Upload
jan-jacobs
View
237
Download
7
Embed Size (px)
DESCRIPTION
De Eerstelijns 2012/2
Citation preview
EDITIE 2 JAARGANG 4MAART 2012
Taakherschikking in spoedzorg kan!
Ontzorgen: de mensgerichte benadering
27 april: Congres Verpleegkundige Praktijk
Integrale bekostiging: voortzetten of niet?
2 De EErstElijns MAART 2012
Organisatie Het congres De eerstelijns Verpleegkundige Praktijk is een initiatief van De eerstelijns en het Jan van es Instituut.
Doelgroep Verpleegkundigen, huisartsen, thuiszorg organisaties, beleidsmedewerkers, gemeenten, adviseurs, zorgverzekeraars, zorggroepen, gezondheidscentra, eerstelijns, zorgaanbieders, patiëntenorganisaties, toezichthouders, diagnostische centra, transmurale centra, bedrijven, leveranciers, ziekenhuizen en GGZ
locatie ’t Spant, Dr. Kuyperlaan 3, Bussum
Kosten Deelname aan het congres De eerstelijns Verpleegkundige Praktijk kost € 275,- per persoon (exclusief BTW). Inschrijving vindt plaats in volgorde van ontvangst en verplicht tot betaling.
informatie en inschrijvenwww.de-eerstelijns.nl
Accreditatie Voor dit congres wordt accreditatie voor zorgaanbieders aange-vraagd.
Vanaf 2013 wordt de AWBZ verder uit -
gekleed en overgeheveld naar de WMO.
De samenhang tussen zorg, preventie,
welzijn en jeugdhulpverlening neemt toe.
De rol van de eerstelijns verpleegkun-
dige is in deze cruciaal als spin in het
web van chronisch zieken en ouderen,
als evenknie van de huisarts. Meer zoals
het vroeger ook was. Maar nu. Hoe gaat
de samenwerking verlopen? Hoe wordt
de eerstelijnszorg georganiseerd? Zijn er
al experimenten of best practices?
De substitutie van de 2e naar de 1e lijn en
binnen de 1e lijn van huisarts met behulp
van verpleegkundige functies neemt
steeds meer toe. Dat vraagt om slimme
oplossingen, want het aantal beschikbare
arbeidskrachten is te klein om aan de
vraag te voldoen. Op welke wijze kan met
taakherschikking toch samenhang en zorg
op maat worden geboden? Hoe verhoudt
de curatieve zorg zich tot de care?
Door de veranderende rol van de patiënt
met zelfmanagement, zelfbeschikking en
palliatieve zorg is de verpleegkundige
eerstelijns praktijk een cruciale schakel.
Zijn de randvoorwaarden aanwezig om
deze rol waar te maken?
Op het congres De Eerstelijns Verpleeg-
kundige Praktijk in de eerste lijn krijgt u
antwoorden en inspiratie.
De verpleegkundige is de generalistische
deskundige van care en vormt een twee-
eenheid met de huisarts als generalis-
tische deskundige van de cure. Op dit
congres zal dit concept als uitgangspunt
worden genomen voor de organisatie en
samenhangende financiering op meso-,
macro- en microniveau.
Toelichting Er is een geleidelijke overgang van
curatieve zorg naar care. Van huisartsen-
voorziening naar de verpleegkundige
praktijk in de eerste lijn.
Ontmoet en praat met kamerledenOp het congres De Eerstelijns Verpleeg-
kundige Praktijk is in de middag de
exclusieve gelegenheid om kamerleden
van verschillende politieke partijen te
ontmoeten en mee te praten. Reserveer
bij uw inschrijving en benut de mogelijk-
heid om rechtstreeks met politici te
praten.
Programma• Introductie Verpleegkundig continuüm in de eerste lijn
• Toekomstvisie organisatie verpleegkundige zorg in de eerste lijn,
inclusief arbeidsmarkt!
• Toekomstvisie financiering verpleegkundige zorg in de eerste lijn
• Functie- en taakverdeling, competenties en integratie van rollen bij de invulling
van de verpleegkundige functie
• Interactieve sessie’s en minicollege (ronde 1)
1. De verpleegkundige functie in een inloopcentrum
2. Wijkverpleegkundige als zichtbare schakel: geintegreerd of integraal
3. Verpleegkundig Specialist: substitutie of extra zorg?
Minicollege: Mensen met chronische ziekten
• Interactieve sessie en minicollege (ronde 2)
4. Zorg voor complexe ouderen
5. ‘Vroegsignalering Medicatieveiligheid Thuiszorg’
6. De Verpleegkundige als ZZP’er of in dienst bij de huisartsenvoorziening
Minicollege: De Verpleegkundige Functie in de toekomstige Thuiszorgorganisatie
• Plenair debat met Tweede Kamerleden en vertegenwoordigers van de verschil-
lende betrokken beroepsgroepen
In Nederland zijn er in 2015 1.3 miljoen mensen van 75+. Bij een huidige normpraktijk van een huisarts zijn dat 553 mensen ofwel 23%. In 2025 zijn er al 1.8 miljoen mensen van 75+. In 2040 zijn dit er 2,4 miljoen. Een deel van deze ouderen zal chronisch ziek zijn en zorgbehoeftig. Maar het grootste deel van deze mensen woont thuis en doet waar nodig een beroep op de eerstelijnszorg. Om de zorgvraag aan te kunnen krijgt de verpleegkundige een steeds belangrijkere positie naast de huisarts. In 2013 krijgt de verpleeg-kundige een zelfstandige bekostiging en uitgebreidere bevoegdheden op het gebied van medicatie voorschrijven en diagnostiek. Er ontstaan naast de thuiszorgorganisaties en Buurtzorg nieuwe opties als ZZP-er of als verpleegkundige werkzaam in een huisartsvoorziening.
Congres vrijdag 27 april 2012
Bel of mail ons;wij vertellen u er graag alles over!
Diabetes, COPD en CVRM écht multidisciplinairaanpakken? Met Protopics KIS kan dat.
Onze producten • Protopics HAP − het complete huisartsenpostsysteem • Protopics MD − de medische module voor uw ECD • Protopics Patiëntportaal − het patiënt-gerichte online serviceportaal • Protopics ELS − onze eerstelijns server is dé regionale communicatiemanager • Protopics Zorgportaal − het centrale portaal voor dezorgregio • Protopics KIS − het effi ciënte ketenzorgsysteem
Omgaan met chronische aandoeningen als diabetes, COPD en CVRM vergt in de eerstelijszorg een vlekkeloze samenwerking tussen de betrokken zorgverleners.In de praktijk is dat lastig te realiseren, doordat er vaak wordt gewerkt met verschillende informatiesystemen die niet goed op elkaar aansluiten. Gelukkig is er Protopics KIS: hét systeem dat alle her en der gegenereerde gegevens centraal registreert en op de juiste manier beschikbaar maakt voor de juiste personen.Protopics KIS is ontwikkeld door ervaren specialisten op het gebied van ICT in
de zorg. Ontwikkeld vanuit de behoefte van de gebruiker en ondersteund door de modernste techniek. Met als ultiem doel wat elke zorgverlener wil: de best mogelijke zorg voor de patiënt. Spreekt die gedachte u aan? Neem contact op voor een vrijblijvende afspraak, dan vertellen wij wat Protopics KIS voor ú kan betekenen.Bel 088 77 686 00 of stuur een e-mail naar [email protected].
Mr. H.F. de Boerlaan 36a 7417 DB Deventer Tel (088) 77 686 00 www.protopics.nl
4 De EErstElijns MAART 2012
In dit nummer Editie 2 Jaargang 4 maart 2012
BEKOSTIGING & CONTRACTERING
Ronde tafel met eerstelijnsdisciplines
Integrale bekostiging voortzetten? 10Substitutie nader belicht 16
ORGANISATIE & INNOVATIES
Palliatieve netwerken
‘Een grote organisatorische uitdaging’ 36ECT Tiel: Staat behandeling of zorgvraag centraal? 8Slaapapneu: A good night’s sleep 40Zorgportaal Rijnmond 44
ONDERZOEK & WETENSCHAP
De sterren staan gunstig
JVEI: Dimensies van geïntegreerde eerstelijnszorg (II) 34Triage: HAAKPlus-lijst meet kwaliteit 14Gebiedsgerichte zorg vanuit patiëntenperspectief 18‘POH loopt zichzelf wel eens voorbij’ 42
PRAKTIJKORGANISATIE & BEDRIJFSVOERING
Taakherschikking in verpleegkunde?
Conferentie over rol VS en PA 22Leergang CIHN over besturen 39
Het eerstelijnswoord van 2011
ZelfmanagementZie pagina 30
De EErstElijns MAART 2012 5
De betaalbaarheid van onze gezondheidszorg staat onder
druk. De zorg gaat simpelweg meer kosten dan wij als land
verdienen. De cijfers zijn alarmerend en de komende peri-
ode zullen we dus iets moeten gaan doen. Hopelijk kiezen
we niet voor het verder verschralen van het pakket of nog
meer eigen betalingen. Wat mij betreft ligt de sleutel in het
voorkomen dat mensen zorg gebruiken. Populair aangeduid
als “ontzorgen”. Onze huidig stelsel en zeker de bekostiging
ervan is gericht op productie, groei en (excuus voor de
jaren’70-term) medicalisering. Verschraling van het welzijn,
ontbreken van sociale verbanden en consumentisme stuwen
mensen de zorg in. Veel maatschappelijke problemen worden
nu aangeduid als medisch problemen. In de zorg ontstaat er
vanzelf een aanbod dat antwoord geeft op deze vragen. Alles
moet bovendien veiliger, met meer service en aantoonbaar
beter met indicatoren, onderbouwd met marktonderzoek en
wij zijn op zoek naar private investeerders. De gezondheids-
zorg anno 2012 is een ingewikkelde kluwen van (politieke)
opvattingen en (grote) belangen. Simpele oplossingen zijn
niet direct voorhanden maar een programmatische aanpak
van “ontzorgen” uitgevoerd door generalistisch werkend
hulpverleners in de wijk kan hier een bijdrage aan leveren.
We kennen de sterke punten van de huisarts. Als we nu
eens op dezelfde wijze de verpleegkundige zorg in de wijk
samenbrengen. Niet alleen voor de somatiek, maar ook de
SPV voor de (stabiele) chronisch psychiatrische patiënt, de
casemanager voor dementie en de verpleegkundig specialist
voor de palliatieve zorg. Als we deze functies iets generalis-
tischer maken. Dan hebben we het over 2-3 generalistische
verpleegkundigen per huisarts. Wellicht kunnen zij ook nog
een eigen praktijk voeren, zeg maar de verpleegkundige
praktijk in de eerste lijn.
Samen met de huisarts zijn ze verantwoordelijk voor een
populatie. Minder verwijzen, thuis mogen sterven, versterken
van gezondheidsvaardigheden en het beter verbinden van de
formele zorg met de informele zorg.
Kom ook met een zelfstandig tarief voor verpleegkundigen
en velen gaan deze handschoen in de praktijk oppakken.
Veel leesplezier
Leo Kliphuis, MPH, Directeur LVG
Redactie De Eerstelijns
De verpleegkundige praktijk in de eerste lijn
En verderCongres Verpleegkundige
Praktijk in eerste lijn 7Juridische Zaken 13Column Jan Erik de Wildt 27Slimmer organiseren 31Financiële Zaken 38De Eerstelijns Agenda 47
BELEID & POLITIEK
Nieuwe financiering basiszorg?
Tussen adviesaanvragen en beleidsregels
28De ‘tien geboden’
voor de eerste lijn 20
ONDERZOEK & WETENSCHAP
De sterren staan gunstig
JVEI: Dimensies van geïntegreerde eerstelijnszorg (II) 34Triage: HAAKPlus-lijst meet kwaliteit 14Gebiedsgerichte zorg vanuit patiëntenperspectief 18‘POH loopt zichzelf wel eens voorbij’ 42
MENSEN & MOTIVATIE
Pleidooi voor de ‘ontzorgknop’
Ontzorgen: de mensgerichte benadering 25Spel van samenwerken
én onderhandelen 32Bijdrage aan integratie en organisatie 46Het eerstelijnswoord van 2011
ZelfmanagementZie pagina 30
6 De EErstElijns MAART 2012
Masterclass eerstelijnsbestuurders goed voor je kennis en netwerkDe Masterclass eerstelijnsbestuurders gaat in september al weer voor de vierde keer van start. Deze praktijkgerichte leergang plaatst actuele ontwikkelingen in een theoretisch kader. Een aantal oud-cursisten vertelt desgevraagd dat de masterclass hen goed bevallen is.
Als belangrijkste redenen om deel te
nemen aan deze masterclass noemen
de oud-cursisten het verbreden van
hun kennis en het opbouwen van een
netwerk. De masterclass heeft daaraan
volgens hen ruimschoots voldaan.
‘Allerlei mensen die ertoe doen in
de eerste lijn komen langs’, zegt Jan
Willem Gort, directeur/bestuurder van
twee gezondheidscentra in Huizen.
Ook Rob van Boxtel, directeur/bestuur-
der van de ROS Friesland, noemt het
programma en de sprekers aanspre-
kend. ‘Daarnaast is de onderlinge
wisselwerking tussen de programmalei-
ders en de cursisten me goed bevallen.
Het vergroot je netwerk enorm en
je wordt op een relatief makkelijke
manier snel bijgespijkerd over allerlei
relevante onderwerpen.’
Meer openstaan voor samenwerkingHebben ze strategische besluiten
kunnen nemen op basis van hun
opgedane kennis? Van Boxtel: ‘De
opgedane kennis gebruik ik impliciet,
merk ik. Je hebt geleerd om op een
andere manier naar je organisatie
te kijken.’ Gort verklaart dat hij het
op veel terreinen merkt. ‘Ik heb ons
strategisch beleidsplan aangescherpt.
Ik weet nu veel beter wie in de eerste
lijn aan de touwtjes trekt. Sommige
processen zijn versneld, zoals samen
met mede-bestuurders het gesprek
aangaan met Agis.’ De masterclass
leidt er volgens hem toe dat je meer
openstaat voor samenwerking. ‘Het
heeft mijn ogen geopend. Als branche
moeten wij onze verantwoordelijkheid
nemen en gezamenlijk optrekken. Ik
merk het ook direct als iemand deze
masterclass heeft gevolgd: die heeft
meer de neiging tot samenwerking.’
Van harte beveelt Gort de masterclass
aan. ‘Het is veel effectiever om een
professional naar deze masterclass te
sturen dan proberen degene ervan te
overtuigen dat samenwerken moet.
Is de masterclass een must? Adrie
Evertse, directeur van KOEL: ‘Dat gaat
misschien wat ver, maar je krijgt een
behoorlijk complex pakket aan infor-
matie. Het is soms een hoog abstractie-
niveau, dat moet je je realiseren.’
De oud-cursisten hebben nog zeker
contact met elkaar en weten elkaar te
vinden als het nodig is. Bijeenkomsten
organiseren en bijwonen blijkt wel
lastig in de dagelijkse hectiek. Evertse
stelt voor postgraduate bijeenkomsten
te organiseren. Volgens Gort draagt de
masterclass ertoe bij om de kwaliteit
van de bestuurders in de eerste lijn op
een goed peil te krijgen. Hij is – net
als de anderen – voorstander van een
master.
Corina de Feijter
Deze leergang studiereis naar Denemarken
De Masterclass eerstelijnsbestuurders heeft drie doelstellingen: • het vergroten van kennis over strategische positionering van eerstelijns
organisatie (belangrijkste stakeholders als zorgverzekeraars, ziekenhui-zen, VWS en Nza);
• het netwerken van eerstelijnsbestuurders (multidisciplinair en niet alleen zorgaanbieders, maar ook bedrijfsleven, zorgverzekeraars en patiëntenvertegenwoordigers);
• hetversterkenenopzettenvaneenlobbyomdespecifiekebelangenvan de eerstelijnszorg te behartigen.
Dit jaar gaan de deelnemers drie dagen naar Denemarken om zich voor te bereiden op de ontwikkelingen van 2013; de overheveling van de awbz naar Wmo en de samenwerking van de eerstelijnszorg en de gemeenten.
Na deze masterclass sta je meer open
voor samenwerking
Plan voor gezondheidscentrum
Een groep eerstelijnszorgaanbieders heeft een globaal idee om een nieuw multidisciplinair gezondheidscentrum op te richten. Er is een gebouw beschikbaar. De Eerstelijns Consultant start in fase 1 met een haalbaar-heidsonderzoek, interviewt alle betrokkenen, selecteert de eerste groep participanten en zorgt voor potentiële deelnemers. Met een presentatie en een rapportage als resultaat. Op basis hiervan gaat de groep in fase 2 concreet aan de slag met de visie, de rechtspersoon, het gebouw en de randvoorwaarden.
De EErstElijns MAART 2012 7
Professioneel, ervaren, persoonlijk & oplossingsgericht
De Eerstelijns ConsultantEr ontstaan meer organisaties in de eerstelijnszorg. Bestuurders, managers en zorgaanbieders staan voor vraagstukken die ze niet zelf kunnen oplossen. Reorganisatie, conflictbemiddeling, teambuilding, opstellen van een business case, ontwikkelen van kostprijsmodellen, multidiscipli-naire samenwerkingsvraagstukken, er is behoefte aan een gekwalificeerde consultant die in staat is om problemen op te lossen. De Eerstelijns Consultant onderscheidt zich daarin.
Oproepen van patiënten
Een zorggroep heeft behoefte aan een beter oproepsysteem voor diabe-tespatiënten. Ze moeten zelf afspraken kunnen maken via de website. Het oproepen gebeurt op de wijze zoals de patiënt het wil: per telefoon, mail of SMS. De Eerstelijns Consultant beschrijft de huidige situatie, de gewenste situatie en het implementatietraject, inclusief de doorlooptijd en begroting. Na drie maanden is het nieuwe oproepsysteem operationeel en neemt de consultant afscheid.
Hij of zij richt zich hoofdzakelijk op
de eerstelijnszorg, heeft zijn waarde
bewezen in deze sector en neemt geen
opdrachten aan met conflicterende
belangen. De Eerstelijns Consultant
is een persoon en geen bureau. Een
man of vrouw die gepokt en gemazeld
is in de eerstelijnszorg. Die de taal,
de mensen en de stakeholders kent.
Daardoor adequaat en professioneel
kan adviseren. Die waar nodig terug
kan vallen op een andere eerstelijns
consultant.
De Eerstelijns selecteert de consultants
op basis van deze kenmerken en
geeft daarmee een kwaliteitskeurmerk.
Elke consultant heeft enkele gespecia-
liseerde werkgebieden. Dit staat
op de persoonlijke pagina’s op
www.de-eerstelijns.nl onder De
Eerstelijns Consultants. Een blog toont
recente opdrachten en persoonlijke
ervaringen.
Wilt u meer weten? Kijk op de persoon-
lijke pagina’s op www.de-eerstelijns.nl,
mail naar [email protected]
of bel met 073 – 6104657.
Jeroen Cornelissen Ad van Gorp Jan Heijs Lex Maas Eveline Nieuwland Tom Segers
Aldien Poll Cora Vlasblom
8 De EErstElijns MAART 2012
eCT Tiel: Werken aan gezondheidswinst
Staat de behandeling of de zorgvraag centraal?Het gezondheidscentrum in Tiel is langzaam maar zeker op orde. Ook de missie, visie, strategie en het activiteitenplan zijn ingevuld. Tijd om de vraag te stellen wat dit nu allemaal betekent. Hoe kijken wij naar onze kernwaarden en wat zijn de uitkomsten van zorg die wij nastreven? Uiteindelijk gaat het vooral om gezondheidswinst van alle ingeschreven patiënten, of beperking van achteruitgang. Kostenbeheersing en doelmatigheid moeten toch in dat perspectief worden gezien?
Dat is de vraag die de bestuurders van
het gezondheidscentrum in Tiel zichzelf
stelden. Op de werkconferentie zijn aan
de hand van drie presentaties inzichten
gedeeld over gezondheidswinst, over
populatiekenmerken en over finan-
ciering. Als de gezondheid(swinst)
van de patiënt centraal staat (zorg op
maat) dan is informatie nodig over
de zorgvraag in breedste zin, over de
gezondheid en over de kenmerken
van een patiënt. Die informatie blijkt
nauwelijks aanwezig te zijn. Natuurlijk
is er veel informatie over medische
indicatoren alsmede over de achter-
grond van patiënten, maar structureel
inzicht in hun zorgvraag, gezondheid,
welzijn en kenmerken is er niet.
Aansluiten bij richtlijnen of zorgvraagDe eerste presentatie geeft een mooi
inzicht in het verschil tussen het
organiseren van kwalitatief goede en
efficiënte zorg op basis van richtlijnen
en het organiseren van zorg op maat,
passend bij de vraag van een patiënt.
In het eerste geval is inzicht nodig
in de prijs per verrichting, de kosten
en uitgaven van de zorggroep of de
instellingen en in afspraken vanuit het
perspectief van de zorgverlener/instel-
ling. Zoals het aantal bezoeken aan de
dokter, het aantal en type diagnosti-
sche onderzoeken, verwijsafspraken,
registratieafspraken. Het mondt uit in
het aantal minuten dat beschikbaar
is voor een consult. Het organiseren
van zorg op maat vraagt om inzicht in
de gezondheid en het gezondheids-
probleem, om inzicht in het netwerk
van zorgverleners en om inzicht in de
mogelijkheden van een patiënt om de
zorgvraag zelf te voorkomen of op te
lossen.
Kantelen van zorg Zorg op maat vraagt niet om een prijs
per verrichting en een bonus op een
medische indicator, maar om een
prijs per patiënt en een bonus op de
gezondheidsindicator.
Om de zorg te kunnen kantelen van
‘efficiënt’ naar ‘zorg op maat’ (zie:
Figuur 1) worden daarom naast medi-
sche indicatoren zoals bloeddruk of
longfunctie, ook metingen van fysiek,
sociaal en psychologisch functioneren
vastgelegd. Bijvoorbeeld met kwaliteit
van leven vragenlijsten (bijv. SF 36, SF
12, EuroQol). Naast medisch of cogni-
tief onderzoek van ouderen gaat het
om vragen over welzijn en kwetsbaar-
heid. Het handelen van zorgverleners
in een netwerk wordt bepaald door het
behalen van de gezamenlijke uitkom-
sten die geformuleerd zijn op basis van
het in kaart brengen van de zorgvraag.
Niet alleen door procesafspraken en
medische indicatoren.
Populatie en type zorgvraagDe gemeente presenteert vervolgens
informatie die zij samen met de Zorg-
groep Tiel heeft verzameld. Informatie
over opleiding, sociaal economische
status, inkomen, gezinssamenstelling
en medische info, tot stand gekomen
door landelijke bronnen bij elkaar
te voegen en te combineren met
informatie uit de His’sen. Op basis
hiervan is mooi te zien hoe groot de
verschillen tussen wijken zijn. Welke
wijken hebben een achterstandspositie?
