtsbedeling om de zaak te herzien is bijvoorbeeld wanneer de gewezen verdachte is
vrijgesproken van moord maar veroordeeld is voor het subsidiair ten laste gelegde misdrijf doodslag.
Het is mogelijk dat een novum uitwijst dat de gewezen verdachte het feit toch met voorbedachte
rade heeft begaan, en dus dat de zwaardere strafbepaling van moord toegepast zou kunnen worden.
Toch is dit geen grond voor herziening ten nadele. Het is namelijk niet opportuun om de herziening
ten nadele in zulke gevallen mogelijk te maken. Dit omdat de gewezen verdachte reeds is
317
Art. 482a, tweede lid Sv. (NL). 318
Art. 364, eerste en tweede lid Sr. (NL). 319
G. J. M. CORSTENS, Het Nederlandse Strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2018, 1031. 320
Art. 482a, eerste lid Sv. (NL). 321
Nota naar aanleiding van het verslag betreffende de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2009/10, 32 044 nr. 6.
58
veroordeeld en dus de maatschappelijke behoefte aan herziening ten nadele dus ook veel minder is.
De herziening is in dit soort gevallen in de regel niet in het belang van een goede rechtsbedeling.322
§1: novum
194. Ook de herziening ten nadele kent de grond van het novum doch dit wordt logischerwijze
anders ingevuld dan bij de herziening ten voordele. Er is namelijk sprake van deze grond wanneer er
een gegeven voorhanden is dat aan de rechter bij het onderzoek op de terechtzitting niet bekend
was en waardoor het ernstige vermoeden ontstaat dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest,
de zaak zou zijn geëindigd in een veroordeling van de gewezen verdachte voor een opzettelijk
begaan misdrijf dat de dood van een ander ten gevolge heeft.323 De herziening ten nadele op basis
van het novum kan dus enkel bij opzettelijke misdrijven die de dood tot gevolg hebben doch niet
wanneer men slechts medeplichtig is aan dat misdrijf, wanneer het gaat om een loutere poging tot
dat misdrijf of wanneer het enkel gaat over de voorbereiding van dat misdrijf.324 De herziening kan
voor de misdrijven moord en varianten hierop, doodslag en gewelds- en zedendelicten met dodelijke
afloop.325
195. Het gegeven waarvan sprake is in artikel 482a, eerste lid, sub a van het Nederlandse
Wetboek van Strafvordering, wordt bij de herziening ten nadele slechts beperkt ingevuld. Er is
namelijk enkel sprake van een ‘gegeven’ wanneer het gaat over verklaringen, schriftelijke bescheiden
of processen-verbaal die een geloofwaardige bekentenis van de gewezen verdachte of van een
persoon die wegens hetzelfde feit is vrijgesproken of ontslagen van alle rechtsvervolging bevatten.
Een ‘gegeven’ kan ook duiden op de resultaten van een technisch onderzoek.326
§2: Falsa
196. De in artikel 482a, eerste lid, sub b tot d van het Nederlandse Wetboek van Strafvordering
opgesomde gronden, kunnen worden omgebracht onder een gemeenschappelijke noemer, falsa
genaamd. De drie categorieën zijn de herziening op basis van valse stukken, de herziening op basis
van een valse getuigenis en als laatste de herziening op basis van het schuldig zijn van de gewezen
verdachte aan omkoping, dwang, bedreiging of intimidatie. Aan de laatste grond wordt de
322
Nota naar aanleiding van het verslag betreffende de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2009/10, 32 044 nr. 6. 323
Art. 482a, eerste lid, a, Sv. (NL). 324
Art. 482a, vijfde lid Sv. (NL). 325
J.F. NIJBOER, “Verschoven panelen. Het veranderde rechtspolitieke klimaat in het Nederlandse strafrecht” in A. DE NAUW, F. DERUYCK, M. ROZIE, Het Strafrecht bedreven. Liber Amicorum Alain De Nauw, Brugge, die Keure, 2011, (683) 690. 326
Art. 482a, derde lid, b, Sv. (NL).
59
bijkomende voorwaarde opgelegd dat indien de verdachte dit misdrijf niet zou hebben begaan het
ernstige vermoeden bestaat dat de zaak zou zijn geëindigd in een veroordeling van de gewezen
verdachte.327
197. De omschreven falsa moeten vaststaan doch het is niet vereist dat dit bij een onherroepelijke
uitspraak van een rechter is gebeurd. Bovendien moet een van de omschreven falsa buiten redelijke
twijfel aanwezig zijn.328 Dit is het geval wanneer de rechter door de wettige bewijsmiddelen daarvan
overtuigd is. De wettige bewijsmiddelen zijn de eigen waarneming van de rechter, verklaringen van
de verdachte, van een getuige of een deskundige, en als laatste de schriftelijke bescheiden. Feiten of
omstandigheden die algemeen bekend zijn behoeven geen bewijs.329
198. Bij de herzieningsgrond betreffende een valse getuigenis is het echter niet voldoende dat de
getuige zelf naderhand verklaart dat diens onder ede afgelegde verklaring onwaar is. Minstens een
ander bewijsmiddel zal dit moeten bevestigen.330
199. Wanneer de herzieningsaanvraag steunt op de in artikel 482a, eerste lid, sub d omschreven
grond, levert het niet verklaren van een getuige omdat hij zich bedreigd heeft gevoeld, geen
herzieningsgrond op. Alleen daadwerkelijke bedreigingen leveren een grond tot herziening op.
Bovendien vormen getuigenverklaringen in beginsel geen herzieningsgrond, tenzij de verdachte door
het begaan van een misdrijf het uitblijven van een getuigenverklaring heeft bewerkstelligd en dit de
uitkomst van de strafzaak heeft beïnvloed.331
200. Als laatste is er ook een herzieningsgrond voorhanden wanneer de rechter zich schuldig heeft
gemaakt aan het in artikel 364 van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf.332
Afdeling III: De belangrijkste verschillen en gelijkenissen met België
201. In dit rechtsvergelijkend onderdeel komen de belangrijkste verschillen en gelijkenissen
tussen de herzieningsregeling in Nederland en de herzieningsregeling in België aan bod. Naast een
aantal procedurele verschillen is het belangrijkste verschil de mogelijkheid tot een herziening ten
327
Art. 482a, eerste lid, sub d, Sv. (NL). 328
Memorie van toelichting omtrent de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2008/09, 32 044, nr. 3. 329
Art. 338 en 339 Sv. (NL). 330
Memorie van toelichting omtrent de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2008/09, 32 044, nr. 3. 331
Memorie van toelichting omtrent de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2008/09, 32 044, nr. 3. 332
Art. 482a, tweede lid Sv. (NL).
60
nadele in Nederland maar niet in België. Deels als gevolg hiervan zijn er ook verschillen in de gronden
tot herziening. Er zijn echter ook gelijkenissen tussen beide regelgevingen, vooral wanneer de wet
houdende diverse bepalingen in strafzaken in werking zal treden.
202. De Nederlandse herzieningsregeling kent heel wat meer artikelen in het Wetboek van
Strafvordering dan in België. Alleen al de artikelen met betrekking tot de herziening ten voordele zijn
meer dan het dubbele in aantal dan de Belgische artikelen in verband met de herziening. De
regelgeving in Nederland is bijgevolg veel uitgebreider. Of dit ook een meerwaarde is, zal na dit
hoofdstuk duidelijk worden.
A. De aanvraag tot herziening
§1: Aanvraaggerechtigden
203. De aanvraaggerechtigden van de herziening zijn logischerwijze gelijkaardig in België en
Nederland. De veroordeelde kan uiteraard herziening voor zijn veroordeling aanvragen. In Nederland
gebruikt men de term de gewezen verdachte te wiens aanzien een vonnis of arrest onherroepelijk is
geworden.333 Ook in België moet de veroordeling kracht van gewijsde bezitten alvorens men de
herziening kan aanvragen. Beter zou zijn om dit ook in België nog eens te verduidelijken bij het artikel
over de aanvraaggerechtigden en aldus te stellen dat de veroordeelde wiens vonnis of arrest kracht
van gewijsde bezit een aanvraag kan indienen.
204. Ook bij het overlijden van de veroordeelde is de regeling zowel in België als Nederland
soortgelijk. Indien de veroordeelde overleden is, kunnen bepaalde erfgenamen de herziening
aanvragen. Dit zijn in beide landen de echtgenoot, de bloedverwanten in de rechte lijn en de
bloedverwanten in de zijlijn tot de tweede graad.334 In Nederland is het echter ook mogelijk voor de
partner die een geregistreerd partnerschap is aangegaan met de overleden veroordeelde om een
aanvraag tot herziening in te dienen. Het geregistreerd partnerschap kan worden vergeleken met de
wettelijke samenwoning. Er is echter geen omschrijving ervan terug te vinden in het Nederlandse
Burgerlijk Wetboek maar het geregistreerd partnerschap kan gedefinieerd worden als een
overeenkomst door twee meerderjarige natuurlijke personen gesloten, van verschillend of van gelijk
geslacht, om hun gemeenschappelijke leven te organiseren.335 In België is het niet mogelijk voor de
wettelijke samenwoner om een aanvraag in te dienen in geval van overlijden van de veroordeelde.
Het zou niet slecht zijn om dit in de toekomst ook te voorzien aangezien steeds meer mensen de
333
Art. 457, eerste lid Sv. (NL). 334
Art. 458, eerste lid Sv. (NL) en art. 444, eerste lid, 1° tot 3° Sv. 335
S. EGGERMONT, Tweerelaties, Mortsel, Intersentia, 2016, 24.
61
wettelijke samenwoning verkiezen boven het huwelijk.336 Verder kent Nederland een
cascadesysteem van wie de herzieningsaanvraag kan indienen bij overlijden van de gewezen
verdachte. Wanneer de eerste in rang afwezig dan wel niet in staat of bereid is om de aanvraag in te
dienen, wordt de mogelijkheid geopend voor de volgende in rang om dit te doen. In België is het
onduidelijk wat er moet gebeuren in het geval dat meerdere aanvraaggerechtigden een aanvraag
indienen, doch we kunnen aannemen dat wanneer er reeds een aanvraag is ingediend de latere
aanvragen zonder belang zullen zijn. De vraag rijst hoe men in Nederland gaat vaststellen dat een
aanvraaggerechtigde in geval van overlijden van de gewezen verdachte niet bereid is om de aanvraag
te doen. wordt dit onderzocht door de Hoge Raad der Nederlanden bij de beslissing over de
ontvankelijkheid van de aanvraag? Het is niet opportuun om een herzieningsaanvraag om deze reden
als onontvankelijk te bestempelen en dus lijkt het nut van het cascadesysteem van Nederland gering.