Welke gezondheidskenmerken hebben
de wijken? Natuurlijk, alle aanwezigen
weten dat er verschillen zijn tussen
wijken, maar dat het zo zichtbaar is
in de kenmerken van de populatie en
daarmee natuurlijk ook in het type
Staat de behandeling of de zorgvraag centraal?
Verder werken aan gezondheidswinst
Wat zijn de consequenties van de missie van het ETC in Tiel? Als het gezondheidscentrum zich wil richten op gezondheid en de verzekeraar wil dat faciliteren, dan is inzicht vereist in: 1. medische indicatoren 2. kwaliteit van leven 3. mate van gezondheid 4. beschikbare gelden voor de populatie van Tiel
De EErstElijns MAART 2012 9
zorgvraag of gezondheidsprobleem, is
voor de meeste aanwezigen weer een
eye-opener. Des te interessanter wordt
de presentatie van de verzekeraar.
Verschillen per centrum en wijkEen verzekeraar berekent jaarlijks zijn
premie op basis van alle declaraties
van zorgverleners die zij hebben
betaald. De budgetten van verzekeraars
zijn opgesteld per sector, net zoals
bij de overheid in het Macro Budget
Kader Zorg. Kijken we naar de totale
zorguitgaven voor alle verzekerden die
ingeschreven staan bij een zorggroep
of bij een gezondheidscentrum,
dus ook naar andere sectoren zoals
ziekenhuis- en farmaciekosten, dan
verschillen de uitgaven tussen centra’s
en wijken sterk. Die totale kosten zijn
afhankelijk van de zorgvraag van de
verzekerden in het centrum of in de
wijk, dus van hun gezondheid en ze
zijn afhankelijk van de omgeving van
een gezondheidscentrum. Hetzelfde
geldt voor de populatie van zorggroe-
pen.
Inzicht in verzekerde zorgDe zorgverzekeraar laat de verhouding
zien tussen de zorguitgaven voor de
populatie van Tiel en de zorguitgaven
voor al zijn verzekerden. Er zijn tabel-
len met de kosten van het ziekenhuis,
farmaceutische zorg, hulpmiddelen,
diagnostiek, huisartsenzorg etc. Nog
interessanter is de vergelijking van de
totale kosten met het profiel van de
wijken. Het wordt voor de zorgver-
leners van Tiel zichtbaar waar welke
zorgvragen zitten en hoeveel geld
hieraan wordt uitgegeven. Geld, geld,
geld zult u denken? Ja, we kijken ook
naar de wijze waarop verzekeraars
gegevens over voorspelbare uitgaven
voor verzekerden met chronische
gezondheidsproblemen met elkaar
delen. Zoals voor hoogopgeleide
mannen die medicatie slikken tegen
hartproblemen of voor laagopgeleide
vrouwen boven de 65 jaar met
diabetes. Net zoals ze voorspelbare
winsten voor jonge mensen in de bloei
van hun leven met elkaar delen. Dat
is het solidariteitsprincipe in de zorg.
Daar staat tegenover dat verzekeraars
verplicht zijn om alle mensen die zich
bij hen aanmelden te accepteren.
Naar prijs voor gezondheidIn de discussie die volgt worden
aandachtspunten als definities van
indicatoren en actuele databronnen
genoemd. Ook wordt gesproken over
financiële prikkels en het terugvloeien
van gelden voor innovaties. Het
wordt dus voor Tiel en de verzekeraar
interessant om afspraken te maken
over de beschikbare gelden om de
gezondheid van de Tielse populatie in
stand te houden. Niet op het niveau
van het eigen sectorale budget, maar
op het niveau van de patiënt: hoeveel
is beschikbaar om de patiënt zorg op
maat te bieden? Dat kan alleen als
tegelijk afspraken gemaakt worden
over gewenste resultaten op het
gebied van gezondheid. Op deze
werkconferentie wordt een werkgroep
benoemd die gaat inventariseren met
welke vragenlijsten kwaliteit van leven
en gezondheid in kaart gebracht gaat
worden. Om te beginnen van één
groep patiënten met bronnen die er al
zijn. Want één ding is zeker, niet alleen
de zorgverlener verlegt de focus van
aanbod naar vraag, ook de verzekeraar
zal de beoordeling van kwaliteit en
kosten verleggen van prijs per verrich-
ting naar prijs voor gezondheid.
Aldien PollZelfstandig adviseur en Eerstelijns Consultant
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
huisarts
fysiotherapeut
diëtiste
psycholoog
specialist
medicatie
hulpmiddelen
ziekenhuis
Van efficient naar zorg op maat
patiënt
patiënt
Figuur 1.
Ronde tafel met disciplines uit de eerste lijn
Integrale bekostiging: voortzetten of niet?De integrale bekostiging is ingegaan op 1 januari 2010. Daarbij ontvangt een groep zorg-verleners, verenigd in een zorggroep, één bedrag voor een pakket zorg, in plaats van vergoeding per verrichting. Deze integrale bekostiging is ingesteld voor drie aandoeningen: diabeteszorg, vasculair risicomanagement en copd. De zorg moet volgens de zorgstandaard plaatsvinden.
Dit alles had nogal wat voeten in
de aarde. In hoog tempo zijn er
zorggroepen opgericht om voor de
integrale bekostiging in aanmerking te
kunnen komen. De zorg moet volgens
de zorgstandaard plaatsvinden. De
zorghandelingen staan ook beschreven
in de dbc (diagnosebehandelcombina-
ties). De gezamenlijke dbc’s vormen
een keten-dbc en de zorgverzekeraar
contracteert deze op grond van een te
onderhandelen prijs. Geneesmiddelen,
hulpmiddelen en diagnostiek vallen
daar overigens buiten. Maar… naast de
integrale bekostiging voor chronische
zorg, mogen zorgverzekeraars ook
kiezen voor betaling per verrichting
met een koptarief. De afspraken over
de prijs verschillen per verzekeraar en
per zorggroep. En tot slot bestaan er
veel verschillen in de samenstelling van
de zorggroepen: van monodisciplinaire
huisartsenzorggroepen tot multidis-
ciplinaire zorggroepen. Hoe staat het
eigenlijk met de eerstelijnsketenpart-
ners van de zorggroepen? Partijen die
betrokken zijn bij de uitvoering van de
ketenzorg; al dan niet tegen betaling, al
dan niet met een contract.
RondetafelbijeenkomstenVariatie volop dus bij de integrale
bekostiging. Deze zomer moet er een
advies worden uitgebracht of de
integrale bekostiging voor deze drie
aandoeningen moet worden voortge-
zet. En mogelijk zelfs verder worden
uitgebreid. Geen eenvoudige opgave
voor de “Evaluatiecommissie Integrale
Bekostiging Zorg voor Chronisch
Zie ken”, zoals deze officieel heet. Ze
hebben de ontwikkelingen de afgelopen
twee jaar gemonitord en komen dit
voorjaar met een uitspraak. De LVG was
benieuwd naar de stand van zaken en
nodigde een aantal vertegenwoordigers Ketenpartners over integrale bekostiging.
De volgende bestuurders namen deel aan de LVG-bijeenkomst:• Marcel Dost, Ned. Farmaceutische Zorggroep• Anja Everts, NVD (diëtisten)• Saskia de Haas, eerstelijnsdiagnostische centra• Ellen Hasselerharm KNGF (fysiotherapie)• Ellen Nuijten, NVvP (podotherapie)• Anco van Marle, Mediq Apotheek• Chris Sonneveld, LHV (huisartsen) • Gespreksleider: Jan Erik de Wildt (lid evaluatiecommissie integrale zorg)
De zorggroep onderhandelt voor ons,
zonder dat hun belang daar ligt
De EErstElijns MAART 2012 11
van eerstelijnsdisciplines uit voor een
informeel overleg. De Eerstelijns schoof
aan.
Farmaceutische dienstverleningHet betreft een bijeenkomst met
disciplines die betrokken zijn bij
de chronische ketenzorg: diëtetiek,
podotherapie, eerstelijnsdiagnostiek,
farmacie, fysiotherapie en huisartsen.
Elke beroepsgroep heeft een andere
plek in de ketenzorg en wordt gecon-
fronteerd met andere problematiek.
Farmacie is formeel geen onderaanne-
mer van de zorggroep. De helft van de
1100 zelfstandige apotheken heeft zich
aangesloten bij de NFZ (Nederlandse
Farmaceutische Zorggroep). Met 550
apotheken vormen ze als landelijke
monodisciplinaire farmaceutische
zorggroep een stevige gesprekspartner.
Zoals ook Mediq een stevige partner is
voor zorgverzekeraars en zorggroepen.
Beide partijen vinden het een gemiste
kans dat de dienstverlening van de
apotheken niet in de zorgstandaarden
zit. Dat de geneesmiddelen eruit zijn
gehouden, vinden ze begrijpelijk. ‘Daar
heb je niet alleen te maken met zorg,
maar ook met de goederenstroom.
Daar zijn veel risico’s aan verbonden’.
Farmaceutische dienstverlening in de
dbc kan alleen als experiment. Dat
gebeurt al in de “Diabetes Dialoog”
waarin polyfarmacie-reviews, thera-
pietrouwbevordering en formularium-
activiteiten onderdeel uitmaken van de
ketenzorg. CZ heeft drie zorggroepen
gecontracteerd die vanaf 2012 op deze
wijze samenwerken met apotheken.
Niet money-driven maar quality-drivenZorggroepen houden te weinig
rekening met de expertise van de
onderaannemers. Dit is aan tafel een
algemeen gedeelde mening. Zeker de
kleine onderaannemers als de diëtisten
en podotherapeuten hebben geen
inspraak vooraf over het zorgpro-
gramma, kwaliteitscriteria en de tijdsin-
zet. ‘Het is tekenen bij het kruisje. Een
take-it or leave-it situatie. De zorgver-
zekeraar maakt een inkoopkader voor
een zorgprogramma en de zorggroep
gaat akkoord, zonder vooraf overleg
met ons. De ondercontractant heeft
geen inhoudelijke inbreng of onder-
handelingspositie. Tegelijk kunnen we
ook niet uitwijken, want je bent voor je
andere inkomsten afhankelijk van de
verwijzingen van de huisarts. Dus die
relatie moet goed blijven. De zorg-
groep onderhandelt voor ons, zonder
dat hun belang daar ligt. Daarbij is er
ook geen controle op naleving van het
contract. Daardoor komt het voor dat
er vooraf wordt ingeschat dat 90% van
alle huisartsen deel gaat nemen aan
bijvoorbeeld copd, maar in praktijk
blijkt dit maar 60%. En als dan ook
nog niet alle geïncludeerde patiënten
worden doorgestuurd, heeft dat
nadelige financiële consequenties.
Afhankelijkheid zorggroep groeitDe diëtisten hebben het extra moeilijk
nu diëtetiek niet meer in de basiszorg
zit, met uitzondering van de “gecoör-
dineerde multidisciplinaire eerstelijns-
zorg”. De rest valt buiten de keten. De
afhankelijkheid van de diëtisten van de
zorggroep neemt daardoor verder toe.
Tegelijk is het voor de huisarts mogelijk
om de patiënt voor voedingsadvies in
de huisartspraktijk te houden. In het
kader van de functionele omschrijving
kan de POH dit ook uitvoeren.
Ook de grotere onderaannemers lopen
tegen het top-down onderhandelen
op. ‘De onderhandelingen moeten veel
meer gaan over kwaliteit en inhoud,
minder over geld’, klinkt het vanuit
fysiotherapie en eerstelijnsdiagnostiek.
‘Op ons vakgebied hebben wij de
kennis van de beste zorg. Maar veel
zorggroepen zijn monodisciplinaire
huisartsengroepen en je komt als
onderaannemer moeilijk met hen in
gesprek. Terwijl wij ideeën hebben
Jan Erik de Wildt als gesprekleider.
12 De EErstElijns MAART 2012
over verbetering van de kwaliteit van
de zorg.’ Bij eerstelijnsdiagnostiek
is er steeds vaker sprake van een
aanbesteding. ‘Het aanbestedingstraject
en de procedures zijn vaak ondui-
delijk. Die offerte wordt vervolgens
gebruikt als breekijzer in gesprekken
bij de tweedelijnsdiagnostiek. Vaak
zijn de ziekenhuislaboratoria bereid
tot een lager bedrag, vanwege het
belang van diagnostiek en de relatie
met de huisarts. Door middel van
kruisfinanciering werken ze zelfs onder
de kostprijs. Zo is er sprake van een
ongelijk speelveld.’
Soms buiten de ketenBij fysiotherapie speelt nog een
ander punt. Het grootste deel van de
fysiotherapie valt buiten de basiszorg.
Dat wil zeggen: fysiotherapie maakt
wel onderdeel uit van de integrale zorg,
maar niet van de integrale bekostiging.
Daardoor houden een aantal zorggroe-
pen de fysiotherapie buiten de keten.
Terwijl een aantal goede fysiotherapie-
afspraken met verzekeraars zijn terug-
gedraaid vanwege de invoering van de
integrale bekostiging. Dat heeft geleid
tot stappen achteruit.
Ook de huisartsen plaatsen kant-
tekeningen bij de integrale bekostiging.
Ze zijn tevreden over de inhoudelijke
ondersteuning, waaronder scholing en
spiegelinformatie. Maar zorggroepen
worden in toenemende mate eigenstan-
dige organisaties die de belangen van
de onderaannemer onvoldoende in het
oog houdt. Nieuwe activiteiten in zorg-
groepen leiden tot overschrijding van
het budget, dat uiteindelijk weer wordt
teruggehaald bij de huisartsen. ‘Zorg-
groepen moeten er ook voor waken
geen kleine verzekeraars te worden.’
Overigens is niet-aansluiten bij een
zorggroep voor de meeste huisartsen
geen optie.
Eenheid in zorgDe deelnemers constateren dat inte-
grale bekostiging heeft geleid tot meer
eenheid in de zorgverlening van huis-
artsen en tot verbetering van de kwali-
teit van zorg. Het is zeker een prikkel
tot samenwerking, waar deze nog niet
aanwezig was. De eerstelijnszorg heeft
een push gekregen in organisatie. In
veel gevallen zijn er monodisciplinaire,
maar in sommige regio’s worden ook
nieuwe multidisciplinaire organisatie
gevormd, bijvoorbeeld in regio Maas-
tricht Heuvelland waar huisartsen,
fsyio therapeuten en andere disciplines
in één zorggroep zitten. Die eenheid is
nog niet vanzelfsprekend. Daarbij zou
de deskundigheid van alle ketenpart-
ners moeten worden gebruikt bij het
opstellen van een zorgprogramma dat
als basis dient voor de kostprijsbe-
rekening en onderhandeling met de
zorgverzekeraar. In de praktijk is het
contract al gemaakt voordat het overleg
over de inhoud plaatsvindt. Dat is niet
bevorderlijk voor de eenheid en het
draagvlak en dan wordt het contract als
dictaat ervaren.
Twee zorginkoopmarktenEr is bij integrale bekostiging sprake
van twee zorginkoopmarkten:
1. Tussen zorgverzekeraar en zorg-
groep;
2. Tussen zorggroep en onderaan-
nemers.
Deze zijn onlosmakelijk aan elkaar
verbonden. Want het effect van zorgin-
koopmarkt 1 wordt direct doorvertaald
naar zorginkoopmarkt
Als er geen onderhandelingsruimte is
tussen de zorggroep die optreedt als
hoofdaannemer en de ketenpartners
als onderaannemer, dan heeft dat
direct effect op de samenwerking en
contractering. Er is een dalende trend
in de prijzen van de dbc’s, dus dat
baart zorgen.
Ja, mits...Wel of niet doorgaan met de integrale
bekostiging? De deelnemers hebben
begrip voor de worsteling van de
commissie. Ook zij zijn aarzelend over
het antwoord. Over het algemeen is
het een “ja, mits…”en dan volgt er
een lange reeks voorwaarden. Met
stip op één: geld moet zorg volgen,
dus aanpassen macrokader. Maar
ook meer betrokkenheid van de
onderaannemers; omvorming van
Flappen vol met aandachtspunten en ervaringen.
De EErstElijns MAART 2012 13
In de regel bieden zorgverzekeraars aan de zorggroepen een zorginkoopovereen-
komst aan. De Zorgverzekeringswet legt immers aan de zorgverzekeraar de plicht
op om voldoende zorg in te kopen. De zorggroep op haar beurt moet een overeen-
komst hebben met de zorgverzekeraar om de programmatische zorg in rekening te
brengen. In deze zorginkoopovereenkomst kunnen naast zorginhoudelijke ook organi-
satorische bepalingen zijn opgenomen. Deze bepalingen kunnen bijvoorbeeld nadere
afspraken bevatten omtrent:
• een winstoogmerk voor de zorggroep
• zorgaanbieders die actief zijn bij één zorggroep mogen niet bij een andere zorg-
groep diensten leveren
In Nederland is sprake van contractsvrijheid en partijen mogen binnen grenzen
afspreken wat zij wenselijk achten. Met betrekking tot het vraagstuk van het winstoog-
merk geldt dit dan ook nadrukkelijk. De bepaling dat de zorgaanbieder uitsluitend bij
één zorggroep werkzaam mag zijn, kan zelfs leiden tot strijd met de Mededingingswet
of de Wet marktordening gezondheidszorg.
De huidige overeenkomsten lijken soms een take-it or leave-it aanbod van de zijde
van de zorgverzekeraar. Onder omstandigheden kan dit onredelijk bezwarend zijn. Het
is hierbij aan te raden om eerst bij de zorgverzekeraar na te gaan hoe deze bepalin-
gen moeten worden geïnterpreteerd. Mocht er na de gesprekken geen oplossing zijn,
dan is het aan u om te beoordelen of u - eventueel onder voorwaarden - akkoord
gaat met de bedingen.
Bij deze voorwaarden kan onder meer worden gedacht aan het opnemen van een
voorbehoud in de overeenkomst met de zorgverzekeraar en in de overeenkomsten
met de gecontracteerde zorgaanbieders, inhoudende dat de bepaling dat zorgaan-
bieders slechts bij één zorggroep actief mogen zijn uitsluitend van toepassing is voor
zover de uitvoering van deze bepaling geen strijd oplevert met de Mededingingswet
en de Wet marktordening gezondheidszorg.
Mr. drs. Taco Schüsler, juridisch adviseur
Sinds 1 januari jl. kunnen alle leden van de LVG zich onbeperkt voor korte juridische vragen wenden tot de Juridische Helpdesk. Ook is er voor ieder lid 2 uur beschikbaar voor een ingewikkelder juridische vraag. De helpdesk wordt uitgevoerd door advocatenkantoor KienLegal B.V.: 4 advocaten en 3 juridisch adviseurs zijn gespecialiseerd in het recht dat geldt in de gezondheidszorg.
Onredelijk beding in de overeen-komst met een zorgverzekeraar
monodisciplinaire huisartsengroepen
naar multidisciplinair; minder money
driven en meer kwaliteitsgericht;
gebruik maken van de expertise van
de onderaannemers; vooraf overleg
met de contractanten…. Dit zijn
slechts een paar van de genoemde
voorwaarden. Over één ding is men
het roerend eens: niet én koptarief
én integrale bekostiging in een regio.
Laat de preferente zorgverzekeraar
met de zorggroep voor één systema-
tiek kiezen.
ExpertiseDe macro-economische ontwik-
kelingen baren uiteraard iedereen
zorgen. ‘Laat daarom alle partijen
meedenken in het proces. Dan
kunnen we verschraling van de zorg
tegengaan, zelfs met behoud van
kwaliteit. Dat moet de gezamenlijke
inzet zijn en niet één partij die beslist
en de anderen moeten tekenen. Er is
zoveel expertise in het veld, die moet
je benutten.’
Tekst: Gerda van Beek/Fotografie: Hans Oostrum
14 De EErstElijns MAART 2012
Triagist is een volwassen beroep geworden
HAAKPlus-lijst meet kwaliteit van triageDe HAAKPlus-lijst is het eerste gevalideerde meetinstrument om de kwaliteit van de telefonische triage op de huisartsenposten te meten. Het is een betrouwbaar en praktisch instrument, zo blijkt uit onderzoek van Paul Giesen, huisarts-onderzoeker bij IQ Healthcare van UMC St Radboud in Nijmegen. ‘Het vormt een prima uitgangspunt voor een landelijk meetinstrument voor de triage op huisartsenposten’, verklaart Marleen Teunis, directeur van Van Campen Consulting, die dit instrument ontwikkeld heeft.
Pleidooi voor eenduidig toetsingskader
De Vereniging Huisartsenposten Nederland (VHN) pleit voor het opstel-len van landelijke eisen waaraan goede triage op huisartsenposten moet voldoen en voor een eenduidig en landelijk toetsingskader. Dit maakte Hansmaarten Bolle, directeur van de VHN, bekend tijdens een congres over de HAAKPlus-lijst. ‘We hebben een toetsingskader nodig om de buitenwereld te laten zien dat we aantoonbaar veilige zorg geleverd heb-ben. Tegelijk willen we huisartsenposten kunnen vergelijken, dat is ook belangrijk voor zorgverzekeraars.’ Giesen onderschrijft het plan voor een landelijk programma van eisen. Niet alleen voor huisartsenposten maar ook voor ambulancediensten. Hij is voorstander van één landelijk meetin-strument. ‘Laat naburige huisartsenposten elkaars triage beoordelen. Zo ontstaat een systeem van onafhankelijke toetsing.’
Patiënten die zich melden bij een
huisartsenpost moeten verzekerd zijn
van deskundige zorg aan de telefoon.
Het eerste contact moet direct goed
zijn. Als het ertoe doet, krijgen de
triagisten geen herkansing. De triage,
de achilleshiel van de huisartsenpost, is
de afgelopen jaren geprofessionaliseerd
en triagist is een volwassen beroep
geworden. Het is een lastig vak. ‘De
triagist moet steeds verantwoorde
risico’s nemen. Er is sprake van een
spanningsveld tussen efficiënte inzet
van hulp en de veiligheid. Het gaat
mis als er sprake is van een zeldzame
klacht of aandoening, of bij ouderen
met complexe klachten die deze niet
goed kunnen formuleren’, zegt Paul
Giesen. Hij benadrukt dat de supervisie
van de huisarts erg belangrijk is. ‘Het
zou goed zijn als huisartsen in oplei-
ding een week als triagist werken.’
Bruikbare bijdrage voor trainingHAAK staat voor Huisarts Ambulance
Acute zorg Kwaliteitssysteem. De
HAAKPlus-lijst meet de kwaliteit
van de telefonische triage op drie
domeinen: vakkennis, communicatie
en logistiek. Marleen Teunis: ‘Het is
onderdeel van het keurmerk HaakPlus
professionele triage. Met het invoeren
van dit instrument kan een organisatie
borgen dat zij voldoet aan de criteria,
die door de Vereniging Huisartsenpos-
ten Nederland en in de Haak auditlijst
voor triagegesprekken zijn gesteld.’
Triagisten moeten aan een groot aantal
indicatoren voldoen. ‘We zien dat
hun score op deze indicatoren flink
is toegenomen. Tweederde van de
triagisten haalde vijf jaar geleden een
‘We hebben een toetsings -kader nodig om de buitenwereld te laten zien dat huisartsenposten aantoonbaar veilige zorg leveren.’
De EErstElijns MAART 2012 15
HAAKPlus-lijst meet kwaliteit van triagescore van 65% en nu is dat 90%’, aldus
Teunis.
Veel huisartsenposten maken al
gebruik van de HAAKPlus-lijst,
evenals dagpraktijken en meldkamers
van de ambulancediensten. In het
onderzoek is de betrouwbaarheid,
validiteit en bruikbaarheid getoetst.
Paul Giesen: ‘Het instrument omvat
duidelijk omschreven procedures en
geeft relevante input voor de training
en functioneringsgesprekken van
triagisten. Ook de normering is goed
onderbouwd. Het meet de verschillen
tussen de triagisten.’
Communicatie huisarts en triagist Inmiddels hebben ruim tweeduizend
triagisten een diploma gekregen. Ze
zijn goed opgeleid en vakbekwaam en
daarom wordt er vanuit de dagprak-
tijken aan hen getrokken, zo bleek
tijdens een congres over de HAAKPlus-
lijst.
Alle betrokkenen hebben de ambitie
om de triage te verbeteren. Dezelfde
taal spreken bijvoorbeeld om dezelfde
meetuitkomsten te krijgen (zie kader).
Ook Giesen constateert een verbeter-
punt: ‘Ik leer als huisarts bij als we
achteraf terugkoppelen. Het is voor
een triagist belangrijk om te horen hoe
iets is afgelopen. Zo kunnen we het
patroon van herkenning van bepaalde
klachten versterken.’
Inspecteur Paul Zwietering van de
Inspectie voor de Gezondheidszorg
(IGZ) is op de hoogte van alle
calamiteiten op een huisartsenpost.
‘Neemt een huisartsenpost de verant-
woordelijkheid voor het bijhouden van
fouten van een triagist? Krijgt deze
begeleiding? Hoe verloopt de commu-
nicatie tussen triagist en huisarts? Daar
bestaat een kloof tussen: de triagist
overwaardeert de klacht eigenlijk en de
huisarts probeert continu de urgentie
te verlagen.’ De IGZ gaat zich nu
meer richten op de vraag hoe de post
geacteerd heeft bij calamiteiten. ‘Is de
analyse van de triage goed geweest?
Hoe kunnen we beoordelen of deze
goed is gegaan?’, aldus Zwietering.
Aantonen hoe triage verlooptZorgverzekeraar Univé-VGZ-IZA-Trias
volgt de ontwikkelingen rond de
HaakPlus-lijst. Annemieke van Hees,
teammanager integrale zorg en zorgin-
koper huisartsenzorg: ‘Wij vinden het
belangrijk dat triagisten patiënten op
een goede manier te woord staan en
goed inschatten of iemand wel of niet
moet komen. Daarnaast moet een
triagist nagaan of een patiënt met een
zelfzorgadvies voldoende gerustge-
steld is. Met de HaakPlus-lijst kan
goed gemeten worden hoe de triage
verloopt. Dit meetinstrument kijkt niet
alleen naar de medisch-inhoudelijke
component maar ook naar de commu-
nicatie. We zien dat ook dagpraktijken
steeds vaker op gestructureerde wijze
triage toepassen en dat is een goede
ontwikkeling.’
Huisartsenzorg op hoger niveauPeter Aben, directeur/bestuurder van
de Stichting Huisartsenposten West-
Brabant, waar vijf huisartsenposten
onder vallen, wijst erop dat een valide
meetinstrument van belang is om goed
te kunnen beoordelen hoe veilig de
triage is, voor patiënt en triagist. ‘Onze
triagisten moeten vanuit een goede
structuur met de patiënt communice-
ren. Hoe open je een gesprek, hoe krijg
je de zorgvraag helder in beeld, stel je
de relevante vragen, is het spoed, bij
wie hoort de vraag thuis? Om goed
zicht te krijgen op het verloop van
triagegesprekken, gebruiken we een
auditinstrument dat is gebaseerd op
de HAAKPlus-lijst. Ook kijken wij naar
calamiteiten: waren die vermijdbaar en
wat kunnen we daarvan leren?’
Hij vindt dat de huisartsenposten
bijdragen aan de kwaliteitsverbetering
van de dagpraktijken. ‘De dagprak-
tijken passen steeds vaker triage toe.
Wij hebben een grote groep doktersas-
sistenten uit de dagpraktijk geschoold
in het gebruik van de NHG Triage
Wijzer. Dat leidt tot een verbetering
van de triage op de dagpraktijken. In
die zin zijn de huisartsenposten een
vliegwiel voor kwaliteitsverbetering van
de dagpraktijken. Sommige dagprak-
tijken hebben onze protocollen voor
ANW-zorg overgenomen.’ Zo heeft de
kwaliteitsverbetering van huisartsen-
posten een positieve spin-off naar de
dagpraktijken, al is niet elke huisarts
die mening toegedaan.’
Tekst: Corina de Feijter
‘Onze triagisten moeten vanuit een goede structuur met de patiënt communiceren. Hoe open je een gesprek, hoe krijg je de zorgvraag helder in beeld, stel je de relevante vragen, is het spoed, bij wie hoort de vraag thuis?’
16 De EErstElijns MAART 2012
Vervanging tegen lagere kosten met behoud van kwaliteit
Substitutie nader belichtHet begrip substitutie wordt steeds vaker gebruikt. Maar wat betekent het nu precies? Volgens de dikke Van Dale betekent substitutie ‘vervanging’. In de gezondheidszorg is een werkzame definitie: ‘Het vervangen van een product of dienst door een alternatief product of een andere zorgaanbieder met behoud van kwaliteit tegen een lagere prijs of kosten.’
In Figuur 1 wordt zorg door een me-
disch specialist vervangen door zorg
door een verpleegkundig specialist, bij-
voorbeeld bij cardiologisch functieon-
derzoek in het ziekenhuis. Het kan het
vervangen van medisch specialistische
zorg door huisartsenzorg zijn, zoals
bij programmatische diabeteszorg vol-
gens de zorgstandaard. Bij generalisti-
sche zorg kan het gaan om het verrich-
ten van een anamnese door een poh-
ggz of eerstelijnspsycholoog. Bij zelf-
management wordt huisartsenzorg of
verpleegkundige zorg vervangen door
zorg door de patiënt, die zelf zijn ge-
wicht of bloeddruk bijhoudt en de
zorgprocessen plant. De patiënt kan
vervangen worden door een partner bij
het klaarzetten en toedienen van me-
dicatie. Deze substitutie speelt zich
hoofdzakelijk af in de medische cura-
tieve zorg.
In Figuur 2 gaat het om het vervan-
gen van een merkgeneesmiddel door
een generiek geneesmiddel met dezelf-
de werking. Dat gebeurt bijvoorbeeld
doordat de voorschrijvende huisarts
niet een bepaald medicijn voorschrijft,
maar alleen de stofnaam op het re-
cept schrijft. Dan kan de apotheek het
goedkoopste medicijn afleveren aan de
patiënt.
In Figuur 3 wordt intramurale zorg
voor chronisch zieke ouderen of psy-
chiatrische patiënten door extramura-
le zorg vervangen. Patiënten verblijven
dan niet langer in een verzorgingshuis
of psychiatrische instelling, maar ge-
woon thuis. De zorg wordt dan ambu-
lant ofwel thuis geleverd.
Wanneer heeft substitutie resultaat? Substitutie heeft resultaat als de kos-
ten op een bepaald moment lager zijn
dan op een eerder moment, terwijl de
kwaliteit op dat moment, groter of ge-
lijk is dan de kwaliteit op een eerder
moment.
Hoe groter in Figuur 4 het verschil tus-
sen de kosten T1 en T0 hoe beter het
substitutieresultaat. Het volume speelt
daarin een belangrijke rol. Een kleine
kostenverlaging in veel gebruikte zorg-
producten (DBC, DOT, zorgprogram-
ma, geneesmiddel, hulpmiddel, verrich-
ting) kan een forse ‘winst’ opleveren.
Net zoals een weinig gebruikt product
door een grote kostenverlaging inte-
ressant is. Bij het zoeken naar substitu-
tie zijn deze formule en het volume van
groot belang. Zorgaanbieders moeten
zich verder realiseren dat zorgverzeke-
raars alleen geïnteresseerd zijn als zij in
de polis voor alle verzekerden een sub-
stituut product of dienst kunnen opne-
men. Landelijke dekking is voor veel
eerstelijnspartijen moeilijk te realiseren.
Franchise- of multiside zorgonderne-
mingen kunnen hiervoor oplossingen
bieden, maar sinds kort ook zorg op af-
stand: de nieuwe NZa tariefsbeschik-
king zal een forse stimulans betekenen
voor telezorg.
Welke zorg is interessant voor substitutie? Substitutie heeft vrijwel altijd een eco-
nomische insteek. Daarom is de 80/20
regel van toepassing. 80% van de kos-
ten worden veroorzaakt door 20% van
de patiënten of de soort van zorg.
De specialistische zorg (ziekenhuizen,
medisch specialisten en ggz) veroor-
zaakt in de basisverzekering 67% van
alle zorgkosten: zie Figuur 5. Vanwege
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
specialistisch
generalistisch
zelfmanagement
2e
1e
0e
taakherschikkend
taakherschikkend
mantelzorg
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
specialité
generiek
merk
algemeen
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
intramuraal
extramuraal
V&V
thuis
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
substitutieresultaat
kostenT1
<
=
kostenT0
kwaliteitT1
≥ kwaliteitT0
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
kostenverdeling gemiddeld per jaar ZW
1e lijn5%
geneeshulpmiddelen
19%
ziekenhuizen &medisch specialisten
55%
GGZ12%
T0 overige preventie T1
Figuur 1: schematische weergave van substitutie.
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
specialistisch
generalistisch
zelfmanagement
2e
1e
0e
taakherschikkend
taakherschikkend
mantelzorg
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
specialité
generiek
merk
algemeen
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
intramuraal
extramuraal
V&V
thuis
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
substitutieresultaat
kostenT1
<
=
kostenT0
kwaliteitT1
≥ kwaliteitT0
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
kostenverdeling gemiddeld per jaar ZW
1e lijn5%
geneeshulpmiddelen
19%
ziekenhuizen &medisch specialisten
55%
GGZ12%
T0 overige preventie T1
Figuur 2: de farmaceutische substitutie.
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
specialistisch
generalistisch
zelfmanagement
2e
1e
0e
taakherschikkend
taakherschikkend
mantelzorg
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
specialité
generiek
merk
algemeen
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
intramuraal
extramuraal
V&V
thuis
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
substitutieresultaat
kostenT1
<
=
kostenT0
kwaliteitT1
≥ kwaliteitT0
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
kostenverdeling gemiddeld per jaar ZW
1e lijn5%
geneeshulpmiddelen
19%
ziekenhuizen &medisch specialisten
55%
GGZ12%
T0 overige preventie T1
Figuur 3: substitutie van intramurale zorg.
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
specialistisch
generalistisch
zelfmanagement
2e
1e
0e
taakherschikkend
taakherschikkend
mantelzorg
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
specialité
generiek
merk
algemeen
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
intramuraal
extramuraal
V&V
thuis
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
substitutieresultaat
kostenT1
<
=
kostenT0
kwaliteitT1
≥ kwaliteitT0
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
kostenverdeling gemiddeld per jaar ZW
1e lijn5%
geneeshulpmiddelen
19%
ziekenhuizen &medisch specialisten
55%
GGZ12%
T0 overige preventie T1
Figuur 4: substitutie gemeten in tijd en kosten.
De EErstElijns MAART 2012 17
deze hoge kosten is substitutie van de
specialistische naar anderhalvelijnszorg
of generalistische zorg interessant voor
de zorgverzekeraars en steeds vaker
ook de zelf (bij)betalende patiënt.
Medicatie lijkt met 19% van alle zorg-
kosten een interessant substitutie ob-
ject, maar kan ook zelf een substitutie
voor specialistische zorg zijn: bijvoor-
beeld antistollingsmedicatie in plaats
van een vaatoperatie.
Positieve discriminatie Substitutie naar de eerstelijnszorg is
een interessant alternatief voor zorgver-
zekeraars, overheid en patiënten. Maar
dan moet aan de randvoorwaarden
zijn voldaan. Geld zal de zorg moe-
ten volgen, de goedkopere eerstelijns-
zorg zal positief gediscrimineerd moe-
ten worden ten opzichte van de duur-
dere tweedelijnszorg. Contractuele re-
laties moeten meerdere jaren gaan be-
slaan. Anno 2012 zullen VWS, NZa en
zorgverzekeraars daar hard aan moeten
werken. De eerstelijnszorg zal zelf ook
aan de slag moeten om de substitutie
aan te kunnen en daarmee een bijdra-
ge te leveren aan behoud van een so-
lidair, toegankelijk en betaalbaar zorg-
systeem in Nederland.
Jan Erik de Wildt
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
specialistisch
generalistisch
zelfmanagement
2e
1e
0e
taakherschikkend
taakherschikkend
mantelzorg
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
specialité
generiek
merk
algemeen
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
intramuraal
extramuraal
V&V
thuis
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
substitutieresultaat
kostenT1
<
=
kostenT0
kwaliteitT1
≥ kwaliteitT0
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
kostenverdeling gemiddeld per jaar ZW
1e lijn5%
geneeshulpmiddelen
19%
ziekenhuizen &medisch specialisten
55%
GGZ12%
T0 overige preventie T1
Figuur 5: de gemiddelde kostenverdeling volgens de ZVW.
18 De EErstElijns MAART 2012
Regionale werkwijze die in het hele land toepasbaar is
Gebiedsgerichte eerstelijnszorg vanuit patiëntenperspectiefGeïntegreerde populatiegerichte eerstelijnszorg. In feite bedoelt minister Schippers dat met haar term ‘zorg dicht bij huis’. Een samenhangend aanbod, afgestemd op de vraag van bewoners van een wijk of dorp. In de totale context, dus zorg én welzijn. Het mooiste is als dat niet van bovenaf wordt opgelegd, maar door initiatief vanuit de burger. En dat is precies wat er gebeurt in het project “Gebiedsgerichte Eerstelijnszorg vanuit Patiëntenperspectief”. .
Programmadirecteur NPCF Cynthia Vogeler en Piet Kuhlmann, beleidsadviseur Zorgbe-lang Nederland.
De NPCF en Zorgbelang Nederland
hebben dit project ingediend bij
ZonMw in het programma Op één
lijn. Het gaat om leveren van zorg die
aansluit op de wensen en verwach-
tingen van inwoners van een gebied.
Dit gebeurt in samenspraak met de
inwoners, lokale belangengroeperin-
gen, zoals wijkraden, dorpsbelang en
wmo-platform, lokale zorgaanbieders,
de gemeente en de zorgverzekeraar.
Deze gesprekken moeten leiden tot
een gezamenlijke voorkeursscenario
voor een gebiedsgericht zorgaanbod.
Dit is de basis van een plan van aanpak
met een beschrijving van de taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdhe-
den van de regionale spelers.
‘Beide partijen staan voor goed aanbod
van eerstelijnsvoorzieningen op de
lokale vraag’, vertelt Cynthia Vogeler,
programmadirecteur NPCF. ‘Ze hebben
veel kennis op dat gebied. Reeds in
2006 heeft de NPCF het visiedocument
uitgebracht: Eerstelijnszorg voorop!
Daarin wijzen we al op het belang van
zorg dichtbij huis en de versterking
van de eerstelijnszorg. Dit project is
concrete uitwerking daarvan. ’
Drie pilots met landelijke spreidingen ‘We gaan aan de slag met drie pilots’,
vertelt Piet Kuhlmann, beleidsadviseur
Zorgbelang Nederland. ‘Met een
landelijke spreiding, verschil in zorg-
verzekeraar en diversiteit in landelijke
gebieden en stadswijken.’ De mede-
werking van de regionale Zorgbelang-
organisaties was een belangrijke factor.
Kuhlmann constateert tevreden: ‘Daar
schortte het niet aan. Op onze oproep
kregen we maar liefst 9 aanmeldingen.
Zorgbelangorganisaties en andere
partijen staan te popelen om aan de
slag te gaan.’ De keuze is gevallen op
een plattelandsgebied in Friesland,
met De Friesland als zorgverzekeraar;
de wijk Presikhaaf in Arnhem, waar
Menzis de leidende zorgverzekeraar
De NPCF draagt zelf bij aan de verwezenlijking van haar visie. Zoals in de VAAM: Vraag Aanbod Analyse Monitor, een initiatief van de NPCF. Deze biedt inzicht in de te verwachten vraag naar zorg én in het aanbod, op gemeenteniveau, en zelfs op postcodegebied. Ook heeft de NPCF cliënt-ervaringen opgedaan vanuit de DCB-trajecten: Door Cliënten bekeken. Een methode die het gesprek op gang brengt tussen cliënten en zorgaan-bieders. Dan is er het project “Patiënten bouwen gezondheidscentra”. Een ander succes is ZorgkaartNederland. Patiënten kunnen hun ervaring melden met een zorgverlener of zorgorganisatie en dat gebeurt volop.
Ook Zorgbelang Nederland staat midden in de samenleving. Het is een samenwerkingsverband van 13 regionale Zorgbelangorganisaties, die elk de belangen van zorgvragers in de eigen regio behartigt. Ze zetten zich vanuit patiëntenperspectief in voor verbetering van de kwaliteit van zorg en wel-zijn en weten maar al te goed wat er leeft. Die kennis komt goed van pas in het project “gebiedsgerichte eerstelijnszorg”.
De EErstElijns MAART 2012 19
Gebiedsgerichte eerstelijnszorg vanuit patiëntenperspectief
‘Je moet intensief kijken naar het gebied
en de bewoners’
is en Noord Holland Noord, een regio
met 12 kernen, waaronder Medemblik
en Opmeer, met VGZ als grootste
zorgverzekeraar.
Twee doelgroepen: chronisch zieken en kwetsbare ouderenDe doelgroepen in de pilots zijn
beperkt tot de chronische zorg en
kwetsbare ouderen. ‘Dit zijn de
patiëntengroepen waar de zorgvraag
toeneemt, de zorg complex is en
waarvan het aantal de komen jaren
zal groeien’, licht Vogeler toe. ‘Er is er
bijna altijd sprake van comorbiditeit.
Juist deze mensen zijn dichtbij huis
goed te behandelen. Het is van groot
belang dat het aanbod beter aansluit bij
de vraag van deze patiënten. Dat zal
ertoe leiden dat de zorg minder snel
escaleert en de patiënt minder vaak
naar het ziekenhuis wordt verwe-
zen. Dat vereist wel een onmisbare
samenwerking met welzijn, GGD en
gemeente. Want de maatschappelijke
ondersteuning en de eerste lijn hebben
alles met elkaar te maken.’
Passend aanbod bij specifieke vraagIn de pilots wordt zoveel mogelijk
gebruik gemaakt van bestaande samen-
werkingsverbanden en netwerken. ‘We
moeten een landelijke aanpak toespit-
sen op de lokale situatie’, benadrukt
Kuhlmann. ‘Eén mal past niet. Het gaat
om een goed passend aanbod bij de
specifieke vraag. Als welzijn en zorg
beter aansluiten bij de behoefte, heeft
dat een positief effect op de kwaliteit
van leven en de participatie aan onze
samenleving. Maar ook op de service
en dienstverlening.’
Kennis verder verfijnen‘Je moet intensief kijken naar het
gebied en de bewoners’, erkent Vogeler.
‘Dat betekent de populatie goed in
kaart brengen en ook aan de mensen
zelf vragen wat ze verwachten. Het
zorgaanbod afstemmen op basis van
demografische gegevens is onvol-
doende. De fysieke en sociale context
is evenzeer van grote invloed op de
benodigde zorg voor een populatie.
Brede kennis over de inwoners moet
verder worden verfijnd. De grootste
uitdaging daarbij is te komen tot
ontzorgen. Meer mogelijkheden voor
zelfmanagement en zelfregie bij de
patiënt, betere inzet van preventie en
werken aan gezondheidsdoelen. Dat
kan beter op lokaal niveau.’
Landelijk toepasbaar‘Via een evaluatie van de pilots en een
haalbaarheidsonderzoek proberen we
te komen tot een regionale werkwijze
die in het hele land toepasbaar is.’ Voor
het zover is, moet er nog veel werk
worden verzet. NPCF en Zorgbelang
zijn optimistisch: ‘Alle factoren voor
succes zijn aanwezig’!
Tekst en foto’s: Gerda van Beek
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
Inventarisatie van beschikbare ervaringsdeskundigheid
Aanvullend onderzoek naar wensen en behoeften van patiënten en
zorggebruikers
Analyse van lokale/regionale zorgvraag
Uitwerken van toekomstscenario’s
Plan van aanpak op basis van keuze voor scenario met een beschrijving taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Komen tot een samenhangend aanbod, afgestemd op de bewoners van een wijk.
20 De EErstElijns MAART 2012
Buurtgerichte zorg en ondersteuning: kansen voor de eerste lijn (deel 2)
De ‘tien geboden’ voor de eerste lijnDe wijzigingen in financiering hebben gevolgen voor de manier waarop de zorg en ondersteuning wordt aangeboden. Er liggen kansen voor de eerste lijn om het aanbod van datgene uit te breiden waar ze van oudsher goed in is: geïntegreerde zorg. Hetzij door een intensieve samenwerking met partijen die deze zorg aanbieden (wel of niet onder één dak), hetzij door zelf de regie en de organi-satie van (een deel van) deze zorg en ondersteuning op zich te gaan nemen. Het doel is om de kwaliteit en doelmatigheid van zorg en ondersteuning te verhogen. De buurt bepaalt welke uitbreiding het meest gewenst is. In een buurt met veel ouderen ligt het voor de hand om eerst in te zetten op de inzet van geriatrische deskundig-heid in de eerste lijn, in een achterstandswijk is een nauwe samen-werking met gemeente en welzijn een groot goed, en in een ‘well to do’ buurt kan het inrichten van een gezamenlijke webportal een logische eerste stap zijn. Buurtgerichte zorg en ondersteuning op maat! Wat is nodig om buurtgerichte zorg en ondersteuning te laten slagen? Tien tips of zo u wilt ‘geboden’ voor de eerste lijn.
Het tweede deel
In februari jl. stond in De Eerstelijns het artikel ‘Buurtgerichte zorg en ondersteuning: kansen voor de eerste lijn’. Gezien de lengte van het artikel publiceren we de bijbehorende tien geboden in deze editie. U kunt het eerste deel lezen op www.de-eerstelijns.nl, onder Beleid & Politiek.