205. Als laatste is ook de procureur-generaal in Nederland bevoegd om een herzieningsaanvraag
in te dienen,337 ook wanneer de gewezen verdachte reeds is overleden. In België is dit voorlopig nog
aan de minister van Justitie.338 Vanaf de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot de
herziening in de wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken zal dit recht niet
meer toekomen aan de minister maar wel aan de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie en aan
de procureurs-generaal bij de hoven van beroep.339 Hiermee groeien we een stukje dichter naar de
Nederlandse regelgeving toe.
§2: Formaliteiten bij de aanvraag
206. De herziening wordt in beide landen aanhangig gemaakt bij het hoogste rechtscollege van
dat land. In wezen is dit het Hof van Cassatie voor België en de Hoge Raad der Nederlanden voor
Nederland. Het verzoekschrift dient ook zowel in Nederland als in België ondertekend te zijn door
een advocaat. In België staat expliciet in de wet dat het moet gaan om een advocaat bij het Hof van
Cassatie, id est een advocaat die ten minste tien jaar bij de balie is ingeschreven en geslaagd is voor
het examen georganiseerd door de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie. Bovendien moet de
advocaat benoemd zijn geweest door de Koning.340 In Nederland staat dit niet in de wet
ingeschreven, doch niet iedere advocaat kan zijn cliënt bijstaan voor de Hoge Raad en dus kunnen we
aannemen dat ook in Nederland enkel gespecialiseerde advocaten een herzieningsaanvraag kunnen
indienen namens hun cliënten. Het verschil zit hem in wie de aanvraag kan indienen. In België is dit
336
X, Wettelijke samenwoning: hoe beëindigen?, https://www.notaris.be/huwen-samenwonen/actueel/wettelijke-samenwoning-hoe-beeindigen. 337
Art. 457, eerste lid Sv. (NL) juncto art. 458, eerste lid, sub a Sv. (NL). 338
Art. 444, eerste lid, 3° Sv. 339
Art. 3, eerste lid, 1° van de wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 340
Art. 478 Ger. Wb.
62
de aanvraaggerechtigde zelf, weliswaar met een onderzoekschrift ondertekend door een advocaat.341
In Nederland is het de advocaat die de aanvraag indient namens zijn cliënt.342
207. Er zijn een aantal bijlagen die bij het verzoekschrift in België of de schriftelijke vordering in
Nederland moeten worden toegevoegd. In België is dit een omstandige opgave van de feiten en de
grond tot herziening.343 Ook in Nederland moeten de gronden worden vermeld waarop de
herzieningsaanvraag is gebaseerd. Bijkomend moeten ook de bescheiden worden toegevoegd
waaruit die aangehaalde grond kan blijken. Verder dient er een kopie van de uitspraak waarvan
herziening wordt gevraagd worden toegevoegd.344 De Nederlandse bijlagen zijn uitgebreider dan de
Belgische, maar vanaf de inwerkingtreding van de Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken
zullen ook in België aan de herzieningsaanvraag de stukken moeten worden toegevoegd waaruit de
aangehaalde grond tot herziening blijkt.345 Vanaf dan wordt het verschil tussen beide landen
opnieuw kleiner. Het enige verschil dat dan nog zal bestaan is dat in België een omstandige opgave
van de feiten wordt gevraagd en in Nederland een kopie van de uitspraak waarvan herziening wordt
gevraagd, moet worden toegevoegd. Een omstandige opgave van de feiten bevat de feiten die
hebben geleid tot de veroordeling maar ook de informatie met betrekking tot de gedane uitspraak in
de zaak. In wezen is er dus weinig verschil, maar het wel zo dat een omstandige opgave van de feiten
zal worden opgesteld door de advocaat van de aanvrager tot herziening waardoor de regeling in
Nederland, namelijk een kopie van de uitspraak, neutraler is.
B. De procedure over de herziening
§1: Het onderzoek naar de aanwezigheid van het novum
208. Zoals eerder vermeld werd, bestaat er in Nederland de mogelijkheid voor de gewezen
verdachte om ter voorbereiding van zijn herzieningsaanvraag zijn raadsman aan de procureur-
generaal te doen verzoeken om een nader onderzoek in te stellen naar de aanwezigheid van een
novum.346 De procureur-generaal kan na het verzoek advies inwinnen van de Adviescommissie
afgesloten strafzaken. In België zal zo een voorafgaand onderzoek mogelijk worden vanaf de
inwerkingtreding van de nieuwe wet. Er zullen echter verschillen blijven bestaan. In België is het zo
dat wanneer de aanvraag tot herziening steunt op een novum en het Hof van Cassatie de aanvraag
niet onmiddellijk als niet-ontvankelijk verwerpt, het Hof onderzoekt of er voldoende aanwijzingen
341
Art. 444, derde lid Sv. 342
Art. 460, tweede lid Sv. (NL). 343
Art. 444, derde lid Sv. 344
Art. 460, tweede lid Sv. (NL). 345
Art. 3, eerste lid, 2° van de wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 346
Art. 461, eerste lid Sv. (NL).
63
zijn dat er mogelijk sprake is van een grond tot herziening. Indien dit het geval is, beveelt het Hof dat
de aanvraag wordt onderzocht door de Commissie voor herziening in strafzaken.347
209. In beide landen zal er dus de mogelijkheid zijn om voorafgaandelijk te onderzoeken of de
herzieningsgrond van het novum aanwezig is maar dit zal echter verschillend worden ingevuld.
Allereerst is het in Nederland zo dat de gewezen verdachte het onderzoek moet vragen aan de
procureur-generaal en de procureur-generaal het onderzoek voert en beslist of ze het advies inwint
van de Adviescommissie. De gewezen verdachte kan dit doen om zijn herzieningsaanvraag voor te
bereiden. In België is het echter het Hof van Cassatie zelf die onderzoekt of er mogelijks sprake is van
een novum. Indien dit zo is stuurt het Hof het dossier altijd door naar de Commissie voor herziening
in strafzaken om de aanvraag verder te onderzoeken. Verder is de functie van beide commissies ook
verschillend. De Adviescommissie uit Nederland adviseert de procureur-generaal over de
wenselijkheid van een nader onderzoek over de aanwezigheid van het novum.348 De Commissie voor
herziening in strafzaken daarentegen onderzoekt zelf de herzieningsaanvraag.349 De uitgebrachte
adviezen van beide commissies zijn niet bindend.350
210. Als laatste is de Commissie herziening in strafzaken bevoegd om personen die bij het
onderzoek in de zaak betrokken waren te horen. Ook deskundigen kunnen worden gehoord door de
Commissie, evenals kunnen ze een opdracht krijgen. Voor bijkomende onderzoekshandelingen moet
de Commissie zich richten tot het Hof van Cassatie, die hieromtrent een beslissing zal nemen.
Wanneer het Hof oordeelt dat er inderdaad bijkomende onderzoekshandelingen nodig of nuttig zijn,
maakt ze het dossier over aan de procureur-generaal die het uitvoeren van bijkomende
onderzoekshandelingen opdraagt aan het openbaar ministerie bij de rechtbank die of het hof van
beroep dat van de zaak nog geen kennis heeft genomen.351 De Adviescommissie afgesloten
strafzaken is bevoegd kennis te nemen van alle in de afgesloten strafzaak gevoegde en voor haar taak
relevante processtukken. Ook van niet in de strafzaak gevoegde stukken is zij bevoegd om, in
overeenstemming met de procureur-generaal, kennis te nemen voor zover die met de strafzaak in
verband staan en de commissie kennisneming daarvan voor de uitoefening van haar taak relevant
acht. Ook de Adviescommissie is bevoegd tot het horen van een deskundige en deze een opdracht te
347
Art. 4, 2° van de wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 348
Art. 2 van het besluit van 12 september 2012, houdende regels over de commissie die adviseert over het doen van een nader onderzoek als bedoeld in artikel 462, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Besluit adviescommissie afgesloten strafzaken), Stb. 2012, 405. https://wetten.overheid.nl/BWBR0031994/2012-10-01. 349
Art. 4, 2° van de wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 350
Art. 462, derde lid Sv. (NL) en art. 4, 2° van de wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 351
art. 4, 2° van de wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018.
64
verstrekken. Verder kan ze ook opsporingsambtenaren, medewerkers van politie of van andere
opsporingsdiensten, medewerkers van het openbaar ministerie, de rechter-commissaris of de
raadsheer-commissaris die in de afgesloten strafzaak enig onderzoek heeft verricht, horen.352
211. De onderzoekshandelingen die de onafhankelijke commissies mogen verrichten zijn dus
gelijkaardig in beide landen. Ze mogen beiden personen die betrokken waren in de zaak en
deskundigen horen, deskundigen aanstellen en we nemen aan dat ook de Belgische Commissie voor
de herziening in strafzaken bevoegd is om kennis te nemen van de relevante processtukken in de
zaak. Dit aangezien de Commissie moet oordelen over de herzieningsaanvraag. Ook het doel van het
onderzoek is gelijkaardig, namelijk onderzoeken of er sprake is van een novum in Nederland en de
herzieningsaanvraag betreffende een novum onderzoeken in België. Dit laatste houdt uiteraard ook
een onderzoek naar de aanwezigheid van de herzieningsgrond in.
§2: De terechtzitting
212. Wanneer de aanvraag steunt op één van de eerste twee Belgische gronden tot herziening en
het Hof van Cassatie de aanvraag ontvankelijk en gegrond acht, vernietigt het Hof de veroordelingen.
Wanneer de aanvraag steunt op de derde herzieningsgrond, namelijk een nieuw feit, vernietigt het
Hof de veroordeling wanneer het hof van beroep een positief advies uitbrengt. Na de
inwerkingtreding van de wet zal dit door de Commissie herziening in strafzaken gebeuren en zal dit
advies niet bindend meer zijn. Het Hof van Cassatie zal ook vanaf dan de aanvraag gebaseerd op een
novum onmiddellijk als kennelijk ongegrond kunnen verwerpen. Na de vernietiging van de
veroordeling verwijst het Hof van Cassatie het dossier naar een hof van beroep of een hof van
assisen dat er vroeger geen kennis van genomen heeft.353
213. In Nederland daarentegen zal de Hoge Raad de veroordeling slechts vernietigen indien de
herzieningsaanvraag gebaseerd is op onverenigbare veroordelingen.354 Is de herziening gebaseerd op
een veroordeling door het EHRM zal de Hoge Raad de zaak zelf afdoen of de opschorting of schorsing
van de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke uitspraak bevelen en nadien de zaak verwijzen.355
Ook bij de herziening op basis van het novum beveelt de Hoge Raad de opschorting of schorsing van
de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke uitspraak.356 Het is opmerkelijk dat de zaak niet wordt
vernietigd door het hoogste rechtscollege van Nederland maar dat dit gebeurt door een gerechtshof,
352
Art. 8 van het besluit van 12 september 2012, houdende regels over de commissie die adviseert over het doen van een nader onderzoek als bedoeld in artikel 462, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Besluit adviescommissie afgesloten strafzaken), Stb. 2012, 405. 353
Art. 445 Sv. 354
Art. 471, eerste lid Sv. (NL). 355
Art. 472, eerste lid Sv. (NL). 356
Art. 472, tweede lid Sv. (NL).
65
weliswaar na een verwijzing door de Hoge Raad. In beide landen gebeurt de verwijzing naar een
rechtscollege dat normalerwijze uitspraak doet in tweede aanleg, en dat voordien nog geen kennis
heeft genomen van de zaak.
214. In tegenstelling tot Nederland vertelt de Belgische herzieningsregeling niets over de
samenstelling van het Hof van Cassatie bij de herzieningsprocedure. De algemene samenstelling van
het Hof vinden we echter terug in het eerste boek van het Gerechtelijk Wetboek, eerste titel,
hoofdstuk vijf.357
215. In beide landen is er een mogelijkheid tot het toekennen van een vergoeding aan de
veroordeelde bij vrijspraak of strafvermindering na de herziening. 358
C. De gronden tot herziening
216. Beide regelgevingen kennen de herzieningsgrond op basis van een nieuw feit en de
herzieningsgrond met betrekking tot onverenigbare veroordelingen. De grond tot herziening op basis
van onverenigbare veroordelingen wordt echter verschillend ingevuld in Nederland dan in België. In
Nederland neemt men aan dat enkel de veroordeling waarvoor herziening wordt gevraagd
onherroepelijk moet zijn geworden maar niet de daarmee in conflict zijnde veroordeling. De reden
hiervoor is dat het enige tijd kan duren vooraleer een verstekveroordeling in kracht van gewijsde
gaat.359 In België geldt dat beide veroordelingen kracht van gewijsde moeten hebben.360 Bovendien
kan het in Nederland gaan om verschillende veroordelingen uitgesproken lastens één persoon of
lastens meerdere personen.361 In België moet het gaan over verschillende veroordelingen die wegens
eenzelfde feit bij onderscheiden arresten of vonnissen tegen verschillende beschuldigden of
beklaagden zijn uitgesproken.362 Bij de herzieningsaanvraag betreffende een conflict van rechtspraak
levert de onverenigbaarheid met een vrijspraak net zoals in België geen grond tot herziening op.363
217. De herzieningsgrond op basis van het novum is in Nederland voorhanden wanneer er sprake
is van een gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was.364 In
België is er sprake van het novum wanneer een feit zich voorgedaan heeft sedert de veroordeling, of
een omstandigheid waarvan men het bestaan niet heeft kunnen aantonen ten tijde van het 357
Art. 128-131 Ger. Wb. 358
Art. 480, eerste lid Sv. (NL) en art. 447 Sv. 359
G. J. M. CORSTENS, Het Nederlandse Strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2018, 1011. 360
R. DECLERCQ, “Herziening” in A. VANDEPLAS, Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, (211) 218. 361
G. J. M. CORSTENS, Het Nederlandse Strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2018, 1011. 362
Cass. (2e k.) 24 oktober 2006, AR P.06.0859.N, (V.D.W.A.T.M.), Arr.Cass. 2006, afl. 10, 2107; http://www.cass.be (8 november 2006); Pas. 2006, afl. 9-10, 2146. 363
G. J. M. CORSTENS, Het Nederlandse Strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2018, 1012. 364
Art. 457, eerste lid, c, Sv. (NL).
66
geding.365 De omschrijving van het novum is dus uitgebreider in Nederland dan in België. Hier zal
echter verandering in komen bij de inwerkingtreding van de nieuwe wet. Ook in België zal men dan
spreken over een gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was
en waarvan de veroordeelde het bestaan niet heeft kunnen aantonen ten tijde van het geding.366
218. Men zou kunnen denken dat een valse getuigenis geen aanleiding kan geven tot een
herziening ten voordele in Nederland aangezien dit niet vermeld staat in één van de drie gronden. De
valse getuigenis kan echter aanzien worden als een gegeven dat bij het onderzoek op de
terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dus kan men de valse getuigenis onderbrengen
onder de derde herzieningsgrond. Vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe wet zal in België de
tweede en derde herzieningsgrond deels overlappen. Men kan zich afvragen of het nog wel nuttig is
om de herziening op grond van een valse getuigenis te behouden vooral omdat de
herzieningsaanvraag moet gebeuren binnen vijf jaar na de veroordeling van de valse getuige367 en er
geen tijdslimiet staat op de herzieningsaanvraag op basis van een novum.
219. In Nederland kan een herzieningsaanvraag worden ingediend na een uitspraak van het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens waarin is vastgesteld dat het Europees Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden of een protocol bij dit
verdrag is geschonden in de procedure die tot de veroordeling of een veroordeling wegens hetzelfde
feit heeft geleid en herziening noodzakelijk is met het oog op rechtsherstel.368 In België bestaat deze
grond tot herziening niet. Er bestaat namelijk een aparte procedure voor. Men kan de heropening
van de rechtspleging vragen die geleid heeft tot de veroordeling van de verzoeker in de zaak voor het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens of tot de veroordeling van een andere persoon, wegens
hetzelfde feit en op grond van dezelfde bewijsmiddelen en dit na een definitief arrest van het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens waarbij is vastgesteld dat het Europees Verdrag is
geschonden.369 In België bestaat geen tijdsbepaling waarbinnen de heropening van de rechtspleging
moet gebeuren. In Nederland daarentegen moet men binnen drie maand nadat zich een
omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de uitspraak van het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens de gewezen verdachte bekend is, de herzieningsaanvraag indienen. 370
220. Als laatste mag er in Nederland in geen geval door de Hoge Raad of door het gerechtshof een
straf of maatregel worden opgelegd, die zwaarder is dan die bij het vernietigde arrest of vonnis was
365
Art. 443, eerste lid, 3° Sv. 366
Art. 2, eerste lid, 2° van de wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 367
Art. 443, tweede lid, in fine Sv. 368
Art. 457, eerste lid, b Sv. (NL). 369
Art. 442bis, eerste lid Sv. 370
Art. 465, tweede lid Sv. (NL).
67
opgelegd of een zwaardere strafbepaling worden toegepast.371 In België is dit niet het geval
aangezien de veroordeling wordt vernietigd en de zaak volledig opnieuw wordt beslecht bestaat er in
theorie de mogelijkheid dat de straf zwaarder is dan bij de eerste veroordeling. Dit zal echter niet
voorvallen aangezien het Hof van Cassatie beslist heeft dat de herzieningsaanvraag gegrond is en dus
dat de veroordeling onterecht werd uitgesproken of dat er een te zware straf werd opgelegd.
D. De herziening ten nadele
221. Het meest opvallende verschil tussen beide regelgevingen is uiteraard het bestaan van de
mogelijkheid tot herziening ten nadele in Nederland en het niet bestaan hiervan in België. Het is
belangrijker voor een rechtsorde om de toepassing van het strafrecht op een onschuldige te
vernietigen dan de mogelijkheid om de niet-toepassing van het strafrecht op de schuldige recht te
zetten.372 Dit kan verklaren waarom de herziening ten nadele pas later werd ingevoerd in Nederland
en nog niet werd ingevoerd in België. De bespreking over de mogelijkheid en het nut van de
invoering van de herziening ten nadele wordt besproken in het vijfde en tevens ook laatste
hoofdstuk.
222. We merken op dat de Nederlandse Adviescommissie afgesloten strafzaken bij de herziening
ten nadele geen bevoegdheden heeft.
Afdeling IV: Conclusie
223. Er zijn heel wat verschillen tussen de Belgische en Nederlandse herzieningsregeling. Het
opmerkelijkste verschil is echter de herziening ten nadele dat bestaat in Nederland maar niet in
België.
224. We merken op dat de Belgische herzieningsregeling veel eenvoudiger geschreven is en dat
niet alles tot in de details is uitgeklaard in de wet. De rechtspraak speelt dan ook een belangrijke rol
voor de herzieningsregeling in België. De rechtspraak past zich ook aan de tijdsgeest aan. Zo komt
bijvoorbeeld een loutere schuldigverklaring ook in aanmerking voor herziening, terwijl het Hof van
Cassatie enkele jaren voordien nog had beslist dat dit niet kon.373 In Nederland is er weinig voor
interpretatie vatbaar, alles staat uitgebreid beschreven in het Wetboek voor Strafvordering.
371
Art. 478, eerste lid Sv. (NL). 372
P.A.M. MEVIS en T. KOOIJMANS, Herziening ten nadele : een studie naar de wenselijkheid en mogelijkheid van herziening ten nadele in het Nederlandse strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2003, 25. 373
P. TRAEST., “Is de herziening in strafzaken aan herziening toe?” in DERUYCK, F. GOETHALS, E., HUYBRECHTS, L., LECLERCQ, J.F., ROZIE, J., ROZIE, M., TRAEST, P. en VERSTRAETEN, R. (eds.), Amicus curiae: Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, (383) 384. En Cass. (2e k.) 19 januari 2000, AR P.99.1623.F (Glineur / Durieu), Arr.Cass. 2000, afl. 1, 142.
68
225. Het is echter geen geheim dat de Belgische herzieningsregeling compleet verouderd is. Met
de nieuwe wet houdende diverse bepalingen in strafzaken wordt de wetgeving met betrekking tot de
herziening gemoderniseerd en groeien we naar de Nederlandse herzieningsregeling toe. Dit is dan
ook een positieve evolutie. We hoeven echter niet volledig het Nederlandse voorbeeld te volgen.
226. De Nederlandse procedure tot herziening werd in totaal vier keer gewijzigd374 en is daardoor
heel wat beter aangepast aan de huidige tijdsgeest.
374
Zie supra: Hoofdstuk IV, Afdeling 1, A. Wetshistoriek.
69
HOOFDSTUK V: SUGGESTIES VOOR BELGIË: DE LEGE FERENDA
227. Na de bespreking van de Belgische en de Nederlandse herzieningsregeling moeten we ons
afvragen hoe onze Belgische reglementering met betrekking tot de herziening er zou moeten uitzien.
Zijn de veranderingen die de wet houdende diverse bepalingen in strafzaken met zich meebrengt
voldoende? Of moet dit slechts het begin zijn van een verdere modernisering?