14 De EErstElijns FeBRUARI 2012 De EErstElijns JANUARI 2012 15
Veranderingen in f inanciering van chronische zorg en welzijn
Buurtgerichte zorg en ondersteuning: kansen voor de eerste lijnDit artikel gaat over buurtgerichte zorg en ondersteuning. Over de wens en de noodzaak, over de veranderingen in de financiering van chronische zorg en welzijn, over de kansen voor de eerste lijn, en de voorwaarden die buurtgerichte zorg en ondersteuning mogelijk maken. Maar we beginnen bij meneer Voorn.
2011
Meneer Voorn, 68 jaar, komt geregeld in het gezondheidscentrum in verband met zijn COPD. Hij komt daar bij de praktijkondersteuner, fysiothera-peut en eens per jaar bij de huisarts. Op vrijdag ontvangt de huisarts een telefoontje van zijn vrouw. Hij is meer benauwd dan anders en kan niet naar het spreekuur komen. Zijn vrouw vraagt een visite aan. De huisarts zit even later met hen aan de keukenta-fel. Meneer Voorn is inderdaad wat kortademiger dan anders en steekt van wal. Hij vertelt dat hij meer benauwd is, en dat hij zich grote zorgen maakt om de toekomst. Hun zoon ‘zit in de problemen dokter, hij is verslaafd geweest en probeert zijn leven weer op te bouwen’. Zij hebben hem de af-gelopen jaren financieel geholpen. Nu blijkt echter dat ze zelf weinig financi-ele reserves meer hebben en is het de vraag of ze in hun huis kunnen blijven wonen. De relatie met hun zoon verloopt moeizaam, hij blijft vragen om financiële ondersteuning en zet hen onder druk. Ook maakt hij zich zorgen om zijn vrouw, die reumatoïde artritis heeft en het huishouden niet meer goed aan kan. Ze hebben het gevoel er alleen voor te staan; er is weinig contact met familie en ze hebben een beperkt sociaal netwerk. Nadat de huisarts de benauwdheid anamnestisch verder heeft uitgediept en hem heeft onderzocht, laat hij een recept achter voor een prednison stootkuur en een advies om contact op te nemen met maatschappelijk werk. Als hij de deur achter zich dichttrekt denkt hij: nemen ze wel contact op, en is dat contact voldoende voor deze problematiek?
BELEID & POLITIEK
2011Financiele injectiezorginstellingen
2013Extramurale begeleiding > WMO (nieuw)Scheiden wonen/zorg (ZZP 1 & 2)
2015Thuiszorg > Zorgverzekeraar?
2012Bezuinigingen PGB
2014Extramurale begeleiding > WMO (iedereen)Scheiden wonen/zorg (ZZP 3 & 4)
Het voorbeeld SchiedamDe combinatie van medische en
maatschappelijke problematiek bij
burgers wordt vaak gezien door
eerstelijns-professionals, vooral in
achterstandswijken. De noodzaak tot
samenwerking tussen hulpverleners is
daar het grootst. Een aantal ‘best prac-
tices’ op het gebied van buurtgerichte
zorg en ondersteuning zijn dan ook in
achterstandswijken gelokaliseerd. In de
praktijk Centrum Huisartsen Schiedam,
op het Eerstelijns Substitutiecongres
aanwezig met een posterpresentatie,
werken huisartsen, fysiotherapeuten,
Riagg, algemeen maatschappelijk werk,
een diëtiste, een wijkverpleegkundige
en een apotheek samen in een wijk-
team aan het leveren van geïntegreerde
eerstelijnszorg. Dat uit zich onder
andere in een gezamenlijke triage
waarbij gewerkt wordt met een inloop-
spreekuur (‘Zorgpunt’) van 8.00 tot
15.00 uur voor kleine kwalen, WMO-
zaken, bloedafname en hulpmiddelen.
Bovendien werken alle disciplines, ook
de wijkverpleegkundige via de I-pad,
samen in één en hetzelfde patiën-
tendossier, in één gebouw met een
gemeenschappelijke balie en website
(http://hc.praktijkinfo.nl/). Er is sprake
van een intensieve samenwerking met
de thuiszorg in gezamenlijke projecten
rondom preventie, triage en e-health.
Het voorbeeld OvervechtIn Overvecht Gezond, recent gekozen
tot ‘meest innovatieve eerstelijnsorgani-
satie van 2011’ bundelen professionals
in de eerstelijns-gezondheidszorg hun
krachten om bewoners in Overvecht
goede en toegankelijke zorg te bieden.
Het meest zichtbaar is dat in de drie
projecten die er op dit moment lopen:
het beweegadvies en de beweegbege-
leiding, de Zichtbare Schakel, en SOLK
(somatisch onverklaarde lichamelijke
klachten). Bij dit laatste project
ontwikkelt een team van huisartsen
en ggz-praktijkondersteuners samen
met fysiotherapeuten, maatschappelijk
werkers en andere hulpverleners een
zorgprogramma voor SOLK-patiënten.
Er worden afspraken gemaakt met
GGZ, welzijn, specialisten en andere
wijkpartners. Daarnaast is een
passende competentieontwikkeling
voor professionals een belangrijke doel-
stelling van het project. Ook wordt de
verslaglegging in het huisartsendossier
aangepast aan een nieuwe manier van
werken, met een driedeling in zorg,
welzijn, en medische problematiek.
Zorg volgt geld)Om de zorg in de AWBZ goed, toegan-
kelijk en beheersbaar te maken staan
een aantal veranderingen op stapel in
de AWBZ:
• Extramurale begeleiding naar
WMO
• Extra geld voor zorginstellingen
€ 852 miljoen (onderdeel van
afspraken binnen het gedoogak-
koord)
• Uitvoering AWBZ van zorgkanto-
ren naar zorgverzekeraars
• Bezuinigingen PGB: alleen voor
mensen met verblijfsindicatie
• Thuiszorg gaat mogelijk over naar
Zorgverzekeringswet
• Scheiden van wonen en zorg
Over de betekenis van deze verande-
ringen is eerder in De Eerstelijns het
artikel ‘De ABWZ als katalysator voor
de eerste lijn’ verschenen (juni 2011).
Wij willen laten zien hoe deze verande-
Figuur 1: Het tijdpad van de veranderingen in de AWBZ. (ZZP=zorgzwaartepakket, ZZP 1=beschut wonen met enige begeleiding; ZZP 2=beschut wonen met begeleiding en verzorging; ZZP 3=beschut wonen met begeleiding en intensieve verzorging; ZZP 4=beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging.)
3. Aanspreekbare
organisatie
Om samenwerkingsverbanden aan te
gaan en/of het aanbod van zorg uit
te breiden, is het van groot belang
dat de eerste lijn in een wijk/buurt of
gemeente goed samenwerkt, op één lijn
zit, een gezamenlijke visie heeft, een
aanspreekbare organisatie is en de regie
neemt. Alleen dan kunnen krachten
(en geldstromen) gebundeld worden.
Eerstelijnscentra die gebruik maken van
de NZa-beleidsregel “samenwerking ten
behoeve van eerstelijnszorgproducten”
(de zogenaamde GEZ-gelden) lijken
bij uitstek aangewezen om die rol van
een aanspreekbare organisatie op te
pakken. Adviseren en begeleiden bij de
totstandkoming hiervan is een belang-
rijke deel van het werk van ROS’en.
4. Kennis verspreiden
en bewustzijn vergrotenKennis in de eerste lijn over de
wijzigingen in financiering van zorg en
de gevolgen hiervoor voor de dagelijkse
praktijk, is nog beperkt aanwezig. Het
Jan van Es Instituut, De Eerstelijns, de
LVG en de ROS’en leveren een bijdrage
aan het verspreiden van deze kennis.
Het is belangrijk om niet alleen te
signaleren wat de gevolgen zijn voor
1. Bewoner centraal
Om te bepalen wat in uw buurt
zorg op maat is, gaat u allereerst het
gesprek aan met de bewoners van uw
buurt, samen met de andere zorg- en
welzijnaanbieders in de wijk. Mochten
er al initiatieven bestaan in uw buurt
dan kunt u daarbij aansluiting zoeken.
Het is interessant om naar vormen van
bewonersparticipatie te kijken, zoals
een lidmaatschap van ‘de gezonde
wijk’ waarmee de bewoners hun
verbondenheid ermee tot uitdrukking
brengen en bijvoorbeeld (financiële)
voordelen krijgen bij het afnemen van
betaalde zorg of diensten.
2. Ken uw wijk
Het kennen van de wijk, de gezond-
heid van de inwoners, de zorgbe-
hoeftes en het aanbod van zorg in de
wijk, is belangrijk als het gaat om het
leveren van ‘zorg op maat’. De ROS
Wijkscan of de Vraag Aanbod Monitor
kunnen een rol spelen. Deze instru-
menten zouden uitgebreid moeten
worden met kennis over de kosten die
op wijkniveau gemaakt worden binnen
de Zvw, de Wmo en de awbz.
De EErstElijns MAART 2012 21
De ‘tien geboden’ voor de eerste lijnde eerste lijn maar ook bewustwor-
ding te stimuleren over de mogelijke
kansen en bedreigingen voor de eigen
eerstelijnspraktijk. Dit is bij uitstek een
taak voor ROS’en. Daarnaast vergroot
de ROS in haar werkgebied kennis en
het bewustzijn van de mogelijkheden
van de eerste lijn bij de gemeente en
de verzekeraar.
5. Ondernemerschap in
de eerste lijnBuurtgerichte zorg en ondersteuning
rendeert bij duurzaam ondernemer-
schap in de eerste lijn. De businesscase
van Centrum Huisartsen Schiedam laat
zien dat deze vorm van zorg lonend
is voor de zorgaanbieder en mogelijk
ook voor de verzekeraar. Als afspraken
tot stand komen met de verzekeraar
over doelmatige zorg dan zijn er
mogelijkheden om de ‘winst’ te delen
volgens het zogenaamde shared-
savings model. Daarnaast kan een
eerstelijns-onderneming als formele
zorgaanbieder fungeren en zij kan dan
als contractpartner van de gemeente
opereren bij zorg en ondersteuning in
de buurt, bijvoorbeeld in een bestuur-
lijk aanbestedingstraject.
6. Ontmoetingen Het organiseren van expert meetings
(Invitational Conferences) is een goede
manier om verbinding te leggen tussen
de stakeholders die belang hebben bij
goed georganiseerde zorg en onder-
steuning in de buurt. De kracht van
zo’n Invitational zit in de ontmoeting
van de stakeholders en de invalshoeken
van waaruit zij het onderwerp bena-
deren. De zienswijze is voor andere
deelnemers vaak nieuw en inspirerend
en het domeindenken kan doorbroken
worden. In oktober heeft Raedelijn
samen met het Jan van Es Instituut een
Invitational georganiseerd over zorg en
ondersteuning in de buurt. Deze Invita-
tional hebben alle betrokkenen als heel
waardevol ervaren. Het organiseren
van eerstelijns-cafés is een effectieve
manier om ontmoetingen tussen de
stakeholders van zorg en ondersteuning
in de buurt te organiseren
(www.raedelijn.nl/actueel/nieuws/
eerstelijnscafe-in-hilversum).
7. Taakdelegatie en
differentiatieMet de toenemende taken en de
complexiteit van de zorg in de eerste
lijn wordt taakdelegatie en differentiatie
steeds belangrijker. In een gezond-
heidscentrum met een goed aanbod
van geïntegreerde zorg en onder-
steuning zal sprake zijn van nieuwe
functies zoals de verpleegkundig
specialist (nurse practitioner), de soci-
aal makelaar (maatschappelijk werk),
de Wmo-consulent en een specialist
ouderengeneeskunde.
8. Belonen van integra-
tie cure, care en welzijn Het is belangrijk dat de integratie van
cure, care en welzijn op wijkniveau
structureel gefinancierd wordt.
Daarvoor moeten nieuwe financie-
ringsvormen worden bedacht of
bestaande worden samengevoegd. De
gemeente en de verzekeraar sluiten een
convenant met de eerstelijnsorganisatie
waarin heldere afspraken staan over
deze structurele financiering.
9. Verantwoordelijkheid
bij de burger Beperk u niet tot het medisch model.
Omarm de maatschappelijke visie,
onder andere beschreven door de
RVZ in haar notitie ‘Perspectief op
Gezondheid 20/20’ uit 2010, waarbij de
focus van ziekte en zorg wordt verlegd
naar gezond en gedrag, afgekort ‘van
ZZ naar GG’. Zo komt als vanzelf
het accent meer op preventie en de
aansluiting van zorg bij welzijn te
liggen. Hiermee blijft de verantwoorde-
lijkheid bij de burger in plaats van deze
als hulpverlener over te nemen.
10. Benut kansen en
begin kleinschaligKijk met een open blik naar de buiten-
wereld. Als de kansen zich voordoen
in uw wijk, omdat de urgentie gevoeld
wordt, er sprake is van gedeelde
belangen, er profijt gezien wordt bij
een geïntegreerde aanpak, benut deze
kansen dan gezamenlijk met de andere
zorgaanbieders. Begin kleinschalig.
Miriam de Kleijn, huisarts, PinK-FOX (advies|eHealth voor de eerste lijn)Ad van Gorp, financieel adviseurAnn Kusters, directeur Raedelijn
Meer lezen?
Op de website www.raedelijn.nl vindt u de notitie Zorg en Ondersteuning in de Buurt – Veranderingen in awbz en Wmo: Kansen voor de Eerste Lijn. Deze notitie wordt door de ROS Raedelijn uitgegeven.
22 De EErstElijns MAART 2012
VS en PA helpen ook praktijkvoering verbeteren
Taakherschikking in spoedzorg kan!Verpleegkundig specialisten (VS) en physician assistents (PA) veroveren schoorvoetend de eerste lijn. Onderzoek toont aan dat deze zorgverleners in de dagpraktijken en als “straatdokter” op een kwalitatief verantwoorde manier kunnen worden ingezet. Ook in de spoedzorg zijn ze aan het werk, het liefst op drukke uren. De eerste resultaten zijn veelbelovend. Ook bij de posten biedt hun inzet perspectief op het toegankelijk en betaalbaar houden van de zorg.
Onderzoek naar inzet Vs op de post
IQ Healthcare van UMC St Radboud in Nijmegen doet onderzoek naar de VS op de Spoedpost in Eindhoven. De eerste voorlopige resultaten zijn positief volgens onderzoeker Miranda Laurant. VS schrijven niet meer voor dan huisartsen, vragen niet meer foto’s aan en verwijzen evenveel als huis-artsen naar de tweede lijn. Ze zien vooral huidklachten en klachten van het bewegingsapparaat, handelen 90% van de consulten zelfstandig af en zien in vergelijking met huisartsen per dienst 4 patiënten minder. Opvallend is wel dat de meeste patiënten denken dat ze bij de huisarts zijn geweest. Ze kunnen niet reproduceren dat ze de VS hebben gezien.
Goed nieuws: het aantal opleidings-
plaatsen voor VS en PA is uitgebreid
naar zevenhonderd. Momenteel werken
er circa 150 VS en circa 40 PA in de
eerste lijn. ‘Niet alle zorgvragen zijn
dermate complex dat een dokter deze
hoeft te zien. De VS en de PA kunnen
er daarvan een heel aantal overnemen.
Zo vindt er meer inzet van deskundig-
heid plaats op maat van de zorgvraag’,
zegt Emmy Derckx, projectleider
Taakherschikking Huisartsenzorg en
directeur van het kenniscentrum Kwali-
teit en Ontwikkeling Huisartsenzorg
(KOH). Taakherschikking kan goed in
de eerste lijn, is haar conclusie na jaren
van onderzoek. Het is niet dé, maar
een oplossing voor het toegankelijk en
betaalbaar houden van de zorg, door
deze anders in te richten.
Enorme aanwinst voor praktijkEen VS beoordeelt en behandelt veel
voorkomende klachten en werkt op
het snijvlak van cure en care. Een PA
richt zich op een breder spectrum
van klachten specifiek in de cure. De
kwaliteit van zorg geleverd door een
VS of een PA (beiden HBO-master-
opgeleid, de VS met een verpleegkun-
dige vooropleiding, de PA kan ook
een andere HBO-vooropleiding als
ergo- of fysiotherapie hebben gevolgd)
is vergelijkbaar met die door een
huisarts, maar ze zijn goedkoper. Er
vindt substitutie plaats doordat ze de
diagnostiek en behandeling van veel
voorkomende klachten en een deel van
de praktijkorganisatie overnemen van
Emmy Derckx.
De EErstElijns MAART 2012 23
Taakherschikking in spoedzorg kan!huisartsen. In de ouderenzorg geeft de
VS meerwaarde door de combinatie
van medische en verpleegkundige
vaardigheden. De verpleegkundige kijk
op zorg, meer gericht op de gevolgen
van de klachten of aandoening voor
het dagelijks leven van de patiënt,
wordt als een waardevolle aanvulling
ervaren. Ook leveren de VS en de PA
een bijdrage aan het verbeteren van
de praktijkorganisatie en de kwaliteit
van zorg. Huisartsen zien hen als
een aanwinst voor hun praktijk. Op
het onlangs gehouden Eerstelijns
Substitutiecongres presenteerden
diverse organisaties best practices. De
posterpresentatie van Stichting KOH
over de VS in de huisartsenzorg kwam
als beste uit de bus.
Constante factorKan taakherschikking ook in de spoed-
zorg? Daarover hield KOH onlangs
een conferentie in Eindhoven. Het
was een informatieve en zeer geani-
meerde middag met 100 deelnemers
uit heel het land. Op diverse plaatsen
(Groningen, Drenthe, Eindhoven, Venlo
en Delft) werken inmiddels VS en PA
op huisartsen- en spoedposten. Bij de
meeste posten worden ze om dezelfde
motieven ingezet: de werkdruk van de
huisartsen verlagen en de toenemende
stroom zelfverwijzers indammen. Neem
bijvoorbeeld Venlo: volgend jaar komt
daar een spoedpost. De huisartsen
draaien nu op de twee posten relatief
veel diensten (jaarlijks 250 uur per fte
huisarts). In september van dit jaar
starten daar zes VS die nu worden
opgeleid in de dagpraktijken. In Delft
zijn de VS direct op de post ingezet.
Ook in deze kleine post is sprake van
een hoge werkdruk en een toename
van de inloop. De VS werken met
alle huisartsen samen en nemen ook
deel aan het gezamenlijk werkoverleg.
Daardoor zijn deze nieuwe collega’s
snel geaccepteerd en loopt de samen-
werking soepel. ‘De twee VS werken
vooral in de spits en zijn goed in het
maken van beleid. Ze hebben pati-
entencontacten op de post, waardoor
de huisartsen meer tijd hebben voor
visites’, aldus huisarts Jaap Brienen.
Wat is er bereikt met de inzet van deze
professionals? ‘VS handelen de meeste
vaak voorkomende aandoeningen
zelfstandig af. Ze nemen taken over als
tips voor inzet Vs of PA in spoedzorg
• Gebruik het Taakherschikkingsplan (www.stichtingkoh.nl)• Bedenk welke problemen de VS of PA moet oplossen (werkdruk ver-
minderen, zelfverwijzers opvangen), welke patiënten je wel en niet aan hen wilt toevertrouwen
• Maak duidelijke werkafspraken en spreek af waar ieders verantwoor-delijkheid ligt
• Zorg voor een goede borging in de praktijk. Bepaal samen welke voor-behouden handelingen zelfstandig geïndiceerd, uitgevoerd en gedele-geerd kunnen worden
• Regel een scholingsbudget, een VS en PA moet jaarlijks 40 accreditatie-punten halen
• VS en PA kunnen goed innoveren, blijf hen daarom prikkelen en betrek hen bij nieuwe ontwikkelingen
Het Eerstelijns Substitutiecongres 2011
De Verpleegkundig Specialist in de Huisartsenzorg
Naam Emmy Derckx, Regi van der BurgtStichting Kwaliteit en Ontwikkeling Huisartsenzorg, Eindhoven
ProbleemstellingDe toegang tot huisartsenzorg komt in gevaar en dreigt onbetaalbaar te worden. Redenen:• sterk groeiende en veranderende zorgvraag • toenemend aantal ouderen en chronisch zieken• schaarste arbeidsmarkt.
SubstitutieoplossingOpleiden en inzetten van Verpleegkundig Specialisten (VS) in de huisartsenzorg: • in dagpraktijk• op HA-/Spoedpost• als “Straatdokter”.
De VS is: specifiek MASTER-opgeleide verpleegkundige, combinatie ‘cure’/‘care’. Overname taken huisarts t.a.v.:• patiëntenzorg (diagnostiek en behandeling van ‘vaak
voorkomende klachten’)• praktijkorganisatie.
Doelstelling Bijdragen aan toegankelijkheid en kostenbeheersing huisartsenzorg met behoud van kwaliteit. Niet alle hulpvragen in huisartsenzorg zijn dermate complex dat ze gezien hoeven te worden door een arts. Daarnaast vraagt de veranderende zorgvraag mogelijk ook een andere deskundigheid. Optie: inzet VS. Voordelen/opbrengsten:• (verticale) substitutie HA>VS• HA complexere zorg• (horizontale) substitutie 2e > 1e lijn • Kostenbesparing/ombuiging• bijdrage aan problematiek arbeidsmarktschaarste.
Projectevaluaties naar haalbaarheid inzet VS: onder welke voorwaarden, met welke kwaliteit en tegen welke kosten.
ResultatenDiagnose en behandeling ‘vaak voorkomende klachten’ door VS 90% volledig zelfstandig.Kwaliteit van zorg VS = kwaliteit van zorg HA Patiëntenoordeel VS = patiëntenoordeel HAConsult VS goedkoper dan consult HAVerbetering praktijkorganisatiePerspectieven VS ouderenzorg, chronische zorg, GGZ nader onderzoeken.
AandachtspuntenPR, begeleiding HA-praktijk/-Post, opleiding VS en HA, financiering, borging.
OverdraagbaarheidGoed overdraagbaar; reeds uitvoering elders.
Contactgegevens voor meer informatieEmmy Derckx, Stichting KOH [email protected]
Noord-Brabant
Stichting KOH Eindhoven
De VS biedt perspectieven voor goede en betaalbare huisartsenzorg.
24 De EErstElijns MAART 2012
taakherschikkingsplan
• Visie op zorg en organisatie • Analyse probleem - Registratie en analyse aard en aantal zorgvragen (ook: toekomstverwachtingen) - Aanwezige, benutte en benodigde deskundigheid (soort en formatie)• Doelstelling taakherschikking • Draagvlak in organisatie • Zorgproces-, functie- en taakomschrijving • Procesbeschrijving organisatieverandering • (Financiële) Randvoorwaarden en begeleiding implementatie • Borging: evaluatie, bijsturing en nascholing
het onderhouden van protocollen en
het bewaken van kwaliteit. Ze hebben
goede contacten met andere zorgverle-
ners, als wijkverpleging en ggz, in de
keten. Ze vormen een constante factor
voor de doktersassistenten.’