228. De focus zal liggen op het onderzoek naar de meerwaarde van een eventuele invoering van
de herziening voor overtredingen en van de herziening ten nadele.
Afdeling I: Invoering van de herziening van overtredingen
229. Het alsmaar invoeren van zwaardere straffen bij overtredingen en dan vooral in het
verkeerscontentieux doet de vraag rijzen of het niet opportuun zou zijn om de herziening ook
mogelijk te maken voor overtredingen. Ook hier zijn rechterlijke dwalingen niet uit te sluiten en met
de wet van 6 maart 2018 ter verbetering van de verkeersveiligheid zijn de straffen van een aantal
verkeersmisdrijven aanzienlijk verzwaard.375 Een voorbeeld hiervan is de herinvoering van de
gevangenisstraf bij overtredingen met betrekking tot het rijbewijs.376 De meeste misdrijven in het
verkeerswezen zijn echter wanbedrijven. De misdrijven beschreven in de wegcode worden bestraft
naargelang van de categorie, dit varieert van de eerste tot en met de vierde graad. Ook al wordt er
gesproken van overtredingen, het zijn eigenlijk wanbedrijven.377
230. Overtredingen zijn namelijk misdrijven die gestraft worden met een politiestraf.378
Politiestraffen zijn vrijheidsstraffen van 1 tot 7 dagen en geldboeten van 1 tot 25 euro.379 Het lijkt
niet echt belangrijk om voor een veroordeling waar de veroordeelde maximum is gestraft met een
gevangenisstraf van 7 dagen en een geldboete van 25 euro de herziening open te stellen. Nochtans is
een veroordeling met een loutere schuldigverklaring, waarbij dus geen straf wordt opgelegd, wel
mogelijk om te laten herzien.380 Bovendien mag men ook niet vergeten wat de maatschappelijke
impact is van een veroordeling en blijft de nood om de rechterlijke dwaling te laten rechtzetten even
groot.
375
Wet van 6 maart 2018 ter verbetering van de verkeersveiligheid, BS 15 maart 2018. 376
C. DE ROY, “De wet van 6 maart 2018 ter verbetering van de verkeersveiligheid: opnieuw een strengere aanpak van verkeersovertreders”, RW 2018-19, nr. 4, (123) 131-132. 377
C. VAN DEN WYNGAERT, P. TRAEST en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen- Apeldoorn, Maklu, 2017, 417. 378
Art. 1 Sw. 379
C. VAN DEN WYNGAERT, P. TRAEST en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen- Apeldoorn, Maklu, 2017, 193. 380
Cass. (2e k.) 29 april 2009, AR P.08.1648.F (M.B.G.), Arr.Cass. 2009, afl. 4.
70
231. Alhoewel het dus mogelijk is om voor verkeersmisdrijven de herziening aan te vragen,
gebeurt dit niet of bijna niet in ons land. In Nederland daarentegen komt het wel geregeld voor. In
2017 werd er bijvoorbeeld herziening gevraagd voor een bewezenverklaarde snelheidsovertreding
waarbij de aanvraag berustte op de herzieningsgrond van het novum. Het gegeven was in dit geval de
schriftelijke verklaring van iemand die stelt dat hij de bestuurder is geweest van de personenauto
waarmee de bewezenverklaarde snelheidsovertreding is begaan.381
232. In het Belgische strafrecht zijn er niet veel overtredingen meer. Een voorbeeld van een
overtreding is bijvoorbeeld het zich schuldig maken aan nachtgerucht of nachtrumoer waardoor de
rust van de inwoners kan worden verstoord.382 Ook gecontraventionaliseerde wanbedrijven komen
niet in aanmerking voor herziening. Door verzachtende omstandigheden aan te nemen en het
wanbedrijf te contraventionaliseren verandert namelijk de aard van het misdrijf.383
233. Men kan argumenteren dat het belangrijk is voor de rechterlijke macht om de mogelijkheid
te hebben om al de fouten die ze maakt te kunnen rechtzetten, ook al gaat het bij overtredingen
over een relatief lage strafmaat. Het zou in dit geval een punt van eer kunnen zijn voor de
rechterlijke macht om haar eigen fouten recht te zetten.384 Ook het feit dat een veroordeling een
impact kan hebben op de veroordeelde persoon, ook al is deze impact en de publiciteit errond
minder bij overtredingen, is een argument om de herziening ook voor overtredingen mogelijk te
maken. Mijns inziens lijkt het dus nuttig om ook voor veroordelingen tot politiestraffen de herziening
open te stellen.
Afdeling II: Invoering van de herziening ten nadele
A. het ne bis in idem-beginsel
234. Het ne bis in idem-beginsel is opgenomen in artikel 4 van het zevende protocol bij het
Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Het houdt in dat niemand opnieuw kan worden
berecht of gestraft in een strafrechtelijke procedure binnen de rechtsmacht van dezelfde Staat voor
een strafbaar feit waarvoor hij reeds onherroepelijk is vrijgesproken of veroordeeld overeenkomstig
de wet en het strafprocesrecht van die Staat.385 Op basis van dit algemeen rechtsbeginsel zou het dus
onmogelijk zijn om de herziening ten nadele in te voeren in België. In datzelfde artikel staat echter
381
Hoge Raad (NL) 30 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:969, www.rechtspraak.nl. 382
Art. 561, eerste lid, 1° Sw. 383
Cass. (2e k.) 3 december 2014, AR P.14.1198.F (D.M.T. / S.L.), Arr.Cass. 2014, afl. 12, 2807, http://www.cass.be (5 januari 2015). 384
MAHIEU M. en VAN MEERBEECK J., “La procédure de révision en matière pénale” in X., Droit pénal et procédure pénale, Mechelen, Kluwer, s.d., (51) 68. 385
Art. 4, eerste lid van het protocol nr. 7 bij het verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
71
een uitzondering ingeschreven. Het ne bis in idem-beginsel belet namelijk niet de heropening van de
zaak overeenkomstig de wet en het strafprocesrecht van de betrokken Staat, indien er aanwijzingen
zijn van nieuwe of pas aan het licht gekomen feiten, of indien er sprake was van een fundamenteel
gebrek in het vorige proces, die de uitkomst van de zaak zouden of zou kunnen beïnvloeden.386
B. De aanvraaggerechtigden
235. Wanneer de herziening ten nadele zou worden ingevoerd moeten de rechthebbenden van de
herzieningsaanvraag worden gekozen. Het meest voor de hand liggend is uiteraard het openbaar
ministerie. In Nederland is deze bevoegdheid voorbehouden voor het College van procureurs-
generaal.387 De herziening ten voordele daarentegen kan worden aangevraagd door de procureur-
generaal individueel388 en ook in België zal dit het geval zijn vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe
wet houdende diverse bepalingen in strafzaken.389
236. Het is logisch dat de herziening ten nadele strengere voorwaarden kent, gezien de impact op
de rechtszekerheid van de niet-veroordeelde. Ook in België wordt dus het best gekozen voor het
College van de procureurs-generaal om de aanvraag tot herziening ten nadele in te dienen bij het Hof
van Cassatie.
237. De vraag rijst of ook de burgerlijke partij de mogelijkheid moet krijgen om zo een aanvraag in
te dienen. In België bestaat namelijk nog altijd de klacht met burgerlijke partijstelling voor de
onderzoeksrechter waardoor de strafvordering wordt ingesteld.390 Dit geeft dus de macht aan de
burgerlijke partij om de strafvordering in te stellen wanneer het parket dit niet doet. Moet men dit
gaan transponeren naar de herziening ten nadele en dus ook de macht geven aan de burgerlijke
partij om een aanvraag in te dienen bij het Hof van Cassatie met betrekking tot de herziening ten
nadele? De herziening kan dan nog altijd onontvankelijk of ongegrond worden verklaard. Aangezien
er al jaren discussie bestaat over het al dan niet behouden van de klacht met burgerlijke partijstelling
lijkt het geen goed idee om ook voor de herziening ten nadele de mogelijkheid te geven aan de
burgerlijke partij om een aanvraag in te dienen maar beperkt men dit het best tot het College van
procureurs-generaal.
386
Art. 4, tweede lid van het protocol nr. 7 bij het verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. 387
Art. 482a, eerste lid Sv. (NL). 388
Art. 457, eerste lid Sv. (NL). 389
Art. 3, 1° wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 390
Art. 63 Sv.
72
C. De gronden tot herziening
238. Artikel 4, tweede lid van het zevende protocol bij het EVRM geeft ons enkele mogelijkheden
met betrekking tot de gronden die mogelijk zijn om tot de herziening ten nadele over te gaan.
Allereerst spreekt men van nieuwe of pas aan het licht gekomen feiten, wat neerkomt op het reeds
geziene novum. Deze grond kennen we namelijk al bij de herziening ten voordele en ook Nederland
kent deze grond, zowel bij de herziening ten voordele als ten nadele. Een andere mogelijkheid is
indien er sprake was van een fundamenteel gebrek in het vorige proces, die de uitkomst van de zaak
zouden of zou kunnen beïnvloeden. Een fundamenteel gebrek in het vorige proces kent Nederland
ook aan de hand van de falsa gronden. Er kan namelijk sprake zijn van een gebrek in het proces
wanneer de uitspraak berust op valse stukken, een getuige die zich schuldig heeft gemaakt aan
meineed in de betrokken zaak of de niet-veroordeelde die zich schuldig heeft gemaakt aan
omkoping, dwang, bedreiging of intimidatie van de rechter of een ambtenaar.391
239. Het lijkt dan ook geen slecht idee om ook in België de gronden novum en falsa over te nemen
bij de invoering van de herziening ten nadele. Op die manier zijn we in overeenstemming met het
zevende protocol van het EVRM.
D. De ontvankelijkheidsvoorwaarden
240. We hebben gezien dat Nederland de herziening ten nadele slechts mogelijk maakt indien dit
in het belang is van een goede rechtsbedeling.392 Het begrip goede rechtsbedeling werd voor het
eerst ingevoerd in de Wet stroomlijnen hoger beroep.393 Artikel 410a van het Nederlandse Wetboek
van Strafvordering bepaalt namelijk dat er slechts een terechtzitting in hoger beroep plaatsvindt
wanneer de voorzitter van de rechtbank vindt dat de terechtzitting in het belang van een goede
rechtsbedeling is. Tegen een afwijzende beslissing van de voorzitter staat geen rechtsmiddel open.394
Bij de herziening ten nadele is het de Hoge Raad die beslist of de herziening kadert binnen een goede
rechtsbedeling. De memorie van toelichting geeft wat meer informatie omtrent de invulling van het
begrip goede rechtsbedeling. Het is mogelijk om vanwege opportuniteitsredenen af te zien van het
alsnog voortzetten van de vervolging. De goede rechtsbedeling wordt in elke zaak individueel
beoordeeld. De memorie van toelichting geeft ook een voorbeeld van zo een opportuniteitsreden
waarbij de vervolging dus niet in het belang is van een goede rechtsbedeling, namelijk wanneer de
391
Art. 482a, eerste lid, b tot d Sv. (NL). 392
Art. 482a, eerste lid Sv. (NL). 393
Wet van 5 oktober 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen en het wijzigen van de telastlegging (stroomlijnen hoger beroep), Stb. 2006, 470. 394
W. VALKENBURG, “Hoger beroep in strafzaken in Nederland, een blijvend aandachtspunt” in L. HUYBRECHTS, F. DERUYCK, F. VAN VOLSEM, J. ROZIE, Na rijp beraad, Mortsel, Intersentia, 2014, (397) 400.
73
gewezen verdachte ten gevolge van een ongeluk in coma is geraakt en niet te verwachten valt dat hij
uit deze coma zal ontwaken. Factoren die het belang van een goede rechtsbedeling bepalen zijn
onder andere de mogelijkheid van een eerlijk proces, het tijdsverloop na het beweerdelijk begane
misdrijf, de zorgvuldigheid van de opsporing tijdens het eerdere proces en de wijze waarop de
justitiële autoriteiten hun taak hebben vervuld na het eerdere proces.395
241. Moeten we het beginsel van de goede rechtsbedeling ook in België invoeren of kan het
College van procureurs-generaal zelf oordelen over de opportuniteit van het indienen van een
herzieningsaanvraag? Met andere woorden moet het Hof van Cassatie oordelen of de aanvraag in
het belang van een goede rechtsbedeling is of kan het College van procureurs-generaal zelf beslissen
welke zaken ze aanhangig maakt bij het Hof? Aangezien het openbaar ministerie in strafzaken zelf
beslist of ze de strafvordering instelt of niet kan het College van procureurs-generaal bij de
herziening ten nadele samen beslissen of ze een aanvraag indient bij het Hof. Met andere woorden
kan het College de opportuniteitsbeoordeling bij de herziening ten nadele ook maken.
242. Er zijn geen voorwaarden in Nederland waaraan het misdrijf moet voldoen om te kunnen
worden herzien wanneer de herziening gebaseerd is op een van de falsa gronden. Indien de aanvraag
gegrond is op een novum mag het enkel gaan om feiten die zouden hebben geleid tot een
veroordeling van de gewezen verdachte voor een opzettelijk begaan misdrijf dat de dood van een
ander tot gevolg heeft.396 Voor België moet de keuze worden gemaakt of we de herziening ten
nadele gaan beperken tot ernstige misdrijven en bijvoorbeeld te kiezen om enkel misdaden te laten
herzien, of we alle misdrijven gaan toelaten tot de herzieningsprocedure. Gezien de inbreuk op de
rechtszekerheid van de niet-veroordeelde lijkt dat laatste echter niet gepast. Dit is anders bij de falsa
gronden aangezien de niet-veroordeelde vaak zelf aan de basis ligt van zijn niet-veroordeling door
een bijkomend misdrijf te plegen.397
243. Net als in Nederland zouden er dan ook geen voorwaarden met betrekking tot de ernst van
het misdrijf mogen worden gesteld om een herzieningsaanvraag op basis van een van de falsa
gronden in te kunnen dienen. Bij de herziening op basis van het novum moeten er wel voorwaarden
worden gesteld. Voor de zware misdaden moet de herziening zonder twijfel worden opengesteld.
Misdaden zijn misdrijven die gestraft worden met criminele straffen. Criminele straffen zijn
395
Memorie van toelichting omtrent de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2008/09, 32 044, nr. 3. 396
Art. 482a, eerste lid, a, Sv. (NL). 397
Memorie van toelichting omtrent de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2008/09, 32 044, nr. 3.
74
vrijheidsstraffen, namelijk opsluiting en hechtenis van minimum vijf jaar tot levenslang en
geldboeten van 26 euro en meer.398 In Nederland heeft men de lat gelegd op opzettelijk begane
misdrijven die de dood van een ander tot gevolg heeft.399 Het lijkt echter tegenstrijdig om de lat bij
de herziening op basis van het novum relatief hoog te leggen, terwijl er bij de falsa gronden geen
enkele beperking geldt. Dit valt echter te verklaren door het feit dat de rechterlijke dwaling door
toedoen van de niet-veroordeelde is gebeurd bij de falsa gronden, terwijl dit niet het geval is bij het
novum.400
244. Men kan bijvoorbeeld de herziening mogelijk maken op basis van het novum bij misdrijven
die een verjaringstermijn kennen van minstens 20 jaar. De herziening ten nadele moet namelijk
uitdrukkelijk een uitzonderlijke procedure blijven.401
E. De verjaring
245. Bij een zaak waar er niemand voor de rechtbank werd gedaagd is het mogelijk dat de feiten
reeds verjaard zijn wanneer nieuwe gegevens opduiken die het mogelijk maken om een verdachte
voor de rechter te brengen. Sinds de wet van 19 oktober 2015 is de verjaring van de strafvordering
bij zware misdaden opgetrokken naar 20 jaar.402 In Nederland kunnen de feiten waarvoor herziening
mogelijk is op basis van het novum niet verjaren.403 Bij falsa kan dit echter wel het geval zijn
waardoor de aanvraag tot herziening niet ontvankelijk kan worden.404
246. De vraag stelt zich of men in België de verjaringstermijnen moet aanpassen alvorens men de
herziening ten nadele invoert. Men moet namelijk opletten voor een discrepantie tussen een zaak
waar de verdachte is vrijgesproken en een zaak waar er nooit een vervolging is geweest. De zaak
waar er nog niemand voor de rechtbank werd gedaagd voor het misdrijf kan dan na verloop van tijd
verjaren waardoor de vervolging niet meer mogelijk wordt, terwijl de zaak waar de verdachte is
398
C. VAN DEN WYNGAERT, P. TRAEST en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen- Apeldoorn, Maklu, 2017, 192-193. 399
Art. 482a, eerste lid, a, Sv. (NL). 400
Memorie van toelichting omtrent de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2008/09, 32 044, nr. 3. 401
P.A.M MEVIS en T. KOOIJMANS, Herziening ten nadele : een studie naar de wenselijkheid en mogelijkheid van herziening ten nadele in het Nederlandse strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2003, 117. 402
Art. 54 wet van 19 oktober 2015 houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 22 oktober 2015. 403
Art. 70, tweede lid Sr. (NL). 404
Art. 482b, derde lid, b Sv. (NL).
75
vrijgesproken niet meer kan verjaren waardoor de zaak dus wel nog kan worden herzien en men tot
vervolging kan overgaan.405
247. Misdaden van genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden zijn
onverjaarbaar in het Belgische strafrecht en zouden dus altijd het voorwerp kunnen uitmaken van
een herziening.406
F. Argumenten voor en tegen de herziening ten nadele
248. Het algemeen belang is, zoals reeds vermeld, bij de herziening ten nadele kleiner dan bij de
herziening ten voordele. Het kunnen rechtzetten van de toepassing van het strafrecht op een
onschuldige wordt als belangrijker beschouwd dan de rechtzetting van de niet-toepassing van het
strafrecht op de schuldige.407
249. Een ander belangrijk argument waarom men de herziening ten nadele niet zou moeten
invoeren is het feit dat de herziening ten nadele ingaat tegen de rechtszekerheid van de niet-
veroordeelde.408
250. Bij de invoering van de herziening ten nadele moeten er ook een aantal belangrijke keuze
worden gemaakt. Zoals reeds vermeld moet men beslissen voor welke misdrijven men de
herzieningsprocedure mogelijk gaat maken en of men de verjaringstermijnen moet aanpassen
vooraleer men de herziening gaat invoeren. Dit zijn gevoelige en juridisch moeilijke keuzes. Men kan
bovendien het Nederlandse systeem niet zomaar transponeren naar België. Hoewel dit tot een
kostenbesparing zou leiden moet men erop toezien dat de zogenaamde Legal transplants inpasbaar
zijn binnen onze rechtscultuur. Legal transplants zijn juridische concepten, in dit geval de herziening
ten nadele, ontleend aan andere stelsels die worden voorgesteld in het eigen systeem.409
251. Er zijn echter ook argumenten voor de invoering van de herziening ten nadele. Het is
bijvoorbeeld zo dat de Nederlandse herziening uitdrukking geeft aan de onder de bevolking gedeelde
405
Memorie van toelichting omtrent de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2008/09, 32 044, nr. 3. 406
Art. 92 Sw. 407
P.A.M MEVIS en T. KOOIJMANS, Herziening ten nadele : een studie naar de wenselijkheid en mogelijkheid van herziening ten nadele in het Nederlandse strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2003, 25. 408
P.A.M MEVIS en T. KOOIJMANS, Herziening ten nadele : een studie naar de wenselijkheid en mogelijkheid van herziening ten nadele in het Nederlandse strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2003, 26. 409
W. VANDENBUSSCHE, Bewijs en onrechtmatige daad, Mortsel, Intersentia, 2017, 10.
76
gevoelens410 en hoewel België niet zo een ophefmakende zaken heeft gekend als Nederland die
hebben geleid tot de invoering van de herziening ten nadele, zal er waarschijnlijk toch ook in België
een groot draagvlak zijn voor de herziening ten nadele. Bovendien is dit typerend voor een
veranderend strafklimaat.411
252. Als laatste is het zo dat de herziening gaat over het rechtzetten van rechterlijke dwalingen, of
dit in het voordeel of in het nadeel van de betrokkene gebeurt zou geen rol mogen spelen.
Afdeling VII: Conclusie
253. Dit deel draaide hoofdzakelijk rond de vraag of het nuttig zou zijn om de herziening ook
mogelijk te maken voor veroordelingen tot politiestraffen en of ook de herziening ten nadele een
plaats zou moeten krijgen in onze Belgische samenleving. Het antwoord op beide voorstellen is dan
ook volmondig “ja”. De straffen op overtredingen zijn laag. Dat is de reden waarom het niet
opportuun geacht wordt om de herziening open te stellen voor veroordelingen tot politiestraffen.