Wachtkamer loopt niet meer volOok bij de Doktersdienst in Groningen
zien ze de voordelen van de samen-
werking, de continuïteit van zorg en
de laagdrempeligheid van de VS en
PA. Gineke Munting, VS, heeft bij haar
komst naar eigen zeggen veel last
gehad van het domeindenken bij huis-
artsen. ‘Maar nu vragen ze: Het was
afgelopen zondag niet te doen, waarom
was er geen VS en PA?’ Op drukke
momenten worden ze ingezet: zaterdag
van 14.00 tot 22.00 uur en zondag
van 10.00 tot 18.00 uur. Elke maand
wordt dit gemonitord. Ze hebben een
eigen agenda en doen gemiddeld vier
consulten per uur, de huisarts vijf.
Naast veel wondbehandeling richten ze
zich ook op dermatologie, KNO zonder
koorts en letsel van het bewegingsap-
paraat. Volgens Munting verloopt de
samenwerking met de triagisten heel
goed. ‘De wachtkamer loopt niet
meer vol. Voor doktersassistenten zijn
we laagdrempelig, ze lopen eerder
bij ons binnen dan bij de huisarts.’
Ook de continuïteit van zorg levert
meerwaarde op. ‘Iemand met een
geïnfecteerde wond die ik vrijdag zie,
laat ik zondag terugkomen.’ En HA, VS
en PA consulteren elkaar onderling, de
samenwerking is goed!
Bekwaam en bevoegd dus vertrouwdDe ervaringen bij de huisartsenpost
in Emmen laat eenzelfde beeld zien.
Daar hebben ze PA’s ingezet met als
voornaamste doel: het verlagen van
de werkdruk. Uitgangspunt: een PA is
bekwaam en bevoegd dus vertrouwd.
We leren met en van elkaar. Bij twijfel
een collega raadplegen. De PA waren
eerst gedetacheerd vanuit de ambulan-
cedienst, nu is er een in vaste dienst.
De zorgverzekeraar heeft hiervoor geld
gegeven. Wat blijkt? De huisartsen zien
de PA als een welkome ondersteuning.
De doktersassistenten – eerst bang dat
leuke dingen bij hen zouden worden
weggehaald – hebben bredere kennis
en interesse gekregen. Wellicht dat PA
in de toekomst hen kunnen scholen.
De PA werkt op zaterdag en zondag en
doet 30 tot 40 consulten per dienst. De
huisartsen geven de samenwerking met
de PA een 7.1.
Derckx concludeerde aan het eind van
de dag: ‘Deze inkijkjes laten zien dat
taakherschikking ook in de spoedzorg
kan.’ De tekst op een t-shirt van een
van de deelnemers kon het niet tref-
fender illustreren: Behind every good
doctor is een great PA.
Tekst: Corina de Feijter
Meer informatie: Stichting KOH
Eindhoven: [email protected];
www.stichtingkoh.nl
Zorg ervoor dat het deskundigheidsgebied
van de VS en PA helder is
Bij VS zijn diagnostiek en behandeling in goede handen.
De term ontzorgen is niet nieuw.
Het woord wordt vaak gebruikt om
mensen te ontlasten van zorgen die
te maken hebben met administratie,
lastige procedures, regels die het leven
gemakkelijker maken. Ontzorgen in de
zorg is net iets anders: hier betekent
het klachten, problemen, vraagstuk-
ken uit het medische domein halen
en onderbrengen in het persoonlijk
sociaal systeem als gezin, werk, buurt
of regio. We spreken er al lang over,
maar het lukt nog niet zo goed. Omdat
de prikkels in de financiering er toe
leiden dat medicaliseren loont en de
mensen en de maatschappij niet meer
zo gewend zijn om problemen zelf of
in de sociale omgeving op te lossen.
Feitelijk ontkrachten we daarmee de
menselijke waarden en stimuleren we
afhankelijkheid. Het is dus tijd voor
een andere mensgerichte benadering.
Naast deze min of meer filosofische
benadering is er ook een economi-
sche noodzaak. Met een groeiende
economie en welvaart is medicaliseren
nog relatief houdbaar, maar dat zal de
komende decennia niet het geval zijn.
Dus dat betekent een paradigmashift
naar ontzorgen!
Het historisch perspectiefZorg is oorspronkelijk en voornamelijk
een privégebeuren. De professionalise-
ring van de zorg is langzaam in onze
samenleving ingetreden. De eerste
Gods- en Gasthuizen stammen uit de
middeleeuwen. Zij boden onderdak en
hulp aan armen, ouderen en invaliden.
De grootschalige professionalisering
van de zorg vindt vooral plaats in
de twintigste eeuw. Na de Tweede
Wereldoorlog worden verpleeghui-
zen opgericht. Ziekenhuizen raken
overvol en de informele zorg wordt
door professionals als inadequaat
beschouwd. Het aantal verpleeghuis-
bedden groeit tot 60.000 in 2002. Ook
de gezinsverzorging groeit enorm als in
1958 de hulp aan ouderen, chronisch
zieken en gehandicapten subsidiabel
wordt. Binnen 25 jaar stijgen de
uitgaven van zeven miljoen naar 675
miljoen. Aan het eind van de twintigste
wordt de zogenoemde verzorgingsstaat
in de meeste Europese landen vervan-
gen door nieuwe waarden. Bestaande
waarden als onderlinge solidariteit en
sociale zekerheid maken plaats voor
Pleidooi voor de ‘ontzorgknop’
Ontzorgen: de mensgerichte benaderingHet is tijd voor een nieuwe, mensgericht benadering in de zorg, betogen Deirdre Beneken genaamd Kolmer, Leo Kliphuis en Jan Erik de Wildt. Ze doen een oproep voor een brede maat-schappelijke beweging en financiële prikkels die het ontzorgen stimuleren. Om de zorg betaalbaar te houden, om de solidariteit in stand te houden en om een stapeling van problemen bij de meest kwetsbaren te voorkomen. Ze pleiten voor een zorgagenda met een: de ‘ontzorgknop’. Met later in het jaar een manifestatie die deze mensgerichte benadering verder in beweging brengt.
De EErstElijns MAART 2012 25
Het ontzorgen als beweging om de mens in
zijn sociale omgeving in eigen kracht te laten
leven en alleen te ondersteunen als dat niet
anders kan
26 De EErstElijns MAART 2012
De hoofdlijnen van de ‘ontzorgagenda’
• Stimuleren van eigen kracht, zelfzorg en zelfmanagement• Versterken van de relatie tussen formele en informele zorg• Het ondersteunen van mantelzorg• Gemeentelijke preventie standaarden (universele preventie)• Vermarkten van selectieve preventie• Integreren van geïndiceerde preventie in zorgprogramma’s en basis-
verzekering• Versterken van de verpleegkundige praktijk• Minder snel verwijzen naar specialistische zorg• Sneller terugverwijzen naar generalistische zorg• De norm wordt thuis overlijden• Diagnostiek rationaliseren• Beter geneesmiddelengebruik
Voor de meeste agendapunten bestaan inmiddels goede analyses en/of er-varingen dat de aanpak een forse bijdrage levert aan ontzorgen. De kracht van de aanpak ligt vooral in het integreren van de ‘ontzorgagenda’ in een sterke eerstelijnsorganisatie die partnerships realiseert met gemeenten, GGD, welzijnsorganisaties en zorgverzekeraars. Waar het kan, zal samen met tweedelijnsinstellingen moeten worden samengewerkt in regionale netwerken.
efficiëntie en effectiviteit. Een ander
kenmerk van dit nieuwe denken is
dat ze burgers aanspreekt op de eigen
verantwoordelijkheid. Ernstig zieken
worden steeds vaker opgevangen door
hun familieleden en vrienden in plaats
van door beroepskrachten of vrijwil-
ligers.
De professionele zorg heeft dus niet
de plaats ingenomen van de informele
zorg. In Nederland wordt het aantal
mantelzorgers geschat op 3,4 miljoen.
Afhankelijk van de gehanteerde
definitie wordt de economische waarde
van de mantelzorg geschat tussen de
4 en 7 miljard euro. Mantelzorgers
leveren vijfmaal zoveel zorg als de
professionele thuiszorg en blijken een
onmisbare groep om de groeiende
vraag naar thuiszorg op te vangen.
Toch is het nodig om de zorg zelf nog
eens goed onder de loep te nemen en
het ‘ontzorgen’ verder uit te werken.
Betaalbaarheid en solidariteitDe professionele gezondheidszorg is
er prima in geslaagd om de medisch
consumptie fors te laten groeien. Het
omdraaien van de verhouding tussen
generalisten en specialisten is daar een
mooi voorbeeld van. We zien ons zorg-
stelsel zich ontwikkelen als de grootste
groeimarkt van Nederland. De stijging
van de zorguitgaven loopt steeds verder
uit de pas met ons nationaal inkomen
en de betaalbaarheid komt serieus in
het geding. In de zorg hangt betaal-
baarheid samen met solidariteit. Maar
in tijden van economische krimp zien
we dat de onbetaalbaarheid zich direct
vertaalt naar gebrek aan solidariteit
en zien we stapeling van problemen
bij kwetsbaren. Cynici zullen betogen
‘wat is nieuw onder de zon’. Inderdaad
niets nieuw onder de zon. Maar om
de zorg echt betaalbaar te houden,
zullen we nu zoveel aan de knoppen
moeten draaien dat het zorgsysteem
geheel niet meer solidair is en om
verschillende redenen de kans loopt
te imploderen. Wij pleiten er voor om
een nieuwe knop te ontwikkelen. De
‘ontzorg knop’. Ontzorgen is in deze
optiek een programmatische aanpak
om mensen uit de zorg te houden, dan
wel zo verantwoord mogelijk via een
stepped care principe zo generalistisch
mogelijke zorg aan te bieden.
Hoe krijgen we het voor elkaar? De optimist beschrijft de huidige
vraagstukken als transitievraagstukken,
met de onzichtbare hand. De pessimist
voorziet een toenemende tweedeling
in de zorg en afnemende solidariteit
tussen groepen, generaties en regio’s.
De realist wacht op het moment dat
er politiek draagvlak is om te komen
met reparatiewetgeving. Wij doen een
oproep voor een brede maatschap-
De EErstElijns MAART 2012 27
BELEID & POLITIEK
De gezondheidszorg in Nederland moet gereorganiseerd worden. De
kosten zijn te hoog en verkeerd verdeeld. We besteden heel veel geld in
de laatste levensjaren en dat moeten we blijven doen, maar… als er geen
kwaliteit van leven wordt toegevoegd, dan moet eerder besloten worden
om niet meer te behandelen. Door eerlijke onafhankelijke voorlichting door
de hoofdbehandelaar huisarts (in de eerstelijnszorg) en geriater (in de
ziekenhuizen) worden alle aspecten van een beslissing integraal meegewo-
gen. Geen valse hoop, geen wetenschappelijk onderzoek, geen tunnelvisie
van een behandelend orgaanspecialist, veel aandacht voor de effecten van
behandeling en de gevolgen van niet behandeling. Ofwel de PBC: de pallia-
tieve behandelcombinatie. De diagnose is al gesteld en wordt ingeruild voor
palliatief.
Dat betekent minder geld voor curatieve zorg en minder specialistische
infrastructuur en capaciteit. Niet vanwege de kosten, maar vanwege de juiste
humane keuzes. Met meer geld voor care, voor verzorging, voor de basis-
waarden van de gezondheidszorg, voor handen aan het bed, voor begelei-
ding van ouderen en kwetsbare mensen, voor een fatsoenlijke betaling van
de waskosten in een verzorgingshuis, voor een sterke eerstelijnszorg.
Tegelijk spraken op een congres twee voorzitters van de Raad van Bestuur
van een zorgverzekeraar zich uit voor een fonds om de ziekenhuiscapaciteit
aftebouwen.Omdatdefinanciëlereservesvandezorgverzekeraareerder
moeten toenemen dan afnemen, is er bij de zorgverzekeraars geen geld
meer in kas. Ook de overheid heeft geen geld. Dus ontstond het lumineuze
idee om bij elke verzekerde een opslag van € 1 per maand op de premie te
zetten om dit fonds te vullen. Hiermee zou een sociaal plan moeten worden
gefinancierdomdeziekenhuizenenmedischspecialisteneenafbouwrege-
ling te geven voor de gedorven omzet. Zij kunnen er immers ook niets aan
doen en hebben een salaris dat gemiddeld 1,5 tot 2 x de Balkenendenorm
bedraagt. Dan heb je toch recht op een fatsoenlijke afbouwregeling?
Intussen bereikte ons het bericht dat LIV, een grote eerstelijns diëtiekorgani-
satie, door het schrappen van de diëtiek uit het basispakket, failliet is gegaan.
er staan circa 100 diëtisten op straat en een kleine managementlaag. Zonder
sociaal plan. Zonder afbouw en zonder perspectief op een andere baan,
want burgers betalen niet zelf voor een dieetadvies als ze geen geld hebben
voor de energierekening en de huur. Versterking van de eerstelijnszorg is
prima – op papier!
Jan Erik de Wildt
Eigenaar van Commonsense BV en houdt zich bezig
met redesign van de eerste lijn. Reageren?
Het moet niet gekker worden!pelijke beweging en aanbrengen van
financiele prikkels die ontzorgen
stimuleren. Hiervoor wordt sinds enige
maanden het woord populatiebekosti-
ging gebruikt. Hierdoor kunnen we de
zorg betaalbaar houden en professio-
nals in de zorg hun werkplezier laten
behouden. Wat populatiebekostiging
nu precies is en inhoudt dat weten we
nog niet. Daar denken veel mensen
over na. Evenals over de vraag hoe
deze bekostiging moet worden
geïmplementeerd. Er zijn experimenten
aangekondigd. Wij pleiten hiernaast
voor de focus op de zachte kant; het
ontzorgen als beweging om de mens in
zijn sociale omgeving in eigen kracht te
laten leven en alleen te ondersteunen
als dat niet anders kan.
Mensen als motorDe meeste succesvolle projecten
ontstaan door enthousiaste profes-
sionals die iets willen verbeteren in de
zorg. De beweegredenen zijn simpel:
ondernemerschap, willen excelleren in
kwaliteit, de drang om iets te creëren
of na te laten of simpelweg de (com)
passie om iets te doen voor anderen.
In de juiste omgeving is enthousiasme
besmettelijk en voor dat je het weet,
neemt het ‘epidemische vormen’ aan,
denk bijvoorbeeld aan Buurtzorg of
Overvecht Gezond. Patiënten zijn
ook een motor. De successen van de
‘eigen kracht centrales’ in de aanpak
van MEE, het werken met individuele
zorg/leefplannen en de toenemende
belangstelling en de mogelijkheden
van zelfmanagement leren ons dat de
kracht van mensen een belangrijke
sleutel is om te komen tot een houd-
baar stelsel.
In de Eerstelijnszorg en Public Health
werken veel bevlogen mensen die de
beweging van het ontzorgen omarmen.
Over vijf jaar kijken we terug of deze
beweging een serieuze verandering
heeft gezorgd.
Deirdre Beneken genaamd KolmerLeo KliphuisJan Erik de Wildt
28 De EErstElijns MAART 2012
Hoe komt nieuwe f inanciering in basisverzekering tot stand?
Tussen adviesaanvragen en beleidsregelsDit voorjaar zijn extra bezuinigingen in de zorg te verwachten. Naast bezuinigingen wordt ook gekeken naar hervormingen. Daarvoor staan dit jaar verschillende adviesaanvragen (voorheen ‘uitvoeringstoetsen’) geagendeerd bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Financiering van de zorg is een hot issue en de bekostiging van de eerstelijnszorg in 2013 verdient nu al de grootst mogelijk aandacht. Hoe komen de ‘beleidsregels’ tot stand op basis waarvan straks de zorg geleverd en ingekocht moet worden?
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
VWSbeleid maatregel
parlement
VWS neemt advies over of wijkt beargumenteert af
beleid circuit
technisch circuit
adviesproces NZA
toetst maatregel op uitvoering en gevolgen voor de kwaliteit, toeganke-
lijkheid en betaalbaarheid
concept culsutatiedocumentschriftelijke reactie of hoorzitting
openbaar.
past de financiering in het wettelijke kader van WMG
ZVW, MW, etc
consultatieprocedure inspraak vanuit het veld vertegenwoordigers, zorgaanbieders,
zorgverzekeraars, deskundige
politiekecircuit
VWS aanwijzing NZA
operationeelcircuit
NZA stelt beleidsregel vast = nodig voor ZVom zorgaanbieder voor een prestatie te betalen
NZV contracteert en betaald zorgaanbieders
adviescommissieen technisch
overleg
De minister van VWS is verantwoor-
delijk voor het beleid, de NZa is
verantwoordelijk voor de bijbehorende
regels. In de praktijk hebben VWS
en NZa elkaar dus nodig: de NZa
adviseert VWS over aanpassingen in
de regelgeving. Dit kunnen kleine
aanpassingen zijn, maar ook grote,
zoals de beslissing om tarieven niet
meer te reguleren (liberalisering).
Grote aanpassingen hebben vaak het
regeerakkoord als basis. Op basis
van beleid en van het macrokader
bedenkt VWS, meestal in samenspraak
met het veld van zorgaanbieders en
zorgverzekeraars, nieuwe ideeën om de
doelmatigheid en betaalbaarheid van
de zorg te garanderen.
NZa adviseert over uitvoeringDe NZa kan gevraagd én ongevraagd
advies geven aan VWS. Bij beleid dat
betrekking heeft op de bekostiging
van de zorg, stelt VWS een verzoek
op aan de NZa om te kijken naar de
uitvoeringsaspecten van de beoogde
maatregel en de gevolgen daarvan
voor de kwaliteit, toegankelijkheid
en betaalbaarheid van de zorg. Voor
de gevolgen op de kwaliteit van zorg
vraagt de NZa op haar beurt de Inspec-
tie voor de Gezondheidszorg (IGZ) om
advies, wat betreft kwaliteit kijkt de
NZa zelf vooral naar de transparantie
van kwaliteitsinformatie.
Daar waar de uitvoering de grenzen
raakt van het verzekerd pakket
(bijvoorbeeld omdat sprake is van een
nieuwe prestatie die (nog) niet in het
basispakket is opgenomen), raadpleegt
de NZa ook het College voor Zorgver-
zekeringen (CVZ).
Het advies dat de NZa opstelt, heette
tot voor kort een ‘uitvoeringstoets’,
tegenwoordig gewoon een advies. Als
VWS al precies weet wat ze wil, dan
zal haar adviesverzoek strikt gefor-
muleerd zijn. Dit betekent niet dat de
NZa zich aan de door VWS gestelde
grenzen dient te houden, haar advies is
altijd onafhankelijk.
Gebruik consultatieprocedureDe NZa is verantwoordelijk voor
het operationaliseren van beleid in
eenduidige financieringsregels die
getoetst zijn aan een aantal wetten en
spelregels, zoals de Wet Marktordening
Gezondheidszorg. Voor het opstel-
len van het advies maakt de NZa in
principe gebruik van een consulta-
tieprocedure. Daarnaast kan zij een
begeleidingscommissie instellen met
deskundigen uit het veld. Hierbij zijn
vaak onafhankelijke deskundigen en/of
wetenschappers betrokken.
Voorafgaand aan het advies stelt de
NZa een consultatiedocument op,
en legt dit voor aan het veld. Iedere
betrokkene kan hier schriftelijk op
Tussen adviesaanvragen en beleidsregels
De EErstElijns MAART 2012 29
reageren, en soms vindt ook een
bijeenkomst plaats, waarin de NZa een
toelichting geeft en reacties mondeling
kunnen worden gegeven. In het uitein-
delijke advies aan VWS heeft de NZa
de reacties op de consultatie expliciet
verwerkt en meegewogen. Soms leidt
dit tot significante aanpassingen in het
advies.
Naar het parlementVWS stuurt een advies van de NZa
in principe door naar het parlement
en informeert het parlement over de
stappen die zij – mede op basis van het
advies van de NZa – wil gaan zetten.
De opties die zij daarbij heeft, zijn
overnemen van het advies, een keuze
maken als dat nodig of mogelijk is, of
het (gemotiveerd) verwerpen van het
advies. Het parlement heeft zoals in
alle besluiten de belangrijkste stem bij
de vraag of een maatregel wel of niet
genomen moet worden.
Op basis van de beslissing van het
parlement stelt VWS een zogeheten
‘aanwijzing’ op waarmee ze de NZa
opdracht geeft het voorgenomen
beleid ten uitvoer te brengen, waartoe
besloten wordt door het kabinet. De
uitvoering vindt plaats in de vorm
van beleidsregels en nadere regels.
Beleidsregels en nadere regels zijn
een technische vertaling van hoe de
zorgverzekeraar gemachtigd is om de
zorgaanbieder te betalen.
Regels met veld afstemmenDe NZa legt voorgenomen beleid in
een vroegtijdig stadium voor aan een
van de twee permanente adviescom-
missies: voor de eerstelijnszorg en
ketens of voor tweedelijnszorg en ggz.
Daarin zitten vertegenwoordigers van
de landelijke koepels van patiënten,
zorgaanbieders en zorgverzekeraars. In
het zogeheten Technisch Overleg met
dezelfde partijen bespreekt de NZa de
voorgenomen beleidsregels en nadere
regels in detail. Een goede betrokken-
heid van het veld is van belang om te
toetsen of de beoogde regels werkbaar
zijn voor de partijen die ermee te
maken krijgen. De beleidsregel gaat op
een bepaalde datum in en de zorgver-
zekeraar en zorgaanbieder kunnen op
basis hiervan contracteren. Met het hele
traject is vaak een periode van zes tot
twaalf maanden gemoeid.
Michiel Lugt, senior beleidsmedewerker bij de NZa
Consultatiedocument Basis ggz (nov. 2011)
De NZa stelt in het Consultatiedocument Basis ggz dat teveel mensen met lichtere ggz-problematiek vanuit de basiszorg in de specialistische ggz terecht komen. Te weinig mensen keren na behandeling vanuit de specialis-tische zorg in de basiszorg. Beide knelpunten bedreigen de toegankelijkheid (wachtlijsten), de kwaliteit (zorg ver weg in plaats van in de buurt) en de betaalbaarheid (dure specialistische zorg voor lichtere problematiek).
Advies Eerstelijnsdiagnostiek (jan. 2012)
De NZa bracht eind 2011 het advies uit aan VWS om de eerstelijns-diagnostiek te versterken door een meer eenduidige bekostiging. Door functiegerichte bekostiging op basis van eenduidige prestaties zal de zorgverzekeraar beter kunnen sturen op kwaliteit en kostenbeheersing in de eerstelijnsdiagnostiek.
Michiel Lugt.
30 De EErstElijns MAART 2012
ZelfmanagementVele honderden reacties kwamen er binnen op de verkiezing van het eerstelijnswoord van 2011. Lezers van De Eerstelijns konden via www.de-eerstelijns.nl kiezen uit een top-25 van eerstelijns-woorden. “Zelfmanagement” was de overduidelijke winnaar (16,6%), met een tweede plek voor “buurtzorg” (10,5%) en een derde voor “twitterdokter” (8,5%).
Het eerstelijnswoord van 2011:
De iPad wordt verloot onder de goede inzenders van het woord “zelfmanagement”
De gezondheidszorg kent een eigen
jargon, taal bijna. Dat was voor de
redactie reden om deze verkiezing te
organiseren, de eerste in wat hopelijk
een traditie gaat vormen. Dat zelfma-
nagement uiteindelijk aan het langste
eind trok, kwam niet als een verras-
sing. Het woord past in het huidige
tijdsgewricht, met verschuivende
verantwoordelijkheden van collectief
naar individu. Minstens even leuk als
de verkiezing van het woord waren
de toelichtingen die lezers op hun
keuze konden geven, iets waarvan een
groot deel van hen (niet zelden gretig!)
gebruik maakte.
Ultieme vorm van substitutie‘Dit is waar we naartoe moeten, willen
we de zorg betaalbaar houden. Voor-
komen is beter dan genezen, en de
patiënt aan het roer. Zelfmanagement
kan bevorderd worden door e-health,
zorgportalen en twitterdokters.’ Mooi,
omdat hét woord van 2011 begeleid
wordt door nog eens drie begrippen
uit de top-25 om zelfmanagement te
kunnen realiseren. ‘Zelfmanagement
staat voor de ultieme vorm van substi-
tutie, je brengt de ziekte terug naar de
patiënt maar ook de beheersing ervan
voor zover dat mogelijk is,’ reageert
iemand.
De keuze voor “buurtzorg” wordt
gemotiveerd met: ‘BUURTZORG!!! met
stip op nr 1 omdat het mij het plezier
in het werken in de wijk weer heeft
teruggegeven. Zonder ballast er voor
de cliënten kunnen zijn. Innoveren,
zelfsturen, en vooral weer energie
KRIJGEN uit je werk ipv dat je er op
leegloopt van diverse frustraties! Ik
vertel er over aan iedereen die het
horen wil.’
SchippersverwijzingHinken op twee gedachten is er soms
ook bij: ‘Grote twijfel tussen zelf
management en twitterdokter. Ondanks
dat het laatste een onderdeel van het
eerste is, kies ik voor twitterdokter
omdat daar in 2011 de trend het sterkst
geweest is. In het algemeen is de trend
in 2011 naar zelfdiagnose gegroeid
door gebruik te maken van fora, social
media en diverse gezondheidszorg
websites.’ Gelukkig voor een van de
respondenten bungelt ‘transparantie’
onderaan het rijtje. Want: ‘Als het
woord “transparantie” gekozen wordt,
ben ik rijp voor de ggz (als ik die nog
kan betalen).’
De bezuinigingen maken heel wat los.
Wat te denken van de suggestie om
“Schippersverwijzing” in de top-25 van
2012 op te nemen? Minder een sugges-
tie dan een statement is: ‘Buurtzorg de
beste werkgever van 2011.’ Mijn woord
voor de eerste lijn is: ‘voorwaarts geïn-
tegreerde instellingen’. Een hele mond
vol, net als: ‘Van zaniken en zeuren
naar gewoon gezond verstand!’
Alle respondenten worden hartelijk
bedankt voor hun reacties. De redactie
roept iedereen op alvast een lijstje te
gaan aanleggen voor de verkiezing van
het eerstelijnswoord van 2012!
Redactie De Eerstelijns
De EErstElijns MAART 2012 31
Een van de zaken waar ik me over
verbaas in mijn werk in de eerstelijns-
gezondheidszorg is de vaak goedbe-
doelde weerzin om patiënten inzage
in de uitslagen van labonderzoek te
geven. Als argumenten hoor ik dan
‘Wat hebben ze aan deze getallen? Dat
zegt ze toch niets?’, ‘Daar zijn mijn
patiënten nog niet aan toe’ en ‘Dat
verontrust ze alleen maar. Als ik denk
dat er niets ergs is, dan zeg ik dat ook
- en omgekeerd. Want wat moeten ze
nu met: u hebt 15% kans om…?’
Bent u daar zelf wel aan toe? Stel:
u komt voor de bespreking van een
medisch onderzoek bij een collega-
arts en zij zegt: ‘Het ziet er allemaal
goed uit, er is niets om u ongerust
te maken.’ Dat is natuurlijk een rare
stelling, want u bent wel degelijk in
staat die getalletjes te interpreteren.
Hoewel: zorgprofessionals die zelf ziek
worden, kunnen als een blad aan een
boom omslaan en ineens ‘echt’ patiënt
worden, met alle symptomen die daar
bij horen: afhankelijkheid, informatie
slecht opnemen, enz. Goed, dan nog
een rare stelling: telkens als u met uw
auto linksaf slaat, hoort u twee tikjes.
U weet niet wat het is en waar het zit,
maar u weet zeker dat u ze nog nooit
eerder gehoord hebt. De garagehouder
rolt z’n diagnoseapparatuur naar uw
auto en na een kwartier van uitslaande
metertjes zegt hij zonder verdere uitleg:
‘Het is niet erg, u kunt er gewoon mee
doorrijden.’ Hij kan het weten want
heeft er voor gestudeerd, u niet. En: de
volgende auto wacht...
De werkelijkheid zal wel genuanceerder
zijn dan ik hierboven stel: u zult de ene
patiënt wel, en een andere geen inzage
geven omdat de een daar beter mee om
kan gaan dan de ander. Dan blijft voor
mij toch nog een punt over: waarom
produceren de labs alleen maar van die
gortdroge rijen met getallen en nietszeg-
gende tekst? Waarom wordt dat niet
eindelijk eens inzichtelijker gemaakt,
zoals dat bijvoorbeeld ook met de
labeling van koelkasten gebeurd is? Het
Amerikaanse tijdschrift Wired schreef
in 2010 met deze vraag een prijsvraag
uit en het resultaat was verbluffend.
Kijk eens naar de huidige rapportage
van een cholesteroltest (figuur 1) en de
vernieuwde vorm (figuur 2).
Waar zou uw voorkeur naar uit gaan?
Welk van de twee vormen biedt het
beste uitgangspunt voor een goed
gesprek met de patiënt die tegenover
u zit? Zou de nieuwe uitgave kunnen
helpen om de leefstijl van de patiënt te
bespreken (en te veranderen)? Als we
nu eens het samenwerkingsverband
van de huisartsenlaboratoria, de SAN,
zouden uitdagen om met een voorstel
voor een nieuwe, hedendaagse en
landelijke uitgave van de rapportage te
komen? Ik weet zeker dat uw patiënten
er dan wel aan toe zijn om de uitslagen
van het diagnostisch onderzoek in te
zien - en er iets mee te doen.
Jeroen Cornelissen
Eigenaar van
iC25 en lid van NZE
Daar zijn mijn patiënten echt niet aan toe
Slimmerorganiseren
Figuur 1: Huidige rapportage cholesterol-test.
Figuur 2: Vernieuwde rapportage cholesterol-test.
‘Je leert je in de rol van een ander verdiepen’
Spel van samenwerken én onderhandelenEen fictieve gemeente met 170.000 inwoners, waar de zorgvraag groeit en de druk op de eerste lijn toeneemt. Waar zorg in de buurt het motto wordt en de zorgconsument zijn eigen type zorgaanbieder kan kiezen. Hoe wordt daar het spel gespeeld? Hoe realiseren eerstelijnszorg, ziekenhuizen en verzekeraars een gezamenlijk zorgplan? Zonder extra financiële middelen.
De ROS 1ste Lijn Amsterdam speelde
vorig jaar met 80 deelnemers in vier
groepen het spel Schellingland. Met
drie soorten eerstelijnszorgverleners
(gezondheidscentrum, zorggroep,
vrijgevestigde huisartsen), twee
verzekeraars, het ziekenhuis, een
patiëntenorganisatie en een adviesbu-
reau. Partijen die zich moeten beraden
op hun positie in de snel veranderende
gezondheidszorg, die dagelijks met
begrippen als klantgerichtheid,
transparantie, samenwerking, veilig-
heid, betaalbaarheid en ondernemer-
schap om de oren worden geslagen.
Zij hebben een dagdeel de tijd om in
de huid van een ander te kruipen en
al spelend te gaan samenwerken én
onderhandelen over een toekomstbe-
stendig zorgplan in hun gemeente.
In elkaars rol stappenAnne Annegarn, Pien van Langen
en Willemien Rietman van 1ste Lijn
Amsterdam blikken samen met spel-
leidster Janneke Steijns van Twynstra
Gudde, enthousiast terug op het spel.
‘Deelnemers moeten zich verdiepen
in de rol van de ander, van een partij
die zij altijd aan de andere kant van
de tafel zien zitten, waarmee ze tot
samenwerking moeten komen. Met
hulp van de beschrijvingen van de
rollen, zie je dat de deelnemers snel
in elkaars rol stappen en vervolgens
direct gaan handelen op basis van
hun spelopdracht. Het beraden op een
strategie wordt al gauw overgeslagen.
Vooral de professionals in de eerste lijn
worden door de inhoud van hun vak
gedreven. Terwijl het juist de bedoeling
is dat zorgverleners met elkaar een
oplossing proberen te vinden voor
Het spelmateriaal van Schellingland.
Spelers onderhandelen over een toekomstbe-stendig zorgplan voor hun gemeente.
32 De EErstElijns MAART 2012
De EErstElijns MAART 2012 33
Spel van samenwerken én onderhandelen
reacties van deelnemers
‘Het is een erg leuke ervaring om samen met collega’s en andere betrokke-nen een zorgnetwerk in een gemeente op te bouwen,’ reageert fysiothera-peut Paul Römer. Vanuit zijn praktijk in Fysiotherapie & Sportrevalidatie op het Amsterdamse Java-eiland meldt hij al korte lijntjes met zorgverleners en ervaring met ketenzorg te hebben. ‘Dit spel is waardevol omdat je met andere partijen op gelijkwaardig niveau kunt samenwerken. Ik heb echt moeten groeien in mijn rol als voorzitter van de patiëntenorganisatie.’
Jacqueline de Wit, huisarts in het Gezondheidscentrum Banne Buiksloot in Amsterdam-Noord, speelde tijdens het spel de rol van zorgverzekeraar. ‘Ik heb me leren inleven in de marktpositie van een verzekeraar. Zijn belang loopt niet altijd parallel met dat van zorgverleners in de eerste lijn. In de gemeente Schellingland ontvangt de eerste lijn een beloning als ze ervoor zorgt dat het ziekenhuis geen taken van de eerste lijn overneemt. Toch moet je samenwerken, dat stimuleert dit spel uitstekend. Al is het wrang dat de politieke werkelijkheid de eerste lijn straft als ze zich versterkt.’
Verloskundige Joke Klinkert, manager van het Echocentrum Ite Boerema in Amsterdam, was bestuurder van gezondheidscentra. ‘Je staat in de
schoenen van een totaal andere partij, je moet door zijn bril kijken en beseffen wat in die rol voor jou belangrijk is. Dat geeft een goed inzicht in de verhoudingen in de zorg. Het kostte me moeite om als verloskundige in het spel rond de huisarts te participeren, een rol als gynaecoloog was me misschien beter afgegaan. Het spel werkt volgens mij het beste als de deelnemers in gelijke mate zijn geïnformeerd.’
Groepen die willen samenwerken
Het spel Schellingland is met steun van de LVG ontwikkeld door Twynstra Gudde. Het is geschikt voor groepen zorgverleners en bestuurders die naar samenwerking in hun regio streven, zoals ROS’en, GGD’s, zorggroe-pen en gezondheidscentra. Het spel kan door een of meer groepen van 15 – 20 deelnemers worden gespeeld. Het duurt een tot twee dagdelen. Na het spel volgt een evaluatie waarin de vertaalslag naar de eigen praktijk wordt gemaakt. Meer informatie: Janneke Steijns ([email protected]) op telefoon-nummer 033 467 76 01. Contactpersoon bij 1ste Lijn Amsterdam is Anne Annegarn, telefoon 020 344 53 85.
organisatieproblemen in de zorg. Dat is
de boodschap.’
Keihard werkenHet spel reikt de bagage aan om
een gezamenlijk zorgplan voor de
gemeente te ontwikkelen. Al spelend
leren de deelnemers coöperaties aan
te gaan, elkaar een hand te reiken
op basis van strategisch inzicht en ter
vergroting van hun invloed. ‘Er wordt
keihard gewerkt in de vier uur die het
spel duurt. Het besef dat samenwerking
nodig is, groeit met het uitvergroten
en vereenvoudigen van de werkelijk-
heid die in het spel zit ingebakken.
Schellingland is een metafoor voor de
werkelijke wereld. Waarin bijvoorbeeld
zorgverzekeraars met zorggroepen en
gezondheidscentra contracten afsluiten,
maar niet met solerende huisartsen.
Waarin de substitutie van de tweede
naar de eerste lijn moet worden
afgedwongen, doordat de zorgverzeke-
raar voor de zorg aan chronisch zieken
alleen een contract tekent met de eerste
lijn. Waarin een specialistisch consult
wordt ingebouwd zonder het openen
van een ziekenhuis-dbc. Samenwerken
blijkt profijtelijker dan concurreren.
Ervaring die beklijftSchellingland bevat middelen om de
druk op te voeren. Gebeurtenissen
passeren de revue, bijvoorbeeld via een
uitgebrachte krant, er zijn aanvullende
opdrachten. ‘Het wordt een “pres-
surecooker”, de tijdsdruk gaat een rol
spelen. Deelnemers zijn verrast door
de echtheid van de ontstane problema-
tiek en ervaren dat de eerstelijnszorg
een belangrijke rol moet spelen in de
toekomstige zorgmarkt. Ze realiseren
het maatschappelijk belang van hun
bijdrage. De spelsituatie laat managers
en professionals op een meeslepende
manier de nieuwe context in relatie
tot de eerste lijn en hun eigen gedrag
daarin ervaren. Het is een ervaring die
beklijft!’
Tekst: Kees Kommer
34 De EErstElijns MAART 2012
De sterren staan gunstig voor de eerste lijn
Dimensies van geïntegreerde eerstelijnszorg (II)De uitdaging voor de eerste lijn is groot. Met een toenemende zorgvraag en een roep om substitutie vanuit intramuraal naar extramuraal. Voor deze uitdaging is een professionele geïntegreerde eerstelijnsinfrastructuur noodzakelijk om op een robuuste, veilige en betrouwbare wijze de zorg te kunnen leveren. De laatste jaren heeft de eerste lijn met de opkomst van ge-zondheidscentra, huisartsenposten en recent zorggroepen veel aan organisatiekracht gewonnen. In deze bijdrage gaat Marc Bruijnzeels in op de dimensies van integratie die een belangrijke rol spelen bij de vorming van professionele geïntegreerde eerstelijnssamenwerkingsorganisaties.
Drieluik
Dit is het tweede deel van een drieluik over geïntegreerde zorg. In dit deel wordt aandacht be-steed aan de vormen en dimen-sies in de geïntegreerde zorg, plus de stappen die de organisa-ties daarin kunnen zetten. Voor extra informatie download nu de gratis Whitepaper vanaf de site van het Jan van Es Instituut: www.jvei.nl
Figuur 1: In welke mate is sprake van segre-gatie, afstemming, coördinatie of integratie? Een spinnenweb kan het verbeterpotentieel zichtbaar maken.
In de literatuur over samenwerking
tussen zorgorganisaties worden zes
dimensies onderscheiden. Alle zes
dimensies zijn van belang en dienen
op een of andere wijze te worden
betrokken bij een robuust geïntegreerd
eerstelijnssamenwerkingsverband.
Een samenwerkingsverband in de
zorg start meestal met een vorm van
klinische integratie. Voor een patiënt
met enkelvoudige of meervoudige
gezondheidsproblemen maken
zorg- en hulpverleners afspraken met
elkaar over de wijze waarop de totale
zorg vanuit lichamelijk, psychisch en
sociaal perspectief wordt verzorgd.
De aansluiting bij de behoefte van het
individu staat centraal.
Mensgericht in alle facettenVerschillende fasen van integratie
kunnen worden onderscheiden,
van voortdurend ad hoc overleg
en verwijsbrieven tot een integraal
casemanagementsysteem, ondersteund
door ICT en coördinerend personeel.
Kenmerkend voor de geïntegreerde
eerste lijn is dat deze zorg niet over
één zorgpad of groep aandoeningen
gaat (zoals bij het Chronic Care Model),
maar over de totale behoefte van een
mens. Mensgerichte zorg in al haar
facetten is hierbij het uitgangspunt voor
een eerstelijnssamenwerkingsverband.
Deze mens is echter niet uniek en
leeft in een populatie. Deze populatie
heeft kenmerken en eigenschappen.
De geïntegreerde eerste lijn betrekt
deze populatie-eigenschappen in de
volle breedte bij haar zorgaanbod.
Klinische integratie stopt dus niet bij
de enkelvoudige zorgpaden van unieke
patiënten.
Multidisciplinaire standaardenIndien klinische integratie niet meer
over één patiënt, maar over meerdere
patiënten met of dezelfde of meerdere
gezondheidsproblemen gaat, ontstaan
vormen van professionele integratie.
Bij deze professionele integratie maken
zorgverleners met elkaar afspraken
over de vorm van zorg en door welke
professional deze wordt geleverd.
Tevens worden afspraken over de
kwaliteit gemaakt. Scholing, standaar-
den, intercollegiale toetsing, kwaliteits-
systemen zijn de activiteiten die hierbij
horen. Momenteel lijkt een multidisci-
plinaire toetsing met feedback op basis
van indicatoren het hoogst haalbare.
Binnen de eerste lijn is de professio-
nele integratie nog niet van de grond
gekomen. Monodisciplinair wordt er
volop gezamenlijk nageschoold en
teruggekoppeld. Multidisciplinaire
standaarden, zoals de LESA’s, zijn nog
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2012
1
2
3
4
organisatie integratie
klinische integratie
professionele integratie functionele integratie
normatieve integratie
1 segregatie2 afstemming3 coördinatie4 integratie
Dimensies van geïntegreerde eerstelijnszorg (II)onvoldoende geïmplementeerd en
worden vrijwel nooit als uitgangspunt
van activiteiten in een regio genomen.
De verschillen in beroepscultuur en
de schotten in de financiering maakt
professionele integratie zeer lastig.
Betere informatievoorzieningNaast en na de professionele integratie
ontstaat behoefte aan functionele
integratie. Dat wil zeggen ondersteu-
ning van het primaire (klinische)
proces door afspraken over functies
die meer het karakter van het back-
office hebben, zoals ICT, personeel,
financiën. Op het continuüm van
een gesegregeerd naar een volledig
geïntegreerd systeem wordt het
samenwerkingsverband geconfron-
teerd met allerlei vraagstukken rond
detachering, gedeeld personeel,
gedeelde geldstromen en verschillende
ICT systemen. Bij functionele integratie
zijn ondersteuningsstructuren kansrijk.
Beheersorganisaties van zorggroepen,
back-offices van gezondheidscentra
en gedeeld ingehuurde professionals
bieden mogelijkheden. Voor de eerste
lijn is informatiemanagement een acute
noodzaak geworden. Met de roep om
transparantie over de geleverde zorg-
verlening en het gebrek aan inzicht in
de kenmerken van de eigen populatie,
is een betere informatievoorziening
voorwaarde voor overleving.
Verscheidenheid in verschijningFunctionele integratie is een belangrijke
randvoorwaarde voor de stap naar
organisatorische integratie. Bij organisa-
torische integratie gaat het vooral over
de governance structuren en aanstu-
ring. De vergelijking met de theorieën
over samenwerking tussen organisaties
is opmerkelijk: van een gesegregeerd
systeem waar veel uitwisseling via
marktachtige structuren plaatsvindt
naar een volledig geïntegreerd systeem,
waarin organisaties met elkaar gefu-
seerd zijn tot een nieuwe entiteit. In die
tussenfase zien we heel veel verschij-
ningsvormen, waarin allerlei verander-
kundige principes van samenwerking
dienen te worden toegepast om de
volgende stappen te kunnen zetten.
De eerste lijn verkeert grotendeels in
deze tussenfase, waarin een enorme
verscheidenheid aanwezig is.
Omgeving bepalend voor succesDwars door deze schijnbare opeen-
volging van dimensies dient aandacht
te worden besteed aan de normatieve
integratie. De mate waarin de missie,
visie en doelen worden gedeeld door
de betrokken actoren is mede bepalend
voor het succes van de samenwerking.
Een gedragen collectieve ambitie helpt
bij het realiseren van een effectief
samenwerkingsverband. Voor elk van
de dimensies (klinisch, professioneel,
functioneel en organisatorisch) is het
van belang om normatieve integratie te
bewerkstelligen.
Tenslotte spreekt men in de literatuur
over systemische integratie. Deze
dimensie handelt over de externe
omgeving waarbinnen het samenwer-
kingsverband zich bevindt. Andere
actoren, zoals professionals binnen
gemeenten, verzekeraars, intramurale
instellingen, welzijnsorganisaties, en
andere factoren, zoals financierings-
systeem, economisch groeipotentieel,
arbeidsmarkt, dienen op enigerlei wijze
samen te hangen met het eerstelijns-
samenwerkingsverband. De mate
waarin sprake is van meer of minder
systemische integratie (de omgeving
stimuleert of belemmert de vorming
van geïntegreerde eerste lijn) is mede
bepalend voor het succes.
Duidelijke onderstroomDe sterren voor de eerste lijn staan wat
betreft externe omgeving zeer gunstig.
Buiten de tijdelijke incidenten rond
de bezuinigingen, is de onderstroom
duidelijk gericht op de ontwikkeling
naar meer geïntegreerde populatiege-
richte zorg- en dienstverlening. Voor
de andere dimensies van integratie
kan een organisatie of een samenwer-
kingsverband bepalen in welke mate er
sprake is van segregatie, afstemming,
coördinatie of integratie. In een spin-
nenweb (Zie Figuur 1) kan men dan
het verbeterpotentieel zichtbaar maken
en gebruiken als bespreekdocument in
de eigen organisatie of het samenwer-
kingsverband. Diverse instrumenten
zijn beschikbaar om de mate van
integratie vast te stellen. Een exercitie
waarvan u in uw samenwerkingsver-
band veel plezier zult hebben.
Marc Bruijnzeels
De EErstElijns MAART 2012 35
Onderstroom is gericht op meer
geïntegreerde populatiegerichte zorg
36 De EErstElijns MAART 2012
Palliatieve netwerken zorgen voor samenhang in de zorg
‘Een grote organisatorische uitdaging’“In een beschaafde samenleving wordt het levenseinde niet genegeerd, maar met respect en liefdevolle aandacht omgeven.” Zo begint een brief van 13 januari jl. van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner (VWS) aan de Tweede Kamer. Ze wil de palliatieve zorg zo dicht mogelijk rondom de patiënt organiseren. “Palliatieve zorg is van wezenlijk belang om de kwaliteit van leven in de laatste levensfase te waarborgen, waarvan waardig sterven vanzelf-sprekend onderdeel uitmaakt.”