Nochtans is een veroordeling tot een loutere schuldigverklaring wel mogelijk om te laten herzien.412
Dit geeft weer dat de mogelijkheid tot herziening niet draait om de strafmaat die men opgelegd
gekregen heeft. Bovendien brengt een veroordeling altijd een impact op de veroordeelde persoon
met zich mee. In het Belgische strafrecht zijn er dan wel niet veel overtredingen meer, toch zou het
een meerwaarde vormen om ook de herziening voor deze misdrijven mogelijk te maken. Dit komt
deels door het feit dat ook gecontraventionaliseerde wanbedrijven niet in aanmerking komen voor
herziening. Door verzachtende omstandigheden aan te nemen en het wanbedrijf te
contraventionaliseren verandert namelijk de aard van het misdrijf.413 Het zou bovendien voor de
rechterlijke macht een punt van eer moeten zijn om al haar eigen fouten recht te kunnen zetten,414
ook al gaat het om een relatief lage strafmaat bij overtredingen.
254. Ook de herziening ten nadele zou mijns inziens moeten worden ingevoerd. De herziening in
strafzaken draait namelijk over het rechtzetten van rechterlijke dwalingen. Dit wil dus ook zeggen de
rechterlijke dwalingen die gebeurd zijn in het voordeel van de betrokkene. In Nederland is het zo dat
410
F. DERUYCK e.a., “Non bis in idem: spanningsvelden in een gelaagde rechtsorde” in P. TRAEST, J-F. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK en M. ROZIE , Amicus Curiae, Mortsel, Intersentia, 2013, (61) 65. 411
M. ROZIE en G. STRAETMANS, “Ne bis in idem in Nederland” in M. ROZIE en G. STRAETMANS, Doorwerking van het Europese recht in de nationale rechterlijke praktijk, Mortsel, Intersentia, 2012, (151)159. 412
Cass. (2e k.) 29 april 2009, AR P.08.1648.F (M.B.G.), Arr.Cass. 2009, afl. 4. 413
Cass. (2e k.) 3 december 2014, AR P.14.1198.F (D.M.T. / S.L.), Arr.Cass. 2014, afl. 12, 2807, http://www.cass.be (5 januari 2015). 414
MAHIEU M. en VAN MEERBEECK J., “La procédure de révision en matière pénale” in X., Droit pénal et procédure pénale, Mechelen, Kluwer, s.d., (51) 68.
77
de herziening uitdrukking geeft aan de onder de bevolking gedeelde gevoelens.415 Ook in België zal er
een groot draagvlak zijn voor de invoering van de herziening ten nadele, het is namelijk typerend
voor het veranderende strafklimaat.416
255. Er komt echter veel bij de invoering van de herziening ten nadele kijken. Zo moet er rekening
gehouden worden met andere juridische aspecten die overlappen met de herziening, zoals de
verjaring. Verder moet men beslissingen maken omtrent de voorwaarden om tot de herziening
toegelaten te worden en welke gronden tot herziening er mogelijk moeten zijn. Het College van de
procureurs-generaal zou gerechtigd kunnen worden om de aanvraag tot herziening ten nadele in te
dienen bij het Hof van Cassatie. Artikel 4, tweede lid van het zevende protocol bij het EVRM417 geeft
ons twee gronden waarop de herziening ten nadele mogelijks kan gebaseerd worden. Ten eerste de
grond van nieuwe of pas aan het licht gekomen feiten, wat neerkomt op het reeds gekende novum.
Ten tweede de grond op basis van een fundamenteel gebrek in het vorige proces, die de uitkomst
van de zaak zouden of zou kunnen beïnvloeden. Dit kent Nederland ook onder de falsa gronden.418 In
dit geval zouden we dus de gronden bij de herziening ten nadele van Nederland kunnen overnemen.
Uiteraard moet bepaald worden voor welke misdrijven men de herziening ten nadele gaat
openstellen. Aan de falsa gronden worden best zo min mogelijk voorwaarden gesteld omtrent de
misdrijven die kunnen worden herzien. Dit omdat bij de falsa gronden het vaak de niet-veroordeelde
zelf is die aan de basis ligt van zijn niet-veroordeling.419 Bij het novum moeten er wel voorwaarden
worden gesteld. Een mogelijkheid is de herziening op grond van het novum toegankelijk maken voor
misdrijven die een verjaringstermijn kennen van minstens 20 jaar. De herziening ten nadele moet
namelijk uitdrukkelijk een uitzonderlijke procedure blijven.420
415
F. DERUYCK e.a., “Non bis in idem: spanningsvelden in een gelaagde rechtsorde” in P. TRAEST, J-F. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK en M. ROZIE , Amicus Curiae, Mortsel, Intersentia, 2013, (61) 65. 416
M. ROZIE en G. STRAETMANS, “Ne bis in idem in Nederland” in M. ROZIE en G. STRAETMANS, Doorwerking van het Europese recht in de nationale rechterlijke praktijk, Mortsel, Intersentia, 2012, (151)159. 417
Art. 4, eerste lid van het protocol nr. 7 bij het verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. 418
Art. 482a, eerste lid, b tot c Sv. (NL). 419
Memorie van toelichting omtrent de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2008/09, 32 044, nr. 3. 420
P.A.M MEVIS en T. KOOIJMANS, Herziening ten nadele : een studie naar de wenselijkheid en mogelijkheid van herziening ten nadele in het Nederlandse strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2003, 117.
78
EINDCONLUSIE
256. Het opzet van dit werk was het in kaart brengen van de huidige en toekomstige Belgische
herzieningsregeling en deze te vergelijken met de Nederlandse herzieningsregeling om zo te bepalen
hoe de herziening in strafzaken geoptimaliseerd kan worden.
257. De herziening van vonnissen en arresten is iets wat onontbeerlijk is in een rechtsstaat. Het is
dan ook belangrijk om de herzieningsregeling op tijd en stond aan te passen aan de tijdsgeest. Met
de Wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken421 wordt tegemoetgekomen aan
een veranderende maatschappij. Een van de belangrijkste aanpassingen is de inrichting van een
onafhankelijk commissie die advies zal verlenen over het al dan niet voorhanden zijn van voldoende
aanwijzingen om te kunnen spreken over een novum om de zaak te herzien.422 Momenteel komt dit
nog toe aan een hof van beroep.423 Aangezien het hof van beroep dat bindend advies verleent in de
zaak, hetzelfde hof van beroep kan zijn die de initiële beslissing heeft genomen, is deze verandering
positief maar ook noodzakelijk. Er kwam namelijk veel kritiek op de positie van het hof van beroep bij
de herzieningsprocedure aangezien er ontegensprekelijk een schijn van partijdigheid kan ontstaan.424
Verder brengt de wet ook de verruiming van het novum met zich mee waardoor ook nieuwe
inzichten van deskundigen voldoende zijn om te kunnen spreken van een nieuw gegeven.425 Ook het
feit dat het Hof van Cassatie vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe wet een herzieningsaanvraag
gebaseerd op een novum, onmiddellijk als ongegrond zal kunnen verwerpen indien ze vindt dat er
niet genoeg aanwijzingen zijn om te kunnen spreken van een nieuw gegeven, is een van de
belangrijkste wijzigingen aan de huidige herzieningsregeling.426 Andere veranderingen zijn het feit dat
de aanvraag tot herziening niet langer aan de Minister van Justitie behoort427 en het feit dat de
herzieningsaanvraag de stukken bevatten moet waaruit de aangevoerde herzieningsgrond reeds
moet blijken.428 De wet treedt in werking op 1 maart 2019.429
258. Verder werd de vraag gesteld of het nog wel nuttig is om de herziening op grond van een
valse getuigenis te behouden aangezien met de verruiming van de herzieningsgrond van een nieuw
feit een veroordeling van een valse getuige immers ook als nieuw feit kan worden aanzien. Dit is
421
Wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 422
Art. 4, 2° wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 423
Art. 445, derde lid Sv. 424
P. TRAEST., “Is de herziening in strafzaken aan herziening toe?” in DERUYCK, F. GOETHALS, E., HUYBRECHTS, L., LECLERCQ, J.F., ROZIE, J., ROZIE, M., TRAEST, P. en VERSTRAETEN, R. (eds.), Amicus curiae: Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, (383) 391. 425
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen in strafzaken, Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 2969/001. 426
Art. 4, 2° Wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 427
Art. 3, 1° Wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 428
Art. 3, 2° Wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 429
Art. 81 Wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018.
79
namelijk het geval in Nederland. Vooral het feit dat de herzieningsaanvraag moet gebeuren binnen
vijf jaar na de veroordeling van de valse getuige430 en er geen tijdslimiet staat op de
herzieningsaanvraag op basis van een novum is een argument om geen aparte herzieningsgrond
meer te maken van de valse getuigenis. Het voordeel van het behoud van de grond is dat de
aanvraag soepeler is, vanaf dat de valse getuige is veroordeeld kan het Hof de uitspraak vernietigen.
Bij het novum moet er immers eerst advies worden ingewonnen. Na vijf jaar kan men dan de
aanvraag indienen op basis van het novum. De drie gronden tot herziening blijven dan ook het best
behouden, wat niet wil zeggen dat ze niet kunnen worden aangepast aan de tijdsgeest zoals ook bij
de derde herzieningsgrond is gebeurd.
259. De huidige veranderingen zijn een positieve evolutie, maar het mag daar echter niet stoppen.
Het opzet van dit schrijven was dan ook het onderzoek naar de verdere verbetering van onze huidige
herzieningsregeling en dit aan de hand van een vergelijking met Nederland. Er zijn een aantal kleine
veranderingen die nuttig zouden kunnen zijn om door te voeren. Zo zou men bijvoorbeeld ter
verduidelijking artikel 444 Sv. kunnen aanpassen, het artikel dat gaat over de aanvraaggerechtigden
van de herziening. Momenteel is er sprake van de veroordeelde die een aanvraag kan indienen.431
Men zou dit, naar Nederlands voorbeeld, kunnen verduidelijken en spreken over de veroordeelde
wiens vonnis of arrest kracht van gewijsde bezit. Verder is het in Nederland, maar niet in België,
mogelijk voor de wettelijk samenwonende partner om een herzieningsaanvraag in te dienen in geval
van overlijden van de veroordeelde. Ook dit zou men in België kunnen mogelijk maken aangezien de
wettelijke samenwoning een alsmaar prominentere plaats inneemt in onze maatschappij. Vanaf 1
maart 2019 zal bij de herzieningsaanvraag een omstandige opgave van de feiten moeten worden
toegevoegd.432 In Nederland is dit een kopie van de uitspraak.433 Het lijkt geen slecht idee om dit ook
in België in te voeren aangezien een kopie van de uitspraak makkelijker is voor de aanvrager van de
herziening om in te dienen. Bovendien zou dit ook neutraler zijn naar het Hof van Cassatie toe omdat
dit niet opgesteld is door de advocaat van de aanvrager tot herziening zelf.