‘Wat je nu in de praktijk ziet, is dat
patiënten in hun laatste levensfase
(te) vaak niet de zorg krijgen die zou
moeten. Dat komt door onbekende
onbekwaamheden bij zorgverleners
en door onvoldoende afstemming,
waardoor patiënten te vaak verplaatst
moeten worden tussen de verschil-
lende zorgsettings. Terwijl ze natuurlijk
evenveel recht op kwaliteit van zorg
hebben als degenen die niet in de
finale fase van hun leven zitten,’ aldus
Ad Standaart, projectleider “Onderzoek
en ontwikkeling palliatieve netwerken”
en verbonden aan Bureau Obelon uit
Rotterdam. Om
de pallia-
tieve
zorg te stroomlijnen en naar een hoger
niveau te brengen, zijn palliatieve
netwerken ingericht: gebiedsgerichte
voorzieningen die erop gericht zijn de
samenhang tussen zorgorganisaties in
de palliatieve fase te bevorderen.
Standaart: ‘Het is voor zorgprofessionals
niet makkelijk om de overgang van
cure naar de begeleiding van palli-
atieve zorg te maken. De algemene
opvatting is dat je deze vorm van
zorg pas goed op de rails krijgt als er
sprake is van palliatieve netwerk-
zorg, bijvoorbeeld door betere
overdrachten van het ziekenhuis
naar de eerste lijn. Doordat er
veel te verbeteren valt aan de
huidige situatie, zouden veel
meer mensen dan nu
het geval is
thuis kunnen overlijden. Er worden te
veel patiënten onnodig in ziekenhuizen
opgenomen en te lang behandeld.
Patiënten en zelfs zorgverleners hebben
vaak onvoldoende zicht op de moge-
lijkheden die er zijn om die laatste fase
in de eigen omgeving door te maken.’
Rol huisartsVolgens Ad Standaart kunnen huisart-
sen een belangrijker rol spelen in de
palliatieve zorg dan ze nu veelal doen.
‘Ze willen de regierol maar krijgen
deze vaak niet. Een van de problemen
is dat op netwerkniveau, dus het
organiseren van de zorg en het creëren
van samenhang hierin, huisartsen
onvoldoende vertegenwoordigd zijn.
Dat is wel logisch, want ze kunnen
niet in alle gremia participeren. Toch
wreekt zich hier de zwakte in de
organisatie van de huisartsenzorg op
“tactisch niveau”. Soms bieden ROS’en
mogelijkheden in de relatie tot pallia-
tieve netwerken, zeker als een palliatief
netwerk met een ROS verbonden is. Bij
onze presentatie van het rapport “Op
weg naar palliatieve netwerkzorg” aan
de netwerkcoördinatoren in september
vorig jaar, hebben we de relatie met
de huisartsenzorg als een belangrijk
thema naar voren gebracht. Er zijn
goede voorbeelden van huisartsen
Er worden te veel patiënten onnodig
in ziekenhuizen opgenomen en te lang
behandeld
‘Een grote organisatorische uitdaging’
De EErstElijns MAART 2012 37
die actief zijn binnen netwerken, vaak
oudere artsen met veel ervaring in de
palliatieve zorg.’
ANW als knelpunt‘Deze succesverhalen en de factoren
die hierin een rol spelen, hebben we
afgezet tegen praktijkvoorbeelden van
netwerken waar het moeizamer gaat.
Wat goed blijkt te werken, is om huis-
artsen persoonlijk aan te spreken op
de zorginhoud. Palliatieve netwerken
lopen vaak stuk op huisartsenorgani-
saties. Begrijp me goed: dat huisartsen
tot nu toe onvoldoende participeren
in palliatieve netwerken heeft niets te
maken met een gebrek aan betrok-
kenheid van hun kant. Ze doen in de
praktijk veel voor hun eigen palliatieve
patiënten. Een bekend knelpunt is de
avond-, nacht en weekenddienst. De
jonge, relatief onervaren huisartsen
doen de meeste diensten. Een nachte-
lijk bezoek aan een palliatieve patiënt
onder de grote druk en vaak paniek
van de naasten, vraagt veel ervaring en
kennis van wat er thuis nog mogelijk is.
De druk van de situatie leidt daardoor
soms onnodig tot ziekenhuisopname.
Een hoger aantal onnodige ziekenhuis-
opnames tijdens de avonden, nachten
en weekenden is binnen palliatieve
netwerken een bekend fenomeen.’
Belangrijke schakelfunctiePalliatieve zorg is netwerkzorg.
Organisatie is dus een heel belangrijke
component en dat is een verantwoor-
delijkheid van een palliatief netwerk.
‘Soms zijn er gaten in de verbindingen
tussen de verschillende zorgverleners
die bij het verlenen van palliatieve
zorg betrokken zijn. De netwerken
kunnen een belangrijke schakelfunctie
vervullen om die gaten op te vullen
en de transmurale zorg te verbeteren,’
stelt Standaart. ‘De palliatieve fase
is bij uitstek een organisatorische
uitdaging en vraagt om samenwerking
tussen ziekenhuizen, huisartsen,
VVT-organisaties, hospices, Wmo-orga-
nisaties, pastorale zorg, vrijwilligers en
mantelzorgers. Ziekenhuizen moeten
zich bewuster zijn van de noodzaak
van een zorgvuldige multidisciplinaire
overdracht naar de ambulante sector.
Daar mag je veronderstellen dat er een
kwalitatief goed arrangement georga-
niseerd is voor de zorg in die laatste
fase.’
Soort landelijk programmaNetwerken palliatieve zorg kunnen
een belangrijke rol spelen in het
tot stand brengen van de gewenste
verbeteringen. De afgelopen tien jaar
hebben ze veel bereikt, maar voor
de volgende fase zijn ze niet altijd
toegerust, zo blijkt uit de rapportage
die Obelon met de Erasmus-universiteit
opstelde. De onderzoekers brachten
38 De EErstElijns MAART 2012
rapport “Op weg naar palliatieve netwerkzorg”
De initiatiefnemers van het project “On-derzoek en ontwikkeling palliatieve net-werken”, Janneke Koningswoud (Calando, Palliactief), Wim Jansen (Vumc en Agora) en Huub Schreuder (coördinator NWN), zijn gedreven door de grote mogelijkheden die er bestaan om de palliatieve zorg in Neder-land te verbeteren. In de stuurgroep van het project nemen Kris Vissers, hoogleraar Nijmegen (voorzitter), Janneke Konings-woud, Janny Verseput (ELS), Jolanda Roe-lands (Fibula) André Rhebergen (Agora) en Leo Kliphuis (LVG) deel. Het rapport is te downloaden op www.obelon.nl/publicaties.
de effectiviteit van palliatieve netwerken in kaart
op basis van een unieke, veelzeggende respons
van 100 procent. Palliatieve netwerken moeten
programmatisch van karakter zijn in de zin dat
ze gericht zijn op de zwaktes van de palliatieve
zorg in het werkgebied. Hun aandacht loopt langs
twee hoofdlijnen: de versterking van ketens en
het toegankelijk maken van schaarse kennis. Er
is nog onvoldoende sprake van een landelijk
beleidskader voor palliatieve netwerken. ‘Dat is
de grote makke van dit moment, ook in relatie
met hun netwerkpartners. Netwerkcoördinatoren
moeten gewicht in de schaal kunnen leggen om
partners te bewegen zich meer in te spannen voor
samenhangende, palliatieve zorg. Door het ontbre-
ken van dat landelijk beleidskader zijn ze teveel
afhankelijk van het krachtenveld binnen de regio’s
waarin ze opereren. Er wordt inmiddels gewerkt
aan een landelijke ondersteuningsstructuur,
waarbinnen de netwerken in een soort landelijk
programma kunnen werken aan de palliatieve
netwerkzorg,’ aldus Ad Standaart.
Tekst: Reinold Vugs/Tekeningen: Mirjam Vissers
In 2011 is op 1 juli de regeling correctie privégebruik auto
gewijzigd. Tegen de regeling van zowel voor als na die datum is
bezwaar aan te tekenen. Het maximale voordeel bedraagt de
volledige btw-correctie privégebruik auto die over 2011 is aan-
gegeven. De eerstelijns Accountant biedt haar cliënten de moge-
lijkheid om collectief bezwaar in te dienen; de kosten blijven dan
beperkt tot 50 euro exclusief btw per bezwaar.
Tegen de regeling die gold tot 1 juli 2011 is bezwaar aan te
tekenen als de werkgever een groot aantal personenauto’s aan
zijn werknemers, mede voor privégebruik, ter beschikking stelt.
In het bezwaarschrift kan het standpunt zijn dat
1. in het geheel geen btw verschuldigd is
2. voor alle auto’s, ongeacht de bijtelling voor de loon-/inkom-
stenbelasting, de btw-correctie voor privégebruik moet
worden berekend als 14% (lager percentage dan voorge-
schreven) van 12% van de cataloguswaarde van de auto’s.
De correctie privégebruik kan ook bestreden worden wegens
mogelijke strijdigheid met de europese btw-regelgeving en for-
meelrechtelijke beginselen.
Ook de huidige regeling (van na 1 juli 2011) is te bestrijden. Als
hoofdlijn geldt dat de ondernemer al de btw op de autokosten
in aftrek brengt (als hij recht heeft op btw-aftrek) en btw aan-
geeft in verband met privégebruik. Hij kan dit doen op basis van
werkelijk gebruik (als een kilometerregistratie wordt bijgehou-
den) of op basis van een nieuwe forfaitaire regeling. In dat laatste
gevalbedraagtdebtw-heffinginverbandmetprivégebruik2,7%
van de catalogusprijs (inclusief BPM en btw).
De nieuwe regeling bevat onduidelijkheden over de btw-af-
dracht als werknemers een eigen bijdrage voor het privégebruik
betalen. Voorheen was de werkgever btw verschuldigd over die
eigen bijdrage, terwijl deze in de nieuwe regeling achterwege
blijftmitsdeforfaitaireheffingwordtaangegeven.
een bezwaarschrift moet binnen zes weken na de betaling van
de btw-aangifte zijn ingediend.
Heeft u hierover vragen of wilt u deelnemen in het collectieve
bezwaar? Neem dan contact op met Remco ter Steege (remco.
[email protected], De Eerstelijns Accountant bij Mazars. Meer
informatie: http://www.mazars.nl/Startpagina/Nieuws/Nieuws/
Auto-en-BTW-mogelijkheid-tot-bezwaar. Op deze pagina kunt
u zich aanmelden voor deelname in het collectieve bezwaar:
http://m4.mazars.nl/popup.aspx?partid=720
Bezwaar tegen btw-correctie privégebruik auto 2011
De EErstElijns MAART 2012 39
Leergang laat kennis maken met besturenMet de professionalisering van de zorgorganisaties wordt er steeds meer van bestuurders gevraagd. Een goed inzicht in het krachtenveld van de belangen van overheid en politiek, van patiënten en professionals en van de ontwikkeling van brancheorganisaties, is een vereiste. Voor een kennismaking met het besturen, ontwikkelden de CIHN en de LHV-Huisartsenkring Nijmegen en Omstreken de leergang ‘Besturen? Zo werkt het!’
Meer weten?
Deze informatie is geleverd door Marion Borghuis en Theo Voorn van de CIHN, door Jaap Schreu-der, tot 1 januari 2011 voorzitter van de Huisartsenkring Nijmegen e.o. en door Angelique Schreu-der, programmacoördinator van Besturen? Zo werkt het! Meer informatie: www.cihn.nl.
De bestuurder anno 2011 moet zijn
positie weten te bepalen in de relatie
met de verzekeraars en een idee
hebben wat ervoor nodig is om een
zorgorganisatie te kunnen leiden.
Een huisartsenpraktijk runnen is iets
anders dan de kar trekken van een
zorginstelling. Voor de versterking van
de eerstelijnszorg is het van belang
dat de zorgprofessionals de regie in
handen houden en van betekenis
blijven in de zorg. Dat lukt alleen
als zij hun bestuurlijke verantwoor-
delijkheid serieus nemen, menen de
CIHN - de regionale huisartsenpost
én regionale zorggroep van Nijmegen
e.o. - en de Huisartsenkring Nijmegen
e.o. Zij ondernemen sinds enige tijd
pogingen de drempel te verlagen voor
toetreding tot het bestuur. Omdat de
jongere generatie zich wat terughou-
dend opstelt, zijn ze zelf bestuurders
gaan opleiden.
Praktijk staat vooropDe ‘Nijmeegse’ leergang bestaat uit tien
modules, verdeeld over tien maanden.
Elke module heeft een thema en
behandelt één of meer aspecten die
binnen dat thema van belang zijn.
Aan de hand van theorie, literatuur en
praktijkopdrachten worden deelnemers
voorbereid op het uitoefenen van een
bestuurstaak. Het accent ligt op de
praktische toepassing. Vandaar ook
de keuze om ervaringsdeskundigen
de verschillende onderwerpen te
laten begeleiden. Ook wordt begrip
gekweekt voor de verantwoordelijkhe-
den en taken die bij bestuurlijk werk in
de zorgsector horen.
Het programma is op huisartsen
afgestemd, zowel heel ervaren als pas
beginnend.
Ook andere beroepsgroepen?Inmiddels zijn zowel het pilotpro-
gramma met veertien deelnemers als
het tweede programma met veertien
deelnemers afgerond. Deelnemers
oordelen positief over de doelstel-
lingen van de leergang (cijfer 7,7). Uit
evaluatie blijkt wel dat meer specifieke
training van bestuurlijke vaardigheden
en verdieping in een vervolgtraject
wenselijk zijn. De kennismaking met
besturen via deze leergang voorziet
in een behoefte. Dat is voor de CIHN
en Huisartsenkring Nijmegen e.o.
voldoende reden verder te gaan op
de ingeslagen weg en de scholings-
behoefte te onderzoeken bij andere
beroepsgroepen die bestuurders nodig
hebben.
Initiatiefnemers van de leergang Theo Voorn (links) en Jaap Schreuder bespreken met huisarts Patricia Pulles waarom het zo belangrijk is dat jonge collega’s hun steentje bijdragen aan het besturen van de eerste lijn.
40 De EErstElijns MAART 2012
Philips Nederland heeft het weten-
schappelijke onderzoek in nauwe
samenwerking opgezet met een
team van onafhankelijke Europese
artsen van ondermeer topklinisch
ziekenhuis Medisch Spectrum Twente,
de Universiteit van Antwerpen en de
Duitse Universität Witten/Herdecke. De
artsen zijn gespecialiseerd in slaap-
stoornissen en apneu. De Nederlandse
ApneuVereniging, Universiteit van
Twente en arbo- & gezondheidsdienst
HumanCapitalCare zijn partner in dit
grote onderzoek. ‘Om de perfecte
vragenlijst op te stellen, is begin
2011 vooronderzoek gedaan onder
200 personen. Met die resultaten kon
een gevalideerde vragenlijst opgezet
worden om op wetenschappelijke
wijze slaapapneu te screenen’, licht drs.
Michiel Eijsvogel, longarts en voorzitter
van de wetenschappelijke commissie
van het slaaponderzoek, toe. ‘Door het
grote aantal mensen dat meedeed aan
het onderzoek, krijgen we beter inzicht
in de aard en de omvang van de ziekte
slaapapneu. Slaapapneu kan leiden tot
hart- en vaatziekten, diabetes, maar
ook hevige stress; die vervelende
gevolgen willen we voorkomen. Deze
nieuwe screeningsmethode geeft
de wetenschap niet alleen nieuwe
kennis, maar maakt ook een betere en
snellere herkenning van de aandoening
mogelijk.’
A Good Night’s Sleep with Philips Philips heeft samen met een team van slaapartsen, wetenschappers aan de Universiteit van Twente, HumanCapitalCare en de ApneuVereniging een grootschalig slaaponderzoek uitgevoerd onder de eigen medewerkers. Ruim 4.000 van de 14.000 Philips medewerkers in Nederland deden mee aan het wetenschappelijke onderzoek waarin slaap in relatie tot gezondheid centraal stond. Het onderzoek richtte zich op een snellere en betere vaststelling van slaapapneu. Het lijkt te bevestigen wat de wetenschappers al dachten: veel meer mensen hebben slaapapneu dan de huidige cijfers aantonen. De definitieve analyse moet dit vermoeden nog bevestigen.
Met 28 vragen het risico opsporen
De gevalideerde Questionnaire omvat 28 vragen. Bij de persoonlij-ke gegevens moet naast leeftijd en lengte ook het gewicht worden ingevuld. Daarna volgen vragen over het voorkomen en het vo-lume van snurken en of omstanders wel eens hebben gemerkt dat het ademen plotseling even stopt. Er wordt geïnformeerd naar het vermogen tot concentratie en slaperig worden bij het autorijden of het tv-kijken. Waarna de betrokkenen moet invullen hoe hij de kwaliteit van de slaap ervaart. De verwerking van deze gegevens in een door de Universiteit van Twente ontwikkelde rekenformule leidt tot een van de volgende conclusies:• het risico op slaapapneu is minimaal;• erisvervolgonderzoekmeteenPhilipsRespironicsflowmeter
naar de luchtstroom nodig;• het risico op slaapapneu is hoog, geadviseerd wordt een
Polysomnografie(PSG)-slaaponderzoekineenslaapkliniektelaten doen. Hierbij worden tijdens de slaap diverse metingen uitgevoerd die met de ademhaling samenhangen.
Van de ruim 4.000 deelnemers aan het onderzoek bij Philips kre-gen zo’n 800 het advies om een vervolgonderzoek te ondergaan meteenPhilipsRespironicsflowmeter;400medewerkerskregenhet advies om direct een PSG-slaaponderzoek te laten uitvoeren.Hiernaast deden 70 patiënten met de diagnose slaapapneu mee aan het onderzoek; zij vormden de controlegroep.
Snellere herkenning apneu is mogelijk
Toename door obesitasepidemieEijsvogel weet waarover hij spreekt: hij
is meer dan een kwart eeuw bezig met
diagnostiek, onderzoek en behandeling
van het obstructieve slaapapneusyn-
droom. ‘Ik heb lang moeten nadenken
over deelname aan dit onderzoek.
Want ik ben arts. Artsen zijn curatief
bezig met cliënten die klachten
hebben. Bij screening, het doel van dit
onderzoek, werk je preventief. Over dat
principe wordt in de medische wereld
verschillend gedacht.’ Belangrijke reden
voor zijn deelname is dat apneu vaak
voorkomt. ‘Twintig jaar geleden bij
twee procent van de vrouwen en bij
vier procent van de mannen. Sindsdien
is de kans op slaapapneu vergroot naar
misschien wel zeven of acht procent als
gevolg van de obesitasepidemie.’
Apneuvoorspellende vragenlijstEen snelle herkenning van de ziekte is
volgens de voorzitter van de Apneu-
Vereniging, Piet-Heijn van Mechelen,
hard nodig. ‘De ziekte zit verstopt, veel
mensen weten niet eens dat ze apneu
hebben.’ Als projectmanager van het
slaaponderzoek A Good Night’s Sleept
with Philips, licht hij verder toe: ‘Apneu
kan leiden tot onherstelbare schade
terwijl het eenvoudig te bestrijden is.
Het duurt nu nog gemiddeld vijf tot
acht jaar voordat de diagnose gesteld
wordt. Voor ons als ApneuVereniging
is zo’n groot en gedegen slaapon-
derzoek de gouden kans om actuele
en betrouwbare cijfers te krijgen.
Bovendien levert dit slaaponderzoek
voor het eerst een apneu-voorspellende
vragenlijst op. Ongelofelijk belangrijk
als je bedenkt wat de risico’s van
onontdekte apneu zijn voor mensen en
bedrijven. Neem bepaalde beroepen
zoals treinmachinisten, piloten en
chauffeurs. Een jaarlijkse check of
screening op apneu kan veel ellende
voorkomen.’
Stap vooruit in diagnose en behandeling‘Philips ontwikkelt voortdurend
oplossingen die helpen bij een goede
nachtrust,’ zegt Wim van Winden, lid
van de directie van Philips Benelux.
‘Denk aan onze producten voor de
behandeling van slaapapneu, oplos-
singen voor mensen die moeite hebben
in slaap te vallen, of de Wake-up
Light. Met dit onderzoek nemen we
niet enkel maatschappelijke verant-
woordelijkheid. Het is een duidelijke
investering in innovatie waarmee we
een belangrijke stap vooruit kunnen
zetten in de diagnose en behande-
ling van slaapstoornissen. Daarnaast
willen we als goed werkgever met
dit onderzoek voorkomen dat onze
werknemers onbewust en onnodig lang
gebukt gaan onder de gevolgen van
slaapapneu.’ Hij voegt er aan toe: ‘Met
dit slaaponderzoek geven we concreet
inhoud aan Philips als een organisatie
die zich met zijn producten richt op het
verbeteren van de gezondheid en het
welzijn van mensen. Ik ben trots dat
we dit als werkgever kunnen doen.’ Als
financiële man belicht hij de business
case: ‘Die is positief, de kosten vallen
in het niet als je nagaat welke kosten
apneu voor de maatschappij met zich
meebrengt. Dan hebben we het nog
niet over het persoonlijk leed dat deze
‘sluipmoordenaar’ kan veroorzaken. Als
we apneu vroegtijdig kunnen opsporen
en die mensen behandelen, voorkomen
we onvoorstelbaar veel persoonlijke
ellende, ziekteverzuim en medische
kosten.’
Opsporingsmethode zeer toegankelijk en laagdrempelig ‘Het onderzoek heeft landelijk en
internationaal grote betekenis,’ besluit
Piet-Heijn van Mechelen. ‘Na jaren
beschikken we zeer binnenkort
over actuele cijfers over hoe vaak
de aandoening voorkomt in een
‘gezonde’ populatie. Dat is schrikken.
Het bevestigt wat velen al vermoeden
dat deze aandoening veel meer voor
komt dan gedacht. Dat komt de
bewustwording en opsporing zeer ten
goede. De door Philips ontwikkelde
opsporingsmethode is zeer toegankelijk
en laagdrempelig. Bedrijven, bedrijfs-
artsen en huisartsen hebben zo een
eenvoudig instrument in handen om bij
mensen het risico op slaapapneu op te
sporen of uit te sluiten.’
A Good Night’s Sleep with Philips
De EErstElijns MAART 2012 41
A D V E R T O R I A L
42 De EErstElijns MAART 2012
Goede gesprekstechniek essentieel voor effectieve leefstijladvisering
‘Praktijkondersteuner loopt zichzelf wel eens voorbij’Zelfmanagement, eigen verantwoordelijkheid en gezond gedrag. Begrippen die steeds meer worden gehanteerd, zeker bij chronische patiënten. Ze moeten meer zelf de verantwoordelijk-heid nemen voor hun eigen gezondheid. Met een goede leefstijl, gezond eten, voldoende bewegen, niet roken, beperkt alcolholgebruik. Lukt dat niet vanuit eigen kracht, dan moet de praktijkondersteuner hen daarin ondersteunen. Maar heeft zij dan voldoende bagage?
De praktijk is weerbarstiger. Dat blijkt
uit de MILD-studie van de Radboud
Universiteit Nijmegen. MILD staat voor
“Motivational Interviewing door prak-
tijkondersteuners om Leefstijlverande-
ringen bij patiënten met Diabetes type
2 te bewerkstelligen”. Een mond vol.
Kort gezegd gaat het om onderzoek
hoe praktijkondersteuners de leefstijl
kunnen verbeteren van diabetespatiën-
ten. Renate Jansink houdt zich hiermee
bezig. Ze is, naast junior onderzoeker
op de afdeling IQ healthcare, werk-
zaam als adviseur bij Stichting OOGG,
de ROS in het Gelders Rivierenland en
de Gelderse Vallei.
Leefstijladviezen‘Praktijkondersteuners geven leefstijl-
adviezen aan patiënten met diabetes
type 2’, heeft Renate vastgesteld.‘ Dat
doen ze nauwgezet, empatisch en met
overtuiging. Het leidt echter niet tot het
resultaat dat ze daarvan verwachten.
De adviezen leiden nauwelijks tot
gedragsverandering. Dat is natuurlijk
frustrerend. Wat gaat er dan mis?’
Renate en collega’s hebben dertien
praktijkondersteuners gevraagd welke
belemmeringen ze ondervinden bij
de voorlichting over gezonde leefstijl.
‘Deze hebben we vervolgens geanaly-
seerd op het niveau van de praktijkon-
dersteuner, de praktijkorganisatie en de
patiënt.’
Voorbij lopen‘Praktijkondersteuners zijn bevlogen,
voelen zich betrokken bij de patiënten
en hebben het beste met hen voor. Dat
leidt tot adviezen over goede leefstijl
en bij het niet-bereiken van resultaten,
tot nog veel meer adviezen. Het lastige
is dat dit vaak juist tot weerstand leidt
bij de patiënt. Zo lang hij namelijk zelf
niet bereid is tot verandering, zal dat
niet gebeuren. De praktijkondersteuner
loopt als het ware de patiënt voorbij.
Ze moet op het niveau van de patiënt
gaan zitten, welke doelen heeft hij,
welke motivatie is er om de doelen
te bereiken? De praktijkondersteuner
zal zich de juiste gesprekstechniek
eigen moeten maken. Daarnaast
lopen praktijkondersteuners tegen het
probleem aan dat er vaak te weinig tijd
is om uitgebreid in te gaan op aanpas-
singen in de leefstijl. Als patiënten
De praktijkondersteuner loopt als
het ware de patiënt voorbij
De EErstElijns MAART 2012 43
‘Praktijkondersteuner loopt zichzelf wel eens voorbij’
eigen oplossingen moeten aangeven,
kost dat veel tijd. Op een “ouderwetse”
manier adviseren gaat sneller.’ Dat
leidt tot teleurstelling aan beide zijden.
De patiënt hoort het aan, maar doet
er niets mee, de praktijkondersteuner
heeft te hoge verwachtingen en raakt
gedesillusioneerd.’
Zelf inzicht krijgen‘Volgens praktijkondersteuners moeten
patiënten zelf meer inzicht krijgen in
hun leefwijze, de mogelijkheden tot
verandering en het belang daarvan.
Ze overschatten vaak hun eigen
leefstijl, denken dat ze gezond eten
of voldoende bewegen, terwijl dat
niet het geval is. Kennis bijbrengen
is de eerste stap, daar moet het
beginnen.’ Uit de literatuur blijkt dat
“motivational interviewing” kan helpen
bij de ondersteuning van patiënten
op leefstijlverandering, omdat deze
techniek de intrinsieke motivatie van
patiënten aanwakkert, zodat ze zelf
echt willen veranderen. Dat betekent
met de patiënt de balans opmaken, de
voor- en nadelen van veranderingen
op een rijtje zetten, samenvatten,
reflecteren en stimuleren. Hier ging het
vervolgonderzoek over. Renate: ‘We
hebben een trial opgezet met bijna 70
praktijkondersteuners. De helft daarvan
is getraind in motivational interviewing,
de andere helft vormde de controle-
groep. We hebben in de voormeting
en na veertien maanden, tijdens de
nameting, gegevens verzameld. Daarbij
hebben we gekeken naar de gespreks-
voering van praktijkondersteuners door
middel van video-opnames en naar de
leefstijlverandering bij patiënten met
diabetes type 2.’ Omdat de uitkomsten
van deze trial nog niet gepubliceerd
zijn, kan Renate hier helaas nog niks
over zeggen.
Coaching ontbreektRenate ziet in dat het voor praktijkon-
dersteuners niet makkelijk is om deze
techniek aan te leren en vol te houden.
‘Op de werkplek is er geen directe
terugkoppeling, coaching ontbreekt.
Van nature zijn ze vaak oplossingsge-
richt, terwijl motivational interviewing
een andere houding vereist. Het is
goed om in een intervisiegroep de
vaardigheden te bespreken, zodat
ze minder snel in oude patronen
vervallen.’ Het is duidelijk: alleen met
de kreten “zelfmanagement” en “eigen
verantwoordelijkheid” verbetert de
leefstijl niet. De juiste gesprekstechniek
is essentieel om de patiënten inzicht te
geven in hun leefwijze en te motiveren
tot gezonder gedrag.
Tekst: Gerda van Beek
De handvatten van renate jansink
Haar MILD-studie leidt tot handvatten voor de praktijk, waar de ROS gebruik van kan maken. Renate geeft bij Stichting OOGG adviezen aan
huisartsen over praktijkondersteu-ning. Ze ondersteunt hen bij de aanvraag en invoering ervan in de huisartspraktijk.Enthousiasme over training
De gemiddelde leeftijd van de onderzoeksgroep is 44 jaar, met zo’n drie jaar ervaring met een diabetesspreekuur. De helft van de praktijkonder-steuners heeft eerder gewerkt als praktijkassistente. In de opleiding was er meestal niet veel aandacht voor communicatietechnieken.Alle praktijkondersteuners in dit onderzoek kregen vier dagdelen een in-tensieve training; de controlegroep kreeg de training achteraf. Vier dagde-len is het dubbele van hetgeen volgens de literatuur voldoende moet zijn. ‘Ze waren zo enthousiast over de training dat ze zelf vroegen om nog een extra dagdeel. Dat hebben we gedaan’, glimlacht Renate.
Renate Jansink: ‘De intrinsieke motivatie van de patiënten aanwakkeren, zodat ze zelf echt willen veranderen.’
44 De EErstElijns MAART 2012
Het zorgportaal is een beveiligde
website waar de nieuwste technieken
en innovaties op het gebied van
e-health in de zorg samenkomen.
Gebruikers kunnen het antwoord
vinden op een vraag over ziektes
en welzijnsvraagstukken zonder dat
hiervoor bij een hulpverlener hoeft te
worden aangeklopt. Zelfmanagement is
het sleutelwoord. Hulpverleners kunnen
belangrijke informatie uitwisselen door
via internet snel en veilig uitslagen
van onderzoeken met elkaar te delen.
Ook voor ondernemers die actief zijn
in de zorg, biedt het zorgportaal een
plek waar ze hun internetgerelateerde
producten en diensten ter beschik-
king kunnen stellen. Het portaal staat
open voor alle organisaties in de zorg
en past in de gemeentelijke strategie
om de zorgeconomie te versterken.
Vandaag de dag vormt de zorg met
zo’n 60.000 arbeidsplaatsen en een
geschatte jaaromzet van 2,5 miljard
euro, na de dienstensector, de grootste
economische sector van Rotterdam.
Binnen enkele jaren zal de zorgsector
naar verwachting uitgroeien tot de
grootste economie van de stad.
In de volle breedteZijn er al concrete resultaten te
melden, bijvoorbeeld een daling van
zorgkosten? ‘Daarvoor is het nu nog te
vroeg,’ zegt Weggelaar. ‘Het zorgportaal
is pas sinds de zomer van 2011 echt
‘live’, daarvoor zaten we nog in de
ontwikkelingsfase. De verwachting is
dat we tegen de zomer van 2012 met
Professionals en burgers samen op Zorgportaal Rijnmond
Eén digitaal loket voor zorg en welzijnZorgportaal Rijnmond is een digitaal platform voor zowel burgers als zorgverleners. Wie snel en makkelijk zijn weg in zorg- en welzijnland wil vinden, belandt op het informatie- en communicatieknooppunt voor preventie, zorg en welzijn in de regio Rijnmond. Anne Marie Weggelaar is programmamanager van het Zorgportaal: ‘We willen het gemak van burgers en zorgprofessionals vergroten en via het portaal zorgen voor een adequate informatie-uitwisseling door alles op één plek beschikbaar te stellen.’
Consortium
Definanciering(ongeveer1,6miljoeneuro)vanhetZorgportaal(startseptember 2009) heeft een looptijd van drie jaar; daarna moet het project zelfstandig verder kunnen. Het consortium dat zich inzet om Zorgportaal Rijnmond succesvol uit te voeren, bestaat uit Erasmus Medisch Centrum, Sint Fransiscus Gasthuis, Stichting RijnmondNet, Star Medisch Diagnostisch Centrum, Zorgimpuls, instituut Beleid en Management Gezondheidszorg van de Erasmus Universiteit, Brink& Zorg en Leene Communicatie. Meer over de resultaten over het afgelopen jaar is te vinden in de jaarrapportage, te downloaden op www.zorgportaalrijnmond.nl
De EErstElijns MAART 2012 45
Binnen enkele jaren is de zorg de
grootste economie van Rotterdam
cijfers kunnen komen. Uit internatio-
naal onderzoek, met name uit de VS
en Engeland, blijkt dat vergelijkbare
projecten rond onder andere zelfma-
nagement hebben geleid tot kostenda-
lingen en ook een positieve uitwerking
hebben op het gevoel van welbevinden
van mensen. Zonder een voorschot op
de uitkomsten te willen nemen, mogen
we ervan uitgaan dat dit voor Zorgpor-
taal Rijnmond niet anders zal zijn.’
Het gaat om zorg en welzijn in de volle
breedte, dus vanaf de eerstelijns- tot
en met derdelijnszorg. Om het portaal
- of portal - tot een succes te kunnen
maken, is een breed draagvlak vereist.
‘Wat de aansluiting van zorgverleners
betreft, lopen we voor op de planning.
De medewerking van de gemeente
Rotterdam helpt enorm, wèl kunnen
er nog flinke slagen worden gemaakt
als het gaat om het vergroten van
de betrokkenheid van de kant van
zorgverzekeraars. Er is veel belangstel-
ling vanuit andere regio’s voor ons
project en elders zijn er vergelijkbare
initiatieven in gang gezet.’
Verschillende toepassingenHet digitale loket biedt toegang tot
verschillende toepassingen. Wegge-
laar: ‘Het afgelopen jaar stonden vijf
deelprojecten centraal: Zorginfo TV,
de ontwikkeling van een medisch
kerndossier met patiëntgegevens van
burgers, de implementatie van de
Digitale VraagWijzer, Zelfmanagement
Dagboeken voor chronische ziekten en
een Mantelzorgapplicatie. De Digitale
VraagWijzer is opgezet om patiënten
en hun mantelzorgers te helpen om
antwoorden te vinden op vragen op
het gebied van zorg, welzijn en wonen.
Met het kerndossier zijn we nog volop
bezig. De pilot met een groep mensen
die hun patiëntgegevens ter beschik-
king hebben gesteld, is achter de rug.
We willen dat alle burgers inzicht
krijgen in hun gegevens van zorg- en
welzijnstrajecten bij zorgverleners. De
data worden verzameld in een medisch
kerndossier dat door de patiënt zelf
beheerd kan worden en waar anderen,
met toestemming van de patiënt,
toegang toe kunnen krijgen. De regie
berust bij de patiënt en dat is een groot
verschil met het landelijke EPD. Dit jaar
gaan we een grote slag maken, want
tien instellingen in de regio Rijnmond
hebben aangegeven dat ze mee gaan
werken aan de ontwikkeling van het
medisch kerndossier. Hierdoor hopen
we aan het eind van dit jaar 20.000
patiënten een medisch kerndossier te
kunnen aanbieden.’
Voorlichting aan patiënten‘De pilot Zorginfo TV is inmiddels
geëvalueerd. Met Zorginfo TV kan via
het zorgportaal (groeps-)patiënten-
voorlichting gegeven worden. Hiervoor
gebruiken we software waarmee een
groep patiënten via een beveiligde
videoverbinding live contact heeft met
hun zorgverlener die uitleg geeft. Met
getypte berichten kunnen patiënten
meteen vragen stellen en reageren. We
hebben het programma getest onder
patiënten met taaislijmziekte. Uit de
evaluatie bleek, dat het vooral bekeken
werd door ouders en veel minder door
jonge patiënten, die eigenlijk onze
doelgroep vormen. Pubers vonden
de voorlichting vaak te medisch en
niet interactief genoeg. De groep had
juist behoefte aan antwoorden op
alledaagse vragen als: wanneer vertel
ik over mijn ziekte als ik verliefd word?
Deze informatie wisselden ze liever
met elkaar uit via een forum op inter-
net. De feedback uit de pilot hebben
we gebruikt om het programma aan te
passen en nog eens kritisch te kijken
naar de invalshoek van andere onder-
werpen die nog aan de orde komen,’
aldus Anne Marie Weggelaar.
Tekst: Reinold Vugs
spider Award 2011
Zorgportaal Rijnmond is winnaar van de Spider Award 2011, de prijs voor het meest vernieuwen-de en doelmatige ICT-project in de zorg van het vakblad ICTzorg. ‘Steeds meer zorgverleners sluiten zich aan. Het project kan als een katalysator werken en vervult een voorbeeldfunctie voor soortgelijke initiatieven,’ aldus juryvoorzitter Eric Bas-sant. De prijs werd op dinsdag 8 november vorig jaar uitgereikt tijdens het jaarlijkse ICTzorg-congres in Ede.
De homepage van Zorgportaal Rijnmond.
Anne Marie Weggelaar neemt de Spider Award 2011 in ontvangst.
46 De EErstElijns MAART 2012
Masterclass
Bijdrage aan integratie en organisatieGeïntegreerde eerstelijnszorg wordt bij een groeiende zorgvraag gezien als een effectieve oplossing. De organisatiegraad in de eerste lijn neemt toe, maar vergt verdere ontwikkeling. Eerstelijns/ROS-adviseurs ondersteunen organisaties en processen die leiden tot beter georganiseerde en geïntegreerde zorg. Het Jan van Es Instituut biedt hen scholing.
Arie Jongejan, directeur Caransscoop,
ziet dat de Masterclass en de Leergang
voor (nieuwe) ROS-adviseurs elkaar
aanvullen. Daarnaast is het cursusaan-
bod complementair aan het inwerk-
programma van Caransscoop: ‘Zowel
jonge als ervaren adviseurs hebben
veel te halen bij de cursus.’ Behalve
dat nieuwe ROS-adviseurs kennis
kunnen maken met het werkveld van
de eerste lijn, noemt Jongejan het een
groot voordeel dat het programma
door mensen uit het veld wordt
verzorgd. ‘Zo is het geen les, maar
een uitwisseling van ervaringen.’ Het
goede programma wordt volgens hem
onderbouwd doordat de inhoud en
vormgeving meegroeien met de actuele
ontwikkelingen en met de ROS’en.
‘Door deze flexibiliteit kan er verdie-
ping optreden’. De mogelijkheid voor
deelnemers uit de verschillende regio’s
om met elkaar te sparren, is volgens
hem echt een toevoeging. ‘Daarvan
kun je als adviseur veel leren.’
Masterclass biedt praktische tools
Voor Anja de Leeuw, senior ROS-
adviseur bij Robuust (Rose-Phoenix) en
deelnemer aan de Masterclass 2011, is
het ontmoeten en leren van collega-
adviseurs uit andere regio’s de grootste
waarde van de cursus. Daarnaast vindt
ze dat ze haar inhoudelijke kennis over
de eerste lijn heeft kunnen aanscher-
pen: ‘Er wordt echt een verdiepingsslag
gemaakt.’ Hiervoor kreeg zij handvat-
ten aangereikt om de vertaalslag van
de theorie naar de praktijk te maken.
Zo kreeg zij door het college van
Wilfrid Opheij (Twynstra Gudde)
inzicht in de essentie en dynamiek van
samenwerken. ‘De meerwaarde was dat
aan de eigen casus praktisch inzicht
werd gegeven.’
Leren van elkaarWillem Goedhart, adviseur ROSA, nam
deel aan de Leergang voor Nieuwe
ROS-adviseurs. Hij benadrukt de
waarde van het intensieve contact met
collega ROS-adviseurs: ‘Omdat mensen
over hun situatie in hun regio vertellen
kom je op nieuwe ideeën voor je regio.’
Goedhart vond het prettig te starten
met theorie over de rol van de ROS’en
en het speelveld. ‘Daarna hebben we
ons meer op relatie- en praktijkniveau
gericht: entree verwerven, je rol
afsluiten, een gelijkwaardigheid in
relatie krijgen. Ook hebben we advies-
stijlen doorgenomen. Als beginnend
adviseur vond ik het interessant om te
zien welke stijlen ik kan toepassen. Dat
maakt het makkelijker om bewust te
kiezen voor een stijl.’
Competenties, informatie, netwerkMet de gewenste competenties voor
ervaren adviseurs als uitgangspunt
wordt de Masterclass opgedeeld in
kennis, vaardigheden, attitude en
persoonlijkheid. Deze worden over vier
blokken verdeeld in veertien colleges,
trainingen en werkbijeenkomsten,
met een spreiding over ongeveer acht
maanden. Dit biedt veel ruimte voor
verdieping van kennis en inzicht en
voor persoonlijke ontwikkeling.
De Leergang voor nieuwe ROS-advi-
seurs brengt de complexe structuur van
de eerstelijnszorg in kaart en maakt
deelnemers vertrouwd met wet- en
regelgeving, structuur en financiering
van de zorg, gevolgd door focus op
het proces van ondersteuning en
adviesvaardigheden. Door de leergang
bouwen deelnemers snel een collegiaal
netwerk op.
Tekst: Loes van Amsterdam en Marieke Habraken
De EErstElijns MAART 2012 47
De Eerstelijns is een platform voor
strategie en innovatie in de eerste lijn.
ISSN: 2210-643X
UitgaveDe Eerstelijns BV, Postbus 5034,
5201 GA ’s-Hertogenbosch,
T 073 6104657, E [email protected]
RedactieKees Kommer, hoofdredacteur
T 06 53726097, E [email protected]
Leo Kliphuis [email protected]
Jan Erik de Wildt
T 06 51821078, E [email protected]
Aan dit nummer werkten meeGerda van Beek, Marc Bruijnzeels,
Jeroen Cornelissen, Corina de Feijter,
Ad van Gorp, Miriam de Kleijn, Ann Kusters,
Michiel Lugt, Bart Nijs, Aldien Poll,
Mirjam Vissers, Reinold Vugs
Redactie-adviesraadJenny van Binsbergen, Marc Bruijnzeels,
Jolanda Buwalda, Arie Jongejan,
Adrienne van Strien, Pascale Voermans,
Frederik Vogelzang
AdvertentiesMarjon Zijlstra, accountmanager
T 06 28 845812,
AbonnementenJaarabonnement, 10 uitgaven: € 66,-.
Prijs wijzigingen voorbehouden.
Informatie en opgave: Abonnementenland
T 0900-ABOLAND of 0900-2265263
(€ 0,10 per minuut).
W www.bladenbox.nl voor abonneren,
W www.aboland.nl voor adreswijzigingen
en opzeggingen (8 weken voor afloop van
de abonnementsperiode).
Meer informatie, ook over collectieve
abonnementen: www.de-eerstelijns.nl.
Disclaimer: zie www.de-eerstelijns.nl
FotografieHans Oostrum
VormgevingKnijnenburgproducties.nl
Eerstelijns Agenda08-03 LVG Expertsessiest/m Bijeenkomsten rond 11 ambities
21-03 Utrecht, Almere, Nieuwegein
www.lvg.org
09-03 Congres organisatie & financiering van de CVA-ketenzorg UMC Utrecht
9.30 – 17.00 uur
www.juliuscentrum.nl
22-03 Multidisciplinaire zorg Het voorbeeld Houten
Expo Houten
10.00 – 15.00 uur
www.reedbusinessevents.nl
24-03 Huisartsbeurs Service maakt beter
Jaarbeurs, Utrecht
9.30 – 18.00 uur
www.huisartsbeurs.nl
29/30-03 Congres samenhang zwv, awbz en Wmo San Marino
www.unitzorginnovatie.nl
30-03 Nationale Diabetesdag 2012 Jaarbeurs, Utrecht
10.00 – 16.30 uur
www.nationalediabetesdag.nl
05-04 Congres Kanteling, poortwachters, mantelzorg, indicatiestelling en schaarste in de awbz, de Wmo en de Wet op de Jeugzorg Julius Centrum Utrecht
www.unitzorginnovatie.nl
11/12-04 2012: Nederlands Congres Volksgezondheid 2.0 Vu medisch centrum, Amsterdam
www.ngvgz.nl
24-04 Van samen bereiden naar samen aan tafel Congres Landelijk Actieprogramma
Zelfmanagement
Mediaplaza, Utrecht
10.00 – 16.30 uur
www.zelfmanagement.com/congres
27-04 De Verpleegkundige Praktijk De Eerstelijns en Jan van Es Instituut
’t Spant, Bussum
www.de-eerstelijns.nl
11-05 Congres Digitaal Regionaal Berichtenverkeer Julius Centrum en Stichting Innovatieve Projecten (OIZ) www.stipoiz.nl en www.unitzorginnovatie.nl
‘Creatief en taboedoorbrekend’. Dat vond de jury van het winnende idee voor betere ouderenzorg, dat recent is beloond met de MSDCARE Award en € 15.000,- voor de uitvoering van het idee. Wilt u weten welk voorstel heeft gewonnen? Kijk op www.msdcareaward.nl.
De vele inzendingen hebben laten zien dat het bruist van ideeën om de ouderenzorg te verbeteren. Vanuit de gedachte dat veel goede voorstellen hun weg niet vinden naar de praktijk, heeft MSD de MSDCARE Award in het leven geroepen.
De winnaar heeft een fi nanciële bijdrage gekregen om het idee verder ten uitvoer te brengen. Er zijn echter nog andere goede voorstellen waar u wellicht een bijdrage aan wilt leveren – in de vorm van advies, een samenwerking of sponsoring.
Kijk daarom op www.msdcareaward.nl aan welk idee u wilt bijdragen. Betere ouderenzorg willen we immers allemaal.
MSD ontwikkelt en produceert innovatieve medicijnen, die voor patiënten het verschil kunnen maken tussen middenin het leven staan of je hiervoor te ziek voelen. Daarbij vinden we het onze verantwoordelijkheid om samen met partners een bijdrage te leveren aan het verder verbeteren van de kwaliteit van de zorg.
Dank voor uw voorstellen om de ouderenzorg te verbeteren!
0113
GEN
12N
L205
2J01
12
MSDCARE2052J Adv Award A4.indd 1 07-02-12 10:09