260. Ook al zijn er niet veel overtredingen meer in het Belgische strafrecht, het zou mogelijk
moeten zijn om ook de minst ernstige misdrijven te kunnen laten herzien. Bovendien kunnen ook
geconventionaliseerde wanbedrijven ook niet kunnen worden herzien aangezien met de
conventionalisering de aard van het misdrijf verandert.434 De rechterlijke macht zou altijd haar fouten
430
Art. 443, tweede lid, in fine Sv. 431
Art. 444, 1° Sv. 432
Art. 3, 2° Wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018. 433
Art. 460, tweede lid Sv. (NL). 434
Cass. (2e k.) 3 december 2014, AR P.14.1198.F (D.M.T. / S.L.), Arr.Cass. 2014, afl. 12, 2807, http://www.cass.be (5 januari 2015).
80
moeten kunnen rechtzetten, ook bij veroordelingen tot politiestraffen. Eerder werd namelijk vermeld
dat een veroordeling met een loutere schuldigverklaring, waarbij dus geen straf wordt opgelegd, wel
mogelijk is om te laten herzien.435 Een veroordeling heeft trouwens altijd een impact, hoe klein de
opgelegde straf ook mag zijn.
261. Finaal kan gesteld worden dat ook de herziening ten nadele mogelijk zou moeten worden
gemaakt in België, zoals in Nederland. Gelet op de rechtszekerheid van de niet-veroordeelde moet
dit echter enkel mogelijk worden gemaakt voor feiten met een verjaringstermijn van 20 jaar bij de
herzieningsgrond op basis van nieuwe feiten. Bij de falsa herzieningsgronden daarentegen hoeven er
geen beperkingen worden gesteld aan de aanvraag. Het is namelijk vaak door toedoen van de niet-
veroordeelde dat er een gerechtelijke dwaling is gebeurd.436 Zoals in Nederland zal er waarschijnlijk
ook in België een groot draagvlak zijn voor de herziening ten nadele. Het is ook zo dat de herziening
over het rechtzetten van rechterlijke dwalingen gaat, of dit in het voordeel of in het nadeel van de
betrokkene gebeurt zou geen rol mogen spelen.
262. Het behoud van de drie gronden tot herziening maar met oog voor de aanpassing ervan ten
gepaste tijde, enkele formaliteiten aanpassen bij de huidige herzieningsregeling, de invoering van de
herziening voor overtredingen en de invoering van de herziening ten nadele. Om een moderne
herzieningswetgeving te bekomen die voldoet aan de noden van de huidige maatschappij zijn er dus
nog enkele veranderingen nodig dan wel nuttig. Met de wet houdende diverse bepalingen in
strafzaken zijn we echter al goed op weg naar een herzieningsregeling evenwaardig aan die van onze
noorderburen.
435
Cass. (2e k.) 29 april 2009, AR P.08.1648.F (M.B.G.), Arr.Cass. 2009, afl. 4, 1137; http://www.cass.be (27 mei 2009), concl. VANDERMEERSCH, D.; Pas. 2009, afl. 4, 1049, concl. VANDERMEERSCH, D.; Rev.dr.pén. 2009, afl. 9-10, 939, noot X. 436
Memorie van toelichting omtrent de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2008/09, 32 044, nr. 3.
81
BIBLIOGRAFIE
Wetgeving en parlementaire stukken
Internationaalrechtelijke normen
Protocol nr. 7 bij het verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en
de fundamentele vrijheden.
Belgische wetgeving
De gecoördineerde Grondwet, BS 17 februari 1994.
Wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, BS 18 juli 2018.
Wet van 6 maart 2018 ter verbetering van de verkeersveiligheid, BS 15 maart 2018.
Wet van 19 oktober 2015 houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse
bepalingen inzake justitie, BS 22 oktober 2015.
Wet van 30 juni 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, van artikel 27 van de wet
van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis en van artikel 837 van het Gerechtelijk
Wetboek, BS 17 maart 2001.
Gerechtelijk Wetboek, Wet 10 oktober 1967, BS 31 oktober 1967.
Wet van 18 juni 1894 inhoudende de IXde titel van het IIIe boek van het Wetboek van rechtspleging
in strafzaken, BS 24 juni 1894.
Strafwetboek, Wet 8 juni 1867, BS 9 juni 1867.
Wetboek van strafvordering, Wet 17 november 1808, BS 27 november 1808.
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen in strafzaken, Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 2969/001.
Nederlandse wetgeving
Wet van 15 november 2012 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de
aanpassing van de regeling van de vervolgingsverjaring, Stb. 2012, 572.
Wet van 18 juni 2012 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een
hervorming van de regeling betreffende herziening ten voordele van de gewezen verdachte, Stb.
2012, 275.
82
Wet van 5 oktober 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het
hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen en het wijzigen van de
telastlegging (stroomlijnen hoger beroep), Stb. 2006, 470.
Wet van 16 november 2005 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het vervallen van de verjaringstermijn voor de vervolging van moord en enkele andere misdrijven alsmede enige aanpassingen van de regeling van de verjaring en de stuiting van de verjaring en de regeling van de strafverjaringstermijn(opheffing verjaringstermijn bij zeer ernstige delicten), Stb. 2005, 595. Wet van 12 september 2002 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met het oog op de
herziening van vonnissen en arresten op grond van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten
van de Mens, Stb. 2002, 479.
Wet van 11 april 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering
van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte, Stb. 2013, 138.
Wet van 15 januari 1921, houdende vaststelling van een Wetboek van Strafvordering, Stb. 1925, 343.
Wet van 3 maart 1881, Wetboek van Strafrecht, Stb. 1881, 35.
Besluit van 12 september 2012, houdende regels over de commissie die adviseert over het doen van
een nader onderzoek als bedoeld in artikel 462, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering
(Besluit adviescommissie afgesloten strafzaken), Stb. 2012, 405.
Advies Raad van State en nader rapport met betrekking tot de wijziging van het Wetboek van
Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van
de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2010/11, 32 044, nr. 9.
Tweede nota van wijziging van het voorstel van wet met betrekking tot de wijziging van het Wetboek
van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele
van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2010/11, 32 044, nr. 8.
Nota naar aanleiding van het verslag betreffende de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in
verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen
verdachte (Wet herziening ten nadele), Kamerstukken II 2009/10, 32 044 nr. 6.
MvT omtrent de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een
regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele),
Kamerstukken II 2008/09, 32 044, nr. 3.
Rechtspraak
Belgische rechtspraak
Cass. (2e k.) 26 september 2017, AR P.17.0404.N, (H.O.J.V.T. / Vogelbescherming Vlaanderen vzw), http://www.cass.be (19 oktober 2017); RABG 2018, afl. 1, 45.
Cass. (2e k.) 14 juni 2016, AR P.16.0507.N (K.I.), http://www.cass.be (5 juli 2016).
83
Cass. (2e k.) 23 februari 2016, AR P.15.1586.N (M.M. / D.T., C.F., N.T., S.T.), http://www.cass.be (3 maart 2016). Cass. (2e k.) 9 september 2015, AR P.15.0775.F, (D.M., R., G. / D.S., C.N., V.I., V.D.), Arr.Cass. 2015, afl. 9, 1947; http://www.cass.be (24 september 2015).
Cass. (2e k.) 17 februari 2015, AR P.15.0003.N, (E.H.J.V.G. / Imperial Tobacco Trading Ltd., Belgische Staat), Arr.Cass. 2015, afl. 2, 451; http://www.cass.be (14 maart 2015). Cass. (2e k.) 6 januari 2015, AR P.14.1578.N (C.V. / R.R., Allianz Benelux nv), Arr.Cass. 2015, afl. 1, 26; http://www.cass.be (25 januari 2015). Cass. (2e k.) 3 december 2014, AR P.14.1198.F (D.M.T. / S.L.), Arr.Cass. 2014, afl. 12, 2807,
http://www.cass.be (5 januari 2015).
Cass. (2e k.) 26 maart 2013, AR P.11.1476.N, (Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie inzake F.A.M., Belgische Staat), Arr.Cass. 2013, afl. 3, 828; http://www.cass.be (26 april 2013).
Cass. (2e k.) 11 september 2013, AR P.13.0889.F, (Le procureur général près la Cour de cassation, L.V. / L.N.), Arr.Cass. 2013, afl. 9, 1779; Arr.Cass. 2013, afl. 9, 1779; http://www.cass.be (28 september 2013).
Cass. (2e k.) 19 juni 2012, AR P.12.0712.N (F.A.M.), Arr.Cass. 2012, afl. 6-7-8, 1711; http://www.cass.be (25 juli 2012). Cass. (2e k.) 7 oktober 2009, AR P.09.0777.F (R. R., G., E., F., G. / R.E., R.S., R.L.), Arr.Cass. 2009, afl. 10, 2249; http://www.cass.be (4 november 2009). Cass. (2e k.) 29 april 2009, AR P.08.1648.F (M.B.G.), Arr.Cass. 2009, afl. 4, 1137; http://www.cass.be (27 mei 2009).
Cass. (2e k.) 17 april 2007, AR P.06.0859.N, (A.T.M.V.D.W.), Arr.Cass. 2007, afl. 4, 797; http://www.cass.be (16 juli 2007). Cass. (2e k.) 24 oktober 2006, AR P.06.0859.N, (V.D.W.A.T.M.), Arr.Cass. 2006, afl. 10, 2107; http://www.cass.be (8 november 2006).
Cass. (2e k.) 27 april 2005, AR P.05.0215.F (B.C. / S.F., R.J.), Arr.Cass. 2005, afl. 4, 950; http://www.cass.be (18 mei 2005). Cass. (2e k.) 17 maart 2004, AR P.03.1599.F, (B.C. / S.F. e.a.), Arr.Cass. 2004, afl. 3, 456, concl. SPREUTELS, J.; http://www.cass.be (18 april 2004). Cass. (2e k.) 4 juni 2003, AR P.03.0555.F, (D.G. / R.C.), Arr.Cass. 2003, afl. 6-8, 1333; http://www.cass.be (12 augustus 2003). Cass. (2e k.) 18 oktober 2000 , AR P.00.0880.F, (Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie inzake C.), http://www.cass.be (18 oktober 2001).
Cass. (2e k.) 18 april 2000, AR P.99.1801.N, (P. / G.), http://www.cass.be (18 oktober 2001).
Cass. (2e k.) 12 april 2000, AR P.00.0251.F (D.), http://www.cass.be (18 oktober 2001).
84
Cass. (2e k.) 19 januari 2000, AR P.99.1623.F (Glineur / Durieu), Arr.Cass. 2000, afl. 1, 142; Bull. 2000,
afl. 1, 140; http://www.cass.be (18 oktober 2001).
Cass. 22 september 1999, AR P.99.1089.F (S. / K.), http://www.cass.be (18 oktober 2001). Cass. 7 januari 1998, P971524N, www.juridat.be. Cass. 5 juni 1996, AR P.96.0310.F (de Bonvoisin), http://www.cass.be (18 oktober 2001). Cass. 25 april 1996, AR P.95.1490.N, (Van Puyvelde), http://www.cass.be (18 oktober 2001). Cass. 1 maart 1995, AR P.94.1025.F, (Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie / Bolly), http://www.cass.be (18 oktober 2001). Cass. 6 september 1994, AR P.94.0564.N, (Zarouali), http://www.cass.be (18 oktober 2001). Cass. 17 maart 1992, AR 6057 (Oz), http://www.cass.be (18 oktober 2001).
Cass. 11 december 1990, AR 4934, (Gonzales Vargas), http://www.cass.be (18 oktober 2001). Cass. 27 januari 1988, AR 6373 (Rommes / Doneux), Arr.Cass. 1987-88, 658. Cass. 11 december 1985, AR 4470 (Berlaimont / Seron), Arr.Cass. 1985-86, 527. Cass. 26 november 1985, AR 9671 (Brackx / Tierens), Arr.Cass. 1985-86, 440. Cass. 22 maart 1983, AR 7533, (Van Cauter), Arr.Cass. 1982-83, 896. Cass. 11 mei 1982, AR 7281 (Bracke), Arr.Cass. 1981-82, 1121. Cass. 14 september 1982, AR 7280 (Van de Sijpe), Arr.Cass. 1982-83, 65.
Cass. 17 januari 1978, Arr. Cass., 1978, 601, www.juridat.be. Cass. 21 september 1971, www.juridat.be Corr. Luik 27 april 1992, Verkeersrecht 1992, 247.
Nederlandse rechtspraak
Hoge Raad (NL) 30 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:969, www.rechtspraak.nl
Hoge Raad (NL) 17 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9992, www.rechtspraak.nl.
Hoge Raad (NL) 23 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1689, www.rechtspraak.nl. Hoge Raad (NL) 7 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD4153, www.rechtspraak.nl. Hoge Raad (NL) 18 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BA1024, www.rechtspraak.nl. Hoge Raad (NL) 7 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ9834, www.rechtspraak.nl.
85
Rechtsleer
Boeken
BARBAIX R. en CARETTE N., Privaat (vermogens)recht, Mortsel, Intersentia, 2018, 216 p.
CORSTENS G. J. M., Het Nederlandse Strafprocesrecht, Deventer, Wolters Kluwer, 2018, 1072 p.
DAUW P., Burgerlijk procesrecht, Mortsel, Intersentia, 2010, 505 p.
DERUYCK F., Overzicht van het Belgisch strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2017, 315 p.
DECAIGNY T., Tegenspraak in het vooronderzoek, Mortsel, Intersentia, 2013, 719 p.
DIRIX E., TILLEMAN B. en VAN ORSHOVEN P., De Valks Juridisch Woordenboek, Antwerpen,
Intersentia, 2001, 431 p.
EGGERMONT S., Tweerelaties, Mortsel, Intersentia, 2016, 665 p.
GOEDERTIER G. e.a., Basisbegrippen publiekrecht, Brugge, die Keure, 2014, 481 p.
HUYSMANS J., Legitieme verdediging, Mortsel, Intersentia, 2017, 958 p.
MEVIS P.A.M. en KOOIJMANS T., Herziening ten nadele : een studie naar de wenselijkheid en
mogelijkheid van herziening ten nadele in het Nederlandse strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2003,
192 p.
VANDENBUSSCHE W., Bewijs en onrechtmatige daad, Mortsel, Intersentia, 2017, 812 p.
VAN DEN WYNGAERT C., Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Boek 2 strafprocesrecht,
Antwerpen- Apeldoorn, Maklu, 2014, 1378 p.
Bijdragen in verzamelwerken
DECLERCQ R., “Buitengewone rechtsmiddelen en verwante instelling” in DECLERCQ R., Beginselen
van strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2003, 1839- 1845.
DECLERCQ R., “Herziening” in VANDEPLAS A., Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze
commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, 211- 227.
DECLERCQ R., “Verval van de strafvordering” in DECLERCQ R., Beginselen van strafrechtspleging,
Kluwer, Mechelen, 2014, 86-175.
DERRE S. en JACOBS A., “Tenietgaan van straffen” in X, Postal Memorialis. Lexicon strafrecht,
strafvordering en bijzondere wetten , Mechelen, Kluwer, 2004, T59/01- T59/29.
DERUYCK F. e.a., “Non bis in idem: spanningsvelden in een gelaagde rechtsorde” in TRAEST P.,
LECLERCQ J-F., GOETHALS E., HUYBRECHTS L., ROZIE J., VERSTRAETEN R., DERUYCK F. en ROZIE M.,
Amicus Curiae, Mortsel, Intersentia, 2013, 61-72.
86
DE ROOS T. A., “De plaats van het slachtoffer in het strafproces: grenzen aan een
rechtsontwikkeling?” in VAN OEVELEN A., RUTTEN S., ROZIE J., Samenloop van strafrechtelijke,
privaatrechtelijke en bestuurlijke sancties, Mortsel, Intersentia, 2017, 53- 68.
DUJARDIN J., VANDE LANOTTE J., GOOSSENS J. en GOEDERTIER G., “Amnestie” in DUJARDIN J.,
VANDE LANOTTE J., GOOSSENS J. en GOEDERTIER G. e.a., Basisbegrippen publiekrecht, Brugge, die
Keure, 2014, 36-39.
DUJARDIN J., VANDE LANOTTE J., GOOSSENS J. en GOEDERTIER G., e.a., “Genaderecht” in DUJARDIN
J., VANDE LANOTTE J., GOOSSENS J., GOEDERTIER G., e.a., Basisbegrippen publiekrecht, Brugge, die
Keure, 2014, 182-185.
FORTHOMME M., “Révision des condamnations“ in X., Postal Mémorialis. Lexique du droit pénal et
des lois spéciales , Mechelen, Kluwer, 2012, R140/01- R140/8.
GUERRA V., “Valse getuigenis en valse eed” in X., Postal Memorialis. Lexicon strafrecht,
strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2004, V5/01- V5/35.
HUYBRECHTS L., “Dubieuze vonnissen vermijden” in ROZIE J., DERUYCK F., HUYBRECHTS L. en
VAN VOLSEM F. (eds.), Na rijp beraad. Liber amicorum Michel Rozie, Antwerpen, Intersentia, 2014,
251-274.
JACOBS, A. en BERBUTO, S., “Verval van strafvordering” in X., Postal Memorialis. Lexicon strafrecht,
strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2005, V170/01- V170/36.
JACQUES E., “Rechtsdwaling” in X, Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere
wetten, Mechelen, Kluwer, 2012, R63/01- R63/11.
LEMMENS P. en LEMMENS K., “De herziening of heropening van de strafprocedure: een passend
middel tot herstel van een schending van fundamentele rechten?” in DE NAUW A., DERUYCK F.,
ROZIE M., Het Strafrecht bedreven. Liber Amicorum Alain De Nauw, Brugge, die Keure, 2011, 571-
590.
MAHIEU M. en VAN MEERBEECK J., “La procédure de révision en matière pénale” in X., Droit pénal
et procédure pénale, Mechelen, Kluwer, s.d., 51- 127.
MARTYN G., DEVLOO R. en JORENS Y., “Thema 6- Rechtshandhaving” in G. MARTYN, R. DEVLOO en Y.
JORENS, Een kennismaking met recht en rechtspraktijk, Brugge, die Keure, 2018, 153-200.
NIJBOER J.F., “Verschoven panelen. Het veranderde rechtspolitieke klimaat in het Nederlandse
strafrecht” in DE NAUW A., DERUYCK F., ROZIE M., Het Strafrecht bedreven. Liber Amicorum Alain De
Nauw, Brugge, die Keure, 2011, 683- 696.
87
ROZIE M. en STRAETMANS G., “Ne bis in idem in Nederland” in M. ROZIE en G. STRAETMANS,
Doorwerking van het Europese recht in de nationale rechterlijke praktijk, Mortsel, Intersentia, 2012,
151- 164.
TRAEST, P., “Is de herziening in strafzaken aan herziening toe?” in DERUYCK, F. GOETHALS, E.,
HUYBRECHTS, L., LECLERCQ, J.F., ROZIE, J., ROZIE, M., TRAEST, P. en VERSTRAETEN, R. (eds.), Amicus
curiae: Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 383-406.
TRAEST P., “Hard bewijs: wanneer is de rechter overtuigd?” in BEAUTHIER J.-P., FLORE D., MASSET A.,
TRAEST P. en VERMEULEN G., Bewijs in strafzaken / La preuve en droit pénal, Brugge, die Keure,
2011, 127 p. 59- 79.
VALKENBURG W., “Hoger beroep in strafzaken in Nederland, een blijvend aandachtspunt” in L.
HUYBRECHTS, F. DERUYCK, F. VAN VOLSEM, J. ROZIE, Na rijp beraad, Mortsel, Intersentia, 2014, 397-
410
Tijdschriften
ARNOU L., “Het vals getuigenis: een misdrijf onder opschortende voorwaarde?”, T.Strafr. 2000, 156-
161.
CORNELIS C., “Het belang van genetische gegevens in het Belgische recht”, T.Gez. 2017-18, afl. 5,
295-309.
DECAIGNY T., “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek: elementen in het debat”, RW 2013-
14, nr. 24, 923-933.
DE ROY C., “De wet van 6 maart 2018 ter verbetering van de verkeersveiligheid: opnieuw een
strengere aanpak van verkeersovertreders”, RW 2018-19, nr. 4, 123-139.
GROETAERS S., “De heropening van de rechtspleging na een veroordeling van het Europees Hof voor
de Rechten van de Mens: een rechtsvergelijkend overzicht”, NC 2018, nr. 3, 258-271.
Varia
NATENS H., De (on)feilbare strafrechtspleging. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de
controlemechanismen in België en Nederland ter preventie en aanpak van gerechtelijke dwalingen,
https://www.scriptiebank.be/scriptie/2016/de-onfeilbare-strafrechtspleging-een-rechtsvergelijkend-
onderzoek-naar-de?token=i9d1GmtSiU45TntInOUQByoh5kgw3h_5MucovsBn710.
X, “Herziening vonnissen na uitspraak EHRM”, NJB 9 oktober 2002,
https://www.njb.nl/wetgeving/staatsbladen/import/herziening-vonnissen-na-uitspraak-
ehrm.3030.lynkx.